Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

52

description

Ge'ütustreerd met actuele en levendige persfoto*» Michaël Pappie Makelaars o.g. ~*prr DE NVM HYPOTHEEKSHOP BETER THUIS IN ALLE HYPOTHEKEN Bel voor een (proef)abonnement 06-0994440 HogewcglO Tel. 020-6655606 Nieuw bod voor zorg £

Transcript of Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Page 1: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari
Page 2: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

H Y P O T H E E K K U N J E N I E T M E E R

M I S S E N .

Met een hypotheek leent u verreweg het grootste bedrag m uw leven Maar het kiezen van die ene, voor u juiste hypo­theek wordt met de dag moeilijker Gelukkig krijgt u daarbij nu deskundig advies. Van de NVM Hypotheekshop O p 250 plaatsen in ons

land, dus ook bij u in de buurt . Wij we­ten exact de weg in hypothekenland. Uit alle hypotheken van alle gcldver-strekkers selecteren wij voor u de juiste. Tegen de best moge­lijke voorwaarden. De best hypotheek kunt u dus niet meer missen

DE NVM HYPOTHEEKSHOP BETER THUIS IN ALLE HYPOTHEKEN

Michaël Pappie Makelaars o.g. HogewcglO Tel. 020-6655606

Verruim uw blik voor half geld

Trouw

Nieuw bod voor zorg £<» poogt lastige

Bel voor een (proef)abonnement 06-0994440

«SS2 lËp» ~*prr -mr ~mr ><t - f w r - f 2 4T~lÈ> ~wr**

E e n h e l d e r e k i j k op h e t w e r e l d n i e u w s

Keesings Historisch Archief geeft maandelijks een objectief overzicht van de belangrijkste politieke, sociale en economische wereldgebeurtenissen. In duidelijke taal en overzichtelijk

gerubriceerd naar regio In de fraaie verzamelband vormt Keesings Historisch Archief dan ook een even toegankelijk als betrouwbaar naslagwerk: voor studie, analyse of algemene interesse.

Ge'ütustreerd met actuele en levendige persfoto*»

Overzicht van wereld-gebeurtenissen per land

Betrouwbare informatie» helder geformuleerd

KEESINGS HISTORISCH ARCHIEF, EEN NASLAGWERK VAN FORMAAT. • Per jaar 12 maandelijkse edities van tenminste 72 pagina's • Gebaseerd op betrouwbare informatie van toonaangevende m Overzichtelijk ingedeeld, dus goed toegankelijk persbureaus en dagbladen in binnen- en buitenland • Praktisch, stijlvol opbergsysteem • Levert gedegen, heldere informatie voor iedere analyse

m i v 1995, een jaar lang, Keesings Historisch Archief voor de introductieprijs van ƒ 195,= inclusief BTW en verzendkosten, studenten ƒ 160,= (normaal kost een abonnement ƒ 292,50, voor studenten ƒ 235,=)

U kunt ons bellen- 020 - 5641222 voor het speciale aanbod

of schrijven . Keesings Historisch Archief, Antwoordnummer 10 001, 1000 PA Amsterdam (geen postzegel nodig)

Wilt u eerst meer informatie 7 Bel ons voor een recent proef exemplaar van Keesings Historisch Archief.

Page 3: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

39e jaargang, nrs. 1/2, Januari 1995. Verschijnt 6 x per jaar.

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz Comité; postbus 74131, 1070 BC Amsterdam

Auschwitz Bulletin Liever verder dan her-denken Na 50 jaar kijken die weinigen overgebleven ouderen terug, willen herinneringen ophalen en soms publiceren. Voor het huidige geslacht en liefst met een opgeheven vinger. Maar wat wij gehoopt en verwacht hadden, waarvoor en waarover wij in scholen spraken, gedenktekens oprichtten, naar Auschwitz of Ravensbrück reisden, met leraren, journalisten en mede-oudgevangenen: dat die verschrikkingen voorgoed verleden tijd waren - zo is het niet.

Als jonge mensen herdenkingen of musea geworden kampterreinen bezoeken, dan is het niet alleen ter herdenking van omgekomen familieleden of vrienden van hun ouders, of wegens symbool geworden figuren als Anne Frank, Hannie Schaft of Charlotte Salomon. Meer en meer realiseert men zich, juist als nieuwe generatie: het zou weer kunnen gebeuren, in andere vormen, maar even afschrikwekkend. Er zijn al voorbeelden: Hitler- en Mussolini-vereerders, neo-neonazi's zogezegd. Maar er zijn vege tekenen van geheel andere aard. Als massamoord en -marteling, verdrijving van hele volksgroepen plaats heeft op een uur vliegen van het antieke Rome of Athene, dan is geen internationaal verbond, geen machts- of rechts-apparaat in staat of bereid daar iets aan te doen. Er wordt een tribunaal opgericht in Den Haag ter voorbereiding van berechting. Wie zullen terechtstaan? Wie pakt ze op? Waar, wanneer? De schuldigen die misdaad op misdaad stapelen, gaan daar doodgewoon mee door.

De Tweede Wereldoorlog ligt al weer ver achter ons. Voor heel veel Nederlanders is het een erfstuk van hun overgrootvader. Er was honger geleden en angst. Het verzet had zwaar geboet, er werd moeite gedaan voor een pensioen en met succes. Er kwamen weer joden tevoorschijn. Op de vijf joden van 1940 in Nederland was er één over. In de tweede eeuwhelft overheerste in Europa het beeld van oost tegenover west of omgekeerd. De tweedeling was bijna volledig. Tot deze tegenstelling in het laatste decennium compleet werd weggeblazen. De con­troverse die zo bepalend leek bestaat niet meer. Maar volksdelen, families soms, grijpen naar bommen en kapmessen, moorden, verkrachten en verbranden als in belegen B-films. Alleen vullen zij nu het Journaal in alle werelddelen, ook dichtbij, binnen Europa.

Na de catastrofe

Wij overlevenden meenden: een halve eeuw na de bevrijding zullen wij kunnen omzien naar de grootste catastrofe die de mensheid heeft meegemaakt. Daarvoor >

Page 4: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Nederlands Auschwitz Comité Ere-voorzitster: Annetje Fels-Kupferschmidt Voorzitster: Anita Löwenhardt Secretariaat: H. Sarfatij Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam Tel/Fax 020-6723388 Penningmeester: J. M. Waterman, Wulp 30, 1111 WJ Diemen te). 020 - 6996562 Bankrek: AMRO/ABN, bijk. Van Baerlestraat 58, Amsterdam rek. 40.01.75.088. Postgiro 293087 en 4875500.

Hoofdredactie: drs. Eva Tas Redactie: Max Arian, Anet Bleich, Clairy Polak Redactie-adres: Nieuwezijds Voorburgwat 286, 1012 RT Amsterdam tel. 020 - 6261353 Abonnementen­administratie: Jacques Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen tef. 020-699 06 58

Met naam ondertekende ar­tikelen zijn voor verant­woording van de schrijver en vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijze de me­ning van het Nederlands Auschwitz Comité.

heeft Jan Wolkers "Nooit meer Auschwitz" onder de gebroken hemel in glas laten slijpen. Maar wat zien wij? Nieuwe tirannie en demagogie, bedreiging en chantage. "Der Tod ist ein Meister aus Deutschland", dichtte Paul Celan kort voor hij een eind aan zijn overschaduwd leven maakte. De Spaanse romanschrijver en verzetsman Jorge Semprun heeft daaraan toegevoegd: "en niet alleen uit Duitsland".

Israël en vrede

Een van de positieve feiten van Wereldoorlog II is de oprichting van de staat Israël, een soort tegemoetkoming voor het toelaten van de Sjoa. Nieuwe conflicten in het oude land rezen en bleven doorsmeulen en telkens opflakkeren. Nu is er contact gemaakt tussen de Israëlische regering en de PLO, de Palestijnen, aangemoedigd door een drievoudige Nobelprijs. Naast sabotage van funda­mentalistische islamieten hoort men ook protesten van joodse zijde. Hierop past maar één antwoord: vrede sluit men altijd met zijn vijanden. Met je vrienden is dat niet nodig. Vrede betekent tevens even stil zijn en slikken, maar er zit niets anders op. Het heeft even weinig zin de onderhandelaars van de tegenstander af te kraken. Zij moeten hen vertrouwen. Zij laten immers het onderhandelen aan hen over, wij hoeven dat niet.

Een voorbije wereld wordt op pleinen en in de huiskamer herdacht. Een andere wereld met nog meer techniek, met flitsende communicatie heeft zich oreed gemaakt. Men kan bliksemsnel de aarde omcirkelen, de maan bereiken en binnenkort wellicht een enkele nabije planeet. Maar er sterven kinderen zoals in de Middeleeuwen, etnisch geweld is aan de orde van de dag. De mensheid, zo vaak haar eigen vijand, moet toch verder. En verder denken.

Eva Tas •

In memoriam Bep Bronkhorst Een kampzuster en een fijne vriendin is van ons weggegaan. Bep Bronkhorst. 50 Jaar lief en leed hebben wij gedeeld. Gelukkig heeft ze nu haar rust gevonden. Als medewerkster van het Ne­derlands Auschwitz Comité heeft zij, o.a. door de verkoop van programma's bij de herden­kingen, haar grote bijdragen ge­leverd. Bep blijft in onze gedachten als een fijne vriendin. Haar rust heeft ze dubbel ver­diend. Met diep respect,

Ro en Loek Corper

Page 5: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

De herdenking 1995 begint vroeger

Op zondag 29 januari 1995 om 70.30 uur wordt wederom de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid georganiseerd bij het spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz'. Het monument bevindt zich in het Wertheimpark, aan het begin van de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Daar zal burgemeester Patijn een kort herdenkingswoord spreken. Voorts zullen de Kaddisj- en Jizkor gebeden worden gezegd.

Wij wijzen u er op dat tot aan het begin van de plechtigheid het park gesloten zal blijven. Daarom wordt u dringend verzocht samen te komen in de Boek­manzaal van het Stadhuis. U bereikt de zaal via de hoofdingang van het Stadhuis/ Muziektheater aan de Amstel. De zaal gaat open om 8.30 uur. Vanuit de overdekte Binnenstraat vertrekt om 10.00 uur precies de stille tocht naar het Wertheimpark. Het Rode Kruis is aanwezig met enkele rolstoelen.

o.v. U wordt aangeraden zoveel mogelijk met het Openbaar Vervoer te komen: metro, tram 9 en 14, sneltram 51 (alle halte Waterlooplein). Na afloop staan (gratis) bussen gereed voor vervoer naar de RAI van de deelnemers aan de reünie. Eventueel kan worden geparkeerd in de parkeergarage van het Stadhuis/ Muziektheater. Zij die in het bezit zijn van een invaliden-parkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater (uitsluitend op vertoon van de vergunning). Allen die met de auto komen wordt gewezen op het gevaar van inbraak en diefstal, dat parkeren in de binnenstad met zich meebrengt!

Voor diegenen die vooraf bloemen willen bezorgen bestaat de mogelijkheid deze op zaterdag 28 januari 1995, tussen 10.00 en 14.00 uur, af te geven bij de portiersloge van het Stadhuis aan het Waterlooplein. Op zondagmorgen staan tafels voor bloemen gereed in de Boekmanzaal.

Programma

8.30 uur Boekmanzaal open (er wordt koffie en thee geschonken) 10.00 uur Vertrek Stadhuis 10.30 uur Herdenking Wertheimpark 11.00 uur Vertrek bussen naar de RAI 11.30 uur Zaal Rai open 12.00 uur Begin lunch en reünie 14.00 uur Begin cultureel programma, met toespraak prof. A. van Dantzig. 17.45 uur Einde cultureel programma

Internationale herdenking Zojuist werd bekend dat de NOS de plechtige herden­king van de bevrijding van Auschwitz op vrijdag 27 januari rechtstreeks zal uit­zenden, 's ochtends van 9.40 tot 12,30 è 13.00 uur op Nederland 2, Deel van deze uitzending maakt de film van Kees Hin en Hans Fels uit die speciaal voor deze gelegenheid wordt ge­maakt Oud-gevangenen zulten in de studio in Neder­land over hun eigen ervarin­gen vertellen. Het programma staat nog niet helemaal vast. Naast de Nobelprijsdragers voor de Vrede zulten ook de staatshoofden van Euro­pese landen worden uitge­nodigd.

De voorbereidingen voor ..het bezoek van oud-ge­vangenen en Jongeren aan Auschwitz van 3 tot en met 7 april zijn in volle gang. Vijf provincies hebben al toege­zegd deze leis te subsidië­ren en bij de voorbereiding behulpzaam te zijn. Alleen de provincie Overijssel heeft het verzoek van het Nederlands Auschwitz Co­mité tot nu toe categorisch afgewezen.

Toegang tot de lunch in de RAI hebben uitsluitend diegenen die vóór 7 januari via de bon in het vorige bulletin een toegangskaart hebben toegezonden gekregen. Uitsluitend voor het culturele middagprogramma zijn aan de zaal van de RAI nog wel kaarten te verkrijgen (a f10,- per stuk). Voor dat programma verwijzen wij u naar het novembernummer van het Auschwitz Bulletin.

Het Nederlands Auschwitz Comité hoopt u op zondag 29 januari 1995 te kunnen begroeten. •

Page 6: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Waakzaamheid Heeft herdenken nog zin? De stichting Vrienden van Yad Vashem-Nederiand hield op 12 oktober 1994 een halfdaags symposium met als thema 'Waakzaam­heid', onder het motto: 'Wanneer wij niet van de geschiedenis leren, zullen wij gedwongen worden haar opnieuw te beleven'. Sprekers waren de politie psycholoog dr. Frans Den­kers, andragoog drs. E. Nij-man, de journalist Herman Bleich en de voorzitter van de Stichting Vrienden van

* Yad Vashem. De laatste vroeg aandacht voor de moeilijke positie van vluchtelingen, in ons land en daarbuiten: "Vandaag hebben we in ons land en overal in Europa, inwoners uit vrijwel alle Heren lan­den. En die buitenlanders zijn de 'joden van vandaag' en als we niet oppassen, ook van morgen en over­morgen". (...) "Wat kan een organisatie als Stichting Vrienden van Yad Vashem Nederland daaraan doen? Niets. Echter, het instituut Yad Vashem in Jeruzalem heeft volgens haar statuut onder meer de opdracht door middel van documen­tatie en voorlichting over de Sjoa een herhaling van die catastrofe, in welke vorm ook, te helpen voorkomen. Alleen kan zij dat niet. Sa­men met anderen moeten zij het proberen; voor onze kinderen en voor onze eigen gemoedsrust". Herman Bleich noemde 'Waakzaamheid' het wacht­woord voor de tijd waarin wij teven. Waakzaamheid voor de bescherming van de rechten van de mens; voor het behoud van vrij­heid, democratie en mense­lijke waardigheid; waak­zaamheid tegen racisme, anti-semitisme, fascisme en neo-nazisme. Bleich besloot E>

Vijftig jaar geleden hebben de grootste misdaden aller tijden plaats gevonden. Dat is niet al, maar pas vijftig jaar geleden. In de geschiedenis is dat eigenlijk gisteren. Maar morgen kan het weer gebeuren. En het vindt vandaag al plaats. Kijk de wereld maar in. Kijk maar naar de recente gebeurtenissen. In ieder land staan de mannetjes weer klaar, hun kansen afwachtend om weer dodelijk toe te slaan. Onze vrijheid weer af te pakken. Eén van de lessen die wij in de concentratiekampen wel hebben geleerd, is dat die vrijheid een van de kostbaarste goederen is die wij bezitten. En die vrijheid kunnen we o zo makkelijk weer kwijt raken.

Ik vertel mijn verhaal om te waarschuwen. En dit is het verhaal van alle ex-oorlogsslachtoffers. Mensen, let op jullie zaak, laat je niet misleiden door die zg. mooipraters. Die het zo goed met ons menen, zo goed met ons voor hebben, die zogenaamd zo'n medelijden met ons hebben, die alles voor ons willen doen. Maar intussen in de praktijk hun beloften niet waar maken en een andere weg inslaan.

Gewone mensen

Wij moeten ook blijven vertellen ter nagedachtenis eri eerbetoon aan alle omgekomen slachtoffers, onder wie onze families, vrienden en bekenden. Wij zijn hun dat verplicht. Zij hebben daar recht op. Vaak waren hun laatste woorden - als ze daar nog toe in staat waren - 'vergeet ons niet, 'blijf aan ons denken' en 'vertel de wereld wat hier gebeurd is'. Daarom ook moeten wij blijven herinneren en herdenken.

Men zegt wel eens dat we al zo lang weten tot welke misdaden en wreedheden de mens in staat is. Die zijn altijd al voorgekomen en gebeuren nog dagelijks. Die gebeurtenissen kunnen erg zijn, heel erg, en wij moeten daar ook bij stilstaan, maar hetgeen zich in Auschwitz en andere kampen heeft afgespeeld kent z'n weerga niet en is met niets te vergelijken. Met voorbedachte rade, weloverwogen, slim en sluw, tot in de kleinste bij­zonderheden uitgedacht, voorbereid en uitgevoerd met een perfect werkende vernietigingsmachinerie, aan de lopende band, miljoenen mensen te vermoorden. Ongestoord, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Honderdduizenden kinderen, ouden van dagen en gezonde mensen, met een volkomen willekeur de gaskamers in te jagen. En degenen die nog even mochten blijven leven, dat leven tot een ware hel te maken. Te vernederen, te martelen, te pijnigen, maar vooral te ontmenselijken. Van mensen die geen enkel verweer hadden en hulpeloos waren, insekten te maken die op alle mogelijke manieren verdelgd moesten worden. Met een enkel handgebaar over leven en dood te beschikken. Elk menselijk denken er letterlijk of figuurlijk uit te slaan. Met ongekende, ongelooflijk sadistische maatregelen die met wellust en het grootste plezier werden uitgevoerd. Uitgevoerd door zg. gewone mensen, die later een beroep deden op bevel is bevel, maar die bevelen wel met satanisch genoegen hebben volbracht. Zogenaamd gewone mensen, die eruit zagen als gewone mensen, die zich als gewone mensen voordeden. Ze hadden geen afgrijselijke gezichten, geen maskers op, geen horentjes op het voorhoofd. Mensen die je overal kunt tegenkomen. Op je werk, op straat, in de tram of bus. Mensen die thuis lief waren voor vrouw en kinderen. Met hun hond of poes speelden, hun tuintjes netjes aanharkten. Mensen die ooit babies waren, wier moeders gebogen over hun wiegjes toch ook hoopten dat hun zoon of dochter later in de maatschappij iets zou bereiken en in ieder geval een goed mens zou worden.

Onontkoombare erfenis

Beseffen en realiseren wij ons eigenlijk wel wat er heeft plaats gevonden? Laat staan dat we het begrijpen? Er zijn mensen, ook onder ons, die er niet over willen praten, er niet aan willen denken. Die zelfs zeggen dat ze nergens mee D>

Page 7: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

zitten en het allemaal verwerkt hebben. Maar is dat werkelijk zo? Ik heb daar mijn twijfels over. Is dat niet een soort misplaatst verdringen? Een soort struisvogelpolitiek? Want hoe kunnen wij vergeten wat onze familieleden is overkomen. Dat is toch een onontkoombare erfenis waarmee wij hebben te leven. Is wat er heeft plaatsgevonden eigenlijk wel te verwerken? Je kunt toch niet loskomen van hetgeen de ene mens de andere heeft aangedaan. Daarvoor hoef je niet permanent met haat en wrok te leven, maar de verwondering en verbijstering dat het allemaal kon gebeuren, zal altijd blijven. Vooral omdat we nu weer opnieuw zien hoe overal weer mensen zijn die door een of andere gek opgezweept en gemanipuleerd kunnen worden. En die alle onmenselijke bevelen weer blindelings uitvoeren. Heeft de mensheid iets geleerd? Helpt het waarschuwen? Ik betwijfel dat heel vaak. Maar moet je dan zwijgen? ledereen maar aan z'n lot overlaten? Zeggen dat het toch niet helpt? Is dat niet kiezen voor de gemakkelijkste weg? Als je er niets tegen doet, speel je dan niet in de kaart van al die geweldplegers, die dan helemaal ongestoord hun gang kunnen gaan? Daarom juich ik ook de poging toe van filmer Steven Spielberg, die getracht heeft, buiten het verhaal over Schindler's List, iets over te brengen van de wereld van Auschwitz. Het is nu wel gebleken wat voor invloed een dergelijke film over zo'n precair onderwerp kan hebben. Miljoenen hebben de film al gezien. Een ongekende wereldwijde discussie is het gunstige resultaat daarvan. Op­merkelijk is de reactie van het Amerikaanse publiek en de pers. Ja, wordt er gezegd en geschreven: 'dat hebben we nooit geweten', 'dat het zo erg was'. Terwijl er tientallen uitstekende documentaires zijn geweest. Maar daar hebben ze niet naar willen kijken. Dat is nu, ondanks dat er wel enige kritiek is, de grote verdienste van deze film, waarnaar men nu wel gaat kijken.

Nooit genoeg

Daarom ook kunnen de verhalen over onze ervaringen niet en nooit genoeg worden verteld en herhaald. Er kan nooit genoeg over worden gepubliceerd. Want als deze generatie van ex-oorlogsslachtoffers er binnenkort niet meer zal zijn, en verzuimd wordt onze geschiedenissen op te schrijven en uit te dragen, zullen onze jeugd en de komende generaties nooit te weten komen wat zich precies heeft afgespeeld. Nu kunnen wij nog vertellen, nu kan er nog naar ons geluisterd worden. Je hoort wel eens zeggen: 'We kennen die verhalen nou wel'. Ik geloof daar weinig van. Het gaat nog steeds om het grote publiek. De grote lijnen, de globale feiten kent men wel. Maar kan men zich werkelijk voorstellen en indenken wat de slachtoffers van Auschwitz en andere concentratiekampen meegemaakt en gevoeld hebben? Gedegradeerd tot een nummer en overgeleverd aan de luimen en willekeur van jonge SS-ertjes, die alles met je konden doen wat maar onmenselijkerwijs mogelijk was? En de verschrikkingen die de onderduikers hebben meegemaakt? En de wetenschap en het besef van de overlevenden bij hun terugkomst dat het merendeel van hun familie op onnodig beestachtige wijze was vermoord?

Ja, zeggen de mensen die ongeschonden uit de oorlog zijn gekomen en ook een gedeelte van de huidige generatie: dat is jullie probleem, wat hebben wij daarmee te maken, waarom worden wij daar steeds mee lastig gevallen. En daar draait het nu juist om. Ook zij kunnen morgen het slachtoffer worden als ze niet oppassen en te nonchalant met hun vrijheid omgaan. Die vrijheid als iets vanzelfsprekends willen zien. Als de verstandige, goedwillende mensen en vooral de jeugd de handen ineen willen strengelen en een vuist maken tegen de mensen die kwaad willen, dan is er misschien nog een beetje hoop. Laten wij, zolang het gaat, allemaal meewerken, opdat hét goede de overhand zal krijgen.

zijn uiteenzetting als volgt: "De geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde ma­nier, maar het is wet zaak alert te zijn en lessen uit de geschiedenis te leren, om­dat men anders tot herha­ling gedoemd zou kunnen worden. Racisme en vreem­delingenhaat zijn ook van­daag weer onderwerp van brandende actualiteit. Aan deze ontwikkelingen mag niet met onverschilligheid, niet met zorgeloosheid voorbij worden gegaan. Waakzaamheid ïs en blijft geboden".

Lex van Weren •

Page 8: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Brief Europarlementariër Gijs de Vries verwittigde ons on­langs van een resolutie over de bestrijding van racisme en discriminatie, bedoeld ter inspiratie van de leden van het Europees Parle­ment die deel uitmaken van de EU Adviescommissie Discriminatiebestrijding. In deze resolutie zijn enkele paragrafen opgenomen met betrekking tot antisemi­tisme, o.a. het voorstel om de 'Auschwitz Lüge' ïn heel Europa strafbaar te stellen. Tevens heeft het Europees Parlement een begrotings­post gecreëerd, bedoeld voor het ondersteunen van initiatieven 'gericht op het op waardige wijze ten be­hoeve van het nageslacht conserveren van plaatsen van voormalige Nazi con­centratiekampen'.

Trees Soetendorp overleefde het Experimentenblock

'Wij hebben levenslang' Zij is nu 73 jaar, een sterke, strijdbare, verzorgde vrouw, die in een benedenwoning in Amsterdam-Zuid woont. Zij wil er over praten en tegelijk valt het haar moeilijk. Trees Soetendorp heeft Auschwitz overleefd, ondanks en dankzij het Experi­mentenblock. Zij maakte deel uit van een transport jonge Nederlandse joodse vrouwen, die gekocht waren door de gynaecoloog professor Carl Clauberg die hen in Block 10 zette en naar hartelust vivisectie op hen kon plegen. Haar verhalen springen heen en weer van dat Block, de ervaring vlak na de oorlog en het heden. Tegelijk zijn er bij sommige gebeurtenissen, vooral als die te maken hebben met haar in Auschwitz overleden man Bob, gordijntjes neergegaan. Ook dat was een manier van overleven. Maar nu wil zij er toch met me over praten.

'Ik realiseer me dat wij de laatsten zijn die het kunnen vertellen, daarom wil ik me er niet aan onttrekken, maar naar mate ik ouder word vind ik het wel steeds moeilijker worden. Ik denk dat dat een gewoon proces is: mensen die ouder worden hebben niet zoveel toekomst meer en je grijpt terug op je verleden. Nou, dat is bij ons niet zo leuk. Dat is bij ons heel droevig. Nog afgezien van de reuma die ik sinds mijn 48e heb als gevolg van het kamp en die me erg beperkt. Gelukkig heb ik na de oorlog niet alleen maar een heel treurig leven gehad. Maar het Experimentenblock heeft mijn leven wel 180 graden veranderd. Tijdens mijn onderduik was ik in verwachting. Dat kon natuurlijk niet, ik moest geaborteerd worden. Maar na die experimenten kon ik geen kinderen meer krijgen. Ik heb dertig jaar met een vriendin samengewoond. Eerst was ik hertrouwd na de oorlog. Maar in een ruzie riep mijn man: "Ik weet niet waarom ik met je getrouwd ben, je kunt niet eens kinderen krijgen." De volgende dag heb ik m'n koffertje gepakt en ben ik naar Amsterdam terug gegaan. Toen dacht ik: "Dit wil ik nooit meer horen, dus ik moet geen man meer in m'n leven." De psychiater bij wie ik daarna in behandeling kwam zei tegen me: "Gelukkig kan jij het goed verwoorden. Ik kan het je niet laten verwerken, maar ik kan je er wel mee leren leven."

Verraden Zij zegt van zichzelf dat zij de niet-beroemde Soetendorp is, het jongere zusje van Jaap Soetendorp, de overleden liberale rabbijn, en tante van Avraham Soetendorp, nu als rabbijn een van de belangrijkste woordvoerders van de joodse gemeenschap in Nederland. Toch komt zij uit een eenvoudig joods gezin, op Kattenburg. Haar vader was sjouwerman, maar haar moeder had een eigen naai-atelier en had Frans geleerd om de modebladen te kunnen lezen. Haar vader stierf toen zij zes was, haar oudste broer Jaap nam diens rol in het gezin over. Zij trouwde jong met Bob, die standwerker was op het Amstelveld en later een grossierderij had in galanterieën. Daardoor waren ze tijdens de oorlog nog een tijd lang gespaard voor deportatie, maar in 1943 voorvoelde Bob dat het ging aflopen en besloten ze onder te duiken. Via de CPN kwamen ze terecht bij Pa Fopma in de Lange Leidsedwarsstraat, voor wie zij de grootste bewondering heeft. Hij stuurde zelfs zijn zoon terug naar Duitsland, naar de Arbeitseinsatz, toen die daarmee wilde kappen, om zijn onderduikers niet in gevaar te brengen. Zij werden echter verraden door een illegaal werker die vingerafdrukken kwam nemen voor een persoonsbewijs en vervolgens voor f 7,50 per persoon (hij had een dure vriendin) de ondergedoken joden verraadde.

Dat was september 1943. De Hollandsche Schouwburg was nog in vol bedrijf. Een vriend van Bob bood aan hen er uit te helpen. Maar toen ze zagen hoe een man werd afgetuigd, omdat zijn vrouw was ontsnapt, besloten ze dat ze alleen maar samen wilden gaan. Omdat dat niet kon, betekende dat dat ze t>

Page 9: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Steunfonds NAC samen op transport gingen. Na vier dagen Westerbork ging het transport op 21 september naar Auschwitz, waar ze twee dagen later aankwamen.

Trees Soetendorp: 'Dat was werkelijk een gekkenhuis. Mannetjes in streepjes­pakken die op je afrennen en daarachter SSers met bloedhonden. Raus! Raus! Raus! Mannen aan de ene kant, vrouwen aan de andere kant. Een vrouw werd meteen gek toen we daar aankwamen. Dat kan ik me ook wel voorstellen, ondanks dat transport in die beestenwagens waren we nog met onze gedachten en herinneringen bij een normaal leven én dan kom je daarin terecht. Toen werden 200 getrouwde vrouwen geselecteerd, en daar was ik bij. We moesten lopen naar het kamp en dat was nog niet zo gemakkelijk, want ik had dubbele kleren aan en wel zes broekjes, want ik was bang dat ze je bagage af zouden pakken.

Mevr.Soetendorp (foto Carla van Thijn)

Toen werden we gedesinfecteerd en kaal geschoren. Ik had de enige foto van mijn vader bij me, die zag ik later in het water drijven. Een vrouwtje begon te huilen toen ze met de tondeuze aankwamen, maar ik dacht: "Dat is precies wat ze willen. Ze zullen niet de lol hebben dat ik huil." Je kreeg wel je eigen schoenen terug, maar vieze, verstelde gedesinfecteerde kleren. Een spiegel had je daar niet, maar 's middags kregen we een kom thee, nou ja, bruin water, en als je die op een bepaalde manier hield kon je jezelf zien. Toen ik me zo kaal zag, liet ik van schrik die kom uit m'n handen vallen. Maar ik kwam algauw een kennis van vroeger tegen, die zei: "Je hebt geluk gehad. Hier word je alleen maar geopereerd." Ik begreep er niets van, ik mankeerde niets. Maar ze legde me uit, dat we op onze man en verdere familie niet meer hoefden te rekenen, dat die allemaal werden vermoord. De volgende dag werd m'n nummer afgeroepen, tot m'n grote schrik. Maar er was een vergissing gemaakt bij het tatoeëren. Mijn nummer moest niet 62229 zijn, maar 63229. Ze hebben die 2 doorgestreept en er een 3 boven gezet.

Waanzinnige pijn Een week of vijf bleven we in quarantaine, daarna begonnen de experimenten. Er vonden verschillende soorten experimenten plaats in Block 10. Er waren heel jonge Griekse meisjes, die behandeld werden door een dokter Schumann. Hun eierstokken werden bestraald tot er vreselijke wonden ontstonden. Die gilden >

Het Nederlands Auschwitz Comité heeft enige tijd ge­leden een Steunfonds in het leven geroepen. Het fonds is ingesteld om de doelstelling en het werk van het NAC te ondersteu­nen. Dit kan op verschil­lende manieren gebeuren. Zo kunnen projecten met een educatief karakter wor­den geholpen, diverse vor­men van onderzoek worden gestimuleerd en verder de oprichting van monumen­ten ter herinnering aan de Sjoa worden ondersteund. Om het doel te verwezenlij­ken is de mogelijkheid ge­schapen aan geschikte initi­atieven een tegemoet­koming in de kosten te verstrekken. Het gaat hier­bij niet om een totale finan­ciering, maar om een be­perkte subsidiëring die het karakter van een aanmoedi­ging heeft.

Er zijn twee subsidie-ron­des per kalenderjaar. Aan­vragen voor de voorjaars­ronde kunnen tot 1 maart, voor de najaarsronde tot 1 september van teder jaar worden ingediend bij de St. Steunfonds Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam. In elke aanvraag moet het doei van het project duide­lijk zijn omschreven. Verder moet een gespecificeerde begroting worden bijge­voegd.

H. Sarfatij secretaris Steunfonds

Page 10: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Survïvors of the Shoah Sn Nederland is het helaas nog altijd niet gelukt een archief voor mondelinge do­cumentatie met interviews op band en video over de Tweede Wereldoorlog van de grond te krijgen. Het lijkt er nu op of de Verenigde Staten dit op zich gaan ne­men. Filmregisseur Steven Spiel­berg heeft het geld dat hij verdiend heeft met zijn film Schindler's List in een nieuwe stichting gestoken: Survivors of the Shoah Vi­sual History Foundation. Deze stichting wil zoveel mogelijk video-interviews vastleggen met overleven­den van de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereld­oorlog. De bedoeling is een archief te vormen dat de geschiedenis vastlegt zoals de mensen die hem door­leefden het vertellen. De in­terviews duren ongeveer een uur. Er vindt eerst een telefonisch vóór-interview plaats, het eigenlijke inter­view kan thuis worden af­genomen, en ook belang­rijke documenten en foto's kunnen worden opgeno­men, aan het einde van het interview wordt zelfs de hele familie van de geïnter­viewde uitgenodigd. Hij of zij krijgt zelf een copie van de tape. In de Verenigde Staten zijn al enkele hon­derden interviews opgeno­men. Waarschijnlijk zal de stichting het komende jaar zijn activiteiten verleggen naar Europa en ook aanwe­zig zijn bij de herdenkingen van de bevrijding. Survivors of the Shoah Foundation: P.O.Box 3168, Los Angeles, CA 90078-3168, USA. Tel. 00 - 1 818 7777802, fax 00 1 8187330312.

het hele block bij elkaar, de moeste van hen zijn er aan overleden. Het geschreeuw van deze meisjes deed ons versti jven van ellende. Dan werden er operaties aan de baarmoeder verricht. Daar hielp een joodse dokter bij, maar die ver t rouwde de v rouwen toe dat hij het zo deed dat het later weer zou kunnen worden verholpen. H M is verraden en opgehangen. De Clauberg-experirnenten waar wi j aan werden onderworpen bestonden uit Spritzen in de baarmoeder. Die injecties waren zeer, zeer pijnlijk. En hoe meer pijn je had, hoe entzuckender zij het vonden. De volgende dag werd er een röntgenfoto gemaakt, ik voelde me altijd heel beroerd, maar zij vonden het zeer entzuckend. Later heeft m'n broer Jaap me naar de beste gynaecologen gestuurd, maar niemand heeft precies kunnen zeggen wat ze ons hebben ingespoten en of ik wel of niet kinderen zou kunnen kri jgen. Wi j geloofden dat die experimenten met sterilisatie te maken hadden, maar een klein aantal van deze v rouwen heeft toch later nog een kind gekregen. Ik was in staat een gordijntje dicht te trekken, zoals ik dat noem. In totaal heb ik drie keer zo'n Spntz gehad. De tweede keer wist je dus wat er zou gaan gebeuren, dat je waanzinnige pijn zou krijgen en beneden in brand zou staan, maar ik trok de avond daarvoor als ik een oproep had gehad gewoon letterlijk en figuurli jk een gordijntje dicht en ging slapen.

Clauberg zagen we wel rondlopen in het block, maar hij deed die exper imenten niet zelf. Wij waren zijn e igendom, hij had ons gekocht. Later in Enschede vertelde ik een gynaecoloog dat ik in het Experimentenblock van professor Clauberg was geweest. Die man werd helemaal lyrisch: "Professor Clauberg. De grote professor Clauberg!" Toen werd ik zo kwaad. Ik zei: "Dat was de grootste schoft die op twee benen rondliep, als u hem zo geweldig v indt moet ik u ook niet." Het was gewoon vivisectie. Of die Clauberg een nazi was of niet, weet ik niet

eens, maar dat zijn van die dingen die ik niet kan begri jpen. Later, hij was uit Russische kri jgsgevangenschap in Duitsland teruggekomen, vonden we in een Duitse krant een advertentie waar in hij o m een secretaresse vroeg. Hij is nog wel aangeklaagd, maar hij heeft zel fmoord gepleegd voor het tot een proces kwam. Het had ook een goede kant. Ik had vroeger altijd last van blaasontsteking, na de oor log heb ik daar nooi t meer last van gehad. Misschien door die droge kou daar. We kregen hetzelfde slechte eten als de andere gevangenen, maar daar stond tegenover dat w e niet zulk zwaar werk hoefden te doen. Bovendien waren we allemaal jong, dan houd je het langer vo l . Ev waven zeWstwoe k i n d e r e n in het block bij hun moeders. Hoe dat zat weet ik eigenlijk niet. Later werden wi j ook aan het werk gezet. Er was een naa ikommando en een bre ikommando. 's Avonds ais de Aufseherin weg was werden er hele revues

Page 11: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

opgevoerd. Er was een meisje met een schitterende stem, ik heb ook ope­retteliedjes geleerd, waar ik vroeger nooit van had gehoord. Zelf werkte ik in het Brombeerkommando. We moesten bramen en brandnetelbladeren plukken buiten het kamp. In zekere zin was dat wel een gezond leven. Ik was 22 jaar en echt zo groen als gras. Van lesbisch of zo had ik nog nooit gehoord, ik begreep helemaal niet wat dat was. Ank en ik hebben dertig jaar een geweldige relatie gehad en ik had enorm veel verdriet toen zij is gestorven, maar Ank was de enige vrouw voor wie ik ooit zo'n gevoel op heb kunnen brengen. Als dit allemaal niet met me was gebeurd was ik, denk ik, een heel lief, burgerlijk huisvrouwtje geworden, met kinderen, misschien een beetje een jiddisje memme. Misschien was het voor mij nodig me van mannen af te keren. Maar in het kamp begreep ik niets van dat soort dingen. We hadden een Aufseherin, een geweldige hysterica. Als we op appèl stonden telde zij: "Een, twee, drie, vier, beng!" De vijfde kreeg een harde klap, daar had zij lol in. Dat heeft me m'n bril gekost, want ik was meestal nummer vijf. Ik droeg die bril nooit, want ik was vreselijk ijdel, nog trouwens. Maar in het kamp dacht ik: "Ik moet alles zien." Ik moest toch alert blijven! Er zijn verschrikkelijke dingen gebeurd. Drie meisjes die in een munitiefabriek buiten het kamp werkten hadden munitie gestolen voor het ondergrondse werk, om dingen op te blazen. Ze werden verraden en opgehangen. Het was kerst en we moesten kijken naar het ophangen. Ik wilde niet kijken, maar dan kijk je toch. Aan de ene kant van Block 10 was de Bunker, het straf blok, daar gebeurden de vreselijkste dingen, maar de ramen waren aan die kant afgeschermd, ik kan me niet herinneren dat ik iets heb gezien of gehoord. Aan de andere kant was het ziekenblock, Block 9. Daar heb ik Lex van Weren, met wie ik op school heb gezeten nog gezien. Naast hem stond een dokter, ook een gevangene, die was verkikkerd op me, ik zag er in die tijd nogal aardig uit. Hij stuurde me briefjes en daar stond dieetpap tegenover. Maar toen hij me wilde komen bezoeken met het kommando dat het eten bracht heb ik er maar gauw een einde aan gemaakt. Ik zag hem meer als een soort vader. Maar toen was het ook uit met de dieetpap. Bob heb ik ook nog gezien. Vanachter de tralies die voor het raam zaten. Hij stond op de hoek bij de ziekenbarak. Hij was erg ongerust, want de mannen vertelden elkaar de gruwelijkste verhalen over het Experimentenblock. "Wat doen ze met je? Wat gebeurt er?" riep hij. Toen zei ik, dat hij zich niet ongerust hoefde te maken, dat het allemaal wel goed kwam. Dat heeft een aantal maanden geduurd, toen kwam hij niet meer. Later hoorde ik van de Schreibstube dat hij 11 februari 1944 is overleden. Natuurlijk heb ik gehuild, maar je bent zo hard bezig zelf te overleven dat het toch verder van je afstaat. Hoe hij is omgekomen wilde ik niet weten en nog niet, dan trek ik maar liever dat gordijntje dicht.

Gevoelloos Alles wat er niet aan je deugde kwam er daar uit. Cn ook alles wat wel aan je deugde. Ik ben erg blij, dat ik iedereen recht in de ogen kan kijken. Ik heb nooit echte rotstreken uitgehaald, ik heb nooit iets ten koste van iemand gedaan, ik geloof niet dat dat er bij mij in zat, ik was nog zo'n onervaren, jong mens. Maar wij hebben levenslang. Laatst in sjoel, het was heel gezellig. Iemand kwam naar me toe en wilde mij een hand geven boven een kaars. Ik rook die lucht van geschroeide haartjes en ik voel al het bloed uit me weg trekken. Dat was de lucht die daar in Auschwitz hing, van het crematorium. Waar het precies vandaan kwam kan ik je niet zeggen. Ze hebben ons daar nooit een rondleiding gegeven. Later begreep ik dat het de bedoeling was geweest ons allemaal af te maken, maar er was een Duitse dokter, een dokter Muench geloof ik, die zei dat we nog nodig waren. Hij schijnt dat te hebben gedaan om ons te redden. Ik heb er anderhalf jaar gezeten. We zijn op het laatst verhuisd, we kregen nog een nieuw Block, in een nieuw kamp, daar waren de SS-blocken tussen de gevangenblocken. Er was een verschrikkelijk bombardement, we waren allemaal doodsbang natuurlijk. I

Anne Frank in Berlijn Vijf maanden lang zal er in Berlijn een omvangrijk pro­ject worden georganiseerd rond de tentoonstelling De Wereld van Anne Frank. Achtereenvolgens gaat de tentoonstelling naar de stadsdelen Mitte,Spandau, Lichtenberg, Prenzlauer Berg, Neukölln en Zehlen-dorf. In die stadsdelen zijn lokale groeperingen actief bezig met de voorbereiding van eigen activiteiten om

i heen, zo­als filmfestivals, discussie-

Veel van deze activiteiten zijn gericht op jongeren. De Anne Frankstichting heeft hiervoor een speciale, duits-talige editie van de Anne Frank Krant gemaakt

Huisin tehtoon-

van verschil té zien. Boven­dien zijn er twee reizende versres van deze tentoon­stelling In de nieuwe Anne Frank Krant konïen Marga van Praag, Annemarie Gre-wel en Stanley Menzo aan

4ièjr. «flfcoiil over racisme, en praten zeven leerlingen van een Haagse basisschool over verschillen en overeen­komsten: 'Een gemengde klas is leuk. Alle mensen

,\^érSchÉên»tjè|t heeft niets ; injét afkomst te maken/

Jdoocde^Atme

Anne I bus 730,1000 AS Amster­dam, 020 -5S67100, fax 020-

Page 12: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Colleges Sjoa en Beeldvorming De Faculteit der Pedagogi­sche en Onderwijskundige Wetenschappen van de Universiteit van Amster­dam organiseert met mede­werking van het Rijksinsti­tuut voor Oorlogsdocumen­tatie colleges over Educatie na Auschwitz. Onder meer komen daarbij aan de orde: beeld en zelfbeeld van jo­den na Auschwitz; de jo­denvervolging in historisch perspectief; de Sjoa vanuit historische, sociaal-psycho­logische, literaire, theologi­sche, filmische en educa­tieve invalshoek; archieven over de Tweede Wereldoor­log; musea, monumenten en herdenkingen. Deelname staat ópen voor studenten uit alle studie* richtingen aan Nederlandse universiteiten en voor an­dere belangstellenden. Naast de colleges zijn er twee excursies: een naar het Anne Frankhuis, de Hol­landsche Schouwburg of het Herinneringscentrum Kamp Westerbork; en een naar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.

Docenten: prof.dr.l.B.H.Abram en en­kele medewerkers van het RIOD. Tijdstip: van 3 april tot 17 juli 1995 (vijftien we­ken); naar keuze op dins­dagavond (18.30-21.00 uur) of donderdagmiddag (14.00-16.30 uur). Kosten: studen­ten betalen voor de excur­sie (exclusief vervoer), sylla­bus en overige literatuur maximaal f 150,-; niet-stu-denten betalen f 450,- extra. Meer informatie hierover: drs. A.H.M.Evenwel, tel. 020 - 5251237 (dinsdag, woens­dag, donderdag, 10.00 • 13.00 uur).

Toen kwamen de Russen eraan en op 17 januari 1945 hoorden we dat we ons klaar moesten maken voor de evacuatie van het kamp. We moesten brood halen, maar toen we daar kwamen hadden die grote, Oekraiense vrouwen dat allemaal ingepikt en was het brood op. Vanaf de 18e hebben we eerst eindeloos door de sneeuw gelopen. Wij waren jong, maar er waren ook oudere mensen bij en als je niet meer kon gaf een SSer je een nekschot. De eerste dag schrik je als je iemand ziet liggen, de tweede dag zeg je nog: "Daar ligt iemand". De derde dag stapten we er zo over heen. Zo gauw stomp je af. Anders red je het ook niet, als je je niet met een pantser omwikkelt, denk ik. Later vond mijn broer Max dat ik een monster was geworden. Hij vroeg me toen ik terug was in Amsterdam naar Bob en naar Benzi, onze jongste broer. Ik zei: "Je moet op niemand meer rekenen. Ze zijn allemaal dood." Hij vond me gevoelloos en dat was ook zo, ik ben een hele tijd immuun geweest voor alle emoties. Maar gelukkig komt dat wel weer terug.

Het was een verschrikkelijke tocht. Na een paar dagen kwamen we bij een stationnetje en moesten we in open kolenwagons. Wij waren met tien Neder­landse vrouwen bij elkaar gebleven en hielden een hoekje vrij waar je om de beurt kon springen, zodat je ledematen niet bevroren. We kwamen uiteindelijk in Ravensbrück, een vreselijk kamp, nog erger dan Auschwitz. Daar liepen alleen schimmen rond en Aufseherinnen met grote bloedhonden. Die hadden ze in het experimentenblock niet nodig. Daar heb ik zelfs met m'n beste vriendin gevochten, toen we met z'n vieren in een bedje lagen. Na veertien dagen werden we weer doorgestuurd. Zuidelijk, richting Leipzig. In treinen die werden ge­bombardeerd. De SS nam de benen, maar wij moesten in de wagons blijven. Toen moesten we lopen. We kwamen door dorpjes en soms zette een Duitse vrouw een emmer water voor ons neer, zodat we een beetje konden drinken. En dan schopte zo'n SSer die emmer om. We moeten zo'n beetje in een kring hebben gelopen. Ze wisten zich geen raad met ons. Van de ene kant kwamen de Amerikanen, van de andere kant de Russen. Wij zaten er precies tussenin. We vingen kikkertjes uit de sloot en kookten die boven een vuurtje als we even pauze hadden. We kregen ook wat rijst. We moesten om de beurt dat buideltje rijst dragen. Op een gegeven ogenblik was ik aan de beurt. Wat er gebeurd is weet ik niet, maar ik ben in slaap gevallen en toen was dat buideltje weg. Ze hebben me toen echt afgetuigd en terecht, die rijst was ons leven.

Het was april 1945. We zagen steeds meer SS verdwijnen. Op een gegeven moment waren er nog maar een paar. Toen nam een Oberscharführer ons mee naar een heuveltop en wees op een dorp waar witte vlaggen uithingen. "Daar zijn de Amerikanen" zei hij, "gaan jullie daar maar naar toe en zeg maar dat ik niet slecht voor jullie ben geweest." We kwamen twee Hollandse jongens tegen met een zelfgetimmerd karretje. Van hen kregen we brood met suiker.

Page 13: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Ik zal nooit van mijn leven meer iets lekkerders eten. We hebben nog een nacht in een schuur geslapen waar pellkartofflen lagen, gekookte aardappelen in de schil. We hebben daar zoveel van gegeten dat we er ziek van waren. Bij een grote boerderij stond een Rus. Binnen zat een hele familie aan tafel. Toen wij wezen dat we eten wilden joeg hij ze weg met z'n geweer en hebben wij ons doodziek gegeten aan vlees met vette jus. Maar we wilden naar de Amerikanen toe. Dat mocht ook. En we wilden beslist niet in een interneringskamp. Zo kwamen we bij een grote villa, waar de Amerikanen een Officers Club hadden ingericht. We mochten een bad nemen, we kregen zeep en handdoeken. Van de overgordijnen hebben we kleren gemaakt. De Amerikanen gingen met ons winkelen. Ik ben naar de kapper gegaan, ik had een vuurrode cape gevonden, ik wilde er zo graag weer een beetje als een vrouw uitzien. Maar toen ik een verhouding kreeg met een getrouwde man vond men het tijd dat ik terug ging naar Nederland.

Leren haten

Dat was in juni 1945. Ik kreeg gelukkig het adres van m'n zwager en vandaar vond ik m'n broer Max en z'n vrouw terug die al die tijd onder valse naam in Amsterdam waren gebleven. En de volgende ochtend vroeg stonden Jaap en z'n vrouw Marietje op de stoep. En Avrahammetje. Die zei: "Dag tante Tees". Dat hadden ze hem geleerd. Hij was ondergedoken geweest en dat was een van de redenen waarom ik het kamp heb overleefd. Ik had het idee dat iedereen weg was en ik voor hem zou moeten zorgen. Sjalommetje Avrahammetje. Alle vrouwen in het Block wisten daarvan. Ik heb relatief geluk gehad, dat ik nog zoveel familie terug vond. Maar je kwam terug in een woestijn, geen buren, geen familie, geen verenigingsleven. Gelukkig heb ik m'n leven na de oorlog nog de moeite waard kunnen maken. Anderen zijn er nooit uitgekomen. Die moesten bij alles aan het kamp denken. Wat ik de Duitsers kwalijk neem is dat ze me echt hebben leren haten. Ik heb nooit meer naar Duitsland gewild en als ze zo nodig samen met de Duitsers willen herdenken, kunnen ze dan niet wachten tot wij er niet meer zijn? Sommige woorden kan ik ook niet meer horen: selectie, experiment, die woorden kan je als jood niet meer zomaar gebruiken, vind ik.

In het Verzetsmuseum hoorde ik laatsteen meisje over de Februaristaking praten. Zij zei dat er toen echt een feeststemming was op straat. Toen moest ik toch ingrijpen. Ik zei: "Ik waardeer erg wat u doet, maar er was geen feeststemming. Er waren vierhonderd joodse mannen weggevoerd, en we wisten niet wat er nog zou gebeuren. We waren heel trots dat onze niet-joodse medeburgers voor ons waren opgekomen, maar kunt u zich voorstellen hoe vreselijk het was na de oorlog te ervaren dat vanuit Nederland het grootste percentage joden is gedeporteerd en vermoord?"

Wij hebben gewoon levenslang. Dat betekent niet dat ik 's ochtends huilend wakker word of nachten wakker lig. Wel dat je er bij de minste aanleiding weer middenin zit. Dat betekent levenslang. Je kan je eigen ervaring nooit helemaal overbrengen en op scholen gaan praten, zoals een vriendin van me in Amerika doet is al helemaal niets voor mij. Dan ben ik bang dat er een paar jongetjes geen belangstelling hebben of een stomme opmerking maken. Maar toch is het goed dat jonge mensen er over horen. Daarom vertel ik je dit allemaal. Maar mag ik er nu over ophouden?'

Herdenking Februaristaking Op 25 februari 1995 wordt in Amsterdam de Februari­staking 1M1 herdacht Mét de Februaristaking be­toonde de bevolking ym \ Amsterdam en wijde < ving ai vroeg in de 1

was een moedige en mas­sale verzetsdaad, gericht tegen antisemitisme en ras-sewaan. j / \ De komende herdenking heeft plaats in het'

strijd tegen < centraal staat De stakers van 1941 hebben vooral ygc streden voor de eerbiedi­ging van humanitaire nor­men en 1

deel te nemen aan denking van de king en het defil Dokwerker op het Jonas

bruarl aanvang 's middags om vijf ttiir.%V;"- -"';*•'"''" - * V'

Max Arian •

Page 14: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Gifbronnen ; Toen omstreeks 1350 de 'zwarte pest' Europa tei­sterde, werden de Joden er­van beschuldigd de bron­nen te hebben vergiftigd. Maar wanneer er minder jo­den de ziekte kregen -waarschijnlijk door meer hygiëne 4 kwam dat uiter­aard «foor toverij. Circa 650 jaar later was er weinig veranderd. Giftige theorieën schrijft de oud-rector-magnificus van Nij­megen J. van der Ploeg de theoloog Schillebeeckx toe. Zelf schreef hij: "Naar ver­houding uitzonderlijk groot is het aantal joden dat men vindt als auteurs van porno­grafie, prikkelromans, slechte films en toneel, twijfelachtig cabaret e.d. Als volk en ras hebben de joden eigenschappen die bij anderen afkeer jegens hen opwekken." Dat was in 1940. Ruim 30 jaar tater be­toogde hij: Het Heilige Land (is) in verkeerde handen ge­raakt. Want de joden kun­nen nog steeds het moor­den niet laten. En afgelopen jaar ton men in zijn blad Katholieke Stemmen lezen: Het grootste gevaar voor de kerk tot nu toe Is de Joodse vrijmetselarij, die alle poli­tieke partijen, banken en supra-internationale organi­saties overheerst. (Martin van Amerongen, De Groene, ;t#iiZ/94).

In datzelfde nummer van \ De Groene signaleert Max

i n een walgelijke toe-op Mengele in een

I door Theo van Gogh lien Gans en haar

Van Gogh verweert lich tegen de aantijging van antisemitisme. Men mag de uitlatingen van Van Gogh niet antisemitisch noemen, maar het is wel even sme-

Eva Tas

Interview met openbaar aanklager Richard Goldstone

'Het VN-tribunaal heeft meer dan symbolische betekenis' Er worden weer op grote schaal oorlogsmisdaden gepleegd, dat is afgrijselijk, maar dit maal wordt er tenminste niet gewacht tot de oorlog over is om ze te berechten. Er is door de Verenigde Naties een Joegoslavië-tribunaal ingesteld en daarna een Ruanda-tribunaal. Anet Bleich sprak voor ons met Richard Goldstone over overeenkomsten en verschillen met het tribunaal van Neurenberg.

Rechter Richard Goldstone bevindt zich in een unieke positie: hij is openbaar aanklager bij maar liefst twee internationale tribunalen tegelijk. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties riep verleden jaar een tribunaal in het leven om de misdaden tegen de menselijkheid in voormalig Joegoslavië te berechten. Kort daarop vond in het Afrikaanse Ruanda de gruwelijke massamoord plaats op de Tutsi-bevolking. Ook daarvoor is er nu een tribunaal. Het lijkt voor één man een bijna bovenmenselijke opgave ervoor te moeten zorgen dat in beide gevallen van extreme schending van mensenrechten de voornaamste misdadigers worden gelocaliseerd en in staat van beschuldiging gesteld. Maar de Zuid-Afrikaan Richard Goldstone gelóóft in wat hij doet. De suggestie dat de door de VN geïnitieerde rechtspraak slechts een symbolische functie heeft en misschien zelfs fungeert als alibi voor de passiviteit waarmee de internationale gemeenschap genocide-achtige misdrijven over haar kant laat gaan, maakt Goldstone uitgesproken boos. 'U denkt toch niet dat ik een spelletje speel', roept hij geprikkeld uit.

Bereidwillig zet hij zijn credo uiteen. 'Er is volgens mij maar één remedie tegen misdadig gedrag, of het nu genocide betreft of winkeldiefstal. Dat is de angst om gepakt en gestraft te worden. De wet, in het bijzonder de strafwet, heeft geen enkele betekenis, als er niet op de naleving wordt toegezien. Je kunt nog zo fraai geformuleerde verklaringen over universele mensenrechten hebben, als er geen permanent internationaal tribunaal is dat kan optreden tegen het schenden ervan, is het onmogelijk een eind te maken aan zulke schendingen.' Het stemt Goldstone tevreden dat er voor ex-Joegoslavië en Ruanda één procureur-generaal is (hijzelf) en één beroepsinstantie. Daardoor kan worden voorkomen dat er uiteenlopende rechtsnormen ontstaan inzake oorlogsmisdaden in Europa en Afrika. Hij vermoedt dat het Ruanda-tribunaal een jaar of twee a drie werk zal hebben. Voor voormalig Joegoslavië valt niet te zeggen hoe lang het zal gaan duren. 'Zolang de oorlog doorgaat, kunnen er nieuwe misdrijven worden gepleegd.'

Nooit weer Voor mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd, was het 'dat nooit weer1 een belangrijk uitgangspunt. Wat in die jaren plaatsvond, de moord op de Europese joden, mocht nooit meer gebeuren, en iets dergelijks zou ook nooit meer gebeuren. Misschien omdat Goldstone is opgegroeid in het Zuid-Afrika van de Apartheid, reageert hij nogal lakoniek op de vraag of het 'nooit weer* door de 'etnische zuiveringen' in Bosnië en de massaslachtingen in Ruanda niet op schokkende wijze is ondermijnd. 'Jazeker1, zegt hij, 'die hoop is ijdel gebleken. Maar onder druk van de publieke opinie, die geschrokken is van de beelden uit Bosnië, is er voor het eerst sinds Neurenberg en Tokio weer een internationaal tribunaal dat moet oordelen over misdaden tegen de menselijkheid.' De verschillen tussen de tribunalen van Neurenberg en Tokio, waar Duitse en Japanse oorlogsmisdadigers terecht stonden, en het VN-tribunaal van nu zijn volgens Goldstone groter dan de overeenkomsten. Het doel - het berechten

Page 15: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

van oorlogsmisdadigers die universele normen van menselijkheid met voeten hebben getreden - is hetzelfde. Toen zowel als nu was de samenstelling van het gerechtshof internationaal. Ook het huidige tribunaal wil niet slechts de uitvoerders voor de rechter brengen, maar de opdrachtgevers. 'We richten ons op de ergste misdadigers, degenen die hoog in de hiërarchie zitten en tegen wie voldoende bewijs kan worden verzameld.' Maar daarmee houden de overeenkomsten op. 'Neurenberg was een militair tribunaal. Het was opgezet door de overwinnaars. En nog een belangrijk verschil: in Neurenberg zaten de beklaagden in de gevangenis. Wij hebben nog niemand die in de gevangenis zit. Je zou kunnen zeggen dat ons tribunaal over een grotere legitimiteit beschikt dan dat van Neurenberg, maar vooralsnog minder effectief is.'

Klooster in Auschwitz De perikelen rond het voor­malige nonnenklooster bij Auschwitz zijn nog niet voorbij, integendeel lijkt het wel. Het klooster werd tot vorig jaar bewoond door de rooms-katholieke 'zusters Karmelitessen' die de con­frontatie met joodse organi­saties niet schuwden. Vol­gens het Frankfurter tijdschrift Tribune heeft de orde het klooster en de bij­behorende grond nu ver­huurd aan een veteranen-club, de Vereniging van Poolse oorlogsslachtoffers, wier voorzitter Mieczyslav Janosz een berucht antise­miet blijkt te zijn. Deze ex­treem-rechtse vereniging ergert zich aan het feit dat Auschwitz symbool is voor de massamoord op de Euro­pese joden en eist meer monumenten ter herinne­ring aan de moord op Poolse krijgsgevangenen. De stad Oswiecim (Ausch­witz) probeert nu via de rechter het 30 jaar geldende huurcontract tussen Janosz en de nonnen ongedaan te maken.

Richard Goldstone (foto: ANP)

Problemen Tot nu toe heeft het tribunaal één verdachte aangeklaagd, een bewaker in het door de Bosnische Serviërs ingerichte concentratiekamp Omarska. Hij bevindt zich in Duitse gevangenschap en het is de bedoeling dat hij aan het tribunaal wordt uitgeleverd. Hoeveel aanklachten binnenkort zullen volgen durft Goldstone niet te zeggen. Er is veel bewijsmateriaal, maar dat moet nog nader worden geselecteerd en er moet worden besloten op welke zaken men zich wil gaan richten. Een probleem is hoe verdachten die zich nog in Bosnië bevinden voor het tribunaal kunnen worden gebracht. Als ze niet verschijnen, komt er geen proces. Wel wil het tribunaal dan een internationaal arrestatiebevel uitvaardigen, waardoor verdachten als ze zich buiten Bosnië begeven het risico lopen te worden opgepakt. >

Page 16: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Praktische handreiking Het Nationaal Comité 4 en 5 met heeft een stevig boek­werk van 231 pagina's uit­gebracht, dat onder de titel 'Herdenken en vieren in vrij­heid" een praktische hand­reiking wil geven voor 4 en 5 mei. Centraal daarbij staat

lahdse Grondwet: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen

. ; behandeld. Discrimi-n a "

jing, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.'Na enige

f^ÓTÉHftfcohiHMtfc beschou-wingen volgen vooral veel overzichten van beschik­baar materiaal: onderwijs-projecten, video's, ten-

f§ft-f#li grote hoeveelheid... okimns van meer en sr bekende Nederlan­

ders. •, '"-'<„-;• I boek is uitgegeven door

de SDU en is voor f 34,50 in teverkrij-

•§§5' riiWi-tM"--'-

van de activiteiten in is De trein van 1 voor

rt', die tussen 28 januari ip0i'im aorll achtereenvol­

gens een week zal staan in Rotterdam, Nijmegen, Vlïs-singen, Tilburg, Amersfoort, Maastricht Almere, Am-

gutsen, Groningen en Leeu-i^mm, De trein wil jonge-f^0m-jm^rmtmm met arti- • ,'•

kal i van de grondwet door debatten, optredens van -" popgroepen en acteurs,

4 " door schrijvers en op don­derdagen de provinciale be-

*. , vrijdingsfestivals. Voor meer informatie: Lies-

S beth van Litsenburg, voor­lichter, tel. 020 -6209688.

; ; Het adres van het Nationaal Comité 4 en 5 mei is: Ra­penburgerstraat 109,1011

Wat moet het tribunaal in 's hemelsnaam beginnen, als leidende figuren uit Bosnië, die wellicht op het punt staan te worden aangeklaagd, ondertussen vrolijk onderhandelen over een vredesaccoord? 'Wij zijn onafhankelijke rechters en geen politici', reageert Goldstone fel. 'Wij hebben geen politieke agenda, we hoeven ons niets aan te trekken van alle kritiek op het politieke opereren van de VN. Ook als er een vredesverdrag wordt gesloten, gaan wij door met ons werk. Tenzij de Veiligheidsraad zou besluiten dat het tribunaal zijn werk­zaamheden moet staken. Dat is dan een politieke beslissing waartegen wij niets kunnen doen. Als er straffeloosheid zou worden toegezegd aan leiders die schuldig zijn, zou ik dat zeer betreuren. Want het gaat hier om misdaden die niet kunnen worden vergeven. De enigen die hier kunnen vergeven, zijn de slachtoffers en niemand anders.'

Anti-Apartheid

Richard Goldstone genoot, voor hij aankiager werd bij het VN-tribunaal, in­ternationaal al grote faam. Als lid van het Zuidafrikaanse Hooggerechtshof deed hij onderzoek naar gewelddadige provocaties en machtsmisbruik door leden van de Zuidafrikaanse veiligheidsdiensten. Als tegen de Apartheid gekante rechter in Zuid-Afrika ontwikkelde hij de werkwijze die hij nu ook bij Bosnië en Ruanda wil toepassen: 'op zoek gaan naar de feiten, naar bewijs, en dan oordelen op basis van de feiten en niet van een of ander politiek program.'

Van jongs af aan voelde Richard Goldstone weerzin tegen discriminatie en racisme. 'Om doordrongen te raken van de betekenis van gelijke rechten voor ieder mens, kon je nergens beter opgroeien dan in Zuid-Afrika. Daar kon je met eigen ogen zien, hoe degenen die werden gediscrimineerd van hun menselijkheid werden ontdaan, alsof het wezens van een lagere soort waren. Ik kwam uit een familie die tegen rassendiscriminatie was; op de universiteit raakte ik bevriend met zwarte studenten. Of het er toe doet dat ik joods ben? Veel mensen vragen dat. Ik denk niet dat het rechtstreeks van belang is voor het werk dat ik nu als aanklager doe. Ik geloof wel, dat als er één volk is dat een afkeer van discriminatie zou moeten hebben, het de joden zijn. Zij zijn tenslotte tweeduizend jaar lang gediscrimineerd.'

Hij komt tot slot nog een keer terug op het symbolische karakter van het VN-tribunaal. Het idee dat dit symbolische karakter met zich meebrengt dat het tribunaal in de praktijk weinig betekenis heeft, steekt hem zeer. 'Het moet symbolisch zijn, het kan niet in alle zaken helderheid scheppen. Maar als het belangrijke figuren en misdaden aanpakt, dan hééft het betekenis. Voor iedereen. Je mag dat symbolische niet als negatief zien. Monumenten zijn ook symbolen, maar ze zijn belangrijk. Yad Vashem in Jeruzalem is een ontzettend belangrijk monument, dat iets te betekenen heeft voor iedereen, zowel de slachtoffers als de anderen. Het kan niet herstellen wat verloren is gegaan. Maar het is goed dat het er is. En zo is het ook met dit tribunaal. Het moet zijn werk doen.'

Anet Bleich •

-Mrz'

Page 17: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

De eerste Nederlanders in Auschwitz:

Niet-joden hadden meer kans om te overleven. Hans Beekman en zijn broer Rob waren de eerste Nederlanders in Auschwitz. Als politiek gevangenen arriveerden zij op 6 juli 1942 en werden ingeschreven als de nummers 45218 en 45219. Zij zouden tot september 1944 in Auschwitz blijven om vervolgens overgebracht te worden naar het concentratiekamp Gross-Rosen. Op 6 juni 1944 had Hans Beekman de Sloveense Noëmi Trpin ontmoet, eveneens politiek gevangene. Na elkaar slechts twee maal één middag te hebben gezien en slechts enkele zinnen met elkaar te hebben gesproken, vroeg Hans haar ten huwelijk. Ze trouwden op 14 februari 1947.

Hans Beekman en zijn broer zijn bevrijd in Praag, of liever bevrijdden zichzelf door te ontsnappen. Op 10 februari waren ze vertrokken met een van de laatste transporten uit Gross-Rosen, nadat het nabij gelegen Breslau onder Russisch geschutsvuur was komen te liggen. Ze werden te werk gesteld in Leitmeritz (vlakbij Theresienstadt), om twee maanden later op transport te worden gezet naar Mauthausen. De trein stopte onderweg in Praag. Daar arriveerden ze op 30 april 1945. Hans Beekman: "De zwaar zieken mochten worden vrijgegeven om te worden behandeld in Tsjechische ziekenhuizen. Op het perron stond de trein, daaromheen stond een postenketen, om het station heen was een tweede postenketen en daartussenin was een wachtkamer waarheen de zieken moesten worden gebracht. Alleen degenen die al dood waren of op het punt stonden dood te gaan werden ziek verklaard. Die kregen van de SS een kartonnetje op hun buik dat ze waren vrijgegeven. Ik meldde me als vrijwilliger om de zieken naar die wachtkamer te dragen, omdat er misschien een mogelijkheid was zo te ontsnappen. Op een gegeven moment zag ik kans een praatje met enkele Tsjechen van het Rode Kruis te maken: als het me zou lukken zonder SS-begeleiding bij de wachtkamer te komen, dan zouden zij ons wel naar buiten brengen, zeiden ze. Dat lukte, die Tsjechen hadden van een paar dooien dat kartonnetje gehaald - die hadden dat toch niet meer nodig - en die heb ik om m'n nek gehangen en zo ben ik door de tweede postenketen in een ziekenauto naar buiten gebracht met een aantal vrienden en m'n broer, temidden van de doden en zwaar zieken".

Anti-climax

Op 12 april 1995 wordt 's middags op het voorma­lige terrein van kamp Wes­terbork een herdenkings­plechtigheid georganiseerd ter gelegenheid van de 50-jarige bevrijding van het kamp. Na afloop van het officiële programma op het terrein is een informele bijeenkomst gepland voor oud-gevange­nen van kamp Westerbork te Assen. Oud-gevangenen, nabe­staanden en familieleden die hierbij aanwezig willen zijn, verzoeken wij vriende­lijk zich telefonisch of schriftelijk aan te melden bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Graag zouden wij willen dat u ook anderen op deze oproep at­tent maakt zodat wij zo­veel mogelijk oud-gevange­nen bereiken. Na opgave zal tijdig een programma met toegangs­kaart worden toegezonden.

Voor opgave en/of nadere inlichtingen kunt u zich wenden tot Herinneringscentrum Kamp Westerbork, -Oosthalen 8, 9414 TG Hooghalen tel. 05939-2600/fax 2546

Praag was nog niet bevrijd: "Op een gegeven moment - we zaten in dat ziekenhuis ondergedoken in de tyfusbarakken - werd er een barricade gebouwd vlak voor die barakken. Toen bleek de opstand uitgebroken. Dat was op 5 mei. En wij gingen dus ook op de barricades, met de partizanen. Ik had een pak, dankzij een verpleegster, ik was de enige die naar buiten kon komen. Op verschillende plekken in de stad werd zwaar gevochten, bij ons beperkte het zich meer tot het onder vuur nemen van enkele groepen lopende Duitsers en wat Duitse voertuigen. Op 9 mei was de intocht van de Russen. Dat was een groot feest, de Russen werden daar met blijdschap ontvangen, dat waren de bevrijders. Wij hadden daar een hele goede tijd. Een leven als een luis op een zeer hoofd. We kregen kronen, maar die konden we niet opmaken want alles was gratis voor ons als ex-politiek gevangenen. Heel anders was het om in Nederland terug te komen. Dat was zo'n anti-climax. In Duitsland werden we door de Amerikanen gefêteerd, overal waar we kwamen.

In Holland aangekomen - we reden weer in beestenwagens van België naar Holland, verdomme - bleven we staan op het station in Maastricht. Vlak daarvoor hadden we al een aantal mensen gezien in van die nieuwe Nederlandse uniformen, dus dat was een gejank van jewelste, zo ontroerd waren we. Maar t>

Page 18: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

in Maastricht was het niets geen politieke gevangenen, maai 'allemaal m de wagens bli jven, we komen wei langs' door de loudspedkt-rs t r i w i , maar in die wagons bli jven, maar er gebeurde niks Behalve dat het Wi lhe lmus werd gespeeld. Nou, wi j weer janken, janken, janken allemaal, i ' iddi »ve machten er nog steeds met uit. We zaten tussen de Duitse huurl ingen, Luftwdffehelfet, gedwongen arbeiders, vri jwil l ige arbeiders die zaten allemaal bij elkaar. Wij voelden ons als politieke gevangenen de elite, wi j waren de lui die geleden hadden voor het vaderland. Maar daar had niemand enige .nteresse in Hel Wi lhe lmus werd een tweede keer gespeeld en nog eens een derde en een vierde keer, maar alle ontroer ing was verdwenen Eindelijk g ingen we naar een of ander klooster bij Roermond, daar moest je hele lellen papiet vo\ schri jven waar je vandaan kwam en toen vroeg zo'n snotneus wat .k in m'n ransel nad Ik had twee bajonetten buitgemaakt bij de opstand in Praag, O. zei die vent, die mag je niet hebben en pakte ze eruit en verborg ze onde-r du balie. Ik heb ze nooit meer teruggehad Ik was des duivels.

Toen zijn w e naar een schooi in Eindhoven gebracht, daai moesten we weer wachten We mochten met dout naar Noord-Nederland,dat was nou ol^jd gesloten Het was eind m-ü neyin |uni Uat was de dnt iü in idx dn- s tomme bureaucratie hier in Holland Maar ik had iets van je loopt oi; de Duitsers weg, je passeert de Am< j rile,M"en die s tomme Hollanders die honden t v nu niet meei tegen dus toen zijn we veuekte yd i tw ouder een dekze'l van een auto met levensmiddelen yevluent, en in onze woonplaats /e is t uitgestapt Mi jn moeder wist van niets, die wist niet eens dat we nog leefden" Moede- Beekman was, toen alle valide leden van haar gezin hetzij dood of gevangen waren, doorgegaan in het verzet en redde zo een groot aantal joden Vader Beekman was in december 1944 vermoord in Sachsenhausen.

Honger

Noemi Beekman, toen nog Trpin, is tot het laatste toe in Auschwit? gebleven, tot 18 januari !94b: "Toen moesten w e weg. Te voet, het was vreselijk. Dat was de dodenmars, die heb ik meegemaakt in alle finesses. Het was vers' hrikkelijk koud, w e hadden niets meer te eten, je sliep gewoon buiten Wat me wel opviel als we door de steden liepen, was dat de Duitsers toch wel een beetje ontzet naar ons keken. Ze schrokken van hoe w e eruit zagen, en het waren kolonnes mensen natuurlijk. Langs de weg hoorde je door lopend schieten. Als je niet >

Noemt er. Han:, Beekman {foto Bo Beekman)

De Stichting Vrienden Joods Historische Monu­menten Winschoten houdt zich bezig met de historie van de voormalige Joodse Gemeente en joodse bur­gers van Winschoten. Van de circa 500 joodse Win­schotenaren zijn er zo goed als zeker 446 in de oorlog omgekomen, de meesten in Auschwitz en Sobibor. De stichting is nu van pian een menorah-monument op te richten met 6 tussenpane-len waar aile namen en bij­zonderheden van de joodse gemeenschap in Winscho­ten op worden vermeld. Te­vens is men bezig .net his­torisch onderzoek, ter publicatie en ter oprichting van een historisch centrum. Wie gegevens heeft om­trent vermoorde joodse Winschotenaren of de stichting op andere wijze kan helpen, wordt gevraagd contact op te nemen met L. Everts,

Dwingelooweg 41, 9671 KB Winschoten, tel. 05970-16626

Page 19: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

meer verder kon werd je neergeschoten door de begeleidende SS. De route lag bezaaid. Vervolgens werden we in open wagons gedreven. Het was zo vol dat als je je voet omhoog deed, je hem niet meer omlaag kreeg. En we hadden dorst. Op een gegeven moment kwamen we aan in het vrouwenkamp Ravensbrück. Dat was een geordend kamp. In tegenstelling tot Birkenau. Daar was het een ongelooflijke rotzooi, mede daardoor kon je er ook overleven, anders had je nooit iets kunnen organiseren. In Ravensbrück was het zo overvol dat ze grote tenten voor ons hadden neergezet. De Auschwitzers werden gehaat door de Ravensbrückers, want die maakten de spoeling nog dunner. Het was er al zo vol. Er was heel veel honger. Anderhalve maand hebben we daar gezeten. Op een gegeven moment zochten ze mensen om ergens buiten het kamp te werken. Daar heb ik me voor opgegeven, ik had toch niets te verliezen. Toen kwamen we terecht in Malchow, tussen Rostock en Stettin. Daar was ook een heel klein kampje. Ook honger gelden trouwens. Ik herinner me die laatste maanden alleen maar honger. Maar op een gegeven moment moesten we bij een aspergeboer werken. Dat was ons grote geluk. Grote vreugde, want daar waren Franse krijgsgevangenen waar we mee konden praten. En die brachten ons eten. Krijgsgevangenen waren baronnen vergeleken met ons". De oorlog liep op z'n einde: "Op 2 mei werden we 's morgens wakker en zagen we één van de Haftlinge voetballen met een SS-pet op. Dus dat zat goed. Maar ik wilde zo snel mogelijk daar vandaan, want we waren bevrijd door de Russen. Daar waren we een beetje bang voor, ze waren toch een beetje ruw, een beetje primitief. Dus ben ik weggelopen, samen met een vriendin. We hebben fietsen georganiseerd en we zijn gaan fietsen. Tot diep in de Amerikaanse linies. Maar die waren pot- en potdicht. Er was geen verkeer mogelijk. Gelukkig konden we meeliften met een transport Fransen, plat op de bodem van hun wagens. Tot Schwerin. Daar heb ik me voor Francaise uitgegeven en zo ben ik op 25 mei in Parijs aangekomen".

De Stichting Partners van Oorlogsgetroffenen houdt op zaterdag 18 februari 1995 van 10.36-15.30 uur een bijeenkomst voor part­ners van oorlogsgetroffe­nen ter gelegenheid van de oprichting van de Stichting. Plaats: Prinsenhof, Eijkman-laan 431 in Utrecht Inleider is drs. J.N Schreuder, directeur van Centrum '45. Aanmelding vóór 1 februari 1995 door overmaking van f 15,- p.p. (entree, lunch en 2 consumpties) op postbank­nummer 17908 tn.v. Part­nerpraatgroep te Lemeler-veld. Eén week voor de bijeenkomst wordt het pro­gramma/toegangsbewijs en een routebeschrijving toe­gezonden. Informatie: Lies Tebbenhoff-van Weert Oosteinde 32 7961 NE Ruinerwoid tel. 05222-1837

Met de handschoen

"We werden geweldig ontvangen door die Fransen. Eerst brachten ze ons onder in een sjiek hotel, later in een heel mooi huis, dat tijdens de oorlog door de Gestapo was geconfisceerd. We kregen lekker eten, we kregen een gratis metrokaart. We werden veel beter ontvangen dan in Nederland". Van Hans Beekman hoorde Noëmi pas weer toen ze terug was in Ljubljana: "Ik vertrouwde daar de politieke situatie toen niet zo. Naderhand hoorde ik ook dat allerlei vrienden van me uit het kamp van de Duitse kampen zo waren verdwenen in de communistische kampen, zonder een spoor achter te laten. Maar in juli wilde ik toch maar weer terug. Ik had daar nog een vriend die rechten studeerde - net als ik toen ik werd opgepakt - en ik wilde weten hoe het met hem ging. Terug in Ljubljana kwam ik in contact met de Franse consul. Ik werd uitgenodigd op allerlei feesten op het consulaat, die man was blij dat er iemand was die goed Frans sprak Op een gegeven moment ben ik, toen ik 's nachts naar huis ging, opgepakt door de veiligheidspolitie en naar het gebouw van de geheime politie gebracht. Nou, dat gebouw kende ik door en door. Ze zeiden dat ik reactionair was en me moest schamen, maar dat me niets zou gebeuren als ik gewoon naar het Franse consulaat zou blijven gaan en informatie zou geven, spioneren dus. Ik ben gegaan, heb open kaart gespeeld met de consul en toen heb ik Hans via de diplomatieke post een brief gestuurd dat ik wegwilde en met hem wilde trouwen, want de enige mogelijkheid om Joegoslavië te verlaten was met een Nederlands paspoort" "Zij was iets minder romantisch dan ik", onderbreekt haar echtgenoot haar Er moest dus 'met de handschoen' worden getrouwd. Het was inmiddels 14 februari 1947. Noëmi machtigde Hans Beckmans moeder per diplomatieke post namens haar het ja-woord te geven op het stadhuis in Delft. Zelf werd zij per telegram op de hoogte gebracht dat zij zich nu mevrouw Beekman mocht noemen Maar het zou tot november 1947 duren voordat hij haar in Parijs van de Oriënt-Expres kon afhalen. >

Page 20: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Stenen Halzen De stenen halzen, de omge­bogen betonpalen, door prikkeldraad verbonden in de Nazi-kampen, vormen de achtergrond van dit relaas en ook de titel. Het kamp is het klankbord van wat Moni's moeder Re-gina doormaakt maar moe­der en grootmoeder zwij­gen. Een onoverkomelijke barrière belet hen hun situ­atie bloot te leggen. De dochter Moni, de gang­maakster van de novelle, die grotendeels bestaat in vertellingen en overwegin­gen van de moeder, de oud­gevangene, wil meer weten. Regina zou ter verkrijging van een uitkering haar ge­schiedenis moeten prijsge­ven, maar kan dit niet Uit een opgedoken schrift van haar moeder komt Moni iets te weten en vertelt dat aan een functionaris van de betreffende instantie, de Stichting. Zo is de keten rond.

De verhalen verspringen in de tijd, zoals onze gedach­ten, in het begin van het verhaal woont Regina met man en kind in het grote huis. De man, Felix, ver­trekt. De verhaallijn mag min of meer springerig zijn, de beschrijvingen, de for­muleringen zijn steeds haarscherp en fris. De men­sen in het grote huis wor­den met een enkele penne-streek getekend. Van ondergedoken kinderen heet het*, zij mochten er niet

Kenmerkend voor de stijl van Chaja Polak is een so­ber en trefzeker taalgebruik. Haar zinnen zijn kort en ef­fectief, zij laat de lezer vrij associëren. "Het ooriogje van u is zo langzamerhand uit de tijd". De meest ironi­sche verzuchting in dit boek en trouwens van een t>

Woordbreuk

Zoals gezegd, waren Hans en zijn 4 jaar jongere broer Rob de eerste Nederlanders in Auschwitz. Hans zat ten tijde van de Duitse inval op de Koninklijke Militaire Academie. De cadet-sergeant was na de capitulatie, samen met de meeste militairen, door de Duitsers vrijgelaten op erewoord: "Dat betekende datje enkele maanden later een verklaring moest ondertekenen datje, zolang de oorlog duurde, niets tegen de Duitsers zou ondernemen". Hans tekende, met de bedoeling zijn woord te breken, want hij zat inmiddels in het verzet, evenals zijn vader: "Dat is mij later bij terugkomst door verschillende collega's heel erg kwalijk genomen. Men noemde mij wel een vuile woordbreker, ik had me niet aan m'n officierseed gehouden. De redenering was dat ik óf m'n erewoord niet had moeten geven, óf me er aan had moeten houden. Pas achteraf weet ik natuurlijk hoe ik het eigenlijk had moeten doen. Achteraf had ik er helemaal niet naartoe moeten gaan om te tekenen, maar wat wist ik. Ik was 21, ik was gewend aan discipline en als mijn baas zei je moet daar naar toe, dan deed je dat. Later had ik ook kunnen onderduiken, maar dat wist je niet, je was niet voorbereid op illegaal werk. We waren toen veel braver dan nu, we waren niet opgeleid om tegen de draad in te gaan. Je maakte fouten".

Willemienchen

Op 12 december 1940 werd vader Beekman door de Duitsers meegenomen voor verhoor en niet meer vrijgelaten. Binnen 14 dagen was de hele top van de verzetsorganisatie - de Oranjewacht - gearresteerd. Bij Hans ontstond het plan uit te wijken naar Engeland om zich daar aan te sluiten bij de Nederlandse strijdkrachten. Per boot lukte dat niet, dus moest het over land. Zijn moeder stond er op dat hij zijn 4 jaar jongere broer Rob meenam, en zo vertrokken ze op 30 oktober 1941. Het zou een tocht worden met hindernissen, maar uiteindelijk bereikten ze via Breda, Antwerpen, Brussel en Haine St. Pierre bij Parcy de Franse grens met Zwitserland. Van daaruit zouden ze met behulp van de militaire attaché in Bern naar Engeland worden geholpen. Maar vlakbij de grens werden ze aangehouden door twee Duitse douaniers en voor on­dervraging mee terugenomen naar de 'Kommandantur' in St. Hippolyte. Daar werden ze verwelkomd met de opmerking: 'Na, du wolltest mal Willemienchen besuchen, was?'

Nacht und Nebel

Als gevangenen kwamen de gebroeders Beekman vervolgens via Belfort in Besancon voor het Kriegsgericht Daar bleken de auditeur-militair en de president van de rechtbank hen onverwacht gunstig gezind - de laatste hielp hen tijdens het verhoor lastige klippen te omzeilen - en werden ze tot vier maanden met aftrek van voorarrest veroordeeld, wat betekende dat ze de volgende morgen vrij zouden worden gelaten. Maar dat gebeurde niet. In tegendeel. Begin april moesten ze hun boeltje pakken en werden ze via Parijs getransporteerd naar een kamp in Compiègne, om vandaar in beestenwagens met wat later een Nacht und Nebel transport bleek te zijn naar Auschwitz te worden gebracht. Hans Beekman: "Toen de krijgsraad niet meewerkte wilde de Gestapo ons op een andere manier dood nebben en toen zijn we dus met dat Nacht und Nebel transport naar Auschwitz gevoerd. Kon het niet officieel, dan onofficieel". Omdat Hans en Rob de in het Duits gegeven commando's voor hun Franse medegevangenen vertaalden, werden ze aangesteld als Dolmetscher bij de Aufnahme Abteilung, waar de gegevens van de nieuw-aangekomenen in het kamp moesten worden geregistreerd.

Page 21: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

p / f j . : : : 3 .

«in c •a

belangrijk deel van de ne­gentiger jaren.

Hoe vaak gaat het niet over "overlevenden die zich geert raad weten met het ge- " v'; redde leven' ven er Moni's.

Eva Tas '"W

Ontsnapt aan de gaskamer

Noëmi Trpin kwam op 2 februari 1944 aan in Birkenau met een transport Griekse joden, die in Italië hadden gezeten. "We kwamen aan in een redelijk goed gebouw met Haftlinge die vrij goed gevoed waren, gekleed in van die streepjekleding. Achteraf bleek dat het Sonderkommando te zijn. Die werden redelijk behandeld, die hadden tenslotte zwaar werk en na 4 maanden werden ze toch geliquideerd. Maar je kreeg dus een heel verkeerd beeld bij aankomst. In de verte in de modder zag je wel mensen die nauwelijks vooruit konden, net een soort marionetten. Je snapte er niets van. Er was geen selectie, we gingen rechtstreeks richting gaskamers. Daar hadden we overigens geen idee van. Hoe het kwam weet ik niet, maar er werd iets gezegd over joden en toen zei ik tegen die SS-man: 'maar ik ben niet joods'. 'Dan hoor je niet hier, dan moet je in Birkenau in het kamp zijn', zei de kerel. Zo ben ik van de gaskamer gered. Ik werd ergens ingedeeld in de lage stenen barakken. Ik moest de Rollwagen duwen met vuil en rotzooi. In mijn Kommando waren alleen Polen en Russen, niemand sprak Sloveens. Ik kon toen nog geen Pools spreken, dus ik was enorm ongelukkig. De mensen waren kei- en keihard, er was geen enkel medeleven of wat dan ook. Het verschil tussen Rajsko, het buitenkamp waar ik later kwam, en Birkenau is net zo groot als tussen mijn schuur en paleis Soestdijk. Rajsko was een van de allerbeste kampen waar je terecht kon komen. Ze verbouwden een op een paardebloem gelijkende plant, coxagis. Van de wortels maakten ze kunstmatig rubber".

Topdag/D-day

"Het was overigens zuiver toeval dat ik daar kwam. Ik ontmoette een Sloveens meisje en die had gehoord dat een van de Blockaltesten Sloveens was. Daar zijn we naar toe gegaan en die zei dat we boften, want in Rajsko zochten ze nieuwe nummers. Sterke mensen. Ik heb me opgegeven als farmaceute, dat had ik een blauwe maandag gestudeerd. Ik wist er niets van, maar ik had niets te verliezen. Dat was de topdag van m'n leven, een mooiere dag is er niet. Je kwam uit die vreselijke toestand in Birkenau onder gewone mensen die je behandelden als een mens. Van nummer was je mens geworden. Er zaten vooral Poolse meisjes en veel Frangaises en die waren aardig en beleefd. Ik moest plantjes observeren, hoe ze groeiden.... ik wist daar helemaal niets van, maar die frangaises hebben me enorm geholpen en opgevangen. Als ik niet in Rajsko was gekomen, had ik niet overleefd. In Auschwitz was het zaak binnen twee maanden een betere post te krijgen. Kreeg je die niet, dan was je dood. Onder die omstan­digheden kon je onmogelijk meer dan twee maanden overleven. In de winter moesten we in de kassen werken. En daar heb ik hem ontmoet. Op D-day". Hans Beekman vult aan: "Mannen en vrouwen mochten niet met elkaar spreken, maar niemand lette toen op iemand, want iedereen - ook de SS'ers - was helemaal in beslag genomen door de invasie. De eerste dag hebben we elkaar alleen maar wat dingen gevraagd die je altijd vroeg als gevangene: waar kom >

Chaja Polak, Stenen halzen.

dam, 1994. Prijs f3&99

Nijd en narcisme

Een boek over de sinne van niet-joden tegendeel ofwel antwoord daarop.

3fS

over de ver- .

*A> I'S

Evelien Gans schreef een zeer gedegen en verhande houding tussen niet-joden in Ruim gedocurnenteerd, met vrijwel evenveel buiten­landse als Nederlandse lite­ratuur vormen de hoofd- „ stukken de begeleidende accoorden bij recente k fNp^ 4 ^ ties en polemieken. Fass-binder, auteur van 'Het vüiL ' 'ié de stad en de dood', Theo van Gogh, Leon de Winter, Vrij Nederland en ons co­mité passeren de revue in '' weloverwogen en afgewo­gen passages. . \H',:.'v-Wij weten het allemaal, ; . f toenmalige slachtoffers en hun nazaten hebben a moeiteloos een onderwerp ter beschikking, wat niet zelden tot afgunst leidt van pennevoerders en aardig wat anderen. Vaak tot over- * koken, nog vaker tot onbe-grip. Zoals joodse moppen menigmaal bij anderen on­begrepen blijven. En zoals r ''4 sommige fijnzinnige niet-jo­den met begrip ze zelf niet na vertellen. > N i

Page 22: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Na verloop van tijd zijn scrupules ten aanzien van de onlangs, maar gelukkig niet meer vervolgden uitge­sleten en zijn oude mecha­nismen weer gaan werken. Ook wel eens nieuwe ver-

; wijten op oeroude grond­slag: bijvoorbeeld de grijp­grage op macht-achter- de-schermen-beluste joden. Gojse nijd blijkt zich in deze jaren ook te uiten in de lite­raire kritiek ten aanzien van de joodse romancier Leon de Winter, die antisemi­tisme zou uitlokken, naar van joods-extremistische zijde is beweerd. Op laakbare handelingen in eigen kring blijft de kritiek nog wel eens uit, zoals na de moordpartij in de mos­kee van Hebron. Maar, no­teert Evelien Gans: "Zonder de binnen het jodendom sterk levende traditie van kritisch denken, gecombi­neerd met een gezonde do­sis pragmatisme, was van Israëlische kant nooit een doorbraak gekomen in het vredesproces". Terecht merkt de schrijfster op dat mén al in Tenach, het Oude Testament, kan lezen dat joden geen heiligen zijn. Het taboe op antisemi­tisme, zo niet op discrimi­natie van joden, is wegge­zakt. Een voorbeeld is de handel en wandel van Theo van Gogh in diverse bladen. Eén hoofdstuk is gewijd aan de vernieling van het Auschwitz monument vlak voor de herdenking van '93, Dat bleek geen vooraf uit­gedokterde aanslag van een duistere groep te zijn, maar een particuliere streek van een junk tegen zijn tijdelijk baas. Maar die glazenier werd niet weerhouden door het feit dat de door die baas afgeleverde glasplaten toevallig voor duizenden mensen, vooral joden, een t>

jij vandaan, waarom zit je hier, wat heb je gedaan". Mevrouw Beekman: "Ik vond hem best aardig. Wat me opviel was dat hij donker was. Ik hou van donkere types". Hans Beekman vond haar zo aardig dat hij haar een tweede keer opzocht: "Ons tweede gesprek was nog korter dan het eerste. De SS vertrouwde het niet, dus kreeg ik te horen dat als ik het nog een keer zou proberen, ik plat op m'n rug met m'n voetjes naar voren naar m'n eigen kamp zou worden teruggebracht". Hij zag die tweede maal wel kans haar te laten weten dat, als ze het beiden zouden overleven, hij met haar wilde trouwen. Zijn vrouw: "Toen hij mij die brief had geschreven of ik met hem wou trouwen na de oorlog, vond ik hem een beetje gek. Wie trouwt er nou met iemand die hij helemaal niet kent. Ik studeerde rechten toen ik gevangen werd genomen en ik wilde doorstuderen. Ik vond het een beetje zot. Maar ja, ik heb hem wel m'n adres gegeven in Ljubljana, je gaf aan meer mensen je adres".

Overlevingskansen

Van het transport van 1250 mensen, waarmee Rob en Hans Beekman naar Auschwitz zijn vervoerd, zijn er maar circa 100 overgebleven. Hans Beekman: "Dat is nog heilig vergeleken met wat de joden is overkomen. Het verschil was dat de joden, vooral de eerste transporten, rechtstreeks naar de gaskamers gingen. Bovendien hadden de niet-joden kans op de betere commando's, als jood - als je al werd uitgeselecteerd - kwam je daar niet in. De waarschijnlijkheid om dood te gaan was verschillende keren groter in een slecht commando dan in een goed commando. Dat zei naturlijk niet alles, want ook in een goed commando kon je dood gaan aan ondervoeding, zwaar lichamelijk werk, ziekte, of omdat je doodgeslagen werd. Maar de overlevingskans was toch enkele malen groter. In het algemeen zijn de joden die het hebben overleefd, vrij laat in Auschwitz aangekomen. Je had ook meer kans te overleven, zodra je iets bijzonders had: muziek maken of boksen. Dan was je een leuk speeltje. Maar gemiddeld overleefde je niet langer dan drie tot zes weken. Als je dus niet direct naar de gaskamers werd gestuurd. En naarmate je er langer was - een oude gevangene, noemde we dat - werden je overlevingskansen groter. Je kon meer vrienden maken, je leerde manieren om dingen te organiseren. Verder werkte het zo dat als je je werk goed deed, je van belang was voor de Kommandoführer. Die kon dan weer goede sier maken tegenover zijn superieuren".

Page 23: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Musulmann

"Je had in feite twee Auschwitzen: het concentratiekamp en het vernietigings­kamp. De mensen die nog konden werken (en als er nog plaats was in Birkenau) werden geselecteerd voor het concentratiekamp. Daar mocht je je doodwerken. De rest werd meteen doorgestuurd naar de gaskamers, vooral de joden. Later zijn daar in één keer ook alle zigeuners vermoord. \ Auschwitz was een vergaarbak. Iemand heeft het ooit de anus mundi genoemd, en ik geloof dat dit eigenlijk wel een goede omschrijving is. Als je niet meer arbeitsfahig was, ging je ook naar de gaskamer. Als er 1000 doden waren, was dat toch niet erg, want er kwam toch weer een transport van 2000 mensen aan. Sommigen in het tweede kamp vonden dat ze beter af waren geweest in het eerste kamp. ledereen bijna heeft wel zo'n moment gehad, of dat het je in elk geval niets meer kon schelen om dood te gaan. Het beroemde 'musulmann-gevoel'. Je werd ontmenst. Er waren ook regelmatig zelfdodingen, mensen die zich dood liepen tegen de electrische bedrading rond het kamp". Noëmi Beekman herinnert zich dat er een block was waar je je kon melden om 's avonds te worden vergast. Hans Beekman vervolgt "De ontmenselijking had een doel: de Duitsers wilden zelf geen vuile handen maken, daar hadden ze hun mensen voor, andere gevangenen. Bij de Duitsers was wreedheid een systeem geworden. Wie het wreedst was, werd bevorderd of beloond. Dat is de grote schuld van mensen als Eichmann en Himmler, die koelbloedig achter de schrijftafel dit systeem hebben vormgegeven. Dat is veel erger dan een vent die individueel eens buiten z'n boekje gaat. Je kunt zeggen wat je wilt, maar in elke oorlog gebeurt rotzooi. Dat is fout, maar zonder het ermee eens te zijn kun je dat begrijpen. Maar de Duitsers probeerden ons wijs te maken datje alleen maar kon overleven door op anderen te trappen. Je werd kapo, bij wijze van spreken, als je je vriendjes doodsloeg. Dat is ook een soort ontmenselijking; voordat je zo ver komt dat je je lotgenoten gaat vermoorden. Dat waren aanvankelijk de groene driehoeken, de beroepsmisdadigers enz., zeker in het eerste begin. Naderhand hebben de roden dat een beetje overgenomen. Dat is dus winst op de korte termijn: als ik daar beter van word, dan sla ik gewoon drie vriendjes dood. Maar op de lange termijn overleefden juist de mensen die nog een ideaal hadden, die nog iets menselijks hadden Die werden geholpen. Er is naar mijn gevoel niemand die Auschwitz heeft overleefd, zonder dat hij daar vriendjes bij had, die hem op verschillende momenten geholpen hebben, psychisch of met voedsel. Dat hadden wij wel, maar dat hadden die kapo's niet. Maar ik vind ook dat iemand die daar niet heeft gezeten daar niet over mag oordelen. Je kan nooit 100 procent van tevoren zeggen dat je zelf iets zult doen tot je zelf in die situatie verkeert. Dus je mag er wel een mening over hebben, maar je mag er niet over oordelen. Oké, wel over iemand die echt smerig is geweest - niemand zal laat ik zeggen over een Himmler of over Eichmann genuanceerd denken. Maar als iemand zwak is geweest....Wat is het juiste moment om iets te doen? Dat weet je pas achteraf, dan is het makkelijk. Te makkelijk. Mensen gaan steeds zwart-witter denken, de nuances vallen weg. Ik erger me kapot als ik een jonger iemand, die de oorlog niet heeft meegemaakt, af hoor geven op de Duitsers, of hoor roepen geef me m'n fiets terug of zoiets. Het moeten geen dogma's worden, daar komen de fundamentalisten uit voort, dat zijn de lui van de zwarte kousen kerk. Ik vind dat niet goed, je bent mens met je fouten, net als ieder ander mens, en je moet begrip hebben. Je kan iets afkeuren en het toch begrijpen. Dat is niet hetzelfde. Je moet de nuances blijven zien, anders kun je niet vergelijken. Die Duitse krijgsraad in Compiègne, die was verdomd netjes, die was op onze hand. Dat waren Duitse officieren, die hun nek uitstaken om ons te redden. Die hebben gevaarlijk spel gespeeld, als die er niet waren geweest was ik dood geweest. Dat helpt ook mee aan dat genuanceerde denken".

onvervangbare en unieke plek zijn. De tweede generatie van de slachtoffers identificeert zich veel met de getroffen ouders; Volgens Lea Das­berg worden deze jongeren problemen aangepraat. Er wordt een hiërarchie van het leed aangenomen, of aanvaard. Een zelfhaat die nogal eens wil doorslaan. Iedereen, zo moeten wij be­denken heeft meerdere identiteiten.

Evelien Gans, die aan een proefschrift over een belen­dend onderwerp werkt heeft voor deze vingeroefe­ning gevarieerde, recente bronnen aangeboord. Ook in dit boek wordt de vraag naar het hoe en waarom

- van het antisemitisme niet beantwoord. Evenmin de oorzaken van dé welige groei van controversiële no­ties aangaande joden. Maar dat mag men ook eigenlijk niet verwachten. Dus zo moet je dit boek ook lezen.

Eva Tas

Evelien Gans. Gojse nijd en joods narcisme, uitgegeven bij Platina paperbacks, Arena, Amsterdam 1994. Prijs f24,90

Clairy Polak •

Page 24: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Vijf gedichten Liefde Afscheid

Niets Geen grafsteen met een naam nooit kun je er heen ik zou zo graag willen gaan - het waarom blijft branden -

Waarom waarom ben ik bang om een traan langs mijn wang te laten gaan?

bitter en zout alleen, voel ik mij kil en koud, zonder doel.

Wanneer wanneer laat ik mijn tranen de vrije loop

want dan is er hoop

doelbewust levensrust

Herdenking

verdraagzaam eenzaam geforceerd in mijzelf gekeerd voortduwend wegduwend; met ingehouden snik beleefde ik vier mei

Meneer Cohen, de oude apotheker, was geïnterneerd in een werkkamp in Drenthe. In zijn handen een zware schop, aan zijn voeten versleten, doorweekte molières zonder veters.

Op een dag kwam er een bericht, hij zou worden overgeplaatst naar een werkkamp in Polen. Mevrouw Cohen kon zich melden, indien ze met hem mee wou gaan.

Haar kinderen riepen: "Moeder, ga niet!" "Ga alsjeblieft niet!" "Moeder blijf hier!" "Moeder je bent stapelgek!"

Mevrouw Cohen pakte wat kleren in een rugzak, ze zei: "Ik wil nog één keer zijn gezicht zien, zijn stem horen, zijn hand vasthouden, verder niets".

Ze nam een lepel, een emaille beker en deed ze in de rugzak, samen met een handdoek en een stukje zeep. Haar trouwring liet ze achter op de keukentafel voor haar oudste dochter, want joden worden begraven zoals ze zijn geboren, zonder bezittingen.

Clarissa Jacobi

We stonden op het natte perron van een provinciestad, twee overlevenden, mijn vaders jongere broer en ik.

Ik zei: "Ik kom nog wel terug, om afscheid te nemen, voordat ik voorgoed wegga". Maar hij doorzag mijn leugen, voelde de pijn die ik hem wilde besparen.

Hij zei: "Je kunt altijd terugkomen, als het je daar niet bevalt, zolang ik nog een stukje brood heb, is er ook voor jou".

Ik kuste hem, zijn stoppelige wang, grauw-grijs geworden in de ondergang, ik stapte in de trein, ik wuifde, alles bewoog, mijn hand, de trein, zijn lippen, de zegenbede van een vrome joodse man, bereikte mijn door vuil geschonden glas.

Clarissa Jacobi

het is nooit voorbij

Onzichtbare ouders

De aanraking van het leven heb ik gemist

De aanraking van hun dood heb ik gevoeld

Lily de Schaap

22

Page 25: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

fragmenten uit een uniek dagboek

Togboech '43-'45 Onderstaande fragmenten komen uit het dagboek van mijn vader, dat ik in maart 1994 in New York heb gevonden. Het begint bij de deportatie naar Westerbork op 20 juni 1943 en eindigt een maand of twee na de bevrijding. Begin september 1944 gaat hij op transport naar Theresienstadt. Drie weken later wordt hij, samen met zijn broer Moisje, verder getransporteerd naar Auschwitz. Na een kort verblijf daar gaat hij naar een werkkamp (een steengroeve) in Golesjoi. Eind januari, als de Russen naderen, worden de kampen ontruimd. Als een van de zieken die achterblijven komt hij ten­slotte, na 8 dagen in een verzegelde trein te hebben gezeten, in Brinlitz terecht, het kamp van Schindler. Na de bevrijding op 8 mei door de Russen ontstaan er chaotische toestanden in de kampen. Pas twee weken na de bevrijding verlaat hij, terwijl hij nog nauwelijks op zijn benen kan staan, Brinlitz. Na nog enige tijd opgenomen te zijn geweest in een ziekenhuis in Praag, komt hij na een lange omzwerving op 10 juni aan in Nederland. Het dagboek beslaat ongeveer 300 pagina's (2 dictaat­cahiers) Jiddisj handschrift. Hij heeft het dagboek, naar hijzelf schrijft, 'overgeschreven' in Amsterdam (tussen september '45 en mei '46). In 1946 wordt het verstuurd naar het YIVO te New York. Het dagboek wordt thans vertaald. In onderstaande fragmenten zijn enige inkortingen aangebracht en is een aantal namen veranderd.

F.B.

Het wordt licht en de eerste inwoners van Auschwitz komen de trein in. Joden met blauw-witte pakken - kampkleding. Het soort kleding dat normaliter alleen door zware mis­dadigers wordt gedragen. Alleen al door die kleding zijn we enorm geschrokken. Maar ook een beetje gerustgesteld. We zeiden: het is Auschwitz, maar toch zijn het weer de joden die ons ontvangen. Maar onze vreugde was snel voorbij. Deze joden, die in hoofdzaak Jiddisj spraken, lieten zich namelijk kennen als een stelletje rovers en dieven. Ze commandeerden ons ook. De eerste directieven kwamen uitgerekend van dit stelletje. 'Alles in de trein laten liggen, niets meenemen en eruit!' Wij begonnen te protesteren: 'Wat wil dat zeggen, niets meenemen! Zelfs de broodzak niet!' 'Nee! Helemaal niets!' Hun gedrag werd - met al hun geschreeuw daarbij - ruwer en gemener, maar plotseling worden ze wat milder en proberen bij een paar mensen een klokje los te krijgen. Beheimes, honden die jullie zijn, zo meteen nemen ze jullie

toch alles af. Die klokjes moeten jullie ook afgeven. Geef ze dan maar liever aan ons "joden". We lieten de bagage tegen onze zin staan omdat we nog zo naïef waren te geloven dat we er beter op konden passen, als we die mee zouden nemen. Anders zou er misschien nog wat zoekraken. Maar we hadden snel door dat dit een vergissing was, omdat we meteen al bij het verlaten van de trein worden opgejaagd door soldaten. En als we even later omkijken, zien we hoe de joodse helpers-horlogedieven onze bagage uit de wagons halen en er in verrukking naar staan te kijken. Ze scheuren onze rugzakken meteen open om er snel alle goede dingen uit te halen die wij nog mee konden nemen. Ook dat ging snel en omzichtig in zijn werk, om in ieder geval de SS vóór te zijn. De rugzakken en de verdere bagage werden daarna zomaar op de grond gegooid. Alles wat erin had gezeten, lag uitgestrooid op de grond. En we zien hoe de leverworstpasteitjes, die we uit Theresienstadt hadden meegekregen, rondslingeren bij de rails van de spoorweg.

Terwijl we zo verder lopen, in groepjes van drie en vier, komen er elke paar meter soldaten langs, Duitsers, die met een zielig gezicht ook weer naar de bekende horloges vragen. Als er niet zo'n streng toezicht was geweest, hadden we nog iets kunnen proberen te redden. Ook ik heb alleen maar mijn aktentas en een broodzak bij me. Een soldaat houdt me aan. Hij rukt de aktentas uit mijn hand en slingert hem weg. Nu ben ik ook mijn aktentas kwijt. Mijn broodzak houd ik nog stevig vast. En ik loop verder. Langs de weg met de rails, alsmaar verder. We hebben de moed nog steeds niet opgegeven. Terwijl we zo, onder bewaking van soldaten, verder lopen, zonder te weten waar we naartoe gaan, wordt ons door een aantal van de joden die daar in gevangeniskledij rondlopen, toegevoegd: 'Mensen, denk erom, jullie zijn allemaal gezond!' Dat roepen ze ons na, maar we begrijpen eigenlijk niet zo goed, wat ze daar mee willen zeggen. En zo komen we opeens bij een kruispunt aan. Daar houden we stil. We moeten één voor één langs een soldaat lopen; het is een dokter, zeggen ze ons vlak van tevoren. Je moet drie meter van hem af, ingerukt in de houding gaan staan. Moisje loopt voor me uit en ik hoor hoe hij hem vraagt: 'Hoe oud? Gezond?' En dan wijst hij met zijn hand naar links. Ik loop Moisje snel achterna om hem niet uit het oog te verliezen. Ook ik ga eerbiedig in de houding staan met mijn handen langs mijn zij. Dezelfde vragen. Hoe oud? Ik zeg 42 (ik was toen al 45).

Ik loop snel naar links om Moisje nog in te kunnen halen. Na mij komt Heflich. Hij zegt dat hij een beetje ziek is en t>

Page 26: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

de dokter wijst hem naar 'rechts'. En hij gaat naar rechts. Veel heb ik niet gezien, want ik moest meteen verder lopen. Maar dan blijven we toch maar even staan om af te wachten hoe iedereen 'geselecteerd' wordt. En terwijl we daar zo staan, horen we die lieden die daar alweer in hun gevange-niskledij ter plekke zijn, ons mazal-tov toeroepen. Geluk­gewenst, jullie zijn de goede kant opgestuurd. Wat wil dat zeggen? Heel eenvoudig, degenen die rechts zijn gegaan, zullen we zo meteen zien branden! Deze tijding en het mazal-tov doet ons niet echt goed. We zijn vreselijk geschrokken. Voor het eerst dat we met de Duitsers te maken hebben, horen we zoiets. We hebben veel dingen geloofd en wisten dat ze in staat zijn de meest verschrikkelijke dingen te doen, maar zoiets - onschuldige mensen vergassen en ze ver­branden - zoiets kon je eenvoudig niet geloven. We waren heel erg geschrokken, maar wilden toch niet geloven wat die mensen ons vertelden! Deze lieden wilden we überhaupt niet al te serieus nemen. Van hen wisten we immers wat voor een dieven het waren. En ze spraken ook net zo als de mensen van de onderwereld van Warschau. Juist omdat ik ze zelf heel goed kon verstaan, wilde ik niet al teveel geloof hechten aan wat ze zeiden. Toch waagde ik het één van hen tegen te spreken en ik vraag hem of hij dat echt meent van dat vergassen. Vergist u zich niet? Daar krijg ik een zeer kort antwoord op. 'Jij, sjmok, klootzak die je bent, idiote sjmok, zo meteen spreek je wel anders!'

We gaan verder en eindelijk worden we een grote, lege barak binnengebracht. Hier moeten we wachten tot er plaats is in het bad. We moeten namelijk eerst een bad nemen. De 'sauna', zo heet het bad. En daar is al weer een deel van onze vrienden' aanwezig. We moeten wachten tot zij klaar zijn. Hier, in de grote barak, kunnen we een beetje rusten. De spanning is wat afgenomen, omdat ze ons daar min of meer alleen hebben gelaten met ook enige bewe­gingsvrijheid buiten de barak. Van tijd tot tijd komen er ook soldaten naar ons toe met joodse helpers. Ze roepen ons bij elkaar om ons op te stellen en naar hun mede­delingen te luisteren. Maar na een paar minuten gaan ze weer weg.

Je zou je goed voor kunnen stellen dat zij (de joden) hier de echte bazen zijn. Omdat de enige Duitser die je hier ziet rondlopen, de indruk maakt alsof hij van hun politie is. Ze gedragen zich ook zodanig dat je zoiets wel moét denken. Zij fluisteren voortdurend met de Duitsers en nemen ze mee naar binnen. Ze lachen met elkaar, alsof ze eikaars beste vrienden zijn. Aan de andere kant hebben deze lieden, zonder dat te willen, zeer misleidende reclame voor de Duitsers gemaakt. Wij zouden kunnen denken: kijk eens wat een aardige knapen, wat een smoeltjes dat zijn. Zo slecht kan het hier nog niet zijn. En dat na al die gruwelpropaganda van nota bene dezelfde mensen. Een komische zaak. Hier werd ik wederom

geconfronteerd met het eeuwige Duitse systeem van voor de gek houden en misleiden. Ook met dit stelletje snoevers hebben ze ons alleen maar willen misleiden. Om het slachtoffer makkelijker naar de slachtbank te kunnen bren­gen. Dit systeem neem ik al waar vanaf het begin en zelfs nog van de tijd dat we vrij waren in Holland.

Later, als ze hun werk min of meer achter de rug hebben, proberen ze vrienden met ons te worden. Ze nemen een aantal mensen in vertrouwen en vertellen wat zich hier in feite afspeelt. Zo geven ze ons de eerste les dat het hier een vernietigingskamp is. Er wordt hier uitgemoord. En er wordt vergast. We zijn er met de eerste selectie die we hebben meegemaakt, nog niet van af. Er vinden hier constant selecties plaats. Er worden voortdurend mensen voor het crematorium bijeengezocht. Ze vertellen hoe hun eigen vrouwen en kinderen vergast zijn. Ze rekenen erop dat ook hun beurt spoedig zal komen. Maar zolang er nog nieuwe mensen aankomen, worden zij met rust gelaten. Ze zijn zo hard geworden dat niets ze meer kan schelen. Een mensenleven heeft hier totaal geen waarde. Voor een paar schoenen vermoorden ze hier iemand, als hij niet zo goed is die schoenen vrijwillig af te geven. Als ze zoiets doen, krijgen ze daar geen straf voor. Een mensenleven meer of minder is niet van belang. Een rechter is er niet. Precies zoals we hier bij elkaar zitten, zullen ze, als ze daar zin in hebben, iemand koud maken. De Duitsers zullen ze niets doen. Hefker, een wereld zonder normen.

Zondags werkten we als regel niet, maar door de nachtploeg van zaterdagavond werd wèl gewerkt. Die zondag komen de arbeiders van de nachtploeg thuis en vertellen dat het donker was in de hal. Meier, de chef, die anders zo streng is, had zich helemaal niet meer met het werk bemoeid. Er werd ook buiten die paar uur om dat het werkelijk donker was omdat er geen elektra was, niets uitgevoerd. Om de zoveel uur werd er door Tsjechische saboteurs in de elektrische centrale sabotage verricht. De chefs waren ten einde raad. De toestand was catastrofaal. Met dat nieuws kwamen de arbeiders van de nachtploeg naar huis. En nu begonnen we er allemaal in te geloven dat er belangrijk nieuws ophanden was. Sommigen dachten dat de Russen vlakbij waren en elk ogenblik hier konden zijn. Dat de oorlog al helemaal op zijn einde liep, konden ze echter niet geloven. Eén ding was zeker, er gingen belangrijke dingen gebeuren; gingen ze ons weer evacu­eren??!

Page 27: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

7 mei

Maandag: Het appèl is afgelopen en we moeten weer aan het werk. Bij het werk is echter geen elektra. Sabotage.

7 mei

Vandaag, maandagavond, vertrekken 70 bewakers van de S.S. en met hen ook de commandant. Meteen daarna deelt de heer Schindler mee dat de produktie wordt stopgezet. Het heeft geen zin meer om door te werken. Hij verzoekt ons rustig te blijven. We mogen doen wat we willen. We mogen vrij rondlopen op het terrein.

Dinsdag 8 mei

Ze delen ons mee dat er in de hal een grote luidspreker is opgehangen. We horen muziek en wat bijzonder is -alleen maar Engelse muziek. 's Middags 3 uur moeten we allemaal in de hal komen. We kunnen dan naar een redevoering van Churchill luis­teren. We kunnen onze oren haast niet geloven: een redevoering van Churchill en dat uitgerekend in de hal. Voor het eerst na zoveel maanden horen we weer radio. En nog wel de Engelse zender. De S.S. bewaking is al niet meer in het kamp. Nog maar zo'n 25 soldaten, die op wacht staan. Die wilden echter niet meer door ons gegroet worden. Drie uur 's middags ga ik snel de hal binnen om de rede van Churchill te horen. Een verklaring van Churchill. We staan er met zijn allen nieuwsgierig, maar wat onverschillig bij om het nieuws te vernemen. "Duitsland heeft gecapituleerd." Die woorden horen we in alle talen door de luidspreker klinken. Ik wacht met ongeduld af of we ook een Neder­landse vertaling te horen krijgen. En ja!! Ook in het Ne­derlands. De tranen komen me in de ogen - ik word door mijn gevoelens overmeesterd. Het lijkt allemaal wel een wereld van fantasie, alsof het een droom is. Aan het eind van de redevoering wordt op de radio het Engelse volkslied gespeeld. Meteen zetten we allemaal onze dwangarbeid-petjes af, nemen ze in de hand en gaan in de houding staan. In de verte staan nog een paar Duitse soldaten te kijken hoe we daar staan, maar ze zeggen helemaal niets.

Na die redevoering is het ons duidelijk dat we thans vrij zijn. Maar we moeten nog op onze hoede blijven. Er zitten nog Duitse soldaten om ons heen. In Churchills rede heette het dat Duitsland hedennacht om 12 uur de wapens tegenover Rusland moet neerleggen. Dat wil zeggen dat de soldaten pas tegen 12 uur 's nachts geen geweren meer mogen dragen. Ondertussen zijn ze nog gewapend en moeten we oppassen.

Ongeveer twee uur later roept de heer Schindler ons bij elkaar. En steekt een redevoering tegenover ons af. De inhoud was ongeveer als volgt: Niet alle Duitsers zijn slecht. En als we er zo meteen achter komen hoeveel van onze mensen in Auschwitz zijn ge­liquideerd en nog meer, dan moeten we niet wraakzuchtig zijn tegenover alle Duitsers: niet iedereen is schuldig. Hierna verzoekt hij ons om vijf minuten stil te blijven staan om onze doden te herdenken. Wat een cynisch en treurig moment - het ergste wat ik heb meegemaakt... We staan daar in stilte, maar de tranen lopen als riviertjes langs onze gezichten. En meteen daarna breekt ook een hysterisch geweeklaag aan door heel veel vrouwen. Na de rede hebben onze mensen de heer Schindler op de handen gedragen. Hij heeft ons van de dood gered. Hij heeft over ons gewaakt. Hij, de gewezen S.S.-er.

Gisteren zijn we gaan slapen, wat meer opgemonterd, maar nog wel zeer gebroken. De reactie op het gebeurde begon te komen. Leeft mijn vrouw nog! Leven mijn kinderen nog! Hoe kom je iets te weten? We gaan slapen en de Duitse wacht sluit onze deur net als anders af... Dat alles maar goed moge aflopen. Buiten rijden nog de hele dag treinen. Met vele, vele wagons met tanks en dergelijke. De treinen rijden nog steeds en er valt nog niets te merken van de Duitse capitulatie. Twaalf uur 's nachts horen we hoe de laatste trein stil houdt op het station van Brinlitz, niet ver van ons raam. En de locomotief blaast stoom af en fluit. Fluit en stoomt. Dit is iets nieuws. Twaalf uur precies trekt de locomotief alle registers open en hoest alle stoom uit. Blaast zijn laatste ademtocht uit. Daarna rijdt er geen enkele trein meer voorbij. De weg is geblokkeerd. Zes uur vroeg in de morgen staan we op. We zijn benieuwd of er 's nachts niet iets is gebeurd. We kijken naar de deur (van de barak). Die staat open. Er staat wel een post met een geweer in de hand - maar hé - het is één van de gevangenen die het geweer draagt. Niet meer een Duitser. Een joodse soldaat, gekleed in concentratiekampkleren. Het staat hem goed, dat geweer. Direct horen we, dat twaalf uur 's nachts precies, de laatst overgebleven Duitsers zijn vertrokken. Ook de heer Schindler. We zijn achtergebleven zonder beschermheer - helemaal alleen. De hele dag, de woensdag, zijn we vrij, werkelijk vrij en er is verder niemand. Geen Duitsers en geen Russen. De Tsjechen hebben een koe naar binnen gebracht en wij slachten hem. Maken er een feestmaal van ter ere van de dag van de bevrijding. Maar direct na de soep (de gouden soep) is bijna iedereen ziek geworden, met diarree.

donderdag 10 mei

Elf uur verscheen er een Russische officier, de eerste >

Page 28: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

patrouille. We zijn hem tegemoetgelopen als ware hij de messias. Hij kon ons helemaal niets vertellen, 's Middags zullen er nog meer Russen komen. Wij hebben direct grote spandoeken gemaakt in het Russisch. Met Russische tekens. En daarmee op de Russische gasten gewacht. Het werd een zeer bijzondere ontvangst. De officieren hebben ons ook in het Russisch geantwoord en ons gezegd dat wij vrij waren en onder Russische en Tsjechische bescherming stonden. We mogen nu gaan en staan waar we willen.

Heel veel mensen lijden nog aan honger-oedeem. Er wordt hoopvol op de komende ontwikkelingen gewacht. Er wordt over stakingen gepraat, die meestal door de arbeiders worden gewonnen. Over mijn dochter Heieen hoor ik bij Meier dat er goede berichten zijn. Alles is in orde. Waar Fransje zich bevindt, weet ik nog niet. Ik hoop dat ik snel te weten kan komen wat het adres van zijn pleegouders is. Over Moisje, Riwka en hun dochter Esther hoor ik helemaal niets. Geen spoor... Verschrikkelijk... Ik lees vandaag voor het eerst de krant Het Parool. Mevrouw Buchhalter vertelt me dat Channa niet samen met haar uit Theresienstadt is vertrokken, maar dat ze spoedig moet arriveren.

Terugkomst in Amsterdam < Vrijdag 15 juni

Donderdag 14 juni 1945

Amsterdam maakt op mij de volgende indruk: Een heleboel huizen zijn beschadigd. De winter was ver­schrikkelijk en de mensen hebben de lege huizen, waar de joden woonden, afgebroken en het hout opgestookt in de kachels om het warm te krijgen. De voedselvoorziening is nog niet in orde. Het lijkt echter al beter te zijn dan een paar weken geleden. In het P.I.Z. krijgen wij, de teruggekeerden, goed te eten. Er is geen elektriciteit en de huizen zijn donker. Gas is er ook niet. Er gaan geen trams. Van feestelijkheden is geen sprake meer, het leven is stil en de mensen zijn geduldig en afwachtend met het idee dat het elke dag een beetje beter gaat. En er verschijnen ook kranten. Komisch aandoende kranten met namen uit de bezettingstijd, van de illegale pers: "De Waarheid", "Het Parool" en "Trouw". En soortgelijke namen. De inhoud doet kinderlijk aan, amateuristisch, alsof die kranten door kin­deren worden uitgegeven. En de omvang bestaat slechts uit een blad met twee kantjes. Dat is alles. Wat kan daar al in staan? Het voornaamste is dat er distributieberichten worden gepubliceerd, wat het enige is wat de mensen interesseert. Vandaag staat er in die vreemde kranten belangrijk nieuws, namelijk dat de tram volgende week gaat rijden; echter maar een paar uur per dag. Het brood is wit, zo wit als ik jaren, jaren lang niet heb gezien. Ik geloof niet dat we ooit zulk wit brood hebben gegeten. De mensen nuttigen voornamelijk biskwies uit van die blikken bussen. Sommige mensen kauwen op die biskwies en op straat liggen blikken van alle soorten conserven; allemaal geïmporteerd uit Amerika of Engeland. Sommigen hebben ook een bon voor een tablet chocolade en de mensen zien er naar uit om dat tablet te kunnen krijgen. Je kunt ook een beetje groente en fruit zien als aardbeien. Er moet binnenkort wat vis te krijgen zijn. Bier, als je net een café vindt waar ze dat verkopen, kun je voor 35 cent per glas krijgen. De mensen zien er afgemarteld uit, half dood. Ze hebben het over een verschrikkelijke winter, een hongerwinter. Mensen zijn van de honger omgevallen. Duizenden doden vanwege de honger.

Er arriveren nog steeds verschillende mensen uit Duitsland. Van onze vrienden zie ik vandaag David Lewenhof, me­vrouw Friedman, mevrouw Zachurski en de dochters van Gold berg.

Zaterdag 16 juni

's Nachts bij Frits geslapen. Op de Singel krijg ik een bon voor extra voeding, vier blikken melk, extra brood, pap en biskwies en dit soort dingen. Van al dat geloop en het overal achteraan gaan word ik erg moe; mijn voeten doen heel erg pijn, iets wat ik heb overgehouden van het kamp. En van al dat rondlopen, zonder tram, van het ene uiteinde van Amsterdam naar het andere, word je stapel - iets om later te beschrijven. Vanavond heb ik in Artis rondgewandeld. Geen mens te zien, dat interesseert kennelijk niemand. Nog steeds een

Ik ben op de Herengracht 410 geweest, bij OPK (Oorlogs­pleegkinderen) om daar mijn kinderen op te laten sporen, speciaal Fransje, want van hem weet ik nog altijd niet waar hij zich bevindt. Weer datzelfde geloop. Zoals elke dag, een boel te regelen. Mijn voeten kunnen niet meer.

Dinsdag 19 juni

Ik ga naar het rijksbureau voor huiden en lederwaren om me weer in te laten schrijven als fabrikant van lederwaren. Ze maken daar een heleboel moeilijkheden over. En weer van hot naar her lopen en mijn voeten afbeulen. Onder­tussen ben ik nog steeds op kost en inwoning bij het P.I.Z. Ik ben ook bij advocaat van der Hoeve geweest.

20 juni '45

Ik ben op zoek naar de lijsten van Theresienstadt en vind >

Page 29: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

lijst nummer 5, waar onder de overlevenden inderdaad ook Channa en mijn kind Ralf staan vermeld.

23 juni '45

Naar ik van verschillende mensen hoor, moet Channa al twee weken, vanuit Theresienstadt onderweg zijn. Ralf is bij haar. Ik maak me erg bezorgd. Ik begrijp echter wel, dat als ze al in leven is gebleven, ze hier wel op een gegeven moment zal opduiken. En onderweg bestaat geen gevaar meer. Ik ben desondanks ongerust, ik zie er vreselijk naar uit mijn vrouw en mijn kind Ralf eindelijk terug te zien.

26 juni '45

Gisteren heb ik een brief van mijn dochter Heieen gekregen. Ze is in Utrecht, bij de familie Bakker, Javastraat 28. Ik maak al plannen om naar Utrecht toe te gaan. Er gaat echter nog geen trein. Er gaat wel een boot. Vandaag is er hier feest in de straten ter ere van de bevrijding. Er wordt op straat gedanst. Van alle huizen hangen vlaggen.

Direct 's ochtends begin ik aan de reis naar Utrecht, naar mijn dochter. Ik heb een sterk verlangen mijn dierbare dochter terug te zien. Mijn vrouw is nog niet terug. Je hoort niets en je ziet niets. Ik stap op de vrije tram, die tot 10 uur 's ochtends rijdt. Om 8 uur ben ik al bij de boot op de Ruyterkade. Het is een koude ochtend. Ik zit drie uur lang op de boot. Er blijkt plotseling wel een trein naar Utrecht te rijden, maar het is moeilijk te geloven dat je daarvoor kaartjes kunt krijgen. Ik ga liever met de boot. Half twee ben ik in Utrecht. Tot nrjn spijt ben ik toevallig net niet op het goede moment gekomen, want Heieen is bij mijn komst niet thuis. Mevrouw Bakker ontvangt me erg hartelijk en verzoekt me te blijven wachten. Om 5 uur komt mijn dochter thuis, bij haar tante Bakker. Toen ze binnenkwam, heb ik haar niet dadelijk herkend. Zo'n grote meid was het geworden. De tranen stonden me in de ogen, maar ik wilde niet huilen. Ik heb mijn dochter innig gezoend. Omdat ik nog erg mager was en mijn haar nog niet was aangegroeid na het afscheren in het concentratiekamp, moet ik er verschrikkelijk hebben uitgezien. Het deed me verschrikkelijk veel verdriet dat mijn dochter mij in deze staat moest zien. Maar het lijkt erop dat ik als vader niet eens zo'n verschrikkelijke indruk op het kind heb gemaakt, als ik van tevoren had gevreesd. Heieen was heel blij om me te zien.

Ik ben daar blijven slapen en eten.

Vrijdag 29 juni '45

Vanochtend vroeg ben ik weer naar Amsterdam terugge­

gaan, mijn dochter daar nog achterlatend.

Vrijdag 29 juni

Terug in Amsterdam, ben ik inlichtingen gaan inwinnen over een woning, want ik wil wel eens weg uit het P.I.Z. Channa moet tenslotte toch een keer arriveren. En ik zou liever willen dat ik al een woning had voordat zij terug is. Ik neem contact op met de Algemene Woningbouw Vere­niging. Ze zeggen me daar een woning toe.

Zaterdag 30 juni

Heieen en de heer Bakker komen in Amsterdam bij me op bezoek. Ze willen met me spreken bij Meier. Het was een lastig probleem hoe ik voor Bakker een plaats moest verzorgen om te eten en te slapen. Heieen slaapt bij Meier. Ik reken er een beetje op dat mijn vrouw toevallig zal arriveren en gelijk met mij Heieen zal zien. Maar ondertussen hoor ik niets en zie ik niets... Ik ga er al vanuit dat Heieen en Bakker naar Utrecht terugkeren.

Zondag 1 juli

Terwijl ik zomaar in het P.I.Z. bij het middageten zit, komt de heer de Vries me vertellen dat mijn vrouw bij hen in de woning is. Ze is dus in Amsterdam. Wat een vreugde-Het was toen drie uur in de middag, zondags 1 juli. Ik kom bij Heepke binnen en daar zitten mijn vrouw en Ralf mij al op te wachten. Wat een geluk. Heieen is er nog net. Ze was nog niet op de terugreis en komt er zo meteen aan. Wat een geluk... Alleen Fransje is et nog niet, ik weet niet waar in Nederland hij zich ergens bevindt. En van mijn broer Moisje hoor ik helemaal niets. Riwka en haar kind zijn vast en zeker niet meer in leven. Leo, Moisjes zoon, bevindt zich in Velsen. We zitten zo een tijd bij elkaar en begroeten elkaar, zoals dat gaat. " De meest bijzondere dag uit het leven van een joodse familie na de treurige oorlog. Na de grote catastrofe. •

Page 30: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

ODROMover'40-'45 Verzwegen holocaust

Het decembernummer van 'o Drom', het door de Vere­niging Lau Mazirel uitgege­ven tijdschrift over zigeu­ners is geheel gewijd aan de vervolging van de zigeu­ners in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Jetske Mijs beschrijft de si­tuatie van de zigeuners die meestal als een 'vreemd volkje' werden beschouwd, dat men het liefste buiten het land hield. Net als de jo­den wisten de zigeuners nauwelijks wat hen te wachten stond onder de Duitse bezetting. Op 16 mei 19 mei 1944 vond in heet Nederland een grote razzia plaats waarbij meer dan 500 mensen naar Wester­bork werden gevoerd. De woonwagenbewoners die geen zigeuners waren kon­den terug gaan, in totaal werden 309 zigeuners gere­gistreerd, van wie er echter 64 paspoorten hadden van landen die niet in oorlog waren met Duitsland, ook zij werden vrijgelaten. Op 19 mei begon de deportatie van 40 families en 31 alleen­staanden, van hen keerden slechts 30 zigeuners terug, de overigen kwamen om door vergassing, moord, ziekte, uitputting en de me­dische experimenten van Mengele. Jaap Tania schrijft over Settela, het zigeuner­meisje met het hoofddoekje dat uit de treinwagon kijkt en dat tot voor kort voor een joods meisje werd ge­houden. Zoni Weisz komt uitgebreid aan het woord, evenals Lily Franz die acht­tien maanden in het Zigeu-nerlager van Auschwitz-Bir­kenau verbleef. Wim Willems schrijft over de ge­schiedenis van de vooroor­delen over de zigeuners, o Drom, jaargang 9, nr 4, de­cember 1994 kan besteld worden è f 7,50 bij Vereni-

'Nog altijd gaat er een golf van angst door me heen' Vijftig jaar geleden gebeurde het. Op 16 mei 1944 werden overal in Nederland zigeunerfamilies opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Vandaar ver­trok op 19 mei het grote zigeunertransport naar Auschwitz-Birkenau. Maar heel weinig Nederlandse zigeuners ontsprongen de dans en juist daarom wordt over de moord op de zigeuners zo weinig gesproken. Het zigeu­nermeisje dat uit de veewagon kijkt waarin zij naar de dood gaat wordt niet voor niets tot nu toe overal als een joods meisje beschouwd.

Settela Steinback

Zoni Weisz was in 1944 een zigeunerjongetje van zeven jaar. Veel van wat er toen is gebeurd kon hij niet begrijpen of herinnert hij zich niet meer. Maar dat ene beeld is er. Hij staat met het gezin van zijn vaders zuster, tante Moezla, op een station, ergens in Drente. Ze zijn opgepakt en moeten de trein in, de trein die uit het kamp Westerbork naar het oosten zal gaan. Maar de trein schijnt vol te zijn. In elk geval gaan ze niet mee. Hij ziet door het raster van een beestenwagon het lichtblauw van het jasje van een van z'n twee zusjes. Hij ziet z'n moeder, kaalgeschoren. Waarom? Zij had zulk mooi zwart haar. En hij hoort z'n vader uit die trein schreeuwen: 'Moezla, zorg goed voor m'n jongen!'. Hij is nu 57 jaar. Hij heeft een prachtige carrière gemaakt in het bloemenvak. Een eigen zaak, tentoonstellingen, bloemencorso's, de kroning van Beatrix. Hij maakte reclame voor Nederlandse bloemen in de Verenigde Staten en in Israël. Maar hoeveel mensen weten dat hij van afkomst zigeuner is en als kind heeft moeten onderduiken? Zelfs zijn twee kinderen, nu volwassen, heeft hij nauwelijks over zijn oorlogstijd verteld. Hij heeft z'n zaak verkocht en nu heeft het verleden hem, zoals hij het noemt, 'ingehaald'. Misschien omdat hij een lotgenoot voor zich weet - ik ben zelf als joods jongetje ondergedoken geweest - wil hij zijn verhaal nu eindelijk vertellen. Eerder werd hem die mogelijkheid ontzegd toen hij twee jaar geleden als zigeuner niet welkom was op het congres van ondergedoken joodse kinderen in de RAI in Amsterdam. Hij heeft dat als verdrietig, krenkend en discriminerend ervaren.

Page 31: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Symbolisch

Maar het is ook symbolisch. De Holocaust van de zigeuners is nog altijd een verzwegen hoofdstuk. Niet door de overlevenden van Birkenau. Die hebben vaak nog herinneringen aan het Zigeunerlager, waar nog iets van vrolijkheid en warmte van uit straalde. De joodse gezinnen werden direct bij aankomst in het kamp uit elkaar gehaald (of in hun geheel vergast). De zigeunerfamilies mochten nog enige tijd in het speciale deel van het kamp bij elkaar blijven. Tot ook zij naar de gaskamers gingen, op enige jonge mensen na, die naar andere kampen als Buchenwald en Sachsenhausen waren gestuurd om daar te werken. Symbolisch is ook dat de journalist Aad Wagenaar van de Haagse Courant bij zijn speurtocht naar de deportaties uit Westerbork heeft ontdekt dat het door de hele wereld bekende beeld van het meisje met een hoofddoekje dat uit een veewagon kijkt niet een joods meisje is, zoals altijd werd gedacht, maar een zigeunermeisje. Op 19 mei werd in Westerbork herdacht dat het 50 jaar geleden is dat het transport van 245 zigeuners vandaar naar Auschwitz-Birkenau vertrok.

Voor het eerst na 50 jaar: dodenherdenking zigeuners in Westerbork op 19 mei 1994. (foto Margriet Stuijt)

Opgejaagd

De vader van Zoni Weisz was muzikant en vioolbouwer. Hij herinnert zich hem als een vrolijke man zoals hij langs de landwegen liep naast de kop van het paard dat voor de woonwagen was gespannen. De kinderen zaten op de plank aan de voorkant van die wagen. Zoni Weisz: 'We rijden wel eens langs een laantje met populieren en dan vertel ik m'n vrouw dat we vaak op zo'n plek achterin bij een boer stonden. Je kan het leven van toen natuurlijk te veel romantiseren, maar je had toen wel een zeker gevoel van vrijheid. Aan de andere kant waren de verhalen van m'n grootouders die soms vijf keer per week in Limburg over de grens werden gezet schrijnend genoeg. In 1943 dacht mijn vader dat het verstandiger was in een huis te gaan wonen. Het wrange is dat achteraf bleek dat dat huis in Zutphen had toebehoord aan een joodse familie, die ook was opgehaald. Was het niet beter geweest als we in een woonwagen waren gebleven, zoals de rest van zijn familie? Dan kan je je makkelijker in de bossen verstoppen.'

ging Lau Mazirel, postbus 16875,1001 RJ Amsterdam, tel. 020-6257377. Een jaar­abonnement (vier num­mers) kost f 30,-- op post­bankrekening 6360388. Het lidmaatschap van de vereni­ging (incl.abonnement) is f 50,- per jaar. Vereniging lau mazirel komt op voor de be­langen van Roma en sinti in Nederland en daarbuiten.

'Ik was zeven jaar toen de grote zigeunerrazzia van 16 mei 1944 gebeurde, toen besloten was dat alle zigeuners in Nederland in een klap moesten worden >

Page 32: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

opgepakt en weggevoerd. Ik kan niet zeggen dat we dat hadden zien aankomen. Het verschil met voor de oorlog was misschien niet zo groot, als je het gevoel hebt dat je altijd al opgejaagd werd. In veel gemeenten mocht je maar 24 uur staan, dan moest je weer opdonderen, behalve als er ernstige zieken waren. Een nichtje moest in de oorlog bevallen. Er was helemaal niets meer. Toen hebben ze een gat in de grond gegraven, er takken en bladeren overheen gedaan en het kind is in die kuil bij kaarslicht geboren. Waar moest je in de oorlog als zigeuner naar toe? Ik voel wat dat betreft een grote verwantschap met de joden, misschien door die parallelle geschiedenis. M'n vader was, zoals me later is verteld, een heel gezien man in Zutphen, maar je had niet zoveel relaties onder de burgers, de sedentaire bevolking.

Lichtblauw jasje

Toen ons gezin 's ochtends om vier uur werd opgehaald, m'n vader, m'n moeder die in verwachting was, m'n twee zusjes en m'n kleine broertje, was ik er niet, ik was bij m'n tante Moezla. Die woonde in een woonwagen in Vorden op een paar kilometer afstand van Zutphen. Daar hoorden we dat ze waren opgehaald. Dan gaat er een golf van angst door je heen. Die voel ik nog altijd als ik daaraan denk. We waren daar gewoon een dagje uit geweest, ik speelde daar met m'n oudere neefjes. Hannes Weiss, die nu een groot man is in de Sinti-vereniging is daar een van. Die razzia kwam als een donderslag bij heldere hemel. Voor zover ik weet zijn we toen op de vlucht geslagen, ik herinner me dat we in een koude boereschuur zaten, zonder eten of drinken en later in een melkfabriek in de Achterhoek. Maar we moeten toch gepakt zijn en we zouden uiteindelijk met hetzelfde transport als mijn ouders, meegaan. Dat was inmiddels al uit Westerbork vertrokken. Ik vergeet nooit het lichtblauwe jasje van mijn zusje in die beestenwagon, m'n moeder die kaal was geschoren. Maar wij konden er niet meer in, die trein was gestopt maar we konden er niet meer bij. Het is heel bizar. M'n vader die schreeuwde naar Moezla, z'n zuster dat zij voor me moest zorgen. Dat is het laatste wat ik van ze heb gezien. Van de dagen daarna herinner ik me helemaal niets meer, behalve dan dat we in een personentrein werden geduwd, die ik weet niet waar naar toe ging. Aan de ramen zaten van die leren riemen met gaten erin en koperen knopen waar je het raam mee vast kon zetten. Hoe het precies is gegaan weet ik nog altijd niet. Ik heb daar tot nu toe nog nooit met iemand over willen praten.'

Hannes Weiss, Zoni's neef, kan bevestigen dat Zoni's herinneringen kloppen, al is er misschien iets verkeerd met de tijdsvolgorde: 'De avond voor zijn ouders in Zutphen werden opgehaald waren ze bij ons. Hij wilde bij ons blijven spelen, zij gingen terug naar Zutphen en werden 's morgens vroeg opgehaald. Wij ook, maar er was een goede politie-agent bij, die ons een tip gaf. Toen we in Westerbork op het station kwamen ging het transport net weg. We hebben de ouders van Zoni nog in die goederenwagen gezien. Die goede politie-agent zei, dat ze ons maar terug moesten sturen, hij nam de verantwoording op zich dat we met het volgende transport mee zouden gaan. Maar toen we terug waren in Vorden zei hij: 'Maak dat jullie wegkomen.' Toen zijn we natuurlijk direct gevlucht. We hebben ons verspreid, een paar gingen naar Den Haag, een paar naar Amsterdam. Zoni hebben we eerst bij ons gehouden, maar toen hebben we hem bij een oom gedaan die geen kinderen had. Later hebben we overlegd dat we hem beter konden geven aan familie van z'n moeder, die geen zigeuner waren. Wij moesten met alles rekening houden om er door te komen. De veiligheid stond voorop.'

Lijsten nakijken

Voor de kleine Zoni was het moeilijk dat hij bij wildvreemde mensen terecht kwam. De moeder van zijn moeder was geen zigeuner. Hij kende dat deel van de familie in Nijmegen nauwelijks. Zijn grootmoeder had het over 'die zigeu­nertroep', waar zij niets mee te maken wilde hebben. Zoni Weisz: 'Het enige >

Bij Uitgeverij Xeno ver­scheen de verhalenbundel 'Hoe zorgeloos is de kinder­tijd' van Sippora Stibbe Het is een bijzondere verha­lenbundel. Bijzonder in de zin van 'literaire In^eliteitV maar ook omdat de verha­len in eeh;hfe#frtséli/k|iiièr:k^ \ ' passen: .'*. ;V-' Sippora Stibbe realiseert zich zeer wel dat Over haar verhalen over die 'zorgeloos lijkende jeugdherinnerin­gen' de dreiging van de oor­logstijd een donker waas • legt In één van haar verha­len stelt zij dat zij angstige ervaringen opborg in haar hersenvakje dat'Hoe zorge­loos is de kindertijd' heet. Haar'zorgeloos-zijn'werd in de oorlogsjaren vertroebeld door het weten van haar (half-)'joods-zijn'. Immers, haar vader, zeker niet 'kerks', bovendien trouwd met een niet-joodse vrouw. Meet wel zijn gods-dienst belijden: bad zijn ochtend- en avondgebeden; volgde samen met zijn kin­deren de joodse feest- en treurdagen; iedere vrijdag-avond de 'sjabbes'; en in huis Hield men zich aan de spijswetten van de joodse keuken.

Verder legde hg zijn kinde- ; ren de regels en gebruiken ; van de joodse godsdienst uit en vertelde joodse le­genden, zoals over de wen-derrabbi 'Baalsjemtov'. Van dit 'joods-zijn' werd Sippora Stibbe zich nog meer bewust doordat zij

. styitj»..,öpvè«^ scheldwoorden, discrimine­rende praatjes, treiterlied­jes. Werden deze vooroor­delen als pijnlijk ervaren, ze waren niet bedreigend. Be­dreigend zou het half-joods zijn pas worden in de oor- • logsjaren. De eerste Duitse bezetters in Zwolle en met hen de t>

Page 33: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

n: dat ik weet is dat ik daar 's nachts nogal spookte. Als iemand me een duw of een klap gaf kon ik dagen lang janken, janken, janken. Ik zeek in m'n bed, ik schreeuwde, het ging helemaal niet. M'n grootmoeder beroofde me ook van m'n zigeunernaam. Ik moest officieel Johannes heten. In 1946 ben ik met een tante, een zuster van m'n moeder, mee gegaan naar Apeldoorn. Die verdient een onderscheiding voor de manier waarop zij me heeft aangepakt. Wat huilen? Klets, klets. Op straat spelen, met de jongens!

Wat misschien nog het engste was, was al die lijsten nakijken na de oorlog, of ze wel of niet dood zijn. Over m'n moeder, m'n broertje en m'n zusjes heb ik nooit iets gehoord. Maar m'n vader zou volgens het Rode Kruis uiteindelijk in november '44 in Sachsenhausen aan longontsteking overleden zijn. Daar geloof ik niets van. Zou hij zich van z'n gezin hebben laten scheiden? Wat ik me ook nog herinner is Het Vierde Prinsenkind, dat zich bezig hield met oorlogspleegkinderen van nietjoodse afkomst. Die speelden het klaar om al die kneusjes gezellig in Kamp Vledder bij elkaar te brengen om te gaan zaklopen, op een steenworp afstand van Westerbork. Hoe halen mensen dat in hun hoofd?

Op school ging het heel goed. Ik ging daarna naar de ambachtsschool en met veertien jaar werken. Maar ik liep om de haverklap van huis weg, ik wilde naar m'n familie, m'n vaders familie. Een keer ben ik door de politie opgehaald als een soort misdadiger, met een stok in m'n broek. Toen vond de kinder­bescherming het nodig me in een tehuis te stoppen. Ik ben naar ze toe gegaan en heb gezegd: 'Als jullie nu niet ophouden gebeuren er vreselijke dingen.' Het is me maatschappelijk en met m'n gezin heel goed gegaan, maar ik moet dwangmatig naar televisieprogramma's kijken en boeken lezen over de Tweede Wereldoorlog. Toch heeft het vijftig jaar geduurd voor ik om een foto van m'n vader en m'n moeder heb gevraagd. En je hebt dromen. Als je weet dat ze verschrikkelijke spelletjes deden met babies en kleine kinderen, dan vraag je je af wat er met je broertje van een jaar kan zijn gebeurd. Hulp was er niet voor ons. Ik ben een eenling. Ik wil ook van niemand afhankelijk zijn, tegen niemand dank je hoeven zeggen. Als er weer iets gebeurt neem ik het eerste het beste vliegtuig naar Suriname. Daar was ik in m'n diensttijd. Ik ben daar anderhalfjaar lang zoveel mogelijk in het oerwoud geweest.'

Teruggekomen

Gersha Rosenberg-Reinhardt is een van de weinige zigeuners die terug is gekomen uit de kampen. Zij is een mooie, zwartharige zigeunervrouw aan wie je niet ziet dat zij al dertig jaar een kunstmaag heeft. Met haar man woont zij sinds een half jaar in een houten huis aan de rand van Best. Zij was dertien, veertien jaar toen zij met elkaar dertien maanden in verschillende kampen heeft gezeten. Zij herinnert zich ook nog de angst aan het begin van de oorlog, toen de kinderen niet meer naar school durfden te gaan. Haar vader was al eerder opgepakt en naar het strafkamp Amersfoort gebracht. Een week later kwamen ze om haar moeder, Gersha en haar drie broertjes op te halen: 'We werden in een boevenwagen naar Westerbork gebracht. Daar hebben we twee, drie dagen gezeten en daar werden onze haren afgeknipt. Vandaar zijn we met de trein doorgegaan naar Auschwitz. We moesten ons goud en ons geld afgeven aan die Duitsers. Die zeiden: "Als je daar komt heb je er toch niets meer aan".

We kwamen in het donker in Birkenau aan. Er was muziek, allemaal trompetten. De volgende morgen zagen we al die mensen, met gestreepte kleren aan en een gestreept hoedje op. En hun nummer met grote letters erop. Ik heb ook een nummer op m'n arm. Met een Z. We kregen niet te eten en te drinken, alleen maar klappen. Ik was nog maar een kind, je was maar bang dat je met de zweep zou krijgen. Toen we aankwamen zagen we mensen, die als zakken aardappels waren opgestapeld, dode mensen. Die werden uit de barakken gehaald en op een handkar weggebracht en dan gingen al die arme mensen in het vuur. We hoorden wel iets over de gaskamers. Op een avond was er >

melden op het stadhuis; formulieren invullen mét vragen els "Hoeveel joodse

voor va-met zijn

: de 'jodens-aties:

leden. In maart 1944 wordt de vader op transport ge­steld naar het werkkamp Havelte. Voorland van ver-

Dinsdag'; bet kamp zonder bewakers. Een aantal te-werkgestelden verlaat het kamp, onder wie haar va­der, en keert terug naar . huis, denkend dat het uur der vrijheid is aangebroken. Het is vals i

extra jjcv<i«ii razzia's. ". • ' ,:_ Sippora Stibbe ondergaat het allemaal. Door de ou­ders wordt het gebeuren van de deportaties wegge­drukt. •• Het is een bekend gegeven dat door oorlogservaringen getraumatiseerde ouders de achter hun eisen span­ning liggende angst op hun

> aan ge-i mo­

gelijke situaties die inge-

Het kind heeft veelal daar-

C Nico Wijnen

- SippomStibbe:'Hoe zorgeloos is de kin-

• hitfjooésmekjeinoorlogalfid'. Uitgeverij Xono, Groningen. Prijs f 27,50

Page 34: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Zigeunermonument op het Amsterdamse Museumplein. Foto .1 Furth

een razzia, maar er waren kennissen van ons, mooie vrouwen, die mer de Duitsers omgingen, die hebben er voor gezorgd dat ze onze Nederlandse barak met rust hebben gelaten We zagen achter het draad een hele rij joden met een stuk zeep en een handdoek naar de gaskamer gaan Als je daar heen ging kwam je niet meer terug.'

Een broer werd doorgestuurd naar Buchenwald, na dp oorlog hoorde zij dat hij daar bij een ontploffing of een bombardement is verongelukt Gersha werd na drie maanden vanuit Birkenau op pad gestuurd. Haar moeder en twee broertjes bleven achter: 'Ze zijn daarna.. ik heb niets meer van ze gehoord.' Ze liepen van Birkenau naar Auschwitz, dat is maar een klein stukje. Daarna met de trein en lopend naar verschillende andere concentratiekampen, Dachau, Ravensbrück, Sachsenhausen, een verwarrende reis. Een keer werd de trein gebombardeerd, de vrouwen probeerden te vluchten, maar de boeren in de omgeving durfden ze niet op te nemen. Een gaf haar wel een beetje eten, maar zij moest toch weer terug. Zij vertelt hoe twee jonge vrouwen die waren gevlucht en gepakt hun eigen graf moesten graven en daarin werden doodgeschoten. Als voorbeeld. 'Dag en nacht moesten we lopen. We sliepen eventjes, zo op de grond, en t>

In september 1994 ver­scheen het boek 'Frauen in Konzentrationslagern Ber­gen-Belsen, Ravensbrück', onder redactie van prof. Claus Fiillberg-Stolberg. Onder zijn leiding verrichtte een groot aantal docenten en studenten van het Histo­risch Seminarie van de Uni­versiteit van Hannover een uitgebreide studie. Talloze boeken en geschriften wer­den geraadpleegd en uit­voerige interviews met overlevenden in heel Europa vonden plaats als basis voor een omvangrijke documentatie. Achtereenvolgens worden behandeld: de geschiedenis van de kampen; het dage­lijks leven daar; het soort straffen en door wie uitge­deeld; en tot slot een ne­gental persoonlijke getuige­nissen, waaronder de levensgeschiedenis van Louise Affolter-van de Mon-tel, opgetekend door An-dreas Pflock.

Het boek vertelt op indrin­gende wijze wat vrouwen -opgepakt om wat voor re­den dan ook: verzet, af­komst ras of geloof - door­maakten in Bergen-Belsen en Ravensbrück. De onvol­doende kleding en voeding, de martelingen, sexueel misbruik en gedwongen prostitutie tegenover de veelal sterke onderlinge band, de muziek, de litera­tuur en de uitoefening van kunst in allerlei vorm. De ontelbare foto's, docu­menten en tekeningen ma­ken van dit boek een ge­schiedenisboek, geschreven in begrijpelijk Duits. Het boek is voor f 50,- te bestellen bij St. Vriendenkling Vught p/a Rika Hopperlaan 27, 3584 OM Utrecht

Page 35: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Waalsdorpervlakte dan was het weer: Aufstehen, aufstehen! Weiter gehen! En weer klappen met de zweep er bij.' In Sachsenhausen werkte zij in een vliegtuigfabriek. Er moesten stukjes aan draden worden gelast met een stroom van duizend volt. Dat was gevaarlijk werk. Maai er was ook een man, misschien de baas van de fabriek, die op haar vader leek en die het veertienjarige meisje wel eens iets te eten toestopte.

In een van de kampen werd zij bevrijd. 'Het waren Amerikanen, negers met dikke lippen. Eerst was ik bang voor ze, ik had nog nooit van die mensen gezien. Maar zij maakten mooie muziek, jazzmuziek, en we kregen chocolade en sigaretten van ze. We hebben daar nog een tijd gezeten, toen ben ik met een vliegtuig naai Nederland gebracht, naar Valkenburg in Limburg, een kasteel van de oude Willemientje. Ik heb nog met haar gepraat, want ik was daar de jongste. Zij gaf mij een hand en zei: 'Kind, we beginnen nu een nieuw leven'.

Net barakken

Ja, je wilt het ver yetei i, maar je kan het niet vergeten. Al die griezelige dingen die je hebt meegemaakt, de klappen die je hebt gekregen, je familie die je bent verloren. Mijn vader heeft het overleefd, die was in Nederland, in Amersfoort gebleven. Hij was muzikant, maar ze hebben daar z'n vingers stuk geslagen. Hij is na de oorlog weer getrouwd en daarom heb ik toch nog een broer en twee zusters uit z'n tweede huwelijk. We hebben 23 kleinkinderen, de oudste is 24. Maar de kinderen hebben toch veel geleden van wat wij in de oorlog hebben meegemaakt. Soms denk ik dat ik voor m'n ellende ben teruggekomen. Mijn man is veel ziek. Daarom zijn we een half jaar geleden uit het woon­wagenkamp naar dit huis gekomen. Van binnen is het heel mooi. Maar als je hier de straat op komt en je ziet die houten huizen, dan zijn het net de barakken van het concentratiekamp, ik heb veel ellende meegemaakt en nu zijn ze weer bezig in Duitsland en ook in Amsterdam. Je moet natuurlijk een beetje vrolijk zijn tegen de mensen. Maar ja, we moeten er maar het beste van hopen.'

Erkenning

Hannes Weiss is oprichter en nu erevoorzitter van de Vereniging Sinti. Hij is niet bang voor skinheads en ook niet voor Janmaat. Hij wil met ze praten. Hij wil met iedereen praten om uit te leggen dat hij een onschuldig mens is, die in 1940-1945 voor Nederland heeft gevochten. Hij vindt dat zigeuners tevoorschijn moeten komen. Pas sinds de Sinti-vereniging is opgericht komt er langzamerhand erkenning. Hannes Weiss: 'Kijk, van de joden zijn er miljoenen opgehaald, maar er zijn ook miljoenen van overgebleven. Van de zigeuners is maar een handvol overgebleven. Toen de oorlog afgelopen was, was iedereen blij, maar voor ons werd het moeilijk. Onze trekvrijheid werd afgepakt. We werden niet erkend door de Stichting 1940-1945. Over het verzet van zigeuners wordt ook nooit gesproken. Nu worden we wel erkend, maar de kinderen die na de oorlog zijn geboren hebben echt allemaal een psychische tik van die oorlog meegekregen. Ik had nooit kunnen denken dat het zo zou doorwerken.

Op vier mei mogen we nu officieel een krans leggen op de Dam. We zijn altijd de laatste, waarom is dat? En dan al die militairen die daar staan. Wij zigeuners hebben een angstcomplex overgehouden van die oorlog en als daar al die militairen met hun geweren staan, dat geeft zo'n oorlogsindruk, dat is echt om bang van te worden.'

De herdenking van de vierde mei nieuwe stijl op de Dam in Amsterdam met veel officieel gedoe, militair vertoon en talloze hekken als om iedere gewone men­selijke emotie uit te bannen wekt bij velen grote weer­zin. De Stichting 'Hulplijn voor Oorlogsgetroffenen' vraagt zich in een open brief af waarom de Neder­landse televisie nu niet meer zoals lange tijd het geval is geweest de doden­herdenking op de Waalsdor­pervlakte uitzendt die plaats vindt in een natuur* lijkeen rustige omgeving 'ontdaan van alle luister en hoge dames/heren die zich op zo één dag laten zien' en waar men kan hebben i herdenken maar i te bezinnen. Het bestuur van de Haip^^eiBi||iaX jaar Amsterdam besloten toch maar liever weer naar de rust van de Waalsdor­pervlakte te vertrekken, fn een brief aan Dé Volks­krant stelde J. van Wilgen­burg uit Hilversum voor dat de televisie op het ene net De Dam en op het «ridere" net de Waalsdorpervlakte uit zou zenden. Overigens is de Hulplijn voor Oorlogsgetroffenen 24 uur per dag te bereiken op

Max Arian •

Page 36: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Rabbijn Sonny Herman: 'het ritueel geeft structuur7

'Je hebt slachtoffers en je hebt overlevenden' Oktober 1994. In het voormalige vernietigingskamp Auschwitz staat een groep Nederlandse bezoekers op de appèlplaats tussen blok 10 en blok 11. Voor zich zien zij de muur waar tot de bevrijding van het kamp in januari 1945 dagelijks gevangenen werden doodgeschoten, vaak afkomstig uit het „Schmerzblock" zoals blok 11 werd genoemd. Daar bevonden zich de martelkamers van Auschwitz waar soms tientallen mensen voor enkele dagen in een kleine cel werden geperst, een beproeving die slechts een enkeling overleefde. In stille verbijstering proberen de bezoekers zich een voorstelling te maken van wat zich hier nog maar een halve eeuw geleden af heeft gespeeld. Ze zijn op reis met het Nederlands Auschwitz Comité: vier dagen met een bus door Polen langs de nazi-kampen Birkenau, Auschwitz, Majdanek, Sobibor en Tre­blinka. Het comité organiseert deze reizen sinds 1978 eens in de twee jaar.

Vertel hoe het was

Dan richt een man met een bontmuts zich tot een van de bezoekers. „Jij bent hier toen in dit blok geweest, is het niet. Vertel ons maar hoe dat was, hoe het hier destijds toeging." De aangesprokene, een man van rond de zeventig, aarzelt. Zijn gezicht verraadt opkomende tranen. „Je moet er over vertellen," dringt de man met de bontmuts aan. De andere bezoekers zien, hoe de man die het Schmerzblock overleefde nog steeds probeert zijn verdriet binnen te houden, en verbazen zich over de hardnekkigheid van de man met de bontmuts. Na een paar minuten, die uren lijken te duren, begint de man dan toch zijn verhaal.

"Het was de tweede dag van de reis," herinnert rabbijn Sonny Herman zich een paar weken later. Zijn bontmuts hangt nu aan een doodgewone kapstok in zijn nieuwbouwwoning vlakbij het Amsterdamse Amstel-station. „Die man is, sinds we daar bij het Schmerzblock stonden, niet meer opgehouden met zijn verhaal. Je zult toen wel even gedacht hebben, waarom laat hij die man niet met rust. Maar ik weet uit ervaring dat mensen zoals hij, die de holocaust I hebben overleefd, meereizen met een heel bepaald doel. Als je zulke mensen >|

Page 37: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

niet de kans geeft op die plek hun verhaal te vertellen, dan ontneem je ze een grote gelegenheid. Die man heeft nu in een paar dagen meer over zijn kamp-ervaringen kunnen vertellen dan hij in al die jaren na zijn bevrijding heeft gedaan." Herman heeft sinds 1978 op geen van die reizen van het Auschwitz Comité ontbroken. Een paar jaar eerder kwam hij vanuit Londen naar Nederland. Het was in de tijd dat in Nederland (zowel bij joden als niet-joden) langzaam maar zeker weer enige aandacht ontstond voor de verschrikkingen van de joden­vervolging in de Tweede Wereldoorlog. Met name de voor velen onverwacht felle en emotionele debatten rond de 'Drie van Breda' maakten duidelijk dat de diepe stilte die onmiddellijk na 1945 over de gebeurtenissen in de con­centratiekampen was neergedaald, niet betekende dat daarover niets meer te zeggen zou zijn.

Grote psychische druk

"In 1972 kwam er in Nederland voor het eerst een regeling tot stand die het mogelijk maakte hulp te verlenen aan oorlogsslachtoffers en hun gezinsleden," aldus Herman. "Zo is destijds bij voorbeeld het Centrum 40-45 in Oegstgeest van de grond gekomen. Binnen de joodse gemeenschap ontdekte men toen dat men eigenlijk geen mensen had die deze problemen zouden kunnen behandelen. Men heeft mij toen verzocht naar Nederland te komen. Ik ben rabbijn en psychotherapeut en had in Engeland al het een en ander te maken gehad met Poolse en Hongaarse joden, soms zelfs docenten van mij, die de kampen hadden overleefd en vervolgens naar Engeland waren gekomen. Ook mijn doctoraal studie stond helemaal in het teken van de holocaust." "Dat er pas toen weer aandacht ontstond voor wat mensen in de kampen hadden meegemaakt, was eigenlijk over heel Europa hetzelfde. Die aandacht kwam bovendien bij joden en niet-joden vrijwel tegelijk op. De hele Europese maatschappij richtte zich na 1945 op de wederopbouw en moest herstellen van zijn verwondingen. Ook de mensen die uit de kampen terugkwamen, gingen daarna zo snel mogelijk weer aan het werk. Mensen die hun gezinnen verloren waren, bouwden nieuwe relaties op. De drang om te leven was heel sterk en de eerste twintig jaar wilden ze de dingen die ze in de kampen hadden meegemaakt, opzij zetten. Ook zij moesten eerst weer herstellen." "Pas tegen 1970 waren de meesten van hen weer een beetje gesettled en kregen ze de tijd om te zien waar ze nu stonden in het leven. Pas toen brak het besef van de dingen die gebeurd waren, weer geleidelijk aan door. Toen ik hier in Nederland kwam, stonden mensen in de rij om daarover te vertellen en om om hulp te vragen. Hoe kunnen we omgaan met onze problemen? Hoe kunnen we er met onze kinderen over praten? Die kinderen groeiden op met vaders of moeders die er nooit over vertelden, terwijl ze aan de andere kant wisten dat ze de naam droegen van al die vermoorde familieleden. Die levens waren zo beladen: niemand wist van de grote psychische druk op het leven van veel van deze gezinnen."

Inspiratiebron

Van meet af aan is het Auschwitz Comité, dat toen al bestond, voor Herman een belangrijke inspiratiebron geweest. "Daar zaten mensen als Annetje Fels en Jacques Furth in. Fantastische mensen die al jaren bezig waren met Nooit meer Auschwitz'. Ze hielden heel kleinschalig herdenkingen op de Oosterbe­graafplaats. Die mensen klaagden nooit. Zij hadden niet het idee: we hebben wat nodig, maar stonden juist heel positief tegenover de wereld. Sterk politiek bewust. Het waren mensen die zeiden: je kunt niet terugkeren van zo'n ervaring en dan gewoon doorgaan met je werk." "Dat was zeer inspirerend voor mij. Van hun kracht heb ik iets meegenomen en geleerd. Ik herinner me de eerste reis in 1978. Heel officieel was dat, bij de opening van het Israëlisch paviljoen in Auschwitz. We werden deftig ontvangen door de Poolse regering. Ik werd rondgeleid door de mensen van het comité. >

Page 38: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Ze lieten me het allemaal zien: Hier ben ik geweest, daar ben ik geweest. Een enorme ervaring. Een kracht die van die mensen uitging." "Sindsdien weet ik: je hebt slachtoffers en je hebt overlevenden en deze mensen waren allemaal overlevenden en geen slachtoffers. Dat is echt een heel groot verschil. Als mensen spreken over oorlogsslachtoffers, dan hebben ze een stereotiep beeld voor zich van een gebogen jood met een nummer op zijn arm die niets meer kan, echt kapot is. Deze mensen waren overlevenden. Ze hebben iets uit die ervaring geput, iets gekristalliseerd waarmee ze niet meer onder te krijgen zijn. Zelfs in de meest ellendige situaties zien ze mogelijkheden boven te blijven. Die komen er uit. Het is echt wonderbaarlijk." "Vertellen was het oorspronkelijke idee van de Auschwitz-reizen. Wat ons overkomen is, verdwijnt niet in de lucht. Als je niet vertelt, geloven de mensen het niet. Zelfs als je het vertelt, is het niet te geloven. De Auschwitz-leugen is niet voor niets ontstaan. Je kunt boeken lezen, je kunt foto's bekijken, maar je moet ook de plekken zelf zien. Geesten en spoken laten terugkomen. Het perron van Sobibor: je gelooft het niet als je daar komt, 800.000 mensen vermoord in zo korte tijd. Daarnaast is het afscheid nemen een deel van de reizen geworden: het in ere nemen van de mensen die daar zijn vermoord. Daarbij hebben de gebeden een steeds centralere plaats gekregen. Samen kaddisj zeggen en het Yizkor-gebed, het ritueel geeft structuur. Het is een goede manier om gecon­fronteerd te worden met de moorden en de dood. Mensen komen terug met het idee: ik heb iets verricht, ik heb afscheid genomen."

Sonny Herman

Trein gemist

"Die oude generatie is nu bijna niet meer. Op de laatste reizen waren het vooral hun kinderen en kleinkinderen die mee waren. Vooral nu, bijna vijftig jaar na dato. Ook veel oorlogspleegkinderen. Mensen met eigen problemen, zoals die van een hele degelijke dame die me aan tafel in het hotel in Warschau vertelde: ik realiseer me nu pas dat de relatie tussen ouders en onderduikkinderen nooit echt hersteld is. Haar ouders waren vermoord. Ze was opgegroeid in een protestantse familie. Ze zei: Ik moet me eigenlijk gelukkig voelen; als mijn ouders wel waren teruggekomen, had ik ook met zo'n onherstelbare breuk in mijn

Page 39: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

jeugd te maken gehad. Dat soort problemen zit nog steeds in de hele joodse gemeenschap." "In de loop der jaren zijn er ook meer mensen uit een niet-joodse traditie meegegaan. Hulpverleners, onderwijzers, journalisten, nee geen voyeurs. Na­tuurlijk is er dan een groot verschil in achtergrond maar toch delen ook die mensen in een gemeenschappelijke ervaring. Je kunt meegaan als journalist en zeggen: ik neem nu een foto en ik denk er wel over na als ik thuiskom. Maar met een open hart deel je onherroepelijk mee in de ervaring. Het is geen toerisme. Daarvoor gebeurt er ook teveel tijdens de reizen. Zoals de laatste keer. We hadden nog nooit Sobibor en Treblinka samen gedaan. Tot nu toe moesten mensen steeds kiezen, of Sobibor, of Treblinka. Gevolg was dat we in het donker bij Treblinka aankwamen. Ik geloof niet in magie maar je hebt het zelf gezien: het was volle maan in Treblinka. Er was licht." "Of zoals tijdens de vorige reis, toen we nog een groot deel met de trein deden. Dat je op het station van Warschau een retourtje Auschwitz gaat kopen. Een retourtje Auschwitz, dat is toch geweldig. We gingen toen op een dinsdagochtend in twee groepen. En ja hoor, de ene groep miste de trein. Stel je voor, vanuit Westerbork ging er elke week op dinsdagochtend een trein naar Auschwitz. En daar stonden we op het station van Warschau. Op dinsdagochtend de trein naar Auschwitz gemist. Dat gebeurt en dan wordt er gelachen. Af en toe bibber ik van wat dat allemaal betekent." "Steeds als ik van zo'n reis terugkom, heb ik een paar dagen een zwaar gevoel. Ik moet dan veel verwerken. Maar tijdens de reizen ontstaat zoveel kameraad­schap dat dingen die anders vreselijk zwaar zouden zijn, nu te dragen zijn. Die kameraadschap is ons overgedragen door de eerste mensen van het Auschwitz Comité. Het is hun erfenis dat wij dit nu aankunnen. Ook in Auschwitz zelf was er die kameraadschap. Mensen die elkaar overeind hielden tijdens het appèl, omdat je werd vergast als je niet meer op je benen kon staan. Je krijgt iets mee van die geest, de geest van overleving. Hoe de omstandigheden ook zijn, wij maken er wel iets van. Zorg dat je geen slachtoffer wordt van de om­standigheden. Die geest zit nog steeds heel sterk in de reizen. Mensen komen er versterkt van terug, hebben een beetje meer inspiratie voor het verdere leven. Het is nog steeds een overlevingservaring." j 0 0 f Brader •

Klaasje "Nog twee uur. Hoe zou ze er uitzien, zou ze werkelijk op onze Klaasje lijken?" De vrouw spreekt zo zacht dat de man tegenover haar zich voorover moet buigen om de woorden te vangen. Het is al zo lang geleden dat ze voor het laatst de naam van Klaasje heeft genoemd. Zij heeft vaak geprobeerd over hun gestorven dochtertje te praten, maar steeds weer was daar die harde blik in zijn ogen. "God heeft het zo gewild", heeft hij gezegd. "Daar kunnen wij niks aan veranderen".

In al die jaren heeft hij één keer over Klaasje gesproken. Vorig jaar, Kerstavond 1943 was het. Ze weet het nog precies. "Weet je nog?", zei hij ineens. "Weet je nog wat onze Klaasje zei toen ik 'Lucas 2: 1 -7' voorlas? Toen ik was aangekomen bij het verhaal van Jezus en Maria die moesten vluchten met hun kind en niemand plaats voor ze had? 'Als ze bij ons waren gekomen, hadden ze in mijn bed mogen slapen'. Dat heeft ze gezegd, onze kleine meid". Daarna heeft hij nooit meer over Klaasje willen praten. Iedere keer als zij het wilde proberen was daar die gesloten mond in die harde rode kop. Nachten achter elkaar heeft ze wakker gelegen. Heeft ze zich afgevraagd hoe het mogelijk is dat een vader, die zijn enig kind verliest, zo hard kan zijn. Vaak heeft ze de neiging moeten onderdrukken hem een klap in zijn gezicht te geven of tegen hem te schreeuwen: "Klaasje is dood en jij leeft gewoon door, alsof die difterie er nooit is geweest. Heb je eigenlijk wel van haar gehouden?" >

Page 40: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Stilte Ab van der Linden is vooral bekend als de clown Appie van het duo Appie en Flap-pie. Hij heeft zich nu op wei heel ander gebied be­geven. Uit eerbied voor de­genen die tijdens de Tweede Wereldoorlog voch­ten voor de vrijheid heeft hij het stuk 'Stilte' geschreven, ~ een herdenkingswerk dat speelt in het gezin van een verzetsstrijder, waar een joodse man, Dave, is onder­gedoken. Van dit stuk is een bewerking op video verschenen, waarbij voorat^ de joodse onderduiker cen­traal staat die weliswaar ; dankzij de verzetsstrijder de oorlog overleeft maar die afscheid heeft moeten ne­men van zijn vrouw én z n kinderen, die hij nooit zal terug zien. In het stuk ko*r *:

men zijn angsten en woede i boven, zijn verlangen wraak te nemen, de noodzaak ook om in behandeling te gaan. Bovendien maken we ken­nis met een zekere PauL een rasechte antisemiet die ook na de oorlog zijn voor­oordelen niet heeft laten vallen. Stilte is een zeer sympathiek en heel respec­tabel, maar wel bijzonder zwaar werkstuk.

Informatie over Stilte; Ab van der Linden, Hofsteden? weg 9,1111 SE Diemen-Noord td.020-6981714, fa* 020-6995704.

Ze doet het niet. Ze heeft besloten niet meer over Klaasje te praten. Net als vroeger, voor Klaasjes dood, vult ze iedere avond voor ze naar bed gaat de blauw-emaille beugelfles met volle melk. Vult ze vier papieren zakken met bruine boterhammen met ham en kaas. Voor hem, als hij gaat schaften in de bollenschuur van Besseling. leder avond weer beseft ze hoe bevoorrecht ze zijn, hier in West-Friesland, omdat zij nog steeds net zoveel brood in de zakken kan doen als vroeger. In Amsterdam heerst hongersnood. Daar eten mensen tulpebollen. Misschien wel de bollen die haar man heeft gerooid. Ze heeft ze gezien, die uit Amsterdam, strompelend op schoenen, gemaakt van oude autobanden. Mager, vuil en wit waren ze, de arme sloebers. Eergisteren nog heeft ze. brood gegeven aan een vader en zijn dochtertje, een meisje van ongeveer zeven jaar. - Net zo oud als onze Klaasje nu zou zijn - heeft ze even gedacht. Diezelfde dag is Dirk gekomen. "Ik moet even heel ernstig met jullie praten", heeft hij gezegd. "En wat ik te vragen heb, moet in deze kamer blijven. Ik zit in nood". De stem van Dirk klonk vreemd. "Ik zit met vier jodenkinderen die weg moeten van het adres waar ze nu zijn. Ik vraag jullie hulp. De stakkerds zijn al zo vaak gevlucht. Ze zijn al twee jaar ondergedoken. Als ik nu geen plaats voor ze vind zijn ze verloren". Ze heeft haar man aangekeken. Heel langzaam zag ze zijn rechterhand omhoog gaan, zag ze zijn opgestoken wijsvinger. "Eén kan wel". "En jij?" Dirk heeft haar strak aangekeken. "Jullie moeten beiden accoord zijn". "Ik wiL.ik verlang naar een meisje van zeven jaar. Blond, lief en met blauwe ogen", heeft ze geantwoord. "Net als onze eigen Klaasje". "Zo één is er wel bij". Dirk is opgestaan, heeft ze allebei een hand gegeven. Bedankt. Overmorgen kan ze hier zijn. Ze heet Janny Boutkan. Niet echt natuurlijk. Als jullie haar een andere naam willen geven, ga je gang". "Ze zal wel Cohen heten", heeft haar man gezegd toen hij Dirk naar de deur bracht.

En nu zitten de man en de vrouw te wachten op Klazina. Zij heeft besloten dat dit de nieuwe naam van Janny Boutkan zal worden. Gelukkig heeft haar man niets gezegd toen zij hem haar besluit meedeelde. Het is stil in de kamer. De man zit voorovergebogen, ellebogen op de knieën. Handen onder het hoofd. De vrouw loopt heen en weer. Ruimt voor de derde keer de kamer op. Vanmiddag heeft ze de clown van Klaasje tevoorschijn gehaald. Het liefst had ze die pop op een stoel in de kamer willen zetten. Ze durft niet. Ze weet niet wat haar man dan zal zeggen. Nog een kwartier. Ze hebben afgesproken dat Dirk drie keer zal bellen. Zij zal Klazina in de gang in ontvangst nemen, waarna Dirk meteen weg zal gaan. Nog tien minuten. "Zou ze werkelijk op onze Klaasje lijken?" herhaalt de vrouw. "Weet ik niet", zegt de man. "Denk je eens in, weer een meisje in huis. Weer kindergelach. Weer...". Ze kan haar zin niet afmaken. De bel...drie keer! Ze rent naar de gang. Opent de deur. In het schijnsel van haar kaarslicht staat Dirk. Als ze de kaars iets lager houdt ziet ze naast Dirk een mager kind met een papieren zak in de hand. Grote zwarte ogen kijken haar aan. "Toe maar, ga maar", zegt Dirk tegen het kind. Het kind doet een stapje naar voren. De vrouw doet een stap naar achter, sluit de deur. Doet de deur weer open. Kaarslicht strijkt over het kindergezicht. Dan verlicht de kaars het gezicht van Dirk. "We hadden een meisje besteld", zegt de vrouw. "Blond, met blauwe ogen".

Ida Vos •

Page 41: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

De opstand van het Sonderkom-mando in Birkenau (7 oktober 1944) De onvoorstelbare dimensie van de misdrijven die de nationaal-socialisten hebben begaan aan de burgers van talloze landen, en vooral aan de joden, is algemeen bekend. De enorme omvang van die misdrijven, evenals de techniek waarvan de nationaal-socialisten zich daarbij bedienden, is vooral aan het licht gekomen bij de vele processen tegen Nazi-misdadigers, zowel in de vroegere bezette landen als in Duitsland en voor het Internationale Militaire Hof in Neurenberg. Een gedeelte van hun misdrijven hebben de nationaal-socialisten begaan in de concentratie- en vernietigingskampen. De misdrijven in de vernietigings­kampen vonden plaats op terreinen die streng van de buitenwereld afgezonderd waren, en de gevangenen die getuige waren van die misdrijven, had men nooit meer in vrijheid willen stellen. Dat had moeten garanderen dat de feitelijke omstandigheden van die wreedheden en moorden voor altijd geheim bleven. De vernietigingskampen werden in afgelegen streken gebouwd. Om die kampen heen lagen verscheidene versperringen, die ongewenste getuigen op afstand moesten houden. Die geheimhouding gold eens te meer voor de plaatsen waar de installaties voor de massamoord gebouwd en gebruikt werden. Die kregen een onschuldig aanzien - in Auschwitz-Birkenau bijvoorbeeld plaatste men rondom die gebou­wen een speciaal hek van vlechtwerk, waarbij een groenstrook van bomen en struiken werd geplant. Omdat de massagraven waarin de lijken van de slachtoffers in het begin begraven werden, onvoldoende zekerheid gaven dat het geheim geheel bewaard zou blijven, heeft men de lijken later verbrand in crematoria of op brandstapels. Alleen de as zou overblijven als spoor van het misdrijf, en die as werd verstrooid op velden of in plassen en rivieren gestort. Documenten, foto's en persoonlijke bezittingen van de slachtoffers van de massale vernietiging werden verbrand, om elke herinnering aan hun naam voorgoed uit te wissen.

Sonderkommando

Voor de lichamelijke arbeid in die moordfabrieken maakten de nationaal-socialisten gebruik van gevangenen. Deze moesten de lijken van de door uitlaatgassen dan wel Zyklon-B vergiftigde mensen uit de gaskamers verwijderen. De SS koos deze gevangenen uit de transporten die nog maar net in het kamp waren aangekomen. Die mensen wisten nog niet wat daar gebeurde, en begrepen op dat moment niet wat voor werk ze zouden moeten doen. Het werkcommando dat uit deze gevangenen werd samengesteld, kreeg de naam Sonderkommando. Omdat de nationaal-socialisten geen ooggetuigen van de door hen begane misdrijven wensten, liquideerden ze van tijd tot tijd een deel van het Sonder­kommando, dat dan weer werd aangevuld met gevangenen uit zojuist gear­riveerde transporten. Tijdens de definitieve liquidatie van het Sonderkommando heeft de SS alleen de Kapo's en de stokers van de crematoria in leven gelaten. Het ging er vooral om, elk contact van deze gevangenen met andere kamp­gevangenen te verhinderen. De gevangenen van het Sonderkommando werden aangemerkt als personen met een vertrouwelijke functie, ze woonden altijd in afzonderlijke barakken en werden geïsoleerd van de andere gevangenen. Alle pogingen, of zelfs maar plannen, om andere gevangenen te informeren omtrent hun werk en over de omvang van de misdrijven, werden met de dood bestraft. Omdat de massamoord mettertijd steeds grotere vormen aannam en de kampleiding de verbranding van het steeds toenemende aantal lijken vlot wilde laten verlopen, voerde men na verloop van tijd de vaste gewoonte in om gevangenen die regelmatig bij het Sonderkommando ingedeeld waren geweest, te liquideren. De SS had echter begrepen dat elke nieuwe gevangene die in het Sonderkommando werd opgenomen, eerst een zekere routine moest aanleren, en dat zou het verloop van het vernietigingsproces en vooral van de verbranding van de lijken vertragen. Voorlopig werd alleen de bewaking door SS-wachtposten versterkt, en een deel van de leden van het Sonder- t>

Page 42: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

kommando werd ondergebracht in barakken vlak naast de vernietigingsinstal­laties. De SS bleef echter van plan deze gevangenen op een zeker moment te liquideren. De gevangenen van het Sonderkommando waren zich bewust van hun uitzichtloze situatie, en zoals blijkt uit bij de crematoria begraven en na de oorlog weer opgegraven notities, begonnen ze zich voor te bereiden op de strijd tegen de SS, zodra deze hen wilde liquideren. Die strijd moest gepaard gaan met een algemene opstand voor het geval dat de SS ertoe overging het gehele kampcomplex Auschwitz-Birkenau te liquideren.

Het Sonderkommando aan het werk

Verzet De gevangenen waren onderling geïsoleerd, maar bleken toch in staat con-spiratieve contacten te onderhouden met de verzetsorganisatie die in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau bestond. Het tijdstip van de opstand was echter afhankelijk van allerlei factoren; in wezen zou het tot een opstand moeten komen wanneer de gevangenen rechtstreeks in gevaar kwamen, vooral bij een poging alle gevangenen om het leven te brengen, en de opstand was bovendien afhankelijk van de mogelijkheid wapens en eventueel steun te krijgen van >

Page 43: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

partizanen buiten het kamp. Gezien de sterkte van het SS-bewakingskorps en hun bewapening, tegenover vrijwel totaal ongewapende gevangenen, stuitte het besluit tot een opstand op aanzienlijke problemen. Al op 24 maart 1944 had SS-Obersturmbannführer Rudolf Brandt van de Persoonlijke Staf van Reichsführer-SS Heinrich Himmler bij Oswald Pohl, het hoofd van het SS-Wirtschaftsverwaltungshauptamt, geïnformeerd welke maat­regelen waren getroffen voor de beveiliging van het uitgestrekte kampcomplex in geval van een opstand. In een briefje van de verzetsorganisatie binnen het concentratiekamp Auschwitz van 21 augustus 1944 aan hun verbindingsman met de Armija Krajova (AK, het Poolse partizanenleger) wordt meegedeeld dat de mogelijkheid bestond de crematoria en gaskamers op te blazen als de AK explosieven kon leveren. In tal van briefjes verzoekt de verzetsorganisatie van de gevangenen om toezending van Plastelin' (waarmee springstof bedoeld was), of zelfs om een bombardement van de vernietigingsinstallaties - daardoor zou een algemene chaos onder de SS ontstaan, en dat zou een opstand mogelijk maken die op zijn minst voor een deel kon slagen. Nog op 8 september 1944 informeert de verzetsorganisatie van de gevangenen het opperbevel van de Armija Krajova in Silezië omtrent de sterkte van de SS en van de in Auschwitz gestationeerde eenheden van de Wehrmacht, omtrent het systeem van de kampen, de organisatie van de bewaking en de bewapening van de SS.

Liquidatie Het grootste gevaar ontstond echter voor de leden van het Sonderkommando toen op 25 september 1944 tweehonderd joden geselecteerd, van proviand voorzien en in vrachtauto's geladen werden, onder het voorwendsel dat ze naar een nevenkamp in Gleiwitz werden overgebracht. In plaats van naar Gleiwitz werden alle geselecteerden echter overgebracht naar een gebouwtje in de buurt van Stammlager Auschwitz I, dat gebruikt werd voor de desinfectie van de kleding die geroofd was van joden na hun deportatie naar Auschwitz. Wat er met deze gevangenen is gebeurd, is later door de SS-kamparts dr. Horst Fischer, die in 1966 terecht heeft gestaan voor het Opperste Gerechtshof van de DDR, tijdens zijn proces als volgt beschreven: Ik heb één keer meegemaakt dat het Kommando dat onder Oberscharführer Moll stond (Otto Moll was destijds chef van de crematoria; K.S.), werd ge­liquideerd. Ik was destijds dienstdoend arts, en moest dus ook toezicht houden op de arbeiders van de desinfectie bij het uitstrooien van dat gas. (...) dat Kommando heeft eerst met Oberscharführer Moll - ja, hoe zal ik het zeggen, ze hebben alcohol gedronken, ze hebben de gevangenen ook alcohol gegeven, en toen de gevangenen eenmaal dronken waren, hebben ze hun barak afgesloten en door een of ander raam Zyklon-B in de barak gestrooid, en zo hebben ze hen om het leven gebracht. (...) Ik had dienst en was aanwezig in de desinfectie . (...) Aan de gevangenen van dat Sonderkommando hadden ze alcohol gegeven, waarschijnlijk om met of door die alcohol hun vernietiging te camoufleren en hen ten aanzien daarvan te misleiden.' De lijken van de vermoorden werden, zo moet men aannemen, vervolgens naar de crematoria in Birkenau gebracht, waar ze door hun daar werkende medegevangenen herkend werden. Ook de nog levende gevangenen van het Sonderkommando verkeerden nu dus in groot gevaar. Op 7 oktober 1944 arriveerde in Auschwitz een door de vroegere commandant van Auschwitz, Rudolf HÖI3, getekend telegram waarin de liquidatie van een volgende groep gevangenen uit het Sonderkommando werd bevolen. Toen de SS op de middag van die dag het Sonderkommando op appèl riep onder het voorwendsel van een transport, kwam het tot een opstand. SS-Unterscharführer Pery Broad heeft het verloop van de gebeurtenissen in zijn aantekeningen als volgt beschreven: De wanhopige gevangenen waren erin geslaagd uit de Weichsel-Union-Werke, waar door gevangenen slaghoedjes werden vervaardigd, springstof te krijgen (sic), en daarmee hadden ze primitieve handgranaten gemaakt. Het plan was dat uit alle crematoria tegelijkertijd een uitbraak zou plaatsvinden. Het signaal zou zijn dat Crematorium drie (vier)* in brand werd gestoken. Deze daad van >

Page 44: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

vertwijfeling mislukte. Crematorium drie (vier) ging weliswaar in vlammen op, en ook slaagden ongeveer tachtig gevangenen erin uit te breken uit het met prikkeldraad versperde crematorium; zowel deze tachtig man echter, evenals honderden uit de andere crematoria, vooral uit Crematorium drie (vier), lagen in de avond van deze ongeluksdag doodgeschoten voor de verkoolde ruïne. Wat bij de uitbraakpoging uit het brandende Crematorium drie (vier) niet om het leven was gekomen, werd naar de onbeschadigde gaskamers gedreven. Van deze ongelukkigen liet men telkens tien man naar buiten komen. Zij moesten op hun buik gaan liggen en kregen dan een nekschot.'

Opstand

De SS'er Wladimir Bilan beschrijft het verloop van deze opstand in zijn aantekeningen als volgt: Het was op een zaterdagmiddag. Ik was in Birkenau, ik reed langs het hospitaal voor de SS-manschappen en zag dikke zwarte rook uit de richting van de "Sauna" (het gebouw van de sauna lag naast Crematorium IV; K.S.) komen. Wat kon daar in brand staan? Maar opeens hoorde ik schoten. Ik rij zo snel mogelijk die kant uit, en wat is daar aan de hand? Crematorium III (IV) staat in lichterlaaie, het is afgezet door SS'ers, allemaal met een wapen in de hand: pistolen, machinepistolen. Hustek (dat wil zeggen: SS-Oberscharführer Erber) zit op een motorfiets en heeft een karabijn. Er is van alles aan de hand. Ik reed naar de grote sauna en zag door het hek dat daar bij het door de laaiende vlammen verlichte crematorium enkele tientallen doodgeschoten gevangenen lagen. Er heerste een panische verwarring. Het Sonderkommando was in opstand ge­komen omdat het erachter was gekomen dat alle gevangenen die in de crematoria werkten, naar een "ander" kamp overgebracht zouden worden. Maar wat zo'n "overplaatsing" voor hen zou betekenen, dat wisten ze precies. Daarom hadden ze de Kapo, die zich verzette tegen hun vlucht en die een Duitser was, in een brandende oven gegooid; zelf benutten ze de brand in het crematorium voor een vluchtpoging. Maar die slaagde niet, aangezien er SS'ers in de buurt waren die hen verrasten en schoten op iedereen die zich buiten vertoonde. (...) Toen hoorden we uit de richting van Rajsko steeds luider en heviger (geweervuur; K.S.). Ik reed daar zo snel mogelijk naartoe, en toen ik langs de Quarantaine reed, zag ik op het terrein een auto met een aantal gewapende Blockführer (van ), die ononderbroken schoten. (...) Al spoedig echter werd het rustiger, en slechts van tijd tot tijd viel een schot. Ik ging naar een van de vijvers (er waren daar visvijvers; K.S.), waar ik slachtoffers zag die bijna in het water lagen. Ik telde drieënzeventig doodgeschoten gevangenen en vier SS'ers (in werke­lijkheid zijn drie SS'ers om het leven gekomen; K.S.). Ze waren door de vluchtenden met messen doodgestoken, en vervolgens van hun pistolen beroofd. Ook de eerste bewaker op de wachttoren was ontwapend. De gevangenen hadden zich als wilden verdedigd. Ze hadden bijna allemaal verscheidene speciaal vervaardigde, met kruit gevulde en van een korte "lont" voorziene blikken, die ze als handgranaten gebruikten. Een bajonet hadden ze ook.'

Weckfles

Op 17 oktober 1962 is in de buurt van Crematorium III in Birkenau een begraven weckfles gevonden, met daarin een schrift (formaat A-6) en een stapel losse papieren. In totaal waren het vijfenzeventig vellen, waarvan vijfenzestig be­schreven waren. Tijdens reiniging en conservering van de papieren is de oorspronkelijke volgorde niet vastgelegd, en dat heeft later de reconstructie van de oorspronkelijke opeenvolging van de aantekeningen bemoeilijkt. Een aan­zienlijk deel van.cjejosse vellen was door het vocht niet meer of slechts gedeeltelijk leesbaar. Geconstateerd werd dat de schrijver van de tekst Salmen Lewental uit Ciechanów. Lewental was op 10 december 1942 naar Auschwitz overgebracht. Hij was direct na aankomst in Auschwitz ingedeeld bij het Sonderkommando. De aantekeningen van Lewental beschrijven de dramatische scènes bij de

Page 45: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

vernietiging van de joden, en ze bevatten ook mededelingen over plannen voor een opstand bij het Sonderkommando, en over het verloop daarvan. Lewental noemt tal van medegevangenen die bij de verzetsorganisatie in het Sonder­kommando hoorden, en hij beschrijft hun opofferingsgezindheid en heldhaftige moed. Deze manuscripten zijn, zoals Wladyslaw Bartoszewski schrijft, een waardevolle bijdrage waardoor men inzicht krijgt in de invloed die dit onmen­selijke mechanisme had op de geestestoestand en het gedrag van de gevangenen van het Sonderkommando, die aan de genadeloze effecten daarvan blootgesteld waren. Tegelijkertijd vormen ze een commentaar dat een intens beeld geeft van een situatie en van gebeurtenissen die het voorstellingsvermogen van een normaal mens en zijn vermogen tot morele beoordeling van handelingen te boven gaan.' Op basis van de bewaard gebleven documenten, van de verklaringen van voormalige gevangenen, onder wie Alter Feinsilber (Stanislaw Jankowski), en van verklaringen van berechte SS'ers, en ook op grond van de gedetailleerde onderzoekingen van mag. Danuta Czech in het kader van haar opstelling van het Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau, heeft men het verloop en de gevolgen van de opstand van het Sonderkommando kunnen reconstrueren. De opstand is waarschijnlijk omstreeks 13.25 uur be­gonnen, toen de gevangenen van het Sonderkommando uit Crematorium vier met hamers, bijlen en stenen een aanval deden op de SS-bewakers die hen wilden ophalen. Tegelijkertijd werd Crematorium vier in brand gestoken, en een deel van de gevangenen verstopte zich in de bosjes rondom dat terrein. De gevangenen van het Sonderkommando in Crematorium twee, die de brand in Crematorium vier als signaal voor een algemene opstand opvatten, over­weldigden vervolgens hun Oberkapo, die ze in een brandende oven gooiden. Ze doodden ook een SS'er, en een andere SS'er gooiden ze eveneens in een oven, waarna ze de prikkeldraadversperring doorknipten en vluchtten in de richting van Rajsko. De Wachsturmbann van de SS, gealarmeerd door de kampsirene, zette intussen het terrein van de crematoria en het dorp Rajsko af. Verder vluchten werd de gevangenen door hevig mitrailleurvuur onmogelijk gemaakt, zodat ze zich in een schuur barricadeerden. SS'ers staken die schuur in brand en vermoordden de gevangenen die zich verdedigden. Nog vóór het vallen van de schemering was de opstand in de kiem gesmoord, en was de brand in Crematorium vier geblust door de kampbrandweer die uit het Stammlager (Auschwitz I) naar Birkenau was geroepen. In de loop van de avond werden de gedode gevangenen naar Crematorium vier gebracht, evenals de nog levende gevangenen die aan de opstand hadden deelgenomen. Ze moesten op hun buik op de grond gaan liggen, en SS'ers schoten hen dood.

Gesneuveld

In totaal zijn ongeveer 450 gevangenen gedood, onder wie een deel van de organisatoren van de opstand: Salmen Gradowski uitSuwalki, Josef Warszawski (waarschijnlijk in werkelijkheid Josef Dorebus) uit Warschau, Josef Deresinski uit Luna bij Grodno, Ajzyk Kalman uit Lomza, Lajb Langfus uit Warschau en Lajb Panusz Herszko uit Lomza. De gevangenen hebben drie SS'ers gedood: Rudolf Erler, Willi Freese en Josef Purke. Twaalf SS'ers raakten gewond. Na het neerslaan van de opstand begon de Politische Abteilung, dat wil zeggen de Gestapo van het concentratiekamp Auschwitz, aan een onderzoek; al op 10 oktober werden drie joodse gevangenen aangehouden: Ala Gartner, Estera Wajcblum en Regina Safirsztein. Ze werden beschuldigd van diefstal van springstof uit de Union-Werke, explosieven die ze hadden doorgegeven aan de gevangenen van het Sonderkommando. Tegelijkertijd werden veertien gevangenen van het Sonderkommando gearresteerd en opgesloten in de bunker onder Block 11. Onder hen bevonden zich de organisator van de opstand, Jankiel Handelsman uit Radom, en de Poolse jood Jude Wróbel, die de springstof die >

Page 46: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

de joodse vrouwen van het Kom­mando Union-Werke naar buiten hadden gesmokkeld, in ontvangst had genomen. Bovendien arre­steerde men vijf sovjet-krijgsge­vangenen die na hun transport uit het concentratiekamp Majdanek in april 1944 bij het Sonderkom­mando te werk waren gesteld. Op de avond van diezelfde dag werden nog twee vrouwen op­gesloten in de bunker van Block 11; een van hen heette Róza Ro-bota. Zij behoorde tot de ge­vangenen die werkten in het zo­geheten Effektenlager vlak naast Crematorium IV, zodat ze de springstof die ze van Ala Gartner had gekregen, had kunnen door­geven aan het Sonderkom­mando, en wel aan Wróbel. Op 11 en 12 oktober werden nog­maals vier vrouwen gearresteerd

- waarschijnlijk eveneens op be- J g n k i e l H a n d e l s m a n ^n~van d e 0rganiSatoren van schuldiging van hulp bij het d e o p s t a n d

smokkelen van de springstof. In zijn Standortbefehl 26/44 maakte Richard Baer, commandant van het con centratiekamp Auschwitz, bekend dat de gedode SS'ers ti jdens de uitoefening van hun dienst waren gesneuveld tegen de vi jand, t r ouw aan hun eed aan de Führer'. Pery Broad, die we al eerder hebben genoemd, schrijft in zijn herinneringen: Een paar dagen later liepen vijf SS'ers opgeblazen rond met zojuist verleende IJzeren Kruisen. In een toespraak voor het front van de troep wees de commandant van Auschwitz, SS-Sturmbannfuhrer Beer (eigenlijk Baer; K.S.) erop dat dit de eerste keer was dat de Reichsführer-SS IJzeren Kruisen had verleend aan concentratiekamp-eenheden wegens heldhaft ig optreden ter voorkoming van een massale uitbraak'. Op 14 oktober begon de afbraak van Cremator ium vier, dat door brand beschadigd was. Gedurende vrijwel de hele maand oktober en zelfs nog in november werden enkele tientallen gevangenen verhoord ; men verdacht hen ervan geholpen te hebben bij de voorbereidingen van de opstand.

Offer

Op 6 januari 1945 werden tijdens het avondappèl op het terrein van de zogeheten Schutzhaft-Erweiterung de vier joodse gevangenen Ala Gartner, Róza Robota, Regina Safirsztein en Estera Wajcblum terechtgesteld. Ze zijn vermoord omdat ze bij de voorbereidingen van de opstand van het Sonderkommando hadden geholpen. Dit was de laatste terechtstelling in het concentratiekamp Auschwitz. Er zijn nu vijftig jaar verstreken sinds deze opstand van het Sonderkommando op 7 oktober 1944. De tragische afloop wordt beschreven in het reeds genoemde manuscript van Salmen Lewental, die over de opstandelingen onder meer schrijft: 'Aangezien ze niet langer konden wachten, omdat elke minuut de doorslag kon geven, want er naderden al gewapende bewakers, begonnen ze haastig alles wat ze voor dit laatste ogenblik hadden voorbereid, onderling te verdelen; ze knipten het prikkeldraad door en allen vluchtten voorbi j de rij wachtposten. Daarbij gaven ze blijk van een enorm verantwoordelijkheidsgevoel en grote toewijding. In die laatste minuten, toen elke seconde over hun leven, dat bedreigd werd door de achtervolgende bewakers, kon beslissen, bleven ze nog even staan om hun laatst taak te vervullen: het prikkeldraad van het buur(kamp)

Page 47: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

doorsnijden, om op die manier de vrou­wen in staat te stel­len te vluchten. He­laas konden ze niet veel bereiken. (...) Wie kan de moed en de opofferingsge­zindheid meten van onze drie kamera­den die met (...) op (hun post) bleven om het cremato­rium en daarmee ook zichzelf op te blazen, zodat ze be­wust het leven lie­ten, en hun eigen (hoop) opofferden (...) en uiteindelijk hebben ze hun ei­gen leven opgeof­ferd. Ze deden af­stand van alles door zichzelf op te offe­ren. Is dat niet het offer van het eigen leven, op het altaar geplaatst? Bewust, van ganser harte, in volle zelfverlooche­ning. Want op dat moment dwong im­mers niemand hen

daartoe. Ze hadden immers kunnen proberen samen met alle anderen te vluchten, maar daarvan hadden ze afstand gedaan terwille van de goede zaak. En trouwens, wie is in staat de moed van onze kameraden te beoordelen, het heldhaftige van hun daad? Ja, ja, daar hebben de besten de dood gevonden, waarlijk de allerwaa devolste mensen, die erin geslaagd zijn op waardige wijze te leven en waardig te sterven.'

Róza Robota

Kazimierz Smolen

* In Birkenau stonden vier crematoria met gaskamers. Bij de nummering van de crematoria wordt meestal het eerste, in 1940 bij het Stammlager Auschwitz gebouwde en in de herfst van 1944 al niet meer gebruikte crematorium ook meegeteld. Daarom is deze nummering van de crematoria van I tot V tussen haken toegevoegd. •

Page 48: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

ui 14-16 Een belangrijk adres

A t h e n a e u m B o e k h a n d e l Telefoon 020 - 623 39 33 / 622 62 48

A t h e n a e u m N i e u w s c e n t r u m

Telefoon 020 - 624 29 72

Spui 14-16, 1012 X A Amsterdam

Joachimsthal's Boekhandel Europaplein 85 1078 GZ Amsterdam t e l e f o o n 0 2 0 / 6 6 4 00 17 JJB

uw boekadres voor al les : van K tot z

Judaica

Hebraica

Jiddisj

Literatuur over Israël Joodse kinderboeken

Kookboeken

Bladmuziek

Kaarten voor allerlei gelegenheden

Cadeautjes voor Bné Mitzvot

Mezoezot, Chanoekiot, Kiddoesjbekers, Tefellien, Tallitot, Keppels, Seider­schotels, Sjabbatkleedjes

enzovoort, enzovoort.

Openingstijden : zondag - donderdag 9.30 - 18.00 uur vrijdag 9.30 - 17.00 uur

Verzetsmuseum Het Verzetsmuseum geeft een overzicht van alle bekende en minder bekende vormen

van verzet in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de permanente expositie bevinden zich vervalste stempels en persoonsbewijzen, een

zwangerschapscorset waarin illegale documenten vervoerd werden, zendapparatuur en talloze beeld- en geluidsopnamen.

In een authentieke film is te zien hoe een marconist illegaal contact maakt met Londen. Op een plattegrond van Amsterdam is met lampjes aangegeven hoe in 1941 de Febru­aristaking zich razendsnel over de stad verspreidde. Sinds december 1994 is een nagebouwde illegale drukkerij te bezichtigen. Hier staat

origineel materiaal waarmee het illegale Parool is gedrukt.

Wisseltentoonstellingen:

tot en met 26 maart is te zien:

'V = Victorie, propaganda-oorlog om de V'

Eind april viert het museum zijn tienjarig bestaan met een jubileumtentoonstelling

over ontsnappmgslijnen.

Lekstraat 63 1079 EM Amsterdam Tel. 020 - 644 97 97 Openingstijden: ma-vrij: 10.00-17.00 uur za en zo: 13.00-17.00 uur

E e n ui tzonderl i jke c o l l e c t i e s i eraden in goud, m e t o f z o n d e r diamant, in e lke prijsklasse, maar o o k

wereldmerken als Rolex , Carrier, Ebel, B a u m e & Merc ier e n G u c c i v indt u bij:

AMSTERDAM DIAMOND CENTER SEVEN GENERATIONS OF DIAMONDS

Rokin 1-4, Amsterdam. 020-624 57 87.

Page 49: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

po lak roodhart uy l ings

makelaars in assurantiën B.V. Stroombaan 4 -1181 VX Amstelveen Postbus 608 - 1180 AP Amstelveen Telefoon (020) 6437111 * Telefax (020) 6457 084

nva ";" lid

BLOEMSIERKUNST

Diemen - Kruidenhof 121, tel 020-699 89 75

Bloemist van het Auschwitz Comité Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.

TOFF OPTIEK opent uw ogen

Hoofddorpp le in 10-14, A m s t e r d a m

Telefoon 0 20 - 617 0 4 31

elektro i J . S T E R N radio . televisie . koelkasten . wasmachines

Waar service en vertrouwen samen gaan

J. STERN - Haarlemmerdijk 137 1013 KG Amsterdam - Tel.: 622 08 15

d r u k k e r i j h e i e r m a n n b v

V e l l e n O f f s e t handelsdrukwerk - leaflets - posters - boeken - brochures tot zeer

grote omvang - zwart/wit tot full colour

Alles in eigen hand: van lay-out tot en met afwerking

R o t a t i e O f f s e t magazines, selfcover of in vellenomslag - (reclame)kranten op

weekend- en dagbladformaat, in zwart of zwart met steunkleur(en)

TEL. 020 - 684 05 05 FAX 020 - 684 58 47

Aangeboden door

B E R D Y Aangeboden door

G.A. K. O. Mister Groep

Page 50: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

Voyou bv, Style by

fam Rettich Showroom:

Confectie Cetrum 3e toren, beg grond Kon. Wilheminaplein 29, Amsterdam-W

Telefoon 020- 617 43 64

S. E M M E R I N G ANTIQUAAR f \ PRENTEN VERKOPER

Nieuwezi jds v o o r b u r g wal 304

1012 RV Ams te rdam

' Ie l . 020 - 6231476

JUDAICA: BOEKEN EN PRENTEN

met KRUKZIENER'S REISBUREAU bent u voordeliger uit in Israël

GAARNE ZENDEN WIJ U ONS PROGRAMMA TOE.

KRUKZIENER'S REISBUREAU Amsteldijk 166 (Gebouw Rivierstaete) — 1079 LH Amsterdam Telefoon 020 - 6426133 Telex 10847 Fax 020 - 6424387

W A N N

A A N

e e r U t o e B e n t

e e n B a n k i e r

r 1

F van Lanschot Bankiers

!> i Voor al uw bank- en assurantiezaken.

K A N T O O R

's-Hertogenbosch Hooge Steenweg 29 073-15 39 11 J .

Centrum voor Informatie en Documentatie Israël

2502 AP Den Haag, Postbus 11646, tel. 070-3646862

Livera De meest gesorteerde speciaalzaak in ondermode

Lingerie - Foundations, Bad- en Beenmode

Borstprothesen: afd. mevr. Buijs

Livera, Hoofddorpweg 20-22. Tel. 020-614 11 11 Mevr. Buijs, Hoofddorpweg 20-22. Tel. 020-615 81 92

Livera, Amsterdamse Poort 144. Tel. 020-697 15 08

Import van dames- heren­

en kinderkleding

Touwbaan 38 P.O.Box 180 2350 AD Leiderdorp Holland

tel. 071-899245 telefax 071-896353 telex 39265 teidw nl

Page 51: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

DE SLAGER MET 'N KOKSMUTS

• B E E I H O V E N S I RAAT 49 6713098 • MAASSI RAAT 53 6641010 • BUITENVELDERTSELAAN 40 6 4 2 3 9 7 0 -. BUITENVELDERTSELAAN 166 6 4 2 0 9 7 3 • OLYMPIAPLEIN 154 6731690• B I N N E N H O F 54, AMSIELVEEN 6 4 5 5 6 2 2 •

• PARTY Sf.RVICE 6534365 •

'N KLASSE APART!

Beer H o o f d d o r p w e g 2 7

A m s t e r d a m Te l . 0 2 0 - 6 1 5 81 7 6

K a p s a l o n V a n W e e r d e n b u r g

"Gewoon de beste"

Behandeling volgens afspraak

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

B I # K Modehuis Blok stelt haar collectie dames-en herenkleding met zorg samen uit het

Internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op

stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding.

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn

Amstelplein 19 Tel 02975-61353 Vrijdag koopavond

Dames- en herenmode Amsterdam-Buitenveldert

per 1 /3/'95 Gelderlandplein 25 Tel. 020-6462656

Donderdag koopavond

pegasus Boekhandel

Singel 367 Amsterdam (020) 6 23 11 38

DE GESPECIALISEERDE WINKEL VOOR U! (ttr hoogte van het Spui)

SLAVISTIEK U OOST-EUROPA proza & poëzie

taal- en letterkunde woordenboeken

leerboeken geannoteerde /

tweetalige uitgaven kinderboeken

tijdschriften

proza & poëzie in nederlandse, engelse en duitse vertaling secundaire literatuur oosteuropa-kunde kunst reisgidsen tijdschriften

pegasusuitgaven schaakboeken

natuurlijk kunt u iéder boek bij ons bestellen

Page 52: Auschwitz Bulletin, 1995, nr. 01/02 Januari

O u d e b e k e n d e n o n t m o e t j e i n d e B i j e n k o r f .