Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

20
'3' 3tt

description

3tt '3' slagerij J. STERN - Haarlemmerdijk 137 1013 KG Amsterdam - Tel.: 622 08 15 Hoofddorpweg 27 Amsterdam Tel. 020 - 615 81 76 Centrum voor Informatie en Documentatie Israël 2502 AP Den Haag, Postbus 11646, tel. 070-3646862 Touwbaan 38 PO Box 180 2350 AD Leiderdorp Holland DE GESPECIALISEERDE WINKEL VOOR U! (ter hoogte van het Spui) proza & poëzie in nederlandse, engelse en duitse vertaling secundaire literatuur oosteuropa-kunde kunst reisgidsen tijdschriften SLAVISTIEK U OOST-EUROPA elektroi

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

' 3 '

3tt

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

slagerij

Beer 'N KLASSE APART

Hoofddorpweg 27 Amsterdam

Tel. 020 - 615 81 76

elektroi J . S T E R N radio . televisie . koelkasten . wasmachines

Waar service en vertrouwen samen gaan

J. STERN - Haarlemmerdijk 137 1013 KG Amsterdam - Tel.: 622 08 15

pegasus Boekhandel

Singel 367 Amsterdam (020) 6 23 11 38

DE GESPECIALISEERDE WINKEL VOOR U! (ter hoogte van het Spui)

SLAVISTIEK U OOST-EUROPA

proza & poëzie taal- en letterkunde

woordenboeken leerboeken

geannoteerde / tweetalige uitgaven

kinderboeken tijdschriften

proza & poëzie in nederlandse, engelse en duitse vertaling secundaire literatuur oosteuropa-kunde kunst reisgidsen tijdschriften

pegasusuitgaven schaakboeken

natuurlijk kunt u iéder boek bij ons bestellen

Centrum voor Informatie en Documentatie Israël

2502 AP Den Haag, Postbus 11646, tel. 070-3646862

Livera D e meest gesorteerde speciaalzaak in o n d e r m o d e

Lingerie - Foundations, Bad- en Beenmode Borstprothesen: afd. mevr. Buijs

Livera, H o o f d d o r p w e g 20-22. Tel. 020-614 1 1 1 1 Mevr. Buijs, H o o f d d o r p w e g 20-22. Tel. 020-615 81 92

Livera, Amsterdamse Poort 144. Tel. 020-697 15 08

T BV

"" dames- h( Import van

dames- heren­en kinderkleding

Touwbaan 38 PO Box 180 2350 AD Leiderdorp Holland

tel 071-899245 telefax 071-896353 telex 39265 teidw nl

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

40e jaargang, nrs. 1/2, Januari 1996. Verschijnt 6x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

A u s c h w i t z D i i l l A ^ i n D U I I 6 1 1 1 1 Ook na moord Vrede niet vergeten "Geen erger rampspoed dan gods­dienstig fanatisme." Aldus professor Dershovits, befaamd jurist van de Amerikaanse Harvard Universiteit; een hartekreet. Ook die van vele anderen na de moordaanslag in Tel Aviv, die geïn­spireerd werd door een politiek die op godsdienstig fanatisme berust. De moordenaar "redt de wil van God", zo heette het in bepaalde kringen. Het optreden van de ministers van de Arbeid-partij werd in de Knesset, het Israëlische parlement, een uitnodiging tot moord genoemd. De dag voor Jom Kippoer, Grote Verzoendag, kwam een rabbijn de premier Rabin voor diens deur vervloeken. Natuurlijk sluit de vaste overtuiging dat God zelf de op­dracht heeft gegeven een politieke figuur dood te schieten elke discussie uit. De discussiant is immers niet door de Allerhoogste gesanctioneerd. Ra-bins verse graf werd dan ook meteen door een talmoed-student geschon­den.

Uitzicht

Het doet er ook niet toe dat de schiet­grage jongelingen maar met een hand­jevol zijn tegenover de honderdduizen­den die de democratische weg volgen. Rabin vermoorden betekent niet alleen een hoon voor de hele joodse ge­meenschap. Juist op het ogenblik van uitzicht dat een weg naar vrede be­gaanbaar lijkt moet de gangmaker van die vrede verdwijnen. Er zitten nog andere kanten aan de zaak. De lang niet grappige noch ge­

ringe dreigementen, die ginds vooral in religieuze kring aan de orde van de dag waren, logen er echt niet om. Hier in Europa waren ze nauwelijks bekend. Men kan sympathiseren met de ge­lovige joden die zich huns ondanks bij de wandaad betrokken achten, al mag dat ook overdreven zijn. Hoe nodig het is alle kansen en mid­delen tot overleg aan te grijpen, juist nu, dringt allerwege hoe langer hoe meer door. Maar tegenstanders van en twijfelaars aan vrede zullen blijven en enkele fanaten, zelfs één enkele, kan de vlam in de pan doen slaan. Judith Herzberg verwijt dan ook, mét de filmmaker Peled, de mensen van links dat zij niet genoeg een standpunt hebben bepaald tegen extreem rechts en tegen de ontwikkelingen die de moord tot gevolg hadden (Vrij Neder­land 9/12/'95). Die moord op zaterdagavond, com­pleet met afgeleide lijfwachten, is eind 1994 al beschreven door Janiv Fried-man, die Jigal Amir en zijn plannen kende. Evenals trouwens volgens Friedman de veiligheidsdiensten. Judith Herzberg schrijft dat zij in Israël mensen heeft zien huilen die voordien nooit een traan hebben gelaten. Te huilen valt er ook over de noncha­lance (of erger) bij de wettige bescher­ming ook en vooral van overheidsper­sonen in en van Israël. Van het hoogste belang is natuurlijk de scheiding van kerk en staat, van religie en politiek, zoals die bijvoor­beeld door de schrijver Meir Shalev wordt geëist.

En Jeruzalem

Terwijl verslagenheid en verdriet in Jeruzalem nog in de lucht hangen, maakt men zich daar en elders op voor de viering van 3000 jaar Jeruzalem. En Amsterdam blijft niet achter. De Israëlische oud-president Navon opende in de Potugese synagoge de plechtigheden waarmee in het Am­sterdamse Joods Histiorisch Museum, het Bijbels Museum, in Utrecht het Catharijne Convent en in Nijmegen de Heilig Landstichting zijn betrokken. Een vreemde en boeiende aaneen­schakeling. De viering van de - overigens myt­hische - stichting van de 'Vredesstad' valt vrijwel samen met de zware in­nerlijke schok die de nieuwe joodse staat ondervindt. De reeks tentoons­tellingen moet zichtbaar maken welk een centrale plaats Jeruzalem inneemt in jodendom, christendom en islam, de monotheïstische godsdiensten, d.w.z. godsdiensten die één God erkennen. Jeruzalem moge dan maar zelden een 'stad van de vrede' zijn geweest, het staat centraal in voelen en denken van een overgroot deel van de stervelin­gen. "Eer ik u vergeet, Jeruzalem...." verzuchtte de psalmdichter. Om de vredesstad is ontzaglijk veel gevochten. Maar ook na de moord mogen wij de vredesstad niet verge­ten. Noch de vrede.

Eva Tas

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Nederlands Auschwitz Comité Ere-voorzitter: Annetje Fels-Kupferschmidt Voorzitter: Anita Löwenhardt Secretariaat: H. Sarfatij Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-6723388 Penningmeester: J. M. Waterman, Wulp 30, 1111 WJ Diemen tel./fax 020-6996562 Bankrek: ABN/AMRO, nr. 40.01.75.088. postbank 293087 en 4875500.

Hoofdredactie: drs. Eva Tas Redactie: Anita Löwenhardt Clairy Polak Theo Gerritse, Anja Nagtegaal Redactie-adres: Roetersstraat 142 1018 WE Amsterdam fax: 4.211.219 Abonnementen­administratie: Jacques Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen tel/fax: 020-6990658

Van de penningmeester U Zult gemerkt hebben dat deze krant en de jaarlijkse acceptgiro op een andere manier bij u in de bus zijn gevallen. Door deze nieuwe manier van verzenden is het mogelijk de her­denkingskrant en de giro in één keer te versturen. Dit betekent een nette, herkenbare en goedkopere manier van verzending. Als u uw bijdrage snel aan ons overmaakt, werkt u eraan mee dat wij ons werk kunnen blijven doen.

Joop Waterman

Oproep Ik ben op zoek naar mensen die Ro-salia Hendrika Sterk, roepnaam Roos, hebben gekend of met haar in contact zijn geweest. Zij is gebo­ren op 19 juli 1917 en was een half­zusje van mijn moeder. Ze heeft o.a. in de periode maart 1933 tot ongeveer augustus 1944 in Amster­dam gewoond. Vanaf oktober 1937 tot 26 juli 1944 werkte zij bij de toenmalige Raad van Arbeid op de Droogbak, de huidige Sociale Ver­zekeringsbank. Omstreeks juli/au­gustus is ze verraden, opgepakt en naar Westerbork getransporteerd. Hiervandaan is zij op 3 september 1944 naar Auschwitz gebracht; in

Een groot vriend verloren Wij hebben een grote vriend ver­loren. Jan Kassies. Tenslotte Eerste Kamerlid, was hij een verzetsman van het eerste uur. Al in september 1940 verspreidde hij het toen kers­verse Vrij Nederland. Van gerefor­meerde huize, ontwikkelde de jonge kantoorklerk zich in socialistische richting. Zeven jaar tuchthuisstraf legde de bezetter hem op, teneinde de 22-jarige 'unschadlich' te ma­ken. De vroege verzetsstrijder werd en bleef een bevlogen voorvechter van een brede en beweeglijke cul­tuurpolitiek. Jarenlang als bestuur­der van de vernieuwde VPRO, als directeur van de Amsterdamse to­neelschool en op veel meer cultuur­gebieden.

"Zo veel mogelijk mensen zo veel mogelijk kansen geven om zich te uiten" was zijn richtlijn. Of: "de cultuur van het herkenbare veran­deren in de cultuur van de veran­dering", zoals zijn Vrij Nederland collega Ferdinandusse het formu­leerde. Trouw aan zijn verzetsverleden heeft Jan Kassies altijd achter en naast ons gestaan en is hij met ons geweest. Een hoogtepunt was zijn herdenkingsrede in het Tropenmu­seum op 25 april 1965, 20 jaar na de opstand van het getto van War­schau. Voor ons en niet alleen voor ons zal hij voortleven.

Nederlands Auschwitz Comité

dit transport bevond zich ook Anne Frank en haar familie. Op of rond 28 oktober 1944 is zij naar Bergen-Belsen overgebracht. Daar is zij op 8 februari 1945 overleden. Ik ben op zoek naar mensen die nog contact met haar hebben ge­had kort voordat zij werd opgepakt en naar mensen die haar in een van deze drie kampen hebben gekend.

Rose Oudejans-Bönig Norholm 35 2133 HJ Hoofddorp

Oproep Graag zou ik mensen ontmoeten die mijn vader. Joop van Houten, geboren 24/2/1910 in Amsterdam, hebben gekend. Hij woonde in de oorlog in de Korte Leidsedwars-straat in Amsterdam en zat in het verzet. Hij werd op transport ge­steld naar Siegburg in Duitsland en is daar in 1945 overleden. Mijn va­der is op de Amsterdamse Ooster­begraafplaats begraven en later herbegraven op de erebegraaf­plaats in Loenen. Een ieder die mijn vader gekend heeft, gelieve contact op te nemen met mevr. A.v.d.Branden-v.Houten Kattenburgerstraat 254 1018 IK Amsterdam tel. 020-6257855

Oproep

Wie kan mij informatie verschaffen over Mevr. Van Kloeten-Nijkerk? Ikzelf ben op 3-2-1944 geboren in Westerbork. Twee maanden later werd mijn moeder doorgestuurd naar Auschwitz-Birkenau. Daar werd zij te werk gesteld in de mu­nitiefabriek. Zij overleed op 26-8-1944 aan typhus. Na de oorlog getuigde Mevr. Van Kloeten-Nijkerk van haar dood voor de rechtbank van Den Haag. Ik zou graag met Mevr. Van Kloe­ten-Nijkerk, die mijn moeder zo na was, in contact willen komen om­dat ik zeer weinig over mijn moe­der weet.

Pauline Kuiper. Neuenzell Unteribach 4 79837 Ibach/St. Blasien BRD Tel. 0049-7672-2134, fax. 2119

A

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Grafsteen "Ik heb iets heel moois voor je", zei een goede vriendin aan de telefoon, "iets waar je volgens mij heel blij mee bent." Blij, dat is wat ze zei. Natuurlijk dacht ik toen ik van het namenboek hoorde op het jour­naal dat wil ik inzien. Natuurlijk accepteerde ik haar gift, maar blij... In memoriam een ieder die niet teruggekomen is, allen zonder graf. Honderdvijfduizend namen, een boek als een grafsteen. 'Wanneer we het boek opnemen, dan zullen we ons staande naast het graf van de slachtoffers wanen, omdat de moordenaars hun zelfs het recht op een graf hebben ont­zegd', staat er in het voorwoord van een in Polen verschenen Yiz-kor Bikher. In dit soort herden­kingsalbums worden ook zoveel mogelijk namen genoemd, leder exemplaar heeft achterin een lege bladzijde voor de namen die nog niet genoemd zijn. Vergelijkbare werken die versche­nen zijn 'Namen und Schicksale der Juden Kassels' (1986) en 'Le Memorial des Enfonts Juifs Depor-tes de France'(1995). In Nederland was tot 'In Memoriam' een der­gelijk werk nog niet verschenen. Ik heb het nu een aantal weken in huis, maar weet niet goed raad met een grafsteen in mijn boeken­kast. Misschien durf ik het morgen in te kijken.

Carla van Thijn

In het boek 'In Memoriam' staan ten onrechte vermeld de namen van de heer Simon Mozes d'Ancona, geb. 26-02-1915 te 's-Gravenhage en mevrouw Sara d'Ancona-Alter, geb. 29-11-1914 te 's-Gravenhage. Zij hebben beiden de oorlog overleefd. Eventuele inlichtingen zijn ver­krijgbaar bij de familie Pas-Overgoor, Tjalk 21, 1113 GK Diemen.

Auschwitz herdenking 1996

Op zondag 28 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité de jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument Nooit meer Auschwitz van Jan Wolkers in het Wertheimpark. Vanaf 10.30 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open. Om 11.30 uur vertrekt vanaf het Stadhuis de Stille Tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 12.00 uur met een toespraak door burgemeester Schelto Patijn van Amsterdam, gevolgd door het Jizkor en Kaddisj door rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen organisaties en particulieren hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark de bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de reünie in de RAI. De bussen vertrekken om 12.30 uur. De restaurantzaal van de RAI gaat om 13.00 uur open. De reünie begint om 13.30 uur met een toespraak van minister Borst-Eilers van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS). Voordat de lunch begint, bieden wij u een optreden van het Beth Ami Koor en tijdens de lunch zal jiddisje muziek klinken. Evenals vorig jaar zijn wij genoodzaakt u voor de lunch een bescheiden bijdrage van tien gulden (12,50 gulden voor een kosjere lunch) te vragen.

Het programma

10.30 uur: verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, ingang Waterlooplein

11.30 uur: begin Stille Tocht naar het Wertheimpark 12.00 uur: Herdenking bij het Auschwitz Monument

Rede door burgemeester Patijn van Amsterdam Kaddisj en Jisjkor door rabbijn Sonny Herman

12.30 uur: Vertrek bussen naar de RAI 13.00 uur: grote zaal van de RAI open 13.30 uur begin lunch en reünie

sprekers: Minister Borst-Eilers van VWS Anita Löwenhardt, voorzitter N.A.C. muziek: Beth Ami Koor en jiddisje muziek door het duo Adriaan Stoet en Tjako van Schie

16.00 uur: Einde reünie

Tweejaarlijkse reis naar Polen Het Nederlands Auschwitz Comité or­ganiseert dit jaar een reis naar Ausch­witz, Birkenau, Sobibor en Treblinka. De reis zal plaatsvinden van zondag 3 november t/m vrijdag 8 november 1996. De reissom bedraagt ƒ. 1250,-per persoon op basis van een tweep­ersoonskamer. Een eenpersoons ka­mer is mogelijk met bijbetaling van ƒ. 125,-. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., transfers per touring car (waarin roken niet mo­gelijk is), verblijf in hotels in Warschau, Krakow en Lublin alsook alle maaltij­den. N.B.: deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende vlieg-tarieven en koersen.

Belangstellenden kunnen zich vóór 1 maart schriftelijk opgeven bij de heer Jacques Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 020-6990658) Er is slechts een beperkt aantal plaat­sen, aanmelding betekent derhalve niet automatisch dat u deel kunt ne­men aan de reis.

Voor eventuele nadere informa­tie: Jacques Grishaver tel. 020-6990658 Joop Waterman tel. 020-6996562

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Aangeboden door

B E R D Y

K a p s a l o n V a n W e e r d e n b u r g

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspraak

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

BLOEMSIERKUNST

Diemen - Kruidenhof 121, tel 020-699 89 75

Bloemist van het Auschwitz Comité

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

W A N N

A A N

E E R U T O E B E N T

E E N B A N K I E R

f f t \ F van Lanschot

Bankiers .1 ).

Voor al uw bank- en assurantiezaken.

K A N T O O R

iï.:.. 's-Hertogenbosch Hooge Steenweg 29 073-15 39 11 j.f:::

met KRUKZIENER'S REISBUREAU bent u voordeliger uit in Israël

GAARNE ZENDEN WIJ U ONS PROGRAMMA TOE.

KRUKZIENER'S REISBUREAU Amsteldijk 166 (Gebouw Rivierstaete) — 1079 LH Amsterdam Telefoon 020 - $426133 Telex 10847 Fax 020 - 6424387

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Minister Borst: Het is goed de jeugd te leren dat er zo'n massale gruwelijkheid was Minister Els Borst-Eilers (VWS) zal ook dit jaar aanwezig zijn bij de Auschwitz-herdenking. Hoewel zijzelf nog kind was toen de Tweede Wereldoorlog begon, heeft zij nog altijd sterke her­inneringen aan die tijd. "Als de laatste slachtoffers zijn overleden, zullen de dagen waarop wij die oorlog herden­ken misschien een meer historisch karakter krijgen, maar voor mij zal dat absoluut niet het geval zijn."

"Ik weet niet meer wanneer ik voor het eerst de naam Auschwitz hoorde. Na de bevrijding hadden we het over de vernietigingskampen, maar ik ge­loof dat we ook tijdens de oorlog wel wisten dat er iets verschrikkelijks ging gebeuren met de joden die werden weggevoerd. Ik was acht jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Wij woonden in de Amsterdamse Rivie­renbuurt. De razzias die daar werden gehouden, kan ik me nog goed her­inneren. Bij ons op de trap woonde een joods echtpaar. Toen zij werden weggehaald, zei mijn vader: Die zien we nooit meer terug. Wat hij daarmee bedoelde, wist ik niet precies. Ik heb hem dat ook niet gevraagd. Als kind kwam het gewoon niet in je op daar­over vragen te stellen. Je voelde wel dat er iets onheilspellends in de lucht hing." "Je hoort vaak dat mensen zich de gebeurtenissen uit die tijd nog heel helder voor de geest kunnen halen. Dat zal nog veel sterker zijn als je persoon­lijk vreselijke dingen hebt meege­maakt, maar dat geldt ook voor mij. Als de laatste slachtoffers zijn overle­den, zullen de dagen waarop wij de Tweede Wereldoorlog herdenken mis­schien een meer historisch karakter krijgen, maar voor mij zal dat absoluut niet het geval zijn." Als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft Els Borst het afgelopen jaar heel wat plechtigheden bijgewoond. Hoeveel weet ze niet meer. "Ik heb ze niet geteld," zegt ze. "In het algemeen waren het mooie bijeenkomsten. De nationale herden­king op de Dam was heel goed, maar de herdenking in het voormalige con­centratiekamp Westerbork en die bij

het Auschwitzmonument in Amster­dam hadden voor mij iets speciaals. Omdat op die plekken kleinere groe­pen direct betrokkenen bijeenkomen, hebben die herdenkingen iets intiems. Wat ik ook heel indrukwekkend vond was het contact met onze oud-bevrij­ders. Een aantal van hen heb ik ont­moet bij de grote parades in Walcheren en in Arnhem. Van die oude stramme generaals en andere militairen die ons destijds met gevaar voor eigen leven hebben bevrijd en die er zichtbaar van

genoten nog een keer hier te zijn. Dat vond ik bijzonder ontroerend."

Sinds Els Borst verantwoordelijk is voor het overheidsbeleid ten aanzien van oorlogsslachtoffers, heeft ze zo­veel mogelijk tijd ingeruimd om een beetje thuis te raken in de wereld van de comités en instellingen die zich bezighouden met de Tweede Wereld­oorlog. "Om te beginnen heb ik heel veel werkbezoeken afgelegd. Zo ben ik naar het Verzetsmuseum in Amster-

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

dam geweest, naar de Anne Frank Stichting en het oorlogsmuseum in Overloon. Daarnaast heb ik op het ministerie ontmoetingen georgani­seerd met organisaties van oorlogs­getroffenen. Daar zijn heel wat uurtjes in gaan zitten, maar ik heb dat met liefde gedaan. Het klinkt misschien wat vreemd, maar dit soort activiteiten vor­men voor mij een aangename afwis­seling van de dagelijkse routine. Het gaat om emoties van mensen en dat is heel wat anders dan almaar praten over de kosten van de gezondheids­zorg." Hoe moeten we de komende decennia de verschrikkingen van het nazi-be­wind herdenken nu het alweer ruim een halve eeuw geleden is dat er een einde kwam aan de Tweede Wereld­oorlog? Dat is een van de vragen waarover de minister zich de afgelo­pen tijd heeft gebogen. "Onlangs hebben we besloten hoe de 4e en de 5e mei vanaf komend jaar ingevuld zullen worden. Het nationale herdenkingscomité vond dat de 4e mei moet blijven zoals het was. Het kabinet en de Tweede Kamer waren het daar­mee eens. Een tijdje geleden werd een initatief genomen voor een gezamen­lijke Europese dag ter herdenking van de Holocaust. Daarover is een aantal verkennende besprekingen geweest, maar de meeste landen bleken daar niet voor te voelen. Men wilde de aandacht voor al die mensen die tij­dens de massamoord zijn omgekomen onderdeel laten uitmaken van de na­tionale herdenkingen. In Nederland zal de jodenvervolging dus ook in de toekomst op de 4e mei speciale aan­dacht krijgen."

"Op de 5e mei willen we de bevrijding blijven vieren. Zij het dat er op die dag meer dan tot nu toe een relatie gelegd zal worden met oorlogen die vandaag de dag buiten Nederland plaatsvinden. De generatie voor wie bevrijdingsdag persoonlijk iets betekent sterft lang­zaam uit. Driekwart van alle Neder­landers is na de Tweede Wereldoorlog geboren. Als we willen dat de 5e mei ook voor jonge mensen een belang­rijke dag blijft, moeten we ervoor zor­gen dat er aandacht wordt besteedt aan de ervaringen van jongeren zelf."

Denkt u dat jongeren daarin geïnte­resseerd zijn? "Dat denk ik wel. Het afgelopen jaar waren heel veel kinderen betrokken bij de herdenkingen van de Tweede We­

reldoorlog. Je zag ze met van die ernstige snuitjes in de rij staan om hun bloemetjes te leggen. Ik had niet het gevoel dat ze zich te pletter stonden te vervelen, of dat ze stiekem aan het giebelen waren. Er is zeker een aantal morele vraagstukken waarmee kinde­ren echt leven. Dat viel me ook zo op tijdens het Nationale Jeugddebat, dat een paar maanden geleden werd ge­houden in de grote zaal van de Tweede Kamer. Nou weet ik wel dat het in zekere zin een select gezelschap is dat aan zo'n debat meedoet, maar het was opvallend hoeveel kennis zij bijvoor­beeld hadden van de oorlog in het voormalig Joegoslavië en het vluchte­lingenprobleem. Een van de onder­werpen waarbij die jongeren zich sterk betrokken voelden, was de aanwezig­heid van illegale buitenlanders in Ne­derland. Daar zat een aantal twaalfja­rigen die het kabinet eens even een lesje leerden. Zij vonden dat illegalen toch eigenlijk zielige mensen zijn die geholpen moeten worden. Daarin gin­gen ze veel verder dan het kabinet. Ik geloof zeker dat de 5e mei een dag kan zijn die ook voor jongeren van grote betekenis is; meer dan de ge­schiedenis over de oorlog die je op school leert. Het is goed om de jeugd duidelijk te maken dat er zo'n massale gruwelijkheid is geweest. De schaal waarop de uitroeiing van joden, zigeu­ners, zwakzinnigen en homoseksuelen in de Tweede Wereldoorlog plaats­vond, was denken wij toch vrij uniek. Daarom is het de moeite waard jon­geren te leren dat zoiets blijkbaar kan voorkomen. Ik denk dat de jeugd wel geïnteresseerd is in Goed en Kwaad. Maar wel gekoppeld aan hun eigen belevingswereld. Volgens mij is het niet moeilijk bij het vieren van de 5e mei een relatie te leggen met de oor­logen die zij dagelijks op tv zien en aandacht te besteden aan vormen van discriminatie die zij om zich heen zien gebeuren. Doe je dat niet, dan wordt het voor veel jongeren toch een ver­plicht nummer."

Voor Els Borst is de 4e mei altijd heel belangrijk geweest, zegt ze. "Zowel bij mijn ouders als later toen ikzelf een gezin had. Onze kinderen zijn van jongsaf opgevoed met die twee mi­nuten stilte. Soms deden we mee aan de stille tocht in ons dorp, De Bilt, maar meestal waren we gewoon thuis." "In die twee minuten denk ik altijd meer aan het begin van de oorlog dan

aan het einde. Op 4 mei is het bijna altijd mooi weer. Ik zie die speciale voorjaarslucht, ik hoor de vogeltjes. Dan denk ik eraan dat het in die mei­maand ook zo mooi en rustig was toen ineens die fluitende bommenwerpers kwamen. Als je persoonlijk mensen verloren hebt in de oorlog kan ik me voorstellen dat je dan aan hen denkt, maar bij mij is het meer een sfeerbeeld. En het contrast; dat je hier nu vrij en blij staat en hoe het toen was." "In mijn directe familie is destijds nie­mand omgekomen. Ik had één joodse oom, de echtgenoot van een zuster van mijn moeder. Hij heeft de hele oorlog in zijn eigen huis in Haarlem doorgebracht; ondergedoken bij zijn eigen vrouw. Hij is nooit verraden. Ook niet door de NSBers die aan de over­kant woonden en die ongetwijfeld hebben geweten dat mijn oom daar al die tijd is gebleven. Dat waren re­latief goede NSBers, van die ver­dwaalde zielen die dachten dat voor hen het heil van die kant zou komen, maar die uiteindelijk niemand hebben aangegeven. Op een of andere manier wist je ook voor wie je moest uitkijken. Zo woonde er bij ons in de straat een gezin waarvan de oudste zoon bij de WA zat. Die kwam elke zaterdag de straat in marcheren, in zo'n uniform met van die grote, zwarte laarzen. Dat was een echte verradersfamilie." "Van mijn mans kant is indertijd een oom gefusilleerd. Hij zat in het verzet, net zoals mijn schoonvader, die op een gegeven moment is opgepakt en over­gebracht werd naar het internerings­kamp Amersfoort. Hij heeft echter ont­zettend veel geluk gehad. Ter gelegenheid van de verjaardag van Hitler werd hij samen met een heleboel anderen vrijgelaten. Dat ze toen ook drie leiders van het artsenverzet onder wie mijn schoonvader naar huis stuur­den, hadden ze niet in de gaten. Maar dat zijn allemaal verhalen die ik veel later hoorde, want in die tijd kende ik de familie Borst nog niet. Ikzelf was net dertien toen de oorlog was afge­lopen."

Pas geleden vertelde u in een interview dat u een van de leerlingen van het Barlaeusgymnasium was die moesten toekijken hoe in maart 1945 nog een groep verzetsstrijders werd gefusil­leerd op het Weteringcircuit. "Ja, dat was doodeng. In die tijd liep ik elke dag van de Rivierenbuurt naar school. Daar deed ik zo'n drie kwartier

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

over en dat was geen pretje. Ik was mager, hongerig en ik had van die klompjes aan mijn voeten, want schoenen waren er niet meer. Die dag werden in de buurt van het Wetering­circuit alle voorbijgangers opgepakt en meegenomen om te zien hoe die man­nen geëxecuteerd werden. Je moest kijken. Mensen die hun ogen dicht deden werden vreselijk afgesnauwd, maar ik heb dat uiteindelijk stiekem toch gedaan. Ik weet nog dat ik iemand zag vallen. Op dat moment heb ik snel mijn ogen gesloten. Toen ik weer keek, lagen ze allemaal op de grond." "Ik geloof niet dat helemaal tot me doordrong wat er gebeurde. Op zo'n moment zet je iets tussen jezelf en de werkelijkheid. Als je nu zoiets zou zien, zou je totaal van de kaart zijn, maar toen verbaasde je je eigenlijk nergens meer over. Je was er min of meer aan gewend dat er mensen dood op straat lagen die van kou en honger waren bezweken, je had al gezien hoe de joden werden weggehaald en je hoorde regelmatig dat er iemand was doodgeschoten."

Hoe ging die dag dan verder. Werd er bijvoorbeeld thuis aandacht besteed aan wat u gezien had? "Het gekke is dat ik me van die dag verder niets kan herinneren. Ik zal daarna wel naar school zijn gegaan, maar of daar gepraat werd over wat een aantal van ons had meegemaakt? Ik weet het echt niet. Ik geloof ook niet dat ik later op de dag door mijn ouders ben opgevangen. Misschien heb ik thuis wel enorme toestanden gemaakt, maar ik herinner me daar niets van. Waarschijnlijk heb ik dat goed verdron­gen. Ik kan echter niet zeggen dat ik door die ervaring getraumatiseerd ben. Dat zou opkloppen] zijn."

Vindt u dat de Nederlandse overheid genoeg heeft gedaan aan de opvang van oorlogsslachtoffers? "Achteraf gezien is dat volstrekt on­voldoende geweest. Als je de verhalen hoort en leest van mensen die uit de kampen terugkwamen, wordt pas goed duidelijk hoe hard het toeging in die tijd. Er was helemaal niets ge­regeld. Je moest zelf maar zien hoe je weer thuiskwam en of je huis er überhaupt nog was." "Er wordt vaak gezegd: we waren zo bezig met de wederopbouw dat er voor de Nederlanders die het meest direct slachtoffer waren geworden van

de Tweede Wereldoorlog geen aan­dacht was. Ik geloof wel dat daar wat in zit. Opmerkelijk is dat juist de psy­chosociale hulpverlening zo laat op gang is gekomen. Over materiële steun werd veel eerder nagedacht. De Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, waardoor verzetdeelnemers en hun nabestaanden recht kregen op een pensioen, werd al 1947 ingevoerd. Maar ook diegenen die zelf de meest verschrikkelijke dingen hadden mee­gemaakt, ontdekten pas heel laat dat allerlei verschijnselen, zoals slaap­stoornissen, nachtmerries en angsten wel eens samen zouden kunnen han­gen met onverwerkte oorlogservarin­gen. In de jaren zeventig begon men langzamerhand psychische hulp te ontwikkelen die op deze groepen was toegesneden en de wetenschap dat het heilzaam kan werken om specifieke problemen te behandelen in zoge­naamde lotgenotengroepen is eigenlijk nog tamelijk nieuw."

Toch is het juist de materiële hulp, in de vorm van de Wet uitkering vervol­gingsslachtoffers (Wuv), waarover de laatste tijd veel te doen is geweest "Dat klopt, maar inmiddels hebben we besloten dat we daar niet meer aan gaan sleutelen. Ik kan me wel voor­stellen dat mensen nerveus worden als ze steeds weer horen over allerlei Haagse bezuinigingsplannen, dat ze dan denken: wanneer zijn wij aan de beurt. Daarom hebben wij gezegd dat er rijst moet komen op het front van die wetten, wantje mag het de mensen om wie het gaat niet aandoen daarover onzeker te zijn."

De laatste verandering in de Wuv was dat de naoorlogse generatie daarop geen beroep meer kan doen. Staat u daar nog steeds achter? "Ik vind dat het niet onverstandig is geweest om die regeling te beëindi­gen. Wel vind ik dat er voor kinderen van oorlogsgetroffenen, NSBers en mensen die in de kampen in het voor­malig Nederlands-lndië hebben geze­ten voldoende psychische hulp moet zijn. Er zijn natuurlijk ouders geweest die hun eigen problemen dusdanig hebben verwerkt, of juist niet verwerkt, dat hun kinderen daardoor ook echt beschadigd zijn. De verhalen die je daarover hoort, zijn soms echt indruk­wekkend. Er is ook nog een aparte regeling die ervoor is om in individuele gevallen extra financiële steun te ge­

ven voor psychotherapie. Ik ben er een groot voorstander van dat daarvoor faciliteiten zijn, dat ervoor gezorgd wordt dat die mensen zo gaaf mogelijk worden gemaakt, want zij zijn degenen die inmiddels zelf ook weer kinderen opvoeden." "De emoties rond het sluiten van de Wuv voor de Tweede Generatie laai­den zo hoog op, omdat het werd gevoeld als: wij worden niet erkend. Dat is wat mij betreft absoluut niet het geval. Het illustreert wel dat je moet uitkijken met maatregelen die je van achter je bureau bedenkt en die veel harder overkomen dan de bedoeling is."

Deze maand is het 51 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd. Tijdens de herdenking daarvan bent u een van degenen die een toespraak zullen hou­den. Vindt u het niet moeilijk nog woorden te vinden die niet obligaat klinken? "Dat is inderdaad moeilijk, maar ik krijg daarbij altijd hulp van mensen op mijn ministerie die zeer ervaren zijn. In feite zeg je steeds opnieuw hetzelfde, maar dan in andere woorden. Het is meer een uitwisseling van emoties. En voor de mensen die in Auschwitz geweest zijn, of daar zelf dierbaren hebben verloren, zal het niet zoveel uitmaken of dat negenenveertig, vijftig of eenen­vijftig jaar geleden is."

Marja Vuijsje

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Verslag van de reis naar Polen door overlevenden en jongeren in april 1995

Auschwitz: reis en overdenking

In Auschwitz-Birkenau werd op 27 januari 1995 officieel herdacht dat het voormalige vernietigingskamp vijftig jaar geleden werd bevrijd. Het Inter­nationaal Auschwitz Comité organi­seerde in het kader van deze herden­king van 4 tot 7 april 1995 een internationale ontmoeting tussen jon­geren en overlevenden en een reünie van oud gevangenen. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft de twaalf provincies in Nederland bereid gevonden de reis financieel mo­gelijk te maken en per provincie een oud-gevangene en een vertegen­woordiger van een schoolkrant af te vaardigen.

Op zondag 2 april 1995 vertrokken twaalf schoolkrantredacteuren en twaalf oud-gevangenen, samen met rabbijn Sonny Herman, enige bege­leiders en een fotografe naar Polen. Voor de meeste oud-gevangenen was het de eerste keer dat zij terugkeerden

naar Auschwitz-Birkenau. Zij hadden de moeilijke taak hun verschrikkelijke herinneringen over te dragen aan de jongeren.

Hieronder enkele reisverslagen van dit bezoek.

Het was zo ver weg en toch zo dichtbij. Zo ver weg, omdat het twee uur vlie­gen vergde en daarna de volgende dag ongeveer zes uren met de autobus. En toch zo dichtbij, want de herinne­ring eraan droegen wij al vijftig jaren met ons mee, in ons hoofd, in ons hart, ja in ons hele lichaam, elke dag, elke nacht. De schol der herkenning bestond nau­welijks, voor mij althans. De blocken stonden er nog net zo als vijftig jaren geleden, maar nu in en tussen de regenbuien door, die als evenzovele tranen van ons over ons werden uit­gestort, leken zij nog koeler en afstan­delijker dan toen.

Die onbewogen muren zeiden niets over het leed, de hoop, de wanhoop, de dikwijls ondraaglijke spanning, die ziekten, de honger, de afmatting, uit­putting en vaak de angst, waarin wij gevangenen en tegelijkertijd slaven in Auschwitz I hebben geleefd. Niets daarvan was te bespeuren op de nu nette wandelpaden tussen die ijzig-koude kille muren van deze, dezelfde stenen gebouwen. Alleen de omhei­ning van de betonnen palen met hun gekromde ruggen, waarvan de elek­trisch geladen prikkeldraadversperrin­gen in een dubbele rij met een gang ertussen gaf nog iets weer van het lugubere verleden en wat zich hier had afgespeeld.

De stille getuigen die als het ware geëtaleerd waren achter glas, de on­metelijke hoop haren, de bergen schoenen, kleren, kammen en borstels, koffers, baby- en kleuterkleding, ver­telden de toeschouwers, toeristen(l) en

Page 11: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

ook ons allen, wat hier in al haar onvoorstelbare gruwelijkheid was ge­beurd.

Wat er aan ontbrak was de sinistere sfeer van het op appèl staan, vaak urenlang, van het vooral voorzichtig door het kamp lopen om niet op te vallen, van het brok brood dat in je broekzak brandde, als je zo sterk was geweest er toch een deel van te be­waren voor de rest van de dag om de knagende honger iets uit te stillen; van de selecties middenin de nacht, die je toch al menigmaal uit een on­rustige slaap haalden, waarna je naakt op appèl had gestaan om vervolgens één voor één langs een SS-arts te moeten lopen, die vergezeld door en­kele trawanten, vluchtig keek of je al of niet een "Muzelmann" was; zo niet, dan kon je enigszins opgelucht door­lopen en zo snel mogelijk je houten krib weer opzoeken.

En dan nog het werken buiten het kamp in een omgeving zonder behui­zingen, zonder enig menselijk leven op ons na. Die sfeer kwam niet, was er niet, kon er niet zijn. Integendeel, nu waren er rondom het kamp allerlei gebouwen, die nodig waren voor de opslag van de mate­rialen om de blocken te onderhouden tot de instandhouding ervan. Er stond zelfs nog steeds dat enorme klooster, waaromheen al zoveel te doen was geweest. En dan binnen het kamp in de blocken die zo verbouwd waren, dat ze voor een oud-gevangene bijna onherkenbaar waren geworden. Er was niet meer te zien hoe en in welke omstandigheden wij daarin hadden geleefd.

De bloemen die wij bij de fusillade­muur namens het Nederlands Ausch­witz Comité en onze groep mochten neerleggen, vormden een droevige

groet aan de slachtoffers, maar ver­zachtten ons verdriet, zoals het dat ook deed bij de Jizkor en het Kaddisch, zowel daar als in block 4 door rabbijn Sonny Herman uitgesproken. De drie groepen, overlevenden, jongeren en begeleiders groeiden zichtbaar naar elkaar toe tot een steeds sterker wor­dende eenheid, die al tot stand kwam voordat de emotioneel geladen con­frontatie met Auschwitz-Birkenau plaatsvond.

Te bedenken dat juist in Birkenau en ondermeer in Sobibor zovele dierba­ren waren vermoord of omgekomen door uitputting of honger. De bloemen die bij het monumentale gedenkteken op de Nederlandse plaat waren neer­gevlijd, bleken de volgende middag vóór de internationale herdenking ver­dwenen, evenals de vlammende vet­potjes en de betekenisvolle steentjes.

Page 12: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Nieuwe bloemen, andere steentjes en lichtjes werden er neergelegd, als het ware versmolten met opnieuw ge­plengde tranen van de jongeren, die ons ouderen zozeer ontroerden. De jongeren werden ongemerkt deelge­noten van de ouderen, de overleven­den, die op hun beurt in hun geheimste herinneringen lotgenoten werden van de slachtoffers...

Een indrukwekkende reis door onze denk- en gevoelswereld evenals een indrukwekkende, symbolische ont­moeting tussen slachtoffers en over­levenden. En een gelaagde reis, mede dank zij de organisatoren, waarin wij allen onvergetelijke indrukken hebben opgedaan.

Herman Zilverberg

Enkele citaten uit reisverslagen van de jongeren.

"Een plek bezoeken waar meer dan vijftig jaar geleden de meest versch­rikkelijke dingen hebben plaatsgevon­den, heeft dat wel zin? Heeft het wel nut om al die dingen weer op te rakelen, om in het verleden te graven? Ja, zeg ik, dat heeft zin. Laat het een waarschuwing zijn voor het heden en voor de toekomst laten we leren van het verteden. Menigeen keek me vreemd aan toen ik zei dat ik als afgevaardigde jongere uit Flevoland met een groep jongeren en oudgevangenen het voormalig ver­nietigingskamp Auschwitz ging bezoe­ken. "Wat heb je daar nou aan? Je wordt er alleen maar depressief van." Gelukkig waren het juist de mensen wiens oordeel ik het meest op prijs stel die het aanmoedigden, die het een unieke kans vonden die ik moest aan­grijpen. Een ervaring voor de rest van mijn leven. En dat werd het ook"...

"Eenmaal terug in het hotel hebben we in een afgesloten ruimte gepraat, ledereen heeft toen zijn eigen verhaal verteld. Dat was heel aangrijpend, le­der verhaal is uniek, maar ze zijn al­lemaal even verschrikkelijk. Op een gegeven moment liepen de tranen me over de wangen. Je weet niet wat je hoort je weet niet wat je doen moet

Het is zo onbegrijpelijk. Hoe wreed zijn die lui geweest?! Oke, je wist er al wat van, nieuw was het niet maar zoals vanavond voelde ik het nooit. Ik denk dat ik vanavond in een uur meer geleerd heb dan ik in m'n hele leven uit films en boeken zou kunnen leren. Het fijne is dat er openlijk over gepraat wordt. De ouderen moeten huilen bij wat zij vertellen en bij de herinneringen aan die rottijd, de jon­geren moeten huilen bij wat ze horen. Een vloedgolf van pijn en verdriet kwam naar buiten. Wat ik ook erg prettig vond, was dat na afloop van dit gesprek de rabbijn naar me toe kwam en me een paar troostende woorden toesprak"...

"Op dinsdag 4 april was het dan zover, die dag zouden we het werkkamp en de hoofdafdeling van Auschwitz be­zoeken, dit deel noemde men Ausch­witz I. Ik voelde me op een vreemde manier gespannen toen ik door de ingang, onder de poort liep. Ik reali­seerde me dat daar 50 jaar geleden honderdduizenden mensen erin en slechts enkelen er weer uit zijn gelo­pen. Barak 5 was ingericht als mu­seum, daar lagen spullen die zijn ge­vonden bij de bevrijding van het kamp. Terwijl ik het emotioneel steeds moei­lijker kreeg, liep ik van kamer naar kamer. Langs ruimten gevuld met pot­ten, pannen, brillen, tandenborstels, koffers, schoenen, kinderschoenen en haren. En dit alles in zo'n overweldi­gende hoeveelheid. Het besef dat dit slechts een klein deel was, nog niet een duizendste, van de totale hoeveel­heid spullen van vermoorde mensen, deed ieder van ons, zowel oud als jong, in tranen uitbarsten. Jong en oud, troostten elkaar, het begin van een hechte band"...

"De volgende morgen, na het ontbijt vertrokken we naar Auschwitz I, ook wel Stammlager genoemd. Het was druilerig weer, erg somber maar op de een of andere manier paste dat er wel bij. We wandelden door het kamp, dat er eigenlijk veel te vriendelijk uitzag. Er stonden stenen blokken, die eens duizenden Joden geherbergd hadden. We liepen met de hele groep arm in arm over de brede weg die naar blok 10 en 11 voerde, waartussen de fus-

sillademuur stond. Blok 10 en 11 wa­ren vroeger strafbarakken, waar de ter dood veroordeelden wachtten op hun beurt om gefusilleerd tw worden. Geen mens kwam daar leven uit. Op die plaats legden we een krans. We had­den die dag allemaal een papier ge­kregen waar het Kaddisj en het Yiskor op stond en dat (Yiskor) hebben we samen gezegd. Dat was een moment dat me heel erg bijgebleven is: het samen een gebed opzeggen, het mee mogen doen aan een godsdienst die niet eens je eigen is. Het herdenken van mensen die je niet persoonlijk hebt gekend, maar die je met zijn allen in ere wilt houden en niet wilt vergeten"...

"Birkenau is groot en uitgestrekt dat is onvoorstelbaar. Alles is daar nog zoals de nazi's het hebben achterge­laten, behalve de gaskamers. Die heb­ben ze opgeblazen in een poging hun misdaden te verbergen. De fundamen­ten liggen er nog evenals de broks­tukken, ze zijn stille getuigen. Ik probeerde me een beeld te vormen van de mensen die we hadden leren kennen. Zij waren hier geweest toen ze zo oud waren als wij, onder dwang en beroofd van al hun rechten als mens. We zagen de spoorlijn en de doden-poort. En de barakken en in die ba­rakken de planken waarop mensen gelegen hadden. Ik kon alles aanraken. Ik wist wat hier gebeurd was maar ik kon het me niet voorstellen"...

"Birkenau is misschien nog wel erger, nog onwerkelijker. Zo groot is het zo immens, niet te geloven... De uitge­strektheid van het gebied met achterin de gaskamers overweldigde me he­lemaal. Er valt op zo'n moment geen zinnig woord te zeggen. Ook hier blijven momenten voor altijd in je geheugen gegrift: De eenheid die onze groep vormde toen we met kaar­sen en bloemen naar het monument liepen, de barakken, de treinrails... Je kunt er niet over oordelen, je kunt eigenlijk niets anders doen dan alles in je opnemen en blijven herinneren, zodat je de ervaringen, niet alleen wat de reis, maar ook wat de kampen zelf betreft kunt overbrengen op anderen. Want Auschwitz mag nooit vergeten worden!"...

Page 13: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

"De jongeren gingen onbewust ge­scheiden zitten van de ouderen. Op een gegeven moment kwam een van de ouderen naar ons toe. Hij had deze reis naar Auschwitz al meerdere malen gemaakt en kwam bij ons zitten om iets van zijn verhaal te vertellen. Hij zei ons na afloop van zijn verhaal dat we hem altijd van alles konden vragen, maar dat hij nu naar bed wilde gaan. Het feit dat we zomaar konden vragen over de verschrikkingen van de oorlog aan iemand die het zelf had meege­maakt kwam me erg vreemd voor. In het bijzijn van mijn opa had ik nog nooit over de oorlog gesproken. Ik durfde het hele onderwerp niet eens aan te snijden, ik was bang om hem pijn te doen. Maar de dag daarna, onderweg in de bus naar Krakow, de plaats waar wij de rest van de week logeerden, vertelde mijn opa hoe hij

de oorlog had beleefd. Nooit eerder had hij aan familie of vrienden zijn verhaal verteld. Aan de ene kant was hij bang dat hij ze met een trauma op zou zadelen of dat ze op een zeker moment genoeg van zijn verhalen zou­den krijgen. Aan de andere kant vroe­gen familie en vrienden hem weer niks, omdat ze hem de pijn van de herin­neringen wilden besparen. Vanaf dat moment heb ik met hem en de an­deren vrij kunnen praten over hun ervaringen"...

"Toen we er kwamen, wisten we niet wat we moesten verwachten. Toen we de kampen bezochten, wer­den we overweldigd door het verdriet en de ellende.

Bij alle kennis die we over de feiten hadden, werd nu een heel diep gevoel gelegd. Door erover te praten met de ouderen en de leiding en met elkaar mee te voelen, vormden we een eenheid. Maar hoeveel ellende heeft de wereld nog nodig om een eenheid te vormen? Nooit meer Auschwitz."

De Foto's bij dit verslag en op de co­ver zij van Carla van Thijn.

Het complete verslag, inclusief foto's, van deze reis in april 1995 naar Ausch­witz en Birkenau door overlevenden en jongeren zal op 28 januari 1996 tijdens de reünie in de RAI, na de Auschwitz-herdenking, worden ver­kocht è ƒ. 10,- per boekje.

Page 14: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Herdenken is aan de 'nieuwe generatie' Eigenlijk vindt Judith Belinfante, direc­teur van het Joods Historisch Mu­seum, de kwestie niet zo relevant. De vraag was, hoe de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en zijn versch­rikkingen na het belangrijke herden­kingsjaar 1995 levend moet worden gehouden. „Het is geen kwestie van moeten. Het gaat er om of mensen daartoe de behoefte gevoelen en den­ken een zinnige invulling aan een her­denking te geven. Ik ben daarin zeer pragmatisch." Is er nu de groep overlevenden lang­zaam uitsterft nog toekomst voor de talrijke comités, stichtingen en centra met hun even talrijke plechtigheden en monumenten? Of dient er een 'her­structurering' plaats te vinden, waarbij de diverse organisaties en hun her­

denkingen fuseren? Zijn de kinderen en kleinkinderen in staat de 'directe' boodschap van hun ouders en groot­ouders nog over te brengen aan een groter publiek? De een meent van wel, de ander van niet. Voorzichtigheid is evenwel ieders parool. Belinfante ziet niets in directe bemoeienis van buiten. „Er valt niets af te dwingen. Het is simpel: als de behoefte voor een bepaalde herden­king verdwijnt, houdt het gewoon op. Het komt er op neer om een schakel te maken tussen vroeger en nu." Kunstenaar Jan Wolkers vindt dat 'het altijd goed is gegaan'. Daarom ziet hij ook niets veranderen. De maker van het Auschwitz Monument stelt de Fransen ten voorbeeld: die herdenken nog steeds de Eerste Wereldoorlog.

Joop Wolff, voorzitter Centraal Orgaan Verzetsdeelnemers en Vervolgings­slachtoffers, bepleit uiterste 'prudentie' bij eventuele fusies van organisaties: „Elk comité heeft z'n eigen subcultuur. Samenvoegen kan daarom levensge­vaarlijk zijn, omdat betrokkenen con­tacten kunnen kwijtraken, zich niet meer thuis voelen." Volgens Wolff laten vele comités dan wel evenementen zich ook niet voe­gen. „Een herdenking in het Oranje­hotel is natuurlijk van een heel andere orde dan de Februaristaking." De oud­verzetsman ziet 'een zekere kunstma­tigheid in de vraagstelling'. Allereerst is hij er rotsvast van overtuigd dat het herdenken van de vierde mei en de viering van de bevrijding, een dag later, blijven bestaan. Wat de overheid

Page 15: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

3'

3

daarover ook zal roepen: „De overheid heeft daarover niets te vertellen." Ook belangrijke manifestaties als de Auschwitz-herdenking en die ter her­innering aan de Februaristaking ziet Wolff nog in lengte van dagen voort­bestaan. „Voorwaarde is wel, dat een Auschwitz-herdenking nooit vervalt tot een plechtigheid die louter de joodse gemeenschap nog beroert. Dat zou rampzalig zijn." De oud-CPN-voorman klinkt tamelijk optimistisch. Hij ziet steeds meer jeugd bij de Dokwerker: „De heroïek en mis­schien ook de romantiek van die sta­king spreekt jongeren wellicht sterker aan." De meeste oorlogsmonumenten zijn bovendien door scholen geadop­teerd. „Ik heb natuurlijk geen blauwdruk voor

de toekomst. Samenvoegen van her­denkingen moet mogelijk zijn, maar ik zie het nog niet zo snel gebeuren. In elk geval kun je het nooit opleggen. Trouwens, wat is er. op tegen om met zes mensen bij een monument te staan? Het hoeven er toch geen dui­zenden te zijn? In de tijd van de Koude Oorlog hebben velen van ons van­wege alle politieke strubbelingen de officiële 4-meiherdenking op de Dam verruild voor een manifestatie elders in stad of land. Dat waren vaak veel kleinere bijeenkomsten maar daarom niet minder indrukwekkend." Voor Louis de Wijze, overlevende van de Holocaust, is het samengaan van comités en het samenvoegen van her­denkingen een optie voor de toekomst. „Op zichzelf heb ik geen bezwaar tegen

het comprimeren van de hoeveelheid. Niet elk kamp hoeft zijn eigen herden­king te houden. Ook aan data zit ik niet zo vast. Voorwaarde is wel dat alles in vrijwilligheid gebeurt. Tevens moet er dan een handvest worden opgesteld waarin is vastgelegd onder welke noe­mer de bewuste bijeenkomst plaats­vindt." Het is een taak die De Wijze toebedeelt aan de 'nieuwe generatie'. „De kinderen en kleinkinderen moeten zelf uitmaken in welke organisatievorm ze dat verleden levend vyillen houden," aldus Joop Wolff. „Paternalisme past hier absoluut niet bij. De ervaringen van '40-'45 dienen op een aanspre­kende manier te worden ingepast in deze tijd met al z'n problemen. Waarbij we niet de gebeurtenissen in Bosnië automatisch koppelen aan de Holo­caust. Want hoe gruwelijk het is wat daar op de Balkan geschiedt, het is niet hetzelfde als wat in Auschwitz en an­dere vernietigingskampen is gebeurd." Wolff is zich maar al te bewust van de taak waarvoor de jongeren zich gesteld zien. „Ondanks alle inspannin­gen is er een aantal dingen niet door te geven, is niet alles invoelbaar. Dat is voorbehouden aan de directe ge­tuigen de overlevenden. Zo was de Februaristaking een van de gelukkigste dagen van mijn leven. Eindelijk werd er iets tegen de bezetter ondernomen!"

Theo Gerritse

Toespraak van Anita Löwenhardt tijdens herdenking Kristall­nacht op 9 november 1995 in de synagoge van Delft Deze week werd ik gebeld door een journalist van de KRO-radio. Als voor­zitter van het Nederlands Auschwitz Comité word ik vaker gebeld door collega's. Of ik iemand kende, een joods iemand, die de Kristallnacht had meegemaakt, was de vraag. Die zijn er niet of nauwelijks meer, antwoordde ik. Ik hoorde zijn verbijstering aan de andere kant. Ik moet even rekenen, zei hij. Hij doelde op de leeftijd van even­tuele getuigen. In gedachten rekende ik met hem mee. De Kristallnacht, de met militaire pre­cisie georganiseerde fascistische ter­reuractie in ontelbare Duitse steden, vond plaats in de nacht van 9 op 10 november 1938. 57 jaar geleden dus.

Mensen van laten we zeggen 67 jaar kunnen die vreselijke nacht dus be­wust hebben meegemaakt. Zo oud is dat niet, maar joodse mensen die het uit eigen ervaring kunnen na­vertellen, zijn er niet of nauwelijks meer. Want joden die in november 1938 nog in Duitsland waren, hebben de oorlog niet overleefd om de even eenvoudige als gruwelijke reden dat de grenzen met de buurlanden toen gesloten wa­ren, zij dus niet meer konden vluchten en in vernietigingskampen zijn ver­moord. Ook mijn ouders hebben de Kristall­nacht niet meegemaakt. Gelukkig maar, want dan stond ik hier

vanavond niet. Ik ben namelijk gebo­ren in 1948 en dus hebben mijn ouders de oorlog overleefd. Ze zijn zelfs van­avond hier. Mijn moeder emigreerde met haar moeder en broer in augustus 1935 van van Duitsland naar Nederland, met de tram van Aken naar Vaals. Haar vader was hen al vooruit gegegaan. Mijn moeder was toen 11 jaar oud. Mijn vader vertrok precies 60 jaar geleden, in november 1935, hij was toen bijna 16 jaar, in z'n eentje uit zijn geboorteplaats Dortmund. Het besluit om te vluchten nam hij toen de do­centen op het gymnasium waar hij op zat in SA-uniform op school versche­nen.

Page 16: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

Hij probeerde zijn ouders en oudere broer over te halen ook te vertrekken. Dat had makkelijk gekund, want zijn moeder was Nederlandse en had fa­milie in Nederland. Maar, zoals heel veel andere Duitse joden, dachten zij dat het allemaal zo'n vaart niet zou lopen. Vader Löwenhardt had immers, met al zijn tien broers, gevochten in de Eerste Wereldoorlog en oud-soldaten zouden de nazi's met rust laten, hadden ze beloofd.

Mijn vader had in die belofte minder vertrouwen en vertrok naar familie van zijn moeder in Enschede. Hij had 'ge­luk', omdat hij Nederlandse familie had hoefde hij zich, als statenloze, maar een keer per week te melden bij de vreem­delingenpolitie. Statenloos, zult u denken. Ja, staten-loos, want de nazi's hadden alle Duitse joden hun burgerrechten afgenomen, dus ook hun paspoort. Dankzij zijn oom hoefde mijn vader zich al snel niet meer een keer per week, maar nog maar eens per 2 weken en later zelfs eens in de drie maanden bij de vreemdelingenpolitie te melden. Zelfs kreeg hij al na een jaar een verblijfsvevergunning.

De vader van mijn moeder had geen familie in Nederland en moest zich een paar keer per week bij de vreemde­lingenpolitie in Vaals melden. Ook zij, de familie Hirsch, kregen uiteindelijk een verblijfsvergunning. Vele andere Duitse joden waren niet zo gelukkig. In 1938 sloot Nederland haar grenzen voor alle vluchtelingen uit Duitsland. Het land was te vol, vonden ze hier. Het was crisis-tijd en al die buitenlanders pikten hier maar het werk in dat al die Nederlandders die 'van de steun trokken' niet konden krijgen.

Ook toen werd dat natuurlijk niet zo gezegd. De officiële reden die de Ne­derlandse regering voor het sluiten van de grenzen gaf, was dat Duitsland een bevriende natie was. Met een Y, wel te verstaan, niet met een 'z', grapt mijn vader dan. Tegenwoordig noemen ministers van justitie en buitenlands zaken dat een veilig land, maar dat is dan ook het enige verschil. Want ook nu is de echte reden dat ze bang zijn voor stemmen­verlies omdat nogal wat potentiële stemmers op hun partij vinden dat Nederland vol is en dat al die buiten­landers onze banen en onze huizen

inpikken. Daarom worden vluchtelingen wegge­stuurd naar zogenoemde veilige lan­den als Vietnam, Syrië, Algerije en Iran. Waar hen vaak gevangenisstraf wacht of een gerede kans dat zij, als politiek activist, gewoon 'verdwijnen', oftewel vermoord worden, net zoals de Duitse joden, na 1938. Zo hangt een Bosnieër, die dienst wei­gerde omdat hij niet wil vechten tegen landgenoten, uitzetting uit Nederland boven het hoofd, maar gelukkig is hij dankzij de hulp van principiële en moe­dige mensen ergens in Nederland on­dergedoken.

Mijn vader zal dan ook nooit nalaten te vertellen dat er niets maar dan ook niets veranderd is. Wat wij 60 jaar geleden meemaakten, gebeurt van­daag weer, zegt hij dan. De Kristallnacht heeft hij niet persoon­lijk meegemaakt. Zijn ouders wel. Dat wil zeggen, en dat is het eerste verhaal dat ik ooit over de Krisllnacht hoorde, ook mijn opa en oma niet direct. Hun slagerij in een voorstadje van Dort­mund bleef ongemoeid. Hoe kan dat, zult u zich afvragen, want ik vertelde net toch dat die Krisllnacht met militaire preciesie was georgani­seerd. Juist daarom. Veel Duitsers hadden namelijk een joodse buurman, slager, of dokter in de straat. Daarom hadden de nazi's bedacht dat zelfs fervente aanhangers van het nationaal-soci­alisme er misschien toch voor zouden terugschrikken het huis of de winkel van hun eigen bakker of eigen notaris te vernielen, of de synagoge in hun eigen straat in brand steken. En dus broedden ze een duivels plan uit. Nazi's uit Dortmund werden naar Dusseldorf gedirigeerd en nazi's uit Dussedorf naar Bonn en die uit Bonn naar Berlijn, enzovoort. Zo werd de Kristallnacht georganiseerd. Het was dus een, door de nazi-top georganisserde, militaire terreur-actie om de haat tegen de joden verder aan te wakkeren. Waarom ze kleinere ste­den en dorpen oversloegen, vermel­den de geschieddenisboeken niet, maar misschien was dat in die betrek­kelijke korte tijd niet te organiseren. De slagerij van mijn opa en oma Lö­wenhardt werd dus overgeslagen, maar ook zij hadden, toen zij van deze gruwelijke gebeurtenis hoorden, waar­schijnlijk, wel naar Nederland willen vluchten. Ik zeg waarschijnlijk, want ik heb hetze nooit kunnen vragen.Ik heb

ze namelijk nooit gekend. Zij overleef­den de Holocaust niet, werden ver­moord, evenals mijn opa en oma Hirsch en nog tientallen andere fami­lieleden. Mijn ouders overleefden op miracu­leuze wijze verschillende concentratie­kampen, met hun twee broers, als enigen van hun familie.En toen was de ellende nog niet afgelopen, want ook na de Tweede Wereldoorlog was Nederland allesbehalve gastvrij. Mijn vader werd op 12 april 1945 in We­sterbork bevrijd maar werd door de Nederlandse marechaussee nog tot 30 juni met nog veel andere joden die jarenlang gevangen hadden gezeten, vastgehouden omdat deze mensen, vond de marechaussee nodig onder­vraagd moesten worden over een mo­gelijke communistische cel in Wester-brok. Want dat was veel belangrijker dan het lot van de joodse overleven­den.

Mijn moeder werd op 5 mei 1945 bevrijd in Mauthausen. Daarna heeft het een halfjaar geduurd voor zij Nederland in mocht. Zij was namelijk nog steeds statenloos en had dus, vonden de Nederlandse autori­teiten weinig in Nederland te zoeken.

Waarom vertel ik dit verhaal hier van­avond, 50 jaar na de oorlog, 57 jaar na de Kristallnacht. Omdat dit verhaal helaas nog steeds verteld moet worden. Omdat mensen helaas niets leren van de geschiedenis. Omdat mensen helaas nog steeds ver­volgd worden vanwege hun overtui­ging, hun geloof, hun afkomst, hun ras. Omdat er helaas nog steeds genocide wordt gepleegd. Omdat regeringen helaas nog steeds hun grenzen sluiten voor mensen die voor hun regering of dictatoriaal re­gime moeten vluchten. Omdat mensen helaas nog steeds roe­pen dat hun land te vol is en dat al die buitenlanders, al die illegalen, al die vuchtelingen hun werk en hun huis inpikken.

Zolang dat zo is, moet dit verhaal verteld worden. Ook na 50 jaar, na 57 jaar en na 99 jaar, in de hoop dat mensen nu eindelijk eens iets van de geschiedenis willen leren. Ik dank u voor uw aandacht.

Anita Löwenhardt 9 november 1995

Page 17: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

BOEKBESPREKING

Ondergedoken geweest - Een afgesloten verleden? "Velen constateerden voor het eerst bewust dat, wie de oorlog overleefd had, alles op alles had moeten zetten om ook de vrede te overleven."

Bloeme Evers en Bert-Jan Flim deden onderzoek bij Joodse 'kinderen' over hun onderduikervaringen. Het boek presenteert de uitkomsten van een enquête die ingevuld werd door deel­nemers aan de conferentie 'Het On­dergedoken Kind', in augustus 1992. Het heeft lang geduurd - bijna een halve eeuw - voor onderduikers van zich lieten horen, zeggen Evers en Flim in hun voorwoord. Onderduikers had­den 'geluk' gehad, heette het na de oorlog. "Wij scoorden laag op de lijst van holocaust-ervaringen", luidde de openingsrede van Ed van Thijn bij de conferentie. Het is goed dat er nu boeken verschij­nen over kinderen in de oorlog, om meer te gaan begrijpen van de emo­tionele schade die zij kunnen oplopen. Die schade kan groter zijn dan bij volwassenen, omdat de persoonlijk­heid van kinderen nog in ontwikkeling is. Als door de scheidingen van ouders en pleegouders - de onderzochte groep 'kinderen' wisselde gemiddeld ruim vier keer van onderduikouders -de onderduikertjes zich niet meer durf­den te hechten omdat zij niet konden vertrouwen op de basisveiligheid die grote mensen hun hoorden te ver­schaffen, werd angst of onvermogen om anderen te vertrouwen of om zich te hechten vaak onderdeel van hun volwassen persoonlijkheid. Over dat soort schade gaat dit boek. Een effect is dat de groep waar het om gaat inzicht krijgt in de achtergrond van zijn emotionele huishouding. Dat ze begrijpen dat het helemaal niet zo raar is dat ze vaak angstig of afstan­delijk of afgesloten zijn. Evers en Flim hopen dat een ander effect van dit boek is dat men leert minder lichtvaar­dig kinderen van hun ouders te schei­den in de oorlogen die er nu zijn en die nog zullen komen.

De enquête bestond uit achtenveertig vragen over ervaringen in de onder­duik, de beleving daarvan en de (psy­chologische) effecten voor later. De door zijn natuur zakelijke vragenlijst

lokte vermoedelijk een nuchtere beschrijving van de onderduikervarin­gen uit. Het schokeffect is wat mij betreft des te groter. Bij voorbeeld bij antwoorden op de vraag naar een beschrijving van het voornaamste on­derduikadres: "Mijn 'gewone' schuil­plaats was in het varkenshok, dat viel niet op. Je moest door de mest lopen om erin te komen; daar waren de moffen te goed voor." (p.56). Alsof het om verstoppertje spelen ging. Of: "Een fijn gezin(...). Ik was niet verstopt en ging naar de kleuterschool." (p.57). Alsof het een gewoon alternatief is om als kleuter verstopt te moeten zijn. Ik denk dat ieder citaat, hoe kort ook, voor ingewijden het venster naar de volledige ervaring opent. Maar het boek moet ook en vooral iets over­brengen van de onderduikervaring aan niet-ingewijden. Daarom is het goed dat door het boek heen ook uitvoeriger ervaringen staan beschre­ven, die de citaten enige diepgang verschaffen.

Wat mij blijft boeien - het wordt in dit boek ook weer beschreven - is het vermogen van heel jonge kinderen om als het ware precies de juiste overle­vingsstrategie te kiezen. Waar een nor­male reactie op scheiding er een is van wanhopig huilen, woede, depressie en apathie (onder andere bekend uit on­derzoek van jonge kinderen die naar het ziekenhuis moeten), huilden deze kinderen niet waren ze lief, vroegen ze niet naar hun ouders en verrieden ze niets van al het ongewone dat zij meemaakten aan de buitenwereld. Het was evident dat de kinderen, zo doende, geliefd waren bij hun opvang-ouders en dus veilig. Een aantal van deze kinderen meldde later verlatings­angst, hechtingsproblemen en ver­vlakking van gevoelens. De andere kant van de onthechting, met zijn pro­blemen voor de emotionele ontwikke­ling van een kind, was de fantastische oefening in aanpassing. Het was een oefening in leren omgaan met andere gezinsculturen en andere 'geloven', re­ligieus en politiek. "Ik ben in de oorlog antroposoof, communist en socialist 'geweesf en gereformeerd in diverse substromingen." (p.83). Een dergelijke ervaring zal in veel gevallen de tole­rantie en het relativeringsvermogen

vergroot hebben. De instructies die de kinderen kregen voor als er gevaar dreigde, is ook indrukwekkend in zijn 'gewoonheid'. Kinderen hadden een vluchtverhaal, een andere naam en een verhaal waarom ze juist bij deze familie zaten. Zo'n verhaal was vaak flinterdun. Veel kinderen waren uitgebombardeerde Rotterdammertjes. Of een donkerharig onderduikkind was een nichtje of neefje uitlndië dat voor z'n school naar Nederland was gekomen. Waar niet op ingegaan werd is dat geen kind bij ondervraging voldoende informatie had kunnen geven over bijzonderhe­den uit Rotterdam of Indië. Er waren ook 'bijondere instructies', als er bij voorbeeld een inval dreigde. Speciale verstopplaatsen en vluchtroutes wer­den ingeprent. "Ik had een rugzak vol instructies maar het belangrijkste was dat ik - bronchitiskind - niet mocht hoesten." (p.90).

Er zijn verhalen van nare onderduiker­varingen, waar (sexuele) mishande­ling, vernedering en antisemitisme aan de orde waren. Het is goed dat ook deze verhalen geboekstaafd worden. Antisemitisme uitte zich in pesterige opmerkingen en afgeven op Joden in het algemeen, maar ook over beschul­digend gebrachte opmerkingen dat Joden ("jullie" dus) Jezus vermoord hadden. "Mijn pleegmoeder zei altijd dat wij Jezus vermoord hadden; ik wist zeker, en zei dat ook, dat mijn vader of opa het niet gedaan hebben." En: "Ik was totaal verbijsterd, want Joden werden als onmensen en moorde­naars van de 'Heiland' genoemd. Ik voelde me daardoor niet alleen schul­dig, maar ook een slecht kind." (p.91)

Na de oorlog; de O.P.K.kwestie. O.P.K. staat voor oorlogspleegkinderen. Een belangrijk punt was de discussie wat er na de oorlog met de pleegkin­deren moest gebeuren. Elma Verhey schreef daar uitgebreid over in haar boek Om het Joodse kind (Amsterdam 1991). Evers en Flim citeren daaruit het volgende: "In de zomer van 1944 lag er een 'ontwerp wet houdende voor­zieningen inzake oorlogspleegkinde­ren' klaar (...). Hierin werd voorgesteld 'alle Joodse ouders die hun kind heb­ben laten onderduiken in eerste aanleg

Page 18: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

uit de ouderlijke macht te ontzetten'. De voogdij (over alle kinderen) zou in handen van een commissie komen die zou beoordelen of het kind al dan niet bij de onderduikouders zou blijven (...). De commissie zou de toestand van de eventueel overlevende ouders beoor­delen en beslissen of ze hun kind wel of niet terugkregen." In een gewijzigd wetsontwerp, een jaar later, werden de ouders niet meer uit de ouderlijke macht ontzet maar "geschorst". Evers en Flim doen een poging zich in de gedachtenwereld van de makers van het wetsontwerp te verplaatsen. Ik noem er een paar. - De ouders waren wellicht te getrau­

matiseerd en berooid om hun kin­deren zowel fysiek als psychisch te kunnen verzorgen.

- Het probleem van de identificatie. Hoe kon men vaststellen dat de ouder die het kind terugvroeg de werkelijke ouder was.

- De echte identiteit van de kinderen kon soms moeilijk meer te achter­halen zijn. Men wilde het risico van onterechte overdracht - ook al zou dat voor zeer weinig gevallen gelden - niet lopen.

Bekend is, vermelden Evers en Flim, dat in September '44 pamfletten wer­den gestuurd naar de onderduikou­ders waarin op hen een "dringend beroep" werd gedaan de kinderen bij zich te houden en aan "niemand, ook niet aan de ouders, zonder toestem­ming van het bureau af te geven". Ik heb het altijd merkwaardig gevon­den hoe eigenzinnige, dappere, zich aan geen wet of gebod storende ver­zetsmensen in die typisch Nederlandse bureaucratie konden vervallen. Na de oorlog bleek het overigens an­ders te gaan, lezen we in het boek. "Onderzoek naar de geschiktheid van de ouders om hun eigen kind op te voeden (bleek) onnodig, ondoenlijk en onrechtvaardig (...)" (p.100). Identifica­tie van de teruggekeerde ouders was nauwelijks een probleem; opsporing en identificatie van de kinderen was dat soms wel, waardoor de hereniging vertraging op kon lopen. 1417 kinde­ren werden na de oorlog aan een of beide ouders teruggegeven. Moeilijker en pijnlijker ging het met de 2014 kinderen waarvan geen ouder terug­kwam. 1300 kinderen waren onder de vijftien jaar. Er moest beoordeeld wor­den of het pleeggezin geschikt was, als geen enkel teruggekeerd familielid het kind claimde. Joodse pleegouders die een oorlogswees wilden adopte­

ren, moesten op geschiktheid ges­creend worden. De gehechtheid aan de pleegouders moest 'gewogen' wor­den. De mate van bewust of religieus Joods en/of zionistisch zijn van de eigen ouders moest beoordeeld wor­den. Kinderen waarvan men wist of vermoedde dat de ouders zionistisch waren werden bij voorbeeld naar het toenmalige Palestina gestuurd. Als van de eigen ouders niet bekend was hoe zij hun Jodendom beleefden, neigde men ertoe de kinderen te "laten in de gezinnen waar zij (...) een liefderijk levensmilieu hebben gevonden." (Ge-zina van der Molen geciteerd in On­dergedoken geweest (p.101)). Terecht fulmineren Evers en Flim in hun boek tegen deze bemoeizuchtige en norme­rende manier van doen. Wie bepaalt nu eigenlijk waar je aan kunt afmeten of ouders zich Joods voelen. "De niet-godsdienstig levende Joden en zij die (toen) geen zionistische ideeën koe­sterden, zouden in overgrote meerder­heid zeer gebelgd zijn geweest als men hen de Joodse identiteit zou betwisten of ontzeggen." (p.101)

Een belangrijke vraag in het boek vond ik ook over het Joods-zijn na de oorlog. En wel of men problemen had met daar voor uit te komen. Dat blijkt voor ongeveer de helft van de ondervraag­den te gelden. (In totaal waren er 310 bruikbare enquêtes). Uit ervaring weet ik hoe dat is: als kind probeerde ik mijn Joods-zijn tegeno­ver de buitenwereld als een griezelig geheim verborgen te houden. Alsof het openbaren ervan alsnog gevaar op zou kunnen leveren. En nu nog steeds moet ik me verzetten tegen de - auto­matische - neiging om in een niet-Joodse omgeving te gaan fluisteren als ik het over een Joods onderwerp heb. Evers en Flim verklaren dit soort angs­ten voor een deel als effect van het na-oorlogse antisemitisme. In het deel 'na de oorlog' komt ook uitvoerig ter sprake hoe moeizaam het in het herenigde Joodse gezin kon toegaan bij het herstel van de emo­tionele band tussen ouder en kind. Het kind was voor de ouder een ander kind geworden. De echte ouders waren voor het jonge ondergedoken kind helemaal totale vreemden. Het was niet makkelijk voor de ouders en de grotere kinderen om te erkennen dat het gezin na hereniging zoveel minder op elkaar betrokken was dan voor de oorlog. Het niet (durven) toelaten van dit soort gevoelens maakte dat ze

nauwelijks herkend of erkend werden. Daarmee stagneerde in veel gevallen het herstel. "Daar kwam bij dat vele in de onder­duik zo gemakkelijke kinderen nu de verdrongen agressie, opgepotte rouw en woede om het weggegeven zijn, kortom het geleden verdriet naar bui­ten brachten". "Het was (...) ontlading van woede en onmacht (...), verborgen tijdens de onderduiktijd toen er nog doodstraf stond op onaangepast ge­drag". (p.112). Uit het onderzoek wordt duidelijk dat het merendeel van de geënquêteerde 'kinderen' emotionele moeilijkheden had bij de herintegratie in het gezin. Er werd vaak niet of onvoldoende ingegaan op de onder­duikervaringen van de kinderen. Zelf denk ik dat dat komt doordat psycho­logisch inzicht in het nut van praten over traumatische ervaringen ontbrak, maar meer nog dat voor de ouders dit kinderverdriet eenvoudigweg niet te verdragen was. Daarnaast, blijkt uit het onderzoek, was er sprake van ouders die met eigen depressies kampten en daardoor emotioneel niet toegerust waren voor de bijna onmo­gelijke taak weer harmonie te brengen in het beschadigde gezin. Vragen die gesteld werden naar het vermogen van de onderduikkinderen om in hun volwassen leven te voelen en lief te hebben, bleken bewustwor­ding in gang te zetten. Mensen die zichzelf als koud en afstandelijk ervoe­ren, konden voor het eerst een ver­binding leggen met hun onderduiker­varingen.

Tenslotte worden gevoelens van heen en weer geslingerd zijn tussen pleeg­ouders en eigen ouders beschreven. Kinderen voelden het aan als hun ouders het moeilijk hadden met hun liefde voor de pleegouders, die immers voor de eigen ouders wildvreemden waren. Er is voor een kind nauwelijks een manier om zo'n dilemma zonder schuldgevoel op te lossen.

Het is na lezing van dit boek duidelijk: "Dat opgedoken kinderen 'geluk' had­den gehad met overleven en dubbel geluk als ouders en kinderen herenigd werden - zo werd het helaas niet echt gevoeld in veel gevallen." (p.134).

Bertje Leuw

Dr Bloeme Evers-Emden en Bert-Jan Flim, Ondergedoken geweest Een af­gesloten verleden? Uitgeverij Kok-Kampen, 1995.

Page 19: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

S. EMMERING ANTIQUAAR / \ PR EN TEN VER K O PER

N i e u w e z i | d s v o o r b u r g w a l 304

1012 R V A m s t e r d a m

Tel. 020 - 6 2 3 1 4 7 6

m JUDAICA: BOEKEN EN PRENTEN

Verzetemuseum Amsterdam Het Ve/zetemuseum Amsterdam geeft een overzicht van alle bekende en minder bekende

vormen van verzet in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog

In de permanente expositie bevinden zich valse stempels en persoonsbewijzen, een zwan-gerschapscorset waarin illegale documenten vervoerd werden, zendapparatuur en talloze beeld- en geluidsopnamen In een authentieke film is te zien hoe een marconist illegaal contact maakt met Londen Op

een plattegrond van Amsterdam is met lampjes aangegeven hoe in 1941 de Februaristaking zich razendsnel over de stad verspreidde In een nagebouwde illegale drukkerij bevindt zich origineel materiaal waarmee het illegale Parool is gedrukt

Verzetsmuseum Amsterdam Lekstraat 63 1079 EM Amsterdam tel: 020 - 644 97 97 Openingstijden: di t/m vr: 10.00 - 17.00 uur za/zo: 13.00 - 17.00 uur

DE SLAGER MET 'N KOKSMUTS

po lak r oodha r ! uy l ings makelaars in assurantiën B.V.

Stroombaan 4 - 1 1 8 1 VX Amstelveen Postbus 608 - 1180 AP Amstelveen Telefoon (020) 6437111 • Telefax (020) 6457 084

nva ' i" lid

Wisseltentoonstellingen tot en met 28 januari 1996

Feest der Bevrijding; foto's uit eigen collectie 8 februari t/m 3 maart 1996

Kunstbende vanaf 22 maart

Tekeningen uit de Maquis

• BEE'I HOVENSTRAAT 49 • 6713098 • MAASSTRAAT 53 • 6641010 • BUITENVELDERTSELAAN 40 • 6423970 • • BUITENVhI.DERTSEl.AAN 166 • 6420973 • OLYMPIAPLEIN 154 • 6731690 • BINNENHOF 54, AMSTELVEEN 6455622 •

• PARTY SERVICE • 6369075 •

Een uitzonderlijke collectie sieraden in goud, met of zonder diamant, in elke prijsklasse, maar ook

wereldmerken als Rolex, Cartier, Ebel, Baume & Mercier en Gucci vindt u bij:

AMSTERDAM DIAMOND CENTER SEVEN GENERATIONS OF DIAMONDS

Rokin 1-4, Amsterdam. 020-624 57 87.

Page 20: Auschwitz Bulletin, 1996, nr. 01/02 Januari

AB tel: (020) 6226248/6233933

fax: (020) 6384901 e-mail: bvlek@athenaeumlx>oks.nI

Verruim uw blik voor half geld

Trouw 5 6 , 1 9 '

Nieuw bod voor zorg E G p o o g t l a s t i g e

Kabinet lOekt geld CAO-onderhandehngen snel hervat D e n e n t e p a a i e n

Bel voor een (proef)abonnement 06-0994440

Modehuis Blok stelt haar collectie dames-en herenkleding met zorg samen uit het

Internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op

stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding.

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn

Amstelplein 19 Tel 02975-61353 Vrijdag koopavond

Dames- en herenmode Amsterdam-Buitenveldert

Gelderlandplein 25 Tel 020-6462656

Donderdag koopavond

Waarom u een NVM-makelaar nodig heeft

bij de verkoop van uw huis?

* i i n n ' ( I e b e r e k e n i n g \ i a u g p r i | s

* a d v i e s o v e r p r e s e n t a t i e h u i s

* s n e l l e i n f o r m a t i e o v e i p o t e n t i ë l e k o p e r s

* g r a l i s a t l v e i t e n t i e p l u s f o t o

* z o r g e n v o o r b e / i . h l i g m g e n

* p i n d i s i h e i n f o r m a t i e

* o n d e r h a n d e l i n g e n p r i j s e n \ o o r \v a a i d e n

* 1 e g e l e n v a n o v e r d r a i h l t o l e n m e i n o t a r i s b e / o e k

* n a n v v k e u r i g e i o n l i o l e ah e k e i u n g e n k o o p a k t e

* i o m p l e t e a f w i k k e l i n g

D A A R O M D U S . Michaël Pappie Makelaars o/g

Hoge weg 10 Tel. : 020-6655606

\ l leen a c h t e r een > roerie n a a m s taa t \ \ \1 nvu