Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

10
nederlands auschwitz comité 22e jaargang, nr. 8-9-10, aug./sept./okt. 1978 Secr.: E. Furth, Diemerkade 43, Dienen, tel. 020-905310 Bankrek.: AMRO Bank, bijk. Van Baerlestr., Amsterdam-Z. Gemeente Giro N 5500 N.A.C. - Postgiro nr. 293087 Redaktie: E. Tas, Amsteldijk 23, Amsterdam-Z, tel. 795716 Administratie: telefoon 020—184159 Met deze rugzakken trokken Japanse pelgrims van Hirosjima naar Auschwitz en bezochten zij ook Nederland. LICHT EN DONKER Een lichtstraal lijkt te gloren nu er voor het Midden-Oosten een enkel verdrag is getekend. Een lichtstraal waar miljoenen naar smachten. Een hoopvol bericht voor ons kwam dezer dagen uit Japan: een tentoonstelling over Anne Frank, haar dagboek en de achtergrond van 'Het achterhuis' trok in Tokio tienduizenden mensen en leidde tot tal van verheugende reacties. Wijzelf herinneren ons hoe wij al jaren geleden een groep pelgrims ontvingen die Hirosjima en Auschwitz in hun protestmars ver- bonden. Aan Auschwitz is trouwens in Tokio al eerdef een soortgelijke tentoonstelling gewijd. Minder inspirerende stof voor de nieuwe jaargang van ons blad behoeft men niet lang te zoeken. De ene oorlogsmisdadiger stond deze zomer nauwelijks op de voorpagina, of de volgende diende zich al aan. En ook Menten is weer in hoofdletters verschenen. Eindelijk is niet alleen de Westduitse, maar ook de Nederlandse justitie ontwaakt om veroordeelden te vatten. Opnieuw zijn het journalis- ten, particulieren dus, die vruchtbaar speurwerk hebben verricht. Al of niet op aanwijzing van Wiesenthal, wat op zichzelf al een schande voor het hele justitiële en politie-apparaat is, want ook Wiesenthal is niet in dienst van enig ministerie of staatsinstelling. Hij is maar een particulier. Lieden zoals Bruins, zijn hem, ongetwijfeld met vriendenhulp, gesmeerd. Zij zijn bij verstek veroordeeld. Zij hebben zich weten te onttrekken aan de justitie, maar niet aan de blikken van hun slachtoffers en hun kring. Vlak over de grens van Groningen, waar zij hun misdaden begingen, kon een driespan worden gepakt. Ook zonder navraag bij de bevoegde instanties is het duidelijk dat deze meermalen attent zijn gemaakt op de verblijfplaats van de officieel gezochte personages. Die Nederlandse instanties hebben ken- nelijk niets gedaan, behalve of hun neus bloedt. De Nederlandse justitie heeft even- min bij haar Duitse evenknie aan de bel getrokken als deze zich iets aantrok van de lijst van oorlogs- misdadigers die twaalf jaar geleden naar Bonn is gestuurd. Sindsdien heeft geen mens daar meer van gehoord. Bruins, Bos, enz. enz. Er is enige deining gebracht onder de rustende en ongestrafte beulen. Ter- wijl Siert Bruins werd opgepakt te Beckerfeld in het Ruhrgebied, vlakbij Nederland dus, werd eindelijk Kurt Lischka, de bloedige Gestapochef van Lyon, eindelijk in staat van beschul- diging gesteld. Al die jaren had hij kalmpjes te Keulen zaken gedaan. Bruins, 'het beest van Appingedam', werd sinds 1971 'gezocht' als getuige tegen zijn medebandiet Neuhauser. Bruins was Bruns geworden en die ene letter zou hem onvindbaar hebben gemaakt! Hij veranderde overigens na enkele weken van voorarrest op bevel van een rechter in Hamm en op grond van een Hitlerbesluit uit 1943. Hij zou nu wel eens de Duitse nationali- teit kunnen hebben. En daarom niet uitgeleverd kunnen worden. Nog steeds niet. Alsof bij het verdrag van Potsdam niet alle naziwetten, de Führererlasse inbegrepen, nietig zou- den zijn verklaard! Inderdaad wordt er bij de Westduitse rechtbanken deze dagen nog breedvoerig gedelibereerd over nazitermen in nazi-'wetten'. Meer dan ooit zelfs en met frisse moed; Nederlandse SS-ers zijn daar nooit eerder tot Duitsers uitgeroepen. Intussen is Bruins/Bruns zowaar vrijgelaten!

description

de officieel gezochte personages. Die Nederlandse instanties hebben ken- nelijk niets gedaan, behalve of hun neus bloedt. De Nederlandse justitie heeft even- min bij haar Duitse evenknie aan de bel getrokken als deze zich iets aantrok van de lijst van oorlogs- misdadigers die twaalf jaar geleden naar Bonn is gestuurd. Sindsdien heeft geen mens daar meer van gehoord. 22e jaargang, nr. 8-9-10, aug./sept./okt. 1978 Bruins, Bos, enz. enz. Onvindbaar! ? Vervolg van pag. 1 Wel uitlevering, geen verjaring

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

nederlands auschwitz c o m i t é

22e jaargang, nr. 8-9-10, aug./sept./okt. 1978

Secr.: E. Furth, Diemerkade 43, Dienen, tel. 020-905310 Bankrek.: AMRO Bank, bijk. Van Baerlestr., Amsterdam-Z. Gemeente Giro N 5500 N.A.C. - Postgiro nr. 293087 Redaktie: E. Tas, Amsteldijk 23, Amsterdam-Z, tel. 795716 Administratie: telefoon 020—184159

Met deze rugzakken trokken Japanse pelgrims van Hirosjima naar Auschwitz en bezochten zij ook Nederland.

LICHT EN DONKER Een lichtstraal lijkt te gloren nu er voor het Midden-Oosten een enkel verdrag is getekend. Een lichtstraal waar miljoenen naar smachten. Een hoopvol bericht voor ons kwam dezer dagen uit Japan: een tentoonstelling over Anne Frank, haar dagboek en de achtergrond van 'Het achterhuis' trok in Tokio tienduizenden mensen en leidde tot tal van verheugende reacties. Wijzelf herinneren ons hoe wij al jaren geleden een groep pelgrims ontvingen die Hirosjima en Auschwitz in hun protestmars ver­bonden. Aan Auschwitz is trouwens in Tokio al eerdef een soortgelijke tentoonstelling gewijd. Minder inspirerende stof voor de nieuwe jaargang van ons blad behoeft men niet lang te zoeken. De ene oorlogsmisdadiger stond deze zomer nauwelijks op de voorpagina, of de volgende diende zich al aan. En ook Menten is weer in hoofdletters

verschenen. Eindelijk is niet alleen de Westduitse, maar ook de Nederlandse justitie ontwaakt om veroordeelden te vatten. Opnieuw zijn het journalis­ten, particulieren dus, die vruchtbaar speurwerk hebben verricht. Al of niet op aanwijzing van Wiesenthal, wat op zichzelf al een schande voor het hele justitiële en politie-apparaat is, want ook Wiesenthal is niet in dienst van enig ministerie of staatsinstelling. Hij is maar een particulier. Lieden zoals Bruins, zijn hem, ongetwijfeld met vriendenhulp, gesmeerd. Zij zijn bij verstek veroordeeld. Zij hebben zich weten te onttrekken aan de justitie, maar niet aan de blikken van hun slachtoffers en hun kring. Vlak over de grens van Groningen, waar zij hun misdaden begingen, kon een driespan worden gepakt. Ook zonder navraag bij de bevoegde instanties is het duidelijk dat deze meermalen attent zijn gemaakt op de verblijfplaats van

de officieel gezochte personages. Die Nederlandse instanties hebben ken­nelijk niets gedaan, behalve of hun neus bloedt. De Nederlandse justitie heeft even­min bij haar Duitse evenknie aan de bel getrokken als deze zich iets aantrok van de lijst van oorlogs­misdadigers die twaalf jaar geleden naar Bonn is gestuurd. Sindsdien heeft geen mens daar meer van gehoord.

Bruins, Bos, enz. enz.

Er is enige deining gebracht onder de rustende en ongestrafte beulen. Ter­wijl Siert Bruins werd opgepakt te Beckerfeld in het Ruhrgebied, vlakbij Nederland dus, werd eindelijk Kurt Lischka, de bloedige Gestapochef van Lyon, eindelijk in staat van beschul­diging gesteld. Al die jaren had hij kalmpjes te Keulen zaken gedaan. Bruins, 'het beest van Appingedam', werd sinds 1971 'gezocht' als getuige tegen zijn medebandiet Neuhauser. Bruins was Bruns geworden en die ene letter zou hem onvindbaar hebben gemaakt! Hij veranderde overigens na enkele weken van voorarrest op bevel van een rechter in Hamm en op grond van een Hitlerbesluit uit 1943. Hij zou nu wel eens de Duitse nationali­teit kunnen hebben. En daarom niet uitgeleverd kunnen worden. Nog steeds niet. Alsof bij het verdrag van Potsdam niet alle naziwetten, de Führererlasse inbegrepen, nietig zou­den zijn verklaard! Inderdaad wordt er bij de Westduitse rechtbanken deze dagen nog breedvoerig gedelibereerd over nazitermen in nazi-'wetten'. Meer dan ooit zelfs en met frisse moed; Nederlandse SS-ers zijn daar nooit eerder tot Duitsers uitgeroepen. Intussen is Bruins/Bruns zowaar vrijgelaten!

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

Vervolg van pag. 1

Een andere wegens jacht op onder­duikers in en om Emmen eerst ter dood veroordeelde, W. A. Bos, is eveneens door een journalist aange­wezen. Niet opgespoortd, want hij placht in zijn woonplaats Hattingen bij Hagen AOW te ontvangen. Evengoed is de betreffende journalist door Bos' nazi-vrienden bedreigd en een gezin in Oost-Groningen ook: hun kinderen zouden worden 'ab-geschossen'! Hier achtte het minis­terie van Justitie de zaak zo bruin gebakken dat het een onderzoek gelastte. Het ministerie te Bonn denkt er anders over. Bos zal niet worden uitgeleverd. De AOW-uit­kering was voorlopig gestaakt, vervol­gens n.b. hervat! Een derde bandiet, J. H. Klimp, destijds meer dan berucht in Leek en omgeving, was tot levenslang en vervolgens tot elf jaar veroordeeld, is in '51 uit Veenhuizen gevlucht en woont te Papenburg, even over de grens met Groningen.

Uitlevering? Ho maar! Een vierde boef, Kruyer, werd eind augustus bij Venlo gepakt op een tip van, u raadt het, een journalist. Silbertanne, Waffen-SS, ter dood-, tot 20 jaar veroordeeld en in 1952 uit een Limburgse mijn ontsnapt met nog twaalf jaar uit te zitten. Woont ook in de BRD. Allen wipten geregeld even over naar hun familie in het verraden vaderland. Nog een SS-er, naaste handlanger van Rauter zelf, blijkt in de Bondsrepu­bliek te vinden. Hij is niet berecht, omdat men hier dacht dat hij aan het Oostfront was gesneuveld. Ook hier leerde enige persactiviteit anders. Uitlevering komt in deze zaak niet eens ter sprake. Mijnheer Kooyman heeft journalisten een interview ge­weigerd: hij is met een nieuw leven bezig. Waarlijk, men behoeft geen slacht­offer of oud-verzetsman te zijn om de handen ten hemel te slaan. Wat doet de Nederlandse Justitie?

Pers inplaats van justitie

Natuurlijk is het zeer te prijzen als journalisten of welke geïnteresseerden dan ook zich inspannen om naar schuldigen aan de grote misdaad te speuren. Hun succes is een gelukwens waard. Hetzelfde geldt sinds jaar en dag voor Simon Wiesenthal. Maar elke regel over vrij en blij leven van weer een nazibeul is een beschuldi­

gende vinger naar het departement van justitie in Den Haag. Het verzuim dateert niet van vandaag of gisteren. Wij ouderen weten nog van het zevental dat in een Kerstnacht in 1952 uit de Bredase koepel ontsnapte. Een van het zevental, een jager op Joodse kinderen, is gestorven. De andere zes leven prinsheerlijk in hun zelfverkoren Heimat. De tot levenslang veroordeelde Silbertanne-moordenaar Borgers b.v., zo las men kort geleden in de pers, zit in Leer, in Oost-Friesland. Ook al niet ver van Groningen. Er gebeurde niets, al die jaren niet. Onlangs heeft — alweer — een journalist van het Algemeen Dagblad met die misdadiger ge­sproken. Alle genoemden behoren tot de Nederlandse SS-ers, oorlogsmisda­digers van wie Nederland opsporing en uitlevering verzoekt. Volgens het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen­tatie staan er in het opsporingsregister voor Nederland een 350 namen. Die registers worden volgens de directeur van het Rijksinstituut dr. L. de Jong aan de grenzen nauwelijks meer geraadpleegd. Wel vindt hij dat het Nederlandse ministerie van Justitie ervoor verantwoordelijk is dat er tientallen jaren lang vrijwel niets is ondernomen om de Nederlandse nazimisdadigers aan te houden.

Onvindbaar! ?

De zaken Menten en Loyen brachten een keer. Tot dan beschouwde men de rechtszaken tegen de gevluchte Nederlandse oorlogsmisdadigers als afgesloten, meent Wiesenthal. 'Even­als in Parijs en Brussel redeneerde de overheid in Den Haag dat het toch weinig zin had iets te doen, omdat de betrokken misdadigers toch niet te vinden waren en omdat ze bij verstek al veroordeeld waren.' (NIW, 4-8-'78). Het komt erop neer dat plicht tot opsporing op papier is blijven staan. Van verzoeken om uitlevering is tot dit jaar helemaal niets gekomen. Om van uitlevering en berechting zelf maar te zwijgen. Gevangen en veroordeelde beulen liet de Neder­landse overheid ontsnappen zonder ooit meer een hand uit te steken. Opsporing van nog steeds loslopende misdadigers liet zij na. Ook het inzenden van een lijst van zware criminelen naar Bonn bleef zonder gevolg. Mr. Haas-Berger, PvdA-Tweede Ka­merlid te Leek, heeft tot tweemaal toe minister De Ruyter van Justitie vragen

gesteld naar aanleiding van Bos en zijn AOW. Ook de heren Schakel (CDA) en Wolff (CPN) eisten een actiever opsporingsbeleid. De laatste kondigde stappen vanuit de Kamer aan.

Wel uitlevering, geen verjaring

Weinigen zullen de huidige minister­president en vorige minister van Justitie bijvallen dat het Openbaar Ministerie in deze niets is te verwijten. Zware oorlogsmisdadigers bevinden zich immers vrijwel altijd in het buitenland, meestal in de Bonds­republiek. De opsporingsprocedure loopt dan vast, want... uitlevering is uitgesloten, wanneer de betrokkene de Westduitse nationaliteit heeft. Dan zijn diens oorlogsmisdaden niet strafbaar, aangezien het dan hulp­verlening en dienstvervulling in eigen land betreft... 'Er valt dus ook niet zoveel op te sporen', aldus Van Agts kromme redenering. Als bescheiden bijdrage heeft Nederland wel aan Brazilië om uitlevering gevraagd van Franz Wagner, de man die comman­dant was van Sobibor, toen daar meer dan 34.000 Nederlandse burgers zijn vermoord. Nog ernstiger worden de laksheid en nalatigheid van de Nederlandse autoriteiten in het licht van de dreigende verjaring van de nazi­misdaden in de Bondsrepubliek. Bij ons is de verjaring door een wet uit 1971 uitgesloten. Zo niet in de Bondsrepubliek, ondanks een VN-overeenkomst van 1968. Op 1 januari 1980 treedt daar, zoals het er nu uitziet, verjaring in, tenzij een zaak al in onderzoek is. Die onderzoeken en processen, steeds al langdurig, zijn meer en meer uitgedijd, soms tot de dood van de beklaagde. Biologische amnestie noemt men dat. Franz Josef Strauss, de welbekende Beierse politicus, wil de biologie ofwel de natuur enige handjes helpen. Niet alleen de enkelen die tetechtstaan moeten vrijuit gaan, ook de bij verstek veroordeelden en gevluchten, ook die nooit gezocht waren, moeten onder een algemene amnestie vallen. Dit idee heeft in brede en ook hoge kringen van Bonn beroering gewekt. Een Willy Brandt keerde zich tegen zulk een algemene amnestie. Maar het gevaax blijft bestaan en wordt op ruime schaal erkend. Bij ons verlang­de de Expogé op haar congres zowel

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

40 JAAR NA DE KRIST ALLNACHT

Met tienduizenden anderen hebben wij op 22 april in Keulen gedemon­streerd voor ontbinding van de nog altijd levendige SS-clubs. Nu het in november 40 jaar geleden zal zijn dat in Hitler-Duitsland synagoges in brand gingen en pogroms losbarstten, zal ook daar internationaal aan worden herinnerd. De groepen die in de Bondsrepubliek opriepen naar Keulen te gaan, onder wie vele predikanten, richten zich nu tot de eigen bevolking, in o.m. de volgende bewoordingen: Met grote zorg nemen wij waar dat het neo-nazigroepen in ons land steeds actiever worden. Antisemitische en rassistische uitingen stapelen zich op; de daders worden zelden gepakt en als zij bekend zijn ternauwernood gestraft. De kring van met hen sympathiserenden in ons staatsappa­raat is niet klein. In deze atmosfeer nadert de 9de november, waarop 40 jaar geleden de 'Reichskristallnacht' plaats had, die juister de 'Reichspogromnacht' mag heten. Destijds, in 1938, grepen overal pogroms tegen de Joodse bevolking plaats: synagoges gingen in vlammen op. Joodse winkels werden geplun­derd, Joodse burgers vernederd,

weggesleept en vermoord. Het woe­den van SA en SS was het begin van de massamoord op de Joden in de gaskamers en uitroeiingskampen. In 1945 waren alle democratische krachten het erover eens: fascisme en oorlog mochten nooit terug komen. Antisemitisme en rassenhaat moeten eens en voorgoed uit het leven van ons volk verdwijnen. Daarom werd in de grondwetten van de deelstaten, in de grondwet en het wetboek van strafrecht van de Bondsrepubliek elke nazi- of rassistische activiteit of propaganda verboden. Veertig jaar na de 'Reichskristall­nacht' moeten de democraten hier te lande duidelijk maken dat zij vast­besloten zijn de neo-nazi-tendenzen een halt toe te roepen. Wij roepen de autoriteiten op om op 9 november van alle openbare gebouwen de vlag halfstok te laten waaien. Wij roepen op kransen te leggen bij alle synagoges en gedenk­plaatsen voor de slachtoffers van het fascisme. Wij eisen ontbinding van alle nazi­organisaties, vooral van de HIAG, die direct is voortgekomen uit de SS, die talloze Joodse mensen in de concen­tratiekampen en in het achterland heeft vermoord. Wij eisen volledige

toepassing van de tegen nazi-activi­teiten en -propaganda gerichte para­grafen in het Wetboek van Strafrecht. Wij keren ons tegen het slepend houden van processen en tegen de voorgenomen verjaring van nazi­misdaden en eisen het toetreden van de Bondsrepubliek tot de UNO-overeenkomst op het niet-toepassen van verjaring op oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Het spreekt vanzelf dat het NAC behoort tot de zeer velen die deze oproep van onze Duitse vrienden van harte ondersteunen. Wij hopen daar­van op 4 november met en namens vele anderen te Luxemburg te getuigen.

ENNY 80 JAAR

Als ze het zelf zegt, moeten we het geloven. Enny de Leeuwe is tachtig jaar geworden. Een van de populairste stemmen van Nederland heeft zo vaak en zo aangrijpend op onze herden­kingen geklonken, dat wij alleen daardoor nog eens duizenden geluk­wensen vertolken. Vertolken? Wel­nee, dat doet zij immers veel beter! Al tachtig jaar lang, Ga door, Enny, tot 120!

N.A.C

NEO. . . OF NIET

Hitier is dood, het fascisme niet. Onvervalste nazi's, mededaders van Hitier en Himmler lopen niet alleen rond, maar bekleden opnieuw na een korte pauze, zelf regeringsfuncties. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voor nazi-rechter Filbinger als premier van de deelstaat Baden-Würtemberg eindelijk het veld ruim­de. De man die in 1945 nog om vijf minuten na twaalf doodvonnissen velde kon met hulp van de CDU jaren en jaren op het fluweel blijven zitten. Maar Otto Frank moest een proces voeren tegen de laster als zou Anne Franks dagboek een vervalsing zijn. Geen wonder dat de handel in nazi­emblemen floreert. Ook in ons land circuleerden platen met Hitier-redes. Door optreden van jeugdorganisaties stelde de justitie een onderzoek in en nu is er voor deze onsmakelijke handel een stokje gestoken. Overigens

heeft het ministerie voor Jeugdzaken in Bonn de platen met nazi-propa-ganda, het geschreeuw van de Führer en zijn rotgenoten, verboden. Er blijken overigens ook nazi-blaadjes e.d. uit het verre Amerika te worden verzonden. Ver buiten de Duitse grenzen zijn neo-nazi-betogingen gehouden die overal tot krachtige tegenacties heb­ben geleid. Zo hebben dergelijke elementen in Chicago geprobeerd een optocht door de overwegend Joodse buurt Skokie te laten trekken, maar dit is door tussenkomst van duizen­den mensen verhinderd. Ook het Nationale Front kreeg in het hart van Londen de kous op de kop, vooral van de jeugd. Die heeft dan wel niet de oorlog meegemaakt, maar begreep bliksems goed waar het om ging. Behalve de nieuwe hebben de oude fascisten de moed niet op­gegeven. Op 17 juli kwam het internationale fascistendom bijeen in het Madrid van na Franco om diens noodlottig ingrijpen van 17 juli 1936,

het ontketenen van de Spaanse burgeroorlog, te herdenken. Wij beperken ons nu maar tot het 'klassieke' fascisme, dat zich zelf ook nationaal-socialistisch of iets dergelijks noemt. Want wij zien in het bijzonder in Latijns-Amerika bloed­baden en andere tekenen die er niet om liegen en ons weer laten huiveren.

Antisemitisme, nog steeds

Geen toeval is het dat de Amerikaan­se Holocaust-serie, hoe omstreden ook, op zoveel Europese tv-schermen verschijnt. De grote ramp, de massale afslachting van de Joodse bevolking van Europa, was de kroon op het duivelswerk van de nazi's. Het was ook het diepte- en zwaartepunt van het oeroude antisemitisme. Geschokt, gedeprimeerd hebben wij allen moeten constateren dat het daarna wel met zes miljoen van de onzen en met de levensvreugde van

Vervolg op pag. 6

3

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

HET ZOVEELSTE BEDRIJF Zaak Menten weer open De zaak-Menten, hoe laat ook op de proppen gekomen, is allang geen zaak-Menten meer. Het is de zaak van de Nederlandse justitie, van het Nederlandse beleid geworden. Al­licht, zult u zeggen, daar is dan ook de commissie-Schöffer voor ingesteld en wat van die kant bekend werd liegt er niet om. Nee en ook niet dat Mentens advocaat doodleuk kon vragen het rapport,van de commissie niet te publiceren zolang de zaak zelf hangende is. En die is, zoals we nu weten, ten tweede male terugver­wezen. De huidige advocaat mr. Van Heyningen deinst niet eens terug voor de gotspe op hoge toon de 'eerlijke bejegening in Nederland' te eisen die Van Agt de Zwitserse regering in zijn verzoek om uitlevering heeft toe­gezegd. Een eerlijke bejegening van de slachtoffers is dan ook niet aan de orde. Et zijn weer stapels artikelen over de rijke boosdoener geschreven. Hier zij alleen gewezen op Informatie-bulletin nr. 5 van de Werkgroep Recht en Openheid in de zaak-Menten. Dit

verwijst op zijn beurt alleen maar naar wat de Poolse journalist Zaborowski over twintig jaar Menten (1923-1943) heeft opgedolven. Ook in de gedegen studies van door de Hoge Raad aangevoerde vormfouten in de proces­voering verschijnen de levensgrote vraagtekens. Zo blijkt de advocaat-generaal mr. Remmelink het niet in 'overeenstemming met de eisen ener goede rechtsbedeling' te achten 'het omvangrijke onderzoek te doen her­halen', zoals hij de Bijzondere Raad van Cassatie van 20-3-1950 citeerde. De Hoge Raad had volgens zijn eigen beginselen de zaak naar de Amster­damse rechtbank terug kunnen ver­wijzen in plaats van naar de Haagse, wat veel meer tijd zal vergen. Dezelfde mr. Remmelink heeft scher­pe kritiek geuit op de wijze waarop het aloude rechtsbeginsel 'niet twee­maal in dezelfde zaak' hier werd toegepast. Hij neemt aan dat de beweerde toezegging van de toen­malige minister van Justitie (geen verdere vervolging) gebaseerd zal zijn op hetgeen er destijds aan bewijs­materiaal voorhanden was.

Praatje met minister

Zelfs als de toenmalige ministet Donker enige toezegging had gedaan (er is geen enkel bewijs voor) en als zulk een totaal ongebruikelijke belof­te juridisch enige waarde zou hebben, dan zouden de nieuwe, nu opge­slagen bladzijden uit de dossiers op een heel andere zaak slaan. Niet collaboratie met de vijand, zoals toen, maar eigen medewerking aan nazi­misdaden, nl. massamoord. De Groningse hoogleraar in het strafrecht, mr. Th. W. van Veen heeft nog eens onderstreept dat de minister van Justitie het Openbaar Ministerie bevelen kan geven, maar dat hij er zelf geen deel van uitmaakt. Hij kan de beklaagden dan ook geen toe­zeggingen doen. In elk geval kunnen wij' de verzuchting van de opstellers van Recht en Openheid onder­schrijven: 'Het zal ook niet vaak voorkomen dat iemand die van moorden verdacht wordt de gelegen­heid krijgt met een minister van Justitie overleg te plegen over wel of niet vervolgen.' Een andere z.g. vormfout betreft het niet oproepen van twee getuigen, die het over het drama van Urycz zouden hebben. En daarop sloeg het vonnis

Vervolg op pag. 8

Vervolg van pag. 2

uitlevering van opnieuw gesignaleerde oorlogsmisdadigers als uitsluiting van de verjaring in West-Duitsland. Een conferentie van oud-verzetsstrijders te Kopenhagen uitte zich in dezelfde geest. In het Nederlandse parlement is het PvdA-lid Stoffelen doende om zowel de verjaring in de Raad van Europa aan de orde te stellen als de mogelijkheden tot uitlevering van deze individuen uit te breiden. De meeste Kamerleden denken net zo. Nu nog de regering.

Wat ons bezielt Waar maken wij ons zo druk over, als er weer beulen gepakt worden of juist ontsnappen? Als het vonnis tegen Menten nietig wordt verklaard? Waar­om houden wij het niet bij een WUV-uitkering of een herdenking? Daar is een dubbele reden voor. Ten eerste ons devies: 'Nooit meer Auschwitz'. Nog in september heb­ben bijna 200 Amerikaanse Joodse vrouwen met ons gekeken in ons gedenkteken van gebarsten spiegels

naar de gebroken hemel. 'Nooit meer Auschwitz' is een zwaarwegende, een grote taak. Dit houdt in dat de beulen uit de samenleving weg moeten, dat zij ook niet meer met hun oude makkers hun heldendaden in hun 'Treffen' mogen ophalen. Er is nog iets anders. Wat voor ons, nazi-slachtoffers, net als voor onze oude vrienden, de oud-verzetsmensen onontbeerlijk is, is recht. Wij hebben allen het vertrappen, verkrachten en verdraaien van alle recht op duizeling­wekkende wijze meegemaakt. Wij weten het: ook als de moordenaars van b.v. Sobibor hun straftijd uitzitten, komt geen van hun honderdduizenden slachtoffers terug. Maar wij hebben, om een radio­programma te citeren, recht op recht. Recht is onontbeerlijk en wij moeten er recht op laten gelden. Een redelijk inkomen hebben wij nodig en medische hulp, een nieuwe stofzuiger of een vakantieteisje. Maar wat juist voor ons overlevenden heel hoog aan­geschreven staat is recht. Dat heeft niets te maken met wraak: hoe zou je de dood van tien kinderen, van een

wijkbevolking kunnen wreken? Neen, wij voelen sterk de noodzaak voor ons allemaal, jong en oud, voor de jeugd, de nog ongeborenen, zogoed als terwille van de vermoorden en voor alle levende generaties van rechtdoen aan wie het zwaarste onrecht begingen. De honger naar recht bestaat bij ons, bij de hele maatschappij. Daarvoor zijn rechters opgeleid, gerechtshoven gebouwd, overal. Zou dan alleen de zwaarste misdaad aller tijden buiten elk justitiebereik vallen? Juist die al maar voortslepende schending van het recht is een schending van ons bestaan. Dat grijpt ons telkens weer aan, daarom komen alle nazi-slachtoffers bij elke Bruins, Bos of hoe ze mogen heten, in het geweer. Wij zijn daarin niet uniek; het is kunstmatig de meningen over b.v. uitlevering in te delen naar mensen die de oorlog wel en niet hebben meegemaakt. Recht was, is en blijft onmisbaar, voor oud en jong. Ons onderscheidt alleen dat wij het volstrekte gemis hebben gekend en weten wat dat betekent.

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

EEN DUEL MET ONGELIJKE WAPENS

Arbeid adelt

Ver in het najaar van '43 was het en zeker zonder ochtendgloren. Een koude mist onttrok bos en velden aan het oog nog en deed ons rillen onder onze dunne gevangeniskleren van kunststof. Op een van de vele naam-en datumloze door-de-weekse dagen, onmenselijk vroeg, trokken wij na het appèlstaan en commando formeren vanuit het concentratiekamp Vught naar het werk. Wij, dat waren enige honderden mannen, Joden en niet-Joden, die het buitencommando, het Philips-bouw genaamd, vormden. Onze groep moest wel het beroerdste werk uitvoeren. Aan ons, de Joden, nog eens extra uitverkorenen, werd het sjouwen met de kruiwagens toe­gewezen. Ook aan de overgebleven 'nieten' die geen kans hadden gezien zich van een ander, beter stuk gereedschap te voorzien. Het was wel eens voorgekomen dat wij (dej . 's) met bijl of schep mochten werken. Bijv. om boomstronken uit de grond te halen, een karwei waarmede je ettelijke uren zoek brengen kon. De moedigen onder ons zagen daarbij nog wel eens kans een peukje op te roken. Wel eens eerder, toen de ploeg nog niet zoveel koppen telde, mocht ik met een partner met de trekzaag opereren. Het was erg moeilijk, zagen met dat enige meters lange stalen lint. Moeilijk, omdat het een nauwe samenwerking vereiste en handigheid opdat de zaag niet klem zou raken. Er werd zonder meer van je verwacht dat je hetzelfde kon als hun soldaten die vijf jaar getraind hadden in 'Kraft durch Freude', vrije-tijds-besteding. Dergelijk ge­reedschap had ik om diamant te bewerken nooit gebruikt; nochtans kregen wij op ons flikker als er iets misging. Vandaag moesten wij een grote berg zand enige honderden meters verder weg kruien en rondom een paar grote barakgebouwen stor­ten. Beter bedeelden egaliseerden het gestorte zand om en langs de pre-fabricated hallen, ook voor het Philipsconcern bestemd. Met grote logge houten kruiwagens, die kreun­

den en piepten bij gebrek aan smering en onderhoud (kanonnen vóór boter), vervoerden wij het zand.

Ambulance

In het kamp werden dezelfde karren behalve voor allerhande vracht, vaak ook voor vervoer van gewonden, zieken en stervenden gebruikt. Wan­neer zij nog niet als zodanig geregis­treerd en gemeld werden, reden mede-gevangenen hen naar de appèl­plaats. Zittend of liggend zelfs moesten de ongelukkigen deze heilig­ste der heiligen ceremonie 'Het Appèl' mee maken. Daarop mocht niemand zonder dispensatie ont­breken. De ochtend vorderde. De nevel had een schuchter zonnetje doorgelaten. Hoewel, over natte doorweekte bos­grond en hobbelige klinkerwegen, reed ik nu met mijn geleegde karretje als op de bekende zandweg. Ik had mij een tijdje bij de primitief in elkaar gezette veldlatrine, een soort grafkuil met een van staken gemaakte zitsteun, opgehouden.

Voor drukken gedrukt

Terug van weggeweest en daar gesterkt met Engelse zenderberichten (altijd als uit de hemel gevallen) en doorgegeven goed nieuws (nog maar even volhouden; de oorlog loopt op zijn laatste benen'.) trad ik, na een kwartier misschien, weer in de cirkelgang naar de laadplaats. Daar wachtte mij een aangename verrassing. In mijn afwezigheid waren om ons zwoegen te verlichten, dacht ik, lange planken naar de zandhoop gelegd. Metéén wilde ik van de geboden gelegenheid gebruik maken er reed speels de met zware baddingen gebaande straal op. Ik was nog geen meter gevorderd, of een enorme slag tegen mijn scheen­been deed mij voorover in de kar tuimelen. 'De kanker' vloekte ik onder de val. Ik dacht dat een van de kapo's mij met een stuk hout geslagen had. Hoe schrok ik toen ik overeind gekrabbeld achter mij hoor­de: 'Komm mal hier Du!' Ik draaide mij om en daar stond Hubert de Kommandoführer als een uit de grond gerezen versperrende rots vóór mij. Met een als'n trekhaak heen en weer bewegende wijsvinger beduidde hij mij bij hem te komen. Of ik wilde of niet ik moest naar hem toe.

Een andere vloek!

'Was hast Du gesagt', vroeg hij op lijzige, tergende toon. 'Ik heb niks gesagt', pruttelde ik tegen. De Hauptscharführer had mij mijn benen onder mijn lijf vandaag geschopt, met zijn zwaar gelaarsde voet. Provocerend plantte hij zich wijdbeens voor mij. Oog in oog stonden wij nu als of wij eikaars krachten wilden meten. Zijn lang­gerekte kin die aan Stan Laurel denken deed, een kin groter en lager hangend dan bij laatstgenoemde, vulde als een close-up het doek, mijn gezichtsveld. Zo dichtbij zag ik het speeksel tussen zijn slagtanden lijken­de hoektanden en kiezen parelen. Mijn hersenen werkten razend hard om voor die vloek een rempla^ant te vinden. Ik kon hem moeilijk her­halen. Iedere keer dat hij mij de vraag stelde, antwoorde ik: 'Ik heb niets gezegd.' Zijn woede werd hierdoor steeds meer aangewakkerd. Omslach­tig begon hij de rechter hand van z'n glacéhandschoen te ontdoen. Ik dacht al metéén een klap te krijgen en wilde mijn gezicht met mijn handen afschermen. 'Hande runter', brulde hij met stentorstem. Tergend hield Hubert nu zijn langzaam ontblote hand als een pitcher die zich opstelt voor de worp en slingerde als het ware zijn vuist naar mijn onverdedigde kaak. Intussen had ik tijd genoeg gehad om een ander onderwerp te bedenken, maar zette mij obstinaat geworden schrap, als een koppige ezel. Telkens bleef hij zijn vraag herhalen en als ik een schouder­ophalen als antwoord gelden liet, kreeg ik opnieuw er van langs. Het klinkt misschien opschepperig, maar ondanks de harde opstoppers die ik incasseren moest, bleef ik schijnbaar onberoerd overeind. Later, ervaringen rijker, had ik wel geleerd, mij bliksemsnel te laten vallen. Ten eerste om de klap te ontkrachten of om eventuele volgende meppen te ontwijken en tenslotte miste ik elders de fysieke kracht om een dergelijk pak ransel zo te doorstaan. De situatie begon voor mij levensgevaarlijk te worden. Hubert werd steeds woester en ik bleef hem met haat en verachting in de ogen kijken. Aan gevolgen dacht ik eenvoudig niet. Een duitse kapo, kleine kwieke Otto, ons over het algemeen niet kwaad gezind, schoof langs mij heen en meesmuilde: 'Zeg

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

Vervolg van pag. 3

toch wat je hebt geroepen. Er macht dich fertig!' (Hij slaat je dood.) Mijn vrienden, de meesten van hen met gele ster getekenden als gemerkte schapen voor de slacht, reden langs ons beiden heen en weer, angstig en nieuwsgierig wat er met een van hen stond te gebeuren. Misschien moe geworden of omdat hij niet meer verwachtte de woorden uit mij te slaan, hield hij er mee op. Dat betekende niet dat ik eindelijk verlost was van mijn kwelduivel. Hij riep twee wachtposten en gaf hun instruc­ties. Mij beval hij de kruiwagen weer op te pakken en de posten moesten mij flankeren. In looppas, terwijl de kar dubbel hoog opgeladen werd, moest ik nu de ritten maken. Onderdehand ontdekte ik nu pas waaraan ik dat pak op mijn duvel verdiend had. Het bleek n.1. dat ik de planken niet had mogen oprijden met de lege kar. Dan ging ik tegen de richting der geladen wagens in. Die alleen mochten op de planken rijden. Op zich zelf een uitstekende maat­regel, maar ik was toevallig niet aanwezig bij het nemen en uitvoeren der plannen en had er dus geen weet van. Ik weet niet wat ik erger heb gevonden, het pak ransel of de ritten waarbij mijn bewakers verschrikkelijk veel plezier beleefden. Als ik niet hard genoeg rende naar hun zin, of wanneer de handvaten mij uit de handen schoten, stootten zij hun geweerlopen tussen mijn ribben, alsof zij het dovende vuur in mij weer wilden opporren.

Eten? Niks eten.

Gelukkig, na een drietal van die ritten werd mijn lynch- door lunchtijd afgelost. Nadat Hubert mijn kamp­nummer genoteerd, en mij beloofd had 's middags verder te zullen gaan, marcheerden wij terug naar het kamp. Daar mocht ik niet naar de barak, maar ik moest strafstaan bij de poort van de kommandantur. Dat ik het middageten miste was erg, maar dat de aantekening meesturen met het eerst volgende transport naar Polen kon betekenen, was veel kritieker en zeker niet denkbeeldig. De middag liep gelukkiger af dan verwacht. Voor mij tenminste. Ik kon mijn werk verder ongehinderd, normaal doen. Hubert had als middag-vermaak een ander, misschien dacht hij gewilliger, slachtoffer uitgezocht.

Mark

Mark, een vijftigjarige diamantslijper die 'Het Vak' uitstekend verstond, maar het kruiwagen rijden niet naar de zin van onze kwelduivel deed, werd het nieuwe matinee-gebeuren. Voor zo ver wij zagen die middag, vermaakte hij zich met het volgende slachtoffer, Mark. Hij liet Mark een eindje weglopen, ging hem achterna en riep hem steeds weer terug. Een spel van kat en muis in de ware zin des woords. In overspannen toestand kwam Mark die avond na het werk in de barak. Met horten en stoten onderbroken door gierende huil-stuipen, kwam het verhaal van wat hij doorgemaakt had die middag er uit. De Mefisto in SS-uniform had tegen hem geschreeuwd en hem direct daarna weer vriendelijk toegesproken, eenmaal had hij het zo gespeeld, dat hij aan de bosrand naast de oude ging zitten met een revolver goed zichtbaar op zijn knieën. 'Loop het bos in' had hij de ongelukkige aangeraden. 'Dan schiet ik je dood. Dan ben je van al de narigheid af.' Daarop had hij belangstellend ge­vraagd of Mark een foto van vrouw en kinderen bij zich had. Toen deze inderdaad een beduimeld plaatje voor de dag haalde pestte de rotzak hem: 'Bekijk ze nog maar eens goed, want je ziet ze tóch nooit weer.' Mark was na het kindertransport (6 en 7 juni '43) in het kamp gekomen. Gelijk met ons, de bijna laatste mannen die van uit Vught naar Auschwitz gedeporteerd werden, kwam hij met een zoontje van ongeveer 11 jaar aan de kwade kant van de selectie terecht. Zij waren, de ene te jong, de andere te oud. Gevolgtrekking: veroordeling tot en voltrekking van de gaskamer-dood.

Hun leven eindigde in Birkenau.

Juda 'Voor geen duizend gulden had ik die keiles (pak slaag) willen hebben', sprak die avond Juda mij aan, terwijl hij vol medeleven zijn arm om mijn schouder sloeg. In het voormalige burgerbestaan was hij de eigenaar van een kruidenierszaak geweest. Duizend gulden, een goed netto-salaris nu voor 14 dagen werken, was een kluit geld in de crisisjaren, meer vaak dan het jaarinkomen van de meeste grote steuntrekkende gezinnen destijds.

Van Juda en de vele, vele vrienden die ik had in Vught, zou ik uren kunnen blijven vertellen. Nochtans leefden wij in die grote gemeenschap in een eigen wereld en hebben allen een ander, eigen triest verhaal. Van hun vrouwen en kinderen, meegevoerd met het kin­dertransport, regelrecht de gaskamers in van Sobibor. Tien maanden later kregen wij in Auschwitz de bevestiging van het onvoorstelbare, de door de Duitse moordenaars genoemde Engelse gru­welpropaganda werd bewaarheid. Voor Juda en al de anderen die nog op een gelukkig weerzien hadden willen blijven hopen, waren het , met de ontberingen en ziekten die nog doorstaan moesten worden, slagen die zij, 'tere Nederlanders', niet konden overleven.

JACQUES I. FURTH

Vervolg van pag. 3 andere miljoenen gedaan was, maar niet met het antisemitisme. Nog zeer onlangs is een politie­commissaris van Groningen — voor de oorlog een van de vijf grootste Joodse gemeenschappen van Neder­land — zich aan antisemitische uitingen te buiten gegaan. Hij moest naar elders, niet uit dienst. Het behoeft geen betoog dat alle haff­en neo-naziclubs, van de Hl AG tot de Nederlandse Volksunie, van het Britse National Front tot de neo-nazi-opris-pingen in Argentinië of Chicago antisemitisch zijn. Helaas gaat het verder. Een jaar of tien geleden hebben wij met ont­steltenis afstand moeten nemen van de Poolse autoriteiten en zelfs van het te Warschau gevestigde Internationale Auschwitz Comité wegens het anti­semitisme dat in deze republiek aan de dag trad. Wij hebben intussen een verandering geconstateerd en de voor ons gemeenschappelijk werk zo no­dige contacten weer opgenomen. Wij hebben ook meermalen op kennelijk antisemitische publikaties in de Oekraine en elders in de Sowjet-Unie moeten wijzen. Ook nu zijn radio-uitspraken als 'Joden hebben Hitier gefinancierd' en antisemitische tv-uitzendingen gesignaleerd, b.v. een pamflet van het agentschap Nowosti 'Het zwaard van David'. Een reeks processen, op zichzelf al aan­vechtbaar, omdat het kennelijk zg.

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

HET INFORMATIECENTR UM IS ER Allang zochten velen, ook wij, naar een weg tussen de vele wetten en regelingen die de door de oorlog getroffenen raken. Nu is het zover. Uit een persbericht:

Er zijn in de afgelopen 33 jaar verschillende mensen, die door de oorlog getroffen zijn, tussen wal en schip geraakt. Gezien het dikwijls moeilijke verband tussen vele wetten en regelingen zijn zij soms, zonder opzet, van het kastje naar de muur gestuurd. Daarom installeerde eind vorig jaar de staatssecretaris van CRM, W. Meijer, het bestuur van onze stichting. Na een periode van voorbereiding, die helaas langer heeft geduurd, dan was verwacht, is het 'Informatiecentrum voor door de oorlog getroffenen' nu gereed om vragen van al diegenen, die op de een of andere manier door WO II zijn getroffen, naar beste weten te beantwoorden. Wat is precies de bedoeling? De medewerkers van het centrum zullen aan degenen die daarom vrageq informatie en advies geven over doel en inhoud van alle wetten en regelingen en voorzieningen die voor hen van belang kunnen zijn. In dit verband zal mèt iedere cliënt worden nagegaan wat het beste ondernomen kan worden, b.v. als een procedure wel erg lang duurt of wanneer het resultaat niet overeen­komt met de verwachtingen van de aanvrager. Is bezwaar of beroep aantekenen zinvol of is wellicht een andere regeling van toepassing? Daarnaast is het Informatie op de hoogte van mogelijkheden van hulp­verlening op velerlei terrein: bij problemen in het werk, in het gezin, de eigen problemen, vragen met betrekking tot huisvesting, verzeke-

Vervolg van pag. 6

meningsdelicten betrof, vertonen een antisemitische achtergrond, b.v. tegen Sjsjtaranski en Ginsburg. Uiter­aard zijn er Russische Joden die naar Israël willen gaan uit zionistische motieven. Deze zionisten worden van alles en nog wat, vaak van spionage, verraad enz. beschuldigd en in meestal niet toegankelijke processen veroordeeld. Nog sterker taal voor de gezindheid van gezagsdragers spreekt het feit dat van meer dan 100.000 Joden die de

ringen, vakantiereizen voor ouderen enz. enz. enz. Er is een uitgebreide documentatie waar we mee van dienst kunnen zijn, zowel op juridisch als op maatschappelijk terrein. Het is niet de bedoeling, dat het Informatiecentrum langdurige, hulpverlenende contacten aangaat of zelf procedures aanhangig maakt. Het gaat wel om informatie en advies om mensen weer op het goede spoor te zetten. Zo nodig leggen we contact met een andere instelling in de hoop, dat daar de oplossing gegeven zal worden. Wij doen ons uiterste best, maar kunnen natuurlijk nooit iets garanderen. Wij zijn ook best bereid om eens te helpen bij het invullen van een ingewikkeld formu­lier of het schrijven van een 'belangrijke' brief (als men denkt dat echt niet zelf te kunnen).

De directeur is mevrouw I. W. van Oldenborgh, bijgestaan door: me­vrouw J. G. J. Last-Al, maatschappe­lijk werkster, mevrouw mr. A. H. Punt-Koopmans, juriste, de heer G. van Kooten, administratief mede­werker. Telefonisch te bereiken onder 030 -521226. Adres voor schriftelijke contact: Informatiecentrum voor door de oorlog getroffenen, Wilhelmina-park 27a, 3581 NG Utrecht.

Nadat het Informatiecentrum al in functie was, vernamen wij dat het Werk- en Adviescollege (WAC), dat het ministerie van CRM voor de niet-materiële behoeften van de getroffe­nen, zijn taak heeft volbracht. Bij CRM is nu sprake van een 'Informatie en Coördinatieorgaan voor de dienst­verlening aan oorlogsgetroffenen'. Dit als resultaat van de ingewonnen

Sowj et-Unie hebben verlaten de meesten niet naar Israël zijn gegaan. Zij hadden dus geen zionistische motieven en het is niet moeilijk te raden welke dan wel. Er is de laatste jaren veel te doen over mensen­rechten, in het bijzonder op grond van een van. de Akkoorden van Helsinki. Natuurlijk is het juist en billijk alle ondertekenaars aan hun diverse verplichtingen te herinneren — heel wat daarvan zijn aan alle kanten geschonden. Ook wij hechten aan Helsinki grote waarde: veel van wat daar is afgesproken vormt de

adviezen, daaronder ook die van het Nederlands Auschwitz Comité. Wij hopen dat er geen nodeloos georganiseer van komt. Vooral niet nu na jaren voorbereiding eerstgenoemd Informatiecentrum te Utrecht ein­delijk van de grond is gekomen. En ook omdat in dit centrum het Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers (COWS)) is vertegen­woordigd, dus ook het NAC, anders gezegd: de direct betrokkenen. Nu al blijkt dat het informatiecentrum in een behoefte voorziet. Reden te meer om geen dubbel werk te gaan doen.

PIET VERSTEEG GESTORVEN

Wij hebben een vriend verloren. Officieel de heer P. Versteeg, tot voor kort hoofd van de hoofdafdeling verzetsdeelnemers en vervolgden van het ministerie van CRM te Rijswijk. Maar voor de velen voor wie hij steeds met hart en ziel opkwam zal hij als hun vriend Piet Versteeg in herinne­ring blijven. Toen wij op zijn afscheidsreceptie zijn hand schudden, hoopten wij dat hij lang van het hem zozeer gegunde pensioen zou mogen genieten. Helaas, het is niet gebeurd. Wij zullen hem niet vergeten.

N.A.C.

NEDERLANDS PAVILJOEN

Al jaren geleden hebben wi; aange­drongen op de inrichting van een Nederlands blok in Auschwitz. Onze regering heeft nu besloten hiertoe over te gaan, na een verzoek uit Polen. Aan de inrichting van het Nederlands paviljoen in het huidige staatsmuseum Auschwitz-Birkenau zal het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu­mentatie meewerken.

grondslag van ons werk. Maar wij mogen ook niet vergeten dat anti­semitische beleidsdaden en publika-ties ook al zowel door de nieuwe als door de vorige grondwet der USSR in de ban zijn gedaan. Het is bijzonder stotend voor de nazi-slachtoffers dat het land dat zo een groot aandeel heeft genomen in het neerslaan van het fascisme inzake discriminatie niet alleen internationale afspraken, maar zelfs zijn eigen wetten niet honoreert. En alle krachten zijn ook nu nodig, want er zijn er nog steeds die de nazi's bewenen.

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

PENMNGMEESTER-KRABBEL 28 JANUARI '79 Speciaal bedoeld voor onze buiten­landse vrienden. In onze laatste krant van juni-juli 1978 had ik een oproep geplaatst voor onze lezers buiten Europa om ons financieel meer te steunen. Vootal wat aantal betreft. Deze oproep heeft een averechts effect gehad, want onze lezers in Holland hebben wel extra geld over­gemaakt, maar niet die uit het buitenland, uitgezonderd enkelen. Aan deze Hollandse vrienden onze bijzondere extra dank. Eén van hen schreef: 'Met groeten voor iemand in Israël, die voor de krant niet genoeg had betaald.' Voor alle duidelijkheid schrijf ik nogmaals, dat een krant verzonden per luchtpost ons gemiddeld mini­mum ƒ2,15 per stuk kost. Nu is het mogelijk dat een foutief bankadres in onze vorige opgave mede schuldig is aan het feit, dat wij zo weinig financiële reacties uit het buitenland hebben gehad. Hierbij volgt dan de opgave met het goede adres van onze bank: 'Amro Bank - bijkantoor van Baerle-straat no. 58-60, Amsterdam (Hol­land)'. Spaarrekening No. 40.01.75.088 ten name van Nederlands Auschwitz Comité. Ik meen dat voor onze

Vervolg van pag. 4

niet. Ons gaat het erom dat voor de zoveelste maal de hoogste autoriteiten bij justitie na zoveel andere autori­teiten een beschermende hand heb­ben uitgestoken naar een reeds veel­vuldig en ten onrechte beschetmde figuur. Hoezeer, dat staat in het derde interim-rapport van de com­missie-Schöffer.

Geen bis, niet éénmaal

Om te beginnen waren op het departement van Justitie de zeer belastende getuigenverklaringen te­gen Menten uit Polen en Israël bekend, toen de Raad van Cassatie Mentens straf tot acht maanden ver­laagde. De commissie stelt vast dat nooit een onderzoek is ingesteld naar de beschuldiging van oorlogsmis­daden. Maar een onderzoek dat nooit is geopend kan ook niet worden beëindigd. Wel werd een klein jaar

buitenlandse lezers dit het beste is. U kunt dan uw eigen bank inschakelen. Voor alle zekerheid geef ik ook weer onze rekening bij de postgiro op en die luidt: Postgiro no. 293087 ten name van 'Nederlands Auschwitz Comité' per adres penningmeester F. Degen, Mr. Treublaan22" Amsterdam (Holland). Misschien ten overvloede schrijf ik u nogmaals dat wij een comité zijn en geen vereniging en dus geen contri­butie betalende leden hebben noch entreegelden heffen voor manifesta­ties die wij organiseren zoals onze jaarlijkse reünie. Toch is het ons, zoals bekend, gelukt een prachtig monument te plaatsen op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam waar de urn met as van enkele naamlozen uit Auschwitz ligt begraven als een waarschuwing voor huidige en toekomstige generaties. Voor al deze activiteiten hebben we wel veel geld nodig en dat komt binnen van onze trouwe begunstigers, die dit ten volle beseffen. Hoort u daar reeds bij ? Hiermede besluit ik dit schrijven in het vertrouwen dat het zijn doel zal bereiken. Met vriendelijke groeten,

F. Degen Penningmeester

later het verzoek van Polen om Menten uit te leveren wegens roof en moord, o.a. in Urycz, geweigerd. De toenmalige ministet Struycken vond nl. dat er een einde moest komen aan de bijzondere rechtspraak, 'die erfenis uit de oorlog'. Verder had men volgens hem onvoldoende vertrouwen in de Russisch-Poolse rechtsstructuur om iemand daaraan over te leveren. Struycken en zijn helpers, onder wie Mentens advocaat Coebergh kozen na ijverig zoeken naar argumenten om de kunstzinnige verdachte niet uit te leveren voor het 'ne bis in idem', hoe weinig een tweede maal ter zake was. Hiermee, aldus de commissie-Schöf­fer, 'hadden de advocaten van Menten voor hun cliënt meer bereikt dan de weigering van de uitlevering alleen... Stel dat er toch nog straf­vervolging tegen Menten in Neder­land zou plaatsvinden, dan kon daar­tegen een argument worden gebruikt dat als het ware de ministriële zegen had gekregen.'

De datum van de jaarlijkse Ausch-witz-herdenking staat voor 1979 weer vast: 28 januari. Ook de plaats van de reünie: het RAI-restaurant, Europaplein, Amsterdam. U hoort er meer van, maar deze zondagmiddag kunt u alvast vrij houden. Zegt het voort. Evenals vorige jaren zullen de doden worden herdacht bij het spiegel-gedenkteken op de Nieuwe Ooster­begraafplaats. Daarna ontmoeten wij elkaar weer op de reünie in de RAI.

N.A.C.

De WLV en de tweede generatie

Tot nu toe schreef ik steeds voor ons, oorlogsslachtoffers en belangstellen­den. Maar nu wil ik eens aandacht van u vragen voor de tweede generatie, dat wil zeggen, onze kinderen. Heel veel van deze jonge mensen zijn net als wij slachtoffers geworden en wel degelijk gedupeerd. Door hun opvoeding van ouders die te veel hebben meegemaakt. Heel veel van onze kinderen werden bij hun geboorte al geconfronteerd met de ellende van ons oorlogsleed. Echte oma's, opa's, tante's, oom's, hadden zij niet, dus ook geen familie liefde. Een vader en moeder, die vaak uit concentratiekamp of onderduik over­leefden. ('Syndroom-ouders'.) Wij als ouders stonden voor de taak, het gemis dat deze kinderen hadden op te vullen, maar wij zelf konden op niemand terugvallen. In deze ge­knakte gezinnen zijn deze kinderen opgevoed. Is het dan niet normaal dat er nu een tweede generatie oorlogs­slachtoffers aankomt? Ik hoop dan ook dat onze regeerders daar wel degelijk rekening mee zullen houden. Evengoed met onze kinderen die na de oorlog zijn geboren, tweede generatie dus, als met onze kinderen geboren voor of tijdens de oorlog. De laatsten zijn, net als wij, gewoon slachtoffers.

R. CORPER-BLIK

Evenmin als minister Struycken heeft zijn partijgenoot, de Kamervoorzitter Kortenhorst zich ontzien zijn poli­tieke invloed voor het twijfelachtige slachtoffer aan te wenden. Ook hier de eis: openheid!

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

Hoge Raad over Menten Het arrest van de Hoge Raad van 29 mei j.1., waarbij wegens „vormfou­ten" het vonnis inzake Menten van 14 december j.1., waarbij hij tot vijf­tien jaar gevangenisstraf werd ver­oordeeld, werd vernietigd, en de zaak werd terugverwezen naar de Bijzondere Strafkamer van de Recht­bank te Den Haag, zal bij vriend en vijand van Menten verbazing hebben gewekt. Menrens advocaat, mr. L. van Heyningen, verklaarde, zeer in zijn nopjes, dat dit arrest meer was dan hij had durven hopen.

Belofte van minister van justitie Donker

Echter: het voornaamste argument voor vernietiging van het vonnis van de Amsterdamse Rechtbank door de H.R. is dat deze het mogelijk acht dat Menten, zoals hij beweert, inder­daad in 1952 van de toenmalige Mi­nister van Justitie, wijlen mr. L. A. Donker (P.v.d.A.) de mondelinge be­lofte heeft gekregen dat hij niet ver­der voor zijn daden in Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog zou worden vervolgd, en dat de Amster­damse Rechtbank niet heeft gemoti­veerd, waarom zij deze bewering van Menten verwierp. Immers, aldus de H.R., een belofte van een Minister van Justitie, wat ook de redenen en achtergrond hiervan moge zijn, moet •worden gehouden, ook vijfentwintig jaar later door zijn opvolgers, tenzij, aldus de H.R., er „zwaarwichtige be­langen" zijn, die doorbreking van de­ze belofte eisen. De rechrbank, aldus de H.R., heeft echter niet aangege­ven wat deze „zwaarwichtige belan­gen" waren. Of er inderdaad enig be­wijs is voor deze mondelinge toezeg­ging van Minister Donker, die reeds vele jaren geleden overleed, is een taak voor de Commissie Schöffer, die over een aantal maanden, dus waarschijnlijk vóór het begin, en in elk geval voor het einde van het nieuwe proces in Den Haag, haar rapport zal uitbrengen. Het moet echter verbazing wekken dat in een voor Menten zo vitale aangelegenheid als deze belofte van de toenmalige Minister van Justitie, hij tevreden was met een mondelin­ge toezegging, en dit niet schriftelijk heeft laten bevestigen. Ook al kon hij niet voorzien dat mr. Donker reeds vrij spoedig daarna zou overlij­den, hij moest toch beseffen dat de­ze niet het eeuwige leven had en mogelijk eerder dan hij zou sterven. Bovendien is Menten, naar ook tij­

dens het proces herhaaldelijk is ge­bleken, geen groentje op juridisch gebied. Hij heeft in zijn leven tallo­ze processen gevoerd, die hij naar zijn zeggen ook alle heeft gewonnen, en heeft alle mogelijk schriftelijk materiaal, hoe onbenullig ook, zorg­vuldig bewaard. Zo was er tijdens het proces in Amsterdam uitvoerig sprake van een zgn. Bedarfbescheini-gung, een soort voedselrantsoen­stamkaart, aan Menten uitgegeven eind augustus 1941 in Berlijn, waar­uit zou blijken dat hij toen enkele dagen in Berlijn was en niet in Ury-ce, dus daar ook niet bij de massam­oord aanwezig had kunnen zijn. De meeste mensen zouden zo iets al lang hebben weggegooid. Maar Men­ten bewaarde naar zijn zeggen altijd alles. (Overigens is tijdens het proces vastgesteld dat dit document, evenals andere door Menten geproduceerde documenten, bijna zeker een latere vervalsing was.) Maar in elk geval, is het aannemelijk dat Menten in het geval van Minister Donker met een mondelinge toezegging genoegen nam? Of waren er redenen, waarom deze er de voorkeur aan gaf, niets zwart op wit te stellen, en zo ja, welke? En, zo Donker deze monde­linge roezegging af gaf, hoe kwam hij, die toch werkelijk als een zeer integer man bekend srond, maar die overigens op dat ogenblik nog maar twee maanden Minister van Justitie was, ertoe Menten persoonlijk te ontvangen om hem deze belofte te doen? Merkwaardigerwijze hebben Menten en zijn advocaat tijdens het proces te Amsterdam zelf hierover geen nadere mededelingen gedaan.

Getuigen

Een tweede „vormfout" is volgens de H.R., dat niet alle getuigen, die de verdediging wilde doen horen, door de Rechtbank zijn gehoord; hij noemt hiervan een zestal met name, onder wie drie Nederlandse ex-S.S.ers, die wél tijdens het gerechte­lijk vooronderzoek waren gehoord: Maar niet op de zitting. Hier moge worden opgemerkt dat die ex-S.S.-ers, die op verzoek van de ver­dediging wél door de Rechtbank wa­ren gehoord, hun verklaringen afleg­den achter gesloren deuren, daar de verdediging niet wilde dat zij, als hun namen in de pers verschenen, daarvan schade zouden ondervinden. In het arrest van de H.R. staan hun namen echter voluit vermeld. De H.R. was er blijkbaar niet van

op de hoogte, dat de meeste van de­ze zes getuigen iets wilden verklaren over Uryce, maar niet over Podho-rodze. Maar wat belangrijker is, de H.R. hechtte er blijkbaar geen be^ lang aan, dat de lijst van de getuigen a décharge, die oorspronkelijk door mr. van Heyningen werd opgesteld, vele tientallen namen bevatte, van welke echter herhaaldelijk een aantal door hem om onbekende redenen, weer werd afgevoerd. Verder weiger­den een aantal personen, die voor Mentens alibi van groot belang had­den kunnen zijn,, om ter zitting te verschijnen, zoals b.v. Mentens broer Dirk, en twee dames, thans respec­tievelijk wonende in Brussel en West-Duitsland, die belangrijk kon­den zijn voor Mentens alibi op de bewuste data. Anderzijds konden verscheidene personen, die de verdediging als ge­tuigen opriep — daarmee kostbare tijd in beslag nemend — onmogelijk uit eigen wetenschap iets over de ge­beurtenissen in Oost-Galicië in 1941 vertellen, toen enkele van hen zelfs nog niet waren geboren, zoals de journalist Hans Knoop, de pro-Menten journalist Henk de Mari, en de fotograaf Guus de Jong. Ten slot­te waren bepaalde getuigen of getui-gen-deskundigen van de verdediging eenvoudig incompetent, zoals een zich osteopaath noemende dame, die later door professor De Froe volko­men werd weerlegd, terwijl als klap op de vuurpijl later nog bleek dat de neus van Menten, waarom alles draaide, na de oorlog in een Haags ziekenhuis was gecorrigeerd". Geen wonder dus dat, toen mr. Van Hey­ningen in oktober opnieuw ver­klaarde, nog weer een heel aantal • getuigen te willen horen, dat Presi­dent, mr. J. A. Schröeder, zei, dat hij de zaak in december wilde beëindi­gen, en dat de verdediging, evenals de Officier, alleen nog heel enkele getuigen kon oproepen, die zij van wezenlijk belang achtten. Zowel de officier als mr. van H. gingen daar­mee toen accoord.

Stukken Ministerie van Justitie

De derde „vormfout" is volgens de H.R. dat, terwijl mr. Van Heyningen de Amsterdamse Rechtbank had ver­zocht, „alle stukken uit de jaren 1950 tot en met 1952, die bij het Ministerie van Justitie berusten inza­ke de zaak Menten, door dit ministe­rie aan de rechtbank ter kennis te la­ten brengen", uit niets is gebleken, dat de rechtbank op dit verzoek

Vervolg op pag. 8

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1978, nr. 08/09/10 Augustus September Oktober

Vervolg van pag. 7 heeft beslist. Dit ging overigens niet alleen om officiële stukken, maar ook om vertrouwelijke, interne be­leidsnota's, waartoe dus ook mr. van H. dan toegang zou hebben. Voorzo­ver ik mij herinner, kon het ministe­rie niet worden gedwongen, derden inzage te geven van interne beleids­nota's — zo die er al zijn en werd op die grond het verzoek door de rechtbank afgewezen.

Terecht merkte een commentaar in „Het Parool" van 30 mei op dat de vernietiging, waartoe de Hoge Raad heeft besloten, „op een vliesdun ju­ridisch laagje berust." Deze drie ar­gumenten wekken te meer verbazing, omdat van de 23 cassatiemiddelen, die door Mentens cassatie-advocaat mr. P. Mout, werden aangevoerd, de H.R. er niet minder dan 21 ver­wierp. Daartoe waren ook controver­siële zaken als de kwestie van Men­tens staatsburgerschap, zijn al of niet geweest zijn „in dienst van de vij­and" in de technische zin van de term, enz. Niettemin zullen na nie­tigverklaring van het Amsterdamse vonnis al deze moeilijke vragen op­nieuw van A tot Z worden behan­deld. Een nieuw proces zal niet alleen op­nieuw grote onrust zaaien. Het zal ook drie leden van een rechtbank, die toch al zeer zwaar met zaken be­last is, gedurende lange tijd groten­deels in beslag nemen, ten nadele van vele andere zaken en verdach­ten. Het zal bovendien voor de Staat opnieuw een kostbare aangelegen­heid zijn, met de vele getuigen uit binnen- en buitenland die men zal moeten laten overkomen en van wie een deel naar alle waarschijnlijkheid niet opnieuw zal komen. Onrecht wordt door dit arrest boven­dien gedaan aan de leden van de Bij­zondere Strafkamer van de Amster­damse Rechtbank die, zoals iedereen die dit proces heeft bijgewoond zal beamen, hun onvoorstelbaar moeilij­ke taak met de grootst mogelijke ernst en toewijding en een fenome­nale kennis van zaken tot in de kleinste onderdelen heeft verricht, en ook met de grootst mogelijke te­gemoetkoming aan Menten, en die nu door de Hoge Raad als leerlin­gen, die hun huiswerk niet goed heb­ben gedaan, op hun vingers worden getikt. Natuurlijk is het altijd de taak van de Hoge Raad naar eventuele man­kementen in een vonnis te zoeken, opdat de beklaagde werkelijk voor de volle 100% recht wordt gedaan.

Maar deze mankementen waren zo microscopisch klein, dat mijns in­ziens — maar ten slotte ben ik geen juriste — de Hoge Raad van groter wijsheid zou hebben blijk gegeven door het vonnis van de Amsterdamse Rechtbank onaangetast te laten. Reeds de oude Romeinen wisten: „summum ius summa iniuria" ofwel dat de meest letterlijke toepassing van het recht tot het grootste on­recht kan leiden.

HENRIETTE BOAS

Penningmeester krabbel Lezers buiten Europa.. . attentie!

Wij stellen het bijzonder op prijs niet alleen buiten Nederland mensen te hebben die onze krant ontvangen, maar zelfs buiten Europa, zoals Isra­ël (vanzelfsprekend), Amerika, Cana­da, Australië enz. Mocht iemand waar ook nog adressen weten van mensen die er prijs op stellen onze krant te ontvangen, stuurt u die dan aan D. van Geens, Orteliusstraat 178 hs. 1057 BK Amsterdam. Dit is de man die dit enorme werk doet — zonder het geringste geldelijke pro­fijt, net als al onze werkers. Abonne­mentsgeld vragen wij niet; in princi­pe doen wij alles wat wij organiseren gratis. Nu moet u niet denken dat wij een boom hebben waaraan het benodigde geld groeit en waar wij het vanaf kunnen plukken. Zo een boom be­staat jammer genoeg niet. Wij moe­ten het hebben van mensen die niet alleen onze krant lezen, maar ook beseffen dat daar geld voor nodig is en zelfs zorgen ons een legaat na te laten, als zij komen te overlijden. Nu moet ik helaas meedelen dat de financiële steun die wij van onze le­zers buiten Europa ontvangen veel te wensen overlaat in verhouding tot Nederland en Europa. Dit geldt jam­mer genoeg ook voor Israël. Ik be­doel in de eerste plaats het aantal ondersteunende lezers. Tot uw gerief sturen wij de krant per luchtpost, zo­dat u deze tijdig in uw bezit krijgt. U moet goed beseffen dat alleen aan luchtpost één krant ons gemiddeld ƒ 1.65.- kost en dat de gemiddelde prijs per krant aan druk-, papier- en andere kosten bedraagt ƒ0,50 en dat is totaal ƒ2 ,15 per krant. Lieve lezer, ik hoop dat het u na de­ze uiteenzetting duidelijk zal zijn hoe belangrijk het is dat u ons uw fi­

nanciële steun niet onthoudt. Steu­nen kunt u ons op drie manieren en wel als volgt: op postgiro 293087 of gemeentegiro Amsterdam N 5500, beide t.n.v. N.A.C. of Amrobank, Sarphatistraat, A'dam 40.01.75.088, t.n.v. N.A.C. Vooral voor het laatste kan uw eigen bank zorg dragen. U zult begrijpen dat onze kosten veel meer bedragen dan alleen die voor het verzorgen en verzenden van onze krant. Wij hebben immers ook onze jaarlijkse herdenking en sa­menkomst met al onze lezers en be­gunstigers, vergaderingen, lidmaat­schap van het Internationaal Ausch­witz Comité, besprekingen met in­stanties van rijk en gemeente, deelname aan diverse demonstraties en bijeenkomsten enz. Ik maak tege­lijk van de gelegenheid gebruik om al diegenen die ons ook dit jaar gel­delijk hebben gesteund hartelijk dank te zeggen. Zonder uw financië­le steun van wie en waar ook zijn we nergens. F. Degen Penningmeester Nederlands Ausch­witz Comité.

WERKGROEP WESTERBORK

Wie het gedenkteken op het terrein van het voormalige kamp Westerbork wil bezoeken heeft een lange weg te gaan. De daar nu ingerichte Radio­sterrenwacht laat in dit gebied slechts zeer beperkt gemotoriseerd verkeer toe. Vandaar dat het N.A.C. tweemaal in overleg met de betrok-kennen, dus na aanvraag, een tocht naar deze gedenkplaats heeft georga­niseerd. Beide #malen hadden wij de hartelijke medewerking van de Com­missaris der koningin, resp. mr. Graaflandt en mr. Schilthuis. Leden van de provinciale staten van Drente, van de gemeenteraad van Westerbork e.a. trachten al geruime tijd de toegang tot het vroegere kampterrein voor belangstellenden gemakkelijker te maken; een enkele wegwijzer is intussen geplaatst. Nu is op initiatief van mevr. mr. M. A. Pach, rechter te Den Haag, voor deze zaak een werkgroep Wester­bork opgericht onder voorzitterschap van mevr. L. E. de Wijn, lid van de Drentse Provinciale Staten. Wij herinneren eraan dat in het bij­zonder onder leiding van de, Duitse emigrant Werner Stertzenbach in kamp Westerbork belangrijk verzet is gepleegd, waarbij een aantal ge­vangenen uit het kamp werd ge­bracht en gered.