Auschwitz Bulletin, 2011, nr. 01
-
Upload
nederlands-auschwitz-comite -
Category
Documents
-
view
362 -
download
1
description
Transcript of Auschwitz Bulletin, 2011, nr. 01
Jaargang 55 nr.1, januari 2011
HerdenkingsnummerThema: Vreemdelingenhaat
Reis 2010 naar de kampen in Polen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 2-1-11 11:43 Pagina 1
WIE WAS ANNE FRANK?Haar leven, het Achterhuis en haar dood
AS A
NN
EFRA
NK?
Postbus 575 | 1250 AN Laren | Tel.: +31 (0)35 52 32 998 | [email protected] | www.verbum.nl
Also published in English
Haar leven, het Achterhuis en haar dood
Koop dit boek
r leveaaH
en, het Achte
erhuis en ha
aar dood
21|575subtsoP
Also published in
3+:.leTTe|neraLNA052
n English
i|899232553)0(13 ww|ln.mubrev@ofn ln.mubrev.ww
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 44
43
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vluchten envluchtpogingen uitdeportatietreinen
Vorig jaar is mijn moeder via via in contact gekomen met een
Berlijnse promovenda.
Zij schrijft een proefschrift over vluchten en vluchtpogingen uit
deportatietreinen in WO II uit Nederland, België en Frankrijk.
Voor haar onderzoek doet ze veel research in deze landen, maar
in Nederland heeft zij tot dusver nog niet zoveel informatie
kunnen achterhalen bij de instanties, die haar bij haar zoektocht
kunnen helpen.
Mijn vader, Gerard Stoppelman, is destijds met een groep mensen
uit een deportatietrein van Westerbork naar Auschwitz gespron-
gen en zij hebben het overleefd.
Hij is helaas in 2003 overleden, maar mijn moeder en ik konden
de Berlijnse wel alle informatie geven die wij daarover hebben.
Ik heb beloofd haar te helpen bij het achterhalen van meer
informatie uit Nederland.
Er schijnt niet zoveel bekend te zijn over vluchten uit treinen,
terwijl je mag aannemen dat er vast meer mensen die gok
gewaagd hebben.
Vorig jaar is deze oproep al geplaatst in de Benjamin en de
Waffel, waarop veel reacties zijn gekomen, tot zelfs uit Israel!
Weet u van andere vluchtpogingen uit deportatietreinen of kent
u iemand, die er meer over weet, laat u het mij weten.
Met vriendelijke groeten,
Elly Peijs-Stoppelman
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
Foto © Joost Guntenaar
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
HerdenkingFebruaristaking /Joods Verzetvrijdag 25 februari 2011in Amsterdam
De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dok -
werker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt
deze keer plaats op vrijdag 25 februari 2011 en begint om 16.45
uur.
Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam zal een
korte toespraak houden. Daarna worden enkele gedichten voor-
gedragen. Het defilé langs de Dokwerker start om 17.00 uur
wanneer de klokken van de Zuiderkerk en de Mozes en Aäron -
kerk luiden.
Voorafgaand aan deze herdenking vindt er om 14.00 uur een
herdenking plaats van het Joods Verzet bij het monument hoek
Zwanenburgwal/Amstel.
Rosette Kats zal daar een korte toespraak houden. Deze plech-
tigheid eindigt rond 15:15 uur.
In de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein is gelegenheid
om tussen de twee herdenkingen een kopje koffie te drinken.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 43
VreemdelingenhaatNeemt vreemdelingenhaat toe in Nederland? Je zou het wel den-
ken wanneer je de haatdragende uitspraken leest die tegenwoordig
steeds vaker gedaan worden, of hoort van de ergerniswekkende
incidenten die zich steeds regelmatiger, zo lijkt het, voordoen.
Reden voor de redactie om deze vraag tot thema van het
Herdenkingsnummer 2011 van het Auschwitz Bulletin te maken. En
om die vraag vervolgens aan een reeks van auteurs en direct betrok-
kenen met verschillende achtergrond voor te leggen. Er is op ons
verzoek om hun zienswijze in een artikel of door middel van een
interview weer te geven met grote bereidwilligheid gereageerd. Wij
zijn hen daar zeer erkentelijk voor. De rubriek Opinie is er mee
gevuld.
Het ‘tweede been’ waarop dit nummer rust is de rubriek Herdenken.
De reis van het comité in 2010 naar de kampen in Polen bepaalt met
twee grote bijdragen een belangrijk aspect ervan. Andere kanten
komen aan bod in twee boeiende interviews en in de presentatie
van een opvallend monument. Een beschouwing over de ontwikke-
ling van de omgang met oorlogstrauma’s kan, zij het misschien meer
op afstand, zeker ook tot ‘herdenken’ gerekend worden.
Naast deze grote ‘afdelingen’ zijn er ook in dit nummer weer als vast
terugkerende onderdelen de column en de recensies van een aantal
belangrijke boeken die onlangs verschenen zijn.
Het is een Herdenkingsnummer met daarin, natuurlijk, ook weer
een verhaal van Ida Vos. Het is zoals gewoonlijk aangrijpend en ont-
roerend. Èn met een inhoud die verbindingslijnen heeft met het
thema, waarvoor wij deze keer gekozen hadden. Daarmee lijkt de
cirkel gesloten. – H.S.
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen
de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -
gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
2 Inhoud Auschwitz Bulletin 55ste jaargang, nr. 1, januari 2011. Verschijnt 4x per jaar
3
4
6
8
10
11
12
14
16
17
18
20
23
25
28
30
32
39
34
36
40
31
42
43
43
Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011
Opinie
Geen heimwee, een andere richting / Leonard Ornstein
Een soms onrustbarende vergelijking / Anet Bleich
Bestrijden van haat op Internet - helpt dat ? / Ronald Eissens
Bloeme Evers-Emden is zeker niet bang, wèl heel boos /
Margreet Fogteloo
Angst door een verdeelde samenleving / Emilie Kuijt
Homo’s, Marokkanen … doe d’r (zelf) iets aan!
/ Naomi Koster
De betekenis van de strijd over het bouwen van moskeeën /
Peer Sluiters
Samen staan we sterker; Sinti en Roma in Nederland /
Beki Galjus
Column
Vrouwenvolk / Simon Soesan
Herdenken
Omgaan met het oorlogstrauma in Nederland /
Jolande Withuis
Interview met Ronald Leopold, directeur AFS / Max Arian
‘Zij wachten op hun beurt’ / Elly Touwen-Bouwsma
De Reis Polen 11/2010 / Jeroen Schilt
‘Sleutels tegen het vergeten’ / Theo van Praag
In gesprek met Lous Steenhuis – Hoepelman / Emilie Kuijt
Cultureel
Post uit de vergetelheid / Carry van Lakerveld
Fietsen / een verhaal van Ida Vos
Cultureel / Boekbespreking
De memoires van Max Cahen / Bertje Leuw
Advocaten in de oorlog / Willem van Bennekom
Recent verschenen / Marjon de Klijn
Berichten
Reis-2011 naar concentratiekampen in Polen
13e Hartog Beem Prijs
Vluchten en vluchtpogingen uit deportatietreinen, een oproep
Herdenking Februaristaking / Joods Verzet
De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden
mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -
heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’
en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom
van harte aanbevolen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 2
3
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Op zondag 30 januari organiseert het Nederlands Auschwitz
Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz-
herdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van
Jan Wolkers) in het Wertheim park in Amsterdam. Aansluitend
vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam,
Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam.
Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekman -
zaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan
de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee ge -
schon ken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het
Wertheimpark.
De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van
burge meester Eberhard van der Laan van Amsterdam, gevolgd
door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en
muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en
organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen.
Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 29 januari,
tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van
het Stadhuis, ingang Waterlooplein.
U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar ver-
voer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of
tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegen-
over de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de
mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeen-
komst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt
u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte
Amstelstation).
Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeer-
garage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op
de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de par-
keergarage onder het wooncomplex Valkenburger straat-ingang
Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in
het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen par-
keren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar
alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400
is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit alle-
maal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.
LunchbijeenkomstHotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunch-
bijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst
dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.
In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de
opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het
Auschwitz Comité.
Het programma samengevat:
10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekman -
zaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofd ingang
aan de Amstelzijde
11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark
11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument
12.15 uur: vertrek van bussen naar Hotel Casa 400
Amsterdam
12.30 uur: lunchzaal van Hotel Casa 400 open
13.00 uur: begin lunchbijeenkomst
15.30 uur: einde lunchbijeenkomst
Tot ziens op 30 januari!
Nederlands Auschwitz Comité
Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011
Zondag 30 januari 2011
© Foto Dirk P.H. Spits
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 3
42
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
BeeldenIn de vorige eeuw was fotograaf Boris Kowadlo (1911-1959) een
begrip in de Joodse gemeenschap van Nederland. Jarenlang
legde hij met zijn camera beelden vast van de kleine overgeble-
ven groep Joden na 1945. Na zijn dood raakten zijn foto’s in ver-
getelheid. De naam Kowadlo is echter niet verloren gegaan in het
Joods Historisch Museum. Het museum kwam in contact met de
dochter van de fotograaf, Ruda Kowadlo, en zij wilde graag mee-
werken aan een onderzoek naar haar vader. Bij de in haar bezit
gebleven documenten, was ook een schrift dat de in het Jiddisch
geschreven memoires van haar vader bevatte. Het JHM presen-
teert nu tot 6 maart 2011 een tentoonstelling van en over Boris
Kowadlo. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling is het boek
verschenen dat wij hier signaleren.
Bernadette van Woerkom (red.), Boris Kowadlo; Fotograaf tussen
herinnering en toekomst.
Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam
2010, (168 blz.), ISBN 9789040 077470, € 19,95
Boris Kowadlo aan het werk in Israël, 1950-1952. (foto Zwi Sadan [RK])
13e Hartog Beem Prijs
Deze prijs, sedert 1983, wordt uitgereikt voor een recente
Nederlandse masterscriptie over Joodse geschiedenis en
cultuur door een auteur onder de 35 jaar, voltooid na 1 mei
2007. De hoogte van de prijs bedraagt €1.250.
De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden
in Nederland, die de prijs uitlooft, doet dat dit jaar voor het eerst
in samenwerking met het Menasseh ben Israel Instituut. De
inzendtermijn sluit op 1 maart 2011.
Inzendingen dienen te worden gericht aan het Menasseh ben
Israel Instituut, Postbus 16737, 1001 RE Amsterdam, ter attentie
van David Wertheim.
Inzendingen dienen in viervoud gevat te zijn in een envelop zon-
der vermelding van afzender. Informatie over naam, adres en
geboortedatum van de inzender dient te worden aangeleverd in
een bijgesloten blanco envelop, waarop alleen de titel van de
scriptie is vermeld.
Inzendingen zullen namens de Commissie voor de Geschiedenis
en de Cultuur van de Joden in Nederland door een jury, bestaan-
de uit prof.dr. J. Frishman (voorzitter), prof.dr. K. Hofmeester en
prof.dr. W.Jac. van Bekkum worden beoordeeld.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het MbII
tel. 020-5310325, fax 020-5310311, email: [email protected]
Het Menasseh ben Israel Instituut is een academisch samenwer-
kingsverband van de Universiteit van Amsterdam en het Joods
Historisch Museum.
Ber ichten
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 42
41
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
BelevenissenDe gebeurtenissen uit de periode 1940-1945 hebben blijkbaar
nog zoveel zeggingskracht dat ze regelmatig in publieke discus-
sies worden gebruikt om iets te zeggen over de maatschappij van
nu. De ‘echte’ geschiedenis – de gewapende strijd, het verzet, de
slachtoffers – heeft minder te maken met de Nederlandse herin-
nering aan de oorlog en de bezetting. In dit boek is niet zozeer
een geschiedenis van de oorlog zichtbaar gemaakt, maar van het
veranderende beeld van die oorlog gedurende de laatste vijfen-
twintig jaar. De belangrijkste nationale en internationale sociale
en politieke ontwikkelingen, die de Nederlandse herinnering aan
WO-II sinds 1989 hebben beïnvloed, komen aan bod. Dit boek
laat in 48 bijdragen zien hoezeer het verleden van de Duitse en
Japanse bezetting nog steeds een open zenuw is. In 11 ervan
speelt de Japanse bezetting van Nederlandsch-Indië een rol. Zo
worden bijvoorbeeld de verschillen tussen de herinneringen van
ouders en hun kinderen belicht. De volwassenen praten over de
ellende van het kampleven, terwijl de kinderen vinden dat hun
ouders er of echt niet waren, doordat zij bijvoorbeeld gevangen
zaten, of niet echt waren, omdat ze te veel aan hun hoofd had-
den.
In andere bijdragen wordt de betekenis van verschillende monu-
menten belicht zoals het Homomonument, het Kindermonument
en het Monument Joods Verzet 1940 – 1945. Ook wordt Settela
beschreven, het meisje met de witte hoofddoek dat naar buiten
kijkt uit de deuren van de treinwagon in Westerbork en nu ein-
delijk een naam heeft.
Madelon de Keizer en Marije Plomp (Redactie), Een open zenuw; Hoe
wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren.
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, (558 blz.)
ISBN 9789035133686, € 34,95
Een uitgebreide recensie van dit boek zal verschijnen in een van de
volgende nummers van het Auschwitz Bulletin. Bovenstaande signalering
dient om de lezers er vast op te attenderen dat het ‘recent verschenen’ is.
Het veranderde Joodse leven tussen 1945 en 2010Dit boek begeleidt de tentoonstelling van dezelfde naam die in
het Joods Historisch Museum in Amsterdam gehouden wordt.
Daarin staan centraal de ervaringen van de Joden die hun leven
na de oorlog weer oppakten. Veel overlevenden dachten na de
oorlog dat de Joodse gemeenschap, die toen 28.000 mensen
telde, hier geen toekomst meer had. Een deel van hen vertrok,
onder meer naar Israël. In de jaren zeventig keerde het tij lang-
zaam en ontstond er weer een bloeiend Joods leven in
Nederland. Voor deze tentoonstelling hebben vele betrokkenen
materiaal aangedragen en hun persoonlijke ervaringen verteld.
Daarnaast is er in het boek in elf essays door toonaangevende
auteurs een dwarsdoorsnede gegeven van de belangrijkste
aspecten van de naoorlogse Nederlands-Joodse geschiedenis.
Hetty Berg (e.a.), Wie niet weg is, is gezien, Joods Nederland na 1945.
Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam
2010, (224 blz.), ISBN 9789040 077159, € 29,95
De tentoonstelling Wie niet weg is, is gezien is tot 8 mei 2011
te bezichtigen in het Joods Historisch Museum, Amsterdam.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 41
4 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
PenduleBoekt de mensheid vooruitgang? Worden we in de loop van de
geschiedenis humaner en beschaafder? Die vraag houdt me al
mijn hele leven bezig. Je hoopt van wel, maar weet beter. En toch
wil je je er niet bij neerleggen. De romanticus moet winnen van
de cynicus.
Zo vaak vinden in deze wereld gebeurtenissen plaats die we
nooit voor mogelijk hadden gehouden en toch gebeuren. Soms
ook in de positieve zin, evenzo vaak in de negatieve betekenis.
Het cliché kennen we allemaal: wie had vijfentwintig jaar geleden
durven denken dat in Zuid-Afrika zonder massaal bloedvergieten
de apartheid zou worden beëindigd? Helaas kan de pendule ook
de andere kant uitslaan: aan de andere kant van de aardbol ver-
loedert op een verschrikkelijke manier vandaag de dag een ooit
zo trotse natie: Mexico. Wie had vijfentwintig jaar geleden kun-
nen vermoeden dat aan de grens van de Verenigde Staten een
enorm land dreigt te veranderen in een falende staat waar totale
wetteloosheid heerst? Mexico is een land waar deze dagen nie-
mand met een geweten meer zeker is van zijn leven. Een land waar
wetteloosheid de norm is omdat de maffia en de drugsbendes
iedereen in hun greep houdt. En bij verzet, reageren zij genadeloos.
DemonstrantenIk zoek het dichterbij. Vijfentwintig jaar geleden stond ik voor het
toenmalige stadhuis in Amsterdam aan de OudeZijds Voor burg -
wal. Ik zie het nog voor me: een enorme groep demonstranten
met grote trommels. Ze demonstreerden tegen racisme en discri-
minatie in Nederland. Een vorm van onrecht dat in die dagen in
Nederland en zeker in Amsterdam nauwelijks bestond. Het was
een felle demonstratie met radicale krakers en politiek geënga-
geerde jongeren. Ik liep er langs en was toevallig toeschouwer.
Het waren de absolute hoogtijdagen van het politiek correcte
denken.
Racisme en discriminatie waren in Nederland begrippen uit het
verleden en hadden vooral betrekking op de rest van de wereld.
De meeste demonstranten kenden als klein kind niet eens een
donkere medeburger en waren opgegroeid met het gouden boek-
je Sambo, het zwarte jongetje. Sambo was hun eerste kennisma-
king met een gekleurde Nederlander. Die demonstratie die ik
voor het stadhuis zag was volkomen gratuite en vrijblijvend. In de
jaren ’90 heb ik zelf nog eens meegedaan aan een demonstratie
van Nederland Bekent Kleur op het Museumplein in Amsterdam.
Ministers, partijvoorzitters en Kamerleden van links tot rechts.
Iedereen was het met elkaar eens: alle racisten het land uit.
Tjonge, tjonge wat waren alle Nederlanders eensgezind. En als
in diezelfde tijd in Duitsland asielcentra achter elkaar in de fik
vliegen, dan wordt een kaartenactie gestart. Massaal stuurde
moralistisch Nederland een kaartje naar de oosterburen: Ich bin
wütend. Discriminatie en xenofobie zijn iets van andere volken.
Dat kwam hier niet meer voor.
Discriminatie en xenofobie zijn van alle tijden en van alle volken.
In ieder mens schuilt een bepaalde vorm van angst tegenover de
ander, in ieder mens huizen (onbewuste) vooroordelen. Dat bij je
eigen gemeenschap erkennen is een hele kunst. Het gaat er om
maat te houden en de toon van het debat waardig te voeren.
Artikel 1 van de GrondwetIn Nederland is dat heel abrupt gebeurd. Het is 2002 als Pim
Fortuyn in een vermaard interview met de Volkskrant grote
vraagtekens zet bij het discriminatieverbod. Artikel 1 van de
Grondwet, waarin dit verbod staat verwoord, zou een belemme-
ring zijn voor de vrijheid van meningsuiting.
Vanaf dat moment lijkt Nederland steeds meer in de ban van
‘Alles moet gezegd kunnen worden’. En veel wordt gezegd,
vooral in de politiek: van de kopvoddentax (alsof mensen die een
hoofddoek dragen een ‘kop’ in plaats van een ‘hoofd’ hebben)
tot quasi-stoere woorden over het uitzetten van Roma die voor
‘overlast’ zorgen. Politici uit Marokko of Turkije met een dubbel
paspoort belanden in het beklaagdenbankje. Andere maatstaven
gelden een paar jaar later voor een staatssecretaris met een
Zweeds paspoort. Zij wordt wel ingedeeld bij ‘ons’, Nebahat
Albayrak en Ahmed Aboutaleb zijn ‘de ander’.
Veel van onze politieke partijen publiceren dikke nota’s over
bevolkingsgroepen die niet snel genoeg integreren. De Neder -
Geen heimwee,een andererichting
Leonard Ornstein
Over racisme en discriminatie
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 4
5
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
landse identiteit is het nieuwe toverwoord. Dat is de norm. Het
is een misvatting te denken dat dit geluid alleen uit populistische
of rechtse hoek komt. De meeste linkse politici vinden het be -
langrijk om problemen te benoemen. Dat laatste woord ‘benoe-
men’ mag met recht als hét clichéwoord van het decennium
2000-2010 aangemerkt worden. Dat heet zogenaamd ‘de tijd-
geest’ te zijn. Ook al zo’n woord dat in het ‘woordenboek van
verboden clichés’ moet worden ondergebracht. Want als het is
benoemd, dan spreek je als politicus de taal van het volk en is het
probleem al half opgelost.
Toonhoogte van het debatIs er dan geen reden om af en toe eens hardop te zeggen wat er
fout is binnen een andere gemeenschap of bevolkingsgroep? Ja,
daar moet, daar mag geen taboe op rusten. Het gaat vooral om
de toonhoogte van het debat. Daaraan kun je beluisteren of het
om ‘corrigerende’ opmerkingen of haatdragendheid gaat. Dat
laatste krijgt nogal eens de overhand. Terwijl het eigenlijk niet zo
lastig zou hoeven zijn. Want zolang er maar wederzijds respect
uit de kritiek op een andere bevolkingsgroep spreekt, is er niet
zoveel aan de hand. Maar dat wederzijdse respect, dat wankelt
in deze tijd. Zelfs het woord respect is al besmet. Eerst was het
het favoriete woord van links om aan te geven dat ‘de allochto-
nen’ vooral gesteund moesten worden om hun eigen cultuur te
handhaven. Daarna werd het woord gekaapt door rechts en eiste
iedereen respect op. De ouderwetse vertaling van respect, tole-
rantie, daar schort het regelmatig aan en dat geeft het beeld van
een grimmige maatschappij.
Hans Janmaat werd in de jaren ’80 en ‘90 het leven zuur ge -
maakt door een standvastige rechterlijke macht. Voor zijn deur,
op het plein en in de straten stonden de tegenstanders. Janmaat
werd regelmatig voor de rechtbank gedaagd. Die demonstran-
ten van twintig jaar geleden zien we niet meer. Waar zijn die
demonstranten toch gebleven? Ze zijn in de war. Ze zijn meer dan
ooit een karikatuur van de karikatuur die ze twintig jaar geleden
misschien al waren geworden.
De rechterlijke macht is de voorzichtigheid zelve. Politici anno
2011 opereren vanuit hun opportunistische aard. Dat vrome
Joden in Amsterdam niet veilig over straat kunnen gaan, is sinds
jaar en dag een taboe. Dat moslims zich tegenwoordig steeds
meer moeten verdedigen en verantwoorden wordt inmiddels als
normaal ervaren.
Een nieuw evenwichtIk heb geen heimwee naar vroeger tijden. Want het falen van
toen, heeft geleid tot de problemen van vandaag. Hedendaagse
soldaten tegen xenofobie en discriminatie zijn net als echte sol-
daten na een oorlog. Ze willen keer op keer de vorige oorlog
opnieuw voeren.
Nederland is naarstig op zoek naar een nieuw evenwicht tussen
wat gezegd en uitgesproken kan worden én elementair respect
voor bevolkingsgroepen van andere oorsprong. Het is nog een
lange zoektocht door een duister bos via glibberige paadjes en
soms een hellend vlak.
Gezocht: een moreel kompas voor het nieuwe decennium. Wind -
richting: de nuance. Die is nooit zo populair. Ik heb genoeg van
al die zogenaamd standvastige, principiële mensen uit de jaren
’70 en ’80. Gezocht: gematigde burgers en trefzekere politici die
niet meewaaien met alle winden, maar pas spreken als dat nodig
is.
Leonard Ornstein is journalist en werkt aan een proefschrift over het
leven en werk van Pim Fortuyn.
Racisme en discriminatiebegrippen uit het verleden?
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 5
40 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Recent verschenenMarjon de Klijn
HerinneringNa vijftig jaar vriendschap tussen een hartchirurg en een psychi-
ater trekt de hartchirurg de aandacht van de laatste. ‘Ik moet met
je praten’, zegt Bob (de hartchirurg), ‘Er is iets heftigs aan de
gang … mijn verleden speelt op... mijn twee levens, overdag en
‘s nachts, vallen samen. Ik moet met je praten.’
Ik begreep waar hij op doelde. Al sinds zijn jeugd, die hij in
Hongarije gedurende de Holocaust had doorgebracht, leidt Bob
een dubbelleven: een leven overdag als innemende, toegewijde
en onvermoeibare hartchirurg, en een leven ’s nachts, wanneer
hij in zijn dromen wordt geplaagd door afschuwelijke herinne-
ringen. (blz. 5)
In Caracas, waar hij lezingen gaf over een nieuw systeem om
emfyseem te behandelen, heeft Bob zijn driedaags verblijf afge-
rond. Al die tijd waren zijn collega-gastheren, vanwege het grote
risico op beroving en ontvoering, niet van zijn zijde geweken.
Bob geeft aan dat men hem de volgende dag niet naar het vlieg-
veld hoeft te begeleiden. Volgens hem leek het veilig. Dan vindt
bij de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij een voorval
plaats, waardoor Bobs verleden op gaat spelen. Er worden herin-
neringen beschreven van Hongaarse nazi’s (wier gedrag moge-
lijk smeriger was dan dat van Duitse nazi’s). In sobere bewoor-
dingen, verwoordt Bob, hoe nazi’s weerloze ouderen opjagen
door de straten van Boedapest. Bob is machteloos en deze mach-
teloosheid speelt hem parten, hij voelt zich schuldig. In zijn dro-
men denkt hij dat hij de ouderen had kunnen redden, maar een
doodsbange, vijftienjarige jongen kon amper zichzelf redden.
Irvin D. Yalom en Robert L. Berger, Ik waarschuw de politie.
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (40 blz.)
ISBN 9789460032165, € 5,00.
Onbaatzuchtigheid en opofferingsgezindheidHet geboortehuis van Jacob Presser stond op het Waterlooplein.
Tijdens het verblijf van het gezin in Antwerpen werd de naam
Jacob in Jacques veranderd. Jacques was nogal muzikaal en had
ook talent voor pianospelen. Hij musiceerde regelmatig alleen of
met anderen. Ook was Jacques leergierig en op de lagere school
was hij de beste van zijn klas. Na de lagere school, kwam hij eerst
op de vijfjarige HBS terecht en later op de Openbare Handels -
school. Na een korte tijd te hebben gewerkt, ging Presser stude-
ren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1926 promoveerde hij
en niet lang daarna werd hij docent Nederlands en later docent
geschiedenis op het Vossius-gymnasium. In 1936 trouwt Jacques
met Dé Appel. Dé kon ook goed pianospelen en de twee speel-
den regelmatig quatre-mains. Presser verrichtte veel weten-
schappelijk werk en samen met onder andere Jan Romein was hij
lid van een discussieclub Unitas Multiplex. In het begin van de
oorlog hebben Presser en zijn vrouw een poging gedaan om te
vluchten naar Engeland. Dit mislukte. Ook de halfslachtige zelf-
moordpoging mislukte en hierna gaf Presser weer gewoon les op
het Vossius. Op 28 mei 1940 werd Jacques ontslagen. Hij schrijft
een boek over de Tachtigjarige Oorlog en in 1941 gaat hij lesge-
ven aan het Joods Lyceum. In deze periode zijn de Pressers twee
keer opgepakt en naar de Euterpestraat gebracht. Maar op won-
derlijke wijze konden zij beide keren vrijkomen.
Op 18 maart 1943 gaat Dé naar de verjaardag van haar stief-
moeder en op het station Ede-Wageningen, wordt ze gepakt met
een vals persoonsbewijs. Ook omdat ze geen ster draagt, wordt
ze als strafgeval naar Westerbork gestuurd. Met het eerstvolgen-
de transport ging ze naar Sobibor en daar werd ze direct na aan-
komst vergast. Presser werd nu onder druk gezet om onder te
duiken. Vlak voor de eerste grote razzia in 1943, duikt Jacques
onder in Overwoud, waar hij de naam Kobus kreeg. Aangezien
er in Overwoud iets te vaak huiszoekingen werden gedaan, gaat
Presser in Wageningen onderduiken. Behalve hier heeft Jacques
ook nog in Ede en Barneveld ondergedoken gezeten. In deze tijd
schrijft hij zijn boek Homo Submersus. In dit boek houdt een
onderduiker een dagboek bij voor een vriend, die een sociolo-
gisch promotieonderzoek doet naar het verschijnsel onderdui-
ken. Hij begint met deze roman op 15 november 1943 en begin
april 1944 was de kladversie van het boek af. Het is een gefictio-
naliseerd verslag van Pressers eigen onderduik en een liefdesver-
klaring aan zijn vrouw Dé Presser-Appel. Het boek vormt een
drieluik met De nacht der Girondijnen en Ondergang.
Jacques Presser, Homo submersus; ingeleid en geannoteerd door
Nico Markus
Uitgeverij Boom, Amsterdam 2010, (528 blz.)
ISBN 9 789085 067153, € 29,90
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 40
39
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Traditiegetrouw bevat het Herdenkingsnummer een verhaal
van Ida Vos, die in 2006 overleed. Het is afkomstig uit haar
eerste jeugdboek met verhalen: Wie niet weg is wordt gezien.
Dat verscheen in 1981 voor het eerst bij Uitgeverij Leopold in
Amsterdam; de zesde druk is uit 2001.
Het boek over een Joods meisje in de Tweede Wereldoorlog
bevat haar eigen jeugdherinneringen. Zelf zegt ze daarover: ‘Ik
wilde tonen hoe erg het is om onderdrukt, om niet vrij te zijn.
Kinderen geloven het niet altijd, maar alle verhalen in mijn boek
zijn echt gebeurd. … Ik behandel allemaal kleine, maar voor een
kind ontzettend belangrijke dingen. Hoe het bijvoorbeeld was
om een nieuwe fiets te krijgen, en hem dan af te moeten geven
aan de Duitsers.’ Dit verhaal volgt hierna.
FietsenIda Vos
Wat was ze blij toen ze op haar verjaardag een nieuwe fiets
kreeg. Een echte fiets met witte banden en met veel glim-
mend chroom. In het begin stapte ze iedere keer af om te kijken
of er modder op de lak was gekomen. Als ze maar één spatje zag,
pakte ze haar zakdoek en deed er een beetje spuug aan. Dan
begon ze te poetsen.
Ze is nog een beetje blij met de fiets, maar niet zo erg meer. Ze
moet hem inleveren. Volgende week moeten alle rijwielen naar
het politiebureau worden gebracht. Geen enkele jood mag dan
nog een fiets hebben. Ze vindt het verschrikkelijk en dikwijls
moet ze denken aan het moffenkind dat op haar fiets zal gaan
rijden. Ze wordt dan altijd heel verdrietig en dan doet ze haar
best om aan iets anders te denken.
‘Morgen is het zover,’ zegt vader. ‘Haal de mand maar van je
fiets. Die hoeven ze niet te hebben.’ ‘Hoef ik niet mee, David?’
vraagt moeder. ‘Nee hoor. Ik kan wel met twee fietsen tegelijk
rijden en misschien wil Rachel haar eigen fiets weg brengen.’ ‘Ja
hoor, pappa, we gaan lekker samen,’ zegt ze.
Nu staan ze voor de deur van hun huis. Vader heeft aan iedere
hand een fiets. ‘Kom, we gaan,’ zegt hij. Hij stapt op zijn fiets.
Hij rijdt met één hand, met de andere stuurt hij moeders fiets.
‘Kom maar!’ roept hij. Ze stapt op. Ze kunnen niet naast elkaar
rijden. Dat is veel te gevaarlijk. Drie fietsen naast elkaar is teveel.
Als ze bij het politiebureau zijn aangekomen, zien ze daar veel
andere mensen met fietsen. Ze maken een rij. Steeds komt een
politieagent in de deuropening staan. Hij heeft een rood gezicht
en heel erg blauwe ogen. ‘De volgende!’ roept hij. ‘Pappa, dat is
geen mof,’ zegt ze. ‘Nee schat, dat is een Nederlander. Hij helpt
de Duitsers.’
Na een kwartier zijn zij aan de beurt. ‘Deze kant op,’ wijst de
Nederlander. ‘Moet ik zelf die fietsen naar boven dragen?’ vraagt
vader. ‘Ja joodje, twee trappen op,’ antwoordt de politieman.
‘Ellendeling,’ fluistert vader. ‘Zei u wat?’ ‘Nee.’ ‘Rachel, hou jij je
karretje nog maar even bij je. Ik breng eerst de grote fietsen en
dan die van jou.’
Eerst neemt vader de fiets van moeder. Als hij na een paar minu-
ten beneden komt, haalt hij heel snel adem. ‘Wil je niet liever bui-
ten wachten?’ vraagt hij. ‘Nee pappa, ik blijf hier.’ Als vader ook
zijn eigen fiets boven heeft gebracht, is haar fiets aan de beurt.
‘Geef maar,’ zegt vader. ‘Er is niets aan te doen. Het kan niet
anders.’ Ze aait over het bruine zadel. ‘Dag fiets!’ roept ze. ‘Tot
ziens, fiets!’ Vader is op de tweede trap nu. Dat kan ze horen. Ze
ziet hem niet meer. Eigenlijk ziet ze niets, want er lopen allemaal
tranen uit haar ogen. Uit haar neus komen ook tranen. Gemeen
is het, gemeen! Lelijke fietsenpikkers zijn het.
Boven is plotseling een vreselijk lawaai. Het lijkt wel of het
onweert. ‘Kan ik het helpen,’ hoort ze vader roepen. ‘Ik struikel-
de.’ Ze rent de trap op. Boven op een gang ligt haar fiets. De wie-
len draaien in de lucht. Ze zijn niet rond meer. ‘Hoepel maar
gauw op,’ zegt een politieman. ‘En neem je dochter mee!’
Ze rennen de trap af. ‘Dat was me wat,’ zegt vader als ze buiten
staan. ‘Struikelde je?’ ‘Welnee meid. Ik werd opeens zo ontzet-
tend boos om die fiets van jou, dat ik niet anders kon dan hem
naar beneden gooien.’ Je bent een held,’ roept ze. ‘0, o, o,’ vader
lacht een beetje. ‘Je fiets viel bijna op een politieagent. Jammer
dat hij hem niet op zijn dikke kop heeft gekregen.’
Cultureel
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 39
6 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Een kern van waarheidOorlogen worden uitgevochten door mannen. Veruit de meeste
terroristische aanslagen in de wereld worden gepleegd door
man nen. Mannen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit.
Overlast op straat en seksuele intimidatie: het zijn meestal hang-
jongens die zich hieraan schuldig maken. Ook in het onderwijs
doen jongens het minder goed dan meisjes. Het wordt daarom
de hoogste tijd om het gevaar dat van mannen uitgaat onder
ogen te zien en na te denken over maatregelen om het probleem
beheersbaar te maken. Om te beginnen moet er een immigratie-
stop komen voor mannen: geen man meer het land in. En ook
dienen alle subsidies voor activiteiten die speciaal op mannen zijn
gericht, zoals voetbal, onmiddellijk te worden stopgezet.
Klinkt de bovenstaande tekst alsof hij is geschreven door een
krankzinnige? Dat lijkt me wel. Maar vervang bij wijze van
gedachten-experiment de woorden mannen en jongens door
‘moslims’ of ‘Marokkanen’, en u zult, waarschijnlijk tot uw ver-
bazing, moeten concluderen dat er een voor Nederland anno
2011 betrekkelijk normale, in elk geval niet absurde of totaal
ongebruikelijke tekst staat. En dat is pas echt gek.
Immers de beschuldigingen die ik hier achter elkaar en zonder
enige poging tot nuancering over de hoofden van mannen (of
moslims) heb uitgestrooid, bevatten ieder voor zich wel een kern
van waarheid. Toch zal niemand die bij zijn volle verstand is zich
vervolgens scharen achter de tegen de mannen gerichte maat -
regelen. Wij weten tenslotte allemaal dat de ene man niet de
andere is en dat het nergens op zou slaan om misstanden die
door een beperkt aantal mannen worden veroorzaakt toe te
schrijven aan ‘de man’ in het algemeen of aan een of ander
‘mannelijk wezen’. Maar dat is precies wat de partij van Geert
Wilders wel doet met ‘de moslims’, respectievelijk ‘de islam’.
Omdat volgens deze rechtse populisten de islam een verderfelijke
politieke ideologie is, moeten moslims uit het land geweerd wor-
den, mag er geen moskee meer bij, moeten islamitische scholen
dicht etcetera.
Van generalisatie naar discriminatie Ik vind het wonderlijk en nogal angstwekkend dat een partij die
op zo’n grove wijze een bevolkingsgroep in het verdomhoekje
zet met 24 zetels in de Tweede Kamer is gekozen. Maar wat mij
pas echt bang maakt is dat deze generaliserende en in z’n conse-
quenties discriminerende manier van denken blijkbaar nog in veel
bredere kring begint aan te slaan. Zelfs, tot mijn verbijstering, in
Joodse kring.
Hoe valt het anders te verklaren dat Joodse auteurs als Manfred
Gerstenfeld en Rosa van der Wieken op de opiniepagina’s van de
dagbladen klagen dat ‘de massa-immigratie’ (Welke? Die is er al
jaren niet meer) en ‘het multiculturalisme’ een levensgrote be -
dreiging vormen voor de Joden in Nederland? Wat brengt hen
ertoe om twee van wijsheid getuigende axioma’s, die in Joodse
kring decennialang onaangevochten zijn gehuldigd, aan de kant
te schuiven? Ten eerste het uitgangspunt dat de Joodse minder-
heid hier belang heeft bij een samenleving die tolerant is tegen-
over etnische en religieuze minderheden. En ten tweede dat het
voor het samenleven contraproductief is om het Israëlisch/
Palestijnse conflict hierheen te ‘importeren’. Joden en moslims
zullen geneigd zijn solidair te zijn met een andere partij in dat
conflict, maar hier moeten zij het samen rooien en daarvoor zijn
goede interreligieuze en interculturele contacten van groot
belang.
Zulke contacten zijn ook belangrijk om gezamenlijk stelling te
kunnen nemen tegen uitingen van antisemitisme en bijvoorbeeld
na te denken over lesprogramma’s waarmee vooroordelen op
jonge leeftijd kunnen worden bestreden. In plaats hiervan luidt
Gerstenfeld in zijn boek Het Verval de alarmklok. Ondersteund
door een reeks geïnterviewden en door Frits Bolkestein schetst
hij een beeld van een vervaarlijk antisemitisme in Nederland in
het algemeen en onder moslims in het bijzonder. Een antisemi-
tisme dat bovendien steeds erger wordt. Het stuit me tegen de
borst om dat beeld te moeten relativeren, want wat mij betreft is
ieder antisemitisch incident er een te veel en moeten Joden met
keppel of in welke kleding dan ook overal zonder problemen of
angst kunnen lopen. Het is zorgwekkend dat rabbijn Jacobs ge -
regeld om zijn orthodoxe voorkomen wordt uitgescholden en
niet acceptabel als mannen met keppel in Amsterdam-West soms
worden nageroepen.
Een somsonrustbarendevergelijking
Anet Bleich
Over mannen, moslims en Joden
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 6
7
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Antisemitisme bestrijdenDe Joodse gemeenschap in Nederland is vergeleken met die van
de moslims veel kleiner en dus kwetsbaarder en daarom is het
goed als antisemitische incidenten publiekelijk aan de kaak worden
gesteld. Natuurlijk komt er (ook) onder moslims antisemitisme
voor; er is een wereldwijde radicale stroming die tegen Israel en
tegen Joden ageert en daarbij teruggrijpt op een paar beroerde
uitspraken uit de Koran waarop bijvoorbeeld ook de Palestijnse
terreurgroep Hamas zich beroept. De agitatie van die radicale
minderheid moet worden bestreden. De vraag is hoe dat het
beste kan. Door je aan te sluiten bij een stroming die zich afzet
tegen ‘de islam’? Of door de radicalen te isoleren en de ‘huisje-
boompje-beestje-moslims’, in de woorden van oud-burgemeester
Job Cohen in zijn ten onrechte zo fel aangevallen interview in het
kerstnummer van Vrij Nederland, het gevoel te geven dat zij hier
net zo thuis zijn als wie dan ook.
Het meest interessant in Het Verval van Manfred Gerstenfeld
vind ik zijn interview met Bloeme Evers, overlevende van
Auschwitz en gerespecteerd lid van de Amsterdamse Joodse
gemeenschap (zie het interview met haar op p.10 in dit nummer).
Ze leidt een orthodoxe sjoel in Amsterdam-West. Ze is pessimis-
tisch over de toekomst van de Joden in Nederland en vóór emi-
gratie naar Israel (dat is ze overigens al lang). Ze is ook terecht
boos over het in Nederland doorsijpelen van antisemitische agi-
tatie vanuit de Arabische wereld. Of het juridisch mogelijk is om
satellietzenders die zich aan antisemitische propaganda schuldig
maken hier uit de lucht te halen, weet ik niet. Het zou zeker de
moeite waard zijn dat te onderzoeken; dan moet uiteraard wel
eerst worden vastgesteld dat er inderdaad sprake is van antise-
mitische – en niet alleen van anti-Israelische – propaganda.
Veel opgewekter klinkt Bloeme Evers (in het boek van Gersten -
feld) gelukkig, als het over de omgeving van haar eigen sjoel
gaat. Daar werden bezoekers in het verleden een paar keer lastig
gevallen. Bloeme Evers: ‘Na wat incidenten heeft een van onze
leden, Erwin Brugmans, (…) wat gesprekken gevoerd met diver-
se moslimorganisaties. Hij heeft ook met de deelraad Amsterdam
Oud-West gesproken, die een bemiddelende rol gespeeld heeft.
Brugmans heeft allerlei initiatieven ontwikkeld van samenwer-
kingsprojecten. Het bekendste daarvan is het MaJo-voetbaltoer-
nooi waar Marokkaanse en Joodse elftallen voetballen. Bij een
van die wedstrijden kreeg ik zelfs twee rode rozen van een Marok -
kaanse man. Brugmans doet fantastisch werk (…). Misschien kan
wat hij op een klein gebied gedaan heeft, wel uitgebreid wor-
den.’
Jammer dat Gerstenfeld niet ook met Erwin Brugmans heeft
gesproken. Of met Hadassa Hirschfeld die werkt aan het kwe-
ken van onderling begrip op scholen, onder meer door het orga-
niseren van reizen naar Auschwitz voor leerlingen. Meer onder-
ling begrip en toenadering vormen volgens mij de belangrijkste
sleutel tot een onbedreigd en meer ontspannen samenleven. De
polarisatie die momenteel gaande is, waarbij moslims tegenover
autochtonen dreigen te komen staan en Joden tegenover moslims
kan de spanningen alleen maar verergeren en tot meer inciden-
ten leiden. Die polarisatie creëert angst en vergiftigt de politieke
atmosfeer.
Antisemitisme bestrijden, natuurlijk! Ook met politie en justitie
als dat nodig is. Maar meegaan in het zo modieuze ageren tegen
de islam hoort daar niet bij. Zoals Job Cohen het zegt in dat
omstreden interview: ‘Je kunt dé islam niet de schuld geven van
het extremisme.’ Net zo min als dé mannen. Het zou een open
deur horen te zijn, eigenlijk.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 7
38
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
de bossen bij Vierhouten een compleet onderduikerskamp sticht-
te, ook wel ‘Het Pas Op-kamp’ genoemd. Daar verbleven op den
duur maximaal honderd personen tegelijk, van wie ongeveer de
helft Joods. Dat het op 29 oktober 1944 toch mis ging, en dat
toen acht onderduikers werden gefusilleerd, waaronder – als
laatste – een zesjarig jongetje, lijkt in deze geperverteerde reali-
teit haast minder erg dan dat het kamp voor zoveel mensen tot
doorgangshuis naar de vrijheid heeft gediend. Zoiets doet ter-
reur dus met ons. Met grote gretigheid willen we als het ware
alsnog dat àlle advocaten over zoveel moed en inventiviteit had-
den beschikt als de advocaten Kotting, Van Proosdij en Nygh, die
er zo vaak in slaagden de sfinx Calmeyer tot arisering van hun
talloze cliënten te bewegen.
Smalle margesOok als men, murw van zoveel misère, dit boek terzijde heeft
gelegd, blijft de vraag knagen hoe dit allemaal heeft kunnen
gebeuren. Het is tenslotte een van de vragen die de NOVA, al is
het impliciet, tot de opdracht aan het NIOD inspireerde. Hoe kon
deze ramp zich voltrekken, in het volle zicht van eenieder. In een
land, waar de assimilatie zozeer een feit leek te zijn – zeker in de
advocatuur. Een deel van de verklaring lijkt de auteur zelf te wil-
len geven, als hij op p. 277 de houding tegenover teruggekeerde
Joodse advocaten beschrijft. ‘(..)[ Mr. De Hartog werd] hier (..)
neergezet als de personificatie van de Joodse advocaat die ont-
zettend lastig was, en die men dus liever kwijt dan rijk was. Dit
zou mede een verklaring kunnen zijn voor de passieve houding
die de meeste advocaten – de goeden niet te na gesproken –
hebben aangenomen toen hun Joodse confrères het leven
onmogelijk werd gemaakt’. Is het wellicht, hoe indirect ook,
dezelfde instelling geweest die maakte dat mr. Van der Does als
landsadvocaat tot 1965 heeft kunnen fungeren – en in 1958 zelfs
tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw werd benoemd?
Smalle marges, inderdaad. Holland op zijn smalst, zou men ook
kunnen zeggen. Hoe dan ook, binnen de grenzen van de wet
was in de oorlogsjaren in ieder geval al vrij snel niets meer moge-
lijk. Zeker niet nadat de Hoge Raad in het zogenaamde
Toetsingsarrest van 12 januari 1942, ondanks een moedig plei-
dooi van de Rotterdamse advocaat mr. P. Groeneboom, had
beslist dat het Landoorlogreglement de rechterlijke macht niet
de bevoegdheid verleende om ‘de [door de bezetter genomen]
maatregelen te toetsen aan den eisch dat daarbij, behoudens vol-
strekte verhindering, de in het land geldende wetten worden
geëerbiedigd’. Een advocaat die daarna met hulp van het recht
nog iets wilde bereiken was dus aangewezen op list en bedrog.
Misschien had Joggli Meihuizen daarover nog wel iets meer kun-
nen vertellen. Hij had daarvoor kunnen putten uit een opstel van
wijlen mr. I. Kisch, dat wèl wordt genoemd in de geraadpleegde
lireratuur.
Voor wie zich niet verliest in de soms wat al te rijke detaillering
van dit boek is dit een belangrijk werk. Het doet meer dan boeks-
taven. Het bepaalt ons er bij – weer – dat men zich niet alleen in
de wortels van het kwaad moet blijven verdiepen, maar ook in
het hoe en het waarom van onze solidariteit.
Joggli Meihuizen, Smalle marges. De Nederlandse advocatuur in de
Tweede Wereldoorlog. Uitgever Boom, Amsterdam 2010, 476 blz. en 54
foto’s, ISBN 9789085 069416, € 29,90
Willem van Bennekom, in 2006 gepensioneerd als vice-president van de
Amsterdamse rechtbank, was van 1967 tot 1994 advocaat, o.a. in tal-
loze asielzaken. In oktober 2010 publiceerde hij Op Drijfijs. Over het
functioneren van de rechtsstaat.
Tekst circulaire van de Secretaris Generaal van Justitie van 5 februari
1941 met het beroepsverbod voor Joodse advocaten
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 38
37
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
zegd. Dat de Nederlandse nationaliteit daarna een vereiste is
geworden om hier te lande tot de balie te kunnen toetreden, is
in dit verband irrelevant. Voor 1938 bestond die voorwaarde
immers niet: het was onmiskenbaar tegen Joodse vluchtelingen
gerichte gelegenheidswetgeving. Vervolgens ontmoet hij een
landsadvocaat, Jhr. mr. G. W. van der Does, die op 24 juli 1940
op de voorpagina van het Nederlandsch Dagblad (het orgaan
van het Nationaal Front van de destijds bekende fascist Arnold
Meyer) liet weten lid van die organisatie te zijn geworden. Hij
leest ook dat het college van secretarissen-generaal, tevoren
door Van der Does over die stap geïnformeerd, daar geen
bezwaar tegen had. Verder lezend, realiseert hij zich – niet voor
het eerst, maar het stemt weer even mismoedig als eerdere keren –
dat de secretaris-generaal van het departement van justitie, mr.
J.C. Tenkink, meteen na de capitulatie met de anti-Joodse maat-
regelen aan de slag ging. De ariërverklaring, al in oktober 1940
aan alle ambtenaren ter tekening voorgelegd, trof de advocaten
op zich nog niet. Zij oefenden immers een vrij beroep uit. Maar
al in een circulaire van 28 oktober 1940, gericht aan alle raden
van toezicht en discipline, werd meegedeeld dat de Joodse leden
van deze colleges met ingang van 30 november 1940 van hun
functie waren ontheven. De bezetter had haast, de Nederlandse
ambtenarij volgde. De volgende stap was een rechtstreeks van
de bezetter afkomstige Anordnung van 4 november 1940, waar-
bij alle Joden werden uitgesloten van enige ‘bediening’ waarvoor
men moest worden beëdigd. Daartoe hoorde ook de advocatuur.
Als gevolg van ambtelijk gehakketak duurde het vervolgens nog
tot 5 februari 1941 alvorens circulaire no. 400 v kon worden
afgekondigd. Joodse advocaten werd daarbij verboden na 1 mei
1941 hun beroep nog uit te oefenen, ‘met dien verstande dat zij
de vrijheid behouden ook na dien datum uitsluitend voor Joden
werkzaam te zijn’. Deze keer hoefde, voor zover van toepassing,
geen ariërverklaring worden ondertekend. Maar wel een van het
aangehechte document af te knippen strookje dat deze keer
‘Joodverklaring’ werd genoemd. Binnen de voorgeschreven ter-
mijn van acht dagen had ruim 95 % van de Joodse advocaten in
Nederland het papiertje ingevuld en geretourneerd. Sinds de
ariërverklaring – op een totaal van ca 200.000 ambtenaren had-
den er slechts enkele tientallen geweigerd – was Nederland
inmiddels enkele maanden verder. Gewaarschuwd en wel zwom-
men allen, op een enkeling na, desondanks massaal de fuik van
het kwaad in. Diegenen die de dans meenden te kunnen ont-
springen door in te vullen ‘Weet niet’ of iets dergelijks, werden
in enkele gevallen nog de dupe van denunciatie ook. Op 30 april
1941 was de lijst klaar, en kon daadwerkelijk met het uitroken en
uitroeien van het Joodse advocatenbestand worden begonnen.
Nieuwe Joodse advocaten mochten vanaf 24 mei 1941 niet meer
worden beëdigd, terwijl in een Verordening van 22 oktober 1941
werd bepaald dat Joden ook niet meer mochten deelnemen aan
verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. Waaronder
ook de Nederlandsche Advocatenvereniging. Het bestuur van
deze vereniging kwam op 17 januari 1942 tot de slotsom dat alle
Joodse advocaten per 1 november 1941 automatisch hun lid-
maatschap hadden verloren. Zou men wellicht zelfs gezegd heb-
ben ‘van rechtswege’?
In de jaren die volgden voltrok het verwijderingsproces van de
Joodse advocaten zich niet altijd in het tempo dat niet-advoca-
ten werd opgelegd. In het algemeen gesproken kwamen de
cliënten vermoedelijk eerder aan de beurt – zeker als die onver-
mogend waren. Zoals ik eerder schreef: ook in het voorportaal
van de vernietigingsmachine werkte de maatschappelijke onge-
lijkheid door. Hoe navrant die constatering ook is. Mede daar-
door kregen nogal wat advocaten bijvoorbeeld een toegangsbe-
wijs voor het elitekamp Barneveld - alvorens ook die vermeende
vrijplaats op 4 september 1944 werd ontruimd en de hele groep,
alle toezeggingen van de bezetter ten spijt, in veewagons naar
Theresienstadt werd overgebracht. Men leze daarover bijvoor-
beeld de indrukwekkende dagboeken van Dr. Itallie, een
geschrift dat ik niet in de literatuuropgave aantrof. Hoeveel
advocaten er onder de ‘Barnevelders’ waren, vermeldt
Meihuizen trouwens niet – en misschien is dat maar beter ook.
We hoeven niet alles tot achter de komma te weten.
LichtpuntenGelukkig maakt Smalle marges ook melding van lichtpunten.
Personen, soms Joods, soms niet, die zich als helden hebben
gedragen. Men leest die voorbeelden – sommige daarvan zijn
eerder beschreven, andere waren voor mij geheel nieuw – als het
ware met een zucht van verlichting. Ook al weten we al jaren
hoe grijs en onverschillig de houding van de bevolking in ons
land jegens de Jodenvervolging meestal is geweest, we blijven
kennelijk snakken naar bewijzen van menselijkheid in de duister-
nis. Dus noteren we met dankbaarheid dat de Amsterdamse
advocaat Von Baumhauer (bijgenaamd ‘Boem’) in mei 1943 in
Mr. Izaak Kisch, advocaat in Amsterdam en ‘consul’ van Barneveld
(foto circa 1942)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 37
8 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) bestaat nu der-
tien jaar. Haat op Internet, zoals antisemitisme, Holocaust
ontkenning, discriminatie van moslims, van Surinamers en
Antillianen, van Marokkanen, van homosexuelen, van Roma en
Sinti, enzovoort, bestaat al sinds het begin van het Internet.
Stichting Magenta houdt zich hier vanaf 1994 mee bezig door
middel van het MDI (een onderdeel van Magenta) en sinds 2002
ook op internationaal niveau via het mede door Magenta opge-
richte International Network Against Cyber Hate (INACH), een
organisatie met leden in achttien landen. Waarom? Omdat wij
vinden dat discriminatie (op internet) ellende, verdeeldheid en
ethnische spanningen doet toenemen of veroorzaakt. Zouden
we discriminatie en haat de vrije hand geven, dan eindigen we
met moord, oorlog en terreur. Gelukkig stelt de Nederlandse wet
grenzen aan de vrijheid van meningsuiting op het punt van dis-
criminatie.
Schrikbarende cijfersSinds het MDI zijn werk in 1997 begon, heeft het 12.419 mel-
dingen over 16.038 uitingen gehad. 8062 van deze uitingen
werden door het MDI als strafbaar beoordeeld en 5111 hiervan
werden daartoe, na een verzoek van het MDI, van Internet ver-
wijderd. Over uitingen die niet werden verwijderd of over zeer
ernstige zaken deed het MDI 23 aangiftes, waarvan 16 tot ver-
volging en een succesvolle veroordeling hebben geleid. INACH,
het internationale netwerk van Meldpunten, heeft sinds 2002
meer dan 18.000 uitingen in achttien landen verwijderd weten
te krijgen.
Is het Internet hierdoor wat discriminatie betreft een veilige en
schone plaats geworden? Helaas niet. Het MDI werkt op basis
van meldingen die door internetgebruikers worden gedaan en er
zijn nu eenmaal meer mensen die discriminatie en haat op inter-
net zetten, dan zij die er melding over doen. Het bestrijden van
discriminatie op Internet is een beetje als het bestrijden van fruit-
vliegjes. Als je er duizend hebt platgeslagen zijn er al weer twee-
duizend nieuwe geboren.
Zinloos dus? Water naar de zee dragen? Neen. Elke pogrom,
genocide of ethnische zuivering in de geschiedenis van de mens-
heid, ook in de zeer recente geschiedenis, begon met woorden
van haat over ‘de ander’. Het bestrijden van haat op Internet
draagt daarom bij aan het verminderen van de kans dat dit
gemakkelijk weer gebeurt.
Internet beoordelenInternet is de plaats waar alles nu gebeurt, een medium dat tege-
lijkertijd de grootse bibliotheek ter wereld, communicatiemiddel,
amusementsomgeving, educatief middel, hangplek, globale
infrastructuur en de beste verspreider van discriminatie ooit is.
Jongeren rond de twintig kunnen zich geen wereld zonder inter-
net herinneren. Internet is zo’n integraal onderdeel geworden
van onze globale samenleving dat de wereld niet meer zonder
kan.
Wie twittert er nog niet? Wie heeft er nog geen hyves of face-
book pagina, of een eigen blog? Meningen, trends, politiek, in
dit alles speelt wat op en via Internet gebeurt een centrale rol.
Het Internet filtert niet en jongeren wordt ook niet of nauwelijks
geleerd hoe zij zelf informatie op Internet moeten beoordelen.
Dat levert vaak problemen op. Bijvoorbeeld doordat discriminatie
klakkeloos wordt overgenomen, gekopieerd en geplakt. School -
werkstukken waarin staat dat gaskamers nooit hebben bestaan,
want dat ‘staat in het rapport van de gerenommeerde chemicus
Dr. Leuchter’. Blogs waar de beruchte Protocollen van de wijzen
van Zion worden aangehaald, alsof het gaat om een werkelijk
valide publicatie. Opmerkingen dat ‘zigeuners stelen, want dat
weten we allemaal’. Oproepen om ‘die vieze homo’s allemaal in
elkaar te slaan’. Of om synagoges in brand te steken. Of dat
moslims in Nederland ‘een vijfde kolonne zijn die Nederland wil-
len overnemen om hier hun sharia-wetgeving in te voeren’. De
lijst van kwaadaardige waanzin is eindeloos. Hierbij komt nog
begripsvervuiling en verwarring, soms uit onwetendheid, maar
vaak ook met de bedoeling bevolkingsgroepen te beledigen en
aan te zetten tot haat.
Bij het schrijven van dit artikel komt er bij het MDI een melding
binnen, die daar nog wel het beste voorbeeld van is. Op de web-
site van ‘stopdebezetting’ wordt onder de titel ‘Invloed van Israel
in Nederland’ een artikel geplaatst dat bol staat van klassiek anti-
semitisme: Joden hebben de macht, onder andere in de media,
de politiek, en in de ambtenarenapparaten. En zij staan allemaal
achter Israel, zijn eigenlijk een propagandamachine van Israel.
Nadat het MDI de website eigenaren had gewezen op het straf-
bare karakter van de tekst, werd deze snel verwijdertd Helaas
staat dezelfde tekst ook nog elders online.
Uitingen van haatUitingen van discriminatie op Internet worden regelmatig
gevoed door dingen die in de Nederlandse samenleving of in het
Bestrijden vanhaat op Internet– helpt dat?Ronald Eissens
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 8
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
buitenland gebeuren. Doet Israel een vergeldingsactie, dan zie je
op bepaalde webforums in Nederland het aantal antisemitische
uitingen omhoog schieten. Roept Geert Wilders weer eens wat
over moslims, dan vliegen de anti-Marokkanen en anti-moslim
uitingen je om de oren.
Maar het Internet is niet alleen reactie. Tegenwoordig is het Net
vooral interactief; zelf een video neerzetten, gefilmd met je
mobieltje van een gebeurtenis op straat; of via twitter een nieuw-
tje aan de wereld doorgeven. Via Facebook je vrienden informeren
over je feestje volgende week – en daarna de foto’s en filmpjes
van het feestje weer daar publiceren. Maar ook: actievoeren voor
of tegen iets. Zo heeft facebook regelmatig diverse neo-nazi
pagina’s met Holocaust ontkenning en ander antisemitisch mate-
riaal. Ook Youtube, webforums en blogs staan regelmatig bol
van haat tegen bevolkingsgroepen.
Dat dit alles gevolgen heeft is duidelijk. Toen in 2004 Theo van
Gogh werd vermoord door een fanatieke Islamist volgde er in de
dagen daarna een golf van oproepen op Internet om moslims en
mosliminstellingen aan te vallen en om moskeeën in brand te ste-
ken. Het resultaat: bij een moskee en een Islamitische basisschool
werden brandbommen naar binnen gegooid – beide brandden
totaal af. Er was een poging een andere moskee op te blazen. Er
waren 36 gevallen van brandstichting, een moord, 12 gevallen
van ernstige mishandeling en 23 gevallen van het vernielen van
woningen, auto’s en andere bezittingen. In totaal vonden in een
week 174 geweldsdelicten gericht tegen moslims plaats. Maar
dat is velen in die dagen een beetje ontgaan, lijkt het wel. De
heersende mening toentertijd gaf in ieder geval geen ruimte om
moslims als slachtoffer te zien, maar slechts als dader. Er zijn jam-
mer genoeg vele andere voorbeelden te vinden van hoe aanzet-
ten tot haat en geweld op Internet zijn weerslag heeft in het
dagelijks leven.
Educatie en tegenspraak Er zijn meer manieren om discriminatie en haat op Internet tegen
te gaan. Educatie is daar één van. Het MDI en de zusterinstellin-
gen daarvan in het buitenland leren leraren, politieagenten en
Officieren van Justitie hoe zij discriminatie op Internet moeten
herkennen en wat de technische, inhoudelijke en juridische
aspecten zijn. Maar ook trainen wij moderatoren van grote web-
forums (onder meer Telegraaf en Volkskrant) om zelf hun straat-
je schoon te houden, geven wij voorlichting, vooral op scholen,
en overleggen wij regelmatig met Internet Providers en andere
deelnemers aan de Internet-Industrie, zoals Google, Youtube en
Facebook.
Een andere manier van tegengaan van discriminatie is ‘tegen-
spraak’, of zoals onze Amerikaanse collega’s zeggen ‘counter-
speech’. Zelf online gaan en bijvoorbeeld op een webforum dis-
criminatie en stereotyperingen met argumenten weerspreken.
Dit kost helaas bijzonder veel tijd, maar kan zeer effectief zijn.
Stichting Magenta overweegt hiervan een apart project te
maken.
Het politieke klimaatHet heersende politieke klimaat is bijzonder slecht voor het
bestrijden van discriminatie, wat door sommigen beschouwd
wordt als een linkse hobby. Daarbij komt dat het proces tegen
Geert Wilders en het requisitoir van het Amsterdamse Openbaar
Ministerie tekenend is voor de verdere voortzetting van de uit-
holling van de anti-discriminatiewetgeving. Een uitholling die wij
al enige jaren sluipend haar intrede zien doen; uitingen worden
meer en meer afgedaan als ‘toegestaan in het kader van het
maatschappelijk debat’, als ‘vrijheid van de columnist’, of als ‘niet
onnodig grievend voor de bevolkingsgroep’ (!). Dat de uitspraak
in het Wilders-proces, of het nu schuldig wordt of niet, grote
gevolgen zal hebben voor discriminatiebestrijding lijkt wel dui-
delijk. Dit zal niet alleen gelden voor discriminatie van moslims,
maar ook voor antisemitisme en alle andere vormen van discri-
minatie.
De huidige stand van zaken op het Nederlandse gedeelte van
Internet geeft aan, dat er veel mis is. Opvallend is dat er sinds
vorig jaar aanmerkelijk minder meldingen worden gedaan over
discriminatie tegen moslims, terwijl meldingen over antisemits-
me stabiel hoog blijven. Een mogelijke verklaring is een verlies
van vertrouwen bij moslims in de Nederlandse samenleving en
haar instellingen, onder invloed van het huidige politieke klimaat.
Het MDI is er echter voor allen, en richt zich op verwijdering van
alle vormen van discriminatie. Als wij niet in staat zijn om ieder-
een in Nederland bescherming te bieden tegen haat, als we gelijk
Frits Bolkestein en Hans Jansen vinden dat we het op moeten
geven en vertrekken, dan zeggen we eigenlijk dat onze samen-
leving volledig is mislukt.
Ronald Eissens is algemeen directeur van de Stichting Magenta
en bestuurslid van het International Network Against Cyber Hate.
Leden van het International Network Against Cyber Hate tijdens de
jaarvergadering 2010 in Wenen; links Ronald Eissens (foto International
Network Against Cyber Hate)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 9
36 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Van de 217 Joodse advocaten en procureurs die op 30 april
1941 in Nederland woonden en werkten zijn er in de vier
jaren die er op volgden 107 omgekomen. Meestal werden ze in
één van de vernietigingskampen vermoord. Bijna de helft van het
totaal dus. Het hadden er ook – veel – meer kunnen zijn. En vol-
gens de nazi’s en hun helpers ook veel meer moeten zijn.
Dit gegeven brengt tegelijk een zekere verwarring teweeg. Het
recht hoort zonder aanzien des persoons te werken. Dat doet het
niet, althans niet altijd. Maar blijven ook in een staat van onrecht
sommige facts of life – ontwikkeling, inventiviteit, invloed, net-
werken, geld – dus gewoon hun werk doen? Ja, dus. Het is een
van de sinistere gegevens die zich aandient in het boek Smalle
Marges, geschreven door de rechtshistoricus Joggli Meihuizen.
Een lijvige studie naar de geschiedenis van de Nederlandse advo-
catuur in de Tweede Wereldoorlog, en tevens het resultaat van
een in 2005 door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA)
aan het NIOD gegeven opdracht. Ingevolge die opdracht moest
aan de positie van de Joodse advocaten speciale aandacht wor-
den besteed.
Blijvend getekendDe aanleiding voor de opdracht kwam bij onze oosterburen van-
daan, en bepaalde ons er bij hoe ongelofelijk veel daar de afge-
lopen decennia is veranderd. Sinds 2000 reisde in Duitsland
namelijk de tentoonstelling Anwalt ohne Recht – Schicksale jüdi-
scher Anwälte in Deutschland nach 1933 (Advocaat zonder
recht – het lot van Joodse advocaten in Duitsland na 1933). Naar
aanleiding daarvan werd geconstateerd dat zo’n deelstudie naar
de positie van de Joodse advocaten tijdens WO II in ons land tot
dusver niet was verricht. Zo’n onderzoek, was de gedachte, zou
antwoord kunnen geven op de vraag hoe de stand der advoca-
ten als zodanig de oorlog had overleefd. Maar misschien vooral
een nieuw licht kunnen werpen op het lot van de Joodse advo-
caten. Velen waren vermoord – terwijl degenen die het overleef-
den in de regel blijvend waren getekend.
Bij het onderzoek van Joggli Meihuizen stond eigenlijk bij voor-
baat vast dat het een uiterst pijnlijke exercitie zou worden. Hoe
was het mogelijk dat de verzamelde Nederlandse advocatuur,
toen ruim 1900 m/v sterk, die samen het aloude nobile officium
vormden, en voor een groot deel bovendien bestond uit ‘nette’
mensen (wat een jonkheren in die tijd!), de Joodse collega’s geen
bescherming van enige betekenis heeft kunnen bieden? Hen
integendeel te laten gaan – alsof het om eerlozen ging, erger: om
vuilnis? Voor een land waarin de latere hoogleraar en minister
van justitie mr. C.H.F. Polak zelfs vóór de oorlog geen baan bij
een gerenommeerd advocatenkantoor kon krijgen omdat dat
door de maten, gezien de internationale situatie, ‘niet oppor-
tuun’ werd gevonden, was dat misschien niet zo heel verwon-
derlijk. Maar, zo was de vraag, hoe had het proces van desolida-
risering in dit deel van de samenleving precies gewerkt toen het
er echt om ging spannen? Juist op dit terrein heeft Meihuizen –
ondanks grote handicaps: alle officiële stukken van de
Amsterdamse orde van advocaten uit de periode 1940-1945 zijn
in de jaren zeventig bijvoorbeeld spoorloos verdwenen – een
enorme hoeveelheid materiaal bijeengebracht en geanalyseerd.
In de fuik van het kwaadEerst nog iets over de schaduwzijden. De lezer maakt achtereen-
volgens kennis met een op 24 augustus 1938 uitgevaardigd
Koninklijk Besluit, waarbij met instemming van vrijwel de gehele
advocatuur, uit xenofobe, zo niet regelrecht antisemitische oog-
merken aan ‘vreemdelingen’ de toegang tot de balie werd ont-
Advocaten in de oorlogWillem van Bennekom
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 36
35
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
benoeming tot Verwalter liet zien. Het was een collega uit
Solingen, Heinrich Cornell, die de opdracht had het bedrijf voort
te zetten.’
Cahen en zijn vrouw overwegen Nederland te ontvluchten. Een
visum voor Cuba komt te laat. Een bevriend Joods echtpaar krijgt
een aanbod om over de grens met Zwitserland gebracht te wor-
den; Max en Jet mogen mee. De helpers zijn zogenaamde pas-
seurs, die geld verdienen aan het helpen ontvluchten van Joden.
De hulp zou dit keer betaalbaar zijn. De vrienden en ook Jet zet-
ten Max onder grote druk om deze, misschien wel enige kans
aan te grijpen, maar Max staat op de rem. Hij vraagt de passeurs
naar reisschema en reistijden en merkt dat hun aanbod vals is.
Later zou blijken dat ze hun klanten rechtstreeks naar de Gestapo
in Brussel brachten om daar hun tweede honorarium op te strij-
ken. ‘Voorlopig had mijn geografische kennis vier mensen het
leven gered’, stelt Max nuchter vast.
Voorjaar 1942 worden in het Vughtse recreatiegebied De IJzeren
Man bij de hei kazerneachtige gebouwen neergezet zonder dat
de omwonenden, waaronder Max en Jet, enig idee hebben van
het doel daarvan. In januari 1943 is het duidelijk, wanneer het
Kamp Vught in gebruik wordt genomen. ‘Het kamp bleek een
echt KZ te zijn en het was er verschrikkelijk.’ ’s Nachts worden
grote groepen gevangenen waaronder heel veel kinderen uitge-
laden, want Vught was een ‘familiekamp’. Cahen beschrijft het
enorme gebrek aan ruimte, aan eten, aan melk voor zuigelingen
en jonge kinderen. Het drinkwater is vervuild en ziekmakend, en
er is sprake van kindersterfte. Het duurt weer even tot deze
mededeling tot me doordringt. Kindersterfte! in een van huis uit
proper en goed georganiseerd land als Nederland!
Philips KommandoVanwege zijn kennis van elektrotechniek vraagt de directie van
de Philips Fabrieken in Eindhoven aan Cahen om inkoper te wor-
den voor de industrie die zij, onder leiding van de SS, in het kamp
willen beginnen. Doel was om hun in het kamp gedetineerde
werknemers beter werk en vooral betere werkomstandigheden
te bieden, en tegelijkertijd zo veel mogelijk Joden op die manier
te helpen. Max gaat akkoord en fungeert door zijn vrije toegang
tot het kamp als uiterst belangrijke informatie- en boodschap-
pendienst tussen de gevangenen en de buitenwereld. Dat gaat
door als hij zelf geïnterneerd wordt, zij het onder bedreiging dat
als hij niet terug zou komen van zijn inkoopreizen anderen in zijn
plaats gepakt zouden worden. Voor Jet was intussen een onder-
duikplek gevonden omdat ze zwanger bleek te zijn en verblijf in
het kamp voor haar extra riskant was. Na ieder inkoopreisje keert
Max gewetensvol terug, vanwege zijn missie als ‘levend lek’ en
ook uit angst voor wat er met de zijnen kon gebeuren als hij dat
niet zou doen. Cahen vermoedde wel dat de kampleiding het idi-
oot vond dat hij telkens maar weer terugkeerde. ‘Als dat zo was’,
zegt hij, ‘dan hadden ze volkomen gelijk. Het geweten kan wel
eens een slechte raadsman zijn.‘ En: ‘Had ik geweten wat erna
zou komen dan zou ik de kracht van het geweten niet gehad
hebben.’ En ook, over zijn belang als boodschapper: ‘Doch ook
hier geldt achteraf het woord van Prediker: “Alles is ijdelheid”.’
Het zijn kleine aanwijzingen voor Cahens twijfel aan de juistheid
van zijn waarnemingen en van zijn gedrag die hem niet alleen
toen, maar ook in zijn verdere leven geplaagd moet hebben.
Vlak voordat hij, samen met de andere Joden van het Philips
Kommando, op transport gaat naar Auschwitz, hoort Cahen dat
Jet is bevallen van een gezonde dochter, Truusje. Wat hem dat
onder de omstandigheden gedaan heeft is, ook door hoe hij
daarover schrijft, goed na te voelen.
Ook in het vernietigingskamp staan Cahens zintuigen op scherp,
blijkt uit zijn beschrijving ervan, en toch: het was alsof hij ook
scherp zag dat hij sommige zaken beter níet tot zich kon laten
doordringen. ‘Van die vergassingen waren we ons wel en niet
bewust’, hoewel de Kapo’s in Vught er over hadden verteld en
de signalen bij aankomst in Auschwitz duidelijk genoeg waren,
‘omdat we er toch niet aanwilden en het verdrongen.’
Cahen beschrijft zijn martelgang door een aantal kampen. Als hij
meer dood dan levend in een ziekenbarak ligt en zeker weet dat
het einde nadert, wordt hij door een oude makker, medegevan-
gene uit Vught, uit zijn bed gepraat. Hij overleeft.
Op eigen kracht, en zonder hulp van het Rode Kruis of van de
Nederlandse overheid, is Max Cahen op 29 juni 1945 terug in
Nederland. Hoe hem dat lukt, is een verhaal op zich.
Het laatste hoofdstuk is aan de overlevingsgeschiedenis van
Cahens vrouw Jet Cahen-Elion gewijd, geschreven door
hun dochter Truus Wertheim-Cahen. Het is het verhaal van Jets
onderduik in een klooster waar ze, zwanger van Truus, als zoge-
naamde ongehuwde moeder tussen de katholieke meisjes met
baby’s, de ‘gevallen vrouwen’, zat. Voor dit deel van het boek
kruipt Truus als het ware onder de huid van haar moeder en geeft
woorden aan de angst en wanhoop die te destilleren zijn uit Jets
summiere aantekeningen in die jaren. Het is Truus die, in kort
bestek, Jets verhaal schrijft over doodsangst voor ontdekking en
verraad; over eenzaamheid; over angst en onzekerheid over het
lot van haar man. En over de moed die nodig was om in die
omstandigheden met haar pasgeboren kind staande te blijven.
Tussen de regels door gaat het ook over de pijn en de woede die
voelbaar bleven in het jonge gezin Cahen, waar na de oorlog nog
twee zoons geboren werden.
Het boek is zo een indringend document geworden over het
leven en overleven van een gewoon Joods gezin in Nederland tij-
dens de Jodenvervolging en erna.
Ik heb dit alles opgeschreven… Vught-Auschwitz-Vught; Memoires
van Max Cahen 1939-1945, (redactie Truus Wertheim-Cahen, Ruud
Weissmann, René Kok, Jeroen van den Eijnde, Theo Hoogbergen).
Wolfaert Uitgevers & Projecten, ’s-Hertogenbosch 2010, 192 blz.,
ISBN 9789491044069, €17,50
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 35
10 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Antisemitisme ‘weer salonfähig’ ‘Bang? Geen haar op mijn hoofd. Mijn angst ben ik verloren in
Auschwitz. Daar verkeerde je vaak in doodsangst, maar gek
genoeg: ook dat went. Doodsangst is een emotie en emoties
duren niet heel lang. Bang zijn had tegen de willekeur geen zin.
In de periode daarvoor ben ik als onderduiker in Nederland zes-
tien keer veranderd van adres. Toen voelde ik me opgejaagd.
Sinds de oorlog ben ik de angst voorbij. Maar ik ben wèl heel
boos. Dàt er niks tegen het haat zaaien wordt ondernomen.
Waarom worden die haat zaaiende en tegen Joden ophitsende
Arabische zenders niet uit de ether gehaald? ’
Bloeme Evers-Emden (1926) die opgroeide in een ‘warm, liefde-
vol Joods gezin’ verloor in de oorlog alles, bouwde nadat zij
Auschwitz had overleefd samen met haar man Hans Evers een
groot gezin op en moet nu opnieuw onder ogen moet zien dat
het antisemitisme, zoals zij zegt, ‘weer salonfähig is geworden’.
Haar kleinzoon zei vorige week op de Nederlandse televisie dat
hij en zijn gezin willen vertrekken naar Israel. Hij geeft Bolkestein
groot gelijk: voor iemand die er duidelijk orthodox- Joods uitziet
is er volgens hem in Nederland geen toekomst. Bloeme Evers:
‘Maar ik ga niet weg. Ik heb zelf weinig last, ik ben niet persoon-
lijk aangevallen maar wel bezeerd door de ‘mediacratie’ die vol-
strekt overheersend opinievormend is. Mijn kinderen durven
waarschijnlijk niet aan hun moeder te vertellen wat ze op straat
meemaken. Mijn tijd zal het wel duren, maar ik denk dat mijn
kleinkinderen een andere tijd tegemoet gaan.’
De Joodse religie centraalIn de jaren zeventig organiseerde zij als voorzitter van de Joodse
vrouwenvereniging Deborah, opgericht in 1978, weerbaarheid-
cursussen. ‘Je diende de geschiedenis te kennen om onzin met
feiten te kunnen weerleggen en je leerde om ad rem te zijn,
zodat je mensen direct van repliek kon dienen. We spraken daar-
over in kringgesprekken met vrouwen, waardoor je onder elkaar
was en je je emotioneel veilig voelde. Zo deden we dat eind jaren
zeventig.’
Samen met haar man koos zij ervoor om religie in de opvoeding
van hun zes kinderen centraal te stellen. ‘Ik had het geloof van
huis uit niet meegekregen. Ik kwam uit een socialistisch gezin,
arm want mijn vader raakte als diamantslijper werkloos. De poli-
tieke discussies tussen mijn idealistische ouders aan de keukenta-
fel staan me nog helder voor de geest. Maar mijn opvoeding zat
wel vol Joodse rituelen die mijn moeder onbewust doorgaf van-
uit haar vrome achtergrond. Onze kinderen gingen naar de
Joodse school en werden langzamerhand orthodoxer, van streng
tot heel streng. Mijn man en ik werden door hen op het pad van
het Jodendom meegevoerd, want we zagen hoe belangrijk dat
voor hen was geworden. Ik was jarenlang er psychisch niet aan
toe, maar het verlangen was er altijd. We zijn ons gaan verdie-
pen in het geloof, het heeft ons gezin zeker verrijkt.’
Dit interview verscheen in uitgebreider vorm in De Groene
Amsterdammer van 16 december 2010, p. 12-13.
Bloeme Evers-Emden is zekerniet bang, wèl heel boos.Margreet Fogteloo Bloeme Evers-Emdem (Foto Bob Bronshoff)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 10
11
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Verdeeld in wij en zij‘Het denken in wij en zij verdeelt de samenleving en dat voel ik
echt als een gevaar.’ Aan het woord is Abdel Betti. Jarenlang was
hij politieagent in Stadsdeel Nieuw West te Amsterdam, een wijk
waar hij zelf ook is opgegroeid en nog steeds woont: ‘Ik voel mij-
zelf zo geïntegreerd als het maar kan, en tóch word ik altijd als
buitenlander gezien!’
Samen met de Werkgroep Marokkaanse Ouderen, die hij hielp
opzetten naast zijn functie als coördinator van de Afdeling Leer -
plicht van het Stadsdeel Nieuw West, is hij enkele jaren geleden
naar Auschwitz gereisd. Thema van de reis, die onder begelei-
ding van het Nederlands Auschwitz Comité plaatsvond (Auschwitz
Bulletin, september 2008, p. 3), was de vraag naar het gevaar
van stigmatiseren: wat gebeurt er als een groep wordt afgezon-
derd van de rest? Betti: ‘Het is zo ernstig als een groep – of dit nu
Joden, Marokkanen of Turken zijn – wordt weggezet in de samen -
leving. Het leidt alleen maar tot meer discriminatie en racisme.
Mensen denken steeds meer in groepen, en de groei van dat
gedachtepatroon merk ik in het openbare leven. Het maakt me
zelfs bang, ik heb hier tenslotte kinderen!’
Acceptatie van elkaarAls voormalig politieagent is Betti een man van de wet: ‘In een
land moet iedereen zich aanpassen, waar je ook vandaan komt,
of je nu Moslim, Christen of Jood bent. Als je hier komt wonen
moet je je best doen om te integreren. En daar mogen best betere
regels voor komen. Regels zijn er om je aan te houden, maar ik
vind wel dat ze voor iedereen gelijk moeten zijn. Als je op het
sportveld de scheidsrechter beledigt, krijg je een rode kaart en als
je een agent beledigt, krijg je een boete. Maar iedereen mag, zo
lijkt het langzamerhand wel, zomaar Joden en Moslims beledigen.
En dat beangstigt mij steeds meer: waar leidt dat toe?’
Ondanks de verharding in de samenleving die hij waarneemt,
blijft Betti oplossingsgericht: ‘Er kan een actieve rol voor de over-
heid zijn. Door dat denken in wij en zij durven mensen ook niet
meer uit hun vertrouwde omgeving te treden. De overheid zou
integratie kunnen bevorderen door bijvoorbeeld deze groepen
meer te spreiden en het wonen in gemengde wijken meer te sti-
muleren. Samen leven is het begin van acceptatie. Zonder accep-
tatie van elkaar vrees ik voor het ergste. Dat de geschiedenis zich
zou kunnen herhalen.’
De Werkgroep Marokkaanse Ouderen bij de quarantainegebouwen in
het Stammlager (Auschwitz I) in 2008; Abdel Betti (met wit overhemd)
krijgt uitleg van Jacques Grishaver (foto Ronald van den Berg)
Opinie
Angst door een verdeeldesamenlevingEmilie Kuijt
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 11
34 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
‘Het was voortdurend zaak
geestelijk bij te blijven’.
Over het onderwerp zijn boekenkasten volgeschreven. Toch
blijft het in essentie een raadsel hoe een beschaafde natie
ertoe kon komen een industriële moord op miljoenen mensen uit
te denken en uit te voeren. Er zijn langzamerhand ook heel wat
boekenplanken volgeschreven door overlevenden. Toch blijft het
in essentie een raadsel hoe het kon lukken lichamelijk en geeste-
lijk – misschien vooral dat laatste – staande te blijven in die totale
afhankelijkheid van daders die geen mensen maar ongedierte in
hen zagen, en daar naar handelden. Het overlevingswapen van
Max Cahen was, zoals hij in zijn memoires schrijft, ‘geestelijk bij
te blijven’. Maar hoe doe je dat? En wat, als de waarheid onver-
draaglijk is?
Uit de waarnemingen en ervaringen van Max Cahen in de
Tweede Wereldoorlog, gebundeld in het boek Ik heb dit alles
opgeschreven… , wordt pijnlijk duidelijk hoe een weldenkend
mens stap voor stap ingelijfd wordt in een misdadig systeem dat
op de ondergang van hem en de zijnen uit is. Hoe hij dus onge-
wild meedoet in dat systeem omdat hij, hoe scherpzinnig ook,
niet kan voorzien en zeker niet kan voorkomen dat het virus van
racisme en antisemitisme, dat door dat systeem verspreid wordt,
zijn land, zijn stad, zijn straat infecteert. Hoe het dus niet meer te
bestrijden valt. Het wordt duidelijk hoe een intelligent mens als
Max Cahen worstelt om tot juiste oordelen, juiste beslissingen of
adviezen aan anderen te komen om te overleven, terwijl hij
iedereen wantrouwt, moet wantrouwen, ook zichzelf. Hij heeft
het allemaal opgeschreven. Het boek is een samenvoeging van
twee manuscripten: een verslag over het Philips Kommando
– waarover straks meer – dat hij schreef op verzoek van Lou de Jong
voor diens geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Neder -
land en zijn persoonlijke memoires, bedoeld voor zijn kinderen.
De gewone taal die Cahen gebruikte voor wat hij meemaakte,
tot in het vernietigingskamp toe, zorgt ervoor dat je de inhoud
van zijn verslag aankunt, althans zo verging het mij. Maar het
effect was ook dat het vaak even duurde voordat alle details van
de krankzinnige werkelijkheid die hij beschrijft tot me doordron-
gen – als ik er al niet overheen gelezen had. Een goed voorbeeld
daarvan is zijn beschrijving van de panische angst die de kamp-
beulen in Auschwitz hadden voor kleerluizen – vanwege de vlek-
tyfus die ze konden veroorzaken. ‘Iedereen werkte angstig mee
aan het voorkomen van kleerluizen want de sanctie erop was
“moordend”. Vandaar dat douchen met echte zeep en dat vol-
komen kaalscheren op die eerste avond. Werd in een barak door
een SS’er op inspectie luis aangetroffen, dan gingen alle strozak-
ken en dekens de ontluizingsoven en de barakbewoners de gas-
kamer in!’
Kamp VughtDe oorlog begint voor Max Cahen in Vught, waar Jet Elion en hij
in 1940 als jonggehuwden gaan wonen. Ze zijn dan 35 en 32 jaar
oud. Jet heeft een goede baan bij Organon, Max is elektrotech-
nisch ingenieur die, bij gebrek aan goede ingenieursbanen, zijn
vader assisteert in diens fabriek voor verpakkingspapierwaren.
Na zijn vaders overlijden, in 1938, wordt hij directeur – tot 1941,
als hij samen met twee Joodse medewerkers op straat wordt
gezet. Hij schrijft in zijn kenmerkende, laconieke stijl: ‘Eind sep-
tember wandelde er een Duitser mijn kantoor binnen, die me zijn
Een fenomenaalgeheugen
Bertje Leuw
De memoires van Max Cahen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 34
33
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Propaganda op Nederlandse postzegels: zegelblok van
het Nederlandsche Legioen uit 1942.
Voor- (l) en achterkant (r) van de ansichtkaart van de tentoonstelling Der ewige Jude die van
2 augustus tot 23 oktober 1938 in Wenen te zien was.
Briefkaart van Elly Herschel aan N. Herschel in Westerbork, voor- en achterzijde (Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork).
Op de adreszijde de datum 23 mei 1943 en de afzender Arbeitslager Wlodowa. Het werkkamp Wlodowa was een klein stadje in de buurt van het
vernietigingskamp Sobibor dat als adres moest worden opgegeven om de naam Sobibor geheim te houden.
Op schrijfzijde is de tekst (in het Duits) heel onschuldig, bijna of Elly op vakantie was. De nazi’s schreven voor wat wel en niet geschreven mocht
worden. In vertaling staat er: Lieve ouders, ik ben hier in een werkkamp, en werk in de wasserij. Met mij gaat alles goed. Het eten is hier goed.
Er zijn hier Nederlanders, Fransen, Polen en Russen. Ik heb ook veel vrienden. Lieve ouders, schrijf snel terug, groeten en kussen. Jullie dochter Elly L.
Herschel. Groeten aan alle vrienden. Elly
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 33
12 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Niet passief zijnErwin Olaf, fotograaf, was afgelopen zomer te gast bij het tele-
visieprogramma Zomergasten. Hij hield in dit programma een
pleidooi tegen toenemend homogeweld in zijn stad Amsterdam
en toonde zich een strijdvaardige bewaker van een prille vrijheid.
Als voorbeeld vertelt hij dat hij betrokken was bij een incident in
de underground homoclub De Trut waarbij twee jonge zoenende
mannen door allochtoon uitziende mannen werden uitgelachen
en uitgescholden. Naar aanleiding van zijn reactie circuleert
onmiddellijk daarna een mail op het internet waarin hij wordt
beschuldigd van racisme. Erwin legt uit: ‘Twee Marokkaanse jon-
gens stonden een jong homostel uit te schelden. Die homo’s rea-
geerden stom, gelaten. Ik werd woedend en belde 112. Ik ging
tekeer tegen die Marokkaanse jongens, maar sloeg beslist geen
racistische taal uit. Probeerde ze duidelijk te maken dat je als
homo’s in dit land mag trouwen, dus zeker ook op straat mag
zoenen. Er hangt een extreem negatieve energie in de lucht;
iedereen moet òf nu het land uit, òf door één deur kunnen’.
Black Tea PartyErwin had op dat moment een optie op het poppodium Paradiso
in Amsterdam. Op 3 oktober jongstleden organiseerde hij daar
de Black Tea Party, een feest om te verenigen. Erwin vervolgt: ‘In
Amsterdam leven veel culturen samen op een klein oppervlak; je
moet proberen al die culturen te verenigen. Met de Black Tea
Party heb ik een poging gedaan; het publiek was een goede mix
van autochtone en allochtone homo’s. Ik heb 100 kaarten gratis
aan armlastige allochtone homo’s gegeven. Er waren 2000 men-
sen binnen, waarvan zeker 150 tot 200 Turkse en Marokkaanse
jongens.’ Op de vraag wat de follow-up zou moeten zijn van de
Black Tea Party antwoordt hij: ’We hebben van iedereen e-mail-
adressen en telefoonnummers genoteerd. Mocht zich weer een
incident voordoen, dan willen we met een zogenaamde e-mail-
bom iedereen oproepen te komen demonstreren. De opbrengst
van de avond was voor het goede doel, voor Tolerance United
(www.toleranceunited.com). Met een deel van de opbrengst zijn
die nu een voorlichtingsspel aan het ontwikkelen over tolerantie,
gericht op leerlingen van lagere scholen. Met de rest van het geld
wordt een computerprogramma ontwikkeld om de e-mail-bom
te kunnen realiseren. Het blijft alleen wel lastig de homo’s zelf
wakker te schudden; die zijn te passief.’
Het idee van een e-mail-bom na een incident is niet nieuw.
Afgelopen zomer stuurde een Turkse ijscoman in Berlijn twee
zoenende jongens weg van zijn terras. De week daarop stonden
er op datzelfde terras 500 jongens te zoenen: een ludiek en zeer
effectief protest. Erwin vindt de sfeer in Nederland erg verhard
en maakt zich daar zorgen over: ‘Het begint zich te vertalen in
xenofobie. Het is niet goed om te emotioneel en te impulsief te
gaan demonstreren; je moet niet altijd woedend worden. Er is
meer overweging nodig in onze woede. Ik vind dat het COC daar
verder mee aan de gang moet gaan. Het COC moet de inciden-
ten bepalen die aan de schandpaal moeten worden genageld.
Dat ga ik niet doen’.
‘Na de Tea Party heb ik veel contact met Marokkaanse jongens;
ze zijn allemaal erg positief en onderkennen dat er in hun ge -
meenschap veel mensen zijn die zich erge zorgen maken over de
stand van zaken. Met deze mensen moeten we in gesprek.’
Homo’s,Marokkanen …doe d’r (zelf)iets aan!Naomi Koster
Zelfportret (foto Erwin Olaf)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 12
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Pak zelf die rotjongens op!Vanochtend staat in de Volkskrant dat onrust homo’s naar de
PVV lokt. Wat vind Erwin daarvan? ‘Dat vind ik erg zorgwek-
kend. Het kan te maken hebben met het feit dat er veel meer
berichtgeving is over homogeweld omdat de media alle schroom
kwijt zijn en ook doordat de aangiftebereidheid groter is gewor-
den, die combinatie. Er is wel degelijk iets aan de hand, maar of
je dan PVV moet stemmen … Als ze regeringsverantwoordelijk-
heid hadden gehad, ga je gang: dat is democratie. Maar die heb-
ben ze niet gekregen, dus daar heb ik m’n vraagtekens bij. Ik vind
de angst voor de PVV te groot: laat maar regeren, laat maar zien.
Doe mee met het systeem. De retorieke soep kan nooit zo heet
worden gegeten als ze wordt opgediend! Maar aan de andere
kant: domme Marokkaanse ouders word eens wakker, pak je
koters van de straat en geef ze een draai om hun oren! Intel -
lectuele Marokkaanse jongens: doen jullie nou eens wat! Bedenk
een PR-plan, ik fotografeer jullie wel. Pak zelf die rotjongens op.
Verbeter het imago van je eigen groep zelf!’
De diversiteit vierenIn interviews heeft Erwin een aantal keren gezegd dat hij liever
in Berlijn zou wonen dan in Amsterdam. Waarom? ‘Berlijn is op
dit moment qua gevoelstemperatuur zo tolerant en je voelt er
overal de geschiedenis. De mensen zijn zich bewust van de zwar-
te bladzijde en gaan minder snel schelden en tieren. En er is een
fysiek element: het is groot en uitgestrekt waardoor je je vrijheid
makkelijker kunt beleven. In Amsterdam zit je erg boven op
elkaar, moet je met elkaar dealen op een klein oppervlak’. In een
reactie op deze uitspraak roept COC-Nederland Erwin Olaf op
om in Nederland te blijven met de woorden: ‘strijdbare mensen
zijn juist hard nodig om ervoor te zorgen dat ons land een prettige
en tolerante plek blijft. Laten we samen de schouders er onder
zetten en ervoor zorgen dat op straten, scholen, werkplekken en
in bejaardenhuizen iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn’.
En dan … wat vindt hij van lokhomo’s en lokjoden? ‘Als middel
om potenrammers of ‘Jodenrammers’ op te sporen vind ik het
OK. Je moet er wel zeker van zijn dat er gelokt wordt en niet uit-
gelokt. De term is natuurlijk erg dom. Ik begrijp niet waarom het
zo breed uitgemeten moet worden in de pers. Ik zou zeggen:
gebruik het eerst als opsporingsmiddel, kijk of het effectief is en
zet het dan pas in de krant!
Dit nummer van het Auschwitz Bulletin heeft als thema xenofo-
bie en angst. Is er angst bij hem? ‘Ik ben meer op m’n qui-vive
op straat. Na 9/11, de moord op Theo van Gogh en de inciden-
ten met rotjongens let ik beter op. Maar ik moet er niet aan den-
ken dat er alleen maar autochtone Nederlanders zouden zijn.
Meer op je qui-vive zijn is OK, maar we moeten als autochtonen
niet alle remmen losgooien. Beschaving, ingehoudenheid, goed
formuleren, discussie en dialoog zijn belangrijk. Voor homo’s,
Marokkanen en welke andere minderheidsgroep dan ook geldt:
kom op voor je eigen mensen, verbeter het imago van je eigen
groep en laten we de diversiteit vieren!
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 13
32 Cultureel
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De eerste keer dat ik postzegels zag die in nazi-Duitsland
werden uitgegeven was op een tentoonstelling in het
Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 2009. Het was een
kleine tentoonstelling die – al is dat bijna pathetisch om te zeg-
gen – een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Nooit had
ik me gerealiseerd op hoeveel manieren de nazificatie van
Duitsland in zijn werk ging. Geraffineerd dus, uitgekiend, over
nagedacht. Postzegels en briefkaarten gebruikt bijna iedereen in
het dagelijks leven, bijna iedereen stuurt en krijgt post.
Postzegels en briefkaarten bleken een bijzonder eenvoudige
vorm van propaganda. Hitlers minister voor Openbare Voor -
lichting en Propaganda, Joseph Goebbels (1897-1945), die bin-
nen de kortste keren de media, pers, film, radio en de kunsten
onder controle had, maakte er dankbaar gebruik van. Brief -
kaarten, ansichtkaarten en postzegels werden ingezet om de
nazi-ideologie onder de mensen te brengen. Joden werden
‘uiteraard’ als volksvijanden neergezet, daarvoor ging geen zee
te hoog. Op een briefkaart van 15 oktober 1938, staan, tot vier
keer toe stempels, waarop de ontvanger van de kaart dwingend
wordt aangespoord om de tentoonstelling Der ewige Jude in
Wenen te bezoeken. Leni, moeder en oma sturen op deze kaart
vanuit de tentoonstelling de hartelijke groeten aan hun familie in
Braunschweig. Hoe ‘der ewige Jude’ eruit zag in de ogen van de
nazi’s is te zien op een ansichtkaart van de tentoonstelling: grote
neus, geld in de ene, een zweep in de andere hand en hamer en
sikkel om het ‘Joods-communistisch complot’ aan te duiden.
Bennie Vlaskamp (1950), die deze verbluffende collectie bijeen-
bracht, verzamelde al op de lagere school postzegels, min of
meer alles wat hij maar vinden kon. Zijn belangstelling voor post-
zegels, briefkaarten en ansichtkaarten uit de nazi-tijd werd
gewekt door het proces tegen de zogenoemde Schreib tisch -
mörder Adolf Eichmann (1906-1962), dat wereldwijd de aan-
dacht trok en in 1961 ook op televisie in Nederland was te vol-
gen. Hij keek er naar met zijn vader die hem uitlegde hoe ver-
keerd het was wat er in de oorlog met de Joden was gebeurd.
Eichmann werd ter dood veroordeeld en toen op Bennie’s rooms-
katholieke school voor diens zielerust werd gebeden bad Bennie
niet mee.
Op een vlooienmarkt in Warschau kocht hij in 1994 twee brie-
ven geschreven uit het concentratiekamp Dachau, het begin van
zijn verzameling die vervolgens gestadig werd uitgebreid. Twee
keer reisde hij met het Nederlands Auschwitz Comité naar het
concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Sinds
2006 is Bennie Vlaskamp bestuurslid van de Stichting Sobibor.
Zijn boek Post uit de vergetelheid, dat nu is verschenen, biedt
een keuze uit zijn verzameling, het is niet te beschrijven, je moet
het zien!
Boek: Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en Arie
van Dalen, Post uit de vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s en
nazi-kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.)
ISBN 978490 374082, € 19,90. Dit boek, al eerder gesignaleerd in het
Auschwitz Bulletin (september 2010, p. 27), is direct te bestellen bij de
uitgever www.compaanuitgevers.nl of via de boekhandel.
Tentoonstelling: de tentoonstelling zal opnieuw te zien zijn van 15 februari
2011 tot 17 april 2011 in het Nationaal Monument Kamp Vught.
Post uit de vergetelheid
Carry van Lakerveld
Brieven en kaarten uit getto’s en
nazi-kampen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 32
31
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
vliegtuig naar Valkenburg-ZH te zijn gegaan. Uiteindelijk zijn we
allen weer samengebracht in Eindhoven. Gedurende die héle
periode had ik een pop bij me: Mies. Ik heb hem waarschijnlijk in
Westerbork gekregen, en zij heeft de hele oorlog met me mee-
gemaakt, en is mee teruggekomen. Die pop is mijn hele leven
een rol blijven spelen’.
Jaarlijkse reünieNa de oorlog hoorde een vriend van Lous’ moeder op de radio
over een groep met kinderen die in Eindhoven zou zijn, en hij
hoorde Lous’ naam genoemd worden. ‘Mijn moeder is toen
komen liften om mij op te halen. Ik heb zelf aan deze periode
geen herinneringen, en ook niet aan de kampen. Dat zal niet
voor niets zijn denk ik dan maar, en het is misschien maar beter
ook’. Haar eerste vage herinneringen begonnen in Zwitserland,
waar haar moeder haar op aanraden van artsen naar toe stuurde
om te herstellen. ‘Toen ik terugkwam herkende ik haar ook niet
goed. Mijn eerste échte herinnering is mijn aankomst op
Amsterdam CS in 1946, waar een vrouw en een man naar mij
toekomen en zij zegt: ‘Dag, ik ben je moeder’. De man zei ‘Dag,
ik ben je Oom Hans’, en dat werd later mijn tweede vader. Na
mijn tijd in Zwitserland ben ik goed opgegroeid, en erg gelukkig
geweest. Mijn moeder is ook altijd politiek betrokken geweest,
net als voor de oorlog, en is zich blijven inzetten voor minder -
heden”.
Een aantal jaar geleden is een van de zogeheten ‘onbekende kin-
deren’ op zoek gegaan naar de anderen, en heeft ze allemaal op
één na, al was de groep inmiddels over de hele wereld verspreid
geraakt, teruggevonden. Er is een bijeenkomst georganiseerd, en
die beviel zo goed dat tegenwoordig ieder jaar op 13 september
een reünie wordt gehouden. ‘Eerst hoefde dat voor mij niet zo.’
zegt ze nu, ‘Ik wist niet goed wat ik daar mee wilde. Maar inmid-
dels ben ik Secretaris van de groep! Het blijft toch erg bijzonder
dat je zoveel samen hebt meegemaakt, dat schept een band.
Intussen is er in Israël een Unknown Children Park gemaakt, en
zijn er bomen geplant ter nagedachtenis. Ik ben bij de onthulling
geweest, en vond het erg speciaal. Wij onbekende kinderen heb-
ben toch allemaal onze portie leed in het leven gehad, maar wij
hebben écht een overlevingsdrang. Bij veel van onze groep her-
ken ik dat’.
Reis-2011 naarconcentratie -kampen in Polen
De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-
seert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz,
Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden
van maandag 31 oktober t/m zaterdag 5 november 2011.
De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-
persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met
bijbetaling van € 175,-.
De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchtha-
venbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is
toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow
en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen
van musea.
N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende
hotel- en vliegtarieven.
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:
Nederlands Auschwitz Comité
t.a.v. De heer J. Grishaver
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
fax: 020-6003455
e-mail: [email protected]
Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt
nemen aan de reis.
Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met
Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 31
14 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De recente weerstand tegen de geplande bouw van een isla-
mitisch centrum nabij Ground Zero in New York staat niet
op zichzelf. De ophef kan worden vergeleken met bijvoorbeeld
het aanhoudende verzet tegen de komst van de nieuwe Essalaam
moskee in Rotterdam, het huidige conflict over de vestiging van een
nieuwbouwmoskee in Roosendaal, of het Zwitserse minaretten -
verbod uit 2009. In de maatschappelijke discussie over moskee -
bouw blijft de belangrijkste vraag echter stellig onbeantwoord:
waarom wordt er telkens weer zo heftig geprotesteerd tegen de
bouw van islamitische gebedshuizen?
Verschuivende machtsverhoudingenDe inzichten van de Joods-Duitse socioloog Norbert Elias en zijn
Britse collega John Scotson, leveren een bijdrage aan het ant-
woord op deze vraag. In 1965 publiceerden zij de studie De ge -
vestigden en de buitenstaanders, waarin ze de machtsverhoudin-
gen blootleggen tussen de bewoners van twee arbeiderswijken
in de Engelse stad Leicester. In de oude wijk woonden vooral de
gevestigde bewoners, in de nieuwe wijk vooral de nieuwkomers.
De gevestigde bewoners behandelden de nieuwkomers als bui-
tenstaanders, wat resulteerde in aanhoudende spanningen en
conflicten tussen de wijkbewoners.
De gevestigden probeerden hun groepsidentiteit te beschermen,
omdat ze de komst van de buitenstaanders ervoeren als een
bedreiging van hun gevestigde levensstijl en status: een bedrei-
ging, met andere woorden, van de bestaande orde. De oorzaak
van de spanningen bleek niet zozeer bij religieuze of etnische
verschillen tussen de twee groepen te liggen, maar bij de vrees
van de gevestigden dat hun leefwereld zou verdwijnen, dat zij
aan macht zouden inboeten.
De gelijkenis tussen de spanningen in deze Engelse arbeiders -
wijken en de actuele conflicten in de VS en Nederland is opmer-
kelijk. Waar in Leicester oude en nieuwe bewoners met elkaar
botsten, staan in Rotterdam, Roosendaal en New York niet-mos-
lims en moslims respectievelijk als gevestigden en buitenstaan-
ders tegenover elkaar.
Kenmerkend voor dit gevestigden-buitenstaandersmodel is dat
men de aandacht in het debat vestigt op een bijzaak, zoals de
bouw van een islamitisch ontmoetingscentrum, terwijl de hoofd-
zaak van de onrust ergens anders gezocht moet worden, name-
lijk in een verschuiving van de machtsverhoudingen. De wrijving
tussen de gevestigden en de buitenstaanders treedt daarom het
meest opzichtig naar voren, in de vorm van een maatschappelijk
conflict, zodra de machtsbalans zich in het voordeel van de bui-
tenstaanders aan het wijzigen is. Naarmate de gevestigde groep
zich onzekerder voelt, des te meer zal de weerstand tegen de
buitenstaanders toenemen.
Macht voor de buitenstaandersDát de macht van moslims groeit, zal geen verbazing wekken. In
Nederland nemen moslims niet alleen aanzienlijk in aantal toe,
moslims spreken ook steeds beter Nederlands, zijn steeds hoger
opgeleid en bekleden vaker belangrijke politieke en economische
posities. In Amerika vindt er weliswaar een minder forse demo-
grafische wijziging plaats – er wonen relatief gezien minder mos-
lims dan in West-Europa –, maar moslims zijn er gemiddeld hoger
opgeleid en hebben meer maatschappelijk succes. Hoewel niet
alle buitenstaanders bijdragen aan het welslagen van de groep,
doet dit niets af aan de machtstoename van de groep in zijn
geheel. Zo heeft Rotterdam weliswaar talrijke problemen met cri-
minele Marokkaans-Nederlandse jongeren, tegelijkertijd bestaat
het stadsbestuur uit een burgemeester van Marokkaanse en een
wethouder van Turkse afkomst. Beiden zijn bovendien moslim.
Daarnaast wijzen Elias en Scotson in hun boek op een ander inte-
ressant theoretisch fenomeen. Als de ongelijkheid in de machts-
balans tussen gevestigden en buitenstaanders vermindert, kunnen
de – voormalige – buitenstaanders juist datgene gaan doen wat
hen kwalijk wordt genomen. Tot op zekere hoogte kan worden
gesteld dat moslima’s hoofddoeken dragen en moslims nieuwe
moskeeën bouwen om zich op die manier doelbewust als buiten-
staanders te profileren.
De betekenisvan de strijdover het bouwen vanmoskeeën
Peer Sluiters
Overeenkomsten tussen moslims
en niet-moslims
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 14
15
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De felle afwijzing van de buitenstaanders en hun symbolen – mos -
keeën, minaretten, hoofddoekjes – is vervolgens de tegenaanval
van de gevestigden. De gevestigde groep is geneigd weerstand
te bieden aan dat wat de leden ervaren als een bedreiging van
hun machtsoverwicht. Het groeiende verzet tegen de bouw van
nieuwe moskeeën is dan ook symptomatisch voor de machtstoe-
name van moslims.
Kleine verschillenNaast de verschuivende machtsverhoudingen is er nog een twee-
de aspect van belang. Freud sprak in zijn psychoanalytische
beschouwingen over het ‘Narzissmus der kleinen Underschiede’.
Wanneer het onderscheid tussen individuen kleiner wordt, ont-
dekte de Oostenrijkse psychiater, gaan mensen de nadruk leg-
gen op kleine verschillen en neemt bovendien hun gevoel van
eigenliefde toe. Hoe kleiner de verschillen, des te belangrijker ze
lijken, en hoe agressiever ze tot uitdrukking worden gebracht.
De Nederlandse antropoloog Anton Blok gaat nader in op dit
principe in zijn het essay dat hij dezelfde naam gaf: Het narcisme
van kleine verschillen (1997). Hij laat zien dat conflicten vaak
ontstaan tussen individuen of groepen die, in tegenstelling tot
wat men zou verwachten, juist erg weinig van elkaar verschillen,
of waarbij de verschillen in korte tijd sterk zijn afgenomen. Die
subtiele verschillen blijken dan de inzet van strijd, omdat niet de
verschillen maar juist de grote overeenkomsten, het gebrek aan
onderscheid, conflict veroorzaken.
Een goed voorbeeld van het narcisme van kleine verschillen werd
in de vorige eeuw in de VS geëtaleerd, toen de Afro-Amerikanen,
na afschaffing van de slavernij in 1865, langzaam maar zeker
dezelfde rechten verwierven als de blanke bevolking. Discri mi -
natie en geweld namen scherpere vormen aan naarmate de Afro-
Amerikanen vooral in de jaren vijftig en zestig – in 1965 kregen
de zwarte burgers stemrecht – prominenter onderdeel van de
maatschappij werden.
Een ander voorbeeld van de werking van het narcisme van klei-
ne verschillen is dat het antisemitisme in het Duitsland van de
jaren dertig zich uitbreidde, naargelang Joden in toenemende
mate volwaardig participeerden in de Duitse samenleving.
De pijn van het verlies van macht.In Nederland en de VS lijken moslims, wat macht betreft, steeds
meer op de groep gevestigde autochtonen. Dat komt in de mos-
keebouw tot uitdrukking: het feit dat moslims in New York
ondanks alle weerstand in staat zijn om vlakbij Ground Zero een
omvangrijk en kostbaar religieus complex te bouwen, weerspie-
gelt in de fysieke ruimte die machtstoename. Nederlandse mos-
lims hebben voornamelijk vanaf 1995 een groot aantal nieuwe
moskeeën gebouwd, zoals in Tilburg, Utrecht en Deventer, en
hebben daarmee de strijd om schaarse ruimte in hun voordeel
beslecht.
De gevestigde orde wijst zodoende meer dan ooit op de – steeds
kleiner wordende – verschillen tussen moslims en niet-moslims.
En hoewel de gevestigden maar al te graag willen geloven dat
het pijnpunt in de nieuwe moskee of de hoofddoek zit, huist de
echte pijn in het moeilijk te verkroppen verlies van macht.
In het kort symboliseert de vestiging van een nieuwbouwmos-
kee de toegenomen sociale en ruimtelijke status van moslims.
Dat is de reden dat opponenten de moskeeën tot inzet maken
van een strijd die er in feite om gaat de toenemende macht van
wat ooit buitenstaanders waren te kortwieken. En hoe kleiner het
machtsverschil, hoe groter de ophef.
Peer Sluiters is antropoloog. Hij studeerde antropologie en politicologie
aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verrichtte onderzoek naar
de maatschappelijke weerstand tegen de bouw van nieuwe moskeeën.
Dit artikel is in iets andere vorm ook verschenen in NRC Handelsblad
van 14 september 2010.
Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité is van groot belang
nu en in de toekomst
en wordt door ons van harte ondersteund.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 15
30 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Het kleine prinsesjeLous Steenhuis – Hoepelman werd in 1941 geboren in een poli-
tiek actief gezin. Naarmate de oorlog vorderde, werd het leven
steeds moeilijker. Haar ouders doken onder en gingen in het ver-
zet. Lous werd als klein meisje ondergebracht in Bussum, waar
een halfbroer van haar vader woonde, die getrouwd was met
een niet-Joodse vrouw. Haar oom en tante hadden geen kinde-
ren, en beschouwden haar als hun eigen dochter. Lous was het
kleine prinsesje van het gezin, en genoot van de tijd bij haar oom
en tante. Tot 1943 ging het goed, maar toen moest ook haar
oom onderduiken. ‘Ik werd naar Amsterdam Oost gebracht,’
zegt Lous, ‘en heb nog steeds geen idee of dat adres van mijn
ouders kwam, of van mijn oom. Op dat onderduikadres was ook
een ander Joods meisje, maar zij werd gepakt en heeft mij toen
verraden’. Zij kwam nu terecht in de gevangenis op de Wetering -
schans. Achteraf bleek dat ze daar tegelijkertijd met de ‘Gerrit-
van-der-Veen-groep’ zat: de groep die het Amsterdamse bevol-
kingsregister in brand had gestoken. Eenmaal in de gevangenis
ontfermde een vrouw, mevrouw Adriaansen, zich over Lous en
ging met haar mee naar Westerbork, waar Lous in het weeshuis
terecht kwam.
Onbekende kinderen‘Daar circuleerde een lijst’, vertelt zij, ‘opgesteld door de Duitsers,
met allerlei kinderen waar zij niet precies van wisten wie het
waren. Bovenaan die lijst stond Unbekannte Kinder – en zo is de
term ‘onbekende kinderen’ in het leven gekomen. We waren een
groep van 50 kinderen totaal, de jongste een paar maanden oud,
de oudsten ongeveer 10 of 11 jaar’. De bedoeling was dat de
onbekende kinderen naar Auschwitz op transport gesteld zou-
den worden, maar uiteindelijk werd het, met het laatste trans-
port van 1944, Bergen-Belsen en Theresienstadt.
‘Er zijn’, volgens Lous, ‘twee lezingen waarom ons transport met
alle kinderen niet naar Auschwitz is gegaan. De eerste is dat
Truus Wijsmuller, een maatschappelijk werkster die zeer actief
was in het verzet, naar het kantoor van de Sicherheitsdienst aan
de Euterpestraat in Amsterdam (nu Gerrit van der Veenstraat)
ging, om te vertellen dat de ‘onbekende kinderen’ helemaal niet
Joods waren, maar juist kinderen van Duitse soldaten en
Nederlandse meisjes, en dat ze dus zeker niet naar Auschwitz
gestuurd konden worden. De tweede verklaring is dat de spoor-
lijnen al te veel kapot waren, en de trein dus niet goed die kant
meer op kon rijden. De tweede lezing is wellicht het meest
logisch, maar dat eerste verhaal spreekt me toch wel aan: zo’n
vrouw met veel lef die ons probeerde te redden!’
Ondertussen waren de ouders van Lous nog steeds ondergedo-
ken, maar uit veiligheidsoverwegingen op verschillende adres-
sen. Vanuit de onderduik werkte de moeder van Lous mee aan
de organisatie van de Februaristaking. Zo stencilde zij het beken-
de pamflet waarmee tot de staking werd opgeroepen. Haar
vader werd in december 1943 verraden, en via Westerbork op
transport gesteld naar Auschwitz. Hij heeft tijdens dit transport
nog kans gezien om een briefkaart uit de trein te gooien, gericht
aan zijn gezin, maar werd in januari 1944 meteen na aankomst
in Auschwitz vermoord. Hij was 26 jaar oud.
Op 13 september 1944 werden de 50 onbekende kinderen van-
uit Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Het
kleinste baby’tje overleed al op de reis, maar wonderbaarlijk
genoeg hebben de overige 49 kinderen allemaal de oorlog over-
leefd. Na twee maanden in Bergen-Belsen te zijn, werd de groep
eind november 1944 doorgevoerd naar Theresienstadt, dat in
1945 werd bevrijd door de Russen. ‘We zijn als één groep uit
Westerbork in veewagens vertrokken’, zegt Lous, ‘maar we zijn
allemaal verspreid teruggekomen. Ik schijn zelfs met een leger-
Van prinsesje tot‘onbekend kind’
Emilie Kuijt
In gesprek met Lous Steenhuis-
Hoepelman
Lous Steenhuis – Hoepelman met haar pop Mies (foto Emilie Kuijt)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 30
29
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
sen door Joden wordt gedaan. Een jury werd gevormd, waarbij
ook de huidige bewoners een rol speelden samen met mensen
van de Joodse gemeente en de stad Wenen.
Op de prijsvraag kwamen 23 inzendingen binnen, daaruit wer-
den eerst 9 geselecteerd en tenslotte werden daaruit de eerste
drie gekozen. De eerste prijs werd ex aequo gewonnen door
Julia Schulz en Ulla Rauter en het ontwerp van de eerste is uitge-
werkt tot monument.
Het monument bevindt zich op het kruispunt van de Servi -
tengasse en de Grünentorgasse. Over een oppervlak van enkele
meters is, verzonken in het trottoir, een vierkante bak aange-
bracht die bedekt is met een glazen plaat. Daaronder liggen 462
verschillende oude sleutels van diverse makelij door elkaar. Iedere
sleutel heeft aan een koordje een kaartje met daarop de naam
van een eigenaar of eigenares van de vroegere woningen in die
straat. Het zijn ‘sleutels tegen het vergeten’, wat ook de naam
van het monument is geworden. Op bescheiden afstand staan
er enkele bankjes omheen. Naar aanleiding van dit project is een
boek gepubliceerd waarin interviews, foto’s en brieven van over-
levenden en hun nakomelingen staan. Van het project is ook een
documentaire film gemaakt. Op deze manier willen mensen van
de 9e wijk Alsergrund laten zien dat zij zich verantwoordelijk
voelen voor de nagedachtenis van hun vermoorde of verdreven
buurtgenoten.
De symboliek van sleutelsIk vroeg Julia Schulz (31) waarom haar ontwerp is uitgekozen.
Zij studeerde, vertelt zij mij, van 2005 tot 2009 ‘trans-media
kunst’ aan de genoemde universiteit voor toegepaste kunst en
de Holocaust was een thema, waarmee zij zich al van jongsaf,
geïnspireerd door haar moeder, heeft bezig gehouden. Als teen-
ager las zij veel boeken van overlevenden. Ook op school werd
het thema uitvoerig behandeld. Niet alleen bij het vak geschie-
denis maar ook bij het vak Duits, omdat de docent, die een fan
van Bertold Brecht was, het erg belangrijk vond dat de leerlingen
kennis namen van het naziverleden van dit land. ‘Sleutels tegen
het vergeten’ is niet haar afstudeerproject geworden maar is een
zelfstandig onderwerp. Zij beschouwt het als haar belangrijkste
werk totnogtoe. Omdat zij als student al vaak aan grote kunst-
projecten meewerkte, had zij een goed inzicht in de manier waar-
op je inzendingen en schetsen voor zo’n project uitvoert. Bij de
presentatie bleek het ook heel belangrijk te zijn goed met de jury
te kunnen communiceren en vast te houden aan je eigen ont-
werp. Zowel de planning als de uitvoering waren een grote uit-
daging voor haar.
Het idee om een monument in het straatoppervlak te maken
heeft ook een symbolische betekenis. De sleutels, die als bij een
opgraving zichtbaar gemaakt zijn, vormen de materialisatie van
het historische onderzoek naar mensen en namen in deze straat.
En zo wordt de geschiedenis van de bewoning, die verborgen was
in de grond van de Servitengasse, weer zichtbaar gemaakt. De
jury heeft volgens Julia voor haar ontwerp gekozen vanwege dit
symbolische karakter en de directheid van haar project. De andere
inzending, ex aequo met het hare gekozen, was een geluidspro-
ject. Daarvan verwachtte men echter veel problemen bij de uit-
voering en men vreesde een te grote ingewikkeldheid bij het
onderhoud.
Er zijn nu de namen van 462 mensen, die hier ooit geleefd heb-
ben en later zijn gevlucht, verdreven of vermoord, verzameld
door historici. Het is echter niet uitgesloten dat er nog meer
namen boven water komen. Daarmee is in het ontwerp ook
rekening gehouden: er kunnen nog sleutels aan worden toege-
voegd. Alle namen zijn dus van echte Joodse bewoners van de
Servitengasse. De sleutels zijn verzameld bij bewoners van de 9e
wijk en met name afkomstig van de huidige bewoners van deze
straat. Er zijn ook enkele originele sleutels, waarbij dus de namen
van de werkelijke eigenaren aan die sleutels bevestigd zijn.
Julia Schulz heeft aan het project meegedaan omdat het werk
van de projectgroep ‘Servitengasse 1938’ om dit thema zichtbaar
te maken veel indruk op haar maakte. Of in haar woorden: ‘Es
ist eine Herausforderung [uitdaging] ein solches Denkmal zu
schaffen.’ Wel vindt zij dat, hoewel er enkele reacties in de pers
waren, de belangstelling, ook gezien het thema, in het algemeen
niet bijzonder groot was. Ze had meer publiciteit verwacht.
Voor verdere informatie kan men te rade gaan bij:
www.Servitengasse1938.at Voor het project ‘Sleutels tegen
het vergeten’
www.juliaschulz.at Over de maakster van het monument
http://www.redirect.servitengasse1938.at Over de Ser vi -
tengasse en over het lot van de mensen die daar verdwenen
zijn; verder over de huidige bewoners en hun relatie met de
Joodse bewoners van vroeger.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 29
16 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Een belast verleden‘Zigeuners, Gipsies, Cigojna, Zingare, Chingene, Gitanos, Cigan ,
Magjup, allemaal scheldwoorden.
Het zijn de woorden die mijn volk soms dagelijks moet horen. De
authentieke naam voor ‘zigeuners’ is Sinti en Roma. Sinds de
14de eeuw tot nu toe worden scheldwoorden gebruikt. Waar -
schijnlijk omdat wij niet welkom zijn en mensen een afkeer van
ons hebben. Waarom hebben mensen dat? Dat ze je niet kennen
en meteen al een oordeel over je klaar hebben? Wij zijn het wel
gewend, het gaat al eeuwen zo. Maar nu, ondanks al het nega-
tieve dat over mijn volk en over mijn cultuur gezegd wordt, vind
ik het van belang ook mijn zegje te kunnen doen.
Als we het hebben over de toestand bij Sinti en Roma, weet je
bijna zeker dat er niet veel goeds te melden valt. Voor velen daar-
buiten is de situatie totaal onbekend. Waarom zeg ik onbekend?
Omdat er tussen de Sinti en Roma en de anderen geen verbin-
ding is om elkaar op de hoogte te houden over elkaars situatie.
Als iemand op een onbekende plek terecht komt bij onbekende
mensen, moeten er twee dingen gebeuren. Eerst moet men zich-
zelf voorstellen om te weten te komen waar men is en hoe men
verder moet gaan. Daarna pas kunnen de mensen, die je zien, je
omarmen en verder helpen. Zeven eeuwen zijn voorbijgegaan
zonder dat we onszelf op een normale wijze konden tonen. We
hebben niet kunnen laten weten wie we zijn, wat we willen of
wat we kunnen. En dat, omdat het niet van ons werd verlangd.
Tot op de dag van vandaag worden Sinti en Roma geregeld ver-
volgd, zelfs vermoord. En alleen omdat ze ‘anders’ zijn, alleen
omdat ze zichzelf zijn. Het is iets van alledag in landen als Frank -
rijk, Hongarije , Tsjechië , Bulgarije, Servië, Roemenie. Roma uit
Oost- en Centraal-Europa vragen regelmatig asiel aan in West-
Europa, ook in Nederland. Maar de Integratie en Naturalisatie
Dienst (IND) zegt dat het niet nodig is, omdat al die landen vol-
doende rechtsmiddelen kennen waarmee Roma bescherming
van de nationale autoriteiten kunnen inroepen. Maar vanwaar
dan al die asielverzoeken? En waarom beweren rechtshulpver -
leners en mensenrechtenorganisaties dat Roma nog steeds het
slachtoffer zijn van straffeloos racistisch geweld?
Beginnen bij de jeugdOok in de Nederlandse samenleving zijn Sinti en Roma niet
opgenomen. Er zijn geen serieuze plannen gemaakt voor de ont-
wikkeling van ons volk. Daar komt bij dat wij allen over één kam
geschoren worden, zoals dat tegenwoordig veel gebeurt. Niet
alleen bij Sinti en Roma maar ook bij andere minderheden in
Nederland. Het verschil tussen die laatste groepen en Sinti en
Roma is, dat er voor ons helemaal geen voorzieningen zijn en er
niet met ons mee gedacht wordt over hoe de situatie verbeterd
zou kunnen worden.
Om dat te bereiken moeten we, denk ik, beginnen bij de jeugd.
Die mag nu niet het slachtoffer worden van de manier waarop
wij het hebben gedaan. Gezien het verleden is het volk van Sinti
en Roma een kwetsbare doelgroep, die steeds erg op zijn hoede
is voor discriminatie, en gevoelig is voor vooroordelen en uitingen
van racisme.
De organisaties in Nederland zijn het werk van vrijwilligers. Een
bevolking die het moeilijk heeft met de eigen ontwikkeling heeft
echter de juiste ingrediënten nodig. Wat moet gebeuren is, dat
wij zelf het initiatief nemen, samen met hulp van anderen. Om
te ontwikkelen in taal, in media, in cultuur.
Geen van de bestaande organisaties heeft verbindingen met de
regering, met media, of met maatschappelijke organisaties. Dat
is wel nodig. Sinti en Roma in Nederland zouden langs die weg
voorbeeld kunnen worden voor anderen. Want hier in Nederland
krijg je de kans om naar school te gaan, kun je aan een baan
komen, kun je gewoon een huis kopen en kun je een eigen orga-
nisatie beginnen. In Nederland kan het!
Maar ... alle organisaties, die tot nu zijn opgericht, zijn gestart
door vrijwilligers. Zij doen hun werk met hart en ziel en sommige
organisaties bestaan zelfs al bijna twintig jaar. De overheid heeft
geen kans gegeven om ze te helpen, door uitbreiding of met pro-
fessionaliteit. Dankzij samenwerking van Sinti en Roma organi-
saties beginnen er nu echter lichtpuntjes te komen. Zo is er nu de
eerste Sinti en Roma radio en er zijn onderwijsassistenten die via
de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) het land ingaan
om Sinti en Roma kinderen te begeleiden. In Arnhem is de eerste
Sinti muziekschool opgericht, waar Roma zowel als Sinti kinde-
ren les krijgen en waar via muziektalentenjachten de jeugd zijn
talenten kan laten zien. Zo is er nu wel het een en ander georga-
niseerd voor Sinti en Roma ... maar het moet meer worden. En
men moet dieper ingaan op de problemen.
Beki Galjus is hoofdredacteur van radio Patrin, het radio programma
voor Sinti en Roma in Nederland dat wordt uitgezonden via Salto op
Wereld FM, elke zondag van 15.00 tot 17.00 uur.
Samen staanwe sterker
Beki Galjus
De toestand van Sinti en Roma
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 16
17
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Toen alle brandweerwagens, brandweermannen, vliegtuigen
en helikopters eindelijk de brand onder bedwang hadden,
had de Almachtige het laatste woord: het begon, voor het eerst
in 10 maanden, te regenen. De brand op de Carmelberg zal ons
nog lang heugen. Velen zullen de heldhaftige acties van de
brandweer en de politie herinneren. Ander zullen aan die bus
denken, die met bijna 40 passagiers in enkele seconden door de
hevige brand werd vernietigd.
Ik denk aan Ahoeva Tomer, onze commissaris van politie in Haifa.
Toen ze hoorde dat een bus vol gevangenisbewaarders wilde
proberen de brand te trotseren om gevangenen te redden, gaf
ze geen persinterview met behulp van een PR consultant, maar
stapte in haar wagen en gaf gas. Enkele minuten later was ze al
verbrand en na vier dagen lijden overleed ze.
Uiteraard zal de lezer vragen hebben, zoals: waarom gaat de
commissaris van de hele politie achter een bus aan? Welnu, dit is
Israel: bij ons gaan de commandanten voor de soldaten het slag-
veld in en ook Ahoeva – wat ‘geliefde’ betekent – reageerde pre-
cies zoals we dat in Israel gewend zijn. Maar zoals het vaak gaat
met zulke tragische gevallen, Ahoeva was weer iets speciaals. Ze
was de eerste vrouwelijke politie agente die zulk een belangrijke
functie bekleedde. Er werken heel wat vrouwen bij de politie en
ze komen tot hoge posities, maar Ahoeva was wel weer wat
anders. Je kon haar overal zien, ze was de hele dag bezig met
onze stad en je zou haast denken dat ze in haar kantoor sliep.
Haar levenspartner zei het duidelijk bij haar graf: ‘Ik was de
levenspartner, maar ze was getrouwd met de politie.’
Toch zijn vrouwen als Ahoeva niet uniek in ons landje. We heb-
ben nu vrouwelijke piloten van gevechtsvliegtuigen in het leger.
Ook hebben we vrouwelijke commandanten en soldaten in spe-
ciale gevechtseenheden. De voorzitter van de Hoge Raad in
Jeruzalem is een vrouw. Meer en meer grote bedrijven hebben
vrouwen aan het stuurwiel, zoals Bank Leumi.
Vrouwen hebben altijd een grote rol gespeeld in de geschiedenis
van ons Joodse Volk. Vanaf Sara, de vrouw van Abraham, via
Dvora, die een leger leidde tegen Salah A-Din, tot aan Golda
Meir, onze vrouwelijke premier. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
komt de naam van de parachutist Channa Shenesh naar boven
en ik weet zeker dat er nog vele andere voorbeelden zijn. We zijn
er hier aan gewend dat vrouwen meer en meer prominente rol-
len in onze samenleving vervullen. Persoonlijk vind ik het prima.
Toch blijft het vreemd dat de meeste vrouwen in topfuncties min-
der verdienen dan hun mannelijke collega’s in dezelfde functies,
maar ik blijf optimistisch en denk dat ook dit euvel in de toekomst
zal worden verholpen.
Terug bij Ahoeva weet ik nog hoe ze haar positie als comman-
dant van de politie in Haifa betrok. Ik ben vrijwilliger bij onze
politie, die nooit genoeg mankracht heeft. Ze kwam kijken hoe
de vrijwilligers te werk gingen en, na eerst wat gegniffel omdat
een vrouw ons wilde inspecteren, reed ze gewoon met ons mee.
Tijdens onze dienst gebeurde er niets bijzonders, maar Ahoeva
was druk aan de telefoon en vroeg ons heel wat over ons werk
als vrijwilligers. Onze reacties schreef ze op. We vertelden haar
dat we ons bewust waren van het tekort aan budget en man-
kracht, maar dat lichtgevende vesten voor de vrijwilligers wel een
pre zijn. Ze reageerde niet op, maar schreef rustig door. Toen we
een week later weer dienst hadden, lag er voor ieder een licht-
gevend vest klaar, met voor ieder zijn eigen naam erop. Geen
afzender, maar gewoon aan het werk gaan.
In ons land van vooroordelen hebben we genoeg redenen om te
zeggen waarom iemand niet kan slagen in een functie: van religie
tot seksuele geaardheid – ook in Israel spelen de vooroordelen
een rol. Maar vrouwen blijven doormarcheren en veroveren heu-
veltje na heuveltje in onze samenleving.
Vierendertig jaar terug was er een Hollandse immigrant in het
Israëlische leger gegaan. Hij had geen familie in Israel en was dus
een alleenstaand soldaat. Bij het Israëlische leger valt die onder
de sociale dienst en juist in dat jaar was het leger begonnen vrou-
welijke soldaten te trainen als sociaal werker in het leger. Deze
functie was daarvoor jarenlang door mannen uitgeoefend. De
Hollandse soldaat weigerde echter enige hulp van het leger, tot-
dat hij na een half jaar gewoon een bevel kreeg zich te melden
bij de zojuist aangekomen nieuwe sociaal werker. Eerst dacht hij
nog dat meisje in de maling te nemen, maar toen ze elkaar zagen
sloeg er een vonk over.
Dat meisje werd mijn vrouw en samen hopen we binnenkort
grootouder te worden. Of ik geloof in vrouwen in belangrijke
posities in Israel? Wat denkt u? ©Simon Soesan
Column
VrouwenvolkSimon Soesan (Haifa – Israel)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 17
28 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Monumenten in het straatbeeldVeel hoofdsteden in Europa, zoals Amsterdam, Parijs, Warschau,
Berlijn en natuurlijk Wenen telden voor de Tweede Wereldoorlog
een grote Joodse bevolking. Vlak voor de Anschluss van Oosten -
rijk bij Nazi-Duitsland in 1938 woonden er 200.000 Joden in
Oostenrijk, van wie 180.000 in Wenen. In de jaren daarna
vluchtten velen vooral naar de Verenigde Staten en Palestina.
Bijna 70.000 Joden werden vermoord in de vernietigingskampen
van de nazi’s.
Een vraag die na 1945 vaak gesteld werd is: hoe kun je mensen
herdenken die toen verdwenen, gestorven of vermoord zijn? Op
een aantal plekken zijn als antwoord daarop in de laatste jaren in
Nederland, België, Duitsland en Oostenrijk Stolpersteine (strui-
kelstenen) geplaatst bij het huis waar iemand het laatst gewoond
heeft. Zo’n struikelsteen is een goudkleurig vierkantje van 10 bij
10 centimeter, waarop in een messing plaatje, de naam, geboor-
tedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden
gestanst zijn. Het Auschwitz Bulletin heeft daar in september
2009 (p. 10-11) met Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) ook
aandacht aan besteed.
Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter
Demnig (1947, Berlijn). Hij brengt gedenktekens aan op het trot-
toir voor de huizen van mensen die door de nazi’s verdreven,
gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze
Stolpersteine herinneren onder andere aan Joden, Sinti en Roma,
politieke gevangenen, homoseksuelen, Jehova’s getuigen en
euthanasie-slachtoffers. De kunstenaar noemt ze Stolper -
steine omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je
moet buigen om de tekst te kunnen lezen.
Ook in Wenen zijn struikelstenen, maar in één wijk heeft men
nog iets heel anders bedacht. Wenen is verdeeld in 23 wijken, die
Bezirke worden genoemd. Alle wijken hebben een nummer en
een naam. De 9e wijk heet Alsergrund. De huidige bewoners van
één straat in die wijk, de Servitengasse, hebben onderzocht hoe-
veel Joodse bewoners hun straat telde en hoevelen er kleine
bedrijfjes hadden. Van de 680 bewoners bleken 55% Joods te
zijn. De Servitengasse is representatief voor veel van deze stra-
ten in het 9e Bezirk. Men ging onderzoeken wat het lot was van
hun vroegere verdwenen buren, of zij kinderen hadden en klein-
kinderen, en of zij erin geslaagd waren te ontsnappen aan het
naziregime. En men wilde op die manier iets van hun waardig-
heid in deze buurt en de maatschappij herstellen. Zo werd bij-
voorbeeld voor één bepaald huis in de Servitengasse nagegaan
welke bewoners er vóór de oorlog woonden. Als herinnering aan
de 27 bewoners van dat specifieke huis, die allen verdreven of
vermoord werden, zijn hun namen op een gedenksteen aan de
gevel huis geplaatst.
Vele bewoners werden na 1938 uit hun huizen gezet, bijeenge-
dreven en weggevoerd naar zogenaamde Sammelwohnungen,
waar veel families op elkaar gepropt moesten verblijven tot ze
naar kampen werden afgevoerd en de meesten later vermoord.
Uiteindelijk hebben 462 mensen in de Servitengasse gewoond of
bezaten daar een huis of een winkel, die slachtoffer werden van
de vervolging door het nationaalsocialisme.
Projectgroep ‘Servitengasse 1938’Na dit onderzoek werd de projectgroep ‘Servitengasse 1938 - lot
van de verdwenenen’ gevormd die samen met de Universität für
angewandte Kunst Wien (Universiteit voor Toegepaste Kunst van
Wenen) een prijsvraag voor studenten uitschreef om een sym-
bool te ontwerpen ter nagedachtenis. In het ontwerp moesten in
elk geval de namen van alle omgebrachte en verdreven Joden
worden vermeld en het was ook wenselijk dat men steentjes erbij
of erop kon leggen zoals vaak bij het bezoeken van begraafplaat-
‘Sleutels tegenhet vergeten’
Theo van Praag
Een monument in Wenen
Het sleutelmonument in de Servitengasse, Wenen, rechts detail
(foto’s Theo van Praag)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 28
27
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
ook blok 11, ‘de gevangenis in een gevangenis’, met de beang-
stigende martelkamers in de kelder waar dag en nacht gemoord
werd en de eerste vergassing plaatsvond van 600 gewonde
Russische krijgsgevangenen en 250 zieken uit het hospitaal. In
blok 20 stierven duizenden door phenol-injecties in de hart-
streek. In een ander blok staat de twintig meter lange vitrine
gevuld met vrouwenhaar en verder vitrines met ontelbare hoe-
veelheden kinderschoenen, brillen, koffers, pannen, tandenbor-
stels, kunstledematen. En als klap op de vuurpijl, net buiten de
dubbele omheining van elektrisch geladen prikkeldraad aan iso-
latoren op betonnen palen, het meest schuldige gebouw op
aarde: de eerste minutieus doordachte Zyklon B-gaskamer annex
crematorium, voorzien van ijzeren sleden op rails waarmee de lij-
ken in de ovens geschoven konden worden.
Het kan nog erger. Auschwitz 2, Birkenau. Drie kilometer verder-
op, aan de andere kant van het spoorwegemplacement van
Oświęcim. In een volledig open vlakte waar de wind vrij spel
heeft ligt daar het angstaanjagende restant van iets onbevatte-
lijks. Het kamp, waarvoor in 1943 nota bene een uitbreidings-
plan gereed lag dat voorzag in een verdubbeling, is immens uit-
gestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken; het poortgebouw
met wachttoren waar de trein doorheen ging; het lange, hele
lange selectieperron, met aan het einde de sciencefictionachtige
ruïnes van twee opgeblazen gaskamers annex crematoria. Nog
verder naar achteren het badhuis en de restanten van nog eens
twee gaskamers/crematoria. Een strook houten barakken is
behouden gebleven, evenals drie stroken stenen barakken, het
vrouwenkamp met in een van barakken de ‘slaapplaats’ van
medereizigster Lenie Velleman; en verder tientallen schoorste-
nen die als een bos dode bomen de plaats aanduiden van de ove-
rige barakken, samen goed voor het onderbrengen van maar-
liefst 60.000 mens-slaven. Mulisch noemt het ‘de eenzaamste
plek op aarde, alleen door zwijgen te beschrijven’. Licht pathe-
tisch misschien, maar wat moet je ook anders met zoiets?
Wrede begraafplaatsVoor het lugubere kamp Majdanek, vergeven van de kraaien en
een maatje kleiner dan Birkenau, geldt twee dagen later in wezen
hetzelfde. Dat ligt voor god en iedereen zichtbaar op een licht
omhoog glooiende kale vlakte net buiten Lublin aan de oude en
nog steeds doorgaande hoofdweg naar Chełmno. Tientallen
houten barakken zijn behouden gebleven, waaronder die waarin
een grotere en een aantal kleinere gemetselde en deels beton-
nen gaskamers waren ondergebracht en waar volop geëxperi-
menteerd werd met zowel Zyklon B als koolmonoxide. ‘Fluitende
arbeiders teerden scheefgezakte houten wachttorens, trokken
vermolmde barakken omver en bouwden op dezelfde plaats
nieuwe, volgens de oorspronkelijke Duitse blauwdrukken’,
schrijft Mulisch. Ook nu rijdt een aanhangwagen rond waarop
nieuwe, met de hand bewerkte houten stijlen en dakgordingen
liggen. Zeker herbouwd is de houten ombouwing van het cre-
matorium met een hoge schoorsteen en wederom een flinke gas-
kamer die zonder enige gêne als een soort kathedraal de kam van
de glooiende vlakte tooit.
Na een lange tocht door het steeds dunner bevolkte en steeds
dichter beboste Oost-Polen – berken en dennen – komen onze
yin en yang bussen in de buurt van het drielandenpunt met Wit-
Rusland en Oekraïne: bij het alleen al door zijn naam onheilspel-
lende Sobibor, in de late namiddag.
Behalve het verstilde perron met het verroeste stootblok waarop
nu keurige stapels gezaagde boomstammen liggen die elk
moment met een goederentrein opgehaald zouden kunnen wor-
den, herinnert eigenlijk niets aan wat hier in november 1943 na
de opstand volledig door de Duitsers is ontmanteld. Waar schijn -
lijk het meest doortrapte en efficiënt georganiseerde vernietigings-
kamp ooit. De plattegrond laat daarover geen enkele misvatting
bestaan: een fabriek met een adequate arbeidsdeling en een
geoliede lopende band. Alles was hier vanaf het prilste begin
gericht op het zo snel mogelijk doden van zo groot mogelijke
aantallen Joden.
Juist omdat er behalve asvelden en een sobere hoge asheuvel als
herdenkingsmonument eigenlijk niets is hakt Sobibor er diep in.
Niet afgeleid door prikkeldraad, ovens en barakken lijkt het een
tikkeltje eenvoudiger om deze verdoemde plek toch vooral ook
als de laatste rustplaats van een onnoemelijk aantal vermoorden
te zien. Een reusachtige, wrede begraafplaats.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 27
18 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Op 24 juni 2010 werd in De Balie te Amsterdam het boek
The Politics of War Trauma gepresenteerd. Jolande Withuis,
die samen met Annet Mooij het boek samenstelde, hield daarbij
een inleiding waarin zij een schets gaf van de ontwikkeling bij de
behandeling van medisch-psychische oorlogsschade in Nederland
na 1945. Deze inleiding volgt hierna.
Nederland een uitzonderingIn het boek dat hier vandaag wordt gepresenteerd zijn elf
Europese landen vergeleken met de vraag hoe er na de Duitse
capitulatie is omgegaan met gezondheidsschade als nasleep van
de Tweede Wereldoorlog. Wonderlijk genoeg was dat tot nu toe
niet bekend. Dankzij dit onderzoek kunnen wij met nu zekerheid
poneren dat Nederland in Europa een uitzondering vormt. Ner -
gens anders beschouwen zo veel oorlogsover levenden zich cate-
goraal of individueel als getraumatiseerd en nergens anders ook
worden zij door overheid, behandelaars, media, historici en familie -
leden zo volautomatisch gezien als collectief getraumatiseerd.
Nergens zul je bijvoorbeeld in een oorlogsmuseum vrijwilligers
aantreffen die een door de overheid betaalde training hebben
ondergaan in de omgang met getraumatiseerde mensen. Dit
simpelweg, omdat het nergens anders zo vanzelfsprekend wordt
geacht, dat het bezoeken van een museum mensen mogelijk
overstuur en opvang-behoeftig maakt. De oorlog is bij ons komen
te staan in het teken van psychische kwetsbaarheid. Elders is dat
niet of veel minder het geval.
Vergeleken met het buitenland vragen én krijgen in Nederland
exceptioneel veel soorten oorlogsslachtoffers erkenning als oor-
logszieke. Dat betekent niet dat Nederland altijd al meer dan
andere landen aandacht heeft besteed aan de gezondheidsklach-
ten van oorlogsslachtoffers. Integendeel. Onze constatering slaat
op de situatie zoals die sedert midden jaren zeventig is gegroeid,
een situatie die scherp contrasteert met de kwarteeuw daarvoor.
Eerst terug naar ‘normaal’Het is een misverstand dat er tot de jaren zeventig een conspiracy
of silence heeft geheerst over de mogelijke psychische gevolgen
van de oorlog. Vooral artsen, die zelf een kamp hadden overleefd,
voorzagen zulke gevolgen al meteen. Maar niet overal werd naar
hun zorgen geluisterd. Terwijl Frankrijk en Dene marken zich ont-
wikkelden tot de pionierslanden van het concentratiekampsyn-
droom, werden in Nederland de oorlogsgevolgen verwaarloosd.
Het Nederlandse verzet meende, net als de dokters en de domi-
nees, dat we zo snel mogelijk terug moesten naar normaal. De
verzetselite, die vooral bestond uit verzetsmensen die niet gevan-
gen hadden gezeten, was beducht voor het stimuleren van on -
rust en onte vredenheid. Zoals medici vreesden dat uitkeringen
mensen ziek zouden houden, zo vreesde de verzetstop dat aan-
dacht voor gezondheidsklachten zou leiden tot chroniciteit.
In Frankrijk waren verzetsorganisaties minder regentesk jegens
de basis en zelfbewuster jegens de overheid. Privileges en eer -
bewijzen werden gevraagd en gekregen. Een communistische
ex-Buchenwalder regelde als minister van volksgezondheid met-
een speciale medische zorg. In vakbladen kregen de aandoenin-
gen van ex-gedepor teer den al eind jaren veertig officiële medische
namen als Pathologie des Dépor tés en Maladie de la Résistance.
In Denemarken plaatste de regering het minieme verzet op een
voetstuk om de reputatie van het land te redden van de verden-
king van collaboratie. Er werd ruim geld ter beschikking gesteld
voor voorzieningen en medisch onderzoek onder kampover -
levenden, wat al in 1954 de term KZ-syndroom opleverde. Dat
syndroom omvatte ook psychische klachten maar die werden toen
niet begrepen als gevolg van psychotrauma maar van honger.
Lange-termijnschadeDe Nederlandse vrees voor blijvende onaangepastheid ontbrak
in de beide genoemde landen. Nederlandse ex-gevangenen zelf
beseften overigens heel goed dat sommige teruggekeerden
kampten met gezondheidsproblemen. Hun voormannen namen
deel aan de internationale medische conferenties die het voor-
malig verzet vanaf 1948 organiseerde, met Frankrijk en Dene -
marken als voortrekkers. Midden jaren vijftig werd op deze con-
ferenties al voorzichtig geconcludeerd dat de oorlogsgevolgen
wellicht niet van voorbijgaande aard zouden zijn.
Opvallend is dat uit alle landen ongeveer dezelfde klachten wer-
den gerapporteerd: moeheid, matheid, hartkloppingen, concen-
tratiestoornissen, kortom: een gebrek aan fysieke en mentale
energie. Even opvallend is dat nergens melding werd gemaakt
van de shell shock-symptomen van na de Eerste Wereldoorlog:
doofheid, stomheid, verlamming, bizarre bewegingen.
Omgaan met het oorlogstraumain NederlandJolande Withuis
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 18
19
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vanaf eind jaren vijftig ontsproot kennis over de oorlogsgevol-
gen behalve aan de internationale verzetsconferenties, aan nog
een tweede bron. In 1956 traden de West-Duitse Wiedergut -
machungswetten in werking. Die wetten golden voor Joodse
overlevenden, waar ze ook woonden. Vereiste voor een uitke-
ring was een keuring door een arts in het woonland, maar die
arts moest zijn rapport wel in het Duits kunnen opstellen. Veel
Joodse overlevenden waren geëmigreerd naar Amerika. Zij kwa-
men voor hun keuring vaak terecht bij Duitse psycho analy tici die
al voor de oorlog waren gevlucht. Zo kwam het dat hún psycho-
analytische georiënteerde inzichten van over de oceaan werden
geïmporteerd naar Duitsland, waar de psychiatrie tot dan toe stijf
en strak volhield dat alleen patiënten, die organische aandoenin-
gen hadden opgelopen, door de oorlog blijvend in hun gezond-
heid konden zijn geschaad.
De combinatie van de Europese verzetscongressen en de Ame ri -
kaanse inbreng in de Wiedergutmachung resulteerde in een
wetenschappelijke paradigmawisseling. De kern daarvan was de
erkenning dat een extreme, externe ervaring lange-termijnscha-
de kan opleveren. Je was dan geen aansteller en je hoefde ook
niet al voor de oorlog een kneusje te zijn geweest. Dit paradig-
ma werd in 1980 vastgelegd in de term ‘posttraumatische stress-
stoornis’ (PTSS).
Politieke afwegingenEen van onze belangrijkste conclusies is, dat de mate van lijden
tijdens of na de oorlog weinig voorspelt over de erkenning van
medisch-psychische oorlogsschade. De elf onderzochte landen
gaven na 1945 in een zeer verschillend tempo aandacht aan de
slachtoffers. Nergens vloeiden medische praktijk en sociale wet-
geving logisch voort uit de omvang van het leed.
Nergens vloeide uit de feiten, omtrent welke groepen het meest
hadden geleden, logisch voort dat die dan ook de meeste zorg
en aandacht kregen. Zie Denemarken, waar het oorlogsleed
gering was maar de aandacht voor mogelijke ziekten groot. Of
omgekeerd Polen, waar het lijden enorm was en de ziekte-erken-
ning gering.
Het oorlogstrauma is dus een geval apart wat betreft de medi-
sche kennisontwikkeling. Om welke slachtoffer groepen moest
de overheid zich bekommeren? Wie kwamen als eerste in aan-
merking voor een financiële regeling? Welke vormen van ge -
zondheidsschade ten gevolge van de oorlog dienden te worden
vergoed?
Ons onderzoek laat zien dat politieke meer dan medische afwe-
gingen de doorslag gaven bij de beantwoording van dit soort
vragen. De eerste voorzieningen werden niet opgezet waar de
oorlogsziektes zich het eerst of het heftigst voordeden. Zo liep
overal de zorg voor verzetsinvaliden en militaire slachtoffers jaren
voor op de voorzieningen voor de Joodse overlevenden.
Ook aan de vraagzijde waren politieke belangen nooit ver weg.
De vroegste inzichten over medische oorlogsgevolgen werden
niet verbreid door de Wereldgezondheidsorganisatie, de VN, art-
senorganisaties of universiteiten, maar door de organisaties van
voormalig verzet, gevangenen en veteranen. Doordat de meest
actieve artsen zelf ex-gevangene waren, was de kennisontwik-
keling nauw verbonden met de strijd voor erkenning en pensioe-
nen, en dus sterk politiek gekleurd.
Ten tijde van die verzetsconferenties en de Wiedergutmachung
was de Nederlandse invloed op het medisch denken over de oor-
logsgevolgen nog minimaal. Dat sloeg om na de affaire van de
‘Drie van Breda’ in 1972. Het voornemen van minister Van Agt
om de ‘Drie’ vrij te laten, riep grote tegenstand op. Voor het eerst
werd duidelijk hoeveel overlevenden nog steeds leden onder de
oorlog. Dat maakte diepe indruk en leidde bij regering en parle-
ment tot een soort goedmaakbeleid met als kern: ruime erken-
ning van de late psychische gevolgen en ruime subsidiëring van
de opkomende oorlogssector.
Nederland gidsland Mede dankzij dit ‘oorlogswelzijnsbeleid’, dat op zijn beurt weer
werd gestimuleerd door de officiële erkenning van PTSS, verruil-
de Nederland de achterste regionen voor een voorhoedepositie.
Na decennialang achteraan hobbelen, nam Nederland vanaf
midden jaren tachtig ook op traumagebied zijn vertrouwde func-
tie van gidsland in. Zo exporteerden Nederlandse deskundigen
naar allerlei Europese landen onze inzichten over de Tweede
Generatie; Joodse onderduikkinderen; en categorale zorg voor
‘oorlogsgetroffenen’.
De scherpste formulering van de achterliggende oorzaken van
deze omslag luidt: emancipatie van de emotie. Geloven in God
werd vervangen door geloven in gevoel. Zwijgen hoefde niet
meer; gevoelens mochten worden gevoeld en geuit. Het stigma
op en de onwetendheid over psychische klachten verdwenen. De
compassie met slachtoffers nam toe. Ook door de democratise-
ring werden patiënten assertiever en machtiger.
Heel belangrijk is dat in Nederland ook de elites deze nieuwe
moderniteit omarmden. Dat was elders veel minder of pas later
het geval. Tegelijkertijd veranderden de politieke verhoudingen.
Nederland ontzuilde. De binnenlandse koude oorlog kwam ten
einde. Het communistisch verzet werd niet langer miskend maar
op een voetstuk geplaatst. De oorlog en in het bijzonder de
Jodenvervolging kwamen heviger dan ooit in de aandacht. Het
is dat samenvallen van al deze mentale, culturele, sociale en poli-
tieke omwentelingen waaruit volgens ons valt te verklaren dat
juist in Nederland het oorlogstrauma zo aansloeg.
Jolande Withuis is socioloog en senior onderzoeker bij het Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
Het betreft het boek: Jolande Withuis and Annet Mooij, The Politics
of War Trauma; The Aftermath of World War II in Eleven European
Countries. Uitgever Amsterdam University Press, Amsterdam 2010,
380 blz., ISBN 978-90-5260-371-1, € 39,90
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 19
26
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
ghetto, het moest blijkbaar zo zijn ... Bepaald minder beklem-
mend, maar toch ook vol symboliek is het uitzicht vanuit het
hotelkamerraam. Dat wordt in zijn geheel ingenomen door het
forse betonkarkas van de in aanbouw zijnde luxe woontoren Złota
44 die Stalins cadeau naar de kroon moet steken: een architecto-
nisch hoogstandje van de wereldberoemde Joods-Amerikaanse
bouwmeester Daniël Libeskind, die ondermeer het fascinerende
Joods Historisch Museum in Berlijn ontwierp.
Tastbare plekkenGeschiedenis, of beter: begrip van geschiedenis kan niet zonder
tastbare plekken. Dat is wel duidelijk. Zeker na het bezoek aan
de Joodse begraafplaats, die deels nog omzoomd wordt door een
fragment van de oorspronkelijke drie meter hoge en 18 kilome-
ter lange ghettomuur, aan de buitenzijde waarvan zich, in de
grond van een voormalig sportveld, het massagraf bevond voor
de vele duizenden uitgehongerde ghettobewoners. Een nachte-
lijke wandeling door het deel van de stad dat van november
1940 tot mei 1943 het ghetto vormde, met 27.000 woningen
voor aanvankelijk 450.000 inwoners, was een ervaring die ach-
teraf sterk overeenkomt met de kernachtige omschrijving van
Mulisch: ‘En ik ben ook in een uitgestrekt stadsdeel geweest,
waar enkele neo-pompeuse woonkazernes stonden, maar ver-
der talloze heldere, strakke flatgebouwen, gescheiden door veel
licht en ruimte. Alleen in het midden van deze wijk herinnerde
een nog te restaureren paleisruïne er aan (...) Dat hier het ghetto
was geweest. Staande op de keien, die als enige het verleden
bewaarden en de voetstappen der vermoorden, keek ik om mij
heen naar de schoongewassen stilte, die overal op aarde het ken-
merk is van onze nieuwe, post-Hitleriaanse wereld.’ Daar kan aan
worden toegevoegd dat Polen inmiddels zijn best doet om de
herinnering aan het ghetto ook op straat blijvend te verankeren.
Los van de reeds langer bestaande herinneringsmonumenten en
het in aanbouw zijnde museum voor de geschiedenis van de
Poolse Joden op en rond de voormalige Umschlagplatz, verrijzen
her en der informatieborden en wordt op sommige plekken de
loop van de ghettomuur in de bestrating weergegeven. Een door
schuttingen afgezet werkterrein liet zien dat ook de ‘voetafdruk’
van de houten loopbrug over de Chłodnastraat – de dramatische
verbinding tussen het grote en het kleine ghetto – in een nieuw
en zo origineel mogelijk plaveisel wordt aangebracht.
Schuttingen moeten er ook hebben gestaan na het besluit om de
ten oosten van het ghetto gelegen en in 1944 volledig verwoes-
te oude stad van Warschau, de Stare Miasto, de Stare Nowe,
Mariensztat en een groot deel van Powiśle, ondanks een totaal
gebrek aan geld en materiaal tot in detail te herbouwen, straat
na straat, blok na blok. Een unicum. Ook dat ontgaat Mulisch
niet waarbij hij tevens laat blijken een diep respect te hebben
voor het in zijn ogen heldhaftige Poolse volk: ‘Het heeft gewei-
gerd, van Warschau een moderne stad te maken, zoals wij met
Rotterdam hebben gedaan; het mocht door splinternieuw te zijn
zelfs geen omgekeerd monument voor de Duitsers worden, op
geen enkele manier mocht er een herinnering blijven: de stad
werd steen voor steen herbouwd, zoals zij was in 1939. De vijf-
tiende, de zestiende, de zeventiende en achttiende eeuw... Deze
naadloze ontkenning van zes jaar Cyklon-B-filosofen over de
vloer, heeft iets verbijsterends voor wie door Warschau loopt.’
Auschwitz, de eenzaamste plekHoewel de reis, uiteindelijk een kilometer of duizend met de bus,
feitelijk nog moest beginnen, was in twaalf actieve uren War -
schau gevoelsmatig eigenlijk al een soort verzadigingspunt in
bevattingsvermogen aangaande Endlösung en perfide nazistisch
oorlogsgeweld bereikt. Maar goed, zeker als je net stoer beweert
dat geschiedenis niet zonder tastbare plekken kan, is weglopen
voor de vernietigingskampen uiteindelijk geen optie. Dat was ook
de strekking van een column van Arnon Grunberg in de Volks krant
ergens in de aanloop naar de herdenkingsdagen van afgelopen
mei: natuurlijk, we weten het allemaal precies, boekenkasten vol,
uitpuilende archieven en na 1945 vonden en vinden er nog steeds
de meest gruwelijk georganiseerde slachtingen plaats, maar, stelt
hij onomwonden, er blijft een verschil: de kampen.
Welnu, vooruit dan maar: Auschwitz 1, Stammlager. ‘Het kamp
is kleiner dan ik dacht. Drie rijen van elk elf stenen gebouwen van
twee verdiepingen vormen een vredig, zij het wat somber dorp-
je. Hier en daar zijn wandelaars.’, aldus Mulisch. Uiteraard ziet hij
Het ‘verstilde perron met het verroeste stootblok’
in Sobibor
Birkenau, 'een strook houten barakken is behouden
gebleven’
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 26
25
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vanuit AmsterdamAlsof het zo moest zijn overlijdt Harry Mulisch twee dagen voor
vertrek. In een klap was duidelijk dat er in ieder geval toch een
boek mee in het vliegtuig zou gaan. De Zaak 40/61, het indruk-
wekkende en bij vlagen geniale verslag rond het proces tegen
Adolf Eichmann in 1961, waarvoor Mulisch in hetzelfde jaar ook in
Polen zijn licht opsteekt: Warschau, Lublin, Majdanek, Krakow en
tenslotte, na een overstap in Trzebinia, Oświęcim, ‘het eindpunt
van Eichmann’s deportatietreinen, de plaats van het misdrijf’.
Vanuit onze woning in Tuinwijk, na de oorlog gebouwd op het
omheinde terrein van de Amsterdamse Umschlagplatz aan de
Polderweg, maandagochtend, zoals wel vaker, met de trein
vanaf het in 1939 gereed gekomen Muiderpoortstation. Vertrek
en aankomst staan vanaf dat moment dan ook onwrikbaar in het
teken van dat wat de komende zes dagen als een verwarrende,
grotendeels onbegrijpelijke film voorbij zal trekken (en in heldere
flarden eerlijk gezegd nog steeds, plotseling en op de vreemdste
momenten). Op Schiphol in het barretje aan het eind van de C-
pier vlak voor vertrek nog een espresso genomen en geen gin-
tonic zoals een man een paar tafeltjes verderop. Hij blijkt over-
duidelijk een van de gespannen medereizigers te zijn, wanneer
hij bij het opstaan uitroept, meer om zichzelf moed in te praten
dan als een informatieve mededeling richting zijn metgezel:
‘Kom, laten we gaan naar dat katholieke klote Polen’. Niet ieder-
een is deze eerste november in de stemming voor het vieren van
Allerheiligen.
In WarschauIn Warschau lijkt het lente. Vanaf vliegveld Frédéric Chopin naar
het centrum rijden een hagelwitte en een pikzwarte touringcar
het reisgezelschap door die typisch Oost-Europese, wat romme-
lige, grauwe voorstadbebouwing bestaande uit halfvergane of
juist fonkelnieuwe industrie- en bedrijfspanden, volkstuincom-
plexen, vroeg-naoorlogse woonwijken met vrij in het groen ge -
plaatste, verveloze flatblokken en talrijke in pasteltinten geschil-
derde kiosken voor de verkoop van levensmiddelen, bloemen en
alcohol (24 uur per dag open, wat een zegen). Op steenworp
afstand van het immens hoge neo-classicistische Paleis voor
Wetenschap en Cultuur – een gift van Stalin die alle hoofdsteden
van de Warschau-Pactlanden met vergelijkbare bouwwerken
verblijdde – stappen we uit bij het glimmende Holiday (...) Inn in
de Złotastraat; letterlijk op de zuidelijke grens van wat ooit het
Ghetto der Ghetto’s was. In de hotelkamer staat uiteraard een
televisie. Op zoek naar een Poolse zender voor de eerste couleur
locale gebeurt iets volstrekt onwezenlijks: op TVP 1 is de familie
van Polanski’s The Pianist net getuige van de huiveringwekken-
de scene, waarin een Joodse pater familias aan de overkant door
twee potige SS-ers met rolstoel en al van het balkon wordt
gedonderd. Nog geen uur in Warschau, vlak om de hoek van het
Herdenken
De Reis Polen11/2010Jeroen Schilt
Birkenau, ‘immens uitgestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken …’ (foto’s Jeroen Schilt)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 25
20 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Hij heeft vijfentwintig jaar bij de WUV en de PUR gewerkt en
is vanaf 1 januari 2011 directeur van de Anne Frank
Stichting. Ronald Leopold hoopt dat hij van het Anne Frank Huis
een ontmoetingsplaats kan maken, een oud ideaal van Otto
Frank, dat de laatste tijd wat minder aandacht heeft gekregen.
‘In het museum gaat het vooral om bezinning, maar de bezoekers
komen daarover niet in gesprek. Toch geeft de maatschappelijke
ontwikkeling daar voldoende aanleiding voor.’ Een interview op
de drempel van het Anne Frank Huis.
De ‘kleuren’ in het verhaal van Anne FrankHij gaat niet alleen werken bij de Anne Frank Stichting, Ronald
Leopold (50) woont ook in de buurt waar Anne Frank is opge-
groeid, de Amsterdamse Rivierenbuurt. ‘Kijk maar’ zegt hij, ‘hier
tegenover staat de school van Margot Frank, Anne’s zuster. Nu
is het een gebedsplaats voor oudere Marokkanen en op zondag
is er een soort van mohammedaanse zondagschool. Dan zie je
die kinderen in al hun levenslust naar buiten komen om te spe-
len op de speelplaats. Voor mij is dat ook een stuk Amsterdamse
geschiedenis. Die kinderen zijn hier geboren, ze willen hun vleu-
gels uitslaan. Net zoals Anne Frank hebben ze idealen: ze willen
koningin worden of schrijfster. Je hoopt dat ze vrij denkende,
onafhankelijke mensen zullen worden, die heel zelfbewust met
een hoofddoekje lopen of heel trots dat hoofddoekje in de
Amstel zullen gooien, dat maakt niet uit. Als ze maar die vrije,
zelfstandige mensen worden waar deze stad altijd van heeft
geleefd.’
Hij is in het geheel niet bang om directeur te worden van de
roemruchte Anne Frank Stichting met zijn succesvolle en soms
roerige geschiedenis: ‘Nee, ik zie daar helemaal niet tegen op, ik
vind het heel eervol en toen ik de organisatie beter van binnen-
uit leerde kennen werd ik steeds enthousiaster vanwege de men-
sen die daar betrokken en vanuit hun hart en ziel heel betekenis-
vol werk doen.’
Maar betekenisvol in welk opzicht? Gaat het alleen om dit ene
meisje Anne Frank, gaat het om de Jodenvervolging in de
Tweede Wereldoorlog of om alle kinderen die nu in de wereld
in nood zitten? ‘Dat is de kernvraag waar de Anne Frank Stich -
ting altijd mee heeft geworsteld en in de loop van de tijd zijn daar
verschillende antwoorden op gegeven. Het is een vraag die steeds
boven de tafel zal blijven hangen en dat is ook niet slecht, het
dwingt je er toe er over na te blijven denken. Een pasklaar ant-
woord heb ik daar nog niet helemaal op, maar voor mij is het ver-
haal van Anne Frank toch in de eerste plaats het verhaal van de
vervolging van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereld -
oorlog. In de doelstelling van de stichting wordt ook gesproken
van de wereldwijde strijd tegen racisme, antisemitisme en voor
de mensenrechten, maar dan dreigt altijd wel het risico van ver-
breding.’
Risico? ‘Ja, dat noem ik een risico. Als je niet oppast, hangt het
bord van Anne Frank straks boven de zeehondenopvang in
Pieterburen, want het is zo gemakkelijk toepasbaar in allerlei situ-
aties en de identificatie met Anne komt zo gemakkelijk tot stand.
Bij mensenrechten gaat het om heel nobele doelen, want er is
onderdrukking in de hele wereld, maar als je er over nadenkt vind
ik toch dat Anne Frank altijd zichtbaar moet blijven in wat we
doen en uitdragen. Ik geloof erg in de kracht van het verhaal van
Anne Frank, in de bezinning die er uit voortvloeit en de educa-
tieve kanten die het heeft, maar ik geloof niet dat je daar een
vorm van activisme aan zou moeten verbinden.’
Er is nog een ander probleem met het verhaal van Anne Frank.
Ondanks de verschrikkelijke afloop komt Nederland er toch te
‘Angst overNederland isniet het goedewoord, maarhet is niet van-zelfsprekenddat het hier nietfout kan gaan’
Max Arian
Interview met Ronald Leopold
de nieuwe directeur van de Anne
Frank Stichting
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 20
21
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
goed van af, alsof het in de oorlog alleen maar om onderduik en
verzet zou zijn gegaan. Het verhaal fungeert dan als een vijgen-
blad, al die kinderen die ook zijn vermoord worden min of meer
onzichtbaar gemaakt.‘Ja… Nederland is in de afgelopen vijfen-
zestig jaar op heel verschillende manieren met die oorlog om
gegaan. Eerst dacht men dat die oorlog al gauw vergeten zou
zijn. Toen kwam de tegenstelling goed-fout centraal te staan.
Daarna werd grijs de kleur. Voor mij is het verhaal van Anne
Frank juist een goed voorbeeld van al de verschillende kleuren
die er in zitten. Het is een verhaal van hulp die is gegeven en ook
een verhaal van het verraad dat door Nederlanders is gepleegd.
Het is vanuit het vervolgingsperspectief gezien eigenlijk een ver-
bijsterend gewoon verhaal, het verhaal van ruim 100.000 ver-
moorde mensen. Het bijzondere aan Anne Frank is niet zozeer
haar lot. Dat is schrijnend normaal. Maar het is de kracht en de
ontroering die uitgaat van het boek van een meisje dat zo vol
levenslust zat, dat zo graag wilde leven, dat zo veel ideeën en
energie had. Of het nu grote literatuur is of niet, het is het ver-
haal van een kind dat in de maalstroom van de geschiedenis
terecht komt en een uiterst triest einde vindt en dat is waar alle
grote literatuur over gaat. Ik heb het nu weer over gelezen en elk
woord is raak, uit haar openheid, haar waarnemingsvermogen
blijkt dat zij een groot schrijfster is die in de knop is gebroken.’
Terugkerende patronenRonald Leopold is in 1960 geboren in een klein dorpje in Gro nin -
gen. Hij zegt daarover: ‘Die generatie van 1960 heeft de schaduw
van de oorlog sterk gevoeld. Mijn ouders waren pubers tijdens
de oorlog. Op school werd veel aandacht besteed aan de oorlog,
de nationale dodenherdenking was voor ons een plechtig
moment in het jaar. Als kind vond ik het ook een beetje eng, al
die gevoelens die je niet goed kon begrijpen. Op het wereldbeeld
van mijn ouders heeft de oorlog een enorme in vloed gehad.
Tijdens mijn studie Geschiedenis in Groningen heb ik me bezig
gehouden met de 19e eeuw en met de vraag wat de wortels zijn
van wat er in de 20e eeuw is gebeurd, waarom Duitsland en Italië
zo zijn afgegleden. De geschiedenis herhaalt zich niet, dat is mijn
vaste overtuiging, maar bepaalde patronen zie je altijd weer
terug. De kernvraag is dan: wat zijn de parallellen en verschillen
tussen nu en toen. In mijn studie heb ik geleerd dat te analyseren
en daar de nuances in te zoeken. Ik vind dat je heel voorzichtig
moet zijn om zomaar de term fascisme te gebruiken voor wat er
nu gebeurt, zoals Rob Riemen van het Nexus Instituut doet.’
Wat voor patronen ziet u dan nu? ‘Je kunt van de geschiedenis
leren hoe gevaarlijk het is als een land in een crisissituatie terecht
komt en in een overgangsfase zit. De Anne Frank Stichting zou
een belangrijke maatschappelijke rol kunnen spelen door een
ontmoetingsplaats te zijn waar over racisme en antisemitisme
kan worden gepraat. De verzorgingsstaat die lang een vanzelf-
sprekendheid was kalft af en je ziet hoe in een tijd van crisis men-
sen vluchtheuvels zoeken en zich vastklampen aan het nationale.
Misschien zou je het begrip burgerschap opnieuw moeten uit-
vinden. Wat betekent het Nederlander te zijn, wat betekent het
Europeaan te zijn? Wat betekent het dat je deel uitmaakt van een
samenleving?’
HongarijeIn verband met zijn studie ging Ronald Leopold in 1984 naar
Hongarije waar hij zijn vrouw Andrea leerde kennen. ‘Het was
een heel bijzondere tijd, de tijd van het zogenaamde “goulash -
communisme”. Door de vrienden van Andrea, vaak jonge kun-
stenaars zoals zijzelf, werd de situatie toen als volkomen uitzicht-
loos gezien en toch viel vijf jaar later de Berlijnse Muur. Mensen
konden elkaar niet vertrouwen en wat me ook opviel: daderschap
en slachtofferschap liepen dwars door elkaar heen. Hongarije
heeft eigenlijk nooit een periode van democratie gekend en nu
zie je dat antisemitisme en nationalisme daar heel virulent zijn. Er
worden daar daadwerkelijk zigeuners doodgeschoten.’
Met Andrea en haar dochter uit een eerder huwelijk Sara kwam
hij in 1985 naar Amsterdam. Nederland was toen vergeleken bij
Hongarije een verademing, maar dat is intussen enigszins veran-
derd: ‘Sara was zeven jaar toen we naar Nederland kwamen, zij
is helemaal in Nederland opgegroeid. Maar ik vind het frappant
Ronald Leopold (Foto Cris Toala Olivares,
© Copyright: Anne Frank Stichting)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 21
24
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
dat iedereen goed door deze zware tocht heen komt is twee. Het
Auschwitz Comité zet daarom begeleiders in, die zorg dragen
voor mensen die het moeilijk hebben tijdens deze reizen. Er gaan
altijd een rabbijn en een arts mee, die samen met leden van het
bestuur van het Comité zorg dragen voor de deelnemers aan de
reis. Van de tweede keer herinner ik mij vooral een man die naar
Sobibor wilde omdat daar zijn hele familie uitgemoord was. Hij
had het verschrikkelijk zwaar en was niet in staat om te praten
met anderen. Hij keek alleen maar uit het raam en zei ja en neen
als je hem wat vroeg. Dat bleef zo tot Sobibor. Toen bleef hij zelfs
in de bus zitten. Sonny Herman, de rabbijn, heeft toen met hem
gesproken en hem zover gekregen dat hij de bus uitkwam. Hij
kon het haast niet, maar aan de arm van Sonny ging hij het pad
op naar de asheuvel. Daar lag zijn familie. Nooit zal ik het beeld
van de twee oude mannen vergeten die stevig gearmd, elkaar
vasthoudend, het pad insloegen naar de asheuvel. Daar vond de
herdenking plaats. De namen van de mensen die daar omge-
bracht waren, werden daar genoemd. Hij stond er en kon het bijna
niet, maar gesteund door de rabbijn kon hij het toch. Het was
een andere man die daarna in de bus zat. Hij praatte honderd uit,
een zware last was van zijn schouders gegleden.
Het onvoorstelbare kwaadDeze derde keer in 2010 ging ik mee om persoonlijke redenen.
Mijn jongste broer en zijn vrouw wilden graag een keer deze reis
maken langs de vernietigingskampen. Toen hebben we besloten
met zijn vieren te gaan. Mijn man ging ook weer mee. Het ver-
ging ons zoals de vorige twee keren. Voor je het wist was je in
gesprek met een van de deelnemers aan de reis. Zo was er een
moeder met twee dochters die de reis voor het eerst maakten.
De mannen hadden ze thuis gelaten. Ze waren lang bezig ge -
weest met de voorbereiding van de reis. Tien jaar geleden waren
ze naar Israel geweest en dat was hun goed bekomen. En nu
ging het om Sobibor. Daar waren hun familieleden vermoord.
Een neef van hen was in Sobibor geweest en had verteld hoe hij
het had ervaren. Daarop hadden ze besloten met zijn drieën deze
reis te maken. Een vader en zijn zoon, waarmee we samen aan
tafel zaten, maakten deze reis ook voor het eerst. De zoon had
zijn vader beloofd mee te gaan. In december 2009 hadden ze
zich al ingeschreven. Nu zat hij hier in Polen, maar hij voelde zich
verscheurd. Veertien dagen geleden was hij net zelf vader
geworden van een zoon. Leven en dood zo dicht bij elkaar. Zijn
grootmoeder was de enige overlevende van een familie van 146
personen. Veel later na de oorlog dook er nog een neef op die
zijn eigen naam zag staan op de herdenkingssteen die zijn groot-
moeder op de Joodse begraafplaats in Muiderberg had opge-
richt. Toen bleek ze dus nog een neef in Amerika te hebben.
Naast nabestaanden waren er veel mensen die de reis naar Polen
maakten, omdat ze altijd al een bezoek aan Auschwitz hadden
willen brengen.
Het zijn vooral de verhalen van de mensen en de herdenkingen
die ervoor zorgen dat de reizen langs de vernietigingskampen bij-
zonder indrukwekkende reizen blijven. Zelf vond ik, dat ik tijdens
de derde reis veel meer zag van de verschrikkingen dan op de
eerste twee reizen. Zo stond ik in Auschwitz-Birkenau bij de as -
vijver, de plek waar men de as die uit de crematoria kwam heeft
gestort. Het was mooi najaarsweer en alles zag er liefelijk uit. Een
vijver waar je op het eerste gezicht niet kon vermoeden dat die
als graf dienst deed voor zoveel duizenden mensen. Even verder
was een bos met wat weidegrond. Daar stonden op een infor-
matiebord twee foto’s afgebeeld, gemaakt door een SS’er in
1943. Ik zag vrouwen, kinderen en oude mannen op een open
plek onder de bomen zitten. Het leek op het eerste gezicht wel
een picknick. Onder de foto’s stond vermeld: ‘Zij wachten op hun
beurt’. Ik kon mijn ogen niet geloven en las het nog eens. Het
stond er echt. Het was blijkbaar een drukke dag bij de gaskamers
en deze mensen moesten wachten voor ze vermoord konden
worden. Ik was diep geschokt en kon het bijna niet geloven. Ze
zaten daar schijnbaar zo rustig. Later besefte ik dat ze ook ner-
gens anders naar toe konden. Er zullen ongetwijfeld bewakers en
honden zijn geweest, maar die waren op de foto’s niet te zien.
Ik weet niet of ik nog een keer de tocht langs de vernietigings-
kampen zal maken, maar een ding weet ik zeker. Je komt er
anders vandaan dan je er heen bent gegaan. Je hebt het grote
onvoorstelbare kwaad in het gezicht gezien. En dat is en blijft
schokkend en onbegrijpelijk. Hoe is het mogelijk dat de ene mens
dit de andere mens aandoet.
Ruïne van een van de gaskamers in Auschwitz-
Birkenau (foto Hans Touwen, 2010)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 24
23
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Voor de derde keer mee in 2010 met de Polenreis georgani-
seerd door het Nederlands Auschwitz Comité. Als iemand
mij tien jaar geleden had verteld dat ik deze reis meer dan een
keer zou maken, zou ik het niet geloofd hebben. De eerste keer
ging ik beroepsmatig mee uit hoofde van mijn functie als hoofd
Collecties en Diensten bij het NIOD. Daar heb ik toentertijd lang
over nagedacht omdat ik als niet-Joodse buitenstander mij bij
voorbaat al ongemakkelijk voelde. Wat had ik daar eigenlijk te
zoeken. Hoe kon ik, zonder me een voyeur te voelen, getuige zijn
van het grote verdriet van de nabestaanden die hun doden gingen
herdenken. Vaak waren zij de enige overlevenden en was hun
hele familie uitgemoord door de nazi’s.
Opgenomen in de groepEr zijn dan ook vele jaren verstreken voor ik de stap waagde en
me in 2003 inschreef voor mijn eerste Polenreis. Het ging heel
anders dan ik te voren had gedacht. Binnen twee dagen voelde
ik mij geen buitenstaander meer. De tweede dag al liep ik door
het Stammlager Auschwitz met aan mijn arm een Joodse vrouw
die voor het eerst deze reis maakte met haar drie zonen. In de
oorlog was ze als vierjarig kind op een goed onderduikadres
terecht gekomen. Daar had ze de oorlog doorgebracht. Haar
ouders had ze nooit meer terug gezien. Ze was bij het pleeggezin
gebleven. Maar hoe goed die ook voor haar waren geweest, het
gemis aan eigen familie bleef. En nu stond ze dan voor het eerst
op de plek waar haar ouders waren omgebracht. En ze vertelde
en ze vertelde maar, aan mij. Dit is wat iedere buitenstaander
overkomt tijdens deze reis. Buitenstaander of niet, je wordt op -
genomen in de groep door de nabestaanden die je vertellen wat
het voor hun leven heeft betekend, dat zij als enige de oorlog
overleefden.
De herdenking later op die dag in het Israëlische paviljoen bracht
me nog dichter bij het hartverscheurende verdriet van de nabe-
staanden. Na het uitspreken van het kaddish, het gebed voor de
doden, kon iedereen die dat wilde de namen noemen van zijn
vermoorde familieleden. Het is zo aangrijpend om nabestaanden
daar op die plaats de namen van vaders, moeders, grootouders,
ooms en tantes, neven en nichten te horen noemen. Soms een
hele reeks namen, soms ook maar drie of vier. Sommigen lukte
het niet zelf de namen uit te spreken en dan nam een ander die
er naast stond het over. Daarna is het over en omhelst iedereen
elkaar en wenst de ander een lang leven. Vanaf dat moment heb
ik mij geen buitenstander meer gevoeld. Het zijn de mensen zelf
met hun verhalen en de herdenkingen, die in de vier vernieti-
gingskampen die we bezochten plaatsvinden, waardoor je opge-
nomen wordt in hun ervaringen en deelt in hun leed.
AsheuvelDe tweede keer ben ik mee geweest als begeleider. Dat was in
2007. Jacques Grishaver had me een paar jaar geleden gevraagd
of ik in het bestuur zitting wilde nemen. Dat vond ik een hele eer
en ik heb ja gezegd. Vanaf die tijd ben ik nauw betrokken bij het
reilen en zeilen van het Auschwitz Comité. Een reis naar Polen
organiseren voor rond de 100 deelnemers is één, maar zorgen
Herdenken
‘Zij wachten ophun beurt’
Elly Touwen-Bouwsma
De reis naar Polen in 2010
Op weg naar de asheuvel in Sobibor
(foto Elly Touwen, 2003)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 23
22
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
dat ook zij zich weer ineens buitenlander is gaan voelen. Door al
dat praten over allochtonen en buitenlanders is zij zich met hen
gaan identificeren. Ik ben er van geschrokken dat zij zich ineens
zag als iemand die hier misschien niet zo welkom is. Dat vind ik
verschrikkelijk. En hoe moet het dan niet zijn voor kinderen die
hier geboren zijn uit ouders die van elders zijn gekomen! Ik wil
me een beetje buiten de politieke arena houden, maar je moet je
als samenleving wel realiseren wat je doet als je zo de aanval
opent op groepen mensen. Ik geloof niet dat die mensen die dat
doen beseffen hoe snel dat het klimaat kan vergiftigen. Het
begint met woorden en niemand weet waar het eindigt. En wie
is er gebaat bij die verruwing en dat egoïsme?’
Het Anne Frank Huis een kenniscentrumHij kwam in 1985 als uitzendkracht bij de WUV terecht, de wet
Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en hij is er in vijf-
entwintig jaar niet meer weggegaan. Hij werd van administratie-
ve kracht voorlichter, beleidsmedewerker en stond aan de wieg
van de PUR, de Pensioen- en Uitkeringsraad, waar hij nu, zoals
hij het zelf zegt, ‘ook weer “het licht uitdoet’”, nu het werk
wordt ondergebracht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij
heeft het bij de PUR tot directeur gebracht, maar hij was geen
afstandelijke manager, hij vond het heel belangrijk in gesprek te
blijven met de mensen om wie het gaat, de verzetsdeelnemers
en oorlogsslachtoffers. Hij is er trots op dat die zelf het beleid
bepalen via de Raadskamers en dat blijft ook zo bij de SVB. Ook
voor de Nooit meer Auschwitz-lezing heeft hij veel werk gedaan.
Hij is misschien toevallig in dit werk terechtgekomen, maar dat
hij er al die tijd is gebleven en zijn hart er aan heeft gegeven is
natuurlijk geen toeval. Zoals het zeker geen toeval is dat hem
werd gevraagd te solliciteren bij de Anne Frank Stichting, toen
directeur Hans Westra met pensioen ging.
‘Het gevoel dat dit een prachtige baan is, dat is alleen maar ster-
ker geworden. De organisatie is met een miljoen bezoekers per
jaar zeer succesvol, maar je houdt als directeur ook natuurlijk wel
van problemen die je op moet lossen. Zo heeft de AFS een heel
depot met archiefstukken over Anne Frank. Men is bezig om
daar een kenniscentrum van te maken. Ik sta zeer positief tegen-
over die ontwikkeling. Verder zouden we in samenwerking met
andere organisaties meer activiteiten kunnen organiseren die te
maken hebben met het dagboek. Het is goed om de ramen en
deuren wat meer open te zetten. En ik wil dus graag kijken naar
het oude ideaal van Otto Frank dat jongeren elkaar in het Anne
Frank Huis kunnen ontmoeten en in gesprek met elkaar komen.
Daar kunnen natuurlijk de nieuwe communicatiemiddelen, zoals de
zogenaamde sociale media, ook een belangrijke rol bij vervullen’
En als er zoiets gebeurt als een kastanjeboom die omvalt? ‘Ik
maak een onderscheid tussen wat ik daar zelf van vind en het
begrip dat je moet op brengen voor de emoties die mensen daar-
bij hebben. Ik kan heel goed begrijpen dat mensen daardoor aan-
geslagen zijn, maar het is buiten proportie als ze de boom
beschouwen als de laatste die Anne Frank heeft gezien. Maar het
is goed als er discussie over is, zoals ook over de Anne Frank
musical. Commercialisering en trivialisering zijn niet goed, maar
als het om kunstzinnige uitingen gaat ben ik er voor, zoals de
grafische biografie van Anne Frank die kort geleden is versche-
nen. Over zulke dingen zal gelukkig altijd discussie blijven
bestaan. Dat houd je scherp.’
Zou u angst kunnen hebben dat het in Nederland weer fout zou
kunnen gaan? ‘Angst is niet de het goede woord, maar het is
voor mij niet meer vanzelfsprekend dat het niet fout zal gaan.
Nederland is aan het veranderen. Dat roept vragen op of we alles
wel goed hebben gedaan. Mijn hoogleraar in Groningen Ernst
Kossmann zei tegen mij: “Onthoud één ding: de vraag is belang-
rijker dan het antwoord.” De zoektocht is inderdaad vele malen
belangrijker dan door te schieten naar simpele antwoorden. Daar -
om is het mooi dat een strip die de Anne Frank Stichting heeft
uitgegeven De Zoektocht heet.’
De activiteiten van hetNederlands Auschwitz Comité
worden mede ondersteund door
Fa-med b.v.opgericht door en voor medisch specialisten.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 22
23
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Voor de derde keer mee in 2010 met de Polenreis georgani-
seerd door het Nederlands Auschwitz Comité. Als iemand
mij tien jaar geleden had verteld dat ik deze reis meer dan een
keer zou maken, zou ik het niet geloofd hebben. De eerste keer
ging ik beroepsmatig mee uit hoofde van mijn functie als hoofd
Collecties en Diensten bij het NIOD. Daar heb ik toentertijd lang
over nagedacht omdat ik als niet-Joodse buitenstander mij bij
voorbaat al ongemakkelijk voelde. Wat had ik daar eigenlijk te
zoeken. Hoe kon ik, zonder me een voyeur te voelen, getuige zijn
van het grote verdriet van de nabestaanden die hun doden gingen
herdenken. Vaak waren zij de enige overlevenden en was hun
hele familie uitgemoord door de nazi’s.
Opgenomen in de groepEr zijn dan ook vele jaren verstreken voor ik de stap waagde en
me in 2003 inschreef voor mijn eerste Polenreis. Het ging heel
anders dan ik te voren had gedacht. Binnen twee dagen voelde
ik mij geen buitenstaander meer. De tweede dag al liep ik door
het Stammlager Auschwitz met aan mijn arm een Joodse vrouw
die voor het eerst deze reis maakte met haar drie zonen. In de
oorlog was ze als vierjarig kind op een goed onderduikadres
terecht gekomen. Daar had ze de oorlog doorgebracht. Haar
ouders had ze nooit meer terug gezien. Ze was bij het pleeggezin
gebleven. Maar hoe goed die ook voor haar waren geweest, het
gemis aan eigen familie bleef. En nu stond ze dan voor het eerst
op de plek waar haar ouders waren omgebracht. En ze vertelde
en ze vertelde maar, aan mij. Dit is wat iedere buitenstaander
overkomt tijdens deze reis. Buitenstaander of niet, je wordt op -
genomen in de groep door de nabestaanden die je vertellen wat
het voor hun leven heeft betekend, dat zij als enige de oorlog
overleefden.
De herdenking later op die dag in het Israëlische paviljoen bracht
me nog dichter bij het hartverscheurende verdriet van de nabe-
staanden. Na het uitspreken van het kaddish, het gebed voor de
doden, kon iedereen die dat wilde de namen noemen van zijn
vermoorde familieleden. Het is zo aangrijpend om nabestaanden
daar op die plaats de namen van vaders, moeders, grootouders,
ooms en tantes, neven en nichten te horen noemen. Soms een
hele reeks namen, soms ook maar drie of vier. Sommigen lukte
het niet zelf de namen uit te spreken en dan nam een ander die
er naast stond het over. Daarna is het over en omhelst iedereen
elkaar en wenst de ander een lang leven. Vanaf dat moment heb
ik mij geen buitenstander meer gevoeld. Het zijn de mensen zelf
met hun verhalen en de herdenkingen, die in de vier vernieti-
gingskampen die we bezochten plaatsvinden, waardoor je opge-
nomen wordt in hun ervaringen en deelt in hun leed.
AsheuvelDe tweede keer ben ik mee geweest als begeleider. Dat was in
2007. Jacques Grishaver had me een paar jaar geleden gevraagd
of ik in het bestuur zitting wilde nemen. Dat vond ik een hele eer
en ik heb ja gezegd. Vanaf die tijd ben ik nauw betrokken bij het
reilen en zeilen van het Auschwitz Comité. Een reis naar Polen
organiseren voor rond de 100 deelnemers is één, maar zorgen
Herdenken
‘Zij wachten ophun beurt’
Elly Touwen-Bouwsma
De reis naar Polen in 2010
Op weg naar de asheuvel in Sobibor
(foto Elly Touwen, 2003)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 23
22
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
dat ook zij zich weer ineens buitenlander is gaan voelen. Door al
dat praten over allochtonen en buitenlanders is zij zich met hen
gaan identificeren. Ik ben er van geschrokken dat zij zich ineens
zag als iemand die hier misschien niet zo welkom is. Dat vind ik
verschrikkelijk. En hoe moet het dan niet zijn voor kinderen die
hier geboren zijn uit ouders die van elders zijn gekomen! Ik wil
me een beetje buiten de politieke arena houden, maar je moet je
als samenleving wel realiseren wat je doet als je zo de aanval
opent op groepen mensen. Ik geloof niet dat die mensen die dat
doen beseffen hoe snel dat het klimaat kan vergiftigen. Het
begint met woorden en niemand weet waar het eindigt. En wie
is er gebaat bij die verruwing en dat egoïsme?’
Het Anne Frank Huis een kenniscentrumHij kwam in 1985 als uitzendkracht bij de WUV terecht, de wet
Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en hij is er in vijf-
entwintig jaar niet meer weggegaan. Hij werd van administratie-
ve kracht voorlichter, beleidsmedewerker en stond aan de wieg
van de PUR, de Pensioen- en Uitkeringsraad, waar hij nu, zoals
hij het zelf zegt, ‘ook weer “het licht uitdoet’”, nu het werk
wordt ondergebracht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij
heeft het bij de PUR tot directeur gebracht, maar hij was geen
afstandelijke manager, hij vond het heel belangrijk in gesprek te
blijven met de mensen om wie het gaat, de verzetsdeelnemers
en oorlogsslachtoffers. Hij is er trots op dat die zelf het beleid
bepalen via de Raadskamers en dat blijft ook zo bij de SVB. Ook
voor de Nooit meer Auschwitz-lezing heeft hij veel werk gedaan.
Hij is misschien toevallig in dit werk terechtgekomen, maar dat
hij er al die tijd is gebleven en zijn hart er aan heeft gegeven is
natuurlijk geen toeval. Zoals het zeker geen toeval is dat hem
werd gevraagd te solliciteren bij de Anne Frank Stichting, toen
directeur Hans Westra met pensioen ging.
‘Het gevoel dat dit een prachtige baan is, dat is alleen maar ster-
ker geworden. De organisatie is met een miljoen bezoekers per
jaar zeer succesvol, maar je houdt als directeur ook natuurlijk wel
van problemen die je op moet lossen. Zo heeft de AFS een heel
depot met archiefstukken over Anne Frank. Men is bezig om
daar een kenniscentrum van te maken. Ik sta zeer positief tegen-
over die ontwikkeling. Verder zouden we in samenwerking met
andere organisaties meer activiteiten kunnen organiseren die te
maken hebben met het dagboek. Het is goed om de ramen en
deuren wat meer open te zetten. En ik wil dus graag kijken naar
het oude ideaal van Otto Frank dat jongeren elkaar in het Anne
Frank Huis kunnen ontmoeten en in gesprek met elkaar komen.
Daar kunnen natuurlijk de nieuwe communicatiemiddelen, zoals de
zogenaamde sociale media, ook een belangrijke rol bij vervullen’
En als er zoiets gebeurt als een kastanjeboom die omvalt? ‘Ik
maak een onderscheid tussen wat ik daar zelf van vind en het
begrip dat je moet op brengen voor de emoties die mensen daar-
bij hebben. Ik kan heel goed begrijpen dat mensen daardoor aan-
geslagen zijn, maar het is buiten proportie als ze de boom
beschouwen als de laatste die Anne Frank heeft gezien. Maar het
is goed als er discussie over is, zoals ook over de Anne Frank
musical. Commercialisering en trivialisering zijn niet goed, maar
als het om kunstzinnige uitingen gaat ben ik er voor, zoals de
grafische biografie van Anne Frank die kort geleden is versche-
nen. Over zulke dingen zal gelukkig altijd discussie blijven
bestaan. Dat houd je scherp.’
Zou u angst kunnen hebben dat het in Nederland weer fout zou
kunnen gaan? ‘Angst is niet de het goede woord, maar het is
voor mij niet meer vanzelfsprekend dat het niet fout zal gaan.
Nederland is aan het veranderen. Dat roept vragen op of we alles
wel goed hebben gedaan. Mijn hoogleraar in Groningen Ernst
Kossmann zei tegen mij: “Onthoud één ding: de vraag is belang-
rijker dan het antwoord.” De zoektocht is inderdaad vele malen
belangrijker dan door te schieten naar simpele antwoorden. Daar -
om is het mooi dat een strip die de Anne Frank Stichting heeft
uitgegeven De Zoektocht heet.’
De activiteiten van hetNederlands Auschwitz Comité
worden mede ondersteund door
Fa-med b.v.opgericht door en voor medisch specialisten.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 22
21
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
goed van af, alsof het in de oorlog alleen maar om onderduik en
verzet zou zijn gegaan. Het verhaal fungeert dan als een vijgen-
blad, al die kinderen die ook zijn vermoord worden min of meer
onzichtbaar gemaakt.‘Ja… Nederland is in de afgelopen vijfen-
zestig jaar op heel verschillende manieren met die oorlog om
gegaan. Eerst dacht men dat die oorlog al gauw vergeten zou
zijn. Toen kwam de tegenstelling goed-fout centraal te staan.
Daarna werd grijs de kleur. Voor mij is het verhaal van Anne
Frank juist een goed voorbeeld van al de verschillende kleuren
die er in zitten. Het is een verhaal van hulp die is gegeven en ook
een verhaal van het verraad dat door Nederlanders is gepleegd.
Het is vanuit het vervolgingsperspectief gezien eigenlijk een ver-
bijsterend gewoon verhaal, het verhaal van ruim 100.000 ver-
moorde mensen. Het bijzondere aan Anne Frank is niet zozeer
haar lot. Dat is schrijnend normaal. Maar het is de kracht en de
ontroering die uitgaat van het boek van een meisje dat zo vol
levenslust zat, dat zo graag wilde leven, dat zo veel ideeën en
energie had. Of het nu grote literatuur is of niet, het is het ver-
haal van een kind dat in de maalstroom van de geschiedenis
terecht komt en een uiterst triest einde vindt en dat is waar alle
grote literatuur over gaat. Ik heb het nu weer over gelezen en elk
woord is raak, uit haar openheid, haar waarnemingsvermogen
blijkt dat zij een groot schrijfster is die in de knop is gebroken.’
Terugkerende patronenRonald Leopold is in 1960 geboren in een klein dorpje in Gro nin -
gen. Hij zegt daarover: ‘Die generatie van 1960 heeft de schaduw
van de oorlog sterk gevoeld. Mijn ouders waren pubers tijdens
de oorlog. Op school werd veel aandacht besteed aan de oorlog,
de nationale dodenherdenking was voor ons een plechtig
moment in het jaar. Als kind vond ik het ook een beetje eng, al
die gevoelens die je niet goed kon begrijpen. Op het wereldbeeld
van mijn ouders heeft de oorlog een enorme in vloed gehad.
Tijdens mijn studie Geschiedenis in Groningen heb ik me bezig
gehouden met de 19e eeuw en met de vraag wat de wortels zijn
van wat er in de 20e eeuw is gebeurd, waarom Duitsland en Italië
zo zijn afgegleden. De geschiedenis herhaalt zich niet, dat is mijn
vaste overtuiging, maar bepaalde patronen zie je altijd weer
terug. De kernvraag is dan: wat zijn de parallellen en verschillen
tussen nu en toen. In mijn studie heb ik geleerd dat te analyseren
en daar de nuances in te zoeken. Ik vind dat je heel voorzichtig
moet zijn om zomaar de term fascisme te gebruiken voor wat er
nu gebeurt, zoals Rob Riemen van het Nexus Instituut doet.’
Wat voor patronen ziet u dan nu? ‘Je kunt van de geschiedenis
leren hoe gevaarlijk het is als een land in een crisissituatie terecht
komt en in een overgangsfase zit. De Anne Frank Stichting zou
een belangrijke maatschappelijke rol kunnen spelen door een
ontmoetingsplaats te zijn waar over racisme en antisemitisme
kan worden gepraat. De verzorgingsstaat die lang een vanzelf-
sprekendheid was kalft af en je ziet hoe in een tijd van crisis men-
sen vluchtheuvels zoeken en zich vastklampen aan het nationale.
Misschien zou je het begrip burgerschap opnieuw moeten uit-
vinden. Wat betekent het Nederlander te zijn, wat betekent het
Europeaan te zijn? Wat betekent het dat je deel uitmaakt van een
samenleving?’
HongarijeIn verband met zijn studie ging Ronald Leopold in 1984 naar
Hongarije waar hij zijn vrouw Andrea leerde kennen. ‘Het was
een heel bijzondere tijd, de tijd van het zogenaamde “goulash -
communisme”. Door de vrienden van Andrea, vaak jonge kun-
stenaars zoals zijzelf, werd de situatie toen als volkomen uitzicht-
loos gezien en toch viel vijf jaar later de Berlijnse Muur. Mensen
konden elkaar niet vertrouwen en wat me ook opviel: daderschap
en slachtofferschap liepen dwars door elkaar heen. Hongarije
heeft eigenlijk nooit een periode van democratie gekend en nu
zie je dat antisemitisme en nationalisme daar heel virulent zijn. Er
worden daar daadwerkelijk zigeuners doodgeschoten.’
Met Andrea en haar dochter uit een eerder huwelijk Sara kwam
hij in 1985 naar Amsterdam. Nederland was toen vergeleken bij
Hongarije een verademing, maar dat is intussen enigszins veran-
derd: ‘Sara was zeven jaar toen we naar Nederland kwamen, zij
is helemaal in Nederland opgegroeid. Maar ik vind het frappant
Ronald Leopold (Foto Cris Toala Olivares,
© Copyright: Anne Frank Stichting)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 21
24
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
dat iedereen goed door deze zware tocht heen komt is twee. Het
Auschwitz Comité zet daarom begeleiders in, die zorg dragen
voor mensen die het moeilijk hebben tijdens deze reizen. Er gaan
altijd een rabbijn en een arts mee, die samen met leden van het
bestuur van het Comité zorg dragen voor de deelnemers aan de
reis. Van de tweede keer herinner ik mij vooral een man die naar
Sobibor wilde omdat daar zijn hele familie uitgemoord was. Hij
had het verschrikkelijk zwaar en was niet in staat om te praten
met anderen. Hij keek alleen maar uit het raam en zei ja en neen
als je hem wat vroeg. Dat bleef zo tot Sobibor. Toen bleef hij zelfs
in de bus zitten. Sonny Herman, de rabbijn, heeft toen met hem
gesproken en hem zover gekregen dat hij de bus uitkwam. Hij
kon het haast niet, maar aan de arm van Sonny ging hij het pad
op naar de asheuvel. Daar lag zijn familie. Nooit zal ik het beeld
van de twee oude mannen vergeten die stevig gearmd, elkaar
vasthoudend, het pad insloegen naar de asheuvel. Daar vond de
herdenking plaats. De namen van de mensen die daar omge-
bracht waren, werden daar genoemd. Hij stond er en kon het bijna
niet, maar gesteund door de rabbijn kon hij het toch. Het was
een andere man die daarna in de bus zat. Hij praatte honderd uit,
een zware last was van zijn schouders gegleden.
Het onvoorstelbare kwaadDeze derde keer in 2010 ging ik mee om persoonlijke redenen.
Mijn jongste broer en zijn vrouw wilden graag een keer deze reis
maken langs de vernietigingskampen. Toen hebben we besloten
met zijn vieren te gaan. Mijn man ging ook weer mee. Het ver-
ging ons zoals de vorige twee keren. Voor je het wist was je in
gesprek met een van de deelnemers aan de reis. Zo was er een
moeder met twee dochters die de reis voor het eerst maakten.
De mannen hadden ze thuis gelaten. Ze waren lang bezig ge -
weest met de voorbereiding van de reis. Tien jaar geleden waren
ze naar Israel geweest en dat was hun goed bekomen. En nu
ging het om Sobibor. Daar waren hun familieleden vermoord.
Een neef van hen was in Sobibor geweest en had verteld hoe hij
het had ervaren. Daarop hadden ze besloten met zijn drieën deze
reis te maken. Een vader en zijn zoon, waarmee we samen aan
tafel zaten, maakten deze reis ook voor het eerst. De zoon had
zijn vader beloofd mee te gaan. In december 2009 hadden ze
zich al ingeschreven. Nu zat hij hier in Polen, maar hij voelde zich
verscheurd. Veertien dagen geleden was hij net zelf vader
geworden van een zoon. Leven en dood zo dicht bij elkaar. Zijn
grootmoeder was de enige overlevende van een familie van 146
personen. Veel later na de oorlog dook er nog een neef op die
zijn eigen naam zag staan op de herdenkingssteen die zijn groot-
moeder op de Joodse begraafplaats in Muiderberg had opge-
richt. Toen bleek ze dus nog een neef in Amerika te hebben.
Naast nabestaanden waren er veel mensen die de reis naar Polen
maakten, omdat ze altijd al een bezoek aan Auschwitz hadden
willen brengen.
Het zijn vooral de verhalen van de mensen en de herdenkingen
die ervoor zorgen dat de reizen langs de vernietigingskampen bij-
zonder indrukwekkende reizen blijven. Zelf vond ik, dat ik tijdens
de derde reis veel meer zag van de verschrikkingen dan op de
eerste twee reizen. Zo stond ik in Auschwitz-Birkenau bij de as -
vijver, de plek waar men de as die uit de crematoria kwam heeft
gestort. Het was mooi najaarsweer en alles zag er liefelijk uit. Een
vijver waar je op het eerste gezicht niet kon vermoeden dat die
als graf dienst deed voor zoveel duizenden mensen. Even verder
was een bos met wat weidegrond. Daar stonden op een infor-
matiebord twee foto’s afgebeeld, gemaakt door een SS’er in
1943. Ik zag vrouwen, kinderen en oude mannen op een open
plek onder de bomen zitten. Het leek op het eerste gezicht wel
een picknick. Onder de foto’s stond vermeld: ‘Zij wachten op hun
beurt’. Ik kon mijn ogen niet geloven en las het nog eens. Het
stond er echt. Het was blijkbaar een drukke dag bij de gaskamers
en deze mensen moesten wachten voor ze vermoord konden
worden. Ik was diep geschokt en kon het bijna niet geloven. Ze
zaten daar schijnbaar zo rustig. Later besefte ik dat ze ook ner-
gens anders naar toe konden. Er zullen ongetwijfeld bewakers en
honden zijn geweest, maar die waren op de foto’s niet te zien.
Ik weet niet of ik nog een keer de tocht langs de vernietigings-
kampen zal maken, maar een ding weet ik zeker. Je komt er
anders vandaan dan je er heen bent gegaan. Je hebt het grote
onvoorstelbare kwaad in het gezicht gezien. En dat is en blijft
schokkend en onbegrijpelijk. Hoe is het mogelijk dat de ene mens
dit de andere mens aandoet.
Ruïne van een van de gaskamers in Auschwitz-
Birkenau (foto Hans Touwen, 2010)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 24
25
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vanuit AmsterdamAlsof het zo moest zijn overlijdt Harry Mulisch twee dagen voor
vertrek. In een klap was duidelijk dat er in ieder geval toch een
boek mee in het vliegtuig zou gaan. De Zaak 40/61, het indruk-
wekkende en bij vlagen geniale verslag rond het proces tegen
Adolf Eichmann in 1961, waarvoor Mulisch in hetzelfde jaar ook in
Polen zijn licht opsteekt: Warschau, Lublin, Majdanek, Krakow en
tenslotte, na een overstap in Trzebinia, Oświęcim, ‘het eindpunt
van Eichmann’s deportatietreinen, de plaats van het misdrijf’.
Vanuit onze woning in Tuinwijk, na de oorlog gebouwd op het
omheinde terrein van de Amsterdamse Umschlagplatz aan de
Polderweg, maandagochtend, zoals wel vaker, met de trein
vanaf het in 1939 gereed gekomen Muiderpoortstation. Vertrek
en aankomst staan vanaf dat moment dan ook onwrikbaar in het
teken van dat wat de komende zes dagen als een verwarrende,
grotendeels onbegrijpelijke film voorbij zal trekken (en in heldere
flarden eerlijk gezegd nog steeds, plotseling en op de vreemdste
momenten). Op Schiphol in het barretje aan het eind van de C-
pier vlak voor vertrek nog een espresso genomen en geen gin-
tonic zoals een man een paar tafeltjes verderop. Hij blijkt over-
duidelijk een van de gespannen medereizigers te zijn, wanneer
hij bij het opstaan uitroept, meer om zichzelf moed in te praten
dan als een informatieve mededeling richting zijn metgezel:
‘Kom, laten we gaan naar dat katholieke klote Polen’. Niet ieder-
een is deze eerste november in de stemming voor het vieren van
Allerheiligen.
In WarschauIn Warschau lijkt het lente. Vanaf vliegveld Frédéric Chopin naar
het centrum rijden een hagelwitte en een pikzwarte touringcar
het reisgezelschap door die typisch Oost-Europese, wat romme-
lige, grauwe voorstadbebouwing bestaande uit halfvergane of
juist fonkelnieuwe industrie- en bedrijfspanden, volkstuincom-
plexen, vroeg-naoorlogse woonwijken met vrij in het groen ge -
plaatste, verveloze flatblokken en talrijke in pasteltinten geschil-
derde kiosken voor de verkoop van levensmiddelen, bloemen en
alcohol (24 uur per dag open, wat een zegen). Op steenworp
afstand van het immens hoge neo-classicistische Paleis voor
Wetenschap en Cultuur – een gift van Stalin die alle hoofdsteden
van de Warschau-Pactlanden met vergelijkbare bouwwerken
verblijdde – stappen we uit bij het glimmende Holiday (...) Inn in
de Złotastraat; letterlijk op de zuidelijke grens van wat ooit het
Ghetto der Ghetto’s was. In de hotelkamer staat uiteraard een
televisie. Op zoek naar een Poolse zender voor de eerste couleur
locale gebeurt iets volstrekt onwezenlijks: op TVP 1 is de familie
van Polanski’s The Pianist net getuige van de huiveringwekken-
de scene, waarin een Joodse pater familias aan de overkant door
twee potige SS-ers met rolstoel en al van het balkon wordt
gedonderd. Nog geen uur in Warschau, vlak om de hoek van het
Herdenken
De Reis Polen11/2010Jeroen Schilt
Birkenau, ‘immens uitgestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken …’ (foto’s Jeroen Schilt)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 25
20 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Hij heeft vijfentwintig jaar bij de WUV en de PUR gewerkt en
is vanaf 1 januari 2011 directeur van de Anne Frank
Stichting. Ronald Leopold hoopt dat hij van het Anne Frank Huis
een ontmoetingsplaats kan maken, een oud ideaal van Otto
Frank, dat de laatste tijd wat minder aandacht heeft gekregen.
‘In het museum gaat het vooral om bezinning, maar de bezoekers
komen daarover niet in gesprek. Toch geeft de maatschappelijke
ontwikkeling daar voldoende aanleiding voor.’ Een interview op
de drempel van het Anne Frank Huis.
De ‘kleuren’ in het verhaal van Anne FrankHij gaat niet alleen werken bij de Anne Frank Stichting, Ronald
Leopold (50) woont ook in de buurt waar Anne Frank is opge-
groeid, de Amsterdamse Rivierenbuurt. ‘Kijk maar’ zegt hij, ‘hier
tegenover staat de school van Margot Frank, Anne’s zuster. Nu
is het een gebedsplaats voor oudere Marokkanen en op zondag
is er een soort van mohammedaanse zondagschool. Dan zie je
die kinderen in al hun levenslust naar buiten komen om te spe-
len op de speelplaats. Voor mij is dat ook een stuk Amsterdamse
geschiedenis. Die kinderen zijn hier geboren, ze willen hun vleu-
gels uitslaan. Net zoals Anne Frank hebben ze idealen: ze willen
koningin worden of schrijfster. Je hoopt dat ze vrij denkende,
onafhankelijke mensen zullen worden, die heel zelfbewust met
een hoofddoekje lopen of heel trots dat hoofddoekje in de
Amstel zullen gooien, dat maakt niet uit. Als ze maar die vrije,
zelfstandige mensen worden waar deze stad altijd van heeft
geleefd.’
Hij is in het geheel niet bang om directeur te worden van de
roemruchte Anne Frank Stichting met zijn succesvolle en soms
roerige geschiedenis: ‘Nee, ik zie daar helemaal niet tegen op, ik
vind het heel eervol en toen ik de organisatie beter van binnen-
uit leerde kennen werd ik steeds enthousiaster vanwege de men-
sen die daar betrokken en vanuit hun hart en ziel heel betekenis-
vol werk doen.’
Maar betekenisvol in welk opzicht? Gaat het alleen om dit ene
meisje Anne Frank, gaat het om de Jodenvervolging in de
Tweede Wereldoorlog of om alle kinderen die nu in de wereld
in nood zitten? ‘Dat is de kernvraag waar de Anne Frank Stich -
ting altijd mee heeft geworsteld en in de loop van de tijd zijn daar
verschillende antwoorden op gegeven. Het is een vraag die steeds
boven de tafel zal blijven hangen en dat is ook niet slecht, het
dwingt je er toe er over na te blijven denken. Een pasklaar ant-
woord heb ik daar nog niet helemaal op, maar voor mij is het ver-
haal van Anne Frank toch in de eerste plaats het verhaal van de
vervolging van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereld -
oorlog. In de doelstelling van de stichting wordt ook gesproken
van de wereldwijde strijd tegen racisme, antisemitisme en voor
de mensenrechten, maar dan dreigt altijd wel het risico van ver-
breding.’
Risico? ‘Ja, dat noem ik een risico. Als je niet oppast, hangt het
bord van Anne Frank straks boven de zeehondenopvang in
Pieterburen, want het is zo gemakkelijk toepasbaar in allerlei situ-
aties en de identificatie met Anne komt zo gemakkelijk tot stand.
Bij mensenrechten gaat het om heel nobele doelen, want er is
onderdrukking in de hele wereld, maar als je er over nadenkt vind
ik toch dat Anne Frank altijd zichtbaar moet blijven in wat we
doen en uitdragen. Ik geloof erg in de kracht van het verhaal van
Anne Frank, in de bezinning die er uit voortvloeit en de educa-
tieve kanten die het heeft, maar ik geloof niet dat je daar een
vorm van activisme aan zou moeten verbinden.’
Er is nog een ander probleem met het verhaal van Anne Frank.
Ondanks de verschrikkelijke afloop komt Nederland er toch te
‘Angst overNederland isniet het goedewoord, maarhet is niet van-zelfsprekenddat het hier nietfout kan gaan’
Max Arian
Interview met Ronald Leopold
de nieuwe directeur van de Anne
Frank Stichting
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 20
19
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vanaf eind jaren vijftig ontsproot kennis over de oorlogsgevol-
gen behalve aan de internationale verzetsconferenties, aan nog
een tweede bron. In 1956 traden de West-Duitse Wiedergut -
machungswetten in werking. Die wetten golden voor Joodse
overlevenden, waar ze ook woonden. Vereiste voor een uitke-
ring was een keuring door een arts in het woonland, maar die
arts moest zijn rapport wel in het Duits kunnen opstellen. Veel
Joodse overlevenden waren geëmigreerd naar Amerika. Zij kwa-
men voor hun keuring vaak terecht bij Duitse psycho analy tici die
al voor de oorlog waren gevlucht. Zo kwam het dat hún psycho-
analytische georiënteerde inzichten van over de oceaan werden
geïmporteerd naar Duitsland, waar de psychiatrie tot dan toe stijf
en strak volhield dat alleen patiënten, die organische aandoenin-
gen hadden opgelopen, door de oorlog blijvend in hun gezond-
heid konden zijn geschaad.
De combinatie van de Europese verzetscongressen en de Ame ri -
kaanse inbreng in de Wiedergutmachung resulteerde in een
wetenschappelijke paradigmawisseling. De kern daarvan was de
erkenning dat een extreme, externe ervaring lange-termijnscha-
de kan opleveren. Je was dan geen aansteller en je hoefde ook
niet al voor de oorlog een kneusje te zijn geweest. Dit paradig-
ma werd in 1980 vastgelegd in de term ‘posttraumatische stress-
stoornis’ (PTSS).
Politieke afwegingenEen van onze belangrijkste conclusies is, dat de mate van lijden
tijdens of na de oorlog weinig voorspelt over de erkenning van
medisch-psychische oorlogsschade. De elf onderzochte landen
gaven na 1945 in een zeer verschillend tempo aandacht aan de
slachtoffers. Nergens vloeiden medische praktijk en sociale wet-
geving logisch voort uit de omvang van het leed.
Nergens vloeide uit de feiten, omtrent welke groepen het meest
hadden geleden, logisch voort dat die dan ook de meeste zorg
en aandacht kregen. Zie Denemarken, waar het oorlogsleed
gering was maar de aandacht voor mogelijke ziekten groot. Of
omgekeerd Polen, waar het lijden enorm was en de ziekte-erken-
ning gering.
Het oorlogstrauma is dus een geval apart wat betreft de medi-
sche kennisontwikkeling. Om welke slachtoffer groepen moest
de overheid zich bekommeren? Wie kwamen als eerste in aan-
merking voor een financiële regeling? Welke vormen van ge -
zondheidsschade ten gevolge van de oorlog dienden te worden
vergoed?
Ons onderzoek laat zien dat politieke meer dan medische afwe-
gingen de doorslag gaven bij de beantwoording van dit soort
vragen. De eerste voorzieningen werden niet opgezet waar de
oorlogsziektes zich het eerst of het heftigst voordeden. Zo liep
overal de zorg voor verzetsinvaliden en militaire slachtoffers jaren
voor op de voorzieningen voor de Joodse overlevenden.
Ook aan de vraagzijde waren politieke belangen nooit ver weg.
De vroegste inzichten over medische oorlogsgevolgen werden
niet verbreid door de Wereldgezondheidsorganisatie, de VN, art-
senorganisaties of universiteiten, maar door de organisaties van
voormalig verzet, gevangenen en veteranen. Doordat de meest
actieve artsen zelf ex-gevangene waren, was de kennisontwik-
keling nauw verbonden met de strijd voor erkenning en pensioe-
nen, en dus sterk politiek gekleurd.
Ten tijde van die verzetsconferenties en de Wiedergutmachung
was de Nederlandse invloed op het medisch denken over de oor-
logsgevolgen nog minimaal. Dat sloeg om na de affaire van de
‘Drie van Breda’ in 1972. Het voornemen van minister Van Agt
om de ‘Drie’ vrij te laten, riep grote tegenstand op. Voor het eerst
werd duidelijk hoeveel overlevenden nog steeds leden onder de
oorlog. Dat maakte diepe indruk en leidde bij regering en parle-
ment tot een soort goedmaakbeleid met als kern: ruime erken-
ning van de late psychische gevolgen en ruime subsidiëring van
de opkomende oorlogssector.
Nederland gidsland Mede dankzij dit ‘oorlogswelzijnsbeleid’, dat op zijn beurt weer
werd gestimuleerd door de officiële erkenning van PTSS, verruil-
de Nederland de achterste regionen voor een voorhoedepositie.
Na decennialang achteraan hobbelen, nam Nederland vanaf
midden jaren tachtig ook op traumagebied zijn vertrouwde func-
tie van gidsland in. Zo exporteerden Nederlandse deskundigen
naar allerlei Europese landen onze inzichten over de Tweede
Generatie; Joodse onderduikkinderen; en categorale zorg voor
‘oorlogsgetroffenen’.
De scherpste formulering van de achterliggende oorzaken van
deze omslag luidt: emancipatie van de emotie. Geloven in God
werd vervangen door geloven in gevoel. Zwijgen hoefde niet
meer; gevoelens mochten worden gevoeld en geuit. Het stigma
op en de onwetendheid over psychische klachten verdwenen. De
compassie met slachtoffers nam toe. Ook door de democratise-
ring werden patiënten assertiever en machtiger.
Heel belangrijk is dat in Nederland ook de elites deze nieuwe
moderniteit omarmden. Dat was elders veel minder of pas later
het geval. Tegelijkertijd veranderden de politieke verhoudingen.
Nederland ontzuilde. De binnenlandse koude oorlog kwam ten
einde. Het communistisch verzet werd niet langer miskend maar
op een voetstuk geplaatst. De oorlog en in het bijzonder de
Jodenvervolging kwamen heviger dan ooit in de aandacht. Het
is dat samenvallen van al deze mentale, culturele, sociale en poli-
tieke omwentelingen waaruit volgens ons valt te verklaren dat
juist in Nederland het oorlogstrauma zo aansloeg.
Jolande Withuis is socioloog en senior onderzoeker bij het Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
Het betreft het boek: Jolande Withuis and Annet Mooij, The Politics
of War Trauma; The Aftermath of World War II in Eleven European
Countries. Uitgever Amsterdam University Press, Amsterdam 2010,
380 blz., ISBN 978-90-5260-371-1, € 39,90
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 19
26
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
ghetto, het moest blijkbaar zo zijn ... Bepaald minder beklem-
mend, maar toch ook vol symboliek is het uitzicht vanuit het
hotelkamerraam. Dat wordt in zijn geheel ingenomen door het
forse betonkarkas van de in aanbouw zijnde luxe woontoren Złota
44 die Stalins cadeau naar de kroon moet steken: een architecto-
nisch hoogstandje van de wereldberoemde Joods-Amerikaanse
bouwmeester Daniël Libeskind, die ondermeer het fascinerende
Joods Historisch Museum in Berlijn ontwierp.
Tastbare plekkenGeschiedenis, of beter: begrip van geschiedenis kan niet zonder
tastbare plekken. Dat is wel duidelijk. Zeker na het bezoek aan
de Joodse begraafplaats, die deels nog omzoomd wordt door een
fragment van de oorspronkelijke drie meter hoge en 18 kilome-
ter lange ghettomuur, aan de buitenzijde waarvan zich, in de
grond van een voormalig sportveld, het massagraf bevond voor
de vele duizenden uitgehongerde ghettobewoners. Een nachte-
lijke wandeling door het deel van de stad dat van november
1940 tot mei 1943 het ghetto vormde, met 27.000 woningen
voor aanvankelijk 450.000 inwoners, was een ervaring die ach-
teraf sterk overeenkomt met de kernachtige omschrijving van
Mulisch: ‘En ik ben ook in een uitgestrekt stadsdeel geweest,
waar enkele neo-pompeuse woonkazernes stonden, maar ver-
der talloze heldere, strakke flatgebouwen, gescheiden door veel
licht en ruimte. Alleen in het midden van deze wijk herinnerde
een nog te restaureren paleisruïne er aan (...) Dat hier het ghetto
was geweest. Staande op de keien, die als enige het verleden
bewaarden en de voetstappen der vermoorden, keek ik om mij
heen naar de schoongewassen stilte, die overal op aarde het ken-
merk is van onze nieuwe, post-Hitleriaanse wereld.’ Daar kan aan
worden toegevoegd dat Polen inmiddels zijn best doet om de
herinnering aan het ghetto ook op straat blijvend te verankeren.
Los van de reeds langer bestaande herinneringsmonumenten en
het in aanbouw zijnde museum voor de geschiedenis van de
Poolse Joden op en rond de voormalige Umschlagplatz, verrijzen
her en der informatieborden en wordt op sommige plekken de
loop van de ghettomuur in de bestrating weergegeven. Een door
schuttingen afgezet werkterrein liet zien dat ook de ‘voetafdruk’
van de houten loopbrug over de Chłodnastraat – de dramatische
verbinding tussen het grote en het kleine ghetto – in een nieuw
en zo origineel mogelijk plaveisel wordt aangebracht.
Schuttingen moeten er ook hebben gestaan na het besluit om de
ten oosten van het ghetto gelegen en in 1944 volledig verwoes-
te oude stad van Warschau, de Stare Miasto, de Stare Nowe,
Mariensztat en een groot deel van Powiśle, ondanks een totaal
gebrek aan geld en materiaal tot in detail te herbouwen, straat
na straat, blok na blok. Een unicum. Ook dat ontgaat Mulisch
niet waarbij hij tevens laat blijken een diep respect te hebben
voor het in zijn ogen heldhaftige Poolse volk: ‘Het heeft gewei-
gerd, van Warschau een moderne stad te maken, zoals wij met
Rotterdam hebben gedaan; het mocht door splinternieuw te zijn
zelfs geen omgekeerd monument voor de Duitsers worden, op
geen enkele manier mocht er een herinnering blijven: de stad
werd steen voor steen herbouwd, zoals zij was in 1939. De vijf-
tiende, de zestiende, de zeventiende en achttiende eeuw... Deze
naadloze ontkenning van zes jaar Cyklon-B-filosofen over de
vloer, heeft iets verbijsterends voor wie door Warschau loopt.’
Auschwitz, de eenzaamste plekHoewel de reis, uiteindelijk een kilometer of duizend met de bus,
feitelijk nog moest beginnen, was in twaalf actieve uren War -
schau gevoelsmatig eigenlijk al een soort verzadigingspunt in
bevattingsvermogen aangaande Endlösung en perfide nazistisch
oorlogsgeweld bereikt. Maar goed, zeker als je net stoer beweert
dat geschiedenis niet zonder tastbare plekken kan, is weglopen
voor de vernietigingskampen uiteindelijk geen optie. Dat was ook
de strekking van een column van Arnon Grunberg in de Volks krant
ergens in de aanloop naar de herdenkingsdagen van afgelopen
mei: natuurlijk, we weten het allemaal precies, boekenkasten vol,
uitpuilende archieven en na 1945 vonden en vinden er nog steeds
de meest gruwelijk georganiseerde slachtingen plaats, maar, stelt
hij onomwonden, er blijft een verschil: de kampen.
Welnu, vooruit dan maar: Auschwitz 1, Stammlager. ‘Het kamp
is kleiner dan ik dacht. Drie rijen van elk elf stenen gebouwen van
twee verdiepingen vormen een vredig, zij het wat somber dorp-
je. Hier en daar zijn wandelaars.’, aldus Mulisch. Uiteraard ziet hij
Het ‘verstilde perron met het verroeste stootblok’
in Sobibor
Birkenau, 'een strook houten barakken is behouden
gebleven’
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 26
27
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
ook blok 11, ‘de gevangenis in een gevangenis’, met de beang-
stigende martelkamers in de kelder waar dag en nacht gemoord
werd en de eerste vergassing plaatsvond van 600 gewonde
Russische krijgsgevangenen en 250 zieken uit het hospitaal. In
blok 20 stierven duizenden door phenol-injecties in de hart-
streek. In een ander blok staat de twintig meter lange vitrine
gevuld met vrouwenhaar en verder vitrines met ontelbare hoe-
veelheden kinderschoenen, brillen, koffers, pannen, tandenbor-
stels, kunstledematen. En als klap op de vuurpijl, net buiten de
dubbele omheining van elektrisch geladen prikkeldraad aan iso-
latoren op betonnen palen, het meest schuldige gebouw op
aarde: de eerste minutieus doordachte Zyklon B-gaskamer annex
crematorium, voorzien van ijzeren sleden op rails waarmee de lij-
ken in de ovens geschoven konden worden.
Het kan nog erger. Auschwitz 2, Birkenau. Drie kilometer verder-
op, aan de andere kant van het spoorwegemplacement van
Oświęcim. In een volledig open vlakte waar de wind vrij spel
heeft ligt daar het angstaanjagende restant van iets onbevatte-
lijks. Het kamp, waarvoor in 1943 nota bene een uitbreidings-
plan gereed lag dat voorzag in een verdubbeling, is immens uit-
gestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken; het poortgebouw
met wachttoren waar de trein doorheen ging; het lange, hele
lange selectieperron, met aan het einde de sciencefictionachtige
ruïnes van twee opgeblazen gaskamers annex crematoria. Nog
verder naar achteren het badhuis en de restanten van nog eens
twee gaskamers/crematoria. Een strook houten barakken is
behouden gebleven, evenals drie stroken stenen barakken, het
vrouwenkamp met in een van barakken de ‘slaapplaats’ van
medereizigster Lenie Velleman; en verder tientallen schoorste-
nen die als een bos dode bomen de plaats aanduiden van de ove-
rige barakken, samen goed voor het onderbrengen van maar-
liefst 60.000 mens-slaven. Mulisch noemt het ‘de eenzaamste
plek op aarde, alleen door zwijgen te beschrijven’. Licht pathe-
tisch misschien, maar wat moet je ook anders met zoiets?
Wrede begraafplaatsVoor het lugubere kamp Majdanek, vergeven van de kraaien en
een maatje kleiner dan Birkenau, geldt twee dagen later in wezen
hetzelfde. Dat ligt voor god en iedereen zichtbaar op een licht
omhoog glooiende kale vlakte net buiten Lublin aan de oude en
nog steeds doorgaande hoofdweg naar Chełmno. Tientallen
houten barakken zijn behouden gebleven, waaronder die waarin
een grotere en een aantal kleinere gemetselde en deels beton-
nen gaskamers waren ondergebracht en waar volop geëxperi-
menteerd werd met zowel Zyklon B als koolmonoxide. ‘Fluitende
arbeiders teerden scheefgezakte houten wachttorens, trokken
vermolmde barakken omver en bouwden op dezelfde plaats
nieuwe, volgens de oorspronkelijke Duitse blauwdrukken’,
schrijft Mulisch. Ook nu rijdt een aanhangwagen rond waarop
nieuwe, met de hand bewerkte houten stijlen en dakgordingen
liggen. Zeker herbouwd is de houten ombouwing van het cre-
matorium met een hoge schoorsteen en wederom een flinke gas-
kamer die zonder enige gêne als een soort kathedraal de kam van
de glooiende vlakte tooit.
Na een lange tocht door het steeds dunner bevolkte en steeds
dichter beboste Oost-Polen – berken en dennen – komen onze
yin en yang bussen in de buurt van het drielandenpunt met Wit-
Rusland en Oekraïne: bij het alleen al door zijn naam onheilspel-
lende Sobibor, in de late namiddag.
Behalve het verstilde perron met het verroeste stootblok waarop
nu keurige stapels gezaagde boomstammen liggen die elk
moment met een goederentrein opgehaald zouden kunnen wor-
den, herinnert eigenlijk niets aan wat hier in november 1943 na
de opstand volledig door de Duitsers is ontmanteld. Waar schijn -
lijk het meest doortrapte en efficiënt georganiseerde vernietigings-
kamp ooit. De plattegrond laat daarover geen enkele misvatting
bestaan: een fabriek met een adequate arbeidsdeling en een
geoliede lopende band. Alles was hier vanaf het prilste begin
gericht op het zo snel mogelijk doden van zo groot mogelijke
aantallen Joden.
Juist omdat er behalve asvelden en een sobere hoge asheuvel als
herdenkingsmonument eigenlijk niets is hakt Sobibor er diep in.
Niet afgeleid door prikkeldraad, ovens en barakken lijkt het een
tikkeltje eenvoudiger om deze verdoemde plek toch vooral ook
als de laatste rustplaats van een onnoemelijk aantal vermoorden
te zien. Een reusachtige, wrede begraafplaats.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 27
18 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Op 24 juni 2010 werd in De Balie te Amsterdam het boek
The Politics of War Trauma gepresenteerd. Jolande Withuis,
die samen met Annet Mooij het boek samenstelde, hield daarbij
een inleiding waarin zij een schets gaf van de ontwikkeling bij de
behandeling van medisch-psychische oorlogsschade in Nederland
na 1945. Deze inleiding volgt hierna.
Nederland een uitzonderingIn het boek dat hier vandaag wordt gepresenteerd zijn elf
Europese landen vergeleken met de vraag hoe er na de Duitse
capitulatie is omgegaan met gezondheidsschade als nasleep van
de Tweede Wereldoorlog. Wonderlijk genoeg was dat tot nu toe
niet bekend. Dankzij dit onderzoek kunnen wij met nu zekerheid
poneren dat Nederland in Europa een uitzondering vormt. Ner -
gens anders beschouwen zo veel oorlogsover levenden zich cate-
goraal of individueel als getraumatiseerd en nergens anders ook
worden zij door overheid, behandelaars, media, historici en familie -
leden zo volautomatisch gezien als collectief getraumatiseerd.
Nergens zul je bijvoorbeeld in een oorlogsmuseum vrijwilligers
aantreffen die een door de overheid betaalde training hebben
ondergaan in de omgang met getraumatiseerde mensen. Dit
simpelweg, omdat het nergens anders zo vanzelfsprekend wordt
geacht, dat het bezoeken van een museum mensen mogelijk
overstuur en opvang-behoeftig maakt. De oorlog is bij ons komen
te staan in het teken van psychische kwetsbaarheid. Elders is dat
niet of veel minder het geval.
Vergeleken met het buitenland vragen én krijgen in Nederland
exceptioneel veel soorten oorlogsslachtoffers erkenning als oor-
logszieke. Dat betekent niet dat Nederland altijd al meer dan
andere landen aandacht heeft besteed aan de gezondheidsklach-
ten van oorlogsslachtoffers. Integendeel. Onze constatering slaat
op de situatie zoals die sedert midden jaren zeventig is gegroeid,
een situatie die scherp contrasteert met de kwarteeuw daarvoor.
Eerst terug naar ‘normaal’Het is een misverstand dat er tot de jaren zeventig een conspiracy
of silence heeft geheerst over de mogelijke psychische gevolgen
van de oorlog. Vooral artsen, die zelf een kamp hadden overleefd,
voorzagen zulke gevolgen al meteen. Maar niet overal werd naar
hun zorgen geluisterd. Terwijl Frankrijk en Dene marken zich ont-
wikkelden tot de pionierslanden van het concentratiekampsyn-
droom, werden in Nederland de oorlogsgevolgen verwaarloosd.
Het Nederlandse verzet meende, net als de dokters en de domi-
nees, dat we zo snel mogelijk terug moesten naar normaal. De
verzetselite, die vooral bestond uit verzetsmensen die niet gevan-
gen hadden gezeten, was beducht voor het stimuleren van on -
rust en onte vredenheid. Zoals medici vreesden dat uitkeringen
mensen ziek zouden houden, zo vreesde de verzetstop dat aan-
dacht voor gezondheidsklachten zou leiden tot chroniciteit.
In Frankrijk waren verzetsorganisaties minder regentesk jegens
de basis en zelfbewuster jegens de overheid. Privileges en eer -
bewijzen werden gevraagd en gekregen. Een communistische
ex-Buchenwalder regelde als minister van volksgezondheid met-
een speciale medische zorg. In vakbladen kregen de aandoenin-
gen van ex-gedepor teer den al eind jaren veertig officiële medische
namen als Pathologie des Dépor tés en Maladie de la Résistance.
In Denemarken plaatste de regering het minieme verzet op een
voetstuk om de reputatie van het land te redden van de verden-
king van collaboratie. Er werd ruim geld ter beschikking gesteld
voor voorzieningen en medisch onderzoek onder kampover -
levenden, wat al in 1954 de term KZ-syndroom opleverde. Dat
syndroom omvatte ook psychische klachten maar die werden toen
niet begrepen als gevolg van psychotrauma maar van honger.
Lange-termijnschadeDe Nederlandse vrees voor blijvende onaangepastheid ontbrak
in de beide genoemde landen. Nederlandse ex-gevangenen zelf
beseften overigens heel goed dat sommige teruggekeerden
kampten met gezondheidsproblemen. Hun voormannen namen
deel aan de internationale medische conferenties die het voor-
malig verzet vanaf 1948 organiseerde, met Frankrijk en Dene -
marken als voortrekkers. Midden jaren vijftig werd op deze con-
ferenties al voorzichtig geconcludeerd dat de oorlogsgevolgen
wellicht niet van voorbijgaande aard zouden zijn.
Opvallend is dat uit alle landen ongeveer dezelfde klachten wer-
den gerapporteerd: moeheid, matheid, hartkloppingen, concen-
tratiestoornissen, kortom: een gebrek aan fysieke en mentale
energie. Even opvallend is dat nergens melding werd gemaakt
van de shell shock-symptomen van na de Eerste Wereldoorlog:
doofheid, stomheid, verlamming, bizarre bewegingen.
Omgaan met het oorlogstraumain NederlandJolande Withuis
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 18
17
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Toen alle brandweerwagens, brandweermannen, vliegtuigen
en helikopters eindelijk de brand onder bedwang hadden,
had de Almachtige het laatste woord: het begon, voor het eerst
in 10 maanden, te regenen. De brand op de Carmelberg zal ons
nog lang heugen. Velen zullen de heldhaftige acties van de
brandweer en de politie herinneren. Ander zullen aan die bus
denken, die met bijna 40 passagiers in enkele seconden door de
hevige brand werd vernietigd.
Ik denk aan Ahoeva Tomer, onze commissaris van politie in Haifa.
Toen ze hoorde dat een bus vol gevangenisbewaarders wilde
proberen de brand te trotseren om gevangenen te redden, gaf
ze geen persinterview met behulp van een PR consultant, maar
stapte in haar wagen en gaf gas. Enkele minuten later was ze al
verbrand en na vier dagen lijden overleed ze.
Uiteraard zal de lezer vragen hebben, zoals: waarom gaat de
commissaris van de hele politie achter een bus aan? Welnu, dit is
Israel: bij ons gaan de commandanten voor de soldaten het slag-
veld in en ook Ahoeva – wat ‘geliefde’ betekent – reageerde pre-
cies zoals we dat in Israel gewend zijn. Maar zoals het vaak gaat
met zulke tragische gevallen, Ahoeva was weer iets speciaals. Ze
was de eerste vrouwelijke politie agente die zulk een belangrijke
functie bekleedde. Er werken heel wat vrouwen bij de politie en
ze komen tot hoge posities, maar Ahoeva was wel weer wat
anders. Je kon haar overal zien, ze was de hele dag bezig met
onze stad en je zou haast denken dat ze in haar kantoor sliep.
Haar levenspartner zei het duidelijk bij haar graf: ‘Ik was de
levenspartner, maar ze was getrouwd met de politie.’
Toch zijn vrouwen als Ahoeva niet uniek in ons landje. We heb-
ben nu vrouwelijke piloten van gevechtsvliegtuigen in het leger.
Ook hebben we vrouwelijke commandanten en soldaten in spe-
ciale gevechtseenheden. De voorzitter van de Hoge Raad in
Jeruzalem is een vrouw. Meer en meer grote bedrijven hebben
vrouwen aan het stuurwiel, zoals Bank Leumi.
Vrouwen hebben altijd een grote rol gespeeld in de geschiedenis
van ons Joodse Volk. Vanaf Sara, de vrouw van Abraham, via
Dvora, die een leger leidde tegen Salah A-Din, tot aan Golda
Meir, onze vrouwelijke premier. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
komt de naam van de parachutist Channa Shenesh naar boven
en ik weet zeker dat er nog vele andere voorbeelden zijn. We zijn
er hier aan gewend dat vrouwen meer en meer prominente rol-
len in onze samenleving vervullen. Persoonlijk vind ik het prima.
Toch blijft het vreemd dat de meeste vrouwen in topfuncties min-
der verdienen dan hun mannelijke collega’s in dezelfde functies,
maar ik blijf optimistisch en denk dat ook dit euvel in de toekomst
zal worden verholpen.
Terug bij Ahoeva weet ik nog hoe ze haar positie als comman-
dant van de politie in Haifa betrok. Ik ben vrijwilliger bij onze
politie, die nooit genoeg mankracht heeft. Ze kwam kijken hoe
de vrijwilligers te werk gingen en, na eerst wat gegniffel omdat
een vrouw ons wilde inspecteren, reed ze gewoon met ons mee.
Tijdens onze dienst gebeurde er niets bijzonders, maar Ahoeva
was druk aan de telefoon en vroeg ons heel wat over ons werk
als vrijwilligers. Onze reacties schreef ze op. We vertelden haar
dat we ons bewust waren van het tekort aan budget en man-
kracht, maar dat lichtgevende vesten voor de vrijwilligers wel een
pre zijn. Ze reageerde niet op, maar schreef rustig door. Toen we
een week later weer dienst hadden, lag er voor ieder een licht-
gevend vest klaar, met voor ieder zijn eigen naam erop. Geen
afzender, maar gewoon aan het werk gaan.
In ons land van vooroordelen hebben we genoeg redenen om te
zeggen waarom iemand niet kan slagen in een functie: van religie
tot seksuele geaardheid – ook in Israel spelen de vooroordelen
een rol. Maar vrouwen blijven doormarcheren en veroveren heu-
veltje na heuveltje in onze samenleving.
Vierendertig jaar terug was er een Hollandse immigrant in het
Israëlische leger gegaan. Hij had geen familie in Israel en was dus
een alleenstaand soldaat. Bij het Israëlische leger valt die onder
de sociale dienst en juist in dat jaar was het leger begonnen vrou-
welijke soldaten te trainen als sociaal werker in het leger. Deze
functie was daarvoor jarenlang door mannen uitgeoefend. De
Hollandse soldaat weigerde echter enige hulp van het leger, tot-
dat hij na een half jaar gewoon een bevel kreeg zich te melden
bij de zojuist aangekomen nieuwe sociaal werker. Eerst dacht hij
nog dat meisje in de maling te nemen, maar toen ze elkaar zagen
sloeg er een vonk over.
Dat meisje werd mijn vrouw en samen hopen we binnenkort
grootouder te worden. Of ik geloof in vrouwen in belangrijke
posities in Israel? Wat denkt u? ©Simon Soesan
Column
VrouwenvolkSimon Soesan (Haifa – Israel)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 17
28 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Monumenten in het straatbeeldVeel hoofdsteden in Europa, zoals Amsterdam, Parijs, Warschau,
Berlijn en natuurlijk Wenen telden voor de Tweede Wereldoorlog
een grote Joodse bevolking. Vlak voor de Anschluss van Oosten -
rijk bij Nazi-Duitsland in 1938 woonden er 200.000 Joden in
Oostenrijk, van wie 180.000 in Wenen. In de jaren daarna
vluchtten velen vooral naar de Verenigde Staten en Palestina.
Bijna 70.000 Joden werden vermoord in de vernietigingskampen
van de nazi’s.
Een vraag die na 1945 vaak gesteld werd is: hoe kun je mensen
herdenken die toen verdwenen, gestorven of vermoord zijn? Op
een aantal plekken zijn als antwoord daarop in de laatste jaren in
Nederland, België, Duitsland en Oostenrijk Stolpersteine (strui-
kelstenen) geplaatst bij het huis waar iemand het laatst gewoond
heeft. Zo’n struikelsteen is een goudkleurig vierkantje van 10 bij
10 centimeter, waarop in een messing plaatje, de naam, geboor-
tedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden
gestanst zijn. Het Auschwitz Bulletin heeft daar in september
2009 (p. 10-11) met Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) ook
aandacht aan besteed.
Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter
Demnig (1947, Berlijn). Hij brengt gedenktekens aan op het trot-
toir voor de huizen van mensen die door de nazi’s verdreven,
gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze
Stolpersteine herinneren onder andere aan Joden, Sinti en Roma,
politieke gevangenen, homoseksuelen, Jehova’s getuigen en
euthanasie-slachtoffers. De kunstenaar noemt ze Stolper -
steine omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je
moet buigen om de tekst te kunnen lezen.
Ook in Wenen zijn struikelstenen, maar in één wijk heeft men
nog iets heel anders bedacht. Wenen is verdeeld in 23 wijken, die
Bezirke worden genoemd. Alle wijken hebben een nummer en
een naam. De 9e wijk heet Alsergrund. De huidige bewoners van
één straat in die wijk, de Servitengasse, hebben onderzocht hoe-
veel Joodse bewoners hun straat telde en hoevelen er kleine
bedrijfjes hadden. Van de 680 bewoners bleken 55% Joods te
zijn. De Servitengasse is representatief voor veel van deze stra-
ten in het 9e Bezirk. Men ging onderzoeken wat het lot was van
hun vroegere verdwenen buren, of zij kinderen hadden en klein-
kinderen, en of zij erin geslaagd waren te ontsnappen aan het
naziregime. En men wilde op die manier iets van hun waardig-
heid in deze buurt en de maatschappij herstellen. Zo werd bij-
voorbeeld voor één bepaald huis in de Servitengasse nagegaan
welke bewoners er vóór de oorlog woonden. Als herinnering aan
de 27 bewoners van dat specifieke huis, die allen verdreven of
vermoord werden, zijn hun namen op een gedenksteen aan de
gevel huis geplaatst.
Vele bewoners werden na 1938 uit hun huizen gezet, bijeenge-
dreven en weggevoerd naar zogenaamde Sammelwohnungen,
waar veel families op elkaar gepropt moesten verblijven tot ze
naar kampen werden afgevoerd en de meesten later vermoord.
Uiteindelijk hebben 462 mensen in de Servitengasse gewoond of
bezaten daar een huis of een winkel, die slachtoffer werden van
de vervolging door het nationaalsocialisme.
Projectgroep ‘Servitengasse 1938’Na dit onderzoek werd de projectgroep ‘Servitengasse 1938 - lot
van de verdwenenen’ gevormd die samen met de Universität für
angewandte Kunst Wien (Universiteit voor Toegepaste Kunst van
Wenen) een prijsvraag voor studenten uitschreef om een sym-
bool te ontwerpen ter nagedachtenis. In het ontwerp moesten in
elk geval de namen van alle omgebrachte en verdreven Joden
worden vermeld en het was ook wenselijk dat men steentjes erbij
of erop kon leggen zoals vaak bij het bezoeken van begraafplaat-
‘Sleutels tegenhet vergeten’
Theo van Praag
Een monument in Wenen
Het sleutelmonument in de Servitengasse, Wenen, rechts detail
(foto’s Theo van Praag)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 28
29
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
sen door Joden wordt gedaan. Een jury werd gevormd, waarbij
ook de huidige bewoners een rol speelden samen met mensen
van de Joodse gemeente en de stad Wenen.
Op de prijsvraag kwamen 23 inzendingen binnen, daaruit wer-
den eerst 9 geselecteerd en tenslotte werden daaruit de eerste
drie gekozen. De eerste prijs werd ex aequo gewonnen door
Julia Schulz en Ulla Rauter en het ontwerp van de eerste is uitge-
werkt tot monument.
Het monument bevindt zich op het kruispunt van de Servi -
tengasse en de Grünentorgasse. Over een oppervlak van enkele
meters is, verzonken in het trottoir, een vierkante bak aange-
bracht die bedekt is met een glazen plaat. Daaronder liggen 462
verschillende oude sleutels van diverse makelij door elkaar. Iedere
sleutel heeft aan een koordje een kaartje met daarop de naam
van een eigenaar of eigenares van de vroegere woningen in die
straat. Het zijn ‘sleutels tegen het vergeten’, wat ook de naam
van het monument is geworden. Op bescheiden afstand staan
er enkele bankjes omheen. Naar aanleiding van dit project is een
boek gepubliceerd waarin interviews, foto’s en brieven van over-
levenden en hun nakomelingen staan. Van het project is ook een
documentaire film gemaakt. Op deze manier willen mensen van
de 9e wijk Alsergrund laten zien dat zij zich verantwoordelijk
voelen voor de nagedachtenis van hun vermoorde of verdreven
buurtgenoten.
De symboliek van sleutelsIk vroeg Julia Schulz (31) waarom haar ontwerp is uitgekozen.
Zij studeerde, vertelt zij mij, van 2005 tot 2009 ‘trans-media
kunst’ aan de genoemde universiteit voor toegepaste kunst en
de Holocaust was een thema, waarmee zij zich al van jongsaf,
geïnspireerd door haar moeder, heeft bezig gehouden. Als teen-
ager las zij veel boeken van overlevenden. Ook op school werd
het thema uitvoerig behandeld. Niet alleen bij het vak geschie-
denis maar ook bij het vak Duits, omdat de docent, die een fan
van Bertold Brecht was, het erg belangrijk vond dat de leerlingen
kennis namen van het naziverleden van dit land. ‘Sleutels tegen
het vergeten’ is niet haar afstudeerproject geworden maar is een
zelfstandig onderwerp. Zij beschouwt het als haar belangrijkste
werk totnogtoe. Omdat zij als student al vaak aan grote kunst-
projecten meewerkte, had zij een goed inzicht in de manier waar-
op je inzendingen en schetsen voor zo’n project uitvoert. Bij de
presentatie bleek het ook heel belangrijk te zijn goed met de jury
te kunnen communiceren en vast te houden aan je eigen ont-
werp. Zowel de planning als de uitvoering waren een grote uit-
daging voor haar.
Het idee om een monument in het straatoppervlak te maken
heeft ook een symbolische betekenis. De sleutels, die als bij een
opgraving zichtbaar gemaakt zijn, vormen de materialisatie van
het historische onderzoek naar mensen en namen in deze straat.
En zo wordt de geschiedenis van de bewoning, die verborgen was
in de grond van de Servitengasse, weer zichtbaar gemaakt. De
jury heeft volgens Julia voor haar ontwerp gekozen vanwege dit
symbolische karakter en de directheid van haar project. De andere
inzending, ex aequo met het hare gekozen, was een geluidspro-
ject. Daarvan verwachtte men echter veel problemen bij de uit-
voering en men vreesde een te grote ingewikkeldheid bij het
onderhoud.
Er zijn nu de namen van 462 mensen, die hier ooit geleefd heb-
ben en later zijn gevlucht, verdreven of vermoord, verzameld
door historici. Het is echter niet uitgesloten dat er nog meer
namen boven water komen. Daarmee is in het ontwerp ook
rekening gehouden: er kunnen nog sleutels aan worden toege-
voegd. Alle namen zijn dus van echte Joodse bewoners van de
Servitengasse. De sleutels zijn verzameld bij bewoners van de 9e
wijk en met name afkomstig van de huidige bewoners van deze
straat. Er zijn ook enkele originele sleutels, waarbij dus de namen
van de werkelijke eigenaren aan die sleutels bevestigd zijn.
Julia Schulz heeft aan het project meegedaan omdat het werk
van de projectgroep ‘Servitengasse 1938’ om dit thema zichtbaar
te maken veel indruk op haar maakte. Of in haar woorden: ‘Es
ist eine Herausforderung [uitdaging] ein solches Denkmal zu
schaffen.’ Wel vindt zij dat, hoewel er enkele reacties in de pers
waren, de belangstelling, ook gezien het thema, in het algemeen
niet bijzonder groot was. Ze had meer publiciteit verwacht.
Voor verdere informatie kan men te rade gaan bij:
www.Servitengasse1938.at Voor het project ‘Sleutels tegen
het vergeten’
www.juliaschulz.at Over de maakster van het monument
http://www.redirect.servitengasse1938.at Over de Ser vi -
tengasse en over het lot van de mensen die daar verdwenen
zijn; verder over de huidige bewoners en hun relatie met de
Joodse bewoners van vroeger.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 29
16 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Een belast verleden‘Zigeuners, Gipsies, Cigojna, Zingare, Chingene, Gitanos, Cigan ,
Magjup, allemaal scheldwoorden.
Het zijn de woorden die mijn volk soms dagelijks moet horen. De
authentieke naam voor ‘zigeuners’ is Sinti en Roma. Sinds de
14de eeuw tot nu toe worden scheldwoorden gebruikt. Waar -
schijnlijk omdat wij niet welkom zijn en mensen een afkeer van
ons hebben. Waarom hebben mensen dat? Dat ze je niet kennen
en meteen al een oordeel over je klaar hebben? Wij zijn het wel
gewend, het gaat al eeuwen zo. Maar nu, ondanks al het nega-
tieve dat over mijn volk en over mijn cultuur gezegd wordt, vind
ik het van belang ook mijn zegje te kunnen doen.
Als we het hebben over de toestand bij Sinti en Roma, weet je
bijna zeker dat er niet veel goeds te melden valt. Voor velen daar-
buiten is de situatie totaal onbekend. Waarom zeg ik onbekend?
Omdat er tussen de Sinti en Roma en de anderen geen verbin-
ding is om elkaar op de hoogte te houden over elkaars situatie.
Als iemand op een onbekende plek terecht komt bij onbekende
mensen, moeten er twee dingen gebeuren. Eerst moet men zich-
zelf voorstellen om te weten te komen waar men is en hoe men
verder moet gaan. Daarna pas kunnen de mensen, die je zien, je
omarmen en verder helpen. Zeven eeuwen zijn voorbijgegaan
zonder dat we onszelf op een normale wijze konden tonen. We
hebben niet kunnen laten weten wie we zijn, wat we willen of
wat we kunnen. En dat, omdat het niet van ons werd verlangd.
Tot op de dag van vandaag worden Sinti en Roma geregeld ver-
volgd, zelfs vermoord. En alleen omdat ze ‘anders’ zijn, alleen
omdat ze zichzelf zijn. Het is iets van alledag in landen als Frank -
rijk, Hongarije , Tsjechië , Bulgarije, Servië, Roemenie. Roma uit
Oost- en Centraal-Europa vragen regelmatig asiel aan in West-
Europa, ook in Nederland. Maar de Integratie en Naturalisatie
Dienst (IND) zegt dat het niet nodig is, omdat al die landen vol-
doende rechtsmiddelen kennen waarmee Roma bescherming
van de nationale autoriteiten kunnen inroepen. Maar vanwaar
dan al die asielverzoeken? En waarom beweren rechtshulpver -
leners en mensenrechtenorganisaties dat Roma nog steeds het
slachtoffer zijn van straffeloos racistisch geweld?
Beginnen bij de jeugdOok in de Nederlandse samenleving zijn Sinti en Roma niet
opgenomen. Er zijn geen serieuze plannen gemaakt voor de ont-
wikkeling van ons volk. Daar komt bij dat wij allen over één kam
geschoren worden, zoals dat tegenwoordig veel gebeurt. Niet
alleen bij Sinti en Roma maar ook bij andere minderheden in
Nederland. Het verschil tussen die laatste groepen en Sinti en
Roma is, dat er voor ons helemaal geen voorzieningen zijn en er
niet met ons mee gedacht wordt over hoe de situatie verbeterd
zou kunnen worden.
Om dat te bereiken moeten we, denk ik, beginnen bij de jeugd.
Die mag nu niet het slachtoffer worden van de manier waarop
wij het hebben gedaan. Gezien het verleden is het volk van Sinti
en Roma een kwetsbare doelgroep, die steeds erg op zijn hoede
is voor discriminatie, en gevoelig is voor vooroordelen en uitingen
van racisme.
De organisaties in Nederland zijn het werk van vrijwilligers. Een
bevolking die het moeilijk heeft met de eigen ontwikkeling heeft
echter de juiste ingrediënten nodig. Wat moet gebeuren is, dat
wij zelf het initiatief nemen, samen met hulp van anderen. Om
te ontwikkelen in taal, in media, in cultuur.
Geen van de bestaande organisaties heeft verbindingen met de
regering, met media, of met maatschappelijke organisaties. Dat
is wel nodig. Sinti en Roma in Nederland zouden langs die weg
voorbeeld kunnen worden voor anderen. Want hier in Nederland
krijg je de kans om naar school te gaan, kun je aan een baan
komen, kun je gewoon een huis kopen en kun je een eigen orga-
nisatie beginnen. In Nederland kan het!
Maar ... alle organisaties, die tot nu zijn opgericht, zijn gestart
door vrijwilligers. Zij doen hun werk met hart en ziel en sommige
organisaties bestaan zelfs al bijna twintig jaar. De overheid heeft
geen kans gegeven om ze te helpen, door uitbreiding of met pro-
fessionaliteit. Dankzij samenwerking van Sinti en Roma organi-
saties beginnen er nu echter lichtpuntjes te komen. Zo is er nu de
eerste Sinti en Roma radio en er zijn onderwijsassistenten die via
de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) het land ingaan
om Sinti en Roma kinderen te begeleiden. In Arnhem is de eerste
Sinti muziekschool opgericht, waar Roma zowel als Sinti kinde-
ren les krijgen en waar via muziektalentenjachten de jeugd zijn
talenten kan laten zien. Zo is er nu wel het een en ander georga-
niseerd voor Sinti en Roma ... maar het moet meer worden. En
men moet dieper ingaan op de problemen.
Beki Galjus is hoofdredacteur van radio Patrin, het radio programma
voor Sinti en Roma in Nederland dat wordt uitgezonden via Salto op
Wereld FM, elke zondag van 15.00 tot 17.00 uur.
Samen staanwe sterker
Beki Galjus
De toestand van Sinti en Roma
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 16
15
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De felle afwijzing van de buitenstaanders en hun symbolen – mos -
keeën, minaretten, hoofddoekjes – is vervolgens de tegenaanval
van de gevestigden. De gevestigde groep is geneigd weerstand
te bieden aan dat wat de leden ervaren als een bedreiging van
hun machtsoverwicht. Het groeiende verzet tegen de bouw van
nieuwe moskeeën is dan ook symptomatisch voor de machtstoe-
name van moslims.
Kleine verschillenNaast de verschuivende machtsverhoudingen is er nog een twee-
de aspect van belang. Freud sprak in zijn psychoanalytische
beschouwingen over het ‘Narzissmus der kleinen Underschiede’.
Wanneer het onderscheid tussen individuen kleiner wordt, ont-
dekte de Oostenrijkse psychiater, gaan mensen de nadruk leg-
gen op kleine verschillen en neemt bovendien hun gevoel van
eigenliefde toe. Hoe kleiner de verschillen, des te belangrijker ze
lijken, en hoe agressiever ze tot uitdrukking worden gebracht.
De Nederlandse antropoloog Anton Blok gaat nader in op dit
principe in zijn het essay dat hij dezelfde naam gaf: Het narcisme
van kleine verschillen (1997). Hij laat zien dat conflicten vaak
ontstaan tussen individuen of groepen die, in tegenstelling tot
wat men zou verwachten, juist erg weinig van elkaar verschillen,
of waarbij de verschillen in korte tijd sterk zijn afgenomen. Die
subtiele verschillen blijken dan de inzet van strijd, omdat niet de
verschillen maar juist de grote overeenkomsten, het gebrek aan
onderscheid, conflict veroorzaken.
Een goed voorbeeld van het narcisme van kleine verschillen werd
in de vorige eeuw in de VS geëtaleerd, toen de Afro-Amerikanen,
na afschaffing van de slavernij in 1865, langzaam maar zeker
dezelfde rechten verwierven als de blanke bevolking. Discri mi -
natie en geweld namen scherpere vormen aan naarmate de Afro-
Amerikanen vooral in de jaren vijftig en zestig – in 1965 kregen
de zwarte burgers stemrecht – prominenter onderdeel van de
maatschappij werden.
Een ander voorbeeld van de werking van het narcisme van klei-
ne verschillen is dat het antisemitisme in het Duitsland van de
jaren dertig zich uitbreidde, naargelang Joden in toenemende
mate volwaardig participeerden in de Duitse samenleving.
De pijn van het verlies van macht.In Nederland en de VS lijken moslims, wat macht betreft, steeds
meer op de groep gevestigde autochtonen. Dat komt in de mos-
keebouw tot uitdrukking: het feit dat moslims in New York
ondanks alle weerstand in staat zijn om vlakbij Ground Zero een
omvangrijk en kostbaar religieus complex te bouwen, weerspie-
gelt in de fysieke ruimte die machtstoename. Nederlandse mos-
lims hebben voornamelijk vanaf 1995 een groot aantal nieuwe
moskeeën gebouwd, zoals in Tilburg, Utrecht en Deventer, en
hebben daarmee de strijd om schaarse ruimte in hun voordeel
beslecht.
De gevestigde orde wijst zodoende meer dan ooit op de – steeds
kleiner wordende – verschillen tussen moslims en niet-moslims.
En hoewel de gevestigden maar al te graag willen geloven dat
het pijnpunt in de nieuwe moskee of de hoofddoek zit, huist de
echte pijn in het moeilijk te verkroppen verlies van macht.
In het kort symboliseert de vestiging van een nieuwbouwmos-
kee de toegenomen sociale en ruimtelijke status van moslims.
Dat is de reden dat opponenten de moskeeën tot inzet maken
van een strijd die er in feite om gaat de toenemende macht van
wat ooit buitenstaanders waren te kortwieken. En hoe kleiner het
machtsverschil, hoe groter de ophef.
Peer Sluiters is antropoloog. Hij studeerde antropologie en politicologie
aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verrichtte onderzoek naar
de maatschappelijke weerstand tegen de bouw van nieuwe moskeeën.
Dit artikel is in iets andere vorm ook verschenen in NRC Handelsblad
van 14 september 2010.
Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité is van groot belang
nu en in de toekomst
en wordt door ons van harte ondersteund.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 15
30 Herdenken
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Het kleine prinsesjeLous Steenhuis – Hoepelman werd in 1941 geboren in een poli-
tiek actief gezin. Naarmate de oorlog vorderde, werd het leven
steeds moeilijker. Haar ouders doken onder en gingen in het ver-
zet. Lous werd als klein meisje ondergebracht in Bussum, waar
een halfbroer van haar vader woonde, die getrouwd was met
een niet-Joodse vrouw. Haar oom en tante hadden geen kinde-
ren, en beschouwden haar als hun eigen dochter. Lous was het
kleine prinsesje van het gezin, en genoot van de tijd bij haar oom
en tante. Tot 1943 ging het goed, maar toen moest ook haar
oom onderduiken. ‘Ik werd naar Amsterdam Oost gebracht,’
zegt Lous, ‘en heb nog steeds geen idee of dat adres van mijn
ouders kwam, of van mijn oom. Op dat onderduikadres was ook
een ander Joods meisje, maar zij werd gepakt en heeft mij toen
verraden’. Zij kwam nu terecht in de gevangenis op de Wetering -
schans. Achteraf bleek dat ze daar tegelijkertijd met de ‘Gerrit-
van-der-Veen-groep’ zat: de groep die het Amsterdamse bevol-
kingsregister in brand had gestoken. Eenmaal in de gevangenis
ontfermde een vrouw, mevrouw Adriaansen, zich over Lous en
ging met haar mee naar Westerbork, waar Lous in het weeshuis
terecht kwam.
Onbekende kinderen‘Daar circuleerde een lijst’, vertelt zij, ‘opgesteld door de Duitsers,
met allerlei kinderen waar zij niet precies van wisten wie het
waren. Bovenaan die lijst stond Unbekannte Kinder – en zo is de
term ‘onbekende kinderen’ in het leven gekomen. We waren een
groep van 50 kinderen totaal, de jongste een paar maanden oud,
de oudsten ongeveer 10 of 11 jaar’. De bedoeling was dat de
onbekende kinderen naar Auschwitz op transport gesteld zou-
den worden, maar uiteindelijk werd het, met het laatste trans-
port van 1944, Bergen-Belsen en Theresienstadt.
‘Er zijn’, volgens Lous, ‘twee lezingen waarom ons transport met
alle kinderen niet naar Auschwitz is gegaan. De eerste is dat
Truus Wijsmuller, een maatschappelijk werkster die zeer actief
was in het verzet, naar het kantoor van de Sicherheitsdienst aan
de Euterpestraat in Amsterdam (nu Gerrit van der Veenstraat)
ging, om te vertellen dat de ‘onbekende kinderen’ helemaal niet
Joods waren, maar juist kinderen van Duitse soldaten en
Nederlandse meisjes, en dat ze dus zeker niet naar Auschwitz
gestuurd konden worden. De tweede verklaring is dat de spoor-
lijnen al te veel kapot waren, en de trein dus niet goed die kant
meer op kon rijden. De tweede lezing is wellicht het meest
logisch, maar dat eerste verhaal spreekt me toch wel aan: zo’n
vrouw met veel lef die ons probeerde te redden!’
Ondertussen waren de ouders van Lous nog steeds ondergedo-
ken, maar uit veiligheidsoverwegingen op verschillende adres-
sen. Vanuit de onderduik werkte de moeder van Lous mee aan
de organisatie van de Februaristaking. Zo stencilde zij het beken-
de pamflet waarmee tot de staking werd opgeroepen. Haar
vader werd in december 1943 verraden, en via Westerbork op
transport gesteld naar Auschwitz. Hij heeft tijdens dit transport
nog kans gezien om een briefkaart uit de trein te gooien, gericht
aan zijn gezin, maar werd in januari 1944 meteen na aankomst
in Auschwitz vermoord. Hij was 26 jaar oud.
Op 13 september 1944 werden de 50 onbekende kinderen van-
uit Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Het
kleinste baby’tje overleed al op de reis, maar wonderbaarlijk
genoeg hebben de overige 49 kinderen allemaal de oorlog over-
leefd. Na twee maanden in Bergen-Belsen te zijn, werd de groep
eind november 1944 doorgevoerd naar Theresienstadt, dat in
1945 werd bevrijd door de Russen. ‘We zijn als één groep uit
Westerbork in veewagens vertrokken’, zegt Lous, ‘maar we zijn
allemaal verspreid teruggekomen. Ik schijn zelfs met een leger-
Van prinsesje tot‘onbekend kind’
Emilie Kuijt
In gesprek met Lous Steenhuis-
Hoepelman
Lous Steenhuis – Hoepelman met haar pop Mies (foto Emilie Kuijt)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 30
31
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
vliegtuig naar Valkenburg-ZH te zijn gegaan. Uiteindelijk zijn we
allen weer samengebracht in Eindhoven. Gedurende die héle
periode had ik een pop bij me: Mies. Ik heb hem waarschijnlijk in
Westerbork gekregen, en zij heeft de hele oorlog met me mee-
gemaakt, en is mee teruggekomen. Die pop is mijn hele leven
een rol blijven spelen’.
Jaarlijkse reünieNa de oorlog hoorde een vriend van Lous’ moeder op de radio
over een groep met kinderen die in Eindhoven zou zijn, en hij
hoorde Lous’ naam genoemd worden. ‘Mijn moeder is toen
komen liften om mij op te halen. Ik heb zelf aan deze periode
geen herinneringen, en ook niet aan de kampen. Dat zal niet
voor niets zijn denk ik dan maar, en het is misschien maar beter
ook’. Haar eerste vage herinneringen begonnen in Zwitserland,
waar haar moeder haar op aanraden van artsen naar toe stuurde
om te herstellen. ‘Toen ik terugkwam herkende ik haar ook niet
goed. Mijn eerste échte herinnering is mijn aankomst op
Amsterdam CS in 1946, waar een vrouw en een man naar mij
toekomen en zij zegt: ‘Dag, ik ben je moeder’. De man zei ‘Dag,
ik ben je Oom Hans’, en dat werd later mijn tweede vader. Na
mijn tijd in Zwitserland ben ik goed opgegroeid, en erg gelukkig
geweest. Mijn moeder is ook altijd politiek betrokken geweest,
net als voor de oorlog, en is zich blijven inzetten voor minder -
heden”.
Een aantal jaar geleden is een van de zogeheten ‘onbekende kin-
deren’ op zoek gegaan naar de anderen, en heeft ze allemaal op
één na, al was de groep inmiddels over de hele wereld verspreid
geraakt, teruggevonden. Er is een bijeenkomst georganiseerd, en
die beviel zo goed dat tegenwoordig ieder jaar op 13 september
een reünie wordt gehouden. ‘Eerst hoefde dat voor mij niet zo.’
zegt ze nu, ‘Ik wist niet goed wat ik daar mee wilde. Maar inmid-
dels ben ik Secretaris van de groep! Het blijft toch erg bijzonder
dat je zoveel samen hebt meegemaakt, dat schept een band.
Intussen is er in Israël een Unknown Children Park gemaakt, en
zijn er bomen geplant ter nagedachtenis. Ik ben bij de onthulling
geweest, en vond het erg speciaal. Wij onbekende kinderen heb-
ben toch allemaal onze portie leed in het leven gehad, maar wij
hebben écht een overlevingsdrang. Bij veel van onze groep her-
ken ik dat’.
Reis-2011 naarconcentratie -kampen in Polen
De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-
seert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz,
Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden
van maandag 31 oktober t/m zaterdag 5 november 2011.
De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-
persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met
bijbetaling van € 175,-.
De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchtha-
venbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is
toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow
en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen
van musea.
N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende
hotel- en vliegtarieven.
Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:
Nederlands Auschwitz Comité
t.a.v. De heer J. Grishaver
Postbus 74131
1070 BC Amsterdam
fax: 020-6003455
e-mail: [email protected]
Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt
nemen aan de reis.
Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met
Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 31
14 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De recente weerstand tegen de geplande bouw van een isla-
mitisch centrum nabij Ground Zero in New York staat niet
op zichzelf. De ophef kan worden vergeleken met bijvoorbeeld
het aanhoudende verzet tegen de komst van de nieuwe Essalaam
moskee in Rotterdam, het huidige conflict over de vestiging van een
nieuwbouwmoskee in Roosendaal, of het Zwitserse minaretten -
verbod uit 2009. In de maatschappelijke discussie over moskee -
bouw blijft de belangrijkste vraag echter stellig onbeantwoord:
waarom wordt er telkens weer zo heftig geprotesteerd tegen de
bouw van islamitische gebedshuizen?
Verschuivende machtsverhoudingenDe inzichten van de Joods-Duitse socioloog Norbert Elias en zijn
Britse collega John Scotson, leveren een bijdrage aan het ant-
woord op deze vraag. In 1965 publiceerden zij de studie De ge -
vestigden en de buitenstaanders, waarin ze de machtsverhoudin-
gen blootleggen tussen de bewoners van twee arbeiderswijken
in de Engelse stad Leicester. In de oude wijk woonden vooral de
gevestigde bewoners, in de nieuwe wijk vooral de nieuwkomers.
De gevestigde bewoners behandelden de nieuwkomers als bui-
tenstaanders, wat resulteerde in aanhoudende spanningen en
conflicten tussen de wijkbewoners.
De gevestigden probeerden hun groepsidentiteit te beschermen,
omdat ze de komst van de buitenstaanders ervoeren als een
bedreiging van hun gevestigde levensstijl en status: een bedrei-
ging, met andere woorden, van de bestaande orde. De oorzaak
van de spanningen bleek niet zozeer bij religieuze of etnische
verschillen tussen de twee groepen te liggen, maar bij de vrees
van de gevestigden dat hun leefwereld zou verdwijnen, dat zij
aan macht zouden inboeten.
De gelijkenis tussen de spanningen in deze Engelse arbeiders -
wijken en de actuele conflicten in de VS en Nederland is opmer-
kelijk. Waar in Leicester oude en nieuwe bewoners met elkaar
botsten, staan in Rotterdam, Roosendaal en New York niet-mos-
lims en moslims respectievelijk als gevestigden en buitenstaan-
ders tegenover elkaar.
Kenmerkend voor dit gevestigden-buitenstaandersmodel is dat
men de aandacht in het debat vestigt op een bijzaak, zoals de
bouw van een islamitisch ontmoetingscentrum, terwijl de hoofd-
zaak van de onrust ergens anders gezocht moet worden, name-
lijk in een verschuiving van de machtsverhoudingen. De wrijving
tussen de gevestigden en de buitenstaanders treedt daarom het
meest opzichtig naar voren, in de vorm van een maatschappelijk
conflict, zodra de machtsbalans zich in het voordeel van de bui-
tenstaanders aan het wijzigen is. Naarmate de gevestigde groep
zich onzekerder voelt, des te meer zal de weerstand tegen de
buitenstaanders toenemen.
Macht voor de buitenstaandersDát de macht van moslims groeit, zal geen verbazing wekken. In
Nederland nemen moslims niet alleen aanzienlijk in aantal toe,
moslims spreken ook steeds beter Nederlands, zijn steeds hoger
opgeleid en bekleden vaker belangrijke politieke en economische
posities. In Amerika vindt er weliswaar een minder forse demo-
grafische wijziging plaats – er wonen relatief gezien minder mos-
lims dan in West-Europa –, maar moslims zijn er gemiddeld hoger
opgeleid en hebben meer maatschappelijk succes. Hoewel niet
alle buitenstaanders bijdragen aan het welslagen van de groep,
doet dit niets af aan de machtstoename van de groep in zijn
geheel. Zo heeft Rotterdam weliswaar talrijke problemen met cri-
minele Marokkaans-Nederlandse jongeren, tegelijkertijd bestaat
het stadsbestuur uit een burgemeester van Marokkaanse en een
wethouder van Turkse afkomst. Beiden zijn bovendien moslim.
Daarnaast wijzen Elias en Scotson in hun boek op een ander inte-
ressant theoretisch fenomeen. Als de ongelijkheid in de machts-
balans tussen gevestigden en buitenstaanders vermindert, kunnen
de – voormalige – buitenstaanders juist datgene gaan doen wat
hen kwalijk wordt genomen. Tot op zekere hoogte kan worden
gesteld dat moslima’s hoofddoeken dragen en moslims nieuwe
moskeeën bouwen om zich op die manier doelbewust als buiten-
staanders te profileren.
De betekenisvan de strijdover het bouwen vanmoskeeën
Peer Sluiters
Overeenkomsten tussen moslims
en niet-moslims
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 14
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Pak zelf die rotjongens op!Vanochtend staat in de Volkskrant dat onrust homo’s naar de
PVV lokt. Wat vind Erwin daarvan? ‘Dat vind ik erg zorgwek-
kend. Het kan te maken hebben met het feit dat er veel meer
berichtgeving is over homogeweld omdat de media alle schroom
kwijt zijn en ook doordat de aangiftebereidheid groter is gewor-
den, die combinatie. Er is wel degelijk iets aan de hand, maar of
je dan PVV moet stemmen … Als ze regeringsverantwoordelijk-
heid hadden gehad, ga je gang: dat is democratie. Maar die heb-
ben ze niet gekregen, dus daar heb ik m’n vraagtekens bij. Ik vind
de angst voor de PVV te groot: laat maar regeren, laat maar zien.
Doe mee met het systeem. De retorieke soep kan nooit zo heet
worden gegeten als ze wordt opgediend! Maar aan de andere
kant: domme Marokkaanse ouders word eens wakker, pak je
koters van de straat en geef ze een draai om hun oren! Intel -
lectuele Marokkaanse jongens: doen jullie nou eens wat! Bedenk
een PR-plan, ik fotografeer jullie wel. Pak zelf die rotjongens op.
Verbeter het imago van je eigen groep zelf!’
De diversiteit vierenIn interviews heeft Erwin een aantal keren gezegd dat hij liever
in Berlijn zou wonen dan in Amsterdam. Waarom? ‘Berlijn is op
dit moment qua gevoelstemperatuur zo tolerant en je voelt er
overal de geschiedenis. De mensen zijn zich bewust van de zwar-
te bladzijde en gaan minder snel schelden en tieren. En er is een
fysiek element: het is groot en uitgestrekt waardoor je je vrijheid
makkelijker kunt beleven. In Amsterdam zit je erg boven op
elkaar, moet je met elkaar dealen op een klein oppervlak’. In een
reactie op deze uitspraak roept COC-Nederland Erwin Olaf op
om in Nederland te blijven met de woorden: ‘strijdbare mensen
zijn juist hard nodig om ervoor te zorgen dat ons land een prettige
en tolerante plek blijft. Laten we samen de schouders er onder
zetten en ervoor zorgen dat op straten, scholen, werkplekken en
in bejaardenhuizen iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn’.
En dan … wat vindt hij van lokhomo’s en lokjoden? ‘Als middel
om potenrammers of ‘Jodenrammers’ op te sporen vind ik het
OK. Je moet er wel zeker van zijn dat er gelokt wordt en niet uit-
gelokt. De term is natuurlijk erg dom. Ik begrijp niet waarom het
zo breed uitgemeten moet worden in de pers. Ik zou zeggen:
gebruik het eerst als opsporingsmiddel, kijk of het effectief is en
zet het dan pas in de krant!
Dit nummer van het Auschwitz Bulletin heeft als thema xenofo-
bie en angst. Is er angst bij hem? ‘Ik ben meer op m’n qui-vive
op straat. Na 9/11, de moord op Theo van Gogh en de inciden-
ten met rotjongens let ik beter op. Maar ik moet er niet aan den-
ken dat er alleen maar autochtone Nederlanders zouden zijn.
Meer op je qui-vive zijn is OK, maar we moeten als autochtonen
niet alle remmen losgooien. Beschaving, ingehoudenheid, goed
formuleren, discussie en dialoog zijn belangrijk. Voor homo’s,
Marokkanen en welke andere minderheidsgroep dan ook geldt:
kom op voor je eigen mensen, verbeter het imago van je eigen
groep en laten we de diversiteit vieren!
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 13
32 Cultureel
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
De eerste keer dat ik postzegels zag die in nazi-Duitsland
werden uitgegeven was op een tentoonstelling in het
Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 2009. Het was een
kleine tentoonstelling die – al is dat bijna pathetisch om te zeg-
gen – een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Nooit had
ik me gerealiseerd op hoeveel manieren de nazificatie van
Duitsland in zijn werk ging. Geraffineerd dus, uitgekiend, over
nagedacht. Postzegels en briefkaarten gebruikt bijna iedereen in
het dagelijks leven, bijna iedereen stuurt en krijgt post.
Postzegels en briefkaarten bleken een bijzonder eenvoudige
vorm van propaganda. Hitlers minister voor Openbare Voor -
lichting en Propaganda, Joseph Goebbels (1897-1945), die bin-
nen de kortste keren de media, pers, film, radio en de kunsten
onder controle had, maakte er dankbaar gebruik van. Brief -
kaarten, ansichtkaarten en postzegels werden ingezet om de
nazi-ideologie onder de mensen te brengen. Joden werden
‘uiteraard’ als volksvijanden neergezet, daarvoor ging geen zee
te hoog. Op een briefkaart van 15 oktober 1938, staan, tot vier
keer toe stempels, waarop de ontvanger van de kaart dwingend
wordt aangespoord om de tentoonstelling Der ewige Jude in
Wenen te bezoeken. Leni, moeder en oma sturen op deze kaart
vanuit de tentoonstelling de hartelijke groeten aan hun familie in
Braunschweig. Hoe ‘der ewige Jude’ eruit zag in de ogen van de
nazi’s is te zien op een ansichtkaart van de tentoonstelling: grote
neus, geld in de ene, een zweep in de andere hand en hamer en
sikkel om het ‘Joods-communistisch complot’ aan te duiden.
Bennie Vlaskamp (1950), die deze verbluffende collectie bijeen-
bracht, verzamelde al op de lagere school postzegels, min of
meer alles wat hij maar vinden kon. Zijn belangstelling voor post-
zegels, briefkaarten en ansichtkaarten uit de nazi-tijd werd
gewekt door het proces tegen de zogenoemde Schreib tisch -
mörder Adolf Eichmann (1906-1962), dat wereldwijd de aan-
dacht trok en in 1961 ook op televisie in Nederland was te vol-
gen. Hij keek er naar met zijn vader die hem uitlegde hoe ver-
keerd het was wat er in de oorlog met de Joden was gebeurd.
Eichmann werd ter dood veroordeeld en toen op Bennie’s rooms-
katholieke school voor diens zielerust werd gebeden bad Bennie
niet mee.
Op een vlooienmarkt in Warschau kocht hij in 1994 twee brie-
ven geschreven uit het concentratiekamp Dachau, het begin van
zijn verzameling die vervolgens gestadig werd uitgebreid. Twee
keer reisde hij met het Nederlands Auschwitz Comité naar het
concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Sinds
2006 is Bennie Vlaskamp bestuurslid van de Stichting Sobibor.
Zijn boek Post uit de vergetelheid, dat nu is verschenen, biedt
een keuze uit zijn verzameling, het is niet te beschrijven, je moet
het zien!
Boek: Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en Arie
van Dalen, Post uit de vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s en
nazi-kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.)
ISBN 978490 374082, € 19,90. Dit boek, al eerder gesignaleerd in het
Auschwitz Bulletin (september 2010, p. 27), is direct te bestellen bij de
uitgever www.compaanuitgevers.nl of via de boekhandel.
Tentoonstelling: de tentoonstelling zal opnieuw te zien zijn van 15 februari
2011 tot 17 april 2011 in het Nationaal Monument Kamp Vught.
Post uit de vergetelheid
Carry van Lakerveld
Brieven en kaarten uit getto’s en
nazi-kampen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 32
33
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Propaganda op Nederlandse postzegels: zegelblok van
het Nederlandsche Legioen uit 1942.
Voor- (l) en achterkant (r) van de ansichtkaart van de tentoonstelling Der ewige Jude die van
2 augustus tot 23 oktober 1938 in Wenen te zien was.
Briefkaart van Elly Herschel aan N. Herschel in Westerbork, voor- en achterzijde (Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork).
Op de adreszijde de datum 23 mei 1943 en de afzender Arbeitslager Wlodowa. Het werkkamp Wlodowa was een klein stadje in de buurt van het
vernietigingskamp Sobibor dat als adres moest worden opgegeven om de naam Sobibor geheim te houden.
Op schrijfzijde is de tekst (in het Duits) heel onschuldig, bijna of Elly op vakantie was. De nazi’s schreven voor wat wel en niet geschreven mocht
worden. In vertaling staat er: Lieve ouders, ik ben hier in een werkkamp, en werk in de wasserij. Met mij gaat alles goed. Het eten is hier goed.
Er zijn hier Nederlanders, Fransen, Polen en Russen. Ik heb ook veel vrienden. Lieve ouders, schrijf snel terug, groeten en kussen. Jullie dochter Elly L.
Herschel. Groeten aan alle vrienden. Elly
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 33
12 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Niet passief zijnErwin Olaf, fotograaf, was afgelopen zomer te gast bij het tele-
visieprogramma Zomergasten. Hij hield in dit programma een
pleidooi tegen toenemend homogeweld in zijn stad Amsterdam
en toonde zich een strijdvaardige bewaker van een prille vrijheid.
Als voorbeeld vertelt hij dat hij betrokken was bij een incident in
de underground homoclub De Trut waarbij twee jonge zoenende
mannen door allochtoon uitziende mannen werden uitgelachen
en uitgescholden. Naar aanleiding van zijn reactie circuleert
onmiddellijk daarna een mail op het internet waarin hij wordt
beschuldigd van racisme. Erwin legt uit: ‘Twee Marokkaanse jon-
gens stonden een jong homostel uit te schelden. Die homo’s rea-
geerden stom, gelaten. Ik werd woedend en belde 112. Ik ging
tekeer tegen die Marokkaanse jongens, maar sloeg beslist geen
racistische taal uit. Probeerde ze duidelijk te maken dat je als
homo’s in dit land mag trouwen, dus zeker ook op straat mag
zoenen. Er hangt een extreem negatieve energie in de lucht;
iedereen moet òf nu het land uit, òf door één deur kunnen’.
Black Tea PartyErwin had op dat moment een optie op het poppodium Paradiso
in Amsterdam. Op 3 oktober jongstleden organiseerde hij daar
de Black Tea Party, een feest om te verenigen. Erwin vervolgt: ‘In
Amsterdam leven veel culturen samen op een klein oppervlak; je
moet proberen al die culturen te verenigen. Met de Black Tea
Party heb ik een poging gedaan; het publiek was een goede mix
van autochtone en allochtone homo’s. Ik heb 100 kaarten gratis
aan armlastige allochtone homo’s gegeven. Er waren 2000 men-
sen binnen, waarvan zeker 150 tot 200 Turkse en Marokkaanse
jongens.’ Op de vraag wat de follow-up zou moeten zijn van de
Black Tea Party antwoordt hij: ’We hebben van iedereen e-mail-
adressen en telefoonnummers genoteerd. Mocht zich weer een
incident voordoen, dan willen we met een zogenaamde e-mail-
bom iedereen oproepen te komen demonstreren. De opbrengst
van de avond was voor het goede doel, voor Tolerance United
(www.toleranceunited.com). Met een deel van de opbrengst zijn
die nu een voorlichtingsspel aan het ontwikkelen over tolerantie,
gericht op leerlingen van lagere scholen. Met de rest van het geld
wordt een computerprogramma ontwikkeld om de e-mail-bom
te kunnen realiseren. Het blijft alleen wel lastig de homo’s zelf
wakker te schudden; die zijn te passief.’
Het idee van een e-mail-bom na een incident is niet nieuw.
Afgelopen zomer stuurde een Turkse ijscoman in Berlijn twee
zoenende jongens weg van zijn terras. De week daarop stonden
er op datzelfde terras 500 jongens te zoenen: een ludiek en zeer
effectief protest. Erwin vindt de sfeer in Nederland erg verhard
en maakt zich daar zorgen over: ‘Het begint zich te vertalen in
xenofobie. Het is niet goed om te emotioneel en te impulsief te
gaan demonstreren; je moet niet altijd woedend worden. Er is
meer overweging nodig in onze woede. Ik vind dat het COC daar
verder mee aan de gang moet gaan. Het COC moet de inciden-
ten bepalen die aan de schandpaal moeten worden genageld.
Dat ga ik niet doen’.
‘Na de Tea Party heb ik veel contact met Marokkaanse jongens;
ze zijn allemaal erg positief en onderkennen dat er in hun ge -
meenschap veel mensen zijn die zich erge zorgen maken over de
stand van zaken. Met deze mensen moeten we in gesprek.’
Homo’s,Marokkanen …doe d’r (zelf)iets aan!Naomi Koster
Zelfportret (foto Erwin Olaf)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 12
11
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Verdeeld in wij en zij‘Het denken in wij en zij verdeelt de samenleving en dat voel ik
echt als een gevaar.’ Aan het woord is Abdel Betti. Jarenlang was
hij politieagent in Stadsdeel Nieuw West te Amsterdam, een wijk
waar hij zelf ook is opgegroeid en nog steeds woont: ‘Ik voel mij-
zelf zo geïntegreerd als het maar kan, en tóch word ik altijd als
buitenlander gezien!’
Samen met de Werkgroep Marokkaanse Ouderen, die hij hielp
opzetten naast zijn functie als coördinator van de Afdeling Leer -
plicht van het Stadsdeel Nieuw West, is hij enkele jaren geleden
naar Auschwitz gereisd. Thema van de reis, die onder begelei-
ding van het Nederlands Auschwitz Comité plaatsvond (Auschwitz
Bulletin, september 2008, p. 3), was de vraag naar het gevaar
van stigmatiseren: wat gebeurt er als een groep wordt afgezon-
derd van de rest? Betti: ‘Het is zo ernstig als een groep – of dit nu
Joden, Marokkanen of Turken zijn – wordt weggezet in de samen -
leving. Het leidt alleen maar tot meer discriminatie en racisme.
Mensen denken steeds meer in groepen, en de groei van dat
gedachtepatroon merk ik in het openbare leven. Het maakt me
zelfs bang, ik heb hier tenslotte kinderen!’
Acceptatie van elkaarAls voormalig politieagent is Betti een man van de wet: ‘In een
land moet iedereen zich aanpassen, waar je ook vandaan komt,
of je nu Moslim, Christen of Jood bent. Als je hier komt wonen
moet je je best doen om te integreren. En daar mogen best betere
regels voor komen. Regels zijn er om je aan te houden, maar ik
vind wel dat ze voor iedereen gelijk moeten zijn. Als je op het
sportveld de scheidsrechter beledigt, krijg je een rode kaart en als
je een agent beledigt, krijg je een boete. Maar iedereen mag, zo
lijkt het langzamerhand wel, zomaar Joden en Moslims beledigen.
En dat beangstigt mij steeds meer: waar leidt dat toe?’
Ondanks de verharding in de samenleving die hij waarneemt,
blijft Betti oplossingsgericht: ‘Er kan een actieve rol voor de over-
heid zijn. Door dat denken in wij en zij durven mensen ook niet
meer uit hun vertrouwde omgeving te treden. De overheid zou
integratie kunnen bevorderen door bijvoorbeeld deze groepen
meer te spreiden en het wonen in gemengde wijken meer te sti-
muleren. Samen leven is het begin van acceptatie. Zonder accep-
tatie van elkaar vrees ik voor het ergste. Dat de geschiedenis zich
zou kunnen herhalen.’
De Werkgroep Marokkaanse Ouderen bij de quarantainegebouwen in
het Stammlager (Auschwitz I) in 2008; Abdel Betti (met wit overhemd)
krijgt uitleg van Jacques Grishaver (foto Ronald van den Berg)
Opinie
Angst door een verdeeldesamenlevingEmilie Kuijt
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 11
34 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
‘Het was voortdurend zaak
geestelijk bij te blijven’.
Over het onderwerp zijn boekenkasten volgeschreven. Toch
blijft het in essentie een raadsel hoe een beschaafde natie
ertoe kon komen een industriële moord op miljoenen mensen uit
te denken en uit te voeren. Er zijn langzamerhand ook heel wat
boekenplanken volgeschreven door overlevenden. Toch blijft het
in essentie een raadsel hoe het kon lukken lichamelijk en geeste-
lijk – misschien vooral dat laatste – staande te blijven in die totale
afhankelijkheid van daders die geen mensen maar ongedierte in
hen zagen, en daar naar handelden. Het overlevingswapen van
Max Cahen was, zoals hij in zijn memoires schrijft, ‘geestelijk bij
te blijven’. Maar hoe doe je dat? En wat, als de waarheid onver-
draaglijk is?
Uit de waarnemingen en ervaringen van Max Cahen in de
Tweede Wereldoorlog, gebundeld in het boek Ik heb dit alles
opgeschreven… , wordt pijnlijk duidelijk hoe een weldenkend
mens stap voor stap ingelijfd wordt in een misdadig systeem dat
op de ondergang van hem en de zijnen uit is. Hoe hij dus onge-
wild meedoet in dat systeem omdat hij, hoe scherpzinnig ook,
niet kan voorzien en zeker niet kan voorkomen dat het virus van
racisme en antisemitisme, dat door dat systeem verspreid wordt,
zijn land, zijn stad, zijn straat infecteert. Hoe het dus niet meer te
bestrijden valt. Het wordt duidelijk hoe een intelligent mens als
Max Cahen worstelt om tot juiste oordelen, juiste beslissingen of
adviezen aan anderen te komen om te overleven, terwijl hij
iedereen wantrouwt, moet wantrouwen, ook zichzelf. Hij heeft
het allemaal opgeschreven. Het boek is een samenvoeging van
twee manuscripten: een verslag over het Philips Kommando
– waarover straks meer – dat hij schreef op verzoek van Lou de Jong
voor diens geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Neder -
land en zijn persoonlijke memoires, bedoeld voor zijn kinderen.
De gewone taal die Cahen gebruikte voor wat hij meemaakte,
tot in het vernietigingskamp toe, zorgt ervoor dat je de inhoud
van zijn verslag aankunt, althans zo verging het mij. Maar het
effect was ook dat het vaak even duurde voordat alle details van
de krankzinnige werkelijkheid die hij beschrijft tot me doordron-
gen – als ik er al niet overheen gelezen had. Een goed voorbeeld
daarvan is zijn beschrijving van de panische angst die de kamp-
beulen in Auschwitz hadden voor kleerluizen – vanwege de vlek-
tyfus die ze konden veroorzaken. ‘Iedereen werkte angstig mee
aan het voorkomen van kleerluizen want de sanctie erop was
“moordend”. Vandaar dat douchen met echte zeep en dat vol-
komen kaalscheren op die eerste avond. Werd in een barak door
een SS’er op inspectie luis aangetroffen, dan gingen alle strozak-
ken en dekens de ontluizingsoven en de barakbewoners de gas-
kamer in!’
Kamp VughtDe oorlog begint voor Max Cahen in Vught, waar Jet Elion en hij
in 1940 als jonggehuwden gaan wonen. Ze zijn dan 35 en 32 jaar
oud. Jet heeft een goede baan bij Organon, Max is elektrotech-
nisch ingenieur die, bij gebrek aan goede ingenieursbanen, zijn
vader assisteert in diens fabriek voor verpakkingspapierwaren.
Na zijn vaders overlijden, in 1938, wordt hij directeur – tot 1941,
als hij samen met twee Joodse medewerkers op straat wordt
gezet. Hij schrijft in zijn kenmerkende, laconieke stijl: ‘Eind sep-
tember wandelde er een Duitser mijn kantoor binnen, die me zijn
Een fenomenaalgeheugen
Bertje Leuw
De memoires van Max Cahen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 34
35
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
benoeming tot Verwalter liet zien. Het was een collega uit
Solingen, Heinrich Cornell, die de opdracht had het bedrijf voort
te zetten.’
Cahen en zijn vrouw overwegen Nederland te ontvluchten. Een
visum voor Cuba komt te laat. Een bevriend Joods echtpaar krijgt
een aanbod om over de grens met Zwitserland gebracht te wor-
den; Max en Jet mogen mee. De helpers zijn zogenaamde pas-
seurs, die geld verdienen aan het helpen ontvluchten van Joden.
De hulp zou dit keer betaalbaar zijn. De vrienden en ook Jet zet-
ten Max onder grote druk om deze, misschien wel enige kans
aan te grijpen, maar Max staat op de rem. Hij vraagt de passeurs
naar reisschema en reistijden en merkt dat hun aanbod vals is.
Later zou blijken dat ze hun klanten rechtstreeks naar de Gestapo
in Brussel brachten om daar hun tweede honorarium op te strij-
ken. ‘Voorlopig had mijn geografische kennis vier mensen het
leven gered’, stelt Max nuchter vast.
Voorjaar 1942 worden in het Vughtse recreatiegebied De IJzeren
Man bij de hei kazerneachtige gebouwen neergezet zonder dat
de omwonenden, waaronder Max en Jet, enig idee hebben van
het doel daarvan. In januari 1943 is het duidelijk, wanneer het
Kamp Vught in gebruik wordt genomen. ‘Het kamp bleek een
echt KZ te zijn en het was er verschrikkelijk.’ ’s Nachts worden
grote groepen gevangenen waaronder heel veel kinderen uitge-
laden, want Vught was een ‘familiekamp’. Cahen beschrijft het
enorme gebrek aan ruimte, aan eten, aan melk voor zuigelingen
en jonge kinderen. Het drinkwater is vervuild en ziekmakend, en
er is sprake van kindersterfte. Het duurt weer even tot deze
mededeling tot me doordringt. Kindersterfte! in een van huis uit
proper en goed georganiseerd land als Nederland!
Philips KommandoVanwege zijn kennis van elektrotechniek vraagt de directie van
de Philips Fabrieken in Eindhoven aan Cahen om inkoper te wor-
den voor de industrie die zij, onder leiding van de SS, in het kamp
willen beginnen. Doel was om hun in het kamp gedetineerde
werknemers beter werk en vooral betere werkomstandigheden
te bieden, en tegelijkertijd zo veel mogelijk Joden op die manier
te helpen. Max gaat akkoord en fungeert door zijn vrije toegang
tot het kamp als uiterst belangrijke informatie- en boodschap-
pendienst tussen de gevangenen en de buitenwereld. Dat gaat
door als hij zelf geïnterneerd wordt, zij het onder bedreiging dat
als hij niet terug zou komen van zijn inkoopreizen anderen in zijn
plaats gepakt zouden worden. Voor Jet was intussen een onder-
duikplek gevonden omdat ze zwanger bleek te zijn en verblijf in
het kamp voor haar extra riskant was. Na ieder inkoopreisje keert
Max gewetensvol terug, vanwege zijn missie als ‘levend lek’ en
ook uit angst voor wat er met de zijnen kon gebeuren als hij dat
niet zou doen. Cahen vermoedde wel dat de kampleiding het idi-
oot vond dat hij telkens maar weer terugkeerde. ‘Als dat zo was’,
zegt hij, ‘dan hadden ze volkomen gelijk. Het geweten kan wel
eens een slechte raadsman zijn.‘ En: ‘Had ik geweten wat erna
zou komen dan zou ik de kracht van het geweten niet gehad
hebben.’ En ook, over zijn belang als boodschapper: ‘Doch ook
hier geldt achteraf het woord van Prediker: “Alles is ijdelheid”.’
Het zijn kleine aanwijzingen voor Cahens twijfel aan de juistheid
van zijn waarnemingen en van zijn gedrag die hem niet alleen
toen, maar ook in zijn verdere leven geplaagd moet hebben.
Vlak voordat hij, samen met de andere Joden van het Philips
Kommando, op transport gaat naar Auschwitz, hoort Cahen dat
Jet is bevallen van een gezonde dochter, Truusje. Wat hem dat
onder de omstandigheden gedaan heeft is, ook door hoe hij
daarover schrijft, goed na te voelen.
Ook in het vernietigingskamp staan Cahens zintuigen op scherp,
blijkt uit zijn beschrijving ervan, en toch: het was alsof hij ook
scherp zag dat hij sommige zaken beter níet tot zich kon laten
doordringen. ‘Van die vergassingen waren we ons wel en niet
bewust’, hoewel de Kapo’s in Vught er over hadden verteld en
de signalen bij aankomst in Auschwitz duidelijk genoeg waren,
‘omdat we er toch niet aanwilden en het verdrongen.’
Cahen beschrijft zijn martelgang door een aantal kampen. Als hij
meer dood dan levend in een ziekenbarak ligt en zeker weet dat
het einde nadert, wordt hij door een oude makker, medegevan-
gene uit Vught, uit zijn bed gepraat. Hij overleeft.
Op eigen kracht, en zonder hulp van het Rode Kruis of van de
Nederlandse overheid, is Max Cahen op 29 juni 1945 terug in
Nederland. Hoe hem dat lukt, is een verhaal op zich.
Het laatste hoofdstuk is aan de overlevingsgeschiedenis van
Cahens vrouw Jet Cahen-Elion gewijd, geschreven door
hun dochter Truus Wertheim-Cahen. Het is het verhaal van Jets
onderduik in een klooster waar ze, zwanger van Truus, als zoge-
naamde ongehuwde moeder tussen de katholieke meisjes met
baby’s, de ‘gevallen vrouwen’, zat. Voor dit deel van het boek
kruipt Truus als het ware onder de huid van haar moeder en geeft
woorden aan de angst en wanhoop die te destilleren zijn uit Jets
summiere aantekeningen in die jaren. Het is Truus die, in kort
bestek, Jets verhaal schrijft over doodsangst voor ontdekking en
verraad; over eenzaamheid; over angst en onzekerheid over het
lot van haar man. En over de moed die nodig was om in die
omstandigheden met haar pasgeboren kind staande te blijven.
Tussen de regels door gaat het ook over de pijn en de woede die
voelbaar bleven in het jonge gezin Cahen, waar na de oorlog nog
twee zoons geboren werden.
Het boek is zo een indringend document geworden over het
leven en overleven van een gewoon Joods gezin in Nederland tij-
dens de Jodenvervolging en erna.
Ik heb dit alles opgeschreven… Vught-Auschwitz-Vught; Memoires
van Max Cahen 1939-1945, (redactie Truus Wertheim-Cahen, Ruud
Weissmann, René Kok, Jeroen van den Eijnde, Theo Hoogbergen).
Wolfaert Uitgevers & Projecten, ’s-Hertogenbosch 2010, 192 blz.,
ISBN 9789491044069, €17,50
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 35
10 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Antisemitisme ‘weer salonfähig’ ‘Bang? Geen haar op mijn hoofd. Mijn angst ben ik verloren in
Auschwitz. Daar verkeerde je vaak in doodsangst, maar gek
genoeg: ook dat went. Doodsangst is een emotie en emoties
duren niet heel lang. Bang zijn had tegen de willekeur geen zin.
In de periode daarvoor ben ik als onderduiker in Nederland zes-
tien keer veranderd van adres. Toen voelde ik me opgejaagd.
Sinds de oorlog ben ik de angst voorbij. Maar ik ben wèl heel
boos. Dàt er niks tegen het haat zaaien wordt ondernomen.
Waarom worden die haat zaaiende en tegen Joden ophitsende
Arabische zenders niet uit de ether gehaald? ’
Bloeme Evers-Emden (1926) die opgroeide in een ‘warm, liefde-
vol Joods gezin’ verloor in de oorlog alles, bouwde nadat zij
Auschwitz had overleefd samen met haar man Hans Evers een
groot gezin op en moet nu opnieuw onder ogen moet zien dat
het antisemitisme, zoals zij zegt, ‘weer salonfähig is geworden’.
Haar kleinzoon zei vorige week op de Nederlandse televisie dat
hij en zijn gezin willen vertrekken naar Israel. Hij geeft Bolkestein
groot gelijk: voor iemand die er duidelijk orthodox- Joods uitziet
is er volgens hem in Nederland geen toekomst. Bloeme Evers:
‘Maar ik ga niet weg. Ik heb zelf weinig last, ik ben niet persoon-
lijk aangevallen maar wel bezeerd door de ‘mediacratie’ die vol-
strekt overheersend opinievormend is. Mijn kinderen durven
waarschijnlijk niet aan hun moeder te vertellen wat ze op straat
meemaken. Mijn tijd zal het wel duren, maar ik denk dat mijn
kleinkinderen een andere tijd tegemoet gaan.’
De Joodse religie centraalIn de jaren zeventig organiseerde zij als voorzitter van de Joodse
vrouwenvereniging Deborah, opgericht in 1978, weerbaarheid-
cursussen. ‘Je diende de geschiedenis te kennen om onzin met
feiten te kunnen weerleggen en je leerde om ad rem te zijn,
zodat je mensen direct van repliek kon dienen. We spraken daar-
over in kringgesprekken met vrouwen, waardoor je onder elkaar
was en je je emotioneel veilig voelde. Zo deden we dat eind jaren
zeventig.’
Samen met haar man koos zij ervoor om religie in de opvoeding
van hun zes kinderen centraal te stellen. ‘Ik had het geloof van
huis uit niet meegekregen. Ik kwam uit een socialistisch gezin,
arm want mijn vader raakte als diamantslijper werkloos. De poli-
tieke discussies tussen mijn idealistische ouders aan de keukenta-
fel staan me nog helder voor de geest. Maar mijn opvoeding zat
wel vol Joodse rituelen die mijn moeder onbewust doorgaf van-
uit haar vrome achtergrond. Onze kinderen gingen naar de
Joodse school en werden langzamerhand orthodoxer, van streng
tot heel streng. Mijn man en ik werden door hen op het pad van
het Jodendom meegevoerd, want we zagen hoe belangrijk dat
voor hen was geworden. Ik was jarenlang er psychisch niet aan
toe, maar het verlangen was er altijd. We zijn ons gaan verdie-
pen in het geloof, het heeft ons gezin zeker verrijkt.’
Dit interview verscheen in uitgebreider vorm in De Groene
Amsterdammer van 16 december 2010, p. 12-13.
Bloeme Evers-Emden is zekerniet bang, wèl heel boos.Margreet Fogteloo Bloeme Evers-Emdem (Foto Bob Bronshoff)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 10
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
buitenland gebeuren. Doet Israel een vergeldingsactie, dan zie je
op bepaalde webforums in Nederland het aantal antisemitische
uitingen omhoog schieten. Roept Geert Wilders weer eens wat
over moslims, dan vliegen de anti-Marokkanen en anti-moslim
uitingen je om de oren.
Maar het Internet is niet alleen reactie. Tegenwoordig is het Net
vooral interactief; zelf een video neerzetten, gefilmd met je
mobieltje van een gebeurtenis op straat; of via twitter een nieuw-
tje aan de wereld doorgeven. Via Facebook je vrienden informeren
over je feestje volgende week – en daarna de foto’s en filmpjes
van het feestje weer daar publiceren. Maar ook: actievoeren voor
of tegen iets. Zo heeft facebook regelmatig diverse neo-nazi
pagina’s met Holocaust ontkenning en ander antisemitisch mate-
riaal. Ook Youtube, webforums en blogs staan regelmatig bol
van haat tegen bevolkingsgroepen.
Dat dit alles gevolgen heeft is duidelijk. Toen in 2004 Theo van
Gogh werd vermoord door een fanatieke Islamist volgde er in de
dagen daarna een golf van oproepen op Internet om moslims en
mosliminstellingen aan te vallen en om moskeeën in brand te ste-
ken. Het resultaat: bij een moskee en een Islamitische basisschool
werden brandbommen naar binnen gegooid – beide brandden
totaal af. Er was een poging een andere moskee op te blazen. Er
waren 36 gevallen van brandstichting, een moord, 12 gevallen
van ernstige mishandeling en 23 gevallen van het vernielen van
woningen, auto’s en andere bezittingen. In totaal vonden in een
week 174 geweldsdelicten gericht tegen moslims plaats. Maar
dat is velen in die dagen een beetje ontgaan, lijkt het wel. De
heersende mening toentertijd gaf in ieder geval geen ruimte om
moslims als slachtoffer te zien, maar slechts als dader. Er zijn jam-
mer genoeg vele andere voorbeelden te vinden van hoe aanzet-
ten tot haat en geweld op Internet zijn weerslag heeft in het
dagelijks leven.
Educatie en tegenspraak Er zijn meer manieren om discriminatie en haat op Internet tegen
te gaan. Educatie is daar één van. Het MDI en de zusterinstellin-
gen daarvan in het buitenland leren leraren, politieagenten en
Officieren van Justitie hoe zij discriminatie op Internet moeten
herkennen en wat de technische, inhoudelijke en juridische
aspecten zijn. Maar ook trainen wij moderatoren van grote web-
forums (onder meer Telegraaf en Volkskrant) om zelf hun straat-
je schoon te houden, geven wij voorlichting, vooral op scholen,
en overleggen wij regelmatig met Internet Providers en andere
deelnemers aan de Internet-Industrie, zoals Google, Youtube en
Facebook.
Een andere manier van tegengaan van discriminatie is ‘tegen-
spraak’, of zoals onze Amerikaanse collega’s zeggen ‘counter-
speech’. Zelf online gaan en bijvoorbeeld op een webforum dis-
criminatie en stereotyperingen met argumenten weerspreken.
Dit kost helaas bijzonder veel tijd, maar kan zeer effectief zijn.
Stichting Magenta overweegt hiervan een apart project te
maken.
Het politieke klimaatHet heersende politieke klimaat is bijzonder slecht voor het
bestrijden van discriminatie, wat door sommigen beschouwd
wordt als een linkse hobby. Daarbij komt dat het proces tegen
Geert Wilders en het requisitoir van het Amsterdamse Openbaar
Ministerie tekenend is voor de verdere voortzetting van de uit-
holling van de anti-discriminatiewetgeving. Een uitholling die wij
al enige jaren sluipend haar intrede zien doen; uitingen worden
meer en meer afgedaan als ‘toegestaan in het kader van het
maatschappelijk debat’, als ‘vrijheid van de columnist’, of als ‘niet
onnodig grievend voor de bevolkingsgroep’ (!). Dat de uitspraak
in het Wilders-proces, of het nu schuldig wordt of niet, grote
gevolgen zal hebben voor discriminatiebestrijding lijkt wel dui-
delijk. Dit zal niet alleen gelden voor discriminatie van moslims,
maar ook voor antisemitisme en alle andere vormen van discri-
minatie.
De huidige stand van zaken op het Nederlandse gedeelte van
Internet geeft aan, dat er veel mis is. Opvallend is dat er sinds
vorig jaar aanmerkelijk minder meldingen worden gedaan over
discriminatie tegen moslims, terwijl meldingen over antisemits-
me stabiel hoog blijven. Een mogelijke verklaring is een verlies
van vertrouwen bij moslims in de Nederlandse samenleving en
haar instellingen, onder invloed van het huidige politieke klimaat.
Het MDI is er echter voor allen, en richt zich op verwijdering van
alle vormen van discriminatie. Als wij niet in staat zijn om ieder-
een in Nederland bescherming te bieden tegen haat, als we gelijk
Frits Bolkestein en Hans Jansen vinden dat we het op moeten
geven en vertrekken, dan zeggen we eigenlijk dat onze samen-
leving volledig is mislukt.
Ronald Eissens is algemeen directeur van de Stichting Magenta
en bestuurslid van het International Network Against Cyber Hate.
Leden van het International Network Against Cyber Hate tijdens de
jaarvergadering 2010 in Wenen; links Ronald Eissens (foto International
Network Against Cyber Hate)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 9
36 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Van de 217 Joodse advocaten en procureurs die op 30 april
1941 in Nederland woonden en werkten zijn er in de vier
jaren die er op volgden 107 omgekomen. Meestal werden ze in
één van de vernietigingskampen vermoord. Bijna de helft van het
totaal dus. Het hadden er ook – veel – meer kunnen zijn. En vol-
gens de nazi’s en hun helpers ook veel meer moeten zijn.
Dit gegeven brengt tegelijk een zekere verwarring teweeg. Het
recht hoort zonder aanzien des persoons te werken. Dat doet het
niet, althans niet altijd. Maar blijven ook in een staat van onrecht
sommige facts of life – ontwikkeling, inventiviteit, invloed, net-
werken, geld – dus gewoon hun werk doen? Ja, dus. Het is een
van de sinistere gegevens die zich aandient in het boek Smalle
Marges, geschreven door de rechtshistoricus Joggli Meihuizen.
Een lijvige studie naar de geschiedenis van de Nederlandse advo-
catuur in de Tweede Wereldoorlog, en tevens het resultaat van
een in 2005 door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA)
aan het NIOD gegeven opdracht. Ingevolge die opdracht moest
aan de positie van de Joodse advocaten speciale aandacht wor-
den besteed.
Blijvend getekendDe aanleiding voor de opdracht kwam bij onze oosterburen van-
daan, en bepaalde ons er bij hoe ongelofelijk veel daar de afge-
lopen decennia is veranderd. Sinds 2000 reisde in Duitsland
namelijk de tentoonstelling Anwalt ohne Recht – Schicksale jüdi-
scher Anwälte in Deutschland nach 1933 (Advocaat zonder
recht – het lot van Joodse advocaten in Duitsland na 1933). Naar
aanleiding daarvan werd geconstateerd dat zo’n deelstudie naar
de positie van de Joodse advocaten tijdens WO II in ons land tot
dusver niet was verricht. Zo’n onderzoek, was de gedachte, zou
antwoord kunnen geven op de vraag hoe de stand der advoca-
ten als zodanig de oorlog had overleefd. Maar misschien vooral
een nieuw licht kunnen werpen op het lot van de Joodse advo-
caten. Velen waren vermoord – terwijl degenen die het overleef-
den in de regel blijvend waren getekend.
Bij het onderzoek van Joggli Meihuizen stond eigenlijk bij voor-
baat vast dat het een uiterst pijnlijke exercitie zou worden. Hoe
was het mogelijk dat de verzamelde Nederlandse advocatuur,
toen ruim 1900 m/v sterk, die samen het aloude nobile officium
vormden, en voor een groot deel bovendien bestond uit ‘nette’
mensen (wat een jonkheren in die tijd!), de Joodse collega’s geen
bescherming van enige betekenis heeft kunnen bieden? Hen
integendeel te laten gaan – alsof het om eerlozen ging, erger: om
vuilnis? Voor een land waarin de latere hoogleraar en minister
van justitie mr. C.H.F. Polak zelfs vóór de oorlog geen baan bij
een gerenommeerd advocatenkantoor kon krijgen omdat dat
door de maten, gezien de internationale situatie, ‘niet oppor-
tuun’ werd gevonden, was dat misschien niet zo heel verwon-
derlijk. Maar, zo was de vraag, hoe had het proces van desolida-
risering in dit deel van de samenleving precies gewerkt toen het
er echt om ging spannen? Juist op dit terrein heeft Meihuizen –
ondanks grote handicaps: alle officiële stukken van de
Amsterdamse orde van advocaten uit de periode 1940-1945 zijn
in de jaren zeventig bijvoorbeeld spoorloos verdwenen – een
enorme hoeveelheid materiaal bijeengebracht en geanalyseerd.
In de fuik van het kwaadEerst nog iets over de schaduwzijden. De lezer maakt achtereen-
volgens kennis met een op 24 augustus 1938 uitgevaardigd
Koninklijk Besluit, waarbij met instemming van vrijwel de gehele
advocatuur, uit xenofobe, zo niet regelrecht antisemitische oog-
merken aan ‘vreemdelingen’ de toegang tot de balie werd ont-
Advocaten in de oorlogWillem van Bennekom
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 36
37
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
zegd. Dat de Nederlandse nationaliteit daarna een vereiste is
geworden om hier te lande tot de balie te kunnen toetreden, is
in dit verband irrelevant. Voor 1938 bestond die voorwaarde
immers niet: het was onmiskenbaar tegen Joodse vluchtelingen
gerichte gelegenheidswetgeving. Vervolgens ontmoet hij een
landsadvocaat, Jhr. mr. G. W. van der Does, die op 24 juli 1940
op de voorpagina van het Nederlandsch Dagblad (het orgaan
van het Nationaal Front van de destijds bekende fascist Arnold
Meyer) liet weten lid van die organisatie te zijn geworden. Hij
leest ook dat het college van secretarissen-generaal, tevoren
door Van der Does over die stap geïnformeerd, daar geen
bezwaar tegen had. Verder lezend, realiseert hij zich – niet voor
het eerst, maar het stemt weer even mismoedig als eerdere keren –
dat de secretaris-generaal van het departement van justitie, mr.
J.C. Tenkink, meteen na de capitulatie met de anti-Joodse maat-
regelen aan de slag ging. De ariërverklaring, al in oktober 1940
aan alle ambtenaren ter tekening voorgelegd, trof de advocaten
op zich nog niet. Zij oefenden immers een vrij beroep uit. Maar
al in een circulaire van 28 oktober 1940, gericht aan alle raden
van toezicht en discipline, werd meegedeeld dat de Joodse leden
van deze colleges met ingang van 30 november 1940 van hun
functie waren ontheven. De bezetter had haast, de Nederlandse
ambtenarij volgde. De volgende stap was een rechtstreeks van
de bezetter afkomstige Anordnung van 4 november 1940, waar-
bij alle Joden werden uitgesloten van enige ‘bediening’ waarvoor
men moest worden beëdigd. Daartoe hoorde ook de advocatuur.
Als gevolg van ambtelijk gehakketak duurde het vervolgens nog
tot 5 februari 1941 alvorens circulaire no. 400 v kon worden
afgekondigd. Joodse advocaten werd daarbij verboden na 1 mei
1941 hun beroep nog uit te oefenen, ‘met dien verstande dat zij
de vrijheid behouden ook na dien datum uitsluitend voor Joden
werkzaam te zijn’. Deze keer hoefde, voor zover van toepassing,
geen ariërverklaring worden ondertekend. Maar wel een van het
aangehechte document af te knippen strookje dat deze keer
‘Joodverklaring’ werd genoemd. Binnen de voorgeschreven ter-
mijn van acht dagen had ruim 95 % van de Joodse advocaten in
Nederland het papiertje ingevuld en geretourneerd. Sinds de
ariërverklaring – op een totaal van ca 200.000 ambtenaren had-
den er slechts enkele tientallen geweigerd – was Nederland
inmiddels enkele maanden verder. Gewaarschuwd en wel zwom-
men allen, op een enkeling na, desondanks massaal de fuik van
het kwaad in. Diegenen die de dans meenden te kunnen ont-
springen door in te vullen ‘Weet niet’ of iets dergelijks, werden
in enkele gevallen nog de dupe van denunciatie ook. Op 30 april
1941 was de lijst klaar, en kon daadwerkelijk met het uitroken en
uitroeien van het Joodse advocatenbestand worden begonnen.
Nieuwe Joodse advocaten mochten vanaf 24 mei 1941 niet meer
worden beëdigd, terwijl in een Verordening van 22 oktober 1941
werd bepaald dat Joden ook niet meer mochten deelnemen aan
verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. Waaronder
ook de Nederlandsche Advocatenvereniging. Het bestuur van
deze vereniging kwam op 17 januari 1942 tot de slotsom dat alle
Joodse advocaten per 1 november 1941 automatisch hun lid-
maatschap hadden verloren. Zou men wellicht zelfs gezegd heb-
ben ‘van rechtswege’?
In de jaren die volgden voltrok het verwijderingsproces van de
Joodse advocaten zich niet altijd in het tempo dat niet-advoca-
ten werd opgelegd. In het algemeen gesproken kwamen de
cliënten vermoedelijk eerder aan de beurt – zeker als die onver-
mogend waren. Zoals ik eerder schreef: ook in het voorportaal
van de vernietigingsmachine werkte de maatschappelijke onge-
lijkheid door. Hoe navrant die constatering ook is. Mede daar-
door kregen nogal wat advocaten bijvoorbeeld een toegangsbe-
wijs voor het elitekamp Barneveld - alvorens ook die vermeende
vrijplaats op 4 september 1944 werd ontruimd en de hele groep,
alle toezeggingen van de bezetter ten spijt, in veewagons naar
Theresienstadt werd overgebracht. Men leze daarover bijvoor-
beeld de indrukwekkende dagboeken van Dr. Itallie, een
geschrift dat ik niet in de literatuuropgave aantrof. Hoeveel
advocaten er onder de ‘Barnevelders’ waren, vermeldt
Meihuizen trouwens niet – en misschien is dat maar beter ook.
We hoeven niet alles tot achter de komma te weten.
LichtpuntenGelukkig maakt Smalle marges ook melding van lichtpunten.
Personen, soms Joods, soms niet, die zich als helden hebben
gedragen. Men leest die voorbeelden – sommige daarvan zijn
eerder beschreven, andere waren voor mij geheel nieuw – als het
ware met een zucht van verlichting. Ook al weten we al jaren
hoe grijs en onverschillig de houding van de bevolking in ons
land jegens de Jodenvervolging meestal is geweest, we blijven
kennelijk snakken naar bewijzen van menselijkheid in de duister-
nis. Dus noteren we met dankbaarheid dat de Amsterdamse
advocaat Von Baumhauer (bijgenaamd ‘Boem’) in mei 1943 in
Mr. Izaak Kisch, advocaat in Amsterdam en ‘consul’ van Barneveld
(foto circa 1942)
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 37
8 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) bestaat nu der-
tien jaar. Haat op Internet, zoals antisemitisme, Holocaust
ontkenning, discriminatie van moslims, van Surinamers en
Antillianen, van Marokkanen, van homosexuelen, van Roma en
Sinti, enzovoort, bestaat al sinds het begin van het Internet.
Stichting Magenta houdt zich hier vanaf 1994 mee bezig door
middel van het MDI (een onderdeel van Magenta) en sinds 2002
ook op internationaal niveau via het mede door Magenta opge-
richte International Network Against Cyber Hate (INACH), een
organisatie met leden in achttien landen. Waarom? Omdat wij
vinden dat discriminatie (op internet) ellende, verdeeldheid en
ethnische spanningen doet toenemen of veroorzaakt. Zouden
we discriminatie en haat de vrije hand geven, dan eindigen we
met moord, oorlog en terreur. Gelukkig stelt de Nederlandse wet
grenzen aan de vrijheid van meningsuiting op het punt van dis-
criminatie.
Schrikbarende cijfersSinds het MDI zijn werk in 1997 begon, heeft het 12.419 mel-
dingen over 16.038 uitingen gehad. 8062 van deze uitingen
werden door het MDI als strafbaar beoordeeld en 5111 hiervan
werden daartoe, na een verzoek van het MDI, van Internet ver-
wijderd. Over uitingen die niet werden verwijderd of over zeer
ernstige zaken deed het MDI 23 aangiftes, waarvan 16 tot ver-
volging en een succesvolle veroordeling hebben geleid. INACH,
het internationale netwerk van Meldpunten, heeft sinds 2002
meer dan 18.000 uitingen in achttien landen verwijderd weten
te krijgen.
Is het Internet hierdoor wat discriminatie betreft een veilige en
schone plaats geworden? Helaas niet. Het MDI werkt op basis
van meldingen die door internetgebruikers worden gedaan en er
zijn nu eenmaal meer mensen die discriminatie en haat op inter-
net zetten, dan zij die er melding over doen. Het bestrijden van
discriminatie op Internet is een beetje als het bestrijden van fruit-
vliegjes. Als je er duizend hebt platgeslagen zijn er al weer twee-
duizend nieuwe geboren.
Zinloos dus? Water naar de zee dragen? Neen. Elke pogrom,
genocide of ethnische zuivering in de geschiedenis van de mens-
heid, ook in de zeer recente geschiedenis, begon met woorden
van haat over ‘de ander’. Het bestrijden van haat op Internet
draagt daarom bij aan het verminderen van de kans dat dit
gemakkelijk weer gebeurt.
Internet beoordelenInternet is de plaats waar alles nu gebeurt, een medium dat tege-
lijkertijd de grootse bibliotheek ter wereld, communicatiemiddel,
amusementsomgeving, educatief middel, hangplek, globale
infrastructuur en de beste verspreider van discriminatie ooit is.
Jongeren rond de twintig kunnen zich geen wereld zonder inter-
net herinneren. Internet is zo’n integraal onderdeel geworden
van onze globale samenleving dat de wereld niet meer zonder
kan.
Wie twittert er nog niet? Wie heeft er nog geen hyves of face-
book pagina, of een eigen blog? Meningen, trends, politiek, in
dit alles speelt wat op en via Internet gebeurt een centrale rol.
Het Internet filtert niet en jongeren wordt ook niet of nauwelijks
geleerd hoe zij zelf informatie op Internet moeten beoordelen.
Dat levert vaak problemen op. Bijvoorbeeld doordat discriminatie
klakkeloos wordt overgenomen, gekopieerd en geplakt. School -
werkstukken waarin staat dat gaskamers nooit hebben bestaan,
want dat ‘staat in het rapport van de gerenommeerde chemicus
Dr. Leuchter’. Blogs waar de beruchte Protocollen van de wijzen
van Zion worden aangehaald, alsof het gaat om een werkelijk
valide publicatie. Opmerkingen dat ‘zigeuners stelen, want dat
weten we allemaal’. Oproepen om ‘die vieze homo’s allemaal in
elkaar te slaan’. Of om synagoges in brand te steken. Of dat
moslims in Nederland ‘een vijfde kolonne zijn die Nederland wil-
len overnemen om hier hun sharia-wetgeving in te voeren’. De
lijst van kwaadaardige waanzin is eindeloos. Hierbij komt nog
begripsvervuiling en verwarring, soms uit onwetendheid, maar
vaak ook met de bedoeling bevolkingsgroepen te beledigen en
aan te zetten tot haat.
Bij het schrijven van dit artikel komt er bij het MDI een melding
binnen, die daar nog wel het beste voorbeeld van is. Op de web-
site van ‘stopdebezetting’ wordt onder de titel ‘Invloed van Israel
in Nederland’ een artikel geplaatst dat bol staat van klassiek anti-
semitisme: Joden hebben de macht, onder andere in de media,
de politiek, en in de ambtenarenapparaten. En zij staan allemaal
achter Israel, zijn eigenlijk een propagandamachine van Israel.
Nadat het MDI de website eigenaren had gewezen op het straf-
bare karakter van de tekst, werd deze snel verwijdertd Helaas
staat dezelfde tekst ook nog elders online.
Uitingen van haatUitingen van discriminatie op Internet worden regelmatig
gevoed door dingen die in de Nederlandse samenleving of in het
Bestrijden vanhaat op Internet– helpt dat?Ronald Eissens
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 8
7
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Antisemitisme bestrijdenDe Joodse gemeenschap in Nederland is vergeleken met die van
de moslims veel kleiner en dus kwetsbaarder en daarom is het
goed als antisemitische incidenten publiekelijk aan de kaak worden
gesteld. Natuurlijk komt er (ook) onder moslims antisemitisme
voor; er is een wereldwijde radicale stroming die tegen Israel en
tegen Joden ageert en daarbij teruggrijpt op een paar beroerde
uitspraken uit de Koran waarop bijvoorbeeld ook de Palestijnse
terreurgroep Hamas zich beroept. De agitatie van die radicale
minderheid moet worden bestreden. De vraag is hoe dat het
beste kan. Door je aan te sluiten bij een stroming die zich afzet
tegen ‘de islam’? Of door de radicalen te isoleren en de ‘huisje-
boompje-beestje-moslims’, in de woorden van oud-burgemeester
Job Cohen in zijn ten onrechte zo fel aangevallen interview in het
kerstnummer van Vrij Nederland, het gevoel te geven dat zij hier
net zo thuis zijn als wie dan ook.
Het meest interessant in Het Verval van Manfred Gerstenfeld
vind ik zijn interview met Bloeme Evers, overlevende van
Auschwitz en gerespecteerd lid van de Amsterdamse Joodse
gemeenschap (zie het interview met haar op p.10 in dit nummer).
Ze leidt een orthodoxe sjoel in Amsterdam-West. Ze is pessimis-
tisch over de toekomst van de Joden in Nederland en vóór emi-
gratie naar Israel (dat is ze overigens al lang). Ze is ook terecht
boos over het in Nederland doorsijpelen van antisemitische agi-
tatie vanuit de Arabische wereld. Of het juridisch mogelijk is om
satellietzenders die zich aan antisemitische propaganda schuldig
maken hier uit de lucht te halen, weet ik niet. Het zou zeker de
moeite waard zijn dat te onderzoeken; dan moet uiteraard wel
eerst worden vastgesteld dat er inderdaad sprake is van antise-
mitische – en niet alleen van anti-Israelische – propaganda.
Veel opgewekter klinkt Bloeme Evers (in het boek van Gersten -
feld) gelukkig, als het over de omgeving van haar eigen sjoel
gaat. Daar werden bezoekers in het verleden een paar keer lastig
gevallen. Bloeme Evers: ‘Na wat incidenten heeft een van onze
leden, Erwin Brugmans, (…) wat gesprekken gevoerd met diver-
se moslimorganisaties. Hij heeft ook met de deelraad Amsterdam
Oud-West gesproken, die een bemiddelende rol gespeeld heeft.
Brugmans heeft allerlei initiatieven ontwikkeld van samenwer-
kingsprojecten. Het bekendste daarvan is het MaJo-voetbaltoer-
nooi waar Marokkaanse en Joodse elftallen voetballen. Bij een
van die wedstrijden kreeg ik zelfs twee rode rozen van een Marok -
kaanse man. Brugmans doet fantastisch werk (…). Misschien kan
wat hij op een klein gebied gedaan heeft, wel uitgebreid wor-
den.’
Jammer dat Gerstenfeld niet ook met Erwin Brugmans heeft
gesproken. Of met Hadassa Hirschfeld die werkt aan het kwe-
ken van onderling begrip op scholen, onder meer door het orga-
niseren van reizen naar Auschwitz voor leerlingen. Meer onder-
ling begrip en toenadering vormen volgens mij de belangrijkste
sleutel tot een onbedreigd en meer ontspannen samenleven. De
polarisatie die momenteel gaande is, waarbij moslims tegenover
autochtonen dreigen te komen staan en Joden tegenover moslims
kan de spanningen alleen maar verergeren en tot meer inciden-
ten leiden. Die polarisatie creëert angst en vergiftigt de politieke
atmosfeer.
Antisemitisme bestrijden, natuurlijk! Ook met politie en justitie
als dat nodig is. Maar meegaan in het zo modieuze ageren tegen
de islam hoort daar niet bij. Zoals Job Cohen het zegt in dat
omstreden interview: ‘Je kunt dé islam niet de schuld geven van
het extremisme.’ Net zo min als dé mannen. Het zou een open
deur horen te zijn, eigenlijk.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 7
38
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
de bossen bij Vierhouten een compleet onderduikerskamp sticht-
te, ook wel ‘Het Pas Op-kamp’ genoemd. Daar verbleven op den
duur maximaal honderd personen tegelijk, van wie ongeveer de
helft Joods. Dat het op 29 oktober 1944 toch mis ging, en dat
toen acht onderduikers werden gefusilleerd, waaronder – als
laatste – een zesjarig jongetje, lijkt in deze geperverteerde reali-
teit haast minder erg dan dat het kamp voor zoveel mensen tot
doorgangshuis naar de vrijheid heeft gediend. Zoiets doet ter-
reur dus met ons. Met grote gretigheid willen we als het ware
alsnog dat àlle advocaten over zoveel moed en inventiviteit had-
den beschikt als de advocaten Kotting, Van Proosdij en Nygh, die
er zo vaak in slaagden de sfinx Calmeyer tot arisering van hun
talloze cliënten te bewegen.
Smalle margesOok als men, murw van zoveel misère, dit boek terzijde heeft
gelegd, blijft de vraag knagen hoe dit allemaal heeft kunnen
gebeuren. Het is tenslotte een van de vragen die de NOVA, al is
het impliciet, tot de opdracht aan het NIOD inspireerde. Hoe kon
deze ramp zich voltrekken, in het volle zicht van eenieder. In een
land, waar de assimilatie zozeer een feit leek te zijn – zeker in de
advocatuur. Een deel van de verklaring lijkt de auteur zelf te wil-
len geven, als hij op p. 277 de houding tegenover teruggekeerde
Joodse advocaten beschrijft. ‘(..)[ Mr. De Hartog werd] hier (..)
neergezet als de personificatie van de Joodse advocaat die ont-
zettend lastig was, en die men dus liever kwijt dan rijk was. Dit
zou mede een verklaring kunnen zijn voor de passieve houding
die de meeste advocaten – de goeden niet te na gesproken –
hebben aangenomen toen hun Joodse confrères het leven
onmogelijk werd gemaakt’. Is het wellicht, hoe indirect ook,
dezelfde instelling geweest die maakte dat mr. Van der Does als
landsadvocaat tot 1965 heeft kunnen fungeren – en in 1958 zelfs
tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw werd benoemd?
Smalle marges, inderdaad. Holland op zijn smalst, zou men ook
kunnen zeggen. Hoe dan ook, binnen de grenzen van de wet
was in de oorlogsjaren in ieder geval al vrij snel niets meer moge-
lijk. Zeker niet nadat de Hoge Raad in het zogenaamde
Toetsingsarrest van 12 januari 1942, ondanks een moedig plei-
dooi van de Rotterdamse advocaat mr. P. Groeneboom, had
beslist dat het Landoorlogreglement de rechterlijke macht niet
de bevoegdheid verleende om ‘de [door de bezetter genomen]
maatregelen te toetsen aan den eisch dat daarbij, behoudens vol-
strekte verhindering, de in het land geldende wetten worden
geëerbiedigd’. Een advocaat die daarna met hulp van het recht
nog iets wilde bereiken was dus aangewezen op list en bedrog.
Misschien had Joggli Meihuizen daarover nog wel iets meer kun-
nen vertellen. Hij had daarvoor kunnen putten uit een opstel van
wijlen mr. I. Kisch, dat wèl wordt genoemd in de geraadpleegde
lireratuur.
Voor wie zich niet verliest in de soms wat al te rijke detaillering
van dit boek is dit een belangrijk werk. Het doet meer dan boeks-
taven. Het bepaalt ons er bij – weer – dat men zich niet alleen in
de wortels van het kwaad moet blijven verdiepen, maar ook in
het hoe en het waarom van onze solidariteit.
Joggli Meihuizen, Smalle marges. De Nederlandse advocatuur in de
Tweede Wereldoorlog. Uitgever Boom, Amsterdam 2010, 476 blz. en 54
foto’s, ISBN 9789085 069416, € 29,90
Willem van Bennekom, in 2006 gepensioneerd als vice-president van de
Amsterdamse rechtbank, was van 1967 tot 1994 advocaat, o.a. in tal-
loze asielzaken. In oktober 2010 publiceerde hij Op Drijfijs. Over het
functioneren van de rechtsstaat.
Tekst circulaire van de Secretaris Generaal van Justitie van 5 februari
1941 met het beroepsverbod voor Joodse advocaten
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 38
39
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Traditiegetrouw bevat het Herdenkingsnummer een verhaal
van Ida Vos, die in 2006 overleed. Het is afkomstig uit haar
eerste jeugdboek met verhalen: Wie niet weg is wordt gezien.
Dat verscheen in 1981 voor het eerst bij Uitgeverij Leopold in
Amsterdam; de zesde druk is uit 2001.
Het boek over een Joods meisje in de Tweede Wereldoorlog
bevat haar eigen jeugdherinneringen. Zelf zegt ze daarover: ‘Ik
wilde tonen hoe erg het is om onderdrukt, om niet vrij te zijn.
Kinderen geloven het niet altijd, maar alle verhalen in mijn boek
zijn echt gebeurd. … Ik behandel allemaal kleine, maar voor een
kind ontzettend belangrijke dingen. Hoe het bijvoorbeeld was
om een nieuwe fiets te krijgen, en hem dan af te moeten geven
aan de Duitsers.’ Dit verhaal volgt hierna.
FietsenIda Vos
Wat was ze blij toen ze op haar verjaardag een nieuwe fiets
kreeg. Een echte fiets met witte banden en met veel glim-
mend chroom. In het begin stapte ze iedere keer af om te kijken
of er modder op de lak was gekomen. Als ze maar één spatje zag,
pakte ze haar zakdoek en deed er een beetje spuug aan. Dan
begon ze te poetsen.
Ze is nog een beetje blij met de fiets, maar niet zo erg meer. Ze
moet hem inleveren. Volgende week moeten alle rijwielen naar
het politiebureau worden gebracht. Geen enkele jood mag dan
nog een fiets hebben. Ze vindt het verschrikkelijk en dikwijls
moet ze denken aan het moffenkind dat op haar fiets zal gaan
rijden. Ze wordt dan altijd heel verdrietig en dan doet ze haar
best om aan iets anders te denken.
‘Morgen is het zover,’ zegt vader. ‘Haal de mand maar van je
fiets. Die hoeven ze niet te hebben.’ ‘Hoef ik niet mee, David?’
vraagt moeder. ‘Nee hoor. Ik kan wel met twee fietsen tegelijk
rijden en misschien wil Rachel haar eigen fiets weg brengen.’ ‘Ja
hoor, pappa, we gaan lekker samen,’ zegt ze.
Nu staan ze voor de deur van hun huis. Vader heeft aan iedere
hand een fiets. ‘Kom, we gaan,’ zegt hij. Hij stapt op zijn fiets.
Hij rijdt met één hand, met de andere stuurt hij moeders fiets.
‘Kom maar!’ roept hij. Ze stapt op. Ze kunnen niet naast elkaar
rijden. Dat is veel te gevaarlijk. Drie fietsen naast elkaar is teveel.
Als ze bij het politiebureau zijn aangekomen, zien ze daar veel
andere mensen met fietsen. Ze maken een rij. Steeds komt een
politieagent in de deuropening staan. Hij heeft een rood gezicht
en heel erg blauwe ogen. ‘De volgende!’ roept hij. ‘Pappa, dat is
geen mof,’ zegt ze. ‘Nee schat, dat is een Nederlander. Hij helpt
de Duitsers.’
Na een kwartier zijn zij aan de beurt. ‘Deze kant op,’ wijst de
Nederlander. ‘Moet ik zelf die fietsen naar boven dragen?’ vraagt
vader. ‘Ja joodje, twee trappen op,’ antwoordt de politieman.
‘Ellendeling,’ fluistert vader. ‘Zei u wat?’ ‘Nee.’ ‘Rachel, hou jij je
karretje nog maar even bij je. Ik breng eerst de grote fietsen en
dan die van jou.’
Eerst neemt vader de fiets van moeder. Als hij na een paar minu-
ten beneden komt, haalt hij heel snel adem. ‘Wil je niet liever bui-
ten wachten?’ vraagt hij. ‘Nee pappa, ik blijf hier.’ Als vader ook
zijn eigen fiets boven heeft gebracht, is haar fiets aan de beurt.
‘Geef maar,’ zegt vader. ‘Er is niets aan te doen. Het kan niet
anders.’ Ze aait over het bruine zadel. ‘Dag fiets!’ roept ze. ‘Tot
ziens, fiets!’ Vader is op de tweede trap nu. Dat kan ze horen. Ze
ziet hem niet meer. Eigenlijk ziet ze niets, want er lopen allemaal
tranen uit haar ogen. Uit haar neus komen ook tranen. Gemeen
is het, gemeen! Lelijke fietsenpikkers zijn het.
Boven is plotseling een vreselijk lawaai. Het lijkt wel of het
onweert. ‘Kan ik het helpen,’ hoort ze vader roepen. ‘Ik struikel-
de.’ Ze rent de trap op. Boven op een gang ligt haar fiets. De wie-
len draaien in de lucht. Ze zijn niet rond meer. ‘Hoepel maar
gauw op,’ zegt een politieman. ‘En neem je dochter mee!’
Ze rennen de trap af. ‘Dat was me wat,’ zegt vader als ze buiten
staan. ‘Struikelde je?’ ‘Welnee meid. Ik werd opeens zo ontzet-
tend boos om die fiets van jou, dat ik niet anders kon dan hem
naar beneden gooien.’ Je bent een held,’ roept ze. ‘0, o, o,’ vader
lacht een beetje. ‘Je fiets viel bijna op een politieagent. Jammer
dat hij hem niet op zijn dikke kop heeft gekregen.’
Cultureel
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 39
6 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Een kern van waarheidOorlogen worden uitgevochten door mannen. Veruit de meeste
terroristische aanslagen in de wereld worden gepleegd door
man nen. Mannen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit.
Overlast op straat en seksuele intimidatie: het zijn meestal hang-
jongens die zich hieraan schuldig maken. Ook in het onderwijs
doen jongens het minder goed dan meisjes. Het wordt daarom
de hoogste tijd om het gevaar dat van mannen uitgaat onder
ogen te zien en na te denken over maatregelen om het probleem
beheersbaar te maken. Om te beginnen moet er een immigratie-
stop komen voor mannen: geen man meer het land in. En ook
dienen alle subsidies voor activiteiten die speciaal op mannen zijn
gericht, zoals voetbal, onmiddellijk te worden stopgezet.
Klinkt de bovenstaande tekst alsof hij is geschreven door een
krankzinnige? Dat lijkt me wel. Maar vervang bij wijze van
gedachten-experiment de woorden mannen en jongens door
‘moslims’ of ‘Marokkanen’, en u zult, waarschijnlijk tot uw ver-
bazing, moeten concluderen dat er een voor Nederland anno
2011 betrekkelijk normale, in elk geval niet absurde of totaal
ongebruikelijke tekst staat. En dat is pas echt gek.
Immers de beschuldigingen die ik hier achter elkaar en zonder
enige poging tot nuancering over de hoofden van mannen (of
moslims) heb uitgestrooid, bevatten ieder voor zich wel een kern
van waarheid. Toch zal niemand die bij zijn volle verstand is zich
vervolgens scharen achter de tegen de mannen gerichte maat -
regelen. Wij weten tenslotte allemaal dat de ene man niet de
andere is en dat het nergens op zou slaan om misstanden die
door een beperkt aantal mannen worden veroorzaakt toe te
schrijven aan ‘de man’ in het algemeen of aan een of ander
‘mannelijk wezen’. Maar dat is precies wat de partij van Geert
Wilders wel doet met ‘de moslims’, respectievelijk ‘de islam’.
Omdat volgens deze rechtse populisten de islam een verderfelijke
politieke ideologie is, moeten moslims uit het land geweerd wor-
den, mag er geen moskee meer bij, moeten islamitische scholen
dicht etcetera.
Van generalisatie naar discriminatie Ik vind het wonderlijk en nogal angstwekkend dat een partij die
op zo’n grove wijze een bevolkingsgroep in het verdomhoekje
zet met 24 zetels in de Tweede Kamer is gekozen. Maar wat mij
pas echt bang maakt is dat deze generaliserende en in z’n conse-
quenties discriminerende manier van denken blijkbaar nog in veel
bredere kring begint aan te slaan. Zelfs, tot mijn verbijstering, in
Joodse kring.
Hoe valt het anders te verklaren dat Joodse auteurs als Manfred
Gerstenfeld en Rosa van der Wieken op de opiniepagina’s van de
dagbladen klagen dat ‘de massa-immigratie’ (Welke? Die is er al
jaren niet meer) en ‘het multiculturalisme’ een levensgrote be -
dreiging vormen voor de Joden in Nederland? Wat brengt hen
ertoe om twee van wijsheid getuigende axioma’s, die in Joodse
kring decennialang onaangevochten zijn gehuldigd, aan de kant
te schuiven? Ten eerste het uitgangspunt dat de Joodse minder-
heid hier belang heeft bij een samenleving die tolerant is tegen-
over etnische en religieuze minderheden. En ten tweede dat het
voor het samenleven contraproductief is om het Israëlisch/
Palestijnse conflict hierheen te ‘importeren’. Joden en moslims
zullen geneigd zijn solidair te zijn met een andere partij in dat
conflict, maar hier moeten zij het samen rooien en daarvoor zijn
goede interreligieuze en interculturele contacten van groot
belang.
Zulke contacten zijn ook belangrijk om gezamenlijk stelling te
kunnen nemen tegen uitingen van antisemitisme en bijvoorbeeld
na te denken over lesprogramma’s waarmee vooroordelen op
jonge leeftijd kunnen worden bestreden. In plaats hiervan luidt
Gerstenfeld in zijn boek Het Verval de alarmklok. Ondersteund
door een reeks geïnterviewden en door Frits Bolkestein schetst
hij een beeld van een vervaarlijk antisemitisme in Nederland in
het algemeen en onder moslims in het bijzonder. Een antisemi-
tisme dat bovendien steeds erger wordt. Het stuit me tegen de
borst om dat beeld te moeten relativeren, want wat mij betreft is
ieder antisemitisch incident er een te veel en moeten Joden met
keppel of in welke kleding dan ook overal zonder problemen of
angst kunnen lopen. Het is zorgwekkend dat rabbijn Jacobs ge -
regeld om zijn orthodoxe voorkomen wordt uitgescholden en
niet acceptabel als mannen met keppel in Amsterdam-West soms
worden nageroepen.
Een somsonrustbarendevergelijking
Anet Bleich
Over mannen, moslims en Joden
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 6
5
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
landse identiteit is het nieuwe toverwoord. Dat is de norm. Het
is een misvatting te denken dat dit geluid alleen uit populistische
of rechtse hoek komt. De meeste linkse politici vinden het be -
langrijk om problemen te benoemen. Dat laatste woord ‘benoe-
men’ mag met recht als hét clichéwoord van het decennium
2000-2010 aangemerkt worden. Dat heet zogenaamd ‘de tijd-
geest’ te zijn. Ook al zo’n woord dat in het ‘woordenboek van
verboden clichés’ moet worden ondergebracht. Want als het is
benoemd, dan spreek je als politicus de taal van het volk en is het
probleem al half opgelost.
Toonhoogte van het debatIs er dan geen reden om af en toe eens hardop te zeggen wat er
fout is binnen een andere gemeenschap of bevolkingsgroep? Ja,
daar moet, daar mag geen taboe op rusten. Het gaat vooral om
de toonhoogte van het debat. Daaraan kun je beluisteren of het
om ‘corrigerende’ opmerkingen of haatdragendheid gaat. Dat
laatste krijgt nogal eens de overhand. Terwijl het eigenlijk niet zo
lastig zou hoeven zijn. Want zolang er maar wederzijds respect
uit de kritiek op een andere bevolkingsgroep spreekt, is er niet
zoveel aan de hand. Maar dat wederzijdse respect, dat wankelt
in deze tijd. Zelfs het woord respect is al besmet. Eerst was het
het favoriete woord van links om aan te geven dat ‘de allochto-
nen’ vooral gesteund moesten worden om hun eigen cultuur te
handhaven. Daarna werd het woord gekaapt door rechts en eiste
iedereen respect op. De ouderwetse vertaling van respect, tole-
rantie, daar schort het regelmatig aan en dat geeft het beeld van
een grimmige maatschappij.
Hans Janmaat werd in de jaren ’80 en ‘90 het leven zuur ge -
maakt door een standvastige rechterlijke macht. Voor zijn deur,
op het plein en in de straten stonden de tegenstanders. Janmaat
werd regelmatig voor de rechtbank gedaagd. Die demonstran-
ten van twintig jaar geleden zien we niet meer. Waar zijn die
demonstranten toch gebleven? Ze zijn in de war. Ze zijn meer dan
ooit een karikatuur van de karikatuur die ze twintig jaar geleden
misschien al waren geworden.
De rechterlijke macht is de voorzichtigheid zelve. Politici anno
2011 opereren vanuit hun opportunistische aard. Dat vrome
Joden in Amsterdam niet veilig over straat kunnen gaan, is sinds
jaar en dag een taboe. Dat moslims zich tegenwoordig steeds
meer moeten verdedigen en verantwoorden wordt inmiddels als
normaal ervaren.
Een nieuw evenwichtIk heb geen heimwee naar vroeger tijden. Want het falen van
toen, heeft geleid tot de problemen van vandaag. Hedendaagse
soldaten tegen xenofobie en discriminatie zijn net als echte sol-
daten na een oorlog. Ze willen keer op keer de vorige oorlog
opnieuw voeren.
Nederland is naarstig op zoek naar een nieuw evenwicht tussen
wat gezegd en uitgesproken kan worden én elementair respect
voor bevolkingsgroepen van andere oorsprong. Het is nog een
lange zoektocht door een duister bos via glibberige paadjes en
soms een hellend vlak.
Gezocht: een moreel kompas voor het nieuwe decennium. Wind -
richting: de nuance. Die is nooit zo populair. Ik heb genoeg van
al die zogenaamd standvastige, principiële mensen uit de jaren
’70 en ’80. Gezocht: gematigde burgers en trefzekere politici die
niet meewaaien met alle winden, maar pas spreken als dat nodig
is.
Leonard Ornstein is journalist en werkt aan een proefschrift over het
leven en werk van Pim Fortuyn.
Racisme en discriminatiebegrippen uit het verleden?
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 5
40 Cultureel Boekbespreking
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Recent verschenenMarjon de Klijn
HerinneringNa vijftig jaar vriendschap tussen een hartchirurg en een psychi-
ater trekt de hartchirurg de aandacht van de laatste. ‘Ik moet met
je praten’, zegt Bob (de hartchirurg), ‘Er is iets heftigs aan de
gang … mijn verleden speelt op... mijn twee levens, overdag en
‘s nachts, vallen samen. Ik moet met je praten.’
Ik begreep waar hij op doelde. Al sinds zijn jeugd, die hij in
Hongarije gedurende de Holocaust had doorgebracht, leidt Bob
een dubbelleven: een leven overdag als innemende, toegewijde
en onvermoeibare hartchirurg, en een leven ’s nachts, wanneer
hij in zijn dromen wordt geplaagd door afschuwelijke herinne-
ringen. (blz. 5)
In Caracas, waar hij lezingen gaf over een nieuw systeem om
emfyseem te behandelen, heeft Bob zijn driedaags verblijf afge-
rond. Al die tijd waren zijn collega-gastheren, vanwege het grote
risico op beroving en ontvoering, niet van zijn zijde geweken.
Bob geeft aan dat men hem de volgende dag niet naar het vlieg-
veld hoeft te begeleiden. Volgens hem leek het veilig. Dan vindt
bij de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij een voorval
plaats, waardoor Bobs verleden op gaat spelen. Er worden herin-
neringen beschreven van Hongaarse nazi’s (wier gedrag moge-
lijk smeriger was dan dat van Duitse nazi’s). In sobere bewoor-
dingen, verwoordt Bob, hoe nazi’s weerloze ouderen opjagen
door de straten van Boedapest. Bob is machteloos en deze mach-
teloosheid speelt hem parten, hij voelt zich schuldig. In zijn dro-
men denkt hij dat hij de ouderen had kunnen redden, maar een
doodsbange, vijftienjarige jongen kon amper zichzelf redden.
Irvin D. Yalom en Robert L. Berger, Ik waarschuw de politie.
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (40 blz.)
ISBN 9789460032165, € 5,00.
Onbaatzuchtigheid en opofferingsgezindheidHet geboortehuis van Jacob Presser stond op het Waterlooplein.
Tijdens het verblijf van het gezin in Antwerpen werd de naam
Jacob in Jacques veranderd. Jacques was nogal muzikaal en had
ook talent voor pianospelen. Hij musiceerde regelmatig alleen of
met anderen. Ook was Jacques leergierig en op de lagere school
was hij de beste van zijn klas. Na de lagere school, kwam hij eerst
op de vijfjarige HBS terecht en later op de Openbare Handels -
school. Na een korte tijd te hebben gewerkt, ging Presser stude-
ren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1926 promoveerde hij
en niet lang daarna werd hij docent Nederlands en later docent
geschiedenis op het Vossius-gymnasium. In 1936 trouwt Jacques
met Dé Appel. Dé kon ook goed pianospelen en de twee speel-
den regelmatig quatre-mains. Presser verrichtte veel weten-
schappelijk werk en samen met onder andere Jan Romein was hij
lid van een discussieclub Unitas Multiplex. In het begin van de
oorlog hebben Presser en zijn vrouw een poging gedaan om te
vluchten naar Engeland. Dit mislukte. Ook de halfslachtige zelf-
moordpoging mislukte en hierna gaf Presser weer gewoon les op
het Vossius. Op 28 mei 1940 werd Jacques ontslagen. Hij schrijft
een boek over de Tachtigjarige Oorlog en in 1941 gaat hij lesge-
ven aan het Joods Lyceum. In deze periode zijn de Pressers twee
keer opgepakt en naar de Euterpestraat gebracht. Maar op won-
derlijke wijze konden zij beide keren vrijkomen.
Op 18 maart 1943 gaat Dé naar de verjaardag van haar stief-
moeder en op het station Ede-Wageningen, wordt ze gepakt met
een vals persoonsbewijs. Ook omdat ze geen ster draagt, wordt
ze als strafgeval naar Westerbork gestuurd. Met het eerstvolgen-
de transport ging ze naar Sobibor en daar werd ze direct na aan-
komst vergast. Presser werd nu onder druk gezet om onder te
duiken. Vlak voor de eerste grote razzia in 1943, duikt Jacques
onder in Overwoud, waar hij de naam Kobus kreeg. Aangezien
er in Overwoud iets te vaak huiszoekingen werden gedaan, gaat
Presser in Wageningen onderduiken. Behalve hier heeft Jacques
ook nog in Ede en Barneveld ondergedoken gezeten. In deze tijd
schrijft hij zijn boek Homo Submersus. In dit boek houdt een
onderduiker een dagboek bij voor een vriend, die een sociolo-
gisch promotieonderzoek doet naar het verschijnsel onderdui-
ken. Hij begint met deze roman op 15 november 1943 en begin
april 1944 was de kladversie van het boek af. Het is een gefictio-
naliseerd verslag van Pressers eigen onderduik en een liefdesver-
klaring aan zijn vrouw Dé Presser-Appel. Het boek vormt een
drieluik met De nacht der Girondijnen en Ondergang.
Jacques Presser, Homo submersus; ingeleid en geannoteerd door
Nico Markus
Uitgeverij Boom, Amsterdam 2010, (528 blz.)
ISBN 9 789085 067153, € 29,90
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 40
41
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
BelevenissenDe gebeurtenissen uit de periode 1940-1945 hebben blijkbaar
nog zoveel zeggingskracht dat ze regelmatig in publieke discus-
sies worden gebruikt om iets te zeggen over de maatschappij van
nu. De ‘echte’ geschiedenis – de gewapende strijd, het verzet, de
slachtoffers – heeft minder te maken met de Nederlandse herin-
nering aan de oorlog en de bezetting. In dit boek is niet zozeer
een geschiedenis van de oorlog zichtbaar gemaakt, maar van het
veranderende beeld van die oorlog gedurende de laatste vijfen-
twintig jaar. De belangrijkste nationale en internationale sociale
en politieke ontwikkelingen, die de Nederlandse herinnering aan
WO-II sinds 1989 hebben beïnvloed, komen aan bod. Dit boek
laat in 48 bijdragen zien hoezeer het verleden van de Duitse en
Japanse bezetting nog steeds een open zenuw is. In 11 ervan
speelt de Japanse bezetting van Nederlandsch-Indië een rol. Zo
worden bijvoorbeeld de verschillen tussen de herinneringen van
ouders en hun kinderen belicht. De volwassenen praten over de
ellende van het kampleven, terwijl de kinderen vinden dat hun
ouders er of echt niet waren, doordat zij bijvoorbeeld gevangen
zaten, of niet echt waren, omdat ze te veel aan hun hoofd had-
den.
In andere bijdragen wordt de betekenis van verschillende monu-
menten belicht zoals het Homomonument, het Kindermonument
en het Monument Joods Verzet 1940 – 1945. Ook wordt Settela
beschreven, het meisje met de witte hoofddoek dat naar buiten
kijkt uit de deuren van de treinwagon in Westerbork en nu ein-
delijk een naam heeft.
Madelon de Keizer en Marije Plomp (Redactie), Een open zenuw; Hoe
wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren.
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, (558 blz.)
ISBN 9789035133686, € 34,95
Een uitgebreide recensie van dit boek zal verschijnen in een van de
volgende nummers van het Auschwitz Bulletin. Bovenstaande signalering
dient om de lezers er vast op te attenderen dat het ‘recent verschenen’ is.
Het veranderde Joodse leven tussen 1945 en 2010Dit boek begeleidt de tentoonstelling van dezelfde naam die in
het Joods Historisch Museum in Amsterdam gehouden wordt.
Daarin staan centraal de ervaringen van de Joden die hun leven
na de oorlog weer oppakten. Veel overlevenden dachten na de
oorlog dat de Joodse gemeenschap, die toen 28.000 mensen
telde, hier geen toekomst meer had. Een deel van hen vertrok,
onder meer naar Israël. In de jaren zeventig keerde het tij lang-
zaam en ontstond er weer een bloeiend Joods leven in
Nederland. Voor deze tentoonstelling hebben vele betrokkenen
materiaal aangedragen en hun persoonlijke ervaringen verteld.
Daarnaast is er in het boek in elf essays door toonaangevende
auteurs een dwarsdoorsnede gegeven van de belangrijkste
aspecten van de naoorlogse Nederlands-Joodse geschiedenis.
Hetty Berg (e.a.), Wie niet weg is, is gezien, Joods Nederland na 1945.
Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam
2010, (224 blz.), ISBN 9789040 077159, € 29,95
De tentoonstelling Wie niet weg is, is gezien is tot 8 mei 2011
te bezichtigen in het Joods Historisch Museum, Amsterdam.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 41
4 Opinie
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
PenduleBoekt de mensheid vooruitgang? Worden we in de loop van de
geschiedenis humaner en beschaafder? Die vraag houdt me al
mijn hele leven bezig. Je hoopt van wel, maar weet beter. En toch
wil je je er niet bij neerleggen. De romanticus moet winnen van
de cynicus.
Zo vaak vinden in deze wereld gebeurtenissen plaats die we
nooit voor mogelijk hadden gehouden en toch gebeuren. Soms
ook in de positieve zin, evenzo vaak in de negatieve betekenis.
Het cliché kennen we allemaal: wie had vijfentwintig jaar geleden
durven denken dat in Zuid-Afrika zonder massaal bloedvergieten
de apartheid zou worden beëindigd? Helaas kan de pendule ook
de andere kant uitslaan: aan de andere kant van de aardbol ver-
loedert op een verschrikkelijke manier vandaag de dag een ooit
zo trotse natie: Mexico. Wie had vijfentwintig jaar geleden kun-
nen vermoeden dat aan de grens van de Verenigde Staten een
enorm land dreigt te veranderen in een falende staat waar totale
wetteloosheid heerst? Mexico is een land waar deze dagen nie-
mand met een geweten meer zeker is van zijn leven. Een land waar
wetteloosheid de norm is omdat de maffia en de drugsbendes
iedereen in hun greep houdt. En bij verzet, reageren zij genadeloos.
DemonstrantenIk zoek het dichterbij. Vijfentwintig jaar geleden stond ik voor het
toenmalige stadhuis in Amsterdam aan de OudeZijds Voor burg -
wal. Ik zie het nog voor me: een enorme groep demonstranten
met grote trommels. Ze demonstreerden tegen racisme en discri-
minatie in Nederland. Een vorm van onrecht dat in die dagen in
Nederland en zeker in Amsterdam nauwelijks bestond. Het was
een felle demonstratie met radicale krakers en politiek geënga-
geerde jongeren. Ik liep er langs en was toevallig toeschouwer.
Het waren de absolute hoogtijdagen van het politiek correcte
denken.
Racisme en discriminatie waren in Nederland begrippen uit het
verleden en hadden vooral betrekking op de rest van de wereld.
De meeste demonstranten kenden als klein kind niet eens een
donkere medeburger en waren opgegroeid met het gouden boek-
je Sambo, het zwarte jongetje. Sambo was hun eerste kennisma-
king met een gekleurde Nederlander. Die demonstratie die ik
voor het stadhuis zag was volkomen gratuite en vrijblijvend. In de
jaren ’90 heb ik zelf nog eens meegedaan aan een demonstratie
van Nederland Bekent Kleur op het Museumplein in Amsterdam.
Ministers, partijvoorzitters en Kamerleden van links tot rechts.
Iedereen was het met elkaar eens: alle racisten het land uit.
Tjonge, tjonge wat waren alle Nederlanders eensgezind. En als
in diezelfde tijd in Duitsland asielcentra achter elkaar in de fik
vliegen, dan wordt een kaartenactie gestart. Massaal stuurde
moralistisch Nederland een kaartje naar de oosterburen: Ich bin
wütend. Discriminatie en xenofobie zijn iets van andere volken.
Dat kwam hier niet meer voor.
Discriminatie en xenofobie zijn van alle tijden en van alle volken.
In ieder mens schuilt een bepaalde vorm van angst tegenover de
ander, in ieder mens huizen (onbewuste) vooroordelen. Dat bij je
eigen gemeenschap erkennen is een hele kunst. Het gaat er om
maat te houden en de toon van het debat waardig te voeren.
Artikel 1 van de GrondwetIn Nederland is dat heel abrupt gebeurd. Het is 2002 als Pim
Fortuyn in een vermaard interview met de Volkskrant grote
vraagtekens zet bij het discriminatieverbod. Artikel 1 van de
Grondwet, waarin dit verbod staat verwoord, zou een belemme-
ring zijn voor de vrijheid van meningsuiting.
Vanaf dat moment lijkt Nederland steeds meer in de ban van
‘Alles moet gezegd kunnen worden’. En veel wordt gezegd,
vooral in de politiek: van de kopvoddentax (alsof mensen die een
hoofddoek dragen een ‘kop’ in plaats van een ‘hoofd’ hebben)
tot quasi-stoere woorden over het uitzetten van Roma die voor
‘overlast’ zorgen. Politici uit Marokko of Turkije met een dubbel
paspoort belanden in het beklaagdenbankje. Andere maatstaven
gelden een paar jaar later voor een staatssecretaris met een
Zweeds paspoort. Zij wordt wel ingedeeld bij ‘ons’, Nebahat
Albayrak en Ahmed Aboutaleb zijn ‘de ander’.
Veel van onze politieke partijen publiceren dikke nota’s over
bevolkingsgroepen die niet snel genoeg integreren. De Neder -
Geen heimwee,een andererichting
Leonard Ornstein
Over racisme en discriminatie
in Nederland
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 4
3
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Op zondag 30 januari organiseert het Nederlands Auschwitz
Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz-
herdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van
Jan Wolkers) in het Wertheim park in Amsterdam. Aansluitend
vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam,
Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam.
Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekman -
zaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan
de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee ge -
schon ken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het
Wertheimpark.
De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van
burge meester Eberhard van der Laan van Amsterdam, gevolgd
door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en
muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en
organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen.
Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 29 januari,
tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van
het Stadhuis, ingang Waterlooplein.
U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar ver-
voer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of
tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegen-
over de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de
mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeen-
komst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt
u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte
Amstelstation).
Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeer-
garage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op
de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de par-
keergarage onder het wooncomplex Valkenburger straat-ingang
Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in
het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen par-
keren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar
alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400
is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit alle-
maal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.
LunchbijeenkomstHotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunch-
bijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst
dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.
In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de
opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het
Auschwitz Comité.
Het programma samengevat:
10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekman -
zaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofd ingang
aan de Amstelzijde
11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark
11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument
12.15 uur: vertrek van bussen naar Hotel Casa 400
Amsterdam
12.30 uur: lunchzaal van Hotel Casa 400 open
13.00 uur: begin lunchbijeenkomst
15.30 uur: einde lunchbijeenkomst
Tot ziens op 30 januari!
Nederlands Auschwitz Comité
Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011
Zondag 30 januari 2011
© Foto Dirk P.H. Spits
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 3
42
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
BeeldenIn de vorige eeuw was fotograaf Boris Kowadlo (1911-1959) een
begrip in de Joodse gemeenschap van Nederland. Jarenlang
legde hij met zijn camera beelden vast van de kleine overgeble-
ven groep Joden na 1945. Na zijn dood raakten zijn foto’s in ver-
getelheid. De naam Kowadlo is echter niet verloren gegaan in het
Joods Historisch Museum. Het museum kwam in contact met de
dochter van de fotograaf, Ruda Kowadlo, en zij wilde graag mee-
werken aan een onderzoek naar haar vader. Bij de in haar bezit
gebleven documenten, was ook een schrift dat de in het Jiddisch
geschreven memoires van haar vader bevatte. Het JHM presen-
teert nu tot 6 maart 2011 een tentoonstelling van en over Boris
Kowadlo. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling is het boek
verschenen dat wij hier signaleren.
Bernadette van Woerkom (red.), Boris Kowadlo; Fotograaf tussen
herinnering en toekomst.
Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam
2010, (168 blz.), ISBN 9789040 077470, € 19,95
Boris Kowadlo aan het werk in Israël, 1950-1952. (foto Zwi Sadan [RK])
13e Hartog Beem Prijs
Deze prijs, sedert 1983, wordt uitgereikt voor een recente
Nederlandse masterscriptie over Joodse geschiedenis en
cultuur door een auteur onder de 35 jaar, voltooid na 1 mei
2007. De hoogte van de prijs bedraagt €1.250.
De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden
in Nederland, die de prijs uitlooft, doet dat dit jaar voor het eerst
in samenwerking met het Menasseh ben Israel Instituut. De
inzendtermijn sluit op 1 maart 2011.
Inzendingen dienen te worden gericht aan het Menasseh ben
Israel Instituut, Postbus 16737, 1001 RE Amsterdam, ter attentie
van David Wertheim.
Inzendingen dienen in viervoud gevat te zijn in een envelop zon-
der vermelding van afzender. Informatie over naam, adres en
geboortedatum van de inzender dient te worden aangeleverd in
een bijgesloten blanco envelop, waarop alleen de titel van de
scriptie is vermeld.
Inzendingen zullen namens de Commissie voor de Geschiedenis
en de Cultuur van de Joden in Nederland door een jury, bestaan-
de uit prof.dr. J. Frishman (voorzitter), prof.dr. K. Hofmeester en
prof.dr. W.Jac. van Bekkum worden beoordeeld.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het MbII
tel. 020-5310325, fax 020-5310311, email: [email protected]
Het Menasseh ben Israel Instituut is een academisch samenwer-
kingsverband van de Universiteit van Amsterdam en het Joods
Historisch Museum.
Ber ichten
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 42
43
Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011
Vluchten envluchtpogingen uitdeportatietreinen
Vorig jaar is mijn moeder via via in contact gekomen met een
Berlijnse promovenda.
Zij schrijft een proefschrift over vluchten en vluchtpogingen uit
deportatietreinen in WO II uit Nederland, België en Frankrijk.
Voor haar onderzoek doet ze veel research in deze landen, maar
in Nederland heeft zij tot dusver nog niet zoveel informatie
kunnen achterhalen bij de instanties, die haar bij haar zoektocht
kunnen helpen.
Mijn vader, Gerard Stoppelman, is destijds met een groep mensen
uit een deportatietrein van Westerbork naar Auschwitz gespron-
gen en zij hebben het overleefd.
Hij is helaas in 2003 overleden, maar mijn moeder en ik konden
de Berlijnse wel alle informatie geven die wij daarover hebben.
Ik heb beloofd haar te helpen bij het achterhalen van meer
informatie uit Nederland.
Er schijnt niet zoveel bekend te zijn over vluchten uit treinen,
terwijl je mag aannemen dat er vast meer mensen die gok
gewaagd hebben.
Vorig jaar is deze oproep al geplaatst in de Benjamin en de
Waffel, waarop veel reacties zijn gekomen, tot zelfs uit Israel!
Weet u van andere vluchtpogingen uit deportatietreinen of kent
u iemand, die er meer over weet, laat u het mij weten.
Met vriendelijke groeten,
Elly Peijs-Stoppelman
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
Foto © Joost Guntenaar
Heeft u onze Namenwand-actie
al ondersteund?
Duizenden gingen u reeds voor.
www.namenwand.nl
HerdenkingFebruaristaking /Joods Verzetvrijdag 25 februari 2011in Amsterdam
De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dok -
werker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt
deze keer plaats op vrijdag 25 februari 2011 en begint om 16.45
uur.
Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam zal een
korte toespraak houden. Daarna worden enkele gedichten voor-
gedragen. Het defilé langs de Dokwerker start om 17.00 uur
wanneer de klokken van de Zuiderkerk en de Mozes en Aäron -
kerk luiden.
Voorafgaand aan deze herdenking vindt er om 14.00 uur een
herdenking plaats van het Joods Verzet bij het monument hoek
Zwanenburgwal/Amstel.
Rosette Kats zal daar een korte toespraak houden. Deze plech-
tigheid eindigt rond 15:15 uur.
In de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein is gelegenheid
om tussen de twee herdenkingen een kopje koffie te drinken.
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 43
VreemdelingenhaatNeemt vreemdelingenhaat toe in Nederland? Je zou het wel den-
ken wanneer je de haatdragende uitspraken leest die tegenwoordig
steeds vaker gedaan worden, of hoort van de ergerniswekkende
incidenten die zich steeds regelmatiger, zo lijkt het, voordoen.
Reden voor de redactie om deze vraag tot thema van het
Herdenkingsnummer 2011 van het Auschwitz Bulletin te maken. En
om die vraag vervolgens aan een reeks van auteurs en direct betrok-
kenen met verschillende achtergrond voor te leggen. Er is op ons
verzoek om hun zienswijze in een artikel of door middel van een
interview weer te geven met grote bereidwilligheid gereageerd. Wij
zijn hen daar zeer erkentelijk voor. De rubriek Opinie is er mee
gevuld.
Het ‘tweede been’ waarop dit nummer rust is de rubriek Herdenken.
De reis van het comité in 2010 naar de kampen in Polen bepaalt met
twee grote bijdragen een belangrijk aspect ervan. Andere kanten
komen aan bod in twee boeiende interviews en in de presentatie
van een opvallend monument. Een beschouwing over de ontwikke-
ling van de omgang met oorlogstrauma’s kan, zij het misschien meer
op afstand, zeker ook tot ‘herdenken’ gerekend worden.
Naast deze grote ‘afdelingen’ zijn er ook in dit nummer weer als vast
terugkerende onderdelen de column en de recensies van een aantal
belangrijke boeken die onlangs verschenen zijn.
Het is een Herdenkingsnummer met daarin, natuurlijk, ook weer
een verhaal van Ida Vos. Het is zoals gewoonlijk aangrijpend en ont-
roerend. Èn met een inhoud die verbindingslijnen heeft met het
thema, waarvoor wij deze keer gekozen hadden. Daarmee lijkt de
cirkel gesloten. – H.S.
Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen
de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -
gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.
2 Inhoud Auschwitz Bulletin 55ste jaargang, nr. 1, januari 2011. Verschijnt 4x per jaar
3
4
6
8
10
11
12
14
16
17
18
20
23
25
28
30
32
39
34
36
40
31
42
43
43
Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011
Opinie
Geen heimwee, een andere richting / Leonard Ornstein
Een soms onrustbarende vergelijking / Anet Bleich
Bestrijden van haat op Internet - helpt dat ? / Ronald Eissens
Bloeme Evers-Emden is zeker niet bang, wèl heel boos /
Margreet Fogteloo
Angst door een verdeelde samenleving / Emilie Kuijt
Homo’s, Marokkanen … doe d’r (zelf) iets aan!
/ Naomi Koster
De betekenis van de strijd over het bouwen van moskeeën /
Peer Sluiters
Samen staan we sterker; Sinti en Roma in Nederland /
Beki Galjus
Column
Vrouwenvolk / Simon Soesan
Herdenken
Omgaan met het oorlogstrauma in Nederland /
Jolande Withuis
Interview met Ronald Leopold, directeur AFS / Max Arian
‘Zij wachten op hun beurt’ / Elly Touwen-Bouwsma
De Reis Polen 11/2010 / Jeroen Schilt
‘Sleutels tegen het vergeten’ / Theo van Praag
In gesprek met Lous Steenhuis – Hoepelman / Emilie Kuijt
Cultureel
Post uit de vergetelheid / Carry van Lakerveld
Fietsen / een verhaal van Ida Vos
Cultureel / Boekbespreking
De memoires van Max Cahen / Bertje Leuw
Advocaten in de oorlog / Willem van Bennekom
Recent verschenen / Marjon de Klijn
Berichten
Reis-2011 naar concentratiekampen in Polen
13e Hartog Beem Prijs
Vluchten en vluchtpogingen uit deportatietreinen, een oproep
Herdenking Februaristaking / Joods Verzet
De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden
mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -
heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’
en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom
van harte aanbevolen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 2
Jaargang 55 nr.1, januari 2011
HerdenkingsnummerThema: Vreemdelingenhaat
Reis 2010 naar de kampen in Polen
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 2-1-11 11:43 Pagina 1
WIE WAS ANNE FRANK?Haar leven, het Achterhuis en haar dood
AS A
NN
EFRA
NK?
Postbus 575 | 1250 AN Laren | Tel.: +31 (0)35 52 32 998 | [email protected] | www.verbum.nl
Also published in English
Haar leven, het Achterhuis en haar dood
Koop dit boek
r leveaaH
en, het Achte
erhuis en ha
aar dood
21|575subtsoP
Also published in
3+:.leTTe|neraLNA052
n English
i|899232553)0(13 ww|ln.mubrev@ofn ln.mubrev.ww
A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 44