Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

12
41 ste jaargang, nr. 2, mei 1997. Verschijnt 5 x per jaar Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam A u s c h w i t z Bulletin Nog niet en niet meer In deze herdenkingsdagen en herden- kingen van herdenken doen zich zo- gezegd nieuwe wandaden voor of her- halen zich. Terwijl wij deze regels schrijven, horen wij het carillon van de Westertoren dezelfde melodie spe- len die Anne Frank zo vaak en zo graag hoorde. Hardhandig worden vriend en (ex-)vijand in gedachten een halve eeuw teruggedraaid. Onbekende aan- tallen miljoenen werden, anders dan hun eigenaars, o.a. in Zwitserland in veiligheid gebracht. Her en der in Zuid-Amerika, maar ook op makke- lijker te achterhalen plaatsen. Zo is het historische Parijse Marais, dat vaak in joods bezit was, stilletjes in vreemde, vaak vijandige handen over- gegaan. Dit kwam bij de straffeloosheid niet alleen, maar ook bij de erebanen die uiteenlopende profiteurs in de wacht wisten te sle- pen. Zeker is dat banken en andere finan- ciers, vaak in verre gewesten, de om en nabij miljard gulden van ver- moorde joden nooit uit handen ga- ven. Wij weten alleen dat een deel van het nazi-roofgeld aan de staat is vervallen, maar niet hoe en hoeveel. Men kan alleen professor I. Lipschitz bijvallen: "Het gaat mij om het mo- rele aspect, niet het materiële. Nu wordt een beeld gekweekt van een ge- meenschap van hebzuchtige joden, terwijl het gaat om hebzuchtige niet- joden die het geld en de goederen destijds hebben ingepikt. Het zou fijn zijn als ook van niet-joodse zijde werd erkend dat er fouten zijn gemaakt. Het gaat niet over het geld, maar over de schande dat deze kwestie nog steeds niet is opgehelderd." Intussen duiken er steeds meer gege- vens op over Zwitserse bankarchieven die zich volgens de Wall Street Journal in Rusland bevinden en wel voor miljarden. In Nederland zijn kamer- vragen gesteld over de gang van za- ken betreffende joodse en andere ver- mogens. Terwijl in het huidige Frankrijk het racistische Front National gemeen- tebesturen heeft veroverd, heeft pro- fessor Annie Lacroix-Riz aan het licht gebracht dat het Zyklon-B dat in de gaskamers werd gebruikt ook in Frankrijk werd gefabriceerd. In dat- zelfde Frankrijk is één van de hoog- ste collaborateurs en organisator van de jodenvervolgingen, Maurice Papon, na 15 jaar voorbereiding in staat van beschuldiging gesteld. Hij was na 1945 nog politiechef en mi- nister. Een uitvloeisel van oorlog en sjoa is het ontstaan en de ontwikkeling van super-fundamentalisme in Israël. Zo is het optreden te verklaren van Yigal Amir, die de eindelijk tot onderhan- delen bereide minister-president Rabin doodschoot, de man die juist de weg naar overleg was ingeslagen. Na verkiezingen werd deze weg weer verlaten. Overleg moest wijken voor uitzichtloos extremisme. Van vele kanten wordt een uitbarsting ge- vreesd. De multiculturele samenleving in Nederland wordt op de proef gesteld. Er zijn doden gevallen: het kan zijn dan er racisme in het spel is. Maar er viel ook een dode bij een door onver- laten georganiseerd handgemeen bij Beverwijk, in de aanloop naar enkele voetbalwedstrijden. Velen van ons ouderen denken bij dit particuliere geweld onwillekeurig aan de schrik- beelden van hun jeugd. Er bestaat ra- cisme, maar als Ajax en Feijenoord elkaar in de haren vliegen heeft dat met racisme niets te maken. Uit Turkije zijn zowel Turken als Koerden afkomstig en soms met el- kaar in gevecht. Maar los daarvan hoeven de tragedies van de schilders- wijk en Schiedam niets met elkaar te maken te hebben. Wij weten hoe belangrijk het is, als het kan, na te gaan hoe de vork in de steel zit. Dat is beter dan op elke verdachtmaking, elk vermoeden in te gaan. Wij zijn nog niet toe aan een rimpelloze toekomst, maar ook niet meer aan de zwartste krachten over- geleverd. Eva Tas

description

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam Een uitvloeisel van oorlog en sjoa is het ontstaan en de ontwikkeling van super-fundamentalisme in Israël. Zo is het optreden te verklaren van Yigal Amir, die de eindelijk tot onderhan- delen bereide minister-president Rabin doodschoot, de man die juist de weg naar overleg was ingeslagen. Eva Tas 41 ste jaargang, nr. 2, mei 1997. Verschijnt 5 x per jaar

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

41 ste jaargang, nr. 2 , mei 1997. Verschijnt 5 x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n Nog niet en niet meer In deze herdenkingsdagen en herden­kingen van herdenken doen zich zo­gezegd nieuwe wandaden voor of her­halen zich. Terwijl wij deze regels schrijven, horen wij het carillon van de Westertoren dezelfde melodie spe­len die Anne Frank zo vaak en zo graag hoorde. Hardhandig worden vriend en (ex-)vijand in gedachten een halve eeuw teruggedraaid. Onbekende aan­tallen miljoenen werden, anders dan hun eigenaars, o.a. in Zwitserland in veiligheid gebracht. Her en der in Zuid-Amerika, maar ook op makke­lijker te achterhalen plaatsen. Zo is het historische Parijse Marais, dat vaak in joods bezit was, stilletjes in vreemde, vaak vijandige handen over­gegaan. Dit kwam bij de straffeloosheid niet alleen, maar ook bij de erebanen die uiteenlopende profiteurs in de wacht wisten te sle­pen. Zeker is dat banken en andere finan­ciers, vaak in verre gewesten, de om en nabij miljard gulden van ver­moorde joden nooit uit handen ga­ven. Wij weten alleen dat een deel van het nazi-roofgeld aan de staat is vervallen, maar niet hoe en hoeveel. Men kan alleen professor I. Lipschitz bijvallen: "Het gaat mij om het mo­rele aspect, niet het materiële. Nu wordt een beeld gekweekt van een ge­meenschap van hebzuchtige joden, terwijl het gaat om hebzuchtige niet-joden die het geld en de goederen

destijds hebben ingepikt. Het zou fijn zijn als ook van niet-joodse zijde werd erkend dat er fouten zijn gemaakt. Het gaat niet over het geld, maar over de schande dat deze kwestie nog steeds niet is opgehelderd." Intussen duiken er steeds meer gege­vens op over Zwitserse bankarchieven die zich volgens de Wall Street Journal in Rusland bevinden en wel voor miljarden. In Nederland zijn kamer­vragen gesteld over de gang van za­ken betreffende joodse en andere ver­mogens.

Terwijl in het huidige Frankrijk het racistische Front National gemeen­tebesturen heeft veroverd, heeft pro­fessor Annie Lacroix-Riz aan het licht gebracht dat het Zyklon-B dat in de gaskamers werd gebruikt ook in Frankrijk werd gefabriceerd. In dat­zelfde Frankrijk is één van de hoog­ste collaborateurs en organisator van de jodenvervolgingen, Maurice Papon, na 15 jaar voorbereiding in staat van beschuldiging gesteld. Hij was na 1945 nog politiechef en mi­nister.

Een uitvloeisel van oorlog en sjoa is het ontstaan en de ontwikkeling van super-fundamentalisme in Israël. Zo is het optreden te verklaren van Yigal Amir, die de eindelijk tot onderhan­delen bereide minister-president Rabin doodschoot, de man die juist de weg naar overleg was ingeslagen.

Na verkiezingen werd deze weg weer verlaten. Overleg moest wijken voor uitzichtloos extremisme. Van vele kanten wordt een uitbarsting ge­vreesd.

De multiculturele samenleving in Nederland wordt op de proef gesteld. Er zijn doden gevallen: het kan zijn dan er racisme in het spel is. Maar er viel ook een dode bij een door onver­laten georganiseerd handgemeen bij Beverwijk, in de aanloop naar enkele voetbalwedstrijden. Velen van ons ouderen denken bij dit particuliere geweld onwillekeurig aan de schrik­beelden van hun jeugd. Er bestaat ra­cisme, maar als Ajax en Feijenoord elkaar in de haren vliegen heeft dat met racisme niets te maken.

Uit Turkije zijn zowel Turken als Koerden afkomstig en soms met el­kaar in gevecht. Maar los daarvan hoeven de tragedies van de schilders­wijk en Schiedam niets met elkaar te maken te hebben. Wij weten hoe belangrijk het is, als het kan, na te gaan hoe de vork in de steel zit. Dat is beter dan op elke verdachtmaking, elk vermoeden in te gaan. Wij zijn nog niet toe aan een rimpelloze toekomst, maar ook niet meer aan de zwartste krachten over­geleverd.

Eva Tas

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Nederlands Auschwitz Comité

Ere-voorzitter: Annetje Fels-Kupferschmidt

Plu voorzitter: Jacques Grishaver

Secretariaat: Herbert Sarfatij Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88

Penn ingmeester: J.M.Waterman Wulp 30 1111 WJ Diemen tel/fax 020-699 65 62

Bankrekening: ABN/AMRO: 400.175.088 Postbank: 29.30.87 en 48.755.00

Het doel van de Stichting Nederlands

Auschwitz Comité is: * het realiseren van de zinspreuk

"Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van

fascisme, racisme en anti­semitisme;

* het bevorderen van het welzij n van de in de tweede wereldoorlog ver volgden en hun nabestaanden;

* het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt, alles in de ruimste zin

COLOFON:

Hoofdredactie: drs. Eva Tas

Redactie: Clairy Polak Teresien da Silva

Medewerkers: Marja Vuijsje

Redactieadres en abonnementenadministratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel: 020-699 06 58 fax: 020-600 34 55

Open Brief Naar aanleiding van het bericht dat een onbekend aantal Nederlanders, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst van de Duitse SS gewond is ge­raakt, een Duits slachtofTerpensioen krijgt, schreef het Nederlands Auschwitz Comité op 24 februari 1997 een open brief aan de Ambassadeur van Duits­land in Nederland. Een kopie van de brief werd onder meer gestuurd naar premier Kok en de pers.

Geachte heer von Puttkamer,

Met verbijstering en verontwaardi­ging heeft het Nederlands Auschwitz Comité kennis genomen van het feit dat de Duitse overheid invaliditeits­pensioenen uitkeert aan voormalige leden van de SS, onder wie ook oud-SS'ers uit Nederland. Het was met name de SS die onder Hitiers nationaal-socialisme een aan­zienlijk aandeel had in de uitvoering van de grootste misdaad uit de ge­schiedenis: de systematische massa­moord op joden, zigeuners, homosexuelen en geestelijk gehandi­capten, miljoenen onschuldige men­sen. De SS is bij de processen in Neurenberg dan ook tot een misda­dige organisatie verklaard.

Voor de overlevenden van de kam­pen en de familie van de vervolgden, die nog dagelijks de gevolgen hier­van ondervinden, is het niet alleen onverklaarbaar maar ook onverteer­baar dat daders van deze misdaden tegen de menselijkheid van de Duitse overheid een financiële tegemoetko­ming ontvangen. Het is onnodig u te vertellen welke diepe emoties dit oproept.

Het Nederlands Auschwitz Comité richt zich namens de slachtoffers in Auschwitz, de overlevenden van het kamp en hun familieleden tot u als vertegenwoordiger van de Duitse overheid in Nederland. In navolging van de Stichting Samenwerkend Ver­zet en de gezamenlijke joodse orga­nisaties in dit land verzoeken wij u er bij uw regering op aan te dringen maatregelen te nemen om aan deze verfoeilijke praktijk een einde te ma­

ken. Wij zullen ons hierover ook tot de Nederlandse regering wenden.

Met de meeste hoogachting, namens het Nederlands Auschwitz Comité,

H. Sarfatij, secretaris

De heer von Puttkamer schreef drie dagen later terug zeer veel begrip te hebben voor de verontwaardiging, zoals verwoord in de brief. Volgens zijn informatie zou het gaan om 381 mensen onder wie ook een aantal bur­gers die gewond raakten tijdens bom­bardementen. En voorts zou ongeveer 90 procent van deze pensioentrekkers weliswaar in Nederland wonen, maar de Duitse nationaliteit hebben. Verder maakt de ambassadeur mel­ding van een onderhoud met een aan­tal vertegenwoordigers van belang­rijke joodse organisaties, waarin zij aandrongen op diepgaand onderzoek naar de achtergronden van deze 381 mensen, alsmede een onderzoek naar de mogelijkheid om diegenen, die deel hebben genomen aan oorlogs­misdaden, van verdere pensioen­uitkeringen uit te sluiten. De ambas­sadeur ondersteunt dit verzoek en heeft het inmiddels overgebracht aan zijn regering. Duitsland onderzoekt op dit moment de mogelijkheden. De ambassadeur zal ons van de vorde­ringen daarbij op de hoogte houden en spreekt de hoop uit dat er een be­vredigende oplossing gevonden zal worden.

( C R )

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Het Auschwitz Comité voelde als familie Drie jaar na haar aantreden als voor­zitter nam Anita Löwenhardt af­scheid van het Nederlands Auschwitz Comité. Hoewel zij het werk van het comité nog altijd van immense waarde vindt, nam zij na lang dubben de beslissing zich de komende jaren te gaan inzetten voor de oorlogsslachtoffers van vandaag. 'Toen ik eind vorig jaar in het co­mité vertelde dat ik ermee wilde stop­pen, kwam dat voor iedereen als een donderslag bij heldere hemel. Maar bij mij is er een heel lang proces voorafgegaan aan de uiteindelijke be­slissing mij niet meer zo direct bezig te houden met de Tweede Wereldoor­log. In oktober 1994 ben ik voor het laatst zelf meegeweest met de twee­jaarlijkse reis die het Nederlands Auschwitz Comité naar Polen orga­niseert en waarbij onder meer Auschwitz, Birkenau en Sobibor wor­den bezocht. Ik denk dat mijn twij­fels over de vraag of ik wel door moest gaan met mijn voorzitterschap toen zo'n beetje zijn begonnen. Daarna gebeurde een aantal dingen die die twijfels deden toenemen. Wat mij nu als eerste te binnen schier, is een in­terview dat ik op tv zag met een oud­aanklager van de Neurenberger pro­cessen. Hem werd gevraagd naar zijn mening over de tribunalen die waren opgezet om de oorlogsmisdadigers die in Joegoslavië en Ruanda hebben huisgehouden te berechten. Hij zei: "Hoezo nooit meer Auschwitz? Auschwitz gebeurt nog elke dag." In een flits dacht ik toen: misschien wil ik me wel meer bezighouden met de oorlogsslachtoffers van vandaag. Na­tuurlijk kun je de gebeurtenissen in ex-Joegoslavië en Ruanda niet verge­lijken met de geplande en fabrieks­matige vernietiging van joden in kampen als Auschwitz, maar dat neemt niet weg dat er ook nu vrese­lijke dingen gebeuren. Het volgende dat mij hierover aan het denken zette, was ook weer een tv-intervicw. Met de acteur Tom

Hofman, die een tv-avond mocht vullen in VPRO's Zomergasten. Hij vertelde over Warchild, een interna­tionale organisatie die zich inzet voor kinderen uit oorlogsgebieden. Daar­van was ik zeer onder de indruk. Ik dacht: als wij nu niks voor die kinderen doen, zijn ze straks net zo getraumatiseerd als de joodse

op zichzelf respectabele overweging dat de oorlogskinderen van vandaag vaak aan hun lot worden overgela­ten. 'Dat ik er zo over ben gaan na­denken heeft onder meer te maken met het feit dat ik enige jaren gele­den in therapie ben gegaan. Bij een psychiater die veel ervaring heeft met de eerste en tweede generatie

Anita Löwenhardt

kinderen die de Tweede Wereldoor­log hebben overleefd. Kinderen uit Bosnië, Somalië en Ruanda hebben nü hulp nodig en die hulp wordt nog maar mondjesmaat geboden.' Uiteraard was er ook al hedendaags oorlogsleed toen zij zo'n acht jaar ge­leden actief werd in het Auschwitz Comité, zegt Anita Löwenhardt. Waarom juist nu het besluit is geval­len haar activiteiten te verleggen, heeft dan ook meer redenen dan de

(foto: Han Singels)

vervolgingsslachtoffers. Niet dat mijn psychiater mij ertoe heeft aangezet een punt te zetten achter mijn voor­zitterschap van het comité, ik heb het hem pas verteld toen ik die beslissing voor mezelf al had genomen. Maar door die therapie ben ik mij wel gaan afvragen waarom ik mij zo'n beetje mijn hele leven heb beziggehouden met de Tweede Wereldoorlog, een oorlog die ikzelf niet heb meege­maakt. Was dat omdat ikzelf vond dat

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

zoiets nooit meer mag gebeuren? Of omdat ik indirect bezig was mijn ouders te beschermen? Nou is daar op zichzelf niets op tegen, maar op een gegeven moment moet je mis­schien ook eens leren je eigen leven te gaan leiden.

Over mijn twijfels of ik wel moest doorgaan met het comité heb ik met niemand gesproken. Degenen met wie ik erover had kunnen praten, waren de mensen van het comité zelf, want daar zitten wat deze zaken be­treft mijn zielsverwanten. Dit was echter een beslissing die ik alleen moest nemen. Emotioneel heb ik het werk voor het Auschwitz Comité heel erg zwaar ge­vonden. Eén van de redenen om des­tijds actief te worden in het comité was het feit dat mijn ouders mij niet veel hebben willen vertellen over hun oorlogservaringen. Ik had een enorme behoefte van overlevenden zelf te horen wat er allemaal was gebeurd. In het begin heb ik de verhalen van Jacques Furth, Annetje Fels en andere oprichters van het comité letterlijk ingedronken. Maar de laatste jaren valt het mij steeds zwaarder voortdu­rend geconfronteerd te worden met de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Ik heb nu duizend verhalen gehoord, zowel in mijn werk als journalist bij Trouw als in het co­mité. Als voorzitter, en daarvoor als vice-voorzitter kreeg ik heel vaak mensen aan de telefoon die een luis­terend oor zochten voor wat ze alle­maal hadden meegemaakt. Op een gegeven moment kon ik er gewoon niet meer tegen. Diegenen die de oorlog zelf overleefd hebben zijn heel sterk, van schok-beton zeg ik altijd. Zij zijn overeind gebleven omdat ze een enorme drijf­veer hadden, namelijk om de wereld te vertellen wat er allemaal is gebeurd en ervoor te zorgen dat het nooit weer zou gebeuren. Een essentieel verschil tussen de eerste en de tweede genera­tie is dat wij die drijfveer godzijdank nooit nodig hebben gehad om te overleven. Het ontbreken daarvan

heeft bij mij ertoe geleid dat ik het emotioneel niet meer aankan mij zo intensief met die Tweede Wereldoor­log bezig te houden.' Dat lijkt me een nogal treurige analyse voor de ouderen in het Auschwitz Co­mité. Jij was de eerste na de oorlog ge­boren voorzitter van een 'kamp­organisatie' en voor velen hét voorbeeld van een lid van de tweede generatie dat de fakkel zou overnemen. 'Precies daarom heb ik ook zolang ge­dubd over mijn beslissing ermee te stoppen. Ik begrijp ook dat de teleur­stelling daarover heel groot is bij de mensen van het eerste uur. Maar ik vertel nu mijn eigen verhaal, ik kan niet voor anderen spreken. Gelukkig zijn er ook veel mensen van mijn leef­tijd die het wel kunnen opbrengen zich in te zetten voor organisaties zoals het Auschwitz Comité. Die fak­kel wórdt dus overgenomen, alleen niet meer door mij. Juist bij het comité waren de reacties allerliefst toen ik vertelde dat ik er­mee ophield. Nadat men van de eer­ste schok bekomen was, was er ook veel begrip. Annetje Fels, mijn illus­tere voorgangster als voorzitter van het comité die mij zelf indertijd heeft voorgedragen, was in eerste instantie heel erg geschrokken. Toen ze zich­zelf weer een beetje in de hand had, zei ze dat ze het wel een beetje be­greep en dat het voor haar ook ei­genlijk niet helemaal als een donder­slag bij heldere hemel kwam. Annetje is natuurlijk een uitermate slimme en sterke dame. Zij had allang gemerkt dat mijn motivatie was afgenomen. En toen ze helemaal van de schrik was bekomen, deed ze iets wat zo vrese­lijk bij onze groep past en wat ook zo verschrikkelijk joods is, ze zei: "En nu gaan we met ons tweeën ergens heel erg lekker eten." Dat hebben we diezelfde avond ook gedaan.

Het comité is ongelooflijk belangrijk voor mij geweest. Mijn ouders ko­men oorspronkelijk uit Duitsland. Vlak voor de oorlog zijn ze naar Ne­derland gekomen. In Westerbork zijn ze verliefd op elkaar geworden. Mijn

vader heeft daar van 1942 tot het einde van de oorloggezeten. Mijn moeder is met haar familie meege­gaan op transport. Na de oorlog heb­ben mijn ouders elkaar in Nederland weer gevonden en zijn ze getrouwd. Zij kenden hier nauwelijks mensen, ook geen andere joden. Zij hadden niet de behoefte juist met andere jo­den in contact te komen. Ikzelf heb ook nooit de aanvechting gehad mij bij een joodse organisatie aan te sluiten. Omdat ik vond dat je met iedereen moest kunnen verkeren, dat je je niet exclusief moest identifi­ceren met een bepaalde groep. Daar­door is het joodse leven geheel aan mij voorbijgegaan. In het Auschwitz Comité had ik het gevoel dat ik thuiskwam, de mensen die daarin actief waren, voelden aan als familie. Met alles wat daarbij hoort; de warmte, maar ook de kibbelpartijen die nooit uitliepen op échte ruzie. Dat familiegevoel maakte het extra zwaar te besluiten ermee te stoppen, want ik heb daar vrienden voor het leven gemaakt. Ik heb er ook geen seconde spijt van gehad dat ik me indertijd bij het co­mité heb aangesloten. Als ik mijn le­ven zou overdoen, zou ik het weer doen. Dankzij het comité heb ik fan­tastische mensen ontmoet en heb ik ontzettend veel geleerd. De reizen naar Polen zal ik nooit meer verge­ten. In totaal heb ik de voormalige concentratiekampen in Polen vier keer bezocht, drie keer met het co­mité en een keer met de parlements­voorzitters van een groot aantal Eu­ropese landen. De onderlinge verbondenheid die tij­dens zo'n reis ontstaat, is zo indruk­wekkend dat het je altijd bijblijft. Na de laatste keer heb ik echter gezegd dat ik niet meer wilde. Misschien was dat het eerste teken dat ik eraan toe was iets anders te gaan doen. Met al mijn activiteiten die met de Tweede Wereldoorlog te maken had-den, ben ik gestopt. Met het Auschwitz Comité, en ook met het 4/5-Mei Comité. Dat wil niet zeg­gen dat ik helemaal niets meer met

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Anita Löwenhardt spreekt de bezoekers van de reünie in de RAI voor het laatst als voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité toe (foto: Carla van Thijn)

die oorlog te maken willen hebben. En ook niet dat ik het werk van het comité overbodig vind. Het is abso­luut noodzakelijk dat het Auschwitz Comité bestaat, en dat het over vijf­tig jaar nog bestaat. De Auschwitz-herdenkingen die jaarlijks op de laat­ste zondag van januari worden ge­

houden, blijf ik bijwonen. Net zoals de reünie die daarna altijd wordt ge­houden in de RAI. Ik heb ook ge­zegd dat de mensen van het comité mij altijd kunnen bellen als ze me voor wat dan ook nodig hebben. Ge­lukkig is het niet zo dat ik met ruzie ben weggegaan. Ik heb als voorzitter

afscheid genomen omdat ik het werk niet meer aankan. En omdat ik me de komende jaren met andere din­gen wil bezighouden.'

M a r ja Vuijsje

Oproep In de loop van dit jaar wordt in de gemeente Heerhugowaard een woon­wijk gebouwd waarvan de straten namen zullen dragen van vrouwen, die tengevolge van hun verzet in de jaren 1940-1945 werden gearresteerd en zijn omgebracht. Eén van hen was Tilly de Vries, die o.a. behoorde tot de groep van het verzetsblad "De Vrije Katheder". In verband met deze naamgeving wordt naar mogelijke familie van Tilly de

Vries gezocht. Van degenen die haar en/of haar familie gekend hebben zou ik gaarne inlichtingen willen krijgen.

Stien Spier-Pullen Weidemolen 46 1073 TB Heerhugowaard

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

november 1997.

Auschwitzreis.

Ik hoopte daar een antwoord te vinden, waarom mijn leven loopt zoals het liep en ervaarde wat mij verbond met Roon en G'd en al die andere 100 mensen in Treblinka in het donker onder het wonder van de sterren. In Sobibor, waar ik dacht dat ik daar voor eeuwig zou willen blijven. In Majdanek zag ik de omvang van de slechtheid van de mensen In Auschwitz was de angst in de dodencellen nog tastbaar en ik voelde het diepe verdriet van iedereen toen de namen werden opgenoemd. Jidkadal wejitkadasj semee rabaa..., ik brak. In Birkenau ontmoette ik de troosteloosheid en het onontkoombare van het lot, het letterlijke eindpunt van de rails en het leven, ik huilde en ik schaamde mij ervoor. Ik vocht tegen de gedachte dat ik mens ben, dus ook misschien slecht? Het antwoord stond op Schiphol, de kinderen en G'dszijdank wist ik weer dat ik het leven moest omarmen.

M a r i a n n e van den Berg.

BON Wilt u zich gratis abonneren op dit blad of heeft u fami­lie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité? Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Nederlandse Auschwitz Comité, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen,

Naam:

ontvangen zij vijf maal per jaar het blad van het Neder­lands Auschwitz Comité. Aan het abonnement zijn geen kosten verbonden. Wel ontvangen alle abonnees één maal per jaar een acceptgirokaart voor een vrijwillige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van het Nederlands Auschwitz Comité.

Adr

Postcode en woonplaats.

Land:

Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen

(als u dit blad niet wilt beschadigen kunt u de bon ook fotocopiëren of overschrijven)

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Toespraak van burgemeester Patijn bij de Auschwitz herdenking op 26 januari 1997 Dames en heren,

Drie maanden geleden hebben wij met een grote groep, bijeengebracht door het Auschwitz Comité, voorma­lige concentratiekampen bezocht. Uit persoonlijke ervaring kan ik u nu zeggen dat het heel anders is om tot u te spreken nu ik met eigen ogen de plaatsen heb aanschouwd waarvan de naam ons hier bijeen brengt: de con­centratiekampen van Auschwitz.

Ook na meer dan vijftig jaar is de aanblik van die plaatsen, het fysieke contact met de verdoemde grond waarop zich alles heeft afgespeeld, huiveringwekkend. Oh ja, wij had­den als leden van de groep alles gele­zen, wij waren geïnteresseerd, wij hadden met onze familie, met over­levenden erover gepraat, wij wisten waaraan wij begonnen vóór onze reis, maar deze barre werkelijkheid had­den wij niet verwacht. De onmete­lijke kampen, de stille eenzaamheid, de gaskamers, het perron - hoe aan

Burgemeester Patijn en zijn vrouw in Auschwitz Birkenau, nov. 1996 (foto: Carla van Thijn)

geharkt ze er in 1996 ook bij lagen -wij wisten het, maar wij beseften het niet. Wie dit gezien heeft weet dat het ver­haal over Auschwitz en waarom dit heeft kunnen gebeuren blijvend ver­teld moet worden.

Wie ervoor kiest de Auschwitz her­denking bij te wonen, hier in het Amsterdamse Wertheimpark, is zich bewust van een band die bestaat tus­sen het verleden en het heden. Dat verleden wordt gerepresenteerd dooi­de overlevenden. Dat zijn er steeds minder. Maar het aantal mensen dat zich bij de Auschwitz herdenking betrokken voelt, groeit en de leeftijd wordt lager.

Ook in andere landen van Europa zijn er velen die uiting willen geven aan hun betrokkenheid bij de grond­slag van onze herdenking "Nooit meer Auschwitz". Dat is het heden waarmee wij ons gelukkig prijzen. Wie Auschwitz heeft gezien zou elke

hoop op een rechtvaardige toekomst voor de mensheid kunnen laten va­ren. Maar overlevenden hebben steeds gezegd dat één vaste overtui­ging hun kracht heeft gegeven: Auschwitz kon en mocht niet de ul­tieme werkelijkheid zijn. Onze aan­wezigheid hier is er een teken van dat wij de strijd voor een humane en rechtvaardige maatschappij nimmer zullen opgeven.

De schrijver Primo Levi heeft het in zijn getuigenis over Auschwitz, waar­heen hij als Italiaanse jood was gede­porteerd, prachtig omschreven. Ik citeer uit zijn kroniek "Is dit een mens" en daarmee sluit ik af: "Dat wij slaven zijn, beroofd van elk recht, blootgesteld aan elk onrecht, vrijwel zeker voorbestemd om te sterven, maar dat wij één ding over hebben, dat wij met al onze krachten moeten verdedigen omdat het het laatste is: het vermogen om te weigeren dit al­les te accepteren".

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Toespraak van Prof. mr. RH. Kooijmans tijdens de reünie in de Rai op 26 januari 1997 "Wanneer ik zeg: die nacht was ik in de hel, wat druk ik daarmee dan nog voor jullie uit? Ik heb het één keer midden in de nacht hardop tegen mezelf gezegd, het met een zekere nuchterheid constaterend: zo, nu ben ik dus in de hel." Dat schreef Etty Hillesum op 8 au­gustus 1943 aan vrienden naar aan­leiding van een transport uit Westerbork naar de vernieti­gingskampen in Duitsland. Nog geen maand later werd zij zelf op trans­port gesteld en verruilde zij de hel van Westerbork voor de nog veel gruwe­lijker hel van Auschwitz, waar zij twee en een halve maand later omkwam. "Nooit meer Auschwitz" is het thema van de jaarlijkse Auschwitz-herden­king. Maar wat de wereld sinds Auschwitz wel gezien heeft zijn de verschrikkingen van de killing fields van Cambodja, van de kampen in Servisch Bosnië zoals Omarska, van de gruwelen van de genocide in Rwanda. En vorig jaar juli zei ik bij de herdenking van de val van Srebrenica aan het eind van mijn toe­spraak: "Srebrenica, nooit meer!". En alhoewel concrete situaties van mas­sale mensenrechtenschendingen uniek (dat geldt zeker voor Auschwitz) en niet vergelijkbaar zijn, bevinden de slachtoffers ervan zich ieder in hun persoonlijke hel.

Gelijk in waardigheid en rechten

"Nooit meer Auschwitz". Zal onze wereld ooit zonder hel zijn? Toen de Vernichtungslageren de concentratie­kampen van Nazi-Duitsland gesloten werden, zei de gehele wereld­gemeenschap deze woorden "nooit meer Auschwitz" plechtig na. Zij committeerde zich daar drie jaar la­ter toe bij de aanvaarding van de Uni­

versele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die Verklaring begint met een merk­waardige bepaling: "Alle mensen worden vrij en gelijk in waardighe­den en rechten geboren". Alle men­sen; ook de hellehonden van Auschwitz, van Omarska en Srebrenica, van Rwanda. Dat lijkt moeilijk te aanvaarden. Ook Etty Hillesum had het er moeilijk mee. Eerder in de zojuist genoemde brief zegt zij: "Als ik denk aan die gezich­ten van het groengeüniformeerde, gewapende begeleidingspeloton, mijn God die gezichten! Ik heb ze stuk voor stuk bekeken, verdekt opgesteld achter een venster; ik ben nog nooit van iets zo geschrokken als van deze gezichten. Ik ben in de knoei geraakt met het woord, dat het leidmotief van mijn leven is: en God schiep de mens naar Zijn Evenbeeld. Dat woord be­leefde een moeilijke ochtend met mij".

En toch moeten wij aan dat woord, aan dat leidmotief vasthouden, want anders wordt de strijd voor de men­senrechten zinloos. Na de woorden "Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren" gaat artikel 1 van de Universele Verklaring verder: "Zij zijn begiftigd met ver­stand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broe­derschap te gedragen". Dat is de rechtsgrond waarop wij de bedrijvers van mensenrechtenschendingen kun­nen aanspreken en eventueel berech­ten: gij zijt gelijk in waardigheid en rechten, doch ook in verantwoorde­lijkheid geboren. Bij de grootschalige mensenrechten­schendingen van Auschwitz en Omarska, van Treblinka en van Srebrenica, maar evenzeer bij de kleinschalige praktijken van de martelkamers in politieburo's, verloo­

chenen en vermoorden de beulen, maar ook zij die hun daden gedogen en goedkeuren - de schrijftafel­moordenaars- de Schepper naar wiens evenbeeld zij zijn gemaakt, maar die oorsprong verliezen zij niet. En van­wege die gemeenschappelijke oor­sprong kunnen we ze aanspreken en ter verantwoording roepen en moe­ten wij dat ook doen.

Broederschapsplicht

Dat is natuurlijk in de eerste plaats een taak van regeringen en parlemen­ten - en die zijn daar doorgaans lang niet voldoende actief in - maar niet minder een taak van de burger. Dat is de broederschapsplicht ten aanzien van de slachtoffers van men­senrechtenschendingen waarover die tweede zin van artikel 1 van de Uni­versele Verklaring spreekt en die wij allen hebben. Velen zijn zich van die broederschapsplicht bewust. Non-gouvernementele organisaties als Amnesty Internationalzouden anders niet kunnen functioneren. Zij zetten regeringen onder druk, maar behar­tigen ook de zaken van individuele slachtoffers door bijvoorbeeld hun le­den op te roepen tot het voeren van brievenacties. Daar wordt vaak wat lacherig over gedaan, zo in de trant van "Wat heeft dat nu voor effect?" Vaak zal dat effect er inderdaad niet zijn, maar het is gelukkig ook bepaald geen uitzondering dat er wel resul­taat wordt geboekt. Laat ik U een voorbeeld geven. In de tijd dat ik rapporteur was van de VN inzake foltering, kreeg ik veel verzoeken van mensenrechten­organisaties om bij regeringen op te komen voor gedetineerden van wie werd gevreesd dat zij gemarteld zou­den worden. Meestal gaf ik aan dat verzoek gevolg door het zenden van

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

een telegram, maar toen ik een der­gelijk verzoek ontving aan de voora­vond van een bezoek aan een Zuid-Amerikaans land, ten behoeve van een in dat land gedetineerde persoon, besloot ik de zaak persoonlijk aan te kaarten. Toen ik bij de Minister van Staatsveiligheid en Politie binnen­stapte, begroette hij mij met de woor­den: "Moet U nou toch eens kijken! Binnen één maand heb ik over me­neer zo-en-zo honderden brieven ge­kregen van Amnesty-leden uit Ham burg, Amsterdam, Milaan, Londen, Parijs, Milwaukee, en gaat U maar door. Dat is gewoon een samenzwe­ring". Ik antwoordde: "Meneer de minister, als u maar één of een paar brieven had gekregen, had U zich waarschijnlijk niet eens gerealiseerd, dat er een gevangene van die naam bestaat. Door die overvloed van brie­ven kan zijn lot U niet meer ontgaan. Maar nu ik hier toch ben, overhan­dig ik U maar gelijk een brief waarin ik U verzoek om de zaak te onder­zoeken en mij te garanderen dat de betrokkene niet zal worden gefolterd; bovendien zou ik hem graag in de gevangenis bezoeken". Dat laatste

lukte niet, wat voor mij het beste bewijs was, dat hij inderdaad sporen van marteling vertoonde, maar na een maand kreeg ik wel bericht dat de ge­vangene was vrijgelaten. Brievenacties kunnen dus wel degelijk effect heb­ben. Het voldoen aan de broederschapsplicht is niet alleen moreel geboden, het is ook zinvol. Maar heeft het zin in de betekenis van een werkelijke verbetering van de eerbiediging van mensenrechten in de wereld in het algemeen? Is het zojuist gegeven voorbeeld geen illustratie van het feit dat je voor individuele men­sen misschien iets kunt doen, maar dat er structureel niet veel verandert? Dat wij de wereld niet immuun voor mensenrechtenschendingen kunnen maken, dat wij het "Nooit meer Auschwitz" niet met stellige zekerheid kunnen uitspreken, is de laatste ja­ren wel gebleken. Het jaarboek van Amnesty International is nog veront­rustend dik.

Straftribunalen

En toch verandert er structureel het een en ander, zij het met de snelheid

van een slak op een teerton. Op massale mensenrechten­schendingen reageert de wereld niet meer met de volstrekte onverschillig­heid van de dertiger jaren. Tot 1967 schreef de mensenrechtencommissie van de VN aan individuen die zich beklaagden over schendingen van hun elementaire rechten, dat de VN niet bevoegd was zich te bemoeien met de interne aangelegenheden van de lid-staten. Wie mij in 1975 ge­zegd zou hebben dat er in 1985 een Speciale Rapporteur voor Foltering zou worden ingesteld, zou ik niet goed bij het hoofd hebben genoemd. De gruwelen van Bosnië en Rwanda hebben geleid tot de instelling van -toegegeven onvolmaakte - straf­tribunalen en hebben de drang om te komen tot een permanent Inter­nationaal Strafhof versterkt en ver­sneld. En last but not least er zijn minder totalitaire en autoritaire dictaturen, waar mensenrechtenschendingen sys­tematisch en massaal voorkomen, dan tien jaar geleden. Juist vanwege deze aantoonbare, zij het volstrekt onvoldoende, vooruitgang moet de

- 5

< U

<3 <i ,

K 5

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

ketel onder druk blijven staan en die druk moet worden opgevoerd door de burgers, door U en door mij.

Nog een laatste opmerking, die ik met enige schroom maak. In een an­dere brief - van december 1942 - zegt Etty Hillesum na een uitvoerige be­schrijving van het kamp Westerbork te hebben gegeven: "dit is een zeer eenzijdig relaas. Ik zou mij er een voor kunnen stellen, dat meer vervuld was van haat en verbittering en opstandigheid. Maar afwezigheid van haat betekent nog niet afwezigheid van elementair-zedelijke veront­waardiging. Ik weet, dat zij die ha­ten, daar hun gegronde redenen voor hebben. Maar waarom zouden we steeds weer de gemakkelijkste weg moeten kiezen? Ik heb hier zo sterk ervaren, hoe iedere atoom haat, aan deze wereld toegevoegd, haar onherbergzamer maakt dan zij al is." In de bijna acht jaar van mijn VN-

rapporteurschap heb ik met vele slachtoffers van foltering gesproken. Foltering is daarom zo'n afzichtelijke vorm van mensenrechtenschending, omdat het de persoonlijkheid van het slachtoffer - datgene wat hem tot mens maakt - probeert te vernietigen en te verminken; de psychische gevol­gen zijn vaak veel ernstiger dan de lichamelijke: de laatste kunnen ge­nezen, de eerste zijn vrijwel altijd blij­vend. Juist daarom viel mij bij veel van deze gesprekken op de afwezig­heid van haat. Wel intense elemen­tair-zedelijke verontwaardiging, maar geen haat, geen wraaklust. Wel een behoefte aan het aan het licht bren­gen van de waarheid, van wat er ge­beurd is en aan het zijn loop doen hebben van het recht, maar geen hang naar vergelding. Voor iemand die zelf geen slachtoffer is, is dat vrij­wel onbegrijpelijk; de roep om ver­gelding is doorgaans sterker bij de buitenwereld dan bij de slachtoffers;

zij lijken veelal de haat voorbij. Mis­schien heeft een slachtoffer - maar wie ben ik die dat kan beoordelen? - ster­ker behoefte aan een herstel van de samenleving omdat hij aan den lijve heeft ervaren wat een volstrekt gebro­ken samenleving is. Zijn bijna ab­surde bekroning vindt deze instelling in Zuid-Afrika, waar je niet de ge­vangenis in hoeft als je je wandaden bekent. Herstel van de samenleving is belangrijker dan vergelding. En toch geloof ik dat het met iets van die instelling is dat men de strijd voor verbetering van de mensenrechten­situatie het beste kan voeren: elemen­tair-zedelijke verontwaardiging (ook met betrekking tot de zgn. "Auschwitz-Lüge'), ja zeker; maar geen haat en bitterheid want iedere atoom haat, aan deze wereld toege­voegd, maakt haar onherbergzamer dan zij al is.

Monumenten Meppel

In de zomer van 1942 werd een groep joodse jonge mensen uit Meppel weg­gevoerd naar werkkampen in Dren­the. Onder het voorwendsel dat er een hereniging zou plaatsvinden tus­sen de mannen in de kampen en hun familie, werden een paar maanden later, op 3 oktober, bijna alle Meppeler joden overgebracht naar Westerbork. Op 3 oktober 1997 zal het 55 jaar geleden zijn dat deze deportatie plaatsvond.Ter nagedachtenis aan de 226 weggevoerde en nooit terugge­keerde Meppeler joden zal op 30 sep­tember ( in verband met de viering van het joods nieuwjaar begin okto­ber) in de Woldstraat een monument worden onthuld, met daarop de na­men van de slachtoffers. Het monu­ment werd ontworpen door Onno de Ru ij ter.

Vierlingsbeek/Boxmeer

Louis de Wijze bericht ons over de joodse begraafplaats in Vierlingsbeek. De begraafsplaats stamt uit de 18de eeuw en ligt even buiten het dorp, 7 kilometer van Boxmeer. Voor Vierlingsbeek ontwierp beeldhouwer Appie Drielsma ( hij maakte ook het Mauthausenmonument) een bronzen poort cn twee bronzen platen op de muur bij de ingang. Eén met een Davidster, de ander met de tekst: "en beween ook hen die vernederd, ver­moord en naamloos verdwenen zijn". Ook in Boxmeer is een monument onthuld, in mei 1995, op de plaats waar de sjoel stond. En tenslotte werd op 4 mei 1995 in Nijmegen een bronzen standbeeld geplaatst op een mooi oud pleintje, in de buurt van de oude gerestau­reerde sjoel aldaar. Het pleintje kreeg de naam "Kitty de Wijze plaats", ge­

noemd naar één van de eerste Nij­meegse joden die in Auschwitz wer­den vermoord.

Page 11: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei
Page 12: Auschwitz Bulletin, 1997, nr. 02 Mei

Bezoek aan Westerbork Op zondag 31 augustus 1997 orga­niseert het Nederlands Auschwitz Comité een bezoek aan het voorma­lig kamp Westerbork. Vanuit dit Durehgangslager in Drenthe werden meer dan 100.000 mensen gedepor­teerd, om nooit meer terug te keren.

102.000 stenen staan op de vroegere appèlplaats: één steen voor iedere jood, voor iedere zigeuner en verzets­strijder, die vandaar werd wegge­voerd. De meer dan 100.000 namen van de slachtoffers zijn vermeld in speciale Gedenkboeken van de Oorlogsgravenstichting, die in het museum van kamp Westerbork te zien zijn. We bezoeken het Herinneringscentrum waar over het leven van slachtoffers en overleven­den van het kamp wordt verteld. Naast een rondwandeling over het kampterrein, onder begeleiding van oud-kampgevangenen en medewer­kers van het Herinneringscentrum, kan in het museum de tentoonstel­ling "Kamp Westerbork gefilmd" worden bezichtigd. In 1944 gaf kampcommandant Gemmeker opdracht tot het filmen van het leven in kamp Westerbork. Naast beelden van diverse werkplaat­sen en werkzaamheden in het kamp werden ook sportwedstrijden en een cabaretvoorstelling vastgelegd.

Opnamen van twee inkomende trei­nen en één uitgaand transport laten de essentie van Westerbork zien. Het Herinneringscentrum heeft de oor­spronkelijke filmbeelden zo goed mogelijk gedocumenteerd en de men­sen zo veel mogelijk proberen te identificeren. Zondag 31 augustus is de laatste dag dat deze tentoonstelling in Het Herinneringsmuseum te zien is. Verder zal Jules Schelvis, één van de weinige overlevenden van het vernietigingskamp Sobibor, op deze dag een lezing houden over zijn per­soonlijke ervaringen in Sobibor.

De bedoeling is om vanuit Amster­dam met twee bussen naar Westerbork te reizen. We vertrekken om 9.30 uur vanaf het parkeerterrein schuin tegenover de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente in de Jacob Soetendorpstraat. Voor hen die met het openbaar vervoer komen is dat vijf minuten vanaf station Zuid, bij de RAI. Onderweg wordt er een kopje koffie gedronken, maar voor de lunch is het wellicht raadzaam om zelf een boter­ham mee te nemen. Omstreeks 17-00 uur vertrekken we weer richting Amsterdam. Onder­weg, dineren we met z'n allen. We verwachten tegen half" tien terug te zijn in de Jacob Soetendorpstraat.

BON

Ik wil deelnemen met .... personen

De kosten bedragen fl. 75,-- per per­soon. Na inschrijving ontvangt u een acceptgirokaart. U kunt zich opge­ven door onderstaande bon in te vul­len en op te sturen naar: De penningmeester van het Nederlands Auschwitz Comité Wulp 30 1111 WJ Diemen

Er is altijd veel belangstelling voor onze reizen, dus wij verzoeken u snel te reageren. Er kunnen maximaal 98 mensen mee. De sluitingsdatum van inschrijving is 30 juni 1997. Als u het blad niet wilt beschadigen, kunt u de bon kopiëren.

J a c q u e s G r i s h a v e r Joop W a t e r m a n

Boeken Deze boeken kunnen

ilijst telefonisch of

schriftelijk besteld wor den bij de pen-ningmeester. De prijzen zijn exclus ef de verzend-kosten

-Auschwitz - Voices

from the ground fl. 32,50 -KI .Auschwitz

seen by the SS fl 1 6,50 -By bred alone -

A survivor fl. 1 7,50

-40 jaar Nederlands Auschwitz Comi té fl.29,50

-Auschwitz Brochure fl. 3,50

-Auschwitz informant :gids fl. 3,50