Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

20
48ste jaargang, nr. 3, september 2004. Verschijnt 4 x per jaar Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam A u s c h w i t z Bulletin Fantastische kinderhanden Ik heb vandaag in Frankrijk bezoek gehad van een paar goede vrienden. Gezeten in mijn tuin overzagen wij de vallei waar zesentachtig jaar geleden de Eerste Wereldoorlog werd be- ëindigd. Een van mijn vrienden, een journalist, is in een pessimistische bui en voorspelt een nieuwe oorlog die zo ontwrichtend zal zijn dat alles wat zich in de valleien rondom ons heeft afgespeeld in vergelijking kinder- spel zal blijken te zijn geweest. Een andere vriend, politicoloog van beroej voegt zich bij ons. Hij voorspelt binne een jaar een aanslag in Nederlan zoals die zich onlangs in Madri heeft voorgedaan. Dan krijg ik een telefoontje van een van mijn mede- werkers. Of ik het nieuws al hpb gehoord? Er is een Nederlandse militair omgekomen bij een mortieraanval in Irak, er zijn vijf /.waar gewonden. Het nieuws wordt door mijn bezoekers onmiddellijk gezien als bevestiging r. Het komtfsfH vafi hun stellinge difhter bij.' ïdat ik onze gezellige middag in liet Franse 'Und niet al te zeer in mineur wil cloorbn gevende gesprek, opgeschejte oorlog: str tegenargumenten werp ik wa hoop" in het n we niet een heel eind fi sinds de laatste! andere overlegorganen? De wereld, zo beweer ik, wordt niet langer ge- regeerd door eenlingen die maar doen waar ze zin in hebben. De Koude Oorlog is geëindigd en daarmee is het gevaar van een armageddon waarin wij allen zouden omkomen toch immers afgewend? Is het niet zo dat de dreiging van de Cuba Crisis van 1962 vele malen gruwelijker was dan de problemen die we vandaag hebben? Toegegeven, we maken een eilijke tijd door, maar die staat in n verhouding tot wat de vorige uw ons heeft gebracht. We worden ch niet langer bedreigd door ideo- gieë'n die gesteund door militaire staatsmacht ons hun wil kunnen en. "Dat denk je maar" diampcrt de journalist. "We hebben wel mooi oorlog tegen Irak gevoerd, maar Irak was een oude en verroeste machine terwijl Iran rustig de tijd ïpeft gekregen goed geolied oorlogs- | | i g te fabriceren. Zij hebben binnen- rtjdrfcmTëTrWij geen adem meer ï te te stoppen " "Om dns hun wil H Ce leggen" zo egt de politicoloog "hebben ze die Kom niet eens nodig". Hij komt het terug uit Madrid waar hij de parlementaire hoorzitting over de Tomaanslagen heelt gevolgd. "Ze hebben buil zin tegen. Een paar ruezal springstof en er koi regering en de Spaanse troepen verlaten Irak". De derde gast, een schrijver, mompelt terwijl hij zijn arm uitstrekt om nog eens bij- geschonken te worden: "Ja jongen, je zult nog eens heimwee krijgen naar je Koude Oorlog en de Cuba Crisis". Het gezelschap is nu op volle toeren geraakt. Bush, Bin Laden, Al Qaida, Israël, het Midden Oosten en Pakistan vliegen op deze zwoele zomer middag over tafel. Menno ter Braak, het Comité van Waakzaam- heid en wij die als schapen naar de slachtbank gaan ontbreken niet. Iets in mij komt in opstand tegen dit verhitte debat. Onze wereld is toch niet alleen maar de wereld waar mijn vrienden het over hebben? Ik verzet me tegen de gedachte dat deze wereld uitsluitend wordt voort- geduwd door hebberige oliebaronnen, extremistische Wahabiten en politici mer oogkleppen. Ik heb in mijn leven oveel fantastische mensen ontmoet, n het land van |}ush, ook daar waar Bin Laden vandaan komr, in Israël, het Midden Oosten In in Pakistan. Zouden hun stemmerf verstomd zijn, hun macht tanende zijnf Zou alleen maar de graaizucht, het fundamen- talisme en het nihilisme deboventoon voeren? De wereld volgens Michael o oré*

description

werp ik wa hoop" in het n we niet een heel eind fi sinds de laatste! Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam tegenargumenten 48ste jaargang, nr. 3, september 2004. Verschijnt 4 x per jaar

Transcript of Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Page 1: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

48ste j a a r g a n g , nr. 3, sep tember 2 0 0 4 . Verschi jnt 4 x pe r j a a r

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z B u l l e t i n

Fantastische k inderhanden Ik heb vandaag in Frankrijk bezoek gehad van een paar goede vrienden. Gezeten in mijn tuin overzagen wij de vallei waar zesentachtig jaar geleden de Eerste Wereldoorlog werd be­ëindigd. Een van mijn vrienden, een journalist, is in een pessimistische bui en voorspelt een nieuwe oorlog die zo ontwrichtend zal zijn dat alles wat zich in de valleien rondom ons heeft afgespeeld in vergelijking kinder­spel zal blijken te zijn geweest. Een andere vriend, politicoloog van beroej voegt zich bij ons. Hij voorspelt binne een jaar een aanslag in Nederlan zoals die zich onlangs in Madri heeft voorgedaan. Dan krijg ik een telefoontje van een van mijn mede­werkers. Of ik het nieuws al hpb gehoord? Er is een Nederlandse militair omgekomen bij een mortieraanval in Irak, er zijn vijf /.waar gewonden. Het nieuws wordt door mijn bezoekers onmiddellijk gezien als bevestiging

r. Het komtfsfH vafi hun stellinge difhter bij.'

ïdat ik onze gezellige middag in liet Franse 'Und niet al te zeer in mineur

wil cloorbn gevende gesprek, opgeschejte oorlog: str

tegenargumenten werp ik wa hoop"

in het n we niet een heel eind

fi sinds de laatste!

andere overlegorganen? De wereld, zo beweer ik, wordt niet langer ge­regeerd door eenlingen die maar doen waar ze zin in hebben. De Koude Oorlog is geëindigd en daarmee is het gevaar van een armageddon waarin wij allen zouden omkomen toch immers afgewend? Is het niet zo dat de dreiging van de Cuba Crisis van 1962 vele malen gruwelijker was dan de problemen die we vandaag hebben? Toegegeven, we maken een

eilijke tijd door, maar die staat in n verhouding tot wat de vorige

uw ons heeft gebracht. We worden ch niet langer bedreigd door ideo-gieë'n die gesteund door militaire

staatsmacht ons hun wil kunnen en. "Dat denk je maar"

diampcrt de journalist. "We hebben wel mooi oorlog tegen Irak gevoerd, maar Irak was een oude en verroeste machine terwijl Iran rustig de tijd ïpeft gekregen goed geolied oorlogs-| | i g te fabriceren. Zij hebben binnen-

rtjdrfcmTëTrWij geen adem meer ï te te stoppen " "Om dns hun wil

H Ce leggen" zo egt de politicoloog "hebben ze die Kom niet eens nodig". Hij komt het terug uit Madrid waar hij de parlementaire hoorzitt ing over de Tomaanslagen heelt gevolgd. "Ze hebben buil zin

tegen. Een paar ruezal springstof en er koi

regering en de Spaanse t roepen verlaten Irak". De derde gast, een schrijver, mompelt terwijl hij zijn arm uitstrekt om nog eens bij-geschonken te worden: "Ja jongen, je zult nog eens heimwee krijgen naar je Koude Oorlog en de Cuba Crisis". Het gezelschap is nu op volle toeren geraakt. Bush, Bin Laden, Al Qaida, Israël, het Midden Oosten en Pakistan vliegen op deze zwoele zomer middag over tafel. Menno ter Braak, het Comité van Waakzaam­heid en wij die als schapen naar de slachtbank gaan ontbreken niet.

Iets in mij komt in opstand tegen dit verhitte debat. Onze wereld is toch niet alleen maar de wereld waar mijn vrienden het over hebben? Ik verzet me tegen de gedachte dat deze wereld uitsluitend wordt voort­geduwd door hebberige oliebaronnen, extremistische Wahabiten en politici mer oogkleppen. Ik heb in mijn leven oveel fantastische mensen ontmoet, n het land van |}ush, ook daar waar

Bin Laden vandaan komr, in Israël, het Midden Oosten In in Pakistan. Zouden hun stemmerf verstomd zijn, hun macht tanende zijnf Zou alleen maar de graaizucht, het fundamen­talisme en het nihilisme deboventoon voeren? De wereld volgens Michael

o oré*

Page 2: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Terwijl de discussie in de tuin voortduurt, wil ik alleen nog maar de stemmen van mijn kinderen horen. Ze hebben het immers over de wereld waarin zij groot moeten worden. De telefoon in Nederland gaat over. "Ha vadertje' zegt Elias opgewekt. Hij gaat binnenkort terug naar New York waar hij Internatio­naal Strafrecht heeft gestudeerd. Volgens hem is Amerika het land waar men het verst is met het ont­wikkelen van deze nieuwste vorm van het recht. "Het is een kwestie van tijd" zegt hij "maar het zal er komen". Iedereen zal het de normaalste zaak vinden dat een misdaad ge­pleegd in land A in land B vervolgd kan worden: "De wereld zal daarom een stuk kleiner worden". "Weet je", zegt Lea opgewonden, "Ik ben toe­gelaten". Ze begint over een paar weken aan een studie die haar naar de wereld van de uitgeverij zal voeren. Met mijn andere oor hoor ik mijn vrienden in de tuin hel en verdoemenis voorspellen. "Onzin," denk ik ineens, "ik heb die kinderen toch niet voor niets in de wereld gezet". De toekomst van deze planeet ligt in hun fantastische handen en ze zijn niet alleen, ze zijn met z'n miljoenen en miljoenen. Kinderen met dromen en plannen voor een wereld die op ze wacht.

Terug in de tuin zeg ik "Kop op jongens" cn ik vertel dat ik zojuist mijn kinderen heb gesproken. "Ik ben gerust gesteld, het zal zeker goedkomen!". Ik haal nog een goeie fles wijn uit de kelder.

Hans Fels

Inhoudsopgave: Hans Fels, hoofdartikel

In memoriam Jacques Furth

102.000 namen lezen

Ewoud Sanders, jodenjongen

O p zoek

Nienke Ledegang, Robert Cohen boeit leerlingen op allochtone scholen

Frits Barend, interview met Raul Hilberg

Nooit meer Auschwitz-lezing 2005

Zoni Weisz, monument voor Sinti en Roma

In memoriam Sal Zanten

Jules Schelvis, een rondleiding in Arolsen

Marten Sevenster, nsb-vrouwen

Ingezonden brieven

10

12

13

14

14

16

17

Informatie voor onze begunstigers buiten Nederland! Regelmatig krijgen wij cheques van u toegestuurd. Echter het innen van een buitenlandse cheque kost ons ongeveer € 12.00 !! Vaak blijft er dan ook weinig van uw bijdrage over. Wij willen u verzoeken om binnen de EU gebruik te maken van onderstaande gegevens. Binnen de EU mogen er geen kosten door uw bank berekend worden. Voor de landen buiten Europa gelden in elk land andere regels. Informeer bij uw bank wat de goedkoopste manier is. Mocht u hier nog vragen over hebben en wilt u contact opnemen dan kunt u mailen naar [email protected] bankgegevens: IBAN : NL53ABNA0414646282 BIC : ABNANL2A t.n.v. Nederlands Auschwitz comité te Amsterdam.

REIS NAAR POLEN Door omstandigheden zijn er nog enkele plaatsen vrij op onze reis naar Polen van 1 tot 6 november. Mocht u interesse hebben dan dient u op korte termijn contact met ons op te nemen. Dit kan via [email protected] of telefonisch 020 - 600 34 55.

Presser's O n d e r g a n g gedigital iseerd Sinds kort is Presser's standaardwerk Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945 ook digitaal raadpleegpaar. Dit tweedelige werk is op internet gezet door het DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letreren (www.dbnl.orgh De eerste druk van Presser's Ondergang verscheen in 1965, de achtste oplage — die nu op internet staat — dateert van 1985- ,,Het 'Woord vooraf' van L. de jong is op verzoek van de erven Presser in deze digitale editie niet opgenomen", aldus het DBNL. Waarom dit voorwoord is geschrapt, wordt niet vermeld. Van het boek werden tussen 1965 en 1985 ruim 150.000 exemplaren verkocht.

Page 3: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Ter herdenking van Jacques I. Furth 1910 - 2004 Humor, wijsheid en levenskracht Hij had een onverwoestbare levens­kracht, Jacques Furth, die op 7 juni 2004 op 93-jarige leertijd is over­leden. Hij was veruit het oudste lid van het Neder lands Auschwitz Comité, in 1956 was hij een van de oprichters van het comité en sinds 1998 was hij erelid. Jacques Furth werd in 1910 in Antwerpen geboren. Bij het uit­breken van de Eerste Wereldoorlog keerden zijn ouders met hun twee zoontjes terug naar hun geboorte­plaats Mokum, waar Jacques naar school ging en diamantbewerker werd. In februari 1943 stuurden de Duitse bezetters hem en andere diamantbewerkers naar Vught, waar een diamantslijperij zou worden opgericht. Na geconfronteerd te zijn met het gruwelijke kindertransport van 6/7 juni 1943 uit Vughr wist hij een bericht naar zijn vrouw Fietje Funh-Bueno de Mesquita in Amsterdam te sturen om hun zoontje Dave in veiligheid te brengen.

Zelf zag hij Fietje na veertien maanden scheiding terug in Westerbork. Later heeft hij zich vaak vertwijfeld afge­vraagd waarom hij haar niet de raad had gegeven ook zelf onder te duiken. Nu gingen zij tezamen vanuit Wester­bork op transport naar Auschwitz ("Onze eerste en enige reis samen naar het buitenland" noemde hij het later). Op de Rampe van Birkenau zag hij zijn vrouw voor het laatst. Zij heeft de on tbe r ingen van Auschwitz-Birkenau niet overleefd. Zelf maakte Jacques Furth nog de verschrikkelijke dodenmars van januari 1945 mee, toen de Duitse Nazi's hun gevangenen voor de Russische legers uit naar her Westen joegen. Hij werd uiteindelijk in april 1945 - hij was toen "bijna een skelet" — bevrijd in Dachau.

Na de oorlog hervond hij zijn zoon in Limburg en hertrouwde hij met Eva Halverstad, ook overlevende van Vught en Auschwitz. Tezamen waren zij actief in het Auschwitz Comité. Zij streden voor de wereld­vrede, kwamen op voor de belangen van oorlogsslachtoffers en voerden actie tegen de vrijlating van de nog ge-vangen zittende Duitse oorlogs­misdadigers in Breda. Jacques Furth was vanaf het allereerste begin de (amateur)fotograaf van het comité en hij legde zijn herinneringen aan

de Nazi-kampen vast in vele, indruk­wekkende verhalen voor het Auschwitz Bulletin.

Na de dood van zijn vrouw Eva bleef hij actief in het Auschwitz Comité. Zijn laatste jaren deelde hij met Ninette Cephas, zelf slachtoffer van de oorlog in voormalig Nederlands-Indië. Tot voor kort droeg hij, inmiddels de negentig gepasseerd, steevast zelf bij herdenkingen de vlag van het Auschwitz Comité en bezocht hij trouw de vergaderingen.

Page 4: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Levensechte memoires Wanneer volgend jaar dit Auschwitz Bulletin gedigitaliseerd op Internet kan worden geraadpleegd, zal men gemakkelijker dan vroeger de vele bijdragen van Jacques Furth aan het bulletin kunnen opzoeken en lezen. Dan zal blijken dat hij daarin zijn herinneringen, gegroepeerd om vele thema's, als levensechte memoires van een joods leven vóór tijdens en na de Tweede Oorlog heeft neer­geschreven. Zijn zoon Dave zei daar­over na zijn overlijden: "Door deze kronieken heb ik voor een groot deel mijn eigen geschiedenis kunnen achterhalen."

Hij schreef uitgebreid over zijn jeugd, bijvoorbeeld over de honger tijdens de Eerste Wereldoorlog toen hij als zesjarig jongetje in Amsterdam naar de school ging in de Roetersstraat. Zeer informatief is wat hij schreef over de vooroorlogse diamantindustrie. Zijn instrumenten als diamantslijper heeft hij geschonken aan het Joods Historisch Museum. Hij beschreef onder meer hoe hij als veertienjarige leerling werd op de Stoomdiamant-slijperij Boas op Uilenburg. In een rerugblik schrijft hij over "een zaal waar eens raderen zoefden, lange drijf­riemen, lubberend naar en van de schijven liepen en deze 1400 toeren per minuut lieten maken. De slijp-schijven gaven rondtollend een sissend, krassend geluid, dat uniek en overal op de wereld herkenbaar blijft...".

Als diamantslijper werd Jacques Furth naar kamp Vught gestuurd. Maar van het plan van de bezetter daar een diamantslijperij te beginnen is nooit iets terecht gekomen. Vele malen heeft hij over de ver­schrikkingen van Vught geschreven en verteld. Het ergste van alles was het kindertransport van juni 1943 waarvan hij niet alleen ooggetuige was, hij moest zelfs als lid van de Ordedienst op het perron helpen de

vermagerde en zieke kinderen naar de beestenwagens te dragen. Hij schreef daarover: "Wat mij daarvan nog tot de dag van vandaag helder bijblijft, is het dragen van een lang, op de graat mager jongetje van 3 of 4 jaar. Het voelde in mijn armen aan als een leeggelopen zaagselpop. Ik heb het zo zorgzaam voorzichtig gedragen, bang dat het in elkaar klappen kon, als een nat stuk karton dubbel zou vouwen en breken." Hij beschrijft hoe hij vanuit Vught in het geheim tot drie keer toe een berichtje zond aan de broer van zijn vrouw, waarin hij mer omzeilende woorden zijn bedoelingen duidelijk wist te maken: ze moesten Dave, het zoontje van Jacques en Fietje, in veiligheid brengen. Meerdere malen kwam hij in zijn verhalen terug op hoe hij in Westerbork zijn vrouw Fietje hervond. Hij beschreef hun laatste nacht daar en hoe zij op transport gingen naar het onbekende. In de trein zagen zij een ander echtpaar dat hun baby'tje in een reismandje bij zich had. Hij vertelt dan hoe Fietje zich over het mandje buigt en zich dan weer in zijn armen legt: 'Hadden wij Dave ook niet bij ons kunnen hebben?'pruilde ze. Banaal antwoordde ik: 'Daar zal het ook wel onmogelijk zijn voor kinde­ren, als wij weer bij elkaar zijn, krijgt hij broertjes en zusjes. Ik voelde mij ror alsof ik onze jongen van haar had afgenomen."

Afschuwelijke schreeuw In Auschwitz-Birkenau zijn Fietje en Jacques nog even samen, ook na de eerste selectie. Jacques Furth: "Geluidloos en bijna onmerkbaar werden ouders met baby's en grotere kinderen, invaliden en voor hen ongeschikten (arbeitsunfahig) ... uit de rij gehaald en terzijde gesteld. Zij moesten achterblijven. Fietje en ik liepen gearmd, onwetend de selecterende militairen voorbij, de verademende buitenlucht tegemoet.

Diezelfde avond werd mij het verteld, het mysterie ontsluierd. De beslissing over ons was gevallen, de keuze was gemaakt tussen dc dood en voorlopig verder leven. De adem des doods, het Zyklongas, was langs ons heen gestreken." Dan moeten echter de mannen afmarcheren, de vrouwen moeten blijven staan. Wat er toen gebeurde beschreef Jacques Furth zo: "Met één afschuwelijke schreeuw riep ik om Fie. Een dierlijke rauwe krijs vanuit m'n middenrif losgescheurd werd het, waarmede ik mijn op­geborgen verdriet uirsrier. Inruïrief voelde ik dat het een afscheid voor altijd zou zijn. Heeft zij mijn angst­kreet om haar gehoord?" Over veel aspecten van zijn verblijf in Auschwitz heeft Jacques in ons bulletin geschreven. Soms grappig, vaak ontroerend, altijd authentiek. Hij schreef ook over de Dodenmars in januari 1945 van Auschwitz naar het Westen. Een omvangrijk manu­script met zijn gedetailleerde her­inneringen aan deze afschuwelijke tocht is nog ongepubliceerd.

Normaal tussen aanhalingstekens Toch wist Jacques na al deze ervaringen na de oorlog zijn leven weer op tc pakken. O p zijn crematie formuleerde zijn zoon Dave het zo: "Mijn moeder heeft de oorlog niet overleefd, mijn vader wel. Na de oorlog stonden mijn vader twee doelen voor ogen: ten eerste, zo spoedig mogelijk alles weer normaal (tussen aanhalingstekens) te laten zijn; en ten tweede, op zoek te gaan naar een moeder voor mij. Met Eva heeft hij beide doelen kunnen verwezenlijken." Jacques en Eva hebben ook beiden alles gegeven voor het Nederlands Auschwitz Comité. Op zijn crematie sprak de voorzirrer van her comité, Jacques Grishaver over hun verdiensten en zei: "Met Jacques hebben we af­scheid genomen van de generatie die ons voorging in het comité. We zijn

Page 5: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

wees geworden. Maar het overlijden van Jaccjiies houdt diezelfde opdracht ook voor ons in: er tegen te strijden dat het kwaad, waarvoor de ver­schrikkelijke naam Auschwitz staat, zich ooit zal herhalen. Wij zijn dat aan onszelf en aan onze kinderen verplicht. Maar vooral ook zijn wij dat verplicht aan de nagedachtenis van de indrukwekkende generatie waartoe Jacques behoorde. Laat zijn hartenkreet tevens zijn testament voor ons zijn en laten wij de wereld benaderen met de kritische ogen en de scherpe geest van Jacques en zijn boodschap uitdragen: Nooit meer Auschwitz."

Maar Jacques was ook een trouwe grootvader die aanwezig was bij alle

evenementen uit de levens van zijn kleinkinderen, voorstellingen, al-zwemmen en noem maar op. Zijn kleindochter Mascha haalde bij de crematie een aantal fijne herinneringen op aan een zorgzame en vrijgevige opa die wel het eeuwige leven leek te hebben. Hij nam zijn klein­kinderen niet mee naar de Efteling of het Dolf inar ium, maar naar "herdenkingen, demonstraties tegen racisme, fascisme en antisemitisme en de grote protesten tegen de kern­bewapening zoals in Den Haag en Bonn... Hij heeft een stempel op ons leven gedrukt door onrecht en onderdrukking te overleven en ons te leren dat je altijd moet proberen wat van je leven te maken, wat er ook gebeurt."

De grote betrokkenheid van Jacques Furth, zijn wijze opmerkingen en vooral zijn Jiddisje humor zullen wij heel erg missen.

Max Arian Carry van Lakerveld

Begin jaren zestig maakte ik kennis met Jacques en Eva Furth en de andere leden van het Auschwitz Comité. Dat ontroerende moment zal ik niet gauw vergeten. Het waren joden zoals ik ze in mijn jeugd had leren kennen, joden zoals je ze voor de oorlog kon ontmoeten in buurten zoals Oost en de Waterlooplein-buur t , die nu verdwenen zijn. Mensen van eenvoudige komaf, die op eigen kracht tot de elite van die buurten waren geworden. Mensen voor wie het welzijn van de wereld belangrijk was en niet de vraag: "Wat schuift het?" Hans Jaffé, de toenmalige honorair directeur van het Joods Historisch Viuseum had mij meegenomen naar iet comité, bijeen in het restaurant 'an het Stedelijk Museum. Het

comité had het Joods Historisch Museum verzocht een ten toon­stelling over de Sjoa in te richten waarvoor het met hulp van de Poolse ambassade materiaal beschikbaar had. Jaffé wilde de tentoonstelling hebben, maar ik moest het plan uitvoeren en ik voelde er niets voor. Ik wilde niet meer aan Auschwitz en de oorlog denken. Maar het klikte tussen het comité en mij en ik beloofde de tentoonstelling toch te organiseren. Het bleef niet bij één tentoonstelling. Wat mij trof was hun inzet in acties tegen antisemit isme en discr iminat ie . Politiek bleven ze neutraal, maar ze werden door de politieke macht­hebbers toch met wan t rouwen bekeken. Waren ze n ie t links? Samenwerking met Rusland en andere Oost-Europese landen was verdacht in die tijd. Maar de joden­haat woekerde voort en het Auschwirz

Comité nam stelling als dat nodig was. De familie Furth en andere leden van het Auschwitz Comité, met hun strikte gevoel voor recht­vaardigheid en onpartijdigheid, zijn niet verbitterd teruggekomen uit Auschwitz, maar bleven geloven in een betere wereld zonder a n t i ­semitisme. Hun vrijwilligerswerk, wijze besluiten en neutraliteit zijn van onschatbare waarde geweest voor het beeld dat het naoorlogse Nederland van joden kreeg. D a t Jacques Furth tot het laatst artikelen heeft geschreven die de ware aard van de nazi-misdrijven belichten was een bovenmenselijke prestatie. Met eerbied en bewondering denk ik aan dat eerste bestuuT terug. Ik hoop dat hun boodschap ook in de toekomst door zal werken.

Fia Polak Amsterdam

Page 6: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Uniek materiaal Anne Frank op nieuwe website Dc Anne Frank Stichting heeft in april 2004 een compleet nieuwe website in gebruik genomen, www.annefrank.nl, met nieuwe informatie en unieke foto's en filmbeelden. Deze website brengt de meest complete en actuele geschiedenis van Anne Frank op het web. Veel materiaal is nog niet eerder in deze vorm gepubliceerd, zoals foto's van Anne en haar familie en ruim twintig historische filmfragmenten

met onder andere getuigenissen van Miep Gies, Buddy Elias (neef van Anne Frank), een vriendin en een buurmeisje van Anne Frank Speciaal voor jongeren is er een 3D-animatie van de kamer van Anne Frank re zien. In een Virtuele vitrine' zijn de enige bewegende beelden van Anne Frank te zien. Deze vitrine wordr regelmatig gevuld mer unieke documenten of beeldmateriaal. Naast het verhaal van Anne Frank geeft

de website praktische informatie over het Anne Frank Huis. Ook zijn er een webshop en een aanmeldformulier voor groepsbezoeken aan het museum. Bezoekers kunnen zich bovendien aan­melden als vriend van de Anne Frank Stichting. De website geeft verder in­formatie over de activiteiten van de stichting op her gebied van educatie, internationale tentoonstellingen, onder­zoek, documentatie en collectiebeheer.

102 .000 n a m e n lezen O p 27 januari 2005 is het 60 jaar geleden dat het vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd. Op die dag wordt in veel Europese landen de moord op zes miljoen joden herdacht. Onder hen 102.000 uit ons land evenals 200 Nederlandse Sinti. Zij werden naamloos omgebracht in Sobibor, Theresienstadt, Auschwitz, Bergen Belsen en al die andere verschrikkelijke oorden. Ze kwamen uit Zutphen, Winschoten, Amsterdam, Leeuwarden, Middelburg, Rhenen, Eijsden en Sappemeer. Het was een moord op ongekende schaal die in de herinnering niet verjaart. Een moeder, een zoon, een oma, een oom, een nichr, een vriend, iedere keer een uniek mens en dar 102.000 maal. Die grootvader, die dochrer, die vader, dat kind, het vriendje, allemaal hadden ze een naam. En een gezicht. Het Nederlands Auschwitz Comité en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork hebben het initiatief genomen tot een bijzonder project: het voorlezen van de namen van alle tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoorde joden, alsook Sinti en Roma die geen eigen graf hebben. Het lezen van de namen zal gebeuren in de dagen voorafgaand aan de 60-jarige herdenking van de bevrijding van Auschwitz op 30 januari 2005: op 24, 25, 26 en 27 januari 2005. Het in het openbaar en onafgebroken lezen van de namen zal afwisselend in Amsterdam en op het kampterrein in Westerbork plaatsvinden.

Het lezen van de namen kan door iedereen worden gedaan. Wie dat wenst, wordt verzocht dit door te geven per email ([email protected]) of via onderstaand inschrijfformulier. Actuele informatie is te lezen op www.auschwitz.nl of www.kampwesterbork.nl onder T02.000 namen lezen'.

Een ieder wordt hierbij uitgenodigd een bijdrage te leveren.

Inschrijfformulier (opgave voor I november 2004)

Ondergetekende is bereid om namen te lezen in het kader van het project De 102.000 namen. Na de inschrijving wordt ik nader geïnformeerd over de gang van zaken.

Naam Adres

Postcode/woonplaats

Telefoon Fax Email

Voorkeur locatie* Q Amsterdam D kampterrein Wesrerbork D geen voorkeur

's Nachts namen lezen* G geen bezwaar O wel bezwaar * aankruisen wat van toepassing ii

Dit inschrijfformulier sturen aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Oosthalen 8, 9414TG Hooghaler of per email [email protected]

Page 7: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Geschiedenis

Jodenjongens Wat is precies een jodenjongen? En wat een jodenkind?. Als je in de jongste editie van de Grote Van Dale kijkt, staat bij jodenjongen '(minachtend) joodse jongen'. Dat is correct voor het hedendaagse Nederlands. Vandaag de dag wordt jodenjongen inderdaad alleen nog neerbuigend gebruikt en als zodanig begrepen. Dat is al een aantal decennia het geval. Ik herinner me nog goed dat een oma van een studievriend zei, toen ze het over mij had: 'Oh je bedoelt die jodenjongen.' Dat was omstreeks 1979. Ik vond dat indertijd zeer grievend, hoewel mijn vriend bezwoer dat zijn oma er niks kwaads mee bedoelde. Dit roept de vraag op: had joden­jongen altijd al een neerbuigende betekenis? In de woordenboeken is daar aanvankelijk geen spoor van te bekennen. Van Dale kent joden­jongen sinds 1950. Vijf drukken lang, tot 1992, luidt de definitie simpelweg 'joodse jongen'. Niet neerbuigend dus, niet beledigend of kwetsend. In 1992, in de twaalfde druk, wordt hier het zogenoemde label 'minachtend' aan toegevoegd. Dit beeld wordt bevestigd door de literatuur. In 1897 schreef de (joodse) auteur Herman Heijermans in De Gids een verhaal over een ruzie binnen een joodse familie over een begrafenis. In dat stuk vind je zinnen als: 'De omkringde oogen van 't bleeke joden-jongske d r o o m d e n in de daglicht-lijn van 't gordijn. ' En: 'Fluisterend smoezelden de twee bleeke joden-joggies...' Hier dus jodenjongetjes en joden-jochies zonder dat dit negatief is bedoeld; door de verkleinvorm krijgen deze woorden zelfs iets vriendelijks. Een en ander wordt ook bevestigd door de Utrechtse hoogleraar Henk Verkuyl, die in 1993 in een weten­schappelijk tijdschrift schreef: ' W O

II heeft een duidelijke cesuur ver­oorzaakt in het algemene gebruik van woorden als jodenjongen, joden (als werkwoord), de jood, joodje, etc. Deze kunnen nu namelijk niet met goed fatsoen zo maar op papier worden gezet, terwijl het honderd jaar geleden blijkbaar nog wel kon.'

Jodenkind Met jodenkind ligt het weer anders. Jodenkind is sinds 1864 in Van Dale te vinden. Het is maar bij weinigen bekend dat de eerste editie van het woordenboek dat wij nu kennen als de 'Grote Van Dale', niet door de Sluise onderwijzer J.H. van Dale is gemaakt, maar door twee joodse zwagers uit Amsterdam: LM. en N.S. Calisch. Tussen de dertien samen-stellingen met -joden die deze zwagers opnamen, zat er slechts één met een negatieve betekenis, namelijk jodenkind. Bij dit woord schreven zij: '1 . kind uit Israëlitische ouders geboren; 2. fig. jood (in verachtelijken zin)'. Meer negatieve betekenissen waren te vinden bij smous, maar dit ter zijde.

Is het belangrijk om te weten dat jodenjongen eerst — als dit juist is — een neutrale aanduiding was en later negatief? En heb je er wat aan om te weten dat jodenkind in het midden van de 19de eeuw al 'verachtelijk' kon zijn? Ik vind van wel. Uit onze taal is heel veel te leren over de geschiedenis van de Nederlandse joden en over de geschiedenis van het antisemitisme.

Helaas dreigt deze kennis verloren te gaan. De afgelopen decennia hebben veel joden van de oudere generaties hun herinneringen verteld of op­geschreven. Daarin vind je wel het een ander over taal, maar relatief weinig. Werd jodenman aanvankelijk

inderdaad neutraal gebruikt voor 'Israëliet', zoals Van Dale in 1950 noteerde , of was het altijd al denigrerend, zoals nu? Of was dit afhankelijk van de context? En hoe zit het bijvoorbeeld met scheldwoorden en scheldrijmpjes? In Jullie is jodenvolk (Amsterdam 1969) schrijft Sal Santen dat hij als kind in Tuindorp Oostzaan op een dag als volgt wordt aangesproken: 'Hee , smousie, wat doe jij hier eigenlijk?' Santen: 'Wat bedoelt hij? Ik woon hier toch? Smousie, daar heb ik nooit van gehoord.' Even later schrijft hij dat een jongetje tegen hem roept: 'Vuile jood, breek je poot, over een stukkie roggebrood.' Kennelijk kwam dit scheldri jm vaker voor, en ook elders in Neder­land, want in Meijer en ik (Amsterdam 1981), waarin Salvador Hertog zijn jeugd in Maastricht beschrijft, schrijft hij dat hij als kind werd uitgescholden met 'jood, jood, breek je poot op een stukje roggebrood'. Ter ver­klaring voegt Hertog hieraan toe: 'In onze provincie werd veel roggebrood gegeten.' Heeft het zin om dit soort dingen vast te leggen en te onderzoeken? Daar ben ik van overtuigd. Ik denk zelfs dat de geschiedenis van het antisemitisme in Nederland zonder een nauwkeurige studie van onze taal niet goed te begrijpen is. Daar zijn t iental len voorbeelden uit vrijwel alle Nederlandse dialecten van te geven, maar ik beperk me hier tot een paar voorbeelden uit het Drents . In het Woordenboek der Drentse Dialecten (uitgegeven in 1996) vind je uitdrukkingen als hie kik oet as een aol jeude (hij kijkt als een oude jood) voor 'hij kijkt niet erg fris' en hol hum in de gaten, want het is een jeude (hou hem in de gaten, het is een jood) voor 'h i j is

Page 8: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

onbetrouwbaar'. Kinderen die op straat speelden, kregen in Drente te horen: kom niet bij die put, daor zit een jeude in. Een Drentse dialecto­loog schreef mij hierover: 'Door deze uitspraak dacht mijn collega toen hij nog klein was, dat een jeude een eng beest was.' We zien de laatste jaren een op­leving van het antisemitisme. Dit wordt doorgaans gekoppeld aan hoe Israël met de Palesti jnen omgaat. Dit mag een belangrijke aanleiding zijn, de wortels van het antisemitisme zitten veel diepet en belangrijke bewijzen daarvoor zijn in onze raai te vinden.

Inmiddels zijn veel woorden en uit­drukkingen die betrekking hebben op joden echter uit de belangrijkste woordenboeken geschrapt. Zo schrapte Van Dale jodenkind in 1992, samen met maar liefst 29 (.') andere woorden uit deze groep. Sommige mensen zullen het prettig vinden dat dergelijke woorden niet meer in ons belangrijkste woorden­boek staan, maar het is goed om te beseffen dat ze daarmee niet uit onze taal zijn verdwenen. Door ze te schrappen vervalt wel de mogelijkheid om erbij te zetten dat ze op een voor­oordeel berusten of dat ze minachtend of beledigend zijn.

Hoe dan ook wil ik de lezers van dit bulletin oproepen om mij tc schrijven over hun ervaringen met dit soort 'joodse' woorden en uitdrukkingen. Klopt het dat jongenjongen en joden-man ooit neutraal konden worden gebruikt? Is jodenlijm altijd kwetsend geweest, of was het ooit alleen schertsend? Hoe wijdverbreid was dat scheldrijm 'jood, breek je poot op een stukje roggebrood'. Zoals gezegd: deze kennis dreigt verloren te gaan en persoonlijk zou ik dat erg jammer vinden.

Ewoud Sanders [email protected]

Piet en Ellen r ^ n / Toxopeus-Dwars \ \ Betty de Liever wil een Yad Vashem onderscheiding aanvragen voor de heer en mevrouw Piet en Ellen Toxopeus-Dwars, die beiden in het s tudentenverzet in Wageningen hebben gezeten. Begin van de oorlog verhuisden zij naar Bennekom. Daar hebben ze o.a. haar ouders , de zuster van haar vader en anderen opgevangen. De familie Toxopeus is verraden. Mevrouw Ellen Toxopeus is ondergedoken en de heer Piet Toxopeus is overgebracht naar kamp Vught . Het verhaal wil dat hij tijdens "werkzaamheden" in een huis buiten het kamp brand heeft

weren te srichten, door de paniek die er toen ontstond heeft hij weten te ontsnappen en is gevlucht naar Deventer. Daar is hij in het Canadese leger terecht gekomen, heeft in Duitsland gevochten en heeft mee geholpen Nederland te bevrijden. Vlak na de oorlog zijn zij geëmigreerd naar Canada. Berry de Liever heeft inmiddels contact met mevr. Toxopeus (haar man is inmiddels overleden). Voor een onderscheiding van Yad Vashem heeft zij meer gegevens nodig. Haar vraag is: wie heeft tijdens of net na de Tweede Wereld­oorlog de heer Piet Toxopeus en zijn

vrouw gekend? Heeft iemand gegevens over de verzetsgroep aanvankelijk in Wageningen en misschien later in Bennekom/Ede waar beiden zaten? Is er iets bekend van het verblijf en o n t s n a p p i n g van de heer Piet Toxopeus uit kamp Vught? Reageren graag via telefoon nummer 033-4756722 of het e-mail adres: bdeliever@hetnet, nl

Auschwitz zomer 1942 Marcel Prins (geboren 18-12-1962) is bezig met het maken van een documentaire over zijn opa. Zijn grootvader werd op 15 juli 1942 met het eerste t ranspor t vanuit Nederland naar Auschwitz gestuurd. Zijn verhaal heeft hij zogoed mogelijk geprobeerd te reconstmeren.

Hij is daarbij (vaak toevallig) docu­menten en mensen op het spoor gekomen, die het verhaal konden aanvullen. Wat hij echter mist is iemand die hem iets kan vertellen over de zomermaanden 1942 in Auschwitz. Hij is op zoek naar iemand die daar toen was en met

hem zou willen praten. De docu­mentaire zal worden uitgezonden bij de IKON.

Marcel Prins is telefonisch bereikbaar op 030-2721130 en per e-mail op het adres: marcelprins@lreeler. nl

Page 9: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Lessen v a n v ier uur

Robert Cohen boeit leerl ingen op allochtone scholen Hij was destijds net zo oud als zijn toehoorders nu zijn; een jaar of veertien. Robert Cohen (79) over­leefde in de Tweede Wereldoorlog 27 maanden lang de concentratie­kampen, waaronder elf maanden Auschwitz. De Delftenaar begon negen jaar geleden met lezingen op middelbare scholen over wat hij in de oorlogsjaren meemaakte. In on­geveer vier uur tijd neemt Cohen de leerlingen mee naar die tijd, laat hij ze dia's zien en voorwerpen als een jodenster en persoonsbewijs. In die negen jaar bezocht hij dertig tot veertig scholen per jaar, verspreid over her hele land, maar tot zijn teleurstelling zelden 'zwarte scholen' in de grote steden. Als in 2003 een docent van zo'n school in Amster­dam-Noord de noodklok luidt over het toenemende antisemitisme in zijn klas, gaat Cohen actief 'lobbyen voor lezingen op juist de ROC's in de grote steden. Hij stuurr toen­malig wethouder Oudkerk een brief en benadert alle middelbare scholen, maar in het bijzonder de vmbo-scholen, mer her aanbod iets te verrellen over zijn ervaringen. Ook opent hij een website. Inmiddels is Cohen op enkele scholen in Amsterdam geweest. Zijn eerste school was in Amsterdam-West ,

waar 97 procent van de leerlingen allochtoon is. Cohen: ,,In het begin kon je de spanning voelen. De leer­lingen wisten eigenlijk niet wat ze aan me hadden, maar na een kwar­tiertje was dat gevoel volledig verdwenen en werd er geboeid en geconcentreerd geluisterd. En dat maar liefst vier uur netto, met een pauze van 25 minuten. Dit tot grote verbazing van de docenten." Cohen vervolgt: „Aan het begin van de lezing zeg ik altijd dat leerlingen zo veel mogen vragen als ze willen. In het begin werd dat weinig gedaan, maar hoe langer ik aan het woord was, hoe meer vragen er loskwamen."

Deze vragen varieerden van: 'hoe oud was u in die tijd' tot 'hoe bent u ontsnapt' en 'leven de leerlingen van uw klas nog'. In anrwoord op die laatste vraag leest Cohen een passage uit het Dagboek van Anne Frank voor waarin ze Rob Cohen als klas­genoot beschrijft. Caroline Bink, pr &C communicatie­medewerkster van her R O C van Amsterdam, die aanwezig was bij de lezing bevestigt zijn ervaringen: „In zijn verhaal appelleerde de heer Cohen aan het inlevingsvermogen van de leerlingen. Hij vertelde hoe hij de eerste avond in Auschwirz ervoer: geen familie, geen vr ienden of

bekenden. Hij zag vreselijke dingen die hij niet voor mogelijk had gehouden cn wist dat, wilde hij dit kamp overleven, hij zich niet moest laten meesleuren door emoties." Mevrouw Bink kreeg een dag na de lezing een telefoontje van een leerling: „Het was heel interessant cn zielig. Van mij mag het nog een keer. Mijn vader vond het leuk, omdat dit soort dingen niet vaak gedaan wordt bij ons op school." Zij verbaast zich over de manier waarop Cohen en de jonge leerlingen met elkaar omgaan. „Hij beweegt zich zo vrij russen de leer­lingen. Hij is alweer terug geweest voor andere klassen. Wij raden alle scholen binnen het ROC Amsterdam aan de heer Cohen uir te nodigen voor een gastles." En dat is precies wat Cohen ook wil. „Ik ben zeer blij dat ik op deze scholen terechr kon. Ik ben ervan overtuigd dat ik veel begrip en respect bij de leerlingen heb gekweekt. Ook heb ik ze geleerd dat dialoog de enige manier is om uit de problemen te komen."

Nienke Ledegang

Meer informatie over Robert Cohen op www.robcohen.nl. contact met hem via informatie(g )robcohen. nl.

Page 10: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

S j o a - o n d e r z o e k e r Raul H i lberg in in terv iew door Frits Barend

"Als k ind was ik al een rebe l " Afgeladen vol was de Beurs van Berlage op 22 januari 2004, toen de Annetje Fels-Kupferschmidt-onderscheiding voor de eerste keer werd uitgereikt. Haar zoon Hans Fels overhandigde de door Jan Wolkers ontworpen zandloper aan de eminente Amerikaanse Holocaust­onderzoeker Raul Hilberg. Deze bijeenkomst was een initiatief van het Nederlands Auschwitz Comité en werd organisatorisch ondersteund door de Pensioen- en Uitkerings­raad en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies. Annetje Fels was overlevende van Auschwitz en voorzitter en ere­voorzitter van het Auschwitz Comité. Haar zoon sprak de wens uit dat er ooit "een wereld zal bestaan waarin er geen behoefte meer zal zijn aan onderscheidingen die de naam dragen van vervolgden". Die wereld is er nu nog niet en professor Hilberg wees er op dat de wereld tijdens de massa­moorden in Rwanda tien jaar geleden net zo min heeft ingegrepen als tijdens de jodenvervolging door de Duitse Nazi's. Auschwitzcomité-voorzi t ter Jacques Grishaver formuleerde het zo: "Nooit meer Auschwitz is een boodschap die de verschrikkingen van toen verbindt met de maatschappelijke actualiteit en die de brug vormt tussen een periode uit de geschiedenis waarin het vreselijk mis ging en het heden waar in het, als we niet oppassen, vreselijk mis kan gaan".

Rabbijn Sonny Herman sprak vervolgens de laudatio ui t en memoreerde welke moeilijkheden Hilberg moest overwinnen om zijn grote werk The Destruction of the European Jews in 1961 uitgegeven te krijgen. Hilberg laat daarin zien, dat er bij de jodenvervolging niet

alleen een kleine groep fanatieke jodenhaters betrokken was, maar ook de gehele Nat ionaal -socialistische partij , het Duitse leger, de Berlijnse ministeries en andere ambtenaren, en vooral ook de grore Duitse bedrijven die met elkaar een "vernietigingsmachine" vormden met een eigen dynamiek. De daders waren geen demonen, maar gewone Duitse mannen en vrouwen.

In de eerste Nooit meer Auschwitz-lezing ging professor Hilberg hierna op indrukwekkende wijze op deze thema's in en liet onder meer zien hoe de Duitse bedrijven aan Auschwirz enorm veel geld hebben verdiend. Deze lezing zal hopelijk binnenkort in boekvorm verschijnen, (m.a.)

Na zijn lezing werd Hi lberg geïnterviewd door journalist Frits Barend, die hem af en toe uit zijn tent wist te lokken met een aantal meer persoonlijke vragen.

Frits Barend: U~ bent in 1926 in Wenen geboren; uw ouders en u konden in 1939 naar de Verenigde Staten emigreren. Waren uw ouders boos dat ze uit Oostenrijk weg moesten?

Raul Hilberg: "Voor boosheid was er geen ruimte. Mijn vader was in november 1938 gearresteerd, in die maand zijn er meer dan 25-000 Oostenrijkse joden naar concentra­t iekampen gestuurd. Maar mijn vader was een veteraan van de Eerste Wereldoorlog, hij was 26 maanden aan het front geweest, was gewond geraakt, had medailles gekregen. Daarom gaven ze hem de kans samen met zijn gezin vóór een bepaalde datum uit Oostenrijk te vertrekken, anders moest hij alsnog

naar een concentratiekamp. Van onze familieleden heeft niemand de oorlog overleefd. Niemand."

F B: Bent u toen u dertien werd nog bar mitswa geweest in Oostenrijk?

R H: "Nee. Ik was als kind al atheïst. Ik was toen al een rebel en opstandig en ik ben dat ah volwassene altijd gebleven. Ik heb geen bar mitswa gedaan en ik heb dat nooit als een gemis gevoeld."

F B: Het was moeilijk voor u een uitgever te vinden voor uw boek. Was dat vanwege politieke redenen?

R H: "Het gaat altijd om een politieke reden, in elk land weer. Het was toen een taboe o m over de joden­vervolging te schrijven. Kort na de oorlog zijn er memoires van over­levenden verschenen, maar die geven maar een beperkt beeld. Andere boeken over de Holocaust verschenen alleen in heel kleine oplagen, één in Frankrijk en één in Engeland. Men wilde er niets van weten en ook joden gaven er de voorkeur aan onzichtbaar te zijn. Er was discri­minatie. Als jood kon je geen baan krijgen in gevestigde ondernemingen, bij een bank of een verzekerings­maatschappij. Je kon alleen in een staaliabriek werken als je er zelf een begon. Daarom begaven joden zich in nieuwe gebieden, zoals film, radio en televisie. Dat niet-joden zich voor zoiets als de Holocaust zouden kunnen interesseren kwam niet bij ze op. De eerste keer dat ik gevraagd werd een artikel voor een encyclopedie te schrijven was in 1968 en het moest gaan over alle concentratiekampen, vanaf de kampen in Zuid-Afrika tot en met de Goelag. Ik mocht ook

Page 11: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

nog apirt schrijven over Dachau en Buchenwald. Maar niet over Ausch­witz. Dat was nog geen Begrip in 1968."

F B: In uw boeken schrijft u dat er niet 6 miljoen, maar 5,1 miljoen

joden zijn vermoord. Wal is de waarheid:

Raid Hilberg: "Tijdens dc Processen van Neurenberg was er een zeer onbetrouwbare getuige, een SS-majoor, die beweerde dat Eichmann hem had verteld dat er zes miljoen joodse doden waren: vier miljoen in de kampen, een miljoen in de gerto's en nog eens een miljoen bij schiet­partijen. Een ander getal had het tribunaal van Neurenberg niet. Ook andere berekeningen kwamen in die buurt. Het werd een traditie om over zes miljoen doden te spreken. Maar toen ik de getallen uit verschillende rapporten van SS-statistici bij elkaar optelde kwam ik tot vier miljoen. Hoeveel zouden er niet geteld zijn? Misschien een mil­joen. Zo kwam ik tot een schatting van 5,1 miljoen."

EB: Door de val van het communisme kon u in Oost-Europa documenten lezen die tot dan toe geheim waren. Zijn uw inzichten daardoor veranderd:

RH: "Voor mij was het onverwachts te zien hoe omvangrijk de mede­werking van de plaatselijke bevolking binnen de grenzen van de Sovjet-Unie aan de jodenvervolging is geweest. Ze hielpen bij de getto­vorming, bij het doodschieten, bij alles. Er waren hele bataljons Letten, Litouwers en Oekraïners bij betrokken. Tijdens de grote razzia in Warschau stonden Letse bataljons op wacht. Hierdoor begreep ik pas waar de Duitsers hun mankracht vandaan haalden, hele bureaucratieën werden door de Duitsers geannexeerd. Het

1 Links professor Hilberg, rechts Frits Barend, foto Han Singeh

is ingewikkeld, want de Duitsers geloofden in een ui tzonder l i jk gedetailleerde racistische hiërarchie, de Esten waren hoger dan de Letten en de Letten hoger dan de Litouwers en die stonden weer hoger dan de Oekraïners, maar de Russen en de Wit-Russen stonden nog weer lager. De Duitsers hadden soms zelf moeite dit allemaal uit elkaar te houden."

F B: U schrijft en spreekt hierover met grote afstand. Maar was er ooit een moment dat u even niet verder kon gaan met uw onderzoek?

R H: "Wat je raakr heeft vaak te maken met je persoonlijk leven. Toen ik tijdens de Tweede Wereld­oorlog in Europa vocht was ik niet geschokt door de lijken die ik zag, maar door een opschrijfboekje van een zestienjarige scheikundestudente dat ik per ongeluk vond, want ik was als zestienjarige ook student scheikunde geweest. Tijdens mijn onderzoek zag ik een document over een jood die in 1942 naar een Duitse rechter stapte omdat een winkelier hem had geweigerd koffie te verkopen. Hij won die rechts­zaak, maar werd vervolgens op trans­port gesteld. Nu ben ik in Wenen grootgebrachr met Wiener Melange:

naar mate je ouder werd kreeg je steeds een beetje meer koffie in je melk. Plotseling realiseerde ik me dat voor deze Berlijnse jood koffie even belangrijk was als voor mij en wat hij er voor over heeft gehad. Ik kon toen een paar dagen nier werken."

FB: We zeggen Nooit meer Auschwitz. Kan het ooit weer gebeuren? Of is het intussen al weer gebeurd?

R H: "Een historische gebeurtenis wordt nooit precies op dezelfde manier herhaald. Verschrikkingen gebeuren vaak op een plaats en tijd die je niet zou verwachten. We hadden nooit gedacht dat er massamoorden in Cambodja zouden plaats vinden. Of in Rwanda. Toen daar een half miljoen Tutsi's werden vermoord door de Hutus is niemand ze te hulp geschoten. Ook de paus zweeg, net als in 1943. En dan de aanvan­kelijke ontkenning, ook door de Amerikaanse minister van buiten­landse zaken, dat het gebeurde. De Holocaust is gepopulariseerd, er zijn musea, we hebben alles gedaan wat we konden en toch gebeurt zoiets alsof er helemaal geen connectie met het verleden zou bestaan. Dat is zeer ve ron t rus tend voor ons allemaal."

Page 12: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

"Nooit meer Auschwitz-lezing" 2005 Zuid-Afr ikaanse rechter Albie Sachs O p donderdag 27 januari 2005 organiseert het Nederlands Auschwitz Comité in samenwerking met de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies voor de tweede keer de jaarlijkse Nooit meer Auschwitz-lezing.

De lezing vindt plaats in de Beurs van Berlage te Amsterdam en de spreker is dit jaar de Zuid-Afrikaan professor Albie Sachs, rechter aan het Constitutionele Hof van Zuid-Afrika en prominent lid van het African National Congress. Hij speelde als lid van het Constitutioneel Comité van het ANC een bijzonder actieve rol in de onderhandelingen over de nieuwe Zuid-Afrikaanse grondwet. Albie Sachs (1935), zoon van de legendarische Zuid-Afrikaanse vakbondsleider Solly Sachs, een gevluchre jood uit Litouwen, was als advocaat jarenlang werkzaam op het

gebied van de mensenrechten, tot­dat ook hij tot tweemaal toe werd opgesloten door de Veiligheidspolitie van Zuid-Afrika. Vervolgens leefde hij vele jaren in ballingschap. Hij doceerde tijdens die ballingschap rechtswetenschappen aan o.a. de Universiteit van Southampton en aan de Eduardo Mondlane Universiteit in Mozambique. Over zijn tijd in de gevangenis, zijn ervaringen met het apartheidsregime (hij verloor in 1988 zijn arm en een deel van zijn gezichtsvermogen door een autobom), maar ook over cultuur en milieu heeft hij boeken gepubliceerd. Zijn gevangenisdagboek is omgewerkt tot een theaterstuk, dat in diverse landen is opgevoerd. Na de lezing zal Albie Sachs worden geïnterviewd over zijn werk en publicaties.

Aan de lezing, enkele dagen voor dc Auschwitzherdenking (30 januari 2005), is ook de jaarlijkse onder­

scheiding verbonden, die de naam draagt van de in 2001 overleden ere­voorzitter van het Auschwitz Comité, Annetje Feb-Kupferschtnidt. Dc onder­scheiding wordt gegeven aan een persoon of organisatie die zich op buitengewone wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor het realiseren van de doelstellingen van het Nederlands Auschwitz Comité.

Nadere informatie over de lezing volgt in het komende Auschwitz Bulletin.

Tentoonstelling Verzetsmuseum in voorbereiding Het smokkelen van kinderen uit de crèche Vanaf mei 2005 presenteert het Verzetsmuseum Amsterdam een grote wisseltentoonstelling over de smokkel van joodse kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. Voor deportatie werden de joden in Amsterdam verzameld in de Holland­sche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan, vlakbij het huidige Verzetsmuseum. Jonge kinderen werden ondergebracht in een crèche aan de overkant. Verschillende verzets­groepen hebben ongeveer 600 kin­deren gered door ze weg te smokkelen uit de crèche en ze te laten onder­duiken. Hierbij was een groot aantal joodse verzetsmensen betrokken. De onderduikadressen waren meestal in Friesland of Limbutg. Het Utrechts Kindercomité, de Amsterdamse

Studentengroep, de NV-groep en de Trouw-groep waren de belangrijkste van de verzetsgroepen.

De tentoonstelling begint bij de joodse helpers. Een ruime selectie van helpers, onder wie de genoemde hoofdrol­spelers, wordt geportretteerd: waarom en hoe raakten ze bij dit verzetswerk betrokken en wat waren daarbij hun dilemma's. De praktische gang van zaken rondom de kindersmokkel wordt vervolgens verbeeld. Ver­schillende geredde kinderen worden geïntroduceerd en worden verder gevolgd in hun belevenissen. Een deel van de tentoonstelling wordt besteed aan de periode na de bevrijding waarbij, behalve de ervaringen van de kinderen, ook die van de over­levende helpers uit het begin van de

tentoonstelling weer in beeld komen. Bij de realisatie van deze tentoon­stelling, die bedoeld is voor een breed publiek en voor schooljeugd in het bijzonder, wordt samengewerkt m e t het Joods Historisch Museum en de Hollandsche Schouwburg. Het Verzetsmuseum Amsterdam zoekt voor deze expositie foto's, documenten, en objecten van kinderen en helpers. Dir kan een fotoalbum zijn, een kledingstuk of een speelgoedpop. Ook persoonlijke verhalen zijn welkom.

Bent u betrokkene, en wilt u mee­werken, neem dan contact op met Verzetsmuseum Amsterdam, Plantage Kerklaan 6 1 , 1018 CX Amsterdam, tel. 020 - 620 25 35. Vraag naar projectleider Alex Bakker. Mailen kan ook: [email protected]

Page 13: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

H e r d e n k i n g opstand Z i g e u n e r l a g e r in Berl i jn

Wanneer komt er voor Sinti en Roma een monument "Alles v/at daar gebeurde was niet te bevatten, en is tot op heden niet te bevatten. Dat geldt in de eerste plaats voor diegenen die de natio­naal socialistische volkerenmoord overleefd hebben. Ze zijn voor altijd getekend, zowel lichamelijk maar vooral geestelijk, door hetgeen toen gebeurd is. Overleven kan een zware last zijn. We weten van overlevenden dat de stap van overleven naar verder leven heel groot is, voor sommigen te groot. In Europa leven nu achttien en een half miljoen Sinti en Roma. Ze zijn de grootste minderheid in Europa. In veel landen leven ze nog in grote armoede en worden gediscrimineerd, soms nog vervolgd. Door de oorlog in het voormalige Joegoslavië zijn vele Roma weer verdreven van huis en haard . De Raad van Europa heeft met haar verdrag tot bescherming van minderheden een belangrijk signaal afgegeven. Dit verdrag mag geen stuk bedrukt papier blijven. Deze afspraken moeten ook uitgevoerd worden, dat zijn we de slachtoffers van discriminatie en vervolging schuldig."

Her bovenstaande is een deel van de rede die de Duitse bondspresident Johannes Rau heeft uitgesproken ter gelegenheid van de herdenking van de opstand in het "Zigeunerlager' van Auschwitz. In de Weltsaal van het Ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn werd deze opstand van 16 mei 1944 op indrukwekkende wijze herdacht. Sinti en Roma uit diverse Europese landen waren hierbij aan­wezig. Nederland werd vertegen­woordigd door een delegatie van de Landelijke Sinti Organisatie en vertegenwoordigers van het ministerie van VWS en de Nederlandse

Ambassade. Er waren toespraken van o.a Romani Rose voorzitter van de Zentralrat Deutscher Sinti und Roma, de Duitse ministers van buitenlandse en binnenlandse zaken, Joschka Fischer en Otto Schily en vertegenwoordigers van Polen en Tsjechië.

Tot het uiterste Ontroerend was de toespraak van overlevende Elisabeth Guttenberger, ze werkte in de Schreibstube in Auschwitz. Hier enkele passages uit haar toespraak; "Ik vergeet nooit de dag toen de SS­er Buch bij ons in de Schreibstube kwam en ons vertelde dat wij de volgende dag allemaal vergast zouden worden. Cynisch voegde hij er nog aan toe dat hij ons een nekschot zou geven, als een zogenaamde genade-dood. Wij waren totaal verlamd en zagen geen uitweg. Hoe kan men zich met blote handen tegen machine­pistolen verweren? We besloten ons tot het uiterste te verdedigen en ons niet zonder tegen­stand in de gaskamers te laten voeren. Velen van ons, die in Aussenkommanaos waren ingedeeld, hadden werktuigen die als wapen konden dienen (schop­pen, ijzeren staven, stenen, e.d.) om daarmee de ontruiming van onze barak door de SS-ers te verhinderen. Voor mij als jong meisje was het onvoorstelbaar dat we tegen de over­macht van de SS een kans zouden

hebben. De SS-ers moesten zich terugtrekken door de onverwacht heftige tegenstand die ze ondervonden toen zij probeerden onze barak te ontruimen. Om de tegenstand te breken heeft men in de dagen er na diegenen die nog werken konden op transport naar andere kampen gezet. De overgebleven, ongeveer 2900 vrouwen, kinderen en zieken zijn in één nacht vergasr. In naam van de talloze vermoorde mensen appelleer ik aan de Bondsregering en de Bonds­dag nu eindelijk een begin te maken met het realiseren van het holocaust­monument voor ons Sinti en Roma. Het is mijn grootste wens dat de huidige en toekomstige generaties uit onze verschrikkelijke ervaringen leren, en dat Auschwitz niet nog een keer werkelijkheid wordt."

Sinds 1994 is er een locatie in Tïergarten, schuin tegenover het Rijksdaggebouw, gereserveerd voor een monument ter nagedachtenis van de door de nazi's vermoorde Sinti cn Roma. De Israëlische kunstenaar Dani Karavan heeft opdracht gekregen voor het ontwerp van dit monument. We hopen samen met Elisabeth Guttenberger, dat binnenkort met de realisatie van ons monument ter na­gedachtenis van meer dan 500.000 Sinti en Roma begonnen wordt.

Zoni Weisz

Page 14: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Sal Zanten 1921 - 2 0 0 4 Sal Zanten leerden we kennen in 1995 toen het I n t e r n a t i o n a l e Auschwitz Comité een grote bij­eenkomst in Auschwitz organiseerde van over levenden samen met jongeren, ter herdenking van de bevrijding van Auschwitz-Birkenau, 50 jaar eerder. Het Nederlandse Auschwitz Comité vroeg schoolkrant­redacteuren mee te gaan en het lukte in iedere provincie een overlevende en een schoolkrantredacteur bereid te vinden mee te gaan. Sal Zanten woonde in Brabant en was nooit terug geweest. Hij wilde mee als zijn kleinzoon, Daniël Blocq, ook mee mocht. Later schreef hij daarover: "Ik ging met de reis mee ... in de hoop dat het me goed deed. Dat ik een heleboel emoties kwijt kon."

Sal Zanten kwam alleen terug uir de kampen. Zijn ouders werden in Sobibor vergast, zijn jongere broertje, met wie hij samen naar Auschwitz werd gedeporteerd, stierf zes weken voor de bevrijding in Buchenwald. Zelf ontkwam hij meer dan eens op het nippertje aan de dood. Al in 1941, op de tweede dag van de razzia's in

februari, die leidden tot de Februari­staking, werd Zanten opgepakt. 200 jongens moesten ze hebben. Er waren er vijf te veel, die mochten weg. Zanten was er één van. Later werd hij via Vught en Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. In de barak waar hij, ziek en broodmager, terecht kwam, geselecteerd voor de gaskamer, werkte een Franse arts. Zanten sprak Frans, en de arts haalde hem er uit. Daarop liep hij een familielid regen het lijf die eten kon verzorgen. Dat redde hem opnieuw het leven. Hij overleefde ook de gruwelijke doden­mars in januari 1945, eerst lopend van Auschwitz naar Gleiwitz, toen, met 20 graden onder nul, in open goederenwagons naar Dora in Tsjechoslowakije en vervolgens naar Ravensbrück. Hij had weer geluk, zei hij, en een sterke wil om te over­leven "want ik moest en zou Parijs terugzien" en "misschien is er toch nog iets, wat het bepaalt. Want het kan niet allemaal geluk zijn. Dat kan niet."

Een opluchtende ervaring Tijdens de reis met het Auschwitz­comité vertelde Sal Zanten voor het eerst over zijn ervaringen in het

Sal Zanten met kleinzoon in Birkenau, april 1995 foto: Carla van Thijn

kamp aan zijn kleinzoon, die het onderwerp oorlog nooit ter sprake had durven brengen. Niet eerder had Zanten zijn kinderen, familie of vrienden hierover verteld. Nu kwamen de verhalen los, ook bij de andere overlevenden. Dc jongeren luisterden en vroegen. De reis bleek voor hem en zijn familie een bijzonder op­luchtende ervaring. Hij ging over zijn kamptijd vertellen, want hij vond het belangrijk dat een jongere generatie er over zou horen.

We zullen hem missen

Carry van Lakerveld

Zes g e b o u w e n vol in fo rmat ie

Een rondleiding in Arolsen Tijdens het bezoek dat de voorzitter van de Stichting Sobibor Jetje Manheim en ondergetekende aan de Internationaler Suchdienst des Roten Kreuzes (ISD) op 9 februari van dit jaar aan Bad Arolsen brachten zijn wij onder de indruk geraakt van de hoeveelheid informatie die in zes gebouwen vol papier en computers is ondergebracht en het werk dat daar wordt verricht. De opdracht die de I S D in 1955 van het Internationale Comité van het Rode Kruis kreeg was, gegevens en docu­

menten te verzamelen, te ordenen en te bewaren om ze niet alleen voor het nageslacht te conserveren maar ze, niet in de laatste plaats, voor geïnteresseerden toegankelijk te maken. D e enorme hoeveelheid lijsten, kaarten, hangmappen en anderszins nemen ca. 25.000 strekkende meter in beslag. Om efficiënt te kunnen werken is een verdeling gemaakt in de categorieën concenrratiekampen, dwangarbeidskampen en overige door het nazi-regime vervolgden.

Schadevergoeding Een van de taken van de ISD is antwoord te geven op vragen van familieleden naar het lot van hun dierbaren, naar vermiste kinderen of ouders en het zo mogelijk vaststellen van hun sterfdatum. Dit alles in samenwerking met instanties in binnen- en buitenland en met de nationale bureaus van het Rode Kruis. De namen van hen die niet in hun geboorteland konden aantonen dat zij voor Entschddigung'm aanmerking kwamen werden voor nader onderzoek

Page 15: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

doorgestuurd naar Arolsen. Als pregnant voorbeeld toonde de chef-de-bureau de heer Jost ons een luizen-controleformulier van 26 januari 1945, opgesteld in het concentratie­kamp Grofê-Rosen, waarop zes namen voorkomen van mannen met één of twee luizen. Eén van hen was niet bij machte aan te tonen dat hij in Gro6-Rosen was geweest. Dankzij de bij hem gevonden luis kon worden vastgesteld dat hij er daadwerkelijk had gezeten. Dit was het tevens bewijs dat hij voor een schadevergoeding in aanmerking kwam.

Het zoeken van op te sporen personen begint bij het fonetisch omzetten van namen van personen waarover opheldering wordt gevraagd, want veel voor- en achternamen kunnen op tientallen manieren worden geschreven. Als voorbeeld noemt Jost ons de namen Abrahamovic en Schwarz. Deze werden in de ver­schillende kampen in het Frans, Duits, Pools, Nederlands of in andere talen anders geschreven. Om lang zoeken te voorkomen werden de namen volgens een door de ISD ontwikkeld systeem fonetisch-alfabetisch gerubriceerd. Tijdens een rondleiding met de heer Jost heeft hij ons de onafzienbare rijen met cartotheekkaarten getoond. Uit veie kampen zijn de gegevens

bewaard gebleven; die uit de ver­nietigingskampen Belzec, Sobibor, Treblinka en Chelmno ontbreken omdat daar elke vorm van admini­stratie ontbrak.

In de loop van de jaren negentig van de vorige eeuw is de ISD begonnen met het overbrengen van papieren-naar langer houdbare elektronische documenten. Het zoeken en antwoord geven op vragen gaat daardoor via moderne technieken aanzienlijk sneller dan voorheen. Ondanks dat werken er in Arolsen meer dan vierhonderd medewerkers. Ik vroeg de heer Jost naar de gegevens over mijn gedeporteerde vader. Hij trok een lade uit één van de stellingen van personen die beginnen met de letter S, onderverdeeld met de fone­tische naam Schelvis. Bij Jacob, geboren op 28 december 1893 in Amsterdam staan zijn gegevens genoteerd. Hij kwam vanuit zijn woonhuis in de Henriëtte Ronner-straat in Amsterdam via Westerbork op 19 mei 1944 in Bergen-Belsen aan als diamantbewerker, vallende onder de categorie Jude. Vervolgens werd hij op 6 december van dat jaar naar Sachsenhausen gebracht. Het formulier waarop eind december de overlijdensdatum en doodsoorzaak zijn vastgelegd was niet voorhanden, omdat het zich bij een papier-

j :

; p p

conserveringsbedrijf in Leipzig bevond om daar, in volgorde van de door de ISD vastgestelde prioriteiten, met enige honderdduizenden andere documenten te worden behandeld.

De Internationale Zoekdienst bevat namen, namen en nog eens namen van mensen die de verschrikkingen van de oorlog hebben meegemaakt. In Arolsen waren wij er ons steeds van bewust dat achter iedere naam op een kaart of in de computer ooit een mens heeft geleefd. De cartotheekgegevens zijn in­middels voor een belangrijk deel digitaal vastgelegd en w orden bewaard, om de grote hoeveelheid gestelde vragen te beantwoorden over bijvoorbeeld de plaats waar grootvader, grootmoeder, vader, moeder, oom of tante in de oorlog zijn geweest of waar het nummer op hun arm werd getatoeëerd. D e heer Biedermann, directeur van de ISD, schreef in her voorwoord van zijn boekje Über 10,5 Millionen... dat in 2002 meer dan een half miljoen antwoorden aan vragen­stellers werden ve rzonden . Di t onderstreept nog eens het grote belang van de Internationale Zoekdienst.

Jules Schelvis

Voor nadere informatie: ISD, Grosse Allee 5-9 Bad Arolsen, BRD. e-mail: www.its-arolsen.org fax: 0049-5691 629500

Page 16: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

N i e u w e u i tgave Stichting Vredeseducat ie

NSB-vrouwen in Fort De Bilt

Kampautomobiel foto uit: "Fort de Bilt, NSB vrouwenkamp 1945-1946"

Mevrouw Hijink-Rijnders was in 1945/46 de commandante van Fort de Bilt. In een door de stichting Vredeseducatie uitgegeven boekje Fort De Bilt, NSB vrouwenkamp 1945-1946 komt zij uitgebreid aan het woord. Zij vertelt over de problemen en ook over enkele mooie momenten uit de tijd, vlak na de Tweede Wereld­oorlog, toen zij verantwoordelijk was voor de meer dan duizend ge­ïnterneerde NSB vrouwen. Hijink-Rijnders kreeg te maken met onverbeterlijke NSB ideologen maar ook met ontluisterde 'Brood NSB­ers", die nog niet wisten of hun man of kind zou terugkeren van het oostfront. Zij moest 'foute' bewakers — "Wij mochten nooit dezelfde methoden gebruiken als de nazi's" -terecht wijzen. De vrouwen moesten bezig gehouden worden, door binnen het kamp te werken in een naai­atelier of daarbuiten bij Inventum. Onderling organiseerden de vrouwen lezingen, bijvoorbeeld over Egypte, en zij voerden een musical op. Er werd ook in Fort de Bilt op 4 mei een dodenherdenking gehouden.

Hijink-Rijnders plaatst haar verhaal soms in een breder kader. Er was vlak na de oorlog gebrek aan alles. Honderden vrouwen moesten het

doen met een paar douches en ze hadden veelal geen schoenen. Een delegatie uit de Tweede Kamer had volgens haar "er geen flauw idee van wat het betekende om zoveel mensen in kampen vast te houden". Veel bewakers kwamen uit het verzet. Ze hadden er moeite mee hun woede in te houden. Verder vertelt zij hoe het was om als getrouwde vrouw in die rijd een baan te hebben, en nog wel een leidinggevende positie.

Tot slot gaat Hijink-Rijnders in op het begrip verzoening: "een van de belangrijkste aspecten van vredes­educatie". De essentie is voor haar dat je het leven aanvaardt als een

geschenk. Alleen dan kun je vergeven, zonder te vergeten.

H e t boekje besluit met enkele algemene gegevens over de internering van oud NSB-ers. Hierna volgt informatie over de uitgever, Stichting Vredeseducat ie , de Werkgroep Herkenning, KOMBI, Algemeen Maatschappelijk werk en ICODO.

M a r i e n Sevenster

Jan Durk Tuinier en Geu Visser, Fort De Bilt, NSB vrouwenkamp 1945 -1946. Uitgave: Stichting Vredeseducatie, Utrecht, 32 pagina's, prijs 7 Euro, te bestellen via www.vredeseducatie.nl

H e r d e n k e n , actueler dan ooit! Nog nooit gingen zoveel mensen de straat op om hun afschuw van geweld te tonen. Om uiting te geven aan hun medeleven worden rituelen gebruikt zoals: het houden van stilte, de vlag halfstok, het zingen van het volkslied, het spelen van de last post of het aansteken van een kaars. Steeds meer kinderen en jongeren doen actief mee aan de dodenherdenking cn de viering van de dag van de vrijheid. Om kinderen en jongeren te leren herdenken en vrijheid te vieren ontwikkelde de Stichting Vredeseducatie een cd met zeven liedjes en een werkboek met tientallen

suggesties. Het project kan worden gebruikt in de school, in het jeugdwerk, in het recreatiewerk, door jongeren­koren en tijdens herdenkingen en bevrijdingsactiviteiten. De cd bevat een ingezongen en een karaoke versie.

Muziek en teksten: Mar van der Velden. Uitvoering: Kamerkoor Pacem o.l.v. Roel Vogel. Samenstelling werkboek: Jan Durk Tuinier en Geu Visser. Meer informatie over het project is te vinden op www.vredeseducatie.nl

Page 17: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Mauthausen In het Auschwirz Bulletin van januari 2004 schrijft Jules Schelvis in een artikel getiteld De baby van Liesje en Max ook over de aanmeldings­plicht voor joden van begin 1941 en zegt daarbij dat bij het niet na­komen van deze verplichting "met Mauthausen [werd] gedreigd". De op 10 januari 1941 verschenen Verordening inzake de aanmelding trad in werking op 24 januari met een aanmeldingstermijn van vier weken en voor Amsterdam van tien weken, dus tot uiterlijk 4 april 1941. Er was toen nog geen enkele Neder­lander naar Mauthausen gedeporteerd en Mauthausen was bijgevolg in het geheel nog geen begrip geworden in ons land. De eerste deportatie van Nederlanders naar Mauthausen vond - vanuit Buchenwald - plaats in mei 1941, Het eerste sterfgeval dateert van de 24 c van die maand. Pas in het voorjaar van 1942 werd met deportatie naar Mauthausen gedreigd als straf die stond op het niet naleven van maatregelen, zoals het dragen van de ster.

Amsterdam, Hansje E. Dominicus oud-lid van het bestuur van de Stichting Vriendenkring Mauthausen

Simon van der Sluis uit Amsterdam schrijft ons: Ik heb wederom met veel waardering het nieuwe Bulletin gelezen. Bijzonder heeft mij getroffen wat de heer Verduin schrijft over de medeveranr-woordelijkheid van de Joodse Raad met betrekking tot het welbekende drama. Ik heb een soortgelijke ervaring. Ik was van 25 april 1942 tot de datum van ontvluchting op 6 juli 1942 gedwongen "te werk gestelde" geweest in het werkkamp Molengoot in Hardenberg (voorportaal van Westerbork). In deze periode was er nog geen politiebewaking, dus het was betrekkelijk makkelijk om uit het kamp te vluchten. Dit hebben verscheidene bewoners gedaan in de maanden mei en juni 1942. Derhalve werden we op 28 juni bijeengeroepen voor een bijeenkomst in de kantine.

Er was namelijk bezoek voor ons. Een vertegenwoordiger van de Joodse Raad. Hij vertelde ons dat door het ontvluchten van diverse bewoners het lot van onze medejoodse lotgenoten in gevaar kwam. Ja, de Duitsers zouden wel eens boos kunnen worden. Het was dus onverantwoordelijk dit voorbeeld te volgen. En waarom ook? Hij zei woordelijk, "Wij worden niet afgemaakt. Dit zijn "(jre«^/w<ifrf^'«"(gruwelverhaaltjes) Het was ook erg kies om op dat ogenblik op deze plaats een Duitse uitdrukking te gebruiken. Hier dus weer een voorbeeld, dat deze lieden hun uiterste best deden om verzet, in casu ontvluchting te ontmoedigen.

Hef bestaan van de Gaskamers was bekend in KZ Vught. Zeker al in voorjaar 1943 was in concentratiekamp Vught bekend, beter gezegd: bevestigd, dat er gaskamers waren in Auschwitz/Birkenau. In de barak waar mijn vader Albert barakleider was, waren soms "culturele" avonden. Zo herinner ik mij, dat Bob Scholten gezongen heelt, er verteld is over boksen, twee violisten van het Concertgebouworkesr optraden en andere voordrachten gehouden werden. O p die avonden was soms een SS­er aanwezig. Eén SS-er vertelde heel nauwkeurig hoe het toeging in Auschwitz/Birkenau: dat direct na aankomst van de trein de selecties bij de "Rampe' plaatsvonden. Degenen die meteen naar de gaskamers werden gestuurd, werd verteld, dat ze per vrachtauto naar de werkkampen zouden worden gebracht opdat ze geen 8 kilometer hoefden te lopen. In werkelijkheid waren het slechts een paar honderd meter naar de "doucheruimtes": de gaskamers. Hij vertelde hoe de selectie plaats vond en de groepen, die wel moesten werken aparr werden gezet. Doordat ik dat wist heb ik het overleefd, want door de selectieofficier werd ik naar de gaskamergroep gestuurd, alhoewel ik pleitte voor mijn leven. Die selectieofficier werd kwaad toen ik de gaskamer noemde, hij zei dat dit onzin was en stuurde mij toch naar de groep met ouden van dagen en moeders met kleine kinderen. Ik ben daarheen gelopen, maar vervolgens vanuit die gaskamergroep "overgestoken" naar de werkgroep, het risico nemend, dar ik door een SS-ers met de bajonet doodgestoken zou worden.

Over het verhaal van die SS-er heb ik een briefje toegespeeld aan een bezoeker van de Joodsche Raad. TA] hadden er echter belang bij de geruchten de kop in te drukken om hun eigen hachje te redden via Theresienstadt of Bergen Belsen, warze gelukt is. Zij hebben niets met die berichten gedaan, evenmin als de Nederlandse "regering" in Engeland.

Ernst Verdu in , KZ nummer Auschwitz 150811. Ochten.

Page 18: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

De overlevingskans van joden in Neder land tijdens de bezetting Hoewel BertJan Flim in zijn bespreking van 'Gif laten wij niet voortbestaan. Een onderzoek naar de overlevings­kansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945' van Peter 'lammes en ondergetekende in het Auschwitz-Bulletin nr. 2 van april 2004 de inhoud van ons proef­schrift geregeld niet geheel juist weer­geeft, vestigt bij niet zijn opmerking over het door joden buiten hun woon­plaats onderduiken wel de aandacht op een belangrijke kwestie. Onder geschiedschrijvers van de joden­vervolging in Nederland leeft het idee dat veel van dc joden die onder­doken dat buiten hun woonplaats deden. Zij zouden dat wel pas vanaf april 1943 hebben gedaan, want voor­dien was de georganiseerde hulp aan joden onvoldoende op gang gekomen. Dit laat tot bloei komen van het georganiseerde verzet zou op zijn beurt één van de redenen zijn dat slechts 27 procent van de joden in Nederland de oorlog overleefde. Tegen dit idee zijn tenminste twee argumenten aan te voeren. In de eerste plaats werd in Nederland voor zover bekend slechts een minder­heid van de ondergedoken joden door verzetsorganisaties gered. De meeste ondergedoken joden maakten gebruik van 'ongeorganiseerde ' vormen van hulp uit hun lokale sociale omgeving. Misschien maar beter ook: er worden in 'Gif etc.' aanwijzingen gegeven dat de kans op arrestatie bij de georganiseerde vorm van hulp hoger was dan bij de 'ongeorganiseerde' vormen. In de tweede plaats wordt in ons boek op basis van tot voor kort ongebruikt archiefmateriaal duidelijk gemaakt dat al ruim vóór april 1943 vele duizenden joodse onderduikers waren gearresteerd. Di t betekent

niet alleen dat joden eerder onder­doken, dat zij dat in grotere getale deden en dar zij bovendien in hogere mate werden gearresteerd dan veelal wordt aangenomen - er waren tenminste 28.000 joden die de onderduik waagden en tenminste 12.000 die alsnog werden gepakt —, maar ook dat het laat op gang gekomen georganiseerde verzet de lage over­levingskans van joden in Nederland niet kan verklaren. Ook andere gangbare verklaringen voor deze lage overlevingskans, zoals het bedrieglijke systeem dat de Duitsers met de tijdelijke vrijstellingen van deportatie (Sperren) hanteerden of de onoverkomelijke problemen die de Amsterdamse joden zouden hebben ondervonden bij hun pogingen de stad te ontvluchten, vol­staan niet. Niet alleen omdat beide fenomenen slechts op Amsterdam betrekking hadden en daarmee geen verklaring kunnen bieden voor de lage percentages overlevende joden in andere Nederlandse gemeenten, maar ook omdat er onvoldoende aan­wijzingen besraan dat deze fenomenen überhaupt zo'n belangrijke rol hebben gespeeld. Duizenden Amsterdamse joden doken immers onder, ook buiten de hoofdsrad. Ook andere verklaringen van het lage percentage joodse ovetlevenden die voor Nederland als geheel van toepassing worden geacht, zoals de feilloze gemeentelijke tegistratie van de joden in 1941, de algemene mede­werking aan de registratie en deportatie door de Nederlandse ambtenarij in het algemeen en de Nederlandse politie in het bijzonder of de ver­onderstelde gezagsgerrouwheid van de Nederlander, zijn evenmin over­tuigend. Als deze factoren zo belangrijk waren, hoe is dan te verklaren dat,

zoals 'Gif etc.' laat zien, het percentage joden per gemeente dat de oorlog overleefde zo sterk varieerde? Hypothetisch zou hiertegen kunnen worden aangevoerd dat de variatie in het gemeentelijke percentage joodse overlevenden samenhangt met de mate waarin de registratie werkelijk feilloos was, de mate waar­in de Nederlandse ambtenarij en politie meewerkten, of de mate waar­in de Nederlander gezagsgetrouw was - en dat de algemene verklaringen dus grosso modo geldig zijn. Dit hebben wij onderzocht. Voor signi­ficante verschillen tussen gemeenten in de mate waarin de lokale registra­tie feilloos was of de lokale ambtenarij aan de jodenvervolging meewerkte, vonden wij geen aanwijzingen. Verschillen tussen gemeenten vonden wij wel in de mate van gezagsgetrouw­heid van de ingezetenen en de mate waarin de politie op het Duitse spoor zat. Maar tussen deze factoren en het gemeentelijke percentage joden dat de oorlog overleefde, bestond statistisch gezien geen verband. Een goede verklaring van de relatief lage mate waarin joden in Neder­land overleefden laat daarmee nog steeds op zich wachten. 'Gif etc.' maakt duidelijk dat tenminste een deel van deze verklaring ligt in het 'succes' waarmee in met name het westen van Nederiand door de Duitsers en hun Nederlandse handlangers op ondergedoken joden werd gejaagd. Dit betekent dat geschiedschrijvers zich in het vervolg niet alleen meer rekenschap zullen moeten geven van de verschillen tussen gemeenten in het percentage overlevende joden, maar ook van het handelen van de bezetter en de lokale variatie hierin.

Page 19: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

In blijvende herinnering aan de overlevenden van Auschwitz, die het Nederlands Auschwitz Comité hebben opgericht.

Nederlands Auschwitz Comité

Ere-lid: drs. Eva Tas Voorzitter: Jacques Grishaver Vice-voorzitter: Carry van Lakerveld Secretaris: Herbert Sarfatij 2e Secretaris: Ruud Wolff Penningmeester: Ronald van den Berg 2e penningmeester: John van Cleef

Secretariaat: Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88

website: www.auschwitz.nl E-mail: [email protected]

Bankrekening: ABN/AMRO: 414.646.282 Postbank: 29.30.87

AUSCHWITZ BULLETIN:

Eindredactie: Clairy Polak Redactie: Max Arian

Nienke Ledegang Theo van Praag Bertje Leuw Carry van Lakerveld Emilic Kuijt

Red. secr.: Marjon de Klijn E-mail: [email protected] Redactieadres: Postbus 74131 1070 BC Amsterdam

Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordel ijk.

Abonnementenadministratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tei./fax: 020-600 34 55

Druk: Drukkerij Peters Amsterdam bv

Fondsen Buiten de jaarlijkse bijdrage bestaat er ook de mogelijkheid om donaties aan onze fondsen over te maken. Voor deze giften kunt u ook in aanmerking komen voor aftrek bij uw aangifte inkomstenbelasting. De rekeningnummers waarop u extra giften kunt storten zijn:

Steunfonds 47.02.27.621, t.n.v. de Stichting Steunfonds Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam. Doelstelling: het ondersteunen van projecten van derden die vallen binnen het kader van onze doelstellingen.

Reisfonds 62.41.91.850, t.n.v. het Nederlands Auschwitz Comité, Amsterdam In de toelichting bij de Jaarcijfers over 2002 , heeft u reeds enige informatie over het doel en onze intentie met betrekking tot dit fonds kunnen vernemen. Mocht u geïnteresseerd zijn en meer informatie over het reisfonds willen hebben, dan kunt u contact met ons op nemen op nummer 020-4287683. Wij kennen de noden en kunnen u op de hoogte brengen van de voorwaarden en mogelijkheden.

Voor het honoreren van verzoeken om in aanmerking te komen voor ondersteuning zal de aanvraag aan een neutraal adviescollege worden voorgelegd teneinde iedere vorm van belangenverstrengeling te voorkomen.

Legaten en nalatenschappen Het Nederlands Auschwitz Comité streeft ernaar extra inkomsten te gebruiken voor nieuwe projecten - met name voor educatie op het gebied van de herinnering van de shoah - en om de toekomst van het Nederlands Auschwitz C o m i t é als organisat ie veilig te s tel len. Legaten en nalatenschappen kunnen daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Mocht u over dit onderwerp of over de fiscale aspecten meer willen weten, dan nodigen wij u uit contact met ons op te nemen op 020-4287683.

Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz Comité is:

* het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van fascisme, racisme en antisemitisme; * het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog

vervolgden en hun nabestaanden; * het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt,

alles in de ruimste zin

Page 20: Auschwitz Bulletin, 2004, nr. 03 September

Als ik later groot ben.. . Documentaire over de joodse kinderen in kamp Vught Als ik later groot ben... is een docu­mentaire in drie delen, waarin acht mensen vertellen over hun verblijf in concentratiekamp Vught, wat daaraan voorafging, wat erop volgde en wat er met hun familie is gebeurd. De documentaire concentreert zich op het lot van de joodse kinderen die met het Kindertransport van 6 en 7 juni 1943 vanuit Vught via Westerbork werden afgevoerd naar een ver­nietigingskamp, meestal Sobibor. Vanaf september zal de documentaire, met begeleidend lesmateriaal, door Nationaal Monument Kamp Vught (NMKV) worden gebruikt in leer­routes voor leerlingen van 10 tot 15 jaar. Als ik later groot ben... is een eerste product van Werkgroep ZART van Stichting Sobibor, die een educa­tieve DVD ontwikkelt over de joodse kinderen die in kamp Vught verbleven.

Documentaire en bijbehorend educa­tief materiaal zijn gerealiseerd met subsidie van het Ministerie van Volks­gezondheid, Welzijn en Cultuur. De inregrale interviews worden als oral history overgedragen aan het NIOD. Het initiatief tot de documentaire en de nog te realiseren DVD werd ge­nomen naar aanleiding van de plaatsing in september 1999 van een monument op het terrein van kamp Vught ter herinnering aan de kinderen die van hieruit met het zogenaamde Kinder­transport werden gedeporteerd. De geschiedenis van de kinderen werd door Janneke de Moei, lid van Werkgroep ZART, geboekstaafd in Joodse kinderen in het kamp Vught. Het kindermonument, met alle namen en leeftijden van de omgebrachte kinderen, maakt op bezoekers van Nationaal Monument Kamp Vught

grote indruk. Het doel van documen­taire en DVD is om de geschiedenis van de joodse kinderen in kamp Vught te belichten en te vertalen naar deze rijd, waardoor jongeren zich bewust worden van situaties waarin ver­worvenheden als respect voor de ander, vrijheid en tolerantie worden bedreigd. Dat wil zeggen dat zij leren om dergelijke situaties en de eigen rol, het eigen aandeel, de eigen keuzes daarin te herkennen. Als ik later groot beu... is in opdracht van Werkgroep ZART gerealiseerd door Jules Bohnen Media BV. De documentaire is te verkrijgen bij Nationaal Monument Kamp Vught Lunetrenlaan 600, 5263 NT Vught T (073) 656 67 64, I [email protected] en kost in video-vorm € 17,50 en in DVD-vorm € 25,- (exclusief verzendkosten).

e

> O

C o i . 18 Q_

8 o

O O e o

-8 c 3

- * e i i Dl

"3 O

• Ja

' c "O n

"O 3

BON Wilt u zich abonneren op dit blad of heeft u familie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de act iv i te i ten van het Neder lands Auschwitz Comité?

Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Neder landse Auschwitz Comité , Knoopkruid 5 4 , 1 1 1 2 PV D i e m e n ,

ontvangen u of uw bekenden vier maal per jaar het

Auschwitz Bulletin. Voor de verzend- en portokosten zijn wij echter genoodzaakt u om een minimale bij­drage te vragen. Deze bijdrage is voor binnenlandse abonnees € 8 , - , buitenlandse abonnees in Europa € 1 1 , - en buiten Europa € 16 , - . Tevens ontvangen al le a b o n n e e s één m a a l per jaar een accept­girokaart voor een vri jwil l ige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van het Nederlands Auschwitz Comité .

Naam:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Land:

Email:

Opsturen naar: Het Neder lands Auschwitz Comité, Knoopkruid 54 , 1 1 1 2 PV D i e m e n

Een a b o n n e m e n t kunt u ook opgeven via onze website: www.auschwitz .n l /bul le t in .html .