FACULTEIT GENEESKUNDE EN Co-promotor: Prof. Dr. Johan Aps … · 2013. 12. 21. · FACULTEIT...
Transcript of FACULTEIT GENEESKUNDE EN Co-promotor: Prof. Dr. Johan Aps … · 2013. 12. 21. · FACULTEIT...
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2012 - 2013
EEN KWANTITATIEVE BEPALING VAN DE CELLULAIRE INHOUD VAN SPEEKSEL
Renaat COOPMAN
Promotor: Prof. Dr. Joris Delanghe Co-promotor: Prof. Dr. Johan Aps
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2012 - 2013
EEN KWANTITATIEVE BEPALING VAN DE CELLULAIRE INHOUD VAN SPEEKSEL
Renaat COOPMAN
Promotor: Prof. Dr. Joris Delanghe Co-promotor: Prof. Dr. Johan Aps
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
“De auteur en de promotor geven de toelating dit afstudeerwerk voor consultatie beschikbaar
te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder
de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting
uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit dit afstudeerwerk.”
Datum
(handtekening)
Renaat COOPMAN Prof. Dr. Joris Delanghe Prof. Dr. Johan Aps
(Student) (Promotor) (Co-promotor)
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
I
Inhoudstafel.
1 Abstract. .......................................................................................................................................... 1
1.1 Inleiding................................................................................................................................... 1
1.2 Doelstellingen. ......................................................................................................................... 1
1.3 Materiaal en methoden. ........................................................................................................... 2
1.4 Resultaten. ............................................................................................................................... 2
1.5 Conclusie. ................................................................................................................................ 2
2 Inleiding. ......................................................................................................................................... 3
3 Doelstellingen. ................................................................................................................................ 9
4 Methodologie. ............................................................................................................................... 10
4.1 Vrijwilligers. .......................................................................................................................... 10
4.2 Speekselafname. .................................................................................................................... 10
4.3 Testprocedure Sysmex UF-1000i®. ....................................................................................... 10
4.4 De reproduceerbaarheid van de Sysmex UF-1000i® (within-run variatiecoëfficiënt)........... 11
4.5 Bepalen van de biologische variabiliteit gedurende één dag (between-run variatiecoëfficiënt). .
............................................................................................................................................... 11
4.6 Bepalen van de biologische variabiliteit gedurende drie weken (between-run
variatiecoëfficiënt). ................................................................................................................... 11
4.7 Effect van de bewaring van de speekselstalen....................................................................... 11
4.8 Tandenpoetsen als pre-analytische variabele. ....................................................................... 12
4.9 Het mondonderzoek tijdens het cross-sectioneel onderzoek. ................................................ 13
4.10 Statistische verwerking. ......................................................................................................... 15
5 Resultaten. .................................................................................................................................... 17
5.1 Analytische aspecten ............................................................................................................. 17
5.1.1 De reproduceerbaarheid van de Sysmex UF-1000i® (within-run variatiecoëfficiënt). .. 17
5.1.2 Between-run variatiecoëfficiënt gedurende één dag...................................................... 18
5.1.3 Between-run variatiecoëfficiënt gedurende drie weken. ............................................... 19
5.2 Pre-analytische aspecten. ....................................................................................................... 20
5.2.1 Tijd en temperatuur ....................................................................................................... 20
5.2.2 Tandenpoetsen. .............................................................................................................. 25
5.3 Diagnostische aspecten. ......................................................................................................... 28
5.3.1 Referentiewaarden en exploratieve data-analyse........................................................... 28
5.3.2 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i®
volgens de aanwezigheid van gingivitis. 30
5.3.3 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i® volgens de gingivitisscore. ..................... 35
5.3.4 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i®
volgens de aanwezigheid van cariës. ...... 43
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
II
6 Discussie. ...................................................................................................................................... 44
6.1 Analytische aspecten. ............................................................................................................ 44
6.2 Pre-analytische aspecten. ....................................................................................................... 45
6.3 Diagnostische aspecten. ......................................................................................................... 46
6.4 Conclusie. .............................................................................................................................. 50
7 Referentielijst. ............................................................................................................................... 51
8 Bijlage. ............................................................................................................................................ 1
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
1
1 Abstract.
1.1 Inleiding.
Het afnemen van een bloedstaal om de algemene gezondheid van hun patiënt te evalueren is bij artsen
een alom bekende en aanvaarde techniek. Dat een tandarts een speekselstaal zou laten analyseren om
de gezondheid van de patiënt te bepalen, is de dag van vandaag een hot topic. Verschillende
biomerkers in het speeksel zijn beschreven die aanwijzingen geven omtrent de medische status van de
patiënt. Echter is de procedure om deze biomerkers te vinden soms uitgebreid en ingewikkeld.
In 2002 verscheen een artikel van Aps et al [1] in het tijdschrift Clinica Chimica Acta. Hier werd
voor het eerst voorgesteld een flowcytometer te gebruiken om speeksel te analyseren. Dit toestel, de
Sysmex UF-100®, bepaalt zeer nauwkeurig de cellulaire inhoud van een biologische vloeistof. Het
meet het aantal rode bloedcellen, witte bloedcellen, epitheelcellen, bacteriën en ook andere cellen. De
auteurs van dit artikel vonden een verband tussen het aantal leukocyten en lokale ontsteking.
In 2007 verscheen een nieuwe generatie flowcytometers, de Sysmex UF-1000i®, die nog accurater de
cellulaire inhoud van biologische vloeistoffen kan bepalen. Dit gaf de aanzet een nieuwe studie aan te
vangen.
1.2 Doelstellingen.
Een eerste doelstelling was nagaan of de flowcytometer Sysmex UF-1000i® geschikt was voor het
analyseren van speekselstalen. Hierbij werd zowel de reproduceerbaarheid van de flowcytometer
Sysmex UF-1000i® bekeken en de biologische variabiliteit gedurende één dag en drie weken. Een
tweede aspect was het bekijken van tijd, temperatuur en het poetsen van de mond als pre-analytische
variabelen.
Een tweede doelstelling was het opstellen van referentiewaarden van de cellulaire inhoud van
speeksel. Er werd nagegaan of er verschillen konden teruggevonden worden tussen de gezonde
populatie en de populatie met dentale en/of parodontale problemen. Bij gevonden verschillen werd er
nagegaan of er gradaties konden gevonden worden tussen de ernst van de orale aandoeningen en de
cellulaire inhoud van speeksel.
In tweede instantie werd bekeken of cellulaire inhoud van een speekselstaal kon gebruikt worden als
klinisch diagnosticum om de mondgezondheid van een individu te bepalen. Hierbij ging een
bijzondere aandacht uit naar de relatie tussen het aantal witte bloedcellen en de aanwezigheid van
orale ontstekingen.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
2
1.3 Materiaal en methoden.
Voor het verzamelen van speekselstalen werden 249 deelnemers (128 mannen, 121 vrouwen)
gevraagd om gedurende drie minuten te kauwen op een paraffinetablet. Het speeksel werd opgevangen
in een steriel recipiënt. De speekselstalen werden bewaard op +4°C en werden binnen 6 uur getest op
de flowcytometer Sysmex UF-1000i®.
Na de speekselafname volgde er een kort klinisch onderzoek waarbij patiënten gescreend werden op 3
parameters: cariës, gingivitis en tandplaque.
1.4 Resultaten.
De flowcytometer Sysmex UF-1000i® kan met een hoge nauwkeurigheid gebruikt worden om een
speekselstaal te analyseren. De celaantallen van de parameters gemeten door de Sysmex UF-1000i®
vertonen een grote spreiding gedurende één dag en gedurende één week voor een gezond individu.
Speekselstalen kunnen gedurende 6 uren op een temperatuur van +4°C opgeslagen worden zonder
afwijkingen van het aantal cellen te krijgen. Tandenpoetsen zonder tandpasta geeft een daling van de
cellulaire inhoud van speeksel, terwijl tandenpoetsen met een anti-cariës tandpasta een stijging geeft
van het aantal rode bloedcellen.
De gingivale en parodontale toestand van een individu kan ingeschat worden aan de hand van het
aantal witte bloedcellen in speeksel. Hierbij werd er een verband gevonden tussen het aantal witte
bloedcellen en de ernst van de parodontale ontsteking. Bij de steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar
werd bij een afkappingspunt van 1,1 x 103 witte bloedcellen per 10
-6L een sensitiviteit van 60% en een
specificiteit van 64% gevonden. Een sensitiviteit van 75% en een specificiteit van 62% werden
bekomen bij een afkappingspunt van 1,3 x 103 witte bloedcellen per 10
-6L voor een gingivitisscore 3.
1.5 Conclusie.
De flowcytometer Sysmex UF-1000i® kan veilig gebruikt worden voor het analyseren van de
cellulaire inhoud van speeksel. Er werd een verband gevonden tussen de ernst van gingivale
ontsteking en het aantal witte bloedcellen in speeksel. Het is aangewezen om de gevonden verbanden
in een vervolgstudie uit te diepen om de volledige waarde van de Sysmex UF-1000i® te kunnen
inschatten als diagnosticum in de mondgezondheid.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
3
2 Inleiding.
Mondvloeistof is een samengestelde vloeistof die voor het grootste deel afkomstig is uit de
verschillende speekselklieren. Speeksel wordt voor het grootste deel geleverd door drie paar grote
speekselklieren: de glandula parotideae, de glandulae submandibulares en de glandulae sublinguales.
Verder liggen er nog zeer vele kleine, accessoire speekselklieren in de mucosa van de tong, de
wangen, de lippen en het verhemelte. Hun totale aantal wordt geschat op 450-750. Het karakter van de
speekselklieren en hun secreties wordt bepaald door hun secretoire celtypen: deze zijn sereus,
seromukeus of mukeus. Zo zijn de glandulae parotidea zuiver sereus evenals de Von Ebner
speekselkliertjes achter op de tong ter hoogte van de papillae circumvallatae. De glandulae
submandibulares zijn seromuceus, de glandulae sublinguales overheersend muceus [2-3].
Speeksel dat geproduceerd wordt in de glandula parotidea, de glandula submandibularis en de
glandula sublingualis bereiken de mond via respectievelijk de ductus parotideus, ductus
submandibularis en ductus sublingualis (die vaak uitmondt in de afvoergang van de gl.
submandibularis) [2].
Speekselafgifte wordt voor een belangrijk deel gereguleerd door prikkeling van het autonoom
zenuwstelsel. Echter, verschillende prikkels en condities kunnen de afgifte van speeksel beïnvloeden.
Afhankelijk van de persoon en van de intensiteit van de secretieprikkels kan de speekselafgifte voor
gezonde personen variëren van 0 tot 6 ml/min en van 500 tot 1500ml/dag [2].
Speeksel is meer dan het secreet van de speekselklieren. Het is een mengeling van meerdere
vloeistoffen. Het bestaat zowel uit het secreet van de kleine als de grote speekselklieren als ook uit
verschillende bestandsdelen die niet afkomstig zijn van de speekselklieren: zoals de gingivale
creviculaire vloeistof (GCF), opgehoeste secreten vanuit de nasale en bronchiale luchtwegen, serum-
en bloedderivaten van orale wonden, bacteriën en bacteriële producten, virussen en fungi,
afgeschilferde epitheelcellen, andere cellulaire componenten en voedseldebris [4].
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
4
Figuur 1. naar 'Figure 1. Components of whole saliva' [4].
Zeker in de context van diagnostische testen is het belangrijk dat men zich realiseert dat mondvloeistof
meer is dan speeksel, die per definitie vloeistof is gesecreteerd door speekselklieren (figuur 1). Met
andere woorden hebben serumcomponenten, epitheelcellen, tandplaque, adem en zelfs pellicle
componenten naast zuiver speeksel zekere diagnostische waarden [5]. Omdat in het algemeen de term
speeksel de mondvloeistof met al zijn componenten aanduidt, wordt ook hier de term speeksel in die
betekenis gebruikt [6].
In 2002 werd voor de eerste maal gebruik gemaakt van flowcytometrie voor de analyse van speeksel.
In deze studie werden 258 speekselstalen opgevangen in een steriel recipiënt (112 mannelijk en 146
vrouwelijk), gevortexed en vervolgens geanalyseerd met de Sysmex UF-100® flowcytometer. De
speekselstalen werden bekomen door in rechtopzittende positie te kauwen op een paraffinetablet
(CRT® test kit, Vivadent
®, Liechtenstein) gedurende minstens drie minuten [1].
Er werd onderzoek gedaan naar de reproduceerbaarheid van flowcytometrie met speeksel en er werden
referentiewaarden voor een aantal parameters opgesteld, met name het aantal rode bloedcellen, witte
bloedcellen, epitheelcellen en bacteriën per 10-6
L speeksel. De within-run variatiecoëfficiënt voor de
rode bloedcellen bedroeg 27%, 29% voor de witte bloedcellen en de epitheelcellen en 24% voor de
bacteriën. De between-run variatiecoëfficiënt gedurende 1 dag was voor rode bloedcellen 49%, 47%
voor de witte bloedcellen, 29% voor de epitheelcellen en 50% voor de bacteriën.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
5
Volgende referentiewaarden werden gerapporteerd [1]:
Parameter (/10
-6L)
Over-all (n=256) Mannen (n=112) Vrouwen (n=146)
m P 2,5 P 97,5 m P 2,5 P 97,5 m P 2,5 P 97,5
RBC 716 123 3 388 918 189 4 244 580 116 3 269
WBC 1 279 257 5 142 1 239 299 5 016 1 404 237 5 158
EC 935 162 4 191 1 156 244 4 703 753 136 2 942
BACT 11 511 3 785 37 249 12 748 4 024 43 810 10 439 3 727 31 465
Tabel 1. Referentiewaarden (m = mediaan, P 2,5 = 2,5ste
percentiel, P 97,5 = 97,5ste
percentiel) voor rode
bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT) per 10-6
L [1].
Bij 213 van de 256 vrijwilligers werd er door middel van de DMF-T en DMF-S index op cariës
gescreend. Er werd gingivitis gescoord wanneer minstens één hypertrofische en hyperaemische papil
klinisch vastgesteld werd. De aanwezigheid van cariës en het risico op cariës kon niet bepaald worden
door flowcytometrie. Wel werd vastgesteld dat er een stijging was van het aantal witte bloedcellen bij
individuen met gingivitis. Aan een vastgelegde grens van 103 witte bloedcellen per 10
-6L speeksel
werd een sensitiviteit van 76% en een specificiteit van 45% gevonden. Tussen de andere parameters
werd geen significant verschil gevonden tussen individuen met of zonder gingivitis [1].
De auteurs besloten dat analyse door middel van flowcytometrie van paraffine gestimuleerd speeksel
mogelijkheden kan geven inzake diagnose en voorspelling van ziektes in de orofaryngeale loge, zoals
tonsillitis en parodontitis [1].
In 2007 kwam de opvolger van de Sysmex UF-100® op de markt: de Sysmex UF-1000i
®. Deze
flowcytometer heeft een aantal verbeteringen ten opzichte van zijn voorganger. Ten eerste gebruikt de
Sysmex UF-1000i®
een halfgeleider laser in plaats van een argonlaser. Ten tweede wordt er maar één
kleurstof (een polymethine) meer gebruikt. Ten derde zijn er twee telwegen, één voor het tellen van
microbiologische structuren en een ander voor het analyseren van het sediment. Ten vierde worden
voor elke cel zowel het voorwaarts verstrooid licht als het zijwaarts verstrooid licht simultaan
geregistreerd. Bij de Sysmex UF-100® werd enkel met het voorwaarts verstrooid licht rekening
gehouden [7-9].
Hieronder wordt het werkingsprincipe van de Sysmex UF-1000i® kort toegelicht:
Net zoals de vorige modellen Sysmex UF-100®/UF-50
®/UF-100i
®, is de Sysmex UF-1000i
® ook een
fluorescentie flowcytometer, maar gebaseerd op de geavanceerde halfgeleider laser technologie [8].
Bij de manuele procedure zuigt de Sysmex UF-1000i® 0,8 ml vloeistof op. Binnenin het toestel, wordt
het te testen staal gemengd met speciale reagentia in een vaste oplossingsverhouding. Deze reagentia
geven een specifieke pH aan het staal. Op deze manier wordt het staal klaargemaakt voor analyse.
Direct hierna worden er kleurstoffen op basis van polymethines toegevoegd (één voor het tellen van de
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
6
bacteriën, een ander voor het aantonen van de additionele partikels in het te testen staal). De specifieke
pH verzekert een optimale kleuring. Dit gebeurt allemaal op een welbepaalde specifieke temperatuur
in een incubatiekamer [8].
De kleurstoffen zijn aangepast aan de golflengte van de laser in de Sysmex UF-1000i®. Deze bedraagt
635 nm en ligt dus in de buurt van rood licht. Wanneer het opgeloste en gekleurde staal de laserstraal
passeert in de flow cell, absorberen de elektronen van de kleurstoffen de hoog-energetische stralen
en emitteren vervolgens een fluorescentiegolf (golflengte > 660 nm, in de buurt van het spectrum van
infrarood licht) [8].
Figuur 2. Optische unit van de Sysmex UF-1000i® analyser Sysmex Ultra Online [8].
Hydrodynamisch focussen verlaagt de diameter van het opgeloste en gekleurde staal vooraleer het de
ingang van de flow cell bereikt. De partikels passeren de laserstraal individueel, gealigneerd in
lengterichting en aan hoge snelheid. Voor elke cel wordt zowel het voorwaarts verstrooid licht als het
zijwaarts verstrooid licht simultaan geregistreerd. De fluorescentie geïnduceerd door de laser, wordt
ook gemeten. Deze optische signalen worden geanalyseerd en worden gebruikt voor de classificatie
van de gepasseerde partikels en voor additionele informatie [8].
De Sysmex UF-1000i® analyseert het aantal rode bloedcellen, witte bloedcellen, epitheelcellen,
bacteriën, en andere. Het lijkt dus opportuun om op een aantal parameters waarop de Sysmex UF-
1000i®
metingen uitvoert, iets dieper te kijken in verband met orale vloeistof.
Zo worden epitheelcellen, afkomstig van desquamatie van de binnenzijde van de mond, in het speeksel
teruggevonden. De contributie van creviculair of pocketepitheel is niet gekend [4-10].
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
7
Bloed en bloedderivaten kunnen afkomstig zijn van intra-orale bloedingen (serum en cellen) en van
gingivocreviculaire vloeistof [4,11].
De meerderheid van de witte bloedcellen komt de orale caviteit binnen via de gingivocreviculaire
vloeistof. Het aantal witte bloedcellen in speeksel varieert van persoon tot persoon en het celaantal
varieert voor een individu doorheen de dag [12-13]. In een gezonde mond is het aandeel van de
gingivocreviculaire vloeistof gering, terwijl bij gingivale en parodontale ontstekingen de
vloeistofstroom vanuit de sulcus niet meer te verwaarlozen is [14]. Het apicale deel van de
subgingivale plaque is omgeven met uitgetreden meerkernige witte bloedcellen [15]. Ook opgehoeste
bronchiale en nasale secreten kunnen voorkomen in speeksel [4]. Deze secreten kunnen in geval van
ziekte ook leukocyten bevatten [16-18].
De mond is gekoloniseerd door de lichaamseigen orale microflora. Deze bestaat uit protozoa,
schimmels, virussen en vooral bacteriën. Bij een gezonde volwassen persoon is de samenstelling van
de microflora vrij constant. Deze omvat ongeveer 20 bacteriefamilies, die allen weer verschillende
species kennen. In totaal komen ongeveer 300 verschillende bacteriën in de mond [15]. Sommige
auteurs spreken zelfs van meer dan 600 verschillende bacteriënspecies [11]. De mond bestaat uit een
aantal milieus (habitats), zoals tandoppervlak, gingivale weefsels, etc.. Elke habitat ondersteunt de
groei van bepaalde bacteriënpopulaties en heeft een specifieke ‘microbial community’ [19]. Deze
microbiële gemeenschap kan door een aantal factoren verstoord worden zoals mondhygiëne,
eetgewoonten, chemotherapie [20]. Microbiële kolonisatie start bij de geboorte.
Figuur 3. Naar figuur 5-3. Ongunstige eigenschappen van tandplaque [21].
Tandplaque is een biofilm dat op alle oppervlakken in de mond, in het bijzonder op harde
oppervlakken, voorkomt. Het zit vast op de het tandoppervlak en kan er niet van worden afgespoeld.
Het bestaat voor meer dan 70% uit bacteriën. In één milligram plaque komen er meer dan 108
bacteriecellen voor [21]. De vorming van tandplaque is een complex dynamisch proces. De eerste stap
in de ontwikkeling van de plaque is de vorming van een ‘pellicle’ laag. Pellicle zijn speekseleiwitten
die geabsorbeerd worden aan het tandoppervlak. Hieraan kunnen bacteriën zich hechten. Na twee
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
8
dagen is een groot deel van het tandoppervlak bedekt met bacteriën. De eerste bacteriesoorten die
worden waargenomen zijn voornamelijk Streptococcen. Vervolgens zien we andere Gram-positieve
bacteriën. Deze maken het mogelijk dat de Gram-negatieve bacteriën zich aan het tandoppervlak
kunnen hechten. Na enkele dagen wordt de samenstelling van de plaque steeds complexer. Naarmate
de plaque toeneemt en ouder wordt, neemt het aantal bacteriënsoorten toe, wordt de plaque steeds
Gram-negatiever en wordt de samenstelling steeds meer anaëroob [15,21]. Tandplaque speelt een zeer
belangrijke rol in het ontstaan en evolutie van orale ziektebeelden (figuur 3).
Cariës is het resultaat van een verstoring van het evenwicht tussen demineralisatie en remineralisatie
van tandmateriaal. Demineralisatie treedt op wanneer tandplaquebacteriën fermenteerbare suikers
afbreken tot zuren. Bij de pH-waarden waarbij glazuur in oplossing gaat (pH 5,5-4,0) zijn de
Lactobacilli en Streptococci mutans belangrijke zuurvormers [21]. Men ziet dat de proporties
Streptococci mutans en Lactobacilli verhoogd zijn in carieuze laesies [20,21].
Parodontitis is een groep van inflammatoire ziektebeelden waarbij het aanhechtingsweefsel en het
ondersteunende bot rondom de tand zijn beschadigd. De initiatie en de progressie van parodontitis zijn
afhankelijk van de aanwezigheid van parodontaal virulente micro-organismen. Alhoewel bacteriën de
initiërende agentia zijn, is ook de immuunrespons van de gastheer op de infectie van belang bij de
ziekteprogressie [11]. De relatie tussen plaque en gingivitis is aangetoond in een experimenteel
gingivitisonderzoek [22]. De flora van parodontale pockets bestaat voornamelijk uit aërobe en
anaërobe Gram-positieve kokken en eventueel aërobe en anaërobe Gram-negatieve staafjes [15].
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
9
3 Doelstellingen.
De doelstellingen van deze masterproef waren zowel analytisch als klinisch van aard.
Een eerste doelstelling was om de analytische aspecten van de flowcytometer Sysmex UF-1000i® in
verband met speeksel in kaart te brengen. Er werd gekeken hoe nauwkeurig (within-run
variatiecoëfficiënt) de flowcytometer Sysmex UF-1000i® was bij het meten van de cellulaire inhoud
van speeksel. Een tweede aspect was inzicht verwerven in de biologische variabiliteit, zowel op korte
termijn als middellange termijn. Er werd geopteerd om deze variabiliteit te bekijken gedurende één
dag en gedurende drie weken.
Een tweede doelstelling was om na te gaan wat de invloed was van tijd, temperatuur en het poetsen
van de mond als pre-analytische variabelen. Uit deze gegevens kon dan bekeken worden wat de beste
manier was om speekselstalen af te nemen en te bewaren.
Een derde doelstelling was het opstellen van referentiewaarden voor speeksel. De bekomen gegevens
werden vervolgens in functie van de mondgezondheid beschouwd. Zo werd er gekeken of er
significante verschillen konden teruggevonden worden tussen de gezonde populatie en de populatie
met dentale en/of parodontale problemen. Er werd nagegaan of er naast die verschillen ook gradaties
konden gevonden worden tussen de cellulaire inhoud van speeksel en de ernst van de dentale en/of
parodontale problematiek. Vervolgens werden er statistische modellen opgesteld.
Een vierde doelstelling was het bekijken of deze bekomen resultaten konden gebruikt worden als
klinisch instrument bij het analyseren van de mondgezondheid. Er werd bijzondere aandacht gevestigd
op het aantal witte bloedcellen en de aanwezigheid van parodontale ontstekingen.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
10
4 Methodologie.
4.1 Vrijwilligers.
De speekselafname gebeurde bij gezonde personen die op het moment van afname geen medicatie
namen en minimum 18 jaar oud waren. Hun toestemming werd schriftelijk vastgelegd via een
informed consent formulier (bijlage 1). De recruitering van de patiënt gebeurde bij de intakekliniek en
recall kliniek van polikliniek 8, Universitair Ziekenhuis (UZ) Gent.
4.2 Speekselafname.
De vrijwilligers bevonden zich bij afname in een staande of zittende houding, telkens met het hoofd in
een rechte positie. Het speeksel werd gestimuleerd afgenomen door middel van het kauwen op een
paraffinetablet. Deze zijn commercieel verkrijgbaar in een CRT test set® (Ivoclar Vivadent,
Liechtenstein). Elk staal werd opgevangen in een steriel recipiënt van 50 ml.
Er werd gedurende exact drie minuten gecollecteerd. Op het moment dat de paraffinetablet in de mond
werd geplaatst, werd de timer gestart. Bij het verstrijken van de drie minuten werd het resterende
speeksel nog een laatste maal in het recipiënt gedeponeerd.
Het recipiënt werd vervolgens afgesloten en bewaard in een koelkast op +4°C. Er werd na een
maaltijd, na mondhygiëne of na gebruik van kauwgom minstens één uur gewacht op collectie. De
speekselstalen werden binnen de 6 uur geanalyseerd [23].
4.3 Testprocedure Sysmex UF-1000i®.
Het speekselstaal werd eerst manueel geschud gedurende 3 seconden en werd vervolgens via een pipet
met gele tip (yellow tip for automatic pipette Eppendorf-Gilson-Brand-Socorex type. Vol. 0:200 l)
overgebracht in een kegelproefbuis. Deze pipet werd tegen de bodem gehouden van het steriel
recipiënt. De proefbuis werd afgesloten met een afsluitdop en vervolgens gedurende twintig seconden
gevortexed met het Scientific Industries Vortex-Genie 2®
toestel.
Het speekselstaal werd vervolgens manueel getest op de flowcytometer Sysmex UF-1000i®. Elk
speekselstaal werd zo hoog mogelijk naar boven gebracht totdat de opzuignaald van de Sysmex UF-
1000i® contact maakte met de bodem van de kegelproefbuis. Na elk staal werd de flowcytometer
Sysmex UF-1000i® gespoeld met fysiologisch water (NaCl 0,9% van B. Braun
®). Na analyse van het
laatste speekselstaal werd de flowcytometer door middel van een ‘auto rinse’ spoelprocedure proper
gemaakt.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
11
4.4 De reproduceerbaarheid van de Sysmex UF-1000i® (within-run
variatiecoëfficiënt).
Er moest voldoende speeksel (meer dan 6,4 ml) in het steriel recipiënt aanwezig zijn om de
testprocedure acht maal te kunnen vervolledigen. Tussen elke test werd het staal gedurende twintig
seconden gevortexed met het Scientific Industries Vortex-Genie 2®
toestel. Het speekselstaal werd
acht maal na elkaar getest zoals bovenstaand beschreven in paragraaf 4.3. In totaal werden tien
speekselstalen van tien verschillende gezonde personen op bovenstaande manier getest.
4.5 Bepalen van de biologische variabiliteit gedurende één dag (between-run
variatiecoëfficiënt).
Er werden speekselstalen genomen om 9 uur, 12 uur, 15 uur en 17 uur. Gedurende exact drie minuten
werd speeksel afgenomen onder stimulatie van een paraffinetablet. Deze stalen werden bewaard op
kamertemperatuur en binnen het uur geanalyseerd op de flowcytometer Sysmex UF-1000i® zoals
beschreven in paragraaf 4.3. De steekproef bestond uit tien verschillende personen waarvan 5 vrouwen
en 5 mannen waren. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen bedroeg 23,7 jaar (standaarddeviatie 5,4
jaar), die van de mannen was 25,4 jaar (standaarddeviatie 11,8 jaar). Deze personen waren zowel
dentaal als parodontaal gezond.
4.6 Bepalen van de biologische variabiliteit gedurende drie weken (between-run
variatiecoëfficiënt).
Voor dit deelonderzoek werd er aan tien personen gevraagd die zowel dentaal als parodontaal gezond
waren om twee maal per week gedurende drie weken een speekselstaal te produceren op de wijze
beschreven in paragraaf 4.2. De speekselstalen werden elke maandag- en donderdagavond afgenomen.
Deze werden bewaard op kamertemperatuur en binnen het uur getest op de flowcytometer Sysmex
UF-1000i®. De populatie bestond uit tien verschillende personen waarvan zeven mannen en drie
vrouwen. De gemiddelde leeftijd was bij de vrouwen 34 jaar (standaarddeviatie 14,3 jaar) en bij de
mannen 40 jaar (standaarddeviatie 15,5 jaar).
4.7 Effect van de bewaring van de speekselstalen.
Er werd willekeurig aan tien verschillende gezonde patiënten gevraagd om een speekselstaal te
produceren. De steekproef bestond uit vijf vrouwen en vijf mannen. De gemiddelde leeftijd was bij de
mannen 25,4 jaar (standaarddeviatie 2,4 jaar) en bij de vrouwen 23,6 jaar (standaarddeviatie 2,1 jaar).
De speekselstalen werden afgenomen om 12 uur in de middag. Er moest een minimum van tien ml
speeksel aanwezig zijn in het recipiënt. De speekselafname vond plaats om 12u ’s middags.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
12
Het speeksel werd gelijkmatig verdeeld over twee proefbuizen. Eén proefbuis werd bewaard op
kamertemperatuur (+20 graden Celsius, (°C)) en één proefbuis werd bewaard in de koelkast (+4
graden Celsius, (°C)). De verdeling van het speekselstaal gebeurde op de volgende manier: het
volledige recipiënt werd eerst gedurende twintig seconden gevortexed met het Scientific Industries
Vortex-Genie 2 toestel, vervolgens werd een hoeveelheid van twee milliliter opgezogen en per halve
milliliter gelijkmatig verdeeld over de twee proefbuizen. Dit werd gedaan tot het volledig staal
gelijkmatig werd verdeeld.
De verdeling van het speeksel en de eerste analyse vonden plaats binnen het uur na afname. De
speekselstalen werden nogmaals getest om 15 uur, 18 uur en 21 uur en nogmaals om 12 uur 's middags
de volgende dag, 24 uur later dan de eerste analyse.
Bij de analyses om 15 uur, 18 uur, 21 uur en 12 uur ’s middags de volgende dag moesten er telkens
per persoon twee speekselstalen getest worden: één bewaard in de koelkast (+4°C) en één bewaard op
kamertemperatuur (+20°C). Per persoon werden de twee kegelproefbuizen verzameld. Ze werden
beide apart voor testen gedurende twintig seconden gevortexed met het Scientific Industries Vortex-
Genie 2®
toestel. Vervolgens werd eerst de proefbuis uit de koelkast (+4°C) getest en direct erna
teruggeplaatst. Ten slotte werd de proefbuis op kamertemperatuur (+20°C) getest. Deze procedure
werd herhaald per persoon voor alle speekselstalen.
4.8 Tandenpoetsen als pre-analytische variabele.
Voor dit onderzoek werden aan achttien studenten tandheelkunde gevraagd om in totaal zes
speekselstalen te produceren. De achttien studenten werden verdeeld in drie groepen: groep A, groep
B en groep C. Er werden tijdens het verloop van één dag drie momenten van speekselafname
georganiseerd: moment 1, 2 en 3. Tussen elke moment zat een tijdspanne van negentig minuten.
Tijdens elk moment werden er twee speekselstalen geproduceerd zoals beschreven in paragraaf 4.2.
Tussen de twee stalen werd een pauze van tien minuten ingelast waarin de tanden al dan niet werden
gepoetst. In totaal waren er in dit studieonderdeel 108 speekselstalen.
Periode 1 Periode 2 Periode 3
Groep A Niet gepoetst Zonder Tandpasta
gepoetst Met Tandpasta gepoetst
Groep B Zonder Tandpasta
gepoetst Met Tandpasta gepoetst Niet gepoetst
Groep C Met Tandpasta gepoetst Niet gepoetst Zonder Tandpasta
gepoetst
Tabel 2. Studieprotocol tandpoetsen
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
13
Afhankelijk van de periode werd aan de studenten gevraagd om gedurende twee minuten de tanden te
poetsen met of zonder tandpasta. Dit werd exact getimed. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen
verschillende poetstechnieken. De gebruikte tandpasta was Elmex anti-cariës met aminofluoride (1400
ppm) [24]. De speekselstalen werden bewaard in de koelkast (+4°C) en diezelfde dag nog
geanalyseerd.
4.9 Het mondonderzoek tijdens het cross-sectioneel onderzoek.
De speekselafname gebeurde zoals beschreven in paragraaf 4.2 en vond telkens plaats voor het
mondonderzoek. Bij het mondonderzoek werden drie zaken bekeken: cariës, gingivitis en tandplaque.
Het onderzoek gebeurde met een spiegel, wattenrollen en een parodontaal sonde.
Er werd gescreend op het aantal actieve cariëslaesies. Dat aantal werd genoteerd. Er werd niet gekeken
naar de grootte van de laesies. De Decayed, Missing, Filled (DMF-) index werd niet actief gescreend.
Het scoren van tandplaque gebeurde met behulp van de plaque index volgens Silness en Löe [25].
Deze index is gebaseerd op het meten van zowel zacht debris en gemineraliseerde afzettingen op de
volgende tanden (Ontbrekende tanden worden niet gesubstitueerd):
Figuur 4. Te meten tanden [25].
Aan elk vlak van de tanden (buccaal, linguaal, mesiaal en distaal) werd een score gegeven van 0-3.
Van deze scores werd per tand het gemiddelde berekend om zo een plaque-index te geven aan die
tand. Van al deze plaque-indices werd een globaal gemiddelde berekend. De tandplaquescore was het
cijfer voor de komma van dit gemiddelde.
Volgende scores en criteria werden gehanteerd om de tandoppervlakken te scoren:
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
14
Score Criteria
0 Geen tandplaque
1
Een laagje plaque dat vasthangt aan de vrije marginale gingiva en aan de aangrenzende
tandzone. De tandplaque mag in situ enkel te zien zijn na applicatie van plaqueverklikker of
na het gebruik van een sonde op het tandoppervlak.
2 Milde accumulatie van een zacht laagje in de gingivale pocket, of aan de tand en marginale
gingiva die te zien is met het blote oog.
3 Overvloed aan zacht materiaal in de gingivale pocket en/of op de tand en aan de marginale
gingiva.
Tabel 3. Scores en criteria van de Silness en Löe plaque index [25].
Voor gingivitis werd de Dutch Periodontal Screening Index (DPSI) gebruikt. Dit is een screening
index die een schatting maakt van de gingivale/parodontale toestand. Het deelt een populatie patiënten
in categorieën volgens hun parodontale conditie [26].
Er zijn zes sextanten:
Sextant 1 gebitselementen 1.8 t.e.m. 1.4
Sextant 2 gebitselementen 1.3 t.e.m. 2.3
Sextant 3 gebitselementen 2.4 t.e.m. 2.8
Sextant 4 gebitselementen 4.8 t.e.m. 4.4
Sextant 5 gebitselementen 4.3 t.e.m. 3.3
Sextant 6 gebitselementen 3.4 t.e.m. 3.8
Tabel 4. Verdeling gebitselementen over de sextanten.
Er wordt per sextant gescoord volgens onderstaande criteria:
DPSI score Bloeding / Tandsteen Pockets
0 geen bloeding of tandsteen EN < 4 mm
1 bloeding EN < 4 mm
2 bloeding + tandsteen EN < 4 mm
3- bloeding EN ≥ 4 mm, < 6 mm
3+ bloeding + recessie op meetplaats EN ≥ 4 mm, < 6 mm
4 bloeding EN ≥ 6 mm
Tabel 5. scores Dutch Periodontal Screening Index [26].
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
15
SEXT. 1 (score 0-4) SEXT. 2 (score 0-4) SEXT. 3 (score 0-4)
SEXT. 4 (score 0-4) SEXT. 5 (score 0-4) SEXT. 6 (score 0-4)
Tabel 6. Bepalen van DPSI – index.
De hoogste score is gelijk aan de DPSI - index.
De DPSI-index werd voor dit onderzoek aangepast tot een “Graad van Gingivitis” of gingivitisscore.
Hierbij werd van elke sextant de hoogste score genomen. Achteraf werd van alle sextanten samen het
gemiddelde berekend. Afhankelijk van de waarde van dit gemiddelde werd volgens tabel 7 een
gingivitisscore toegekend.
Gingivitisscore Gemiddelde sextanten DPSI-index
0 Gemiddelde is element van [0;1[
1 Gemiddelde is element van [1;2[
2 Gemiddelde is element van [2;3[
3 Gemiddelde is element van [3;4]
Tabel 7. Classificatie Gingivitisscore
4.10 Statistische verwerking.
Alle data werden direct bewaard in een databank (Microsoft Excel, versie 2007) en werden verwerkt
met behulp van het programma ‘Statistical Product and Service Solutions (SPSS, versie 21)’. Een p-
waarde kleiner dan 0,05 werd beschouwd als statistisch significant. Een p-waarde groter dan 0,05
wordt beschouwd als niet-significant en staat aangeduid met de afkorting NS.
De reproduceerbaarheid van de flowcytometer Sysmex UF-1000i® en de biologische variabiliteit
werden uitgedrukt als variatiecoëfficiënten. Voor elk speekselstaal en voor elk individu werden de
gemiddelden en de standaarddeviaties berekend. Hieruit werden de variatiecoëfficiënten afgeleid. De
gemiddelden van deze variatiecoëfficiënten werden beschouwd als de within-run variatiecoëfficiënten
en de between-run variatiecoëfficiënten voor de parameters gemeten door de Sysmex UF-1000i®.
De vergelijking van de gegevens bekomen uit de speekselstalen bewaard in de koelkast (+4°C) met
deze bewaard op kamertemperatuur (+20°C), gebeurde met een gepaarde Wilcoxon signed rank test.
De gegevens zijn visueel voorgesteld met behulp van Box-and-Whisker plots (figuur 5-8).
Om de invloed van de tijd en temperatuur in te schatten op de bewaarde speekselstalen, werden
intervallen berekend voor alle baselinewaarden van de tien speekselstalen voor elke parameter. Deze
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
16
intervallen hadden als onder- en bovengrenzen de baselinewaarden die respectievelijk werden
verminderd of vermeerderd met tweemaal de within-run variatiecoëfficiënt voor de desbetreffende
parameter. Een op een later tijdstip gevonden waarde die geen element was van het baseline-interval,
werd als afwijkend beschouwd.
Aan de hand van een gepaarde Wilcoxon signed rank test werden de gegevens van de verschillende
poetsmethoden vergeleken. Deze gegevens werden visueel voorgesteld met behulp van Box-and-
Whisker plots (figuur 9-12). Hier werden op de x-as de zes speekselstalen geplaatst met telkens de
vermelding welke periode van het experiment werd vervuld. Voor de rode bloedcellen werd eerst een
logaritmische omzetting uitgevoerd. Deze omzetting gaf grafisch een beter interpreteerbaar beeld. De
baselinewaarden werden voor elke parameter vergelijken met een Kruskal-Wallis test.
In het cross-sectioneel onderzoek werden referentiewaarden opgesteld. Deze waarden werden
voorgesteld met behulp van de mediaan, het 2,5ste
percentiel en het 97,5ste
percentiel, uitgedrukt per 10-
6L. De verdeling van het aantal gegevens volgens geslacht en volgens parodontale gezondheid werden
weergegeven door histogrammen. Met behulp van een Mann-Whitney U test en Chi kwadraat testen
werd nagegaan of er statistisch significante verschillen konden gevonden worden tussen de
verschillende parameters bij een verdeling van de steekproefpopulatie volgens geslacht en parodontale
gezondheid.
Een binaire logistisch regressiemodel werd opgesteld om de gegevens volgens parodontale gezondheid
te bekijken, zijnde een gezonde populatie en een populatie met gingivitis.
Een multinomiaal logistisch regressiemodel werd opgesteld om de significantie van het gevonden
verband na te gaan tussen de parodontale toestand en het aantal witte bloedcellen, de leeftijd en de
hoeveelheid tandplaque. Het verband werd kwantitatief door Cox & Snell, Nagelkerke en McFadden
determinatiecoëfficiënten weergegeven en werd visueel door een Box-and-Whisker plot voorgesteld
[27].
Een receiver operating characteristic (ROC) curve werd gebruikt om de diagnostische waarde van
gevonden verbanden visueel voor te stellen. Het afkappingspunt is met een zwarte pijl weergegeven op
de figuur en stelt de waarde voor die het dichtst bij het punt ligt dat een sensitiviteit en een specificiteit
van honderd percent heeft.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
17
5 Resultaten.
5.1 Analytische aspecten
5.1.1 De reproduceerbaarheid van de Sysmex UF-1000i®
(within-run variatiecoëfficiënt).
Voor elk speekselstaal werden volgende gemiddelden, standaarddeviaties en within-run
variatiecoëfficiënten gevonden:
RBC WBC EC BACT
M SD CV M SD CV M SD CV M SD CV
STAAL (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %)
1 65 24 37 328 17 5 281 14 5 11 800 1 140 10
2 69 9 13 1 860 111 6 645 32 5 46 400 3 070 7
3 1 096 109 10 974 102 11 615 24 4 29 500 664 2
4 90 9 10 458 26 6 392 10 3 29 600 871 3
5 168 283 22 1 720 223 13 1230 44 4 38 200 3 940 10
6 29 4 14 361 37 10 459 25 6 14100 641 5
7 167 10 6 700 31 4 818 102 13 4 410 835 19
8 18 2 11 352 14 4 349 16 5 14 600 625 4
9 15 2 11 197 6 3 235 10 4 4 980 219 4
10 17 1 8 330 35 11 671 51 8 10 900 374 3
Tabel 8. Gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en within-run variatiecoëfficiënten (CV) van het aantal rode
bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT) van elk speekselstaal.
De gemiddelden van de variatiecoëfficiënten uit tabel 8 werden beschouwd als de within-run
variatiecoëfficiënten van de Sysmex UF-1000i®
voor de gemeten parameters. Deze staan vermeld in
tabel 9 met respectievelijk hun standaarddeviatie en 95% betrouwbaarheidsinterval.
Within-run CV SD 95% BI
(in %) (in %) (in %)
RBC 14,0 9,0 8,5 - 19,6
WBC 7,3 3,5 5,1 - 9,4
EC 5,5 2,8 3,7 - 7,2
BACT 6,7 5,1 3,6 - 9,9
Tabel 9. Within-run variatiecoëfficiënten (CV), standaarddeviaties (SD) en 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%
BI) voor de Sysmex UF-1000i® voor rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en
bacteriën (BACT).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
18
5.1.2 Between-run variatiecoëfficiënt gedurende één dag.
Voor alle individuen werden volgende gemiddelden, standaarddeviaties en within-run
variatiecoëfficiënten gevonden:
RBC WBC EC BACT
M SD CV M SD CV M SD CV M SD CV
n (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %)
1 324 413 128 1 200 598 50 673 99 15 40 700 18 900 47
2 479 609 127 1 770 919 52 1 300 744 57 36 700 12 500 34
3 229 188 82 2 830 1 770 63 1 270 252 20 15 000 13 000 87
4 128 41 32 2 610 474 18 2 130 1 140 54 33 100 15 200 46
5 149 111 74 1 700 167 10 563 62 11 12 500 950 8
6 110 75 68 525 89 17 428 116 27 12 500 1 840 15
7 127 85 67 538 191 36 607 209 35 20 300 5 520 27
8 584 935 160 2 445 255 10 2 190 449 21 41 200 16 300 40
9 30 19 62 495 258 52 421 123 29 2 100 1 220 58
10 46 38 83 821 318 39 1 250 270 22 10 200 5 910 58
Tabel 10. Gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en between-run variatiecoëfficiënten (CV) gedurende één
dag van het aantal rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT)
voor elk individu (n).
De gemiddelden van de variatiecoëfficiënten uit tabel 10 werden beschouwd als de between-run
variatiecoëfficiënten van de Sysmex UF-1000i®
gedurende één dag voor de gemeten parameters. Deze
staan vermeld in tabel 11 met respectievelijk hun standaarddeviatie en 95% betrouwbaarheidsinterval.
Between-run CV SD 95% BI
(in %) (in %) (in %)
RBC 88,3 38,3 64,6 - 112,0
WBC 34,6 19,5 22,5 - 46,7
EC 29 15,6 19,3 - 38,6
BACT 41,8 23,1 27,5 - 56,1
Tabel 11. Between-run variatiecoëfficiënten (CV), standaarddeviaties (SD) en 95%-betrouwbaarheidsinterval
(95% BI) voor rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT)
gedurende één dag.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
19
5.1.3 Between-run variatiecoëfficiënt gedurende drie weken.
Voor alle individuen werden volgende gemiddelden, standaarddeviaties en within-run
variatiecoëfficiënten gevonden:
RBC WBC EC BACT
M SD CV M SD CV M SD CV M SD CV
n (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %) (/ 10-6L) (/ 10-6L) (in %)
1 32 39 123 699 324 46 378 142 38 6 270 3 850 61
2 20 4 19 440 202 46 384 106 28 6 050 1 700 28
3 62 63 101 478 75 16 505 206 41 11 400 4 030 35
4 378 517 137 793 373 47 1 250 639 51 12 600 7 700 61
5 82 64 79 804 332 41 699 267 38 13 400 11 200 83
6 448 564 126 511 112 22 481 221 46 10 700 4 090 38
7 180 173 96 676 236 35 382 69 18 4 960 1 410 28
8 110 107 97 516 306 59 415 188 45 13 000 6 670 52
9 38 29 76 392 142 36 340 111 33 15 300 8 090 53
10 115 72 62 1 280 519 41 641 205 32 11 400 1 890 17
Tabel 12. Gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en between-run variatiecoëfficiënten (CV) gedurende drie
weken van het aantal rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën
(BACT) voor elk individu (n).
De gemiddelden van de variatiecoëfficiënten uit tabel 12 werden beschouwd als de between-run
variatiecoëfficiënten van de Sysmex UF-1000i®
gedurende drie weken voor de gemeten parameters.
Deze staan vermeld in tabel 13 met respectievelijk hun standaarddeviatie en 95%
betrouwbaarheidsinterval.
Between-run CV SD 95% BI
(in %) (in %) (in %)
RBC 91,6 34,7 70,1 - 113,1
WBC 38,9 12,7 31,1 - 46,8
EC 36,9 9,7 30,9 - 42,9
BACT 45,7 20,0 33,3 - 58,1
Tabel 13. Between-run variatiecoëfficiënten (CV), standaarddeviaties (SD) en 95%-betrouwbaarheidsinterval
(95% BI) voor rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT)
gedurende drie weken.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
20
5.2 Pre-analytische aspecten.
5.2.1 Tijd en temperatuur
Voor alle parameters werden onderstaande Box-and-Whisker plots gevonden met daarbij telkens een
tabel met de resultaten van de Wilcoxon signed rank test.
Figuur 5. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal rode bloedcellen (per 10
-6L) uit elke periode tijdens
bewaring in de koelkast (+4°C) en bewaring op kamertemperatuur (+20°C). RECHTS: Tabel met p-waarden
(Wilcoxon signed rank test) bij vergelijking van het aantal rode bloedcellen (RBC) (per 10-6
L) bewaard in de
koelkast (+4°C) en op kamertemperatuur (+20°C).
Figuur 6. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) uit elke periode tijdens
bewaring in de koelkast (+4°C) en bewaring op kamertemperatuur (+20°C). RECHTS: Tabel met p-waarden
(Wilcoxon signed rank test) na vergelijking aantal witte bloedcellen (WBC) (per 10-6
L) bewaard in de koelkast
(+4°C) en op kamertemperatuur (+20°C).
RBC p-waarden
Baseline NS
na 3 uur NS
na 6 uur NS
na 9 uur NS
na 24 uur NS
WBC p-waarden
Baseline NS
na 3 uur NS (0,06)
na 6 uur NS (0,06)
na 9 uur < 0,02
na 24 uur < 0,01
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
21
Figuur 7. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal epitheelcellen (per 10
-6L) uit elke periode tijdens
bewaring in de koelkast (+4°C) en bewaring op kamertemperatuur (+20°C). RECHTS: Tabel met p-waarden
(Wilcoxon signed rank test) na vergelijking aantal epitheelcellen (EC) (per 10-6
L) bewaard in de koelkast (+4°C)
en op kamertemperatuur (+20°C).
Figuur 8. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal bacteriën (per 10
-6L) uit elke periode tijdens bewaring
in de koelkast (+4°C) en bewaring op kamertemperatuur (+20°C). RECHTS: Tabel met p-waarden (Wilcoxon
signed rank test) na vergelijking aantal bacteriën (BACT) (per 10-6
L) bewaard in de koelkast (+4°C) en op
kamertemperatuur (+20°C).
EC p-waarden
Baseline NS
na 3 uur NS
na 6 uur NS
na 9 uur NS
na 24 uur < 0,02
BACT p-waarden
Baseline NS
na 3 uur < 0,02
na 6 uur < 0,01
na 9 uur < 0,01
na 24 uur < 0,01
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
22
Bij de vergelijking van de methode van bewaring voor het aantal rode bloedcellen was er na 24 uren
geen statistisch significant verschil. Voor het aantal epitheelcellen was er bij de meting na 24 uren wel
een significant verschil. Voor het aantal bacteriën en het aantal witte bloedcellen was er een statistisch
significant verschil op te merken respectievelijk na drie en negen uren. Bij de bewaring van de witte
bloedcellen viel de randsignificantie na drie en zes uren op (p-waarde = 0,06) tussen bewaring op
+4°C en +20°C.
Op de Box-and-Whisker plots van de rode bloedcellen en epitheelcellen werd quasi een status quo
gezien van het aantal cellen bij zowel + 4°C als + 20°C. Dit stond in contrast met de stijging van het
aantal bacteriën bij bewaring op +4°C en +20°C. Bij bewaring op +4°C was deze stijging van het
aantal bacteriën minder fel uitgesproken dan bij bewaring op +20°C. Op de Box-and-Whisker plot van
het aantal witte bloedcellen was te zien dat de waarden bij bewaring op + 20°C stegen t.o.v. de
baselinewaarden. Deze stijging kan ook opgemerkt worden bij het aantal epitheelcellen maar ze is
kleiner.
In tabel 14 en 15 werd gezien dat de speekselstalen bewaard op een temperatuur van +4°C de eerste
zes uren geen significant verschil vertoonden met de baselinewaarden. Bij bewaring van de
speekselstalen op een temperatuur van +20°C waren er reeds na drie uren grote veranderingen
aanwezig in de waarden van het aantal cellen.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
23
Resultaten bewaring speekselstalen in de koelkast (+4°C).
De baselinewaarden (baseline) en het berekend interval werden hieronder weergegeven. Het kruis (x) gaf aan in welke periode een waarde (verschil) werd
teruggevonden die geen element was van het baseline-interval. De grijze schaduw gaf de tijdsduur weer waarin bewaring zonder afwijkende resultaten
mogelijk is.
RBC WBC EC BACT
STAAL waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
1 baseline 27 19 - 34
580 493 - 667
840 748 - 933
27 400 23 900 - 31 000
verschil 23
x 605
x 837
x 27 500
x
2 baseline 40 29 - 52
970 825 - 1 120
536 477 - 595
20 200 17 600 - 22 900
verschil 29
x
1 110
x 525
x 25 400
x
3 baseline 16 11 - 20
639 543 - 734
440 391 - 488
9 970 8 700 - 11 300
verschil 15
x 527
x
393
x
10 500
x
4 baseline 22 16 - 28
420 357 - 483
559 497 - 620
2 540 2 210 - 2 870
verschil 23
x 347
x
486
x
2 890
x
5 baseline 25 18 - 32
1 550 1 320 - 1 790
1 130 1 000 - 1 250
21 600 18 800 - 24 400
verschil 17
x
1 310
x
1 170
x 24 000
x
6 baseline 20 14 - 25
797 678 - 917
584 519 - 648
22 200 19 300 - 25 100
verschil 15
x
686
x 563
x 25 300
x
7 baseline 57 41 - 73
1 780 1 520 - 2 050
1 460 1 300 - 1 620
37 900 33 000 - 42 800
verschil 48
x 1 610
x 1 560
x 42 900
x
8 baseline 140 100 - 179
270 230 - 311
193 172 - 214
3 400 2 960 - 3 840
verschil 152
x 192
x
182
x 3 970
x
9 baseline 117 85 - 150
991 843 - 1 140
757 674 - 840
7 580 6 590 - 8 560
verschil 122
x 937
x 767
x 7 840
x
10 baseline 25 18 - 32
834 709 - 959
1 010 897-1 120
31 500 27 400 - 35 600
verschil 20
x 776
x 1 080
x 31 400
x
Tabel 14. Resultaten bewaring speekselstalen in de koelkast (+4°C) (baseline = baselinewaarde, verschil = waarde die geen element is van het baseline-interval, GV = geen
verschil, RBC = rode bloedcellen, WBC = witte bloedcellen, EC = epitheelcellen, BACT = bacteriën).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
24
Resultaten bewaring speekselstalen op kamertemperatuur (+20°C).
De baselinewaarden (baseline) en het berekend interval werden hieronder weergegeven. Het kruis (x) gaf aan in welke periode een waarde (verschil) werd
teruggevonden die geen element was van het baseline-interval. De grijze schaduw gaf de tijdsduur weer waarin bewaring zonder afwijkende resultaten
mogelijk is.
RBC WBC EC BACT
STAAL waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
waarde
(/10-6L)
interval
(/10-6L) 3u 6u 9u 24u GV
1 baseline 22 16 - 28 572 486 - 658 810 721 - 899 28 500 24 800 - 32 200
verschil 30
x 662
x
910
x 33 400
x
2 baseline 37 27 - 47 1 110 946 - 1 280 556 495 - 618 20 800 18 100 - 23 500
verschil 30
x 1 290
x 714
x 33 100
x
3 baseline 16 12 - 21 607 516 - 698 424 377 - 471 9 830 8 560 - 11 100
verschil 13
x 650
x 489
x 14 520
x
4 baseline 19 13 - 24 417 355 - 480 487 433 - 540 2 170 1 890 - 2 450
verschil 24
x
343
x 414
x 3 090
x
5 baseline 26 19 - 33 1 420 1 210 - 1 640 1 060 940 - 1 170 20 500 17 800 - 23 200
verschil 24
x 1 580
x 1 270
x 25 700
x
6 baseline 19 14 - 25 751 638 - 864 556 495 - 617 20 300 17 600 - 22 900
verschil 22
x 783
x 629
x 27 400
x
7 baseline 58 41 - 74 1 760 1 500 - 2 030 1 450 1 290 - 1 610 35 900 31 200 - 40 500
verschil 53
x 1 830
x 1 680
x 45 300
x
8 baseline 136 98 - 175 280 238 - 322 189 168 - 210 3 280 2 850 - 3 710
verschil 100
x 192
x 187
x 6 660
x
9 baseline 106 76 - 136 1 020 868 - 1 170 763 679 - 846 7 760 6 750 - 8 760
verschil 146
x 1 190
x 809
x 10 800
x
10 baseline 21 15 - 27 824 701 - 948 1 050 932 - 1 160 27 900 24 300 - 31 600
verschil 28
x
998
x 1 160
x 38 600
x
Tabel 15. Resultaten bewaring speekselstalen op kamertemperatuur (+20°C) (baseline = baselinewaarde, verschil = waarde die geen element is van het baseline-interval, GV
= geen verschil, RBC = rode bloedcellen, WBC = witte bloedcellen, EC = epitheelcellen, BACT = bacteriën).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
25
5.2.2 Tandenpoetsen.
Figuur 9. LINKS: Box-and-Whisker plot: de
10log-waarden van het aantal rode bloedcellen (per 10
-6L) tijdens
het experiment tandenpoetsen. RECHTS: Tabel BOVEN: resultaten Wilcoxon signed ranks test na vergelijking
van het aantal rode bloedcellen (RBC) (per 10-6
L) van elk baseline staal met het staal na 10 min voor elke
testprocedure. Tabel ONDER: resultaten Kruskal-Wallis test na vergelijking baseline waarden van rode
bloedcellen (per 10-6
L) (Niet = zonder tandenpoetsen, ZTP= zonder tandpasta gepoetst, MTP= met tandpasta
gepoetst).
Figuur 10. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) tijdens het experiment
tandenpoetsen. RECHTS: Tabel BOVEN: resultaten van Wilcoxon signed ranks test na vergelijking van het
aantal witte bloedcellen (WBC) (per 10-6
L) van elk baseline staal met het staal na 10 min voor elke
testprocedure. Tabel ONDER: resultaten Kruskal-Wallis test na vergelijking baseline waarden van witte
bloedcellen (per 10-6
L) (Niet = zonder tandenpoetsen, ZTP= zonder tandpasta gepoetst, MTP= met tandpasta
gepoetst).
RBC Wilcoxon
p-waarden
Niet < 0,01
ZTP 0,001
MTP < 0,001
RBC Kruskal Wallis
p-waarde
< 0,02
WBC Wilcoxon
p-waarden
Niet < 0,04
ZTP 0,001
MTP NS
WBC Kruskal Wallis
p-waarde
< 0,03
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
26
Figuur 11. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal epitheelcellen (per 10
-6L) tijdens het experiment
tandenpoetsen. RECHTS: Tabel BOVEN: resultaten van Wilcoxon signed ranks test na vergelijking van het
aantal epitheelcellen (EC) (per 10-6
L) van elk baseline staal met het staal na 10 min voor elke testprocedure.
Tabel ONDER: resultaten Kruskal-Wallis test na vergelijking baseline waarden van epitheelcellen (per 10-6
L)
(Niet = zonder tandenpoetsen, ZTP = zonder tandpasta gepoetst, MTP = met tandpasta gepoetst).
Figuur 12. LINKS: Box-and-Whisker plot van het aantal bacteriën (per 10
-6L) tijdens het experiment
tandenpoetsen. RECHTS: Tabel BOVEN: resultaten van Wilcoxon signed ranks test na vergelijking van het
aantal bacteriën (BACT) (per 10-6
L) van elk baseline staal met het staal na 10 min voor elke testprocedure. Tabel
ONDER: resultaten Kruskal-Wallis test na vergelijking baseline waarden van bacteriën (per 10-6
L) (Niet =
zonder tandenpoetsen, ZTP = zonder tandpasta gepoetst, MTP = met tandpasta gepoetst).
EC Wilcoxon
p-waarden
Niet NS
ZTP < 0,001
MTP NS
EC Kruskal Wallis
p-waarde
NS
BACT Wilcoxon
p-waarden
Niet NS
ZTP < 0,01
MTP < 0,001
BACT Kruskal Wallis
p-waarde
NS
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
27
Tijdens de periode dat er niet werd gepoetst, werd een statistisch significant verschil gevonden bij het
aantal rode bloedcellen en het aantal witte bloedcellen. In de periode dat er gepoetst werd zonder
tandpasta, werden voor het aantal cellen van alle parameters de grootste statistisch significante
verschillen gevonden. Bij het poetsen met tandpasta werd enkel voor het aantal rode bloedcellen en het
aantal bacteriën een statistisch significant verschil gevonden.
Uit de Box-and-Whisker plots zijn een aantal zaken af te leiden.
Ten eerste varieerden de baseline waarden bij het aantal epitheelcellen en het aantal bacteriën niet
veel. De resultaten van de Kruskal-Wallis test onderbouwden dit. Bij het aantal rode bloedcellen en het
aantal witte bloedcellen was deze stelling niet van toepassing (figuur 9-12).
Ten tweede lag het aantal cellen van alle parameters na het poetsen zonder tandpasta betrekkelijk lager
in vergelijking met de baselinewaarden. Dit was statistisch merkbaar aan de hand van de significante
p-waarden van de Wilcoxon signed ranks test.
Ten derde waren de waarden van het aantal rode bloedcellen na het poetsen met tandpasta sterk
gestegen, het aantal bacteriën was sterker gedaald. Merk hierbij op dat de spreiding van het aantal
bacteriën bij het poetsen met tandpasta kleiner is in vergelijking met de waarden van het aantal
bacteriën tijdens de andere poetsprocedures. Het aantal witte bloedcellen steeg na het poetsen met
tandpasta en het aantal epitheelcellen daalde, maar deze verschillen waren niet statistisch significant.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
28
5.3 Diagnostische aspecten.
5.3.1 Referentiewaarden en exploratieve data-analyse.
Parameter
(/10-6
L)
Over-all (n=249) Mannen (n=128) Vrouwen (n=121)
m P 2,5 P 97,5 m P 2,5 P 97,5 m P 2,5 P 97,5
RBC 61 9 1 290 66 10 1 630 57 8 940
WBC 1 171 167 4 610 1 160 227 4 920 1 190 82 4 610
EC 762 160 2 510 783 160 2 630 736 152 2 310
BACT 20 500 451 83 900 24 000 120 92 400 17 700 451 70 300
Tabel 16. Referentiewaarden (m = mediaan, P 2,5 = 2,5ste
percentiel, P 97,5 = 97,5ste
percentiel) voor het aantal
rode bloedcellen (RBC), witte bloedcellen (WBC), epitheelcellen (EC) en bacteriën (BACT) (per 10-6
L).
Figuur 13. LINKS: Histogram met de verdeling van leeftijd (in jaren) van steekproefpopulatie (n=249) volgens
geslacht (128 mannen en 121 vrouwen). RECHTS: Tabel met resultaten na vergelijking verschillende
parameters van Sysmex UF-1000i®, aanwezigheid van gingivitis, hoeveelheid tandplaque, aanwezigheid van
cariës en aantal gebitselementen tussen beide geslachten voor de volledige steekproefpopulatie.
Het aantal bacteriën lag statistisch significant hoger bij de mannen dan bij de vrouwen. Voor de andere
variabelen werden geen significante verschillen opgemerkt tussen beide geslachten.
De gemiddelde leeftijd van de steekproefpopulatie bedroeg 35,1 jaar met een standaarddeviatie van
14,5 jaar. Een gemiddelde leeftijd van 36,2 jaar (standaarddeviatie = 14,7) werd genoteerd voor de
vrouwen en 34,2 jaar (standaarddeviatie = 14,4) voor de mannen.
Parameter p-waarden
Rode bloedcellen NS
Witte bloedcellen NS
Epitheelcellen NS
Bacteriën < 0,05
Parameter p-waarden
Gingivitis NS
Tandplaque NS
Cariës NS
Gebitselementen NS
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
29
Figuur 14. Scatterplot met het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) als afhankelijke variabele en het aantal
epitheelcellen (per 10-6
L) als onafhankelijke variabele voor de volledige steekproefpopulatie (R = Pearson
correlatiecoëfficiënt, R2 = determinatiecoëfficiënt).
Lineaire regressie
p-waarde < 0,001
Coëfficiënten
R 0,61
R2 0,37
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
30
5.3.2 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i®
volgens de aanwezigheid van gingivitis.
a. Volledige steekproef.
Figuur 15. LINKS: Histogram met verdeling van leeftijd (in jaren) van de volledige steekproefpopulatie (n=249)
volgens parodontaal ziektebeeld (159 gezond en 90 met gingivitis). RECHTS: Tabel met resultaten na
vergelijking verschillende parameters van Sysmex UF-1000i®, hoeveelheid tandplaque, aanwezigheid van cariës
en aantal gebitselementen tussen parodontaal gezonde en ongezonde individuen bij de volledige steekproef.
Het aantal bacteriën en gebitselementen lagen bij de populatie met gingivitis significant lager dan bij
de gezonde populatie. De hoeveelheid tandplaque en cariës lag significant hoger. Er werd geen
significant verschil opgemerkt tussen het aantal rode bloedcellen, witte bloedcellen en het aantal
epitheelcellen. Het gemiddelde aantal witte bloedcellen bij de gezonde populatie bedroeg 1330 cellen
per 10-6
L (standaarddeviatie = 1000/10-6
L) en 1800 cellen per 10-6
L (standaarddeviatie = 1860/10-6
L)
bij de populatie met gingivitis.
b. Binair logistische regressie gezonde populatie versus populatie met gingivitis.
Voorspeld Percentage correct
Geobserveerd Gezond Met gingivitis
Gezond 144 13 91,7
Met gingivitis 17 70 80,5
Totale percentage 87,7
Tabel 17. Classificatietabel binair logistisch regressiemodel gezonde populatie versus populatie met gingivitis.
Tabel 17 geeft de kracht van het regressiemodel weer. Uit deze tabel blijkt dat 87,7 % van de gegevens
kan voorspeld worden aan de hand van onderstaand model. Uit dit model is gebleken dat de
aanwezigheid van gingivitis kan voorspeld worden aan de hand van leeftijd, de hoeveelheid
tandplaque, het aantal witte bloedcellen en het aantal bacteriën.
Parameter p-waarden
Rode bloedcellen NS
Witte bloedcellen NS
Epitheelcellen NS
Bacteriën < 0,001
Parameter p-waarden
Tandplaque < 0,001
Cariës < 0,001
Gebitselementen < 0,001
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
31
Codering categorische variabelen
Aantal Parameter codering
Plaque(1) Plaque(2) Plaque(3)
Graad Tandplaque
0 142 0 0 0
1 45 1 0 0
2 26 0 1 0
3 31 0 0 1
Tabel 18. Codering categorische variabele tandplaque voor gebruik in binair logistisch regressiemodel.
B S.E. Wald df p-waarde Exp(B)
Leeftijd 0,09 0,02 31,0 1 < 0,001 1,1
Tandplaque 33,0 3 < 0,001
Plaque(1) 1,60 0,54 8,77 1 0,003 5,0
Plaque(2) 3,47 0,77 20,4 1 < 0,001 32,0
Plaque(3) 2,68 0,63 18,4 1 < 0,001 14,6
WBC 0,001 < 0,001 9,60 1 < 0,002 1,0
BACT < 0,001 < 0,001 5,5 1 < 0,02 1,0
Constant -5,33 0,85 39,8 1 < 0,001 0,005
Tabel 19. Variabelen opgenomen in het binair logistisch regressiemodel. (Plaque(x) = zie tabel 18, WBC = witte
bloedcellen, BACT = bacteriën, B = regressiecoëfficiënt, S.E. = standard error, Wald = Wald Chi kwadraat test,
df = degrees of freedom en Exp(B) = Odds ratio).
c. Nader onderzoek van de significante variabelen uit het binair logistisch regressiemodel.
LEEFTIJD:
Figuur 16. LINKS: Histogram met verdeling van leeftijd (in jaren) van de steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar
(n=120) volgens parodontaal ziektebeeld (44 gezond en 76 met gingivitis). RECHTS. Tabel met resultaten na
vergelijking verschillende parameters van Sysmex UF-1000i®, hoeveelheid tandplaque, aanwezigheid van cariës
en aantal gebitselementen tussen parodontaal gezonde en ongezonde individuen bij de steekproef ouder dan 30
jaar.
Parameter p-waarden
Rode bloedcellen NS
Witte bloedcellen < 0,01
Epitheelcellen 0,001
Bacteriën < 0,02
Parameter p-waarden
Tandplaque < 0,001
Cariës < 0,001
Gebitselementen < 0,001
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
32
Bij de populatie ouder dan 30 jaar lag bij de populatie met gingivitis het aantal witte bloedcellen, het
aantal epitheelcellen, de hoeveelheid tandplaque en het aantal cariëslaesies significant hoger in
vergelijking met de gezonde populatie. Het aantal gebitselementen en het aantal bacteriën lagen
significant lager dan bij de gezonde populatie. Voor het aantal rode bloedcellen werd geen significant
verschil gevonden.
De gemiddelde leeftijd van de steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar bedroeg 48,2 jaar met een
standaarddeviatie van 10,4 jaar. Een gemiddelde leeftijd van 47,6 jaar (standaarddeviatie = 10,7 jaar)
werd genoteerd voor de vrouwen en 48,8 jaar (standaarddeviatie = 10,1 jaar) voor de mannen. Het
steekproefaantal (n) ouder dan 30 jaar bedroeg in totaal 120 individuen. De gemiddelde leeftijd van de
gezonde populatiegroep ouder dan 30 jaar (n = 44) was 29,0 jaar (standaarddeviatie = 11,5 jaar). Voor
de populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar (n= 76) was de gemiddelde leeftijd 46,0 jaar
(standaarddeviatie = 13,2 jaar).
De populatie ouder dan 30 jaar gaf de kleinste p-waarden. Bij de populaties ouder dan 25 jaar, 35 jaar,
40 jaar en 50 jaar namen de p-waarden opnieuw af (maar ze bleven wel statistisch significant).
Hetzelfde binair logistisch regressiemodel werd ook opgesteld voor de volledige populatie ouder dan
30 jaar. Een p-waarde voor de variabele leeftijd kleiner dan 0,02 werd gerapporteerd.
Figuur 17. Vergelijking aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) na logaritmische omzetting tussen gezonde
populatie en populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar
Het gemiddeld aantal witte bloedcellen bedroeg bij de gezonde populatie 1000 cellen per 10-6
L
(standaarddeviatie = 660/10-6
L) en het gemiddelde voor de populatie met gingivitis bedroeg 1780
cellen per 10-6
L (standaarddeviatie = 1860/10-6
L).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
33
Figuur 18. Vergelijking aantal epitheelcellen (per 10-6
L) na logaritmische omzetting tussen gezonde populatie en
populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar.
Figuur 19. Vergelijking aantal bacteriën (per 10-6
L) na logaritmische omzetting tussen gezonde populatie en
populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar.
Het aantal bacteriën werd in het binair logistisch regressiemodel als statistisch significant bestempeld.
Bij de populatie met gingivitis lag het aantal bacteriën lager dan het aantal bacteriën van de gezonde
controlegroep. Merk op dat het aantal bacteriën bij de populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar
statistisch significant lager lag en dat de hoeveelheid tandplaque statistisch significant hoger lag dan
bij de gezonde populatie.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
34
WITTE BLOEDCELLEN:
De receiver operating charateristic curve (ROC) curven voor het aantal witte bloedcellen in geval van
gingivitis staan hieronder vermeld. De curve met de grootste ‘area under the curve’ was de curve
berekend voor de populatie met gingivitis die ouder dan 50 jaar was.
Figuur 20. Receiver operating characteristic (ROC) curven voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitis. LINKS: voor de populatie ouder dan 30 jaar. RECHTS: voor de populatie ouder dan 50 jaar.
Bij de populatie ouder dan 30 jaar werd bij een afkappingspunt van 1,1 x 103 witte bloedcellen per
10-6
L een sensitiviteit van 60% en een specificiteit van 64% gevonden. Voor de populatie ouder dan
50 jaar werd bij een afkappingspunt van 6,5 x 103 witte bloedcellen per 10
-6L een sensitiviteit van 75%
en een specificiteit van 58% gevonden.
ROC curve voor witte bloedcellen
bij populatie met gingivitis
Volledige populatie
AUC p-waarde 95% BI
0,55 NS 0,47-0,63
Populatie ouder dan 30 jaar
AUC p-waarde 95% BI
0,65 < 0,01 0,55 – 0,75
Populatie ouder dan 40 jaar
AUC p-waarde 95% BI
0,67 < 0,01 0,55 – 0,78
Populatie ouder dan 50 jaar
AUC p-waarde 95% BI
0,72 < 0,05 0,55 - 0,89
Tabel 20. Gegevens receiver operating characteristic (ROC) curven voor witte bloedcellen bij een populatie met
gingivitis ingedeeld volgens leeftijd (AUC = area under the curve; 95% BI = 95% betrouwbaarheidsinterval).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
35
BACTERIËN:
Voor het aantal bacteriën werd onderstaande ROC-curve gerapporteerd in geval van gingivitis. Deze
curve verbeterde niet bij verschillende leeftijdscategorieën zoals bij het aantal witte bloedcellen.
Figuur 21. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal bacteriën (per 10-6
L) in geval van
gingivitis bij de volledige steekproefpopulatie met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-curve.
5.3.3 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i®
volgens de gingivitisscore.
a. Multinomiaal logistisch regressiemodel.
Model Fitting Information
Model Model Fitting Criteria Likelihood Ratio Tests
-2 Log Likelihood Chi-Square df p-waarde
Intercept Only 511,7
Final 321,4 190,3 15 0,001
Tabel 21. Model fitting informatie van het multinomiaal logistisch regressiemodel met gingivitisscore als
afhankelijke variabele, het aantal witte bloedcellen (WBC) en leeftijd als covarianten, en de hoeveelheid
tandplaque (PLAQUE) als factor.
Pseudo R
2
Cox and Snell 0,54
Nagelkerke 0,62
McFadden 0,37
Tabel 22. Determinatiecoëfficiënten (Pseudo R2) van het multinomiaal logistisch regressiemodel met
gingivitisscore als afhankelijke variabele, het aantal witte bloedcellen (WBC) en leeftijd als covarianten, en de
hoeveelheid tandplaque (PLAQUE) als factor.
Volledige populatie
AUC p-waarde 95% BI
0,321 < 0,001 0,25 - 0,39
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
36
Likelihood Ratio Tests
Effect Model Fitting Criteria Likelihood Ratio Tests
-2 Log Likelihood of Reduced Model Chi-Square df p-waarde
Intercept 321,4a < 0,001 0 .
WBC 341,7 20,3 3 < 0,001
LEEFTIJD 369,3 47,9 3 < 0,001
PLAQUE 391,9 70,6 9 < 0,001
De chi-square test is het verschil in -2 log-likelihoods tussen het finale model en een gereduceerd
model. Het gereduceerde model wordt gevormd door een effect uit het finale model uit te sluiten. De
nulhypothese is dat alle parameters van dat effect gelijk zijn aan 0.
a. Dit gereduceerde model is equivalent aan het finale model omdat de uitsluiting van het effect geen
verhoging geeft van het aantal vrijheidsgraden.
Tabel 23. Likelihood ratio tests van het multinomiaal logistisch regressiemodel met gingivitisscore als
afhankelijke variabele, het aantal witte bloedcellen (WBC) en leeftijd als covarianten, en de hoeveelheid
tandplaque (PLAQUE) als factor.
Schattingen van regressiecoëfficiënten
Graad Gingivitisa B S.E. Wald df p-waarde Exp(B)
95% BI voor Exp(B)
Ondergrens Bovengrens
1
Intercept -3,42 1,22 7,92 1 0,005
WBC < 0,001 < 0,001 0,92 1 NS 1,00 1,000 1,001
LEEFTIJD 0,07 0,02 12,07 1 0,001 1,07 1,03 1,11
[PLAQUE=0] -1,87 0,84 4,90 1 < 0,03 0,15 0,03 0,81
[PLAQUE=1] -0,11 0,90 0,02 1 NS 0,89 0,15 5,24
[PLAQUE=2] 1,24 1,10 1,29 1 NS 3,46 0,41 29,54
[PLAQUE=3] 0b 0
b 0
b 0 0
b 0
b 0
b 0
b
2
Intercept -3,55 1,15 9,56 1 0,002
WBC < 0,001 < 0,001 1,86 1 NS 1,00 1,000 1,001
LEEFTIJD 0,09 0,02 21,53 1 < 0,001 1,10 1,05 1,14
[PLAQUE=0] -3,69 0,80 21,26 1 < 0,001 0,03 0,005 0,12
[PLAQUE=1] -0,86 0,76 1,28 1 NS 0,42 0,01 1,89
[PLAQUE=2] 0,91 0,95 0,92 1 NS 2,49 0,39 16,00
[PLAQUE=3] 0b 0
b 0
b 0 0
b 0
b 0
b 0
b
3
Intercept -7,09 1,53 21,44 1 < 0,001
WBC 0,001 < 0,001 14,61 1 < 0,001 1,00 1,001 1,002
LEEFTIJD 0,14 0,03 28,46 1 < 0,001 1,15 1,089 1,20
[PLAQUE=0] -3,68 0,89 17,13 1 < 0,001 0,03 0,004 0,14
[PLAQUE=1] -1,53 0,98 2,43 1 NS 0,22 0,032 1,48
[PLAQUE=2] 0,81 1,06 0,59 1 NS 2,25 0,28 17,82
[PLAQUE=3] 0b 0
b 0
b 0 0
b 0
b 0
b 0
b
a. De referentie categorie is: 0
b. Deze parameter is op nul gezet omdat deze overbodig is..
Tabel 24. Variabelen opgenomen in het multinomiaal logistisch regressiemodel. ([PLAQUE=x] = hoeveelheid
tandplaque, WBC = witte bloedcellen, B = regressiecoëfficiënt, S.E. = standard error, Wald = Wald Chi
kwadraat test, df = degrees of freedom en Exp(B) = Odds ratio, 95% BI = 95% betrouwbaarheidsinterval).
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
37
b. Nader onderzoek van het aantal witte bloedcellen.
WITTE BLOEDCELLEN:
Figuur 22. LINKS: Box-and-Whisker plot. y-as: aantal witte bloedcellen (per 10
-6L), x-as: gingivitisscore.
RECHTS: Tabel BOVEN&MIDDEN: Resultaten multinomiaal logistisch regressiemodel met gingivitisscore als
afhankelijke variabele en met het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) als covariante. Tabel ONDER: resultaten
Mann-Whitney U test na vergelijking gingivitisscore 1-2-3 met gezonde populatie.
AANTAL WITTE BLOEDCELLEN PER TAND VERSUS DE GINGIVITISSCORE.
Figuur 23. LINKS: Box-and-Whiskerplot. y-as: aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) per tand, x-as:
gingivitisscore. RECHTS: Tabel met resultaten van het multinomiaal logistisch regressiemodel met
gingivitisscore als afhankelijke variabele en met het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) per gebitselement als
covariante.
Multinomiaal logistische regressie
p-waarde < 0,001
Determinatiecoëfficiënt R2
Cox and Snell 0,100
Nagelkerke 0,113
McFadden 0,050
Mann-Whitney U test
Gingivitisscore p-waarden
Score 0 -1 NS
Score 0 - 2 NS
Score 0 - 3 < 0,001
Multinomiale logistische regressie
p-waarde = 0,003
Determinatiecoëfficiënt R2
Cox and Snell 0,061
Nagelkerke 0,074
McFadden 0,035
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
38
AANTAL WITTE BLOEDCELLEN PER TAND VERSUS DE SOM VAN DE GINGIVITISSCORE MET
DE TANDPLAQUESCORE:
Figuur 24. LINKS: Box-and-Whiskerplot: y-as: aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) per tand, x-as:
gingivitisscore plus tandplaquescore. RECHTS: Tabel met resultaten van het multinomiaal logistisch
regressiemodel met de som van gingivitisscore en tandplaquescore als afhankelijke variabele en met het aantal
witte bloedcellen (per 10-6
L) per gebitselement als covariante.
AANTAL WITTE BLOEDCELLEN VERSUS HET PRODUCT VAN DE GINGIVITISSCORE MET DE
TANDPLAQUESCORE EN HET AANTAL GEBITSELEMENTEN:
1. BIJ EEN POPULATIE OUDER DAN 40 JAAR:
Figuur 25. Lineair regressiemodel met het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) als afhankelijke variabele en het
product van gingivitisscore+1, hoeveelheid tandplaque+1 en aantal gebitselementen als onafhankelijke variabele
bij een populatie ouder dan 40 jaar (R = Pearson correlatiecoëfficiënt, R2 = determinatiecoëfficiënt).
Multinomiale logistische regressie
p-waarde < 0,001
Determinatiecoëfficiënt R2
Cox and Snell 0,130
Nagelkerke 0,138
McFadden 0,050
Lineaire regressie
p-waarde < 0,001
Coëfficiënten
R 0,50
R2 0,25
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
39
2. BIJ EEN POPULATIE OUDER DAN 50 JAAR:
Figuur 26. Lineair regressiemodel met het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) als afhankelijke variabele en het
product van gingivitisscore+1, hoeveelheid tandplaque+1 en aantal gebitselementen als onafhankelijke variabele
bij een populatie ouder dan 50 jaar (R = Pearson correlatiecoëfficiënt, R2 = determinatiecoëfficiënt).
c. ROC curven voor het aantal witte bloedcellen in geval van gingivitisscore.
GINGIVITISSCORE 1:
Figuur 27. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) in geval
van gingivitisscore 1 bij de volledige steekproefpopulatie met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-
curve.
Lineaire regressie
p-waarde < 0,001
Coëfficiënten
R 0,55
R2 0,30
Gingivitisscore 1 bij volledige populatie
AUC p-waarde 95% BI
0,47 NS 0,35 - 0,58
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
40
GINGIVITISSCORE 2:
Figuur 28. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitisscore 2 bij de volledige steekproefpopulatie met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-
curve.
GINGIVITISSCORE 3:
Figuur 29. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitisscore 3 bij de volledige steekproefpopulatie met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-
curve.
Voor een gingivitisscore 3 werd de mooiste ROC-curve bekomen. Een sensitiviteit van 75% en een
specificiteit van 62% werden bekomen bij een afkappingspunt (zwarte pijl) van 1,3 x 103 witte
bloedcellen per 10-6
L.
Gingivitisscore 2 bij volledige populatie
AUC p-waarde 95% BI
0,44 NS 0,34 - 0,54
Gingivitisscore 3 bij volledige populatie
AUC p-waarde 95% BI
0,73 < 0,001 0,62 – 0,84
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
41
d. Nader onderzoek van gingivitisscore 3 als diagnosticum.
BIJ HOGER LEEFTIJD:
Figuur 30. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10
-6L) in geval
van gingivitisscore 3 bij de volledige steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar met rechts een tabel met de gegevens
van de ROC-curve.
Bij een afkappingspunt (zwarte pijl) van 1,3 x 10
3 witte bloedcellen per 10
-6L werd een sensitiviteit
van 76% en een specificiteit van 74% gevonden voor een gingivitisscore 3 bij de volledige
steekproefpopulatie ouder dan 35 jaar.
BIJ VROUWEN:
Figuur 31. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder dan 30 jaar met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-curve.
Bij een afkappingspunt (zwarte pijl) van 1,3 x 10
3 witte bloedcellen per 10
-6L werd een sensitiviteit
van 85% en een specificiteit van 70% gevonden voor een gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder dan 30
jaar.
Gingivitisscore 3 bij volledige
populatie ouder dan 35 jaar.
AUC p-waarde 95% BI
0,80 < 0,001 0,70 – 0,90
Gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder
dan 30 jaar.
AUC p-waarde 95% BI
0,83 < 0,001 0,69 – 0,97
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
42
Figuur 32. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder dan 40 jaar met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-curve.
Bij een afkappingspunt (zwarte pijl) van 1,3 x 103 witte bloedcellen per 10
-6L werd een sensitiviteit
van 85% en een specificiteit van 77% gevonden voor een gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder dan 40
jaar.
BIJ MANNEN:
Figuur 33. Receiver operating characteristic (ROC) curve voor het aantal witte bloedcellen (per 10-6
L) in geval
van gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder dan 40 jaar met rechts een tabel met de gegevens van de ROC-curve.
Bij een afkappingspunt (zwarte pijl) van 1,2 x 10
3 witte bloedcellen per 10
-6L werd een sensitiviteit
van 77% en een specificiteit van 67% gevonden voor gingivitisscore 3 bij mannen ouder dan 30 jaar.
Gingivitisscore 3 bij vrouwen ouder
dan 40 jaar.
AUC p-waarde 95% BI
0,84 < 0,001 0,71 – 0,97
Gingivitisscore 3 bij mannen ouder
dan 30 jaar.
AUC p-waarde 95% BI
0,79 0,002 0,64 – 0,93
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
43
5.3.4 Analyse van parameters Sysmex UF-1000i®
volgens de aanwezigheid van cariës.
Figuur 34. LINKS: Histogram met verdeling van leeftijd (in jaren) van de steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar
(n=112) volgens carieus ziektebeeld (75 gezond en 37 met cariës). RECHTS: Tabel met resultaten na
vergelijking verschillende parameters van Sysmex UF-1000i®, hoeveelheid tandplaque, gingivitisscore en aantal
gebitselementen tussen dentaal gezonde en ongezonde individuen bij de steekproefpopulatie ouder dan 30 jaar.
Het aantal witte bloedcellen, de hoeveelheid tandplaque en de gingivitisscore lagen statistisch
significant hoger bij de populatie met cariëslaesies dan bij de gezonde populatie. Het aantal
gebitselementen lag in vergelijking met de gezonde populatie statistisch significant lager bij de
populatie met cariëslaesies. Tussen het aantal rode bloedcellen, het aantal epitheelcellen en het aantal
bacteriën waren er geen statistisch significante verschillen terug te vinden.
Kruistabel
Gezond versus Cariës Totaal
Gezond Met cariës
Gingivitisscore
0 37 4 41
1 17 7 24
2 13 10 23
3 8 16 24
Totaal 75 37 112
Tabel 25. Kruistabel aanwezigheid cariës met gingivitisscore.
Merk de stijging op van het aantal individuen met cariëslaesies bij toenemende gingivitisscore.
Parameter p-waarden
Rode bloedcellen NS
Witte bloedcellen < 0,01
Epitheelcellen NS
Bacteriën NS
Parameter p-waarden
Tandplaque < 0,001
Gingivitisscore < 0,001
Gebitselementen 0,001
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
44
6 Discussie.
6.1 Analytische aspecten.
Naast prikkeling van het autonoom zenuwstelsel is speekselafgifte ook onderworpen aan andere
prikkels. Afhankelijk van de persoon en de intensiteit van de secretieprikkels varieert de
speekselafgifte voor gezonde personen [2]. Daarbij komt dat de geanalyseerde cellen niet rechtstreeks
afkomstig uit de speekselklieren. Met andere woorden hoe meer speeksel er werd geproduceerd, hoe
groter de verdunning was. Hierdoor konden sommige waarden onderschat of overschat worden.
De mogelijkheid bestaat dat, in geval van ziekte, witte bloedcellen via nasale of bronchiale secreten
de orale caviteit kunnen binnenkomen. Alle vrijwilligers die deelnamen aan deze studie waren in
goede gezondheid. Theoretisch bestaat wel de mogelijkheid dat sommige van de deelnemers
subklinisch ziek waren met nasale en bronchiale witte bloedcellen in de mond als gevolg [16-18].
De within-run variatiecoëfficiënten van de Sysmex UF-1000i® lagen voor de witte bloedcellen,
epitheelcellen en bacteriën in dezelfde grootteorde. De within-run variatiecoëfficiënt van de rode
bloedcellen lag hoger in vergelijking met de andere parameters. Een reden was dat het aantal rode
bloedcellen in de speekselstalen een stuk lager lagen in vergelijking met die van de andere parameters
(tabel 16). Dit gaf als resultaat dat een paar rode bloedcellen extra of een kleine bloedklonter in het
speeksel tijdens de analyse een stijging kon geven in de standaarddeviaties met een grotere spreiding
van de variatiecoëfficiënten als gevolg. Deze bevindingen liggen in dezelfde lijn als diegene gevonden
voor de analyse van urine [28].
De within-run variatiecoëfficiënten van de Sysmex UF-1000i® lagen markant lager dan de waarden
gevonden bij de Sysmex UF-100®
[1]. Hieronder zijn een aantal mogelijke redenen opgesomd.
Ten eerste is er het verschil tussen de toestellen. Zo blijkt de Sysmex UF-1000i® in staat meer
informatie te verzamelen (zie inleiding) en kan zo een preciezere analyse van het speekselstaal geven.
Ten tweede werden er in deze studie meer stalen (tien speekselstalen achtmaal geanalyseerd) getest
zodat een betere weergave werd bekomen van de spreiding van de within-run variatiecoëfficiënt in
vergelijking met de Sysmex UF-100® (drie speekselstalen tienmaal geanalyseerd).
Ten derde is de huidige testprocedure verschillend van deze gebruikt in 2002 [1]. Waar de
opzuigcanule bij de Sysmex UF-100® op een willekeurige plaats werd gehouden, wordt heden de
opzuigcanule van de Sysmex UF-1000i® helemaal tot de bodem van de kegelproefbuis gebracht. Er
was een vermoeden dat de procedure van vortexen kon leiden tot centrifugeren van het speekselstaal.
Hiermee wordt bedoeld dat de cellulaire inhoud van het speekselstaal onderaan de kegelproefbuis
hoger is dan de cellulaire inhoud aan de bovenkant. Bij het plaatsen van de opzuigcanule op
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
45
willekeurige plaatsen leidt dit onvermijdelijk tot verschillende waarden van de parameters. Door
standaardisatie van de analyseprocedure werd dit fenomeen vermeden.
De between-run variatiecoëfficiënten gedurende drie weken waren niet significant verschillend van de
between-run variatiecoëfficiënten van een gezond persoon gedurende één dag. Het viel op dat deze
waarden een grote spreiding vertonen. Hiermee moet rekening gehouden worden. Het nemen van een
staal voor het ontbijt (nuchter) kan mogelijks een oplossing bieden om deze spreiding te verkleinen.
De cellulaire inhoud in de mond is dan gedurende de nacht onaangeroerd gebleven.
De between-run variatiecoëfficiënten voor de epitheelcellen en de bacteriën gemeten door de Sysmex
UF-1000i® waren gelijklopend met de waarden van de Sysmex UF-100
®. De gerapporteerde waarden
bij de Sysmex UF-1000i® van de rode bloedcellen en de witte bloedcellen lagen respectievelijk hoger
en lager [1].
Een verklaring voor de verhoging van de between-run variatiecoëfficiënt bij de rode bloedcellen kon
gezocht worden bij het lager aantal rode bloedcellen in speeksel (tabel 16). Een verklaring voor
between-run variatiecoëfficiënt van de witte bloedcellen lag mogelijks bij een verbetering voor de
within-run variatiecoëfficiënt. Een tweede reden voor deze discrepanties waren mogelijks verschillen
in de testpopulaties tussen beide studies.
6.2 Pre-analytische aspecten.
De stijging van het aantal bacteriën op zowel +20°C als op +4°C kon verklaard worden doordat de
bacteriën voedselresten, epitheelcellen en polysacchariden ketens afkomstig van speekseleiwitten als
voedingsbron gebruiken. De kleinere stijging van het aantal bacteriën bij bewaring in de koelkast
(+4°C) kan worden verklaard door het effect van de temperatuur op de groei van bacteriën. Deze
bevindingen en verklaringen werden reeds vroeger gemeld [1].
De stijgingen van het aantal witte bloedcellen en epitheelcellen op kamertemperatuur (+ 20°C) kunnen
te wijten zijn aan het uiteenvallen van clusters van cellen in het speekselstaal. Deze clusters werden
initieel niet opgemerkt door de Sysmex UF-1000i® als aparte cellen. Deze clusters bleven bij een
lagere temperatuur (+4°C) beter samen. Ook dit fenomeen werd reeds vroeger gerapporteerd [1].
Uit de resultaten van het tandpoetsen konden een aantal stellingen worden afgeleid.
Ten eerste deed het poetsen zonder tandpasta de waarden van alle parameters dalen. Grafisch bleek dit
het geval te zijn, zeker in vergelijking met het testprotocol waar er niks was gebeurd. M.a.w. borstelen
in de mond gedurende twee minuten verwijderde de cellulaire inhoud in de mond significant.
Ten tweede veroorzaakte het poetsen met tandpasta microtraumata omwille van het abrasivum dat zich
in tandpasta bevindt [24]. Deze microtraumata konden na het poetsen nog even nabloeden. De sterke
stijging van de rode bloedcellen kon zo verklaard worden. Het uitblijven van een significant verschil
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
46
tussen het aantal witte bloedcellen en het aantal epitheelcellen kon verklaard worden doordat poetsen
zonder tandpasta een daling geeft, terwijl de microtraumata (in de minuten na het poetsen) een stijging
geven van het aantal cellen. Het nettoresultaat was het vinden van een niet statistisch significant
verschil. Mogelijke verklaringen voor de iets sterkere daling van het aantal bacteriën waren de
destructie ervan door de combinatie van het abrasivum met de fluoride in de tandpasta [24,29], en een
intensere mondspoeling na het poetsen met tandpasta. Hiernaast moest de kleinere spreiding van het
aantal bacteriën in rekening gebracht worden. Ook deze kan een verklaring geven van de kleinere p-
waarde. Er is dus voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de daling van het aantal bacteriën
na het poetsen met tandpasta. In dit experiment is er niet met zekerheid te zeggen of er na het poetsen
met tandpasta een grotere daling is van het aantal bacteriën in vergelijking met het poetsen zonder
tandpasta.
6.3 Diagnostische aspecten.
Tijdens dit onderzoek werden voor de cellulaire inhoud van speeksel referentiewaarden opgesteld. De
referentiewaarden gemeten met de Sysmex UF-1000i® (tabel 16) werden vergeleken met de
referentiewaarden gemeten met de Sysmex UF-100® (tabel 1). Het viel op dat de waarden (mediaan,
2,5ste
percentiel en 97,5ste
percentiel) gevonden voor het aantal witte bloedcellen en het aantal
epitheelcellen in dezelfde grootteorde lagen. Dit was niet het geval voor de medianen van de rode
bloedcellen en van de bacteriën. Bij de Sysmex UF-1000i® lagen deze waarden respectievelijk lager en
hoger dan de gerapporteerde waarden in tabel 1. Dit gold ook voor het 97,5ste
percentiel. De twee
studiepopulaties waren qua leeftijd en aantal vergelijkbaar. De gevonden verschillen waren
vermoedelijk te wijten aan het verschil tussen de beide flowcytometers. De Sysmex UF-1000i®
gebruikt namelijk een aparte telkamer voor bacteriën. Deze extra telkamer verhindert interferentie
tussen bacteriën en rode bloedcellen, met een preciezere detectie als gevolg van zowel het aantal
bacteriën als van het aantal rode bloedcellen [30,31].
Er werd gezien dat het enige statistisch significant verschil tussen de gezonde populatie en de
populatie met gingivitis het aantal bacteriën was. Dit aantal lag lager bij de populatie met gingivitis
dan bij de gezonde populatie. Dit was niet het resultaat dat initieel verwacht werd. Het aantal bacteriën
zou bij de parodontaal ongezonde populatie juist hoger moeten liggen, aangezien er meer tandplaque
aanwezig was bij de parodontaal ongezonde populatie (figuur 15 en 16).
Een reden voor het vinden van minder bacteriën bij de populatie met gingivitis was de constitutie van
de tandplaque zelf. De tandplaque bij de gezonde populatie was niet dezelfde als bij de populatie met
gingivitis. Bij de populatie met gingivitis was de tandplaque ouder, Gram-negatiever, bestond uit een
groter aantal bacteriën en was meer pathogeen [22]. Omdat deze tandplaque ouder was, waren er meer
verbindingen tussen de bacteriën [15,21]. Dit betekende dat de flowcytometer Sysmex UF-1000i® bij
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
47
deze oudere, pathogene tandplaque het aantal bacteriën foutief kon interpreteren omdat er minder
individuele bacteriën waren in het speekselstaal.
Hiernaast is het ook van belang te vermelden dat het niet alleen het aantal bacteriën zijn die instaat
voor de parodontale ontsteking maar dat ook de virulentie van een aantal micro-organismen en de
immuunrespons van de gastheer een rol spelen [11].
Dit was de reden voor de vorm van de ROC-curve (figuur 21) voor het aantal bacteriën in geval van
gingivitis. Het aantal bacteriën zijn daarom als diagnosticum moeilijk te gebruiken.
In de voorgaande studie met de Sysmex UF-100® bleek er een correlatie te bestaan tussen het aantal
witte bloedcellen en de aanwezigheid van gingivitis [1]. Hoewel in deze masterproef het aantal witte
bloedcellen bij de populatie met gingivitis hoger lag, was er geen statistisch verschil terug te vinden
tussen de volledige gezonde populatie en de populatie met gingivitis. Bij de populatie ouder dan 25
jaar werd dit verschil opnieuw teruggevonden. De grootste verschillen werden teruggevonden bij een
populatie ouder dan 30 jaar.
Een verklaring voor het verdwijnen van het statistisch verschil bij de volledige populatie tussen het
aantal witte bloedcellen bij de gezonde populatie en bij de populatie met gingivitis was het verschil in
meetcriteria tussen beide studies. Individuen die in de vorige studie met de Sysmex UF-100®
als
parodontaal ongezond werden beschouwd, kunnen in deze studie als gezond bestempeld worden [1].
Het was immers zo dat in deze studie één ontstoken papil moest gevonden worden pér sextant om aan
de criteria van een gingivitisscore 1 of hoger te voldoen. In de gingivitisscore classificatie werd dus
één ontstoken wijsheidstand per definitie als gezond geclassificeerd. In de voorgaande studie met de
Sysmex UF-100® werd een individu geclassificeerd met gingivitis bij het vinden van één
hyperaemisch en ontstoken papil [1]. Dit betekent dus dat het parodontale ziektebeeld in deze
masterproef onderschat werd, in vergelijking met de voorgaande studie met de Sysmex UF-100®:
sommigen uit de gezonde populatie in deze studie konden met andere woorden in de voorgaande
studie met de Sysmex UF-100® als een individu met gingivitis beschouwd worden.
Het terugvinden van het statistisch significant verschil tussen beide populaties bij oudere
leeftijdscategorieën kan epidemiologisch verklaard worden. Naarmate de populatie ouder wordt, wordt
gingivitis (die vaak al langer bestaat), veralgemeend in de mond teruggevonden [32]. Hierdoor vallen
de oudere individuen met (meer veralgemeende) gingivitis ook sneller in een hogere gingivitisscore
dan jongere individuen die op minder plaatsen gingivitis hebben.
Deze situatie legt een serieuze tekortkoming van de gingivitisscore classificatie bloot. Door het
gemiddelde te nemen van alle sextanten bij de gingivitisscore classificatie werd verwacht een gradatie
volgens parodontale mondgezondheid te bekomen. Dit was een grove classificatie voor de parodontale
gezondheid. Het nemen van een volledige parodontale status blijft de gouden standaard maar is wel
een zeer arbeidsintensief gebeuren.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
48
Het aantal epitheelcellen lag bij de populatie met gingivitis ouder dan 30 jaar statistisch significant
hoger dan bij de gezonde populatie ouder dan 30 jaar. Een reden voor deze vaststelling is de correlatie
die werd gevonden tussen het aantal witte bloedcellen en het aantal epitheelcellen (figuur 14). Deze
correlatie kan worden verklaard doordat de witte bloedcellen enzymen en cytokines produceren die de
epitheliale structuur in de mondholte aantasten met een stijging van het aantal epitheelcellen als
gevolg [11].
Nergens werd een verband gevonden tussen het aantal rode bloedcellen en de aanwezigheid van
gingivale problemen. De criteria van gingivitis uit de klinische praktijk, zijnde tandplaque en bloeding,
konden niet in verband gebracht worden met de cellulaire inhoud van speeksel, zijnde een stijging van
het aantal rode bloedcellen en het aantal bacteriën.
Een zuivere lineaire stijging, zoals gehoopt, van het aantal witte bloedcellen bij stijging van de
gingivitisscore werd niet teruggevonden. Door extra klinische gegevens toe te voegen aan het model
zoals de hoeveelheid tandplaque en het aantal tanden verbeterden de correlaties tussen het aantal witte
bloedcellen en de gingivitisscore.
De plaque-index van Silness en Löe geeft meer weer dan alleen de aan- of afwezigheid van
tandplaque. Hij geeft ook de hoeveelheid tandplaque weer supra- als subgingivaal. Witte bloedcellen
zijn voornamelijk afkomstig uit de gingivocreviculaire vloeistof [13-14]. Indien een patiënt met
parodontitis een goede mondhygiëne heeft, kan het gebeuren dat de oppervlakkige ontsteking en de
bloeding door regelmatige reiniging verdwijnt, terwijl de subgingivale ontsteking blijft bestaan [15].
Het is dus mogelijk dat een goede mondhygiëne een verlaging geeft van het aantal witte bloedcellen
en dus ook een onderschatting geeft van de werkelijke onderliggende pathologie. De witte bloedcellen
kunnen moeilijker uit de sulcus ontsnappen omdat de oppervlakkige ontsteking verdwijnt en de
gingivale vezels terug strakker rond de tand gaan liggen [15]. De aanwezigheid van tandplaque kan
dan zo misschien onrechtstreeks worden bekeken als een parameter die het openstaan van de sulcus
rond de tand weergeeft. Een open sulcus kan het ontsnappen van witte bloedcellen vereenvoudigen.
Hoe meer tanden er aanwezig zijn, hoe groter de oppervlakte waaruit witte bloedcellen kunnen
diffunderen.
Bij het bekijken van de ROC-curven werd gezien dat het aantal witte bloedcellen als mogelijks
diagnosticum in geval van een gingivitisscore 1 en een gingivitisscore 2 geen resultaten gaven. Dit
was reeds te vermoeden uit de p-waarden van tabel 24 voor een gingivitisscore 1 en voor een
gingivitisscore 2. Voor zowel een gingivitisscore 1 als voor een gingivitisscore 2 verbeterden de ROC
curven niet bij stijgende leeftijdscategorieën. Ook het maken van een onderscheid tussen beide
geslachten bracht geen soelaas.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
49
Tussen een gingivitisscore van 0 en 3 werden de grootste significante verschillen gevonden. Een
gingivitisscore van 3 komt overeen met een veralgemeende parodontale ontsteking. Bij individuen met
zware tandvleesontstekingen kan de flowcytometer Sysmex UF-1000i® duidelijk aangewend worden
als extra diagnosticum.
Er werd een statistisch significant verschil gevonden tussen het aantal witte bloedcellen bij de gezonde
populatie ouder dan 30 jaar en de populatie met cariëslaesies ouder dan 30 jaar. In tabel 25 werd
opgemerkt dat het aantal individuen met cariëslaesies steeg bij toenemende gingivitisscore.
Gingivitisscore trad hier op als een confouding factor.
Door het samenbrengen van meerdere gegevens werden er betere verbanden gevonden. Een
vervolgstudie waarbij er rekening gehouden wordt met het de hoeveelheid speeksel, de totale
pocketdiepte, het aantal tanden, de hoeveelheid plaque en tandsteen, is aangewezen.
Het product van de gemiddelde pocketdiepte met het aantal tanden geeft het totale oppervlak weer van
waaruit witte bloedcellen kunnen diffunderen. Samen met de plaque-index geeft dit een beeld van de
totale mondhygiëne. Het gebruik van een volledige parodontale status is hierbij een must. Door het
aantal witte bloedcellen per 10-6
L speeksel te vermenigvuldigen met de hoeveelheid speeksel, kan er
een correcter beeld van het exacte aantal witte bloedcellen gevormd worden die uit de
gingivocreviculaire sulcus diffunderen. Deze bewering werd reeds deels aangetoond in figuur 25 en
26.
Ideaal zou zijn om deze stelling longitudinaal te bestuderen aan de hand van een populatie met
gingivale en/of parodontale problemen die ondertussen klinisch behandeld wordt. Op deze wijze kan
bovenstaande bewering gestaafd worden en kan de causaliteit tussen het aantal witte bloedcellen en de
aanwezigheid van gingivale ontstekingen beter onderzocht worden.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
50
6.4 Conclusie.
De flowcytometer Sysmex UF-1000i® kan met grote nauwkeurigheid gebruikt worden om een
speekselstaal te analyseren. De celaantallen van de parameters gemeten door de Sysmex UF-1000i®
vertonen gedurende één dag en gedurende één week voor een gezond individu een grote spreiding.
Speekselstalen kunnen gedurende 6 uren op een temperatuur van +4°C bewaard worden zonder
afwijkingen van het aantal cellen te krijgen. Tandenpoetsen zonder tandpasta geeft een daling van de
cellulaire inhoud van speeksel terwijl tandenpoetsen met een anticariës tandpasta een stijging geeft van
het aantal rode bloedcellen.
Er zijn statistisch significante verschillen in de cellulaire inhoud tussen de gezonde populatie en de
populatie met gingivitis. Er is een verband tussen het aantal witte bloedcellen en de gradatie van orale
ontstekingen. Uit de gegevens van deze masterproef komt het aantal witte bloedcellen in speeksel het
beste naar voor als klinisch diagnosticum om de mondgezondheid te beoordelen.
Een vervolgstudie met alle noodzakelijke gegevens en informatie in detail is wenselijk om het
volledige potentieel van de flowcytometer Sysmex UF-1000i® als aanvullend diagnostisch middel
voor de mondgezondheid in kaart te brengen.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
51
7 Referentielijst.
[1] Aps J, Van Den Maagdenberg K, Delanghe J, Martens L. Flow cytometry as a new method to
quantify the cellular content of human saliva and its relation to gingivitis. CLINICA CHIMICA
ACTA 2002; 321:35-41.
[2] Van Nieuw Amerongen AV, Veerman ECI, Vissink A. Vorming en secretie van speeksel. In :
SPEEKSEL, SPEEKSELKLIEREN EN MONDGEZONDHEID. Bohn Stafleu Van Loghum,
Houten 2004; 23-36.
[3]
Young B, Heath JW. Oral Tissues. In : WHEATER’S FUNCTIONAL HISTOLOGY, Churchill
Livingstone, Oxford, Uk 2000; 4:237-248.
[4]
Kaufman E, Lamster IB. The diagnostic applications of saliva – a review. CRITICAL
REVIEWS IN ORAL BIOLOGY AND MEDICINE 2002; 13(2):197-212.
[5] Ligtenberg AJM, De Soet JJ, Veerman ECI, Van Nieuw Amerongen A. Oral diseases – from
detection to diagnostics. ANNALS OF THE NEW YORK ACADEMY OF SCIENCES 2007;
1098:200-203.
[6] Van Nieuw Amerongen AV, Ligtenberg AJM, Veerman ECI. Implications for diagnostics in the
biochemistry and physiology of saliva. ANNALS OF THE NEW YORK ACADEMY OF
SCIENCES 2007; 1098:1-6.
[7] Sysmex UF-100® operator’s manual. Fully automated urine cell analyzer. Toa Medical
Electronics, Kobe, Japan 1995: 17-52.
[8] UF-1000i : a new face – a new phase in urinalysis. SYSMEX XTRA ONLINE 2007;1:1-4.
Opgehaald op 21 februari 2013 van
http://www.docstoc.com/docs/74181744/SYSMEX-UF-new-face-new-phase-in-urinalysis
[9] Nanos EN, Delanghe J. Evaluation of Sysmex UF-1000i for use in cerebrospinal fluid analysis.
CLINICA CHIMICA ACTA 2008; 392: 30-33.
[10] Wilton JMA, Curtis MA, Gillett IR, Griffiths GS, Maiden MFJ, Sterne JAC, Wilson DT,
Hohnson NW. Detection of high-risk groups and individuals for periodontal diseases.
JOURNAL OF CLINICAL PERIODONTOLOGY 1989; 16:475-483.
[11] Taba M, Kinney J, Kim AS, Giannobile WV. Diagnostic biomarkers for oral and periodontal
diseases. DENTAL CLINICS OF NORTH AMERICA 2005; 49:551-571.
[12] Schiott RC, Loë H. The origin and variation in number of leukocytes in human saliva.
JOURNAL OF PERIODONTAL RESEARCH 1970; 5:36-41.
[13] Walker DM. Oral Mucosal Immunology – An Overview. ANNALS ACADEMY OF
MEDICINE SINGAPORE 2004; 33: 27-30.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
52
[14] Van Nieuw Amerongen AV, Veerman ECI, Vissink A. Samenstelling en eigenschappen van
speeksel – van dun-vloeibare tot viskeuze mondvloeistof. In : SPEEKSEL,
SPEEKSELKLIEREN EN MONDGEZONDHEID. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2004;
37-50.
[15] Van Dijk J. Parodontaal onderzoek. In : ATLAS VAN DE PARODONTALE DIAGNOSTIEK.
Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2001; 25-41.
[16] Kirstila V, Tenovuo J, Ruuskanen O, Suonpaa J, Meurman O, Vilja P. Longitudinal analysis of
human salivary immunoglobulins, nonimmune antimicrobial agents and microflora after
tonsillectomy. CLINICAL IMMUNOLOGY AND IMMUNOPATHOLOGY 1996; 80: 110-
115.
[17] Brook I, Foote PA, Slots J. Immune response to Fusobacterium nucleatum, Prevotella
intermedia and other anaerobes in children with acute tonsillitis. JOURNAL OF
ANTIMICROBIAL CHEMOTHERAPY 1997; 39:763-769.
[18] Editorials : Eosinophil progenitors in sputum. Throwing out the baby with the bath water?.
AMERICAN JOURNAL OF RESPIRATORY AND CRITICAL CARE MEDICINE 2004;
169:549-556.
[19] Marsh PD. Host defenses and microbial homeostasis: Role of microbial interactions.
JOURNAL OF DENTAL RESEARCH, 1989; 68:1567-1575.
[20] Baehni PC, Guggenheim B. Potential of diagnostic microbiology for treatment and prognosis of
dental caries and periodontal diseases. CRITICAL REVIEWS IN ORAL BIOLOGY AND
MEDICINE 1996; 7(3):259-277.
[21] Van Loveren C, Van Der Weijden. Tandplaque. In : PREVENTIEVE TANDHEELKUNDE.
Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2000; 2:45-67.
[22] Theilande E, Wright WH, Jensen SB, Löe H. Experimental gingivitis in man. A longitudinal
clinical and bacteriological investigation. JOURNAL OF PERIODONTAL RESEARCH 1966;
1:1-3.
[23] Chiappin S, Antonelli G, Gatti R, De Palo EF. Saliva specimen - a new laboratory tool for
diagnostic and basic investigation. CLINICAL CHEMISTRY 2007; 383:30-40.
[24] Elmex® caries protection toothpaste with amine fluoride. Online 2013. Opgehaald op 22
maart 2013, van http://www.gaba.com/htm/568/en/elmex-CARIES-PROTECTION-
toothpaste.htm?Brand=elmex&Subnav=&Product=17865
[25] Löe H. The Gingival Index, the Plaque Index and the Retention Index. JOURNAL OF
PERIODONTOLOGY 1967; 38:610-616.
[26] Thevissen E. Parodontale screening met behulp van de DPSIndex. CONTACTPUNT 2005;
editie maart: 10-16.
Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel.
53
[27] Nagelkerke NJD. A note on a general definition of the coefficient of
determination. BIOMETRIKA 1991;78(3): 691–692.
[28] Tang J, Peisong Ch, Juan O, Shihong Zh, Dan C. Urine particles analysis – performance
evaluation of Sysmex UF-1000i and comparison among urine flow cytometer, dipstick and
visual microscopic examination. SCANDINAVIAN JOURNAL OF CLINICAL AND
LABORATORY INVESTIGATION 2011; 71: 30-37.
[29] Van der Mei HC, Engels E,de Vries J, Busscher HJ. Effects of amine fluoride on biofilm
growth and salivary pellicles. CARIES RESEARCH 2008;42:19–27.
[30] 1. Wang J, Zhang Y, Xu D, Shao W, Lu Y. Evaluation of the Sysmex UF-1000i for the diagnosis
of urinary tract infection. AMERICAN JOURNAL OF CLINICAL PATHOLOGY 2010;
133:577–582.
[31] Broeren MAC, Bahçeci S, Vader HL, Arents NLA. Screening for Urinary Tract Infection with
the Sysmex UF-1000i Urine Flow Cytometer. JOURNAL OF. CLINICAL. MICROBIOLOGY
2011; 49(3):1025-1029.
[32] Academic Report. Epidemiology of periodontal diseases. JOURNAL OF
PERIODONTOLOGY 2005;76:1406-1419.
.
A
8 Bijlage.
Informatiebrief voor de deelnemers aan experimenten
1. Titel van de studie: Een kwantitatieve bepaling van de cellulaire inhoud van speeksel
2. Doel van de studie: Men heeft u gevraagd om deel te nemen aan een studie. Het doel van deze studie is om een verband te zoeken tussen de cellen die zich in het speeksel bevinden en de mondgezondheid van de patiënt.
3. Beschrijving van de studie: Om de verschillende aspecten van de mondgezondheid te bepalen, zullen een aantal zaken betreffende het aantal tanden, de toestand ervan, de hoeveelheid tandsteen, de hoeveelheid tandplaque en de toestand van het tandvlees worden genoteerd. Deze registratie gebeurt tijdens de routine tandheelkundige controle die U periodiek ondergaat. Daarnaast zal U gevraagd worden om een beetje speeksel te spuwen in een steriel plastieken bekertje. De onderzoeker zal eveneens een aantal vragen stellen in verband met eet-en mondhygiënegewoonten en het gebruik van medicatie. De analyse van het speeksel gebeurt nadien in het laboratorium. De resultaten hiervan zullen gekoppeld worden aan de in de mond vastgestelde toestand en de eet-en mondhygiënegewoonten en het eventuele medicatiegebruik. De verwachte totale duur van de studie is een eenmalige registratie, die plaatsvindt tijdens de reguliere tandartscontrole. Er zullen in totaal een 30-tal personen aan deze studie deelnemen.
4. Wat wordt verwacht van de deelnemer? Voor het welslagen van de studie, is het uitermate belangrijk dat u volledig meewerkt met de onderzoeker en dat u zijn instructies nauwlettend opvolgt. Bovendien moet u onderstaande items respecteren: - zo accuraat mogelijk de gegevens proberen te verstrekken betreffende uw eetgewoonten - zo accuraat mogelijk de gegevens proberen te verstrekken betreffende uw mondhygiëne gewoonten - zo accuraat mogelijk de gegevens proberen te verstrekken betreffende uw medicatiegebruik
B
5. Deelname en beëindiging: De deelname aan deze studie vindt plaats op vrijwillige basis. U kan weigeren om deel te nemen aan de studie, en u kunt zich op elk ogenblik terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op uw verdere relatie en/of behandeling met de onderzoeker of de behandelende arts. Uw deelname aan deze studie zal worden beëindigd als de onderzoeker meent dat dit in uw belang is. U kunt ook voortijdig uit de studie worden teruggetrokken als u de in deze informatiebrief beschreven procedures niet goed opvolgt of u de beschreven items niet respecteert. Als u deelneemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen.
6. Procedures:
6.1 Procedures:
- tellen van het aantal tanden aanwezig in uw mond - tellen van het aantal tanden met tandsteen en tandplaque - het meten van de gezondheidstoestand van uw tandvlees - speeksel verzamelen door te spuwen in een bekertje - vragenlijst overlopen met de onderzoeker betreffende eetgewoonten,
mondhygiëngewoonten en medicatiegebruik
6.2 Studieverloop: Zie hierboven 6.1
7. Risico’s en voordelen: Aan dit onderzoek zijn geen risico’s verbonden. Het grote voordeel is dat Uw mondgezondheid grondig wordt nagekeken en gemeten. Tijdens de verdere routine tandartscontrole zal vervolgens Uw gebit weer gereinigd worden en zal de onderzoeker U van goede raad voorzien, indien nodig, om Uw mondgezondheid te verbeteren of op peil te houden. U hebt het recht op elk ogenblik vragen te stellen over de mogelijke en/of gekende risico’s, nadelen van deze studie. Als er in het verloop van de studie gegevens aan het licht komen die een invloed zouden kunnen hebben op uw bereidheid om te blijven deelnemen aan deze studie, zult u daarvan op de hoogte worden gebracht. Mocht u door uw deelname toch enig nadeel ondervinden, zal u een gepaste behandeling krijgen. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de Commissie voor Medische Ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie.
C
8. Kosten: Uw deelname aan deze studie brengt geen extra kosten mee voor U.
9. Vergoeding: Voor uw deelname aan deze studie is geen vergoeding voorzien.
10. Vertrouwelijkheid: In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal u persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd en zal u toegang krijgen tot de verzamelde gegevens. Elk onjuist gegeven kan op uw verzoek verbeterd worden. Vertegenwoordigers van de opdrachtgever, auditoren, de Commissie voor Medische Ethiek en de bevoegde overheden hebben rechtstreeks toegang tot Uw medische dossiers om de procedures van de studie en/of de gegevens te controleren, zonder de vertrouwelijkheid te schenden. Dit kan enkel binnen de grenzen die door de betreffende wetten zijn toegestaan. Door het toestemmingsformulier, na voorafgaande uitleg, te ondertekenen stemt U in met deze toegang. Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke en klinische gegevens tijdens deze studie worden verzameld en gecodeerd (hierbij kan men uw gegevens nog terug koppelen naar uw persoonlijk dossier). Verslagen waarin U wordt geïdentificeerd, zullen niet openlijk beschikbaar zijn. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw identiteit vertrouwelijke informatie blijven.
11. Letsels ten gevolge van deelname aan de studie: Hoewel het helemaal niet te verwachten valt dat u schade zou kunnen oplopen door aan dit onderzoek mee te werken, is er toch een foutloze aansprakelijkheidsverzekering afgesloten ; dit is namelijk verplicht volgens de Belgische experimentenwet van 7 mei 2004.
12. Contactpersoon: Als er letsel optreedt tengevolge van de studie, of als U aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kunt U in de loop van de studie op elk ogenblik contact opnemen met: Prof. Dr. Joris Delanghe, Professor Klinische Biochemie, ; UZG, P8 Laboratorium Klinische Biologie, De Pintelaan 185, 9000 Gent. – tel: 09 332 29 56 – e-mail; [email protected]
D
Toestemmingsformulier Ik, _________________________________________ heb het document “Informatiebrief voor de deelnemers aan experimenten” met als voettekst “Informed Consent dd. 9 augustus 2012 pagina 1 tot en met 4 gelezen en er een kopij van gekregen. Ik stem in met de inhoud van het document en stem ook in deel te nemen aan de studie. Ik heb een kopij gekregen van dit ondertekende en gedateerde formulier voor “Toestemmingsformulier”. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur, en de te voorziene effecten van de studie en over wat men van mij verwacht. Ik heb uitleg gekregen over de mogelijke risico’s en voordelen van de studie. Men heeft me de gelegenheid en voldoende tijd gegeven om vragen te stellen over de studie, en ik heb op al mijn vragen een bevredigend antwoord gekregen. Ik stem ermee in om volledig samen te werken met de toeziende onderzoeker/tandarts in opleiding. Ik zal hem op de hoogte brengen als ik onverwachte of ongebruikelijke symptomen ervaar. Men heeft mij ingelicht over het bestaan van een verzekeringspolis in geval er letsel zou ontstaan dat aan de studieprocedures is toe te schrijven. Ik ben me ervan bewust dat deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en dat deze studie zal uitgevoerd worden volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki, opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan experimenten. Deze goedkeuring was in geen geval de aanzet om te beslissen om deel te nemen aan deze studie. Ik mag me op elk ogenblik uit de studie terugtrekken zonder een reden voor deze beslissing op te geven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op mijn verdere relatie met de onderzoeker/tandartsarts in opleiding. Men heeft mij ingelicht dat zowel persoonlijke gegevens als gegevens aangaande mijn gezondheid worden verwerkt en bewaard gedurende minstens 20 jaar. Ik stem hiermee in en ben op de hoogte dat ik recht heb op toegang en verbetering van deze gegevens. Aangezien deze gegevens verwerkt worden in het kader van medisch-wetenschappelijke doeleinden, begrijp ik dat de toegang tot mijn gegevens kan uitgesteld worden tot na beëindiging van het onderzoek. Indien ik toegang wil tot mijn gegevens, zal ik mij richten tot de toeziende tandarts, die verantwoordelijk is voor de verwerking. Ik begrijp dat auditors, vertegenwoordigers van de opdrachtgever, de Commissie voor Medische Ethiek of bevoegde overheden, mijn gegevens mogelijk willen inspecteren om de verzamelde informatie te controleren. Door dit document te ondertekenen, geef ik toestemming voor deze controle. Bovendien ben ik op de hoogte dat bepaalde gegevens doorgegeven worden aan de opdrachtgever. Ik geef hiervoor mijn toestemming, zelfs indien dit betekent dat mijn gegevens doorgegeven worden aan een land buiten de Europese Unie. Ten alle tijden zal mijn privacy gerespecteerd worden.
E
Ik ben bereid op vrijwillige basis deel te nemen aan deze studie. Naam van de vrijwilliger: _________________________________________ Datum: _________________________________________ Handtekening:
Ik bevestig dat ik de aard, het doel, en de te voorziene effecten van de studie heb
uitgelegd aan de bovenvermelde vrijwilliger.
De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door zijn/haar persoonlijk gedateerde
handtekening te plaatsen.
Naam van de persoon
die voorafgaande uitleg
heeft gegeven: _ __
Datum: _________________________________________
Handtekening: