UNIVERSITEIT GENT -...

89
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013 Verwachtingen en (on)tevredenheid van Ghanese patiënten over de zorg en dienstverlening in een multidisciplinair wijkgezondheidscentrum. Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Véronique Willems Promotor: Prof. Dr.Thierry Christiaens Co-promotor: Dr. Wim Peersman

Transcript of UNIVERSITEIT GENT -...

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

Verwachtingen en (on)tevredenheid van Ghanese patiënten over de zorg en

dienstverlening in een multidisciplinair wijkgezondheidscentrum.

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Gezondheidsvoorlichting en -bevordering

Door Véronique Willems

Promotor: Prof. Dr.Thierry Christiaens

Co-promotor: Dr. Wim Peersman

V

Abstract

Inleiding: Om de kwaliteit van zorg te kunnen meten wordt patiëntentevredenheid als

fundamentele maatstaf beschouwd. Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre de zorg

tegemoetkomt aan de noden van de patiënt. Patiëntentevredenheid beïnvloedt of de

patiënt al dan niet medisch advies en een langdurige relatie met de arts wil.

Het Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort heeft interesse in de manier waarop de

Ghanese patiënten de zorg en dienstverlening binnen het centrum ervaren. Het

multidisciplinaire team van het WGC zou graag de verwachtingen en tevredenheid van

de Ghanese patiënten te weten komen.

Onderzoeksmethode: Het onderzoek bestaat uit een kwalitatieve onderzoeksstudie.

Door middel van semi-gestructureerde interviews werden vijftien Ghanese patiënten

geïnterviewd, die werden opgenomen op band en daarna getranscribeerd. De

verwerking gebeurde aan de hand van het softwareprogramma “Nvivo” waarbinnen

men codes toegaf aan de tekstfragmenten.

Resultaten: Uit de resultaten kan men concluderen dat de Ghanese respondenten over

het algemeen tevreden zijn over de diensten binnen het wijkgezondheidscentrum Brugse

Poort. Voor de meerderheid van de respondenten worden de verwachtingen reeds

ingevuld.

Conclusie: Verschillende resultaten uit de onderzoeksstudie zijn in overeenstemming

met wat in de literatuur gevonden werd: het respecteren van de wachttijden lijken voor

de Ghanese patiënten belangrijk te zijn. Voor verschillende respondenten is het

toekennen van een eigen huisarts ook van belang. Hoewel uit de literatuurstudie is

gebleken dat migranten moeilijkheden ervaren met informatieverstrekking,

communicatie, vertrouwen, respect en gelijkheid, worden deze factoren door de

Ghanese respondenten als goed ervaren.

Aantal woorden masterproef: 17 534 (exclusief bijlagen en bibliografie).

VI

Inhoudsopgave

Woord Vooraf...............................................................................................................VIII

Inleiding............................................................................................................................ 9

I. Literatuuroverzicht ................................................................................................. 11

1.1. Het begrip en belang van patiëntentevredenheid................................................ 11

1.2. Moeilijkheden bij het bepalen van patiëntentevredenheid ................................. 12

1.3. Factoren die van invloed zijn op patiëntentevredenheid .................................... 14

1.3.1 Zorgverlenergerelateerde factoren............................................................ 14

1.3.2 Praktijkgerelateerde factoren ..................................................................... 16

1.3.3 Interactiefactoren ....................................................................................... 18

1.3.4 Patiëntgerelateerde factoren....................................................................... 18

1.4. Patiëntentevredenheid bij etnische minderheden............................................... 21

1.4.1 Eenzelfde etnisch culturele achtergrond.................................................... 22

1.4.2 Communicatie............................................................................................ 23

1.4.3 Vertrouwen en privacy .............................................................................. 25

1.4.4 Respect....................................................................................................... 26

1.5. Meetmethoden om patiëntentevredenheid na te gaan......................................... 26

1.5.1 Kwantitatief onderzoek.............................................................................. 27

1.5.2 Beperkingen van kwantitatief onderzoek .................................................. 27

1.5.3 Kwalitatief onderzoek................................................................................ 29

1.6. Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort ............................................................. 31

1.6.1.Werkingsprincipes van het wijkgezondheidscentrum ............................... 31

1.7. Onderzoeksvraag ................................................................................................ 33

II. Onderzoeksmethode ............................................................................................... 34

2.1. Onderzoeksopzet ................................................................................................ 34

2.1.1 Onderzoeksdesign...................................................................................... 34

2.1.2 Participanten .............................................................................................. 34

2.1.3 Karakteristieken onderzoekster ................................................................. 36

2.1.4 Datacollectie .............................................................................................. 36

2.1.5 Data-analyse .............................................................................................. 39

2.1.6 Ethisch comité ........................................................................................... 39

III. Resultaten ........................................................................................................... 40

VII

3.1. Praktijkgerelateerde factoren.............................................................................. 40

3.1.1. Afsprakensyteem ...................................................................................... 40

3.1.2. Verschillende disciplines binnen het wijkgezondheidscentrum ............... 46

3.1.3. Verschillende dokters binnen het wijkgezondheidscentrum .................... 48

3.1.4. Huisbezoek ............................................................................................... 49

3.1.5. Forfaitair betalingssysteem....................................................................... 51

3.1.6. Omgeving ................................................................................................. 51

3.2. Zorgverlener gerelateerde factoren..................................................................... 53

3.2.1. Tijd bij dokter ........................................................................................... 53

3.2.2. Tijd bij verpleegkundigen......................................................................... 54

3.2.3. Technische vaardigheden.......................................................................... 55

3.2.4. Kledij zorgverleners.................................................................................. 55

3.3. Interactiefactoren ................................................................................................ 56

3.3.1. Omgang..................................................................................................... 56

3.3.2. Communicatie........................................................................................... 57

3.3.3. Vertrouwen ............................................................................................... 60

3.3.4. Respect & Gelijkheid................................................................................ 62

IV. Discussie............................................................................................................. 66

4.1. Beperkingen en sterktes...................................................................................... 71

4.2. Suggesties voor toekomstig onderzoek .............................................................. 72

V. Conclusie ............................................................................................................ 73

Literatuurlijst .................................................................................................................. 74

Bijlage 1: Informatiebrief aan de patiënt........................................................................ 85

Bijlage 2: Informed consent ........................................................................................... 88

Bijlage 3: Topiclijst ........................................................................................................ 90

VIII

Woord Vooraf

In de eerste plaats wil ik Prof. Dr. Thierry Christiaens en dr. Wim Peersman als

promotor en co-promotor bedanken voor deze verhandeling. Ik zou mijn dank willen

betuigen aan dr. Wim Peersman voor de nodige richtlijnen en de kritische opmerkingen

die hij mij gegeven heeft.

Daarnaast wil ik de zorgverstrekkers van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort

bedanken voor hun feedback met betrekking tot het opstellen van de topiclijst en het

samenstellen van de steekproef.

In bijzonder wil ik graag de coördinator van het wijkgezondheidscentrum, mevrouw

Ligtvoet, bedanken voor de tijd dat zij voor mij en de medestudenten wilde vrijmaken.

Ik kon ook altijd bij haar terecht wanneer ik vragen had over de dataverzameling.

Verder wil ik ook alle Ghanese patiënten van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort

bedanken die deelnamen aan het onderzoek. Zonder hen was deze thesis niet mogelijk.

Graag wil ik hen bedanken voor de tijd dat men wilde vrijmaken en het warme onthaal.

Ten slotte wil ik familie en vrienden bedanken om mij te ondersteunen tijdens het

neerschrijven van deze masterproef.

Gent, 10 mei 2013 Véronique Willems

9

Inleiding

Deze masterproef handelt over patiëntentevredenheid bij de Ghanese patiënten in het

Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort.

Het wijkgezondheidscentrum is een laagdrempelige multidisciplinaire vereniging in één

wijk, waar men terecht kan voor eerstelijnszorg (Wijkgezondheidscentrum Brugse

Poort, 2011).

Etnisch culturele minderheden maken een groot deel uit van het patiëntenaantal in

wijkgezondheidscentrum Brugse Poort. In 2011 werden in totaal 88 verschillende

nationaliteiten gerapporteerd. De laatste jaren zou er een sterke toename zijn van

patiënten uit Oost- Europese landen. Patiënten afkomstig uit Ghana echter, stonden in

2011 op een zesde plaats wat betreft het aantal inschrijvingen per nationaliteit

(Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort, 2011).

De vraag is afkomstig van het multidisciplinaire team van het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort. De patiëntentevredenheid binnen het centrum verdient aandacht opdat de

zorgverstrekkers van het wijkgezondheidscentrum de verwachtingen, wensen en

behoeftes van de patiënten kennen en voldoende kunnen inspelen op verwachtingen.

Ondanks het feit dat het onderwerp ‘patiëntentevredenheid’ reeds veel onderzocht is in

de literatuur, komt het onderwerp nog te weinig aan bod in kader van etnisch culturele

minderheden (Sheikh, 2009).

Wanneer de literatuur onderzocht wordt, lijkt patiëntentevredenheid vooral vanuit een

kwantitatieve onderzoeksmethode geoperationaliseerd te worden.

In verschillende wijkgezondheidscentra in Gent heeft men reeds door middel van

gestandaardiseerde vragenlijsten de verwachtingen en tevredenheid nagegaan. Deze

vragenlijsten zijn echter niet bruikbaar voor iedere patiëntenpopulatie (Van De Maele,

2012). In dergelijke vragenlijsten kwamen ook de specifieke factoren van

patiëntentevredenheid niet aan bod. Het is daarnaast belangrijk om een vragenlijst te

ontwikkelen per patiëntenpopulatie.

10

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden wordt er geopteerd om een kwalitatief

onderzoek uit te voeren. Deze onderzoeksmethode biedt meer ruimte om de

verwachtingen, wensen en behoeftes van de Ghanese patiënten te leren kennen en te

exploreren. Door middel van semi-gestructureerde interviews werden vijftien Ghanese

patiënten geïnterviewd.

Het eerste deel van het onderzoek omvat een literatuurstudie die kan worden

onderverdeeld in zeven grote delen. Ten eerste wordt het begrip en belang van

patiëntentevredenheid uitgelegd. Vervolgens worden de moeilijkheden bij het bepalen

van patiëntentevredenheid besproken en wordt uitvoerig verder ingegaan op de factoren

die van invloed zijn op patiëntentevredenheid. Verder wordt patiëntentevredenheid

specifiek bij etnische minderheden besproken. Vervolgens worden de methoden om

patiëntentevredenheid te bepalen, toegelicht om uiteindelijk de literatuurstudie te

kunnen besluiten met de onderzoeksvraag. Vervolgens wordt deel II besproken waarin

de onderzoeksmethode van deze onderzoeksstudie wordt uitgelegd. Verder worden het

onderzoeksdesign, dataverzameling en data-analyse verder toegelicht. In deel III

worden de resultaten uit de semi-gestructureerde interviews weergegeven. In deel IV

wordt de discussie toegelicht; waarbij de gevonden resultaten naast de informatie uit de

literatuurstudie worden uitgelegd en besproken. Daarnaast worden aanbevelingen voor

het wijkgezondheidscentrum, sterktes en beperkingen van de onderzoeksstudie en

suggesties voor toekomstig onderzoek weergegeven. In deel V wordt ten slotte een

algemene conclusie geformuleerd.

11

I. Literatuuroverzicht

1.1. Het begrip en belang van ‘Patiëntentevredenheid’

Om de kwaliteit van zorg te kunnen meten, wordt patiëntentevredenheid als

fundamentele maatstaf beschouwd (The Health Care Board Executive, 2003; Van der

Heyden, n.d.).

Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre de zorg tegemoet komt aan de noden van de

patiënt. De patiënt bevindt zich namelijk in de beste positie om te bepalen of de

toegediende zorg er toe bijdroeg om de gezondheidstoestand of levenskwaliteit te

verbeteren (Van der Heyden, n.d.).

Zowel de tevredenheid als zijn meetmethode zijn belangrijke concepten voor de

analisten van het overheidsbeleid, zorgmanagement, professionals en gebruikers (Crow

et al. 2002).

Het meten van patiëntentevredenheid is uitgegroeid tot een belangrijk

onderzoeksgebied. De eerste studies naar patiëntentevredenheid dateren van de jaren

‘50 (Binshan & Kelly, 1995). In de medische literatuur (vooral studies afkomstig van

het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika) zag men in 1994 een

enorme toename van gepubliceerde artikels: meer dan 1000 studies werden

gepubliceerd waarbij één van de keywords ‘patiëntentevredenheid’ was (Sitzia &

Wood, 1997).

Zowel patiënt als zorgverstrekker hebben er belang bij dat patiëntentevredenheid

gemeten wordt. Er zijn verschillende onderliggende redenen waarom

patiëntentevredenheid een belangrijk concept is (Avis, Bond & Arthur, 1995).

Het wordt erkend als een geldig aspect van de kwaliteit van klinische zorg. Het

beoordelen van patiëntentevredenheid is hierdoor een belangrijk proces in de evaluatie

van de kwaliteit van zorg (Mastaki, 2010) vanuit het perspectief van de patiënten (Sitzia

& Wood, 1997). Op grond van de oordelen van cliënten kunnen er verbeteringen in de

zorg worden aangebracht (Sitzia & Wood, 1997; Urden 2002).

12

Daarnaast beïnvloedt patiëntentevredenheid of de patiënt al dan niet medisch advies en

een langdurige relatie met de arts wil (Carr-Hill, 1992) en of men de instructies van arts,

met betrekking tot het medische advies, goed zal opvolgen (Hardy, West & Hill, 1996,

in Grogan, Conner, Norman, Willits & Porter, 2000).

Patiënten die tevreden zijn, zullen ten slotte ook minder snel een klacht tegen dokter of

ziekenhuis indienen (Taylor, 1996, in Grogan, et al., 2000).

1.2. Moeilijkheden bij het bepalen van patiëntentevredenheid

Ondanks de enorme hoeveelheid publicaties rond patiëntentevredenheid, wordt er veel

kritiek geuit op dergelijke studies vanwege conceptuele en methodologische problemen

(Avis, et al., 1995).

Het lijkt een moeilijk te definiëren begrip waarbij nood is aan enige standaardisatie (O’

Connor & Shewchuk, 2003; Gill & White, 2009).

Verschillende auteurs geven een andere definitie aan het concept. Zo ziet de auteur

Linder-Pelz (1982b, in Pascoe 1983) patiëntentevredenheid als een positieve

beoordeling (“positive attitude”; Pascoe, 1983, p. 185) van een behandeling. Positieve

attitude wordt door de auteurs Fishbein en Azjen (1975, p. 11; in Pascoe, 1983)

gedefinieerd als: “… General evaluation or feeling of favorableness toward the object

in question.”

Daarnaast geven verschillende auteurs aan dat het gaat om een wisselwerking tussen

ervaring en verwachting. Tevredenheid wordt door de auteur Pascoe (1983, in

Louwarts, 2009, p. 11) omschreven als een evaluatie van ervaringen van de patiënt: het

wordt als een eindproduct gezien van een proces waarbij de ervaren zorg afgewogen

wordt tegenover de verwachtingen van de patiënt. Zo formuleert de auteur Williams

(1994; geciteerd in Williams, Coyle, Healy, 1998, p. 1351) insgelijks de volgende

definitie: “Satisfaction is an evaluation based on the fulfillment of expectations.”

13

De ervaringen worden met andere woorden tegen over de verwachtingen geplaatst: de

patiënt kan enige discrepantie ervaren wanneer de verwachte standaard van de zorg niet

meer overeenkomt met de ervaring. Deze discrepantie komt overeen met

ontevredenheid (Pascoe, 1983, in Louwarts, 2009, p. 11).

In de literatuur vindt men een continue aanpassing van terminologie terug. Deze

verandering in terminologie heeft sterke consequenties voor de waarde van het

onderzoek (Gill & White, 2009) waardoor het meten van ‘tevredenheid’ bemoeilijkt

wordt (Collins & Nicolson, 2002).

Wanneer verschillende personen het begrip ‘patiëntentevredenheid’ definiëren, kan dit

telkens op een andere manier geformuleerd worden. Daarnaast is het mogelijk dat één

persoon op diverse tijdstippen het begrip anders definieert. Dit heeft als gevolg dat de

verwachtingen van de patiënt verschillend zullen zijn, volgens welslagen van een

interventie en hun ervaring met de medische zorg (Carr-Hill, 1992).

Ondanks er nog geen concrete definitie is, wordt het concept nog steeds op grote schaal

gebruikt (Gill & White, 2009).

14

1.3.Factoren die van invloed zijn op patiëntentevredenheid

In de literatuur bestaan er verschillende onderzoeksstudies naar factoren die van invloed

zijn op patiëntentevredenheid. Deze paragraaf geeft een opsomming weer van deze

verschillende factoren. Bij het oplijsten, hanteert dit onderdeel eenzelfde opdeling zoals

de auteur Thiedke (2007) in haar literatuuronderzoek heeft gebruikt: Zorgverlener

gerelateerde factoren, patiëntgerelateerde en systeemgerelateerde factoren. In deze

literatuurstudie wordt er echter gesproken van praktijkgerelateerde in plaats van

systeemgerelateerde factoren; deze term lijkt namelijk beter te passen binnen deze

onderzoeksstudie. In verschillende wetenschappelijke artikels worden ook

interactiefactoren (tussen zorgverstrekker en patiënt) vernoemd die een belangrijke

invloed hebben op tevredenheid. Deze laatste factor wordt hierdoor ook opgenomen

binnen deze onderzoeksstudie.

1.3.1. Zorgverlener gerelateerde factoren

Een fundamentele rol binnen het onderzoek naar patiëntentevredenheid, zijn de

verwachtingen van de patiënt (Sitzia & Wood, 1997; McKinley, Stevenson, Adams,

Manku-Scott, 2002). Wanneer deze verwachtingen niet worden ingewilligd, kan dit

leiden tot ontevredenheid over de zorg, het niet opvolgen of fout gebruik van medische

middelen (McKinley, et al., 2002). Het is belangrijk dat zorgverstrekkers de tijd nemen

om de verwachtingen van de patiënt na te gaan. Wanneer de arts de verwachtingen van

de patiënt kent, zal de tevredenheid ook hoger zijn bij zowel patiënt als arts (Rao,

Weinberger, Kroenke, 2000).

Wanneer de consultatieduur verhoogd wordt, zal een hogere tevredenheid gerapporteerd

worden (Gross, Zyzanski, Borawski, Cebul, Stange, 1998; Cape, 2002). Volgens de

onderzoekers Anderson, Camacho en Balkrishnan (2007) is de tijd die men bij de dokter

doorbrengt de sterkste predictor van patiëntentevredenheid: de combinatie van een lange

wachttijd in de wachtkamer en een kort bezoek bij de dokter, resulteert in een zeer lage

patiëntentevredenheid. Zolang de patiënt(e) voldoende tijd heeft doorgebracht bij de

dokter, kan hij/zij lange wachttijden in de wachtzaal tolereren.

15

Daarnaast heeft men aangetoond wanneer de arts een minder dominante machtspositie

inneemt, de patiënt aangemoedigd wordt om zelf meer ideeën te genereren (Korsch et

al., 1968; in Buller & Buller, 1987; Cecil & Killeen, 1997). Patiënten moeten namelijk

gezien worden als een actieve partner in het hanteren van hun problemen (Farooqi,

2005), waardoor men hun zorgen en verwachtingen meer bespreekbaar kunnen maken.

Het resultaat is meer tevredenheid omtrent hun doktersbezoek en een betere opvolging

van het doktersadvies (Cecil & Killeen, 1997).

De auteur Schattner (2012) wijst op het belang van het empathisch vermogen van de

zorgverstrekker opdat de patiëntentevredenheid zou toenemen. De zorgverstrekker zal

op die manier bewuster worden van de problemen van de patiënt, de problemen correct

kunnen identificeren en juist reageren op deze problemen om de stress bij de patiënt

weg te nemen.

Verder zijn ook de technische vaardigheden van een zorgverstrekker van belang

(Boudreaux, Ary, Mandry & McCabe, 2000). Patiënten hebben een voorkeur voor

artsen met sterke vaardigheden (Fung, Elliott, Hays, 2005; in Thiedke, 2007). Wanneer

artsen een ziektebeeld juist kunnen diagnosticeren en een correcte behandeling kunnen

geven, beschikken zij over de juiste capaciteiten om de patiënt te behandelen (Otani,

Kurz, Harris, 2005; in Thiedke, 2007).

In de literatuur bestaat er geen consensus betreffende de kledij van de zorgverstrekker.

Op basis van verschillende foto’s moesten de patiënten in een ziekenhuis in Nieuw-

Zeeland een keuze maken uit een kledingsstijl die men prefereert bij een dokter: casual,

jeans, semi-formeel, witte jas of een kostuum.

Een semi-formele stijl (zwarte broek of rok gecombineerd met hemd en das of een

blouse) bleek de grootste voorkeur te hebben. Een glimlach op het gezicht maakt echter

ook een groot verschil uit voor de patiënten (Lill & Wilkinson, 2005).

In een Amerikaanse studie van Rehman, Nietert, Cope en Kilpatrick (2005) toont men

echter aan dat de meerderheid een dokter verkiest met professionele kledij waarbij men

een witte jas draagt.

16

De manier waarop men zich kleedt, heeft volgens deze onderzoekers een effect op het

vertrouwen van de patiënt: wanneer een dokter professioneel gekleed is, is de patiënt

open om over psychologische, seksuele en sociale problemen te vertellen.

Ten slotte hebben de onderzoekers Bertakis, Franks en Azari (2003) nagegaan wat het

effect is van het geslacht van de huisdokter op de patiënten. Een vrouwelijke arts zou

zich meer toeleggen op counseling. Mannelijke artsen daarentegen bespreken tijdens de

consultatie meer het medicatiegebruik en andere behandelingen. Men concludeerde dat

degenen die patiënt(e) zijn bij een vrouwelijke arts, meer tevreden zijn dan degenen die

patiënt zijn bij een mannelijke arts. Deze effecten werden gecontroleerd voor de

karakteristieken van de patiënt en lengte van de consultatie.

1.3.2. Praktijkgerelateerde factoren

Het team waarmee de dokter samenwerkt, blijkt ten eerste een belangrijk aspect van

tevredenheid (Thiedke, 2007).

Verder wordt ook continuïteit van zorg sterk geassocieerd met een hogere tevredenheid.

Wanneer de continuïteit van zorg verbetert, zal tevredenheid tegenover de

dienstverlener en gezondheidsorganisatie ook verbeteren (Saultz & Albedaiwi, 2004;

Fan, Burman, McDonell & Fihn, 2005).

Patiënten waarderen het wanneer men op consultatie kan gaan bij een vaste huisarts.

Daarnaast vindt men het aangenaam als deze arts hen goed kent en genoeg kennis heeft

over het medisch verleden van de patiënt (Pereira & Pearson, 2003; Saultz &

Albedaiwi, 2004).

De auteurs Saultz en Albedaiwi (2004) geven aan dat het moeilijk af te leiden is of

continuïteit leidt tot patiëntentevredenheid of tevredenheid leidt tot continuïteit. Het is

mogelijk dat het in twee richtingen kan lopen.

Daarnaast zouden degenen die behandeld worden in een centrum meer tevreden zijn,

dan degenen die een huisbezoek krijgen (McKinley, et al., 2002).

17

De onderzoeker Campbell, Ramsay en Green hebben in 2001 een vergelijking gemaakt

tussen verschillende praktijkgroottes. Bij kleinere praktijken is de consultatielengte

vaak korter dan grotere praktijken.

Degenen die patiënt zijn bij een kleinere praktijk (minder dan 2000 patiënten;

Kontopantelis, Roland & Reeves, 2010) zouden wel meer tevreden zijn over het

onthaal, de toegang tot de gezondheidszorg en een betere continuïteit van zorg ervaren

(Campbell, et al., 2001; Kalda, Polluste, Lember, 2003; Kontopantelis, et al., 2010).

Patiënten in Nederland en Noorwegen waarderen het wanneer huisartsen meer uren

presteren. In Spanje en het Verenigd Koninkrijk werden echter tegengestelde resultaten

gevonden: er zou een hogere tevredenheid gerapporteerd worden naarmate er minder

dokters aanwezig zijn binnen een praktijk. Deze vaststelling geldt niet wanneer er

sprake is van dringende gezondheidsproblemen (Wensing et al., 2002). Over het

algemeen ziet men een hogere tevredenheid in kleinere gezondheidscentra: een groter

ziekenhuis wordt vaak als onpersoonlijk en intimiderend ervaren (Wensing et al., 2002).

De studie van Wensing et al. (2002) heeft aangetoond dat de determinanten van

patiëntentevredenheid niet gegeneraliseerd kunnen worden over de verschillende

landen; er bestaat enige variatie in de organisatie van een huisartsenpraktijk.

Daarnaast is het belangrijk dat de patiënt zelf de keuze kan maken bij wie men graag op

consultatie zou willen gaan. De patiënt moet namelijk zijn persoonlijke behoeften

kunnen vervullen bij de zorgverstrekker. Wanneer dit mogelijk is, zal men minder snel

klagen over de dienstverlening en heeft men ook meer vertrouwen in de arts

(Schmittdiel, Selby, Grumbach & Quesenberry, 1997; in Kalda et al., 2003).

Ten slotte hebben sommige onderzoekers onderzocht of ziekteverzekering een rol speelt

bij patiëntentevredenheid. Volgens de auteurs Devadasan et al., (2011) heeft de

ziekteverzekering geen effect: degenen die een verzekering hebben, zijn niet meer

tevreden dan degenen die geen ziekteverzekering hebben.

18

1.3.3. Interactiefactoren

De relatie tussen de patiënt en huisarts is een zeer belangrijke factor die invloed heeft op

tevredenheid (Möller-Leimkühler, Dunkel, Müller, Pukies, De Fazio & Lehmann, 2001;

Crow et al., 2002; Farooqi, 2005).

Zo is het onder meer belangrijk dat de zorgverstrekker en patiënt een vertrouwensband

met elkaar kunnen hebben. Uit studie van de onderzoekers Baker, Mainous III, Pereira

Gray en Love (2003) is gebleken dat de mate van vertrouwen een sterke predictor is van

patiëntentevredenheid: de tevredenheid is het hoogst bij patiënten die hun persoonlijke

dokter vertrouwen en tegelijkertijd ook als enige consulteren.

Een dokter die toenadering zoekt bij de patiënt, zal een tevreden patiënt voor zich

krijgen (Buller & Buller, 1987): wanneer men een warm onthaal krijgt en goed luistert

naar de bezorgdheden van de patiënt, zal dit gepaard gaan met een hoge

patiëntentevredenheid (Korsch & Negrete, 1981; in Buller & Buller, 1987). De patiënt

zal echter minder tevreden zijn wanneer de arts weinig uitleg geeft over een diagnose en

gebruik maakt van medisch jargon (Korsch et al., 1968; in Buller & Buller, 1987).

Bovendien speelt ook de mate van ‘voorlichting’ mee: patiënten die goed voorgelicht

zijn over de behandeling, zijn vaak ook tevreden (Roter, Stewart, Putnam, Lipkin, Stiles

& Inui, 1997). Vaak verlangt de patiënt ook meer naar ziektegerelateerde informatie dan

naar een specifieke behandeling voor deze ziekte (Rao, et al., 2000).

1.3.4. Patiëntgerelateerde factoren

In welke mate demografische en sociale factoren een bijdrage leveren tot tevredenheid,

lijkt er in de literatuur wat onenigheid te zijn (Thiedke, 2007). Zo stellen de auteurs

Crow et al. (2002) in hun literatuurstudie vast dat de effecten van geslacht, etniciteit en

socio-economische status vaak ambigu zijn.

In sommige onderzoeken zouden de demografische gegevens van patiënten slechts een

klein percentage variantie verklaren. Terwijl andere studies het tegendeel bewijzen en

duiden op een grote verklarende variantie (van 90 tot 95 procent) (Thiedke, 2007).

19

Ondanks deze tegenstellende resultaten, tracht de literatuur inzicht te geven in hoe

demografische factoren een invloed hebben op de patiëntentevredenheid (Thiedke,

2007).

Een eerste belangrijke demografische factor is leeftijd: oudere respondenten rapporteren

een hogere tevredenheid (Jackson, Chamberlin & Kroenke, 2001; Crow et al., 2002;

The Health Care Board Executive, 2003; Thiedke, 2007; Rahmqvist & Bara, 2010;

Lyratzopoulos et al., 2012). Een mogelijke verklaring voor deze hogere tevredenheid is

dat oudere patiënten lagere verwachtingen hebben betreffende de gezondheidszorg. Zij

zouden daarnaast ook enige terughoudendheid hebben om hun ongenoegen te uiten (The

Health Care Board Executive, 2003).

Vervolgens bestaat er in de literatuur weinig consensus over welke invloed geslacht van

de patiënt heeft op tevredenheid (Thiedke, 2007; Rahmqvist & Bara, 2010). De auteurs

William en Calnan (1991) concluderen in hun studie dat er een verschil is: vrouwen

zouden iets minder tevreden zijn over de gezondheidszorg dan mannen. In de Belgische

gezondheidsenquête (2008) wordt echter weinig tot geen verschillen gevonden (Van der

Heyden, n.d.).

De meeste studies uit literatuuronderzoek van Thiedke (2007) hebben gevonden dat

individuen met een lagere socio-economische status minder tevreden zouden zijn. Uit de

resultaten van de auteurs Rahmqvist & Bara (2010) concludeert men dat degenen met

een lagere opleiding, juist een hogere tevredenheid rapporteren dan degenen met een

hogere opleiding. De Belgische gezondheidsenquête (2008) vermeldt dat er in België

weinig socio-economische verschillen zijn in patiëntentevredenheid. Er worden alleen

verschillen waargenomen in Brussel en Wallonië, wanneer er sprake is van een

ziekenhuisopname: de hoogste en laagste opgeleiden zijn meer tevreden dan

middengroep (Van der Heyden, n.d.).

Zowel de gezondheidstoestand als gezondheidsuitkomst hebben verder een effect op de

tevredenheid (Thiedke, 2007). Personen met een goede gezondheid, zouden een hogere

tevredenheid rapporteren (Rahmqvist & Bara 2010).

20

Uit een literatuuronderzoek van Crow et al. (2002) is gebleken dat ziekere patiënten

en/of patiënten die psychische klachten ervaren, minder tevreden zijn. Daarnaast zouden

mensen met meerdere chronische ziektes minder tevreden zijn, dan personen met één

chronische ziekte (Parchman, Noel & Lee, 2005).

Men ziet over het algemeen een trend: de tevredenheid neemt af wanneer men zich

minder goed voelt. In de Belgische gezondheidsenquête (2008) zag men dit verband

duidelijk voor ziekenhuiszorg, specialistische zorg en tandzorg. Dit was echter minder

aanwezig wanneer de zorg wordt uitgevoerd door de huisarts en/of sprake is van

thuiszorg: deze zorgverstrekkers kunnen mogelijks beter inspelen op de verwachtingen

van zieke personen. Dit resulteert dan ook in een hogere tevredenheid (Van der Heyden,

n.d.).

Ten slotte zouden patiënten die deel uit maken van een etnisch culturele

minderheidsgroep minder tevreden zijn over de zorg die zij krijgen (The Health Care

Board Executive, 2003; Mastaki, 2010). In de volgende paragraaf wordt een verdere

uiteenzetting hierover gegeven.

21

1.4.Patiëntentevredenheid bij etnische minderheden

Zoals reeds vermeld, is het beoordelen van patiëntentevredenheid een belangrijk proces

in de evaluatie van kwaliteitsverbetering; in het bijzonder als het gaat om bepaalde

groepen in de bevolking, zoals etnische minderheden, die een hoger risico hebben op

ongelijkheden (Mastaki, 2010).

Bovenstaande studies, factoren die van invloed zijn op patiëntentevredenheid, werden

voornamelijk uitgevoerd bij blanke, westerse populatie. Er is tot nu toe weinig

onderzoek uitgevoerd naar tevredenheid bij etnisch culturele minderheden (Sheikh,

2009). Mogelijks bestaan er bij deze bevolkingsgroepen ander noden en verwachtingen.

De auteur Mastaki (2010) heeft een systematische review uitgevoerd waarbij men

verschillende studies met betrekking tot patiëntentevredenheid bij etnische minderheden

naging. De meeste studies vertoonden een algemene trend: er wordt een verminderde

tevredenheid waargenomen bij allochtone patiënten (Mastaki, 2010; zie ook studie van

auteurs Sheikh, 2009 en Lyratzopoulos et al., 2012).

Daarnaast gingen de onderzoekers Mead en Roland in 2009 de tevredenheid na in

verschillende Engelse huisdokterpraktijken. Met behulp van de General Practice

Assessment Questionnaire werden drie aspecten gemeten: de wachttijd voor een

afspraak, wachttijd bij de huisdokter en de continuïteit van zorg. Deze vragenlijst werd

voorgelegd aan verschillende patiëntengroepen: blanken, zwarten en Aziatische

bevolking. Uit de studie is naar voor gekomen dat vooral blanken deze verschillende

aspecten beter beoordelen dan de andere bevolkingsgroepen.

Het is mogelijk dat etnisch culturele minderheden een slechte communicatie ervaren

met de zorgverstrekker. Daarnaast bestaan er mogelijks reeds verschillen tussen blanken

en etnische minderheden, zoals sociaal economische status. Ten slotte kan er ook een

verschil in gezondheidsbehoefte bestaan: etnische minderheden kunnen een minder

goede toegankelijkheid tot zorg ervaren (Mead & Roland, 2009).

22

In de volgende paragrafen wordt een verdere uiteenzetting gegeven over verscheidene

studies die verschillende factoren, die samenhangen met patiëntentevredenheid bij

etnische minderheidsgroepen, behandelen. De volgende opdeling wordt gehanteerd:

eenzelfde etnisch-culturele achtergrond, communicatie, vertrouwen & privacy en

respect.

1.4.1. Eenzelfde etnisch - culturele achtergrond

In de literatuur spreekt men van ‘concordance’, wat letterlijk vertaald,

overeenstemmend, betekend. Het concept wordt vaak gedefinieerd als ‘gelijkend’ of

‘een gedeelde identiteit’ (Street, O’Malley, Cooper & Haidet, 2008).

De onderzoekers Saha, Komaromy, Koepsell en Bindman (1999) hebben dit concept

van naderbij onderzocht. In de Verenigde Staten van Amerika heeft men een

telefonische survey geanalyseerd waarbij men de gezondheidszorg bij verschillende

etnische minderheden heeft vergeleken. Naast de inheemse Amerikanen maken zowel

de zwarte als de Hispanic gemeenschap een groot deel uit van de Amerikaanse

bevolking. Hoewel het aantal zwarte en Hispanic dokters beperkt is, is uit de resultaten

gebleken dat de patiënt de voorkeur geeft aan een dokter met overeenstemmende raciale

kenmerken. Zo zouden zwarte patiënten die een zwarte dokter consulteren, een hogere

tevredenheid rapporteren (in vergelijking met zwarte patiënten die een blanke dokter

consulteren) (Saha, et al., 1999).

Deze resultaten zijn in overeenkomst met de studie van Laveist en Nure-Jeter (2002).

Wanneer een patiënt de keuze heeft om een arts te kiezen, zal men een arts kiezen op

basis van overeenstemmende raciale kenmerken. Blanke patiënten zochten hierbij meer

naar gelijkenis met hun dokter dan Afro-Amerikanen, Hispanics en Aziatische

bevolking. Binnen elke etnische groep zijn de respondenten die meer gelijkend zijn op

hun arts, meer tevreden dan respondenten die niet gelijken op hun arts (Laveist & Nure-

Jeter, 2002).

23

Ook de onderzoekers Street et al. (2008) besluiten dat cultureel- etnische patiënten die

behandeld worden door een zorgverstrekker met eenzelfde etniciteit, meer tevreden zijn

over de dienstverlening. Wanneer patiënt en zorgverstrekker dezelfde overtuigingen,

normen en waarden delen, resulteert dit in een hogere patiëntentevredenheid en de

therapietrouw.

De auteurs Cook, Kosoko-Lasaki, O’Brien en Nebraska (2005) hebben onder meer de

culturele competentie nagegaan van de zorgverstrekker. In deze studie vonden 29% van

de respondenten dat de zorgverstrekker onvoldoende culturele achtergrond heeft om

etnisch culturele minderheidsgroepen te behandelen. Wanneer men dergelijke

achtergronden mist, kan dit leiden tot problemen in communicatie, vertrouwen en

tevredenheid.

Daarnaast geeft 36% aan dat een ziekte beter behandeld kan worden door iemand met

eenzelfde etnische achtergrond (Cook, et al., 2005).

1.4.2. Communicatie

Zoals reeds werd aangetoond, speelt communicatie een grote rol bij

patiëntentevredenheid (Buller & Buller, 1987).

Personen die de taal van het gastenland niet voldoende beheersen, komen meer barrières

tegen aangaande de zorg (Weech-Maldonado, Morales, Elliott, Spritzer, Marshall &

Hays, 2003).

Uit een literatuurstudie van Ferguson en Candib (2002) blijkt dat etniciteit en taal de

relatie tussen dokter en patiënt beïnvloeden. Huisartsen zullen zich anders gedragen

wanneer etnische minderheidsgroepen de taal van het gastenland onvoldoende

beheersen: de huisarts zal zich minder empatisch opstellen, minder informatie geven en

men zal de patiënten minder stimuleren om na te denken rond medische beslissingen.

Wanneer er zich communicatieproblemen voordoen, lijkt de hulpverlener de problemen

van de allochtone patiënt als banaal of overdreven te ervaren (De Muynck, Timmerman,

Straetemans, 1998).

24

Wanneer de taal echter overeenkomstig is, voelt men zich meer betrokken doorheen het

beslissingsproces van de arts en tegelijk voelt men zich aangemoedigd om mee te

denken rond medische beslissingen (Ferguson & Candib, 2002).

In de literatuur duidt men onder meer op het belang van professionele tolken die een

leemte kunnen opvullen tussen patiënt en arts van verschillende afkomst (Carrasquillo,

Orav, Brennan, Burstin;1999; Ferguson & Candib, 2002).

Een studie in de Verenigde Staten heeft aangetoond dat de blanke (westerse) arts zich

verbaal anders gedraagt, naargelang de etniciteit van de patiënt. Wanneer de arts Afro-

Amerikaanse patiënten behandelt, is men verbaal dominanter dan bij blanke patiënten:

de arts praat 43 % meer dan de Afro-Amerikaanse patiënt en slechts 24 % meer bij

blanke patiënten (Johnson, Roter, Powe & Cooper, 2004).

Daarnaast hanteert de arts een minder patiëntgecentreerde benadering bij Afro-

Amerikaanse dan bij blanken patiënten (Johnson et al., 2004).

De Nederlandse onderzoekers Meeuwesen, Harmsen, Bernsen en Bruijnzeels (2006)

bevestigen dat de arts verbaal dominanter is bij sommige etnische minderheden, terwijl

de Nederlandse en Surinaamse patiënt evenveel aan bod komen. Door middel van

parafraseren en het vragen naar verduidelijkingen, legt de arts zich meer toe op het

begrijpen van de onzekerheden waarmee de etnische patiënt te maken heeft.

De onderzoekers Carrasquillo et al., (1999) hebben een studie verricht in de Verenigde

Staten naar de patiëntentevredenheid en bereidwilligheid om te terug te keren naar een

spoedafdeling bij niet-Engels sprekenden. Slechts de helft van de geïnterviewden was

tevreden over de diensten. De andere helft was minder tevreden over de zorg, ging meer

in discussie over de medische conditie waarin men verkeerde en daarnaast was het voor

hen moeilijk om te begrijpen waarom diagnostische testen uitgevoerd moesten worden.

Ten slotte was men minder bereid om terug te keren naar dezelfde spoedafdeling als

men het gevoel had dat men niet goed behandeld werd.

25

1.4.3. Vertrouwen en privacy

Er worden verder verschillen waargenomen in vertrouwen in het gezondheidssysteem

naargelang de raciale kenmerken. Verschillende onderzoeken tonen aan dat etnische

minderheden minder vertrouwen hebben in artsen en in de gezondheidszorg. Een gebrek

aan vertrouwen in de behandeling of arts is een belangrijke voorspeller of patiënt al dan

niet therapietrouw blijft (Suurmond, Seeleman, Stronks & Essink-Bot, 2012).

Volgens de onderzoekers Doescher, Saver, Franks en Fiscella (2000) zouden etnische

minderheden minder positieve verwachtingen hebben en minder vertrouwen hebben in

de huisdokter dan blanke patiënten. In deze Amerikaanse studie onderzocht men een

telefonische survey waarbij meer dan 60 000 participanten opgenomen werden in het

onderzoek, die het afgelopen jaar een huisarts hadden geconsulteerd. De steekproef

bestond uit Afro-Amerikanen, Hispanics en blanken. Degenen die het minste

vertrouwen hadden in de dokter; waren Afro-Amerikanen en Hispanics.

Cultureel- etnische patiënten die behandeld worden door een zorgverstrekker met

eenzelfde etniciteit zouden enerzijds meer tevreden zijn over de diensten die men

ontvangt en anderzijds ook meer vertrouwen hebben in deze zorgverstrekker (Street, et

al., 2008).

In een studie van Boulware, Cooper, Ratner, LaVeist en Powe (2003) zijn zwarte

participanten meer bezorgd over hun privacy: men denkt vaak dat zorgverstrekkers

meer willen weten over persoonlijke zaken dan werkelijk nodig is.

Verschillen in vertrouwen kunnen verschillen in culturele ervaringen reflecteren alsook

verschillen in verwachtingen over de zorg (Boulware, et al., 2003).

26

1.4.4. Respect

In een Amerikaanse studie van Johnson, Saha, Arbelaze, Beach en Cooper (2004) ging

men ten slotte de verwachtingen na over de eerstelijnszorg van etnische

minderheidsgroepen. Men wilde onder meer weten in welke mate men met respect

behandeld wordt. Hierin zag men opnieuw verschillen: Hispanics voelden zich even

respectvol behandeld als de blanken. Afro-Amerikanen voelden zich echter minder

gerespecteerd en waren er tegelijk van overtuigd dat men wel goede zorg zou krijgen als

men blank zou zijn. Deze zelfde populatie voelt eveneens aan dat men ongelijk

behandeld wordt vanwege de achtergrond dat men heeft (Johnson, et al., 2004).

Er zijn dus mogelijks etnische verschillen in verwachtingen over de zorg. Er is nood aan

verdere verkenning binnen dit studiedomein door middel van kwalitatief en descriptief

onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van gevalideerde instrumenten (Sheikh,

2009).

1.5.Methoden om patiëntentevredenheid te meten

Er zijn een aantal metingen en meetmethodes ontwikkeld waaruit men kan kiezen

wanneer men de kwaliteit van zorg wil nagaan (Ross, Steward & Sinacore, 1995).

Kwantitatief onderzoek is de meest voorkomende manier om patiëntentevredenheid te

meten (Avis, et al., 1995). Hierbij worden vaak vragenlijsten uitgedeeld opdat men

tevredenheid kan operationaliseren (Crow et al., 2002).

Anderzijds kan men ook kwalitatief onderzoek uitvoeren: aan de patiënt wordt gevraagd

om de kwaliteit van ontvangen diensten te beoordelen of om ervaringen betreffende de

dienstverlening mee te delen (Crow et al., 2002).

In de volgende paragrafen volgt een verdere uiteenzetting over deze verschillende

meetmethodes.

27

1.5.1. Kwantitatief onderzoek

Het afnemen van vragenlijsten is gemakkelijk om te gebruiken en tegelijkertijd ook

redelijk goedkoop (Avis, et al., 1995). Een gestandaardiseerde vragenlijst bevat de

volgende criteria om een kwaliteitsvolle meting na te gaan: inhoudsvaliditeit,

criteriumvaliditeit, constructvaliditeit en betrouwbaarheid (Heidegger, Saal & Nuebling,

2006).

De meest voorkomende schalen die algemene tevredenheid nagaan zijn Patient

Satisfaction Questionnaire (PSQ) en Client Satisfaction Questionnaire (CSQ) (Van

Campen, Sixma, Friele, Kerssens, Peters, 1995; Hudak & Wright, 2000).

Tevredenheidschalen die de algemene gezondheidszorg bevragen kunnen toegepast

worden in diverse klinische settings. Een nadeel van deze schalen is dat ze weinig

sensitief zijn om te differentiëren binnen bepaalde contexten. Er wordt aangeraden om

eerder gebruik te maken van ziekte- en of disciplinespecifieke schalen (Hudak &

Wright, 2000).

Er bestaan in de literatuur talloze voorbeelden van vragenlijsten waarbij

patiëntentevredenheid specifiek per discipline of ziektebeeld gemeten kan worden:

Bijvoorbeeld voor psychiatrische zorgverlening: The Psychiatric Care Satisfaction

Questionnaire (PCSQ) (Barker & Orrell, 1999); voor verpleegkundigen: The Newcastle

Satisfaction with Nursing Scale (NSNS) (Walsh & Walsh, 2001); voor huisartsen: the

Medical Interview Satisfaction Scale (MISS-21) (Meakin & Weinman, 2002) etc.

1.5.2. Beperkingen van kwantitatief onderzoek

Door middel van kwantitatief onderzoek wordt er vaak een hoge patiëntentevredenheid

gerapporteerd (Fung & Cohen, 1998). Onderzoeksresultaten over patiëntentevredenheid

duiden erop dat de meerderheid van de patiënten (80% of meer) een algemene

tevredenheid uitdrukken (Urden, 2002; The Health Care Board Executive, 2003).

28

Zo is onder meer ook uit de resultaten van de Belgische gezondheidsenquête (2008)

gebleken dat de overgrote meerderheid van de Belgische bevolking tevreden is over de

dienstverlening van de zorgverleners in België: 95% van de bevolking (boven de leeftijd

van 15 jaar) geeft aan tevreden te zijn over de dienstverlening van de huisartsen (Van

der Heyden, n.d.).

Deze hoge tevredenheidcijfers kunnen te wijten zijn aan de methodologische zwakheid

van een instrument (Avis, Bond, Arthur, 1997). De auteur Sitzia heeft in 1999 een

onderzoek gedaan naar de validiteit en betrouwbaarheid van verschillende instrumenten

die patiëntentevredenheid meten. Hierbij heeft men opgemerkt dat slechts 11 studies

(6% van 181 kwantitatieve studies die men onderzocht heeft) een meetinstrument

hebben die zowel valide (inhoudsvaliditeit en construct of criterium validiteit) als

betrouwbaar is.

De oorzaak kan liggen bij degene die de vragenlijst heeft opgesteld. Vragen worden

ofwel op een foutieve manier geformuleerd of men stelt de vragen te algemeen op

(Raphael, 1967; Locker & Dunt, 1978; French, 1981; Carr-Hill, et al., 1989; in Avis, et

al., 1995). Zo is onder meer gebleken dat weinig respondenten negatieve zaken

aangeven wanneer men de vraag te algemeen opstelt (Urden, 2002).

Respondenten kunnen ook de neiging hebben om sociaal wenselijk te antwoorden of

durven tegelijkertijd geen slechte score toe te kennen aan de zorgverstrekker (Raphael,

1967; Locker, Dunt, 1978; French, 1981; Carr-Hill, et al., 1989; in Avis, et al.,1995).

Zo hebben de onderzoeker Fung en Cohen (1998) een onderzoek verricht naar

tevredenheid bij patiënten die anesthetische zorg hebben gehad. Uit hun enquête kon

men afleiden dat 80 tot 100% van de deelnemers tevreden tot zeer tevreden zijn met hun

zorg. De auteurs hebben zich afgevraagd of dit een goede weerspiegeling is van hetgeen

de participanten werkelijk dachten. Verklaringen hiervoor zijn dat de patiënten moeite

hebben om (negatieve) kritiek te uiten op hun zorgverleners omdat men onder meer

schrik heeft voor de gevolgen die deze kritieken hebben. Daarnaast hechten patiënten

meer belang aan positieve indrukken en ervaringen dan aan negatieve. Wanneer dit

laatste waar zou zijn, wordt het bemoeilijkt om tekortkomingen in de zorg na te gaan

(Fung & Cohen, 1998; in Louwarts, 2009).

29

1.5.3. Kwalitatief onderzoek

Uit onderzoek van Dougall, Russel, Rubin en Ling (2000; in Peersman, Seuntjens,

Jacobs & De Maeseneer, 2001) is gebleken dat onder meer diepte-interviews

(dataverzameling bij kwalitatief onderzoek) een vollediger beeld van de werkelijke

opvattingen weergeven dan gesloten vragenlijsten. Wanneer men moet kiezen uit een

aantal antwoordmogelijkheden, wordt de patiënt bij kwantitatief onderzoek verplicht om

een keuze te maken. Bij kwalitatief onderzoek is de patiënt echter vrij om open te

vertellen wat hij of zij denkt (Avis, 1997; in Peersman, et al., 2001).

Kwantitatief en kwalitatief onderzoek sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan:

men moet alvorens het ‘verschijnsel’ kennen vooraleer men het kwantitatief kan

onderzoeken (Philipsen & Vernooij-Dassen, 2004).

De auteurs Masso en Smaling (1998; in Van Regenmortel, 2002) geven aan dat men

gebruik moet maken van kwalitatieve onderzoeksmethoden wanneer men ‘de

betekeniswereld achter sociale processen wilt analyseren’.

Door middel van kwalitatief onderzoek kan de onderzoeker zo weinig mogelijk

ingrijpen in de onderzoekssituatie. Dit heeft als gevolg dat de onderzoekseenheden veel

ruimte krijgen tijdens de onderzoeksstudie (Billiet & Waege, 2005).

Kwalitatief onderzoek wordt daarnaast getypeerd door zijn diepergravend en holistisch

karakter. Het gaat om wat de onderzoekseenheid doet, waar, met wie en op welk

moment. Het is belangrijk dat de participanten in hun alledaagse omstandigheden

geobserveerd worden (Billiet & Waege, 2005).

De dataverzameling wordt getypeerd door een open en flexibele informatieverzameling.

(Masso & Smaling, 1998; in Van Regenmortel, 2002; Ostelo, et al., 2012 ).

Er bestaan verschillende methodes om aan dataverzameling te doen: participerende

observatie, interview, focusgroep of het bestuderen van persoonlijke documenten

(Philipsen & Vernooij-Dassen, 2004).

Het is belangrijk om een open geest te hebben, wanneer men aan dataverzameling doet.

Er wordt daarnaast een sterke klemtoon gelegd op de empatische rol van de onderzoeker

(Billiet & Waege, 2005).

30

Het verzamelen van gegevens gaat door tot dat men datasaturatie heeft kunnen

bereiken: dit is het moment waarbij geen nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd

aan het onderzoek (Strauss & Corbin, 1998).

Kwalitatief onderzoek moet niet onderdoen voor kwantitatief onderzoek vanwege de

methodologie. Kwalitatief onderzoek tracht eveneens aan betrouwbaarheid en validiteit

te beantwoorden. Member check bijvoorbeeld is een techniek waarbij respondenten voor

een tweede maal ondervraagd worden, om te kijken of de inhoud uit de eerste

interviews in overeenstemming is met de tweede interviews. Dit is een goede manier

om betrouwbaarheid na te gaan (Philipsen & Vernooij-Dassen, 2004).

Het aantal studies dat patiëntentevredenheid wil meten volgens een kwalitatieve

onderzoeksmethode is echter betrekkelijk weinig (Tasso et al., 2002; in Merkouris,

Papathanassoglou & Lemonidou, 2003).

31

1.6.Wijkgezondheidscentrum (Brugse Poort)

Het wijkgezondheidscentrum (WGC) is een laagdrempelige eerstelijns organisatie die

zich richt tot de lokale populatie (Nuyens & Mertens, 2012).

1.6.1. Werkingsprincipes van het wijkgezondheidscentrum

Het wijkgezondheidscentrum streeft ten eerste naar universaliteit. De patiëntengroep

moet een goede weerspiegeling zijn van de buurt waarin het wijkgezondheidscentrum

gelegen is (Vereniging van WijkGezondheidsCentra, 2008). Het centrum richt zich tot

één geografisch domein: in één welbepaalde wijk tracht men het gezondheidsbeleid zo

goed mogelijk te laten integreren (Wijkgezondheidscentrum, 2012).

Het WGC richt zich niet tot één doelgroep, maar men tracht alle bewoners te bereiken

die in de wijk wonen. Hoewel men oog heeft voor alle lagen van de bevolking

(Wijkgezondheidscentrum, 2012), is het WGC bereid om naar verhouding meer te

investeren in mensen die meer nood hebben aan zorg en preventie (Nuyens & Mertens,

2012).

Daarnaast beoogt men sterk interdisciplinaire samenwerking: het multidisciplinaire

team staat klaar om in te spelen op de wensen, noden en behoeftes van de patiënten

(Wijkgezondheidscentrum, 2012). Het team en patiënt bekijken samen hoe een bepaald

probleem moet worden aangepakt (Vereniging van wijkgezondheidscentra, 2008).

In de Brugse Poort kan men de volgende disciplines terug vinden: onthaal, artsen,

verpleegkundigen, diëtisten, kinesisten, maatschappelijk werkers en

gezondheidspromotors.

Het team heeft hierbij als doelstelling de gezondheid en welzijn van patiënt te

bevorderen (Vereniging van wijkgezondheidscentra, 2008). Daarnaast is kwaliteitszorg

ook een belangrijke waarde die men nastreeft binnen het team

(Wijkgezondheidscentrum, 2012).

Door voldoende aantal uren beschikbaar te zijn (ongeveer tien uur per werkdag) en het

bijhouden van een medisch dossier tracht men overigens continuïteit binnen de

gezondheidszorg te bereiken (Wijkgezondheidscentrum, 2012).

32

De integratie van zorg en preventie staan daarnaast ook hoog in het vaandel. Men

probeert hierbij zoveel mogelijk zelfredzaamheid van de patiënten te bevorderen

(empowerment) (Wijkgezondheidscentrum, 2012).

Men heeft niet alleen oog voor het individu, maar men tracht de hele gemeenschap te

betrekken bij het bevorderen van de gezondheid. Men stelt de strategie ‘Community

Oriented Primary Care’ voorop: het is belangrijk om alvorens de problemen vast te

stellen, vervolgens verder te bespreken met de gemeenschap, om ten slotte de

interventie te implementeren. De participatie van de bewoner is hierbij van essentieel

belang (Vereniging van wijkgezondheidscentra, 2008).

Daarenboven werkt het WGC ook samen met verschillende andere lokale en regionale

beleidspartners op gebied van gezondheid en welzijn (Wijkgezondheidscentrum, 2012).

Men heeft oog voor structurele samenwerkingsverbanden opdat de zorgnoden van de

patiënt vervuld worden (Wijkgezondheidscentrum, 2012).

Ten slotte wordt enerzijds een goede toegankelijkheid gecreëerd door open te staan voor

verschillende culturen en achtergronden (Wijkgezondheidscentrum, 2012). Anderzijds

tracht men dit te verhogen door te werken volgens het forfaitair betalingssysteem. Door

de patiënt wordt een overeenkomst ondertekend waarbij men steeds beroep dient te

doen op het WGC indien met een huisarts, kinesist of verpleegkundige nodig heeft.

Voor raadplegingen bij deze disciplines hoeft men niet te betalen. De kosten worden

echter niet vergoed wanneer men consultaties buiten het centrum doet

(Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort, 2013). Wanneer men aangesloten is bij de

mutualiteiten, wordt een vast bedrag voor elk ingeschreven patiënt ontvangen door de

wijkgezondheidscentra (Vereniging van Wijkgezondheidscentra, 2008).

33

1.7.Onderzoeksvraag

Op vraag van het multidisciplinaire team van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort

wordt een onderzoek opgestart naar wat de patiënten, afkomstig van Ghana, verwachten

van de zorg en dienstverlening van het wijkgezondheidscentrum (WGC). Het team zou

graag willen weten hoe tevreden men is over de huidige zorg en dienstverlening.

Het multidisciplinaire team wil namelijk kwaliteitsvolle zorg bieden aan patiënten

afkomstig van alle verschillende etnische minderheidsgroepen.

Op basis van deze informatie kan het wijkgezondheidscentrum het goede aan de zorg-

en dienstverlening behouden en eventueel aanpassen aan de verwachtingen, wensen en

behoeftes van de Ghanese patiënten.

In verschillende wijkgezondheidscentra in Gent heeft men reeds door middel van

gestandaardiseerde vragenlijsten patiëntentevredenheid trachten na te gaan.

Gestandaardiseerde vragenlijsten hebben echter als beperking dat het niet bruikbaar is

voor iedere patiëntenpopulatie. Daardoor mag men de onderzoeksresultaten niet naar de

gehele patiëntenpopulatie binnen en buiten het wijkgezondheidscentrum veralgemenen

(Van De Maele, 2012).

Voor etnisch culturele minderheden zouden vragenlijsten beter gevalideerd moeten

worden. Uit dezelfde onderzoeksstudie is namelijk gebleken dat formuleringen van

vragen niet altijd goed begrepen werden. Hierdoor bestaat er mogelijks een vertekend

beeld (Van De Maele, 2012).

Het is belangrijk om, binnen het grote patiëntenaantal in het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort, een onderzoek op te starten zodat men meer specifiek de verwachtingen

per patiëntenpopulatie kent.

Kwalitatief onderzoek kan hierbij een bijdrage leveren opdat men meer inzicht kan

verwerven wat er juist bij de Ghanese patiënten leeft.

34

II. Onderzoeksmethode De methode wordt beschreven aan de hand de COREQ: een 32- items checklist voor

interviews en focusgroepen (Tong, Sainsbury & Craig, 2007).

2.1 Onderzoeksopzet

2.1.1 Onderzoeksdesign

In deze onderzoeksdesign werd gekozen voor een kwalitatief onderzoek aangezien dit

het beste aansluit bij het onderzoeksthema. Door middel van dit onderzoek kan men

nagaan hoe de Ghanese populatie de patiëntentevredenheid ervaart in het

wijkgezondheidscentrum Brugse Poort. Op die manier verwerft men meer inzicht in hoe

men denkt over patiëntentevredenheid en wordt de betekenisgeving in beeld gebracht.

Deze onderzoeksmethode kan meer inzicht verwerven in de processen, ervaringen,

belevingen, veranderingen en perspectieven van de persoon in kwestie (Ostelo, et al.,

2012).

Het betreft een kwalitatief beschrijvend onderzoek. Waar andere vormen van kwalitatief

onderzoek vaak het doel hebben om concepten te ontwikkelen of om theorieën te

vormen, is het eindproduct van een beschrijvend onderzoek een opsomming van de

respondenten hun ervaringen. Voor de analyse blijft men dicht bij de data en kiest men

voor een rijke beschrijving van een ervaring of gebeurtenis van de respondent

(Neergaard, Olesen, Andersen & Sondergaard, 2009).

2.1.2 Participanten

De onderzoekspopulatie omvat alle Ghanese patiënten van het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort. De coördinator van het wijkgezondheidscentrum heeft samen in overleg

met de verschillende huisartsen een selectie binnen deze populatie kunnen maken.

35

De onderzoekseenheden werden geselecteerd op basis van purposive sampling

(doelgerichte steekproef) waarbij men geselecteerd heeft op basis van bepaalde

karakteristieken.

Ten eerste werden in de studie zowel mannen als vrouwen opgenomen. Verder werden

verschillende leeftijdsgroepen opgenomen: kinderen en jongeren (jonger dan achttien

jaar) werden echter uit de onderzoeksgroep gehaald aangezien het onderzoek zich

specifiek richt op de volwassene patiënten.

Overigens zocht men diversiteit in het aantal jaren dat men ingeschreven is als patiënt

bij het wijkgezondheidscentrum, patiënten met en zonder kinderen, diversiteit in functie

van de zorgvraag (veel of weinig consulteren, bij verschillende disciplines, ...).

Ten slotte heeft men ook patiënten geselecteerd op basis van de code NNN en code

MKI. De MKI code geeft aan dat patiënten in het forfaitair betalingssysteem zitten voor

de disciplines Médecins (huisartsen), Kinesitherapeut en Infirmière (verpleegkundigen).

De NNN code geeft aan dat patiënten niet in het forfaitair systeem zitten

(omdat ze niet aangesloten zijn bij de mutualiteiten).

Uit registratie is onder meer gebleken dat NNN-patiënten minder frequent consulteren.

Tabel 1: Patiëntengegevens

Geslacht

V 13

M 2

Forfaitair systeem

NNN 0

MKI 15

Patiënt bij:

Verpleegkundigen 5

Diëtist 2

Kinesist 4

Sociaal werker 1

Leeftijd in jaar

18 – 30 3

31 – 40 3

41 – 50 6

51 – 60 3

Aantal jaren in België

[0 – 5] 2

[6 – 10] 5

[11 – 20] 5

[21 – 30] 1

Onbekend 2

Aantal raadplegingen

huisarts

[0 – 5] 3

[6 – 10] 4

[11 – 20] 7

[21 – 25] 1

36

2.1.3 Karakteristieken onderzoekster

De studente-onderzoekster is een vrouw, toegepast psychologe van opleiding en voert

het onderzoek uit met het oog op het behalen van de titel master in

Gezondheidsvoorlichting en - bevordering aan de Universiteit Gent. Gedurende de

opleiding ‘toegepaste psychologie’ heeft men drie jaar het opleidingsonderdeel

‘gesprektechnieken’ gevolgd: dit onderdeel was vooral gericht op counseling en het

ondersteunen van personen die psychosociale problemen ervaren. Verder heeft de

interviewster geen ervaring in het afnemen van interviews. De studente-onderzoekster

heeft zelf de interviews afgenomen, uitgetypt en gecodeerd.

Daarnaast heeft de studente reeds ervaring in het werken met etnisch culturele

minderheidsgroepen: de studente heeft voor een periode van drie maanden stage

gelopen bij het vluchtelingencentrum Fedasil. Hierbij werden vooral vrouwen van

Congolese en Guinese origine begeleid bij psychosociale problemen.

Overigens heeft de onderzoekster geen enkele band met de participanten alvorens de

studie van start ging. De face-to-face contacten met de deelnemers waren eenmalig.

2.1.4 Datacollectie

Bij deze onderzoeksvraag heeft men gekozen voor semi-gestructureerd interviews. Deze

manier van dataverzameling wordt dikwijls binnen kwalitatief onderzoek gebruikt.

(Ostelo, et al., 2012). Er wordt gebruik gemaakt van een topiclijst opdat de

dataverzameling reeds in een bepaalde richting zou gaan (Billiet & Waege, 2005).

Het is noodzakelijk om een topiclijst (zie bijlage 1) samen te stellen waarbij het van

belang is om verschillende aspecten binnen de gezondheidszorg van het WGC te

bespreken, opdat men voldoende inzicht heeft in de verwachtingen, wensen en

behoeftes van de patiënt. Om de interviews met elkaar te kunnen vergelijken, kan de

topiclijst helpen om de data te structureren tijden de datacollectie (Billiet & Waege,

2005).

37

Een eerste overleg bestond uit een samenstelling van promotor, co-promotor,

coördinator van wijkgezondheidscentrum Brugse Poort en vijf studenten die elk een

andere patiëntengroep (van verschillende etnische afkomst) interviewen. Gedurende dit

overleg werd het ethische comité besproken, het opstellen van informatiebrief en

informed consent (zie bijlage 2 en 3) en welke vragen opgenomen moeten worden in de

interviewleidraad. Het multidisciplinaire team van het wijkgezondheidscentrum Brugse

Poort werd geconsulteerd om deze topiclijst op te kunnen stellen. Het was voor de

studenten belangrijk om na te vragen wat de zorgverleners van het

wijkgezondheidscentrum graag zouden willen weten van de patiënten betreffende

tevredenheid en verwachtingen.

Gedurende dit overleg heeft men onder meer concrete afspraken gemaakt welke student

welke discipline zal ondervragen. De volgende disciplines werden ondervraagd om de

topiclijst samen te stellen: onthaal, verpleegkundigen, huisdokters, sociaal werkers en

kinesisten.

In een tweede bijkomst heeft men alle vragen van de verschillende disciplines bij elkaar

gebracht opdat men een topiclijst zou bekomen. Hierbij heeft men enkel de essentiële

vragen geselecteerd die zich richten tot patiëntentevredenheid. Vier studenten hebben de

informatiebrief en informed consent neergeschreven die de deelnemende patiënten

zullen ontvangen.

Één studente heeft de topiclijst terug gekoppeld naar de zorgverstrekkers van het WGC

Brugse Poort zodat zij enige feedback op de topiclijst zouden kunnen geven. Na deze

presentatie en feedback van de zorgverstrekkers werd de lijst nog één maal herzien en

aangepast.

Gedurende de eerste interviews werd nauwlettend de lijst met aan te halen topics

gebruikt voor de semi-gestructureerde interviews. Na het derde interview en in overleg

met co-promotor werd de volgorde van deze lijst veranderd. In de eerste drie interviews

werd begonnen met onder meer de volgende vragen: “To what extent is the health care

system in Belgium comparable to the one in your country of origin?” of “What are the

main differences between the health care system in your country of origin and the one in

Belgium?“ etc,… Hierbij werd de focus te sterk gelegd op de achtergrond van de

deelnemer. De aandacht moest echter worden verlegd naar wat de verwachtingen juist

zijn van de patiënt(e) van het WGC.

38

Nadat men de topiclijst heeft aangepast, is men begonnen met de volgende twee vragen:

“What do you expect from the community health center?” en “Do you have any

suggestions to improve the care that is offered to you?”. De vragen met betrekking tot

de achtergrond van de persoon werden pas op het einde gesteld. De volgorde van de

andere vragen is hetzelfde gebleven.

Er werden semi-gestructureerde interviews uitgevoerd die telkens ongeveer 40 minuten

(tussen 21.21 minuten - 50.42 minuten) duurden. Deze interviews vonden plaats tussen

10/09/2012 en 05/03/2013. De patiënten werden vooraf telefonisch gecontacteerd met

de vraag of men aan het onderzoek wilde deelnemen. Gedurende één van deze

telefoongesprekken heeft één persoon direct geweigerd om deel te nemen aan het

onderzoek. Daarnaast heeft één persoon gevraagd om enige bedenktijd te geven: de

persoon in kwestie wilde eerst informatiebrief en informed consent grondig nalezen.

Nadat men terug met deze persoon contact heeft opgenomen, gaf de persoon aan niet te

willen deelnemen aan het onderzoek. De reden voor beide uitvallen zijn onbekend.

Er werden in totaal 15 interviews uitgevoerd. Dertien interviews vonden plaats in de

natuurlijke omgeving van de patiënt(e) en twee interviews vonden plaats in een lokaal

van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort.

De meerderheid van de Ghanese bevolking spreekt Engels als tweede taal: bij dertien

deelnemers werd in het Engels gesproken en bij twee deelnemers werd in het

Nederlands gesproken. Een professionele vertaler was niet nodig; sommige deelnemers

hebben echter wel de hulp ingeroepen van kennissen of familieleden opdat men vlotter

zou kunnen communiceren en/of men meer zou kunnen vertellen over hun ervaringen

met het WGC.

Vooraleer het interview plaats kon nemen, werd de bedoeling van het onderzoek

uitgelegd. Hierbij werd samen met de patiënt(e) zowel informatiebrief als informed

consent overlopen. De deelnemers werden gegarandeerd dat hun anonimiteit en privacy

te allen tijde gerespecteerd zou worden.

Alvorens het interview plaatsvond, hebben de deelnemers die participeren binnen het

onderzoek een informed consent ondertekend.

39

Er werden 14 interviews opgenomen op geluidsband. Één participant heeft geweigerd

om de stem te laten opnemen. De student – onderzoekster heeft gedurende dit interview

enkele aantekeningen gemaakt. Het afnemen van interviews is gestopt tot dat er geen

nieuwe gegevens meer werden toegevoegd.

2.1.5 Data-analyse

Voordat de data-analyse plaatsvond, werden de 15 interviews getranscribeerd. De

interviews werden anoniem verwerkt (waarbij men heeft gewerkt met één initiaal van de

deelnemer).

De verwerking gebeurde in het softwareprogramma Nvivo waarbinnen men codes

toegaf aan de tekstfragmenten. Bij het coderen diende de topiclijst als leidraad,

waardoor de thema’s die binnen het gesprek naar voor kwamen al deels bekend waren.

Het coderingssysteem werd allereerst opgemaakt door de student-onderzoekster. Hierna

werd het coderingssysteem eenmaal bekeken met co-promotor. Uit de interviews

werden de antwoorden die eenzelfde code hebben, verzameld.

Om rekening te houden met de privacy van de deelnemers werd na de verwerking van

het interview het opgenomen gesprek verwijderd.

De resultaten worden enerzijds gerapporteerd in deze scriptie en anderzijds zullen zij

meegedeeld worden aan het multidisciplinaire team van het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort. Indien de deelnemers van het onderzoek dit wensen, kunnen ook zij een

verslaggeving ontvangen van de resultaten.

2.1.6 Ethisch comité

Het onderzoek (kenmerk: 2012/386) werd op 05/07/2012 goedgekeurd door het Ethisch

Comité van het Universitair Ziekenhuis Gent .

40

III. Resultaten

Om de resultaten weer te kunnen geven, wordt eenzelfde opdeling gehanteerd zoals in

de literatuurstudie beschreven werd. Er worden drie verschillende factoren

onderscheiden: praktijkgerelateerde factoren, zorgverlener gerelateerde factoren en

interactiefactoren.

Bij praktijkgerelateerde factoren kunnen de volgende onderdelen onderscheiden

worden: afsprakensysteem, verschillende disciplines en verschillende dokters binnen het

wijkgezondheidscentrum, huisbezoek, forfaitair betalingssysteem en omgeving.

Vervolgens wordt zorgverlener gerelateerde factoren opgedeeld volgens: tijd bij dokter,

tijd bij verpleegkundigen, technische vaardigheden en kledij zorgverleners. Ten slotte

bestaan de interactiefactoren uit: omgang, communicatie, vertrouwen en respect en

gelijkheid.

Er worden telkens kleine fragmenten uit verschillende interviews gekozen om een

onderdeel toe te lichten. Vanwege privacyredenen wordt louter vermeld uit welk

interview een fragment afkomstig is.

3.1. Praktijkgerelateerde factoren

3.1.1. Afsprakensysteem

Het afsprakensysteem wordt als nuttig en gemakkelijk ervaren. De respondenten

appreciëren de flexibiliteit waarbij men zelf een dag en zorgverstrekker mag kiezen.

“Yeah I think the systems are useful for them, to ask before you can come. You

can not just go there and tell them I am sick.” (interview 3).

“Euhm, ik vind dat maar normaal. Ik vind dat vrij goed: je maakt een afspraak,

belt en zegt welke dokter dat je wilt. Je mag zelfs een dag zeggen dat het u past.

En zij passen zich daar aan. Dus ik vind dat super goed.” (interview 6).

41

“Yes because sometimes, that you know, that the doctors are on vacation or

something. So to me it is very good. You have an appointment before you can go

there.” (interview 14).

In Ghana wordt er geen gebruik gemaakt van een afsprakensysteem: het is de gewoonte

om direct naar het ziekenhuis of centrum te gaan zonder dat alvorens contact wordt

opgenomen met het onthaal. Hierdoor waardeert men erg het systeem dat men in het

wijkgezondheidscentrum hanteert.

“You don’t make appointment before you go to the doctor. You just go. Any

moment you go,... But here you do appointment.” (interview 11).

“Maar het is niet zoals hier. De kliniek daar, je moet niet bellen of zo zoals

hier. De afspraak is gewoon komen. Het is niet hetzelfde als hier.” (interview

10).

3.1.1.1. Wachttijd voor afspraak

Wanneer de patiënt een afspraak wil maken met een zorgverstrekker, verzekeren de

meeste respondenten dat men niet lang moet wachten alvorens men op consultatie mag

komen. De respondenten bevestigen dat wanneer je in de ochtend belt, je vaak dezelfde

dag op afspraak kan gaan. Wanneer men echter later belt, zal men ten vroegste de dag

erna op consultatie kunnen komen. Anders moet men gemiddeld één tot twee dagen

wachten.

“No, sometime if I call in the morning. They ask me to come at 4 o’clock. Or

sometimes the next day they ask me to come. Not a long time.” (interview 1).

“Sometimes if I call in evening, then it is tomorrow,… Or sometimes if you call

very early, you can go the same day.” (interview 4).

42

“Sometimes If I didn’t call early in the morning. Then I call around two o’clock

or so. Then it is full. Maybe at 12 ‘o clock that day is full. Then it is the next

day.” (interview 11).

Er moet echter wel rekening worden gehouden met de periode waarin men als patiënt

een afspraak maakt. Wanneer het bijvoorbeeld winter is, zullen er meerdere zieken zijn

gedurende deze periode. Dit heeft al gevolg dat het drukker is en de wachttijden ook

langer zullen zijn. Daarnaast is het ook afhankelijk van het tijdstip waarop men een

afspraak maakt.

“Sometimes in the winter times like this, it is very busy he. So maybe you can

call at one and then they maybe give you appointment at three o’clock.”

(interview 5).

“Ok, it depends of the people over there. Sometimes you meet more people there.

Sometimes you meet less people. It depends on the time you go there.”

(interview 7).

Verder hangt de snelheid om een afspraak te maken ook af van de bereidheid om van

huisdokter te wisselen. De meeste Ghanese patiënten hebben een eigen dokter. Wanneer

eigen huisdokter de patiënt niet kan ontvangen wegens volboekingen, is de ene

respondent als sneller bereid dan de andere om te wisselen van huisdokter.

“So I don’t have any problem. And any time I made an appointment, they

receive the call nicely. And if my doctor is not in, they will give me another one.

And all the doctors are good, so,…” (interview 12).

“I have my own doctor. So if I say I want this one,... Maybe that time is full.

Immediately they give me another person. He or she is also correct. So I don’t

think there is a problem.” (interview 8).

43

Respondent 5 en 6 bevestigen dat er geen lange wachttijden zijn wanneer men een

afspraak wil maken met een huisdokter. Wanneer men echter een afspraak wil maken

bij een kinesist of een diëtist, zijn de wachttijden langer.

Doordat er tussen twee afspraken veel tijd zit, wordt de opvolging bij de diëtist als

ondermaats ervaren. Respondent 5 geeft ook aan dat de opvolging beter zou kunnen

zijn, moesten er meerdere kinesisten zijn.

“Behalve als je voor diëtist wilt gaan of zo, dan duurt dat altijd wel wat langer.

Zeker de eerste keer dat je wilt gaan,… Als je de eerste keer gaat, dan moet je

een paar maanden wachten tot dat je eerste afspraak kan krijgen’. Dus dat vond

ik toch wel ietske minder,… Ook bij volgende afspraak dan, dat je echt een

tijdje moest wachten dan. Allé dat sprak je dan af met de diëtist zelf. Maar dat er

wel echt een lange tijd tussen zat. Mja je neemt dat zo aan he.” (interview 6).

“So the appointment with the doctor is good. It is only with the kinesist. Maybe

you go to the doctor today, but the appointment will take place next week.

Becauses they are always full, full, full, full, full,...” (interview 5).

Ten slotte geven respondenten 4 en 15 aan dat het soms moeilijk is om een afspraak te

maken in combinatie met werken. De ene respondent geeft weer dat men soms hiervoor

vrijaf neemt. De andere respondent vertelt dat het afhangt van welke werkshift zij heeft

en of men tegelijkertijd ook bij het wijkgezondheidscentrum terecht kan. Het wordt

daarnaast ook bemoeilijkt, doordat zij rekening moet houden met de opvang van haar

kind.

“Yeah sometimes it is difficult, when I’m working. So I don’t have time to make

an appointment. Also If I have an appointment, I have to take time from work.

Sometimes I make an appointment in the weekends. When I’m not working. But

is very long time ago.” (interview 4).

44

“… So I have to take my daughter to a friend. I have to bring her in the morning.

To the doctor. Then I bring her to a friend and then I go to work. If in the

voormiddag, they don’t have a place for me, then she is stuck with me. And in

the afternoon I have to go to work so,…. Then it is difficult for me.” (interview

15).

3.1.1.2. Wachttijd in wachtruimte

Voor de meerderheid van de geïnterviewden zou de wachttijd gemiddeld tussen de vijf

en vijftien minuten liggen. Deze Ghanese patiënten accepteren dat een voorgaande

consultatie mogelijks kan uitlopen.

“Ooh not a long time. The doctors, they are on time. They do their work on

time.” (interview 1).

“No, no. Immediately my time is up. Maybe it will pass by 5 minutes. Maybe

somebody is with the doctor,... that is not the fault of anybody.” (interview 13).

Een respondent geeft weer dat men gemiddeld twintig minuten moet wachten. Dit is

voor de persoon in kwestie te lang. Drie andere patiënten vertellen dat men gemiddeld

tussen 30 en 45 minuten moet wachten. Dit wordt wederom als te lang ervaren.

“For me I think it is hospital so,… perhaps the person has a lot of problem or…

or something. For me it is not a problem but I don’t know, if I have to wait 20

minutes, then it is too long.” (interview 12).

“If it’s too busy you can wait about 45 minutes. If you got an appointment at ten

o’ clock. Then you look at the time and just you run and run and run. And you go

and just sit there about 30 minutes. About 40 minutes. I think sometimes it is too

long.” (interview 5 ).

45

Daarnaast zegt een regel binnen het wijkgezondheidscentrum dat men reeds vijf tot 10

minuten voor het afgesproken tijdstip aanwezig moet zijn. Wanneer een consultatie dan

uitloopt, wacht men volgens een respondent te lang.

Bij de verschillende wachttijden werd er doorgaans gevraagd hoe de respondent zich

voelt, wanneer de zorgverstrekker niet op tijd een afspraak kan aanvangen. Een

respondent vertelt dat het haar enorm veel stress geeft. De meeste patiënten accepteren

echter dat een consultatie kan uitlopen. Regelmatig wordt als rechtvaardiging gegeven

dat er waarschijnlijk een patiënt(e) voor hen is met een ernstige aandoening en hij/zij de

tijd nodig heeft bij de zorgverstrekker.

De groeiende patiëntenpopulatie wordt vaak als oorzaak gezien van dergelijke lange

wachttijden. De respondenten vinden het belangrijk om enig geduld uit te oefenen

wanneer een voorgaande patiënt bij de dokter is. Tegelijkertijd moet de arts of andere

zorgverstrekker ervoor zorgen dat men de consultatieduur in het oog houdt opdat de

wachttijd niet sterk zou uitlopen.

“…it is not the problem of the doctor. It is the problem of the population. So if

the doctor can be precise of there time,… Because the doctors they don’t know

why you are coming. Sometimes you are feeling so bad. You need a check up

from the doctor,…So if they can improve their time also for their treatment then

yeah,...” (interview 9).

“For me everything is ok. Because when you are sick you have to wait, you

know. If you don’t have the patient, you can not heal the sickness he. So you

have to be patient, because if you go: first come, first serve. So you can not say:

“oh I came first!”. “I have to go fast!”. No no. you have to wait for somebody to

go, before you go he.” (interview 7).

“Ja soms… allé euhm het is afhankelijk van welke persoon bij de dokter is.

Soms heb je grote problemen bij de dokter. Dan moet je een beetje tijd hebben.

Dus je moet een beetje geduld hebben,...” (interview 10).

46

3.1.2. Verschillende disciplines binnen het wijkgezondheidscentrum

Elke respondent meent dat de verschillende disciplines binnen het

wijkgezondheidscentrum een goede zaak is. Er wordt een algemene waardering gedeeld

voor deze organisatie aangezien alle diensten ter plaatse zijn en men gemakkelijk van de

ene dienst naar de andere dienst kan overgaan.

“Well I think it is good, because ehm… Because if all is there, it will be easier

for me.” (interview 12).

“I like it because if you need a nurse, they have it. Then you don’t need to go to

another place for it,… no up and down. They have it all in the same places. I like

it.” (interview 15).

“Awel dat vind ik eigenlijk echt super goed. Want je hebt maar weinig

praktijken, denk ik, waarbij je zoveel verschillende dingen ineen hebt. Dus dat

vind ik super goed, dat je voor verschillende dingen daar terecht kunt. Ja, echt

qua kinesist, qua diëtist, qua verpleging, dokters, ja noem maar op he.”

(interview 6).

Daarnaast storen de respondenten er zich niet aan dat de verschillende disciplines met

elkaar samenwerken. Elke discipline kan nog steeds beroep doen op enige privacy,

doordat elke verschillende zorgverstrekker een eigen ruimte heeft om te kunnen werken.

“Yeah it is good because everyone has his own room.” (interview 9).

“Oh it is good. Because everyone has his own room. Although they are working

in one building, they all have their departments.” (interview 13).

Dikwijls wordt ook aangehaald dat het een goede manier van werken is, aangezien men

op die manier op verschillende expertises beroep kan doen. Hierdoor kan het werk vlot

verlopen.

47

“I think that there are different doctors, but everyone has got their duty to fulfill.

You have a doctor for ‘hoofd’, a doctor for buik, a doctor for,… Yes.”

(interview 4).

“Ok it is very important to have different sectors you know. … Because maybe

every sickness has it’s own doctor, you know? Aha, that one is very important.”

So that the work can go faster you know.”

(interview 7).

Één respondent geeft aan het leuk te vinden dat er naast verscheidenheid in disciplines,

ook een verscheidenheid in culturen bestaat binnen het personeel. Dit wordt als een

aangenaam aspect binnen het wijkgezondheidscentrum ervaren, omdat dit niet wordt

waargenomen bij andere gezondheidspraktijken.

“En ook dat er, allé, dat er qua dokters ook verschillende cultuur zit. Want de

diëtiste daar is bijvoorbeeld van India, wat ik ook wel super wijs vind. Dus ja

echt zo verscheidenheid.” (interview 6).

Globaal genomen is men erg tevreden over de werking van de verschillende

zorgverstrekkers.

Er is echter één enkeling die niet tevreden is over de dienstverlening van één kinesist. Er

werd vooral kritiek gegeven over de manier waarop de kinesist(e) haar kind heeft

benaderd: het kind werd hardhandig behandeld waardoor zij schrik heeft gekregen van

de zorgverstrekker. Omwille van deze omstandigheden hebben de ouders van het kind

geweigerd om nog naar dezelfde kinesist(e) te gaan.

“She asked the child do this, do that. And the child always ran to me. And she

was very harsh. That kinesist was very harsh. And I have one or two people who

have complained about the same girl. The same kinesist.” (interview 5).

Er werd bevraagd aan enkele andere respondenten, die patiënt zijn bij verschillende

kinesisten, hoe zij een behandeling ervaren bij deze zorgverstrekkers.

48

Er werden door deze patiënten geen klachten gerapporteerd en waren tevreden over hun

manier van werken.

3.1.3. Verschillende dokters binnen het wijkgezondheidscentrum

De aanwezigheid van verschillende dokters is voor de Ghanese patiënten belangrijk.

Men redeneert dat er voldoende aantal dokters aanwezig moeten zijn om tegemoet te

komen aan de groeiende patiëntenpopulatie.

“There are many patients who go there. It is too much. If you have many doctors it

is good.” (interview 11).

“If they can help people, why not! it is ok. So I think it is enough or it is good that

they have so many doctors. Then if somebody is not there, somebody can step in for

the person to.” (interview 15).

In Ghana zouden de dokters soms niet strikt de werkuren aanvangen en is er niet altijd

een dokter aanwezig. Het wordt enorm gewaardeerd wanneer men in het

wijkgezondheidscentrum steeds beroep kan doen op een zorgverstrekker.

“Yeah here are so many doctors he. Everytime you go to the hospital or you go

to the centre like the Brugse Poort, there is always a doctor. But in Ghana it is

not like that. That’s a difference. But here 24/24 there is always someone to

help. But in Ghana, it is not like that. No no.. not so many doctors.” (interview

5).

De meeste Ghanese patiënten hebben een eigen huisdokter. Vanwege de grote

patiëntenpopulatie of doordat de huisarts niet continu aanwezig is in het

wijkgezondheidscentrum, is het niet altijd mogelijk om de persoonlijke dokter te

bereiken. Hierdoor is het soms aangewezen om tijdelijk van dokter te verwisselen. De

meerderheid ervaart hier geen problemen bij.

49

“No because If I’m hypertensive, I have my doctor. So one doctor can not take

care of all of us. They also do shifts. Soms, morning, soms evening.” (interview

1).

“Everybody there doesn’t work all morning. Somebody will come in the

afternoon,... It is shifts. Yeah they have to run. If you are not there, maybe I

come and this one is there. You know?” (interview 9).

“Yeah, no problem. Because if my doctor is not there, they can ask me: Which

doctor do you like to look after? And they will give you the chance to change.”

(interview 13).

Sommigen hebben echter de voorkeur om niet te veranderen van huisdokter en zullen

ook enkel bij de eigen dokter willen blijven gaan.

Verder geeft één respondent aan dat zij in het begin moeilijkheden had om te

veranderen van huisarts. Hoewel deze respondent nog steeds de voorkeur heeft om bij

één huisarts op consultatie te gaan, is het voor haar een gewoonte geworden om te

wisselen van huisarts.

Daarnaast heeft één respondent de voorkeur om niet behandeld te worden door stagiairs

die in opleiding zijn. Men zal dan ook weigeren om bij hen op consultatie te gaan.

“… And sometimes they give me this doctor, no I don’t want to. Because sometimes

the doctors are new he. They are new students. They don’t have any experience.

Then I say no no,... Maybe I’ll wait for my doctor or give me another one. It’s

something like that.” (interview 5).

3.1.4. Huisbezoek

De meerderheid van de patiënten heeft nog nooit beroep gedaan op een huisbezoek. Het

idee dat dit mogelijk is, spreekt hen wel aan wanneer men erg ziek is of wanneer

niemand thuis aanwezig is om hen hulp aan te bieden.

50

Twee personen geven aan dat zij dit alleen zouden toestaan als er ’s nachts een

noodgeval zou plaatsvinden. In andere omstandigheden gaat men gewoonweg naar het

wijkgezondheidscentrum.

Twee personen hebben reeds een huisbezoek gekregen van verpleegkundigen (nadat een

operatie heeft plaatsgevonden in een ziekenhuis). Zij waren zeer tevreden over de

diensten en de snelheid dat men tot het huis kwam.

Één respondent heeft geprobeerd een huisdokter te bereiken, maar de arts zou te laat

zijn aangekomen:

“I think it is ok. Because I have experience maybe one or two times. I was very

very sick. But they told you if you want a doctor to visit you, then you have to

call before ten o’clock. And I called,… Maybe I did one or two times. I called

before 10 ‘o clock. But I think the doctor was in the afternoon. It was very late

he.” (Interview 5).

Daarnaast geeft één respondent aan dat vroeger dit systeem erg goed was. Naarmate de

populatie binnen het centrum groter werd, is deze dienstverlening niet meer zoals het

was. Gedurende het weekend tracht men een huisdokter van het

wijkgezondheidscentrum te bereiken. Dit is echter niet meer mogelijk en men moet nu

contact opnemen met een andere organisatie opdat men verder geholpen zou worden.

Vaak vindt men bij deze organisatie echter ook geen gehoor.

“Before, normal if you are really, really sick the doctor can come to your house. To

check you. For example like in weekends. The weekends it is not open he. It is

closed. But the doctor can come, especially before I told you about doctor X, he can

come…But now.. NO! It is too big. And they give you a,… paper. And you have to

call some organisation. And they put you through another office.”(interview 9).

51

3.1.5. Forfaitair betalingssysteem

De meerderheid van de Ghanese patiënten kent het forfaitair betalingssysteem. Uit de

patiëntenregistratie blijkt dat alle patiënten aangesloten zijn bij de mutualiteiten. Een

persoon geeft aan dat men niet op de hoogte is van het betalingssysteem. Deze

respondent vertelt dat haar ouders nog steeds zorgen voor de financiële middelen.

Alle respondenten duiden erop dat er een groot verschil bestaat tussen België en Ghana

op financieel vlak. In Ghana wordt vaak de zegswijze ‘cash and carry’ uitgesproken:

daar moet men betalen, alvorens men recht heeft op enige zorgverlening.

“Or you pay money. Lots of money, then they help you. It’s also ‘cash and

carry’.” (interview 1).

“…You have to have money in your pocket. Otherwise no doctor will take care

of you. So that is the sytem. But here, like me now, I’m sick, I can go to the

hospital without money you know.” (interview 7).

Sommige Ghanese patiënten kunnen de zorg in Ghana echter niet betalen, waardoor de

noodzakelijke zorg soms lange tijd uitblijft . Hierdoor ervaart men een groot voordeel in

het Belgische zorgsysteem waarbij de onkosten worden terugbetaald.

3.1.6. Omgeving

De omgeving wordt door verschillende respondenten als een belangrijke factor

vernoemd. De voornaamste invloeden op omgeving zijn: rust, netheid en gezelligheid.

Twee respondenten geven aan dat het gebouw van het wijkgezondheidscentrum enorm

verbeterd is ten op zichte van een paar jaar terug: het is groter en mooier ingericht.

“Ah vroeger was het iets anders, want het was zo klein en al. Vroeger, ik denk

een paar jaar geleden. Maar nu is het goed. Ja het is mooi.” (Interview 10).

52

“Het is nu zo helemaal vernieuwd. Dat vind ik super goed. Want daarvoor was

het echt klein en krap. Ik herinner mij dat nog van,…. Echt er is een lift nu en het

is groot en proper.”(interview 6).

Hygiëne en netheid zijn voor verschillende respondenten belangrijk binnen het centrum.

Er worden grote verschillen gerapporteerd in vergelijking met het land van herkomst:

onder meer hygiëne lijkt een groot probleem te zijn in Ghana.

“Here they clean everything. Everything is ok. But in Africa it is like,... eeh,...

The neatness is also not the same he.” (interview 5).

Verschillende respondenten vinden het belangrijk dat de wachtruimte rustig is. Bij

momenten waarin men erg ziek is, is het namelijk belangrijk dat er niet te veel lawaai is.

Het aquarium wordt als rustgevend ervaren en het neemt tegelijkertijd ook de perceptie

van het lange wachten weg.

“At times you see the fishes. I look at the fishes when i’m .. I’m just looking. So,

the place is very nice, everything is very nice.” (interview 13).

Daarnaast vindt men het aangenaam dat er speelruimte gecreëerd is voor de kinderen.

Zo kunnen zij rustig spelen zonder dat hierbij veel lawaai wordt gemaakt.

“Yeah (lacht). When I’m waiting there,... you know,... they have an aquarium. It

is a nice thing there you know. They have children’s to play there. And the place

it is nice you know.” (interview 7).

“ Before they didn’t have a room for kids. In the waiting room you have a place

for kids playing there. Sometimes they make noise. Some parents don’t control

their children. And then when someone is sick, sometimes needs quietness. Now

it is a fun place for kids.” (interview 9).

53

Ten slotte is het belangrijk dat de inrichting van de ruimte gezellig is en waar men zich

goed voelt. Het gebruik van kleur en licht blijkt een goed effect te hebben op de

respondenten.

“Is het wel leuk ingericht,… het is ook gezellig ingericht. Dus weer zo met die

stoeltjes met allemaal kleuren enzo. Dat is wel wijs. En er staat zo een bokaal

met vissen. Allé zo kleine dingen, maar die wel het positief maken.” (interview

6).

Verschillende respondenten vinden het ten slotte cruciaal dat men geen verre afstanden

moet afleggen om het wijkgezondheidscentrum te bereiken. Een korte afstand tot het

WGC wordt als een bijkomend voordeel gezien.

“And from my house this place, it is about 10 minutes. So I can walk to this

place.” (interview 11).

3.2. Zorgverlener gerelateerde factoren

3.2.1. Tijd bij dokter

De zorgverstrekker moet voldoende tijd hebben voor de patiënt. Verschillende

respondenten vinden dat het wijkgezondheidscentrum hier aan tegemoet komt. De

respondent vindt het belangrijk dat je als patiënt de tijd kan nemen om je problemen uit

te kunnen leggen.

“Maar als ik ziek ben en ik moet bij de dokter zijn, dan moet de dokter tijd

hebben voor mij.” (interview 10).

“…So she has to take time to check the person. Because I think that one also is

good. So it is normal.” (interview 8).

54

“ He listen to me and he ask me to.. to.. say anything that I want to ask. So he

gives me the opportunity to explain. To explain everything that worries me.”

(interview 14).

Twee respondenten nemen echter waar dat de artsen soms niet veel tijd hebben om je

als patiënt grondig te onderzoeken. Volgens deze respondenten moet soms alles aan een

snel tempo gebeuren: dit heeft als gevolg dat de consultaties korter zijn en men soms

niet alles kan vertellen aan de huisdokter. Hierdoor voelt men zich verplicht om

consultaties bij andere dokters, buiten het wijkgezondheidscentrum, te raadplegen.

“If the doctor hasn’t time enough, he or she quickly rush things.” (interview 9:

broer van respondent).

“Yeah you have to have the time: “What’s the story?” or “What is going on

inside?”. But the moment they start to do this, you keep everything, you can not

tell he. This means you have to find another doctor. Maybe Sint-Lucas or …”

(interview 9).

3.2.2. Tijd bij verpleegkundigen

Een respondent geeft aan dat zij vooral de verpleegkundigen aangenaam vindt,

aangezien zij erg veel geduld kunnen opbrengen voor de patiënt. Hierbij duidt men

opnieuw op feit dat het belangrijk is om voldoende tijd te nemen voor de patiënt.

“The doctors also are very good. But the reason why I said the nurses, because

if somebody gets hurt, maybe somebody have problem here or here [duidt

verschillende lichaamsdelen aan]. You know, they take time.” (interview 8).

55

3.2.3. Technische vaardigheden

Bijna alle geïnterviewde Ghanese patiënten gaan akkoord met diagnose die de dokter

heeft vooropgesteld. Vaak wordt als argument opgegeven dat de dokter voldoende

expertise heeft: men heeft voldoende kennis en men heeft voldoende gestudeerd om

iemand zijn ziektebeeld te diagnosticeren.

Één respondent kon het echter niet accepteren dat de dokter hem niet geloofde wanneer

hij ziek was. De dokter had het gevoel dat de patiënt hem iets aan het voorliegen was

zodat hij niet moest gaan werken.

“Yeah that one you can not,.. like you, I’m the doctor and you come to me and

you tell me you are sick and I say; “ No, you are not sick.” You know, that is

not something good to tell somebody. Because you are not inside the person he.

The person doesn’t know what you feel.” (interview 7).

3.2.4. Kledij zorgverleners

De meerderheid is onverschillig betreffende wat het personeel van kledij draagt of zou

moeten dragen: het is voor hen niet storend wanneer er geen uniform wordt gedragen

(bijvoorbeeld een witte jas). Twee patiënten kunnen dit aspect niet beoordelen,

aangezien de kleding van het personeel nog niet opgevallen is.

Slecht een enkeling zou graag hierin een verandering willen terugzien. Men zou

bijvoorbeeld een ‘witte jas’ moeten dragen opdat de verschillen tussen de disciplines

duidelijk is.

“So they have to get like white rope or something on their clothing. So you can

see this is a doctor, this is a nurse, or… Because sometimes even the receptionist

you see them in the nurse office. Then you think that they are the nurses. But if

you don’t go there often, you think that they are also nurses. So I think they have

to have different clothing. Because at our work we have all the same. But you

can see this: this one is a nurse, this one is logistiek, this one voor de zorg. So

then you know.” (interview 15).

56

3.3. Interactiefactoren

3.3.1. Omgang

Ten eerste geeft de meerderheid van de Ghanese patiënten aan dat men reeds goed

ontvangen wordt door het onthaal.

“Yeah I always make an appointment with my doctor when I’m sick. And it is

also good. They receive me good and they are very kind.” (interview 1).

Ieder geïnterviewde vertelt dat men erg tevreden is over de dienstverlening. Men ervaart

bij hen geen problemen: men wordt persoonlijk gegroet en vriendelijk onthaald bij het

maken van een afspraak. Wanneer een dokter niet aanwezig is, wordt samen gezocht

naar een andere dokter waar men terecht kan voor een consultatie.

De respondenten vinden algemeen dat men door alle zorgverstrekkers goed ontvangen

wordt: verschillende respondenten spreken erover dat men open ontvangen wordt.

“Ik vind het echt gewoon,... opener. Het is zo wat anders dan dat je naar een

gewone dokter gaat. Dat is zo wat stijver. Daar is het zo wat socialer.”

(interview 6).

Een respondent vindt het aangenaam als een zorgverstrekker ook buiten het centrum

haar herkent en begroet.

Yeah everybody is good here. Especially the doctors. Outside they greet you.

(lacht). (interview 1).

57

3.3.2. Communicatie

3.3.2.1. Begrijpbaarheid

Het communiceren verloopt telkens erg goed. De meesten praten Engels of maken een

combinatie tussen Engels en Nederlands. Twee respondenten kunnen zich volledig in

het Nederlands uitdrukken.

Verschillende respondenten trachten de conversaties in het Nederlands aan te vangen

zodat men de taal beter kan beheersen. Wanneer men zich moeilijk in het Nederlands

kan uitdrukken, zet men de conversatie verder in het Engels. Zowel patiënt als dokter

kunnen elkaar goed verstaan.

Één respondent geeft ook dat men het aangenaam vindt wanneer het onthaal vraagt in

welke taal men graag de conversatie zou willen verder zetten. Er bestaat namelijk vaak

de misopvatting dat alle personen van Afrikaanse afkomst Frans praten.

“And mostly they don’t say: “I only speak Flemish, I don’t understand.”

Everybody can speak every language. So you can express yourself and I

understand them and they can also understand you. I Like it!” (interview 13).

“No, no. if you go there they speak Nederlands, they speak English,… If you go

there they ask you which language you like so,… That one I like because

everytime, even at my work, when they see me, they start French. I don’t

understand any French. So I like it when they ask you. Nederlands or English

or…” (interview 15).

Twee respondenten vertellen dat wanneer patiënt en zorgverlener elkaar niet kunnen

verstaan (Engels of Nederlands), er gebruik gemaakt wordt van tekeningen of gebaren

om de communicatie te ondersteunen.

“Sometimes if I don’t understand it, the doctor makes a euhm a map.. euhm.. a

design? For me so that I get it.” (interview 12).

58

“I talk both English, Nederlands. And If they don’t understand, I will make these

(toont haar handen).” (interview 2).

De Ghanese respondenten hebben geen tolk nodig om zichzelf te kunnen uitdrukken.

Wanneer men toch nood heeft aan een vertaler, komen soms eigen familieleden mee

naar de consultatieruimte.

Twee respondenten hebben uitdrukkelijk vermeld dat men geen nood heeft aan een tolk.

Enerzijds zou men het niet waarderen dat anderen persoonlijke informatie weten over de

patiënt. Anderzijds geeft één respondent aan dat men geen Ghanese personen kan

vertrouwen.

“No, no, I don’t trust them! I don’t like it !” (interview 12). “I want to speak myself. No it is not nice, if they know things.” (interview 2).

Twee respondenten zeggen dat de artsen soms te veel medisch jargon gebruiken. Op

deze momenten zal men naar meer informatie vragen opdat men het beter zou kunnen

begrijpen.

“Soms he, soms vraag ik als de dokter zegt: “Je hebt deze ziekte.” Soms begrijp

ik het niet. Dan vraag ik om meer uit te leggen.” (interview 10).

“But sometimes there is a need for an explanation. Because sometimes you go

there and they tell you always in medical terms he. Something I have to

understand. So if there is an explanation, I ask him how come that,… Something

like that. Just to explain it.” (interview 5).

59

3.3.2.2. Luistervermogen

Elke respondent heeft het gevoel dat het personeel van het wijkgezondheidscentrum

naar hen luistert. Men merkt dit enerzijds non-verbaal op: men richt zich tot de patiënt,

er wordt voldoende oogcontact gemaakt en er wordt aandacht gegeven aan de patiënt.

Anderzijds tracht de zorgverlener ook door middel van feedback gepast op het verhaal

van de patiënt te reageren. De zorgverstrekker geeft de patiënt voldoende de

gelegenheid om zijn of haar bezorgdheden te bespreken en tegelijkertijd vraagt men om

verduidelijkingen wanneer men informatie mist of wanneer het niet begrijpelijk is.

“Yeah yeah. He listen to me and he ask me to.. to.. say anything that I want to

ask. So he gives me the opportunity to explain. To explain everything that is

worry me.” (interview 14).

“If you go there and you tell them your trouble they always have patience to

listen.” (interview 3).

Als reactie hierop tracht de zorgverlener voldoende te begrijpen wat de patiënt beleeft.

Er komt vaak ter sprake dat de zorgverstrekkers voldoende geduld hebben.

Ten slotte luistert men voldoende doordat men het gepaste advies kan geven hoe men

met een bepaalde ziekte om moet gaan.

“Ja, dat ook wel vind ik. Het is niet zo dat is van: “Ik wil er zo snel mogelijk

vanaf zijn.” Of zo. Het is zo van, ze willen u echt wel helpen. En je merkt dat

ook. En dat maakt ook wel dat je je goed voelt en dat je wilt blijven gaan. En dat

het aangenaam is om naar de dokter te gaan. Dus ja.” (interview 6).

“When you tell your problems, he or she will give you the prescription. That is

already a good response.” (interview 9).

60

3.3.2.3. Informatieverstrekking

De informatie die de zorgverleners geven is vaak voldoende tot goed. Twee

respondenten vertellen dat ze voldoende informatie krijgen over de ziekte maar soms

enige informatie missen met betrekking tot wat men juist inneemt van medicatie. Het is

voor hen geen vereiste om dit mee te geven, maar men zou het wel waarderen moest de

dokter dit kunnen meegeven.

“Over ziekte wel, maar over medicatie niet.” (interview 10).

“Hmm qua informatie, dat is misschien toch wel iets minder,… Ze zouden iets

meer informatie moeten geven wat dat je aan het nemen bent. En wat dat je in je

lijf stopt. Maar ja, je neemt dat aan, zoals ik al zei. Het is een dokter, dus je

vertrouwt daarop dat dat iets is dat je gaat helpen.” (interview 6).

Een respondent vertelt dat men soms informatie op de computer opzoekt alvorens men

tot de dokter komt. Daarna vraagt men meer informatie aan de zorgverstrekker.

Sommige dokters geven ook folders mee of de zorgverstrekkers geven de raad om meer

informatie op het internet te zoeken. Een respondent vond dit een goede manier om

informatie te geven.

“Sometimes they give the information, then they give me pamflets then we can

read. And we should look on the internet, for us, to get more information. It is all

ok I think.” (interview 15).

3.3.3. Vertrouwen

Alle geïnterviewde respondenten hebben vertrouwen in de zorgverstrekkers. Dit

vertrouwen komt vaak doordat men zich beter voelt nadat men een bepaalde

behandeling of medicatie gekregen heeft. Enerzijds heeft men vertrouwen in hen

doordat men open ontvangen wordt, anderzijds doordat men zeker is dat men geen

persoonlijke informatie naar buiten brengt.

61

Één patiënt geeft echter aan dat zij enkel haar volledige verhaal kwijt kan bij haar eigen

dokter. Bij de andere dokters, die de patiënt niet goed kent, zal zij eerder de

noodzakelijke informatie met betrekking tot een ziekte vertellen.

“My doctor, I trust her. She does everything for me. If I ask her, anything, she

gives me advice. And this and so. That is how I see my doctor. But the others I

don’t talk deep with them. But they know my information on the computer. But I

don’t tell them this and this, this,… But our doctor she knows everything about

us.” (interview 15).

Ten slotte vond één respondent het moeilijk om ‘het vertrouwen tussen patiënt en arts’

te beoordelen, aangezien men als patiënt nog maar twee keer in het

wijkgezondheidscentrum is geweest. Het vereist namelijk een langdurige relatie met de

zorgverstrekker om een vertrouwensrelatie op te kunnen bouwen. Verder geeft deze

persoon aan dat het vertrouwen moeilijk was bij een bepaalde situatie:

“… If I’m not sick, I don’t wake up and say I’m going to the doctor. You know,

nobody wants to be sick you know. So I tell the woman I’m sick. … Because the

thing is inside me. You don’t know what I’m feeling. So you can not tell me that

I’m not sick.” (interview 7).

De meeste patiënten vertrouwen de zorgverstrekkers erop dat zij het beroepsgeheim

respecteren.

Vaak gaat men ervan uit dat de dialoog tussen arts en patiënt een privé aangelegenheid

is, aangezien men nog geen informatie over henzelf van andere patiënten heeft gehoord.

“This job,… When you are entering this job you just have to do one thing: to just

zip your mouth.” ( interview 8).

“Yeah I trust them. They will not take my information to anybody. And I know

that it is there job.” (interview 13).

62

Twee patiënten geven echter aan dat patiënteninformatie tussen de zorgverleners

onderling wel uitgewisseld wordt. Dit gebeurt enerzijds via mondelinge communicatie

anderzijds kunnen de zorgverstrekkers ook digitaal de medische patiëntendossiers

bekijken.

“You don’t take somebody’s information to another person. Unless they are two

doctors.” (interview 13).

“Hmm I don’t know because everything is on the computer. So everything you

tell them is not private. This doctor will see, this doctor , this doctor,… So, no.”

(interview 15).

Verder vindt één patiënt het belangrijk om zo open mogelijk te zijn met een

zorgverstrekker opdat men zo goed mogelijk een behandeling kan opstarten. Wanneer

de arts niets alles over de patiënt weet, kan dit gevolgen hebben voor de behandeling.

“It depends, because when we are sick, all we need is to be treated. And if you

are sick, I mean, we don’t think there should be something like privacy. It has to

be open.” (interview 9).

3.3.4. Respect & Gelijkheid

De Ghanese patiënten vinden dat men met respect behandeld wordt in het

wijkgezondheidscentrum. Dit wordt weergegeven door de manier waarop de

zorgverleners en onthaal de patiënten benaderen: warmtevol en open. Er wordt ook

vaak gezegd dat men niet let op de huidskleur van de patiënt.

“No, they respect me. Because I’m black. But they don’t care about it. No, they

know that I’m a human being. So I come here and they respect me.” (interview

1).

“Very well. They are all polite, they are all doing their work. When you come in

the night, afternoon, morning. Always!” (interview 13).

63

Daarnaast ziet men dat men respectvol behandeld wordt, bij het maken van een

afspraak. Het onthaal vraagt onder meer op welke dag men graag een afspraak wil

maken, bij welke dokter etc. De patiënten vinden het aangenaam dat men eigen keuzes

kan maken.

“Voorbeeld ik heb afspraak om deze tijd. Ze gaan vragen bij welke dokter. Ze

gaan kijken, beetje zitten. Allé ze respecteren mij wel.” (interview 2).

“Because if I go, and I’m late. And they tell me: oh you are late, then they give

me another appointment. Then it is ok.” (interview 3).

Één respondent weet niet of men voldoende respect heeft; uiterlijk kan men vriendelijk

overkomen, maar in werkelijkheid weet men niet wat er in de hoofden van personen

afspelen.

“Pfieeew.. ohhh.. well for that question (lacht), somebody will laugh to you

nicely, but you don’t know the mind.” (interview 12).

De Ghanese patiënten voelen ook aan wanneer men welkom is in een bepaalde situatie.

Men weet dat het personeel van de Brugse Poort hen open verwelkomt.

“Yeah sometimes if you go there, the way they react. They receive you in their,

in the waiting room Because sometimes if you go somewhere you know you are

welcome. If you are not welcome you notice it directly.” (interview 15).

“Yeah if you see, if you go to a place and the people don’t respect you, you can

know quickly the way they react. There it is not the case. To me. I know that they

are not that kind of people.” (interview 9).

64

Een respondent geeft aan dat men de achtergrond (herkomst van een bepaald land) niet

moet meenemen naar een consultatie.

Het doel van een dergelijk gesprek is het bespreken van een ziekte of behandeling. Je

gewoonte, cultuur, religie, etc. worden gedurende dergelijke consultaties niet besproken.

“Yeah.. You know, if I go there, you know I just behave my normal way, you

know? Because if you are sick and you go to the hospital you don’t have to take

your religion, you don’t have to take your… you know, if you are somebody who

is higher, you don’t have to take it there. You only go there for your sickness.”

(interview 8).

Verschillen in (gelijke) behandeling worden door de meeste respondenten niet

gerapporteerd. De meerderheid voelt zich als ‘gelijke’ beschouwd.

Drie respondenten kunnen echter geen antwoord geven of zij al dan niet gelijk

behandeld worden. Er is vaak onwetendheid hieromtrent aangezien men geen kennissen

of vrienden heeft van andere culturen. Later werd hierop doorgevraagd of zij eventueel

verschillen in interactie opmerken in de wachtruimte, wanneer de zorgverstrekker met

verschillende culturen in contact komt. Hierop antwoordt men negatief.

“You know if I go there, they treat me the same. They don’t treat me like I’m

black or like I’m from Ghana. No. it’s the same.” (interview 7).

“Normally if you go to some places or offices, maybe you ask a question,... and

you see that sometimes racist aspects, the people you see. But in Brugse Poort I

have never seen something like that. It is normal.” (interview 5).

“Yeah because when they receive you, the same thing that they receive me.

When the doctor is saying something, the same doctor tell it to me. They don’t

care that this one is white and the other is black. They treat us as equal.”

(interview 8).

65

Er is ten slotte één voorbeeld gevonden waarbij de respondent zich benadeeld voelt

tegenover andere bevolkingsgroepen. Deze respondent vertelt dat men het niet fijn vindt

als de huisdokter onmiddellijk een bloedonderzoek eist, wanneer men terug komt van

een (familie)bezoek in Ghana. Zo zou de arts graag willen weten of men al dan niet met

het HIV virus besmet is geraakt. Wanneer een dergelijk bloedonderzoek alleen bij de

zwarte populatie wordt uitgevoerd, wordt dit niet geaccepteerd door de persoon in

kwestie.

66

IV. Discussie

Op vraag van het multidisciplinair team van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort

werd een onderzoek opgestart naar wat de patiënten afkomstig uit Ghana verwachten

van de zorg en dienstverlening door het WGC. Verder was het belangrijk om na te gaan

hoe tevreden men is over de huidige zorg en dienstverlening.

In de literatuurstudie werden de patiëntgerelateerde factoren besproken waarbij

verschillende factoren werden onderscheiden: leeftijd, geslacht, sociaal economische

status en gezondheidstoestand. In deze onderzoeksstudie wordt hier niet verder op in

gegaan.

Het afsprakensysteem wordt door de Ghanese patiënten als dienstig beschouwd: dit

systeem mist men namelijk in het land van herkomst. Men moet niet lang wachten

alvorens men op afspraak mag komen: vaak kan men dezelfde dag komen of moet men

één à twee dagen wachten. Er moet echter wel rekening worden gehouden met de

periode waarin men een afspraak maakt (afhankelijk van het seizoen en tijdstip).

Daarnaast hangt de snelheid om een afspraak te maken af van de bereidheid om van

huisdokter te wisselen bij volboekingen.

De respondenten vinden het tevens belangrijk dat de zorgverstrekker het tijdsschema in

de wachtruimte in het oog houdt. De Ghanese patiënten hebben er begrip voor dat een

consultatie kan uitlopen, maar de wachttijd moet binnen acceptabele marges vallen.

Daarenboven treft men een groeiende patiëntenpopulatie aan waardoor de wachttijd in

de wachtzaal toeneemt. Dit kan ten koste gaan van de patiëntentevredenheid (Wensing

et al., 2002).

Er wordt een algemene waardering gegeven voor de aanwezigheid van verschillende

disciplines: doordat er verschillende disciplines zijn, kan men gemakkelijk van de ene

dienst naar de andere dienst overgaan.

In het wijkgezondheidscentrum is er verder een goede continuïteit van zorg, te wijten

aan het feit dat er verschillende artsen aanwezig zijn en de zorgverstrekkers in

verschillende shiften werken.

67

Uit de studie van Wensing et al., (2002) echter, is gebleken dat patiënten een positieve

evaluatie geven wanneer er minder artsen werken in een praktijk en meer uren werken.

Door deze verschillende artsen tewerk te stellen, is het echter mogelijk dat de patiënt op

die manier met verschillende artsen in contact komt, wat een effect heeft op de relatie

tussen arts en patiënt en de mate van openheid. De ene respondent is al sneller bereid

om van huisarts te wisselen, dan de andere. In de literatuur wordt vermeld dat patiënten

in een huisartsenpraktijk meer tevreden zijn, wanneer een persoonlijke dokter toegekend

wordt (Hjortdahl & Lacrum, 1992; Baker & Streatfiel, 1995; Linn, Brook, Clark,

Davies, Fink & Kosecoff, 1985; in Wensing et al., 2002).

Één respondent geeft aan het aangenaam te vinden dat er naast de verscheidenheid in

disciplines, ook een verscheidenheid in culturen bestaat binnen het personeel. Volgens

twee respondenten zouden artsen die werkervaring hebben opgedaan in het buitenland,

de ziekte van de etnisch culturele patiënt beter begrijpen. De auteurs Cook et al., (2005)

concluderen dat er problemen opduiken in communicatie, vertrouwen en tevredenheid

wanneer de zorgverlener over weinig culturele competenties beschikt.

Huisbezoeken worden niet snel gedaan, maar men vindt het idee dat het mogelijk is wel

goed. Twee respondenten zijn hierover minder enthousiast, alleen wanneer er sprake is

van ernstige noodgevallen. Een respondent vertelde dat de arts niet snel genoeg ter

plaatse is. Een ander respondent geeft aan dat het huisbezoekensysteem niet meer is

zoals het vroeger was: de populatie binnen het wijkgezondheidscentrum is enorm

gegroeid waardoor men geen beroep kan doen op deze dienstverlening. Men wordt

echter doorverwezen naar een andere organisatie, waarbij men geen gehoor vindt. Uit de

literatuur is gebleken dat degenen die behandeld worden in een centrum, meer tevreden

zouden zijn, dan degenen die een huisbezoek krijgen (McKinley, et al., 2002).

Wat betreft het forfaitair betalingssysteem, is dit goed gekend bij de respondenten. Uit

de patiëntenregistratie is gebleken dat alle respondenten aangesloten zijn bij de

mutualiteiten. De zorgverzekering op zich zou geen invloed hebben op

patiëntentevredenheid (Devadasan, et al., 2011). Er bestaat een belangrijk verschil met

het betalingssysteem in Ghana: daar moet men betalen, alvorens men recht heeft op

enige zorg.

68

Daarnaast vinden de respondenten van het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort het

ook een aangename leefomgeving: het is net en mooi ingericht. Verschillende

respondenten vinden het belangrijk dat er voldoende rust is: er moet zo min mogelijk

kabaal gemaakt worden en de patiënten moeten erop gewezen worden dat men de stilte

behoudt. Men vindt het onder meer goed dat er een speelruimte is voor kinderen. De

inrichting (kleur, licht en meubilair zoals het aquarium) wordt als aangenaam ervaren.

Er bestaat geen consensus in de literatuur over wat de zorgverlener van kledij moet

dragen opdat de patiënt tevreden is (Lill & Wilkinson, 2005; Rehman, et al., 2005). De

meerderheid van de Ghanese respondenten is onverschillig betreffende de kleding van

het personeel en er worden geen speciale vereisten hieromtrent gesteld. Een respondent

zou hierin echter graag een verandering willen terugzien: een witte jas bijvoorbeeld zou

kunnen helpen opdat de verschillen tussen de disciplines duidelijk is.

Daarnaast gaan bijna alle geïnterviewde Ghanese patiënten akkoord met de diagnose die

de dokter heeft vooropgesteld. Vaak wordt als argument opgegeven dat de dokter de

expertise heeft om een diagnose te maken.

De communicatie tussen patiënt en zorgverstrekker verloopt eveneens goed en de

informatie is begrijpbaar. Er worden weinig taalbarrières ondervonden, doordat zowel

patiënt als zorgverstrekker zichzelf in het Engels of Nederlands kunnen uitdrukken. Er

wordt geen gebruik gemaakt van professionele tolken; nu en dan worden familieleden

ingeschakeld om vertalingen te doen.

Twee respondenten geven echter wel aan dat men soms te veel medisch jargon gebruikt.

In de literatuurstudie is gebleken dat het gebruik van medisch jargon kan leiden tot

patiëntenontevredenheid (Korsch et al., 1968; in Buller & Buller, 1987).

De onderzoekers Ferguson en Candib (2002) en Roter et al., (1997) vertellen daarnaast

in de literatuurstudie dat artsen geneigd zijn om minder informatie te geven aan etnische

minderheden en dat een gebrek aan informatie en voorlichting kan leiden tot

patiëntenontevredenheid. De informatie die de zorgverleners van het WGC Brugse

Poort geven aan de patiënten is echter vaak voldoende. Twee respondenten zouden het

echter appreciëren moest men meer informatie geven omtrent de medicatie die men

inneemt.

Elke geïnterviewde heeft ook het gevoel dat het personeel van het

wijkgezondheidscentrum naar hen luistert.

69

Men merkt dit enerzijds non-verbaal op: er wordt voldoende oogcontact gemaakt met de

patiënt. Anderzijds reageert men ook gepast op het verhaal van de patiënt: men

ondervraagt voldoende naar wat de patiënt juist voelt/beleeft en tegelijkertijd geeft men

de patiënt voldoende de gelegenheid om zijn/haar bezorgdheden te bespreken. Dit is in

tegenstelling met de studies van Johnson et al. (2004) en de Nederlandse onderzoekers

Meeuwesen et al. (2006) waarbij de arts het gesprek overheerst bij etnisch culturele

minderheden.

Uit de literatuurstudie is ook gebleken dat etnische minderheden minder vertrouwen

hebben in de huisdokter dan blanke patiënten (Doescher, et al., 2000). Alle

geïnterviewde respondenten van het WGC Brugse Poort geven aan dat men vertrouwen

heeft in de zorgverleners. Dit vertrouwen komt vaak doordat men zich beter voelt nadat

men een bepaalde behandeling of medicatie gekregen heeft, doordat men open

ontvangen wordt of door de privacy. Één respondent geeft aan dat zij enkel volledig

open kan zijn bij haar eigen dokter.

Bijna alle patiënten geloven ook dat de zorgverleners de informatie tussen zorgverlener

en patiënt voor zichzelf houden. Men vertrouwt het personeel hierop, aangezien de

zorgverleners de verantwoordelijkheid hebben om het beroepsgeheim te respecteren.

Vaak neemt men aan dat een dialoog tussen arts en patiënt een privé aangelegenheid is,

aangezien men nog geen informatie over henzelf van andere patiënten heeft gehoord.

Ten slotte vinden de Ghanese patiënten dat men met respect en gelijk behandeld wordt

in het wijkgezondheidscentrum. Dit is ook in tegenstelling met de literatuurstudie: er

werden verschillen gezien in de mate waarin men zich gerespecteerd voelde: Afro-

Amerikanen voelen zich over het algemeen minder gerespecteerd (Johnson, et al.,

2004).

De mate van respect wordt weergegeven door de manier waarop de zorgverleners en het

onthaal de patiënten benaderen: warmtevol en open. Daarnaast wordt het respecteren

van de patiënt ook gezien in de mate waarbij men eigen keuzes mag maken bij het

maken van een afspraak.

De meerderheid van de respondenten geeft aan dat men gelijk behandeld wordt.

Verschillende respondenten kunnen hier echter geen antwoord op geven. Vaak is hier

onwetendheid over, aangezien men geen kennissen of vrienden heeft van andere

culturen.

70

Uit de resultaten ziet men dat de Ghanese respondenten reeds tevreden zijn over de

diensten binnen het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort.

Verschillende respondenten appreciëren dat verschillende zorgverstrekkers reeds

ervaring hebben opgedaan in het buitenland (Afrika). Het centrum kan alsnog

investeren in het verbeteren van de culturele competenties bij de zorgverleners, opdat de

kwaliteit van gezondheidszorg bij etnische minderheidsgroepen ten goede zou komen

(Muynck, et al., 1998; Saha, et al. 1999; Laveist & Nure-Jeter, 2002; Weech-

Maldonado, et al. , 2003).

Dit kan bijvoorbeeld door zichzelf meer te verdiepen in de achtergrond van de patiënt of

door het gebruik van brochures, folders en woordenlijsten opgesteld in de taal van de

patiënt. Wanneer enkele woorden in de taal van de patiënt(e) gesproken wordt, is dit

ook een goede manier om de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt(e) te verbeteren

(Muynck et al., 1998).

Continuïteit is één van de werkingsprincipes van het WGC. Doch zou dit principe

verder uitgebouwd moeten worden door de wachttijden voldoende te respecteren. De

zorgverstrekkers moeten onder meer het tijdsschema in het oog houden.

Naast de wachttijden kan de continuïteit volgens verschillende respondenten ook

verzekerd worden door, in de mate van het mogelijke, ten allen tijde een persoonlijke

arts toegekend te krijgen.

Ten slotte vinden verschillende respondenten het belangrijk dat er voldoende rust is in

de wachtruimte. Uit studies is gebleken dat patiënten een voorkeur hebben om muziek

te laten afspelen in de wachtruimte (Jones & Brittain, 2009). Enerzijds heeft dit een

effect op de gemoedstoestand, anderzijds heeft het ook een effect op de perceptie in tijd:

men maakt de inschatting dat men langer in een wachtruimte gezeten heeft wanneer

geen muziek gespeeld werd (Stratton, 1992).

71

4.1. Beperkingen en sterktes

Er zijn enkele beperkingen en sterktes aan deze studie verbonden.

Bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten moet men in rekening brengen dat de

respondenten geselecteerd werden door de artsen van het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort.

De huisartsen hebben onder meer respondenten geselecteerd in kader van

‘bereidwilligheid om iets te vertellen’. Daarnaast bestaat de steekproef hoofdzakelijk uit

vrouwen en zijn alle patiënten aangesloten bij een ziekenfonds. Hierdoor kan men niet

differentiëren tussen degenen met en zonder verzekering.

Binnen het tijdsbestek van deze masterproef, werden de resultaten slechts door één

onderzoekster verwerkt en geïnterpreteerd. Onderzoekertriangulatie en/of member

check hadden de kwaliteit van het onderzoek kunnen verhogen.

Daarnaast moet men ook rekening houden met de beperkingen van kwalitatief

onderzoek. De resultaten zijn voor een deel afhankelijk van wat de onderzoekster

belangrijk vindt. Daarnaast is er ook het probleem van generalisering: de reikwijdte is

beperkt en is vaak niet bedoeld om representatief te zijn voor een populatie (Everaert &

Van Peet, 2006). Hiermede moet men voorzichtig zijn met het veralgemenen van de

gegevens naar de Ghanese bevolking binnen en buiten het wijkgezondheidscentrum

Brugse Poort.

Migranten zouden overigens minder geneigd zijn om negatieve ervaringen, met

betrekking tot de gezondheidszorg, te rapporteren. Dit kan enerzijds komen door de

aanwezigheid van een taalbarrière, waardoor men zich niet goed kan uitdrukken.

Anderzijds kunnen er ook culturele waarden heersen zoals de belemmering om

negatieve ervaringen te delen of respect dat men heeft ten aanzien van de zorgverlener.

Er kan ten slotte ook een gevoel van hulpeloosheid heersen of de gedachte dat de

zorgverlening in het land waar men geïntegreerd is hoegenaamd dan ook beter is dan in

het land van herkomst (Garrett, Dickson, Young & Whelan, 2008; in De Maesschalck,

2012).

Het vernieuwende aan dit onderzoek is dat voor een eerste maal kwalitatief onderzoek

gevoerd werd naar patiëntentevredenheid in het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort.

72

Alvorens werden in wijkgezondheidscentra reeds kwantitatief onderzoek uitgevoerd,

waarbij patiëntentevredenheid geoperationaliseerd werd met behulp van

gestandaardiseerde vragenlijsten. Door middel van dit kwalitatief onderzoek heeft men

een beter zicht op de verwachtingen, noden, wensen en behoeften van de patiënt. Op die

manier heeft men voldoende kunnen exploreren wat er bij de patiënt leeft.

Gedurende het hele proces stond de onderzoekster ook dicht bij de data: de interviews

werden afgenomen, uitgetypt en gecodeerd door eenzelfde persoon.

In de literatuur bestaat er tot nu toe weinig kwalitatief onderzoek om

patiëntentevredenheid bij etnische minderheden te meten (Sheikh, 2009). Deze

resultaten kunnen hiertoe een bijdrage leveren. Ten slotte kan deze studie ook een

aanzet geven om in de toekomst in deze richting meer onderzoek uit te voeren.

4.2. Suggesties voor toekomstig onderzoek

Toekomstig onderzoek zou er zich op kunnen richten om een overeenkomstig

onderzoeksstudie uit te voeren bij andere etnisch culturele minderheden die voorkomen

in het wijkgezondheidscentrum. Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre de

resultaten uit de onderzoeksstudie veralgemeend kunnen worden naar andere etnisch

culturele minderheden.

Bovendien kunnen andere gezondheidspraktijken, naast de wijkgezondheidscentra,

betrokken worden in de onderzoeksstudie. De resultaten, afkomstig van de verschillende

centra, kunnen zo met elkaar vergeleken worden. Het is belangrijk om na te gaan in

hoeverre de patiëntentevredenheid bij etnisch culturele minderheden varieert.

73

V. Conclusies

Er bestaan verschillende overeenkomsten wanneer men resultaten uit de

onderzoeksstudie vergelijkt met de bevindingen uit de literatuur. Het is gebleken dat

tijd een belangrijke invloed heeft op patiëntentevredenheid. De wachttijd in de

wachtruimte moet binnen acceptabele marges vallen. Daarnaast vinden de respondenten

het niet erg om te wisselen van huisarts, maar sommigen zouden het waarderen moest

men de persoonlijke huisarts aanhoudend kunnen consulteren.

Verschillende resultaten uit de onderzoeksstudie komen echter niet overeen met

bevindingen uit de literatuur. Uit de literatuur is gebleken dat artsen geneigd zijn minder

informatie te geven aan etnisch culturele minderheden. De Ghanese patiënten ervaren

hier geen problemen bij en vinden dat men voldoende informatie krijgt van de

zorgverstrekkers. Daarnaast zouden migranten problemen ervaren bij het communiceren

met de zorgverleners. Doordat de Ghanese patiënten in de onderzoeksstudie Engels of

Nederlands praten, komt men weinig of geen taalbarrière tegen. Hierdoor werkt de

communicatie tussen zorgverstrekker en patiënt juist bevorderend.

Uit de literatuurstudie is gebleken dat etnische minderheden minder vertrouwen hebben

in de huisarts en zich minder gerespecteerd voelen. Uit deze onderzoeksstudie hebben

echter alle respondenten vertrouwen in zorgverstrekkers en voelen zij zich ook

gerespecteerd.

Aangezien de Ghanese patiënten over het algemeen tevreden zijn over de

dienstverlening binnen het wijkgezondheidscentrum Brugse Poort en de meeste

verwachtingen ingewilligd worden, is het desalniettemin belangrijk om kritisch

tegenover de resultaten te staan. De beperkingen van de onderzoeksmethode kwalitatief

onderzoek kunnen een invloed hebben op deze onderzoeksstudie. Bovendien zouden

migranten minder negatieve ervaringen, met betrekking tot de gezondheidszorg,

rapporteren.

74

Literatuurlijst

Anderson, R.T., Camacho, F.T., Balkrishnan, R. (2007). Willing to wait?: The

influence of patient wait time on satisfaction with primary care. BMC Health

Services Research, 7(31). 1 – 5.

Avis, M., Bond, M., Arthur, A. (1995). Satisfying solutions? A review of some

unresolved issues in the measurement of patient satisfaction. Journal of

Advanced Nursing, 22, 316 – 322.

Avis, M., Bond, M., Arthur, A. (1997). Questioning patient satisfaction: an empirical

investigation in two out-patient clinics, Social Science & Medicine, 44, 85 – 92.

Baker, R., Mainous III, A.G., Pereira Gray, D., Love, M.M. (2003). Exploration of the

relationship between continuity, trust in regular doctors and patient satisfaction

with consultations with family doctors, Scandinavian Journal of Primary Health

Care, 21, 27 – 32.

Barker, D.A., Orrell, M.W. (1999). The psychiatric care satisfaction questionnaire: a

reliability and validity study. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology,

34(2). 111-6.

Bertakis, K.D., Franks, P., Azari, R., (2003). Effects of physician gender on patient

satisfaction. Journal of the American Medical Women’s Association, 58(2), 69 –

75.

Billiet, J., Waege, H. (2005). Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaal-

wetenschappelijk onderzoek. De Boeck: Antwerpen.

Binshan, L., Kelly, E. (1995). Methodological issues in patient satisfaction surveys.

International Journal of Health Care Quality Assurance, 8(6), 32 – 37.

75

Boudreaux, E.D., Ary, R.D., Mandry, C.V., McCabe, B. (2000). Determinants of

patient satisfaction in a large, municipal ED: The role of demographic variables,

visit characteristics, and patient perceptions. The American Journal of

Emergency Medicine, 18(4), 394 – 400.

Boulware, L., E., Cooper, L. A., Ratner, L.E., Laveist, T.A., Powe, N.R. (2003). Race

and trust in the health care sytem. Public Health Reports, 118, 358 – 365.

Buller, M.K., Buller, D.B. (1987). Physicians’ communication style and patient

satisfaction. Journal of Health and Social Behavior, 28(4), 375 – 388.

Campbell, J., Ramsay, J., Green, J. (2001). Practice size: impact on consultation length,

workload, and patient assessment of care. Britisch Journal of General Practice,

51, 644 – 650.

Cape, J. (2002). Consultation length, patient-estimated consultation length, and

satisfaction with the consultation. Britisch Journal of General Practice, 52, 1004

– 1006.

Carrasquillo, O., Orav, J., Brennan, T.A., Burstin, H.R. (1999). Impact of language

barriers on patient satisfaction in an emergancy department. Journal of General

Internal Medicine, 14, 82 – 87.

Carr-Hill, R.A. (1992). The measurement of patient satisfaction. Journal of Public

Health, 14(3), 236 – 249.

Cecil, D.W., Killeen, I. (1997). Control, compliance and satisfaction in the family

practice encounter. Family Medicines, 29, 653–657.

Collins, K., Nicolson, P. (2002). The meaning of satisfaction for people with

dermatological problems: Re-assessing approaches to qualitative health

psychology research. Journal of Health Psychology, 7(5), 615 – 629.

76

Cook, C.T., Kosoko-Lasaki, O., O’Brien, R., Nebraska, O. (2005). Satisfaction with

and perceived cultural competency of healthcare providers: the minority

experience. Journal of the National Medical Association, 97(8), 1078 – 1087.

Crow, R., Gage, H., Hampson, S., Hart, J., Kimber, A., Storey, L., Thomas, H.

(2002). The measurement of satisfaction with healthcare: implications for

practice from a systematic review of the literature. Health Technology

Assessment, 6(32). 1 – 244.

De Maesschalck, S. (2012). Linguistic and cultural diversity in the consultation room:

A tango between physicians and their ethnic minority patients [doctoraat].

Universiteit Gent. Faculteit Geneeskunde en gezondheidswetenschappen.

De Muynck, A., Timmerman, C., Straetemans, H. (1998). Interculturele communicatie

in de gezondheidszorg. Acco: Leuven.

Devadasan, N., Criel, B., Van Damme, W., Lefevre, P., Manoharan, S., Van der

Stuyft, P. (2011). Community health Insurance schemes & patient satisfation.

Evidence from India. Indian Journal of Medical Research, 133(1), 40 – 49.

Doescher, M.P., Saver, B.G., Franks, P., Fiscella, K. (2000). Racial and ethnic

disparities in perceptions of physician style and trust. Archives of Family

Medicine, 9, 1156 – 1163.

Everaert, H., Van Peet, A. (2006). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Hogeschool

Utrecht: Kenniskring Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk, 11, 2 – 50.

Fan, V.S., Burman, M., McDonell, M., Fihn, S. (2005). Continuitiy of care and other

determinants of patient satisfaction with primary care. Journal of General

Internal Medicine, 20(3), 226 – 233.

77

Farooqi, J.H. (2005). Patient Expectation of General Practitioner Care. Middle East

Journal of Family Medicine, 3(3), 1 – 6.

Ferguson, W.J., Candib, L.M. (2002). Culture, language, and the doctor-patient

relationship. Family Medicine, 34(5), 353 – 361.

Fung, D., Cohen, M. (1998). Measuring patient satisfaction with anesthesia care: A

review of current methodolgy. Anesthesia & Analgesia, 87(5), 1089 – 1098.

Gill, L., White, L. (2009). A critical review of patient satisfaction. Leadership in

Health Services. 22(1), 8 – 19.

Grogan, S., Conner, M., Norman, P., Willits, D., Porter, I. (2000). Validation of a

questionnaire measuring patient satisfaction with general practitioner services.

Quality in Health Care, 9, 210 – 215.

Gross, D.A., Zyzanski, S.J., Borawski, E.A., Cebul, R.D., Stange, K.C. (1998). Patient

satisfaction with time spent with their physician. The Journal of Familiy

Practice, 47, 133–137.

Heidegger, T., Saal, D., Nuebling, M. (2006). Patient satisfaction with anaesthesia care:

What is patient satisfaction, how should it be measured, and what is the evidence

for assuring high patientt satisfaction. Best Practice & Research Clinical

Anaesthesiology, 20(2), 331 – 346.

Hudak, P.L., Wright, J.G. (2000). The Characteristics of patient satisfaction measures.

Spine, 25(24), 3167 – 3177.

Jackson, J.L., Chamberlin, J., Kroenke, K. (2001). Predictors of patient satisfaction.

Social Science and Medicine, 52, 609 – 620.

78

Johnson, R.L., Roter, D., Powe, N.R., Cooper, L.A. (2004). Patient Race/ethnicity and

quality of patient-physician communication during medical visits. American

Journal of Public Health, 94(12), 2084 – 2090.

Johnson, R.L., Saha, Somnath, Arbelaez, J.J., Beach, M.C., Cooper, L.A. (2004). Racial

and ethnic differences in patient perceptions of bias and cultural competence in

health care. Journal of General Internal Medicine, 19, 101 – 110.

Jones, M., Brittain, D. (2009). Music in the waiting room. The British Journal of

General Practice, 59(565), 613 – 614.

Kalda, R., Polluste, K., Lember, M. (2003). Patient satisfaction with care is associated

with personal choice of physician. Health Policy, 64(1), 55 – 62.

Kontopantelis, E., Roland, M., Reeves, D. (2010), Patient experience of access to

primary care: identification of predictors in a national patient survey. BMC

Family Practice, 11(61), 1-15.

Laveist, T.A., Nuru-Jeter, A. (2002). Is doctor-patient concordance associated with

greater satisfaction with care? Journal of Health and Social Behavior, 43, 296 –

306.

Lill, M.M., Wilkinson, T.J. (2005). Judging a book by its cover: descriptive survey of

patients’ preferences for doctors’ appearance and mode of address. British

Medical Journal, 331, 1524 – 1527.

Louwarts, S. (2009). Aandacht voor angst. Een onderzoek naar patiëntentevredenheid

op de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Medisch

Spectrum Twente [masterproef]. Universiteit Twente, Faculteit

Gedragswetenschappen.

79

Lyratzopoulos, G., Elliott, M., Barbier, J.M., Henderson, A., Staetsky, L., Paddison, C.,

Campbell, J., Roland, M. (2012). Understanding ethnic and other socio-

demographic differences in patient experience of primary care: evidence from

the English General Practice Patient survice. British Medical Journal Quality

and Safety, 21, 21 – 29.

Mastaki, J.K. (2010). Migrant patients’ satisfaction with health care services: a

comprehensive review. Italian Journal of Public Health, 7(1), 69-81.

McKinley, R.K., Stevenson, K., Adams, S., Manku-Scott, T.K. (2002). Meeting patient

expectations of care: the major determinant of satisfaction with out-of-hours

primary medical care. Familiy Practice, 19(4). 333-338.

Mead, N., Roland, M. (2009). Understanding why some ethnic minority patients

evaluate medical care more negatively than white patients: a cross sectional

analysis of a routine patient survey in English general practices. British Medical

Journal, 339, 1-10.

Meakin, R., Weinman, J. (2002). The Medical Interview Satisfaction Scale’ (MISS-21)

adapted for British general practice. Family Practice, 19(3), 257 – 63.

Meeuwesen, L., Harmsen, J., A.M., Bernsen, R.M.D. Bruijnzeels, M.A. (2006). Do

Dutch doctors communicate differently with immigrants patients than with

Dutch patients. Social Science & Medicine, 63(9). 2255 – 2532.

Merkouris, A., Papathanassoglou, E.D.E., Lemonidou, C. (2003). Evaluation of patient

satisfaction with nursing care : quantitative or qualitative approach ?

International Journal of Nursing Studies, 41, 355 – 367.

80

Möller – Leimkühler, A.M., Dunkel, R., Müller, P., Pukies, G., De Fazio, S., Lehmann,

E. (2001). Is patient satisfaction a unidimensional construct? Factor analysis of

the Munich Patient Satisfaction Scale (MPSS-24). European Archives of

Psychiatry and Clinical Neuroscience, 252, 19 – 23.

Neergaard, M. A., Olesen, F., Andersen, R. S., Sondergaard, J. (2009). Qualitative

description – the poor cousin of health research? BioMed Central Medical

Research Methodology, 9(52). 1 – 5.

Nuyens, Y., Mertens, J. (2012). Preventie en gezondheid in Vlaanderen doorgelicht.

Mechelen: Wolters Kluwer.

Ostelo, W.J.G., Verhagen, A.P., De Vet, H.C.W. (2012). Onderwijs in wetenschap. (3de

ed.). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Parchman, M.L., Noel P.H., Lee S. (2005). Primary care attributes, health care system

hassles and chronic illness. Medicale Care, 43, 1123–1129.

Pascoe, G.C. (1983). Patient satisfaction in primary health care: A literature review and

analysis. Evaluation and Program Planning, 6, 185 – 210.

Peersman, W., Seuntjens, L., Jacobs, N., De Maeseneer, J. (2001). Het meten van de

patiëntentevredenheid: het gebruik van gestandaardiseerde vragenlijsten.

Huisarts NU, 9, 398 – 404.

Pereira, A.G., Pearson, S.D. (2003). Patient attitudes toward continuity of care. Archives

of Internal Medicine, 168(8), 909 – 912.

Philipsen, H., Vernooij-Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en

uitdagend. Huisarts Wet, 47, 454 – 457.

81

Rahmqvist, M., Bara, A. (2010). Patient characteristics and quality dimensions related

to patient satisfaction. International journal for quality in health care, 22(2), 86

- 92.

Rao, J.K., Weinberger, M., Kroenke, K. (2000). Visit-specific expectations and patient-

centered outcomes: a literature review. Archives of Family Medicine, 9, 1148–

1155.

Rehman, S.U., Nietert, P.J., Cope, D.W., Kilpatrick A.O. (2005). What to wear today?

Effect of doctor’s attire on the trust and confidence of patients. The American

Journal of Medicine, 118(11), 1279 – 1286.

Ross, C., Steward, C.A., Sinacore, J.M. (1995). A comparative study of seven measures

of patient satisfaction. Medical Care, 33(4), 392 – 406.

Roter, D., Stewart, M., Putnam, S., Lipkin, M., Stiles, W., Inui, T.S. (1997).

Communication patterns of primary care physicians. The Journal of the

American Medical Association, 277(4), 350 – 356.

Saha, S., Komaromy, M., Koepsell, T.D., Bindman, A.B. (1999). Patient-physician

racial concordance and the perceived quality and use of health care. Archives of

Internal Medicine, 159, 997 – 1004.

Saultz, J.W., Albedaiwi, W. (2004). Interpersonal continuity of care and patient

satisfaction: a critical review. Annals of Family medicine, 2(5), 445 – 451.

Schattner, A. (2012). Who care for empathy. The Quarterly Journal of Medicines, 105,

287 – 290.

Sheikh, A. (2009). Ethnic minorities and their perceptions of the quality of primary

care. Greater personalisation of care is needed. British Medical Journal, 339,

641.

82

Sitzia, J., Wood, N. (1997). Patient satisfaction: a review of issues and concepts.

Sociale Science & Medicine, 45(12), 1829 – 1843.

Sitzia, J. (1999). How valid and reliable are patient satisfaction data? An analysis of 195

studies. International Journal for Quality in Health Care, 11(4), 319 – 328.

Stratton, V. (1992). Influence of music and socialising on perceived stress while

waiting. Perceptual and motor skills, 75, 334.

Strauss, A., Corbin, J. (1998). Basics of qualitative research: techniques and procedures

for developing grounded theory. UK: Sage Publications.

Street, R.L., O’Malley, K.L., Cooper, L.A., Haidet, P. (2008). Understanding

concordance in patient-physician relationships: personal and ethnic dimensions

of shared identity. Annals of Family Medicine, 6(3), 198 – 205.

Suurmond, J., Seeleman, C., Stronks, K., Essink-Bot, M. (2012). Een arts van de

wereld. Etnische diversiteit in de medsiche praktijk. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum.

The Health Care Board Executive, (2003). Measurement of Patient Satisfaction

Guidelines. Health Strategy Implementation Project 2003. Opgehaald op 1

maart 2013 via

http://www.dohc.ie/issues/health_strategy/action48.pdf?direct=1.

Thiedke, C.C., (2007). What do we really know about patient satisfaction. A review of

the literature reveals practical ways to improve patient satisfaction and

compelling reasons to do so. Family Practice Management, 14(1), 33 – 36.

Tong, A., Sainsbury, P., Craig, J. (2007). Consolidated criteria for reporting qualitative

research (COREQ): a 32-item checklist for interviews and focus groups.

International Journal for Quality in Health Care, 19(6), 349 – 357.

83

Urden, L.D. (2002). Patient Satisfaction Measurment. Current issues and Implications.

Lippincott’s Case Management. 7(5), 194 – 200.

Van Campen, C., Sixma, H., Friele, R.D., Kerssens, J.J., Peters, L. (1995). Quality of

care and patient satisfaction: a review of measuring

instruments. Medical Care Research and Review, 52(109), 109 – 133.

Van De Maele, K. (2012). Hoe ervaren patiënten consultaties bij de huisarts in het

wijkgezondheidscentrum Nieuw Gent? [masterproef]. Universiteit Gent,

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.

Van der Heyden, J. (n.d.). Patiëntentevredenheid. Gezondheidsenquête, België 2008.

Opgehaald 3 november 2012, van https://www.wiv-

isp.be/epidemio/epinl/CROSPNL/HISNL/his08nl/r3/11_patiententevredenheid_

ps_report3_nl.pdf

Van Regenmortel, T. (2002). Empowerment en maatzorg. Een krachtgerichte

psychologische kijk op armoede. Leuven: Acco.

Vereniging van WijkGezondheidsCentra (2008). De plaats van wijkgezondheidscentra

in Vlaanderen en Brussel in een toekomstgericht gezondheidsbeleid (2012).

Opgehaald 14 oktober 2012, van

http://www.vwgc.be/media/Documenten/OPEN%20GEDEELTE/concept/visiete

kst%20VWGC%202008.pdf.

Walsh, M., Walsh, A. (2001). Measuring patient satisfaction with nursing care:

experience of using the Newcastle Satisfaction with Nursing Scale. Journal of

Advanced Nursing , 29(2), 307 – 315.

Weech-Maldonado, R., Morales, L.S., Elliott, M., Spritzer, K., Marshall, G., Hays, R.D.

(2003). Race/Ethnicity, language, and patients’ assessment of care in medicaid

managed care. Health Services Research, 38(3), 789 – 806.

84

Wensing, M., Vedted., P, Kersnik, J., Peersman, W., Klingenberg, A., Hearnshaw, H.,

Hjortdahl, P., Paulus, D., Künzi, Mendive, J., Grol, R. (2002). Patient

satisfaction with availability of general practice: an international comparison.

International Journal for Quality in Health care, 14(2), 111 – 118.

Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort vzw (2011). Jaarverslag 2011. Jaarverslag.

Gent, Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort vzw.

Wijkgezondheidscentrum (2012). Concept Wijkgezondheidscentrum. Opgehaald op

27 september 2012, van

http://www.vwgc.be/index.php?page=4&titel=Wijkgezondheidscentrum

Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort (2013). Algemene verwerkingsinfo.

Opgehaald 1 mei 2013, van http://www.wgcbrugsepoort.be/algemene-

werkingsinfo/

Williams, S.J., Calnan, M. (1991). Key determinants of consumer satisfaction with

general practice. Familiy Practice, 8(3), 237 – 242.

Williams, B., Coyle, J., Healy D. (1998). The meaning of patient satisfaction: An

explanation of high reported levels. Social Science & Medicine, 47(9), 1351 –

1359.

85

Bijlage 1: Informatiebrief

Title: expectations and (dis)satisfaction of Ghanaian patients regarding the care and

service provided by the multidisciplinary wijkgezondheidscentrum Brugse Poort

(community health center Brugse Poort).

Dear Madam, Dear Sir,

Hereby we would like to ask you to participate in a study on what patients of the

Wijkgezondsheidscentrum Brugse Poort expect from the care and service provided by

the community health center and on their degree of satisfaction regarding the current

care and service.

The community health center’s team wishes to provide high-quality care to all patients.

Patients from other cultures perhaps have other expectations, needs and wishes.

Through this study, we want to check the expectations, needs and wishes of Ghanaian

patients, their satisfaction with current services and we wish to learn what could be

improved.

Thanks to this information, the community health center will be able to adjust its service

to the expectations and needs of Ghanaian patients.

The student-researcher, Véronique Willems, is a professional applied psychologist and

is carrying out this study in order to obtain the title “Master in Health information and

promotion” at the Universiteit Gent under the supervision of tutor Prof. dr. Thierry

Christiaens.

As part of this study, several Ghanaian patients of the community health center will be

contacted. If they agree, a student-researcher will interview them individually. There

will possibly be a professional interpreter present during the interview. These interviews

will take place either in the patient’s home or in the community health center. The

patient will determine the duration of the interview. Approximately 10 to 15 patients

will participate in this study.

What is expected from you?

You will be asked to answer the questions during the interview as truthfully as possible.

Your personal characteristics, opinion and experience are very important to us.

86

Your contribution can help improving the care provided to your community.

Important to know.

• If you decide to take part in the study, we kindly ask you to sign and date the

consent form below. Participation in the study is strictly on a voluntary basis. This

means that you can refuse to take part in the study and that you are free to

withdraw your consent at any time during the study and to stop your participation

without having to give a reason. Participation in the study doesn’t offer you an

immediate therapeutic advantage.

• If you sign the consent form, you agree that researchers will have access to

confidential information that will be gathered during the study. The interview will

be recorded on audiotape to enable treatment and analysis of the results. The

recordings will be typed out and destroyed afterwards. During treatment and

analysis of the typed out text, there will be no mention of your identity. Only the

researchers will have access to the typed out text.

• The client’s representatives, auditors, the Medical Ethics Committee and

competent authorities will have direct access to your files in order to check the

procedures of the study and/or data, without breach of confidentiality. This is only

possible within the limits prescribed by law. By signing the consent form after

sufficient explanation, you agree with this right to access.

• In accordance with the Belgian law of December 8, 1992 and the Belgian law of

August 22, 2002, your personal privacy will be safeguarded and you will have

access to the gathered data. All incorrect data will be changed on your request.

Your identity will not be revealed at any moment, not even on publication of the

study’s results.

• Your participation in the study and your possible decision to stop your

participation don’t have any consequences for you.

• There are probably no risks attached to your participation in the study.

87

• The study has already been approved by an independent medical ethics committee

attached to the UZ Gent. In no case should you consider the approval of the

Medical Ethics Committee as an incentive to participate in this study.

• This study doesn’t entail neither extra costs nor compensations.

• Although it is very unlikely that you should experience any damage by

participating in this study, a no-fault liability policy has been signed. This is

mandatory by the Belgian law of May 7, 2004, concerning experiments on the

human person.

If you have any further questions regarding this study or your rights and obligations, do

not hesitate to contact:

Prof. Dr Thierry Christiaens: [email protected]

Coordinator Wijkgezondsheidscentrum Brugse Poort

Mrs Ingrid Ligtvoet: [email protected]

Telephone number Wijkgezondsheidscentrum Brugse Poort: 09/216.87.37

Student-researcher, Mrs Willems Véronique: [email protected]

88

Bijlage 2: Informed consent

I, ………………. have read the document “Information letter to participants in

experiments” page 1 to 3 and have received a copy of the document. I agree with the

content of that document and I accept to participate in that study.

I have received a copy of this signed and dated “Consent form”. I have received

explanations regarding the nature, purpose, duration and foreseeable effects of the study

as well as on what is expected from me. I have received explanations regarding the

possible risks and advantages linked to the study. They have given me the opportunity

and sufficient time to ask questions regarding the study and I have received a

satisfactory answer to all my questions.

I accept to collaborate fully with the supervising researcher.

They have informed me on an insurance policy that has been taken out in case any

injury should occur that can be attributed to the study procedures.

I’m aware that this study has been approved by an independent medical ethics

committee attached to the UZ Gent and that this study will be carried out in accordance

with the guidelines on Good Clinical Practice (ICH/GCP1) and the Declaration of

Helsinki, developed to protect people who participate in experiments. This approval has

in no case influenced my decision to participate in this study.

I can withdraw from the study at any time without having to give a reason and without

any consequences for my further relationship with the care workers.

I understand that auditors, the client’s representatives, the Medical Ethics Committee or

competent authorities may want to inspect my data in order to check the gathered

information. By signing this document, I give my consent for this check. My privacy

will be safeguarded at all times.

89

If I wish to access my data before these are made anonymous, I will address the student-

researcher in charge of treating them.

I’m willing to participate in this study on a voluntary basis.

Name volunteer:

Date:

Signature:

I wish to receive the report on the group results of this research.

I confirm having explained the nature, purpose and foreseeable effects of the study to

above mentioned volunteer.

The volunteer has agreed to take part by signing and dating the document personally.

Name of person who has given prior explanations:

Date: Signature:

90

Bijlage 3: Topic lijst

General expectations:

What else do you expect from the community health center?

Suggestions for improvement:

Do you have any suggestions to improve the care that is offered to you?

Can you give an example?

Appointment system:

What is your opinion on the current appointment system?

How long do you have to wait on average before getting an appointment? How do you

feel about that?

What is your opinion on the waiting time in the waiting room?

What is your opinion on the reception when making an appointment?

What is your opinion on the speed and willingness to do house calls?

Medical care:

What do you think of the fact that the community health center employs a lot of care

workers and offers a lot of disciplines?

Which of these disciplines have you personally been in contact with?

What is your opinion on the different disciplines?

What is your opinion on the fact that different doctors work there?

To what extent do you have faith in the care workers?

Do you feel they listen to you?

To what extent do they take into account what you tell them?

91

What is your opinion on the diagnosis made?

What is your opinion on the care and medication that you receive?

What do you think of the information that is given to you regarding your ailment and

treatment?

How do they handle privacy?

Do you follow the doctor’s or other care takers’ orders? (true to the therapy)

What is your opinion on the doctors’ and nurses’ way of dressing?

Fixed payment system:

Are you acquainted with the fixed payment system?

Do you know how it works?

Communication/interpreters:

How is communication between yourself and the care workers?

How do you experience the language barrier?

Do you understand what they tell you about the treatment?

Do the care workers understand you?

Do you trust the professional interpreters?

Do you prefer to have a family member translating?

Are you satisfied with the availability of the professional interpreter?

Background:

How long have you been in Belgium?

To what extent is the health care system in Belgium comparable to the one in your

country of origin?

92

What are the main differences between the health care system in your country of origin

and the one in Belgium?

Do you have something similar to the community health center in your country of

origin?

According to you, what is better here and what is better over there? And what is worse

here and there?

To what extent is your background taken into account?

Do you feel there is sufficient respect for your background regarding language, culture,

habits, religion?

Do you feel you are being treated the same way as other patients?