LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN...

126
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE GEVALSSTUDIES Anne SUNAERT Promotor: Prof. Dr. G. Vingerhoets Scriptie voorgedragen in de 2 de Master in het kader van de opleiding tot ARTS

Transcript of LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN...

Page 1: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

Academiejaar 2008 - 2009

LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

VAN DE GEVALSSTUDIES

Anne SUNAERT

Promotor: Prof. Dr. G. Vingerhoets

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot

ARTS

Page 2: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Voorwoord

In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Dr. Guy Vingerhoets bedanken voor zijn hulp

bij het realiseren van deze masterproef. Zijn kennis, begeleiding en advies stuurden mij

steeds in de juiste richting.

Verder wil ik nog mijn ouders en zus Inge bedanken voor de steun en tijd die ze namen om

mijn scriptie na te lezen, alsook mijn neef en nonkels waar ik steeds met vragen terecht kon.

Ook mijn vriend Stijn verdient een woordje van dank. Hij assisteerde mij bij het maken van

de lay-out.

Page 3: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Inhoudstafel

1 Abstract...............................................................................................................................1

2 Inleiding..............................................................................................................................2

3 Methodologie......................................................................................................................6

4 Resultaten ...........................................................................................................................8

4.1 Het begrip apraxie.......................................................................................................8

4.2 Mogelijke stoornissen bij apraxie...............................................................................9

4.3 Apraxie en afasie ........................................................................................................9

4.4 Ontstaan van apraxie: de bewegingsformules en de modellen.................................10

4.5 De drie hoofdtypes van apraxie ................................................................................14

4.5.1 Ideationele apraxie............................................................................................14

4.5.2 Ideomotorische apraxie.....................................................................................15

4.5.3 Lidmaat-kinetische apraxie...............................................................................17

4.6 Subtypes van apraxie ................................................................................................17

4.6.1 Visuo-imitatieve apraxie...................................................................................18

4.6.2 Kledingsapraxie en constructieve apraxie ........................................................19

4.7 Voornaamste oorzaken van apraxie..........................................................................19

4.7.1 Lokalisatie van de laesies .................................................................................20

4.7.2 Apraxie bij cerebrale degeneratieve aandoeningen ..........................................21

4.8 Bijdrage van de linker en rechter hemisfeer .............................................................22

4.9 Case-studies. .............................................................................................................23

4.9.1 Case-studies van lidmaat-kinetische apraxie ....................................................24

4.9.2 Case-studies van ideationele apraxie ................................................................25

4.9.3 Case-studies van ideomotorische apraxie.........................................................27

4.9.4 Case-studies van visuo-imitatieve apraxie........................................................34

4.9.5 Case-studies van optische apraxie ....................................................................37

4.9.6 Case-studies van axiale apraxie ........................................................................38

4.9.7 Case-studies van kledingsapraxie en constructieve apraxie .............................39

4.9.8 Case-studies van apraxie bij cerebrale degeneratieve aandoeningen ...............39

5 Discussie ...........................................................................................................................44

6 Referenties ........................................................................................................................48

Page 4: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

1

1 Abstract

Inleiding

Hugo Liepmann is de grondlegger van het begrip ‘apraxie’. Een overlappende classificatie en

mankementen in het ontstaansmechanisme vormen de basis voor verder onderzoek. Vele

wetenschappers verduidelijken het verklaringsmodel van Liepmann met andere

pathofysiologische accenten en komen met volledig nieuwe subtypes op de proppen. Mede

door het ontbreken van diagnostische tests en criteria resulteert deze enorme hoeveelheid

informatie in verwarring rond het begrip. Het doel van deze studie is om aan de hand van

beschreven casussen in de literatuur de tegenstrijdige en verwarrende informatie te ordenen,

verschillende types van apraxie te verduidelijken en deze expliciet van elkaar te

onderscheiden.

Methode

Antwoorden op bovenstaande onderzoeksvraag zijn verkregen a.d.h.v. literatuuronderzoek. Er

worden zoveel mogelijk case-studies gezocht die een bepaalde vorm van apraxie beschrijven.

Hiervoor werd voornamelijk gebruik gemaakt van de elektronische database Pubmed.

Sleutelwoorden bij de zoekacties omvatten ‘limb apraxia’, ‘ideomotor apraxia’, ‘ideational

apraxia’ en ‘limb kinetic apraxia’. De patiënten worden in groepen verdeeld naargelang het

beschreven type en de aard van de stoornissen wordt bestudeerd.

Resultaten

Er worden 79 case-studies gevonden. Daarbij wordt in acht genomen dat voornamelijk

patiënten met uitzonderlijke kenmerken in deze case-studies worden bestudeerd, waardoor de

bevindingen toch deels gebiased zijn. De case-studies worden ingedeeld naargelang de aard

van de stoornis en de lokalisatie waardoor de drie hoofdtypes en de subtypes duidelijk in

beeld worden gebracht. Naast de drie belangrijkste vormen: ideomotorische apraxie,

ideationele apraxie en lidmaat-kinetische apraxie, zijn ook enkele subtypes beschreven:

kledingsapraxie, visuo-kinetische apraxie, optische apraxie, axiale en constructieve apraxie.

Conclusies

Het bestaan van verwarring rond de term kan door de vergelijkende studie worden aangetoond

en welomschreven definities en classificaties trachten de aard van deze stoornis te

doorgronden. Een volledige vergelijking tussen de verschillende patiënten blijft moeilijk door

het gebrek aan uitgebreide specifieke diagnostische testen.

Page 5: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

2

2 Inleiding

Hugo Liepmann (1900) is de grondlegger van het begrip apraxie. Zijn ideeën hebben nog

steeds invloed op de neuropsychologie van vandaag. Het concept apraxie werd al voor

Liepmann door enkele andere wetenschappers gebruikt en ook na hem werden zijn theorieën

bestudeerd en in vraag gesteld. De term ‘apraxie’ komt uit het Grieks en betekent letterlijk

‘zonder actie’. ‘Afwezigheid van actie’ wordt nu bestempeld met het begrip ‘akinesie’. De

term apraxie is blijven bestaan, zij het met een andere betekenis.

Het concept van apraxie werd voor het eerst aangehaald door Steinthal (1871) die deze

term gebruikte om een stoornis in lidmaatvaardigheden als gevolg van hersenbeschadiging

aan te duiden. Hij concludeerde dat niet de beweging van de extremiteiten gestoord was, maar

wel de relatie tussen de bewegingen en de instrumenten (Goldenberg, 2003). Het nieuwe

begrip vormde de basis voor verder onderzoek en vele wetenschappers ontwikkelden hun

eigen theorieën over deze stoornis. Volgens Gogol (1873) en Pick (1902) waren zowel afasie

als apraxie toe te schrijven aan asymbolie: een algemene stoornis in begrip of productie van

symbolen van elke modaliteit (zowel van taal als van beweging). Wernicke (1874) beschreef

apraxie als ‘een verlies van de herinneringen van de uitvoerende beweging’.

In 1900 formuleerde Liepmann apraxie als een stoornis in de motorische planning eerder

dan een stoornis in taal, symboliek of waarneming. Hij beschreef een patiënt (Liepmann,

1908) met ernstige afasie die onbekwaam was om vaardigheden en instrumentgebruik met de

linkerhand uit te voeren, terwijl hij dit wel kon met de rechterhand. Hiermee toonde hij aan

dat apraxie niet kan worden uitgelegd door een stoornis in taal of kennis, aangezien

bewegingsstoornissen veroorzaakt door defecten in taal of kennis de beide handen zouden

aantasten. Deze patiënt wist inhoudelijk wat van hem verwacht werd: hij kon het object

herkennen, wist wat zijn functie was, kon zijn extremiteiten vrij bewegen, de zenuwbanen van

de motorische centra waren intact, maar hij kreeg geen controle over de motorische acties van

zijn hand waardoor het onmogelijk was om sommige objecten met bepaalde extremiteiten te

gebruiken. Hij kon het inhoudelijke plan van de doelactie onmogelijk transformeren naar het

gepaste motorische commando.

Een andere uitgebreide studie van Liepmann (1905) omvatte 89 patiënten met

hersenbeschadiging, zowel patiënten met linkszijdige (rechter hemiplegie) als rechtszijdige

(linker hemiplegie) laesies. Zij moesten transitieve en intransitieve bewegingen uitvoeren op

verbaal commando en door imitatie en werden tevens getest op het correct hanteren van

Page 6: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

3

voorwerpen. Liepmann ontdekte dat de patiënten met linkszijdige laesies frequenter

apractische fouten maakten terwijl zelden fouten werden gemaakt bij deze met rechtszijdige

laesies. Hieruit kon hij concluderen dat de linker hemisfeer, voornamelijk de pariëtale regio,

verantwoordelijk is voor de aangeleerde vaardigheden en dat deze hemisfeer dominant is voor

praxisproductie. In tegenstelling tot zijn bevindingen werden ook casussen beschreven

waarbij de praxisfunctie van de linkerhand bewaard bleef na callosale of linker hemisfere

laesies, wat ook het belang van de rechter hemisfeer voor enkele praxisvaardigheden aantoont

(Geshwind en Kaplan, 1962). Geschwind (1965) steunde de theorie van Liepmann omtrent de

dominantie van de linker pariëtale regio voor aangeleerde bewegingsvaardigheden, maar

beschouwde wel de witte massa (specifiek de fasciculus arcuatus) in tegenstelling tot de

cortex bij Liepmann als belangrijkste area waarlangs de motorische respons in antwoord op

verbale stimuli wordt uitgedragen. Apraxie wordt dan veroorzaakt door laesies van de witte

stof.

Baanbrekend was Liepmann’s voorstel tot het bestaan van bewegingsformules. Een

stoornis in de toegang tot deze formules, de formules zelf of de transformatie naar motorische

beweging leidt tot het ontstaan van apraxie. De karakteristieken van de gestoorde uitvoering

van bewegingen zijn afhankelijk van het stadium of systeem dat werd aangetast. Praxis kan

hoofdzakelijk gestoord zijn volgens drie modaliteiten: door een stoornis in het uitvoeren van

gebaren en pantomimeren van instrumentgebruik op verbaal commando, door imitatie en

door een stoornis in het correct hanteren van objecten en instrumenten. Alle actiedomeinen

zijn gestoord na ernstige hersenschade. Meer beperkte laesies kunnen selectieve stoornissen

van enkel één of twee modaliteiten veroorzaken, met correcte uitvoering van de andere

bewegingsmodaliteiten wat het ontstaan van de verschillende types apraxie met elk hun eigen

kenmerken verklaart (Barbieri and De Renzi, 1988; Cubelli et al, 2000). Liepmann kon op

basis van deze kenmerken apraxie indelen in drie verschillende types: lidmaat-kinetische

apraxie, ideomotorische apraxie en ideationele apraxie. Kinetische apraxie wordt beschreven

als een stoornis van fijne bewegingen bij het manipuleren van een voorwerp, maar wel met

behoud van een intacte bewegingsvoorstelling. Het voornaamste kenmerk van ideationele

apraxie is het volbrengen van een ingewikkelde sequentiële taak waarbij de logische

opeenvolging van de enkelvoudige bewegingen niet wordt gerespecteerd, objecten

verkeerdelijk worden gebruikt en enkelvoudige bewegingen worden overgeslagen of

herhaald. Dit wordt gezien als het verlies van het doelconcept. De meest voorkomende vorm

is ideomotorische apraxie waarbij de patiënt de bewegingen en voorwerpen wel herkent, maar

Page 7: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

4

het gebruik ervan niet correct kan uitvoeren of acties niet correct kan imiteren. Er is een

defect tussen het idee en de motorische uitvoering van de beweging (Goldenberg, 2003).

Sinds het begin van de 20ste eeuw, na de studie van Liepmann, hebben vele wetenschappers

verder onderzoek gevoerd naar de precieze betekenis en oorzaak van apraxie. Zij hebben

verscheidene casussen bestudeerd en weerhielden daarbij elk een eigen hypothese.

Goldstein (1948) relateerde deze bewegingsstoornissen aan afasie, waarbij hij zelfs de

bewegingsstoornis als criteria in de definitie van afasie opnam. Kussmaul definieerde apraxie

als een agnosie: een stoornis in de herkenning van gebruiksvoorwerpen (Hecaen en Rondot,

1948).

Apraxie wordt in de studie van Geshwind en Damasio (1985) en van Heilman en Rothi

(1993) omschreven als een stoornis van motorische controle welke niet kan worden

toegeschreven aan sensorisch verlies, zwakte, tremoren, dystonie, chorea, ballisme,

myoclonus, ataxie en andere elementaire motorische defecten, noch aan algemene cognitieve

stoornissen. Zo wordt een definitie bekomen van wat apraxie niet is en wordt geen duidelijke

beschrijving gegeven over wat deze term dan wel precies inhoudt. Deze ruime omschrijving

biedt de mogelijkheid tot verschillende interpretaties en hierdoor kregen vele heterogene

stoornissen de term ‘apraxie’ toegewezen.

Ook Liepmann’s indeling in drie types apraxie bracht veel verwarring met zich mee

aangezien ideationele en ideomotorische apraxie op verschillende manieren werden

gedifferentieerd. Zo beschouwen verschillende wetenschappers (Geshwind 1965, Zangwill

1960, Brown 1972) ideationele apraxie als een ernstige vorm van ideomotorische apraxie

waarbij ook de eenvoudigste taak, namelijk het daadwerkelijk manipuleren van objecten,

werd aangetast. Ochipa et al (1989) onderscheidden beide vormen naargelang een stoornis in

het gebruik van één voorwerp (bij ideomotorische apraxie) of verscheidene voorwerpen (bij

ideationele apraxie). Daarnaast brachten sommige wetenschappers elke apractische stoornis

onder de algemene noemer ‘apraxie’, zonder een onderscheid te maken in de verschillende

subtypes.

Uit bovenstaande evolutie komt de term “apraxie” als een sterk omstreden begrip in de

literatuur naar voor. Er is gebrek aan een consensus over de mechanismen en betekenis van

apraxie waardoor de zoektocht naar een goede definitie en al zijn vormen bijzonder

gecompliceerd verloopt. Aan de hand van case-studies over patiënten met lidmaatapraxie

proberen we de juiste benadering van de verschillende soorten apraxie weer te geven, alsook

de fouten die zich in de literatuur opstapelden te ontdekken en de tegenstrijdigheden te

Page 8: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

5

verklaren. Om de verwarring omtrent deze term weg te werken, is het vinden van criteria die

men kan hanteren om iemand het etiket ‘ideomotorisch’ ,‘ideationele’ of ‘lidmaat-kinetische’

apraxie op te plakken een eerste stap. Ook het vinden van dubbele dissociaties kan leiden tot

een duidelijkere indeling met welomschreven criteria enerzijds en een dissociatie van

verschillende functies anderzijds. Hierbij wordt er gezocht naar een functie die de ene groep

wel kan uitvoeren en de andere groep niet alsook omgekeerd. Wanneer er dubbele dissociaties

tussen de groepen worden gevonden, kan men deze beide functies loskoppelen van elkaar en

dit vormt het bewijs dat deze handelingen niet met elkaar geassocieerd zijn.

Alhoewel naast lidmaatapraxie ook andere effectoren kunnen aangetast zijn en andere

vormen van praxisstoornissen veroorzaken zoals spraakapraxie, buccofaciale apraxie, oculaire

apraxie en orofaciale apraxie, wordt deze studie begrensd tot het onderzoeken van patiënten

met lidmaatapraxie. Aangezien de meeste testen zich richten op de bovenste ledematen, zullen

de resultaten zich beperken tot het bovenste lidmaat en uitzonderlijk bij axiale apraxie ook tot

de romp.

Page 9: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

6

3 Methodologie

Het literatuuronderzoek ging van start met het specifiek duiden van de term ‘apraxie’. Eerst

werden algemene neuropsychologische naslagwerken en wetenschappelijke artikels op de

medische internetsite Pubmed geraadpleegd om de verschillende vormen van apraxie te

onderscheiden en een min of meer juiste betekenis te achterhalen. Het onderwerp werd

vernauwd tot ‘lidmaatapraxie’. Door het ingeven van de term ‘limb-apraxia’ en het enkel

insluiten van Engelse, Duitse, Franse en Nederlandse artikels werden in Pubmed 370 artikels

gevonden, in Web of Science 380 artikels. De abstracts werden gelezen en algemene artikels

werden geselecteerd om de term apraxie beter te kunnen duiden. Uiteindelijk werd de term

lidmaatapraxie opgedeeld in drie grote vormen: ideomotorische apraxie, lidmaat-kinetische

apraxie en ideationele apraxie. Het doel was om zoveel mogelijk beschreven case-studies op

te sporen. Zoektermen ‘limb apraxia’, ‘ideomotor apraxia’, ‘limb-kinetic apraxia’, ‘ideational

apraxia’ werden in eerste instantie opgezocht in Pubmed. Na het limiteren van ‘case-reports’,

werden alle cases die geregistreerd staan ingesloten (er werden respectievelijk 138, 111, 40,

30 resultaten bekomen). Er wordt voor case-studies gekozen om een zo gericht en specifiek

mogelijk onderzoek van alle patiënten te bekomen. Bewust werden geen limieten omtrent

jaartallen ingesteld om een zo groot mogelijk aantal casussen te bekomen. Er wordt voor case-

studies gekozen om een zo gericht mogelijk specifiek onderzoek van alle patiënten te

bekomen. Alle abstracten werden gelezen en alle beschikbare en klinisch relevante casussen

werden in de bibliotheek opgezocht. Dit onderwerp komt ook ruim aan bod bij Japanse

auteurs, maar deze artikels werden niet opgenomen in het onderzoek. Op die manier wordt

mogelijks de validiteit van deze scriptie aangetast omwille van de zgn. ‘Tower of Babel bias’.

Later werd ook via Web of Science nog naar bijkomende casussen gezocht, met voorgaande

zoektermen. Deze resultaten overlapten elkaar echter grotendeels. De referentielijsten van de

artikels werden uitgepluisd om een zo groot mogelijk aantal case-studies te bekomen. Later

werd nog naar bijkomende informatie gezocht over de verschillende subtypes van apraxie om

de gegevens van de case-studies te ondersteunen : zoektermen ‘corticobasal degeneration’,

‘dressing apraxia’, constructive apraxia’, ‘callosal apraxia’, en ‘visuokinesthetic apraxia’

werden in Pubmed ingegeven.

Om een goed overzicht te bekomen van de gevonden case-studies werden deze ingedeeld

volgens verschillende deelaspecten en de informatie uit de casussen werd zo in een

overzichtelijke tabel (Addendum 1) gerangschikt:

Page 10: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

7

1. Leeftijd patiënt en jaar artikel

2. Handvoorkeur: links of rechtshandig

3. Voorgeschiedenis en chronische ziekten

4. Reden voor opname

5. Klinisch onderzoek, algemene testen, technisch onderzoek

6. Lokalisatie laesie / Oorzaak apraxie

7. Type Apraxie

8. Apractische zijde: unilateraal (li/re) / bilateraal

9. Gestoorde bewegingen/gestoorde functies

10. Nog correct uit te voeren bewegingen

11. Specifieke testen

12. Aanwezigheid van afasie

Om op een meer eenvoudige manier de overeenkomstige casussen te vergelijken, wordt

een meer beknopte tabel samengesteld (Addendum 2). Deze tabel bevat naast het type apraxie

en de lokalisatie van de laesie ook de score van de uitvoering van bewegingen volgens de drie

actiedomeinen: uitvoering van beweging/pantomimes op verbaal commando, de imitatie van

gebaren en het gebruik van objecten en instrumenten. De score wordt bepaald door een

vergelijking tussen de drie actiedomeinen. Zo wordt de laagste (--) en hoogste (++) score

toegekend aan de respectievelijk slechtst en beste uitgevoerde modaliteit. – en + betekent

verbetering, ++ duidt op correcte uitvoering. Op die manier kan een vergelijkende studie

worden gestart en kunnen de verschillende casussen op een correcte wijze worden ingedeeld

in de drie hoofdgroepen: ideomotorische apraxie, ideationele apraxie en lidmaat-kinetische

apraxie. Ideomotorische apraxie wordt verder onderverdeeld in: apraxie door laesies van de

rechter hemisfeer en linker hemisfeer, callosale apraxie, visuo-kinesthetische apraxie,

kledingsapraxie en constructieve apraxie. Ten slotte wordt ook apraxie beschreven bij

corticobasale degeneratie en bij andere degeneratieve cerebrale aandoeningen.

Page 11: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

8

4 Resultaten

4.1 Het begrip apraxie

Apraxie wordt gedefinieerd als de onkunde om een beweging uit te voeren in antwoord op

verbaal commando of na imitatie en/of het gebruik van een instrument te demonstreren, in

afwezigheid van sensorische of motorische stoornissen en waarbij de opdracht begrepen

wordt. Apraxie wordt meestal beschreven in termen van wat het niet is: het is een stoornis in

beweging van vaardigheden die niet te wijten is aan zwakte of parese, akinesie, abnormale

tonus of houding, bewegingsstoornissen zoals tremor en chorea, gestoorde visuele

herkenning, intellectuele achteruitgang of slecht begrip (Geshwind,1975). De aanwezigheid

van deze motorische, sensorische en cognitieve stoornissen betekent niet dat de patiënten geen

lidmaatapraxie kunnen hebben, maar wanneer een patiënt één van deze stoornissen heeft,

interfereert dit met het testen naar apraxie en dus ook met het stellen van de diagnose.

Liepmann (1908) introduceerde kernsymptomen die nu als criteria voor de diagnose van

apraxie worden gehanteerd. Deze criteria verschillen van de meeste andere motorische

symptomen: ten eerste tast deze stoornis beide zijden van het lichaam aan, hoewel een

unilaterale predominante linkszijdige hersenlaesie de stoornis veroorzaakt en ten tweede is de

behouden bewegingsvaardigheid afhankelijk van de modaliteit of conditie van uitvoering.

Karakteristiek voor apraxie zijn de vrijwillige-automatische dissociatie waarbij de patiënt de

bewegingen wel spontaan kan uitvoeren, maar niet op verbaal commando (focussen op het

doel van de beweging eerder dan op de beweging zelf, verbetert de kansen op succes) en de

context-afhankelijkheid waarbij de beweging wel correct wordt uitgevoerd in de natuurlijke

setting, maar fouten worden gemaakt bij het klinische testen wanneer de actie uit de situatie

wordt gerukt (De Renzi et al, 1982).

Eén van de hoofdoorzaken in het ontstaan van verwarring rond de term apraxie is het

gebrek aan algemene standaardtesten en uniformiteit tussen de verschillende casussen om

apraxie te diagnosticeren. Onduidelijkheden zijn vaak te wijten aan verschillen in

methodologie en statistische benadering van apraxietesten (scoring criteria, type van

bewegingen), chroniciteit en etiologie van de schade en verschillen in beeldvormend

materiaal om de hersenschade te lokaliseren. De grote diversiteit aan variërende parameters

heeft geleid tot een tekort aan systematiek in de beoordeling van apraxie en in de gebruikte

terminologie. Het gebruiken van standaardtesten voor apraxie zou leiden tot een betere

Page 12: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

9

interpretatie omtrent de uitvoering van de bewegingen en zou de zoektocht naar gelijkenissen

in de verschillende studies vereenvoudigen.

4.2 Mogelijke stoornissen bij apraxie

De stoornissen van apraxie worden geclassificeerd in een aantal categorieën (De Renzi and

Luchelli, 1988; Rothi et al, 1988; Lausberg et al, 2003):

- Temporele stoornissen: verkeerde timing en slechte sequentiëring van een beweging

die verschillende positioneringen vereist.

- Spatiale fouten: abnormale amplitude, abnormale interne of externe configuratie-

oriëntatie.

- Inhoudelijke of conceptuele fouten

- Associatieve fouten: de correcte beweging wordt vervangen door een andere beweging

met één gelijkaardig kenmerk.

- Parapraxische stoornissen: correcte uitvoering van een verkeerde beweging .

- Uitvoering van acties met het verkeerde lichaamsdeel: patiënten die de correcte

beweging uitvoeren met het hoofd i.p.v. met de hand.

- Lichaamsdelen die worden gebruikt als instrument: ‘body-part-as-tool’ fouten. Zo

wordt bij het nabootsen van het gebruik van een tandenborstel de wijsvinger als

tandenborstel gebruikt i.p.v. de hand in de positie te plaatsen alsof deze een

tandenborstel vasthoudt. Hoewel ook patiënten zonder apraxie ‘body-part-as-tool’

fouten maken, corrigeren zij deze fouten na bijkomende instructies in tegenstelling tot

apractische patiënten waar deze fouten standhouden.

- Het steeds herhalen van bewegingen.

- Te weinig respons of een totaal onherkenbaar antwoord.

- Het weglaten van een bepaalde actie in een sequentiële taak.

- Verkeerde volgorde bij de uitvoering van een sequentiële taak.

4.3 Apraxie en afasie

Apraxie en afasie kunnen vaak samen voorkomen aangezien de linker hemisfeer dominant

is voor zowel praxis als voor taal en de anatomische regio’s die verantwoordelijk zijn voor

deze functies vlakbij elkaar liggen. Aangezien deze stoornissen ook geïsoleerd optreden

worden taal en praxis als gedissocieerde functies beschouwd. Bij het voorkomen van apraxie

zonder afasie of afasie zonder apraxie kan één van beide functies gelateraliseerd zijn naar de

Page 13: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

10

andere hemisfeer of er is een defect ter hoogte van een bepaalde area dat instaat voor de ene

functie, maar niet voor de andere (Kertesz et al, 1984).

Wanneer wordt getest naar de aanwezigheid van apraxie is het belangrijk om de invloed van

een geassocieerde afasie uit te sluiten. Dit is mogelijk door de imitatie van bewegingen - in

het bijzonder betekenisloze bewegingen - te testen, een testconditie die essentieel niet verbaal

van aard is. Ook bij het communicatief testen van vaardigheden wordt rekening gehouden met

de mogelijke aanwezigheid van afasie. In plaats van verbaal het pantomimeren van

objectgebruik te testen, is het mogelijk het voorwerp te tonen of te laten voelen zonder

gebruik te maken van verbale opdrachten (Goldenberg, 2008).

4.4 Ontstaan van apraxie: de bewegingsformules en de modellen

Liepmann baseerde zijn classificatie van apraxie op een theoretisch model van de

fysiologische organisatie van bewegingen: hij stelde dat er voor de uitvoering van

doelgerichte handelingen nood is aan snelheid, ritme en sequentie van bewegingen, nood aan

een idee over welke lichaamsdelen dienen te worden gebruikt, alsook nood aan informatie

over hoe een voorwerp wordt gebruikt (de ideationele outline) (Denes G et al, 1998). Deze

elementen zitten omvat in de bewegingsformules. De bewegingsrepresentaties die de

ideationele outline, ritme, snelheid en sequentie van beweging omvatten, zijn aanwezig in de

linker posterieure lob (in de visuele associatiecortex) bij rechtshandige personen: ze omvatten

de kennis over de wijze waarop men een taak dient uit te voeren. Deze

bewegingsrepresentaties waren predominant visueel van aard en vonden hun ontstaan in de

visuele associatiecortex in het posterieure deel van de hersenen. Het idee van de beweging

zou equivalent zijn aan een visueel denkbeeld van de doelbeweging. Hij gebruikte de term

visuo-kinesthetische engrammen om naar dit bewegingsgeheugen te verwijzen. Deze

engrammen worden getranscodeerd naar innervatiepatronen en worden vervoerd via

zenuwbanen van de linker posterieure lob via associatie vezels van het corpus callosum naar

de rechter precentrale hemisfeer. Vanuit deze regio worden deze banen gekoppeld naar de

bilaterale primaire motorische cortices, die instaan voor het tot stand komen van de

motorische actie. De supplementaire motorisch area speelt hierbij een belangrijke rol in het

omzetten van deze bewegingsrepresentaties naar de innervatiepatronen (Watson et al, 1986).

Aangezien alle zenuwbanen van de posterieure lob naar de motorische cortex langs de

pariëtale lob verliepen, werd deze partiële lob als dominant beschouwd (Golenberg, 2008).

Page 14: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

11

Een laesie of defect in dit deel van de hersenen leidt tot het ontstaan van apraxie. De

bewegingsformules functioneren enkel wanneer de zenuwbanen die rechtreeks communiceren

met het motorisch systeem intact zijn of wanneer de engrammen geen defecten vertonen.

Apraxie kan ontstaan wanneer de bewegingsformules verstoord zijn. Dit gebeurt in de

volgende gevallen: bij patiënten met hersenbeschadiging waarbij deze zenuwbanen

onderbroken zijn en zo de motorische cortex niet meer kunnen bereiken (ideomotorsiche

apraxie), wanneer de bewegingsformules gedegradeerd zijn (ideationele apraxie), wanneer de

toegang tot deze representaties door stoornissen in stimuli onmogelijk wordt of wanneer de

bezenuwingspatronen verstoord zijn (lidmaat-kinetische apraxie) (Liepmann, 1908).

Fig 1. Liepmann’s concept over praxis productie. (Ochipa et al, 1994).

Liepmann stelde ook dat deze asymmetrische linker hemisfere praxisdominantie bepalend is

voor de handvoorkeur. Bij de uitvoering van een manuele vaardigheid, hebben de

bewegingsrepresentaties die opgeslagen zijn in de linker hemisfeer directe toegang tot de

linker motorische cortex die de rechter hand controleert via de gekruiste corticospinale banen,

m.a.w. de rechter hand heeft, i.t.t. de linker hand, directe toegang tot dit deel van de hersenen

die deze bewegingsformules opslaat. Daardoor wordt de rechter hand dominant gesteld voor

de uitvoering van manuele vaardigheden. Wanneer het linker lidmaat een taak moet uitvoeren,

dient de nodige informatie doorheen het corpus callosum naar de rechter precentrale regio te

worden gebracht om zo de rechter pyramidale tractus te activeren om de actie uit te voeren

(Raymer et al, 1999).

Page 15: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

12

Geschwind (1965) steunde de theorie dat de actiecontrole verliep volgens zenuwbanen van

posterieur naar anterieur, maar verbaal commando en begrip waren nu de belangrijkste

elementen tot het ontstaan van bewegingen en acties i.t.t. de bewegingsformules en visuele

denkbeeld bij Liepmann. De zenuwbanen vonden hun oorsprong niet in de visuele

associatiecortex, maar wel in het posterieur deel van de superieure temporale gyrus waar

begrip van verbale commando’s wordt bereikt via de area van Wernicke. Het hoofdsymptoom

van apraxie volgens Geschwind was dan ook het falen in de productie van betekenisvolle

bewegingen op verbaal commando (Goldenberg G, 2008).

Heilman bekritiseerde Geschwind’s schema aangezien zijn model geen verklaring gaf voor

stoornissen in imitatie. Heilman blies het model van Liepmann met zijn bewegingsformules

nieuw leven in, maar stelde de inferieure pariëtale cortex voor als plaats van ontstaan.

Wanneer bewegingen worden getest op verbaal commando, worden de bewegingsformules

geactiveerd door de input vanuit de taal-areas. Wanneer de acties worden geïmiteerd, dan

worden de formules geactiveerd vanuit de visuele areas. Indien de laesies zowel delen van de

visuele als de taalareas (d.i. ter hoogte van de pariëtale cortex) aantasten, worden zowel

bewegingen op verbaal commando als door imitatie verstoord (Heilman, 1979). Heilman

beschouwde de bewegingsformules als opslagplaats van vergaarde kennis en bewegingen.

Betekenisloze en nieuwe bewegingen ontstaan niet vanuit de bewegingsformules en hebben

zo een alternatieve route nodig om de imitatie van deze bewegingen uit te voeren. Zo zal

imitatie van betekenisloze en nieuwe bewegingen volgens het model van Heilman nog

mogelijk zijn na schade van de pariëtale cortex.

De hoofdsymptomen van apraxie volgens Heilman zijn dus stoornissen in de uitvoering van

bewegingen zowel op verbaal commando als door imitatie (Goldenberg G, 2008).

Roy en Square (1985) stelden dat ten minste twee hoofdcomponenten betrokken zijn in de

uitvoering van de normale praxis. Deze zijn het conceptueel systeem of de motorische

programmeringsarea die de representaties van de actie bevatten (de bewegingsrepresentaties)

en het productiesysteem dewelke de sensorimotorische kennis van de actie en de perceptieve

motorische processen, noodzakelijk voor de organisatie en uitvoering van beweging,

omvatten. Ideationele apraxie resulteert uit een dysfunctie van het conceptueel praxissysteem;

een defect in het productiesysteem leidt tot ideomotorische apraxie.

Rothi (Rothi et al,1991) ontwierp een model voor de normale uitvoering van bewegingen

om de complexiteit van de verschillende patronen van apraxie beter te kunnen vatten. Hij

verdeelde de processingroute in een lexicale of indirecte route voor de productie en imitatie

Page 16: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

13

van betekenisvolle of reeds gekende bewegingen en in een niet lexicale of directe route

verantwoordelijk voor de imitatie van visuele acties (zowel betekenisvolle of gekende als

betekenisloze of nieuwe bewegingen). De directe route van het geziene beeld naar de

motorische controle laat directe imitatie van de externe vorm van de bewegingen toe. Imitatie

van gekende of betekenisvolle bewegingen wordt bereikt via de indirecte route die eerst de

beweging herkent en dan de corresponderende beweging uit het repertoire van gekende

bewegingen produceert.

Dit model werd recent herzien en gespecificeerd door Cubelli (Cubelli et al,2000).

Fig 2. Model van Cubelli et al. (2000)

Zijn model bevat drie componenten:

1. Een lexicale route die de herkenning (gestural input lexicon), de identificatie (action

semantic system) en de productie (gestural output lexicon) van gekende bewegingen

ondersteunt. Deze actie lexicon komt overeen met de bewegingsrepresentaties

voorgesteld door Liepmann. De ‘input lexicon’ bevat de representaties van alle

gekende bewegingen die de herkenning van deze bewegingen toelaat. De ‘output

lexicon’ omvat de kennis voor de productie van gekende bewegingen. Het semantisch

systeem slaat de betekenis van symbolische, intransitieve bewegingen op en bezit de

kennis hoe een bepaald object te gebruiken. De input- en outputlexicon bevatten de

specifieke instructies om het object daadwerkelijk te gebruiken.

Page 17: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

14

2. Een niet lexicale route of visuo-motorisch conversiemechanisme welke visuele

informatie omzet in motorische programma’s, ondersteunend voor alle geziene

bewegingen/acties.

3. Een korte termijn werkgeheugen (‘gestural buffer’) waar zowel de lexicale als de niet-

lexicale routes naartoe lopen en die de motorische programma’s opslaan tot het

moment van uitvoering.

Veel studies van apraxie zijn gebaseerd op de lokalisatie en aard van de laesies. Toch

wordt er geen enkele area alleen consistent verantwoordelijk gevonden voor het ontstaan van

apraxie. Dit suggereert dat praxisfuncties verdeeld zijn over verschillende anatomo-

functionele neurale netwerken die samenwerken, maar elk netwerk controleert één specifiek

proces. Afhankelijk van welk neuraal netwerk betrokken is, zal het type van

bewegingsstoornis verschillend zijn. Zo decodeert bijvoorbeeld het pariëtofrontaal systeem

voor grijpmechanismen, het frontostratiaal systeem voor sequentiële motorische acties en het

temporoparietaal-frontaal systeem voor herkenning en imitatie van een actie (Leiguarda en

Marsden, 2000). Afhankelijk van de lokalisatie van de laesies en aard van de stoornis kan

apraxie in verschillende types worden ingedeeld.

4.5 De drie hoofdtypes van apraxie

4.5.1 Ideationele apraxie

Ideationele apraxie ontstaat wanneer het conceptueel systeem of de motorische

programmeringsarea, waar de bewegingsrepresentaties zijn opgeslagen, vernietigd is. De

patiënt weet inhoudelijk niet wat te doen. Er is een stoornis in de conceptuele organisatie van

een actie wat leidt tot foutief hanteren van instrumenten of incorrect pantomimeren van hun

gebruik op verbaal commando. Imitatie blijft hier gespaard. Ze vertonen geen stoornissen in

de motorische uitvoering van de acties op zich, maar demonstreren ongepast gebruik van

objecten. De patiënt is bekwaam om het gebruiksvoorwerp te benoemen en aan te duiden op

commando, maar hij kan het gebruiksvoorwerp niet matchen met de juiste objecten, wat

eveneens een verlies aan kennis gerelateerd aan het gebruik van het voorwerp aantoont (De

Renzi and Lucchelli, 1988). Activiteiten in het dagelijks leven zijn hierdoor ook meestal

gestoord. De patiënten proberen bijvoorbeeld om papier te knippen met een gesloten schaar,

om soep te eten met een vork of te schrijven met het verkeerde uiteinde van een pen. Ook de

uitvoering van een complexe sequentiële taak wordt vaak niet correct volbracht met een

verkeerde volgorde van opeenvolgende acties of enkelvoudige bewegingen die worden

Page 18: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

15

weggelaten of herhaald. De term werd eerst vermeld als een defect in het uitvoeren van

sequenties van acties die het gebruik van verschillende objecten in de correcte volgorde

vereisen (Poeck, 1983). Later kwam men tot de conclusie dat ideationele apraxie niet

noodzakelijk geassocieerd is aan complexe acties, maar ook enkelvoudige acties aangaat.

Complexe acties met multiple objecten kunnen het defect beter onthullen, mogelijks door de

zwaardere last die ze van het geheugen vergen (Hanna-Plady and Rothi, 1996). Naast

stoornissen in gebruik zijn er nog andere types van fouten te vinden zoals het langdurig

aarzelen om een actie te starten, het aanraken van het instrument zonder het ook echt te

gebruiken en de correcte actie uitvoeren maar met een verkeerde recipiënt (Schwartz et al,

2002).

Deze vorm van apraxie wordt typisch gezien bij schade in de posterieure temporopariëtale

regio van de taaldominante, meestal linker hemisfeer en komt slechts bij 4% van de patiënten

met laesies in deze regio voor (Poeck, 1983). De pariëtale lob wordt in staat gesteld om de

functie van structurele kenmerken van objecten af te leiden terwijl integriteit van de temporale

lob verantwoordelijk is voor het herwinnen van de semantische kennis over het doel van het

instrument en zijn objecten (Spatt et al, 2002). Deze apractische stoornis is door de lokalisatie

van de laesies ook steeds geassocieerd met een vorm van afasie. Het gemis aan interesse voor

deze vorm, de praktische moeilijkheden in het testen en het scoren van het defect, alsook het

weinig frequent voorkomen, maken ideationele apraxie een weinig beschreven en bestudeerd

onderwerp (De Renzi and Lucchelli, 1988). Dit is de reden waarom maar een beperkt aantal

casussen teruggevonden werden in de literatuur.

4.5.2 Ideomotorische apraxie

Ideomotorische apraxie is een stoornis van de productiecomponent van het praxissysteem

met behoud van het conceptueel deel. Deze vorm van apraxie wordt veroorzaakt door

loskoppeling van de motorische programmeringsregio, die de bewegingsrepresentaties omvat,

en de premotorische en motorische cortex, die de motorische uitvoering van de handeling

regelt. De patiënt kan zich hierdoor wel een beeld vormen van de te verrichten handeling,

maar kan deze zelf motorisch niet uitvoeren. Vernietiging van de bewegingsrepresentaties

door schade aan de linker pariëtale lob is een andere mogelijke oorzaak van ideomotorische

apraxie. Dit is te wijten aan defecten ter hoogte van de pariëtale hemisfeer, de premotorische

cortex en de subcorticale witte stof die de programmeringsregio en de motorische cortex

verbindt (Heilman en Rothi, 2003).

Page 19: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

16

De herkenning van instrumenten blijft bewaard en wanneer het voorwerp voorhanden is,

kunnen ze het gebruik correct weergeven. Het pantomimeren van instrumentgebruik op

verbaal commando of om acties te imiteren wordt wel gekenmerkt door fouten in tijd,

sequentie en ruimtelijke organisatie. Er is geen conceptueel defect. De verbetering van het

gebruik van echte objecten wordt door De Renzi et al (1982) en Roy en Square (1994)

verklaard doordat de aanwezigheid van het voorwerp additionele informatie levert die zowel

perceptueel (visueel en/of tactiel) of contextueel van aard kan zijn. Er zijn geen problemen

met de uitvoering van een sequentiële taak. Bij ideomotorische apraxie kan de patiënt foutloos

bewegingen uitvoeren in het dagelijks leven, maar dezelfde bewegingen zijn defect in

testcondities op verbaal commando en door imitatie. Deze inconsistentie in uitvoering

indiceert dat - i.t.t. lidmaat-kinetische apraxie - het bewegingspatroon niet verloren is gegaan,

maar dat de patiënt moeite ondervindt bij het oproepen van de automatische-vrijwillige

evocatie in testsituaties (Denes G et al, 1998).

Bij ideomotorische apraxie worden typisch meer fouten opgemerkt bij de uitvoering van

transitieve bewegingen dan bij intransitieve acties. Een eerste hypothese voor het

gecombineerd voorkomen van gestoorde transitieve acties en intacte intransitieve bewegingen

stelt dat intransitieve bewegingen bilateraal worden gepresenteerd (Rapcsak et al, 1993). Een

tweede hypothese gaat ervan uit dat intransitieve bewegingen beter worden uitgevoerd door

de gerelateerde socio-economische context aangezien het voorkomen van ideomotorische

apraxie contextafhankelijk is. Dit wil zeggen dat tips vanuit de context resulteren in een betere

uitvoering van bewegingen. Intransitieve bewegingen zijn immers gerelateerd aan de socio-

culturele context, terwijl transitieve bewegingen afhankelijk zijn van de vorm, grootte en

functie van objecten (Heath et al, 2001). De representatie van transitieve en intransitieve

bewegingen is dissocieerbaar.

Ideationele en ideomotorische apraxie worden beoordeeld door de uitvoering van

verschillende types van bewegingen te testen: transitieve bewegingen (gebruik van een

instrument/object nabootsen), intransitieve representatieve bewegingen (symbolische

beweging: bv. duim opsteken), betekenisloze of intransitieve niet-representatieve bewegingen

(bv. vinger naar neustip brengen) en complexe sequenties met multiple objecten. Deze

bewegingen kunnen uitgevoerd worden onder verschillende modaliteiten: door verbaal

commando, door imitatie, door tactiele of visuele presentatie van objecten of de beweging

uitvoeren of nabootsen op een mannequinpop. Daarnaast wordt ook het daadwerkelijk

hanteren van instrumenten en objecten getoetst.

Page 20: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

17

Bij beide vormen wordt een gestoorde uitvoering van communicatieve gebaren op verbaal

commando opgemerkt. Wanneer dit te wijten is aan de onkunde om de acties op te roepen

vanuit het semantische geheugen – amnesie van usage (De Renzi and Luchelli, 1988), wordt

dit als ideationele apraxie geclassificeerd. Deze stoornis wordt als ideomotorische apraxie

beschouwd als een defecte motorische uitvoering aan de basis ligt (Heilmann en Rothi, 1993).

4.5.3 Lidmaat-kinetische apraxie

Lidmaat-kinetische apraxie wordt gekarakteriseerd door traagheid en onhandigheid in

bewegingen met verlies van fijne en precieze bewegingen. De gestoorde bewegingen zijn niet

te verklaren door de aanwezigheid van motorische of sensoriële defecten, ataxie of een rigide-

akinetisch syndroom. De stoornis bevindt zich aan één zijde van het lichaam, contralateraal

aan de corticale laesie. De ernst van het defect is consistent, zowel in testsituaties als in

dagelijkse activiteiten. De consistentie van de stoornis en de afwezigheid van de automatisch-

vrijwillige dissociatie zijn de belangrijkste karakteristieken die deze vorm onderscheiden van

ideomotorische apraxie (Denes et al, 1998). Er wordt een degeneratief proces van de frontale

en pariëtale cortices, de supplementaire motorische areas of de primaire motorische cortex

aangetoond. Corticobasale degeneratie wordt beschreven als meest voorkomende oorzaak van

lidmaat-kinetische apraxie.

4.6 Subtypes van apraxie

Door de jaren heen ontstonden een groot aantal nieuwe termen die leiden tot een classificatie

van verschillende subtypes van apraxie, gebaseerd op subtiele dissociaties in praxis

mogelijkheden. Dit resulteert in een enorme verwarring in de literatuur waardoor dezelfde

termen door verschillende onderzoekers anders worden gebruikt.

Een aantal van deze subtypes (Petreska et al, 2007) worden hier voorgesteld:

- Conceptuele apraxie: vorm van (ideationele) apraxie waarbij het concept van de actie

verloren is. Dit wordt gekarakteriseerd door een stoornis in instrumentgebruik en in

het begrijpen en uitvoeren van betekenisvolle intransitieve bewegingen. Dit

onderscheidt zich van ideationele apraxie omdat er hier ook stoornissen in de

sequentie van complexe bewegingen voorkomen.

- Constructieve apraxie: onvermogen om bij elkaar horende componenten in één geheel

samen te voegen. De patiënten zijn onbekwaam om spontaan objecten te tekenen,

figuren te kopiëren en constructies te bouwen met blokken. Er is een stoornis in het

uitvoeren van gerichte handelingen waarbij ruimtelijk inzicht vereist is.

Page 21: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

18

- Tactiele apraxie: Stoornis in handbewegingen voor het gebruik van en de interactie

met een instrument, met het behoud van intransitieve bewegingen.

- Unimodale apraxie: Elke vorm van apraxie die specifiek is bij acties bij een enkele

modaliteit: bv. visuele stoornissen, maar geen auditieve of tactiele stoornissen.

- Conductie apraxie: syndroom waarbij men beter bewegingen kan uitvoeren op verbaal

commando dan door imitatie (omgekeerde bestaat ook) (Ochipa et al, 1994).

- Visuo-imitatieve apraxie: Een selectieve stoornis in de uitvoering van betekenisloze

acties met een perfecte uitvoering van betekenisvolle acties zowel door imitatie als

door verbaal commando (Merians et al, 1997).

- Gekruiste apraxie: apraxie van het rechter lidmaat na schade van de rechter hemisfeer.

- Axiale apraxie: de onkunde om bewust posturale houdingsveranderingen te kunnen

uitvoeren zoals draaien in ruglig. (bv. problemen met draaien in bed)

- Optische of visuomotorische apraxie: stoornissen in acties die visuele feedback

noodzaken.

- Kledingsapraxie: onkunde om zich correct aan te kleden.

- Gangapraxie: Verstoord gangpatroon, onderscheidt zich van onderste lidmaatapraxie.

Onkunde om de coördinerende bewegingen van de onderste ledematen, nodig bij het

stappen, uit te voeren

Enkele van deze meest voorkomende subtypes worden hieronder meer in detail toegelicht.

4.6.1 Visuo-imitatieve apraxie

Patiënten met deze vorm van apraxie vertonen een laesie ter hoogte van de linker pariëtale

hemisfeer. Een stoornis in de imitatie van betekenisloze acties werd door Geschwind en

Damasio (1985) niet gerelateerd aan apraxie, maar het werd wel als een kernsymptoom van

ideomotorische apraxie beschouwd door verschillende andere auteurs (De Renzi et al, 1980;

Kimura and Archibald, 1993). Deze stelling is twijfelachtig aangezien de patiënten falen in de

imitatie van betekenisloze bewegingen door insufficiënte perceptuele en conceptuele

verwerking van de gedemonstreerde acties eerder dan door stoornissen in motorische

uitvoering die ideomotorische apraxie typeert (Goldenberg 2008). Daarom wordt een defect in

imitatie van betekenisloze acties bestempeld als een gedissocieerde stoornis en deze vorm

getypeerd als visuo-imitatieve apraxie.

Page 22: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

19

4.6.2 Kledingsapraxie en constructieve apraxie

Deze vormen worden samen beschreven omdat zij gecombineerd voorkomen en meestal

veroorzaakt worden door een laesie van de niet-dominante rechter hemisfeer (Warren, 1981).

Kledingsapraxie wordt gedefinieerd als de conditie waarin de spontane en automatische

capaciteit om zich aan te kleden verloren is gegaan en de relatie tussen bovenste en onderste

lidmaten en links-rechts oriëntatie verstoord is (Yamazaki et al, 2001). De patiënten kunnen

hun kledij benoemen en de actie hoe de kledij aan te trekken beschrijven, maar kunnen zich

niet zelf aankleden. Kledingsapraxie is een subtype van ideomotorische apraxie en komt

zelden geïsoleerd voor. Deze vorm treft men vaak gecombineerd aan met constructieve

apraxie, hemispatiaal neglect, en andere bewegingsstoornissen van ideomotorische apraxie.

Constructieve apractische patiënten zijn onbekwaam om objecten te tekenen, figuren te

kopiëren en met blokken constructies te bouwen. Deze acties vergen een minimale

perceptuele activiteit (visueel of tactiel) met behoud van aandacht, ruimtelijke integratie en

een motorische respons. Deze vorm is het gevolg van het verlies van bilateraal gepresenteerde

componenten voor constructieve planning en de op waarneming gebaseerde verwerking van

categoriale en coördinerende ruimtelijke organisatie van de samengestelde delen van het

object (Laeng, 2006). Duensing (1953) was de eerste die beweerde dat constructieve

stoornissen door schade aan de rechter en de linker hemisfeer te wijten zijn aan twee

verschillende pathogenetische mechanismen: een apractisch, uitvoerend defect bij patiënten

met linker hersenschade en een agnostische visuoperceptieve stoornis bij schade aan de

rechter hemisfeer. Toch kan deze stelling niet volledig worden verdedigd aangezien ook

tegenstrijdige resultaten werden gepubliceerd (Arena and Gainotti, 1978).

4.7 Voornaamste oorzaken van apraxie.

De meest voorkomende oorzaak van apraxie is het cerebrovasculair accident. Hersentumoren,

hoofdtrauma’s en letsels bij hersenchirurgie kunnen ook apraxie veroorzaken als zij een

relevant hersengebied omvatten. De aandoening wordt ook opgemerkt bij patiënten met

corticobasale degeneratie, progressieve supranucleaire palsy, ziekte van Huntington, ziekte

van Alzheimer en ziekte van Pick. Exacte prevalentiegegevens zijn niet gekend. Dit is

voornamelijk te wijten aan het diagnosticeren van apraxie door klinische onderzoek in de

afwezigheid van gestandaardiseerde testen. Gevallen van apraxie kunnen door deze klinische

expertise overschat of gemist worden aangezien niet alle onderzoekers dezelfde criteria

hanteren en niet altijd bedacht zijn op de aanwezigheid van apraxie (Zwinkels et al, 2003).

Page 23: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

20

4.7.1 Lokalisatie van de laesies

Fig 3. Lokalisatie van de laesies (Denes et al, 1998)

Er wordt een structurele voorstelling van de lokalisatie van mogelijke hersenlaesies opgesteld

die de oorsprong van de verschillende types apraxie verduidelijkt.

Fig 4. Structurele voorstelling van de lokalisatie van de laesies bij de verschillende types apraxie.

In de meeste gevallen van apraxie worden laesies van de linker hemisfeer gevonden,

aangezien deze hersenzijde dominant is voor praxisfunctie (Fig 4). Regio’s die kunnen

aangetast zijn, zijn de pariëtale of temporale cortices, de premotore cortex, motore cortex,

supplementaire motorische area, corpus callosum en de subcorticale regio’s dewelke de witte

massa omvatten (Goldenberg, 2008a). Selectieve schade aan één of meerdere delen van deze

areas kan een specifiek patroon van fouten gerelateerd aan een subtype van apraxie

veroorzaken. Zo wordt ideationele apraxie gekenmerkt door laesies ter hoogte van de

posterieure temporoparietale lob (1). Defecten bij lidmaat-kinetische apraxie worden

gepresenteerd ter hoogte van de supplementaire motorische area, de prefrontale en premotore

cortex (3). Bij ideomotorische apraxie worden hoofdzakelijk verschillende laesies van de

pariëtale cortex en de witte massa in de linker hemisfeer gedetecteerd. Er is schade ter hoogte

van de banen die de motorische en temporopariëtale cortex (waar de bewegingsrepresentaties

zijn opgeslagen) verbindt (2). Minder frequent komen bij ideomotorische apraxie ook

defecten voor in de premotorische cortex, de supplementaire motorische area, de intrapariëtale

1. Laesies in dit gebied veroorzaken ideationele apraxie 2. Laesies in dit gebied veroorzaken ideomotorische apraxie 3. Laesies in dit gebied veroorzaken lidmaat-kinetische apraxie

2

1

3

Page 24: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

21

sulcus, de angulaire gyrus, alsook in de basale ganglia en thalamus (Heilman and Rothi,

2003). Ook laesies van het corpus callosum (4) veroorzaken unilaterale linkszijdige

ideomotorische apraxie.

4.7.2 Apraxie bij cerebrale degeneratieve aandoeningen

Apraxie kan ook voorkomen bij vormen van dementie zoals bij de ziekte van Alzheimer, de

ziekte van Pick, de ziekte van Huntington, bij supranucleaire palsy en bij corticobasale

degeneratie. Door een overlap tussen de ziekte van Pick en corticobasale degeneratie, wordt

de term ‘Pick complex’ geïntroduceerd die patiënten beschrijft met progressieve apraxie,

geassocieerd aan focale atrofie (Fukui et al, 1996).

Corticobasale degeneratie (CBD) is een progressieve bewegingsstoornis met corticale

en basale ganglia dysfunctie. Typische klinische symptomen zijn lidmaatapraxie in associatie

met asymmetrische rigiditeit, bradykinesie, dystonie, actietremor, myoclonus, hyperreflexie,

‘alien hand’ syndroom, corticospinale tekens en corticaal sensorieel verlies met

gangstoornissen en dementie. De aandoening start asymmetrisch en zal pas jaren later ook het

andere lidmaat aantasten. Er wordt meestal een asymmetrisch hypometabolisme in de

hersenhelft contralateraal aan het meest aangetaste lidmaat aangetoond. Apraxie van het

bovenste lidmaat wordt in 80% van de gevallen gevonden en is dus een kernsymptoom van

CBD wat deze aandoening onderscheidt van andere degeneratieve ziekten. Gezien de aard van

apraxie, nl zowel een gestoorde productie van betekenisloze en symbolische bewegingen op

commando en door imitatie als een defect gebruik van echte objecten, wordt deze bij CBD

door de meeste auteurs bestempeld als ideomotorische apraxie ( Riley et al, 1990; Jacobs et

al, 1999), maar Leiguarda et al (1994) argumenteerden dat het defect in het gebruik van echte

objecten eerder een graad van ideationele apraxie indiceert. Deze verschillende conclusies

zijn te wijten aan de bestaande verwarring in terminologie. Peigneux et al (2001) stelden wel

dat ideomotorische apraxie de meest voorkomende vorm is bij deze patiënten aangezien er

voornamelijk spatio-temporele en geen contextuele fouten werden gemaakt bij het

objectgebruik en er ook verbetering optrad wanneer het voorwerp voorhanden was. Daarnaast

profileren sommige patiënten met CBD zich ook met onhandige distale bewegingen wat de

diagnose van limb-kinetische apraxie impliceert (Denes et al, 1998). CBD wordt vaak

veroorzaakt door een defect in de delen van de hersenen die de spatio-temporele

representaties transformeren naar de motorische programma’s wat een defect in het

productiesysteem veroorzaakt en geen stoornis in het representatief systeem of gedegradeerde

bewegingsrepresentaties (Rothi et al, 1991). De laesies, die hoofdzakelijk verantwoordelijk

Page 25: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

22

zijn voor het praxisdefect, zijn voornamelijk te vinden ter hoogte van de supplementaire

motor area of convexe premotore cortex die instaan voor deze transformatie (Jacobs et

al,1999; Watson et al, 1986). Verder wordt bij CBD ook schade aangetroffen ter hoogte van

de rolandische, superieur frontale, superieur temporale en parietale regio’s en subcorticale

structuren van de substantia nigra, de globus pallidus en het putamen, die mogelijks een rol

spelen bij de planning en uitvoering van bewegingen (Gibb et al, 1989).

CBD kan ook gepaard gaan met corticaal sensorieel verlies, waardoor o.a. de informatie over

de positie van gewrichten ontbreekt. Additionele informatie via de visuele modaliteit kan het

verlies van sensorische feedback die nodig is voor het plannen van bewegingen deels

herstellen, waardoor een vooruitgang optreedt wanneer bewegingen worden uitgevoerd met

open ogen. Aangezien in de ogen-open conditie maar een partiële verbetering optreedt,

kunnen deze bewegingsstoornissen bij CBD ook maar partieel veroorzaakt zijn door dit

sensorisch defect (Jacobs et al,1999). Bijgevolg ligt voornamelijk apraxie en deels het

corticaal sensorisch verlies aan de basis van de defecte uitvoering van bepaalde acties.

Apraxie komt vaak voor bij de ziekte van Alzheimer, maar wordt zelden beschreven als

een presenterend symptoom. Apraxie wordt in een vroeg stadium gediagnosticeerd vooraleer

degradatie van het geheugen en afasie optreden. De ernst van apraxie bij de ziekte van

Alzheimer en de ziekte van Pick correleert met de progressie van de dementie (Macauley B en

Ardila A, 2006). progressieve supranucleaire palsy wordt in 30% van de gevallen

gekarakteriseerd door apraxie.

4.8 Bijdrage van de linker en rechter hemisfeer

De bewegingsformules bij rechtshandigen worden meestal gepresenteerd ter hoogte van

hun dominante linker inferieure pariëtale lob en deze engrams zijn verantwoordelijk voor de

activering van de motorische area’s in beide hemisferen. De linker hemisfeer is dus niet alleen

competent voor de verwerking van de bewegingsrepresentaties, maar draagt ook bij tot het

genereren van bewegingen uit de rechter hemisfeer. Een linker hemisfere laesie manifesteert

zich dus door bilaterale ideomotorische apraxie (indien er geen hemiparese is van het rechter

lidmaat) terwijl een laesie van de rechter hemisfeer enkel de linkerhand aantast (Petreska et al,

2007). In tegenstelling tot de praxisdominantie van de linker hemisfeer argumenteren o.a.

Heath et al (2001) voor een bi-hemisfere representatie van motorische vaardigheden

aangezien zij in hun studie gelijkaardige stoornissen observeren bij zowel linker als rechter

hersenlaesies. Bij een callosale laesie treedt er een unilatere linkszijdige ideomotorische

Page 26: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

23

apraxie op aangezien de callosale vezels de linker parietale hemisfeer verbinden met de

rechter premotore cortex die instaat voor de motorische bewegingen van de linkerhand.

Goldenberg (2008) merkt ook op dat de linker hemisfeer volledig competent is voor de

verwerking van handgrepen en dat de rechter hemisfeer noodzakelijk is voor de verwerking

van vingerbewegingen. De linker hemisfeer levert hierbij conceptuele kennis over de

structuur van het menselijk lichaam en de rechter hemisfeer is gespecialiseerd in de visuele

analyse van de grepen.

4.9 Case-studies.

Er worden 56 artikels gevonden die 79 gevallen van apractische patiënten beschrijven.

Sommige artikels maken geen onderscheid tussen de verschillende types apraxie of een type

apraxie wordt verkeerdelijk benoemd, dit voornamelijk ten gevolge van de verwarring tussen

de termen ideationele en ideomotorische apraxie. Om deze reden wordt een tabel opgesteld

om een correct onderscheid te maken tussen ideationele en ideomotorische apraxie en de

patiënten op een juiste wijze in te delen.

Onderscheid op gebied van functies.

Ideationele Ideomotorische

Pantomimeren op verbaal commando

Niet tonen van correcte intentie. Verlies van concept van beweging

Correcte intentie, maar spatio-temporele fouten

Imitatie Verbetering tot correcte uitvoering van de actie.

Beter dan op commando, maar spatio-temporele fouten blijven bestaan

Echt voorwerp Gestoord, niet tonen van correcte intentie. Verlies van concept van beweging

Geen ongepast conceptueel probleem. Beter dan bij imitatie, maar spatio-temporele fouten blijven soms bestaan

Multi-stage acties Gestoord (omdat ze een zwaardere taak vergen van het geheugen)

Geen problemen

Tabel 1: verschil tussen ideationele en ideomotorische apraxie. (Watson en Heilman, 1983)

De resultaten en tabel met de verschillende deelaspecten van elke casus zijn te vinden in

het addendum (Addendum 1). Het type apraxie wordt in deze tabel weergegeven zoals

vermeld door de auteur. Om de patiënten beter te groeperen wordt ook een meer beknopte

tabel weergegeven (Addendum 2). Deze tabel bevat naast het type apraxie en de lokalisatie

van de laesie ook de score van de uitvoering van bewegingen volgens de drie actiedomeinen:

in de meeste case-studies wordt een vergelijking gemaakt tussen de uitvoering van

beweging/pantomimes op verbaal commando, de imitatie van gebaren en het gebruik van

Page 27: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

24

objecten en instrumenten. De score wordt bepaald door een vergelijking tussen de drie

actiedomeinen. Zo wordt de laagste (--) en hoogste (++) score toegekend aan de

respectievelijk slechtst en best uitgevoerde modaliteit. + betekent verbetering, ++ duidt op

correcte uitvoering. De referenties van de case-studies worden hier niet specifiek vermeld,

maar zijn te vinden in de tabel van addendum 1.

Er worden 6 patiënten met lidmaat-kinetische apraxie gevonden, 7 patiënten met ideationele

apraxie en 52 patiënten met ideomotorische apraxie. Verder werden nog 4 patiënten met

axiale apraxie, 9 patiënten met kledingsapraxie, 9 patiënten met constructieve apraxie, 2

patiënten met optische apraxie en 8 patiënten met visuo-imitatieve apraxie gevonden. Deze

subtypes zijn vormen van ideomotorische apraxie, maar met andere kenmerken qua

praxisproduktie, lokalisatie en aard van stoornis.

4.9.1 Case-studies van lidmaat-kinetische apraxie

Er zijn zes case-studies (patiënten 44, 49, 50, 51, 52,53) met lidmaat-kinetische apraxie

gevonden. Alle beschreven gevallen vertonen degeneratieve processen zoals de ziekte van

Pick en corticobasale degeneratie, die voornamelijk de frontale en pariëtale cortices en

predominant de premotore corticale areas en de supplementaire motore area aantast. Deze

laatste areas zijn belangrijk in de activering van neuronen in de motorcortex die de spieren

van de hand controleren. Vier rechtshandige patiënten vertonen atrofie van de linker

hemisfeer, één rechtshandige en één linkshandige patiënt in de rechter hemisfeer. Het

verkeerdelijk uitvoeren van bewegingen met de bovenste lidmaten is de voornaamste stoornis

en kan niet worden toegeschreven aan parese noch aan extrapiramidale stoornissen, ataxie of

andere motorische en sensorische defecten. De bewegingen die fijne motorische controle

vergen, zoals vingerbewegingen, zijn het meest gestoord. De patiënten kunnen moeilijk

voorwerpen hanteren en bewegingen imiteren door de traagheid, stijfheid en onhandigheid

tijdens de uitvoering. De klinische verschijnselen komen tot uiting in de lichaamshelft,

contralateraal aan de laesie. Deze stoornis start asymmetrisch, maar kan over het verloop van

jaren ook de andere hand aantasten door het uitbreiden van de laesie. De patiënten met de

laesie in de linker hemisfeer vertonen onhandigheid van bewegingen met de rechterhand. Bij

een rechter hemisfeer laesie starten de vreemde en onhandige bewegingen ter hoogte van de

- - zeer slechte uitvoering - slechte uitvoering (maar verbetering t.o.v. - -) + verbetering t.o.v. - ++ correcte uitvoering ? niet af te leiden uit het gevoerde onderzoek

Page 28: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

25

linkerhand. Één patiënt met een laesie in de rechter hemisfeer is linkshandig en hierbij treedt

een verschuiving op van praxisdominantie naar de rechter hemisfeer. De andere patiënt met

een letsel in de rechter hersenhelft is wel rechtshandig, ook hier treedt verschuiving op van de

praxisdominantie van de linker naar de rechter hersenhelft. Dit wordt gekruiste apraxie

genoemd. Deze stoornis blijft zowel in testcondities als bij activiteiten in het dagelijks leven

bestaan. De afwezigheid van de automatische-vrijwillige dissociatie onderscheidt deze vorm

van ideomotorische apraxie waar meestal de praxisfunctie in de testconditie is verstoord maar

niet in het dagelijks leven. De unimanuele presentatie is een elementair kenmerk van lidmaat-

kinetische apraxie. Ideomotorische en ideationele apraxie zijn in essentie bimanuele

stoornisen. In alle beschreven gevallen blijft het ideationele plan bewaard. De patiënten

kunnen exact beschrijven hoe zij een bepaalde beweging moeten uitvoeren en herkennen deze

ook wanneer de onderzoeker ze voortoont. Zij beseffen zelf deze problemen en trachten de

vreemde bewegingen soms te corrigeren met de andere hand.

4.9.2 Case-studies van ideationele apraxie

Patiëntnr. Apractische zijde

Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

4,18 Bimanueel - - - - - Re hersenlaesie 32, 72 Bimanueel ++ + - - Laesie temporale, pariëtale en

occipitale regio’s bilateraal 62 Bimanueel - ++ - - Li hersenlaesie (pariëtaal) 77,78,79 Bimanueel - - ++ ++ Li hersenlaesie (posterieur)

Tabel 2: Case-studies van ideationele apraxie

Ideationele apraxie is een stoornis veroorzaakt door schade in de temporopariëtale regio van

de taaldominante hemisfeer, dus gewoonlijk de linker hemisfeer. Zeldzaam worden gevallen

beschreven, zoals onze twee eerste patiënten (4,18) waar deze vorm van apraxie het gevolg is

van een rechtszijdige laesie. Beide patiënten zijn linkshandig en de representatie van

taalfuncties en praxisfuncties gebeurt hier bilateraal of in de rechter hemisfeer. Al deze

patiënten, (uitgezonderd 72) zijn afatisch, te wijten aan de gemeenschappelijke lokalisatie van

de laesies in de taaldominante hemisfeer. Toch kan hun defect niet worden toegeschreven aan

agnosie of afasie, noch aan gestoord begrip aangezien ze de instrumenten en de doelactie

correct kunnen benoemen en beschrijven en het correcte voorwerp kunnen identificeren op

verbaal commando. Patiënten 4 en 18 worden enkel getest voor het uitvoeren van een

complexe, sequentiële taak en kunnen dus enkel hiervoor beoordeeld worden. De andere

patiënten vertonen ook stoornissen bij het gebruik van een instrument bij een enkelvoudige

taak. Dit bewijst dat deze stoornis niet enkel te wijten is aan de moeilijkheidsgraad van de

taak, maar hoofdzakelijk aan het verlies van conceptuele kennis, waardoor men een voorwerp

aan de verkeerde actie koppelt (bv. met een sleutel i.p.v. met een lepel in een kopje roeren).

Page 29: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

26

De Renzi et al (1968) bemerkten dat de definitie van ideationele apraxie dus niet beperkt blijft

tot een stoornis in het volbrengen van een sequentiële taak zoals Liepmann (1908) stelde.

Volgens Liepmann werden de enkelvoudige acties geïsoleerd wel correct uitgevoerd. Dit is bij

deze casussen dus niet het geval. Poeck et al (1980) stelden wel dat het foutief gebruik van

een enkelvoudig object in een enkelvoudige beweging niet voldoende is voor de diagnose van

ideationele apraxie. Wanneer uitsluitend deze stoornis voorkomt, spreekt men van

conceptuele apraxie.

Bij patiënten 32 en 72 wordt een dissociatie gevonden tussen het pantomimeren van

objectgebruik op verbaal commando en het daadwerkelijk gebruiken van het object. Een

verklaring voor dit merkwaardig fenomeen wordt niet gegeven.

Patiënt 62 heeft vooral problemen bij enkelvoudige acties, maar er treedt verbetering op

wanneer het doelobject voorhanden is. ‘To-body’ instrumenten - dit zijn instrumenten die

t.o.v. het lichaam worden gebruikt (bv. kam) - kunnen wel correct worden gebruikt aangezien

het doelobject (het haar) hier steeds aanwezig is. Dit wijst op een dissociatie tussen een

lichaamsdeel als doelobject en andere niet-lichaamsgebonden doelobjecten die niet in zijn

directe omgeving worden gepresenteerd. ‘Amnesie van gebruik’ wat de Renzi en Luchelli

(1988) beschreven als het falen in het activeren van acties vanuit het geheugen bij ideationele

apraxie, is niet van toepassing bij deze patiënt. Hij kan wel de acties activeren uit het

geheugen, maar is niet in staat om het beeld van het doelobject op te roepen. Complexe acties

met meerdere instrumenten zijn hier geen probleem aangezien deze verschillende

instrumenten voldoende tips aanbrengen om de actie te volbrengen. Ook buiten de testsituatie

in het dagelijks leven verstrekken de context en de omgeving hem voldoende informatie

(vrijwillige-automatische dissociatie). Deze bevindingen zijn tegenstrijdig met de algemene

karakteristieken en de hypothese van Liepmann die ideationele apraxie beschrijft als een

defect in het volbrengen van een complexe taak. We kunnen deze casus eerder beschrijven als

een geval van conceptuele apraxie, die zich onderscheidt van ideationele apraxie door

afwezigheid van stoornissen in de uitvoering van complexe sequentiële taken. Ook het correct

gebruik in het dagelijks leven is uitzonderlijk bij deze vorm van apraxie. Deze patiënt is

eerder gestoord in het oproepen en voorstellen van het doelobject dan in het gebruik van het

instrument zelf.

De stoornis bij de patiënten 77, 78, 79 wordt door Heilman (1973) bestempeld als

ideationele apraxie. Toch passen deze karakteristieken volgens de meeste auteurs eerder bij

ideomotorische apraxie (zie tabel 1) aangezien het gebruik van echte objecten juist wordt

Page 30: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

27

uitgevoerd en stoornissen worden gevonden bij het pantomimeren op verbaal commando.

Heilman stelt hier echter begrijpelijk de aard van de stoornissen in vraag, aangezien de fouten

bij het pantomimeren van objectgebruik op verbaal commando eerder conceptueel zijn van

aard. De patiënten kunnen de actie totaal niet uitvoeren en kijken verdwaasd naar hun handen

of maken irrelevante bewegingen. In tegenstelling hiermee blijft bij ideomotorische apraxie

wel de intentie van de bewegingen bewaard, maar treden er spatiale en temporele fouten op.

Deze case-studies bekrachtigen de stelling dat ideationele apraxie een ernstigere vorm van

ideomotorische apraxie is (Geshwind 1965, Zangwill 1960, Brown 1972).

Patiënt 4 wordt beschreven als ‘ideatory’ apraxie, een samenvoeging van de termen

ideationele en ideomotorische apraxie. Deze term zorgt opnieuw voor verwarring rond de

verschillende subtypes. De patiënt wordt eerst beschreven met zowel ideomotorische apraxie,

afasie en ideationele apraxie. Afasie en ideomotorische apraxie verdwijnen na enkele dagen

terwijl ideationele apraxie blijft bestaan. Dit levert opnieuw het bewijs dat deze stoornis niet

te wijten is aan een taalstoornis, aangezien beide stoornissen zich onafhankelijk van elkaar

voordoen.

4.9.3 Case-studies van ideomotorische apraxie

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de patiënten met een linker hersenlaesie, een rechter

hersenlaesie en een laesie van het corpus callosum.

4.9.3.1 Linker hersenlaesie Patiëntnr. Apractische

zijde Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

5,29,30,31: Infarct li A Cerebri media 11: Infarct li A cerebri ant en corpus callosum

12: Infarct Li A Cerebri ant

3,5,11, 12,20,29, 30, 31,42

Bimanueel (11 > Li, 12,42 > Re)

- + ++

42: ziekte van Pick: atrofie li hemisfeer 33 Bimanueel - - - ++ infarct li inf parietale en temporale regio’s

Tabel 3: case-studies van ideomotorische apraxie na laesies van de linker hemisfeer.

Een laesie van de linker hemisfeer is volgens Liepmann de voornaamste oorzaak voor het

ontstaan van apraxie. Alle patiënten (uitgezonderd patiënt 3) presenteren zich met bilaterale

apraxie, zij het niet dat deze bij twee patiënten (12 en 42) meer uitgesproken is aan de rechter

zijde en bij patiënt 11 meer geprononceerd ter hoogte van de linkerhand. Dit is bij deze laatste

patiënt deels te wijten aan de geassocieerde letsels van het corpus callosum, die apraxie van

het linker lidmaat veroorzaken. Belangrijk is hierbij te vermelden dat de meeste van deze

patiënten een rechter hemiparese (zo ook patiënt 3) vertonen en dat praxis dus niet kan

worden getest met de paralytische rechterhand. Al deze patiënten zijn rechtshandig, wat de

Page 31: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

28

stelling van Liepmann omtrent de rechter handvoorkeur bij asymmetrische linker hemisfere

praxisdominantie bevestigt.

Afasie is afwezig bij de linkshandige patiënt 3 en de rechtshandige patiënt 20 wat kan

verklaard worden doordat praxisdominantie zich presenteert t.h.v. de linker hemisfeer en

taaldominantie t.h.v. de rechter hemisfeer bij de rechtshandige patiënten 3 en 20. Afasie is wel

bij de andere patiënten terug te vinden, wat wijst op taal- en praxisdominantie van de linker

hemisfeer.

De meeste patiënten met ideomotorische apraxie vertonen bij imitatie verbeterde

praxisuitvoering ten opzichte van de uitvoering van bewegingen op verbaal commando omdat

het zien van de actie de patiënten informatie geeft die zij niet langer hebben opgeslagen. Het

zien van de beweging levert hen als het ware visuele tips op. Het imiteren van bewegingen is

superieur ten opzichte van het pantomimeren op verbaal commando. Dit is ook de reden

waarom objectgebruik correct wordt uitgevoerd: het voorwerp levert de patiënten voldoende

visuele en tactiele kennis en tips om de actie correct te volbrengen. De spatiotemporele fouten

bij het pantomimeren op verbaal commando zijn het gevolg van de onbekwaamheid om een

gepast ruimtelijk en temporeel plan van beweging te formuleren en om dit plan te vertalen in

de gepaste bewegingen van de gewrichten. Toch zijn er sommige patiënten (zoals patiënt 33)

waarbij het omgekeerde plaatsvindt en die beter bewegingen kunnen uitvoeren op verbaal

commando dan door imitatie: deze vorm wordt specifiek ‘conductie apraxie’ genoemd, een

subtype van ideomotorische apraxie. Een dissociatie tussen bewegingen op commando en

imitatie stelt dat de representaties voor praxisproductie en die van belang bij

bewegingsherkenning onafhankelijk zijn van elkaar. Volgens het model van Cubelli (2000)

verloopt imitatie gestoord door defecten in de toegang tot de actie-inputlexicon via visuele

analyse. Pantomimeren op verbaal commando blijft behouden door intacte toegang tot de

actie-outputlexicon via verbale input en auditieve analyse. Ook de niet-lexicale route (later

door Cubelli het visuo-motorisch conversiemechanisme genoemd) zal aangetast zijn

aangezien zowel betekenisvolle als betekenisloze bewegingen gestoord worden uitgevoerd.

Als conclusie kan er gesteld worden dat de meeste patiënten (uitgezonderd patiënt 33) zich

presenteren met de typische karakteristieken van ideomotorische apraxie: gestoorde

uitvoering van bewegingen op verbaal commando, verbetering door imitatie en correcte

uitvoering wanneer het voorwerp voorhanden is. De fouten zijn steeds spatiotemporeel van

aard en het conceptueel plan blijft bewaard.

Page 32: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

29

4.9.3.2 Rechter hersenlaesie Patiëntnr. Apractische zijde Verbaal

commando Imitatie Echt

voorwerp Lokalisatie

1, 43, 74 Bimanueel (43>>Li) -- -- - Re cerebrale laesie 43: ook laesies v corpus callosum

16 Links (Correct met re) -- -- - Re pariëtale laesie 59 Rechts (Links te zwak

om te testen) -- -- - Re cerebrale laesie: frontale cortex

en subcorticaal Tabel 4: case-studies van ideomotorische apraxie na laesies van de rechter hemisfeer.

Apraxie komt ongeveer zes keer meer voor bij een laesie van de dominante linker pariëtale

hemisfeer. Wanneer nu een laesie ter hoogte van de rechter hemisfeer apraxie veroorzaakt,

dan kan men stellen dat de praxisdominantie verschoven is naar de rechter hemisfeer.

Wanneer ook afasie voorkomt, zoals bij patiënt 1 en 59, wordt ook de taaldominantie

gelateraliseerd naar de rechter hemisfeer. Bij de andere patiënten bemerkt men een normale

spraak wat wijst op een gesplitste praxisdominantie van de rechter hemisfeer en

taaldominantie van de linker hemisfeer: taal en praxis zijn dissocieerbare cognitieve functies

en worden geproduceerd door twee verschillende mechanismen.

In tegenstelling tot wat de definitie van ideomotorische apraxie omschrijft als

automatische-vrijwillige dissociatie, ondervinden de patiënten hier wel problemen met het

gebruik van de voorwerpen in het dagelijks leven.

Patiënt 1 presenteert zich bimanueel met stoornissen in de uitvoering van betekenisloze

bewegingen, betekenisvolle intransitieve bewegingen en transitieve bewegingen op verbaal

commando en door imitatie. Ook ondervindt hij problemen met het gebruiken van de

instrumenten zelf. Hoewel gesteld wordt dat intransitieve bewegingen bilateraal worden

gepresenteerd (Rapcsak et al, 1993), zijn ook deze acties hier verstoord bij een unilaterale

rechtszijdige laesie. De handvoorkeur, praxisproductie en taal zijn bij deze patiënt

gelateraliseerd naar de rechter hemisfeer. Dit wijst erop dat de bewegingsrepresentatie zijn

opgeslagen in de rechter hemisfeer en verantwoordelijk worden gesteld voor de activering

van de motorische area’s in beide hemisferen.

Patiënt 16 is rechtshandig, maar kan ook schrijven en andere taken uitvoeren met de linker-

hand. Hij vertoont unilaterale apraxie van de linkerhand met gestoorde uitvoering van

transitieve bewegingen op verbaal commando met gesloten ogen en verbetering wanneer de

ogen open zijn. Bewegingen met zijn rechterhand worden correct uitgevoerd. Twee

hypothesen voor het ontstaan van apraxie bij deze patiënt worden naar voor geschoven. Een

eerste hypothese omschrijft het bestaan van bilateraal gepresenteerde ruimte-tijd engrammen

waarbij elke hemisfeer verantwoordelijk is voor het programmeren van vaardigheden van de

contralaterale hand wanneer de actie geregeld wordt door proprioceptieve/tactiele feedback,

Page 33: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

30

en voor het programmeren van vaardigheden van beide handen wanneer de actie

gecontroleerd wordt door visuele feedback. Een laesie van de rechter hemisfeer veroorzaakt

dus apraxie van de linkerhand met gesloten ogen aangezien dan de linkerhand enkel

gecontroleerd wordt (proprioceptieve feedback) door de rechter hemisfeer. Met geopende

ogen kan de linker hand bij een rechter hemisfeerlaesie worden gecontroleerd door de intacte

ruimte-tijd engrammen van de linker hemisfeer die dan informatie kan doorgeven naar de

rechter hemisfeer. Een tweede hypothese voor het ontstaan van deze stoornissen kan

verklaard worden door de lokalisatie van de laesies, nl. letsels t.h.v. de area’s van Brodmann 5

en 7, naast schade van de rechter inferieure pariëtale cortex. Deze regio’s zijn

verantwoordelijk voor de uitvoering van bewegingen op commando en voor de motorische

controle en programmering van complexe bewegingen. Bij patiënten met een defect van de

inferieure pariëtale regio zonder laesies van de area’s van Brodmann worden transitieve

bewegingen correct gepantomimeerd met beide handen, zowel met open en gesloten ogen.

Een mogelijke derde hypothese omvat het bestaan van een letsel van het corpus callosum ter

hoogte van de rechter hersenhelft met een blijvende praxisdominantie van de linker hemisfeer.

Dit verklaart de uitsluitend unilaterale apraxie van de linkerhand.

De stoornis bij de rechtshandige patiënt 43 wordt door Marchetti en Dela Sala (1997)

beschreven als een gekruiste apraxie ten gevolge van een laesie van de rechter hemisfeer.

Aangezien de stoornis zich niet beperkt tot de linkerhand, wordt apraxie hier immers niet

uitsluitend veroorzaakt door schade aan het corpus callosum ter hoogte van de rechter

hemisfeer bij normale praxisdominantie van de linker hemisfeer. Door deze bimanuele

apractische stoornis kan worden gesteld dat de bewegingsrepresentaties zich vermoedelijk

bevinden ter hoogte van de rechter hemisfeer. Opmerkelijk is wel dat de stoornissen veel

sterker uitgesproken zijn ter hoogte van de linkerhand dan ter hoogte van de rechterhand.

Deze bevinding stemt niet overeen met de gecombineerde aanwezigheid van de callosale

laesie aangezien een disconnectiesyndroom bij een praxisdominante rechter hemisfeer een

unilaterale apraxie van de rechterhand veroorzaakt. Het blijft toch gissen waarom de

apractische stoornis zich veel ernstiger presenteert ter hoogte van de linkerhand.

Slechts één patiënt (59), die rechtshandig is, presenteert zich met een stoornis van de

rechterhand ten gevolge van een rechter hemisfeerlaesie met verschuiving van de

praxisdominantie naar de rechter hemisfeer. Aangezien de linkerhand te zwak is en ook niet

kan getest worden, mag deze stoornis niet als een rechter unimanuele stoornis worden

beschouwd. De stoornis bij beide patiënten (59 en 43) kan worden bestempeld als ‘gekruiste

Page 34: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

31

apraxie’ en gaat hier gepaard met gekruiste afasie. Deze rechtshandige patiënten met

lidmaatapraxie ten gevolge van een rechter hemisfeerlaesie blijken de hypothese van

Liepmann omtrent de handvoorkeur te schenden en suggereren dat rechts- of linkshandigheid

niet volledig gerelateerd is aan de lateraliteit van de bewegingsrepresentaties. Immers

handvoorkeur (dominantie van de linker hemisfeer) en dominantie voor de programmering

van manuele vaardigheden, alsook voor taal (dominantie van de rechter hemisfeer) zijn bij

deze patiënt gedissocieerd. Indien de rechter hemisfeer van patiënten met gekruiste apraxie de

dominante rol zou spelen in het programmeren van beweging, dan zou het patroon van de

stoornis bij laesies van de rechter hemisfeer gelijkaardig zijn aan apraxie, typisch bij linker

hemisferische laesies, maar wanneer de rechter hemisfeer een andere rol heeft in de productie

van manuele vaardigheden, dan zal het defectenpatroon bij gekruiste apraxie afwijken van het

typisch patroon bij laesies van de linker hemisfeer. Hoewel laesies van de linker hemisfeer

typisch te vinden zijn ter hoogte van de posterieure regio’s, bevinden de laesies van de rechter

hemisfeer bij gekruiste apraxie zich in de frontale regio’s. Patiënt 59 vertoont gelijkaardige

stoornissen met apraxie t.g.v. schade aan de linker hemisfeer: bewegingsherkenning is beter

dan de uitvoering, alsook betere uitvoering van intransitieve grepen dan transitieve en

betekenisloze bewegingen. Dit betekent dat de rechter hemisfeer bij deze vorm dominant is

voor praxisproductie. Er zijn minder problemen bij de uitvoering van intransitieve

bewegingen, aangezien dit type van beweging bilateraal wordt gepresenteerd. Enkele

onderzoekers (Alexander en Annett, 1996) suggereerden dat een klein deel van de

rechtshandigen een gen missen die de typische linker hemisfeer lateralisatie van functies zoals

taal, praxie en handvoorkeur determineert. Bij de helft van deze groep zonder dit gen

lateraliseren cognitieve functies zowel naar de rechter als naar de linker hemisfeer. Bij deze

patiënten zijn taal en praxis functies naar de rechter hemisfeer gelateraliseerd en

handvoorkeur naar de linker hemisfeer. Deze bevindingen bewijzen dat dominantie voor

manuele vaardigheden niet de enige determinant is voor de handvoorkeur zoals Liepmann

beweerde.

Volgens Petreska et al (2007) tast linker hersenschade gewoonlijk beide handen aan en

rechter hersenschade enkel de linkerhand. Linker en rechter hersenschade gaan meestal

gepaard met paralyse van de respectievelijke rechter en linker hand. Het is dan vaak

onmogelijk om de paralytische hand te testen voor de aanwezigheid van apraxie (zo bij

patiënten 3 en 59). Daarom is de stelling van Petreska omtrent unilaterale apraxie van de

linkerhand bij rechter hemisferische laesies erg twijfelachtig. Er wordt immers ook bij een

Page 35: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

32

rechtszijdig defect een bimanuele stoornis verwacht met problemen in het testen van de

paralytische linkerhand.

4.9.3.3 Laesie corpus callosum – disconnectiesyndroom Patiëntnr. Apractische

zijde Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

6,19,26, 43, 70

Li - - - + Laesie corpus callosum (43: ook laesie van de rechter hemisfeer)

10, 17, 41 Li - + - Laesie corpus callosum 2 Re - - - - + Laesie corpus callosum

Tabel 5: case-studies van ideomotorische apraxie na laesies van het corpus callosum.

Schade aan het corpus callosum wordt veroorzaakt door een infarct in het gebied van de

arteria cerebri anterior, een tumor in het corpus callosum of door chirurgische letsels.

Patiënten met callosale laesies kunnen een unilaterale apraxie ontwikkelen van het niet-

dominante lidmaat. Ook deze vorm pleit voor de linker hemisfere praxisdominantie aangezien

de split-brain patiënten uitsluitend apractisch zijn met hun linkerhand (uitz. patiënt 2)

(Lausberg et al, 2003)

Patiënten 6, 19, 26, 43 en 70 kunnen geen correcte bewegingen uitvoeren op verbaal

commando en door imitatie, aangezien een laesie van het corpus callosum - het grootste

intrahemisfere connectie systeem - de linker hemisfeer loskoppelt van de rechter hemisfeer

dewelke de motorische systemen bevat die de bewegingen van linkerhand controleert. De

linker hemisfeer bevat de bewegingsformules waardoor de acties zowel op verbaal commando

als door imitatie verstoord verlopen. In de meeste gevallen is er verbetering wanneer het echt

voorwerp wordt gebruikt, dit kan verklaard worden doordat er in deze situatie geen nood is

aan een symbolische representatie van het object en zijn gebruik, in tegenstelling tot het

pantomimeren op verbaal commando. Lausberg et al (2003) stelden dat bilaterale presentatie

van de concepten voor objectgebruik een andere mogelijke hypothese is voor de verbeterde

uitvoering van het manipuleren van voorwerpen zelf bij callosale laesies. Het objectgebruik

wijzigt niet bij het zien van de objecten. De verbetering is dus niet te wijten aan visuele

controle (Watson et al, 1983).

Bij patiënten 10, 17 en 41 worden andere apractische stoornissen waargenomen. In

tegenstelling tot de patiënten uit de 1ste groep is er geen verbetering aan te tonen met de echte

voorwerpen voorhanden, maar wel door imitatie. Pantomimeren op verbaal commando is

verstoord omdat het verbaal commando vanuit de linker hemisfeer niet kan worden

doorgegeven via het anterieure callosum naar de rechter cerebrale regio die de motorische

respons uitvoert. Ook het manipuleren van de voorwerpen loopt fout doordat ook deze taken

verlopen volgens het taal- callosum- motore pad, aangezien de patiënten eerst het voorwerp

Page 36: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

33

moeten benoemen vooraleer de taak te kunnen uitvoeren. Imitatie blijft grotendeels bewaard

omdat dit een primaire visuomotorische taak is, die verloopt volgens het intact gebleven

posterieure deel van het corpus callosum of alternatief zowel door de linker als rechter

hemisfeer kan worden tot stand gebracht. Er worden bij deze negen patiënten alleen al drie

verschillende hypotheses voor de verbeterde uitvoering van het daadwerkelijk instrument-

gebruik bij ideomotorische apraxie vooropgesteld. Het blijft dus raden naar de ware oorzaak

van deze apractische stoornissen.

Patiënt 2 is de enige linkshandige patiënt waarbij de dominantie voor handigheid en dus

ook de bewegingsformules worden gepresenteerd in de rechter hemisfeer. Een corpus

callosum laesie veroorzaakt hier apraxie van de niet-dominante rechterhand.

Bij alle patiënten kan agrafie met de aangetaste apractische hand worden aangetoond, met

uitzondering van patiënt 19 waar de tegenovergestelde hand agrafisch is. Interessant is een

vergelijking te maken met patiënt 2: een linkshandige patiënt die de stoornissen apraxie en

agrafie (niet correct kunnen schrijven) vertoont ter hoogte van de rechterhand en patiënt 19:

een rechtshandige patiënt met apraxie ter hoogte van de linkerhand en agrafie ter hoogte van

de rechterhand. De defecten bij beide patiënten worden veroorzaakt door laesies van het

corpus callosum. Bij patiënt 2 is de linker hemisfeer taaldominant en de rechter hemisfeer

dominant voor praxisproductie. In deze casus vergt het schrijven met de rechterhand twee

keer de transfer van informatie doorheen het corpus callosum: de patiënt moet eerst de

taalinformatie vanuit de linker hemisfeer naar de rechter hemisfeer sturen die de motorische

sequentie bepaalt en dan van de rechter hemisfeer terugsturen naar de linker motore regio die

de rechterhand controleert. Schrijven met de linkerhand vergt slechts een éénmalige route

doorheen het corpus callosum, wat minder schrijfmoeilijkheden veroorzaakt. Dit leidt tot het

ontstaan van apraxie t.h.v. de niet dominante rechterhand alsook agrafie rechts. Rechtshandige

patiënt 19 vertoont een tegengestelde dissociatie en bezit taaldominantie rechts en

praxisdominantie van de linker hemisfeer. Dit zou betekenen dat deze patiënt apractisch is ter

hoogte van de linkerhand (wat ook uit de testresultaten blijkt) en niet correct kan schrijven

met de linkerhand. Dit laatste klopt niet met de bevindingen, zijn rechterhand is méér

agrafisch. Hieruit kan men concluderen dat de motorische engrammen voor het schrijven

worden bewaard in beide hemisferen. Dit suggereert dat motorische engrammen voor

lidmaatpraxis en schrijven dissocieerbaar zijn (Tanaka Y et al, 1990).

Als besluit kan worden gesteld dat de karakteristieken van ideomotorische apraxie bij

laesies van het corpus callosum variëren naargelang het type test dat wordt uitgevoerd, de

Page 37: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

34

uitgebreidheid van aantasting van het corpus callosum en het lateralisatiepatroon van

praxisvaardigheden specifiek bij elke patiënt. Toch kan er steeds een stoornis van bewegingen

op verbaal commando worden opgemerkt.

4.9.4 Case-studies van visuo-imitatieve apraxie

Patiëntnr Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

46,47: li inf angulaire gyrus (sup temp) 64: atrofie li temporopariëtale cortex

46,47, 64,65

+ + (objectgebruik) / - - betekenisloze

++

65: li hemisfeer: thalamus, capsula interna 63, 76: li occipitaal-parietale-temporale laesie 61,63, 76 - (+ object-

gebruik) - /- -

betekenisloze +

61 : Z van Pick, CBD, atrofie post parietale cortex 75 - ++ / - -

betekenisloze ++ Infarct li hemisfeer: basale ganglia en capsula

interna Tabel 6: case-studies van visuo-imitatieve apraxie.

Alle patiënten hebben schade aan de linker hemisfeer en vertonen een defect in de imitatie

van betekenisloze gebaren. Bij patiënten 46, 47, 64, 65 gaat dit gepaard met behouden

uitvoering van betekenisvolle bewegingen vanuit het geheugen (aldus op verbaal commando)

en behouden imitatie van betekenisvolle gebaren. De meeste van deze patiënten hebben ook

problemen met het imiteren van vinger- en handposities op een mannequinpop.

De oorzaak voor gestoorde imitatie van betekenisloze gebaren kan verklaard worden via

verschillende modellen: namelijk volgens de modellen van Rothi (1991), Cubelli (2000) en

Goldenberg (1997). Rothi et al (1991) stellen in hun model twee routes voorop die mediëren

tussen visuele perceptie en motorische controle bij de imitatie van gebaren. Één route, de

lexicale route, verloopt via representaties van gekende gebaren vanuit het lange termijn

geheugen. Deze route kan niet worden gebruikt voor de imitatie van betekenisloze

bewegingen aangezien betekenisloze bewegingen nieuw zijn en de representaties van deze

bewegingen dus ook niet aanwezig zijn in het lange termijn geheugen. De niet-lexicale route

levert een directe link van perceptie naar motorische controle. Deze route kan worden

gebruikt voor alle visueel gepresenteerde gebaren, zowel voor betekenisvolle en betekenisloze

gebaren. Wanneer er een onderbreking is van enkel de tweede route, kan imitatie van

betekenisvolle bewegingen steeds worden bereikt via de eerste route, maar is er een defect in

de imitatie van betekenisloze gebaren. Dit leidt tot een dissociatie tussen gestoorde imitatie

van betekenisloze bewegingen en behouden imitatie van betekenisvolle gebaren zoals we bij

deze patiënten kunnen bemerken. De link van visuele perceptie naar motorische uitvoering

wordt gevormd door een mentale representatie van de geïmiteerde actie.

Cubelli specificeerde later dit model (Cubelli et al, 2000). Volgens zijn model kan de

reproductie van visueel gepresenteerde gekende bewegingen, m.a.w. betekenisvolle gebaren

Page 38: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

35

worden volbracht zowel door middel van de lexicale route als door het visuo-motorische

conversie systeem. Een defect in beide componenten leidt tot een defect van zowel

betekenisvolle als betekenisloze bewegingen. Een selectief defect van betekenisloze imitatie

kan worden toegeschreven aan een stoornis van uitsluitend het visuo-motorische conversie

systeem, vermits betekenisloze acties niet kunnen voltooid worden via de lexicale route.

Goldenberg (Sunderland, 2007) stelde het volgende voor. Imitatie van een betekenisloze

beweging omvat drie processing stadia: visuele analyse van de geobserveerde beweging,

motorische controle van de respons en de conceptuele analyse, welke de karakteristieke

kenmerken van de beweging bepaalt, onafhankelijk van de variaties in visuele verschijning.

Deze betekenisloze imitaties worden vaak getest en uitgevoerd op het eigen lichaam, bv. de

hand naar het voorhoofd brengen of op een mannequinpop. In deze situatie hangt het gebaar

niet enkel af van de transformatie van het visueel beeld, maar vergt ook identificatie van een

conceptuele equivalentie tussen de lichaamsdelen van de observator en dat van het model. De

conceptuele analyse noodzaakt dus ook de kennis van het menselijk lichaam zodat het

geobserveerde gebaar kan gecodeerd worden in termen volgens de relatie tussen

lichaamsdelen. De patiënten kunnen geen betekenisloze gebaren uitvoeren aangezien zij de

structurele kennis over het menselijk lichaam verloren hebben en zo geen beschrijving van de

geobserveerde gebaren kunnen tot stand brengen.

Bij patiënten 61, 63 en 76 zijn er ook meer problemen bij het pantomimeren op verbaal

commando en het imiteren van betekenisvolle gebaren. Deze patiënten zijn onbekwaam om

adequaat een ruimtelijk plan van de beweging te formuleren en om dit plan te vertalen in de

gepaste bewegingen van de lidmaten. Er is een stoornis in het ‘lichaamsschema’. Dit is een

opgeslagen bewegingssysteem van procedures die de dynamische posities van de

lichaamsdelen codeert. Er wordt wel verbetering opgemerkt wanneer men het gebruik van een

voorwerp kan pantomimeren wanneer men het object ziet. Buxbaum (Buxbaum et al, 2000)

stelde dat imitatie van gebaren door de nood aan representatie van de ruimtelijke relatie tussen

de lichaamsdelen (intrinsieke spatiale codering van de positie van lichaamsdelen) meer

rekenwerk vergt voor de hersenen in vergelijking met het hanteren van externe objecten die

visueel te zien zijn (extrinsieke egocentrische codering van objectlocaties tov lichaamsdelen).

Het verschil tussen deze twee groepen is voornamelijk te verklaren door de verschillende

testen die in de casussen worden uitgevoerd. In de eerste groep bekomt men verbetering bij

bewegingen op verbaal commando en imitatie van betekenisvolle bewegingen omdat deze een

opdracht in het pantomimeren en imiteren van objectgebruik omvatten. De tweede groep dient

Page 39: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

36

vooral hand- en vingergebaren (zowel symbolische en betekenisloze) uit te voeren, wat dus

meer coderingswerk van de hersenen vergt. Om vergelijkende studies te voeren is het dus van

groot belang om uniforme testen te gebruiken. Patiënten 64 en 65 worden beschreven met de

term ‘conductie apraxie’, aangezien bewegingen op verbaal commando beter worden

uitgevoerd dan door imitatie. In de meeste gevallen, uitgezonderd patiënt 75, kan visuo-

imitatieve apraxie eigenlijk als een vorm van conductie apraxie beschouwd worden.

Hoewel patiënt 75 niet bestempeld wordt met de term ‘visuo-imitatieve apraxie’, wordt hij

toch bij deze groep toegevoegd gezien de correcte imitatie van betekenisvolle bewegingen en

het falen bij de uitvoering van betekenisloze bewegingen. Naast het uitvoeren op verbaal

commando van intransitieve acties is ook het pantomimeren van objectgebruik, dit zijn de

transitieve bewegingen, verstoord. Deze pantomimes worden als nieuw bestempeld aangezien

deze acties (i.t.t. het daadwerkelijk manipuleren van objecten) zelden in het dagelijks leven tot

uiting komen. Geen enkel motorisch programma is direct beschikbaar vanuit het lange termijn

geheugen om deze acties te produceren. Voor de correcte uitvoering is er nood aan een

werkgeheugen die de aanwezige kennis van objecten (‘action semantic system’) en wijze hoe

ze te gebruiken (‘output lexicon’) integreert en transformeert naar de uitvoering van de

‘nieuwe’ beweging. De uitvoering van pantomimes is hierbij afhankelijk van de gegeven

instructies. Indien bijvoorbeeld de vraag wordt gesteld: ‘Toon hoe je je tanden poetst’, dan

gebruiken de meesten (zowel apractische patiënten als gezonde controles) hun vinger als

tandenborstel. Dit defect wordt beschreven als een “body-part-as-tool” stoornis. Indien de

vraag anders wordt geformuleerd: ‘Beeld je in dat je het instrument vasthoudt en gebruikt

alsof je het echte voorwerp voorhanden hebt’, dan begaan enkel de patiënten met apraxie dit

soort fouten. Er wordt dan eerder een symbolische greep uitgevoerd i.p.v. een pantomime.

Patiëntnr. Apractische zijde Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

66 Ideomotorische apraxie/bimanueel

- - - -betekenisvolle ++ betekenisloze

- Laesie li hemisfeer : infarct frontoparieto-temp

Tabel 7: case-studie met behouden imitatie van betekenisloze gebaren.

Patiënt 66 presenteert zich met een stoornis in de productie en imitatie van alle vormen van

betekenisvolle bewegingen met het behoud in imitatie van betekenisloze bewegingen, wat

suggereert dat de patiënt enkel bekwaam is om bewegingen uit te voeren die hij niet kan

identificeren als bekende bewegingen. Zowel het visuo-motorische conversie mechanisme als

de ‘gesturale buffer’ (Cubelli et al,2000) blijven hier gespaard. Het defect in de uitvoering van

betekenisvolle bewegingen is te wijten aan een stoornis van de lexicale route. Aangezien

normale prestatie bij het testen van discriminatie en begrip van bewegingen, is er geen uitval

Page 40: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

37

van het inputlexicon of actie semantisch systeem. De afwijking is dus enkel te verklaren door

een defect van de outputlexicon of een toegang tot de outputlexicon. Het is wel onduidelijk

waarom de intacte niet-lexicale route, die instaat voor de imitatie van alle visueel

gepresenteerde acties, de imitatie van betekenisvolle bewegingen niet kan volbrengen. Deze

patiënt vertoont een dubbele dissociatie met de patiënten die zich presenteren met visuo-

imitatieve apraxie. Het imiteren van betekenisvolle bewegingen en van betekenisloze

bewegingen zijn bijgevolg gedissocieerde functies.

4.9.5 Case-studies van optische apraxie

Patiënt-nr.

Apractische zijde

Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

40. Linker mediale occipitale regio en corpus callosum

40 48

Bimanueel ++ verbaal - - visueel en tactiel

-- +

48. Linker superieure occipitale – inferieure temporale regio en thalamus

Tabel 8: case-studies van optische apraxie.

Beide patiënten kunnen het gebruik van voorwerpen, die visueel en tactiel werden

voorgesteld benoemen noch pantomimeren. Toch blijft de herkenning van voorwerpen

gespaard aangezien ze goed scoren bij het visueel en tactiel matchen van voorwerpen die bij

elkaar horen alsook auditief gepresenteerde objecten correct kunnen benoemen en hun

gebruik pantomimeren. Deze stoornissen kunnen omschreven worden als visuele/optische en

tactiele afasie en apraxie. Er is hier sprake van modaliteitspecifieke of dissociatie apraxie

aangezien er een verworven onkunde is om het gebruik van objecten uit te voeren via

presentatie door een bepaalde sensoriële modaliteit (hier tactiele en visuele modaliteiten)

ondanks de behouden kunde om de beweging uit te voeren bij presentatie door een andere

modaliteit (hier de gesproken taal). Het geheugen voor bewegingen is behouden (aangezien

correcte uitvoering op verbaal commando), maar kan niet worden geactiveerd door de output

van het visueel en tactiel herkenningssysteem.

Bij patiënt 40 is er schade aan het corpus callosum waardoor de visuele input naar de linker

hemisfeer werd geblokkeerd door schade in de linker optische radiaties en de calcariene

cortex. Hierbij is een deel van de linker hemisfeer losgekoppeld van de rechter hemisfeer,

waardoor geen gepaste informatie wordt doorgestuurd naar de motorische associatiecortex

van de linker hemisfeer en van hier naar deze van de rechter hemisfeer wat leidt tot bilaterale

optische apraxie. Optische afasie, d.i. het niet kunnen benoemen van een tactiel of visueel

gepresenteerd voorwerp, kan verklaard worden doordat de visuele regio van de rechter

hemisfeer en de spraakarea van de linker hemisfeer worden ontbonden. Onze patiënt kan wel

het gebruik van objecten in antwoord op verbaal commando correct pantomimeren aangezien

Page 41: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

38

de area van Wernicke en de centrale gyri intact zijn gebleven. Laesie in de linker posterieure

callosale radiaties zorgt voor de ontkoppeling van het tactiele herkenningssysteem van de

rechter hemisfeer van de spraakarea en praxisregio van de linker hemisfeer wat respectievelijk

tactiele afasie en tactiele apraxie veroorzaakt. De patiënt is wel in staat tot het visueel en

tactiel matchen van objecten aangezien de visuele associatiecortex van de rechter hemisfeer

normaal contact heeft met de somatosensoriële associatiecortex van beide hemisferen. De

visuele apraxie heeft ook de slechte uitvoering van het imiteren van bewegingen tot gevolg,

aangezien imitatie volledig gebaseerd is op visuele presentatie.

Bij patiënt 48 wordt apraxie veroorzaakt door een gelijkaardig principe. Er is wel geen

schade aan het corpus callosum, maar wel ter hoogte van de linker visuele associatie area

waarbij informatie die gewonnen wordt via de visuele processing niet volledige toegang kan

geven tot de bewegingsrepresentaties.

Wanneer we deze patiënten vergelijken met de patiënten met visuo-imitatieve apraxie kan

een dubbele dissociatie worden opgemerkt. Bij optische apraxie is er een gestoorde uitvoering

bij visuele en tactiele presentatie van het voorwerp maar een correcte uitvoering op verbaal

commando, terwijl dit bij visuo-imitatieve apraxie net omgekeerd is. Het pantomimeren van

instrument-gebruik op verbaal commando en door visuele/tactiele presentatie zijn dus

gedissocieerde functies.

4.9.6 Case-studies van axiale apraxie

Van deze vorm van apraxie worden slechts twee artikels gevonden die vier casussen

(patiënten 7, 8, 9 en 69) beschrijven. Axiale apraxie is de onkunde om bewust posturale

houdingsveranderingen te kunnen uitvoeren zoals draaien in ruglig. Zij kunnen zich wel

spontaan draaien tijdens de slaap, wanneer ze hun beweging dirigeren of wanneer ze de

draaibeweging fragmenteren en zichzelf commando’s geven voor elk afzonderlijke

motorische actie. Andere motorische acties kunnen wel normaal worden uitgevoerd. De ziekte

van Parkinson met de gekende symptomen tremor, tandradrigiditeit, schuifelende gang en

verminderde gezichtsuitdrukking, is bij alle patiënten terug te vinden. Axiale apraxie begint

enkele jaren na de eerste klinische tekens van de ziekte van Parkinson. De

bewegingsmoeilijkheden worden als apractisch beschouwd aangezien er intacte motiliteit,

normale biomechanische conditie, normale coördinatie en sensoriële functies, aangepast

begrip en aandacht en geen musculaire zwakte te weerhouden is. Onder emotionele stress

kunnen deze patiënten de bewegingen wel correct uitvoeren.

Page 42: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

39

4.9.7 Case-studies van kledingsapraxie en constructieve apraxie

Deze vormen worden samen beschreven aangezien zij meestal gecombineerd voorkomen.

Negen casussen met kledingsapraxie en eveneens negen casussen met constructieve

apraxie worden beschreven. Acht patiënten presenteren (21, 23, 24, 25, 38, 39, 68, 73) zich

met kledingsapraxie, gecombineerd met constructieve apraxie, waarvan zes

(23,24,25,38,39,68) ook defecten bij het pantomimeren op verbaal commando en door

imitatie. Slechts éénmalig (patiënt 67) wordt wel een geïsoleerde vorm met kledingsapraxie

beschreven en enkel bij deze patiënt wordt een defect in de linker hemisfeer aangetroffen.

Alle andere patiënten vertonen corticobasale degeneratie voornamelijk ter hoogte van de

rechter hemisfeer. Een mogelijke verklaring voor deze stoornissen bij het uit- en aankleden is

de moeilijkheid om visuele beelden die gedraaid en gekeerd zijn te oriënteren, m.a.w. een

stoornis in de ruimtelijke relatie tussen de kledij en het lichaam. Patiënt 73 heeft problemen

om zich aan te kleden, maar presenteert geen praxisdefecten in het pantomimeren van

objectgebruik door verbaal commando of bij imitatie. Deze verschillen in defecten kunnen

verklaard worden doordat de actie van het aankleden nood heeft aan meer kennis van het

lichaamsschema, een grotere bimanuele motorische coördinatie en doordat de 3D verschijning

van een kledingsstuk een totaal andere vorm kan hebben als wanneer dit wordt gedragen.

Toch zijn deze stellingen betwistbaar aangezien er ook problemen zijn met het aantrekken van

één handschoen, dewelke zijn zelfde vorm behoudt en dewelke geen bimanuele motorische

coördinatie noodzaakt. Visuospatiale defecten liggen ook bij deze patiënt aan de basis van de

stoornis. Zo worden ook fouten opgemerkt bij het oriënteren van een object t.o.v. een ander

voorwerp of t.o.v. de ruimte bij het manipuleren van objecten, maar met behoud van het

motorisch patroon, motorisch programma en intact geheugen.

4.9.8 Case-studies van apraxie bij cerebrale degeneratieve aandoeningen

Apraxie kan ook voorkomen bij vormen van dementie zoals bij de ziekte van Alzheimer en

de ziekte van Pick, bij supranucleaire palsy en bij corticobasale degeneratie.

Lidmaatapraxie is een kernsymptoom van corticobasale degeneratie (CBD) die deze

aandoening onderscheidt van andere degeneratieve ziekten. Het is moeilijk om deze patiënten

in groepen te verdelen en om deze dus te vergelijken door het ontbreken van informatie en

testresultaten. CBD wordt in de zes casussen met lidmaat-kinetische apraxie (patiënten 42, 49,

53) als oorzaak van deze stoornis aangeduid, alsook in 2 gevallen (61 en 63) van visuo-

imitatieve apraxie, in één casus (69) met axiale apraxie en één casus (73) met kleding- en

constructieve apraxie. Maar ideomotorische apraxie blijft het meest voorkomende type bij

Page 43: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

40

CBD, zoals beschreven bij de patiënten 54-58. Verschillen in uitvoering van bewegingen zijn

bij CBD meest waarschijnlijk te wijten aan degeneratie van verschillende systemen en

defecten in talrijke area’s die aanleiding geven tot specifieke verschillen in de

praxisstoornissen. Zo kan een laesie van de supplementaire motorische area, afhankelijk van

welk deel is aangetast, zowel unilaterale, bilaterale of asymmetrische patronen van bilaterale

hand, dysfunctie veroorzaken (Morris et al, 1988).

Patiënt-nr.

Apractische zijde Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

54 - ? - - 55

Ideomotorische apraxie, Bi >>Re - - ?

56,57 - - ? 58

Ideomotorische apraxie, Bi >>Li - ? ?

CBD : laesie van de premotore cortex en/of Supplementaire

Motorische Area (SMA)

Tabel 9: case-studies van ideomotorische apraxie bij corticobasale degeneratie.

Van geen enkele patiënt zijn de testresultaten van alle actiedomeinen gekend. Toch kunnen

we van één patiënt de volledige gegevens vermelden aangezien de artikels van Merians et al

(1999) en Jacobs et al (1999) dezelfde patiënt, een gepensioneerde tandarts van 63 jaar

(patiënt 54 = 55), behandelen. De stoornis in het manipuleren van instrumenten wordt vooral

gekenmerkt door spatiale en temporele fouten en wordt niet veroorzaakt door een conceptueel

defect. Deze patiënt presenteert zich aldus met ideomotorische apraxie. Het pantomimeren

van het gebruik van een instrument wordt bij deze patiënt beter uitgevoerd dan het

manipuleren van het instrument zelf. Dit is tegenstrijdig met de kenmerken van

ideomotorische apraxie, waarbij er verbetering optreedt met het instrument voorhanden,

aangezien de aanwezigheid van het object en het instrument meer en specifiekere informatie

geeft voor de activering van de bewegingsrepresentaties. Een verklaring voor dit fenomeen

wordt niet gevonden.

Merians et al (1999) voerden een studie naar de verschillen in kenmerken van apraxie

tussen patiënten met CBD en patiënten met een CVA van de linker pariëtale hemisfeer. Zij

maakten een vergelijking tussen beide patiënten via een 3D analyse waarbij de posities van de

ledematen worden gedigitaliseerd en gereconstrueerd in 3 dimensies en geanalyseerd tijdens

de uitvoering van de gewenste acties, rekening houdend met de specifieke spatiotemporele

kenmerken van de uitgevoerde bewegingstrajecten. Patiënten met CBD zijn in staat om acties

op commando uit te voeren via een bewegingstraject gelijkaardig aan deze bij de

controlepopulatie. Patiënten met een CVA van de linker pariëtale hemisfeer ondervinden

problemen bij het onderhouden van de correcte ruimtelijke oriëntatie van de bewegingen op

verbaal commando, alsook om dit plan te vertalen naar gepaste bewegingen van de

Page 44: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

41

gewrichten. Deze bevindingen zijn overeenkomstig met het model waarbij apraxie het gevolg

is van een loskoppeling van de dominante pariëtale lob – waar de bewegingsrepresentaties

zijn opgeslagen – en de motorische area’s die zorgen voor de motorische respons

(Heilman,1979). Bij deze patiënten treedt er verbetering op wanneer de beweging met het

instrument en het object wordt uitgevoerd. Het vasthouden van het instrument en het zien van

het voorwerp helpt hen om de gekregen informatie te specificeren en zo de

bewegingsrepresentaties op een adequate manier te activeren. Bij patiënten met CBD wordt

geen verbetering opgemerkt wanneer het instrument en object voorhanden zijn wat de

dagdagelijkse acties ernstig verstoort. Dit bewijst dat het dysfunctioneel systeem dat apraxie

bij CBD veroorzaakt, verschillend is van deze bij patiënten met een pariëtale CVA. Ook het

feit dat apraxie bij CBD meestal unilateraal en asymmetrisch start, is afwijkend van de

meestal bimanuele apraxie bij een CVA van de linker dominante hemisfeer. Deze

gedragsdissociaties tussen beide groepen patiënten suggereert dat het programmeren van

verschillende aspecten van complexe bewegingen gemedieerd wordt door verschillende

anatomische area’s. Dit bewijst dat hier andere area’s verantwoordelijk zijn voor de

praxisstoornis bij CBD: namelijk de supplementaire motorische area en de premotore cortex

die de bewegingsrepresentaties transformeren in motorische programma’s (Watson et

al,1986).

Voorts worden er nog casussen beschreven met apraxie te wijten aan degeneratie en atrofie

van de hersenen, die niet te wijten is aan corticobasale degeneratie.

Patiënt-nr.

Apractische zijde

Verbaal commando

Imitatie Echt voorwerp

Lokalisatie

13,14:Verbreding ventrikels thv occipitale hoorn

13,14, 21 OA/ VA? Bi

++ verbaal --visueel en tactiel

- ? 21 : Bilaterale atrofie parieto-occipitale cortices

15: Verbreding sulci corticale convexiteit 23,35,36,49,60,71: Bilaterale atrofie pariëtale/temporale/occ lobben

15,23,35, 36,45,49,60, 71 IMA, Bi - - - - -

45: ziekte van Pick en CBD (pariëtale lobben) 42 IMA >Re

- - - - - ziekte v Pick en CBD: Corticale atrofie li perisyvian, paracentrale en parietale regio's. 22,24,25,28: Atrofie pariet/temp/occip 37: Alzheimer: atrofie re hemisfeer

22,24,25,28,37,38,39

IMA > Li

- - - - - 38,39 Alzheimer: Corticale atrofie in retro-rolandische regio’s

Tabel 11: case-studies van apraxie bij andere cerebrale degeneratieve aandoeningen.

Al deze patiënten presenteren zich met bimanuele ideomotorische apraxie, met

voornamelijk spatiotemporele fouten en ‘body-part-as-tool’ fouten bij de uitvoering van

transitieve bewegingen zowel door imitatie als op verbaal commando en lichte verbetering

wanneer ze het instrument gebruiken. Daarbij worden geen inhoudelijke fouten gemaakt. De

Page 45: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

42

apraxie bij deze patiënten presenteert zich als een zeer ernstige vorm, wat kan te wijten zijn

aan de uitgebreidheid van het pathologisch proces en aan de ernstige progressieve aard van de

onderliggende ziekte.

Patiënt 45 vertoont eveneens spatiotemporele fouten bij de uitvoering en beantwoordt

daarbij de vragen over de gewrichtsbewegingen en handposities van de uitgevoerde acties

verkeerdelijk, wat een defect van de mentale praxisvoorstelling suggereert. Deze parallelle

stoornissen bewijzen dat zowel bij bewegingsproductie als bij mentale praxisvoorstelling

dezelfde representaties worden geactiveerd en dat de praxisproductie en praxisvoorstelling

éénzelfde neuraal substraat delen.

Patiënten 13, 14 en 21 presenteren zich met visuele agnosie (VA). Dit is een progressieve

stoornis van het visuo-perceptieve systeem. Hierdoor kunnen zij wel foutloos bewegingen

uitvoeren op verbaal commando, maar zijn deze bewegingen gestoord bij de uitvoering van

bewegingen door de visuele modaliteit zoals bij imitatie en bij het zien van een voorwerp. Het

testen van zowel visuele prestaties als praxisuitvoering is essentieel om een visueel-

perceptieve stoornis te onderscheiden van apraxie. Heel belangrijk is hierbij op te merken dat

dezelfde stoornissen worden gepresenteerd bij optische apraxie (OA). Bij patiënten 40 en 48

worden deze defecten toch als een praxisstoornis beschouwd, aangezien deze vorm wordt

verklaard door een ontkoppeling van de linker hemisfeer die het tactiele en visuele

herkenningssysteem bevat en de rechter hemisfeer met zijn motorische associatiecortex.

Patiënten 37, 38 en 39 bevinden zich in het beginstadium van de ziekte van Alzheimer en

presenteren zich met apraxie van het linker bovenste lidmaat. Dit is het resultaat van een

interhemisfere disconnectie geassocieerd met laesies van het corpus callosum of is minder

frequent te wijten aan laesies van de rechter hemisfeer (zoals bij patiënt 37), waar de visuo-

kinesthetische engrammen van geleerde bewegingen occasioneel bilateraal of in de niet

dominante rechter hemisfeer gelokaliseerd zijn.

Alle patiënten die zich presenteren met ideomotorische apraxie worden gekenmerkt door

een gestoorde uitvoering van transitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie

met een sterke verbetering bij het hanteren van echte instrumenten. Daarbij worden geen

inhoudelijke fouten gemaakt en de instrumenten worden nooit op een ongepast conceptuele

manier gebruikt. Al deze beschreven casussen van ideomotorische apraxie leveren het bewijs

dat er een kritische dissociatie bestaat tussen de behouden conceptuele kennis van een actie en

de gestoorde uitvoering van bewegingen, en steunt het model van Roy en Square (1985) die

de concrete scheiding van het actiesysteem beschrijft in een conceptuele en een

Page 46: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

43

productiecomponent. Dit betekent ook dat ideomotorische en ideationele apraxie kwalitatief

en autonoom te onderscheiden neuropsychologische entiteiten zijn en ideationele apraxie geen

ernstigere vorm is van ideomotorische apraxie zoals gesteld werd door Zangwill (1960),

Geshwind (1965) en Brown (1972). Alle hoger beschreven studies leveren door het behoud

van het begrijpen van de bewegingen ook het bewijs dat de herkenning van pantomimes

dissocieerbaar is van de praxispoductie.

Page 47: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

44

5 Discussie

Wanneer de theoretische bevindingen worden getoetst aan de hand van de case-studies,

kunnen toch een aantal verschillen worden opgemerkt. Hierbij dient men rekening te houden

met het feit dat de case-studies gebiased zijn, aangezien de auteurs vaak enkel patiënten met

een speciale vorm of uitzonderlijke bevindingen beschrijven. Anderzijds komen hierdoor ook

nieuwe hypotheses aan het licht die tegenstrijdig zijn met de reeds eerder gevonden theorieën

en definities.

De stelling van Liepmann (1908) omtrent de praxisdominantie van de linker hemisfeer kan

met deze studies worden bevestigd. Toch zijn acht patiënten (1, 2, 4, 18, 43, 49, 59, 74) te

vinden met een lateralisatie van de praxisdominantie naar de rechter hemisfeer zowel bij

ideationele apraxie, lidmaat-kinetische apraxie als ideomotorische apraxie. Dit suggereert de

individuele variatie van praxisdominantie, te vergelijken met de individuele variatie van

taaldominantie. Liepmann stelde ook dat de zijde van praxisdominantie (volgens Liepmann

dus de linker hemisfeer) bepalend is voor de handvoorkeur dus dat de rechterhand dominant is

voor de manuele vaardigheden. Deze stelling kan worden bevestigd aangezien alle patiënten

met laesies van de linker hemisfeer rechtshandig zijn en alle patiënten met uitsluitend

defecten ter hoogte van de rechter hemisfeer linkshandig zijn. Slechts enkele casussen (43, 49,

59) pleiten tegen deze hypothese. Deze drie rechtshandige patiënten vertonen apraxie ten

gevolge van schade aan de rechter hemisfeer. Deze vorm van apraxie krijgt dan ook de aparte

term ‘gekruiste apraxie’ toegewezen.

De kenmerken van de zes patiënten met lidmaat-kinetische apraxie komen volledig

overeen met de reeds eerder beschreven definities. Deze vorm wordt bij alle patiënten

gekarakteriseerd door traagheid en onhandigheid van acties met verlies van fijne en precieze

bewegingen. Dit type onderscheidt zich van de andere vormen door de unimanuele presentatie

en kenmerkt zich door de afwezigheid van de automatische-vrijwillige dissociatie. Deze vorm

komt typisch voor bij schade van de supplementaire motorische area.

Ideationele apraxie wordt getypeerd door conceptuele fouten bij het pantomimeren van

instrumentgebruik op verbaal commando en bij het hanteren van instrumenten. Imitatie blijft

bewaard aangezien de bewegingsrepresentaties hiervoor niet moeten worden aangespoord.

Het voornaamste criterium welke ideationele apraxie van ideomotorische apraxie

onderscheidt is het niet kunnen hanteren van instrumenten door het conceptueel defect.

Heilman (1973) zag dit kenmerk niet als belangrijkste criterium. Hij stelde drie patiënten (77,

Page 48: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

45

78, 79) voor die de instrumenten correct konden hanteren, maar conceptuele defecten

vertoonden bij het pantomimeren van instrumentgebruik op verbaal commando. Toch

bestempelde hij deze patiënten met ideationele apraxie. Deze stoornissen kunnen ook niet

onder de term ideomotorische apraxie worden ondergebracht, aangezien het een conceptueel

defect betreft. De aard van deze stoornis, het conceptueel defect, zorgt voor een duidelijke

classificatie tussen ideomotorische en ideationele apraxie en pleit tegen de stelling dat

ideationele apraxie een ernstigere vorm is van ideomotorische apraxie. Liepmann beweerde

dat ideationele apraxie zich presenteert als een conceptuele stoornis in het volbrengen van een

sequentiële taak. Deze stelling moet worden herzien vermits de meeste mensen (uitgezonderd

patiënten 4 en 18, omdat hiervoor niet getest) ook enkelvoudige acties met slechts één

instrument niet correct konden volbrengen. De activiteiten in het dagelijks leven lopen hier

fout omdat de patiënten ook dan het voorwerp niet correct kunnen hanteren.

Ideomotorische apraxie wordt naargelang de lokalisatie van de laesies en de specifieke

kenmerken in subtypes ondergebracht. De patiënten met linkszijdige laesies beantwoorden

volledig aan de vooropgestelde kenmerken van deze vorm. Ideomotorische apraxie

veroorzaakt door schade aan de rechter hemisfeer komt voor bij vijf patiënten (1, 16, 43, 59,

74). Het onderliggend pathofysiologisch mechanisme wordt voorgesteld als de verschuiving

van de praxisdominantie naar de rechter hemisfeer. Deze stelling is aannemelijk bij de

linkshandige patiënten 1 en 74 en de rechtshandige patiënten 43 en 59 aangezien zij zich

presenteren met de typische kenmerken en een bimanueel defect. Patiënt 16 daarentegen komt

niet in aanmerking voor deze hypothese. Deze patiënt presenteert zich met linkszijdige

unilaterale apraxie, typerend voor het disconnectiesyndroom. In tegenstelling met wat

Heilmann et al (1986) als onderliggend mechanisme vooropstellen, kan het letsel zich situeren

op het callosale pad tussen linker en rechter hemisfeer ter hoogte van de rechter hersenhelft

met behoud van de linker hersenhelft als praxisdominante hemisfeer. Dit verklaart de linker

unimanuele apractische stoornis met een correcte uitvoering van acties met de rechterhand.

De hypothese van Petreska et al (2007) die beweerde dat schade aan de rechter hemisfeer

voornamelijk linkszijdige unimanuele stoornissen veroorzaakt, kan hierbij worden weerlegd.

Deze stelling lijkt zelfs zeer onvoorstelbaar vermits schade van de rechter hemisfeer meestal

gepaard gaat met paralyse van de linkerhand en deze bijgevolg ook niet correct kan getest

worden. Ook laesies van de linker hemisfeer kunnen het testen van de paralytische

rechterhand onmogelijk maken. Het is dan onjuist te beweren dat de apraxie enkel de te testen

niet-paralytische linkerhand treft. Er kan tevens worden geconstateerd dat apraxie bij laesies

van de rechter hemisfeer zich als een meer ernstige aandoening presenteert. Zo wordt ook het

Page 49: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

46

gebruik van de voorwerpen zelf gekenmerkt door zwaardere spatiale en temporele fouten. Dit

is ook zo bij de cerebrale degeneratieve aandoeningen te wijten aan de progressieve aard van

het pathologisch proces. Van belang is hierbij te stellen dat ook het incorrect hanteren van

voorwerpen bij rechtszijdige hersenlaesies en degeneratieve aandoeningen compleet

verschillend is van het onvermogen om instrumenten te hanteren bij ideationele apraxie. Bij

deze laatste vorm gaat het om een conceptueel defect, terwijl er spatiotemporele fouten

worden vastgesteld bij ideomotorische apraxie zonder inhoudelijke stoornissen. Het hanteren

van instrumenten wordt bij ideomotorische apraxie toch typisch (veel) beter uitgevoerd dan

wanneer het gebruik wordt geïmiteerd of gepantomimeerd op verbaal commando. Dit kan

verklaard worden doordat er bij het pantomimeren nood is aan een symbolische representatie

van het instrument en zijn gebruik, en bij het echt instrumentgebruik niet. Hoewel vaak de

term automatisch-vrijwillige dissociatie bij ideomotorische apraxie op de voorgrond wordt

gesteld, zijn de meeste patiënten toch gestoord bij de uitvoering van hun alledaagse

activiteiten. Dit is van belang aangezien dit kenmerk ideomotorische apraxie dissocieert van

lidmaat-kinetische apraxie. Dit kenmerk kan dan ook geen criterium meer zijn om beide

vormen te dissociëren.

De indeling in subtypes zorgt ook voor verwarring. Men kan uiteindelijk patiënten tot in

het oneindige in subgroepen indelen naargelang de aard van hun bewegingsstoornissen. Ook

afhankelijk van de uitgevoerde testen komen verschillende bevindingen aan het licht. Zo zal

men geen verschil opmerken tussen algemene ideomotorische apraxie en visuo-imitatieve

apraxie wanneer imitatie van betekenisloze bewegingen niet wordt getest of zal er geen

opdeling in optische apraxie zijn wanneer het instrumentgebruik niet wordt gepantomimeerd

door visuele of tactiele imitatie. Ook de termen visuele agnosie en optische apraxie wijzen op

dezelfde stoornis en het blijft onduidelijk of optische ‘apraxie’ als een praxisstoornis te

beschouwen is en deze zo te classificeren, dan wel als een agnosie. Enkel het onderliggend

hypothetische pathofysiologisch mechanisme wordt anders voorgesteld. De term ‘optische

apraxie’ komt overeen met de definitie van Kussmaul (Haecen en Rondot, 1948) die apraxie

omschreef als een visuele agnosie.

Dubbele dissociaties worden gevonden wanneer we de patiënten met visuo-imitatieve

apraxie gaan vergelijken met patiënt 66 en de patiënten met optische apraxie. Hierbij zijn

respectievelijk het imiteren van betekenisvolle en betekenisloze bewegingen gedissocieerde

functies, alsook het pantomimeren van instrumentgebruik op verbaal commando en door

visuele en tactiele presentatie. Verder wordt bij een casus van ideationele apraxie ook een

Page 50: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

47

dissociatie opgemerkt tussen het gebruik van een lichaamsdeel als doelobject (bv. haar

kammen) en andere niet-lichaamsgebonden doelobjecten (bv. nagel inslaan met een hamer)

die niet in de directe omgeving worden gepresenteerd. Alle patiënten met laesies van het

corpus callosum zijn agrafisch, meestal ter hoogte van de aangetaste apractische linkerhand.

Aangezien één patiënt (19) wordt gevonden met een apractische linkerhand en een agrafische

rechterhand zijn beide functies van elkaar gedissocieerd. Ook de uitvoering van transitieve en

intransitieve bewegingen is gedissocieerd aangezien meestal bij ideomotorische apraxie de

uitvoering van transitieve acties verstoord is en deze van intransitieve bewegingen intact. Van

belang is ook een onderscheid te maken tussen praxisherkenning en praxisproductie die bij

elke vorm van apraxie als gedissocieerde functies naar voor komen.

De voornaamste oorzaak voor het ontstaan van verwarring rond het begrip is het tekort aan

gestandaardiseerde testen, het gemis van duidelijke criteria om de verschillende vormen van

apraxie te classificeren en het vaak niet vermelden van belangrijke informatie in geval van

gebruik van casussen als onderzoeksmiddel. Er wordt voor case-studies gekozen om een zo

gericht en specifiek mogelijk onderzoek van alle patiënten te bekomen. In tegenstelling tot het

gebruik van RCT’s is het moeilijk om eenzelfde lijn in de verschillende case-studies door te

trekken en worden er vaak alleenstaande uitzonderlijke gevallen beschreven. Veel van de

testen die in de case-studies worden gebruikt zijn ook vaak onvolledig en testen maar een

klein deelaspect van de bewegingsstoornis. Ook het testen van beide zijden wordt vaak

bemoeilijkt door paralyse van het contralaterale lidmaat. Op die manier wordt het enorm

ingewikkeld om de verschillende casussen die in de literatuur worden vermeld te vergelijken.

Ook de scores die werden toegekend aan elke patiënt voor het uitvoeren van een beweging

zijn zeer persoons- en testspecifiek.

Toch werd met de gevonden middelen een poging ondernomen om op een adequate

manier de bestaande case-studies te vergelijken en het ontstaan van de verwarring rond de

term te verduidelijken en die enigszins weg te werken.

Page 51: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

48

6 Referenties

ALEXANDER M, ANNET M. Crossed aphasia and related anomalies of cerebral

organization: case reports and a genetic hypothesis. Brain Lang. 1996; 55, 213-239.

ARENA R, GAINOTTI G. Constructional apraxia and visuoperceptive disabilities in relation

to laterality of cerebral lesions. Cortex 1978; 14, 463-473.

AZOUVI P, BERGEGO C, ROBEL L, MARLIER N, DURAND I, HELD J AND BUSSEL

B. Slowly progressive apraxia: two case studies. J Neurol. 1993; 240, 347-350.

BARBIERI C, DE RENZI E. The executive and ideational components of apraxia. Cortex

1988; 24, 535-543.

BARTOLO A, CUBELLI R, DELLA SALA S, DREI S, MARCHETTI C. Double

dissociation between meaningful and meaningless gesture reproduction in apraxia. Cortex

2001; 37, 696-699.

BARTOLO A, CUBELLI R, DELLA SALA S, DREI S. Pantomimes are special gestures

which rely on working memory. Brain Cogn. 2003; 53, 483-494.

BUXBAUM L, GIOVANNETTI T, LIBON D. The role of the dynamic body schema in

praxis: Evidence from primary progressive apraxia. Brain Cogn. 2000; 44, 166-191.

CECCALDI M, PONCET M, GAMBARELLI D, GUINOT H, BILLE J. Apraxie unilatérale

gauche d’aggravation progressive dans deux cas de maladie d’Alzheimer. Rev Neurol. 1995 ;

151 (4), 240-246.

CLARK M, MERIANS A, KOTHARI A, POIZNER H, MACAULEY B, ROTHI L,

HEILMAN K. Spatial planning deficits in limb apraxia. Brain 1994; 117, 1093-1106.

CROISILE B, TRILLET M, HIBERT O, CINOTTI L, LE BARS D, MAUGUIERE F,

AIMARD G. Désordres visuo-constructifs et alexie-agraphie associés à une atrophie corticale

postérieure. Rev Neurol 1991; 147 (2), 138-143.

CUBELLI R, MARCHETTI C, BASCOLO G, DELLA SALA S. Cognition in action :

Testing a model of limb apraxia. Neuropsychologia 2000; 44, 144-165.

DENES G, MANTOVAN M, GALLANA A, CAPPELLETTI. Limb-kinetic apraxia. Mov

Disord. 1998; 13, 468-476.

DE RENZI E. Slowly progressive visual agnosia or apraxia without dementia. Cortex 1986;

22, 171-180.

DE RENZI E, FAGLIONI P, SORGATO P. Modality-specific and supramodal mechanisms

of apraxia. Brain 1982; 105; 301-312.

Page 52: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

49

DE RENZI E, LUCHELLI F. Ideational apraxia. Brain 1988; 111, 1173-1185.

DE RENZI E, MOTTI F, NICHELLI P. Imitating gestures – A quantitative approach to

ideomotor apraxia. Arch Neurol. 1980; 37: 6-10.

DE RENZI E, PIECZURO A, VIGNOLO A. Ideational apraxia: a quantitative study.

Neuropsychologia 1968; 6: 41-50.

DUENSING F. Raumagnostische und ideatorisch-apraktische Störung des gestalten den

Handels. Dtsch Z Nervenheilk 1953; 170, 72-94.

ENDO K, MAKISHITA H, YANAGISAWA N, SUGISHITA M. Modality specific naming

and gesture disturbance: a case with optic aphasia, bilateral tactile aphasia, optic apraxia and

tactile apraxia. Cortex 1996; 32, 3-28.

FITZGERALD L, MCKELVEY J, SZELIGO F. Mechanisms of dressing apraxia: a case

study. J Neuropsychiatry Neuropsychol Behav Neurol. 2002; 15 (2), 148-155.

FUKUI T, SUGITA K, KAWAMURA M, SHIOTA J, NAKANO I. Primary progressive

apraxia in Pick’s disease: a clinicopathologic study. Neurology 1996; 467-473.

FUKUTAKE T. Apraxia of tool use: an autopsy case of biparietal infarction. Euro Neurol.

2003; 49, 45-52.

GESCHWIND N. The apraxias. Neural mechanisms of disorders of learned movement.

American Scientist 1975;63, 188-195.

GESCHWIND N, DAMASIO A. Apraxia. In: Vinken PJ, Bruyn G, Klawans Hl, editors.

Handbook of clinical neurologie. Amsterdam: Elsevier; 1985; 423-432.

GESCHWIND N, KAPLAN E. A human cerebral deconnection syndrome. A preliminary

report. Neurology 1962; 12: 675-685

GIBB W, LUTHERT P, MARSDEN C. Corticobasal degeneration. Brain 1989; 112, 1171-

1192.

GOGOL. Ein Beitrag zur Lehre von der Aphasie. Inaugurale Dissertation 1873.

GOLDENBERG G. Apraxia and beyond: life and work of Hugo Liepmann. Cortex 2003; 39,

509-524.

GOLDENBERG G: Apraxia. In: Handbook of Clinical Neurology, Eds G. Goldenberg, B.

Miller, Elsevier, Munich, 2008a; 88, 323-338.

GOLDENBERG G. Apraxia and the parietal lobes. Neuropsychologia 2008b; 47 (6), 1449-

1459

GOLDENBERG G, HAGMANN S. The meaning of meaningless gestures: a study of visuo-

imitative apraxia. Neuropsychologia 1997; 35 (3), 335-341.

Page 53: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

50

GOLDENBERG G, WIMMER A, HOLZNER F, WESSELY P. Apraxia of the left limb in a

case of callosal disconnection: the contribution of med ial frontal lobe damage. Cortex 1985;

21, 135-148.

GRAFF-RADFORD N, WALSH K, GODERSKY J. Callosal apraxia. Neurology 1987; 37,

100-105.

GREEN R, GOLDSTEIN F, MIRRA S, ALAZRAKI N, BAXT J, BAKAY R. Slowly

progressive apraxia in Alzheimer’s disease. J Neurol Neurosurg Psychiatry 1995; 59, 312-

315.

HANNA-PLADY B, ROTHI LJG. Ideational apraxia: Confusion that began with Liepmann.

Neuropsychol Rehabil. 2001; 11 (5), 539-547

HAYAKAWA Y, YAMADORI A, FUJII T, SUZUKI K, TOBITA M. Apraxia of single tool

use. Eur Neurol. 2000; 43, 76-81.

HECAEN H, RONDOT P. Apraxia as a disorder of a system of signs. In: Neuropsychological

studies of apraxia and related disorders, Ed E. Roy, Elsevier, Amsterdam, 1948; 35-48.

HEATH M, ROY E, BLACK S, WESTWOOD D. Intransitive limb gestures and apraxia

following unilateral stroke. J Clin Exp Neuropsychol. 2001; 23 (5), 628-642.

HEILMAN K. Ideational apraxia – a re-defenition. Brain 1973; 96, 861-864.

HEILMAN K. Apraxia. Clin Neuropsychol. 1979; 159-185

HEILMAN K, COYLE J, GONYEA E, GESCHWIND N. Apraxia and agraphia in a left

hander. Brain 1973; 96, 21-28.

HEILMAN K, GONYEA E, GESCHWIND N. Apraxia and agraphia in a right hander.

Cortex 1974; 10(3), 284-288.

HEILMAN K, ROTHI L. Apraxia. Clin Neuropsychol. 1993; 141-164.

HEILMAN K, ROTHI L, MACK L, FEINBERG T, WATSON R. Apraxia after a superior

parietal lesion. Cortex 1986; 22, 141-150.

JACOBS D, ADAIR J, MACAULEY B, GOLD M, ROTHI L, HEILMAN K. Apraxia in

corticobasal degeneration. Brain Cogn. 1999; 40, 336-354.

KAZUI S, SAWADA T. Callosal apraxia without agraphia. Ann Neurol. 1993; 33, 40-403.

KERTESZ A, FEROO J, SHEWAN C. Apraxia and aphasia: The functional-anatomical basis

for their dissociation. Neurology 1984; 34, 40-47.

KIMURA D, ARCHIBALD Y. Motor functions of the left hemisphere. Brain 1974; 97: 337-

350.

Page 54: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

51

KISCHKA U, ETTLIN T, LICHTENSTERN L, RIEDO C. Alien hand syndrome of the

dominant hand and ideomotor apraxia of the nondominant hand. Eur Neurol. 1996; 36, 39-42.

KUMRAL E. Compulsive grasping hand syndrome: a variant of anarchic hand. Neurology

2001; 57, 2143-2144.

KWON J, KANG J, LEE B, CHIN J, HEILMAN K. Manual approach during hand gesture

imitation. Arch Neurol. 2002; 59, 1468-1475.

LAENG B. Constructional apraxia after left or right unilateral stroke. Neuropsychologia

2006; 44(9), 1595-1606

LAKKE J, VAN WEERDEN T, STAAL-SCHREINEMACHERS A. Axial apraxia, a distinct

phenomenon. Clin Neurol Neurosurg. 1984; 86 (4), 291-294.

LAUSBERG H, CRUZ R, KITA S, ZAIDEL E, PTITO A. Pantomime to visual presentation

of objects: left hand dyspraxia in patients with complete callosotomy. Brain 2003; 126, 343-

360.

LEGER J, LEVASSEUR M, BENOIT N, BARON J, TRAN DINH S, BOLGERT F, COHEN

L, BRUNET P, SIGNORET J. Apraxie d’aggravation lentement progressive : étude par IRM

et tomographie a positions dans 4 cas. Rev Neurol. 1991 ; 147 (3), 1983-1991.

LEIGUARDA R, LEES A, MERELLO M, STARKSTEIN S, MARSDEN C. The nature of

apraxia in corticobasal degeneration. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1994; 57, 455-459.

LEIGUARDA R, MARSDEN C. Limb-apraxias: Higher-order disorders of sensorimotor

integration. Brain 2000; 123: 860-79.

LIEPMANN H. Das krankheisbild der apraxie (motorische asymbolie) auf grund eines falles

von einseitiger apraxie. Monatsschr Psychiatr Neurol. 1900; 8, 15-44, 102-132, 182-197.

LIEPMANN H. Drei Aufsatz aus dem Apraxiegebiet. Berlin: Karger; 1908

MACAULEY B, ARDILA A: Apraxia. Medlink. Online, 2006. Opgehaald op 18 juli 2007,

van http://www.medlink.com/medlinkcontent.asp.

MARCHETTI C, DELLA SALA S. On crossed apraxia; description of a right-handed apraxic

patient with right supplementary motor area damage. Cortex 1997; 33, 341-354.

MERIANS A, CLARK M, POIZNER H, JACOBS D, ADAIR J, MACAULEY B, ROTHI L,

HEILMAN K. Apraxia differs in corticobasal degeneration and left-parietal stroke: a case

study. Brain Cogn. 1999; 40, 314-335.

MERIANS A, CLARK M, POIZNER H, MACAULEY B, ROTHI, HEILMAN K. Visual-

imitative dissociation apraxia. Neuropsychologia 1997; 35 (11), 1483-1490.

Page 55: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

52

MORRIS H, DINNER D, LUDERS H, WYLLIE Z, KRAMER R. Supplementary motor

seizures: clinical and electroencephalographic findings. Neurology 1988; 38, 1075-1082.

MOTOMURA N, YAMADORI A. A case of ideational apraxia with impairment of object

use and preservation of object pantomime. Cortex 1994; 30, 167-170.

NADEAU S, ROELTGEN D, SEVUSH S, BALLINGER W, WATSON R. Apraxia due to a

pathologically documented thalamic infarction. Neurology. 1994; 44, 2133-2137.

OCHIPA C, RAPSCAK S, MAHER L, ROTHI L, BOWERS D, HEILMAN K. Selective

deficit of praxis imagery in ideomotor apraxia. Neurology. 1997; 49, 474-480.

OCHIPA C, ROTHI L, HEILMAN K. Ideational apraxia: a deficit in tool selection and use.

Ann Neurol 1989; 25, 190-193.

OCHIPA C, ROTHI L, HEILMAN K. Conduction apraxia. J Neurol Neurosurg Psychiatry.

1994; 57, 1241-1244.

OHARA S. Dressing and constructional apraxia in a patient with dentate-rubro-pallido-

luysian atrophy. J Neurol. 2001; 248, 1106-1108.

OKUDA B. Truncal and limb apraxia in corticobasal degeneration. Mov Disord. 2001; 16 (4),

760-762.

OTSUKI M, SOMA Y, YOSHIMURA N, TSUJI S. Slowly progressive limb-kinetic apraxia.

Eur Neurol. 1997; 37, 100-103.

PEIGNEUX P, SALMON E, GARRAY G, LAUREYS S, WILLEMS S, DUJARDIN K,

DEGUELDRE C, LUXEN A, MOONEN G, FRANCK G, DESTEE A, VAN DER LINDEN

M. Neural and cognitive bases of upper limb apraxia in corticobasal degeneration. Neurology

2001; 57, 1259-1268.

PEIGNEUX P, VAN DER LINDEN M, ANDRES-BENITO P, SADZOT B, FRANCK G,

SALMON E. Exploration neuropsychologique et par imagerie fonctionnelle cérebrale d’une

apraxie visuo-imitative. Rev Neurol. 2000 ; 156 (5), 459-472.

PETRESKA B, ADRIANI M, BLANKE O, BILLARD A. Apraxia: a review. Prog Brain Res

2007; 16 (4), 61-85.

PHARR V, LITVAN I, BRAT DJ, TRONCOSO J, REICH S, STARK M. Ideomotor apraxia

in progressive supranuclear palsy: a case study. Mov Disord. 1999; 14 (1), 162-166

PICK A. Zur psychologie der motorischen apraxie. Neurologisches Centralblat 1902; 21, 994-

1000.

POECK K. Ideational apraxia. J Neurol. 1983; 230, 1-5

Page 56: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

53

POECK K, KERSCHENSTEINER M. Ideomotor apraxia following right-sided cerebral

lesion in a left-handed subject. Neuropscyhologia. 1971; 9, 359-361.

POECK K, LEHMKUHL G. Ideatory apraxia in a left-handed patient with right-sided brain

lesion. Cortex 1980; 16, 273-284.

RAPCSAK S, OCHIPA C, ANDERSON K, POIZNER H. Progressive ideomotor apraxia:

evidence for a selective impairment of the action production system. Brain Cogn. 1995; 27,

213-236.

RAPCSAK S, OCHIPA C, BEESON P, RUBENS A. Praxis and the right hemisphere. Brain

Cogn. 1993; 23, 181-202.

RAYMER A, MERIANS A, ADAIR J, SCHWARTZ R, WILLIAMSON D, ROTHI L,

POIZNER H AND HEILMAN K. Crossed apraxia: implications for handedness. Cortex

1999; 35, 183-199.

RILEY D, LANG A, LEWIS M, RESCH L, ASHBY P, HORNYKIEWICZ O, BLACK S.

Cortical-basal ganglionic degeneration. Neurology. 1990; 40, 1203-1212.

RIOLO L. Does the presence of iedomotor apraxia affect the prognosis of functional recovery

in a woman who has had a stroke. Phys Ther. 2002; 82 (9), 916-922.

ROTHI L, HEILMAN K. Liepmann: A definition of apraxia and a model of praxis. Classic

cases in neuropsychology, 1996; 111-122

ROTHI L, MACK L, VERFAELLI M, BROWN P, HEILMAN KM. Ideomotor apraxia: error

pattern analysis. Aphasiology 1988; 2: 381-8

ROTHI L, OCHIPA C, HEILMAN K. A cognitive neuropsychological model of limb apraxia.

Cogn Neuropsychol. 1991; 8, 443-458.

ROY E, SQUARE P. Common considerations in the study of limb, verbal and oral apraxia.

Advances in psychology: Neuropsychological studies of apraxia and related disorders 1985;

23, 111-161.

ROY E, SQUARE P. Neuropsychology of movement sequencing disorders and apraxia.

Neuropsychology. 1994; 183-218.

SALTER J, ROY E, BLACK S, JOSHI A, ALMEIDA Q. Gestural imitation and limb apraxia

in corticobasal degeneration. Brain Cogn. 2004; 55, 400-402.

SCHWARTZ M, SEGAL M, VERAMONTI T. The naturalistic action test: A standardised

assessment for everyday action impairment. Neuropsychol Rehabil. 12: 311-339.

SELNES O, PESTRONK A, HART J, GORDON B. Limb apraxia without aphasia from a left

sided lesion in a right handed patient. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1991; 54, 734-737.

Page 57: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

54

SELNES O, RUBENS A, RISSE G, LEVY R. Transient aphasia with persistent apraxia.

Arch Neurol. 1982; 39, 122-126.

SIRIGU A, COHEN L, DUHAMEL J, PILLON B, DUBOIS B, AGID Y. A selective

impairment of hand posture for object utilization in apraxia. Cortex 1995; 31, 41-55.

SPATT J, BAK T, BOZEAT S, PATTERSON K, HODGES J. Apraxia, mechanical problem

solving and semantic knowledge – Contributions to object usage in corticobasal degeneration.

J Neurol. 2002; 249, 601-608.

STEINTHAL. Abriss der Sprachnwissenshaft. 1871.

SUNDERLAND A. Impaired imitation of meaningless gestures in ideomotor apraxia: a

conceptual problem not a disorder of action control? A single case investigation.

Neuropsychologia 2007; 45, 1621-1631.

TANAKA Y, IWASA H, OBAYASHI T. Right hand agraphia and left hand apraxia

following callosal damage in a right hander. Cortex 1990; 26, 665-671.

WATSON R, FLEET S, ROTHI L, HEILMAN K. Apraxia and the supplementary motor

area. Arch Neurol. 1986; 43, 787-792.

WATSON R, HEILMAN K. Callosal Apraxia. Brain 1983; 106, 391-403.

WERNICKE C. Der aphasische symptomencomplex. Cohn & Weigert 1874.

YAMAZAKI K, HIRATA K, MIMURO, KAITOH Y. A case of dressing apraxia:

contributory factor to dressing apraxia. J Neurol. 2001; 248, 235-236.

ZWINKELS A, GEUSGENS C, VAN DE SANDE P, VAN HEUGTEN C. Assessement of

apraxia: inter-rater reliability of a new apraxia test, association between apraxia and other

cognitive deficits and prevalence of apraxia in a rehabilitation setting. Clin Rehabil. 2004; 18,

819-82

Page 58: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Addenda

Addendum 1 1 - 64

Addendum 2 65 - 67

Afkortingen gebruikt bij Addenda 1 en 2:

IA: Ideationele apraxie

IMA: Ideomotorische apraxie

LKA: Lidmaat-kinetische apraxie

VIA: Visuo-imitatieve apraxie

KA: Kledingsapraxie

CA: Constructieve apraxie

AA: Axiale apraxie

OA: Optische apraxie

Bi: Bilateraal

Li: Links

Re: Rechts

CBD: Corticobasale degeneratie

Page 59: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

1

Poeck K and Kerschensteiner M. Ideomotor apraxia following

right-sided cerebral lesion in a left-handed subject. Neuropsych

1971.

V 18 Li Hoofdpijn en zwakte aan li arm.

2

Heilman K et al. Apraxia and agraphia in a left-hander. Brain

1973.M 62 Li/Re

hypertensie. 2jaar eerder: acuut myocard

infarct. 1jaar eerder: transiente zwakte van zijn

re arm die 14 uur duurde.

Linkszijdige hemiparese, onduidelijke spraak, maar correcte

grammatica en keuze van woorden.Verward en mentale stoornissen.

3

Heilman et al. Apraxia and agraphia in a right-hander. Cortex

1973.M 56 Li Re hemiparese (reeds 3 maand)

4

Poeck K and Lehmkul G. Ideatory apraxia in a left-handed

patient with right-sided brain lesion. Cortex 1980.V 69 Li

Ze was verward en gedesoriënteerd. 's Morgens kan ze niet opstaan

uit haar bed, spreekt zeer weinig, hoofdpijn, slaperig.

5

Selnes O et al. Transient aphasia with persistent apraxia. Arch

Neurol 1982.M 58 Re Plots re hemiparese en afasie

Addendum 1 1

Page 60: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

lizijdige sensorimotorische hemiplegie, afasie, milde begripsstoornis. Infarct rechter hemisfeer

13 d later:alert en co-operatief. Re superieure quadranopsie,nrml craniale zenuwen, behalve li faciale zwakte.Li hemiplegie vd onderste en bovenste

extremiteiten. Diepe pees reflexen levendiger li en li extensor plantair antwoord. Sensaties van tast, prikken, vibratie, koud en warm voelen links

verschillend, maar de stimulus w herkend. Astereognosie, 2 punten discriminatie en tactiele localisatie zijn li fel verstoord. Slechte oriëntatie in

plaats, goede oriëntatie in tijd. Geheugen was relatief goed. Kon simpele berekeningen uitvoeren en kon re van li onderscheiden bij zichzelf en bij de

onderzoeker. Kennis van vingers. Kon een kubus correct natekenen.Nrmle spontane spraak, geen evidentie van parafasie of enige andere

taalstoornis, intact verbaal en gelezen begrip, juist benoemen, juist herhalen, goed lezen, juist spellen.Moeite met re schrijven,moeite met eigen

naam,slecht schrijven bij dictee maar verbetering bij overschrijven (li kan niet getest w door hemiplegie).Simultane gehoors, somaesthetische of

visuele stimuli doven uit aan li kant. Re agrafie.

disconnectie tss de twee cerebrale hemisferen door

laesie van callosale vezels.

Re homonieme hemianopsie, re faciale zwakte. Spastische rezijdige hemiparese hand > been. Hyperactieve reflexen aan re kant met een re

extensor plantaire en een li flexor plantaire respons. Lichte sensoriële defecten in re ledematen: milde verhoging van pijn, temperatuur en vibratiezin

en een ernstige stoornis van tactiele localisatie, stereognosie en positiezin. Trimodaal neglect (visueel, auditoir, somesthetisch) bij stimuli in de re

helft vd ruimte. Alert en georiënteerd in tijd, plaats en persoon. Depressief. Intact geheugen. Bekwaam om samen te vatten, te berekenen, vingers

te benoemen en li van re te onderscheiden. Moeite om een kubus op commando te tekenen, beter bij kopiëren. Normale spraak. Begrip, benoemen

en herhaling zijn intact.Re hemineglect. Inadequaat schrijven met li (beter bij overschrijven - maar negeerde rezijde woord), onmogelijk met re door

hemiparese. Kan correct spellen, maar moeite met woord te vormen wanneer letters gegeven. Li agrafisch. Schrijft re, maar is eigenlijk li-handig.

Laesie li hemisfeer: gedaalde perfusie in de distributie

vd li A Cerebri media en occlusie vd li A Carotis

Interna en laesies corpus callosum.

Bij opname was ze niet coöperatief en reageerde nauwelijks op vragen en commando's. Lizijdige hemiparese. Li hemianopsie.Er werd een snel

uitbreidend intracraniaal letsel verdacht. Circumscribed rechtzijdige posterior hersenlaesie: neuropsychologisch syndroom van Wernicke's afasie,

ideomotorische (verdween na 10d) en ideatorische apraxie. Ze bleef enkele dagen slaperig en gedesoriënteerd. Haar conditie verbeterde snel, kon

haar li-arm bewegen. Laag IQ.

re posterieure hersenlaesie. Impressie van de re sella

media, lichte verplaatsing vh ventriculair systeem naar

li, heamorrhagie in de area van het posterieure deel

van de sylvian fissuur en omringd door oedeem (CT).

Re hemiparese, corticale hemisensorieel verlies, Gestmann's syndroom, afasie:eerste dagen een defect in auditief begrijpen, herhaling en defect in

schrijven. Dysartrie maar vloeiende spraak. Hemiparese verdween na paar dagen. Een rezijdige lager faciale zwakte en een corticosensorieel defect

aan de rehand persisteerden enkele maanden. Moeilijkheden met schrijven en spelling

Infarct Li hemisfeer: distributie Li A cerebri media:

occlusie id superieure tak in de li frontoparietale

lobben (temporaal gespaard), in insula uitbreidend

naar ventrikels. (CT)

Addendum 1 2

Page 61: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA Bi

onmiddellijk na ischemie: apraxie van het intacte re hand, enkele dagen later wanneer beide handen konden w onderzocht:

ernstige bilaterale apraxie voor betekenisloze,transitieve, intransitieve en expressieve bewegingen, hanteren van echte objecten

en bimanuele transitieve pantomimische acties. Deze handelingen werden verricht op verbaal commando en door imitatie. De

apraxie is gekarakteriseerd door onhandigheid, lompe amorpheuse bewegingen, twijfel, ingekorte acties en parapraxie: Meer bij

bewegingen op verbaal commando, maar ook bij imitatie en bij gebruik van echte voorwerpen.

IMA ReHij gaf aanzet tot de juiste taak, maar voerde ze niet correct uit (tanden poetsen op verbaal commando: hand naar mond, mond

gesloten, wreef tegen lippen). Geen verbetering bij imitatie, wel wanneer het echt voorwerp voorhanden.

IMA Li

Fout instrumentgebruik op verbaal commando, geen verbetering bij imitatie, lichte verbetering wanneer het instrument

voorhanden. Hij kon wel beschrijven wat hij moest doen, maar voerde de bewegingen slecht uit. Hij kan het voorwerp niet

benoemen wanneer hij het in het li hand houdt, wel bekwaam om objecten niet verbaal te identificeren.

IMA

IABi

Ideomotorische apraxie verdween in 10 d terwijl de ideationele blijft bestaan.Na 14 d: Moeilijkheden met taken op verbaal

commando, lichte verbetering bij imitatie. Na 17d IA: gestoorde uitvoering van sequentiële acties met gebruik van verschillende

instrumenten: verkeerde volgorde, bepaalde acties worden weggelaten of herhaald, verkeerd gebruik van instrumenten. 1)kader

ophangen: stak nagel door oogje, maar gebruikte hamer niet tot onderzoeker haar dit voorstelde-onhandig.

2)Telefoneren:bladerde in telefoonboek en nam pas telefoon wanneer men het haar zei: ze draaide eerst en nam pas daarna de

hoorn af.3)geen probleem met boterham smeren 4)ze kon geen tas koffie maken. 5)Blik openen: Ze nam eerst blikopener niet,

na aandringen nam ze hem toch, maar gebruikte ze deze verkeerd. 6)foto's van acties in juiste volgorde leggen: deed dit in de

verkeerde volgorde, net als wanneer ze alles voorhanden had.

Correct puzzelen. Geen probleem van herkenning en kon

alles benoemen.

IMA BiProblemen met instrumentgebruik bij uitvoering van sequentiële acties. Moeite bij acties door imitatie en verbaal commando, wel

succes wanneer echte voorwerpen worden gebruikt.

Adequaat begrip. Succes bij uitvoeren taken wanneer

echt voorwerp.

Addendum 1 3

Page 62: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Uitvoeren van betekenisloze, intransitieve en expressieve bewegingen, pantomimeren, hanteren van echte objecten en

bimanuele transitieve pantomimische acties. Deze handelingen werden verricht op verbaal commando en door imitatie.

Hanteren van echte instrumenten.

Afasie

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen. Geen afasie

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen. Functie/instrument

beschrijven/benoemen.Geen afasie

Taken op verbaal commando en door imitatie. Uitvoeren van verschillende sequentiële taken met verschillende instrumenten.

Wernicke's afasie eerste dagen na opname. Verbetering na 10

d.(benoemingstest: 22/30, beschreven objecten benoemen: 18/30, begrip

van geschreven woorden: 23/30, begrip gesproken woorden: 19/30,geen

paralexie bij gelezen woorden).

Oral Apraxia Battery test. Testen van imitatie en echt voorwerp hanteren.

Afasie gedurende eerste dagen. Moeite met benoemen. Wanneer definitie

van een voorwerp wordt gevraagd, legt hij deze van een ander voorwerp

uit (stoel w tafel)

Addendum 1 4

Page 63: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

6

Watson R and Heilman K. Callosal apraxia. Brain 1983. V 43 Re Ernstige hoofdpijn, overgeven, kan niet meer staan, mutisme

7

Lakke J et al. Axial apraxia, a distinct phenomenon. Clin Neurol

Neurosurg 1984.V

Parkinson. Li hand tremor op 37 jaar,

Parkinson nadien onder controle met levodopa

voor een periode van 2 à 3 jaar. 3 jaren later

toevoeging van bromocriptine met verbetering.

Onderzoeksstudie axiale rotatieproblemen

8

Lakke J et al. Axial apraxia, a distinct phenomenon. Clin Neurol

Neurosurg 1984.M

Parkinson. Re hand tremor en onderkaak

tragere bewegingen: eerste

parkinsonsymptomen op 56 jaar.

Onderzoeksstudie axiale rotatieproblemen

9

Lakke J et al. Axial apraxia, a distinct phenomenon. Clin Neurol

Neurosurg 1984.V

Parkinson. op 71j: tremor li zijde na

abdominale operatie. 1 jaar later waren haar

bewegingen trager, zichtbare tremor, weinig

faciale expressie en li armzwaai verminderde.

Onderzoeksstudie axiale rotatieproblemen

10

Goldenberg G et al. Apraxia of the left limbs in a case of

callosal disconnection: The contribution of medial frontal lobe

damage. Cortex 1985.

V 40 Re

Haemorhagie van een aneurysma vd A Cerebri anterior, volgende

dag geclipd: week in coma, dan in een staat van akinetisch mutisme

en later transcorticale motorische afasie en afonie. Observatie 6

maand na het infarct.

Addendum 1 5

Page 64: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Nekstijfheid, geen spontane spraak, regelmatige herhaling van zinnen.Kan geschreven commando's volgen vanuit haar re gezichtsveld, niet vanuit

haar li. Vingerknipperen en munt opgooien met Re, niet met Li op verbaal commando. Craniale zenuwen normaal. Geen hemianopsie (oriëntatie tov

visuele stimuli). Bilaterale zwakte in haar benen (Re zwakker). Normale sterkte in de armen. NA 2 D: alert, hypokinetisch, lange tijd tss stimulus en

respons. Beide zijden zelfde georiënteerd. Stom, zeldzaam een woord. Na lange tijd zinnen herhalen. Verstond eenvoudige commando's tot

aanduiden. Verstaat simpele geschreven zinnen en kan alles benoemen.NA 3D:meer oriënteren naar Likant dan naar Re --> geen li neglect,

transcorticale motorische afasie, hemialexie, astereoagnosie. Schrijft enkele woordjes met Re, niet met Li. Na 5D: normale linguistieke

mogelijkheden. D9: begint traag te spreken. Moeilijkheden met emoties te benoemen of aan te geven.Ook bij voorlezen kon ze via intonatie het

bedoelde effect niet uitleggen. Geen evidentie van extrapyramidale dysfunctie of ataxie.

Corpus Callosum disconnectie Syndroom: Infarct aan

junctie van 'het genu' en body vh corpus callosum tot

het splenium. Spasmen in beide A cerebri ant >

Callosal disconnectie syndroom, transcorticale motor

afasie en hypokinesie met betrokkenheid vd

suppplementaire motor area, ischemie mediale

motorische cortex. (CT)

De volgende 7 jaar regelmatig ziekenhuisbezoeken door verslechtering vd symptomen en dystonische bewegingen van been en hyperkinesie van

bovenste lidmaat. Door de intervallen met medicatie te veranderen: controle over rigiditeit en tremor. Normale cognitie.

De laatste 2 jaar Parkinson verslecht en uitgebreid naar het li hand. Pokerface, gebogen houding, schuifelende gang met starheid en

tandradfenomeen. Verbetering vd symptomen met Levodopa.Op 65 jarige lftd: bedrust door hernia, li peroneale spierzwakte bleef. Tremor werd

erger. 2jaar na eerste symptomen: dystonische voetrespons van zijn li been als een bijwerking van levodopa en 1 jaar later: on-off fenomeen en

orthostatische hypotensie.

Rigiditeit en tandradfenomeen van de li arm, moeilijkheden met alterneren rehand. Therapie met Levodopa en anticholinerge medicatie werd

gestart. Na 3 jaar goede controle, verbetering van het draaien. Nadien zijn de symptomen verergert en kon niet meer zonder hulp haar dagelijkse

activiteiten uitvoeren. Tendens tot hyperkinesie, maar Levodopa werd niet lager gedoseerd.

Bewust, normale spraak, vriendelijk en coöperatief, reageert levendig op elke vraag, maar geen spontane activiteit wanneer alleen. Gedesoriënteerd

in tijd en plaats, dense anterograde amnesie. Slechte score bij het vervolledigen van tekeningen: traagheid en constructieve moeilijkheden. Kan re

elleboog niet buigen, akinesie van re been. Gebruikt beide handen om te eten, zich vast te houden of om zichzelf te krabben. Haar benen blijven

akinetisch en ze kan enkel met hulp stappen. Grijpsyndroom. Incontinent. Verward bij tactiel voelen van voorwerpen. Wanneer gevraagd wordt om

ogen te openen en te sluiten: vaak verbale reactie ipv actie zelf, terwijl snelle sluiting bij imitatie. Later beweegt ze ogen, mond en tong correct op

verbaal commando en bij imitatie (gn innervatie vd li zijde vd mond). Schrijven met re: li hemineglect. Kan correct schrijven. Wanneer ze iets moest

tekenen, zei ze een bepaald voorwerp te tekenen, maar tekende iets anders, bij het kopiëren tekende ze voorwerpen die niets gemeen hadden. Bij

kopiëren van cijfers en letters, schreef ze een andere.

Callosale disconnectie en schade aan beide mediale

frontale lobes: Infarct van de anterieure 2/3de vd

corpus callosum, beide gyri cingulate en van de witte

massa onder de bovenste en middelste delen van

beide frontale loben, geen asymmetrie. (CT)

Addendum 1 6

Page 65: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA Li

d1: gestoord pantomimeren op verbaal commando met li; correct, maar zwak met Re hand; geen verbetering bij imitatie of met

voorwerp. d3:Toch gebruikt ze vaker haar Li hand om aan haar hoofd te krabben, aan haar neus of in haar ogen te wrijven.

d5:weet niet de pen te gebruiken met Li. d9: kus werpen met Li hand lukt niet. d25: spatiotemporele bewegingsstoornissen en

alien hand. d44: juiste intentie bij pantomimeren, maar toch blijvend apractisch.Opvangen van bal (prox beweging) gaat, gooien

(hand loslaten) was moeilijker. Foutief pantomimeren van haar kammen, sleutel gebruiken, wel minimaal bij imitatie en

verbetering bij hanteren van instrumenten. 5m later: blijvend IMA met Li.

fijne, precieze en gecoördineerde vingerbewegingen zijn

nog mogelijk.

AAZe kan zich niet meer draaien in bed. Fystiotherapie faalt. Ze kan wel draaien met aanwijzingen, somesthetische (extra)

stimulatie.Kan draaien met aanwijzingen.

AA

Zijn eerste axiale rotatieproblemen startten 11 jaar na ontwikkeling van Parkinson. Hij leerde terug draaien in zijn bed door zijn

bewegingen te analyseren en te fragmenteren en zichzelf aparte commando's voor elke afzonderlijke motorische actie te geven.

Fysiotherapie faalde. In bed draaien was moeilijk, maar bij draaien rond de tafel was hij minder belemmerd. Hij kon zich wel

spontaan draaien in zijn slaap.

Kan wel spontaan draaien tijdens het slapen. Kon zichzelf

helpen draaien door zijn beweging te fragmenteren in

afzonderlijke bewegingen.

AA

Ze kon niet gewoon draaien. Naar Re draaien ging niet meer automatisch en de patient duwde met opzet het hele lichaam rond.

Axiale rotatie bleef continu gestoord, alsook tijdens hyperkinetische fasen. Draaien in bed duurde een hele tijd en kon enkel

worden uitgevoerd wanneer ze haar bewegingen bewust dirigeerde.

Ze kon zich enkel draaien wanneer ze haar bewegingen

bewust dirigeerde.

IMA

CALi

Zowel li als re hand: Handposities werd eerst correct geimiteerd, maar geen correcte herhaling mogelijk.Ze was niet bekwaam

om een wisselende sequentie van vingerbewegingen aan te leren.CA met li hemineglect. Praxis Li: In het begin kon ze geen

vingerbewegingen uitvoeren op verbaal commando, imitatie lukte perfect van in het begin. In het begin haast geen beweging,

later spatiele fouten in armposities. Voorwerpen gebruiken: kan glas, vork, lepen, bril correct gebruiken; houdt kam vast zonder

iets te doen (bij het brengen vd kam naar hoofd: haar correct kammen aan li zijde, maar kamt met verkeerde kant aan re zijde);

mes verkeerd gebruiken;bij sleutel gebeurt er niets tenzij geïnitieerd door re hand of na lange tijd fout gebruikt; bij pen eerst met

tip op blad, maar dan in mond. Verder verkeerd gebruik van zaag, hamer en tandenborstel.

Praxis v re lidmaat is normaal op verbaal commando,

imitatie en objectgebruik.

Na correctie vd handposities door de onderzoeker, gebruikt ze de voorwerpen wel correct, maar werden nadien weer

verkeerdelijk gebruikt. Geleidelijk aan kon ze de bewegingen toch leren, later startte ze correct de juiste actie. Bij het schrijven

gebruikte ze vooral het li deel vh papier.Bimanuele coördinatie: Wanneer ze op commando een object van het li hand naar het re

hand moest transfereren, hield ze het object steviger vast waardoor het re hand moest trekken om het te grijpen.Wanneer de

onderzoeker zijn hand uitstak, gaf ze het object direct. Moeite met sequentiele bimanuele taken zoals kaars aansteken (li hand

herkent voorwerp niet of verkeerd of verhindert de uitvoering vh re hand - alien hand). Ze tracht taken met haar li hand te

vermijden en houdt verkeerde reacties tegen met haar re hand. Gefrustreerd om li hand: eigen hand die niet gehoorzaamt. (later

Li alien hand)

Addendum 1 7

Page 66: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen. Transcorticale motorische afasie

Observatie van draaibewegingen in bed: wakker en tijdens slaap.

Observatie van draaibewegingen in bed: wakker en tijdens slaap.

Observatie van draaibewegingen in bed: wakker en tijdens slaap.

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen. Uitvoeren van sequentiële

taken.Geen afasie

Addendum 1 8

Page 67: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

11

Watson R et al. Apraxia and the supplementary motor area.

Arch Neurol 1986.M 65 Re

Zwakte aan rechter been, moeite om rechter hand te gebruiken (niet

zeker of door zwakte)

12Watson R et al. Apraxia and the supplementary motor area.

Arch Neurol 1986.V 68 Re Plots zwakte aan rechter been en moeite met spreken

13

De Renzi E. Slowly progressive visual agnosia or apraxia

without dementia. Cortex 1986.V 70 Re

Moeilijkheden met visuele prestaties (lezen, naaien), kan wel een

naald op de vloer zien. Kan traag een getypte tekst lezen, maar niet

haar eigen handschrift. Moeilijkheden met zien van cijfers op

uurwerk, munten onderscheiden, binnenste of buitenste van jurk.

Bekende personen enkel herkend door stem. Kan weg niet meer

vinden in sommige delen van haar stad. Kan wel voor zichzelf

zorgen.

14

De Renzi E. Slowly progressive visual agnosia or apraxia

without dementia. Cortex 1986.M 60

2,5 jaar na begin van moeilijkheden in visuele herkenning: kan enkel

bekende personen herkennen via hun stem, moeite met TV kijken,

lezen, speelkaarten en geldbriefjes te onderscheiden. Kan weg niet

meer vinden in eigen stad. Zelf eten en scheren,maar hulp bij het

eten.

15

De Renzi E. Slowly progressive visual agnosia or apraxia

without dementia. Cortex 1986.M 61 Re

Onmogelijk om manuele taken uit te voeren (al 2 jaar eerder

gestart). Kan niet meer schrijven, zich scheren of kammen,

wassen,bad nemen, kleden, alleen eten en naar wc gaan.Leest al

jaren niet meer, kijkt TV. Geen moeite met weg terugvinden.

Depressief, soms zelfmoordintenties. Drinkt niet, rookt sinds 1 jaar

niet meer.

Addendum 1 9

Page 68: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

16oct: stom met bewaard begrip. 18oct: alert, aandachtig, volledig georiënteerd, normaal lange en korte termijn geheugen, mild dysfonisch en

eerste dagen fluisteren, verminderde spontane spraak, enkel antwoorden op vraag, twijfel bij initiatie spreken. Geen neglect of uitdoving van

auditieve, visuele of tactiele stimuli.Normale sensatie, correct positiegevoel van de vingers, normale visuospatiele functies (correct tekenen van

objecten), normale stereognosie van kleine voorwerpen, correcte graphesthesie. Geen lidmaatataxie, dyssynergie of dysmetrie. Reflexen van

rebeen zijn verhoogd, re extensor plantaire respons. Geen zwakte van bovenste lidmaten. Hij kon kleine voorwerpen optillen.

Lidmaatbradykinesie.Grijpreflex vh re hand. Zowel apraxische en afasische agrafie, kon zelf vaak letters niet kopiëren. Kan emoties herkennen en

uitdrukken.

Infarct Li hemisfeer (Li A Cerebri ant): defect in li

mesiale hemisfeer, genu en anterieur deel van corpus

callosum. (CT)

Matige zwakte aan Re been. Kan nrml kleine voorwerpen opnemen.Nrml sens en cerebell bevindingen, normaal positiegevoel, grafesthesie en

stereognosie. Verminderde reflexen re been, geen extensor plantaire respons. Re grijpreflex. Transcorticale motorische agrafie: apraxische en

afasische agrafie

Infarct Li hemisfeer (Li A Cerebri ant): in

frontocentrale cortex.

Achteruitgang visuele perceptie.Nrml neurologische bevindingen.Visuele scherpte: 8/10 in beide ogen.Nrml visuele velden.Oogbeweging zijn

correct, optokinetische nystagmus kan normaal onthuld worden. Alert, georiënteerd in tijd en plaats, goed gekleed, coöperatief, niet depressief

(enkel gefrustreerd om haar visuele onbekwaamheid).Goed verbaal IQ.Vloeiende spraak zonder moeilijkheden met vinden van woorden, correct

benoemen. Moeite met luidop lezen.Goed geheugen.Tekening kopiëren was succesvol voor de simpele modellen (moeite met kubus, kruis).Grove

fouten bij tekenen vanuit geheugen.Foutloze re-li discriminatie, vinger en kleur benoemen.Object herkenning was goed bij het zien/voelen van

objecten en verbale definitie (nt bij zien v gekleurde foto's).Fouten bij inschatten van lftd.

Verwijding vd laterale ventrikels, vnl vd occipitale

hoorns.

Achteruitgang visuele perceptie.Nrml neurologische bevindingen, behalve cognitieve stoornis. Alert, goed georiënteerd in tijd en ruimte, goed inzicht

in eigen situatie.Goed verbaal IQ.Verbaal geheugen is defect, verstoord geheugen.Vloeiende correcte spraak, geen probleem met begrip en

herhaling. Correct schrijven (enkel problemen met m en n), kan niet meer correct lezen. Visuele activiteit: 9/10. Hij herkende objecten en gekleurde

foto's visueel slecht (antwoord: ik weet het niet), terwijl hij deze bij het geven van een verbale omschrijving wel wist. Hij herkende geen gezichten en

wou geen test doen omdat ze allemaal dezelfde waren. Hij maakte veel fouten bij het inschatten van leeftijd. Hij kon enkel correct simpele

tekeningen kopiëren. Vingers benoemen en li-re discriminatie zijn foutloos.

Vergroting van de ventrikels, vnl thv de occipitale

hoorns.

Intacte visuele perceptie, alert, georiënteerd in tijd en plaats, inzicht in eigen ziekte en bezorgd over zijn onbekwaamheden. Spiertonus normaal in

rust,spiercontracties bij passieve bewegingen.Diepe peesreflexen: symmetrisch en normaal, Babinski neg, normale spierkracht. Reikt correct naar

een doelobject in het centrale en perifere zicht, maar stoornis om zelf simpele bewegingen te volbrengen. Geen problemen bij het herkennen van

objecten door visueel, tactiele en descriptieve presentatie. Taal nrml, milde dysartrie. Normaal lezen, maar gestoord schrijven, fouten in rekenen.

Goed verbaal lange-termijn geheugen (verhaal vertellen, woorden onthouden en gepaarde associaties leren). Vingers correct benoemen en correcte

re-li discriminatie.

Milde vergroting vd sulci over de corticale convexiteit.

Addendum 1 10

Page 69: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMABi

>Li

Na 3d:moeilijkheden bij pantomimeren op commando (blijvend spatiele en temporele problemen na correctie, want was bewust

van zijn stoornissen). Zijn fouten leken op stoornissen zoals bij IMA bij dominante parietale lesies. Vaak verbetering bij imitatie,

gewoonlijk verbetering wanneer echte voorwerpen worden gebruikt. Kon bewegingen, uitgevoerd door de onderzoeker, correct

benoemen. Na 1m: Re hand liet moeilijk voorwerpen los, moet zijn hand zeggen wat te doen. Moeilijkheden bij dagdagelijkse

activiteiten, alsook gitaar spelen, tapdansen, koken. Geen ataxie, zwakte of sensoriële defecten. Re: alien hand. Li hand: moeite

met pantomimeren op commando,verbetering bij imitatie (zowel bij transitieve bewegingen tov lichaam, eg tanden poeten als niet

tov lichaam, eg met schroevendraaier werken) en gedeeltelijke verbetering met het echte voorwerp. Met re hand: minder apraxie,

maar veel minder verbetering bij imitatie, wel correcte uitvoering wanneer echt instrument voorhanden, maar bewegingen bleven

wel apractisch. Intransitieve bewegingen werden correct uitgevoerd.

Adequaat begrip. Geen buccofaciale apraxie. Geen

moeite met herkennen en benoemen van verbale grepen

(voor hem uitgevoerd). Hij kon gebaren/handelingen die

de onderzoeker hem voordeed juist benoemen. Geen

problemen met intransitieve bewegingen, totale

lichaamsbewegingen en sequentiëring.

Bilaterale handbewegingen (piano spelen) zijn vaak gestoord, verbetering bij imitatie, maar blijvend abnormaal. Correcte volgorde

bij sequentiële taken, maar elke beweging was wat apractisch. Testen met been waren gestoord op verbaal commando, lichte

verbetering bij imitatie. Verbetering na 1 jaar. --> Apraxie voor transitieve bewegingen, meer in de bovenste extrimiteiten en erger

met de li lidmaten, verbetering bij imitatie en echt objectgebruik. Geen problemen met intransitieve bewegingen, totale

lichaamsbewegingen, sequentiëring of bucofaciale pantomimes. Apraxie bij complexe bilaterale handbewegingen (niet bij

eenvoudige bewegingen). Geen anosagnosie.

IMABi

>Re

Re hand was iets meer apractisch dan li. Vnl moeilijkheden met spatiale oriëntatie. Slechtste prestatie op commando, beter bij

imitatie, nog beter met gebruiksvoorwerp. Trage initiatie van bewegingen, nummert haar bewegingen. Praxische fouten enkel bij

transitieve bewegingen.

geen buccofaciale apraxie

IMA Ze kan lidmaatbewegingen correct uitvoeren op verbaal commando, maar ze maakte vele fouten bij imitatie van bewegingen. Handbewegingen correct op verbaal commando.

IMAHand- en cijferbewegingen door imitatie zijn slecht, maar hij rechtvaardigt zijn fouten door te zeggen dat hij de bewegingen vd

onderzoeker niet goed heeft waargenomen. Zijn bewegingen op verbaal commando waren foutloos. Correcte lidmaatbewegingen op verbaal commando.

IMA

Hij kon geen enkele simpele gewilde beweging uitvoeren (zowel op verbaal commando als door imitatie): Bij het naar

voorbrengen vd arm met de palm naar boven, stak hij zijn arm uit met palm naar onder en probeerde zijn arm te draaien. Bij het

abduceren van zijn armen deed hij niks. Om te salueren plaatste hij zijn hand op zijn voorhoofd. Bij het klappen, gebruikte hij

eerst 1 hand, nadien 2 die hij tegen elkaar wreef.Gestoorde geïsoleerde vingerbewegingen. Geen verbetering met het gebruik

van voorwerpen (voorwerp aan verkeerde zijde vasthouden, verkeerd snijden). Verkeerd uitvoeren van bewegingen op verbaal

commando en door imitatie. Hoewel hij normaal kon stappen, kon hij geen axiale bewegingen (dansen, buigen, knielen) uitvoeren

op verbaal commando en door imitatie. Kon niet goed een pen vasthouden en bewegen en kon een tekening dus niet kopiëren.

Addendum 1 11

Page 70: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen. Uitvoeren van sequentiële

taken.

Western aphasia battery: geen vloeiende output, korte zinnen, normaal

auditief begrip, woordherkenning.

Acties uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van verschillende voorwerpen.Western Aphasia battery. Moeilijkheden met vinden juiste woorden. Moeite

met benoemen: zowel fonetisch als grammaticaal.

Lidmaatbewegingen uitvoeren op verbaal commando en door imitatie Afasie

Lidmaatbewegingen uitvoeren op verbaal commando en door imitatie Afasie

Lidmaatbewegingen uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Voorwerpen hanteren. Afasie

Addendum 1 12

Page 71: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

16

Heilman K. et al. Apraxia after a superior parietal lesion. Cortex

1986.V 20 Re

Ze schrijft rechts, maar kan ook met li

schrijven en gebruikt voor andere bewegingen/

voorwerpen vaak ook haar li hand.

Rechtzijdige persisterende retro-orbitale hoofdpijn met misselijkheid

en overgeven. Het werd steeds erger.

17

Graff-Radford N et al. Callosal apraxia. Neurol 1987. V 39 Re

Subarachnoidale haemorrhagie ve li pericallosaal aneurysma: geen

vasospasme, aneurysma is geclipd. Postoperatief: duizelig,

akinetisch en stom.

18

Ochipa C et al. Ideationele apraxia: A deficit in tool selection

and use. Ann Neurol 1989.M 67 Li hypertensie, diabetes Plots li hemiparese en spraakmoeilijkheden

19

Tanaka Y et al. Right hand agraphia and left hand apraxia

following callosal damage in a right hander. Cortex 1990.M 51 Re

geen voorgeschiedenis van neurologische

stoornissen

Plotse ernstige hoofdpijn en in coma: subarachnoidale bloeding met

een hematoom in de anterieure interhemisfere fissuur. 4 d later:

overgang van bewustzijnsverlies naar slaap, geen spraakstoornis,

geen parese. Groot aneurysma op de bifurcatie van de re

pericallosale en callosomarginale arterie werd geclipd. Na operatie:

spraakstoornissen en li hemiparese, verbale output blijft beperkt,

stotterde en haperde. De motorische zwakte verdween na 3 weken.

Addendum 1 13

Page 72: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Stabiele vitale tekens. Licht lethargisch en mild meningism. Nrml algemeen fysiek onderzoek.Goede oriëntatie in persoon, plaats, jaar en maand,

niet in dag of datum. Nrml spraak, lezen en schrijven, goed geheugen maar stoornis in het maken van berekeningen. Gn abnormaliteiten bij

onderzoek vd craniale zenuwen, enkel li inferior quadrantanopsie. Milde motorische drift van haar li arm, maar normale kracht. Stereognosie en

grafesthesie zijn verminderd, tactiele uitdoving van dubbele simultane stimulatie vd li arm. Mild linkszijdig neglect.Nrml IQ, herkent gezichten, geen

emotionele prosodie. Visuoconstructieve stoornissen. Nrml visueel geheugen.Gestoord figuraal gegeugen, vnl bij grote visuele spatiale elementen.2

weken later na ontslag: hoofdpijn verminderd, maar persisterende moeilijkheid met gebruiken van haar li hand.Nog steeds quadrantanopsie, geen

zwakte of drift. nrml positiezin van lidmaat. Nrml grafhesthesie en stereognosiebevindingen.Gn neglect, uitdoving of optische ataxie. Ze grijpt correct

met beide handen in een visueel veld. Problemen in uitvoeren van visuele-somatesthetisch grijptaken met het li hand.

Re superieure en inferieure parietale laesie: een groot

re convexe parietaal intraparenchymaal hematoom

zonder intraventriculair bloed, herstel na 9 maand

maar wel laesie van de re superieure en inferieure

parietale loben. (CT)

na 4 weken: kan alleen stappen, geen focale neurologische stoornissen, start een conversatie, spreekt vloeiend (maar nog aprosodisch) en had

symptomen gelijkend op die bij het alien hand syndroom. milde intelligentiestoornis en stoornis bij visueel geheugen (weg na 4 m). Testen voor

verbaal geheugen, taal en visuospatiale processing zijn normaal. Verzwakking v li oor bij dichotoon luisteren (nrml audiogram). Met de re hand kan

ze tekenen, schrijven, kopiëren en haar eigen zinnen formuleren - niet met li. Correct tactiel (met beide handen) benoemen. Alien Hand. Lizijdige

apraxie en agrafie.

subarachnoidale hemorrhagie ve li pericallosaal

aneurysma: hemorrhagie beschadigde na 4 maand de

genu en het grootste deel van het corupus vh corpus

callosum (het splenium en rostrum bleef gespaard).

(MR)

na 1 week afasie, na 1 maand Brocca's afasie met moeilijkheden in horen, benoemen en herhaling, articulair stotteren, minder spontaan spreken.

Correct begrip.

Infarct Re hemisfeer (Re A Cerebri media): frontale,

inf parietale en sup temporale loben. (CT)

3 m na beroerte:Craniale zenuwen, motorische, sensorische en cerebellaire functies nrml. Geen grijpreflex. Aandachtig, coöperatief en georiënteerd

in tijd, plaats en persoon.Geheugen bewaard. Spontane spraak, maar twijfelend en mild dysprosodisch met frequent stotteren. Occasioneel

fonetische parafasie bij spontane spraak en bij benoemen von objecten en lichaamsdelen. Luidop lezen en herhaling zijn normaal.Gehoor en begrip

bij lezen zijn uitstekend. Moeilijkheden bij het schrijven met rehand. 2punten discriminatie, Re-li oriëntatie, vingerbenoeming, optokinetische

nystagmus en visueel aanreiken is normaal. Constructionele mogelijkheden werden behouden voor elk hand, hoewel zijn li hand vaak

antagonistische acties vertoont tov zijn rechter. Dubbele gelijkaardige stimulaties (auditief, tactiel en visueel) aan beide zijden correct waargenomen.

Met gesloten ogen kan hij in elk hand een object identificeren en hij kan vingerbewegingen imiteren. Geen buccofaciale apraxie.Kan naam en adres

met beide handen correct schrijven.Milde li hand agrafie, ernstige stoornis schrijven met re hand.

Callosale disconnectie. Subarachnoidale hemorrhagie

met een hematoom in de antero interhemifere fissuur,

groot aneurysma aan de bifurcatie van de re

pericallosale en callosomarginale arterie. Vernietiging

van het voorste 2/3de van het corpus callosum,

zonder aantasting van het splenium. In de Re

hemisfeer zijn het voorste 1/3de van de gyrus

cingulate en de rostrale en lagere delen van de

mediale superior gyrus frontale en hun onderliggende

witte massa betrokken. In de li hemisfeer is een klein

deel van de gyrus cingulate en een lager deel van de

mediale superieure gyrus frontalis vernietigd. De

supplementaire motor area bleef aan beide zijden

gespaard. (MR)

Addendum 1 14

Page 73: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA Li

Bij pantomimeren: foutloos met re hand,veel fouten met li. Ze herkende de pantomimes vd onderzoeker wel. Na 2 weken:

persisterende moeilijkheid met gebruik van haar li hand: pantomimeren van transitieve bewegingen met open (10/12) en gesloten

ogen (3/12). Gebruik van de echte objecten was even slecht. Bij imiteren van bewegingen maakte ze vooral spatiele fouten:

fouten in houding, amplitude en externe configuratie (foute manier van bewegen in relatie tot het object). Onderzoek na 20w: Bij

pantomimeren met open (9/12) en gesloten ogen (6/12): blijft fouten maken, maar de bewegingen leunen al dichter aan bij de

correcte actie. Ze scoorde 4/7 bij het uitvoeren v intransitieve bewegingen (salueren) met li. Ze kan tactiel objecten correct

benoemen.

geen buccofaciale apraxie.

IMA Li

Kon niet pantomimeren op verbaal commando met li hand(wel correct met re), verbetering met li bij imitatie (correct met re).

Wanneer ze het voorwerp in haar handen heeft, maar niet ziet, dan kan ze met re correct de functie demonstreren, maar niet met

li. Haar li kant wist wel wat het voorwerp was, maar kon het in veel gevallen niet demonstreren(wel benoemen); dit lukte wel

wanneer ze het in haar re hand nam. Pantomimeren van functie wanneer ze het object zag leverde moeilijkheden op met li, nrml

met re.

geen apraxie met re hand. Geen buccofaciale apraxie of

apraxie van de onderste lidmaten.

IA

Na 1m: fout instrumentgebruik tijdens dagelijkse activiteiten, onjuiste keuze van voorwerpen.Onbekwaam om voorwerpen

(verbaal) te identificeren wanneer functie wordt beschreven. Niet mogelijk correct te pantomimeren op commando (geen

productiefouten, maar gewoon geen respons of irrelevante bewegingen). Slechte imitatie van grepen. Functie object niet

uitvoeren wanneer voorwerp aangereikt (lichte verbetering wanneer gereedschap + extra voorwerp). Onbekwaam om voorwerp te

nemen om taak af te werken. Kan het instrument en het doelobject waarvoor gebruikt niet correct matchen. Hij is de kennis vd

functie vh instrument verloren.

Hij voerde de praxis testen coorect uit met zijn niet

dominante, niet aangetaste Re hand. Geen agnosie

(voorwerpen juist benoemen wanneer zien), voorwerpen

juist aanduiden wanneer gevraagd. Begrijpt te acties en

kan ze benoemen.

IMA Li

Bij lidmaatbewegingen op verbaal commando met zijn li-hand maakt hij vaak fouten, wordt gecorrigeerd door het re-hand (zonder

aarzeling). Hij maakt eerst onherkenbare gebaren en corrigeert zichzelf dan met herkenbare acties. Deze acties verbeteren niet

bij imitatie, maar wel wanneer de echte objecten voorhanden zijn. Constructieve bekwaamheden is voor elk hand bewaard,

alhoewel het li hand dikwijls antagonistische acties toont tov het re hand.

Verbetering wanneer uitvoering van objectfunctie

wanneer instrument zelf wordt gebruikt.

Addendum 1 15

Page 74: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Transitieve en Intransitieve bewegingen uitvoeren op verbaal commando en door imitatie en hanteren van voorwerpen. Geen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van voorwerpen met gesloten en open ogen. Geen afasie

Praxis testing (objecten aanduiden op commando, objecten benoemen die voor hem werden geplaatst, objecten aanduiden

waarvan functie was beschreven, functie van objecten beschrijven wanneer object getoond en om objecten verbaal te

identificeren wanneer functie werd beschreven. Pantomimeren op verbaal commando, door imitatie en echt object gebruik.

Matchen van object en instrument om actie uit te voeren.). Florida Apraxia Screening Test (beweging begrijpen: 15 grepen

benoemen). Action Naming Test (acties verbaal benoemen). Behouden kennis van instrument-object relatie en onderscheid

met ideomotorische apraxie: taak om correcte instrument te selecteren om actie uit te voeren. Patiënt werd gefilmd om te kijken

hoe hij reageerde op dagelijkse activiteiten.

Western Aphasia Battery: na 1 week afasie, na 1 maand Brocca's afasie

met moeilijkheden in horen, benoemen en herhaling, articulair stotteren,

minder spontaan spreken

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van voorwerpen.

Transcorticale motor afasie: niet vloeiende spraak, bijna normale herhaling

en luidop lezen en defect schrijven gekarkateriseerd door taalstoornis van

deze patiënt. Behouden begrip van gesproken en geschreven taal. De li

hand agrafie was secundair aan zijn milde transcorticale motorafasie.

Addendum 1 16

Page 75: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

20

Selnes O. Limb apraxia without aphasia from a left sided lesion

in a right handed patient. J Neurol, Neurosurg and Psychiatry

1991.

M 81 Regoed gecontroleerde myasthenia gravis (al 11

jaar)

plots re hemiparese en onmogelijk spreken met intact spraakbegrip,

re homonieme hemianopsie met li starende blik, re hemiplegie

aangaande het gezicht, arm en been en een dense rechter

hemisensorisch verlies, dysartrie, dysfagie, apraxie, rechtzijdig

neglect, dyscalculie en vingeragnosie.

21

Croisile B et al. Désordres visuo-constructifs et alexie-agraphie

associés à une atrophie corticale postérieure. Rev Neurol 1991.V 57 Re

Moeite bij het terugvinden van bril en papier en

bij het aankleden, legt dekens omgekeerd op

bed. Duwt het handvat ve deur naar boven ipv

onder, draait de sleutel langs de verkeerde

kant. Trager in het huishouden. Herkent

mensen enkel door stem.Vergist zich van auto

of deur. Sociaal contact, taal en geheugen

zijn niet aangetast.

2 jaar later: zicht slechter: niet meer lezen, moeilijk schrijven en

woorden onderscheiden.

22

Léger J et al. Apraxie d'aggravation lentement progressive:

étude par IRM et tomographie a position dans 4 cas. Rev

Neurol 1991.

M 69 Re

Functionele stoornis aan li-arm/li-hand gedurende de laatste 10 jaar.

Problemen met gebruik van zijn li hand en van spierschokken.

Paresthesie van het li hand.

23

Léger J et al. Apraxie d'aggravation lentement progressive:

étude par IRM et tomographie a position dans 4 cas. Rev

Neurol 1991.

V 85 Re

Problemen met stappen (vaak vallen) en stoornissen bij bewegingen

die noodzakelijk zijn in het dagelijks leven. 3 jaar eerder kon ze haar

vuur niet aansteken, stekker insteken, geen sleutel draaien.

24

Léger J et al. Apraxie d'aggravation lentement progressive:

étude par IRM et tomographie a position dans 4 cas. Rev

Neurol 1991.

M 58 Re

Problemen met aankleden en bij het gebruik van zijn li hand bij de

uitoefening van zijn job, wat uiteindelijk een einde betekende aan

zijn professionele (verver) carrière.

Addendum 1 17

Page 76: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Opname verlengd door slikproblemen. Re visueel neglect, dyscalculie en vingeragnosie (gedurende 39 d).Stoornis in concentratie en aandacht.

Spontane spraak: dysartrisch, hypofonisch, vertraagd, maar betekenisvol zonder moeilijkheden met het vinden van woorden. Benoemen was licht

verstoord.Normaal begrip, woordenkennis,begrijpend lezen, integriteit van semantisch systeem en herhalen.Lichte stoornis bij het spellen.Schrijven

was onmogelijk met li te wijten aan de apraxie. Re neglect van lichaam en ruimte: beschouwt re lichaamsdeel niet als het zijne en kan geen objecten

aanduiden aan de re kant vd kamer.Re-li discriminatie intact. Vingeridentificatie:3/5. Rekenen met som en verschil enkel met simpele cijfers (niet

met product en deling). Geen inzicht in zijn ziekte,ontkende een infarct, dacht gehospitaliseerd te zijn voor een gebroken been.Wnn men hem vroeg

naar re hand: schudde hij met zijn li hand en zei dat alles oké was. Stierf na enkele maanden.

Infarct li hemisfeer (A cerebri media): frontale,

parietale en temporale lobes (zowel ant als post), met

aantasting van de area van Broca, de insula, de

posterior superior temporale gyrus en de

supramarginale en angulaire gyrus. (CT en MR)

Georiënteerd. Testen voor visuele scherpte: li: 6/10, re: 3/10: laterale li homonieme hemianopsie. Herhaling, spontane conversatie, prosodie, oraal

begrip en het geven van defenities en antoniemen zijn correct.De automatische series, defenities van abstracte woorden, het ophalen van gelezen

woorden zijn niet veranderd. Geen frontaal syndroom.Matig geheugen van historische feiten en kennis v actualiteit.Gn anomalie.Gn logisch inzicht.

Kan objecten juist benoemen, maar slechte scores bij foto's van objecten en dieren; wanneer definitie gegeven, kan ze deze wel correct benoemen

>visuele agnosie.Visuele morfologische of functionele associaties zijn zeer wisselend.Correct tactiel benoemen. Simultagnosie: beschrijving van

complexe beelden is traag maar zonder li neglect. Herkent bekende gezichten niet. Geen optische ataxie, geen digitale agnosie, li-re onderscheid,

geen tempero-spatiale desoriëntatie. Slecht visueel geheugen. Schrijven gaat moeilijker naarmate aantal tekens groter is. Zowel grove fouten bij

dictie als bij kopiëren van woorden (vaak totaal andere woorden).Lange tekst moeilijk te lezen.

bilaterale corticale atrofie in parieto-occipitale area's,

vnl aan re zijde en vergroting vd ventrikels. (MR)

1 jaar later: totale alexie en agrafie, visuele agnosie van beelden en prosopagnosie. Visuele herkenning van sommige gebruiksvoorwerpen is

incorrect, waardoor problemen in het dagelijks leven. Intacte herhaling, traag begrip, geen anomie in spontane taal. Kan tekeningen/foto's van

objecten nog niet correct benoemen.

Ongewilde bewegingen vh li lidmaat: flexie vd vingers, abductie vd duim, extensie vd pink, voorarm: prono-supinatie en de arm: flexie vd elleboog en

spiercontracties.De bewegingen komen voor als korte spiertrekken (myoclonie) v zelfde amplitude met het loslaten van voorwerp (vallen van glas)

als gevolg, deze zijn minder wanneer de gebaren langzaam w uitgevoerd door er simpel weg tegen te praten, door concentratie of geluidsprikkels.

Deze bewegingen verschijnen bij een houding of een gewilde activiteit, bv wanneer hij zijn arm uitstrekt om een object te grijpen, om hemd of das te

knopen.Nrml spierkracht en -tonus.Verminderde gevoeligheid v het li hand, astereognosie, fouten bij de positie vd vingers.Gn anomalie vh visueel

veld. Nrml en symmetrische diepe pees reflexen, plantaire reflexen in flexie.Nrml spatiele en temporele oriëntatie.Correcte taal, geschrift en begrip.

3 jaar later: symptomen aan het inférieure li lidmaat, maar men bemerkt ze nu ook aan het superieure li lidmaat ipsilateraal. Moeilijkheden met het

geheugen, taal, stoornissen in spatiale oriëntatie: verliest zijn weg op bekende plaatsen. Problemen bij het schrijven.

corticale atrofie, predominant in de re occipito-

parietale regio's. (MR)

Stappen met kleine pasjes, geen gevoelsstoornissen, noch motorische, noch visuele, noch assymetrische reflexen. Matige hypertonus met tandwiel

in de supérieure lidmaten en enkele zeldzame korte spiertrekken (myoclonus) van actie en intentie.Nrml oculomotoriciteit.Een motorische

onhandigheid vh li lidmaat niet te wijten aan hypertonie, noch door myoclones. Nrml geschrift. Geen problemen met spatiale oriëntatie, taal,

intellectuele problemen. Agrafie. 2 jaar later is de motorische stoornis aan beide handen nog aanwezig: ze kan niet alleen eten, wassen, en het tast

bewegingen in haar dagelijks leven aan.

Corticale atrofie, predominant in de re parietale

regio's. (MR)

Geen motorische defecten, noch visueel, noch sensitief. Geen problemen met spiertonus noch van anomalie, noch van oculo motoriciteit. Spatiale

acalculie. Goede temporele en spatiale oriëntatie, geen taalproblemen, goed verbaal geheugen. Agrafie. 4 jaar later: de patiënt kan zijn vlees niet

meer snijden, maar wel een lepel vasthouden. Hij kan zich niet meer alleen aankleden. Geschrift is nog erger met een slechter grafisme wat zorgt

voor onleesbare woorden. Nog meer visuo-constructieve problemen, fouten bij het visueel benomen. Het lezen lukt goed. Veel fouten bij de

herkenning van tekeningen. Anomalie van het syndroom van Balint: simultanagnosie, bilaterale optische ataxie, vnl gemerkt in het li visueel veld.

Apraxie vh zicht.

Atrofie van de parietale en parieto-temporale regio,

predominant aan de re kant. Vergroting vd ventrikels

vd temporo-parietale convexiteit. (MR)

Addendum 1 18

Page 77: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA Bi

Schrijven is onmogelijk met li door apraxie: pen niet goed gebruiken. Bij grepen: 3/6 bij pantomimeren, verbetering bij imitatie. Bij

manipulatie van gebruiksvoorwerpen: 0/6 bij pantomimeren, 1/6 bij imitatie. Geen meervoudige taken uitvoeren, hoe complexer

de taak, hoe moeilijker. Fouten bij het vouwen van een brief om in een enveloppe te steken.

Geen buccofaciale apraxie.

IMA BiZe kon de bewegingen die de onderzoeker maakte benoemen, maar niet imiteren. Fouten bij het imiteren van bewegingen maar

dit verbetert bij kinesthesische stimulus. 1 jaar later verloopt het imiteren nog moeilijker.

Het gebruik van instrumenten is normaal alsook het

pantomimeren op verbaal commando van symbolische,

expressieve en beschrijvende bewegingen.

IMA

CALi

Door de spiervlagen aan het li hand, heeft hij problemen bij het uitvoeren van bewegingen op verbaal commando en door imitatie.

Met rechts worden de bewegingen wel correct uitgevoerd.Met Re lidmaat worden bewegingen correct uitgevoerd.

IMA

CA

KA

Bi

Een motorische onhandigheid vh li lidmaat niet te wijten aan hypertonie, noch door myoclones: Ze kan onmogelijk conventionele

gebaren uitvoeren op verbaal commando (salueren, zwaaien) noch imiteren zowel links als rechts. Er is ook kledingsapraxie,

constructieve apraxie met onmogelijkheid om een kubus en de figuur van Rey de reproduceren.

IMA

CA

KA

Li

Motorische stoornis aan zijn li hand om objecten te gebruiken (lucifer aansteken), bij het maken van bewegingen op verbaal

commando en bij imitatie; hierbij zijn er geen problemen met het re hand. Kledingsapraxie en constructieve apraxie (kan de figuur

van Rey en een kubus niet natekenen).

Met Re lidmaat worden bewegingen correct uitgevoerd.

Addendum 1 19

Page 78: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van voorwerpen en uitvoeren van sequentiële taken. Geen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van voorwerpen. Geen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Geen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Geen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Geen afasie

Addendum 1 20

Page 79: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

25Léger J et al. Apraxie d'aggravation lentement progressive:

étude par IRM et tomographie a position dans 4 cas. Rev

Neurol 1991.

M 68 Re

6 maanden eerder: stoornis aan het superieure li lidmaat. Stoornis

bij de eindbewegingen met de li hand, dan stoornissen bij het

aankleden en problemen met het schrijven. Intermittente

spierschokken in het superieure li lidmaat (myoclonus).

26

Kazui S and Sawada T. Callosal apraxia without agraphia. Ann

Neurol 1993.M 64 Re Hypertensie laatste 3 jaar

Milde motorische zwakte aan rechter been na motoraccident:

ochtend nadien pijn in been en moeite met bewegen re arm, werd

gehospitaliseerd.

27

Azouvi P et al. Slowly progressive apraxia: two case studies. J

Neurol 1993.M 77 Re

2 jaar eerder: problemen met het gebruik van

zijn re hand bij dagelijkse activiteiten, dit was

zo erg geworden dat hij zijn re hand niet meer

kan gebruiken en hij gebruikt nu spontaan zijn

li hand.

Verlies van Re hand vaardigheden.

28

Azouvi P et al. Slowly progressive apraxia: two case studies. J

Neurol 1993.V 51 Re

Bewegingsstoornis aan de li zijde die 4 jaar eerder begon.

Dagelijkse activiteiten worden hierdoor bemoeilijkt.

29

Clark M et al. Spatial planning deficits in limb apraxia. Brain

1994.

V

MR71 Re

Verwijderen Li intracerebraal hematoom: re

hemianopsie, geheugenstoornissen,

ideomotorische apraxie en transcorticale

sensorische afasie

30

Clark M et al. Spatial planning deficits in limb apraxia. Brain

1994.

M

CS73 Re

CVA van de Li A Cerebri media: Re

hemiparese (arm meer dan been),

transcorticale motor afasie en ideomotorische

apraxia

31

Clark M et al. Spatial planning deficits in limb apraxia. Brain

1994.

M

RH66 Re

Infarct distributie Li A cerebri media: re

hemiparese

Addendum 1 21

Page 80: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Geen gevoelsstoornissen, geen motorische of visuele stoornissen. Geen problemen met de tonus, geen anomaliën vd oculomotoriek. Het geschrift

is verstoord door een dysorthografie, geen taalproblemen, goede temporo-spatiale oriëntatie. Agrafie.

CBD: Corticale atrofie predominant aan de re parieto-

temporale regio's. (MR)

Niet volledig alert, dysartrie, milde motorische dysfunctie in re arm en been (milde centrale parese C7), wel normale testen lichtreflex, prik en

plantaire reflex.

Callosale lesie: rostraal deel van de posterieure helft

van het corpus callosum (anterieur en postrieur einde

vd callosale tak bleven gespaard). (CT, MR)

Alert en georiënteerd. Standaard neurologisch onderzoek is normaal: nrml spierkracht en tonus, geen pyramidale tekens, geen akinesie, geen

ongewilde beweging, geen oculomotorische stoornis, nrml gang. Hij voerde ongewilde bewegingen uit. Milde vingeragnosie, maar nrml li-re

onderscheid. Gesproken en geschreven taal zijn correct. Scoorde slecht bij het visueel benoemen. Geheugen en intellectuele functies zijn normaal

voor zijn leeftijd.

CBD: Corticale atrofie van de li posterieure parietale

regio. (MR)

Het schrijven werd slechter na 2 jaar. Neurologisch onderzoek: nrml spierkracht; geen piramidale, extrapiramidale, occulomotorische of cerebellaire

stoornissen. Milde tactiele en proprioceptief defect aan de li zijde en een bilateraal tactiel benoemingsdefect, predominant aan de li zijde. Schrijven

en constructieve vaardigheden zijn ernstig verstoord. Ook automatische bewegingen met li arm verstoord (stoornis in li zwaaibeweging bij het

stappen): wijst op motorisch neglect. Het spontaan gebruik van li hand was bijna verdwenen. Dyscalculie, digitale agnosie zonder li-re desoriëntatie.

Nrml spraak: vloeiend en grammaticaal correct, nrml begrip en lezen. Correct georiënteerd in tijd en plaats. Geen tekens van li visueel neglect.

Matige geheugenstoornissen, aangaande verbaal en visuele herkenning.

CBD: Milde diffuse corticale atrofie, predominant in de

re parietale regio. (MR)

Infarct li parietale lobe. Na verwijderen haematoom: li

hemisferische laesie, posterior van de centrale sulcus

in de temporo-parieto-occipitale regio: de primaire

visuele cortex (brodmann's area17) blijft gespaard,

maar tast bij de hele visuele associatie cortex (area

18-19) aan in Li. (MR)

Infarct li hemisfeer (Li A Cerebri media): pariëtaal,

posterieur, vnl subcorticaal ( Area 19: visuele

associatie area en area 39: gyrus angularis bleven wel

grotendeels gespaard). (MR)

Re hemiparese.

Infarct li hemisfeer (Li A cerebri media): pariëtaal,

subcorticaal. Vezels van de fasciculus long sup en

fasciculus arcuata. (MR)

Addendum 1 22

Page 81: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA

CA

KA

Li

Stoornis bij het uitvoeren van bewegingen met de li hand: problemen bij het gebruiken van voorwerpen, bij het uitvoeren van

bewegingen op verbaal commando en bij imitatie. Daarentegen werden deze acties goed uitgevoerd met het re hand. Ook

kledingsapraxie en constructieve apraxie.

Met Re lidmaat worden bewegingen correct uitgevoerd.

IMA Li

Ideomotorische apraxie van de li hand (fouten en haperen bij salueren, tanden poetsen, haar kammen), geen verbetering

wanneer voorgedaan, wel alles correct met Re hand. Sprak tegen Li hand om taak uit te voeren (ook buccofaciale apraxie).

Herstel na 30 dagen.

verstaat gesproken taal, geen constructieve apraxie,

geen grijpreactie, geen intermanueel conflict, correct

handgrepen imiteren, correct objecten benoemen in re en

li hand, normaal schrijven

IMA

CA

Bi

> Re

Stoornissen bij pantomimeren van zelf simpele bewegingen, vaak gebruikte hij een deel v zijn lichaam als instrument. Geen

verbetering bij gebruiken van echte objecten (alleen of in combinatie met zijn doelvoorwerp).Betekenisloze bewegingen zijn ook

hevig verstoord.Zowel moeilijkheden bij imitatie als bij verbaal commando. Fouten: merkwaardige bewegingen, met moeite in de

selectie en spatiale oriëntatie van grepenWas zich steeds bewust van zijn fouten met zijn re hand, maar ontkende problemen

met het li hand. Hij kon tekenen, maar zijn Rey-Osterreith complexe figuurkopie toonde een constructieve apraxie. Schrijven was

niet verstoord.

IMA

CA

KA

Bi

>Li

Stoornissen bij alle soorten bewegingen: intransitieve bewegingen, pantomimes of transitieve bewegingen, gebruiken van echte

objecten en niet symbolische betekenisloze bewegingen. Grote stoornissen bij imitatie en pantomimeren op verbaal commando

en gebruik van echte objecten. Bij het pantomimeren vh gebruik van objecten, gebruikte ze vaak een lichaamsdeel als object. Dij

en lagere lidmaat bewegingen (op bal stampen, knielen) waren ook verstoord. Bewegingen zijn twijfelend en soms vreemd. Soms

is ze perplex en weet ze niet wat te doen. Bij gebruik van assymetrische objecten, houdt ze ze vaak verkeerd vast (pen

ondersteboven).Vaak spatiale oriëntatiefouten. Ze realiseerde zich de foute bewegingen, maar kon ze niet succesvol corrigeren.

Ernstige vorm van kledingapraxie en orofaciale apraxie. Het spontaan gebruik van li hand was bijna verdwenen. Greepherkenning

en -discriminatie zijn gestoord, is niet bekwaam om accurate en correct uitgevoerde acties te onderscheiden van slecht

uitgevoerde acties.

IMA Bi

Zowel spatiotemporele problemen bij bewegingen op verbaal commando als bij imitatie, maar verbetering bij imitatie.

Onbekwaamheid om het spatiale plan vd beweging te formuleren en om dat plan te vertalen naar gepaste angulaire bewegingen

vd ledematen.

IMA Bi

Zowel spatiotemporele problemen bij bewegingen op verbaal commando als bij imitatie, maar verbetering bij imitatie.

Onbekwaamheid om het spatiale plan vd beweging te formuleren en om dat plan te vertalen naar gepaste angulaire bewegingen

vd ledematen.

IMA Bi

Zowel spatiotemporele problemen bij bewegingen op verbaal commando als bij imitatie, maar verbetering bij imitatie.

Onbekwaamheid om het spatiale plan vd beweging te formuleren en om dat plan te vertalen naar gepaste angulaire bewegingen

vd ledematen.

Addendum 1 23

Page 82: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Geen afasie

Hanteren van voorwerpen: individueel en na imitatie. Objecten benoemen. Handgrepen imiteren.

Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van voorwerpen. Geen afasie

Lidmaatbewegingen (zowel transitieve als intransitieve bewegingen) op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van

voorwerpen.Geen afasie

Florida Apraxia Screening Test (FAST): 1/20. Mann-Whitney U test.Bewegingsanalyses van trajecten van repetitieve slicing

bewegingen, gemaakt in een serie van 4 opstellingen met een steeds hogere contextuele gradering. Posities van de lidmaten

werden gedigitaliseerd en gereconstrueerd in 3D en geanalyseerd.

Anomische afasie

Florida Apraxia Screening Test (FAST): 4/20 Transcorticale motor afasie

Florida Apraxia Screening Test (FAST): 5/20 Conductie afasie

Addendum 1 24

Page 83: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

32

Motomura N and Yamadori A. A case of ideational apraxia with

impairment of object use and preservation of object

pantomime. Cortex 1994

V 41

zelfmoordpoging door inhaleren van autorook

in 1983: ernstige verstoring van het bewustzijn

die geleidelijk verbeterde.

In 1988 werd verder onderzoek verricht op het departement

Neuropsychiatrie

33Ochipa C et al. Conduction apraxia. J Neurol, Neurosurg and

Psychiatry 1994.M 69 Re

Werd verward op de grond in zijn huis gevonden en lag daar

gedurende onbepaalde tijd.

34

Nadeau S et al. Apraxia due to a pathologically documented

thalamic infarction. Neurol 1994.M 66 Re

hypertensie, in goede gezondheid tot 1981:

verward en viel flauw: overgebracht naar

ziekenhuis: afasie, re hemiparese en re

hemisensorieel defect.

Overgebracht naar ander ziekenhuis voor onderzoek

35

Rapcsak S et al. Progressive ideomotor apraxia: Evidence for a

selective impairment of the action production system. Brain and

cognition 1995.

V 61 Re

Sinds 5 jaar: progressieve onbekwaamheid om vastberaden

bewegingen uit te voeren met de bovenste extremiteiten. Moeite met

uitvoering van gewilde bewegingen en ernstige onhandigheid in alle

manuele activiteiten, vnl bij het gebruik van de li bovenste

extremiteiten.

36

Sirigu A et al. A selective impairment of hand posture for object

utilization in apraxia. Cortex 1995.V 51 Re

In 1988: Ernstige hypotensieve episode bij de

operatie voor uterien fibroom. Bij het wakker

worden was de patiënt verward, maar kon

antwoorden op simpele vragen. Geen

motorische of sensorische effecten. Men

stelde neuropsychologische stoornis vast

gedomineerd door acalculie, Balint syndroom

en ernstige apraxie.

4 jaar later follow-up onderzoek

Addendum 1 25

Page 84: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Alert, aandachtig en coöperatief, gestoorde oriëntatie in tijd. Geen zwakte, normale spiertonus, geen ongewilde bewegingen, normale symmetrische

peesreflexen, intacte craniale zenuwen, geen cerebellaire tekens, intact sensorisch systeem. Korte- en langetermijn geheugen zijn verstoord en het

directe geheugen blijft bewaard. Normale spraak, geen parafasische fouten.Boston naming test: 43/60 (objecten benoemen).Auditory Token test:

72% correct. Agrafie en alexie, simultanagnosie bij visuele herkenning. Geen prosopagnosie, object agnosie, kleuragnosie en auditieve agnosie.

bilateraal lage densiteit in de areas in de subcorticale

gebieden van de parietale, occipitale en temporele

lobben. (MR)

Re dropvoet, geen andere motorische stoornissen. Verminderde sensatie re lichaamshelft. Conductie afasie en re visueel defect. Lees- en

schrijfstoornissen. Auditief begrip: goed voor ja-nee vragen, woordherkenning en één of twee stappen commando, geen complexe commando's.

infarct vd li inferieure parietale en posterieure superior

temporale lobe. (CT)

Alert en oncoöperatief. Spontane spraak vergt grote inspanning, dysartrisch. Taal: Semantische en neologistische parafasische fouten. Correct

herhalen. Problemen met benoemen van visuele objecten. Herkenning via gehoor is slecht, maar hij kan 15/18 voorwerpen correct aanduiden.

Georiënteerd in persoon en plaats, maar niet in tijd. Re-li verwardheid, vingeranomie en acalculie. Hij kan 3 eerder geziene woorden niet herkennen

of herhalen na 3 min. Milde centrale zwakte, milde re hemiparese met de arm zwakker dan het been en bilaterale babinski respons. Re

hemisensorieel defect voor graphesthesie, stereognosie en prik en tastsensatie. Ernstige apractische agrafie: hij kan enkel een O en een X

schrijven, de andere letters zijn onleesbaar. Hij bleef neurologisch stabiel, maar 22 dagen na zijn infarct kreeg hij een cardiopulmonaire stilstand en

kon niet meer gereanimeerd worden.

infarct van de dominante thalamus met uitbreiding

naar de ventrale laterale, ventrale posterolaterale en

laterale posterieure nuclei en pulvinar. (tekening)

Li visueel neglect. Ze kan voorwerpen juist grijpen in het centrale gezichtsveld, maar misgreep zich soms in het perifere gezichtsveld.

Lichaamsdelen correct aanduiden. Milde rigiditeit in Li schouder, op andere plaatsen normale spiertonus. Een zeldzame choroïdale beweging vd li

arm. Normale spiersterkte. Normale pijn, temp, vibratie zin, maar linkszijdig tactiel neglect (bij bilaterale stimulatie) Normale grijpreflex en plantaire

reflex. Stereognosie en grafesthesie blijven bewaard. Geen afasie, geen moeite met begrijpen van geschreven zinnen. Correct lezen en spellen

(schreef wel vnl aan Re zijde --> Li neglect). Stoornissen bij uitvoering van visuospatiale taken. Linkszijdig neglect.

asymmetrische atrofie van de Re post sup parietale

lob en de Li inf parietale lob. (MR)

Normale visuele velden van Goldmann. Sensorische, motorische, aandachts en linguistieke functies zijn normaal. Geen neglect. Er wordt niet

misgrepen naar voorwerpen in het centrale of perifere visuele veld.Grijpbewegingen zijn wel ernstig gestoord.

bilateraal hypometabolisme in de posterieure parietale

cortex (occipito-parietaal)

Addendum 1 26

Page 85: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IA BiHanteren van instrumenten is verstoord. Bij de multiple object test faalde ze volledig. Ernstige fouten bij pantomimeren en

imiteren van betekenisloze bewegingen.

Instrumenten identificatie, instrumenten benoemen,

pantomimeren op commando en pantomimeren na

imitatie zijn intact.

IMA Bi

ernstige ideomotorische apraxie zowel op verbaal commando als bij imitatie. Greepbegrip is intact. Ernstige stoornissen bij

pantomimeren op verbaal commando (1/14), veel ergere fouten bij imitatie (totaal geen herkenning vd beweging). Sterke

verbetering wanneer beweging met het echte voorwerp voorhanden.

begrip bewegingen is intact. Verbetering bij het hanteren

van het voorwerp

IMA Bi

Hij had problemen bij het pantomimeren vh gebruik van objecten op verbaal commando, geen verbetering bij imitatie door de

onderzoeker, maar wel bij het daadwerkelijk gebruik vh object. Het zijn vnl temporele fouten: vertraging bij starten van beweging,

langere duur vd beweging en spatiele fouten (amplitude, interne en externe configuratie, body part as tool, en beweging:

verandering v karakteristieke beweging), weinig inhoudelijke fouten, onherkenbare antwoorden en geen responsen. Hij kan uit

een reeks acties getoond door de onderzoeker de correcte actie niet uithalen.

Verbetering bij het hanteren van een instrument.

IMA

CABi

Onbekwaamheid om vastberaden bewegingen uit te voeren met de bovenste extremiteiten. Haar handen doen niet wat zij wil.

Onhandigheid in dagelijkse activiteiten vnl li lidmaat.Gewone activiteiten vereisen veel kracht.Moeite met aankleden, koken,

snijden. Moet zichzelf verbaal bevelen geven om gekende acties uit te voeren. Ruimtelijke desoriëntie (enkele auto-ongevallen),

ze botst overal op, kan haar eigen lichaam niet oriënteren in de omgeving. Ernstige constructieve apraxie.Transitieve

bewegingen: Gebruiksvoorwerpen pantomimeren op verbaal en visueel commando, imiteren en voorwerp zelf lukten moeilijk (het

voorwerp zelf het best): vnl spatiale fouten(90%) en body-to-part-as-tool fouten(10%).Moeite om voorwerp op correcte manier

vast te grijpen en te oriënteren tov zichzelf en plaats. Wel geen inhoudelijke fouten. Bij de complexere acties (7 opeenvolgende

taken die het gebruik van verschillende objecten maken): enkele fouten in opeenvolging (die ze corrigeerde): Sommige taken

werden twijfelend uitgevoerd en ze sprak tegen zichzelf tijdens het uitvoeren.(Alien hand?)

Geen inhoudelijke fouten. Bewegingen en

gebruiksvoorwerpen benoemen, alsook de juiste keuze

maken van (de opeenvolging van)beweging bij complexe

acties. Kan functie geven van getoonde en gevraagde

voorwerpen. Juiste voorwerp kiezen wanneer ze het

afgewerkte product ziet. Juiste instrument aanduiden om

een taak af te maken (wanneer object te zien). Ze kon

zeggen welke bewegingen ze moet uitvoeren om een

actie tot stand te brengen. Ze kan de opeenvolgende

acties in de juiste volgorde weergeven, alsook foto's van

de acties kon ze in juiste volgorde leggen.

IMA Bi

Ze is niet bekwaam om het gebruik van objecten te pantomimeren, of symbolische bewegingen te maken, moeilijk om echte

instrumenten te gebruiken (moeilijkheden met haar kammen, snijden, tanden poetsen, deur op slot doen).Selectieve stoornis in

het produceren van de gepaste handhouding/greep voor instrumentgebruik.Bewegingstrajecten zijn bewaard. Er is een

dissociatie tussen handgreep (incorrect) en bewegingsroute (correct). De apractische stoornis resulteert eerder in een inadequate

handgreep, eerder dan in een globale moeilijkheid in de uitvoering van grepen.De incorrecte handbeweging wordt niet

veroorzaakt door een visuo-motorische stoornis. Bewegingsherkenning. Objecten juist benoemen, niet juist gebruiken. Ze grijpt

de voorwerpen verkeerd en ongepast, maar brengt ze wel in de juiste richting. Kan het object aan de onderzoeker geven. Ze kan

correcte van incorrecte grepen onderscheiden, maar ze scoorde slechter wanneer ze moest bepalen welke vinger en hoe haar

hand werd gebruikt bij bepaalde objecten en specifieke taken : probleem met het opslaan van handgrepen. Kan geen verbale

beschrijving geven van de correcte handgreep, nodig voor instrumentgebruik.

Addendum 1 27

Page 86: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Hanteren van voorwerpen. Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. Multiple object test. Geen afasie

Florida apraxia screening test

Conductie afasie: spontane spraak met gespaard gehoorsbegrip,

problemen met herhalen en benoemen. Literale en verbale parafasische

fouten en occasioneel neologismes.

Hanteren van voorwerpen. Lidmaatbewegingen op verbaal commando en door imitatie. De correcte beweging, uitgevoerd door

de onderzoeker, aanduiden.Geen afasie

Florida Apraxia Screening Test: gebruik van 15 huishoudmateriaal te demonstreren: verbaal commando, Pantomimeren (zag

het voorwerp, maar mocht het niet gebruiken), imiteren en met voorwerp (3/15re, 1/15li) zelf En nadien deze benoemen

wanneer door onderzoeker uitgevoerd. Test om complexere bewegingen uit te voeren met verschillende objecten (koffie

maken, kaars aansteken).

Western Afasia Battery: Geen afasie. Boston naming test: binnen normale

grenzen. Geen moeite met begrijpen van geschreven zinnen. Correct

lezen en spellen.

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. De correcte

bewegingen onderscheiden van de incorrecte. Geen afasie

Addendum 1 28

Page 87: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

37

Green R et al. Slowly progressive apraxia in Alzheimer's

disease. J Neurol, Neurosurg and Psychiatry 1995.M 66 Re

Alzheimer. familiale anamnese: geen

neurologische stoornissen, wel een tante met

Alzheimer.

Problemen bij autorijden, veters knopen, hemd toeknopen of eten

met li hand. Li hand leek op zichzelf te leven: Alien hand syndroom.

Spontaan gebruik li hand bijna verdwenen. Na 6 maand problemen

met schrijven met re hand. Ruimtelijke desoriëntatie bij het rijden vd

auto en in onbekende omgeving.

38

Ceccaldi M et al. Apraxie unilatérale gauche d'aggravation

progressive dans deux cas de maladie d'Alzheimer. Rev Neurol

1995.

M 58 ReAlzheimer. Familiale anamnese: 2 tantes die

Alzheimer haddenStoornis li hand: problemen met het gebruik van objecten.

39

Ceccaldi M et al. Apraxie unilatérale gauche d'aggravation

progressive dans deux cas de maladie d'Alzheimer. Rev Neurol

1995.

V 60 Re AlzheimerStoornis aan li hand waardoor ze problemen had met het uitvoeren

van haar professionele taken.

40

Endo K et al. Modality specific naming and gesture

distrubances: A case with optic aphasia, bilateral tactile

aphasia, optic apraxia and tactile apraxia. Cortex 1996.

M 63 Re

In 1980 van een clif gevallen: li acuut epiduraal

haematoom. Hij was 2 maand later weer bij

bewustzijn.

Re homonieme hemianopsie en een milde rechter spastische

hemiparese. Lichte aanraking li licht gestoord, diepe sensatie was

normaal, overigens geen abnormale neurologische bevindigen van

het li lidmaat.

41

Kischka U et al. Alien hand syndrome of the dominant hand

and ideomotor apraxia of the nodndominant hand. Eur Neurol

1996.

M 66 Re

Inname van coumadine gedurende 18 jaar na

inplantatie ve aortaklepprothese.Afname voor

anticoagulatie bij abdominale chirurgie ve

geperforeerde diverticulitis van sigma. Kreeg

na de operatie een infarct in het gebied van de

li A cerebri anterior.Oud infarct thv de li parieto-

occipitale cortex en thv de li cerebellaire

hemisfeer

Infarct Li A cerebri media: rechtszijdige hemiparese zonder

aantasting van de craniale zenuwen en een akinetisch mutisme.

Addendum 1 29

Page 88: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Nrml neurologisch onderzoek: nrml motorische tonus, nrml primair sensorische onderzoek, nrml motorische functie id ledematen, wel agrafesthesie

en astereognosie in de li hand en moeilijkheden met li hand praxie, onhandigheid li zijde, choreatische bewegingen, li alien hand, myoclonus. Zijn

tekeningen zijn chaotisch en hij kan geen simpele tekeningen kopiëren. Zijn taalvaardigheden zijn relatief bewaard, maar 2 jaar later vertoonde hij

ernstige dysnomie met vele perceptuele misidentificaties en semantische parafasie. Zijn verbaal IQ daalde sterk. Lage score voor test voor zijn

visueel herkenningsgeheugen.

Alzheimer: atrofie: hypoperfusie in de re frontale,

parietale, temporale en occipitale regio, neurale

plaques (Alzheimer), vele seniele plaques, amyloide

kernen, neurofibrillaire verwassingen vnl id diepere

lagen vd cortex en neuropil draden. (CT)

5 jaar na eerste symptomen: nrml spierkracht, gevoeligheid en tonus. Stoornis in de li lichaamshelft. Visueel li neglect, spatiale dyslexie, dysgrafie,

spatiale acalculi. Normale intelectuele scores. Goede temporospatiale coördinatie. De patiënt is bewust van zijn beperkingen. Normale syntax. Geen

problemen bij het benoemen van objecten en lichaamsdelen. Normaal oraal begrip. Het wordt steeds erger: 4 lidmaten worden aangetast,

problemen met stappen waardoor hij afhankelijk wordt. Uiteindelijk vertoont hij tekens van dementie.

Corticale atrofie vnl in de retro-rolandische regio's,

Alzheimer (seniele plaques, amyloïde centrale

filamenten, degenererende neurofibrillairen in de

neuronen). (MR, CT)

Normale spierkracht en gevoeligheid. Lichte hypertonie vh li bovenste lidmaat en enkele myoclones in het li hand. Onderzoek craniale zenuwen is

nrml, geen andere extra-pyramidale of cerebellaire tekens. Spatiale dysgrafie, spatiale dyscalculie, spatiaal li neglect. Geen problemen met taal,

geheugen, beoordeling. De patiënt is bewust van zijn beperkingen, is autonoom. Sterft door een occlusief syndroom veroorzaakt door een

peritoneale carcinose.

Corticale atrofie van de retro-rolandische regio's

(focaal hypometabolisme rechts). Door Alzheimer:

seniele plaques, neuritische plaques, degenererende

neurofibrillairen (in parietale, frontale en occipitale

cortex). (MR, CT)

Milde anomische afasie met ernstige alexie en agrafie, matige amnesie en Gerstmann's syndroom.Enkele maanden later: visueel en gepalpeerde

objecten verkeerd benoemen. Hij kan figuren correct natekenen. Met gesloten ogen betaste hij een voorwerp die hij nadien moest tekenen: hij

tekende het voorwerp van zijn parafasie, niet de echte.Wanneer hij een beschrijving van voorwerp kreeg, kon hij deze wel direct benoemen.

Wanneer hem werd gevraagd welk object een bepaalde eigenschap had, kon hij ook correct antwoorden. Hij kan voorwerpen (zowel visueel als

tactiel) indelen volgens de correcte groep. Hij kan paren bv nagels en hamer er juist uithalen. Hij kan een semantisch paar vormen (bv mes en vork)

maar kan het voorwerp zowel na visueel als tactiel niet benoemen en kan zijn functie ook niet beschrijven. Wanneer hij in de ene hand het

doelobject heeft en in de andere het associatie-object kan voelen, dan scoort hij wel goed.Hij kan correct figuren catagorizeren tot juiste groep.Hij

kan ook visueel-tactiel voorwerpen matchen.

na operatie voor een epiduraal li parietaal hematoom:

beschadiging aan de posterior callosale radiaties, de

witte masse van de gyrus angularis en het mediale

deel van de occipitale lobe in de li hemisfeer, laterale

ventrikel waar optische radiaties zijn aangetast. (CT)

Verbetering na 2 weken: meer kracht in re arm en beenspieren,symmetrische somatische sensatie en peesreflexen, palmomentale reflex en

grijpreflex positief aan re zijde, met zijn li hand probeerde hij zijn re hand te openen. Spontane taalproductie is verstoord. Geeft korte antwoorden.

Hypofonische stem.Weekdagen in juiste volgorde, maar niet in omgekeerde volgorde opnoemen. Herhaling normaal.Aandacht verminderd. Nam

geen initiatief en deed steeds dezelfde acties. 4m later na therapie: matige parese van re been, nt meer van re arm.Spierpeesreflexen in boven en

onderste ledematen zijn symmetrisch, geen Babinski, Geen ataxie. Normaal IQ, normale score voor visuele perceptie en constructie. Geen agrafie,

maar verder schrijven met een pen dan het bedoelde woord.Spontane spraak is weer normaal, behalve soms echolalie. 8M later: onafhankelijk

thuis, weinig initiatief, geen spontane spraak, korte antwoorden, pos grijpreflex re (maar kan worden vermeden bij concentratie).

Infarct van de li A cerebri anterior en het corpus

callosum anterior. (CT)

Addendum 1 30

Page 89: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMABi

>Li

Gestoorde imitatie van beide handen. Uitvoeren van transitieve en intransitieve bewegingen op commando: slechter met li.

Responsen waren traag en vaak werd een lichaamsdeel als object gebruikt en vaak spatiale stoornissen. Geen verbetering

wanneer het echt object werd gebruikt. Hij weet niet hoe een pen te houden in zijn li hand en kon met re niet correct schrijven bij

dictee, wel correct overschrijven. Na 6 maanden: verslechtering van transitieve en intransitieve bewegingen met het re hand.

Gestoorde bilaterale imitatie, nog slechter met li. Hij kon nt meer correct overschrijven. 2 jaar later: enkel nog rechtshandige

beweging op commando en door imitatie, maar geen bewegingen meer met li hand. Hij kon zijn naam nt meer schrijven met re

hand.

IMA

CA

KA

Li

Het li lidmaat oefent symbolische conventionele gebaren niet correct uit op verbaal commando. Geen verbetering bij imitatie

(onmogelijk om te salueren, een kus te werpen,…) Het maken ve kruisteken heeft bijna een correcte oriëntatie. Het uitvoeren van

bewegingen zoals het imiteren vh gebruik ve voorwerp (kammen) is niet herkenbaar. Bij het gebruik van het echte voorwerp

maakt ze juist dezelfde fouten. Ernstige moeilijkheden bij vingerposes bij imitatie, zijn re hand probeert de vingers vh li hand in

juiste positie te brengen. Stoornis blijft bij de rest vh lichaam (li neglect): moeilijkheden (in oriëntatie) om op stoel te gaan zitten,

in bed te gaan liggen. Kledingsapraxie en constructieve apraxie.

IMA

CA

KA

Li

Ernstige stoornis vh li hand, die alle categorieën van bewegingen aantast: symbolische conventionele bewegingen, bewegingen

die het gebruik ve object nabootsen en bewegingen met het voorwerp zelf. Geen verbetering bij imitatie. Reproductie van

elementaire poses met de vingers is zeer wisselend.Het hand vertoont een pseudo-dystonisch aspect (diffuse contractie van

agonisten en antagonisten). Kledingsapraxie, constructieve apraxie.

OA

Hij kon het gebruik van objecten (visueel of tactiel gepresenteerd) noch benoemen noch pantomimeren, maar hij kon sequentiele

manipulatietaken met echte instrumenten (thee zetten, sigaret roken)uitvoeren, aldus herkenning blijft bewaard. Bij manipuleren

van voorwerpen: parapraxie,motorische preseverations en parapraxis in beide handen.Hij gebruikte de voorwerpen verkeerd (om

een verkeerde taak uit te voeren: bv met gaslicht begint hij te hameren).Bij pantomimeren: goed op verbaal commando, slecht bij

visuele en tactiele presentatie, lichte verbetering wanneer het object voorhanden. Zowel bij het benoemen als wanneer hij ze niet

kon benoemen werden de bewegingen vaak verkeerd uitgevoerd: wel soort fout was verschillend: amorfeuse bewegingen

wanneer de patiënt de beweging uitvoerde, maar ze niet benoemde en parapraxie bij bewegingen na benoemen. Optische

apraxie zie algemeen onderzoek!

Kan correct pantomimeren en symbolische grepen

uitvoeren op verbaal commando en de onderzoeker

imiteren.

IMA Li

Ideomotorische apraxie in zijn li hand voor symbolische en transitieve acties op commando. Apraxie bij imitatie was veel minder

uitgesproken. Bij het krijgen van een nieuwe actie, start hij eerst met de vorige actie en corrigeert deze dan naar de gevraagde

beweging. (bv tanden poetsen: eerst salueert hij als een soldaat, brengt dan zijn hand naar de mond om de juiste beweging uit te

voeren). 4M na infarct: alien hand syndroom vh re hand: grijpt verschillende objecten met zijn re hand en voert er acties mee uit

en is onbekwaam om hiermee te stoppen. Gevecht tussen de 2 handen. Als hij een borstel ziet, begint hij telkens weer te vegen.

Wanneer hij hamer en nagels kreeg, bleef hij slaan met de hamer, ook al zat de nagel erin. 8M na infarct: hij had getraind om

de ongewilde bewegingen te controleren door of zonder verbaal commando.Bij het testen: geen alien hand teken meer. Wel nog

bij momenten van verminderde aandacht.

geen tekens van apraxie aan re hand

Addendum 1 31

Page 90: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Geen afasie

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen (vingerbewegingen) op verbaal commando en door imitatie.

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen (vingerbewegingen) op verbaal commando en door imitatie.

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Uitvoeren van een

sequentiële taak.

De patiënt benoemde objecten verkeerdelijk bij visuele en tactiele

presentatie: Tactiele en visuele afasie.

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Uitvoeren van een

sequentiële taak.Begin transcorticale motorafasie, nadien geen afasie

Addendum 1 32

Page 91: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

42

Fukui T et al. Primary progressive apraxia in Pick's disease: A

clinicopathologic study. Neurol 1996.M 66 Re

Ziekte van Pick. Op 62 jarige leeftijd:

moeilijkheden met spreken, 2 jaar later: verlies

van handigheid, vnl aan re hand. 1 jaar later:

gastrectomie door maagkanker: Orale

communicatie werd bijna

onmogelijk,afhankelijk van geschreven taal.

Zijn motorische vaardigheden worden slechter, bewegingen

moeilijker. 4 jaar later neurologisch onderzoek in het ziekenhuis.

43

Marchetti C and Della Sala S. On crossed apraxia. Description

of a right-handed apraxic patient with right supplementary

motor area damage.Cortex 1997.

V 63 Re

Subarachnoidale haemorrhagie te wijten aan een ruptuur van een

aneurysma van de re A communicating post. Operatie om haar

aneurysma te clippen, na operatie: li hemiparese, been zwakker dan

arm

44

Otsuki M et al. Slowly progressive limb-kinetic apraxia. Eur

Neurol 1997.V 69 Re

Bezorgdheid over onhandigheid in de re hand, 2 jaar eerder begon

ze trager te schrijven. Rechter onhandigheid werd erger en 1 jaar

later werd het onmogelijk om bepaalde bewegingen met re uit te

voeren.

Addendum 1 33

Page 92: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Alert, coöperatief, bezorgd om zijn stoornissen.Nrml zicht en oogbewegingen. Gezicht en tong zijn niet paretisch. Milde dysartrie en dysfagie.

Spieren van de lidmaten vertonen geen zwakte of atrofie. Actie en posturale myoclonus in tong, kaak en bovenste extremiteiten. Spiertonus: matige

rigidospasticiteit van re arm en milde spasticiteit in zijn andere ledematen. Peesreflexen zijn hyperactief, vooral aan de rezijde, maar kaakreflexen

blijven normaal. Babiski is bilateraal negatief. Palmomentale en grijpreflex zijn negatief. Geen abnormaliteiten in sensorieel, cerebllair of

blaasfuncties, geen algemene akinesie, schuifelende gang of onevenwicht. Zijn schrijven was nrml, onduidelijk door onhandigheid. Geen moeite met

begrijpen van gesproken of geschreven taal.Slechte score op IQ testen. Geheugen, oriëntatie,emotie en personaliteit blijven bewaard, wel gestoorde

spraak en praxie. Articulatiestoornissen, nasale spraak. Prosodie was monotoon en traag.Correcte herhaling. Afasie is niet uit te sluiten. Terminale

dementie. De symptomen werden steeds erger en hij stierf 8 jaar na de eerste symptomen.

Corticale atrofie in de li perisyvian, paracentrale en li

bovenste parietale regio's. De li hippocampus was

kleiner dan de re en de li inferieure hoorn is vergroot.

Milde corticale atrofie in de re frontale convexiteit.

Neuronaal verlies, neuropil draden id 2de en 3de

corticale lagen in de li operculaire, lagere precentrale,

superieure parietale en li temporale pool.

Verschillende Pick's lichaampjes in de temporale en

posterieure frontale lobes, en minder in de superior

parietale lobule. LKA:contralaterale paracentrale

laesie. IMA: schade aan de li supramarginale gyrus en

superior parietale lobule. (Pick's body's in de li

superior parietale lobule) (MR, SPECT)

Milde li hypesthesie in onderste ledematen, geen ander tekens van pyramidale leasie: peesreflexen zijn symmetrisch, plantaire reflexen zijn

bilateraal flexor. Geen ataxie. Geen corticaal disinhibitie teken. Enkele dysexecutieve gedragseigenschappen van het frontaal syndroom.

Georiënteerd en coöperatief, ongeremd gedrag. Woordenrijke spraak. Onder cut-off waarden voor algemene test, intelligentietesten en

aandachtstaken en testen voor spatiaal korte termijn geheugen. Unilateraal visueel neglect. Door verlies visuele controle: moeite met het doorgeven

van kinestesische informatie van de bewegingen van het ene naar het andere hand. Spontane taal is normaal (geen afasie, dysprosodie). Tekens

van callosale disconnectie: tactiele anomie met li hand, li anarchisch hand en milde unilateraal spatieel neglect li. Ze scoort normaal op de meeste

neuropsychologische domeinen. Motorisch neglect (frontale laesie), moeite met initiatie van vrijwillige bewegingen. Mise-en-train motions: kan

voorwerp (bed of stoel) niet loslaten. Onvrijwillige en repititieve bewegingen met li hand, anarchisch li hand (fronto-mesiale laesie).

vasculaire laesie van rechter hemisfeer (door clippen

van aneurysma), oprukkend naar de fronto-mesiale

cortex en Supplementaire Motorische area - callosale

disconnectie: laesie van genu en ant deel vh corpus

callosum. (CT)

Alert en georiënteerd, craniale zenuwen zijn intact, geen parese, geen spierzwakte in haar extremiteiten, geen pathologische reflexen maar wel een

lichte paratonische spiertonus in de re boven extremiteit. Geen extrapiramidale tekens, geen akinesie en geen ongewilde bewegingen, normale

gang. Sensorische functies van de re hand zijn behouden. Defect in twee punten discriminatie in palm rehand. Geen defect in positiezin,

graphesthesie of stereognosie. Begrip, lezen en schrijven, geheugen en intelligentie normaal. Geen constructioneve stoornissen.

CBD: atrofie van de li centrale gyri (pre en

postcentraal) en in li superior parietale lobule. (MR)

Addendum 1 34

Page 93: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA

LKA

AA

Bi

>Re

Verlies van manuele handigheid (mogelijk verhoogde spiertonus als mede oorzaak): Foute positionering, groepering en

verminderde snelheid van hand en vingers bij bepaalde bewegingen. Onhandigheid verbeterde niet bij imitatie, gebruiken van

een object of bij automatische lidmaatbewegingen. Soms onhandigheid vd voet. Ideomotorische apraxie: Stoornissen bij

intransitieve en transitieve bewegingen op verbaal commando, lichte verbetering (van kinesthetische patronen vd hand) bij

imitatie vd onderzoeker. Geen stoornissen bij bewegingen met het echte voorwerp. Meer uitgesproken thv re hand-arm dan li.

Truncale apraxie (autorijden, buigen): bij het pantomimeren van rijden in een auto met bocht naar links, richtte hij zijn armen naar

li ipv aan een imaginair stuur te draaien, meer stoornissen op verbaal commando, dan bij imitatie. Hij voert bewegingen in de

juiste volgorde uit en verstaat bewegingen uitgevoerd door anderen. Atypische karakteristieken: manuele onhandigheid,

grijpapraxie.

Geen stoornissen bij bewegingen met het echte voorwerp

IMABi

>Li

Ernstige apraxie van li hand:met li geen schrijvende en tekenende taken uitvoeren. Bij apraxietesten scoorde ze met beide

handen onder de cutt-of waarden. Bewegingen met de vingers waren meer apractisch dan met de hele hand. Sequentiële taak

werd slechter uitgevoerd dan een enkelvoudige actie. Li hand was meer apractisch: ze kon geen transitieve beweging uitvoeren

op verbaal commando, bij het zien van het voorwerp of bij imitatie, wel verbetering bij het echt voorwerp voorhanden maar toch

nog grote moeilijkheden. Met het rehand lukte het vrij goed met het voorwerp, maar scoort ze vrij flauw op het pantomimeren en

imitatie. Bij het uitvoeren van een positie met beide handen scoort ze heel slecht. Verschil tss li en re is niet te wijten aan een

motorisch neglect, want geen fouten bij het starten of produceren ve bepaalde beweging, maar wel bij spatiele en temporele

sequentiëring. Ze was bewust van haar fouten en probeerde ze te corrigeren. Ook orofaciale apraxie. Moeite om gewilde

bewegingen te starten in haar li ledematen, bewegingen zijn eerder onhandig.

Bewegingen lukten ook moeilijk op verbaal commando. Er waren wel normale spontane bewegingen bv tijdens gesprek.

Bewegingen ter verdediging bv wanneer iets gegooid werd, zijn ook normaal. Mise-en-train moties (bv arm van een stoel die ze

moeilijk kan loslaten), moeilijk greep (lihand) loslaten. Ze bekritiseert haar eigen gedrag, maar is onbekwaam om haar gedrag te

controleren. Toont vaak ongewilde, repitieve bewegingen met li hand en soms voerde ze acties uit die doelgericht en goed

uitgevoerd zijn, maar niet gewild/bedoeld. Haar li hand voelt niet als een eigen lichaamsdeel aan: Alien hand > fronto-mesiale

laesie.

LKA Re

Acties werden correct uitgevoerd en in de juiste volgorde, maar onhandigheid bij gebruik van de rechter hand. Moeilijk om vingers

te spreiden, moeite om vingerpatronen te imiteren. Moeite met hanteren van kleine objecten, op knop duwen, handschoenen

aandoen. Ze voerde de taak beter uit wanneer ze naar zichzelf keek, verbetering bij visuele begeleiding.

geen buccofaciale apraxie. Geen moeite bij het uitvoeren

van sequentiële acties op verbaal commando of bij

imitatie door de onderzoeker. Bekwaam om objecten

correct te hanteren. Deze acties werden correct

uitgevoerd en in de juiste volgorde, maar onhandigheid

van re hand.

Addendum 1 35

Page 94: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Hanteren van voorwerpen. Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Uitvoeren van een

sequentiële taak.Mogelijks afasie

Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie, hanteren van instrumenten. Vinger- en

handgebaren.Geen afasie

Bewegingen op verbaal commando. Observatie in dagelijks leven.

Lidmaatbewegingen op verbaal commando, door imitatie en hanteren van instrumenten. Imitatie van vingerpatronen Geen afasie: vloeiende spraak.

Addendum 1 36

Page 95: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

45

Ochipa C et al. Selective deficit of praxis imagery in ideomotor

apraxia. Neurol 1997.V 61 Re Ziekte van Pick of corticobasale degeneratie?

Reeds 5 jaar onbekwaam om bewegingen met de bovenste

extrimiteiten uit te voeren, moeite met de positie van objecten in de

ruimte in te schatten, botst overal tegen, vooral met haar li zijde.

46

Goldenberg G and Hagmann S. The meaning of meaningless

gestures: A study of visuo-imitative apraxia. Neuropsych 1997.M 64

myocard infarct, therapie met veneuse

trombolyse

2 dagen na myocard infarct: restrictie van het zicht naar rechts: li

parieto-occipitaal intracerebrale bloeding.

47

Goldenberg G and Hagmann S. The meaning of meaningless

gestures: A study of visuo-imitative apraxia. Neuropsych 1997.M 79

Hij werd wakker met een spraakprobleem, rechtszijdige zwakte en

afasie: na 5 dagen hersteld en ontslagen uit ziekenhuis

48

Merians A et al. Visual-imitative dissociation apraxia.

Neuropsych 1997.M 66

hypertensie en diabetes. 5 jaar eerder eerste

infarct met een residuele milde re hand

paresthesie.

Li hemisfere schade secundair aan cerebraal infarct 14 maand voor

testen.

49

Denes G et al. Limb-kinetic apraxia. Mov disorders 1998. M 57 Re

2 jaar eerder: ontwikkelt een progressieve

stoornis bij uitvoeren van fijne

vingerbewegingen met zijn li hand.

Hij heeft moeite met dagelijkse activiteiten: hemd toeknopen, das

knopen, myoclonische schokken in li arm.

Addendum 1 37

Page 96: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Linkszijdige visuele zwakte, moeite met de saccades naar perifere doelobjecten te sturen en onmogelijk om objecten te grijpen die in de visuele

periferie centraal staan gefixeerd. Buiten rigiditeit vd li schouder, is de tonus normaal in alle extremiteiten, kracht is intact.Tast, prik en vibratiezin is

bewaard, maar lizijdige tactiele uitdoving bij dubbele simultane stimulatie. Positiezin is bilateraal gedaald, vooral in de distale delen vd extremiteiten.

Stereognosie en grafesthesie zijn intact.Intact verbaal geheugen, maar gestoord visueel geheugen. Taal intact.

focale atrofie vd parietale lobe, meer uitgesproken

aan de re zijde (CBD, Ziekte van Pick). (MR)

Na 10d: alert en georiënteerd in tijd, plaats en situatie. Lagere quadrantanopie naar re, bij bilaterale stimulatie is er uitdoving van de re stimulus

binnen een intact visueel veld. Fijne motoriek van re hand is verminderd en levendigere peesreflexen re bovenste extremiteit,nrml bij onderste

extremiteiten. Nrml spontane spraak, benoemen en herhaling bij korte zinnen, moeite bij herhaling van lange zinnen. Nrml begrip v geschreven en

gesproken woorden.Lezen van woorden is traag, maar correct-terwijl lezen v onbestaande woorden verstoord is door literaire parafasie.Dictee

schrijven: verwardheid vd letters -letter die eindigt in niet-bestaand teken.Kan goed rekenen met cijfers van 1 getal, maar niet van 2 of meer.

Benoemen van betaste vingers en verplaatsen van vingers op verbaal commando zijn nt verstoord. Bij benoemen v lichaamsdelen: geen probleem

met li en re, maar wel met onderscheid tss schouder, bovenarm, elleboog. Re hemineglect.Bij kopiëren was de finale kopie lichtjes verkeerd. 3

maand later waren meeste stoornissen hersteld.

li parieto-occipitale bloeding: schade aan het inferieur

deel vd li angulaire gyrus. De occipitale bloeding tast

de supracalcarine delen van area 17 en area 18 aan,

de laterale bloeding tast het posterieure deel vd

inferieure temporale gyrus (area 37) en het inferieur

deel vd angulaire gyrus (area 39) aan en het

temporaal deel is subcorticaal en tast de cortex nt

onmiddellijk aan. (CT)

Na 7d opname verder onderzoek: alert en georiënteerd, geen abnormaliteiten bij neurologisch onderzoek.Nrml spontane taal, benoemen en begrip

van woorden en zinnen. Enkel herhalen van woorden en korte zinnen, slechts eerste deel van lange zinnen. Leest echte woorden goed, maar twijfel

en verward bij het lezen van niet-bestaande woorden. Bij dicteeschrijven: verward tss a en d. Verplaatsen v vingers en benoemen van aangeraakte

vingers zijn foutloos.Enige fout bij het benoemen v lichaamsdelen: handrug verward met elleboog. Geen fouten tss li en re.Geen hemineglect in

dagelijkse activiteiten. Hij laat stimuli op het achterste 1/3 vh re blad weg. Bij kopiëren vd figuur laat hij re onderste helft vd figuur weg en tekent

enkel de grove lijnen.

bloeding van het inferieur deel vd li angulaire gyrus.

(CT)

Re homonieme hemianopsie, normale scherpte.Anomische afasie: gestoord benoemen en beschrijven in complete en accurate zinsstructuren.

Auditief is intact. Stoornis bij visueel benoemen, meer dan bij benoemen van verbale defenitie of na object te voelen: semantische parafasische

fouten >optische afasie (geen objectagnosie).

Infarct li hemisfeer. 2 weken na infarct: li hemisfere

laesie van de superieure occipitale tot de inferieure

temporale cortex en anterieur tot de temporale pool,

met de mesiale temporale structuur omvatten. 2

smalle laesies in het posteriolaterale deel vd

thalamus. (Posterieure deel vd superieure temporale

lobe en inferior parietale lobe zijn intact). (CT)

Enkel myoclonische schokken bij het strekken van zijn arm. Craniale zenuwen, spiertonus en kracht zijn intact, symmetrische diepe peesreflexen,

linkszijdige verzwakking van dubbele simultane tactiele stimulatie.Normaal taalbegrip en -productie, normaal tekenen en kopiëren, correct

berekenen.

CBD; hypoperfusie van de re parietale regio en een

deel vd re temporo-occipitale regio

Addendum 1 38

Page 97: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA

CA Bi

Slechte score van beide handen bij pantomimeren op verbaal commando, imiteren en lichte verbetering bij daadwerkelijk

instrumentengebruik: vnl fouten in spatiale bewegingen (interne en externe configuratie en karakteristieke bewegingen), af en toe

body as tool errors, maar geen inhoudelijke of perseverative fouten. Begrijpen van grepen en discriminatie mogelijkheid blijft

gespaard. Ze kan de transitieve bewegingen identificeren wanneer door de onderzoeker uitgevoerd.Kon de correcte beweging uit

een reeks foute bewegingen halen. Weinig besef van haar fouten, ze overschat zichzelf bij het kunnen pantomimeren op verbaal

commando. Ze rapporteert wel problemen bij het gebruik van objecten ih dagelijks leven. Kennis van gedetailleerde positie van

lichaamsbewegingen en handposities was verstoord

Intacte semantische kennis van functie van objecten en

gereedschap en associatieve relaties. Ze kan

instrumenten benoemen en selecteren op basis van hun

omschreven functie en het juiste instrument nemen om

een taak af te maken. Ze kan ook de acties beschrijven

hoe een object te gebruiken.

VIA Bi

Hij was onbekwaam om betekenisloze handposities en handposities op een mannequinpop correct te imiteren, hij scoorde wel

goed bij de imitatie van vingerconfiguraties en imitatie van pantomimes van objectgebruik (betekenisvolle bewegingen) (vooraleer

hij dit laatste deed, bracht hij de handeling eerst onder woorden). Het contrast tss imitatie van betekenisloze bewegingen en

oproepen van bewegingen uit het geheugen was groot. Gebruik van daadwerkelijke object is volledig correct, behalve bij

complexe of meervoudige taken: onzekerheden en fouten. Hij vond zijn fouten belachelijk aangezien hij dat eerder al honderden

keren had gedaan.

Hij scoorde wel goed bij de imitatie van

vingerconfiguraties en imitatie van pantomimes van

objectgebruik. Bijna foutloos pantomimeren op verbaal

commando van objectgebruik en uitvoeren van

symbolische grepen. Gebruik van daadwerkelijke object

is volledig correct.

VIA Bi

Hij was onbekwaam om betekenisloze handposities en handposities op een mannequinpop en vingerconfiguraties correct te

imiteren, hij scoorde wel goed bij de imitatie van pantomimes van objectgebruik(betekenisvolle bewegingen) (vooraleer hij dit

laatste deed, bracht hij de handeling eerst onder woorden). Het contrast tss imitatie van betekenisloze bewegingen en oproepen

van bewegingen uit het geheugen is groot.Gebruik van daadwerkelijke object is volledig correct, behalve bij complexe of

meervoudige taken: onzekerheden en fouten.

Hij scoorde wel goed bij de imitatie van pantomimes van

objectgebruik. Bijna foutloos pantomimeren op verbaal

commando van objectgebruik en uitvoeren van

symbolische grepen. Gebruik van daadwerkelijke object

is volledig correct.

OA

Bij bewegingen uitvoeren op verbaal commando (pantomimeren): 83% correct. Bewegingen uitvoeren bij het zien van foto's vd

instrumenten: 48% correct. Het benoemen van bewegingen/grepen was niet verschillend v het geven van hun defenitie, het was

zelf beter dan het benoemen vd objecten. Wanneer hij een beweging moest imiteren bij input van visuele informatie: apractische

fouten

Vrij goed pantomimes uitvoeren op verbaal commando.

LKABi

>Li

LKA: Li-hand bewegingen zijn traag, eigenaardig en vaak vreemd. Hij was bewust van deze fouten maar correcties waren

onsuccesvol. Hij maakte vooral fouten bij meervoudige en complexe bewegingen.

geen orale apraxie, geen IMA, geen IA, geen AA, geen

verlies van kennis van instrumenten (kan het object juist

identificeren wanneer de onderzoeker deze beschrijft, of

juist functie geven). Geen 'body-part-as-tool-errors'.

Addendum 1 39

Page 98: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Florida Apraxia Screening Test (FAST). Florida Praxis Imagery Test. Er wordt ook geëvalueerd of ze weet met welk

voornaamste deel vh lichaam ze met welk instrument welke beweging uitvoert (kinesthetische test: 7/12 minder dan de

controlegroep); wat de spatiale relatie is van de hand in relatie tot elk object of lichaamsdeel vd persoon om de actie te

vervolledigen (positietest: 7/12, minder dan de controle groep); welke richting het voorwerp uitmoet en naar welke richting de

hand moet bewegen (actietest:11/12); hoe een instrument uitziet tijdens een actie - bv schaar open of toe (object test: 11/12)

Geen afasie

Betekenisvolle en betekenisloze handposities en vingerposities op mannequinpop imiteren. Transitieve en intransitieve

bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van instrumenten. Complexe en sequentiële taken uitvoeren.Geen afasie

Betekenisvolle en betekenisloze handposities en vingerposities op mannequinpop imiteren. Transitieve en intransitieve

bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van instrumenten. Complexe en sequentiële taken uitvoeren.Geen afasie

Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal en visueel commando en door imitatie.

Anomische afasie. Stoornis bij visueel benoemen, meer dan bij benoemen

van verbale defenitie of na object te voelen: semantische parafasische

fouten >optische afasie (geen objectagnosie)

Observatie bij uitvoeren handgebaren. Geen afasie

Addendum 1 40

Page 99: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

50

Denes G et al. Limb-kinetic apraxia. Mov disorders 1998. V 73 Li1 jaar eerder: progressieve moeilijkheden bij

dagelijkse activiteiten

Niet langer bekwaam om haar handbewegingen te controleren, de

bewegingen waren bizar en ongecoördineerd, maar ze wist nog

welke bewegingen hij moest uitvoeren.

51

Denes G et al. Limb-kinetic apraxia. Mov disorders 1998. V 70 Re

5 jaar eerder: articulatiemoeilijkheden,

stoornissen in re hand bewegingen: traagheid

en gemis aan coördinatie, maar deze hadden

weinig effect op haar dagelijkse activiteiten.

Progressieve verslechtering van spraak en handbewegingen.

Ernstige dysartrie. Hulp nodig bij dagelijkse activiteiten.

52

Denes G et al. Limb-kinetic apraxia. Mov disorders 1998. M 68 Re2 jaar eerder: bilaterale stoornis van manuele

behendigheid, vnl van fijne vingerbewegingen.

Evaluatie van bilateraal tekort aan manuele behendigheid die 2 jaar

eerder begon. Eerst enkel fijne vingerbewegingen (schrijven)

verstoord, later vele bewegingen in het dagelijks leven: traagheid

van bewegingen en gestoorde coördinatie.

53

Denes G et al. Limb-kinetic apraxia. Mov disorders 1998. V 78 Re4 jaar eerder: progressieve articulatiestoornis

en motorische stoornissen.

Motorische stoornis aan beide armen (meer re) en benen zodat de

patiënt onbekwaam was om dagelijkse activiteiten alleen uit te

voeren en hulp nodig had bij eten en aankleden

54

Merians A et al. Apraxia differs in corticobasal degeneration

and left-parietal stroke: a case study. Brain and cognition 1999.M 63 Re

op 60j: pijn in zijn schouder en doofheid en

tinteling in zijn vingertoppen. Op 61 jaar:

moeite om zijn tandartsboor stil te houden en

correct te oriënteren en gebruiksvoorwerpen te

hanteren: moet op pensioen.Verloor objecten

uit re hand. Ritmische krampen in re arm en

verslechtering v zijn schrijven. Stottert.

Re-evaluatie op 63 jaar met deze klachten. Hij is vergeten hoe hij

zijn instrumenten moet gebruiken in de mond ve patiënt.

55

Jacobs D et al. Apraxia in corticobasal degeneration. Brain and

cognition 1999. M 63 Re

pijn in rechter schouder en tinteling en

doofheid in zijn vingertoppen. Ombekwaam

om tandaartsboor en andere

gebruiksvoorwerpen juist te oriënteren.

Verliest voorwerpen uit re hand, zijn

handschrift is verstoord.

Re-evaluatie op 63 jaar met deze klachten. Hij is vergeten hoe hij

zijn instrumenten moet gebruiken in de mond ve patiënt.

Addendum 1 41

Page 100: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Normale spiertonus, re arm gegenhalten, occasionele spiegelbewegingen met li hand. Vermindering v conjugate gaze bewegingen. Geen

taalstoornissen, lange-termijn geheugen intact.

CBD: hypometabolisme van primaire motorische

areas, van de frontale en parietale re cortex en vd

nucleus caudatus.

Vermindering v conjugate gaze bewegingen. Intentietremoren, re arm gegenhalten zonder rigiditeit, daling van automatische bewegingen van

bovenste ledematen tijdens het wandelen. Normaal taalbegrip en berekenen. Normale spatiale plan, lange termijn geheugen (semantisch en

autobiografisch), discriminatie van semantische abnormaliteiten. Normale kennis van instrumenten, functie.

CBD: hypoperfusie van de li perisylvian regio en de

superior frontoparietale regio, meer aan de li zijde

geen extrapyramidale tekens, tremoren of ataxie. Taalproductie en begrip liggen binnen de normale waarden, maar schrijven en tekenen zijn matig

verstoord. Geen stoornis bij berekenen en tellen. Lange termijn geheugen is intact

CBD: hypoperfusie vd li hemisfeer, vnl thv perisylvian,

superieure frontale en parietale regios en thv li

thalamus.

Neurologisch onderzoek is normaal, behalve intentietremors en hyperextensie vd dij bij het stappen, normale spiertonus en kracht. Dysartrie waarbij

lees, syntactische en begrip vaardigheden zijn bewaard. Lange termijn geheugen intact.

CBD: hypoperfusie van de li parietale cortex, de li

frontotemporale regio, beide frontale regio's (iets meer

li) en van de li cerebellaire hemisfeer

Alert, volledig bekwaam om het kleinste detail te vertellen over zijn ziektegeschiedenis.Testen van taal, oriëntatie, geheugen en visuospatiale

functies zijn normaal. Defecte respons inhibitie op een motorische taak. Myoclonische trekken in re arm, geen rusttremor. Kan het dichterbij komen

van niet verantwoordelijke ledematen aan een actie gedurende vinger-neus-vinger test niet verhinderen (magnetische respons). kracht en sensorieel

onderzoek is normaal.Astereognosie en agraphestesie ergst in re hand. Actietremor, dysdiadochokinesie in rehand. Hiel-knie test normaal.

Grijpreflex rehand (niet li).Verminderde geassocieerde bewegingen bij het stappen, maar geen onvaste gang of retropulsie. Diepe reflexen normaal

en symmetrisch. plantair antwoord: flexor

CBD: corticale en basale ganglia dysfunctie

Alert, en volledig bekwaam om het kleinste detail te vertellen over zijn ziektegeschiedenis. Testen van taal, oriëntatie, geheugen en visuospatiele

functie zijn normaal. Defecte respons inhibitie op een motorische taak. Myoclonische trekken in re arm, geen rusttremor. Kan het dichterbij komen

van niet verantwoordelijke ledematen aan een actie gedurende vinger-neus-vinger test niet verhinderen (magnetische respons). Kracht en

sensorieel onderzoek is normaal.Astereognosie en agraphestesie ergst in re hand. actietremor, dysdiadochokinesie in rehand. Hiel-knie test is

normaal. Grijpreflex rehand. Plantaire reflex: flexor, peesreflex: normaal en symmetrisch. Bij het testen: geen gehoor/visuele stoornissen. Problemen

met schrijven.

CBD: corticale en basale ganglia dysfunctie

Addendum 1 42

Page 101: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

LKA

IMABi

IMA: imiteren van bewegingen met hand/arm: slechte score zowel met re (12/72) als met li hand(7/72), geen 'body part as tool'

fouten, vnl fouten bij vingerbewegingen. IA: het ideationale plan is bewaard, maar de bewegingen zijn onhandig en vreemd (kon

een schroevendraaier goed vasthouden, maar kon de schroevendraaier niet ronddraaien). Truncale bewegingen zijn herkenbaar

maar stijf, moeite met de coördinatie van geassocieerde bewegingen en daling in de reductie van bewegingen. LKA: vreemde,

amorphouse bewegingen; ze wist wat haar fouten waren, maar haar handen waren niet te controleren. Het volgende jaar

verslechten de apractische symptomen met een totaal verlies vd autonomie, terwijl de andere cognitieve functies nt verslechten.

geen 'body part as tool' fouten, geen orale apraxie, geen

verlies van kennis van instrumenten (kan het object juist

identificeren wanneer de onderzoeker deze beschrijft, of

juist functie geven).

LKA

IMA

Bi

>Re

Orale apraxie, milde IA: het ideationele plan bleef bewaard, maar de bewegingen waren onhandig, vreemd en traag, bewegingen

waren moeilijker wanneer ze haar vuist moet roteren. Truncale bewegingen zijn herkenbaar, maar stijf en onhandig. LKA: kan

correct, maar traag hand en vinger bewegingen met de li hand imiteren. Re hand toont een verminderde amplitude en stijfheid

van bewegingen zo dat ze niet in staat is simpele bewegingen te maken, soms gebruikt ze het li hand om vingers van het re hand

in juiste greep te brengen.

geen IMA: imitatietest met li hand: 65/72. Truncale

bewegingen zijn herkenbaar. geen 'body part as tool'

fouten

LKA

IMABi

IMA: stoornis in beide handen (38/72) bij imitatie, vnl stoornis in de vingerbewegingen. IA: het ideationele plan bleef bewaard,

maar de bewegingen waren onhandig en soms niet effectief. Delen van acties niet correct uitvoeren. LKA: vreemde bewegingen,

onhandig uitzicht, vooral moeilijkheden bij sequenties van vingerbewegingen. Wanneer hij na uitvoeren van greep met re, ook de

greep met de li hand moest uitvoeren, behield hij de greep met zijn re hand. Geen verbetering met het gebruik van de echte

voorwerpen.

Behouden kennis van instrumenten (kan het object juist

identificeren wanneer de onderzoeker deze beschrijft en

juiste functie geven). Geen orale apraxie. Geen 'body part

as tool' fouten. Geen stoornissen in truncale

bewegingen: gn problemen bij stappen, staan of zitten.

LKA

IMABi

IMA: stoornis vnl in li hand (48/72) bij imitatie, vnl fouten in de vingerbewegingen. IA: het ideationele plan bleef bewaard, maar de

bewegingen waren onhandig, vreemd en soms niet effectief. Truncale bewegingen: stijf bij zitten en wandelen. LKA: onhandige

bewegingen, maar de patiënt kon hand- en vingerbewegingen imiteren. Meer moeilijkheden bij sequenties van enkelvoudige

bewegingen.

Behouden kennis van instrumenten (kan het object juist

identificeren wanneer de onderzoeker deze beschrijft, of

juist functie geven) geen orale apraxie. geen 'body part

as tool' fouten.

Bi

>ReOp commando: gezamelijke coordinatie is mogelijk, maar niet bij het manipuleren van instrumenten.

IMABi

>Re

Productiefouten bij grepen/bewegingen uitvoeren op commando. Ondanks het feit unilateraal gestart: geen verschil tussen beide

handen. Wanneer ogen gesloten: grepen/bewegingen slechter dan met open ogen. Verbetering wanneer instrument in handen.

Iets slechtere resulaten bij imitatie dan bij pantomimeren. 77%:zelfde (niet noodzakelijk juiste) beweging bij pantomimeren als

imitatie.

Kan de correcte beweging in bijna alle gevallen aantonen.

Hij kon nieuwe bewegingen aanleren (10/12), herkennen

van deze nieuwe bewegingen: 21/24. Goede scores bij

de gesture-discrimination test: herkent de juiste

beweging.

Addendum 1 43

Page 102: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Intransitieve bewegingen op verbaal commando. Uitvoeren van een sequentiële taak. Geen afasie

Intransitieve bewegingen op verbaal commando. Uitvoeren van een sequentiële taak. Geen afasie

Intransitieve bewegingen op verbaal commando. Uitvoeren van een sequentiële taak. Geen afasie

Intransitieve bewegingen op verbaal commando. Uitvoeren van een sequentiële taak. Geen afasie

Pantomimes en handbewegingen op verbaal commando, hanteren van instrumenten. Geen afasie

Florida Apraxia Battery Geen afasie

Addendum 1 44

Page 103: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

56

Jacobs D et al. Apraxia in corticobasal degeneration. Brain and

cognition 1999. M 69 Re

Evaluatie van een gangstoornis, dysfunctie van zijn li-arm. Li-arm

zwakte, stijfheid, onvrijwillige beweging van het re hand, repetitieve

extensie en flexie van zijn vingers. Zijn gang is onstabiel.

57

Jacobs D et al. Apraxia in corticobasal degeneration. Brain and

cognition 1999. M 74 Re

moeilijkheden bij gebruik van zijn handen en bij stappen gedurende

2 maand. Stekend en brandend gevoel in beide handen.Slecht

evenwicht.Kan niet alleen meer eten en stappen.

58

Jacobs D et al. Apraxia in corticobasal degeneration. Brain and

cognition 1999. M 76 Re

6 maand last van progressieve moeilijkheden om zijn li hand

normaal te bewegen. Verlies van coördinatie en tremors (slechts in li

hand). Hij kon moeilijk instrumenten/gereedschap gebruiken. Mild

geheugenverlies.

59

Raymer A et al. Crossed apraxia: implications for handedness.

Cortex, 1999.M 50 Re Li hemiparese, emotionele aprosodie, afasie en apraxie.

60

Pharr V et al. Ideomotor apraxia in progressive supranuclear

palsy: A case study. Mov Disorders 1999.M 64 Li

myocard infarct, hartbypass operatie, atriale

fibrillatie, hypercholesterolemie, 13 jaar

dystonie van de stembanden - tot dan rookte

hij 2 à 3 pakken sigaretten per dag. Familiale

anamnese: Alzheimer bij moeder en juveniel

Parkinson bij neef (Progressieve

supranucleaire palsy)

Evaluatie onderzoek: reeds 4 jaar: onevenwicht en frequent vallen.

Reeds 2 jaar: bradykinesie en nekstijfheid, moeite met focussen en

diplopie. Reeds 1 jaar: progressieve

dysartrie en dysfagie, apathie en moeite met plannen: geen effect

met carbidopa/levodopa elke avond.

Addendum 1 45

Page 104: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Alert en aandachtig.Magnetische respons bij 'tactile crossed response test' .Normale resultaten bij testen van taal, geheugen, oriëntatie en

visuospatiale vaardigheden. Rigiditeit van de liboven en onderste lidmaten en beschadigde fijne bewegingen in het li hand. Kracht is bilateraal

normaal, maar fijne vingerbewegingen traag in li hand. Reflexen zijn Li levendiger met een extensor plantaire respons. Trillingen en naaldprikgevoel

normaal, maar agraphesthesie en astereognosie aan de li kant. Bij het uitvoeren van een taak met zijn handen, gebruikte hij zijn proximale spieren

en hij boog zijn romp naar voren. Hij heeft een gevarieerde gang met korte passen. Start gang moeilijk en tendens naar spontane terugslag. Blijkt uit

de testen depressief. Bij het testen: geen gehoor/visuele stoornissen.

CBD: corticale atrofie

Milde paratonische rigiditeit. Verminderd vibratiegevoel en positiegevoel in handen en voeden. Agraphesthesie (ergste likant) en astereognosie. Kan

niet stappen en ook uit evenwicht bij zitten. Diepe peesreflexen symmetrisch, plantaire reflexen: flexor. Bij het testen: geen gehoor/visuele

stoornissen.

CBD: corticale atrofie (MR)

Alert en aandachtig. Verminderde vrijwillige vertikale en horizontale saccades. Bradykinesie en tandradwiel rigiditeit aan li arm. Sensorieel

onderzoek normaal, maar agrphesthesie en asterognosie (ergst li). Vinger-neus en hiel-knie proef: ataxie aan resp li arm en li been. Hij week uit

naar re-kant bij stappen en daling van bijhorende bewegingen (vnl li) en milde dysdiadochokinesie bij de snelle veranderende

bewegingstest.2+reflexen in armen, 1+reflexen thv knieën en afwezigheid van reflexen bilateraal thv enkels. Bilaterale plantaire flexor respons. Bij

testen: geen dementie. Bij het testen: geen gehoor/visuele stoornissen.

CBD: corticale atrofie

Transcorticale motorische afasieg: een vloeiende spraak en aprosodisch in zijn spontane uitingen, kan correct herhalen en er is een intacte

fonologische productie. . Matige anomie, presteert slecht in het maken van woordassociaties.

Infarct Re hemisfeer: laesie in een groot deel vd re

dorsolaterale frontale cortex (Brodmann's area

4,44,45,47), uitbreidend naar het posterieur deel vd

postcentrale gyrus (Brodmann's area 3,1,2) en de

subcorticale witte massa. (MR)

Aandachtig, georiënteerd, geen afasie, matige stemstoornissen (heesheid, lage intensiteit en monotoon): verliest stem soms. Ernstige verticale

supranucleare palsy (afwezigheid van optokinetische nystagmus). Vierkante golfschokken, minimale horizontale starre palsy. Normaal motorisch

onderzoek, symmetrische hyperactieve reflexen en plantaire reflexen, geen myoclonus of alien hand syndroom. Tonus was axiaal verhoogd (en

anterocollis). Normaal sensorieel onderzoek en coördinatie. Onstabiele gang. Milde dementie (frontale lobe dysfunctie).Normaal benoemen, maar

verminderde woordproductie. Problemen bij discriminatie van spatiale informatie. Geheugenstoornis (onderzoek 18 maand voor zijn dood).

corticale atrofie van de temporale en parietale loben.

Addendum 1 46

Page 105: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMABi

>Li

Productiefouten bij grepen/bewegingen uitvoeren op commando. Duidelijk prestatieverschillen tussen beide handen (veel slechter

met li aangetaste hand). Wanneer ogen gesloten: grepen/bewegingen leken slechter dan met open ogen, maar eigenlijk geen

verschil in visuele feedback. Wanneer voorwerp in handen verbeterde de beweging. Betere resultaten bij imitatie dan bij

pantomimeren. 67%:zelfde (niet noodzakelijk juiste) beweging bij pantomimeren als imitatie.

Kan de correcte beweging in bijna alle gevallen aantonen.

Hij kon nieuwe bewegingen aanleren (12/12), herkennen

van deze nieuwe bewegingen: 20/24. Goede scores bij

de gesture-discrimination test: herkent de juiste

beweging.

IMABi

>Li

Productiefouten bij grepen/bewegingen uitvoeren op commando. Nauwelijks prestatieverschil tussen beide handen. Wanneer

ogen gesloten: grepen/bewegingen geen verschil met open ogen.Sterke verbetering wanneer voorwerp in handen. 80%:zelfde

(niet noodzakelijk juiste) beweging bij pantomimeren als imitatie.Kon de betekenisloze bewegingen minder goed imiteren dan de

betekenisvolle.

Kan de correcte beweging in bijna alle gevallen aantonen.

Hij kon nieuwe bewegingen aanleren (12/12), herkennen

van deze nieuwe bewegingen: 15/24. Goede scores bij

de gesture-discrimination test: herkent de juiste

beweging.

LiMoeite met gebruik van gebruiksvoorwerpen. Apractisch aan Li hand. Productiefouten bij grepen/bewegingen uitvoeren op

commando. Duidelijke prestatieverschillen tussen beide handen. Vooral fouten met het aangetaste li hand.Kan de correcte beweging in bijna alle gevallen aantonen.

IMA

Hij scoort 9/30 (FASTR) bij het uitvoeren van (in)transitieve bewegingen op verbaal commando. 4m later: (FAB): Kan een

gesproken woord relatief juist koppelen aan de juiste doelbeweging, ze kon ook de beweging aan het juiste woord koppelen: bij

deze 2 testen scoorde hij iets beter bij de intransitieve bewegingen dan bij de transitieve. Ernstige stoornissen bij transitieve

bewegingen op verbaal commando, veel beter bij intransitieve bewegingen. Wanneer hij het instrument zag, voerde hij de

beweging verkeerd uit. Hij scoorde slecht bij imitatie (nog het beste bij intransitieve bewegingen). Voerde de bewegingen uit met

zijn verkozen re hand (onbekwaam om zijn zwak li hand te gebruiken). Zowel temporale/spatiale (body part as tool,interne

configuratie...), onherkenbare en inhoudelijke fouten. Hij is beter in herkenning van bewegingen dan in de uitvoering.

Betere uitvoering van intransitieve bewegingen dan

transitieve en betekenisloze bewegingen op verbaal

commando en door imitatie.

IMA Bi

Bij beoordelen van beide testen bleek de patiënt apractisch zowel voor transitieve als voor intransitieve bewegingen, maar bij

intransitieve maakte hij zowel op commando als bij imitatie minder fouten. Zijn fouten leken eerder te wijten te zijn aan apraxie,

dan aan zijn motorische dysfunctie alleen want: geen last van ongewilde bewegingen, verstond de commando's en corrigeerde

zich niet wanneer hij een beweging verkeerd uitvoerde. Zijn fouten waren vooral spatiaal (amplitude, interne configuratie van

vingers/hand, body part as tool: hand wordt gebruikt als voorwerp, externe configuratie: relatie tss vingers, hand, arm en het

ingebeelde object, stoornis van een karakteristieke beweging) of temporeel (herhaling van een greep) van aard, 1 tijdsfout: greep

was anders en veranderde doorheen de trial.

Betere uitvoering van intransitieve bewegingen dan

transitieve en betekenisloze bewegingen op verbaal

commando en door imitatie.

Addendum 1 47

Page 106: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Geen afasie

Florida Apraxia Screening Test-Revised (FASTR) - Florida Apraxia Battery (FAB) Transcorticale motorische afasie

TOLA: Test of Oral and Limb Apraxia. Test van Leiguarda at al.'s system Florida Apraxia Battery (FAB) Geen afasie

The Florida Apraxia Battery: eerst op verbaal commando (gesture-to-command) (met beide handen): 30 transitieve (instrument

nabootsen) en 20 intransitieve (salueren) grepen, test met ogen gesloten met het minst aangetaste hand en met de ogen open,

maar met het instrument in de hand (op video). gesture-imitation subtest: 30 betekenisvolle en 20 betekenisloze bewegingen,

uitgevoerd met het meest aangetaste hand. De fouten die werden gemaakt werden ingedeeld in types (om te kijken wat de

verschillen zijn bij li parietaal infarct): inhoudelijke fouten, temporele fouten (sequentiering fouten, tijdfouten,...), spatiale fouten

(amplitude, interne configuratie, body part as tool error), onherkenbare respons, geen respons. Test om te kijken of ze nieuwe

bewegingen konden aanleren: 12 nieuwe bewegingen werden voorgetoond en ze dienden zoveel mogelijk correcte bewegingen

weer te geven.

Addendum 1 48

Page 107: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

61

Buxbaum L et al. The role of the dynamic body schema in

praxis: evidence from primary progressive apraxia. Brain and

cognition 2000.

V 67 Li

Ziekte van Pick, Alzheimer en CBD.

Spraakstoornis gedurende 2 jaar:

articulatieproblemen. Geheugen niet meer zo

scherp. Verward wanneer in onbekende

omgeving.

Gedurende 2 jaar neurologisch onderzoek: vertraagde spraak,

hypofonie. Normale kracht, proprioceptie, intacte craniale zenuwen,

afwezigheid van pathologische reflexen.

62

Hayakawa et al. Apraxia of single tool use. Eur Neurol 2000. M 72 Re

2 maand eerder was hij 's nachts ingestord

wanneer hij naar de wc ging, de volgende

morgen was hij verward en naar het

ziekenhuis gebracht: infarct in de li

temporoparietale regio, geen moterische

zwakte, Wernicke's afasie, re unilateraal

spatiaal neglect en moeite bij het gebruik van

instrumenten.

2 maand later: Opname voor herstel

63

Peigneux P et al. Exploration neuropsychologique et par

imagerie fonctionnelle cérébrale d'une apraxie visuo-imitative.

Rev Neurol 2000.

V 68 Re

Sclerose werd aangetoond bij onderzoek als

gevolg van motorische problemen aan haar

onderste li lidmaat. Trage progressieve

evolutie: ze heeft zich enkele jaren in een

rolstoel verplaatst. Maar ze is verbetert bij

behandeling en kan nu onafhankelijk stappen.

Bewegingsstoornis met haar re hand wat zorgt voor problemen in

het dagelijks leven. Klachten begonnen met achteruitgang geschrift.

Later problemen bij het maken van fijne distale bewegingen (knop

toedoen, naaien), maar ook bij taken zoals vaat doen, uit glas

drinken, soep eten met lepel.

64

Bartolo A et al. Double dissociation between meaningful and

meaningless gesture reproduction in apraxia. Cortex 2001M

48

BSRe

Addendum 1 49

Page 108: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Dysartrie en articulatiemoeilijkheden bij herhaling en vloeiende spraak, geen afasie. Motorisch functioneren nrml met lihand, verminderd met

rehand.Maakt substitutie fouten bij het benoemen van lichaamsdelen li, re en op de middenlijn wanneer ze worden aangeduid. Milde fouten in li-re

discriminatie. Ernstige fouten bij testen van vinger gnosis en graphesthesie (bilateraal). Problemen met berekeningen. Ze vertoont 3 componenten

(re-li verwardheid, vinger agnosie, acalculie, maar geen agrafie) van het 'Gerstmann's syndroom' alsook evidentie van een meer algemeen parietaal

syndroom. geen optische ataxie. Ze kon aanduiden waar munten werden geplaatst en vervolgens verwijderd.

CBD: Laesie van de mesiale temporele en sup post

parietale cortex (Li > Re). (MR, SPECT)

Coöperatief en alert, oculaire bewegingen zijn vol, maar vlotte opeenvolging is saccadisch. Andere craniale zenuw functie, alsook het visuele veld

zijn intact. Geen motorische zwakte,normale spiertonus aan elke zijde van het lichaam. Geen onvrijwillige bewegingen of cerebellaire tekens.

Symmetrische diepe peesreflexen, geen pathologische reflexen.Sensoriele functies zijn grotendeels intact. Normale articulatie en prosodie.

Problemen met benoemen en herhalen.Slecht begrip van gesproken taal. Kan enkel naam en adres lezen, kan enkel naam schrijven. acalculie, mild

re unilateraal spatiaal neglect en constructieve disabiliteit.

Infarct Li hemisfeer (li A Cerebri media): post-sup

temporele kwab en inf deel vd supramarginale,

angulaire en laterale occipitale gyri. (MR)

Georiënteerd in ruimte en tijd en ze kan zonder moeilijkheden stappen. Een pyramidaal syndroom (en een bilaterale carotidien souffle, predominant

aan re kant). Achteruitgang vd cognitieve functies: Werking lange termijn geheugen en herkenning van woorden zijn ondermaats terwijl herkenning

van abstracte vormen nrml is. Goede spatiale oriëntatie, enkele moeilijkheden in dateren. Correct benoemen, correct taalgebruik in conversaties.

Problemen bij het schrijven: onduidelijk, letters vergeten. Moeite met kopiëren ve kubus. Li-re onderscheid en benoemen vd lichaamsdelen is nrml.

Geen optische ataxie, geen hemineglect. Aantonen van exterieure elementen met hand is nrml.

CBD bilateraal: atrofie van de li post-sup parietale

regio en de re sup occipitale regio. (MR)

Infarct li hemisfeer: temporopariëtale laesie

Addendum 1 50

Page 109: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

VIA Bi

Kan moeilijk betekenisloze bewegingen uitvoeren en bewegingen die spatiomotortransformaties van lichaam-positie vereisen. Bij

pantomimeren van voorwerpen: wrijvend gebaar op dij/tafelblad, lichte verbetering wanneer voorwerp getoond. Gestoorde

uitvoering van transitieve/instransitieve acties op commando, door imitatie en bij zien en gebruik van voorwerp: spatiotemporele

fouten, intact begrip. Beste resultaat bij gebruik van instrumenten. Kan object en instrument correct matchen. Kan moeilijk

bepalen of een pantomime al dan niet correct is. Moeite met imiteren van betekenisloze beweging, slechter dan een

betekenisvolle beweging uitvoeren. Ze moet bepalen of paren van gepantomimeerde handelingen verschillend of hetzelfde zijn

vanuit verschillende (rotated view condition: 35/40) of dezelfde hoek (same view condition: 18/20) gefilmd. Moeite met bepalen

welke hand op de foto staat (met palm naar boven: 7/24 en palm naar beneden 20/24).

Kan instrumenten correct hanteren en herkent de

beweging. Ze kan het juiste voorwerp bij een handeling

plaatsen. Ze kan een foto uit een standaardview

koppelen aan een doelfoto. Ze kan haar beide handen

oriënteren volgens verschillende posities.

IA Bi

Door moeilijk begrip gesproken taal: apraxie evaluatie door imitatie en gebruik van objecten. Hij kon aparte instrumenten niet

correct gebruiken (moeite met gebruik van kam, schaar, tandenborstel) en hij kon ook niet tonen door te pantomimeren hoe ze te

gebruiken. Hij kon wel een actie correct uitvoeren wanneer een serie van objecten werd gebruikt. Hij kon wel een actie uitvoeren

met een serie van instrumenten, maar niet met één instrument: verklaring door testen.1)Evaluatie van kennis van objectgebruik

was perfect (kon de correcte acties wat te doen met een object aanduiden) 2)Hij moet de functie van de instrumenten

demonstreren:manier van vasthouden:waar en hoe, plaats van gebruik, manier van gebruiken: presteerde het slechts op plaats

van gebruik, enkele instrumenten die op objecten werden gebruikt, werden op lichaamsdelen gebruik-hij wist niet waarmee ze te

gebruiken (bv hamer-nagel?). 3)Wanneer hij het doelobject zag, gebruikte hij de instrumenten wel juist.

Hij kan correct symbolische bewegingen en

betekenisloze vingerbewegingen met beide handen

imiteren. Hij kan ook correct imitatie van pantomimes van

instrumenten uitvoeren. Hij kon wel een actie correct

uitvoeren wanneer een serie van objecten werd gebruikt

(thee zetten, kaars aansteken, brief in envelop steken). In

zijn dagelijks leven had hij nauwelijks problemen met het

gebruik van objecten.

VIA Bi

Bewegingen op commando en bij imitatie (bewegingen en poses): onherkenbare bewegingen zowel met li als re hand als

wanneer beide handen bij de beweging worden gebruikt. Er worden vnl spatiale fouten gemaakt. Ze maakt meer fouten bij

imitatie van betekenisvolle bewegingen dan bij pantomimeren op verbaal commando. Maar meer fouten bij imitatie van

betekenisloze bewegingen en reproductie op een mannequin dan bij imitatie van betekenisvolle bewegingen. Ze kan zonder

problemen de pantomimes benoemen. Kan betekenisvolle bewegingen onderscheiden, maar ziet soms betekenisloze

bewegingen ook als betekenisvol. Ze maakt veel fouten bij het positioneren van een hand ve pop op dezelfde manier als het

voorbeeld, ook nog fouten na raadgevingen door de onderzoeker.

IMA

(VIA)Conductie-apraxie: Stoornis bij het imiteren van betekenisloze bewegingen.

Goede score bij de herkennings en identificatietaak: het

beoordelen of een beweging (met/zonder instrument)

(in)correct is en of een intransitieve beweging bekend of

nieuw is. Scoort goed bij het pantomimeren (tactiel,

visueel, verbaal) van transitieve en intransitieve

bewegingen en bij het gebruiken vh echte voorwerp.

Addendum 1 51

Page 110: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Transitieve en Intransitieve/betekenisvolle en betekenisloze bewegingen op verbaal commando, door imitatie en wanneer het

voorwerp wordt getoond. Hanteren van instrumenten. Matchen van instrument en object.Gesture to Object Matching task from

the Florida Apraxia Battery 15/17: Er wordt (pantomimeren) een handeling getoond (zonder voorwerp) en men moet het juiste

voorwerp erbij plaatsen, Tool Use Decision Condition 25/30: handeling uitgevoerd met voorwerp en men moet beslissen of

juiste voorwerp, Pantomime Decision condition 21/50: Juiste of foute pantomimes aantonen.Matching Across View Shifts Test:

een foto van een object uit standaardview koppelen aan een doelfoto.Hand-in-slot test: beide handen oriënteren volgens

verschillende posities.

Geen afasie

Bewegingen uitvoeren op verbaal commando, door imitatie. Hanteren van voorwerpen (enkelvoudig en sequentiële taak). Wernicke's afasie. Hij spreekt vloeiend met een rijkdom aan parafasieën.

Betekenisvolle en betekenisloze bewegingen uitvoeren op verbaal commando en door imitatie. Pantomimes benoemen.

Reproductie van bewegingen op mannequinpop. Betekenisloze bewegingen onderscheiden.Geen afasie

Betekenisvolle en betekenisloze bewegingen, transitieve en instransietieve bewegingen uitvoeren op verbaal commando en

door imitatie. Pantomimes benoemen. Reproductie van bewegingen op mannequinpop. Betekenisloze bewegingen

onderscheiden.

Addendum 1 52

Page 111: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

65

Bartolo A et al. Double dissociation between meaningful and

meaningless gesture reproduction in apraxia. Cortex 2001M

59

EERe

66

Bartolo A et al. Double dissociation between meaningful and

meaningless gesture reproduction in apraxia. Cortex 2001V

40

MFRe

67

Yamazaki K et al. A case of dressing apraxia: contributory

factor to dressing apraxia. J Neurol 2001.V 33 Re

milde re hemiparese door een cardiogeen

embolisme veroorzaakt door een li atriaal

myxoma, aankleden is zo onmogelijk. Het

atriaal myxoma werd uitgesneden.

Na 2 weken verdween de hemiparese maar het aankleden bleef

onmogelijk, waardoor functioneren in het dagelijks leven ernstig was

verstoord.

68

Ohara S. Dressing and constructional apraxia in a patient with

dentato-rubro-pallido-luysian atrophy. J Neurol 2001.M 50

familiale anamnese: positief voor dentato-

rubro-pallido-luysian atrofie (DRPLA) bij zijn

moeder en zijn twee zonen.

Moeilijkheden bij het uitvoeren van dagelijkse taken: moeite met het

gebruiken ve telefoon of een half-geautomatiseerd toilet. Hij haalt de

cijfers door elkaar, maar kan nog correct verbaal de getallen

oproepen. Problemen bij het aankleden: hij kan geen aparte delen

meer onderscheiden of hem herinneren hoe aan te kleden.

69

Okuda B et al. Truncal and limb apraxia in corticobasal

degeneration. Mov Disorders 2001.M 71 Re

5 jaar eerder: moeilijkheden met lezen en

schrijven. Alzheimer door stoornissen vh

geheugen en constructieve vaardigheden.

progressieve mentale achteruitgang en onhandigheid van re hand.

Addendum 1 53

Page 112: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Infarct li hemisfeer: subcorticale laesie van de capsula

interna en thalamus.

Infarct li hemisfeer: fronto-temporo-pariëtale laesie

Nrml bewustzijn, normale oriëntatie. Het craniaal zenuwsysteem en motorische en sensorische systemen zijn normaal. Stereognostische zin,

positiezin, 2 punten discriminatie, grafesthesie en visuele perceptie zijn nrml. Geen cerebellaire tekens of ongewilde bewegingen. Gn optische

ataxie, visuele disoriëntatie of andere stoornissen van stereoscopische visie. Ze kan correct geometrische vormen en figuratieve subjecten, 2D en

3D figuren zonder model kopiëren. Geen hemispatieel neglect. Geen vingeragnosie, li-re desoriëntatie of asomatognosie. Fouten bij het uitvoeren

van intellectuele operaties in de ruimte. Lage scores bij mentale rotatie testen en intiligentietesten (van cijfers, blokdesign en objectenverzameling)

Infarct li hemisfeer: laesie li inf parietale lobe. (MR)

Wat geïrriteerd. Zijn spraak is explosief en de inhoud vaak onsamenhangend en soms misleidend, maar zonder fouten in articulatie en vloeiend.

Normale taal, goed geheugen en goed georiënteerd. Gladde volg-oogbeweging was lichtjes schokkend, de rest van het craniaal onderzoek was

nrml. Bij het spreken vertoonde zijn hoofd een lichte rotationele tremor. Nrml spierkracht. Vinger-neus proef is accuraat maar gestoord door enkele

choreatische bewegingen. Nrml sensatie op aanraking, pinprik, vibratie aan beide handen, maar toch astereognosie.Gevoel van grafesthesie licht

verhoogd over zijn palm. Geen vingeragnosie, re-li disoriëntatie, dyscalculie of tactiel of visueel neglect. Nrml kleurperceptie. Slechte prestatie bij

testen van spatiale constructie (klok tekenen of kubus kopiëren). Wijde en onstabiele gang. Zijn diepe peesreflexen zijn hyperactief en plantaire

feflexen zijn bilateraal in flexie. Niet incontinent of orthostatische hypotensie. Motorische en sensoriele zenuwgeleidingen verlopen normaal.

CBD: mild cerebrale en cerebellaire atrofie

Dementie, anomische afasie, constructieve stoornissen, visuospatiale desoriëntatie. Kan objecten grijpen met de lihand, maar niet met de rehand.

Defectieve praxie bij complexe vingerbewegingen, grepen en manipulatie van voorwerpen. Verstoorde rechtshandigheid. Rigide spiertonus in re

boven lidmaat en paratonisch in de andere lidmaten.Geen cerebellaire tekens, geen ongewilde bewegingen.Hij wandelt normaal. Parkinsonism

CBD: atrofie van de temporoparietale cortices. (MR)

Addendum 1 54

Page 113: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA

(VIA)Conductie-apraxie: stoornis bij het imiteren van betekenisloze bewegingen.

Goede score bij de herkennings en identificatietaak: het

beoordelen of een beweging (met/zonder instrument)

(in)correct is en of een intransitieve beweging bekend of

nieuw is: actie-inputlexicon en het semantische systeem

zijn bewaard gebleven. Scoort goed bij het pantomimeren

(tactiel, visueel, verbaal) van transitieve bewegingen, bij

intransitieve bewegingen (visueel en tactiel) en bij het

gebruiken vh echte voorwerp.

Stoornis bij het imiteren van pantomimes en intransitieve bewegingen, bij het pantomimeren van transitieve (verbaal, visueel,

tactiel) en intransitieve bewegingen (verbaal en visueel) en bij bewegingen met het echte voorwerp voorhanden. Ze kan enkel

foutloos betekenisloze bewegingen imiteren: dit wijst op een defect binnen de lexicale route. Action input lexicon en actie

semantisch systeem zijn gespaard gebleven door de afwezigheid van discriminatie en begripsstoornissen: het defect ligt in de

output lexicon of in het toepassen ervan.

Goede score bij de herkennings en identificatietaak: het

beoordelen of een beweging (met/zonder instrument)

(in)correct is en of een intransitieve beweging bekend of

nieuw is: actie-inputlexicon en het semantische systeem

zijn bewaard gebleven. Scoort goed bij het imiteren van

betekenisloze bewegingen.

KA Ze verstaat wat kleding is en kan correct beschrijven hoe ze deze moet aantrekken, maar kon zichzelf niet aankleden.

Ze is bekwaam om bewegingen op verbaal commando uit

te voeren of om bewegingen te imiteren en om correct

instrumenten te hanteren. Geen ideomotorische,

ideationele of limb-kinetische apraxie, geen tekens van

constructionele apraxie.

IMA

CA

KA

Onbekwaam om specifieke vingerhoudingen te imiteren. Pantomimeren van tanden poetsen en hameren is incorrect, verbetering

wanneer hij het echt instrument voorhanden heeft. Hij gebruikt een lichaamsdeel als instrument.

Hij kon 3-stappen commando's opvolgen. Bekwaam om

sommige bewegingen te pantomimeren zoals kaars

uitblazen, salueren, sigaret roken, bal stampen.

AA

Lidmaatapraxie. Axiale bewegingen zijn ook apractisch. Hij erkent het gebruik van meubilair maar kon er zijn lichaam niet aan

aanpassen (bv twijfelen om neer te zitten in een stoel, op de verkeerde manier in de stoel zitten, rechtstaan en stoel opheffen -

hij lag in de verkeerde richting in bed.). Visuospatiale desoriëntatie. Defecte praxis bij uitvoering van complexe

vingerbewegingen, grepen en manipulatie van objecten. Manuele handigheid was gestoord, predisponerend aan re zijde.

Addendum 1 55

Page 114: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Betekenisvolle en betekenisloze bewegingen, transitieve en instransietieve bewegingen uitvoeren op verbaal commando en

door imitatie. Pantomimes benoemen. Reproductie van bewegingen op mannequinpop. Betekenisloze bewegingen

onderscheiden.

Betekenisvolle en betekenisloze bewegingen, transitieve en instransietieve bewegingen uitvoeren op verbaal commando en

door imitatie. Pantomimes benoemen. Reproductie van bewegingen op mannequinpop. Betekenisloze bewegingen

onderscheiden.

Lidmaatbewegingen op verbaal commando, door imitatie en hanteren van instrumenten. Laten aan- en uitkleden.

Pantomimeren van instrumentgebruik en daadwerkelijk instrumenten hanteren. Geen afasie

Bewegingen van lichaam tov omgeving. Anomische afasie

Addendum 1 56

Page 115: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

70

Kumral E. Compulsive grasping hand syndrome: A variant of

anarchic hand. Neurol 2001.V 38 Re geen vasculaire risicofactoren

plots verlies van bewustzijn, slaperig en gedesoriënteerd voor 1

maand met linkszijdige zwakte.

71

Kwon J et al. Manual Approach during hand gesture imitation.

Arch Neurol 2002.M 68 Re

4jaar terug: onhandigheid in Li hand en

onstabiele gang. 3jaar terug: amnesie,

misplaatsen van items in huis en vergeten van

details van recente gebeurtenissen. 2jaar

terug: bradykinesie en verhoogde swing Li arm

bij stappen, trillen van Li arm en hand (

myoclonische schokken). 1jaar terug:

kledingapraxie.

Laatste maanden: ook trillen van Re hand, Li hand slaat het Re bij

het eten.

72

Fukutake T. Apraxia of tool use: an autopsy case of biparietal

infarction. Eur Neurol 2002.M 65 Re

6 jaar eerder: transiente symptomen van

wellicht hemianopie homonyma dextra en

quadrantia homonyma sinistra inferior. 6

maand later: moeilijkheden met het gebruik

van zijn re hand en aankleden. 2 jaar eerder:

moeilijkheden met beide handen bij het

gebruik van instrumenten en kan niet langer

eten of zelf naar het toilet gaan.

neurologisch onderzoek

73

Fitzgerald L et al. Mechanisms of dressing apraxia: A case

study. Neuropsychiatry, Neuropsych and Beh Neurol 2002.M 75 Re

2 jaar eerder:moeilijkheden om een das te

knopen,moeite met aantrekken van tshirts

later volledige hulp van zijn vrouw nodig bij het

aankleden. Problemen met rijden (parkeren en

afstand inschatten) en schrijven. Ondanks de

visuospatiele problemen kon hij zijn weg in en

om zijn huis vinden, zonder tegen dingen aan

te botsen.

Eerst problemen met het bewegen v zijn lichaam in de ruimte

(problemen bij in en uit auto), moeite met coördinatie van vork en

mes: Progressieve moeilijkheden met coördinatie.

Addendum 1 57

Page 116: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

1 maand na infarct: georiënteerd, coöperatief en milde li hemiparese, moeite om vrijwillig met haar li lidmaat te bewegen en bewegingen zijn

onhandig. Haar spraak was dysartrisch en moeite bij initiatie. De volgende weken begon ze spontaan, impulsief, ongewild te grijpen met haar re

hand door haar li hand, haar li hand wilde ook nabijgelegen dingen vastgrijpen, niet als utilizatiegedrag. Wanneer ze het re hand wou losmaken vh li,

dan graaide de li arm terug naar het rehand. li hand wou niet gehoorzamen en interfereerde met taken vh rehand. Re hand kan de instrumenten wel

gebruiken, maar het is onmogelijk doordat het li hand dit tegenhoudt. angstig en frustratie. motorisch neglect: moeite met gewilde bewegingen met

li, automatische bewegingen met li lukten wel. Tactiele anomie met li hand. Geen visuospatiaal neglect of uitdoven vd sesoriële vaardigheden.

callosale haemorhagie van de genu, body en

splenium van de corpus callosum (uitbreidend naar de

mesiofrontale area). bilaterale occlusie vd A carotis

interna thv supraclinoide deel > Moyamoya ziekte.

(MR)

Pronator drift in Li arm. Twee-punten discriminatie bilateraal verlaagd. Graphesthesie verlaagd in de Lihand. Peesreflexen meer actief aan Lihand.

Matige rigiditeit in alle ledematen (meer Li).Bradykinesie met verlaagde faciale expressie. Intermittente myoclonus in beide armen(meer Li).

Billaterale grijpreflexen.Verminderde cijfer spanwijdte, moeite met benoemen, vloeiende spraak met intact begrip. Apraxische agrafie. minder

vloeiend bij een orale associatie test. Geen utilizatiegedrag.

corticobasale degeneratie: beide parietotemporale

gebieden en re frontale lobe. Vnste defect in re

pariëtale area. (PET)

Alert en coöperatief, craniale zenuwen normaal behalve voor hemianopie homonyma sinistra. Milde spierzwakte in de re hand, re arm toont elevatie

in de arm-uitrekkings test. Bilaterale peesreflexen zijn actief en de plantaire responsen zijn bilateraal extensor. Sensoriële reflexen zijn normaal,

behalve tactiele uitdoven in lihand met milde stoornis van positiegevoel. Soms wandelen, maar meestal liggen of zitten. Bij de meeste taken met

instrumenten (eten, aankleden) geholpen door zijn vrouw. Natuurlijk gedrag bij sociaal contact. stoornis in het schrijven. Intilligentietesten zijn

normaal.linker unilateraal spatiaal neglect. Instrumenten benoemen en functie beschrijven was behouden. Licht effect van unilateraal spatiaal

neglect. Vloeiende spraak, normaal begrip, benoemen en herhaling, geen grammaticale fouten.

Bipariëtaal infarct: corticale atrofie en focale leasies

in de laterale segmenten van de bilaterale posterieure

parietale lobe, de re laesie breidt zich lichtjes uit naar

de occipitale lobe. li infarct: cortex en witte massa vh

posterieur deel vd supramarginale gyrus en het

grootste deel van de gyrus angularis, uitbreidend naar

de superieure parietale lobule - Re infarct: cortex en

witte massa van een groter deel vd angulaire gyrus,

uitbreidend naar de occipitale lobe, bovenste deel ve

middenste temporale gyrus en de superieure parietale

lobule.

Geen problemen met geheugen of taal. Geen neglect, geen extrapiramidale eigenschappen of motorische asymmetriën. Visuospatiele defecten,

visuoconstructieve moeilijkheden, geen optische apraxie, geen optische ataxie of simultane agnosie. Geen moeilijkheden met gezichts-en object

identificatie. Motorische perseveration. Hij is angstiger om zijn huis te verlaten en meer teruggetrokken.

focaal assymetrisch corticaal degeneratief syndroom:

re parietale hemisfeer (assym atrofie: re groter dan li).

(CT)

Addendum 1 58

Page 117: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA Li Apraxie bij imitatie met li hand (te wijten aan beschadiging vh genu en corupus vh corpus callosum).

IMA Bi

Bewegingen op commando en bij imitatie: bilaterale ernstige IMA (iets meer Li). Bij het imiteren van betekeningsloze grepen,

greep de man de hand vd onderzoeker vast, kwam dichter bij of raakte de hand aan -dit stopte wanneer men het hem vroeg =

Closing-in.

geen utilizatiegedrag

IA Bi

Stoornis in (enkelvoudig of meervoudig) instrumentengebruik (steel ipv tanden ih haar), wel behoud van pantomimeren van

objectgebruik en intransitieve bewegingen. Verbeterde bij raadgevingen. Kan geen (liet acties weg, verstond dan bepaalde

timing/acties niet) objecten (sequentieel) hanteren met beide handen. Goede resultaten bij bewegingen met proximale delen van

de arm (bal gooien). Beweegt rehand onhandig. Re w minder gebruikt dan li bij gebruik beide handen. Versch fouten: 1)fouten id

relatie tss hand en object: plaats waar object vastgrijpt is fout alsook de wijze van vasthouden 2)fouten in de positie tss object en

doel: richting waarin object w verplaatst, plaats van het doel.3)fouten in de manier van gebruik: richting van gebruik, fouten in het

linken van een instrument met zijn eigen actie.4)abnormale houding zoals perplexiteit en catastrofische reactie: twijfelend en

chaotisch voert hij de bewegingen uit. Dit probeert hij vaak te corrigeren (onderzoeker), de finale actie liet hij vaak vallen.

Pantomimeren van instrumentengebruik en intransitieve

bewegingen is goed bewaard. Kan objecten juist

benoemen, identificeren wanneer functie gegeven en

functie beschrijven. Hij kan pantomimeren hoe

enkelvoudige objecten te gebruiken op verbaal

commando en de pantomimes vd onderzoeker in de helft

vd gevallen imiteren. Hij voerde imitaties van intransitieve

bewegingen correct uit bij taken met hoofd (mond), lagere

extremiteiten, voor elke hand voerde hij betekenisvolle en

betekenisloze bewegingen op verbaal commando en door

imitatie beter uit dan met het echte voorwerp.

KA

CA

IMA

Bi

Hij kon zich niet zelf aankleden: als hij handschoenen wilde aantrekken: draaide hij ze rond elke vinger afzonderlijk. Leerde

slechts traag betekenisloze manuele sequenties uit te voeren met de KMSBT en moeilijkheden met het imiteren van

betekenisloze grepen. Bij bewegingen met echte voorwerpen had hij soms moeite met ze correct te richten. Bimanuele taken kon

hij (1j later) moeilijker uitvoeren. Hij kan kleren identificeren (wat, voorkant, zijde), kan ze op commando juist oriënteren en weet

voor welk lichaamsdeel. Hij heeft moeite met zich aan te kleden: de correcte opeenvolging van acties, oriëntatie tov zijn lichaam

en coördinatie voor de enkelvoudige bewegingen.), kan hemd niet juist toe of losknopen. Soms werkten beide handen niet

samen, maar geen verbetering wanneer slechts 1 hand w gebruikt. Bij raadgevingen om het anders te doen, was er geen

verbetering. Het aankleden frustreerde hem.

Hij kan correct pantomimeren of grepen imiteren met

beide handen (iets minder met li), alsook bewegingen

uitvoeren met het voorwerp zelf.

Addendum 1 59

Page 118: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Mini-Mental State Examination: 18/30 - Hand gesture copying task (zie foto's: imitatie van 20 betekenisloze handgrepen) Geen afasie

Western Aphasia Battery, Hasegawa Dementia Scale test, Revised Wechsler Adult Intelligence Scale test. Pantomimeren van

instrumentgebruik,betekenisloze en intransitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van

instrumenten. Instrumenten benoemen en identificeren.

Geen afasie

Kimura's Manual Sequence Box Task - Finger Tapping and Hand Dynamometer Test Geen afasie

Addendum 1 60

Page 119: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Auteur, Titel, Tijdschrift, Jaartal M/V lftd Li/Re persoonlijke anamnese Reden voor opname

74

Riolo L. Does the presence of ideomotor apraxia affect the

prognosis of functional recovery in a woman who has had a

stroke? Physical Therapy 2002.

V 74

Diabetes mellitus, emfyseem, terugkomende

bronchitis, hyperlipidemie en hypertensie.

Behandeling met aspirine en 2 l zuurstof per

min toegediend via een neuscannule. Rookt

1,5 pak sigaretten per dag

Onstabiele gang en li hemiparese voor 24 u door rechtzijdig parietaal

infarct, en een eerder li frontaal infarct dat niet eerder gededecteerd

was. Overgebracht naar Revalidatiecentrum voor herstel na infarct.

75

Bartolo A et al. Pantomimes are special gestures which rely on

working memory. Brain and cognition 2003.V 66

CVA van de linker hemisfere basale ganglia

en externe capsule: ernstige agrafie, sommige

moeilijkheden met taalproductie maar goed

taalbegrip, enkele fouten bij het benoemen van

getekende objecten of acties (anomie of

semantische substitutie)

9 maand na CVA van de linker hemisfere basale ganglia en externe

capsule

76

Sunderland A. Impaired imitation of meaningless gestures in

ideomotor apraxia: A conceptual problem not a disorder of

action control? A single case investigation. Neuropsychologia

2007.

M 37 Re 2,5 jaar eerder: infarct vd li hemisfeerDeelname aan studie 2,5 jaar na infarct vd li hemisfeer, taal is

sinsdien verbeterd.

77

Heilman K. Ideational apraxia- a re-defenition. Brain 1973. V 34 RePlots bewustzijnsverlies. Bij ontwaken was er een transiënte

taalstoornis. (meermaals herhaald)

78

Heilman K. Ideational apraxia- a re-defenition. Brain 1973. V 64 Re diabetes, hypertensie Plotse afasie

79

Heilman K. Ideational apraxia- a re-defenition. Brain 1973. V 56 Re reumatische koorts Klein li subduraal haematoom na val

Addendum 1 61

Page 120: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Algemeen Onderzoek laesie en lokalisatie.

Kan li niet van re onderscheiden bij mobiliteit en richtingstaken. Linkszijdig neglect. Geen grote defecten in kracht, maar heeft hulp nodig om in

balans te blijven. Re parietaal infarct

Boven de scheidingsscores in alle taken van een algemene neuropsychologische batterij (taal, visuo-spatiele, uitvoerende en redeneertaken), niet

meer agrafisch of anomisch.

CVA van de linker hemisfere basale ganglia en

externe capsule. (CT)

Parese vh re hand (alle testen met li hand). Kan 29/60 weinig voorkomende objecten benoemen. Nrmle visuoperceptieve bekwaamheden. Goede

handigheid met li hand. Onbekwaamheid om een concptuele match te maken tussen de vingers van zijn eigen hand en die van een geobserveerd

hand. Hij was bekwaam om foto's van visueel gelijkende bewegingen te matchen maar geen cartoontekeningen van bewegingen die conceptueel

dezelfde zijn, maar visueel verschillend.

spontane dissectie vd li A carotis wat leidt tot infarct

vd li hemisfeer: li inferior parietale lobe en grootste

deel vd li temporale en li occipitale lobes (motorische

en premotorische cortex zijn intact, maar schade aan

de li interne capsule). (MR)

Afasie, ernstige anomie, kan objecten correct beschrijven, kan het correcte object aangeven bij een MCQ-vraag. Intact begrip. Moeite met herhaling

van grammaticale zinnen: indien, en, of, maar,…dyslexie, dysgrafie, dyscalculie, geen vingeragnosie, geen re-li verwardheid. Normaal motorisch en

sensoriële vaardigheden behalve milde rechtszijdige hyperreflexie met bilaterale plantaire flexoren.

metastatisch carcinoom in de li parïetale lobe

Anomische afasie, recent geheugendefect, vingeragnosie, dyscalculie, foute re-li onderscheid, dysgrafie. Zwakke hemiparese met hyperreflexie infarct li post hemisfeer

milde transiënte anomie, re hemiparese, mild begripsprobleem, graduele verbetering behalve voor een persisterende anomische afasie, agrafie,

intact taalbegrip. Re hemianopise, re hyperreflexie met re externsor plantaire responsInfarct li hemisfeer

Addendum 1 62

Page 121: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

type zijde apraxiestoornis normaal

IMA

Moeite met bewegingen op verbaal commando en nieuwe bewegingen, meestal geen problemen met automatische bewegingen.

Apraxie was de limiterende factor bij haar transfers, omdat ze onbekwaam was om een motorisch plan te formuleren om de actie

te vervolledigen > perceptueel defect (ernstiger dan het motorisch defect). Onbekwaam om directies te volgen om haar taak te

volbrengen.

Geen problemen met automatische bewegingen.

Moeilijkheden met het imiteren van pantomimes,zonder moeilijkheden in het produceren van betekenisvolle handelingen. Alsook

beschadigingen in een duo-taak paradigma: schade in de coordinatie van het werkgeheugen geassocieerd met een defect in

pantomimeren. Ze zat onder de scheidingsscores voor pantomimeren op visueel, tactiele,imitatie en verbaal commando. Ze had

ook moeite bij de imitatie van betekenisloze taken. De selectieve stoornis van pantomimeproductie wordt veroorzaakt door een

defect in het werkgeheugen. Geen problemen bij imitatie (behalve betekenisloze bewegingen) en echt voorwerp.

Ze voert de taken van discriminatie en identificatie van

intransitieve grepen en pantomimes normaal uit. Ze had

geen moeite met echt gebruik, imitatie van transitieve

bewegingen en intransitieve bewegingen op verbaal,

visueel commando en bij imitatie.

IMA

Imitatie was inaccuraat bij alle bewegingen (de onderzoeker demonstreerde en gaf verbaal commando): de beweging

correspondeerde met de gedemonstreerde actie, maar week af van het model door essentiële houdingen (of laatste beweging),

vaak fouten in vingerbewegingen. De pantomimes op verbaal commando waren identificeerbaar met het gedemonstreerde maar

waren afwijkend door het falen in het vasthouden vh instrument: "body part-as-tool" fouten.Hij faalde bij het uitvoeren van 3-stage

sequentiele acties: geen fouten in volgorde van acties, maar wel gebruik vd verkeerde vingers.Hij kan geen conceptueel verband

leggen tussen de vingers van zijn eigen hand en deze ve geobserveerd hand. Hij kan wel tekeningen met gelijkende bewegingen

matchen, maar geen cartoontekeningen of bewegingen dewelke conceptueel wel gelijkend zijn, maar visueel verschillend. Kennis

van het lichaam was intact, enkel problemen bij corresponderen van localisaties van eigen lichaam en lichaam op tekening.

Intact takenbegrip.

IA?

CA

Kon functie van object uitleggen en juiste actie uit serie

uitkiezen. Geen problemen met multi-stage acties.

IA?

CA

Kon gebruik niet demonstreren op verbaal commando (maar zei zelf waarvoor het diende). Correcte uitvoering bij imitatie,

excellente uitvoering met echte voorwerp. Geen problemen met multiple object sequenties.

Kon functie van object uitleggen en juiste actie uit serie

uitkiezen. Geen problemen met multi-stage acties.

IA?

CA

Kon gebruik niet demonstreren op verbaal commando (maar zei zelf waarvoor het diende). Correcte uitvoering bij imitatie,

excellente uitvoering met echte voorwerp. Geen problemen met multiple object sequenties.

Kon functie van object uitleggen en juiste actie uit serie

uitkiezen. Geen problemen met multi-stage acties.

Addendum 1 63

Page 122: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Testen afasie

Boston Apraxia Test: 16/34

Transitieve en intransitieve bewegingen op verbaal en visueel commando en door imitatie. Hanteren van echt voorwerp.

Identificatie en discriminatie testen.Geen afasie

Haaland and Flaherty assessment (imitatie van betekenisvolle en betekenisloze bewegingen en pantomimeren van acties) -

Kimura Box (leren van een drie-stage actie sequentie: bewegingen uitvoeren identiek aan deze getoond door de onderzoeker).

Transitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van instrumenten. Complexe multi-sequentiële acties

uitvoeren. Functie object uitleggen.Afasie

Transitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van instrumenten. Complexe multi-sequentiële acties

uitvoeren. Functie object uitleggen.Anomische afasie

Transitieve bewegingen op verbaal commando en door imitatie. Hanteren van instrumenten. Complexe multi-sequentiële acties

uitvoeren. Functie object uitleggen.Anomische afasie

Addendum 1 64

Page 123: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Addendum 2 65

ADDENDUM 2

Type apraxie/

Apractische zijde

Verbaal

commando

imitatie Echt

voorwerp

Lokalisatie

1 IMA Bi - - - - - Re cerebrale laesie

2 IMA Re - - - - + Laesie corpus callosum (disconnectie)

3 IMA Li (Re

hemiparese) - + ++ Infarct li A Cerebri media � laesie li

hemisfeer

4 IA Bi - - - - - Infarct: Re posterieure hersenlaesie

5 IMA Bi - + ++ Infarct li A cerebri media � laesie li

hemisfeer: frontopariëtaal

6 IMA Li - - - - + Laesie corpus callosum (disconnectie)

7 AA Ziekte van Parkinson ?

8 AA Ziekte van Parkinson ?

9 AA Ziekte van Parkinson ?

10 IMA Li - + soms ++ soms -

Laesie corpus callosum (disconnectie) en

schade aan mediale frontale lobes

bilateraal

11 IMA, Bi,>>Li - + ++ Infarct li A cerebri anterior �laesie li

hemisfeer

12 IMA, Bi,>>Re - + ++ Infarct li A cerebri anterior �laesie li

hemisfeer

13 Visuele agnosie ++ - ? Alzheimer, verbreding ventrikels thv

occipitale hoorn

14 Visuele agnosie ++ - ? Alzheimer, verbreding ventrikels thv

occipitale hoorn

15 IMA Bi - - - - - Alzheimer, verbreding sulci over de

corticale convexiteit

16 IMA Li - - - - - Re superieure en inferior parietale laesie.

17 IMA Li - + - (ogen

gesloten)

Laesie corpus callosum

18 IA - - - - - Re hersenlaesie : infarct re A cerebri

media

19 IMA Li - - - - + Laesie corpus callosum (disconnectie)

20 IMA Bi - + ++ Infarct li A cerebri media� laesie li

hemisfeer: temporal-frontaal-parietaal

21 Visuele agnosie ++ - - ++ Bilaterale atrofie parieto-occipitale cortices

(vnl re)

22 CA, IMA Li -- -- - Bilaterale atrofie parieto-occipitale cortices

(vnl re)

23 CA, KA,

IMA Bi -- -- - Bilaterale atrofie parietale cortices (vnl re)

24 CA, KA,

IMA, Li -- -- - Bilaterale atrofie parietale en temporale cortices (vnl

re)

25 CA, KA, IMA,

Li -- -- - Bilaterale atrofie parietale en temporale cortices (vnl

re)

26 IMA Li - - - - + Laesie corpus callosum

27 IMA Bi, >Re - - - - - - Li hemisfeer : atrofie vd post parietale

regio

28 IMA Bi, >>Li - - - - - Re hemisfeer : atrofie vd parietale regio

29 IMA, Bi - + ++ Li hemisfeer: infarct li parietale regio

30 IMA, Bi - + ++ Infarct li A Cerebri media � laesie li

parietale regio

31 IMA, Bi - + ++ Infarct li A Cerebri media � laesie li

parietale regio

32 IA + + - - Laesies in subcorticale gebieden vd

temporale, pariëtale en occipitale regio’s

Page 124: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Addendum 2 66

33 IMA, Bi

(conductie

apraxie)

- - - - ++ Li hemisfeer: infarct li inf parietale en

post sup temporale regio’s

34 IMA, Bi - - + Infarct dominante thalamus

35 IMA, Bi - - - - - Atrofie van pariëtale regio’s li en re

36 IMA, Bi - - - - - Bilateraal laesies id parietale cortex

37 IMA, Bi >>Li - - - - - Ziekte van Alzheimer: atrofie vd re

frontale, parietale, occipitale en temporale

regio

38 IMA, Li - - - - - - Ziekte van Alzheimer: Corticale atrofie in

retro-rolandische regio’s

39 IMA, Li - - - - - - Ziekte van Alzheimer: corticale atrofie in

retro-rolandische regio’s

40 OA ++ verbaal -

- visueel en

tactiel

-- + Operatieve complicaties : Laesie corpus

callosum en li mediale occipitale regio

41 IMA, Li - - + ++ Li hemisfeer : infarct A cerebri ant en

infarct corpus callosum

42 IMA, Bi >>Re - - + + + Pick's disease: Corticale atrofie li

perisyvian, paracentrale en bovenste

parietale regio's.

43 IMA, Bi >>Li - - - - - Laesie re hemisfeer : frontale lobben,

laesie corpus callosum

44 LKA Atrofie li centrale en parietale lobe

(CBD)

45 IMA, Bi - - - - - CBD : Atrofie parietale lobe (vnl re), Pick

46 VIA, Bi + -- betekenisloze ++ object

++ CVA, Bloeding: Schade li inf angulaire

gyrus

47 VIA, Bi + -- betekenisloze ++ object

++ CVA, Bloeding: Schade li inf angulaire

gyrus

48 OA ++ verbaal -

- visueel en

tactiel

-- + Infarct li hemisfeer, schade aan thalamus

49 LKA, Bi > Li Hypoperfusie re parietale regio en een

deel vd re temporo-occipitale regio

(CBD)

50 LKA, Bi > Re

IMA

hypoperfusie prim motorische

areas,frontale en parietale re cortex en

nucleus caudatus.(CBD)

51 LKA, Bi hypoperfusie van de li perisylvian regio en de

superior frontoparietale regio, meer li zijde

(CBD)

52 LKA, Bi

IMA hypoperfusie vd li hemisfeer, vnl thv

perisylvian en sup frontale en parietale regios,

li thalamus (CBD)

53 LKA, Bi

IMA hypoperfusie vd li parietale cortex, de li (en

re) frontotemporale regio,li cerebellaire

hemisfeer (CBD)

54 Zelfde 55 - ? - CBD : corticale en basale ganglia

dysfunctie

55 IMA, Bi >>Re - - ? CBD : corticale en basale ganglia

dysfunctie

56 IMA, Bi >>Li - - ? CBD

57 IMA, Bi >>Li - - ? CBD

58 IMA, Bi >>Li - ? ? CBD

59 IMA, Re - - - - - Infarct re hemisfeer : frontale cortex,

postcentrale gyrus, witte massa

Page 125: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT

Addendum 2 67

60 IMA, Bi - - - - - Atrofie v temporale en parietale cortex

61 VIA, Bi - /+ object zien -/ -- betekenisloze

+ Pick, Alzheimer, CBD : post parietale

cortex

62 IA - ++ - - Laesie li hemisfeer : infarct A cerebri

media (pariëtale cortex)

63 VIA, Bi - - /--

betekenisloze

+ Laesie li hemisfeer : Occipitaal-parietale

laesie

64 VIA, Bi + +/-

betekenisloze

++ Laesie li hemisfeer : infarct

temporoparietaal

65 VIA, Bi + + /- betekenisloze

++ Laesie li hemisfeer : infarct thalamus,

capsula interna

66 ? - - - - /++

betekenisloze)

- Laesie li hemisfeer : infarct fronto-

parieto-temp

67 KA Infarct li hemisfeer : laesie inf parietale

lobule

68 KA, CA Cerebrale en cerebellaire atrofie

69 AA Laesie temporo-parietale cortex

70 IM,A Li - - - - + Laesie corpus callosom: callosale

disconnectie

71 IMA, Bi

Closing-in -

-

?

laesie beide parietotemp gebieden, re

frontale lobe

72 IA + + (-- betekenisloze)

-- Atrofie en laesies in beide parietale

regio’s

73 KA, CA CBD: re parietale cortex

74 IM,Bi -- -- ? Re parietaal infarct

75 VIA, Bi - ++/ - betekenisloze

++ Infarct li hemisfeer: basale ganglia en capsula

interna

76 VIA, Bi - -/ --betekenisloze

+ Laesie li hemisfeer: infarct parietale,

temp, occipitale cortex

77 IA IM -- ++ + Infarct Li pariëtale cortex

78 IA IM -- ++ ++ Infarct Li posterieure hemisfeer

79 IA IM -- ++ ++ Infarct Li hemisfeer

Scores: - - zeer slechte uitvoering

- slechte uitvoering (maar verbetering tov - -)

+ verbetering t.o.v -

++ correcte uitvoering

? niet af te leiden uit het gevoerde onderzoek

Page 126: LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT VAN DE … · 2010. 6. 7. · FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Academiejaar 2008 - 2009 LIDMAATAPRAXIE: EEN LITERATUUROVERZICHT