Huig Magazine no 14_2013
-
Upload
alenka-milward -
Category
Documents
-
view
224 -
download
2
description
Transcript of Huig Magazine no 14_2013
Rotterdamse Academie van Bouwkunst
Nummer 14
Rotterdamse A
cademie van Bouw
kunstH
UIG
14 HUIG
Voor
woo
rd
Voorwoord
Chris van Langen Directeur Rotterdamse Academie van Bouwkunst
Inho
udso
pgav
e
Voorwoord — Chris van Langen
Afstudeerwerk 2011 - 2012Reflectie Arnold Reijndorp
Projecten
Iktinosprijs 2012Reflectie Cor Geluk
Projecten
Interview met Job Floris en Wouter Veldhuis — Marlies Buurman
Onderzoek: Functional Ambiance — Dirk van Peijpe en Marc Verheijen
Post-superdutch — projecten van alumni
Column — Jasper de Haan
Colofon
5
8
32
52
58
72
88
92
Inhoudsopgave
Afstudeerw
erk 2010 – 2011
Met haar afstudeerproject The Edge Effect was
Froukje van de Klundert in 2012 een van de vier
eersteprijswinnaars van de landelijke Archiprix. Uit
het juryrapport: “Het prijzenswaardige doel is om
door middel van deze school de jeugdcultuur in de
probleemwijk optimaal in contact te brengen met
een veelheid aan educatieve voorzieningen. De
gekozen strategie biedt een interessant alternatief
voor de gangbare relatief introverte, grote brede
scholen. Het model van een soort stadscampus
sluit erg goed aan bij het gestelde doel en levert
een bijdrage aan de actuele discussie over de
scholenbouw. De integratie met de achterstands-
wijk is optimaal. Het model geeft tevens goede
uitgangspunten voor flexibiliteit.[...] Het idealisti-
sche plan is goed ontworpen en mooi uitgewerkt.”
Froukje van de Klundert winnaar Archiprix 2012
Gymzaal en copyshop.
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
10
Froukje ontmoet enkele bewoners van de Tarwewijk, de plek van haar afstudeerproject.
Foto: Frank Hanswijk
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
10 11
In het laatste jaar van hun studie formuleren
studenten aan de Rotterdamse Academie van
Bouwkunst hun eigen afstudeeropgave en zoeken
daarbij een passende mentor en externe critici.
Het afstuderen richt zich op het verbinden van het
tijdens de studie ontwikkelde ontwerpvakman-
schap en de positionering van de student in het
vakgebied. In dit artikel zijn de 15 afstudeerpro-
jecten van het studiejaar 2011 – 2012 te zien die
deelnamen aan de interne selectie voor de lande-
lijke Archiprix, de jaarlijkse verkiezing van de beste
studentenplannen op het gebied van architectuur,
stedenbouw en landschapsontwerp.
Extra aandacht is er voor Living Shell van Dik
Houben, Ruimte voor de historische stad van
Joost van den Ham en Klimaatcampus van Kasper
Zoet, de drie projecten die door de staf van de
Academie geselecteerd zijn voor deelname aan de
landelijke Archiprix 2013.
De getoonde projecten verschillen stuk voor
stuk in schaal, complexiteit en opgave. Het meren-
deel is gesitueerd in Rotterdam. De architectuur-
projecten betreffen een publiek gebouw of een
woningbouwproject. De stedenbouwprojecten
bestrijken verschillende schaalniveaus: van regio-
nale tot stedelijke schaal, tot op het schaalniveau
van de wijk. Het aantal projecten dat zich expliciet
verhoudt tot actuele maatschappelijke kwesties
is behoorlijk groot, maar minstens zo opvallend is
dat een groot deel van de architectuurprojecten
bewust aansluiting zoeken bij het actuele debat
over ambachtelijkheid en de kunst van het maken.
Sinds 2011 nodigt de Academie een externe
criticus uit om het afstudeerwerk mee te beoor-
delen. In 2011 was dat Nanne de Ru, in dat jaar
winnaar van de ‘jonge Maaskantprijs’. In 2012
heeft de Academie Arnold Reijndorp, winnaar van
de Maaskantprijs 2012, bereid gevonden deel te
nemen aan de rondgang langs het werk. In een
persoonlijke beschouwing gaat hij in op het werk
van de afstudeerjaargang 2011-2012.
Einde van een episode. Wat nu? Een reflectie
op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011 -
2012 door Arnold Reijndorp.
Begin december mocht ik als voorzitter van de jury
de Zuiderkerkprijs uitreiken. De Zuiderkerkprijs
is de prijs van de gemeente Amsterdam voor het
beste woningbouwproject gerealiseerd in het afge-
lopen jaar. Dit jaar werd de prijs voor de vijftiende
keer uitgereikt, wat uitnodigde tot een terugblik.
Tijdens het jureren drong zich aan de jury (Suzanne
Mulder van het NAi, Tom Franzen, de winnaar van
vorig jaar, en ik) het sterke gevoel op het einde van
een tijdperk te moeten beoordelen.
Niet toevallig werd de prijs 15 jaar geleden
ingesteld. De tweede helft van de jaren negentig
vormden het hoogtij voor het stimuleren van archi-
tectuur en stedenbouw in Nederland. De VINEX-
opgave kwam op gang, evenals omvangrijke
stedelijke-vernieuwingsprojecten als de Kop van
Zuid, de IJ-oevers, het Spui-kwartier in Den Haag
en het Chassé-terrein in Breda en de herstructure-
ring van de naoorlogse wijken werd aangevat. De
volgende jaren zouden in het teken staan van de
integrale gebiedsontwikkeling en -transformatie,
meestal in een of andere vorm van publiek-private
samenwerking. Deze grote opgaven boden tal
van kansen aan stedenbouwkundigen en archi-
tecten, ook aan jonge, nog beginnende bureaus.
Een nieuwe lichting architecten had de stadsver-
nieuwingsgeneratie opgevolgd. De crisis van de
afgelopen jaren betekende het stilvallen van deze
omvangrijke opgave.
Afstudeerprojecten 2011 — 2012 Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011-2012A
fstu
deer
wer
k 20
11 -
201
2
12
Inmiddels is duidelijk dat het niet gaat om een stagnatie van voor-
bijgaande aard maar om een structurele aanpassing. De bouwop-
gave, en daarmee de opgave voor architectuur en stedenbouw, zal
nooit meer hetzelfde zijn. De oogst aan projecten van het afgelopen
jaar laat duidelijk zien dat we in een overgangsfase zitten. Naast de
sporadische VINEX-woningbouw markeren enkele bijzondere stede-
lijke vernieuwingsprojecten, vaak met een multifunctioneel program-
ma, het einde van de voorbije episode. Daarnaast zijn er projecten
die de nieuwe opgave zichtbaar maken: stedelijke transformaties
op een veel bescheidener schaal, transformatie van kantoorpanden,
particulier en collectief opdrachtgeverschap, appartementen in het
topsegment naast sociale woningbouw als Ikea-formule. De bouw-
markt is een niche-markt geworden, waarvoor maatwerk is geboden.
De architect is vaak zelf ontwikkelaar. Een fenomeen dat we uit de
jaren dertig kennen (Van Tijen in Rotterdam: Bergpolderflat, apparte-
menten aan de Parklaan).
Voorlopig is totaal onduidelijk wat deze omslag betekent voor
de stedenbouw. Het ruimtelijk beleid (voor zover het nog bestaat)
huldigt het bouwen in bestaand stedelijk gebied. De metropoolregio
heeft de netwerkstad vervangen. Daardoor is er meer aandacht voor
de integratie van bebouwing, infrastructuur en landschap. Stad en
land vormen steeds meer een groen-stedelijke symbiose van recre-
atieve landschappen en stadslandbouw. Op nationale schaal lijkt
ruimtelijke ordening te zijn ingeruild voor de planning van infrastruc-
tuur en multimodale knooppunten.
De oogst aan afstudeerprojecten van de Rotterdamse Academie
van Bouwkunst toont dezelfde tweekoppigheid. Sommige projecten
markeren het einde van de periode van de grote gebiedsontwikke-
ling – het masterplan voor Brainport Centre Eindhoven van Jimmy
van der Aa bijvoorbeeld – andere lijken al voor te sorteren op de
nieuwe werkelijkheid, zoals de transformatie van de voormalige
Shell-toren aan het Hofplein in Rotterdam van Dik Houben. Voor-bij de vangrail van Bas van der Vinne onderzoekt de relatie van
ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur, die in het licht van de
omslag in het ruimtelijk beleid van groeiend belang is maar helaas
nog niet helemaal uit de verf komt. Twee projecten richten zich op
binnenstedelijke transformaties van een bescheiden schaal. Er is
ook aandacht voor energetisch bouwen, maar de vraag is of voor de
Klimaat Campus van Kasper Zoet in Katendrecht een programma is
geformuleerd dat realisatie mogelijk maakt. Energetisch en ‘groen’
bouwen zou eigenlijk geen specifieke opgave meer moeten zijn,
maar een normale eis aan elke ontwikkeling en ingreep.
Achter de zoektocht naar een nieuw programma
dat realisaties mogelijk maakt, gaat een andere,
nog ingewikkelder opgave schuil. Die behelst het
belang van het architectonisch en stedenbouwkun-
dig ontwerp. Vooral voor de stedenbouwkunde
vraagt dat om een radicaal andere aanpak. Niet
in de zin van het ontwerpproces. Daar ligt juist het
probleem. De integrale gebiedsontwikkeling van
de afgelopen periode maakte van de stedenbouw-
kundige een procesmanager. De nieuwe opgave
kent geen integraal proces meer, waarin de
ontwerper behulpzaam is in het samenbinden van
verschillende actoren. Vanaf nu begint het proces
pas als het plan klaar is. Het proces van realisatie
is onvoorspelbaar en deels ook onvoorstelbaar, in
de ruimte en in de tijd. Dat vraagt om een ontwerp
dat scherp vastlegt wat moet en verder heel veel –
zeker wat het programma betreft - open laat. Hoe
zo’n ontwerp er uitziet, hoe je dat als ontwerper in
kaarten vastlegt met precies de juiste verhouding
tussen grote lijn en cruciaal detail, dat is de nieuwe
opgave. Het project van Joost van den Ham voor
de binnenstad van Utrecht oogt in deze zin veel-
belovender dan de Prinsenhof, een ontwerp van
Frederik Pöll in het centrum van Rotterdam.
Voor de architectonische opgave geldt misschien
hetzelfde: leren ontwerpen zonder vast omschre-
ven programma. De oogst van afstudeerprojecten
kent enkele projecten die een hint geven in die
richting. De transformatie van het voormalige
Shell-gebouw tot luxe appartementen is een voor-
beeld. Het ontwerp sluit aan bij de brutalistische
uitstraling van het gebouw, radicaliseert die nog
en geeft er tegelijk een zekere verfijning aan. Het
ontwerp voor een school in Wielewaal van Pieter
Waijer is een ander voorbeeld. Teruggrijpend op
de structuralistische architectuur van de jaren zestig
en zeventig zorgt het vooral voor een ruimtelijke
structuur die programmatisch indifferent lijkt, maar
waarin de architectuur specifieke sferen en daar-
mee activiteiten oproept. Het laatste voorbeeld is
het ontwerp van Henk Jan Imhoff voor een woon-
huis met praktijk in Gorinchem, dat opvalt door een
ongekende formaliteit die tegelijk – zoals in een
sonnet – sterk narratief en poëtisch werkt. Of de
architectuur de belofte van het begeleidende strip-
verhaal waarmaakt is niet helemaal te controleren.
Deze architectuur pur sang houdt echter wel een
belofte in voor een periode ‘zonder programma’.
Een reflectie op het afstudeerwerk uit het studiejaar 2011-2012A
fstudeerwerk 2011 - 2012
12 13
Living shell — Transformatie van kantoorgebouw naar woongebouw — Nominatie Archiprix 2013
De leegstand van kantoorpanden is de laatste
tijd flink toegenomen, met name die van kantoor-
gebouwen uit de jaren ’60 en ’70. Ze blijken zeer
moeilijk verhuurbaar omdat ze niet meer voldoen
aan de marktvraag, terwijl de bouwtechnische
levensduur van de achtergelaten panden nog
steeds heel lang is. Herbestemmen tot woonruim-
te kan een geschikt alternatief vormen voor sloop
en nieuwbouw.
De Shelltoren aan het Hofplein in Rotterdam,
tegenwoordig Hofpoort genaamd, is zo’n pand.
De toren bestaat uit flexibel in te delen kan-
toorlagen met een kolommenstructuur en een
centrale voorzieningenkern. Dit bijna-monument
was lange tijd het enige hoge kantoorgebouw in
het centrum en is een schoolvoorbeeld van de
architectonische uitdrukkingsvorm van de jaren
zeventig. Het gebouw vormde de eerste aanzet
tot de schaalvergroting in de hoogbouwzone van
Weena en Coolsingel, maar is echter nooit met
hetzelfde enthousiasme begroet als veel andere
hoogbouw in de binnenstad. Desondanks heeft
het gebouw een pregnante, duidelijke hoofdvorm
en gevelbeeld en is het niet meer weg te denken
uit het stadsbeeld.
De opgave bestond uit het ontwikkelen van een
nieuwe identiteit voor het bestaande gebouw. De
nieuwe verschijningsvorm strookt met de nieuwe
functie én het oorspronkelijke uiterlijk van het
gebouw. De gelaagdheid van oud en nieuw draagt
bij aan het karakter van de woningen. De opgave
raakt ook gecompliceerde programmatische
en technische onderwerpen. Het in samenhang
behandelen van deze aspecten vormt de kern van
de opgave.
Het blijkt dat de flexibiliteit van een gebouw
op lange termijn niet wordt bepaald door het
verschuiven van wanden, maar door de vaste
onderdelen. De constructie, de afmetingen van de
verdiepingen, zowel in diepte als hoogte, en de
ruime ontsluiting van het kantoorgebouw maken
meerdere functies mogelijk. Daarnaast is vanwege
het gewicht van de betonnen gevelpanelen het
gebouw zo zwaar gedimensioneerd dat bij een
nieuwe lichte gevel het gebouw extra verdiepin-
gen kan krijgen en buitenruimtes simpelweg aan
het bestaande gebouw gehangen kunnen worden.
Met het transformeren van de Shelltoren naar
een dierbaar woongebouw kan ruimte geboden
worden aan de veranderende behoefte naar
huisvesting in onze maatschappij. Een divers en
dynamisch gebouw dat open staat voor de stad in
plaats van het gesloten en uniforme gebouw dat
het nu is. Daarbij worden de positieve eigen-
schappen van het bestaande gebouw benut en
aangevuld met hedendaagse toevoegingen die
nodig zijn om te voldoen aan de huidige en de
toekomstige vraag van gebruikers.
Dik Houben (Architectuur)
Afstudeercommissie:
André Kempe (mentor),
Rob Hootsmans, Marcel de Boer
en Job Floris (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
Gevel beeld.
Espressobar.
14
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
Doorsnede loft.
Vide hoekwoning.
Standaard gevel.
14 15
Joost van den Ham (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Floris Cornelisse (mentor),
Paul Meurs,
Klaas van der Molen
en Willemijn Lofvers (voorzitter)
Ruimte voor de historische stad — Nominatie Archiprix 2013
Ruimte voor de historische stad gaat over het
hergebruik en openbaar maken van onbestemde
stedelijke buitenruimte, in dit geval een voormalige
stadstuin in een bouwblok aan de Plompetoren-
gracht in Utrecht. Een ruimte met een enorme
potentie waar een enorme bouwdruk op rust.
Ruimte in de stad is immers schaars. De tuin is
oorspronkelijk vormgegeven door J.D. Zocher als
onderdeel van het 19e eeuwse singelontwerp. In
het project wordt de tuin onderdeel van het open-
bare stedelijk weefsel door woningen in het gebied
te situeren, niet in de tuin zelf, maar aan de randen
om zo het bestaande bouwblok aan te vullen.
In de restauratie is een bekende techniek het
aanlassen van hout. Door onbruikbare delen te
vervangen door een nieuw maar gelijk deel krijgt
het bestaande opnieuw betekenis en functie. Hier
is deze techniek toegepast op zowel de schaal
van de stad als van de individuele woning. De tuin
wordt omgevormd tot publiek stadspark. Een rust-
plek waar de drukke stad ontvlucht kan worden,
waar het geluid verstomt en je je in een andere
wereld waant. Het bouwblok wordt met precisie
aangevuld. Drie nieuwe openingen vormen de
toegang tot het park.
Aan de centrumzijde is het bestaande plein naar
binnen verlengd. Hierdoor ontstaat een natuur-
lijke overgang van openbaar naar privé. Aan het
nieuwe plein zijn stadswoningen geplaatst en een
hotel. Aan de grachtzijde is een voorplein gecre-
eerd door in de gevelwand een pand haaks toe te
voegen. De verbrede stoep vestigt de aandacht
op de ingang van het park. Aan de singelzijde tot
slot wordt het bestaande poortgebouw hersteld.
Er worden muurwoningen toegevoegd die wijzen
op de te openen poort.
De architectuur van de nieuwe bebouwing sluit
aan op de bestaande, maar is in de detaillering
herkenbaar eigentijds. De woningen kennen een
verscheidenheid aan typologieën. Aan het plein
bevinden zich ondiepe meerlaagse stadswonin-
gen. Aan de gracht is de diepe woning gericht op
het voorplein. Aan de singelzijde zijn de woningen
terugliggend ten opzichte van de straat geplaatst.
Het park wordt van binnenuit opnieuw omka-
derd door de bestaande tuinmuren aan te vullen
en door de drie belangrijkste gebouwen als enige
met de voet in het park te situeren. Het park wordt
hiermee afgesloten van de aanliggende private
bebouwing en wordt een onderdeel van het
publieke stedelijke weefsel.
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
Binnentuin. Interieur stadswoning.
16
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
Maquette met overzicht van de ingrepen.
Nieuw woonprogramma.
16 17
Klimaat Campus — Nominatie Archiprix 2013
Eeuwenlang waren de lokale omstandigheden,
met het klimaat voorop, de bepalende factoren
binnen de architectuur. Locatie, oriëntatie, vorm
en materialisering waren hiervan een logisch
gevolg. In dit ontwerp voor een Klimaatcampus
wordt het klimaat opnieuw ingezet als instrument
in de architectuur. Er is onderzocht hoe de weers-
omstandigheden in het ontwerp kunnen worden
ingezet om belevingen te intensiveren (ervaring)
en de belasting van het milieu te verminderen
(duurzaamheid).
In de huidige architectuurpraktijk worden senso-
rische ervaringen grotendeels buitengesloten. Het
zijn echter juist die sensorische belevingen die er
toe leiden dat architectuur kan prikkelen, verbazen
en zorgen voor een ongekende diepgang. Het
ontwerp van de Klimaat Campus is dan ook een
pleidooi om de architectuur niet alleen te zien
als een middel om ons te beschermen tegen het
klimaat, maar ook als een instrument om ons weer
terug te brengen bij het klimaat.
In het ontwerp van de Klimaat Campus staan
de lokale (klimatologische) omstandigheden
centraal. De aanwezige omstandigheden worden
zoveel mogelijk benut om een aangename plek te
creëren voor de gebruiker. De winddruk, de zon en
het water worden ingezet om de energiebehoefte
terug te dringen (hard-facts) maar daarnaast
Kasper Zoet (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Ralf Pasel
Mareike Krautheim (mentoren)
Duzan Doepel
Peter Mensinga
Job Floris (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012 worden wind, zon en water ook gebruikt om de
afstand tussen de gebruiker en zijn omgeving te
verkleinen. Het klimaat wordt zichtbaar, voel-
baar en ervaarbaar gemaakt in het ontwerp. De
zintuigen van de gebruiker worden geprikkeld; het
voelen van de verkoeling van de wind, de warmte
van de zon, de rust van het ondergrondse en het
ruiken van de algen bij laag tij (soft-facts).
De Klimaat Campus biedt onderdak aan klimaat-
gerelateerde master-opleidingen en levert daar-
naast een bijdrage aan het publieke klimaatdebat,
niet alleen door plaats te bieden aan lezingen,
voorlichting en tentoonstellingen, maar ook door
de verschijningsvorm.
Maquette.
Interieur.
18
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
Doorsnede ventilatie en koeling.
Waterlaag.
18 19
Open Hoboken!
Het Burgemeester ’s-Jacobsplein is een non-place, zonder verbindingen en gelaagdheid, een
ruimte met weinig beschutting waar iedere intimi-
teit ontbreekt. Met het ontwerp Open Hoboken
wordt het plein uitgegraven en daarmee geopend.
Doordat de mensenstromen op zowel het maai-
veld, het plein als in de metro visueel met elkaar in
contact komen, worden de sociale interactie en de
veiligheid vergroot. Door het plein te verdiepen
ontstaat er een wind- en geluidsluwe ruimte die
tot verblijven uitnodigt. De aan het plan toege-
voegde functies zoals de fitness, de supermarkt en
de parking zorgen voor extra voetgangersverkeer
en daarmee levendigheid.
Barbara Janßen (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Marieke Kums (mentor)
Maarten van Bremen
Willemijn Lofvers
Jeroen Visschers
Chris van Langen (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
20
Wat de boer niet (meer) kent…
De komende dertig jaar komt door vergrijzing
en schaalvergroting de mantelzorg op het plat-
teland in het gedrang. Voor oudere boeren kan
een kleinschalige woonvorm met een gezamen-
lijke huishouding een oplossing zijn. Dit vraagt
om een nieuw woningtype dat ook geschikt is
voor de specifieke beperkingen en behoeften van
dementerenden. De doelgroep heeft behoefte
aan een boerderij-achtige woning met woonkeu-
ken en moestuin. Het prototype refereert op een
abstracte manier aan de plaatselijke dwarshuis-
boerderij. Om het steeds veranderende daglicht
in de woning te ervaren heeft de boerderij een
open plattegrond en vier grote openingen op de
windrichtingen. Het eenvoudige ruimteplan kan
zonder grote ingrepen herbestemd worden. Aan-
passingen kunnen zo plaatsvinden zonder dat het
gebouw aan architectonische waarde inboet.
Jolanda Faber (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Serge Schoemaker (mentor)
Moritz Bernoully
Sylvia de Koning
Wilma Lanke
Willemijn Lofvers
Chris van Langen (voorzitter)
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
20 21
Brainport Centre — Een icoon voor de Brainport Regio
Brainport is een broedplaats van innovatie van
bedrijven, overheden en kennis- en onderzoeks-
instellingen. Daarnaast worden er uiteenlopende
publieksactiviteiten georganiseerd. Het diverse en
wisselende programma vraagt om een flexibel ont-
werp en een slimme omgang met leegstand. Ten
eerste zullen tijdelijke functies in dezelfde ruimte
plaatsvinden als ze op verschillende momenten
een vergelijkbare ruimtebehoefte hebben. Daar-
naast wordt een deel van de gebouwen zelf flexibel
en demontabel. De locatie voor het Brainportcentre
is het Eindhovense Evoluon, centraal gelegen bin-
nen het huidige Brainportnetwerk, met een goede
bereikbaarheid en een publiekstoegankelijk karak-
ter. Door het landschap op verschillende plekken
‘op te tillen’ ontstaat er ruimte voor programma en
wordt er voor gezorgd dat de landschappelijkheid
en continuïteit gewaarborgd blijven.
Jimmy van der Aa (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Ludo Grooteman (mentor)
Eline Strijkers
Joost Zonneveld
Willemijn Lofvers
Chris van Langen (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
22
Transitions is a project about the memory of what used to be, the
confrontation with what is and the longing for the things to come.
Imagine a big house, a villa, located in a historical part of a provin-
cial town. By starting with a conventional architectural vocabulary
like symmetry, recognizable spaces like corridors and items such as
regular windows, a sign of recognition was captured. The ‘well-
known’ one could say.
Besides being a place to live it is also a medical practice. This
program gains momentum when private & public are forced to meet
or try to hide from each other. The definition of privacy changes
fast and the project asks what privacy actually is. At first glance the
classical lay-out seems a sturdy, clear organisational principle. There
it is a carefully designed point where you’ll get what you see. But, by
pushing the public and the private character in such a way that they
start to interfere, a sequence of moments unrolls. They confront both
inhabitants as well as visitors with each other as apparent coinci-
dences. By inviting the patient near the most private rooms, also the
effect of having that luxury (i.e. to be seen) is shared.
Transitions
Henk Jan Imhof (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Penne Hangelbroek (mentor)
Jan van Heemst
Ralf Pasel
Jeroen Visschers (voorzitter)
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
Foto: Jessica Waltmans en Inge Brussé
22 23
De Popexperience
Nederland heeft een zeer rijke popgeschiede-
nis. Veel poppodia hebben het echter moeilijk, net
als veel musea. De Pop Experience ondervangt
dit door een popmuseum te combineren met een
popmuziekcentrum en een reeks ondersteunende
functies, zoals winkels en horeca. Het centrum is
gesitueerd in een zestig meter hoge gashouder op
een voormalig gasfabriekterrein in het Vierha-
vengebied in Rotterdam, een rauw en industrieel
gebied waar geluidsoverlast en bereikbaarheid
geen probleem zijn. Het enorme gebouw is vorm-
gegeven en ingericht als een belevingsmachine,
een mini-popstad.
Angelique le Clercq (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Maartje Lammers (mentor)
Allard Jolles
Frits van Dongen
Jeroen Visschers (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
24
Prinsenhof — Rotterdam
De opgave bestaat uit het ontwerpen en inpas-
sen van een woningbouwblok in de binnenstad
van Rotterdam. De gekozen plek kent een rijke
geschiedenis maar is hierdoor ook ruimtelijk
onduidelijk geworden. Het plein en de weinig
aantrekkelijke bestaande bebouwing worden
vervangen door zorgvuldig ingepaste nieuwbouw,
met in de plint publieke functies. Daarboven word
gewoond. Het gebouwtype is gebaseerd op het
principe van het liefdadigheidshofje, een aan-
trekkelijke binnenstedelijke typologie. Het type
verwijst tevens naar de allereerste bebouwing van
de locatie, een klooster. De toegang tot de woning
is een route architecturale, waarin ruimtelijke typo-
logieën elkaar opvolgen. Er is een duidelijke zone-
ring in het gebouw aanwezig; hoe dieper je het
gebouw ingaat, hoe minder openbaar het wordt.
Bezoekers worden binnen het gebouw op een
architectonische manier verwelkomd of tegenge-
houden. De ontsluiting is, net als de constructie en
de huid, een intrinsiek onderdeel van het gebouw.
Frederik Pöll (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Serge Schoemaker (mentor)
Willemijn Wilms Floet
Ralf Pasel
Jeroen Visschers (voorzitter)
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
24 25
Museum Caldic Collectie — Wassenaar
Michel Zethof (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Marie-José van Hee (mentor)
Ben Huygen
Suzanne Swarts
Jeroen Visschers (voorzitter)
De Caldic Collectie is één van de grootste en
belangrijkste particuliere verzamelingen in Neder-
land van moderne en hedendaagse kunst. In het
ontwerp staat de vraag centraal hoe de beleving
van een museale ruimte kan samengaan met een
optimale beleving van een particuliere kunstcol-
lectie. Het museum komt in de achtertuin van de
verzamelaar Joop van Caldenborgh. Hier heeft hij
afgelopen jaren met tientallen beelden een eigen
beeldenbos gemaakt. De beelden maken het bos
tot een eigen wereld. De beleving van de natuur-
lijke omgeving en kunst wordt in het ontwerp van
het museum geintegreerd.
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
26
Voorbij de vangrail
De snelweg is haar kwaliteit als venster op de
regio aan het verliezen. Een integrale benadering
kan het verschil maken. In het ontwerp voor de
A23 bij Enkhuizen is gezocht naar een balans tus-
sen economische vooruitgang, verkeerskundige
logica en ruimtelijke ontwikkeling. Het ontwerp
van de snelweg wordt ingezet als sturend element
in toekomstige ontwikkelingen.
In het plan ontwikkelen drie netwerken van ver-
schillende schalen met elk een eigen dynamiek en
programmering zich onafhankelijk van elkaar. Het
bovenregionale systeem herbergt bovenregionale
programma’s, het regionale netwerk ontwikkelt
zich op een gebiedseigen wijze tot een “superlint”
met lokale en regionale bedrijvigheid en het lokale
netwerk richt zich op recreatie. De plekken waar
netwerken elkaar kruisen en waar mobiliteitsstro-
men van verschillende schaalniveaus elkaar raken
geven aanleiding voor een bijzondere ingreep.
Bas van der Vinne (Stedenbouw)
Afstudeercommissie:
Harm Timmermans (mentor)
Stefan Bendiks
Pieter Veenstra
Jeroen de Willigen (voorzitter)
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
26 27
Kulturhus de Blokkendoos
In het Kultuurhus komt sport samen met sociaal-
maatschappelijke voorzieningen, culturele functies,
zorg en dagopvang. Een sober houten gebouw
vormt de basis. Ingepast in een “groene kamer”
vormt het gebouw een subtiele overgang tussen
de dynamiek van het sportpark en de omliggende
natuur. Met een aantal opvallende insneden opent
het gebouw zich naar zijn omgeving en laat het
daglicht binnendringen in de verschillende ont-
moetingsplekken. Het gebouw bestaat uit een aan-
tal vrijstaande volumes die het vaste programma
van het complex huisvesten. Tussen die volumes is
ruimte voor bijzondere activiteiten.
Martijn van Voorden (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Helena Casanova (mentor)
Serge Schoemaker
Luc Willems
Willemijn Lofvers (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
28
HUB (Hybrid Urban Block)
The Laurenskwartier has great potential for
an architectural intervention with a strong green
identity. It has been in a continuous transforma-
tion since WWII. In former plans for the Sint-
Jacobsplaats’ aspects such as height difference,
construction and accessibility, were not properly
addressed. HUB aims to bring a solution to these
urban complications with architectural interventi-
ons which will create the opportunity to link Sint-
Jacobsplaats back to the city center. ‘Cityness’ is
the keyword to achieve the regeneration of the
Sint-Jacobsplaats. In the HUB’s urban approach
“cityness” is defined by a combination of density,
program and landscape. They are the strategic
tools to succeed in HUB’s urban concept.
Bahar Akkoçlu (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Jaakko van ’t Spijker (mentor)
Harm Timmermans
Marieke Kums
Willemijn Lofvers (voorzitter)
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
28 29
Brede school Wielewaal — 27 variaties op een thema
De Brede school Wielewaal herbergt vier programma’s: een
wijkcentrum, een buitenschoolse opvang, een sportaccommodatie
en een basisschool voor zeer moeilijk lerende kinderen. De school
is gesitueerd aan de rand van de gelijknamige wijk, grenzend aan
het Zuiderpark. Dit verbeeldt precies de dualiteit die spreekt uit
de onderwijsvisie van de wijkschool. Enerzijds wil de zmlk-school
rust en geborgenheid bieden. Anderzijds wil zij uitwisseling met de
maatschappij stimuleren. Om deze twee karakteristieken maximaal
te benadrukken is het gebouw radicaal oost-west georiënteerd,
van de betonschijven die de constructieve structuur vormen tot de
secundaire structuur van houten lamellen. Eenmaal in het gebouw
zie en ervaar je óf de rust van het park, óf het leven in de wijk. Door
te variëren met de maatvoering van deze elementen is een zeer
gevarieerde reeks ruimtes en sferen gecreëerd voor de zeer diverse
gebruikers van de brede school Wielewaal.
Pieter Waijer (Architectuur)
Afstudeercommissie:
Serge Schoemaker (mentor)
Bart van Kampen
Klaas van der Molen
Robert von der Nahmer (voorzitter)
Afs
tude
erw
erk
2011
- 2
012
30
The European Project — Brussel
Europe has been able to develop itself from a
continent in ruins after WWII into the economic
and political powerhouse it is, because countries
decided to work together. In order to remain a glo-
bal powerhouse during the current crisis, Europe
needs to believe in its own dream. It does however,
need to re-invent itself. It should do this in the de
facto capital Brussels. The European project shows
how the EU can become a valuable player in the
urban dynamics and identity of the city of Brussels.
Maira Bos (Stedenbouw)
Afstudeercommissie:
Helmut Thöle (mentor)
Hiroki Matsuura
Nanne de Ru
Margit Schuster (voorzitter)
Daily life activity like education, sports and
markets brings people together and create a bond
between people. These are social hotspots and
ideal locations for the integration. By using the
existing public transport system, the institutes can
spread throughout the city in an easy and effective
way. Within this new shape the different institutes
of the Union can spread out and show themselves,
creating strong bonds between them and the
people of Brussels. An example is the European
Market, combining an actual foodmarket with the
EU Department of Agriculture.
The new market on the stairs forms a new vibrant and dynamic hub in the city, connecting politics and city, the EU and the citizens
Afstudeerw
erk 2011 - 2012
30 31
Iktinosprijs 2012
De Iktinosprijs is in 1969 ingesteld door architect Huig Maaskant,
medeoprichter van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, met
het oogmerk om jaarlijks die Academie-student te prijzen die
“… door kwaliteit en karakteristiek van het studieresultaat een (cul-
turele) bijdrage heeft geleverd aan onderwijs, onderzoek en praktijk
van architectuur of stedebouw”. Het ging Maaskant daarbij uitdruk-
kelijk om tussentijdse studieresultaten en niet om afstudeerprojec-
ten. Uit het studiejaar 2011-2012 is werk uit alle dertien ateliers voor
de prijs voorgedragen.
Jury
De jury stond net als de afgelopen jaren onder voorzitterschap van
Academiedirecteur Chris van Langen en bestond daarnaast uit Cor
Geluk, Klaas van der Molen en Francesco Veenstra - allen alumni van
de Academie. Secretaris was staflid Jan Duursma.
Er was lof voor het niveau van de inzendingen, dat volgens één van
de juryleden beduidend hoger lag dan het niveau van het gros van
de inzendingen voor een hier niet nader te noemen professionele
prijsvraag. En hoewel er waardering was voor het getoonde ontwerp-
vakmanschap werd ook geconstateerd dat bij relatief veel architecto-
nische projecten aandacht voor de context ontbrak. Men was ditmaal
zeer te spreken over de kwaliteit van de gestelde opgaven, al werd
bij een aantal ateliers gesteld dat de opgave wel erg complex of
omvangrijk was. De jury was blij te zien dat de opmerking van de vori-
ge jury over het ontbreken van enkele ateliers ter harte was genomen,
en dat ditmaal projecten uit alle ateliers vertegenwoordigd waren.
De projecten zijn door de jury gezamenlijk beoordeeld. Na de
rondgang kon elk jurylid drie projecten voordragen, waarna zes
projecten overbleven. Twee hiervan konden op bijzondere waarde-
ring rekenen: Het Geborgen Huis van Pascalle Asgarali en Passages, in between the worlds van Mattie le Voyer. Deze twee projecten
werden door de jury nogmaals bestudeerd en bediscussieerd. Ze
bleken elkaar in waardering niet veel te ontlopen, maar gedurende
de discussie werd wel duidelijk dat die waardering per project ver-
schilde van karakter. Beide projecten overtuigen in hun ruimtelijke
kwaliteiten, architectonische articulatie en diepgang en prachtige
presentatie. Bij beide projecten plaatste de jury op deelaspecten
ook enkele vraagtekens.
Iktinosprijs 2012Ik
tino
spri
js 2
012
34
Bij Het Geborgen Huis was er waardering van
de jury voor de volwassenheid van dit eerstejaars
project. Daar kwam nog eens bij dat haar andere
project, The Knotted Pavillion, ook tot de zes beste
beoordeelde projecten doordrong. Pascalle is
volgens de jury een student om in de gaten te hou-
den! Het Geborgen Huis is een goed doordacht en
goed uitgewerkt project, consistent van platte-
grond tot uitwerking gevel. Wel is het programma
aan de grote kant voor één woning. Er werd een
kanttekening geplaatst bij het specifieke karakter
van de buitenruimtes en de wijze waarop binnen
en buiten relaties met elkaar aangaan. De jury
was verdeeld over het generieke karakter van het
omsluitende scherm. Veel waardering was er voor
de ingetogen en ambachtelijke presentatie, waar-
bij het concept bovendien helder wordt uitgelegd.
Passages, in between the worlds van Mattie le
Voyer waardeerde de jury specifiek vanwege de
compleetheid door verschillende schaalniveaus
heen en de typologische vernieuwing. Mattie’s
project levert daarmee een relevante bijdrage aan
het debat over en het onderzoek naar de transfor-
matie en actualisering van de bestaande stad. Het
is een intrigerend en heel krachtig gepresenteerd
project. De jury had heel veel waardering voor het
concept en de vertaling ervan in een coherent ont-
werp. Het project leidt tot een voor deze locatie
radicale en interessante typologische vernieuwing
op blok- en gebouwniveau. De uitwerking is op
een aantal fronten zeer overtuigend, maar op
andere plaatsen minder sterk. Zo zijn de passages,
ondanks de enorme verleidingskracht van de beel-
den ervan, programmatisch wat diffuus en indif-
ferent, zijn er grote vraagtekens bij de woningplat-
tegronden in de kop aan de oostzijde en acht de
jury de parkeergarage volstrekt onbruikbaar. Het
project als geheel is echter sterk, waarbij de jury
met name onder de indruk is van de stedelijke
betekenis en ruimtelijke kwaliteit van het open-
gebroken binnenterrein, met haar koppelingen
tussen de passages en tuinen en haar zorgvuldig
vormgegeven overgangen tussen openbaar,
collectief en privaat.
Alles afwegend in het licht van Maaskants’
intentie met de prijs, was de jury het er unaniem
over eens dat de Iktinosprijs 2012 moest worden
toegekend aan Mattie le Voyer voor haar project
Passages, in between the worlds.
Iktinosprijs 2012
34 35
Het zijn moeilijke tijden voor de ontwerper. In
een tijd dat de economie nagenoeg tot stilstand
is gekomen, in het bijzonder in de bouwsector,
wordt iedere opgave met beide handen aange-
grepen. Je voelt het sentiment in de lucht hangen:
het maakt me niet meer uit wat de opgave is, als ik
maar iets te doen heb. We zijn eigenlijk veel meer
aan het overleven dan aan het ontwerpen.
In zo’n omgeving zal de Academie zich
nadrukkelijk moeten positioneren om ook zelf te
overleven. Naar mijn idee zijn er drie mogelijkhe-
den: 1. De Academie profileert zich vooral als een
ambachtelijke opleiding waar tijdgeestonafhanke-
lijke opgaves worden gedoceerd, 2. De Academie
gaat mee met de ‘flow’ van de huidige tijdgeest
en leidt de ontwerper op tot ruimtelijk mediator
die tal van opgaven op de kleine- en middenschaal
weet vorm te geven, 3. De Academie gaat op zoek
naar een nieuwe horizon en probeert te formu-
leren waar we in Nederland over 10 of 20 jaar
zouden moeten staan.
Het lijkt mij interessant om te bekijken welke
Iktinos-inzending hoort bij welke gedachte:
1. Het Ambacht
De twee inzendingen vanuit het atelier Tectonics & Structure stellen de beheersing van het materiaal
centraal en onderzoeken de mogelijkheden ervan
in de vorm van een kleipaviljoen en een gebouw
geknoopt uit touw. Stedenbouwkundige inter-
venties in verschillende omgevingen, variërend
van stedelijk naar landelijk, worden voorzien van
specifieke ontwerpen in verschillende dichtheden,
figureren in het project Goudsche Identiteit. Het
architectonische ontwerp van een brede school
met veel interactie tussen binnen en buiten is
onderwerp van het ontwerp interactief Freinet Stadsschool. Het ontwerpen aan een belangrijke
straat in de stad die wel een oppeppertje kan
gebruiken vindt plaats in het Straatatelier met als
inzending Zeven in een. Het ontwerp voor een
huis van een schrijver is tweemaal onderwerp in
het atelier Groot Stedelijk Huis. De inzending
Façade hangt het woonprogramma op aan een
boekenwand die een effect heeft op de façade
De rol van de ruimtelijk ontwerper in onzekere tijden — Cor Geluk
van de woning. In de inzending Het Verborgen Huis wordt deze vertaald in vrije gevels die veel
interactie met de omgeving bewerkstelligen. Het
opwaarderen van een buurt die is ontworpen in
de jaren ’70 met een multidisciplinaire aanpak,
stedenbouwkundig-architectonisch én landschap-
pelijk, figureert in Denk Groot, Acteer Klein uit
het Buurt-atelier. Het ontwerp voor een verza-
melgebouw van architectuurinstellingen waarbij
een sterk accent ligt op de detaillering van de
gevel vormt inzet in het project Bouwwerk van de Architectuur. Tot slot staat het ontwerpambacht
op de voorgrond in het nieuwe stedenbouwkun-
dig ontwerp voor een oude stadswijk met als titel
Charlois Vervlochten.
2. De Eigentijdse Opgave
Het Rehab-atelier levert een architectonisch ont-
werp op voor de transformatie van een kantoorge-
bouw naar een woongebouw met een accent op
de sociale problematiek die is gerelateerd aan de
schaal van het gebouw .Eigentijdse opgaven staan
ook centraal in het Duurzame Woongebouw-atelier waar een stedelijk/architectonische inter-
ventie op een belangrijke plek in de stad wordt
voorzien van een nieuw type publieke ruimte,
waaraan nieuwe stedelijke woontypologiën wor-
den opgehangen. Dit resulteert in de inzending Passages tussen de werelden.
3. De Horizon
Het Resilient Feijenoord-atelier blikt voorbij
de horizon. Watergerelateerde opgaves zoals
overstromingsrisico, regenwateroverlast en
drinkwaterverbruik worden gebruikt om een
bestaand stuk stad opnieuw te ontwerpen met
voornamelijk landschappelijke ingrepen in de
inzending Water Moderator.
Het is duidelijk dat het ambacht op dit moment
veruit de meeste aandacht heeft, dat de eigen-
tijdse opgaves nog maar mondjesmaat doordrin-
gen en dat Duzan Doepel nog een roepende in
de woestijn lijkt. Vanuit deze beschouwing lijkt de
keuze voor een super-ambachtsschool zeer kans-
rijk. Toch vraag ik mij af of dit de juiste weg is. Juist
in een tijd waarin alle vanzelfsprekendheden lijken
Ikti
nosp
rijs
201
2
36
Reflectie naar aanleiding van de Iktinosjurering 2012
Cor Geluk studeerde in 1995 af aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst.
In datzelfde jaar richtte hij samen met studiegenoot Huub Juurlink een eigen
bureau op, Juurlink+Geluk urbanism + landscape (www.jeng.nl).
te verdwijnen wordt het steeds belangrijker je positie als ontwerper
goed te bepalen. Ambachtelijke opgaves zijn daarbij zeer behulp-
zaam maar zouden wellicht kunnen worden geplaatst in actuele
initiatieven zoals de vele kleinschalige architectonische projecten die
in Rotterdam op dit moment worden opgezet.
Een goed voorbeeld voor de aangename mix tussen actualiteit
en ambacht is het project van Mattie le Voyer (Passages tussen de werelden). Hierin wordt niet alleen ingegaan op de actualiteit van
herstructurering maar wordt er tevens aangetoond dat met zowel
stedenbouwkundige frisse ingrepen (de passage, het drieledig blok)
als architectonische typologiën, de rol van de ontwerper goed is
ingevuld.
Ten slotte zou ik toch een lans willen breken voor de zoektocht naar
eigentijdse opgaves met een andere horizon. Juist in een tijd waarin
iedereen aan het overleven is, kan de Academie de bakens verzetten
en vooruit blijven kijken. Dat dit geen eenvoudige keuze is blijkt wel
uit de beoordeling van de inzendingen. Het transformeren van een
bestaand kantoorgebouw naar een sociaal aantrekkelijk woongebouw
staat nog volledig in de kinderschoenen en er zal nog veel water door
de Maas stromen voordat we hiervoor met overtuigende ontwerpen
kunnen komen. Dat geldt ook voor de toekomstige vraagstukken,
waarbij niet alleen de water- of energie-opgave een rol speelt maar
ook sociale vraagstukken als de toekomst van de zorg en het onder-
wijs op een heel andere manier moeten worden vormgegeven.
Cor Geluk
Jurylid Iktinosprijs 2012
Iktinosprijs 2012
36 37
Studio: ‘Sustainable Residential Building’
Tutor: Serge Schoemaker
The word « passage » indicates both the archi-
tectural object and the action of going through a
place to reach one point from another. It blurs the
limits between the worlds, physical and spiritual,
and marks a step in your evolution. In the residen-
tial project, the passage operates on two different
scales.
On a urban scale, the object’s passages act as a
filter between the busy tram-garage and the calm
canal. The passages are the naves of a modern
church without religion, a sacred meeting place.
Passages, in between the worlds — Mattie le Voyer — Winnaar Iktinosprijs 2012
Super-social, contemplative or mysterious, the
lateral apses create pressure or depression influ-
ences on the trajectories. On a smaller scale, the
passage articulates around series of connectors.
Sometimes rock, sponge or draft, they define the
degree of publicity of the space.
The combination of the French passage and the
Dutch canal house creates the Dutch communal
dwellings, grouped around the gardens. This
new typology is a way to confront heritage and
futuristic wishes.
Ikti
nosp
rijs
201
2
38
Iktinosprijs 2012
38 39
Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’
Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper
Het grootstedelijke karakter van de locatie is lei-
dend voor het ontwerp van het woonhuis bestemd
voor een schrijver en zijn gezin. Opvallend zijn
de vier vrije gevels, grenzend aan verschillende
functies: stadspark, kinderboerderij, zijstraat en
naastgelegen woningen. Het huis lijkt te balance-
ren op de grens van publieke verblijfsgebieden en
de private sferen van de woonfunctie.
Aansluiting, overgang en begrenzing van de
woning op de locatie zijn belangrijke parame-
ters. Een privacy-façade creëert afstand tot de
Het Geborgen Huis — Pascalle Asgarali
omgeving. Tussen de privacy-façade en de woning
bevindt zich de bufferzone. De bufferzone ver-
zacht de overgang van openbaar naar privaat. Er
ontstaat gelaagdheid in de woning, waarbij buiten
naar binnen wordt getrokken. De privacy-façade
bestaat uit beweegbare panelen die geopend of
gesloten kunnen worden. De woning krijgt hier-
door meerdere gezichten. Indeling van functies,
gebaseerd op karakteristieken van de omgeving,
in combinatie met de bufferzone, zorgen ervoor
dat de bewoner de ruimte op verschillende
manieren kan beleven.
Ikti
nosp
rijs
201
2
40
Atelier: ‘Buurt’
Docent: Han Dijk
In de jaren 70 vormde het ontwerp voor een
leefbare binnenstad het antwoord op de anonie-
me wederopbouwstad. De architect Jan Verhoe-
ven leverde hieraan een bijdrage met zijn ontwerp
voor wooncomplex Heliport in Rotterdam. Hij
ontwierp openbare ruimtes waarbinnen de sociale
interactie een belangrijke rol speelt. Echter, dit
stedelijk complex ligt nu geïsoleerd van de bin-
nenstad en de openbare ruimtes zijn in onbruik
geraakt en verwaarloosd.
Think Big, Act Small brengt stedenbouw,
architectuur en landschapsarchitectuur dichter bij
elkaar om de oorspronkelijke plangedachte uit de
jaren 70 nieuw leven in te blazen. Heliport en de
binnenstad worden met elkaar verweven zodat
het complex weer betekenis krijgt voor de stad.
Het plan zet in op drie schaalniveaus: omgeving,
complex en woning. Verschillende ruimtelijke ver-
bindingen sluiten de commerciële en recreatieve
lus in de binnenstad. Het stedelijk complex wordt
geopend en betrokken bij de binnenstad door de
openbare ruimtes bruikbaar te maken voor het
omliggende gebied.
Think Big, Act Small — Suet ChanIktinosprijs 2012
40 41
Studio: Tectonics & Structure
Tutor: Boris Zeisser
Although Peckham is a deprived area in South-
East London, the residents love their neighbour-
hood. A sentence from the book ‘The little Prince’,
“What makes the desert beautiful is that it some-
where hides a well”, explains Peckham’s potential.
By using this phrase as a metaphor for what has to
be achieved with the new pavilion, a starting point
was set for the design. So what kind of a place is this
well? And why does it make the desert beautiful?
Clay pavilion — Daan Hens
First of all, it’s a serene place. It displays a certain
calmness, soberness. Secondly, it’s a place where
people meet and socialize when they come to
collect water. And last but not least, it’s a place of
exposure. It reveals the hidden water below the
surface. With these tools different studies where
undertaken, resulting in a pavilion made out of clay
blocks, scattered all over Peckham Square.
Ikti
nosp
rijs
201
2
42
Knotted pavilion — Pascalle Asgarali
features of coral. Using a traditional handknotting
technique – macramé – the rope is knotted into a
pavilion. A combination of components like poly-
ester, fiberglass, and aramide fibers, adds strength
and stability to the once soft knotted rope.
The pavilion consists of 3 volumes, each with it’s
own knotted pattern and function, being open,
semi-open and closed. Within and between these
volumes the border between formal and informal
spaces can be explored.
Studio: Tectonics & Structure’
Tutor: Maartje Lammers
The design of Peckham’s Knotted pavilion was
inspired by the DNA of both coral and Peckham.
Peckham is a deprived urban area with a low qua-
lity public space. The aim was to create a public
pavilion with attractive and sheltered public space
where the residents of Peckham can meet.
The DNA of coral is transformed into the
structure, skin and appearance of the building.
Rope is chosen as building material, mimicking the
Iktinosprijs 2012
42 43
Gouda wordt door de negatieve media-
aandacht momenteel vooral geassocieerd met
Marokkanen, overlast, onveiligheid en geweld.
Fietsend tussen de Goudse grachten, polderslo-
ten en historische lintbebouwing, herkennen we
echter een totaal ander Gouda.
Aan de hand van drie stedenbouwkundige
studies voor 200 woningen is gezocht naar de
lokale Goudse authenticiteit. Typisch Goudse
Goudse Authenticiteit — Christian Rommelse
typologieën en plekken zijn het startpunt voor een
blik op de variëteit aan Goudse verdichtings- en
uitbreidingsmogelijkheden.
De rijkdom van de Goudse authenticiteit
wordt zichtbaar in de drie studies: (1) Het Gouds
boerenerf als bouwsteen voor een palet aan
woonkwaliteiten, (2) Wonen aan de Burgvlietkade
en het Reeuwijkse Verlaat en (3) De Jan Verwolle
Wetering als verdichtingstrategie.
Atelier: Atlas van Gouda
Docenten: Martin Aarts, Orri Steinarsson & Sander Lap
Ikti
nosp
rijs
201
2
44
Atelier: ‘School’
Docenten: Theo Kupers & Jeroen Schipper
Het onderwijsconcept voor dit brede school-
gebouw is Freinet, een onderwijsvorm waarin de
omgeving een belangrijke rol speelt. Het kind leert
niet alleen op school, maar ook zijn individuele
ervaringen buiten school zijn een verrijking voor
het kind en voor de groep.
Het programma voor de brede school bestaat
uit een basisschool met aanverwante kantoor-
functies, een kinderdagverblijf, een BSO en een
peuterspeelzaal. Het programma is verdeeld in
clusters en gericht naar de context. Door een
stedenbouwkundige benadering van het plaatsen
Interactief — Freinet Stadsschool — Jurgen ten Hoeve
van de individuele gebouwen, namelijk door
deze als massa’s op te vatten, worden er door de
verdeling van de gebouwen plekken gedefinieerd.
Op deze pleinen en straten kunnen ontmoetingen
plaatsvinden en ervaringen gedeeld worden. De
transparante gebouwen maken interactie tussen
gebouw en omgeving mogelijk.
De gebouwen zelf zijn zo flexibel mogelijk
gemaakt om de behoefte aan ruimte optimaal te
vervullen. Met behulp van vouwwanden kunnen
klassen gemaakt of gekoppeld worden. Door deze
flexibiliteit is een kind niet meer gebonden aan zijn
eigen klas.
Iktinosprijs 2012
44 45
Atelier: ‘Rehab’
Docent: Penne Hangelbroek
De opgave het karakter van een gebouw te
behouden en het gebouw tegelijkertijd te trans-
formeren naar koopwoningen bevat een stevige
tegenstrijdigheid. Zodra de woningen verkocht
zijn, ligt het lot van het gebouw in handen van
alleen maar particulieren eigenaren; 150 individuele
eigenaren die in de praktijk vaak lastig te organise-
ren zijn. Door een ‘sociaal’ gebouw te ontwerpen
wordt getracht een sociale samenhang tussen de
Dorp in de huid van een kantoorgebouw — Jarno Schellenberg
bewoners te creëren. De verkeersruimte is een
straat waar meerdere woonlagen aan worden
ontsloten. Vanaf de straat zijn de buitenruimtes
bereikbaar die toegang bieden tot het uitzicht. De
hoeveelheid daglicht definieert hierbij het verschil
tussen verblijf en verkeer. Tevens werkt het licht
als een uitnodigende factor voor de bezoekers en
bewoners om de sociale barrières te verkleinen.
Ikti
nosp
rijs
201
2
46
Atelier: ‘Streetwise’
Docenten: Job Floris & Peter van der Helm
De straat-met-zeven-namen is één van de wei-
nige assen van noord naar zuid in het centrum van
Rotterdam. Maar ze wordt niet als zodanig ervaren.
Tegelijkertijd is het een straat waar weinig gewoond
wordt; een typisch probleem voor de binnenstad
van Rotterdam. Daarnaast bevindt zich langs de
straat een groot aantal gebouwen dat zich onttrekt
aan de straat, omdat de gebouwen geen adres aan
de straat hebben of er geen functionele relatie mee
aangaan. Tenslotte zijn er een aantal gebieden in
de as met rafelige, ondefinieerbare randen.
Zeven in één – John Nieuwenhuize
Deze constateringen gelden in het bijzonder
aan het Haagseveer, in de omgeving van de Witte
Keizer en aan de Glashaven. Met het ontwerp
wordt aangetoond dat de straat in deze gebieden
met behulp van fijnmazige interventies, die zich
richten op de opheffing van de geconstateerde
problemen, kan worden gecomplementeerd. Een
belangrijk onderdeel van de strategie vormt de
toevoeging van een mix van woon- en werkpro-
gramma’s aan de straat.
Iktinosprijs 2012
46 47
Atelier: ‘Resilient Feijenoord’
Docenten: Duzan Doepel & Jeroen de Willigen
Het planconcept combineert drie kansrijke
strategieën in één aaneengesloten waterlijn: over-
stromingsrisico, regenwateroverlast en drinkwa-
terverbruik. Het verbindt niet alleen de technische
stromen, maar gebruikt de dynamiek van het
water als aanleiding voor nieuwe, bijzondere
openbare ruimtes. Interessant is dat niet enkel het
fysieke aspect van water speelt, maar aanverwante
programma’s in de stroom kunnen meevaren.
Water Moderator — Stephan Boon
Hoewel het concept van de waterlijn op verschil-
lende plaatsen in Feijenoord geïntroduceerd
wordt, is de uitwerking ervan op de meest urgente
plek gericht. De oude spoorstrip waar vroeger nog
treinen reden, is niet alleen een fysieke scheur in
Feijenoord en een gebied met grote waterover-
last, het is ook de scheiding tussen twee sociaal-
economische werelden. Het ontwerp voor de strip
zet in op het hechten van deze twee werelden. De
ingrediënten zijn: drie ruimtelijke entiteiten (helo-
fytenpark, waterplein en stadslandbouwtuin), de
waterlijn, verbindende routes (inclusief trambaan
als vluchtroute) en het toekomstige programma.
Ikti
nosp
rijs
201
2
48
Atelier: ‘Groot Stedelijk Huis’
Docenten: Alexander Pols & Haiko Flach
Het gereedschap van de schrijver is de laatste
eeuw sterk veranderd. Waar het begon vanuit
het “monnikenwerk”, het vloeiende handwerk,
eindigde het via de drukmachines in de gekaderde
digitale wereld. Deze evolutie vormt de leidraad
voor het ontwerp van het woonhuis voor een
schrijver. Vanuit de context vormt het uitgelijnde
en gepixelde straatbeeld het ontwerpraster voor
zowel het horizontale als het verticale vlak.
Façade — Maarten de Haas
De schrijver volgt in zijn atelier aan huis een
gesloten dagcyclus. Samen met medebewoners
ontstaan er verschillende cycli die in een aantal
ruimten samenvallen. Door het organisatieschema
te moduleren ontstaat er een tweedeling binnen
het gebouw. Naast het pixelraster vormt een
circulatiebreuk samen met een woon- of leefbreuk
de basis van de plattegronden.
Iktinosprijs 2012
48 49
Atelier: ‘Bouwwerk van de Architectuur’
Docent: Hans van der Heijden
De gevel van het verzamelgebouw voor archi-
tectuurinstellingen in Rotterdam is gebaseerd op
het “Stonehenge effect”’ van gestapelde natuur-
steenblokken, die door hun imperfectie, ongelijk-
heid en verwering een heel basaal architectonisch
effect creëren.
Dit effect van natuursteen is uitgevoerd in een
hedendaagse bouwmethode. De bekisting van de
betonnen sandwichpanelen worden bij het storten
van het buitenspouwblad net iets scheef gelegd
en gebezemd. Dit geeft een schaduw effect, maar
Bouwwerk van de Architectuur — Remy Jansen
ook zullen de panelen hierdoor allemaal net anders
gaan verweren. De verwering en ruwheid wordt
nog eens versterkt door de panelen, als waterslag
onder de bamboe kozijnen, schuin in te zagen.
Door de schoon betonnen binnenzijde in te
vullen met bamboe, waarachter de bekabeling en
stortgaten kunnen worden weggewerkt, wordt
het interieur en exterieur van dit publieke gebouw
herkenbaar met elkaar verbonden.
Ikti
nosp
rijs
201
2
50
Charlois wordt gekenmerkt door achterstallig
onderhoud, verwaarloosde openbare ruimtes,
eenzijdigheid en non-places, terwijl nog steeds de
karakteristieke entiteiten van de oorspronkelijke
wijk aanwezig zijn: het oude dorp met de kerk, de
lintbebouwingen aan de kade en de singel met de
bijzondere boomgroepen.
Het plan bestaat uit twee hoofdingrediënten:
op structuurniveau de wijk weer hechten aan zijn
context en herkenbare openbare plekken creëren
die wijk en omgeving dienen.
Charlois Vervlochten — Stephan Boon
De eerder genoemde entiteiten worden
opnieuw verbonden met de wijk. Kade en singel
ontmoeten elkaar weer en nieuwe groene verbin-
dingen verweven beide karakteristieke structuren.
Perforaties, hoogteverschillen en boomaanplant
zorgen voor een afwissend beeld van oude en
nieuwe bebouwing, verre en korte perspectieven
en strenge en kleurrijke contrasten. Samen met het
nieuwe plein aan de singel, waar de oude school
als uitgesproken element zijn herwonnen positie
inneemt, zijn het de nieuwe openbare ruimtes die
van Charlois weer een thuishaven maken, een stap
vooruit zonder het oude uit het oog te verliezen.
Atelier: ‘Thuis’
Docenten: Floris Cornelisse & Philomene van der Vliet
Iktinosprijs 2012
50 51
Interview m
et Job Floris en Wouter Veldhuis
Inte
rvie
w m
et J
ob F
lori
s en
Wou
ter
Veld
huis
Een interview met de recent aangetreden
coördinatoren architectuur en stedenbouw Job
Floris en Wouter Veldhuis.
door Marlies Buurman
In de directiekamer van het voormalige RDM hoofdkantoor, sinds drie jaar de thuisbasis van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst Rotterdam, zitten twee vrolijke jongemannen voor me. De coördinatoren Architectuur en Stedenbouw, Job Floris en Wouter Veldhuis. Ze zijn het vaak roerend met elkaar eens, in ieder geval over het onderwijs. Wat willen ze bewerkstelligen op de Academie en waar wordt op gestuurd? Een gesprek over persoonlijk committent, het koppelen van ambacht en geheugen en de relevantie van het vak.
Vonken overbrengen
Hoe ben je in het onderwijs verzeild geraakt?
Wouter: ‘Ik ben gevraagd om te solliciteren en
vind dat een hele eer. Je kunt zoiets niet afslaan.
Het is eervol en ik voel mij naar het vak toe ver-
plicht hier invulling aan te geven. Daarnaast vind ik
het ook gewoon heel leuk om met onderwijs bezig
te zijn.’
Job: ‘Voor mij geldt hetzelfde. En het mooie is
dat wij ook echt les kunnen geven naast het coör-
dineren. Dat is denk ik heel goed. Daarnaast zijn
wij voortdurend goede mensen aan het zoeken
die les kunnen geven aan de studenten, die bij de
gekozen o nderwerpen passen. De academie had
namelijk de gewoonte om ieder jaar een nieuwe
lichting in te brengen, maar daar hebben wij mee
gebroken omdat het in onze ogen juist de moeite
waard is om dingen op te bouwen en mensen dus
wat langer te laten blijven.’
Wouter Veldhuis
Job Floris
54
Interview m
et Job Floris en Wouter Veldhuis
Job: ‘Het gaat mij om een koppeling tussen ambacht en kennis.’
Wouter: ‘Wat ik zo goed vind aan de Rotter-
damse academie is dat de coördinatoren veel
dichter op het onderwijs zitten dan elders. Wij
hebben behoorlijk veel studentencontact en zijn
ook heel intensief betrokken bij het sturen van
degenen die de ateliers leiden. Dat gaat over de
inrichting van ontwerpateliers, maar ook over de
didactische doelen die bereikt moeten worden.
Wij werken weliswaar met gastdocenten maar
houden sturing op wat zij doen. Én een keer per
jaar geven wij zelf een atelier. Daardoor komen wij
tijdens de opleiding iedere student minimaal één
keer tegen en kunnen wij ze beter coachen in het
ontwikkelingstraject. Dat is uniek.’
Hoe zit het onderwijssysteem in elkaar?
Wouter: ‘Wij hebben hier een soort Montessori-
systeem, wat inhoudt dat je twee halfjaarsemes-
ters hebt met een relatief open programma waarin
je kunt kiezen uit ateliers en een aantal colleges.
Dat betekent dat wij de studenten niet in een
chronologisch treintje plaatsen, maar dat wij heel
goed kijken naar wat in welke fase van zijn of haar
ontwikkeling past.’
Job: ‘Daardoor worden studenten gedwongen
zichzelf regelmatig de vraag te stellen: ‘waar sta ik
nu?’ En ondanks dat die keuze vrij is, hebben wij
daar natuurlijk wel een schaalverdeling in gemaakt
opdat studenten niet met de meest complexe
gebouwopgave beginnen.’
Wat is je visie op het vak in het huidige tijdsgewricht?
Wouter: ‘Er wordt op dit moment veel geschud
aan het bestaansrecht van het vak van de architect
en de stedenbouwkundige en dat leidt bij som-
migen tot veel verwarring en zoektochten naar
allerlei onbekende paden. Wij menen dat het vak
in wezen nog steeds hetzelfde is als honderd jaar
geleden. Job en ik hebben allebei de neiging
om terug te grijpen op vakaspecten die zich al
bewezen hebben, om vervolgens pas na te denken
over hoe het beter kan. In het onderwijs probeer
ik dat te vertalen door bewust oudere vakgenoten
en ervaren docenten uit te nodigen omdat juist zij
ontzettend goed weten wat ontwikkelen en ‘stad
maken’ is. Dat doe je in deze tijd misschien op een
andere manier maar de essentie is hetzelfde.’
Job: ‘Het betekent dat je heel erg dicht blijft bij
de conventie van hetgeen dat bestaat. Dat laatste
daar voel ik me heel erg in thuis, en dat weerklinkt
in de manier waarop ik met architectuur bezig ben
en hoe ik dat zou willen uitdragen in het onderwijs.
Dat betekent dat je juist niet alles opzij schuift en
je bruggen verbrandt en roept dat alles anders
moet, maar dat je kijkt naar wat waardevol is en
waar we mee door zouden moeten gaan.’
‘Het gaat me om een koppeling tussen ambacht
en kennis van geschiedenis en de oorsprong van
zaken. Ik wil dat studenten niet louter techneut
worden, maar dat ze ook reflecteren en nadenken
over waarom de dingen gemaakt worden zoals
ze gemaakt worden. Dat ze dat in een historisch
kader plaatsen en kijken hoe ze daar een interpre-
tatieslag aan kunnen geven. Je kunt niet alleen
maar boeken gaan zitten lezen en theoretiseren.
Maar je kunt ook niet alleen maar dingen maken
zonder je bewust te zijn van het geheugen.’
Het bewaken van de publieke zaak
Wouter: ‘De stedenbouwkundige staat toch
vooral voor de publieke zaak. Dat vind ik in mijn
eigen vakuitoefening heel belangrijk. Je staat
voor een discipline die heel waardevol is geweest
en deze moet vertegenwoordigd worden door
mensen die anderen op sleeptouw nemen. Daarbij
is het belangrijk dat je persoonlijk bent en dat je
je uitspreekt. Dat wat je doet authentiek is. Dat is
in de stedenbouw razend moeilijk. Ik vind ook dat
je als ontwerper geen toeschouwer mag zijn. Je
moet betrokken zijn, deelnemen aan het publieke
domein van de stad en terugkomen in de gebieden
waar je werkt of gewerkt hebt. Daarom werk ik uit-
sluitend in Nederland en bijvoorbeeld niet in China.
Ik ben ingebed in de Nederlandse stadscultuur, en
alleen door die inbedding kan ik mijn vak goed uit-
oefenen. Dat deed Van Eesteren bijvoorbeeld ook;
die zat dertig jaar lang bij de gemeente Amster-
dam in zijn witte stofjas, dat is toch geweldig! Dat
persoonlijke committent, daar geloof ik in.’
Job: ‘De rol van de architect reikt wellicht min-
der ver dan die van de stedenbouwkundige, maar
ik denk dat de architect zich bewust moet zijn van
zijn verantwoordelijkheid voor de culturele pro-
ductie van zijn tijd. Je bent er niet alleen voor de
pragmatische en oplossingsgerichte zaken maar
moet je acties ook inbedden in een architectonisch
denken, een mening vormen en uitdragen. Als
architect draag je oplossingen aan maar het is ook
goed om af en toe even uit te zoomen.’
54 55
Inte
rvie
w m
et J
ob F
lori
s en
Wou
ter
Veld
huis
Mede door een veranderdend klimaat waarin ruimtelijke opgaven steeds complexer lijken te worden, staat het vak van de architect volop ter discussie. Een veel gehoord geluid is dat archi-tecten hun vak moeten verbreden en dat ze zich andere competenties moeten aanmeten. Wat vind je hiervan?
Job: ‘Het s natuurlijk de vraag wat je daar als
opleiding mee moet doen. Moet je studenten
heel breed gaan opleiden of moeten ze zich breed
oriënteren? Primair is volgens ons, dat je hier het
ontwerpvakmanschap onder de knie krijgt, in de
breedste zin van het woord. Daarna kan men uit-
waaieren en die competenties tot zich nemen.’
Wouter: ‘Het gaat er in eerste instantie om dat
je een goede ontwerper wordt. Het ontwerp is
het enige gereedschap dat andere partijen in de
stadsontwikkeling niet in handen hebben. Daar wil-
len we studenten bewuster van maken. Ik vind dan
ook dat onze school zich sterker moet profileren
in het ontwikkelen van de tools die je als ontwer-
per nodigt hebt. Die moet je natuurlijk kunnen
inbedden in maatschappelijk relevante opgaven,
en je moet je wel degelijk bewust zijn van in welke
context je tekent. Om die reden moeten studen-
ten in onze ateliers ook echt met ontwerpen voor
realistische opgaven komen. We ontwerpen niet
alleen maar om het ontwerpen.’
Wat breng je uit je eigen praktijk mee in het onderwijs?
Wouter: ‘Elke week neem ik alles mee wat ik de
afgelopen 15 jaar geleerd heb als stedenbouw-
kundig ontwerper bij Must stedebouw. Maar ik
breng ook al mijn ervaring in die ik heb opgedaan
als gastdocent bij verschillende opleidingen, als
jurylid bij prijsvragen en als commissielid van de
regeling talentontwikkeling van het Stimule-
ringsfonds Creatieve Industrie. Verder breng ik
mijn geloof in de relevantie in het vak mee: een
ongebreideld optimisme over wat het vak kan
betekenen in deze tijd.’
Job: ‘De kennis die ik als architect opgedaan
heb in mijn bureau Monadnock, en daarvoor als
medewerker op andere bureaus, plus de kennis
die ik als redacteur van het tijdschrift ‘Oase - Jour-
nal for Architecture’ meebreng. Ook docentschap-
pen en optredens als gastcriticus in binnen- en
buitenland leveren waardevolle ervaringen op. Ik
denk dat het belangrijkste is dat je probeert om
een vonk over te brengen. Dat werkt het best door
dicht bij jezelf te blijven en dingen waar je zelf
enthousiast over bent over te brengen. Door studenten te vertel-
len over architecten of gebouwen die uitzonderlijk zijn, deze
goed onder de loep te nemen en uit te leggen welke kwaliteiten
er in te vinden zijn. Docenten die hier tijdens mijn opleiding
heel uitgesproken over geweest zijn, zijn mij zelf ook het meest
bijgebleven.
Hoe geef je verder invulling aan je functie?
Wouter: ‘Ik probeer om de opleiding stedenbouw dichter bij de
ontwerper/ingenieur te krijgen. Dit past bij de context en cultuur
van Rotterdam en bij de positie van deze technische hogeschool.
We focussen daarnaast veel op ‘ontwerpvakmanschap’ en pro-
beren duidelijk te maken wat de conventies zijn en hoe je die je
eigen kan maken om ze vervolgens te verbeteren en actualiseren.’
Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans
tussen intuïtie en ratio. Voor mij is zowel het pure kunstenaarsper-
spectief als het pure ingenieursperspectief oninteressant. Juist de
combinatie tussen de twee is interessant.’
Het huidige discours wordt bepaald door de overgangsfase waarin we volgens velen zitten, de transitiefase,waarbij de ene overkoepelende term over de andere buitelt: spontane stad, eigen initiatief, organische stedenbouw, bottom-up… Hoe staan jullie daar in?
Wouter: ‘Het is allemaal relevant. De manier waarop je het
voor elkaar krijgt is misschien anders, maar het doel blijft uitein-
delijk om een mooi en goed functionerend gebouw te maken
en een stad die gezond en aantrekkelijk is. De huidige conditie
brengt met zich mee dat je naar andere krachten in de stad moet
kijken en met andere partijen moet samenwerken.’
Wouter: ‘Het is ons doel om ze te laten ontdekken wie ze zijn, zodat ze zich bij hun afstuderen goed kunnen positioneren.’
56
Interview m
et Job Floris en Wouter Veldhuis
Job: ‘Het interessante aan deze tijd is dat het
hele veld versplintert, dat er heel veel kleine par-
tijen ontstaan die met elkaar kettinkjes maken en
met elkaar de opgaven aangaan.’
Wouter: ‘Je ziet dat het accent nu ligt op het
ontdekken wat die andere positie van de ontwer-
per zou kunnen zijn. Studenten moeten met alle
mogelijke posities in aanraking komen en ermee
experimenteren. Om die reden vragen we onze
studenten ieder half jaar naar hun positie in het
vakgebied. Het is ons doel om ze te laten ontdek-
ken wie ze zijn zodat ze zich bij hun afstuderen
goed kunnen positioneren.’
Job: ‘Ik probeer op deze academie te zoeken naar een balans tussen intuïtie en ratio.’
Wat wens je studenten toe?
Job: ‘Momenteel stuur ik de talenten na hun studie het liefst
even naar het buitenland, maar wel met de belofte dat ze ook weer
terugkomen, anders gaat er op termijn een hele generatie verloren.
Ik wens ze vooral een onderdompeling in werk toe, met name in het
realisatietraject, zodat ze aan den lijve het resultaat van hun tekenin-
gen en overwegingen kunnen ervaren, en kunnen zien hoe mensen
hierop reageren.’
Wouter: ‘Ik wens ze toe dat ze met veel zelfvertrouwen deze
school verlaten en met een open vizier het vak ingaan’.
Fotografie: Frank Hanswijk
56 57
Onderzoek: Functional A
mbiance
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
Functional Ambiance
Bij het ontwerpen van een stedelijke straat domineert een hard-
nekkige vorm van zwart-wit denken. Een stadsstraat kan verkeers-
kundig pas goed worden als de functionele kwaliteit boven de
ruimtelijke kwaliteit gesteld wordt. Omgekeerd kan een stedelijke
straat ruimtelijk pas goed worden als de verblijfskwaliteit boven de
functionele kwaliteit gesteld wordt. Ofwel: een straat kan pas goed
functioneren als er vrij liggende fietspaden, zebrapaden, drempels
en tussenbermen gerealiseerd worden versus een straat kan pas
aantrekkelijk zijn als al het parkeren verdwijnt . Dit zwart-wit denken
leidt tot onbegrip en miscommunicatie tussen de ontwerpdiscipli-
nes, tot winnaars en verliezers. De heersende praktijk is gericht op
maximalisatie per vakdiscipline in plaats van optimalisatie vanuit
een totaalconcept. Deze planningsactualiteit heeft een zichtbaar
negatief effect op de straat en de stad, maar ook op de vorm van
stedelijkheid die daardoor ontstaat.
Ambitie
Op dit onderwerp hebben twee oud-studenten
van de RAvB elkaar gevonden: Marc Verheijen
(architect / lector infratecture) en Dirk van Peijpe
(stedenbouwkundige / directeur DE URBANIS-
TEN). Dit heeft geleid tot een onderzoek onder
de naam Functional Ambiance. Wij ambiëren
een ontwerpstrategie te ontwikkelen waarbij de
stedenbouwkundige en verkeerskundige aspecten
van het ontwerpen en inrichten van stedelijke
straten vanuit gelijkwaardigheid en samenhang
wordt benaderd. Onderdeel van het onderzoek
is een best practises-studie naar tien inspirerende
Europese stadsstraten. In deze tien straten is een
goede balans gerealiseerd tussen flow en place,
tussen verkeer en verkeren .
Ons onderzoek is bedoeld om stedenbouwkun-
digen en verkeerskundigen te inspireren en met
andere ogen naar hun eigen vak te laten kijken.
Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de resultaten
direct in de praktijk toepasbaar zijn. Vandaar dat
samenwerking gezocht is met de ontwerpende
diensten van Rotterdam en Utrecht en het ver-
keerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng.
Voor de analyse is een tiental ‘best practices’ geselecteerd; Europese straten die in de afgelopen jaren een interessante transformatie zijn ondergaan.
60
Onderzoek: Functional A
mbiance
Actualiteit
In de huidige inrichtingspraktijk van stedelijke
straten staan verkeerskunde en ruimtelijk ontwerp
vaak lijnrecht tegenover elkaar. De verschillende
disciplines spreken een andere taal en verstaan
elkaar doorgaans slecht. Vanuit het onderzoek zijn
vijf kritische aspecten binnen de actuele ontwerp-
praktijk benoemd.
Het realiseren van kwaliteit in de openbare
ruimte wordt door ruimtelijk ontwerpers (steden-
bouwkundigen, landschapsarchitecten, archi-
tecten) vrijwel altijd vertaald in het creëren van
rust en stilte en daarmee in het verwijderen van
frictie en conflict. De auto wordt in deze zienswijze
behandeld als een noodzakelijk kwaad, parkeren
als ’blik op straat‘. De autovrije wandelstraat lijkt
daarbij het summum van kwaliteit. En dat terwijl de
algemeen bekende voorbeelden van aantrekke-
lijke stedelijkheid juist frictie, meervoudig gebruik
en dynamiek in zich dragen.
Ruimtelijk ontwerpers hebben zich teruggetrok-
ken in hun eigen domein, waar weinig oprechte
belangstelling lijkt te zijn voor de (verkeers-)
systemen die onze steden mede organiseren en
de kwaliteit ervan uitmaken. Onder veel ruimtelijk
ontwerpers ligt de focus enkel op de esthetische
kwaliteiten van het ontwerp. Het beeld domineert
bij ontwerpkeuzes.
In het verkeerskundige ontwerp krijgt mobiliteit
vooral als technisch systeem een plaats. De te
ontwerpen (verkeers-)ruimte wordt als functionele,
a-culturele opgave benaderd. Met deze tech-
nocratische benadering verdwijnt de ruimtelijke
ervaring uit de opgave; de belevingswaarde voor
de mens wordt van het toneel geduwd. Ook de
impact van ingrepen in het verkeerssysteem van
de stad, de buurt of de plek op de sociale en
economische structuur raakt met een dergelijke
benadering al snel uit beeld.
Veel verkeerskundige ontwerpen voor straten
blijken een letterlijke vertaling van een dichtgetim-
merd programma van eisen te zijn. Een samen-
raapsel van input op basis van verkeersprognoses,
circulatieplannen, capaciteiten en vastgestelde
profielen. Systeemeisen en normeringen worden
in de praktijk toegepast als onwrikbare eisen in
plaats van vakinhoudelijke aanbevelingen.
Het ontwerpen van verkeer en vervoer in onze
openbare ruimte is meer en meer gegijzeld door
het vermijden van risico’s. Op zichzelf is deze focus
op (verkeers-)veiligheid begrijpelijk. Het streven
naar het zoveel mogelijk voorkomen van verkeers-
ongevallen heeft geleid tot het dogma van het
ruimtelijk scheiden van de verschillende verkeers-
deelnemers. Dit speelt zo’n dominante rol in het
ontwerp van onze straten en steden, dat de kwali-
teit ervan als verblijfsruimte ondergesneeuwd is.
60 61
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
Het onderzoek
Het onderzoek is in volle gang: bestudering van
tien internationale cases en truck loads aan litera-
tuur, alsmede diverse testen aan de hand van actu-
ele ontwerpvraagstukken in Rotterdam en Utrecht.
Er tekent zich al een duidelijk beeld af. Steden
zijn te complex om vanuit één enkel disciplinair
perspectief te begrijpen, stedelijke vraagstukken
kunnen niet monodisciplinair tegemoet getreden
worden. Straten vormen het grootste deel van de
openbare ruimte van die steden. Het ontwerpen
van straten verdient een integrale aanpak. Een
aanpak waarbij de verschillende disciplines en spe-
cialisten niet met elkaar in gevecht zijn, maar met
elkaar samenwerken. Ofwel: de stad vraagt om
transdisciplinair werken. Werken vanuit dezelfde
attitude, met hetzelfde doel voor ogen. Niet naast, maar mét elkaar. Enkel dan kan daadwerkelijk een
optimum gevonden worden tussen de functio-naliteit en de ambiance van de stedelijke straat.
Tussen de basis waarop de stad functioneert en de
sfeer die de stad kleurt.
Voor velen zal dit een open deur zijn. Integra-
liteit, samenwerken, inter- en transdisciplinariteit
zijn begrippen die je overal hoort. Iedereen weet
dat het zo moet, maar toch zien wij in de dagelijkse
praktijk dat het moeilijk is om daadwerkelijk dat
niveau te bereiken. Uit de analyse van de actuele
ontwerpprocessen blijkt dat elke discipline een
eigen vocabulaire gebruikt en daar het alleenrecht
op lijkt te hebben. Verkeersveiligheid is van de ver-
keerskundige, zichtlijn van de stedenbouwkundige
en laanbeplanting van de landschapsarchitect. Het
gesprek over dergelijke begrippen mondt uit in
rigide stellingnames en autonome keuzes.
Een straatbreed kris-kras motief en een aantal subtiele ingrepen leiden in Exhibition Road in Londentot een interessante synergie tussen stromen en verblijven.
Exhibition Road voor en na de ingreep.
62
Onderzoek: Functional A
mbiance
Per straat zijn de scenes samengebracht in een fictieve totaalcompositie waarin zichtbaar wordt hoe het ontwerp het gedrag van verkeersdeelnemers beïnvloedt.
De waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk zijn opgetekend in een aantal scenes; momentopnames die typerend zijn voor de straat.
62 63
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
De scenes beschrijven naast de ruimtelijke ingrepen ook welke van de 8 achterliggende thema's van functional ambiance terug te vinden zijn in de straat.
64
Onderzoek: Functional A
mbiance
64 65
De spidergraph.
De acht begrippen.
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
66
Acht begrippen
Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze
waarop het ook anders kan. Door aan het begin
van een ontwerpproject een gemeenschappelijke
ambitie te bepalen, is het mogelijk boven de eigen
discipline uit te stijgen. Daarvoor is het echter van
belang de ambitie te baseren op begrippen die
boven de disciplines staan. Het onderzoek naar de
best practises leidde tot de ontdekking van acht
begrippen die cruciaal zijn bij het formuleren van
een gedeelde ambitie. Deze acht begrippen zijn
ook vanuit het theoretische fundament (variërend
van place tot flow en van fysiek tot sociaal) te
begrijpen. Ze bevinden zich op dat theoretische
veld. Het geheel levert een achtpoot op.
Gesprekken met de ontwerpers van de tien best practises beves-
tigden ons vermoeden dat specifieke keuzes die het succes van de
desbetreffende straat bepalen, ook daadwerkelijk voortkwamen uit
interdisciplinaire ontwerpsessies. Impliciet werd tijdens dergelijke ont-
werpmomenten in gezamenlijkheid een kwaliteit bepaald. Voor ons
ligt daar de sleutel tot succes. Met de functional ambiance-ontwerp-
strategie willen we die impliciete gezamenlijkheid expliciet maken.
De methodiek bestaat uit het vooraf bepalen van de ambitie. Door
gezamenlijk op de acht begrippen ‘te scoren’ is een spidergraph
op te stellen die de gezamenlijke ambitie van het ontwerpteam
verbeeldt. Door deze spidergraph te vergelijken met die voor de uit-
gangssituatie, is direct te zien welke kwaliteiten behouden moeten
blijven, welke teruggebracht kunnen worden en welke op een hoger
niveau gebracht moeten worden.
Tijdens de praktijktesten bleken de ontwerpsessies over deze
begrippen te resulteren in een gezamenlijke kwaliteitsbepaling.
Voor de ene straat is gedachteloos oversteken belangrijk en komt
het ontwerpteam gezamenlijk tot bijvoorbeeld een hoge score op
het begrip ’Kris Kras’, terwijl voor een andere straat de doorstroming
van het autoverkeer belangrijk gevonden wordt en daarom de score
voor het begrip ‘Doorstromen’ hoog is. Het zijn relatieve waarderin-
gen, vastgesteld door en enkel relevant voor het ontwerpteam zelf.
Het gesprek over de begrippen bepaalt de gezamenlijke kijk op een
specifieke opgave en schept duidelijkheid over de gezamenlijk na te
streven ambitie in dat specifieke geval.
De waarde van de spidergraph is tweeledig. Enerzijds is het een
hulpmiddel om het gesprek over opgave en ambitie gestructureerd
te voeren aan de hand van de voor de kwaliteit van het eindresultaat
belangrijke begrippen. Anderzijds is de spidergraph een verbeelde
ambitie en daarmee de gezamenlijk bepaalde maatstaf waar alle ont-
werpbeslissingen aan getoetst kunnen worden. Het ideale middel
om regelmatig te controleren of het ontwerp wel op koers ligt.
Onderzoek: Functional A
mbiance
66 67
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
De acht begrippen voor Functional Ambiance komen in verschillende vormen terug in de best practices.
68
Onderzoek: Functional A
mbiance
68 69
Resultaat
Het onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Uit de praktijk-
testen is veel geleerd over de essenties van ‘Functional Ambiance’ en
over hoe die te vertalen zijn in een ontwerp. Daarbij is het in iedere
specifieke situatie met andere middelen zoeken naar een balans tus-
sen het organiseren van de space of flows en het organiseren van de
space of places. Net zo belangrijk is het vinden van een balans tussen
het vastleggen van de formele relaties en het toestaan van informele
relaties tussen verkeer en verblijf op de stadsstraat. Voor het trekken
van eindconclusies is het echter nog te vroeg. Wel is duidelijk dat de
openbare ruimte weer een bijdrage moet leveren aan stedelijkheid in
plaats van er afbreuk aan te doen. De stadsstraat moet daarvoor dan
wel anders ontworpen worden, op basis van een andere attitude. Te
vaak wordt de actuele ontwerppraktijk namelijk gedomineerd door
dictaten vanuit één van de ontwerpende disciplines. We hebben
ontdekt dat velen dat inzien en dat er ook sprake is van een breed
gedeelde wens om hier verandering in te brengen. Onze verwachting
is dat de resultaten van het onderzoek kennis, inspirerende voorbeel-
den en middelen zullen aanreiken om transdisciplinair ontwerpen
daadwerkelijk mogelijk te maken. Wordt vervolgd.
Ond
erzo
ek:
Func
tion
al A
mbi
ance
Auteurs
Dirk van Peijpe (directeur De Urbanisten)
Marc Verheijen (lector Infratecture, Hogeschool
Rotterdam)
Onderzoek en beeldmateriaal
De Urbanisten: Dirk van Peijpe, Florian Boer, Jens
Jorritsma, Jesus Martin Hurtado.
Marc Verheijen is verkeerskundige en studeerde
in 1998 af als architect aan de Rotterdamse
Academie van Bouwkunst. Daarna werkte hij bij
dS+V en OMA. Op dit moment is hij architect bij
de gemeente Rotterdam en lector Infratecture op
de Hogeschool Rotterdam (www.rdmcampus.nl/
onderzoek/infratecture)
Dirk van Peijpe studeerde in 1996 af als steden-
bouwkundige aan de Rotterdamse Academie
van Bouwkunst. Hij werkte lange tijd bij dS+V als
stedenbouwkundige en landschapsarchitect. In
2009 richtte hij samen met Florian Boer steden-
bouwkundig bureau DE URBANISTEN op
(www.urbanisten.nl).
70
Functional Ambiance in actie; de spidergraph blijkt een uitstekende discussietool tijdens praktijktesten in Rotterdam en Utrecht.
Onderzoek: Functional A
mbiance
70 71
Foto essay
Precies 20 jaar na opening is het Nederlands
Architectuurinstituut opgegaan in een nieuw
instituut voor de creatieve industrie. De opening in
1993 viel samen met de start van een ongekende
bloeiperiode voor de Nederlandse architectuur.
Bureaus als MVRDV, UN Studio, OMA, Mecanoo
en Wiel Arets braken in dit decennium door, en
Rotterdam raakte internationaal bekend als voor-
aanstaande en vernieuwende architectuurstad.
Het is vast niet toevallig dat relatief veel studen-
ten die in de jaren negentig op de Rotterdamse
Academie zaten nadien een eigen, vaak succesvol,
bureau zijn begonnnen. Op de volgende pagina’s
is een doorsnede te zien van meer en minder
recent werk van een aantal ontwerpers die in deze
jaren van voorspoed en vooruitgang aan de Aca-
demie studeerden.
Post-Superdutch — surfen op een golf van vooruitgangFo
to e
ssay
74
Alumnus: Wim Kloosterboer
Bureau: MADE Architecten
Afstudeerjaar: 1992
Project: Woningbouw, Holterbroek Zwolle
Bouwjaar: 2006
Foto essay
74 75
Foto
ess
ay
76
Foto essay
Alumni: Cor Geluk/ Huub Juurlink
Bureau: Juurlink en Geluk
Afstudeerjaar: 1995/1995
Project: Campus Woudestein, Erasmusuniversiteit Rotterdam
(masterplan Juurlink en Geluk Amsterdam BV en jvantspijker, architects)
Jaar: 2013
76 77
Alumnus: Theo Kupers/Floris le Conge Kleyn
Bureau: N2 Architecten
Afstudeerjaar: 1992/1994
Project: De Olieberg, Scheveningen
Bouwjaar: 2006
Foto
ess
ay
78
Foto essay
Fotografie: Stef Scagliola / Stijn Brakkee
78 79
Foto
ess
ay
Alumnus: Simone Drost
Bureau: Drost + Van Veen Architecten
Afstudeerjaar: 1992
Project: Stedenbouwkundig plan Reitdiep, Groningen
Jaar: 1998
80
Foto essay
80 81
Foto
ess
ay
82
Alumnus: Joost Glissenaar / Klaas van der Molen
Bureau: BAR
Afstudeerjaar: 1996 / 1996
Project: Interieur hoofdkantoor BNA, Amsterdam
Bouwjaar: 2008
Foto essay
82 83
Foto
ess
ay
Fotografie: Courtesy of Floto + Warner
84
Alumnus: Winka Dubbeldam
Bureau: Archi-Tectonics
Afstudeerjaar: 1990
Project: Greenwich Building, New York USA
Bouwjaar: 2001
Foto essay
84 85
Foto
ess
ay
86
Alumnus: Peter van Assche
Bureau: Bureau SLA
Afstudeerjaar: 2001
Project: Nationaal Glasmuseum
Bouwjaar: 2010
Foto essay
86 87
Colum
n Jasper de Haan
Het is niet best. Het is crisis, de bouw ligt zo
goed als plat, er gebeurt nauwelijks meer iets.
En het schijnt nog erger te worden. Het aantal
architectenbureaus in Nederland is sinds 2008
verdubbeld. De hoeveelheid werk in de sector is
sinds 2008 gehalveerd. De toename van het aantal
architectenbureaus lijkt rechtevenredig met het
aantal ontslagen architecten. Managers, advi-
seurs, doelgroependeskundigen, stakeholders,
makelaars, marketingstrategen, projectleiders,
“partners”, adviesbureaus, woningbouwcorpora-
ties en investeerders spreken openlijk hun aversie
uit tegen architecten en ontwerpers. Architecten
zijn lastig, vervelend, veroorzaken vertraging,
zijn te eigenwijs, kosten geld, kortom voegen
niets toe, sterker nog, je kunt ze er beter niet
bij hebben. En het lekt ook nog. Ze zijn ook niet
nodig. Als een particulier een huis wil, gaat die
naar een catalogusbouwer en zoekt iets uit. Als
een bedrijf een gebouw nodig heeft gaat het naar
een hallenbouwer en neemt de goedkoopste per
m2. En als het dan echt moet is er altijd wel ergens
een HTS-er te vinden die de door MBA strategen
bedachte kubieke meters wil tekenen. En als er
dan werkelijk niet te ontkomen valt aan het inhu-
ren van een architect, dan doen we gewoon een
Voodoo contractje (enkel het Voorlopig Ontwerp
en Definitief Ontwerp) met een clausule dat de
architect dan ook maar meteen verplicht afziet van
alle auteursrechten en dus nooit meer iets over zijn
of haar ontwerp te zeggen heeft.
En er is nog meer ellende. Het NAi moet
verplicht fuseren en wordt “creatieve industrie”,
het Berlage Instituut is opgeheven en gaat als
een soort merknaam door in Delft, de Architec-
tuurbiënnale in Rotterdam staat onder druk en
het Stimuleringsfonds voor Architectuur is ook al
gefuseerd met een gedeelte van het FBKVB tot
het Stimuleringsfonds voor wederom de creatieve
industrie. Je zou kunnen stellen dat een beetje
opruiming en opschoning in het architectuurveld
een goede zaak is, maar het wordt nu wel heel kaal
en karig. Vooral omdat architectuur nog slechts
een onderdeel is van veel sexyer en snellere disci-
plines als e-culture, design, games en videoclips.
Kortom: we zijn overbodig en gemarginaliseerd.
We zijn niet meer nodig en doen er niet meer
toe. En het ergste is misschien wel dat we het zelf
gedaan hebben. We kunnen kennelijk niet uitleg-
gen wat we doen en waar we goed in zijn. Wat we
kunnen bijdragen. Waarom mensen ons in moeten
huren. Waar ons vak over gaat. En er is meer dat
we verprutst hebben. Zo helpt het bijvoorbeeld
niet dat we altijd en overal collega’s afvallen. Dat
er geen goede architectuurkritiek meer is. Ook
is er geen vertegenwoordiger van de beroeps-
groep. Wie schuift er aan tafel bij DWDD of Pauw
en Witteman als het over architectuur gaat. De
Rijksbouwmeester? De voorzitter van de BNA?
Hertzberger? Koolhaas? De hoogleraar Ontwerp
en Politiek in Delft? Advocaten hebben dat beter
voor elkaar. Net als hun uurtarieven overigens.
Het onderwijs dan. Wie is er nog zo gek om
architectuur te gaan studeren? Helemaal niemand
zou je verwachten, maar dat blijkt mee te vallen.
De universiteiten hebben nog respectabele aantal-
len eerstejaars. Maar gaan die het vak redden? Ik
ben bang van niet, want van Eindhoven en Delft
hoeven we voorlopig niet veel te verwachten.
In Eindhoven staat sinds enige tijd een volbloed
bouwtechneut aan het roer zonder enige affiniteit
met architectuur en in Delft is de decaan afkom-
stig uit de Real Estate and Housing-hoek met een
civiele achtergrond. Het heeft het er overigens de
schijn van dat de bouwmanagers in Delft de hele
faculteit hebben overgenomen. Talloze hervor-
mingen van het Bachelor curriculum hebben nog
steeds niet geleid tot de zo noodzakelijke kwali-
teitsverbetering. Al jaren komen Delftse afstudeer-
ders dan ook nauwelijks meer voor op de erelijsten
van de Archiprix.
Is er dan geen enkel lichtpuntje in deze barre tij-
den? Misschien wel. Ole Bouman, de ex-directeur
van het NAi, waarvan alleen Lars Spuybroek zich
bij zijn benoeming openlijk durfde af te vragen
hoe het nou in godsnaam mogelijk was dat iemand
die de Archis om zeep had geholpen als beloning
dat nog een keer met het NAi mocht proberen,
lijkt vlak voor zijn vertrek tot inkeer gekomen. Net
voordat het instituut inderdaad wordt opgeheven
en over gaat in iets anders is er eindelijk weer een
normale goede architectuurtentoonstelling te zien
in het NAi, weliswaar door Vitra gemaakt, maar
toch. En ook nog een nieuw boek dat een poging
doet om de fantastische collectie van dat NAi te
ontsluiten. Veel te laat, maar toch.
Jasper de Haan — Een overbodig beroep?C
olum
n
90
We hebben eerder economische crisissen
gehad. De grootste in Europa was misschien wel
die in Duitsland, die grofweg begon na de 1e
wereldoorlog en in 1922-1923 leidde tot specta-
culaire hyperinflatie. Je moest met een kruiwagen
vol geld naar de bakker om daar voor een miljard
een brood te kopen en bankbiljetten in de kachel
verbranden leverde meer warmte op dan voor dat
bedrag aan kolen op te stoken. De beurskrach
van 1929 in Amerika was de definitieve domper,
die helaas, zo weten we inmiddels uiteindelijk
leidde tot de opkomst van Nazi Duitsland met alle
afgrijselijke gevolgen van dien. Maar in datzelfde
interbellum werd in Duitsland, in Weimar en
Dessau, vanaf 1919 tot 1933 (nog geen 15 jaar!!)
door een uiterst internationaal gezelschap, de
basis gelegd voor de architectuur zoals we die nu
kennen. De toenmalige directeur, Walter Gropius
schrijft in het oprichtingsmanifest van het Bauhaus
het volgende:
“Architekten, Bildhauer, Maler, wir alle müssen zum Handwerk zurück! Denn es gibt keine “Kunst von Beruf”. Es gibt keinen Wesensunterschied zwischen dem Künstler und dem Handwerker. Der Künstler ist eine Steigerung des Handwerkers. Gnade des Himmels läßt in seltenen Lichtmomen-ten, die jenseits seines Wollens stehen, unbewußt Kunst aus dem Werk seiner Hand erblühen, die Grundlage des Werkmäßigen aber ist unerläßlich für jeden Künstler. Dort ist der Urquell des schöp-ferischen Gestaltens.”
En even verderop heeft hij het over de werk-
plaats:
“Architekten, Maler, Bildhauer sind Handwerker im Ursinn des Wortes, deshalb wird als unerläßli-che Grundlage für alles bildnerische Schaffen die gründliche handwerkliche Ausbildung aller Studierenden in Werkstätten und auf Probier- und Werkplätzen gefordert. Die eigenen Werkstät-ten sollen allmählich ausgebaut, mit fremden Werkstätten Lehrverträge abgeschlossen werden. Die Schule ist die Dienerin der Werkstatt, sie wird eines Tages in ihr aufgehen.”
Hier kan je bijna één op één Richard Sen-
netts ambachtsman overheen leggen en ook
Peter Sloterdijks werkplaatsen, waar geoefend
moet worden. Natuurlijk zullen de hedendaagse
werkplaatsen wat digitaler zijn dan in 1919. Met
een boel scanners en 3D printers, zodat we van vir-
tueel/digitaal naar analoog en weer terug kunnen
gaan. Je zou zeggen dat het dan mogelijk moet
zijn om na bijna honderd jaar opnieuw een crisis te
gebruiken om het vak aan zijn eigen haren uit het
moeras omhoog te trekken. Alleen nog even een
onderwijsinstituut vinden waar dat zou kunnen.
Jasper de Haan
1Bauhaus-Manifest, Walter Gropius, Weimar, April 1919
Fotografie: Hester Scheurwater
Colum
n
90 91
Col
ofon
Redactie
Jan Duursma (eindredactie), Chris van Langen,
Alenka Milward, Jeroen Visschers
Vormgeving
Léonie de Ruiter, Grace Tankard, Sophie van Bragt, Merijn Haenen,
Jeroen Giessenburg (Willem de Kooning Academie)
Tekstbijdragen
Marlies Buurman, Cor Geluk, Jasper de Haan, Joost van den Ham,
Dik Houben, Chris van Langen, Dirk van Peijpe, Arnold Reijndorp,
Marc Verheijen, Kasper Zoet
Fotografie
Frank Hanswijk, Hester Scheurwater, Jessica Waltmans, Inge Brussé,
Courtesy of Floto + Warner, Stef Scagliola, Stijn Brakkee
Tekstredactie
Ineke Soeterik
Met dank aan
Karin Mientjes (Willem de Kooning Academie)
Druk
Deltahage, Den Haag
Informatie
Rotterdamse Academie van Bouwkunst
Directiekade 23
3089 J B Rotterdam
(010) 794 48 55
www.ravb.nl
ISSN1572 – 1426
Huig is het jaarlijkse magazine van de Rotterdamse Academie van
Bouwkunst. In 2003 werd het blad gelanceerd onder de naam avbr.
Vanaf 2005 ging het magazine verder onder de huidige naam,
verwijzend naar de medeoprichter van de Academie, architect
Huig Maaskant (1907 – 1977). Voor het bestellen van een gratis
exemplaar kunt u contact met ons opnemen via [email protected].
Aan deze uitgave is de uiterste zorg besteed; voor onvolledige en/
of onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), vormgevers, redactie
en academie geen aansprakelijkheid. Bij de keuze van beeldma-
teriaal is zoveel mogelijk geprobeerd om de daarop berustende
auteurs- en publiciteitsrechten te honoreren, de bron te vermelden
en bij de academie bekende rechthebbenden te informeren. Voor
verbetering van onjuistheden houdt de academie zich aanbevolen.
92
Colofon
92 93
Rotterdamse A
cademie van Bouw
kunstH
UIG
14