Auschwitz Bulletin, 1964, nr. 05 Mei

4
nederlands auschwitz comité mei 1964 maandblad nr. 5 secr. r. cheval, volkerakstraat 26. amsterdam-z., postgiro 293078 bankrek.: amsterdamsche bank van baerlestraat amsterdam z. „Summum jus, summa injuria", zei- den de oude Romeinen; „het hoogste recht is het hoogste onrecht". Dat komt hierop neer: het recht dat alles en allen over één kam scheert, is ook niet rechtvaardig. De oude Romeinse uitspraak komt bij ieder op, die hoort of leest, dat vol- gend jaar mei de oorlogsmisdaden ver- jaren, in het bijzonder in West-Duits- land. Een diefstal, zelfs een geval van geweldpleging — men kan begrijpen dat het na een aantal ]aren weinig zin meer heeft deze te vervolgen. Maar bij de oorlogsmisdaden is zelfs de gedachte aan verjaring ondragelijk en daarom ontoelaatbaar. In de eer- ste plaats, omdat het misdaden be- treft van een omvang en perversiteit, waar geen wetgever, de oude Romein- se noch de hedendaagse, ooit van had kunnen dromen — niet in zijn ergste nachtmerrie. Een adequate, een aan de gepleegde feiten aangepaste bestraf- fing is dan ook van te voren uitge- sloten; geen enkele straf, ook geen doodstraf, zou de schuld kunnen del- gen van een man, die kinderen te plet- ter smeet of oude vrouwen naar het uitkwam vergaste of liet doodvriczen, omdat zij ,,daar toch voor hier zijn.' 1 Natuurlijk is de verjaring door het thans lopende Auschwitzproces eens te meer in de aandacht gekomen en denkt ieder bij het woord ,,verjaring" onwillekeurig aan dat andere, „Ausch- witz". Ook wij willen van het proces uitgaan, al willen wij het ditmaal niet over de daar afgelegde verklaringen hebben. Wij weten immers allen, dat het kamp een bodemloos massagraf was, dat er juist door die bodemloos- heid enkelen op de rand zijn blijven liggen en dat heel enkelen van dezen nu getuigen. Zij halen de onvoorstel- bare en toch gebeurde gruwelen op, omdat niet alleen de slachtoffers, maar ook de bedrijvers een naam dra- gen en zij die weten. Hoe zouden wij allen moeten wensen (al is dat een nog zo zware last) het door een journalist genoemde „electro- nische brein" te bezitten van een dr. Pazcula, dat als een computer de schanddaden en bijpassende commen- taren der schuldigen evengoed als de nummers en namen van zijn mede- gevangenen bewaarde. Het proces zelf fungeert als een ge- heugensteun en een spiegel voor ve- len. Jonge mensen horen er, hoe het in Duitsland toeging, van de SS-ers en de ten dode gedoemden zelf. Zij ra- ken ontsteld, geschokt e n gewaar- schuwd. Maar er zijn ook anderen. Terwijl het proces daagt, komt dr. Gerhard Frey, de hoofdredacteur van de beruchte „National- und Soldaten- zeitung" in datzelfde Frankfort de ,zin en onzin der nazi-processen' uit- leggen en . . . volledige amnestie eisen. Tot eer van de Westduitse jeugd zij gezegd, dat zij een krachtig protest heeft laten horen. Maar, Frey kon het toch maar komen proberen en weke- lijks zijn krant in dc zuiverste SS- stijl en een zeer grote oplage laten verschijnen. Even duister kenschetsend is het ge- val Hoggan, de man, die „bewees", dat de arme Hitier de oorlog „opge- drongen" kreeg en die daarvoor aan de Rijn druk gelezen . . . en zowaar bekroond werd. Het is dezelfde man, die het soberste relaas-van Auschwitz en andere vernietigingskampen een vervalsing noemde en de foto's van de stapels lijken, terstond na de bevrij- ding in Auschwitz en anlere S.S.- kampen genomen, afkomstig van het bombardement van Dresden . . . Geheel uit dezelfde wangeest spruit de taal voort, die enige advocaten te Frankfort menen tegen de getuigen te mogen uitslaan. Zij voeren een proces niet tegen de beulen, maar tegen de overlevenden. Soms zeggen zij ook „de verdachte", als zij een der laat- sten bedoelen en verbeteren zich niet eens. Zoals een openbaar aanklager zei: deze raadslieden pleiten niet, zij vereenzelvigen zich met hun cliënten, moordgraag en berouwloos als die nog steeds zijn. Wat bewijst dat alles 7 In elk geval, et 9 dat de oude duivel niet dood is, al mag hij dan misschien nog geen hoog- tij vieren. Maar ook dat is al gevaar- lijk genoeg. Te gevaarlijk om zijn ge- zellen absolutie te schenken. In Polen, waar de wet eveneens de verjaring van misdrijven na twintig jaar kent, heeft het parlement dit voor- jaar een wet aangenomen, waarbij de verjaring vervalt voor oorlogsmisda- den volgens de wet van 3] augustus 1944 „en voor de bestraffing van fascistisch-hitleriaanse misdadigers, die zich hebben schuldig gemaakt aan moord en mishandeling van de bur- gerbevolking en van krijgsgevange- nen . . ." Dit betreft vooral „onder- gedoken" en niet-uitgeleverde misda- digers Van de 12.000 individuen, te- gen wie in Polen belastend materiaal is verzameld, zijn er slechts 1800 door West-Duitsland uitgeleverd. Men overwege deze cijfers van één enkel destijds bezet gebied. Wat zou verja- ring alleen al hiervoor betekenen! Uiteraard heeft het Cultureel-Maat- schappelijke Verbond van de Joden in Polen zijn instemming betuigd met de wet, die nogmaals herinnert aan de schuld jegens miljoenen vermoorde mannen en vrouwen ,,De nagedachte- nis van onze martelaars en gevallen helden zou door verjaring worden ont- heiligd", verklaarde dit Verbond. Het zal zich tot alle Joden, Joodse organi- saties en bonden van verzetsstrijders in de gehele wereld wenden om teza- men in het krijt te treden tegen de ver- jaring, speciaal (maar niet alleen) in de Bondsrepubliek. De Joodse gemeente van Wenen heeft bij de minister van justitie aange- drongen op het doen vervallen van de in Oostenrijk in juni 1965 dreigende verjaring. - Het belangrijkste is natuurlijk het ap- (Vervolg op pag. 4)

description

bankrek.: amsterdamsche bank van baerlestraat amsterdam z. (Vervolg op pag. 4) secr. r. cheval, volkerakstraat 26. amsterdam-z., postgiro 293078 maandblad nr. 5 staat tussen de noodlottige perrons van Birkenau. Dat is alles. Hier moet het reeds ontworpen monument komen. De Nederlandse regering (en althans de minister van buitenlandse zaken is niet veranderd) heeft geweigerd ook maar iets bij te dragen voor een mo- nument voor onze dierbaren, haar ver- moorde burgers. Wij hebben het onlangs in de t.v.-

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1964, nr. 05 Mei

nederlands auschwitz c o m i t é

m e i 1 9 6 4 maandblad nr. 5

secr. r. cheval, volkerakstraat 26. amsterdam-z., postgiro 293078

bankrek.: amsterdamsche bank van baerlestraat amsterdam z.

„Summum jus, summa injuria", zei­den de oude Romeinen; „het hoogste recht is het hoogste onrecht". Dat komt hierop neer: het recht dat alles en allen over één kam scheert, is ook niet rechtvaardig. De oude Romeinse uitspraak komt bij ieder op, die hoort of leest, dat vol­gend jaar mei de oorlogsmisdaden ver­jaren, in het bijzonder in West-Duits­land. Een diefstal, zelfs een geval van geweldpleging — men kan begrijpen dat het na een aantal ]aren weinig zin meer heeft deze te vervolgen. Maar bij de oorlogsmisdaden is zelfs de gedachte aan verjaring ondragelijk en daarom ontoelaatbaar. In de eer­ste plaats, omdat het misdaden be­treft van een omvang en perversiteit, waar geen wetgever, de oude Romein­se noch de hedendaagse, ooit van had kunnen dromen — niet in zijn ergste nachtmerrie. Een adequate, een aan de gepleegde feiten aangepaste bestraf­fing is dan ook van te voren uitge­sloten; geen enkele straf, ook geen doodstraf, zou de schuld kunnen del­gen van een man, die kinderen te plet­ter smeet of oude vrouwen naar het uitkwam vergaste of liet doodvriczen, omdat zij ,,daar toch voor hier zijn.'1

Natuurlijk is de verjaring door het thans lopende Auschwitzproces eens te meer in de aandacht gekomen en denkt ieder bij het woord ,,verjaring" onwillekeurig aan dat andere, „Ausch­witz". Ook w i j willen van het proces uitgaan, al willen w i j het ditmaal niet over de daar afgelegde verklaringen hebben. Wij weten immers allen, dat het kamp een bodemloos massagraf w a s , dat er juist door die bodemloos­heid enkelen op de rand zijn blijven liggen en dat heel enkelen van dezen nu getuigen. Zij halen de onvoorstel­bare en toch gebeurde gruwelen op, omdat niet alleen de slachtoffers, maar ook de bedrijvers een naam dra­gen en zij die weten. Hoe zouden wij allen moeten wensen (al is dat een nog zo zware last) het door een journalist genoemde „electro-nische brein" te bezitten van een dr. Pazcula, dat als een computer de schanddaden en bijpassende commen­taren der schuldigen evengoed als de nummers en namen van zijn mede­gevangenen bewaarde.

Het proces zelf fungeert als een ge­heugensteun en een spiegel voor ve­len. Jonge mensen horen er, hoe het in Duitsland toeging, van de SS-ers en de ten dode gedoemden zelf. Zij ra­ken ontsteld, geschokt e n gewaar­schuwd. Maar er zijn ook anderen. Terwijl het proces daagt, komt dr. Gerhard Frey, de hoofdredacteur van de beruchte „National- und Soldaten-zeitung" in datzelfde Frankfort de ,zin en onzin der nazi-processen' uit­leggen en . . . volledige amnestie eisen. Tot eer van de Westduitse jeugd zij gezegd, dat zij een krachtig protest heeft laten horen. Maar, Frey kon het toch maar komen proberen en weke­lijks zijn krant in dc zuiverste SS-stijl en een zeer grote oplage laten verschijnen. Even duister kenschetsend is het ge­val Hoggan, de man, die „bewees", dat de arme Hitier de oorlog „opge­drongen" kreeg en die daarvoor aan de Rijn druk gelezen . . . en zowaar bekroond werd. Het is dezelfde man, die het soberste relaas-van Auschwitz en andere vernietigingskampen een vervalsing noemde en de foto's van de stapels lijken, terstond na de bevrij­ding in Auschwitz en anlere S.S.-kampen genomen, afkomstig van het bombardement van Dresden . . . Geheel uit dezelfde wangeest spruit de taal voort, die enige advocaten te Frankfort menen tegen de getuigen te mogen uitslaan. Zij voeren een proces niet tegen de beulen, maar tegen de overlevenden. Soms zeggen zij ook „de verdachte", als zij een der laat-sten bedoelen en verbeteren zich niet eens. Zoals een openbaar aanklager zei: deze raadslieden pleiten niet, zij vereenzelvigen zich met hun cliënten, moordgraag en berouwloos als die nog steeds zijn.

Wat bewijst dat alles 7 In elk geval,

et 9

dat de oude duivel niet dood is, al mag hij dan misschien nog geen hoog­tij vieren. Maar ook dat is al gevaar­lijk genoeg. Te gevaarlijk om zijn ge­zellen absolutie te schenken. In Polen, waar de wet eveneens de verjaring van misdrijven na twintig jaar kent, heeft het parlement dit voor­jaar een wet aangenomen, waarbij de verjaring vervalt voor oorlogsmisda­den volgens de wet van 3] augustus 1944 „en voor de bestraffing van fascistisch-hitleriaanse misdadigers, die zich hebben schuldig gemaakt aan moord en mishandeling van de bur­gerbevolking en van krijgsgevange­nen . . . " Dit betreft vooral „onder­gedoken" en niet-uitgeleverde misda­digers Van de 12.000 individuen, te­gen wie in Polen belastend materiaal is verzameld, zijn er slechts 1800 door West-Duitsland uitgeleverd. Men overwege deze cijfers van één enkel destijds bezet gebied. Wat zou verja­ring alleen al hiervoor betekenen! Uiteraard heeft het Cultureel-Maat-schappelijke Verbond van de Joden in Polen zijn instemming betuigd met de wet, die nogmaals herinnert aan de schuld jegens miljoenen vermoorde mannen en vrouwen ,,De nagedachte­nis van onze martelaars en gevallen helden zou door verjaring worden ont­heiligd", verklaarde dit Verbond. Het zal zich tot alle Joden, Joodse organi­saties en bonden van verzetsstrijders in de gehele wereld wenden om teza­men in het krijt te treden tegen de ver­jaring, speciaal (maar niet alleen) in de Bondsrepubliek. De Joodse gemeente van Wenen heeft bij de minister van justitie aange­drongen op het doen vervallen van de in Oostenrijk in juni 1965 dreigende verjaring. -Het belangrijkste is natuurlijk het ap-

(Vervolg op pag. 4)

Moeten wij

naar Düsseldorf?

Een van onze doeleinden is, te zor­gen, dat het monument er komt. Dat is niet alsof een stadsbestuur een ge­denkteken wil voor zijn verhetshelden. De gehele stad is daar, die voortleeft, ook dank zij hen. Heel Rotterdam zou aan verwoesting, aan de koopvaardij en aan verzet herinneren, ook als er geen monumenten voor waren gezet.

Maar de doden van Auschwitz, Bir­kenau, Sobibor, Monowitz en hoe die oorden meer mogen heten? Zij zijn de talrijkste groep burgerslachtoffers uit de oorlog, zij omvatten het leeuwen­deel van de Europese Joden, Zigeu­ners, Polen en tientallen andere groe­pen mensen. Zij zijn naamloos ver­gaan, maar ze mogen dat niet blijven; voor ons dragen zij namen en gezich­ten en zij moeten dat blijven doen. Daarom willen wij — en miljoenen mensen met ons — juist dat het mo­nument van Auschwitz tot stand komt. Als een vermaning en wekroep, maar ook als een plaats, waar de nabestaan­den van de vermoorden zich kunnen terugtrekken om een ogenblik op de plaats te vertoeven, waar man of moe­der de dood vond, waar men een bloem, een krans immortellen kan neerleggen bij het onmetelijke graf van ongetelden.

Kan dit nu niet? Neen. Of ja: men kan individueel naar Auschwitz rei­zen; maar het terrein, hoe zorgvuldig door de Poolse regering in stand ge­houden ook, is wat het was, toen de Duiters het verlieten. Een kleine urn

staat tussen de noodlottige perrons van Birkenau. Dat is alles. Hier moet het reeds ontworpen monument komen. De Nederlandse regering (en althans de minister van buitenlandse zaken is niet veranderd) heeft geweigerd ook maar iets bij te dragen voor een mo­nument voor onze dierbaren, haar ver­moorde burgers.

Is er nooit een instantie geweest, die aan iets zo voor de hand liggende als een symbolisch graf voor Hitiers men­senbuit heeft gedacht?

O ja, toch wel. Wij nemen de vrij­heid U te citeren uit een brief, die de Nederlandse Oorlogsgravenstichting in augustus 1962 heeft gericht tot de leden van de Vereniging van Ex-Poli­tieke gevangenen.1' , .Persoonlijk en vertrouwelijk" staat erop, en met re­den, zoals wij dadelijk zullen zien.

,,Door bijzondere omstandigheden," zo lezen wij in deze door de directeur der stichting, de heer P. W. de Her-togh jr. ondertekende brief, „is het mij mogelijk U, als oud-gevangene en lid van de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de be­zettingstijd, in de gelegenheid te stel­len, éénmaal per jaar tegen vermin­derde reiskosten, een bezoek te bren­gen aan de in West-Duitsland gele­gen plaats van Uw gevangenschap, waaraan voor U zoveel persoonlijke herinneringen zijn verbonden en waar tevens zovelen van de Uwen om het leven zijn gekomen.

Op het in West-Duitsland af te leg­gen traject kan gratis le klasse wor­den gereisd.

De kosten voor het vervoer van het vertrekstation tot de Nederlands-Duit­se grens en retour, komen echter voor Uw eigen rekening." Over het krentenwegerschap, dat uit die laatste, stellig Haags geïnspireerde, regel blijkt, zou al heel wat tc zeggen zijn, maar dat zullen wij nu maar na­laten.

Belangrijker voor ons is, waar men dan wel zo voordelig heen mag rei­zen. Welnu, naar „de ter nagedach­tenis van de Nederlandse concentra­tiekamp- slachtoffers geplaatste ge­denktekenen o p . . . " En nu zoudt U verwachten: de plaats waar zij de dood vonden. Maar er staat: „het ere-veld te Düsseldorf". En dan volgt de opsomming der concentratie- (en vaak vernietigings )kampen, keurig alfabe­tisch- Auschwitz, Buchenwald, Grosz-Rosen, Lublin, Mittelbau, Ravens-brück, Sachsenhausen, Sobibor, Stutt-hof, Theresienstadt, Warschau . . .

Wij hebben het onlangs in de t.v.-

uitzending over de bezetting kunnen zien: ruim 30.000 Nederlandse zijn in het Silezische Sobibor, ruim 60.000 in Auschwitz-Birkenau regelrecht ver­gast. Om hen te gedenken moet men reizen naar een „ereveld", bij de plaats, waar Globke zijn pensioen ge­niet (is hij niet buiten bereik van zijn Berlijnse rechter?), waar Schroeder re­geert, Strauss weliswaar niet langer onschendbaar, maar toch vrij rond­loopt en een andere minister betoogt, dat hij alleen maar een gewone, nette nazi-rechter in bezet Polen is ge­weest . . .

Nooit is van de vorige Nederlandse regering, die de fooi van het smarte­geld grif accepteerde, een woord van protest gehoord tegen de vlotte reis­schema's uit Bonn, noch heeft de hui­dige er tittel of jota aan gewijzigd.

Nog in ons heróenkingsnummer heeft men kunnen lezen, hoezeer en op welke gronden men in verschillende kringen van het Nederlandse volk wenst, dat ons, ons aller monument er komt.

Voor het ogenblik willen wij slechts dit vragen: waar zijn door toedoen van de bruine monsters, die hun cen­trum in Berlijn hadden, onze mensen gemarteld, vermoord en als stof in de wind verstrooid? Op vele plaatsen, helaas, vrijwel alle gelegen in Sileziè, in Auschwitz en omgeving. Hebben zij erom gevraagd, als een lading stenen weggesleept en ginds rationeel ver­gast te worden?

Het minste, dat men van elke Duitse regering, die het nazibewind opvolgde, kan vergen, is dat zij reisgelegenheid ter beschikking stelt voor de weinige overlevenden van de grote moord, op­dat dezen de plaats, die van de laat­ste ogenblikken der hunnen getuigt, kunnen bezoeken. Dat is voor een Ne­derlander ver weg; in Polen worden hem alle mogelijke faciliteiten gebo­den; door de D.D.R. kan men, op weg naar Auschwitz of een andere herin­neringsplaats eveneens gratis reizen. Alleen de Duitse Bondsrepubliek stuurt oud-politieke gevangenen en ook Joden naar Düsseldorf. Een schande. Een schande, die men zich in Den Haag kennelijk heeft laten aanleunen, maar die een extra klap in het gezicht van de Nederlands^ slachtoffers betekent. In de andere voormalige bezette landen zoals Fran­krijk en België kent men al lang reis-faciliteiten voor het bezoeken van de — werkelijke — plaatsen van de mil-joenenmoord. Moeten de Nederlandse nazi-slachtoffers ook bij het vervullen van deze eenvoudigste daad van pië­teit blijven achterstaan ? Zij willen niet naar Düsseldorf!

„Achter U staat het geweten van de mens Het Nederlands Auschwitz Comité ontving de volgende brief van de heer ƒ . R. de Groot te Amsterdam: O p de avond voor leerkrachten, . . in het Anne Frankhuis op 29 april j .1. was ik, als Hoofd der Parelschool daartoe uitgenodigd, ook aanwezig . . E r ontspon zich een dis­cussie, en het is juist naar aanleiding van deze discussie, dat ik geen rust meer vind, voordat ik U deze brief geschreven heb . . .

De heer de Groot vervolgt dan: Tegen een dergelijk duivelssystecm zijn in­dividuen machteloos. E n dat is het hem juist, deze Joden waren met zi jn.honderdduizenden verluien, vertwijfelde individuen, arme in de steek gelaten stakkers, die op een onbegri j­pelijke wijze, een wijze waar echt geen woor­den voor tc vinden zijn, vermoord werden en dit voor die tijd wisten ook. Het is al een teken van heldenmoed om met deze toekomst voor ogen, niet krankzinnig te worden

De Heer v d. V . heeft één ding nooit er­varen, wat mijn gevluchte kollege wel heeft gekend en ik als onderduiker ook, maar U allen als Joodse bedreigden in nog veel ster­ker mate — dat is — wurgende angsl Deze kapotmakende angst werd gedragen door Joodse kinderen van 3t 4 en f3 jaar .

En als dan een mijnheer achter mij op die bewuste avond zegt: — l k schaam mij dood —, dan voel ik wat hij bedoelt, want dat doe ik ook. Dat doe ik, want hoewel ik wat men dus noemde ,goed' was in de oorlog, de Nazi's verafschuwde en nog verafschuw als een kanker, toch hebben wij, een enkele lof­waardige uitzondering daargelaten niets an­ders gedaan dan vloeken, n u a r toch gewoon verder leven. Verder durven leven, verder kunnen leven! Ons excuus was en is — dat wij het echt niet hebben geweten. W i j heb­ben zelfs later niet kunnen geloven, dat zo­iets mogelijk was — zoals onze kinderen het zich met kunnen indenken, dat zoiets moge­lijk was in deze tijd

Als lid van een gemeenschap die dit moge­lijk maakte, voel je je toch verantwoordelijk en schaam je je.

U hebt het ook voor die tijd niet kunnen ge­loven, maar U lubt de waarheid niet lang­zamerhand uit de kranten kunnen lezen en het kalm tot U laten doordringen zoals wij, U hebt het meegemaakt aan de lijve en het weerzinwekkende, afgrijseli jke als bedreiging voor Uzelf ondervonden.

Ik heb naar U gekeken, vooral naar de da­mes onder U en ik heb gedacht — Hoe is het in Hemelsnaam mogelijk, dat deze men­sen, met al dit verschrikkelijke achter zich, zo vriendelijk tegen ons kunnen lachen en praten. Ik weet het wel: — Tegenover U za­ten U w vrienden, maar het is toch ook zo.

Daarom: werkt mee onder ons motto

NOOIT MEER AUSCHWITZ!

dat deze vrienden over het algemeen ge­sproken richtingen vertegenwoordigen, die misschien in onwetendheid, weinig andera hebben gedu.in dan protesteren. D a t U die andere wereld niet haat, dat U de kracht hebt gevonden dit alles te overleven en opnieuw tc beginnen en het persoonlijk verdriet om U verwjnten. Uw vrienden, om het door Uw ogen geziene, op de achtergrond te dringen — bestempelt U iii mijn ogen allen — tot heroïsche mensen. Om zo veel leed tc kunnen doorstaan is heldendom gevraagd! Dit woord is niet in. overdrijving neergeschreven, m a a i ten volle gemeend.

Ik vraag mij a l , als men deze misdaad eens begaan had tegen Katholieken, tegen Protes­tanten, zou men dan ook zo vergevensgezind zijn om oorlogsmisdadigers vri j te laten, om Kranco zulke relaties met de heilige stoel te laten onderhouden, door Duitsland weer als

vriend te begroeten, door zaken te doen met Egypte? Een zeker soort Christeli jke verge­vensgezindheid is in mijn ogen huichelari j !

Om U dit te vertellen, dient deze lange brief. Een poging om U duidelijk te maken, dat U in de ogen van vele niet-Joden mag aankla­gen, steeds en steeds weer. D a n hindert het niet of U met weinigen bent, een dergelijke moord op vrouwen, kinderen, zuigelingen, gri jsaards, zou menige groep voorgoed knak­ken — achter U staat het geweten van de mens — zelfs de mens zoals ik, die er niets aan kon doen, zelfs verzet heeft geboden — maar die zich in vertwijfeling afvraagt — hoe is het mogelijk dat na zoiets — niet dag na dag van de daken wordt geschreeuwd wel­ke misdaad is gepleegd.

E r zullen honderden jaren voorbij moeten gaan voordat dit leed uitgewist is, soms krijg je de indruk dat de wereld amper twintig jaar nodig heeft daarvoor. Niet de doden on­der de Joden, die niet teruggekeerd zijn, is het hartverscheurende, de gedachte aan de angsten die geleden zijn voor die tijd, door de kleinsten, door vrouwen die mijn moeder konden zijn, door bevende grijsaards, door mannen en vrouwen, door U persoonlijk

Moge Uw angst, die ongetwijfeld nog is of op boze uren terugkomt, als het duister is, als men nadenkt, door een verder gelukkig leven sli jten! Ik had moeten spreken die avond, vergeef me, ik had het toen niet ge­kund, de emoties hadden mij het spreken be­let! Ook deze vriendelijke oude heer met zijn gouden bril , die mij nota bene vroeg of ik deze avond b vredigend had gevonden! Ik durf niet te denken, wat hij geleden heeft en U allen, een lijden waartegenover wij, in alle ellende van een barbaarse tijd, een kalm leven hebben gehad.

Een volgende maal zal ik op een dergelijke avond zeker weer aanwezig zijn.

Onmenselijkheid

en

willekeur

Dc pers is gewoon de gruwelijkheid van een sensationele moord breed uit te meten. Op dezelfde wijze krijgt het publiek berichten over de getuigever-klaringen over Auschwitz voorgezet. Hier gaat het echter niet om één moord, maar om moord in het groot, letterlijk aan de lopende band. Het re­sultaat is een teveel, dat de mensen niet kunnen verwerken en dat daar­door onecht lijkt. Het spreekt niet meer aan. Men kan niet eens meer huiveren. Blauwbaard wordt een schertsfiguur en gaat verloren in de veelheid.

Een vriend van mij, die acht jaar in een van Franco's kampen heeft ge­zeten, zei tegen mij; „Het feit, dat iedere dag mensen werden gefusilleerd en gefolterd, zei ons op het laatst niets meer. Wij waren immuun," Hoe zou dan de buitenstaander, de „man in the street", dat alles kunnen verwer­ken? Dit overdacht ik, nadat wij in het Anne Frankhuis op 29 april, groten­deels voor onderwijsmensen vragen moesten beantwoorden. Vooral de hoofdvraag: hoe en waarom er geen groot verzet was bij de tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen slacht­offers van het gedrocht, dat fascisme heet. Dat er verzet was, zowel in Auschwitz als in Treblinka en Sobibor, blijkt uit de geschriften van ooggetuigen en deelnemers (men leze het boek van Lebedjew of de verklaringen van kolo­nel van Velzcn). Maar verzet door de slachtoffers, die eenmaal in de fatale klauwen waren gevallen, was een bovenmenselijke taak. Zelfs een kolonel van Velzen

heeft zijn leven niet te danken aan zijn verzet in het kamp. Het „achter­land", dat het verzet had moeten sti­muleren, was vaak niet of in te kleine mate aanwezig. Was niet ook buiten de kampen ver­zet moeilijk en vaak pas moeizaam op gang gekomen? Ons land vormt, in­ternationaal bezien, een uitzondering met zijn februari-staking van 1941 (een heel vroege massale verzetsactie en wel tegen de Jodenvervolging). Hoe belangrijk deze staking was, kon men horen uit de mond van de heer Wiesenthal, die zijn rede over de op­stand van Warschau's getto begon met het complimenteren van het Neder­landse volk wegens deze grootse actie. Men mag er ook nog wel eens op wij­zen, dat ook vele Joodse verzetslieden in verband met de staking het leven hebben gelaten. Dit over het verzet buiten het kamp, maar in bezet gebied. Om de omstan­digheden in het kamp te begrijpen, moet men niet zomaar gruwelen zien,

(Vervolg op pag. 4)

(vervolg van pag, 1) pèl tegen verjaring onder en door de Duitsers zelf. Zoals gezegd, het sterk­ste punt hierin is het veelvoudige pro­ces te Frankfort. Soms wordt een en­kel feit tot een symbool. Op een der eerste meidagen sprak een man te Hamburg tot de jeugd over de lessen van het Auschwitz-proces. Het was de 73-jarige prof. Peter Endcs, die één zesde van zijn leven achter prikkel­draad en drie ]aar in Auschwitz had moeten slijten. ,,Ik ben nu ziek en ka-pol, maar sterk van wil," zei hij tot dc jonge mensen. Aan het eind van zijn rede zakte hij in elkaar en stierf even later. Maar niemand kon zijn laatste belijdenis vergeten: „De zielen van mijn kameraden eisen van mij-,Peter, spreek, of je bent niet waard, dat je tot de overlevenden hoort En dus spreek ik." Het is ook tot ons gezegd. Wij moe­ten spreken, nu en zoJang wij kun­nen. Ook onze doden eisen, met de levenden: zoek recht en belet de ver­jaring. Omdat dit het hoogste onrecht zou zijn.

E T.

(vervolg van pag. 3) maar daarin het wezen van het fascis­me herkennen. Dat is ook niet over­bodig om het nog steeds aanwezige gevaar van neo-nazisme. „Zc maakten je murw met hun wille­keur", zo vatte een van onze kamp­genoten het systeem samen. Wat in het Auschwitz-proces en in de publi­caties daarover niet uit de verf is ge­komen, is de onmenselijkheid in dc wijze van behandeling, in welk kamp ook. Dat is een essentiële zaak, die aandacht verdient. Daartoe hoort het vervoer in beestenwagens, zonder enig comfort als bank, stoel of wat ook. Een homp brood erin gegooid, zonder meer, als voor vee. Zo was de aanvang van een reis naar de hel. Niet de dood, hoe erg ook, was het ergste wal ons trof, maar de behan­deling vanaf het begin tot aan het bit­tere einde. Het totaal gespeend zijn van zelfs het minste vleugje mense­lijkheid, dat is het ware karakter van het nazi-systeem. Dit komt te weinig in de publicaties voor. Ook dat zei een medewerkster: , Je voelde je geen mens meer." Dit ver­lammende gevoel of niet-voelen en de uitputting smoorden uitingen van ver­zet. Zo diep reikt het dieptepunt van het fascisme.

J. s.

Daar onze secretaris om gezondheids­redenen de correspondentie nog niet kan beantwoorden, verzoeken wij U in dringende gevallen U te richten tot de voorzitter, de heer J . Slagter, Va-leriusstraat 240\ Amsterdam Z.

AUSCHWITZ-REIS 1965

In april 1965 wil het N.A.C. met een groep Nederlanders naar Auschwitz gaan, als daar de eerste steen wordt gelegd voor het internationale monu­ment, waaraan, naar wij verwachten, ook de Nederlandse regering zal bij­dragen. Wie mee wil geve zich (zonder ver­plichting) op bij de heer f. Slagter, Valeriusstraat 2401, Amsterdam Z.

Aan hen, die dia's hebben besteld en betaald. Er wordt gepoogd alsnog dia's van Auschwitz te verkrijgen. Nog even ge­duld.

De auto voor iedereen

T R A B A N T vanaf

f 3 5 7 5 . -Hoofddealer voor Amsterdam en omstreken

Garage LEEH 1ste jac. v. Campenstr. 31 Amsterdam tel. 726426 en 72Ó545

Gereedschappenhandel

ebr. Te Oude Schans 73

Amsterdam

tel. 37123

CADSU-SMARTEGELD

Onze dank aan hen, die een deel van hun uitkering aan het N A.C. afston­den. Een voorbeeld ter navolging! Ons gironummer? 29 30 87.

Dank U!

D. van Geens. penningmeester

Om het zowel binnen- als buitenland­se vrienden gemakkelijker tc maken hun bijdragen aan ons over te maken, hebben wij een rekening geopend bij de Amsterdamse Bank, van Baerle­straat, Amsterdam. Het woord is aan U, vrienden.

PP a r u ó o

U W P L A T E N - L E V E R A N C I E R

G r o o t s uitgebreide collectie ; opeta- ,

operette- , dans en klassieke platen

Altijd voorradig grote sortering

J o o d s e platen

dealer van G A R R A R D motoren

en wisselaars

J a n E v e r t s e n s t r a a t 1 2 6

A m s t e r d a m T e l . 8 7 2 7 1 S . S w a r t

D e sensatie van rotrcrd;'in

N I E U W

snackbar-restaurant

'n overvloed van verrukkelijke belegde

broodjes, snacks en exquise salades.

0 w i n k e l v e r k o o p fijne vleeswaren, delicatessen, binnen- en buitenlandse

kaassoorten

K O R T E U Ï N B A A N 9 R O T T E R D A M Telefoon 1 1 7 7 1 0 - 1 1 6 8 1 0