Auschwitz Bulletin, 2011, nr. 01

44
Jaargang 55 nr.1, januari 2011 Herdenkingsnummer Thema: Vreemdelingenhaat Reis 2010 naar de kampen in Polen

description

 

Transcript of Auschwitz Bulletin, 2011, nr. 01

Jaargang 55 nr.1, januari 2011

HerdenkingsnummerThema: Vreemdelingenhaat

Reis 2010 naar de kampen in Polen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 2-1-11 11:43 Pagina 1

WIE WAS ANNE FRANK?Haar leven, het Achterhuis en haar dood

AS A

NN

EFRA

NK?

Postbus 575 | 1250 AN Laren | Tel.: +31 (0)35 52 32 998 | [email protected] | www.verbum.nl

Also published in English

Haar leven, het Achterhuis en haar dood

Koop dit boek

r leveaaH

en, het Achte

erhuis en ha

aar dood

21|575subtsoP

Also published in

3+:.leTTe|neraLNA052

n English

i|899232553)0(13 ww|ln.mubrev@ofn ln.mubrev.ww

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 44

43

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vluchten envluchtpogingen uitdeportatietreinen

Vorig jaar is mijn moeder via via in contact gekomen met een

Berlijnse promovenda.

Zij schrijft een proefschrift over vluchten en vluchtpogingen uit

deportatietreinen in WO II uit Nederland, België en Frankrijk.

Voor haar onderzoek doet ze veel research in deze landen, maar

in Nederland heeft zij tot dusver nog niet zoveel informatie

kunnen achterhalen bij de instanties, die haar bij haar zoektocht

kunnen helpen.

Mijn vader, Gerard Stoppelman, is destijds met een groep mensen

uit een deportatietrein van Westerbork naar Auschwitz gespron-

gen en zij hebben het overleefd.

Hij is helaas in 2003 overleden, maar mijn moeder en ik konden

de Berlijnse wel alle informatie geven die wij daarover hebben. 

Ik heb beloofd haar te helpen bij het achterhalen van meer

informatie uit Nederland.

Er schijnt niet zoveel bekend te zijn over vluchten uit treinen,

terwijl je mag aannemen dat er vast meer mensen die gok

gewaagd hebben.

Vorig jaar is deze oproep al geplaatst in de Benjamin en de

Waffel, waarop veel reacties zijn gekomen, tot zelfs uit Israel! 

Weet u van andere vluchtpogingen uit deportatietreinen of kent

u iemand, die er meer over weet, laat u het mij weten.

Met vriendelijke groeten,

Elly Peijs-Stoppelman

[email protected]

Heeft u onze Namenwand-actie

al ondersteund?

Duizenden gingen u reeds voor.

www.namenwand.nl

Foto © Joost Guntenaar

Heeft u onze Namenwand-actie

al ondersteund?

Duizenden gingen u reeds voor.

www.namenwand.nl

HerdenkingFebruaristaking /Joods Verzetvrijdag 25 februari 2011in Amsterdam

De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dok -

werker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt

deze keer plaats op vrijdag 25 februari 2011 en begint om 16.45

uur.

Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam zal een

korte toespraak houden. Daarna worden enkele gedichten voor-

gedragen. Het defilé langs de Dokwerker start om 17.00 uur

wanneer de klokken van de Zuiderkerk en de Mozes en Aäron -

kerk luiden.

Voorafgaand aan deze herdenking vindt er om 14.00 uur een

herdenking plaats van het Joods Verzet bij het monument hoek

Zwanenburgwal/Amstel.

Rosette Kats zal daar een korte toespraak houden. Deze plech-

tigheid eindigt rond 15:15 uur.

In de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein is gelegenheid

om tussen de twee herdenkingen een kopje koffie te drinken.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 43

VreemdelingenhaatNeemt vreemdelingenhaat toe in Nederland? Je zou het wel den-

ken wanneer je de haatdragende uitspraken leest die tegenwoordig

steeds vaker gedaan worden, of hoort van de ergerniswekkende

incidenten die zich steeds regelmatiger, zo lijkt het, voordoen.

Reden voor de redactie om deze vraag tot thema van het

Herdenkingsnummer 2011 van het Auschwitz Bulletin te maken. En

om die vraag vervolgens aan een reeks van auteurs en direct betrok-

kenen met verschillende achtergrond voor te leggen. Er is op ons

verzoek om hun zienswijze in een artikel of door middel van een

interview weer te geven met grote bereidwilligheid gereageerd. Wij

zijn hen daar zeer erkentelijk voor. De rubriek Opinie is er mee

gevuld.

Het ‘tweede been’ waarop dit nummer rust is de rubriek Herdenken.

De reis van het comité in 2010 naar de kampen in Polen bepaalt met

twee grote bijdragen een belangrijk aspect ervan. Andere kanten

komen aan bod in twee boeiende interviews en in de presentatie

van een opvallend monument. Een beschouwing over de ontwikke-

ling van de omgang met oorlogstrauma’s kan, zij het misschien meer

op afstand, zeker ook tot ‘herdenken’ gerekend worden.

Naast deze grote ‘afdelingen’ zijn er ook in dit nummer weer als vast

terugkerende onderdelen de column en de recensies van een aantal

belangrijke boeken die onlangs verschenen zijn.

Het is een Herdenkingsnummer met daarin, natuurlijk, ook weer

een verhaal van Ida Vos. Het is zoals gewoonlijk aangrijpend en ont-

roerend. Èn met een inhoud die verbindingslijnen heeft met het

thema, waarvoor wij deze keer gekozen hadden. Daarmee lijkt de

cirkel gesloten. – H.S.

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen

de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -

gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

2 Inhoud Auschwitz Bulletin 55ste jaargang, nr. 1, januari 2011. Verschijnt 4x per jaar

3

4

6

8

10

11

12

14

16

17

18

20

23

25

28

30

32

39

34

36

40

31

42

43

43

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011

Opinie

Geen heimwee, een andere richting / Leonard Ornstein

Een soms onrustbarende vergelijking / Anet Bleich

Bestrijden van haat op Internet - helpt dat ? / Ronald Eissens

Bloeme Evers-Emden is zeker niet bang, wèl heel boos /

Margreet Fogteloo

Angst door een verdeelde samenleving / Emilie Kuijt

Homo’s, Marokkanen … doe d’r (zelf) iets aan!

/ Naomi Koster

De betekenis van de strijd over het bouwen van moskeeën /

Peer Sluiters

Samen staan we sterker; Sinti en Roma in Nederland /

Beki Galjus

Column

Vrouwenvolk / Simon Soesan

Herdenken

Omgaan met het oorlogstrauma in Nederland /

Jolande Withuis

Interview met Ronald Leopold, directeur AFS / Max Arian

‘Zij wachten op hun beurt’ / Elly Touwen-Bouwsma

De Reis Polen 11/2010 / Jeroen Schilt

‘Sleutels tegen het vergeten’ / Theo van Praag

In gesprek met Lous Steenhuis – Hoepelman / Emilie Kuijt

Cultureel

Post uit de vergetelheid / Carry van Lakerveld

Fietsen / een verhaal van Ida Vos

Cultureel / Boekbespreking

De memoires van Max Cahen / Bertje Leuw

Advocaten in de oorlog / Willem van Bennekom

Recent verschenen / Marjon de Klijn

Berichten

Reis-2011 naar concentratiekampen in Polen

13e Hartog Beem Prijs

Vluchten en vluchtpogingen uit deportatietreinen, een oproep

Herdenking Februaristaking / Joods Verzet

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden

mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -

heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’

en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom

van harte aanbevolen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 2

3

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Op zondag 30 januari organiseert het Nederlands Auschwitz

Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz-

herdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van

Jan Wolkers) in het Wertheim park in Amsterdam. Aansluitend

vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam,

Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam.

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekman -

zaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan

de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee ge -

schon ken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het

Wertheimpark.

De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van

burge meester Eberhard van der Laan van Amsterdam, gevolgd

door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en

muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en

organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen.

Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 29 januari,

tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van

het Stadhuis, ingang Waterlooplein.

U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar ver-

voer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of

tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegen-

over de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de

mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeen-

komst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt

u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte

Amstelstation).

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeer-

garage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op

de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de par-

keergarage onder het wooncomplex Valkenburger straat-ingang

Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in

het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen par-

keren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar

alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400

is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit alle-

maal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.

LunchbijeenkomstHotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunch-

bijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst

dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.

In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de

opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het

Auschwitz Comité.

Het programma samengevat:

10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekman -

zaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofd ingang

aan de Amstelzijde

11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark

11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument

12.15 uur: vertrek van bussen naar Hotel Casa 400

Amsterdam

12.30 uur: lunchzaal van Hotel Casa 400 open

13.00 uur: begin lunchbijeenkomst

15.30 uur: einde lunchbijeenkomst

Tot ziens op 30 januari!

Nederlands Auschwitz Comité

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011

Zondag 30 januari 2011

© Foto Dirk P.H. Spits

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 3

42

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

BeeldenIn de vorige eeuw was fotograaf Boris Kowadlo (1911-1959) een

begrip in de Joodse gemeenschap van Nederland. Jarenlang

legde hij met zijn camera beelden vast van de kleine overgeble-

ven groep Joden na 1945. Na zijn dood raakten zijn foto’s in ver-

getelheid. De naam Kowadlo is echter niet verloren gegaan in het

Joods Historisch Museum. Het museum kwam in contact met de

dochter van de fotograaf, Ruda Kowadlo, en zij wilde graag mee-

werken aan een onderzoek naar haar vader. Bij de in haar bezit

gebleven documenten, was ook een schrift dat de in het Jiddisch

geschreven memoires van haar vader bevatte. Het JHM presen-

teert nu tot 6 maart 2011 een tentoonstelling van en over Boris

Kowadlo. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling is het boek

verschenen dat wij hier signaleren.

Bernadette van Woerkom (red.), Boris Kowadlo; Fotograaf tussen

herinnering en toekomst.

Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam

2010, (168 blz.), ISBN 9789040 077470, € 19,95

Boris Kowadlo aan het werk in Israël, 1950-1952. (foto Zwi Sadan [RK])

13e Hartog Beem Prijs

Deze prijs, sedert 1983, wordt uitgereikt voor een recente

Nederlandse masterscriptie over Joodse geschiedenis en

cultuur door een auteur onder de 35 jaar, voltooid na 1 mei

2007. De hoogte van de prijs bedraagt €1.250.

De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden

in Nederland, die de prijs uitlooft, doet dat dit jaar voor het eerst

in samenwerking met het Menasseh ben Israel Instituut. De

inzendtermijn sluit op 1 maart 2011.

Inzendingen dienen te worden gericht aan het Menasseh ben

Israel Instituut, Postbus 16737, 1001 RE Amsterdam, ter attentie

van David Wertheim.

Inzendingen dienen in viervoud gevat te zijn in een envelop zon-

der vermelding van afzender. Informatie over naam, adres en

geboortedatum van de inzender dient te worden aangeleverd in

een bijgesloten blanco envelop, waarop alleen de titel van de

scriptie is vermeld.

Inzendingen zullen namens de Commissie voor de Geschiedenis

en de Cultuur van de Joden in Nederland door een jury, bestaan-

de uit prof.dr. J. Frishman (voorzitter), prof.dr. K. Hofmeester en

prof.dr. W.Jac. van Bekkum worden beoordeeld.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het MbII

tel. 020-5310325, fax 020-5310311, email: [email protected]

Het Menasseh ben Israel Instituut is een academisch samenwer-

kingsverband van de Universiteit van Amsterdam en het Joods

Historisch Museum.

Ber ichten

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 42

41

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

BelevenissenDe gebeurtenissen uit de periode 1940-1945 hebben blijkbaar

nog zoveel zeggingskracht dat ze regelmatig in publieke discus-

sies worden gebruikt om iets te zeggen over de maatschappij van

nu. De ‘echte’ geschiedenis – de gewapende strijd, het verzet, de

slachtoffers – heeft minder te maken met de Nederlandse herin-

nering aan de oorlog en de bezetting. In dit boek is niet zozeer

een geschiedenis van de oorlog zichtbaar gemaakt, maar van het

veranderende beeld van die oorlog gedurende de laatste vijfen-

twintig jaar. De belangrijkste nationale en internationale sociale

en politieke ontwikkelingen, die de Nederlandse herinnering aan

WO-II sinds 1989 hebben beïnvloed, komen aan bod. Dit boek

laat in 48 bijdragen zien hoezeer het verleden van de Duitse en

Japanse bezetting nog steeds een open zenuw is. In 11 ervan

speelt de Japanse bezetting van Nederlandsch-Indië een rol. Zo

worden bijvoorbeeld de verschillen tussen de herinneringen van

ouders en hun kinderen belicht. De volwassenen praten over de

ellende van het kampleven, terwijl de kinderen vinden dat hun

ouders er of echt niet waren, doordat zij bijvoorbeeld gevangen

zaten, of niet echt waren, omdat ze te veel aan hun hoofd had-

den.

In andere bijdragen wordt de betekenis van verschillende monu-

menten belicht zoals het Homomonument, het Kindermonument

en het Monument Joods Verzet 1940 – 1945. Ook wordt Settela

beschreven, het meisje met de witte hoofddoek dat naar buiten

kijkt uit de deuren van de treinwagon in Westerbork en nu ein-

delijk een naam heeft.

Madelon de Keizer en Marije Plomp (Redactie), Een open zenuw; Hoe

wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren.

Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, (558 blz.)

ISBN 9789035133686, € 34,95

Een uitgebreide recensie van dit boek zal verschijnen in een van de

volgende nummers van het Auschwitz Bulletin. Bovenstaande signalering

dient om de lezers er vast op te attenderen dat het ‘recent verschenen’ is.

Het veranderde Joodse leven tussen 1945 en 2010Dit boek begeleidt de tentoonstelling van dezelfde naam die in

het Joods Historisch Museum in Amsterdam gehouden wordt.

Daarin staan centraal de ervaringen van de Joden die hun leven

na de oorlog weer oppakten. Veel overlevenden dachten na de

oorlog dat de Joodse gemeenschap, die toen 28.000 mensen

telde, hier geen toekomst meer had. Een deel van hen vertrok,

onder meer naar Israël. In de jaren zeventig keerde het tij lang-

zaam en ontstond er weer een bloeiend Joods leven in

Nederland. Voor deze tentoonstelling hebben vele betrokkenen

materiaal aangedragen en hun persoonlijke ervaringen verteld.

Daarnaast is er in het boek in elf essays door toonaangevende

auteurs een dwarsdoorsnede gegeven van de belangrijkste

aspecten van de naoorlogse Nederlands-Joodse geschiedenis.

Hetty Berg (e.a.), Wie niet weg is, is gezien, Joods Nederland na 1945.

Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam

2010, (224 blz.), ISBN 9789040 077159, € 29,95

De tentoonstelling Wie niet weg is, is gezien is tot 8 mei 2011

te bezichtigen in het Joods Historisch Museum, Amsterdam.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 41

4 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

PenduleBoekt de mensheid vooruitgang? Worden we in de loop van de

geschiedenis humaner en beschaafder? Die vraag houdt me al

mijn hele leven bezig. Je hoopt van wel, maar weet beter. En toch

wil je je er niet bij neerleggen. De romanticus moet winnen van

de cynicus.

Zo vaak vinden in deze wereld gebeurtenissen plaats die we

nooit voor mogelijk hadden gehouden en toch gebeuren. Soms

ook in de positieve zin, evenzo vaak in de negatieve betekenis.

Het cliché kennen we allemaal: wie had vijfentwintig jaar geleden

durven denken dat in Zuid-Afrika zonder massaal bloedvergieten

de apartheid zou worden beëindigd? Helaas kan de pendule ook

de andere kant uitslaan: aan de andere kant van de aardbol ver-

loedert op een verschrikkelijke manier vandaag de dag een ooit

zo trotse natie: Mexico. Wie had vijfentwintig jaar geleden kun-

nen vermoeden dat aan de grens van de Verenigde Staten een

enorm land dreigt te veranderen in een falende staat waar totale

wetteloosheid heerst? Mexico is een land waar deze dagen nie-

mand met een geweten meer zeker is van zijn leven. Een land waar

wetteloosheid de norm is omdat de maffia en de drugsbendes

iedereen in hun greep houdt. En bij verzet, reageren zij genadeloos.

DemonstrantenIk zoek het dichterbij. Vijfentwintig jaar geleden stond ik voor het

toenmalige stadhuis in Amsterdam aan de OudeZijds Voor burg -

wal. Ik zie het nog voor me: een enorme groep demonstranten

met grote trommels. Ze demonstreerden tegen racisme en discri-

minatie in Nederland. Een vorm van onrecht dat in die dagen in

Nederland en zeker in Amsterdam nauwelijks bestond. Het was

een felle demonstratie met radicale krakers en politiek geënga-

geerde jongeren. Ik liep er langs en was toevallig toeschouwer.

Het waren de absolute hoogtijdagen van het politiek correcte

denken.

Racisme en discriminatie waren in Nederland begrippen uit het

verleden en hadden vooral betrekking op de rest van de wereld.

De meeste demonstranten kenden als klein kind niet eens een

donkere medeburger en waren opgegroeid met het gouden boek-

je Sambo, het zwarte jongetje. Sambo was hun eerste kennisma-

king met een gekleurde Nederlander. Die demonstratie die ik

voor het stadhuis zag was volkomen gratuite en vrijblijvend. In de

jaren ’90 heb ik zelf nog eens meegedaan aan een demonstratie

van Nederland Bekent Kleur op het Museumplein in Amsterdam.

Ministers, partijvoorzitters en Kamerleden van links tot rechts.

Iedereen was het met elkaar eens: alle racisten het land uit.

Tjonge, tjonge wat waren alle Nederlanders eensgezind. En als

in diezelfde tijd in Duitsland asielcentra achter elkaar in de fik

vliegen, dan wordt een kaartenactie gestart. Massaal stuurde

moralistisch Nederland een kaartje naar de oosterburen: Ich bin

wütend. Discriminatie en xenofobie zijn iets van andere volken.

Dat kwam hier niet meer voor.

Discriminatie en xenofobie zijn van alle tijden en van alle volken.

In ieder mens schuilt een bepaalde vorm van angst tegenover de

ander, in ieder mens huizen (onbewuste) vooroordelen. Dat bij je

eigen gemeenschap erkennen is een hele kunst. Het gaat er om

maat te houden en de toon van het debat waardig te voeren.

Artikel 1 van de GrondwetIn Nederland is dat heel abrupt gebeurd. Het is 2002 als Pim

Fortuyn in een vermaard interview met de Volkskrant grote

vraagtekens zet bij het discriminatieverbod. Artikel 1 van de

Grondwet, waarin dit verbod staat verwoord, zou een belemme-

ring zijn voor de vrijheid van meningsuiting.

Vanaf dat moment lijkt Nederland steeds meer in de ban van

‘Alles moet gezegd kunnen worden’. En veel wordt gezegd,

vooral in de politiek: van de kopvoddentax (alsof mensen die een

hoofddoek dragen een ‘kop’ in plaats van een ‘hoofd’ hebben)

tot quasi-stoere woorden over het uitzetten van Roma die voor

‘overlast’ zorgen. Politici uit Marokko of Turkije met een dubbel

paspoort belanden in het beklaagdenbankje. Andere maatstaven

gelden een paar jaar later voor een staatssecretaris met een

Zweeds paspoort. Zij wordt wel ingedeeld bij ‘ons’, Nebahat

Albayrak en Ahmed Aboutaleb zijn ‘de ander’.

Veel van onze politieke partijen publiceren dikke nota’s over

bevolkingsgroepen die niet snel genoeg integreren. De Neder -

Geen heimwee,een andererichting

Leonard Ornstein

Over racisme en discriminatie

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 4

5

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

landse identiteit is het nieuwe toverwoord. Dat is de norm. Het

is een misvatting te denken dat dit geluid alleen uit populistische

of rechtse hoek komt. De meeste linkse politici vinden het be -

langrijk om problemen te benoemen. Dat laatste woord ‘benoe-

men’ mag met recht als hét clichéwoord van het decennium

2000-2010 aangemerkt worden. Dat heet zogenaamd ‘de tijd-

geest’ te zijn. Ook al zo’n woord dat in het ‘woordenboek van

verboden clichés’ moet worden ondergebracht. Want als het is

benoemd, dan spreek je als politicus de taal van het volk en is het

probleem al half opgelost.

Toonhoogte van het debatIs er dan geen reden om af en toe eens hardop te zeggen wat er

fout is binnen een andere gemeenschap of bevolkingsgroep? Ja,

daar moet, daar mag geen taboe op rusten. Het gaat vooral om

de toonhoogte van het debat. Daaraan kun je beluisteren of het

om ‘corrigerende’ opmerkingen of haatdragendheid gaat. Dat

laatste krijgt nogal eens de overhand. Terwijl het eigenlijk niet zo

lastig zou hoeven zijn. Want zolang er maar wederzijds respect

uit de kritiek op een andere bevolkingsgroep spreekt, is er niet

zoveel aan de hand. Maar dat wederzijdse respect, dat wankelt

in deze tijd. Zelfs het woord respect is al besmet. Eerst was het

het favoriete woord van links om aan te geven dat ‘de allochto-

nen’ vooral gesteund moesten worden om hun eigen cultuur te

handhaven. Daarna werd het woord gekaapt door rechts en eiste

iedereen respect op. De ouderwetse vertaling van respect, tole-

rantie, daar schort het regelmatig aan en dat geeft het beeld van

een grimmige maatschappij.

Hans Janmaat werd in de jaren ’80 en ‘90 het leven zuur ge -

maakt door een standvastige rechterlijke macht. Voor zijn deur,

op het plein en in de straten stonden de tegenstanders. Janmaat

werd regelmatig voor de rechtbank gedaagd. Die demonstran-

ten van twintig jaar geleden zien we niet meer. Waar zijn die

demonstranten toch gebleven? Ze zijn in de war. Ze zijn meer dan

ooit een karikatuur van de karikatuur die ze twintig jaar geleden

misschien al waren geworden.

De rechterlijke macht is de voorzichtigheid zelve. Politici anno

2011 opereren vanuit hun opportunistische aard. Dat vrome

Joden in Amsterdam niet veilig over straat kunnen gaan, is sinds

jaar en dag een taboe. Dat moslims zich tegenwoordig steeds

meer moeten verdedigen en verantwoorden wordt inmiddels als

normaal ervaren.

Een nieuw evenwichtIk heb geen heimwee naar vroeger tijden. Want het falen van

toen, heeft geleid tot de problemen van vandaag. Hedendaagse

soldaten tegen xenofobie en discriminatie zijn net als echte sol-

daten na een oorlog. Ze willen keer op keer de vorige oorlog

opnieuw voeren.

Nederland is naarstig op zoek naar een nieuw evenwicht tussen

wat gezegd en uitgesproken kan worden én elementair respect

voor bevolkingsgroepen van andere oorsprong. Het is nog een

lange zoektocht door een duister bos via glibberige paadjes en

soms een hellend vlak.

Gezocht: een moreel kompas voor het nieuwe decennium. Wind -

richting: de nuance. Die is nooit zo populair. Ik heb genoeg van

al die zogenaamd standvastige, principiële mensen uit de jaren

’70 en ’80. Gezocht: gematigde burgers en trefzekere politici die

niet meewaaien met alle winden, maar pas spreken als dat nodig

is.

Leonard Ornstein is journalist en werkt aan een proefschrift over het

leven en werk van Pim Fortuyn.

Racisme en discriminatiebegrippen uit het verleden?

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 5

40 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Recent verschenenMarjon de Klijn

HerinneringNa vijftig jaar vriendschap tussen een hartchirurg en een psychi-

ater trekt de hartchirurg de aandacht van de laatste. ‘Ik moet met

je praten’, zegt Bob (de hartchirurg), ‘Er is iets heftigs aan de

gang … mijn verleden speelt op... mijn twee levens, overdag en

‘s nachts, vallen samen. Ik moet met je praten.’

Ik begreep waar hij op doelde. Al sinds zijn jeugd, die hij in

Hongarije gedurende de Holocaust had doorgebracht, leidt Bob

een dubbelleven: een leven overdag als innemende, toegewijde

en onvermoeibare hartchirurg, en een leven ’s nachts, wanneer

hij in zijn dromen wordt geplaagd door afschuwelijke herinne-

ringen. (blz. 5)

In Caracas, waar hij lezingen gaf over een nieuw systeem om

emfyseem te behandelen, heeft Bob zijn driedaags verblijf afge-

rond. Al die tijd waren zijn collega-gastheren, vanwege het grote

risico op beroving en ontvoering, niet van zijn zijde geweken.

Bob geeft aan dat men hem de volgende dag niet naar het vlieg-

veld hoeft te begeleiden. Volgens hem leek het veilig. Dan vindt

bij de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij een voorval

plaats, waardoor Bobs verleden op gaat spelen. Er worden herin-

neringen beschreven van Hongaarse nazi’s (wier gedrag moge-

lijk smeriger was dan dat van Duitse nazi’s). In sobere bewoor-

dingen, verwoordt Bob, hoe nazi’s weerloze ouderen opjagen

door de straten van Boedapest. Bob is machteloos en deze mach-

teloosheid speelt hem parten, hij voelt zich schuldig. In zijn dro-

men denkt hij dat hij de ouderen had kunnen redden, maar een

doodsbange, vijftienjarige jongen kon amper zichzelf redden.

Irvin D. Yalom en Robert L. Berger, Ik waarschuw de politie.

Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (40 blz.)

ISBN 9789460032165, € 5,00.

Onbaatzuchtigheid en opofferingsgezindheidHet geboortehuis van Jacob Presser stond op het Waterlooplein.

Tijdens het verblijf van het gezin in Antwerpen werd de naam

Jacob in Jacques veranderd. Jacques was nogal muzikaal en had

ook talent voor pianospelen. Hij musiceerde regelmatig alleen of

met anderen. Ook was Jacques leergierig en op de lagere school

was hij de beste van zijn klas. Na de lagere school, kwam hij eerst

op de vijfjarige HBS terecht en later op de Openbare Handels -

school. Na een korte tijd te hebben gewerkt, ging Presser stude-

ren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1926 promoveerde hij

en niet lang daarna werd hij docent Nederlands en later docent

geschiedenis op het Vossius-gymnasium. In 1936 trouwt Jacques

met Dé Appel. Dé kon ook goed pianospelen en de twee speel-

den regelmatig quatre-mains. Presser verrichtte veel weten-

schappelijk werk en samen met onder andere Jan Romein was hij

lid van een discussieclub Unitas Multiplex. In het begin van de

oorlog hebben Presser en zijn vrouw een poging gedaan om te

vluchten naar Engeland. Dit mislukte. Ook de halfslachtige zelf-

moordpoging mislukte en hierna gaf Presser weer gewoon les op

het Vossius. Op 28 mei 1940 werd Jacques ontslagen. Hij schrijft

een boek over de Tachtigjarige Oorlog en in 1941 gaat hij lesge-

ven aan het Joods Lyceum. In deze periode zijn de Pressers twee

keer opgepakt en naar de Euterpestraat gebracht. Maar op won-

derlijke wijze konden zij beide keren vrijkomen.

Op 18 maart 1943 gaat Dé naar de verjaardag van haar stief-

moeder en op het station Ede-Wageningen, wordt ze gepakt met

een vals persoonsbewijs. Ook omdat ze geen ster draagt, wordt

ze als strafgeval naar Westerbork gestuurd. Met het eerstvolgen-

de transport ging ze naar Sobibor en daar werd ze direct na aan-

komst vergast. Presser werd nu onder druk gezet om onder te

duiken. Vlak voor de eerste grote razzia in 1943, duikt Jacques

onder in Overwoud, waar hij de naam Kobus kreeg. Aangezien

er in Overwoud iets te vaak huiszoekingen werden gedaan, gaat

Presser in Wageningen onderduiken. Behalve hier heeft Jacques

ook nog in Ede en Barneveld ondergedoken gezeten. In deze tijd

schrijft hij zijn boek Homo Submersus. In dit boek houdt een

onderduiker een dagboek bij voor een vriend, die een sociolo-

gisch promotieonderzoek doet naar het verschijnsel onderdui-

ken. Hij begint met deze roman op 15 november 1943 en begin

april 1944 was de kladversie van het boek af. Het is een gefictio-

naliseerd verslag van Pressers eigen onderduik en een liefdesver-

klaring aan zijn vrouw Dé Presser-Appel. Het boek vormt een

drieluik met De nacht der Girondijnen en Ondergang.

Jacques Presser, Homo submersus; ingeleid en geannoteerd door

Nico Markus

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2010, (528 blz.)

ISBN 9 789085 067153, € 29,90

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 40

39

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Traditiegetrouw bevat het Herdenkingsnummer een verhaal

van Ida Vos, die in 2006 overleed. Het is afkomstig uit haar

eerste jeugdboek met verhalen: Wie niet weg is wordt gezien.

Dat verscheen in 1981 voor het eerst bij Uitgeverij Leopold in

Amsterdam; de zesde druk is uit 2001.

Het boek over een Joods meisje in de Tweede Wereldoorlog

bevat haar eigen jeugdherinneringen. Zelf zegt ze daarover: ‘Ik

wilde tonen hoe erg het is om onderdrukt, om niet vrij te zijn.

Kinderen geloven het niet altijd, maar alle verhalen in mijn boek

zijn echt gebeurd. … Ik behandel allemaal kleine, maar voor een

kind ontzettend belangrijke dingen. Hoe het bijvoorbeeld was

om een nieuwe fiets te krijgen, en hem dan af te moeten geven

aan de Duitsers.’ Dit verhaal volgt hierna.

FietsenIda Vos

Wat was ze blij toen ze op haar verjaardag een nieuwe fiets

kreeg. Een echte fiets met witte banden en met veel glim-

mend chroom. In het begin stapte ze iedere keer af om te kijken

of er modder op de lak was gekomen. Als ze maar één spatje zag,

pakte ze haar zakdoek en deed er een beetje spuug aan. Dan

begon ze te poetsen.

Ze is nog een beetje blij met de fiets, maar niet zo erg meer. Ze

moet hem inleveren. Volgende week moeten alle rijwielen naar

het politiebureau worden gebracht. Geen enkele jood mag dan

nog een fiets hebben. Ze vindt het verschrikkelijk en dikwijls

moet ze denken aan het moffenkind dat op haar fiets zal gaan

rijden. Ze wordt dan altijd heel verdrietig en dan doet ze haar

best om aan iets anders te denken.

‘Morgen is het zover,’ zegt vader. ‘Haal de mand maar van je

fiets. Die hoeven ze niet te hebben.’ ‘Hoef ik niet mee, David?’

vraagt moeder. ‘Nee hoor. Ik kan wel met twee fietsen tegelijk

rijden en misschien wil Rachel haar eigen fiets weg brengen.’ ‘Ja

hoor, pappa, we gaan lekker samen,’ zegt ze.

Nu staan ze voor de deur van hun huis. Vader heeft aan iedere

hand een fiets. ‘Kom, we gaan,’ zegt hij. Hij stapt op zijn fiets.

Hij rijdt met één hand, met de andere stuurt hij moeders fiets.

‘Kom maar!’ roept hij. Ze stapt op. Ze kunnen niet naast elkaar

rijden. Dat is veel te gevaarlijk. Drie fietsen naast elkaar is teveel.

Als ze bij het politiebureau zijn aangekomen, zien ze daar veel

andere mensen met fietsen. Ze maken een rij. Steeds komt een

politieagent in de deuropening staan. Hij heeft een rood gezicht

en heel erg blauwe ogen. ‘De volgende!’ roept hij. ‘Pappa, dat is

geen mof,’ zegt ze. ‘Nee schat, dat is een Nederlander. Hij helpt

de Duitsers.’

Na een kwartier zijn zij aan de beurt. ‘Deze kant op,’ wijst de

Nederlander. ‘Moet ik zelf die fietsen naar boven dragen?’ vraagt

vader. ‘Ja joodje, twee trappen op,’ antwoordt de politieman.

‘Ellendeling,’ fluistert vader. ‘Zei u wat?’ ‘Nee.’ ‘Rachel, hou jij je

karretje nog maar even bij je. Ik breng eerst de grote fietsen en

dan die van jou.’

Eerst neemt vader de fiets van moeder. Als hij na een paar minu-

ten beneden komt, haalt hij heel snel adem. ‘Wil je niet liever bui-

ten wachten?’ vraagt hij. ‘Nee pappa, ik blijf hier.’ Als vader ook

zijn eigen fiets boven heeft gebracht, is haar fiets aan de beurt.

‘Geef maar,’ zegt vader. ‘Er is niets aan te doen. Het kan niet

anders.’ Ze aait over het bruine zadel. ‘Dag fiets!’ roept ze. ‘Tot

ziens, fiets!’ Vader is op de tweede trap nu. Dat kan ze horen. Ze

ziet hem niet meer. Eigenlijk ziet ze niets, want er lopen allemaal

tranen uit haar ogen. Uit haar neus komen ook tranen. Gemeen

is het, gemeen! Lelijke fietsenpikkers zijn het.

Boven is plotseling een vreselijk lawaai. Het lijkt wel of het

onweert. ‘Kan ik het helpen,’ hoort ze vader roepen. ‘Ik struikel-

de.’ Ze rent de trap op. Boven op een gang ligt haar fiets. De wie-

len draaien in de lucht. Ze zijn niet rond meer. ‘Hoepel maar

gauw op,’ zegt een politieman. ‘En neem je dochter mee!’

Ze rennen de trap af. ‘Dat was me wat,’ zegt vader als ze buiten

staan. ‘Struikelde je?’ ‘Welnee meid. Ik werd opeens zo ontzet-

tend boos om die fiets van jou, dat ik niet anders kon dan hem

naar beneden gooien.’ Je bent een held,’ roept ze. ‘0, o, o,’ vader

lacht een beetje. ‘Je fiets viel bijna op een politieagent. Jammer

dat hij hem niet op zijn dikke kop heeft gekregen.’

Cultureel

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 39

6 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Een kern van waarheidOorlogen worden uitgevochten door mannen. Veruit de meeste

terroristische aanslagen in de wereld worden gepleegd door

man nen. Mannen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit.

Overlast op straat en seksuele intimidatie: het zijn meestal hang-

jongens die zich hieraan schuldig maken. Ook in het onderwijs

doen jongens het minder goed dan meisjes. Het wordt daarom

de hoogste tijd om het gevaar dat van mannen uitgaat onder

ogen te zien en na te denken over maatregelen om het probleem

beheersbaar te maken. Om te beginnen moet er een immigratie-

stop komen voor mannen: geen man meer het land in. En ook

dienen alle subsidies voor activiteiten die speciaal op mannen zijn

gericht, zoals voetbal, onmiddellijk te worden stopgezet.

Klinkt de bovenstaande tekst alsof hij is geschreven door een

krankzinnige? Dat lijkt me wel. Maar vervang bij wijze van

gedachten-experiment de woorden mannen en jongens door

‘moslims’ of ‘Marokkanen’, en u zult, waarschijnlijk tot uw ver-

bazing, moeten concluderen dat er een voor Nederland anno

2011 betrekkelijk normale, in elk geval niet absurde of totaal

ongebruikelijke tekst staat. En dat is pas echt gek.

Immers de beschuldigingen die ik hier achter elkaar en zonder

enige poging tot nuancering over de hoofden van mannen (of

moslims) heb uitgestrooid, bevatten ieder voor zich wel een kern

van waarheid. Toch zal niemand die bij zijn volle verstand is zich

vervolgens scharen achter de tegen de mannen gerichte maat -

regelen. Wij weten tenslotte allemaal dat de ene man niet de

andere is en dat het nergens op zou slaan om misstanden die

door een beperkt aantal mannen worden veroorzaakt toe te

schrijven aan ‘de man’ in het algemeen of aan een of ander

‘mannelijk wezen’. Maar dat is precies wat de partij van Geert

Wilders wel doet met ‘de moslims’, respectievelijk ‘de islam’.

Omdat volgens deze rechtse populisten de islam een verderfelijke

politieke ideologie is, moeten moslims uit het land geweerd wor-

den, mag er geen moskee meer bij, moeten islamitische scholen

dicht etcetera.

Van generalisatie naar discriminatie Ik vind het wonderlijk en nogal angstwekkend dat een partij die

op zo’n grove wijze een bevolkingsgroep in het verdomhoekje

zet met 24 zetels in de Tweede Kamer is gekozen. Maar wat mij

pas echt bang maakt is dat deze generaliserende en in z’n conse-

quenties discriminerende manier van denken blijkbaar nog in veel

bredere kring begint aan te slaan. Zelfs, tot mijn verbijstering, in

Joodse kring.

Hoe valt het anders te verklaren dat Joodse auteurs als Manfred

Gerstenfeld en Rosa van der Wieken op de opiniepagina’s van de

dagbladen klagen dat ‘de massa-immigratie’ (Welke? Die is er al

jaren niet meer) en ‘het multiculturalisme’ een levensgrote be -

dreiging vormen voor de Joden in Nederland? Wat brengt hen

ertoe om twee van wijsheid getuigende axioma’s, die in Joodse

kring decennialang onaangevochten zijn gehuldigd, aan de kant

te schuiven? Ten eerste het uitgangspunt dat de Joodse minder-

heid hier belang heeft bij een samenleving die tolerant is tegen-

over etnische en religieuze minderheden. En ten tweede dat het

voor het samenleven contraproductief is om het Israëlisch/

Palestijnse conflict hierheen te ‘importeren’. Joden en moslims

zullen geneigd zijn solidair te zijn met een andere partij in dat

conflict, maar hier moeten zij het samen rooien en daarvoor zijn

goede interreligieuze en interculturele contacten van groot

belang.

Zulke contacten zijn ook belangrijk om gezamenlijk stelling te

kunnen nemen tegen uitingen van antisemitisme en bijvoorbeeld

na te denken over lesprogramma’s waarmee vooroordelen op

jonge leeftijd kunnen worden bestreden. In plaats hiervan luidt

Gerstenfeld in zijn boek Het Verval de alarmklok. Ondersteund

door een reeks geïnterviewden en door Frits Bolkestein schetst

hij een beeld van een vervaarlijk antisemitisme in Nederland in

het algemeen en onder moslims in het bijzonder. Een antisemi-

tisme dat bovendien steeds erger wordt. Het stuit me tegen de

borst om dat beeld te moeten relativeren, want wat mij betreft is

ieder antisemitisch incident er een te veel en moeten Joden met

keppel of in welke kleding dan ook overal zonder problemen of

angst kunnen lopen. Het is zorgwekkend dat rabbijn Jacobs ge -

regeld om zijn orthodoxe voorkomen wordt uitgescholden en

niet acceptabel als mannen met keppel in Amsterdam-West soms

worden nageroepen.

Een somsonrustbarendevergelijking

Anet Bleich

Over mannen, moslims en Joden

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 6

7

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Antisemitisme bestrijdenDe Joodse gemeenschap in Nederland is vergeleken met die van

de moslims veel kleiner en dus kwetsbaarder en daarom is het

goed als antisemitische incidenten publiekelijk aan de kaak worden

gesteld. Natuurlijk komt er (ook) onder moslims antisemitisme

voor; er is een wereldwijde radicale stroming die tegen Israel en

tegen Joden ageert en daarbij teruggrijpt op een paar beroerde

uitspraken uit de Koran waarop bijvoorbeeld ook de Palestijnse

terreurgroep Hamas zich beroept. De agitatie van die radicale

minderheid moet worden bestreden. De vraag is hoe dat het

beste kan. Door je aan te sluiten bij een stroming die zich afzet

tegen ‘de islam’? Of door de radicalen te isoleren en de ‘huisje-

boompje-beestje-moslims’, in de woorden van oud-burgemeester

Job Cohen in zijn ten onrechte zo fel aangevallen interview in het

kerstnummer van Vrij Nederland, het gevoel te geven dat zij hier

net zo thuis zijn als wie dan ook.

Het meest interessant in Het Verval van Manfred Gerstenfeld

vind ik zijn interview met Bloeme Evers, overlevende van

Auschwitz en gerespecteerd lid van de Amsterdamse Joodse

gemeenschap (zie het interview met haar op p.10 in dit nummer).

Ze leidt een orthodoxe sjoel in Amsterdam-West. Ze is pessimis-

tisch over de toekomst van de Joden in Nederland en vóór emi-

gratie naar Israel (dat is ze overigens al lang). Ze is ook terecht

boos over het in Nederland doorsijpelen van antisemitische agi-

tatie vanuit de Arabische wereld. Of het juridisch mogelijk is om

satellietzenders die zich aan antisemitische propaganda schuldig

maken hier uit de lucht te halen, weet ik niet. Het zou zeker de

moeite waard zijn dat te onderzoeken; dan moet uiteraard wel

eerst worden vastgesteld dat er inderdaad sprake is van antise-

mitische – en niet alleen van anti-Israelische – propaganda.

Veel opgewekter klinkt Bloeme Evers (in het boek van Gersten -

feld) gelukkig, als het over de omgeving van haar eigen sjoel

gaat. Daar werden bezoekers in het verleden een paar keer lastig

gevallen. Bloeme Evers: ‘Na wat incidenten heeft een van onze

leden, Erwin Brugmans, (…) wat gesprekken gevoerd met diver-

se moslimorganisaties. Hij heeft ook met de deelraad Amsterdam

Oud-West gesproken, die een bemiddelende rol gespeeld heeft.

Brugmans heeft allerlei initiatieven ontwikkeld van samenwer-

kingsprojecten. Het bekendste daarvan is het MaJo-voetbaltoer-

nooi waar Marokkaanse en Joodse elftallen voetballen. Bij een

van die wedstrijden kreeg ik zelfs twee rode rozen van een Marok -

kaanse man. Brugmans doet fantastisch werk (…). Misschien kan

wat hij op een klein gebied gedaan heeft, wel uitgebreid wor-

den.’

Jammer dat Gerstenfeld niet ook met Erwin Brugmans heeft

gesproken. Of met Hadassa Hirschfeld die werkt aan het kwe-

ken van onderling begrip op scholen, onder meer door het orga-

niseren van reizen naar Auschwitz voor leerlingen. Meer onder-

ling begrip en toenadering vormen volgens mij de belangrijkste

sleutel tot een onbedreigd en meer ontspannen samenleven. De

polarisatie die momenteel gaande is, waarbij moslims tegenover

autochtonen dreigen te komen staan en Joden tegenover moslims

kan de spanningen alleen maar verergeren en tot meer inciden-

ten leiden. Die polarisatie creëert angst en vergiftigt de politieke

atmosfeer.

Antisemitisme bestrijden, natuurlijk! Ook met politie en justitie

als dat nodig is. Maar meegaan in het zo modieuze ageren tegen

de islam hoort daar niet bij. Zoals Job Cohen het zegt in dat

omstreden interview: ‘Je kunt dé islam niet de schuld geven van

het extremisme.’ Net zo min als dé mannen. Het zou een open

deur horen te zijn, eigenlijk.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 7

38

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

de bossen bij Vierhouten een compleet onderduikerskamp sticht-

te, ook wel ‘Het Pas Op-kamp’ genoemd. Daar verbleven op den

duur maximaal honderd personen tegelijk, van wie ongeveer de

helft Joods. Dat het op 29 oktober 1944 toch mis ging, en dat

toen acht onderduikers werden gefusilleerd, waaronder – als

laatste – een zesjarig jongetje, lijkt in deze geperverteerde reali-

teit haast minder erg dan dat het kamp voor zoveel mensen tot

doorgangshuis naar de vrijheid heeft gediend. Zoiets doet ter-

reur dus met ons. Met grote gretigheid willen we als het ware

alsnog dat àlle advocaten over zoveel moed en inventiviteit had-

den beschikt als de advocaten Kotting, Van Proosdij en Nygh, die

er zo vaak in slaagden de sfinx Calmeyer tot arisering van hun

talloze cliënten te bewegen.

Smalle margesOok als men, murw van zoveel misère, dit boek terzijde heeft

gelegd, blijft de vraag knagen hoe dit allemaal heeft kunnen

gebeuren. Het is tenslotte een van de vragen die de NOVA, al is

het impliciet, tot de opdracht aan het NIOD inspireerde. Hoe kon

deze ramp zich voltrekken, in het volle zicht van eenieder. In een

land, waar de assimilatie zozeer een feit leek te zijn – zeker in de

advocatuur. Een deel van de verklaring lijkt de auteur zelf te wil-

len geven, als hij op p. 277 de houding tegenover teruggekeerde

Joodse advocaten beschrijft. ‘(..)[ Mr. De Hartog werd] hier (..)

neergezet als de personificatie van de Joodse advocaat die ont-

zettend lastig was, en die men dus liever kwijt dan rijk was. Dit

zou mede een verklaring kunnen zijn voor de passieve houding

die de meeste advocaten – de goeden niet te na gesproken –

hebben aangenomen toen hun Joodse confrères het leven

onmogelijk werd gemaakt’. Is het wellicht, hoe indirect ook,

dezelfde instelling geweest die maakte dat mr. Van der Does als

landsadvocaat tot 1965 heeft kunnen fungeren – en in 1958 zelfs

tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw werd benoemd?

Smalle marges, inderdaad. Holland op zijn smalst, zou men ook

kunnen zeggen. Hoe dan ook, binnen de grenzen van de wet

was in de oorlogsjaren in ieder geval al vrij snel niets meer moge-

lijk. Zeker niet nadat de Hoge Raad in het zogenaamde

Toetsingsarrest van 12 januari 1942, ondanks een moedig plei-

dooi van de Rotterdamse advocaat mr. P. Groeneboom, had

beslist dat het Landoorlogreglement de rechterlijke macht niet

de bevoegdheid verleende om ‘de [door de bezetter genomen]

maatregelen te toetsen aan den eisch dat daarbij, behoudens vol-

strekte verhindering, de in het land geldende wetten worden

geëerbiedigd’. Een advocaat die daarna met hulp van het recht

nog iets wilde bereiken was dus aangewezen op list en bedrog.

Misschien had Joggli Meihuizen daarover nog wel iets meer kun-

nen vertellen. Hij had daarvoor kunnen putten uit een opstel van

wijlen mr. I. Kisch, dat wèl wordt genoemd in de geraadpleegde

lireratuur.

Voor wie zich niet verliest in de soms wat al te rijke detaillering

van dit boek is dit een belangrijk werk. Het doet meer dan boeks-

taven. Het bepaalt ons er bij – weer – dat men zich niet alleen in

de wortels van het kwaad moet blijven verdiepen, maar ook in

het hoe en het waarom van onze solidariteit.

Joggli Meihuizen, Smalle marges. De Nederlandse advocatuur in de

Tweede Wereldoorlog. Uitgever Boom, Amsterdam 2010, 476 blz. en 54

foto’s, ISBN 9789085 069416, € 29,90

Willem van Bennekom, in 2006 gepensioneerd als vice-president van de

Amsterdamse rechtbank, was van 1967 tot 1994 advocaat, o.a. in tal-

loze asielzaken. In oktober 2010 publiceerde hij Op Drijfijs. Over het

functioneren van de rechtsstaat.

Tekst circulaire van de Secretaris Generaal van Justitie van 5 februari

1941 met het beroepsverbod voor Joodse advocaten

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 38

37

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

zegd. Dat de Nederlandse nationaliteit daarna een vereiste is

geworden om hier te lande tot de balie te kunnen toetreden, is

in dit verband irrelevant. Voor 1938 bestond die voorwaarde

immers niet: het was onmiskenbaar tegen Joodse vluchtelingen

gerichte gelegenheidswetgeving. Vervolgens ontmoet hij een

landsadvocaat, Jhr. mr. G. W. van der Does, die op 24 juli 1940

op de voorpagina van het Nederlandsch Dagblad (het orgaan

van het Nationaal Front van de destijds bekende fascist Arnold

Meyer) liet weten lid van die organisatie te zijn geworden. Hij

leest ook dat het college van secretarissen-generaal, tevoren

door Van der Does over die stap geïnformeerd, daar geen

bezwaar tegen had. Verder lezend, realiseert hij zich – niet voor

het eerst, maar het stemt weer even mismoedig als eerdere keren –

dat de secretaris-generaal van het departement van justitie, mr.

J.C. Tenkink, meteen na de capitulatie met de anti-Joodse maat-

regelen aan de slag ging. De ariërverklaring, al in oktober 1940

aan alle ambtenaren ter tekening voorgelegd, trof de advocaten

op zich nog niet. Zij oefenden immers een vrij beroep uit. Maar

al in een circulaire van 28 oktober 1940, gericht aan alle raden

van toezicht en discipline, werd meegedeeld dat de Joodse leden

van deze colleges met ingang van 30 november 1940 van hun

functie waren ontheven. De bezetter had haast, de Nederlandse

ambtenarij volgde. De volgende stap was een rechtstreeks van

de bezetter afkomstige Anordnung van 4 november 1940, waar-

bij alle Joden werden uitgesloten van enige ‘bediening’ waarvoor

men moest worden beëdigd. Daartoe hoorde ook de advocatuur.

Als gevolg van ambtelijk gehakketak duurde het vervolgens nog

tot 5 februari 1941 alvorens circulaire no. 400 v kon worden

afgekondigd. Joodse advocaten werd daarbij verboden na 1 mei

1941 hun beroep nog uit te oefenen, ‘met dien verstande dat zij

de vrijheid behouden ook na dien datum uitsluitend voor Joden

werkzaam te zijn’. Deze keer hoefde, voor zover van toepassing,

geen ariërverklaring worden ondertekend. Maar wel een van het

aangehechte document af te knippen strookje dat deze keer

‘Joodverklaring’ werd genoemd. Binnen de voorgeschreven ter-

mijn van acht dagen had ruim 95 % van de Joodse advocaten in

Nederland het papiertje ingevuld en geretourneerd. Sinds de

ariërverklaring – op een totaal van ca 200.000 ambtenaren had-

den er slechts enkele tientallen geweigerd – was Nederland

inmiddels enkele maanden verder. Gewaarschuwd en wel zwom-

men allen, op een enkeling na, desondanks massaal de fuik van

het kwaad in. Diegenen die de dans meenden te kunnen ont-

springen door in te vullen ‘Weet niet’ of iets dergelijks, werden

in enkele gevallen nog de dupe van denunciatie ook. Op 30 april

1941 was de lijst klaar, en kon daadwerkelijk met het uitroken en

uitroeien van het Joodse advocatenbestand worden begonnen.

Nieuwe Joodse advocaten mochten vanaf 24 mei 1941 niet meer

worden beëdigd, terwijl in een Verordening van 22 oktober 1941

werd bepaald dat Joden ook niet meer mochten deelnemen aan

verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. Waaronder

ook de Nederlandsche Advocatenvereniging. Het bestuur van

deze vereniging kwam op 17 januari 1942 tot de slotsom dat alle

Joodse advocaten per 1 november 1941 automatisch hun lid-

maatschap hadden verloren. Zou men wellicht zelfs gezegd heb-

ben ‘van rechtswege’?

In de jaren die volgden voltrok het verwijderingsproces van de

Joodse advocaten zich niet altijd in het tempo dat niet-advoca-

ten werd opgelegd. In het algemeen gesproken kwamen de

cliënten vermoedelijk eerder aan de beurt – zeker als die onver-

mogend waren. Zoals ik eerder schreef: ook in het voorportaal

van de vernietigingsmachine werkte de maatschappelijke onge-

lijkheid door. Hoe navrant die constatering ook is. Mede daar-

door kregen nogal wat advocaten bijvoorbeeld een toegangsbe-

wijs voor het elitekamp Barneveld - alvorens ook die vermeende

vrijplaats op 4 september 1944 werd ontruimd en de hele groep,

alle toezeggingen van de bezetter ten spijt, in veewagons naar

Theresienstadt werd overgebracht. Men leze daarover bijvoor-

beeld de indrukwekkende dagboeken van Dr. Itallie, een

geschrift dat ik niet in de literatuuropgave aantrof. Hoeveel

advocaten er onder de ‘Barnevelders’ waren, vermeldt

Meihuizen trouwens niet – en misschien is dat maar beter ook.

We hoeven niet alles tot achter de komma te weten.

LichtpuntenGelukkig maakt Smalle marges ook melding van lichtpunten.

Personen, soms Joods, soms niet, die zich als helden hebben

gedragen. Men leest die voorbeelden – sommige daarvan zijn

eerder beschreven, andere waren voor mij geheel nieuw – als het

ware met een zucht van verlichting. Ook al weten we al jaren

hoe grijs en onverschillig de houding van de bevolking in ons

land jegens de Jodenvervolging meestal is geweest, we blijven

kennelijk snakken naar bewijzen van menselijkheid in de duister-

nis. Dus noteren we met dankbaarheid dat de Amsterdamse

advocaat Von Baumhauer (bijgenaamd ‘Boem’) in mei 1943 in

Mr. Izaak Kisch, advocaat in Amsterdam en ‘consul’ van Barneveld

(foto circa 1942)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 37

8 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) bestaat nu der-

tien jaar. Haat op Internet, zoals antisemitisme, Holocaust

ontkenning, discriminatie van moslims, van Surinamers en

Antillianen, van Marokkanen, van homosexuelen, van Roma en

Sinti, enzovoort, bestaat al sinds het begin van het Internet.

Stichting Magenta houdt zich hier vanaf 1994 mee bezig door

middel van het MDI (een onderdeel van Magenta) en sinds 2002

ook op internationaal niveau via het mede door Magenta opge-

richte International Network Against Cyber Hate (INACH), een

organisatie met leden in achttien landen. Waarom? Omdat wij

vinden dat discriminatie (op internet) ellende, verdeeldheid en

ethnische spanningen doet toenemen of veroorzaakt. Zouden

we discriminatie en haat de vrije hand geven, dan eindigen we

met moord, oorlog en terreur. Gelukkig stelt de Nederlandse wet

grenzen aan de vrijheid van meningsuiting op het punt van dis-

criminatie.

Schrikbarende cijfersSinds het MDI zijn werk in 1997 begon, heeft het 12.419 mel-

dingen over 16.038 uitingen gehad. 8062 van deze uitingen

werden door het MDI als strafbaar beoordeeld en 5111 hiervan

werden daartoe, na een verzoek van het MDI, van Internet ver-

wijderd. Over uitingen die niet werden verwijderd of over zeer

ernstige zaken deed het MDI 23 aangiftes, waarvan 16 tot ver-

volging en een succesvolle veroordeling hebben geleid. INACH,

het internationale netwerk van Meldpunten, heeft sinds 2002

meer dan 18.000 uitingen in achttien landen verwijderd weten

te krijgen.

Is het Internet hierdoor wat discriminatie betreft een veilige en

schone plaats geworden? Helaas niet. Het MDI werkt op basis

van meldingen die door internetgebruikers worden gedaan en er

zijn nu eenmaal meer mensen die discriminatie en haat op inter-

net zetten, dan zij die er melding over doen. Het bestrijden van

discriminatie op Internet is een beetje als het bestrijden van fruit-

vliegjes. Als je er duizend hebt platgeslagen zijn er al weer twee-

duizend nieuwe geboren.

Zinloos dus? Water naar de zee dragen? Neen. Elke pogrom,

genocide of ethnische zuivering in de geschiedenis van de mens-

heid, ook in de zeer recente geschiedenis, begon met woorden

van haat over ‘de ander’. Het bestrijden van haat op Internet

draagt daarom bij aan het verminderen van de kans dat dit

gemakkelijk weer gebeurt.

Internet beoordelenInternet is de plaats waar alles nu gebeurt, een medium dat tege-

lijkertijd de grootse bibliotheek ter wereld, communicatiemiddel,

amusementsomgeving, educatief middel, hangplek, globale

infrastructuur en de beste verspreider van discriminatie ooit is.

Jongeren rond de twintig kunnen zich geen wereld zonder inter-

net herinneren. Internet is zo’n integraal onderdeel geworden

van onze globale samenleving dat de wereld niet meer zonder

kan.

Wie twittert er nog niet? Wie heeft er nog geen hyves of face-

book pagina, of een eigen blog? Meningen, trends, politiek, in

dit alles speelt wat op en via Internet gebeurt een centrale rol.

Het Internet filtert niet en jongeren wordt ook niet of nauwelijks

geleerd hoe zij zelf informatie op Internet moeten beoordelen.

Dat levert vaak problemen op. Bijvoorbeeld doordat discriminatie

klakkeloos wordt overgenomen, gekopieerd en geplakt. School -

werkstukken waarin staat dat gaskamers nooit hebben bestaan,

want dat ‘staat in het rapport van de gerenommeerde chemicus

Dr. Leuchter’. Blogs waar de beruchte Protocollen van de wijzen

van Zion worden aangehaald, alsof het gaat om een werkelijk

valide publicatie. Opmerkingen dat ‘zigeuners stelen, want dat

weten we allemaal’. Oproepen om ‘die vieze homo’s allemaal in

elkaar te slaan’. Of om synagoges in brand te steken. Of dat

moslims in Nederland ‘een vijfde kolonne zijn die Nederland wil-

len overnemen om hier hun sharia-wetgeving in te voeren’. De

lijst van kwaadaardige waanzin is eindeloos. Hierbij komt nog

begripsvervuiling en verwarring, soms uit onwetendheid, maar

vaak ook met de bedoeling bevolkingsgroepen te beledigen en

aan te zetten tot haat.

Bij het schrijven van dit artikel komt er bij het MDI een melding

binnen, die daar nog wel het beste voorbeeld van is. Op de web-

site van ‘stopdebezetting’ wordt onder de titel ‘Invloed van Israel

in Nederland’ een artikel geplaatst dat bol staat van klassiek anti-

semitisme: Joden hebben de macht, onder andere in de media,

de politiek, en in de ambtenarenapparaten. En zij staan allemaal

achter Israel, zijn eigenlijk een propagandamachine van Israel.

Nadat het MDI de website eigenaren had gewezen op het straf-

bare karakter van de tekst, werd deze snel verwijdertd Helaas

staat dezelfde tekst ook nog elders online.

Uitingen van haatUitingen van discriminatie op Internet worden regelmatig

gevoed door dingen die in de Nederlandse samenleving of in het

Bestrijden vanhaat op Internet– helpt dat?Ronald Eissens

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 8

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

buitenland gebeuren. Doet Israel een vergeldingsactie, dan zie je

op bepaalde webforums in Nederland het aantal antisemitische

uitingen omhoog schieten. Roept Geert Wilders weer eens wat

over moslims, dan vliegen de anti-Marokkanen en anti-moslim

uitingen je om de oren.

Maar het Internet is niet alleen reactie. Tegenwoordig is het Net

vooral interactief; zelf een video neerzetten, gefilmd met je

mobieltje van een gebeurtenis op straat; of via twitter een nieuw-

tje aan de wereld doorgeven. Via Facebook je vrienden informeren

over je feestje volgende week – en daarna de foto’s en filmpjes

van het feestje weer daar publiceren. Maar ook: actievoeren voor

of tegen iets. Zo heeft facebook regelmatig diverse neo-nazi

pagina’s met Holocaust ontkenning en ander antisemitisch mate-

riaal. Ook Youtube, webforums en blogs staan regelmatig bol

van haat tegen bevolkingsgroepen.

Dat dit alles gevolgen heeft is duidelijk. Toen in 2004 Theo van

Gogh werd vermoord door een fanatieke Islamist volgde er in de

dagen daarna een golf van oproepen op Internet om moslims en

mosliminstellingen aan te vallen en om moskeeën in brand te ste-

ken. Het resultaat: bij een moskee en een Islamitische basisschool

werden brandbommen naar binnen gegooid – beide brandden

totaal af. Er was een poging een andere moskee op te blazen. Er

waren 36 gevallen van brandstichting, een moord, 12 gevallen

van ernstige mishandeling en 23 gevallen van het vernielen van

woningen, auto’s en andere bezittingen. In totaal vonden in een

week 174 geweldsdelicten gericht tegen moslims plaats. Maar

dat is velen in die dagen een beetje ontgaan, lijkt het wel. De

heersende mening toentertijd gaf in ieder geval geen ruimte om

moslims als slachtoffer te zien, maar slechts als dader. Er zijn jam-

mer genoeg vele andere voorbeelden te vinden van hoe aanzet-

ten tot haat en geweld op Internet zijn weerslag heeft in het

dagelijks leven.

Educatie en tegenspraak Er zijn meer manieren om discriminatie en haat op Internet tegen

te gaan. Educatie is daar één van. Het MDI en de zusterinstellin-

gen daarvan in het buitenland leren leraren, politieagenten en

Officieren van Justitie hoe zij discriminatie op Internet moeten

herkennen en wat de technische, inhoudelijke en juridische

aspecten zijn. Maar ook trainen wij moderatoren van grote web-

forums (onder meer Telegraaf en Volkskrant) om zelf hun straat-

je schoon te houden, geven wij voorlichting, vooral op scholen,

en overleggen wij regelmatig met Internet Providers en andere

deelnemers aan de Internet-Industrie, zoals Google, Youtube en

Facebook.

Een andere manier van tegengaan van discriminatie is ‘tegen-

spraak’, of zoals onze Amerikaanse collega’s zeggen ‘counter-

speech’. Zelf online gaan en bijvoorbeeld op een webforum dis-

criminatie en stereotyperingen met argumenten weerspreken.

Dit kost helaas bijzonder veel tijd, maar kan zeer effectief zijn.

Stichting Magenta overweegt hiervan een apart project te

maken.

Het politieke klimaatHet heersende politieke klimaat is bijzonder slecht voor het

bestrijden van discriminatie, wat door sommigen beschouwd

wordt als een linkse hobby. Daarbij komt dat het proces tegen

Geert Wilders en het requisitoir van het Amsterdamse Openbaar

Ministerie tekenend is voor de verdere voortzetting van de uit-

holling van de anti-discriminatiewetgeving. Een uitholling die wij

al enige jaren sluipend haar intrede zien doen; uitingen worden

meer en meer afgedaan als ‘toegestaan in het kader van het

maatschappelijk debat’, als ‘vrijheid van de columnist’, of als ‘niet

onnodig grievend voor de bevolkingsgroep’ (!). Dat de uitspraak

in het Wilders-proces, of het nu schuldig wordt of niet, grote

gevolgen zal hebben voor discriminatiebestrijding lijkt wel dui-

delijk. Dit zal niet alleen gelden voor discriminatie van moslims,

maar ook voor antisemitisme en alle andere vormen van discri-

minatie.

De huidige stand van zaken op het Nederlandse gedeelte van

Internet geeft aan, dat er veel mis is. Opvallend is dat er sinds

vorig jaar aanmerkelijk minder meldingen worden gedaan over

discriminatie tegen moslims, terwijl meldingen over antisemits-

me stabiel hoog blijven. Een mogelijke verklaring is een verlies

van vertrouwen bij moslims in de Nederlandse samenleving en

haar instellingen, onder invloed van het huidige politieke klimaat.

Het MDI is er echter voor allen, en richt zich op verwijdering van

alle vormen van discriminatie. Als wij niet in staat zijn om ieder-

een in Nederland bescherming te bieden tegen haat, als we gelijk

Frits Bolkestein en Hans Jansen vinden dat we het op moeten

geven en vertrekken, dan zeggen we eigenlijk dat onze samen-

leving volledig is mislukt.

Ronald Eissens is algemeen directeur van de Stichting Magenta

en bestuurslid van het International Network Against Cyber Hate.

Leden van het International Network Against Cyber Hate tijdens de

jaarvergadering 2010 in Wenen; links Ronald Eissens (foto International

Network Against Cyber Hate)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 9

36 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Van de 217 Joodse advocaten en procureurs die op 30 april

1941 in Nederland woonden en werkten zijn er in de vier

jaren die er op volgden 107 omgekomen. Meestal werden ze in

één van de vernietigingskampen vermoord. Bijna de helft van het

totaal dus. Het hadden er ook – veel – meer kunnen zijn. En vol-

gens de nazi’s en hun helpers ook veel meer moeten zijn.

Dit gegeven brengt tegelijk een zekere verwarring teweeg. Het

recht hoort zonder aanzien des persoons te werken. Dat doet het

niet, althans niet altijd. Maar blijven ook in een staat van onrecht

sommige facts of life – ontwikkeling, inventiviteit, invloed, net-

werken, geld – dus gewoon hun werk doen? Ja, dus. Het is een

van de sinistere gegevens die zich aandient in het boek Smalle

Marges, geschreven door de rechtshistoricus Joggli Meihuizen.

Een lijvige studie naar de geschiedenis van de Nederlandse advo-

catuur in de Tweede Wereldoorlog, en tevens het resultaat van

een in 2005 door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA)

aan het NIOD gegeven opdracht. Ingevolge die opdracht moest

aan de positie van de Joodse advocaten speciale aandacht wor-

den besteed.

Blijvend getekendDe aanleiding voor de opdracht kwam bij onze oosterburen van-

daan, en bepaalde ons er bij hoe ongelofelijk veel daar de afge-

lopen decennia is veranderd. Sinds 2000 reisde in Duitsland

namelijk de tentoonstelling Anwalt ohne Recht – Schicksale jüdi-

scher Anwälte in Deutschland nach 1933 (Advocaat zonder

recht – het lot van Joodse advocaten in Duitsland na 1933). Naar

aanleiding daarvan werd geconstateerd dat zo’n deelstudie naar

de positie van de Joodse advocaten tijdens WO II in ons land tot

dusver niet was verricht. Zo’n onderzoek, was de gedachte, zou

antwoord kunnen geven op de vraag hoe de stand der advoca-

ten als zodanig de oorlog had overleefd. Maar misschien vooral

een nieuw licht kunnen werpen op het lot van de Joodse advo-

caten. Velen waren vermoord – terwijl degenen die het overleef-

den in de regel blijvend waren getekend.

Bij het onderzoek van Joggli Meihuizen stond eigenlijk bij voor-

baat vast dat het een uiterst pijnlijke exercitie zou worden. Hoe

was het mogelijk dat de verzamelde Nederlandse advocatuur,

toen ruim 1900 m/v sterk, die samen het aloude nobile officium

vormden, en voor een groot deel bovendien bestond uit ‘nette’

mensen (wat een jonkheren in die tijd!), de Joodse collega’s geen

bescherming van enige betekenis heeft kunnen bieden? Hen

integendeel te laten gaan – alsof het om eerlozen ging, erger: om

vuilnis? Voor een land waarin de latere hoogleraar en minister

van justitie mr. C.H.F. Polak zelfs vóór de oorlog geen baan bij

een gerenommeerd advocatenkantoor kon krijgen omdat dat

door de maten, gezien de internationale situatie, ‘niet oppor-

tuun’ werd gevonden, was dat misschien niet zo heel verwon-

derlijk. Maar, zo was de vraag, hoe had het proces van desolida-

risering in dit deel van de samenleving precies gewerkt toen het

er echt om ging spannen? Juist op dit terrein heeft Meihuizen –

ondanks grote handicaps: alle officiële stukken van de

Amsterdamse orde van advocaten uit de periode 1940-1945 zijn

in de jaren zeventig bijvoorbeeld spoorloos verdwenen – een

enorme hoeveelheid materiaal bijeengebracht en geanalyseerd.

In de fuik van het kwaadEerst nog iets over de schaduwzijden. De lezer maakt achtereen-

volgens kennis met een op 24 augustus 1938 uitgevaardigd

Koninklijk Besluit, waarbij met instemming van vrijwel de gehele

advocatuur, uit xenofobe, zo niet regelrecht antisemitische oog-

merken aan ‘vreemdelingen’ de toegang tot de balie werd ont-

Advocaten in de oorlogWillem van Bennekom

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 36

35

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

benoeming tot Verwalter liet zien. Het was een collega uit

Solingen, Heinrich Cornell, die de opdracht had het bedrijf voort

te zetten.’

Cahen en zijn vrouw overwegen Nederland te ontvluchten. Een

visum voor Cuba komt te laat. Een bevriend Joods echtpaar krijgt

een aanbod om over de grens met Zwitserland gebracht te wor-

den; Max en Jet mogen mee. De helpers zijn zogenaamde pas-

seurs, die geld verdienen aan het helpen ontvluchten van Joden.

De hulp zou dit keer betaalbaar zijn. De vrienden en ook Jet zet-

ten Max onder grote druk om deze, misschien wel enige kans

aan te grijpen, maar Max staat op de rem. Hij vraagt de passeurs

naar reisschema en reistijden en merkt dat hun aanbod vals is.

Later zou blijken dat ze hun klanten rechtstreeks naar de Gestapo

in Brussel brachten om daar hun tweede honorarium op te strij-

ken. ‘Voorlopig had mijn geografische kennis vier mensen het

leven gered’, stelt Max nuchter vast.

Voorjaar 1942 worden in het Vughtse recreatiegebied De IJzeren

Man bij de hei kazerneachtige gebouwen neergezet zonder dat

de omwonenden, waaronder Max en Jet, enig idee hebben van

het doel daarvan. In januari 1943 is het duidelijk, wanneer het

Kamp Vught in gebruik wordt genomen. ‘Het kamp bleek een

echt KZ te zijn en het was er verschrikkelijk.’ ’s Nachts worden

grote groepen gevangenen waaronder heel veel kinderen uitge-

laden, want Vught was een ‘familiekamp’. Cahen beschrijft het

enorme gebrek aan ruimte, aan eten, aan melk voor zuigelingen

en jonge kinderen. Het drinkwater is vervuild en ziekmakend, en

er is sprake van kindersterfte. Het duurt weer even tot deze

mededeling tot me doordringt. Kindersterfte! in een van huis uit

proper en goed georganiseerd land als Nederland!

Philips KommandoVanwege zijn kennis van elektrotechniek vraagt de directie van

de Philips Fabrieken in Eindhoven aan Cahen om inkoper te wor-

den voor de industrie die zij, onder leiding van de SS, in het kamp

willen beginnen. Doel was om hun in het kamp gedetineerde

werknemers beter werk en vooral betere werkomstandigheden

te bieden, en tegelijkertijd zo veel mogelijk Joden op die manier

te helpen. Max gaat akkoord en fungeert door zijn vrije toegang

tot het kamp als uiterst belangrijke informatie- en boodschap-

pendienst tussen de gevangenen en de buitenwereld. Dat gaat

door als hij zelf geïnterneerd wordt, zij het onder bedreiging dat

als hij niet terug zou komen van zijn inkoopreizen anderen in zijn

plaats gepakt zouden worden. Voor Jet was intussen een onder-

duikplek gevonden omdat ze zwanger bleek te zijn en verblijf in

het kamp voor haar extra riskant was. Na ieder inkoopreisje keert

Max gewetensvol terug, vanwege zijn missie als ‘levend lek’ en

ook uit angst voor wat er met de zijnen kon gebeuren als hij dat

niet zou doen. Cahen vermoedde wel dat de kampleiding het idi-

oot vond dat hij telkens maar weer terugkeerde. ‘Als dat zo was’,

zegt hij, ‘dan hadden ze volkomen gelijk. Het geweten kan wel

eens een slechte raadsman zijn.‘ En: ‘Had ik geweten wat erna

zou komen dan zou ik de kracht van het geweten niet gehad

hebben.’ En ook, over zijn belang als boodschapper: ‘Doch ook

hier geldt achteraf het woord van Prediker: “Alles is ijdelheid”.’

Het zijn kleine aanwijzingen voor Cahens twijfel aan de juistheid

van zijn waarnemingen en van zijn gedrag die hem niet alleen

toen, maar ook in zijn verdere leven geplaagd moet hebben.

Vlak voordat hij, samen met de andere Joden van het Philips

Kommando, op transport gaat naar Auschwitz, hoort Cahen dat

Jet is bevallen van een gezonde dochter, Truusje. Wat hem dat

onder de omstandigheden gedaan heeft is, ook door hoe hij

daarover schrijft, goed na te voelen.

Ook in het vernietigingskamp staan Cahens zintuigen op scherp,

blijkt uit zijn beschrijving ervan, en toch: het was alsof hij ook

scherp zag dat hij sommige zaken beter níet tot zich kon laten

doordringen. ‘Van die vergassingen waren we ons wel en niet

bewust’, hoewel de Kapo’s in Vught er over hadden verteld en

de signalen bij aankomst in Auschwitz duidelijk genoeg waren,

‘omdat we er toch niet aanwilden en het verdrongen.’

Cahen beschrijft zijn martelgang door een aantal kampen. Als hij

meer dood dan levend in een ziekenbarak ligt en zeker weet dat

het einde nadert, wordt hij door een oude makker, medegevan-

gene uit Vught, uit zijn bed gepraat. Hij overleeft.

Op eigen kracht, en zonder hulp van het Rode Kruis of van de

Nederlandse overheid, is Max Cahen op 29 juni 1945 terug in

Nederland. Hoe hem dat lukt, is een verhaal op zich.

Het laatste hoofdstuk is aan de overlevingsgeschiedenis van

Cahens vrouw Jet Cahen-Elion gewijd, geschreven door

hun dochter Truus Wertheim-Cahen. Het is het verhaal van Jets

onderduik in een klooster waar ze, zwanger van Truus, als zoge-

naamde ongehuwde moeder tussen de katholieke meisjes met

baby’s, de ‘gevallen vrouwen’, zat. Voor dit deel van het boek

kruipt Truus als het ware onder de huid van haar moeder en geeft

woorden aan de angst en wanhoop die te destilleren zijn uit Jets

summiere aantekeningen in die jaren. Het is Truus die, in kort

bestek, Jets verhaal schrijft over doodsangst voor ontdekking en

verraad; over eenzaamheid; over angst en onzekerheid over het

lot van haar man. En over de moed die nodig was om in die

omstandigheden met haar pasgeboren kind staande te blijven.

Tussen de regels door gaat het ook over de pijn en de woede die

voelbaar bleven in het jonge gezin Cahen, waar na de oorlog nog

twee zoons geboren werden.

Het boek is zo een indringend document geworden over het

leven en overleven van een gewoon Joods gezin in Nederland tij-

dens de Jodenvervolging en erna.

Ik heb dit alles opgeschreven… Vught-Auschwitz-Vught; Memoires

van Max Cahen 1939-1945, (redactie Truus Wertheim-Cahen, Ruud

Weissmann, René Kok, Jeroen van den Eijnde, Theo Hoogbergen).

Wolfaert Uitgevers & Projecten, ’s-Hertogenbosch 2010, 192 blz.,

ISBN 9789491044069, €17,50

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 35

10 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Antisemitisme ‘weer salonfähig’ ‘Bang? Geen haar op mijn hoofd. Mijn angst ben ik verloren in

Auschwitz. Daar verkeerde je vaak in doodsangst, maar gek

genoeg: ook dat went. Doodsangst is een emotie en emoties

duren niet heel lang. Bang zijn had tegen de willekeur geen zin.

In de periode daarvoor ben ik als onderduiker in Nederland zes-

tien keer veranderd van adres. Toen voelde ik me opgejaagd.

Sinds de oorlog ben ik de angst voorbij. Maar ik ben wèl heel

boos. Dàt er niks tegen het haat zaaien wordt ondernomen.

Waarom worden die haat zaaiende en tegen Joden ophitsende

Arabische zenders niet uit de ether gehaald? ’

Bloeme Evers-Emden (1926) die opgroeide in een ‘warm, liefde-

vol Joods gezin’ verloor in de oorlog alles, bouwde nadat zij

Auschwitz had overleefd samen met haar man Hans Evers een

groot gezin op en moet nu opnieuw onder ogen moet zien dat

het antisemitisme, zoals zij zegt, ‘weer salonfähig is geworden’.

Haar kleinzoon zei vorige week op de Nederlandse televisie dat

hij en zijn gezin willen vertrekken naar Israel. Hij geeft Bolkestein

groot gelijk: voor iemand die er duidelijk orthodox- Joods uitziet

is er volgens hem in Nederland geen toekomst. Bloeme Evers:

‘Maar ik ga niet weg. Ik heb zelf weinig last, ik ben niet persoon-

lijk aangevallen maar wel bezeerd door de ‘mediacratie’ die vol-

strekt overheersend opinievormend is. Mijn kinderen durven

waarschijnlijk niet aan hun moeder te vertellen wat ze op straat

meemaken. Mijn tijd zal het wel duren, maar ik denk dat mijn

kleinkinderen een andere tijd tegemoet gaan.’

De Joodse religie centraalIn de jaren zeventig organiseerde zij als voorzitter van de Joodse

vrouwenvereniging Deborah, opgericht in 1978, weerbaarheid-

cursussen. ‘Je diende de geschiedenis te kennen om onzin met

feiten te kunnen weerleggen en je leerde om ad rem te zijn,

zodat je mensen direct van repliek kon dienen. We spraken daar-

over in kringgesprekken met vrouwen, waardoor je onder elkaar

was en je je emotioneel veilig voelde. Zo deden we dat eind jaren

zeventig.’

Samen met haar man koos zij ervoor om religie in de opvoeding

van hun zes kinderen centraal te stellen. ‘Ik had het geloof van

huis uit niet meegekregen. Ik kwam uit een socialistisch gezin,

arm want mijn vader raakte als diamantslijper werkloos. De poli-

tieke discussies tussen mijn idealistische ouders aan de keukenta-

fel staan me nog helder voor de geest. Maar mijn opvoeding zat

wel vol Joodse rituelen die mijn moeder onbewust doorgaf van-

uit haar vrome achtergrond. Onze kinderen gingen naar de

Joodse school en werden langzamerhand orthodoxer, van streng

tot heel streng. Mijn man en ik werden door hen op het pad van

het Jodendom meegevoerd, want we zagen hoe belangrijk dat

voor hen was geworden. Ik was jarenlang er psychisch niet aan

toe, maar het verlangen was er altijd. We zijn ons gaan verdie-

pen in het geloof, het heeft ons gezin zeker verrijkt.’

Dit interview verscheen in uitgebreider vorm in De Groene

Amsterdammer van 16 december 2010, p. 12-13.

Bloeme Evers-Emden is zekerniet bang, wèl heel boos.Margreet Fogteloo Bloeme Evers-Emdem (Foto Bob Bronshoff)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 10

11

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Verdeeld in wij en zij‘Het denken in wij en zij verdeelt de samenleving en dat voel ik

echt als een gevaar.’ Aan het woord is Abdel Betti. Jarenlang was

hij politieagent in Stadsdeel Nieuw West te Amsterdam, een wijk

waar hij zelf ook is opgegroeid en nog steeds woont: ‘Ik voel mij-

zelf zo geïntegreerd als het maar kan, en tóch word ik altijd als

buitenlander gezien!’

Samen met de Werkgroep Marokkaanse Ouderen, die hij hielp

opzetten naast zijn functie als coördinator van de Afdeling Leer -

plicht van het Stadsdeel Nieuw West, is hij enkele jaren geleden

naar Auschwitz gereisd. Thema van de reis, die onder begelei-

ding van het Nederlands Auschwitz Comité plaatsvond (Auschwitz

Bulletin, september 2008, p. 3), was de vraag naar het gevaar

van stigmatiseren: wat gebeurt er als een groep wordt afgezon-

derd van de rest? Betti: ‘Het is zo ernstig als een groep – of dit nu

Joden, Marokkanen of Turken zijn – wordt weggezet in de samen -

leving. Het leidt alleen maar tot meer discriminatie en racisme.

Mensen denken steeds meer in groepen, en de groei van dat

gedachtepatroon merk ik in het openbare leven. Het maakt me

zelfs bang, ik heb hier tenslotte kinderen!’

Acceptatie van elkaarAls voormalig politieagent is Betti een man van de wet: ‘In een

land moet iedereen zich aanpassen, waar je ook vandaan komt,

of je nu Moslim, Christen of Jood bent. Als je hier komt wonen

moet je je best doen om te integreren. En daar mogen best betere

regels voor komen. Regels zijn er om je aan te houden, maar ik

vind wel dat ze voor iedereen gelijk moeten zijn. Als je op het

sportveld de scheidsrechter beledigt, krijg je een rode kaart en als

je een agent beledigt, krijg je een boete. Maar iedereen mag, zo

lijkt het langzamerhand wel, zomaar Joden en Moslims beledigen.

En dat beangstigt mij steeds meer: waar leidt dat toe?’

Ondanks de verharding in de samenleving die hij waarneemt,

blijft Betti oplossingsgericht: ‘Er kan een actieve rol voor de over-

heid zijn. Door dat denken in wij en zij durven mensen ook niet

meer uit hun vertrouwde omgeving te treden. De overheid zou

integratie kunnen bevorderen door bijvoorbeeld deze groepen

meer te spreiden en het wonen in gemengde wijken meer te sti-

muleren. Samen leven is het begin van acceptatie. Zonder accep-

tatie van elkaar vrees ik voor het ergste. Dat de geschiedenis zich

zou kunnen herhalen.’

De Werkgroep Marokkaanse Ouderen bij de quarantainegebouwen in

het Stammlager (Auschwitz I) in 2008; Abdel Betti (met wit overhemd)

krijgt uitleg van Jacques Grishaver (foto Ronald van den Berg)

Opinie

Angst door een verdeeldesamenlevingEmilie Kuijt

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 11

34 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

‘Het was voortdurend zaak

geestelijk bij te blijven’.

Over het onderwerp zijn boekenkasten volgeschreven. Toch

blijft het in essentie een raadsel hoe een beschaafde natie

ertoe kon komen een industriële moord op miljoenen mensen uit

te denken en uit te voeren. Er zijn langzamerhand ook heel wat

boekenplanken volgeschreven door overlevenden. Toch blijft het

in essentie een raadsel hoe het kon lukken lichamelijk en geeste-

lijk – misschien vooral dat laatste – staande te blijven in die totale

afhankelijkheid van daders die geen mensen maar ongedierte in

hen zagen, en daar naar handelden. Het overlevingswapen van

Max Cahen was, zoals hij in zijn memoires schrijft, ‘geestelijk bij

te blijven’. Maar hoe doe je dat? En wat, als de waarheid onver-

draaglijk is?

Uit de waarnemingen en ervaringen van Max Cahen in de

Tweede Wereldoorlog, gebundeld in het boek Ik heb dit alles

opgeschreven… , wordt pijnlijk duidelijk hoe een weldenkend

mens stap voor stap ingelijfd wordt in een misdadig systeem dat

op de ondergang van hem en de zijnen uit is. Hoe hij dus onge-

wild meedoet in dat systeem omdat hij, hoe scherpzinnig ook,

niet kan voorzien en zeker niet kan voorkomen dat het virus van

racisme en antisemitisme, dat door dat systeem verspreid wordt,

zijn land, zijn stad, zijn straat infecteert. Hoe het dus niet meer te

bestrijden valt. Het wordt duidelijk hoe een intelligent mens als

Max Cahen worstelt om tot juiste oordelen, juiste beslissingen of

adviezen aan anderen te komen om te overleven, terwijl hij

iedereen wantrouwt, moet wantrouwen, ook zichzelf. Hij heeft

het allemaal opgeschreven. Het boek is een samenvoeging van

twee manuscripten: een verslag over het Philips Kommando

– waarover straks meer – dat hij schreef op verzoek van Lou de Jong

voor diens geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Neder -

land en zijn persoonlijke memoires, bedoeld voor zijn kinderen.

De gewone taal die Cahen gebruikte voor wat hij meemaakte,

tot in het vernietigingskamp toe, zorgt ervoor dat je de inhoud

van zijn verslag aankunt, althans zo verging het mij. Maar het

effect was ook dat het vaak even duurde voordat alle details van

de krankzinnige werkelijkheid die hij beschrijft tot me doordron-

gen – als ik er al niet overheen gelezen had. Een goed voorbeeld

daarvan is zijn beschrijving van de panische angst die de kamp-

beulen in Auschwitz hadden voor kleerluizen – vanwege de vlek-

tyfus die ze konden veroorzaken. ‘Iedereen werkte angstig mee

aan het voorkomen van kleerluizen want de sanctie erop was

“moordend”. Vandaar dat douchen met echte zeep en dat vol-

komen kaalscheren op die eerste avond. Werd in een barak door

een SS’er op inspectie luis aangetroffen, dan gingen alle strozak-

ken en dekens de ontluizingsoven en de barakbewoners de gas-

kamer in!’

Kamp VughtDe oorlog begint voor Max Cahen in Vught, waar Jet Elion en hij

in 1940 als jonggehuwden gaan wonen. Ze zijn dan 35 en 32 jaar

oud. Jet heeft een goede baan bij Organon, Max is elektrotech-

nisch ingenieur die, bij gebrek aan goede ingenieursbanen, zijn

vader assisteert in diens fabriek voor verpakkingspapierwaren.

Na zijn vaders overlijden, in 1938, wordt hij directeur – tot 1941,

als hij samen met twee Joodse medewerkers op straat wordt

gezet. Hij schrijft in zijn kenmerkende, laconieke stijl: ‘Eind sep-

tember wandelde er een Duitser mijn kantoor binnen, die me zijn

Een fenomenaalgeheugen

Bertje Leuw

De memoires van Max Cahen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 34

33

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Propaganda op Nederlandse postzegels: zegelblok van

het Nederlandsche Legioen uit 1942.

Voor- (l) en achterkant (r) van de ansichtkaart van de tentoonstelling Der ewige Jude die van

2 augustus tot 23 oktober 1938 in Wenen te zien was.

Briefkaart van Elly Herschel aan N. Herschel in Westerbork, voor- en achterzijde (Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork). 

Op de adreszijde de datum 23 mei 1943 en de afzender Arbeitslager Wlodowa. Het werkkamp Wlodowa was een klein stadje in de buurt van het

vernietigingskamp Sobibor dat als adres moest worden opgegeven om de naam Sobibor geheim te houden.

Op schrijfzijde is de tekst (in het Duits) heel onschuldig, bijna of Elly op vakantie was. De nazi’s schreven voor wat wel en niet geschreven mocht

worden. In vertaling staat er: Lieve ouders, ik ben hier in een werkkamp, en werk in de wasserij. Met mij gaat alles goed. Het eten is hier goed.

Er zijn hier Nederlanders, Fransen, Polen en Russen. Ik heb ook veel vrienden. Lieve ouders, schrijf snel terug, groeten en kussen. Jullie dochter Elly L.

Herschel. Groeten aan alle vrienden. Elly

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 33

12 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Niet passief zijnErwin Olaf, fotograaf, was afgelopen zomer te gast bij het tele-

visieprogramma Zomergasten. Hij hield in dit programma een

pleidooi tegen toenemend homogeweld in zijn stad Amsterdam

en toonde zich een strijdvaardige bewaker van een prille vrijheid.

Als voorbeeld vertelt hij dat hij betrokken was bij een incident in

de underground homoclub De Trut waarbij twee jonge zoenende

mannen door allochtoon uitziende mannen werden uitgelachen

en uitgescholden. Naar aanleiding van zijn reactie circuleert

onmiddellijk daarna een mail op het internet waarin hij wordt

beschuldigd van racisme. Erwin legt uit: ‘Twee Marokkaanse jon-

gens stonden een jong homostel uit te schelden. Die homo’s rea-

geerden stom, gelaten. Ik werd woedend en belde 112. Ik ging

tekeer tegen die Marokkaanse jongens, maar sloeg beslist geen

racistische taal uit. Probeerde ze duidelijk te maken dat je als

homo’s in dit land mag trouwen, dus zeker ook op straat mag

zoenen. Er hangt een extreem negatieve energie in de lucht;

iedereen moet òf nu het land uit, òf door één deur kunnen’.

Black Tea PartyErwin had op dat moment een optie op het poppodium Paradiso

in Amsterdam. Op 3 oktober jongstleden organiseerde hij daar

de Black Tea Party, een feest om te verenigen. Erwin vervolgt: ‘In

Amsterdam leven veel culturen samen op een klein oppervlak; je

moet proberen al die culturen te verenigen. Met de Black Tea

Party heb ik een poging gedaan; het publiek was een goede mix

van autochtone en allochtone homo’s. Ik heb 100 kaarten gratis

aan armlastige allochtone homo’s gegeven. Er waren 2000 men-

sen binnen, waarvan zeker 150 tot 200 Turkse en Marokkaanse

jongens.’ Op de vraag wat de follow-up zou moeten zijn van de

Black Tea Party antwoordt hij: ’We hebben van iedereen e-mail-

adressen en telefoonnummers genoteerd. Mocht zich weer een

incident voordoen, dan willen we met een zogenaamde e-mail-

bom iedereen oproepen te komen demonstreren. De opbrengst

van de avond was voor het goede doel, voor Tolerance United

(www.toleranceunited.com). Met een deel van de opbrengst zijn

die nu een voorlichtingsspel aan het ontwikkelen over tolerantie,

gericht op leerlingen van lagere scholen. Met de rest van het geld

wordt een computerprogramma ontwikkeld om de e-mail-bom

te kunnen realiseren. Het blijft alleen wel lastig de homo’s zelf

wakker te schudden; die zijn te passief.’

Het idee van een e-mail-bom na een incident is niet nieuw.

Afgelopen zomer stuurde een Turkse ijscoman in Berlijn twee

zoenende jongens weg van zijn terras. De week daarop stonden

er op datzelfde terras 500 jongens te zoenen: een ludiek en zeer

effectief protest. Erwin vindt de sfeer in Nederland erg verhard

en maakt zich daar zorgen over: ‘Het begint zich te vertalen in

xenofobie. Het is niet goed om te emotioneel en te impulsief te

gaan demonstreren; je moet niet altijd woedend worden. Er is

meer overweging nodig in onze woede. Ik vind dat het COC daar

verder mee aan de gang moet gaan. Het COC moet de inciden-

ten bepalen die aan de schandpaal moeten worden genageld.

Dat ga ik niet doen’.

‘Na de Tea Party heb ik veel contact met Marokkaanse jongens;

ze zijn allemaal erg positief en onderkennen dat er in hun ge -

meenschap veel mensen zijn die zich erge zorgen maken over de

stand van zaken. Met deze mensen moeten we in gesprek.’

Homo’s,Marokkanen …doe d’r (zelf)iets aan!Naomi Koster

Zelfportret (foto Erwin Olaf)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 12

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Pak zelf die rotjongens op!Vanochtend staat in de Volkskrant dat onrust homo’s naar de

PVV lokt. Wat vind Erwin daarvan? ‘Dat vind ik erg zorgwek-

kend. Het kan te maken hebben met het feit dat er veel meer

berichtgeving is over homogeweld omdat de media alle schroom

kwijt zijn en ook doordat de aangiftebereidheid groter is gewor-

den, die combinatie. Er is wel degelijk iets aan de hand, maar of

je dan PVV moet stemmen … Als ze regeringsverantwoordelijk-

heid hadden gehad, ga je gang: dat is democratie. Maar die heb-

ben ze niet gekregen, dus daar heb ik m’n vraagtekens bij. Ik vind

de angst voor de PVV te groot: laat maar regeren, laat maar zien.

Doe mee met het systeem. De retorieke soep kan nooit zo heet

worden gegeten als ze wordt opgediend! Maar aan de andere

kant: domme Marokkaanse ouders word eens wakker, pak je

koters van de straat en geef ze een draai om hun oren! Intel -

lectuele Marokkaanse jongens: doen jullie nou eens wat! Bedenk

een PR-plan, ik fotografeer jullie wel. Pak zelf die rotjongens op.

Verbeter het imago van je eigen groep zelf!’

De diversiteit vierenIn interviews heeft Erwin een aantal keren gezegd dat hij liever

in Berlijn zou wonen dan in Amsterdam. Waarom? ‘Berlijn is op

dit moment qua gevoelstemperatuur zo tolerant en je voelt er

overal de geschiedenis. De mensen zijn zich bewust van de zwar-

te bladzijde en gaan minder snel schelden en tieren. En er is een

fysiek element: het is groot en uitgestrekt waardoor je je vrijheid

makkelijker kunt beleven. In Amsterdam zit je erg boven op

elkaar, moet je met elkaar dealen op een klein oppervlak’. In een

reactie op deze uitspraak roept COC-Nederland Erwin Olaf op

om in Nederland te blijven met de woorden: ‘strijdbare mensen

zijn juist hard nodig om ervoor te zorgen dat ons land een prettige

en tolerante plek blijft. Laten we samen de schouders er onder

zetten en ervoor zorgen dat op straten, scholen, werkplekken en

in bejaardenhuizen iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn’.

En dan … wat vindt hij van lokhomo’s en lokjoden? ‘Als middel

om potenrammers of ‘Jodenrammers’ op te sporen vind ik het

OK. Je moet er wel zeker van zijn dat er gelokt wordt en niet uit-

gelokt. De term is natuurlijk erg dom. Ik begrijp niet waarom het

zo breed uitgemeten moet worden in de pers. Ik zou zeggen:

gebruik het eerst als opsporingsmiddel, kijk of het effectief is en

zet het dan pas in de krant!

Dit nummer van het Auschwitz Bulletin heeft als thema xenofo-

bie en angst. Is er angst bij hem? ‘Ik ben meer op m’n qui-vive

op straat. Na 9/11, de moord op Theo van Gogh en de inciden-

ten met rotjongens let ik beter op. Maar ik moet er niet aan den-

ken dat er alleen maar autochtone Nederlanders zouden zijn.

Meer op je qui-vive zijn is OK, maar we moeten als autochtonen

niet alle remmen losgooien. Beschaving, ingehoudenheid, goed

formuleren, discussie en dialoog zijn belangrijk. Voor homo’s,

Marokkanen en welke andere minderheidsgroep dan ook geldt:

kom op voor je eigen mensen, verbeter het imago van je eigen

groep en laten we de diversiteit vieren!

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 13

32 Cultureel

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De eerste keer dat ik postzegels zag die in nazi-Duitsland

werden uitgegeven was op een tentoonstelling in het

Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 2009. Het was een

kleine tentoonstelling die – al is dat bijna pathetisch om te zeg-

gen – een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Nooit had

ik me gerealiseerd op hoeveel manieren de nazificatie van

Duitsland in zijn werk ging. Geraffineerd dus, uitgekiend, over

nagedacht. Postzegels en briefkaarten gebruikt bijna iedereen in

het dagelijks leven, bijna iedereen stuurt en krijgt post.

Postzegels en briefkaarten bleken een bijzonder eenvoudige

vorm van propaganda. Hitlers minister voor Openbare Voor -

lichting en Propaganda, Joseph Goebbels (1897-1945), die bin-

nen de kortste keren de media, pers, film, radio en de kunsten

onder controle had, maakte er dankbaar gebruik van. Brief -

kaarten, ansichtkaarten en postzegels werden ingezet om de

nazi-ideologie onder de mensen te brengen. Joden werden

‘uiteraard’ als volksvijanden neergezet, daarvoor ging geen zee

te hoog. Op een briefkaart van 15 oktober 1938, staan, tot vier

keer toe stempels, waarop de ontvanger van de kaart dwingend

wordt aangespoord om de tentoonstelling Der ewige Jude in

Wenen te bezoeken. Leni, moeder en oma sturen op deze kaart

vanuit de tentoonstelling de hartelijke groeten aan hun familie in

Braunschweig. Hoe ‘der ewige Jude’ eruit zag in de ogen van de

nazi’s is te zien op een ansichtkaart van de tentoonstelling: grote

neus, geld in de ene, een zweep in de andere hand en hamer en

sikkel om het ‘Joods-communistisch complot’ aan te duiden.

Bennie Vlaskamp (1950), die deze verbluffende collectie bijeen-

bracht, verzamelde al op de lagere school postzegels, min of

meer alles wat hij maar vinden kon. Zijn belangstelling voor post-

zegels, briefkaarten en ansichtkaarten uit de nazi-tijd werd

gewekt door het proces tegen de zogenoemde Schreib tisch -

mörder Adolf Eichmann (1906-1962), dat wereldwijd de aan-

dacht trok en in 1961 ook op televisie in Nederland was te vol-

gen. Hij keek er naar met zijn vader die hem uitlegde hoe ver-

keerd het was wat er in de oorlog met de Joden was gebeurd.

Eichmann werd ter dood veroordeeld en toen op Bennie’s rooms-

katholieke school voor diens zielerust werd gebeden bad Bennie

niet mee.

Op een vlooienmarkt in Warschau kocht hij in 1994 twee brie-

ven geschreven uit het concentratiekamp Dachau, het begin van

zijn verzameling die vervolgens gestadig werd uitgebreid. Twee

keer reisde hij met het Nederlands Auschwitz Comité naar het

concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Sinds

2006 is Bennie Vlaskamp bestuurslid van de Stichting Sobibor.

Zijn boek Post uit de vergetelheid, dat nu is verschenen, biedt

een keuze uit zijn verzameling, het is niet te beschrijven, je moet

het zien!

Boek: Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en Arie

van Dalen, Post uit de vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s en

nazi-kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.)

ISBN 978490 374082, € 19,90. Dit boek, al eerder gesignaleerd in het

Auschwitz Bulletin (september 2010, p. 27), is direct te bestellen bij de

uitgever www.compaanuitgevers.nl of via de boekhandel.

Tentoonstelling: de tentoonstelling zal opnieuw te zien zijn van 15 februari

2011 tot 17 april 2011 in het Nationaal Monument Kamp Vught.

Post uit de vergetelheid

Carry van Lakerveld

Brieven en kaarten uit getto’s en

nazi-kampen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 32

31

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

vliegtuig naar Valkenburg-ZH te zijn gegaan. Uiteindelijk zijn we

allen weer samengebracht in Eindhoven. Gedurende die héle

periode had ik een pop bij me: Mies. Ik heb hem waarschijnlijk in

Westerbork gekregen, en zij heeft de hele oorlog met me mee-

gemaakt, en is mee teruggekomen. Die pop is mijn hele leven

een rol blijven spelen’.

Jaarlijkse reünieNa de oorlog hoorde een vriend van Lous’ moeder op de radio

over een groep met kinderen die in Eindhoven zou zijn, en hij

hoorde Lous’ naam genoemd worden. ‘Mijn moeder is toen

komen liften om mij op te halen. Ik heb zelf aan deze periode

geen herinneringen, en ook niet aan de kampen. Dat zal niet

voor niets zijn denk ik dan maar, en het is misschien maar beter

ook’. Haar eerste vage herinneringen begonnen in Zwitserland,

waar haar moeder haar op aanraden van artsen naar toe stuurde

om te herstellen. ‘Toen ik terugkwam herkende ik haar ook niet

goed. Mijn eerste échte herinnering is mijn aankomst op

Amsterdam CS in 1946, waar een vrouw en een man naar mij

toekomen en zij zegt: ‘Dag, ik ben je moeder’. De man zei ‘Dag,

ik ben je Oom Hans’, en dat werd later mijn tweede vader. Na

mijn tijd in Zwitserland ben ik goed opgegroeid, en erg gelukkig

geweest. Mijn moeder is ook altijd politiek betrokken geweest,

net als voor de oorlog, en is zich blijven inzetten voor minder -

heden”.

Een aantal jaar geleden is een van de zogeheten ‘onbekende kin-

deren’ op zoek gegaan naar de anderen, en heeft ze allemaal op

één na, al was de groep inmiddels over de hele wereld verspreid

geraakt, teruggevonden. Er is een bijeenkomst georganiseerd, en

die beviel zo goed dat tegenwoordig ieder jaar op 13 september

een reünie wordt gehouden. ‘Eerst hoefde dat voor mij niet zo.’

zegt ze nu, ‘Ik wist niet goed wat ik daar mee wilde. Maar inmid-

dels ben ik Secretaris van de groep! Het blijft toch erg bijzonder

dat je zoveel samen hebt meegemaakt, dat schept een band.

Intussen is er in Israël een Unknown Children Park gemaakt, en

zijn er bomen geplant ter nagedachtenis. Ik ben bij de onthulling

geweest, en vond het erg speciaal. Wij onbekende kinderen heb-

ben toch allemaal onze portie leed in het leven gehad, maar wij

hebben écht een overlevingsdrang. Bij veel van onze groep her-

ken ik dat’.

Reis-2011 naarconcentratie -kampen in Polen

De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-

seert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz,

Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden

van maandag 31 oktober t/m zaterdag 5 november 2011.

De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-

persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met

bijbetaling van € 175,-.

De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchtha-

venbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is

toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow

en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen

van musea.

N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende

hotel- en vliegtarieven.

Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:

Nederlands Auschwitz Comité

t.a.v. De heer J. Grishaver

Postbus 74131

1070 BC Amsterdam

fax: 020-6003455

e-mail: [email protected]

Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.

Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt

nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met

Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 31

14 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De recente weerstand tegen de geplande bouw van een isla-

mitisch centrum nabij Ground Zero in New York staat niet

op zichzelf. De ophef kan worden vergeleken met bijvoorbeeld

het aanhoudende verzet tegen de komst van de nieuwe Essalaam

moskee in Rotterdam, het huidige conflict over de vestiging van een

nieuwbouwmoskee in Roosendaal, of het Zwitserse minaretten -

verbod uit 2009. In de maatschappelijke discussie over moskee -

bouw blijft de belangrijkste vraag echter stellig onbeantwoord:

waarom wordt er telkens weer zo heftig geprotesteerd tegen de

bouw van islamitische gebedshuizen?

Verschuivende machtsverhoudingenDe inzichten van de Joods-Duitse socioloog Norbert Elias en zijn

Britse collega John Scotson, leveren een bijdrage aan het ant-

woord op deze vraag. In 1965 publiceerden zij de studie De ge -

vestigden en de buitenstaanders, waarin ze de machtsverhoudin-

gen blootleggen tussen de bewoners van twee arbeiderswijken

in de Engelse stad Leicester. In de oude wijk woonden vooral de

gevestigde bewoners, in de nieuwe wijk vooral de nieuwkomers.

De gevestigde bewoners behandelden de nieuwkomers als bui-

tenstaanders, wat resulteerde in aanhoudende spanningen en

conflicten tussen de wijkbewoners.

De gevestigden probeerden hun groepsidentiteit te beschermen,

omdat ze de komst van de buitenstaanders ervoeren als een

bedreiging van hun gevestigde levensstijl en status: een bedrei-

ging, met andere woorden, van de bestaande orde. De oorzaak

van de spanningen bleek niet zozeer bij religieuze of etnische

verschillen tussen de twee groepen te liggen, maar bij de vrees

van de gevestigden dat hun leefwereld zou verdwijnen, dat zij

aan macht zouden inboeten.

De gelijkenis tussen de spanningen in deze Engelse arbeiders -

wijken en de actuele conflicten in de VS en Nederland is opmer-

kelijk. Waar in Leicester oude en nieuwe bewoners met elkaar

botsten, staan in Rotterdam, Roosendaal en New York niet-mos-

lims en moslims respectievelijk als gevestigden en buitenstaan-

ders tegenover elkaar.

Kenmerkend voor dit gevestigden-buitenstaandersmodel is dat

men de aandacht in het debat vestigt op een bijzaak, zoals de

bouw van een islamitisch ontmoetingscentrum, terwijl de hoofd-

zaak van de onrust ergens anders gezocht moet worden, name-

lijk in een verschuiving van de machtsverhoudingen. De wrijving

tussen de gevestigden en de buitenstaanders treedt daarom het

meest opzichtig naar voren, in de vorm van een maatschappelijk

conflict, zodra de machtsbalans zich in het voordeel van de bui-

tenstaanders aan het wijzigen is. Naarmate de gevestigde groep

zich onzekerder voelt, des te meer zal de weerstand tegen de

buitenstaanders toenemen.

Macht voor de buitenstaandersDát de macht van moslims groeit, zal geen verbazing wekken. In

Nederland nemen moslims niet alleen aanzienlijk in aantal toe,

moslims spreken ook steeds beter Nederlands, zijn steeds hoger

opgeleid en bekleden vaker belangrijke politieke en economische

posities. In Amerika vindt er weliswaar een minder forse demo-

grafische wijziging plaats – er wonen relatief gezien minder mos-

lims dan in West-Europa –, maar moslims zijn er gemiddeld hoger

opgeleid en hebben meer maatschappelijk succes. Hoewel niet

alle buitenstaanders bijdragen aan het welslagen van de groep,

doet dit niets af aan de machtstoename van de groep in zijn

geheel. Zo heeft Rotterdam weliswaar talrijke problemen met cri-

minele Marokkaans-Nederlandse jongeren, tegelijkertijd bestaat

het stadsbestuur uit een burgemeester van Marokkaanse en een

wethouder van Turkse afkomst. Beiden zijn bovendien moslim.

Daarnaast wijzen Elias en Scotson in hun boek op een ander inte-

ressant theoretisch fenomeen. Als de ongelijkheid in de machts-

balans tussen gevestigden en buitenstaanders vermindert, kunnen

de – voormalige – buitenstaanders juist datgene gaan doen wat

hen kwalijk wordt genomen. Tot op zekere hoogte kan worden

gesteld dat moslima’s hoofddoeken dragen en moslims nieuwe

moskeeën bouwen om zich op die manier doelbewust als buiten-

staanders te profileren.

De betekenisvan de strijdover het bouwen vanmoskeeën

Peer Sluiters

Overeenkomsten tussen moslims

en niet-moslims

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 14

15

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De felle afwijzing van de buitenstaanders en hun symbolen – mos -

keeën, minaretten, hoofddoekjes – is vervolgens de tegenaanval

van de gevestigden. De gevestigde groep is geneigd weerstand

te bieden aan dat wat de leden ervaren als een bedreiging van

hun machtsoverwicht. Het groeiende verzet tegen de bouw van

nieuwe moskeeën is dan ook symptomatisch voor de machtstoe-

name van moslims.

Kleine verschillenNaast de verschuivende machtsverhoudingen is er nog een twee-

de aspect van belang. Freud sprak in zijn psychoanalytische

beschouwingen over het ‘Narzissmus der kleinen Underschiede’.

Wanneer het onderscheid tussen individuen kleiner wordt, ont-

dekte de Oostenrijkse psychiater, gaan mensen de nadruk leg-

gen op kleine verschillen en neemt bovendien hun gevoel van

eigenliefde toe. Hoe kleiner de verschillen, des te belangrijker ze

lijken, en hoe agressiever ze tot uitdrukking worden gebracht.

De Nederlandse antropoloog Anton Blok gaat nader in op dit

principe in zijn het essay dat hij dezelfde naam gaf: Het narcisme

van kleine verschillen (1997). Hij laat zien dat conflicten vaak

ontstaan tussen individuen of groepen die, in tegenstelling tot

wat men zou verwachten, juist erg weinig van elkaar verschillen,

of waarbij de verschillen in korte tijd sterk zijn afgenomen. Die

subtiele verschillen blijken dan de inzet van strijd, omdat niet de

verschillen maar juist de grote overeenkomsten, het gebrek aan

onderscheid, conflict veroorzaken.

Een goed voorbeeld van het narcisme van kleine verschillen werd

in de vorige eeuw in de VS geëtaleerd, toen de Afro-Amerikanen,

na afschaffing van de slavernij in 1865, langzaam maar zeker

dezelfde rechten verwierven als de blanke bevolking. Discri mi -

natie en geweld namen scherpere vormen aan naarmate de Afro-

Amerikanen vooral in de jaren vijftig en zestig – in 1965 kregen

de zwarte burgers stemrecht – prominenter onderdeel van de

maatschappij werden.

Een ander voorbeeld van de werking van het narcisme van klei-

ne verschillen is dat het antisemitisme in het Duitsland van de

jaren dertig zich uitbreidde, naargelang Joden in toenemende

mate volwaardig participeerden in de Duitse samenleving.

De pijn van het verlies van macht.In Nederland en de VS lijken moslims, wat macht betreft, steeds

meer op de groep gevestigde autochtonen. Dat komt in de mos-

keebouw tot uitdrukking: het feit dat moslims in New York

ondanks alle weerstand in staat zijn om vlakbij Ground Zero een

omvangrijk en kostbaar religieus complex te bouwen, weerspie-

gelt in de fysieke ruimte die machtstoename. Nederlandse mos-

lims hebben voornamelijk vanaf 1995 een groot aantal nieuwe

moskeeën gebouwd, zoals in Tilburg, Utrecht en Deventer, en

hebben daarmee de strijd om schaarse ruimte in hun voordeel

beslecht.

De gevestigde orde wijst zodoende meer dan ooit op de – steeds

kleiner wordende – verschillen tussen moslims en niet-moslims.

En hoewel de gevestigden maar al te graag willen geloven dat

het pijnpunt in de nieuwe moskee of de hoofddoek zit, huist de

echte pijn in het moeilijk te verkroppen verlies van macht.

In het kort symboliseert de vestiging van een nieuwbouwmos-

kee de toegenomen sociale en ruimtelijke status van moslims.

Dat is de reden dat opponenten de moskeeën tot inzet maken

van een strijd die er in feite om gaat de toenemende macht van

wat ooit buitenstaanders waren te kortwieken. En hoe kleiner het

machtsverschil, hoe groter de ophef.

Peer Sluiters is antropoloog. Hij studeerde antropologie en politicologie

aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verrichtte onderzoek naar

de maatschappelijke weerstand tegen de bouw van nieuwe moskeeën.

Dit artikel is in iets andere vorm ook verschenen in NRC Handelsblad

van 14 september 2010.

Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité is van groot belang

nu en in de toekomst

en wordt door ons van harte ondersteund.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 15

30 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Het kleine prinsesjeLous Steenhuis – Hoepelman werd in 1941 geboren in een poli-

tiek actief gezin. Naarmate de oorlog vorderde, werd het leven

steeds moeilijker. Haar ouders doken onder en gingen in het ver-

zet. Lous werd als klein meisje ondergebracht in Bussum, waar

een halfbroer van haar vader woonde, die getrouwd was met

een niet-Joodse vrouw. Haar oom en tante hadden geen kinde-

ren, en beschouwden haar als hun eigen dochter. Lous was het

kleine prinsesje van het gezin, en genoot van de tijd bij haar oom

en tante. Tot 1943 ging het goed, maar toen moest ook haar

oom onderduiken. ‘Ik werd naar Amsterdam Oost gebracht,’

zegt Lous, ‘en heb nog steeds geen idee of dat adres van mijn

ouders kwam, of van mijn oom. Op dat onderduikadres was ook

een ander Joods meisje, maar zij werd gepakt en heeft mij toen

verraden’. Zij kwam nu terecht in de gevangenis op de Wetering -

schans. Achteraf bleek dat ze daar tegelijkertijd met de ‘Gerrit-

van-der-Veen-groep’ zat: de groep die het Amsterdamse bevol-

kingsregister in brand had gestoken. Eenmaal in de gevangenis

ontfermde een vrouw, mevrouw Adriaansen, zich over Lous en

ging met haar mee naar Westerbork, waar Lous in het weeshuis

terecht kwam.

Onbekende kinderen‘Daar circuleerde een lijst’, vertelt zij, ‘opgesteld door de Duitsers,

met allerlei kinderen waar zij niet precies van wisten wie het

waren. Bovenaan die lijst stond Unbekannte Kinder – en zo is de

term ‘onbekende kinderen’ in het leven gekomen. We waren een

groep van 50 kinderen totaal, de jongste een paar maanden oud,

de oudsten ongeveer 10 of 11 jaar’. De bedoeling was dat de

onbekende kinderen naar Auschwitz op transport gesteld zou-

den worden, maar uiteindelijk werd het, met het laatste trans-

port van 1944, Bergen-Belsen en Theresienstadt.

‘Er zijn’, volgens Lous, ‘twee lezingen waarom ons transport met

alle kinderen niet naar Auschwitz is gegaan. De eerste is dat

Truus Wijsmuller, een maatschappelijk werkster die zeer actief

was in het verzet, naar het kantoor van de Sicherheitsdienst aan

de Euterpestraat in Amsterdam (nu Gerrit van der Veenstraat)

ging, om te vertellen dat de ‘onbekende kinderen’ helemaal niet

Joods waren, maar juist kinderen van Duitse soldaten en

Nederlandse meisjes, en dat ze dus zeker niet naar Auschwitz

gestuurd konden worden. De tweede verklaring is dat de spoor-

lijnen al te veel kapot waren, en de trein dus niet goed die kant

meer op kon rijden. De tweede lezing is wellicht het meest

logisch, maar dat eerste verhaal spreekt me toch wel aan: zo’n

vrouw met veel lef die ons probeerde te redden!’

Ondertussen waren de ouders van Lous nog steeds ondergedo-

ken, maar uit veiligheidsoverwegingen op verschillende adres-

sen. Vanuit de onderduik werkte de moeder van Lous mee aan

de organisatie van de Februaristaking. Zo stencilde zij het beken-

de pamflet waarmee tot de staking werd opgeroepen. Haar

vader werd in december 1943 verraden, en via Westerbork op

transport gesteld naar Auschwitz. Hij heeft tijdens dit transport

nog kans gezien om een briefkaart uit de trein te gooien, gericht

aan zijn gezin, maar werd in januari 1944 meteen na aankomst

in Auschwitz vermoord. Hij was 26 jaar oud.

Op 13 september 1944 werden de 50 onbekende kinderen van-

uit Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Het

kleinste baby’tje overleed al op de reis, maar wonderbaarlijk

genoeg hebben de overige 49 kinderen allemaal de oorlog over-

leefd. Na twee maanden in Bergen-Belsen te zijn, werd de groep

eind november 1944 doorgevoerd naar Theresienstadt, dat in

1945 werd bevrijd door de Russen. ‘We zijn als één groep uit

Westerbork in veewagens vertrokken’, zegt Lous, ‘maar we zijn

allemaal verspreid teruggekomen. Ik schijn zelfs met een leger-

Van prinsesje tot‘onbekend kind’

Emilie Kuijt

In gesprek met Lous Steenhuis-

Hoepelman

Lous Steenhuis – Hoepelman met haar pop Mies (foto Emilie Kuijt)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 30

29

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

sen door Joden wordt gedaan. Een jury werd gevormd, waarbij

ook de huidige bewoners een rol speelden samen met mensen

van de Joodse gemeente en de stad Wenen.

Op de prijsvraag kwamen 23 inzendingen binnen, daaruit wer-

den eerst 9 geselecteerd en tenslotte werden daaruit de eerste

drie gekozen. De eerste prijs werd ex aequo gewonnen door

Julia Schulz en Ulla Rauter en het ontwerp van de eerste is uitge-

werkt tot monument.

Het monument bevindt zich op het kruispunt van de Servi -

tengasse en de Grünentorgasse. Over een oppervlak van enkele

meters is, verzonken in het trottoir, een vierkante bak aange-

bracht die bedekt is met een glazen plaat. Daaronder liggen 462

verschillende oude sleutels van diverse makelij door elkaar. Iedere

sleutel heeft aan een koordje een kaartje met daarop de naam

van een eigenaar of eigenares van de vroegere woningen in die

straat. Het zijn ‘sleutels tegen het vergeten’, wat ook de naam

van het monument is geworden. Op bescheiden afstand staan

er enkele bankjes omheen. Naar aanleiding van dit project is een

boek gepubliceerd waarin interviews, foto’s en brieven van over-

levenden en hun nakomelingen staan. Van het project is ook een

documentaire film gemaakt. Op deze manier willen mensen van

de 9e wijk Alsergrund laten zien dat zij zich verantwoordelijk

voelen voor de nagedachtenis van hun vermoorde of verdreven

buurtgenoten.

De symboliek van sleutelsIk vroeg Julia Schulz (31) waarom haar ontwerp is uitgekozen.

Zij studeerde, vertelt zij mij, van 2005 tot 2009 ‘trans-media

kunst’ aan de genoemde universiteit voor toegepaste kunst en

de Holocaust was een thema, waarmee zij zich al van jongsaf,

geïnspireerd door haar moeder, heeft bezig gehouden. Als teen-

ager las zij veel boeken van overlevenden. Ook op school werd

het thema uitvoerig behandeld. Niet alleen bij het vak geschie-

denis maar ook bij het vak Duits, omdat de docent, die een fan

van Bertold Brecht was, het erg belangrijk vond dat de leerlingen

kennis namen van het naziverleden van dit land. ‘Sleutels tegen

het vergeten’ is niet haar afstudeerproject geworden maar is een

zelfstandig onderwerp. Zij beschouwt het als haar belangrijkste

werk totnogtoe. Omdat zij als student al vaak aan grote kunst-

projecten meewerkte, had zij een goed inzicht in de manier waar-

op je inzendingen en schetsen voor zo’n project uitvoert. Bij de

presentatie bleek het ook heel belangrijk te zijn goed met de jury

te kunnen communiceren en vast te houden aan je eigen ont-

werp. Zowel de planning als de uitvoering waren een grote uit-

daging voor haar.

Het idee om een monument in het straatoppervlak te maken

heeft ook een symbolische betekenis. De sleutels, die als bij een

opgraving zichtbaar gemaakt zijn, vormen de materialisatie van

het historische onderzoek naar mensen en namen in deze straat.

En zo wordt de geschiedenis van de bewoning, die verborgen was

in de grond van de Servitengasse, weer zichtbaar gemaakt. De

jury heeft volgens Julia voor haar ontwerp gekozen vanwege dit

symbolische karakter en de directheid van haar project. De andere

inzending, ex aequo met het hare gekozen, was een geluidspro-

ject. Daarvan verwachtte men echter veel problemen bij de uit-

voering en men vreesde een te grote ingewikkeldheid bij het

onderhoud.

Er zijn nu de namen van 462 mensen, die hier ooit geleefd heb-

ben en later zijn gevlucht, verdreven of vermoord, verzameld

door historici. Het is echter niet uitgesloten dat er nog meer

namen boven water komen. Daarmee is in het ontwerp ook

rekening gehouden: er kunnen nog sleutels aan worden toege-

voegd. Alle namen zijn dus van echte Joodse bewoners van de

Servitengasse. De sleutels zijn verzameld bij bewoners van de 9e

wijk en met name afkomstig van de huidige bewoners van deze

straat. Er zijn ook enkele originele sleutels, waarbij dus de namen

van de werkelijke eigenaren aan die sleutels bevestigd zijn.

Julia Schulz heeft aan het project meegedaan omdat het werk

van de projectgroep ‘Servitengasse 1938’ om dit thema zichtbaar

te maken veel indruk op haar maakte. Of in haar woorden: ‘Es

ist eine Herausforderung [uitdaging] ein solches Denkmal zu

schaffen.’ Wel vindt zij dat, hoewel er enkele reacties in de pers

waren, de belangstelling, ook gezien het thema, in het algemeen

niet bijzonder groot was. Ze had meer publiciteit verwacht.

Voor verdere informatie kan men te rade gaan bij:

www.Servitengasse1938.at Voor het project ‘Sleutels tegen

het vergeten’

www.juliaschulz.at Over de maakster van het monument

http://www.redirect.servitengasse1938.at Over de Ser vi -

tengasse en over het lot van de mensen die daar verdwenen

zijn; verder over de huidige bewoners en hun relatie met de

Joodse bewoners van vroeger.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 29

16 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Een belast verleden‘Zigeuners, Gipsies, Cigojna, Zingare, Chingene, Gitanos, Cigan ,

Magjup, allemaal scheldwoorden.

Het zijn de woorden die mijn volk soms dagelijks moet horen. De

authentieke naam voor ‘zigeuners’ is Sinti en Roma. Sinds de

14de eeuw tot nu toe worden scheldwoorden gebruikt. Waar -

schijnlijk omdat wij niet welkom zijn en mensen een afkeer van

ons hebben. Waarom hebben mensen dat? Dat ze je niet kennen

en meteen al een oordeel over je klaar hebben? Wij zijn het wel

gewend, het gaat al eeuwen zo. Maar nu, ondanks al het nega-

tieve dat over mijn volk en over mijn cultuur gezegd wordt, vind

ik het van belang ook mijn zegje te kunnen doen.

Als we het hebben over de toestand bij Sinti en Roma, weet je

bijna zeker dat er niet veel goeds te melden valt. Voor velen daar-

buiten is de situatie totaal onbekend. Waarom zeg ik onbekend?

Omdat er tussen de Sinti en Roma en de anderen geen verbin-

ding is om elkaar op de hoogte te houden over elkaars situatie.

Als iemand op een onbekende plek terecht komt bij onbekende

mensen, moeten er twee dingen gebeuren. Eerst moet men zich-

zelf voorstellen om te weten te komen waar men is en hoe men

verder moet gaan. Daarna pas kunnen de mensen, die je zien, je

omarmen en verder helpen. Zeven eeuwen zijn voorbijgegaan

zonder dat we onszelf op een normale wijze konden tonen. We

hebben niet kunnen laten weten wie we zijn, wat we willen of

wat we kunnen. En dat, omdat het niet van ons werd verlangd.

Tot op de dag van vandaag worden Sinti en Roma geregeld ver-

volgd, zelfs vermoord. En alleen omdat ze ‘anders’ zijn, alleen

omdat ze zichzelf zijn. Het is iets van alledag in landen als Frank -

rijk, Hongarije , Tsjechië , Bulgarije, Servië, Roemenie. Roma uit

Oost- en Centraal-Europa vragen regelmatig asiel aan in West-

Europa, ook in Nederland. Maar de Integratie en Naturalisatie

Dienst (IND) zegt dat het niet nodig is, omdat al die landen vol-

doende rechtsmiddelen kennen waarmee Roma bescherming

van de nationale autoriteiten kunnen inroepen. Maar vanwaar

dan al die asielverzoeken? En waarom beweren rechtshulpver -

leners en mensenrechtenorganisaties dat Roma nog steeds het

slachtoffer zijn van straffeloos racistisch geweld?

Beginnen bij de jeugdOok in de Nederlandse samenleving zijn Sinti en Roma niet

opgenomen. Er zijn geen serieuze plannen gemaakt voor de ont-

wikkeling van ons volk. Daar komt bij dat wij allen over één kam

geschoren worden, zoals dat tegenwoordig veel gebeurt. Niet

alleen bij Sinti en Roma maar ook bij andere minderheden in

Nederland. Het verschil tussen die laatste groepen en Sinti en

Roma is, dat er voor ons helemaal geen voorzieningen zijn en er

niet met ons mee gedacht wordt over hoe de situatie verbeterd

zou kunnen worden.

Om dat te bereiken moeten we, denk ik, beginnen bij de jeugd.

Die mag nu niet het slachtoffer worden van de manier waarop

wij het hebben gedaan. Gezien het verleden is het volk van Sinti

en Roma een kwetsbare doelgroep, die steeds erg op zijn hoede

is voor discriminatie, en gevoelig is voor vooroordelen en uitingen

van racisme.

De organisaties in Nederland zijn het werk van vrijwilligers. Een

bevolking die het moeilijk heeft met de eigen ontwikkeling heeft

echter de juiste ingrediënten nodig. Wat moet gebeuren is, dat

wij zelf het initiatief nemen, samen met hulp van anderen. Om

te ontwikkelen in taal, in media, in cultuur.

Geen van de bestaande organisaties heeft verbindingen met de

regering, met media, of met maatschappelijke organisaties. Dat

is wel nodig. Sinti en Roma in Nederland zouden langs die weg

voorbeeld kunnen worden voor anderen. Want hier in Nederland

krijg je de kans om naar school te gaan, kun je aan een baan

komen, kun je gewoon een huis kopen en kun je een eigen orga-

nisatie beginnen. In Nederland kan het!

Maar ... alle organisaties, die tot nu zijn opgericht, zijn gestart

door vrijwilligers. Zij doen hun werk met hart en ziel en sommige

organisaties bestaan zelfs al bijna twintig jaar. De overheid heeft

geen kans gegeven om ze te helpen, door uitbreiding of met pro-

fessionaliteit. Dankzij samenwerking van Sinti en Roma organi-

saties beginnen er nu echter lichtpuntjes te komen. Zo is er nu de

eerste Sinti en Roma radio en er zijn onderwijsassistenten die via

de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) het land ingaan

om Sinti en Roma kinderen te begeleiden. In Arnhem is de eerste

Sinti muziekschool opgericht, waar Roma zowel als Sinti kinde-

ren les krijgen en waar via muziektalentenjachten de jeugd zijn

talenten kan laten zien. Zo is er nu wel het een en ander georga-

niseerd voor Sinti en Roma ... maar het moet meer worden. En

men moet dieper ingaan op de problemen.

Beki Galjus is hoofdredacteur van radio Patrin, het radio programma

voor Sinti en Roma in Nederland dat wordt uitgezonden via Salto op

Wereld FM, elke zondag van 15.00 tot 17.00 uur.

Samen staanwe sterker

Beki Galjus

De toestand van Sinti en Roma

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 16

17

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Toen alle brandweerwagens, brandweermannen, vliegtuigen

en helikopters eindelijk de brand onder bedwang hadden,

had de Almachtige het laatste woord: het begon, voor het eerst

in 10 maanden, te regenen. De brand op de Carmelberg zal ons

nog lang heugen. Velen zullen de heldhaftige acties van de

brandweer en de politie herinneren. Ander zullen aan die bus

denken, die met bijna 40 passagiers in enkele seconden door de

hevige brand werd vernietigd.

Ik denk aan Ahoeva Tomer, onze commissaris van politie in Haifa.

Toen ze hoorde dat een bus vol gevangenisbewaarders wilde

proberen de brand te trotseren om gevangenen te redden, gaf

ze geen persinterview met behulp van een PR consultant, maar

stapte in haar wagen en gaf gas. Enkele minuten later was ze al

verbrand en na vier dagen lijden overleed ze.

Uiteraard zal de lezer vragen hebben, zoals: waarom gaat de

commissaris van de hele politie achter een bus aan? Welnu, dit is

Israel: bij ons gaan de commandanten voor de soldaten het slag-

veld in en ook Ahoeva – wat ‘geliefde’ betekent – reageerde pre-

cies zoals we dat in Israel gewend zijn. Maar zoals het vaak gaat

met zulke tragische gevallen, Ahoeva was weer iets speciaals. Ze

was de eerste vrouwelijke politie agente die zulk een belangrijke

functie bekleedde. Er werken heel wat vrouwen bij de politie en

ze komen tot hoge posities, maar Ahoeva was wel weer wat

anders. Je kon haar overal zien, ze was de hele dag bezig met

onze stad en je zou haast denken dat ze in haar kantoor sliep.

Haar levenspartner zei het duidelijk bij haar graf: ‘Ik was de

levenspartner, maar ze was getrouwd met de politie.’

Toch zijn vrouwen als Ahoeva niet uniek in ons landje. We heb-

ben nu vrouwelijke piloten van gevechtsvliegtuigen in het leger.

Ook hebben we vrouwelijke commandanten en soldaten in spe-

ciale gevechtseenheden. De voorzitter van de Hoge Raad in

Jeruzalem is een vrouw. Meer en meer grote bedrijven hebben

vrouwen aan het stuurwiel, zoals Bank Leumi.

Vrouwen hebben altijd een grote rol gespeeld in de geschiedenis

van ons Joodse Volk. Vanaf Sara, de vrouw van Abraham, via

Dvora, die een leger leidde tegen Salah A-Din, tot aan Golda

Meir, onze vrouwelijke premier. Tijdens de Tweede Wereldoorlog

komt de naam van de parachutist Channa Shenesh naar boven

en ik weet zeker dat er nog vele andere voorbeelden zijn. We zijn

er hier aan gewend dat vrouwen meer en meer prominente rol-

len in onze samenleving vervullen. Persoonlijk vind ik het prima.

Toch blijft het vreemd dat de meeste vrouwen in topfuncties min-

der verdienen dan hun mannelijke collega’s in dezelfde functies,

maar ik blijf optimistisch en denk dat ook dit euvel in de toekomst

zal worden verholpen.

Terug bij Ahoeva weet ik nog hoe ze haar positie als comman-

dant van de politie in Haifa betrok. Ik ben vrijwilliger bij onze

politie, die nooit genoeg mankracht heeft. Ze kwam kijken hoe

de vrijwilligers te werk gingen en, na eerst wat gegniffel omdat

een vrouw ons wilde inspecteren, reed ze gewoon met ons mee.

Tijdens onze dienst gebeurde er niets bijzonders, maar Ahoeva

was druk aan de telefoon en vroeg ons heel wat over ons werk

als vrijwilligers. Onze reacties schreef ze op. We vertelden haar

dat we ons bewust waren van het tekort aan budget en man-

kracht, maar dat lichtgevende vesten voor de vrijwilligers wel een

pre zijn. Ze reageerde niet op, maar schreef rustig door. Toen we

een week later weer dienst hadden, lag er voor ieder een licht-

gevend vest klaar, met voor ieder zijn eigen naam erop. Geen

afzender, maar gewoon aan het werk gaan.

In ons land van vooroordelen hebben we genoeg redenen om te

zeggen waarom iemand niet kan slagen in een functie: van religie

tot seksuele geaardheid – ook in Israel spelen de vooroordelen

een rol. Maar vrouwen blijven doormarcheren en veroveren heu-

veltje na heuveltje in onze samenleving.

Vierendertig jaar terug was er een Hollandse immigrant in het

Israëlische leger gegaan. Hij had geen familie in Israel en was dus

een alleenstaand soldaat. Bij het Israëlische leger valt die onder

de sociale dienst en juist in dat jaar was het leger begonnen vrou-

welijke soldaten te trainen als sociaal werker in het leger. Deze

functie was daarvoor jarenlang door mannen uitgeoefend. De

Hollandse soldaat weigerde echter enige hulp van het leger, tot-

dat hij na een half jaar gewoon een bevel kreeg zich te melden

bij de zojuist aangekomen nieuwe sociaal werker. Eerst dacht hij

nog dat meisje in de maling te nemen, maar toen ze elkaar zagen

sloeg er een vonk over.

Dat meisje werd mijn vrouw en samen hopen we binnenkort

grootouder te worden. Of ik geloof in vrouwen in belangrijke

posities in Israel? Wat denkt u? ©Simon Soesan

Column

VrouwenvolkSimon Soesan (Haifa – Israel)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 17

28 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Monumenten in het straatbeeldVeel hoofdsteden in Europa, zoals Amsterdam, Parijs, Warschau,

Berlijn en natuurlijk Wenen telden voor de Tweede Wereldoorlog

een grote Joodse bevolking. Vlak voor de Anschluss van Oosten -

rijk bij Nazi-Duitsland in 1938 woonden er 200.000 Joden in

Oostenrijk, van wie 180.000 in Wenen. In de jaren daarna

vluchtten velen vooral naar de Verenigde Staten en Palestina.

Bijna 70.000 Joden werden vermoord in de vernietigingskampen

van de nazi’s.

Een vraag die na 1945 vaak gesteld werd is: hoe kun je mensen

herdenken die toen verdwenen, gestorven of vermoord zijn? Op

een aantal plekken zijn als antwoord daarop in de laatste jaren in

Nederland, België, Duitsland en Oostenrijk Stolpersteine (strui-

kelstenen) geplaatst bij het huis waar iemand het laatst gewoond

heeft. Zo’n struikelsteen is een goudkleurig vierkantje van 10 bij

10 centimeter, waarop in een messing plaatje, de naam, geboor-

tedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden

gestanst zijn. Het Auschwitz Bulletin heeft daar in september

2009 (p. 10-11) met Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) ook

aandacht aan besteed.

Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter

Demnig (1947, Berlijn). Hij brengt gedenktekens aan op het trot-

toir voor de huizen van mensen die door de nazi’s verdreven,

gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze

Stolpersteine herinneren onder andere aan Joden, Sinti en Roma,

politieke gevangenen, homoseksuelen,  Jehova’s getuigen en

euthanasie-slachtoffers. De kunstenaar noemt ze Stolper -

steine omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je

moet buigen om de tekst te kunnen lezen.

Ook in Wenen zijn struikelstenen, maar in één wijk heeft men

nog iets heel anders bedacht. Wenen is verdeeld in 23 wijken, die

Bezirke worden genoemd. Alle wijken hebben een nummer en

een naam. De 9e wijk heet Alsergrund. De huidige bewoners van

één straat in die wijk, de Servitengasse, hebben onderzocht hoe-

veel Joodse bewoners hun straat telde en hoevelen er kleine

bedrijfjes hadden. Van de 680 bewoners bleken 55% Joods te

zijn. De Servitengasse is representatief voor veel van deze stra-

ten in het 9e Bezirk. Men ging onderzoeken wat het lot was van

hun vroegere verdwenen buren, of zij kinderen hadden en klein-

kinderen, en of zij erin geslaagd waren te ontsnappen aan het

naziregime. En men wilde op die manier iets van hun waardig-

heid in deze buurt en de maatschappij herstellen. Zo werd bij-

voorbeeld voor één bepaald huis in de Servitengasse nagegaan

welke bewoners er vóór de oorlog woonden. Als herinnering aan

de 27 bewoners van dat specifieke huis, die allen verdreven of

vermoord werden, zijn hun namen op een gedenksteen aan de

gevel huis geplaatst.

Vele bewoners werden na 1938 uit hun huizen gezet, bijeenge-

dreven en weggevoerd naar zogenaamde Sammelwohnungen,

waar veel families op elkaar gepropt moesten verblijven tot ze

naar kampen werden afgevoerd en de meesten later vermoord.

Uiteindelijk hebben 462 mensen in de Servitengasse gewoond of

bezaten daar een huis of een winkel, die slachtoffer werden van

de vervolging door het nationaalsocialisme.

Projectgroep ‘Servitengasse 1938’Na dit onderzoek werd de projectgroep ‘Servitengasse 1938 - lot

van de verdwenenen’ gevormd die samen met de Universität für

angewandte Kunst Wien (Universiteit voor Toegepaste Kunst van

Wenen) een prijsvraag voor studenten uitschreef om een sym-

bool te ontwerpen ter nagedachtenis. In het ontwerp moesten in

elk geval de namen van alle omgebrachte en verdreven Joden

worden vermeld en het was ook wenselijk dat men steentjes erbij

of erop kon leggen zoals vaak bij het bezoeken van begraafplaat-

‘Sleutels tegenhet vergeten’

Theo van Praag

Een monument in Wenen

Het sleutelmonument in de Servitengasse, Wenen, rechts detail

(foto’s Theo van Praag)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 28

27

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

ook blok 11, ‘de gevangenis in een gevangenis’, met de beang-

stigende martelkamers in de kelder waar dag en nacht gemoord

werd en de eerste vergassing plaatsvond van 600 gewonde

Russische krijgsgevangenen en 250 zieken uit het hospitaal. In

blok 20 stierven duizenden door phenol-injecties in de hart-

streek. In een ander blok staat de twintig meter lange vitrine

gevuld met vrouwenhaar en verder vitrines met ontelbare hoe-

veelheden kinderschoenen, brillen, koffers, pannen, tandenbor-

stels, kunstledematen. En als klap op de vuurpijl, net buiten de

dubbele omheining van elektrisch geladen prikkeldraad aan iso-

latoren op betonnen palen, het meest schuldige gebouw op

aarde: de eerste minutieus doordachte Zyklon B-gaskamer annex

crematorium, voorzien van ijzeren sleden op rails waarmee de lij-

ken in de ovens geschoven konden worden.

Het kan nog erger. Auschwitz 2, Birkenau. Drie kilometer verder-

op, aan de andere kant van het spoorwegemplacement van

Oświęcim. In een volledig open vlakte waar de wind vrij spel

heeft ligt daar het angstaanjagende restant van iets onbevatte-

lijks. Het kamp, waarvoor in 1943 nota bene een uitbreidings-

plan gereed lag dat voorzag in een verdubbeling, is immens uit-

gestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken; het poortgebouw

met wachttoren waar de trein doorheen ging; het lange, hele

lange selectieperron, met aan het einde de sciencefictionachtige

ruïnes van twee opgeblazen gaskamers annex crematoria. Nog

verder naar achteren het badhuis en de restanten van nog eens

twee gaskamers/crematoria. Een strook houten barakken is

behouden gebleven, evenals drie stroken stenen barakken, het

vrouwenkamp met in een van barakken de ‘slaapplaats’ van

medereizigster Lenie Velleman; en verder tientallen schoorste-

nen die als een bos dode bomen de plaats aanduiden van de ove-

rige barakken, samen goed voor het onderbrengen van maar-

liefst 60.000 mens-slaven. Mulisch noemt het ‘de eenzaamste

plek op aarde, alleen door zwijgen te beschrijven’. Licht pathe-

tisch misschien, maar wat moet je ook anders met zoiets?

Wrede begraafplaatsVoor het lugubere kamp Majdanek, vergeven van de kraaien en

een maatje kleiner dan Birkenau, geldt twee dagen later in wezen

hetzelfde. Dat ligt voor god en iedereen zichtbaar op een licht

omhoog glooiende kale vlakte net buiten Lublin aan de oude en

nog steeds doorgaande hoofdweg naar Chełmno. Tientallen

houten barakken zijn behouden gebleven, waaronder die waarin

een grotere en een aantal kleinere gemetselde en deels beton-

nen gaskamers waren ondergebracht en waar volop geëxperi-

menteerd werd met zowel Zyklon B als koolmonoxide. ‘Fluitende

arbeiders teerden scheefgezakte houten wachttorens, trokken

vermolmde barakken omver en bouwden op dezelfde plaats

nieuwe, volgens de oorspronkelijke Duitse blauwdrukken’,

schrijft Mulisch. Ook nu rijdt een aanhangwagen rond waarop

nieuwe, met de hand bewerkte houten stijlen en dakgordingen

liggen. Zeker herbouwd is de houten ombouwing van het cre-

matorium met een hoge schoorsteen en wederom een flinke gas-

kamer die zonder enige gêne als een soort kathedraal de kam van

de glooiende vlakte tooit.

Na een lange tocht door het steeds dunner bevolkte en steeds

dichter beboste Oost-Polen – berken en dennen – komen onze

yin en yang bussen in de buurt van het drielandenpunt met Wit-

Rusland en Oekraïne: bij het alleen al door zijn naam onheilspel-

lende Sobibor, in de late namiddag.

Behalve het verstilde perron met het verroeste stootblok waarop

nu keurige stapels gezaagde boomstammen liggen die elk

moment met een goederentrein opgehaald zouden kunnen wor-

den, herinnert eigenlijk niets aan wat hier in november 1943 na

de opstand volledig door de Duitsers is ontmanteld. Waar schijn -

lijk het meest doortrapte en efficiënt georganiseerde vernietigings-

kamp ooit. De plattegrond laat daarover geen enkele misvatting

bestaan: een fabriek met een adequate arbeidsdeling en een

geoliede lopende band. Alles was hier vanaf het prilste begin

gericht op het zo snel mogelijk doden van zo groot mogelijke

aantallen Joden.

Juist omdat er behalve asvelden en een sobere hoge asheuvel als

herdenkingsmonument eigenlijk niets is hakt Sobibor er diep in.

Niet afgeleid door prikkeldraad, ovens en barakken lijkt het een

tikkeltje eenvoudiger om deze verdoemde plek toch vooral ook

als de laatste rustplaats van een onnoemelijk aantal vermoorden

te zien. Een reusachtige, wrede begraafplaats.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 27

18 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Op 24 juni 2010 werd in De Balie te Amsterdam het boek

The Politics of War Trauma gepresenteerd. Jolande Withuis,

die samen met Annet Mooij het boek samenstelde, hield daarbij

een inleiding waarin zij een schets gaf van de ontwikkeling bij de

behandeling van medisch-psychische oorlogsschade in Nederland

na 1945. Deze inleiding volgt hierna.

Nederland een uitzonderingIn het boek dat hier vandaag wordt gepresenteerd zijn elf

Europese landen vergeleken met de vraag hoe er na de Duitse

capitulatie is omgegaan met gezondheidsschade als nasleep van

de Tweede Wereldoorlog. Wonderlijk genoeg was dat tot nu toe

niet bekend. Dankzij dit onderzoek kunnen wij met nu zekerheid

poneren dat Nederland in Europa een uitzondering vormt. Ner -

gens anders beschouwen zo veel oorlogsover levenden zich cate-

goraal of individueel als getraumatiseerd en nergens anders ook

worden zij door overheid, behandelaars, media, historici en familie -

leden zo volautomatisch gezien als collectief getraumatiseerd.

Nergens zul je bijvoorbeeld in een oorlogsmuseum vrijwilligers

aantreffen die een door de overheid betaalde training hebben

ondergaan in de omgang met getraumatiseerde mensen. Dit

simpelweg, omdat het nergens anders zo vanzelfsprekend wordt

geacht, dat het bezoeken van een museum mensen mogelijk

overstuur en opvang-behoeftig maakt. De oorlog is bij ons komen

te staan in het teken van psychische kwetsbaarheid. Elders is dat

niet of veel minder het geval.

Vergeleken met het buitenland vragen én krijgen in Nederland

exceptioneel veel soorten oorlogsslachtoffers erkenning als oor-

logszieke. Dat betekent niet dat Nederland altijd al meer dan

andere landen aandacht heeft besteed aan de gezondheidsklach-

ten van oorlogsslachtoffers. Integendeel. Onze constatering slaat

op de situatie zoals die sedert midden jaren zeventig is gegroeid,

een situatie die scherp contrasteert met de kwarteeuw daarvoor.

Eerst terug naar ‘normaal’Het is een misverstand dat er tot de jaren zeventig een conspiracy

of silence heeft geheerst over de mogelijke psychische gevolgen

van de oorlog. Vooral artsen, die zelf een kamp hadden overleefd,

voorzagen zulke gevolgen al meteen. Maar niet overal werd naar

hun zorgen geluisterd. Terwijl Frankrijk en Dene marken zich ont-

wikkelden tot de pionierslanden van het concentratiekampsyn-

droom, werden in Nederland de oorlogsgevolgen verwaarloosd.

Het Nederlandse verzet meende, net als de dokters en de domi-

nees, dat we zo snel mogelijk terug moesten naar normaal. De

verzetselite, die vooral bestond uit verzetsmensen die niet gevan-

gen hadden gezeten, was beducht voor het stimuleren van on -

rust en onte vredenheid. Zoals medici vreesden dat uitkeringen

mensen ziek zouden houden, zo vreesde de verzetstop dat aan-

dacht voor gezondheidsklachten zou leiden tot chroniciteit.

In Frankrijk waren verzetsorganisaties minder regentesk jegens

de basis en zelfbewuster jegens de overheid. Privileges en eer -

bewijzen werden gevraagd en gekregen. Een communistische

ex-Buchenwalder regelde als minister van volksgezondheid met-

een speciale medische zorg. In vakbladen kregen de aandoenin-

gen van ex-gedepor teer den al eind jaren veertig officiële medische

namen als Pathologie des Dépor tés en Maladie de la Résistance.

In Denemarken plaatste de regering het minieme verzet op een

voetstuk om de reputatie van het land te redden van de verden-

king van collaboratie. Er werd ruim geld ter beschikking gesteld

voor voorzieningen en medisch onderzoek onder kampover -

levenden, wat al in 1954 de term KZ-syndroom opleverde. Dat

syndroom omvatte ook psychische klachten maar die werden toen

niet begrepen als gevolg van psychotrauma maar van honger.

Lange-termijnschadeDe Nederlandse vrees voor blijvende onaangepastheid ontbrak

in de beide genoemde landen. Nederlandse ex-gevangenen zelf

beseften overigens heel goed dat sommige teruggekeerden

kampten met gezondheidsproblemen. Hun voormannen namen

deel aan de internationale medische conferenties die het voor-

malig verzet vanaf 1948 organiseerde, met Frankrijk en Dene -

marken als voortrekkers. Midden jaren vijftig werd op deze con-

ferenties al voorzichtig geconcludeerd dat de oorlogsgevolgen

wellicht niet van voorbijgaande aard zouden zijn.

Opvallend is dat uit alle landen ongeveer dezelfde klachten wer-

den gerapporteerd: moeheid, matheid, hartkloppingen, concen-

tratiestoornissen, kortom: een gebrek aan fysieke en mentale

energie. Even opvallend is dat nergens melding werd gemaakt

van de shell shock-symptomen van na de Eerste Wereldoorlog:

doofheid, stomheid, verlamming, bizarre bewegingen.

Omgaan met het oorlogstraumain NederlandJolande Withuis

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 18

19

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vanaf eind jaren vijftig ontsproot kennis over de oorlogsgevol-

gen behalve aan de internationale verzetsconferenties, aan nog

een tweede bron. In 1956 traden de West-Duitse Wiedergut -

machungswetten in werking. Die wetten golden voor Joodse

overlevenden, waar ze ook woonden. Vereiste voor een uitke-

ring was een keuring door een arts in het woonland, maar die

arts moest zijn rapport wel in het Duits kunnen opstellen. Veel

Joodse overlevenden waren geëmigreerd naar Amerika. Zij kwa-

men voor hun keuring vaak terecht bij Duitse psycho analy tici die

al voor de oorlog waren gevlucht. Zo kwam het dat hún psycho-

analytische georiënteerde inzichten van over de oceaan werden

geïmporteerd naar Duitsland, waar de psychiatrie tot dan toe stijf

en strak volhield dat alleen patiënten, die organische aandoenin-

gen hadden opgelopen, door de oorlog blijvend in hun gezond-

heid konden zijn geschaad.

De combinatie van de Europese verzetscongressen en de Ame ri -

kaanse inbreng in de Wiedergutmachung resulteerde in een

wetenschappelijke paradigmawisseling. De kern daarvan was de

erkenning dat een extreme, externe ervaring lange-termijnscha-

de kan opleveren. Je was dan geen aansteller en je hoefde ook

niet al voor de oorlog een kneusje te zijn geweest. Dit paradig-

ma werd in 1980 vastgelegd in de term ‘posttraumatische stress-

stoornis’ (PTSS).

Politieke afwegingenEen van onze belangrijkste conclusies is, dat de mate van lijden

tijdens of na de oorlog weinig voorspelt over de erkenning van

medisch-psychische oorlogsschade. De elf onderzochte landen

gaven na 1945 in een zeer verschillend tempo aandacht aan de

slachtoffers. Nergens vloeiden medische praktijk en sociale wet-

geving logisch voort uit de omvang van het leed.

Nergens vloeide uit de feiten, omtrent welke groepen het meest

hadden geleden, logisch voort dat die dan ook de meeste zorg

en aandacht kregen. Zie Denemarken, waar het oorlogsleed

gering was maar de aandacht voor mogelijke ziekten groot. Of

omgekeerd Polen, waar het lijden enorm was en de ziekte-erken-

ning gering.

Het oorlogstrauma is dus een geval apart wat betreft de medi-

sche kennisontwikkeling. Om welke slachtoffer groepen moest

de overheid zich bekommeren? Wie kwamen als eerste in aan-

merking voor een financiële regeling? Welke vormen van ge -

zondheidsschade ten gevolge van de oorlog dienden te worden

vergoed?

Ons onderzoek laat zien dat politieke meer dan medische afwe-

gingen de doorslag gaven bij de beantwoording van dit soort

vragen. De eerste voorzieningen werden niet opgezet waar de

oorlogsziektes zich het eerst of het heftigst voordeden. Zo liep

overal de zorg voor verzetsinvaliden en militaire slachtoffers jaren

voor op de voorzieningen voor de Joodse overlevenden.

Ook aan de vraagzijde waren politieke belangen nooit ver weg.

De vroegste inzichten over medische oorlogsgevolgen werden

niet verbreid door de Wereldgezondheidsorganisatie, de VN, art-

senorganisaties of universiteiten, maar door de organisaties van

voormalig verzet, gevangenen en veteranen. Doordat de meest

actieve artsen zelf ex-gevangene waren, was de kennisontwik-

keling nauw verbonden met de strijd voor erkenning en pensioe-

nen, en dus sterk politiek gekleurd.

Ten tijde van die verzetsconferenties en de Wiedergutmachung

was de Nederlandse invloed op het medisch denken over de oor-

logsgevolgen nog minimaal. Dat sloeg om na de affaire van de

‘Drie van Breda’ in 1972. Het voornemen van minister Van Agt

om de ‘Drie’ vrij te laten, riep grote tegenstand op. Voor het eerst

werd duidelijk hoeveel overlevenden nog steeds leden onder de

oorlog. Dat maakte diepe indruk en leidde bij regering en parle-

ment tot een soort goedmaakbeleid met als kern: ruime erken-

ning van de late psychische gevolgen en ruime subsidiëring van

de opkomende oorlogssector.

Nederland gidsland Mede dankzij dit ‘oorlogswelzijnsbeleid’, dat op zijn beurt weer

werd gestimuleerd door de officiële erkenning van PTSS, verruil-

de Nederland de achterste regionen voor een voorhoedepositie.

Na decennialang achteraan hobbelen, nam Nederland vanaf

midden jaren tachtig ook op traumagebied zijn vertrouwde func-

tie van gidsland in. Zo exporteerden Nederlandse deskundigen

naar allerlei Europese landen onze inzichten over de Tweede

Generatie; Joodse onderduikkinderen; en categorale zorg voor

‘oorlogsgetroffenen’.

De scherpste formulering van de achterliggende oorzaken van

deze omslag luidt: emancipatie van de emotie. Geloven in God

werd vervangen door geloven in gevoel. Zwijgen hoefde niet

meer; gevoelens mochten worden gevoeld en geuit. Het stigma

op en de onwetendheid over psychische klachten verdwenen. De

compassie met slachtoffers nam toe. Ook door de democratise-

ring werden patiënten assertiever en machtiger.

Heel belangrijk is dat in Nederland ook de elites deze nieuwe

moderniteit omarmden. Dat was elders veel minder of pas later

het geval. Tegelijkertijd veranderden de politieke verhoudingen.

Nederland ontzuilde. De binnenlandse koude oorlog kwam ten

einde. Het communistisch verzet werd niet langer miskend maar

op een voetstuk geplaatst. De oorlog en in het bijzonder de

Jodenvervolging kwamen heviger dan ooit in de aandacht. Het

is dat samenvallen van al deze mentale, culturele, sociale en poli-

tieke omwentelingen waaruit volgens ons valt te verklaren dat

juist in Nederland het oorlogstrauma zo aansloeg.

Jolande Withuis is socioloog en senior onderzoeker bij het Nederlands

Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

Het betreft het boek: Jolande Withuis and Annet Mooij, The Politics

of War Trauma; The Aftermath of World War II in Eleven European

Countries. Uitgever Amsterdam University Press, Amsterdam 2010,

380 blz., ISBN 978-90-5260-371-1, € 39,90

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 19

26

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

ghetto, het moest blijkbaar zo zijn ... Bepaald minder beklem-

mend, maar toch ook vol symboliek is het uitzicht vanuit het

hotelkamerraam. Dat wordt in zijn geheel ingenomen door het

forse betonkarkas van de in aanbouw zijnde luxe woontoren Złota

44 die Stalins cadeau naar de kroon moet steken: een architecto-

nisch hoogstandje van de wereldberoemde Joods-Amerikaanse

bouwmeester Daniël Libeskind, die ondermeer het fascinerende

Joods Historisch Museum in Berlijn ontwierp.

Tastbare plekkenGeschiedenis, of beter: begrip van geschiedenis kan niet zonder

tastbare plekken. Dat is wel duidelijk. Zeker na het bezoek aan

de Joodse begraafplaats, die deels nog omzoomd wordt door een

fragment van de oorspronkelijke drie meter hoge en 18 kilome-

ter lange ghettomuur, aan de buitenzijde waarvan zich, in de

grond van een voormalig sportveld, het massagraf bevond voor

de vele duizenden uitgehongerde ghettobewoners. Een nachte-

lijke wandeling door het deel van de stad dat van november

1940 tot mei 1943 het ghetto vormde, met 27.000 woningen

voor aanvankelijk 450.000 inwoners, was een ervaring die ach-

teraf sterk overeenkomt met de kernachtige omschrijving van

Mulisch: ‘En ik ben ook in een uitgestrekt stadsdeel geweest,

waar enkele neo-pompeuse woonkazernes stonden, maar ver-

der talloze heldere, strakke flatgebouwen, gescheiden door veel

licht en ruimte. Alleen in het midden van deze wijk herinnerde

een nog te restaureren paleisruïne er aan (...) Dat hier het ghetto

was geweest. Staande op de keien, die als enige het verleden

bewaarden en de voetstappen der vermoorden, keek ik om mij

heen naar de schoongewassen stilte, die overal op aarde het ken-

merk is van onze nieuwe, post-Hitleriaanse wereld.’ Daar kan aan

worden toegevoegd dat Polen inmiddels zijn best doet om de

herinnering aan het ghetto ook op straat blijvend te verankeren.

Los van de reeds langer bestaande herinneringsmonumenten en

het in aanbouw zijnde museum voor de geschiedenis van de

Poolse Joden op en rond de voormalige Umschlagplatz, verrijzen

her en der informatieborden en wordt op sommige plekken de

loop van de ghettomuur in de bestrating weergegeven. Een door

schuttingen afgezet werkterrein liet zien dat ook de ‘voetafdruk’

van de houten loopbrug over de Chłodnastraat – de dramatische

verbinding tussen het grote en het kleine ghetto – in een nieuw

en zo origineel mogelijk plaveisel wordt aangebracht.

Schuttingen moeten er ook hebben gestaan na het besluit om de

ten oosten van het ghetto gelegen en in 1944 volledig verwoes-

te oude stad van Warschau, de Stare Miasto, de Stare Nowe,

Mariensztat en een groot deel van Powiśle, ondanks een totaal

gebrek aan geld en materiaal tot in detail te herbouwen, straat

na straat, blok na blok. Een unicum. Ook dat ontgaat Mulisch

niet waarbij hij tevens laat blijken een diep respect te hebben

voor het in zijn ogen heldhaftige Poolse volk: ‘Het heeft gewei-

gerd, van Warschau een moderne stad te maken, zoals wij met

Rotterdam hebben gedaan; het mocht door splinternieuw te zijn

zelfs geen omgekeerd monument voor de Duitsers worden, op

geen enkele manier mocht er een herinnering blijven: de stad

werd steen voor steen herbouwd, zoals zij was in 1939. De vijf-

tiende, de zestiende, de zeventiende en achttiende eeuw... Deze

naadloze ontkenning van zes jaar Cyklon-B-filosofen over de

vloer, heeft iets verbijsterends voor wie door Warschau loopt.’

Auschwitz, de eenzaamste plekHoewel de reis, uiteindelijk een kilometer of duizend met de bus,

feitelijk nog moest beginnen, was in twaalf actieve uren War -

schau gevoelsmatig eigenlijk al een soort verzadigingspunt in

bevattingsvermogen aangaande Endlösung en perfide nazistisch

oorlogsgeweld bereikt. Maar goed, zeker als je net stoer beweert

dat geschiedenis niet zonder tastbare plekken kan, is weglopen

voor de vernietigingskampen uiteindelijk geen optie. Dat was ook

de strekking van een column van Arnon Grunberg in de Volks krant

ergens in de aanloop naar de herdenkingsdagen van afgelopen

mei: natuurlijk, we weten het allemaal precies, boekenkasten vol,

uitpuilende archieven en na 1945 vonden en vinden er nog steeds

de meest gruwelijk georganiseerde slachtingen plaats, maar, stelt

hij onomwonden, er blijft een verschil: de kampen.

Welnu, vooruit dan maar: Auschwitz 1, Stammlager. ‘Het kamp

is kleiner dan ik dacht. Drie rijen van elk elf stenen gebouwen van

twee verdiepingen vormen een vredig, zij het wat somber dorp-

je. Hier en daar zijn wandelaars.’, aldus Mulisch. Uiteraard ziet hij

Het ‘verstilde perron met het verroeste stootblok’

in Sobibor

Birkenau, 'een strook houten barakken is behouden

gebleven’

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 26

25

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vanuit AmsterdamAlsof het zo moest zijn overlijdt Harry Mulisch twee dagen voor

vertrek. In een klap was duidelijk dat er in ieder geval toch een

boek mee in het vliegtuig zou gaan. De Zaak 40/61, het indruk-

wekkende en bij vlagen geniale verslag rond het proces tegen

Adolf Eichmann in 1961, waarvoor Mulisch in hetzelfde jaar ook in

Polen zijn licht opsteekt: Warschau, Lublin, Majdanek, Krakow en

tenslotte, na een overstap in Trzebinia, Oświęcim, ‘het eindpunt

van Eichmann’s deportatietreinen, de plaats van het misdrijf’.

Vanuit onze woning in Tuinwijk, na de oorlog gebouwd op het

omheinde terrein van de Amsterdamse Umschlagplatz aan de

Polderweg, maandagochtend, zoals wel vaker, met de trein

vanaf het in 1939 gereed gekomen Muiderpoortstation. Vertrek

en aankomst staan vanaf dat moment dan ook onwrikbaar in het

teken van dat wat de komende zes dagen als een verwarrende,

grotendeels onbegrijpelijke film voorbij zal trekken (en in heldere

flarden eerlijk gezegd nog steeds, plotseling en op de vreemdste

momenten). Op Schiphol in het barretje aan het eind van de C-

pier vlak voor vertrek nog een espresso genomen en geen gin-

tonic zoals een man een paar tafeltjes verderop. Hij blijkt over-

duidelijk een van de gespannen medereizigers te zijn, wanneer

hij bij het opstaan uitroept, meer om zichzelf moed in te praten

dan als een informatieve mededeling richting zijn metgezel:

‘Kom, laten we gaan naar dat katholieke klote Polen’. Niet ieder-

een is deze eerste november in de stemming voor het vieren van

Allerheiligen.

In WarschauIn Warschau lijkt het lente. Vanaf vliegveld Frédéric Chopin naar

het centrum rijden een hagelwitte en een pikzwarte touringcar

het reisgezelschap door die typisch Oost-Europese, wat romme-

lige, grauwe voorstadbebouwing bestaande uit halfvergane of

juist fonkelnieuwe industrie- en bedrijfspanden, volkstuincom-

plexen, vroeg-naoorlogse woonwijken met vrij in het groen ge -

plaatste, verveloze flatblokken en talrijke in pasteltinten geschil-

derde kiosken voor de verkoop van levensmiddelen, bloemen en

alcohol (24 uur per dag open, wat een zegen). Op steenworp

afstand van het immens hoge neo-classicistische Paleis voor

Wetenschap en Cultuur – een gift van Stalin die alle hoofdsteden

van de Warschau-Pactlanden met vergelijkbare bouwwerken

verblijdde – stappen we uit bij het glimmende Holiday (...) Inn in

de Złotastraat; letterlijk op de zuidelijke grens van wat ooit het

Ghetto der Ghetto’s was. In de hotelkamer staat uiteraard een

televisie. Op zoek naar een Poolse zender voor de eerste couleur

locale gebeurt iets volstrekt onwezenlijks: op TVP 1 is de familie

van Polanski’s The Pianist net getuige van de huiveringwekken-

de scene, waarin een Joodse pater familias aan de overkant door

twee potige SS-ers met rolstoel en al van het balkon wordt

gedonderd. Nog geen uur in Warschau, vlak om de hoek van het

Herdenken

De Reis Polen11/2010Jeroen Schilt

Birkenau, ‘immens uitgestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken …’ (foto’s Jeroen Schilt)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 25

20 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Hij heeft vijfentwintig jaar bij de WUV en de PUR gewerkt en

is vanaf 1 januari 2011 directeur van de Anne Frank

Stichting. Ronald Leopold hoopt dat hij van het Anne Frank Huis

een ontmoetingsplaats kan maken, een oud ideaal van Otto

Frank, dat de laatste tijd wat minder aandacht heeft gekregen.

‘In het museum gaat het vooral om bezinning, maar de bezoekers

komen daarover niet in gesprek. Toch geeft de maatschappelijke

ontwikkeling daar voldoende aanleiding voor.’ Een interview op

de drempel van het Anne Frank Huis.

De ‘kleuren’ in het verhaal van Anne FrankHij gaat niet alleen werken bij de Anne Frank Stichting, Ronald

Leopold (50) woont ook in de buurt waar Anne Frank is opge-

groeid, de Amsterdamse Rivierenbuurt. ‘Kijk maar’ zegt hij, ‘hier

tegenover staat de school van Margot Frank, Anne’s zuster. Nu

is het een gebedsplaats voor oudere Marokkanen en op zondag

is er een soort van mohammedaanse zondagschool. Dan zie je

die kinderen in al hun levenslust naar buiten komen om te spe-

len op de speelplaats. Voor mij is dat ook een stuk Amsterdamse

geschiedenis. Die kinderen zijn hier geboren, ze willen hun vleu-

gels uitslaan. Net zoals Anne Frank hebben ze idealen: ze willen

koningin worden of schrijfster. Je hoopt dat ze vrij denkende,

onafhankelijke mensen zullen worden, die heel zelfbewust met

een hoofddoekje lopen of heel trots dat hoofddoekje in de

Amstel zullen gooien, dat maakt niet uit. Als ze maar die vrije,

zelfstandige mensen worden waar deze stad altijd van heeft

geleefd.’

Hij is in het geheel niet bang om directeur te worden van de

roemruchte Anne Frank Stichting met zijn succesvolle en soms

roerige geschiedenis: ‘Nee, ik zie daar helemaal niet tegen op, ik

vind het heel eervol en toen ik de organisatie beter van binnen-

uit leerde kennen werd ik steeds enthousiaster vanwege de men-

sen die daar betrokken en vanuit hun hart en ziel heel betekenis-

vol werk doen.’

Maar betekenisvol in welk opzicht? Gaat het alleen om dit ene

meisje Anne Frank, gaat het om de Jodenvervolging in de

Tweede Wereldoorlog of om alle kinderen die nu in de wereld

in nood zitten? ‘Dat is de kernvraag waar de Anne Frank Stich -

ting altijd mee heeft geworsteld en in de loop van de tijd zijn daar

verschillende antwoorden op gegeven. Het is een vraag die steeds

boven de tafel zal blijven hangen en dat is ook niet slecht, het

dwingt je er toe er over na te blijven denken. Een pasklaar ant-

woord heb ik daar nog niet helemaal op, maar voor mij is het ver-

haal van Anne Frank toch in de eerste plaats het verhaal van de

vervolging van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereld -

oorlog. In de doelstelling van de stichting wordt ook gesproken

van de wereldwijde strijd tegen racisme, antisemitisme en voor

de mensenrechten, maar dan dreigt altijd wel het risico van ver-

breding.’

Risico? ‘Ja, dat noem ik een risico. Als je niet oppast, hangt het

bord van Anne Frank straks boven de zeehondenopvang in

Pieterburen, want het is zo gemakkelijk toepasbaar in allerlei situ-

aties en de identificatie met Anne komt zo gemakkelijk tot stand.

Bij mensenrechten gaat het om heel nobele doelen, want er is

onderdrukking in de hele wereld, maar als je er over nadenkt vind

ik toch dat Anne Frank altijd zichtbaar moet blijven in wat we

doen en uitdragen. Ik geloof erg in de kracht van het verhaal van

Anne Frank, in de bezinning die er uit voortvloeit en de educa-

tieve kanten die het heeft, maar ik geloof niet dat je daar een

vorm van activisme aan zou moeten verbinden.’

Er is nog een ander probleem met het verhaal van Anne Frank.

Ondanks de verschrikkelijke afloop komt Nederland er toch te

‘Angst overNederland isniet het goedewoord, maarhet is niet van-zelfsprekenddat het hier nietfout kan gaan’

Max Arian

Interview met Ronald Leopold

de nieuwe directeur van de Anne

Frank Stichting

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 20

21

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

goed van af, alsof het in de oorlog alleen maar om onderduik en

verzet zou zijn gegaan. Het verhaal fungeert dan als een vijgen-

blad, al die kinderen die ook zijn vermoord worden min of meer

onzichtbaar gemaakt.‘Ja… Nederland is in de afgelopen vijfen-

zestig jaar op heel verschillende manieren met die oorlog om

gegaan. Eerst dacht men dat die oorlog al gauw vergeten zou

zijn. Toen kwam de tegenstelling goed-fout centraal te staan.

Daarna werd grijs de kleur. Voor mij is het verhaal van Anne

Frank juist een goed voorbeeld van al de verschillende kleuren

die er in zitten. Het is een verhaal van hulp die is gegeven en ook

een verhaal van het verraad dat door Nederlanders is gepleegd.

Het is vanuit het vervolgingsperspectief gezien eigenlijk een ver-

bijsterend gewoon verhaal, het verhaal van ruim 100.000 ver-

moorde mensen. Het bijzondere aan Anne Frank is niet zozeer

haar lot. Dat is schrijnend normaal. Maar het is de kracht en de

ontroering die uitgaat van het boek van een meisje dat zo vol

levenslust zat, dat zo graag wilde leven, dat zo veel ideeën en

energie had. Of het nu grote literatuur is of niet, het is het ver-

haal van een kind dat in de maalstroom van de geschiedenis

terecht komt en een uiterst triest einde vindt en dat is waar alle

grote literatuur over gaat. Ik heb het nu weer over gelezen en elk

woord is raak, uit haar openheid, haar waarnemingsvermogen

blijkt dat zij een groot schrijfster is die in de knop is gebroken.’

Terugkerende patronenRonald Leopold is in 1960 geboren in een klein dorpje in Gro nin -

gen. Hij zegt daarover: ‘Die generatie van 1960 heeft de schaduw

van de oorlog sterk gevoeld. Mijn ouders waren pubers tijdens

de oorlog. Op school werd veel aandacht besteed aan de oorlog,

de nationale dodenherdenking was voor ons een plechtig

moment in het jaar. Als kind vond ik het ook een beetje eng, al

die gevoelens die je niet goed kon begrijpen. Op het wereldbeeld

van mijn ouders heeft de oorlog een enorme in vloed gehad.

Tijdens mijn studie Geschiedenis in Groningen heb ik me bezig

gehouden met de 19e eeuw en met de vraag wat de wortels zijn

van wat er in de 20e eeuw is gebeurd, waarom Duitsland en Italië

zo zijn afgegleden. De geschiedenis herhaalt zich niet, dat is mijn

vaste overtuiging, maar bepaalde patronen zie je altijd weer

terug. De kernvraag is dan: wat zijn de parallellen en verschillen

tussen nu en toen. In mijn studie heb ik geleerd dat te analyseren

en daar de nuances in te zoeken. Ik vind dat je heel voorzichtig

moet zijn om zomaar de term fascisme te gebruiken voor wat er

nu gebeurt, zoals Rob Riemen van het Nexus Instituut doet.’

Wat voor patronen ziet u dan nu? ‘Je kunt van de geschiedenis

leren hoe gevaarlijk het is als een land in een crisissituatie terecht

komt en in een overgangsfase zit. De Anne Frank Stichting zou

een belangrijke maatschappelijke rol kunnen spelen door een

ontmoetingsplaats te zijn waar over racisme en antisemitisme

kan worden gepraat. De verzorgingsstaat die lang een vanzelf-

sprekendheid was kalft af en je ziet hoe in een tijd van crisis men-

sen vluchtheuvels zoeken en zich vastklampen aan het nationale.

Misschien zou je het begrip burgerschap opnieuw moeten uit-

vinden. Wat betekent het Nederlander te zijn, wat betekent het

Europeaan te zijn? Wat betekent het dat je deel uitmaakt van een

samenleving?’

HongarijeIn verband met zijn studie ging Ronald Leopold in 1984 naar

Hongarije waar hij zijn vrouw Andrea leerde kennen. ‘Het was

een heel bijzondere tijd, de tijd van het zogenaamde “goulash -

communisme”. Door de vrienden van Andrea, vaak jonge kun-

stenaars zoals zijzelf, werd de situatie toen als volkomen uitzicht-

loos gezien en toch viel vijf jaar later de Berlijnse Muur. Mensen

konden elkaar niet vertrouwen en wat me ook opviel: daderschap

en slachtofferschap liepen dwars door elkaar heen. Hongarije

heeft eigenlijk nooit een periode van democratie gekend en nu

zie je dat antisemitisme en nationalisme daar heel virulent zijn. Er

worden daar daadwerkelijk zigeuners doodgeschoten.’

Met Andrea en haar dochter uit een eerder huwelijk Sara kwam

hij in 1985 naar Amsterdam. Nederland was toen vergeleken bij

Hongarije een verademing, maar dat is intussen enigszins veran-

derd: ‘Sara was zeven jaar toen we naar Nederland kwamen, zij

is helemaal in Nederland opgegroeid. Maar ik vind het frappant

Ronald Leopold (Foto Cris Toala Olivares,

© Copyright: Anne Frank Stichting)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 21

24

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

dat iedereen goed door deze zware tocht heen komt is twee. Het

Auschwitz Comité zet daarom begeleiders in, die zorg dragen

voor mensen die het moeilijk hebben tijdens deze reizen. Er gaan

altijd een rabbijn en een arts mee, die samen met leden van het

bestuur van het Comité zorg dragen voor de deelnemers aan de

reis. Van de tweede keer herinner ik mij vooral een man die naar

Sobibor wilde omdat daar zijn hele familie uitgemoord was. Hij

had het verschrikkelijk zwaar en was niet in staat om te praten

met anderen. Hij keek alleen maar uit het raam en zei ja en neen

als je hem wat vroeg. Dat bleef zo tot Sobibor. Toen bleef hij zelfs

in de bus zitten. Sonny Herman, de rabbijn, heeft toen met hem

gesproken en hem zover gekregen dat hij de bus uitkwam. Hij

kon het haast niet, maar aan de arm van Sonny ging hij het pad

op naar de asheuvel. Daar lag zijn familie. Nooit zal ik het beeld

van de twee oude mannen vergeten die stevig gearmd, elkaar

vasthoudend, het pad insloegen naar de asheuvel. Daar vond de

herdenking plaats. De namen van de mensen die daar omge-

bracht waren, werden daar genoemd. Hij stond er en kon het bijna

niet, maar gesteund door de rabbijn kon hij het toch. Het was

een andere man die daarna in de bus zat. Hij praatte honderd uit,

een zware last was van zijn schouders gegleden.

Het onvoorstelbare kwaadDeze derde keer in 2010 ging ik mee om persoonlijke redenen.

Mijn jongste broer en zijn vrouw wilden graag een keer deze reis

maken langs de vernietigingskampen. Toen hebben we besloten

met zijn vieren te gaan. Mijn man ging ook weer mee. Het ver-

ging ons zoals de vorige twee keren. Voor je het wist was je in

gesprek met een van de deelnemers aan de reis. Zo was er een

moeder met twee dochters die de reis voor het eerst maakten.

De mannen hadden ze thuis gelaten. Ze waren lang bezig ge -

weest met de voorbereiding van de reis. Tien jaar geleden waren

ze naar Israel geweest en dat was hun goed bekomen. En nu

ging het om Sobibor. Daar waren hun familieleden vermoord.

Een neef van hen was in Sobibor geweest en had verteld hoe hij

het had ervaren. Daarop hadden ze besloten met zijn drieën deze

reis te maken. Een vader en zijn zoon, waarmee we samen aan

tafel zaten, maakten deze reis ook voor het eerst. De zoon had

zijn vader beloofd mee te gaan. In december 2009 hadden ze

zich al ingeschreven. Nu zat hij hier in Polen, maar hij voelde zich

verscheurd. Veertien dagen geleden was hij net zelf vader

geworden van een zoon. Leven en dood zo dicht bij elkaar. Zijn

grootmoeder was de enige overlevende van een familie van 146

personen. Veel later na de oorlog dook er nog een neef op die

zijn eigen naam zag staan op de herdenkingssteen die zijn groot-

moeder op de Joodse begraafplaats in Muiderberg had opge-

richt. Toen bleek ze dus nog een neef in Amerika te hebben.

Naast nabestaanden waren er veel mensen die de reis naar Polen

maakten, omdat ze altijd al een bezoek aan Auschwitz hadden

willen brengen.

Het zijn vooral de verhalen van de mensen en de herdenkingen

die ervoor zorgen dat de reizen langs de vernietigingskampen bij-

zonder indrukwekkende reizen blijven. Zelf vond ik, dat ik tijdens

de derde reis veel meer zag van de verschrikkingen dan op de

eerste twee reizen. Zo stond ik in Auschwitz-Birkenau bij de as -

vijver, de plek waar men de as die uit de crematoria kwam heeft

gestort. Het was mooi najaarsweer en alles zag er liefelijk uit. Een

vijver waar je op het eerste gezicht niet kon vermoeden dat die

als graf dienst deed voor zoveel duizenden mensen. Even verder

was een bos met wat weidegrond. Daar stonden op een infor-

matiebord twee foto’s afgebeeld, gemaakt door een SS’er in

1943. Ik zag vrouwen, kinderen en oude mannen op een open

plek onder de bomen zitten. Het leek op het eerste gezicht wel

een picknick. Onder de foto’s stond vermeld: ‘Zij wachten op hun

beurt’. Ik kon mijn ogen niet geloven en las het nog eens. Het

stond er echt. Het was blijkbaar een drukke dag bij de gaskamers

en deze mensen moesten wachten voor ze vermoord konden

worden. Ik was diep geschokt en kon het bijna niet geloven. Ze

zaten daar schijnbaar zo rustig. Later besefte ik dat ze ook ner-

gens anders naar toe konden. Er zullen ongetwijfeld bewakers en

honden zijn geweest, maar die waren op de foto’s niet te zien.

Ik weet niet of ik nog een keer de tocht langs de vernietigings-

kampen zal maken, maar een ding weet ik zeker. Je komt er

anders vandaan dan je er heen bent gegaan. Je hebt het grote

onvoorstelbare kwaad in het gezicht gezien. En dat is en blijft

schokkend en onbegrijpelijk. Hoe is het mogelijk dat de ene mens

dit de andere mens aandoet.

Ruïne van een van de gaskamers in Auschwitz-

Birkenau (foto Hans Touwen, 2010)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 24

23

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Voor de derde keer mee in 2010 met de Polenreis georgani-

seerd door het Nederlands Auschwitz Comité. Als iemand

mij tien jaar geleden had verteld dat ik deze reis meer dan een

keer zou maken, zou ik het niet geloofd hebben. De eerste keer

ging ik beroepsmatig mee uit hoofde van mijn functie als hoofd

Collecties en Diensten bij het NIOD. Daar heb ik toentertijd lang

over nagedacht omdat ik als niet-Joodse buitenstander mij bij

voorbaat al ongemakkelijk voelde. Wat had ik daar eigenlijk te

zoeken. Hoe kon ik, zonder me een voyeur te voelen, getuige zijn

van het grote verdriet van de nabestaanden die hun doden gingen

herdenken. Vaak waren zij de enige overlevenden en was hun

hele familie uitgemoord door de nazi’s.

Opgenomen in de groepEr zijn dan ook vele jaren verstreken voor ik de stap waagde en

me in 2003 inschreef voor mijn eerste Polenreis. Het ging heel

anders dan ik te voren had gedacht. Binnen twee dagen voelde

ik mij geen buitenstaander meer. De tweede dag al liep ik door

het Stammlager Auschwitz met aan mijn arm een Joodse vrouw

die voor het eerst deze reis maakte met haar drie zonen. In de

oorlog was ze als vierjarig kind op een goed onderduikadres

terecht gekomen. Daar had ze de oorlog doorgebracht. Haar

ouders had ze nooit meer terug gezien. Ze was bij het pleeggezin

gebleven. Maar hoe goed die ook voor haar waren geweest, het

gemis aan eigen familie bleef. En nu stond ze dan voor het eerst

op de plek waar haar ouders waren omgebracht. En ze vertelde

en ze vertelde maar, aan mij. Dit is wat iedere buitenstaander

overkomt tijdens deze reis. Buitenstaander of niet, je wordt op -

genomen in de groep door de nabestaanden die je vertellen wat

het voor hun leven heeft betekend, dat zij als enige de oorlog

overleefden.

De herdenking later op die dag in het Israëlische paviljoen bracht

me nog dichter bij het hartverscheurende verdriet van de nabe-

staanden. Na het uitspreken van het kaddish, het gebed voor de

doden, kon iedereen die dat wilde de namen noemen van zijn

vermoorde familieleden. Het is zo aangrijpend om nabestaanden

daar op die plaats de namen van vaders, moeders, grootouders,

ooms en tantes, neven en nichten te horen noemen. Soms een

hele reeks namen, soms ook maar drie of vier. Sommigen lukte

het niet zelf de namen uit te spreken en dan nam een ander die

er naast stond het over. Daarna is het over en omhelst iedereen

elkaar en wenst de ander een lang leven. Vanaf dat moment heb

ik mij geen buitenstander meer gevoeld. Het zijn de mensen zelf

met hun verhalen en de herdenkingen, die in de vier vernieti-

gingskampen die we bezochten plaatsvinden, waardoor je opge-

nomen wordt in hun ervaringen en deelt in hun leed.

AsheuvelDe tweede keer ben ik mee geweest als begeleider. Dat was in

2007. Jacques Grishaver had me een paar jaar geleden gevraagd

of ik in het bestuur zitting wilde nemen. Dat vond ik een hele eer

en ik heb ja gezegd. Vanaf die tijd ben ik nauw betrokken bij het

reilen en zeilen van het Auschwitz Comité. Een reis naar Polen

organiseren voor rond de 100 deelnemers is één, maar zorgen

Herdenken

‘Zij wachten ophun beurt’

Elly Touwen-Bouwsma

De reis naar Polen in 2010

Op weg naar de asheuvel in Sobibor

(foto Elly Touwen, 2003)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 23

22

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

dat ook zij zich weer ineens buitenlander is gaan voelen. Door al

dat praten over allochtonen en buitenlanders is zij zich met hen

gaan identificeren. Ik ben er van geschrokken dat zij zich ineens

zag als iemand die hier misschien niet zo welkom is. Dat vind ik

verschrikkelijk. En hoe moet het dan niet zijn voor kinderen die

hier geboren zijn uit ouders die van elders zijn gekomen! Ik wil

me een beetje buiten de politieke arena houden, maar je moet je

als samenleving wel realiseren wat je doet als je zo de aanval

opent op groepen mensen. Ik geloof niet dat die mensen die dat

doen beseffen hoe snel dat het klimaat kan vergiftigen. Het

begint met woorden en niemand weet waar het eindigt. En wie

is er gebaat bij die verruwing en dat egoïsme?’

Het Anne Frank Huis een kenniscentrumHij kwam in 1985 als uitzendkracht bij de WUV terecht, de wet

Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en hij is er in vijf-

entwintig jaar niet meer weggegaan. Hij werd van administratie-

ve kracht voorlichter, beleidsmedewerker en stond aan de wieg

van de PUR, de Pensioen- en Uitkeringsraad, waar hij nu, zoals

hij het zelf zegt, ‘ook weer “het licht uitdoet’”, nu het werk

wordt ondergebracht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij

heeft het bij de PUR tot directeur gebracht, maar hij was geen

afstandelijke manager, hij vond het heel belangrijk in gesprek te

blijven met de mensen om wie het gaat, de verzetsdeelnemers

en oorlogsslachtoffers. Hij is er trots op dat die zelf het beleid

bepalen via de Raadskamers en dat blijft ook zo bij de SVB. Ook

voor de Nooit meer Auschwitz-lezing heeft hij veel werk gedaan.

Hij is misschien toevallig in dit werk terechtgekomen, maar dat

hij er al die tijd is gebleven en zijn hart er aan heeft gegeven is

natuurlijk geen toeval. Zoals het zeker geen toeval is dat hem

werd gevraagd te solliciteren bij de Anne Frank Stichting, toen

directeur Hans Westra met pensioen ging.

‘Het gevoel dat dit een prachtige baan is, dat is alleen maar ster-

ker geworden. De organisatie is met een miljoen bezoekers per

jaar zeer succesvol, maar je houdt als directeur ook natuurlijk wel

van problemen die je op moet lossen. Zo heeft de AFS een heel

depot met archiefstukken over Anne Frank. Men is bezig om

daar een kenniscentrum van te maken. Ik sta zeer positief tegen-

over die ontwikkeling. Verder zouden we in samenwerking met

andere organisaties meer activiteiten kunnen organiseren die te

maken hebben met het dagboek. Het is goed om de ramen en

deuren wat meer open te zetten. En ik wil dus graag kijken naar

het oude ideaal van Otto Frank dat jongeren elkaar in het Anne

Frank Huis kunnen ontmoeten en in gesprek met elkaar komen.

Daar kunnen natuurlijk de nieuwe communicatiemiddelen, zoals de

zogenaamde sociale media, ook een belangrijke rol bij vervullen’

En als er zoiets gebeurt als een kastanjeboom die omvalt? ‘Ik

maak een onderscheid tussen wat ik daar zelf van vind en het

begrip dat je moet op brengen voor de emoties die mensen daar-

bij hebben. Ik kan heel goed begrijpen dat mensen daardoor aan-

geslagen zijn, maar het is buiten proportie als ze de boom

beschouwen als de laatste die Anne Frank heeft gezien. Maar het

is goed als er discussie over is, zoals ook over de Anne Frank

musical. Commercialisering en trivialisering zijn niet goed, maar

als het om kunstzinnige uitingen gaat ben ik er voor, zoals de

grafische biografie van Anne Frank die kort geleden is versche-

nen. Over zulke dingen zal gelukkig altijd discussie blijven

bestaan. Dat houd je scherp.’

Zou u angst kunnen hebben dat het in Nederland weer fout zou

kunnen gaan? ‘Angst is niet de het goede woord, maar het is

voor mij niet meer vanzelfsprekend dat het niet fout zal gaan.

Nederland is aan het veranderen. Dat roept vragen op of we alles

wel goed hebben gedaan. Mijn hoogleraar in Groningen Ernst

Kossmann zei tegen mij: “Onthoud één ding: de vraag is belang-

rijker dan het antwoord.” De zoektocht is inderdaad vele malen

belangrijker dan door te schieten naar simpele antwoorden. Daar -

om is het mooi dat een strip die de Anne Frank Stichting heeft

uitgegeven De Zoektocht heet.’

De activiteiten van hetNederlands Auschwitz Comité

worden mede ondersteund door

Fa-med b.v.opgericht door en voor medisch specialisten.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 22

23

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Voor de derde keer mee in 2010 met de Polenreis georgani-

seerd door het Nederlands Auschwitz Comité. Als iemand

mij tien jaar geleden had verteld dat ik deze reis meer dan een

keer zou maken, zou ik het niet geloofd hebben. De eerste keer

ging ik beroepsmatig mee uit hoofde van mijn functie als hoofd

Collecties en Diensten bij het NIOD. Daar heb ik toentertijd lang

over nagedacht omdat ik als niet-Joodse buitenstander mij bij

voorbaat al ongemakkelijk voelde. Wat had ik daar eigenlijk te

zoeken. Hoe kon ik, zonder me een voyeur te voelen, getuige zijn

van het grote verdriet van de nabestaanden die hun doden gingen

herdenken. Vaak waren zij de enige overlevenden en was hun

hele familie uitgemoord door de nazi’s.

Opgenomen in de groepEr zijn dan ook vele jaren verstreken voor ik de stap waagde en

me in 2003 inschreef voor mijn eerste Polenreis. Het ging heel

anders dan ik te voren had gedacht. Binnen twee dagen voelde

ik mij geen buitenstaander meer. De tweede dag al liep ik door

het Stammlager Auschwitz met aan mijn arm een Joodse vrouw

die voor het eerst deze reis maakte met haar drie zonen. In de

oorlog was ze als vierjarig kind op een goed onderduikadres

terecht gekomen. Daar had ze de oorlog doorgebracht. Haar

ouders had ze nooit meer terug gezien. Ze was bij het pleeggezin

gebleven. Maar hoe goed die ook voor haar waren geweest, het

gemis aan eigen familie bleef. En nu stond ze dan voor het eerst

op de plek waar haar ouders waren omgebracht. En ze vertelde

en ze vertelde maar, aan mij. Dit is wat iedere buitenstaander

overkomt tijdens deze reis. Buitenstaander of niet, je wordt op -

genomen in de groep door de nabestaanden die je vertellen wat

het voor hun leven heeft betekend, dat zij als enige de oorlog

overleefden.

De herdenking later op die dag in het Israëlische paviljoen bracht

me nog dichter bij het hartverscheurende verdriet van de nabe-

staanden. Na het uitspreken van het kaddish, het gebed voor de

doden, kon iedereen die dat wilde de namen noemen van zijn

vermoorde familieleden. Het is zo aangrijpend om nabestaanden

daar op die plaats de namen van vaders, moeders, grootouders,

ooms en tantes, neven en nichten te horen noemen. Soms een

hele reeks namen, soms ook maar drie of vier. Sommigen lukte

het niet zelf de namen uit te spreken en dan nam een ander die

er naast stond het over. Daarna is het over en omhelst iedereen

elkaar en wenst de ander een lang leven. Vanaf dat moment heb

ik mij geen buitenstander meer gevoeld. Het zijn de mensen zelf

met hun verhalen en de herdenkingen, die in de vier vernieti-

gingskampen die we bezochten plaatsvinden, waardoor je opge-

nomen wordt in hun ervaringen en deelt in hun leed.

AsheuvelDe tweede keer ben ik mee geweest als begeleider. Dat was in

2007. Jacques Grishaver had me een paar jaar geleden gevraagd

of ik in het bestuur zitting wilde nemen. Dat vond ik een hele eer

en ik heb ja gezegd. Vanaf die tijd ben ik nauw betrokken bij het

reilen en zeilen van het Auschwitz Comité. Een reis naar Polen

organiseren voor rond de 100 deelnemers is één, maar zorgen

Herdenken

‘Zij wachten ophun beurt’

Elly Touwen-Bouwsma

De reis naar Polen in 2010

Op weg naar de asheuvel in Sobibor

(foto Elly Touwen, 2003)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 23

22

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

dat ook zij zich weer ineens buitenlander is gaan voelen. Door al

dat praten over allochtonen en buitenlanders is zij zich met hen

gaan identificeren. Ik ben er van geschrokken dat zij zich ineens

zag als iemand die hier misschien niet zo welkom is. Dat vind ik

verschrikkelijk. En hoe moet het dan niet zijn voor kinderen die

hier geboren zijn uit ouders die van elders zijn gekomen! Ik wil

me een beetje buiten de politieke arena houden, maar je moet je

als samenleving wel realiseren wat je doet als je zo de aanval

opent op groepen mensen. Ik geloof niet dat die mensen die dat

doen beseffen hoe snel dat het klimaat kan vergiftigen. Het

begint met woorden en niemand weet waar het eindigt. En wie

is er gebaat bij die verruwing en dat egoïsme?’

Het Anne Frank Huis een kenniscentrumHij kwam in 1985 als uitzendkracht bij de WUV terecht, de wet

Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en hij is er in vijf-

entwintig jaar niet meer weggegaan. Hij werd van administratie-

ve kracht voorlichter, beleidsmedewerker en stond aan de wieg

van de PUR, de Pensioen- en Uitkeringsraad, waar hij nu, zoals

hij het zelf zegt, ‘ook weer “het licht uitdoet’”, nu het werk

wordt ondergebracht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hij

heeft het bij de PUR tot directeur gebracht, maar hij was geen

afstandelijke manager, hij vond het heel belangrijk in gesprek te

blijven met de mensen om wie het gaat, de verzetsdeelnemers

en oorlogsslachtoffers. Hij is er trots op dat die zelf het beleid

bepalen via de Raadskamers en dat blijft ook zo bij de SVB. Ook

voor de Nooit meer Auschwitz-lezing heeft hij veel werk gedaan.

Hij is misschien toevallig in dit werk terechtgekomen, maar dat

hij er al die tijd is gebleven en zijn hart er aan heeft gegeven is

natuurlijk geen toeval. Zoals het zeker geen toeval is dat hem

werd gevraagd te solliciteren bij de Anne Frank Stichting, toen

directeur Hans Westra met pensioen ging.

‘Het gevoel dat dit een prachtige baan is, dat is alleen maar ster-

ker geworden. De organisatie is met een miljoen bezoekers per

jaar zeer succesvol, maar je houdt als directeur ook natuurlijk wel

van problemen die je op moet lossen. Zo heeft de AFS een heel

depot met archiefstukken over Anne Frank. Men is bezig om

daar een kenniscentrum van te maken. Ik sta zeer positief tegen-

over die ontwikkeling. Verder zouden we in samenwerking met

andere organisaties meer activiteiten kunnen organiseren die te

maken hebben met het dagboek. Het is goed om de ramen en

deuren wat meer open te zetten. En ik wil dus graag kijken naar

het oude ideaal van Otto Frank dat jongeren elkaar in het Anne

Frank Huis kunnen ontmoeten en in gesprek met elkaar komen.

Daar kunnen natuurlijk de nieuwe communicatiemiddelen, zoals de

zogenaamde sociale media, ook een belangrijke rol bij vervullen’

En als er zoiets gebeurt als een kastanjeboom die omvalt? ‘Ik

maak een onderscheid tussen wat ik daar zelf van vind en het

begrip dat je moet op brengen voor de emoties die mensen daar-

bij hebben. Ik kan heel goed begrijpen dat mensen daardoor aan-

geslagen zijn, maar het is buiten proportie als ze de boom

beschouwen als de laatste die Anne Frank heeft gezien. Maar het

is goed als er discussie over is, zoals ook over de Anne Frank

musical. Commercialisering en trivialisering zijn niet goed, maar

als het om kunstzinnige uitingen gaat ben ik er voor, zoals de

grafische biografie van Anne Frank die kort geleden is versche-

nen. Over zulke dingen zal gelukkig altijd discussie blijven

bestaan. Dat houd je scherp.’

Zou u angst kunnen hebben dat het in Nederland weer fout zou

kunnen gaan? ‘Angst is niet de het goede woord, maar het is

voor mij niet meer vanzelfsprekend dat het niet fout zal gaan.

Nederland is aan het veranderen. Dat roept vragen op of we alles

wel goed hebben gedaan. Mijn hoogleraar in Groningen Ernst

Kossmann zei tegen mij: “Onthoud één ding: de vraag is belang-

rijker dan het antwoord.” De zoektocht is inderdaad vele malen

belangrijker dan door te schieten naar simpele antwoorden. Daar -

om is het mooi dat een strip die de Anne Frank Stichting heeft

uitgegeven De Zoektocht heet.’

De activiteiten van hetNederlands Auschwitz Comité

worden mede ondersteund door

Fa-med b.v.opgericht door en voor medisch specialisten.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 22

21

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

goed van af, alsof het in de oorlog alleen maar om onderduik en

verzet zou zijn gegaan. Het verhaal fungeert dan als een vijgen-

blad, al die kinderen die ook zijn vermoord worden min of meer

onzichtbaar gemaakt.‘Ja… Nederland is in de afgelopen vijfen-

zestig jaar op heel verschillende manieren met die oorlog om

gegaan. Eerst dacht men dat die oorlog al gauw vergeten zou

zijn. Toen kwam de tegenstelling goed-fout centraal te staan.

Daarna werd grijs de kleur. Voor mij is het verhaal van Anne

Frank juist een goed voorbeeld van al de verschillende kleuren

die er in zitten. Het is een verhaal van hulp die is gegeven en ook

een verhaal van het verraad dat door Nederlanders is gepleegd.

Het is vanuit het vervolgingsperspectief gezien eigenlijk een ver-

bijsterend gewoon verhaal, het verhaal van ruim 100.000 ver-

moorde mensen. Het bijzondere aan Anne Frank is niet zozeer

haar lot. Dat is schrijnend normaal. Maar het is de kracht en de

ontroering die uitgaat van het boek van een meisje dat zo vol

levenslust zat, dat zo graag wilde leven, dat zo veel ideeën en

energie had. Of het nu grote literatuur is of niet, het is het ver-

haal van een kind dat in de maalstroom van de geschiedenis

terecht komt en een uiterst triest einde vindt en dat is waar alle

grote literatuur over gaat. Ik heb het nu weer over gelezen en elk

woord is raak, uit haar openheid, haar waarnemingsvermogen

blijkt dat zij een groot schrijfster is die in de knop is gebroken.’

Terugkerende patronenRonald Leopold is in 1960 geboren in een klein dorpje in Gro nin -

gen. Hij zegt daarover: ‘Die generatie van 1960 heeft de schaduw

van de oorlog sterk gevoeld. Mijn ouders waren pubers tijdens

de oorlog. Op school werd veel aandacht besteed aan de oorlog,

de nationale dodenherdenking was voor ons een plechtig

moment in het jaar. Als kind vond ik het ook een beetje eng, al

die gevoelens die je niet goed kon begrijpen. Op het wereldbeeld

van mijn ouders heeft de oorlog een enorme in vloed gehad.

Tijdens mijn studie Geschiedenis in Groningen heb ik me bezig

gehouden met de 19e eeuw en met de vraag wat de wortels zijn

van wat er in de 20e eeuw is gebeurd, waarom Duitsland en Italië

zo zijn afgegleden. De geschiedenis herhaalt zich niet, dat is mijn

vaste overtuiging, maar bepaalde patronen zie je altijd weer

terug. De kernvraag is dan: wat zijn de parallellen en verschillen

tussen nu en toen. In mijn studie heb ik geleerd dat te analyseren

en daar de nuances in te zoeken. Ik vind dat je heel voorzichtig

moet zijn om zomaar de term fascisme te gebruiken voor wat er

nu gebeurt, zoals Rob Riemen van het Nexus Instituut doet.’

Wat voor patronen ziet u dan nu? ‘Je kunt van de geschiedenis

leren hoe gevaarlijk het is als een land in een crisissituatie terecht

komt en in een overgangsfase zit. De Anne Frank Stichting zou

een belangrijke maatschappelijke rol kunnen spelen door een

ontmoetingsplaats te zijn waar over racisme en antisemitisme

kan worden gepraat. De verzorgingsstaat die lang een vanzelf-

sprekendheid was kalft af en je ziet hoe in een tijd van crisis men-

sen vluchtheuvels zoeken en zich vastklampen aan het nationale.

Misschien zou je het begrip burgerschap opnieuw moeten uit-

vinden. Wat betekent het Nederlander te zijn, wat betekent het

Europeaan te zijn? Wat betekent het dat je deel uitmaakt van een

samenleving?’

HongarijeIn verband met zijn studie ging Ronald Leopold in 1984 naar

Hongarije waar hij zijn vrouw Andrea leerde kennen. ‘Het was

een heel bijzondere tijd, de tijd van het zogenaamde “goulash -

communisme”. Door de vrienden van Andrea, vaak jonge kun-

stenaars zoals zijzelf, werd de situatie toen als volkomen uitzicht-

loos gezien en toch viel vijf jaar later de Berlijnse Muur. Mensen

konden elkaar niet vertrouwen en wat me ook opviel: daderschap

en slachtofferschap liepen dwars door elkaar heen. Hongarije

heeft eigenlijk nooit een periode van democratie gekend en nu

zie je dat antisemitisme en nationalisme daar heel virulent zijn. Er

worden daar daadwerkelijk zigeuners doodgeschoten.’

Met Andrea en haar dochter uit een eerder huwelijk Sara kwam

hij in 1985 naar Amsterdam. Nederland was toen vergeleken bij

Hongarije een verademing, maar dat is intussen enigszins veran-

derd: ‘Sara was zeven jaar toen we naar Nederland kwamen, zij

is helemaal in Nederland opgegroeid. Maar ik vind het frappant

Ronald Leopold (Foto Cris Toala Olivares,

© Copyright: Anne Frank Stichting)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 21

24

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

dat iedereen goed door deze zware tocht heen komt is twee. Het

Auschwitz Comité zet daarom begeleiders in, die zorg dragen

voor mensen die het moeilijk hebben tijdens deze reizen. Er gaan

altijd een rabbijn en een arts mee, die samen met leden van het

bestuur van het Comité zorg dragen voor de deelnemers aan de

reis. Van de tweede keer herinner ik mij vooral een man die naar

Sobibor wilde omdat daar zijn hele familie uitgemoord was. Hij

had het verschrikkelijk zwaar en was niet in staat om te praten

met anderen. Hij keek alleen maar uit het raam en zei ja en neen

als je hem wat vroeg. Dat bleef zo tot Sobibor. Toen bleef hij zelfs

in de bus zitten. Sonny Herman, de rabbijn, heeft toen met hem

gesproken en hem zover gekregen dat hij de bus uitkwam. Hij

kon het haast niet, maar aan de arm van Sonny ging hij het pad

op naar de asheuvel. Daar lag zijn familie. Nooit zal ik het beeld

van de twee oude mannen vergeten die stevig gearmd, elkaar

vasthoudend, het pad insloegen naar de asheuvel. Daar vond de

herdenking plaats. De namen van de mensen die daar omge-

bracht waren, werden daar genoemd. Hij stond er en kon het bijna

niet, maar gesteund door de rabbijn kon hij het toch. Het was

een andere man die daarna in de bus zat. Hij praatte honderd uit,

een zware last was van zijn schouders gegleden.

Het onvoorstelbare kwaadDeze derde keer in 2010 ging ik mee om persoonlijke redenen.

Mijn jongste broer en zijn vrouw wilden graag een keer deze reis

maken langs de vernietigingskampen. Toen hebben we besloten

met zijn vieren te gaan. Mijn man ging ook weer mee. Het ver-

ging ons zoals de vorige twee keren. Voor je het wist was je in

gesprek met een van de deelnemers aan de reis. Zo was er een

moeder met twee dochters die de reis voor het eerst maakten.

De mannen hadden ze thuis gelaten. Ze waren lang bezig ge -

weest met de voorbereiding van de reis. Tien jaar geleden waren

ze naar Israel geweest en dat was hun goed bekomen. En nu

ging het om Sobibor. Daar waren hun familieleden vermoord.

Een neef van hen was in Sobibor geweest en had verteld hoe hij

het had ervaren. Daarop hadden ze besloten met zijn drieën deze

reis te maken. Een vader en zijn zoon, waarmee we samen aan

tafel zaten, maakten deze reis ook voor het eerst. De zoon had

zijn vader beloofd mee te gaan. In december 2009 hadden ze

zich al ingeschreven. Nu zat hij hier in Polen, maar hij voelde zich

verscheurd. Veertien dagen geleden was hij net zelf vader

geworden van een zoon. Leven en dood zo dicht bij elkaar. Zijn

grootmoeder was de enige overlevende van een familie van 146

personen. Veel later na de oorlog dook er nog een neef op die

zijn eigen naam zag staan op de herdenkingssteen die zijn groot-

moeder op de Joodse begraafplaats in Muiderberg had opge-

richt. Toen bleek ze dus nog een neef in Amerika te hebben.

Naast nabestaanden waren er veel mensen die de reis naar Polen

maakten, omdat ze altijd al een bezoek aan Auschwitz hadden

willen brengen.

Het zijn vooral de verhalen van de mensen en de herdenkingen

die ervoor zorgen dat de reizen langs de vernietigingskampen bij-

zonder indrukwekkende reizen blijven. Zelf vond ik, dat ik tijdens

de derde reis veel meer zag van de verschrikkingen dan op de

eerste twee reizen. Zo stond ik in Auschwitz-Birkenau bij de as -

vijver, de plek waar men de as die uit de crematoria kwam heeft

gestort. Het was mooi najaarsweer en alles zag er liefelijk uit. Een

vijver waar je op het eerste gezicht niet kon vermoeden dat die

als graf dienst deed voor zoveel duizenden mensen. Even verder

was een bos met wat weidegrond. Daar stonden op een infor-

matiebord twee foto’s afgebeeld, gemaakt door een SS’er in

1943. Ik zag vrouwen, kinderen en oude mannen op een open

plek onder de bomen zitten. Het leek op het eerste gezicht wel

een picknick. Onder de foto’s stond vermeld: ‘Zij wachten op hun

beurt’. Ik kon mijn ogen niet geloven en las het nog eens. Het

stond er echt. Het was blijkbaar een drukke dag bij de gaskamers

en deze mensen moesten wachten voor ze vermoord konden

worden. Ik was diep geschokt en kon het bijna niet geloven. Ze

zaten daar schijnbaar zo rustig. Later besefte ik dat ze ook ner-

gens anders naar toe konden. Er zullen ongetwijfeld bewakers en

honden zijn geweest, maar die waren op de foto’s niet te zien.

Ik weet niet of ik nog een keer de tocht langs de vernietigings-

kampen zal maken, maar een ding weet ik zeker. Je komt er

anders vandaan dan je er heen bent gegaan. Je hebt het grote

onvoorstelbare kwaad in het gezicht gezien. En dat is en blijft

schokkend en onbegrijpelijk. Hoe is het mogelijk dat de ene mens

dit de andere mens aandoet.

Ruïne van een van de gaskamers in Auschwitz-

Birkenau (foto Hans Touwen, 2010)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 24

25

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vanuit AmsterdamAlsof het zo moest zijn overlijdt Harry Mulisch twee dagen voor

vertrek. In een klap was duidelijk dat er in ieder geval toch een

boek mee in het vliegtuig zou gaan. De Zaak 40/61, het indruk-

wekkende en bij vlagen geniale verslag rond het proces tegen

Adolf Eichmann in 1961, waarvoor Mulisch in hetzelfde jaar ook in

Polen zijn licht opsteekt: Warschau, Lublin, Majdanek, Krakow en

tenslotte, na een overstap in Trzebinia, Oświęcim, ‘het eindpunt

van Eichmann’s deportatietreinen, de plaats van het misdrijf’.

Vanuit onze woning in Tuinwijk, na de oorlog gebouwd op het

omheinde terrein van de Amsterdamse Umschlagplatz aan de

Polderweg, maandagochtend, zoals wel vaker, met de trein

vanaf het in 1939 gereed gekomen Muiderpoortstation. Vertrek

en aankomst staan vanaf dat moment dan ook onwrikbaar in het

teken van dat wat de komende zes dagen als een verwarrende,

grotendeels onbegrijpelijke film voorbij zal trekken (en in heldere

flarden eerlijk gezegd nog steeds, plotseling en op de vreemdste

momenten). Op Schiphol in het barretje aan het eind van de C-

pier vlak voor vertrek nog een espresso genomen en geen gin-

tonic zoals een man een paar tafeltjes verderop. Hij blijkt over-

duidelijk een van de gespannen medereizigers te zijn, wanneer

hij bij het opstaan uitroept, meer om zichzelf moed in te praten

dan als een informatieve mededeling richting zijn metgezel:

‘Kom, laten we gaan naar dat katholieke klote Polen’. Niet ieder-

een is deze eerste november in de stemming voor het vieren van

Allerheiligen.

In WarschauIn Warschau lijkt het lente. Vanaf vliegveld Frédéric Chopin naar

het centrum rijden een hagelwitte en een pikzwarte touringcar

het reisgezelschap door die typisch Oost-Europese, wat romme-

lige, grauwe voorstadbebouwing bestaande uit halfvergane of

juist fonkelnieuwe industrie- en bedrijfspanden, volkstuincom-

plexen, vroeg-naoorlogse woonwijken met vrij in het groen ge -

plaatste, verveloze flatblokken en talrijke in pasteltinten geschil-

derde kiosken voor de verkoop van levensmiddelen, bloemen en

alcohol (24 uur per dag open, wat een zegen). Op steenworp

afstand van het immens hoge neo-classicistische Paleis voor

Wetenschap en Cultuur – een gift van Stalin die alle hoofdsteden

van de Warschau-Pactlanden met vergelijkbare bouwwerken

verblijdde – stappen we uit bij het glimmende Holiday (...) Inn in

de Złotastraat; letterlijk op de zuidelijke grens van wat ooit het

Ghetto der Ghetto’s was. In de hotelkamer staat uiteraard een

televisie. Op zoek naar een Poolse zender voor de eerste couleur

locale gebeurt iets volstrekt onwezenlijks: op TVP 1 is de familie

van Polanski’s The Pianist net getuige van de huiveringwekken-

de scene, waarin een Joodse pater familias aan de overkant door

twee potige SS-ers met rolstoel en al van het balkon wordt

gedonderd. Nog geen uur in Warschau, vlak om de hoek van het

Herdenken

De Reis Polen11/2010Jeroen Schilt

Birkenau, ‘immens uitgestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken …’ (foto’s Jeroen Schilt)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 25

20 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Hij heeft vijfentwintig jaar bij de WUV en de PUR gewerkt en

is vanaf 1 januari 2011 directeur van de Anne Frank

Stichting. Ronald Leopold hoopt dat hij van het Anne Frank Huis

een ontmoetingsplaats kan maken, een oud ideaal van Otto

Frank, dat de laatste tijd wat minder aandacht heeft gekregen.

‘In het museum gaat het vooral om bezinning, maar de bezoekers

komen daarover niet in gesprek. Toch geeft de maatschappelijke

ontwikkeling daar voldoende aanleiding voor.’ Een interview op

de drempel van het Anne Frank Huis.

De ‘kleuren’ in het verhaal van Anne FrankHij gaat niet alleen werken bij de Anne Frank Stichting, Ronald

Leopold (50) woont ook in de buurt waar Anne Frank is opge-

groeid, de Amsterdamse Rivierenbuurt. ‘Kijk maar’ zegt hij, ‘hier

tegenover staat de school van Margot Frank, Anne’s zuster. Nu

is het een gebedsplaats voor oudere Marokkanen en op zondag

is er een soort van mohammedaanse zondagschool. Dan zie je

die kinderen in al hun levenslust naar buiten komen om te spe-

len op de speelplaats. Voor mij is dat ook een stuk Amsterdamse

geschiedenis. Die kinderen zijn hier geboren, ze willen hun vleu-

gels uitslaan. Net zoals Anne Frank hebben ze idealen: ze willen

koningin worden of schrijfster. Je hoopt dat ze vrij denkende,

onafhankelijke mensen zullen worden, die heel zelfbewust met

een hoofddoekje lopen of heel trots dat hoofddoekje in de

Amstel zullen gooien, dat maakt niet uit. Als ze maar die vrije,

zelfstandige mensen worden waar deze stad altijd van heeft

geleefd.’

Hij is in het geheel niet bang om directeur te worden van de

roemruchte Anne Frank Stichting met zijn succesvolle en soms

roerige geschiedenis: ‘Nee, ik zie daar helemaal niet tegen op, ik

vind het heel eervol en toen ik de organisatie beter van binnen-

uit leerde kennen werd ik steeds enthousiaster vanwege de men-

sen die daar betrokken en vanuit hun hart en ziel heel betekenis-

vol werk doen.’

Maar betekenisvol in welk opzicht? Gaat het alleen om dit ene

meisje Anne Frank, gaat het om de Jodenvervolging in de

Tweede Wereldoorlog of om alle kinderen die nu in de wereld

in nood zitten? ‘Dat is de kernvraag waar de Anne Frank Stich -

ting altijd mee heeft geworsteld en in de loop van de tijd zijn daar

verschillende antwoorden op gegeven. Het is een vraag die steeds

boven de tafel zal blijven hangen en dat is ook niet slecht, het

dwingt je er toe er over na te blijven denken. Een pasklaar ant-

woord heb ik daar nog niet helemaal op, maar voor mij is het ver-

haal van Anne Frank toch in de eerste plaats het verhaal van de

vervolging van de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereld -

oorlog. In de doelstelling van de stichting wordt ook gesproken

van de wereldwijde strijd tegen racisme, antisemitisme en voor

de mensenrechten, maar dan dreigt altijd wel het risico van ver-

breding.’

Risico? ‘Ja, dat noem ik een risico. Als je niet oppast, hangt het

bord van Anne Frank straks boven de zeehondenopvang in

Pieterburen, want het is zo gemakkelijk toepasbaar in allerlei situ-

aties en de identificatie met Anne komt zo gemakkelijk tot stand.

Bij mensenrechten gaat het om heel nobele doelen, want er is

onderdrukking in de hele wereld, maar als je er over nadenkt vind

ik toch dat Anne Frank altijd zichtbaar moet blijven in wat we

doen en uitdragen. Ik geloof erg in de kracht van het verhaal van

Anne Frank, in de bezinning die er uit voortvloeit en de educa-

tieve kanten die het heeft, maar ik geloof niet dat je daar een

vorm van activisme aan zou moeten verbinden.’

Er is nog een ander probleem met het verhaal van Anne Frank.

Ondanks de verschrikkelijke afloop komt Nederland er toch te

‘Angst overNederland isniet het goedewoord, maarhet is niet van-zelfsprekenddat het hier nietfout kan gaan’

Max Arian

Interview met Ronald Leopold

de nieuwe directeur van de Anne

Frank Stichting

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 20

19

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vanaf eind jaren vijftig ontsproot kennis over de oorlogsgevol-

gen behalve aan de internationale verzetsconferenties, aan nog

een tweede bron. In 1956 traden de West-Duitse Wiedergut -

machungswetten in werking. Die wetten golden voor Joodse

overlevenden, waar ze ook woonden. Vereiste voor een uitke-

ring was een keuring door een arts in het woonland, maar die

arts moest zijn rapport wel in het Duits kunnen opstellen. Veel

Joodse overlevenden waren geëmigreerd naar Amerika. Zij kwa-

men voor hun keuring vaak terecht bij Duitse psycho analy tici die

al voor de oorlog waren gevlucht. Zo kwam het dat hún psycho-

analytische georiënteerde inzichten van over de oceaan werden

geïmporteerd naar Duitsland, waar de psychiatrie tot dan toe stijf

en strak volhield dat alleen patiënten, die organische aandoenin-

gen hadden opgelopen, door de oorlog blijvend in hun gezond-

heid konden zijn geschaad.

De combinatie van de Europese verzetscongressen en de Ame ri -

kaanse inbreng in de Wiedergutmachung resulteerde in een

wetenschappelijke paradigmawisseling. De kern daarvan was de

erkenning dat een extreme, externe ervaring lange-termijnscha-

de kan opleveren. Je was dan geen aansteller en je hoefde ook

niet al voor de oorlog een kneusje te zijn geweest. Dit paradig-

ma werd in 1980 vastgelegd in de term ‘posttraumatische stress-

stoornis’ (PTSS).

Politieke afwegingenEen van onze belangrijkste conclusies is, dat de mate van lijden

tijdens of na de oorlog weinig voorspelt over de erkenning van

medisch-psychische oorlogsschade. De elf onderzochte landen

gaven na 1945 in een zeer verschillend tempo aandacht aan de

slachtoffers. Nergens vloeiden medische praktijk en sociale wet-

geving logisch voort uit de omvang van het leed.

Nergens vloeide uit de feiten, omtrent welke groepen het meest

hadden geleden, logisch voort dat die dan ook de meeste zorg

en aandacht kregen. Zie Denemarken, waar het oorlogsleed

gering was maar de aandacht voor mogelijke ziekten groot. Of

omgekeerd Polen, waar het lijden enorm was en de ziekte-erken-

ning gering.

Het oorlogstrauma is dus een geval apart wat betreft de medi-

sche kennisontwikkeling. Om welke slachtoffer groepen moest

de overheid zich bekommeren? Wie kwamen als eerste in aan-

merking voor een financiële regeling? Welke vormen van ge -

zondheidsschade ten gevolge van de oorlog dienden te worden

vergoed?

Ons onderzoek laat zien dat politieke meer dan medische afwe-

gingen de doorslag gaven bij de beantwoording van dit soort

vragen. De eerste voorzieningen werden niet opgezet waar de

oorlogsziektes zich het eerst of het heftigst voordeden. Zo liep

overal de zorg voor verzetsinvaliden en militaire slachtoffers jaren

voor op de voorzieningen voor de Joodse overlevenden.

Ook aan de vraagzijde waren politieke belangen nooit ver weg.

De vroegste inzichten over medische oorlogsgevolgen werden

niet verbreid door de Wereldgezondheidsorganisatie, de VN, art-

senorganisaties of universiteiten, maar door de organisaties van

voormalig verzet, gevangenen en veteranen. Doordat de meest

actieve artsen zelf ex-gevangene waren, was de kennisontwik-

keling nauw verbonden met de strijd voor erkenning en pensioe-

nen, en dus sterk politiek gekleurd.

Ten tijde van die verzetsconferenties en de Wiedergutmachung

was de Nederlandse invloed op het medisch denken over de oor-

logsgevolgen nog minimaal. Dat sloeg om na de affaire van de

‘Drie van Breda’ in 1972. Het voornemen van minister Van Agt

om de ‘Drie’ vrij te laten, riep grote tegenstand op. Voor het eerst

werd duidelijk hoeveel overlevenden nog steeds leden onder de

oorlog. Dat maakte diepe indruk en leidde bij regering en parle-

ment tot een soort goedmaakbeleid met als kern: ruime erken-

ning van de late psychische gevolgen en ruime subsidiëring van

de opkomende oorlogssector.

Nederland gidsland Mede dankzij dit ‘oorlogswelzijnsbeleid’, dat op zijn beurt weer

werd gestimuleerd door de officiële erkenning van PTSS, verruil-

de Nederland de achterste regionen voor een voorhoedepositie.

Na decennialang achteraan hobbelen, nam Nederland vanaf

midden jaren tachtig ook op traumagebied zijn vertrouwde func-

tie van gidsland in. Zo exporteerden Nederlandse deskundigen

naar allerlei Europese landen onze inzichten over de Tweede

Generatie; Joodse onderduikkinderen; en categorale zorg voor

‘oorlogsgetroffenen’.

De scherpste formulering van de achterliggende oorzaken van

deze omslag luidt: emancipatie van de emotie. Geloven in God

werd vervangen door geloven in gevoel. Zwijgen hoefde niet

meer; gevoelens mochten worden gevoeld en geuit. Het stigma

op en de onwetendheid over psychische klachten verdwenen. De

compassie met slachtoffers nam toe. Ook door de democratise-

ring werden patiënten assertiever en machtiger.

Heel belangrijk is dat in Nederland ook de elites deze nieuwe

moderniteit omarmden. Dat was elders veel minder of pas later

het geval. Tegelijkertijd veranderden de politieke verhoudingen.

Nederland ontzuilde. De binnenlandse koude oorlog kwam ten

einde. Het communistisch verzet werd niet langer miskend maar

op een voetstuk geplaatst. De oorlog en in het bijzonder de

Jodenvervolging kwamen heviger dan ooit in de aandacht. Het

is dat samenvallen van al deze mentale, culturele, sociale en poli-

tieke omwentelingen waaruit volgens ons valt te verklaren dat

juist in Nederland het oorlogstrauma zo aansloeg.

Jolande Withuis is socioloog en senior onderzoeker bij het Nederlands

Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

Het betreft het boek: Jolande Withuis and Annet Mooij, The Politics

of War Trauma; The Aftermath of World War II in Eleven European

Countries. Uitgever Amsterdam University Press, Amsterdam 2010,

380 blz., ISBN 978-90-5260-371-1, € 39,90

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 19

26

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

ghetto, het moest blijkbaar zo zijn ... Bepaald minder beklem-

mend, maar toch ook vol symboliek is het uitzicht vanuit het

hotelkamerraam. Dat wordt in zijn geheel ingenomen door het

forse betonkarkas van de in aanbouw zijnde luxe woontoren Złota

44 die Stalins cadeau naar de kroon moet steken: een architecto-

nisch hoogstandje van de wereldberoemde Joods-Amerikaanse

bouwmeester Daniël Libeskind, die ondermeer het fascinerende

Joods Historisch Museum in Berlijn ontwierp.

Tastbare plekkenGeschiedenis, of beter: begrip van geschiedenis kan niet zonder

tastbare plekken. Dat is wel duidelijk. Zeker na het bezoek aan

de Joodse begraafplaats, die deels nog omzoomd wordt door een

fragment van de oorspronkelijke drie meter hoge en 18 kilome-

ter lange ghettomuur, aan de buitenzijde waarvan zich, in de

grond van een voormalig sportveld, het massagraf bevond voor

de vele duizenden uitgehongerde ghettobewoners. Een nachte-

lijke wandeling door het deel van de stad dat van november

1940 tot mei 1943 het ghetto vormde, met 27.000 woningen

voor aanvankelijk 450.000 inwoners, was een ervaring die ach-

teraf sterk overeenkomt met de kernachtige omschrijving van

Mulisch: ‘En ik ben ook in een uitgestrekt stadsdeel geweest,

waar enkele neo-pompeuse woonkazernes stonden, maar ver-

der talloze heldere, strakke flatgebouwen, gescheiden door veel

licht en ruimte. Alleen in het midden van deze wijk herinnerde

een nog te restaureren paleisruïne er aan (...) Dat hier het ghetto

was geweest. Staande op de keien, die als enige het verleden

bewaarden en de voetstappen der vermoorden, keek ik om mij

heen naar de schoongewassen stilte, die overal op aarde het ken-

merk is van onze nieuwe, post-Hitleriaanse wereld.’ Daar kan aan

worden toegevoegd dat Polen inmiddels zijn best doet om de

herinnering aan het ghetto ook op straat blijvend te verankeren.

Los van de reeds langer bestaande herinneringsmonumenten en

het in aanbouw zijnde museum voor de geschiedenis van de

Poolse Joden op en rond de voormalige Umschlagplatz, verrijzen

her en der informatieborden en wordt op sommige plekken de

loop van de ghettomuur in de bestrating weergegeven. Een door

schuttingen afgezet werkterrein liet zien dat ook de ‘voetafdruk’

van de houten loopbrug over de Chłodnastraat – de dramatische

verbinding tussen het grote en het kleine ghetto – in een nieuw

en zo origineel mogelijk plaveisel wordt aangebracht.

Schuttingen moeten er ook hebben gestaan na het besluit om de

ten oosten van het ghetto gelegen en in 1944 volledig verwoes-

te oude stad van Warschau, de Stare Miasto, de Stare Nowe,

Mariensztat en een groot deel van Powiśle, ondanks een totaal

gebrek aan geld en materiaal tot in detail te herbouwen, straat

na straat, blok na blok. Een unicum. Ook dat ontgaat Mulisch

niet waarbij hij tevens laat blijken een diep respect te hebben

voor het in zijn ogen heldhaftige Poolse volk: ‘Het heeft gewei-

gerd, van Warschau een moderne stad te maken, zoals wij met

Rotterdam hebben gedaan; het mocht door splinternieuw te zijn

zelfs geen omgekeerd monument voor de Duitsers worden, op

geen enkele manier mocht er een herinnering blijven: de stad

werd steen voor steen herbouwd, zoals zij was in 1939. De vijf-

tiende, de zestiende, de zeventiende en achttiende eeuw... Deze

naadloze ontkenning van zes jaar Cyklon-B-filosofen over de

vloer, heeft iets verbijsterends voor wie door Warschau loopt.’

Auschwitz, de eenzaamste plekHoewel de reis, uiteindelijk een kilometer of duizend met de bus,

feitelijk nog moest beginnen, was in twaalf actieve uren War -

schau gevoelsmatig eigenlijk al een soort verzadigingspunt in

bevattingsvermogen aangaande Endlösung en perfide nazistisch

oorlogsgeweld bereikt. Maar goed, zeker als je net stoer beweert

dat geschiedenis niet zonder tastbare plekken kan, is weglopen

voor de vernietigingskampen uiteindelijk geen optie. Dat was ook

de strekking van een column van Arnon Grunberg in de Volks krant

ergens in de aanloop naar de herdenkingsdagen van afgelopen

mei: natuurlijk, we weten het allemaal precies, boekenkasten vol,

uitpuilende archieven en na 1945 vonden en vinden er nog steeds

de meest gruwelijk georganiseerde slachtingen plaats, maar, stelt

hij onomwonden, er blijft een verschil: de kampen.

Welnu, vooruit dan maar: Auschwitz 1, Stammlager. ‘Het kamp

is kleiner dan ik dacht. Drie rijen van elk elf stenen gebouwen van

twee verdiepingen vormen een vredig, zij het wat somber dorp-

je. Hier en daar zijn wandelaars.’, aldus Mulisch. Uiteraard ziet hij

Het ‘verstilde perron met het verroeste stootblok’

in Sobibor

Birkenau, 'een strook houten barakken is behouden

gebleven’

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 26

27

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

ook blok 11, ‘de gevangenis in een gevangenis’, met de beang-

stigende martelkamers in de kelder waar dag en nacht gemoord

werd en de eerste vergassing plaatsvond van 600 gewonde

Russische krijgsgevangenen en 250 zieken uit het hospitaal. In

blok 20 stierven duizenden door phenol-injecties in de hart-

streek. In een ander blok staat de twintig meter lange vitrine

gevuld met vrouwenhaar en verder vitrines met ontelbare hoe-

veelheden kinderschoenen, brillen, koffers, pannen, tandenbor-

stels, kunstledematen. En als klap op de vuurpijl, net buiten de

dubbele omheining van elektrisch geladen prikkeldraad aan iso-

latoren op betonnen palen, het meest schuldige gebouw op

aarde: de eerste minutieus doordachte Zyklon B-gaskamer annex

crematorium, voorzien van ijzeren sleden op rails waarmee de lij-

ken in de ovens geschoven konden worden.

Het kan nog erger. Auschwitz 2, Birkenau. Drie kilometer verder-

op, aan de andere kant van het spoorwegemplacement van

Oświęcim. In een volledig open vlakte waar de wind vrij spel

heeft ligt daar het angstaanjagende restant van iets onbevatte-

lijks. Het kamp, waarvoor in 1943 nota bene een uitbreidings-

plan gereed lag dat voorzag in een verdubbeling, is immens uit-

gestrekt. Prikkeldraad zo ver je kunt kijken; het poortgebouw

met wachttoren waar de trein doorheen ging; het lange, hele

lange selectieperron, met aan het einde de sciencefictionachtige

ruïnes van twee opgeblazen gaskamers annex crematoria. Nog

verder naar achteren het badhuis en de restanten van nog eens

twee gaskamers/crematoria. Een strook houten barakken is

behouden gebleven, evenals drie stroken stenen barakken, het

vrouwenkamp met in een van barakken de ‘slaapplaats’ van

medereizigster Lenie Velleman; en verder tientallen schoorste-

nen die als een bos dode bomen de plaats aanduiden van de ove-

rige barakken, samen goed voor het onderbrengen van maar-

liefst 60.000 mens-slaven. Mulisch noemt het ‘de eenzaamste

plek op aarde, alleen door zwijgen te beschrijven’. Licht pathe-

tisch misschien, maar wat moet je ook anders met zoiets?

Wrede begraafplaatsVoor het lugubere kamp Majdanek, vergeven van de kraaien en

een maatje kleiner dan Birkenau, geldt twee dagen later in wezen

hetzelfde. Dat ligt voor god en iedereen zichtbaar op een licht

omhoog glooiende kale vlakte net buiten Lublin aan de oude en

nog steeds doorgaande hoofdweg naar Chełmno. Tientallen

houten barakken zijn behouden gebleven, waaronder die waarin

een grotere en een aantal kleinere gemetselde en deels beton-

nen gaskamers waren ondergebracht en waar volop geëxperi-

menteerd werd met zowel Zyklon B als koolmonoxide. ‘Fluitende

arbeiders teerden scheefgezakte houten wachttorens, trokken

vermolmde barakken omver en bouwden op dezelfde plaats

nieuwe, volgens de oorspronkelijke Duitse blauwdrukken’,

schrijft Mulisch. Ook nu rijdt een aanhangwagen rond waarop

nieuwe, met de hand bewerkte houten stijlen en dakgordingen

liggen. Zeker herbouwd is de houten ombouwing van het cre-

matorium met een hoge schoorsteen en wederom een flinke gas-

kamer die zonder enige gêne als een soort kathedraal de kam van

de glooiende vlakte tooit.

Na een lange tocht door het steeds dunner bevolkte en steeds

dichter beboste Oost-Polen – berken en dennen – komen onze

yin en yang bussen in de buurt van het drielandenpunt met Wit-

Rusland en Oekraïne: bij het alleen al door zijn naam onheilspel-

lende Sobibor, in de late namiddag.

Behalve het verstilde perron met het verroeste stootblok waarop

nu keurige stapels gezaagde boomstammen liggen die elk

moment met een goederentrein opgehaald zouden kunnen wor-

den, herinnert eigenlijk niets aan wat hier in november 1943 na

de opstand volledig door de Duitsers is ontmanteld. Waar schijn -

lijk het meest doortrapte en efficiënt georganiseerde vernietigings-

kamp ooit. De plattegrond laat daarover geen enkele misvatting

bestaan: een fabriek met een adequate arbeidsdeling en een

geoliede lopende band. Alles was hier vanaf het prilste begin

gericht op het zo snel mogelijk doden van zo groot mogelijke

aantallen Joden.

Juist omdat er behalve asvelden en een sobere hoge asheuvel als

herdenkingsmonument eigenlijk niets is hakt Sobibor er diep in.

Niet afgeleid door prikkeldraad, ovens en barakken lijkt het een

tikkeltje eenvoudiger om deze verdoemde plek toch vooral ook

als de laatste rustplaats van een onnoemelijk aantal vermoorden

te zien. Een reusachtige, wrede begraafplaats.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 27

18 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Op 24 juni 2010 werd in De Balie te Amsterdam het boek

The Politics of War Trauma gepresenteerd. Jolande Withuis,

die samen met Annet Mooij het boek samenstelde, hield daarbij

een inleiding waarin zij een schets gaf van de ontwikkeling bij de

behandeling van medisch-psychische oorlogsschade in Nederland

na 1945. Deze inleiding volgt hierna.

Nederland een uitzonderingIn het boek dat hier vandaag wordt gepresenteerd zijn elf

Europese landen vergeleken met de vraag hoe er na de Duitse

capitulatie is omgegaan met gezondheidsschade als nasleep van

de Tweede Wereldoorlog. Wonderlijk genoeg was dat tot nu toe

niet bekend. Dankzij dit onderzoek kunnen wij met nu zekerheid

poneren dat Nederland in Europa een uitzondering vormt. Ner -

gens anders beschouwen zo veel oorlogsover levenden zich cate-

goraal of individueel als getraumatiseerd en nergens anders ook

worden zij door overheid, behandelaars, media, historici en familie -

leden zo volautomatisch gezien als collectief getraumatiseerd.

Nergens zul je bijvoorbeeld in een oorlogsmuseum vrijwilligers

aantreffen die een door de overheid betaalde training hebben

ondergaan in de omgang met getraumatiseerde mensen. Dit

simpelweg, omdat het nergens anders zo vanzelfsprekend wordt

geacht, dat het bezoeken van een museum mensen mogelijk

overstuur en opvang-behoeftig maakt. De oorlog is bij ons komen

te staan in het teken van psychische kwetsbaarheid. Elders is dat

niet of veel minder het geval.

Vergeleken met het buitenland vragen én krijgen in Nederland

exceptioneel veel soorten oorlogsslachtoffers erkenning als oor-

logszieke. Dat betekent niet dat Nederland altijd al meer dan

andere landen aandacht heeft besteed aan de gezondheidsklach-

ten van oorlogsslachtoffers. Integendeel. Onze constatering slaat

op de situatie zoals die sedert midden jaren zeventig is gegroeid,

een situatie die scherp contrasteert met de kwarteeuw daarvoor.

Eerst terug naar ‘normaal’Het is een misverstand dat er tot de jaren zeventig een conspiracy

of silence heeft geheerst over de mogelijke psychische gevolgen

van de oorlog. Vooral artsen, die zelf een kamp hadden overleefd,

voorzagen zulke gevolgen al meteen. Maar niet overal werd naar

hun zorgen geluisterd. Terwijl Frankrijk en Dene marken zich ont-

wikkelden tot de pionierslanden van het concentratiekampsyn-

droom, werden in Nederland de oorlogsgevolgen verwaarloosd.

Het Nederlandse verzet meende, net als de dokters en de domi-

nees, dat we zo snel mogelijk terug moesten naar normaal. De

verzetselite, die vooral bestond uit verzetsmensen die niet gevan-

gen hadden gezeten, was beducht voor het stimuleren van on -

rust en onte vredenheid. Zoals medici vreesden dat uitkeringen

mensen ziek zouden houden, zo vreesde de verzetstop dat aan-

dacht voor gezondheidsklachten zou leiden tot chroniciteit.

In Frankrijk waren verzetsorganisaties minder regentesk jegens

de basis en zelfbewuster jegens de overheid. Privileges en eer -

bewijzen werden gevraagd en gekregen. Een communistische

ex-Buchenwalder regelde als minister van volksgezondheid met-

een speciale medische zorg. In vakbladen kregen de aandoenin-

gen van ex-gedepor teer den al eind jaren veertig officiële medische

namen als Pathologie des Dépor tés en Maladie de la Résistance.

In Denemarken plaatste de regering het minieme verzet op een

voetstuk om de reputatie van het land te redden van de verden-

king van collaboratie. Er werd ruim geld ter beschikking gesteld

voor voorzieningen en medisch onderzoek onder kampover -

levenden, wat al in 1954 de term KZ-syndroom opleverde. Dat

syndroom omvatte ook psychische klachten maar die werden toen

niet begrepen als gevolg van psychotrauma maar van honger.

Lange-termijnschadeDe Nederlandse vrees voor blijvende onaangepastheid ontbrak

in de beide genoemde landen. Nederlandse ex-gevangenen zelf

beseften overigens heel goed dat sommige teruggekeerden

kampten met gezondheidsproblemen. Hun voormannen namen

deel aan de internationale medische conferenties die het voor-

malig verzet vanaf 1948 organiseerde, met Frankrijk en Dene -

marken als voortrekkers. Midden jaren vijftig werd op deze con-

ferenties al voorzichtig geconcludeerd dat de oorlogsgevolgen

wellicht niet van voorbijgaande aard zouden zijn.

Opvallend is dat uit alle landen ongeveer dezelfde klachten wer-

den gerapporteerd: moeheid, matheid, hartkloppingen, concen-

tratiestoornissen, kortom: een gebrek aan fysieke en mentale

energie. Even opvallend is dat nergens melding werd gemaakt

van de shell shock-symptomen van na de Eerste Wereldoorlog:

doofheid, stomheid, verlamming, bizarre bewegingen.

Omgaan met het oorlogstraumain NederlandJolande Withuis

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 18

17

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Toen alle brandweerwagens, brandweermannen, vliegtuigen

en helikopters eindelijk de brand onder bedwang hadden,

had de Almachtige het laatste woord: het begon, voor het eerst

in 10 maanden, te regenen. De brand op de Carmelberg zal ons

nog lang heugen. Velen zullen de heldhaftige acties van de

brandweer en de politie herinneren. Ander zullen aan die bus

denken, die met bijna 40 passagiers in enkele seconden door de

hevige brand werd vernietigd.

Ik denk aan Ahoeva Tomer, onze commissaris van politie in Haifa.

Toen ze hoorde dat een bus vol gevangenisbewaarders wilde

proberen de brand te trotseren om gevangenen te redden, gaf

ze geen persinterview met behulp van een PR consultant, maar

stapte in haar wagen en gaf gas. Enkele minuten later was ze al

verbrand en na vier dagen lijden overleed ze.

Uiteraard zal de lezer vragen hebben, zoals: waarom gaat de

commissaris van de hele politie achter een bus aan? Welnu, dit is

Israel: bij ons gaan de commandanten voor de soldaten het slag-

veld in en ook Ahoeva – wat ‘geliefde’ betekent – reageerde pre-

cies zoals we dat in Israel gewend zijn. Maar zoals het vaak gaat

met zulke tragische gevallen, Ahoeva was weer iets speciaals. Ze

was de eerste vrouwelijke politie agente die zulk een belangrijke

functie bekleedde. Er werken heel wat vrouwen bij de politie en

ze komen tot hoge posities, maar Ahoeva was wel weer wat

anders. Je kon haar overal zien, ze was de hele dag bezig met

onze stad en je zou haast denken dat ze in haar kantoor sliep.

Haar levenspartner zei het duidelijk bij haar graf: ‘Ik was de

levenspartner, maar ze was getrouwd met de politie.’

Toch zijn vrouwen als Ahoeva niet uniek in ons landje. We heb-

ben nu vrouwelijke piloten van gevechtsvliegtuigen in het leger.

Ook hebben we vrouwelijke commandanten en soldaten in spe-

ciale gevechtseenheden. De voorzitter van de Hoge Raad in

Jeruzalem is een vrouw. Meer en meer grote bedrijven hebben

vrouwen aan het stuurwiel, zoals Bank Leumi.

Vrouwen hebben altijd een grote rol gespeeld in de geschiedenis

van ons Joodse Volk. Vanaf Sara, de vrouw van Abraham, via

Dvora, die een leger leidde tegen Salah A-Din, tot aan Golda

Meir, onze vrouwelijke premier. Tijdens de Tweede Wereldoorlog

komt de naam van de parachutist Channa Shenesh naar boven

en ik weet zeker dat er nog vele andere voorbeelden zijn. We zijn

er hier aan gewend dat vrouwen meer en meer prominente rol-

len in onze samenleving vervullen. Persoonlijk vind ik het prima.

Toch blijft het vreemd dat de meeste vrouwen in topfuncties min-

der verdienen dan hun mannelijke collega’s in dezelfde functies,

maar ik blijf optimistisch en denk dat ook dit euvel in de toekomst

zal worden verholpen.

Terug bij Ahoeva weet ik nog hoe ze haar positie als comman-

dant van de politie in Haifa betrok. Ik ben vrijwilliger bij onze

politie, die nooit genoeg mankracht heeft. Ze kwam kijken hoe

de vrijwilligers te werk gingen en, na eerst wat gegniffel omdat

een vrouw ons wilde inspecteren, reed ze gewoon met ons mee.

Tijdens onze dienst gebeurde er niets bijzonders, maar Ahoeva

was druk aan de telefoon en vroeg ons heel wat over ons werk

als vrijwilligers. Onze reacties schreef ze op. We vertelden haar

dat we ons bewust waren van het tekort aan budget en man-

kracht, maar dat lichtgevende vesten voor de vrijwilligers wel een

pre zijn. Ze reageerde niet op, maar schreef rustig door. Toen we

een week later weer dienst hadden, lag er voor ieder een licht-

gevend vest klaar, met voor ieder zijn eigen naam erop. Geen

afzender, maar gewoon aan het werk gaan.

In ons land van vooroordelen hebben we genoeg redenen om te

zeggen waarom iemand niet kan slagen in een functie: van religie

tot seksuele geaardheid – ook in Israel spelen de vooroordelen

een rol. Maar vrouwen blijven doormarcheren en veroveren heu-

veltje na heuveltje in onze samenleving.

Vierendertig jaar terug was er een Hollandse immigrant in het

Israëlische leger gegaan. Hij had geen familie in Israel en was dus

een alleenstaand soldaat. Bij het Israëlische leger valt die onder

de sociale dienst en juist in dat jaar was het leger begonnen vrou-

welijke soldaten te trainen als sociaal werker in het leger. Deze

functie was daarvoor jarenlang door mannen uitgeoefend. De

Hollandse soldaat weigerde echter enige hulp van het leger, tot-

dat hij na een half jaar gewoon een bevel kreeg zich te melden

bij de zojuist aangekomen nieuwe sociaal werker. Eerst dacht hij

nog dat meisje in de maling te nemen, maar toen ze elkaar zagen

sloeg er een vonk over.

Dat meisje werd mijn vrouw en samen hopen we binnenkort

grootouder te worden. Of ik geloof in vrouwen in belangrijke

posities in Israel? Wat denkt u? ©Simon Soesan

Column

VrouwenvolkSimon Soesan (Haifa – Israel)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 17

28 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Monumenten in het straatbeeldVeel hoofdsteden in Europa, zoals Amsterdam, Parijs, Warschau,

Berlijn en natuurlijk Wenen telden voor de Tweede Wereldoorlog

een grote Joodse bevolking. Vlak voor de Anschluss van Oosten -

rijk bij Nazi-Duitsland in 1938 woonden er 200.000 Joden in

Oostenrijk, van wie 180.000 in Wenen. In de jaren daarna

vluchtten velen vooral naar de Verenigde Staten en Palestina.

Bijna 70.000 Joden werden vermoord in de vernietigingskampen

van de nazi’s.

Een vraag die na 1945 vaak gesteld werd is: hoe kun je mensen

herdenken die toen verdwenen, gestorven of vermoord zijn? Op

een aantal plekken zijn als antwoord daarop in de laatste jaren in

Nederland, België, Duitsland en Oostenrijk Stolpersteine (strui-

kelstenen) geplaatst bij het huis waar iemand het laatst gewoond

heeft. Zo’n struikelsteen is een goudkleurig vierkantje van 10 bij

10 centimeter, waarop in een messing plaatje, de naam, geboor-

tedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden

gestanst zijn. Het Auschwitz Bulletin heeft daar in september

2009 (p. 10-11) met Stolpersteine in Woensel (Eindhoven) ook

aandacht aan besteed.

Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Gunter

Demnig (1947, Berlijn). Hij brengt gedenktekens aan op het trot-

toir voor de huizen van mensen die door de nazi’s verdreven,

gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze

Stolpersteine herinneren onder andere aan Joden, Sinti en Roma,

politieke gevangenen, homoseksuelen,  Jehova’s getuigen en

euthanasie-slachtoffers. De kunstenaar noemt ze Stolper -

steine omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je

moet buigen om de tekst te kunnen lezen.

Ook in Wenen zijn struikelstenen, maar in één wijk heeft men

nog iets heel anders bedacht. Wenen is verdeeld in 23 wijken, die

Bezirke worden genoemd. Alle wijken hebben een nummer en

een naam. De 9e wijk heet Alsergrund. De huidige bewoners van

één straat in die wijk, de Servitengasse, hebben onderzocht hoe-

veel Joodse bewoners hun straat telde en hoevelen er kleine

bedrijfjes hadden. Van de 680 bewoners bleken 55% Joods te

zijn. De Servitengasse is representatief voor veel van deze stra-

ten in het 9e Bezirk. Men ging onderzoeken wat het lot was van

hun vroegere verdwenen buren, of zij kinderen hadden en klein-

kinderen, en of zij erin geslaagd waren te ontsnappen aan het

naziregime. En men wilde op die manier iets van hun waardig-

heid in deze buurt en de maatschappij herstellen. Zo werd bij-

voorbeeld voor één bepaald huis in de Servitengasse nagegaan

welke bewoners er vóór de oorlog woonden. Als herinnering aan

de 27 bewoners van dat specifieke huis, die allen verdreven of

vermoord werden, zijn hun namen op een gedenksteen aan de

gevel huis geplaatst.

Vele bewoners werden na 1938 uit hun huizen gezet, bijeenge-

dreven en weggevoerd naar zogenaamde Sammelwohnungen,

waar veel families op elkaar gepropt moesten verblijven tot ze

naar kampen werden afgevoerd en de meesten later vermoord.

Uiteindelijk hebben 462 mensen in de Servitengasse gewoond of

bezaten daar een huis of een winkel, die slachtoffer werden van

de vervolging door het nationaalsocialisme.

Projectgroep ‘Servitengasse 1938’Na dit onderzoek werd de projectgroep ‘Servitengasse 1938 - lot

van de verdwenenen’ gevormd die samen met de Universität für

angewandte Kunst Wien (Universiteit voor Toegepaste Kunst van

Wenen) een prijsvraag voor studenten uitschreef om een sym-

bool te ontwerpen ter nagedachtenis. In het ontwerp moesten in

elk geval de namen van alle omgebrachte en verdreven Joden

worden vermeld en het was ook wenselijk dat men steentjes erbij

of erop kon leggen zoals vaak bij het bezoeken van begraafplaat-

‘Sleutels tegenhet vergeten’

Theo van Praag

Een monument in Wenen

Het sleutelmonument in de Servitengasse, Wenen, rechts detail

(foto’s Theo van Praag)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 28

29

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

sen door Joden wordt gedaan. Een jury werd gevormd, waarbij

ook de huidige bewoners een rol speelden samen met mensen

van de Joodse gemeente en de stad Wenen.

Op de prijsvraag kwamen 23 inzendingen binnen, daaruit wer-

den eerst 9 geselecteerd en tenslotte werden daaruit de eerste

drie gekozen. De eerste prijs werd ex aequo gewonnen door

Julia Schulz en Ulla Rauter en het ontwerp van de eerste is uitge-

werkt tot monument.

Het monument bevindt zich op het kruispunt van de Servi -

tengasse en de Grünentorgasse. Over een oppervlak van enkele

meters is, verzonken in het trottoir, een vierkante bak aange-

bracht die bedekt is met een glazen plaat. Daaronder liggen 462

verschillende oude sleutels van diverse makelij door elkaar. Iedere

sleutel heeft aan een koordje een kaartje met daarop de naam

van een eigenaar of eigenares van de vroegere woningen in die

straat. Het zijn ‘sleutels tegen het vergeten’, wat ook de naam

van het monument is geworden. Op bescheiden afstand staan

er enkele bankjes omheen. Naar aanleiding van dit project is een

boek gepubliceerd waarin interviews, foto’s en brieven van over-

levenden en hun nakomelingen staan. Van het project is ook een

documentaire film gemaakt. Op deze manier willen mensen van

de 9e wijk Alsergrund laten zien dat zij zich verantwoordelijk

voelen voor de nagedachtenis van hun vermoorde of verdreven

buurtgenoten.

De symboliek van sleutelsIk vroeg Julia Schulz (31) waarom haar ontwerp is uitgekozen.

Zij studeerde, vertelt zij mij, van 2005 tot 2009 ‘trans-media

kunst’ aan de genoemde universiteit voor toegepaste kunst en

de Holocaust was een thema, waarmee zij zich al van jongsaf,

geïnspireerd door haar moeder, heeft bezig gehouden. Als teen-

ager las zij veel boeken van overlevenden. Ook op school werd

het thema uitvoerig behandeld. Niet alleen bij het vak geschie-

denis maar ook bij het vak Duits, omdat de docent, die een fan

van Bertold Brecht was, het erg belangrijk vond dat de leerlingen

kennis namen van het naziverleden van dit land. ‘Sleutels tegen

het vergeten’ is niet haar afstudeerproject geworden maar is een

zelfstandig onderwerp. Zij beschouwt het als haar belangrijkste

werk totnogtoe. Omdat zij als student al vaak aan grote kunst-

projecten meewerkte, had zij een goed inzicht in de manier waar-

op je inzendingen en schetsen voor zo’n project uitvoert. Bij de

presentatie bleek het ook heel belangrijk te zijn goed met de jury

te kunnen communiceren en vast te houden aan je eigen ont-

werp. Zowel de planning als de uitvoering waren een grote uit-

daging voor haar.

Het idee om een monument in het straatoppervlak te maken

heeft ook een symbolische betekenis. De sleutels, die als bij een

opgraving zichtbaar gemaakt zijn, vormen de materialisatie van

het historische onderzoek naar mensen en namen in deze straat.

En zo wordt de geschiedenis van de bewoning, die verborgen was

in de grond van de Servitengasse, weer zichtbaar gemaakt. De

jury heeft volgens Julia voor haar ontwerp gekozen vanwege dit

symbolische karakter en de directheid van haar project. De andere

inzending, ex aequo met het hare gekozen, was een geluidspro-

ject. Daarvan verwachtte men echter veel problemen bij de uit-

voering en men vreesde een te grote ingewikkeldheid bij het

onderhoud.

Er zijn nu de namen van 462 mensen, die hier ooit geleefd heb-

ben en later zijn gevlucht, verdreven of vermoord, verzameld

door historici. Het is echter niet uitgesloten dat er nog meer

namen boven water komen. Daarmee is in het ontwerp ook

rekening gehouden: er kunnen nog sleutels aan worden toege-

voegd. Alle namen zijn dus van echte Joodse bewoners van de

Servitengasse. De sleutels zijn verzameld bij bewoners van de 9e

wijk en met name afkomstig van de huidige bewoners van deze

straat. Er zijn ook enkele originele sleutels, waarbij dus de namen

van de werkelijke eigenaren aan die sleutels bevestigd zijn.

Julia Schulz heeft aan het project meegedaan omdat het werk

van de projectgroep ‘Servitengasse 1938’ om dit thema zichtbaar

te maken veel indruk op haar maakte. Of in haar woorden: ‘Es

ist eine Herausforderung [uitdaging] ein solches Denkmal zu

schaffen.’ Wel vindt zij dat, hoewel er enkele reacties in de pers

waren, de belangstelling, ook gezien het thema, in het algemeen

niet bijzonder groot was. Ze had meer publiciteit verwacht.

Voor verdere informatie kan men te rade gaan bij:

www.Servitengasse1938.at Voor het project ‘Sleutels tegen

het vergeten’

www.juliaschulz.at Over de maakster van het monument

http://www.redirect.servitengasse1938.at Over de Ser vi -

tengasse en over het lot van de mensen die daar verdwenen

zijn; verder over de huidige bewoners en hun relatie met de

Joodse bewoners van vroeger.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 29

16 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Een belast verleden‘Zigeuners, Gipsies, Cigojna, Zingare, Chingene, Gitanos, Cigan ,

Magjup, allemaal scheldwoorden.

Het zijn de woorden die mijn volk soms dagelijks moet horen. De

authentieke naam voor ‘zigeuners’ is Sinti en Roma. Sinds de

14de eeuw tot nu toe worden scheldwoorden gebruikt. Waar -

schijnlijk omdat wij niet welkom zijn en mensen een afkeer van

ons hebben. Waarom hebben mensen dat? Dat ze je niet kennen

en meteen al een oordeel over je klaar hebben? Wij zijn het wel

gewend, het gaat al eeuwen zo. Maar nu, ondanks al het nega-

tieve dat over mijn volk en over mijn cultuur gezegd wordt, vind

ik het van belang ook mijn zegje te kunnen doen.

Als we het hebben over de toestand bij Sinti en Roma, weet je

bijna zeker dat er niet veel goeds te melden valt. Voor velen daar-

buiten is de situatie totaal onbekend. Waarom zeg ik onbekend?

Omdat er tussen de Sinti en Roma en de anderen geen verbin-

ding is om elkaar op de hoogte te houden over elkaars situatie.

Als iemand op een onbekende plek terecht komt bij onbekende

mensen, moeten er twee dingen gebeuren. Eerst moet men zich-

zelf voorstellen om te weten te komen waar men is en hoe men

verder moet gaan. Daarna pas kunnen de mensen, die je zien, je

omarmen en verder helpen. Zeven eeuwen zijn voorbijgegaan

zonder dat we onszelf op een normale wijze konden tonen. We

hebben niet kunnen laten weten wie we zijn, wat we willen of

wat we kunnen. En dat, omdat het niet van ons werd verlangd.

Tot op de dag van vandaag worden Sinti en Roma geregeld ver-

volgd, zelfs vermoord. En alleen omdat ze ‘anders’ zijn, alleen

omdat ze zichzelf zijn. Het is iets van alledag in landen als Frank -

rijk, Hongarije , Tsjechië , Bulgarije, Servië, Roemenie. Roma uit

Oost- en Centraal-Europa vragen regelmatig asiel aan in West-

Europa, ook in Nederland. Maar de Integratie en Naturalisatie

Dienst (IND) zegt dat het niet nodig is, omdat al die landen vol-

doende rechtsmiddelen kennen waarmee Roma bescherming

van de nationale autoriteiten kunnen inroepen. Maar vanwaar

dan al die asielverzoeken? En waarom beweren rechtshulpver -

leners en mensenrechtenorganisaties dat Roma nog steeds het

slachtoffer zijn van straffeloos racistisch geweld?

Beginnen bij de jeugdOok in de Nederlandse samenleving zijn Sinti en Roma niet

opgenomen. Er zijn geen serieuze plannen gemaakt voor de ont-

wikkeling van ons volk. Daar komt bij dat wij allen over één kam

geschoren worden, zoals dat tegenwoordig veel gebeurt. Niet

alleen bij Sinti en Roma maar ook bij andere minderheden in

Nederland. Het verschil tussen die laatste groepen en Sinti en

Roma is, dat er voor ons helemaal geen voorzieningen zijn en er

niet met ons mee gedacht wordt over hoe de situatie verbeterd

zou kunnen worden.

Om dat te bereiken moeten we, denk ik, beginnen bij de jeugd.

Die mag nu niet het slachtoffer worden van de manier waarop

wij het hebben gedaan. Gezien het verleden is het volk van Sinti

en Roma een kwetsbare doelgroep, die steeds erg op zijn hoede

is voor discriminatie, en gevoelig is voor vooroordelen en uitingen

van racisme.

De organisaties in Nederland zijn het werk van vrijwilligers. Een

bevolking die het moeilijk heeft met de eigen ontwikkeling heeft

echter de juiste ingrediënten nodig. Wat moet gebeuren is, dat

wij zelf het initiatief nemen, samen met hulp van anderen. Om

te ontwikkelen in taal, in media, in cultuur.

Geen van de bestaande organisaties heeft verbindingen met de

regering, met media, of met maatschappelijke organisaties. Dat

is wel nodig. Sinti en Roma in Nederland zouden langs die weg

voorbeeld kunnen worden voor anderen. Want hier in Nederland

krijg je de kans om naar school te gaan, kun je aan een baan

komen, kun je gewoon een huis kopen en kun je een eigen orga-

nisatie beginnen. In Nederland kan het!

Maar ... alle organisaties, die tot nu zijn opgericht, zijn gestart

door vrijwilligers. Zij doen hun werk met hart en ziel en sommige

organisaties bestaan zelfs al bijna twintig jaar. De overheid heeft

geen kans gegeven om ze te helpen, door uitbreiding of met pro-

fessionaliteit. Dankzij samenwerking van Sinti en Roma organi-

saties beginnen er nu echter lichtpuntjes te komen. Zo is er nu de

eerste Sinti en Roma radio en er zijn onderwijsassistenten die via

de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) het land ingaan

om Sinti en Roma kinderen te begeleiden. In Arnhem is de eerste

Sinti muziekschool opgericht, waar Roma zowel als Sinti kinde-

ren les krijgen en waar via muziektalentenjachten de jeugd zijn

talenten kan laten zien. Zo is er nu wel het een en ander georga-

niseerd voor Sinti en Roma ... maar het moet meer worden. En

men moet dieper ingaan op de problemen.

Beki Galjus is hoofdredacteur van radio Patrin, het radio programma

voor Sinti en Roma in Nederland dat wordt uitgezonden via Salto op

Wereld FM, elke zondag van 15.00 tot 17.00 uur.

Samen staanwe sterker

Beki Galjus

De toestand van Sinti en Roma

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 16

15

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De felle afwijzing van de buitenstaanders en hun symbolen – mos -

keeën, minaretten, hoofddoekjes – is vervolgens de tegenaanval

van de gevestigden. De gevestigde groep is geneigd weerstand

te bieden aan dat wat de leden ervaren als een bedreiging van

hun machtsoverwicht. Het groeiende verzet tegen de bouw van

nieuwe moskeeën is dan ook symptomatisch voor de machtstoe-

name van moslims.

Kleine verschillenNaast de verschuivende machtsverhoudingen is er nog een twee-

de aspect van belang. Freud sprak in zijn psychoanalytische

beschouwingen over het ‘Narzissmus der kleinen Underschiede’.

Wanneer het onderscheid tussen individuen kleiner wordt, ont-

dekte de Oostenrijkse psychiater, gaan mensen de nadruk leg-

gen op kleine verschillen en neemt bovendien hun gevoel van

eigenliefde toe. Hoe kleiner de verschillen, des te belangrijker ze

lijken, en hoe agressiever ze tot uitdrukking worden gebracht.

De Nederlandse antropoloog Anton Blok gaat nader in op dit

principe in zijn het essay dat hij dezelfde naam gaf: Het narcisme

van kleine verschillen (1997). Hij laat zien dat conflicten vaak

ontstaan tussen individuen of groepen die, in tegenstelling tot

wat men zou verwachten, juist erg weinig van elkaar verschillen,

of waarbij de verschillen in korte tijd sterk zijn afgenomen. Die

subtiele verschillen blijken dan de inzet van strijd, omdat niet de

verschillen maar juist de grote overeenkomsten, het gebrek aan

onderscheid, conflict veroorzaken.

Een goed voorbeeld van het narcisme van kleine verschillen werd

in de vorige eeuw in de VS geëtaleerd, toen de Afro-Amerikanen,

na afschaffing van de slavernij in 1865, langzaam maar zeker

dezelfde rechten verwierven als de blanke bevolking. Discri mi -

natie en geweld namen scherpere vormen aan naarmate de Afro-

Amerikanen vooral in de jaren vijftig en zestig – in 1965 kregen

de zwarte burgers stemrecht – prominenter onderdeel van de

maatschappij werden.

Een ander voorbeeld van de werking van het narcisme van klei-

ne verschillen is dat het antisemitisme in het Duitsland van de

jaren dertig zich uitbreidde, naargelang Joden in toenemende

mate volwaardig participeerden in de Duitse samenleving.

De pijn van het verlies van macht.In Nederland en de VS lijken moslims, wat macht betreft, steeds

meer op de groep gevestigde autochtonen. Dat komt in de mos-

keebouw tot uitdrukking: het feit dat moslims in New York

ondanks alle weerstand in staat zijn om vlakbij Ground Zero een

omvangrijk en kostbaar religieus complex te bouwen, weerspie-

gelt in de fysieke ruimte die machtstoename. Nederlandse mos-

lims hebben voornamelijk vanaf 1995 een groot aantal nieuwe

moskeeën gebouwd, zoals in Tilburg, Utrecht en Deventer, en

hebben daarmee de strijd om schaarse ruimte in hun voordeel

beslecht.

De gevestigde orde wijst zodoende meer dan ooit op de – steeds

kleiner wordende – verschillen tussen moslims en niet-moslims.

En hoewel de gevestigden maar al te graag willen geloven dat

het pijnpunt in de nieuwe moskee of de hoofddoek zit, huist de

echte pijn in het moeilijk te verkroppen verlies van macht.

In het kort symboliseert de vestiging van een nieuwbouwmos-

kee de toegenomen sociale en ruimtelijke status van moslims.

Dat is de reden dat opponenten de moskeeën tot inzet maken

van een strijd die er in feite om gaat de toenemende macht van

wat ooit buitenstaanders waren te kortwieken. En hoe kleiner het

machtsverschil, hoe groter de ophef.

Peer Sluiters is antropoloog. Hij studeerde antropologie en politicologie

aan de Radboud Universiteit Nijmegen en verrichtte onderzoek naar

de maatschappelijke weerstand tegen de bouw van nieuwe moskeeën.

Dit artikel is in iets andere vorm ook verschenen in NRC Handelsblad

van 14 september 2010.

Het werk van het Nederlands Auschwitz Comité is van groot belang

nu en in de toekomst

en wordt door ons van harte ondersteund.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 15

30 Herdenken

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Het kleine prinsesjeLous Steenhuis – Hoepelman werd in 1941 geboren in een poli-

tiek actief gezin. Naarmate de oorlog vorderde, werd het leven

steeds moeilijker. Haar ouders doken onder en gingen in het ver-

zet. Lous werd als klein meisje ondergebracht in Bussum, waar

een halfbroer van haar vader woonde, die getrouwd was met

een niet-Joodse vrouw. Haar oom en tante hadden geen kinde-

ren, en beschouwden haar als hun eigen dochter. Lous was het

kleine prinsesje van het gezin, en genoot van de tijd bij haar oom

en tante. Tot 1943 ging het goed, maar toen moest ook haar

oom onderduiken. ‘Ik werd naar Amsterdam Oost gebracht,’

zegt Lous, ‘en heb nog steeds geen idee of dat adres van mijn

ouders kwam, of van mijn oom. Op dat onderduikadres was ook

een ander Joods meisje, maar zij werd gepakt en heeft mij toen

verraden’. Zij kwam nu terecht in de gevangenis op de Wetering -

schans. Achteraf bleek dat ze daar tegelijkertijd met de ‘Gerrit-

van-der-Veen-groep’ zat: de groep die het Amsterdamse bevol-

kingsregister in brand had gestoken. Eenmaal in de gevangenis

ontfermde een vrouw, mevrouw Adriaansen, zich over Lous en

ging met haar mee naar Westerbork, waar Lous in het weeshuis

terecht kwam.

Onbekende kinderen‘Daar circuleerde een lijst’, vertelt zij, ‘opgesteld door de Duitsers,

met allerlei kinderen waar zij niet precies van wisten wie het

waren. Bovenaan die lijst stond Unbekannte Kinder – en zo is de

term ‘onbekende kinderen’ in het leven gekomen. We waren een

groep van 50 kinderen totaal, de jongste een paar maanden oud,

de oudsten ongeveer 10 of 11 jaar’. De bedoeling was dat de

onbekende kinderen naar Auschwitz op transport gesteld zou-

den worden, maar uiteindelijk werd het, met het laatste trans-

port van 1944, Bergen-Belsen en Theresienstadt.

‘Er zijn’, volgens Lous, ‘twee lezingen waarom ons transport met

alle kinderen niet naar Auschwitz is gegaan. De eerste is dat

Truus Wijsmuller, een maatschappelijk werkster die zeer actief

was in het verzet, naar het kantoor van de Sicherheitsdienst aan

de Euterpestraat in Amsterdam (nu Gerrit van der Veenstraat)

ging, om te vertellen dat de ‘onbekende kinderen’ helemaal niet

Joods waren, maar juist kinderen van Duitse soldaten en

Nederlandse meisjes, en dat ze dus zeker niet naar Auschwitz

gestuurd konden worden. De tweede verklaring is dat de spoor-

lijnen al te veel kapot waren, en de trein dus niet goed die kant

meer op kon rijden. De tweede lezing is wellicht het meest

logisch, maar dat eerste verhaal spreekt me toch wel aan: zo’n

vrouw met veel lef die ons probeerde te redden!’

Ondertussen waren de ouders van Lous nog steeds ondergedo-

ken, maar uit veiligheidsoverwegingen op verschillende adres-

sen. Vanuit de onderduik werkte de moeder van Lous mee aan

de organisatie van de Februaristaking. Zo stencilde zij het beken-

de pamflet waarmee tot de staking werd opgeroepen. Haar

vader werd in december 1943 verraden, en via Westerbork op

transport gesteld naar Auschwitz. Hij heeft tijdens dit transport

nog kans gezien om een briefkaart uit de trein te gooien, gericht

aan zijn gezin, maar werd in januari 1944 meteen na aankomst

in Auschwitz vermoord. Hij was 26 jaar oud.

Op 13 september 1944 werden de 50 onbekende kinderen van-

uit Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Het

kleinste baby’tje overleed al op de reis, maar wonderbaarlijk

genoeg hebben de overige 49 kinderen allemaal de oorlog over-

leefd. Na twee maanden in Bergen-Belsen te zijn, werd de groep

eind november 1944 doorgevoerd naar Theresienstadt, dat in

1945 werd bevrijd door de Russen. ‘We zijn als één groep uit

Westerbork in veewagens vertrokken’, zegt Lous, ‘maar we zijn

allemaal verspreid teruggekomen. Ik schijn zelfs met een leger-

Van prinsesje tot‘onbekend kind’

Emilie Kuijt

In gesprek met Lous Steenhuis-

Hoepelman

Lous Steenhuis – Hoepelman met haar pop Mies (foto Emilie Kuijt)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 30

31

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

vliegtuig naar Valkenburg-ZH te zijn gegaan. Uiteindelijk zijn we

allen weer samengebracht in Eindhoven. Gedurende die héle

periode had ik een pop bij me: Mies. Ik heb hem waarschijnlijk in

Westerbork gekregen, en zij heeft de hele oorlog met me mee-

gemaakt, en is mee teruggekomen. Die pop is mijn hele leven

een rol blijven spelen’.

Jaarlijkse reünieNa de oorlog hoorde een vriend van Lous’ moeder op de radio

over een groep met kinderen die in Eindhoven zou zijn, en hij

hoorde Lous’ naam genoemd worden. ‘Mijn moeder is toen

komen liften om mij op te halen. Ik heb zelf aan deze periode

geen herinneringen, en ook niet aan de kampen. Dat zal niet

voor niets zijn denk ik dan maar, en het is misschien maar beter

ook’. Haar eerste vage herinneringen begonnen in Zwitserland,

waar haar moeder haar op aanraden van artsen naar toe stuurde

om te herstellen. ‘Toen ik terugkwam herkende ik haar ook niet

goed. Mijn eerste échte herinnering is mijn aankomst op

Amsterdam CS in 1946, waar een vrouw en een man naar mij

toekomen en zij zegt: ‘Dag, ik ben je moeder’. De man zei ‘Dag,

ik ben je Oom Hans’, en dat werd later mijn tweede vader. Na

mijn tijd in Zwitserland ben ik goed opgegroeid, en erg gelukkig

geweest. Mijn moeder is ook altijd politiek betrokken geweest,

net als voor de oorlog, en is zich blijven inzetten voor minder -

heden”.

Een aantal jaar geleden is een van de zogeheten ‘onbekende kin-

deren’ op zoek gegaan naar de anderen, en heeft ze allemaal op

één na, al was de groep inmiddels over de hele wereld verspreid

geraakt, teruggevonden. Er is een bijeenkomst georganiseerd, en

die beviel zo goed dat tegenwoordig ieder jaar op 13 september

een reünie wordt gehouden. ‘Eerst hoefde dat voor mij niet zo.’

zegt ze nu, ‘Ik wist niet goed wat ik daar mee wilde. Maar inmid-

dels ben ik Secretaris van de groep! Het blijft toch erg bijzonder

dat je zoveel samen hebt meegemaakt, dat schept een band.

Intussen is er in Israël een Unknown Children Park gemaakt, en

zijn er bomen geplant ter nagedachtenis. Ik ben bij de onthulling

geweest, en vond het erg speciaal. Wij onbekende kinderen heb-

ben toch allemaal onze portie leed in het leven gehad, maar wij

hebben écht een overlevingsdrang. Bij veel van onze groep her-

ken ik dat’.

Reis-2011 naarconcentratie -kampen in Polen

De reis die het Nederlands Auschwitz Comité jaarlijks organi-

seert naar de voormalige concentratiekampen Auschwitz,

Birkenau, Majdanek en Sobibor zal dit jaar plaatsvinden

van maandag 31 oktober t/m zaterdag 5 november 2011.

De reissom bedraagt € 895,- per persoon op basis van een twee-

persoonskamer. Een éénpersoons kamer is beperkt mogelijk met

bijbetaling van € 175,-.

De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., luchtha-

venbelasting, vervoer per luxe touringcar (waarin roken NIET is

toegestaan), verblijf in uitstekende hotels in Warschau, Krakow

en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis en toegangsprijzen

van musea.

N.B.: Deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende

hotel- en vliegtarieven.

Belangstellenden kunnen zich schriftelijk opgeven bij:

Nederlands Auschwitz Comité

t.a.v. De heer J. Grishaver

Postbus 74131

1070 BC Amsterdam

fax: 020-6003455

e-mail: [email protected]

Er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.

Aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt

nemen aan de reis.

Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met

Jacques Grishaver, telefoon 06 54 606 290.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 31

14 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De recente weerstand tegen de geplande bouw van een isla-

mitisch centrum nabij Ground Zero in New York staat niet

op zichzelf. De ophef kan worden vergeleken met bijvoorbeeld

het aanhoudende verzet tegen de komst van de nieuwe Essalaam

moskee in Rotterdam, het huidige conflict over de vestiging van een

nieuwbouwmoskee in Roosendaal, of het Zwitserse minaretten -

verbod uit 2009. In de maatschappelijke discussie over moskee -

bouw blijft de belangrijkste vraag echter stellig onbeantwoord:

waarom wordt er telkens weer zo heftig geprotesteerd tegen de

bouw van islamitische gebedshuizen?

Verschuivende machtsverhoudingenDe inzichten van de Joods-Duitse socioloog Norbert Elias en zijn

Britse collega John Scotson, leveren een bijdrage aan het ant-

woord op deze vraag. In 1965 publiceerden zij de studie De ge -

vestigden en de buitenstaanders, waarin ze de machtsverhoudin-

gen blootleggen tussen de bewoners van twee arbeiderswijken

in de Engelse stad Leicester. In de oude wijk woonden vooral de

gevestigde bewoners, in de nieuwe wijk vooral de nieuwkomers.

De gevestigde bewoners behandelden de nieuwkomers als bui-

tenstaanders, wat resulteerde in aanhoudende spanningen en

conflicten tussen de wijkbewoners.

De gevestigden probeerden hun groepsidentiteit te beschermen,

omdat ze de komst van de buitenstaanders ervoeren als een

bedreiging van hun gevestigde levensstijl en status: een bedrei-

ging, met andere woorden, van de bestaande orde. De oorzaak

van de spanningen bleek niet zozeer bij religieuze of etnische

verschillen tussen de twee groepen te liggen, maar bij de vrees

van de gevestigden dat hun leefwereld zou verdwijnen, dat zij

aan macht zouden inboeten.

De gelijkenis tussen de spanningen in deze Engelse arbeiders -

wijken en de actuele conflicten in de VS en Nederland is opmer-

kelijk. Waar in Leicester oude en nieuwe bewoners met elkaar

botsten, staan in Rotterdam, Roosendaal en New York niet-mos-

lims en moslims respectievelijk als gevestigden en buitenstaan-

ders tegenover elkaar.

Kenmerkend voor dit gevestigden-buitenstaandersmodel is dat

men de aandacht in het debat vestigt op een bijzaak, zoals de

bouw van een islamitisch ontmoetingscentrum, terwijl de hoofd-

zaak van de onrust ergens anders gezocht moet worden, name-

lijk in een verschuiving van de machtsverhoudingen. De wrijving

tussen de gevestigden en de buitenstaanders treedt daarom het

meest opzichtig naar voren, in de vorm van een maatschappelijk

conflict, zodra de machtsbalans zich in het voordeel van de bui-

tenstaanders aan het wijzigen is. Naarmate de gevestigde groep

zich onzekerder voelt, des te meer zal de weerstand tegen de

buitenstaanders toenemen.

Macht voor de buitenstaandersDát de macht van moslims groeit, zal geen verbazing wekken. In

Nederland nemen moslims niet alleen aanzienlijk in aantal toe,

moslims spreken ook steeds beter Nederlands, zijn steeds hoger

opgeleid en bekleden vaker belangrijke politieke en economische

posities. In Amerika vindt er weliswaar een minder forse demo-

grafische wijziging plaats – er wonen relatief gezien minder mos-

lims dan in West-Europa –, maar moslims zijn er gemiddeld hoger

opgeleid en hebben meer maatschappelijk succes. Hoewel niet

alle buitenstaanders bijdragen aan het welslagen van de groep,

doet dit niets af aan de machtstoename van de groep in zijn

geheel. Zo heeft Rotterdam weliswaar talrijke problemen met cri-

minele Marokkaans-Nederlandse jongeren, tegelijkertijd bestaat

het stadsbestuur uit een burgemeester van Marokkaanse en een

wethouder van Turkse afkomst. Beiden zijn bovendien moslim.

Daarnaast wijzen Elias en Scotson in hun boek op een ander inte-

ressant theoretisch fenomeen. Als de ongelijkheid in de machts-

balans tussen gevestigden en buitenstaanders vermindert, kunnen

de – voormalige – buitenstaanders juist datgene gaan doen wat

hen kwalijk wordt genomen. Tot op zekere hoogte kan worden

gesteld dat moslima’s hoofddoeken dragen en moslims nieuwe

moskeeën bouwen om zich op die manier doelbewust als buiten-

staanders te profileren.

De betekenisvan de strijdover het bouwen vanmoskeeën

Peer Sluiters

Overeenkomsten tussen moslims

en niet-moslims

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 14

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Pak zelf die rotjongens op!Vanochtend staat in de Volkskrant dat onrust homo’s naar de

PVV lokt. Wat vind Erwin daarvan? ‘Dat vind ik erg zorgwek-

kend. Het kan te maken hebben met het feit dat er veel meer

berichtgeving is over homogeweld omdat de media alle schroom

kwijt zijn en ook doordat de aangiftebereidheid groter is gewor-

den, die combinatie. Er is wel degelijk iets aan de hand, maar of

je dan PVV moet stemmen … Als ze regeringsverantwoordelijk-

heid hadden gehad, ga je gang: dat is democratie. Maar die heb-

ben ze niet gekregen, dus daar heb ik m’n vraagtekens bij. Ik vind

de angst voor de PVV te groot: laat maar regeren, laat maar zien.

Doe mee met het systeem. De retorieke soep kan nooit zo heet

worden gegeten als ze wordt opgediend! Maar aan de andere

kant: domme Marokkaanse ouders word eens wakker, pak je

koters van de straat en geef ze een draai om hun oren! Intel -

lectuele Marokkaanse jongens: doen jullie nou eens wat! Bedenk

een PR-plan, ik fotografeer jullie wel. Pak zelf die rotjongens op.

Verbeter het imago van je eigen groep zelf!’

De diversiteit vierenIn interviews heeft Erwin een aantal keren gezegd dat hij liever

in Berlijn zou wonen dan in Amsterdam. Waarom? ‘Berlijn is op

dit moment qua gevoelstemperatuur zo tolerant en je voelt er

overal de geschiedenis. De mensen zijn zich bewust van de zwar-

te bladzijde en gaan minder snel schelden en tieren. En er is een

fysiek element: het is groot en uitgestrekt waardoor je je vrijheid

makkelijker kunt beleven. In Amsterdam zit je erg boven op

elkaar, moet je met elkaar dealen op een klein oppervlak’. In een

reactie op deze uitspraak roept COC-Nederland Erwin Olaf op

om in Nederland te blijven met de woorden: ‘strijdbare mensen

zijn juist hard nodig om ervoor te zorgen dat ons land een prettige

en tolerante plek blijft. Laten we samen de schouders er onder

zetten en ervoor zorgen dat op straten, scholen, werkplekken en

in bejaardenhuizen iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn’.

En dan … wat vindt hij van lokhomo’s en lokjoden? ‘Als middel

om potenrammers of ‘Jodenrammers’ op te sporen vind ik het

OK. Je moet er wel zeker van zijn dat er gelokt wordt en niet uit-

gelokt. De term is natuurlijk erg dom. Ik begrijp niet waarom het

zo breed uitgemeten moet worden in de pers. Ik zou zeggen:

gebruik het eerst als opsporingsmiddel, kijk of het effectief is en

zet het dan pas in de krant!

Dit nummer van het Auschwitz Bulletin heeft als thema xenofo-

bie en angst. Is er angst bij hem? ‘Ik ben meer op m’n qui-vive

op straat. Na 9/11, de moord op Theo van Gogh en de inciden-

ten met rotjongens let ik beter op. Maar ik moet er niet aan den-

ken dat er alleen maar autochtone Nederlanders zouden zijn.

Meer op je qui-vive zijn is OK, maar we moeten als autochtonen

niet alle remmen losgooien. Beschaving, ingehoudenheid, goed

formuleren, discussie en dialoog zijn belangrijk. Voor homo’s,

Marokkanen en welke andere minderheidsgroep dan ook geldt:

kom op voor je eigen mensen, verbeter het imago van je eigen

groep en laten we de diversiteit vieren!

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 13

32 Cultureel

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

De eerste keer dat ik postzegels zag die in nazi-Duitsland

werden uitgegeven was op een tentoonstelling in het

Herinneringscentrum Kamp Westerbork in 2009. Het was een

kleine tentoonstelling die – al is dat bijna pathetisch om te zeg-

gen – een onuitwisbare indruk op mij heeft gemaakt. Nooit had

ik me gerealiseerd op hoeveel manieren de nazificatie van

Duitsland in zijn werk ging. Geraffineerd dus, uitgekiend, over

nagedacht. Postzegels en briefkaarten gebruikt bijna iedereen in

het dagelijks leven, bijna iedereen stuurt en krijgt post.

Postzegels en briefkaarten bleken een bijzonder eenvoudige

vorm van propaganda. Hitlers minister voor Openbare Voor -

lichting en Propaganda, Joseph Goebbels (1897-1945), die bin-

nen de kortste keren de media, pers, film, radio en de kunsten

onder controle had, maakte er dankbaar gebruik van. Brief -

kaarten, ansichtkaarten en postzegels werden ingezet om de

nazi-ideologie onder de mensen te brengen. Joden werden

‘uiteraard’ als volksvijanden neergezet, daarvoor ging geen zee

te hoog. Op een briefkaart van 15 oktober 1938, staan, tot vier

keer toe stempels, waarop de ontvanger van de kaart dwingend

wordt aangespoord om de tentoonstelling Der ewige Jude in

Wenen te bezoeken. Leni, moeder en oma sturen op deze kaart

vanuit de tentoonstelling de hartelijke groeten aan hun familie in

Braunschweig. Hoe ‘der ewige Jude’ eruit zag in de ogen van de

nazi’s is te zien op een ansichtkaart van de tentoonstelling: grote

neus, geld in de ene, een zweep in de andere hand en hamer en

sikkel om het ‘Joods-communistisch complot’ aan te duiden.

Bennie Vlaskamp (1950), die deze verbluffende collectie bijeen-

bracht, verzamelde al op de lagere school postzegels, min of

meer alles wat hij maar vinden kon. Zijn belangstelling voor post-

zegels, briefkaarten en ansichtkaarten uit de nazi-tijd werd

gewekt door het proces tegen de zogenoemde Schreib tisch -

mörder Adolf Eichmann (1906-1962), dat wereldwijd de aan-

dacht trok en in 1961 ook op televisie in Nederland was te vol-

gen. Hij keek er naar met zijn vader die hem uitlegde hoe ver-

keerd het was wat er in de oorlog met de Joden was gebeurd.

Eichmann werd ter dood veroordeeld en toen op Bennie’s rooms-

katholieke school voor diens zielerust werd gebeden bad Bennie

niet mee.

Op een vlooienmarkt in Warschau kocht hij in 1994 twee brie-

ven geschreven uit het concentratiekamp Dachau, het begin van

zijn verzameling die vervolgens gestadig werd uitgebreid. Twee

keer reisde hij met het Nederlands Auschwitz Comité naar het

concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Sinds

2006 is Bennie Vlaskamp bestuurslid van de Stichting Sobibor.

Zijn boek Post uit de vergetelheid, dat nu is verschenen, biedt

een keuze uit zijn verzameling, het is niet te beschrijven, je moet

het zien!

Boek: Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en Arie

van Dalen, Post uit de vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s en

nazi-kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.)

ISBN 978490 374082, € 19,90. Dit boek, al eerder gesignaleerd in het

Auschwitz Bulletin (september 2010, p. 27), is direct te bestellen bij de

uitgever www.compaanuitgevers.nl of via de boekhandel.

Tentoonstelling: de tentoonstelling zal opnieuw te zien zijn van 15 februari

2011 tot 17 april 2011 in het Nationaal Monument Kamp Vught.

Post uit de vergetelheid

Carry van Lakerveld

Brieven en kaarten uit getto’s en

nazi-kampen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 32

33

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Propaganda op Nederlandse postzegels: zegelblok van

het Nederlandsche Legioen uit 1942.

Voor- (l) en achterkant (r) van de ansichtkaart van de tentoonstelling Der ewige Jude die van

2 augustus tot 23 oktober 1938 in Wenen te zien was.

Briefkaart van Elly Herschel aan N. Herschel in Westerbork, voor- en achterzijde (Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork). 

Op de adreszijde de datum 23 mei 1943 en de afzender Arbeitslager Wlodowa. Het werkkamp Wlodowa was een klein stadje in de buurt van het

vernietigingskamp Sobibor dat als adres moest worden opgegeven om de naam Sobibor geheim te houden.

Op schrijfzijde is de tekst (in het Duits) heel onschuldig, bijna of Elly op vakantie was. De nazi’s schreven voor wat wel en niet geschreven mocht

worden. In vertaling staat er: Lieve ouders, ik ben hier in een werkkamp, en werk in de wasserij. Met mij gaat alles goed. Het eten is hier goed.

Er zijn hier Nederlanders, Fransen, Polen en Russen. Ik heb ook veel vrienden. Lieve ouders, schrijf snel terug, groeten en kussen. Jullie dochter Elly L.

Herschel. Groeten aan alle vrienden. Elly

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 33

12 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Niet passief zijnErwin Olaf, fotograaf, was afgelopen zomer te gast bij het tele-

visieprogramma Zomergasten. Hij hield in dit programma een

pleidooi tegen toenemend homogeweld in zijn stad Amsterdam

en toonde zich een strijdvaardige bewaker van een prille vrijheid.

Als voorbeeld vertelt hij dat hij betrokken was bij een incident in

de underground homoclub De Trut waarbij twee jonge zoenende

mannen door allochtoon uitziende mannen werden uitgelachen

en uitgescholden. Naar aanleiding van zijn reactie circuleert

onmiddellijk daarna een mail op het internet waarin hij wordt

beschuldigd van racisme. Erwin legt uit: ‘Twee Marokkaanse jon-

gens stonden een jong homostel uit te schelden. Die homo’s rea-

geerden stom, gelaten. Ik werd woedend en belde 112. Ik ging

tekeer tegen die Marokkaanse jongens, maar sloeg beslist geen

racistische taal uit. Probeerde ze duidelijk te maken dat je als

homo’s in dit land mag trouwen, dus zeker ook op straat mag

zoenen. Er hangt een extreem negatieve energie in de lucht;

iedereen moet òf nu het land uit, òf door één deur kunnen’.

Black Tea PartyErwin had op dat moment een optie op het poppodium Paradiso

in Amsterdam. Op 3 oktober jongstleden organiseerde hij daar

de Black Tea Party, een feest om te verenigen. Erwin vervolgt: ‘In

Amsterdam leven veel culturen samen op een klein oppervlak; je

moet proberen al die culturen te verenigen. Met de Black Tea

Party heb ik een poging gedaan; het publiek was een goede mix

van autochtone en allochtone homo’s. Ik heb 100 kaarten gratis

aan armlastige allochtone homo’s gegeven. Er waren 2000 men-

sen binnen, waarvan zeker 150 tot 200 Turkse en Marokkaanse

jongens.’ Op de vraag wat de follow-up zou moeten zijn van de

Black Tea Party antwoordt hij: ’We hebben van iedereen e-mail-

adressen en telefoonnummers genoteerd. Mocht zich weer een

incident voordoen, dan willen we met een zogenaamde e-mail-

bom iedereen oproepen te komen demonstreren. De opbrengst

van de avond was voor het goede doel, voor Tolerance United

(www.toleranceunited.com). Met een deel van de opbrengst zijn

die nu een voorlichtingsspel aan het ontwikkelen over tolerantie,

gericht op leerlingen van lagere scholen. Met de rest van het geld

wordt een computerprogramma ontwikkeld om de e-mail-bom

te kunnen realiseren. Het blijft alleen wel lastig de homo’s zelf

wakker te schudden; die zijn te passief.’

Het idee van een e-mail-bom na een incident is niet nieuw.

Afgelopen zomer stuurde een Turkse ijscoman in Berlijn twee

zoenende jongens weg van zijn terras. De week daarop stonden

er op datzelfde terras 500 jongens te zoenen: een ludiek en zeer

effectief protest. Erwin vindt de sfeer in Nederland erg verhard

en maakt zich daar zorgen over: ‘Het begint zich te vertalen in

xenofobie. Het is niet goed om te emotioneel en te impulsief te

gaan demonstreren; je moet niet altijd woedend worden. Er is

meer overweging nodig in onze woede. Ik vind dat het COC daar

verder mee aan de gang moet gaan. Het COC moet de inciden-

ten bepalen die aan de schandpaal moeten worden genageld.

Dat ga ik niet doen’.

‘Na de Tea Party heb ik veel contact met Marokkaanse jongens;

ze zijn allemaal erg positief en onderkennen dat er in hun ge -

meenschap veel mensen zijn die zich erge zorgen maken over de

stand van zaken. Met deze mensen moeten we in gesprek.’

Homo’s,Marokkanen …doe d’r (zelf)iets aan!Naomi Koster

Zelfportret (foto Erwin Olaf)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 12

11

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Verdeeld in wij en zij‘Het denken in wij en zij verdeelt de samenleving en dat voel ik

echt als een gevaar.’ Aan het woord is Abdel Betti. Jarenlang was

hij politieagent in Stadsdeel Nieuw West te Amsterdam, een wijk

waar hij zelf ook is opgegroeid en nog steeds woont: ‘Ik voel mij-

zelf zo geïntegreerd als het maar kan, en tóch word ik altijd als

buitenlander gezien!’

Samen met de Werkgroep Marokkaanse Ouderen, die hij hielp

opzetten naast zijn functie als coördinator van de Afdeling Leer -

plicht van het Stadsdeel Nieuw West, is hij enkele jaren geleden

naar Auschwitz gereisd. Thema van de reis, die onder begelei-

ding van het Nederlands Auschwitz Comité plaatsvond (Auschwitz

Bulletin, september 2008, p. 3), was de vraag naar het gevaar

van stigmatiseren: wat gebeurt er als een groep wordt afgezon-

derd van de rest? Betti: ‘Het is zo ernstig als een groep – of dit nu

Joden, Marokkanen of Turken zijn – wordt weggezet in de samen -

leving. Het leidt alleen maar tot meer discriminatie en racisme.

Mensen denken steeds meer in groepen, en de groei van dat

gedachtepatroon merk ik in het openbare leven. Het maakt me

zelfs bang, ik heb hier tenslotte kinderen!’

Acceptatie van elkaarAls voormalig politieagent is Betti een man van de wet: ‘In een

land moet iedereen zich aanpassen, waar je ook vandaan komt,

of je nu Moslim, Christen of Jood bent. Als je hier komt wonen

moet je je best doen om te integreren. En daar mogen best betere

regels voor komen. Regels zijn er om je aan te houden, maar ik

vind wel dat ze voor iedereen gelijk moeten zijn. Als je op het

sportveld de scheidsrechter beledigt, krijg je een rode kaart en als

je een agent beledigt, krijg je een boete. Maar iedereen mag, zo

lijkt het langzamerhand wel, zomaar Joden en Moslims beledigen.

En dat beangstigt mij steeds meer: waar leidt dat toe?’

Ondanks de verharding in de samenleving die hij waarneemt,

blijft Betti oplossingsgericht: ‘Er kan een actieve rol voor de over-

heid zijn. Door dat denken in wij en zij durven mensen ook niet

meer uit hun vertrouwde omgeving te treden. De overheid zou

integratie kunnen bevorderen door bijvoorbeeld deze groepen

meer te spreiden en het wonen in gemengde wijken meer te sti-

muleren. Samen leven is het begin van acceptatie. Zonder accep-

tatie van elkaar vrees ik voor het ergste. Dat de geschiedenis zich

zou kunnen herhalen.’

De Werkgroep Marokkaanse Ouderen bij de quarantainegebouwen in

het Stammlager (Auschwitz I) in 2008; Abdel Betti (met wit overhemd)

krijgt uitleg van Jacques Grishaver (foto Ronald van den Berg)

Opinie

Angst door een verdeeldesamenlevingEmilie Kuijt

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 11

34 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

‘Het was voortdurend zaak

geestelijk bij te blijven’.

Over het onderwerp zijn boekenkasten volgeschreven. Toch

blijft het in essentie een raadsel hoe een beschaafde natie

ertoe kon komen een industriële moord op miljoenen mensen uit

te denken en uit te voeren. Er zijn langzamerhand ook heel wat

boekenplanken volgeschreven door overlevenden. Toch blijft het

in essentie een raadsel hoe het kon lukken lichamelijk en geeste-

lijk – misschien vooral dat laatste – staande te blijven in die totale

afhankelijkheid van daders die geen mensen maar ongedierte in

hen zagen, en daar naar handelden. Het overlevingswapen van

Max Cahen was, zoals hij in zijn memoires schrijft, ‘geestelijk bij

te blijven’. Maar hoe doe je dat? En wat, als de waarheid onver-

draaglijk is?

Uit de waarnemingen en ervaringen van Max Cahen in de

Tweede Wereldoorlog, gebundeld in het boek Ik heb dit alles

opgeschreven… , wordt pijnlijk duidelijk hoe een weldenkend

mens stap voor stap ingelijfd wordt in een misdadig systeem dat

op de ondergang van hem en de zijnen uit is. Hoe hij dus onge-

wild meedoet in dat systeem omdat hij, hoe scherpzinnig ook,

niet kan voorzien en zeker niet kan voorkomen dat het virus van

racisme en antisemitisme, dat door dat systeem verspreid wordt,

zijn land, zijn stad, zijn straat infecteert. Hoe het dus niet meer te

bestrijden valt. Het wordt duidelijk hoe een intelligent mens als

Max Cahen worstelt om tot juiste oordelen, juiste beslissingen of

adviezen aan anderen te komen om te overleven, terwijl hij

iedereen wantrouwt, moet wantrouwen, ook zichzelf. Hij heeft

het allemaal opgeschreven. Het boek is een samenvoeging van

twee manuscripten: een verslag over het Philips Kommando

– waarover straks meer – dat hij schreef op verzoek van Lou de Jong

voor diens geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Neder -

land en zijn persoonlijke memoires, bedoeld voor zijn kinderen.

De gewone taal die Cahen gebruikte voor wat hij meemaakte,

tot in het vernietigingskamp toe, zorgt ervoor dat je de inhoud

van zijn verslag aankunt, althans zo verging het mij. Maar het

effect was ook dat het vaak even duurde voordat alle details van

de krankzinnige werkelijkheid die hij beschrijft tot me doordron-

gen – als ik er al niet overheen gelezen had. Een goed voorbeeld

daarvan is zijn beschrijving van de panische angst die de kamp-

beulen in Auschwitz hadden voor kleerluizen – vanwege de vlek-

tyfus die ze konden veroorzaken. ‘Iedereen werkte angstig mee

aan het voorkomen van kleerluizen want de sanctie erop was

“moordend”. Vandaar dat douchen met echte zeep en dat vol-

komen kaalscheren op die eerste avond. Werd in een barak door

een SS’er op inspectie luis aangetroffen, dan gingen alle strozak-

ken en dekens de ontluizingsoven en de barakbewoners de gas-

kamer in!’

Kamp VughtDe oorlog begint voor Max Cahen in Vught, waar Jet Elion en hij

in 1940 als jonggehuwden gaan wonen. Ze zijn dan 35 en 32 jaar

oud. Jet heeft een goede baan bij Organon, Max is elektrotech-

nisch ingenieur die, bij gebrek aan goede ingenieursbanen, zijn

vader assisteert in diens fabriek voor verpakkingspapierwaren.

Na zijn vaders overlijden, in 1938, wordt hij directeur – tot 1941,

als hij samen met twee Joodse medewerkers op straat wordt

gezet. Hij schrijft in zijn kenmerkende, laconieke stijl: ‘Eind sep-

tember wandelde er een Duitser mijn kantoor binnen, die me zijn

Een fenomenaalgeheugen

Bertje Leuw

De memoires van Max Cahen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 34

35

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

benoeming tot Verwalter liet zien. Het was een collega uit

Solingen, Heinrich Cornell, die de opdracht had het bedrijf voort

te zetten.’

Cahen en zijn vrouw overwegen Nederland te ontvluchten. Een

visum voor Cuba komt te laat. Een bevriend Joods echtpaar krijgt

een aanbod om over de grens met Zwitserland gebracht te wor-

den; Max en Jet mogen mee. De helpers zijn zogenaamde pas-

seurs, die geld verdienen aan het helpen ontvluchten van Joden.

De hulp zou dit keer betaalbaar zijn. De vrienden en ook Jet zet-

ten Max onder grote druk om deze, misschien wel enige kans

aan te grijpen, maar Max staat op de rem. Hij vraagt de passeurs

naar reisschema en reistijden en merkt dat hun aanbod vals is.

Later zou blijken dat ze hun klanten rechtstreeks naar de Gestapo

in Brussel brachten om daar hun tweede honorarium op te strij-

ken. ‘Voorlopig had mijn geografische kennis vier mensen het

leven gered’, stelt Max nuchter vast.

Voorjaar 1942 worden in het Vughtse recreatiegebied De IJzeren

Man bij de hei kazerneachtige gebouwen neergezet zonder dat

de omwonenden, waaronder Max en Jet, enig idee hebben van

het doel daarvan. In januari 1943 is het duidelijk, wanneer het

Kamp Vught in gebruik wordt genomen. ‘Het kamp bleek een

echt KZ te zijn en het was er verschrikkelijk.’ ’s Nachts worden

grote groepen gevangenen waaronder heel veel kinderen uitge-

laden, want Vught was een ‘familiekamp’. Cahen beschrijft het

enorme gebrek aan ruimte, aan eten, aan melk voor zuigelingen

en jonge kinderen. Het drinkwater is vervuild en ziekmakend, en

er is sprake van kindersterfte. Het duurt weer even tot deze

mededeling tot me doordringt. Kindersterfte! in een van huis uit

proper en goed georganiseerd land als Nederland!

Philips KommandoVanwege zijn kennis van elektrotechniek vraagt de directie van

de Philips Fabrieken in Eindhoven aan Cahen om inkoper te wor-

den voor de industrie die zij, onder leiding van de SS, in het kamp

willen beginnen. Doel was om hun in het kamp gedetineerde

werknemers beter werk en vooral betere werkomstandigheden

te bieden, en tegelijkertijd zo veel mogelijk Joden op die manier

te helpen. Max gaat akkoord en fungeert door zijn vrije toegang

tot het kamp als uiterst belangrijke informatie- en boodschap-

pendienst tussen de gevangenen en de buitenwereld. Dat gaat

door als hij zelf geïnterneerd wordt, zij het onder bedreiging dat

als hij niet terug zou komen van zijn inkoopreizen anderen in zijn

plaats gepakt zouden worden. Voor Jet was intussen een onder-

duikplek gevonden omdat ze zwanger bleek te zijn en verblijf in

het kamp voor haar extra riskant was. Na ieder inkoopreisje keert

Max gewetensvol terug, vanwege zijn missie als ‘levend lek’ en

ook uit angst voor wat er met de zijnen kon gebeuren als hij dat

niet zou doen. Cahen vermoedde wel dat de kampleiding het idi-

oot vond dat hij telkens maar weer terugkeerde. ‘Als dat zo was’,

zegt hij, ‘dan hadden ze volkomen gelijk. Het geweten kan wel

eens een slechte raadsman zijn.‘ En: ‘Had ik geweten wat erna

zou komen dan zou ik de kracht van het geweten niet gehad

hebben.’ En ook, over zijn belang als boodschapper: ‘Doch ook

hier geldt achteraf het woord van Prediker: “Alles is ijdelheid”.’

Het zijn kleine aanwijzingen voor Cahens twijfel aan de juistheid

van zijn waarnemingen en van zijn gedrag die hem niet alleen

toen, maar ook in zijn verdere leven geplaagd moet hebben.

Vlak voordat hij, samen met de andere Joden van het Philips

Kommando, op transport gaat naar Auschwitz, hoort Cahen dat

Jet is bevallen van een gezonde dochter, Truusje. Wat hem dat

onder de omstandigheden gedaan heeft is, ook door hoe hij

daarover schrijft, goed na te voelen.

Ook in het vernietigingskamp staan Cahens zintuigen op scherp,

blijkt uit zijn beschrijving ervan, en toch: het was alsof hij ook

scherp zag dat hij sommige zaken beter níet tot zich kon laten

doordringen. ‘Van die vergassingen waren we ons wel en niet

bewust’, hoewel de Kapo’s in Vught er over hadden verteld en

de signalen bij aankomst in Auschwitz duidelijk genoeg waren,

‘omdat we er toch niet aanwilden en het verdrongen.’

Cahen beschrijft zijn martelgang door een aantal kampen. Als hij

meer dood dan levend in een ziekenbarak ligt en zeker weet dat

het einde nadert, wordt hij door een oude makker, medegevan-

gene uit Vught, uit zijn bed gepraat. Hij overleeft.

Op eigen kracht, en zonder hulp van het Rode Kruis of van de

Nederlandse overheid, is Max Cahen op 29 juni 1945 terug in

Nederland. Hoe hem dat lukt, is een verhaal op zich.

Het laatste hoofdstuk is aan de overlevingsgeschiedenis van

Cahens vrouw Jet Cahen-Elion gewijd, geschreven door

hun dochter Truus Wertheim-Cahen. Het is het verhaal van Jets

onderduik in een klooster waar ze, zwanger van Truus, als zoge-

naamde ongehuwde moeder tussen de katholieke meisjes met

baby’s, de ‘gevallen vrouwen’, zat. Voor dit deel van het boek

kruipt Truus als het ware onder de huid van haar moeder en geeft

woorden aan de angst en wanhoop die te destilleren zijn uit Jets

summiere aantekeningen in die jaren. Het is Truus die, in kort

bestek, Jets verhaal schrijft over doodsangst voor ontdekking en

verraad; over eenzaamheid; over angst en onzekerheid over het

lot van haar man. En over de moed die nodig was om in die

omstandigheden met haar pasgeboren kind staande te blijven.

Tussen de regels door gaat het ook over de pijn en de woede die

voelbaar bleven in het jonge gezin Cahen, waar na de oorlog nog

twee zoons geboren werden.

Het boek is zo een indringend document geworden over het

leven en overleven van een gewoon Joods gezin in Nederland tij-

dens de Jodenvervolging en erna.

Ik heb dit alles opgeschreven… Vught-Auschwitz-Vught; Memoires

van Max Cahen 1939-1945, (redactie Truus Wertheim-Cahen, Ruud

Weissmann, René Kok, Jeroen van den Eijnde, Theo Hoogbergen).

Wolfaert Uitgevers & Projecten, ’s-Hertogenbosch 2010, 192 blz.,

ISBN 9789491044069, €17,50

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 35

10 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Antisemitisme ‘weer salonfähig’ ‘Bang? Geen haar op mijn hoofd. Mijn angst ben ik verloren in

Auschwitz. Daar verkeerde je vaak in doodsangst, maar gek

genoeg: ook dat went. Doodsangst is een emotie en emoties

duren niet heel lang. Bang zijn had tegen de willekeur geen zin.

In de periode daarvoor ben ik als onderduiker in Nederland zes-

tien keer veranderd van adres. Toen voelde ik me opgejaagd.

Sinds de oorlog ben ik de angst voorbij. Maar ik ben wèl heel

boos. Dàt er niks tegen het haat zaaien wordt ondernomen.

Waarom worden die haat zaaiende en tegen Joden ophitsende

Arabische zenders niet uit de ether gehaald? ’

Bloeme Evers-Emden (1926) die opgroeide in een ‘warm, liefde-

vol Joods gezin’ verloor in de oorlog alles, bouwde nadat zij

Auschwitz had overleefd samen met haar man Hans Evers een

groot gezin op en moet nu opnieuw onder ogen moet zien dat

het antisemitisme, zoals zij zegt, ‘weer salonfähig is geworden’.

Haar kleinzoon zei vorige week op de Nederlandse televisie dat

hij en zijn gezin willen vertrekken naar Israel. Hij geeft Bolkestein

groot gelijk: voor iemand die er duidelijk orthodox- Joods uitziet

is er volgens hem in Nederland geen toekomst. Bloeme Evers:

‘Maar ik ga niet weg. Ik heb zelf weinig last, ik ben niet persoon-

lijk aangevallen maar wel bezeerd door de ‘mediacratie’ die vol-

strekt overheersend opinievormend is. Mijn kinderen durven

waarschijnlijk niet aan hun moeder te vertellen wat ze op straat

meemaken. Mijn tijd zal het wel duren, maar ik denk dat mijn

kleinkinderen een andere tijd tegemoet gaan.’

De Joodse religie centraalIn de jaren zeventig organiseerde zij als voorzitter van de Joodse

vrouwenvereniging Deborah, opgericht in 1978, weerbaarheid-

cursussen. ‘Je diende de geschiedenis te kennen om onzin met

feiten te kunnen weerleggen en je leerde om ad rem te zijn,

zodat je mensen direct van repliek kon dienen. We spraken daar-

over in kringgesprekken met vrouwen, waardoor je onder elkaar

was en je je emotioneel veilig voelde. Zo deden we dat eind jaren

zeventig.’

Samen met haar man koos zij ervoor om religie in de opvoeding

van hun zes kinderen centraal te stellen. ‘Ik had het geloof van

huis uit niet meegekregen. Ik kwam uit een socialistisch gezin,

arm want mijn vader raakte als diamantslijper werkloos. De poli-

tieke discussies tussen mijn idealistische ouders aan de keukenta-

fel staan me nog helder voor de geest. Maar mijn opvoeding zat

wel vol Joodse rituelen die mijn moeder onbewust doorgaf van-

uit haar vrome achtergrond. Onze kinderen gingen naar de

Joodse school en werden langzamerhand orthodoxer, van streng

tot heel streng. Mijn man en ik werden door hen op het pad van

het Jodendom meegevoerd, want we zagen hoe belangrijk dat

voor hen was geworden. Ik was jarenlang er psychisch niet aan

toe, maar het verlangen was er altijd. We zijn ons gaan verdie-

pen in het geloof, het heeft ons gezin zeker verrijkt.’

Dit interview verscheen in uitgebreider vorm in De Groene

Amsterdammer van 16 december 2010, p. 12-13.

Bloeme Evers-Emden is zekerniet bang, wèl heel boos.Margreet Fogteloo Bloeme Evers-Emdem (Foto Bob Bronshoff)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 10

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

buitenland gebeuren. Doet Israel een vergeldingsactie, dan zie je

op bepaalde webforums in Nederland het aantal antisemitische

uitingen omhoog schieten. Roept Geert Wilders weer eens wat

over moslims, dan vliegen de anti-Marokkanen en anti-moslim

uitingen je om de oren.

Maar het Internet is niet alleen reactie. Tegenwoordig is het Net

vooral interactief; zelf een video neerzetten, gefilmd met je

mobieltje van een gebeurtenis op straat; of via twitter een nieuw-

tje aan de wereld doorgeven. Via Facebook je vrienden informeren

over je feestje volgende week – en daarna de foto’s en filmpjes

van het feestje weer daar publiceren. Maar ook: actievoeren voor

of tegen iets. Zo heeft facebook regelmatig diverse neo-nazi

pagina’s met Holocaust ontkenning en ander antisemitisch mate-

riaal. Ook Youtube, webforums en blogs staan regelmatig bol

van haat tegen bevolkingsgroepen.

Dat dit alles gevolgen heeft is duidelijk. Toen in 2004 Theo van

Gogh werd vermoord door een fanatieke Islamist volgde er in de

dagen daarna een golf van oproepen op Internet om moslims en

mosliminstellingen aan te vallen en om moskeeën in brand te ste-

ken. Het resultaat: bij een moskee en een Islamitische basisschool

werden brandbommen naar binnen gegooid – beide brandden

totaal af. Er was een poging een andere moskee op te blazen. Er

waren 36 gevallen van brandstichting, een moord, 12 gevallen

van ernstige mishandeling en 23 gevallen van het vernielen van

woningen, auto’s en andere bezittingen. In totaal vonden in een

week 174 geweldsdelicten gericht tegen moslims plaats. Maar

dat is velen in die dagen een beetje ontgaan, lijkt het wel. De

heersende mening toentertijd gaf in ieder geval geen ruimte om

moslims als slachtoffer te zien, maar slechts als dader. Er zijn jam-

mer genoeg vele andere voorbeelden te vinden van hoe aanzet-

ten tot haat en geweld op Internet zijn weerslag heeft in het

dagelijks leven.

Educatie en tegenspraak Er zijn meer manieren om discriminatie en haat op Internet tegen

te gaan. Educatie is daar één van. Het MDI en de zusterinstellin-

gen daarvan in het buitenland leren leraren, politieagenten en

Officieren van Justitie hoe zij discriminatie op Internet moeten

herkennen en wat de technische, inhoudelijke en juridische

aspecten zijn. Maar ook trainen wij moderatoren van grote web-

forums (onder meer Telegraaf en Volkskrant) om zelf hun straat-

je schoon te houden, geven wij voorlichting, vooral op scholen,

en overleggen wij regelmatig met Internet Providers en andere

deelnemers aan de Internet-Industrie, zoals Google, Youtube en

Facebook.

Een andere manier van tegengaan van discriminatie is ‘tegen-

spraak’, of zoals onze Amerikaanse collega’s zeggen ‘counter-

speech’. Zelf online gaan en bijvoorbeeld op een webforum dis-

criminatie en stereotyperingen met argumenten weerspreken.

Dit kost helaas bijzonder veel tijd, maar kan zeer effectief zijn.

Stichting Magenta overweegt hiervan een apart project te

maken.

Het politieke klimaatHet heersende politieke klimaat is bijzonder slecht voor het

bestrijden van discriminatie, wat door sommigen beschouwd

wordt als een linkse hobby. Daarbij komt dat het proces tegen

Geert Wilders en het requisitoir van het Amsterdamse Openbaar

Ministerie tekenend is voor de verdere voortzetting van de uit-

holling van de anti-discriminatiewetgeving. Een uitholling die wij

al enige jaren sluipend haar intrede zien doen; uitingen worden

meer en meer afgedaan als ‘toegestaan in het kader van het

maatschappelijk debat’, als ‘vrijheid van de columnist’, of als ‘niet

onnodig grievend voor de bevolkingsgroep’ (!). Dat de uitspraak

in het Wilders-proces, of het nu schuldig wordt of niet, grote

gevolgen zal hebben voor discriminatiebestrijding lijkt wel dui-

delijk. Dit zal niet alleen gelden voor discriminatie van moslims,

maar ook voor antisemitisme en alle andere vormen van discri-

minatie.

De huidige stand van zaken op het Nederlandse gedeelte van

Internet geeft aan, dat er veel mis is. Opvallend is dat er sinds

vorig jaar aanmerkelijk minder meldingen worden gedaan over

discriminatie tegen moslims, terwijl meldingen over antisemits-

me stabiel hoog blijven. Een mogelijke verklaring is een verlies

van vertrouwen bij moslims in de Nederlandse samenleving en

haar instellingen, onder invloed van het huidige politieke klimaat.

Het MDI is er echter voor allen, en richt zich op verwijdering van

alle vormen van discriminatie. Als wij niet in staat zijn om ieder-

een in Nederland bescherming te bieden tegen haat, als we gelijk

Frits Bolkestein en Hans Jansen vinden dat we het op moeten

geven en vertrekken, dan zeggen we eigenlijk dat onze samen-

leving volledig is mislukt.

Ronald Eissens is algemeen directeur van de Stichting Magenta

en bestuurslid van het International Network Against Cyber Hate.

Leden van het International Network Against Cyber Hate tijdens de

jaarvergadering 2010 in Wenen; links Ronald Eissens (foto International

Network Against Cyber Hate)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 9

36 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Van de 217 Joodse advocaten en procureurs die op 30 april

1941 in Nederland woonden en werkten zijn er in de vier

jaren die er op volgden 107 omgekomen. Meestal werden ze in

één van de vernietigingskampen vermoord. Bijna de helft van het

totaal dus. Het hadden er ook – veel – meer kunnen zijn. En vol-

gens de nazi’s en hun helpers ook veel meer moeten zijn.

Dit gegeven brengt tegelijk een zekere verwarring teweeg. Het

recht hoort zonder aanzien des persoons te werken. Dat doet het

niet, althans niet altijd. Maar blijven ook in een staat van onrecht

sommige facts of life – ontwikkeling, inventiviteit, invloed, net-

werken, geld – dus gewoon hun werk doen? Ja, dus. Het is een

van de sinistere gegevens die zich aandient in het boek Smalle

Marges, geschreven door de rechtshistoricus Joggli Meihuizen.

Een lijvige studie naar de geschiedenis van de Nederlandse advo-

catuur in de Tweede Wereldoorlog, en tevens het resultaat van

een in 2005 door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA)

aan het NIOD gegeven opdracht. Ingevolge die opdracht moest

aan de positie van de Joodse advocaten speciale aandacht wor-

den besteed.

Blijvend getekendDe aanleiding voor de opdracht kwam bij onze oosterburen van-

daan, en bepaalde ons er bij hoe ongelofelijk veel daar de afge-

lopen decennia is veranderd. Sinds 2000 reisde in Duitsland

namelijk de tentoonstelling Anwalt ohne Recht – Schicksale jüdi-

scher Anwälte in Deutschland nach 1933 (Advocaat zonder

recht – het lot van Joodse advocaten in Duitsland na 1933). Naar

aanleiding daarvan werd geconstateerd dat zo’n deelstudie naar

de positie van de Joodse advocaten tijdens WO II in ons land tot

dusver niet was verricht. Zo’n onderzoek, was de gedachte, zou

antwoord kunnen geven op de vraag hoe de stand der advoca-

ten als zodanig de oorlog had overleefd. Maar misschien vooral

een nieuw licht kunnen werpen op het lot van de Joodse advo-

caten. Velen waren vermoord – terwijl degenen die het overleef-

den in de regel blijvend waren getekend.

Bij het onderzoek van Joggli Meihuizen stond eigenlijk bij voor-

baat vast dat het een uiterst pijnlijke exercitie zou worden. Hoe

was het mogelijk dat de verzamelde Nederlandse advocatuur,

toen ruim 1900 m/v sterk, die samen het aloude nobile officium

vormden, en voor een groot deel bovendien bestond uit ‘nette’

mensen (wat een jonkheren in die tijd!), de Joodse collega’s geen

bescherming van enige betekenis heeft kunnen bieden? Hen

integendeel te laten gaan – alsof het om eerlozen ging, erger: om

vuilnis? Voor een land waarin de latere hoogleraar en minister

van justitie mr. C.H.F. Polak zelfs vóór de oorlog geen baan bij

een gerenommeerd advocatenkantoor kon krijgen omdat dat

door de maten, gezien de internationale situatie, ‘niet oppor-

tuun’ werd gevonden, was dat misschien niet zo heel verwon-

derlijk. Maar, zo was de vraag, hoe had het proces van desolida-

risering in dit deel van de samenleving precies gewerkt toen het

er echt om ging spannen? Juist op dit terrein heeft Meihuizen –

ondanks grote handicaps: alle officiële stukken van de

Amsterdamse orde van advocaten uit de periode 1940-1945 zijn

in de jaren zeventig bijvoorbeeld spoorloos verdwenen – een

enorme hoeveelheid materiaal bijeengebracht en geanalyseerd.

In de fuik van het kwaadEerst nog iets over de schaduwzijden. De lezer maakt achtereen-

volgens kennis met een op 24 augustus 1938 uitgevaardigd

Koninklijk Besluit, waarbij met instemming van vrijwel de gehele

advocatuur, uit xenofobe, zo niet regelrecht antisemitische oog-

merken aan ‘vreemdelingen’ de toegang tot de balie werd ont-

Advocaten in de oorlogWillem van Bennekom

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 36

37

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

zegd. Dat de Nederlandse nationaliteit daarna een vereiste is

geworden om hier te lande tot de balie te kunnen toetreden, is

in dit verband irrelevant. Voor 1938 bestond die voorwaarde

immers niet: het was onmiskenbaar tegen Joodse vluchtelingen

gerichte gelegenheidswetgeving. Vervolgens ontmoet hij een

landsadvocaat, Jhr. mr. G. W. van der Does, die op 24 juli 1940

op de voorpagina van het Nederlandsch Dagblad (het orgaan

van het Nationaal Front van de destijds bekende fascist Arnold

Meyer) liet weten lid van die organisatie te zijn geworden. Hij

leest ook dat het college van secretarissen-generaal, tevoren

door Van der Does over die stap geïnformeerd, daar geen

bezwaar tegen had. Verder lezend, realiseert hij zich – niet voor

het eerst, maar het stemt weer even mismoedig als eerdere keren –

dat de secretaris-generaal van het departement van justitie, mr.

J.C. Tenkink, meteen na de capitulatie met de anti-Joodse maat-

regelen aan de slag ging. De ariërverklaring, al in oktober 1940

aan alle ambtenaren ter tekening voorgelegd, trof de advocaten

op zich nog niet. Zij oefenden immers een vrij beroep uit. Maar

al in een circulaire van 28 oktober 1940, gericht aan alle raden

van toezicht en discipline, werd meegedeeld dat de Joodse leden

van deze colleges met ingang van 30 november 1940 van hun

functie waren ontheven. De bezetter had haast, de Nederlandse

ambtenarij volgde. De volgende stap was een rechtstreeks van

de bezetter afkomstige Anordnung van 4 november 1940, waar-

bij alle Joden werden uitgesloten van enige ‘bediening’ waarvoor

men moest worden beëdigd. Daartoe hoorde ook de advocatuur.

Als gevolg van ambtelijk gehakketak duurde het vervolgens nog

tot 5 februari 1941 alvorens circulaire no. 400 v kon worden

afgekondigd. Joodse advocaten werd daarbij verboden na 1 mei

1941 hun beroep nog uit te oefenen, ‘met dien verstande dat zij

de vrijheid behouden ook na dien datum uitsluitend voor Joden

werkzaam te zijn’. Deze keer hoefde, voor zover van toepassing,

geen ariërverklaring worden ondertekend. Maar wel een van het

aangehechte document af te knippen strookje dat deze keer

‘Joodverklaring’ werd genoemd. Binnen de voorgeschreven ter-

mijn van acht dagen had ruim 95 % van de Joodse advocaten in

Nederland het papiertje ingevuld en geretourneerd. Sinds de

ariërverklaring – op een totaal van ca 200.000 ambtenaren had-

den er slechts enkele tientallen geweigerd – was Nederland

inmiddels enkele maanden verder. Gewaarschuwd en wel zwom-

men allen, op een enkeling na, desondanks massaal de fuik van

het kwaad in. Diegenen die de dans meenden te kunnen ont-

springen door in te vullen ‘Weet niet’ of iets dergelijks, werden

in enkele gevallen nog de dupe van denunciatie ook. Op 30 april

1941 was de lijst klaar, en kon daadwerkelijk met het uitroken en

uitroeien van het Joodse advocatenbestand worden begonnen.

Nieuwe Joodse advocaten mochten vanaf 24 mei 1941 niet meer

worden beëdigd, terwijl in een Verordening van 22 oktober 1941

werd bepaald dat Joden ook niet meer mochten deelnemen aan

verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. Waaronder

ook de Nederlandsche Advocatenvereniging. Het bestuur van

deze vereniging kwam op 17 januari 1942 tot de slotsom dat alle

Joodse advocaten per 1 november 1941 automatisch hun lid-

maatschap hadden verloren. Zou men wellicht zelfs gezegd heb-

ben ‘van rechtswege’?

In de jaren die volgden voltrok het verwijderingsproces van de

Joodse advocaten zich niet altijd in het tempo dat niet-advoca-

ten werd opgelegd. In het algemeen gesproken kwamen de

cliënten vermoedelijk eerder aan de beurt – zeker als die onver-

mogend waren. Zoals ik eerder schreef: ook in het voorportaal

van de vernietigingsmachine werkte de maatschappelijke onge-

lijkheid door. Hoe navrant die constatering ook is. Mede daar-

door kregen nogal wat advocaten bijvoorbeeld een toegangsbe-

wijs voor het elitekamp Barneveld - alvorens ook die vermeende

vrijplaats op 4 september 1944 werd ontruimd en de hele groep,

alle toezeggingen van de bezetter ten spijt, in veewagons naar

Theresienstadt werd overgebracht. Men leze daarover bijvoor-

beeld de indrukwekkende dagboeken van Dr. Itallie, een

geschrift dat ik niet in de literatuuropgave aantrof. Hoeveel

advocaten er onder de ‘Barnevelders’ waren, vermeldt

Meihuizen trouwens niet – en misschien is dat maar beter ook.

We hoeven niet alles tot achter de komma te weten.

LichtpuntenGelukkig maakt Smalle marges ook melding van lichtpunten.

Personen, soms Joods, soms niet, die zich als helden hebben

gedragen. Men leest die voorbeelden – sommige daarvan zijn

eerder beschreven, andere waren voor mij geheel nieuw – als het

ware met een zucht van verlichting. Ook al weten we al jaren

hoe grijs en onverschillig de houding van de bevolking in ons

land jegens de Jodenvervolging meestal is geweest, we blijven

kennelijk snakken naar bewijzen van menselijkheid in de duister-

nis. Dus noteren we met dankbaarheid dat de Amsterdamse

advocaat Von Baumhauer (bijgenaamd ‘Boem’) in mei 1943 in

Mr. Izaak Kisch, advocaat in Amsterdam en ‘consul’ van Barneveld

(foto circa 1942)

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 37

8 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) bestaat nu der-

tien jaar. Haat op Internet, zoals antisemitisme, Holocaust

ontkenning, discriminatie van moslims, van Surinamers en

Antillianen, van Marokkanen, van homosexuelen, van Roma en

Sinti, enzovoort, bestaat al sinds het begin van het Internet.

Stichting Magenta houdt zich hier vanaf 1994 mee bezig door

middel van het MDI (een onderdeel van Magenta) en sinds 2002

ook op internationaal niveau via het mede door Magenta opge-

richte International Network Against Cyber Hate (INACH), een

organisatie met leden in achttien landen. Waarom? Omdat wij

vinden dat discriminatie (op internet) ellende, verdeeldheid en

ethnische spanningen doet toenemen of veroorzaakt. Zouden

we discriminatie en haat de vrije hand geven, dan eindigen we

met moord, oorlog en terreur. Gelukkig stelt de Nederlandse wet

grenzen aan de vrijheid van meningsuiting op het punt van dis-

criminatie.

Schrikbarende cijfersSinds het MDI zijn werk in 1997 begon, heeft het 12.419 mel-

dingen over 16.038 uitingen gehad. 8062 van deze uitingen

werden door het MDI als strafbaar beoordeeld en 5111 hiervan

werden daartoe, na een verzoek van het MDI, van Internet ver-

wijderd. Over uitingen die niet werden verwijderd of over zeer

ernstige zaken deed het MDI 23 aangiftes, waarvan 16 tot ver-

volging en een succesvolle veroordeling hebben geleid. INACH,

het internationale netwerk van Meldpunten, heeft sinds 2002

meer dan 18.000 uitingen in achttien landen verwijderd weten

te krijgen.

Is het Internet hierdoor wat discriminatie betreft een veilige en

schone plaats geworden? Helaas niet. Het MDI werkt op basis

van meldingen die door internetgebruikers worden gedaan en er

zijn nu eenmaal meer mensen die discriminatie en haat op inter-

net zetten, dan zij die er melding over doen. Het bestrijden van

discriminatie op Internet is een beetje als het bestrijden van fruit-

vliegjes. Als je er duizend hebt platgeslagen zijn er al weer twee-

duizend nieuwe geboren.

Zinloos dus? Water naar de zee dragen? Neen. Elke pogrom,

genocide of ethnische zuivering in de geschiedenis van de mens-

heid, ook in de zeer recente geschiedenis, begon met woorden

van haat over ‘de ander’. Het bestrijden van haat op Internet

draagt daarom bij aan het verminderen van de kans dat dit

gemakkelijk weer gebeurt.

Internet beoordelenInternet is de plaats waar alles nu gebeurt, een medium dat tege-

lijkertijd de grootse bibliotheek ter wereld, communicatiemiddel,

amusementsomgeving, educatief middel, hangplek, globale

infrastructuur en de beste verspreider van discriminatie ooit is.

Jongeren rond de twintig kunnen zich geen wereld zonder inter-

net herinneren. Internet is zo’n integraal onderdeel geworden

van onze globale samenleving dat de wereld niet meer zonder

kan.

Wie twittert er nog niet? Wie heeft er nog geen hyves of face-

book pagina, of een eigen blog? Meningen, trends, politiek, in

dit alles speelt wat op en via Internet gebeurt een centrale rol.

Het Internet filtert niet en jongeren wordt ook niet of nauwelijks

geleerd hoe zij zelf informatie op Internet moeten beoordelen.

Dat levert vaak problemen op. Bijvoorbeeld doordat discriminatie

klakkeloos wordt overgenomen, gekopieerd en geplakt. School -

werkstukken waarin staat dat gaskamers nooit hebben bestaan,

want dat ‘staat in het rapport van de gerenommeerde chemicus

Dr. Leuchter’. Blogs waar de beruchte Protocollen van de wijzen

van Zion worden aangehaald, alsof het gaat om een werkelijk

valide publicatie. Opmerkingen dat ‘zigeuners stelen, want dat

weten we allemaal’. Oproepen om ‘die vieze homo’s allemaal in

elkaar te slaan’. Of om synagoges in brand te steken. Of dat

moslims in Nederland ‘een vijfde kolonne zijn die Nederland wil-

len overnemen om hier hun sharia-wetgeving in te voeren’. De

lijst van kwaadaardige waanzin is eindeloos. Hierbij komt nog

begripsvervuiling en verwarring, soms uit onwetendheid, maar

vaak ook met de bedoeling bevolkingsgroepen te beledigen en

aan te zetten tot haat.

Bij het schrijven van dit artikel komt er bij het MDI een melding

binnen, die daar nog wel het beste voorbeeld van is. Op de web-

site van ‘stopdebezetting’ wordt onder de titel ‘Invloed van Israel

in Nederland’ een artikel geplaatst dat bol staat van klassiek anti-

semitisme: Joden hebben de macht, onder andere in de media,

de politiek, en in de ambtenarenapparaten. En zij staan allemaal

achter Israel, zijn eigenlijk een propagandamachine van Israel.

Nadat het MDI de website eigenaren had gewezen op het straf-

bare karakter van de tekst, werd deze snel verwijdertd Helaas

staat dezelfde tekst ook nog elders online.

Uitingen van haatUitingen van discriminatie op Internet worden regelmatig

gevoed door dingen die in de Nederlandse samenleving of in het

Bestrijden vanhaat op Internet– helpt dat?Ronald Eissens

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 8

7

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Antisemitisme bestrijdenDe Joodse gemeenschap in Nederland is vergeleken met die van

de moslims veel kleiner en dus kwetsbaarder en daarom is het

goed als antisemitische incidenten publiekelijk aan de kaak worden

gesteld. Natuurlijk komt er (ook) onder moslims antisemitisme

voor; er is een wereldwijde radicale stroming die tegen Israel en

tegen Joden ageert en daarbij teruggrijpt op een paar beroerde

uitspraken uit de Koran waarop bijvoorbeeld ook de Palestijnse

terreurgroep Hamas zich beroept. De agitatie van die radicale

minderheid moet worden bestreden. De vraag is hoe dat het

beste kan. Door je aan te sluiten bij een stroming die zich afzet

tegen ‘de islam’? Of door de radicalen te isoleren en de ‘huisje-

boompje-beestje-moslims’, in de woorden van oud-burgemeester

Job Cohen in zijn ten onrechte zo fel aangevallen interview in het

kerstnummer van Vrij Nederland, het gevoel te geven dat zij hier

net zo thuis zijn als wie dan ook.

Het meest interessant in Het Verval van Manfred Gerstenfeld

vind ik zijn interview met Bloeme Evers, overlevende van

Auschwitz en gerespecteerd lid van de Amsterdamse Joodse

gemeenschap (zie het interview met haar op p.10 in dit nummer).

Ze leidt een orthodoxe sjoel in Amsterdam-West. Ze is pessimis-

tisch over de toekomst van de Joden in Nederland en vóór emi-

gratie naar Israel (dat is ze overigens al lang). Ze is ook terecht

boos over het in Nederland doorsijpelen van antisemitische agi-

tatie vanuit de Arabische wereld. Of het juridisch mogelijk is om

satellietzenders die zich aan antisemitische propaganda schuldig

maken hier uit de lucht te halen, weet ik niet. Het zou zeker de

moeite waard zijn dat te onderzoeken; dan moet uiteraard wel

eerst worden vastgesteld dat er inderdaad sprake is van antise-

mitische – en niet alleen van anti-Israelische – propaganda.

Veel opgewekter klinkt Bloeme Evers (in het boek van Gersten -

feld) gelukkig, als het over de omgeving van haar eigen sjoel

gaat. Daar werden bezoekers in het verleden een paar keer lastig

gevallen. Bloeme Evers: ‘Na wat incidenten heeft een van onze

leden, Erwin Brugmans, (…) wat gesprekken gevoerd met diver-

se moslimorganisaties. Hij heeft ook met de deelraad Amsterdam

Oud-West gesproken, die een bemiddelende rol gespeeld heeft.

Brugmans heeft allerlei initiatieven ontwikkeld van samenwer-

kingsprojecten. Het bekendste daarvan is het MaJo-voetbaltoer-

nooi waar Marokkaanse en Joodse elftallen voetballen. Bij een

van die wedstrijden kreeg ik zelfs twee rode rozen van een Marok -

kaanse man. Brugmans doet fantastisch werk (…). Misschien kan

wat hij op een klein gebied gedaan heeft, wel uitgebreid wor-

den.’

Jammer dat Gerstenfeld niet ook met Erwin Brugmans heeft

gesproken. Of met Hadassa Hirschfeld die werkt aan het kwe-

ken van onderling begrip op scholen, onder meer door het orga-

niseren van reizen naar Auschwitz voor leerlingen. Meer onder-

ling begrip en toenadering vormen volgens mij de belangrijkste

sleutel tot een onbedreigd en meer ontspannen samenleven. De

polarisatie die momenteel gaande is, waarbij moslims tegenover

autochtonen dreigen te komen staan en Joden tegenover moslims

kan de spanningen alleen maar verergeren en tot meer inciden-

ten leiden. Die polarisatie creëert angst en vergiftigt de politieke

atmosfeer.

Antisemitisme bestrijden, natuurlijk! Ook met politie en justitie

als dat nodig is. Maar meegaan in het zo modieuze ageren tegen

de islam hoort daar niet bij. Zoals Job Cohen het zegt in dat

omstreden interview: ‘Je kunt dé islam niet de schuld geven van

het extremisme.’ Net zo min als dé mannen. Het zou een open

deur horen te zijn, eigenlijk.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 7

38

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

de bossen bij Vierhouten een compleet onderduikerskamp sticht-

te, ook wel ‘Het Pas Op-kamp’ genoemd. Daar verbleven op den

duur maximaal honderd personen tegelijk, van wie ongeveer de

helft Joods. Dat het op 29 oktober 1944 toch mis ging, en dat

toen acht onderduikers werden gefusilleerd, waaronder – als

laatste – een zesjarig jongetje, lijkt in deze geperverteerde reali-

teit haast minder erg dan dat het kamp voor zoveel mensen tot

doorgangshuis naar de vrijheid heeft gediend. Zoiets doet ter-

reur dus met ons. Met grote gretigheid willen we als het ware

alsnog dat àlle advocaten over zoveel moed en inventiviteit had-

den beschikt als de advocaten Kotting, Van Proosdij en Nygh, die

er zo vaak in slaagden de sfinx Calmeyer tot arisering van hun

talloze cliënten te bewegen.

Smalle margesOok als men, murw van zoveel misère, dit boek terzijde heeft

gelegd, blijft de vraag knagen hoe dit allemaal heeft kunnen

gebeuren. Het is tenslotte een van de vragen die de NOVA, al is

het impliciet, tot de opdracht aan het NIOD inspireerde. Hoe kon

deze ramp zich voltrekken, in het volle zicht van eenieder. In een

land, waar de assimilatie zozeer een feit leek te zijn – zeker in de

advocatuur. Een deel van de verklaring lijkt de auteur zelf te wil-

len geven, als hij op p. 277 de houding tegenover teruggekeerde

Joodse advocaten beschrijft. ‘(..)[ Mr. De Hartog werd] hier (..)

neergezet als de personificatie van de Joodse advocaat die ont-

zettend lastig was, en die men dus liever kwijt dan rijk was. Dit

zou mede een verklaring kunnen zijn voor de passieve houding

die de meeste advocaten – de goeden niet te na gesproken –

hebben aangenomen toen hun Joodse confrères het leven

onmogelijk werd gemaakt’. Is het wellicht, hoe indirect ook,

dezelfde instelling geweest die maakte dat mr. Van der Does als

landsadvocaat tot 1965 heeft kunnen fungeren – en in 1958 zelfs

tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw werd benoemd?

Smalle marges, inderdaad. Holland op zijn smalst, zou men ook

kunnen zeggen. Hoe dan ook, binnen de grenzen van de wet

was in de oorlogsjaren in ieder geval al vrij snel niets meer moge-

lijk. Zeker niet nadat de Hoge Raad in het zogenaamde

Toetsingsarrest van 12 januari 1942, ondanks een moedig plei-

dooi van de Rotterdamse advocaat mr. P. Groeneboom, had

beslist dat het Landoorlogreglement de rechterlijke macht niet

de bevoegdheid verleende om ‘de [door de bezetter genomen]

maatregelen te toetsen aan den eisch dat daarbij, behoudens vol-

strekte verhindering, de in het land geldende wetten worden

geëerbiedigd’. Een advocaat die daarna met hulp van het recht

nog iets wilde bereiken was dus aangewezen op list en bedrog.

Misschien had Joggli Meihuizen daarover nog wel iets meer kun-

nen vertellen. Hij had daarvoor kunnen putten uit een opstel van

wijlen mr. I. Kisch, dat wèl wordt genoemd in de geraadpleegde

lireratuur.

Voor wie zich niet verliest in de soms wat al te rijke detaillering

van dit boek is dit een belangrijk werk. Het doet meer dan boeks-

taven. Het bepaalt ons er bij – weer – dat men zich niet alleen in

de wortels van het kwaad moet blijven verdiepen, maar ook in

het hoe en het waarom van onze solidariteit.

Joggli Meihuizen, Smalle marges. De Nederlandse advocatuur in de

Tweede Wereldoorlog. Uitgever Boom, Amsterdam 2010, 476 blz. en 54

foto’s, ISBN 9789085 069416, € 29,90

Willem van Bennekom, in 2006 gepensioneerd als vice-president van de

Amsterdamse rechtbank, was van 1967 tot 1994 advocaat, o.a. in tal-

loze asielzaken. In oktober 2010 publiceerde hij Op Drijfijs. Over het

functioneren van de rechtsstaat.

Tekst circulaire van de Secretaris Generaal van Justitie van 5 februari

1941 met het beroepsverbod voor Joodse advocaten

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 38

39

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Traditiegetrouw bevat het Herdenkingsnummer een verhaal

van Ida Vos, die in 2006 overleed. Het is afkomstig uit haar

eerste jeugdboek met verhalen: Wie niet weg is wordt gezien.

Dat verscheen in 1981 voor het eerst bij Uitgeverij Leopold in

Amsterdam; de zesde druk is uit 2001.

Het boek over een Joods meisje in de Tweede Wereldoorlog

bevat haar eigen jeugdherinneringen. Zelf zegt ze daarover: ‘Ik

wilde tonen hoe erg het is om onderdrukt, om niet vrij te zijn.

Kinderen geloven het niet altijd, maar alle verhalen in mijn boek

zijn echt gebeurd. … Ik behandel allemaal kleine, maar voor een

kind ontzettend belangrijke dingen. Hoe het bijvoorbeeld was

om een nieuwe fiets te krijgen, en hem dan af te moeten geven

aan de Duitsers.’ Dit verhaal volgt hierna.

FietsenIda Vos

Wat was ze blij toen ze op haar verjaardag een nieuwe fiets

kreeg. Een echte fiets met witte banden en met veel glim-

mend chroom. In het begin stapte ze iedere keer af om te kijken

of er modder op de lak was gekomen. Als ze maar één spatje zag,

pakte ze haar zakdoek en deed er een beetje spuug aan. Dan

begon ze te poetsen.

Ze is nog een beetje blij met de fiets, maar niet zo erg meer. Ze

moet hem inleveren. Volgende week moeten alle rijwielen naar

het politiebureau worden gebracht. Geen enkele jood mag dan

nog een fiets hebben. Ze vindt het verschrikkelijk en dikwijls

moet ze denken aan het moffenkind dat op haar fiets zal gaan

rijden. Ze wordt dan altijd heel verdrietig en dan doet ze haar

best om aan iets anders te denken.

‘Morgen is het zover,’ zegt vader. ‘Haal de mand maar van je

fiets. Die hoeven ze niet te hebben.’ ‘Hoef ik niet mee, David?’

vraagt moeder. ‘Nee hoor. Ik kan wel met twee fietsen tegelijk

rijden en misschien wil Rachel haar eigen fiets weg brengen.’ ‘Ja

hoor, pappa, we gaan lekker samen,’ zegt ze.

Nu staan ze voor de deur van hun huis. Vader heeft aan iedere

hand een fiets. ‘Kom, we gaan,’ zegt hij. Hij stapt op zijn fiets.

Hij rijdt met één hand, met de andere stuurt hij moeders fiets.

‘Kom maar!’ roept hij. Ze stapt op. Ze kunnen niet naast elkaar

rijden. Dat is veel te gevaarlijk. Drie fietsen naast elkaar is teveel.

Als ze bij het politiebureau zijn aangekomen, zien ze daar veel

andere mensen met fietsen. Ze maken een rij. Steeds komt een

politieagent in de deuropening staan. Hij heeft een rood gezicht

en heel erg blauwe ogen. ‘De volgende!’ roept hij. ‘Pappa, dat is

geen mof,’ zegt ze. ‘Nee schat, dat is een Nederlander. Hij helpt

de Duitsers.’

Na een kwartier zijn zij aan de beurt. ‘Deze kant op,’ wijst de

Nederlander. ‘Moet ik zelf die fietsen naar boven dragen?’ vraagt

vader. ‘Ja joodje, twee trappen op,’ antwoordt de politieman.

‘Ellendeling,’ fluistert vader. ‘Zei u wat?’ ‘Nee.’ ‘Rachel, hou jij je

karretje nog maar even bij je. Ik breng eerst de grote fietsen en

dan die van jou.’

Eerst neemt vader de fiets van moeder. Als hij na een paar minu-

ten beneden komt, haalt hij heel snel adem. ‘Wil je niet liever bui-

ten wachten?’ vraagt hij. ‘Nee pappa, ik blijf hier.’ Als vader ook

zijn eigen fiets boven heeft gebracht, is haar fiets aan de beurt.

‘Geef maar,’ zegt vader. ‘Er is niets aan te doen. Het kan niet

anders.’ Ze aait over het bruine zadel. ‘Dag fiets!’ roept ze. ‘Tot

ziens, fiets!’ Vader is op de tweede trap nu. Dat kan ze horen. Ze

ziet hem niet meer. Eigenlijk ziet ze niets, want er lopen allemaal

tranen uit haar ogen. Uit haar neus komen ook tranen. Gemeen

is het, gemeen! Lelijke fietsenpikkers zijn het.

Boven is plotseling een vreselijk lawaai. Het lijkt wel of het

onweert. ‘Kan ik het helpen,’ hoort ze vader roepen. ‘Ik struikel-

de.’ Ze rent de trap op. Boven op een gang ligt haar fiets. De wie-

len draaien in de lucht. Ze zijn niet rond meer. ‘Hoepel maar

gauw op,’ zegt een politieman. ‘En neem je dochter mee!’

Ze rennen de trap af. ‘Dat was me wat,’ zegt vader als ze buiten

staan. ‘Struikelde je?’ ‘Welnee meid. Ik werd opeens zo ontzet-

tend boos om die fiets van jou, dat ik niet anders kon dan hem

naar beneden gooien.’ Je bent een held,’ roept ze. ‘0, o, o,’ vader

lacht een beetje. ‘Je fiets viel bijna op een politieagent. Jammer

dat hij hem niet op zijn dikke kop heeft gekregen.’

Cultureel

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 39

6 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Een kern van waarheidOorlogen worden uitgevochten door mannen. Veruit de meeste

terroristische aanslagen in de wereld worden gepleegd door

man nen. Mannen zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit.

Overlast op straat en seksuele intimidatie: het zijn meestal hang-

jongens die zich hieraan schuldig maken. Ook in het onderwijs

doen jongens het minder goed dan meisjes. Het wordt daarom

de hoogste tijd om het gevaar dat van mannen uitgaat onder

ogen te zien en na te denken over maatregelen om het probleem

beheersbaar te maken. Om te beginnen moet er een immigratie-

stop komen voor mannen: geen man meer het land in. En ook

dienen alle subsidies voor activiteiten die speciaal op mannen zijn

gericht, zoals voetbal, onmiddellijk te worden stopgezet.

Klinkt de bovenstaande tekst alsof hij is geschreven door een

krankzinnige? Dat lijkt me wel. Maar vervang bij wijze van

gedachten-experiment de woorden mannen en jongens door

‘moslims’ of ‘Marokkanen’, en u zult, waarschijnlijk tot uw ver-

bazing, moeten concluderen dat er een voor Nederland anno

2011 betrekkelijk normale, in elk geval niet absurde of totaal

ongebruikelijke tekst staat. En dat is pas echt gek.

Immers de beschuldigingen die ik hier achter elkaar en zonder

enige poging tot nuancering over de hoofden van mannen (of

moslims) heb uitgestrooid, bevatten ieder voor zich wel een kern

van waarheid. Toch zal niemand die bij zijn volle verstand is zich

vervolgens scharen achter de tegen de mannen gerichte maat -

regelen. Wij weten tenslotte allemaal dat de ene man niet de

andere is en dat het nergens op zou slaan om misstanden die

door een beperkt aantal mannen worden veroorzaakt toe te

schrijven aan ‘de man’ in het algemeen of aan een of ander

‘mannelijk wezen’. Maar dat is precies wat de partij van Geert

Wilders wel doet met ‘de moslims’, respectievelijk ‘de islam’.

Omdat volgens deze rechtse populisten de islam een verderfelijke

politieke ideologie is, moeten moslims uit het land geweerd wor-

den, mag er geen moskee meer bij, moeten islamitische scholen

dicht etcetera.

Van generalisatie naar discriminatie Ik vind het wonderlijk en nogal angstwekkend dat een partij die

op zo’n grove wijze een bevolkingsgroep in het verdomhoekje

zet met 24 zetels in de Tweede Kamer is gekozen. Maar wat mij

pas echt bang maakt is dat deze generaliserende en in z’n conse-

quenties discriminerende manier van denken blijkbaar nog in veel

bredere kring begint aan te slaan. Zelfs, tot mijn verbijstering, in

Joodse kring.

Hoe valt het anders te verklaren dat Joodse auteurs als Manfred

Gerstenfeld en Rosa van der Wieken op de opiniepagina’s van de

dagbladen klagen dat ‘de massa-immigratie’ (Welke? Die is er al

jaren niet meer) en ‘het multiculturalisme’ een levensgrote be -

dreiging vormen voor de Joden in Nederland? Wat brengt hen

ertoe om twee van wijsheid getuigende axioma’s, die in Joodse

kring decennialang onaangevochten zijn gehuldigd, aan de kant

te schuiven? Ten eerste het uitgangspunt dat de Joodse minder-

heid hier belang heeft bij een samenleving die tolerant is tegen-

over etnische en religieuze minderheden. En ten tweede dat het

voor het samenleven contraproductief is om het Israëlisch/

Palestijnse conflict hierheen te ‘importeren’. Joden en moslims

zullen geneigd zijn solidair te zijn met een andere partij in dat

conflict, maar hier moeten zij het samen rooien en daarvoor zijn

goede interreligieuze en interculturele contacten van groot

belang.

Zulke contacten zijn ook belangrijk om gezamenlijk stelling te

kunnen nemen tegen uitingen van antisemitisme en bijvoorbeeld

na te denken over lesprogramma’s waarmee vooroordelen op

jonge leeftijd kunnen worden bestreden. In plaats hiervan luidt

Gerstenfeld in zijn boek Het Verval de alarmklok. Ondersteund

door een reeks geïnterviewden en door Frits Bolkestein schetst

hij een beeld van een vervaarlijk antisemitisme in Nederland in

het algemeen en onder moslims in het bijzonder. Een antisemi-

tisme dat bovendien steeds erger wordt. Het stuit me tegen de

borst om dat beeld te moeten relativeren, want wat mij betreft is

ieder antisemitisch incident er een te veel en moeten Joden met

keppel of in welke kleding dan ook overal zonder problemen of

angst kunnen lopen. Het is zorgwekkend dat rabbijn Jacobs ge -

regeld om zijn orthodoxe voorkomen wordt uitgescholden en

niet acceptabel als mannen met keppel in Amsterdam-West soms

worden nageroepen.

Een somsonrustbarendevergelijking

Anet Bleich

Over mannen, moslims en Joden

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 6

5

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

landse identiteit is het nieuwe toverwoord. Dat is de norm. Het

is een misvatting te denken dat dit geluid alleen uit populistische

of rechtse hoek komt. De meeste linkse politici vinden het be -

langrijk om problemen te benoemen. Dat laatste woord ‘benoe-

men’ mag met recht als hét clichéwoord van het decennium

2000-2010 aangemerkt worden. Dat heet zogenaamd ‘de tijd-

geest’ te zijn. Ook al zo’n woord dat in het ‘woordenboek van

verboden clichés’ moet worden ondergebracht. Want als het is

benoemd, dan spreek je als politicus de taal van het volk en is het

probleem al half opgelost.

Toonhoogte van het debatIs er dan geen reden om af en toe eens hardop te zeggen wat er

fout is binnen een andere gemeenschap of bevolkingsgroep? Ja,

daar moet, daar mag geen taboe op rusten. Het gaat vooral om

de toonhoogte van het debat. Daaraan kun je beluisteren of het

om ‘corrigerende’ opmerkingen of haatdragendheid gaat. Dat

laatste krijgt nogal eens de overhand. Terwijl het eigenlijk niet zo

lastig zou hoeven zijn. Want zolang er maar wederzijds respect

uit de kritiek op een andere bevolkingsgroep spreekt, is er niet

zoveel aan de hand. Maar dat wederzijdse respect, dat wankelt

in deze tijd. Zelfs het woord respect is al besmet. Eerst was het

het favoriete woord van links om aan te geven dat ‘de allochto-

nen’ vooral gesteund moesten worden om hun eigen cultuur te

handhaven. Daarna werd het woord gekaapt door rechts en eiste

iedereen respect op. De ouderwetse vertaling van respect, tole-

rantie, daar schort het regelmatig aan en dat geeft het beeld van

een grimmige maatschappij.

Hans Janmaat werd in de jaren ’80 en ‘90 het leven zuur ge -

maakt door een standvastige rechterlijke macht. Voor zijn deur,

op het plein en in de straten stonden de tegenstanders. Janmaat

werd regelmatig voor de rechtbank gedaagd. Die demonstran-

ten van twintig jaar geleden zien we niet meer. Waar zijn die

demonstranten toch gebleven? Ze zijn in de war. Ze zijn meer dan

ooit een karikatuur van de karikatuur die ze twintig jaar geleden

misschien al waren geworden.

De rechterlijke macht is de voorzichtigheid zelve. Politici anno

2011 opereren vanuit hun opportunistische aard. Dat vrome

Joden in Amsterdam niet veilig over straat kunnen gaan, is sinds

jaar en dag een taboe. Dat moslims zich tegenwoordig steeds

meer moeten verdedigen en verantwoorden wordt inmiddels als

normaal ervaren.

Een nieuw evenwichtIk heb geen heimwee naar vroeger tijden. Want het falen van

toen, heeft geleid tot de problemen van vandaag. Hedendaagse

soldaten tegen xenofobie en discriminatie zijn net als echte sol-

daten na een oorlog. Ze willen keer op keer de vorige oorlog

opnieuw voeren.

Nederland is naarstig op zoek naar een nieuw evenwicht tussen

wat gezegd en uitgesproken kan worden én elementair respect

voor bevolkingsgroepen van andere oorsprong. Het is nog een

lange zoektocht door een duister bos via glibberige paadjes en

soms een hellend vlak.

Gezocht: een moreel kompas voor het nieuwe decennium. Wind -

richting: de nuance. Die is nooit zo populair. Ik heb genoeg van

al die zogenaamd standvastige, principiële mensen uit de jaren

’70 en ’80. Gezocht: gematigde burgers en trefzekere politici die

niet meewaaien met alle winden, maar pas spreken als dat nodig

is.

Leonard Ornstein is journalist en werkt aan een proefschrift over het

leven en werk van Pim Fortuyn.

Racisme en discriminatiebegrippen uit het verleden?

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 5

40 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Recent verschenenMarjon de Klijn

HerinneringNa vijftig jaar vriendschap tussen een hartchirurg en een psychi-

ater trekt de hartchirurg de aandacht van de laatste. ‘Ik moet met

je praten’, zegt Bob (de hartchirurg), ‘Er is iets heftigs aan de

gang … mijn verleden speelt op... mijn twee levens, overdag en

‘s nachts, vallen samen. Ik moet met je praten.’

Ik begreep waar hij op doelde. Al sinds zijn jeugd, die hij in

Hongarije gedurende de Holocaust had doorgebracht, leidt Bob

een dubbelleven: een leven overdag als innemende, toegewijde

en onvermoeibare hartchirurg, en een leven ’s nachts, wanneer

hij in zijn dromen wordt geplaagd door afschuwelijke herinne-

ringen. (blz. 5)

In Caracas, waar hij lezingen gaf over een nieuw systeem om

emfyseem te behandelen, heeft Bob zijn driedaags verblijf afge-

rond. Al die tijd waren zijn collega-gastheren, vanwege het grote

risico op beroving en ontvoering, niet van zijn zijde geweken.

Bob geeft aan dat men hem de volgende dag niet naar het vlieg-

veld hoeft te begeleiden. Volgens hem leek het veilig. Dan vindt

bij de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij een voorval

plaats, waardoor Bobs verleden op gaat spelen. Er worden herin-

neringen beschreven van Hongaarse nazi’s (wier gedrag moge-

lijk smeriger was dan dat van Duitse nazi’s). In sobere bewoor-

dingen, verwoordt Bob, hoe nazi’s weerloze ouderen opjagen

door de straten van Boedapest. Bob is machteloos en deze mach-

teloosheid speelt hem parten, hij voelt zich schuldig. In zijn dro-

men denkt hij dat hij de ouderen had kunnen redden, maar een

doodsbange, vijftienjarige jongen kon amper zichzelf redden.

Irvin D. Yalom en Robert L. Berger, Ik waarschuw de politie.

Uitgeverij Balans, Amsterdam 2010, (40 blz.)

ISBN 9789460032165, € 5,00.

Onbaatzuchtigheid en opofferingsgezindheidHet geboortehuis van Jacob Presser stond op het Waterlooplein.

Tijdens het verblijf van het gezin in Antwerpen werd de naam

Jacob in Jacques veranderd. Jacques was nogal muzikaal en had

ook talent voor pianospelen. Hij musiceerde regelmatig alleen of

met anderen. Ook was Jacques leergierig en op de lagere school

was hij de beste van zijn klas. Na de lagere school, kwam hij eerst

op de vijfjarige HBS terecht en later op de Openbare Handels -

school. Na een korte tijd te hebben gewerkt, ging Presser stude-

ren aan de Universiteit van Amsterdam. In 1926 promoveerde hij

en niet lang daarna werd hij docent Nederlands en later docent

geschiedenis op het Vossius-gymnasium. In 1936 trouwt Jacques

met Dé Appel. Dé kon ook goed pianospelen en de twee speel-

den regelmatig quatre-mains. Presser verrichtte veel weten-

schappelijk werk en samen met onder andere Jan Romein was hij

lid van een discussieclub Unitas Multiplex. In het begin van de

oorlog hebben Presser en zijn vrouw een poging gedaan om te

vluchten naar Engeland. Dit mislukte. Ook de halfslachtige zelf-

moordpoging mislukte en hierna gaf Presser weer gewoon les op

het Vossius. Op 28 mei 1940 werd Jacques ontslagen. Hij schrijft

een boek over de Tachtigjarige Oorlog en in 1941 gaat hij lesge-

ven aan het Joods Lyceum. In deze periode zijn de Pressers twee

keer opgepakt en naar de Euterpestraat gebracht. Maar op won-

derlijke wijze konden zij beide keren vrijkomen.

Op 18 maart 1943 gaat Dé naar de verjaardag van haar stief-

moeder en op het station Ede-Wageningen, wordt ze gepakt met

een vals persoonsbewijs. Ook omdat ze geen ster draagt, wordt

ze als strafgeval naar Westerbork gestuurd. Met het eerstvolgen-

de transport ging ze naar Sobibor en daar werd ze direct na aan-

komst vergast. Presser werd nu onder druk gezet om onder te

duiken. Vlak voor de eerste grote razzia in 1943, duikt Jacques

onder in Overwoud, waar hij de naam Kobus kreeg. Aangezien

er in Overwoud iets te vaak huiszoekingen werden gedaan, gaat

Presser in Wageningen onderduiken. Behalve hier heeft Jacques

ook nog in Ede en Barneveld ondergedoken gezeten. In deze tijd

schrijft hij zijn boek Homo Submersus. In dit boek houdt een

onderduiker een dagboek bij voor een vriend, die een sociolo-

gisch promotieonderzoek doet naar het verschijnsel onderdui-

ken. Hij begint met deze roman op 15 november 1943 en begin

april 1944 was de kladversie van het boek af. Het is een gefictio-

naliseerd verslag van Pressers eigen onderduik en een liefdesver-

klaring aan zijn vrouw Dé Presser-Appel. Het boek vormt een

drieluik met De nacht der Girondijnen en Ondergang.

Jacques Presser, Homo submersus; ingeleid en geannoteerd door

Nico Markus

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2010, (528 blz.)

ISBN 9 789085 067153, € 29,90

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 40

41

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

BelevenissenDe gebeurtenissen uit de periode 1940-1945 hebben blijkbaar

nog zoveel zeggingskracht dat ze regelmatig in publieke discus-

sies worden gebruikt om iets te zeggen over de maatschappij van

nu. De ‘echte’ geschiedenis – de gewapende strijd, het verzet, de

slachtoffers – heeft minder te maken met de Nederlandse herin-

nering aan de oorlog en de bezetting. In dit boek is niet zozeer

een geschiedenis van de oorlog zichtbaar gemaakt, maar van het

veranderende beeld van die oorlog gedurende de laatste vijfen-

twintig jaar. De belangrijkste nationale en internationale sociale

en politieke ontwikkelingen, die de Nederlandse herinnering aan

WO-II sinds 1989 hebben beïnvloed, komen aan bod. Dit boek

laat in 48 bijdragen zien hoezeer het verleden van de Duitse en

Japanse bezetting nog steeds een open zenuw is. In 11 ervan

speelt de Japanse bezetting van Nederlandsch-Indië een rol. Zo

worden bijvoorbeeld de verschillen tussen de herinneringen van

ouders en hun kinderen belicht. De volwassenen praten over de

ellende van het kampleven, terwijl de kinderen vinden dat hun

ouders er of echt niet waren, doordat zij bijvoorbeeld gevangen

zaten, of niet echt waren, omdat ze te veel aan hun hoofd had-

den.

In andere bijdragen wordt de betekenis van verschillende monu-

menten belicht zoals het Homomonument, het Kindermonument

en het Monument Joods Verzet 1940 – 1945. Ook wordt Settela

beschreven, het meisje met de witte hoofddoek dat naar buiten

kijkt uit de deuren van de treinwagon in Westerbork en nu ein-

delijk een naam heeft.

Madelon de Keizer en Marije Plomp (Redactie), Een open zenuw; Hoe

wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren.

Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, (558 blz.)

ISBN 9789035133686, € 34,95

Een uitgebreide recensie van dit boek zal verschijnen in een van de

volgende nummers van het Auschwitz Bulletin. Bovenstaande signalering

dient om de lezers er vast op te attenderen dat het ‘recent verschenen’ is.

Het veranderde Joodse leven tussen 1945 en 2010Dit boek begeleidt de tentoonstelling van dezelfde naam die in

het Joods Historisch Museum in Amsterdam gehouden wordt.

Daarin staan centraal de ervaringen van de Joden die hun leven

na de oorlog weer oppakten. Veel overlevenden dachten na de

oorlog dat de Joodse gemeenschap, die toen 28.000 mensen

telde, hier geen toekomst meer had. Een deel van hen vertrok,

onder meer naar Israël. In de jaren zeventig keerde het tij lang-

zaam en ontstond er weer een bloeiend Joods leven in

Nederland. Voor deze tentoonstelling hebben vele betrokkenen

materiaal aangedragen en hun persoonlijke ervaringen verteld.

Daarnaast is er in het boek in elf essays door toonaangevende

auteurs een dwarsdoorsnede gegeven van de belangrijkste

aspecten van de naoorlogse Nederlands-Joodse geschiedenis.

Hetty Berg (e.a.), Wie niet weg is, is gezien, Joods Nederland na 1945.

Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam

2010, (224 blz.), ISBN 9789040 077159, € 29,95

De tentoonstelling Wie niet weg is, is gezien is tot 8 mei 2011

te bezichtigen in het Joods Historisch Museum, Amsterdam.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 41

4 Opinie

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

PenduleBoekt de mensheid vooruitgang? Worden we in de loop van de

geschiedenis humaner en beschaafder? Die vraag houdt me al

mijn hele leven bezig. Je hoopt van wel, maar weet beter. En toch

wil je je er niet bij neerleggen. De romanticus moet winnen van

de cynicus.

Zo vaak vinden in deze wereld gebeurtenissen plaats die we

nooit voor mogelijk hadden gehouden en toch gebeuren. Soms

ook in de positieve zin, evenzo vaak in de negatieve betekenis.

Het cliché kennen we allemaal: wie had vijfentwintig jaar geleden

durven denken dat in Zuid-Afrika zonder massaal bloedvergieten

de apartheid zou worden beëindigd? Helaas kan de pendule ook

de andere kant uitslaan: aan de andere kant van de aardbol ver-

loedert op een verschrikkelijke manier vandaag de dag een ooit

zo trotse natie: Mexico. Wie had vijfentwintig jaar geleden kun-

nen vermoeden dat aan de grens van de Verenigde Staten een

enorm land dreigt te veranderen in een falende staat waar totale

wetteloosheid heerst? Mexico is een land waar deze dagen nie-

mand met een geweten meer zeker is van zijn leven. Een land waar

wetteloosheid de norm is omdat de maffia en de drugsbendes

iedereen in hun greep houdt. En bij verzet, reageren zij genadeloos.

DemonstrantenIk zoek het dichterbij. Vijfentwintig jaar geleden stond ik voor het

toenmalige stadhuis in Amsterdam aan de OudeZijds Voor burg -

wal. Ik zie het nog voor me: een enorme groep demonstranten

met grote trommels. Ze demonstreerden tegen racisme en discri-

minatie in Nederland. Een vorm van onrecht dat in die dagen in

Nederland en zeker in Amsterdam nauwelijks bestond. Het was

een felle demonstratie met radicale krakers en politiek geënga-

geerde jongeren. Ik liep er langs en was toevallig toeschouwer.

Het waren de absolute hoogtijdagen van het politiek correcte

denken.

Racisme en discriminatie waren in Nederland begrippen uit het

verleden en hadden vooral betrekking op de rest van de wereld.

De meeste demonstranten kenden als klein kind niet eens een

donkere medeburger en waren opgegroeid met het gouden boek-

je Sambo, het zwarte jongetje. Sambo was hun eerste kennisma-

king met een gekleurde Nederlander. Die demonstratie die ik

voor het stadhuis zag was volkomen gratuite en vrijblijvend. In de

jaren ’90 heb ik zelf nog eens meegedaan aan een demonstratie

van Nederland Bekent Kleur op het Museumplein in Amsterdam.

Ministers, partijvoorzitters en Kamerleden van links tot rechts.

Iedereen was het met elkaar eens: alle racisten het land uit.

Tjonge, tjonge wat waren alle Nederlanders eensgezind. En als

in diezelfde tijd in Duitsland asielcentra achter elkaar in de fik

vliegen, dan wordt een kaartenactie gestart. Massaal stuurde

moralistisch Nederland een kaartje naar de oosterburen: Ich bin

wütend. Discriminatie en xenofobie zijn iets van andere volken.

Dat kwam hier niet meer voor.

Discriminatie en xenofobie zijn van alle tijden en van alle volken.

In ieder mens schuilt een bepaalde vorm van angst tegenover de

ander, in ieder mens huizen (onbewuste) vooroordelen. Dat bij je

eigen gemeenschap erkennen is een hele kunst. Het gaat er om

maat te houden en de toon van het debat waardig te voeren.

Artikel 1 van de GrondwetIn Nederland is dat heel abrupt gebeurd. Het is 2002 als Pim

Fortuyn in een vermaard interview met de Volkskrant grote

vraagtekens zet bij het discriminatieverbod. Artikel 1 van de

Grondwet, waarin dit verbod staat verwoord, zou een belemme-

ring zijn voor de vrijheid van meningsuiting.

Vanaf dat moment lijkt Nederland steeds meer in de ban van

‘Alles moet gezegd kunnen worden’. En veel wordt gezegd,

vooral in de politiek: van de kopvoddentax (alsof mensen die een

hoofddoek dragen een ‘kop’ in plaats van een ‘hoofd’ hebben)

tot quasi-stoere woorden over het uitzetten van Roma die voor

‘overlast’ zorgen. Politici uit Marokko of Turkije met een dubbel

paspoort belanden in het beklaagdenbankje. Andere maatstaven

gelden een paar jaar later voor een staatssecretaris met een

Zweeds paspoort. Zij wordt wel ingedeeld bij ‘ons’, Nebahat

Albayrak en Ahmed Aboutaleb zijn ‘de ander’.

Veel van onze politieke partijen publiceren dikke nota’s over

bevolkingsgroepen die niet snel genoeg integreren. De Neder -

Geen heimwee,een andererichting

Leonard Ornstein

Over racisme en discriminatie

in Nederland

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 4

3

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Op zondag 30 januari organiseert het Nederlands Auschwitz

Comité de jaarlijkse Holocaust Memorial Day / Auschwitz-

herdenking bij het Auschwitz Monument (Spiegelmonument van

Jan Wolkers) in het Wertheim park in Amsterdam. Aansluitend

vindt een lunchbijeenkomst plaats in Hotel Casa 400 Amsterdam,

Eerste Ringdijkstraat 4, 1097 BC Amsterdam.

Verzamelpunt is het Stadhuis. Vanaf 10.00 uur is de Boekman -

zaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan

de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee ge -

schon ken. Om 11.00 uur vertrekt de Stille Tocht naar het

Wertheimpark.

De herdenking begint om 11.30 uur met een toespraak van

burge meester Eberhard van der Laan van Amsterdam, gevolgd

door het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Menno ten Brink en

muziek door Sinti en Roma. Vervolgens kunnen particulieren en

organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen.

Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 29 januari,

tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van

het Stadhuis, ingang Waterlooplein.

U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar ver-

voer: metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of

tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegen-

over de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de

mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeen-

komst in Hotel Casa 400. Van Stadhuis naar Hotel Casa 400 kunt

u ook reizen met de metro 53 en 54 en sneltram 51 (halte

Amstelstation).

Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeer-

garage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op

de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn) of de par-

keergarage onder het wooncomplex Valkenburger straat-ingang

Anne Frankstraat. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in

het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen par-

keren bij de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater, maar

alleen op vertoon van de vergunning! Rondom Hotel Casa 400

is er veel gelegenheid tot vrij parkeren en voor het geval dit alle-

maal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.

LunchbijeenkomstHotel Casa 400 Amsterdam gaat om 12.30 uur open. De lunch-

bijeenkomst begint om 13.00 uur. Voor de lunchbijeenkomst

dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten.

In Hotel Casa 400 staat weer een boekentafel. Een deel van de

opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het

Auschwitz Comité.

Het programma samengevat:

10.00 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekman -

zaal van het Stadhuis te Amsterdam, hoofd ingang

aan de Amstelzijde

11.00 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark

11.30 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument

12.15 uur: vertrek van bussen naar Hotel Casa 400

Amsterdam

12.30 uur: lunchzaal van Hotel Casa 400 open

13.00 uur: begin lunchbijeenkomst

15.30 uur: einde lunchbijeenkomst

Tot ziens op 30 januari!

Nederlands Auschwitz Comité

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011

Zondag 30 januari 2011

© Foto Dirk P.H. Spits

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 3

42

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

BeeldenIn de vorige eeuw was fotograaf Boris Kowadlo (1911-1959) een

begrip in de Joodse gemeenschap van Nederland. Jarenlang

legde hij met zijn camera beelden vast van de kleine overgeble-

ven groep Joden na 1945. Na zijn dood raakten zijn foto’s in ver-

getelheid. De naam Kowadlo is echter niet verloren gegaan in het

Joods Historisch Museum. Het museum kwam in contact met de

dochter van de fotograaf, Ruda Kowadlo, en zij wilde graag mee-

werken aan een onderzoek naar haar vader. Bij de in haar bezit

gebleven documenten, was ook een schrift dat de in het Jiddisch

geschreven memoires van haar vader bevatte. Het JHM presen-

teert nu tot 6 maart 2011 een tentoonstelling van en over Boris

Kowadlo. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling is het boek

verschenen dat wij hier signaleren.

Bernadette van Woerkom (red.), Boris Kowadlo; Fotograaf tussen

herinnering en toekomst.

Uitgeverij Waanders, Zwolle / Joods Historisch Museum Amsterdam

2010, (168 blz.), ISBN 9789040 077470, € 19,95

Boris Kowadlo aan het werk in Israël, 1950-1952. (foto Zwi Sadan [RK])

13e Hartog Beem Prijs

Deze prijs, sedert 1983, wordt uitgereikt voor een recente

Nederlandse masterscriptie over Joodse geschiedenis en

cultuur door een auteur onder de 35 jaar, voltooid na 1 mei

2007. De hoogte van de prijs bedraagt €1.250.

De Commissie voor de Geschiedenis en de Cultuur van de Joden

in Nederland, die de prijs uitlooft, doet dat dit jaar voor het eerst

in samenwerking met het Menasseh ben Israel Instituut. De

inzendtermijn sluit op 1 maart 2011.

Inzendingen dienen te worden gericht aan het Menasseh ben

Israel Instituut, Postbus 16737, 1001 RE Amsterdam, ter attentie

van David Wertheim.

Inzendingen dienen in viervoud gevat te zijn in een envelop zon-

der vermelding van afzender. Informatie over naam, adres en

geboortedatum van de inzender dient te worden aangeleverd in

een bijgesloten blanco envelop, waarop alleen de titel van de

scriptie is vermeld.

Inzendingen zullen namens de Commissie voor de Geschiedenis

en de Cultuur van de Joden in Nederland door een jury, bestaan-

de uit prof.dr. J. Frishman (voorzitter), prof.dr. K. Hofmeester en

prof.dr. W.Jac. van Bekkum worden beoordeeld.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het MbII

tel. 020-5310325, fax 020-5310311, email: [email protected]

Het Menasseh ben Israel Instituut is een academisch samenwer-

kingsverband van de Universiteit van Amsterdam en het Joods

Historisch Museum.

Ber ichten

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 42

43

Auschwitz Bulletin 55, nr. 1, januari 2011

Vluchten envluchtpogingen uitdeportatietreinen

Vorig jaar is mijn moeder via via in contact gekomen met een

Berlijnse promovenda.

Zij schrijft een proefschrift over vluchten en vluchtpogingen uit

deportatietreinen in WO II uit Nederland, België en Frankrijk.

Voor haar onderzoek doet ze veel research in deze landen, maar

in Nederland heeft zij tot dusver nog niet zoveel informatie

kunnen achterhalen bij de instanties, die haar bij haar zoektocht

kunnen helpen.

Mijn vader, Gerard Stoppelman, is destijds met een groep mensen

uit een deportatietrein van Westerbork naar Auschwitz gespron-

gen en zij hebben het overleefd.

Hij is helaas in 2003 overleden, maar mijn moeder en ik konden

de Berlijnse wel alle informatie geven die wij daarover hebben. 

Ik heb beloofd haar te helpen bij het achterhalen van meer

informatie uit Nederland.

Er schijnt niet zoveel bekend te zijn over vluchten uit treinen,

terwijl je mag aannemen dat er vast meer mensen die gok

gewaagd hebben.

Vorig jaar is deze oproep al geplaatst in de Benjamin en de

Waffel, waarop veel reacties zijn gekomen, tot zelfs uit Israel! 

Weet u van andere vluchtpogingen uit deportatietreinen of kent

u iemand, die er meer over weet, laat u het mij weten.

Met vriendelijke groeten,

Elly Peijs-Stoppelman

[email protected]

Heeft u onze Namenwand-actie

al ondersteund?

Duizenden gingen u reeds voor.

www.namenwand.nl

Foto © Joost Guntenaar

Heeft u onze Namenwand-actie

al ondersteund?

Duizenden gingen u reeds voor.

www.namenwand.nl

HerdenkingFebruaristaking /Joods Verzetvrijdag 25 februari 2011in Amsterdam

De jaarlijkse herdenking van de Februaristaking bij de Dok -

werker op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam vindt

deze keer plaats op vrijdag 25 februari 2011 en begint om 16.45

uur.

Burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam zal een

korte toespraak houden. Daarna worden enkele gedichten voor-

gedragen. Het defilé langs de Dokwerker start om 17.00 uur

wanneer de klokken van de Zuiderkerk en de Mozes en Aäron -

kerk luiden.

Voorafgaand aan deze herdenking vindt er om 14.00 uur een

herdenking plaats van het Joods Verzet bij het monument hoek

Zwanenburgwal/Amstel.

Rosette Kats zal daar een korte toespraak houden. Deze plech-

tigheid eindigt rond 15:15 uur.

In de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein is gelegenheid

om tussen de twee herdenkingen een kopje koffie te drinken.

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 43

VreemdelingenhaatNeemt vreemdelingenhaat toe in Nederland? Je zou het wel den-

ken wanneer je de haatdragende uitspraken leest die tegenwoordig

steeds vaker gedaan worden, of hoort van de ergerniswekkende

incidenten die zich steeds regelmatiger, zo lijkt het, voordoen.

Reden voor de redactie om deze vraag tot thema van het

Herdenkingsnummer 2011 van het Auschwitz Bulletin te maken. En

om die vraag vervolgens aan een reeks van auteurs en direct betrok-

kenen met verschillende achtergrond voor te leggen. Er is op ons

verzoek om hun zienswijze in een artikel of door middel van een

interview weer te geven met grote bereidwilligheid gereageerd. Wij

zijn hen daar zeer erkentelijk voor. De rubriek Opinie is er mee

gevuld.

Het ‘tweede been’ waarop dit nummer rust is de rubriek Herdenken.

De reis van het comité in 2010 naar de kampen in Polen bepaalt met

twee grote bijdragen een belangrijk aspect ervan. Andere kanten

komen aan bod in twee boeiende interviews en in de presentatie

van een opvallend monument. Een beschouwing over de ontwikke-

ling van de omgang met oorlogstrauma’s kan, zij het misschien meer

op afstand, zeker ook tot ‘herdenken’ gerekend worden.

Naast deze grote ‘afdelingen’ zijn er ook in dit nummer weer als vast

terugkerende onderdelen de column en de recensies van een aantal

belangrijke boeken die onlangs verschenen zijn.

Het is een Herdenkingsnummer met daarin, natuurlijk, ook weer

een verhaal van Ida Vos. Het is zoals gewoonlijk aangrijpend en ont-

roerend. Èn met een inhoud die verbindingslijnen heeft met het

thema, waarvoor wij deze keer gekozen hadden. Daarmee lijkt de

cirkel gesloten. – H.S.

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen

de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -

gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

2 Inhoud Auschwitz Bulletin 55ste jaargang, nr. 1, januari 2011. Verschijnt 4x per jaar

3

4

6

8

10

11

12

14

16

17

18

20

23

25

28

30

32

39

34

36

40

31

42

43

43

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking 2011

Opinie

Geen heimwee, een andere richting / Leonard Ornstein

Een soms onrustbarende vergelijking / Anet Bleich

Bestrijden van haat op Internet - helpt dat ? / Ronald Eissens

Bloeme Evers-Emden is zeker niet bang, wèl heel boos /

Margreet Fogteloo

Angst door een verdeelde samenleving / Emilie Kuijt

Homo’s, Marokkanen … doe d’r (zelf) iets aan!

/ Naomi Koster

De betekenis van de strijd over het bouwen van moskeeën /

Peer Sluiters

Samen staan we sterker; Sinti en Roma in Nederland /

Beki Galjus

Column

Vrouwenvolk / Simon Soesan

Herdenken

Omgaan met het oorlogstrauma in Nederland /

Jolande Withuis

Interview met Ronald Leopold, directeur AFS / Max Arian

‘Zij wachten op hun beurt’ / Elly Touwen-Bouwsma

De Reis Polen 11/2010 / Jeroen Schilt

‘Sleutels tegen het vergeten’ / Theo van Praag

In gesprek met Lous Steenhuis – Hoepelman / Emilie Kuijt

Cultureel

Post uit de vergetelheid / Carry van Lakerveld

Fietsen / een verhaal van Ida Vos

Cultureel / Boekbespreking

De memoires van Max Cahen / Bertje Leuw

Advocaten in de oorlog / Willem van Bennekom

Recent verschenen / Marjon de Klijn

Berichten

Reis-2011 naar concentratiekampen in Polen

13e Hartog Beem Prijs

Vluchten en vluchtpogingen uit deportatietreinen, een oproep

Herdenking Februaristaking / Joods Verzet

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden

mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -

heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’

en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom

van harte aanbevolen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:27 Pagina 2

Jaargang 55 nr.1, januari 2011

HerdenkingsnummerThema: Vreemdelingenhaat

Reis 2010 naar de kampen in Polen

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 2-1-11 11:43 Pagina 1

WIE WAS ANNE FRANK?Haar leven, het Achterhuis en haar dood

AS A

NN

EFRA

NK?

Postbus 575 | 1250 AN Laren | Tel.: +31 (0)35 52 32 998 | [email protected] | www.verbum.nl

Also published in English

Haar leven, het Achterhuis en haar dood

Koop dit boek

r leveaaH

en, het Achte

erhuis en ha

aar dood

21|575subtsoP

Also published in

3+:.leTTe|neraLNA052

n English

i|899232553)0(13 ww|ln.mubrev@ofn ln.mubrev.ww

A-Bulletin2011nr1vs02:DEF 30-12-10 14:28 Pagina 44