Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

32
www.auschwitz.nl RACISME RAAKT OOK MIJ NOOIT MEER AUSCHWITZ © COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE. www.auschwitz.nl RACISME RAAKT OOK MIJ NOOIT MEER AUSCHWITZ © COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE. www.auschwitz.nl RACISME RAAKT OOK MIJ NOOIT MEER AUSCHWITZ © COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE. www.auschwitz.nl RACISME RAAKT OOK MIJ NOOIT MEER AUSCHWITZ © COPYRIGHT 2005: CONCEPT & VORMGEVING, FRED COHEN / FOTOGRAFIE, ROGIER FOKKE.

description

 

Transcript of Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

Page 1: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

www.auschwitz.nl

RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

© C

OPY

RIG

HT

20

05

: C

ON

CEP

T &

VO

RM

GEV

ING

, FR

ED C

OH

EN /

FO

TOG

RA

FIE,

RO

GIE

R F

OK

KE.

www.auschwitz.nl

RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

© C

OPY

RIG

HT

20

05

: C

ON

CEP

T &

VO

RM

GEV

ING

, FR

ED C

OH

EN /

FO

TOG

RA

FIE,

RO

GIE

R F

OK

KE.

www.auschwitz.nl

RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

© C

OPY

RIG

HT

20

05

: C

ON

CEP

T &

VO

RM

GEV

ING

, FR

ED C

OH

EN /

FO

TOG

RA

FIE,

RO

GIE

R F

OK

KE.

www.auschwitz.nl

RACISME RAAKT OOK MIJ

NOOIT MEER AUSCHWITZ

© C

OPY

RIG

HT

20

05

: C

ON

CEP

T &

VO

RM

GEV

ING

, FR

ED C

OH

EN /

FO

TOG

RA

FIE,

RO

GIE

R F

OK

KE.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 1

Page 2: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

Herdenken op velerlei manier

De Holocaust herdenken gebeurt op velerlei manier. We kennen

een grote diversiteit aan vormen. Deze aflevering van het

Auschwitz Bulletin geeft daar ook weer een staalkaart van

te zien. Bovenaan staat – en blijft vermoedelijk ook wel altijd

staan – het bezoek aan de oorden van verschrikking zelf, in

dit geval Auschwitz en Theresienstadt. Het is de meest directe

vorm. In de reacties op de bezoeken kunnen dan heel ver -

rassende ‘varianten’ optreden. Dat blijkt ook hier weer uit twee

artikelen. Op een beduidend grotere afstand bevinden zich de

uitingen van erkenning, sommige misschien laat geuit, echter

welgemeend. In dit geval met een boodschap dat er van officiële

zijde destijds beter een andere positie ingenomen had kunnen

worden. Ogenschijnlijk ligt veel verder weg – maar door de

confrontatie opeens benauwend dichtbij – wat oorlog in het

algemeen kinderen aan kan doen. Daarbij gaat het hier om een

helpende hand die ‘kind-slachtoffers’ van toen ex-kindsoldaten

van nu zouden kunnen bieden om hun leven van normale

kinderen weer op te pakken.

Op onderzoek uitgaan naar personen, het opsporen van

individuen, ook dat heeft altijd een element van herdenken

in zich gehad. Het doel daarbij is immers om uit de anonieme

massa van slachtoffers een mens apart met zijn naam op te

diepen. Om hem uit de vergetelheid te lichten. Op hem te

kunnen blijven gedenken als herkenbare mens. Het loopt in dit

nummer door alle rubrieken heen. In de Column gaat het om

de zoektocht naar en de achtergronden van het ‘zo maar ver -

dwenen zijn’ van een jongen van 16 jaar. De rubriek Cultureel

start met het naar boven halen van in de oorlog omgebrachte en

ten gevolge daarvan ‘vergeten’ componisten van zeer bijzondere

muziek. Het gedenken van één, speciale mens komt vervolgens

op heel speciale manier tot uiting in de vorm van een geschil -

derde biografie met een serie indringende, nu gemaakte schilde-

rijen. In de rubriek Actueel wordt het persoonlijke gedenken

gecondenseerd in wat misschien wel het meest individuele is dat

ieder mens bezit: zijn naam. In twee bijdragen gaat het om een

Namenwand en dat voor twee verschillende groepen van slacht-

offers, de ene al gerealiseerd, de andere nog in oprichting. Maar

in beide gevallen wanden waarop men een specifieke naam aan

zal kunnen raken. Om over het verlies en het verleden heen een

moment van ‘direct contact’ met de dierbare van die naam te

kunnen leggen.

En dan, ten slotte, de zeven boeken, die met een bespreking of

korte signalering in dit nummer aan de orde komen. Ook daarvan

kun je zeggen dat de staalkaart van het gedenken er verder mee

ingevuld wordt. Zal volledigheid ooit te bereiken zijn? Waar -

schijnlijk is het niet, daarvoor blijft de variëteit te groot. – H.S.

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen

de auteur verantwoordelijk. Overname van artikelen is toe -

gestaan, mits met toestemming van de auteur en de redactie.

2 Inhoud Auschwitz Bulletin 54ste jaargang, nr. 3, september 2010. Verschijnt 4x per jaar

2

3

3

4

8

10

12

13

14

16

19

20

22

24

26

28

29

30

31

18

18

18

Inhoud

Posteractie

Daniel Libeskind houdt Nooit Meer Auschwitz Lezing

Herdenken

Kind in de oorlog, toen en nu - Met War Child in Uganda /

Zoni Weisz

Met ROC leerlingen naar Theresienstadt / Jarmo Leeuwerink

Koninklijke Marechaussee herdenkt in Westerbork /

Dick van Putten

Dancing Auschwitz / Nelleke Noordervliet

Afscheidsbrief, rectificatie

Column

In herinnering aan Simon Caun / Simon Soesan

Cultureel

Vervolgde componisten hun stem teruggeven / Carine Alders

en Eleonore Pameijer

Wat wij gedenken? Dát wij gedenken! / Liesbeth Hoeven

De ondergang van Abraham Reiss, schilderijen /

Hedy d’Ancona

Cultureel / Boekbespreking

Moeders in een familiegeschiedenis / Bertje Leuw

Zicht op het verleden van Sinti en Roma / Marjon de Klijn

en Max Arian

Recent verschenen / Marjon de Klijn

Actueel

Een omarming van namen in Bronbeek /

Elly Touwen-Bouwsma

De Namenwand, een tastbare herinnering

Piet Meerburg (1919 – 2010) / Max Arian

Berichten

De lunch na de Herdenking 2011

Tentoonstellingen in Vught

Aanbod jaargangen Auschwitz Bulletin

Een bezoek aan Auschwitz en dan … ?

De activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité worden

mede mogelijk gemaakt door het ‘Nationaal Fonds voor Vrij -

heid en Veteranenzorg’ met middelen uit de ‘BankGiroLoterij’

en de ‘Lotto’. Uw deelname aan deze loterijen wordt daarom

van harte aanbevolen

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 2

Page 3: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

3

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

PosteractieBij de voorplaat van dit nummer

Het zal velen niet zijn ontgaan dat het Nederlands Auschwitz

Comité een Posteractie is begonnen. Door het hele land zijn

anti-discriminatieposters verspreid. In eerste instantie zijn deze

verstuurd naar relaties, alle bibliotheken, het parlement (alle

leden van de Eerste en Tweede Kamer, alle leden van de

Gemeenteraad van de Gemeente Amsterdam, alle gemeentes in

Nederland en naar alle scholen. Diverse instellingen hebben de

posters niet alleen opgehangen, maar ook op hun website

geplaatst.

Het Comité gaat hiermee in op de maatschappelijke ontwikke-

lingen van de afgelopen tijd die duidelijk maken dat afschuwelijke

gebeurtenissen uit het verleden, en vooral de aanvallen op

Joden, niet tot de geschiedenis behoren maar nog steeds actueel

zijn. Een groot deel van de Joodse bevolking voelt zich on veilig.

Omdat dat anno 2010 volstrekt onacceptabel is en daarmee

grenzen worden overschreden, verdient bescherming van in het

nauw gedreven bevolkingsgroepen de primaire aandacht van het

Auschwitz Comité. Wij staan voor en werken aan het bevorde-

ren van saamhorigheid in de maatschappij; een maatschappij

waarin iedereen zich veilig kan voelen en zich veilig voelt. Met

deze posters wil het Nederlands Auschwitz Comité zijn doelstel-

ling nog eens duidelijk onderstrepen: Nooit meer Auschwitz!

De posters zijn gratis te bestellen via het e-mailadres [email protected].

Het Nederlands Auschwitz Comité organiseert – in samen-

werking met de Pensioen- en Uitkeringsraad / Sociale Ver -

zekerings bank en het Centrum voor Holocaust- en Genocide -

studies – voor de achtste keer de Nooit Meer Auschwitz Lezing.

De lezing vindt plaats op donderdag 27 januari 2011 in het

Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam.

Het Nederlands Auschwitz Comité heeft Daniel Libeskind, Ame -

ri kaans architect, uitgenodigd de lezing uit te spreken. De heer

Libeskind zal bij deze gelegenheid de Annetje Fels Kupfer schmidt

Onderscheiding uitgereikt krijgen.

Daniel Libeskind werd in Polen geboren (Łódz, 1946) als zoon

van Joodse Holocaust-overlevenden. In 1965 werd hij genatura-

liseerd tot Amerikaans staatsburger. Hij studeerde architectuur in

New York en geschiedenis en architectuurtheorie aan de Essex

University in Groot Brittannië. Hij gaf les en lezingen op veel uni-

versiteiten in Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Japan en Austra -

lië. Tot de bekendste werken van Libeskind behoren het Joods

Museum in Berlijn, het Felix Nussbaum Haus in Osnabrück, het

Imperial War Museum in Manchester, het Deens Joods Museum

in Kopenhagen en het Grand Canal Theatre in Dublin. In 2003

won hij de opdracht om het masterplan te ontwerpen voor de

herinrichting van Ground Zero, de voormalige locatie van het

World Trade Center in New York.

Daniel Libeskind is een van de vaandeldragers van het ‘decon-

structivisme‘, een architectonische stroming die verwant is aan

de gelijknamige school in de filosofie. Als deconstructivistisch

architect stelt Libeskind zich de vraag wat architectuur wezenlijk

is en hoe die kan beantwoorden aan de realiteit van het moder-

ne leven. Libeskind benadrukt door de vormentaal de verhalen

van een bepaalde plek. Deze beeldtaal van de deconstructivisten

is wars van alle traditie en bestaat uit een ‘explosie’ van lijnen,

rechte vormen en hellende vlakken. Zo heeft de plattegrond van

het Joods Museum in Berlijn de vorm van een gebroken david-

ster, verwijzend naar de destructie van de Joodse cultuur onder

het nazi-regime. Zijn ontwerp voor Ground Zero, getiteld

Memory Foundations, is tegelijkertijd een eerbetoon aan de

slachtoffers van de aanslag van 11 september 2001, als aan het

leven dat doorgaat. Sinds de opening van het Joods Museum in

Berlijn staat Daniel Libeskind bekend als de ‘architect van het

gedenken’.

Daniel Libeskind, ‘architectvan het gedenken’, houdt Nooit Meer Auschwitz Lezing

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 3

Page 4: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

4 Herdenken

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Kind in de oorlog, toenen nu Met War Child in Uganda

Zoni Weisz

65jaar Vrede in Nederland was voor War Child aan-leiding om twee oorlogskinderen van toen in con-

tact te brengen met oorlogskinderen van nu. Om metelkaar te praten, om ieders ervaringen te horen, om on -danks alles moed te putten het leven toch voort te kun-nen zetten. Zo gingen Zoni Weisz en Liesbeth List, bei-den kind in de Tweede Wereldoorlog, naar Uganda naarkinderen uit de oorlogen die daar nog steeds aan de gangzijn. Zoni heeft zijn ervaringen van deze tocht weerge -geven in de vorm van een brief aan zijn kleindochter.

Lieve Judith,

Zoals ik je beloofd heb, stuur ik je hierbij het verslag van mijn

reis naar Uganda. Ik was daar voor War Child Holland. War

Child Holland heeft Liesbeth List en mij gevraagd voor deze reis.

Liesbeth is, net als ik, een oorlogskind. Zij zat tijdens de oorlog

samen met haar moeder in een jappenkamp in Indonesië en ik,

zoals je weet, verloor onze hele familie hier in Europa. De bedoe-

ling van deze reis was dat we in gesprek zouden komen met

voormalige kindsoldaten in Noord-Uganda en hun proberen te

vertellen dat, hoe donker deze periode in hun leven ook is, er met

hulp een weg is om er uit te komen.

Als Liesbeth en ik dachten dat het nodig was, deelden we onze

eigen ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog met ze. Dat is een-

voudig gezegd, maar toen ik de verschrikkingen hoorde die deze

kinderen hebben doorgemaakt dacht ik soms wel eens, wat doe

ik hier in godsnaam. Enfin, ik zal proberen mijn ervaringen voor

je op te schrijven.

De reisWe vlogen rechtstreeks naar Entebbe in Uganda waar we één

nacht bleven voor we naar Gulu in Noord-Uganda vlogen. Dat

vliegen binnenlands was op zich al een avontuur. Opgepakt in

een heel klein zespersoons vliegtuigje van ruim vijftig jaar oud

dat zo zwaar beladen was dat het nauwelijks los kwam van de

startbaan. Heel spannend.

Mark Vogt, directeur van War Child, begeleidde ons op de hele

reis. Na een vlucht van anderhalf uur over een prachtig land-

schap, werden we opgewacht door medewerkers van War Child

en de cameraploeg van Nathalie Toisuta. Nathalie is de creatieve

geest achter dit alles. Zij maakt van alles filmopnames en ver-

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 4

Page 5: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

5

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

werkt die in een programma dat wordt uitgezonden op televisie.

De bedoeling is om zoveel mogelijk ‘Friends’ te werven voor War

Child, om zo deze kinderen te kunnen helpen.

Nathalie en haar ploeg waren al een paar dagen vóór ons aan-

gekomen en hadden reeds voorbereidingen getroffen en allerlei

zaken geregeld.

Net uit het vliegtuig gestapt werden we meteen op het vliegveld

geïnterviewd. Nathalie kwam met vragen als: ‘Wat verwacht je

van deze reis?’ en ‘Kijk je op tegen de confrontatie met je eigen

verleden als oorlogskind?’ Natuurlijk keek ik wel op tegen de

ontmoetingen met deze ex-kindsoldaten die zulke traumatische

ervaringen hebben dat je je het niet kunt voorstellen. Ik wist niet

wat ik moest verwachten. Wat zou het bij mezelf losmaken?

Eigenlijk was ik wel een beetje bang of ik het wel zou kunnen,

maar door al de nieuwe indrukken die op je afkomen heb je

eigenlijk geen tijd om er te lang bij stil te staan.

Eerst inchecken in het hotel. Van dat hotel moet je je niet teveel

voorstellen. Regelmatig valt de stroom uit en dan heb je dus ook

geen water. Je moet je dan wassen met een beetje water uit een

jerrycan die op je kamer staat.

Een meisjeHierna gingen we direct naar de plaatselijke vestiging van War

Child Holland. In de tuin was een groep jonge vrouwen aan het

zingen en dansen. Ze waren als meisjes van 12-13-14 jaar ont-

voerd. Ze moesten, na gruwelijke trainingen, als kindsoldaat die-

nen en werden daarnaast als seksslavinnen misbruikt. Het gevolg

is, dat ze vaak één of twee kinderen aan deze gruwelijkheden

overhielden. Deze meisjes zijn zwaar getraumatiseerd uit de oor-

log gekomen. Onvoorstelbaar leed. Wat zeg je tegen zo’n meis-

je? Wat vraag je aan iemand die zulke gruwelijkheden heeft

ondergaan?

Toen ik een meisje aankeek en het immense verdriet in haar ogen

zag, had ik het niet meer. Vaak hebben ze niemand meer. Geen

vader, moeder, broertjes of zusjes. Allemaal vermoord door de

rebellen. Soms moesten ze zelf hun familie doden onder druk van

de rebellen. Wanneer ze dat niet konden, werden ze zelf ver-

moord door een ander lid van de groep. Op deze manier dwon-

gen de rebellen onvoorwaardelijke gehoorzaamheid af. Ik vroeg

haar of ze wist wat de Holocaust was en of ze van de vernietings-

kampen in nazi Duitsland had gehoord. Ja, dat wist ze. Ze wist

ook dat ik mijn familie in Auschwitz had verloren en dat Liesbeth

in een Japans kamp had gezeten. Haar ogen achtervolgen me

nog steeds.

Sommige van deze meisjes willen niets weten van de kinderen

die ze aan de verkrachtingen door de rebellen hebben overge-

houden. Enkelen wilden hun kinderen zelfs geen borstvoeding

geven. Met behulp van speciale War Child programma’s en veel

geduld en tijd wordt hier nu aan gewerkt. Alle begeleiding en

training wordt gedaan door deskundig opgeleide lokale mensen,

die de taal spreken en hen begrijpen. Alles met ondersteuning

van de staf van War Child.

Natuurlijk keek

ik wel op tegen

de ontmoetingen

met deze ex-kind -

soldaten die zulke

traumatische

ervaringen hebben

dat je je het niet

kunt voorstellen.

(foto’s Robbert Bodegraven)

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 5

Page 6: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

6

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Een nieuwe hut en naar schoolDe tweede dag ’s morgens bezochten we, na een lange rit door

de bush van Noord-Uganda, een familie die sinds kort uit een

vluchtelingenkamp naar hun oude woonplek is teruggekeerd. Nu

de rebellen over de grens met Congo zijn verjaagd, stromen de

kampen langzaam leeg en proberen de mensen naar hun ge -

boortegrond terug te keren. War Child helpt ontheemden die

soms jaren in een vluchtelingenkamp hebben gezeten een nieuw

bestaan op te bouwen. Materiaal voor nieuwe hutten wordt

beschikbaar gesteld, maar de mensen zelf bouwen hun huis. Dat

geeft ze het gevoel dat dat dan ook werkelijk van hen zelf is.

Grond wordt weer bewerkt en er worden weer gewassen ge plant,

zodat ze weer in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Lang -

zaam komt voor sommigen het normale leven weer op gang.

In de middag bezochten we een school. Het is geen uitzondering

dat kinderen anderhalf tot twee uur naar school moeten lopen.

In de brandende hitte, langs stoffige wegen. Ze doen dat graag

omdat ze begrijpen dat onderwijs heel belangrijk is. Op scholen

worden door lokale medewerkers van War Child verschillende

programma’s gegeven. Door middel van spel en muziek ontspan-

nen de kinderen en komen dan los. Vandaag was het thema

‘emotie’. Over emoties zoals liefde, blijheid, boosheid en verdriet

wordt dan gesproken onder leiding van een lokale War Child

medewerker. Vaak is zo’n hulpverlener zelf een ex-kindsoldaat

die hen begrijpt en hun taal spreekt. Kinderen, die aan het begin

van de sessie heel schuchter zijn en niets durven vertellen, komen

dan los en vertellen verhalen over hun tijd als kindsoldaten of

hun tijd in vluchtelingenkampen. Hartverscheurend.

Zelfgemaakt liedEén meisje, Carolyn, vertelde haar verhaal en zong een zelfge-

maakt lied. In dit lied beschrijft ze hoe haar hele familie is ver-

moord door de rebellen. Ze vraagt zich af waarom haar familie

er niet meer is, waarom ze haar niet meer kunnen helpen en ze

vertelt hoe erg ze hen mist. Heel aangrijpend en confronterend.

Zo prachtig gebracht. Zelfs zonder het te kunnen verstaan, wist

ik precies waar het over ging. Ons hele team huilde en ik was ge -

broken. Haar geschiedenis was voor een deel ook mijn geschie-

denis. Er is niet veel veranderd in vijfenzestig jaar, helaas. Ik wilde

haar in mijn hart sluiten en troosten.

We spraken met een jonge vrouw van 16 jaar, dus iets ouder dan

jij nu bent. Ze vertelde me dat ze door de rebellen was ontvoerd

en als kindsoldaat had gediend. Haar ouders waren vermoord.

Na de oorlog kreeg zij de verantwoordelijkheid voor haar twee

zusjes en een broertje. Zij kon dit niet aan en liep de bush in om

zelfmoord te plegen. Gelukkig is dat niet gelukt en kwam ze

terug bij haar zusjes en broertje. Ze ging naar school en wil nu

arts worden. Helaas ontbreken de financiële middelen. Ze blijft

vechten voor een betere toekomst. We waren allemaal diep onder

de indruk van haar verhaal, maar vooral van haar kracht.

De dag daarna gingen we op weg naar een cultureel centrum

waar men de jeugd onderwijst in traditionele dansen en muziek.

Overal langs de weg waren kinderen die naar ons zwaaiden.

Toen we bij het centrum aankwamen, werden we opgewacht

door honderden jongeren met muziek en lachende gezichten.

Door de oorlog is veel van de cultuur verloren gegaan. War Child

Het is geen

uitzondering dat

kinderen anderhalf

tot twee uur naar

school moeten lopen.

In de brandende

hitte, langs stoffige

wegen.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 6

Page 7: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

7

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

probeert door middel van allerlei programma’s de jongeren hun

cultuur weer te laten beleven en bewaren.

Twee verhalenMet twee van de jongens die aan deze programma’s deelnemen

hebben we mogen praten. Hun verhalen zijn soms te gruwelijk

om op te schrijven, maar de verhalen van Steven en Michael pro-

beer ik je toch maar te vertellen. De meest verschrikkelijke din-

gen die deze jongens hebben meegemaakt schrijf ik je maar niet.

Steven werd samen met zijn vader ontvoerd en moest om zijn

trouw aan de rebellen te bewijzen zijn vader vermoorden. Dat

kon hij niet. Toen werd zijn vader aan een boom vastgebonden

en moest Steven toezien hoe zijn vader op wrede wijze werd ver-

moord. Onvoorstelbaar. Als door een wonder werd Steven zelf

later gered.

Michael vertelde me dat hij als kindsoldaat overvallen moest

plegen op dorpen en dan de bewoners moest meenemen het bos

in. Alle kindsoldaten kregen dan twee personen toegewezen die

ze moesten doden. Het lukte Michael om één persoon alleen

maar te verwonden en hem zo te laten ontsnappen. De rest van

Michaels verhaal bespaar ik je, omdat het te erg is om je te schrij-

ven. Hoe bedenken mensen zoiets, vraag ik me af. Hoe ziek van

geest moet je zijn om kinderen te dwingen zulke beestachtige

dingen te doen? Weigerden ze, dan werd er gedreigd hun familie

te vermoorden.

Op de radioDoor middel van sport, spel en muziek en diverse speciale pro-

gramma’s probeert War Child deze kinderen weer op het goede

spoor te krijgen. Een langdurig proces dat veel geduld en toewij-

ding vergt.

Alweer de laatste dag in Noord-Uganda. ’s Morgens op bezoek

geweest bij de RDC (Regional District Commander), een soort

‘Commissaris der Koningin’. Op het eerste gezicht deed hij me

sterk denken aan Idi Amin, in de jaren zeventig de wrede dicta-

tor van dit land. Maar hij bleek een aardige man te zijn, die War

Child een warm hart toedraagt. Zonder zijn steun kan een orga-

nisatie daar niet functioneren. In de avond waren Liesbeth en ik

samen met de RDC in een radioprogramma van Mega FM. Dat

radiostation heeft een bereik van meer dan één miljoen luiste-

raars, tot in Zuid-Soedan toe. We konden vrijuit praten over het

werk van War Child en de programma’s voor de kindsoldaten en

ontheemden. Je zult begrijpen dat er nog heel veel gedaan moet

worden wil de situatie weer een beetje normaal worden en deze

kinderen de kans krijgen op een goede toekomst. Laten we

hopen dat er een toekomst voor hen is zonder oorlog en wreed-

heden.

Lieve Judith, het was een heel emotionele week en het heeft me

meer aangegrepen dan ik had verwacht. Ik ben blij en dankbaar

dat ik deze reis heb mogen maken en dat ik naar de verhalen van

deze kinderen heb mogen luisteren en mijn ervaringen met hen

heb mogen delen. Misschien hebben we ze een beetje hoop op

een betere toekomst kunnen geven.

Liefs, Opa

We waren allemaal

diep onder de

indruk van haar

verhaal, maar

vooral van haar

kracht.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 7

Page 8: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

8 Herdenken

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Met ROC leerlingen naarTheresienstadt… omdat ik dan aan te veel denk …

Jarmo Leeuwerink

Een klas van het ROC-v-A, afdeling Horeca, vol met toekom-

stige koks. Een klas met MBO leerlingen Niveau Twee die

allemaal LLBC (Leer Loopbaan Burgerschap Compe ten ties) les-

sen onderwezen krijgen. Het was mijn taak om als student maat-

schappijleer een les te geven over gebruiken en rituelen. 4 en 5

mei kwamen dichterbij en dit gaf mij de gelegenheid om als

tweeëntwintig-jarige een inzicht te geven in mijn reis naar

Auschwitz, die ik vorig jaar met mijn medestudenten maakte. Een

reis die niet alleen op mij veel indruk heeft gemaakt maar ook op

deze leerlingen, die hun aandacht volledig gevestigd hadden op

niet alleen de gruwelijkheden, maar ook op het ongeloof op het

gezicht van de buurman/vrouw. Eigenlijk heeft het de les on -

bedoeld beheerst en is het een markeerpunt geweest voor

alle organisatie voor onze reis naar Terezín (Theresienstadt) in

Tsjechië.

Tom stond onaangekondigd op en zei: ‘Eigenlijk moeten wij hier

ook naar toe!’ Ja, maar dan moet je het natuurlijk wel kunnen

verantwoorden! Dit gebeurde! Het ROC stond volledig achter

het idee om de leerlingen ook in aanraking te laten komen met

een zwarte bladzijde uit de geschiedenis. En er zou ook een uit-

wisseling komen met de hotelschool in Podebrady (dichtbij

Praag). Er zou een reis naar Praag komen, een van de docenten

stak de handen uit de mouwen en heeft met een geweldig resul-

taat de reis bewerkstelligd.

De leerlingen hebben bij terugkomst allemaal een stuk geschre-

ven over hun bevindingen. Deze zijn in dit artikel gebruikt om te

laten zien wat leerlingen van 16 tot en met 19 jaar hebben

beleefd. Uit hun ervaringen heb ik een selectie gemaakt en in

chronologische volgorde gezet.

Dennis: ‘Het begon in de bus. Ik keek uit het raam en zag een

grote davidster en allemaal grafstenen. We stapten uit de bus en

liepen langs de begraafplaats, het waren heel veel grafstenen

waarvan sommige niet eens een naam, maar een nummer had-

den…’

Guilherme: ‘Een gigantisch fort lag voor ons, het zag er indruk-

wekkend uit. Totaal niet wat ik verwacht had. Een kamp met een

hek eromheen, zo zag ik het voor me, maar de werkelijkheid was

totaal anders.’ Emiel: ‘Je had wel een raar gevoel als je daar rond-

liep, je kreeg een beetje een klammig gevoel en je werd er ook

heel rusteloos van’ Joris: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien als

Terezín. Dit was en is nog steeds een lugubere plek, een plaats

die niet vergeten mag worden. Het was een werkkamp in de

Tweede Wereldoorlog, maar zelfs nu nog een rare en bedrukken-

de plaats om in rond te lopen.’ Tom: ‘Het meest indrukwekken-

de aspect van het kamp was het feit, dat de Duitsers zodanig

gehersenspoeld waren dat ze geloofden dat Joden ongedierte

waren en verdelgd moesten worden.’

Tom: ‘Ik kreeg, toen we hoorden over het zwembad, dat door

Joden gebouwd was voor de families van de bewakers, een zeke-

re woede. Dit vond ik niet kunnen!’ Joris: ‘Toen ik daar stond, in

die grote kamers met houten bedden. Toen dacht ik, hier hadden

mijn oma haar vriendinnen kunnen liggen.’ Guilherme: ‘Dat men

zijn medemens zo een kwelling en marteling kan laten onder-

gaan, het is een wonder. Het verbaasde me, dat het dan toch

ineens zo dichtbij kwam en dat ik het zelf zo erg vond.’ Ricardo:

‘Wat mij raakte was dat er een kamer was ingericht met kranen

en spiegels voordat het Rode Kruis langskwam. Het bleek alle-

maal nep te zijn.’ Dennis: ‘Er was ook een ziekenzaaltje voor acht

personen in een kamp met uitgehongerde en zieke mensen. De

gids zei dat als je er ziek werd dan was je dood. Je kon geen ziek-

tes hebben en daarom waren er acht bedden.’

Joris: ‘Het was een mooie ervaring om zoiets mee te mogen

maken. Ik wil eigenlijk ook naar Auschwitz maar ik denk dat ik

dat niet aan kan. Niet omdat ik dan moet huilen maar omdat ik

dan aan te veel denk.’

Het was een ervaring waarbij de toekomstige koks elk verschil-

lende ervaringen hebben mogen delen. Ervaringen met als slot-

conclusie: DIT NOOIT MEER!

De deelnemende leerlingen waren Antony, Dennis, Dennis,

Donny, Emiel, Evert, Guilherme, Jesse, Joris, Nick, Nicky,

Rashid, Ricardo, Tim, Tom, Tom en de docenten Jeroen, Janna

en Jarmo.

De auteur was stagiair maatschappijleer bij het Regionaal

Opleidingscentrum Amsterdam (ROC-v-A).

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 8

Page 9: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

9

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

‘Het waren heel veel

grafstenen waarvan

sommige niet eens

een naam, maar een

nummer hadden…’

‘We hoorden over het

zwembad,

dat door Joden

gebouwd was voor

de families van de

bewakers.’

‘Een gigantisch fort

lag voor ons.’

(foto’s Jarmo Leeuwerink)

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 9

Page 10: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

10 Herdenken

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Koninklijke Marechausseeherdenkt inWesterborkDit nooit meer! – een Koninklijke opdracht

Dick van Putten

Op 28 april 2010 vond de officiële herdenking bij hetVerzetsgraf kamp Westerbork plaats ter herinnering

aan de 58 verzetsstrijders en 4 Joodse kampgevangenen die bijhet crematorium van kamp Westerbork in 1943 en 1944 zijngefusilleerd en/of aldaar zijn verast, alsook aan de verzets-mensen die via kamp Westerbork naar de nazi concentratie-en vernietigingkampen zijn weggevoerd. Luitenant-generaalmr. Dick van Putten, Commandant van de Konin klijke Mare -chaussee, heeft tijdens deze bijeenkomst een toespraakgehouden, waarvan hieronder een samenvatting.

VerzetsgrafOp deze plaats, nu 65 jaar na de bevrijding van Westerbork, den-

ken we terug aan zwarte bladzijden uit onze geschiedenis. Wij

mogen vandaag gedenken en herdenken, en dat op deze bij -

zondere plaats, bij het verzetsgraf met op de plaquette de namen

van tien slachtoffers. Deze tien verzetsstrijders werden op

20 september 1943 gefusilleerd op het Witterveld in Assen. De

stoffelijke resten werden vlak achter het crematorium op dit kamp

begraven. Op verzoek van de nabestaanden kwam hier het ge -

denkteken. Het is een eenvoudig gedenkteken, helemaal pas-

send in de tijd van 1949. Met de namen op dit monument her-

denken we de dapperen; zij, die hun leven gaven. Het kruis is niet

alleen een symbool van het christelijke geloof, maar herinnert ook

aan het grootste offer dat de gevallenen brachten voor de vrijheid.

Een van die tien verzetsstrijders, van wie de naam op de plaquet-

te staat, is marechaussee Geert Por. Geert Por was lid van een

knokploeg in Zuidlaren en betrokken bij verschillende acties

tegen de bezetter. Door zijn acties konden veel gruwelijkheden

worden voorkomen. Geert Por is in augustus 1943 gearresteerd

en op 20 september 1943 gefusilleerd. Hij werd maar 25 jaar.

Naast deze verzetsstrijders zijn in 1944 bij de achtermuur van het

crematorium – meestal in het geheim – nog eens 52 mannen

geëxecuteerd. Het waren, behalve vier Joodse kampbewoners

die geprobeerd hadden te ontvluchten, allen verzetsstrijders. Dit

verzetsgraf staat daarmee symbool voor de gevangenen in kamp

Westerbork en voor de verzetsstrijders, die hier zijn omgebracht.

Yad VashemOnlangs heb ik een bezoek gebracht aan het Holocaust museum

Yad Vashem in Jeruzalem. Een gids heeft ons daar rondgeleid en

ons op indringende wijze verteld over het aangedane leed van

de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, waaronder 6 mil-

joen Joden. De gids maakte ons ook duidelijk dat de Joden het

gevoel hadden dat wij in Nederland passief toekeken, hoe zij

werden afgevoerd naar concentratiekampen, de dood tegemoet.

Natuurlijk is er grote waardering voor verzetsstrijders. Zij worden

in Yad Vashem geëerd met de aanduiding ‘rechtvaardigen’.

Het was een ongelofelijk indrukwekkend en aangrijpend bezoek.

In Yad Vashem hebben zij, die vermoord zijn, op een bijzondere

wijze een plaats en een naam gekregen. Om te gedenken en om

nooit te vergeten. Ik heb een krans mogen leggen, waarbij ik in

de ruimte van de kranslegging in grote letters op de grond de

naam Kamp Westerbork zag.

Bij de ingang van Yad Vashem staan teksten uit de Bijbel, die ook

hier en vandaag van toepassing zijn. Vertaald luiden deze woor-

den (1 Joel 2-3): ‘Is iets als dit ooit geschied in jullie dagen of in

de dagen van jullie voorouders? Vertel het aan je kinderen, en

laten je kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 10

Page 11: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

11

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

aan het volgende geslacht.’ Deze woorden uit Joel gelden ook

vandaag. Ook hier, juist hier in Kamp Westerbork. Wij blijven

onze kinderen en onze kleinkinderen vertellen over wat hier is

gebeurd, wat u en hun is overkomen.

Vier maal verkeerdDat ik hier mag staan als Commandant van de Koninklijke Mare -

chaussee vind ik heel bijzonder. Marechaussees waren namelijk

tot 1944, met leden van de Duitse SS, belast met de bewaking

van dit kamp en de begeleiding van de gevangenen, ook naar de

trein. Ik besef dat deze marechaussees onder een fout regime,

op een verkeerde plaats, in een verkeerde tijd, volstrekt verkeer-

de taken uitvoerden. Deze inzet ten dienste van de bezetter had

nooit mogen gebeuren. Ik betreur dit zeer.

De Duitsers hadden echter in de oorlog de Marechaussee het

predicaat ‘Koninklijk’ ontnomen. De Marechaussee, anders

samen gesteld dan voor en na de oorlog, stond toen onder Duits

gezag, en deed helaas geen ‘koninklijk’ werk. Overigens pro-

beerden vele marechaussees binnen de beperkte ruimte, die zij

van de Duitse bezetters kregen of namen, gevangenen goed te

bejegenen en te helpen.

Er zijn gelukkig ook marechaussees geweest, die trouw zijn

gebleven aan de eigen bevolking en aan de menselijke waardig-

heid. Zij hebben actief verzet gepleegd. Eén van hen was mare-

chaussee en ‘geheim agent’ Willem van der Veer; hij vervulde een

heldenrol bij de bevrijding van Kamp Westerbork in april 1945.

WapenspreukDe Koninklijke Marechaussee van nu trekt lessen uit het verle-

den. Wij lijden mee met overlevenden en treuren mee met de

nabestaanden. Zij verdienen onze aandacht, medeleven, respect

en waardering. We staan nu hier om de slachtoffers te herden-

ken, nabestaanden te eren, en de herinnering over te dragen.

Want met herdenken en herinneren blijft de geschiedenis levend.

En dat is nodig. Nodig voor een toekomst met vrede, vrijheid en

veiligheid.

De medewerkers van de Koninklijke Marechaussee mogen hier-

aan nu een actieve bijdrage leveren, in ons eigen land, maar ook

ver weg, onder meer op de Balkan, in Afrika, op de Antillen en in

Afghanistan. Ik wil hier daarom ook stilstaan bij de twee mari-

niers die recent gesneuveld zijn: Jeroen Houweling en Marc Har -

ders. Zij zijn op zaterdag 17 april bij een aanslag om het leven

gekomen in de Afghaanse provincie Uruzgan. Zij hebben het

grootste offer gebracht. Marc Harders kwam uit de plaats Wes -

ter bork. De familie van Marc en de inwoners van Westerbork

rouwen vandaag ook.

Wij proberen te bevatten hoe veel leed en pijn de overlevenden

en nabestaanden van de Tweede Wereldoorlog is aangedaan.

Voor ons betekent deze herdenking tevens een Koninklijke

opdracht: dit nooit meer! Onze Wapenspreuk ‘zonder vrees en

zonder blaam’ willen we elke dag opnieuw waarmaken.

‘… Vertel het aan je

kinderen, en laten

je kinderen het aan

hun kinderen vertel-

len en hun kinderen

aan het volgende

geslacht.’(foto’s Herinneringscentrum Kamp Westerbork)

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 11

Page 12: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

12 Herdenken

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

DancingAuschwitzNelleke Noordervliet

Op YouTube staat een filmpje gemaakt door Jane Korman.

Daarop zien we haar vader Adolek Kohn met zijn kleinkin-

deren dansen voor de poorten van Auschwitz, bij het voormalige

getto van Lodz en op andere gedenkplaatsen van de holocaust.

Ze bewegen op de muziek van Gloria Gaynors discodreun ‘I will

survive’. Opa Kohn is 89, heeft Auschwitz overleefd en is naar

Australië geëmigreerd. De familie maakt een reis naar zijn jeugd.

Op aanvullende oude familiefilmpjes zien we de familie Kohn

steeds vrolijk dansen. Er gaat iets ongelooflijk vertederends uit

van de onbeholpen manier waarop ze hun vreugde en levenslust

uiten. Het zijn ontroerende filmpjes. Kohn heeft het gehaald. Hij

heeft de plannen van de nazi’s om alle Joden uit te roeien ge -

dwarsboomd door een sterk en gezond en aardig nageslacht op

de wereld te zetten, mensen die om elkaar geven.

Natuurlijk volgde protest. ‘Smakeloos’ werd het filmpje genoemd

door andere kampslachtoffers. Een conservator van een holo-

caustmuseum stipuleert dat het filmpje alleen met goede uitleg

bekeken kan worden. Het is hun goed recht dat te zeggen uit

naam van alle doden en in herinnering aan het onbeschrijflijke

leed. Mag je dansen op het graf van 6 miljoen Joden en mag je

dat op YouTube zetten? Het is de vraag of de dans van Kohn en

zijn kleinkinderen de spot drijft met het leed en harteloos is. Ik

denk het niet. Jane Korman voegde – geschrokken door de reac-

ties – nog wat meer filmpjes toe met verduidelijking van haar

intenties. Hadden ze rekening moeten houden met de gedrags-

codes die gelden rond de lieux de mémoire? Al het handelen en

spreken over de holocaust wordt langs een lat van betamelijk-

heid gelegd. Velen vinden het passend om op gedragen toon,

ernstig, plechtig, met verstikte stem te refereren aan wat is

gebeurd. De reflectie op het verleden wordt gebonden aan de

onwrikbare regels van fatsoen. De grammatica van het herden-

ken staat geen nieuwvormingen toe. Dat is benauwend en doet

geen recht aan de waaier van menselijke emoties, die juist door

de nazi’s werden vertrapt.

Naarmate de tijd vordert veranderen toon en kleur van de herin-

neringsmuziek. Na de rouw om dood en verlies volgt een nieuw

begin, een nieuw leven, een nieuw lied waarin het verleden zeker

een contrapunt vormt, maar anders. Bij de 89-jarige Adolek Kohn

overheerst aan het eind van zijn leven de vreugde om de morele

overwinning op de nazi’s. Zie mijn kinderen, zie mijn kleinkinde-

ren, mijn nageslacht zal talrijk zijn. Die vreugde is op geen enkele

manier een miskenning van het leed.

De Israëlische filosoof Avishai Margalit onderzoekt in The Ethics

of Memory de manier waarop we moeten herinneren en herden-

ken. Hij zegt onder andere dat de verantwoordelijkheid voor de

continuïteit van een gedeelde herinnering bij iedereen in een

gemeenschap ligt. ‘Maar het is niet ieders verantwoordelijkheid

alles te blijven herinneren. Een minimale inspanning is genoeg.

Het gaat om het overdragen van de ware emotie, de gevoelig-

heid, niet het nostalgische sentiment.’ Daarin verandert natuur-

lijk iets per generatie en in de tijd.

Hoe verhoudt de ware emotie zich tot nostalgisch sentiment? De

belangstelling voor het verleden wordt vaak gekleurd door nos-

talgie: men klampt zich aan het verleden vast uit angst ervan

gescheiden te raken. Het verleden wordt onbeweeglijk gemaakt

en in beton gegoten. De ‘ware emotie’ beschouwt het verleden

met inlevingsvermogen. De verbondenheid met het verleden

reikt naar het heden en naar de toekomst. Het verleden wordt

niet vacuüm verpakt. Het heden wordt niet weggefilterd. Het

heden en de toekomst zijn wezenlijk onderdeel van het herden-

ken. Daarin is ruimte. Naast de beklemming van de oude films

en foto’s en van de aangrijpende verhalen moet er ruimte zijn

voor het proces dat volgde: de manier waarop overlevenden de

draad hebben opgepakt, het persoonlijke leed verwerkt en de

toekomst zijn aangegaan. Er moet ruimte zijn voor de kleinkin-

deren, die het verhaal van de grootvader op hun eigen manier

beluisteren en verwerken, die zich inleven in zijn lot en die dank-

baar zijn voor wat hij heeft betekend.

Deze column van Nelleke Noordervliet verscheen eerder in

Dagblad Trouw van zaterdag 21 augustus 2010, in het katern

Podium op pagina 21.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 12

Page 13: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

13

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Afscheidsbrief rectificatie

In het eerste nummer van deze jaargang is bij het artikel

Afscheidsbrief de handgeschreven ‘brief van Koo’ in facsimile

afgebeeld (Auschwitz Bulletin 2010-1, p. 27). Wegens matige

leesbaarheid van de daar weergegeven reproductie, wordt de

brief hier nog eens, nu duidelijker, afgedrukt.

Herdenken

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 13

Page 14: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

14 Column

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

In herinneringaan Simon Caun:yehe zichrobaroech / moge zijn herinneringgezegend zijnSimon Caun, een van de zes miljoen

Simon Soesan (Haifa - Israel)

Jarenlang was het een treurig en kort verhaal in onzefamilie, het verhaal over Simon Caun, het broertje van

mijn moeder. Geboren op 20 maart 1926 en verdwenenin 1942. Ik ben geboren op 20 maart 1956 en het zal uniet verbazen waarom mijn naam Simon is.

Net 16 jaar oud, kreeg Simon Caun een oproep zich te mel-

den voor een werkkamp. Er was weinig bekend wat er zich

eigenlijk afspeelde in het o, zo culture Duitsland, maar niemand

was er blij mee. De avond ervoor ging hij nog snel een pasfoto

maken, keurig in zijn pak, want hij dacht dat hij de volgende dag

ergens zou gaan werken. Op goed vertrouwen en met angst in

het hart ging hij op 20 juli 1942 naar Westerbork. Daarna was er

niets meer van hem vernomen, behalve een laconieke ansicht-

kaart van de o, zo menselijke Duitsers, die de familie na een paar

maanden vertelde dat Simon Caun goed was aangekomen in het

werkkamp. Gedurende de jaren erna kwamen er flarden van

berichten: Sobibor, Birkenau, Auschwitz. Maar nooit is er iets fei-

telijks vernomen, nooit is er uitsluitsel geweest.

Ik ken mijn moeder een beetje. Behalve een van de liefste, is ze

ook een van de slimste vrouwen die ik ken. En hoewel ik al bijna

veertig jaar niet in Nederland woon, hebben we genoeg contact

om te weten dat ze haar broertje niet is vergeten. In feite is voor

haar de tijd stil blijven staan op 20 juli 1942, toen haar broertje

angstig afscheid van haar nam.

Enkele jaren geleden kwam mijn eerste bundel Pita met Hagel -

slag uit. Om iets te doen voor Simon Caun is het boek aan hem

opgedragen. Zodat zijn naam echt geregistreerd is en niemand,

zeker niet de o, zo accurate Duitsers, zal kunnen ontkennen dat

hij bestond, dat hij op deze aarde heeft rondgelopen, dromen

had, plannen had. Dat alles weggeveegd door het o, zo mense-

lijke Duitse Volk.

Ik had hier niet genoeg aan. Enkele maanden geleden besloot ik

een project te beginnen. Via contacten was ik in staat om erg

diep te gaan graven in het verleden van de o, zo nauwkeurige

Duitsers, die, met behulp van gretige vrijwilligers in het o, zo pas-

torale Polen, het Joodse Volk poogden uit te roeien.

Mijn uitgangspunt was de administratie. Nederland, het land met

het hoogste percentage van omgebrachte Joden – door de

‘gewillige medewerking’ van het apparaat – heeft een fantas -

tische bureaucratie, maar de o, zo precieze Duitsers overtreffen

dat uiteraard. Op mijn zoektocht kwam ik veel obstakels tegen.

Het feit dat de Duitsers niet kunnen ontkennen dat ze zoveel

Joden hebben uitgemoord, betekent niet dat ze klaar staan om

te helpen. Vele archieven gingen in het begin niet open, vele

mails werden niet beantwoord en ik zal u de bijzondere reacties

over de telefoon besparen. Wel kan ik u zeggen dat ik nu, na de

zoektocht meer dan ooit overtuigd ben dat de Polen, Letten,

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 14

Page 15: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

15

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Oekraïners en de o, zo, beleefde Duitsers allemaal samen slechts

één ding hebben geleerd van deze goed geplande volkeren-

moord, die wij in Israel Sho’a noemen: volgende keer zorgen ze

ervoor om niet gepakt te worden. Maar terug naar mijn zoek-

tocht. Ik wilde weten wat er met mijn oom gebeurd is, en wei-

gerde met ‘nee’ als antwoord genoegen te nemen.

Enkele dagen terug ging de telefoon bij mij over. Meneer

Kowalski uit Polen. Onderdirecteur van het Auschwitz Museum.

Hij vertelde me dat mijn halsstarrigheid iets had opgeleverd en

of hij het me eerst kon sturen, waarna hij per telefoon uitleg zou

geven. Uiteraard liepen de emoties hoog bij me op en even later

kwam er een mail binnen: ‘Ons onderzoek laat weten dat Simon

Caun, geboren op 20 maart 1926, op transport is gezet uit kamp

Westerbork naar Auschwitz op 21 juli. Wij weten dat dit trans-

port bestond uit 931 Joodse mannen, vrouwen en kinderen en

arriveerde in Kamp Auschwitz op 22 juli 1942 in de avond. Na de

selectie werden 479 mannen toegelaten tot het kamp en zij ont-

vingen nummers 50403-50881. Ook 297 vrouwen werden in

het kamp toegelaten en werden geregistreerd met nummers

9880-10176. Het is belangrijk om te noteren dat gedeporteer-

den, die direct naar hun dood werden gezonden, bij aankomst

geen nummers hebben gekregen en niet geregistreerd werden.

Uw oom kreeg geen nummer en werd niet geregistreerd.’ Ik her-

las de mededeling met een brok in mijn keel: hier was hij dan! De

telefoon ging en meneer Kowalski gaf toelichting op zijn mail. ‘U

moet ervan uitgaan dat hij misschien ziek of huilend is aangeko-

men. Misschien was hij uitgedroogd en hongerig van de lange

reis. Hij was alleen, begrijp ik van de lijst.’

Mijn hart stond stil. Lijst? Er was een lijst? En meneer Kowalski

uit Polen stuurde me een pagina op. Keurig getypt door een

beambte in Westerbork. Een namenlijst. Met geboortedatums.

En een opmerking dat getrouwde vrouwen ook hun meisjesnaam

erbij hadden. De lijst gaat over het transport uit Westerbork op

21 juli 1942. In het midden van deze lijst staat hij, Simon Caun.

Opeens is er een teken van hem. Zijn laatste levensteken. Een

keurige beambte van de NS of de Nederlandse politie zette zelfs

nog met potlood een ✔ teken naast zijn naam, om aan te tonen

dat hij ook die Jood naar zijn dood gestuurd had. Waarna de

beambte rustig naar huis kon gaan, naar Moeder de Vrouw, om

lekker wat te eten. Misschien zei zijn vrouw wel enkele jaren

geleden in een NCRV documentaire dat ‘de Jood je vijf minuten

na de oorlog weer wat verkoopt’, wie weet.

Maar hier stond mijn oom, net 16 jaar oud, op de lijst. Alsof ik

hem even aan kon raken. Waarna hij verdween in de veewagen,

na twee lange dagen aankwam in Auschwitz, bang, hongerig en

dorstig, om naar de gaskamer te worden gemarcheerd. We heb-

ben een datum om hem te herinneren. Wie wil, kan vanaf nu een

gebed voor hem zeggen, een kaarsje aansteken, want hij is op

22 juli 1942 door het o, zo nette Duitse volk, met behulp van het

o, zo hardwerkende Poolse volk, vermoord. De laconieke rode

ansichtkaart, ontvangen door de ouders van Simon Caun enkele

maanden later, is nog een bewijs hoe efficiënt de Duitsers zijn.

Ik heb de lijst en de informatie aan mijn ouders gestuurd. En aan

mijn broers en zusters. En hun kinderen. Ik heb ze gevraagd dit

verhaal aan hun kinderen te vertellen en zich ervan te verzeke-

ren dat hun kleinkinderen het te weten komen en dezelfde mis-

sie krijgen: doorvertellen. Ergens in de grond om Auschwitz ligt

as van mijn oom. Uitgeleverd door het Nederlandse volk, waar

mijn familie bijna 400 jaar deel van uit maakt. Vermoord door

Duitsers en Polen.

De lezer kan denken dat de zoektocht voor mij nu over is. Het

tegendeel is waar. Ik ga nu proberen uit te vinden wie deze

goede Nederlanders waren: de een die de lijst zo keurig typte, de

ander die netjes een ✔ naast de naam van Simon Caun zette op

21 juli 1942 en hem op de trein naar zijn dood zette. Heus, ik vind

ze. Ze hebben gewoon zelf alles goed gedocumenteerd. Ze waren

namelijk trots op hun werk. ©Simon Soesan

Mijn hart stond stil. Lijst?

Er was een lijst?

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 15

Page 16: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

16 Cultureel

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Vervolgde

componisten

hun stem

teruggevenCarine Alders en Eleonore Pameijer

Ons collectieve muzikale geheugen is een gatenkaas. Noemt

u eens een Nederlandse componist rond 1900 … de mees-

te mensen zullen zwijgen. Voor deze blinde vlek in onze muziek-

geschiedenis is een aantal redenen aan te voeren. Cynici zullen

zeggen dat er wellicht niet veel gecomponeerd is dat de moeite

waard is om te herinneren. Anderen wijzen naar het feit dat het

muzikale leven in Nederland sterk achterbleef bij bijvoorbeeld

Frankrijk en Duitsland. In de zestiger jaren verklaarde de nieuwe

generatie componisten alle muziek van voor de oorlog met

terugwerkende kracht tot ‘ouderwets’ en daarmee meteen kwa-

litatief onder de maat. Maar er is een veel schrijnender oorzaak

van ons vergeten: een groot deel van de generatie uit het begin

van de twintigste eeuw is door de Duitse bezetter – soms letter-

lijk en voorgoed – het zwijgen opgelegd.

Leo Smit StichtingLeo Smit (1900-1943) was een uitzonderlijk getalenteerd com-

ponist. Hij bouwde aan een internationale carrière totdat de

nazi’s zijn muziek verboden, Leo en zijn vrouw Lientje oppakten

en in Sobibor om het leven brachten. Smit had problemen voor-

zien - hoewel hij de omvang tot op het laatste moment niet kon

geloven – en had op tijd zijn composities in veiligheid laten bren-

gen door een leerling. Na de oorlog bracht deze Frits Zuiderweg

de kostbare schat terug naar Nora Coppenhagen-Smit, de zus

van Leo die de oorlog wel overleefde. Nora trachtte vergeefs

musici te interesseren voor de muziek van haar vermoorde broer.

Na de oorlog keek men liever niet achterom en bovendien, de

muziek was van voor de oorlog, dus ongetwijfeld ouderwets, zo

dacht men toen. Totdat fluitiste Eleonore Pameijer in 1994 met

pianist Frans van Ruth Smits Fluitsonate speelde. Pameijer was

zo getroffen door deze prachtige muziek, dat ze er meer over

wilde weten. Het tweede deel van deze sonate bleek het laatste

te zijn dat Leo Smit componeerde voordat hij afgevoerd werd

naar Westerbork. Pameijer richtte samen met Van Ruth de Leo

Smit Stichting op en begon haar zoektocht naar vergeten muziek

van vervolgde componisten.

In 2008 ontving de Leo Smit Stichting van het ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van het

programma Erfgoed van de Oorlog een subsidie om een inven-

tarisatie te maken van het werk van Nederlandse componisten

die in de oorlog vervolgd werden. Het werd een imposante lijst

van meer dan twintig componisten, ieder met een eigen verhaal,

maar allen met hetzelfde verdrietige lot: hun muziek werd ver-

boden en later vergeten. Samen schreven ze honderden compo-

sities van opvallend goede kwaliteit die zelden of nooit tot klin-

ken zouden komen.

Partituren op zolderDick Kattenburg (1919-1944) was een veelbelovend jong talent,

nog maar net afgestudeerd bij Willem Pijper in Den Haag, toen

hij in 1941 moest onderduiken. Het weerhield hem er niet van

zijn vrolijke muziek te blijven componeren, met invloeden van

het Franse impressionisme en de jazz. Via koeriers onderhield hij

Leo Smit (l.) tijdens de repetitie van zijn Harpconcertinain het Concertgebouw met harpiste Rosa Spier en dirigent Eduard van Beinum

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 16

Page 17: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

17

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

zelfs contact met Leo Smit, wie hij regelmatig om raad vroeg bij

compositorische vraagstukken. Hoewel hij niet uit een praktise-

rend Joods gezin kwam, kreeg hij in deze periode interesse voor

Hebreeuwse melodieën. Boven zijn Palestijnse liederen zette hij

de titel Mexicaanse liederen om de overlevingskans van het

manuscript te vergroten. Ook tekende hij met verschillende

schuilnamen of knipte hij zijn eigen naam van het papier. Op

5 mei 1944, waarschijnlijk tijdens een razzia in een bioscoop,

werd Kattenburg opgepakt. Tussen 22 mei en 30 september van

dat jaar is hij in Auschwitz vermoord, nog geen 25 jaar oud. Ruim

55 jaar later ontving Eleonore Pameijer op haar verjaardag een

pakje van Ima van Esso, een jeugdliefde van Dick Kattenburg.

Het cadeau was een fluitsonate, die Kattenburg in 1937 voor

haar gecomponeerd had. Pameijer nam het mooie, romantische

stuk op in haar repertoire. Joyce Bergman-van Hessen, een doch-

ter van Daisy Kattenburg (Dicks zuster), ontdekte een aankondi-

ging van het werk op internet en dacht meteen aan de doos met

papieren die sinds het overlijden van haar moeder op zolder

stond. In de doos bleek een stapel manuscripten te liggen, met

potlood geschreven, ieder hoekje van het papier benut. Onder -

zoek door dirigent Ed Spanjaard en Eleonore Pameijer bracht aan

het licht dat er ruim twintig voltooide composities gevonden

waren. De cd met Kattenburgs kamermuziek die eind 2009 uit-

kwam was een rechtstreeks gevolg van het werk van Eleonore

Pameijer en de Leo Smit Stichting. Door de subsidie van het

ministerie konden zijn werken onderzocht en geïnventariseerd

worden. In september worden de manuscripten officieel over -

gedragen aan het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag.

Doos met oude papierenHet verhaal van Samuel Schuijer (1873-1942) maakt een al even

diepe indruk. Een aantal jaren geleden vond een groepje Haagse

kinderen, spelend op straat, een doos met oude papieren, wach-

tend op de vuilniswagen. Het bleken muziekmanuscripten te zijn:

liederen en liedjes, maar ook een werk voor orkest, een piano-

uittreksel van een muziekdrama en koorpartijen uit een opera.

De kinderen namen hun schat mee naar huis, waar de papieren

een paar jaar op zolder bleven liggen. Uiteindelijk bracht de moe-

der van de reddertjes de manuscripten naar het Nederlands Muziek

Instituut in Den Haag, waar directeur Frits Zwart Samuel Schuijer

en zijn muziek op het nippertje voor het lot der vergetelheid wist

te behoeden. Hij verrichtte het eerste speurwerk en zette de Leo

Smit Stichting op het spoor van deze vergeten componist.

In het eerste decennium van de twintigste eeuw componeerde

de jonge Schuijer al een respectabel aantal liederen, voorname-

lijk ‘in den volkstoon’. Regelmatig werd zijn werk bekroond door

het Vlaamse Willemsfonds. Maar ook muziekdrama’s en opera’s

van zijn hand werden in die periode met succes uitgevoerd. Met

zijn zoon Louis (die inmiddels een succesvol cellist was), violist

Eddy Waisvisz en altist S.L. Wertheim vormde hij het Residentie-

Strijkkwartet. Op het repertoire stonden kwartetten van

Schubert en Haydn, maar ook Smetana en Debussy. In decem-

ber 1925 verscheen in Het Vaderland de eerste advertentie voor

Sam Schuijers Muziekschool. Sam Schuijer moet een prominente

rol gespeeld hebben in het Haagse muziekleven voor de Tweede

Wereldoorlog. Of hij ook als componist een rol van betekenis

gespeeld heeft is minder duidelijk. In de vroege twintigste eeuw

was de belangstelling voor Nederlandse muziek in de concertza-

len sowieso gering. Schuijer beklaagde zich hierover in de krant.

Hij kon het Residentie-orkest niet vermurwen zijn bekroonde

Preludium uit te voeren en moest voor de première uitwijken

naar Stuttgart, waar hij op 12 januari 1930 het werk zelf dirigeerde

met het Philharmonisch Orchester in een geheel Nederlands pro-

gramma. Ook het Lamoureux-orkest te Parijs nam Preludium

Een groot deel van

de generatie uit het

begin van de twintig-

ste eeuw is door de

Duitse bezetter het

zwijgen opgelegd.Dick Kattenburg Samuel Schuijer

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 17

Page 18: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

Tentoonstellingen in Vught

Onder de titel Zichtbare herinneringen...een confrontatie

met terreur zijn tot en met 9 januari 2011 in Vught twee

tentoonstellingen te zien over de nog weinig bekende relatie tus-

sen de omwonenden en het concentratiekamp op de Vughtse

Heide.

De inwoners van Vught, ’s-Hertogenbosch en andere omliggen-

de gemeenten werden in januari 1943 van de ene op de andere

dag geconfronteerd met vervolging en terreur aan de voordeur.

Gedurende anderhalf jaar werden duizenden politieke gevange-

nen en Joden naar het kamp in de buurt van de fraaie omgeving

van recreatieplas De IJzeren Man gevoerd en vandaar weer

gedeporteerd naar andere kampen.

Het Vughts Historisch Museum en Nationaal Monument Kamp

Vught staan aan de basis van twee exposities op twee locaties.

Deze gaan, samen met buitenpresentaties en een bijzondere

‘luisterroute’, in op dit thema. In deze exposities is er aandacht

voor de verhalen van individuele omwonenden – de vrachtrijder,

de stationschef, de Wit-Gele Kruiszuster – en ook voor de voor-

werpen die herinneren aan hun dilemma en de keuze die ze ver-

volgens maakten. De exposities zijn gratis toegankelijk.

Nationaal Monument Kamp Vught, Lunettenlaan 600,

5263 NT Vught, t. 073 656 67 64, www.nmkv.nl

Vughts Historisch Museum, Taalstraat 88a, 5261 BH Vught,

t. 073 6568603, www.vughtshistorischmuseum.nl

Aanbod oude jaargangen Auschwitz Bulletin

Aangeboden wordt een serie jaargangen van het Auschwitz

Bulletin vanaf 1986. Zij zijn gratis af te halen bij de lezer die

ze beschikbaar stelt. Voor een nadere afspraak tel. 0345-517610.

Een bezoek aan Auschwitz en dan … ?

Sinds langere tijd vinden er regelmatig, al of niet in georgani-

seerd verband, reizen naar Auschwitz en andere concentra-

tiekampen plaats. Deze reizen hebben emotioneel veel impact

en de opgedane ervaringen kunnen nog lang doorwerken. Ook

kunnen ze invloed hebben op relaties met familie en vrienden.

Wilt u uw ervaringen delen met anderen die deze reis ook ge -

maakt hebben, neemt u dan contact op met JMW, Marianne

Fuchs, tel. 020-5776577 of mail naar [email protected]

18

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

op het repertoire en voerde het eind 1930 uit. Tot 1939 verschij-

nen er regelmatig berichten in Het Vaderland over nieuwe com-

posities van Schuijer en uitvoeringen van zijn werk. Daarna wordt

het stil. Het laatste officiële document is de overlijdensakte uit

1951, waaruit blijkt dat hij op 11 december 1942 in Auschwitz

omgebracht is. Op 19 januari 2009 klonk voor het eerst sinds

lange tijd een Vioolsonate van Schuijer, uitgevoerd door Ursula

Schoch (viool) en Marcel Worms (piano) in het Honderdste

Uilenburger Concert, waarover een artikel in het Auschwitz

Bulletin 2008-4, p. 10-11, heeft gestaan. Het romantische werk

oogstte veel lof bij het publiek en werd een maand later uitge-

zonden op Radio4.

Terug op het podiumEn zo zijn er nog vele vergelijkbare verhalen te vertellen. Bijvoor -

beeld over Franz Weisz (1893-1944) die uit Boedapest naar

Nederland kwam, trouwde en genaturaliseerd werd tot Neder -

lander. Tot zijn deportatie in 1943 woonde hij in Amsterdam. Hij

componeerde – naar onlangs is gebleken – een groot aantal vir-

tuoze pianowerken in een stijl die doet denken aan Chopin. Of

het verhaal van Daniël Belinfante (1893-1945), eigenaar van de

Muziekschool Watergraafsmeer waar naast klassiek muziek -

onderwijs ook de ‘Eerste Hollandsche Jazzklasse’ gegeven werd.

Belinfante schreef moderne muziek met een duidelijk hoorbare

Franse invloed. Nog tijdens zijn onderduik was Belinfante actief

in het verzet. Via de Hollandse Schouwburg, de Strafbarak van

kamp Westerbork en Auschwitz kwam hij uiteindelijk in Fürsten -

grube terecht, waar hij overleed toen de nazi’s bij het naderen

van de Russen het hospitaal in brand staken. Eén van de drie

strijkkwartetten van Belinfante, dat voor het laatst te horen was

geweest op 20 maart 1933 in een radio-uitzending van de VARA,

klonk weer op 15 maart 2010 in de Uilenburger Con cer ten, uit-

gevoerd door het Utrecht String Quartet. Op 25 juni van dit jaar

was het opnieuw op de radio te beluisteren in het programma

Avondconcert van de NPS.

De Leo Smit Stichting blijft zich inzetten om de hervonden werken van

vervolgde componisten op het podium te laten klinken. Komend seizoen

vinden de Uilenburger Concerten plaats in het Bethaniënklooster te

Amsterdam. Voor meer informatie over het onderzoek en over de concert-

serie van het komend seizoen kunt u contact opnemen met de Leo Smit

Stichting (www.leosmit.nl, [email protected]).

Eleonore Pameijer is fluitiste, onderzoeker en artistiek coördinator van

de Leo Smit Stichting.

Carine Alders is musicologe, onderzoeker en zakelijk coördinator van

de Leo Smit Stichting.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 18

Page 19: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

19

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Wat wij gedenken? Dát wijgedenken!Liesbeth Hoeven

Vijfenzestig jaar geleden – waren zij

het die in het kamp getuigden van het

‘naakte leven’, van wat het betekende

letterlijk en figuurlijk uitgekleed te zijn.

Vijfenzestig jaar later – zijn wij het die

deze herinnering belichamen, meedragen,

uitdragen, drágen.

GedachteniscultuurDe gedachteniscultuur is niet iets wat wij hebben, maar wat wij

zijn. Bovenstaande bespiegeling doet ons stil staan bij de com-

municatie met het verleden die we tot uitdrukking brengen en

waar we zelf een uitdrukking van zijn. Zo gebeurde ook op vrij-

dag 16 april van dit jaar, toen ruim zeventig deelnemers - weten-

schappers en mensen uit de educatieve en de kunst- en cultuur-

sector - bijeenkwamen in Villa de Vierjaargetijden voor een door

de Universiteit van Tilburg georganiseerd symposium over

Holocaust getuigeniskunst. Vanuit twee disciplinaire invalshoe-

ken: theologie en religiewetenschappen enerzijds en taal- en cul-

tuurstudies anderzijds, werd door een negental sprekers de

kracht van beeld en beeldspraak in de hedendaagse herinne-

ringscultuur ‘na Auschwitz’ geëxploreerd.

De deelprogramma’s Sporen van herinnering en Ruimten voor

herinnering waren geënt op het idee van Jan Wolkers dat tot

expressie gebracht is in zijn monument Nooit meer Auschwitz:

‘Voorgoed kan op deze plaats de hemel niet meer ongeschonden

weerspiegeld worden’. Een breed scala aan getuigenisvormen

zette op dit symposium aan tot het doordenken van deze (on) -

mogelijkheid om het onverbeeldbare te verbeelden. De paradox

van de verdichting – na vijfenzestig jaar present stellen wat af -

wezig is – werd op deze dag katalysator voor het bevragen van

de grond slagen en de toekomst van de huidige (herinnerings) -

cultuur.

BeeldcultuurWe leven in een populaire beeldcultuur. Dit betekent dat de

vormgeving aan het verleden niet alleen door de ontstane kloof

tussen de generatie van de directe getuigen en de generationele

overlevering die hierop volgt, maar eveneens door de inzet van

(massa)media per definitie bemiddeld is. Een voor de hand lig-

gende mogelijkheid om de herinnering aan de Holocaust levend

te houden – naarmate ooggetuigenissen met het verstrijken van

de tijd op de achtergrond geraken en de herinneringen zelf in

bemiddelde vorm worden overgedragen – is die van de fictie. De

vraag naar de historische waarheid en de daaraan gerelateerde

vraag naar de authenticiteit van beeldvorming wordt dan ook

dikwijls uitgespeeld binnen het domein van de beeldende kunst.

Zo ook op dit symposium dat licht deed schijnen op het gegeven

dat niet alleen populaire communicatiemiddelen als jeugdlitera-

tuur, stripverhaal, poëzie, theater, film, publieke ruimte, muziek

en digitale cultuur, maar ook hun scheppers én publiek in het

herinneringsproces een cruciale rol spelen als mediatoren. Beeld

en beeldspraak in de kunsten hebben een verdichtende werking

op het getuigen zelf als culturele act. Dat heeft tot gevolg dat de

getuigenis als historische en esthetische vorm van representatie

onder kritiek gesteld wordt. Of zoals Erik Borgman in zijn ope-

ningslezing getiteld Wat gedenken wij als wij gedenken ver-

woordde: ‘gedenken betekent de onmogelijkheid gedenken om

te gedenken en de onmogelijkheid om niet te gedenken’.

SymposiumHet symposium had als titel Een gebroken hemel. Holocaust

getuigenis, beeld en beeldspraak - in herinnering. Als thema

kwamen afzonderlijk aan de orde: Jeugdliteratuur, Stripverhaal,

Poëzie, Theater, Film, Publieke ruimte, Muziek en Digitale cul-

tuur. Aan het eind van het programma was er een rechtstreeks

getuigenis door Holocaust overlevende Fred Schwarz. Als muzi-

kale omlijsting van het programma werd zogenaamd ‘entartete’

muziek van Nico Richter, Rosy Wertheim en Bela Bartók voor

viool en piano ten gehore gebracht. De bijdragen van de dag zul-

len gebundeld worden in een symposiumpublicatie onder redac-

tie van de auteur van dit artikel en Erik Borgman.

Het symposium werd door eerstgenoemde georganiseerd. Zij is

als promovenda cultuurtheologie aan de Universiteit van Tilburg

verbonden en verricht er onderzoek naar het cultiveren van

herin neringen in de post-memory populaire beeldcultuur ‘na

Auschwitz’.

Cultureel

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 19

Page 20: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

20 Cultureel

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

De ondergangvan Abraham ReissEen schilderijen tentoonstelling

Hedy d’Ancona

In het voorjaar van 2010 voltooide Jeroen Krabbé een serie

monumentale schilderijen over leven en dood van zijn groot-

vader Abraham Reiss (Amsterdam 1873 – Sobibor 1943). Ver -

driet en moord – thema’s die al be langrijk waren in zijn werk als

regisseur en acteur – heeft Krabbé nu ook in zijn schilderkunst

toegelaten. De schilderijen worden tentoongesteld in Museum

De Fundatie in Zwolle.

Abraham Reiss was een Joodse Amsterdammer, succesvol in de

diamantindustrie in de eerste decennia van de twintigste eeuw.

De beurskrach van 1929 beroofde hem weliswaar van zijn ver-

mogen, maar hij vocht zich daar weer bovenuit. Het nieuwe

geluk dat gloorde werd echter wreed verstoord door de Tweede

Wereldoorlog.

In De ondergang van Abraham Reiss heeft Jeroen Krabbé in

negen schilderijen van groot formaat (150 cm x 220 cm) de sta-

dia uit het leven van zijn grootvader geschilderd: van onbezorgd

geluk, het naderen van de crisis, de deportatie naar Westerbork,

tot en met het afgrijselijke en onafwendbare einde in Sobibor.  

De tentoonstelling werd op 4 september 2010 geopend met een

toespraak van Hedy d’Ancona, voormalig Minister van Cultuur.

Directe en indirecte getuigenAbraham Reiss, vermoord in Sobibor op 9 juli 1943. Als één van

de 6 miljoen die werden vermoord of vergast, verhongerden, aan

ziektes ten gronde gingen of krepeerden tijdens transporten. Het

blijft onbegrijpelijk dat een dergelijke vernietigingsmachinerie zó

lang en zó ongestoord kon blijven functioneren. De aantallen die

dit lot trof zijn evenmin te bevatten.

Het zijn de berichten van overlevenden, de historische documen-

ten, de boeken en films, die de gruwelen enigszins invoelbaar

maakten en enkelingen een gezicht gaven. Alleen op die manier

verdwijnt het verhullende van het massale. Gerard Durlacher of

Jules Schelvis, Jona Oberski of Abel Herzberg – om er maar een

paar te noemen – hebben ons de perversiteit van een politiek sys-

teem laten voelen door ons deelgenoot te maken van persoonlij-

ke ervaringen. Zij werden opgevolgd door de indirecte getuigen,

een generatie die niet alleen de ellende niet aan den lijve had

ondervonden maar, sterker nog, werden geconfronteerd met het

stilzwijgen van overlevenden. Overlevenden die hun verdriet en

hun bijna permanente schuldgevoel met zich meedroegen en

daardoor – ongewild – het overdroegen op degenen die ze om -

ringden.

‘Een grote bruine koffer’Margreet Reiss, de moeder van Jeroen en Tim Krabbé, verborg in

zichzelf dat verdriet en dat schuldgevoel. En dat laatste in ernsti-

ge mate omdat zij – door haar gemengde huwelijk – ontkwam,

maar verder moest zonder haar zusje Els en haar vader Abraham.

Ze verborg haar lijden daarover ook letterlijk. In een bruine kof-

fer onder haar bed. In de publicatie die bij de tentoonstelling van-

daag uitkomt, tekent Joosje Lakmaker uit de mond van Jeroen

op: ‘Een grote bruine koffer die ik als jongetje soms open maak-

te. Ik herinner me een kartonnen bordje: Voor Joden Verboden,

dat ze [Greet] kennelijk in 1945 zo ergens vandaan had gerukt.

Meerdere Jodensterren zaten erin, kranten en geld uit Wester -

bork. Ik vond een linnen armband met Verwaltung 16 en een

rond stempel Lager Westerbork. En de stapel brieven van Els aan

mijn moeder. Alles keurig gerubriceerd.’

Op Greets bureau stonden de portretten van haar verdwenen

familie. Ook die van haar vader – de laatste die van hem geno-

men is in ’43 vlak voor de laatste razzia in Amsterdam – waarbij

nog 5500 anderen naar Westerbork gedeporteerd werden. Zou

zijn dochter dit allemaal bewaard hebben, opdat het gebruikt zou

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 20

Page 21: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

21

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

kunnen worden voor een reconstructie? Zou ze het aan Jeroen

hebben nagelaten, opdat hij dat als een opdracht zou zien? Wàt

we weten is, dat dat uiteindelijk is gebeurd. Dat er een moment

in Jeroens leven kwam, waarin hij uit die nagelaten bouwstenen

het leven van zijn grootvader verbeeldde in negen imposante

schilderijen. Een aangrijpend en verschrikkelijk beeldverhaal

omdat we weten hoe het afliep.

Totale ontheemdingHet is niet meer mogelijk om Abraham, zoals op de eerste schil-

derijen, te zien als mooie succesvolle jongeman en geslaagd

gezinshoofd, die zich door zijn intelligentie en doorzettingsver-

mogen ontworstelde aan de armoede van de Amsterdamse

Jodenbuurt. Zich omhoog werkte van eenvoudig diamantklover

tot gefortuneerd zakenman. Die zijn gezin, zijn vrouw en doch-

ters kon trakteren op luxueuze vakanties aan het strand van

Oostende. Maar die zorgeloosheid is bitterzoet als je weet wat

er komen gaat. De getuigen zijn de op de schilderijen altijd aan-

wezige berkenbomen met op hun stam de ogen die de ramp-

spoed al lijken te zien aankomen. Zoals de beurskrach van ’29 die

korte metten maakte met de voorspoed. Maar de teloorgang van

het luxe leven is niets vergeleken bij de nog grotere dreiging die

in de loop van de jaren ’30 op Abraham en zijn gezin afkomt. Hij,

de volstrekt geassimileerde, ongevoelig voor de traditie en de

voorschriften van het Jodendom, hoe kan hij daarop worden

aangesproken?

Het derde tafereel is juist daarom zo huiveringwekkend. Het

gezinnetje in april ’42 voor de laatste keer samen rond de tafel in

de Jekerstraat. Beseffen ze dat de lus steeds nauwer wordt aan-

getrokken? Dat Joodse Nederlanders - door de steeds ernstiger

Een ode aan mijn grootvader, eigenlijk

aan al die familieleden die ik nooit gekend

heb, dat stond mij voor ogen. Jarenlang

zat het in mijn hoofd, jarenlang wist ik

niet hoe het te verbeelden, maar dat het

op een dag moest gebeuren, dat was

duidelijk. Ik had een schat aan informatie,

aan foto’s, brieven, etc. geërfd van mijn

moeder. De beelden die al lezend en

kijkend naar boven kwamen heb ik

omgezet in deze negen schilderijen. Het

is een erfenis die ik wil doorgeven.

Jeroen Krabbé

Schilderij no. 4 door Jeroen Krabbé,

getiteld Westerbork – 20 juni 1943

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 21

Page 22: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

22 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

beperkingen, ontslagen, verboden en voorschriften - onvermij-

delijk tot Joden worden gemaakt, gedefinieerd? De moeder van

het gezin sterft op de dag dat de gele ster verplicht wordt. Els

wordt in ’42 – na verraad – naar Westerbork gedeporteerd.

Abraham blijft alleen achter. Tot 20 juni 1943, bij de laatste raz-

zia in Amsterdam, de laatste 5500 die op de trein worden gezet.

Els schreef aan Greet hoe ze hun vader daar in Westerbork vond.

Te midden van duizenden, maar zo vreselijk alleen. Stof en zand

overal. Dit schilderij brengt de totale ontheemding van de oude

man op zo’n indringende manier over, dat je er niet te lang naar

kunt kijken. ‘Het erge is gebeurd’, schrijft Els enkele weken later,

‘Arm pappetje dat hij al zo gauw…’

6 juli 1943 werd Abraham Reiss gedeporteerd. De omstandighe-

den waaronder dat gebeurde werden door Jules Schelvis

beschreven en zijn niet na te vertellen. Na drie dagen en nachten

stoppen de treinen om half elf in de ochtend in Sobibor en wor-

den de mensen eruit geknuppeld. Na drie dagen duisternis moet

Abraham de hel hebben ervaren: het felle licht, de blaffende

honden, het geschreeuw van bewakers, het gekerm van zieken

en de Duitse schlagers uit de luidsprekers om dat alles te over-

stemmen. Op het één na laatste schilderij: de apotheose.

Abraham in zijn laatste moment – naakt, in totale vernedering.

Een mens uit de massaDoor de ondergang van zijn grootvader op zo’n intense manier

weer te geven, met letterlijk schurende schilderijen, creëerde

Jeroen een weergaloos ontroerend statement. De manier waar-

op hij dat deed, ontleende hij niet alleen aan het vermogen om

het schilderend te uiten, hij gebruikte daarbij zijn talenten als

acteur, als regisseur. Hij doorleefde Abrahams lijdensweg ook op

die manieren. Het moeten zware maanden zijn geweest.

Maar behalve zijn visie op wat een politieke waan kan beduiden,

realiseerde hij nog iets. Hij redde een mens uit de massa.

Abraham Reiss bestaat weer. En door mij in dat proces een paar

weken te verdiepen, gebeurde dat ook voor David Salomon

d’Ancona en Anna Frank, mijn grootouders, vermoord in Sobibor

op 5 maart 1943.

De tentoonstelling is in Museum de Fundatie, Paleis a/d Blij markt,

Blijmarkt 20, 8011 NE Zwolle. Expositieperiode van 5 september t/m

5 december 2010. Open di t/m zo, 11-17 uur.

Informatie: www.museumdefundatie.nl of tel.: 0572-388188.

Bij Waan ders Uitgevers verscheen het gelijknamige boek met daarin een

door Joosje Lakmaker geschreven interview met Jeroen Krabbé.

(ISBN 9789040077425)

Moeders in een familie-geschiedenisBertje Leuw

‘Papa, is mama Joods?’Als schrijfster Judith Uyterlinde 13 jaar is doet ze een onthutsende

vondst. Ze is op zolder om het fotoalbum van haar kleine kinder-

tijd op te halen. Hoog boven haar hoofd trekt ze het van de

plank. Er komt een ander album mee, dat voor haar voeten op de

grond valt. Ze kent het niet, bladert er wat in en besluit dat het

een saai boek is. Nauwelijks foto’s, veel documenten en stambo-

men. Maar dan valt haar oog op de naam van haar moeder.

Judith kijkt nog eens goed. Naast haar moeders naam, Reini

Elkerbout, geboren in 1938, staan die van Ben, 1940, en Marjan,

1944: haar oom en tante. De naam van Joke, de jongste zus van

haar moeder, ontbreekt. Ze ziet haar grootvader, Jo Elkerbout,

boven zijn drie kinderen staan, met een x verbonden aan een

naam die ze nog nooit heeft gehoord: Bep Bloemendal. Op de

volgende bladzij vindt ze opnieuw de naam van haar opa, nu met

een x verbonden aan iemand die ze wel kent: haar oma Branca.

Onder deze twee namen staat tante Joke, geboren in 1947.

De naam Bep Bloemendal keert elders in het album terug, in de

stamboom van een grote familie Bloemendal: twee ouders en

zeven broers en zussen; sommige van hen met echtgenoten en

jonge kinderen. Judith Uyterlinde: ‘De sterfdata van al deze fami-

lieleden lagen angstvallig dicht bij elkaar. Ook tussen de plaatsen

van overlijden bestond een wrede symmetrie. Ik kende de namen

van die vernietigingskampen tot dan toe alleen van horen zeg-

gen.’ ’s Avonds, als haar vader haar volgens gewoonte naar bed

brengt, vraagt ze het: ‘Papa, is mama Joods?’ Haar vader legt het

uit. Ja, mama is inderdaad Joods, en zij dus ook. Hoe kom je zo

in eens op die vraag, vraagt hij. Zomaar, antwoordt zijn dochter.

Ze weet het nu, maar dat betekent nog niet dat zij er met haar

moeder over kan praten. ‘Het Grote Zwijgen’, zoals aanwezig bij

zoveel na-oorlogse Joodse gezinnen, kon nog lang niet opgehe-

ven worden.

Vreemde moedersAls in 1997 Reini Elkerbout een levensbedreigende operatie moet

ondergaan, geeft ze haar dochter Judith een doosje met brieven

uit de oorlog afkomstig van Bep Bloemendal, Reini’s vermoorde

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 22

Page 23: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

23

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

moeder, de Joodse grootmoeder van haar kinderen. Reini over-

leeft de operatie en Judith besluit dat het de hoogste tijd is zich

in haar familiegeschiedenis te verdiepen. Niet alleen haar moe-

der, ook haar grootvader en zijn zus, Judiths oudtante, die haar

voor haar twaalfde verjaardag het dagboek van Anne Frank gaf

– natuurlijk zonder iets te zeggen over het speciale van dit

cadeau – zijn bronnen die geraadpleegd moeten worden voor

het te laat is.

1997 is ook het jaar dat Judith en haar man Frank intensief bezig

zijn met de adoptie van hun kind uit Guatemala. In het klasje toe-

komstige adoptieouders moeten zij zich, als voorbereiding op

hun speciale ouderschap, leren inleven in de existentiële schok

van een vijfjarig kind dat uit zijn omgeving wordt losgerukt en

nieuwe ouders krijgt. Judith moet zich – ogen dicht – voorstellen

dat ze een klein meisje is. Dat er mensen op haar afkomen die er

vreemd uitzien en vreemd ruiken; die contact met haar maken

op een ongewone manier. Ze begrijpt ze niet en zij begrijpen haar

niet. Niemand beschermt haar tegen die nieuwe mensen; ze moet

mee. Na dit gedachte-experiment is Judith totaal ontdaan.

In haar familieonderzoek komt ze er achter dat haar moeder en

ook haar grootvader vijf jaar waren toen zij hun moeder kwijt-

raakten. Dat ze soms lange tijd bij familie woonden, voordat ze

naar hun gezin mochten terugkeren. Dat in beide gevallen een

zusje voor jaren bij grootouders werd gestald. Ze leert dat haar

grootvader gedwongen werd een voor hem vreemde vrouw

mama te noemen en dat hij hetzelfde had gedaan bij zíjn kinde-

ren. Ze merkt hoe de oorspronkelijke moeders in de familie Elker -

bout niet herinnerd mochten worden. Dat het verdriet te groot

was om het te durven voelen.

Hier raken twee processen in het leven van de schrijfster elkaar:

kennismaken met en inleven in haar toekomstige kind, en ken-

nismaken met haar onbekende oma, waardoor zij zich voor het

eerst kan inleven in de geschiedenis van haar moeder. Ze is er

zich zeer van bewust dat ook haar toekomstige kind een nieuwe

moeder zal hebben, en dat ze met haar besluit om een kind te

adopteren eigenlijk prachtig past in haar familie.

Recht op familiegeschiedenisJudith Uyterlinde brengt in haar boek de verborgen geschiedenis

van haar familie stap voor stap tot leven. De dode moeders, de

in de Tweede Wereldoorlog vermoorde familie, ze beschrijft ze

als karakters en hergeeft ze hun plaats in de familiegeschiedenis.

Liefdevol maar vasthoudend ondervraagt ze haar moeder, haar

tantes, haar grootvader. Het worden prachtige portretten, zowel

van de dode familieleden als van de vertellers.

Op dezelfde manier, stap voor stap, neemt Uyterlinde je mee op

haar weg bij het vestigen van een emotionele band met haar

aanstaande kind dat zo ver van haar verwijderd is. Het adoptie-

proces verloopt angstig grillig. Het eerste kind dat ter adoptie

wordt aangeboden gaat niet door omdat de moeder spijt krijgt;

het volgende wordt ernstig ziek. Ze probeert haar aanstaande

kind te leren kennen door eindeloos te turen naar de foto’s en

filmpjes die ze van haar krijgt en door de sporadische gesprek-

ken over haar met de directrice van het kinderhuis. Het lijkt op

de kennismaking met haar oma. Ook die band moest gevestigd

worden door foto’s van haar te bekijken en door zo veel moge-

lijk over haar te horen. Met dezelfde vasthoudendheid waarmee

Judith Uyterlinde zich in haar familiegeschiedenis vastbijt, verza-

melt ze de piepkleine brokjes familie- en kinderhuisgeschiedenis

van haar Guatemalteekse dochter over de periode vóór haar aan-

komst in hun Hollandse gezin. Ze kent inmiddels het belang

daarvan.

De minutieus beschreven, parallelle processen maken de twee

verhalen die verteld moeten worden buitengewoon spannend.

Dat haar eigen dramatische familiegeschiedenis haar, totaal on -

verwacht, helpt bij het aangaan van die moeizame en emotione-

rende adoptieprocedure, is extra ontroerend.

Judith Uyterlinde, De vrouw die zegt dat ze mijn moeder is.

Een familiegeschiedenis. Uitgeverij Ambo, Amsterdam 2010, 239 blz.,

ISBN 9789026322969, € 19,95

Bep, 1942 Reini met Judith, juni 1962

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 23

Page 24: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

24 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Zicht op hetverleden vanSinti en RomaTreffend herdenkingsboek vervolging

1940-1945

Marjon de Klijn en Max Arian

Op 31 december 2009 beëindigde de Stichting Rechts her -

stel Sinti en Roma (SRSR) haar werkzaamheden voor de

Sinti en Roma in Nederland, die na de Tweede Wereldoorlog gro-

tendeels buiten het rechtsherstel waren gebleven. De werkzaam-

heden worden voorgezet door het Nederlands Instituut Sinti en

Roma in Den Bosch. Deze mijlpaal was voor het bestuur van de

SRSR een goede aanleiding om de achtergronden in boekvorm

vast te leggen. Dat indrukwekkende boek, Zicht op het verleden,

geschreven door Carry van Lakerveld en passend sober vormge-

geven, is er nu. Tegelijk kwam een Nederlandse editie uit van het

indrukwekkende fotoboek van Romani Rose over de nationaal-

socialistische volkerenmoord op Sinti en Roma in Europa. Hieruit

hebben we de illustraties op deze pagina’s geput.

Vóór 1940Het boek van Carry van Lakerveld begint met een beknopt over-

zicht van de geschiedenis vóór 1940. De oorlog komt vooral aan

de orde met treffende persoonlijke documenten, citaten en inter-

views. Er is ook een mooi gedicht van Zoni Weisz, dat we hier-

naast afdrukken. En een nawoord van Raoul Nijst over het werk

van de SRSR van 2000 tot 2009. Er is een speciale CD bijgevoegd

met ontroerende geïmproviseerde muziek van Tata Mirando jr,

piano, en Nello Mirando, viool.

De discriminatie van de Sinti en Roma is helaas nog altijd een feit,

zie de ‘oorlog’ die de Franse president Sarkozy nu tegen de Roma

is begonnen. In Nederland heeft dit een lange voorgeschiedenis.

In Nederland worden deze groepen voor het eerst vermeld in

1420. Opvallend van uiterlijk en kleding, voerden zij titels als her-

tog of graaf. Ze zeiden dat ze pelgrims waren, afkomstig uit

‘Klein-Egypte’ Uit verschillende stukken blijkt dat de ’Heydenen

of Egyptenaren’, goed en gastvrij werden ontvangen. Op grond

van hun pelgrimstatus, kregen zij een geleidebrief. Met deze

brief kon men rekenen op bescherming van wereldlijke of kerke-

lijke overheden.

Maar reeds in de 16e eeuw begon de verdraagzaamheid ten

opzichte van de rondtrekkende groepen te verminderen. Het

werd hun verboden om zich in verschillende gewesten, zoals in

Holland, Friesland en Overijssel, op te houden. In 1726 worden

de Heydenen vogelvrij verklaard en een ieder krijgt de vrijheid

hen van het leven te beroven. Na 1730 is er nauwelijks nog een

’Heyden of Egyptenaar’ in Nederland.

Toch is er in de 19e eeuw weer sprake van groepen Hongaarse

ketellappers, zij maakten deel uit van de Roma en hun gemeen-

schappelijke taal is Romanes. Zeer tegen de zin van de gewes-

ten, die van mening waren, dat de ketellappers een gevaar vorm-

den voor de openbare orde en veiligheid, werd hun verblijf door

de burgemeesters toegestaan, omdat zij volgens de Vreemde -

lingenwet legaal waren.

In de oorlogIn 1940 is er een correspondentie met de Sicherheitsdienst, waar-

in een verordening komt dat alle woonwagenbewoners uit de

kuststreek moeten vertrekken. Een aantal Nederlandse topamb-

tenaren greep de Duitse bezetting aan om het ‘woonwagenpro-

bleem’ en de (als zodanig genoemde) ‘asociale’ bewoners eens

grondig aan te pakken. De Sinti en Roma moesten in de eerste

plaats worden geregistreerd, alle initiatieven hiertoe kwamen

overigens van Nederlandse zijde. In 1943 moesten Sinti en Roma

hun paard en wagen verkopen en kwamen ook zij, na de Joden,

aan de beurt om te worden gedeporteerd en vermoord.

Sommigen wisten door te vluchten en onder te duiken aan

deportatie te ontsnappen. Joseph Petalo, toen een jongetje van

acht jaar vertelt daar over in het boek: ‘Nou en toen kwam de

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 24

Page 25: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

25

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

winter. Oh, oh, oh juffrouw, we zeggen de eerlijke waarheid hé,

dan kwamen de vliegtuigen, die kwamen over en dan zag je alle-

maal Duitsers in de bossen met Duitse tanks en dan hartje ’s win-

ters, koud! Dan zaten wij in de sloot tot aan je middel, ijskoud,

met de kinderen, want we waren bang. M’n vader en moeder

hadden ons op de arm. En dan zo zachtjes aan zijn we uitgehon-

gerd, wat denk je … een harde winter. Als ze ons te pakken had-

den gehad, hadden we direct naar de concentratiekampen

gegaan. We zijn dus gelukkig ondergedoken.’

Een ander wist zichzelf en anderen met flair te redden. Hannes

Weiss hoorde dat er een razzia aan de gang was toen zijn tante

en oom naar de bioscoop waren. Hij trok een lange jas aan,

speldde een NSB-speldje op en ging naar de bioscoop. Met veel

bluf kreeg hij daar zijn tante en oom mee. Hij zelf kon onderdui-

ken en overleefde de oorlog.

Wat na de oorlog restte was de onzekerheid over het lot van

familie en vrienden. Sommigen wachtten jaren op de terugkeer

van familieleden, ouders, man, vrouw of kinderen totdat het niet

meer waarschijnlijk was dat ze nog zouden terugkomen. Het ver-

driet bleef. Het werd onderdeel van het leven, schrijft Carry van

Lakerveld: ‘Troost en steun was er alleen binnen de eigen ge -

meenschap en in de muziek die verdriet en vreugde intenser en

gevoeliger kan vertolken dan woorden ooit kunnen beschrijven.’

Carry van Lakerveld en Raoul Nijst, met foto’s van Rogier Fokke, Zicht

op verleden, Vervolging en deportatie van de Sinti en Roma in

Nederland, Uitgave Stichting Afwikkeling RSR, Den Bosch, 2010, 47 blz.

+ cd, ISBN 978-90- 815526, € 15,95 (het boek is te koop bij het

Nationaal Monument Kamp Westerbork en bij het Nederlands Instituut

Sinti en Roma (NISR), Schilderstraat 17, 5211 NB ’s-Hertogenbosch,

[email protected])

Romani Rose, De Nationaalsocialistische volkenmoord op Sinti en Roma,

Uitgeverij Verbum (Laren, NH) / Stichting Afwikkeling RSR, Den Bosch,

2010, 320 blz., ISBN 978-90- 74274-47-0, € 29,50

Het perron

Einsteigen, schnell, schnell, de trein op het perronWesterbork, waar hun laatste reis begon.M’n zusjes blauwe jas voor het rooster van die beesten-

wagendat beeld, nog steeds niet te verdragen.

Ik zie m’n moeder, haar mooie haar, ooit glansde het in de zon

O, die trein op het perron.Van d’r haar beroofd, onteerd door de nazi handvoor altijd op mijn netvlies gebrand.

Daar is mijn vader, radeloos, hij roept, we zien elkaarwaarom, waarom, na vijftig jaarweet ik nog het antwoord niet.Wanhoop, vertwijfeling, intens verdriet.

Langzaam zet de trein zich in beweging,Wanhoop, angst, verdriet gaat door me heen.Bewakers schreeuwen, laarzen stampen,ik ben alleen.

Op dat perron verloor ik alles wat me dierbaar was,alles, ook mijn zusjes blauwe jas.Ik heb gebeden, geschreeuwd, ik wil bij jullie zijn,samen, samen sterven, voelen dezelfde pijn.

Na vijftig jaar, mijn kinderen zijn nu groot, is de pijnniet minder,

overwinnen zij hun dood?

Zoni Weisz, 1995

Johannes en Jacoba Weisz werden op de vroege ochtend van16 mei 1944 in hun huis in Zutphen opgepakt. Samen methun drie kinderen werden ze naar Kamp Westerbork overge-bracht en vervolgens naar Auschwitz gedeporteerd. In denacht van 2 op 3 augustus vonden ze allen behalve de vader,die later in het concentratiekamp Mittelbau-Dora omkwam,de verstikkingsdood in de gaskamer. Alleen hun vierde kindJohan (Zoni), die op de dag van de aanhouding toevallig bijeen tante op bezoek was, ontkwam aan deportatie en wistzich tot de bevrijding schuil te houden.(Afbeeldingen afkomstig uit het boek van Romani Rose).

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 25

Page 26: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

26 Cultureel Boekbespreking

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Recent verschenenMarjon de Klijn

Kamp VughtDe vier vrienden, Simon, Peter, Lex en Roos vertoeven veel in

elkaars gezelschap. Zo ook op de dag dat zij een hut aan het bou-

wen zijn en Lex vertelt dat volgens zijn vader de oorlog spoedig

zal uitbreken. Roos en haar broer Simon de Vries hebben alleen

een Joodse vader, maar er wordt toch een inval bij de familie

gedaan. Lex’ ouders zijn lid van de NSB en Simon verdenkt Lex’

vader ervan dat hij degene was, die hen aangegeven heeft. Lex,

die heimelijk verliefd is op zijn Joodse klasgenootje Roos, weet

dat dit niet waar is. Hij kon echter zijn vader niet tegenhouden

van deelname aan de inval. Wel komt hij tegen zijn ouders in op -

stand, maar helaas kan hij Roos niet helpen. Terwijl Roos’ broer

kan onderduiken en daardoor de oorlog heeft kunnen overleven,

moet Roos naar Kamp Vught. Vandaar uit houdt zij een dagboek

bij en verstuurt zij brieven naar Lex . In haar laatste brief staat dat

het kamp te vol is en dat de kinderen weggevoerd zullen wor-

den.

Theo Engelen, Oorlog in de klas. Uitgeverij Leopold bv, Amsterdam

2009, (170 blz.) ISBN 978 90 25 8 5540, € 14,95

moeder is vermoord en aan Sobibor, waar zijn vader werd omge-

bracht. Paul Hellman (1935), heeft zelf tijdens de oorlog onder-

gedoken gezeten bij Mevrouw (de dochter van Anthony Kröller

en Helene Kröller-Müller). Zijn onderduiktijd verbindt hij met zijn

daarna ontluikende liefde voor films. Vooral de grote sterren van

Hollywood, zoals onder meer Doris Day en Lauren Bacall oefe-

nen een grote aantrekkingskracht uit op Paul. Na de oorlog

woonde Hellmann, samen met zijn moeder, bij Marten en Phiny

Toonder. Volgens Paul is de ondergang van zijn vader en zijn

grootmoeder pas in volle omvang tot hem doorgedrongen in de

jaren zeventig. Als hij daarna een bezoek brengt aan Westerbork,

krijgen de oorlogsjaren toch meer betekenis. Voor Mevrouw vraagt

Hellmann in 1985 een Yad Vashem onderscheiding aan en sinds-

dien leek het alsof ‘de oorlog’ een grotere rol in zijn leven speelde.

In 1992 gaat hij naar het congres Het Ondergedoken Kind.

Paul Hellmann, Mijn grote verwachtingen. Herinneringen.

Uitgeverij Augustus, Amsterdam 2009, (280 blz.)

ISBN 9789045703190, € 22,50

Naïviteit en twijfels Geen instantie heeft na de oorlog zo onder vuur gelegen vanwe-

ge haar functioneren tijdens de Duitse bezetting als de Joodse

Raad. Na lang aarzelen dicteerde de voorzitter David Cohen in

1956 zijn herinneringen. Dit boek geeft inzicht in de betekenis

van De Joodse Raad en van Cohens intenties en twijfels. Ook in

de pijnlijke worsteling van de Joden in Nederland, de uiteindelij-

ke deportatie, Cohens eigen vertrek naar Westerbork en daarna

Theresiënstadt. Was er sprake van collaboratie of zoals hij het

zelf noemde ‘om erger te voorkomen’? Volgens Erik Somers, had

het vernietigingsproces niet verhinderd kunnen worden, met of

zonder Joodse Raad. Je kunt vooral kritiek hebben op de mate

van medewerking door de Raad. Vergeleken met andere landen

was er, dankzij de Raad, een geoliede deportatiemachine. Cohen

verkeerde ook in een groot isolement. Hij werd noch door de

Nederlandse overheid, noch door het verzet gesteund. Zijn naam

werd een symbool voor de tekortkomingen van de Joodse Raad,

lafheid, collaboratie met de Duitse bezetter en zelfs indirecte

medewerking aan de selecties voor de gaskamers. De Raad ging

zo ver de onderduik te ontraden. Van tegenwerking van de

bezetter was geen sprake. Cohen was tot aan zijn dood over-

tuigd van het feit dat hij juist had gehandeld. Vanwege zijn gemis

aan moed om risico’s te nemen, beet hij zich vast in rekken en

redden. Cohen bleef tot aan het bittere einde tegemoet komen

aan degenen die de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen

moest leiden, zoals Willy Lages en Aus der Fünten. Wat wist

Cohen eigenlijk? Hechtte hij werkelijk waarde aan de fabel van

werken in het Oosten, terwijl bejaarden en kinderen in vee -

wagens werden weggevoerd?

Erik Somers, Voorzitter van de Joodse Raad, De herinneringen van

David Cohen (1941-1943). Uitgeversmaatschappij Walburg Pers,

Zutphen 2010, (224 blz.) ISBN 978 90 5730 536 8, € 24,95

Film Kort na zijn pensionering, in 1995, opent Paul Hellmann een kof-

fer. In deze koffer bevinden zich brieven, documenten, albums

en losse foto’s van zijn vaders familie. Hij doorbreekt het zwijgen

dat in 2005 leidt tot een bezoek aan Auschwitz, waar zijn groot-

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 26

Page 27: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

27

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Geluk ‘Ik heb altijd zo’n geluk gehad! Ik had een engeltje op mijn

schouder, dat kan niet anders.’ Selma Wijnberg zegt het om de

tien minuten. Haar man Chaim Engel, die ze in Sobibor heeft ont-

moet, is in 2003 overleden en sindsdien woont ze alleen in

Connecticut (USA). Selma is een van de weinigen die samen met

Chaim, Sobibor overleefde. Selma Weinberg werd in 1922 gebo-

ren en haar ouders hadden een kosher hotel in Zwolle. In 1942

moet ze onderduiken in Utrecht. Ze gaat bij een familie op

bezoek en wordt daar gepakt. In 1943 komt ze na Kamp Vught

en Westerbork in Sobibor terecht. Na drie dagen en nachten in

de trein werden ze door Joodse mensen uit de trein geholpen.

Negen meisjes moesten aan de kant gaan staan, de rest ging naar

de gaskamers. Selma moest helpen met het sorteren van kleding.

Er werd constant werk gezocht en elke minuut leefde je in angst.

De Joden werden Arbeitsjuden of Arbeitshäftlinge genoemd en

konden om de geringste redenen worden neergeschoten. Selma

krijgt tyfus en had eigenlijk omgebracht moeten worden, omdat

men niets met zieke Joden aankon. Ze kon zich met behulp van

vriendinnen en Chaim onzichtbaar maken. Dan is er een geheim

plan om in opstand te komen. Hierbij was Chaim Engel betrok-

ken. De meesten hebben die opstand niet overleefd, maar Chaim

en Selma hebben geluk. Ze kunnen wegkomen en een schuil-

plaats vinden. Tijdens hun verblijf in de schuilplaats houdt Selma

een dagboek bij. Dan wordt ze zwanger, helaas heeft dat kindje

niet lang geleefd, het sterft op de boot naar Nederland. In

Nederland waren Chaim en Selma niet welkom, ze waren zelfs

ongewenste vreemdelingen. Maar Polen nam ze niet op, dus

moet Nederland ze houden. Ze houden het niet uit in Nederland

en in 1955 emigreren ze naar Israel. Chaim voelt zich daar ook

niet thuis en in 1957 vertrekken ze naar Amerika. Toch prijst

Selma zich gelukkig, er gaat boven haar niets boven het leven.

Ad van Liempt, Selma, de vrouw die Sobibor overleefde.

Uitgeverij Verbum (Verbum Holocaust Bibliotheek), Laren (NH) 2010,

(160 blz., inclusief DVD) ISBN 9 789047 274425, € 16,95

Berichten Bennie Vlaskamp is als filatelist altijd op zoek naar brieven en

postzegels. In 1994 vond hij, op een vlooienmarkt in Warschau,

twee brieven uit concentratiekamp Dachau. Thema’s die Bennie

al lang bezighouden zijn de oorlog en de Jodenvervolging.

Vandaar dat de twee brieven voor hem de aanleiding vormden

om op markten, beurzen en veilingen gericht te gaan zoeken

naar filatelistisch materiaal dat betrekking heeft op de oorlog en

de Jodenvervolging en naar poststukken die uit nazi-kampen en

Joodse getto’s verstuurd zijn. Ruim tien jaar na de eerste vondst

had Bennie zoveel materiaal verzameld, dat hij er een tentoon-

stelling van wilde maken. Vanuit de Stichting Sobibor kreeg hij

steun voor zijn idee en samen met een medewerker van de stich-

ting, Arie van Dalen, is hij research gaan doen om de poststuk-

ken van achtergrondinformatie te voorzien.

Dit boek belicht aan de hand van authentieke brieven, kaarten

en postzegels zoveel mogelijk, zij het op beknopte wijze, de nazi-

propaganda, de gebeurtenissen in Joodse getto’s en de geschie-

denis van een aantal van de vele concentratie- en vernietigings-

kampen. Zo was het aan de Joden aanvankelijk in het geheel niet

toegestaan post te ontvangen of te versturen. De deportaties

vonden plaats onder het mom dat men naar werkkampen ging.

Vaak spraken de achterblijvers hun bezorgdheid uit omdat ze

geen post ontvingen. Dan ontstaat de nazi-misleiding met

behulp van post. De Joden werden gedwongen te schrijven dat

ze zich in werkkampen bevonden en dat het hun goed ging. De

post werd in een bulk verzameld en naar Berlijn gestuurd. De

Joodse Raad zorgde voor verdere postbezorging.

Bennie Vlaskamp, met medewerking van Mirjam Huffener en

Arie van Dalen, Post uit vergetelheid, brieven en kaarten uit getto’s

en nazi- kampen. Compaan Uitgevers, Maassluis 2010, (144 blz.)

ISBN 978490 374082, € 19,90

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 27

Page 28: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

28 Actueel

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Een omarming van namen in BronbeekElly Touwen-Bouwsma

Namenwand te realiseren, geheel op eigen kracht. De Namen -

wand is nog niet af. Er staan nu 3800 namen op, maar er zullen

er nog meer worden bijgeschreven. De muur zal als een warme

deken om het monument verrijzen, aldus Judith Marijke Dal -

meijer in haar getuigenverhaal: ‘Erkenning en herkenning zijn

heel belangrijk’.

Generaal b.d. G.L.J. Huyser sprak op 25 augustus de overden-

king uit. Een meer betrokken persoon had de organisator van

deze dag niet kunnen vragen. Huyser, die naar een jongenskamp

moest in 1944, heeft zijn moeder niet meer levend terug gezien.

‘Eindelijk!’, zo begon Huyser zijn toespraak. ‘Eindelijk zijn de namen

van degenen die we herdenken bij ons. Naast ons. Vlak bij ons.

Hun namen zullen worden gelezen en genoemd door hun dier-

baren. En zolang dat gebeurt, zijn ze niet dood, maar nog steeds

onder ons. Een gevoel van blijdschap en trots overvalt me. Trots

omdat u, wij het zijn geweest, die voor deze muur hebben ge -

zorgd. Vijfenzestig jaar na de Japanse capitulatie is – bijvoorbeeld –

de moeder van mijn vrouw en mijn moeder tussen ons, vlak bij

ons. Vijfenzestig jaar, voor sommigen meer dan vijfenzestig jaar

geleden stierven zij door tropische ziekten, gebrek aan mede -

dogen en door te weinig en verkeerd, eenzijdig voedsel’.

De Namenwand was nog niet af op 25 augustus en omarmde

het monument daarom nog niet. De provisorische Namenwand

stond terzijde van het Vrouwenmonument, maar wel duidelijk

zichtbaar. Alle panelen waren afgedekt met sarongs met daar-

overheen een lint. De panelen werden stuk voor stuk onthuld

door nabestaanden. Huyser en Mgr. R.Ph. Bär onthulden de eer-

ste namen. Het was ontroerend te zien hoe na het defilé de men-

sen op zoek gingen naar die ene naam of naar die twee of drie

namen die nu aan de vergetelheid waren ontrukt. Ze waren nu

zo tastbaar aanwezig. Je kon hun naam lezen en voelen. Alsof ze

thuisgekomen waren, hier in het park in Bronbeek. Het was alsof

iets van de machteloosheid die de mensen altijd hadden gevoeld

van hen afviel. ‘Zij zijn onze stille kracht, voor oneindig veel

generaties lang’, zo eindigde Huyser zijn toespraak. ‘Steek een

kaarsje aan. Leg een bloemetje neer. Noem haar naam. Zij zijn er,

tussen ons, vlak bij ons’.

Op woensdag 25 augustus 2010 organiseerde de Stichting

Japanse Vrouwenkampen haar jaarlijkse herdenkingsreü-

nie. Het was dit jaar 65 jaar geleden dat Japan capituleerde. De

herdenkingsreünie is niet alleen bedoeld voor vrouwen en kinde-

ren die geleden hebben onder de Japanse bezetting van Neder -

landsch-Indië, maar ook voor hun nabestaanden, vrienden en

kennissen. Na de ontvangst in de grote tent in de tuin van Bron -

beek vond om 12.00 uur de herdenkingsplechtigheid plaats bij

het Vrouwenmonument. In dit lustrumjaar vond tijdens de plech-

tigheid de onthulling van de Namenwand plaats. Op deze

Namen wand worden de namen van de overleden vrouwen, kin-

deren en mannen vermeld die tussen 1 januari 1942 en 31 de -

cem ber 1945 door de gevolgen van de internering in Japanse

burgerkampen in het bezette Nederlandsch-Indië zijn overleden.

Judith Marijke Dalmeyer, voorzitter van de Stichting Japanse

Vrouwenkampen, is de grote initiatiefneemster achter de Namen -

wand. In 2006 heeft ze een werkgroep gevormd om de Namen -

wand te realiseren. Dat viel niet mee. Het ministerie van VWS

voelde er niets voor de Namenwand te financieren. Daarom

besloot ze om bij de familieleden van overledenen en andere

betrokkenen geld in te zamelen. Zo werd het mogelijk om de

‘Steek een kaarsje aan.

Leg een bloemetje neer.

Noem haar naam. Zij zijn er,

tussen ons, vlak bij ons’.

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 28

Page 29: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

29

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

De Namenwand,

een tastbare

herinnering

Het initiatief van het Nederlands Auschwitz Comité tot het

realiseren van een Namenwand in Nederland neemt steeds

concretere vormen aan. Op de namenwand zullen de namen

komen van alle 110.000 slachtoffers, die vanuit Nederland tij-

dens de Tweede Wereldoorlog in nazi concentratiekampen zijn

vermoord en zonder graf zijn gebleven. De slachtoffers kwamen

in de kampen terecht vanuit verschillende achtergrond: recht-

streeks door de massale vervolging van Joden en van Sinti en

Roma, uit het verzet en vanwege een politieke overtuiging.

Nog steeds komen er dagelijks nieuwe steunbetuigingen bij ons

binnen. Die overweldigende hoeveelheid heeft onze overtuiging

versterkt dat er grote behoefte bestaat aan een tastbaar monu-

ment. Wij zijn heel blij met het Digitaal Monument Joodse

Gemeenschap waar men een naam individueel kan opzoeken.

Maar daarnaast merken wij steeds meer, dat de mogelijkheid dat

men op een namenwand, zoals wij die beogen, een naam ook kan

aanraken, kan ‘voelen’, net dat extra stukje emotie geeft. Een

naam uit het virtueel monument wordt zo ook tastbaar gemaakt,

wat een diep gevoel geeft. Want iedere naam op de namenwand

is een mens geweest. Een mens met familie, met vrienden en met

een geschiedenis. Een mens die men als het ware weer even ‘aan

kan raken’.

Omdat de namenwand in de openbare ruimte zal komen, zal

voor iedereen de mogelijkheid bestaan om op elk gewenst

moment, 24 uur per dag en 7 dagen in de week, ter plekke een

of meerdere mensen te herdenken. Of dat nu bestaat uit alleen

het lezen van de naam, het neerleggen van een bloemetje, het

aansteken van een kaarsje, het zeggen van een gebed of het

gewoonweg aanwezig zijn, iedereen kan daar gedenken en her-

denken op zijn of haar eigen manier. Zonder belemmeringen

zoals beperkte openingstijden bij een museale opstelling. De

namenwand zal een openbaar monument moeten zijn dat voor

iedereen op elk moment van de dag of de nacht toegankelijk is.

Op 25 augustus 2010 is op landgoed Bronbeek in Arnhem door

de Stichting Japanse Vrouwenkampen een namenwand onthuld

met namen van vrouwen, kinderen en mannen die tijdens de

Tweede Wereldoorlog in Zuidoost Azië in Japanse kampen zijn

omgekomen. De impressie van deze onthulling, die u hiernaast

aantreft, sterkt ons nog meer in ons streven om ook ons doel,

een namenwand met de namen van alle 110.000 slachtoffers

van het nazi regime die nooit een graf hebben gekregen, te ver-

wezenlijken.

Actueel

Namenwand in het Nederlands Paviljoen in Auschwitz (Foto Joost Guntenaar)

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 29

Page 30: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

30

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

Piet Meerburg (1919 – 2010)

Max Arian

Hij was negentig jaar, een van de laatste grote verzetshelden

uit de Tweede Wereldoorlog. Maar ook bedenker van stu-

dentenbioscoop Kriterion, initiatiefnemer van het Filmmuseum,

redder van bioscoop De Uitkijk en het Nieuwe de la Martheater.

Hij was het die de eerste musicals naar Nederland bracht en Seth

Gaaikema vroeg My Fair Lady te vertalen. En tot het allerlaatst

was hij jongensachtig charmant, kritisch en positief tegelijk.

Bijzondere vriendschapHet is zo’n mooi gezicht ze, ergens in 2008, nog één keer samen

te zien. Piet Meerburg is dan 89 jaar, Virrie Oudkerk-Cohen 92

jaar. Meer dan 65 jaar zijn ze al bevriend. Ze kennen elkaar uit

het verzet, van het redden van de Joodse kinderen uit de crèche

tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Virrie was

er directrice van geworden nadat Henriette Pimentel op trans-

port moest. De crèche was een centrum geworden waarvandaan

kinderen konden onderduiken. Ikzelf ben als driejarig jongetje

daarheen gebracht om vandaar naar Limburg te gaan. Piet

Meerburg vormde met Wouter van Zeytveld de leiding van een

van die groepen, de Amsterdamse studentengroep. Jonge meis-

jes, studentes meestal, brachten de kinderen naar Friesland en

Noord-Limburg.

De vriendschap tussen Virrie Cohen en Piet Meerburg was heel

erg gelaagd. Virrie heeft niet alleen de honderden kinderen

gezien die konden worden gered, ook de duizenden die op trans-

port moesten en die voor het overgrote deel in de kampen zijn

vermoord. Zij had met ze mee gewild toen de Jodenvervolging

in Nederland bijna was voltooid en de crèche werd geliquideerd.

Piet Meerburg was het die haar er van overtuigde dat zij moest

onderduiken om later te helpen de kindertjes terug te vinden en

die er voor zorgde dat zij naar Limburg kon komen. Maar er was

nog iets tussen hen. Virrie was ook de dochter van professor

David Cohen, een van de voorzitters van de omstreden Joodse

Raad. Er is bij mijn weten niemand die zich zo kritisch over Cohen

heeft uitgelaten als Piet Meerburg. Volgens hem had Cohen zelfs

gedreigd zijn groep bij de Duitsers aan te geven, als ze een

bepaald kind niet naar de ouders terug zouden brengen. Virrie

had misschien ook haar twijfels over de rol van haar vader tijdens

de oorlog, toch heeft zij hem na de oorlog in het openbaar altijd

verdedigd. Het deed aan de vriendschap niets af. Piet Meerburg

zei, dat ze stilzwijgend hadden afgesproken dat ze het over som-

mige dingen niet zouden hebben.

Joodse kinderenVoor Piet Meerburg was het redden van de Joodse kinderen bijna

iets vanzelfsprekends. Toen hij nog in het begin van de oorlog

rechten studeerde in Amsterdam, zat hij met een Joodse vriend

te praten op een studentensociëteit. Die vriend werd aan de tele-

foon geroepen, hij moest dringend thuis komen. Hij heeft hem

nooit meer teruggezien. Waarschijnlijk is hij bij een van de eerste

razzia’s opgepakt. Daarom aarzelde Piet geen ogenblik toen Jur

Haak, van de Utrechtse studentengroep die Joodse kinderen

redde, hem vroeg een Amsterdamse groep op te zetten. Vooral

via dominees en pastoors werden in Friesland en Limburg

betrouwbare adressen gevonden. Piet Meerburg is verrassend

positief over de rol van de katholieke kerk in Nederland en het

Piet Meerburg en Virrie Oudkerk-Cohen in 2008

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 30

Page 31: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

31

Auschwitz Bulletin 54, nr. 3, september 2010

openbare protest in de kerken tegen de Jodenvervolging. Net

zoals de andere kinderredders besefte hij dat hij zich verre moest

houden van gewapend verzet. Dat zou de kinderen alleen maar

in gevaar kunnen brengen. Hij is zelf de dans maar net ontspron-

gen – door een gebroken schoenveter. Heeft hij altijd Esmée van

Eeghen, de verloofde van zijn vriend Henk Kluver, verdedigd, die

verliefd was geworden op een Duitse officier. Hij was blij toen ze

konden bewijzen dat zij nooit verzetsmensen heeft verraden. Zelf

voelde hij zich heel erg verraden door de gereformeerde verzets-

dame Gesina van der Molen, die nog tijdens de oorlog een wets-

ontwerp fabriceerde dat de Joodse ouders van oorlogspleegkin-

deren de ouderlijke macht ontnam.

Bioscoop en theaterPiet Meerburg was niet iemand om te blijven steken in de

Tweede Wereldoorlog. Hij wilde er tientallen jaren niet over pra-

ten. Met alle energie stortte hij zich steeds op nieuwe plannen.

Hij wilde weer gaan studeren, maar beurzen waren er niet. Hij

hield van films en wilde daar iets mee doen, dus bedacht hij een

bioscoop waar studenten konden werken: Kriterion. Het is nog

altijd een groot succes en Piet was apetrots dat er onlangs nieu-

we vestigingen werden geopend, een zelfs helemaal in Sarajevo.

Tot enige jaren geleden ging hij samen met zijn zoon de nieuwe

films bekijken voor de programmering van met name filmtheater

de Uitkijk in Amsterdam, waar hij voor de oorlog zijn eerste films

had gezien.

Vanuit de film kwam hij ook in het theater terecht. Hij hield

samen met Paul Kijzer het Nieuwe De La Martheater overeind en

werd daar steun en toeverlaat van Wim Sonneveld en Wim Kan.

Samen met Willy Hofman uit Rotterdam haalde hij de eerste

Amerikaanse musicals naar Nederland en hij was er trots op de

ontdekker van cabaretier Seth Gaaikema als vertaler te zijn.

Tegen de zin van Wim Sonneveld vroeg hij Seth de liedjes van My

Fair Lady te vertalen, wat deze briljant heeft gedaan.

Had Piet Meerburg altijd gelijk? Nee, dat ook niet. Hij kreeg

bonje met Annie M.G. Schmidt toen hij medeproducent was van

haar eerste musical: Heerlijk duurt het langst. Dat liedje, Op een

mooie pinksterdag, en daarin die ene zin, ‘Pappa is een lul.’

Moest dat nou? Wilde zij daar niet alleen maar mee bewijzen dat

zij niet ouderwets was?

Achteraf lag zijn enorm grote talent in het samenwerken met

mensen om creatieve oplossingen te verzinnen voor wat ande-

ren als onoplosbare problemen zagen. Charmant en inspirerend

als hij was, was hij maar voor één ding bang, voor eenzaamheid

en de angstdromen die hem dan soms overvielen. Gelukkig was

het om zijn sterfbed een drukte van belang. Zijn kinderen waren

er, zijn kleinkinderen, zijn vrienden, kennissen, verzorgers en

vooral zijn lieve vriendin Regina.

Dit in memoriam verscheen eerder in het weekblad De Groene

Amsterdammer van 14 april 2010.

De lunch na deHerdenking 2011Verandering van locatie doet lunchen …

Zoals velen van u zullen weten, wordt er ieder jaar na de

Holocaust Memorial Day / Auschwitz Herdenking op de

laatste zondag van januari door het Nederlands Auschwitz

Comité een lunch georganiseerd. Een lunch die meer inhoudt

dan het gezamenlijk nuttigen van wat etenswaren. De lunch

staat voor het samenkomen van iedereen die het Auschwitz

Comité een warm hart toedraagt. Voorheen was het vooral een

reünie van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Later

kwamen daarbij hun kinderen en kleinkinderen, deelnemers aan

onze Polenreizen en vele anderen die de doelstellingen en het

werk van het Auschwitz Comité omarmen. De lunch is een

begrip geworden en wordt door velen, met uiteenlopende ach-

tergronden, bezocht. Wat hen allen bindt is ons Comité.

Tot en met de afgelopen Herdenking in januari 2010 heeft de

lunch traditioneel altijd in de RAI plaatsgevonden. Toch heeft het

Auschwitz Comité besloten om met deze traditie te breken. Wel -

licht dat mensen die de afgelopen lunch hebben bijgewoond

daar enig begrip voor kunnen opbrengen.

Met trots en vertrouwen kunnen wij u dan ook melden dat na

lang zoeken de nieuwe locatie voor de lunch ‘Hotel Casa400

Amsterdam’ zal zijn. Niet alleen de entourage van dit prachtige

spiksplinternieuwe hotel sprak ons meteen aan, ook de ligging,

de bereikbaarheid en de (veelal gratis) parkeermogelijkheden

hebben ons doen besluiten voor deze nieuwe locatie te kiezen.

‘Hotel Casa400 Amsterdam’ ligt vlakbij het Amstelstation en is

dus makkelijk bereikbaar. Op zondag is er veel gelegenheid tot

vrij parkeren in de wijde omgeving en voor het geval dit toch

allemaal vol is, kan men gebruik maken van een parkeergarage.

En het belangrijkste: wij kunnen hier genieten van een ouderwets

goede lunch zoals wij dat in het verleden ook altijd gewend

waren. Het spreekt voor zich dat de gratis bussen, die voor ver-

voer tussen het Wertheimpark en de RAI werden ingezet, nu gra-

tis naar ‘Hotel Casa400 Amsterdam’ zullen rijden.

Kortom: de traditionele lunch van het Nederlands Auschwitz

Comité heeft een nieuw jasje gekregen. Wij zetten onze traditie

voort op een nieuwe locatie, ’Hotel CASA 400 Amsterdam’,

waar van wij weten dat zij aan onze kwaliteitseisen kan voldoen

en waarvan wij ook weten dat onze trouwe lunchgangers, maar

ook de nieuwe, niet teleurgesteld zullen worden. Wij doen dit

onder het motto: verandering van locatie doet lunchen!

Wij hopen dan ook dat wij u allen weer bij onze lunch op zondag

30 januari 2011 zullen mogen verwelkomen.

Nederlands Auschwitz Comité

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 31

Page 32: Auschwitz Bulletin, 2010, nr. 03

A-Bulletin2010nr3vs03:3deProef 27-9-10 14:51 Pagina 32