Diep Magazine no.12

40
CULTUUR HISTORISCH MAGAZINE DORDRECHT REGIO # 12 SEPTEMBER 2009 E 3,50 EN VERDER Erfgoedcentrum DiEP in 2012 naar het Hof en de Statenschool Herkent u deze man/vrouw? De Sint gaat op chique Van Spuihaven tot Spuiboulevard Van buitengebied tot stadswijk Dordtse Paupers in een Drents archief Dordrecht op de kaart ‘Nieuwe Dordtse Biesbosch mag wel iets minder nat worden’

description

Cultuurhistorisch magazine voor de gemeente Dordrecht.

Transcript of Diep Magazine no.12

Page 1: Diep Magazine no.12

CULTUURHISTORISCHMAGAZINE DORDRECHT REGIO

#12SEpTEMbER 2009 E 3,50

EN vERDER• ErfgoedcentrumDiEPin2012

naarhetHofendeStatenschool

• Herkentudezeman/vrouw?

• DeSintgaatopchique

✽ Van Spuihaven tot

Spuiboulevard

✽ Van buitengebied tot

stadswijk

✽ Dordtse Paupers in een

Drents archief

✽ Dordrecht op de kaart

✽ ‘Nieuwe Dordtse

Biesbosch mag wel iets

minder nat worden’

Page 2: Diep Magazine no.12

2 DiEP #12 / 2009

3 Redactioneel

4-5 Actueel

6-7 Van Spuihaven tot Spuiboulevard

8-9 Vals plat en ‘schijn hoog’

10-11 Uit de collectie van … archeologie

12 Hofkwartier

13 Dordtse Kleuren in de negentiende eeuw

14-16 Herkent u deze man/vrouw?

17 Ruïne opnieuw een baken

18-19 De Sint gaat op chique

20-21 Centerfold Top Naeff in haar werkkamer

22-23 Van buitengebied tot stadswijk

24-25 Dordtse Paupers in een Drents archief

26-28 Dordrecht op de kaart

29 Varia regio

30-31 Achter de gevel van … ’t Vissertje: Loswalweg 2

32-34 ‘Nieuwe Dordtse Biesbosch mag wel iets minder nat worden’

35-36 Top Tien Beeldcollectie

37-38 Boeken

39 Ingezonden

Colofon Nummer 12 (september 2009)Redactie Rachel Saleh, Helen Stroosma, Iris Knapen, Deborah Paalman, Janneke Pierhagen, Lisa Traarbach, Sander van Bladel. Hoofdredactie Conny van NesEindredactie Els KamsteegFotografie en afbeeldingen o.a. Erfgoedcentrum DiEP, Stadsontwikkeling Dordrecht, Ontwerp Opera Graphic Design, Breda Drukwerk De Longte, DordrechtUitgave Erfgoedcentrum DiEP / gemeente DordrechtISSN: 1871-6040Distributie / abonnementen Donkervoort + PartnersRedactiesecretariaat DiEP via bureau Monumentenzorg en Archeologie, T 078-6396402 / [email protected]. www.erfgoedcentrumdiep.nl www.dordrecht.nl/stadsarchief www.dordrecht.nl/monumentenzorgwww.dordrecht.nl/archeologie Verkoopprijs losse nummers € 3,50Abonnementsprijs 3 nummers € 10,-Opgave abonnementen 078-6396402 / [email protected] of via e-loket www.dordrecht.nl

Eerder verschenen DiEP uitgaven

INHOUD COLOfON

SouterrainOudenhovenstraat3.(FotoLookingUpFotografie)

6 17 22

26 32#12

Page 3: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 3

Dordtse interieurs

REDACTIONEEL ElsKamsteeg,eindredacteur

Houdt u van monumenten? Loopt u warm voor sfeervolle interieurs en kunt u

genieten van negentiende eeuwse huizen en de verhalen die eraan vastzitten?

Dan zit u goed met deze DiEP. Er zijn in deze editie veel historische woningen te

bewonderen, sommige liefdevol onderhouden, andere vallen van ellende bijna uit

elkaar. Neem het beroemde Huis te Merwede. Welke Dordtenaar heeft niet eens

gespeeld, gezwommen of gepicknickt met deze ruïne als historisch decor?

Binnenkort krijgt Huis te Merwede een opknapbeurt. Nou hoeft u daarbij niet direct

Angelsaksische visioenen te krijgen van sfeervolle kasteelzalen, suppoosten in

uniform en ridders te paard. Het is en blijft tenslotte een ruïne, maar dan wel eentje

die eeuwenlang een baken voor de stad was. Na jaren soebatten is de kogel eindelijk

door de kerk en worden er in de omgeving van het huis wandelpaden aangelegd en

informatieborden neergezet zodat de argeloze bezoeker straks op de hoogte is van

het feit dat het hier om méér gaat dan slechts een hoop oude stenen.

In dit bijzondere nummer ook aandacht voor oud-Hollandse interieurs in onze stad

die over het algemeen toch een stuk beter bewaard zijn gebleven. Erfgoedcentrum

DiEP komt in september met een grote tentoonstelling over die prachtige binnen-

en buitenkanten van huizen en in deze DiEP krijgt u daar alvast een voorproefje van.

Verder in deze editie nieuws over het Sinterklaashuis, dat in november wordt

verplaatst van de Nieuwstraat naar het Hof.

We gaan in gesprek met Dordtenaar H.A.Visscher die zijn woonhuis aan de Reeweg

Oost, heeft ‘omgetoverd’ tot een prachtig landschapskundig museum. Visscher uit

nogal wat kritiek op de jongste plannen voor de Biesbosch. En als u niet terugschikt

voor wat CSI-achtige beelden dan moet u vooral het artikel van onze archeologe

Deborah Paalman lezen, waarin nauwgezet wordt beschreven hoe het maken van

een gezichtsreconstructie in zijn werk gaat. Met fotografische precisie verschijnt zo

het gelaat van een middeleeuwse ‘stad’genoot. Misschien wel een verre voorouder…

Op het moment dat u deze jongste editie van DiEP onder ogen krijgt, staan de Open

Monumentendagen voor de deur en uiteraard komt het thema van dit evenement

‘op de kaart’, ook ruim aan bod in dit nummer. Hoe betrouwbaar zijn die oude

Dordtse kaarten eigenlijk? Namen de kaartenmakers een loopje met de werkelijk-

heid of werkten ze tot op de centimeter nauwkeurig?

Kortom, er valt genoeg te ontdekken in dit exemplaar van ons cultuurhistorisch

magazine!

Page 4: Diep Magazine no.12

4 DiEP #12 / 2009

ACTUEEL

Opgraven onder scholen in DubbeldamArcheologisch onderzoek in Dordrecht wordt niet alleen uitgevoerd in de binnen-

stad. Het zijn ook zeker niet alleen maar grote putten die worden gegraven. Veel

vaker worden er korte vooronderzoeken gedaan, met behulp van grondboringen

en/of het graven van een proefsleuf. Zo ook in Dubbeldam waar in april dit jaar

booronderzoeken werden gedaan op de plekken waar de basisscholen OBS

Dubbeldam, de Julianaschool en de Beatrixschool nieuwbouw/uitbreiding krijgen.

Het doel van die grondboringen is om te kijken of er aanwijzingen zijn voor

bewoning in het verleden. Bovendien kan zo de precieze loop van het riviertje

de Dubbel worden vastgelegd. Op de oevers van de Dubbel werd in de Late

Middeleeuwen gewoond. In de buurt van de scholen, onder andere in de wijk

Middenhoeve, het Burg. Belaertspark en het MOK-veld, hebben amateur-archeo-

logen in het verleden al diverse keren aardewerk en dierlijk bot gevonden uit de

Late Middeleeuwen. Op het MOK-veld is in de jaren ’80 van de twintigste eeuw

zelfs een gedeelte van een begraafplaats uit de Late Middeleeuwen opgegraven,

mogelijk van het dorpje Erkentrudenkerke.

Al deze vondsten zijn dus op z’n minst aanwijzingen dat er in de buurt, en mis-

schien ook onder de scholen zelf, sprake zou kunnen zijn van oude bewonings-

sporen… Uit de grondboringen blijkt dat op het terrein van OBS Dubbeldam aan

de Eikenlaan, de zuidoever ligt van het riviertje de Dubbel. Archeologische

sporen, zoals stukjes aardewerk, (verbrand) bot of houtskool, zijn niet gevonden,

maar het landschapsniveau waarop in de Late Middeleeuwen werd gewoond,

ligt op deze plek niet zo diep onder ons huidige maaiveld en is grotendeels

onverstoord aanwezig onder de school. Daarom bevelen archeologen aan om

verder onderzoek te laten uitvoeren bij graafwerk dat dieper gaat dan 1,35 meter

beneden maaiveld. De Julianaschool aan de Goudenregenstraat blijkt in de

praktijk eigenlijk grotendeels bovenop de inmiddels dichtgeslibde bedding van

het riviertje de Dubbel te staan. En omdat niemand in de Late Middeleeuwen,

toen de Dubbel nog een watervoerende rivier was, middenin de rivier een huis bouwde, hoeft dit gebied niet verder te worden

onderzocht. Hoe zit het dan met de plaats van de Beatrixschool aan de Van Schendelstraat? Het laatmiddeleeuwse landschap

dat nog onder de klei ligt, bevindt zich hier wat dieper dan aan de Eikenlaan. Archeologen zagen op sommige plekken een

grondlaagje dat onder invloed van zout water is afgezet. Dit is vermoedelijk veroorzaakt door de overstromingen van de

St. Elisabethsvloeden van 1421 en 1424. Hier zijn geen archeologische sporen aangetroffen maar dat zegt niet dat ze er niet

zijn, want het oude landschap is wel goed bewaard gebleven. Daarom moet, als het graafwerk voor de nieuwbouw dieper

gaat dan 1,95 meter beneden maaiveld, ook hier een proefsleuf worden gegraven.

Week van de GeschiedenisOok Erfgoedcentrum DiEP doet dit jaar van 17 t/m 25 oktober weer mee aan de Week van

de Geschiedenis. Tijdens dit jaarlijks terugkerende landelijk evenement organiseren musea,

archieven en andere culturele instellingen speciale tentoonstellingen en activiteiten rond een

steeds wisselend thema. In 2009 is dat oorlog en vrede. Op zaterdag 17 oktober begint de week

met de Landelijke Archievendag en is er open huis bij DiEP aan het Stek. In de studiezaal laten

vaste bezoekers en medewerkers zien hoe dat snuffelen in archieven precies in zijn werk gaat.

Ook is er aandacht voor de opvang van Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog

en voor de Merwedegijzelaars. Een groep van enkele honderden jonge mannen werd in mei

1944 bij wijze van vergelding opgepakt en door de bezetter weggevoerd. Velen van hen

keerden nooit terug. Anja van der Starre, een dochter van een van de gijzelaars, vertelt over deze onderbelichte geschiedenis.

Tevens zijn er dit jaar er weer rondleidingen door het Stadsdepot. In dit gebouw wordt het cultuurhistorisch erfgoed van

Dordrecht en de regio bewaard onder optimale omstandigheden. In het Hof zijn tijdens de Week van de Geschiedenis de

fototentoonstelling Calvijn & Ik en de tentoonstelling over negentiende eeuwse Dordtse interieurs te zien.

Uitsnedeuitdearcheologischeverwachtingskaartvandegemeente

Dordrecht,2009.Zwartomlijnddelocatiesvandedriescholen,blauw

omlijndhetMOK-veld(AMK-terrein).Derodedriehoekjeszijnbekende

vindplaatsen(ARCHIS).Inlichtpaarsdevermoedelijkeloopvanhet

riviertjedeDubbel,inbruindemogelijkeloopvandeThure.

Ontwerpdetegelvandeeeuw.

OpgravingenophetMOK-veldindejaren’80vandetwintigsteeeuw

(FotoAWN-LekenMerwestreek).

Page 5: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 5

ACTUEEL

Open Monumenten- dagen DordrechtDordrecht zet in het weekend

van 12 en 13 september ruim

50 opengestelde monumenten

op de kaart. Speciale aandacht

is er dit jaar voor enkele

monumentale panden in de

negentiende-eeuwse schil.

In het Hof wordt de tentoon-

stelling ‘Rond 1900. Van

buitenplaats tot binnenshuis’

gehouden en enkele panden

die op deze tentoonstelling

worden uitgelicht, zijn ook

opengesteld. Verder is er een

wandelroute vanaf het Hof

langs (opengestelde) panden

in de negentiende-eeuwse

schil. In het programmaboekje

is een beschrijving van deze

wandelroute opgenomen.

Er zijn gratis stadswande-

lingen met VVV-gidsen. Stads-

omroepster Darja maakt op

zondagmiddag tweemaal een

bijzondere kinderstadstour.

Zondagmiddag geven profes-

sionele musici concerten in

zes monumenten. Ook in

andere monumenten zijn

rondleidingen en muziekoptre-

dens. De Open Monumenten-

dagen worden op vrijdag-

avond 11 september geopend

met een vuurwerkspektakel bij

het Groothoofd. Het gratis

programmaboekje met een

beschrijving van alle open

gestelde monumenten en

informatie over de activiteiten

is vanaf begin september

verkrijgbaar bij VVV/Intree

Dordrecht, Spuiboulevard 99.

www.vvvdordrecht.nl

bouwen met ankerstenen in museum van Gijn

De vele kanten van Reinier Kennedy

Tot en met 14 november wordt twee keer per maand in SIMON

VAN GIJN - museum aan huis in Dordrecht een stenen kerk,

kasteel of villa van de beroemde ankerstenen gebouwd. Anker-

stenen zijn gemaakt van zand, gemalen krijt en lijnolievernis

en waren in de tijd dat de meeste bouwdozen uit hout werden

vervaardigd, zeer populair. De demonstraties worden gegeven

door leden van de Club van Ankervrienden in het kader van de

tentoonstelling ‘Spelend leren - bouwdozen uit de verzameling

Van Gijn’. Tijdens de tentoonstelling zullen de demonstraties

plaatsvinden op de zaterdagen 5 en 19 september, 3, 17 en 31

oktober en 14 november van 13.30 tot 16.30 uur.

Volgend jaar organiseert Erfgoedcentrum DiEP een tentoonstelling

over het leven van de Dordtse kunstenaar Reinier Kennedy.

We kennen hem vooral van zijn schilderingen in de trouwzaal in het

Stadhuis, maar weinig mensen zijn bekend met zijn levensverhaal.

In de tweede helft van zijn leven, van 1928 tot aan zijn dood op

79-jarige leeftijd in 1960, verbleef hij in een krankzinnigengesticht.

Tijdens zijn verblijf daar werkte hij door als kunstenaar. Hij liet een

omvangrijke collectie na met honderden prachtige tekeningen,

schetsen en aquarellen. Hij maakte afschriften van de meer dan

3000 brieven die hij aan vrienden en kennissen verzond, hield

dagboeken bij en bewaarde elke brief die hij ontving.

De persoon Kennedy, de kunstenaar, de schrijver, de broer, de

krankzinnige patiënt, elk facet van zijn bizarre leven in het gesticht is aan de hand van zijn

papieren archief bijna van dag tot dag te reconstrueren. Erfgoedcentrum DiEP zoekt

personen die materiaal of informatie hebben die de tentoonstelling kunnen aanvullen.

U kunt hierover contact opnemen met Helen Stroosma, 078-6492311.

Zie ook pagina 39 van dit magazine.

Ankerbouwstenenbrug,gebouwd

op27juni2009doordeClubvan

Ankervrienden.

DekunstenaarReinierKennedy.

HetnieuwelogovandeOpenMonumentendag.

CKv manifestatie 2009De jaarlijks terugkerende manifestatie voor culturele kunst-

zinnige vorming waarbij leerlingen uit het voortgezet onderwijs

kennismaken met culturele instellingen in Dordrecht, wordt dit

jaar gehouden op dinsdag 22 en woensdag 23 september.

Ook Erfgoedcentrum DiEP zet de deur open voor jongeren.

DiEP presenteert zich als het geheugen van stad en regio.

Er worden immers duizenden documenten, foto’s, kaarten en

archeologische vondsten bij DiEP bewaard die iets vertellen

over ons verleden. Om de leerlingen een beeld te geven van

het Dordt van ‘vroeger’, bekijken zij in de Statenzaal van het Hof

een aantal korte maar zeker ook merkwaardige filmpjes.

Na elk fragment volgt een vraag. Wie weet het meest?

Leerlingenopbezoekbijhet

Erfgoedcentrum.

Page 6: Diep Magazine no.12

Van Spuihaven tot Spuiboulevard

6 DiEP #12 / 2009

Ruimtelijke ontwikkeling en sanering in historisch perspectief

De binnenstad en de negentiende-eeuwse schil zijn door grootscheepse bouwplannen in de 19e en vooral

de 20e eeuw behoorlijk van uiterlijk veranderd. Dordrecht pakte de verkrotting aan, maakte de binnenstad

autovriendelijk en veranderde de haven in een boulevard. Niet tot ieders tevredenheid overigens…

Spuihaven

Binnen het gehele Dordtse stadsgebied

vormt de binnenstad een opvallende

ruimtelijke eenheid. Het door de grote

rivieren en de stadsgracht bepaalde

eilandkarakter, het isolement ten

opzichte van de periferie, is nog duidelijk

waarneembaar. De ontstane ruimtelijke

structuren zijn tot ver in de 19e eeuw

niet spectaculair gewijzigd. De ruimte-

lijke structuur van de landzijde van de

stad werd mede bepaald en begrensd

door de middeleeuwse stadsgracht,

de Spuihaven. De Spuihaven en de

voormalige stadsvest vormen door

verschillende saneringen sinds het begin

van de 19e eeuw een minder duidelijke

ruimtebegrenzing dan in het verleden,

maar zij zijn als zodanig nog herkenbaar.

Niet in het minst door het ruimtelijke

effect van de brede Spuiboulevard.

Een eeuw ruimtelijke ontwikkelingen

De negentiende-eeuwse schil heeft zijn

naam te danken aan de eeuw waarin het

als stadsuitbreiding tot ontwikkeling

kwam. Het gebied dat we nu zo noemen

kenmerkte zich voor die tijd door een

landelijk karakter. Er bevonden zich

tuinderijen, blekerijen en boomgaarden.

Ook stond er een groot aantal molens,

met name houtzaag- en korenmolens.

In het laatste kwart van de 19e eeuw

toont de schil een beeld van een gebied

in ontwikkeling. Langs de singels waren

kleine landelijke woonhuizen gebouwd

en rijke stadsbewoners hadden buiten-

plaatsen laten aanleggen. Vanaf de jaren

’70 van de 19e eeuw heeft de schil heel

wat ingrijpende ontwikkelingen onder-

gaan. Veranderingen vonden echter

voornamelijk plaats in de bebouwing,

niet in de hoofdstructuur. Gedeeltelijk

maakte verkrotting dit noodzakelijk,

maar ook veranderde nogal wat als

gevolg van ambitieuze cityvorming-

plannen. In de jaren ’60 van de 20e eeuw

kwamen, evenals in veel met Dordrecht

vergelijkbare steden, grootscheepse

reconstructieplannen op gang.

In Dordrecht moest het centrum in

zuidelijke richting worden uitgebreid

en tevens beter toegankelijk worden.

De belangrijkste ingreep was de aanleg

van de Spuiboulevard. Ten zuiden

daarvan werd een brede gordel van

kantoren gepland en op de knooppunten

met de toegangswegen naar de binnen-

stad winkels en woningen. Alles in de

vorm van hoogbouw. De plannen

behelsden een dergelijke structuur voor

het gehele schilgebied tot aan de

Noordendijk. In de loop van de jaren ’70

van de 20-ste eeuw veranderden echter

de inzichten, met als gevolg dat de

doortrekking van de Spui-boulevard in

oostelijke richting niet is gerealiseerd.

Johan de Wittstraat

Toen in 1872 het station in gebruik werd

genomen lag het ver buiten de stad.

Een geheel nieuw aan te leggen weg,

de avenue naar het spoorwegstation of

Nieuwe Toegangsweg zoals de namen in

de planfase luidden, zou het station met

de binnenstad verbinden. In 1873 is deze

avenue als de Johan de Wittstraat in

gebruik genomen. In het verlengde

hiervan is later een nieuwe toegang naar

de binnenstad aangelegd; de Johan de

Wittbrug. De spoorlijnen hebben in hoge

mate bijgedragen aan de groei van de

stad tot de omvang die zij in het midden

van de twintigste eeuw bereikte.

In mei 1949 nemen burgemeester en

wethouders van Dordrecht een belang-

rijke beslissing: niet alleen moeten er

plannen voor nieuwe uitbreidingswijken

worden voorbereid, ook moet de

sanering van de binnenstad krachtig

worden aangepakt. Verregaande

verpaupering en de ontoegankelijkheid

voor het autoverkeer staan langer uitstel

niet toe. De gemeente wil de binnenstad

SandervanBladel

SloopwerkzaamhedenvandeLangeLoods,officieelheethetRijks

magazijn,aandeCornelisdeWittstraat.November1969

BouwenaandeSpuiboulevard.Mei1966

Page 7: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 7

als centrum van de snelgroeiende stad

én het liefst van het hele Drechtsteden-

gebied beschouwen. Dat vraagt om

betere verkeersverbindingen en om

nieuwbouw van winkels en kantoren.

In de terminologie van toen: de binnen-

stad moet een cityfunctie krijgen.

Alhoewel de eerste generatie

saneringsplannen de sfeer ademden

van ‘zachte heelmeesters maken

stinkende wonden’ is het niet zo dat

de krotopruiming in de binnenstad,

de herontwikkeling van het gebied

Johan de Wittstraat/Spuihaven en de

realisatie van de nieuwbouwwijken

buiten de negentiende-eeuwse schil los

van elkaar werden beschouwd. Lang is

gedacht dat de bestuurders het adagium

aanhingen van ‘eerst saneren en dan

later wel verder kijken’.

Spuihaven wordt Spuiboulevard

In de eerste sanerings- en structuur-

plannen nemen de omvorming van de

Spuihaven tot een boulevard en de plek

voor een nieuw stadhuis een niet

onbelangrijke plaats in.

Vanaf 1949 was ir. W. Wissing betrokken

bij de plannen en zijn visie spreekt voor

zich: ‘Noch de demping van een deel van

de Spuihaven, noch de afbraak van de

bebouwing op het binnentalud zal enig

stadsschoon vernietigen. Aldus zal

zonder offers een ruime boulevard

kunnen worden geschapen.’ In 1954

heeft Wissing een conceptstructuurplan

en een aantal deelplannen gereed. Wat

daarbij direct opvalt, is de plaats van een

nieuw stadhuis op een groot plein aan

de Nieuwe Haven. Als vanaf 1957 echter

ir. S.J. van Embden bij de planvorming

betrokken raakt, zorgt hij dat het

stadhuis een ‘definitieve’ plek krijgt op

de hoek van de nieuwe boulevard en de

Johan de Wittstraat.

Basisplan

In het voorjaar van 1958 is het basisplan

voor de sanering van de binnenstad

gereed. Onmiddellijk na publicatie komt

echter de eerste kritiek los. Met name

vanuit de vereniging Oud-Dordrecht.

Men verwacht dat het openbreken van

de binnenstad voor het verkeer een

bittere teleurstelling zal worden.

Demping van de Spuihaven is in hun

ogen niet nodig en aanvaarding van

het basisplan zal leiden tot een totale

verandering van het stadsbeeld.

In mei 1958 gaat de gemeenteraad

echter akkoord met het basisplan,

zeg maar het officieuze saneringsplan.

In juli 1961 is het definitieve sanerings-

plan klaar. Ten opzichte van het basisplan

is een aantal wijzigingen aangebracht.

Het plan is zo verfijnd dat diverse

doorbraken kleiner konden worden

gemaakt of zelfs geheel zijn verdwenen,

waardoor volgens de toelichting een

betere aanpassing wordt verkregen aan

de schaal van de binnenstad.

Met de aanvaarding van het plan door

de gemeenteraad in januari 1962 kan

de sanering waarmee al was begonnen,

met nog meer voortvarendheid worden

aangepakt.

Stadskantoor

Als locatie voor het nieuwe stadhuis

wordt in 1959 gekozen voor het

Beverwijcksplein. Niets lijkt in eerste

instantie een spoedige bouw van het

bouwwerk in de weg te staan, maar de

financiën vormen gaandeweg een steeds

groter struikelblok. Er wordt uiteindelijk

van de bouw afgezien en het in aan-

bouw zijnde bedrijvengebouw aan de

Spuiboulevard wordt tot Stadskantoor

bestemd. De Spuiboulevard krijgt zo

langzaam gestalte. Nieuwe bebouwing

aan de zuidkant blijft voorlopig nog

achterwege door de teloorgang van het

stadhuisplan. Wel wordt in 1969 ’s Lands

Werf - een 260 meter lange loods -

alvast gesloopt. Het belastingkantoor,

door velen beschouwd als het lelijkste

gebouw van Dordrecht, wordt pas

halverwege de jaren ’70 gebouwd.

Hoewel al sinds 1959 over dit plan op

deze plek wordt overlegd.

Twijfels…?

Begin jaren ’70 wordt al in kringen van

bestuurders en ambtenaren openlijk

getwijfeld aan het saneringsplan.

Niet alleen de financiële en ruimtelijke

consequenties, ook de beheersbaarheid

ervan worden bekritiseerd. In februari

1972 verschijnt het Operationeel Plan

Binnenstad, een nota met een geheel

andere kijk op het saneringsproces.

Gesproken wordt over het statische

karakter van de oorspronkelijke plannen

en over het feit dat de sociale en

culturele structuren grotendeels buiten

beschouwing waren gelaten.

De conclusie van deze nota is dan ook:

‘De in het verleden en ook nu nog

gehanteerde benadering van de oude

bebouwing raakt de wezenlijke proble-

matiek niet.’ Vanaf halverwege de jaren

’70 worden de mogelijkheden van

(monumentale) panden tot een uitgangs-

punt van beleid. Uiteindelijk krijgt de

Dordtse binnenstad in 1988 definitief de

status ‘beschermd stadsgezicht’ en voor

een groot deel van de negentiende-

eeuwse schil gebeurt dat dit jaar nog.

Bronnen:

‘Jongere bouwkunst in de negentiende

eeuwse schil van Dordrecht’,

Conny van Nes e.a. (1989)

‘Metamorfosen. Dertig jaar stedelijke

veranderingen in Dordrecht’,

Kees Rouw (1990)

DenieuwbouwwordtdeABNmetflatsenhetgaatdan

Spuiboulevardheten.September1968

DempenvandeSpuihaventerhoogtevanhetAchterom.Juli1969

Page 8: Diep Magazine no.12

Vals plat en ‘schijn hoog’

8 DiEP #12 / 2009

Wij wonen in een land dat prat gaat op plat. Alleen kerktorens, megalomane kantoor- gebouwen, hoogspanningsmasten en de KLM mogen de lucht in. Maar het land is vlak. Toeristenfolders beweren dat Nederland een kleurige lappendeken is van bloembollenvelden, weilanden omzoomd door kleine slootjes afgewisseld met de schittering van kassen en watervlakten; kortom een garantie voor spierpijnvrij fietsen. Schijn bedriegt en de folders ook.

HelenStroosma

Dordtse straatnamen houden zich op de vlakte wat de hoogte

betreft. Er zijn straatnamen die duiden op hoogten maar ook

op laagten. Een blik op de index van de stadsplattegrond

levert al snel enkele voorbeelden waarbij het vermoeden rijst

dat je flink op de pedalen moet of juist lekker kunt uitrijden.

Hoge Nieuwstraat, Hoge Bakstraat, Lage Bakstraat De Hoogt,

Hilstraat, Hellingen, Vlak. Nader onderzoek wijst uit dat het

vaker een kwestie is van schijn hoog dan vals plat, om in

wielertermen te blijven.

Om met de meest eerlijk ogende benaming te beginnen:

de Hoge Bakstraat. Deze straat is stiekem toch een dijk en

dus ook hoger gelegen dan het straatje dat er parallel aan

loopt. Dit straatje heet dan ook Lage Bakstraat. Zo simpel

kan het zijn. Bij de Hoge Nieuwstraat ligt het wat ingewik-

kelder. In 1588 werd deze straat aangeduid als ‘hoochstraet

opt Nyewerck’. Hoog heeft hier de betekenis van voornaam

of belangrijk. Aangezien dit tot verwarring met andere voor-

name straten leidde (Voorstraat en Wijnstraat waren ook

hoogstaten) werd de naam eerst Nieuwe Hoogstraat om via

Middelstaat, Lange Nieuwstraat uit te komen op het tegen-

woordige Hoge Nieuwstraat. Dat deze straat ook echt op het

hoogste deel van het nieuwe stadsdeel ligt, is een prettige

bijkomstigheid. Aan het eind van de Hoge Nieuwstraat, dwars

op de Wolwevershaven ligt het Vlak. Daarom is een vroege

benaming van deze kade ‘nieuwe dwars caey’. Pas in de 18e

eeuw werd deze plek aangeduid met ‘t Vlak.

Lekkeruitrijdenbijhetbeginvande

Oudendijk,tegenwoordigdePatersweg.

LinksonderdeHellingenzoalsindebetekenis

vaneenreparatieplaatsvoorschepen,hieraan

deSpuihaven(aquarelF.J.vandenBlijk,1835).

Dedoorkijkjesrechtstonenhetgebiedvan

deHellingenzoalsheterhonderdjaarlater

uitzagvanafdeSluisbrug.FotoW.Meijers

Page 9: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 9

De naam zegt niets over de hoogte, of laagte in dit geval.

Het Vlak wordt hier gebruikt in de betekenis van plein.

De Hoogt is weliswaar een straatnaam maar eigenlijk wordt

daar een ruimer gebied mee aangeduid. Namelijk het eind

van de Singel die richting Sluisweg omhoog loopt, voor rij-

instructeurs een geliefd oefenplekje voor de hellingproef.

Op de kaart van de gemeente van ca. 1870 wordt de huidige

Sluisweg De Hoogt genoemd terwijl wat nu De Hoogt heet,

toen Het Plein was. Dit hoger gelegen deel van het land-

schap had al eens eerder zijn nut bewezen, nu eens niet

aan rijschoolhouders maar aan een stuk dijk dat de Sint

Elisabethsvloed overleefde.

Tussen twee hoger gelegen delen buiten de stadsmuur

werd een verbinding aangelegd waardoor er als het ware

een landtong ontstond. Op de terp het dichtst bij de huidige

Prinsenstraat ontstond een gehucht dat later bekend werd als

de Sint Adriaansbuurt, de andere terp stond bekend als de

Dorre Boom, ook hier groeide een gehucht met een eigen

kapelletje. Deze gemeenschapjes bestonden hoofdzakelijk uit

schippersknechten en houtvlotters. Dat ze op de landtong

wisten hoe ze een vuurtje moesten stoken blijkt uit het feit

dat de houten huisjes in 1528 afbranden. Reden om het in

het vervolg de ‘verbrande buurt’ te noemen.

Hellingen

In de Tour de Dordt moet toch ergens een bergetappe te rij-

den zijn. Misschien bij de Hil? Hil of hille betekent terp, hoogte

of vluchtheuvel. Vergelijkbaar met het Engelse woord hill.

De Hil lag vroeger op de plek van het huidige Bethlehemplein

en de Elfhuizen. Op deze natuurlijke verhoging in het land-

schap werd evenals bij de Hoogt, ook een natuurlijke zand-

heuvel boven het veen, een kapelletje gebouwd, de Sint

Laurenskapel. De fundamenten van deze kapel kwamen

tijdens de nieuwbouw van het Bethlehemplein aan het licht in

1926/27. De Hil werd een tijdlang door de schutterij als oefen-

terrein gebruikt tot er elders in de stad oefenterreinen werden

aangelegd. Van de Hil en de Hilletrap - hier kon men de Vest

opklimmen - is slechts de naam nog terug te vinden in de

vorm van de huidige Hilstraat en Nieuwe Hilstraat. De Hil zelf

verdween met de sanering van de jaren zestig. Dus ook hier

valt er voor de fietser weinig eer en zeer te behalen.

Dat Hellingen klinkt als een kunstmatig aangelegd parcours

voor wielrenners is misleidend. Dat het kunstmatig is aange-

legd klopt wel. De Hellingen waren van oorsprong scheeps-

reparatieplaatsen. Alleen de helling buiten de Spuipoort leeft

nog voort in de benaming Hellingen. Hoogteverschil is

nauwelijks merkbaar.

Er blijft nog één plek over waar de wielrenner nog enige hoop

heeft op de bolletjestrui: Klein Zwitserland: dat belooft wat.

Maar ook hier is het weer schijn hoog. Klein Zwitserland was

tot in de veertiger jaren een café in een boerderij met een

speeltuin ernaast, gelegen aan de Wieldrechtse Zeedijk.

Na dit korte rondje door Dordtse hoogten en laagten kunnen

we vaststellen dat er veel plekken zijn die qua hoogte veel

beloven maar dat de meest pittige (met volle fietstassen)

klimmetjes te beleven zijn waar men de dijk op wil gaan of

van het eiland af wil.

Van de Groenedijk naar de Noordendijk, de Bildersteeg,

vanuit Stadspolders de Noordendijk op, van het Kromhout

naar de Noordendijk, de opritten van de Papendrechtse en

Zwijndrechtse bruggen; en dan hebben we het nog niet eens

over de klim in de buitencategorie van de Kiltunnel waarbij je

van onder de dijk naar bovenop de dijk moet zien te komen.

De koninginnenrit wordt in Dordt onder zeeniveau beslist.

DeverdwenenHilgezienvanaf

Elfhuizenomstreeks1900.

DeHogeNieuwstraat,ooiteenvoornamestraatdienueen

toontjelagermoetzingen,blijfthetaanzienwaard.

DezefietsermaakthetzichgemakkelijkdoordeklimnaardeNoordendijkvanafdeGroenedijkte

vermijden.Tochwasdedijkin1936eenstuklagerdanhetnuis.

DehellingvandeBildersteeg,nogtevroegvoorkinderenopskateboardsenploeterendefietsers.

Page 10: Diep Magazine no.12

10 DiEP #12 / 2009

UIT DE COLLECTIE vAN ARCHEOLOGIE

Nergens in Europa is zo’n uniek stuk middel-eeuws leer gevonden als in 1997 op het Statenplein in Dordrecht. De ronde lap met een doorsnede van 52 cm is versierd met jacht- en fabeldieren. Archeologisch gezien zette deze vondst Dordrecht op de kaart!

In één van de houten huizen in de ambachts-wijk die zich in de 13e/14e eeuw ter plaatse van het huidige Statenplein bevond, was waarschijnlijk de werkplaats van een leerbewerker gevestigd. Er werd een enorme hoeveelheid leer aangetroffen: 35 zwaardscheden, 200 versierde mes- en dolkscheden en honderden schoenen. Om nog maar te zwijgen van afsnijdselsen versleten zolen. Dat de leerbewerkersvan Dordrecht geen amateurs waren, blijkt wel uit de fraai versierde ronde lap leer. Het voorwerp wordt voorlopig gedateerd omstreeks 1300. Maar naspeuringen in binnen- en buitenland leverden vooralsnog geen vergelijkbare voorwerpen op. Dat maakt het moeilijk de juiste functie vast te stellen.

Mooiste vondst uit de collectie van Archeologie: Schildfoedraal DeborahPaalman

Page 11: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 11

UIT DE COLLECTIE vAN ARCHEOLOGIE

Als we goed kijken, zien we in de buitenste cirkel van het leer 5 inke-pingen. Hierdoor kon een touw of riem worden gehaald. Ook is de rand voorzien van splitten, wat erop wijst dat deze naar beneden gebogen is geweest, alsof het ergens op of omheen heeft gezeten. We denken daarom dat het misschien een foe-draal (beschermhuls) van een klein ceremonieel schild was. Of was het de hoes van een middeleeuws muziek-instrument, of gewoon een deksel van een ronde doos? Wie nog meer ideeën heeft mag het de redactie laten weten!1

Om de versieringen te kunnen beschrijven is de lap opgedeeld in kwadranten.2

A1: het naar rechts kijkende dier lijkt nog het meest op een hond of een wolf, klaar om te springen. Dit is het enige dier waarbij tanden in de bek zijn te onderscheiden, evenals een naar buiten hangende tong. A2: een naar rechts kijkende gevleu-gelde draak op twee poten, met een loofachtige staart. Het dier lijkt te lachen. A3: een ongevleugelde draak op twee poten, met een loofachtige staart. B1: een naar rechts springend hert.

Het dier draagt een gewei. B2: een springende hond. De voorpoten zijn niet afgewerkt. B3: ook dit lijkt een hertachtig dier, gezien de tekening achter zijn oren, maar het zou ook een haas kunnen zijn.

C1: u moet het tijdschrift misschien even draaien, maar deze afbeelding is het meest interessant. Het lichaam doet sterk denken aan dat van een leeuw met opgeheven staart. Zelfs de pose van de rechter voorpoot is niet ongebruikelijk bij afbeeldingen van leeuwen in heraldische vorm. Daar waar de kop van het dier te verwachten zou zijn, is echter de torso van een naar links gaande ridder weergegeven. De ridder is afgebeeld met schild en een pothelm, voorzien van een kijkgleuf. Een onzichtbare hand houdt een zwaard vast. Het lijkt een middel-eeuwse variant van een centaur (half mens half paard). C2: een achteromkijkende gevleugelde draak op twee poten. C3: een naar rechts kijkende gevleu-gelde (lachende) draak op twee poten. We hebben dit draakje voor de aardigheid ‘Malfidus’ genoemd.3 D1: een fabeldier dat nog het meest

lijkt op een eenhoorn. Het dier heeft twee achterpoten, waarvan één een opvallende klauw vertoont. Op het hoofd draagt het dier schijnbaar een hoorn. D2: waarschijnlijk een hond of een kat. Het dier heeft een lange, naar achter gerichte staart en relatief kleine oren. D3: waarschijnlijk een haas. De oren zijn langer dan bij afbeelding D2.

Op de lap leer bevinden zich dus afbeeldingen die toespelingen maken op de jacht (hondachtigen, hazen, herten) en op fabeldieren (de draken, de eenhoorn en de middeleeuwse centaur). Mogelijk hoort dit voorwerp thuis in een ridderlijke context. In dat geval is het misschien een foedraal van een klein schild. Maar dergelijke dieren kwamen ook in monastieke context voor, in abdijen en kloosters. Daar zijn ze vaak terug te vinden als versiering op vloertegels. Het lachende draakje lijkt de draak te steken met ons. Hij vertelt zijn geheim voorlopig niet…

Middeleeuwsehuisplattegronden,opgegravenophetStatenplein

(1997).Overdeplattegrondenheenzijnhoutenhuizengetekend,

zoalshetooitmisschienwasaandeKrommeElleboog.

Malfidus.

[email protected]

2Beschrijvingkwadranten:J.P.C.A.Hendriks.

3Naar‘DracoMalfidus’,eenpersonageuitdeboekenoverde

tovenaarHarryPotter.

Tekeningvanderondelapleer,verdeeldinkwadranten.

Page 12: Diep Magazine no.12

12 DiEP #12 / 2009

Kort voor het zomerreces heeft de Dordtse gemeenteraad

het langverwachte besluit genomen: Erfgoedcentrum DiEP

verhuist medio voorjaar 2012 van Stek 13 naar het histori-

sche Hofkwartier. De kantoren, studiezalen, een educatieve

zolder, tijdelijke tentoonstellingen en de presentaties

worden ondergebracht in een groot deel van het Hofcarré

(nummers 5-13), Hofstraat 3 en de Statenschool. Deze

gebouwen worden in samenspraak met monumentzorg

de komende jaren verbouwd en voorzien van een nieuwe

(tentoonstellings)inrichting.

Wat gaat DiEP voor het Hofkwartier en voor de stad

Dordrecht betekenen? De ambities zijn dat er een centrum

komt dat de bronnen van de geschiedenis van Dordrecht en

de regio beheert, toegankelijk maakt, deze met de modern-

ste digitale technieken beschikbaar stelt en op basis van

deze bronnen verhalen voor de stad en regio presenteert.

Uitgangspunten daarbij zijn de vraag wat Dordrecht

specifiek tot Dordrecht maakt of heeft gemaakt, dat inwoners

en/of bezoekers deelnemers worden in het aandragen en

construeren van die verhalen en dat er betekenisvolle

relaties worden gelegd tussen het heden en verleden.

De permanente presentatie ‘Dordrecht als bakermat van

staat en religie (1572-1619)’ zal een nationaal en deels

internationaal publiek aanspreken. De tentoonstelling wordt

opgezet in samenwerking met Museum Catharijneconvent

te Utrecht en het Nationaal Historisch Museum in Arnhem.

De historische werkplaats met studiezalen, de tijdelijke

tentoonstellingen en overige activiteiten waaronder film-

en theatervoorstellingen, zijn vooral gericht op lokaal en

bovenregionaal bezoek. De educatieve zolder is voor jonge

bezoekers tussen de 4 en 14 jaar.

Naast een brede programmering is digitalisering van de

collecties een integraal onderdeel van het nieuwe DiEP.

Het studiearchief dat nu nog op het Stek is ondergebracht,

wordt volledig gedigitaliseerd en op die manier makkelijk

te raadplegen. Uiteraard kunnen bezoekers van de nieuwe

studiezalen de originele documenten op aanvraag blijven

inzien. Met het digitaal beschikbaar stellen en presenteren

van bronnenmateriaal en bewerkingen daarvan zal erfgoed-

centrum DiEP tot de koplopers in Nederland gaan behoren.

Medio 2012 beschikt Dordrecht over een schitterend

complex met de bijbehorende digitale infrastructuur,

berekend op het ontvangen van gemiddeld 40.000

bezoekers en circa 1 miljoen digitale bezoekers per jaar.

Erfgoedcentrum DiEp in 2012 naar het Hof en de Statenschool

Inspiratie opdoen in UtrechtHeleenKromkamp,hoofdbureauMonumentenzorgenArcheologie

Om een beter beeld te krijgen van de

(publieks)functie van een Erfgoedcentrum

toog een tiental raadsleden op 13 juni naar

Utrecht om een kijkje te nemen bij zowel

het onlangs vernieuwde Utrechts Archief

als Museum het Catharijneconvent. Beide

zijn een voorbeeld en inspiratiebron voor

de Dordtse plannen voor DiEP. Bijna alle

fracties waren vertegenwoordigd, daar-

naast reisden een aantal medewerkers

van DiEP en Bureau Monumentenzorg &

Archeologie mee. Het gezelschap werd in

Utrecht ontvangen door Guus van Hout,

algemeen directeur van Museum het

Catharijneconvent. Net als ’t Hof is dit

museum gehuisvest in een voormalig

klooster. De afgelopen jaren is het gebouw

ingrijpend verbouwd en aangepast aan de

eisen van een modern museum. De collec-

tie bestaat uit kerkelijke kunst, van de

middeleeuwen tot heden. Om deze op

een aantrekkelijke manier aan het publiek

te presenteren en toch ook recht te doen

aan een oud monumentaal gebouw, is op

inventieve wijze te werk gegaan.

Zo is op een aantal plaatsen gekozen voor

‘hangende museumwanden’ waardoor

muren niet aangetast hoefden te worden.

In het nabij gelegen archief gaf directeur

Saskia van Dockum een toelichting.

Sinds een jaar is het archief gehuisvest in het

voormalig gebouw van de rechtbank in het

centrum van de stad. Naast de ‘traditionele’

studiezalen en de opslag van de collectie,

is in het nieuwe gebouw veel ruimte vrij-

gemaakt voor tentoonstellingen, kinder-

activiteiten en een café met restaurant.

De excursiegangers waren onder de indruk

van beide publiekstrekkers voor de stad

Utrecht. Er waren ook kritische vragen

(‘wat zijn de valkuilen waar we in Dordrecht

niet in moeten stappen?’), maar gelukkig

overheersten de positieve geluiden. De hoop

is dat we in Dordt ook zoiets moois kunnen

opbouwen.

HET HOfKWARTIER

UtrechtsArchief.(FotoUtrechtsArchief)

JoepSchellekens,hoofdpublieksactiviteitenErfgoedcentrumDIEP

Page 13: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 13

Dordtse Kleuren in de negentiende eeuw

Begin 19e eeuw woedde er een hevige strijd onder architecten, over

kleur op gebouwen. De Franse architect Jacques Ignace Hittorff

(1792-1867) had met eigen ogen gezien dat op de Griekse tempels

in Selinunte op het eiland Sicilië schilfertjes verf aanwezig waren in

heftige kleuren. Tot dan toe was aangenomen dat in de oudheid de

kleuren van het materiaal zelf werden getoond zonder toevoegingen

als verf of gepigmenteerd pleisterwerk. De vondst van Hittorff en de

bevestiging daarvan door andere architecten als Gottfried Semper

en Henri Labrouste leidde tot een herwaardering van kleur en verf;

de Griekse oudheid bleek toch minder puur dan gedacht.

In Nederland is het neo-classicisme desondanks vrij eenvoudig van

kleurstelling gebleven, met de imitatie van materiaal als uitgangs-

punt. Dat geldt zeker voor het werk van de Dordtse stadsarchitect

Georg Nicolaas Itz (1799-1869), een tijdgenoot van Hittorff.

Hij beperkte zich bij de kleurstelling van het door hem herontworpen

Stadhuis omstreeks 1840 tot ‘wit met een weinig geel gebroken’

als kleur voor het pleisterwerk van de gevels - een benadering van

Bentheimer zandsteen - en voor een grijze plint om hardsteen na te

bootsen. Om meer te weten te komen over het kleurgebruik op

gebouwen in Dordrecht in de 19e eeuw zullen Lisette Kappers,

Hendrik Groeneweg en Kees Rouw in de loop van 2009 in opdracht

van bureau Monumentenzorg van de gemeente Dordrecht, een

oriënterend onderzoek verrichten. Dat spitst zich toe op verfbestek-

ken, foto’s en ingekleurde ontwerptekeningen.

Ook worden er kleurmonsters geanalyseerd van panden uit die

periode. Twee buitengewone bouwwerken spelen daarbij een rol:

het gepleisterde blok woningen met schildkap aan de Toulonselaan

89-107 ontworpen in 1895 door architect Hendrik Adrianus Reus

(1872-1932) samen met zijn vader - in de volksmond beter bekend

als ‘het Italiaanse blok’ - en de Oud Katholieke kerk Maria Maior,

gebouwd naar ontwerp van Itz aan de Voorstraat 120, waarvoor in

1842 de eerste steen werd gelegd. Het onderzoek moet meer duide-

lijk maken over de principes bij kleurtoepassing en over de toegepas-

te kleuren. De uitkomsten van dit oriënterend onderzoek worden

gebruikt voor een aanvulling op het project Dordtse Kleuren dat zich

tot nu toe vooral concentreerde op de historische binnenstad.

IngekleurdeontwerptekeningvanH.A.ReusenJ.N.Reusvoordevoorgevelvanhetwoningblok

(BlokB)aandeToulonselaan89-107.(archiefLugtenMalschaertArchitecten,Dordrecht)

Kleurtrapjevaneendetailvanhetfronton(rechtsboven)vandevoorgevelvandeneo-classicistische

kerkvanItzaandeVoorstraat120.Tezieniseenverloopinvijfentwintigverf-engrondverflagen

vanhemelsblauwnaareendonkereokerkleur.(FotoLisetteKappers,Rotterdam)

VoorgevelOudKatholiekekerktussen1922en1936.

(archiefOudKatholiekeKerk,Dordrecht)

KeesRouw,architectenonderzoeker

Page 14: Diep Magazine no.12

DeborahPaalman

Is het ‘gezichtsbedrog’ of zijn het vrij nauwkeurige

weergaven van gezichten uit een ver verleden,

deze bijna fotografische tekeningen?

Enkele maanden geleden zijn deze reconstructies

gemaakt met behulp van de computer. Hiervoor

werden drie goed bewaarde schedels gebruikt van

inwoners van een verdwenen en vergeten middel-

eeuws dorp, dat waarschijnlijk tussen 1100

(misschien eerder) en 1421 op de plek van het

huidige Gezondheidspark in Dordrecht lag.1

Machteld, Mathilde, Hildegard of Herlinde? We weten niet hoe deze

vrouw en haar twee mannelijke dorpsgenoten heetten. Op hun

graven werd geen kruis met een naam gevonden. Geen naam dus,

maar wel weer een gezicht. De afbeeldingen zijn levensecht, maar

hoe komen ze tot stand? Want ondanks dat bepaalde kenmerken

van de schedel vaststaan, zoals een forse kaak, of een rond voor-

hoofd, blijft het de vraag hoe dik iemand was en welke haarkleur of

haarsoort de persoon had. Net als de kleur van de ogen en de vorm

van de wenkbrauwen (epileerden middeleeuwse vrouwen hun

Herkent u deze man/vrouw?

wenkbrauwen?). Met andere woorden: hoe betrouwbaar zijn deze

reconstructies? We vroegen het aan de maakster van deze gezichten,

archeoloog en fysisch antropoloog drs. Maja d’ Hollosy van het

bedrijf Skullpting, gespecialiseerd in het maken van archeologische

gezichtsreconstructies.2

D’Hollosy weet van de archeologische specialist die alle skeletten

onderzoekt, dat de vrouw tussen de 21 en 23 jaar oud moet zijn

geweest. Daarom heeft ze haar geen rimpels gegeven. De mannen

waren allebei ouder: ongeveer 38 en 57 jaar. Daarom kregen zij

wel rimpels. D’Hollosy deelt echter niet willekeurig rimpels uit:

er bestaan richtlijnen voor wanneer welke rimpels ongeveer

ontstaan. Veel hangt af van de vorm van de schedel, maar ook

van de levenswijze, de huidsoort en de vetlaag en daar weten we

natuurlijk niets van. Ook de oogkleur valt niet af te leiden van de

schedel. Voor deze reconstructies heeft d’Hollosy gekozen voor

twee keer lichte en één keer donkere ogen, wat een goede doorsnee

is van de gebruikelijke oogkleuren. Dit geldt ook voor het soort haar

14 DiEP #12 / 2009

EenschedelvanéénvandegoedbewaardgeblevenskelettenvanhetGezondheidspark.

Page 15: Diep Magazine no.12

(steil of krullen) en de haarkleur. De haarkleur is bij schedels van

een blanke bevolkingsgroep alleen door DNA-onderzoek te

achterhalen. Het kapsel blijft natuurlijk een beetje gissen, al

weten we wel iets van de haarmode in de middeleeuwen.

De vorm van de wenkbrauwen is gebaseerd op de vorm en grootte

van de bovenrand van de oogkassen, neuswortel en wenkbrauw-

bogen. Alleen de dikte van de wenkbrauwen is niet af te leiden van

de schedel. En wat het epileren betreft: Maja d’ Hollosy weet dat er

in andere West-Europese landen aanwijzingen zijn gevonden voor

het epileren van de wenkbrauwen door vrouwen vanaf 1300, maar of

dat door alle lagen van de bevolking werd gedaan valt te betwijfelen.

Dun of dik?

En dan de lichaamsomvang

van mensen. Tegenwoordig

is dik zijn iets wat te maken

heeft met welvaart.

Waarschijnlijk was dat in de

middeleeuwen ook al zo en

werd alleen de gegoede

bovenlaag van de bevolking

(edelen en monniken

bijvoorbeeld) wat dikker.

Uit het skeletonderzoek dat

tot nu toe op het Gezond-

heidspark is gedaan, blijkt

geen overgewicht maar dat

betekent niet dat er geen

dikke mensen waren. Het

lijkt erop dat de opgegraven

skeletten afkomstig zijn van

een boerenbevolking.

Gewone, tamelijk gezonde,

hardwerkende mensen.

Zij zullen niet snel te dik zijn

geweest.

Kortom: oogkleur, haarkleur, haarsoort, kaalheid, sommige

rimpels en lichaamsomvang zijn gebaseerd op bepaalde aannames

en gemiddelden. Maar d’ Hollosy’s reconstructies berusten

grotendeels op meer betrouwbare en meetbare gegevens: onder

meer de globale vorm van het gezicht en de neus, vorm en plaatsing

van de neusvleugels, dikte en grootte van de lippen, de plaatsing

van de mondhoeken en mondspleet, de ooghoeken, soort ooglid-

vouw, de diepte van de ogen, vorm en plaatsing van de wenkbrauwen

en de plaatsing van de oren, zijn wel af te leiden van de schedel.

Dubbelgangers?

En hoe zit het met de herkenbaarheid? Velen van ons kennen

reconstructies als die van ‘het meisje van Nulde’. De schedel van dat

meisje had een bijzonderheid in de vorm van een spleetje tussen de

tanden. Zoiets bespoedigt natuurlijk de herkenning. Uit onderzoek

blijkt dan ook dat gezichtsreconstructies van mensen met markante

gezichten (zoals de middeleeuwse dertiger met zijn forse kaak)

beter herkenbaar zijn. Maar het merendeel van de mensen plaatst

toch vaak de juiste persoon bij een gezichtsreconstructie, hoewel

jonge mensen meestal slechter worden herkend dan oudere

mensen. Gezichtsreconstructies leveren dus geen portret op, maar

wel een gezicht dat door familie en bekenden kan worden herkend.

Koeien melken en graan oogsten

Nadat in april/mei van dit jaar opnieuw zo’n 140 skeletten zijn

opgegraven op het kerkhof van dit middeleeuwse dorp, staat de

teller voor het totaal aantal skeletten inmiddels op 290. Meer dan

150 skeletten zijn al uitgebreid onderzocht. Gekeken is of de botten

van een man of een vrouw zijn, hoe oud de persoon is geworden en

of er afwijkingen te zien zijn, zoals ziektes of breuken.

Het onderzoek maakt duidelijk dat het veelal om mensen gaat die

zware fysieke arbeid hebben verricht: op veel botten van de tot nu

toe onderzochte personen zijn sporen zichtbaar die duiden op hard

werken. Dit is vooral te zien op het sleutelbeen en de bovenarm.

Ze zijn het resultaat van repeterende werkzaamheden, zoals het

melken van een koe, of het zaaien, oogsten of dorsen van gewassen.

Verder lijkt er op grond van een bepaald kenmerk aan het achter-

hoofd van de schedels een soort dorpsovereenkomst te zijn.

Dat wil zeggen: de inwoners van het dorp behoorden mogelijk tot

een ‘genetisch gesloten gemeenschap’. Huwelijksbanden die ver

buiten het eigen ambacht gingen, kwamen waarschijnlijk maar

mondjesmaat voor.3 De meeste gebitten zijn mooi regelmatig en

goed, hoewel tandbederf ook toen al tot zwakke plekken leidde,

waardoor er soms een gebitselement mist. Wel zijn de tanden en

kiezen vaak erg gesleten, zelfs al bij jonge mensen. Dat komt

doordat het eten in die tijd grover was en meer gruis en steentjes

bevatte. Daarbij vergeleken is ons eten babyvoeding…

Kleding en schoeisel

Kleding is in geen enkel graf gevonden. Textiel is vaak zo kwetsbaar

dat het na al die eeuwen onder de grond gewoon helemaal is

verteerd. Maar bij één graf werden enkele kleine stukjes stof

#12 / 2009 DiEP 15

Manvanca.38jaar,vrouwvanca.23jaarenmanvanca.57jaar.

EénvandeskelettenvanhetGezondheidspark.

1ZieDiEP11.

2http://www.skullpting.nl

3MondelingeinformatievandeonderzoekervanhetskeletmateriaalvanhetGezondheidspark,P.Sannen.

Page 16: Diep Magazine no.12

16 DiEP #12 / 2009

gevonden, onder de deksel van een kist, op de botten. De fragment-

jes waren moeilijk te determineren waardoor niet bekend is of de

weefsels van plantaardig (bijv. linnen) of dierlijk materiaal (wol)

zijn gemaakt. Wel is zeker dat het om drie soorten weefsels gaat,

waarbij in elk geval gebruik is gemaakt van de meest eenvoudige

weeftechniek, welke een heel gewoon, rechttoe rechtaan weefsel

opleverde en een weeftechniek die een zogeheten gaasbinding

opleverde. Nog wel zichtbaar was dat alle drie de weefsels zeer

fijn van structuur waren: hier is sprake van kwaliteitsweefels.

Omdat het soort materiaal niet kon worden bepaald, is het lastig

om iets te zeggen over kleding. De gaasachtige weefsels zijn

misschien als hoofdbedekking of als schouderdoek gebruikt.

Het weefsel met een dichtere structuur kan van een kledingstuk

(hemd of lijkwade?) afkomstig zijn.4 Bij vier skeletten zijn de resten

van leren schoenen aan de voeten ontdekt. De voetbotjes zaten nog

in het leer bij elkaar. Dit en de vondst van textiel, lijkt erop te wijzen

dat in ieder geval sommige mensen gekleed werden begraven. In

enkele kisten waren nog wat resten van stro zichtbaar. Blijkbaar

werd de overledene zacht ter ruste gelegd op een bedje van stro.

Familieverbanden?

En dan de vraag: wie is familie van wie? Om daar hopelijk iets meer

over te kunnen zeggen worden na afloop van de opgraving bij elk

skelet enkele kiezen getrokken. In de wortels van de kiezen is nog

DNA bewaard gebleven. Als we willen, zouden we zelfs nog een

stapje verder kunnen gaan en de ‘ware Dubbeldammer’ kunnen

gaan zoeken! Daarvoor kunnen we bijvoorbeeld wangslijm nemen

van kinderen uit Dubbeldam, waarvan de ouders en de (over)-

grootouders ook al in Dubbeldam woonden. En dat zo’n plan kans

van slagen heeft, blijkt wel uit de reactie van kinderen van twaalf

groepen van zes basisscholen in Dordrecht. Op uitnodiging van

Erfgoedcentrum DiEP hebben 276 schoolkinderen de opgraving

bezocht. Velen van hen leek een onderzoek van hun eigen en het

oude DNA, een enorm spannend idee!

Tot slot wilden veel kinderen ook nog weten wat er met de skeletten

gebeurt als alle onderzoeken klaar zijn. Antwoord: de botten gaan

naar het stadsdepot op industrieterrein Dordtse Kil 3.

Daar worden ze netjes, verpakt in dozen, bewaard totdat toe-

komstige onderzoekers misschien wel veel betere onderzoeks-

methoden hebben dan wij en nog meer informatie uit de oude

botten kunnen halen.

4VoorlopigeonderzoeksresultatenvanhetInstituutCollectieNederlandteAmsterdam,

metdankaanmevr.R.Lugtigheid.

Linksboven:

Schoolkinderenkomen

deopgravingbezoeken.

Linksonder:

Deschoolkinderenworden

geconfronteerdmetgraven

vanmiddeleeuwse

kinderen,dieminder

ouddanzijzelfzijn

geworden…(linksopde

voorgrond2gravenvan

kinderendieca.7jaar

oudzijngeworden,rechts

hetboomstamkistjevan

eenbaby).

Rechtsboven:

Lerenschoenenomde

voetbeenderen.

Rechtsonder:

Boomstamkistjemet

defragielebotjesvaneen

zuigeling.

Page 17: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 17

Ruïne opnieuw een bakenOpknapbeurt Huis te Merwede en omgeving WaltervanBeers,

projectleidergemeenteDordrecht

Huis te Merwede en omgeving worden opgeknapt. Het

gebied wordt beter toegankelijk en er komt informatie

bij de ruïne voor bezoekers. Aanleiding voor het plan

is een motie uit de Dordtse raad. De raad was unaniem

in de wens om een plan voor deze voor Dordrecht zo

unieke plek op te stellen. Al eerder waren er ideeën voor

het behoud van de ruïne. De eerste initiatieven komen uit

het begin van de jaren zestig. Een aantal keer kwam het

zelfs tot een concreet plan maar dat is nooit uitgevoerd.

Het huidige plan is gebaseerd op een inrichtingsvoorstel

uit 2004. Het gebied rond Huis te Merwede maakt

daarbij onderdeel uit van de groenstructuur in het te

ontwikkelen zogenoemde Oostpoort gebied.

Een ruïne opknappen?

Door het opknappen van het Huis te Merwede blijft een

belangrijk en zichtbaar element uit de geschiedenis

van Dordrecht behouden. Het bovengrondse deel van

de ruïne wordt

geconsolideerd

om verdere ach-

teruitgang te

voorkomen. Het

blijft natuurlijk

wel gewoon een

ruïne. De ruimte

rond de resten van

Huis te Merwede

krijgt een echte

gedaanteverwis-

seling. Het gebied

maakt al jaren een

verwaarloosde

indruk en nodigt

niet uit tot een bezoek. Door het weghalen van onkruid

en spontaan gegroeid struikgewas wordt de ruïne weer

beter zichtbaar. De oorspronkelijke omtrek van het

Huis te Merwede wordt gemarkeerd met beukenhagen.

Bezoekers krijgen informatie via een

informatiepaneel en krijgen dan een

goed beeld van de historische omvang

van het kasteel. Op de omringende dijk

komt een pad zodat er gewandeld kan

worden met uitzicht op de ruïne en op

de rivier. In de avond wordt de ruïne

aangelicht, goed zichtbaar vanaf de

rivier. Enkele zitbanken, de mogelijk-

heid fietsen te stallen en verwijsbordjes

maken het plan compleet.

Bevers en bloemen

De directe omgeving van de ruïne is

onderdeel van de stedelijke ecologische

structuur van Dordrecht. De natuur-

waarde van het gebied is, door weinig

beheer en afwezigheid van mensen,

relatief hoog geworden. Onderzocht is

hoe dit ecologische karakter zo goed

mogelijk behouden kan blijven en of

dit zelfs te versterken is. Dit vraagt

bijvoorbeeld om het zorgvuldig behou-

den van de huidige natuurlijke oever

aan de Beneden Merwede, die belang-

rijk is als zoetwatergetijdennatuur.

Bovendien zijn er sporen van bevers

gevonden en gedijt de beschermde

spindotterbloem in het gebied. Natuur

en historie gaan op deze plek hand

in hand. Op het informatiepaneel bij

de ruïne is de geschiedenis van het

Huis te Merwede te lezen. Dat hier

bijvoorbeeld eerst een kleiner kasteel

heeft gestaan. De huidige ruïne is van

een kasteel dat gebouwd is tussen

1275 en 1300. Tijdens de Hoekse en

Kabeljauwse twisten vernielden woe-

dende Dordtenaren het huis, nadat het

in 1418 was gebruikt als uitvalsbasis

voor een mislukt beleg op Dordrecht.

Na de Sint Elisabethsvloed van 1421 is

het Huis niet meer bewoond. De ruïne

diende, evenals de Grote Kerk, vooral

als baken voor de scheepvaart.

Nadat het gebied rond de ruïne was

ingepolderd, werd de plek een soort

doel voor wandelingen. Ook werd rond

de ruïne gepicknickt en gezwommen in

de rivier. Aan het begin van de Tweede

Wereldoorlog vond in opdracht van

de gemeente, als werkverschaffings-

project onder leiding van de bekende

hoogleraar Kastelenkunde Jaap Renaud

(1911-2007), een opgraving plaats naar

de niet zichtbare resten van het kasteel.

Anno 2010 zal de ruïne weer een baken

zijn. Niet alleen voor de scheepvaart,

maar ook voor wandelaars en fietsers

die dit bijzondere monument bezoeken.

De werkzaamheden starten aan het

begin van 2010 en volgend jaar zomer

kan iedereen weer genieten van deze

prachtige plek.

‘Wordt dit voormalige kasteel nu eindelijk

de beloofde toeristische attractie of vegen

we over tien tot vijftien jaar de laatste

restanten bij elkaar?’ Deze vraag werd eind

2008 gesteld in het tijdschrift van de

historische vereniging Oud-Dordrecht.

Zes maanden later heeft het Dordtse college

de vraag beantwoord met een plan voor de

ruïne èn het geld om het uit te voeren.

HuisteMerwedeindehuidigestaatvanonderhoud.(FotoJ.Hoevenberg)

Inrichtingsplanuit2004.(tekening:P.Romijn,

afd.Stedenbouw,gemeenteDordrecht)

Page 18: Diep Magazine no.12

18 DiEP #12 / 2009

De Sint gaat op Sinterklaashuis verhuist naar het Hof

ElsKamsteeg

Het Sinterklaashuis in Dordrecht

gaat dit jaar zijn achtste seizoen in.

Vanaf het prille begin is dit evene-

ment, waarbij kinderen en hun

ouders een bezoek kunnen brengen

aan Sinterklaas en zijn zwarte

pieten op hun tijdelijke woonadres,

een doorslaand succes. Sterker

nog: het idee wordt her en der in

het land opgepikt met de komst

van andere Sinterklaashuizen.

In Dordrecht verlaat de Sint dit

jaar het oude Sinterklaashuis

aan de Nieuwstraat. Hij gaat op

chique want hij verhuist met zijn

complete huishouding naar het

imposante Hof.

De bejaarde bisschop gaat er qua behuizing behoorlijk op vooruit. Het

oude Sinterklaashuis aan de Nieuwstraat 60-62 is weliswaar een prachtig

onderkomen voor Sint Nicolaas, het gebouw ademt een en al historie,

maar is enigszins vervallen. Niet zo gek want de plek kent een lange

geschiedenis waarin het vooral werd gebruikt als school. In de 19e eeuw

was de HBS er gevestigd. Daarvoor, in de 16e en 17e eeuw, volgden

Dordtenaren als Johan en Cornelis de Witt op deze plek hun lessen op de

Latijnse School. Binnenkort wordt de locatie verbouwd voor de vestiging

van een filmhuis in het kader van de grootscheepse aanpak van het

Hofkwartier. Daardoor is er geen ruimte meer voor het Sinterklaashuis.

Het Sinterklaashuis is in 2001 in deze stad begonnen op initiatief van

Ron Uyldert, de voorzitter van de Stichting Centrummanagement.

Samen met de Stichting Intocht Sinterklaas, het Da Vinci College en de

gemeente Dordrecht ontstaat dan het idee dat er meer aandacht moet

komen voor het sinterklaasfeest dat steeds meer wordt weggedrukt door

Kerstmis. De Stichting Sinterklaashuis wordt opgericht en het plan voor

het decemberevenement is geboren.

Gerben Baaij, directeur van Dordrecht Marketing en Claudia Blomert van

het Evenementenbureau ondersteunen de Stichting Sinterklaashuis bij

hun activiteiten. Zij zijn in hun sas met het nieuwe onderkomen aan het

Hof. Baaij: ,,Het Sinterklaashuis wordt elk jaar populairder en er komen

ook steeds meer mensen op af, zelfs van ver buiten de stad. In 2002

heeft het Sinterklaashuis een landelijke prijs gewonnen voor het leukste

stadsevenement. Zoiets moet je koesteren natuurlijk en daarom zijn we

zo blij met deze geweldige locatie middenin de stad.’’

Plein

De Sint en zijn gevolg zullen vanaf half november hun onderkomen

vinden aan het Hof 10. Zonder slag of stoot is dat niet gegaan want er

bestond enige vrees voor schade aan het gebouw en het interieur, lees

de schilderijen, met honderden kinderen die door het pand zouden hup-

pelen. Met de bakermat van de vaderlandse geschiedenis moet je voor-

zichtig omspringen. Dat is prima gelukt, met wat kleine aanpassingen.

Blomert: ,,In het oude pand hadden we bijvoorbeeld een fitnessruimte

waar de kinderen kunstjes konden doen met de pieten, die hebben we

nu laten vervallen want er kan hier gewoon minder gerausd worden.”

Ook voor de statige en historische Statenzaal is een oplossing gevonden:

daar ontvangt de Sint zijn kleine gasten. ,,Een prachtige plek met de

nodige grandeur voor de bisschop. Bijkomend voordeel is dat de jonge

én de oudere bezoekers direct wat rustiger zijn door de aanwezigheid

van Sint Nicolaas,’’ zegt Baaij met een knipoog.

Overigens valt er nog genoeg te zien en te spelen voor het jonge volk:

bij binnenkomst is daar direct de postkamer, wie verder loopt door de

Debadkamerwaseenvandesfeervolingerichtekamersinhetvorige

Sinterklaashuis.(FotoEtienneBusink)

18 DiEP #12 / 2009

Page 19: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 19

Wie niet kan wachten tot zaterdag

14 november, als de goedheiligman

in Dordrecht voet aan wal zet, kan in

oktober al sinterklaassfeer opsnuiven

in het Museum Catharijneconvent

in Utrecht.

Van 2 oktober tot 3 januari 2010 wordt

daar de grote familietentoonstelling

Sint Nicolaas op bezoek gehouden.

Niet eerder was in Nederland zoveel

over de goedheiligman bij elkaar te zien.

Er zijn schilderijen, foto’s, beelden,

snoepgoed en gedichten over de viering

van Sint Nicolaas en de geschiedenis

van deze beroemde bisschop.

Rondom de tentoonstelling zijn allerlei

activiteiten georganiseerd, zoals work-

shops, een fotowedstrijd, het langste

gedicht van Nederland en digitaal

schoentje zetten. Meer informatie op

www.sintnicolaasopbezoek.nl

eeuwenoude gewelven komt bij de bakkerij en de schatkamer. Er is ook

een zitruimte waar je wat kunt eten of drinken. Een kleine tentoonstelling

met oude sinterklaasfoto’s laat de traditie nog eens extra herleven.

Ook de ontvangstzaal en de slaapvertrekken van de Sint zijn te bekijken.

J. de Jonge, voorzitter van de Stichting Het Sinterklaashuis, noemt de

nieuwe plek van Sint Nicolaas ‘een grote verantwoordelijkheid’.

,,Wij zijn natuurlijk erg blij met deze schitterende locatie in ’t Hof, het

is een buitengewoon geschikte plek voor het sinterklaasfeest, maar het

heeft wel wat beperkingen. Zo zijn er trappen in het nieuwe huis, waar

kinderen graag vanaf springen, dat kan echter niet op deze plek.

We zullen het zo moeten inrichten dat dat niet meer mogelijk is.’’

De Jonge is vanaf het begin betrokken geweest bij het Sinterklaashuis,

niet in de laatste plaats omdat hij zich al acht jaar lang vanaf half

november in de bekende tabberd hijst. Dit jaar laat hij die eer aan zijn

opvolger maar hij blijft onverminderd enthousiast over ‘zijn’ huis.

,,Toen we begonnen, kostte het moeite om een ruimte en sponsors te

vinden maar dat is nu precies andersom, de sponsors staan bijna in

de rij.’’ Sinds vorig jaar worden alle ruimten ingericht door het bedrijf

Etanova, winkel-en etalagestylisten, met steun van de Dordtse winke-

liers. Het Da Vinci College levert de grote aantallen pieten die nodig

zijn om het evenement draaiende te houden. Het Sinterklaashuis zal

handig gebruikmaken van het grote Hofplein dat voor de deur ligt.

Baaij: ,,Dit plein wordt natuurlijk onderdeel van de attractie, de pieten

zullen er de kinderen vermaken. Door de grote populariteit van het

Sinterklaashuis staan er soms lange wachtrijen. Dat zal echt niet

veranderen want we willen ook de tijd nemen voor ieder kind dat

binnenkomt, je moet een bezoek aan Sint Nicolaas niet willen afraffelen.

Daarom zullen we door spelletjes en acrobatiek nog meer aandacht

besteden aan de wachtende mensen.’’ Volgens Baaij en Blomert zitten er

nog veel meer voordelen aan de verhuizing, vooral voor het Hofkwartier

dat over een tijdje Erfgoedcentrum DiEP moet gaan huisvesten.

,,De aanwezigheid van het Sinterklaashuis, drie weken per jaar, is ook

een mooie promotie voor het Hof en voor de stad. Mensen maken kennis

met de binnenstad en kunnen zo besluiten om op een rustiger moment

nog eens terug te keren naar Dordrecht,’’ zegt Baaij. Beiden vinden het

Sinterklaashuis een echt Dordts evenement.

Blomert: ,,Er wordt door een groep vrijwilligers dag en nacht aan

gewerkt. Zij maken met z’n allen het Sinterklaashuis. Daarmee is het

echt iets van de Dordtenaren zelf. Door hun enthousiasme en door

de geweldige inrichting en sfeer is het waarschijnlijk ook zo’n enorm

succes. En, niet onbelangrijk, in Dordrecht houden wij vast aan het

principe: een bezoek aan Sinterklaas is helemaal gratis.’’

OpzesjarigeleeftijdmochtLiesJonkersin1954albijSinterklaasop

bezoekinV&D.(FotoCollectieJonkers)

Aandachtvooriederkind.

#12 / 2009 DiEP 19

Sinterklaas op bezoek

Page 20: Diep Magazine no.12

20 DiEP #12 / 2009

Page 21: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 21DeschrijfsterTopNaeffinhaarwerkkameraandeJohandeWittstraat33.(Fotouitparticulierecollectie)

Page 22: Diep Magazine no.12

22 DiEP #12 / 2009

VanbuitengebiedtotstadswijkVeelisbewaardgebleveninhuizenindenegentiende-eeuwseschilvanDordrecht

er grote buitenplaatsen te

bouwen. Voorbeelden hiervan

zijn buitenplaats Rozen Hof en

landgoed Noordhove.

Aantrekkelijk woongebied

In het laatste kwart van de 19e

eeuw verruilen steeds meer

rijke stadsbewoners de

benauwde binnenstad voor een

pand in de groene en ruime

schil. Langs de hoofdstraten

bouwt de elite statige villa’s

met grote tuinen in Engelse

landschapsstijl. Dit is bijvoorbeeld

nog te zien in het gebied rond de Van

Hoogstratensingel waar fraaie panden

staan aan de rand van het in 1885

geopende park Merwestein (het park

ligt op het terrein van het voormalige

landgoed Merwestein). Ook wordt er

een groot aantal herenhuizen in

lintbebouwing gebouwd. Cruciaal

voor de ontwikkeling van de schil zijn

de aanleg van de spoorlijn en de bouw

van het station (1872), waardoor het

stationsgebied tot ontwikkeling komt.

De Stationsweg en de Johan de

Wittstraat worden aangelegd als

nieuwe verbindingen met de stad en

de Burgemeester de Raadtsingel krijgt

gestalte. Ook langs deze groene lanen

verrijzen fraaie villa’s en herenhuizen,

met Hotel Ponsen op de hoek van de

Stationsweg als fraaie poort naar de

stad. In dezelfde tijd wordt het

Beverwijcksplein aangelegd, met

aangrenzend een nieuw gemeente-

ziekenhuis en het gymnasium.

Eromheen verrijzen woningen.

Buitenplaats

Ook een groot gedeelte van de

buitenplaatsen ondergaat een

transformatie. Een voorbeeld is

buitenplaats Rozenhof (dat in 1893

is gebouwd op de plaats van het oude

Rozen Hof), gelegen bij de spoor-

brug. Vanaf 1898 maakt de bijbeho-

rende tuin plaats voor herenhuizen

in hoefijzervorm rond de villa.

Het gebouw is dan in handen van de

Levensverzekering Maatschappij

‘Dordrecht’. Ook het landgoed van

het aangrenzende Bellevue wordt

bebouwd. De naam Bellevuestraat

herinnert hier nog aan. In dezelfde

tijd verandert eveneens landgoed Villa

Maria ingrijpend van karakter.

Toen het bureau Monumentenzorg van de gemeente Dordrecht alle panden in de negentiende-eeuwse schil liet onderzoeken op hun monumentale en cultuurhistorische waarde, bleek dat er een schat aan authentieke elementen bewaard was gebleven. En dat niet alleen aan de buitenzijde, maar ook in het interieur. Dit najaar worden dan ook ruim 180 nieuwe gemeentelijke monumenten aangewezen. Maar dat is niet alles; in een tentoonstelling en een publicatie worden twaalf monumentale panden in dit gebied in het zonnetje gezet.

De negentiende-eeuwse schil is de

eerste stadsuitbreiding van Dordrecht

en ligt als een halve maan om de oude

binnenstad. Het gebied strekt zich uit

van het Wilgenbos in het westen tot

de omgeving van de Lijnbaan in het

noordoosten en bestrijkt de stad

tussen de Spuihaven, het spoor,

de Toulonselaan en de Oranjelaan.

In de 18e eeuw is de schil nog

landelijk en groen. Blekerijen,

tuinderijen, kwekerijen en weide-

grond wisselen elkaar af en ertussen

liggen waterlopen. Er ontwikkelt zich

een patroon van lanen en dwars-

straten met als centrale as de Tweede

Singel, nu de Singel genoemd.

De omgeving is dan nog vrijwel

onbebouwd met uitzondering van een

aantal industriemolens, waarvan

molen Kyck over den Dyck het enige

overgebleven exemplaar is. Rond 1800

kopen wel al enkele rijke stadsbewoners

de eerste tuinen en blekerijen op om

IrisKnapen

Dordrechtomstreeks1742.

StationswegenJohandeWittstraatmetvilla’s

enHotelPonsen.

HetGemeenteziekenhuisaanhetBeverwijcksplein.

Page 23: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 23

Rond 1900. Van buitenplaats tot

binnenshuis. In een tentoonstelling

en een publicatie besteedt Erfgoed-

centrum DiEP aandacht aan de geschie-

denis van de negentiende-eeuwse schil.

‘Rond 1900. Van buitenplaats tot

binnenshuis’ schetst op een levendige

en aantrekkelijke wijze de ontwikke-

lingen in het gebied en brengt vroegere

en huidige bewoners in beeld. Hoe

woonde bijvoorbeeld Top Naeff en hoe

ziet een huis dat in 1927 is ingericht en

sindsdien nauwelijks is gewijzigd eruit?

Daarbij neemt een keur aan historisch

beeldmateriaal de beschouwer mee naar

vroeger en laten talrijke nieuwe foto’s

zien hoe de panden worden gekoesterd

door de huidige bewoners. ‘Rond 1900’

zet de deur open van 12 monumenten in

de schil en neemt je mee op een reis

door de tijd. Dit alles in een eigentijds

vormgegeven presentatie met karakte-

ristieke voorwerpen en een speciaal

vervaardigde animatiefilm.

Rond 1900. Van buitenplaats tot binnenshuis

• 11 september 2009 t/m 3 januari 2010 • Het Hof,

Hof 12, Dordrecht • di t/m zo 13-17 uur • toegang

gratis • groepen reserveren via 078 - 639 85 50

• Rijk geïllustreerde publicatie € 7,50

• www.erfgoedcentrumdiep.nl

DeRozenhofmetbebouwing.

Terugnaargrootmoederstijdanno2009.(FotoLookingUpFotografie) Route ‘Rond 1900 - Open Monumenten-

dagen 2009’. In het kader van de

tentoonstelling is voor de Open

Monumentendagen 2009 een speciale

route ‘Rond 1900’ uitgezet. Deze is

opgenomen in het programmaboekje.

De route start in de tentoonstelling en

eindigt bij de Rozenhof. Op zaterdag

12 september worden de deuren van drie

panden uit de tentoonstelling letterlijk

open gezet: Johan de Wittstraat 33,

Singel 97 en Rozenhof 33. Medewerkers

van monumentenzorg ontvangen u daar

van 10.00 tot 17.00 uur en lichten de

panden toe. De openingstijden van de

overige panden op de route staan in het

programmaboekje.

Ook hier komt bebouwing. Dit zijn de

huidige Adriaan van Bleijenburgstraat,

Koningin Wilhelminastraat en de Cornelis

van Beverenstraat en het aangrenzende

gedeelte van de Blekersdijk en de Nicolaas

Maessingel.

Rond 1910 is vrijwel de gehele schil

bebouwd. Als laatsten zijn de omgeving

van Park Merwestein en het landgoed

Noordhove aan de beurt. De HBS - nu

het Johan de Witt-gymnasium - en de

bebouwing tussen het Oranjepark en

de Toulonselaan worden opgeleverd, de

Oranjelaan wordt aangelegd en aan de

Vrieseweg wordt een aantal villa’s gebouwd.

Rond 1920 verandert het terrein van Villa

Noordhove in een wijk met vrijstaande en

twee-onder-een-kapwoningen. In 1930 is

de schil ten slotte helemaal volgebouwd.

Het overgrote deel van het groen is dan

veranderd in steen.

Verdwenen hofjes

Tegenwoordig wordt de schil - en dan

vooral de omgeving van de Singel -

voornamelijk geassocieerd met sfeervolle

herenhuizen en villa’s. Echter rond 1900

wordt een belangrijk deel van het gebied

ingevuld met arbeiderswoningen voor het

grote aantal arbeiders dat werkt in de

industrie rond het Wilgenbos en de

Lijnbaan of in de talrijke nijverheids-

bedrijven. Langs diverse paden als het

Geldelozepad en het Kasperspad worden

eenvoudige arbeidersbuurten gebouwd.

Eerst alleen ten oosten van de Spuiweg,

later ook elders in de schil. De woningen

liggen vaak rond een hofje en zijn van

matige kwaliteit. De meeste daarvan zijn

inmiddels afgebroken. Enkele sprekende

voorbeelden zijn nog bewaard, denk aan de

Hof de Vereeniging (1864) en de Hallincq-

hof, met kopwoningen uit 1902).

Page 24: Diep Magazine no.12

24 DiEP #12 / 2009

Op verzoek van DiEP heeft het Drents

Archief, dat de databank beheert, de

persoons- en plaatsnamen gefilterd van

inwoners van Dordrecht en omliggende

gemeenten. Dit leverde een lijst op met

negentig namen, van mensen verspreid

over de hele Drechtstedelijke regio.

Verschrikt

Een bizar onderdeel van het digitale

archief zijn de pasfoto’s van de gedeti-

neerde paupers. De allereerste dateren

van 1896. Van deze foto’s en hun vinger-

afdrukken werden ‘signalementkaarten’

gemaakt, waarop verder staat voor welk

misdrijf de persoon wáár is veroordeeld.

Al deze 5600 kaarten zijn op internet

gezet. Dit heeft als merkwaardig gevolg

dat Dordtse, Papendrechtse of bijvoor-

beeld Sliedrechtse verwanten hun crimi-

nele voorouders na ruim honderd jaar

alsnog haarscherp in de ogen kunnen

kijken. De foto’s zijn naargeestig.

Dordtse paupers in een Drents archief

GertvanEngelen

De eerste tientallen namen zijn

openbaar gemaakt van inwoners

van de Drechtstreek die in de

19e eeuw naar de armenkolonies

in Drenthe zijn gestuurd.

Hun gegevens, soms compleet

met meedogenloze pasfoto’s,

staan in een databank die vorig

jaar online is gegaan:

www.drenlias.nl.

Tot nog toe zijn zo’n 80.000

persoonsregisters beschikbaar

gekomen. In de heropvoedings-

kolonies kwamen niet alleen

veroordeelde landlopers,

criminelen en bedelaars terecht,

ook geselecteerde, armlastige

gezinnen en wezen.

De hoofden en ruggen van de paupers

worden recht gehouden door een duide-

lijk zichtbare stang en hun blikken zijn

soms onaangenaam: ze staren verschrikt

of vreugdeloos in de camera. Slechts

een enkeling glimlacht onbevreesd.

De mannen (vrouwen ontbreken volle-

dig) zijn zowel van opzij en van voren

gefotografeerd en op hun sjofele kleding

is een nummer bevestigd. Ook allerlei

fysieke kenmerken staan op de kaart

genoteerd, zowel de vorm van hun oren,

schouderbreedte, eventuele baardgroei

en littekens.

Geschiedenis

Met de ingebruikname van de unieke

databank is volgens het Drents Archief

‘voor het grote publiek een belangrijk

deel van de Nederlandse geschiedenis

ontsloten’. Hoe belangwekkend dit

geschiedverhaal eigenlijk is, blijkt uit

demografische berekeningen van het

ArbeiderPietervanNoort,geboreninZwijndrechtop12augustus1838,wasveroordeeldwegenslandloperijenbedelarijenwerdop14juli1896naarDrenthegezonden.

Bestseller van Suzanna Jansen bespoedigt openbaarmaking van tienduizenden

persoonskaarten, compleet met pasfoto’s, uit de 19e eeuw

Page 25: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 25

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS):

ruim één miljoen Nederlanders stamt,

zonder dat te weten, af van de Drentse

koloniepaupers. Onder hen bevinden

zich tal van prominenten, zoals Ruud

Lubbers, Geert Mak, Jeltje van

Nieuwenhoven, Thea Beckmann, Anton

Pieck, Bert Haanstra en Alexander

Pechthold. Deze laatste heeft het archief

destijds mogen openen. De oorsprong

van de Drentse armenkolonies ligt in de

Maatschappij van Weldadigheid, die op

1 april 1818 werd opgericht, ‘met als

doel armlastige Nederlanders door boe-

renarbeid te verheffen’. Hiertoe werden

twee soorten kolonies gebouwd, vrije

kolonies voor armlastige gezinnen, en

dwangkolonies voor de opvang van

weeskinderen, landlopers, daklozen en

bedelaars. Op het landgoed Wester-

beeksloot, in de gemeente Vledder,

stichtte de Maatschappij nog in hetzelfde

jaar de eerste vrije kolonie Frederiks-

oord, later gevolgd door Willemsoord

en Wilhelminaoord. Hier werden in

meerdere hoeves de arbeidersgezinnen

geplaatst, die in hun eigen stad of dorp

‘onderstand hadden genoten’, en door

een lokale commissie waren geselec-

teerd om ‘opgezonden’ te worden naar

Drenthe. De beslissing om opzending te

aanvaarden, lag bij het gezin zelf, er gold

vrijwilligheid. Maar eenmaal in de geïso-

leerde armenkolonie aangekomen,

‘was de weg terug niet eenvoudig’,

meldt het Drents Archief. Elk gezin had

meteen een beginschuld, voor kleding

en huisraad, die met de opbrengst van

hun hoeve en landarbeid moest worden

afbetaald. ‘Vertrok iemand voortijdig,

dan werd gesproken van desertie.’

Aanvankelijk moest iedereen turf steken,

later het land bewerken. In feite werden

ze gedwongen heropgevoed.

Gestichten

De vrije koloniën werden kort erna

aangevuld met onvrije koloniën. Daar

bracht de Maatschappij weeskinderen,

bedelaars en landlopers onder. Bij hen

was sprake van dwang: ze moesten er

een nieuw bestaan opbouwen als land-

arbeider. Met de Nederlandse overheid

was hiervoor een contract afgesloten.

Voor de paupers verrezen in de buurt-

schap Veenhuizen, gemeente Norg, drie

gestichten, kortweg Veenhuizen I, II en III

genaamd. Ook in de vesting Ommer-

schans, eerst nog een poosje bedoeld

voor zich misdragende kolonisten,

werden naderhand bedelaars gehuis-

vest. Weeskinderen hadden geen keuze:

zij werden onder dwang vanuit heel

Nederland naar Veenhuizen gestuurd.

Landlopers en bedelaars hadden

de keuze om zich vrijwillig te laten

opnemen in één van de gestichten.

Maar meestal verkozen zij, met een

strenge winter op komst, een tijdelijk

verblijf in Veenhuizen boven een leven

in de buitenlucht. Aan hun opzending

ging vaak veroordeling vooraf. Land-

loperij en bedelarij waren in de 19e

eeuw strafbaar en ‘bij de minste of

geringste aanleiding vond veroordeling

plaats’. In Drenthe werkten zij op het

land, ‘om weer in het gareel te komen’.

In 1859 zat de Maatschappij financieel

aan de grond. Het ministerie van

Binnenlandse Zaken nam de gestichten

Veenhuizen I t/m III en de Ommerschans

over. In 1875 werden dit officieel

Rijkswerkinrichtingen, nu onder beheer

van het ministerie van Justitie. Het deels

vrijwillige karakter verdween, evenals

de vrouwen. Die werden overgeplaatst.

Vanaf de Eerste Wereldoorlog kreeg

‘Veenhuizen’ langzamerhand de status

van gevangenis. Ook veroordeelden met

andere vergrijpen, zoals smokkelaars en

vluchtelingen, kwamen er voortaan

terecht. ‘Veenhuizen’ werd een berucht

begrip in Nederland.

Boek

In de databank is nu simpel op te zoeken

wie tussen 1818 en 1921 in de heropvoe-

dingskolonies hebben vertoefd. Op de

genealogische site DrenLias hoeft

slechts een bepaalde naam te worden

ingetikt en meteen is te controleren of

een verre voorouder ooit in ‘Drenthe’

heeft gezeten. De openbaarmaking van

dit archief is enigszins bespoedigd door

de publicatie van het aangrijpende boek

Het pauperparadijs, waarin de journaliste

Suzanna Jansen drie generaties van

haar voorouders in de armenkolonie

Veenhuizen volgt. Vincent Stedema,

medewerker informatisering van het

Drents Archief, vertelt dat de databank

nog verre van compleet is. Tot nog toe

zijn 80.000 namen online gegaan, die

stuk voor stuk zijn ingevoerd door vrij-

willigers. ,,Maar er is nog vierhonderd

meter archief te gaan”, voegt hij enigs-

zins zuchtend toe. Een volledig inzicht in

alle arme sloebers die in de 19e en 20e

eeuw naar Drenthe zijn opgezonden,

wordt pas mogelijk als de inschrijvings-

registers zijn verwerkt. Dat gebeurt

waarschijnlijk in de loop van dit jaar.

In het ‘Drechtstedenoverzicht’ dat

Stedema speciaal voor DiEP samenstelde,

valt op dat Dordrecht de hoofdmoot

vormt van de paupers en veroordeelde

landlopers die in Veenhuizen terecht-

kwamen.

De regio is met veel minder personen

vertegenwoordigd. ’s-Gravendeel hele-

maal niet. Maar Stedema maant dat daar

niet al te gewichtige conclusies aan

verbonden mogen worden. ,,Het zou

best kunnen”, oppert hij ,,dat mensen

met Dordrecht als herkomstplaats tóch

uit de regio afkomstig waren. Je moet

de herkomstplaats dus ook meer zien als

de gemeente waarvandaan men werd

opgezonden en niet als de geboorte-

plaats. ”Anderzijds moet overwogen

worden dat de problemen met arme

mensen in de steden natuurlijk groter

waren dan in de kleine plaatsen.”

En daarnaast had Dordrecht een vrij

actief bestuur van de lokale afdeling

van de Maatschappij. ,,Vandaar dat er

naar verhouding zoveel Dordtenaren in

het bestand voorkomen.”

ArieDubbeldamkwamuitHardinxveld,waarhijisgeborenop

8april1865.DezeongehuwdehoepelmakerwerdinDordrecht

betraptoplandloperijenmoestzijnstrafvanaf6maart1901

inDrentheuitzitten.

Page 26: Diep Magazine no.12

26 DiEP #12 / 2009

Het op deze manier in historische kaart

brengen van een project of locatie, is

eigenlijk een geheugensteun die ingezet kan

worden bij toekomstige stadsontwikkelin-

gen. Het is daarvoor de basis. In de praktijk

is vaak gebleken dat het niet respecteren van

oude, historisch gegroeide structuren leidt

tot vervreemding van de omgeving. Een

voorbeeld in Dordrecht is het wijzigen van

de loop van de Tolbrugstraat Waterzijde.

Samen met de Landzijde is het één van de

oudste zijwegen van de binnenstad van

Dordrecht en bovendien de enige straat die

nog steeds aan beide zijden - water en land

- dezelfde naam heeft. De Waterzijde is zijn

oorspronkelijke functie, loop en karakter

bijna helemaal verloren en staat nu bijna in

contrast tot de Landzijde.

Boven is niet altijd het noorden

Het eerste dat opvalt bij het maken van een

chronologisch kaartoverzicht, is dat de

bovenkant van een kaart niet per definitie

het geografische noorden is. Voor de

historische kaarten van Dordrecht is dit

echter zelden een probleem: de historische

binnenstad wordt sinds 1271 als het ware

omarmd door de stadsgracht of Spuihaven

en is nog altijd direct herkenbaar.

De Onze Lieve Vrouwe of Grote Kerk aan de

westzijde van stad en gelegen aan de Oude

Haven, is natuurlijk het meest markante

gebouw. Net als de Oude Haven

(Voorstraatshaven/Wijnhaven) staat de kerk

altijd op kaarten aangegeven. Haven, kerk

en gracht zijn nog altijd de belangrijkste

referentiepunten voor de binnenstad.

Maar zo duidelijk herkenbaar als de kaarten

voor de binnenstad zijn, zo anders ligt dat

voor het grote buitengebied van Dordrecht,

dat wil zeggen voor het gebied buiten de

stadsgracht/Spuihaven. De waarschijnlijk

oudste afbeelding van Dordrecht als stad

samen met het achterliggende buitengebied

van de Groote Waard, is te vinden op de

panelen van een altaarstuk waarop de St.

Elisabethsvloed is afgebeeld. Dit altaarstuk

is tussen 1470 en 1490 gemaakt en stond tot

Dordrecht op de kaartGeheugensteun bij stadsontwikkeling

Het team archeologie van

de gemeente Dordrecht

heeft door de jaren heen

een aardige digitale

collectie van historische

kaarten van Dordrecht

verzameld. Deze digitale

kaarten worden, voordat

het archeologisch onder-

zoek begint, eenvoudig-

weg naast elkaar gelegd

zodat er snel een globaal

beeld kan worden gegeven

van de ontwikkeling van

een bepaalde locatie.

OntwikkelingvanhetEilandvanDordrechtvanaf1558.

HetSt.Elisabethsaltaar(1470-1490)meteenprachtigeweergave

vandestadDordrechtendeGroteWaardophetmomentdathet

zeewaterbijWieldrechtbinnendringtenhetlandonderwaterzet.

Eengrootaantaldorpenwordthierdoorhuizenenkerkenaangeduid

enzelfsmetnamegenoemd.Eriseenaantalnunogaanwezigerefe-

rentiepuntentezien:deMerwedelinksenhethuidigeHollandsDiep

rechts,deOLVofGroteKerkvanDordrecht,hetHuisteMerwede,

destadGorinchemlinksendestadGeertruidenbergmiddenboven.

JacquelineHoevenberg,senior-archeolooggemeenteDordrecht

Page 27: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 27

1572 in de Grote Kerk van Dordrecht.

Officieel is het geen kaart maar een

schilderij van de gehele Groote Waard

in vogelvluchtperspectief.

Een knap meesterwerk van de schilder,

maar het geeft een zwaar vertekend beeld.

Onderlinge afstanden kloppen niet en zijn

niet af te leiden. Maar dat is dan ook niet

de opdracht aan de schilder geweest.

Opdrachtgever en uitvoerder

De afbeelding op het altaarstuk maakt

meteen duidelijk dat je eigenlijk van elke

kaart of afbeelding moet weten welke

opdracht eraan ten grondslag ligt of wie

de opdrachtgever was. Het maakt een

groot verschil of je een kaart maakt uit

het oogpunt van bijvoorbeeld defensie,

inpolderingen, grondbezit, heerlijke

rechten of geschiedenis. Bij de ene kaart

draait alles om exacte metingen en worden

‘gezworen’ landmeters ingezet en bij andere

gaat het alleen om een sfeerbeeld en wordt

een kunstenaar gevraagd.

En hiermee kom je op een ander belangrijk

aspect: hoe betrouwbaar is de maker van

de kaart en daarmee de kaart zelf? En heeft

hij de opmetingen zelf uitgevoerd of heeft

hij een kaart van een ander gekopieerd?

Een landmeter scoort als kaartmaker

uiteraard het hoogst, zeker als hij op zijn

kaarten naast zijn eigen naam en het jaar

van de metingen, ook de noordpijl en de

gebruikte lengtematen vermeldt, in beeld

brengt en beschrijft wat hij ingemeten heeft.

De Groote Waard vóór 1421

De oudste en enige(?) kaart van de Groote

Waard is een schetskaart uit 1357 waarop

de loop van de vroegere Oude Maas staat

aangegeven en een aantal plaatsen wordt

genoemd, waaronder Dordrecht.

Schetskaart zegt genoeg: het toont plaatsen

ten opzichte van de rivier, maar onderlinge

afstanden zijn niet aangegeven. Voor het

lokaliseren van de in 1421 verdronken

dorpen in de Groote Waard is de kaart niet

bruikbaar. De eerste betrouwbare kaarten

van de hand van landmeters verschijnen pas

in de 16e eeuw en laten dan vooral water-

NadeSintElisabethsvloedvan1421komentochalweervrij

sneldelenvanhetachterlandbovenwater.Deeerstedelen

liggendirecttenzuidenvanenlangsderivierdeMerwede.

Hetbetrefthierrestantenvandeouderivierdijk.

Opeenkaartuithetbeginvande16eeeuwstaatbijdit

gebiednogweldenaamHouweningenmaaralgauw

daarnastaatopdekaarteninhetgebiedenbovenophet

dijkrestanteenboomaangegevenmetdetekst‘Peerboom’

endirecttennoordendaarvan(hetnoordenligthieraan

deonderkantvandekaart!)staat(nogsteeds?)eengebouw

ofhuis.Hierligtdehuidigepolder‘Ruigtenbezuidenden

Perenboom’enhetin1421verdronkendorpHouweningen.

Desepasserbegrijpt150Suijthollantscheroeden,1624.

Deroedewaszoweleenoppervlaktealseenlengtemaat,dievan

plaatstotplaatseenverschillendemaathadvariërendvan7tot

20voet.AlslengtemaatwasdeRijnlandseroedemeteenlengte

van12voeten3,767mhetmeestgebruikelijk.

Zeeruitgebreidewindroosmetnoordpijl.(kaartuit1624) Detailvaneenkopiekaartuit1703vanlandmeterMatthijsvan

Nispen.Hetgaathieromeenkaartvan‘…alledelandeninden

poldervanWieldrecht’.Zoalshijhierkeurigvermeldisdekopie

gebaseerdopkaartenenmetingenuit1660en1671:datwil

zeggendatdeeerstelandmetingenbinneneenjaarnainpoldering

in1659uitgevoerdzijn.

De pereboom - een in het oogspringend kaartdetail

Page 28: Diep Magazine no.12

28 DiEP #12 / 2009

vlaktes zien: de Groote Waard is veranderd

in het Bergsche Veld (later de Biesbosch),

zonder duidelijke referentiepunten.

Vaste punten

Met Google Earth heeft elke internetter de

beschikking gekregen over een geweldig

instrument waarmee je elke willekeurige

kaart kunt projecteren op een recente

luchtfoto.

Door gebruik te maken van vaste referentie-

punten is het over elkaar plaatsen vrij

simpel uit te voeren.

Zodra je dit doet, merk je dat er altijd enige

onnauwkeurigheid blijft, vooral als je

weinig referentiepunten hebt. Voor kaarten

van het buitengebied van Dordrecht is er

een probleem tot 1603. Zodra in dat jaar de

eerste polder - het Oude Land van Dubbel-

dam - gerealiseerd is, heeft het buiten-

gebied weer referentiepunten gekregen

aangezien de dijkstructuur in grote lijnen

tot nu toe behouden is gebleven.

19e eeuwse minuutplans

Met name voor de historische binnenstad

en in iets mindere mate voor het buiten-

gebied zijn de minuutplans van 1832 van

zeer groot belang. De minuutplans bestaan

uit een kadastrale kaart die is voorzien van

zogenoemde ‘oorspronkelijke aanwijzende

tafels’ (OAT).

Samen geven zij per perceel gedetailleerde

informatie over bijvoorbeeld omvang en

functies van gebouwen en terreinen en

de eigenaars en gebruikers daarvan.

De bebouwing in de stad staat op de plans

exact aangegeven. Minuutplans en OAT’s

van heel Nederland zijn te bekijken via de

website van WatWasWaar.1

Voor het buitengebied zijn de minuutplans

vooral van belang omdat zij het polderland-

schap laten zien vóórdat de industriële

revolutie zijn sporen trekt én de omvang-

rijke 20-eeuwse stadsuitbreidingen

en industrie- en bedrijventerreinen de

polders opvullen.

Archeologische verwachtingskaart

De nieuwste kaart waarover het team

archeologie beschikt, is de archeologische

verwachtingskaart van Dordrecht.

En juist deze kaart brengt op basis van

de huidige stand van onderzoek zo exact

mogelijk het landschap van de Groote

Waard in beeld zoals dat eruit zag vóór

1421. Het is een dynamische (digitale) kaart

waarin de gegevens van elk nieuw archeo-

logisch onderzoek verwerkt zullen worden.

Het doel van het archeologische onderzoek

is de (re)constructie van het laatmiddel-

eeuwse landschap van de Groote Waard

met de daarin liggende rivieren en stroom-

pjes, ambachten en heerlijkheden, dorpen

en parochies.

Kaartenschat

Het scala aan kaarten van Dordrecht en

haar buitengebied is groot. Je mag rustig

spreken van een kaartenschat.

Naast Erfgoedcentrum DiEP bewaart en

beheert onder andere de Koninklijke

Bibliotheek deze omvangrijke en belang-

rijke schat.

De kaarten van de KB zijn sinds kort online

te bekijken, waarbij je tot de kleinste details

kunt inzoomen.

Het ‘spelen’ met historische kaarten is elke

keer weer een feest. Het zorgt ervoor dat je

stad en land door de eeuwen heen en tot in

details in beeld krijgt en dat je je leef- en

woonomgeving veel bewuster ervaart.

De Nederlandse dichter Willem Bilderdijk

schreef het al: ‘In het verleden ligt het

heden, in het nu wat worden zal’.

DetailuitdearcheologischeverwachtingskaartvanDordrechtmet

inpaarsdeloopvanderivierdeDubbel(lageverwachting),rood-

gestippelddeoeverzonesvanderivier(hogeverwachting),rood

omlijndhetarcheologischeterreinvanhetverdronkendorpdat

sinds2006wordtopgegravenophetGezondheidspark.Rodedrie-

hoekengevenarcheologischevindplaatsenaan.Hetgroenegebied

bestaatuiteenkomklei-op-veengebied(middelhogeverwachting).

Deprojectievanhetminuutplan1832opdeluchtfotovan

2007(GoogleEarth):linksmiddenhetSchefferspleinende

Voorstraatshaven-Wijnhaven,helemaalinhetmiddenhetplan-

gebiedVoorstraat244(vroegerBervoetsofMontiMeubel),rechts

deNieuwstraatenrechtsindehoekdeoorspronkelijkeSteenstraat.

DehuidigeSteenstraatlooptnueenstuknoordelijker.Verderis

goedteziendatdeperceleringdirectlangsdehavennauwelijks

veranderdis,ditistenzuidenvandeVoorstraatduidelijkanders.

1 www.watwaswaar.nl

Page 29: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 29

vARIA REGIO

van Leeuwen buizen in verhalenproject

West-Thraciërs in Alblasserdam

In het najaar wordt opnieuw een voor-

stelling van het regionale verhalen-

project Drechtsteden opgevoerd.

Op 7 november is in het bedrijf van

Van Leeuwen Buizen in Zwijndrecht

een theaterstuk over deze 85 jaar oude

familie-onderneming te zien. Voor het

verhalenproject Drechtsteden worden

verhalen verzameld en vastgelegd over

de na-oorlogse periode van industri-

alisering en migratie in de zes Drecht-

gemeenten: Alblasserdam, Dordrecht,

Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht,

Papendrecht en Zwijndrecht.

Deze verhalen worden verwerkt in een

theatervoorstelling en indien mogelijk,

op locatie opgevoerd.

Eerder al waren er de theaterstukken

van de Dordtse Sloten- en Brand-

kastenfabriek Lips, de Nederlandsche

Kabelfabriek Alblasserdam en van de

Ambachtse Scheepswerf Jonger en

Stans ‘Door schepen gegrepen’.

Als rode draad door de zes verschillende

voorstellingen loopt het thema ‘naoor-

logse industrialisering’. De komende

maanden worden oud-werknemers

van Van Leeuwen Buizen geïnterviewd

waarna regisseur Peter Marijnissen de

tekst schrijft voor de theatervoorstelling.

In de jaren 60 van de vorige eeuw kwamen de eerste West-Thracische gastarbeiders

naar Nederland. Deze bevolkingsgroep, Grieken met een Turkse achtergrond,

vestigde zich destijds voornamelijk in Alblasserdam waar ze bij de Nederlandse

Kabelfabrieken ging werken.

Op initiatief van de West-Thracische Vereniging wordt in samenwerking met

Erfgoedcentrum DiEP de komende maanden gewerkt aan een dvd en een boek over

het leven en de achtergrond van deze gastarbeiders. Het boek wordt geschreven

door Emine Osmanoglou, de vertaling naar het Turks wordt door Elvan Battalo lu

gedaan en historicus Kees Klok beschrijft de geschiedenis.

De presentatie is in februari 2010 in Landvast in Alblasserdam.

EenvandeopslagterreinenvandefirmaVanLeeuwen,genoemdWelgelegennaardegelijknamigemolenwaarvanjedeafgedektestomp

opdeachtergrondziet.DiemolenstondtegenoverhetGroothoofd.(FotocollectieDiEPuitca.1935)

LandkaartGriekenlandmetinhetnoordoosten

West-Thracië.

FatmaTopgume.publieksmedewerkerErfgoedcentrumDIEP

Page 30: Diep Magazine no.12

30 DiEP #12 / 2009

ACHTER DE GEvEL vAN ‘T vISSERTjE AAN HET WANTIj, LOSWALWEG 2

Ooit werkte dit gemaal op stoom en regelde

het waterpeil in de gehele nieuwe stadspolder.

Na elektrificatie van de oorspronkelijke

pompinstallatie, is er nu nog slechts een

klein dompelpompje dat zorgt voor de

bemaling van het stukje polder dat buiten

de Wantijdijk ligt.

Rutger Polderman komt in 1999 in dienst

bij Tak architecten uit Delft. Dit bureau

heeft dan net de opdracht gekregen van de

Nederlandse Gemalenstichting om een

inventarisatie te maken van alle gemalen in

Nederland. Op deze wijze groeit Polderman,

gewezen industrieel ontwerper, uit tot dé

gemalenspecialist van Nederland. Van 1999

tot 2002 werkt hij aan de inventarisatie en

beschrijving van zo’n 1700 gemalen.

Hij selecteert representatieve voorbeelden

en maakt een overzicht naar typologische

hoofdsoorten, zoals poldergemaal of

boezemgemaal, naar de verschillende

Gemaaldeskundige Rutger Polderman deed in opdracht van de gemeente cultuurhistorisch onderzoek naar het bijzondere Dordtse gemaalcomplex ’t Vissertje aan het Wantij.

Loswalweg2vanafdeWantijdijkzijde

RutgerPolderman

Page 31: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 31

IrisKnapenACHTER DE GEvEL vAN ‘T vISSERTjE AAN HET WANTIj, LOSWALWEG 2 ConnyvanNes

Dehoutenkolenloods

GemaalruimtemetpompEMFDordrecht

Loopbrugmetkrooshekaandevoorzijde

Bewaaktenbewoond

Kapconstructie

Origineledeurklinkoppaneeldeurin

gemaalruimte

manieren waarop de gemalen het water

verplaatsen en geeft de spreiding over

Nederland aan. Alles wordt samengevat

in een boek en er wordt een digitale

database gemaakt.

Zonder enige moeite kan Polderman

daarom feiten en jaartallen aanhalen:

het eerste stoomgemaal dateert uit 1776,

dit was de eerste stoommachine in

Nederland en hij functioneerde nauwelijks.

Pas vanaf 1850 ontstaan er op grotere

schaal goed werkende stoomgemalen. De

stoomgemalen functioneerden vaak naast

de molens die ook dienden om het water

uit de polder op peil te houden. Van de

circa 1000 stoomgemalen, die er verspreid

over Nederland lagen, zijn er nog 9 over.

Vanaf 1913 wordt elektriciteit in plaats van

stroom de energiebron om de pompen in

werking te zetten. Veel stoomgemalen zijn

toen vervangen, maar ze werden ook wel

gewoon omgebouwd. Zoals het gemaal aan

de Loswal-weg. Het laatste stoomgemaal

werd in 1920 gemaakt.

Wat maakt het gemaalcomplex aan de

Loswalweg bijzonder? In opdracht van de

gemeente Dordrecht ontwierp architect J.A.

van der Kloes het gemaalgebouw. Hij was

ook de architect van de Dordtse watertoren.

Het is bijzonder dat de oude houten

kolenloods naast het complex bewaard is

gebleven. Van de nog aanwezige pomp-

installatie is maar één andere aanwezig in

Nederland, in een gelijke opstelling. Het

elektrische deel is van Dordtse makelij, de

EMF tekende hiervoor. Maar het complex

ligt natuurlijk ook prachtig in het land-

schap. Polderman, die inmiddels in

Rotterdam zijn eigen bureau heeft voor

restauratieadviezen, werkt op dit moment

samen met Daan van Rijn, een voormalig

gemalenbouwer, aan een grote publicatie

over de totale geschiedenis van de bemaling

van Nederland. Dat gebeurt in opdracht van

de Nederlandse Gemalen Stichting. In mei

2010 verschijnt het boek bij Uitgeverij

Verloren uit Hilversum.

Schoorsteenwoonkamer

Page 32: Diep Magazine no.12

32 DiEP #12 / 2009

Tweeënzeventig jaar is hij inmiddels, maar

zijn fascinatie - en inzet! - voor de vormen-

rijkdom van het Nederlandse landschap is

onverminderd groot. Wie zijn Nationaal

Landschapkundig Museum aan de Reeweg

Oost binnenstapt, merkt dat snel op.

Meteen bij de ingang liggen de nieuwste

gidsjes - geschreven door Visscher zelf - die

fietsers en wandelaars wijzen op zaken in

de stad of de polders waar zij anders

argeloos aan voorbij zouden gaan. En ook

de gemeente merkt dat Visscher al haar

plannen nog altijd op de voet volgt.

Zo is dit voorjaar de uitvoering van het

plan geschorst om de Louisa- en de

Cannemanspolder (tussen Sterrenburg en

bos De Elzen) in te richten als recreatiege-

bied, omdat de rechter het eens was met de

bezwaren die Visscher namens de Stichting

Nationaal Landschapskundig Museum

had ingediend. “Men wilde de Bovenkil

vergraven tot een dertien-in-een-dozijn-

kreek met glooiende oevers, terwijl de kil

als een van de weinige een kloofachtige

vorm heeft, compleet met oeverwallen.”

FraaielandschapselementenophetEilandvanDordrecht.Hierals

voorbeeldhetwielbijdeAlloysehoeve.Foto:PietBijl,Natuur-en

VogelwachtDordrecht.

‘Nieuwe Dordtse Biesbosch mag wel iets minder nat worden’

WimvanWijk

Wat is er mis met droge natuur?,

vraagt dr. H.A. Visscher van het

Landschapkundig Museum zich af.

Zijn kritiek op de plannen voor de

Nieuwe Dordtse Biesbosch is dat er

te veel nadruk ligt op het scheppen

van moerassen en waterpartijen.

Juist het deel van het eiland dat

binnenkort wordt omgevormd tot

recreatie- en natuurterrein - de

Louisapolder, de Zuidbuitenpolder

en de Alloijsenpolder - herbergt

volgens hem veel cultuurhistorische

en fysisch-geografische elementen

die het behoud meer dan waard zijn.

DeBovenkil.Foto:RonaldvanJeveren,Natuur-enVogelwachtDordrecht.

32 DiEP #12 / 2009

Page 33: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 33

De grond die vrijkwam bij het verbreden zou

gebruikt worden om een terrein op te hogen.

En ook dat kon geen genade vinden in de ogen

van Visscher. “Die verhoging was gedacht pal

naast de natuurlijke verhoging die in de vorm

van de stroomrug van de prehistorische Maas

door de Louisapolder loopt. Op die manier

doe je aan landschapsvervalsing.”

Nieuwe Dordtse Biesbosch

Dit voorbeeld brengt Visscher bij zijn hoofd-

kritiek op alle plannen die vallen onder de

noemer Nieuwe Dordtse Biesbosch. Deze

beogen om een brede strook aan weerszijden,

maar vooral de zuidzijde van de Zeedijk -

tussen Sterrenburg en de Kop van ’t Land - plus

de polders oostelijk en zuidelijk van de wijken

Stadspolders en De Hoven, om te toveren in

natuur- en recreatiegebied. “Die plannen

worden gemaakt door ecologen die alleen oog

hebben voor de levende natuur, maar weinig of

niets afweten van het landschappelijk erfgoed.

En daar is dit deel van het eiland juist zo rijk

aan.” Visscher somt op: de aardhaalzone (de

strook langs de binnenzijde van de Zeedijk

waar in vorige eeuwen de grond vandaan is

gehaald om de dijk te repareren of te ver-

zwaren), de wielen (plassen aan de binnenzijde

van de dijk die zijn ontstaan bij een doorbraak

en waar de nieuwe dijk vaak met een bocht

omheen is geleid), kreekrestanten, de heuvel

met dubbele omgrachting van het - verdwenen

- buiten Groot Raij (in de Bovenpolder, ter

hoogte van de Alloijsenhoeve), restanten van

oude omkadingen en de ‘kadet-akkertjes’

(lange, enigszins bolle grasperceeltjes met

greppels ertussen). “Als je zulke elementen in

je plan verwerkt, krijg je straks een landschap

met een verhaal; zoniet dan ontstaat er een

tekentafellandschap.”

Bos

De invloed van de ecologen is volgens Visscher

het duidelijkst terug te vinden in de detaillering

van wat de ‘natte as’ van de Nieuwe Dordtse

Biesbosch is gaan heten. “Door het gebied

is van oost naar west een strook gedacht

waardoorheen water uit de Nieuwe Merwede

moet gaan stromen richting bos De Elzen en de

Schenkeldijk. Tegen Sterrenbug aan ontstaat

daardoor een grote plas water, doordat die plek

het laagst gelegen deel van de polder is. Ik vind

dat geen goed idee. Door dit deel van het eiland

weer onder water te zetten, zet je de klok een

paar honderd jaar terug. De ecologen staren

zich blind op de prilste stadia van Biesbosch,

terwijl ik meer de nadruk wil leggen op de

#12 / 2009 DiEP 33

AardhaalzonelangsdeZeedijk.(FotoD.Paalman)

Page 34: Diep Magazine no.12

34 DiEP #12 / 2009

vorming van droge natuur, het eindstadium

van de processen die de Biesbosch hebben

gevormd. Dat past beter in een polder die al

weer 250 jaar geleden op de Biesbosch is

gewonnen. Bovendien spreekt bos meer

mensen aan. Die willen kunnen wandelen,

zeker zo dicht bij de stad.”

Jeugd

“Waar je in je jeugd mee in aanraking komt,

daar kun je van onder de indruk raken,”

geeft Visscher als verklaring voor de

oorsprong van zijn belangstelling voor

landschapsvormen. “Mijn ouders brachten

hun vakantie de eerste jaren na de oorlog

altijd in Nederland door. Het ene jaar

gingen we naar de Veluwe, het andere jaar

naar Drenthe, dan weer naar Limburg,

Brabant of de Utrechtse Heuvelrug. En dan

wees mijn vader me op de bijzondere dingen

in het landschap.”

Hij heeft het dus van niemand vreemd?

“Inderdaad, mijn vader was ook fysisch

geograaf. De eerste in Nederland kan ik wel

zeggen. Maar het is niet zo dat hij me heeft

gestimuleerd om in zijn voetsporen te

treden. Het verhaal gaat, dat ik al op mijn

vierde verdiept kon zijn in atlassen en

kaarten. Waarbij het natuurlijk wel hielp

dat die thuis voorhanden waren.

Overigens maakt mijn vaders collectie

kaarten en atlassen nu deel uit van het

museum.”

Hoe dan ook, het is niet verbazingwekkend

dat Visscher besloot fysische geografie te

gaan studeren, een studie die hij in 1963

afsloot met het behalen van zijn doctors-

titel. Hij werd leraar en al snel docent aan

de universiteit van Utrecht.

Ontgrondingen

In de jaren zestig ging het Nederlandse

platteland op de schop. De ruilverkaveling

maakte een einde aan de kleinschaligheid

en de diversiteit van het landschap.

“En dan waren er nog de ontgrondingen ten

behoeve van de winning van zand of mergel.

Denk aan het Plateau van Margraten of de

aantasting van de flanken van het Gooi bij

Eemnes.” Visscher realiseerde zich dat als

deze aantasting in dat tempo doorging,

hij zijn studenten al snel niets meer kon

laten zien van de sporen die bijvoorbeeld

de ijstijden hadden achtergelaten.

“Daarom ben ik bij het rijk gaan werken.

Dat was in 1968. Mijn taak bij het ministerie

van LNV werd het om op wetenschappelijk

niveau beleid voor te bereiden dat ervoor

moest zorgen dat het landschap niet zo

maar meer kon worden aangetast.”

Zijn eerste taak werd, zoals hij het zelf

noemt: “Inventariseren wat er nog te

bederven over was, het landschappelijk

erfgoed in kaart brengen. En vervolgens in

nota’s aangeven wat behoudenswaard was

en daar de motieven voor aangeven.”

Museum

Een kleine dertig jaar heeft Visscher bij

(de voorganger van) het ministerie van LNV

gewerkt. Terugkijkend denkt hij zo te

hebben bijgedragen aan het behoud van

enkele waardevolle landschappen, zoals de

Brunsummer hei, delen van de Utrechtse

Heuvelrug en het Plateau van Margraten.

Maar hij wilde meer. “Ik wilde laten zien

welke grote variatie aan reliëfvormen het

zogenaamd platte Nederland heeft; laten

zien wat wind, water en ijs hebben ge-

vormd, uiteenlopend van oeverwallen,

stroomruggen, rivierduinen, stuwwallen

en Maasterrassen, om er maar een paar

te noemen.”

In 1985 opende hij in zijn - in art-deco-stijl

verbouwde en ingerichte - huis aan de

Reeweg Oost het Nationaal Landschap-

kundig Museum, met in de grote tuin

erachter een mini-Madurodam van het

Nederlandse landschap. Op zaterdag zijn

museum en tuin te bezoeken; op afspraak

ook op andere dagen.

Onvermoeibaar zet hij zich in om dit

museum te vervolmaken en even onver-

moeibaar blijft hij zich inzetten voor het

Nederlandse landschap en het landschap

van zijn jeugd in het bijzonder.

“Te weinig mensen beseffen hoe waardevol

het Eiland van Dordrecht is. Ik zie het als

mijn taak ze daar op te wijzen en te

behouden wat er nog is.”

Links:Dr.Visscherindestijlkamervanzijnmuseum.

Onder:HetmuseumaandeReewegOost.

‘Kadet-akkertjes’langsdeZeedijk.(FotoD.Paalman)

34 DiEP #12 / 2009

Page 35: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 35

De bekende Dordtenaar Simon van Gijn was een verwoed

verzamelaar. Na zijn dood liet hij schilderijen, boeken en

voorwerpen na. Een deel van zijn nalatenschap is nu voor

iedereen te bewonderen in het Simon van Gijn - museum

aan huis. Zijn beeldcollectie is te omvangrijk om tentoon te

stellen aangezien het duizenden objecten omvat. De deel-

collectie Dordracum Illustratum

beslaat meer dan 8000 historische

foto’s, prenten, reclame’s, topo-

grafische kaarten, afdrukken en

documenten over Dordrecht en

haar inwoners. In zijn collectie

zijn bijvoorbeeld diverse prachtige

tekeningen van de Dordtse kun-

stenaar Rutten opgenomen.

Fotograaf Tollens (1864-

1936) was rond de eeuw-

wisseling naar de twintig-

ste eeuw een bekende

Dordtse fotograaf. Hij

legde de stad vast in

prachtige sfeervolle foto’s.

Daarnaast deed hij ook

reclamewerk. Zijn werk

gaat over de periode 1880

tot 1923.

Beeldcollectie onlineSinds dit jaar is de beeldbank van Erfgoedcentrum DiEP op het internet

te bekijken. Erfgoedcentrum DiEP beschikt naast talloze gemeentelijke

en particuliere archieven over een uitgebreide beeldcollectie met foto’s,

negatieven, kaarten, prenten en ander beeldmateriaal. Hoog tijd om

enkele collecties nader te belichten.

TOp 10

1 DI

2 BEERmAN

4 SmIT

3 TOllENS

LisaTraarbach

Beroepsfotograaf H.G. Beerman had jarenlang een atelier

aan het Vrieseplein in de eerste helft van de twintigste eeuw.

In zijn studio maakte hij vooral portretten en pasfoto’s van

Dordtenaren, maar werd ook ingezet voor fotoreportages

voor bedrijven als Lips. De beeldbank heeft honderden

opnamen van inwoners van Dordrecht en de omgeving,

gemaakt door H.G. Beerman, zijn zoon en zijn voorganger

H.J. Tollens.

Scheepswerf Smit in Kinderdijk is van oudsher een bekend

begrip in deze regio. In de jaren van zijn bestaan maakte het

honderden schepen en scheepsonderdelen.

De gegoede familie was waarschijnlijk een van de weinigen

die aan het begin van de twintigste eeuw over een eigen

fotocamera beschikte. Zij gebruikte de camera veel voor het

fotograferen van de schepen in aanbouw en tijdens de vaart.

Uiteraard werd de camera ook gebruikt voor familiekiekjes en

vakantie-uitjes.

Page 36: Diep Magazine no.12

36 DiEP #12 / 2009

De prentbriefkaartencollectie

bestaat uit honderden

ansichtkaarten vanaf het eind

van de 19e eeuw tot nu.

Uiteraard zijn de geijkte

plekjes als Groothoofd, de

havens en zicht vanaf de Grote Kerk veelvuldig op ansichten

afgedrukt, maar u zult zien dat vroeger ook ansichtenkaarten

verschenen van onbeduidendere straten en gebouwen.

Naast de talloze ansichten die over Dordrecht zijn uitgebracht,

omvat de collectie ook historische kaarten uit de regio.

Behalve een beeldcollectie

over Turkse Dordtenaren

heeft de beeldbank ook

een collectie over

Antilliaanse en Arubaanse

Dordtenaren. De verzame-

ling die nog in opbouw is,

bevat tientallen foto’s van

Antillianen in Dordrecht en op de Antillen, maar ook fotover-

slagen van bijvoorbeeld de voorbereidingen en deelname van

Dordtse dansgroepen aan het Zomercarnaval in Rotterdam.

Naast de afgesloten fotocollecties heeft Erfgoedcentrum DiEP

ook een verzameling die jaarlijks met tientallen foto’s wordt

uitgebreid, de Gemeentelijke Prentenverzameling. Deze ver-

zameling beslaat alle foto’s die los of in kleine collecties

geschonken worden. Het gaat om foto’s van kranten, scholen

of bedrijven die ook hun archief overgedragen hebben. Als er

interessante foto’s worden geschonken door particulieren,

dan wordt de foto hierin

ondergebracht. De dui-

zenden foto’s in de deze

prentenverzameling zijn

nog niet online, maar wel

kunt u op de studiezaal

van DiEP langskomen

om te zoeken naar die

ene foto die u graag

had willen zien.

U kunt de beeldbank van Erfgoedcentrum DiEP vinden via

de website www.erfgoedcentrumdiep.nl. Bovenstaande

collecties (behalve de gemeentelijke prentenverzameling)

zijn online te doorzoeken en te bekijken. Ook kunt u de

foto’s digitaal bestellen. De beeldbank wordt dagelijks

aangevuld met nieuwe foto’s, dus houd ‘m in de gaten!

In 2001 werd het project

Turkse Dordtenaren

gestart. Het had het doel

om archiefmateriaal van

deze bevolkingsgroep te

verzamelen voor het

nageslacht. Het leverde

onder meer een uitgebreide

fotocollectie op. De collectie laat naast oude foto’s van de

eerste immigranten en hun achtergelaten familie, ook een

fotoreeks van de fotograaf Ahmet Polat zien. Hij reisde naar

Kayapinar in Turkije af om het dorp waar de meeste Turkse

Dordtenaren van oorsprong vandaan komen, vast te leggen.

W. Meijers, die in

het dagelijks leven

directeur van de

HBS was, foto-

grafeerde vanaf

het einde van de

negentiende eeuw

tot ver in de jaren

veertig het Dordtse leven. Naast gebeurtenissen legde hij

ook de uitbreiding en ontsluiting van de stad naar de nieuwe

buitenwijken als Krispijn en Staart vast. De bouw van de

Krispijntunnel in de jaren dertig bijvoorbeeld was een

belangrijk project voor de stad en werd door Meijers bijna

van dag tot dag vastgelegd.

Henk Boshoven werkte in de jaren vijftig tot zeventig bij

de afdeling Openbare Werken van de Gemeente Dordrecht.

De Dordtse binnenstad maakte toen een turbulente tijd mee.

Het modernisme verdrong de historie en de grootschalige

sloop die de sanering teweegbracht roept nog tot vandaag

de dag emoties op. Boshoven schoot een prachtige foto-

reeks waar oud en nieuw som letterlijk lijnrecht tegenover

elkaar stonden.

TOp 10 bEELDCOLLECTIE ONLINE5 TURkSE DORDTENAREN 8 ANSICHTEN

9 ANTIllIANEN

10 GPV

6 mEIJERS

7 BOSHOVEN

Page 37: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 37

In november 2007 kocht de gemeente

Papendrecht bij Beijers een wel heel bijzon-

der handschrift: een verzameling van 62

afschriften van oorkonden betreffende de

Ambachtsheerlijkheid Papendrecht uit de

periode 1283-1562. In dit register is in het

fraaie handschrift van dorpssecretaris

Maarten Adriaans veel van wat over het

ambacht op papier was gesteld, overge-

schreven. Zo zijn er de oorkonden en handvesten in te vinden,

waarin de rechten en plichten van de inwoners zijn vastgelegd

en de straffen voor overtreding van de regels, maar ook uit-

spraken van het gerecht, verordeningen op het veer, kwitanties,

eedformulieren van ambachtsheer, koster en schoolmeester en

liefst tien akten van overdracht van de heerlijkheid. Naar aanlei-

ding van deze bijzondere aankoop verscheen De heerlijkheid

Papendrecht, waarin H.W.G. van Blokland-Visser en Marcel

Sluijter te hooi en te gras en soms ook met reuzensprongen

een beeld schetsen van het leven in het vroege Papendrecht.

Het boekje van 36 bladzijden (ISBN 978-90-76496-41-2) wordt

door de gemeente aangekondigd als eerste in de reeks Van

heerlijkheid tot heden, waarin onderwerpen uit het handvest

nader zullen worden beschouwd. Het is te koop voor € 2,95

in de boekhandel en bij Erfgoedcentrum DiEP.

Dordrecht en het huis van Oranje-Nassau, vorstelijke bezoeken

(ISBN 978-90-76496-38-2) is de titel van het 15e deeltje uit de

succesvolle serie Verhalen van Dordrecht.

Auteur Ton Molendijk, jarenlang voorzitter

van het comité dat de viering van Koningin-

nedag organiseerde, beschrijft hierin de

bezoeken aan Dordrecht van Willem van

Oranje, de stadhouders uit de 16e, 17e en

18e eeuw, de koningen uit de 19e eeuw en

de koninginnen uit de 20e en 21e eeuw.

Meestal was de verhouding tussen de

stadsregering en het huis van Oranje-Nassau vriendschappelijk.

Uitzonderingen vormen de staatsgreep van 1650, waarin stad-

houder Willem II burgemeester Jacob de Witt op Loevestein

gevangen zet, de moord op Johan en Cornelis de Witt in 1672

met stilzwijgende instemming van stadhouder Willem III en de

patriottentijd. Die laatste twee episoden blijven in het boekje

overigens onbesproken. In het tweede deel beschrijft Molendijk

de Oranjefestiviteiten in de stad ter gelegenheid van huwelijken,

kroningen, regeringsjubilea en verjaardagen. Deze uitgave van

De Stroombaan in Alblasserdam is voor € 2,95 te koop in de

boekhandel en bij Erfgoedcentrum DiEP.

Jean Cauvin werd op 10 juli 1509 in het Franse Noyon geboren

en in 2009 wordt dus wereldwijd zijn 500ste geboortejaar herdacht.

Hij zette nooit een voet op Nederlandse, laat staan Dordtse,

bodem. Maar de Nationale Synode, gehouden in 1618 en 1619

in de Kloveniersdoelen, was bepalend voor de institutionalisering

van het calvinisme in Nederland.

Daarom wordt in de Grote Kerk de nationale Calvijnherdenking

en Calvijntentoonstelling gehouden en staat de stad bol van

Calvijnactiviteiten. Fred van Lieburg en Herman A. van Duinen

sprongen daar handig op in met de uitgave van Calvijn &

Dordrecht; plaatsen van herinnering.

De samenstellers behandelen in dit boekje

aan de hand van goed gekozen afbeeldingen

zaken als de beeldenstorm, kettervervolgin-

gen, de overgang van Dordrecht in 1572,

de eerste Vrije Statenvergadering, calvinis-

tische propaganda, de synodes, Dordtse

Bijbeluitgaven, de Afscheiding van 1834 en

de Doleantie van 1886. Een schema van

hervormde/gereformeerde gemeenten op

het eiland en afbeeldingen van kerkgebouwen (waarbij helaas

een aantal slechte foto’s) sluiten dit uiterst leesbare en voor

geïnteresseerden in de Dordtse (kerk)geschiedenis onmisbare

boekje af.

De uitgave van de Stichting Behoud Grote Kerk Dordrecht

(ISBN 978-90-803378-5-5) telt 48 pagina’s en is voor € 6,95

te koop in de Grote Kerk en in het Hof.

Karel Johannes Julianus Lotsy, geboren in

3 maart 1893 in Baltimore als zoon van een

Dordtse vader en kleinzoon van de oprichter

van de Brandverzekering-maatschappij

‘Holland van 1859’, is een van de belang-

rijkste bestuurders uit de Nederlandse

sportgeschiedenis.

Het Nederlands elftal beleefde in de crisis-

tijd onder zijn leiding gloriejaren. En als

chef de mission inspireerde hij sportbeoefenaars tijdens de

Olympische Spelen van Berlijn 1936, Londen 1948 en Helsinki

1952. Lotsy werkte tijdens de oorlog gewoon door, maar werd

door de zuiveringscommissie vrijgesproken van heulen met

de vijand.

Eind jaren 70 veranderde het beeld door publicaties van

Frits Barend en Henk van Dorp na beschuldigingen van vooral

scheidsrechter Leo Horn en het proefschrift van André Swijtink

over sport tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lotsy werd

verweten fout te zijn geweest.

In De Dordtse magiër; de val van volksheld Karel Lotsy rekent

onderzoeksjournalist Frank van Kolfschooten af met die nega-

tieve publicaties. Zijn onlangs bij uitgeverij Nieuw Amsterdam

verschenen boek (ISBN 978-90-468057-3-2, voor € 24,95 te

koop in de boekwinkel) is een rehabilitatie van deze sportbobo,

al blijft het beeld van een wat naïeve opportunist overheersen.

Jan Alleblas, bibliothecaris van Erfgoedcentrum DiEP,

signaleert nieuw verschenen boeken over de geschiedenis van Dordrecht en de regio.

bOEKENNIEUWS JanAlleblas

Page 38: Diep Magazine no.12

38 DiEP #12 / 2009

Wouw! Ververijen! Onderzoeksgebied Elfhuizen; een bureau-

onderzoek en een definitieve opgraving in de binnenstad van

Dordrecht is het derde deel van de

door Bureau Monumentenzorg en

Archeologie uitgegeven serie Dordrecht

Ondergronds. Tom Hos beschrijft hierin

de resultaten van het in 2005 uitgevoerde

veldonderzoek aan de Elfhuizen.

Bij die opgraving kon de bewoningsge-

schiedenis vanaf de Late Middeleeuwen

worden gedocumenteerd. Botanische en

dierlijke resten in verschillende ton- en beerputjes en mest-

kuilen gunnen ons een blik op de eetgewoonten en koopkracht

van de bewoners en de gewassen in hun tuin. Opmerkelijke

vondsten waren ondermeer een vrijwel compleet keuken-

servies van groen geglazuurd aardewerk, een mes met een

fraai bewerkt heft en broodversiersels van pijpaarde met de

afbeelding van een draak. Het rijk geïllustreerde rapport

kan voor € 34,50 worden aangeschaft bij Erfgoedcentrum

DiEP maar is ook te downloaden via de link literatuur op

http://cms.dordrecht.nl/archeologie

De Nederlandse Genealogische

Vereniging hield op 16 mei 2009 haar

jaarlijkse Genealogische Dag en ditmaal

was de Dordtse Wilhelminakerk aan de

Blekersdijk de plaats van samenkomst. Ter

gelegenheid daarvan verscheen een speci-

aal themanummer van het eigen tijdschrift

Gens Nostra. Liefst 222 bladzijden van dat

themanummer staan in het teken van

Dordrecht en vooral van Dordtse families. 25 auteurs leverden

bijdragen over uiteenlopende onderwerpen als huizenonder-

zoek in het havengebied, begravenen op veld A van de algemene

begraafplaats van 1829-1917, testamenten van twaalfjarigen in

de 18e eeuw, afgevaardigden naar de Nationale Synode en ver-

klaringen van bevoegd- en bekwaamheden van Rijn-schippers

in de periode 1839-1850. De nadruk ligt echter op kwartierstaten

(van o.a. Koos Bax, Kees Buddingh’, Otto Dicke, Top Naeff,

A.P. Schotel en P.L. Schotel) en stamreeksen, kwartieren en

genealogieën. Het fraai geïllustreerde themanummer

Dordrecht van Gens Nostra is te koop voor twaalf euro bij

Erfgoedcentrum DiEP.

Draaiende wieken, stappende paarden; molens op het Eiland

van Dordrecht is het jaarboek 2008 van de Historische

Vereniging Oud-Dordrecht. De auteurs Cees

Grol en Jannie Zondervan-van Heck speur-

den zeven jaar lang in archieven en biblio-

theken in het hele land naar Dordtse molens

en hun eigenaren. Na inleidende hoofdstuk-

ken over de molentypen en molenfuncties

en een algemeen hoofdstuk over de molens

op het eiland, volgt een kort hoofdstuk over

de 12 poldermolens en tenslotte de hoofdmoot: een beschrijving

van meer dan 100 industriemolens. Daarbij is gekozen voor een

alfabetische volgorde waar, gezien de vele naamswisselingen

en molens zonder naam, een indeling naar molengebied

overzichtelijker zou zijn geweest. Maar het grote verhaal over

het belang van de molens als vroege vorm van industriële

bedrijvigheid is ook met dit boek nog niet geschreven.

Het molenboek (ISBN 978-90-812135-4-7) is, met cd, voor €

€ 16,50 te koop in de boekhandel en bij DiEP.

Aan de schier

onafzienbare rij van

publicaties over de

Biesbosch zijn

onlangs weer twee

titels toegevoegd.

Kort achter elkaar

verschenen bij

Waanders Het Biesbosch Boek en bij de Stichting Zuidelijk

Historisch Contact Nijet dan water ende wolcken, de onder-

zoekscommissie naar de aanwassen in de Verdronken Waard

1521-1523. Het karakter van de twee publicaties is geheel

verschillend. In de ‘Biesboschbijbel’, zoals de eerste publicatie

in de wandelgangen al wordt genoemd, behandelt Biesbosch-

kenner Wim van Wijk 325 facetten van het natuurgebied mid-

dels een plaatje en een praatje. De zeer uiteenlopende onder-

werpen die daarbij de revue passeren zijn onderverdeeld in de

hoofdstukken historie, blikvangers, bewoners, dieren, planten,

waterwerken, beroepen, gebouwen, aan de rand, water, kop-

stukken, oorlogen, kunst, bruggen en veren, recreatie, natuur-

beheer en voorwerpen. Van Wijk bundelt in deze publicatie een

enorme hoeveelheid kennis over dit gebied en haar bewoners

en gebruikers. Helaas ontbreekt een register, zodat veel speur-

werk nodig is om iets terug te vinden. Uitgangs-punt en hoofd-

moot van Nijet dan water ende wolcken is de integrale trans-

criptie van het rapport van de onderzoekscommissie naar

de eigendomsverhoudingen in de Groote Waard, dat ruim

honderd jaar na de Sint Elisabethsvloed werd opgesteld.

Valentine Wikaart, collectiebeheerder van het Biesbosch-

museum, verzorgde de transcriptie en Hildo van Engen,

Karel Leenders, Chris de Bont, Piet Martens en Ies Zonneveld

schreven de artikelen die dit document in een ruimere context

plaatsen. Historische kaarten, fraaie foto’s van Hans Werther

en uitvoerige indices verhogen de gebruikswaarde aanzienlijk.

Dit boek is een absolute must voor geïnteresseerden in de

geschiedenis van het gebied. De bewering dat de ‘Informatie

roerende den verdroncken waert in zuythollant anno 1521’ een

onbekend, nog nauwelijks door historici gebruikt handschrift is,

laat ik graag voor rekening van de samenstellers.

Het Biesbosch boek (ISBN 978-90-400-8582-6) is voor € 14,95

te koop bij DiEP en in de boekhandel.

Nijet dan water ende wolcken (ISBN 978-90-70641-89-4) kan

worden verkregen bij het Biesboschmuseum te Werkendam

voor € 39,95.

bOEKENNIEUWS

Page 39: Diep Magazine no.12

#12 / 2009 DiEP 39

INGEZONDEN

De Dordtse kunstenaar Reinier Kennedy leefde een

groot deel van zijn leven tot zijn dood in 1960 in een

gesticht in Bergen op Zoom. In de 32 jaar dat hij er

verbleef, schreef hij een groot aantal brieven en hield

hij dagboeken bij. In zijn dagboeken beschreef hij wat

hij meemaakte, waar hij schilderde, wanneer hij naar

buiten mocht, wat hij at, met wie hij sprak.

Deze bladzijde komt uit zijn dagboek en beslaat de

dagen 28 december tot en met 1 januari 1945. Zijn

dagelijkse routine bestond jarenlang uit schilderen,

brieven schrijven en deelnemen aan activiteiten als

koorzang en taalcursussen. Na zijn dood werd zijn

archief overgedragen aan de gemeente Dordrecht.

ZieookderubriekActueel.

Page 40: Diep Magazine no.12

40 DiEP #12 / 2009

Plat

tegr

ond

van

deG

emee

nteD

ordr

echt

,191

2