Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

4
nederlands auschwitz comité Secr.: E. Furth, Diemerkade 43, Diemen, tel. 020-905310 Bankrek.: AMRO Bank, bijk. Van Baerlestr., Amsterdam-Z. Gemeente Giro N 5500 N.A.C. Postgiro nr. 293087 Redaktie: E. Tas, Amsteldijk 23, Amsterdam-Z, tel. 795716 Administratie: telefoon 0 2 0 - 1 8 41 59 WIJ LUIDEN DE KLOK Waarom hebben ze zich niet verzet? vroegen de (vrij verse) Amerikanen op een bank in een zomers park in de Nieuwe Wereld. De vele antwoorden zijn te lang zelfs voor een lange zomerdag. Een ervan luidt: ondanks alles hebben zij zich verzet. Samen met zoveel anderen, met pen en pistool, door onder te duiken en te zwijgen, alleen en gezamenlijk, in getto's en kampen en bovenal in het getto van Warschau, nu 33 jaar geleden. Twee maanden na de beslissende ommekeer bij Stalingrad, het militaire keerpunt van de Tweede Wereld- oorlog kwam de gewapende opstand van burgers. En wat voor een opstand! Een onder dwang bijeengeschopte en dan nog decimeerde burgerbevolking, die zich hoe dan ook had verenigd en georganiseerd. Dat geeft de waarde en de onvervangbare plaats van de War- schause opstand aan. De nazi's hadden de joden geïsoleerd om ze daarna uit te roeien. De joden van Warschau en omstreken, binnen de lugubere muur op een hoop gedreven, uitgehongerd, gepijnigd en na het verlies van de hunnen, hebben in kelders en bouw- vallen meer dan hun aandeel ge- nomen in het grote geheel: de strijd tegen de fascistische barbarij,, op die 19de april. Zij hebben de bevolking buiten het getto, de weiningen die hen hielpen en de vele onverschilligen, metterdaad de oude Poolse wapenkreet 'voor uw en onze vrijheid' voorgeleefd. Deze vervolgde joden hebben meer dan mogelijk leek bijgedragen aan het verslaan van de aartsvijand met volle inzet en ongeacht eigen overlevings- kans. Zij waren voorvechters. Voor- vechters, niet de enigen. Overal, natuurlijk in alle verbonden legers, in het verzet in de verschillende landen zogoed als in getto's en kampen, waren door genocide bedreigden te vinden, soms in groten getale. Een complete burgerbevolking met zijn baby's en overgrootvaders, kan uiter- aard moeilijk in verzet gaan en dat maakt de opstand van de laatste Warschauer joden alleen maar indruk- wekkender. Twee jaar liggen er tussen de Februari- staking en Stalingrad. Nog eens twee jaar na de Warschauer opstand werd heel Europa bevrijd. Bevrijd, zoals gezegd is, zes miljoen doden, neen, tientallen miljoenen doden te laat. Op 4 mei zullen wij die doden, in de eerste plaats al de onzen, herdenken. Op 5 mei de bevrijding van ons land. Het is geen kroonjaar. Hotel De Wereld hoeft niet meer heropend te worden als gedenkplaats, de Stichting 40-45 houdt dit jaar geen reünie voor uitkeringsgerechtigden. Ons leidt dat niet op een zijspoor. Geen herdenking is voor ons gelegenheidswerk, niet van de bevrijding en niet van hen die deze niet beleefden. Hoe zouden wij ons die meidagen niet herinneren? Daarzonder zou niemand van ons immers leven. Nu de jaren verlopen lijkt het of wij de verlorenen weer nader komen. En hoevelen zullen wij op de stille tocht en op de Dam niet meer zien, omdat wij ze in die tussentijd verloren hebben. Op deze pagina staat de oproep voor de traditionele stille tocht, die zomin als de bevrijdingsdag alleen traditie is. Elders in dit blad is genoeg te vinden over de nasleep van toen en de gevaren van nu. Het verleden is niet alleen niet voltooid, wij moeten voorkomen dat het ooit weer toekomst wordt. Daarom is het herdenken van doden en zich rekenschap geven van Mee op 4 mei Op 4 mei zullen overal in ons land 's avonds om 8 uur weer twee minuten stilte heersen ter herdenking van de doden uit de Tweede Wereldoorlog. In Amsterdam trekken wij weer in een stille tocht naar de Dam, waar ook het Nederlands Auschwitz Comité bloe- men zal leggen bij het Nationaal monument. Wij verzamelen ons op de Nassaukade bij de Bosboom Toussaintstraat en vertrekken vandaar om 18.45 uur. Ook dit keer zullen velen met hun kinderen mee willen gaan. Is u dit te veel, kom dan naar de Dam. Zegt het voort. NAC bevrijding minder piëteit dan bittere noodzaak. Het Nederlands Auschwitz Comité neemt een sleutelpositie in. Wij zijn met al onze teilen en kwalen (nog) levende bewijsstukken van het ver- leden. Dat legt ons de verplichting op zolang wij leven en nog enige kracht overhouden de klok te luiden. Om op te roepen, te waarschuwen, om ver- zamelen te blazen. Bewapening stijgt, oorlogsgeweld laait telkens op. Brand- haarden zijn er te over, een heel acute in het Midden-Oosten. Zo ergens is daar vrede nodig, tussen staten en tussen de volksgroepen en nationali- teiten, al is die verder te zoeken dan ooit. Nu 31 jaar geleden is na menselijk lijden dat in omvang en diepte met niets is te vergelijken het fascisme ver- slagen. De wortels zijn niet uitgespit, oud en nieuw fascisme en militaire dictatuur duiken geregeld op en vinden blijkbaar een voedingsbodem. Doorlezen op pagina 2

description

Doorlezen op pagina 2 zogoed als in getto's en kampen, waren door genocide bedreigden te vinden, soms in groten getale. Een complete burgerbevolking met zijn baby's en overgrootvaders, kan uiter- aard moeilijk in verzet gaan en dat maakt de opstand van de laatste Warschauer joden alleen maar indruk- wekkender.

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

nederlands auschwitz c o m i t é

Secr.: E. Furth, Diemerkade 43, Diemen, tel. 020-905310 Bankrek.: AMRO Bank, bijk. Van Baerlestr., Amsterdam-Z. Gemeente Giro N 5500 N.A.C. — Postgiro nr. 293087 Redaktie: E. Tas, Amsteldijk 23, Amsterdam-Z, tel. 795716 Administratie: telefoon 020 -18 41 59

WIJ LUIDEN DE KLOK

Waarom hebben ze zich niet verzet? vroegen de (vrij verse) Amerikanen op een bank in een zomers park in de Nieuwe Wereld. De vele antwoorden zijn te lang zelfs voor een lange zomerdag. Een ervan luidt: ondanks alles hebben zij zich verzet. Samen met zoveel anderen, met pen en pistool, door onder te duiken en te zwijgen, alleen en gezamenlijk, in getto's en kampen en bovenal in het getto van Warschau, nu 33 jaar geleden. Twee maanden na de beslissende ommekeer bij Stalingrad, het militaire keerpunt van de Tweede Wereld­oorlog kwam de gewapende opstand van burgers. En wat voor een opstand! Een onder dwang bijeengeschopte en dan nog decimeerde burgerbevolking, die zich hoe dan ook had verenigd en georganiseerd. Dat geeft de waarde en de onvervangbare plaats van de War­schause opstand aan. De nazi's hadden de joden geïsoleerd om ze daarna uit te roeien. De joden van Warschau en omstreken, binnen de lugubere muur op een hoop gedreven, uitgehongerd, gepijnigd en na het verlies van de hunnen, hebben in kelders en bouw­vallen meer dan hun aandeel ge­nomen in het grote geheel: de strijd tegen de fascistische barbarij,, op die 19de april. Zij hebben de bevolking buiten het getto, de weiningen die hen hielpen en de vele onverschilligen, metterdaad de oude Poolse wapenkreet 'voor uw en onze vrijheid' voorgeleefd. Deze vervolgde joden hebben meer dan mogelijk leek bijgedragen aan het verslaan van de aartsvijand met volle inzet en ongeacht eigen overlevings­kans. Zij waren voorvechters. Voor­vechters, niet de enigen. Overal, natuurlijk in alle verbonden legers, in het verzet in de verschillende landen

zogoed als in getto's en kampen, waren door genocide bedreigden te vinden, soms in groten getale. Een complete burgerbevolking met zijn baby's en overgrootvaders, kan uiter­aard moeilijk in verzet gaan en dat maakt de opstand van de laatste Warschauer joden alleen maar indruk­wekkender.

Twee jaar liggen er tussen de Februari­staking en Stalingrad. Nog eens twee jaar na de Warschauer opstand werd heel Europa bevrijd. Bevrijd, zoals gezegd is, zes miljoen doden, neen, tientallen miljoenen doden te laat. Op 4 mei zullen wij die doden, in de eerste plaats al de onzen, herdenken. Op 5 mei de bevrijding van ons land. Het is geen kroonjaar. Hotel De Wereld hoeft niet meer heropend te worden als gedenkplaats, de Stichting 40-45 houdt dit jaar geen reünie voor uitkeringsgerechtigden. Ons leidt dat niet op een zijspoor. Geen herdenking is voor ons gelegenheidswerk, niet van de bevrijding en niet van hen die deze niet beleefden. Hoe zouden wij ons die meidagen niet herinneren? Daarzonder zou niemand van ons immers leven. Nu de jaren verlopen lijkt het of wij de verlorenen weer nader komen. En hoevelen zullen wij op de stille tocht en op de Dam niet meer zien, omdat wij ze in die tussentijd verloren hebben. Op deze pagina staat de oproep voor de traditionele stille tocht, die zomin als de bevrijdingsdag alleen traditie is. Elders in dit blad is genoeg te vinden over de nasleep van toen en de gevaren van nu. Het verleden is niet alleen niet voltooid, wij moeten voorkomen dat het ooit weer toekomst wordt. Daarom is het herdenken van doden en zich rekenschap geven van

Mee op 4 mei Op 4 mei zullen overal in ons land 's avonds om 8 uur weer twee minuten stilte heersen ter herdenking van de doden uit de Tweede Wereldoorlog. In Amsterdam trekken wij weer in een stille tocht naar de Dam, waar ook het Nederlands Auschwitz Comité bloe­men zal leggen bij het Nationaal monument. Wij verzamelen ons op de Nassaukade bij de Bosboom Toussaintstraat en vertrekken vandaar om 18.45 uur. Ook dit keer zullen velen met hun kinderen mee willen gaan. Is u dit te veel, kom dan naar de Dam. Zegt het voort.

NAC

bevrijding minder piëteit dan bittere noodzaak. Het Nederlands Auschwitz Comité neemt een sleutelpositie in. Wij zijn met al onze teilen en kwalen (nog) levende bewijsstukken van het ver­leden. Dat legt ons de verplichting op zolang wij leven en nog enige kracht overhouden de klok te luiden. Om op te roepen, te waarschuwen, om ver­zamelen te blazen. Bewapening stijgt, oorlogsgeweld laait telkens op. Brand­haarden zijn er te over, een heel acute in het Midden-Oosten. Zo ergens is daar vrede nodig, tussen staten en tussen de volksgroepen en nationali­teiten, al is die verder te zoeken dan ooit. Nu 31 jaar geleden is na menselijk lijden dat in omvang en diepte met niets is te vergelijken het fascisme ver­slagen. De wortels zijn niet uitgespit, oud en nieuw fascisme en militaire dictatuur duiken geregeld op en vinden blijkbaar een voedingsbodem.

Doorlezen op pagina 2

Page 2: Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

Vervolg van pagina 2

Minister Van Agt bevestigde dat hij zich gebonden acht aan het regerings­communiqué van 4 maart 1972. Hij zal zich niet begeven buiten de daarin omschreven procedure van beleid en consultatie. Het regerings­besluit om niet de Drie tegelijk in vrijheid te stellen, zoals het voor­nemen was geweest, werd genomen nadat de Kamer zich in een motie tegen dat voornemen had uitge­sproken. De regering zou zich bij al wat de zaak betrof laten voorlichten door deskundigen, daaronder 'per­sonen die geacht kunnen worden het vertrouwen te genieten in kringen van de illegaliteit en vervolgden.' Deze personen vormen het Centraal Orgaan van verzets- en vervolgingsslachtoffers. De minister heeft inderdaad geregeld contact met dit Centraal Orgaan gehad en zich aan de afspraak gehouden.

Het valt op dat een groep leden van de Eerste Kamer, parlementariërs dus, zo losjes wapperen met een parlemen­taire uitspraak van de overkant van het Binnenhof. En nog wel een uit­spraak die tot stand kwam na een complete volksbeweging met als hoogte punt de beroemd geworden hoorzitting. Het doordrammen op vrijlating is niet alleen smakeloos tegenover de Neder­landse betrokkenen, er blijkt ook schromelijke minachting uit voor de volksvertegenwoordiging. Kregen de voorstellers hun zin, dan zou elke democratie, elk democratisch bestuur meteen gesmoord worden in een lawine van voorstellen tot wijziging. Elke parlementaire uitspraak zou elk ogenblik weer aan de orde gesteld kunnen worden. Dat wil zeggen: geen besluit, geen wet, geen regel zou ooit meer gelden. De Kamers zouden steeds maar zitten te herzien. Want behalve het overvolle programma van elke zitting zouden ook alle vooraf­gaande uitspraken eindeloos opnieuw in behandeling moeten komen. Dus alles zou blijven liggen. Waarschijlijk wil zelfs prof. Diepenhorst, een zeer formalistisch man, zover niet gaan. Maar zo lichtvaardig met besluiten van de volksvertegenwoordiging om­springen als zijn kerkelijke en poli­tieke medestanders doen strookt tocht zeker niet met een verantwoord rechtsbestel. Alleen ten gunste van de Drie schijnen alle gebruikelijke vor­men en normen doorbroken te moeten worden. Bijna te veel eer, zou men denken.

Tweemaal kregen wij van Protestantse zijde scherpe reacties op het jongst pleidooi voor vrijlating van de Drie door de Raad van Kerken. Het eerste artikel is van de hand van prof. dr. J . H. J . van der Pot, hoog­leraar te Leiden. Het andere mochten

De Raad van Kerken heeft, blijkens een bericht in NRC Handelsblad van 16 maart j.1., gemeend voor de vrijheid van de Drie van Breda te moeten pleiten. De Raad van Kerken voert als argument aan 'dat het straf­recht op de drie misdadigers (Kotalla, Fischer en Aus der Fünten) wordt toe­gepast op een wijze die in demo­cratische landen uitzonderlijk is. 'Vol­gens de Raad wordt, als zij nog langer in de gevangenis blijven, 'ons eigen rechtsbesef geweld aangedaan.' Wie bedoelt de Raad met 'ons'? Het Nederlandse volk? Dit heeft blijkens opiniepeilingen in 1972 in meerder­heid een tegengestelde mening. De Nederlandse politici? De Tweede Kamer was in 1972 en is nog in meerderheid tegen vrijlating. De Ne­derlandse juristen? Wie de nummers van februari en maart 1975 van het Nederlands Juristenblad er op naslaat, zal kunnen constateren, dat de me­ning van de Raad door een aantal vooraanstaande Nederlandse juristen niet gedeeld wordt. Trouwens, uit het feit, dat de levenslange straf in het wetboek van strafrecht voorkomt (al wordt hij inderdaad zelden opgelegd en nog zeldzamer uitgezeten) blijkt reeds, dat deze straf (zelfs voor gewone misdadigers!) niet principieel uitgesloten wordt en derhalve ook niet met 'ons eigen rechtsbesef in strijd is.

De specifieke aard van hun misdaden

'Ons rechtsbesef, waarop de Raad zich meent te kunnen beroepen, eist bovendien, dat voor uitzonderlijke misdaden ook uitzonderlijke (althans naar de tijdsduur) straffen worden op­gelegd. Dat hier inderdaad een speci-

wij met hartelijke instemming van de schrijfster mr. dr. J . C. de Meyere, overnemen uit 'Protestants Nederland' van 4 april j.1. Ook mr. De Meyere haalt de door haar hooggeschatte mr. Langemeijer en zijn twijfel na de reactie van rabbijn Lilienthal aan.

fiek soort van misdaad in het geding is, die niet met 'gewone' misdaad is te vergelijken, blijkt overduidelijk uit de getuigenverklaringen en de rechter­lijke vonnissen van 1949 (herdrukt in de Bijlagen van de Staten Generaal 198 1971-1972, 11714).

J. J. Kotalla had de leiding van de SS-bewaking van het concentratiekamp Amersfoort. In die positie heeft hij vele malen gevangenen geschopt, met knuppels e.d. geslagen, dagenlang straf laten staan in de open lucht, zware exercities laten uitvoeren, inge­sloten in een bunker zonder voedsel en op andere wijzen zwaar lichamelijk letsel toegebracht. In verscheidene gevallen hadden deze mishandelingen de dood tengevolge. Wie niet zelf — — gelijk schrijver dezes — in Duitse concentratiekampen dergelijke hande­lingen aanschouwd en ondergaan heeft, zal moeite hebben zich dit alles voor te stellen. F. Fischer en F. H. Aus der Fünten hebben de leiding gehad bij het opsporen en deporteren van vele duizenden Nederlandse Joden. De laatstgenoemde was in Nederland de leider van de betreffende afdeling van de Sicherheitspolizei. Van beiden, in het bijzonder van Fischer, worden in het vonnis talloze wreedheden tegen hun Joodse slachtoffers, ook tegen geesteszieken en kinderen, vermeld. Hieruit moge reeds duidelijk ge­worden zijn, dat het zo dikwijls ten gunste van het Bredase drietal aange­voerd argument, dat hun werkzaam­heden slechts bestonden uit het uit­voeren van orders van superieuren, volstrekt ongegrond is. Uiteraard zouden zij, indien dit wel het geval ware, reeds door hun medewerking aan de orders van een misdadig

DE RAAD VAN KERKEN en de Drie van Breda

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

DE DRIE VAN BREDA en de Raad van Kerken

Op Poeriem herdenken de Joden, dat omstreeks vierentwintig en een halve eeuw geleden het bevel van de koning van Perzië tot hun uitroeiing niet ten uitvoer werd gelegd door een tegen­bevel. Op Poerim 1972 (29 februari) gaf de Tweede Kamer er de stoot aan, dat de Minister van Justitie afzag van zijn plan tot spoedige en gelijktijdige vrijlating van de Joodse gemeenschap. Op Poerim 1976 (16 maart) rijt de Raad van Kerken de wonden weer open. Als argumenten voor zijn pleidooi tot vrijlating voert de Raad aan: er is nog maar een klein aantal slachtoffers, dat aan concentratiekamp -syndroom lijdt; voor hen is er vol­doende psychiatrische begeleiding; men reageert lang niet meer zo emotioneel als in 1972; voortzetting van de gevangenisstraffen past niet in onze rechtsstaat; de Tweede Kamer had de minister niet mogen binden ten aanzien van een gratiebesluit, want dat behoort tot de rechten van de Kroon. Al die argumenten zijn nog dezelfde dag of de daarop volgende weerlegd of bekritiseerd door resp. de zenuwarst prof. dr. Bas­tiaans, verzetsorganisaties, de drie Joodse Kerkgenootschappen en de pers, o.a. het Nieuw Israëlietisch Weekblad en NRC/Handelsblad van 17 maart. Er heersen ten aanzien van de zaak van de Drie m.i. twee verwarringen: een juridische en een godsdienstige. De juridische bestaat hierin, dat men het gewonen Nederlandse strafrecht op hen wil toepassen. Het beste bewijs dat men ons strafrecht niet berekend achtte op zulke gevallen, is de instelling van een bijzondere rechtspleging, die de doodstraf moge­lijk maakte. Men is het er in het algemeen over eens, dat toepassing van de doodstraf het enig juiste was geweest. Nu had men bij de instelling van deze bijzondere rechtspleging tevens moeten bepalen, dat de in ons recht bestaande mogelijkheid van het vragen van gratie hier uitgesloten was. Doordat de gratieverzoeken werden toegestaan en de doodstraf in levens­lange gevangenisstraf werd omgezet, kwamen velen in de mening, dat nu verder het gewone Nederlandse straf­

stelsel toegepast moest worden, waar­bij in vrijheid stelling na een aantal jaren gebruikelijk is. Hier zit de ver­gissing en de bron van veel tranen. Het waren zaken, die onder een bij­zondere rechtspleging vielen en dat had zo moeten blijven. Dat een Staat niet de juiste gerechtig­heid toepast als hij alleen met de belangen van de misdadigers en niet met die van de slachtoffers rekening houdt, bleek in 1972 overduidelijk. De Minister van Justitie, doordrongen van het uitzonderlijke karakter van de zaak van de vrijlating en van de betrokkenheid van het hele volk hier­bij, raadpleegde de Tweede Kamer. De ernstige emotionele reacties van slachtoffers, die reeds het plan tot vrijlating opwekte, deden de minister zijn besluit herzien. Dit roept de vraag op: met welk recht vragen de Drie eigenlijk gratie? Heb­ben zij berouw? Dan zouden zij niet steeds nogmaals gratie vragen na de eerste, die hun reeds is verleend. Zij zouden dan geen gratie willen vragen. En dan zou Kotalla zeker geen aan­spraak maken op AOW. Hiermee komen wij aan de tweede verwarring, die op godsdienstig ter­rein. Barmhartigheid tegenover mis­dadigers kan onbarmhartigheid zijn tegenover hun slachtoffers. Ook kan» men alleen vergeven wat men zelf ondergaan heeft. Er zijn mensen, die barmhartigheid bepleiten op grond van het Onze Vader, maar zij praten alsof er stond: 'Vergeef ons onze schulden, zoals wij van anderen eisen, dat zij hun schuldenaren vergeven'. Want zij verlangen barmhartigheid ten eerste van de Staat en ten tweede van de slachtoffers. De Staat kan echter niet werken met barmhartig­heid en vergeving. Hij moet dwang en straf toepassen om het kwaad te beteugelen. Anders zouden de wolven de schapen verslinden, zoals Luther terecht opmerkt in zijn nog altijd actuele geschrift uit 1523: 'Van wereldlijke overheid, in hoeverre men haar gehoorzaamheid verschuldigd is.' Tot barmhartigheid is een Christen privé verplicht, hij moet van zijn eigen schuldenaars niet het onderste uit de kan eisen, als zij in zielige

toestand zijn. Maar men mag niet op kosten van anderen de barmhartige uithangen. Op 24 januari 1976 werd voor de Nederlandse televisie dr. Ernst Wilm geïnterviewd, de ex-leider van de Evangelische Kerk in Westfalen, die zich om het lot van de Drie bekom­mert. Hij was van plan geweest in de gevangenis een hongerstaking te be­ginnen, maar inmiddels was hem meegedeeld dat hij de gevangenis uit­gezet zou worden zodra het bezoek­uur afgelopen was. Of hij thuis gaat vasten, interesseert niemand. Stellig heeft hij zijn beschermelingen een slechte dienst bewezen door met een schampere lach de vraag te stellen: als het gevangen zitten van de Drie therapie is voor de Joden, wat is dan de therapie als de Drie dood zijn? Als dr Wilm wenst te weten wat de beste therapie voor de Joden zou zijn: dat de Drie alsnog geëxecuteerd werden na vervallen verklaring van de verleende gratie, omdat zij juist door voortdurend om verdergaande gratie te vragen getoond hebben, dat elk gevoel van berouw hun vreemd is. 1) Op 17 maart 1976 betoogde dr Wilm, eveneens voor de Nederlandse tele­visie, dat het z.i. alleen om wraak gaat, dat men de Drie alleen wil vast­houden uit wraak en haat. Dat het in de eerste plaats om gerechtigheid gaat en dat men de slachtoffers hun haat niet kwalijk kan nemen, is voor hem blijkbaar niet te begrijpen. Hij voelde zich ook slachtoffer van het Nazi­regime, was geslagen en voortgejaagd. Maar het verschil is, dat Hitier zich met geweld van Nederland meester maakte en in Duitsland langs demo­cratische weg aan de macht is ge­komen. Vele Duitsers hebben hem uit onwetendheid aanvankelijk gesteund; men moet nu eenmaal boeten voor zijn domheden. NRC/Handelsblad van 17 maart ver­meldt, dat Mgr. J. Degenhardt, aarts­bisschop van Paderborn, zijn dank­baarheid voor het initiatief van de Raad van Kerken heeft kenbaar ge­maakt. Hij zegt overtuigd te zijn dat onder het Nederlandse volk bereid­heid tot vergeving leeft. De mildheid jegens Nazi's in kringen van de R.K. Kerk in Duitsland is begrijpelijk, omdat Rome, misleid door Von Papen, veel heeft bijgedragen tot het aan de macht komen van Hitier; en het heeft zijn prestige zeer versterkt door reeds op 20 juli 1933 een Con­cordaat met hem te sluiten. Al is de Duitse mildheid begrijpelijk, de Nederlandse regering heeft voor de

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1976, nr. 03 Maart April

VAN RECHT GESPROKEN

Tweemaal Auschwitz en Majdanek Sawatzki gaat vrijuit. Hij heeft 400 kinderen levend laten verbranden naast de gebruikelijke gruwelen waar­aan al zijn SS-genoten in Auschwitz in het bijzonder in het Zigeunerlager zich schuldig maakten. In de aan­klacht stond slechts 'medeplichtigheid in een groot aantal gevallen': liquida­tie van 3000 zigeuners, mannen, vrouwen en kinderen, selecties, het doodschieten van uitgeputte gevange­nen op de dodenmarsen enz. Frey, Sawatzki's medebeklaagde in het zg. vijfde Auschwitz-proces, kon zich al sinds december 1974, het moment van zijn vrijspraak, aan nog voordeliger zaken wijden. Geen van de nog aangeklaagde oorlogsmisdadi­gers behoeven meer in de schoot van hun gezin terug te keren: zij zitten vrijwel nooit in voorarrest. Zij zijn immers niet gevaarlijk! De Nebenklager prof. Kaul is in hoger beroep gegaan. Dezelfde die ons comité twee jaar lang getrouw de procesverslagen heeft gestuurd, nadat enkele Nederlandse oud-gevangenen verklaringen hadden overgelegd. Ook het optreden van onze land- en oud­kampgenoot Jaap de Hond, die Sawatzky zelf op de Rampe aan het 'werk' heeft gezien, bracht de rechters niet tot inzicht; het bewijs van per­soonlijke schuld kan huns inziens niet geleverd worden. Geen wonder: de as van Auschwitz spreekt niet meer. Als het beulswerk van deze beul in het oog van zijn Frankfurter rechters wel 'bewezen', was, zou hij heus wel haftunfahlig zijn verklaard, zoals zijn tot levenslang veroordeelde collega­moordenaar, Obersturmbannführer Filbert in Berlijn. Met de ergste pech was hij binnen vijf jaar vrijgelaten, zoals Eichmann assistent Wöhrn, ook een simpele medeplichtige natuurlijk. Te Düsseldorf, in de Bondsrepubliek dus, loopt sinds november 1975 voor het eerst en waarschijnlijk voor het laatst een proces tegen 14 beulen van de doodfabriek Majdanek, onder wie vijf Ausfsehereinnen. Eén van deze is Hermine Ryan—Braunsteiner, die in een huwelijk en in Amerika onder­gedoken, door een slachtoffer her­kend en door de V.S. uitgeleverd is. Ook hier wordt een jarenlang proces verwacht, allereerst door de tactiek van slepend houden der verdedigers, meest oud-nazi's met tonnen boter op het hoofd. Ditmaal willen wij speciaal

wijzen op de aard van het sleeptouw dat de procesgang moet vertragen. Om te beginnen werden de president en twee raadsheren van het hof 'partijdig' verklaard. Zij hadden voor deze zaak Majdanek bezocht en bloemen gelegd bij het monument voor de vermoorden. Vervolgens zou een deskundige 'be­vooroordeeld' zijn geweest, omdat hij een . . . Joodse promotor en Joodse studievrienden zou hebben gehad. In plaats van zulke praat ontoelaat­baar te achten verwierp de rechtbank de 'bezwaren' . . . omdat de promo­tor dood was en de zg. Joodsklinken-de namen niet die van Joden waren! Men begrijpt dat de journalist Tau-dien, die schreef: Tn het Majdanek-proces in Düsseldorf wordt het toneel beheerst door een donkerbruin ver­bond van beklaagden, oud- en nieuw-fascistische waarnemers en verdedi­gers.' Uiteraard wilde de nazi-raads­man van Aufseherin Braunsteiner die man uit de zaal werken. Dat lukte nu eens niet. Een jonge Amerikaan die met hakenkruis op om vrijheid voor het nazidom riep werd wel door de politie voor het gerechtshof wegge­haald. Ook tegen opnamen in de lege zaal door de Nederlandse t.v. protes­teerden de bruine pleiters. Daarbin­nen bleef het antisemitische uitbraak-sels regenen. De rechtbank die zo be­zorgd is dat geen van zijn leden met een slachtoffer meevoelt, laat oude en nieuwe nazi's ongestoord razen. Dit heeft de aandacht van de buitenlandse pers en natuurlijk van de Duitse anti­fascisten getrokken. De maandenlange formele kifterijen hadden tot doel dat de pers wegblijft en zwijgt, zeer ten genoege van de verdediging.

ROEDER EN DE ZIJNEN

Geprovoceerd om en bij het Maj-danek-proces werd ook door de club van de advocaat Manfred Roeder. Roeder, (wij hebben hem nog in ons januari-nummer genoemd) pas zeer onlangs door de balie geschorst, is nu wel voor een gerecht verschenen. Maar hoe. In Darmstadt is deze inleider van Die Auschwitz-lüge, waarin Ausch­witz als een vakantieoord wordt afge­schilderd, veroordeeld tot 7 maanden voorwaardelijk en een boete veroor­deeld wegens 'Volksverhetzung'. De

voorzitter van de Westberlijnse Joodse gemeente, Galinski, noemt dit vonnis een beledinging voor alle door de nazi's vervolgden en voor alle demo­craten in het algemeen. Hij achtte een voorwaardelijke straf voor deze rechts-extremistische vijand van de grondwet en beruchte ophitser een zwaarwegend gebrek aan begrip voor de realiteit. Roeder en zijn raadsman Stöckicht, ook een beproefd neo-nazi, gingen zelfs in hoger beroep — de officier van justitie deed dit trouwens ook. Hierbij bleef het niet. Een troep van vijftig aanhangers van Roeder in uit­monstering van de Bundeswehr ver­scheen voor het gerechtshof en wierp zich op de oudere en jongere anti­fascisten die tegen de beruchte anti­semiet kwamen demonstreren. Roeder zelf tuigde per ongeluk een politie­man af, die hij voor een antifascist aanzag. Na de uitspraak van de belachelijk lichte straf trok de hele meute in uniform onder het zingen van naziliederen 'Deutschland er-wache . . . weg mit der Juden-tyrannei . . .' de stad Darmstadt in en sloeg er ook in het centrum op los. Deze club is niet verboden en treedt voortdurend aldus op. De voorzitter van de overkoepelende joodse organisatie in de Bondsrepu­bliek, Werner Nachmann, bleek ont­zet over de mogelijkheden die Roeder in de rechtszaal werden geboden en over de hetze en het vertoon binnen en buiten het gerechtshof. Hij eiste stellingname van bondskanselier Schmidt.

OOK IN HAMBURG

In Hamburg gaat het weinig anders. Daar kreeg de neo-fascist Eckert even­eens voorwaardelijk acht maanden wegens zijn NS-Pressedient. Hij zet zijn hetze ongehinderd voort met de oproep: 'strijdt voor de heilige doel­einden van de nationaal-socialistische wereldbeschouwing, strijdt tegen het internationale jodendom!' Eckert be­ijvert zich ook na zijn veroordeling ongehinderd voor een 'Adolf Hitler-gedenkstatte'. Geen enkele reden dus om hem onvoorwaardelijk op te bergen. De nieuwe nazi's voelen zich in Hamburg, waar de arbeidersbeweging toch een grote traditie heeft, blijkbaar even thuis als de oude. De Hiag, de club van voormalige SS-ers, is er dikke vriendjes met de politie en, u raadt het, ook al met de Bundeswehr. Een tip voor minister Vredeling.