Klasse voor Leraren 21

38

description

Maandblad voor Onderwijs in Vlaanderen. Uitgegeven door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. Voor scholen die dat wensen, is er ook Yeti (derde graad lager onderwijs), Klasse voor Ouders (kleuteronderwijs t/m tweede jaar secundair onderwijs) en Maks! (derde t/m zevende jaar secundair onderwijs). Lees meer op www.klasse.be

Transcript of Klasse voor Leraren 21

Page 1: Klasse voor Leraren 21
Page 2: Klasse voor Leraren 21

(advertentie)

Page 3: Klasse voor Leraren 21

(advertentie)

Page 4: Klasse voor Leraren 21

(advertentie)

Page 5: Klasse voor Leraren 21

KLASSEMaandblad voor Onderwijs inVlaanderenUitgegeven door het Ministerievan de Vlaamse GemeenschapDepartement Onderwijs

RedactieLeo BormansPatrick De BusscherGaby De Moor

Koningsstraat 138 8ste verdieping1000 BrusselTel. redactie 02–211 46 60Tel. abonnementen enadministratie 02–211 46 58Telefax 02–211 46 61

ProduktiesecretariaatAnny Lecocq

AdministratieDiana De Caluwé

Verantwoordelijke uitgeverF. De Smul

Voorzitter RedactiecomitéJ. Helincks, directeur–generaal

Foto’s : Luc DaelemansCartoons : Dirk VercamptLay–out : Artefact, Leuven

Gedrukt op de persen van hetMinisterie van de Vlaamse Gemeen-schap, Departementen Onderwijsen Leefmilieu & Infrastructuur.

Verspreiding : elke Vlaamseschool krijgt telkens twee gratisexemplaren van KLASSE

Abonnementen–␣ 700 fr. per jaar (10␣ nummers)–␣ Speciaal tarief uitsluitend voorleerkrachten␣ :␣ 450 fr. op rekening-nummer 091–2203004– 66 vanMinisterie Vlaamse Gemeenschap,Departement Onderwijs, Informatieen Bibliotheek, Koningsstraat 150,1000 Brussel, met vermelding vannaam, voornaam en adres.

Uw onderwijsliteratuur :Centrale BibliotheekKoningsstraat 150, 1000 Brussel.Tel. 02–210 53 73Uitlening per post:Tel. 02–210 53 80

Uw vragen over onderwijs :Centrum voor Informatie enDocumentatieKoningsstraat 150, 1000 Brussel.Tel. 02–210 54 00

IN DIT NUMMER KLASSE nr. 21 JANUARI 1992

VIZIER p. 6–15Met de dood in het hart : zo lopen veel jongeren erbij en vaakmerken we dat niet.Hoe gaan we op school om met diep verdriet␣ ? Durven leraarshuilen ? Waarom blijft doodgaan een onbespreekbaar taboewaar we liever met een schouderklopje omheen lopen␣ ? En watkunnen leraars doen om het stijgend aantal zelfmoorden bijjongeren tegen te gaan␣ ?Geen prettig onderwerp maar wel te belangrijk om dood tezwijgen.

ACTIE p. 16–19– Nieuwe taken : vernieuwd hoger onderwijs.– Zonder taboe. Een nieuw project voor relatieopvoeding opschool.– Het PMS gaat nieuwe wegen op. Wat mogen we daarvanverwachten ?

GIDS p. 20–23– De participatieraden gaan van start in het gesubsidieerdonderwijs. Wat hebben ze te zeggen␣ ?– Namen noemen. De top van de inspectie.– De kleinste Vlaamse school telt acht leerlingen. En hoeveelscholen zijn er eigenlijk ?

PERS p. 24–25Al moesten de kraaien het uitbrengen. Een persoverzicht.

FORUM p. 26–31– Mijn leerlingen zijn racistisch. Maar wat doe ik daaraan ?– Leraars zijn professionele pijnbestrijders van de domheid.Niet meer, niet minder.Een originele visie van Neil Postman.– Knelpunt : Crisis in de klas.

DE INFOLIJN p. 33Gebruik ik wel het juiste leerplan? Eén van de vragen aan deinfolijn.

IDEE p. 34–38Meer dan 25.000 lettertekens ideeën. Zo overzichtelijk datzelfs een kat er haar jongen in vindt.

HET TOVERDOOSJE

Het logo dat u uit dit kadertje ziet springen opent elke rubriek van KLASSE.

Het werd net als de voorpagina twee jaar geleden voor dit nieuwe blad

door studenten ontworpen : het onderwijsdoosje dat elke maand een

waaier aan informatie tevoorschijn tovert.

Hopelijk blijft u ook in deze derde jaargang betoverd door wat KLASSE in elke rubriek te bieden

heeft. Volgende keer hebben we het o.a. over de kwaliteit van ons onderwijs. Welke test

doorstaat het?

Vaak kunnen jongeren methun verdriet alleen bij deleraar terecht.VIZIER p. 6

Slechts dertig procent van deVlaamse jongeren zijn tevre-den over hun seksuele opvoe-ding. ACTIE p. 19

De nieuwe specialiteit vanleraars : de domheid bestrij-den. FORUM p. 30

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣5

Page 6: Klasse voor Leraren 21

6 KLASSE NR.21 JANUARI '92

VIZIER

metdedoodinhethart.

In 5B is Kevin een week niet naar school geweest. Zijn broer is

bij een verkeersongeval om het leven gekomen. De klas is

naar de begrafenis geweest. Maar hoe reageert u als hij

weer voor u op de bank zit␣ ?

De moeder van Patricia is al lang dood. Toch vraagt

de titularis nog waarom ze niet mee naar het ouder-

contact kwam. Hij wist het niet.

Jürgen is er met zijn verstand niet meer bij in de klas.

Ze zeggen dat zijn ouders aan het scheiden zijn. Maar op

school doet iedereen gewoon voort.

In zijn laatste jaar van de humaniora heeft Kris zelfmoord ge-

pleegd. Niemand had gedacht dat hij zo diep in de put zat. Laten we zijn

bank voor de rest van het jaar leeg staan of ruimen we alles

wat aan hem doet denken zo snel mogelijk op␣ ? Nodigen

we zijn ouders nog uit voor het schoolfeest of doe je

zoiets beter niet␣ ?

Hoe vertel je het aan Karen dat haar ouders

verongelukt zijn terwijl zij rustig bij u op

school zat␣ ? Wat doe je met de cadeautjes

voor moederdag bij kinderen die geen moe-

der meer hebben␣ ?

Mogen leraars ook huilen␣ ? En durven ze dat

ook␣ ?

Page 7: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

OMGAANMETVERDRIETIN DEKLAS

Mogen

leraars

ook

huilen␣ ?

En

durven

ze

dat

ook␣ ?

○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○

TABOEVeel vragen terwijl het onder-

werp eigenlijk nog taboe is. Noch-tans is bij dood en verlies de leraarvaak de enige volwassene waaropde jongere is aangewezen. Thuis is

namelijk iedereen al zelf over zijn toeren. Het is belangrijk niet te wachten tothet zich voordoet om als school en leerkracht voorbereid te zijn op omgaanmet diep verdriet. Dat is niet prettig en velen lopen in zo’n geval liever eenstraatje om of ze maken er zich met een schouderklopje van af␣ : «Daar kom jewel over heen, veel sterkte». Spijtig genoeg kom je daar nooit overheen. Meteen begrijpende leerkracht op de achtergrond en met de wetenschap datdoodgaan geen taboe–onderwerp is, heeft een kind dat een verlies heeftgeleden, een veel betere kans om daar goed doorheen te komen.

ZELFMOORDEen apart probleem vormt het dramatisch gestegen aantal jongeren die

zelfmoord plegen. België scoort met zeven zelfmoorden per dag een triestrecord. Bij jongeren is dat nu al de tweede doodsoorzaak. Hun aantal is optien jaar tijd vrijwel verdubbeld. Bij zelfmoordpreventie speelt de school en deleraar een belangrijke rol. Maar velen steken nog altijd de kop in het zand,zien de signalen niet of weten niet hoe ze erop moeten reageren. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣7

Page 8: Klasse voor Leraren 21

8 KLASSE NR.21 JANUARI '92

VIZIER

DURVEN LERAARS HUILEN␣ ?TRANEN TONEN GEEN ZWAKTE

Prof. Dr. Emmanuël Keirse van de Universitaire Ziekenhuizen in Leuven

doctoreerde onlangs met een proefschrift over eerste rouwopvang na de dood

van een kind. Een gesprek over leven en dood. En hoe

we daar als leraar en mens mee omgaan.

Kinderen beginnen soms pas wekenof maanden na de dood aan hetrouwproces. Ze willen zich eerstveilig voelen.

– Kunnen we het kind niet het best be-schermen door de aandacht af te leiden endie lege stoel zo snel mogelijk te verge-ten␣ ?– Keirse␣ : Sommigen denken dat pijnlijke erva-ringen waarover niet meer wordt gesproken,voorbijgaan en worden vergeten. Dit is nietjuist. Men kan wel tijdelijk aan de gevoelensvoorbijgaan maar dit kan nadelig zijn voor hetverdere leven. We kunnen kinderen en jonge-ren deze ervaringen niet besparen. De enigekeuze die we hebben, is hoe we ze zullenhelpen om te gaan met verliessituaties. Als wedeze verantwoordelijkheid verwaarlozen, la-ten we ze eenzaam afrekenen met de mysteriesvan leven en dood en de angst die dat bij henteweeg brengt.– Heeft de school daar iets mee te maken␣ ?– Keirse␣ : Kinderen leren niet voor de schoolmaar voor het léven. Daar hoort leren omgaanmet vreugde en verdriet zeker bij. Omgaan metvreugde is gemakkelijker maar verdriet is daarnauw mee verbonden. Veel mensen wetenniet meer wat rouwen inhoudt. Het is eenmiskend proces geworden in de samenleving,teruggedrongen in de privé–sfeer van het indi-vidu en zijn naaste familie.– Vergeten kinderen sneller dan volwas-senen␣ ?– Keirse␣ : Nee. Hun verdrietig gedrag wijktwel ten dele af van dat van volwassenen.Waar bij volwassenen de eerste rouwreactiesbeginnen onmiddellijk na het sterven van eengeliefde, beginnen die bij kinderen somsenkele weken of maanden na de dood. Menmag kinderen niet bekritiseren omdat ze vooralbezorgd zijn, egocentrisch, over hun eigenpersoonlijke noden na de dood van eenouder. Ze kunnen zeer reële vragen stellenzoals␣ : Wie zal mij nu naar de muziekschoolvoeren␣ ? Wie zal elke morgen mijn haar kam-men␣ ? Wat is er om te eten␣ ? Zij schuiven hetrouwen soms voor zich uit tot ze voelen datvoldaan is aan hun behoefte aan fysieke enpsychologische veiligheid. Er is weinig veran-dering in hun gedrag, behalve wat terugge-trokkenheid en misschien een achteruitgangin hun schoolse prestaties. En plots, heel watlater, breken hun verdriet en de tranen door,soms op het moment dat de familie opnieuw

Prof. Keirse : «Er moetplaats zijn voor tranen.Met tranen laat men de

pijn naar buitenkomen.»

haar veiligheidvindt. Dan pasvoelt het kindzich veilig ge-noeg om zijnverdriet te ui-ten.– Welke rolkan een le-raar hierbijspelen␣ ?– Keirse␣ : Somskunnen ze bijeen leraar be-ter terecht dan thuis waar de emotionaliteit testerk is en waar de overgeblevenen vechtenmet hun verdriet. De leraar kan daarbij eenzeer belangrijke rol spelen. Een jongen vertel-de me dat de leraar Latijn hem na de dood vanzijn moeder af en toe een uurtje apart nam inde bibliotheek. Hij luisterde alleen maar. Zijnkalme begrip was een weldaad voor de jon-gen.– Welke stappen moet hij volgen␣ ?– Keirse␣ : Daar is geen algemene regel voor.Verwerken van verlies mag men niet zien alseen logisch consequente ontwikkeling. Rou-wen is een emotioneel en geen rationeel proces.Sommige kinderen leven gewoon voort alsof erniets is gebeurd. Het verlies kan worden ont-kend, of worden overschaduwd door verzettegen de dode die hem in de steek heeft gelaten.Een kind kan zich te onveilig voelen om iets vanzijn verdriet te laten zien. Zo toonde een kindvan zeven jaar nauwelijks medeleven bij hetsterven van zijn moeder. Pas toen maanden laterzijn marmotje doodging, brak het verdriet door.Pas dan voelde het zich veilig genoeg om zijnverdriet te laten komen. Kinderen hebben rechtop hun afweermechanisme.– Veel leraars zullen zich onwennig voe-len en bijvoorbeeld vrezen zelf te gaanhuilen.– Keirse␣ : Dat is niet erg. Kinderen hebben vaaktoelating nodig om hun verdriet te uiten en ombezig te mogen zijn met de herinnering. Vaakgeeft men andere boodschappen zoals␣ : «Jemoet maar niet huilen; probeer je flink tehouden; een grote jongen weent toch niet; benje er nu nog niet overheen; probeer je sterk te

Page 9: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

HOE PRAAT IK EROVER ?Kinderen worstelen met de dood op twee niveaus␣ :intellectueel zoeken ze te begrijpen wat de doodbetekent en emotioneel proberen ze af te rekenenmet hun gevoelens. Tien suggesties om daar alsleraar adequaat mee om te gaan.1. Antwoord op hun vragen. Kinderen zijn vaakbezig met concrete feiten, zoals␣ : Waar blijft hij nu ?Heeft hij nu niet koud ? Wordt hij niet nat␣ ?2. Geef begrijpelijke en echte antwoorden. Zeg nietdat hij slaapt, want dan kunnen ze angstig wordenbij het slapengaan. Zeg niet dat hij is weggegaan,want meestal komt iemand die weggaat terug enzegt hij vooraf vaarwel. Zeg niet dat mama haarkindje verloren heeft, want kinderen vinden meestalterug wat ze verliezen. Men kan beter zeggen dat hijdood is. Eén van de dingen die men aan kinderenmoet leren is dat er op sommige vragen geenantwoorden zijn. Ze kunnen dat beter begrijpen danGod die engeltjes nodig heeft. Wanneer de omstan-digheden van sterven zo bizar waren, zoals bijmoord, ongeval of zelfmoord is het soms moeilijk omalle informatie te geven. Vragen ontwijken is noch-tans niet goed. De fantasie van kinderen is somserger dan de realiteit. Het gaat er niet om of we ietszeggen, maar hoeveel we zeggen, op welk momenten op welke wijze. Men kan de uitleg doserenvolgens wat het kind kan verwerken. Of als men hetals volwassene niet zelf kan, kan men zeggen␣ : «Datis alles wat ik je nu kan vertellen. Later als je wat ouderbent, spreken we er verder over.»3. Luister naar de gevoelens van het kind, naast devraag. Spreek niet alleen over de overledene maarook over het verdriet van het kind zelf.4. Zeg aan het kind dat iedereen die de dodegekend heeft nu verdrietig is. Als men verdriet ooklaat zien, kan het kind begrijpen wat verdriet is. Hetlaten zien van verdriet bij sterven, leert het kind datmen leven waardeert. Als men geen verdriet laatzien, kan het kind het gevoel krijgen dat men deoverledene niet mist, dat hij onbelangrijk was.5. Zeg dat niemand anders gevaar loopt te sterven,dat men meestal sterft na een lang leven.6. Kom niet met religieuze verklaringen als u datanders ook niet doet. Dit kan verwarring scheppen.7. Zeg dat verdriet lang kan duren en nooit hele-maal verdwijnt. Meestal houdt men het kind voor dathet wel snel over het verdriet heen zal zijn. Het kinddurft dan niets meer te zeggen als dat niet zo is.8. Zeg dat men samen kan praten over de overle-dene.9. Maak duidelijk dat niemand ooit in staat zal zijnom de plaats van de overledene volledig in tenemen.10. Houd de herinnering in stand. Doe niet alles wegwat het kind eraan herinnert.

houden voor je moeder, het is al erg genoegvoor haar.»Beter kan men kinderen laten spreken over deoverledene, zowel over de dingen die mengraag had, als over de dingen die men nietgraag had. Verlies verwerken gebeurt door hetopnieuw beleven van de herinneringen. Vol-wassenen durven dit soms niet aan omdat zevrezen zelf in tranen uit te barsten als zeproberen te troosten. Als ze echter zelf wenengeven ze de kinderen de toelating om dit ookte doen. Ouder en kind liggen vaak elk in eenandere kamer onder de lakens te wenen.Verlies komt men niet te boven door flinkheidof wat daarvoor doorgaat. «Ze heeft zich flinkgehouden» is vaak de hoogste lof die menkrijgt, maar het stimuleert het inadequaat om-gaan met verdriet. Men heeft alle reden om tehuilen. Verdriet komt er niet alleen in woordenuit maar ook in tranen. Met de tranen laat mende pijn naar buiten stromen.– Maar wat moet ik zeggen tegen zo’nkind␣ ?– Keirse␣ : Er bestaan geen recepten voor hoevolwassenen of kinderen zouden moeten om-gaan met verdriet. Men kan mensen niet vertel-len hoe ze zich moeten voelen. Men kan enkelluisteren hoe ze zich voelen en hen de kansgeven om dit uit te spreken. We moeten nietnaar mensen toegaan om zelf allerlei te zeg-gen, maar met de vraag␣ : Wat zouden zij onsvanuit hun verdriet te zeggen hebben␣ ? Niet hetverloop van tijd werkt genezend. Het is deuiting van verdriet over een periode van tijd,die leidt tot genezing van de pijnlijke herinne-ringen.– De dood overvalt ons altijd. Hoe kun-nen we de kinderen daarop voorberei-den␣ ?– Keirse␣ : De moeilijkheid ligt niet in hetvinden van momenten om het onderwerp teintroduceren, maar eerder in het niet uit deweg gaan van de kansen die zich voordoen.De wijze waarop men stilstaat bij het dodevogeltje; de manier waarop men met henpraat over iemand die sterft; een bezoek aanhet kerkhof, waarbij men luistert naar devragen van kinderen en eerlijke realistischeantwoorden geeft, leren een kind op veiligemomenten iets over sterven en doodgaan,over verdriet op een moment dat men ditrustig en sereen kan beheersen. Zo kan menkinderen ook eens meenemen naar een be-grafenis van iemand wiens verlies ons niet zodooreenschudt.Ze kunnen het gevoel krijgen dat sterven tothet leven behoort, zoals een jaar ook eenherfst en een winter kent, dat sterven nietvreesaanjagend is, maar mensen wel verdrie-tig maakt. Men kan ze leren dat verdriet opeen natuurlijke wijze deel uitmaakt van hetleven en dat het de veiligheid niet wegneemt.We zouden kinderen in het leven het vertrou-wen moeten meegeven dat tranen wordengedroogd, niet voor altijd, maar altijd weer.❏

«ZIJ LET NIETMEER OP»Hoe stimuleer je de concentratie in

de klas bij kinderen die een verlies

hebben geleden␣ ?

De eerste dagen kan een kind diep in gedach-ten verzonken zijn en alle concentratievermo-gen hebben verloren. Hoe vervelend het ookis als een kind vergeet wat je hebt gevraagd ofverteld, probeer geduldig te zijn. Herhaalrustig je verzoek of vertel het kind dat jij zelfook wel eens wat vergeet.

Het schoolwerk kan er zo onder te lijdenhebben, dat het kind een jaar over moet doen.Literaire onderwerpen of vakken die creativi-teit eisen, leveren vaak bijzondere moeilijkhe-den op. Het helpt niets om tegen het kind tezeggen dat het beter zijn best moet doen, dathet moet ophouden met dagdromen. Hetkind is mentaal gedesorganiseerd. Het is daar-om beter om het kind voor te stellen zijnschoolwerk net zo te doen als zijn favorietesport. Betty probeerde het zo␣ : «Voor elkewiskundeles deed ik alsof ik in het zwembadwas. Ik praatte tegen mijzelf en zei dat ik goedmoest ademhalen en ik stelde me voor dat ikop het startblok stond vlak vóór een wed-strijd. Wiskunde werd zoiets als zwemmen.»Deze methode zal het verwerkingsproces nietversnellen, maar soms helpt het het kind omzijn aandacht net voldoende bij het werk tehouden opdat het niet achterop raakt.Soms kan het nodig zijn om kinderen tedwingen zich weer aan te passen, als zij hetverlies gebruiken als een excuus voor slechtwerk. Je moet aanvoelen wanneer een kinddat doet. Over het algemeen is het zo dat hetbeter is om bezig te blijven. Dat geldt voorvolwassenen én voor kinderen. Bovendienmoet men zo’n kind niet anders gaan behan-delen.Een getuigenis : Het grootste probleem opschool waren mijn rapporten… Vanaf hetmoment dat mijn moeder stierf, totdat ik vanschool afging, stond er op elk rapport : «Geziende spanning waarin Elisabeth leeft, is haarwerk uitzonderlijk goed.» Het werd altijd alsexcuus aangevoerd. Dat hoeft dus niet. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣9

Page 10: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

SNEL VERGETEN␣ ?VIER ROUWTAKEN VOOR IEDEREENRouwverwerking duurt dikwijls een

leven lang. Toch kunnen na twee jaar

vier taken vervuld zijn. Het eindre-

sultaat daarvan is volgens Keirse niet

«vergeten», wel «integreren».

We hebben de neiging zemet materiële zaken teverwennen of ze meer

punten op het rapport tegeven dan ze verdienen.Dat is nu net niet wat ze

nodig hebben.

Vergeten is geen troost. Het is de ontken-ning van verdriet. Als men terugdenkt aaniemand van wie men heeft gehouden en die isgestorven, roept dit steeds een zeker gevoelvan droefheid op maar de droefheid heeft nietmeer het ontwrichtende karakter die ze vroe-ger had. Men kan denken aan de overledenezonder de fysieke verschijnselen, zoals intenshuilen of een gevoel van verstikking in deborst. Maar hoe komt men zover␣ ?

HIJ IS DOODDe eerste taak van het rouwproces is het

aanvaarden van de realiteit van het verlies.Vaak probeert men kinderen te beschermenvoor de werkelijkheid en ze er niet mee teconfronteren. Dat maakt verwerking moeilijk.Kinderen stellen vaak directe vragen zoals␣ :Wat is dood␣ ? Hoe komt het dat hij doodge-gaan is␣ ? Waar is hij␣ ? Wat is begraven␣ ? Watgebeurt er met hem onder de grond␣ ? Is datniet te koud, te nat␣ ? Kan het mij ook gebeu-ren␣ ?

Volwassenen hebben de neiging om dievragen weg te duwen of kinderen te verstaante geven dat ze ermee moeten ophouden.«Hier neem een koekje.» Men heeft de neigingom aan allerlei materiële verlangens te vol-doen zoals speelgoed, snoep, meer puntenop school dan ze feitelijk verdienen, in plaatsvan ze te geven wat ze nodig hebben op datmoment␣ : aandacht, liefde, veiligheid waarinze durven de werkelijkheid van het verliesonder ogen te zien.

HET DOET PIJNDe tweede taak is de pijn ervaren van het

verlies. De meeste mensen houden niet vanpijn en proberen dan ook pijn te ontlopen.Anderen in de omgeving van de rouwende,die zich ook niet comfortabel voelen alsverdriet wordt geuit, helpen om dit toe te

10 KLASSE NR.21 JANUARI '92

dekken. Men hoort dan uitdrukkingen als␣ : «Jebent nog jong, je hebt nog twee gezondekinderen» enz. Als de pijn echter niet wordtgevoeld, komt deze vaak op een later mo-ment terug in de vorm van een of andersymptoom of van afwijkend gedrag. Het isnoodzakelijk door de pijn van de rouw heente gaan om de rouwarbeid te verrichten. Alleswat de persoon in staat stelt zijn pijn voortdu-rend te vermijden of te onderdrukken ver-lengt het rouwproces. De meest karakteristie-ke trek van de rouw is niet het voortdurenddepressief zijn, wel de tijdelijke maar hevigepijnscheuten. Dit zijn perioden van hevigeangst en psychologische pijn. De overle-dene wordt op die momenten heviggemist en de overlevende snikt ofhuilt luid.

Moeilijke momenten zijn vaak␣ : het ont-vangen van administratieve documenten diehet verlies definitief maken, momenten waar-op men vroeger gezellig samen was, onver-wachte herinneringen in handen krijgen enz.Pijn kan zich uiten in de vorm van protest enagressie. Deze agressie kan zich op iedereenrichten␣ : op de overledene, op God, op zich-zelf, op de dokters en het ziekenhuis. Belang-rijk is dat men protest en agressie erkent alseen normaal onderdeel van het rouwproces.Deze gevoelens moeten kunnen geuit wor-den en niet toegedekt.

HET IS NU ANDERSDe derde taak is zich aanpassen aan een

omgeving zonder de overledene. Sommigenwerken zichzelf tegen door zich hulpeloos op

te stellen, door de vaardigheden niet teontwikkelen die ze nodig hebben, of doorzich terug te trekken uit de omgeving en demaatschappelijke verplichtingen niet onderogen te zien. Een uiting hiervan is deidealisering. Dit stelt vaak bijzondere pro-blemen in een gezin waar één van dekinderen sterft. Het idealiseren van hetverloren kind kan aan de andere kinderenhet gevoel geven dat zij voor hun oudersniets of niemand zijn.

Vaak kunnen ouders in hun verdriethun aandacht niet meer harmonisch verde-len. Het is een belangrijke opdracht voor deomgeving en hulpverleners om hieraan denodige aandacht te schenken. Als het rouw-proces normaal verloopt, neemt de idealise-ring geleidelijk af en komt een reëel beeldterug in de plaats. Verwerking betekentimmers herstel van een reëel beeld, metpositieve en negatieve aspecten.

NIEUWE RELATIESDe vierde taak is de emotionele energie

losmaken van de overledene en opnieuwinvesteren in andere relaties.Velen hebbendaar moeite mee omdat ze vrezen dat ze denagedachtenis van hun overleden echtge-noot, vader of kind, oneer aandoen als zeopnieuw investeren in andere relaties. Som-migen worden ook afgeschrikt door dit voor-uitzicht omdat ook deze nieuwe relatieskunnen afbreken en eindigen met verlies.Sommigen vinden het verlies zo pijnlijk datze zich voornemen zich nooit meer te bin-den. Voor velen is deze vierde taak demoeilijkste om te vervullen. Ze lopen op ditpunt vast in hun rouw en stellen veel latervast dat hun leven in zekere zin gestopt is ophet moment van het verlies. ❏

Page 11: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

Houd de herinnering levend. Doodzwijgen maakt de dood dubbel zo erg.

LAAT DE LEGE STOEL STAANLEGE STOEL STAAN

Gebrek aan kennis en aanvoelen van

het verlies in de school kan leiden tot

onbedoelde wreedheid. Kinderen

worden vaak geacht na een zwaar

verlies weer naar school te gaan en

gewoon te werken zoals de andere

kinderen. Wie staat daar op school

bij stil␣ ? Wie vraagt zich af wat er

thuis gebeurt op vaderdag en moe-

derdag bij een kind van wie een ouder

gestorven is␣ ? Of wat gebeurt er met

de nieuwjaarsbrief gericht aan «mijn

lieve ouders» in het gezin waar één

ouder gestorven is␣ ? Tien suggesties

voor de school en de leerkrachten.

1. Rouw bij kinderen uit zich vaak in gebrek-kige concentratie, rusteloosheid, opstan-digheid, moeilijk gedrag en verminderde schoolseprestaties. Deze reacties zijn meer evident dandat het verlies het kind niets zou doen.2. Een voorwaarde om adequaat om te gaanmet verdriet bij kinderen en jongeren is datleerkrachten zelf kunnenstilstaan bij hun eigenangsten omtrent dooden sterven, bij hun ei-gen verdriet, zelf hunverdriet kunnen uitenen durven te laten zien,en zelf niet overdre-ven angstig zijn alsverdriet wordt geuit.Hoe een leraar zelf metgevoelens omgaat wordtdoor de leerlingen sterkin de gaten gehouden.3. Een tijdige uitwisseling inde klas over wat ziekte, ster-ven en afscheid betekent, be-spaart ongepaste reacties. Menkan jongeren leren over om-gaan met verdriet. Dit voor-komt dat ze uit angst verkeerdreageren op degene die erdoorgetroffen wordt. Een jongen zei␣ : «Ikverlies niet alleen mijn vader maarook mijn vrienden want ze begrijpen niet hoedit me zo bezighoudt en heeft veranderd. Zeontlopen me, omdat ik geen plezierige din-gen weet om over te praten.» Met wie kunnen

kinderen over dood praten␣ ? Ze vangenoveral bot␣ : bij hun beste vrienden, bij hunouders en op school.4. De school kan in een ruimte of een plaatsvoorzien waar iemand met verdriet, of eenklas die met verlies wordt geconfronteerd,zijn verhaal kan doen, waar men eigen twij-fels en angst kan uiten, waar men herkenningvindt bij elkaar.5. De school kan een basishouding aanne-men waarin men duidelijk maakt dat het nietraar of stom is om emoties te hebben, maardat dit juist één van de meest normale zakenin het leven is.6. Een verlies van een schoolkind maakt nietalleen reacties los in de klas van het kindmaar vaak bij de hele schoolgemeenschap,de klassen van de broertjes en zusjes, de klas

van degene die samen met hetkind met de fiets naar de

school reed, alle leerkrach-ten. Let op voor ridi-

culiserende opmer-kingen in de zin

van␣ : «Het isveel ergervoor zijn klas».Broertjes enzusjes kunnengemakkelijkernaar schoolkomen als dehele schoolge-

meen s ch apmeeleeft.

7. Heb aandachtvoor het verbor-

gen verdriet in de school. De vader van eenjongen was verongelukt op 22 augustus en op4 september begon het nieuwe schooljaar.Niemand weet van dit verlies maar bij het

begin van het nieuwe schooljaar noteert dejongen dit wel op de administratieve fiche. Ofhij vult gewoon het beroep in omdat hij het tepijnlijk vindt om te noteren dat vader overle-den is. Het is belangrijk ervoor te zorgen datdit verlies aandacht krijgt, dat de betrokkenleerkrachten niet verkeerd reageren, dat ie-mand begrip opbrengt.8. Men laat het best de herinnering aan deoverledene niet verdwijnen. Een lege tafelkan best een hele tijd een lege tafel blijven.Een naam kan worden opgeschreven en inhet gesprek niet worden doodgezwegen. Naverloop van tijd, op een verjaardag opnieuwhet verlies ter sprake brengen, geeft aanjongeren het gevoel dat de leraars en deschoolgemeenschap hen niet vergeten.9. Vergeet vanuit de school niet het verdrietvan de ouders thuis. Als met het sterven vanhun kind ook alle contact met de schoolineens wegvalt eenmaal de begrafenis voorbijis, gaat het om een dubbel verlies. Het is voorouders vaak moeilijk om zelf nog naar deschool te komen en daar zoveel leeftijdsgeno-ten te zien, terwijl zij zelf die ene moetenmissen. Het kan een troost zijn te horen hoede school met het sterven van hun kindomgaat, nog eens herinneringen te horen diein de school blijven leven, de kans te krijgenom ervaringen te delen, om verdriet te uiten.Durf naar ouders toe te gaan en spreek denaam van het overleden kind uit, zodat oudersniet het gevoel krijgen alsof hij voor de schoolnooit heeft bestaan. Doodzwijgen maakt dedood nog dubbel zo erg.10. Geef ook aandacht aan verdriet in hetleven van de leerkrachten zelf. De aan-dacht die ze zelf krijgen als ze met verliesworden geconfronteerd, is de beste bood-schap voor wat men van hen verwacht naarde kinderen toe. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣11

Page 12: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

MET DE MOND VOLTANDENVRAGEN VAN LERAARS

ra t oan n.

Hoe vertel ik het slechte nieuws␣ ?Dat doet best degene die het dichtst bij het

kind staat ␣ : de overgebleven ouder of eenoudere broer of zus. Maar soms kan dat niet.Hoe oud het kind ook is, neem het in jearmen, houd zijn hand vast of neem het op deschoot. Aanraking is heel belangrijk, het maaktdat je je ontspant. Er kunnen al dan niet tranenkomen. De schok is zo’n ontredderende emo-tie dat het huilen er een poosje door ge-smoord kan worden. Wat het kind ook doet,zwijgen, schreeuwen, huilen of ongelovigevragen stellen, luister naar het kind en stel hetvoor zover mogelijk gerust op een eerlijkemanier. «Ja, je moeder was ernstig gewond»,«Nee, het was niet jouw schuld dat Jimmy eenongeluk kreeg, toen hij op jouw fiets reed.»Kinderen nemen heel snel de schuld op zichvoor de dood van een familielid. Verzeker zeervan dat zij in geen enkel opzicht schuldigzijn. Dat hebben ze nodig.

Vaak zijn kinderen ook bang voor huneigen dood. «Is kanker be-smettelijk␣ ?», «Zal ik ook dood-gaan als ik vijftien ben␣ ?» Dezeangsten zijn heel echt en ho-ren niet met spot, boosheidof een lach weggewimpeldte worden.

Veel kinderen zullen woe-dend worden en deze woe-de afreageren op degene diehet slechte nieuws brengt.«Ik haat je, je liegt, ik wil naarmijn moeder.»

Boosheid en ontkenningzullen samen met de schoknaar buiten komen. Dit isniet het juiste moment om tegaan argumenteren. Vraag eenkind niet zijn gevoelens teverdringen, te ontkennen ofte verdoezelen. Verdriet datniet meteen verwerkt wordt,kan maanden of zelfs jarenlater terugkeren en het kind in zijn greephouden.

Sommige oudere kinderen willen lieveralleen zijn. De volwassen kant van hun per-soon kan maken dat zij weg willen, doorvelden willen hollen of langs het strand willenrennen. Misschien willen zij zich opsluiten ophun kamer om gitaar te spelen of door de staddwalen totdat zij lichamelijk uitgeput zijn.Bekritiseer hun gedrag nooit. Hun gedrag is

Als een leerkZe kunnen d

12 KLASSE NR.21 JANUARI '92

natuurlijk en kan bijzonder heilzaam zijn.Iemand die een kind opzadelt met de

verantwoordelijkheden van een volwasseneis ook geen hulp. «Jij bent nu de man in hetgezin, maak je moeder niet nog meer over-stuur door te huilen.» Het inhouden vantranen is niet alleen onnatuurlijk maar zelfsgevaarlijk.Stuur je kinderen na de begrafenis hetbest zo snel mogelijk weer naar school␣ ?

Dat wordt gewoonlijk aangeraden. Maarelk kind is anders. Ouders en leerkrachtenbeslissen beter sámen over het juiste momentom weer naar school te komen. Sommigekinderen willen bijvoorbeeld thuis blijven tothet echt tot hen doordringt dat bijvoorbeeldde overgebleven ouder ook niet meteen doodzal gaan.Hoe reageer ik het best als het kindweer op school komt␣ ?

Terugkomen is moeilijk. Het vraagt veelmoed van het kind. Het weet immers niet of

de anderen begrijpen wat het heeft meege-maakt. Meestal maken de beste kennissenmet de beste bedoelingen de pijnlijkste op-merkingen. Toch blijkt dat, hoe ongevoeligkinderen in andere gevallen kunnen zijn, zijvan nature een vriendelijker houding aanne-men tegenover hun bedroefde vriendjes danvolwassenen onder elkaar. Maar leerkrachtenmoeten altijd alert blijven voor mogelijkepesterijen.

cht zelf de boot afhoudt voelen kinderen da nergens naartoe met hun vragen en angste

Hoe weet een kind dat het bij mij te-recht kan␣ ?

U moet daarvoor niet wachten op eensterfgeval. Bespreek regelmatig samen taboe–onderwerpen als ziekte en dood. Praat er ookterloops over zodat de kinderen doorkrijgendat er met u over alles kan worden gespro-ken, ook over de dood. Bij kleine kinderenzijn de vier seizoenen al een dankbare aanlei-ding. Als een leerkracht zelf de boot afhoudtvoelen kinderen dat onmiddellijk. Ze kunnendan nergens naartoe met hun vragen enangsten.Wat doe ik bijvoorbeeld met moeder-dag als de moeder van het kind doodis␣ ?

Speciale feestdagen zijn voor het kindbijzonder moeilijk. Daar moet de leerkrachtop voorbereid zijn. Het is bijvoorbeeld nuttigte weten of het kind een grootmoeder heeftvoor wie het een kaart kan maken.

Maar ook bij andere gelegenheden moetu alert zijn. Een bezoek aan de brandweerka-zerne is geen feest voor een kind dat iemandin een brand of ongeval heeft verloren. Nie-mand kan tegen alles worden beschermd. Datis onmogelijk en ongezond. Maar op begripen aandacht heeft elk kind recht.Schuiven we zo’n dingen niet beter doornaar mensen die daar beter voor zijnopgeleid␣ ?

De dood van een ouder maakt van hetkind nog geenpatiënt. Doorver-wijzen kán maardan liefst in over-leg met thuis, dehuisarts enz. Uwgebrek aan oplei-ding ontslaat u nietvan hulp aan enbijsturing van kin-deren met proble-men.Waarover moetik met zo’n kindpraten␣ ?

Het is opval-lend dat bijna nie-mand zal zeggen␣ :over de overlede-ne. Toch bestaater onder nabestaan-den juist een gro-te behoefte om te

praten over de dode. Omdat veel kinderenzich thuis inhouden om de anderen er nietmee lastig te vallen kan het therapeutischwerken als op school een leraar bereid isdaarover te praten. En vooral te luisteren. ❏

Deze en veel andere nuttige raadgevingen vindt u

in het recente boek «Kinderen met verdriet –

Omgaan met verlies in het gezin» (R. Wells, La

Rivière & Voorhoeve, Kampen, 1991).

nmiddellijk.

Page 13: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

ZELFMOORD OP SCHOOLSTEEDS MEER JONGEREN ZIEN

GEEN UITWEG MEERBelgië staat qua aantal zelfmoorden op de tweede plaats in de EG (na Denemarken)

en wij halen het dubbele van Nederland. Bij jongeren is zelfmoord nu al de tweede

doodsoorzaak (na het verkeer). Een dramatische evolutie waarvoor we niet langer

de kop in het zand kunnen steken. Ook niet op school. Iedereen van ons kan een

hulpkreet herkennen en er een antwoord op geven.

Iedereen kan een hulpkreet herkennenen er een antwoord op geven. Eenmaatschappij kan haar jeugd niet latenzelfmoord plegen zonder te reageren.

In ons land sterven elke dag zeven men-sen aan zelfmoord, meer dan 2500 per jaar.Het aantal pogingen ligt natuurlijk nog veelhoger␣ : zo’n 25.000 per jaar. Maar de recentekwantitatieve toename van zelfmoord bij jon-geren is beslist een nieuw fenomeen. Tussenhet begin van de jaren zeventig en begin jarentachtig steeg het aantal zelfmoorden bij jonge-ren tussen 15 en 24 jaar met meer dan tachtigprocent. Jaarlijks plegen nu meer dan 150jongeren van die leeftijd zelfmoord. Dat zijnvooral jongens (75␣ %) en die grijpen steedsmeer naar vuurwapens. Al blijft ophanging enverstikking voor deze groep de meest ge-bruikte methode.Prof. Dr. P. Cosyns (Psychiatrie, UniversiteitAntwerpen) heeft heel wat onderzoek ver-richt naar zelfmoord bij jongeren, ook opscholen. Een gesprek.– Hoe komt het dat steeds meer jongerenzelfmoord plegen␣ ?– Cosyns␣ : De stijgende suicidecijfers kunnenwijzen op een grotere kwetsbaarheid van dejongeren voor maatschappelijke factoren zo-als de huidige economische en culturele in-stabiliteit. We leven in nog steeds toenemen-de technologische vooruitgang. Maar die zalde mensen daarom nog niet gelukkiger ma-ken.

Veranderingen moeten terzelfdertijd plaats-vinden op andere terreinen, op economischsociaal, cultureel en ethisch vlak. Vooruitgangbeperkt tot één domein kan slechts destructief

zijn voor de vooruitgang in andere domeinen.– Wie kan daar iets aan doen␣ ?– Cosyns␣ : Een maatschappij kan haar jeugdniet laten zelfmoord plegen zonder te reage-ren. Zelfmoordpreventie is geen taak uitslui-tend voor psychiaters en geneesheren. Elk lidvan de maatschappij moet zich hierbij betrok-ken voelen. Er moet wat ondernomen wor-den om de verwerping en destructie vanjongeren tegen te gaan. Opvoeders, gezond-heidswerkers én de overheid zullen daarvoormoeten samenwerken.

LEREN PROBLEMEN OPLOSSEN– Hoe kan de school aan preventie doen␣ ?– Cosyns␣ : Zelfmoord is een oplossing dieiemand geeft aan een voor hem onoplosbaarprobleem. Het is één manier om uit eendilemma te geraken. Problemen tegenkomenis geen ziekte. Het is inherent aan het mense-lijk bestaan. Wij beschikken allemaal over eenzeker probleemoplossend vermogen. Dat hebbenwe thuis geleerd of op school. Maar nietiedereen beschikt over hetzelfde probleem-oplossend vermogen. De ene kan meer moei-lijke problemen verwerken en oplossen dande andere.

De school zelf is niet zo vaak aanleidingtot zelfmoord maar ze kan wel een heelbelangrijke rol spelen in de preventie. Leraarszijn heel goed geplaatst om suicidale gedra-gingen snel op te merken.– Waarom pleegt iemand zelfmoord␣ ?

– Cosyns␣ : Algemeen maatschappelijke facto-ren spelen zeker een rol maar ook de meerbijzondere en persoonsgebonden zoals rela-ties in gezin, op school of met vrienden. Ikheb zelf 26 jongeren gevolgd die effectiefzelfmoord hebben gepleegd. Die vertoondenop het ogenblik van hun dood allemaalduidelijk problemen in verscheidene levens-sectoren␣ : relaties met ouders, leeftijdsgeno-ten, school of werk, affectieve en sexuelecontactmogelijkheden. Gestoorde familiale relatieskomen vrij algemeen voor. Die families han-gen weinig samen en bieden geen emotione-le steun. De zelfmoordenaar voelt zich daarbijmeestal de zwakste schakel in een dysfunctio-neel systeem. Het is misschien een open deurmaar niemand pleegt zelfmoord als alles goedgaat en hij zich gelukkig voelt.– We moeten de jongeren gelukkiger ma-ken␣ ?– Cosyns␣ : Telkens komt men pijnlijke situa-ties tegen, met als algemeen kenmerk dat dejongere zich gefrustreerd voelt in zijn psycho-logische behoeften, met een ondraaglijk lij-den voor gevolg. Verminder het lijden ofbeantwoord de gefustreerde behoeften en dezelfmoord zal bij jongeren beslist niet voorko-men. De aard van deze gefrustreerde behoef-te kan nochtans zeer uiteenlopend zijn vanindividu tot individu.

OVERDREVEN ZELFKRITIEK– Hoe voelt zo’n jongere zich␣ ?– Cosyns␣ : Het is kenmerkend voor alle geval-len dat ze meerdere problematische sectorencumuleren. De probleemgebieden stapelenzich op en de individuele draagkracht wordtsterk op de proef gesteld. Soms zijn dieproblemen voor de betrokkene onmededeel-baar aan derden waardoor zij er letterlijk meeblijven zitten en depressief reageren. In veelgevallen worden problemen slechts meege-deeld aan leeftijdsgenoten, vaak leerlingen opschool, die ook geen raad met die boodschap

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣13

Page 14: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

WIE ZIET HET SIGNAAL␣ ?

«IK GA ZELFMOORD PLEGEN»

weten. Daardoor geraken ze steeds meergeïsoleerd. Eén na één vallen de externesteunsystemen weg en ontstaan er gevoelensvan hopeloosheid, uitzichtloosheid en de-structuratie van het tijdsperspectief. Door dezetoenemende sociale isolatie verhoogt de kansvan de keuze voor irrealistische oplossingenen verminderen de mogelijkheden of kansentot probleemoplossende contacten.

Suicidale jongeren krijgen hierdoor hetgevoel niet langer graag gezien of gewenst teworden en ontwikkelen een negatief zelf-beeld. Ze praten over zichzelf in termen vandeficiënt, inadequaat of onwaardig zijn. Erontstaat overdreven zelfkritiek en afkeuringten aanzien van eventuele tekortkomingen.Uiteindelijk kunnen zij denken de nodigekwaliteiten te missen om gelukkig te kunnenzijn of graag gezien te worden.– Hoe zien zij de toekomst␣ ?– Cosyns␣ : Daar verwachten zij niets goed van.De suicidant leeft in een eindeloos heden,met een niet langer te verdragen beschuldi-gend verleden en kan zich ook niet voorstel-len dat in de toekomst ooit een positieveverandering zou kunnen optreden. Hij leeftmet het gevoel en de overtuiging dat zijnhuidig lijden eeuwig zal duren. Suicide wordtdan aangezien als een vlucht uit de huidigesituatie die als hopeloos en uitzichtloos wordtervaren.– Breng ze daar maar eens van af␣ !– Cosyns␣ : Inderdaad. Zij denken vaak ergzwart–wit, in termen van alles of niets, levenof dood en kunnen geen compromis meersluiten met de realiteit. Bij suicidale mensenkan men een vernauwing van het intellect enhet affect waarnemen. De brede waaier vanmogelijkheden en opties die ons gewoonlijkter beschikking staan gaat verloren en wordtherleid tot enkele extremen. Deze affectieveen cognitieve vernauwing kan bijzondereproblemen stellen als men wil helpen.

Vaak komen deze gedachten en gevoe-lens voor bij jongeren die in hun vroegekinderjaren zelf een belangrijke sleutelfiguuruit hun omgeving verloren hebben. De moei-lijkheden die zij als adolescent tegenkomenreactiveren als het ware deze vroegere ge-beurtenis. Daarom zijn deze suicidale jonge-ren meer kwetsbaar voor affectief verlies ofafwijzing dan anderen.– Wat moet er volgens u gebeuren ?– Cosyns␣ : Zelfmoord neemt duidelijk toe bijde jongeren en wordt voor deze leeftijdscate-gorie een belangrijk probleem van maat-schappelijke gezondheidszorg. Deze evolutieis verontrustend en zou de beleidsverant-woordelijken moeten aanzetten tot het ne-men van aangepaste preventieve maatrege-len en het steunen van bestaande voorzienin-gen die zich met suicidepreventie bezig hou-den. Maar de problemen tijdig opsporen eniemand op weg helpen zou iedereen moetendoen. Ook de leraars. ❏

14 KLASSE NR.21 JANUARI '92

Drie op vier zelfmoordenaars maken hunplannen op voorhand bekend. Maar hunsignalen worden vaak genegeerd. Nochtansis willen sterven innig verbonden met de wensgered te worden en te blijven leven.Iedereen is anders en zendt dus andere signa-len uit. Waar kunt u op letten␣ ?

WOORDENSommigen geven directe boodschappen enlaten zich sterk negatief uit over het leven («Ik wiler een einde aan maken», «Het leven is niet demoeite waard»…). Anderen zeggen het indi-rect («Ik ben een last voor jullie», «Ik zal eenlange reis maken»…). Elk suicidair gedragmoet serieus worden genomen. Het is altijd eennoodkreet. Let vooral op in de maandendie volgen op een zogezegde ver-betering. De meerderheid van dezelfmoorden gebeurt juist dan. Zelf-moord gebeurt niet plots.De persoon maakt meestal een sterkproblematische situatie door. En danis er de druppel die de emmer doetoverlopen.

DADENOok aan het gedrag kunt u veelmerken␣ : zich sociaal isoleren, nietmeer deelnemen aan activiteiten engroepsgesprekken, loom worden,

eet– en slaapstoornissen, emotionele uitbars-tingen, spijbelen, plots minder goed presterenen taken niet meer verzorgen, zich niet meerconcentreren, weinig of geen mimiek, plots hetuiterlijk niet meer verzorgen, plotse uitbarstin-gen van energie en woede gevolgd door apa-thie, verveling en desinteresse…

HET GEHEELNegeer deze signalen niet. Maar denk ook nietmeteen aan zelfmoord. Dezelfde signalen kun-nen voorkomen als de ouders van het kindzwaar ziek zijn, als een huisdier of familie sterft,als een vriend je verlaat… Alles hangt samenmet de mate waarin iemand gebukt gaat onderde problemen en die als uitzichtloos ervaart.

Wat doet u als u merkt dat iemand plannenheeft om zelfmoord te plegen␣ ? Hoe voert ueen gesprek met zo iemand␣ ?Het Centrum Ter Preventie van Zelfmoord zettien aandachtspunten op een rijtje.

NIET DOEN : PREKEN1. Beoordeel niemand.2. Geef geen geluksrecepten.3. Houd geen zedenpreek.4. Geef geen valse hoop, engageer u nietboven uw mogelijkheden.5. Moedig niemand aan te leven voor zijnnaasten (kinderen, partners, ouders). Dat zorgt

alleen voor nog meer schuldgevoelens.WEL DOEN : BEGRIJPEN

1. Praat open en rustig over zelfmoord en overhet verlangen om te sterven.2. Tracht te begrijpen wat de persoon juistbeleeft.3. Nodig hem uit zich aan iemand toe tevertrouwen.4. Sensibiliseer in alle kalmte de omgevingzodat u een solidariteitsnetwerk rond de per-soon creëert.5. Moedig hem aan contact te zoeken metgespecialiseerde hulpverleners.

Page 15: Klasse voor Leraren 21

VIZIER

KRETEN EN GEFLUISTER

STOP DE TREND

IN HETVIZIER

– Verdriet om verlies. Hoe kinderen tehelpen bij de verwerking van scheiding, dooden adoptie. (C. Jenett, Haarlem, Gottmer,1984).– Nieuwe kansen. Mannen, vrouwen enkinderen tien jaar na de scheiding. (J. Wal-lerstein & S. Blakeslee, Amsterdam, Het Spec-trum, 1989).– Eenzaam en nabij. Omgaan met sterven.(F. Denver, J.P. Goetghebuer, E. Keirse & R.Van Landschoodt, Tielt /Bussum, Lannoo,1981).– Verdriet, verliesverwerking en gezond-heid (K. Gill & R. Diekstra, Baarn, Ambo,1988).– Met kinderen praten over de dood (R.W.Buckingham, Miranda, Den Haag, 1983).– Kinderen en de dood (E. Kübler– Ross,Baarn, Ambo, 1984).– Rondom sterven en rouwen. Wenkenvoor helpers die zich een leek voelen (E. VanLente, Utrecht, Spectrum, 1989).– En op de schutting schreef zij : Mama isdood. Gesprekken met kinderen van overle-den ouders. (H. Mochel, Kok, Kampen, 1984).– Leven met verlies. Een afscheid bewustverwerken. (V. Kast, Rotterdam, Lemniscaat,1988).– Wenen om het verloren ik. Over deverwerking van het verlies van een dierbareen de hulpverlening aan rouwenden. (A.Polspoel, Hilversum, Gooi en Sticht, 1987).– Door kou bevangen. Zelfdoding en nabe-staanden. (H. Coenen e.a., Baarn, Ambo,1990).– Je verdriet voorbij. Een denkwijzer overzelfmoord. Voor jongeren en de mensen omhen heen. (R. Diekstra, Utrecht, Bruna, 1991).– Suicide en pogingen bij jongeren inVlaanderen. Een inventariserende studie metstatistieken (1989. Bestellen voor 100␣ fr. bijCentrum Ter Preventie van Zelfmoord, Kaste-leinsplein 46, 1050 Brussel, ✆ 02–649 62 05).

Voor algemene vragen en concrete proble-men kunt u ook terecht bij één van de

regionale steunpunten van de vzw Oudersvan een overleden kind, waarvan we u hier

het centrale adres geven :

Mieke Verhaeghe – Lecompte

Vlasrootstraat 3

8501 Heule

✆ 056–37 07 61

Deze maand start een actie die minstens driejaar zal lopen en zelfmoord bij de Vlaamsejongeren moet terugdringen. De Vlaamse Exe-cutieve trekt er minimaal zeven miljoen vooruit.

Er komt een bijscholingsprogramma in driestappen. Eerst krijgen de 150 consulenten vande Comités voor Bijzondere Jeugdzorg eenintensieve training om de signalen van suici-danten sneller te kunnen opvangen en er beterop te reageren. Daarna worden onderwijs,vorming, gezondheidszorg en dienstverlening

daarbij betrokken.Tenslotte komt er een brede vorming voorwelzijnswerkers en belangrijke «sleutelfigu-ren».Er komen ook heel concrete preventieve acties.Inhoud en strategie daarvan worden uitge-werkt op een Denkdag in januari voor deuniversiteiten, de diensten geestelijke gezond-heidszorg, algemene welzijnsvoorzieningen ende Comités voor Bijzondere Jeugdzorg. Dietwintig comités staan samen met het CentrumTer Preventie van Zelfmoord ook in voor deconcrete uitwerking van het hele project.

Op het Centrum Ter Preventie van Zelfmoordlopen gemiddeld twaalf telefonische hulpkre-ten per dag binnen.Meer dan 4000 per jaar. Dag en nacht is eriemand die luistert. Het leven hangt soms aaneen draad.Wie naar het centrum belt zal niet iemand aande lijn krijgen die hem probeert te overtuigenhet niet te doen. Het gesprek moet de persoonhelpen zijn crisismoment en spanningstoestandte overbruggen en hem in staat stellen zijn eigenredenen om te leven te ontdekken en meerinzicht te krijgen in zichzelf en zijn situatie. Hetgesprek blijft anoniem en geheim. Ook oudersvan kinderen die zelfmoord pleegden kunnener terecht.

IN UW SCHOOLU vindt in het centrum alle informatie en docu-mentatie over zelfmoord. Bovendien organi-seert het centrum voordrachten over zelfmoordvoor uw school (leraars en/of leerlingen). Het isbelangrijk voor de preventie dat het onderwerpbespreekbaar wordt. U kunt ook meewerkenals vrijwilliger of stagiair in het centrum. Deopleiding krijgt u ter plaatse maar de selectie iswel streng.Affiches en folders «Het leven hangt soms aaneen draad␣ !» zijn gratis.Centrum Ter Preventie van Zelfmoord : 24 u. op 24 u.:✆ 02–649 95 55.Secretariaat : Kasteleinsplein 46 – 1050 Brussel –✆ 02–649 62 05 (alleen voormiddag)

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣15

Page 16: Klasse voor Leraren 21

ACTIE

PMS OP DE BRESWAARVOOR DIENEN ZE␣ ?

De studie– en beroepskeuzebegeleiding

De PMS–centra trachten hun eigenheid te bewaren in een voortdurend wisse-

lende schoolwereld. Ze stellen minder testbatterijen op en werpen zich op als

volwaardige partner in het opvoedingsproces van jongeren. Een gesprek met

Wilfried Van Keymeulen, directeur van het Gemeenschaps–PMS–centrum van

Geraardsbergen over tests, adviezen, ons selectief geheugen en een nieuwe

aanpak.

16 KLASSE NR.21 JANUARI '92

van de PMS–centra moet tot betere resultatenleiden, meent de minister van onderwijs. Endit zowel in het secundair onderwijs als bij deovergang van het secundair naar het hogeronderwijs. De minister noemt het hoog aantalzittenblijvers én het feit dat de helft van deeerstejaarsstudenten in het hoger onderwijsniet slaagt onaanvaardbaar. Hij brengt ditonder meer in verband met een niet–aange-paste studiekeuze.– Zijn de PMS–centra aansprakelijk vooreen verkeerde studiekeuzebegeleiding␣ ?– Van Keymeulen␣ : Ik ken heel wat verhaal-tjes in de zin van␣ : het PMS raadde mij beslistde universitaire studies af en intussen ben ikburgerlijk ingenieur geworden. De positievePMS–ervaringen bestaan zeker en vast maarworden wellicht minder in het daglicht ge-bracht. Voorspellingen doen over en omtrentmensen, door zoveel variabelen bepaald, blijfteen gewaagde onderneming. Vergissingenblijven mogelijk. Veel verhalen zijn ook over-trokken. Zo ondervroeg ik een groep laatste-jaars van de humaniora over hun PMS–erva-

ringen. Tijdens het interview i.v.m. hun stu-diekeuze dacht een aanzienlijk aantal studen-ten verkeerd te zijn geadviseerd. Nochtansbleek, na bestudering van hun dossier in hunbijzijn, dat zij gewoon vergeten waren wathun toen werd geadviseerd. In 95 procent vande gevallen waren hun beweringen op on-juiste veronderstellingen gestoeld.

Onze adviezen worden ook niet altijdopgevolgd. De ouders aanvaarden maar zel-den dat technisch of beroepsonderwijs ookkansen biedt. Als je hen zegt dat hun kindbekwaam is technisch onderwijs te volgen,horen ze je eigenlijk zeggen dat het onbe-kwaam is het algemeen vormend secundaironderwijs met vrucht te voltooien. Ze pikkendat niet. Ze beschouwen technisch onderwijsals een degradering. En ze laten hun kind danmaar de hoogste drempel nemen, met degekende gevolgen. Zittenblijven, met wellichteen cascade–effect als gevolg. Van ASO naarTSO en misschien van TSO naar BSO.

POTTEKIJKERS– Kan een PMS–centrum onafhankelijkadviseren␣ ?– Van Keymeulen␣ : Onze positie is uniek inEuropa. Wij zijn een instantie die los van deschool kan adviseren. Het onafhankelijke ka-rakter van de PMS–centra is essentieel om onseigen werk ten volle te kunnen waarmaken.We zijn geen sanctionerende of evaluerendeinstantie. We zijn zowat de verdedigers vande leerlingen en de ouders. In de praktijkblijkt dat het PMS–centrum soms nog de enigeplaats is waar communicatie mogelijk is.– Wat kunnen de leraars van het PMS–centrum verwachten␣ ?– Van Keymeulen␣ : Hoewel afgenomen, blijfter nog een zekere drempelvrees hangen omeen beroep te doen op het PMS–centrum. Inhet begin was er zeker geen echt vertrouwenzoals tussen loyale partners die elkaar geenkwaad zullen doen. Wij werden vaker aange-zien als pottekijkers. Maar intussen evolueer-de een en ander. Vroeger namen we tests af inde zesde klas, daarna nog eens in het derdemiddelbaar en om te besluiten in het laatstejaar van de humaniora. In de jaren zestig werder dus duchtig op losgetest, werden de leerlin-gen onderworpen aan zware testbatterijen enwerden leerkrachten bijwijlen overstelpt metmetrische gegevens die helemaal niet rele-vant waren voor het schoolse gebeuren. Dezewijze van doen evolueerde in de jaren zeven-tig naar veel minder testen en veel meerpraten. Klinisch werken noemde men dit dan,

Page 17: Klasse voor Leraren 21

ACTIE

EUROPESETRIP

Van 26 tot 29 april organiseert het European Orientation Center een studiereis door de vierlandsdelen van de Euregio op de grens tussen Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Wallonië. Zebezoeken er concrete vormen van multicultureel onderwijs. De doelgroep : geïnteresseerdeleraars, beleidsfunctionarissen, onderwijsbegeleiders en inspecteurs.

De reis (overnachtingen en vol pension inbegrepen) kost 12.600 frank.

Inschrijven vóór 1 februari 1992 bij European Orientation Center – Rijkshogeschool Maastricht –

Postbus 414 – 6200 AK Maastricht – Nederland – ✆ 00–31–43–46 66 00 – fax 00–31–43–43 50 60

MET MINDER VOLKAan een PMS–centrum is een medischeequipe verbonden. Voor de sociale dis-cipline wordt een beroep gedaan opmaatschappelijk werkers en voor de psy-chologische discipline staan universitairgeschoolde psychologen en/of pedago-gen in. In sommige gevallen kunnen ookpsychologisch assistenten worden aan-geworven. Naast de nodige omkade-ring voor de administratie en het onder-houd staat het personeel onder leidingvan een directeur die psycholoog ofpedagoog is met ten minste tien jaardienstanciënniteit.Van Keymeulen␣ : «Door het volmachts-besluit 467 werd binnen onze sector eendrastische rationalisatie doorgevoerd. Zetrof in hoofdzaak de Gemeenschaps-PMS–centra. Sedert het van kracht wor-den van dit volmachtsbesluit op 1.10.86werden de personeelsnormen ingrijpendherzien. Dit betekende dat binnen detoenmalige Rijks–PMS–centra een vier-de van het personeelsbestand werd weg-gerationaliseerd. Van de 600 perso-neelsleden verloren er 150 hun baan.De basisequipe van een PMS–centrumbestaat nu uit zes personeelsleden vooreen schoolbevolking van 3000 leerlin-gen. Merkwaardig is dat men slechts eenpersoneelslid bij krijgt per schijf van1830 leerlingen boven de 3000.In de hele omkadering zit iets onlogisch␣ !Als het vereiste quorum van leerlingenniet wordt behaald of als het centrumwordt afgeschaft, dreigen leerlingen dePMS–begeleiding te verliezen.»

met ook alle gevolgen vandien. Nu is er meertendens om nog slechts te testen in individue-le gevallen.– Is er nu veel veranderd ?– Van Keymeulen␣ : Zeker twee belangrijkedingen. We pakken mogelijke problemen nuveel sneller aan door al tests af te nemen in dederde kleuterklas. Zo krijgen we onder meereen beter beeld van de schoolrijpheid.

Ten tweede hebben we in de jaren zeven-tig veel energie gestoken in de begeleidingvan het VSO. Het accent lag toen meer opkunnen en minder op kennen. Uit dezebegeleiding groeide voor elk PMS–centrumeen andere manier van aanpakken. Men drukteeen eigen stempel op het werk. De PMS–centra pasten zich dus aan de regio aan enkregen uiteenlopende soorten taken. Sommi-ge centra bleven vrij traditioneel werken ter-wijl andere een erg vernieuwde aanpak in-voerden. Hieruit groeide de behoefte om eenprofiel op te stellen. Hoe profileren PMS–mensen zichzelf␣ ? Over dit thema loopt op hetogenblik een onderzoek vanuit de VUB. Hetis belangrijk dat in de toekomst de leraars ende ouders precies weten wat ze op een PMS–centrum kunnen komen doen en vinden.– Maar wat is eigenlijk de opdracht vaneen PMS–centrum ?– Van Keymeulen␣ : De specifieke opdrachtenvan de PMS–centra zijn bij Koninklijk Besluitvastgelegd. Er zijn drie activiteiten. Ten eersteis er het minimumprogramma, verplicht voorelk centrum. Er is het activiteitenprogramma(het takenbestand). En er is het jaarprogram-ma of de specifieke PMS–activiteiten die hetcentrum individueel plant in overleg met descholen en met de eigen accenten naargelangvan de typische situatie. Daarbij moeten deGemeenschaps–PMS–centra ook instaan voorhet bij de wet van 21 maart 1964 verplichtemedisch–sociaal toezicht.

Het minimumprogramma omvat ondermeer het uitvoeren van de begeleidingswerk-zaamheden ten behoeve van leerlingen voorwie de onderwijs– of opvoedingskansen be-lemmerd of bedreigd worden wegens maat-schappelijke, psycho–pedagogische, school-se of somatische factoren. Daarnaast is er debegeleiding bij de overgang naar het LO, hetSO, het BO en het HO.

STUDIEKEUZE OP SCHIJFIn het activiteitenprogramma zit onder

meer het verstrekken van informatie en ad-vies over studie– en beroepsmogelijkhedenom het individuele keuzeproces te bevorde-ren. Ik wil nog eens benadrukken dat we inalle PMS–centra van het Gemeenschapson-derwijs de vragen van de leerlingen overstudierichtingen en beroepskansen via eencomputerprogramma kunnen beantwoorden.De harde schijf zet er geen minuut op om eenantwoord te geven op de vraag␣ : waar kan ikin de provincie Antwerpen in het vierde jaar

de optie Latijn–Wetenschappen volgen␣ ?Het jaarprogramma omvat het eigenlijke

takenprogramma van elk centrum dat in over-leg met de personeelsleden en met de schoolin-stanties wordt opgesteld. Een centrum kanbijvoorbeeld het accent leggen op het werkenvoor migranten of voor kansarmen. Het kanook een waaier van voorlichting over AIDS enkanker opzetten.– Waar legt het PMS–centrum van Ge-raardsbergen het accent op␣ ?– Van Keymeulen␣ : We kregen er een op-dracht bij. De PMS–centra van het Gemeen-schapsonderwijs moeten mee instaan voor deopvoeding tot relatiebekwaamheid bij jonge-ren. Bij ons rijpen enkele ideeën over hoe wedit project gaan opzetten. Op het ogenblikkrijgen personeelsleden hierover nog eenvorming. Zulk project wordt natuurlijk uitge-werkt in samenwerking met de school. Wijzijn een partner in het leerproces van dekinderen. We trachten deze taak te volbren-gen ook al zijn we hiervoor eigenlijk onderbe-zet.– Wat is «opvoeden tot relatiebekwaam-heid»␣ ?– Van Keymeulen␣ : Dat is de kinderen bege-leiden bij het mens worden. We laten vragenrijzen over wat essentieel is in het leven.Neem nu de partnerkeuze. Veel huwelijkenlopen spaak. De Belgische wetten hebben hetnergens over liefde voor wie wil trouwen. Jekunt heel makkelijk trouwen hoewel dit tocheen heel bijzondere beslissing is in iemandsleven. Scheiden is daarentegen een moord-procedure. Op school kunnen we inspelenop het begrip partnerkeuze. Wat is dat␣ ? Hoegaat dat␣ ? Waarom zie je iemand graag␣ ? Wemoeten daar over durven praten. We moeteneigenlijk de opening maken. Want men ver-onderstelt dat iedereen zomaar bekwaam isom een goede partnerkeuze te maken terwijlde realiteit het tegenovergestelde aantoont.Nergens leren kinderen te leven. Dat is een

uitdaging voor het onderwijs waarbij de PMS–centra een ondersteunende rol kunnen spe-len. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣17

Page 18: Klasse voor Leraren 21

18 KLASSE NR.21 JANUARI '92

ACTIE

NIEUWE TAKENVERNIEUWD HOGERONDERWIJS

NIEUWE TAKENVERNIEUWD HOGERONDERWIJS

Nieuwe technologie, internationali-

sering, grote nadruk op bedrijfsmati-

ger en klantgerichter opereren, vraag

naar dienstverlening en contracton-

derwijs nopen het onderwijs tot nieuwe

taken. In februari wordt voor Neder-

landse en Belgische scholen een eer-

ste manifestatie rond deze Nieuwe

Taken georganiseerd. U krijgt hierbij

tekst en uitleg van Edwin Hantson

van het Instituut voor Studie en Com-

municatie.

AAN ’T WERKDe Manifestatie Nieuwe Taken wordtgehouden op donderdag 6 en vrijdag 7februari 1992 in het Beurs– en Congres-centrum van Eindhoven. De manifestatiebestaat uit een beursgedeelte, een con-gres en workshops.Op het congres zullen prominente Ne-derlandse en Belgische sprekers beleids-intenties en mogelijkheden voor contract-onderwijs toelichten. Zij staan ook stil bijde gevolgen van de Nieuwe Taken voorhet reguliere onderwijs. Op de beurszullen scholen en particuliere opleidingsin-stituten hun aanbod aan contractactivi-teiten en maatschappelijke dienstverle-ning presenteren.Workshops confronteren scholen en par-ticuliere instellingen met nieuwe ontwik-kelingen en doen ze instrumenten aan dehand om voor een of meer NieuweTaken praktische oplossingen te beden-ken. Zo zijn er workshops rond strategi-sche plannen, personeelsbeleid, het ver-kopen van contracten en schoolverbete-ring als nieuwe taak.

Informatie␣ :Instituut voor Studie en Communicatie –Edwin Hantson – Kortrijksesteenweg 382– 9000 Gent – ✆ 091–21 84 07 –fax 091–20 51 58

Hantson␣ : «Economische evoluties heb-ben een weerslag op de behoeften van dearbeidsmarkt en dus ook op het onderwijssys-teem. Hierdoor bepalen de ontwikkelingenop de arbeidsmarkt mee de oriëntering vanhet onderwijs. Dit heeft tot gevolg dat hethoger onderwijs bijkomende, nieuwe takenmoet vervullen. Dat brengt voor de overheiden de inrichtende machten een grote verant-woordelijkheid mee. Zij moeten het kadercreëren en de middelen ter beschikking stel-len opdat het hoger onderwijs beter zoukunnen inspelen op de bedrijfseconomischeevoluties zoals permanente technologischeinnovatie, de toenemende internationalise-ring van de samenleving, flexibilisering, mo-biliteit, de vraag naar zorgverbreding door hetonderwijs, de maatschappelijke vraag naardienstverlening en contractonderwijs.

Naast het verzorgen van een gedegenopleiding van de student en het mee helpenontwikkelen van het beroep, dient het hogeronderwijs ook kennis over te dragen aan demaatschappij door middel van overeenkom-sten met afnemers. Meer bepaald denken wedaarbij aan contractactiviteiten die vanuit hetonderwijs worden aangeboden aan derden.Het betreft diensten op het vlak van oplei-ding, advies en onderzoek.»

KENNIS IS MARKTHantson␣ : «Hoewel de term contracton-

derwijs in Vlaanderen niet ingeburgerd is, ishet verschijnsel open hoger onderwijs inopmars. Ook zijn scholen via vzw’s actief opde markt. Ze verrichten onderzoek en leverendiensten en produkten aan bedrijven, over-heid en particulieren. De behoefte aan ken-nisoverdracht en –ontwikkeling doet zichook gevoelen in de KMO’s. Scholen wordenzich dan ook bewust van het gezegde «kennisis markt». In een maatschappelijke context

waarin men meer moet doen met mindermiddelen zijn extra inkomsten welkom.

Hoewel in Vlaanderen de regelgevingvoor het onderwijs meer beperkend is dan inNederland, stellen we toch vast dat er delaatste jaren ook in het Belgisch onderwijssteeds meer aan contractonderwijs en nieuwetaken wordt gedaan. Zo bieden heel wateconomische hogescholen cursussen aan overmanagement of boekhouden. Ook universi-teiten zijn via maatschappelijke dienstverle-ning en een cursusaanbod op de vrije marktvolop bezig met nieuwe taken. Binnen deARGO is onlangs de Stichting voor Post Initië-le Opleidingen (SPIO) opgericht met een ruimaanbod van industriële hogescholen.»

Om de manifestatie Nieuwe Taken opti-maal af te stemmen op de behoeften van hetVlaams Onderwijs is er een Vlaamse begelei-dingscommissie in het leven geroepen. Ma-ken hiervan deel uit␣ : E. Baeten, ere–direc-teur–generaal; prof. L. Bollaert, externe be-trekkingen – contractonderwijs VUB; ir. P.Cottenie, ondervoorzitter ARGO; ir. P. Mar-tens, Directeur HIK; ir. W. Govaert, opdracht-houder Comett, CBO; J. Willems, directeurHIBO; ir. L. Genoe, open hoger onderwijsHIK; A. van Zwam, advies/management sec-tor techniek – RBO Midden–Brabant en K. DeKeyzer, stafmedewerkster OVSG – projectonderwijs–industrie. ❏

Page 19: Klasse voor Leraren 21

ACTIE

ZONDER TABOEOPVOEDEN TOT RELATIEBEKWAAMHEID

HET PAKKET IS GRATISLater begint nu is een onderdeel van eenmultimediaal project in opdracht van de ge-meenschapsminister van onderwijs, in samen-werking met de drie onderwijsnetten en deBRTN–Instructieve Omroep.Het hele pakket (videofilm, didactische versie,leerkrachtenmap, brochures voor de leerlin-gen) wordt gratis ter beschikking gesteld. U kunthet aanvragen bij het Centrum voor Onderwijs-media – Handelskaai 7 – 1000 Brussel –✆ 02–217 41 90 – fax 02–210 53 72. Daar-enboven ontwikkelde ieder onderwijsnet vanuitde eigen filosofische achtergrond een handlei-ding zodat de leraars op een adequate wijzekunnen leren omgaan met relatieproblemen bijhun leerlingen.

lecva

Geslachtsverkeer behoort al snel tot

het relatiepatroon van jongeren. On-

geacht de morele en opvoedkundige

aspecten, kunnen scholieren gecon-

fronteerd worden met seksueel over-

draagbare aandoeningen, ongewenste

zwangerschap en zwangerschapson-

derbreking. Rond deze problematiek

heeft ook het onderwijs een opdracht.

Het taboe valt weg. Voor het eerst

ontstond er rond zo’n delikaat on-

derwerp als de relationele en seksu-

ele opvoeding een intense samen-

werking tussen de verschillende net-

ten en de overheid. Het resultaat is

het educatief videoprogramma Later

begint nu.

Jongeren worden steeds vroeger zelfstan-dig in hun relatievorming en –beleving. Datveroorzaakt concrete problemen. Ouders wensendat de seksuele voorlichting op school zougebeuren. De school daarentegen verwachtdat de ouders hiervoor instaan. Uit onderzoekblijkt dat eind van de jaren tachtig slechtstwintig procent van de schooldirecties zelf hetinitiatief nam tot seksuele voorlichting opschool.

Slechts dertig procent van de jongerenzijn tevreden met de manier waarop de seksu-ele voorlichting thuis of op school verloopt.Deze situatie verhoogt het risicogedrag, scheptonzekerheid over de waarden, normen enpersoonlijke weerbaarheid van de jongeren.

Ouders en school hebben verwachtingenten opzichte van elkaar. Geen van beiden kanof wil hieraan voldoen. Velen weten niet watbij de jongeren leeft. Zo komen onderwerpendie jongeren belangrijk achten niet aan bod.

Vorig schooljaar werd met de medewer-king van alle onderwijsnetten en de BRTNeen educatief televisie– en videoprogrammaontwikkeld in verband met de opvoeding totrelatiebekwaamheid␣ : Later begint nu.

IJSBREKERDe mentaliteit en de didactische aanpak

zijn twee kernproblemen van de relationeleen seksuele opvoeding. De mentaliteit wordt

veelal gekenmerkt door remmingen, thuis enop school. Het videoprogramma helpt dekijker door een eigentijdse didactische aan-pak over deze drempel heen. Het programmais een ijsbreker en sensibiliseert jongeren,leerkrachten en oudersvoor de problemen waar-mee vooral jongens enmeisjes tussen 15 en 18jaar worden geconfron-teerd.

Jongeren willen ausérieux worden genomen.Luisteren naar hun vra-gen en problemen is eeneerste belangrijke stap.Het videoprogrammakomt aan deze behoeftetegemoet. De film ver-trekt vanuit de leefwe-reld van de jongeren zelf.Het scenario beschrijfthoe een groep jongensen meisjes van 16 à 17jaar –op klasreis naar deFranse Alpen om aanrafting te doen– met el-kaar omgaan. Gevoelens,opvattingen, normen,waardenpatronen en omgangsvormen die-nen als uitgangspunt voor analyse en discus-sie. Ze zijn de basis voor een gesprek tussenscholieren onderling, tussen leerkrachten enleerlingen en hopelijk tussen kinderen enouders.

Het project beperkt zich tot het op gangbrengen van processen in de richting van eengrotere relatiebekwaamheid. De jongeren wordenaangezet zelf hun verantwoordelijkheid op te

S

hts dertig procentn de jongeren zijn

tevreden met demanier waaropseksuele voor-

lichting thuisof op school

verloopt.

nemen in respect voor de eigenheid, degeestelijke en lichamelijke gezondheid vande ander.

VRIJENDe videofilm Later begint nu duurt 25

minuten. Er is ook een didactische versie van20 minuten. Deze herordent een aantal beel-den uit de film rond specifieke onderwerpenen problemen en heeft tot doel de klasdiscus-sies op een gestructureerde manier op gang tebrengen.

Volgende thema’sworden in de didacti-sche versie aangesne-den␣ :* Vrijen : wat voel je,naar wie luister je, hoeblijf je jezelf…* Contacten leggen meteen vriend(in) : hoedoe je dat, hoe rea-geer je op attent ge-drag, hebben rolpa-tronen een invloed…* Je opinie over : in-tieme vriendschap tus-sen jongens of meis-jes onderling, verliefdworden op een leer-kracht, verliefd wor-den op iemand diereeds vrijt…*␣ Is het waar dat : jon-gens meer kunnen danmeisjes, dat meisjes

naar de jongens moeten luisteren, dat meisjeszowel als jongens initiatieven mogen ne-men…* Waar kun je hulp zoeken␣ ?* Waarover wens je bijkomende informatie␣ ?

De bijhorende leerkrachtenmap is be-doeld als praktische handleiding. Ze bevatuitgewerkte schema’s en aanbevelingen overhoe u de discussie–onderwerpen aan bodkunt brengen met behulp van de didactischevideoversie. Iedere leerkracht is natuurlijk vrijdeze materie volgens de gangbare schoolnor-men te behandelen. U gaat zo ver u dat wenst.

Iedere leerling krijgt een kleine brochure.Ze verwijst naar welbepaalde scènes in defilm waarover een discussie kan worden ge-start. Onder elke foto staat een korte situatie-schets, gevolgd door een aantal vragen. Dejongeren kunnen hun antwoorden noteren.De brochure is een leidraad voor de bespre-king van de relationele aspecten én eenbezinningsdocument waarnaar ze later terugkunnen grijpen.

De brochure bevat een evaluatieformulierdat later wordt opgestuurd naar het Departe-ment Onderwijs. Hier worden de evaluatiege-gevens verwerkt. Dit moet bijdragen tot devorming en bijsturing van het programma, deopleiding en begeleiding van leerkrachten. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣19

Page 20: Klasse voor Leraren 21

GIDS

Het gemeenschapsonderwijs heeft zijn Lokale Raden. Nu heeft het gesubsidi-

eerd onderwijs zijn Participatieraden. Die moeten erover waken dat alle

deelnemers aan het onderwijsgebeuren echt medezeggenschap krijgen. Welke

bevoegdheden hebben die raden en wie controleert de concrete uitvoering␣ ?

DEELNEMEN IS BELANGRIJKERDAN WINNEN

DE PARTICIPATIERADEN IN ACTIE

Het decreet Medezeggenschap in het ge-subsidieerd onderwijs is op 1 januari 1992 inwerking getreden. De participatieraad is sa-mengesteld uit een gelijk aantal vertegen-woordigers van de inrichtende macht, deouders, het personeel en de lokale gemeen-schap. De directeur van de instelling is ookvoorzitter van de participatieraad.

De inrichtende macht wijst haar vertegen-woordigers aan en de ouders kiezen hunvertegenwoordigers. Het personeel kiest zijnvertegenwoordigers op voordracht van derepresentatieve vakbonden. De rechtstreeksverkozenen coöpteren de vertegenwoordi-gers van de lokale gemeenschap. De manda-ten duren vier jaar en zijn hernieuwbaar.Ouders die geen kinderen meer in de schoolhebben of leraars die er geen les meer geven,kunnen natuurlijk geen zitting meer hebben.

In sommige onderwijsinstellingen met eenspecifiek pedagogisch project zijn personeels-leden en ouders statutair vertegenwoordigdin de inrichtende macht. Daar moet geen par-ticipatieraad komen als deze vertegenwoordi-gers op een democratische manier zijn verko-zen én als de samenstelling van die inrichten-de macht gelijkaardig is aan die van een

20 KLASSE NR.21 JANUARI '92

participatieraad. De onderwijsinstellingen dieerkend zijn door de Raad van het PluralistischOnderwijs moeten evenmin een participa-tieraad oprichten.

De participatieraad moet zelf een eigenreglement van orde opstellen. Het decreettekent enkel zeer algemene krijtlijnen quaprocedure–kwesties. De participatieraad moetoperationeel zijn op 31 mei 1992.

DE BEVOEGDHEDENDe participatieraad kan vier grote bevoegd-heden krijgen.1. Informatierecht. De raad heeft recht opinformatie over alle aangelegenheden die hetschoolleven raken. De leden van de raadkunnen nadere toelichting en informatie vra-gen. De inrichtende macht kan de raad ditrecht geven.2. Adviesbevoegdheid. De raad geeft adviesover (minimaal) de algemene organisatie enwerking van de school, de planificatie van deschool en de algemene criteria inzake bege-leiding en evaluatie van de leerlingen. Departicipatieraad kan –na overleg– zelf nogandere aangelegenheden opnemen in zijnreglement van orde.

Ouders, leraars engemeenschap krijgennu overal een stem in

het onderwijs.

3. Overlegbevoegdheid. De raad streeft naarconsensus. Het overleg omvat minimaal decriteria voor aanwending van het lestijden-pakket, de vaststelling en de wijziging van hetschoolreglement, het leerlingenvervoer en deveiligheid en de gezondheid van de leerlin-gen. De participatieraad kan –na overleg– zelfnog andere aangelegenheden opnemen inzijn reglement van orde.4. Instemmingsbevoegdheid. Voor een aantalmateries kan de inrichtende macht geen be-slissing nemen zonder de instemming van departicipatieraad. Instemmingsbevoegdheid isenkel mogelijk in overleg met de inrichtendemacht. In praktijk betekent dat dat de inrich-tende macht haar eigen vrijheid inperkt. Eén-maal de invulling van de bevoegdheid doorde inrichtende macht is aanvaard, is dit regle-ment ook afdwingbaar.Opgelet : punt 4 is niet van toepassing op hetofficieel gesubsidieerd onderwijs. De gemeen-telijke en provinciale overheden zijn hierimmers inrichtende macht. Zij zijn niet ver-plicht toegevingen te doen aan een overlegor-gaan.In de participatieraden van de instellingenvan het HOBU vervangen vertegenwoordi-gers van de studenten de vertegenwoordigersvan de ouders. Elke participatieraad van hetHOBU bepaalt de eigen bevoegdheden. Hijmoet operationeel zijn op 1 januari 1993.

INBREUKENIn de schoot van de Vlaamse Onderwijs-

raad komen twee participatiecolleges␣ : éénvoor het vrij gesubsidieerd onderwijs en éénvoor het officieel gesubsidieerd onderwijs. Zebestaan uit leden van de respectievelijke net-ten, van de meest representatieve organisatiesvan inrichtende machten, ouderverenigingenen vakorganisaties. De colleges treden be-middelend op en zullen inbreuken op debepalingen van het decreet vaststellen. DeVlaamse Executieve kan van de inrichtendemacht maximum 5␣ % van de werkingstoela-gen terugvorderen als ze wetens en willens ofdoor nalatigheid dit decreet niet toepast. ❏

Page 21: Klasse voor Leraren 21

GIDS

HOGERESTUDIETOELAGEN

DE NIEUWE BEREKENINGSWIJZE

VLAANDERENHEEFT MEER DAN

MOET MISBRUIKEN TEGENGAAN

Alle aanvragen voor een studietoelage zijn binnen. Hoe groot

zijn nu hun kansen␣ ? Zoals u weet is het studietoelagenstelsel

grondig herzien. De koppeling aan het kadastraal inkomen

beperkt het aantal toelagen. Maar de meest behoevenden en

de kotstudenten zullen een hogere toelage krijgen.

3000 SCHOLEN

Zoals beloofd tellen we deze maand in KLASSE de scholen.

Er zijn er meer dan 3000. De kleinste Vlaamse kleuterschool

telt precies acht leerlingen. De grootste 426. Gemiddeld telt

een Vlaamse kleuterschool 124 leerlingen. Die cijfers vin-

den we in de Beperkte Statistische Opvraging van het

Project Scholeninterface en de Dienst Statistieken.

Dit schooljaar zijn er 2072 scholen die kleuteronderwijs organise-ren. 327 scholen (15,8␣ %) horen bij het gemeenschapsonderwijs, 405scholen (19,5␣ %) bij het officieel gesubsidieerd onderwijs en 1340 scholen(64,7␣ %) bij het vrij gesubsidieerd onderwijs.

2236 scholen organiseren lager onderwijs. 330 scholen (14,8␣ %)horen bij het gemeenschapsonderwijs, 515 scholen (23␣ %) bij het officieelgesubsidieerd onderwijs en 1391 scholen (62,2␣ %) bij het vrij gesubsidi-eerd onderwijs.

De cijfers voor kleuter– en lager onderwijs slaan grotendeels opdezelfde scholen. Als we al die scholen samenbrengen zien we immersdat 80␣ % van de scholen zowel kleuter– als lager onderwijs organiseert.Slechts 5,8␣ % organiseert alleen kleuteronderwijs en 14,2␣ % organiseertalleen lager onderwijs.

De kleinste autonome kleuterschool telt 8 leerlingen, de grootste 426.Gemiddeld telt een autonome kleuterschool 124 leerlingen. Een autono-me lagere school telt gemiddeld 218 leerlingen. De kleinste heeft erslechts 10, de grootste liefst 742. In een basisschool (kleuter– en lagereschool) zitten gemiddeld 273 leerlingen␣ : 99 kleuters en 174 lagere–schoolkinderen.

SECUNDAIRE SCHOLENDit schooljaar zijn er 1060 scholen die secundair onderwijs organise-

ren. Daarvan horen er 290 (27,4␣ %) bij het gemeenschapsonderwijs, 113(10,7␣ %) bij het officieel gesubsidieerd onderwijs en 657 (62␣ %) bij het vrijgesubsidieerd onderwijs.Slechts iets meer dan 2␣ % van de scholen organiseert ook basisonderwijs.

De kleinste secundaire school telt 9 leerlingen, de grootste 1838.Gemiddeld telt een secundaire school 405 leerlingen. ❏

Gezinnen die een laag netto belastbaar inkomen aangeven maar erfeitelijk warmpjes inzitten zullen voortaan uit de boot vallen. Hetkadastraal inkomen telt als bijkomende welvaartsindicator om misbrui-ken in het toelagenstelsel tegen te gaan. Als het kadastraal inkomen vande aanvrager hoger is dan 20␣ % van zijn netto belastbaar inkomen is hijniet meer minder vermogend en vervalt zijn recht op een studietoelage.Het speelt daarbij geen rol of men eigenaar of huurder is. Het kadastraalinkomen van een woning die u wel bezit maar niet betrekt, wordt dubbelaangerekend. Anderzijds wordt het kadastraal inkomen van de woningdie u bewoont verminderd naargelang van het aantal personen die u tenlaste heeft.

UITZONDERINGENAls uw netto belastbaar inkomen wegens toevallige omstandigheden

uitzonderlijk laag is (bv. een zelfstandige die langdurig ziek was) mag uuw inkomen van een aangrenzend jaar in rekening brengen. Vervan-gingsinkomens worden trouwens dubbel geteld om dergelijke proble-men te vermijden.

De koppeling van het kadastraal inkomen aan het netto belastbaarinkomen geldt niet voor gehuwde studenten, alleenstaande studenten enaanvragers wier inkomen geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit hetbestaansminimum. Dat is een beperkte groep van enkele honderdenstudenten.

HERSCHIKKINGIn het hoger onderwijs bedraagt de besparing 96,6 miljoen frank, in het

secundair onderwijs 45,1 miljoen frank. Dat geld gaat naar de kotstudenten(hun maximumtoelage verhoogt tot 91.000 frank) en de behoeftigestudenten die een inkomen hebben van maximaal 10␣ % van de maximum-grens. Het gaat hier om zelfstandige, gehuwde of alleenstaande studentenof kandidaten met een inkomen dat voor minimum 70␣ % uit vervangingsin-komens bestaat. Zij krijgen nu 150␣ % van de volledige studietoelage(voorheen 130␣ %). Daarmee komen de maximale bedragen op 136.500frank voor kotstudenten, 90.400 frank voor spoorstudenten en 82.500 frankvoor studenten die dicht bij de onderwijsinstelling wonen.

De meerkost voor de kotstudenten bedraagt 89,8 miljoen. Debehoeftige studenten krijgen 12 miljoen frank extra. De resterende 40miljoen gaat naar een reeks experimenten inzake sociale begeleidingvan studenten in het HOBU. De vroegere regeling waarbij studenten uithet HOBU een verhoging kregen van hun studietoelage met 5000 frankvalt wel weg. ❏

Bestuur Studietoelagen – Koningsstraat 138 – 6de verdieping –

1000 Brussel – ✆ 02–211 46 68

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣21

Page 22: Klasse voor Leraren 21

GIDS

NATIONALITEIT␣ :BELGDE ETNISCHE HERKOMST VANVLAAMSE LEERLINGEN

DE TOP VANDE INSPECTIEHet landschap van de Vlaamse on-

derwijsinspectie werd grondig her-

tekend. Tijd voor een who’s who van

de Vlaamse inspectie–top.

1. Algemeen inspecteur–generaal R. Lau-men – Koningsstraat 138 – 7de verdieping –kantoor 703 – 1000 Brussel – ✆ 02–211 46 37.Hij coördineert de werkzaamheden van deinspectie. Hij organiseert ook de werkzaam-heden van de inspecteurs kunstonderwijs,PMS–centra, volwassenenonderwijs en vande taalinspecteurs.2. Inspecteur–generaal hoger onderwijsA. Smets – Koningsstraat 136 – 5de verdie-ping – 1000 Brussel – ✆ 02–211 42 83.Hij organiseert de werkzaamheden van deinspecteurs en de inspecteurs–coördinatorhoger onderwijs.3. Inspecteur–generaal secundair onder-wijs P. Michielsens – RAC Arcadengebouw– 5de verdieping – kantoor 5104 – 1010Brussel – ✆ 02–210 53 21.Hij organiseert de werkzaamheden van deinspecteurs en de inspecteurs–coördinatorsecundair onderwijs.Inspecteur–coördinator ASO–KSO A. Baert– RAC Arcadengebouw – 5de verdieping –kantoor 5105 – 1010 Brussel – ✆ 02–210 52 85.Zij coördineert de werkzaamheden van deinspectie van het algemeen secundair enkunstsecundair onderwijs.Inspecteur–coördinator TSO–BSO N. Van-coillie – RAC Arcadengebouw – 5de verdie-ping – kantoor 5107 – 1010 Brussel –✆ 02–210 52 84.Zij coördineert de werkzaamheden van deinspectie van het technisch secundair, hetberoepssecundair en het buitengewoon se-cundair onderwijs.4. Inspecteur–generaal basisonderwijs R.Staelens – Koningsstraat 138 – 4de verdie-ping – kantoor 405 – 1000 Brussel –✆ 02–211 45 15.Hij organiseert de werkzaamheden van deinspecteurs en de inspecteurs–coördinatorbasis– en buitengewoon basisonderwijs. ❏

U vindt deze informatie ook in de

omzendbrief OND/VI/1/ van 16 oktober

1991. Die ligt in uw school ter inzage. In

dezelfde omzendbrief vindt u ook alle

adressen van de inspectieleden secundair

onderwijs naar wie uw school de

lesroosters heeft gestuurd.

22 KLASSE NR.21 JANUARI '92

In Vlaanderen zitten meer dan 63.000

kinderen op een lagere school met

meer dan 5␣ % vreemdelingen. Daar-

van hebben er 72,3␣ % de Belgische

nationaliteit. Als we echter kijken naar

etnische herkomst blijkt nog slechts

58,3␣ % «Belg» te zijn. Dat stelt een

recent onderzoek van het Hoger In-

stituut voor de Arbeid. Het HIVA legt

ook de link naar het opleidingsni-

veau van de ouders. Het verschil met

de Belgische ouders blijft voorlopig

nog groot.

Dit schooljaar ging het onderwijsvoor-rangsbeleid voor migranten van start. Opbasis van de criteria etnische herkomst van deleerlingen en opleidingsniveau van hun ouderskrijgen de scholen extra–voorzieningen. Deonderwijsstatistieken geven hierover echtergeen informatie. Het onderzoek maakt danook een schatting van het aantal doelgroepleer-lingen in het basisonderwijs.

Ingrid Vanhoren en Veerle Van de Veldetonen aan dat het aantal doelgroepleerlingenvoor het onderwijsvoorrangsbeleid sterk stijgtals we de etnische herkomst bekijken enniet de nationaliteit. In het kleuteronderwijszitten er dan 6,9␣ % meer doelgroepleerlingenen in het lager onderwijs 6,2␣ %. De concentra-tiegraad van vreemdelingen ligt zo heel wat

hoger. Op basis van de nationaliteit telt 22,5␣ %van de kleuterscholen en 22,8␣ % van delagere scholen meer dan de helft doelgroepleer-lingen. Op basis van de etnische herkomstzijn er respectievelijk 32,4␣ % en 39,9␣ % «zwar-te» scholen.

Ouders van Westeuropese en Oosteuro-pese herkomst laten het meest hun kinderennaturaliseren. Bij de groep van Zuideuropeseafkomst is dat ook nog ongeveer de helft.Marokkaanse en Turkse kinderen hebben hetminst de Belgische nationaliteit␣ : 8,5␣ % res-pectievelijk 4,5␣ % in het kleuteronderwijs en4,7␣ % respectievelijk 3,9␣ % in het lager onder-wijs. In het kleuteronderwijs is het aantalgenaturaliseerde kinderen duidelijk hoger danin het lager onderwijs.

Het opleidingsniveau van ouders van vreem-de herkomst stijgt, maar het verschil met deVlaamse ouders blijft groot. Vooral Marok-kaanse en Turkse ouders hebben een groteachterstand. In het lager onderwijs heeft 93,6␣ %van de Marokkaanse en 95,8␣ % van de Turkseouders slechts lager secundair onderwijs beëin-digd. In het kleuteronderwijs is dit respectie-velijk 82,7␣ % en 82,6␣ %. Van de Belgischemoeders heeft in het lager onderwijs 35␣ % tenhoogste lager secundair onderwijs beëindigd,in het kleuteronderwijs is dit 24␣ %. ❏

Etnische herkomst van leerlingen in het

basisonderwijs – Ingrid Vanhoren en

Veerle Van de Velde – Hoger Instituut

voor de Arbeid – E. Van Evenstraat 2e –

3000 Leuven – ✆ 016–28 33 20 – Het

onderzoek gebeurde op initiatief van de

Gemeenschapsminister van Onderwijs

Page 23: Klasse voor Leraren 21

GIDS

DE TAAL VAN DE AMBTENAAREen formulier invullen of een ambtelijke brief lezen… ’t is niet gemakkelijk. Dat zijn

we al zo gewoon dat we niet eens meer beseffen dat het ook anders kán. Vlaamse

ambtenaren volgen nu echter specifieke schrijftrainingen waarvan u weldra het

resultaat moet voelen. Of niet ?

«IK BEGRIJP ER NIETS VAN»

Brieven enformulieren uit«Brussel» zijnvaak onleesbaar.Dat moetveranderen.

De hogere Vlaamse ambtenaren hieldenal een colloquium onder de vlag «Begrijpt deburger ons ?»

Daar zei Willy Penninckx : «De Vlaamseoverheid, die nu eindelijk baas in eigen huisis, moet het voorbeeld geven. Ons doel moetzijn het Nederlands in onze overheidsdien-sten uit te bouwen tot een perfect communi-catiemiddel. Een taalgebruik dat toegankelijkis voor de burger, dat de overheid in staat steltefficiënt om te gaan met de burgers en dat henuitnodigt tot communicatie en samenwerkingmet de overheid.

We moeten het Nederlands van de Vlaamseoverheid omsmeden tot een model van doel-matige communicatie. En het is niet te hooggegrepen het op dat punt beter te willen doendan onze taalgenoten in het Noorden. Wijmoeten opnieuw de voortrekkers van deNederlandse taal en cultuur worden.

Ik geloof in deze historische rol vanVlaanderen. En in dat geloof word ik gesterktdoor de ervaring die ik de laatste maandenheb opgedaan in mijn contacten met jongeVlaamse ambtenaren. Hun zakelijke aanpak,hun organisatietalent en vooral hun enthou-siasme hebben bij mij verbazing en bewonde-ring gewekt. Zelf oud–ambtenaar zijnde, heb

ik hen op een dag gezegd␣ : ambtenaren zijnniet meer wat ze geweest zijn. En ik heb hetmet een zucht van verlichting gezegd.»

DUIDELIJKE TAALDe relicten van de Franse overheersing

moeten weg en alle ambtenaren moetenbewust worden van het probleem dat deburger hun taal meestal gewoonweg nietbegrijpt. De zinnen zijn te lang en onduidelijk,de woorden zijn vergezocht en onbegrijpelijk.

Duidelijke taal daarentegen is efficiëntvoor alle betrokkenen en draagt bij tot eendemocratischer overheidsbeleid. Bovendienstaat de taal van de overheid vaak model. Deburger neemt die taal over.

Willy Penninckx : «We hebben nu bij deVlaamse overheid een Departement Onder-wijs. Iedereen noemt dat zo en dat is geenprobleem. Maar misschien herinnert u zichdat we enige tijd geleden niet over Onderwijsmaar over Nationale Opvoeding spraken.Hoe dat kwam is heel eenvoudig. OnzeFranstalige landgenoten hebben op een be-paald moment gemerkt dat Onderwijs inFrankrijk Education Nationale heette en dathebben ze overgenomen. En wat hebben wijtoen gedaan␣ ?

Letterlijk vertaald wat er stond en iedereenpraatte de overheid na.»

SCHRIJFTRAININGENPeter Zuijdgeest organiseerde schrijftrai-

ningen voor ambtenaren in het NederlandseVoorburg. De cursus Begrijpelijk schrijvenleidde tot een veel bewuster taalgebruik. Deteksten werden heel wat leesbaarder. Maarhet allerbelangrijkste is dat individuele ambte-naren de smaak te pakken kregen.

Zuijdgeest : «Ze gingen experimenteren.Ze durfden de taal van wetten en modelveror-deningen los te laten en stemden hun brievenen nota’s af op de ontvanger. Die geslaagdeteksten bleven niet onopgemerkt. Raadsledenbegonnen ambtenaren complimentjes te ma-ken over hun taalgebruik, de regionale persstelde Voorburg met regelmaat aan anderegemeenten ten voorbeeld en, geloof het ofniet, burgers begonnen de gemeente bedank-jes te sturen voor het taalgebruik.»

Ook bij ons zijn er nu praktische schrijf-trainingen voor ambtenaren aan de gang. HetAfstandsonderwijs werkt aan een handlei-ding In Duidelijk Nederlands en er groeit eentaalzorgstructuur in elk departement. Hope-lijk merkt u daar weldra ook iets van. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣23

Page 24: Klasse voor Leraren 21

24 KLASSE NR.21 JANUARI '92

PERS

NIET MEER NAAR SCHOOLSinds begin november krijgen zestig leerlingen van de Tilburgse Scho-

lengemeenschap De Rooi Pannen per computer les in de vakken bedrijfs-economie en bedrijfsadministratie. Via hun beeldscherm staan ze in verbin-ding met hun leraar.

De leerlingen hebben thuis de beschikking over een PC, een printer eneen modem. Ze kunnen dus via de telefoonlijn contact houden met decomputer van hun leraar.

Alle betrokkenen verwachten heel veel van dit experiment. De leerlin-gen zijn heel enthousiast over hun nieuwe «speelgoed» en de leraars hopenzo verschillende leerlingen op verschillende niveaus les te geven.

Aan het einde van het schooljaar volgt er een onderwijskundige én eenverkeerstechnische evaluatie. Men hoopt immers ook via het teleleren hetopenbaar vervoer en de autowegen te ontlasten. ❏

(NRC Handelsblad/Ned.)

PILLENJEUGDVan de Westvlaamse jonge-

ren tussen 14 en 19 jaar grijptliefst 32,2 % regelmatig naar ge-neesmiddelen. Opmerkelijk is bo-vendien dat het aantal pillen slik-kende meisjes haast dubbel zo hoogligt dan het aantal jongens. Voor-al pijnstillers blijken «in», gevolgddoor kalmeermiddelen.

Jongeren blijken alsmaar min-der bestand tegen stress, vermoeid-heid en de verhoogde prestatie-druk. Maar ook hun omgevingdraagt schuld. Want dokters schrij-ven vlot, zeer vlot geneesmidde-len voor en ook de ouders keurenhet gebruik goed.

Tot die conclusie kwam hetonderzoeksteam van de Rijksuni-versiteit Gent na een onderzoekbij 1951 leerlingen uit alle mid-delbare richtingen.

Van alcohol zijn de Westvlaam-se jongeren, vooral de jongensdan, al evenmin vies. Het drugge-bruik blijkt dan weer mee te val-len, en het aantal rokende jonge-ren blijft dalen. ❏

(Het Volk)

TOPSPORTEN STUDIEMeer dan ooit zijn topsport

en hogere studies moeilijk te com-bineren. Wie als atleet op interna-tionaal vlak iets wil betekenen,wordt in die mate door zijn ofhaar sport in beslag genomen datnauwelijks nog tijd en energie res-ten om intellectuele kennis te ver-garen. De Vrije Universiteit vanBrussel wil daar iets aan doen.Dank zij het project Topsport enStudie worden dit academisch jaar51 jongens en meisjes in de moge-lijkheid gesteld hun studies zo teorganiseren dat hun sportactivi-teiten daar niet onder lijden.

Het is al het vierde opeenvol-gende jaar dat de VUB met deze inhet buitenland al langer bekendecombinatie studie–sport uitpakt.␣ ␣ ❏

(De Standaard)

n

t

f

LEUKELERAARS

Franstalig gemeenschapsmi-nister van Onderwijs, Ivan Ylieffstelt vast dat het leraarsberoep inde Franse gemeenschap blijkbaarweer aantrekkelijk geworden isna de jongste beslissingen i.v.m.loonsverhogingen e.d. Hij meentdit te kunnen afleiden uit het stij-gend aantal inschrijvingen in hetpedagogisch hoger onderwijs. Hetaantal eerstejaars in de Fransta-lige normaalscholen zou dit school-jaar met ongeveer 10 % stijgen.❏

(Het Nieuwsblad)

TEKORTAls de reële eenheidsloonkost

jaarlijks met 2 % stijgt, dan zalhet Vlaams onderwijstekort in con-stante prijzen van 1989 stijgenvan 1,5 miljard frank in 1990 tot15,8 miljard in 1998. Het gecu-muleerd tekort van de Vlaamsegemeenschap zal 78 miljard be-dragen, dat van de Franse ge-meenschap 92 miljard. Als de loon-kost met 3 % groeit, wat op ditogenblik het geval is, dan stijgthet globaal tekort voor de Vlaam-se gemeenschap zelfs tot 149 mil-jard frank. ❏

(Trends)

DE SCHOOLSFEERM. Van Dijck–Lovink onder-

vroeg 1100 eerstejaarsstudentenuit het hoger beroepsonderwijs(HBO) over hun verwachtingenvan de opleiding en hun motivatiedaarvoor.

Over de slechte resultaten vaneerstejaars in het HBO wordt inNederland al jaren geklaagd. Zon-debok is volgens velen het secun-dair onderwijs dat onvoldoende zouaansluiten bij het hoger onderwijs.Volgens Van Dijck heeft een derdevan de problemen echter te makenmet het tegenvallen van de oplei-ding. Dat geldt niet alleen vooropzet of inhoud van de studie. Deschool is vaak te massaal en on-persoonlijk naar de smaak van denieuwe student. Voorlichting speeltdus een grote rol bij het bijstellenvan het beeld dat leerlingen vaneen opleiding hebben.

Het lijkt erg gemakkelijk : ver-beter de voorlichting en de studie-resultaten vliegen omhoog. Desecundaire scholen staan echtervoor een zware taak : hoe geef jede sfeer van een school weer ?❏

(Het Parool, Ned.)

JONGELERAARSHAKEN AF

Veel jonge leraars in het Ne-derlandse secundair onderwijshouden het na twee of drie jaarvoor gezien. Hun baan voldoetniet aan de verwachtingen, hetsalaris valt tegen of ze krijgenkinderen en wijden zich aan hungezin. Na verloop van een jaar ofzeven hebben zelfs zes van de tiebeginnende leraars hun heil el-ders gezocht.

Beginnende leraars zijn ookextra–kwetsbaar, zegt CornéliaOoms van de Vrije UniversiteitAmsterdam. Het «last in, first out»–principe is uiteraard vooral op debeginnende, vaak in een tijdelijkebetrekking tewerkgestelde leraarvan toepassing.

Iets meer dan de helft van demannen verdwijnt en maar liefstzeven van de tien leraressen gooienhet krijtje erbij neer. Ruim twintigprocent koos een baan buiten heonderwijs, meer dan de helft werdwerkloos, negen procent koos voorhet huishouden en de kinderen,zeven procent ten slotte kwam naverloop van tijd terug in het on-derwijs.

De oorzaken van dit –al danniet gedwongen– vertrek zijn ve-lerlei. De status van het beroep isingezakt en de arbeidsvoldoeninguitgedrukt in het maandelijkse in-komen loopt achter bij het be-drijfsleven. Bovendien is werkenmet pubers geen lichte taak. Or-deproblemen, vooral in het eerstejaar, kunnen een beginnende le-raar maken of breken. Beginnen-de leraars ervaren een zware werk-druk, omdat ze vaak –zonder rou-tine en ervaring– in moeilijke klas-sen terecht komen. Ten slotte zijner nog het gebrek aan carrière-perspectief en de soms moeilijkeaanpassing aan de gevestigde staop school.

Zoveel jonge leraars die vroeg-tijdig afhaken is hoe dan ook eenslechte investering in «human ca-pital». Het onderwijs moet zuinigzijn op gemotiveerde mensen, henvoor het onderwijs behouden endus moet het alle oorzaken hier-boven ernstig aanpakken. ❏

(Katholiek Schoolblad, Ned.)

Page 25: Klasse voor Leraren 21

PERS

ZWAKKELINGENBelgische kinderen van 7 tot 14 jaar hebben minder uithoudingsvermo-

gen dan hun leeftijdsgenoten uit de ons omringende landen. Bovendienevolueert het uithoudingsvermogen tijdens de groei van deze jongeren inongunstige zin.

Het percentage fysiek actieve jongens en meisjes uit het middelbaaronderwijs overstijgt de 60 % niet.

Het aantal jonge mensen dat volledig geschikt wordt bevonden voor delegerdienst en geen enkel zichtbaar gebrek vertoont, daalde tussen 1977 en1986 van 65 naar 42 %. Het aantal dienstplichtigen met een lichaamsge-wicht hoger dan 100 kg stijgt op spectaculaire wijze. In 1976 waren nog50 % van de recruten aangesloten bij een sportclub. In 1986 was dat nogslechts 33 % en twee jaar later nog 20 %.

Bij onderzoek in de Brusselse agglomeratie bleek dat 30 % van deonderzochte kinderen houdingsafwijkingen en een uitgesproken gebrek aanspierkracht vertoonden. ❏

(Artsenkrant)

PLURALISTISCHONDERWIJS

Bij de installatie van de nieu-we Nederlandstalige Kamer vande Raad van het PluralistischOnderwijs zei minister van onder-wijs Coens te blijven geloven inde maatschappelijke betekenis vande vrije keuze en daarom ook vande pluralistische school. Hij zietdeze als een aanvulling van onsonderwijslandschap, niet als hetalternatief voor reeds bestaandepedagogische projecten.

De voorzitter van de Neder-landstalige kamer, Hugo Dufour,zei dat er een maatschappelijkebehoefte bestaat aan pluralisti-sche scholen (een schooltype waarde verschillende religieuze en fi-losofische strekkingen actief aan-wezig zouden zijn). Die leeft bijeen aantal methodenscholen enbij sommige scholen «zonder ka-rakter». (Er zijn vier mogelijkhe-den voor het karakter van eenschool : confessioneel, niet–con-fessioneel, pluralistisch of zonderkarakter). Bij sommige beleids-verantwoordelijken bestaat volgenshem de wens om officiële gesubsi-dieerde scholen toe te laten tot hetstatuut van de pluralistische school.Hij zei ervan overtuigd te zijn dat,«eens de wettelijke mogelijkheidaanwezig is, de sluimerende be-hoefte aan pluralistische scholenzal openbloeien.»

Hij sprak tevens de wens uitdat alle netten de kans zouden krij-gen om te kiezen voor het karaktervan de pluralistische school. Daar-toe stelt hij voor de grondwet teveranderen. De politieke partijenverweet hij niet meer dan lippen-dienst te bewijzen aan de zaak vanhet pluralistisch onderwijs. ❏

(Gazet van Antwerpen)

RITZEN IN DE HOEKGeen enkele minister van on-

derwijs is populair geworden doorhet lesgeld te verhogen. MinisterRitzen maakt het echter wel ergbont met zijn voorstel om de oudersde gaten in zijn begroting te latendichten. De verhoging met drie-honderd gulden en de financiëlestraf voor zittenblijvers of voorleerlingen die niet de kortste rou-te door het onderwijs hebben ge-kozen zijn veel te fors. De leerlin-gen betalen dan ongeveer een derdevan de kosten van hun onderwijszelf. ❏

(NRC Handelsblad, Ned.)

ANTISEMITISMEEen Nederlands onderzoek bij

876 leerlingen van 14 tot 18 jaartoont aan dat ze verre van antise-mitisch én verre van autoritairzijn. Een klein, wisselend percen-tage vindt dat joden beter in Is-raël wonen, of geldwolven zijn, ofschuld hebben aan de dood vanJezus. Slechts zes leerlingen zijnhet eens met alle drie de stellin-gen en mogen we extreem antise-mitisch noemen.

Voor autoritarisme komt het-zelfde beeld naar voor. De leer-lingen zijn zelfs anti–autoritair tenoemen en er zijn helemaal geenextreem autoritaire leerlingen.

Meisjes hebben een duidelijkminder antisemitische houding danjongens. Ook scoren meisjes la-ger bij autoritarisme dan jongens.

Ten slotte zijn leerlingen metmeer kennis over de jodenvervol-ging in WO II minder antisemi-tisch. En hoe hoger de sociaal–economische status van het gezin,hoe groter de kennis van de leer-ling over de jodenvervolging. Con-clusie : een goed geïnformeerdeleerling is minder antisemitischen minder autoritair. ❏

(Van twaalf tot zestien, Ned.)

HUISWERK : RAP RAPHuiswerk bespaart tijd. Huis-

werk kost tijd. Het eerste is eenvaak gebruikt argument vóór, hetandere wordt al even vaak gebruikttegen het geven van huiswerk. Aanhet einde van de les geeft de leraarnog rap, rap enkele taken op diede leerling tussen twee favorietetv–programma’s rap, rap maakt.Op weinig scholen blijken huis-werkafspraken te bestaan.

Uit een recent Nederlands on-derzoek van de Katholieke Univer-siteit van Brabant blijkt dat slechts20 % van de scholen aandacht be-steed aan het bevorderen van goedestudiegewoonten. Dat is jammer, wantde huiswerklast is flink wat lichterals de leraar de studiegewoontenvan de leerling verbetert.

Al met al is op veel scholensprake van een onwerkbare situa-tie. Leraars en leerlingen moetendus duidelijke afspraken maken overhet huiswerk. Daarnaast dringende onderzoekers erop aan de indi-viduele leerling veel beter te hel-pen bij het studeren. ❏

(School, Ned.)

rnn-.

-

i-s

--i-

ne-

OUDERPARTICIPATIEACHTERHAALD ?

Frederik Smit is geen voorstander meevan ouders en leerkrachten samen in éémedezeggenschapsraad. Als het erop aakomt hebben ze daar toch niks te vertellenIn zijn doctoraat aan de Universiteit vanAmsterdam pleit hij voor een aparte ouder-raad.

Smit bracht de ouderactiviteiten in kaart.In Nederland zijn momenteel zo’n 600.000ouders actief in basis– en secundair onderwijs. Toch houdt nog zo’n 20 % van debasisscholen de ouders zonder pardon buten. Bij de andere 80 % helpen de oudervooral bij sportdagen en schoolreisjes, enslechts bij ongeveer de helft gaat het omdaadwerkelijke steun tijdens de lessen.

De medezeggenschapsraad is overbodige folklore, stelt Smit. Het is een personeelsvergadering waar de ouders aanschuven. Ze worden er «bijgepraat» over delaatste ontwikkelingen. Smit pleit dus vooreen zelfstandige ouderraad opdat ook hugeluid het schoolbestuur zou bereiken. Zkunnen er praten over onderwijs en opvoeding én zelf voorstellen lanceren. ❏

(De Volkskrant, Ned.)

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣25

Page 26: Klasse voor Leraren 21

26 KLASSE NR.21 JANUARI '92

FORUM

MIJN LEERLINGEN ZIJNRACISTISCHMAAR WAT DOE IKDAARAAN␣ ?Elke leraar hoort wel eens racistische opmerkingen in de

les. Gerda Moeneclaey van de Rijksuniversiteit Gent geeft

praktische richtlijnen om racisme en fascisme op school

onaantrekkelijk te maken. Daarvoor moeten we vier basis-

houdingen bij de leerlingen bevorderen. Geen wonder-

middelen, wel een taak voor elke dag.

Bij een slecht ontwikkeld zelf-waardegevoel is het aanlokkelijkdat ten koste van anderen te gaanopvijzelen. Alleen wie een goedwaardegevoel heeft, is in staat omanderen in hun eigenwaarde telaten. Wie als opvoeder fascismeen racisme wil tegengaan, zal erdus allereerst belang aan hechtendat het zelfwaardegevoel van jon-ge mensen zich gezond ontwik-kelt. Er bestaat een verschil inmening over wat een gezond ont-wikkeld zelfdwaardegevoel is. Fas-cisten zullen het definiëren als eenhouding waarin hardheid centraalstaat en twijfel afwezig is; waarinvooral de eigen bedoelingen ofdie van de verheerlijkte leider do-mineren; en waarin met anderengeen rekening wordt gehouden.

GEEF ZELFWAARDEEen juiste definitie van een

goed zelfwaardegevoel is moeilijkte geven. Het is wel belangrijkeens na te denken over de eigen-schappen die we moeten bevor-deren␣ : je hoort erbij, je mag ookeens zwak zijn of fouten maken enje hebt recht op emotionele warm-te en steun.

«Hardheid en geen twijfel» kanjongeren aantrekken in fascisme.Achter het krampachtig stoer doenvan jongeren zit meestal een ge-kwetst zelfwaardegevoel␣ : het weg-dringen van gevoelens van mis-lukking, zwak zijn, onmacht, een-zaamheid. Gevoelens die, vooral

jongens, niet mogen tonen zondervoor een zwakkeling genomen teworden. Acceptatie van deze ge-voelens kan iemand helpen zijnzelfwaardegevoel te houden. Het-zelfde geldt voor grootheidsfanta-sieën. Ook die zijn een aspect vande persoon, zo goed als gevoelensvan klein en zwak zijn. Beide moetenaanvaard worden. Leerkrachtenkunnen hierbij helpen. Ze kunnenleerlingen stimuleren hun best tedoen en toch van zichzelf te ac-cepteren dat ze iets niet kunnen.

Het kan voor leerlingen waar-devol zijn als zij van een leerkrachtnaar wie ze opkijken ook eenshoren dat die met iets moeite heeft,iets niet kan, fouten maakt… Leer-lingen hebben dan minder hetgevoel dat alleen zij zoiets meema-ken. Vooral pubers hebben er moeitemee om te erkennen dat iets nietlukt. Hun zelfwaardegevoel is ergkwetsbaar. Ze kunnen pas zwak-heden van anderen aanvaarden,niet uitbuiten, als ze zelf een goedzelfwaardegevoel hebben.

Jongeren kunnen geen gezondzelfwaardegevoel opbouwen zon-der emotionele warmte en steunvan anderen. Ze hebben ook kritieknodig. Ik vermoed dat het onder-wijs, vooral het middelbaar onder-wijs (de sterkste richtingen), in veelgevallen zo sterk op de leerstofgericht is, dat de lerende mens teweinig wordt gezien. Aan de nood-zakelijke behoefte aan sympathie,aan begripsvolle kritiek en aan schou-derklopjes wordt waarschijnlijk teweinig voldaan. Leerlingen die hetongeluk hebben dat hun thuissitua-tie weinig geborgenheid biedt endie op school een aantal sarcasti-sche leerkrachten aantreffen, kun-nen verbitterd worden. Dit kan lei-den tot de behoefte aan wraak.

Jongeren blijken zich vaak uitvereenzaming aangetrokken te

voelen tot neofascistische organi-saties. Daar wordt de behoefte omopgenomen te zijn in een geheelzeer sterk bevredigd. Op leerlin-gen die te langdurig apart hebbengestaan en verlangd hebben er-gens bij te horen, gaat een sterkappèl uit van vlaggen, parades,rituelen, uniformen, symbolen eninsignes. Erbij horen␣ ! Voelt ie-mand zichzelf te gebonden of teeenzaam␣ ? In beide gevallen kun-nen leerkrachten en opvoedersproberen daar iets aan te doen.

LEER ZE GELIJKHEIDHet blindelings volgen van een

leider en uitvoeren wat die be-veelt, kan tegengegaan wordendoor gelijkwaardigheid en zelfstan-digheid te bevorderen. Dat allemensen gelijke rechten hebben,wordt dikwijls gezegd. Het kanook tot uiting komen in het gedragvan leerkrachten, bij voorbeeld bijmeningsverschillen, door verschil-len tussen mensen te aanvaardenen door discriminerende opmer-kingen te bespreken.1. In meningsverschillen enconflicten

Er doen zich op school, thuisen elders talloze meningsverschil-len en conflicten voor. Op schoolzowel tussen leerlingen onderling,als tussen leerkracht en leerlingen.De manier waarop leerkrachtenmet meningsverschillen omgaan,heeft invloed op hoe jongeren datzelf in hun latere leven zullenwillen doen. Bij meningsverschil-len kan de sterkste winnen (dehardste schreeuwer, de populair-ste) of er vindt een discussie plaatswaarin echt wordt geluisterd naarelkaars standpunten. Dit laatstebevordert de gelijkwaardigheid.Leerlingen die zo’n situatie jaren-lang meemaken, herkennen hetsnel als ergens het recht van de

Page 27: Klasse voor Leraren 21

FORUM

UW EIGENVOOROORDELEN

Iedereen heeft vooroordelen.Ook u. Voor hun ontstaanbent u niet zelf verantwoor-delijk. Wél voor de houdingdie u er tegenover aanneemt.Maar daarvoor moet u eerstbewust worden van de eigenvooroordelen. Dat is de eer-ste voorwaarde om als leraarte kunnen werken aan ste-reotypes, vooroordelen, ra-cisme en discriminatie. Als udaaraan samen met uw leer-lingen wil werken kan datbijvoorbeeld met de LesmapRacisme van Info Jeugd.De map kost 300␣ fr.Bestellen bij Info Jeugd – Prins-straat 15 – 2000 Antwerpen– ✆ 03–231 07 58

sterkste geldt. De kans is groot datze zo’n samenlevingsvorm niet willenaanvaarden. Ze zijn beter gewoon␣ !2. Verschillen tussen mensen

Mensen verschillen in uiterlijkvan elkaar maar ook ten aanzienvan gevoelens en opvattingen. Dis-criminatie heeft altijd te makenmet het niet aanvaarden van ver-schillen. Leerkrachten kunnen al-leen al door hun voorbeeld veelbereiken. Uit vrees voor discrimi-natie hebben leerkrachten somsde neiging om meer de klemtoonte leggen op overeenkomsten tus-sen leerlingen dan op de verschil-len. Het is goed om beide te zienen soms beide in de klas te bespre-ken.3. Discriminerende opmerkin-gen bespreken

Discriminerende opmerkingenkunnen worden besproken, zodatjonge mensen leren welke gevol-gen die hebben. Om dezelfde re-den is het goed als jongeren inzienin hoeverre zij superioriteitsgevoe-lens hebben ten opzichte van an-

deren. Zij kunnen dan proberendie gevoelens af te bouwen.

GEEF ZE ZELFSTANDIGHEIDZelfstandige mensen hebben

geen behoefte aan fascisme omdatzij in een fascistische samenlevinghun zelfstandigheid moeten opge-ven. Er zijn twee onderwijshou-dingen waardoor mensen niet le-ren zelfstandig zijn en waardoorze behoefte krijgen aan sterke lei-ders␣ : de autoritaire stijl en deopvoedingsstijl waarbij te weinigrichting wordt geboden.

Autoritair zijn houdt in dat ie-mand voor een ander bepaalt water gebeuren moet, wat waar is,wat mooi is en wat goed is. Op alleaspecten van het bestaan, op hetgebied van gedrag, van waarheid,van esthetica en ethiek kan ie-mand autoritair zijn. In een fascis-tische samenleving bepaalt de lei-der (of de partij) alle aspecten vanhet bestaan. Mensen die gewendzijn aan een autoritaire leefstijl,zullen waarschijnlijk op zoek blij-

«Leraars hebben veel meerinvloed op hun leerlingen

dan zij zelf beseffen.Dat geldt ook voor racistische

opmerkingen.»

ven naar autoriteitsfiguren. Men iseraan gewend om aan hen rich-ting te ontlenen. Er is geen eigenrichtsnoer ontwikkeld. De tegen-gestelde opvoedingshouding heefthetzelfde resultaat. Als aan jonge-ren te weinig richtsnoer, te weinigzekerheid wordt geboden kan daar-door op latere leeftijd een groterebehoefte aan een krachtige leiderontstaan.

Om een eigen mening te lerenvormen, is het noodzakelijk datjongeren zich achtereenvolgens metverschillende meningen identifi-ceren. Leerkrachten kunnen ge-rust hun eigen mening geven, opvoorwaarde dat leerlingen zich metmeerdere standpunten mogen iden-tificeren en de leerkracht het eigenstandpunt ter discussie kan stellen.Het gevaar van indoctrinatie is danniet aanwezig (wat ouders ookmogen beweren). Dit geldt ookvoor ethische vragen en esthe-tische standpunten. Jongeren kun-nen op school leren een afwijkendstandpunt te verdedigen in eengroep, zij kunnen leren zelf opzoek te gaan naar bepaalde gege-vens, zij kunnen reclame toetsenop haar waarheid enz.

MAAK ZE KRITISCHKritisch zijn kan ook worden

bevorderd door attent te zijn op demanier waarop leerlingen over el-kaar praten. Als leerlingen onder-ling stereotypes gebruiken («zij isaltijd…» of «hij zegt dat, omdat hijnou eenmaal…») moet de leerkrachtdaar aandacht aan schenken.Enerzijds omdat het voor de leer-lingen onderling beter is, ander-zijds omdat zij daardoor in detoekomst misschien ten opzichtevan anderen minder stereotype-rend zullen zijn. Een specifiekesituatie waarin kritisch denkennoodzakelijk is, is ten tijden vanhetzes. Die kunnen het gevolgzijn van een bomaanslag, een TV–uitzending (Golfoorlog, Rushdie)enz. Dit zijn voor de leerkrachtdankbare onderwerpen om kri-tisch met de leerlingen te bespre-ken. In de eerste plaats geeft zo’nsituatie een goed inzicht in defactoren die een verstandig oor-deel belemmeren (sociale druk,eenzijdig geïnformeerd zijn enz.).Op de tweede plaats blijken veelmensen tijdens hetzes een ex-treem, hard standpunt in te ne-men, waaraan zij zich bovendien

soms later gebonden blijven voe-len. Een hetzeperiode kan op diemanier het denken in extremerichting verschuiven. Reden ge-noeg dus om erop in te gaan.

GEEN NIHILISMEAls opvoeders aan mensen een

zinvolle levensoriëntatie willen bie-den, moeten zij ergens voor zijn endat laten blijken. Ik vermoed dat ertwee types opvoeders niet in staatzijn de leerlingen te begeleiden bijeen hoopvol toekomstbeeld␣ : denihilistische opvoeders stralen uitdat het toch allemaal niets uit-maakt, dat je evengoed door dehond als door de kat gebeten kanworden, dat politiek eenmaal rot-zooi is enz. Wie sterk onder in-vloed raakt van deze houding zalalle toekomstperspectief verliezen.Dogmatische opvoeders daaren-tegen zien slechts één invullingvan het leven als goed en zijn ookniet in staat jongeren te begeleidenbij het zoeken naar een eigenoriëntatie op de toekomst.

Ik ben ervan overtuigd datleerkrachten veel meer invloedhebben op hun leerlingen dan zijzelf beseffen. Het is dan ook be-langrijk dat ze die invloed gebrui-ken voor de goede zaak. ❏

Gerda Moeneclaey van het Seminarie

en Laboratorium voor Jeugdwelzijn

en Volwassenenvorming (RUG)

formuleerde deze stelling op de

studiedag «School en Racisme».

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣27

Page 28: Klasse voor Leraren 21

28 KLASSE NR.21 JANUARI '92

FORUM

deSPRAAK-MAKERS

LEER ZE TV KIJKENWe horen het zo vaak␣ : onze leerlingen kijken te veel TV en

staan er niet kritisch tegenover. En het onderwijs doet daar

weinig of niets aan.

AAN ÉÉNTOUW TREKKEN

Dr. H.J.M. Hermans, hoogleraarpersoonlijkheidsleer Nijmegen : «Re-sultaten van eigen onderzoek ge-ven ons de sterke indruk dat in hetalgemeen leraars hun werk metplezier doen, dat zij tevreden zijnmet hun werksituatie, dat zij hunberoep weliswaar tamelijk zwaarvinden, maar dat zij gemotiveerdzijn om hun werk zo goed moge-lijk te doen.Het idee dat men wel eens krijgtuit publikaties in de pers, dat le-raars in het algemeen hun werkniet aankunnen, ontevreden zijnen gedemotiveerd, is in onze ogenzeer onjuist en doet geen recht aande vele leraars in het onderwijs diemet veel energie en inzet, dag indag uit leerlingen lesgeven en be-geleiden. Er moet met andere woor-den voor worden gewaakt dat le-raars geen demotivatie–crisis wordt

aangepraat, die als een zichzelfwaarmakende voorspelling gaat wer-ken en hen inderdaad demoti-veert.»

Jos Decorte, werkgroep filosofiein secundair onderwijs␣ : «Alle West-europese landen programmerenfilosofie als verplicht of als faculta-tief vak voor alle richtingen, of alsverplicht vak voor minstens be-paalde richtingen van het secun-dair onderwijs.Maar bij ons is de toestand regel-recht beschamend. Nochtans is fi-losofie het vak bij uitstek waarinmen leert aandacht te hebben voorde bril waardoor men ziet, eerderdan voor de dingen die men er-mee ziet. Een kritische houdingaannemen tegenover die bril (doorandere op te zetten en te lerenwaarderen, positief of negatief)

dat is wat filosofie kan leren. Ditvak moet jonge mensen niet naariets anders, iets nieuws leren kij-ken. Het moet ze anders, nieuwleren kijken naar wat bekend is.Alleen zo kunnen ze een eigenkijk op de werkelijkheid opbou-wen, en die ook consequent, ver-standig en coherent verantwoor-den.»

Johan Hoornaert, hoofd Studie-advies van de KU–Leuven␣ : «Leer-krachten zouden beter moetenworden betaald. Nu gaat een heelpotentieel aan goede mensen ver-loren, en dat zal alleen wordenteruggewonnen door een wedde-stijging. Dat weet het Ministerievan Onderwijs ook. Het is geenexcuus dat de leraars op een ande-re manier wel genoegdoening krij-gen.»

Het is mediamensen al vaakverweten dat ze teveel vorm vande lopende band laten rollen voorte weinig inhoud, en dat dat dusdecadent is. Maar dat moet je TVniet alleen verwijten. Mensen rea-geren nu eenmaal vooral op con-crete visuele prikkels en minderop abstracte, cerebrale bouwsels.Don Juan wordt toch ook vlotterverliefd op een vrouwelijk figuurdan op een figuurlijke vrouw.Wanneer deze vaststelling het fun-dament vormt van een hele seriewitte amusementsprodukten, is ereigenlijk niets aan de hand. Hetwordt erger wanneer blijkt dat ookernstige informatie niet van allesmetten vrij is. Want TV mag dan alzekerheid uitstralen, de realiteit issubtieler. Televisie is het resultaatvan selectie, montage, camerawerk,klank, kleur en commentaar. Datblijkt zeer duidelijk in reclame-spots maar ook in allerlei jour-naals. TV is subjectief, het lijktalleen niet zo.

Op hun best zijn media kri-tisch, ludiek, duidend, humaan enhumanitair. In een off–day lijkt

informatieverstrekking wel geba-seerd op : «de vorm is de inhoud»,«goed nieuws is geen nieuws», «deuitzondering is de regel» en «deminderheid is de meerderheid».Het vervelende is dat, wat je ookzegt, je altijd gelijk hebt.

Voor het onderwijs, dit tradi-tioneel bastion van analyse en li-neaire logica, is het nog veel ver-velender. Pedagogen houden nietvan chaos of van massa’s, en dusniet van massamedia. Vandaar datmoderne elektronica in de praktijkgewoonlijk worden genegeerd. Eenbegrijpelijke reactie, maar fout. Wilhet onderwijs maatschappelijk re-levant blijven, moet het de canonvan de media nu meer dan ooitrelativeren. Want sensatie is geeninformatie, het lijkt alleen maar zo.«Geen waarden maar doden» isniet hetzelfde als «geen woordenmaar daden», het lijkt alleen maarzo. Humane media krijg je alleenmaar door een competent publiek.Alzo sprak Zarathustra al␣ : «Uwvruchten zijn wel rijp, maar zijt gijook rijp voor uw vruchten␣ ?»Arnaud Latour, leraar (Maaseik)

De laatste jaren volgen de ver-anderingen binnen het onderwijselkaar op met een snelheid vaneen formule–I wagen… veel tesnel dus en veel te veel. Dit geldtvoor alle niveaus en alle netten.Heel wat collega’s lopen er mis-noegd en ontgoocheld bij. Velenzien het zelfs niet meer zitten enstappen er op één of andere ma-nier uit. Jongere collega’s komenin chaotische omstandigheden te-recht en moeten in nep–statutenwerken aan een lagere vergoe-ding maar doen wel een full–timeopdracht. Democratie noemt mendit␣ !

De directies weten op dit ogen-blik niet meer van welk hout pijlenmaken. Ze zijn tegelijkertijd : ma-nager, afgevaardigd–beheerder, bus-verantwoordelijke, restauranthou-der, centrale–verwarmingsspecia-list, problemenoplosser, admini-stratief werkpaard en soms als ernog wat tijd overblijft pedagoog.Het wordt daarom hoog tijd dat debeleidsverantwoordelijken de leer-krachten aan de basis wat tot rustlaten komen zodat zij zich weereens kunnen inzetten voor de ei-genlijke hoofdopdracht binnen het

onderwijs␣ : het opvoeden, het le-ren leren van kinderen tot zelfstan-dige burgers die morgen in dezemaatschappij het hoofd boven watermoeten kunnen houden.

Om het maatschappijbeeld teveranderen en te verbeteren is erdringend noodzaak aan een ste-vig, gedisciplineerd onderwijs, ge-baseerd op vaste regels en afspra-ken. Het onderwijs is dé bouw-steen van alles. Geef ons dus demogelijkheden en beschouw onsniet langer als marionetten.

Willen wij tot een echte her-waardering van ons ambt komen,dan wordt het meer dan hoog tijddat, over alle netten, filosofischeen politieke overtuigingen heen,de Vlaamse leerkrachten hun ge-dachten, eisen en verwachtingenbundelen en samen aan één touwgaan trekken… en dat we einde-lijk ook eens mondig worden enlaten horen en zeggen wat er onsop de lever ligt met één bedoe-ling␣ : we menen het goed en wewillen er het beste van maken␣ !Kan dat ? ❏

Marc Moorthamer, DirecteurBasisschool «De Wijzer»,

(Kieldrecht)

Page 29: Klasse voor Leraren 21

FORUM

U hebt alles goed voorbereid en toch staat plots de klas op

haar kop␣ : ruzie, herrie, lachsalvo’s… Alles dreigt te misluk-

ken. Hoe reageert u␣ ?

Leraar A : «Ik zet de aanstoker onmiddellijk aan de deur om hem wat telaten afkoelen.»Leraar B : «Ik kan daar echt moedeloos van worden. Je hebt dan je lesuitstekend voorbereid en één leerling kan dat allemaal om zeep helpen.In zo’n geval zou ik eigenlijk het liefst weglopen.»Leraar C : «Och, met een kwinkslag is dat meestal snel opgelost. Zo raplaat ik mij niet uit het lood slaan.»

CRISIS IN DE KLAS KNELPUNT

KNELPUNT KNELPUNT

EEN UITWEGIn Practical Classroom Mana-

gement (Mark Braine, London, 1990– David Fulton Publishers) vindenwe enkele strategieën voor CrisisManagement in de klas. Eenskijken of die ons op weg helpen.

Het komt er in de eerste plaatsop aan het probleem snel te iden-tificeren␣ : wat gebeurt er preciesen wat zou ik willen dat er ge-beurt en dat de leerlingen doen␣ ?Ontdoe het probleem van al hetsubjectieve en emotionele. Stel za-kelijk feiten, oorzaken en gevol-gen vast.

Het is belangrijker dat u hetprobleemgedrag identificeert danhet probleemkind. De verleiding isnochtans groot om u op de per-soon van de leerling te storten. Inzo’n situatie laten we ons te snelleiden door vooroordelen en hetetiket van de «moeilijke leerling».Op die manier laadt u het heleprobleem op de rug van de leer-ling zonder de probleemsituatie teontleden. Die wordt door verschil-

lende factoren beïnvloed en daarzijn de andere leerlingen, uzelf ende school óók verantwoordelijkvoor.Probleemgedrag is het produkt vaneen schoolcontext waarin de leer-ling maar één van de elementen is.Scholen en leraars kunnen eenaanzienlijk positief effect hebbenop het gedrag en de prestaties vanhun leerlingen. Dat mogen wenooit vergeten.

Bovendien zijn we als leraarsgeneigd te reageren op het gedragvan de leerling in zoverre het ons-zelf raakt. Belangrijker is na tegaan hoe de leerling het groeps-proces beïnvloedt. Vooral in eencrisissituatie laten we ons snel ver-leiden tot gemakkelijkheidsoplos-singen waarbij we de complexiteitvan het geheel over het hoofdzien.

Elke situatie is natuurlijk an-ders maar toch zijn er enkele din-gen die we het best wél doen enandere die we beter laten. Tienadviezen voor crisis managementop een rijtje.

WEL DOEN :SPANNING WEGNEMEN1. Blijf kalm. Schep ruimte vooruw eigen gedachten. Uw eerstedoel is de spanning wegnemen ende zaak onder controle krijgen.2. Spoor zo snel mogelijk het on-gewenst gedrag op. Concentreer udaarbij niet op de persoon van deleerling, wel op zijn gedrag.3. Als u opmerkingen maakt, leer-lingen straft of prijst, wees dan

consequent.4. Als u een leerling het lokaal laatverlaten spreek dan duidelijk afwaar hij naar toe moet en noteerhet tijdstip. U blijft immers verant-woordelijk.5. Isoleer herriestokers. Verplaatsleerlingen die voortdurend pratenof elkaar storen.

NIET DOEN :DE HOGE TOON AANSLAAN1. Zet de leerlingen niet tegen u opdoor overreactie, te veel straf ofeen onnodige escalatie van hetprobleem. Zorg ervoor dat ieder-een zo snel mogelijk aan het werkis. Gun hen geen onnodig amu-sant spektakel.2. Haal er niet onmiddellijk dedirectie of andere leraars bij. Vraagpas nadien advies. Het gaat er danom dat zij u helpen om het pro-bleem zelf op te lossen, niet dat zijde klus in uw plaats komen kla-ren.3. Praat niet door elkaar. Eis in allekalmte stilte voor u zelf spreekt.Roep niet en zet geen hoge stemop. Spreek integendeel wat rusti-ger en op een lage toon.4. Bestraf de daad, niet de per-soon. Laat altijd de deur open vooreen nieuwe kans. Verneder nooiteen leerling. Dat leidt alleen totmeer confrontatie.5. Verlies uw waardigheid niet.Gebruik eventueel humor, geencynisme. Laat u niet van streekbrengen. Conflicten oplossen hoortbij uw beroep. Doe dat kalm, opeen professionele manier. ❏

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣29

Page 30: Klasse voor Leraren 21

FORUM

LERAARS MOETEN DEZE KUNNEN DAARBIJ VEELAls we ons als leraar wat meer zelfrespect willen bijbren-

gen moeten we ons wat bescheidener opstellen en ons

beroep zien als dat van professionele pijnbestrijders zoals

dokters en advocaten. Leraars bestrijden dan de domheid

in al haar vormen. Een originele visie van Neil Postman.

rV p

Wie van ons –of hij nu onder-wijzer, bestuurder, docent of hoog-leraar is– aanspraak maakt op detitel pedagoog, loopt het risicozich te bezondigen aan overmoed.De oplossing daarvoor is eenvou-diger dan u denkt. We moeten hetrisico dat we onze competentieoverschrijden reduceren door onsvakgebied te verkleinen. Onderhet motto «Met minder meer» kun-nen we niet alleen het aanzien vanons vak, maar ook de kwaliteit eneffectiviteit van onze bezighedenvergroten.

Ik zal mijn voorsteltoelichten aan de handvan het probleem van deintelligentie. Het is nietaan pedagogen om uit temaken wat intelligentieis en hoe dit vermogenkan worden gevoed. Datis te hoog gegrepen. In-telligentie is een te veel-omvattend en te moeilijkdefinieerbaar begrip. Deoneindige veelheid vanvormen waarin intelligentiezich kan voordoen, gaatons bevattingsvermogenver te boven en we hou-den alleen onszelf voorde gek als we proberenons gebrek aan kennisachter een grote woor-denstroom te verbergen.Om het simpel te zeg-gen␣ : we weten vrijwelniets over intelligentie, netzo min als we iets wetenover gezondheid.

PIJNBESTRIJDERSArtsen houden zich dan ook

niet met gezondheid bezig, maarrichten zich uitsluitend op ziekte.Zij definiëren gezondheid als af-wezigheid van ziekte. Dit is eenzeer effectieve benadering geble-ken. Door haar competentiege-

«Leraaheid. hun s

30 KLASSE NR.21 JANUARI '92

bied af te bakenen en zich terichten op het genezen van ziekte,heeft de artsenij zich in tegenstel-ling tot de pedagogie tot een vol-waardige wetenschap ontwikkeld.

Iets dergelijks kan worden ge-zegd met betrekking tot de advo-catuur. Wie zou het in zijn hoofdhalen van een advocaat te ver-wachten dat hij of zij zich inspantom de rechtsgang te verbeteren ofde burgerzin te bevorderen␣ ? Alseen advocaat optreedt als pleiterof aanklager, breekt hij zich het

hoofd niet over kwesties als recht-vaardigheid of burgerzin –op diegebieden is hij of zij trouwens nietcompetenter dan de man in destraat. Hij bestrijdt onrechtvaardig-heid en gebrek aan burgerzin enwordt daarvoor terecht goed be-taald, want op dat terrein is hijbeter thuis dan wie ook. Artsen en

s hebben veel verstand van dom-an de bestrijding daarvan moetenecialiteit maken.»

advocaten zijn met andere woor-den pijnbestrijders. Hun hulp wordtingeroepen door mensen die opde een of andere manier in moei-lijkheden zijn geraakt en van hunzorgen of pijn verlost willen wor-den.

Ik zou willen dat de pedago-gie dezelfde werkwijze ging vol-gen. We dienen onze vage, ogen-schijnlijk arrogante en uiteindelijktevergeefse pogingen kinderen in-telligenter te maken op te geven.In plaats daarvan moeten we ziente voorkomen dat ze domme vol-wassenen worden. Dit lijkt eenwoordspelletje, een semantisch trucje,maar het is meer dan dat. Dooronze taakstelling anders te formu-leren, leggen we ons de noodza-

kelijke beperkingen op enverschaffen onszelf haal-bare doelstellingen. Latenwe de vergelijking met hetmedische beroep eens watverder doortrekken. Eenarts heeft verstand van ziekteen kan ons vaak vertellenhoe we kwalijke aandoe-ningen kunnen voorkomen.Niet te veel roken, niet teveel vet of onverzadigdevetzuren eten. Hij kan onsgenezen door penicilline–injecties te geven, aspirinevoor te schrijven. Ik stelvoor dat wij deze methodein onderzoek en praktijkovernemen. De pedagoogmoet een deskundige wor-den op het terrein van demenselijke domheid en zichtoeleggen op de bestrij-ding ervan.

IEDEREEN IS DOMOfschoon domheid in

tegenstelling tot ziekte enonrechtvaardigheid nog nooit voor-werp van systematisch onderzoekis geweest, heeft men zich in deloop van de geschiedenis wel de-gelijk ook op wetenschappelijkewijze met de kwestie bezig gehou-den en zijn er veel goede boekenover geschreven (van Confucius,Plato, Socrates en Erasmus tot Jo-

ze

nathan Swift en veel anderen).Ondanks de grote onderlinge ver-schillen in benadering zijn al dieauteurs het over drie kwesties roe-rend eens en bestaat er een con-sensus waarop een pedagogie nieu-we stijl zou kunnen worden ge-grondvest. Het eerste punt vanovereenstemming is dat niemandvrij is van domheid, ook niet wieerover schrijft. We maken er onsallemaal schuldig aan, vooral alswe menen onaantastbaar te zijn.Het besef dat de domheid nooitzal worden uitgeroeid, zou peda-gogen enerzijds tot bescheiden-heid moeten nopen, maar garan-deert anderzijds dat ze nooit over-bodig zullen worden.

Ten tweede valt er aan dom-heid iets te doen. Veel pedagogenverdoen hun tijd met debatten overde vraag of intelligentie nu eenaangeboren, onveranderlijk vermo-gen is, dan wel verworven kanworden en zelfs of en in hoeverreraskenmerken hierbij een rol spe-len. Als we ons uitsluitend metdomheid gaan bezighouden, zijndergelijke kwesties niet meer terzake. Domheid is een vorm van

Page 31: Klasse voor Leraren 21

FORUM

LEREN VAN DOKTERS EN ADVOCATENDOMHEID BESTRIJDEN

gedrag, niet een eigenschap diewe hebben of niet hebben, maariets dat we wel of niet aan de dagleggen. In tegenstelling tot intelli-gentie is domheid geen metafoorof hypothetische constructie, ietsdat slechts afleidbaar is uit testre-sultaten. Domheid is direct waar-neembaar, en we kunnen er ietsaan doen door te proberen hetgedrag van mensen te wijzigen.Deze constatering zou pedagogeneen hart onder de riem kunnensteken.

Ten derde wordt stupiditeitmeestal met behulp van de spraak-organen –huig, tong, lippen entanden– voortgebracht. Met ande-re woorden␣ : domheid uit zich intaalgebruik. De manier waarop wepraten, wordt zonder twijfel be-paald door het brein, door degeest, en niemand weet wat hetbrein precies doet en wat de geestprecies is. Maar wel weten we datde werkzaamheid van het breinzich voornamelijk manifesteert inde vorm van zinnen. Denken ishoofdzakelijk een kwestie van hetvormen en combineren van zin-nen in ons hoofd. Denken we iets

doms, dan vormen we dommezinnen. En zelfs als we iets domsdóen, is die handeling de uitkomstvan een innerlijk betoog, waarinwe trachten onszelf wijs te makendat onze handelingen redelijk enweldoordacht zijn. Dit verschaftpedagogen een specifiek onder-zoeksgebied␣ : de taalvormen dieellende, onbegrip en leed teweeg-brengen.

WEERBAAR TEGEN DOMHEIDNaar het voorbeeld van de

advocatuur en de geneeskundedienen wij ons op pijnbestrijdingte richten, maar voor we ons wer-kelijk met die vakgebieden kun-nen meten, staan ons nog tweedingen te doen. Ten eerste zullenwe de domheid grondig in kaartmoeten brengen en catalogiseren.Net als de artsenij ziektebeeldenheeft geïdentificeerd en beschre-ven, moeten wij de vormen vandomheid identificeren, benoemenen beschrijven. Vervolgens staanwe voor de taak twee leerplannente ontwerpen. Eén voor toekom-stige docenten pedagogie en éénvoor gebruik op scholen, toege-spitst op de verschillende vakkenen leeftijdsgroepen.

Ik acht me niet bevoegd voor-stellen aan te dragen tot uitwer-king van de bovenstaande ideeën,maar wil hier wel nadrukkelijk opéén ding wijzen␣ : de leerprogram-ma’s dienen te worden opgezet alseen soort medische behandelings-methode, als middel om studen-ten weerstand te laten opbouwentegen de eigen domme praat endie van anderen. Soms maken weonszelf dom, zoals we onszelf ookeen maagzweer kunnen bezor-gen, en soms raken we via ande-ren met het virus van de domheidbesmet. Onze studenten dienenresistent te worden tegen het éénzowel als het ander. Ongeacht deinhoud van de leerprogramma’s,is de uitwerking ervan een opgavevoor de toekomst. We zijn nogniet zover dat we precies wetenwat we proberen te genezen, enzoals altijd gaat ook hier de dia-

gnose vooraf aan de behandeling.Ik geloof dat ik aan de diagnoseeen steentje kan bijdragen.

LULKOEKKUNDEIk heb gedurende de laatste

twintig jaar verscheidene pogin-gen gedaan een taxonomie van dedomheid te ontwerpen, waarbijmijn eigen neiging tot het verko-pen van onzin me zeer van nut isgeweest. Zonder te willen bewe-ren dat het werk volbracht is, benik erin geslaagd tweeëndertig vor-men van domheid te onderschei-den, waaronder veel voorkomen-de vormen als zwart–witdenken,overgeneralisatie, het onvermogenfeiten te scheiden van opinies enreïficatie (de neiging woorden teverwarren met dingen).

In sommige gevallen makenmensen er welbewust gebruik vanom anderen zand in de ogen testrooien en in andere gevallen zijnhet onbewuste gewoonten waar-mee we onszelf voor de gek hou-den. In alle gevallen ondervindtwel iemand er schade van. Ik zouhet dan ook niet zo’n gek ideevinden om in een studieprogram-ma een vak als «Lulkoekkunde» opte nemen of colleges «Inleiding totde lulkoekkunde». Ook dikdoene-rij is een vorm van nonsens. Dik-doenerij vervangt inhoud door stijl.Dagelijks worden veel mensen erhet slachtoffer van doordat ze meteen onterecht gevoel van minder-waardigheid opgezadeld wordendoor sprekers en schrijvers diedure woorden gebruiken om huneigen gebrek aan kennis en inzichtte verhullen. In de pedagogie iseen niet gering aantal mensen werk-zaam die het vrijwel geheel vandikdoenerij moeten hebben en diehet hoofd niet boven water zou-den kunnen houden als ons vakdeze vorm van nonsens niet eenzeker aanzien had bezorgd.

GROFHEID TROEFJonge mensen bezondigen zich

in het algemeen zelden aan dik-doenerij, maar ze laten zich er welsnel door intimideren. Er bestaat

een zeker verband tussen leeftijden de neiging tot dikdoenerij, naarik zelf begin te ontdekken. Dik-doenerij mag dan voor jonge men-sen niet zo aantrekkelijk zijn, zevoelen zich wel vaak aangetrok-ken tot een verwante vorm vannonsens␣ : ongelikt taalgebruik ofgrofheid. Grofheid is een produktvan de veronderstelling dat hetwaarheidsgehalte van wat men zegtrecht evenredig is met de hoeveel-heid grove woorden die men ge-bruikt en dat iemand die de goedetaalvormen in acht neemt mindergeloofwaardig is. Grofheid is ver-want aan dikdoenerij omdat hetook een middel is om inhoudloos-heid te verhullen. Gevaarlijk gaatdeze vorm van taalgebruik wor-den als grofheid volledig wordtgelijkgesteld met oprechtheid.

Ik ben me er wel van bewustdat mijn beschrijving van de bo-venvermelde vormen van dom-heid in alle opzichten te kort schieten ik wil niet beweren dat de doormij gesignaleerde vormen nood-zakelijkerwijs de meest kwalijkezijn. En zelfs al waren ze dat wel,dan ben ik niet de aangewezenpersoon om u te vertellen hoeertegen moet worden opgetreden.Het zijn slechts voorbeelden vangedragsvormen waarop we onsals pedagogen zouden kunnen con-centreren.

Ik denk dat ik de grote peda-gogen uit de geschiedenis en dehuidige tijd niet te kort doe als ikstel dat ons vak als geneeskundevan de geest nog in de kinder-schoenen staat. De geneeskundezelf is per slot van rekening ookpas laat op gang gekomen. Zeker,de artsenij bestaat al ruim 2500jaar, maar de medische weten-schap heeft tot en met het beginvan deze eeuw weinig tastbaars tebieden gehad. Pas sinds betrekke-lijk korte tijd zijn artsen in staatbepaalde aandoeningen daadwer-kelijk te genezen. Als het mee zit,zullen pedagogen misschien overeen jaar of vijftig zover zijn. ❏

Neil Postman formuleerde

zijn stelling op een

onderwijscongres in New Orleans.

Ze werd opgenomen in de bundel

«Weloverwogen Bezwaren»

(Houten, Het Wereldvenster, 1988).

Oorspronkelijke titel :

«Conscientious Objections».

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣31

Page 32: Klasse voor Leraren 21

(advertentie)

Page 33: Klasse voor Leraren 21

INFOLIJN

INFOLIJNINFOLIJN

na

uij

ite

rgloiism

O

au

kc

-

. Die-

e. Open-op in

uwp-n- enO.

wde-edsm-enn

estig

r-

el –

ussel –

MIJN ONDERWIJSBEVOEGDHEIDIk ben afgestudeerd als laboratoriumassistente in de klinischescheikunde (A1). Daarnaast behaalde ik ook het getuigschrift vanpedagogische bekwaamheid. Hoe kom ik nu te weten welkevakken ik precies mag geven in het secundair onderwijs of hetHOBU␣ ?De vraag naar onderwijsbevoegdheid komt heel vaak voor. Waar vidaarop een antwoord ? Voor het secundair onderwijs is er het besluit vVlaamse Executieve van 14 juni 1989 (Belgisch Staatsblad van 31 aug1989), gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1(Belgisch Staatsblad van 1 november 1990). Dit besluit vermeldt vooonderscheiden graden en onderwijsvormen van het voltijds gewoon seconderwijs en per afzonderlijk vak/specialiteit de bekwaamheidsbew(«vereiste», «voldoende geachte» en «andere») en overeenstemmenddeschalen. Het geheel is een pak van zo’n duizend bladzijden dat insecundaire school ter inzage ligt. Een «bekwaamheidsbewijs» kan ucomponenten bestaan : een basisdiploma, een aanvullend bewijs van pgische bekwaamheid en/of nuttige ervaring.Voor het hoger onderwijs buiten de universiteit bestaat geen lijst. De ovelegt geen vakken op, maar erkent door de instellingen voorgestelde proma’s. Dat betekent dat er zo’n 3000 verschillende vakken zijn. Met uw dipkunt u na minstens één jaar nuttige ervaring lesgeven in het hoger onderwhet korte type (HOKT), meer bepaald als praktijkleraar of leraar technvakken. U contacteert dus het best een instelling die over een afdeling cheklinische chemie beschikt. Voor het hoger onderwijs van het lange type (Hgelden dezelfde regels als voor de universi-teiten. U kunt er enkel docent worden meteen doctoraatsdiploma met proefschrift.❏

VLAAMSE LIEDJESOnze leerlingen kennen geen Vlaamsevolksliedjes meer. Hebt u daar mis-schien een inventaris van die bruik-baar is voor het onderwijs␣ ?U zult het niet geloven maar het Departe-ment Onderwijs heeft inderdaad enkele bruik-bare bundels : kindervolksliedjes uit de Vlaamsegewesten, een bronnenverzameling oudeVlaamse volksliederen en drie bundels oudkem-pische volksliederen en dansen. Ze zijn hetwerk van de Commissie van het Oude Volks-lied en kosten ongeveer vijftig frank. ❏Bestellen bij Dienst Verkoop van Publikaties –

RAC – Arcadengebouw – Rivolistraat 58 –1010 Brussel – ✆ 02–210 50 86

UW WEDDE–UITTREKSELS

Soms krijg ik een wedde–uittrekselen soms niet. Zit daar een systeemachter of gebeurt dat puur willekeu-rig ?Alle wijzigingen zoals nieuwe schalen, ver-hogingen, indexaanpassingen, belastings-wijzigingen enz. worden u gemeld met een nieuw uittreksel. Als u een mgeen uittreksel krijgt betekent dat dus (jammer genoeg) dat alles bij het ogebleven.Als iedereen opslag krijgt moeten er 148.276 uittreksels opgemaaverstuurd worden. De verzending gebeurt met één verzendingsma

dt un de

ustus990r dendairzene wed- elke driedago-

heidram-ma

js vancheie of

LT)

andde is

t enhine.

DE INFOLIJNVoor al uw vragen over onderwijs :

Centrum voorInformatie en Documentatie

Koningsstraat 1501000 Brussel

✆ 02–210 54 00

Vertragingen zijn weliswaar minimaal maar blijven wel altijdmogelijk. ❏

ONDERWIJS-LECTUUR

Ik lees graag wat over on-derwijs verschijnt in boe-ken en tijdschriften. De Cen-trale Bibliotheek van hetDepartement Onderwijs be-vindt zich echter in Brussel

en ik woon in Kortrijk. Kan ik de bibliotheek ook raadplegenzonder naar Brussel te komen ?De Centrale Bibliotheek heeft zo’n 300.000 boeken en 700 tijdschriftenkunt u gratis raadplegen en uitlenen, zelfs per post. Om de keuze gemakkelijker te maken kunt u een lijstvragen van de tijdschriften, kuntu zich abonneren (tegen de prijsvan de fotocopies) op de inhoud-stafels van deze tijdschriften ofkunt u een onderwerp doorge-ven waarover u meer informatiezoekt.De Centrale Bibliotheek vraagtwel dat u in de eerste plaats deCumulatieve Aanwinstenlijst On-derwijsbibliotheek (CAO) zouraadplegen. Die verschijnt zes keer per jaar en ligt in uw school ter inzag

die lijst staan reeds meer dan 2000 referties over talloze onderwerpen. Wat daarstaat heeft de bibliotheek in ieder gevalhaar collectie. ❏

Centrale Bibliotheek – Koningsstraat 150 –

1000 Brussel – ✆ 02–210 53 73Voor uitlening per post ✆ 02–210 53 80

DE JUISTELEERPLANNEN

Ik ben er niet zeker van of het leer-plan dat ik gebruik wel het meestrecente is. Waar kan ik dat natrek-ken␣ ?In de eerste plaats op het secretariaat vaneigen school. Maar u kunt ook contact onemen met de bron zelf. Voor het vrij oderwijs is dat uiteraard de Guimardstraatvoor het gemeenschapsonderwijs de ARGEen aantal leerplannen van het VernieuSecundair Onderwijs en het Vernieuwd Broepssecundair Onderwijs worden nog stegebruikt, al dan niet aangepast via een ozendbrief. Die leerplannen kunt u bekombij de dienst Verkoop van Publikaties vahet Departement Onderwijs.Die diensten kunnen u zeggen wat het merecente leerplan is en voor pakweg vijftfrank sturen ze het u ook nog op. ❏• Dienst Verkoop van Publikaties – RAC A

cadengebouw – Rivolistraat 58 – 1010 Brussel – ✆ 02–210 50 86• Nationaal Secretariaat Katholiek Onderwijs – Guimardstraat 1 – 1040 Bruss✆ 02–507 06 11• Autonome Raad Gemeenschapsonderwijs – J. De Lalaingstraat 28 – 1040 Br✆ 02–234 58 11

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣33

Page 34: Klasse voor Leraren 21

34 KLASSE NR.21 JANUARI '92

IDEE

34 KLASSE NR.21 JANUARI '92

WERELD NATUUR FONDSLeraars kunnen samen met hun

klas educatief lid worden van hetWereld Natuur Fonds (WWF). Ubetaalt 500 fr. per jaar en ontvangtdan alle tijdschriften (PANDA, PANDAPRESS en PANDA JUNIOR), pos-ters voor de klas, stickers voor alleleerlingen en korting op al wat inhet documentatiecentrum te koopis. Bovendien kunt u gratis dia-reeksen en tentoonstellingen uit-lenen. Wie houdt van de natuur enze beter wil leren kennen, moetdus niet aarzelen.

Het nieuwe PANDA-nummeris zelfs dubbeldik: een dossier overonze Noordzee en alles wat wijmensen verzinnen om haar kapotte maken. Dit dossier kost 60 fr.,maar de educatieve leden krijgenhet natuurlijk gratis.WWF - Waterloosesteenweg 608 - 1060

Brussel - ✆ 02-347 30 30

NIEUWE TEN-TOONSTELLINGEN❑ Sport in Hellas␣ : van24 januari tot 19 april.Het Antieke Griekenland kendeeen reeks Heilige Spelen␣ : Olym-pia en Nemea (gewijd aan Zeus),Delphi (Apollo) en Ismea (Posei-don). De atleet sportte voor meer-dere eer en glorie van god, zijnstad (staat) en zichzelf. Vazen, ter-racottas, marmers en bronzen to-nen spel, competities én de gelau-werde winnaars. Grote maquettesbrengen de historische stadionstot leven. Video– en computer-beelden vergelijken bewegingenen prestaties van atleten van vroe-ger en nu. In mei vertrekt deze co–produktie met de RU Gent en deKredietbank naar Barcelona om erde moderne spelen op te fleuren.

Kleuterklassen kunnen gratisop bezoek komen. Andere klas-sen betalen 80␣ fr. per leerling. Eengeleid bezoek kost 1050␣ fr. voorschoolgroepen met een maximumvan 15 leerlingen per groep. Er zijnook speciale NMBS–tickets.Speciaal voor leerkrachten is ereen opendeurdag op maandag27 januari om 10 u. en om 14␣ u.

Paleis voor Schone Kunsten –

Ravensteinstraat 23 – 1000 Brussel –

✆ 02–507 84 80

❑ América – Bruid van de zon :van 1 februari tot 31 mei.In 1492 ontdekte Columbus Ame-rika. Dat is 500 jaar geleden enmoet dus gevierd worden. Dezetentoonstelling geeft een beeld van500 jaar confrontatie van Latijns–Amerika en de Lage Landen. Schil-derijen, beeldhouwwerken, edel-smeedwerk, boeken en prentenillustreren de periode van de 16detot de 20ste eeuw. Twintig heden-daagse Latijns–Amerikaanse kun-stenaars illustreren met een nieuwwerk de thema’s van de tentoon-stelling. De catalogus kost 980␣ fr.

Kleuterklassen mogen gratismeekijken. Andere klassen beta-len 75␣ fr. per leerling. Een rondlei-ding kost 800␣ fr. per groep vanmaximum 15 leerlingen. Er is eenspeciale gratis werkmap voor hetsecundair onderwijs. Daarmee kuntu een bezoek aan de tentoonstel-ling voorbereiden én u kunt demap ook gebruiken als gids in detentoonstelling. De NMBS heeft

speciale trein–tram–toe-gangstickets.

Speciaal voor leerkrach-ten is er een opendeurdag

op maandag 3 februari om 10u. en om 14␣ u.Koninklijk Museum voor Schone

Kunsten – Educatieve Dienst –

Plaatsnijdersstraat 2 – 2000

Antwerpen – ✆ 03–238 78 09

KLASSETIP VAN DE MAAND❑ Dinosaurs and Co : van 20december tot 30 juni.Grote gerobotiseerde dinosauriërsstaan oog in oog met de authen-tieke iguanodons van Bernissart.Daarbij een galerij over de evolutievan vis tot zoogdier, een diorama-zaal over de mariene reuzenrep-tielen en een nieuwe tentoonstel-ling over de evolutie van de mens.Voor kleuterklassen is de toegangs-prijs 50␣ fr. per kind. Voor hen is ertrouwens ook een afzonderlijkekindertentoonstelling. Andere klassenbetalen 90␣ fr. per leerling. Een rond-leiding kost 800␣ fr. voor een groepvan 20 leerlingen. De NMBS geeftspeciale tickets.Speciaal voor het onderwijs zijner ook museumlessen : Voorhis-torische reuzenreptielen (3de graadlager onderwijs) en Reuzenreptie-len, de Iguanodons van Bernissart(1ste en 2de graad secundair on-derwijs). U betaalt 150␣ fr. voor eenlerarenmap en een werkblad voorde leerlingen. Meester Dino ver-telt… is een apart werkboekje voorde derde graad lager onderwijs enkost 60␣ fr. Met deze lessen enwerkbladen kunt u een bezoekaan de tentoonstelling voorberei-den. ❏

Koninklijk Belgisch Instituut voor

Natuurwetenschappen – Educatieve

Dienst – Vautierstraat 29 – 1040

Brussel – ✆ 02–627 42 52

GROTE GRIEZELSBent u bezeten door kinder-

boeken en wilt u ze in de klasgebruiken of promoten␣ ? En grie-zelt u graag ? Dan moet u zekernaar de cursus Grote Griezels vande Stichting – Lodewijk de Raet inAntwerpen. U kunt er zich voor-bereiden op de Jeugdboekenweek’92. De deelnemers zoeken samennaar geschikte (prent)boeken, tekstenen sprookjes voor kinderen van 4tot 14 jaar.

Kinderen griezelboeken latenlezen betekent het leesplezier sti-muleren én de beleving centraalstellen. Griezelen is spanning enplezier maar ook leren omgaanmet angstgevoelens. U en de an-dere deelnemers zoeken dan ookvooral fragmenten en prenten diegrappige, grillige en gruwelijkegriezelervaringen bij kinderen op-roepen. Op het programma ␣ : hoezetten we griezelprojecten op, hoeverwerken we een bepaald boek,hoe werken we met videofrag-menten en eventueel zelfs drama-tische werkvormen. De cursus vindtplaats in de Centrale OpenbareBibliotheek Antwerpen (vlakbij Cen-traal Station) op 15 en 29 februarivan 9 u.30 tot 17 u. (zelf eenlunchpakket meebrengen). Uwdeelname in de kosten bedraagt1360␣ fr. ❏

Stichting – Lodewijk de Raet – Liedts-

straat 27 –29 – 1210 Brussel –

✆ 02–242 01 11

SEMINARIES FILMANALYSEHet Brusselse Filmmuseum

vertoont dagelijks drie klankfilmsen twee stille films met piano–begeleiding. Maar het doet nogmeer. Van 19 februari tot 1 aprilintroduceert Dirk Lauwaert deAmerikaanse komedie uit de stillefilm. Zes woensdagen lang maaktu kennis met de thematiek van destille komedies, de sexerollen, deomgang met taal, de komischeplot, het acteren, de mise–en–scè-ne enz. Dat alles, rijkelijk geïllus-treerd met filmfragmenten, kost50␣ fr. per avond.

Het Filmmuseum wijdt daar-naast een permanente tentoon-stelling aan de voorgeschiedenisvan de film, nl. vanaf de Chineseschaduwen tot Edison en Lumière.De leerlingen kunnen bijna alle

tentoongestelde apparaten in wer-king stellen. Een geleid bezoekaan deze tentoonstelling duurt 90minuten en kost 1500␣ fr. voor maxi-maal 30 leerlingen. Het bezoekwordt steeds afgerond met de pro-jectie van een kortfilm. Het geheelis heel speels opgevat en wordtaangepast aan elke leeftijdsgroep.␣ ❏Filmmuseum – Baron Hortastraat 9 –

1000 Brussel – ✆ 02–507 83 70 – voor

300␣ fr. krijgt u tot eind 1992 een maan-

delijks informatieblad met het volledi-

ge programma

SPREKENDE POSTERSIllusie en werkelijkheid is de

titel van een serie van vijf educatie-ve posters voor leerlingen van 10tot 14 jaar. De thema’s zijn geweld,vervolging, armoede, verzet/hulpen herdenken. Elke poster combi-neert illusie (het stripverhaal) enwerkelijkheid (de foto). Samenbelichten deze facetten de werke-lijkheid van de oorlog.

U kunt de posters gewoonophangen in de klas, maar u kunter ook een project mee beginnen.Zo kunt u achterhalen wat uwleerlingen weten en denken overoorlog, herdenken, bevrijding enz.Bij de posters krijgt u trouwenssuggesties voor klassikaal gebruik.␣ ❏Nationaal Comité 4 en 5 mei – Rapen-

burgerstraat 109 – 1011 VL Amster-

dam – ✆ 00–31–20–620 96 88 –

per set van 5 posters betaalt u ± 400␣ fr.

Page 35: Klasse voor Leraren 21

IDEE

VORMING VANLERAARS

❑ ALGEMEEN– Stress (12 februari); De-pressie␣ : een ziekte␣ ? (19 fe-bruari); Migraine (26 februari);Geschiedenis van de monarchiein België (6, 13, 20 en 27 februari);MS–Word 4.0 op MacIntosh voorBeginnelingen (7 sessies vanaf 4februari); Milieu–effectenrapport(MER) : Landschappelijke aspec-ten (4 en 11 februari); Terrestri-sche natuurtechniek (18 februari);Aquatische natuurtechniek (25 fe-bruari). (Org. : A).– Journalistiek, copywriting en editing(8 sessies van 5 februari tot 1 april);Hulpverlenende gespreksvoering(5 sessies van 14 februari tot 3april); Hedendaagse kunst, up todate (6 sessies van 13 februari tot26 maart). (Org. : B).– Turks voor beginners : 10 sessiesvanaf midden maart. (Org. : E).– Organisatie–Ontwikkeling (27januari, 3, 10, 17 en 24 februari);Marketing (3 en 10 februari); Spon-soring (4, 11, 18 en 25 februari);Organisatiecultuur (14 en 22 fe-bruari). (Org. : G).– Wegwijs in TV (25 januari, 5, 12en 19 februari); Filmtaal en filmlec-tuur. Deel 1 : de filmtaal (7 dinsda-gen van 17 februari tot 31 maart).(Org. : H).

❑ BASISONDERWIJS– Bibliodrama in de basisschool(11 en 15 februari, 10 maart); Eenklaspop knutselen en gebruiken(24 februari, 12 en 20 maart).(Org. : D).

❑ SECUNDAIR ONDERWIJS– Dagexcursie Rijn–Ruhrgebied (28of 31 maart); Vierdaagse excursieSaarland–Lorraine–Luxemburg (1tot 4 juli + voorbereidingsdag op13 juni te Leuven); Trainingscur-sus voor leerkrachten expressie/drama (van 29 februari tot 2 maart).(Org. : F).– Visualiseren van chemische ver-schijnselen. Zelfpakketten en werk-ateliers voor individuele personenof kleine groepen (op aanvraag,

vanaf februai).(Org. : F).❑ HOGER ONDERWIJS– Science teacher educa-

tion : a framework for pro-fessional development (29 maart

tot 10 april, Londen); The entre-preneurial university : managingthe relationship between the uni-versity, industry and the commu-nity (10 tot 22 mei, Danbury Park,Chelmsford); Development in pri-mary science (10 tot 23 mei, Liver-pool); In–service training and changein schools (12 tot 22 juli, Cam-bridge). (Org. : C).

❑ OP DE VALREEPWelk onderwijs in welk Vlaande-ren␣ ? Een Vlaams pedagogisch pro-ject␣ : 18 januari in de Vlaams Eco-nomische Hogeschool in Brussel.Zal het Vlaanderen van morgenzijn wat het Vlaams onderwijs van-daag is␣ ? Is het onderwijs de voor-afbeelding van de maatschappij ofis het er een produkt van ?(Org. : I).

DE ORGANISATORENA : Uitstraling Permanente Vor-ming – VUB – Pleinlaan 2 – 1050Brussel – ✆ 02–641 27 50B : Dommelhof – Toekomstlaan 5 –3910 Neerpelt – ✆ 011–64 30 49C : The British Council – Jozef II–straat 30 – 1040 Brussel –✆ 02–219 36 00D : Vormings– en Informatiecen-trum – Turnhoutsebaan 400 – 2110Wijnegem – ✆ 03–322 63 93E : Cultuur Centrum Dilsen – Rijks-weg – 3650 Dilsen – Stokkem –✆ 011–75 61 35F : Vliebergh–Sencie Centrum KUL– Blijde Inkomststraat 21 – 3000Leuven – ✆ 016–28 47 78 en28 50 21G : Praxis – Vormingsdienst – Tiense-vest 142 – 3000 Leuven –✆ 016–20 58 56H : Open ogen/C.C. Leuven – Tiense-vest 142 – 3000 Leuven –✆ 016–20 58 56I : Vlaanderen Morgen – Te Cou-welaarlei 134 – 2100 Deurne –✆ 03–326 05 05 ❏

EEN KIND ADOPTEREN«Eén kind helpen, haalt niets

uit. Dat is als een druppel op eenhete plaat», «Hoe weet je dat ze jegeld niet in hun eigen zakkensteken» enz. Als u dat inderdaaddenkt moet u niet verder lezen.

Maar u weet wel beter. Noch-tans zijn deze vooroordelen hard-nekkig. Ze ontstaan echter uit on-wetendheid. Foster Parents Plan –in België heet het Plan Internatio-nal Belgium– heeft hieraan eenklein blauw boekje gewijd, hetvooroordelenboekje. Omdatvolgens hen elk kind een planwaard is. Dat boekje en het gehelePlan–infopakket kunt u gratis aan-vragen.Heel wat scholen namen reeds hetinitiatief om met de hele klas eenFoster Child te adopteren. Misschienis dat ook wel iets voor uw klas.❏Plan International Belgium – F. Laurent-

plein 31 – 9000 Gent – ✆ 091–24 23 73

EUROPA GRATIS OP SCHOOLProf. E. Van Hecke heeft twee

nieuwe gratis Europese lesmappengemaakt voor het secundair onder-wijs. Het Bureau in België van deCommissie van de Europese Gemeen-schappen nam hiertoe het initiatief.

In de serie Europa met 12verscheen een bundel met 8 nieuwelesteksten over de thema’s toerisme,reizen in de EG, bevolking, mi-granten, EG en Oost–Europa, EG enDerde Wereld, de Europese consu-ment en landbouw. U vindt hierinheel wat cijfermateriaal en leesteksten(op basis van persknipsels).

Naar aanleiding van de ge-beurtenissen in Duitsland behan-delt een tweede bundel de Duitseeenmaking. Persknipsels illustre-ren drie grote thema’s : de eenma-king en de gebeurtenissen errond,de economische toestand van devoormalige DDR en de gevolgenhiervan voor het westelijk deel enten slotte de relatie tussen dit een-makingsproces en de EG.

U kunt deze mappen gratisaanvragen mét vermelding van hetvak of de klassen waarin u demappen wilt gebruiken. Per veel-voud van 8 exemplaren moet uwel een klever met volledig ver-zendingsadres bijvoegen. ❏

Prof. Etienne Van Hecke – H. Boulen-

gerlaan 3 – 3080 Tervuren

VERKEER OP SCHOOLLangzaam Verkeer stelt een

interessant vormingsaanbod terbeschikking van de scholen. Opde eerste plaats is er een uitge-breid pakket didactisch materi-aal␣ : tentoonstellingsmateriaal, vi-deomontages, brochures en dia-reeksen met klankband. De be-leefbare schoolomgeving. Een on-derwijsproject (93 blz., 200␣ fr.,coproduktie met Koning Boude-wijnstichting) is wel het bekend-ste voorbeeld. Deze publikatievoor leraars basisonderwijs le-vert ideeën, werkvormen en di-dactische tips om in de klas tewerken rond de eigen schoolom-geving. De BRT–Instructieve Om-roep maakte een begeleidendevideo (VHS, 20 minuten, gratisontleenbaar) voor 10– tot 12–jarigen en er is ook een dia–montage (100 dia’s plus klank-cassette plus handleiding plus hetboek : 300␣ fr. huurprijs of 3600␣ fr.aankoopprijs). De videofilm Stratenin beweging (VHS, 25 minuten,gratis ontleenbaar) toont de in-vloed van snel verkeer op deveiligheid én verblijfskwaliteit instad en dorp. Geknipte discus-siestof voor bijvoorbeeld een ver-keersweek of –project.

Daarnaast kan Langzaam Ver-

keer ook plaatselijke verkeersgroe-pen (ouders, school) begeleidenen ondersteunen␣ : bijvoorbeeld eeninfo–avond inhoudelijk begelei-den of een verkeerswerkgroepbegeleiden (4500␣ fr. voor scho-len, 3000␣ fr. als uw activiteit inaanmerking komt voor subsidië-ring) of een vorming voor verkeer(helpen) opzetten (1500␣ fr. peruur; 1000␣ fr. als uw activiteit inaanmerking komt voor subsidië-ring). ❏

Langzaam Verkeer – Diestsevest 82 –

3000 Leuven – ✆ 016–23 94 65

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣353 5

Page 36: Klasse voor Leraren 21

(advertentie)

Page 37: Klasse voor Leraren 21

IDEE

HET GESLACHTVAN DE LEERLING

«Het is de bestemming van devrouw huisvrouw en moeder tezijn.» Het onderwijsleerpakket Wieneemt het initiatief gaat er vanuitdat deze hardnekkige ideologieook nog in ons onderwijs speelt.Jongens en meisjes worden vaaknog verschillend behandeld opgrond van hun geslacht.

Het pakket biedt de leraar stofom zich te trainen in kijken, zien,herkennen en veranderen van sexe-specifieke interactiepatronen. Hoeworden toetsen gegeven␣ ? Welkeinitiatieven nemen leerlingen zelf␣ ?Op welke wijze verstoren ze deorde␣ ? Welke invloed hebben uwwerkvormen␣ ? Hoe belangrijk isuw doceerstijl␣ ?

Het pakket bestaat uit eenvideo met vier nagespeelde on-derwijssituaties␣ : een les Frans,maatschappijleer, aardrijkskundeen natuurkunde. Daarnaast zijn erkijk– en verdiepingsopdrachten,stage–opdrachten en achtergrond-informatie. Tenslotte is er ook eenvereenvoudigd verslag van hetonderzoek dat aanleiding was tothet ontstaan van dit pakket.

Op nascholingscursussen, stu-diedagen, workshops en in delerarenopleiding is dit pakket ze-ker bruikbaar. U kunt het natuur-lijk ook gewoon met uw collega’sdoornemen.

Het kost 770␣ fr. zonder BTWen verzendingskosten. ❏MEMO – Groenveldlaan 3 bus 3 –

3001 Heverlee – ✆ 016–20 12 88

PERSOONENGEMEENSCHAP

In KLASSE 19 (november ’91)stond het verkeerde rekeningnum-mer van Persoon en Gemeen-schap. Hier volgen de juiste gege-vens. ❏

Tijdschrift voor Opvoeding en Onder-

wijs – uitgegeven met de steun van het

Departement Onderwijs – abonnements-

prijs 975␣ fr. voor 10 nummers – losse

nummers kosten 200␣ fr. – rekeningnr.

001–166 9641–56 – P & G – 2170

Antwerpen – redactiesecretariaat : Mevr.

G. Daems–Vingheroets – Ringlaan 9

bus 13 – 2170 Antwerpen – (zie ook

KLASSE nr. 18).

❑ ALGEMEEN– De feesten van hetjaarEen feestbundel vol infor-matie, toepasselijke ver-halen en gedichten. Per sei-zoen vindt u de herkomst vande jaarfeesten, de gebruiken dieerbij horen en hun hedendaagsebetekenis. Een schat aan voorlees-stof maakt het boek compleet.An Kesseler–van der Klauw – Uitgeverij

Gottmer – 306 blz. – 800␣ fr.

– Handboek voor ontwikkelings-psychologieDe vorige uitgave werd grondigherwerkt en aangevuld met recen-te stromingen, visies en onder-zoeksgegevens. Het boek geefteen overzicht van alle theorieënen modellen maar is toch nietalleen geschreven voor psycholo-gen. Het veronderstelt immers géénexpliciete voorkennis en is daar-om geschikt voor iedereen diehoger onderwijs volgt of heeft ge-volgd.L. Verhofstadt–Denève, A. Veyt & P.

van Geert – Kluwer Editorial – Excel-

siorlaan 18 – 1930 Zaventem –

✆ 02–719 15 11 – 1210␣ fr.

– Kinderopvang in VlaanderenEen zeer handige gids met naasteen overzicht van de bestaandewetgeving ook een massa adres-sen␣ : diensten voor opvanggezin-nen, kinderdagverblijven, kinder-oppasdiensten, occasionele opvang,opvang van zieke kinderen, parti-culiere opvanggezinnen, particu-liere opvanginstellingen, speelplein-werking en voor– en naschoolseopvang.Dienst Opvanggezinnen van de Lan-

delijke Beweging – Economaat BB –

Minderbroedersstraat 8 – 3000 Leuven

– ✆ 016–24 39 81 – 284 blz. – 395␣ fr.

– Ontwikkelen van schriftelijkstudiemateriaalStudiemateriaal moet niet alleeninhoudelijk op punt staan. Hetmoet de leerling ook in staat stel-len de aangereikte inhoud te ver-staan en te verwerken. Alle leraarsweten dat dat bepaald geen sine-cure is. Voor hen is er nu dit boekwaarin het ontstaansproces vanschriftelijk studiemateriaal in fasenwordt uitgewerkt. Stap voor stapleren we teksten maken die hetstuderen bevorderen. Inhoud, di-dactiek en vormgeving zijn de driepolen van dit proces.

J. Elen, J. Lowyck & J. Van

den Branden – Acco – 129

blz. – 395␣ fr.

– Problemen van do-centen

Leraars die probleemsituatiesmet leerlingen trachten te ver-

klaren door het zoeken van oor-zaken buiten zichzelf, met eenduurzaam karakter, van invloedop talrijke andere situaties en diezij zelf niet kunnen beïnvloeden,ervaren meer machteloosheid enstress dan docen-ten die de ver-klaring zoeken inoorzaken bij zich-zelf, die veran-derlijk zijn, slechtsvan invloed opde specifieke si-tuatie en die zij-zelf in hun greepkunnen krijgen.CAW van Opdorp

– Besterduig 30 –

5014 HL Tilburg –

✆ 00–31–13–

367442 (privé) of

00–31–76–201444

(kantoor) – ± 700␣ fr.

– Boek en Jeugd ’91/’92U vindt hier 1600 jeugdboekengerangschikt volgens leeftijd encategorie met telkens een kortebeschrijving van inhoud en werk-mogelijkheden. Afzonderlijke hoofd-stukken gaan over lessuggesties,boeken voor moeilijke lezers, be-kroonde boeken en theoretischewerken over jeugdliteratuur.NBLC – Uitgeverij Davidsfonds/Info-

dok – 252 blz. – 250␣ fr.

❑ BASISONDERWIJS– De groene ridderEen praktische milieugids voor kin-deren␣ : een vlotlezend verhaaltjeover twee doodgewone kinderenen Pan, de ongewone teddybeer.Het verhaal gaat vergezeld vankaderstukjes met allerlei zeer prak-tische tips om het milieu in debreedste zin te sparen. Onder hetmotto vele kleintjes maken ééngroot. Tot slot volgen nog watwetenswaardigheden over broei-kaseffecten, ozongaten, regenwou-den, afvalbergen en zure regen.Willy Schuyesmans – Wereld Natuur

Fonds – Waterloosteenweg 608 – 1060

Brussel – ✆ 02–347 47 70 – 40 blz. –

50␣ fr.

❑ SECUNDAIR ONDERWIJS

– Milieugerichtheid bij school-jeugdEen veldexperiment bij 511 leer-lingen hoger secundair onderwijs␣ :ze kregen eerst een milieu– ofverkeersvideo, daarna milieucar-toons en ten slotte een vragenlijst.Agnes Looms & Pierre Slosse – Thesis

Bijzondere Licentie Menselijke Ecolo-

gie VUB – Pleinlaan 2 – 1050 Brussel –

✆ 02–641 34 24 – 139 blz. – kopie

verkrijgbaar aan 5␣ fr. per blz.

– MatheMagieStoeien met wis-kunde : grappen,raadsels, proble-men, «schijnbaar»logische verhaal-tjes waarvoor tochwel enige wiskun-dige voorkennisnodig is. Uw suc-ces bij kwis enkampvuur is hier-mee gegaran-deerd.Maarten Pennings

– Uitgeverij Elmar

– 128 blz. – 350␣ fr.

KLASSETIP VAN DE MAAND– Onderwijszakboekje 1991–1992

De zesde editie van het On-derwijszakboekje is opnieuw eennuttig werkinstrument voor alleonderwijsmensen. Het geeft eenoverzichtelijke synthese van allewettelijke en reglementaire beschik-kingen i.v.m. de statutaire, juridi-sche en administratieve toestandvan het onderwijspersoneel. Detitels van de hoofdstukken spre-ken voor zich␣ : beleidsorganen;onderwijsloopbaan; onderbrekingen stopzetting van de onderwijs-loopbaan; bezoldigingen; cumula-tie; fiscaliteit; vergoedingen en toe-lagen; verlof, afwezigheid en ter-beschikkingstelling; sociale zeker-heid; rechten en plichten van dezwangere leerkracht; ziekte en ge-brekkigheid; ongevallen; aanspra-kelijkheid; rustpensioenen; over-levingspensioenen én een pak adres-sen. Kortom, het hele onderwijs inéén vestzak. Die van u ? ❏

Johan Heyvaert & Guy Janssens (re-

dactie) – Kluwer Editorial – Excelsior-

laan 18 – 1930 Zaventem – ✆ 02–719

15 11 – 362 blz. – 893␣ fr. (met abonne-

ment op de volgende edities) of 1050␣ fr.

KLASSE NR.21 JANUARI '92 ␣37

Page 38: Klasse voor Leraren 21

IDEE

KINDEREN VAN DE OORLOG1945… en de kinderen zwe-

gen is een bijzonder indringendedocumentaire (60 minuten) overkinderen van twaalf, dertien jaardie in 1946 samen op school za-ten. Nu vertellen ze over hun jeugd-ervaringen en de invloed ervan ophun verdere leven. Hun ervarin-gen zijn trouwens zeer uiteenlo-pend␣ : een joodse onderduiker,een kind van verzetsouders, eenkind van «foute ouders», een kinddat in een jappenkamp zat enz.Tussen de verschillende scèneskomen leerlingen van nu aan hetwoord.

De documentaire richt zich vooraltot de hoogste klassen van hetsecundair onderwijs. Andere do-cumentaires van de Stichting Edu-catieve Beeldvorming richten zichtot de hoogste klassen van hetbasisonderwijs en de laagste klas-sen van het secundair onderwijs.

Elke video kost zo’n 760␣ fr.,een lesbrief voor de leerlingen en/of een boekje voor de leraar inbe-grepen. ❏

Stichting Educatieve Beeldvorming Ver-

volging Onderdrukking & Verzet – Stad-

houderskade 64 – 1072 AD Amster-

dam – ✆ 00–31–20–671 27 44

TONEELBIBLIOTHEEKIn Koersel–Beringen bevindt

zich een unieke toneelbibliotheek.Rechtstreeks of via het interbiblio-thecair leenverkeer kunt u er allesvinden voor toneel op school.Sketches, jeugdtoneel, kindermu-sicals enz. : enkele honderden scriptsvoor jeugdtoneel alleen al. Des-kundigen hebben er daaruit 65met goed tot zeer goed gequo-teerd.

De dienstverlening is gratis,enkel verzendingskosten moet uvergoeden. De toneelbibliotheekheeft natuurlijk een eigen catalo-gus en u vindt er o.a. ook hetSABAM–toneelrepertorium 1978–1989 (657 blz. informatie over dui-zenden toneelteksten), steekkaar-ten van de Vereniging van Vlaam-se Toneelauteurs, de beschrijven-de catalogus (sinds 1960) van debibliotheek van het NCA in Amers-foort enz. ❏

Toneelbibliotheek Beringen – Kioskplein

25 – 3560 Koersel–Beringen –

✆ 011–42 15 26

38 KLASSE NR.21 JANUARI '92

LESMAPPENHOGER SECUNDAIR

Info Jeugd Nationaal heeft les-materiaal samengesteld dat bruik-baar is in de hogere cyclus van alleonderwijsinrichtingen. De lessenzijn klaar voor gebruik; u moet zeenkel aanpassen aan de specifieke

situatie.De lesmappen Ongewenst

zwanger (100␣ fr.), Drugs (150␣ fr.),Rechten van minderjarigen (200␣ fr.),Jongere en gezin (150␣ fr.), AIDS(250␣ fr.) en Racisme (300␣ fr.) sti-muleren de leerlingen om na tedenken over hun eigen realiteit.Tegelijkertijd leren ze hun stand-

punten te verdedigen en te argu-menteren.

De nieuwe brochures School-verlaters (60␣ fr.) en Alleen wonen(100␣ fr.) geven informatie, prakti-sche tips én nuttige adressen. ❏

Info Jeugd Nationaal – Prinsstraat 15 –

2000 Antwerpen – ✆ 03–231 07 58

DE BOER OPLeerlingen van de derde graad

lager onderwijs en het lager secun-dair technisch of beroepsonder-wijs kunnen een weekje op plat-telandsklas. Dat is een combina-tie van leermomenten en sport. Deklas bezoekt enkele land– of tuin-bouwbedrijven, verkent de streeken doet aan sport (fietsen, paard-rijden, kajak, zeilen enz.) naar ge-lang van de gekozen bestemming.Het programma wordt op maatsamengesteld. Documentatie enuitgewerkte lesvoorbereidingen zijnbeschikbaar. De organisatie maaktalle afspraken met het centrum, debezoekbedrijven en natuurgidsen.Sportactiviteiten worden begeleiddoor gekwalificeerde lesgevers.

Bij Plattelandsklassen kunt ukiezen uit 5 bestemmingen : Vle-teren (de Westhoek), Torhout (hetHoutland), Willebroek (de Rupel-streek), Sint–Jan in Eremo (hetMeetjeslandse krekengebied) ofWaasmunster (het Soete Waas-land). Vijf dagen in de eerste viercentra kosten 3200␣ fr. per leerlingall–in. In Waasmunster betaalt u3100␣ fr. met initiatie paardrijdenen 2800␣ fr. zonder.Plattelandsklassen – Stationsstraat 10– 9900 Eeklo – ✆ 091–77 37 46

FILM OP SCHOOLJEFI, de filmdienst van de Bond

van Grote en Jonge Gezinnen, doetaan filmopvoeding en –vormingvoor 6– tot 12–jarigen. Ze verdelenniet alleen jeugdfilms, maar ma-ken ook selectienota’s met inhoudsbe-schrijving en bespreking. Even-tueel komt een operateur van Jefimee om de projectie te verzorgen.Na de film kan een besprekingvolgen of kunnen de leerlingen defilm creatief verwerken. Een 16mm–film huren kost ongeveer 3000␣ fr.Vervoerkosten en de vergoedingvoor de Jefi–operateur zijn vooruw rekening.JEKINO vierde onlangs zijn 15deverjaardag. Naast films voor debasisschool hebben zij vooral eenenorm aanbod voor het secundaironderwijs. In het lager onderwijs

zijn er filmbegeleidin-gen, filmdossiers en zelfsanimatiefilmateliers. In hetsecundair onderwijs gaanze nog een stap verder. Jekinowil de leerlingen anders enbeter leren kijken. De voorbe-spreking of naverwerking vaneen film neemt dan ook één àtwee lesuren in beslag. Daarbijkomen zowel inhoud als filmi-sche vormgeving en filmervaringaan bod.

Meer uitgebreide pakketten (eenregisseur, een thema), video–ini-tiatie en een driedaags mediaspelbehoren ook tot de mogelijkhe-den. Enkele richtprijzen␣ : een film-dossier (folder voor de leerlingen,dossier voor de leraar) kost 500␣ fr.,een voorbespreking of naverwer-king kost 3500␣ fr. (halve dag) of5000␣ fr. (hele dag) per klasgroep.Jefi – Troonstraat 125 – 1050 Brussel –

✆ 02–507 88 55Jekino – Koninklijke

St.Mariastraat 2 – 1030 Brussel– ✆ 02–219 48 96

WANDEL-VOORDRACHTEN

Elke woensdagnamiddag kunt umet School en Museum een brokjeVlaamse cultuur verkennen. Zomaakt u kennis met de educatievemogelijkheden die onze musea enandere culturele instellingen bie-den. U moet wel op voorhandinschrijven.

Het programma : 5 februari :Parlement (gratis); 12 februari :Koninklijke Musea voor SchoneKunsten in Brussel, afdeling 17deeeuw (100␣ fr.); 19 februari : Mu-seum voor Industriële Archeolo-gie en Textiel in Gent (40␣ fr.); 26februari : Stedelijk Museum Broodhuisin Brussel (200␣ fr.).School en Museum – Koloniënstraat31 – 1000 Brussel – ✆ 02–510 36 56Met de reuzenkijker kunt u ereen enorme sprong in de ruimte

KLASSETIP VAN DE MAAND❑ KIJKEN NAAR STERREN

Begin december werd in Genkhet modernste planetarium vanBelgië geopend. Het Europlane-tarium toont al de bewegingenvan sterren en planeten en kan desterrenhemel op elk moment envoor elke plaats op aarde naboot-sen. In dit sterrentheater ziet ueffecten die u in een klasomge-ving nooit kunt tonen. Een attrac-tie van Europees niveau.

Naast het Europlanetarium ligtde Limburgse Volkssterrenwacht.Zij populariseren de sterrenkun-de, weerkunde en ruimtevaart.

én de tijd maken.Om uw daguitstap te vervol-

ledigen is er ook een geologi-sche tuin (gratis toegang; rond-leiding op aanvraag) met eenplanetenpad, een mijnschacht eneen heempark met instructievetuin en neerhof.Voor het Europlanetarium betaaltu 70␣ fr. per leerling, voor de Volks-sterrenwacht 30␣ fr. Contacteer welvooraf de educatieve dienst. ❏

Limburgse Volkssterrenwacht –Kattevennen 19 – 3600 Genk –✆ 011–35 27 94