Klasse voor Leraren 33

34

description

Maandblad voor Onderwijs in Vlaanderen. Uitgegeven door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. Voor scholen die dat wensen, is er ook Yeti (derde graad lager onderwijs), Klasse voor Ouders (kleuteronderwijs t/m tweede jaar secundair onderwijs) en Maks! (derde t/m zevende jaar secundair onderwijs). Lees meer op www.klasse.be

Transcript of Klasse voor Leraren 33

Page 1: Klasse voor Leraren 33
Page 2: Klasse voor Leraren 33

(advertentie)

Page 3: Klasse voor Leraren 33

Maandblad voor Onderwijsin VlaanderenUitgegeven door het Ministerievan de Vlaamse GemeenschapDepartement Onderwijs

RedactieLeo BormansPatrick De BusscherGaby De Moor

RedactiesecretariaatDiana De CaluwéAnny Lecocq

Koningsstraat 138 8ste verdieping1000 BrusselTel. redactie 02–211 46 60Tel. redactiesecretariaat 02–211 46 58Telefax 02–211 46 61

Verantwoordelijke uitgeverJ. Helincks, directeur–generaalAlgemene Onderwijsdiensten enVoorlichting

Foto’s : Luc DaelemansCartoons : Dirk VercamptLay–out : Artefact, Leuven

Gedrukt op de persen van hetMinisterie van de Vlaamse Gemeen-schap, Departement Onderwijs.

Verspreiding : elke Vlaamse school(van elk net en elk niveau) krijgt telkenstwee gratis exemplaren van KLASSEen duizenden leerkrachten hebben eenpersoonlijk abonnement.Het blad verschijnt elke maand (behalvein juli en augustus).

Abonnementen•␣ 700 fr. per jaar (10␣ nummers)•␣ Speciaal tarief uitsluitend voorleerkrachten en studenten␣ :␣ 450 fr. oprekeningnummer 091–2203004– 66van Ministerie Vlaamse Gemeenschap,Departement Onderwijs, Informatie enBibliotheek, Koningsstraat 150, 1000Brussel, met vermelding van naam,voornaam en adres.

Uw onderwijsliteratuur :Centrale BibliotheekKoningsstraat 150, 1000 Brussel.Tel. 02–210 53 73Ook uitlening per post is mogelijk.

Uw vragen over onderwijs :Centrum voor Informatie enDocumentatieKoningsstraat 150, 1000 Brussel.Tel. 02–210 54 00

IN DIT NUMMER KLASSE nr. 33 MAART 1993

VIZIER p. 4–13

Ongeveer één op de vijf leerlingen gaat niet graag naar school. Degraad van schoolmoeheid verschilt nauwelijks in de verschillendeonderwijsvormen. Een aantal jongeren spijbelt echter meer. Datis een signaal waar de school oog en oor voor moet hebben.Schoolmoeheid kun je voorkomen… en misschien genezen.

ACTIE p. 14–17

• Vlaamse leerkrachten zagen in Izmir minder hoofddoeken danin Hasselt.• Sommige jongeren moet je afschrijven voor de school, onder-vond de Brosfabriek.• Actieradius: samen problemen oplossen.

GIDS p. 18–21

• Hervormingen in het hoger onderwijs. Een hoogoplopendediscussie.• De middenjury: tóch geslaagd!

PERS p. 22–23

Een uitgebreid persoverzicht van alles wat over onderwijs ver-schijnt wordt u elke dag opgestuurd als u dat wenst (5000␣ fr. vooreen jaarabonnement). Bel 02–210 54 00. In KLASSE het topjevan de ijsberg.

FORUM p.24–27

• Gedragsproblemen in de lagere school.• Ze hebben geen inzicht meer! En waaraan ligt dat?• De beste leraars in De Meesterproef.

DE INFOLIJN p. 29

Kan je leraars verplichten hun kinderen naar een school van heteigen net te sturen?

IDEE p. 30–34

De organisatoren van activiteiten die we in IDEE opnemen,melden ons steevast een verrassend grote respons. Deze keer weervan dat?

DRIEDUIZEND BRIEVEN

U hebt het vast gemerkt: samen met uw formulier van de wedde-dienst boden we u onlangs de kans gratis kennis te maken met

KLASSE en/of een abonnement te nemen. De bodesvan het ministerie hebben het u niet in dank afgeno-men. Postzakken vol brieven werden naar de achtsteverdieping gesleurd: meer dan drieduizend. De liftgaat maar tot de zevende verdieping. Maar voor u,beste lezer, is dat graag gedaan. Aan alle nieuwe abon-nees: sorry dat u zich met het hoofd tegen de muurslaat omdat u dit blad nu pas hebt ontdekt.Drieduizend maal sorry.

Nou, moe! VIZIER p.4

Vlaamse leerkrachten opbezoek in Turkije.ACTIE p. 14

Eindelijk staat u in KLASSE:de beste leraars.FORUM p. 27

KLASSE NR.33 MAART '93 3

Page 4: Klasse voor Leraren 33

4 KLASSE NR.33 MAART '93

VIZIER

ZE ZIJN MOE VAN DE SCHOOLEN SPIJBELEN IS DAAR EEN SIGNAAL VANZE ZIJN MOE VAN DE SCHOOLEN SPIJBELEN IS DAAR EEN SIGNAAL VANEN SPIJBELEN IS DAAR EEN SIGNAAL VAN

Ongeveer één op de vijf leerlingen gaat

niet graag naar school, voelt er zich niet

thuis, heeft een hekel aan de school en wil

ze liever verlaten.

Dat blijkt althans uit het Project School-

moeheid, een onderzoek dat de Universi-

teit Gent en de Vrije Universiteit Brussel

onlangs hebben afgerond. Het onderzoek

werd uitgevoerd bij 429 leerlingen van het

derde jaar beroepssecundair (BSO) en 195

leerlingen van het derde jaar algemeen

secundair onderwijs (ASO).

Drie kwart van de ondervraagde leraars in

de beroepsscholen ervaren schoolmoeheid

als een reëel probleem. Gemiddeld schat-

ten zij het aantal schoolmoeë leerlingen op

één derde.

Er zijn tekenen dat de graad van school-

moeheid nauwelijks verschilt tussen de

drie belangrijkste onderwijsvormen, alge-

meen secundair (ASO), technisch secun-

dair (TSO) en beroepssecundair onderwijs

(BSO). Maar jongeren in het BSO uiten

hun schoolmoeheid meer in hun gedrag.

Ze gedragen zich negatiever in de klas en

op school. Ze spijbelen meer… en de school

krijgt meer doktersbriefjes te klasseren.

EN SPIJBELEN IS DAAR EEN SIGNAAL VAN

Page 5: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

De wijze waarop de leerling denkt

over de school (cognitieve com-

ponent) en zich voelt op school

(emotieve component) is niet

negatiever gekleurd in het BSO

dan in het ASO. In het BSO valt

wel een negatiever gedrag op.

«IK HEB DUNK V

Het gedrag splitsen de onderzoekers van hetProject Schoolmoeheid op in: spijbelen, gedrag inde klas, gedrag op school en studie–engagementthuis.

■ MEER SPIJBELAARSIN HET BSOEr zijn opvallend meer spijbelaars in het

beroepsonderwijs. We kunnen spreken van 21␣ %toevallige spijbelaars en 3␣ % hardnekkige spij-

EEN LAGEAN MEZELF»

belaars in het BSO tegenover respectievelijk1,3␣ % en 0,6␣ % in het ASO.

■ ZE ZITTEN MINDER TEDROMEN IN HET ASOLeerlingen uit het ASO letten beter op in de

klas, storen de medeleerlingen minder, nemenbeter notitie, zitten minder te dromen, makenminder ongepaste opmerkingen en houden deklas netter. Enkel bij de vraag naar het al of nietstellen van interessante vragen in de klas duikener geen significante verschillen op tussen hetASO en het BSO. De leerkrachten uit beideonderwijsvormen geven aan dat de leerlingenzelden interessante vragen stellen. Dit laatstewijst in de richting van een niet echt actievebetrokkenheid bij het onderwijsgebeuren, endit voor beide onderwijsvormen.

Bij bevraging over het gedrag op school-niveau scoort het ASO opmerkelijk beter danhet BSO. De ASO–leerlingen zetten zich meerin bij extra–klassikale activiteiten en vertonenminder agressie en vandalisme.

Ten slotte lijken leerlingen uit het ASOthuis meer te werken voor de school.

■ GEVOEL VAN EIGENWAARDE:«VAAK ZOU IK WILLEN DAT IKIEMAND ANDERS WAS»Schoolmoeë jongeren hebben een lage dunk

van zichzelf en liggen met zichzelf en hun socia-le omgeving (ouders, klasgenoten) overhoop.De onderzoekers merken op dat de leerlingen inhet BSO een beduidend lager gevoel van eigen-waarde hebben in vergelijking met de leerlingenin het ASO.Zo nemen ze volgende zaken waar:• Er is bij de BSO–leerlingen een sterkere bele-ving van de puberteit gekenmerkt door identi-teitsverwarring. Dat uit zich via onder meer devolgende uitdrukkingen: «Als ik maar kon zouik veel aan mezelf willen veranderen», «Het is

erg moeilijk om mezelf te zijn», «Mijn leven ligthelemaal overhoop», «Vaak zou ik willen dat ikiemand anders was»• Er is bij de BSO–leerlingen een grotere ver-troebeling van de relatie met de ouders: «Thuisraak ik makkelijk overstuur», «Het gebeurt vaakdat ik van thuis zou willen weglopen», «Demeeste mensen krijgen meer liefde dan ik», «Ikheb vaak het gevoel dat mijn ouders mij onderdruk zetten».

• Ook valt op dat leerlingen in het BSO zichmeer in de war voelen op school.

■ HOBBY’S METPRESTATIEMOTIEFDe leerlingen van het ASO engageren zich

meer voor activiteiten als sport, lezen en jeugd-beweging. Zij nemen ook meer deel aan cultu-rele activiteiten. Grote verschillen tussen hetASO en het BSO op het vlak van buitenschool-se activiteiten treden dus sterk op de voorgrondals het prestatiemotief aanwezig is. Bij items alsuitgaan, TV–kijken, muziek beluisteren, huis–en tuinkarweien en creativiteit merken we geenbeduidende verschillen tussen beide onderwijs-vormen.

KLASSE NR.33 MAART '93 5

Page 6: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

CIJFERS EN RAPPORTENINTERESSEREN HEN NIETMAAR OOK BUITEN DE SCHOOLZIJN ZE WEINIG ACTIEF

Schoolmoeheid gaat samen met een lage schoolse prestatiemotivatie. Dat komt

onder meer tot uiting in een apathische houding tegenover toetsen en examens.

Schoolmoeë leerlingen zijn op school minder gericht op presteren en op het behalen

van succes. In hun vrije tijd zijn ze passief en gericht op consumptie. Ook hier

ontbreekt het prestatiemotief. Ze hebben een voorkeur voor uitgaan en engageren

zich minder voor sport, lezen en creatieve activiteiten zoals tekenen en handwerk.

De remedie: leren streven naar succes en de inspanning als zinvol ervaren.

Leerlingen werken harder als zij huninspanning als zinvol ervaren. Datmoeten ze léren.

NAAR SCHOOL GAANIS TIJDVERLIES

Alle leerlingen gaan soms wel eens tegen hunzin naar school. Maar echte schoolmoeheid istoch nog iets anders.Schoolmoeheid is een chronische en globalelage motivatie voor studie–, klas– en schoolaan-gelegenheden, die zich uit in negatieve gevoe-lens, gedachten en gedragingen.Chronisch: het gaat niet om een kortstondigesituationeel bepaalde demotivatie, maar omeen aanslepende lage motivatie die over maan-den en zelfs jaren loopt.Globaal: de leerlingen staan negatief tegenoverhet gehele schoolgebeuren, d.w.z. alle of demeeste vakken, alle of de meeste leerkrachten.Negatief: negatief ervaren kan slaan op denegatieve appreciatie door de leerling zelf en/of de omgeving, zoals leerkrachten, ouders.Schoolmoeheid is iets wat de gehele persoonraakt, zowel zijn gevoelsleven (emoties), zijndenken (cognities) als zijn gedrag.Schoolmoeheid uit zich in typisch school– en/ofstudiegedrag en typische denk– en gevoelspa-tronen. Een aantal leerlingen gaan duidelijktegen hun zin naar school. Ze zijn de school beu,ze zien er het nut niet van in, ze ervaren het naarschool gaan als tijdverlies. Ze bekommeren zichniet langer om hun schooluitslag, boycotten delessen of zijn apathisch, spijbelen…

Ook buiten de school zijn schoolmoeë jon-geren veeleer passief. Dit wijst in de richtingvan een algemeen lage basismotivatie als per-soonlijkheidskenmerk. De leerling meer pres-tatiegericht maken vergt bijgevolg veel tijd eninspanning. Nochtans kan het stimuleren vaneen zinvolle en actieve vrijetijdsbesteding eenmogelijke invalshoek zijn om schoolmoeheidindirect te bestrijden. Als schoolmoeë leerlin-gen in buitenschoolse situaties leren strevennaar succes en er ook plezier aan beleven, zoudat eventueel ook binnen de schoolse situatieeen omschakeling teweeg kunnen brengen.

Leerlingen werken harder indien zij huninspanning als zinvol ervaren. Met het stellenvan passende doelen ontstaat een andere moge-lijke invalshoek om leerlingen aan te zetten totprestaties. Daarom is het van belang dat deleerkracht voor elke les de algemene doelstellin-gen aangeeft waarbij de nadruk ligt op hetmaken van een (ook minimale) vooruitgang, ophet verhogen van de eigen mogelijkheden, ophet proberen nieuwe vaardigheden te beheer-sen. Via deze doelstellingen wijst de leerkrachtde leerlingen op het belang van de les en wordenze gestimuleerd om zelf persoonlijke doelen testellen.

■ «IK HEB EEN GOED CIJFEROMDAT IK KON SPIEKEN»Attributies kunnen we omschrijven als de

wijze waarop mensen de resultaten van hunacties verklaren. Het zijn de antwoorden opwaarom–vragen. Ze hebben betrekking op watde mens als oorzaak ziet van bepaalde gebeurte-nissen.

In de klassituatie zijn attributies dan deverklaringen die de leerling geeft aan zijn luk-ken of mislukken. Hij zegt bijvoorbeeld: «Ikheb een goed cijfer omdat ik kon spieken», of«…omdat ik goed gestudeerd heb.»

Deze manier om de gebeurtenissen te ver-klaren kan een persoonlijkheidskenmerk zijn.

6 KLASSE NR.33 MAART '93

Er bestaan negatieve en positieve manieren(attributies) om slagen en mislukken te verkla-ren.

Schoolmoeë leerlingen hebben niet alleeneen laag gevoel voor eigenwaarde. Als ze goederesultaten behalen verklaren ze die op eennegatieve manier. Zij schrijven hun sporadi-sche succeservaringen toe aan externe facto-ren, zoals «kunnen spieken» en «geluk hebbenmet de vragen».

■ HET NEGATIEVEIN VRAAG STELLENLeerlingen met een negatieve attributies moet

men aanzetten om hun succes en falen op eenpositieve manier te verklaren. Alle belangrijkepersonen uit de sociale omgeving van de leer-ling, en in het bijzonder de leerkracht, kunnende attributies van leerlingen beïnvloeden doorrechtstreeks te verwijzen naar de oorzaak vanhet prestatiegedrag. Derden (leerkracht, ouders)kunnen de negatieve verklaring voor succes enfalen van de leerling in vraag stellen en andereargumenten formuleren. Bij falen moet de leer-ling gestimuleerd worden om controleerbareattributies te maken.

Voorbeeld: «Je faalde omdat je onvoldoendeprobeerde een oplossing te zoeken», «Je moet jemeer inspannen», «Je moet harder werken», «Jefaalde omdat je je onvoldoende kan concentre-ren tijdens het studeren omdat de tv speelde.»

■ WIJZEN OP AANLEGMen moet dus mislukkingen in de mate van

het mogelijke toeschrijven aan een gebrek aaninzet, aan beïnvloedbare omstandigheden en nietaan een gebrek aan capaciteit of constante tegen-slag. De leerlingen moeten het gevoel krijgen vanpersoonlijk iets te kunnen veranderen aan slechteresultaten. Aanmoediging is hierbij nodig.

Bij succes moet men de leerling wijzen opzijn aanleg, zijn persoonlijke kenmerken en zijngeleverde inspanning.

Voorbeeld: «Jouw succes in deze moeilijketaak geeft aan dat je voldoende bekwaam bent.Dit keer heb je hard gewerkt!»

Page 7: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

ZITTENBLIJVEN:OORZAAK

OF GEVOLG?De onderzoekers ontdekten een ver-band tussen het aantal jaren leerachter-stand en schoolmoeheid. Leerlingendie één of meer keren bleven zitten, zijndus meer schoolmoe. Nochtans is school-moeheid niet rechtstreeks het gevolgvan mislukken of zittenblijven. Menconstateerde namelijk dat leerlingendie bleven zitten liever naar schoolgingen in het bisjaar dan in het jaarwaarin ze mislukten. De vraag rijst danook of zittenblijven schoolmoeheid inde hand werkt of dat andersom school-moeheid zittenblijven in de hand werkt.Schoolmoeheid gaat samen met hetveranderen van onderwijsvorm (b.v.van het TSO naar het BSO). Leerlingendie aanvankelijk in een andere onder-wijsvorm gestart zijn blijken meer school-moe dan leerlingen die onmiddellijkberoepsonderwijs hebben aangevat.Er is geen verband tussen schoolmoe-heid en de intelligentie van de leerling.Het kan dus best zijn dat ook verstandi-ge leerlingen de school grondig beuzijn en dat zwakkere leerlingen graagnaar school komen.Maar jongens zijn dan weer meer school-moe dan meisjes.

ALLEENALS ’T MOET

Sommige leerlingen zetten zich in omdat ze plezier vinden in de activiteit zelf.

Andere leerlingen engageren zich pas wanneer daar een externe reden voor

aanwezig is. Dat vraagt een andere aanpak.

Er is een verschil tussen intrinsieke en extrin-sieke motivatie.

De wil om te presteren kunnen we als eenvorm van intrinsieke motivatie beschouwen.Iemand is intrinsiek gemotiveerd als hij zichengageert in een activiteit omwille van de activi-teit zelf en niet omwille van een extern doel.

De motivatie om goed te leren en te preste-ren op school is een geheel van intrinsieke enextrinsieke motivatie:• intrinsieke motivatie: o.a. leergierigheid, be-hoefte aan competentie, prestatiemotivatie…• extrinsieke motivatie: o.a. beloning, straf, punten,controle, dreiging met straf, wijzen op negatie-ve gevolgen van het gedrag, vooruitzicht vaneen diploma…

Schoolmoeë leerlingen zetten zich enkel inop school en voor hun studie als het moet, of alser concrete voordelen aan verbonden zijn zoalsbeloning, sociale goedkeuring en andere exter-ne redenen (straf…). Er is dus een extrinsiekgemotiveerd gedrag.

■ LET OP MET BELONINGENEen beloning kan de motivatie van de leer-

ling doen toenemen. Dergelijke extrinsieke be-loningen kunnen zelfs een intrinsieke motivatiedoen ontstaan. De leerling kan bijvoorbeeld totde ontdekking komen dat het efficiënt en cor-rect oplossen van tamelijk moeilijke oefeningeneen intrinsieke genoegdoening geeft.

Maar extrinsieke beloningen hebben nade-len. Het gevaar bestaat dat het krijgen van eengoed cijfer, verbale waarderingen, sociale belo-ningen vooropgesteld worden als doel. Extrin-sieke beloningen mogen niet de enige redenworden om zich in te zetten. En áls ze gegevenworden, moeten de leerlingen ze zien als hetgevolg en niet als de oorzaak van de goedeschoolprestaties.

Om het nadelig effect te vermijden kan deextrinsieke beloning als volgt worden gegeven:• de beloning moet de leerling in de eersteplaats informeren over zijn geleverde prestatiesen moet nauw aansluiten bij de inhoud van de

taak (b.v. tijdig aangekondigde overhoringenen daaraan gekoppelde nabesprekingen). Zulkeinformerende beloningen neemt de leerling waarals het gevolg van goede schoolprestaties. Zezullen de intrinsieke motivatie doen toenemen.Beloningen die daarentegen controlerend be-doeld zijn (o.a. toezicht, opgelegde tijdslimie-ten, frequent onverwachte overhoringen), heb-ben veelal tot gevolg dat de leerling nog alleengemotiveerd is om het beter te doen dan ande-ren en dat hij geen interesse meer heeft voor deinhoud van de taak op zich. De extrinsiekebeloning wordt dan gezien als de reden om zichin te spannen;• beloningen moeten onverwacht zijn, ze mo-gen niet beloofd worden.

KLASSE NR.33 MAART '93 7

Page 8: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

ZE ZIJN MISSCHIEN SCHOOLMOEMAAR NIET LEERMOEDEELTIJDS SPIJBELEN

Sinds 1990 is het beroepssecundair onderwijs een volwaardige vorm van onder-

wijs. Op school is de jongere leerling. In het bedrijf is hij werknemer met een

arbeidscontract in een leersituatie. Zijn Centra voor Deeltijds Onderwijs een

oplossing voor de wet op de verlenging van de leerplicht of een verzamelplaats

voor schoolmoeë jongeren die meer spijbelen dan werken? Coördinatoren van

enkele centra hierover aan het woord.

Veel schoolmoeë leerlingen werdenvroeger vaak gepest.

■ MET DE GOEDKEURINGVAN DE OUDERS

FIRMIN HELSEN (St. Jozef – Geel): «In de afdelingdiamant blijven leerlingen geregeld thuis met degoedkeuring van de ouders. Terwijl de leerlingenzogezegd thuis zijn, gaan ze goed geld verdienen.Maar dat noem ik geen spijbelen meer.

Om het spijbelen tegen te gaan schakelen wenu ook de politie in. Dat is niet repressiefbedoeld. We vragen de wijkagent eens langs telopen en terloops te informeren hoe het gesteldis met de afwezige.

Waarom ze de school moe zijn? Velen had-den vroeger negatieve contacten met de leer-krachten of met de groep van medeleerlingen. Zewaren bijvoorbeeld het slachtoffer van pesterijen.

Leerkrachten in het deeltijds onderwijs heb-ben een zeer zware taak. Zelfs de beste lesvoor-bereidingen geven nog geen zekerheid om eengeslaagde dag te hebben. Er zijn leerkrachten diezich hier goed bij voelen en het deeltijds onder-wijs als een uitdaging beschouwen. Die hebbencontact met de leerlingen wat niet wil zeggendat ze het makkelijk hebben. Het ontstaan vaneen vertrouwensrelatie kan een deel van de school-moeheid wegnemen.»

■ DE SCHOOL VERBANNENGEORGES CANNOOT (Don Bosco – Halle): «Vaakstappen leerlingen van het voltijds naar hetdeeltijds onderwijs over omdat ze schoolmoezijn. Velen hebben een negatief zelfbeeld. Daarproberen we iets aan te doen. Ze opnieuw inzichzelf doen geloven is een van de belangrijkstedoelstellingen. Daarna kunnen we ze motive-ren om iets te presteren.

Deze manier van aanpakken is gegroeid enbijgestuurd. Bij de start van het deeltijds onder-wijs dachten we: die jongeren zijn schoolmoeen dus gaan we alles wat aan de school doetdenken zoveel mogelijk verbannen. Geen school-banken meer, geen schoolbord… dat was alle-maal taboe. We zaten rond de tafel, we praat-ten, we werkten veel met tv, we maakten uit-stappen. Nu komen we daar stilaan op terug.We gebruiken opnieuw een schoolbord. We

8 KLASSE NR.33 MAART '93

laten de leerlingen weer schrijven. Want achter-af bleek dat die jongeren helemaal niet leermoewaren. Het kwam er vooral op aan hun motive-ring weer wakker te maken.

We kunnen de prestaties van die jongerenniet vergelijken met het voltijds onderwijs. Hieris elk positief gedrag van een leerling, hoe mi-niem ook, voor ons al een succes. Dat vergt danwel het uiterste van de leerkrachten. Op woens-dag zijn ze bij ons altijd de hele dag vrij. Dathebben ze nodig om te bekomen.»

■ PERSOONLIJK BEGELEIDENDIDIER COENEN (ARGO – De Panne): «Degevallen van echte schoolmoeheid beperkenzich bij ons tot zowat tien procent van deleerlingen. We hebben het voordeel een kleincentrum te zijn. Een maximum van vijftig leer-lingen met acht à tien leraren–begeleiders is hetideale. Zo kun je elke leerling persoonlijk bege-leiden en het persoonlijk contact is dan opti-maal. Je kent iedereen persoonlijk. Je kunttussendoor een babbel houden.

Schoolmoeë jongeren zien in het klassiekeschoolse systeem niets meer. Onze hotelafde-ling is bevolkt met leerlingen die overstaptenvan de voltijdse afdeling en die hier goed preste-ren. De druk van het voltijdse is weggevallen.Hoe dat komt? In de voltijdse hotelafdelinggaan ze vijf dagen naar school en gaan ze daarbijin het weekend werken. Dat betekent dus voorvelen zeven dagen op zeven bezig zijn. In hetdeeltijds onderwijs gaan ze twee dagen naarschool en werken ze gedurende drie dagen.Soms nemen ze er de zaterdag bij. Er is dus meervrije tijd gekomen. Misschien ligt het daaraandat ze nu beter presteren.

Soms nemen ze wel eens een snipperdag.Maar het absenteïsme beperkt zich tot achtprocent. Natuurlijk duiken er elk jaar wel enke-le hopeloze probleemgevallen op. Daar zullenwe mee moeten leren leven…»

■ GEKNOEI METDOKTERSBRIEFJES

ROBERT TIMMERMANS (ARGO– Oudenaarde):

«Als de afwezigheden te gortig worden dienenwe zelfs klacht in bij de procureur wegens in-breuk op de wet op de leerplicht. Maar dezeprocedure duurt over het algemeen zo lang datde leerling niet meer leerplichtig is als de uit-spraak valt. Maar we doen het. Vorig jaar was ereen geval. Dit jaar alweer een en er zullen er nogvolgen. De sancties zijn niet mis: inhouding vankinderbijslag, dreiging tot plaatsing in de Rijks-instelling van Mol…

We hebben nog een andere troef met onzetewerkstelling. We hebben nogal wat indus-triële leerovereenkomsten. Met de bedrijvenhebben we goede contacten. Die staan erop datde leerlingen zowel naar school als naar hetbedrijf moeten komen. De meeste begeleidingsin-stanties vragen om de drie maanden de presen-tielijst om zowel de gewettigde als de ongewet-tigde afwezigheden na te kijken. In het slechtstegeval beginnen die instanties aan de premies tepeuteren. Aan hun centen komen: daar zijn ookleerlingen erg gevoelig voor.

Als ze met doktersbriefjes komen aandra-gen, fronsen we al eens de wenkbrauwen. Somszien we namelijk dat er met de data geknoeid is.Ziekte tot 14 februari wordt dan tot 24 februa-ri. Zelfs de ouders doen daaraan mee.

Als we de artsen bellen zijn er die hun patiëntbeschermen en daarbij ook hun eigen porte-monnee. Anderen vragen daarentegen een ko-pie van het attest. Ze bellen achteraf terug metde melding dat ze de patiënt een serieuze sigaarhebben gegeven als er bedrog werd geconsta-teerd. Maar ja, het volgende doktersbriefje komtdan van bij een andere arts. Spijbelaars verande-ren permanent van huisarts.»

Page 9: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

DUIZENDJONGERENZWERVEN

DUIZENDJONGERENZWERVEN

DUIZENDJONGERENZWERVEN

DUIZENDJONGERENZWERVEN

In het technisch en beroepson-

derwijs mogen de algemene vak-

ken niet worden afgeschaft maar

de inhoud ervan moet opnieuw

worden bekeken. En ook de ver-

lengde leerplicht moeten we durven

evalueren. Maar een globaal anti–

spijbelplan kunnen we niet op-

stellen. Het woord van de Vlaamse

Minister van Onderwijs en Amb-

tenarenzaken die het spijbelen

wil tegengaan.

Duizend leerplichtige jongerenzwerven omdat ze niet passen in de

«schoolfilosofie».

LUC VAN DEN BOSSCHE: «Het spijbelprobleemdoet zich voornamelijk voor in het beroepsse-cundair onderwijs, minder in het deeltijds on-derwijs, minder ook in het technisch en hetminst in het algemeen secundair onderwijs. Hetverlengen van de leerplicht heeft zeker zijnweerslag op het spijbelen. Voor 1983 was bijnaéén op de drie jongens en één op de vier meisjesmet 17 jaar al van de schoolbanken af. De wetop de leerplichtverlenging is geen wonder datook de motivatie bij wet verlengt.

De verlenging van de leerplicht werd voor debetrokken leerlingen te weinig inhoudelijk om-kaderd. Dat komt het meest tot uiting in de

SPIJBELEN STRENGERBESTRAFT IN HET SE-

CUNDAIR ONDERWIJSMet de omzendbrief van 12 februari1992 heeft de onderwijsminister maat-regelen genomen om het spijbelen zo-veel mogelijk te beperken.Als een leerling in het secundair onder-wijs meer dan twee opeenvolgendeschooldagen afwezig bleef, is een me-disch attest vereist.Leerlingen die in de loop van het schooljaaral vier keer afwezig bleven, moetenvoor elke verdere afwezigheid, zelfsvan één enkele dag, een doktersbriefjevoorleggen.Bovendien moet ook elke dag afwezig-heid tijdens de examenperiode gedektzijn door een medisch attest. Voor an-dere afwezigheden volstaat een schrif-telijke en ondertekende verklaring vande ouders.In het lager onderwijs moet voor eenafwezigheid van meer dan vijf opeen-volgende schooldagen een beëdigdbeoefenaar van de geneeskunde be-taald worden om een papiertje uit teschrijven.

algemene vakken. De leraars geschiedenis enNederlands bijvoorbeeld hebben het moeilijkom zich in het beroepsonderwijs overeind tehouden, vooral omdat de meesten van hen nietdirect gekozen hebben voor deze onderwijs-vorm. Bijgevolg is de leemte tussen wat zijmoeten doceren en de interesse van hun leerlin-gen vrij groot. Dit kan niet langer. Wil men descholieren boeien moet dat met een anderepedagogische en inhoudelijke benadering ge-beuren. De inhoud moet opnieuw worden be-keken zodat wordt gepreciseerd wat er preciesaan die leerlingengroep gedoceerd kan worden.Maar gewoon afschaffen van geschiedenis, maat-schappelijke vorming of aardrijkskunde zouhoe dan ook een verarming betekenen, ook inhet beroepsonderwijs.»

■ DE LEERPLICHT EVALUERENVAN DEN BOSSCHE: «Het deeltijds onderwijs ispositief maar het kan ook niet de moeilijkeopdracht vervullen om schoolmoeë leerlingenprobleemloos op te vangen. Het heeft als nadeeldat de scholen er niet of slechts onvoldoende inslagen om het tweede aspect van de opleiding,namelijk de tewerkstelling, te realiseren.

Er is een extreme vorm van spijbelen waarbijleerplichtige jongeren helemaal niet meer naarschool gaan. Hun spijbelen wordt gewoon nietmeer geregistreerd. Een zeer ruwe raming geeftaan dat, met pieken in de grootsteden en enkeleandere steden, in Vlaanderen zowat duizendjongeren zwerven. Geen enkele school vangt zenog op. De scholen zuiveren deze leerlingenweg omdat ze niet in de schoolfilosofie passen.Ze zijn deze leerlingen liever kwijt dan rijk. Hetgevaar is reëel dat deze jongeren definitief evo-lueren naar de marge van de samenleving. Hetheeft geen zin dit probleem langer te ontken-nen.

Aan de andere kant is er geen enkele indica-tie dat het spijbelen de jongste jaren toeneemt.Het spijbelen tegengaan is niet gemakkelijk. Erbestaat geen algemeen plan. Wel werden reedseen aantal initiatieven genomen.

Ik weet dat schooldirecties vaak machteloos

staan tegen doktersattesten. Maar ik kan nietsdoen tegen immorele artsen. Men weet hunnaam. Maar als de Orde van Geneesheren enhet parket niet optreden, kan ook de schooldi-rectie niets doen.

In kleine agglomeraties en in kleinere scho-len is de sociale controle groter. Spijbelgedragvalt vlugger op en geeft vlugger aanleiding toteen geheel van reacties, ook buiten de school.

Ik kan geen anti–spijbelplan opstellen datzowel in het kleinste dorp als in een grote staden zowel in een kleinere lagere school als in eengrote secundaire school efficiënt is. De reactieop het spijbelgedrag hangt af van de kennis vandat gedrag en de oorzaken ervan. Precies daar-om is het een plaatselijk gegeven dat door dedirecties en inrichtende machten zelf moet wor-den verholpen. Wij moeten als politici wel demoed hebben de leerplicht tot 18 jaar, zoals dienu bestaat, te evalueren.»

KLASSE NR.33 MAART '93 9

Page 10: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

DE WEKKER TEGENSCHOOLMOEHEID(MOET OP DRIE NIVEAUS RINKELEN)

Om schoolmoeheid te voorkomen onderscheiden de onderzoekers van het Project Schoolmoeheid

initiatieven op verschillende niveaus. Het microniveau (1) omvat alle initiatieven m.b.t. de klas, de

leerlingen, de leerkrachten. De initiatieven vanuit de school (directie, PMS) en het gezin situeren

zich op het mesoniveau (2). De algemeen maatschappelijke initiatieven worden genomen op het

macroniveau (3). Op elk vlak moet worden gewerkt aan betere relaties en zinvolle betrokkenheid.

Leraren moeten voorbereid worden ophet omgaan met moeilijke en school-moeë leerlingen.

∂ LEERLINGEN HEBBEN BEHOEFTE AAN WAARDERING

■ EEN POSITIEVE SFEERIN DE KLAS SCHEPPENDe leerkracht zou een antwoord moeten

kunnen bieden op de roep om aandacht enbevestiging van leerlingen die het moeilijk heb-ben met zichzelf en hun sociale omgeving.

De leraar mag niet voorbijgaan aan de be-hoefte aan waardering van de leerlingen en hungevoeligheid voor een directe, niet–bedreigen-de feedback van hem. Met de steun van deleraar kan de schoolmoeë leerling zijn sterkekant leren kennen en waarderen. Hiervoor moetde leerling de kans en de ruimte krijgen om zijneigen sterke punten en domeinen te exploreren,zodat een positieve zelfevaluatie tot stand kankomen.

Van de leraar wordt een warme positieveattitude t.a.v. de leerlingen verwacht. Voortsdient hij respect voor de leerlingen als persoonte hebben en moet hij leren luisteren… Kort-om, het scheppen van een affectieve sfeer in deklas is een van de belangrijkste voorwaardenvoor het leefbaar maken van de omgang tussenleerkrachten en leerlingen.

10 KLASSE NR.33 MAART '93

∑ONDERWIJS MOET TASTBARE EIND- DOELEN VOOROP STELLEN

■ DE STUDIEBEGELEIDING OPSCHOOL INTENSER MAKENLeerlingen moeten de kans krijgen om over

hun schoolse problemen te spreken. De leraarzou die vertrouwensfiguur voor de leerling moetenzijn. Nogal wat leerkrachten vinden echter dater wegens een sterke gebondenheid aan hetleerplan geen tijd overblijft om de leerling indi-vidueel te benaderen.

■ STREVEN NAAR KLEINEREGROEPEN LEERLINGENKleine klasgroepen bieden meer mogelijk-

heden tot individuele benadering van de leer-ling. Steeds meer beroepsscholen streven dit navoor praktijkvakken. Het valt echter te betreu-ren dat de leerlingen voor de algemene vakken,waarvan ze overigens zelden de relevantie blij-ken in te zien, toch in grote en heterogenegroepen moeten zitten. Dit verhindert een indi-viduele benadering en een gerichtheid op hunuiteenlopende belangstellingspunten.

■ EEN MEER GEPASTE EVALUATIEMETHODE ONTWIKKELENIn de klaspraktijk worden de inspanningen

van de leerlingen vaak gekoppeld aan doelein-den en motieven die buiten de activiteit liggen.Een goed cijfer halen wordt vooropgesteld alseinddoel. De leerlingen worden m.a.w. extrin-siek gemotiveerd. Na verloop van tijd neemt demotiverende kracht van deze extrinsieke stimuliaf. Een systematische nabespreking van de pres-taties samen met de leerling is aangewezen.

Bij de situering van de leerling ten opzichtevan klasgemiddelden worden frequent falendeleerlingen veelvuldig geconfronteerd met nega-

tieve feedback. Dat kan aanleiding geven tot hetontwikkelen van een laag zelfwaardegevoel. Hetlijkt veeleer aangewezen om de prestaties vanelke leerling intra–individueel te vergelijkenmet vroeger behaalde resultaten en deze niet afte wegen t.o.v. een groepsgemiddelde.

■ PROJECTWEEK ORGANISERENVOOR LEERLINGEN VAN HETBSOSchoolmoeë leerlingen zijn vaak alleen ge-

motiveerd wanneer de activiteit leidt tot eenonmiddellijk en tastbaar resultaat. Projectwerklijkt hiervoor een aangewezen didactische werk-vorm, waarbij de vervaardigde produkten (b.v.meubelen) direct nut hebben voor de leerling

Page 11: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

zelf of voor derden (b.v. een bejaardentehuis, dejeugdclub…).

■ ZORGEN VOOR EEN VROEGEEN JUISTE STUDIEORIENTERINGHeel wat schoolmoeë leerlingen zakten uit

andere studievormen af naar het derde of vierdejaar BSO. In de organisatie van het secundaironderwijs vormt het BSO de laagste trap. Dezelagere status voelt de leerling beslist aan. De stapnaar het beroepsonderwijs wordt veelal beke-ken als een negatieve keuze. Vandaar dat leer-lingen bij de overstap naar het secundair vaakgeoriënteerd worden naar het algemeen of tech-nisch vormend onderwijs vanuit de veronder-stelling dat men toch nog altijd kan afzakkennaar het beroepsonderwijs. Tegen de tijd echterdat de ouders merken dat hun kind die richtingniet aankan, is zoon of dochter zodanig ont-moedigd door meerdere mislukkingen dat school-moeheid een feit is.

■ EEN GROTERE BETROKKEN-HEID CREEREN VANUIT DESCHOOL NAAR DE FAMILIALETOESTAND VAN DE LEERLINGSchoolmoeheid kan niet los worden gezien

van de ruimere levenscontext van de leerling.Niet zozeer beroepsstatus of –prestige van deouders zijn doorslaggevend maar wel de hou-ding en het engagement van de ouders voor destudie van hun kind. Daarnaast is er ook eenverband tussen familiale problemen in het gezinen schoolmoeheid.In praktijk lijkt de band tussen school en gezinzwakker te worden. In het BSO ziet men slechtseen magere opkomst voor oudercontacten.

■ DE COMMUNICATIE BEVOR-DEREN TUSSEN OUDERS VANMIGRANTENLEERLINGEN ENDE SCHOOLMigrantenleerlingen spijbelen frequenter dan

hun Belgische leeftijdsgenoten, merkten de on-derzoekers op. Volgens de leerkrachten gaat hetvooral samen met de opvallend lagere betrok-kenheid van de ouders bij de studie van hunkind. Het bevorderen van de communicatietussen ouders en school krijgt hier absoluteprioriteit. Dat is echter geen eenvoudige op-dracht. De school bereikt te weinig ouders vanmigrante leerlingen, in het bijzonder de oudersvan probleemjongeren. Een bijkomend pro-bleem is de taalbarrière. Het inzetten van eenombudsman, die geïntegreerd is in het migran-tenmilieu en het volle vertrouwen geniet vandeze groepen, zou de drempel tussen school enthuis kunnen verlagen.

■ OOK SCHOOLMOEELEERKRACHTEN OPVANGENNiet alleen bij leerlingen maar ook bij leer-

krachten vindt men een toenemende demotiva-tie. Ze zijn onder meer de vele structuurwijzi-gingen en de aanhoudende bezuinigingen ophun pedagogisch comfort meer dan moe. Hetgevaar voor een vicieuze cirkel, waarbij demoti-vatie van de leerkracht schoolmoeheid bij deleerlingen in de hand werkt, en omgekeerd, isniet denkbeeldig.

Daarom dient het leerkrachten bij te staan inhun onderwijsopdracht. Het bespreken van pro-blemen in de omgang met moeilijke leerlingenmet een PMS–medewerker kan ertoe bijdragendat de leerkracht niet meer het gevoel heeftalleen te staan. Het eveneens een belangrijke rolspelen bij het aanleren van sociale vaardighedenvoor het behoud van orde in de klas. Zo zienalthans de onderzoekers van het Project School-moeheid het.

∏OPVOEDING CENTRAAL STELLEN

■ DE OPLEIDING VAN LERARENMEER LEERLINGGERICHTMAKENLeerkrachten zouden speciaal voorbereid moeten

zijn op het omgaan met moeilijke leerlingen.Een verplichte stage in het Beroeps SecundairOnderwijs of Deeltijds Onderwijs lijkt aange-wezen als onderdeel van de lerarenopleiding.

Een meer leerlinggerichte opleiding van leer-krachten komt erop neer dat ze een andereattitude ontwikkelen tegenover de moeilijke leerling.Deze leerling moet een extra pedagogische uit-daging vormen voor de leerkracht.

■ LEERKRACHTEN MOETENZICH PERMANENT BIJSCHOLENLeerkrachten voelen zich vaak alleen en on-

machtig bij het behandelen van de schoolmoe-heidsproblematiek. De mogelijkheid om opeen externe gesprekspartner een beroep te kun-nen doen en de uitbouw van een degelijke,permanente bijscholing met het oog op preven-tie en interventie van schoolmoeheid biedt per-

spectieven voor de leraren. Als belangrijkstedoelstelling van de bijscholing zien voorname-lijk jonge leerkrachten het ontwikkelen van eenadequate doceerstijl, aangepast aan de mentali-teit en de instelling van BSO–jongeren.

Voor een dergelijke bijscholing is een per-soon met ruime onderwijservaring aangewe-zen. Hij moet zich namelijk makkelijk kunneninleven in de problemen die leerkrachten on-dervinden.

■ MEER NADRUK LEGGEN OPDE EMOTIONELE EN SOCIALEOPVOEDING VAN DE LEERLINGHet onderwijs is nog steeds in hoofdzaak

gericht op cognitieve kennisverwerving. De haastexclusieve aandacht voor cognitief presterenleidt ertoe dat maatschappelijk kwetsbare jon-geren die geen positieve band met de leerkrachten het schoolsysteem kunnen ontwikkelen eenlaag schoolengagement vertonen en schoolmoeworden. De school zou als eerste functie hetopvoeden van leerlingen moeten hebben. In hetaanbieden van sociale en emotionele leerpro-cessen schiet de school natuurlijk vaak te kort.

Daarom zouden in het BSO vakken alsomgangskunde systematisch geïntroduceerd moetenworden. In deze lessen zouden vragen aan deorde kunnen komen als «Wie ben ik?», «Watwil ik bereiken?», «Hoe kom ik over bij ande-ren?», «Hoe kan ik mezelf door een goede om-gang aanvaardbaar maken bij anderen?». Deverschillende leeftijdsfasen waar mensen door-heen gaan, kunnen worden besproken zodatleerlingen beseffen dat het in de adolescentieheel normaal is dat jongeren in verzet komentegen hun omgeving. Op die wijze zullen ze ookhun eigen gedrag beter leren begrijpen.

KLASSE NR.33 MAART '93 11

Page 12: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

In de helft tot drie kwart vande gevallen spijbelen scholierenmet medeweten van deouder(s).

SPIJBELENONDERCONTROLEIn het kader van zijn preventieve taak

organiseert de sociale dienst van de Aal-

sterse politie regelmatig spijbelacties.

Mevr. D. DE CREMER: «Onder leiding van desociale dienst voeren agenten in uniform en inburgerkledij identiteitscontroles uit in diverseherbergen. Minderjarigen jonger dan zestienbrengen ze over naar het politiecommissariaat.Van zestien– tot achttienjarigen noteren ze deidentiteit evenals het adres waar ze schoollopen.Van alle leerlingen die tijdens de spijbelactieaangetroffen worden verwittigen ze de ouders.Dat gebeurt telefonisch, zeker als het zeer jongekinderen betreft of per brief. De schooldirectiewordt altijd van het spijbelen op de hoogtegebracht.

Met de minder dan zestienjarigen voeren wealtijd een kort gesprek over de redenen van hetspijbelen. Eventueel gaan we het bestaan vanproblemen na.

We reageren vanuit de sociale dienst nietalleen met actie maar ook met begeleiding.Deze begeleiding uit zich op verschillende ma-nieren. We zetten een begeleiding op die vankorte of langere duur kan zijn. Deze richt zichvooral naar het gebruik van communicatietech-nieken binnen het gezin en de school maar ooktot de persoonlijke problematiek van de spijbe-laar en het gezin waarbinnen hij leeft. In eenandere soort begeleiding verwijzen we doornaar meer gespecialiseerde diensten die werk-

12 KLASSE NR.33 MAART '93

zaam zijn binnen het tweede echelon. Dit allesvereist een goede samenwerking met scholen endiensten en een grondige kennis van het aanbodvan bepaalde diensten.

Deze manier van optreden vanuit de socialedienst van de politie komt voor buitenstaandersvaak als tijdrovend over. Het zou daarenbovenniet behoren tot het strikt politionele werk.Maar de resultaten van de voorbije jaren beves-tigen dat dit preventief optreden een positiefeffect heeft. We kunnen probleemgedrag bijjongeren vlugger detecteren.»

SCHOOL-KID(T)SSchoolkid(t)s is een bewustmakingsactie

en kan de jeugd aanzetten tot nieuwe vor-

men van levensopvattingen. Ze leren bij-

voorbeeld openlijk voor hun mening uit te

komen in de vorm van een visueel object of

act. Het gaat bij Schoolkid(t)s om preven-

tie, niet om een wondermiddeltje. De actie

opent een wereld op school zelf en is een

hulpmiddel voor scholen die niet zomaar

een lesfabriek willen zijn.

ROGER D’HONDT (Schepen van Jeugd, Sport,Welzijn en Gezin – Aalst): «Spijbelen is eensignaal. Zoveel spijbelaars, zoveel signalen. Jemoet naar die signalen willen luisteren.

Het spijbelprobleem kan voor een tamelijk

groot deel vermeden worden. Zo kan een meerscholier–vriendelijk leefklimaat op school won-deren verrichten.

Scholieren worden gemakshalve bestempeldals gemakzuchtig. De waarheid is anders. Zijworden geconfronteerd met een onderwijsbe-stel dat vaak een stresserende en monotoneaangelegenheid is. Sommigen bezwijken danook voor de verlokking om elders hun hersenste verluchten, en velen vervallen in passief ge-drag.

Het is verheugend dat er in het secundaironderwijs klassen zijn die meer verbeelding aande dag willen leggen. Die willen de latenteenergie en creativiteit van de scholieren in deschool zelf laten openbloeien. Als je scholierenenige ruimte laat om actief en creatief te zijn –in, onder, boven en naast het lessenrooster– dankun je soms een weldadig proces aan de gangbrengen.»

Wie precies wil weten hoe ze dat in Aalsthebben aangepakt, kan contact opnemen methet Aalsters Coördinatiecomité voor Welzijnsbe-leid – Kapellestraat 17 – 9300 Aalst – ✆␣ 053–7322 38

BROSSERSBETRAPTDe Brusselse politie speurt spijbelaars op.

Het doelwit van twee ochtendlijke opera-

ties was het commercieel centrum City 2 in

het hartje van de stad. Resultaat: 21 scho-

lieren werden op brossen betrapt.

Page 13: Klasse voor Leraren 33

VIZIER

Scholieren worden geconfornteerd metonderwijs dat vaak stresserend enmonotoon is.

AFWEZIG/ABSENTHet Departement Onderwijs werkt rondactuele maatschappelijke problemenenkele beleidsmaatregelen uit.Men kiest voor een lokale en een geïn-tegreerde aanpak waarbij het welzijns–en het onderwijsveld gaan samenwer-ken.De projecten zitten in een beginfase.In oktober ging absenteïsme van start.Dit is een project dat het absenteïsme inhet hoofdstedelijk gewest Brussel wilaanpakken.Zowel de Vlaamse als de Franse Ge-meenschap werken hieraan mee.De eerste doelstelling is het in kaartbrengen van het absenteïsme. In eenvolgende fase wil men nagaan hoe hetfenomeen zich ontwikkelt en ten slottezal men aangeven welke maatregelenzich opdringen.

TIPS VOORLEERKRACHTEN

Tips voor leerkrachten kunnen de stu-diemotivatie en de prestaties van deleerlingen slechts effectief verhogenals de leerkracht gelooft in de moge-lijkheden van elke leerling. Dat is nietaltijd gemakkelijk. Maar er is wel eengratis brochure voor wie er werk vanwil maken.Beeld en verwachting die de leraar vande leerling heeft, beïnvloeden de moti-vatie van leren, de schoolprestaties enhet gedrag van de leerling in de klas.Het is belangrijk dat de leraar zichhoedt voor een fatalistische houding.Op grond van negatieve verwachtin-gen kan hij leerlingen anders bejegenenen dat beïnvloedt het zelfbeeld van deleerling. Bovendien zet dit een domperop de motivatie en de werkijver van deleerling. De leraar kan dit voorkomenals hij zijn verwachtingen juist afstemtop wat de leerling werkelijk kan preste-ren en als hij bovendien de leerling blijftstimuleren. Daarom moet hij gelovenin het kunnen van elke leerling.Schoolmoeheid, Tips voor leerkrach-ten, directie, ouders en aboratoriumvoor Ontwikkelings– en Persoonlijk-heidspsychologie – Universiteit Gent –Faculteit voor Psychologie en Opvoed-kunde – Vrije Universiteit Brussel –Voorlopig nog gratis te krijgen als u eengeadresseerde en met 25␣ fr. gefrankeer-de A4–omslag opstuurt aan prof. dr. L.

IN HET VIZIER• Interuniversitair onderzoek naar de beïn-vloedende factoren op studiemotivatie tot ver-dere bekwaming en vorming bij leerlingen uithet beroepsonderwijs (Vorderingsrapport IIIen Eindrapport okt. 92) – Project Schoolmoe-heid – in opdracht van het Departement On-derwijs van het Ministerie van de Vlaamse Ge-meenschap en met financiële steun van hetFonds voor Collectief Fundamenteel Weten-schappelijk Onderzoek – Laboratorium voorOntwikkelings– en Persoonlijkheidspsycholo-gie, RUG, prof. L. Verhofstadt–Denève – Fa-culteit Psychologie en Opvoedkunde, VUB,prof. dr. R. Baekelmans.• De school moe – Verhelpen en voorkomenvan schoolmoeheid en spijbelen – brochurevan de Bond van Grote en Jonge Gezinnen –bestellen door overschrijving van 120␣ fr. op000–1417271–04 van BGJG vzw Vormings-werk – Troonstraat 25 – 1050 Brussel – ✆␣ 02–507 88 28.• Schoolmoeheid (suggesties voor een beleids-matige aanpak) en• Nieuwe kansen voor schoolmoeë leerlingen(met concrete initiatieven) – Stichting – Lode-wijk de Raet – Liedtsstraat 27–29 – 1210 Brus-sel – ✆␣ 02–242 01 11 – Bestellen door over-schrijving van respectievelijk 100␣ fr. en 200␣ fr.op 425–2087571–33.• ADIOV (Automatisch Documentatie– enInformatiesysteem voor het Onderwijs in Vlaan-deren) – Wie wil weten wat er recent allemaal inVlaamse publikaties is verschenen over «school-moeheid» en «spijbelen» krijgt via ADIOV gra-tis een geannoteerde literatuurlijst – Schrijf ofbel naar ADIOV – Wilfried Boomgaert – ka-mer -112B – Koningsstraat 138 – 1000 Brussel– ✆␣ 02–211 43 24

Twee inspecteurs van de Brusselse politiespeuren al vier jaar dagelijks naar schoolverzui-mers. Sinds dit jaar voert de stad naast depermanente controles één tot twee keer permaand prikacties uit.

De Brusselse politie speurt om twee redenennaar brossers: om ze te behoeden voor het be-gaan van stommiteiten, en om ze te beschermen.Regelmatige schoolverzuimers zijn namelijk eengretige en makkelijke prooi voor criminelenvan allerlei slag.

De jongeren, veelal tussen 15 en 17 jaar,spijbelen naar eigen zeggen uit verveling enomdat ze de lessen niet kunnen volgen. Meestaldolen ze rond in winkelgalerijen en in de buurtvan lunaparken. In de examenperioden ligt hetschoolverzuim hoger.

De inspecteurs die met het onderzoek zijnbelast, onderhouden nauw contact met 128scholen. Als een spijbelaar voor het eerst wordtbetrapt, stellen de inspecteurs geen proces–verbaal op. De spijbelaar krijgt op het commis-sariaat een verwittiging. De school of de oudersworden hierbij verzocht de jongere op te komenhalen.

Bij vastgesteld herhaald brossen stelt de jeugddienstvan het parket een proces–verbaal op. De procu-reur des konings kan op verschillende manierentot actie overgaan: van een simpele waarschu-wing tot doorverwijzing naar de jeugdrechter.Een juridische behandeling gaat steeds gepaardmet een familiaal en politioneel onderzoek.

In het schooljaar 1990–1991 betrapte deBrusselse politie 357 jongeren voor de eerstekeer en 207 jongeren voor een tweede of meerkeer spijbelen. In 1991–1992 werden 259 be-ginners en 150 recidivisten opgespoord. Dit school-jaar pikten de inspecteurs al meer dan 90 spijbe-laars op, van wie twee derde voor het eerst werdbetrapt. Tijdens prikacties worden gemiddeldtien jongeren voorgeleid.

KLASSE NR.33 MAART '93 13

Verhofstadt–Denève – Henri Dunant-laan 2 – 9000 Gent – ✆␣ 091–64␣ 64␣ 14

Page 14: Klasse voor Leraren 33

ACTIE

LES VOOR DE ELITEIN TURKIJE KRIJGEN DE BESTELEERLINGEN DE MEESTE KANSEN

Het onderwijs in de Turkse lagere scholen is degelijk maar de straatkeerder

verdient er meer dan de onderwijzer. Turkije wil een elite vormen. De leerkrach-

ten worden daar ech-

ter nog niet bijge-

rekend. Het verhaal

van een bezoek van

Vlaamse leerkrach-

ten aan scholen in

Turkije.

Na elke les speeltijd.

«Het Turks onderwijssysteemheeft vooral aandacht voor de be-tere leerlingen. Die krijgen de bestekansen. Voor kinderen met leer-moeilijkheden en voor de gehan-dicapten daarentegen toont deoverheid veel minder interesse.»Deze indruk deed Ludo Coenenop. Hij is directeur van een basis-school in de mijncité van Eisden. Destijds werdzijn school opgericht door de mijn. Zijn voor-gangers werden zelfs nog betaald door de mijndi-rectie. De school heeft altijd te maken gehad metmigrantenkinderen. Hoewel hun aantal de laat-ste tijd afneemt zitten er nog veel Turkse kinde-ren in de klassen. Samen met een twintigtalandere Limburgse leerkrachten, directeurs enbegeleiders van basisscholen uit het vrij en hetgemeenschapsonderwijs trok Coenen voor eentwaalfdaagse studiereis naar Turkije. Ze warenuitgenodigd door het Turks Ministerie van On-derwijs. De Provinciale Onthaaldienst Gastar-beiders van Hasselt organiseerde de reis.

■ GEEN ZITTENBLIJVERSU vond dat de kwaliteit van het onderwijs in descholen die u bezocht zeker zo goed is als bij onsterwijl alleen goede leerlingen het daar waarkunnen maken. Zit er geen tegenspraak in uwindrukken?COENEN: Misschien moeten we ons voorzichti-ger uitdrukken. We bezochten alleen enkele scholenin de streek rond Izmir aan de westkust. Hoewel.In de lagere school van Foça, een toeristischcentrum aan de zee, gebruikten ze soortgelijkerekenmethodes als bij ons. Hun didactiek ver-schilt niet veel. En ondanks een bende van 42leerlingen pakte de juf toch uit met groepswerk.Er wordt veel belang gehecht aan teamwork.Deleerkrachten overleggen en plannen veel, maken

14 KLASSE NR.33 MAART '93

afspraken onder elkaar.In Foça was er een taallabo. In de klas voor

wetenschappen stonden 3 didactische lichaams-torso’s. Drie klassen konden tegelijk les krijgenover het menselijk lichaam.

Een prioriteit van het Turks onderwijsbestelis het leren van vreemde talen. Vroeger lag hetaccent op het Frans, tegenwoordig meer op hetEngels. Vanaf de derde klas kunnen de kinderenna de school gratis Engelse les volgen. In Foça ishaast heel de klas ingeschreven.Hoe is het lager onderwijs in Turkije georgani-seerd?COENEN: Een lagere school telt vijf leerjaren en erzijn geen zittenblijvers. Dezelfde leraar begeleidtde leerlingen van de eerste tot en met de vijfdeklas. Ik veronderstel dat de leraar zelf moet zor-gen voor de opvang van de kinderen met leerpro-blemen. Zo worden er blijkbaar veel bijlessengegeven.

Er zijn per week 25 lestijden van 40 minuten.Na elke lestijd volgt er een soort recreatie van tienminuten. Een schooljaar telt 197 dagen. Hetbegint op 14 september en het wordt afgeslotenop 21 juni. Aan het eind van januari krijgen dekinderen twee weken vakantie. Naast de zomer-vakantie is er niet voorzien in andere vakantiepe-riodes.Wat gebeurt er bij de overgang naar het secun-dair onderwijs?COENEN: De leerlingen moeten telkens toegangs-

examens afleggen. Wie niet slaagtmoet naar een andere middelbareschool en zakt automatisch af naareen lager niveau. Bij de overgangnaar een andere afdeling of naarde universiteit moeten de kandi-daten telkens slagen voor een proef.Ik herhaal het: een goede leerlinggeraakt er wel.

Andere vormen van onderwijs staan werke-lijk in de kinderschoenen. Voor kleuteronder-wijs heeft de overheid weinig belangstelling. Datzijn bewaarscholen zonder materiaal. Ik vroegme ook af of er in Turkije geen gehandicaptenschool liepen. We bezochten een instelling voorlicht mentaal gehandicapten en een school voorblinden en doven. Schrijnend! De zorg voorgehandicapten staat op een erg laag niveau. Ikbewonder de directie en de leerkrachten die zich,ondanks de primitieve inrichting, de slecht on-derhouden en slecht verwarmde gebouwen enhet ontbreken van gepast didactisch materiaal,toch volledig inzetten. Maar ze smeekten ominformatie over onze aanpak van de problema-tiek. Ze vroeger onder meer boeken over seksueleproblemen bij gehandicapten en inlichtingenover bezigheidstherapieën.

■ SCHOLEN MET SPONSORSEr is de trek van het platteland naar de stad.Zorgt deze volksverhuizing voor problemenmet de schoolbevolking?COENEN: In de steden gaan de leerlingen inploegen naar school. De school voor de ochtend-ploeg begint omstreeks 7 uur en is uit om 1 uur’s middags. Intussen begint de namiddagploegdie om 7 uur ’s avonds naar huis kan. Op basisvan het aantal beschikbare leslokalen krijgen descholen leerkrachten toegewezen. In Foça warener 10 leslokalen en 840 leerlingen. Er werkten 20

Page 15: Klasse voor Leraren 33

ACTIE

«IK ZAG IN IZMIR MINDER HOOFDDOEKENDAN IN HASSELT»

leerkrachten in het twee–ploegenstelsel. School-concurrentie bestaat niet. Elke school heeft eeneigen sector en daar moet je naartoe. Er is geenandere keuze.Hoe zit het met de financiering van het onder-wijs?COENEN: Het onderwijs is financieel onderge-waardeerd. Degenen die de Turkse elite moetenvormen worden er blijkbaar zelf nog niet bijgerekend. Zo verdient een handwerker, een straat-keerder bijvoorbeeld, meer dan een onderwijzer.

Scholen kunnen daarentegen een sponsorhebben. Misschien is dat een voorbeeld voor onsland. Wie in Turkije kapitaalkrachtig is mag eenschool laten bouwen of sponsoren. Ter ere vanzijn overleden vrouw liet een industrieel bijvoor-beeld de openbare lagere school van Foça bou-wen. De accommodatie is zeer degelijk. Maar diemag er ook wezen in niet gesponsorde dorps-schooltjes. Men kan natuurlijk evengoed eenprivé–school sponsoren. Overigens kost zulk pri-vé lager onderwijs zowat 24.000 frank per maand.Sponsors genieten bijzondere fiscale voordelen.

Je kunt als individu of als bedrijf schenkingendoen. Voor de financiering van het technischonderwijs kan de industrie ook geld storten ineen nationale pot.

■ SCHOLEN VOORHOOGBEGAAFDEN

Hoe worden kinderen opgevangen van Turkendie terugkeren naar hun land?COENEN: In het secundair onderwijs bestaanscholen voor remigranten–kinderen. Om hunreïntegratie vlot te laten verlopen zijn er bijvoor-beeld anadole afdelingen voor Duitstalige kinde-ren. Hier worden 23 van de 36 lestijden in hetDuits gegeven door veelal Duitstalige leraren. DeTurkse leraren in Vlaanderen en in Nederlandlaten over het algemeen hun vrouw en kinderenin Turkije omdat hun reïntegratie moeilijker kanverlopen. Daar de kennis van het Nederlands inTurkije onbelangrijk is, wordt er voor de Neder-landstalige Turkse kinderen die terugkeren ookniet in een gepaste opvang voorzien. Wat dieleerkrachten jammer vinden. Frans– en Engels-talige Turken krijgen meer kansen.Wat is een anadole school?COENEN: Er bestaan zogeheten anadole secun-daire scholen of scholen met een anadole afde-ling. De Yunus Emre Anadolu in Izmir is eenanadole school, met daarbij nog een afdelingvoor remigranten–jongeren. In een anadole schoolwordt het grootste deel van de lessen in eenvreemde taal gegeven, in het Frans, Engels, Duitsof Japans. Daarenboven bestaan er bijzonderescholen voor hoogbegaafden.Verloopt het Turks onderwijs niet erg autori-tair?COENEN: De greep van de overheid op het onder-wijs is sterk dirigistisch. Het onderwijssysteem isbureaucratisch en erg hiërarchisch opgebouwd.Iedereen springt er voor zijn hiërarchische over-ste. De inspecteur komt er aangereden in eenauto met privé–chauffeur.

Je ziet uniformpjes op de speelplaats. Er heersteen strakke discipline. De week wordt afgeslotenop de speelplaats. Leerlingen en leerkrachtenstaan in de houding terwijl de vlag wordt gehe-sen. Samen zingen ze het nationale volkslied. Bijde aanvang van de week herhalen ze hetzelfdeceremonieel. Dat wel, ja.

Gesubsidieerde Vrije Basisschool –directeur Ludo Coenen – Natiënlaan 31 –

Eisden–Tuinwijk – 3630 Maaasmechelen –✆␣ 089–76 47 21

COENEN: «In de scholen die we bezochtenzag ik geen enkele hoofddoek. Ze vertel-den ons dat godsdienst en onderwijs ge-scheiden zijn. Er wordt in het openbaaronderwijs geen godsdienstonderricht ge-geven. Wel krijgen de leerlingen in hetlager onderwijs twee lestijden per weekreligieuze cultuur en moraal.Alleen in de koranscholen wordt gods-dienst onderwezen.De moslimmeisjes worden niet verplichteen hoofddoek te dragen. Volgens de isla-mitische theoloog Orhan Karmiz is hetdragen van de hoofddoek slechts een uiter-lijk kenteken van een getuigenis. Het is nietessentieel. Hij zegt dat men in het Westenmoet oordelen of het dragen van een hoofd-doek al of niet aanstootgevend is. Zo jamoet men hem weglaten. De islam zegttrouwens ook niet dat gemengd zwemmenverboden is. Overigens is het weglaten vaneen hoofddoek daarom nog geen blijk vanongelovig–zijn.Door de schuld van slecht opgeleide is-lamleraren zijn er bij ons rond deze uiter-lijkheden moeilijkheden ontstaan. De is-lamleraren in Vlaanderen kennen door-gaans hun godsdienst niet grondig. Ze zijnniet bekwaam of geschoold genoeg om deislam te duiden en te interpreteren. Zevluchten weg in de dingen die schijnbaaruiterlijk belangrijk zijn. Velen denken fun-

damentalistisch uit onwetendheid. De Westersekoranscholen zijn doorgaans te zeer fun-damentalistisch van inspiratie. Nochtansheeft een islamleraar in West–Europa bin-nen de plaatselijke migrantengemeenschapeen grote autoriteit. Daarom moeten zegoed opgeleid en universitair geschooldzijn. Bijscholing in Turkije voor de huidigeislamleraren dringt zich op, hoewel ditwaarschijnlijk niet haalbaar is.De generatie Turken die meer dan 20 jaargeleden uit de bergdorpjes is uitgeweken,blijft vasthouden aan tradities van weleer.Maar intussen is in Turkije veel veranderd.Terwijl Vlaams–Turkse gezinnen vasthou-den aan een traditionele opvoeding enzekerheid zoeken bij een streng belijdenvan de islam, is het in Turkije allemaal watlosser geworden.»• SYMBOLENIntussen vindt de Vlaamse Minister vanOnderwijs en Ambtenarenzaken dat hetneutraliteitsprincipe in de openbare scho-len niet wordt geschonden door leerlingentoe te laten symbolen te dragen. Hieruitvolgt dat moslimmeisjes op school eenhoofddoek mogen dragen. De ministerzegt dat de vrijheid van eredienst de vrij-heid impliceert om de uiterlijke tekens vandeze geloofsovertuiging te gebruiken en tedragen, voor zover deze niet uitdagend ofprovocerend zijn.

KLASSE NR.33 MAART '93 15

Page 16: Klasse voor Leraren 33

ACTIE

BROSFABRIEK BANKROET«SOMMIGE JONGEREN MOET JE AFSCHRIJVEN VOOR DE SCHOOL.»

Ondanks de inzet om hardnekkige brossers behoorlijk op te vangen en te

begeleiden, slagen niet alle projecten. Vanaf 16 jaar alternerend leren blijkt voor

de zware gevallen van schoolmoeheid geen oplossing. Waarom nog leren als je

met prostitutie en drughandel makkelijker aan veel geld kunt geraken? Soms is de

opvang van schoolmoeë leerlingen geen onderwijsopdracht meer.

«Je bent 16, 17 of 18 jaar en je wil (eigenlijk)niet meer naar school. Dan is hier sensationeelnieuws voor jou…» Met deze woorden wildevanaf 1989 het Centrum voor GrootstedelijkJeugdwerk schoolmoeë en spijbelende jongerenvan de straat halen en naar de Brosfabrieklokken. De Brosfabriek was niet zomaar eentoevluchtsoord voor spijbelaars maar een vol-waardig Centrum voor Deeltijds Onderwijs,het allereerste voor Nederlandstalig Brussel. In-tussen is de Brosfabriek gesloten.Waarom mislukte het project?KRIS VAN BOUCHOUT (begeleider): We hebbenons vergaloppeerd. Het was allemaal veel ergerdan we eerst dachten. We hadden geen even-wicht tussen in– en output. We investeerden erte veel van onszelf in terwijl we de groep jonge-ren waar we echt niets mee konden aanvangenniet afgebakend hadden. Met iedereen bezigzijn, was onze slagzin. Dat ging dus niet.

Daarbij was de logistieke ondersteuning vande stadsdienst vooral bureaucratisch gericht.We moesten bijvoorbeeld de centen zelf eerstvoorschieten.Waren er genoeg leerlingen en haalde u denormen die recht gaven op subsidies?VAN BOUCHOUT: Nog zo’n probleem. Bij deaanvang van elk schooljaar wil elke school zijnleerlingenaantal behalen. Probleemleerlingen laatmen slechts na de telling afvloeien. Na februarikwamen de moeilijke gasten dus binnenwaaienbij ons maar onze subsidies werden intussen alberekend op een veel kleiner aantal. Wij kon-den met de leerlingen praktisch aan het werkvan februari tot mei. Bij mooi weer in juni waser met de meesten van de groep al niets meeraan te vangen.

Ik zou er nochtans opnieuw willen aan be-ginnen maar met de garantie van een goedeomkadering en zonder de zorg om tegen eenbepaalde periode de norm te halen. Een groepvan 20 jongeren lijkt mij ideaal om te beginnen.Kon u met die jongeren wel resultaten beha-len?VAN BOUCHOUT: In onderwijstermen was hetresultaat eigenlijk nihil. Die jongeren hebbengeen interesse meer voor het leren. In begelei-dingstermen zaten we met een zeer zware pro-blematiek: zwangere meisjes van 15 jaar, incest,

16 KLASSE NR.33 MAART '93

prostitutie… Iemand die in de prostitutie gaatkan ineens zeer veel geld verdienen. Welkeimpact heb je daar als begeleider nog op?

We zijn bijvoorbeeld begonnen met budget-beheer. Dat was hallucinant. Je had jongerendie over 40.000 frank zakgeld beschikten enanderen hadden nauwelijks iets. Tracht maareens een werkmethode uit te vinden om samenmet die twee uiterste groepen over budgetbe-

heer te babbelen. Tenzij je het erg individueelaanpakt met haast voor elke jongere een gespe-cialiseerde begeleider.Is deeltijds leren en werken dan geen goedeoplossing voor schoolmoeë jongeren?VAN BOUCHOUT: Sommige jongeren moet jeafschrijven voor de school. De opvang vanzware gevallen van schoolmoeheid is geen op-dracht meer voor het onderwijs. De kerels heb-ben uiteraard geen interesse voor de 9 provinciesvan België. De leerstof is niet aangepast. Diejongeren waren in hun vroegere klasgroep steedsde oudste wegens het vele zittenblijven. Wegenshun leeftijd kregen ze automatisch een leiders-

rol toegewezen. Maar die rol konden ze slechtsmet negatief gedrag uiten. Zij waren de caïdsvan de klas, degenen die alles durfden, degenenmet de grootste bek en die in de billen van de jufknepen. Die waren dus met andere zaken bezigdan hun jongere klasgenootjes.

Het deeltijds onderwijs is ook geen goeieoplossing voor die jongeren. Maar ik blijf erbijdat er voor die groep iets moet gebeuren, dat ermoet voorzien worden in een begeleidings-structuur die mogelijkheden biedt. Maar nietvolgens het klassieke schoolse ritme.Hebben die jongeren een toekomstperspectief?VAN BOUCHOUT: Sommigen hadden zo’n leegbestaan dat ze buiten de verplichte 15 urenonderwijs het liefst voor de rest van de week ookin het centrum bleven. Of ze ook iets deden wasnog een andere stap.

Hun toekomstperspectief is niet realistisch.De jongens dromen allemaal van een mooievrouw, mooie kinderen en een villaatje aan derand van Brussel. Hoe ze dat doel denken tebereiken? Door ergens op een ministerie be-diende te spelen, niet veel te doen hebbenvolgens hen, door in het algemeen de weg vande kleinste weerstand te volgen. Maar dat luktnatuurlijk niet.Worden ze zich daarvan bewust?VAN BOUCHOUT: Zover kun je ze brengen. Hetwas onze taak om ze dat te doen inzien. Daaromhebben we iedereen in het bouw–leerprojectgezet dat toen liep en waarbij ze onder meer hun

Page 17: Klasse voor Leraren 33

ACTIE

ACTIE RADIUSHOE LOST U PROBLEMEN OP?

MORELE VERPLICHTINGWij stonden op school echt voor een probleem om de ouders naar het oudercontact te krijgen.

«eG

eigen kantine verbouwden. Ook de prostitutie–meisjes moesten meedoen. Van die activiteitenkregen ze toch een kick. Ze zijn er als persoonveel sterker uit tevoorschijn gekomen, zeker demeisjes. Die hebben gemetseld, gelast… Hetgaf ze een kick om tegen hun lief te kunnenzeggen: ik heb dat daar efkens aan elkaar gelast.De jongeren zelfvertrouwen laten terugwin-nen én centen laten verdienen. Dat was uwdoelstelling. Daarvoor had u de medewerkingnodig van bedrijven die dergelijke «probleem»–jongeren te werk willen stellen en ze een loonwilden uitbetalen. Lukte dat?VAN BOUCHOUT: We vonden amper bedrijvendie tot samenwerking bereid waren. En als hetom verloning gaat is het grijs of het zwart circuitheel aantrekkelijk voor bepaalde jongeren. Wiemooi is en wat stijl heeft, gaat niet in een boetiekwerken… Die kan immers op een andere ma-nier veel meer verdienen.Waren de leerkrachten die instonden voor hetleren op hun zware taak voldoende voorbereid?VAN BOUCHOUT: Ik geloof dat er te weinigrekening werd gehouden met het niet functio-neren van sommige leerkrachten. Maar hoe

Zeker in het technisch en beroepsonderwijs is dat niet zo vanzelfsprekend. En toch vonden wehet belangrijk dat we rechtstreeks met de ouders konden spreken. Hoe we dat opgelost hebben?De ouders die je nooit ziet op school zijn nu net meestal die waarmee een echt gesprek nodig is.Maar je kunt ze moeilijk verplichten om naar school te komen. Daarvoor hebben we sinds enkelejaren een soort «morele verplichting» ingevoerd. We geven elk trimester de rapporten mee op hetoudercontact en alleen de ouders krijgen dat. Leerlingen die alleen opdagen krijgen hun rapportniet mee. De aanwezigheid van ouders is daardoor heel sterk gestegen. Ouders die dan nog nietkomen worden nog eens afzonderlijk uitgenodigd om het rapport toch te komen afhalen en tebespreken. Nu bereiken we zowat iedereen. Blijkbaar is het rapport voor ouders toch nog eenbelangrijke band met de school en een stimulans om te komen.

OMBUDSMANWij zaten op school met redelijk veel absenteïsme. In een Centrum voor Deeltijds Onderwijs isdat niet ongewoon. Toch wilden we het aantal spijbelaars beperken en we zijn daarin geslaagd.We hebben een leerkracht voltijds aangesteld als hulp–coördinator, een soort ombudsman als jewilt, die zich uitsluitend van de ochtend tot de avond bezighoudt met het opvangen vantelaatkomers en schoolverzuimers en die de afwezigheden strikt bijhoudt.Als hij een afwezigheid constateert belt hij, als het mogelijk is natuurlijk, meteen de ouders op.Maar hij bespreekt ook eventuele problemen in de groep of met de scholier afzonderlijk. Deleerling kan hem in vertrouwen nemen. De vaste begeleider heeft hiervoor zelden tijd. Een gesprekheeft al veel problemen opgelost of zelfs voorkomen.We hebben nu een afspraak met de leerlingen. Net alsof ze voltijds uit werken zouden gaan moetenze bij elke afwezigheid meteen het centrum verwittigen en de reden opgeven. Velen spelen het speleerlijk waardoor er nu een goede wisselwerking tussen leerling en school is ontstaan.

(Firmin Helsen, Centrum voor Deeltijds Onderwijs, Technisch Instituut St. Jozef, Geel)

U REAGEERTIn Actieradius legt u uit hoe u problemen in de klas en in de school concreet aanpakt. Somswil een of ander initiatief niet lukken. Maar via deze uitwisseling van actie–ideeën kunnen weallemaal onze radius verruimen. Misschien reageert er wel iemand die u kan helpen.De omschrijving van uw probleem en de manier waarop u dat hebt aangepakt hoeft niet langte zijn. Een halve bladzijde is lang genoeg.Voor elk gepubliceerd probleem én oplossing krijgt u alvast een geschenk uit het boekenpak-ket dat wij hier voor deze nieuwe rubriek in onze kast hebben opgestapeld.Als u dat wenst vermelden we uw naam en/of de naam van uw school. Als u dat liever niet hebt,vermeldt u dat gewoon.

De jongens dromen van een mooie vrouwn een villaatje aan de rand van Brussel.een realistisch toekomstperspectief !»

(Naam en adres bekend)

kon het anders. Leraren van bij de zestig moes-ten, om hun aantal uren rond te krijgen, ineensbij ons iets komen geven. Die waren ook school-moe. Ze vertoonden een ontwijkingsgedrag. Zewaren in de klas in een hoekje met iets bezig ende klas lag in het beste geval te slapen. Zolang zede leraar maar met rust lieten… Ik wil dieleraren geen verwijten toesturen. Ik kan hunhouding begrijpen. Op hun leeftijd onvoorbe-reid met de meest vervelende jongerengroepengeconfronteerd worden is geen lachertje.

KLASSE NR.33 MAART '93 17

Schrijf naar KLASSE/ACTIERADIUS – Koningsstraat 138 – 1000 Brussel

Page 18: Klasse voor Leraren 33

GIDS

DE HOGESCHOOLWORDT GROOT

HET BELEIDSPLAN VOOR HET HOGER ONDERWIJSDe Ambtelijke Commissie legde

een lijvig rapport neer. De Mi-

nister diende een beleidsnota in.

De kranten schreven sensatione-

le koppen. Maar wat staat er nu

precies in de basisteksten, of, hoe

ziet de toekomst van het hoger

onderwijs eruit? Een rondleiding.

Men moet ook durven denken aannetoverschrijdende initiatieven.

«Van den Bossche wil fusie opleggen», «Zaaitfusie nieuwe schoolstrijd?», «Fusie wacht tweederde van instellingen», «Eén officiële hoge-school in Antwerpen», «Twee officiële hoge-scholen in Oost–Vlaanderen». Vooral het the-ma schaalvergroting lijkt op spectaculaire wijzede pers te halen en de discussie te domineren.Maar zowel het rapport van de Ambtelijke Com-missie als de beleidsnota van de Minister hebbenveel meer te bieden.

Op 1 februari 1992 waren er 164 HOBU–instellingen met volledig leerplan en 84 voorsociale promotie. Er waren 134 HOKT–scho-len en 50 HOLT–instellingen. Zij telden res-pectievelijk 54.979 en 29.566 studenten. In desociale promotie waren er 13.611 studenteningeschreven.

De Ambtelijke Commissie noemt deze veel-heid een «historisch» gegeven als verlengstukvan de opleiding in het secundair onderwijs. Inhaar advies doet de Commissie een poging omhet profiel van het hoger onderwijs scherper afte lijnen, de kwaliteit te verhogen, een grotereautonomie en verantwoordelijkheid aan de in-stellingen te verlenen en tegelijk te werken bin-nen een beheersbaar budget. Wij confronterende ideeën van de Commissie met de plannenvan de Minister in zijn beleidsnota.

■ SCHAALVERGROTING:INRICHTENDE MACHTENEN OPLEIDINGENEr moet een schaalvergroting komen op

twee niveaus: op het niveau van de inrichtendemachten en op het niveau van de opleidingen.Dat betekent niet alleen fusies binnen de nettenmaar ook netoverschrijdende initiatieven. Ineerste instantie denkt de commissie aan fusiestussen het officieel gesubsidieerd en het ge-meenschapsonderwijs. Op het vlak van de schaal-vergroting van de opleidingen pleit zij voor deinvoering van normen voor de opleidingen.Naar analogie met de universiteiten zal dan eenopleiding die de gestelde norm niet behaalt ookniet meer gefinancierd worden.

De overheid beperkt zich trouwens tot definanciering, het toekennen van studiegebiedenen opleidingen en het scheppen van randvoor-waarden (minimumomvang, «redelijke afstand»en eenheid van beleid en bestuur). De commis-sie noemt een minimumomvang van 600 stu-denten. Hogescholen met minder dan 600 stu-denten zouden vanaf 1␣ oktober 1993 geen eer-ste studiejaar meer mogen organiseren. In Vlaan-

18 KLASSE NR.33 MAART '93

deren wil men zo naar een binair systeem: hogeronderwijs studeert u dan aan de universiteit ofaan één soort hogeschool.

De Minister wil zich niet vastpinnen op eenbepaalde minimum–grootte. Hij beklemtoont vooralde voordelen van de schaalvergroting voor alledeelnemers: betere dienstverlening, grotere verant-woordelijkheid, grotere rechtszekerheid, meer mo-gelijkheden om zich op te stellen als alternatief vooren partner van de universiteiten, meer internatio-nale mogelijkheden enz.

■ ORGANISATIE &␣ STRUCTUUR:DEREGULERINGDe Commissie pleit voor een verdere dere-

gulering en een harmonisatie van de regelge-ving. Hierin is o.m. sprake van de indeling in

studiegebieden. Het hoger onderwijs voor so-ciale promotie moet in dezelfde lijn wordenherzien en herleid. Enkel een gespreide oplei-ding in het hoger onderwijs (programma vanéén jaar spreiden over twee jaar deeltijds) en eenvoortgezette opleiding als specialisatie blijvenbestaan. De rest moet men kaderen in eenvernieuwd volwassenenonderwijs. Er moet trou-wens ook een organisatorische scheiding totstand komen tussen het HOKT en het secun-dair onderwijs.

De instellingen voor pedagogisch onder-wijs mogen we niet buiten het schaalvergro-tingsproces laten. De Commissie pleit voorintegratie in de nieuwe hogescholen, zeker ge-zien samenwerkingsakkoorden (met universi-teiten) mogelijk zijn.

In zijn beleidsnota beklemtoont de Ministerook de beheersing van het aanbod. «Overlappin-gen en versnippering moeten worden vermeden…een hogeschool kan slechts eenmaal dezelfde oplei-ding aanbieden. Wel kan een hogeschool in meerdan één vestigingsplaats onderwijs organiseren,zonder dat dat afbreuk doet aan het principe vande eenmalige oprichting van een opleiding.» Voordeze herstructurering voorziet de Minister in eengefaseerde invoering gespreid over vijf jaar. Eengeleidelijke invoering van het financieringssysteemzal daartoe voldoende druk creëren.

■ FINANCIERING: ENVELOPPESDe financiering van de toekomst is forfaitair

(de overheid is geen derde betaler meer), glo-baal (personeel én werking, maar exclusief in-vesteringen) en objectief (rekening houdendmet het aantal studenten en de kostprijs van deopleiding). De instelling krijgt zo een grotereautonomie en verantwoordelijkheid.

Deze enveloppefinanciering (en de schaalver-groting) is geen besparingsoperatie, wel een her-schikking van de middelen. Het globale budgetwordt opgesplitst in twee delen: 80␣ procent vanhet overheidsbudget is variabel, 20 procent isforfaitair. Het variabele deel wordt verdeeld opbasis van het aantal studenten en de opleidingendie deze studenten volgen. Elke opleiding krijgtdaartoe een puntengewicht toegekend.

De forfaitaire 20 procent wordt verdeeld opbasis van het aantal studenten. Het toegekendebedrag per student neemt progressief toe naar-mate de hogeschool een groter aantal studententelt. Als een hogeschool fusioneert berekentmen het forfaitair bedrag.

Dit is een radicale breuk met het verleden.

Page 19: Klasse voor Leraren 33

GIDS

WHO’S WHODe Ambtelijke Commissie werd opge-richt bij artikel 33 van het decreet van 23oktober 1991 betreffende de hogescho-len in de Vlaamse Gemeenschap. Decommissie werkte uiteindelijk een voljaar (twaalf vergaderingen) en trad naarbuiten met een unaniem advies. Op 23oktober 1992 werd dit advies overhan-digd aan de Minister. Hiervoor kreeg zeprompt de Prijs van de Vlaamse Ge-meenschap.De samenstelling:• Georges Monard, Secretaris–generaalvan het Departement Onderwijs, voor-zitter van de commissie;• Louis Van Buyten, directeur–generaalvan de Administratie Hoger Onderwijsen Wetenschappelijk Onderzoek;• Alfons Smets, inspecteur–generaal vanhet Hoger Onderwijs;• Jan Adé, bestuursdirecteur van hetBestuur Hoger Onderwijs buiten deUniversiteit, thans directeur–generaal vande Administratie Permanente Vorming;• Henri Duqué, directeur van de DienstBegroting;• Sylvia Herinckx, bestuursdirecteur vanhet Bestuur Algemeen Beheer van hetPersoneel van de Onderwijsinstellingen;• Robert Hoogewijs, beheerder van deUniversiteit Gent;• Gaby Hostens, directeur–generaal vande Administratie Secundair Onderwijs;• Walter Nonneman, hoogleraar aande UFSIA;• Staf Peeters, psycholoog;• Marc Vansteenkiste, pedagoog;• Ann Verhaegen, bestuurssecretarisAdministratie Hoger Onderwijs en We-tenschappelijk Onderzoek;• Nadine Van Haecke, bestuurssecreta-ris Administratie Hoger Onderwijs enWetenschappelijk Onderzoek;• Werner Soetens, adjunct–kabinetschefwerd op elke vergadering uitgenodigdals waarnemer voor de Minister.

In het nieuwe voorstel stijgt de toelage per student progressief met het aantal studenten.

Inlichtingen:

Administratie Hoger Onderwijs en Weten-schappelijk Onderzoek – Ann␣ Verhaegen –Nadine Van Haecke – Koningsstraat 136 –

1000 Brussel – ✆␣ 02–211 42 69 of 211 43 68

Het nieuwe mechanisme moedigt immers fu-sies aan in plaats van ze te ontraden. Tot eenplafond van 5000 studenten zal de subsidie,omgerekend per student, inderdaad hoger zijnnaarmate de instelling meer studenten telt.

De Commissie adviseert dit nieuwe finan-cieringsmechanisme in te voeren over een pe-riode van vijf jaar. Gedurende het eerste jaarkrijgen de hogescholen het budget dat zij hetvoorbije jaar hadden, de volgende vier jarenwordt telkens 20 procent van de nieuwe enve-loppe ingevoerd en in het schooljaar 1999–2000 zal het financieringsmechanisme integraalvan toepassing zijn.

In de beleidsnota beklemtoont Minister Vanden Bossche nogmaals dat hij geen mastodont-scholen wil creëren. Instellingen met minder dan5000 studenten zullen kunnen rekenen op eenprogressief stijgende financiering. De financieringvan instellingen met meer dan 5000 studenten zal–zonder de scholen te willen ontmoedigen– nietmeer in dezelfde mate stijgen.

■ PERSONEELSSTATUUT:A LA UNIEFSDe Commissie spreekt van assistenten, lec-

toren, docenten, hoofddocenten en hooglera-ren. De huidige praktijkleraar bijvoorbeeld wordtin het nieuwe statuut lector. Op contractuelebasis moet er plaats zijn voor gastdocenten en –hoogleraren. De directeur krijgt een mandaatvan beperkte duur. Het aantal vastbenoemdepersoneelsleden moet worden beperkt op basisvan de enveloppefinanciering. De commissiebeveelt aan om in hogescholen met meer dan 80procent vastbenoemden voorlopig geen nieuwevaste benoemingen te doen.

De Minister op zijn beurt wijst er op dat ditgeëigende statuut voor het hoger onderwijs totaallos staat van de huidige statuten voor gemeen-schapsonderwijs en gesubsidieerd onderwijs. Diestatuten zullen nog enkel van toepassing zijn opbasis– en secundair onderwijs. De huidige rechtenworden gevrijwaard, het sociaal passief wordtzoveel mogelijk opgevangen enz. maar in de toe-komst zal het statuut van de personeelsleden vanhet hoger onderwijs zoveel mogelijk aansluiten bijde rechtspositie van de personeelsleden van hetuniversitair onderwijs.

■ BELEID &␣ BESTUUR: EENHEIDTwee belangrijke doelstellingen van de schaal-

vergroting zijn de concentratie van de beleids-verantwoordelijkheid en het versterken van debestuurskracht van de hogescholen. Fusie–over-eenkomsten moeten dan ook voldoen aan eenaantal randvoorwaarden. Een eenheid van be-stuur vereist minimaal «de programmatie enorganisatie van het opleidingsaanbod, het pro-gramma van de aangeboden opleidingen, hetstatuut, de informatie t.a.v. opvang en begelei-ding, de participatie van de actoren bij hetopleidingsproces, de besteding van de midde-len, de uitbouw en toewijzing van de middelen,het profiel en de externe relaties». Deze eenheid

van bestuur is een vereiste om «papieren fusies»te vermijden. De Commissie stelde voor deinvoering van de participatieregeling te ver-schuiven naar 1␣ oktober 1993.

De Minister bevestigt echter de huidige rege-ling. De participatieraden zullen in hun huidigevorm geïnstalleerd worden (1 januari 1993) omze bij de schaalvergrotingsoperatie optimaal teinformeren én betrekken.

■ IN KORT BESTEKTen slotte spreekt het rapport nog over enkele

andere thema’s die we hier slechts kort aanstippen.De bestaande infrastructuur is niet afgesteld

op grote groepen. Een technische werkgroepmoet de regelgeving onderzoeken, aanpassin-gen voorstellen en formules uitwerken met hetoog op een vlotte overdracht. De Commissiestelt bovendien voor om een bepaald deel vanhet budget van de DIGO en de investerings-dienst van de ARGO te reserveren voor investe-ringen die de schaalvergroting bevorderen.

De controle door de overheid moet afstan-delijk zijn: informeren, ondersteunen én deautonomie van de school respecteren. Naaranalogie met de universiteiten pleit de Com-missie voor een post factum controle.

Op geregelde tijdstippen komt er, op initia-tief van de overheid en met medewerking vanexterne deskundigen, controle op de geleverdekwaliteit en controle op de kwaliteitsbewakingdie de school zelf uitvoert.

Helemaal ten slotte zal de overheid samen-werkingsakkoorden stimuleren met Belgischeen buitenlandse universiteiten en hogescholenén met de arbeidsmarkt.

KLASSE NR.33 MAART '93 19

Page 20: Klasse voor Leraren 33

GIDS

DEREACTIES

De (kritische) reacties op de plan-

nen voor het hoger onderwijs

kwamen snel los. Het beleid zou

te snel van stapel lopen of zou

goedlopende opleidingen ont-

wrichten. Een greep uit de korf.

■ KOLCHOZE«Kwaliteitsbevorderende schaalvergroting vereist

vooral een sectoriële sanering en programme-ring. Blinde, kwantitatieve fusies hebben nietde minste zin. In een aantal opleidingen moe-ten verouderde beroepskwalificaties afgebouwdworden. Bij andere (b.v. de lerarenopleiding)gaat het vooral om het vinden van de idealeomvang binnen elke afdeling. Nog andere ver-eisen afspraken inzake taakverdeling voor be-paalde specialisaties. Technische en industriëlehogescholen kunnen baat vinden bij een ruim-telijke groepering; bij normaalscholen daaren-tegen is de bestaande symbiose met de oefen-scholen van vitaal belang.

Het «onevenredige financieringssysteem» sti-muleert de annexatie van de kleinere opleidin-gen bij de grotere hogescholen in plaats van deineensmelting van meer gelijkwaardige part-ners. In concreto betekent dit ook dat de nor-maalscholen meer baat hebben bij een fusie met

een grote hogeschool uit een andere sector,dan bij onderlinge samenwerking en

fusie.Verder blijf ik principieel

voorstander van de huidi-ge financiering in termenvan lerarenuren en te-genstander van de vas-te bedragen per stu-dent. Ik kan ook geens-zins akkoord gaan methet voorgestelde «en-

veloppesysteem» waarbijde directie de volledige

bestuurslast (ook weddebe-taling e.d.) toebedeeld krijgt

en b.v. binnen de ééngemaaktelerarenkorpsen (on)mogelijke oplossingenmoet bedenken voor de reaffectatieproble-men.

De fusievoorstellen zullen tot een ont-wrichting van goed functionerende oplei-dingen leiden. In een kunstmatige kolos

manifesteren de inhoudelijke en culturele ver-schillen zich immers nog scherper dan voor-heen, omdat de omvang en de aard van hetnieuwe instituut te weinig integrerende puntenvan herkenning bieden. Om de eigenheid vande lerarenopleiding te bewaren dring ik aan ophet destijds beloofde afzonderlijke decreet enverzet ik mij tegen de 1,25 subsidiecoëfficiënt,die voor de lagere normaalschool naar schattingmeer dan 30␣ % lager ligt dan de huidige. Groot-schalige campussen leiden ook tot minder di-rect contact en informeel overleg, tot immenseinvesteringen in nieuwe infrastructuur, tot duurderbeheer, tot het afremmen van de democratise-rende functie van het HOKT…»

Raf Feys, docent–coördinator PHO–Torhout

NIEMAND wil echte mastodonten.

■ NIET TE RAP«Wij onderschrijven de uitgangspunten van

de ambtelijke commissie, maar het concept isonvoldoende pedagogisch en onderwijskundigonderbouwd.

De ambtelijke commissie pleit voor een se-lectieve integratie van het hoger onderwijs voorsociale promotie in het hoger onderwijs. Dehervorming van het HOBU moet echter gelijk-tijdig gebeuren met de hervorming van hetonderwijs voor sociale promotie en daarin moe-ten zich heel beroepsgerichte opleidingen kun-nen ontwikkelen die aansluiten bij het secun-dair onderwijs. Het is wel goed om een duidelij-ke scheiding te maken tussen secundair enhoger onderwijs. Al zit hier het gevaar in datde zwakste categorie niet langer in hethoger onderwijs terecht zou kun-nen.

Bij de fusies die ver-schillende studiegebie-den en opleidingenzullen samenbrengenop één campus, moetook rekening gehouden worden met een even-wichtige regionale spreiding. Wij vinden bereik-baarheid een belangrijk element in de democrati-sering van het hoger onderwijs. Schaalvergrotingmag niet tot gevolg hebben dat studenten uitsociaal–economisch zwakkere gezinnen afhaken.

Beperking van het aantal studenten, volgensde ambtelijke commissie enkel in het artistiekhoger onderwijs, wijzen wij af.

Wij aanvaarden de mogelijkheid tot fusio-neren over de netten heen op voorwaarde dat deinrichtende machten zelf kunnen beslissen metwie en hoe ze fusioneren.

Binnen de VlOR onderschrijft een meerder-heid van de leden het principe van de envelop-pefinanciering, op voorwaarde dat de nieuweinrichtende machten een duidelijk juridischstatuut krijgen, het personeelsstatuut voorafgekend is en er een participatieregeling komtvoor de aanwending van de enveloppe voorpersoneelsuitgaven. Iedereen betreurt het ge-brek aan wetenschappelijke basis voor de bere-kening van de enveloppes. De VlOR, in tegen-

20 KLASSE NR.33 MAART '93

stelling tot de ambtelijke commissie, is vanoordeel dat de investeringsmiddelen, net zoalsvoor de universiteiten, deel moeten uitmakenvan de enveloppe van de nieuwe instellingen.

Wij vrezen dat het geplande budget te kleinzal zijn om de schaalvergroting, de herwaarde-ring van het hoger onderwijs van het korte typeen de integratie van het hoger onderwijs voorsociale promotie te kunnen realiseren.

Er kan wel gepraat worden over soepelerevoorwaarden voor werving en loopbaanverloopvan het personeel. Maar de algemene bepalin-gen over indeling van ambten en mandaten,prestatieregeling, verlofregeling en weddevast-stellingen moeten wel centraal blijven gebeu-ren. De ambtelijke commissie is niet duide-lijk over water gebeurt

met personeelsleden die ingevolge de hele ope-ratie boventallig zullen worden.

Meer autonomie voor de instellingen voorhoger onderwijs impliceert een goede participa-tieregeling en democratisch beheer van de in-stellingen.

Wij vragen constructief overleg over alle ver-dere stappen in het herstructureringsproces. Wijzijn vragende partij voor een snelle uitwerkingvan gedetailleerde en duidelijke decretale tek-sten. Tenslotte zijn wij van oordeel dat er voor deuitvoering van de hervorming voldoende tijdmoet zijn: 1␣ oktober 1993 achten wij onmoge-lijk.»De Vlaamse Onderwijsraad – Jozef II–straat 68

– 1040 Brussel – ✆␣ 02–231 00 17

Page 21: Klasse voor Leraren 33

KLASSE NR.33 MAART '93 21

GIDS

TOCHGESLAAGD

Inschrijven

Eerste afdeling: Koningsstraat 80 – 7de verdieping – 1000 BrusselTweede afdeling: Moutstraat 24 – 1000 Brussel

Derde afdeling: Koningsstraat 80 – 6de verdieping – 1000 Brussel

Inlichtingen

Departement Onderwijs – Administratie Secundair Onderwijs –Christiane Robaer – RAC – Arcadengebouw – 5de verdieping –

kantoor 5089 – 1010 Brussel – ✆␣ 02–210 53 68

De Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor

het voltijds secundair onderwijs (ooit nog de middenjury

genoemd) organiseert tweemaal per jaar examens. Tel-

kens proberen zo’n 500 kandidaten het begeerde getuig-

schrift te behalen. Bijna 90 procent van de deelnemers

haalt zo telkens zijn slag thuis, hetzij een getuigschrift,

hetzij een deelattest. Vorig jaar hebben daarenboven 23

jongeren een verloren jaar (bijvoorbeeld omwille van

ziekte) vermeden door alsnog hun getuigschrift eerste

graad te behalen om zo naar de tweede graad over te gaan.

De eerste afdeling organiseert examens voor het getuigschrift van de eerstegraad, het getuigschrift van de tweede graad en het getuigschrift van hetlager secundair onderwijs (enkel voor kandidaten die reeds één of meerderedeelattesten bezitten).

De eerste zittijd start op 26 april. Inschrijven hiervoor kan nog tot 26maart. De tweede zittijd start op 13 september (eerste graad) of 4 oktober(tweede graad en lager secundair onderwijs). Inschrijven kunt u tussenrespectievelijk 1 juni en 5 september en 1 juni en 10 september (niet tussen16 juli en 15 augustus).

De tweede afdeling organiseert examens voor het diploma algemeensecundair onderwijs. De examens van de eerste zittijd beginnen op 14 juni.Inschrijven kan tussen 19 april en 14 mei. De tweede zittijd start op 27oktober. Hiervoor kunt u inschrijven tussen 6 september en 1 oktober.

De derde afdeling organiseert examens voor het diploma technisch,kunst– en beroepssecundair onderwijs. De inschrijvingen voor de eerstezittijd (begin 19 april) sluiten al af op 6 maart. De tweede zittijd begint op4 oktober. Hiervoor kunt u inschrijven tussen 1 juni en 10 september (niettussen 20 juli en 14 augustus!).

PROGRAMMAU kunt telkens kiezen tussen het programma van de Examencommissie

of de lessentabel van een school van uw keuze. Daarnaast kunt u uwexamens spreiden over verschillende zittijden. U krijgt dan deelattestenvoor de «domeinen» waarvoor u bent geslaagd. Inschrijven kost 500␣ fr. perzittijd.

OVER DE GRENZENOp naar het Noorden! Uw instellingshoofd en uw inrichtendemacht ondertekenen uw aanvraag? Uw aanvraag wordt goedge-keurd? Dan zijn uw reis en verblijf in principe gratis. En wij wensenu veel studiegenot.• 21 tot 25 juni in Reykjavik, IJslandSocial development in the schools: inte-grating the work of teachers, coun-selors and administrators• 26 tot 31 juli in Trond-heim, NoorwegenTeaching local history in aEuropean perspective: ap-proaches and challenges forthe 1990sOpgelet: beide cursussen moetu aanvragen vóór 1 april.

MONITORSWARM MAKEN

vzw Vak.O organiseert vakantiekampen voor alle leerplichtige kinderenvan alle netten en alle kinderen van personeelsleden van de VlaamseGemeenschap. In vorig nummer vindt u trouwens het programma 1993.

Vak.O zoekt ondertussen nog enkele monitors/monitrices: jonge men-sen vanaf 17 jaar die hun vakantie willen delen met nog jongere mensen.Vak.O rekent daarbij op uw steun om dit initiatief bij uw leerlingenkenbaar te maken.

Kandidaat–monitoren en –monitrices krijgen van 5 tot 10 april eenopleiding in Oostende. Na hun stage als monitor krijgen ze trouwens eenbrevet dat erkend is door de Vlaamse Gemeenschap. Men zegge het voort!

Vak.O – RAC – Arcadengebouw – 3de verdieping – kantoor 3104A –1010 Brussel – ✆␣ 02–210 51 53

BEELDOPVOEDINGSchuim is een project rond beeldopvoeding van de vzw Media–Oplei-

dingscentrum (MOC), beter bekend als Maatwerk. Dit project introdu-ceert jongeren in de basiselementen van beeldproduktie op een originele énpraktische manier. In work–shops met video–apparatuur in een geslotencircuit leren ze spelen met beeldtaal, van de theoretische basisbeginselen totde eigen realisatie van een videobrief.

Het Centrum voor Onderwijsmedia van het Departement Onderwijsheeft van dit project een introductievideo gerealiseerd. Deze video heeteveneens Schuim en kost 300␣ fr., drietalig handboek inbegrepen.

Centrum voor Onderwijsmedia – Koningsstraat 138 –1000 Brussel – ✆␣ 02–211 45 58

vzw Media–Opleidingscentrum Maatwerk – Didier Schretter –Gemeentestraat 25 – 1030 Brussel – ✆␣ 02–217 32 50

Inlichtingen en inschrijvingsformulieren

Departement Onderwijs – Secretariaat–generaal – t.a.v. Leen Mortier –RAC – Arcadengebouw – 3de verdieping – kantoor 3087 –

1010 Brussel – ✆␣ 02–210 51 10

Page 22: Klasse voor Leraren 33

22 KLASSE NR.33 MAART '93

PERS

STAKEN TEGEN AGRESSIEDe leraren en leraressen van het Jean–Jaurès–college in Pierrefit-

te in de buurt van Parijs staakten uit protest tegen de onveiligheid en deagressie op school. Mét de steun van de directie en de ouders van de 482leerlingen.

(Het Nieuwsblad)

TUTTERSDe fopspeenrage is nu uit

Europa ook overgewaaid naarAmerika. Jongeren dragen erdus nu ook tutters enz. aan touw-tjes rond hun nek. De verklaringdaarvoor van Amerikaanse psy-chologen? De huidige jongerenzouden onvoldoende liefde enverzorging hebben gehad. Hunouders vertoeven meer op kan-toor dan thuis. Bovendien wor-den ze gebombardeerd met drei-gende boodschappen over ge-weld, drugs, aids, de milieuver-vuiling en de economische re-cessie. Het is overweldigend endaarom grijpen ze terug naarde veiligheid van hun kinder-tijd.

(De Volkskrant/Ned.)

SCHOOL VOOR OUDERSOp een conferentie van de

European Parents Associationwerd getoond hoe ouders kun-nen bijdragen tot het leerprocesvan hun kinderen. Ouders blij-ven immers de eerste verant-woordelijke om de kinderen zelf-discipline, morele waarden, be-leefdheid, sociale attitudes, sek-suele attitudes enz. te leren. Veelouders zijn dit echter vergetenof hebben het nooit geweten.

Professor David Isaacs (Uni-versiteit van Navarra) sugge-reert een school voor ouders.Zijn programma bestaat uittwaalf lesavonden mét huiswerk.Theoretisch materiaal wordtaangevuld met discussies encase–studies. De ouders heront-dekken hierbij hun rol als «le-raar» voor hun kinderen.

(The Times, Eng.)

DE COMPUTERS WORDENNIET GEBRUIKT

Honderden miljoenen heefthet Nederlandse Ministerie vanOnderwijs in de informatiseringvan het voortgezet onderwijs (se-cundair onderwijs) gestoken.

Elke school voor voortgezetonderwijs heeft tegenwoordig eencomputerlokaal met ten minsteelf computers. Maar meestalstaan ze leeg. Aan kennis enprogramma’s ontbreekt het niet.Landelijk is tien procent van deleraren bijgeschoold. Er zijn on-geveer zeshonderd verschillen-de programma’s te koop.

Maar na tien jaar stimule-ring is de informatisering vanhet voortgezet onderwijs knar-send tot stilstand gekomen. Al-leen de freaks onder de lerarengebruiken de computer. De ove-rigen voeren een waslijst vanbezwaren aan. Meer dan de helftvan de leraren vindt dat er teweinig programma’s zijn en dater te weinig tijd is om de lessenvoor te bereiden. Iets minderdan de helft vindt dat er te wei-nig apparatuur is en bijna veer-tig procent zegt niet goed te we-ten hoe je de computer in hetonderwijs kunt gebruiken. Ne-derland behoort nu tot de lan-den waar voor het voortgezetonderwijs de meeste apparatuuren programmatuur beschikbaaris, maar tegelijkertijd wordt hierminder van de computer gebruikgemaakt dan in laag–geïnfor-matiseerde landen als Portugalof Zwitserland.

(NRC–Handelsblad/Ned.)

JAPANSE STRAFEen Japanse scholier is door

de leraar Engels uit de klas ge-zet omdat zijn Engels te goedwas. De jongen heeft een Ame-rikaanse moeder en spreekt daar-door vrijwel vloeiend Engels.Op vragen antwoordde hij nietin de standaardformuleringen diein het leerboekje vermeld staan,maar improviseerde hij spon-taan zijn eigen antwoorden. Datis in het gedisciplineerde en opconformisme gestoelde Japanseschoolsysteem niet aanvaard-baar, zo meende de leraar.

(De Morgen)

STIPTE LEERLINGENKRIJGEN PREMIE

Leerlingen van het college vanSolihull bij Birmingham krijgenvijf pond (275 fr.) als ze gedu-rende het hele schooljaar nauw-gezet alle lessen volgen. Op heteinde van elk trimester krijgende stipte leerlingen een bewijsen wanneer op het einde van hetschooljaar blijkt dat ze een voor-beeld van ijver waren, krijgenze een aankoopbon ter waardevan vijf pond.Volgens directeur Caleb Tillotvan het College van ChelmsleyWood werkt het systeem zeergoed. Vorig jaar gaf de schoolzelfs al een uurwerk aan eenleerling die vijf jaar lang allelessen had gevolgd.

(Het Nieuwsblad)

MULTITAALOns traditionele moedertaalonder-wijs is afgestemd op wat genoemdwordt de «monotaalverwerver».Dat is een kind dat eentalig op-groeit en school loopt in zijn moe-dertaal. Maar er zijn, en dan vooralin Brussel, ook multitaalverwer-vers, kinderen die meertalig op-groeien en Nederlandstalig on-derwijs volgen.Als een multitaalverwerver dan ineen klas terechtkomt waarvan hetovergrote deel van de kinderenNederlandstalig is, zal hij gesti-muleerd worden om zich de taalvan die meerderheid eigen te ma-ken. Het Nederlands zal zijn streef-taal worden. Maar als de multi-taalverwerver in een klas terecht-komt waar het Nederlands eenminderheidstaal is, vallen al diegunstige psycho–linguïstische fac-toren weg en krijgt het Neder-lands niet automatisch de statusvan streeftaal. In de ergste geval-len wordt het Nederlands voor hetkind een bron van frustratie.Omdat deze laatste situatie zichsteeds meer begon voor te doenwerd in Brussel het logopediepro-ject «Taalvaart» op poten gezet.De idee kreeg gestalte in 1989met twee deeltijdse logopedistendie anderstalige kinderen uit dederde kleuterklas uit zes basis-scholen begeleidden. Op éénschooljaar kon een gemiddeldetaalachterstand van meer dan tweejaar herleid worden tot tien maan-den. Vanaf dit schooljaar wordenachttien basisscholen begeleid.

(De Gazet van Antwerpen)

Page 23: Klasse voor Leraren 33

KLASSE NR.33 MAART '93 23

PERS

deSPRAAK-MAKERS

SPELEN–LERENOnderwijs aan kinderen in

de eerste groepen van het basis-onderwijs is alleen maar goed,als het aansluit op de ontwikke-ling van vier– tot en met zeven-jarigen. Daarom moet de over-gang van spelen naar leren ge-leidelijk verlopen.

Dit schrijft de Nederlandseonderwijsinspectie in een rap-port over onderwijs aan jongekinderen. Zij onderzocht de werk-wijze bij scholen waar de over-gang van kleuter naar leerlingwel goed verloopt en kwam zotot acht kwaliteitskenmerkenwaar goed onderwijs aan kleu-ters aan moet voldoen.

Volgens de onderwijsinspec-tie is het voor jonge leerlingenonder meer noodzakelijk dat kleu-ters spelenderwijs met leren inaanraking komen. Ook is hetnoodzakelijk dat kleuters zichop school thuis voelen. Daaromacht zij het nodig dat er in eengroep minstens vier speel– ofwerkhoeken zijn.

Ook moet de nadruk in delessen gericht zijn op initiatie-ven vanuit de kleuters zelf. Daar-om moet een school flexibel zijnen moeten leerkrachten de jon-ge leerlingen respecteren. Hoede school wil omgaan met kleu-ters moet, volgens de inspectie,naar voren gebracht worden ineen schoolwerkplan. En moet inhet hele onderwijs een actiefbeleid gevoerd worden voor hetonderwijs aan jonge kinderen.

(Trouw/Ned.)

ONDERWIJS VERTRAAGTNATUURLIJK LEERPROCES

Volgens prof. Vermunt (KUBrabant) kan een leraar op tweemanieren reageren op de op-merking «Ik begrijp het niet».Hij kan het de leerling uitleggentot deze het begrijpt. Of hij de-monstreert hem hoe hij in soort-gelijke gevallen actie kan on-dernemen om wel tot begrip tekomen. De expert, de leraar,demonstreert dan hoe de leer-ling tot het zien van de verban-den komt.

Op veel scholen wordt hetnatuurlijke leerproces sterk ver-traagd. Veel van de huidigelesmethoden zijn in zijn ogenvooral gericht op het overdra-gen van de leerstof, de vakin-houd. De bedoeling van proces-gerichte instructie en zelfstan-dig denken is echter dat de leer-ling of student niet alleen kennisverwerft. Hij moet ook aanwij-zingen, instructies krijgen overhet gebruik van zelfstandigedenkstrategieën. In het huidigeonderwijs krijgen zij niet de kanszich die eigen te maken. Veelleerstof wordt hen voorgekauwd.

Lesgeven met procesgerichteinstructies vergt ingrijpende ver-anderingen. Niet alleen lerarenzouden hun manier van lesge-ven moeten aanpassen. Ook veelonderwijsmateriaal moet op dehelling. Het denkproces zelf zouonderwerp moeten worden vanhet onderwijs (en lesmaterialen).Leerlingen krijgen een volledigverkeerd beeld van wat een ex-pert doet om problemen op telossen. Zij denken dat een le-raar nooit fouten maakt.

(Uitleg/Ned.)

DE PROF IS GEEN VROUWDe Vlaamse Interuniversitai-

re Raad stelt bij de statistischeanalyse van het Vlaamse Uni-versiteitspersoneel vast dat slechts10 procent van de professorenvrouwen zijn. Bij de assistentenis dat 38 procent. Slechts 34 pro-cent van het academisch perso-neel dat niet door de universiteitwordt betaald, is vrouw.

(De Standaard)

EEN MILJARDTEGEN

ZITTENBLIJVENDe Franstalige gemeenschap gaatbijna één miljard frank van hetbudget voor onderwijs (124,5 mil-jard frank) uittrekken voor debestrijding van het stijgend aan-tal mislukkingen op school. Hetgeld zal onder meer besteed wor-den aan specifieke actie-programma’s per school, voort-gezette lerarenopleidingen en aandrug– en geweldbestrijding.

(Het Volk)

ONDERWIJSZONESOnderwijsminister Di Rupo

van de Franse Gemeenschap gaat10 onderwijszones creëren omhet aanbod te harmoniseren. Hetnieuwe systeem zal volgendschooljaar in werking treden.Binnen elke zone worden tweeraden opgericht: een voor hetofficieel onderwijs en een voorhet vrij. Elke zone kan wordenonderverdeeld in onderwijseen-heden. Met deze hervorming zetDi Rupo een eerste stap in derichting van een volledige fusievan de officiële onderwijsnet-ten.(De Financieel Economische Tijd)

Leon De Meyer, rector Univer-siteit Gent: «Het feit dat in Vlaan-deren zo’n 160 instellingen voorhoger onderwijs bestaan, is vooriedere waarnemer ongetwijfeldeen overdaad aan onderwijsvoor-ziening. Dat betekent immers 160entiteiten elk met een eigen ad-ministratieve en logistieke on-dersteuning, in veel gevallen voorslechts enkele tientallen studen-ten. Wij hebben in Vlaanderenook 9 instellingen en/of vestigin-gen voor universitair onderwijs,elk met een eigen administratie-ve, logistieke en onderzoeksuit-rusting, soms voor enkele hon-derden studenten, op slechts en-kele kilometers van elkaar.De rationalisatie–gedachte voorhet ene systeem geldt uiteraardook voor het andere.»

Mia Van Laeken, KU Leuven:«Meisjes blijven typisch vrouwe-lijke opleidingen kiezen en schu-wen de nijverheidstechnische sec-tor. De campagnes en andereinitiatieven om het technisch on-derwijs op te waarderen en aan-trekkelijk of toegankelijk te ma-ken voor meisjes hebben daarniet veel aan kunnen verande-ren. Het grootste probleem isminder het gebrek aan informa-tie, dan wel de mentaliteit bijouders, leerkrachten en leerlin-gen en voorts de schoolstructu-ren en het onderwijssysteem zelf.»

L. Van den Bossche, VlaamsMinister van Onderwijs en Amb-tenarenzaken: «Ik wil een debatover het opvoedkundige projectvan ons onderwijs. De jongerenkrijgen immers te veel kennisvoorgeschoteld en er wordt henniet geleerd hoe die te kaderenin de maatschappelijke context.»

Page 24: Klasse voor Leraren 33

FORUM

ALS GEDRAGPROBLEMEN GEEFT

Vijftien procent van de kinderen in de lagere school vertoont ernstige gedrags– en emotionele

problemen. Dat blijkt uit het eerste grootschalig onderzoek op dat vlak in Vlaanderen. In

tegenstelling tot het buitenland werd bij ons merkwaardig genoeg gemiddeld geen verschil

tussen jongens en meisjes vastgesteld, wel voor specifieke problemen. Het hoge aantal ernstige

probleemgevallen dwingt ons wel tot nadenken.

Wat doet een leraar met leerlingen die de clown spelen?

Meer dan duizend kinderen, hunouders, PMS–centra enz. zorgdenvoor een representatieve steekproef.Het onderzoek werd uitgevoerd dooreen interuniversitaire ploeg. Wij zettende belangrijkste besluiten op eenrijtje van het eerste deel dat nu isafgerond.

1. AGRESSIE EN SOCIAALISOLEMENT

Op basis van normen uit hetbuitenland vertoonde 15,4␣ % vande totale steekproef ernstige gedrags–en emotionele problemen. Bij dezekinderen werden diverse syndromenaangetroffen. De voornaamste wa-ren agressie, sociaal isolement, hy-peractiviteit en depressie. Er wer-den geen verschillen tussen jongensen meisjes gevonden, noch in hetaantal gedetecteerde gevallen, nochin de aard van de gedrags– en emo-tionele problemen. Dat er evenveeljongens als meisjes met ernstige ge-drags– en emotionele problemenwerden gedetecteerd, lijkt op heteerste gezicht niet in overeenstem-ming met gegevens uit andere stu-dies. Veelal treft men in epidemio-logisch onderzoek meer jongens meternstig probleemgedrag aan danmeisjes.

2. SPANNING EN STRESSOok voor de sociale competen-

tie (activiteiten, sociale relatie en

24 KLASSE NR.33 MAART '93

geslachtjongensmeisjes

%

leeftijd

schools functioneren) werd weinigverschil gevonden tussen jongensen meisjes.

De meeste verschillen hadden temaken met het functioneren op school.Jongens behaalden zwakkere pres-taties op school dan meisjes en ver-toonden er meer leer– en gedrags-problemen. Aangenomen werd datde overgang naar de lagere schoolbij jongens moeilijker verliep danbij meisjes, zowel op cognitief als opgedragsmatig/ emotioneel vlak. Overhet algemeen steeg de sociale com-petentie met het ouder worden. Aanhet einde van de lagere school kon-den kinderen hun vrije tijd zinvolopvullen met allerlei sportieve enniet–sportieve activiteiten en warenze via clubs en verenigingen inge-

schakeld in het sociale leven.Alleen op school namen de pro-

blemen van kinderen toe met hetouder worden. Deze problemen opschool hadden in eerste instantie temaken met de leerstof. De school-prestaties van oudere kinderen gin-gen er op achteruit, het aantal kinde-ren dat was blijven zitten steeg. Vande 12–jarige kinderen uit de steek-proef had 18,2␣ % minstens één leer-jaar in de lagere school overgedaan.De resultaten in verband met schoolsfunctioneren van kinderen deden deonderzoekers besluiten dat in de la-gere school steeds meer kinderen metmislukkingen worden geconfronteerden dat de school een belangrijke bronvan spanning en stress wordt in hetleven van kinderen.

De socio–economische status vaneen gezin bleek een aanzienlijke in-vloed te hebben op de ontwikkelingvan sociale competentie bij kinde-ren. Kinderen uit lagere socio–eco-nomische kringen deden het vooralminder goed op school dan kinde-ren uit hogere socio–economischekringen. De kinderen uit deze groepbehaalden zwakkere schoolpresta-ties, ze moesten vaker een jaar over-doen en kenden meer leer– en ge-dragsproblemen op school. Daar-naast hadden kinderen uit lageresocio–economische kringen mindermogelijkheden om aan te sluiten bijclubs of verenigingen en konden zehun vrije tijd moeilijker opvullendan kinderen uit hogere socio–eco-nomische kringen.

3. HYPERACTIVITEIT ENBUIKPIJN

Binnen de populatie van lagere–schoolkinderen kwamen milderevormen van probleemgedrag in ge-lijke mate voor bij jongens en meis-jes. Dit resultaat stemde overeenmet de bevindingen uit onderzoekin Nederland en de Verenigde Sta-ten. Wel werden er geslachtsver-schillen vastgesteld in de aard vanhet probleemgedrag. Het probleem-gedrag van jongens kende een watmeer uitgesproken karakter dan hetprobleemgedrag van meisjes. Hetviel de ouders meer op. Probleem-gedrag van jongens richtte zich veel-eer naar buiten, in gedrag dat sto-rend was voor de omgeving (exter-naliserend probleemgedrag). De pro-bleemgedragingen die bij jongensvaker werden aangetroffen dan bijmeisjes, hadden vooral te makenmet hyperactiviteit (bijvoorbeeld «Kanniet stil zitten, onrustig of overac-tief», «Kan zich niet concentreren,kan niet lang de aandacht bij ietshouden») en agressie, verbaal zowelals fysiek (bijvoorbeeld «Is onge-hoorzaam op school, «Vecht veel»,«Plaagt veel»). Probleemgedrag vanmeisjes daarentegen richtte zich veeleernaar binnen, in gedrag dat vooral

(gemiddeld)

Page 25: Klasse voor Leraren 33

FORUM

Sat1 dwre--nitbr--a--t.-- l

at1i--. --

ie--.

BELGEN IN DE KLAS!Een klas 16–jarigen uit Zwolle liep vier dagen school in

Gent (en omgekeerd). In Uitleg kwam de directeur van het

Nederlandse gymnasium over de uitwisseling kleurrijk

aan het woord. De verschillen in de praktijk.

storend was voor het kind zelf (in-ternaliseren). De probleemgedragingendie bij meisjes vaker werden aange-troffen dan bij jongens, hadden vooralte maken met depressieve gevoelens(bijvoorbeeld «Klaagt erover of heefthet gevoel dat niemand van hem/haar houdt», «Huilt veel») en psy-chosomatische klachten (bijvoorbeeld«Pijnen», «Maagpijn, buikpijn, –kram-pen»). Verondersteld werd dat meisjes(onder andere onder invloed vansociale factoren) een andere taal le-ren gebruiken om stress en onge-mak te uitendan jongens.Jongens doenhiervoor meerappèl op huno m g e v i n g .Waarschijnlijkzetten hun sig-nalen oudersvaker aan tot hetzoeken vanhulp dan deminder opval-lende signalenvan meisjes.

4. HOOFD-PIJN

Probleem-gedrag bij lage-re–schoolkinde-ren nam af methet ouder wor-den. Deze da-ling manifesteer-de zich hetsterkst bij meis-jes. Over het al-gemeen bleek deonderzochteleeftijdsgroepeen vrij homo-gene groep te zijn wat de psychoso-ciale ontwikkeling betreft. Er wer-den weinig leeftijdsverschillen gevonden.Enkele probleemgedragingen (bijvoor-beeld «Kan niet stil zitten, onrustigof overactief», «Is erg luidruchtig»)leken aan de ontwikkeling gebondenen kwamen meer voor bij jongerekinderen. Oudere kinderen kendenmeer problemen op school (in casuslechte schoolresultaten). Er werd bijhen ook een toename van psychoso-matische klachten (in casu hoofd-pijn), ten koste van externaliserendprobleemgedrag geconstateerd. Datlaatste werd vaker aangetroffen bijjongere kinderen.

JONGEMEI

Probleemgedrag dis bij jongens (6 – 1. Opschepper,2. Speelt de clo

aandacht te t3. Vecht veel. -4. Vernielt eige5. Kan niet stilz6. Vloekt en ge

woorden. ---7. Is ongehoorz

school. ------8. Kan zich nie

concentreren9. Plaagt veel. -10. Valt anderen

Probleemgedrag dis bij meisjes (6 – 1. Maagpijn, bu

–krampen. -2. Duimzuigen3. Vaak huilen.4. Klagen dat n

houdt. ------5. Duizeligheid

5. RUSTELOOSHEIDDe socio–economische sta-

tus van een gezin bleek een belang-rijke invloed te hebben op de gees-telijke gezondheid van kinderen.Kinderen uit lagere socio–econo-mische kringen vertoonden meerprobleemgedrag dan kinderen uithogere socio–economische kringen.Een aantal specifieke gedrags– enemotionele problemen kwamen indeze groep vaker voor. Kinderenuit lagere socio–economische krin-gen waren hyperactiever en ruste-

lozer dan kin-deren uit ho-gere socio–eco-nomische krin-gen. Ze behaal-den slechtereresultaten opschool en voel-den zich min-der waard.Hun oudersbeschreven henover het alge-meen als tra-ger en minderenergiek.

Uit de re-sultaten van heto n d e r z o e kblijkt in het al-gemeen datprobleemge-drag bij lage-re–schoolkin-deren in zeerveel variantenvoorkomt endat een aantalkinderen in diemate pro-bleemgedragvertonen dat

hun psychosociale ontwikkeling erdoor bedreigd lijkt.

De onderzoekers werken nu voortop korte termijn aan een meer ge-differentieerde verwerking van degegevens en op langere termijn aanuitbreiding van het onderzoek naargedrags– en emotionele problemenbij kinderen in Vlaanderen.

NS ENJES significant groter2 jaar)oet stoer. -- 8.3n omkken. ------- 6.1-------------- 5.9 spullen. ---- 2.9ten. --------- 2.7uikt vuile-------------- 2.4

am op-------------- 2.3

-------------- 2.1-------------- 2.0astig. -------- 1.3

significant groter2 jaar)kpijn en-------------- 1.5-------------- 1.3-------------- 0.8mand van je-------------- 0.6-------------- 0.5

Drs. BROUWER: «Streng zijn is eenrelatief begrip. Dat is één van dedingen die onze leerlingen hebbenervaren. Wij staan in Zwolle be-kend als een strenge school. Maardat is niets vergeleken met de schoolin Gent. Daar is zuster Monica, dedirectrice, een autoriteit. Iedereenheeft ontzag voor haar. Als de school’s morgens begint, staat zij op hetbordes. Alle klassen staan in rijenaangetreden, vervolgens marcherende leerlingen geordend naar bin-nen. En zij vinden dat doodnor-maal. Als een leraar de klas binnen-komt houdt iedereen zijn mond engaat staan! Dat je tegenwoordig alsdirecteur in het voorbijgaan doorleerlingen begroet wordt met «hoi»,was vroeger bij ons ondenkbaar. Maarin België is dat nog steeds ondenk-baar.»

■ MINDER GELACHENDrs. BROUWER: «Ik meen wel tebespeuren dat er bij onze leerlingennu wat minder denigrerend overBelgen wordt gepraat. Toen we voorhet eerst met hen over dit projectbegonnen, werd het idee «Belgen in

KL

de klas» als nogal komisch ervaren.In Gent was dat omgekeerd ook hetgeval, hoorde ik. Maar als je mensenthuis te logeren hebt gehad, praat jewel anders. Blikverruimend werkthet dus in elk geval, in zoverre be-antwoordt het zeker aan de doelstel-ling van het project: het bevorderenvan de Europese gedachte en deEuropese integratie. De Gentse leer-lingen waren bijvoorbeeld zeer en-thousiast over de lessen natuurkun-de. Practica, daar hadden ze nognooit van gehoord!

Voor onze leerkrachten was hetdan weer pijnlijk te moeten consta-teren dat de Gentse leraars binnenhun weektaak veel minder uren voorde klas hoeven te staan. Opmerke-lijk was ook het verschil in discipli-ne van leerlingen: deze is in Belgiëveel groter. Verder is men daar nogvrij ouderwets en degelijk met oudetalen bezig. Toch werd dat dooronze leraars als positief gezien. Enéén ding is overal hetzelfde: ook opeen strenge school moet je als leraarje gezag ontlenen aan je persoonlijk-heid. Als je niet geschikt bent, wordthet overal een puinhoop!»

«Gedrags- en emotionele pro-blemen bij kinderen» (prof.Walter Hellinckx e.a.) is hetverslag van het eerste groot-schalig epidemiologisch on-derzoek naar dergelijke pro-blemen bij kinderen tussen 6en 12 jaar in Vlaanderen. Debasisgegevens werden verkre-gen door een gedragsvragen-

lijst voor ouders bij een repre-sentatieve steekproef van Vlaamselagere-schoolkinderen.Deel 1 bevat een beschrijvingen screening van probleem-gedrag.Het kost 875 frank en kan be-steld worden bij Uitgeverij Garant- Tiensestraat 83 - 3010 Leu-ven - ✆ 016-25 31 31

ASSE NR.33 MAART '93 25

Page 26: Klasse voor Leraren 33

FORUM

«ZE HEBBEN GEENINZICHT MEER!»

«An leert klakkeloos vanbuiten, zonder inzicht in geschiedenis», «Piet verliest zich in details.

Hij kan geen hoofdzaken van bijzaken onderscheiden». Zulke uitspraken vang je geregeld op

in de lerarenkamer en tijdens de vergaderingen van de klasseraad. Als leerkracht wil je best aan

dat probleem sleutelen. Maar hoe? De taal geeft ons toegang tot de dieptestructuur van

schoolvakken. Zo blijkt dat heel wat schoolboeken alleen maar losse stenen aanreiken en geen

bouwplan. Een belangrijk onderzoek.

Het nieuwe kader dat uit het on-derzoek naar voor komt helpt onsom op een nieuwe manier tegen school-vakken aan te kijken. Het daagt onsuit om op zoek te gaan naar eenmanier om jongeren uit het Secun-dair Onderwijs in te wijden in dedieptestructuur van schoolvakken enhun overeenstemmende wetenschap-pen.

Achter dit kader schuilt een be-paalde opvatting over leren. Beteke-nisvol leren is geen passief gebeuren,maar een actief proces. Het betekentnamelijk dat niet alleen losse bouw-stenen worden aangereikt, maar datde leerling zelf het bouwplan meeontwerpt. Daartoe moet hij inzichtkrijgen in het bouwplan als geheel enin de grote delen. Maar evenzeermoet hij leren waar men met hetbouwplan naartoe wil, hoe het ge-bouw kan worden opgetrokken enin welke fase van het bouwproces hijzich nu bevindt. Dat vereist niet al-leen het expliciteren van de grotedelen. Het houdt ook in dat de leer-ling de diverse stappen zelf leert re-construeren. Heel wat leerboeken,zo blijkt uit de analyse, reiken wellosse bouwstenen aan, maar gevengeen zicht op het bouwplan (gewenstprodukt), noch op de wijze waarophet wordt gerealiseerd (proces).

De remediëringswijze die je kiestvoor het gebrek aan inzicht, hangtdeels af van de manier waarop jetegen het probleem aankijkt. Je kanhet vooral toeschrijven aan een te-kort aan cognitieve vaardigheden bijde leerling. In dat geval spijker jebest dit tekort bij de leerling bij,bijvoorbeeld door training in stu-deervaardigheden. Maar je kunt ookde leerinhoud zelf aanpakken. Kun-nen we die niet zodanig structurerendat de rode draad duidelijker uit deverf komt? Wil je die weg inslaan,dan sta je voor twee nieuwe vragen:wat bedoelen we met «de rode draad

26 KLASSE NR.33 MAART '93

van ons vak»? En hoe kunnen we diezo helder mogelijk in taal explicite-ren? Het antwoord op beide vragenis veel complexer dan op het eerstegezicht lijkt. Vandaar de behoefteaan een nadere analyse, zowel van dedieptestructuur van vakken als vantalige middelen om die doorzichtigte maken.

1. INZICHT IN DEDIEPTESTRUCTUURVAN EEN VAK

Onze analyse gaat uit van hetvolgende: de opdracht van onder-wijs is leerlingen in te wijden in dedenkwijze en dieptestructuur vanschoolvakken en van hun overeen-komstige wetenschappen. Inzicht inde dieptestructuur vereist een ant-woord op minstens drie vragen. (1)Welk werkelijkheidsdomein bestu-deert dit vak? (2) Wat is het hoofd-thema voor dit schooljaar en welkesubthemata kunnen we daarin on-derscheiden? (3) Wat is het verbandtussen deze thema’s en welke vor-men neemt dit aan?

■ ELK VAK HEEFT EENEIGEN KIJK OP DE WER-KELIJKHEID

Vakken en hun overeenkomstigewetenschappen trachten een zicht tekrijgen op de complexe werkelijk-heid waarin we leven. Zo tekenenzich groepen vakken en wetenschap-pen af die een gemeenschappelijkwerkelijkheidsdomein bestrijken. Tochvertonen vakken en wetenschappenook een eigenheid. Van een breedrealiteitsdomein benaderen ze im-mers een welbepaald deel en ze ge-bruiken een eigen onderzoeksmetho-dologie.

■ DE KIJK VAN ELK VAKWORDT GECONCRETI-SEERD IN THEMATA

Wat in een vak wordt bestudeerd(het onderzoeksobject) wordt uitge-

drukt in hoofdthema’s. Een hoofd-thema wordt nog verder onderver-deeld in sleutel– en subthema’s. Sub-thema’s voor het sleutelthema eco-nomie zijn onder meer landbouw,handel en nijverheid. Het hoofdthe-ma valt in de regel samen met de titelvan het leerboek, sleutelthema’s stem-men vaak overeen met hoofdstuk-ken in een handboek en subthema’smet de aspecten die verder nog ineen hoofdstuk ter sprake komen.

■ ELK VAK HEEFT EENHECHTE STRUCTUUR

Thema’s zijn nauw met elkaarverbonden en vormen een hechtestructuur, die we voortaan informa-tienetwerken noemen. Een informa-tienetwerk mag je je voorstellen alseen goed samenhangend geheel vaninformatie. Dat geheel bevat een aantalankerpunten (gleuven), die je metconcrete informatie kunt invullenen waartussen je relaties kunt uitte-kenen en in taal uitdrukken. In iedervak onderscheiden we twee soorteninformatienetwerken: inhoudelijke enformeel–talige.

In een inhoudelijk informatie-netwerk zijn de concepten en relatiesverbonden met een specifieke vakin-houd. Een voorbeeld van een inhou-delijk informatienetwerk uit de ge-schiedenis omvat de diverse aspectenvan menselijk handelen, zoals poli-tiek, economie en cultuur. Die wer-ken op elkaar in, en van daaruit kunje heel wat geschiedkundige feitenbenaderen.

Formeel–talige informatienetwer-ken daarentegen zijn niet aan eenheel concrete inhoud gekoppeld. Zestemmen overeen met denkactivitei-ten die in nagenoeg alle wetenschap-pen en vakken voorkomen. Zo wordtverondersteld dat leerlingen een be-grip kunnen definiëren, concepten(objecten, verschijnselen) kunnen clas-sificeren, oorzaak–gevolg– en mid-

del–doelrelaties kunnen onderken-nen en uitdrukken, een evolutie (metinbegrip van mogelijke oorzaken engevolgen) kunnen uittekenen, eenmethode om tot kennis te komen ofeen probleem op te lossen kunnenschetsen en toepassen. Deze formeel–talige informatienetwerken kunnendus beschouwd worden als kapstok-ken, waaraan je een concrete inhoudkunt ophangen. Belangrijke soortenformeel–talige informatienetwerkenzijn definitie, classificatie, structuur,mechanisme, proces en procedure.Sommige informatienetwerken ver-wijzen naar het wat (de inhoud) enandere naar het hoe (methode, stap-pen om tot kennis te komen).

2. HOOFDZAKENVAN BIJZAKEN ON-DERSCHEIDEN: EENPROBLEEM VANLEERLING OF VANLEERBOEK?

Het is belangrijk dat ons onder-wijs de jongeren inwijdt in de diep-testructuur van schoolvakken. On-dersteunen leerboeken hen hierbij?Uit de analyse blijkt alvast dat hand-boeken doorgaans in een vlotte enbevattelijke taal zijn geschreven en zeook voldoende toelichting over de-tails bevatten. De rode draad tekenter zich echter niet duidelijk af. Eenexplicitering van onderzoeksobject,onderzoeksmethodologie, hoofdthemaen sleutelthema (thema van een hoofd-stuk) ontbreekt meestal. En zeldenwordt het verband verduidelijkt tus-sen het thema van een hoofdstuk(sleutelthema) en het daarmee cor-responderend vakspecifiek onderzoeks-object. Inhoudelijke en formeel–ta-lige informatienetwerken komen erevenmin duidelijk uit de verf. Datleerlingen wel losse gegevens, maarmoeilijk hoofd– en bijzaken van el-kaar kunnen onderscheiden is danook niet verrassend.

De leerkrachten die aan het on-derzoek meewerkten, trachtten welde grote lijnen van hun vak uit tetekenen, hoewel dit vooral aan hetbegin van een lessenreeks gebeurdeen minder onderweg.

3. LEERBOEKEN ALSBLIKOPENER OP DEDIEPTESTRUCTUURVAN VAKKEN

Een middel om leerlingen in dedieptestructuur van schoolvakken teintroduceren is de opbouw van hand-boeken en mondeling onderwijs vol-gens een kader, dat het volgende

Page 27: Klasse voor Leraren 33

FORUM

DeMeesterproef

DeMeesterproef

HET ONDERZOEKOnder leiding van prof. dr. J. Lowyckvan het Centrum van Instructiepsy-chologie en –technologie (KU Leuven)analyseerden L. Vanmaele en K.Wielemans de dieptestructuur vanschoolvakken Secundair Onder-wijs. De opdracht ging uit van hetDepartement Onderwijs van hetMinisterie van de Vlaamse Ge-meenschap onder de titel «Onder-zoek van structuren en conceptenin schoolvakken met het oog ophet aanleren van specifieke taal–en denkstructuren in het vakken-geïntegreerd taalonderwijs». Hetonderzoek resulteerde in een ka-der van waaruit schoolvakken inhun dieptestructuur kunnen wor-den benaderd en dat als leidraadkan dienen bij het schrijven vanhandboeken en het uitwerken doorleerkrachten van het jaarprogram-ma en van concrete themata voorhun vak.Vanmaele, L., Lowyck, J., &␣ Wie-lemans K. (1992). Vak– en taal-structuren: een verkenning vanhun samenhang. Leuven: KU Leu-ven: Centrum voor Instructiepsy-chologie en –technologie.Het eindrapport van dit onderzoekkunt u verkrijgen voor 450␣ fr. (ver-zending inbegrepen). U krijgt eenfactuur.Secretariaat:Centrum voor Onderwijspsycho-logie en –technologie KU Leuven– Vesaliusstraat 2 – 3000 Leuven –✆␣ 016–28 62 03

DE BESTE LERAARSIn Engeland werd heel wat consumer research gedaan naar hetbeeld van de eigenschappen van een goede leerkracht, geziendoor de ogen van de leerlingen. Dit is het profiel dat daaruitnaar voor komt.

1. HIJ HEEFT PERSOONLIJKHEIDHij behandelt je als een persoon, kent je naam, maakt af en toe een grapje,neemt je au serieux, kan luisteren, probeert je te begrijpen, heeft tact, legtgeen uiterlijke vormelijkheden op om discipline te bereiken, aanvaardt dezwakheid van een mens, kan zichzelf relativeren, geeft het goede voorbeeld,legt duidelijke normen vast en moedigt je aan om je eigen keuzes te makenen beslissingen te nemen.

2. HIJ HEEFT DISCIPLINEHij kan de orde handhaven, is vastberaden maar stelt zich niet aan, is strengmaar correct en wangedrag brengt hem niet meteen van streek.

3. HIJ KAN LES GEVENHij organiseert de zaken zo dat de leerlingen graag en efficiënt leren, geeftadvies, legt alles duidelijk uit, helpt je de zaken te begrijpen, creëert een sfeervan vertrouwen, maakt de les interessant en laat je de zin van de dingenontdekken.

• SLECHTE LERAARSHet is ook duidelijk welke leraar de leerlingen niet willen. Ze respecteren hemniet en zeggen er niets van te leren. Zo’n leraar is te streng of te toegeeflijk,straft onredelijk, heeft een sterke voor– en afkeur van bepaalde leerlingen,geeft geen hulp en advies, legt de zaken slecht uit, kent zijn stof onvoldoende,is saai en vervelend, is sarcastisch of maakt leerlingen belachelijk enz. Leerlin-gen willen vooral voor vol worden aangezien («Denkt hij nu werkelijk dat weonnozel zijn?», «Bij hem mogen we nooit zelf nadenken» enz.).

• GOEDE LERAARSEen aantal eigenschappen zijn blijvend en fundamenteel van toepassing opálle doeltreffende leraars. Zij helpen leerlingen een levendige en onderzoe-kende geest te ontwikkelen; inzicht, kennis én vaardigheden te verwervenen persoonlijke morele waarden te ontwikkelen. Ze waarderen elk mense-lijk streven en zijn bijzonder gevoelig voor de veranderingen in de maat-schappij waarin hun leerlingen opgroeien. Ze kunnen met soepele metho-des een doelgerichte werksfeer creëren en de les zo organiseren dat iedereleerling op zijn eigen manier aan bod komt. Ze gebruiken verschillendewerkvormen en stelle hoge verwachtingen in hun leerlingen. Ze moedigendie aan, observeren en volgen hen heel nauwkeurig en geven opbouwendecommentaar. Bij zulke leraars bereiken de leerlingenheel veel en leren ze bovendien prettig samenwerkenmet begrip en aandacht voor de anderen en hunomgeving.De onderzoekers geven leerkrachten bij hun zelf-evaluatie de raad om eens terug te gaan in huneigen jeugdherinneringen en na te gaan van welkeleraars ze ooit zelf iets hebben opgestoken en aanwelke leraars ze een grondige hekel hadden. Als ude eigenschappen van beide types even op een rijtjezet, hopen ze dat u uzelf in het correcte lijstje herkent.In het andere geval weet u naar wat u kunt streven.

Het onderzoek staat in het praktijkboek «Classroomskills, a teachers’ guide» (J. Hull, Londen, 1990)

omvat (1) uitdrukkelijke vermeldingvan onderzoeksobject en –methodo-logie, (2) duidelijke omschrijving enafbakening van het thema van leer-gang en hoofdstukken (hoofdthe-ma, sleutelthema’s) in een inleiding,(3) verheldering van inhoudelijke in-formatienetwerken, en (4) stelselmatigeinitiatie in formeel–talige informa-tienetwerken.

Initiatie in de dieptestructuur vaneen vak hoort echter niet alleen thuisbij de aanvang van een leergang. Diedient geregeld te worden ingebouwd,bijvoorbeeld bij het begin en bij deafronding van elke leergang. Aan-vankelijk betreft het ruwe lijnen, dienaarmate de leerling vordert, pro-gressief worden verfijnd en uitge-diept.

Vooreerst stellen de onderzoekersvoor om voor ieder vak onderzoeks-object en onderzoeksmethodologie

als categorieën uitdrukkelijk te noe-men en ze te omschrijven.

Een tweede voorstel is om ookformeel–talige informatienetwerkenals zodanig weer te geven en ze tel-kens opnieuw te benutten bij hetbehandelen van iedere nieuwe leer-inhoud die in een dergelijk informa-tienetwerk past.

Eenzelfde mogelijkheid geldt voorde andere formeel–talige informatie-netwerken, zoals procedure. Dit laat-ste omvat als gleuven: doel van hetonderzoek (onderzoeksvraag, probleem-formulering), materiaal/apparatuur,handelingen, fasen, onderzoeksresul-taten, interpretatie en eventuele toet-sing.

4. WAT DOEN WEERMEE?

Het voorgestelde kader is alvastaangewezen voor de uitwerking vanleerboeken. Die dienen nu eenmaalals leidraad voor de planning van hetlesprogramma door de meeste leer-krachten. Het kader biedt steun vooreen keuze en structurering van leer-inhouden, waarbij geen loutere fei-tenkennis wordt beoogd maar voor-al een initiatie in de wezenlijke com-ponenten van schoolvakken en hunovereenstemmende wetenschappelijkedisciplines. In de optiek van recentetendensen in het onderwijs is dit vanbijzonder belang. Denken we maaraan een meer precieze definitie vanbasisvorming en aan de zorgverbre-ding, in de vorm van ondersteuningvan jongeren bij de verkenning enverwerking van leerinhouden. Voor-waarden daartoe zijn echter een toet-sing van het kader aan de praktijk envervolgens de begeleiding van ledenvan leerplancommissies, auteurs vanleerboeken, schoolleiders en leerkrach-ten bij de implementatie van hetvoorgestelde kader. Er is dus nogheel wat werk aan de winkel.

Vermits het een complexe kwes-tie betreft, is dialoog tussen practici,begeleiders, ontwerpers en onderzoekersnoodzakelijk. Want wie een diepte-perspectief op vakken wil ontwikke-len, moet kunnen kijken vanuit deperspectieven van wetenschappelij-ke kaders en van de praktijk. In ter-men van fotografie uitgedrukt: hetgaat om zowel vogelperspectief alskikkerperspectief: van boven naarbeneden kijken en van beneden naarboven. Of nog: wie diepteperspec-tief wil ervaren, moet met twee ogenkijken.

KLASSE NR.33 MAART '93 27

Page 28: Klasse voor Leraren 33

(advertentie)

Page 29: Klasse voor Leraren 33

+

INFOLIJN

INF LIJN

le

de

ueoin-

raeoh

te-

ee

n

l--teleoitdl-

n

---

ze-en-t-r

e-nnl.r-rinn

● WELKE SCHOOL VOOR KINDERENVAN LERAREN?

Moet een directeur of een leraar zijn kinderen naar een school sturenvan hetzelfde net? Of kan hij gerust zijn kinderen in een ander netlaten schoollopen?

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

● EEN JAAROVERSLAAN

In uw dossier over hoogbegaaf-den las ik dat een kind de lagereschool één jaar vroeger mag aan-vangen na een unaniem positiefadvies van ouders, school en PMS–centrum. Moet dat advies echtunaniem zijn? Kan men ook meerdan één keer een jaar overslaan?

In theorie kan een kind de helagere school in één jaar doorlo-pen. De enige vereiste om aan midelbare studies te beginnen is h

Voor al uw vragen over onderwijs:Centrum voor

Informatie en DocumentatieKoningsstraat 150

1000 Brussel

02 - 210 54 00

r unin

itk

ae

n

hel d

ij

red

In theorie mag elke leerling het kruispunt van de lagere school in éénjaar oversteken.

de

-drn

zeatts

e-r-r-or

ans-er-e- in-,e- inl-ten 6

o-n-nps-ze- int

arr-atij--s-n

POST UIT BRUSSEL◆ ONDERWIJSTIJDDe Vlaamse Minister van Onder-wijs en Ambtenarenzaken stelt vastdat een aantal onderwijsinstellin-gen de regels van het optimaal ge-bruik van de onderwijstijd vrij ruiminterpreteren. De regels staan nochtansduidelijk toegelicht in o.m. omzend-brief O/14.5/CR/SH/NC van 11 juni1991. Een nieuwe omzendbrief kon-digt sancties aan voor scholen inovertreding. De sancties zijn eengedeeltelijke terugvordering van dewerkingstoelagen (gesubsidieerdonderwijs) of een gedeeltelijke in-houding van de werkingsmiddelen(gemeenschapsonderwijs).Ter herinnering: de lessen beginnenten vroegste om 8u. en eindigen tenvroegste om 15u. en ten laatste om17u. ’s Middags is er een pauze vanminstens één uur. In het secundaironderwijs mag de school de lessenmaximum zes schooldagen schor-sen voor de ontvangst of de evalua-tie van de leerlingen. In het basison-derwijs kan dit één halve schooldag(op de laatste schooldag!).Omzendbrief van 4 december 1992.○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

bewijs dat de leerstof van de lageschool gekend is. Dat bewijs kuntleveren met een getuigschrift vamet vrucht afgelegde examens een lagere school of via een katonnaal examen. Of het kind dezdrastische stap later niet moet uboeten op emotioneel–affectief vlais natuurlijk een andere vraag.Goed gekend is het voorbeeld vakinderen die een jaar vroeger nade lagere school gaan. Op de letijd van zes jaar vatten de kinderenormaal het eerste leerjaar aa

-t

Ouders kunnen echter vragen hkind reeds vroeger het eerste lejaar te laten beginnen, na de zmervakantie van het jaar waarhet kind de leeftijd van 5 jaar bereikt. De ouders nemen het initia-tief en beslissen maar moeten voowel kennis hebben van het advivan de schooldirectie van de schodie de kleuter tot nog toe bezocen van het PMS–centrum.Dat advies hoeft niet unaniem zijn en de ouders zijn niet verplicht dit advies te volgen. Zo staahet hen vrij om in de loop van dmaand september naar een andschool te stappen.

e

n-

e-

nrf-n.

In het secundair onderwijs is eenjaar overslaan in principe niet mogelijk. De leerling moet immerssteeds het vorige jaar met vruchebben beëindigd. Op deze regling is echter één uitzondering, nde overgang van de eerste naartweede graad. De leerling kan immers in theorie in één jaar tijd bde Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap het getuigschvan de eerste graad behalen daarna overgaan naar het derjaar secundair onderwijs.

nr--

fslt

t

re

-

t-

.e

-

-iftne

Vlaams Minister van Onderwijsen Ambtenarenzaken Luc Van deBossche in de Vlaamse Raad:«Uit de Grondwet en de Schoopactwet blijkt dat ons onderwijssysteem steunt op het fundamenle recht van de ouders om in volvrijheid te beslissen naar welke schozij hun kinderen zullen zenden. Dhoudt in dat ook het beroep van ouders dit recht op de vrije schookeuze niet kan beperken.Op de persoonlijke fiche van eeleerkracht in het gemeenschaps-onderwijs mogen dus geen vermeldingen in gunstige of ongunstige zin voorkomen die betrekking hebben op de keuze van school voor zijn/haar kinderen.Hetzelfde geldt voor de beoordelingsstaat die het instellingshoofover de leerkracht opstelt. Als eimmers geen sprake kan zijn vaeen sanctie op welke schoolkeudan ook, ligt het voor de hand dhierover in de beoordelingsstaat niewordt vermeld.Ook bij de aanwerving, vaste benoming of bevordering van een leekracht mogen principieel geen ovewegingen over de schoolkeuze vozijn/haar kinderen een rol spelen.Het bovenstaande doet niets af ade verplichting van alle personeelleden in het gemeenschapsondwijs om de belangen van het gmeenschapsonderwijs en van destelling waarin zij tewerkgesteld zijnte behartigen, zowel in hun algemne houding als in hun optreden ende wijze waarop ze hun taak vervulen, en aan hun plicht om alles vermijden dat het vertrouwen vahet publiek kan schaden (artikelsen 8 van het statuut).Dit houdt meteen in dat de persneelsleden die om welke persoolijke redenen dan ook menen hukinderen niet naar een gemeenschaschool te kunnen sturen, deze keunooit mogen voorstellen of uitleggen als een daad van wantrouwenof vijandigheid ten opzichte van hegemeenschapsonderwijs.»In het gesubsidieerd onderwijsligt de zaak enigszins anders. Dalezen we immers in het statuut pesoneel gesubsidieerd onderwijs dde inrichtende macht specifieke bkomende verplichtingen kan opleggen eigen aan het opvoedingproject van de school (art. 15 va

KLKL

-

l

e

het statuut). De school moet u deverplichtingen schriftelijk meedelen vóór u in dienst treedt én zworden vastgelegd in de overeekomst of het besluit van indienstreding. Art. 16 bepaalt dan weedat de inrichtende macht ook spcifieke onverenigbaarheden kaopleggen als gevolg van het eigeopvoedingsproject van de schooOok de onverenigbaarheden woden schriftelijk meegedeeld vóóde indiensttreding én vastgelegd de overeenkomst of het besluit vaindiensttreding.

ASSE NR.33 MAART '93 29ASSE NR.33 MAART '93 29

Page 30: Klasse voor Leraren 33

30 KLASSE NR.33 MAART '93

IDEE A = ALGEMEEN B = BASISONDERWIJS S = SECUNDAIR ONDERWIJS= ALGEMEEN = BASISONDERWIJS = SECUNDAIR ONDERWIJS A B S

• PARTNERS INUKRAINE

SDe ESHA (European Se-condary Heads Association)doet een oproep aan de Vlaamsescholen om een partnership aante gaan met hun collega’s in deUkraïne. Dit betekent vooral con-tacten per briefwisseling tussen dedirecties, de leerkrachten en de leer-lingen. In de toekomst kunnen daarnatuurlijk uitwisselingsbezoeken uitgroeien.Daarnaast vragen deze scholen ookmateriële hulp. Er is een groot te-kort aan bruikbare schoolbenodigd-heden zoals pennen, potloden, krijt,gommen, fotokopieerpapier, oudehandboeken voor talen (Frans, En-gels, Duits) enz.International Centre of Education,

Science and Culture – OksanaKondratiuk – Prospekt Svobody 12

– Lviv 290008 –␣ Ukraïne –✆␣ 00–7–032–272 19 64

• FRANS SCHRIJVENB

J.P. Laurent coördineert een corres-pondentieproject in het Franse Sar-trouville. De elf lagere scholen vande stad willen (in de Franse taal)brieven uitwisselen met lagere scho-len van de elf andere EG–lidstaten.Sartrouville is een stad van 50.000inwoners in het Departement Yve-linnes, op 15 km van Parijs en 30km van Versailles. Het project moetzo snel mogelijk van start gaan dusvragen we u om onmiddellijk inactie te schieten.Denis Balbastre – Bureau Pédagogi-que de l’Ambassade de France – St.Jacobsnieuwstraat 50 – 9000 Gent

– ✆␣ 091–25 25 29

• HONGARIJES

Het Oostblok lokt en lonkt inder-daad. Drie Hongaarse scholen zoe-ken partnerscholen. Misschien ookiets voor uw school?

• The Secondary Voca-tional School Economics

and Foreign Trade – Ro-mai Krt 47 – 2400 Du-

naújváros – Hongarije – ✆␣ 00–36–25–23894.

De school wil vooral de talenken-nis (Engels en Duits) van haar leer-

lingen (14 tot 18 jaar) verbeteren.• Trefort Agoston Bilingual Voca-tional Secondary School – Kossuthtér 12 – 1191 Boedapest – Honga-rije – ✆␣ 00–36–1–127 10 10.De school is tweetalig Hongaars–Engels en zoekt ook langere uitwis-selingen (tijdens schooljaar of va-kantie).• Békésy György Technical Secon-dary School for Postal and Tele-communications Services – Szécge-byu u.9–11 – 1174 Boedapest –Hongarije. De school zoekt part-ners voor educatieve én cultureleuitwisselingen.

• OP WERELDREISB

Gloednieuw bij het NCOS is Indiamultimediaal. Dit pakket omvat o.a.een koffer met kledingstukken, land-bouwwerktuigen, muziekinstrumen-ten, offerattributen en kleurplaten;een onderwijsmap voor de derdegraad; diareeksen; muziekcassettes;kinderboeken enz. Dit materiaal kuntu uitlenen.Kent u trouwens al de NCOS–ka-lender? Gebruikt u hem ook? Detwaalf foto’s geven alleszins een kijkop het dagelijks leven in de DerdeWereld. Op de achterkant vindt udaarenboven een pak informatie overen uit het Zuiden. Eén kalenderkost 450␣ fr. (+␣ 60␣ fr. verzendings-kosten) maar hoe meer u er bestelthoe goedkoper ze worden.Minder bekend is de Wereldreis, eenmaandelijkse nieuwsbrief bij de ka-lender. Deze handige reisgids geeftvoor elke graad eigen suggesties voor

mundiale vorming: achtergrondin-formatie voor de leerkracht, bespre-kingen van kinderboeken, nieuwsover interessante initiatieven enz. Ubetaalt 200␣ fr. voor een jaargangvan 10 nummers.Nationaal Centrum voor Ontwik-

kelingssamenwerking – Vlasfa-briekstraat 11 – 1060 Brussel –

✆␣ 02–539 26 20

• ZEG HET?S

De derde graad kan voor de derdekeer deelnemen aan de opstelwed-strijd Als ik het eens in het VlaamseParlement mocht zeggen. U schrijftmet uw klas een redevoering –al danniet schokkend– bestemd voor deopenbare vergadering van de VlaamseRaad. Het onderwerp is vrij maarmoet wel slaan op één van de do-meinen waarvoor de Vlaamse Raadbevoegd is. De tekst telt maximum1200 woorden en is geschreven inde voorkeurspelling. De jury be-kroont 10 redevoeringen. Eind junireikt de Vlaamse Raad de prijzen(boeken en boekenbons voor min-stens 200.000␣ fr.) uit in een bijzon-dere zitting. Daar zal ook per klaséén redenaar de bekroonde rede-voering houden.Snel wezen is wel de boodschap: uwinzending moet er ten laatste op 31maart zijn. vVlaamse Raad – t.a.v. de Griffier –Wedstrijd Als ik het eens… – Paleisder Naties – Natieplein 2 – 1000

Brussel – ✆␣ 02–513 99 50(tussen 10 en 12u., vragen naar Kris

Van Esbroeck)

ELEKTRONISCHA

WOORDENBOEKTransword Holland presenteert eenelektronisch woordenboekensysteemdat hulp biedt bij het schrijven envertalen van teksten in het Engels,Duits, Frans en Spaans. Het sys-teem bestaat uit drie onderdelen:MTX Reference, Van Dale Hand-woordenboeken en Schrijfhulp.Schrijfhulp van het Nederlandse In-stituut voor Toetsontwikkeling(CITO) geeft antwoord op vragenals «Hoe schrijf ik de juiste brief ineen vreemde taal? Hoe schrijf ik eengrammaticaal correcte tekst? Hoedruk ik mijn bedoeling op een ade-quate manier uit?»Van Dale Lexicografie levert de hand-woordenboeken in elektronische vorm,zo’n 40.000 ingangen per deel.MTX Reference ten slotte maakthet mogelijk dat deze informatieelektronisch beschikbaar is en van-uit elk willekeurig tekstverwerkings-programma kan worden geraadpleegd.MTX Reference is beschikbaar voorPC’s met en zonder MS–Windows.Een versie voor Apple MacIntoshen voor UNIX–systemen is in demaak.De prijs van de verschillende onder-delen is (19,5␣ % BTW niet inbegre-pen) 7000␣ fr. voor MTX Reference,4900␣ fr. per taal voor Schrijfhulp, 2 x3500␣ fr. voor Van Dale Engels, Duitsen Frans en ten slotte 2 x 5250␣ fr.voor Van Dale Spaans. vTransword Holland – Postbus 2073– 6802 CB Arnhem – Nederland –

✆␣ 00–31–85–64␣ 64 77

LEERLINGEN VOLGENB

Het Leerlingvolgsysteem van hetNederlandse Instituut voor Toetsont-wikkeling (CITO) neemt uitbreiding.Voor de eerste graad is het nu com-pleet. Het bestaat uit verschillendeonderdelen voor taal, lezen en reke-nen en uit een invoeringspakket.Voor de kleuterklassen is er ook almateriaal klaar (nog niet alles) en ditjaar nog verschijnt het eerste mate-riaal voor de tweede graad. Tegen1996 moet het Leerlingvolgsysteemcompleet zijn voor de hele basis-school.De toetsen voor spelling en tech-nisch en begrijpend lezen zijn zon-der probleem bruikbaar in Vlaan-deren. Meer reserves plaatsen enke-le Antwerpse pedagogen bij de toets

voor woordenschat. De toets voorrekenen is volgens dezelfde pedago-gen in zijn huidige vorm niet bruik-baar. vCITO – Communicatie &␣ Verkoop

– Postbus 1034 – 6801MGArnhem – Nederland –✆␣ 00–31–85–521 590

CONGRESA

LERARENOPLEIDINGATEE (Association for Teacher Edu-cation in Europe) organiseert van 5

tot 10 september haar 78ste jaarlijk-se conferentie in Lissabon. Themadit jaar is de lerarenopleiding en deopvoeding tot waarden. U kunt erkiezen uit zeventien werkgroepen.Deelnemen kost u (tot 1 juli) 50.000escudos of zo’n 11.000␣ fr. (verblijfniet inbegrepen). v

Departamento de Educação –Faculdade de Ciências da Universi-

dade de Lisboa – Rua ErnestaVasconcelos, Bloco C1 – 3° 1700

Lisboa Portugal – ✆␣ 00–351–1–7573 633

PLEEGOUDERSGEZOCHT

APleeggezinnendienst Kiezen voorKinderen zoekt pleegouders om kin-deren tijdelijk op te vangen tot hunthuissituatie verbeterd is en ze terugnaar hun ouders kunnen. Gehuwdzijn of niet, zelf kinderen hebben ofniet enz. speelt geen doorslaggeven-de rol. Ook alleenstaanden en leef-gemeenschappen mogen hun kan-didatuur indienen. vKiezen voor Kinderen – Pleeggezinnen-dienst – Marie–Christinastraat 63 –

1020 Brussel – ✆␣ 02–424 19 52

Page 31: Klasse voor Leraren 33

IDEE

BRT–SCHOOL-A

UITZENDINGENDe Instructieve Omroep laat devolgende weken weer heel wat fraaislos op de jonge kijkers. Een selectieuit het aanbod. Elk programmawordt drie keer uitgezonden: deeerste keer om 19u. op TV2, daar-na een tweede keer ’s␣ namiddagsop TV1. De programmagids ligttrouwens in uw school ter inzage.

• BASISONDERWIJS• Wereldoriëntatie (eerste graad):Dag huis, dag straat, dag buurt(11, 16 en 19/3); Van klein naargroot (20, 25 en 28/5);• Prentenboeken (eerste graad): Dekat zoekt een vriend (22 en 29/3 en1/4); Anansi en Broer Tijger (29/3en 19 en 22/4); De gulzige zebra(19, 26 en 29/4); Waarom mug-gen om je oren zoemen (26/4 en 3en 6/5).• Naar het museum (derde graad):Koninklijk Museum voor Midden–Afrika (25 en 30/3 en 2/4); Tiltmet Vanthilt (6, 11 en 14/5).Elke vrijdag is er op Radio 3 tussen13u.30 en 14u.30 Triangel, eenkinderprogramma om het luiste-ren te stimuleren. Daarin zitten debekende onderdelen De Bimele-bomse Berg, Luistervink en RadioTamTam.

• SECUNDAIRONDERWIJS

• Het zoete water (tweede en derdegraad): deel 1 op 23 en 30/3 en 2/4; deel 2 op 30/3 en 20 en 23/4;deel 3 op 20, 27 en 30/4.• Natuur, wat doe je ermee? (twee-de en derde graad): drie uitzendin-gen op 13, 15 en 16/4 op TV2 om19u.• Kunststoffen (Technisch en Be-roepsonderwijs): vijf uitzendingenop 5, 6, 8, 9 en 12/4 op TV2 om19u.• Klassieke Mechanica (derde graad):Elektriciteit en magnetisme: deel 1op 5, 8 en 11/3; deel 2 op 12, 15 en18/3; deel 3 op 19, 22 en 25/3; deel4 op 26 en 29/3 en 1/4; deel 5 op 2,19 en 22/4; deel 6 op 23, 26 en 29/4; deel 7 op 30/4 en 3 en 6/5.Elke vrijdag van 10u. tot 11u. is erop Radio 3 Polyglot, taalprogram-ma’s Nederlands (6 uitzendingen),Frans (5), Engels (5) en Duits (6).Op maandag van 10u. tot 11u.15krijgt u tussen 15/3 en 24/5 inMozaïek negen uitzendingen over

luisteren naar klassieke muziek.Er is didactisch materiaal beschik-baar bij bijna elk programma. Allegegevens daarover vindt u in deprogrammagids of krijgt u op✆␣ 02–741 53 02. v

BRTN–Schooluitzendingen –A. Reyerslaan 52 – 1043 Brussel –

✆␣ 02–741 32 03

SCHOOL-A

ADMINISTRATIESOLA–R is een integraal pakketdat de voorbije drie jaar bedrijfs-klaar werd gemaakt. Het systeem ismodulair opgebouwd rond een cen-trale gegevensbank.

KLKL

De software werkt onder MS–DOSen vereist 640 Kb werkgeheugen.Het pakket kost 60.000 frank, eenhalf jaar ondersteuning inbegre-pen. U kunt schriftelijk een gratisdemo-pakket aanvragen. v

Eric Verhulst – Langbaanvelden140 – 2100 Deinze –

✆␣ 03–322 35 50

ALGEMEEN

• TESTEN VANHOOGBEGAAFDEKINDEREN

Er is een nieuw boekje metspecifieke voorbeelden voor hettesten van hoogbegaafden (meto.a. een intake–lijst) en verdere be-geleiding. Best geschikt voor peda-gogen.

Pieter Span e.a. – Samsom H.D.Tjeenk Willink/Kluwer Editorial –

✆␣ 02–719 15 11 – 139 blz. –1139␣ fr.

• BASISVORMING EN PRDeze brochure is een concreet hulp-middel voor de school die een door-dacht PR–beleid wil ontwikkelen.Extra aandacht gaat naar de rol diePR kan vervullen bij het fusionerenvan scholen.Christelijk Pedagogisch Studiecen-trum – Nederland – ✆␣ 00–31–

3495–41206␣ – ± ␣ 300␣ fr.

• JONGEREN IN DEBIBLIOTHEEK

Dit thema–nummer van de Bib–Krant bevat heel wat bruikbare ideeënom met uw leerlingen te werkenrond leesbevordering en informa-tiegebruik.

PLOB – Tiensevest 142 – 3000Leuven – ✆␣ 016–22 89 33 –

150␣ fr. + verzendingskosten – Eenabonnement op de Bib–Krant kost

600␣ fr. voor vier nummers

• WOORDENBOEK DERNEDERLANDSCHE TAAL

Dit woordenboek heeft een langegeschiedenis. In 1864 verscheen deeerste van tot nu 614 afleveringen.De eerste verzamelband, A tot Ajuin,zag in 1882 het licht. Recent ver-scheen de 37ste band, waarmee deW nu ook compleet is. Samen geeftdat zo’n 40.000 blz. Een woord als«trekken» is bijvoorbeeld goed voor43 blz., «water» moet het stellenmet amper 27 blz.Het woordenboek verschijnt nu ineen betaalbare (sic) uitgave: 35.900␣ fr.voor de paperback–uitgave en45.900␣ fr. voor de gebonden uitga-

ve. Tot 1998 verschij-nen nog enkele banden

gewijd aan de letters X, Y,en Z (nog niet in de prijs

inbegrepen).Voor België: I.L.S.C. –

Louizalaan 207 bus 10 – 1050Brussel – ✆␣ 02–731 45 84

BASISONDERWIJS

• KLEUTERKLASEen nieuw voorlees–boek voor kleutersvanaf 4,5 jaar. Zes verhaaltjes latenons kennis maken met juf Marjanen haar klas waar van alles gebeurt.

Rose Impey &␣ Sue Porter – Kimio/Standaard Uitg. – ✆␣ 03–239 59 00

• INITIATIEVEN OM DE BETROK-KENHEID VAN SCHOOL ENGEZIN TEN AANZIEN VAN DESCHOOLLOOPBAAN VAN DEKINDEREN TE VERHOGEN

Dit boek is de neerslag van ervarin-gen in een navormingsproject metTurkse en Marokkaanse kleuters.Het is geen kant en klaar recepten-boek maar geeft wel een denklijn enpraktijksuggesties die een houvastkunnen zijn bij het schoolopbouw-werk. Centraal in dit boek staat dewerking van drie Genkse gemeen-schapsbasisscholen.

PMS–Centrum van het Gemeen-schapsonderwijs – Weg naar As

199A – 3600 Genk – ✆␣ 089–3550 61 – 225 blz. – 250␣ fr.

• LOTJELotje maakt van alles mee: haar tasraakt zoek, ze moet strafwerk ma-ken, haar fiets raakt stuk enz. Ge-noeg avonturen om al zes boekjes tevullen. Die boekjes zijn speciaal ge-schreven voor 7–plussers die na éénjaar leesonderwijs zelfstandig begin-nen te lezen.

Lucrèce L’Ecluse – Uitg. Clavis –✆␣ 011–87 25 44 – 6 x 28 blz. –

6 x 250␣ fr.

SECUNDAIR ONDERWIJS

• LEERPLAN SEKSUELEOPVOEDING

Het tijdschrift Rep en Roer nam allewerkmateriaal door over relationele

en seksuele opvoeding. Van daaruitheeft de redactie een leerplan opge-steld. Dat vindt u in het eerste arti-kel. In een tweede artikel stelt Repen Roer dat de school eerst en vooralaan zichzelf kan werken door eenklimaat te creëren waarin seksuali-teit bespreekbaar wordt en relatiesvoorgeleefd worden.Rep en Roer – Werkgroep Jeugd en

Seksualiteit – Florent Van Cauwen-berghstraat 13 – 2500 Lier –✆␣ 03–489 20 99 – 150␣ fr.(+ 15␣ fr. verzendingskosten)

• ANDERS IS NIET GEKMarita De Sterck schreef een «ken-nismaking met andere culturen» voorlezers vanaf 14 jaar. Vreemde men-sen, hun doen en laten, hun jeugden ouder worden, de rol van jon-gens en meisjes, hun wereldbeeld,hun riten en magie: daarover gaatdit boek. De slotconclusie is meteende titel: anders is nog niet zo gek alswij dachten.NCOS/Altiora – ✆␣ 013–78 02 02

– 176 blz. – 650␣ fr.

KLASSETIP VAN DE MAAND• POEZIE VOOR

ALLE LEEFTIJDENDeze haan heeft laarzen aan (495␣ fr.)verzamelt 150 oude Vlaamse kin-derrijmpjes in één boek. Een selec-tie eruit vindt u op de gelijknamigecassette (399␣ fr.). Bij elk rijmpje verteltsamensteller Jan Van Coillie hoe ofwanneer de kinderen ze kunnen zeggenof zingen. Zéér geschikt voor debasisschool. Boek + cassette kosten799␣ fr.Ik voel me wat bijzonder (499␣ fr.)brengt gedichten voor tieners vanaf13 jaar. Samenstellers Teo Jochemsen Guy Segers zorgden ook voor eeninspirerend én erg praktisch werk-boek voor leraren die met poëzieaan de slag willen: Poëzie in hetvoortgezet onderwijs (299␣ fr.). v

Davidsfonds/Infodok –Brabançonnestraat 95A –

3000 Leuven –✆␣ 016–22 87 44

ASSE NR.33 MAART '93 31ASSE NR.33 MAART '93 31

Page 32: Klasse voor Leraren 33

(advertentie)

Page 33: Klasse voor Leraren 33

IDEE

• HART – IJzermaalberg61 – 2550 Kontich–Kazerne– ✆␣ 03–457 01 92A – Effectief onderwijzen: 5tot 8/4 in Kessel–Lo.• Limburgse Volkshogeschool– Geraetstraat 25 – 3500 Hasselt –✆␣ 011–22 76 24A – Onze cultuur – andere culturen (21en 28/4; 5, 19 en 26/5); De Japanse ziel(23 en 30/4; 7 en 14/5); Sociale psycho-logie: hoe mensen omgaan met elkaar(21 en 28/4; 5, 12 en 19/5).– Sociale vaardigheden: Tijdsbeheer (24/4 en 8/5); Assertiviteit (20, 24 en 27/4;4, 8, 11, 18 en 25/5; 1 en 8/6); Vervolg-cursus Assertiviteit (19 en 26/4, 3, 10,17 en 24/5); Omgaan met eigen gren-zen (22 en 29/4; 6, 13 en 27/5; 3/6).– Cultuur: Literair café (14, 21 en 28/3); Leeskring Jeugdliteratuur (19/4; 3en 17/5).– Maatschappij: Europa–en nu? (10,17 en 24/4); Waar willen wij met onzesamenleving naar toe? (1, 22 en 29/4;13/5).– De Maas van Luik via Maastricht totMaaseik: 23 tot 27/8.• LUC – Universitaire Campus – Ge-bouw D – 3590 Diepenbeek – ✆␣ 011–2686 00A– Toerisme en evenementen: 3/4 inHasselt.• Natuurlijk genezen – Van Neve-lestraat 144 – 2100 Deurne – ✆␣ 03–325 00 40A – Workshop Mandala’s tekenen: 3 en4/4.– Stervensbegeleiding: 6 avonden van-af 20/4.• Oostvlaamse Volkshogeschool – Ne-derkouter 111 – 9000 Gent – ✆␣ 091–24 22 65A – Een training in beter spreken enluisteren: 6, 7, 13 en 14/4.• Praxis – Tiensevest 142 – 3000 Leu-ven – ✆␣ 016–20 58 56A – Creatief denken (11 en 18/5 inMerksem), Stress en tijdsbesteding (3en 14/5 in Brasschaat); Inleiding PublicRelations (5, 12 en 19/5 in Merksem).• UPV – VUB – Pleinlaan 2 – 1050Brussel – ✆␣ 02–641 27 50

A – Ontwikkelingsstoor-nissen bij kinderen: 21 en

28/4; 5/5.– Een keuze voor kunst (22/

4); Antwerpen versus Brus-sel in historisch perspectief (29/4);

Antwerpen versus Brussel in de he-dendaagse stadscultuur (6/5); Realis-

men in de hedendaagse Vlaamse kunst(13/5).– Relaties en seksualiteit: 20 en 27/4; 4en 11/5.– Milieu – Effectenrapport: Landschap-pelijke aspecten: 20 en 27/4; 4 en 11/5.• Vlaams Ondersteuningscentrum voorde basiseducatie – K. Mercierplein 1 –2800 Mechelen – ✆␣ 015–40 19 51A – Rekenconferentie: 26/3 in Ber-chem.Studiedag over cursusplannen en reke-nen en migranten.• Centrum voor Didactische Vernieu-wing – VIIde Olympiadelaan 25 – 2020Antwerpen – ✆␣ 03–827 78 90B – Bewegingsopvoeding voor kleuters(21/4); Ouders op het goede pad zetten(28/4); Werken aan vernieuwing (5/5);Seksuele opvoeding in de basisschool(12/5); Kleuters en het kringgesprek(12/5); Hoe kan ik mijn school promo-ten (2/6).S – Economie in de derde graad –structuur SO ’89 (21/4); Dubbel boek-houden in het 3de jaar Economie (28/4); Overgang van de 2de naar de 3degraad – structuur SO ’89 (5/5).– Werkgroep Aardrijkskunde Antwer-pen: Excursie Borinage – Centrum (24/4); KLIMATO, didactisch computer-programma, met Georges Küster (4/5);Voorstelling van de navormingsprojec-ten 1993–1994 voor leerkrachten eersteen tweede jaar (5/5 in Turnhout en 12/5 in Antwerpen); Voorstelling van hetnieuwe leerplan derde graad (5/5 inTurnhout en 12/5 in Antwerpen).• Kempens Instituut voor Onderwijs-begeleiding – Patersstraat 26 – 2300Turnhout – ✆␣ 014–41 00 92B – Het documentatiecentrum in debasisschool: 21 en 28/4, 5 en 12/5.S – Wiskundige en wetenschappelijkeformules in teksten van WP 5.1: 12/5.

KL

– Popmuziek integreren in de lessenmuziek: 17/3.• British Council – Jozef II–straat 30 –1040 Brussel – ✆␣ 02–219 36 00S – Wordpower ! – Making the most ofEnglish newspapers and monolingualdictionaries: 24/3.– Teacher development in English lan-guage teaching: 14 tot 26/6 in Hastings.• Centrum voor BeroepsvervolmakingLeraren – Universiteitsplein 1 – 2610Wilrijk – ✆␣ 03–820 29 60S – Basisvorming Nederlands (19/3);Sprachtests (10/3); Nederlands aan an-derstaligen: werkvormen (13/3).• Centrum voor Didactiek – Prins-straat 19 – 2000 Antwerpen – ✆␣ 03–220 46 80S – Informatica: Drill –Oefeningen boek-houden: 31/3.– Frans: Stratégies de lecture (24/3);COTO–Computer Ondersteund Taal-onderwijs (9␣ en 16/3; 20 en 27/4).– Nederlands: Pedagogische dag Jeugd-boekenweek – Verwoorden of verbeel-den: 17/3.– Economie: Aansprakelijkheid in hetkader van de onderneming: 24/3.– Taal als drager van cultuur: 24/4.De Taaldag 1993 voor leraren Moder-ne Talen.• Departement voor LerarenopleidingRUG – St. Pietersplein 5 – 9000 Gent –✆␣ 091–64 35 48S – Chemie: Synthetische kleurstoffen(23/4); Pigmenten in oude schilderijen(30/4).– Frans: Frans onderwijzen: knelpun-ten: 25/3.Studiedag van de Belgische VerenigingLeraars Frans.– Fysica: De computer in het fysica–onderwijs: 17/3.– Niet–confessionele zedenleer: Mo-raalpsychologie en morele opvoedingna Kohlberg: 17 en 24/3.– Algemeen: Dyslexie–Dyscalculie: 28/4.• Vlaamse Onderwijsraad – AfdelingTSO–BSO – Jozef II–straat 68 – 1040Brussel – ✆␣ 02–231 00 17S – Staten–generaal technisch secun-dair onderwijs: 20/3 op de VUB.

NAAR AMERIKAA

De Belgian American EducationalFoundation geeft studiebeurzen aanpas afgestudeerden (niet langer danvier jaar) die zich in de VSA willenvervolmaken. Universitair gediplo-meerden met minstens grote onder-scheiding in het laatste studiejaarkomen hiervoor in aanmerking. Debeurs bevat een vaste som voor le-venskosten, boeken enz. Daarnaastbetaalt de Foundation ook het in-schrijfgeld en de ziekteverzekering.Kandidaat–MBA–studenten kunneneen beroep doen op de Foundationvoor een beurs voor twee jaar. Debeurs is een intrestvrije lening tenzijde kandidaat bij zijn terugkeer min-stens vier jaar voor een BAEF Pa-tron Company werkt. v

BAEF – Egmontstraat 11 – 1050Brussel – ✆␣ 02–513 59 55

SCOLA 93A

Van 21 tot 24 oktober is het FranseRennes gastheer voor het grote on-derwijsgebeuren Scola 93, een soortFlanders Technology voor het on-derwijs op Europese schaal. Van 21tot 23 oktober kunt u bijvoorbeeldop een Forum voor Onderwijs inEuropa mee discussiëren over de rolvan de school in Europa. Uiteraardis er óók een grote onderwijsbeursmet twee grote thema’s: Landen,levensstijl en instellingen enerzijds enStuderen, ervaring opdoen en werkenin Europa anderzijds.SCOLA–Jeunes ten slotte is die da-gen een ontmoetingsplaats voor stu-denten van 15 tot 20 jaar rond hetcentrale thema Planeet Europa. vSCOLA 93 – Centre Alain Savary

– 2 boulevard Louis Volclair –␣ 35200 Rennes – Frankrijk –

✆␣ 00–33–99 32 09 32

NIEUWSBRIEFS

H–ogelijn heet de nieuwsbrief vanhet Nationaal Verbond van het Katho-liek Hoger Onderwijs (NVKHO).Deze nieuwe publikatie wil «een le-vende, bemoedigende band zijn tus-sen al wie in Vlaanderen op welkewijze ook, betrokken is of zich be-trokken weet bij het katholiek hogeronderwijs». Het blad wil geen peda-gogisch tijdschrift worden, wel eenhuisorgaan dat allerlei wetenswaar-digheden, tips en korte artikels brengt.Een abonnement kost 200␣ fr. voor

5 nummers. Het eerste nummer iseinde januari verschenen. vNVKHO – Sainte–Adresseplein 12– 1070 Brussel – ✆␣ 02–529 04 29

ONGEHOORDB

Teater Ongehoord speelt nog totjanuari 1994 Fak. Dit is een stukvoor kleuters van drie tot zes jaar.Fak gaat over een bijdehandse post-bode (met zijn ingepakt «monsterzonder waarde») die vanop zijn va-kantie–eiland heel wat te vertellen

heeft over kunnen lezen en schrij-ven en de weg die een brief volgtnaar zijn bestemming.

Het stuk duurt 55 minuten vooreen groep van maximum 150 kin-deren. Een speelvlak van 6 x 4 x 3 mis voldoende. Om Fak op uw schoolte krijgen betaalt u 85␣ fr. per leer-ling (minimum 9000␣ fr.; alles inbe-grepen).In september komt dan Heen enWeer, de nieuwe voorstelling. Viahet thema van het weer zal het stukveel vertellen over het begrip «macht».Meer daarover later! v

Teater Ongehoord – Wijngaard-straat 18 – 1703 Schepdaal –

✆␣ 02–569 01 95

ASSE NR.33 MAART '93 33

Page 34: Klasse voor Leraren 33

IDEE

JEUGDPOEZIEA

De dertiende JeugdpoëziewedstrijdSoetendaelle richt zich tot alle jonge-ren van 7 tot 25 jaar. De inzendin-gen worden verdeeld over dertienleeftijdscategorieën: één per leerjaarvan de tweede klas basisonderwijstot het zesde jaar secundair onder-wijs, een groep 18– tot 21–jarigenen een groep 21– tot 25–jarigen.Het onderwerp is vrij. Elke deelne-mer mag vóór 1 juni zoveel gedich-ten inzenden als hij wil. De prijsuit-reiking –boekenpakketten voor eentotale waarde van meer dan200.000␣ fr.– vindt plaats op 22 no-vember. v

Ben Reynders – St. Huybrechts-straat 66 – 1785 Merchtem –

✆␣ 052–37 05 48

TUSSEN TWEEB

WERELDENDe videoproduktie Kind tussen tweewerelden schetst een dag van eenmigrantenkleuter vanaf het ontwa-ken tot het slapen gaan met daarbijzowel activiteiten thuis als op school.De rode draad is een kabouter dietelkens op een speelse wijze de «bood-schap» uitspreekt. Speciale aandachtgaat naar de omgang ouders–kind,zoals het bezig zijn met de kinderen’s avonds en de Nederlandse lessenvan de ouders.De video wil migrantenouders vankansarme leerlingen inzicht gevenin het hele schoolgebeuren met tel-kens de link ouders–kind–school.Zo wil men de betrokkenheid vande ouders op de school stimuleren.Misschien een idee voor uw volgen-de ouderavond?De video bestaat uit een Nederland-se, Turkse en Marokkaanse versieop één band. Elke versie duurt 10minuten. De video kost 800␣ fr. vVrij PMS–centrum 1 – Zevenbon-

derstraat 80 – 3600 Genk –✆␣ 089–35 29 52

TECHNISCHS

JAARBOEKDe Technische Weergalm is een meerdan 200 blz. dik jaarboek dat gratisverspreid wordt in alle netten onderde professoren, leraren, studentenen leerlingen van het 2de jaar indus-trieel ingenieur, het 2de jaar tech-nisch graduaat en het 6de jaar TSO.De editie 1992 bevat 36 merkwaar-

34 KLASSE NR.33 MAART '9334 KLASSE NR.33 MAART '93

dige bijdragen over evoluties in di-verse technische disciplines.Technische scholen die het aantalgevraagde exemplaren nog niet hebbenafgehaald of deze gratis publikatie

helemaal nog niet kennen, nemenhet best contact op met de initiatief-nemers. Er is ook een speciale bro-chure (130␣ fr.) die een overzicht biedtvan de ongeveer 400 artikels uit de

12 verschenen jaarboeken. vTechnische Weergalm – Johan DeMeyere – Begijnenvest 2 – 8000

Brugge – ✆␣ 050–33␣ 35 02

• VAN GOUD ENZWART: TOT 20/6

AOp het einde van de 18deeeuw drong de «goede wil-de» door in het werk van au-teurs en kunstenaars. RobinsonCrusoë was hiervan een zeer vroe-ge voorloper. Het echtpaar Dues-berg verzamelde een dertigtal pen-dules en kandelaars versierd met neger–of indianenfiguren. De stukken da-teren uit de periode 1785–1815 engeven een beeld van het dagelijkseleven in de tropen in die periode.Allerlei documenten vervolledigenhet thema: voorbereidende tekeningen,oude uitgaven met illustraties, faienceen porselein.Schoolgroepen betalen 50␣ fr. per leer-ling. Een rondleiding duurt één uuren kost 1200␣ fr. voor maximum 20personen.Bellevuemuseum – Paleizenplein 7– 1000 Brussel – ✆␣ 02–511 44 25

• PREHISTORIE ADe bewegende dinosauriërs blijvenin het museum. De prehistorie komtdaarnaast ook aan bod in de ruimtesOp zoek naar de eerste mensen en Demens van Spy. De zalen met onge-wervelde dieren zijn uitgebreid metaquaria, toonkasten over insecten,videomicroscopen enz.Schoolgroepen betalen 50␣ fr. per leer-ling. Een geleid bezoek kost 800␣ fr.voor maximum 20 leerlingen.Leerlingen secundair onderwijs kun-nen lid worden van De Vriendenvan het KBIN. Dat kost 450␣ fr. engeeft recht op één gratis toegang tothet museum, een speldje, twee film-voorstellingen en twee natuurate-liers (één over wetenschappelijk on-derzoek en één waar de leerlingencreatieve technieken leren).

Koninklijk Belgisch Instituut voorNatuurwetenschappen – Vautier-

straat 29 – 1040 Brussel –✆␣ 02–627 42 52

• SPEELGOEDMUSEUMA

Het Mechelse Speelgoedmuseumdoorbreekt het klassieke museum-patroon. Het tracht een beeld tegeven van de totaliteit van spel enspeelgoed. U vindt er dus waardevolhistorisch speelgoed naast de nieuwsteBarbiepop. Vijfentwintig boorde-volle afdelingen –o.a. de afdeling

Veilig Spelen– dompe-len de bezoeker urenlang

onder in een speelgoedbad.Tot Pasen kunt u ook nog

kennismaken met een tijdelij-ke tentoonstelling van Steiff–

knuffeldieren.Schoolgroepen betalen 70␣ fr. per

leerling (lagere school) of 90␣ fr. (se-cundair onderwijs). Voor school-groepen liggen ook speciale vragen-lijsten klaar. U kunt het Speelgoed-museum trouwens mooi combine-ren met een bezoek aan het DomeinPlanckendael, het Stadspoppentheater,het Miniatuurtheater, het Jeugdtheater,Kinderboerderij Tivoli of met eenstadsbezoek. Alles is mogelijk.

Speelgoedmuseum – Nekkerspoel-straat 21 – 2800 Mechelen –

✆␣ 015–20 03 86

• ZANTJES WOALE:TOT 3/4

AZantjes Woale zijn bladen met amu-sante plaatjes: vertellingen, sprook-jes, zoekprentjes enz., al dan nietmet onderschriften. Vaak waren zeook opvoedend bedoeld. Zo zijn erreeksen met militaire prenten, en-cyclopedische prenten (dieren, kle-derdrachten…), zoekprentjes, lie-deren enz. De Zantjes kan men ookverknippen en omvormen tot de-cors en figuren voor mini–theater-tjes. De tentoonstelling bevat eendertigtal Zantjes en acht theatertjes.De toegang is gratis. Een eveneensgratis brochure voor bezoekers gidstu door de tentoonstelling. Een rond-leiding kost 25␣ fr. per leerling (eenin–kleur–Zantje inbegrepen).KuOn–centrum – Dendermondse-steenweg 319 – 9040 St. Amands-

berg – ✆␣ 091–29␣ 32␣ 11

• JE LEVEN VOL KLEUR:TOT MEI 1995

BBlij, bang en boos is voorbij. Nu is erJe leven vol kleur. Dit keer leren dekinderen hun zintuigen intens tegebruiken. Dat gebeurt in drie stap-pen. Eerst ontdekken de kinderenin allerlei spelletjes de rijkdom vanhun zintuigen. Daarna gaan ze «opontdekkingstocht» om in het dage-lijkse leven, in de natuur en in zich-zelf alle kenmerken van de vijf zin-tuigen te leren gebruiken. Het be-zoek eindigt met een creatieve fase,waar de kinderen hun zintuiglijkeervaringen leren gebruiken in hunfantasie.Het hele parcours duurt minstens 21/2 uren. Scholen kunnen (na af-spraak!) het museum een hele of eenhalve dag bezoeken. Dat kost 80␣ fr.per leerling (halve dag) of 160␣ fr.(hele dag), begeleiding inbegrepen.

Kindermuseum – Burgemeester-straat 15 – 1050 Brussel –

✆␣ 02–640 01 07

KLASSETIP• KUNST IN BELGIENA 1980: TOT 30 MEI

ADe voornaamste Belgische kunste-naars –van Guillaume Bijl tot JanVercruysse– vindt u hier samen inéén retrospectieve tentoonstelling.Tegelijk wil het museum de he-dendaagse kunst toegankelijk ma-ken met een weloverwogen didac-tisch begeleidingsplan. Zo vindt ubij elk werk een didactische tekst,zijn er rondleidingen en is er eenuitgebreide reeks videovoorstellin-gen.Speciaal voor leerkrachten is er een(gratis) «Teachers packet» (sic) omde Belgische hedendaagse kunst ininternationale context te plaatsen.Op maandag 15 maart om 14u.kunt u trouwens kennismaken methet hele gebeuren op een opendeur-dag voor leerkrachten. Schoolgroe-pen betalen 80␣ fr. per leerling. Eenrondleiding kost 2000␣ fr. voor maxi-mum 20 à 25 leerlingen. v

Koninklijke Musea voor SchoneKunsten van België – EducatieveDienst – Museumstraat 9 – 1000

Brussel – ✆␣ 02–508 34 50