Huig Magazine no 14_2013

93
Rotterdamse Academie van Bouwkunst Nummer 14 Rotterdamse Academie van Bouwkunst HUIG 14

description

Huig is een jaarlijkse publicatie van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. In 2003 werd het gelanceerd onder de naam AVBR. Vanaf 2005 ging het magazine verder onder de huidige naam, verwijzend naar de medeoprichter Huig Maaskant (1907-1977). In de Huig publiceren we de beste student- en afstudeerwerken van het voorgaande studiejaar, en essay's, interviews en columuns waarin gereflecteerd wordt op het academieonderwijs in het licht van het actuele vakdebat binnen de architectuur en stedenbouw.

Transcript of Huig Magazine no 14_2013

Page 1: Huig Magazine no 14_2013

Rotterdamse Academie van Bouwkunst

Nummer 14

Rotterdamse A

cademie van Bouw

kunstH

UIG

14 HUIG

Page 2: Huig Magazine no 14_2013

Voor

woo

rd

Page 3: Huig Magazine no 14_2013

Voorwoord

Chris van Langen Directeur Rotterdamse Academie van Bouwkunst

Page 4: Huig Magazine no 14_2013

Inho

udso

pgav

e

Page 5: Huig Magazine no 14_2013

Voorwoord — Chris van Langen

Afstudeerwerk 2011 - 2012Reflectie Arnold Reijndorp

Projecten

Iktinosprijs 2012Reflectie Cor Geluk

Projecten

Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis — Marlies Buurman

Onderzoek: Functional Ambiance — Dirk van Peijpe en Marc Verheijen

Post-superdutch — projecten van alumni

Column — Jasper de Haan

Colofon

5

8

32

52

58

72

88

92

Inhoudsopgave

Page 6: Huig Magazine no 14_2013
Page 7: Huig Magazine no 14_2013

Afstudeerw

erk 2010 – 2011

Page 8: Huig Magazine no 14_2013

Met haar afstudeerproject The Edge Effect was

Froukje van de Klundert in 2012 een van de vier

eersteprijswinnaars van de landelijke Archiprix. Uit

het juryrapport: “Het prijzenswaardige doel is om

door middel van deze school de jeugdcultuur in de

probleemwijk optimaal in contact te brengen met

een veelheid aan educatieve voorzieningen. De

gekozen strategie biedt een interessant alternatief

voor de gangbare relatief introverte, grote brede

scholen. Het model van een soort stadscampus

sluit erg goed aan bij het gestelde doel en levert

een bijdrage aan de actuele discussie over de

scholenbouw. De integratie met de achterstands-

wijk is optimaal. Het model geeft tevens goede

uitgangspunten voor flexibiliteit.[...] Het idealisti-

sche plan is goed ontworpen en mooi uitgewerkt.”

Froukje van de Klundert winnaar Archiprix 2012

Gymzaal en copyshop.

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

10

Page 9: Huig Magazine no 14_2013

Froukje ontmoet enkele bewoners van de Tarwewijk, de plek van haar afstudeerproject.

Foto: Frank Hanswijk

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

10 11

Page 10: Huig Magazine no 14_2013

In het laatste jaar van hun studie formuleren

studenten aan de Rotterdamse Academie van

Bouwkunst hun eigen afstudeeropgave en zoeken

daarbij een passende mentor en externe critici.

Het afstuderen richt zich op het verbinden van het

tijdens de studie ontwikkelde ontwerpvakman-

schap en de positionering van de student in het

vakgebied. In dit artikel zijn de 15 afstudeerpro-

jecten van het studiejaar 2011 – 2012 te zien die

deelnamen aan de interne selectie voor de lande-

lijke Archiprix, de jaarlijkse verkiezing van de beste

studentenplannen op het gebied van architectuur,

stedenbouw en landschapsontwerp.

Extra aandacht is er voor Living Shell van Dik

Houben, Ruimte voor de historische stad van

Joost van den Ham en Klimaatcampus van Kasper

Zoet, de drie projecten die door de staf van de

Academie geselecteerd zijn voor deelname aan de

landelijke Archiprix 2013.

De getoonde projecten verschillen stuk voor

stuk in schaal, complexiteit en opgave. Het meren-

deel is gesitueerd in Rotterdam. De architectuur-

projecten betreffen een publiek gebouw of een

woningbouwproject. De stedenbouwprojecten

bestrijken verschillende schaalniveaus: van regio-

nale tot stedelijke schaal, tot op het schaalniveau

van de wijk. Het aantal projecten dat zich expliciet

verhoudt tot actuele maatschappelijke kwesties

is behoorlijk groot, maar minstens zo opvallend is

dat een groot deel van de architectuurprojecten

bewust aansluiting zoeken bij het actuele debat

over ambachtelijkheid en de kunst van het maken.

Sinds 2011 nodigt de Academie een externe

criticus uit om het afstudeerwerk mee te beoor-

delen. In 2011 was dat Nanne de Ru, in dat jaar

winnaar van de ‘jonge Maaskantprijs’. In 2012

heeft de Academie Arnold Reijndorp, winnaar van

de Maaskantprijs 2012, bereid gevonden deel te

nemen aan de rondgang langs het werk. In een

persoonlijke beschouwing gaat hij in op het werk

van de afstudeerjaargang 2011-2012.

Einde van een episode. Wat nu? Een reflectie

op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011 -

2012 door Arnold Reijndorp.

Begin december mocht ik als voorzitter van de jury

de Zuiderkerkprijs uitreiken. De Zuiderkerkprijs

is de prijs van de gemeente Amsterdam voor het

beste woningbouwproject gerealiseerd in het afge-

lopen jaar. Dit jaar werd de prijs voor de vijftiende

keer uitgereikt, wat uitnodigde tot een terugblik.

Tijdens het jureren drong zich aan de jury (Suzanne

Mulder van het NAi, Tom Franzen, de winnaar van

vorig jaar, en ik) het sterke gevoel op het einde van

een tijdperk te moeten beoordelen.

Niet toevallig werd de prijs 15 jaar geleden

ingesteld. De tweede helft van de jaren negentig

vormden het hoogtij voor het stimuleren van archi-

tectuur en stedenbouw in Nederland. De VINEX-

opgave kwam op gang, evenals omvangrijke

stedelijke-vernieuwingsprojecten als de Kop van

Zuid, de IJ-oevers, het Spui-kwartier in Den Haag

en het Chassé-terrein in Breda en de herstructure-

ring van de naoorlogse wijken werd aangevat. De

volgende jaren zouden in het teken staan van de

integrale gebiedsontwikkeling en -transformatie,

meestal in een of andere vorm van publiek-private

samenwerking. Deze grote opgaven boden tal

van kansen aan stedenbouwkundigen en archi-

tecten, ook aan jonge, nog beginnende bureaus.

Een nieuwe lichting architecten had de stadsver-

nieuwingsgeneratie opgevolgd. De crisis van de

afgelopen jaren betekende het stilvallen van deze

omvangrijke opgave.

Afstudeerprojecten 2011 — 2012 Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011-2012A

fstu

deer

wer

k 20

11 -

201

2

12

Page 11: Huig Magazine no 14_2013

Inmiddels is duidelijk dat het niet gaat om een stagnatie van voor-

bijgaande aard maar om een structurele aanpassing. De bouwop-

gave, en daarmee de opgave voor architectuur en stedenbouw, zal

nooit meer hetzelfde zijn. De oogst aan projecten van het afgelopen

jaar laat duidelijk zien dat we in een overgangsfase zitten. Naast de

sporadische VINEX-woningbouw markeren enkele bijzondere stede-

lijke vernieuwingsprojecten, vaak met een multifunctioneel program-

ma, het einde van de voorbije episode. Daarnaast zijn er projecten

die de nieuwe opgave zichtbaar maken: stedelijke transformaties

op een veel bescheidener schaal, transformatie van kantoorpanden,

particulier en collectief opdrachtgeverschap, appartementen in het

topsegment naast sociale woningbouw als Ikea-formule. De bouw-

markt is een niche-markt geworden, waarvoor maatwerk is geboden.

De architect is vaak zelf ontwikkelaar. Een fenomeen dat we uit de

jaren dertig kennen (Van Tijen in Rotterdam: Bergpolderflat, apparte-

menten aan de Parklaan).

Voorlopig is totaal onduidelijk wat deze omslag betekent voor

de stedenbouw. Het ruimtelijk beleid (voor zover het nog bestaat)

huldigt het bouwen in bestaand stedelijk gebied. De metropoolregio

heeft de netwerkstad vervangen. Daardoor is er meer aandacht voor

de integratie van bebouwing, infrastructuur en landschap. Stad en

land vormen steeds meer een groen-stedelijke symbiose van recre-

atieve landschappen en stadslandbouw. Op nationale schaal lijkt

ruimtelijke ordening te zijn ingeruild voor de planning van infrastruc-

tuur en multimodale knooppunten.

De oogst aan afstudeerprojecten van de Rotterdamse Academie

van Bouwkunst toont dezelfde tweekoppigheid. Sommige projecten

markeren het einde van de periode van de grote gebiedsontwikke-

ling – het masterplan voor Brainport Centre Eindhoven van Jimmy

van der Aa bijvoorbeeld – andere lijken al voor te sorteren op de

nieuwe werkelijkheid, zoals de transformatie van de voormalige

Shell-toren aan het Hofplein in Rotterdam van Dik Houben. Voor-bij de vangrail van Bas van der Vinne onderzoekt de relatie van

ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur, die in het licht van de

omslag in het ruimtelijk beleid van groeiend belang is maar helaas

nog niet helemaal uit de verf komt. Twee projecten richten zich op

binnenstedelijke transformaties van een bescheiden schaal. Er is

ook aandacht voor energetisch bouwen, maar de vraag is of voor de

Klimaat Campus van Kasper Zoet in Katendrecht een programma is

geformuleerd dat realisatie mogelijk maakt. Energetisch en ‘groen’

bouwen zou eigenlijk geen specifieke opgave meer moeten zijn,

maar een normale eis aan elke ontwikkeling en ingreep.

Achter de zoektocht naar een nieuw programma

dat realisaties mogelijk maakt, gaat een andere,

nog ingewikkelder opgave schuil. Die behelst het

belang van het architectonisch en stedenbouwkun-

dig ontwerp. Vooral voor de stedenbouwkunde

vraagt dat om een radicaal andere aanpak. Niet

in de zin van het ontwerpproces. Daar ligt juist het

probleem. De integrale gebiedsontwikkeling van

de afgelopen periode maakte van de stedenbouw-

kundige een procesmanager. De nieuwe opgave

kent geen integraal proces meer, waarin de

ontwerper behulpzaam is in het samenbinden van

verschillende actoren. Vanaf nu begint het proces

pas als het plan klaar is. Het proces van realisatie

is onvoorspelbaar en deels ook onvoorstelbaar, in

de ruimte en in de tijd. Dat vraagt om een ontwerp

dat scherp vastlegt wat moet en verder heel veel –

zeker wat het programma betreft - open laat. Hoe

zo’n ontwerp er uitziet, hoe je dat als ontwerper in

kaarten vastlegt met precies de juiste verhouding

tussen grote lijn en cruciaal detail, dat is de nieuwe

opgave. Het project van Joost van den Ham voor

de binnenstad van Utrecht oogt in deze zin veel-

belovender dan de Prinsenhof, een ontwerp van

Frederik Pöll in het centrum van Rotterdam.

Voor de architectonische opgave geldt misschien

hetzelfde: leren ontwerpen zonder vast omschre-

ven programma. De oogst van afstudeerprojecten

kent enkele projecten die een hint geven in die

richting. De transformatie van het voormalige

Shell-gebouw tot luxe appartementen is een voor-

beeld. Het ontwerp sluit aan bij de brutalistische

uitstraling van het gebouw, radicaliseert die nog

en geeft er tegelijk een zekere verfijning aan. Het

ontwerp voor een school in Wielewaal van Pieter

Waijer is een ander voorbeeld. Teruggrijpend op

de structuralistische architectuur van de jaren zestig

en zeventig zorgt het vooral voor een ruimtelijke

structuur die programmatisch indifferent lijkt, maar

waarin de architectuur specifieke sferen en daar-

mee activiteiten oproept. Het laatste voorbeeld is

het ontwerp van Henk Jan Imhoff voor een woon-

huis met praktijk in Gorinchem, dat opvalt door een

ongekende formaliteit die tegelijk – zoals in een

sonnet – sterk narratief en poëtisch werkt. Of de

architectuur de belofte van het begeleidende strip-

verhaal waarmaakt is niet helemaal te controleren.

Deze architectuur pur sang houdt echter wel een

belofte in voor een periode ‘zonder programma’.

Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011-2012A

fstudeerwerk 2011 - 2012

12 13

Page 12: Huig Magazine no 14_2013

Living shell — Transformatie van kantoorgebouw naar woongebouw — Nominatie Archiprix 2013

De leegstand van kantoorpanden is de laatste

tijd flink toegenomen, met name die van kantoor-

gebouwen uit de jaren ’60 en ’70. Ze blijken zeer

moeilijk verhuurbaar omdat ze niet meer voldoen

aan de marktvraag, terwijl de bouwtechnische

levensduur van de achtergelaten panden nog

steeds heel lang is. Herbestemmen tot woonruim-

te kan een geschikt alternatief vormen voor sloop

en nieuwbouw.

De Shelltoren aan het Hofplein in Rotterdam,

tegenwoordig Hofpoort genaamd, is zo’n pand.

De toren bestaat uit flexibel in te delen kan-

toorlagen met een kolommenstructuur en een

centrale voorzieningenkern. Dit bijna-monument

was lange tijd het enige hoge kantoorgebouw in

het centrum en is een schoolvoorbeeld van de

architectonische uitdrukkingsvorm van de jaren

zeventig. Het gebouw vormde de eerste aanzet

tot de schaalvergroting in de hoogbouwzone van

Weena en Coolsingel, maar is echter nooit met

hetzelfde enthousiasme begroet als veel andere

hoogbouw in de binnenstad. Desondanks heeft

het gebouw een pregnante, duidelijke hoofdvorm

en gevelbeeld en is het niet meer weg te denken

uit het stadsbeeld.

De opgave bestond uit het ontwikkelen van een

nieuwe identiteit voor het bestaande gebouw. De

nieuwe verschijningsvorm strookt met de nieuwe

functie én het oorspronkelijke uiterlijk van het

gebouw. De gelaagdheid van oud en nieuw draagt

bij aan het karakter van de woningen. De opgave

raakt ook gecompliceerde programmatische

en technische onderwerpen. Het in samenhang

behandelen van deze aspecten vormt de kern van

de opgave.

Het blijkt dat de flexibiliteit van een gebouw

op lange termijn niet wordt bepaald door het

verschuiven van wanden, maar door de vaste

onderdelen. De constructie, de afmetingen van de

verdiepingen, zowel in diepte als hoogte, en de

ruime ontsluiting van het kantoorgebouw maken

meerdere functies mogelijk. Daarnaast is vanwege

het gewicht van de betonnen gevelpanelen het

gebouw zo zwaar gedimensioneerd dat bij een

nieuwe lichte gevel het gebouw extra verdiepin-

gen kan krijgen en buitenruimtes simpelweg aan

het bestaande gebouw gehangen kunnen worden.

Met het transformeren van de Shelltoren naar

een dierbaar woongebouw kan ruimte geboden

worden aan de veranderende behoefte naar

huisvesting in onze maatschappij. Een divers en

dynamisch gebouw dat open staat voor de stad in

plaats van het gesloten en uniforme gebouw dat

het nu is. Daarbij worden de positieve eigen-

schappen van het bestaande gebouw benut en

aangevuld met hedendaagse toevoegingen die

nodig zijn om te voldoen aan de huidige en de

toekomstige vraag van gebruikers.

Dik Houben (Architectuur)

Afstudeercommissie:

André Kempe (mentor),

Rob Hootsmans, Marcel de Boer

en Job Floris (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

Gevel beeld.

Espressobar.

14

Page 13: Huig Magazine no 14_2013

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

Doorsnede loft.

Vide hoekwoning.

Standaard gevel.

14 15

Page 14: Huig Magazine no 14_2013

Joost van den Ham (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Floris Cornelisse (mentor),

Paul Meurs,

Klaas van der Molen

en Willemijn Lofvers (voorzitter)

Ruimte voor de historische stad — Nominatie Archiprix 2013

Ruimte voor de historische stad gaat over het

hergebruik en openbaar maken van onbestemde

stedelijke buitenruimte, in dit geval een voormalige

stadstuin in een bouwblok aan de Plompetoren-

gracht in Utrecht. Een ruimte met een enorme

potentie waar een enorme bouwdruk op rust.

Ruimte in de stad is immers schaars. De tuin is

oorspronkelijk vormgegeven door J.D. Zocher als

onderdeel van het 19e eeuwse singelontwerp. In

het project wordt de tuin onderdeel van het open-

bare stedelijk weefsel door woningen in het gebied

te situeren, niet in de tuin zelf, maar aan de randen

om zo het bestaande bouwblok aan te vullen.

In de restauratie is een bekende techniek het

aanlassen van hout. Door onbruikbare delen te

vervangen door een nieuw maar gelijk deel krijgt

het bestaande opnieuw betekenis en functie. Hier

is deze techniek toegepast op zowel de schaal

van de stad als van de individuele woning. De tuin

wordt omgevormd tot publiek stadspark. Een rust-

plek waar de drukke stad ontvlucht kan worden,

waar het geluid verstomt en je je in een andere

wereld waant. Het bouwblok wordt met precisie

aangevuld. Drie nieuwe openingen vormen de

toegang tot het park.

Aan de centrumzijde is het bestaande plein naar

binnen verlengd. Hierdoor ontstaat een natuur-

lijke overgang van openbaar naar privé. Aan het

nieuwe plein zijn stadswoningen geplaatst en een

hotel. Aan de grachtzijde is een voorplein gecre-

eerd door in de gevelwand een pand haaks toe te

voegen. De verbrede stoep vestigt de aandacht

op de ingang van het park. Aan de singelzijde tot

slot wordt het bestaande poortgebouw hersteld.

Er worden muurwoningen toegevoegd die wijzen

op de te openen poort.

De architectuur van de nieuwe bebouwing sluit

aan op de bestaande, maar is in de detaillering

herkenbaar eigentijds. De woningen kennen een

verscheidenheid aan typologieën. Aan het plein

bevinden zich ondiepe meerlaagse stadswonin-

gen. Aan de gracht is de diepe woning gericht op

het voorplein. Aan de singelzijde zijn de woningen

terugliggend ten opzichte van de straat geplaatst.

Het park wordt van binnenuit opnieuw omka-

derd door de bestaande tuinmuren aan te vullen

en door de drie belangrijkste gebouwen als enige

met de voet in het park te situeren. Het park wordt

hiermee afgesloten van de aanliggende private

bebouwing en wordt een onderdeel van het

publieke stedelijke weefsel.

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

Binnentuin. Interieur stadswoning.

16

Page 15: Huig Magazine no 14_2013

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

Maquette met overzicht van de ingrepen.

Nieuw woonprogramma.

16 17

Page 16: Huig Magazine no 14_2013

Klimaat Campus — Nominatie Archiprix 2013

Eeuwenlang waren de lokale omstandigheden,

met het klimaat voorop, de bepalende factoren

binnen de architectuur. Locatie, oriëntatie, vorm

en materialisering waren hiervan een logisch

gevolg. In dit ontwerp voor een Klimaatcampus

wordt het klimaat opnieuw ingezet als instrument

in de architectuur. Er is onderzocht hoe de weers-

omstandigheden in het ontwerp kunnen worden

ingezet om belevingen te intensiveren (ervaring)

en de belasting van het milieu te verminderen

(duurzaamheid). 

In de huidige architectuurpraktijk worden senso-

rische ervaringen grotendeels buitengesloten. Het

zijn echter juist die sensorische belevingen die er

toe leiden dat architectuur kan prikkelen, verbazen

en zorgen voor een ongekende diepgang. Het

ontwerp van de Klimaat Campus is dan ook een

pleidooi om de architectuur niet alleen te zien

als een middel om ons te beschermen tegen het

klimaat, maar ook als een instrument om ons weer

terug te brengen bij het klimaat. 

In het ontwerp van de Klimaat Campus staan

de lokale (klimatologische) omstandigheden

centraal. De aanwezige omstandigheden worden

zoveel mogelijk benut om een aangename plek te

creëren voor de gebruiker. De winddruk, de zon en

het water worden ingezet om de energiebehoefte

terug te dringen (hard-facts) maar daarnaast

Kasper Zoet (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Ralf Pasel

Mareike Krautheim (mentoren)

Duzan Doepel

Peter Mensinga

Job Floris (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012 worden wind, zon en water ook gebruikt om de

afstand tussen de gebruiker en zijn omgeving te

verkleinen. Het klimaat wordt zichtbaar, voel-

baar en  ervaarbaar gemaakt in het ontwerp. De

zintuigen van de gebruiker worden geprikkeld; het

voelen van de verkoeling van de wind, de warmte

van de zon, de rust van het ondergrondse en het

ruiken van de algen bij laag tij (soft-facts).

De Klimaat Campus biedt onderdak aan klimaat-

gerelateerde master-opleidingen en levert daar-

naast een bijdrage aan het publieke klimaatdebat,

niet alleen door plaats te bieden aan lezingen,

voorlichting en tentoonstellingen, maar ook door

de verschijningsvorm.

Maquette.

Interieur.

18

Page 17: Huig Magazine no 14_2013

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

Doorsnede ventilatie en koeling.

Waterlaag.

18 19

Page 18: Huig Magazine no 14_2013

Open Hoboken!

Het Burgemeester ’s-Jacobsplein is een non-place, zonder verbindingen en gelaagdheid, een

ruimte met weinig beschutting waar iedere intimi-

teit ontbreekt. Met het ontwerp Open Hoboken

wordt het plein uitgegraven en daarmee geopend.

Doordat de mensenstromen op zowel het maai-

veld, het plein als in de metro visueel met elkaar in

contact komen, worden de sociale interactie en de

veiligheid vergroot. Door het plein te verdiepen

ontstaat er een wind- en geluidsluwe ruimte die

tot verblijven uitnodigt. De aan het plan toege-

voegde functies zoals de fitness, de supermarkt en

de parking zorgen voor extra voetgangersverkeer

en daarmee levendigheid.

Barbara Janßen (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Marieke Kums (mentor)

Maarten van Bremen

Willemijn Lofvers

Jeroen Visschers

Chris van Langen (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

20

Page 19: Huig Magazine no 14_2013

Wat de boer niet (meer) kent…

De komende dertig jaar komt door vergrijzing

en schaalvergroting de mantelzorg op het plat-

teland in het gedrang. Voor oudere boeren kan

een kleinschalige woonvorm met een gezamen-

lijke huishouding een oplossing zijn. Dit vraagt

om een nieuw woningtype dat ook geschikt is

voor de specifieke beperkingen en behoeften van

dementerenden. De doelgroep heeft behoefte

aan een boerderij-achtige woning met woonkeu-

ken en moestuin. Het prototype refereert op een

abstracte manier aan de plaatselijke dwarshuis-

boerderij. Om het steeds veranderende daglicht

in de woning te ervaren heeft de boerderij een

open plattegrond en vier grote openingen op de

windrichtingen. Het eenvoudige ruimteplan kan

zonder grote ingrepen herbestemd worden. Aan-

passingen kunnen zo plaatsvinden zonder dat het

gebouw aan architectonische waarde inboet.

Jolanda Faber (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Serge Schoemaker (mentor)

Moritz Bernoully

Sylvia de Koning

Wilma Lanke

Willemijn Lofvers

Chris van Langen (voorzitter)

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

20 21

Page 20: Huig Magazine no 14_2013

Brainport Centre — Een icoon voor de Brainport Regio

Brainport is een broedplaats van innovatie van

bedrijven, overheden en kennis- en onderzoeks-

instellingen. Daarnaast worden er uiteenlopende

publieksactiviteiten georganiseerd. Het diverse en

wisselende programma vraagt om een flexibel ont-

werp en een slimme omgang met leegstand. Ten

eerste zullen tijdelijke functies in dezelfde ruimte

plaatsvinden als ze op verschillende momenten

een vergelijkbare ruimtebehoefte hebben. Daar-

naast wordt een deel van de gebouwen zelf flexibel

en demontabel. De locatie voor het Brainportcentre

is het Eindhovense Evoluon, centraal gelegen bin-

nen het huidige Brainportnetwerk, met een goede

bereikbaarheid en een publiekstoegankelijk karak-

ter. Door het landschap op verschillende plekken

‘op te tillen’ ontstaat er ruimte voor programma en

wordt er voor gezorgd dat de landschappelijkheid

en continuïteit gewaarborgd blijven.

Jimmy van der Aa (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Ludo Grooteman (mentor)

Eline Strijkers

Joost Zonneveld

Willemijn Lofvers

Chris van Langen (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

22

Page 21: Huig Magazine no 14_2013

Transitions is a project about the memory of what used to be, the

confrontation with what is and the longing for the things to come.

Imagine a big house, a villa, located in a historical part of a provin-

cial town. By starting with a conventional architectural vocabulary

like symmetry, recognizable spaces like corridors and items such as

regular windows, a sign of recognition was captured. The ‘well-

known’ one could say.

Besides being a place to live it is also a medical practice. This

program gains momentum when private & public are forced to meet

or try to hide from each other. The definition of privacy changes

fast and the project asks what privacy actually is. At first glance the

classical lay-out seems a sturdy, clear organisational principle. There

it is a carefully designed point where you’ll get what you see. But, by

pushing the public and the private character in such a way that they

start to interfere, a sequence of moments unrolls. They confront both

inhabitants as well as visitors with each other as apparent coinci-

dences. By inviting the patient near the most private rooms, also the

effect of having that luxury (i.e. to be seen) is shared.

Transitions

Henk Jan Imhof (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Penne Hangelbroek (mentor)

Jan van Heemst

Ralf Pasel

Jeroen Visschers (voorzitter)

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

Foto: Jessica Waltmans en Inge Brussé

22 23

Page 22: Huig Magazine no 14_2013

De Popexperience

Nederland heeft een zeer rijke popgeschiede-

nis. Veel poppodia hebben het echter moeilijk, net

als veel musea. De Pop Experience ondervangt

dit door een popmuseum te combineren met een

popmuziekcentrum en een reeks ondersteunende

functies, zoals winkels en horeca. Het centrum is

gesitueerd in een zestig meter hoge gashouder op

een voormalig gasfabriekterrein in het Vierha-

vengebied in Rotterdam, een rauw en industrieel

gebied waar geluidsoverlast en bereikbaarheid

geen probleem zijn. Het enorme gebouw is vorm-

gegeven en ingericht als een belevingsmachine,

een mini-popstad.

Angelique le Clercq (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Maartje Lammers (mentor)

Allard Jolles

Frits van Dongen

Jeroen Visschers (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

24

Page 23: Huig Magazine no 14_2013

Prinsenhof — Rotterdam

De opgave bestaat uit het ontwerpen en inpas-

sen van een woningbouwblok in de binnenstad

van Rotterdam. De gekozen plek kent een rijke

geschiedenis maar is hierdoor ook ruimtelijk

onduidelijk geworden. Het plein en de weinig

aantrekkelijke bestaande bebouwing worden

vervangen door zorgvuldig ingepaste nieuwbouw,

met in de plint publieke functies. Daarboven word

gewoond. Het gebouwtype is gebaseerd op het

principe van het liefdadigheidshofje, een aan-

trekkelijke binnenstedelijke typologie. Het type

verwijst tevens naar de allereerste bebouwing van

de locatie, een klooster. De toegang tot de woning

is een route architecturale, waarin ruimtelijke typo-

logieën elkaar opvolgen. Er is een duidelijke zone-

ring in het gebouw aanwezig; hoe dieper je het

gebouw ingaat, hoe minder openbaar het wordt.

Bezoekers worden binnen het gebouw op een

architectonische manier verwelkomd of tegenge-

houden. De ontsluiting is, net als de constructie en

de huid, een intrinsiek onderdeel van het gebouw.  

Frederik Pöll (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Serge Schoemaker (mentor)

Willemijn Wilms Floet

Ralf Pasel

Jeroen Visschers (voorzitter)

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

24 25

Page 24: Huig Magazine no 14_2013

Museum Caldic Collectie — Wassenaar

Michel Zethof (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Marie-José van Hee (mentor)

Ben Huygen

Suzanne Swarts

Jeroen Visschers (voorzitter)

De Caldic Collectie is één van de grootste en

belangrijkste particuliere verzamelingen in Neder-

land van moderne en hedendaagse kunst. In het

ontwerp staat de vraag centraal hoe de beleving

van een museale ruimte kan samengaan met een

optimale beleving van een particuliere kunstcol-

lectie. Het museum komt in de achtertuin van de

verzamelaar Joop van Caldenborgh. Hier heeft hij

afgelopen jaren met tientallen beelden een eigen

beeldenbos gemaakt. De beelden maken het bos

tot een eigen wereld. De beleving van de natuur-

lijke omgeving en kunst wordt in het ontwerp van

het museum geintegreerd.

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

26

Page 25: Huig Magazine no 14_2013

Voorbij de vangrail

De snelweg is haar kwaliteit als venster op de

regio aan het verliezen. Een integrale benadering

kan het verschil maken. In het ontwerp voor de

A23 bij Enkhuizen is gezocht naar een balans tus-

sen economische vooruitgang, verkeerskundige

logica en ruimtelijke ontwikkeling. Het ontwerp

van de snelweg wordt ingezet als sturend element

in toekomstige ontwikkelingen.

In het plan ontwikkelen drie netwerken van ver-

schillende schalen met elk een eigen dynamiek en

programmering zich onafhankelijk van elkaar. Het

bovenregionale systeem herbergt bovenregionale

programma’s, het regionale netwerk ontwikkelt

zich op een gebiedseigen wijze tot een “superlint”

met lokale en regionale bedrijvigheid en het lokale

netwerk richt zich op recreatie. De plekken waar

netwerken elkaar kruisen en waar mobiliteitsstro-

men van verschillende schaalniveaus elkaar raken

geven aanleiding voor een bijzondere ingreep.

Bas van der Vinne (Stedenbouw)

Afstudeercommissie:

Harm Timmermans (mentor)

Stefan Bendiks

Pieter Veenstra

Jeroen de Willigen (voorzitter)

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

26 27

Page 26: Huig Magazine no 14_2013

Kulturhus de Blokkendoos

In het Kultuurhus komt sport samen met sociaal-

maatschappelijke voorzieningen, culturele functies,

zorg en dagopvang. Een sober houten gebouw

vormt de basis. Ingepast in een “groene kamer”

vormt het gebouw een subtiele overgang tussen

de dynamiek van het sportpark en de omliggende

natuur. Met een aantal opvallende insneden opent

het gebouw zich naar zijn omgeving en laat het

daglicht binnendringen in de verschillende ont-

moetingsplekken. Het gebouw bestaat uit een aan-

tal vrijstaande volumes die het vaste programma

van het complex huisvesten. Tussen die volumes is

ruimte voor bijzondere activiteiten.

Martijn van Voorden (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Helena Casanova (mentor)

Serge Schoemaker

Luc Willems

Willemijn Lofvers (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

28

Page 27: Huig Magazine no 14_2013

HUB (Hybrid Urban Block)

The Laurenskwartier has great potential for

an architectural intervention with a strong green

identity. It has been in a continuous transforma-

tion since WWII. In former plans for the Sint-

Jacobsplaats’ aspects such as height difference,

construction and accessibility, were not properly

addressed. HUB aims to bring a solution to these

urban complications with architectural interventi-

ons which will create the opportunity to link Sint-

Jacobsplaats back to the city center. ‘Cityness’ is

the keyword to achieve the regeneration of the

Sint-Jacobsplaats. In the HUB’s urban approach

“cityness” is defined by a combination of density,

program and landscape. They are the strategic

tools to succeed in HUB’s urban concept.

Bahar Akkoçlu (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Jaakko van ’t Spijker (mentor)

Harm Timmermans

Marieke Kums

Willemijn Lofvers (voorzitter)

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

28 29

Page 28: Huig Magazine no 14_2013

Brede school Wielewaal — 27 variaties op een thema

De Brede school Wielewaal herbergt vier programma’s: een

wijkcentrum, een buitenschoolse opvang, een sportaccommodatie

en een basisschool voor zeer moeilijk lerende kinderen. De school

is gesitueerd aan de rand van de gelijknamige wijk, grenzend aan

het Zuiderpark. Dit verbeeldt precies de dualiteit die spreekt uit

de onderwijsvisie van de wijkschool. Enerzijds wil de zmlk-school

rust en geborgenheid bieden. Anderzijds wil zij uitwisseling met de

maatschappij stimuleren. Om deze twee karakteristieken maximaal

te benadrukken is het gebouw radicaal oost-west georiënteerd,

van de betonschijven die de constructieve structuur vormen tot de

secundaire structuur van houten lamellen. Eenmaal in het gebouw

zie en ervaar je óf de rust van het park, óf het leven in de wijk. Door

te variëren met de maatvoering van deze elementen is een zeer

gevarieerde reeks ruimtes en sferen gecreëerd voor de zeer diverse

gebruikers van de brede school Wielewaal.

Pieter Waijer (Architectuur)

Afstudeercommissie:

Serge Schoemaker (mentor)

Bart van Kampen

Klaas van der Molen

Robert von der Nahmer (voorzitter)

Afs

tude

erw

erk

2011

- 2

012

30

Page 29: Huig Magazine no 14_2013

The European Project — Brussel

Europe has been able to develop itself from a

continent in ruins after WWII into the economic

and political powerhouse it is, because countries

decided to work together. In order to remain a glo-

bal powerhouse during the current crisis, Europe

needs to believe in its own dream. It does however,

need to re-invent itself. It should do this in the de

facto capital Brussels. The European project shows

how the EU can become a valuable player in the

urban dynamics and identity of the city of Brussels.

Maira Bos (Stedenbouw)

Afstudeercommissie:

Helmut Thöle (mentor)

Hiroki Matsuura

Nanne de Ru

Margit Schuster (voorzitter)

Daily life activity like education, sports and

markets brings people together and create a bond

between people. These are social hotspots and

ideal locations for the integration. By using the

existing public transport system, the institutes can

spread throughout the city in an easy and effective

way. Within this new shape the different institutes

of the Union can spread out and show themselves,

creating strong bonds between them and the

people of Brussels. An example is the European

Market, combining an actual foodmarket with the

EU Department of Agriculture.

The new market on the stairs forms a new vibrant and dynamic hub in the city, connecting politics and city, the EU and the citizens

Afstudeerw

erk 2011 - 2012

30 31

Page 30: Huig Magazine no 14_2013
Page 31: Huig Magazine no 14_2013

Iktinosprijs 2012

Page 32: Huig Magazine no 14_2013

De Iktinosprijs is in 1969 ingesteld door architect Huig Maaskant,

medeoprichter van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, met

het oogmerk om jaarlijks die Academie-student te prijzen die

“… door kwaliteit en karakteristiek van het studieresultaat een (cul-

turele) bijdrage heeft geleverd aan onderwijs, onderzoek en praktijk

van architectuur of stedebouw”. Het ging Maaskant daarbij uitdruk-

kelijk om tussentijdse studieresultaten en niet om afstudeerprojec-

ten. Uit het studiejaar 2011-2012 is werk uit alle dertien ateliers voor

de prijs voorgedragen.

Jury

De jury stond net als de afgelopen jaren onder voorzitterschap van

Academiedirecteur Chris van Langen en bestond daarnaast uit Cor

Geluk, Klaas van der Molen en Francesco Veenstra - allen alumni van

de Academie. Secretaris was staflid Jan Duursma.

Er was lof voor het niveau van de inzendingen, dat volgens één van

de juryleden beduidend hoger lag dan het niveau van het gros van

de inzendingen voor een hier niet nader te noemen professionele

prijsvraag. En hoewel er waardering was voor het getoonde ontwerp-

vakmanschap werd ook geconstateerd dat bij relatief veel architecto-

nische projecten aandacht voor de context ontbrak. Men was ditmaal

zeer te spreken over de kwaliteit van de gestelde opgaven, al werd

bij een aantal ateliers gesteld dat de opgave wel erg complex of

omvangrijk was. De jury was blij te zien dat de opmerking van de vori-

ge jury over het ontbreken van enkele ateliers ter harte was genomen,

en dat ditmaal projecten uit alle ateliers vertegenwoordigd waren.

De projecten zijn door de jury gezamenlijk beoordeeld. Na de

rondgang kon elk jurylid drie projecten voordragen, waarna zes

projecten overbleven. Twee hiervan konden op bijzondere waarde-

ring rekenen: Het Geborgen Huis van Pascalle Asgarali en Passages, in between the worlds van Mattie le Voyer. Deze twee projecten

werden door de jury nogmaals bestudeerd en bediscussieerd. Ze

bleken elkaar in waardering niet veel te ontlopen, maar gedurende

de discussie werd wel duidelijk dat die waardering per project ver-

schilde van karakter. Beide projecten overtuigen in hun ruimtelijke

kwaliteiten, architectonische articulatie en diepgang en prachtige

presentatie. Bij beide projecten plaatste de jury op deelaspecten

ook enkele vraagtekens.

Iktinosprijs 2012Ik

tino

spri

js 2

012

34

Page 33: Huig Magazine no 14_2013

Bij Het Geborgen Huis was er waardering van

de jury voor de volwassenheid van dit eerstejaars

project. Daar kwam nog eens bij dat haar andere

project, The Knotted Pavillion, ook tot de zes beste

beoordeelde projecten doordrong. Pascalle is

volgens de jury een student om in de gaten te hou-

den! Het Geborgen Huis is een goed doordacht en

goed uitgewerkt project, consistent van platte-

grond tot uitwerking gevel. Wel is het programma

aan de grote kant voor één woning. Er werd een

kanttekening geplaatst bij het specifieke karakter

van de buitenruimtes en de wijze waarop binnen

en buiten relaties met elkaar aangaan. De jury

was verdeeld over het generieke karakter van het

omsluitende scherm. Veel waardering was er voor

de ingetogen en ambachtelijke presentatie, waar-

bij het concept bovendien helder wordt uitgelegd.

Passages, in between the worlds van Mattie le

Voyer waardeerde de jury specifiek vanwege de

compleetheid door verschillende schaalniveaus

heen en de typologische vernieuwing. Mattie’s

project levert daarmee een relevante bijdrage aan

het debat over en het onderzoek naar de transfor-

matie en actualisering van de bestaande stad. Het

is een intrigerend en heel krachtig gepresenteerd

project. De jury had heel veel waardering voor het

concept en de vertaling ervan in een coherent ont-

werp. Het project leidt tot een voor deze locatie

radicale en interessante typologische vernieuwing

op blok- en gebouwniveau. De uitwerking is op

een aantal fronten zeer overtuigend, maar op

andere plaatsen minder sterk. Zo zijn de passages,

ondanks de enorme verleidingskracht van de beel-

den ervan, programmatisch wat diffuus en indif-

ferent, zijn er grote vraagtekens bij de woningplat-

tegronden in de kop aan de oostzijde en acht de

jury de parkeergarage volstrekt onbruikbaar. Het

project als geheel is echter sterk, waarbij de jury

met name onder de indruk is van de stedelijke

betekenis en ruimtelijke kwaliteit van het open-

gebroken binnenterrein, met haar koppelingen

tussen de passages en tuinen en haar zorgvuldig

vormgegeven overgangen tussen openbaar,

collectief en privaat.

Alles afwegend in het licht van Maaskants’

intentie met de prijs, was de jury het er unaniem

over eens dat de Iktinosprijs 2012 moest worden

toegekend aan Mattie le Voyer voor haar project

Passages, in between the worlds.

Iktinosprijs 2012

34 35

Page 34: Huig Magazine no 14_2013

Het zijn moeilijke tijden voor de ontwerper. In

een tijd dat de economie nagenoeg tot stilstand

is gekomen, in het bijzonder in de bouwsector,

wordt iedere opgave met beide handen aange-

grepen. Je voelt het sentiment in de lucht hangen:

het maakt me niet meer uit wat de opgave is, als ik

maar iets te doen heb. We zijn eigenlijk veel meer

aan het overleven dan aan het ontwerpen.

In zo’n omgeving zal de Academie zich

nadrukkelijk moeten positioneren om ook zelf te

overleven. Naar mijn idee zijn er drie mogelijkhe-

den: 1. De Academie profileert zich vooral als een

ambachtelijke opleiding waar tijdgeestonafhanke-

lijke opgaves worden gedoceerd, 2. De Academie

gaat mee met de ‘flow’ van de huidige tijdgeest

en leidt de ontwerper op tot ruimtelijk mediator

die tal van opgaven op de kleine- en middenschaal

weet vorm te geven, 3. De Academie gaat op zoek

naar een nieuwe horizon en probeert te formu-

leren waar we in Nederland over 10 of 20 jaar

zouden moeten staan.

Het lijkt mij interessant om te bekijken welke

Iktinos-inzending hoort bij welke gedachte:

1. Het Ambacht

De twee inzendingen vanuit het atelier Tectonics & Structure stellen de beheersing van het materiaal

centraal en onderzoeken de mogelijkheden ervan

in de vorm van een kleipaviljoen en een gebouw

geknoopt uit touw. Stedenbouwkundige inter-

venties in verschillende omgevingen, variërend

van stedelijk naar landelijk, worden voorzien van

specifieke ontwerpen in verschillende dichtheden,

figureren in het project Goudsche Identiteit. Het

architectonische ontwerp van een brede school

met veel interactie tussen binnen en buiten is

onderwerp van het ontwerp interactief Freinet Stadsschool. Het ontwerpen aan een belangrijke

straat in de stad die wel een oppeppertje kan

gebruiken vindt plaats in het Straatatelier met als

inzending Zeven in een. Het ontwerp voor een

huis van een schrijver is tweemaal onderwerp in

het atelier Groot Stedelijk Huis. De inzending

Façade hangt het woonprogramma op aan een

boekenwand die een effect heeft op de façade

De rol van de ruimtelijk ontwerper in onzekere tijden — Cor Geluk

van de woning. In de inzending Het Verborgen Huis wordt deze vertaald in vrije gevels die veel

interactie met de omgeving bewerkstelligen. Het

opwaarderen van een buurt die is ontworpen in

de jaren ’70 met een multidisciplinaire aanpak,

stedenbouwkundig-architectonisch én landschap-

pelijk, figureert in Denk Groot, Acteer Klein uit

het Buurt-atelier. Het ontwerp voor een verza-

melgebouw van architectuurinstellingen waarbij

een sterk accent ligt op de detaillering van de

gevel vormt inzet in het project Bouwwerk van de Architectuur. Tot slot staat het ontwerpambacht

op de voorgrond in het nieuwe stedenbouwkun-

dig ontwerp voor een oude stadswijk met als titel

Charlois Vervlochten.

2. De Eigentijdse Opgave

Het Rehab-atelier levert een architectonisch ont-

werp op voor de transformatie van een kantoorge-

bouw naar een woongebouw met een accent op

de sociale problematiek die is gerelateerd aan de

schaal van het gebouw .Eigentijdse opgaven staan

ook centraal in het Duurzame Woongebouw-atelier waar een stedelijk/architectonische inter-

ventie op een belangrijke plek in de stad wordt

voorzien van een nieuw type publieke ruimte,

waaraan nieuwe stedelijke woontypologiën wor-

den opgehangen. Dit resulteert in de inzending Passages tussen de werelden.

3. De Horizon

Het Resilient Feijenoord-atelier blikt voorbij

de horizon. Watergerelateerde opgaves zoals

overstromingsrisico, regenwateroverlast en

drinkwaterverbruik worden gebruikt om een

bestaand stuk stad opnieuw te ontwerpen met

voornamelijk landschappelijke ingrepen in de

inzending Water Moderator.

Het is duidelijk dat het ambacht op dit moment

veruit de meeste aandacht heeft, dat de eigen-

tijdse opgaves nog maar mondjesmaat doordrin-

gen en dat Duzan Doepel nog een roepende in

de woestijn lijkt. Vanuit deze beschouwing lijkt de

keuze voor een super-ambachtsschool zeer kans-

rijk. Toch vraag ik mij af of dit de juiste weg is. Juist

in een tijd waarin alle vanzelfsprekendheden lijken

Ikti

nosp

rijs

201

2

36

Page 35: Huig Magazine no 14_2013

Reflectie naar aanleiding van de Iktinosjurering 2012

Cor Geluk studeerde in 1995 af aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst.

In datzelfde jaar richtte hij samen met studiegenoot Huub Juurlink een eigen

bureau op, Juurlink+Geluk urbanism + landscape (www.jeng.nl).

te verdwijnen wordt het steeds belangrijker je positie als ontwerper

goed te bepalen. Ambachtelijke opgaves zijn daarbij zeer behulp-

zaam maar zouden wellicht kunnen worden geplaatst in actuele

initiatieven zoals de vele kleinschalige architectonische projecten die

in Rotterdam op dit moment worden opgezet.

Een goed voorbeeld voor de aangename mix tussen actualiteit

en ambacht is het project van Mattie le Voyer (Passages tussen de werelden). Hierin wordt niet alleen ingegaan op de actualiteit van

herstructurering maar wordt er tevens aangetoond dat met zowel

stedenbouwkundige frisse ingrepen (de passage, het drieledig blok)

als architectonische typologiën, de rol van de ontwerper goed is

ingevuld.

Ten slotte zou ik toch een lans willen breken voor de zoektocht naar

eigentijdse opgaves met een andere horizon. Juist in een tijd waarin

iedereen aan het overleven is, kan de Academie de bakens verzetten

en vooruit blijven kijken. Dat dit geen eenvoudige keuze is blijkt wel

uit de beoordeling van de inzendingen. Het transformeren van een

bestaand kantoorgebouw naar een sociaal aantrekkelijk woongebouw

staat nog volledig in de kinderschoenen en er zal nog veel water door

de Maas stromen voordat we hiervoor met overtuigende ontwerpen

kunnen komen. Dat geldt ook voor de toekomstige vraagstukken,

waarbij niet alleen de water- of energie-opgave een rol speelt maar

ook sociale vraagstukken als de toekomst van de zorg en het onder-

wijs op een heel andere manier moeten worden vormgegeven.

Cor Geluk

Jurylid Iktinosprijs 2012

Iktinosprijs 2012

36 37

Page 36: Huig Magazine no 14_2013

Studio: ‘Sustainable Residential Building’

Tutor: Serge Schoemaker

The word « passage » indicates both the archi-

tectural object and the action of going through a

place to reach one point from another. It blurs the

limits between the worlds, physical and spiritual,

and marks a step in your evolution. In the residen-

tial project, the passage operates on two different

scales.

On a urban scale, the object’s passages act as a

filter between the busy tram-garage and the calm

canal. The passages are the naves of a modern

church without religion, a sacred meeting place.

Passages, in between the worlds — Mattie le Voyer — Winnaar Iktinosprijs 2012

Super-social, contemplative or mysterious, the

lateral apses create pressure or depression influ-

ences on the trajectories. On a smaller scale, the

passage articulates around series of connectors.

Sometimes rock, sponge or draft, they define the

degree of publicity of the space.

The combination of the French passage and the

Dutch canal house creates the Dutch communal

dwellings, grouped around the gardens. This

new typology is a way to confront heritage and

futuristic wishes.

Ikti

nosp

rijs

201

2

38

Page 37: Huig Magazine no 14_2013

Iktinosprijs 2012

38 39

Page 38: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’

Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper

Het grootstedelijke karakter van de locatie is lei-

dend voor het ontwerp van het woonhuis bestemd

voor een schrijver en zijn gezin. Opvallend zijn

de vier vrije gevels, grenzend aan verschillende

functies: stadspark, kinderboerderij, zijstraat en

naastgelegen woningen. Het huis lijkt te balance-

ren op de grens van publieke verblijfsgebieden en

de private sferen van de woonfunctie.

Aansluiting, overgang en begrenzing van de

woning op de locatie zijn belangrijke parame-

ters. Een privacy-façade creëert afstand tot de

Het Geborgen Huis — Pascalle Asgarali

omgeving. Tussen de privacy-façade en de woning

bevindt zich de bufferzone. De bufferzone ver-

zacht de overgang van openbaar naar privaat. Er

ontstaat gelaagdheid in de woning, waarbij buiten

naar binnen wordt getrokken. De privacy-façade

bestaat uit beweegbare panelen die geopend of

gesloten kunnen worden. De woning krijgt hier-

door meerdere gezichten. Indeling van functies,

gebaseerd op karakteristieken van de omgeving,

in combinatie met de bufferzone, zorgen ervoor

dat de bewoner de ruimte op verschillende

manieren kan beleven.

Ikti

nosp

rijs

201

2

40

Page 39: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Buurt’

Docent: Han Dijk

In de jaren 70 vormde het ontwerp voor een

leefbare binnenstad het antwoord op de anonie-

me wederopbouwstad. De architect Jan Verhoe-

ven leverde hieraan een bijdrage met zijn ontwerp

voor wooncomplex Heliport in Rotterdam. Hij

ontwierp openbare ruimtes waarbinnen de sociale

interactie een belangrijke rol speelt. Echter, dit

stedelijk complex ligt nu geïsoleerd van de bin-

nenstad en de openbare ruimtes zijn in onbruik

geraakt en verwaarloosd.

Think Big, Act Small brengt stedenbouw,

architectuur en landschapsarchitectuur dichter bij

elkaar om de oorspronkelijke plangedachte uit de

jaren 70 nieuw leven in te blazen. Heliport en de

binnenstad worden met elkaar verweven zodat

het complex weer betekenis krijgt voor de stad.

Het plan zet in op drie schaalniveaus: omgeving,

complex en woning. Verschillende ruimtelijke ver-

bindingen sluiten de commerciële en recreatieve

lus in de binnenstad. Het stedelijk complex wordt

geopend en betrokken bij de binnenstad door de

openbare ruimtes bruikbaar te maken voor het

omliggende gebied.

Think Big, Act Small — Suet ChanIktinosprijs 2012

40 41

Page 40: Huig Magazine no 14_2013

Studio: Tectonics & Structure

Tutor: Boris Zeisser

Although Peckham is a deprived area in South-

East London, the residents love their neighbour-

hood. A sentence from the book ‘The little Prince’,

“What makes the desert beautiful is that it some-

where hides a well”, explains Peckham’s potential.

By using this phrase as a metaphor for what has to

be achieved with the new pavilion, a starting point

was set for the design. So what kind of a place is this

well? And why does it make the desert beautiful?

Clay pavilion — Daan Hens

First of all, it’s a serene place. It displays a certain

calmness, soberness. Secondly, it’s a place where

people meet and socialize when they come to

collect water. And last but not least, it’s a place of

exposure. It reveals the hidden water below the

surface. With these tools different studies where

undertaken, resulting in a pavilion made out of clay

blocks, scattered all over Peckham Square.

Ikti

nosp

rijs

201

2

42

Page 41: Huig Magazine no 14_2013

Knotted pavilion — Pascalle Asgarali

features of coral. Using a traditional handknotting

technique – macramé – the rope is knotted into a

pavilion. A combination of components like poly-

ester, fiberglass, and aramide fibers, adds strength

and stability to the once soft knotted rope.

The pavilion consists of 3 volumes, each with it’s

own knotted pattern and function, being open,

semi-open and closed. Within and between these

volumes the border between formal and informal

spaces can be explored.

Studio: Tectonics & Structure’

Tutor: Maartje Lammers

The design of Peckham’s Knotted pavilion was

inspired by the DNA of both coral and Peckham.

Peckham is a deprived urban area with a low qua-

lity public space. The aim was to create a public

pavilion with attractive and sheltered public space

where the residents of Peckham can meet.

The DNA of coral is transformed into the

structure, skin and appearance of the building.

Rope is chosen as building material, mimicking the

Iktinosprijs 2012

42 43

Page 42: Huig Magazine no 14_2013

Gouda wordt door de negatieve media-

aandacht momenteel vooral geassocieerd met

Marokkanen, overlast, onveiligheid en geweld.

Fietsend tussen de Goudse grachten, polderslo-

ten en historische lintbebouwing, herkennen we

echter een totaal ander Gouda.

Aan de hand van drie stedenbouwkundige

studies voor 200 woningen is gezocht naar de

lokale Goudse authenticiteit. Typisch Goudse

Goudse Authenticiteit — Christian Rommelse

typologieën en plekken zijn het startpunt voor een

blik op de variëteit aan Goudse verdichtings- en

uitbreidingsmogelijkheden.

De rijkdom van de Goudse authenticiteit

wordt zichtbaar in de drie studies: (1) Het Gouds

boerenerf als bouwsteen voor een palet aan

woonkwaliteiten, (2) Wonen aan de Burgvlietkade

en het Reeuwijkse Verlaat en (3) De Jan Verwolle

Wetering als verdichtingstrategie.

Atelier: Atlas van Gouda

Docenten: Martin Aarts, Orri Steinarsson & Sander Lap

Ikti

nosp

rijs

201

2

44

Page 43: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘School’

Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper

Het onderwijsconcept voor dit brede school-

gebouw is Freinet, een onderwijsvorm waarin de

omgeving een belangrijke rol speelt. Het kind leert

niet alleen op school, maar ook zijn individuele

ervaringen buiten school zijn een verrijking voor

het kind en voor de groep.

Het programma voor de brede school bestaat

uit een basisschool met aanverwante kantoor-

functies, een kinderdagverblijf, een BSO en een

peuterspeelzaal. Het programma is verdeeld in

clusters en gericht naar de context. Door een

stedenbouwkundige benadering van het plaatsen

Interactief — Freinet Stadsschool — Jurgen ten Hoeve

van de individuele gebouwen, namelijk door

deze als massa’s op te vatten, worden er door de

verdeling van de gebouwen plekken gedefinieerd.

Op deze pleinen en straten kunnen ontmoetingen

plaatsvinden en ervaringen gedeeld worden. De

transparante gebouwen maken interactie tussen

gebouw en omgeving mogelijk.

De gebouwen zelf zijn zo flexibel mogelijk

gemaakt om de behoefte aan ruimte optimaal te

vervullen. Met behulp van vouwwanden kunnen

klassen gemaakt of gekoppeld worden. Door deze

flexibiliteit is een kind niet meer gebonden aan zijn

eigen klas.

Iktinosprijs 2012

44 45

Page 44: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Rehab’

Docent: Penne Hangelbroek

De opgave het karakter van een gebouw te

behouden en het gebouw tegelijkertijd te trans-

formeren naar koopwoningen bevat een stevige

tegenstrijdigheid. Zodra de woningen verkocht

zijn, ligt het lot van het gebouw in handen van

alleen maar particulieren eigenaren; 150 individuele

eigenaren die in de praktijk vaak lastig te organise-

ren zijn. Door een ‘sociaal’ gebouw te ontwerpen

wordt getracht een sociale samenhang tussen de

Dorp in de huid van een kantoorgebouw — Jarno Schellenberg

bewoners te creëren. De verkeersruimte is een

straat waar meerdere woonlagen aan worden

ontsloten. Vanaf de straat zijn de buitenruimtes

bereikbaar die toegang bieden tot het uitzicht. De

hoeveelheid daglicht definieert hierbij het verschil

tussen verblijf en verkeer. Tevens werkt het licht

als een uitnodigende factor voor de bezoekers en

bewoners om de sociale barrières te verkleinen.

Ikti

nosp

rijs

201

2

46

Page 45: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Streetwise’

Docenten: Job Floris & Peter van der Helm

De straat-met-zeven-namen is één van de wei-

nige assen van noord naar zuid in het centrum van

Rotterdam. Maar ze wordt niet als zodanig ervaren.

Tegelijkertijd is het een straat waar weinig gewoond

wordt; een typisch probleem voor de binnenstad

van Rotterdam. Daarnaast bevindt zich langs de

straat een groot aantal gebouwen dat zich onttrekt

aan de straat, omdat de gebouwen geen adres aan

de straat hebben of er geen functionele relatie mee

aangaan. Tenslotte zijn er een aantal gebieden in

de as met rafelige, ondefinieerbare randen.

Zeven in één – John Nieuwenhuize

Deze constateringen gelden in het bijzonder

aan het Haagseveer, in de omgeving van de Witte

Keizer en aan de Glashaven. Met het ontwerp

wordt aangetoond dat de straat in deze gebieden

met behulp van fijnmazige interventies, die zich

richten op de opheffing van de geconstateerde

problemen, kan worden gecomplementeerd. Een

belangrijk onderdeel van de strategie vormt de

toevoeging van een mix van woon- en werkpro-

gramma’s aan de straat.

Iktinosprijs 2012

46 47

Page 46: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Resilient Feijenoord’

Docenten: Duzan Doepel & Jeroen de Willigen

Het planconcept combineert drie kansrijke

strategieën in één aaneengesloten waterlijn: over-

stromingsrisico, regenwateroverlast en drinkwa-

terverbruik. Het verbindt niet alleen de technische

stromen, maar gebruikt de dynamiek van het

water als aanleiding voor nieuwe, bijzondere

openbare ruimtes. Interessant is dat niet enkel het

fysieke aspect van water speelt, maar aanverwante

programma’s in de stroom kunnen meevaren.

Water Moderator — Stephan Boon

Hoewel het concept van de waterlijn op verschil-

lende plaatsen in Feijenoord geïntroduceerd

wordt, is de uitwerking ervan op de meest urgente

plek gericht. De oude spoorstrip waar vroeger nog

treinen reden, is niet alleen een fysieke scheur in

Feijenoord en een gebied met grote waterover-

last, het is ook de scheiding tussen twee sociaal-

economische werelden. Het ontwerp voor de strip

zet in op het hechten van deze twee werelden. De

ingrediënten zijn: drie ruimtelijke entiteiten (helo-

fytenpark, waterplein en stadslandbouwtuin), de

waterlijn, verbindende routes (inclusief trambaan

als vluchtroute) en het toekomstige programma.

Ikti

nosp

rijs

201

2

48

Page 47: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’

Docenten: Alexander Pols & Haiko Flach

Het gereedschap van de schrijver is de laatste

eeuw sterk veranderd. Waar het begon vanuit

het “monnikenwerk”, het vloeiende handwerk,

eindigde het via de drukmachines in de gekaderde

digitale wereld. Deze evolutie vormt de leidraad

voor het ontwerp van het woonhuis voor een

schrijver. Vanuit de context vormt het uitgelijnde

en gepixelde straatbeeld het ontwerpraster voor

zowel het horizontale als het verticale vlak.

Façade — Maarten de Haas

De schrijver volgt in zijn atelier aan huis een

gesloten dagcyclus. Samen met medebewoners

ontstaan er verschillende cycli die in een aantal

ruimten samenvallen. Door het organisatieschema

te moduleren ontstaat er een tweedeling binnen

het gebouw. Naast het pixelraster vormt een

circulatiebreuk samen met een woon- of leefbreuk

de basis van de plattegronden.

Iktinosprijs 2012

48 49

Page 48: Huig Magazine no 14_2013

Atelier: ‘Bouwwerk van de Architectuur’

Docent: Hans van der Heijden

De gevel van het verzamelgebouw voor archi-

tectuurinstellingen in Rotterdam is gebaseerd op

het “Stonehenge effect”’ van gestapelde natuur-

steenblokken, die door hun imperfectie, ongelijk-

heid en verwering een heel basaal architectonisch

effect creëren.

Dit effect van natuursteen is uitgevoerd in een

hedendaagse bouwmethode. De bekisting van de

betonnen sandwichpanelen worden bij het storten

van het buitenspouwblad net iets scheef gelegd

en gebezemd. Dit geeft een schaduw effect, maar

Bouwwerk van de Architectuur — Remy Jansen

ook zullen de panelen hierdoor allemaal net anders

gaan verweren. De verwering en ruwheid wordt

nog eens versterkt door de panelen, als waterslag

onder de bamboe kozijnen, schuin in te zagen.

Door de schoon betonnen binnenzijde in te

vullen met bamboe, waarachter de bekabeling en

stortgaten kunnen worden weggewerkt, wordt

het interieur en exterieur van dit publieke gebouw

herkenbaar met elkaar verbonden.

Ikti

nosp

rijs

201

2

50

Page 49: Huig Magazine no 14_2013

Charlois wordt gekenmerkt door achterstallig

onderhoud, verwaarloosde openbare ruimtes,

eenzijdigheid en non-places, terwijl nog steeds de

karakteristieke entiteiten van de oorspronkelijke

wijk aanwezig zijn: het oude dorp met de kerk, de

lintbebouwingen aan de kade en de singel met de

bijzondere boomgroepen.

Het plan bestaat uit twee hoofdingrediënten:

op structuurniveau de wijk weer hechten aan zijn

context en herkenbare openbare plekken creëren

die wijk en omgeving dienen.

Charlois Vervlochten — Stephan Boon

De eerder genoemde entiteiten worden

opnieuw verbonden met de wijk. Kade en singel

ontmoeten elkaar weer en nieuwe groene verbin-

dingen verweven beide karakteristieke structuren.

Perforaties, hoogteverschillen en boomaanplant

zorgen voor een afwissend beeld van oude en

nieuwe bebouwing, verre en korte perspectieven

en strenge en kleurrijke contrasten. Samen met het

nieuwe plein aan de singel, waar de oude school

als uitgesproken element zijn herwonnen positie

inneemt, zijn het de nieuwe openbare ruimtes die

van Charlois weer een thuishaven maken, een stap

vooruit zonder het oude uit het oog te verliezen.

Atelier: ‘Thuis’

Docenten: Floris Cornelisse & Philomene van der Vliet

Iktinosprijs 2012

50 51

Page 50: Huig Magazine no 14_2013
Page 51: Huig Magazine no 14_2013

Interview m

et Job Floris en Wouter Veldhuis

Page 52: Huig Magazine no 14_2013

Inte

rvie

w m

et J

ob F

lori

s en

Wou

ter

Veld

huis

Een interview met de recent aangetreden

coördinatoren architectuur en stedenbouw Job

Floris en Wouter Veldhuis.

door Marlies Buurman

In de directiekamer van het voormalige RDM hoofdkantoor, sinds drie jaar de thuisbasis van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst Rotterdam, zitten twee vrolijke jongemannen voor me. De coördinatoren Architectuur en Stedenbouw, Job Floris en Wouter Veldhuis. Ze zijn het vaak roerend met elkaar eens, in ieder geval over het onderwijs. Wat willen ze bewerkstelligen op de Academie en waar wordt op gestuurd? Een gesprek over persoonlijk committent, het koppelen van ambacht en geheugen en de relevantie van het vak.

Vonken overbrengen

Hoe ben je in het onderwijs verzeild geraakt?

Wouter: ‘Ik ben gevraagd om te solliciteren en

vind dat een hele eer. Je kunt zoiets niet afslaan.

Het is eervol en ik voel mij naar het vak toe ver-

plicht hier invulling aan te geven. Daarnaast vind ik

het ook gewoon heel leuk om met onderwijs bezig

te zijn.’

Job: ‘Voor mij geldt hetzelfde. En het mooie is

dat wij ook echt les kunnen geven naast het coör-

dineren. Dat is denk ik heel goed. Daarnaast zijn

wij voortdurend goede mensen aan het zoeken

die les kunnen geven aan de studenten, die bij de

gekozen o nderwerpen passen. De academie had

namelijk de gewoonte om ieder jaar een nieuwe

lichting in te brengen, maar daar hebben wij mee

gebroken omdat het in onze ogen juist de moeite

waard is om dingen op te bouwen en mensen dus

wat langer te laten blijven.’

Wouter Veldhuis

Job Floris

54

Page 53: Huig Magazine no 14_2013

Interview m

et Job Floris en Wouter Veldhuis

Job: ‘Het gaat mij om een koppeling tussen ambacht en kennis.’

Wouter: ‘Wat ik zo goed vind aan de Rotter-

damse academie is dat de coördinatoren veel

dichter op het onderwijs zitten dan elders. Wij

hebben behoorlijk veel studentencontact en zijn

ook heel intensief betrokken bij het sturen van

degenen die de ateliers leiden. Dat gaat over de

inrichting van ontwerpateliers, maar ook over de

didactische doelen die bereikt moeten worden.

Wij werken weliswaar met gastdocenten maar

houden sturing op wat zij doen. Én een keer per

jaar geven wij zelf een atelier. Daardoor komen wij

tijdens de opleiding iedere student minimaal één

keer tegen en kunnen wij ze beter coachen in het

ontwikkelingstraject. Dat is uniek.’

Hoe zit het onderwijssysteem in elkaar?

Wouter: ‘Wij hebben hier een soort Montessori-

systeem, wat inhoudt dat je twee halfjaarsemes-

ters hebt met een relatief open programma waarin

je kunt kiezen uit ateliers en een aantal colleges.

Dat betekent dat wij de studenten niet in een

chronologisch treintje plaatsen, maar dat wij heel

goed kijken naar wat in welke fase van zijn of haar

ontwikkeling past.’

Job: ‘Daardoor worden studenten gedwongen

zichzelf regelmatig de vraag te stellen: ‘waar sta ik

nu?’ En ondanks dat die keuze vrij is, hebben wij

daar natuurlijk wel een schaalverdeling in gemaakt

opdat studenten niet met de meest complexe

gebouwopgave beginnen.’

Wat is je visie op het vak in het huidige tijdsgewricht?

Wouter: ‘Er wordt op dit moment veel geschud

aan het bestaansrecht van het vak van de architect

en de stedenbouwkundige en dat leidt bij som-

migen tot veel verwarring en zoektochten naar

allerlei onbekende paden. Wij menen dat het vak

in wezen nog steeds hetzelfde is als honderd jaar

geleden. Job en ik hebben allebei de neiging

om terug te grijpen op vakaspecten die zich al

bewezen hebben, om vervolgens pas na te denken

over hoe het beter kan. In het onderwijs probeer

ik dat te vertalen door bewust oudere vakgenoten

en ervaren docenten uit te nodigen omdat juist zij

ontzettend goed weten wat ontwikkelen en ‘stad

maken’ is. Dat doe je in deze tijd misschien op een

andere manier maar de essentie is hetzelfde.’

Job: ‘Het betekent dat je heel erg dicht blijft bij

de conventie van hetgeen dat bestaat. Dat laatste

daar voel ik me heel erg in thuis, en dat weerklinkt

in de manier waarop ik met architectuur bezig ben

en hoe ik dat zou willen uitdragen in het onderwijs.

Dat betekent dat je juist niet alles opzij schuift en

je bruggen verbrandt en roept dat alles anders

moet, maar dat je kijkt naar wat waardevol is en

waar we mee door zouden moeten gaan.’

‘Het gaat me om een koppeling tussen ambacht

en kennis van geschiedenis en de oorsprong van

zaken. Ik wil dat studenten niet louter techneut

worden, maar dat ze ook reflecteren en nadenken

over waarom de dingen gemaakt worden zoals

ze gemaakt worden. Dat ze dat in een historisch

kader plaatsen en kijken hoe ze daar een interpre-

tatieslag aan kunnen geven. Je kunt niet alleen

maar boeken gaan zitten lezen en theoretiseren.

Maar je kunt ook niet alleen maar dingen maken

zonder je bewust te zijn van het geheugen.’

Het bewaken van de publieke zaak

Wouter: ‘De stedenbouwkundige staat toch

vooral voor de publieke zaak. Dat vind ik in mijn

eigen vakuitoefening heel belangrijk. Je staat

voor een discipline die heel waardevol is geweest

en deze moet vertegenwoordigd worden door

mensen die anderen op sleeptouw nemen. Daarbij

is het belangrijk dat je persoonlijk bent en dat je

je uitspreekt. Dat wat je doet authentiek is. Dat is

in de stedenbouw razend moeilijk. Ik vind ook dat

je als ontwerper geen toeschouwer mag zijn. Je

moet betrokken zijn, deelnemen aan het publieke

domein van de stad en terugkomen in de gebieden

waar je werkt of gewerkt hebt. Daarom werk ik uit-

sluitend in Nederland en bijvoorbeeld niet in China.

Ik ben ingebed in de Nederlandse stadscultuur, en

alleen door die inbedding kan ik mijn vak goed uit-

oefenen. Dat deed Van Eesteren bijvoorbeeld ook;

die zat dertig jaar lang bij de gemeente Amster-

dam in zijn witte stofjas, dat is toch geweldig! Dat

persoonlijke committent, daar geloof ik in.’

Job: ‘De rol van de architect reikt wellicht min-

der ver dan die van de stedenbouwkundige, maar

ik denk dat de architect zich bewust moet zijn van

zijn verantwoordelijkheid voor de culturele pro-

ductie van zijn tijd. Je bent er niet alleen voor de

pragmatische en oplossingsgerichte zaken maar

moet je acties ook inbedden in een architectonisch

denken, een mening vormen en uitdragen. Als

architect draag je oplossingen aan maar het is ook

goed om af en toe even uit te zoomen.’

54 55

Page 54: Huig Magazine no 14_2013

Inte

rvie

w m

et J

ob F

lori

s en

Wou

ter

Veld

huis

Mede door een veranderdend klimaat waarin ruimtelijke opgaven steeds complexer lijken te worden, staat het vak van de architect volop ter discussie. Een veel gehoord geluid is dat archi-tecten hun vak moeten verbreden en dat ze zich andere competenties moeten aanmeten. Wat vind je hiervan?

Job: ‘Het s natuurlijk de vraag wat je daar als

opleiding mee moet doen. Moet je studenten

heel breed gaan opleiden of moeten ze zich breed

oriënteren? Primair is volgens ons, dat je hier het

ontwerpvakmanschap onder de knie krijgt, in de

breedste zin van het woord. Daarna kan men uit-

waaieren en die competenties tot zich nemen.’

Wouter: ‘Het gaat er in eerste instantie om dat

je een goede ontwerper wordt. Het ontwerp is

het enige gereedschap dat andere partijen in de

stadsontwikkeling niet in handen hebben. Daar wil-

len we studenten bewuster van maken. Ik vind dan

ook dat onze school zich sterker moet profileren

in het ontwikkelen van de tools die je als ontwer-

per nodigt hebt. Die moet je natuurlijk kunnen

inbedden in maatschappelijk relevante opgaven,

en je moet je wel degelijk bewust zijn van in welke

context je tekent. Om die reden moeten studen-

ten in onze ateliers ook echt met ontwerpen voor

realistische opgaven komen. We ontwerpen niet

alleen maar om het ontwerpen.’

Wat breng je uit je eigen praktijk mee in het onderwijs?

Wouter: ‘Elke week neem ik alles mee wat ik de

afgelopen 15 jaar geleerd heb als stedenbouw-

kundig ontwerper bij Must stedebouw. Maar ik

breng ook al mijn ervaring in die ik heb opgedaan

als gastdocent bij verschillende opleidingen, als

jurylid bij prijsvragen en als commissielid van de

regeling talentontwikkeling van het Stimule-

ringsfonds Creatieve Industrie. Verder breng ik

mijn geloof in de relevantie in het vak mee: een

ongebreideld optimisme over wat het vak kan

betekenen in deze tijd.’

Job: ‘De kennis die ik als architect opgedaan

heb in mijn bureau Monadnock, en daarvoor als

medewerker op andere bureaus, plus de kennis

die ik als redacteur van het tijdschrift ‘Oase - Jour-

nal for Architecture’ meebreng. Ook docentschap-

pen en optredens als gastcriticus in binnen- en

buitenland leveren waardevolle ervaringen op. Ik

denk dat het belangrijkste is dat je probeert om

een vonk over te brengen. Dat werkt het best door

dicht bij jezelf te blijven en dingen waar je zelf

enthousiast over bent over te brengen. Door studenten te vertel-

len over architecten of gebouwen die uitzonderlijk zijn, deze

goed onder de loep te nemen en uit te leggen welke kwaliteiten

er in te vinden zijn. Docenten die hier tijdens mijn opleiding

heel uitgesproken over geweest zijn, zijn mij zelf ook het meest

bijgebleven.

Hoe geef je verder invulling aan je functie?

Wouter: ‘Ik probeer om de opleiding stedenbouw dichter bij de

ontwerper/ingenieur te krijgen. Dit past bij de context en cultuur

van Rotterdam en bij de positie van deze technische hogeschool.

We focussen daarnaast veel op ‘ontwerpvakmanschap’ en pro-

beren duidelijk te maken wat de conventies zijn en hoe je die je

eigen kan maken om ze vervolgens te verbeteren en actualiseren.’

Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans

tussen intuïtie en ratio. Voor mij is zowel het pure kunstenaarsper-

spectief als het pure ingenieursperspectief oninteressant. Juist de

combinatie tussen de twee is interessant.’

Het huidige discours wordt bepaald door de overgangsfase waarin we volgens velen zitten, de transitiefase,waarbij de ene overkoepelende term over de andere buitelt: spontane stad, eigen initiatief, organische stedenbouw, bottom-up… Hoe staan jullie daar in?

Wouter: ‘Het is allemaal relevant. De manier waarop je het

voor elkaar krijgt is misschien anders, maar het doel blijft uitein-

delijk om een mooi en goed functionerend gebouw te maken

en een stad die gezond en aantrekkelijk is. De huidige conditie

brengt met zich mee dat je naar andere krachten in de stad moet

kijken en met andere partijen moet samenwerken.’

Wouter: ‘Het is ons doel om ze te laten ontdekken wie ze zijn, zodat ze zich bij hun afstuderen goed kunnen positioneren.’

56

Page 55: Huig Magazine no 14_2013

Interview m

et Job Floris en Wouter Veldhuis

Job: ‘Het interessante aan deze tijd is dat het

hele veld versplintert, dat er heel veel kleine par-

tijen ontstaan die met elkaar kettinkjes maken en

met elkaar de opgaven aangaan.’

Wouter: ‘Je ziet dat het accent nu ligt op het

ontdekken wat die andere positie van de ontwer-

per zou kunnen zijn. Studenten moeten met alle

mogelijke posities in aanraking komen en ermee

experimenteren. Om die reden vragen we onze

studenten ieder half jaar naar hun positie in het

vakgebied. Het is ons doel om ze te laten ontdek-

ken wie ze zijn zodat ze zich bij hun afstuderen

goed kunnen positioneren.’

Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans tussen intuïtie en ratio.’

Wat wens je studenten toe?

Job: ‘Momenteel stuur ik de talenten na hun studie het liefst

even naar het buitenland, maar wel met de belofte dat ze ook weer

terugkomen, anders gaat er op termijn een hele generatie verloren.

Ik wens ze vooral een onderdompeling in werk toe, met name in het

realisatietraject, zodat ze aan den lijve het resultaat van hun tekenin-

gen en overwegingen kunnen ervaren, en kunnen zien hoe mensen

hierop reageren.’

Wouter: ‘Ik wens ze toe dat ze met veel zelfvertrouwen deze

school verlaten en met een open vizier het vak ingaan’.

Fotografie: Frank Hanswijk

56 57

Page 56: Huig Magazine no 14_2013
Page 57: Huig Magazine no 14_2013

Onderzoek: Functional A

mbiance

Page 58: Huig Magazine no 14_2013

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

Functional Ambiance

Bij het ontwerpen van een stedelijke straat domineert een hard-

nekkige vorm van zwart-wit denken. Een stadsstraat kan verkeers-

kundig pas goed worden als de functionele kwaliteit boven de

ruimtelijke kwaliteit gesteld wordt. Omgekeerd kan een stedelijke

straat ruimtelijk pas goed worden als de verblijfskwaliteit boven de

functionele kwaliteit gesteld wordt. Ofwel: een straat kan pas goed

functioneren als er vrij liggende fietspaden, zebrapaden, drempels

en tussenbermen gerealiseerd worden versus een straat kan pas

aantrekkelijk zijn als al het parkeren verdwijnt . Dit zwart-wit denken

leidt tot onbegrip en miscommunicatie tussen de ontwerpdiscipli-

nes, tot winnaars en verliezers. De heersende praktijk is gericht op

maximalisatie per vakdiscipline in plaats van optimalisatie vanuit

een totaalconcept. Deze planningsactualiteit heeft een zichtbaar

negatief effect op de straat en de stad, maar ook op de vorm van

stedelijkheid die daardoor ontstaat.

Ambitie

Op dit onderwerp hebben twee oud-studenten

van de RAvB elkaar gevonden: Marc Verheijen

(architect / lector infratecture) en Dirk van Peijpe

(stedenbouwkundige / directeur DE URBANIS-

TEN). Dit heeft geleid tot een onderzoek onder

de naam Functional Ambiance. Wij ambiëren

een ontwerpstrategie te ontwikkelen waarbij de

stedenbouwkundige en verkeerskundige aspecten

van het ontwerpen en inrichten van stedelijke

straten vanuit gelijkwaardigheid en samenhang

wordt benaderd. Onderdeel van het onderzoek

is een best practises-studie naar tien inspirerende

Europese stadsstraten. In deze tien straten is een

goede balans gerealiseerd tussen flow en place,

tussen verkeer en verkeren .

Ons onderzoek is bedoeld om stedenbouwkun-

digen en verkeerskundigen te inspireren en met

andere ogen naar hun eigen vak te laten kijken.

Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de resultaten

direct in de praktijk toepasbaar zijn. Vandaar dat

samenwerking gezocht is met de ontwerpende

diensten van Rotterdam en Utrecht en het ver-

keerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng.

Voor de analyse is een tiental ‘best practices’ geselecteerd; Europese straten die in de afgelopen jaren een interessante transformatie zijn ondergaan.

60

Page 59: Huig Magazine no 14_2013

Onderzoek: Functional A

mbiance

Actualiteit

In de huidige inrichtingspraktijk van stedelijke

straten staan verkeerskunde en ruimtelijk ontwerp

vaak lijnrecht tegenover elkaar. De verschillende

disciplines spreken een andere taal en verstaan

elkaar doorgaans slecht. Vanuit het onderzoek zijn

vijf kritische aspecten binnen de actuele ontwerp-

praktijk benoemd.

Het realiseren van kwaliteit in de openbare

ruimte wordt door ruimtelijk ontwerpers (steden-

bouwkundigen, landschapsarchitecten, archi-

tecten) vrijwel altijd vertaald in het creëren van

rust en stilte en daarmee in het verwijderen van

frictie en conflict. De auto wordt in deze zienswijze

behandeld als een noodzakelijk kwaad, parkeren

als ’blik op straat‘. De autovrije wandelstraat lijkt

daarbij het summum van kwaliteit. En dat terwijl de

algemeen bekende voorbeelden van aantrekke-

lijke stedelijkheid juist frictie, meervoudig gebruik

en dynamiek in zich dragen.

Ruimtelijk ontwerpers hebben zich teruggetrok-

ken in hun eigen domein, waar weinig oprechte

belangstelling lijkt te zijn voor de (verkeers-)

systemen die onze steden mede organiseren en

de kwaliteit ervan uitmaken. Onder veel ruimtelijk

ontwerpers ligt de focus enkel op de esthetische

kwaliteiten van het ontwerp. Het beeld domineert

bij ontwerpkeuzes.

In het verkeerskundige ontwerp krijgt mobiliteit

vooral als technisch systeem een plaats. De te

ontwerpen (verkeers-)ruimte wordt als functionele,

a-culturele opgave benaderd. Met deze tech-

nocratische benadering verdwijnt de ruimtelijke

ervaring uit de opgave; de belevingswaarde voor

de mens wordt van het toneel geduwd. Ook de

impact van ingrepen in het verkeerssysteem van

de stad, de buurt of de plek op de sociale en

economische structuur raakt met een dergelijke

benadering al snel uit beeld.

Veel verkeerskundige ontwerpen voor straten

blijken een letterlijke vertaling van een dichtgetim-

merd programma van eisen te zijn. Een samen-

raapsel van input op basis van verkeersprognoses,

circulatieplannen, capaciteiten en vastgestelde

profielen. Systeemeisen en normeringen worden

in de praktijk toegepast als onwrikbare eisen in

plaats van vakinhoudelijke aanbevelingen.

Het ontwerpen van verkeer en vervoer in onze

openbare ruimte is meer en meer gegijzeld door

het vermijden van risico’s. Op zichzelf is deze focus

op (verkeers-)veiligheid begrijpelijk. Het streven

naar het zoveel mogelijk voorkomen van verkeers-

ongevallen heeft geleid tot het dogma van het

ruimtelijk scheiden van de verschillende verkeers-

deelnemers. Dit speelt zo’n dominante rol in het

ontwerp van onze straten en steden, dat de kwali-

teit ervan als verblijfsruimte ondergesneeuwd is.

60 61

Page 60: Huig Magazine no 14_2013

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

Het onderzoek

Het onderzoek is in volle gang: bestudering van

tien internationale cases en truck loads aan litera-

tuur, alsmede diverse testen aan de hand van actu-

ele ontwerpvraagstukken in Rotterdam en Utrecht.

Er tekent zich al een duidelijk beeld af. Steden

zijn te complex om vanuit één enkel disciplinair

perspectief te begrijpen, stedelijke vraagstukken

kunnen niet monodisciplinair tegemoet getreden

worden. Straten vormen het grootste deel van de

openbare ruimte van die steden. Het ontwerpen

van straten verdient een integrale aanpak. Een

aanpak waarbij de verschillende disciplines en spe-

cialisten niet met elkaar in gevecht zijn, maar met

elkaar samenwerken. Ofwel: de stad vraagt om

transdisciplinair werken. Werken vanuit dezelfde

attitude, met hetzelfde doel voor ogen. Niet naast, maar mét elkaar. Enkel dan kan daadwerkelijk een

optimum gevonden worden tussen de functio-naliteit en de ambiance van de stedelijke straat.

Tussen de basis waarop de stad functioneert en de

sfeer die de stad kleurt.

Voor velen zal dit een open deur zijn. Integra-

liteit, samenwerken, inter- en transdisciplinariteit

zijn begrippen die je overal hoort. Iedereen weet

dat het zo moet, maar toch zien wij in de dagelijkse

praktijk dat het moeilijk is om daadwerkelijk dat

niveau te bereiken. Uit de analyse van de actuele

ontwerpprocessen blijkt dat elke discipline een

eigen vocabulaire gebruikt en daar het alleenrecht

op lijkt te hebben. Verkeersveiligheid is van de ver-

keerskundige, zichtlijn van de stedenbouwkundige

en laanbeplanting van de landschapsarchitect. Het

gesprek over dergelijke begrippen mondt uit in

rigide stellingnames en autonome keuzes.

Een straatbreed kris-kras motief en een aantal subtiele ingrepen leiden in Exhibition Road in Londentot een interessante synergie tussen stromen en verblijven.

Exhibition Road voor en na de ingreep.

62

Page 61: Huig Magazine no 14_2013

Onderzoek: Functional A

mbiance

Per straat zijn de scenes samengebracht in een fictieve totaalcompositie waarin zichtbaar wordt hoe het ontwerp het gedrag van verkeersdeelnemers beïnvloedt.

De waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk zijn opgetekend in een aantal scenes; momentopnames die typerend zijn voor de straat.

62 63

Page 62: Huig Magazine no 14_2013

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

De scenes beschrijven naast de ruimtelijke ingrepen ook welke van de 8 achterliggende thema's van functional ambiance terug te vinden zijn in de straat.

64

Page 63: Huig Magazine no 14_2013

Onderzoek: Functional A

mbiance

64 65

Page 64: Huig Magazine no 14_2013

De spidergraph.

De acht begrippen.

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

66

Page 65: Huig Magazine no 14_2013

Acht begrippen

Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze

waarop het ook anders kan. Door aan het begin

van een ontwerpproject een gemeenschappelijke

ambitie te bepalen, is het mogelijk boven de eigen

discipline uit te stijgen. Daarvoor is het echter van

belang de ambitie te baseren op begrippen die

boven de disciplines staan. Het onderzoek naar de

best practises leidde tot de ontdekking van acht

begrippen die cruciaal zijn bij het formuleren van

een gedeelde ambitie. Deze acht begrippen zijn

ook vanuit het theoretische fundament (variërend

van place tot flow en van fysiek tot sociaal) te

begrijpen. Ze bevinden zich op dat theoretische

veld. Het geheel levert een achtpoot op.

Gesprekken met de ontwerpers van de tien best practises beves-

tigden ons vermoeden dat specifieke keuzes die het succes van de

desbetreffende straat bepalen, ook daadwerkelijk voortkwamen uit

interdisciplinaire ontwerpsessies. Impliciet werd tijdens dergelijke ont-

werpmomenten in gezamenlijkheid een kwaliteit bepaald. Voor ons

ligt daar de sleutel tot succes. Met de functional ambiance-ontwerp-

strategie willen we die impliciete gezamenlijkheid expliciet maken.

De methodiek bestaat uit het vooraf bepalen van de ambitie. Door

gezamenlijk op de acht begrippen ‘te scoren’ is een spidergraph

op te stellen die de gezamenlijke ambitie van het ontwerpteam

verbeeldt. Door deze spidergraph te vergelijken met die voor de uit-

gangssituatie, is direct te zien welke kwaliteiten behouden moeten

blijven, welke teruggebracht kunnen worden en welke op een hoger

niveau gebracht moeten worden.

Tijdens de praktijktesten bleken de ontwerpsessies over deze

begrippen te resulteren in een gezamenlijke kwaliteitsbepaling.

Voor de ene straat is gedachteloos oversteken belangrijk en komt

het ontwerpteam gezamenlijk tot bijvoorbeeld een hoge score op

het begrip ’Kris Kras’, terwijl voor een andere straat de doorstroming

van het autoverkeer belangrijk gevonden wordt en daarom de score

voor het begrip ‘Doorstromen’ hoog is. Het zijn relatieve waarderin-

gen, vastgesteld door en enkel relevant voor het ontwerpteam zelf.

Het gesprek over de begrippen bepaalt de gezamenlijke kijk op een

specifieke opgave en schept duidelijkheid over de gezamenlijk na te

streven ambitie in dat specifieke geval.

De waarde van de spidergraph is tweeledig. Enerzijds is het een

hulpmiddel om het gesprek over opgave en ambitie gestructureerd

te voeren aan de hand van de voor de kwaliteit van het eindresultaat

belangrijke begrippen. Anderzijds is de spidergraph een verbeelde

ambitie en daarmee de gezamenlijk bepaalde maatstaf waar alle ont-

werpbeslissingen aan getoetst kunnen worden. Het ideale middel

om regelmatig te controleren of het ontwerp wel op koers ligt.

Onderzoek: Functional A

mbiance

66 67

Page 66: Huig Magazine no 14_2013

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

De acht begrippen voor Functional Ambiance komen in verschillende vormen terug in de best practices.

68

Page 67: Huig Magazine no 14_2013

Onderzoek: Functional A

mbiance

68 69

Page 68: Huig Magazine no 14_2013

Resultaat

Het onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Uit de praktijk-

testen is veel geleerd over de essenties van ‘Functional Ambiance’ en

over hoe die te vertalen zijn in een ontwerp. Daarbij is het in iedere

specifieke situatie met andere middelen zoeken naar een balans tus-

sen het organiseren van de space of flows en het organiseren van de

space of places. Net zo belangrijk is het vinden van een balans tussen

het vastleggen van de formele relaties en het toestaan van informele

relaties tussen verkeer en verblijf op de stadsstraat. Voor het trekken

van eindconclusies is het echter nog te vroeg. Wel is duidelijk dat de

openbare ruimte weer een bijdrage moet leveren aan stedelijkheid in

plaats van er afbreuk aan te doen. De stadsstraat moet daarvoor dan

wel anders ontworpen worden, op basis van een andere attitude. Te

vaak wordt de actuele ontwerppraktijk namelijk gedomineerd door

dictaten vanuit één van de ontwerpende disciplines. We hebben

ontdekt dat velen dat inzien en dat er ook sprake is van een breed

gedeelde wens om hier verandering in te brengen. Onze verwachting

is dat de resultaten van het onderzoek kennis, inspirerende voorbeel-

den en middelen zullen aanreiken om transdisciplinair ontwerpen

daadwerkelijk mogelijk te maken. Wordt vervolgd.

Ond

erzo

ek:

Func

tion

al A

mbi

ance

Auteurs

Dirk van Peijpe (directeur De Urbanisten)

Marc Verheijen (lector Infratecture, Hogeschool

Rotterdam)

Onderzoek en beeldmateriaal

De Urbanisten: Dirk van Peijpe, Florian Boer, Jens

Jorritsma, Jesus Martin Hurtado.

Marc Verheijen is verkeerskundige en studeerde

in 1998 af als architect aan de Rotterdamse

Academie van Bouwkunst. Daarna werkte hij bij

dS+V en OMA. Op dit moment is hij architect bij

de gemeente Rotterdam en lector Infratecture op

de Hogeschool Rotterdam (www.rdmcampus.nl/

onderzoek/infratecture)

Dirk van Peijpe studeerde in 1996 af als steden-

bouwkundige aan de Rotterdamse Academie

van Bouwkunst. Hij werkte lange tijd bij dS+V als

stedenbouwkundige en landschapsarchitect. In

2009 richtte hij samen met Florian Boer steden-

bouwkundig bureau DE URBANISTEN op

(www.urbanisten.nl).

70

Page 69: Huig Magazine no 14_2013

Functional Ambiance in actie; de spidergraph blijkt een uitstekende discussietool tijdens praktijktesten in Rotterdam en Utrecht.

Onderzoek: Functional A

mbiance

70 71

Page 70: Huig Magazine no 14_2013
Page 71: Huig Magazine no 14_2013

Foto essay

Page 72: Huig Magazine no 14_2013

Precies 20 jaar na opening is het Nederlands

Architectuurinstituut opgegaan in een nieuw

instituut voor de creatieve industrie. De opening in

1993 viel samen met de start van een ongekende

bloeiperiode voor de Nederlandse architectuur.

Bureaus als MVRDV, UN Studio, OMA, Mecanoo

en Wiel Arets braken in dit decennium door, en

Rotterdam raakte internationaal bekend als voor-

aanstaande en vernieuwende architectuurstad.

Het is vast niet toevallig dat relatief veel studen-

ten die in de jaren negentig op de Rotterdamse

Academie zaten nadien een eigen, vaak succesvol,

bureau zijn begonnnen. Op de volgende pagina’s

is een doorsnede te zien van meer en minder

recent werk van een aantal ontwerpers die in deze

jaren van voorspoed en vooruitgang aan de Aca-

demie studeerden.

Post-Superdutch — surfen op een golf van vooruitgangFo

to e

ssay

74

Page 73: Huig Magazine no 14_2013

Alumnus: Wim Kloosterboer

Bureau: MADE Architecten

Afstudeerjaar: 1992

Project: Woningbouw, Holterbroek Zwolle

Bouwjaar: 2006

Foto essay

74 75

Page 74: Huig Magazine no 14_2013

Foto

ess

ay

76

Page 75: Huig Magazine no 14_2013

Foto essay

Alumni: Cor Geluk/ Huub Juurlink

Bureau: Juurlink en Geluk

Afstudeerjaar: 1995/1995

Project: Campus Woudestein, Erasmusuniversiteit Rotterdam

(masterplan Juurlink en Geluk Amsterdam BV en jvantspijker, architects)

Jaar: 2013

76 77

Page 76: Huig Magazine no 14_2013

Alumnus: Theo Kupers/Floris le Conge Kleyn

Bureau: N2 Architecten

Afstudeerjaar: 1992/1994

Project: De Olieberg, Scheveningen

Bouwjaar: 2006

Foto

ess

ay

78

Page 77: Huig Magazine no 14_2013

Foto essay

Fotografie: Stef Scagliola / Stijn Brakkee

78 79

Page 78: Huig Magazine no 14_2013

Foto

ess

ay

Alumnus: Simone Drost

Bureau: Drost + Van Veen Architecten

Afstudeerjaar: 1992

Project: Stedenbouwkundig plan Reitdiep, Groningen

Jaar: 1998

80

Page 79: Huig Magazine no 14_2013

Foto essay

80 81

Page 80: Huig Magazine no 14_2013

Foto

ess

ay

82

Page 81: Huig Magazine no 14_2013

Alumnus: Joost Glissenaar / Klaas van der Molen

Bureau: BAR

Afstudeerjaar: 1996 / 1996

Project: Interieur hoofdkantoor BNA, Amsterdam

Bouwjaar: 2008

Foto essay

82 83

Page 82: Huig Magazine no 14_2013

Foto

ess

ay

Fotografie: Courtesy of Floto + Warner

84

Page 83: Huig Magazine no 14_2013

Alumnus: Winka Dubbeldam

Bureau: Archi-Tectonics

Afstudeerjaar: 1990

Project: Greenwich Building, New York USA

Bouwjaar: 2001

Foto essay

84 85

Page 84: Huig Magazine no 14_2013

Foto

ess

ay

86

Page 85: Huig Magazine no 14_2013

Alumnus: Peter van Assche

Bureau: Bureau SLA

Afstudeerjaar: 2001

Project: Nationaal Glasmuseum

Bouwjaar: 2010

Foto essay

86 87

Page 86: Huig Magazine no 14_2013
Page 87: Huig Magazine no 14_2013

Colum

n Jasper de Haan

Page 88: Huig Magazine no 14_2013

Het is niet best. Het is crisis, de bouw ligt zo

goed als plat, er gebeurt nauwelijks meer iets.

En het schijnt nog erger te worden. Het aantal

architectenbureaus in Nederland is sinds 2008

verdubbeld. De hoeveelheid werk in de sector is

sinds 2008 gehalveerd. De toename van het aantal

architectenbureaus lijkt rechtevenredig met het

aantal ontslagen architecten. Managers, advi-

seurs, doelgroependeskundigen, stakeholders,

makelaars, marketingstrategen, projectleiders,

“partners”, adviesbureaus, woningbouwcorpora-

ties en investeerders spreken openlijk hun aversie

uit tegen architecten en ontwerpers. Architecten

zijn lastig, vervelend, veroorzaken vertraging,

zijn te eigenwijs, kosten geld, kortom voegen

niets toe, sterker nog, je kunt ze er beter niet

bij hebben. En het lekt ook nog. Ze zijn ook niet

nodig. Als een particulier een huis wil, gaat die

naar een catalogusbouwer en zoekt iets uit. Als

een bedrijf een gebouw nodig heeft gaat het naar

een hallenbouwer en neemt de goedkoopste per

m2. En als het dan echt moet is er altijd wel ergens

een HTS-er te vinden die de door MBA strategen

bedachte kubieke meters wil tekenen. En als er

dan werkelijk niet te ontkomen valt aan het inhu-

ren van een architect, dan doen we gewoon een

Voodoo contractje (enkel het Voorlopig Ontwerp

en Definitief Ontwerp) met een clausule dat de

architect dan ook maar meteen verplicht afziet van

alle auteursrechten en dus nooit meer iets over zijn

of haar ontwerp te zeggen heeft.

En er is nog meer ellende. Het NAi moet

verplicht fuseren en wordt “creatieve industrie”,

het Berlage Instituut is opgeheven en gaat als

een soort merknaam door in Delft, de Architec-

tuurbiënnale in Rotterdam staat onder druk en

het Stimuleringsfonds voor Architectuur is ook al

gefuseerd met een gedeelte van het FBKVB tot

het Stimuleringsfonds voor wederom de creatieve

industrie. Je zou kunnen stellen dat een beetje

opruiming en opschoning in het architectuurveld

een goede zaak is, maar het wordt nu wel heel kaal

en karig. Vooral omdat architectuur nog slechts

een onderdeel is van veel sexyer en snellere disci-

plines als e-culture, design, games en videoclips.

Kortom: we zijn overbodig en gemarginaliseerd.

We zijn niet meer nodig en doen er niet meer

toe. En het ergste is misschien wel dat we het zelf

gedaan hebben. We kunnen kennelijk niet uitleg-

gen wat we doen en waar we goed in zijn. Wat we

kunnen bijdragen. Waarom mensen ons in moeten

huren. Waar ons vak over gaat. En er is meer dat

we verprutst hebben. Zo helpt het bijvoorbeeld

niet dat we altijd en overal collega’s afvallen. Dat

er geen goede architectuurkritiek meer is. Ook

is er geen vertegenwoordiger van de beroeps-

groep. Wie schuift er aan tafel bij DWDD of Pauw

en Witteman als het over architectuur gaat. De

Rijksbouwmeester? De voorzitter van de BNA?

Hertzberger? Koolhaas? De hoogleraar Ontwerp

en Politiek in Delft? Advocaten hebben dat beter

voor elkaar. Net als hun uurtarieven overigens.

Het onderwijs dan. Wie is er nog zo gek om

architectuur te gaan studeren? Helemaal niemand

zou je verwachten, maar dat blijkt mee te vallen.

De universiteiten hebben nog respectabele aantal-

len eerstejaars. Maar gaan die het vak redden? Ik

ben bang van niet, want van Eindhoven en Delft

hoeven we voorlopig niet veel te verwachten.

In Eindhoven staat sinds enige tijd een volbloed

bouwtechneut aan het roer zonder enige affiniteit

met architectuur en in Delft is de decaan afkom-

stig uit de Real Estate and Housing-hoek met een

civiele achtergrond. Het heeft het er overigens de

schijn van dat de bouwmanagers in Delft de hele

faculteit hebben overgenomen. Talloze hervor-

mingen van het Bachelor curriculum hebben nog

steeds niet geleid tot de zo noodzakelijke kwali-

teitsverbetering. Al jaren komen Delftse afstudeer-

ders dan ook nauwelijks meer voor op de erelijsten

van de Archiprix.

Is er dan geen enkel lichtpuntje in deze barre tij-

den? Misschien wel. Ole Bouman, de ex-directeur

van het NAi, waarvan alleen Lars Spuybroek zich

bij zijn benoeming openlijk durfde af te vragen

hoe het nou in godsnaam mogelijk was dat iemand

die de Archis om zeep had geholpen als beloning

dat nog een keer met het NAi mocht proberen,

lijkt vlak voor zijn vertrek tot inkeer gekomen. Net

voordat het instituut inderdaad wordt opgeheven

en over gaat in iets anders is er eindelijk weer een

normale goede architectuurtentoonstelling te zien

in het NAi, weliswaar door Vitra gemaakt, maar

toch. En ook nog een nieuw boek dat een poging

doet om de fantastische collectie van dat NAi te

ontsluiten. Veel te laat, maar toch.

Jasper de Haan — Een overbodig beroep?C

olum

n

90

Page 89: Huig Magazine no 14_2013

We hebben eerder economische crisissen

gehad. De grootste in Europa was misschien wel

die in Duitsland, die grofweg begon na de 1e

wereldoorlog en in 1922-1923 leidde tot specta-

culaire hyperinflatie. Je moest met een kruiwagen

vol geld naar de bakker om daar voor een miljard

een brood te kopen en bankbiljetten in de kachel

verbranden leverde meer warmte op dan voor dat

bedrag aan kolen op te stoken. De beurskrach

van 1929 in Amerika was de definitieve domper,

die helaas, zo weten we inmiddels uiteindelijk

leidde tot de opkomst van Nazi Duitsland met alle

afgrijselijke gevolgen van dien. Maar in datzelfde

interbellum werd in Duitsland, in Weimar en

Dessau, vanaf 1919 tot 1933 (nog geen 15 jaar!!)

door een uiterst internationaal gezelschap, de

basis gelegd voor de architectuur zoals we die nu

kennen. De toenmalige directeur, Walter Gropius

schrijft in het oprichtingsmanifest van het Bauhaus

het volgende:

“Architekten, Bildhauer, Maler, wir alle müssen zum Handwerk zurück! Denn es gibt keine “Kunst von Beruf”. Es gibt keinen Wesensunterschied zwischen dem Künstler und dem Handwerker. Der Künstler ist eine Steigerung des Handwerkers. Gnade des Himmels läßt in seltenen Lichtmomen-ten, die jenseits seines Wollens stehen, unbewußt Kunst aus dem Werk seiner Hand erblühen, die Grundlage des Werkmäßigen aber ist unerläßlich für jeden Künstler. Dort ist der Urquell des schöp-ferischen Gestaltens.”

En even verderop heeft hij het over de werk-

plaats:

“Architekten, Maler, Bildhauer sind Handwerker im Ursinn des Wortes, deshalb wird als unerläßli-che Grundlage für alles bildnerische Schaffen die gründliche handwerkliche Ausbildung aller Studierenden in Werkstätten und auf Probier- und Werkplätzen gefordert. Die eigenen Werkstät-ten sollen allmählich ausgebaut, mit fremden Werkstätten Lehrverträge abgeschlossen werden. Die Schule ist die Dienerin der Werkstatt, sie wird eines Tages in ihr aufgehen.”

Hier kan je bijna één op één Richard Sen-

netts ambachtsman overheen leggen en ook

Peter Sloterdijks werkplaatsen, waar geoefend

moet worden. Natuurlijk zullen de hedendaagse

werkplaatsen wat digitaler zijn dan in 1919. Met

een boel scanners en 3D printers, zodat we van vir-

tueel/digitaal naar analoog en weer terug kunnen

gaan. Je zou zeggen dat het dan mogelijk moet

zijn om na bijna honderd jaar opnieuw een crisis te

gebruiken om het vak aan zijn eigen haren uit het

moeras omhoog te trekken. Alleen nog even een

onderwijsinstituut vinden waar dat zou kunnen.

Jasper de Haan

1Bauhaus-Manifest, Walter Gropius, Weimar, April 1919

Fotografie: Hester Scheurwater

Colum

n

90 91

Page 90: Huig Magazine no 14_2013

Col

ofon

Redactie

Jan Duursma (eindredactie), Chris van Langen,

Alenka Milward, Jeroen Visschers

Vormgeving

Léonie de Ruiter, Grace Tankard, Sophie van Bragt, Merijn Haenen,

Jeroen Giessenburg (Willem de Kooning Academie)

Tekstbijdragen

Marlies Buurman, Cor Geluk, Jasper de Haan, Joost van den Ham,

Dik Houben, Chris van Langen, Dirk van Peijpe, Arnold Reijndorp,

Marc Verheijen, Kasper Zoet

Fotografie

Frank Hanswijk, Hester Scheurwater, Jessica Waltmans, Inge Brussé,

Courtesy of Floto + Warner, Stef Scagliola, Stijn Brakkee

Tekstredactie

Ineke Soeterik

Met dank aan

Karin Mientjes (Willem de Kooning Academie)

Druk

Deltahage, Den Haag

Informatie

Rotterdamse Academie van Bouwkunst

Directiekade 23

3089 J B Rotterdam

(010) 794 48 55

www.ravb.nl

[email protected]

ISSN1572 – 1426

Huig is het jaarlijkse magazine van de Rotterdamse Academie van

Bouwkunst. In 2003 werd het blad gelanceerd onder de naam avbr.

Vanaf 2005 ging het magazine verder onder de huidige naam,

verwijzend naar de medeoprichter van de Academie, architect

Huig Maaskant (1907 – 1977). Voor het bestellen van een gratis

exemplaar kunt u contact met ons opnemen via [email protected].

Aan deze uitgave is de uiterste zorg besteed; voor onvolledige en/

of onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), vormgevers, redactie

en academie geen aansprakelijkheid. Bij de keuze van beeldma-

teriaal is zoveel mogelijk geprobeerd om de daarop berustende

auteurs- en publiciteitsrechten te honoreren, de bron te vermelden

en bij de academie bekende rechthebbenden te informeren. Voor

verbetering van onjuistheden houdt de academie zich aanbevolen.

92

Page 91: Huig Magazine no 14_2013

Colofon

92 93

Page 92: Huig Magazine no 14_2013
Page 93: Huig Magazine no 14_2013

Rotterdamse A

cademie van Bouw

kunstH

UIG

14