UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en...

102
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2013-2014 Screening naar het algemeen welzijn thuis (bij alle 18 tot 65 jarige) patiënten die zich aanmelden op de spoedgevallendienst van het UZ Gent. Een pilootonderzoek naar familiaal geweld. Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Gezondheidsvoorlichting en - opvoeding Door Clauwaert Mona Promotor: Prof Dr P. De Paepe Co-promotor: Dra Ines Keygnaert

Transcript of UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2013-2014

Screening naar het algemeen welzijn thuis (bij alle 18 tot 65 jarige) patiënten die zich

aanmelden op de spoedgevallendienst van het UZ Gent. Een pilootonderzoek naar

familiaal geweld.

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Gezondheidsvoorlichting en - opvoeding

Door Clauwaert Mona

Promotor: Prof Dr P. De Paepe

Co-promotor: Dra Ines Keygnaert

Page 2: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Page 3: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

3

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2013-2014

Screening naar het algemeen welzijn thuis (bij alle 18 tot 65 jarige) patiënten die zich

aanmelden op de spoedgevallendienst van het UZ Gent. Een pilootonderzoek naar

familiaal geweld.

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Gezondheidsvoorlichting en - opvoeding

Door Clauwaert Mona

Promotor: Prof dr P. De Paepe

Co-promotor: Drs Ines Keygnaert

Page 4: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

4

ABSTRACT

Probleemstelling: Familiaal geweld is een relevant maatschappelijk probleem,

slachtoffers hiervan maken frequent gebruik van de spoedgevallendienst. Alhoewel

patiënten dit thema hier zelden spontaan aansnijden, is het cruciaal deze problematiek te

herkennen.

Doelstelling: Het doel van deze studie is het bepalen van de rol van

spoedgevallenmedewerkers bij de identificatie en opvolging van familiaal geweld.

Onderzoeksmethode: In de periode van 3 Juli tot 31 Oktober 2013 werden op

willekeurige dagen 18- tot 65-jarige Nederlandstalige patiënten (n=858) die zich

aanmeldden op de spoedgevallendienst, gescreend aan de hand van een korte

screeningslijst. Aan positief gescreende patiënten werd opvolging door de sociale dienst

voorgesteld.

Resultaten: 559 patiënten (65,2%) werden geïncludeerd (55,3% mannen en 44.7%

vrouwen). In totaal werden 34,8% (n=87) van de vrouwen en 23,9% (n=73) van de

mannen positief gescreend op één of meer vragen (28,6%) (p<0,001), bij slechts 5

patiënten was familiaal geweld de aanmeldingsklacht. In 42,1% werd het voorstel van

opvolging door de sociale dienst aanvaard, bij 86% hiervan werd follow-up uitgevoerd.

De screeningsprocedure werd door de meeste ondervraagden (96%) positief onthaald.

Daarnaast blijkt de oriënterende openingsvraag “hoe voelt u zich thuis?” significant

gerelateerd aan de uitkomst van de screening (p<0,001).

Conclusie: Screening naar familiaal geweld bij de patiënten op de spoedgevallendienst

toont de grote prevalentie van de problematiek aan. De gebruikte screeningsvragen bleken

efficiënt en aanvaardbaar voor patiënten, de haalbaarheid op drukke momenten dient

verder bestudeerd te worden. Opvolging door de sociale dienst is belangrijk, ondanks

interesse bij minder dan de helft van de positief gescreende patiënten.

Aantal woorden masterproef: 17.691 (exclusief inhoudstafel, literatuurlijst en bijlagen)

Page 5: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

5

INHOUDSOPGAVE

Abstract ............................................................................................................................. 4

Inhoudsopgave .................................................................................................................. 5

Afkortingen ....................................................................................................................... 7

Voorwoord ........................................................................................................................ 8

Inleiding ............................................................................................................................ 9

1. literatuurstudie ........................................................................................................ 11

1.1. Wat is familiaal geweld ? ................................................................................ 11

1.1.1. Cyclus van geweld .................................................................................... 12

1.1.2. Het ecologisch model van geweld ............................................................ 12

1.2. Vormen van familiaal geweld .......................................................................... 14

1.2.1. Psychologisch- emotioneel geweld .......................................................... 14

1.2.2. Verbaal geweld ......................................................................................... 14

1.2.3. Economisch geweld .................................................................................. 14

1.2.4. Lichamelijk geweld .................................................................................. 15

1.2.5. Seksueel geweld ....................................................................................... 15

1.3. Prevalentie ....................................................................................................... 16

1.3.1. Wereldwijd ............................................................................................... 16

1.3.2. België ........................................................................................................ 18

1.3.3. Prevalentie op spoedgevallendienst .......................................................... 19

1.4. Risicofactoren .................................................................................................. 20

1.5. Gezondheidseffecten ........................................................................................ 22

1.5.1. Fysieke gevolgen ...................................................................................... 22

1.5.2. Emotionele en psychische klachten .......................................................... 23

1.5.3. Fatale gevolgen ......................................................................................... 23

1.6. Signalen van de slachtoffers van familiaal geweld .......................................... 24

2. Screening van familiaal geweld .............................................................................. 25

2.1. Screening op spoedgevallendiensten ............................................................... 27

2.2. Meetinstrumenten ............................................................................................ 28

2.3. Voordelen van routinematig screenen naar familiaal geweld .......................... 31

2.4. Barrières voor screening .................................................................................. 32

2.4.1. Organisatorische barrières ........................................................................ 32

2.4.2. Persoonlijke barrières ............................................................................... 33

2.5. Gevaren van screening naar familiaal geweld ................................................. 34

Page 6: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

6

2.6. Implementeren van routine onderzoek of screening ........................................ 34

2.7. Rol van de sociale dienst ................................................................................. 35

2.8. Probleemstelling .............................................................................................. 36

3. Methodologie .......................................................................................................... 37

3.1. Doelstellingen van het onderzoek .................................................................... 37

3.2. Onderzoeksopzet .............................................................................................. 37

3.3. Procedure ......................................................................................................... 38

3.3.1. Vragenlijst ................................................................................................ 39

3.3.2. Toestemmingsformulier ........................................................................... 41

3.3.3. Informatiebrief voor de deelnemers ......................................................... 41

3.4. Onderzoeksmethode ......................................................................................... 41

3.5. Gegevensverwerking en analyse ...................................................................... 41

4. Resultaten ............................................................................................................... 43

4.1. Duur ................................................................................................................. 45

4.2. Uur van aanmelding ......................................................................................... 45

4.3. Demografische gegevens ................................................................................. 46

4.4. Gevoel thuis ..................................................................................................... 47

4.5. Screeningsvragen ............................................................................................. 48

4.6. Demografische karakteristieken vergeleken met som screening ..................... 49

4.7. Geslacht vergeleken met de 3 screeningsvragen ............................................. 51

4.8. Burgerlijke staat vergeleken met de 3 screeningsvragen ................................. 52

4.9. Gevoel thuis vergeleken met de 3 screeningsvragen ....................................... 53

4.10. Uitkomst screening volgens gevoel thuis en geslacht ..................................... 55

4.11. Aantal positief gescreende patiënten volgens aanmeldingstijd ....................... 56

4.12 Voorstel sociale dienst .................................................................................... 57

4.13. Aanmeldklacht ................................................................................................ 58

4.14. Vind u het oké dat die vragen worden gesteld? .............................................. 59

4.15. Plegers van familiaal geweld .......................................................................... 60

4.16. Andere personen in huis aanwezig ................................................................. 60

5. Discussie ................................................................................................................. 62

5.1 Algemene resultaten van de screening ............................................................. 62

5.2 screeningsvragen .............................................................................................. 63

5.3. Dienst/ uur ........................................................................................................ 66

5.4. Leeftijd ............................................................................................................. 67

5.5. Burgerlijke staat ............................................................................................... 68

Page 7: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

7

5.6. Inleidende vraag Hoe voelt u zich thuis? ......................................................... 68

5.7. Vind u het ok dat we die vragen stellen? ......................................................... 70

5.8. Voorstel en opvang sociale dienst ................................................................... 71

5.9. Aanmeldingsklacht .......................................................................................... 72

5.10. Niet geïncludeerde patiënten ........................................................................ 73

5.11. Plegers van familiaal geweld........................................................................ 74

5.12. Attitude en visie van verpleegkundigen en praktische bevindingen van

screening ..................................................................................................................... 74

5.13. Reflectie over implementeren op spoedgevallen UZ gent ........................... 77

6. Beperkingen, sterktes en aanbevelingen ................................................................. 80

6.1. Beperkingen .................................................................................................... 80

6.2. Sterktes ............................................................................................................. 81

6.3. Aanbevelingen ................................................................................................. 81

7. Conclusie ................................................................................................................ 83

8. Literatuurlijst .......................................................................................................... 84

9. Bijlage .............................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

10. Lijst met tabellen en figuren .............................................................................. 100

AFKORTINGEN

- CAW: Centrum voor Algemeen Welzijn

- WHO: World Health Organisation (Wereld Gezondheid Organisatie)

- ICRH: International Centrum Reproductive Health

- IGVM: Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen

Page 8: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

8

VOORWOORD

Allereerst zou ik graag Ines Keygnaert willen bedanken voor de motiverende begeleiding

van deze masterproef. De snelle feedback en nuttige tips heb ik ten zeerste geapprecieerd.

Daarnaast wil ik ook Prof P. De Paepe bedanken voor het nalezen en bijsturen van mijn

masterproef.

Mijn oprechte dank gaat uit naar mijn lieftallige collega’s/vrienden van de

spoedgevallendienst van het UZ Gent. Zonder hulp van mijn “moeder” Conny, Kathleen,

Erik, Veronique, Davy, Catheline, Jeroen en Eline had ik dit niet voor elkaar gekregen.

Jullie zijn schatjes.

Duizend maal dank aan Jef, Felix en Lola. Het respect en de liefde die ik voor jullie voel

is onbeschrijfelijk. Jullie zijn de max! en laten me dagelijks genieten van het leven.

Verder wil ik mijn vrienden bedanken om mijn sociaal leven op peil te houden.

Page 9: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

9

INLEIDING

Geweld komt het vaakst voor in familiale sfeer (Lawick, 2005) en familiaal geweld is

bijgevolg een relevant en vaak voorkomend sociaal probleem ongeacht de cultuur, religie

en andere demografische eigenschappen van de populatie (Parveen, Naylor, 2013). In

wetenschappelijk onderzoek wordt het omschreven als een gezondheidsprobleem met

epidemische proporties (Choo, Nicolaidis, Newgard, Lowe, Hall, & Mcconnell, 2012;

WHO, 2013).

Uit onderzoek blijkt dat personen die in aanraking komen met familiaal geweld meer

gebruik maken van een spoedgevallendienst (Choo, Nicolaidis, Newgard, Lowe, Hall, &

Mcconnell, 2012; Houry, et al., 2008). Patiënten zouden deze problematiek makkelijker

bespreken met personeel op een spoedgevallendienst dan met een eerstelijns

gezondheidswerker (Walton, et al., 2009), maar in het algemeen wordt gesteld dat

gezondheidswerkers goed geplaatst zijn om familiaal geweld te detecteren.

In deze masterproef werd voor de term familiaal geweld geopteerd. Dit omdat het woord

‘familiaal’ reeds betrekking heeft op ‘in de familie’ en de term ‘intra’ hier geen

meerwaarde heeft.

In deze masterproef werd nagegaan of aan de hand van een korte screeningslijst patiënten

konden gedetecteerd worden die in het laatste jaar te maken hadden met familiaal geweld,

maar deze klacht niet vermeldden als aanmeldklacht.

Bij positief gescreende patiënten, werd er systematisch een voorstel voor sociale dienst

opvolging aangeboden. Daarnaast werd bestudeerd of deze personen opvolging wensten

en indien gewenst of er gevolg werd gegeven aan het voorstel.

Een evaluatie werd gemaakt door de deelnemende verpleegkundige omtrent de

gepercipieerde barrières en de implicaties die deze screeningslijst tot gevolg had.

De screeningstool bestond uit 3 vragen, met daarnaast nog een algemene vraag over hoe

de patiënt zich voelt thuis en enkele demografische vragen.

Er werd geopteerd om 2 screeningsvragen uit verschillende screeningstools te gebruiken

die reeds gevalideerd werden op een spoedgevallendienst (WAST en PVS). In deze

Page 10: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

10

vragen werd het woord ‘partner’ vervangen door familielid, omdat in deze pilootstudie

geweld binnen de familie bevragen werd bevraagd. De laatste screeningsvraag is één van

de twee vragen die als aanbeveling voor screening geldt voor huisartsen in België (De

Deken, Hillemans, Cornelis, Pas, 2009). Door het combineren van deze 3 vragen werd

getracht fysiek, psychologisch en verbaal geweld te bevragen om zo weinig mogelijk vals

negatieve antwoorden te verkrijgen.

Deel één en twee van de masterproef omvat een literatuurstudie, gebaseerd op

wetenschappelijke studies en rapporten. Dit deel handelt over de term ‘familiaal geweld’,

en wat daaronder verstaan wordt. Het tweede onderdeel gaat wat dieper in op screening

van familiaal geweld. Deel drie bespreek de methodologie van deze pilootstudie. Deel

vier geeft een overzicht van de resultaten. In deel vijf worden deze resultaten besproken

en bediscussieerd. Nadien volgen enkele aanbevelingen en tot slot wordt een conclusie

geformuleerd.

Page 11: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

11

1. LITERATUURSTUDIE

1.1. WAT IS FAMILIAAL GEWELD ?

Eenduidige terminologie en definiëring van de problematiek ontbreekt in de literatuur.

De termen huiselijk geweld, intra-familiaal geweld en familiaal geweld zijn termen die in

de Nederlandstalige literatuur gebruikt worden.

De term ‘familiaal geweld’ wordt in deze context breder gezien dan enkel geweld binnen

het gezin. Familiaal geweld heeft onder meer ook betrekking op geweld tussen (ex-)

partners, stalking, kindermishandeling, eergerelateerd geweld, geweld tussen broers en

zussen, pleegouders, stiefouders en kinderen,…

Het International Centre for Reproductive Health (ICRH) gebruikt volgende definitie:

“Intrafamiliaal geweld is elk herhaald dwingend en/of intimiderend gedrag uitgeoefend

tegenover een gezins- of familielid of een (ex-)partner. Het geweld kan zowel van fysieke,

psychische/emotionele, seksuele en/of economische aard zijn ongeacht de leeftijd van de

betrokkenen.” (Van Parys; Temmerman, 2009).

In het Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van

familiaal geweld 2010-2014 verstaat men onder geweld in intieme relaties “een geheel

van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die

erop gericht zijn de andere te domineren en te controleren. Het omvat fysieke, psychische,

seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of

kunnen herhalen en die de integriteit van het slachtoffer, en zelfs zijn socio- professionele

integratie, kunnen bedreigen”. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de

andere familieleden.

De verschillende vormen kunnen zowel samen als afzonderlijk voorkomen. Altijd is er

sprake van een context van dwang of controle van een partner of familielid ten opzichte

van een ander (Taket, Smith, Watson, Shakespeare, Lavis, & Cosgrove, 2003). Familiaal

geweld is wisselwerking tussen twee personen en bi-directioneel (Strauss, 2006).

Page 12: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

12

1.1.1. CYCLUS VAN GEWELD

De cyclus van geweld is vaak voorspelbaar en vertoont meestal een vast patroon in drie

fases. In de eerste fase lopen de spanningen en frustraties op tot een bepaald punt waarbij

een pleger zijn impulsen niet meer kan controleren, waardoor de explosiefase ontstaat,

waarbij er in een handeling van geweld gesteld wordt. Nadien volgt er vaak een periode

van schaamte en schuld. Dit is de periode waarin de dader zich wil verontschuldigen

m.a.w. er volgt een verzoenings- of honeymoon fase.

figuur 1: cycle of violence Bron: Walker (1979)

1.1.2. HET ECOLOGISCH MODEL VAN GEWELD

Familiaal geweld heeft een grote impact op de individuele gezondheid, maar heeft ook

een invloed op de gezondheid van de maatschappij en de gezondheidsinstellingen.

Het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) gaat ervan uit dat gedrag gevormd

wordt door interacties tussen personen en hun sociale omgeving. Verschillende factoren,

zowel vanuit de omgeving als het individu, hebben een invloed op het feit of men te

maken krijgt met familiaal geweld. Het gedrag van een persoon is het resultaat van de

interacties tussen de verschillende niveaus van een sociale organisatie (Dutton, 2006;

WHO, 2002; Krug, Mercy, Dahlberg & Zwi, 2002)

Page 13: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

13

Het ecologisch model heeft vier niveaus (Parveen & Naylor, 2013).

Het eerste niveau heeft betrekking op individuele factoren van een individu. Hieronder

verstaan we de biologische en persoonlijke factoren die het individuele gedrag

beïnvloeden, onder meer geslacht, leeftijd, opvoeding, inkomen, psychologische

problemen, persoonlijkheidsstoornissen, agressieve aanleg en middelen gebruik.

Relationele en familiale factoren vormen het tweede niveau. Dit houdt onder andere in

mannen met verschillende partners, huwelijksontevredenheid, laag of verschillend niveau

van opleiding, relaties met vrienden en werkomstandigheden.

Het derde niveau omvat sociale factoren. Voorbeelden hiervan zijn ongelijke positie van

mannen en vrouwen, armoede en normatieve waarde van de maatschappij ten opzichte

van geweld (bv bij politie en andere institutionele instellingen).

Het laatste niveau bestaat uit gemeenschapsfactoren. Zoals de aanvaarbaarheid van

traditionele geslachtsrollen en normen, normatief gebruik van geweld (bv in de scholen,

werkplaatsen) en zwakke gemeenschapsregels.

Waar geweld vroeger vooral toegeschreven werd aan individuele factoren, wordt bij

gebruik van het ecologisch model meer belang gehecht aan de gemeenschaps-, omgeving-

, relationele, culturele- en sociale risico factoren (zoals traditionele normen tussen

vrouwen en mannen) (Cho, 2012; Krug, Mercy, Dahlberg, & Zwi, 2002).

Dit model toont aan dat familiaal geweld nooit een geïsoleerd probleem is. Het speelt zich

af in een relationele context die beïnvloed wordt door allerlei sociale en culturele

systemen, kort gezegd de maatschappij (Dutton, 2006).

Page 14: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

14

1.2. VERSCHILLENDE VORMEN VAN FAMILIAAL GEWELD

Zowel volwassenen, adolescenten als kinderen kunnen de pleger als het slachtoffer zijn

van familiaal geweld. Mensen kunnen zowel rechtstreeks als onrechtstreeks slachtoffer

zijn van familiaal geweld; getuigen van geweld zijn immers ook slachtoffers van geweld

(CAW, 2013).

De World Health Organisation (WHO) (2013) verstaat onder familiaal geweld niet enkel

partnergeweld en geweld tegen zwangere vrouwen, maar ook kindermishandeling (-18)

en oudermis(be)handeling (+65). Deze masterproef focust echter op familiaal geweld bij

personen tussen de 18 en 65 jaar.

1.2.1. PSYCHOLOGISCH- EMOTIONEEL GEWELD

De definitie van psychologisch geweld is moeilijk te omschrijven en niet eenuidig in de

literatuur (Buysse, et al., 2013). De gehanteerde definitie in deze masterproef is deze van

het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (2010).

“Onder psychologisch geweld wordt verstaan, alle acties en houdingen die het slachtoffer

in diens psychische en mentale integriteit aantasten, vernederen, bedreigen, beperken van

iemands vrijheid (geld af nemen, opsluiten,...), relationeel geweld.”

1.2.2. VERBAAL GEWELD

Onder verbaal geweld valt elke vorm van gewelddadige communicatie en het

minimaliseren van uitspraken van het slachtoffer. Voorbeelden hiervan zijn schelden,

schreeuwen, treiteren, etc. Verbaal geweld kan een voorloper zijn van andere vormen van

geweld. Sommige onderzoekers includeren verbaal geweld onder psychologisch geweld

(Howard, Feder, & Agnew-Davies, 2013).

1.2.3. ECONOMISCH GEWELD

Deze vorm betreft alle middelen en daden om de ander in staat van economische

afhankelijkheid te houden (IGVM, 2010).

Page 15: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

15

Uitingen van economisch geweld zijn: iemand het eigen loon niet laten beheren, geen of

onvoldoende huishoudgeld geven, financiële uitbuiting, etc. (Blow, 2011).

1.2.4. LICHAMELIJK GEWELD

Lichamelijk geweld wordt ook benoemd als fysiek geweld. Het omvat alle vormen van

iemand fysiek pijn doen, zoals slaan, schoppen, ruw behandelen, iemand te weinig eten

geven, geen of onvoldoende zorg geven, etc. (Blow, 2011).

1.2.5. SEKSUEEL GEWELD

Onder seksueel geweld verstaat men seksuele intimidatie (geen fysiek contact); seksueel

misbruik (fysiek contact-geen penetratie); poging tot verkrachting (fysiek contact- poging

tot verkrachting); verkrachting (penetratie); seksuele uitbuiting (Van Parys, Keygnaert,

& Temmerman, 2012).

Page 16: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

16

1.3. PREVALENTIE

De prevalentie van familiaal geweld wordt veelal onderschat (IGVM, 2011). Volgens de

WHO is een exact cijfer over het voorkomen van familiaal geweld niet eenvoudig te

bekomen onder meer door onderrapportage (2013). Dit wordt onder andere veroorzaakt

door: (on)bereidheid om aangifte te doen, het niet durven uiten en zwijgzaamheid van

zowel het slachtoffer als de dader (Gerberdig, Binder, Hammond, & Arias, 2003).

Familiaal geweld, en in het bijzonder partnergeweld, wordt voornamelijk omschreven als

een probleem van geweld door mannen gezien de hogere frequentie van verwondingen

bij fysiek geweld (Strauss, 2006). Daarnaast concludeerde Strauss (2006) ook dat

dominantie door één van de leden van het gezin wordt geassocieerd met een verhoging

van geweld. Er is altijd sprake van een wisselwerking tussen beide personen. Bij

onderzoek naar familiaal geweld moet er rekening gehouden worden met zowel het

gedrag van beide partners als het familiesysteem (Dynamics of Intimate Partner Violence,

2010).

Registratie van slachtoffers van familiaal geweld kan helpen om een beter zicht te krijgen

op de omvang en ernst van het probleem. Gezondheidswerkers kunnen hierbij een

belangrijke rol spelen zowel in het herkennen van de slachtoffers als het aanreiken van

de gepaste hulp (Olive, 2007).

Familiaal geweld komt voor in alle lagen van de bevolking, in alle socio-economische,

religieuze en culturele groepen. Maar vrouwen zijn echter vaker het slachtoffer van

geweld door hun mannelijke intieme partners of mensen die ze persoonlijk kennen, en dit

over een vaak lange periode (WHO, 2012).

Er is een verschil in prevalentie tussen verschillende landen en tussen stedelijke en

landelijke gebieden (Garcia-Morena, Jansen, Ellsberg, Heise, & Watts, 2005).

1.3.1. WERELDWIJD

Verscheidene studies tonen aan dat tussen 20 en 30% van de vrouwen en tussen 23 en

26% van de mannen eenmaal in het leven slachtoffer worden van familiaal geweld (Coker

et al., 2002; Moyer, 2013; Nelson, Bougatsos & Blazina, 2012; European Union Agency

for Fundamental Rights, 2014; Walby & Allen, 2004; Yeung, Chowdhury, Malpass &

Page 17: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

17

Feder, 2012; Taillieu & Brownridge, 2010 ). De WHO multi-Country study rapporteerde

een lifetime prevalentie die varieert van 15 tot 71% (Garcia-Morena et al., 2005).

Uit een studie van Selic, Pesjak & Kersnik (2011) in de eerstelijnszorg kwam naar voor

dat 15.3% van de patiënten in aanraking kwam met familiaal geweld gedurende de laatste

5 jaar en 10 tot 25% in het laatste jaar (Chaplin, Flatley, &Smith, 2011; Houry el al. 2008;

Koziol-McLain, et al., 2010; Ridchardson, et al., 2002).

Familiaal geweld komt zowel bij hetero, bi- als homoseksuele relaties voor (Heise,

Ellsberg, & Gottemoeller, 1999; Ramsay, Richardson, Carter, Davidson, & Feder, 2002;

WHO, 2012).

1.1.3.1. Geweld ten aanzien van vrouwen

Volgens de Council of Europe (2014) worden 12 tot 15% van de vrouwen bijna dagelijks

geconfronteerd wordt met familiaal geweld (Statitic Brain, 2011). Vrouwen ervaren

significant meer fysiek geweld, misbruik en machtscontrole. Het grootste verschil in

prevalentie situeert zich op het vlak van seksueel geweld. Deze bedraagt respectievelijk

17% voor de vrouwen en 2% voor de mannen (Garcia-Morena et al., 2005).

De British Crime Survey vermoedt dat 30 % van de geweldpleging ten opzichte van

vrouwen voortkomt uit familiaal geweld, 33% zijn kennissen, 24% zijn onbekenden en

19% komt voort uit overval incidenten (Chaplin, Flatley, & Smith, 2011).

De WHO (2012) benadrukt dat geweld tegen vrouwen in vele delen van de wereld de

belangrijkste oorzaak is van kwetsuren en werkonbekwaamheid. Vrouwen hebben zeven

tot veertien keer meer kans dan mannen op ernstige fysieke letsels (Nelson, Nygren,

McInerney, & Klein, 2004).

Page 18: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

18

1.1.3.2. Geweld ten aanzien van mannen

Gerapporteerd psychologisch geweld is bij mannen drie maal hoger dan fysiek geweld.

Psychologisch geweld bestaat voornamelijk uit het uiten van bedreigingen en roepen en

vloeken (Mills, Avegno & Haydel, 2005; Chaplin, Flatley, & Smith, 2011).

De daders van psychologisch geweld zijn meestal de intieme partners, fysiek geweld

wordt meestal gepleegd door andere familieleden (steunpunt algemeen welzijn, 2013).

Uit statistieken blijkt dat 18% van de mannen één of meerdere ervaringen zou hebben met

familiaal geweld sinds de leeftijd van 16 jaar en 7 tot 9% het laatste jaar (Walby & Allen,

2004; Dorose, Harlow, Langan, Motivans, Rantala, & Smith, 2005). In een onderzoek

van Mills et al. (2006) werden 12,7% van de mannen regelmatig bedreigd door een

familielid, meer dan een vierde van de ondervraagde mannen kreeg frequent te maken

met verbaal geweld. Ernst et al (1996) rapporteerde dat 14 tot 22% van de mannen het

laatste jaar in aanraking kwamen met geweld (zowel verbaal als fysiek).

In studies naar screening van familiaal geweld worden vaak enkel vrouwen opgenomen

(Anglin & Sachs, 2003; Choo, et al., 2012; MacMillan et al., 2009), hoewel screening bij

mannen ook noodzakelijk is. Screeningstools gebruikt bij vrouwen, zijn mogelijks niet

geschikt zijn voor mannen (Mills, Avegno, & Haydel, 2005).

1.3.2. BELGIË

In een enquête van het IGVM die werd afgenomen in 2010 bij een representatieve

steekproef van 2000 personen tussen de 18 en 75 jaar zag men dat 12,5% van alle

respondenten (vrouwen 14,9% en mannen 10,5%) minstens één maal in de laatste 12

maanden het slachtoffer werd van geweld door (ex-) partner. Psychologische druk bleek

de vaakst voorkomende vorm van partnergeweld te zijn (11% werd slachtoffer van

psychologisch of verbaal geweld tegenover 1,3% fysiek geweld).

Vrouwen bleken vaker het slachtoffer van ernstig tot zeer ernstig fysiek en/of seksueel

geweld, waarbij vrouwen in de leeftijdscategorie 18-25 jaar het meest geweld

(22,1%)rapporteerden.

Page 19: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

19

Mannen praten minder over geweld dan vrouwen (60% van de mannen en 77% van de

vrouwen hebben de feiten aan iemand verteld) en doen ook minder beroep op gepaste

hulpverlening (IGVM, 2010).

Een Vlaams onderzoek naar seksuele beleving in leeftijdscategorie 18-80 jaar, vermeld

dat 10% fysiek wordt bedreigd door een ex of huidige partner, 29% emotioneel geweld

ondervinden en 20% seksueel geweld ondergingen door een ex of huidige partner

(Buysse, et al., 2013).

1.3.3. PREVALENTIE OP SPOEDGEVALLENDIENST

Personen die in aanraking komen met familiaal geweld maken vaker gebruik van

gezondheidsinstellingen en in het bijzonder van een spoedgevallendienst (Rhodes, 2012;

Walton, et al., 2009).

In het algemeen schommelen de prevalentie cijfers bij screening op de

spoedgevallendienst tussen 5% en 29,5%. (Ernst et al., 2012; Houry, et al., 2008;

MacMillan, Wathen, Jamieson, Boyle, & Shannon, 2009; Olive, 2007; Ritchie, Nelson,

& Wills, 2009; Walton et al., 2009; Feldhaus et al., 1997) De incidentie van aanmeldingen

op de spoedgevallendienst omwille van familiaal geweld varieert van 2% tot 7% (Nelson, Nygren,

McInerney, & Klein, 2004).

Page 20: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

20

1.4. RISICOFACTOREN

De risicofactoren om slachtoffer te worden van familiaal geweld zijn:

- Jonge leeftijd

- Voorgeschiedenis van alcohol en drugsproblematiek

- Partner hebben met een drugsproblematiek

- Misbehandeling of getuige van ouderlijk geweld als kind

- Laag opleidingsniveau

- Depressie

- Aanvaarbaarheid en mate waarin geweld in de maatschappij of culturele context

getolereerd wordt of er een positieve attitude aanvaarbaarheid van geweld bestaat

ten opzicht van geweld tegenover vrouwen

- Burgerlijke staat: In sommige studies wordt getrouwd zijn of samenwonend zijn

geassocieerd met het meer voorkomen van familiaal geweld (Sorbo, Grimstad,

Bjorngaard, Schei & Lukasse, 2013; Wathen et al. 2008), andere studies

vermelden single zijn als een risicofactor op familiaal geweld (Selic, Pesjak,

Kersnik, 2011).

- Kinderen hebben uit een andere relatie zou ook het risico op geweld tussen

partners verhogen

- Werkloosheid

- Aanraking met seksueel geweld voor 18 jaar

(Abramsky, et al., 2011; Buysse, et al., 2013; Browne, Hamilton-Giachritsis, & Vettor,

2007; Faramarzi, Esmailzadeh, & Mosavi, 2005; Felliti, Anda, & Nordenberg, 1998;

Selic, Pesjak &Kersnik, 2011; VAD, 2012; Wathen et al., 2008; Wathen, Jamieson, &

MacMillan, 2008; Watt,2008).

De risicofactoren van een geweldpleger worden mede bepaald door gebeurtenissen in het

verleden, opvoeding, persoonlijke ervaringen en ontwikkelingen (Watt, 2008) en zijn

dezelfde als het slachtoffer

- Antisociale persoonlijkheid

Page 21: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

21

- Aanvaarbaarheid van geweld en omgeving die geweld tolereren

- Het hebben van meerdere seksuele partners

- Controle zucht hebben over vrouwen en vechten met andere mannen

- Jaloezie en gebrek aan empathie

- Visie op taak en rolverdeling

- Het hebben van een partner met alcohol en drugsgebruik

- Financiële moeilijkheden

- Crimineel verleden

- Psychosomatische problemen

(Abramsky, et al., Blow, 20112011; Banyard, 2006; Ernst, et al., 2012; Capaldi, Knoble,

Shortt, & Kim, 2012; Stith, Smith, Penn, Ward, & Tritt, 2004; Walton, et al., 2009; Watt,

2008).

Page 22: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

22

1.5. GEZONDHEIDSEFFECTEN

Gevolgen van familiaal geweld manifesteren zich zowel op korte als op lange termijn.

Ook heeft familiaal geweld een sociale en economische kost voor de hele gemeenschap

en draagt het bij tot gezondheids-, sociale en economische ongelijkheid (Gerberdig,

Binder, Hammond, & Arias, 2003; Rhodes, 2012).

Slachtoffers van geweld lijken een minder goede gezondheid te hebben dan personen die

niet in aanraking komen met geweld (Coker, et al., 2002). Vandeweghe, Bruynooghe &

Opdebeeck (1998) stelden vast dat vrouwen die niet met geweld in aanraking komen

aanzienlijk minder somatische klachten hebben dan degene die wel met geweld

geconfronteerd worden. Algemeen werd geconcludeerd dat het aantal geweldvormen

waarmee de vrouw in aanraking komt een negatieve impact heeft op de levenskwaliteit.

Het niet detecteren van familiaal geweld kan leiden tot gemiste diagnoses, onnodige

onderzoeken en een verhoging van de gezondheidskosten (Camphell, 2002; Rhodes,

Drum, Anliker, Frankel, Howes, & Levinson, 2006).

Bij kinderen met ouders die familiaal geweld rapporteerden, worden meer psychische

problemen zoals aandachtsproblemen en hyperactiviteit gerapporteerd (Bauer, Gilbert,

Caroll, & Downs, 2013). Geweld kan dus zowel fatale als niet fatale

gezondheidsgevolgen hebben (Heise, Garcia-Morena, 2002; Evens, Davies, & DiLillo,

2008; WHO, 2012).

1.5.1. FYSIEKE GEVOLGEN

Geweld heeft vaak directe gevolgen, hieronder verstaan we verwondingen zoals

fracturen, snijwonden, miskramen, littekens, hematomen, snij- en scheurwonden,

abdominale en thoracale verwondingen, gebroken tanden, zicht- en gehoorschade, trauma

capitis, strangulatie wonden en rug- en nek verwondingen…

Maar er zijn ook indirecte gezondheidsgevolgen zoals gastro-intestinale en

gynaecologische problemen, chronische pijnen, hoofdpijnen, abnormale eetlust,

huidklachten, last van ogen, oren, neus en keel, vage klachten (Campbel, et al., 2002;

Nelson, Nygren, McInerney, & Klein, 2004).

Page 23: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

23

Ook is er een risico op seksueel overdraagbare ziekten (HIV, pelvic inflammatory disease,

SOA, etc.) en op ongewenste zwangerschap.

Bij geweld tegen zwangere vrouwen zijn er effecten op de gezondheid van zowel de

moeder als het kind. Familiaal geweld is geassocieerd met vroeggeboorte, laag

geboortegewicht en jongere maternele leeftijd bij zwangerschap (Carroll, et al., 2005).

1.5.2. EMOTIONELE EN PSYCHISCHE KLACHTEN

Er bestaat een sterke associatie tussen het ondergaan van familiaal geweld en het optreden

van mentale gezondheidsproblemen (Houry, Kemball, Click, & Kaslow, 2007; Hegarty,

2011).

Er is een groter risico op:

- Depressieve symptomen en het ontwikkelen van chronische psychische

stoornissen en automutilatie

- Het heeft een impact op het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van het individu en

de mogelijkheid om te participeren in de gemeenschap

- Eetstoornissen, emotionele en gedragsproblemen, slaapproblemen en

posttraumatisch stress syndroom

- Zelfmoordpogingen komen tweemaal zo vaak voor bij slachtoffers van geweld,

en dan vooral bij vrouwen

- Grotere afhankelijkheid van medicatie of drugs

(Browne, Hamilton-Giachritsis, & Vettor, 2007; Coker, et al., 202; Instituut voor

Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2010; Krug, Mercy, Dahlberg, & Zwi, 2002).

1.5.3. FATALE GEVOLGEN

Moord, moederschapssterfte en aidsgerelateerde sterfte zijn de meest nefaste gevolgen

die een grote impact hebben op de omgeving van zowel het slachtoffer als de dader (Krug,

2002; Campbel, et al., 2002).

Page 24: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

24

1.6. SIGNALEN VAN DE SLACHTOFFERS VAN FAMILIAAL GEWELD

Een grote hindernis bij het detecteren en vaststellen van familiaal geweld is dat

slachtoffers meestal niet spontaan over de gebeurtenissen praten, ook vertonen zij vaak

geen duidelijke signalen. De symptomen zijn meestal vaag of aspecifiek (Bauer, Gilbert,

& Caroll, 2013; Camphell, 2002).

Algemene waarschuwingssignalen voor partnergeweld kunnen zijn: Angst, nervositeit in

het bijzijn van de partner, het akkoord gaan met alles wat de partner zegt, dominantie van

de partner waarbij deze steeds het woord voert, de partner die patiënt steeds vergezelt (bij

de intake en onderzoeken), de partner kan weigerachtig zijn om de onderzoeksruimte te

verlaten, of waarbij hij/zij het slachtoffer overstelpt met telefoonoproepen. Het slachtoffer

zelf is gewoonlijk zwijgzaam, heeft een zenuwachtige indruk en kan angstig lijken.

Signalen van fysiek geweld kunnen zich uiten in: frequente aanmelding op spoed wegens

verwondingen die worden toegeschreven aan ‘ongelukjes’, frequente afwezigheid van

werk of school zonder duidelijke verantwoording, het dragen van verhullende kledij en

weigerachtigheid om zich uit te kleden bij onderzoek door de arts, het vermijden van

oogcontact, afwezigheid van emotionele uitdrukkingen, etc.(www.helpguide.org).

Signalen van sociaal isolement houden in: het niet veel meer buiten komen (tenzij met de

partner !) of het verwaarlozen van de sociale contacten.

Psychologische signalen van geweld bestaan uit: gedaald zelfvertrouwen, majeure

persoonlijke en karakteriële veranderingen (bv voordien optimistisch en uitbundig, nu

teruggetrokken, etc.), depressie, angst, suïcidaliteit (Gregory, et al., 2010).

Wanneer bovenvermelde aspecten tijdens het klinisch onderzoek en de anamnese

terugkomen, zou de waakzaamheid van de hulpverlener moeten verhogen.

Andere voorbeeldsituaties uit de literatuur zijn, een inconsistent verhaal van de

verwondingen, het laattijdig hulp zoeken bij medische klachten, het frequent gebruik

maken van de spoedgevallendienst, het missen van afspraken, meervoudige abortussen,

slechte compliance wat betreft medicamenteuze voorschriften, ongepast gedrag of ‘rare’

reacties op bepaalde situaties, etc. Verwondingen zonder logische uitleg, vooral ter

Page 25: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

25

hoogte van nek, tanden en genitaliën zijn steeds verdacht (Camphell, 2002; Ernst, et al.,

2012; MacMillan et al., 2006; Ridchardson, Coid, Petruckevitch, Chung, & Moorey,

2002).

2. SCREENING VAN FAMILIAAL GEWELD

Screening van familiaal geweld in de gezondheidssector is een ‘hot’ item, maar blijft

controversieel. Er blijkt nog steeds onvoldoende bewijs om systematische

screeningsprogramma’s aan te bevelen (Garcia-Morena, Jansen, Ellsberg, Heise, &

Watts, 2005; MacMillan H., Wathen, Jamieson, & Boyle, 2009; Rabin, Jennings,

Campbell, & Bair-Merrit, 2006; Taket et al., 2002). De literatuur is inconclusief over het

screenen van alle patiënten, alleen vrouwen of enkel patiënten met vage klachten en

psychologische problemen. De afweging moet gemaakt worden of het niet beter is om

selectiever te screenen, gebaseerd op klinische overwegingen, om zo gerichter

slachtofferhulp te kunnen bieden (WHO, 2013). Wathen et al. (2009) benadrukken dat er

moet overwogen worden om te screenen naar geweld bij vrouwen, indien ze zich

aanmelden met psychische klachten.

Het is onduidelijk of screening het aantal gevallen van geweld vermindert en of dit

eveneens de gezondheidsuitkomsten van de slachtoffers verbetert. (Selic, Pesjak &

Kersnik, 2011). In het algemeen concludeert de WHO dat screening leidt tot een

verhoging van het aantal geïdentificeerde patiënten. Bij invoering van de screening is

echter geen vermindering in het aantal gevallen van familiaal geweld vast te stellen, er

zouden eveneens geen gezondheidsvoordelen uit voortvloeien (WHO, 2013). De U.S.

Preventive Services Task Force (USPSTF) geeft als aanbeveling dat vrouwen in de

vruchtbare leeftijd moeten gescreend worden en de mogelijkheid moeten hebben hulp te

ontvangen (Moyer, 2013).

Als geweld niet vroegtijdig wordt opgespoord, kan het langdurig verzwegen worden en

zo ernstige gevolgen hebben (Rhodes, 2012). Ook indien het slachtoffer niet expliciet om

hulp vraagt, kunnen er signalen gegeven worden vanuit de persoon en is het zinvol om

daarop te reageren. Detectie- en screeningsinstrumenten kunnen de gezondheidswerkers

Page 26: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

26

helpen om slachtoffers van geweld, aan de hand van deze signalen, vroeger op te sporen

(Weewaters & Groenen, 2011).

Professionelen uit de psychische, medische en sociale sector alsook politie en justitie

zouden in staat moeten zijn dit soort geweld te herkennen en er gepast op te reageren.

(Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van

intrafamiliaal geweld 2010-2014). Screening kan tenslotte niet uitgevoerd worden zonder

ondersteuning en training, verhogen van de kennis en aanleren van vaardigheden is

daarbij heel belangrijk (Taket, Smith, Watson, Shakespeare, Lavis, & Cosgrove, 2003).

Over effectiviteit en veiligheid van het screenen tijdens de zwangerschap is voldoende

wetenschappelijk bewijs gevonden. Er wordt aangeraden om minimaal eenmaal per

trimester te screenen, aangezien vrouwen het geweld tijdens de eerste bevraging vaak niet

toegeven (Houry, et al., 2008).

Een screeningstool kan enkel bruikbaar zijn wanneer het proportioneel meer slachtoffers

van geweld correct detecteert, zodat de gezondheidswerkers de juiste hulp kunnen bieden

aan die personen (Haggerty, Hawkins, Fontenot, & Lewis-O’Connor, 2011). Evidentie

over de voordelen van een interventie om vrouwen te ondersteunen die positief screenden

voor familiaal geweld is zeer beperkt (Hegartyy et al., 2013).

De WHO (2013) geeft in het rapport over ‘Responding to intimate partner violence’ aan

dat gezondheidswerkers familiaal geweld moeten onderzoeken wanneer aandoeningen

hierdoor kunnen worden verklaard. Het duidelijk en direct navraag doen bij vermoeden

van geweld is hierbij essentieel. Het is wenselijk deze vragen te stellen op een zorgvuldige

en niet veroordelende wijze, en enkel bij afwezigheid van partner en andere familieleden

(Lawako, Sonz, Helmström, & Castren, 2011).

Er is geen eenduidigheid over de manier van screenen. Face-to-face bevraging door een

verpleegkundige zorgt voor een volledigere invulling van screeningslijsten ten opzicht

van een computergestuurde screening door de patiënt zelf (MacMillan et al, 2006). Een

zelf te doorlopen computerprogramma zou daarentegen wel de werklast en de barrières

voor screening op een spoedgevallendienst kunnen verminderen (Rhodes, Drum, Anliker,

Frankel, Howes, & Levinson, 2006).

Page 27: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

27

2.1. SCREENING OP SPOEDGEVALLENDIENSTEN

Slachtoffers van familiaal geweld doen vaker een beroep op een gezondheidszorgsysteem

(WHO, 2013). Ondanks het feit dat slachtoffers van familiaal geweld vaak gebruik maken

van de spoedgevallendienst, is het percentage gedetecteerde patiënten laag (Gracia,

2004).

Taket et al. (2004) concludeerden dat vrouwen die te maken hebben met familiaal geweld

drie maal meer gebruik maken van de spoedgevallendiensten dan vrouwen die geen

ervaringen hebben met geweld. Dit kan zijn voor verwondingen direct in verband te

brengen met de geweldpleging of omwille van andere indirecte klachten en

aandoeningen.

Een spoedgevallendienst zou een veilige plaats moeten zijn voor de slachtoffers van

geweld en zou hen ook in een vertrouwelijke context de juiste zorg moeten kunnen

aanbieden. De spoedverpleegkundige is dan ook vaak de eerste persoon die kan vragen

naar gezondheidsproblemen, alsook preventieve middelen kan aanbieden (Robinson,

2010). Spontane rapportering van familiaal geweld is zeldzaam, maar indien er naar

gevraagd wordt door een gezondheidswerker is detectie moeilijk (Ritchie, Nelson, &

Wills, 2009).

Patiënten die familiaal geweld ondergingen en waaraan geen interventie werden

aangeboden, rapporteerden een negatievere ervaring van hun bezoek aan de

spoedgevallendienst. Zij verwachtten dat de hulpverleners actief navraag deden naar hun

ervaringen met misbruik en dat er hulp en informatie werd aangeboden zonder gevoel van

verplichting voor opvolging (Ritchie, Nelson, & Wills, 2009).

Vragen rond familiaal geweld worden vaak niet gesteld en de verantwoordelijkheid voor

de screening wordt gemakkelijk verschoven naar de triageverpleegkundige (Krimm &

Heinzer, 2002; Ramsden, 2002; Rhodes, 2012). Nochtans blijkt dat de meeste patiënten

geen problemen hebben met het beantwoorden van vragen rond familiaal geweld (Coker,

et al., 2002). Walton et al. (2009) concludeerde dat screening en aanbieden van hulp geen

toename van geweld veroorzaakt.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

28

2.2. MEETINSTRUMENTEN

Uit een systematische review van Rabin et al. (2009) bleek dat geen enkel instrument

voor het meten van familiaal geweld degelijke psychometrische eigenschappen had. De

sensitiviteit en specificiteit was voor elk instrument zeer verschillend. De nadruk werd

gelegd op de noodzaak van verder testen en valideren. De auteurs stelden vast dat de

HITS, WATS/ WATS-SF, PVS en AAS de meest gebruikte screeningsinstrumenten

waren.

Algemeen kan gesteld worden dat minder uitgebreide screeningsinstrumenten meer risico

op overidentificatie van familiaal geweld hebben (Wathen, Jamieson, & MacMillian,

2008).

HITS (“ Hurt/ Insult/ Threaten/ Scream”)

HITS werd initieel ontworpen voor het gebruik bij de huisarts en eerstelijnszorg.

(Sherin, Sinacore, LI, Zitter, & Shakil, 1998)

De volgende vragen worden gesteld:

Hoe vaak doet uw partner het volgende (nooit=1, zelden =2, soms=3,

redelijk vaak= 4, vaak=5):

U fysiek kwetsen?, U beledigen of vernederen?, dreigen om U pijn te

doen?, Roepen of vloeken tegen U?

Een score groter of gelijk aan 10 wordt beschouwd als positief voor

huiselijk geweld.

Uit een studie van Iverson et al., (2013) blijkt HITS accuraat te zijn in het detecteren van

geweld in het voorbije jaar.

PVS (Partner Violence Screen)

Korte vragenlijst die de prevalentie van zowel fysiek geweld als het

veiligheidsgevoel bevraagt. Dit screeningsinstrument werd ontwikkeld en

gevalideerd in een stedelijke spoedgevallendienst (Feldhaus, Koziol-MacLain,

Amsbury, Norton, & Lowenstein, 1997; Garcia-Esteve et at., 2011; Rabin,

Jennings, Campbell, & Bair-Merrit, 2006).

Het instrument bestaat uit 3 Ja/Nee vragen, indien op één vraag Ja is geantwoord

test men positief.

Page 29: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

29

Heeft er iemand U geslagen, gestoten, geschopt, of op een andere manier

fysiek pijn gedaan? Zo ja, door wie?

Voelt U zich veilig in uw huidige relatie?

Hebt u een onveilig gevoel bij een partner uit een vorige relatie?

In vergelijking met de CTS-2 is het aantal vals negatieve personen 14 tot 33%, deze

zouden dus gemist worden bij gebruik van deze korte screeningslijst (Mills, Avegno, &

Haydel, 2005).

CTS-2 Revised conflict Tactics Scale

Is een frequent gebruikt instrument gebaseerd op de meest volledige screening

van familiaal geweld namelijk de Conflict Tactics Scale (CTS), die vaak als

‘gouden standaard’ wordt gezien. Dit meetinstrument werd weliswaar nog nooit

gevalideerd op een spoedgevallendienst (Mills, Avegno, & Haydel, 2005). Het

CTS-2 instrument bestaat uit 78 vragen aangaande psychologische, seksuele,

emotionele en fysieke agressie door een partner. (Straus, Hamby, & Sugarman,

1996; Wathen, Jamieson, & MacMallan, 2008).

CTS-2S is een verkorte versie van de CTS , deze lijst bestaat uit 20 vragen en

neemt ongeveer 3 minuten beslag (Straus & Douglas, 2004).

The Women Abuse Screening Tool (WAST)/ Women Abuse Screening Tool

Short Form (WAST/SF).

Deze screening bestaat uit acht vragen, het verkorte instrument bestaat enkel uit

de eerste twee vragen. Deze werd ontwikkeld voor gebruik in de

eerstelijnsgezondheidszorg, maar werd ook getest op de spoedgevallendienst.

Hoe zou u uw relatie in het algemeen beschrijven?

Antwoorden: Veel spanning, een beetje spanning, geen spanning

Hoe lossen u en uw partner ruzies op?

Antwoorden: Met veel moeite, met een beetje moeite, zonder moeite

Eindigen ruzies ooit in slaan, schoppen of duwen?

Antwoorden: Vaak, soms, nooit

Ben je ooit bang van wat je partner zegt of doet?

Antwoorden: Vaak, soms, nooit

Heeft u partner u ooit fysiek mishandeld?

Antwoorden: Vaak, soms, nooit

Page 30: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

30

Heeft uw partner u ooit emotioneel mishandeld?

Antwoorden: Vaak, soms, nooit

Heeft uw partner u ooit seksueel mishandeld?

Antwoorden: Vaak, soms, nooit

(MacMillan, Wathen, Jamieson, & Boyle, 2009)

Bij de korte versie worden enkel de eerste twee vragen gesteld en bij affirmatief antwoord

kunnen de overige vragen gesteld worden

Uit een studie van Mac Millan et al. (2009), blijkt dat 22% van de gescreende vrouwen

op een spoedgevallendienst positief screenden met de WAST tool in tegenstelling met

14% bij het het gebruik van de CAS lijst (cfr infra). Deze studie demonstreerde dat

overidentificatie bij een korte vragenlijst in acht moet worden genomen.

AAS ( Abuse Assessment Screen):

Deze vragenlijst bestaat uit 5 vragen en is ontwikkeld om geweld tegen zwangere

vrouwen op te sporen. De lijst werd vooral getest bij jonge, arme vrouwen. (Rabin

et al, 2009).

ISA (Index of Spouse Abuse):

De ISA werd speciaal ontworpen voor het gebruik in klinische settings en om het

opvolgen en monitoren van het huiselijk geweld (Garcia-Esteve, 2011).

OAS ( Ongoing Abuse Screen): (Ernst, Weiss, Cham, Hall & Nick, 2004).

CAS ( Composite Abuse Screen):

Dit is een gevalideerd instrument die 30 items bevat, met 4 subschalen. – ernstig

gecombineerd misbruik, emotioneel misbruik, fysiek misbruik en intimidatie.

Door de lengte van de vragenlijst is deze moeilijk te gebruiken op een

spoedgevallendienst. (Wathen, Jamieson, & MacMallan, 2008).

Uit de systematic review van de U.S. Preventive Services Task Force Recommendation

blijken instrumenten gebruikt in de gezondheidszorg, accuraat te zijn voor het detecteren

van familiaal geweld ( Nelson, Bougatsos & Blazina, 2012; Garcia-Esteve et al., 2011;

Hardip, 2007).

Page 31: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

31

2.3. VOORDELEN VAN ROUTINEMATIG SCREENEN NAAR FAMILIAAL GEWELD

Volgende voordelen worden aangehaald in de literatuur:

- Screeningsprogramma’s kunnen bevorderend zijn voor de gezondheid van de

vrouwen en helpen hun veiligheid te bewaren (Nelson et al., 2012; Taket el al.,

2003).

- Vrouwen kunnen een negatieve perceptie krijgen van een spoedgevallendienst,

indien hun ervaringen met familiaal geweld niet worden geïdentificeerd of

wanneer deze worden geminimaliseerd (Olive, 2007), patiënten blijken tevens

geen problemen te hebben met het krijgen van vragen omtrent het thema (Koziol-

MacLain, et al., 2009; Nelson, Bougatsos & Blazina, 2012).

- De toegang tot ‘community resources’ neemt toe als de patiënt correcte informatie

meegedeeld krijgt (O’Campo et al., 2011).

- Het kan verandering brengen in gepercipieerde aanvaardbaarheid van geweld

binnen familiale relaties (Taket,et al., 2003).

- Vrouwen die positief screenen zijn zich meer bewust en hebben een verandering

in attitude ten aanzien van het geweld na de screening (Spangaro & Zwi, 2010).

- Door screening worden meer mensen ontdekt die in aanraking komen met

familiaal geweld, wordt de drempel om hulp te vragen verlaagd en wordt sneller

toegang verkregen tot de ondersteunende instanties (Taket et al., 2003; Spangaro,

Zwi, Poulos & Man, 2010).

- Identificeren van familiaal geweld kan belangrijk zijn voor preventie van

kindermishandeling. Familiaal geweld is soms een voorbode van dit misbruik.

(Thackeray, Hibbard, & Dowd, 2010).

- Bij een gezondheidswerker die niet getraind is in het herkennen van signalen en

symptomen van familiaal geweld, kan screening stereotypering voorkomen. Door

universeel screenen wordt het risico niet enkel bevraagd bij mensen waarvan we

Page 32: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

32

denken dat ze een risico hebben. Voor deze gezondheidswerkers kan een

screeningslijst fungeren als een houvast (WHO, 2013).

2.4. BARRIÈRES VOOR SCREENING

Vaak zijn het de zorgverleners en niet de patiënten, die barrières ondervinden bij het

screenen naar geweld. De grootste intrinsieke barrières voor het screenen van patiënten

zijn het onvoldoende bewust zijn van de omvang de problematiek, het onderschatten van

het probleem, het ervaren gebrek aan eigeneffectiviteit, en ook gebrekkige vaardigheden

om correct het onderwerp familiaal geweld te bespreken, slachtoffers te begeleiden en

door te verwijzen (Roelens et al., 2006). Gebrek aan professionele kennis, begrip en

inzicht omtrent familiaal geweld en de slachtoffers daarvan kunnen leiden tot niet

uitvoeren van correcte screening (Ritchie, Nelson, & Wills, 2009).

Een patiënt reeds lang opvolgen en kennen kan zowel barrièreverhogend als -verlagend

zijn (Yeung, Chowdhury, Malpass, & Feder, 2012). Uit meerdere studies blijkt dat de

meeste artsen en verpleegkundige screening niet nodig en nuttig vinden (De Boer, Kothari

& Rohs, 2013; Lawako, 2011), al wordt dit niet door alle studies bevestigd

2.4.1. ORGANISATORISCHE BARRIÈRES

Een geschikte logistieke omkadering is vereist om een sfeer van vertrouwen te scheppen,

noodzakelijk voor adequate screening. Een gebrek aan privacy, veroorzaakt door grote

ruimtes of door patiëntenposities enkel gescheiden door gordijnen staan dit in de weg.

(Ellis, 1999; Waller, Hohenhaus, Shah, & Stern, 1996). Het creëren van een veilige

omgeving voor het slachtoffer houdt ook in dat deze voor een vertrouwelijk gesprek kan

gescheiden worden van begeleidende familie. (Robinson, 2010).

Het gebrek aan tijd om de vragen op een rustige manier te kunnen stellen is ook een vaak

aangegeven barrière. Relevante vragen worden niet meer gesteld bij tijdsdruk en bij

stijgen van de werkdruk. Er worden prioriteiten in zorg gesteld en de aandacht gaat eerder

naar patiënten die acuut en ernstig ziek zijn. Het gevaar bestaat van overwerkte

Page 33: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

33

gezondheidswerkers door extra belasting die screening met zich meebrengt, alsook extra

kosten om adequaat te kunnen reageren op een geïdentificeerde patiënten.

De functie van de spoedverpleegkundigen spelen ook een rol, bv een coördinerende

verpleegkundige geeft aan dat er een gebrek is aan patiëntencontact door de druk en

‘andere’ verplichtingen.

Indien niet de volledige medische en verpleegkundige staf wordt opgeleid, is er niet steeds

begrip en ruimte voor de verpleegkundigen om de nodige vragen te stellen (MacMillan,

Wathen, Jamieson, Boyle, & Shannon, 2009; Ritchie, Nelson, & Wills, 2009).

Het onvoldoende of inadequaat (kunnen) doorsturen van personen die in aanraking

komen met familiaal geweld vormt een barrière vor screenen (Bair-Merrit, et al., 2014).

2.4.2. PERSOONLIJKE BARRIÈRES

Persoonlijke barrières kunnen zowel gaan over persoonlijke praktische zaken, als

persoonlijke ervaringen.

Er kan angst zijn om de vragen te stellen en de routinescreening te starten. Ook kan er

een onbehaaglijk gevoel optreden bij het stellen van de vragen, zeker wanneer er een “ja”

antwoord op volgt. Hoe hoger het persoonlijk comfort en hoe meer de hulpverlener

vertrouwd is met de interviewtechniek hoe meer kans dat deze ook effectief

screeningsvragen zal stellen aan de patiënt (Ellis, 1999). Soms worden de vragen ook

gewoon vergeten (Ritchie, Nelson, & Wills, 2009). Jeanot et al. (2008) vermelden ook

taalbarrières en culturele verschillen tussen zorgverlener en patiënt als barrière (Yeung,

Chowdhury, Malpass, & Feder, 2012).

Verpleegkundigen geven aan dat aangepaste training en steun van leidinggevenden

kunnen helpen om de screeningsvragen te stellen en te blijven stellen.

Gezondheidswerkers willen graag een “probleem oplossen”, maar familiaal geweld is niet

snel op te lossen en te behandelen. Verpleegkundigen ervaren hierdoor soms frustraties

wanneer de persoon geen actie wil ondernemen om iets aan de situatie te doen en vinden

screening bijgevolg niet nuttig (Robinson, 2010). De patiënten bevragen naar geweld in

de thuissituatie is nochtans een eerste stap om de persoon in kwestie te wijzen op

Page 34: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

34

mogelijke oplossingen en zo het bewustzijn van hun situatie te vergroten. Het moet dus

reeds als een succes gezien worden dat de screening uitgevoerd wordt en dat er daardoor

informatie kan worden aangeboden (Ritchie, Nelson, & Wills, 2009).

2.5. GEVAREN VAN SCREENING NAAR FAMILIAAL GEWELD

Enkele studies omtrent screening bij vrouwen wijzen op minimale negatieve gevoelens

ten opzicht van de screening (Houry, et al. 2008). Slechts zeer beperkt wordt door

vrouwen een oncomfortabel gevoel, verlies van privacy, emotionele stress, en zorgen over

verder misbruik gerapporteerd (MacMillan, Wathen, Jamieson, & Boyle, 2009).

Herhaaldelijk screenen van patiënten kan voor de gescreende persoon moeilijk en

stresserend zijn, zeker als er geen adequate acties worden ondernomen (WHO, 2013).

Screening van familiaal geweld in de gezondheidszorg, gebruik makend van een kort

screeningstool, kan een risico inhouden van over-identificatie van patiënten die zouden

te maken hebben met familiaal geweld. De nodige voorzorgen moeten dan ook genomen

worden in de besluittrekking door de gezondheidswerkers (Wathen, Jamieson, &

MacMillian, 2008).

Universeel screenen van patiënten kan snel een ‘aanvinken van een items’ worden, zonder

verdere gevolgen in acht te nemen (WHO, 2013).

2.6. IMPLEMENTEREN VAN ROUTINE ONDERZOEK OF SCREENING

De beste manier om een systeem van routinematige screening op te zetten hangt af van

de context, organisatiekenmerken, capaciteit en ondersteuning (Taket et al., 2003).

Wanneer de tijd van het contact met de patiënt beperkt is, is bevraging de meeste

geschikte manier wanneer kenmerken van misbruik worden vermoed, of wanneer

onzekere oorzaken van verwondingen of gezondheidsproblemen (depressie,

slapeloosheid, etc.) worden vermeld (MacMillan, Wathen, Jamieson, & Boyle, 2009).

Het is natuurlijk van belang dat een routinematig screeningsinstrument een goede

sensitiviteit en specificiteit heeft. Universeel screenen kan niet gewettigd zijn indien er

geen evidentie bestaat dat de interventie leidt tot betere resultaten. De voordelen moeten

Page 35: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

35

hoger zijn dan de risico’s van de screening (Haggerty, Hawkins, Fontenot, & Lewis-

O’Connor, 2011).

Training en educatie van het personeel is noodzakelijk om de screening adequaat uit te

voeren en barrières te overwinnen (DeBoer, Kothari, Kothari, & Rohs, 2013).

2.7. ROL VAN DE SOCIALE DIENST

Ondanks het feit dat er een toenemend aantal beleidsmatige aanbevelingen zijn om

screening uit te voeren in verschillende gezondheidsinstellingen, is er nog steeds weinig

bewijs dat screening effectief is zonder het aanbieden van een efficiënte opvolging

(Hegarty, et al., 2013).

Effectieve opvolging en interventies na de vaststelling van geweld zijn niet steeds

mogelijk of beschikbaar, dit door afwezigheid van de geschikte personen en financiële

beperkingen (Dartner et al., 2004; Yeung, Chowdhury, Malpass, & Feder, 2012).

De WHO (2013) benadrukt dat alle vrouwen die familiaal geweld rapporteren aan een

gezondheidswerker een minimum aan ondersteuning en bevestiging van hun ervaringen

moeten krijgen (Ling et al., 2013). Het is nochtans onduidelijk of screening kan leiden tot

correcte doorverwijzing en of dit meer voordelen voor de slachtoffers oplevert (Wathen,

Jamieson, & MacMillan, 2008). Hagarty, et al. (2013) concludeerden dat opvolging na

positieve screening depressieve symptomen doet afnemen, maar geen verbetering in

teweegbracht quality of life, veiligheidsgevoel of algemene mentale gezondheid.

Onderzoek toont aan dat het uitvoeren van een screening niet alleen een impact heeft op

de patiënten die worden gescreend, maar dat dit ook implicaties heeft op de personen die

de screening moeten uitvoeren en er vervolg aan moeten geven (Hegarty et al., 2013).

Page 36: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

36

2.8. PROBLEEMSTELLING

Familiaal geweld is een frequent maatschappelijk probleem dat vaak miskend wordt. Uit

de literatuur kwam naar voor dat mensen die in aanraking komen met familiaal geweld

vaak gebruik maken van een spoedgevallendienst. Ze melden zich aan om allerlei

redenen, maar verzwijgen veelal hun ervaring omtrent dit geweld. Hierdoor kan de

spoedgevallendienst een uitgelezen plaats zijn voor screening naar familiaal geweld.

Er blijkt reeds heel wat onderzoek te zijn gebeurd naar screening van geweld in allerlei

gezondheidsinstellingen en diensten, maar eenduidige richtlijnen zijn nog steeds niet

voorhanden. Wetenschappers zijn het niet eens over de zinvolheid om te screenen op een

spoedgevallendienst.

In de praktijk wordt op spoed meestal geen navraag gedaan naar ervaringen met familiaal

geweld, wat tot gevolg heeft dat deze personen ook niet verder kunnen ondersteund

worden.

Het uitvoeren van een screening stoot op heel wat barrières, het leek mij dan ook

interessant om de haalbaarheid van een screening te testen op de spoedgevallendienst van

het UZ Gent.

Verder zouden slachtoffers die door screening worden gedetecteerd de mogelijkheid

moeten krijgen om zich te laten begeleiden of om meer informatie te bekomen, bij

voorkeur door een sociaal team. Door het niet steeds aanwezig zijn van deze personen is

het soms moeilijk om opvolging te kunnen garanderen.

Page 37: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

37

3. METHODOLOGIE

3.1. DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK

De doelstelling van deze pilootstudie was vierdelig.

De algemene doelstelling van deze pilootstudie bestond erin na te gaan of er een hoger

aantal patiënten met familiaal geweld kon gedetecteerd worden indien een korte screening

uitgevoerd werd bij alle patiënten tussen 18 en 65 jaar die voldeden aan de inclusiecriteria,

dan enkel deze patiënten die familiaal geweld rapporteerden in de aanmeldklacht.

Daarnaast werd ook gepeild naar hoe patiënten een screening naar familiaal geweld

ervaren.

De derde doelstelling houdt een evaluatie van de sociale dienst in. Werd het voorstel voor

doorverwijzing naar de sociale dienst aanvaard? Maken patiënten gebruik van de sociale

dienst na het voorstel? Is het praktisch haalbaar voor de sociale dienst? Heeft het invoeren

van een screening omtrent geweld een grote impact op de werking van het sociaal team

op de spoedgevallendienst?

Ten vierde werd de impact van de implementatie op het verpleegkundig team onder de

loep genomen.

3.2. ONDERZOEKSOPZET

Algemeen werd in deze masterproef gekeken naar de haalbaarheid en bruikbaarheid van

een screeningstool voor familiaal geweld op de spoedgevallendienst.

De goedkeuring voor dit onderzoek werd verkregen door het Ethisch Comité van het UZ

Gent op 28 juni 2013 (EC UZG 2013/438).

Page 38: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

38

3.3. PROCEDURE

Na goedkeuring van het Ethisch Comité werd aan vier verpleegkundigen gevraagd om

mee te werken aan de studie. Dit impliceerde dat zij tijdens hun triagefunctie 1 de

vragenlijst afnamen bij de patiënten die de triageruimte binnenkwamen.

Er werd op voorhand een korte schets gegeven over het opzet van de studie en de manier

waarop men de studie moesten introduceren bij de patiënt. Een korte interview guide werd

hiervoor geschreven (zie bijlage nummer 5). De uiteindelijke studie ging van start op 3

juli 2013.

Op dagen waar één van de vier verpleegkundigen de triagefunctie werd toegekend, tussen

de periode van 3 juli 2013 en 31 oktober 2013, werd aan de patiënt en zijn familie

gevraagd om in het kader van een studie de patiënt even alleen te kunnen spreken in de

triageruimte van de spoedgevallendienst. Nadat de patiënt alleen werd binnengebracht

werd er een inschatting gemaakt of de patiënt in staat was om adequaat op de vragen te

antwoorden.

Voorwaarden hiervoor waren:

- leeftijd tussen de 18 en 65 jaar

- Het machtig zijn van de Nederlandse taal

- Het niet zichtbaar onder invloed zijn van alcohol, drugs of overmatige medicatie

inname

- Geen agressief, onrustig of psychotisch gedrag vertonen

- Geen cognitieve beperking hebben

- In staat zijn ondanks de lichamelijke klachten te antwoorden op de vragen

1 Triagefunctie houdt in: Bij het eerste contact met de patiënt een inschatting maken van de ernst/urgentie van de pathologie.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

39

Indien een patiënt aan bovenstaande criteria voldeed werd een deelname gevraagd en bij

akkoord een toestemmingsformulier getekend. Indien gewenst kreeg de patiënt een

informatiebrief mee.

Een uitgebreide beschrijving van de onderzoekspopulatie is terug te vinden bij de

resultaten.

3.3.1. VRAGENLIJST

(Zie bijlage nummer 1)

De eerste drie vragen hadden als doel om enkele demografische gegevens na te vragen,

zodat een eventuele relatie met het resultaat van de screening kon bekeken worden. Er

werd bij de patiënten kort gepolst naar de burgerlijke staat, deze werd bij de verwerking,

opgesplitst in zes groepen. Mensen die hertrouwd zijn of terug samenwoonden met een

andere partner werden opgenomen in de desbetreffende groep van hun huidige situatie.

Studenten die op kot zijn in de week, maar regelmatig naar huis gaan, werden

geïncludeerd bij inwonende bij de ouders of één van de ouders.

Vraag vier, vijf, zes en zeven hebben betrekking op de screening zelf. De inleidende vraag

‘hoe voelt u zich thuis?’ werd als eerste gesteld.

De drie daaropvolgende screeningsvragen zijn afkomstig uit verschillende gevalideerde

screeningslijsten.

De vraag: voelt u zich veilig thuis? is afgeleid uit de Partner Violence Screen (PVS).

De vraag: Bent u de laatste 12 maanden bang geweest voor wat een huisgenoot/ familielid

zei of deed? heeft betrekking op het voorkomen van fysiek en verbaal geweld. Deze vraag

komt voort uit het WAST en PSV instrument (zie meetinstrumenten). De vragen hebben

in deze lijsten enkel betrekking op de partner. Voor deze pilootstudie werden ze breder

bevraagd door partner om te zetten in familielid.

De derde vraag: ‘Heeft iemand u thuis in het laatste jaar proberen kwetsen op welke

manier ook?’, had als doel om psychologisch geweld te bevragen. Deze vraag wordt

aanbevolen voor huisartsen (De deken, Pas, Hillemans, Cornelis, & Van Royen, 2010).

Page 40: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

40

Vraag acht was bedoeld om te peilen naar hoe de mensen de vragen ervaren en of deze

voor hen bedreigend overkwamen.

Indien de patiënt niet kon of wou deelnemen aan de studie werd aangevinkt welke

daarvoor de reden was.

Bij de afname van de vragenlijst werd nogmaals bevestigd dat de gegevens geheel

anoniem zullen worden verwerkt.

Onder een positief antwoord wordt verstaan:

- “Nee”: op de vraag “voelt u zich veilig thuis”?

- “Ja” op de vraag: “Bent u de laatste 12 maanden bang geweest voor wat een

huisgenoot/ familielid zei of deed?”

- “Ja” op de vraag: “Heeft iemand u thuis in het laatste jaar gekwetst of geprobeerd

te kwetsen op welke manier ook?”

Indien de patiënt minstens één van de drie screeningsvragen positief beantwoordde, werd

hem de vraag gesteld naar opvolging van de sociale dienst. Tijdens de kantooruren werd

de sociaal verpleegkundige van de spoedgevallendienst gecontacteerd. Buiten de

kantooruren werd het telefoonnummer van de patiënt vermeld op de dossier en werd er

indien gewenst een kleine informatiebrochure meegegeven (zie bijlage nummer 4).

Afhankelijk van de aard van de hulpvraag werd doorverwezen naar een dienst van het

CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk). Indien de patiënt psychosociale

ondersteuning, therapeutische begeleiding en juridische informatie wenste rond het

slachtofferschap dan is Slachtofferhulp van het CAW meest aangewezen. Indien de

patiënt samen met de partner in relatietherapie wou gaan dan komt die het best in

aanmerking voor de cel Partnergeweld van het CAW. En als het hoofdaccent eerder lag

op het verlaten van de partner en het zoeken van een woonst e.a., dan werd de Cel ‘Relatie

en Welzijn’ van het CAW aanbevolen. Het nummer van de sociale dienst werd

meegegeven aan mensen die opteerden om zelf contact op te nemen of geen telefoon

hadden.

Page 41: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

41

3.3.2. TOESTEMMINGSFORMULIER

Alvorens de aanwezige patiënten te bevragen, werd aan de mensen toestemming gevraagd

om deel te nemen aan een onderzoek omtrent het algemeen welzijn thuis. Indien de patiënt

toestemming gaf werd gevraagd een toestemmingsformulier te tekenen. Enkel de

gegevens van de patiënten die een toestemmingsformulier tekenden werden geanalyseerd.

3.3.3. INFORMATIEBRIEF VOOR DE DEELNEMERS

Er werd aan de patiënten die dit wensten en informatiebrief meegegeven.

Zowel toestemmingsformulier als de informatiebrief zijn terug te vinden in bijlage 2 en

3.

3.4. ONDERZOEKSMETHODE

Er werd een literatuurstudie verricht gebruik makende van pubmed, Google scolar en

Web of Science op basis van de volgende trefwoorden: intimate partner violence,

domestic violence/ abuse, family violence, dit zonder of met combinatie van emergency

department en screening.

De vragenlijst werd opgesteld op basis van vragen die reeds in studies gevalideerd werden

en in de praktijk gebruik worden. Ze zijn afkomstig uit verschillende screeningstools.

3.5. GEGEVENSVERWERKING EN ANALYSE

De gegevens en antwoorden werden manueel in SPSS 22.0 ingebracht. Vooraleer gestart

werd met het analyseren van de gegeven, werd nagegaan of de gegevens correct werden

ingevoerd. Dit gebeurde door de frequenties en frequentietabellen te laten lopen en deze

werden tevens gebruikt om de karakteristieken van de populatie na te gaan. Om de

gegevens te analyseren werd er eveneens gebruik gemaakt van SPSS 22.0.

Er werden Chi-kwadraattesten uitgevoerd om het verband tussen twee kwalitatieve

variabelen na te gaan. Logistische Regressie-analyses werden uitgevoerd met de

Page 42: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

42

bijhorende 95% betrouwbaarheidsintervallen om te bepalen welke factoren het

welzijnsgevoel thuis konden voorspellen.

Een Chi Kwadraat automatic interaction detection werd toegepast voor het bekomen van

een beslisboom over het gevoel thuis te vergelijken met de uitkomst van de screening en

geslacht.

Page 43: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

43

4. RESULTATEN

Start van de screening 3 juli 2013. Er werd 36 dagen gescreend, dit over een periode van

4 maanden.

Het aantal patiënten die gescreend werden per dag is zeer variabel en niet te voorspellen.

figuur 2 inclusie en exclusie van aantal patiënten

Page 44: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

44

In totaal kwamen 985 patiënten in aanmerking voor de screening, hiervan werden er 127

gemist. Van de 858 overige patiënten werden er 559 geïncludeerd in de studie (informed

consent verkregen), 299 voldeden niet aan de inclusie criteria.

Redenen voor de gemiste patiënten waren onmiddellijke doorstroming naar

reanimatiezaal, intensieve zorgen of andere technische onderzoeken; getrieerd door

andere verpleegkundigen die niet deelnamen aan de studie; gemist wegens pauzes, teveel

patiënten instroom op hetzelfde ogenblik, etc.

Tabel 1: demografische gegevens van de niet-geïncludeerde patiënten

Demografische gegevens niet-

geïncludeerden

Geslacht

man 183 (61.0%)

vrouw 117 (39.0%)

Leeftijd

Gemiddelde (j) 40.5

standaarddeviatie 13,4

In totaal werd 35% (n=299) van de patiënten niet geïncludeerd. De taalbarrière was met

bijna 35% de meest voorkomende reden om niet te screenen, gevolgd door de prioriteit

voor fysieke verzorging. Meer mannen dan vrouwen werden niet geïncludeerd

Het percentage patiënten onder invloed bedroeg 8%, waarvan respectievelijk 75%

mannen en 25% vrouwen.

Andere redenen waren psychotische, agressieve patiënten met de politie binnengebracht,

collocatie, overstuur zijn, etc. Teveel pijn werd eveneens opgenomen onder “andere”.

Page 45: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

45

4.1. DUUR

De afname van de vragenlijst nam enkele minuten in beslag. Gaande van één minuut bij

een vragenlijst zonder problemen tot vijf à tien minuten bij doorverwijzing of lange

verhalen van de patiënt.

4.2. UUR VAN AANMELDING

Ongeveer 83 % van de aanmeldingen op de spoedgevallendienst gebeuren tussen 8 uur ’s

morgens en 20 uur ’s avonds.

Page 46: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

46

4.3. DEMOGRAFISCHE GEGEVENS

Van de 858 patiënten waren 43% vrouwen en 57 % mannen.

Tabel 3 beschrijft de demografische gegevens van de geïncludeerde patiënten.

Tabel 2 : demografische gegevens van de geïncludeerde patiënten

Demografische gegevens

Geslacht

man 309 (55,3%)

vrouw 250 (44,7%)

Leeftijd

Gemiddelde (j) 38,12

standaarddeviatie 14,14

Kinderen

ja 285 (51,0%)

nee 274 (49,0%)

Hoeveel kinderen

Percentiel (Q1-Q3) (0-1)

Burgerlijke staat

Gehuwd 188 (33,7%)

Samenwonend 111 (19,8%)

Bij ouders 88 (15,7%)

Gescheiden 61 (7,1%)

Alleenstaand 86 (10%)

Andere 27 (5,2%)

Page 47: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

47

Op de vraag of de persoon kinderen heeft antwoordden ongeveer de helft van de patiënten

ja. Percentage van personen met kinderen bedroeg 51% en die zonder 49%;

Het aantal kinderen varieerde van 1 tot 8. De meeste mensen hebben één of twee kinderen.

Respectievelijke percentages van 15 % voor twee kinderen, 11% met één kind en 5% met

3 kinderen.

Het grootste deel van de gescreende patiënten is getrouwd (34%), gevolgd door de

samenwonende 20% en bijna 16% woont nog in bij de ouders.

4.4. GEVOEL THUIS

Tabel 3: aantallen en percentages van de vraag “hoe voelt u zich thuis?”

Hoe voelt u zich thuis?

Redelijk goed 85 (15,2%)

Gewoon, goed 214 (38,3%)

Ik kan volledig mezelf zijn 103 (18,4%)

Gespannen/nerveus 61 (10,9%)

Eenzaam 39 (7,0%)

Angstig 22 (3,9%)

Andere 35 (6,3%)

Totaal 559 (100%)

Patiënten antwoordden in meer dan de helft van de gevallen zich goed of zeer goed te

voelen thuis. In de categorie ‘andere’ gaven patiënten voornamelijk aan zich depressief

te voelen, kwaad, teleurgesteld, etc. te zijn.

Page 48: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

48

4.5. SCREENINGSVRAGEN

Op de elk van 3 screeningsvragen was er een dichotoom antwoord mogelijk.

Tabel 4: percentages en aantallen op de 3 screeningsvragen

Voelt u zich veilig thuis?

Ja 498 (89,1%)

Nee 61 (10,9%)

Totaal 559 (100%)

Bent u de laatste 12 maanden bang geweest voor wat een huisgenoot zei of deed?

Ja 84 (15,0%)

Nee 475 (85,0%)

Totaal 559 (100%)

Heeft iemand u thuis in het laatste jaar gekwetst of geprobeerd te kwetsen op

welke manier ook?

Ja 124 (22,2%)

Nee 435 (77,8%)

Totaal 559 (100%)

Het aantal positieve screeningsantwoorden bedraagt respectievelijk 11, 15 en 15% op de

3 gestelde vragen.

Page 49: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

49

4.6. DEMOGRAFISCHE KARAKTERISTIEKEN VERGELEKEN MET SOM SCREENING

In totaal hadden 71% (n= 398) van de ondervraagden een negatieve vragenlijst m.a.w

deze antwoordden op de vraag veilig thuis ‘ja’; bang van familie ‘nee’ en bedreigd door

familie ‘nee’ , 15% (n=83) scoorden op één van de vragen positief. 8.5% (n=83) scoorden

op twee vragen positief en het percentage mensen met een volledige positieve lijst

bedroeg 5,5% (30). Patiënten antwoordden in 28% van de gevallen op 1 of meerdere

vragen positief.

Page 50: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Tabel 5: Vergelijking van demografische kenmerken met het positief antwoorden van een of meerder vragen uit de screening chi-kwadraat-test en vermelden van p-waarde

Positieve antwoorden 0 1 2 3

p- waarde

Geslacht * 0,02

man 235 (59,0%) 45 (54,2%) 15 (31,3%) 14 (46,7%)

vrouw 163 (41,0%) 38 (45,8%) 33 (68,8%) 16 (53,3%)

Leeftijd 0,15

< 25 111 (27,9%) 18 (21,7%) 13 (27,1%) 6 (20,0%)

26-35 88 (22,1%) 20 (24,1%) 8 (22,1%) 5 (16,7%)

36-45 64 (16,1%) 17 (20,5%) 13 (27,1%) 9 (30,0%)

46-55 69 (17,3%) 14 (16,9%) 10 (20,8%) 8 (17,3%)

56-65 66 (16,6%) 14 (16,9%) 4 (8,3%) 2 (6,7%)

Kinderen 0,905

ja 199 (50,0%) 44 (54%) 25 (52,1%) 17 (56,7%)

nee 199 (50,0%) 39 (47,0%) 23 (47,9%) 13 (43,3%)

TOTAAL 398 (71%) 83 (15%) 48 (8.5%) 30(5,5)

Page 51: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Uit de binaire logistische regressie die werd uitgevoerd met het hebben van kinderen,

geslacht en leeftijd ten opzichte van het al of niet hebben van een positieve vragenlijst,

werd gevonden dat enkel geslacht een voorspellende factor is. Vrouwen hebben 1,8 maal

meer kans op een positieve screening dan mannen (OR 1,8; 95% CI 1,2-2,7).Waarbij het

verschil vooral naar voor komt bij een somscore van twee.

4.7. GESLACHT VERGELEKEN MET DE 3SCREENINGSVRAGEN

Tabel 6: aantallen en percentages geslacht en de 3 screeningsvragen

Onveilig Bang** Gekwetst*

Vrouwen Ja 31(12,4%) 53(21,2%) 68(27,2%)

Nee 219(87,6%) 197(78,8%) 182(72,8)

Mannen Ja 30(9,7%) 31(10,0%) 56(18,1%)

Nee 279(90;3%) 278(90,0) 253(81,9%)

Geslacht vergeleken met onveiligheidsgevoel, bang van familie of gekwetst*p<0,001; **p<0,05

Er is een significant verschil tussen vrouwen en mannen en het bang zijn en zicht gekwetst

voelen. Vrouwen zijn vaker bang dan mannen (p<0,001) en voelen zich sneller gekwetst

(P<0,01). Er is geen verschil in onveiligheidsgevoel (p=0,34).

Page 52: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

52

4.8. BURGERLIJKE STAAT VERGELEKEN MET DE 3 SCREENINGSVRAGEN

Tabel 7: vergelijking burgerlijke staat met de screeningsvragen

Onveilig Bang Gekwetst 2 of meerdere

Alleenstaand 16 (26,2%) 11 (13,1%) 24 (19,4%) 15 (19%)

Bij ouders 6 (9,8%) 10 (11,9%) 15 (12,1%) 10 (12,7%)

Samenwonend 7 (11,5%) 14 (16,7%) 21 (16,9%) 12 (15,2%)

Gehuwd 9 (14,8%) 17 (20,2%) 28 (22,6%) 13 (16,5%)

Gescheiden 14 (23,0%) 23 (27,4%) 27 (21,8%) 21 (26,6%)

Andere 9 (14,8%) 9 (10,7%) 9 (7,3%) 8 (10,1%)

Totaal 61 (100%) 84 (100%) 124 (100%) 79 (100%)

De burgerlijke staat heeft een invloed op het gevoel van onveiligheid, (X²=41,71;

p<0,001), bang zijn (X²=40,22; p 0,001) en gekwetst zijn. X²=29,44; p<0,001)

Het onveiligheidsgevoel is het hoogst bij alleenstaanden (26,2%) en gescheiden personen

(23%). Dit onveiligheidsgevoel is significant verschillend van gehuwden,

samenwonenden en mensen die bij hun ouders wonen (p<0,001).

Er is tevens een verband tussen de burgerlijke staat en het bang zijn van een familielid of

huisgenoot. Gescheiden personen zijn het frequentst bang (27,4%) en zijn significant

banger dan alle anderen (p<0,05). Daarnaast gaven ook voornamelijk gehuwden (20,2%)

en samenwonenden (16,7%) aan frequent bang te zijn van een familielid/huisgenoot.

Een verband is ook terug te vinden tussen burgerlijke staat en zich gekwetst voelen door

iemand thuis of in familie. Gehuwden voelden zich vaker gekwetst door een familielid

(22,6%) ten opzichte van gescheiden (21,8%), 19,4% alleenstaand en samenwonend

(16,9%) personen (p<0,05).

Bij personen die andere situaties opgaven was het grootste deel dakloos, verblijven ook

in het weekend op hun kot, wonen samen met vrienden, wonen in bij de ouders van ex-

viend(in), etc.

Page 53: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

4.9. GEVOEL THUIS VERGELEKEN MET DE 3 SCREENINGSVRAGEN

Tabel 8: vergelijking gevoel thuis met de 3 screeningsvragen

Onveilig Bang Gekwetst

Onveilig +

bang

Onveilig +

gekwetst

Bang +

gekwetst Alle 3

Redelijk goed 5 (8,2%) 8 (9,5%) 9 (7,3%) 2 (5,7%) 1 (2,6%) 4 (6,2%) 1 (3,3%)

Gewoon, goed 8 (13,1%) 15 (17,9%) 24 (19,4%) 5 (14,3%) 5 (13,2%) 10 (15,4%) 4 (13,3%)

Ik kan volledig

mezelf zijn 0 (0%) 2 (2,4%) 7 (5,6%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (1,5%) 0 (0%)

Gespannen/

nerveus 9 (14,8%) 17 (20,2%) 33 (26,6%) 4 (11,4%) 5 (13,2%) 15 (23,1%) 3 (10,0%)

Eenzaam 11 18,0%) 12 (14,3%) 16 (12,9%) 7 (20,0%) 6 (15,8%) 8 (12,3%) 5 (16,7%)

Angstig 14 (23,0%) 14 (16,7%) 18 (14,5%) 11 (31,4%) 13 (34,2%) 14 (21,5%) 11 (36,7%)

Andere 14 (23,0%) 16 (19,0%) 17 (13,7%) 6 (17,1%) 8 (21,1%) 13 (20,0%) 6 (20,0%)

Totaal 61 (100%) 84 (100%) 124 (100%) 35 (100%) 38 (100%) 65 (100%) 30 (100%)

Page 54: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Mensen die als antwoord hebben gegeven “ik kan volledig mezelf zijn” hebben geen

enkele keer een somscore van drie, slecht 1,5% heeft een score van 2.

Uit de tabel kan men afleiden dat hoe beter men zich thuis voelt, hoe minder kans er

bestaat dat de mensen een positieve screeningslijst gaan afleggen. Mensen die zich

angstig voelen hebben het meest kans op het afleggen van een volledig positieve

screening. Eén op drie mensen die zich angstig voelen scoren drie op de screening.

Page 55: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

55

4.10. UITKOMST SCREENING VOLGENS GEVOEL THUIS EN GESLACHT

figuur 3: beslisboom van negatieve en positieve screening en het gevoel thuis volgens geslacht

Deze beslisboom geeft een beeld over de relatie tussen de ‘openingsvraag’ Hoe voelt u

zich thuis? en het resultaat van de screening.

Bijkomend werd per geslacht en afhankelijk van het antwoord op de openingsvraag

bekeken of men een zelfde resultaat zou hebben bij het gebruik van de 3 vragen als

screening naar familiaal geweld.

In deze beslisboom zien we dat het verband tussen openingsvraag en de al dan niet

positieve screening duidelijker is bij mannen dan bij vrouwen.

Page 56: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

56

In de groep ‘ik kan volledig mezelf zijn’ hadden 92,2% een negatieve screening. 7,8%

scoorde op minstens één van de vragen positief. Deze groep is significant voor geslacht,

waaruit men kan afleiden dat de correlatie tussen het zich zeer goed voelen en een

negatieve screening hebben bij vrouwen minder sterk is. Vrouwen (16,7%) geven aan

zich heel goed te voelen thuis, maar toch een positieve screening doorlopen. Slechts 3%

van de mannen in de groep ‘ik kan volledig mezelf zijn’ heeft een positieve screening.

In de groep die aangaven zich ‘goed’ te voelen hadden 84,3% patiënten een negatieve

vragenlijst en 15,7% scoorden positief. Daar kan men een rand significantie ontdekken

met geslacht. Mannen (88,1%) leggen eerder een negatieve screening af ten opzicht van

vrouwen (80%)

Voor de groep mensen die aangaven zich angstig, nerveus, eenzaam te voelen is er maar

34,4% met een negatieve screening.

De groep ‘andere’ werden weggelaten uit de beslisboom wegens moeilijk te definiëren

gevoel.

4.11. AANTAL POSITIEF GESCREENDE PATIËNTEN VOLGENS AANMELDINGSTIJD

Er werd gescreend in de vroegdienst tussen 7 en 14 uur, in de laatdienst tussen 14 en 22

uur en in de nachtdienst van tussen 22 en 7 uur.

Tabel 9:aantallen en percentages per shift

Totaal

Potentiële

inclusies Geïncludeerden

positief

gescreende

patiënten

Positief

gescreende

patiënten /

geïncludeerden

Vroeg (7u-14u) 437 (50,9%) 297 (53,1%) 78(48,4%) 78/297 (26,3%)

Laat (14u-22u) 344 (40,1%) 219 (39,2%) 66(41%) 66/219 (30,1%)

Nacht (22-7) 77 (9,0%) 43 (7,7%) 17(10,6%) 17/43 (39,5%)

Totaal 858 (100%)

559 (100%) 161(100%)

161/559

(28,8%)

Page 57: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

57

Tijdens de screeingsdagen werd er 4 maal in een late dienst voegtijdig gestopt omwille

van te hoge werkdruk en een te hoge patiënten instroom.

Er werd een rand significantie gevonden (x²=3,42; p=0,064) tussen het aantal positief

gescreende patiënten in een vroegdienst en een nachtdienst. s’Nachts screenden 17

patiënten positief (= 39,5% van de patiënten), in de vroegdienst waren dat 66 patiënten

(= 26,3%).

4.12 VOORSTEL SOCIALE DIENST

Indien de patiënt op één op meerdere vragen positief screende, werd een voorstel gedaan

om een gesprek te hebben met de sociale dienst van de spoedgevallendienst. (Zie ook 3.3.

Procedure).

Er screenden 161 patiënten positief. Hulp van de sociale dienst werd aangeboden in 152

gevallen. Bij 9 personen werd het voorstel niet gedaan omwille van een vals positieve

screening naar geweld (bang van inbrekers en onveiligheidsgevoel op straat).

Tabel 10: aantallen en percentages sociale dienstTabel: aantallen en percentages sociale dienst

Voorstel sociale dienst aanvaard?

Ja 64 (42,1%)

Nee 88 (57,9%)

Totaal 152 (100%)

Het voorstel werd door 64 patiënten aanvaard, de anderen vonden dit niet nodig of

wensten dit niet.

Van de 88 patiënten die het voorstel van de sociale dienst weigerden, waren er reeds 31

in opvolging bij de sociale dienst, CAW, psycholoog, advocaat, politie en/of huisarts.

24 patiënten waren van mening dat ze hun problemen zelf konden of wilden oplossen en

geen hulp nodig hadden, 7 durfden geen hulp te aanvaarden, uitten dat ze een te bazige

Page 58: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

58

echtgenoot hadden die dit nooit zou tolereren of hadden geen telefoon. Er werd geen reden

opgegeven bij 26 patiënten.

Van de 152 patiënten die een hulpaanbod van de sociale dienst werd gedaan, hadden 43

patiënten een psychiatrische reden als aanmeldklacht. 20 patiënten hiervan aanvaardden

hulp door de sociale dienst. Deze werden gezien hun klachten doorgestuurd naar de

Universitair Psychiatrische Spoed Interventie Eenheid (UPSIE) en daar door hun sociale

dienst opgevolgd.

28 patiënten werden fysiek gezien door de sociale dienst van de spoedgevallendienst. Bij

9 patiënten werd het telefoonnummer van de patiënt op de screeningslijst genoteerd, maar

werd er geen contact opgenomen met de patiënt, waardoor de patiënt uit opvolging

geraakte. Eén patiënt die opvolging had gevraagd, maar niet werd gecontacteerd, meldde

zich nog tweemaal aan op de spoedgevallendienst met dezelfde klachten (pijn op de borst

en tintelingen). Bij de derde aanmelding werd de sociale dienst in consult gevraagd.

Aan 6 patiënten werd het nummer van de sociale dienst meegegeven, wegens het gebrek

aan een eigen telefoon of het niet durven vermelden van hun eigen telefoonnummer. Geen

consulten of contacten werden teruggevonden. In totaal werd 74% van de aanvragen

behandeld.

Bij consultatie van de sociale dienst werd er informatie over begeleiding, opvolging, en

mogelijke opties meegegeven aan de patiënt. Verder opvolging door de psycholoog, het

CAW en/of andere instanties werden voorgesteld. Voor 2 patiënten die respectievelijk

werden verzorgd voor hoofdpijn en een snijwonde bleek een tijdelijke opname in de

UPSIE eenheid noodzakelijk.

4.13. AANMELDKLACHT

Indien de screeningsvragen niet zouden gesteld zijn, zouden slecht 5 patiënten naar de

sociale dienst zijn doorverwezen omwille van familiaal geweld. Zij meldden zich met

verwondingen. Nog eens 7 patiënten meldden zich aan met psychische klachten door hun

ervaringen met familiaal geweld. 2,1% van de patiënten meldden zich aan wegens een

Page 59: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

59

familiaal geweld gerelateerde reden (snijwonden, attest slagen en verwondingen,

depressie, etc.).

29,2% (n=47/161) van de patiënten die positief werden gescreend, meldden zich aan op

de spoedgevallendienst met een psychiatrische klacht. Het merendeel kampte met een

depressie of een verslavingsproblematiek.

In 34,2% (n=55/161) van de gevallen was de reden een somatische ziekte of klacht.

Redenen konden zijn: rugpijn, last aan de heup, koorts, braken, allergische reactie,

netvliesloslating, dyspnoe,…

Meest voorkomend waren er vage klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, duizeligheid, onwel

zijn, krampen en spierpijn, krachtsverlies en hyperventilatie.

Orthopedische traumata, verwondingen en kwetsuren bedroeg 31%(n=50/161).

Automutilatie, snijwonden door geweld en slagen en verwondingen werden hier ook

bijgerekend.

De overige 5,6%(n=9/161) waren patiënten die zich aanmeldden met de vraag tot een

HIV test na onveilige seks of een prikaccident, ongerustheid over zwangerschap en vraag

voor een medicatievoorschrift.

4.14. VIND U HET OKÉ DAT DIE VRAGEN WORDEN GESTELD?

Na de screening werd aan iedere patiënt gevraagd of hij/zij het vervelend vond om op de

screeningsvragen te antwoorden. Dit met de bedoeling om na te gaan of mensen

weigerachtig staan tegenover persoonlijke vragen en daarop liever niet wensen te

reageren.

Page 60: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

60

Tabel 11: aantallen en percentages bevraging goed

Vind u het oké dat we die vragen stellen?

Ja 536 (95,9%)

Nee 4 (0,7%)

Geen mening 8 (1,4%)

Totaal 548 (100%)

Slecht vier van de patiënten waren niet akkoord dat die vragen werden gesteld. Deze

patiënten waren van mening dat deze vragen te persoonlijk waren en ons niet

aanbelangden of vonden het “gewoon stom”.

Bijna 96% van de patiënten hadden geen probleem met het krijgen van de

screeningsvragen. Bij de overige 2% (n=8) werd de vraag niet ingevuld.

4.15. PLEGERS VAN FAMILIAAL GEWELD

Hoewel dit niet het opzet was van de studie gaven tijdens de screening 8 personen (2

vrouwen en 6 mannen) toe zelf geweld tegen familieleden te gebruiken.

4.16. ANDERE PERSONEN IN HUIS AANWEZIG

Sommige variabelen werden door de mensen anders geïnterpreteerd. Dit was zeker zo bij

deze vraag. Deze variabele werd niet verder in rekening gebracht.

Bij de vraag of er nog anderen mensen bij u inwonen, werd er vaak nee geantwoord,

terwijl er toch nog broers en zussen aanwezig waren in huis. De echtgenoot werd frequent

niet meegerekend.

Page 61: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

61

In het eerste deel van screeningsperiode werden broers en zussen niet aangevinkt als Ja,

vandaar dat deze gegevens niet representatief zijn voor deze populatie en moeilijk kunnen

geïnterpreteerd worden.

Ik beschouwde en verduidelijkte dit door: “wonen er nog andere personen bij U in,

behalve echtgenoot en kinderen”. Dit werd ook zo meegedeeld aan de deelnemende

verpleegkundigen na twee maanden.

Stiefkinderen en ouders/grootouders zijn de meest frequente inwonende personen.

Page 62: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

62

5. DISCUSSIE

5.1 ALGEMENE RESULTATEN VAN DE SCREENING

In het totaal werd bij 28,8% (n=161) van de 559 patiënten een positieve screening

afgenomen. Deze cijfers zijn consistent met wat in de literatuur werd teruggevonden

(Ernst et al., 2012; Houry, et al., 2008; MacMillan, Wathen, Jamieson, Boyle, & Shannon,

2009; Olive, 2007; Ritchie, Nelson, & Wills, 2009; Walton et al., 2009; Feldhaus et al.,

1997).

In het jaar 2013 bezochten in totaal 11.780 mannen tussen een leeftijd van 18 tot 65 jaar

de spoedgevallendienst. Voor de vrouwen bedroeg dit aantal 9.154. De vrouwen vormen

dus ongeveer 44% van de patiënten, wat ook zo is in deze studie. 54% (n=87) van de

positief gescreende patiënten zijn vrouwen. Dit kan meerdere oorzaken hebben. De

meeste studies tonen aan dat de prevalentie van familiaal geweld hoger is bij vrouwen

(Coker et al., 2002; Moyer, 2013; Nelson, Bougatsos & Blazina, 2012; European Union

Agency for Fundamental Rights, 2014; Walby & Allen, 2004; Yeung, Chowdhury,

Malpass & Feder, 2012; Taillieu & Brownridge, 2010). De literatuur toont echter

duidelijk dat vrouwen meer geweld rapporteren dan mannen (Garcia-Morena, Jansen,

Ellsberg, Heise, & Watts, 2005; Selic, Pesjak & Kersnik, 2011; Walton, et al., 2009),

waardoor sommige auteurs beweren dat er een gelijke prevalentie is, maar dat er bij

mannen voornamelijk sprake is van onderrapportering (Cho, 2012; Dutton & Nicholls,

2005; Pieters, Italiano, Offermans, & Hellemans, 2010). Er hangt nog steeds een groter

stigma aan geweld van vrouwen ten opzichte van mannen, er is het gevoel van schaamte

en het is niet “mannelijk” om in de eerste plaats geconfronteerd te worden met geweld en

dit ook nog toe te geven (Mills, Avegno & Haydel, 2006). Er zijn tevens

geslachtsverschillen met betrekking tot de interpretatie van geweld. Mannen zien verbaal

geweld van de vrouw vaker als een “eigenschap” op een karaktertrek (Spangaro & Swi,

2010).

Page 63: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

63

5.2 SCREENINGSVRAGEN

Bij de keuze van de screeningsvragen werd getracht om de verschillende soorten geweld

te includeren. Hiervoor werden 3 brede vragen uit reeds vooraf bestaande gevalideerde

screeningstools genomen. De vragen zelf zijn niet ontwikkeld om het onderscheid te

maken tussen de diverse soorten van geweld.

Bij het stellen van de vragen viel op dat patiënten de vragen zeer verschillende

interpreteerden.

De vraag over het veiligheidsgevoel gaf 15% positieve antwoorden, wat gelijkaardig is

aan vorige studies die deze vraag gebruikten (Hofner et al., 2005; Mills et al., 2003;

Perciaccante, Susarla & Dodson, 2010).

Toch kan men een bemerking maken bij de interpretatie van deze vraag door patiënten.

Enkele voorbeelden: Ja, sinds ik een alarmsysteem heb geïnstalleerd voel ik me veiliger.

Want ja, met al die gure types die den dag van vandaag rondlopen, weet je maar nooit.

Of: Nee, nu niet meer, mijne hond is gestorven en ’t was toch zo ne goeie waakhond. Hij

blafte vanals er iemand op den hof kwam. Mijne man wil gene hond niet meer, dus nu

slaap ik minder goed ’s nachts. Deze werden als vals positieve screeningsresultaten

beschouwd en werden er geen verwijzingen gedaan naar de sociale dienst.

Deze antwoorden tonen het zeer brede karakter van de vraag aan, wat vals positieve

antwoorden kan veroorzaken en dus de noodzaak aantoont om dieper op de antwoorden

in te gaan, deze bevinding wordt ook bevestigd door Wathen et al. (2013).

Ook de vraag of de patiënt in het laatste jaar bang was geweest van wat een huisgenoot

of familielid zei of deed staat open voor interpretatie.

In eerste plaats is het onduidelijk wat mensen verstaan onder familielid. Sommige

jongeren beschouwen hun vriend(in) ook als familielid.

Deze situatie kwam 5 maal voor tijdens de screening, het ging dan ook over een vriendje

dat agressief is of handelingen wil stellen die de andere persoon niet wil. De slachtoffers

waren allemaal meisjes die vooral bang waren om niet meer in de groep te horen en hun

vrienden te verliezen door te breken met de relatie. Bij deze vorm van geweld wordt

onrechtstreeks de ruimere omgeving betrokken, waardoor het belang van (niet)

Page 64: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

64

aanvaarding van familiaal geweld opnieuw aangetoond wordt. Laporte (2009) benadrukt

in zijn studie het belang om “teen dating violence” vroegtijdig op te sporen.

Twee Marokkaanse meisjes die een geheime relatie hadden met een schoolvriendje waren

bang voor broers en vader, hier ging het duidelijk om familiaal geweld.

Bij het stellen van de vraag of de patiënt bang was, werd voornamelijk bij aanwezigheid

van verbaal geweld in eerste instantie niet positief geantwoord. Mensen vinden het vaak

normaal dat er geroepen of gescholden wordt tegen hen en categoriseren dit niet als

geweld waar men bang voor is, maar een manier van omgaan met elkaar.

Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die een positieve attitude hebben tegenover mannelijke

dominantie meer fysiek en emotioneel geweld tolereren (Abramsky, et al., 2011;

Faramarzi, Esmailzadeh, & Mosavi, 2005).

Voorbeeld hiervan:

Bij het stellen van de vraag, bent u bang geweest van een familielid antwoordde een

patiënt: “Ja, bang is niet echt het woord, ik verschiet soms van dat roepen van mijn vader.

Ik heb soms de indruk dat hij bang is dat we hem niet zullen verstaan als hij niet roept en

tiert. Diene mens kan ne keer nooit lief en vriendelijk zijn”.

Verpleegkundige: Voelt dit dan aan als een bedreiging of intimidatie?

Patiënt: Ik weet het niet, ik ben dat zo gewoon, heb hem nog nooit anders geweten. Hoe

dat mijn moeder daar kan bijblijven...

Verpleegkundige: En jij? Je hebt gezegd dat je ook nog thuis woont?

Patiënt: Ja, maar ik ben niet zoveel thuis en als ik thuis ben probeer ik er niet teveel op te

letten en zit ik op mijn kamer. ’t Is gewoon gene sympathieke mens. Wel zonde voor mijn

moeder hoor...

Verpleegkundige: Is je antwoord op deze vraag dan Ja of Nee?

Patiënt: In feite is dat toch niet echt normaal, hé?.... (denkt even na…) Vul maar Ja in!

Page 65: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

65

Andere antwoorden zijn: Mijn vader en moeder kunnen gewoon niet lief zijn voor elkaar,

ik heb met de familie niet zo een goeie band en het interesseert mij ook niet!, Mijn broer

is ne beuzak die doe nie anders of ons treiteren...

De derde screeningsvraag werd gesteld om eerder het psychologisch geweld en verbaal

geweld te bevragen. Op deze vraag werden de meeste positieve antwoorden bekomen

(22,2%). Meer dan één op vijf personen zei het laatste jaar te zijn gekwetst door een

familielid. Uit de literatuur komt naar voor dat psychologisch geweld meer voorkomt dan

fysiek geweld (Buysse, et al., 2013; European Comission, 2010). In studie op een

spoedgevallendienst schommelen de percentages van psychologisch geweld tussen de 20

en 45% (Hofner, et al., 2005; Rabin, et al., 2009), daarbij zou psychologisch geweld vaak

een voorbode zijn van fysiek geweld. Mensen die blootgesteld zijn aan fysiek geweld,

zijn meestal ook het slachtoffer van psychologisch geweld (Selic, Pesjak, Kersnik, 2011).

Het cijfer ligt volgens mij wat hoger dan de andere twee vragen doordat deze vraag heel

breed kan worden geïnterpreteerd. Mensen gaven soms aan gekwetst te zijn door het

overlijden van een familielid, broers en zussen die eens ruzie maken,...

Familie ruzies komen in de laatste vraag het meest naar voor. Dit gaat vaak over financiële

kwesties en erfenissen, ex-partners die de kinderen inzetten als strijdmiddel of

grootouders die hun kleinkinderen niet meer mogen zien voelen zich heel erg gekwetst

door hun kind of schoonkind en dan vooral bij scheidingen.

Door het gebruik van 3 screeningsvragen geeft met men de patiënt kans om even over het

probleem en situatie na te denken. Mensen antwoordden om de eerste twee vragen

onzeker “nee”, maar antwoordden dan toch positief op de laatste vraag. Dit kan als reden

hebben dat deze vraag breder kan geïnterpreteerd worden, maar ook dat ze na de tweede

vraag het geweld onthullen.

Het onderscheid tussen de verschillende geweld types kan niet gemaakt worden door het

gebruik van deze drie screeningsvragen, daar ze een brede lading dekken. Economisch

geweld kwam enkel aan het licht bij het stellen van de laatste vraag.

De screeningsvragen zijn gekozen om een zo groot mogelijk aantal slachtoffers van

familiaal geweld te detecteren. Hierdoor geven een aantal mensen een positief antwoord

Page 66: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

66

op een of meer van de vragen waarbij de reden niet gerelateerd is aan familiaal geweld.

Dit heeft tot gevolg dat het voor ieder voorstel tot doorverwijzing naar de sociale dienst

noodzakelijk is om met de patiënten dieper in te gaan op hun antwoord en de reden voor

het geven van dit antwoord om het nut van de doorverwijzing na te gaan. Voor de

verpleegkundigen die deze vragenlijst stellen is dit tijdrovend.

Indien men specifiekere vragen kiest, zou dit probleem vermoedelijk minder voorkomen,

waardoor eventueel een rechtstreekse verwijzing zou mogelijk zijn en men zelfs zou

kunnen denken aan een electronische vragenlijst. Dit houdt echter als risico in dat er

slachtoffers niet zouden gedetecteerd worden. Hierover is verder onderzoek noodzakelijk.

5.3. DIENST/ UUR

Uit onderzoek van Walton et al.(2009), blijkt dat er een hoge weigering tot deelname is

tijdens de nachtshiften. Gezondheidswerkers zijn minder geneigd mensen te screenen

tijdens de nachtdienst wegens verminderde waakzaamheid, vermoeidheid, humeur, en

storing in circadiaans ritme (Larkin, Rolniak, Hyman, MacLeod, & Savage, 2000). Het

screenen naar familiaal geweld gebeurt in vele onderzoeken enkel overdag (Houry, et al.,

2008; Koziol-MacLain, Garette, Fanslow, Hassall, & Dobbs, 2010; Walton, et al., 2009).

In deze studie werd wel ’s nachts gescreend, alhoewel dit slechts 9% van de gescreende

patiënten uitmaakt. Er werden s’nachts proportioneel meer mensen gedetecteerd die in

aanraking kwamen met familiaal geweld. Conclusie zijn moeilijk

Meerdere factoren bemoeilijkten het screenen.

In de nachtdienst is de bestaffing lager dan overdag. Dit leidt tot het wegvallen van de

aparte triagefunctie, waardoor de aanwezige verpleegkundigen frequent dienen prioriteit

te geven aan patiëntenzorg en de studie tijdelijk werd opgeschort.

De aanmeldingsklachten tijdens de nachtdienst zijn regelmatig alcohol en

druggerelateerd, waardoor het onmogelijk is om deze patiënten te bevragen. Patiënten

stonden ook vaker weigerachtig tegen de vraagstelling, Antwoorden als ‘het is veel te laat

Page 67: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

67

om vragen te beantwoorden’ of ‘ ik ben veel te moe om deel te nemen’, werden enkel ’s

nacht gegeven.

‘s Nachts is de familie vaker minder tolerant en minder geduldig dan overdag. Ze komen

onmiddellijk mee met de patiënt en zijn minder geneigd om even in de wachtzaal te

wachten.

Gezien de problematiek van drank- en drugsmisbruik een verhoogd risico geeft op zowel

slachtoffer als dader zijn van familiaal geweld, vormt dit een belangrijke groep die

geexcludeerd werd uit de studie. Deze patiënten worden vaak doorverwezen naar de

UPSIE of worden ter observatie opgenomen op spoed. Mogelijks is het nuttig deze

patiënten in 2e instantie te screenen naar familiaal geweld.

Verder onderzoek is noodzakelijk om te bepalen hoe nachtelijke screening

geoptimaliseerd kan worden gezien vermoed kan worden dat slachtoffers van familiaal

geweld zich frequent ’s nachts aanmelden op spoed.

5.4. LEEFTIJD

In deze studie is geen significantie gevonden voor een leeftijdscategorie waar meer

geweld voorkomt. Dit is in tegenstelling tot een andere studies waaruit blijkt dat de

hoogste prevalentiecijfers voorkomen in de leeftijdscategorie onder 35 jaar (Abramsky,

2011; Howard, Feder & Agnew-Davies, 2013; Perera, Hanson, & Franklin, 2012; Selic,

Pesjak & Kersnik, 2011; Hofner, 2005).

Dit wordt mogelijks verklaard door de inclusiecriteria zoals het onder invloed zijn of het

geen tijd hebben, ook de categorie “andere” bestaat uit een grote groep. Van de niet

geïncludeerde patiënten zijn geen demografische gegevens voorhanden.

Page 68: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

68

5.5. BURGERLIJKE STAAT

In deze studie werd een significant verband aangetoond tussen de burgerlijke staat en het

screeningsresultaat.

Het onveiligheidsgevoel bij mensen die alleen wonen is hoger dan bij mensen die met

andere gezinsleden samenwonen. Hofner et al. (2005) rapporteerde dat 26,9% van de

patiënten die gescheiden waren een gevoel van onveiligheid hadden. Het feit dat mensen

alleen wonen, kan een verklaring zijn voor het zich minder veilig voelen thuis. Er zijn

geen andere personen die “bescherming” kunnen bieden. Mensen die niet alleen thuis zijn

voelen zich vaker beschermt tegen dreiging van buiten af door de andere inwonende

personen. Ook hier wordt het belang van het navragen van de precieze oorzaak van het

onveiligheidsgevoel duidelijk alvorens te kunnen besluiten dat het positief beantwoorden

van de vraag gerelateerd is met familiaal geweld.

Het is duidelijk dat de burgerlijke staat van een patiënt invloed heeft op het positief

screenen naar familiaal geweld, maar ook op een algemeen (on)veiligheidsgevoel en bang

gevoel dat de patiënten kunnen vertonen.

5.6. INLEIDENDE VRAAG HOE VOELT U ZICH THUIS?

De vraag hoe ‘voelt u zich thuis’, werd gesteld als inleidende vraag.

In het begin leek het mij weinig zinnig om deze vraag aan de mensen te stellen, maar naar verloop

van tijd kon je aan de hand van die vraag vaak vermoeden hoe de mensen de andere vragen zouden

beantwoorden.

Moeilijker ligt het bij de groep ‘goed tot redelijk goed’ antwoordt. ”Het gaat wel” of “Ca

va” zijn antwoorden die onder goed worden geplaatst, maar die kleine nuances lijken toch

te zorgen voor meer kans op een positieve screening. De manier om “ goed” te zeggen

heeft naar mijn mening een belang.

Voorbeeld hiervan is: Patiënt met aanmelding snijwonde op het werk.

Verpleegkundige: Hoe voelt u zich thuis? Buiten het feit dat je nu op de spoedgevallen

bent terechtgekomen.

Page 69: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

69

Patient: Ja, euhh dat gaat wel thuis. Alléé toch af en toe.

Verpleegkundige: Is dat dan redelijk goed, heel goed, voel je je nerveus, angstig, of kan

je het nog anders omschrijven?

Patiënt: Eigenlijk ben ik niet zo op mijn gemak thuis, mijne zoon heeft zware problemen

en dat weegt nogal op ons, ik ben vree gestresseerd!

Verpleegkundige gaat door met de vragen en daaruit komt naar voor dat de zoon ernstig

verslaafd is en thuis vaak de moeder bedreigd, dit zowel met woorden als ook het

daadwerkelijk plegen van fysiek geweld. De sociale dienst werd in dit geval afgewezen,

de dame was reeds in behandeling bij een psycholoog.

De screenende verpleegkundigen hadden de indruk dat door het stellen van deze vraag

men al kon aanvoelen of de mensen al dan niet positief zouden screenen. Dit werd echter

niet nagegaan in deze studie

Bij het opsplitsen van de antwoorden in 3 groepen (“volledig mezelf”, “goed”, en “andere

antwoorden”) werd bekeken of dit gerelateerd was met het positief screenen van de

patiënt. Hoewel het antwoord in vele gevallen richtinggevend is, zien we dat er

afhankelijk van de groep toch een groot aantal vals positieve of vals negatieve patiënten

zijn (meer bij vrouwen dan bij mannen).

Indien men het stellen van deze vraag zou prefereren boven de huidige screeningsvragen

dient rekening gehouden te worden met enkele voor- en nadelen.

Deze vraag zou de barrière voor de verpleegkundigen om te screenen kunnen verlagen

gezien de vraag neutraler is. Dit geldt natuurlijk ook voor de patiënt, al zien we in deze

studie dat slechts enkele patiënten moeilijkheden hebben met de vragen.

Daarnaast is het mogelijk dat de duur van de screening hierdoor verkort wordt, al dient

mogelijks ook dieper ingegaan te worden op het antwoord.

De voor- en de nadelen van het brede karakter van de huidige screeningsvragen moet ook

verder bestudeerd worden bij de vraag: “hoe voelt u zich thuis”.

Gezien het opzet van deze studie om zoveel mogelijk patiënten te detecteren die

Page 70: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

70

slachtoffer zijn van familiaal geweld, voldoet op dit moment de openingsvraag niet aan

de vooropgestelde verwachtingen.

5.7. VIND U HET OK DAT WE DIE VRAGEN STELLEN?

De grote meerderheid van de patiënten (96%) had in deze pilootstudie geen probleem met

het antwoorden op de vragen die gesteld werden. Weigering tot deelname aan een studie

omtrent familiaal geweld schommelt tussen de 1 en 5% (Hofner, 2005).

Vele mensen die niet in aanraking komen met geweld vinden het op hen niet van

toepassing, maar vonden de vragen niet bedreigend. Anderen begrepen niet goed wat het

nut was van de vragen, maar waren wel bereid te antwoorden. Dit betrof meestal mensen

die geen ervaring hadden met geweld. Soms werden de vragen niet begrepen. In een

studie van Houry et al.(2008) werd ook vastgesteld dat de meeste mensen geen probleem

leken te hebben met de screeningsvragen en ze nuttig vonden. Screeningsvragen omtrent

familiaal geweld worden niet als bedreigend ervaren als ze niet veroordelend gesteld

worden (Koziol-MacLain, Garette, Fanslow, Hassall, & Dobbs, 2010). In een andere

studie waren 80% tot 90% van de vrouwen van mening dat het spoedpersoneel familiaal

geweld moest bevragen (MacMillan, et al., 2013).

Nadat de screening was afgelopen, werd vaak vermeld dat niet zijzelf in aanraking komen

met geweld, maar wel ‘een kennis’ of een familielid in die situatie kende. Zij hadden dan

vragen over hoe ermee om te gaan en of ze er ook mochten naar vragen. In een rapport

van de Europese Commissie (2010) gaf men aan dat 1 op de 4 bevraagde personen iemand

kenden in vrienden- of een familiekring die slachtoffer is van familiaal geweld.

Mensen die effectief in aanraking kwamen met geweld keurden unaniem goed dat er naar

gevraagd werd. Voor hen was het vaak de eerste keer dat er zo duidelijk werd gepolst

naar geweld. Deze personen gaven soms aan dat het moeilijk was om erover te praten en

enkele werden emotioneel. Uit onderzoek blijkt dat enkele mensen tijdens de screening

een onbehaaglijk gevoel, gebrek aan privacy, verdriet en emotionele distress konden

ervaren (Houry et al, 2008; Hurley et al., 2005; Rhodes et al., 2006). De

gezondheidsrisico’s die verbonden zijn aan screening zouden niet opwegen tegen de

Page 71: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

71

potentiële voordelen qua veiligheid en de gezondheid van de gescreende vrouwen

(Iverson, et al., 2013).

De bevraging op zich zou reeds een direct effect hebben op de outcome, waarschijnlijk

door het doorbreken van de sociale norm ‘stilte’ rond familiaal geweld en het bewust

maken van de wantoestand (Koziol-McLain, Giddings, Rameka, & Fyfe, 2008).

Dit resultaat toont aan dat de barrière van de verpleegkundige om te screenen (indien

goed opgeleid) onnodig is, en dat screenen slechts in zeer zeldzame gevallen negatieve

reacties zal opwekken. Daar tegenover staat dat er zeer veel positieve gevolgen zijn aan

screening. Het is dus van belang deze resultaten te communiceren met screenende

verpleegkundigen om motivatie te bevorderen.

5.8. VOORSTEL EN OPVANG SOCIALE DIENST

Eén van de voorwaarden om personeel op een spoedgevallendienst te overtuigen van de

zin van screening, is de beschikbaarheid en de mogelijkheid om de patiënt door te

verwijzen voor verdere hulp, opvolging of begeleiding (Choo, Nicolaidis, Newgard,

Lowe, Hall, & Mcconnell, 2012). De mogelijkheid om door te verwijzen naar een

gespecialiseerde dienst of persoon kan aan de gezondheidswerker het gevoel geven dat

ze de persoon verder kunnen helpen (Stayton & Duncan, 2005).

Tijdens de dagen van de screening werd er een verhoging van het aantal consultaties van

de sociale dienst gezien op de spoedgevallendienst, dit had extra werkbelasting tot gevolg.

Uit de resultaten blijkt dat vooral patiënten die na 19 uur opvolging wensten niet werden

gecontacteerd. Het verdwijnen uit follow-up is een belangrijk probleem (Datner

O’Malley, Schears, Shofer, Baren &Hollander, 2004; Nelson, Bougatsos & Blazina,

2009; Waller, Hohenhaus, & Stern, 1996). Traufman et al. concludeerden dat er meer

mensen naar de sociale dienst werden doorverwezen, die positief screenden tijdens een

computer gestuurde screening (10%), dan tijdens de ‘usual care’ (<1%). Koziol-McLain

et al. (2009) verwezen enkel de patiënten door die na een positief screeningsresultaat, ook

een positief antwoord gaven op de volgende ‘Hoog-risico’ vragen.: “Heeft jouw(ex-)

partner of iemand in je familie gedreigd met je te doden in de laatste 3 maanden?”; “Zijn

er kinderen of ouderen in je huishouden die in gevaar zijn?”; “Is het veilig voor u om naar

Page 72: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

72

huis te gaan?”; “Denk je erover om jezelf schade te berokkenen?” Dit had als reden om

de sociale diensten niet te overbelasten.

Onze spoedgevallendienst is uitgerust met een eigen sociale dienst. In totaal werden er

38 patiënten verwezen naar de sociale dienst, waarvan uiteindelijk 74% in opvolging werd

genomen. De precieze oorzaak van de gemiste patiënten in opvolging is niet duidelijk.

Mogelijke verklaringen zijn administratieve problemen of de overbelasting van de sociale

dienst.

Telefoonnummer van de sociale dienst meegeven heeft in deze studie geen effect gehad.

Geen enkele persoon nam contact op.

Gezien het belang van de opvolging voor de patiënt, maar ook voor de verpleegkundige,

is het belangrijk bij verder onderzoek de oorzaken van gemiste opvolging dieper te

bekijken. O’Doherty et al. (2014) besluit dat er nog onvoldoende bewijs is dat

ondersteuning door de sociale dienst een verbetering van de gezondheidsuitkomsten en

een stijging van de voordelen voor de patiënt biedt. Verder onderzoek is noodzakelijk.

5.9. AANMELDINGSKLACHT

In 2,1% van de gevallen geven de patiënten familiaal geweld aan als reden om de spoed

te consulteren. We zien door het screenen een verhoging van 26%. Deze stijging wordt

ook teruggevonden in de literatuur (Garcia, 2004; MacMillan et al., 2009).

Bijna één derde van de positief gescreende patiënten had een psychiatrische reden als

aanmeldklacht. Dit is ook terug te vinden in de literatuur (Houry, et al., 2008; Walton, et

al., 2009). 50 tot 60% van de vrouwen die in aanraking komen met familiaal geweld

maken gebruik van psychische gezondheidszorg (Department of Health, 2003; Hegarty,

2011).

Page 73: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

73

5.10. NIET GEÏNCLUDEERDE PATIËNTEN

Patiënten met hevige pijn worden gewoonlijk zonder screening snel doorverwezen naar

de behandelruimte voor pijnstilling. Hierna was screening niet meer mogelijk daar deze

enkel uitgevoerd werd door de triage verpleegkundige.

Anderstaligen werden, zoals in andere studies niet opgenomen in deze pilootstudie.

Nochtans zijn migranten en asielzoeker heel kwetsbaar voor blootstelling aan geweld. Ze

zijn vaak niet op de hoogte van de bestaande systemen en opvang mogelijkheden (Ingram

en al., 2010), hebben schrik om aangifte te doen, zijn vaker financieel afhankelijk van

derden, en lopen een hoger risico op geweld (Keygnaert & Temmerman, 2007).

Verschillen in waarden en normen en positie van de vrouw spelen ook een rol (Sheetal,

2010).

Mensen die niet aanspreekbaar waren door intoxicatie met alcohol en/of medicatie

werden eveneens niet bevraagd, nochtans hebben personen die in aanraking komen met

geweld meer kans hebben op alcohol- en drugsmisbruik (Abramsky, et al., 2011; Amy et

al., 2008; VAD, 2012; Selic,, Pesjak, & Kersnik, 2011). Daarbij is de prevalentie van

alcohol en drugsgebruik hoger bij mannen dan bij vrouwen (Goldstein, Dawson, Chou,

& Grant; 2012). Dit komt overeen met de literatuur.

Het percentage niet geïncludeerde patiënten zou volgens mij minder bedragen indien alle

verpleegkundigen deelnamen aan het onderzoek. In studies werden er inclusie

percentages gevonden van 60% tot 80%, wat gelijkaardig is aan ons percentage van 65%.

Mensen werden meestal om gelijkaardige redenen als in deze studie niet geïncludeerd

(O'Campo, Kirst, Tsamis, Chambers, & Ahmad, 2011; Traufman, McCarthy, Miller,

Camphell, & Kelen, 2007).

Page 74: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

74

5.11. PLEGERS VAN FAMILIAAL GEWELD

Tijdens de screeningsperiode werden 8 daders van familiaal geweld gedetecteerd. Dit

geweld was meestal tegen de partner gericht. Twee personen gaven ook toe geweld te

gebruiken tegen hun kinderen.

Eén op de vijf personen zou iemand kennen die dader is van familiaal geweld (European

Comision, 2010).

Een 45 jarige man deed de volgende uitdrukking : ‘ een wijf moet bijtijds een keer een

goede rammeling krijgen, jamaar Mevrouw, anders spelen ze echt met uw voeten’.

Een 40 jarige vrouw stelde: ‘Ge wilt eigenlijk weten of ik klop krijg van mijne man, ewel

ik ben degene die hier de kloppen uitdeelt, vraagt het maar ne keer aan mijne man en

kinderen, zij zijn bang van mij en niet omgekeerd!, ik heb vroeger ook klop gekregen van

mijn vader, ge wordt daar groot van.

Een man van middelbare leeftijd dacht dat we van de politie waren en wou eerst niet

antwoorden op de vragen. Na nadrukkelijk vermeld te hebben dat het om een onderzoek

ging, bekende hij dat zijn vrouw recentelijk de politie had verwittigd na een vechtpartij

tussen hen beide. Zowel man als vrouw waren dader als slachtoffer van het geweld.

Uit onderzoek van Lipsky & Caetano (2011), blijkt dat ook plegers van familiaal geweld

meer gebruik maken van de spoedgevallendienst.

Alhoewel het opzet van dit onderzoek niet bestond in het detecteren van daders van

familiaal geweld, zien we dat het bespreken van het taboe zowel slachtoffers als daders

de kans geeft hierover te spreken. Ook hier kan verdere verwijzing nuttig zijn om hulp te

bieden aan de dader en zijn/haar familie.

5.12. ATTITUDE EN VISIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN EN PRAKTISCHE BEVINDINGEN VAN

SCREENING

Bij de start van de screeningsperiode werd aan acht verpleegkundigen gevraagd om deel

te nemen aan het onderzoek en op bepaalde dagen de screeningslijsten bij patiënten af te

nemen.

Page 75: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

75

Door enkel verpleegkundigen te selecteren die bereid waren om deel te nemen aan de

studie, wordt er een selectiebias bekomen. Zij hebben een positieve attitude ten aanzien

van de screening en zullen dus meer gemotiveerd zijn de screening correct uit te voeren.

Dit kan de resultaten hebben beïnvloed.

Vier van de verpleegkundigen stelden effectief de vragen aan de patiënt. De andere 4

voerden de screening niet of onvolledig uit omdat ze deze vragen vergeten waren, er vaak

familie aanwezig was en ze het echt heel moeilijk vonden om met de vragen te starten.

Deze redenen zijn ook terug te vinden in de literatuur (Waller, Hohenhaus, & Stern, 1996;

Traufman, McCarthy, Miller, Camphell, & Kelen, 2007; Ramsey et al., 2002). In een

studie van Robinson (2010) vond slecht 2 van de 13 verpleegkundigen dat het hun taak

was om mensen actief te bevragen naar familiaal geweld, ze vonden het de taak van de

patiënt om het onderwerp aan te snijden. De meeste verpleegkundigen waren van mening

dat ze ‘op het zicht’ slachtoffers van familiaal geweld konden herkennen (Hurley, Brown-

Maher, Camphell, Wallace, & Venugopal, 2005).

De vier verpleegkundigen die deelnamen, voelden zich in het begin niet comfortabel bij

het bevragen, vonden het moeilijk om familie even te laten wachten in de wachtzaal,

waren onzeker over de reacties van de patiënt en de collega’s en bij drukte werden toch

patiënten over het hoofd gezien en niet gescreend. Hoe meer de vragenlijsten werden

afgenomen en hoe meer routine kwam in het stellen van de vragen, hoe minder

hindernissen werden ervaren. De angst voor “ja” antwoorden nam af naarmate er meer

screeningen werden uitgevoerd.

Er was veel verwondering bij de verpleegkundigen over het voorkomen van geweld. Een

positieve screening was niet te voorspellen, dit in tegenstelling tot de verwachtingen bij

de start van de studie. Een voorbeeld: Vrouw, 48 jaar, hoofd van een financiële dienst,

antwoordde op de drie vragen positief. “Mijn echtgenoot is een ongelofelijk jaloerse man,

nu mijn kinderen groter zijn durf ik eindelijk stappen te ondernemen, ik denk dat ik niet

één ding kan zeggen wat hij met mij niet heeft aangedaan. Ik ben er klaar mee. De

advocaat en politie zijn er mee bezig. Het is de eerste keer dat er zo nadrukkelijk naar

wordt gevraagd”.

Page 76: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

76

Niemand had verwacht dat personen zo gemakkelijk hun persoonlijke problemen willen

bespreken met ziekenhuispersoneel. Enkele waren niet te stoppen na het aansnijden van

het onderwerp.

Wat mij opviel was dat mensen echt heel veel vertellen over echt persoonlijke zaken. De

angst voor het overlijden van een familielid, de trieste situatie van een vriendin met

agressieve een echtgenoot,…De openheid van de patiënt ten opzicht van de

gezondheidswerkers bleek opvallend groot.

Bij het geven van korte informatie aan de familie of begeleider(s),waren deze meestal

bereid even plaats te nemen in de wachtzaal. Als inleidende zin werd vaak gebruikt: “Is

het mogelijk in het kader van een onderzoek de patiënt even alleen te spreken, dit zal

slecht enkele minuten tijd in beslag nemen, van zodra we klaar zijn, komen we u halen”.

Moeilijker was het om familie/vrienden te verwijderen die een patiënt vergezellen in de

ziekenwagen. Zij zijn dus meteen aanwezig in de triageruimte en minder bereid de

persoon alleen te laten

Het tijdsaspect is in veel situaties heel belangrijk. Bij grote drukte is het moeilijk om alle

patiënten te screenen, omdat dan ook patiënten worden getrieerd door een andere

verpleegkundigen. Het vergt nog eens extra tijd om patiënten door te verwijzen of

informatie aan te reiken bij een positieve screening. De routine triage neemt drie tot vijf

minuten in beslag, het stellen van de screeningsvragen vraagt ongeveer 1 tot 2 minuten.

Bij een positieve screening met hulpvraag naar de sociale dienst, loopt de extra tijd snel

op tot 5 minuten. Dit betekent een verdubbeling van de tijdsbelasting per positief

gescreende patiënt.

De angsten en meningen van de verpleegkundigen tonen het belang aan van goede

training en informatie vooraf om de barrières te verminderen en het effectief stellen van

de vragen te verhogen.

Page 77: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

77

5.13. REFLECTIE OVER HET IMPLEMENTEREN OP DE SPOEDGEVALLENDIENST UZ GENT

Om verpleegkundigen en artsen correct te laten omgaan met slachtoffers van familiaal

geweld, moeten ze in de eerste plaats in staat zijn signalen te herkennen. Het is

noodzakelijk vaardigheden te verwerven om zo adequaat op deze signalen te kunnen

reageren (McGarry, Kench, & Simpson, 2013). Dit kan door opleiding en training van

gezondheidswerkers (Taket et al., 2003). Bewustwording en sensibilisering over het

thema ‘familiaal geweld’ is een voorwaarde om screening uit te voeren. Vervolgens is het

belangrijk dat men respectvol de vragen stelt en gepast op een persoon met positieve

screening kan anticiperen. Verhoging van de eigen-effectiviteit door training zorgt ervoor

dat barrières van screening kunnen overwonnen worden (Hegarty et al., 2013).

Er zou eveneens geopteerd kunnen worden voor computergestuurde screening, de

detectie graad zou hoger liggen, patiënten geven aan hun gevoel van veiligheid te

behouden en voor de verpleegkundigen is het minder arbeidsintensief (MacMillan et al.,

2006). Men vermoedelijk ook meer vals positieve antwoorden bekomen gezien men niet

dieper kan ingaan op de vragen.

De gebruikte screeningsvragen in deze pilootstudie verhogen de detectiegraad. In de

literatuur komen vele voordelen van screening naar voren op maatschappelijk vlak en op

persoonlijk vlak. Het is echter cruciaal om de patiënt zelf over de voordelen van het

screenen te laten beslissen. Hierbij moet de autonomie van de patiënt centraal staan, er

moet ruimte zijn om zelf te beslissen of verdere opvolging en/of begeleiding nodig is

Indien de patiënt opvolging wenst is het noodzakelijk dat deze ook effectief gebeurt. Op

de spoedgevallendienst van het UZ Gent is er heel vaak een sociaal verpleegkundige

aanwezig, dit in tegenstelling tot andere “kleinere” ziekenhuizen. Het sociaal team heeft

in de huidige situatie niet altijd de nodige tijd en middelen om alle verwijzingen adequaat

te kunnen opvolgen. De werkdruk van een sociaal verpleegkundige is hoog en opvolging

van slachtoffers van geweld vergt tijd en extra inspanningen. Implementatie van

screening kan pas efficiënt zijn indien de nodige diensten en opleidingen kunnen voorzien

worden.

Bij het effectief implementeren zou er meer “ruimte” moeten gemaakt worden om

screening mogelijk te maken. Ruimte om de vragen op een private en respectvolle manier

Page 78: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

78

te stellen, ruimte/tijd om de patiënt goed te kunnen doorverwijzen of informatie te

overhandigen, en effectief een “ruimte” die zorgt voor voldoende privacy voor zowel

verpleegkundige als patiënt.

Een ander aspect is het motiveren van alle personeelsleden werkzaam op de

spoedgevallendienst. Volgens mij is het niet zinvol om de screening te laten uitvoeren

door enkele mensen. Het gevoel “alleen” te moeten screenen is volgens mij een oorzaak

van het niet meer screenen of zelden screenen.

Verpleegkundigen en artsen zien niet altijd het belang in van deze screening of zijn van

mening dat het niet hun taak is om gevallen van familiaal geweld te detecteren. Uitspraken

die gehoord werden tijdens de screenings periode:

- “Personen die geconfronteerd worden met geweld willen vaak toch niet geholpen

worden”

- “Het is toch hopeloos, ze gaan geen einde maken aan die relatie, omdat wij dat

gaan vragen”.

- “Het is eigenlijk niet echt mijn zaak om dat te vragen”.

- “Het is te confronterend voor de personen om zo persoonlijke vragen te stellen”.

- “Al dat werk voor niets, wat maakt het uit dat je de vragen stelt en er verder toch

niet wordt op ingegaan”.

Deze visies kunnen eventueel deels gestuurd worden door bijscholing en training en het

tonen van resultaten. Toch is het volgens mij heel moeilijk elke verpleegkundige blijvend

te motiveren. Verpleegkundigen moet zich gesteund voelen zowel door artsen als door

beleidsmakers en moeten de ruimte krijgen om de screening uit te voeren met respect

voor de privacy.

Deelname door alle verpleegkundigen zorgt voor minder werkbelasting van de

triageverpleegkundige en kan leiden tot een hogere screeningsgraad.

Het idee van de patiënt te kunnen “redden” uit hun huidige situatie moet bijgesteld

worden. Vaak zal de patiënt niet onmiddellijk iets veranderen aan de thuissituatie. Dit zou

niet het doel moeten zijn van de screening. Het wijzen op en het signaal geven dat er

mogelijkheid is om het thema te bespreken met een arts of verpleegkundige heeft op zich

al een gunstig effect. De patiënt even te laten stilstaan bij hun situatie en hun te doen

Page 79: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

79

vaststellen dat deze niet “de norm” is, zou al een begin kunnen zijn om het probleem aan

te pakken. Door het onderwerp aan te snijden kan men de mensen aanzetten om erover te

praten en hun het gevoel geven dat ze met hun ervaringen ergens terecht kunnen. Vaak

zijn patiënten niet bereid om hun situatie te veranderen, maar het kan hun beeld over hun

gepercipieerde norm wel beïnvloeden. Daarnaast maakt de verpleegkundige ook het

onderwerp bespreekbaar en vermindert dus het taboe in de maatschappij, wat

onrechtstreeks en op lange termijn invloed kan hebben voor individuele patiënten.

Het sensibiliseren van de patiënten en hun mogelijkheden bieden om indien gewenst het

probleem aan te pakken is volgens mij een goed uitgangspunt.

Er zijn reeds richtlijnen aangegeven die screening naar alcohol en medicatiegebruik met

behulp van een gestandaardiseerd instrument aanbevelen op een spoedgevallendienst

gekoppeld aan het aanbieden van een alcoholstop begeleiding. Vele gezondheidswerkers

staan daar ook achter. Nochtans worden deze overtuigingen niet automatisch vertaald in

de routine anamnese en zorg. Dit door gebrek aan tijd en financiële middelen

(Cunningham, et al., 2010). Gezien de sterke associatie tussen familiaal geweld (zowel

slachtoffer als pleger) en het voorkomen van een psychiatrische problematiek, dient

bekeken te worden of deze doelgroep niet op een later tijdstip (bv in de UPSIE) kan

gescreend worden.

Daarnaast moet men ook de rol van de huisarts bekijken, communicatie tussen huisartsen

en ziekenhuizen is van essentieel belang. Een goede briefing aan de huisarts over het

vermoeden van het familiaal geweld en de vraag voor verdere navraag kan eventueel

verlies van follow-up beperking. De vereniging voor huisartsen wijzen op het belang van

screening tijdens een consultatie. Er is een aanbeveling om te screenen naar familiaal

geweld, maar eenduidige consensus is er nog niet (De deken, Hillemans, Cornelis & Pas,

2009).

Page 80: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

80

6. BEPERKINGEN, STERKTES EN AANBEVELINGEN

6.1. BEPERKINGEN

Aan deze pilootstudie zijn enkele beperkingen verbonden.

Selectiebias werd veroorzaakt door het bewust selecteren van de verpleegkundigen.

Er namen slechts vier triageverpleegkundigen deel aan de pilootstudie. Niet alle

verpleegkundigen werden op de hoogte gesteld of waren bereid aan het onderzoek deel

te nemen. Dit had als gevolg dat tijdens de dagen waarop gescreend werd, niet kon

voorkomen worden dat enkele patiënten niet gevraagd werden om aan de studie deel te

nemen (dit door pauzes, overname van andere verpleegkundigen, teveel patiënten op

hetzelfde ogenblik, etc.).

Voor de meewerkende verpleegkundigen werd op voorhand geen training voorzien,

terwijl dit in de literatuur toch als essentieel wordt beschreven, wel werd een korte

interview guide uitgeschreven.

De screening bestond uit een korte vragenlijst waarbij de gebruikte 3 screeningsvragen

uit bestaande gevalideerde screeningslijsten waren overgenomen, maar als één

consistente vragenlijst nog niet gevalideerd werd.

Door het excluderen van anderstaligen en geïntoxiceerde patiënten is het mogelijk dat de

resultaten van deze studie vertekend zijn, met voornamelijk onderrapportage in

bovenvermelde categorieën..

Screening werd uitgevoerd in de maanden juli tot oktober, er konden dus geen

seizoenseffecten achterhaald worden.

Er werden ‘s nachts relatief weinig mensen gescreend wegens verminderde bestaffing en

wegvallen van de triagefunctie, waardoor er prioriteiten werd gegeven aan de pathologie

van de patiënt.

Page 81: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

81

Patiënten die hun telefoonnummer opgaven werden niet telefonisch gecontacteerd om

omwille van tijdsgebrek en andere prioriteiten van de sociaal verpleegkundige. Hierdoor

was er een onvolledige opvolging.

Patiënten die gezien werden door de sociale dienst werden doorverwezen naar andere

instanties voor verdere opvolging en begeleiding. Er kon niet achterhaald worden of

gevolg aan deze adviezen werd gegeven.

6.2. STERKTES

Ondanks de hoge prevalentie cijfers, was dit de eerste studie aangaande familiaal geweld

die op de spoedgevallendienst van het UZ Gent werd uitgevoerd.

De sterkte van deze studie is het ontkrachten van de potentiële drempel tot het stellen van

de vragen in de veronderstelling dat patiënten geïntimideerd zouden zijn. Integendeel

lijken de patiënten de aandacht voor deze problematiek te verwelkomen.

Het stellen van de algemene vraag ‘Hoe voelt u zich thuis?’ blijkt een duidelijk verband

te hebben met het al of niet positief screenen op de een of meerdere vragen, echter moet

men zich de vraag stellen of het aantal positief screenende patiënten opweegt tegen de

voordelen van deze vraag.

In tegenstelling tot andere studie werden zowel mannen en vrouwen geïncludeerd.

6.3. AANBEVELINGEN

Verder onderzoek zou moeten gebeuren naar het nut van het systematisch screenen van

patiënten, de voordelen- en nadelen hiervan en de haalbaarheid.

Bij verder onderzoek zou deze specifieke screeningslijst gevalideerd moeten worden ten

opzicht van bestaande vragenlijsten. Daarnaast lijken de antwoorden van sommige

patiënten erop te wijzen dat de gestelde vragen zeer breed zijn, en mogelijks wat dienen

aangepast te worden om specifieker te kunnen screenen naar familiaal geweld.

Page 82: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

82

Opvolging door de sociale dienst moet meer ondersteund worden, zodat betere opvolging

en begeleiding kan voorzien worden voor de patiënt, dit niet enkel voor de patiënt, maar

ook om de motivatie van de gezondheidswerkers te behouden.

Het verband tussen het gevoel thuis en het afleggen van een positieve vragenlijst moet

verder onderzocht worden.

De taak en de rol van de huisarts moet verder bekeken worden.

Page 83: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

83

7. CONCLUSIE

Het doel van deze pilootstudie was het bepalen van de functie van

spoedgevallenpersoneel bij het opsporen en opvolgen van patiënten die slachtoffer zijn

van familiaal geweld.

Om een zo hoog mogelijk aantal slachtoffers van de verschillende types familiaal geweld

te detecteren bestond de screeningstool uit 3 brede, vrij algemene vragen. De screening

toonde een hoge prevalentie van familiaal geweld bij patiënten die zich aanmeldden op

spoedgevallen, in tegenstelling tot het aantal patiënten die familiaal geweld hebben als

aanmeldingsklacht of waarbij het vermoed werd op basis van verhaal of verwondingen.

Deze studie ontkracht ook het bedreigende gevoel dat patiënten mogelijks kunnen hebben

bij het stellen van deze vragen maar toont de noodzaak aan van het goed begeleiden van

zowel verpleegkundige als patiënt.

De toegenomen werkbelasting voor de triageverpleegkundige werd in deze studie niet

strikt geobjectiveerd, maar lijkt logisch en kan problematisch zijn op drukke momenten,

voornamelijk bij het dieper ingaan op bepaalde vragen. Ook werd er een toegenomen

belasting van de sociale dienst vastgesteld.

Deze studie toont dus duidelijk het nut aan van screening naar familiaal geweld op spoed,

het is echter noodzakelijk nog dieper in te gaan op de haalbaarheid voor de algemene

werking van de spoed, (de triage)verpleegkundigen en de sociale dienst.

Verder onderzoek dient te gebeuren naar de gezondheidsuitkomsten van de patiënten na

opvolging van de sociale dienst.

Page 84: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

84

8. LITERATUURLIJST

Abramsky, T., Watts, C., Garcia-Moreno, C., Devries, K., Kiss, L., Ellsberg, M. J., &

Heise, L. (2011). What factors are associated with recent intimate partner

violence? Findings from the WHO multi-country study on women's health and

domestic violence. BMC, 11:109.

Anglin, D., & Sachs, C. (2003). Preventive care in the emergency department: screening

for domestic violence in the emergency department. Acad Emerg Med,

10(10):1118-27.

Bair-Merrit, M., Lewis-O'Connor, A., Goel, S., Amato, P., Ismailiji, T., Jelly, M., . . .

Cronholm, P. (2014). Primary-Care based interventions for intimate partner

violence: a systematic violence. American Journal of Preventive Medicine, 188-

194.

Bair-Merritt, M., Mollen, C., Yau, P., & Fein, J. (2006). Impact of domestic violence

posters on femele caregivers' opinions about domestic violence screening and

disclosure in an pediatric emergency department . Padiatr Emerg Care, 689-693.

Banyard, V. L. (2006). Interpersonal violence in adolescence:Ecologcal correlates of self

reported perpetration. Journal of Interpersonal Violence, 1314-1332.

Bauer, N., Gilbert, A., & Caroll, A. D. (2013). Associations of early exposure to intimate

partner violence and parental depression with subsequent mental health outcomes.

JAMA Pediatrics, 4:1-7.

Blow, H. (2011). Inleiding. In S. A. Welzijn, Handboek familiaal geweld (pp. 5-6).

Brussel: Politeia.

Browne, K., Hamilton-Giachritsis, C., & Vettor, S. (2007). The cycles of violence: The

relationship between childhood maltreatment and the risk of later becoming a

victim or perpetrator of violence. Opgehaald van

www.euro.who.int/violenceinjury:

WHO:http://euro.who.int/_data/assets/pdf_file/0008/98783/E90619.pdf

Buysse, A., Enzlin, P., Lievens, J., T'Sjoen, G., Van houtte, M., & Vermeersch, H. (2013).

In Sexpert: Basisgegevens van de survey naar seksuele gezondheid in Vlaanderen

(pp. 187-188). Ghent: Academia Press.

Camphell, J. (2002). Health consequences of intimate partner violence. Lancet, 1331-

1336.

Capaldi, D., Knoble, N., Shortt, J., Kim, H. (2012). A systematic review of risk factors

for intimate partner violence. Partner Abuse, 231-280.

Page 85: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

85

Carroll, C., Reid, A., Biringer, A., Midner, D., Glazier, R., Wilson, L., . . . Seddon, F.

(2005). Effectiveness of the antenatal psychosocial health assessment (ALPHA)

from in detecting psychosocial concerns: a randomised controlled trial. CMAJ,

253-259.

CAW. (2013). Opgeroepen op Februari 7, 2014, van www.steunpunt.be:

http://www.steunpunt.be/onderwerpen/geweld_en_misbruik/familiaal_geweld

Chaplin, R., Flatley, J., & Smith, K. (2011). Crime in England and Wales 2010/2011.

British Crime Survey. London: Home Office Statistical Bulletin.

Cho, H. (2012). Examining gender differences in the nature and context of intimate

partner violence. J Interpers Violence, 27(13):2665-84.

Choo, E., Nicolaidis, C., Newgard, C., Lowe, R., Hall, M., & Mcconnell, K. (2012). The

association between emergency department recources and diagnosis of intimate

partner violence. Eur J Emerg Med, 19(2):83-88.

Coker, A., Davis, K., Arias, I., Desai, S., Sanderson, M., Brandt, H., & Smith, P. (2002).

Physical and mental health effects of intimate partner violence for men and

women. Am J Prev Med, 23(4): 260-8.

Cunningham, R., Harrison, S., McKay, M., Mello, M., Sochor, M., Shandro, J., . . .

D'Onofrio, G. (2010). National survey of emergency department alcohol

screening an intervention practices. Annals of emergency Medicine, 556-562.

Datner, E., O'Malley, M., Schears, R., Shofer, F., Baren, J., & Hollander, J. (2004).

Universal screening for interpersonal violence: inability to prove universal

screening improves provision of services. Eur J Emerg Med, 11(1):35-8.

De deken, L., Pas, L., Hillemans, K., Cornelis, E., & Van Royen, P. (2010). Detectie van

partnergeweld, een aanbeveling voor de huisarts. Huisarts Nu, 39(3).

DeBoer, M., Kothari, R., Kothari, C. K., & Rohs, T. (2013). What are barriers to nurses

screening for intimate partner violence? Journal of Trauma Nursing , 155-160.

Dorose, M., Harlow, C., Langan, P., Motivans, M., Rantala, R., & Smith, E. (2005, June).

Family Violence Statistics. Opgehaald van www.bjs.gov:

www.bjs.gov/content/pub/pdf/fvs02.pdf

Dours, S., Evenepoel,T., Van Den Broeck, S., & Van Troos, V. (2012). Problematisch

middelengebruik en intrafamiliaal geweld. Brussel: VAD.

Dutton, D. (2006). Rethinking Domestic Violence. Vancouver: UCB Press.

Page 86: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

86

Dutton, D., & Nicholls, T. (2005). The gender paradigm in domestic violence research

and theory: Part 1- The onflict of theory and data. Aggression an dViolent

Behavior, 680-714.

Dynamics of Intimate Partner Violence . (2010). In J. McClennen, Sociol Work and

Family Violence Theories, Assessment and Intervention (pp. 147-150). New York:

Springer Publishing Company.

Enst, A., Nick, T., Weiss, S., Houry, D., & Mills, T. (1996). Domestic violence in an

inner city ED. Ann Emerg Med, 747-753.

Ernst, A., Weiss, S., Morgan-Edwards, S., Rihani, T., Coffman, B., Clark, R., . . .

Brokmeyer, J. (2012). Derivation and validation of a short emergency department

screening tool for perpetrators of intimate partner violence: The PEpetrator RaPid

Scale (PERPS). The Journal of Emergency Medicine, 206-217.

European Comission. (2010, September). Special Eurobarometer 344 "Domestic

Violence against women". Opgehaald op 14 februari, 2014, van

http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs_344_en.pdf

European Union Agency for Fundamental Rights. (2014). FRA: Violence against women:

an EU-wide survey. Opgehaald op 26 Maart, 2014, van www.fra.europa.eu:

http://fra.europa.eu/en/publication/2014/vaw-survey-main-results

Evans, S., Davies, C., & DiLillo, D. (2008). Exposure to domestic violence: A meta-

analysis of child and adolescent outcomes. Aggress Violent Behav, 13:131.

Faramarzi, M., Esmailzadeh, S., & Mosavi, S. (2005). A comparison of abused and non-

abused women's definitions of domestic violence and attitudes to acceptence of

male dominance. European Journal of Obstetrics & Gynaecology and

Reproductive Biology, 225-231.

Feldhaus, K., Koziol-MacLain, J., Amsbury, I., Norton, S., & Lowenstein, J. (1997).

Accuracy of 3 brief screening questions for detecting partner violence in the

emergency department. JAMA, 1357-1361.

Felitti, V., Anda, R., & Nordenberg, D. (1998). Relationship of childhood abuse and

household dysfunction to many of the leading causes of death in adults. The

adverse Childhood Experiences (ACE). Am J prev Med, 14:439.

Garcia-Esteve, L., Torres, A., Navarro, P., Ascaso, C., Imaz, M., Herreras, Z., & Valdés,

M. (2011). Validation and comparison of four instruments to detect partner

violence in health-care setting. Med Clin, 137(9):390-7.

Garcia-Morena, C., Jansen, H., Ellsberg, M., Heise, L., & Watts, C. (2005). WHO multi-

study on women's health and domestic violence against women: Initial results on

Page 87: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

87

prevalence, health outcomes and women's responses. Opgeroepen op september

13, 2013, van www.who.int/gender/violence/who_multicountry_study/en/

Gerberdig, J., Binder, S., Hammond, W., & Arias, I. (2003). Costs of intimate Partner

Violence Against Women in the United States. Atlanta, Georgia: Department of

Health and Human Services.

Goldstein, R., Dawson, D., Chou, S., & Grant, B. (2012). Sex differences in prevalence

and comorbidity of alcohol and drug use disorder: results from Wave 2 of the

National Epidemiologic Survey on alcohol and related conditions. J Stud Alcohol

Drugs, 938-950.

Gracia, E. (2004). Unreported cases of domestic violence against women: towards an

epidemiology of social silence, tolerance and inhibition. J Epidemiol ommunity

Health, 58(7).

Gregory, A., Ramsay, J., Agnew-Davies, R., Baird, K., Devine, A., Dunne, D., . . . Feder,

G. (2010). Primary Care Identification and Referral to Improve Safety of women

experiencing domestic violence (IRIS): protocol for a pragmatic cluster

randomised controlled trial. BMC Public Health, 10:54.

Hardip, S., & Eldridge, S. F. (2007). The sensitivity ad specificity of four questions

(HARK) to identify intimate partner violence: a diagnostic accuracy study in

general practice. BMC Fam Pract, 8:49.

Hegarty, K. (2011). Domestic Violence: the hidden epidemic associated with mental

illness. The British Journal of Psychiatry, 169-170.

Hegarty, K., O'Doherty, L., Taft, A., Chrondros, P., Brown, S., Valpied, J., . . . Gold, L.

(2013). Screening and counselling in the primary care setting for women who

have experienced intimate partner violence (WAEVE): a cluster randomised

controlled trial. The Lancet, 249-258.

Haggerty, L., Hawkins, J., Fontenot, H., & Lewis-O’Connor, A. (2011). Tools for

screening for interpersonal violence: State of the science. Violence and Victims,

725-37.

Heidi, D., Bougatsos, C., & Blazina, I. (2012). Screening women for intimate partner

violence: a systematic review to update the U.S. preventive services task force

recommendation. Internal Medicine, 796-808.

Heise, L., Ellsberg, M., & Gottemoeller, M. (1999). Ending violence against women.

Baltimore: John Hoplins University Scool of Public Health, center for

Communications Programs.

Page 88: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

88

Hofner, M.-C., Python, N., Martin, E., Gervasoni, J.-P., Graz, B., & Yersin, B. (2005).

Prevalnce of victims of violence admitted to an emergency department. Emerg

Med J, 481-485.

Houry, D., Kaslow, N., Kemball, R., McNutt, L., Cerulli, C., Straus, H., . . . Rhodes, K.

(2008). Does screening in the emergency department hurt or help victims of

intimate partner violence? Ann Emerg Med, 51(4):433-42.

Houry, D., Kemball, R., Click, L., & Kaslow, N. (2007). Development of a brief mental

health screen for intimate partner violence victims in the emergency department .

Acad Emerg Med, 202-9.

Howard, L., Feder, G., & Agnew-Davies, R. (2013). Domestic Violence & Mental Health.

Glasgow: Bell & Brain.

Hurley, K., Brown-Maher, T., Camphell, S., Wallace, T., & Venugopal, R. B. (2005).

Emergency department patients' opinions of screening for intimate partner

violence among women. Emerg Med J, 97-98.

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. (2010). Geweld. Wat nu? Bruusel.

Iverson, K., King, M., Resick, P., Gerber, M., Kimerling, R., & Vogt, D. (2013). Clinical

utility of an intimate partner violence screening tool for female VHA patients.

JGIM, 1288-1293.

IVGM. (2010). Nationaal actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen

van intrafamiliaal geweld 2010-2014. Opgeroepen op April 23, 2013, van

http://igvm-iefh.belgium.be.

Keygnaert, I., & Temmerman, M. (2007). Between theaory and practice: Gender-based

violence against refugees, asylum migrants in Europe. Entre Nous: The European

Magazine for sexual and reproductive health, (66)12-14.

Koziol-MacLain, J., Garette, N., Fanslow, J., Hassall, I., & Dobbs, T. (2010). A

randomized controlled trial of a brief emergency department intimate partner

violence screening intervention. Annals of emergency Medicine, 413-423.

Koziol-McLain, J., Giddings, L., Rameka, M., & Fyfe, E. (2008). Intimate partner

violence screening and brief intervention: Experiences of wome in two New

Zeeland Health Care settings. Journal of Midwifery & Women's Health, 504-510.

Krug, E., Mercy, J., Dahlberg, L., & Zwi, A. (2002). World report on violence and health.

Geneva. The Lancet, 1083-1088.

Page 89: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

89

Larkin, G., Rolniak, S., Hyman, K., MacLeod, B., & Savage, R. (2000). Effect of an

adminstrative intervention on rates of screening for domestic violence in an urban

emergency department. Am J Public Health, 1444-1448.

Laporte, L. (2011). The relationship between adolescents' experience of familiy violence

and dating violence. Youth & Society, 3-27.

Lawako, S., Sonz, S., Helmström, L., & Castren, M. (2011). Screening for intimate

partnerviolence against women in health-care Sweden: Prevalence and

determinants. ISRN Nursing.

Ling Chan, K., Wai Man, A., Fong, D., Chow, C., & Leung, M. (2013). Characteristics

of familiy violence victims presenting to emergency department in Hong Kong.

The Journal of emergency Medicine, 249-258.

Lipsky, S., & Caetano, R. (2011). Intimate partner violence perpetration among men and

emergency department use. J Emerg Med, 696-703.

MacMillan, H., Wathen, N., Jamieson, E., Boyle, M., & Shannon, H. (2009). Screening

for intimate partner violence in health care settings. JAMA, 493-501.

MacMillan, H., Wathen, N., Jamieson, E., Boyle, M., McNutt, L.-A., & Worster, A.

(2006). Approaches to screening for intimate partner violence in health care

settings. JAMA, 530-536.

McGarry, J., Kench, S., & Simpson, C. (2013). Developing a new post for nurses to

identify cases of domestic abuse. Emergency Nurse, 16-18.

Mills, T., Avegno, J., & Haydel, M. (2005). Male victimes of partner violence: Prevalence

and accuracy of screening tools. The Journal of Emergency Medicine, 447-452.

Moyer, A. (2013). Screening for intimate partner violence an abuse of elderly and

vulnerable adults: U.S. Preventive Servises Task Force Recommendation

Statement. Ann Intern Med.

Nelson, H., Bougatsos, C., & Blazina, I. (2012). Screening women for intimate partner

violence: A systematic review to update the U.S. Preventive Services Task Force

Recommandation. Ann Intern Med, 796-808.

Nelson, H., Nygren, Y., McInerney, Y., & Klein, J. (2004). Screening women and elderly

adults for family and intimate partner violence: A review of the evidence for the

U.S. Preventive Services Task Force . Ann Intern Med, 387-396.

O'Campo, P., Kirst, M., Tsamis, C., Chambers, C., & Ahmad, F. (2011). Implementing

succesful intimate partner violence screening programs in health care settings:

Page 90: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

90

Evidence generated from a realist-informed systematic review. Social Science

&Medicine, 855-866.

O’Doherty, L., Taft, A., Hegarty, K., Ramsay, J., Davidson, L., Feder, G. (2014, 13

Mei). (electronische versie). Screening women for intimate partner volence in

healthcare settings: abridged Cochrane systematic review and meta-analysis.

BMJ, 1-11.

Olive, P. (2007). Care for emergency department patients who have experienced domestic

violence: a review of the evidence base. Journal of Clinical Nursing, 1736-1748.

Parveen, A., & Naylor, P. (2013). Intimate partner violence: A narrative review of the

biological and psychological explanations for its causation. Aggression and

violent behaviour, 373-382.

IGVM. (2009).vrouwen en mannen in België. Opgeroepen op April 20, 2013, van

http://www.igvm-iefh.belgium.be/nl/binaries/GenderStat_N_Hfdst9-15_tcm336-

161115.pdf

Perera, N., Hanson, D., & Franklin, R. (2012). Breaking the cycle of violence: detection

of domestic violence in a regional emergency department. Inj Prev, 18(1).

Perciaccante, V., Susarla, S., & Dodson, T. (2010). Validation of an diagnostic protocol

used to identify intimate partner violence in the emergency department setting.

Journal of Oral an Maxillofacial Surgery, 1537-1542.

Pieters, J., Italiano, P., Offermans, A., & Hellemans, S. (2010). Ervaringen van vrouwen

en mannen met psychologisch, fysiek, seksueel geweld. Brussel: Instituut voor

gelijkheid van rouwen en mannen.

Rabin, R. J., & Campbell, J. B.-M. (2009). Intimate Partner Violence Screening Tools: a

systematic review. Am J Prev Med , 439-445.

Ramsay, J., Richardson, J., Carter, Y., Davidson, L., & Feder, G. (2002). Should health

professionals screen women for domestic violence? Systematic Review. BMJ,

325:314.

Rhodes, K. (2012). Taking a fresh look at routine screening fot intimate partner violence:

What can we do about what we know? Mayo Clinic Proceedings, 419-423.

Rhodes, K., Drum, M., Anliker, E., Frankel, R., Howes, D., & Levinson, W. (2006).

Lowering the thershold for discussion od domestic violence. JAMA, 1107-1114.

Ridchardson, J., Coid, A., Petruckevitch, W., Chung, S., & Moorey, G. (2002).

Identifying domestic violence: cross sectional study in primary care. British

Medical Journal, 274-277.

Page 91: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

91

Ritchie, M., Nelson, K., & Wills, R. (2009). Family violence intervention within an

emergency department: Archieving change requires miltifaceted processess to

maximize safety. Journal of Emergency Nursing, 97-104.

Robinson, R. (2010). Myths and stereotypes: How registered nurses screen for intimate

partner violence . Journal of Medicine Nursing, 572-576.

Roelens, K., Verstraelen, H., & Temmerman, M. (2006). A knowledge, attitudes, and

practice survey among obstetrician-gynaecologists on intimate partner violence in

Flanders, Belgium. BMC Public Health, 6:238.

Selic, P., Pesjak, K., & Kersnik, K. (2011). The prevalence of exposure to domestic

violence and the factors associated with co-occurence of psychological and

physical violence exposure: a sample from primary care patients. BMCPublic

Health, 11:621.

Sorbo, F., Grimstad, H., Bjorngaard, J., Schei, B., & Lukasse, M. (2013). Prevalence of

sexual, physical and emotional abuse in the Norwegian mother and child cohort

study. BMC Public Health, 13:186.

Spangaro, J., & Poulos, R. (2011). Pandora doesn't live here anymore: normalization of

screening for intimate partner violence in Australian antenatal, mental health, and

substance abuse servivices. Violene and Vistims, 130-144.

Spangaro, J., & Zwi, A. (2010). After the Questions: Impact of routine screening for

domestic violence in NSW Health Services. New South Wales: School of Public

Health and Community Medicine.

Spangaro, J., Zwi, A., Poulos, R., & Man, W. (2004). Who tells and what happens:

disclosure and health service esponses to screening for inimate partner violence.

Health an Social Care, 671-680.

Stayton, C., & Duncan, M. (2005). Mutable influences on intimate partner abuse

screening in healt care settings: A synthesis of the literature. Trauma, Violence &

Abuse, 271-285.

Steunpunt Algemeen Welzijn. (2013). Opgeroepen op Oktober 10, 2013, van

htsatp://w2.communitysoft.com/onderwerpen/geweld_en_misbruik/familiaal_ge

weld.

Stith, S., Smith, D., Penn, C., Ward, D., Tritt, D. (2004). Intimate partner abuse

perpetration and victimization risk factors: A meta-analytic review. Aggression

and Violent Behavior, 65-89.

Straus, M., & Douglas, E. (2004). A short Form of the Revised Conflict Tactics Scales,

and typologies for severity and mutuality. Violence and Victims, 507-520.

Page 92: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

92

Strauss, M. (2006). Dominance and symmetry in partner violence by male and female

university students in 32 nations. New York: New York University.

www.helpguide.org. (sd). Opgehaald op Mei 5, 2014, van

http://helpguide.org/mental/domestic_violence_abuse_types_signs_causes_effec

ts.htm

Taket, A., Smith, K., Watson, J., Shakespeare, J., Lavis, V., & Cosgrove, K. (2003).

Routinely asking women about domestic violence in health settings. BMJ,

327:673.

Taillieu, T., & Brownridge, D. (2010). Prevalence, patterns, risk factors, theories, and

directions for future research. Aggression and Violent Behavior,14-35.

Thackeray, D., Hibbard, R., & Dowd, D. (2010). Intimate partner violence: the role of the

pediatrician. Pediatrics, 1094-1100.

Traufman, D., McCarthy, M., Miller, N., Camphell, J., & Kelen, G. (2007). Intimate

partner violence and emergency department screening: computerized screening

versus usual care. Annals of Emergency Medicine, 526-534.

Van Parys, A-S; Temmerman, M. (2009, April). Protocol voor de opvang van

intrafamiliaal geweld in een ziekenhuis. Gent: International Centre for

Reproductive Health, Universiteit Gent.

Van Parys, A., Keygnaert, I., & Temmerman, M. (2012). Zwangerschap en geweld. Gent:

ICRH.

Walby, S., & Allen, J. (2004). Domestic violence, sexual assault and stalking: Findings

from the british Crime Survey. Home Office Research.

Walker, L. E. (1979). The battered Women. Harper and Row.

Waller, A., Hohenhaus, S. S., & Stern, E. (1996). Development and validation of an

emergency department screening referral protocol for victims of domenstic

violence. Annals of Emergency Medicine, 754-760.

Walton, M., Murray, R., Cunningham.R.M., Chermack, S., Barry, K., Booth, B., . . .

Blow, F. (2009). Correlates of intimate partner violence among men and women

in an inner city emergency department. J Addict Dis., 28(4): 366-81.

Wathen, N., Jamieson, E., & MacMillan, H. (2008). Who is identified by screening for

intimate partner violence? Women's Health Issues, 423-432.

Wathen, N. M. (2013). Exploring the uptake and framing of research evidence on

universal screenig for intimate partner violence against women: a knowledge

translation case study. Health Research Policy ans Systems, 11:13

Page 93: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

93

Watt, K. (2008). Understanding risk factors for Intimate Partner Femicide. In A. Baldry,

& F. Winkel, Intimate Partner Violence Prevention and Intervention: The Risk

Assessment and Management Approach (pp. 47-49). New York: Nova Science

Publishers.

WHO. (2013). Responding to intimate partner violence and sexual violence against

women. WHO clinical and policy guidelines. Geneva: World Health Organisation.

WHO. (2004). Understanding and addressing violence against women. Opgehaald

November 24, 2013, van www.who.int:

www.who.int/reproductivehealth/topics/vilence/vaw_series/en/

www.horenzienenzwijgen.be. (2013). Opgeroepen op Oktober 11, 2013, van

horenzienenzwijgen.be: www.horenzienenzwijgen.be/index.php/2012/08/wat-is-

partnergeweld/

Yeung, H., Chowdhury, N., Malpass, A., & Feder, G. (2012). Responding to domestic

violence in general practice: A qualitative study on perceptions and experiences.

International journal of Familiy Medicine, ID 960, 523-7.

Page 94: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

94

9. BIJLAGE Bijlage nummer 1: Gebruikte vragenlijst

Screening naar het algemeen welzijn thuis bij alle 18 tot 65-jarige patiënten die zich

aanmelden op de spoedgevallendienst van het UZ Gent.

Adrema :

Vragen

1. Bent u gehuwd – samenwonend – alleenstaand –- andere

2. Heeft u kinderen Nee – Ja, hoeveel....

3. Wonen er andere mensen bij u in? Nee – Ja, wie ?

4. Hoe voelt u zich thuis?

A. Redelijk goed B. Gewoon, goed C. Ik kan volledig mezelf zijn

D. Gespannen/nerveus E. Eenzaam F. Angstig

G. Andere:

5. Voelt u zich veilig thuis? Ja -Nee

6. Bent u de laatste 12 maanden bang geweest voor wat een huisgenoot/

familielid zei of deed? Ja- Nee

7. Heeft iemand u thuis in het laatste jaar gekwetst of geprobeerd te kwetsen op

welke manier ook? Ja –Nee

Indien één of meer positief geantwoord op 5-6-7

Opvolging sociale dienst aanvaard Ja- Nee

Telefoon gegevens opvolging patiënt :

8. Vindt u het oké/goed dat we die vragen stellen? Ja- Nee-

Patiënt niet geïncludeerd omwille van:

o Weigering => geen informed

consent

o Onder invloed/ Niet

aanspreekbaar

o Fysiek toestand van de patiënt

laat het niet toe

o Cognitieve beperkingen

o Geen tijd o Teveel pijn

o Familie aanwezig o Andere....

o Taal barrière o

Page 95: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

95

Bijlagen nummer 2: toestemmingsformulier

Toestemmingsformulier

Ik heb het document informatie aan wetenschappelijk onderzoek gelezen en er een kopij

van gekregen.

Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur en de te voorziene effecten van de

studie. Ik heb uitleg gekregen over de mogelijke risico’s en men heeft me ingelicht over

het bestaan van een verzekeringspolis in het geval er letsels zouden ontstaan die aan de

studieprocedures toe te schrijven zijn.

Ik stem ermee in om volledig samen te werken aan het onderzoek, mijn medewerking is

vrijwillig.

Mijn naam en gegevens worden anoniem verwerkt.

Naam patiënt......................................

Handtekening:

Datum:................

Ik bevestig dat ik de aard, het doel, en de te voorziene effecten van de studie heb uitgelegd

aan de bovenvermelde vrijwilliger. De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door

zijn/haar handtekening te plaatsen.

Persoon die uitleg gegeven heeft:.....................................................................

Datum:...............................................................................................................

Handtekening:

Page 96: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

96

Bijlage nummer 3: informatiebrief voor deelnemers aan wetenschappelijk onderzoek

1. Titel van het onderzoek

Screening naar het algemeen welzijn thuis bij (alle 18 tot 65 jarige) patiënten die zich

aanmelden op de spoedgevallendienst van het UZ Gent

2. Doel van de studie

Deze vragenlijst maakt deel uit van een masterproef in de gezondheidsvoorlichting en –

opvoeding en heeft als doel om door het bevragen van het algemeen welzijn van de patiënt

thuis een beter zicht te krijgen op de algemene gezondheid van de patiënt, om zo tot een

betere zorg te komen die niet alleen de fysieke, maar ook psychosociale aspecten omvat.

Dit gebeurt bij alle 18-65 jarige patiënten die zich aanmelden op de spoedopname.

3. Hoe verloopt dit onderzoek

Gedurende 6 maanden zullen alle patiënten die zich op vooraf vastgelegde dagen op de

spoedgevallen aanmelden, gevraagd worden om een korte vragenlijst te beantwoorden.

De vragenlijst zal afgenomen worden door de triageverpleegkundige nadat u schriftelijke

toestemming hebt gegeven. Deze korte vragenlijst neemt slechts enkele minuten in beslag

en wordt eenmalig afgenomen. Verder zijn er geen verplichtingen verbonden aan dit

onderzoek. U bent uiteraard niet verplicht deel te nemen aan dit onderzoek en al of niet

deelname zal geen invloed hebben op verzorging.

De spoedgevallendienst is op de hoogte van dit onderzoek. We willen ook aan u vragen

om deel te nemen aan dit onderzoek. Indien u niet wenst mee te werken, zal dit geen

invloed hebben op verdere behandelingen.

4. Wat wordt van u verwacht

Eénmalig tijdens het triage moment wordt er door de verpleegkundige gevraagd om

enkele vragen te mogen stellen omtrent uw algemeen welzijn.

Alle antwoorden worden met grote discretie verwerkt en de gegevens blijven anoniem en

vertrouwelijk.

Page 97: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

97

5. Wie zal de gegevens verwerken

De gegevens van deze vragenlijst zullen verwerkt worden door een student in de

gezondheidsvoorlichting en –opvoeding, mevr Mona Clauwaert, onder begeleiding van

onderzoekster Dra Ines Keynaert en Prof Dr Peter De Paepe verbonden aan de

Universiteit Gent en het Universitair Ziekenhuis Gent.

Het Ethisch Comité van het ziekenhuis heeft zijn toestemming gegeven voor dit

onderzoek. De student is daardoor gebonden om alle rechten (vertrouwelijkheid,

anonimiteit) te garanderen.

6. Letsel ten gevolge van deelname aan de studie

De experimentenwet van 7/05/2004 verplicht ons om deelnemers aan wetenschappelijke

projecten te verzekeren voor de deelname en het risico (hoe klein ook) dat men loopt.

De waarschijnlijkheid dat u door deelname aan deze studie enige schade

ondervindt, is extreem laag. Indien dit toch zou voorkomen, wat echter zeer zeldzaam is,

werd er een verzekering afgesloten conform de Belgische wet van 7 mei 2004, die deze

mogelijkheid dekt

7. Kosten

Je deelname aan deze studie brengt geen extra kosten mee voor jou.

8. Contactpersoon

Indien u verdere vragen zou hebben over dit onderzoek, kunt u altijd terecht bij de

volgende personen

Mona Clauwaert: spoedverpleegkunige, student Master in

gezondheidsvoorlichting en –opvoeding) [email protected]

Ines.Keygnaert, onderzoekster ICRH-UGent, [email protected]

Prof Dr Peter De Paepe, [email protected]

Handtekening triageverpleegkundige

Page 98: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Bijlage nummer 3: Bijkomende tabel: Percentages en aantallen van onveilig, bang en gekwetst per categorie van gevoel thuis

Onveilig Bang Gekwetst

Onveilig

OF/EN bang

Onveilig

OF/EN

gekwetst

Bang OF/EN

gekwetst

Alle 3 (of een

of meerdere)

Redelijk goed 5 (8,2%) 8 (9,5%) 9 (7,3%) 11 (10,0%) 13 (8,8%) 13 (9,1%) 16 (9,9%)

Gewoon, goed 8 (13,1%) 15 (17,9%) 24 (19,4%) 18 (16,4%) 27 (18,4%) 29 (20,3%) 31 (19,3%)

Ik kan volledig

mezelf zijn 0 (0%) 2 (2,4%) 7 (5,6%) 2 (1,8%) 7 (4,8%) 8 (5,6%) 8 (5,0%)

Gespannen/

nerveus 9 (14,8%) 17 (20,2%) 33 (26,6%) 22 (20,0%) 37 (25,2%) 35 (24,5%) 38 (23,6%)

Eenzaam 11 (18,0%) 12 (14,3%) 16 (12,9%) 16 (14,5%) 21 (14,3%) 20 (14,0%) 23 (14,3%)

Angstig 14 (23,0%) 14 (16,7%) 18 (14,5%) 17 (15,5%) 19 (12,9%) 18 (12,6%) 19 (11,8%)

Andere 14 (23,0%) 16 (19,0%) 17 (13,7%) 24 (21,8%) 23 (15,6%) 20 (14,0%) 26 (16,1%)

Totaal 61 (100%) 84 (100%) 124 (100%) 110 (100%) 147 (100%) 143 (100%) 161 (100%)

Page 99: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Bijlage nummer 4: informatiefolder omtrent geweld vo or de deelnemers

Page 100: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

100

Bijlage nummer 5: Interviewguide voor de deelnemende verpleegkundigen

Tijdens de screening is het van belang de patiënten alleen te ondervragen, mensen die via

de wachtzaal de triageruimte binnen komen kunnen gescheiden worden van begeleiders

en/of familie door de vraag:

- “Is het mogelijk in het kader van een onderzoek Mr. of Mvr. even alleen te mogen

spreken?”.

Nadat patiënt alleen is binnengebracht kan de patiënt eerst reden geven van aanmelding

of kan er eerst gestart worden met de vraagstelling, die als volgt kan aangekondigd

worden:

- “Bent u bereid op enkele vragen te antwoorden rond het algemeen welzijn thuis?”

- “Het gebeurt vaak dat er spanningen zijn of soms agressie en geweld optreden

binnen de familie, dit blijkt dikwijls onopgemerkt, dus daarom stellen we aan alle

patiënten deze vragen”

- “Geweld binnen de familie is een vaak voorkomend probleem, daarom stellen we

aan alle patiënten de volgende vragen”

Indien patiënt bereid is, worden de vagen van de lijst gesteld. Bij onduidelijkheid en vage

antwoorden kan er altijd om verduidelijking gevraagd worden. (Ook indien patiënt zich

heel goed voelt thuis, worden de volgende vragen gesteld). Aantekeningen en antwoorden

mogen uitgeschreven worden op de vragenlijst.

Na deelname moet het toestemmingsformulier getekend worden!!!!

Bij een positief antwoord kan het voorstel voor begeleiding van de sociale dienst

aangeboden worden.

- “Ik hoor dat er toch enkele strubbelingen/ problemen/ regelmatig ruzies etc. zijn

thuis, zou het u helpen om eens een gesprek te hebben met onze sociale dienst, zij

kunnen eventueel verdere informatie en begeleiding voorzien”.

Indien patiënt opvolging wenst doorgeven aan sociale dienst, indien niet, kan er indien

gewenst een kleine folder worden meegegeven. (in witte zak).

Iedereen bedanken voor deelname aan de studie.

Page 101: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

101

10. LIJST MET TABELLEN EN FIGUREN

figuur 1: cycle of violence Bron: Walker (1979) ........................................................... 12

figuur 2 inclusie en exclusie van aantal patiënten .......................................................... 43

figuur 3 beslisboom van negatieve en positieve screening en het gevoel thuis volgens

geslacht ........................................................................................................................... 55

Tabel 1: demografische gegevens van de niet-geïncludeerde patiënten ......................... 44

Tabel 2 : demografische gegevens van de geïncludeerde patiënten ............................... 46

Tabel 3: aantallen en percentages van de vraag “hoe voelt u zich thuis?” ..................... 47

Tabel 4: percentages en aantallen op de 3 screeningsvragen ......................................... 48

Tabel 5: Vergelijking van demografische kenmerken met het positief antwoorden van een

of meerder vragen uit de screening chi-kwadraat-test en vermelden van p-waarde ..... 50

Tabel 6: aantallen en percentages geslacht en de 3 screeningsvragen .......................... 51

Tabel 7: vergelijking burgerlijke staat met de screeningsvragen ................................... 52

Tabel 8: vergelijking gevoel thuis met de 3 screeningsvragen ....................................... 53

Tabel 9:aantallen en percentages per shift ...................................................................... 56

Tabel 10: aantallen en percentages sociale dienstTabel: aantallen en percentages sociale

dienst ............................................................................................................................... 57

Tabel 11: aantallen en percentages bevraging goed ....................................................... 60

Page 102: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/104/RUG01-002164104... · 2014-12-18 · UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

102