Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

32

description

Dick Walda MORRIS AUSTIN SCHNABEL een wereld apart! Amsterdam Hilton- Grill Restaurant inklusief dessert en koffie Experts in konferenties, recepties, diners en feesten. LAAT ONS UW Y AUTO VERZORGEN Eind april 1980 verschijnt Nes 89 — Amsterdam-C. Telefoon 020 -248339 service Uitdeuken - spuiten - moffelen Autoreparaties - revisie - doorsmeren Tevens: financieringen, alle verzekeringen (l3c%

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari
Page 2: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Eind april 1980 verschijnt

Dick Walda

TROMPETTIST IN AUSCHWITZ De naam Lex van Weren (Den Haag 1920)

roept herinneringen op aan de jaren vijftig en zestig toen hij als dirigent van het populaire Amsterdamse City-orkest furore maakte.

Minder bekend is Lex van Weren als trompettist in het vernietigingskamp Ausch­witz. Na jarenlang zwijgen heeft Dick Walda hem weten over te halen zijn ongelooflijke geschiedenis te vertellen. Het boek dat hieruit is ontstaan, werd een aangrijpend document dat in de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog niet mag ontbreken.

Lex van Weren is een van de weinige gedeporteerden die Auschwitz overleefden. Zijn verhaal bewijst dat de werkelijkheid de verbeelding verre kan overtreffen...

Paperback, ca. 128 blz. en 12 blz. foto's, f 17,90

bij elke boekhandel DE BOEKERIJ

VANDAAG LUNCHEN IN

AMSTERDAM HILTON

e e n w e r e l d a p a r t !

LUNCH VAN DE HOTCAR f2750

inklusief d e s s e r t e n koffie

A m s t e r d a m Hi l ton- Grill Res taurant

Antiekzaak Bettina en Carola Wolf

Nes 89 — Amsterdam-C. Telefoon 020 -248339

SCHNABEL o f f i c i a l (l3c%<£ service

MORRIS AUSTIN

ProevéVvan bekwaamheid. Experts in konferenties, recepties, diners e n feesten.

Uitdeuken - spuiten - moffelen Autoreparaties - revisie - doorsmeren

Tevens: financieringen, alle verzekeringen

LAAT ONS UW Y AUTO VERZORGEN

Schnabel - 2e Boerhavestr. 17 - A 'dam • Tel . 020-35 31 26

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

nederlands auschwitz c o m i t é

HERDENKINGSNUMMER Oplaag: 25.000 exemplaren

24e jaargang nr. 1, januari 1980

Secr. E Furth, Diemerkade 43, 1111 AC Diemen, tel.: 020-905310 Bankrek.. AMRO BANK, bijk van Baerlestr 58, 1071 BA Amster­dam, spaarrek 40 01.75.088 Gem. giro 4875500, postgiro: 293087 t.n.v. NAC Redaktie E Tas, Amsteldi|k 23, tel. 020-795716, 1074 HS Amster­dam Administratie krant D. v Geens, Renkumhof 50, 1106 JB Amster­dam, tel 020-972869

WIJ WILLEN LEVEN ZOALS WE ZIJN Zoekt u deze titel niet op in heilige ge­schriften of bij enige oude dichter. Niet een profeet, maar het elfjarige kleinzoontje van onze voorzitster schreef dit neer. Het zou uw eigen kleinkind kunnen zijn of uw dochter of een van onze lezers zelf. Leven zoals wij zijn: dat is precies waar het om gaat. Toen Auschwitz 35 jaar ge­leden geschiedenis werd, was alleen daar al het leven van miljoenen verstikt en lag de aarde overdekt met de vijftig miljoen doden van de Tweede Wereldoorlog. Een groot deel daarvan bestond uit kinderen die de dood vonden nog voor hun leven was begonnen. Geen jaar, geen eeuw van het kind kan die supermisdaad uitwissen. Wij die Auschwitz hebben doorstaan of het net zijn ontgaan willen leven, een menswaardig leven voor iedereen, het vol­strekte tegendeel van Auschwitz. Wij willen nooit meer die kampen van de industriële dood-aan-de-lopende band, maar ook niet van de min of meer lang­zame dood, die sommigen van ons ook hebben gekend. En die zijn ook nu niet van de aarde verdwenen. Ons lijden werd op deze schaal mogelijk en bevorderd door de oorlog. Ook nu worden van alle zijden wapens aange­sleept en wordt er, soms ijzig stil, soms luidruchtig mee gekletterd. En er wordt gevuurd, in alle hoeken. De Verenigde Naties, vrucht van de oorlog, of beter van het staakt het vuren in 1945, hebben botsingen niet kunnen voorkomen. Vier­maal binnen een kwart eeuw spraken de wapens in het Midden-Oosten. Een bloedige oorlog verwoestte Vietnam heel Indo-China. Ongelofelijke en daarom door velen niet geioofde wandaden bleken begaan in Cambodja. Vluchtelingen over­stromen Oost-Azië en druppelen door in andere werelddelen, ook bij ons Al deze jaren leven wij allemaal onder de dreiging van massavernietiging. Een atoomtijdperk kennen wij nog van voor de heerschappij van de computer en het vooruitzicht van chips. Nederland heeft zich het gevaar van de zoveelste generatie atoomwapens vroeg en sterk gerealiseerd. De beweging 'Stop de kernwapen-wed­loop' en de IKV-pendant (Interkerkelijk Vredesberaad), 'Kernwapens de wereld uit, te beginnen bij Nederland' zijn als een machtige golf door het Nederlandse volk gegaan. De regering, die op wenken van elders reeds bereid was middenafstands-raketten op eigen grondgebied toe te laten

werd tot dagenlange Kamerdebatten en oratorisch verweer gedwongen en kon slechts door te dreigen met een kabinets­crisis blijven zitten. Wijd uitwaaierend en diepgeworteld is het besef: Nederland mag geen mikpunt voor een eventuele aanval met kernwapens worden. Men mag dat besef op morele verantwoordelijkheid of welbegrepen eigenbelang gronden, vast staat dat Nederland zich bewust is van het gevaar van nog meer nabije bedreiging met totale vernietiging — immers ook met de huidige voorraad atoomkoppen kan de wereld­bevolking met gemak en in veelvoud worden uitgeroeid. Maar al terwijl dit geschreven en gelezen wordt, woedt geweld. In de laatste dagen van 1979 hebben Sowjettroepen de Af­ghaanse grens overschreden. Sommigen zien hierin een zeker antwoord op het NAVO-'moderniserings'-besluit; allen vre­zen voor het lot van de ontspanning. Toch is overeenkomst dringend noodzakelijk, juist nu: Den Uyl zei het meermalen per t.v. en hij niet alleen. SALT, het enige ondertekende verdrag dat op den duur een zekere beperking van de groei van de kernwapensystemen be­looft, is door de V.S. niet geratificeerd en nu zelfs opgeschort. De ratificatie werd voordien als een soort lokaas ge­bruikt tegenover het dreigen met nog uit­gekiender massamoordtuig. Een en ander is des te meer te betreuren, omdat juist nu de Koude Oorlog weer zijn kille adem verspreidt. De wereld heeft de grootste behoefte aan overleg, niet aan strafmaat­regelen. Het spant al genoeg b.v. in Iran. Oorlogsgeweld, evenals binnenlands ge­weld, weerhoudt ons te leven. Maar er is meer nog dat ons belemmert te leven zoals wij zijn. Zelfs 35 jaar na de bevrijding van het fascisme oefent slechts in een fractie van alle landen op aarde de be­volking invloed uit op haar lot. En dit ondanks reeksen revoluties en emancipa­tie-bewegingen. Apartheid en ander ras­sisme zal wel geen lange toekomst meer beschoren zijn, maar zij bestaan. Willekeur en kneveling zijn aan de orde van de dag. Zelfs in landen die een groot aandeel hebben genomen in het verslaan van het fascisme worden mensen gestraft, omdat zij zich beroepen op de wetten van hun eigen land. In sommige streken, nauwe­lijks aan de tirannie ontworsteld, staat een nieuwe tiran op, om het even of die

nu Mohammed aanhaalt of Marx. Na een mensenleeftijd blijkt het nazidom nog na te werken. Verjaring van nazi-misdaden verviel, maar processen slepen of verdampen, medische en roofmoordenaars, Mengele's en Men­tens blijven rondlopen. Jonge neo-nazi's proberen het bij onze Oosterburen, maar ook in Den Haag. Veroordeelde oud-SS-ers reizen Nederland in en uit, anderen paraderen in de Heimat, vaak tussen de Bundeswehr. Antisemitisme in oude of nieuwere vormen (bestaan die wel?) duikt geregeld her en der op en viert soms alweer hoogtij. Nog vandaag voelt menige Jood zich niet veilig, zoeken zigeuners moei­zaam een menswaardige plek. Alleen de oudere generatie heeft heugenis aan de rampen van de jaren 1940-'45. Slechts enkele daarvan kenden Auschwitz. Maar we kunnen het na zoveel tijd nog steeds niet bij herdenken laten. We moeten oproepen, voor- en doorgaan. Omdat we allen willen leven zoals we zijn.

POËZIEBUNDELS

Drie dichteressen wier werk u in handen houdt hebben al eerder in herdenkings­nummers van het NAC iets gepubliceerd. De eerste was Greet van Amstel, die ons nu nieuwe gedichten voorlegt. Een bundel van haar, 'Verboden te sterven' verscheen in 1965 bij Polak & Van Gennep te Amsterdam. Verzen van de te New York wonende Margot H. de Hartog hebt u jaren achter­een in januari hier kunnen lezen. In 1979 kwam in de serie De Windroos bij Uitg.mij. Holland te Haarlem het bundeltje 'Oor aan het hart' uit. Ida Vos, de bezoekers van onze herden­kingen welbekend, zag haar 'Schiereiland' het afgelopen jaar bij Nijgh & Van Ditmar te Den Haag verschijnen. Het doet ons deugd aan een verspreiding op groter schaal van het bovenvermelde werk te hebben bijgedragen. Het in dit nummer opgenomen werk spreekt voor zichzelf. Een beoordeling is aan de lezers.

Redactie NAC

Omslag: tekening van Chaja Polak. Eveneens gereproduceerd op het omslag van Schiereiland door Ida Vos.

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

STARHOUSE Damesmode uit voorraad

CONFECTIECENTUM 3.05.10 - R. Lobatto

KON. WILHELMINAPLEIN 29 TEL. 020-179858

HERGO

Beethovenstraat 49 Maasstraat 53

Buitenveldertselaan 40 Pretoriusstraat 53

Uw adres voor 1e klas VLEES EN VLEESWAREN

Speciaal aanbevolen: OSSE K O O K W O R S T

Tel. 71 3098

KONINKLIJKE EMBALLAGE

INDUSTRIE

LEER B.V.

AMSTERDAMSEWEG 206 1182 HL AMSTELVEEN TELEFOON 020-5402911

PISA loopt voor op de schoenenmode van morgen

Kalverstraat 14 Tel. 24 59 10 AMSTERDAM

Boetiek Tric mode voor jonge mensen

Kinkerstraat 111 Amsterdam

Telefoon 18 62 03

voor een lekker kopje koffie in een aangename sfeer naar

-^ópreóóo

Kalverstraat 142 Amsterdam

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

AUSCHWITZ HERDENKING 1945 27 JANUARI 1980 De 35ste Auschwitz-herdenking te Amsterdam zal in veel opzichten een bekend en toch bijzonder karakter dragen. We zullen er vele ouden bekenden weerzien, we zullen elkaar ook langer en op meer plaatsen treffen. De herdenkingsdag, zondag 27 januari, omvat drie onderdelen.

12 uur: Herdenking op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Er worden bloemen gelegd bij het gedenkteken 'Nooit meer Ausch­witz', ontworpen door Jan Wolkers. Spreker: burgemeester W. Polak. Vertrek van ingang Kruislaan om 12 uur precies. Extra bus na afloop voor vervoer naar RAI, Europaplein 8.

13.30 uur: Lunch in het RAI-restaurant, aangeboden door het gemeentebestuur van Amsterdam voor allen die een kaart hebben aangevraagd of toegezonden gekregen. Reünie voor alle oud-kampgenoten, nagelaten betrekkingen, verzets- en andere vrienden en wie er maar voor voelen.

15 uur: Bijeenkomst met cultureel programma in de grote zaal van het RAI-Congrescentrum. Een zeer bijzonder programma met kunstenaars die eerder met groot succes voor ons zijn op­getreden en dit opnieuw belangeloos doen. Enny de Leeuwe leest voor uit het werk van Ida Vos. Het dameskoor 'Vivace' o.l.v. Celine van der Hoek-de Vries, medewerkster van het NAC zingt nieuwe liederen. Willy Caron zingt liederen uit het repertoire van Josef Schmidt en Richard Tauber, begeleid door Gé Franken. Liesbeth List zingt de Mauthausen-cyclus van Mikis Theodo-rakis, begeleid door Louis van Dijk. Het Fodor-kwintet, jonge musici uit o.a. het Amsterdams Phil-harmonisch Orkest, speelt luchtige muziek voor blaasinstru­menten. Herman Bleich houdt de herdenkingsrede. Toegangskaarten voor de grote zaal zijn beschikbaar aan de zaal, zolang de voorraad strekt. Alle kaarten zijn gratis. Tot ziens op 27 januari!

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Ontdek zelf eens watdeHema voor u betekent.

H E M A

Bij Uitgeverij PEGASUS verschenen:

Henk Hoekstra Op zoek naar nieuwe wegen; het Nederlandse communisme in een bewogen periode. Geb. f 2 0 , - Ing. f 15,—

Joop Morriën Natie en nationale onafhankelijkheid Ing. f 10,75

Theun de Vries Februari De roman over de Februaristaking 1941, in drie delen Geb. f 9 0 , -

In onze boekhandels in Amsterdam en Rotterdam vindt u een uitgebreide, internationale collectie anti-fascistische literatuur.

PEGASUS - Leidsestraat 25, Amsterdam, tel. 020 - 231138 Hoogstraat 143, Rotterdam, tel. 010 - 125322

DORITA'S BOETIEK Kinkerstraat 178

Gespecialiseerd in: Bijouteriën — Haarmode en Toiletartikelen

Knip deze advertentie uit: 10% korting op al onze artikelen

Boekhandel Robert Premsela Van Baerlestraat 78 Telefoon 72 42 66

T B I D E M B . V .

Import beenbekleding voor dames-heren

en kinderen PRODUCTIEWEG 52

TEL. 071-899245 ZOETERWOUDE - RIJNDIJK

BONEWIT IS EN BLJFT DÉ HORLOGER-JUWELIER V A N A M S T E R D A M AL BIJNA 50 JAAR!

DOOR EIGEN IMPORT V A N UURWERKEN EN JUWELEN V A A K

60% GOEDKOPER

ALBERT CUYPSTRAAT 166 TEL. 79 09 78

Meubel- en Tapijthuis

VAN DER BIJL

VanWoustraat 4 en 6 Telefoon 737165

Amsterdam

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

In gesprek met Dick Elffers Westerbork — Auschwitz

Verboden af te haken

'Dit bord dat op de treinen zat is terug­gevonden. Het zal de kern vormen van het Nederlandse paviljoen'. Aan het woord is Dick Elffers, de man die hier zoveel musea inricht en die o.a. in Parijs en Brussel tentoonstellingen heeft gepresenteerd en daarmee Nederland ge­representeerd. Hij heeft nu van de regering de opdracht gekregen in blok 21 in Auschwitz I het Nederlandse gezicht te laten zien. De maquette is klaar. De panelen met de speciaal geprepareerde foto's zullen met alles wat erbij hoort in de Zuiderkerk te Amsterdam worden opgesteld voor zij de reis naar Polen aanvaarden. Vanaf 14 april. Alleen voor ons blad wil Dick Elffers iets over zijn aanpak en bijkomende beslom­meringen kwijt. Voorlopig. 'Een moeilijke opgave', vindt hij, 'wel de moeilijkste die ik ooit heb gehad. Ten­toonstellen is mijn vak, zo goed mogelijk vorm geven. Hier is dat al een bezwaar. Mag het ergste wat ooit gebeurd is er goed, dus aanvaardbaar uitzien? Vorm is dwingend. Het wordt gauw iets monu­mentaals en ik heb een argwaan tegen monumenten. Toch is dit documentatie­materiaal, dat hoe dan ook tot monument wordt.

Die argwaan zit in mijn opleiding in de tijd van de nieuwe zakelijkheid, aan één kant. Maar het ligt ook hieraan dat wij in Nederland met onze geschiedenis, eeu­wenlang zonder oorlog, eigenlijk geen monumenten hebben. Zelfs de Dokwerker is een beeld dat zo maar op ons afkomt, zonder de poespas die buitenlandse monumenten meestal omgeeft. Zelf heb ik voor mijn ontwerp enkel één symbool gebruikt, een zwarte zon, een tegenbeeld van de zon dus. Een paviljoen in Auschwitz, ja, dat is moeilijk. De mensen van nu worden immers overspoeld met griezelige beelden, aldoor en overal. Daar moest ik rekening mee houden. Ook dat het voor Polen, voor Poolse bezoekers bestemd is. Er komen daar, het is nu het staatsmuseum Auschwitz, wel duizenden mensen uit de hele wereld, maar ook alle Poolse recruten en de meeste scholieren gaan erheen In elk geval zijn het mensen die de Neder­landse oorlogsgeschiedenis niet kennen. Dat is mijn uitgangspunt. Zo zijn de bijschriften bij het getoonde behalve in het Nederlands in het Pools en het Engels gesteld. Ik ben begonnen met een kleine voorgeschiedenis van de Joden In Nederland. Spinoza, de grote 17e eeuwse filosoof, een Portugese Jood, in Amster­dam geboren; synagoges, ook in zoveel kleine plaatsen. Het proletarische deel laat ik ook zien en de straathandel. Rembrandt is er met het Joodse bruidje. Kunst­historisch is dat helemaal niet aangetoond dat het een Joods bruidspaar is, maar het zegt iets van Nederland dat dat schilderij,

een van de mooiste ter wereld, als het Joodse bruidje bekend is. In de jaren dertig van onze eeuw verschijnen op de panelen dan Duitse Joodse emigranten, onder wie schrijvers, die hier kunnen publiceren en dat ook doen. Dit tekent opnieuw de eeuwenoude Nederlandse gastvrijheid voor vervolgden en opgejaagden. De waarschuwingen tegen het fascisme, geuit door bv. Ter Braak en anderen, vinden hun plaats, naast materiaal over de tentoonstelling DOOD uit die tijd. Dit zijn documenten, dit alles. Het gaat om de beelden in relatie tot elkaar. In de foto's kan een compleet verhaal worden verteld. De kleur van de afdruk speelt mede een rol, ook daar is. gebruik van gemaakt. Je komt binnen bij daglicht en ziet een grote foto van het Nederlandse polder­land, zo krijgen ze een idee van dat voor hen vreemde land waar zich heeft afgespeeld wat in Auschwitz eindigde. Dan, na het stukje voorgeschiedenis, de oorlog, de verwoesting van Rotterdam bv. en een diaprogramma zitten erin. Het model van de Dokwerker van Mari Andriessen belichaamt het verzet, de Februaristaking, juist in verband met een razzia op Joden. De gang waar men door loopt wordt steeds donkerder; van verre ziet men een wandtapijt, de zwarte zon. Daarna loopt de bezoeker langs de andere zijde terug, de bevrijding tegemoet.'

E.T.

op 't netvlies van m'n denken is nog steeds jullie beeld gegrift geen traan wist het weg geen heden doet het vervagen

en toch hoorde ik de slagen van nieuw leven in het mijne

en buiten staat opnieuw een toren van een joelende schreeuwende kinder­schaar geen traan wist ze weg

geen verleden dat ze vervagen zij zijn het die de toekomst dragen

Truus Menger

Toren van de toekomst. Plastiek van Truus Menger. Foto: Dolf Kruger.

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

tfohn ffèettich b.v, Suède- en Nappakleding

Privé: Zacharias Jansestraat 17 hs Amsterdam-Watergraafsmeer Telefoon 020 - 351035

Showroom: Confectie Centrum, 3e toren, Beg. grond Kon. Wilhelminaplein 29, Amsterdam-W.

Telefoon 0 2 0 - 174364

KELTUM PLEET

GOUD & ZILVER

UURWERKEN

OPTIEK

Vaal Gr T)rukker MAASSTRAAT 33 - AMSTERDAM - TELEFOON 793388

/ ^ D R U K K E R I J DE NOORDSTER B.V.

Dir. H. Van Heuvelen

Voor al uw drukwerk Handels Kantoor Reklame Familie

*Sinds 1905

Amsterdam-O. Schollenbrugstraat 22 Telefoon 020-35 52 01

Atheneum Boekhandel een tu in in de wildernis

NIEUWSCENTRUM

Atheneum boekhandel

Spui 14-16, Amsterdam, telefoon 020 - 23 3933/226248

MODALET voor Europese mode

I. de Vries B.V. Enorme kollektie in Kalverstraat 3-5 dames en heren lammy jacks bij de Dam, en vachtjassen. tel. 266258-237634. Altijd aanbiedingen in

bont, dames mantels. japonnen, e t c , etc.

cDeklanttdüft "Kalief

bij Con&Verdonck Con & Verdonck heeft een uitstekende naam hoog te houden in de Perzische tapijtenwereld. Daarom, wat er ook gebeurt, de klant blijft kalief. En natuurlijk doen WIJ er alle moeite voor om u goed te adviseren. Hoeveel perzen wilt u zien? Tien, twintig, vijftig Con & Verdonck ziet u graag komen.

oneN4idonck Amsterdam-Den Haag-

Rotterdam- Arnhem-Eindhoven

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Veertig jaar Menten Heel veel inkt is gevloeid over Menten, zijn zaak en zijn zaken. In kranten, Kamerver­slagen en niet in de laatste plaats in het lijvige rapport van de commissie-Schöffer. Klaarheid is er niet gekomen. De werk­groep die recht en openheid inzake Menten in zijn vaandel heeft geschreven is er ook niet uit. Wij allemaal, of we nu potentiële slachtoffers van Menten waren of vandaag tenminste sanering van oud zeer verlangen, wij zitten ermee. In het bulletin nr. 9 van de werkgroep in kwestie somt mr. T. Boekman een reeks be­vindingen van de commissie-Schöffer op. Hij laat die volgen door een reeks vreemde incidenten die zich voordeden sinds 1976, toen het proces tegen de heer van Podhoroce en Blaricum aanhanging werd gemaakt. Wij drukken een en ander hier af als een bijdrage tot verheldering in een nog steeds duister geval.

HET VERLEDEN

Wie kennis neemt van de vele legpuzzel­stukjes die de commissie aandraagt kan onmogelijk komen tot de conclusie van de commissie. We doen een greep. In de eerste plaats geeft de commissie de be­vindingen uit de periode vóór 1945, waarin zich de grondslag vormde van hetgeen de commissie was opgedragen te onderzoe­ken. Kort en goed wordt nog eens be­vestigd, dat Menten in 1940 medewerker werd van de Sicherheitsdienst in Krakau, dat hij in 1941 medewerker werd van de Einsatzgruppe zur besonderen Verwen-dung in Lemberg, welke onder leiding stond van Schöngarth, in welke functie hij optrad in Urycz, Podhorodcé en Lemberg, terwijl er tevens geen twijfel aan is dat deze groep de Professorenmoord in Lemberg op zijn geweten heeft, en dat Menten zich op dat tijdstip in Lemberg bevond, dat Menten na deze moordpartij in het huis van een van de vermoorde pro­fessoren (professor Ostrowski) trok, dat hij beschikte over de kostbare inboedel en kunstvoorwerpen van de vermoorden, dat hij van oktober 1941 tot juli 1942 SS-Sonderführer was bij de staf van SS-Ober-gruppenführer Jeckeln, dat Menten in februari 1943 in Nederland aankwam met een bedrag van 550.000 zloty, en voorts vier meubelwagens, een auto, 16 grote pakken en elf koffers, in hetwelk zich grote aantallen kunstvoorwerpen bevon­den, dat dit vervoer geschiedde in opdracht van de Reichsführer SS Himmler en dat Menten vanaf zijn terugkeer in Ne­derland de beste contacten onderhield met allerlei Duitsers en Duitse instanties, waaronder de Sicherheitsdienst, terwijl hij tegelijkertijd betrokken is geweest, direct of indirect, bij pogingen tot liquidatie van verzetsstrijders in de omgeving van Haarlem. Het is maar dat we weten over wie we praten!

SCHOKKENDE REEKS

Maar dan begint eigenlijk pas het werke­lijke onderzoeksterrein van de commissie.

En dan komen achtereen de volgende feiten:

— na contacten tussen de beëdigde tolk en vertaler Nijkerk en de advocaten van Menten, Coebergh en Kortenhorst, zijn er opzettelijk vervalsingen aangebracht in de vertaling van de getuigenverklaringen van Schöngarth; dit had tot gevolg dat Schön­garth, die kort daarna is terechtgesteld, niet meer op een behoorlijke wijze ver­hoord kon worden door de rechter­commissaris.

— het Bureau Nationale Veiligheid, de toenmalige binnenlandse veiligheidsdienst, heeft rechtstreeks in de zaak-Menten in­gegrepen door buiten de justitie om een voor Menten ontlastende verklaring op te stellen, die werd gepresenteerd als een nadere verklaring van Schöngarth;

— in 1947 en in 1949 heeft Menten zich kunnen bedienen van verklaringen over zijn psychische toestand, opgesteld door deskundigen die onverbloemd partijdig waren en zich bedienden van politieke argumenten;

— tijdens de behandeling van zijn zaak werd Menten ongestoord in de gelegen­heid gesteld om getuigen op te zoeken en te bewerken;

— bij een poging tot arrestatie van Menten in 1947 werd hem door wat wordt genoemd onhandig optreden van de justitie de gelegenheid geboden te vluchten en een jaar lang onder te duiken;

— bij het afwijzen van het Poolse uitleve­ringsverzoek in 1951 heeft minister Struycken (KVP) een advocaat van Menten, mr. Coebergh, tot november 1941 lid van het Nationaal Front, be­trokken bij overleg en besluitvorming op ministerieel niveau, terwijl de uiteindelijke tekst van de afwijzing praktisch door mr. Coebergh was geschreven;

— de beslissing over een voorstel om van­uit Nederland in Polen een nader onder­zoek te beginnen is in 1952-1953 door de regering onder tafel gewerkt zonder formele afdoening;

— de Amsterdamse Officier van Justitie in de zaken Róhling en Lunshof heeft zich in 1952 geheel laten leiden door de visie van Menten;

— schadeclaims van Menten in de jaren '52 en '53 zijn door de overheid zonder enig onderzoek toegewezen tot het, zeker in die tijd, enorme bedrag van f 620.000,- ;

— minister Wyers (KVP) heeft, buiten de daartoe geëigende kanalen om persoonlijk ingegrepen door een poging Menten op vrije voeten te krijgen;

— een advocaat van Menten, mr. Korten­horst (KVP), gebruikte op onaanvaardbare wijze zijn positie als Kamervoorzitter in het belang van zijn cliënt, zonder dat daar op regeringsniveau ook maar iets aan is gedaan;

— in het oog springende onjuistheden in de belastingaangiften van Menten werden

door de belastingdienst aanvaard;

en zo zou het nog een tijdje door kunnen gaan.

HEDEN

De lijn doortrekkend naar het heden kan deze lijst nog naar believen worden uit­gebreid met:

— in de periode tussen 1952 en 1976 is Menten geheel ongemoeid gelaten;

— de vervolging van Menten werd in 1976 pas aangevat door de grote druk, uitge­oefend vanuit de bevolking;

— ondanks de ernstige beschuldigingen werd Menten in 1976 in staat gesteld te vluchten;

— slechts door particulier initiatief kon Menten worden opgespoord;

— de regering Den Uyl-Van Agt werkte, ondanks toezeggingen tot openheid mee aan het ontoegankelijk maken van het dossier-Kortenhorst;

— in het proces Menten doen zich vanaf 1976 opmerkelijke gebeurtenissen voor, zoals de volstrekt nieuwe interpretatie van het sepotrecht, inclusief een inbreuk op het in de Grondwet verankerde abolitie-recht door de Hoge Raad, het onaan­vaardbare vonnis van de Haagse recht­bank (in het rapport van de commissie-Schöffer steen voor steen tot de grond toe afgebroken), de aan Menten geboden gelegenheid om zijn voorarrest thuis door te brengen, en de ongebruikelijke toe­passing van artikel 16 van het Wetboek van Strafrecht door de Rotterdamse recht­bank, die de vervolging schorste wegens krankzinnigheid.

Wie dat alles op een rijtje zet, en bedenkt dat het hier gaat om één man, een pleger van de ernstigste soort misdrijven die wij kennen, die moet zich toch gaan afvragen waarom het dan wel zo onwaarschijnlijk moet worden geacht, dat er zich bij de noodzakelijke berechting en bestraffing dusdanig merkwaardige zaken voordoen, dat de gedachte wel degelijk kan post­vatten, dat er krachten aan het werk zijn die er koste wat kost voor willen zorgen, dat Menten op vrije voeten blijft. Duidelijk is, dat de commissie zich ten doel heeft gesteld een conclusie te formuleren die een eind zou kunnen maken aan alle ongerustheid over de ge­beurtenissen in de zaak Menten. Daartoe sluit zij de ogen voor alle feiten die zij zelf ter zelfdertijd op tafel legt. Maar aan struisvogelpolitiek bestaat, zeker bij een wetenschappelijk onderzoek, geen enkele behoefte. De conclusies doen dan ook veel afbreuk aan het voor het overige erg nuttige rapport.

Dit klemt temeer, omdat juist deze conclu­sies in de voorlichtingsorganen de nadruk hebben gekregen. Opgemerkt moet daar­bij worden, dat dit vooral in de hand lijkt te zijn gewerkt door de verstrekking aan de pers van een samenvatting, die praktisch niets vermeldt over de ernstige feiten die de commissie heeft opgespoord, maar zich vooral beperkt tot het met klem uitwerken van de gewraakte conclusie 'dat er niets aan de hand was'.

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

S c h i l l e r

C e n t :

Wereld's grootste speciaalzaak voor

Nappa en suède kleding

Exclusieve modellen en kleuren

NIEUWENDIJK J 33 - 143

++++++++++++++

HET DUMPPALEIS Nieuwendijk 153 - Nieuwendijk 71

AMSTERDAM

De grootste en best

gesorteerde speciaalzaak voor

vrijetijdskleding

H.H. Emigranten 10% korting

V E R K O O P V A N : B R A N D K A S T E N M U U R K L U I Z E N G E L D K I S T E N S L O T E N E T C .

GEDIPLOMEERDE

c t p t i c i e m :

TELEFOON 020-166927

HANDELSOPLEIDING

D i n k g r e v e Boekhouden M.O. S.P.D. M.B.A. Marketing Computerkunde

Praktijkdiploma's Boekhouden Talen Typen, Steno Middenstandsdiploma Erkende opleiding

KANT.: WILLEMSPARKWEG 31, AMSTERDAM-Z.

761176* LES-ADRESSEN IN

$r ZUID * WEST * SLOTERMEER * NOORD * AMSTELVEEN * PURMEREND

Lid van de V.P.O. Vraagt prospectus

Page 11: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

TERUG NAAR AUSCHWITZ

Dit hoofdstuk is afkomstig uit het boek 'TROMPETTIST IN AUSCHWITZ' (Herinneringen van Lex van Weren) geschreven door Dick Walda, dat eind april 1980 bij uitgeverij Elsevier zal verschijnen. Vooraf gaat Walda's inlei­ding.

'En toen moest er afleiding komen. Dat heb ik overal meegemaakt, in de kampen ook. Als de gruwel eenmaal goed was georganiseerd, kwam het amusement op de proppen. Herren Musiker, austreten! Dat begon dus al in de schouwburg. En later aan de overkant, in de crèche.'

'Trompettist in Auschwitz', is het levens­verhaal van de musicus Lex van Weren, dat loopt tot vandaag. Want verleden en heden zijn bij hem — en bij alle anderen die de gruwelen van het Duitse fascisme overleefden — nauw verstrengeld. Waarom dit boek? Waarom weer zo'n verhaal uit een bekend verleden? Ik meen, dat dit verleden niet genoeg bekend kan worden gemaakt. Als de generatie van ex-concentratiekampbewoners er niet meer is, zullen volgende generaties nooit precies weten wat er is gebeurd én omdat we verzuimden hun ervaringen op te schrijven. Bovendien meen ik dat dit verleden niet zo bekend is als wel wordt verondersteld. Elk verhaal over een van de straat of uit een huis opgepakte Neder­lander is anders. De gevoelens, de gedachten van ieder mens ten aanzien van bepaalde gebeurtenissen zijn verschillend. Daarom zijn de ervaringen van Lex van Weren, die dankzij zijn trompetspel in leven bleef, uniek.

Van Weren dankt zijn leven echter niet louter en alleen aan de trompet; ook aan zijn wilskracht om in leven te blijven in een wereld vol vernietiging en dood, vol absurditeiten en tegenstellingen, waardoor ieders normbesef langzaamaan werd uit­gehold. Naar Polen werden ruim 100.000 Joodse Nederlanders gedeporteerd; van hen kwamen er in 1945 uit Auschwitz slechts 871 terug. Nadien overleed nog een groot deel van deze kleine groep. Van Weren is dus een van de weinige Nederlandse oog­getuigen, die de geschiedenis van Ausch­witz kunnen navertellen. Hij leeft met een groot, weggestopt verdriet, omdat hij moest aanzien wat miljoenen ondergin­gen, in volstrekte afhankelijkheid van de Duitse machthebbers. Hij leeft ook met een blijvend schuldgevoel, want hij bleef in leven en niemand van zijn familie en buurtgenoten. Het verschijnen van 'Trompettist in Auschwitz' acht ik tevens noodzakelijk vanwege de opkomst van het huivering­wekkende neo-fascisme in Amerika, in Italië, in West-Duitsland, waar weer uni­formen worden aangetrokken en jonge mensen laarzen poetsen en dromen over

marcheren en het uitoefenen van onge­controleerde macht. 'Wat ik over Hitier heb gehoord', heet het door de pedagoog Dieter Bossman opgegeven onderwerp voor een opstel, waarin meer dan 300 scholieren en studenten tussen de 10 en 23 jaar in de verschillendste onderwijsinrichtingen van West-Duitsland hun kennis — beter gezegd hun onkunde — over Hitier neer­schreven. Twee citaten slechts: 'Maar men mag niet alleen slechte dingen over Hitier vertellen. Hij heeft er voor gezorgd dat de werkloosheid verminderde. Hij heeft in Duitsland de dictatuur weer ingevoerd. Van 1933 - 1945 had de politie meer te vertellen dan thans.' Heinrich, 18 jaar, scholier van een vakschool. 'Maar Hitier schiep ook goede instellingen, van sommige maken we thans nog een goed gebruik. Adolf Hitier was ook de oprichter van de moederschapszorg. Door hem werd de Moederdag ingevoerd.' Gaby, 17 jaar, leerlinge HAVO. De misdaden die door de fascisten zijn bedreven, achter hun bureaus, in kampen, in gaskamers en op slagvelden hebben een niet te omvatten, durende smart veroorzaakt. Talloze slachtoffers, ver­spreid over de gehele wereld, lijden er nog dagelijks onder. Dit lijden wordt niet verzacht door enig schuldbesef bij de nog levende misdadigers of door enig bewust­zijn van medeplichtigheid bij de miljoenen mensen, die zich met het fascisme conformeerden.

Van Weren is ook gegrepen door de gedachte, dat de misdaden van de fascisten behoren tot het menselijk gedrag; zulke wreedheden beging de mens toen en daar, maar hij begaat ze ook nu en elders, daartoe is de mens in staat. Volgens de psychiatrische normen behoeft hij er niet eens ernstig gestoord voor te zijn om te moorden en te martelen, als hij de verantwoordelijkheid maar niet hoeft te dragen, als hij maar bevel heeft gekregen van zijn meerderen, als hij op de een of andere manier maar rugdekking krijgt.

Een vreemd verlangen

In ben weer teruggegaan naar Auschwitz. In de zomer van 1979. Het was nog steeds een wens van mij, om in alle rust en het liefst met de eigen auto, iedere plek binnen en buiten Auschwitz/Birkenau te gaan bekijken. Hoewel voor ons praktisch iedere ont­vluchtingspoging was uitgesloten, had je toch wel je gedachten er over. Waar zou je buiten het prikkeldraad terecht komen? Waar hielden de uitkijktorens op? Waar stonden huizen van burgers? Waar lag het stadje Auschwitz precies? Een vreemd verlangen? Dat zal wel zo zijn, maar de plaats waar die onvoorstelbare tragedie zich heeft afgespeeld, laat mij nog steeds niet los. Ik kwam — met het orkest — wel buiten het kamp, maar ik

kwam toch lang niet overal. En je beleefde het toen heel anders. In een soort roes. Nu wilde ik alles gaan bekijken. En vooral de tijd nemen voor alles. Toen ik eenmaal in Polen was ben ik soms wel drie keer teruggereden naar een bepaalde plek. Het straatje achter het Lager van Janina bijvoorbeeld, het straatje dat ik vanuit het kamp kon zien en waar ik nu doorheen kon wandelen zolang en zoveel ik wilde. Ik had mij voorgenomen de villa van Höss te gaan bekijken, die ik de vorige keren bij mijn bezoeken aan Auschwitz niet had kunnen ontdekken. Toen waren het groepsbezoeken, alles stond van tevoren in schema's vast. Nu was ik alleen, samen met mijn vrouw, en we hadden alle tijd van de wereld. Ik wilde naar de kolenmijn van Janina. Ik wilde de hele route reconstrueren die we bij de evacuatie van Auschwitz vanaf 18 januari 1945 hebben moeten afleggen. Ik wilde weten of alles er nog was, zoals ik het uit mijn herinneringen en dromen kende. We begonnen bij de villa van Höss, de kampcommandant van Auschwitz. We moesten eerst helemaal om het kamp heenrijden naar de Kommandantur-ingang en gingen dus niet door de poort 'Arbeit macht frei'.

Ik ben tijdens mijn kamptijd een keer in die villa geweest. Moest er spelen. De vrouw van Höss had er een prinsesseleventje. Ze wilde er niet meer vandaan. Höss werd in 1943 overgeplaatst. Hij had namelijk ook meegedaan aan de corruptie. En dat kon ook niet anders met die miljoenen gevangenen die Auschwitz binnenstroom­den. Diamanten, goud, geld, de schitte­rendste sieraden waren verstopt in kleren en koffers van mensen die dachten dat ze het daarmee misschien wel zouden redden. Rudolf Höss was een perfecte 'Befehl ist Befehl'-officier. Met meer dan gewone ijver en een overdreven plichts­betrachting gebruikte en misbruikte hij zijn organisatietalent voor de genadeloze uitroeiing.

In het ziekenhuis, waar ik kortgeleden lag voor een kleine operatie, vroeg een jongen van 28 jaar aan mij: 'Waarom kwamen jullie niet in opstand? Die paar SS-ers op die duizenden gevangenen?' Hij had nooit gehoord van het systeem van de Duitsers: alle verantwoordelijkheid voor de dagelijk­se gang van zaken bij de gevangenen zelf leggen. De gevangenen hadden de verant­woording in het kamp: de Kapo's, de Schreibers, de Blockaltesten en ga zo maar door. De macht van de SS lag in het delegeren, in het geven van schijnmacht, in het baantjes creëren. Gevangenen macht geven over andere gevangenen, dat was het geheim van de tucht in het kamp. Verdeel en heers. De vrouw van Höss zei toen haar man wegging: 'Maar ik wil hier blijven wonen.' En dat mocht. Ze had twintig, dertig gevangenen als slaafjes. En dat mens — 'n eenvoudige vrouw van boerenafkomst — kon haar geluk niet op. Ze zei: 'Hier wil ik wonen... hier wil ik sterven...' Er was elke avond 'n feest, een of andere schranspartij met voedsel dat uit de Paketstelle kwam. Op een van die feestjes hebben wij gespeeld met ons schnabbel orkestje. Je kent dat wel: achtergrond­muziek tijdens het diner. Het was een

Page 12: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Dit indrukwekkende boek krijgt u kado als u zich abonneert

op Vrij Nederland.

r

L

Ik abonneer mij nu op Vrij Nederland Ik betaal per • kwartaal (ƒ 28,50) • halfjaar (ƒ 57,-) • jaar (ƒ114,-) (hokje naar keuze dichtmaken a.u.b.) • als welkomgeschenk ontvang ik het boek: "De samenzwering tegen Simon Wiesenthal" (winkelwaarde ƒ 17,50)*

Naam: Adres: Plaats: Bon opsturen in open envelop zonder postzegel aan: Vrij Nederland, Antwoordnummer 3043, 1000-PA Amsterdam. Betaien na ontvangst van de acceptgirokaart. Of bel even: 020-262375

1

J De opbrengst van dit boek komt ten goede aan het Wiesen tha l ionds

Speciale koopjes in de oudste stoffenzaak van

AMSTERDAM Eigenaar — Leo Horn

KALVERSTRAAT 148

Amsterdam — Telefoon 23 22 64

Oldenburg-De Beethoven

B E V E I L I G I N G VER NACHTVEIL IGHEDSDIENSTENI B V A

* HOOFDKANTOOR TE AMSTERDAM VOSSIUSStRAAT 8 TFLFFOON 7127 11(1

Bewaking • G e ü n i f o r m e e r d e

p o r t i e r s d i e n s t e n

• B e d r i j f s b e w a k i n g

• M o b i e l e v e i h q h e i d s p a t r o u i l l e s

• B r a n d p r e v e n t i e c o n t r o l e • Per l o d i e k e

b r a n d v e i l i g h e i d s - i n s p e c t i e s

Alarmering • B r a n d • I n b r a a k • O v e r v a l • C o m p u t e r b e v e i l i g m g

• T e c h n i s c h a l a r m • A a n s l u i t i n g o p e i g e n

s t i l - a l a r m c e n t r a l e v o o r g e h e e l N e d e r l a n d

• E i g e n g e s l o t e n m o b i l o f o o n n e t

Vestigingen. Amsterdam* - Rotterdam - 's Hertogenbosch -Tilburg - Alkmaar - Nijmegen - Hengelo - Enschede

E X C L U S I E V E H E R E N K L E D I N G E N - M O D E

K a l v e r s t r a a t 1 4 1 - 1 4 5 , A m s t e r d a m

Dames,

alleen bij ons koopt u het voordel igst Voor al uw stof fen

STOFFEN HUIS

Linnaeusstr. 34

Amsterdam

Tel. 3531 16 M A R C U S

Page 13: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Vervolg van pag. 11 wereld op zichzelf: dat mens met haar gestolen weelde en even verderop het harde, treurige kampleven. Eind '44 is ze vertrokken met drie, vier vrachtwagens vol geroofde spulletjes. Ik geloof dat ik dat ik het allemaal al heb verteld, maar ik herhaal het om duidelijk te maken waarom ik de villa van Höss zo graag wilde zien. Ik vroeg bij de poort: 'Waar vind ik de villa van Höss? En toen kwam net Tadeusz Szymanski er aan in zijn autootje. Hij maakte de poort open en kwam naar me toe. Zeer bereidwillig zei hij: 'De villa van Höss? Ga maar mee.' En toen vlak bij de villa zei hij: 'Ik woon hier.' En wees op een groot gebouw. Tadeusz was in 1941 als gevangene in Auschwitz terechtgekomen en is nu een van de vele gidsen die in het kamp bezoekers rondleiden. Hij is er nooit weg geweest, hij is er altijd blijven wonen. Ik dacht eerst: uit armoe misschien. Net als de Ambonezen destijds in Westerbork hebben ze misschien de Poolse" overle­venden daar zolang onderdak gegeven. En zolang is voorgoed geworden. Maar dat bleek helemaal niet het geval te zijn. Tadeusz heeft een knappe woning, kijkt uit op de Villa van Höss. En aan de andere kant kijkt hij de kampstraat in. Door zijn raam kijkt hij op de Lagerstrasse en de prikkeldraadomheining met de wacht­torens. Hij woont in het voormalige bureau van de Lagerkommandantur, die intern is omgebouwd tot mooie appar­tementen. Ze hadden daar toentertijd in verband met het Auschwitz-museum direct mensen nodig. En Tadeusz is er dus eigenlijk sinds 1941 niet weggeweest. Hij heeft kinderen gekregen en die zijn daar opgegroeid. Er wonen nog meer Polen. Allemaal ex-gevangenen. Waarom, vraag je je af. Ik weet het niet. Het genot van de triomf?

Tadeusz kon er destijd niet los van komen. Nu wil hij er niet meer los van komen. Hij heeft ons dagenlang begeleid en alles laten zien. Alle plaatsen waar wij onmogelijk hadden kunnen komen, dood­eenvoudig omdat je het niet vindt. Een bijzonder toegewijde, aardige man. Ik zat op een gegeven moment in Krakau zonder bepaalde medicijnen. Tadeusz gaf me het telefoonnummer van Stanislaw Klodzinski, destijd arts in Auschwitz. Ik belde die man op en binnen tien minuten was hij bij me. Bloeddruk gemeten, medicijnen opgehaald. Ik wilde hem betalen voor die medicijnen, of een presentje geven. Ging niet door. De hartelijkheid zelf. Hij zei: ex-Auschwitzers helpen elkaar.

Ik ben gaan nadenken over de Polen. Over hun rol in het kamp. Want ik heb ze gehaat. Maar als wij, Hollanders, daar als eersten waren geweest, de baantjes hadden gekregen, hoe hadden wij ons dan gedragen? Anders dan de Polen 7

We hebben urenlang met Tadeusz rondgereden. Alle vroegere Kommando's werden aangewezen en alle plaatsen waar de treinen stopten en je alle bagage moest achterlaten. De treinrails zijn er nog in Birkenau. Aan het eind ervan, op de plaats waar een van de grootste gaskamers was, is nu een indrukwekkend monument, waarmee de slachtoffers uit alle landen waardig worden herdacht. De quarantainebarak in Birkenau waar ik

de eerste weken van mijn kamptijd verbleef, heb ik ook teruggezien. Enkele barakken zijn bijzonder goed geconser­veerd gebleven. Als je binnengaat door de grote houten deuren zie je de kribben nog, de washokken. Je kijkt door de kleine raampjes, alles is er nog net zo. . . Dankzij Tadeusz mocht ik overal komen. Ik mocht bijvoorbeeld een middag rond­kijken in het archief, dat was Block 24, mijn muziekkommando. Onvoorstelbaar grote hoeveelheden documentatiemate­riaal zijn daar aanwezig. Er werken meer dan 300 mensen, die dag aan dag bezig zijn met het in kaart brengen van de geschiedenis van Auschwitz-Birkenau. Er zijn al 16 Auschwitz-Hefte over uitge­geven. Ik heb nooit kunnen vermoeden dat er zoveel documenten en bewijstukken bewaard zijn gebleven. Ook gegevens over ieder Block, ieder Kommando, over de zieken, over de aan- en afvoer van transporten, over de overplaatsingen, over de vrijgelatenen, over de gefusilleerden, over de straffen, over de experimenten, ledereen, die een nummer had, is in een dossier gekomen. Ook ik. Ik heb de documenten over mijzelf meegekregen. Als bewijs dat ik er werkelijk ben geweest. De meeste van die gegevens zijn in de kamptijd met veel gevaar gedupliceerd en verstuurd via de Poolse verzetsbeweging of ook wel ergens in de grond verstopt en na de bevrijding gevonden. Waarom reis je honderden kilometers ver, je gruwelijke verleden tegemoet? Ik weet het niet, misschien ook wel om er achter te komen hoe het mogelijk is geweest dat van oorsprong gewone mannetjes zoiets hebben kunnen aanrichten. Die mannetjes die een uniform aantrokken, figuren waarnaar je te luisteren had en die door hun machtspositie langzaamaan hun norm­besef kwijtraakten. Ze hebben eerst geleefd als gewone mensen, zoals jij en ik, Ik dacht voortdurend — overal waar ik keek in Polen — hier had er ook eentje de leiding. Macht corumpeert. Dat is iets wat me wel duidelijk is geworden. En die mannetjes, al die kleine en grote machthebbers, kwamen uit alle lagen van de Duitse bevolking SS-ers kwamen overal vandaan. Ze waren fietsenmakers, politieagenten, kleine middenstanders, handelsreizigers, mislukkelingen, maar óók artsen, architecten, intellectuelen. Ze

Boven de ingang

conformeerden zich in de kortst mogelijke tijd met het fascisme. Ik denk dat door groepsbinding aan de ene kant en de mogelijkheid tot ontplooiing van machts­streven aan de andere kant het fascisme zo'n aantrekkingskracht had op zovelen. En nog heeft. Van alle SS-ers in Auschwitz — vele honderden — zijn er na de oorlog niet meer dan 9 procent berecht. De rest is nooit aangeklaagd; zijn weer de eerbied­waardige burgers van weleer die nu van hun pensioen genieten, in de tuin de rozen verzorgen, goed zijn voor hun vrouw, kinderen en kleinkinderen. Voor hen is de oorlog een afgesloten zaak. Hoogstens is er nog wat snoeverij met vrienden onder mekaar. Ganz schone Zeiten. Kijk, leggen ze nu uit, we moesten de tucht handhaven. Het mocht geen rotzooitje worden. Dus viel er wel eens een klap. Dat roept Kaduk, die nu — naar zijn mening ten onrechte — is opgesloten in een tuchthuis. Kaduk was een van de ergste sadisten in Auschwitz. Hij moordde om te moorden. Hij heeft zijn verhaal op de Duitse televisie verteld. Ik heb het opgenomen op de videoband en bekijk die man. Daarom ben ik ook naar Auschwitz gegaan. Om antwoord te krijgen op mijn vraag: hoe wordt iemand zo. Ik begrijp het nog steeds niet en ik denk, dat het er ook nooit van zal komen.

Bij Loslau, waar tijdens de Auschwitz-evacuatie de meest' voettochten eindig­den was de situatie precies als toen. Er was niets veranderd. Van de hoofdweg van Pyszina en Rybnek kom je via een zijweggetje direct bij de spoorrails, vanwaar de veewagons ons naar Gross-Rosen brachten. Dat zijweggetje is al jaren buiten gebruik, zat vol grote gaten, was verboden in te rijden. Ik ben er toch overheen gereden en ik was terug in de tijd. Gross-Rosen hebben we in de stromende regen bezocht. De beruchte steenhouwerij is nog steeds in gebruik. Ook de weg van het stationnetje in het dorpje Ragoznica naar de steengroeve is nog precies als toen. Er is nu een klein museum. De beheerder, een oud-Auschwitzer, kende mij nog van het kamporkest. Eindelijk kan ik zeggen dat het kampverleden, compleet rnet alle

Vervolg op pag. 15

Page 14: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Cees Tak

Dames-, heren- en kinderspeciaalschoenen

Bilderdijkstraat 69, Amsterdam Tel. 129465 - 124193

Bekouw Mendes makelaars in assurantiën

Wij willen u helpen

nu en later, bij uw financiering en het treffen van de juiste voorzieningen voor de toekomst.

wettelijke aansprakelijkheid

hypotheek, brand, inboedel, diefstal, ongeval, auto.

onze service houdt niet op na het sluiten van de polis.

Bekouw Mendes Stadhouderskade 2

Amsterdam 0 2 0 - 21 26 26

IMPORT-EXPORT SPECIAAL UIT HET VERRE OOSTEN HUISHOUDELIJKE EN LUXE ARTIKELEN SPORT- EN VRIJETIJDSKLEDING SCHOEISEL WONINGTEXTIEL

VAN PERLSTEIN & ROEPER BOSCH BV. POSTBUS 481 AMSTERDAM, TEL. 861151

See m

m o r r i s bef ore you buy

yourreal sheepskin

coat.

Uitgebreide sortering dames- heren-en

kinder suede-nappa-en

lamsvacht jassen.

Haarlem: Barteljorisstraat, Tel. (023) 312655 Amsterdam: Leidsestraat, (bij Koningsplein), Tel. (020) 2235 96

X Groothandel in heren- en jongensconfectie

Keizersgracht 806-808, telefoon 235337 en Confect iecentrum, toren II, 5e etage, telefoon 153542

A V M I SI I IS I i:.v. H A N D S C H O E N E N G R O O T H A N D E L

SCHIPHOLWEG 1011 BOESINGHELIEDE

TEL. 02505-673

Page 15: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

E R K E N N I N G

20 oktober 1979

Ik zit te kijken naar een bokswedstrijd, maar mijn gedachten zijn er niet bij. Ik zoek' Op de tv zie ik meer als achtduizend mensen. Maar op de derde rij zie ik een man met een bril. Niets bijzonders natuurlijk. Maar die man met die bril op de derde rij lijkt op mijn broer! Natuurlijk is hij het niet, want na de oorlog heb ik bericht gehad van het Rode Kruis dat hij in Sobibor is vergast. Maar je blijft zoeken naar je familie. Mijn broer, die bij Leen Vente, de voetballer van voor de oorlog, als kellner werkte, hield veel van boksen. Hij ging ook altijd kijken, zeer zeker als zijn vriend Leen Sanders bokste. Ik zie niet meer die wedstrijd. Ik zie alleen die man met bril op de derde rij. Zo zoek je al die jaren naar'gezichten, die je bekijkt door de bril van deze tijd. Je wordt er steeds mee geconfronteerd, zeker nu je weer bij een dokter moest komen. Na 35 jaar moet je nog voor je erkenning bij een zenuwarts komen en je hele verleden weer ophalen. Zij weten nog steeds niet wat wij geleden

Er is zowaar een nazimisdadiger in zijn Heimat tot levenslang veroordeeld. De SS-chef Victor Arajs zond als hoofd van de zg. Lettische Sicherheitspolizei in het getto van Riga in december 1941 13.000 mensen de dood in. Het duurde vier jaar, tweehonderd procesdagen. Eveneens een kleine veertig jaar uitstel van berechting kregen Lischka, een van de ergste Jodenjagers in Frankrijk en zijn trawanten Heinrichsohn en Hagen. Deze Heinrichsohn is burgemeester van het Beierse Bürgstadt. In Beieren denken ze er niet over hem zelfs maar te schorsen. Een rij zwaarbelaste oud-SS-ers, destijds machtig in Drancy, het Franse Westerbork en nu Regierungsrate in Bonn, roept om strijd nooit van Auschwitz te hebben ge­hoord. Ondanks ondertekende tegen­bewijzen. SS-Sturmbannführer Strippel heeft het in de oorlogsjaren druk gehad. Niet aan het front. Hij staat in Düsseldorf terecht in het Majdanek-proces als een van de bedrijfs­leiders van die dodenfabriek. Hij heeft ge­moord in Buchenwald en is daarvoor ver­oordeeld en gestraft. Bij een revisie van deze zaak kreeg hij een lagere straf en tevens een schadeloosstelling van ruim 150.000 DM. Een onderzoek loopt naar zijn aandeel in het ophangen van twintig eerst als proefkonijnen mishandelde kinde­ren bij Hamburg.

hebben, ook al heb je niet in een kamp gezeten. De Uitkeringsraad weet nog steeds niet dat wij nog zoekende zijn. Al hebben wij enkel maar een ster gedragen: onze hele familie hebben ze uitgemoord, vergast. Toch weten ze nog niet wat wij die vijf jaar lang hebben geleden. Iedere dag hebben wij gehoopt op terugkomst van onze familie. Wij zoeken nog! Ook de Uitkeringsraad zoekt nog hoe ze ons af kunnen schepen om ons niet te erkennen, wij die de oorlog toevallig hebben overleefd. Wij zijn degenen die zoeken, onze familie, waar we nooit meer taal of teken van hebben gehad of ontvangen. Wij zijn het die zoeken. Zelfs een bokspartij kan je in de war maken. Toen ik woensdag naar Haarlem ontboden werd bij dr. Charcot en mijn belevenissen van de vijf jaar oorlog moest vertellen, voelde ik mij een geslagen hond. Je bent weer helemaal van de kaart na al die vragen. Die aardige dokter, een zenuw­arts, vroeg mij of ik vergoeding voor de reis wou hebben, want daar had ik recht op. Ik zei hem dat ik niet voor het geld kwam, maar voor die erkenning. De dokter heeft niet verder aangedrongen. Ook hij zat er maar voor zijn ambt, zoals ik daar zat voor de erkenning voor al dat leed van veertig jaar geleden. Wat een boksprogramma al niet kan doen. Maar slapen kan ik ook niet. Dus toen ging ik maar schrijven en denk: waar blijft mijn erkenning?

E. van Geens —Flora

Strippel was verder medeverantwoordelijk voor het bunkerdrama van-januari 1944 in het concentratiekamp Vught. Van de 91 vrouwen die door Strippel en zijn maats in twee kleine cellen werden geperst waren er de volgende ochtend tien dood. Onlangs hebben overlevende Nederlandse vrouwen daarover nog eens verklaringen afgelegd. Het ministerie van Justitie te Den Haag heeft in 1969, dus al ruim tien jaar geleden, stukken met betrekking tot Strippels optreden in Vught naar de officier van Justitie van het Westduitse Frankenthal gestuurd. Deze functionaris, Beisswenger, stopte het materiaal echter in een la. Den Haag heeft enige malen ge­vraagd hoe het ermee stond. Zonder resultaat. De voor dit alles verantwoorde­lijke man, de minister van Justitie van het Bondsland Rheinland-Pfalz, Theisen, heeft zijn ambtenaar tot voor kort gedekt, maar moest in het afgelopen jaar deswegen op­stappen. Beiswenger echter kan gerust zijn. Zijn ambtelijke chef vindt dat hij wel wat is tekort geschoten, maar het bunkerdrama van Vught bestond toch alleen maar in het toebrengen van 'lichamelijk letsel de dood tengevolge hebbend', een soort brommer­ongeval dus. Van meervoudige moord is geen sprake. Waar maken de Hollandse oud-gevange­nen en ministers zich eigenlijk druk over?

Vervolg van pag. 13

plaatsen, huizen, stadjes, weggetjes, als een platenatlas in mijn hoofd zit. Alles is in kaart gebracht. Ik ben tenslotte met Tadeusz naar Janina geweest. We spraken met wat mensen die daar in de buurt woonden. Er was een vrouw, Tamara, die vertelde over haar herinneringen aan de oorlogstijd. Toen ze 16 jaar was had ze met haar twee broertjes iets meegemaakt, zei ze, wat ze haar hele leven niet zou vergeten. 'Het was Kerstmis. . . en we konden de verlichte kerstboom in het kamp zien, het was een bijzonder grote. We hebben toen — in het donker — geluisterd naar trompetspel dat uit het kamp kwam. Iemand speelde 'Stille Nacht - Heilige Nacht'. En wij vonden het zo mooi, dat we hebben gehuild van ontroering. In het dorp was het dood­stil. . iedereen luisterde.' En toen zei Tadeusz — terwijl hij op mij wees — die trompettist was hij. . .

Vervolg van pag. 9

CONCLUSIES

Samenvattend kunnen over het rapport van de commissie-Schöffer een aantal conclusies worden getrokken:

1. Het rapport levert een nuttige bijdrage tot de kennis van de feiten in de zaak Menten. De grondige studie heeft een schat aan feitenmateriaal opgeleverd over een groot aantal merkwaardige en onaan­vaardbare gebeurtenissen op overheids­niveau.

2. Als wetenschappelijk bezwaar tegen het onderzoek moet gelden, dat niet alle bronnen voor het onderzoek voor de commissie toegankelijk zijn geweest (o.m. de Kortenhorst-archieven).

3. Daarnaast geldt als bezwaar, dat de bronnen waartoe de commissie wel toegang heeft gehad voor een belangrijk deel oncontroleerbaar zijn.

4. De commissie verbindt ten onrechte aan haar rapport een aantal ongefundeer­de en onwaarschijnlijke conclusies, die in strijd zijn met het door haar aangedragen feitenmateriaal.

5. Het aangedragen feitenmateriaal levert voor het vervolmaken van de legpuzzel zoveel vragen op, dat de conclusie zich opdringt dat voortzetting van het onder­zoek noodzakelijk is, teneinde het trekken van politieke conclusies over het beleid van de overheid en overheidsinstanties mogelijk te maken. Gezien de ernst van de zaak rijst zelfs de vraag, of niet een parle­mentaire enquête terzake serieuze over­weging verdient.

Alles zal in het werk moeten worden gesteld om de beruchte onderste steen nu ook werkelijk boven te krijgen!

RIGA, DRANCY, VUGHT

Page 16: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Er bestaat geen afstand Jul i in N e w Y o r k

Er bestaat geen afscheid alleen een afstand nemen

Steeds weer zie ik hen die gingen terug in een gezegde, een gebaar

II lees hen tussen bladen van mijn boek hoor hen lachen uit een vreemde mond voel ze door mijn denken sluipen

Zij komen en zij gaan door dagen en door jaren verzoenend in hun terugkeer met wat verloren ging

Jaartijdlicht*)

ik heb het jaarti jdlicht nu uitgedaan met de kracht van alle twee mijn handen

het licht dat jij in mij ontstak zal to t mijn eigen jaarti jdl icht in mij blijven branden

*) tot een jaar na de sterfdag blijft een zgn jaartijdlicht branden als symbool van de ziel van de gestorvene

Sprookje

zo klein zou ik wil len zijn dat jij me kon her-bergen in de holte van je hand

zo klein zal ik nooit kunnen zijn want ik moet leven in gesloten vuistenland

Winter

kom maar ik zal je niet pijn doen samen scheppen wij herinneringen voor later als je aan dit uur terug zult denken en tegen je zoon zult zeggen:

in die winter had ik i jskoude handen bijna bevroren waren ze

maar mijn moeder legde haar handen om de mijne en ze was zo warm. zo warm zoon, voel maar

Ida Vos Uit: Schiereiland, Nijgh en Van

Gekneld tussen asfalt en cement de zomerstoom

Dit is de ti jd voor hartaanval voor manische depressie voor inertie vervuld

De nacht koelt ook niet af

Overbevolking sluipt beklemd door loden herinnering omfloerst door waas die het heden verdringt

De neonlamp aan de overkant dringt star zijn eenoog door het raam van mijn ziel alziend — gebiedend

Langzaam verdamp ik afgetekend op het laken

Als ik mijn armen uitstrek blijft de oppervlakte even klein

Zwaar drukt het verleden niemand dekkend dan mijzelf

Het heden bewaart zijn nostalgie voor morgen

Toch biecht ik haperend het leven de prijs weer waard

Margot H. de Hartog Uit: Oor aan het hart, verschenen als 94 in de serie De Windroos bij Uitg. Holland, Haarlem 1979

Ditmar, 's Gravenhage, 1977.

Page 17: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Borduurwerk van Esther van Geens-Flora, door haar geschonken aan het Joods Historisch Museum te Amsterdam.

NOOIT MFFR j l i J j Jr%

AUSCHWITZ

J o z e f C a p e k

De s c h i m m e n

Onverhoeds en opnieuw ben ik gekraakt en bezet. Het bouwsel dat ik ben siddert to t in zijn fundament

Binnengekomen door de poriën van mijn huid hebben zij mij betrokken — van onder to t boven en ook mijn v ingertoppen. Wat moet ik doen!

Ook wanneer na een nacht, die zwaar als steen zich legde,

de dag, de grauwe loden wacht , verlang, o, verlang,

verlang en w i l , verslap niet, s tomp niet af,

houd ook bij tegenspoed niet op te verlangen

naar alles wat het mensenleven zijn waarde geeft,

en hui l , voor mijn part huil een tandenknarsend vloeken,

maar schud die doffe machteloosheid van je schouders af,

verlang en w i l , is ook de dag van lood en drukt de nacht

gelijk een grafsteen zo zwaar.

— vertal ing: Nico Wi jnen —

Wie kan ik vragen nu ik God heb opgeheven? Ik strompel naar buiten. En wacht . Tot de nacht verschuift en de nevel oplost.

Josef Capek Geboren 1887 in Tsjecho-Slowakije; in 1945 omgekomen in Duitse gevangenschap schilder en schrijver. Broer van de schrijver Karei Capek.

Nina Baanders-Kessler

(Na het zien van de documentaire 'Endlösung')

Page 18: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Keesings Historisch Archief brengt elke week 16 pagina's wereldnieuws bij Uthuis! O p de hoogte b l i j ven van het wereldgebeuren is voor veel mensen een " m u s t " . I n fo rma t ieb ronnen z i jn er genoeg. Maar o m stapels k ranten en t i jdschr i f ten uit b innen- en bu i ten land door te werken is veel t i j d nod ig . E n t i j d is schaars voor de moderne , hardwerkende mens... Keesings Histor isch A r c h i e f " z e e f t " het belangr i jkste nieuws uit b innen- en bu i ten land en presenteert dat in een 16 pagina's tel lende wekel i jkse af lever ing. Daar in word t beknopt , fe i te l i j k en overz ich te l i j k weergegeven wat er zich voora l op po l i t iek en economisch gebied voordoet . I n Neder land en ver daarbu i ten .

Keesings His tor isch A r c h i e f streeft naar een zo groot moge l i j ke ob jec t iv i te i t . Waar moge l i j k worden de le t te r l i j ke teksten van verk la r ingen, redes, rappor ten , verdragen e.d. weergegeven. D e 52 wekel i jkse af lever ingen worden opgeborgen in een

prakt ische, fraaie opbergband. A l die geï l lustreerde af lever ingen samen vo rmen een waardevol en levend overz icht van deze t i j d . De per iod iek verschi jnende, steeds b i jgewerk te index vo rmt de sleutel to t deze un ieke in format ie-schatkamer . V o o r iedereen die op de hoogte w i l z i jn van de hedendaagse were ld is Keesings Histor isch A rch ie f onon tbeer l i j k . O o k voor b ib l i o theken , leeszalen en documentat ieafdel ingen is d i t archief een dankbare en veelomvat tende i n fo rma t ieb ron . D o o r z i jn zakel i jke beknop the id , ob jec t iv i te i t en gemakke l i j ke toeganke l i j khe id . Indien u zich nü abonneert voor de jaargang 1980 dan kunt u gebruik maken van ons introductie-abonnement, omvattende de complete jaargang 1979, incl. fraaie opbergband. voor slechts ƒ 45,-.

Onderstaande bon in enveloppe zonder postzegel, opzenden naar: Systemen Keesing B.V. , A n t w o o r d n u m m e r 4, 1008 A B Ams te rdam (Te le foon : 020 -719444) .

S v p invullen in blokletters wenst tot wederopzegging

I I I I I M I I I I I I 1 I I I 1 I . - ^ K ^ - f A t ^ A

nmm U een abonnement 1980 op Keesings Historisch Archief ad ƒ 164,-per jaar, incl. opbergband en BTW.

I I I I I I I I I I I I I I I I I I straal

• een "onderwijs"-abonnement (docenten, studenten, scholieren) I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I ad/138, -per jaar, incl. opbergband en BTW. postcode woonplaats

beroep/onderwi js ins te l l ing • en maakt bovendien gebruik van het introductie-abonnement datum jaargang 1979 voor de speciale prijs van/45, - .

handtekening

Page 19: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

mens, hulpeloos in zichzelf verloren, omsloten door lava van dreiging

droom van voorui tgang ontluisterd.

bouwen verwoesten eentonige herhaling.

gekluisterd aan blokken cement ogen vol afgunst handen vol haat.

steeds bereid te vernietigen, altijd angst om vernietigd te worden.

wonderl i jk hybridisch wezen eeuwig tegen zichzelf.

niet meer over spreken, gebeurd is gebeurd,

zienden sluit men op, blinden bevolken de aarde.

het was een vergissing, nooit zo bedoeld, risico's moet men nemen, gevaar is er alt i jd.

geruststell ingen verbergen nieuwe rampen.

jaren later,

zonder last van politieke neurose leven wi j tussen gisteren en morgen in verwarrende grenssituaties

om ons mensen met slecht geheelde wonden , in hun ogen altijd de schaduw der doden.

over diepe ravijnen van onbegrip door lianen overwoekerd, oerwoud van haat.

zoeken w i j , afgemat door het eeuwig verzet tegen dreigende koorts,

er wachten nog honderden nazi-processen. een nieuw cont inent.

oor logstuig, opgeslagen in alle landen, vergaat to t oud roest

geborenen van gisteren, verminkte en verbrande l ichamen van morgen.

nieuwe wapens, snellere vernietiging van steden en mensen.

eenzaam het leven belevend in massa verloren.

echo van schreeuw om vervull ing verklinkt over lege pleinen en straten.

uur en ti jd zonder waarde

aan stortzeeën van misdaad ontkomen zoeken wi j n ieuw land dromen van de geur van vreemde havens

wij moeten verder reizen de zeilen herstellen, het roer omgooien, een andere koers uitzetten.

nieuwe woorden v inden, eenvoudige tekens, voor ieder verstaanbaar.

onbereikbaar vaag in de verte de kust.

zinloos iedere handeling.

gedachten aan morgen door paddestoelvormige wolken verduisterd. Greet van Amstel

Page 20: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Dagelijks vers vlees uit eigen slagerij

Dagelijks verse zuive/produkten

R o n d >Munt & S t a t i o n

A

Dagelijks vers fruit en groente

Reguliersbreestraat 19, tel. 242994 - Nieuwendijk 175, tel. 244078

PEPER JEWELS P.V.B.A.

PIETER CALLANDLAAN 365 AMSTERDAM 1018

PELIKAANSTRAAT 86 2000 ANTWERPEN TELEFOON (031) 31 94 85 - 86 TELEX 33786 PEP GEM.

JUWELEN MET BRILLANT

RINGEN

HORLOGES

BROCHES

HANGERS

ARMBANDEN

FROM BEGIN CLEAVAGE TO— END : BRILLIANCE

c v . drukkerij he ie rmann co .

v. Hallstraat 685 Postbus 61175, 1005 HD Amsterdam

Telefoon 020 - 840505

BOEKDRUK OFFSET

Alle illustratie, boek- en handels­drukwerk

Prima kwaliteiten en service snelle levering

'T HONK Interieurverzorging

Kunstnijverheid

Middenweg 105-107-107a Telefoon (020) 35 12 22

Amste rdam (Oost)

FOTO- EN FILMSTUDIO'S

HENK

BqMS Utrechtsestraat 20, tel. 243210

Van Woustraat 242. tel. 720666

Meer dan 1 0 0 % service

J. MEERSCHWAM B.V.

AMSTERDAM-ROTTERDAM-BRUSSEL MAASSTRAAT 27

AMSTERDAM - TELEFOON 641072

U w a d r e s ! Wilt u meer exemplaren van dit herden­kingsnummer ontvangen? Wilt u het blad van het Nederlands Auschwitz Comité geregeld ontvangen? Hebt u adressen van belangstellenden in binnen- of buitenland? Geeft u dit op aan de administratie

Hr. D. van Geens, Renkumhof 50hs, 1106 BT Amsterdam tel. 020 - 972869

Page 21: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

HERHALING Ida Vos, Haagsche Courant, vrijdag 4 mei 1979

Daniël Delhado weet het zeker. Vanavond zal hij niet naar de televisie kijken. Laat ze barsten met hun Holocaust. Wat weten die Amerikanen van '40 - '45. Hebben zij twee jaar in het kamp gezeten? Waar halen ze de moed vandaan vanavond zijn verhaal te vertonen.

Edith kijkt wel. Zij weet van niets. Nooit heeft hij haar iets verteld. Welke ellende zijn ogen hebben gezien, welke wegen zijn kapotte voeten hebben bewandeld. Daar weet ze niets van.

Toen ze in juli '45 waren getrouwd had hij gezegd: 'Jij bent nog zo heerlijk jong. Breek je hoofd niet over mij. Ik ben een oude man die hard wil werken om jou een goede toekomst te kunnen geven. Die oude man was toen vierentwintig jaar. Edith was negentien.

Wat hij vanavond zal gaan doen weet hij niet, maar dat hij zijn huis uit moet is zeker. Niets wil hij met die ellende te maken hebben. Hij weet genoeg.

'Nou Edith, ik ga hoor', roept hij. 'En de hartelijke groeten aan Doktor Weiss!'

Hij trekt de deur zo hard dicht, dat een stuk verdroogde verf op de mouw van zijn jas valt. 'Die deur moet geverfd worden', heeft Edith al zo dikwijls gezegd, maar hij heeft er geen zin in. Hij is er te moe voor.

Ongewoon rustig is het op straat. Hij grinnikt: — Het lijkt wel of straks een voetbal­wedstrijd wordt uitgezonden. Eindelijk stilte in de buurt. Leve Holocaust. — Hij besluit te gaan lopen. Voor deze ene uitzonderlijke avond zal hij de auto laten staan.

— Links rechts rustig jij. Rustig, rustig rustig jij -

Aan het einde van de straat staat hij stil om in een huiskamer te kunnen kijken. Hij ziet een groepje mensen in een halve cirkel om de televisie zitten

Kijk, kijk, allemaal genietend van een bak koffie; wachtend tot de ellende gaat beginnen. Over een uur moeten ze het geluid harder zetten om het gekraak van de kilo's pinda's die ze tussen hun kiezen zullen verpletteren te overstemmen.

In de kamer staat een vrouw. Ze loopt naar het raam en sluit langzaam de gordijnen. 'Ze moeten me hier niet', zegt hij. 'Ze sluiten zichzelf op en mij sluiten ze buiten.'

Hij probeert rustig verder te lopen, maar het lukt hem niet. Zijn stappen versnellen zich.

Hij loopt nu niet meer op straattegels, maar op gras, dat modderig is door de regen van de laatste dagen. 'Niet uitglijden', zegt hij tegen zichzelf. 'Daniël Delhado, houd je staande'.

Hij krijgt het warm. Met de rug van zijn hand veegt hij het zweet van zijn voorhoofd. Onder een boom, die bijna in bloei staat, trekt hij zijn jas uit.

'Alweer voorjaar', zucht hij 'Alweer modder'.

Hoe lang is het nu geleden van die andere voettocht. Kilometer na kilometer baggeren door modder en sneeuw. Weken achter elkaar niet anders dan bloed en modder. Niet denken nu. Lopen moet hij. Lopen. Sneller. 'Schnell du Jude!'

Zijn voeten staan in brand. Hij begint te hinken. Hij kan niet verder. De touwen waarmee zijn houten schoenen zijn vast­gebonden, snijden zijn voeten middendoor. Hij voelt hoe het bloed tussen zijn tenen loopt.

'Ruben!', schreeuwt hij 'Rubeni'

Hij kan niet meer. Hij laat zich vallen in het gras. Laten ze hem, zoals ze bij Ruben deden, maar doodschieten. Hij ligt op zijn buik, legt zijn hoofd in zijn armen. Zo wil hij voor altijd blijven liggen in de modder.

'Meneer, bent u niet goed?' Hij rolt zich op zijn rug. 'Nee', schreeuwt hij tegen de man in uniform. 'Nee, ik kan wel verder. Ik kan wel. '

Op handen en knieën gaat hij door het gras. De uitgestoken hand van de man weigert hij. Het lukt hem op te staan. Hij rent weg. Snel loopt hij. Steeds sneller. 'Schnell!' Tranen rollen over zijn wangen als hij tot stilstand komt en naar zijn voeten kijkt. Hij ziet de bruine schoenen die hij vorige week heeft gekocht. Hij ziet bruine veters in de plaats van snijdende touwen. 'Verdomme', schreeuwt hij 'Verdomme, ik huil.'

Met zijn vuisten slaat hij tegen zijn hoofd. De pijn die hij nu zelf maakt, neemt de pijn van zijn voeten over.

Je moet kalm worden voor je naar Edith gaat. Kalm moet je worden. Kalm.

Hij ademt diep. Hij pakt een ijzeren kam uit zijn broekzak, om daarmee zijn haren weer in model te brengen. 'Dit is een luizekam', zegt hij en gooit hem op de grond.

Hij loopt door. Plotseling staat hij voor een verveloze deur. 'Hier woont Edith', fluistert hij. 'Hier woont Edith'.

Hij belt aan. Edith doet de deur open. 'Heb je geen sleutel?' 'Vandaag niet', antwoordt hij. 'Kom maar', zegt ze. 'Holocaust is bijna afgelopen.'

Het is een prettig ritme dat hij zichzelf oplegt. Het doet hem denken aan vroeger als ze met de jufffrouw van school gingen wandelen: — Eén twee in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad —

Hij wil het lopen in deze maat volhouden tot hij bij het onbebouwde gedeelte van de wijk zal zijn. Daarna zal hij het wat kalmer aan gaan doen.

De jas die over zijn arm hangt wordt zwaar, maar hij houdt hem dicht tegen zich aangedrukt. Voor geen boterham, voor geen sigaret zal hij die versleten jas loslaten. Hij heeft hem van Ruben genomen, toen die plotseling voor zijn voeten bleef liggen.

Waar is Ruben? Hij wil weer op hem steunen. Een paar minuten geleden liep hij nog naast hem en nu is hij dood.

Hij blijft in de kamer staan Op het televisiescherm rollen namen voorbij: Dr. Josef Weiss - Fritz Waever Bertha Palitz-Weis - Rosemary Harris Rudi Weiss - Joseph Bottom

'Edith', schreeuwt hij. 'Mij God Edith. Ze hebben mij vergeten. Ze hebben Daniël Delhado vergeten!'

Ida Vos Rijswijk, april '79 21

Page 22: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

HET STENEN TIJDPERK In de nacht van 11 op 12 februari '43 arriveerden wij in het Joodse Durchgangs-lager Vught. Voor het merendeel waren wij diamantbewerkers waarvan het per­soonsbewijs met de formule 'Bis auf Weiteres' nu de Sperrkraft voor ons verloren had. Van Westerbprk kwam het eerste transport in de helft van januari ook met o.a. diamantbewerkers naar hier. De beginperiode werd er een van formeel niets doen, want gerichte arbeid was er nog niet uitgedokterd voor ons. Onze handen moesten onbeschadigd, soepel en fijngevoelig blijven. 'Met schone handen kun je wel iets naar de post brengen', placht een lolbroek er van te zeggen. Met ons transport waren vrouwen, kinderen en vrouwelijke diamantbewerkers, de snijdsters. Het was geen zeldzaamheid dat het hele gezin was meegegaan, hoewel er maar één lid aan de oproep gehoor had hoeven te geven. Wij hadden de 'uitnodiging' uit de handen der begeleidende SS-ers ontvangen, 's Morgens, als het appèl, soms wat chaotisch en daarom langdurig, voorbij was, liepen wij de hoofdstraat op en af langs het prikkeldraad dat ons scheidde van het zo geheten Schutzhhaftlager. Aan de andere kant van de afrastering liepen de eerst aangekomen gevangenen, die van Amersfoort naar hier waren over­geplaatst. Zij droegen afgedragen unifor­men van het geliquideerde Nederlandse leger. Met de blote voeten in meestal niet passende houten klompen klosten en strompelden zij voorbij. Bij velen van hen waren de hielen gemeen gewond en de lichamen uitgeteerd. Zij verkeerden in een erbarmelijke toestand. Dagelijks vielen er slachtoffers onder hen. Hun lijken werden dan naar een voor ons toen nog onbekend achterland gereden. Wij, die betrekkelijk goed geconserveerd en nog in burgerkleding liepen, konden in de verste verte niet vermoeden dat wij in een zelfde miserabele toestand zouden geraken. Al voelen wij ons als in watten gelegd, wij begrepen best dat dit geen 'blijvertje' kon zijn. De functies waren reeds verdeeld onder de mensen van het eerste uur. De taal spreke' d en met o.a. een kampervaring van jaren hadden de Duitse Joden zich die toegeëigend. Voor een aanstelling bij de B(ood-schappen) D(ienst) hoefde niet gead­verteerd te worden, want vooral de jonge mannen wilden graag in dit commando. Hun dienen bestond uit sjouwen met grote gamellen van de keuken naar de barakken en ze weer leeg terug bren­gen. Vroeg in de morgen vóór het appèl was de inhoud een vocht, vanwege de bruine kleur koffie geheten en 's middags de kampkost. Er waren veel te veel lief­hebbers voor deze baan, want wel of niet aangesteld, probeerden ze mee te draven. Wel maakte het de door vele handen

22 gedragen last veel lichter, maar solidari­

teitsgevoel was niet bepaald de drijfveer. De ketels moesten naar de barakken worden gebracht en daar ging het om, ook naar het 'vrouwenpaviljoen'. Zij verwijlden er zo lang als maar mogelijk was om er hun vrouwen en meisjes te ontmoeten. De baby's en jonge kinderen werden in een aparte barak geborgen. Van een paar vrouwen kregen zij een moeder­lijke behandeling, een grote liefde die maar zo afschuwelijk kort heeft mogen duren. Die jongste aller tijden ter dood veroor­deelden die letterlijk van de meest elementaire middelen verstoken bleven, van hen stierven er dagelijks een tot twee aan een bij hen uitgebroken besmettelijke ziekte. Die naamloze ziekte was geen medisch wonder, want de kinderen ontbrak het aan melk, medicijnen. Ook de melkpoeder die voor hen was gestuurd werd ze onthouden en ze lagen in stof en drek. Voor een betere behandeling, om hun honger te stillen en hun gezondheid te beschermen, werden zij regelrecht de gaskamers van Sobibor ingejaagd, door hun ouders begeleid om hen zoet te houden. Het beruchte kindertransport van Vught naar Sobibor; voor het eerst vervoer met veewagens, 6 en 7 juni 1943 (het jaar onzes Heren).

De OD

Jonge mannen meldden zich bij de orde­dienst. Overgeheveld bij dat eerste transport van Westerbork, bestaande uit textiel-, bont-, diamantbewerkers, enz. die hier te werk gesteld zouden worden, bevond zich de slijper Overste. (Hij ging met zijn vrouw naar Sobibor.) Hoewel een man van tegen de vijftig, was hij een lid van de OD geweest in Westerbork. Het plan om hier in het kamp ook zo een organisatie te stichten kwam van hem. Zijn naam al maakte hem geknipt om het bevel op zich te nemen. Vrienden van hem betreurden het dat hem geen paard ter beschikking gesteld werd. Het was een koddig gezicht hoe de kleine Barend S. (omgekomen in Monowitz) voor het leger bleef hij onder de maat, een gezette levenslustige jongeman, in zeven-mijls-laarzen naast zijn lange vriend Theo B. moest draven om diens grote passen bij te houden. Theo was de conférencier en zong zijn zelfgemaakte liedjes en wij zongen ze mee, (met vrouw en kind naar Sobibor gevoerd).

Enige dichtregels (flarden) van Theo.

Dagen en nachten sta ik op jou te wachten, Loop ik langs de barakken heen en weer. Ik denk steeds aan jou en zie ik je even, Dan brengt dat in mijn leven weer wat vreugd.

Sentimenteel en misschien hele kleine K-tjeskunst; mij zijn die paar woorden als

een schoolliedje bijgebleven. Zij waren ons op het lijf geschreven. De mannen van de OD exerceerden op een met prikkeldraad afgerasterd stukje grond. Met hun dienstbaarheid moesten zij de barakken dag en nacht bewaken en zochten de gelegenheid bij de vrouwen­barak hun geliefden te kunnen zien of spreken. De eerste paar weken leden wij honger. Gelukkig was ik een der weinigen die wonder boven wonder toen nog vrouw en kind en zelfs familieleden in Amsterdam had. Na die paar zware weken ontving ik van hen de met grote liefde samengestelde pakketjes. Degenen die weinig of geen familie of relaties meer hadden, konden blijven toekijken. Van de later geboden hulp van het Rode Kruis en de gevormde comités uit de omgeving, bleven wij Joden verstoken. Bij het brood dat aan de deur van het ziekenhuis gezet werd was voor de meesten van ons moeilijk te komen. En hoe ondankbaar en kieskeurig is mijn kleine hond, het was een letterlijk afgelikte boterham.

Nooit vrijwillig

Ik wilde het vrijwillig in dienst treden voor de moffen zo lang als mogelijk was uit­stellen. Niet dat ik te lui was, want enige avonden (laat mijn vrouw het niet lezen) stond ik alleen en op blote kakkies de vloer te dweilen. Als ik daar met ondeugdelijk gereedschap stond te wer­ken, lagen de meesten al in bed en zat het barakbestuur rond de kachel te praten. Een van hen roerde de soep die eigenlijk van onze rantsoenen afgetapt was. Toen ik met die grote lap vloer klaar was kreeg ik een schaaltje welverdiende vloeibare kost. Er zat zelfs nog vlees in. Het was echter zo züürgeroerd, dat het nret meer te eten was. De lediggang van de nog niet aange-stelden was de SS-leiding natuurlijk een doorn in het oog. Herhaaldelijk werden wij dan ook opgetrommeld. Meestal was het een reveille voor verhuizerswerk. Tafels, banken, matrassen, spiralen en staanders van bedden werden van de magazijnen gehaald en gebracht naar de barakken die voor de wekelijkse nieuwkomers moesten worden ingericht. In vergelijking met de Poolse en Duitse kampen mocht het meubilair luxueus worden genoemd. De Kapo's, die reeds spoedig hier aangesteld werden en uit de beruchte kampen kwamen, noemden het concentratiekamp een sanatorium en wij overlevenden moesten het, zij het onder voorbehoud, beamen.

Page 23: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Poppeface

§ Hadden wij niets te doen, dan liepen wij c als kettinggangers zo monotoon door het 2 kamp en sloopten de lange duur der -9> dagen. £ Op een dag stond Buby, een SS-er die het ^ meeste aantal scheldnamen van ons

kampmensen van alle gezindten verwor­ven had, als een opgedoken geest vóór ons. Wegkomen was niet meer mogelijk en met een paar jonge mannen moest ik hem volgen. Naar achter in het kamp ging het, waar in een oude barak de bakstenen vloer opgebroken moest worden. Wij hadden er voor te zorgen dat de klinkers heel bleven om ze weer opnieuw te kunnen gebruiken. Poppeface, alias Marietje, en bij de niet-Joden Drekzak genaamd, verliet ons al spoedig. In een ander gedeelte van het gebouw lagen de in beslag genomen naai­machines van Joodse confectionairs. Ik herkende er ook molens met drijfwerk, uit een Amsterdamse diamantslijperij ge­sloopt. Een vertrouwen gevend vooruit­zicht. Enigen waren aan de slag gegaan en hadden al wat omzichtig losgewoelde stenen naast zich neergelegd. Er was lang niet genoeg gereedschap voor ons en wat er voorradig was deugde niet. Ik bleef eerst nog wat rondneuzen. Toen pakte ik twee klinkers, hield ze in T-vorm vóór mij en liet ze vallen. De bovenste, de waterpas gelegde, brak dan doormidden en de rechtstandige overleefde de val. Ik herhaalde dit enige malen tot een van de jongens, een jaar of vijftien jonger dan ik, begon te protesteren. 'We krijgen op onze kop als ze het merken!,' jammerde het joch, terwijl hem de tranen in de ogen sprongen. 'Heb je nog nooit van sabotage gehoord?,' antwoordde ik theatraal. Ik voelde dat ik mij belachelijk aanstelde. Vaak heb ik later nog aan dat verniel­zuchtige jongensspel van toen moeten denken en er een beetje beschaamd om geglimlacht.

Vrouwenarbeid

Enige maanden later moesten de vrouwen 's avonds na hun dagtaak stenen sjouwen. Intussen waren er klinkerwegen buiten het kamp aangelegd. De paar dozijn die wij voordien uitgegraven hebben zijn er niet voor gebruikt. Er lagen huishoge stapels stenen buiten het kamp. Wij mannen zagen onze vrouwen de stenen als zuigelingen in hun armen dragen. Graag hadden wij dit als vernedering bedoelde werk van hen over genomen, doch wij konden het alleen tandenknarsend van onmacht door de prikkeldraad-omheining aanzien. Voor het eerst maakten de vrouwen toen kennis met de gewoonte, in de buitenlandse kampen gangbaar, om na het werk met orkestbegeleiding het kamp binnen te marcheren. Wij kwamen ook aan de beurt. Het bouwwezen werd schijnbaar ongeduldig. Op een zondag­morgen werd nagenoeg de gehele mannelijke bevolking gerequireerd om stenen te sjouwen. Naar de gevangenis in aanbouw moesten deze gedragen worden. Wij gevangenen hebben overal en steeds ons zelf ingekapseld, muren om ons heen opgetrokken en prikkeldraad gespannen.

Tekening van Mis/a Breur, 11 jaar.

Wij moesten twee stenen van de hoge stapels, die vóór buiten het kamp lagen, afnemen en naar achter brengen. Aan­vankelijk werd de meer dan een halve kilometer afstand rustig afgelegd. Het werd een gestaag komen en gaan als bij de mieren. Ook als deze liepen wij één voor één. Tussen ons in liepen de wacht­posten met het geweer in de aanslag. Zij schenen de pest in te hebben. Voor hen betekende het ook extra dienst doen. Aan wie konden zij hun ergernis het beste kwijt? Natuurlijk aan de Joden i Zij begonnen met rotopmerkingen en schelden. Wij gaven geen enkel blijk van ongenoegen, maar moesten hun toch genoegdoening schenken. Zij verhoogden ons rantsoen met een steen per hoofd. Indachtig de leefregel 'niet klagen, maar dragen' deden wij gesterden het ook met gelatenheid. De christenen werden met rust gelaten en kuierden koutend met de tijd mee. De geweren jeukten in jagershanden. 'Juden in Laufschritt', commandeerde een der posten, een Hollander, een kwade aap, die behalve schieten ook zijn meesters taal geleerd had. Jong en oud moesten nu met drie stenen de afstand rennend afleggen. Ging het niet hard genoeg naar hun zin, ook de andere posten was het bevel een kolfje naar de hand, stootten zij ons hun geweerlopen tussen de ribben, zoals wiide dieren van het circus opgepord worden om hun kunnen te tonen. Wij waren slechts schichtige schapen die om een schreeuw of tik weer even een sprintje aanzetten. De meesten waren Nederlanders, schoften waren zij allemaal. Officieren hadden zij die dag niet boven zich, dus konden zij ongeremd hun agressie botvieren op ons. Ik holde mee natuurlijk en wilde een oude man passeren, maar hij hijgde vreselijk. Zijn ademhaling klonk als van krekels die tweestemmig tegen elkaar in sjirpen. Ik draaide mij naar hem om en keek in zijn door blauwe lippen omrande wijdopen mond. Bang dat hij in zou storten greep ik hem en nam zijn portie over. Nu liep ik met zes stenen, toch veerkrachtig en trots als een fakkeldrager die de treden van het stadion opstormt om het Olympische vuur te ontsteken. Ik stoof de 'Gevangenpoort'

door. De laatste ronde zat er op, want in het kamp ging de bel voor het middag­eten. Het werd een redding door de gong, een verlossing van de bozen.

Geen glimpje lach

Al enige dagen moesten wij, van het buitencommando, bakstenen naar het gevangenis-gebouwencomplex rijden, waar enige metselaars, civilisten, werkten. Tot nu toe was het werken de laatste paar dagen vrij rustig verlopen. Eén dissonant had er geklonken. Een schot op bevel van Hubert de Kommando-führer of van hemzelf, had een onmachtige, voor hem een onwillige, gedood. Als wij ons werk deden, onze handen lieten wapperen heette dat en onopgemerkt konden blijven, hadden wij geen last van hem. Vandaag werd het een kwade dag en had Hubert een soort schutsengel voor ons kunnen zijn. Wij Joden moesten het ontgelden. Hubert was weggegaan. De wachtposten, waarschijnlijk dezelfde potsneuzen als de mistdienders van de eerder genoemde zondagmorgen, hadden weer de vrije hand gekregen en wijzigden de regie. De Fransen gingen nu aan de kop van de colonne. Ik meen mij te herinneren dat de meesten van hen mijnwerkers waren die gestaakt hadden en daarvoor waren gearresteerd en hier naar Vught gevoerd zijn. Ook waren er Belgen bij deze groep, uit de Borinage. Dan volgden de overige mannen uit het Schützhaft, de Neder­landers en achteraan de 'uitverkorenen'. In een file rijden is voor de achteraan­komenden moeilijk om bij te houden. Voor ons zou het bijna ondoenlijk worden, omdat de beulen ons dwongen de krui­wagens extra hoog op te laden. Daarmee verloren wij veel tijd, terwijl de meute al vertrekken kon. De bevelers bleven bij ons, één van hen bij twee van ons. Zij zetten ons niet bepaald met zoete woordjes aan. Zij zouden ons 'Juden', ik laat hun bijvoegelijke naamwoorden maar weg, eens leren wat werken was.

Page 24: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Vervolg van pag. 23

Vrolijke Fransen

De vrolijke Fransen hadden een van hun liederen ingezet. Speels duwden zij hun karretjes. De wielen roffelden over de klinkers een begeleidende muziek. Bij ons bonkten de wielen of ze zeskantig waren. De Hollandse jongens zongen een vertaal­de versie en smeekten Leentje om voor eeuwig de commandant van hun ledikant te willen zijn. De mineurs haalden zich de heerlijkheden van Madelon voor de geest. Vele Joodse mannen, vrouwen ook trouwens, hadden, omdat zij terecht het buitencommando schuwden, een rustiger en veiliger werkkring binnen het kamp gezocht en gevonden. Bijzonder gelukkig bij 'de Philips', anderen op de textiel-ateliers, de bontwerkerij en in de metaal­industrie. Een duinheuvel-hoge berg vlieg­tuigwrakken om ontleed en gesorteerd te worden lag, de ganse bevolking werk biedend, opgestapeld. Al deze winst­gevende bedrijven waren in de Werkstatte gevestigd. Dit uitgestrekte industrieterrein lag achter het woonkamp. Daar achter weer werden de gevangenis-gebouwen opgetrokken Tot nu toe had ik het niet zo heel erg gevonden dat ik niet bij de duizenden behoorden die bij een van de genoemde bedrijven werkte. Toevallig waren wij, de acht a tien mannen die deze dag zo gedupeerd zouden worden, stevige jon­gens die normaal werk makkelijk aan konden. Persoonlijk vond ik het heerlijk, ondanks de vele perikelen, buiten de ver­sperringen te zijn en had ik oog voor de prachtige natuur rondom, al liep ik op Nederlandse bodem aan de leiband als een hond die uitgelaten wordt. Terwijl de Ridders van de ronde tafel une femme oui ou non op de knieén trachtten te krijgen (begin er maar 's an) probeerden wij de onwillige wagens in onze macht te houden, en hadden de grootste moeite geen gaten te laten vallen tussen ons en de overigen in de lange rij. Gepest en geprest en de porren incasserend, waar­van je de pijn weken lang voelde, bereikten wij de poort van het gevangenis­terrein. Na een schier eindeloze rit kiepten wij de lading. Bij de metselaars stond Ernst, de kleinste en ook oudste kapo met nog enige Haftlinge stenen aan te geven. Hij was de Joden goed gezind. Wij hadden het vermoeden dat hij niet 'vol Arisch' was, bij de zwarte dagen van het kindertransport had hij zich het lot der kleintjes zeer aangetrokken. Alles heeft hij gedaan om hun lekkernijen toe te spelen, een moeilijker opgaaf dan met hulp van televisie en andere media miljoenen bij elkaar te snorren voor welke ramp dan ook. Trouwens alle kapo's hebben zich toen van hun allerbeste zijde laten zien. Bij geen enkele gebeurtenis waren ze waar­schijnlijk zo betrokken als bij dit drama dat zich voor ons aller ogen voltrokken heeft. 'Help ons Ernst! Help ons 1 , ' riepen enigen van ons naar hem. 'Ik kan niets voor jullie doen', schreeuwde hij terug, zijn armen omhoog geheven om zijn onmacht te benadrukken. 'Vandaag onmogelijk!' In geen velden of wegen lieten de andere kapo's zich zien. Hadden zij hun vermoedens? Was een dergelijke hevig

gespannen toestand hun bekend van de beruchte kampen van waar zij naar hier waren overgeplaatst? Ogenblikkelijk moesten wij weer terug. De rustpoze die de anderen gebruiken konden, moesten wij missen. Wij waren te ver achter geraakt. Terug dus om weer te laden en te rennen. Wat lag er een intrigerende veelheid van hopen stenen. En waarom zo ver weg van hun bestemming? Er werd niet meer gezongen. Onheilspel­lend stil was het nu. Zij waren zich vóóraan bewust geworden wat zich achter hun rug afspeelde. Doodsdreiging werd door kampmensen onderkend.

Heyman, Benny

Heyman streed grimmig, zonder krimp te geven, zijn strijd. Hij was beresterk en kon deze klus wel aan. Hij was kolenwerker, dat lag hij op ons voor. Samen hebben wij in Gleiwitz mortel en beton op de schep staan aanmaken. Op een avond daar gaf ik hem geweldige Engelse berichten door. Zijn wenkbrauwen trok hij toen op (en zijn mondhoeken zakten naar een spottende grijns). Terecht misschien voor wat er met en om ons heen gebeurde vond hij mij een naïeveling, want hij schamperde: 'Denk jij dan nog dat wij hier levend uitkomen?' Het viel mij eigenlijk tegen van hem, juist van hem die zoveel energie en lichaams­kracht bezat. Ik antwoordde met een volmondig 'Ja' en probeerde mijn enthou­siasme op hem over te brengen. Beiden hebben wij gelijk gekregen. Een van de allerlaatste weken voor de bevrijding is hij in Mulldorf, een neven-lager van Dachau, aan vlektyfus ten onder gegaan. Van hen allen die zo geploeterd hebben kan ik vertellen. Ik doe dat alleen nog van Benny en mij, mijn vriend, slapie en nü beiden gechaperoneerd door een en de zelfde kwelgeest. Benny en ik sukkelden. Opgejut en uit­gescholden door onze hondse lijfwacht kregen wij het deerlijk te kwaad. Misschien waren onze handen te klein of konden wij de kracht niet opbrengen. De handvaten schoten ons herhaaldelijk uit onze knijpende handen en dan dompten de heiblokzware karren op de straat­stenen. Ik had een gevoel of vel en spieren

SS EN DE O O R L O G S M I S D A A D

Voorjaar 1980 zal niet alleen het einde van de Tweede Wereldoorlog worden her­dacht, maar ook tot actie opgeroepen. Het Internationale Initiatief tegen SS-bonden en (neo)-nazipropaganda, waarin meer dan 100 organisaties uit heel Europa samenwerken— daaronder het Nederlands Auschwitz Comité — roept op tot een internationale bijeenkomst op 29 en 30 maart te Luik. De Werkgroep Recht en Openheid in de zaak-Menten zal op 12 en 13 april 1980 een internationaal symposium organiseren over het vraagstuk van opsporing, ver­volging en berechting van oorlogsmisda­digers uit de Tweede Wereldoorlog. Aan de orde zullen komen de juridische en politieke aspecten van dit vraagstuk op

van bovenarmen en sleutelbeenderen gingen scheuren. Met gelaarsde aanmoedigingen moesten wij verloren terrein weer inhalen om weer aansluiting te krijgen. Wij zweetten bloed en de vlammen sloegen ons uit. De dood zat ons letterlijk op de hielen. De blaaspijpen waren niet met propjes papier geladen. Achterraken kon makkelijk als een poging tot vluchten uitgelegd worden. Ik zag het gelaat van Benny. Het angstzweet had zijn wangen een gestoof­de perenkleur gegeven. Mijn gezicht en dat van de andere schlemielen zal er wel net zo uitgezien hebben.

Als de nood het hoogst is

Van tegenovergestelde richting kwam een kleine militair ons tegemoet. Toen hij dichterbij gekomen was merkten wij dat hij Sturmbannf ührer was. Aan zijn distinc­tieven was te zien dat hij een hoge officier was, want uit z'n kleine postuur en van ouderdom grijze hoofd was dat niet op te maken. Op zijn beurt overzag hij ogen­blikkelijk wat er gaande en hoe het met ons gesteld was. Hij hield ons groepje staande en comman­deerde de perfide kwelduivels front voor hem te maken. Aan zijn gesticuleren en de geslagen-honden-houding der wachtpos­ten was duidelijk op te maken dat zij ongezouten hun portie kregen. Wat hij hun vertelde was niet te verstaan voor ons, maar het kwam er op neer dat zij drommels goed wisten dat al de gevange­nen recht hadden op een gelijkwaardige behandeling en dat hadden zij ogen­blikkelijk zo uit te voeren. Of hij gedreigd of gestraft heeft weet ik niet. Ik ieder geval had hij de irrationele toestand weer in balans gebracht. Verder met rust gelaten, dienden wij die zwarte dag ongehinderd uit. Ongemerkt liepen Benny de tranen over zijn nog hetere wangen en ontlaadden enigszins zijn opgekropte zenuwen.

Wij keerden 's avonds in onze sanatorium­barak terug. Beiden kunnen wij het vandaag navertellen en als er wat te lachen valt, doen wij het.

JACQUES I. FURTH

basis van de internationale verdragen, de resultaten van de processen van Neuren­berg en Tokio en de nationale wetgeving. Belangrijke vraag zal daarbij zijn hoe de internationale rechtsnormen hebben door­gewerkt in de rechtspraktijk na de Tweede Wereldoorlog en welke betekenis zij nu hebben. Deskundige sprekers uit binnen- en bui­tenland zijn uitgenodigd. Plaats: het Tropenmuseum te Amsterdam. Een 'Fonds Internationaal Symposium 1980' is opgericht: allen die voor dit plan voelen kunnen een bijdrage storten op postgiro 33 00 631, t.n.v. mr. F. Vries te Amsterdam, onder vermelding van dit fonds. Adres: llperveldstraat 114, 1024 PK Amsterdam, tel. 020-328772.

Page 25: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

AMERIKA GEDENKT De overlevenden van de grote Joden-slachting tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zich opnieuw over de aarde verspreid. De reeds aanzienlijke Joodse bevolkingsgroep in de Verenigde Staten groeide aan; naar Canada trokken even­eens tallozen die alleen het leven, zij het zwaar gehavend, hadden kunnen redden. In Canada bestaat een National Holocaust Remembrance Committee, een commissie die de herinnering aan de massaslachting in Europa aan de overzijde van de Atlantische Oceaan levendig moet hou­den. De voorzitter van deze met ons Nederlands Auschwitz Comité vergelijk­bare instelling, Aba Beer, is deze zomer naar Polen gereisd om, evenals enkelen van ons destijds deden, een urn met as uit Auschwitz te halen. Deze is geplaatst in het Holocaust Memorial te Montreal. Het is op kleine schaal een navolging van het bekende herinneringsteken Jad Wasjem (Hand en Naam) te Jeruzalem. Er is plaats voor telkens wisselende tentoonstellingen. Er is een zaal waar men zich in stilte kan terugtrekken: daar staat de urn. Aba Beer bezocht in Auschwitz het indrukwekkende paviljoen van het Joodse Martelaarschap in blok 27, ingericht in samenwerking door Jad Wasjem en het staatsmuseum Auschwitz. Hij constateer­de dat de gidsen niet goed op de hoogte waren en drong erop aan toelichtingen aan te brengen ook in andere talen dan Pools en Jiddisj, omdat de meeste bezoekers van het blok deze beide talen niet kunnen lezen. Zelf voelde hij zich, ondanks alles wat hij al wist, van zijn stuk gebracht bij het zien van de bergen haar, brillen, tandenborstels en prothesen in blok 11. Hij legde een krans bij de dodenmuur en kreeg de urn mee met as die bij deze muur en bij het crematorium in Birkenau was ingezameld. Het overdragen van de urn werd door de Poolse tv uitgezonden.

'Auschwitz-Birkenau blijft een van de treffendste monumenten van de massa­slachting. Het is de krachtigste beschul­diging en veroordeling van de barbaarse nazi-politiek', schrijft Aba Beer. 'Men kan slechts proberen zich de enorme omvang van de misdaad voor te stellen, als men op de plek zelf staat waar die misdaad is begaan.' De Canadese organisatie heeft een grote taak van voorlichting en onderwijs op zich genomen. Alleen al in het najaar van 1979 werden te Montreal twee belangrijke conferenties gehouden. In oktober over het Jiddisj, 'de taal van onze vaders en moeders (het merendeel van de Canadese Joodse bevolkingsgroep is van Oost-europese afkomst. - red.) de taal van onze kinderjaren en jeugd, de taal van onze martelaars. De meerderheid van de Joden die in Europa werden vervolgd sprak Jiddisj en dit martelaarschap heeft die taal geheiligd.' In november werd een studiedag gewijd aan de uitroeiing van de Joden, aan het onderricht hierover met behulp van de literatuur en van materiaal dat verzameld is door de Nationale commissie. Er bestond veel belangstelling voor deze

'studie van de volkerenmoord', die al eerder in New York werd beoefend onder leiding van Esther Meisels. Barbare Makuch, nu in Canada, heeft de onderscheiding voor de Rechtvaardige niet-Joden gekregen, omdat zij tijdens de oorlog als Poolse vele Joodse kinderen heeft gered, waarvoor zij twee jaar in Ravensbrück heeft moeten zitten. Dit is dezelfde onderscheiding die in Nederland jaarlijks aan een groot aantal mensen wordt uitgereikt.

Gedenkteken in Washington

In de Verenigde Staten wordt geregeld aandacht besteed aan wat daar tegen­woordig de Holocaust heet, 'het grondigst gedocumenteerde voorbeeld van menselijk gedrag in extreme door de mens geschapen omstandigheden'. Aldus een Amerikaanse werkgroep, die meent: 'Wat uniek is in de Holocaust is dat de nazi's de instrumenten van de moderne technologie en de bureaucratie van een moderne natie met de medewerking van burgers, leger en industrie hebben gebruikt om een politiek van rassenmoord uit te voeren zonder enig compromis in beleid, ook al bdreigde dit het overleven van de eigen natie.' In februari 1979 heeft president Carter een commissie ingesteld om hem van advies te dienen hoe de slachtoffers

DE OORLOG DIE V O O R T D U U R T

'De oorlog duurt voort.' Zo noemt Doke van Kampen —Bronkhorst haar boekje over de problematiek van oorlogsgetrof­fenen in het kader van maatschappelijk werk.*) Mevrouw Van Kampen is jarenlang werk­zaam geweest bij een van de hulpver­lenende organisaties voor oorlogsgetroffe­nen. Zij is dus persoonlijk in aanraking gekomen met vele mensen die blijvend in hun gehele wezen zijn beschadigd in de jaren '40-'45, al komt dit vaak pas veel later naar boven. Zij heeft zich tevens verdiept in de gestadig aanzwellende stroom publikaties zowel in Nederland als in het buitenland in het bijzonder over het KZ-syndroom. Zij geeft daarover een duidelijke uiteen­zetting, toegelicht met enige voorbeelden uit haar praktijk. Zij bespreekt enige veel voorkomende verschijnselen, zoals angst­en schuldgevoelens bij de meeste over­levende vervolgden. Die voelen zich bij wijze van spreken nog steeds vervolgd. Dit naast de lichamelijke kwalen en de vroegtijdige veroudering waarmee de mensen te kampen hebben. Enkele hoofdstukjes zijn gewijd aan de hulpverlening en de verschillende facetten daarvan. 'Ervaringen en leed zijn niet te meten,' zegt de schrijfster terecht, 'leed is geen absoluut, maar een relatief begrip. De bijlagen nemen de helft van het boekje in beslag. Men vindt er een beknopt chronologisch overzicht van de belang­rijkste gebeurtenissen tijdens de Duitse bezetting, met name betreffende de

van de massamoord kunnen worden herdacht. In september j . l . gaf deze commissie het advies om in Washington een museum in te richten, onder meer ten dienste van het onderwijs. Het commissielid Kitty Dukakis, de vrouw van een ex-gouverneur van Massachus-setts, heeft in tal van vrouwenorganisaties verteld van haar ervaringen. De commissie bezocht Polen en verscheiden concentra­tiekampen in dat land en verder de Sowjet-Unie, Denemarken en Israël. In Amerika, zowel in de Verenigde Staten als Canada, is het inzicht gerijpt dat de slachtoffers pas waardig worden her­dacht, als de oorzaken en toedracht van de grootste door mensen aangerichte ramp worden opgespoord door en met de opgroeiende generatie. 'Wij moeten oog in oog staan met de geschiedenis en met onszelf.' Om in het vervolg de betere keuze te doen.

Jodenvervolging; van de internerings­maatregelen van de Japanse bezetter en een lijst van diens interneringskampen, alle samengesteld door medewerkers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen­tatie. Verder zijn opgenomen een lijst van hulpverlenende instanties en een van organisaties van oorlogsgetroffenen. Op de laatste treft men uiteraard het Neder­lands Auschwitz Comité aan. Dit brengt ons op een tekortkoming van dit instructieve en nuttige boekje. De schrijfster weet toch wel dat de drijvende kracht om een specifieke regeling te be­reiken voor 'op grond van ras' enz. ver­volgden het NAC is geweest? Zij laat echter met geen woord daarvan blijken. Ons streven naar een pensioenregeling voor deze categorie is gehonoreerd eerst met de (Rijksgroepsregeling) RO III en ten­slotte met de WUV (Wet Uitvoering Ver­volgingsslachtoffers) van 1969. Toen werd ons jarenlang ijveren aanvaard en ge­realiseerd door regering en parlement. We zijn er ook altijd voorstanders van geweest om de uitvoering in handen te leggen van de Stichting 1940-'45. Dat de Stichting zich met tegenzin van deze taak zou kwijten is een losse bewering van een journalist, die al te lichtvaardig door Doke van Kampen wordt overgenomen. Jam­mer.

E.T.

*) 1979 VUGA-boekerij 's Gravenhage, f 24,50.

WIE HEEFT foto's, documenten of ander materiaal over de nazi-tijd en de KZ's7

Wie wil deze ter beschikking stellen van de Holocaust Library in San Francisco? De voorzitter van deze bibliotheek annex studiecentrum is Max R Garcia, die als jongen in Amsterdam-Z. heeft gewoond en in Buna, Auschwitz, Mauthausen, Melk en Ebensee heeft gezeten Uit het laatste kamp werd hi] op 6 mei 1945 bevrijd De bibliotheek wordt o a. door studenten van de vier universiteiten in en om San Francisco gebruikt Adres: 555 Sutter street, San Francis­co, Cahfornia 94102, V S

Page 26: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

In plaats van een

penningmeesterkrabbel

De titel boven dit stuk geeft mijn be­doeling van dit schrijven eigenlijk ten dele weer. Ik wil mijn penningmeester­schap nu eens een keer buiten spel zetten. De titel van ons jaarlijks extra blad luidt 'Herdenkingsnummer' en geeft onwille­keurig de suggestie dat ons comité alleen maar aan het verleden denkt. Ik veronderstel echter dat het bij onze lezers bekend is, dat wij het verleden be­schouwen als waarschuwing voor de toe­komst. Vandaar ons motto 'Nooit meer Auschwitz', zoals te lezen bij ons monument op de Nieuwe Oosterbegraaf­plaats. Over die toekomst wil ik het nu eens hebben. Zoals door mij en anderen al eerder ge­schreven, staan WIJ los van elke politieke partij, maar als wij ons uitspreken en schrijven onder bovengenoemd motto tegen elke vorm van fascisme, rassen­discriminatie en onderdrukking van de vrije meningsuiting en ons inzetten voor een wereld zonder oorlog, dan zijn wij al met politiek bezig. Dit kan ook niet anders, want een ieder, of men partijloos is of onverschillig staat ten opzichte van de politiek, wordt er toch mee geconfronteerd. Uit bovenstaande is het u reeds, duidelijk dat ik mij wèl interesseer voor de politiek en het is daarom dat ik in het kort iets wil schrijven over de toekomst.Wij leven m.i. met de huidige kernwapens en de zoge­naamde gewone geperfectioneerde be­wapening wel op een vulkaan. Toch blijf ik optimistisch, al heb ik zo nu en dan mijn pessimistische buien. Daar ontkomt nie­mand aan. Ik ben optimistisch omdat de mens door zijn geest in staat is bewust te kiezen en zijn scheppingsvermogen verbluffend is. Ik ben nu bijna 76 jaar en als ik zie wat in dit korte tijdsbestek op technisch, schei­kundig en natuurkundig gebied tot stand is gekomen, dan is dit een bevestiging van de scheppende menselijke geest. De mens moet centraal staan in de politiek en geloof is een privé-zaak. Het moet daarom mogelijk zijn een maat­schappelijke wereldorde te scheppen, waarin oorlog uitgesloten is en niet een groot deel van de mensheid verhongert en onder erbarmelijke omstandigheden leeft. Daartoe is het m.i. nodig dat de huidige

pacten, zoals Warschaupact, NATO en Verbond van derde wereldlanden, op­geheven worden en er vormen voor een meer eensgezind beleid worden gescha­pen. Vrijheid betekent ook gebondenheid, anders vervallen wij tot anarchie en chaos en gezien de kernbewapening tot zelfver­nietiging. 'De Verenigde Naties' zijn een eerste stap in die richting Er zullen lezers zijn die mij voor een fantast uitmaken. Ik heb in mijn jongens­tijd de boeken van Jules Verne gelezen, zoals o.a. 'De reis naar de Maan' en die werden gelezen als sprookjes, maar de waarheid heeft die sprookjes verre achter­haald. Als ze mensen van mijn leeftijd zo een 60 jaar geleden hadden verteld dat we in de nabije toekomst door middel van satellieten de gebeurtenissen op de hele wereld via een kijkkastje in onze huis­kamers zouden kunnen volgen, dan hadden we ze voor gek verklaard. Nu is het zo ver en staan we, wat die mogelijk­heden betreft, nog maar aan het begin. Wij hebben de computers en de chips zijn in opmars. Veel ongezond en smerig werk zal door de chips in de nabije toekomst door robots gedaan kunnen worden. Dit 'technisch vernuft is in staat berekeningen in één dag te maken, waar de mens anders 1 jaar of langer noor nodig had. Deze middelen, zuiver gebruikt in het belang van de mensheid, kunnen er alles toe bijdragen om een betere wereldorde tot stand te brengen en een economie, een planning en een maatschappelijke orde te verwerkelijken, die de gehele mensheid ten goede zal komen. Wat moet er nu direct in de praktijk gebeuren, want het is wel vijf voor twaalf. Het wantrouwen moet doorbroken wor­den. Het is te hopen dat de drie super­machten, Amerika, de Sowjet-Unie en China enig soort gemengde economie weten te vinden. Het doel moet zijn een bestel waardoor automatisch het vervaardigen van alle oorlogstuig met het oogmerk winst vervalt, en dat is in de eerste plaats nodig. Onlangs had u in een uitzending van Brandpunt kunnen zien hoe Amerika reclame maakte door middel van een filmpje voor zijn nieuwste atoomraket, alsof het een gezellig huishoudartikel betrof.

De handel in oorlogstuig, het wapen­kapitaal, is een van de belangrijkste factoren voor het voortbestaan van de oorlog. Wanneer de drie supermachten het over de basis eens zijn geworden, zullen successievelijk alle landen er bij gehaald moeten worden, zodat de vijf werelddelen gemeenschappelijk verbonden zullen zijn. Een belangrijke voorwaarde is, dat overal de mensenrechten volledig erkend moeten worden en alle grenzen open gaan voor het vrije verkeer. Er zal in versneld tempo gewerkt moeten worden om de achterstand op te heffen van de onderontwikkelde gebieden. Het moet niet gaan zoals nu het geval is, dat de arme landen armer worden en de rijke steeds rijker. Het zal dan ook niet meer mogen voor­komen dat het rijke westen met produktie-overschotten, zoals o.a. een boterberg, in zijn maag zit, terwijl de helft van de wereld crepeert. Dat is toch een onzinnige economie. Dit is héél in het kort mijn visie voor de toekomst, want ik mag niet meer ruimte in beslag nemen. Bovendien is het mijn be­doeling op eenvoudige wijze de richtlijnen aan te geven, waarop m.i. een maat­schappelijke wereldorde tot stand moet komen. Ik heb geen bijzondere opleiding gehad en ben afkomstig uit een arbeidersgezin, dat de bittere crisisjaren aan den lijve heeft ondervonden. De heren broodeconomen zullen wij wel een onbenul vinden. Zij weten de mooiste theorieën te ontwikkelen, maar op een enkele uitzondering na zijn het lap­middelen. Ik hoop in ieder geval dat wij de Vrede voor 1980 zullen weten te bewaren en wens u allen heel veel goeds voor het nieuwe jaar.

Frits Degen, penningmeester

P.S. Ik kan mijn penningmeesterschap niet ver­loochenen en wil u daarom toch nog even opwekken om onze acceptgirokaarten bij ontvangst in te vullen met het hoogst mogelijke bedrag dat u missen kunt en dat daarbij niemand achterblijft.

Page 27: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

JE KOOS NIET VOOR HET VERZET

Uit de aantekeningen van 'Paul', die direc­teur was van een wasserij en in Valken­burg woont, mochten wij het een en ander halen over het verzet in Zuid-Limburg.

Hoe kwam men ertoe om zich in zo een gevaarlijk verzetsavontuur te begeven? Je koos niet voor het verzet, gebeurtenissen, soms kleine incidenten brachten je ertoe om bij te springen; het gevolg was dat je iets gedaan had om anderen te helpen, iets wat door de bezetter verboden was. Dat bracht je dan van het een tot het ander.

De eerste onderduikers

10 mei 1940, de vrijdag vóór Pinksteren. Stralend weer. Duitse vliegtuigen in lage vlucht over ons huis. In Valkenburg zelf trekken de vijandelijke tanks de Cauberg op. We zijn bezet gebied. Nederlandse soldaten die een oud kanon boven op de Cauberg bedienden hebben het gevaarte midden op de weg omge­kiept om de opmars te verhinderen en zijn er zelf vandoor gegaan. Zij zitten langs de helling van het Polverbos en weten niet goed waarheen. Ik zie ze. Zou je die jongens laten vallen in de handen van de vijand? We haalden ze in huis en Gerda mijn vrouw was meteen in de weer om ze een stevig ontbijt te verschaffen. Twaalf soldaten moesten vervolgens omgekleed worden in burgers. Met kunst- en vlieg­werk hebben wij het klaargespeeld. Het personeel was inmiddels aan het dagelijks werk begonnen. Overleg met de mannen van het personeel leverde wat kleding­stukken op en de soldaten waren omge­werkt tot ietwat verfomfaaide burger­jongens.

Meteen hadden wij de eerste onderduikers, want vervoer naar hun thuisadres was maar voor een paar Zuidlimburgse jongens mogelijk. In de week na Pinksteren werd voor de in Valkenburg gestrande vakantie­gasten de terugreis verzorgd en onze jongens reisden mee naar het noorden. Een paar hebben de geleende burger­kleding netjes geretourneerd. Maar nu de wapens en de uniformen die zij achterlieten. Johan de W., onze machinist, wist er raad mee. De uniformen in de stoomketel met een lekker vuurtje verbranden, maar... vond Johan, die geweren kunnen wij te zijner tijd wel eens hard nodig hebben om die moffen te verjagen. Hij wist er weg mee: een onder­deel demonteerde hij. De wapens zelf werden dik in het consistentvet gezet, met lappen omwikkeld en een voor een in de tuin begraven. De onderdelen, die hij apart had gehouden,werden ingevet, in een kistje verpakt en afzonderlijk verstopt. Hij deed zulks opdat, als NSB-ers of Duit­sers de geweren vonden, zij er niets mee konden doen.

Kelken en misgewaden

Een jaar lang gebeurde er niets. De Duit­sers speelden mooi weer, onze krijgs­

gevangen soldaten mochten terugkomen en we vroegen ons af: waarom hebben wij ons zo in gevaar gebracht met hulp aan die jongens? Ze zijn nu allemaal en netjes officieel thuis. Totdat Valkenburg opge­schrikt werd door het gerucht dat de SS de Jezuïeten over de Duitse grens gezet had en het klooster gevorderd was. Dat gerucht was grotendeels waar, doch niet alle paters waren naar hun Vaterland vertrokken. De overste en nog een paar paters waren gaan onderduiken bij Rector Eek, een heeroom van mijn vrouw. Deze belde mij op met het dringend verzoek eens bij hem te komen. Op de rectorskamer zaten de duitse paters. Zij hadden een grote zorg. En wel dat de heilige vaten en kostbare misgewaden, waaraan zij een sacrale waarde hechtten, niet in handen zouden vallen van de heidense SS-ers. Families uit Valkenburg hadden al schilderijen en bereikbare dingen in bewaring genomen — het klooster was enige dagen verlaten geweest. Doch nu was een aannemer met arbeiders bezig de komst der a.s. 'Reichsschule' voor te bereiden. De paters vroegen mij of ik iemand wist die het zou aandurven hun kostbaar bezit aan kelken en monstransen en misgewaden en relikwieën weg te halen. Het blote toeval werkte weer mee. Een uitvoerder belde op of wij niet de vuile was die de Jezuïeten hadden achtergelaten konden ophalen, reinigen en terugbezor­gen. Dat was de grote kans om midden op de dag het 'kelken-karwei' te gaan opknappen. Het paard en de paardekar waren thuis. Met de buurman ging ikzelf erop af, een stel wasmanden mee. De monstransen, kelken en misgewaden verdeelden wij over de wasmanden onder het vuile wasgoed, de -arbeiders hielpen ons om de zware manden in de kar te hijsen. Wij kwamen heelhuids thuis en heeroom Eek kon de paters geruststellen. Maar wij zaten opgezadeld met een grote waarde aan vijandelijk vermogen. Doch daarbij bleef het niet.

Wapens met aardappels

Paul en zijn mensen weten onder het wasgoed ook Lithouwse boeken uit de kloosterbibliotheek te smokkelen en te ont­trekken aan de hebzucht van de uit Lithouwen afkomstige nazi-ideoloog Rosenberg. Het lukt hun ook met de dames van de Katholieke Actie en boeren uit de omtrek een kinderkeuken in te richten in-plaats van de (nazi)-Winterhulp. Het keukengerei werd uit de 'Reichsschule' georganiseerd en ondergebracht op de zo/der van Pauls wasserij.

'Op een ochtend in de vroege lente 1942 werd plotseling het gehele gebouw omsingeld door een groep rijkspolitie onder aanvoering van wachtmeester van R. (een fel NSB-er en dienstklopper). Toen de wachtmeester onaangemeld bij mij binnenkwam, zei hij: 'U staat onder arrest wegens verdenking van verboden

wapenbezit.' Ik moest aanwijzen waar de wapens zich bevonden. Toen ik mij van de domme hield, haalde hij een briefje voor de dag, waarop ik het handschrift van een nieuw personeelslid meende te herkennen. Erbij een schets met aanwijzing: wapens begraven in tuin, revolver op binnenplaats begraven, munitie in vaten met zeep. Inmiddels is een marechausse op de binnenplaats aan het graven op zoek naar de revolver. Kapelaan Horsmans komt door de oprijpoort en R. gaat hem tegemoet. De marechaussee wenkt mij met zijn hoofd: hij heeft de revolver in het gat bloot liggen. Hij gooit hem op de hoop uitgegraven aarde en doet er meteen een schep aarde overheen. Hij graaft ijverig door. Mijn vrouw had binnen moeten blijven. Alle telefoontoestellen in het bedrijf stonden stil en de meisjes als vast­genageld op hun plaatsen. Verschillenden huilden en snikten luidkeels. De mannen waren naar buiten gegaan en liepen de zoekende politiemannen zoveel mogelijk in de weg. Tot mijn geluk had de gaardenier, Leo Dahmen, de wapens op een andere plaats diep ingegraven en erover heen een hoop aardappelen gebermd, zoals gebruikelijk voor winterberging. Op de plaats, aange­geven op de schets, lag ook een aard-appelhoop. Toen de politiemannen begon­nen deze hoop uit elkaar te halen, ging er een luid protest op onder ons mannelijk personeel; ze stonden er allemaal omheen. Zoiets van: dat zijn onze aardappelen, daarvan moeten jullie afblijven, die hoop is niet van de baas, die heeft daarmee niets te maken etc. De aardappelhoop werd toch omvergebermd en men vond niets.

Mijn zoon is geen boef

Vanaf dat moment mocht ik naar binnen, bij mijn vrouw. Inmiddels zaten daar ook mijn ouders die met een taxi uit Heerlen gekomen waren en kapelaan Horsmans. R. kwam ook en deelde mee: 'Wij hebben koper gevonden en u dient zich hiervoor te verantwoorden bij de Duitse autoritei­ten. U zult dus wel naar Vught gezonden worden.' Mijn vrouw kreeg van hem opdracht om nachtgoed en toiletartikelen voor mij gereed te leggen. Mijn vrouw kwam heftig in opstand, verklaarde in verwachting te zijn en met mij mee te gaan naar Vught. Ik wilde de kapelaan nog spreken en zei: ik wil voor ik wegga nog biechten. Dat stond R. toe. De kapelaan vroeg ik contact op te nemen met Johan de machinist over de wapens en met de Jezuïeten in Maastricht over hun bezittingen, zodat Gerda, mijn vrouw, niet verder risico zou lopen tijdens mijn gevangenschap. Hij zou voor alles zorgen.

Vlak na deze biecht beval R. een marechaussee om mij op te brengen. Ik werd met een handboei aan zijn pols gekoppeld en zo zouden wij door Valken­burg lopen. Toen kwam mijn vader in actie. Hij plaatste zich voor R. en zei: 'Mijn zoon is geen boef, zelfs als hij wapens verborgen zou hebben, dan zou ik zelfs trots op hem zijn. Hij mag niet geboeid over de straat lopen. Buiten staat de taxi en ik eis van u, 'Herr Officier', dat

Page 28: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

ISRAËL AIRLINES In samenwerking met _

gaan wi j zeker iedere week naari5ftAa Als u plannen hebt in die richting,kies dan ook voor één van onze vrije groeps­reizen. U kunt ons bellen of de bon invullen

In 1980 publiceren wi j 13 begeleide reizen met volledige verzorging. Wi j kunnen voor gesloten groepen reizen naar uw wensen samenstel len. Vrijbli jvende offertes.

* Transferkosten per privé auto of sherut op aanvraag.

* Vele mogelijkheden voor één- of meer­daagse tours door Israël.

STUDENTEN- EN SCHOLIERENRETOURS (vraag onze speciale tarieven)

( K A N ONGEFRANKEERD IN OPEN ENVELOPPE W O R D E N T O E G E Z O N D E N )

Folders en inlichtingen bij:

NET WORLD TOURIST ORGANIZATIGN Rokin 9-15, 1012 KK Amsterdam Tel. 020 - 243350*

Wij verzorgen al uw reizen over de gehele wereld.

Page 29: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Vervolg van pag. 27

hij per taxi weggebracht wordt. Zo niet, dan zal ik mijn schoonzoon, de zwager van Paul, mededelen hoe u zijn naaste familie vernedert en die schoonzoon is de Ortsgruppenführer der NSDAP (de Duitse nazi-partij) in Heerlen. R. gaf toe en ik ging per taxi naar de kazerne op de Emmaberg. De opperwachtmeester zat daar. De politieman wilde mij in de cel sluiten, doch de opper wenkte dat ik op kantoor moest komen. Hij stuurde de jongeman weg en vroeg mij zeer verwonderd wat er aan de hand was. Ik antwoordde: 'R. heeft koper bij mij thuis gevonden.' Het was inmiddels middag geworden. De opper riep zijn vrouw om mij iets te eten te brengen. Er kwam een grote kop bouillon met een ei erin geklopt. Later zei de opper na ijverig zoeken in diverse boeken: 'Beroep je op een verordening van onze Haagse secretaris­generaal omtrent het leveren van koper, zogenaamd tot hulp aan de 'Nederlandse' industrie. Dit is een zaak van de officier van justitie in Maastricht, niet voor de SD.' R. komt binnen, negeert mij en loopt naar de telefoon. De opper, die naast het toestel zit, legt zijn hand erop en zegt: 'Is dit een kopergeval?' 'Inderdaad, en ik dien de SD ervan te verwittigen.' De opper waarschuwt hem dat hij zich bij de officier van justitie vies in de nesten gaat steken, als hij deze passeert. R. in dispuut met de opper: waarom ik niet in de cel zat. De opper: 'Paul is mijn vriend en die sluit ik niet in de cel op. ' R. nam de hoorn op. Ik kon het gesprek met de Off. v. Just. in Maastricht (die bleek ingelicht) volgen. R. had niets anders te doen dan inbeslagname van het koper en proces-verbaal opmaken, dus geen arrestatie. Daarna R. met een zuur gezicht tegen mij 'Ik heb in Maastricht voor u gepleit om het deze eerste keer nog maar bij inbeslagname en proces-verbaal te laten. Zodra mijn mannen mij melden dat ze geen wapens hebben gevonden, bent u vrij om te gaan.' Tegen de avond komen de mannen terug en hebben niets gevonden. R. belt mijn vrouw op en zegt met zijn vriendelijkste stem dat hij zijn best heeft gedaan bij de justitiële autoriteiten om mij te mogen laten gaan.

Stoomcursus

Via een vriend bleken de kapelaan, de ouders en de officier van justitie tijdig ge­waarschuwd te zijn. Diezelfde avond hebben (zonder dat ik dit wist) een paar vertrouwde mannen de wapens naar elders overgebracht. Twee politiemannen brachten het koper terug en waarschuwden mij die vaten zeep elders onder te brengen. Kort hierna kwam een broeder der Jezuïeten met een met zink gevoerde kist, waarin wij de kelken etc. plaatsten. Deze kist hebben wij in de garage zonder getuigen (je leert door schade en schande) onder de tegelvloer geborgen. De misgewaden heb ik in een bedrijfskast opgehangen met kaarten eraan, als gebruikelijk bij stoomgoed en de adressen van diverse Zuidlimburgse kloos­ters. De oude boeken hebben mijn vader en ik geborgen in een gang rond de kluis

van de vroegere Twentse bank in Heerlen. Mijn wapengeval was als een lopend vuurtje, met de nodige overdrijving, door Valkenburg gegaan. Mensen waarmee ik nauwelijks relate had kwamen mij op straat uivoerig feliciteren, zelfs zei er één wel een plaatsje voor mijn wapens te weten. Ik echter had een harde les geleerd. Ik wist nu dat men voorzichtig te werk moest gaan. Als het ware had ik een stoomcursus in het verzet gehad.

JAN LANGEVELD

Vlak voor de oorlog was mij een gespecia­liseerde accountant aanbevolen, de heer Stoffels uit Bussum. Deze had zich steeds gereserveerd jegens mij opgesteld. Vanaf deze huiszoeking werd zijn houding plotseling opener en sprak hij over oorlog en de vijand met mij. In 1941 kwam de vergunning voor produktie van mijnkleding van de firma S. te Heerlen in gevaar, als er geen afzonder­lijk produktie-apparaat kwam. Ik werd aangezocht om deze organisatie op mij te nemen (mijn feitelijk vak). Met Stoffels pleegde ik overleg over administratie en bedrijfsleiding. Stoffels wist een persoon in Amsterdam die uit de textiel stamde en zou deze eens polsen of hij er iets voor voelde om naar Limburg te komen. Na een paar dagen was hij terug met de mededeling: inderdaad, de jongeman, ongehuwd, wil wel komen. Hij is een Jood en komt onder valse vlag. Liefst zou hij in het bedrijf zelf een woongelegenheid hebben, zodat hij niet op straat hoeft te komen. In 1942 is de voorbereiding rond. Ik had al maar meteen een ruimte achter het magazijn laten afschermen, waar de komende onderduiker kon wonen. Zijn eigenlijke naam kende ik niet en wenste ik niet te- kennen. Voor mij was hij Jan Langeveld, zoals stond op zijn persoons­bewijs, dat een gebrekkige indruk maakte. Het was met stuf bewerkt, waardoor de ondergrond beschadigd was. Iets om meteen bij eerste controle door de mand te vallen. Nadat Jan Langeveld reeds geïnstalleerd was in ons bedrijf en niemand van het personeel dat met machines etc. van het glaspaleis was overgekomen naar de Geleenstraat ook maar enige verwonde­ring uitte over de nieuwe bedrijfsleider — immers een nieuw bedrijf heeft ook andere mensen — waren zowel mijn onderduiker als ikzelf enigszins opgelucht. Doordat een kapelaan in Heerlen tobde met kleding-problemen voor zijn onderduikende mede­mensen, kregen wij contact met hem. Wij konden hem helpen met zijn kleding-problemen en hij beloofde mij om iets te doen aan de papieren van onze onder­duiker. Die kapelaan was Giel Berix. Het duikwerk van deze kapelaan had nog geen landelijk contact. Men poogde te helpen waar nodig. Eerst in 1943 werd een en ander op een georganiseerde voet ge­bracht in landelijk verband, met mede­werking van twee kapelaans uit Venlo en vooral een onderwijzer Ambrosius, alias Jan Hendriks, En eerst als de man voor de kleren van de onderduikers en later als rayonleider, zat ik als het ware van het ene incident tot het andere in het verzet. Als men mij plotseling zou gevraagd

hebben: kom, doe mee . dan zou ik mij misschien niet ertoe geleend hebben, na nuchter overleg en om de gevaren voor een getrouwde man met kinderen en een bedrijf met mensen, die tevens in gevaar zouden zijn van hun werk te kunnen ver­liezen. Nu was ik ertoe gedreven. Ik aan­vaardde en wist dat het zo moest zijn.

Herdistributie

Het eerste contact van Giel Berix met mij betrof zijn gebrek aan overalls voor onder­duikende studenten, die bij boeren werden ondergebracht (1942). Als tegenprestatie voor mijn kledinghulp bood Giel aan om voor identiteitspapieren en bonkaarten te zorgen voor een Joodse onderduiker in het bedrijf 'De Molen' te Heerlen. Wij kwamen tot een akkoord: de kostprijs der overalls, wat betreft stofverbruik en betaald loon zou door Berix uit een fonds van het bisdom betaald worden (Fonds voor bijzondere noden.) De benodigde stoffen, welke Distex leverde in ruime hoeveelheden, bleken te stammen uit aan Distex ter her-distributie gegeven textiel van in beslag genomen Joodse bedrijven. Distex zond geen factuur en bijgevolg werd ook de illegaliteit niet voor deze leveringen belast. Daar de heer Hogenstein van het centraal magazijn van Distex te Arnhem de her­distributie letterlijk opvatte, namelijk van Joden voor Joden, legde hij er mondeling de nadruk op dat de Joodse onderduikers voorrang bij uitgifte van kleding moesten hebben. Vervolgens kwamen wij overeen dat er geen onderduikende personen zouden verwezen worden naar het bedrijf, doch dat de kledingbehoeften voor deze via koeriers aan mij of mijn Joodse onder­duiker zouden overgebracht worden. Meer gecompliceerde kledingbehoefte werd met mij geregeld door de directeur van het gemeentelijk armbestuur, de heer Cornips. Deze was uit hoofde van zijn functie hiervoor zeer competent. Het betrof vooral kostuums, japonnen, man­tels etc. voor in hun geheel onderduikende gezinnen (vooral Joden) en kostuums en overjassen voor krijgsgevangenen (vooral Fransen) en piloten. Bijna niet oplosbare problemen diende ik zelf te behandelen, b.v. een zeer dikke Franciscaan, pater Beatus en een even­eens zeer lange Franciscaan, pater Amond. Dit diende maatkleding te worden.

De duik-herberg in de grotten van Meersenerbroek

Mijn vader had vanaf de dertiger jaren een kalkbranderij geëxploiteerd. De kalk werd gemalen en als meststof aan de boeren verkocht. Als directeur in dit bedrijf fungeerde mijn zwager, Heinrich S., een rijksduitser en mijningenieur. Diens hoofd­bedrijvigheid was echter gericht op een kalk- en gevelsteenbedrijf te Kunrade, eveneens eigendom van mijn vader. Tot mei 1940 had deze zwager bij ons steeds de indruk gewekt ten zeerste vijandig te staan tegenover het Hitler-

Page 30: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

k o i i r a d m e r z

EEN MENS VALT UIT DUITSLAND

Dé specialist ARCHIEFVERNIETIGING

J O BL IK OUD-PAPIERHANDEL

Vliegtuigstraat 8 Telefoon 155358-157592 b.g.g. 822268

Geopend: maandag t / m vrijdag van 8.00 tot 16.00 uur

k o n r a d m e n

b r u n a

Konrad Merz uit Stettin, aan wie in 1933 de toegang tot de Berlijnse universiteit — waar hij rechtswetenschap studeerde — werd ontzegd, zocht zijn toevlucht in Nederland. In 1936 verscheen bij Querido Verlag in Amsterdam zijn emigrantenroman 'Ein Mensch fallt aus Deutschland'. Nu, meer dan veertig jaar later, verschijnt de vertaling. EEN MENS VALT UIT DUITSLAND, paperback, 156 pag. f 19,90.

Na de inval van de Duitsers dook Merz onder in llpendam, later in Amsterdam en Den Haag. 'Van 1940 tot 1945: gestorven', schrijft hij laconiek in zijn dagboek. Na zijn tweede geboorte in mei 1945 begon Merz een nieuwe carrière als masseur, aanvankelijk in Amster­dam, later in Purmerend. De neerslag van de afgelopen dertig jaar vindt u in de expressionistische, soms naar het surrealisme neigende verhalenbunden DE MAN DIE NIET OP HITLER SCHOOT, paperback, 157pag., f 18,90.

* b r u n a

Bij M. VERDOONER

Uw taarten en bolusleverancier

nu ook GODIVA BONBONS

CHCX ÜLATILR

M. VERDOONER Gelder landple in 55 TEL. 44 10 56 (ook zondag tot uw dienst)

Page 31: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari

Vervolg van pag. 29

regime. Het verwonderde ons dan ook erg, toen wij ervoeren dat hij door de partij benoemd was tot Ortsgruppenführer en dat hij een controlerende functie verkreeg bij de gezamenlijke mijnen in Limburg, als secretaris van de Duitse Verwalter der mijnen. In 1942 ervoer ik via kapelaan Berix dat een kapelaan uit Meersen in de aan mijn vader toebehorende grot twee jongens verborgen hield, die door de Duitsers ge­zocht werden. Informatie bevestigde dit en ik mocht deze jongens bezoeken. De Meersense kapelaan bezwoer mij dat het personeel van het kalkbedrijf een voor een aan hem bekend en volkomen betrouw­baar was. Hij wist echter niet dat de top­man een Duitse partijfunctionaris was. Het toeval speelde ons echter in de kaart. Mijn vader was in bespreking met Heinrich S. omtrent de top-bezetting van het bedrijf, gezien zijn belasting met werk op de mijn en in de partij. Ik kende een pas afgestudeerd Leuvens student, die land-bouw-ingenieur was. Hij was een broer van onze kapelaan in Valkenburg, nl. ir. Horsmans. Deze polste ik of hij er niets voor voelde om tijdelijk (zolang de oorlog duurde) het werk van mijn zwager in Meersenerbroek te doen. Mijn vader en ir. Horsmans kwamen tot een akkoord. Inmiddels waren Berix en ik op een idee gekomen omtrent deze grotten. Onze prille organisatie was geheel op eigen kracht aangewezen om duikplaatsen te verschaffen aan door de vijand vervolg­den. De aansluiting bij een landelijke organisatie (de L.O.) was er nog niet en die was ons ook niet bekend (pas in 1943). Gezien de gespannen situatie op de unversiteiten en de Jodenrazzia's in het noorden vreesde Berix dat wij plotseling grote groepen mensen moesten 'weg­werken'. Als tijdelijke opvang zou zo een grot dan zeer gelegen komen. Uit nadere informatie bij het personeel naar de activiteit van S. te Meersen resulteerde: S. zien wij slechts zo nu en dan bij een bliksembezoek aan het kantoor, de kalkoven en de open groeve. Binnen in de

onderaardse grotten komt hij nooit en hij weet er ook niet de weg. Dat een Duitse partij-functionaris, die niet in de grot de weg wist, directeur was, vond kapelaan Berix een pluspunt. De Duitse autiriteiten zouden jegens deze plaats nooit argwaan krijgen. Er waren twee geheel van elkander onaf­hankelijke grotten. De (vanuit Valkenburg) komend eerste grot lag achter de kalkoven en was zeer regelmatig aangelegd in vierkante vakken en in deze eeuw gevormd als blokbrekersgroeve. De enige ingang lag voor iedereen open en bloot zichtbaar. De tweede grot lag achter de fruitweide van mijn vader en was niet bestemd voor mergelwinning. Haar ingang lag vrijwel verscholen in het groen, slechts met een steile helling bereikbaar. Voor de ingang lag het huisje van Sjirra Jansen, een zeer eenvoudig man, maar een vent van goud, betrouwbaar tot en met. In het verleden was deze grot in gebruik bij de paters Montfortanen uit Meersen en op vrije dagen kwamen de studenten daar muur­schilderingen maken en hadden zij zich ook vermaakt om een kapel na te bootsen, zoals deze zich uit de Franse tijd nog bevinden in de Valkenburgse en Geulemse grotten. Deze grot werd door ons als 'duik-herberg' gekozen. De bedoeling was niet om hier voor onder­duikers een permanente woonplaats te vestigen. Toch moet er enige accommo­datie zijn. Ten eerste was het er nogal vochtig. De temperatuur was zomer en winter permanent 10 tot 12 graden C , net te kil om prettig aan te voelen. Hiervoor wist Berix raad. Via een relatie op de Oranje-Nassau-mijn kwam er een lange elektrische kabel naar de schuilplaats. Via een andere Berix-relatie zorgde een technicus der Plem voor een veilige aanleg van elektrische verwarming en licht en kookplaat. Lichtelementen, kacheltjes en kookplaat vond ik in het Jezuïetenkloos­ter, evenals serviesgoed en keukengerei. De kabel werd direct aan het net aange­sloten zonder meter, in de schakelkast van het kalkbedrijf. Vervolgens diende er een vluchtmogelijk-

heid te zijn, als de ingang geblokkeerd werd door de vijand. Dit geschiedde door het leegkrabben van een kleipijp die uitgang bood op de Bergerhei en die goed diende gecamoufleerd te blijven door het struikgewas. Warm eten dienden wij ook te verzorgen voor de onderduikers. Bonnen waren in de L.O.-tijd geen bezwaar, doch bij de plan­ning-periode konden wij daarmee nog geen rekening houden. Van de levens­middelen, in feite bestemd voor de kinder­keuken in de wasserij, nam mijn vrouw een nodig deel weg en bereidde daarmee een maaltijd voor de grot. De bestelwagen van het kalkbedrijf haalde op werkdagen dit eten bij ons op en op de weekends diende ik zulks per fiets te doen. Zomer '44 wilde ik de veiligste grot voor oefenplaats der toekomstige stoottroepers beschikbaar stellen. Voor het normale duik-herbergwerk ging wij de grot achter het kalkwerk inrichten. Eer wij goed en wel hiermee klaar waren, waren wij reeds bevrijd.

ZIGEUNERS STELLEN EISEN

'De nog levende Roma-nazislachtoffers dienen eindelijk overeenkomstig het lot dat hen heeft getroffen schadeloos te worden gesteld.' Zo luidt een memo­randum van het Wereldverbond van Roma-zigeuners en van de Bond van Duitse Sinti bij de herdenking in het voormalige kamp Bergen-Belsen in okto­ber 1979. 'De Bondsrepubliek moet zich verplichten tot een bijzondere verant­woordelijkheid voor de overlevenden van het Roma-volk, zoals zij ook een bij­zondere verhouding tot het Joodse volk heeft erkend,' aldus het memorandum. Niet overbodig: herhaaldelijk zijn zigeuners die protesteerden tegen een zg. Tradi-tionstreffen van hun vroegere SS-pijnigers langdurig gevangen gezet.

Page 32: Auschwitz Bulletin, 1980, nr. 01 Januari