Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit...

111
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke en juridische integratie van Slovenië in de Europese Unie: van Joegoslavische deelrepubliek tot EU-lidstaat (zoals goedgekeurd door de faculteitsraad) Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’ Ingediend door Kimberly Maeyaert (00805915) Promotor: Marc Maresceau Commissaris: Merijn Chamon

Transcript of Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit...

Page 1: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2012-2013

De politieke en juridische integratie van Slovenië in de

Europese Unie:

van Joegoslavische deelrepubliek

tot EU-lidstaat

(zoals goedgekeurd door de faculteitsraad)

Masterproef van de opleiding

‘Master in de Rechten’

Ingediend door

Kimberly Maeyaert

(00805915)

Promotor: Marc Maresceau

Commissaris: Merijn Chamon

Page 2: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Inhoudstafel

Dankwoord

Inleiding………………………………………………………………………………………..1

DEEL l: Historische Context

Hoofdstuk 1. Naar een onafhankelijk Slovenië………………………………………………..3

Hoofdstuk 2. De tiendaagse oorlog……………………………………………………………7

Hoofdstuk 3. Het onafhankelijk Slovenië en de desintegratie van Joegoslavië……………….8

DEEL II: Het Centraal en Oost-Europees georiënteerd beleid van de EU

Hoofdstuk 1. De Europa-akkoorden………………………………………………………….11

Hoofdstuk 2. Bilaterale betrekkingen tussen de EU en Slovenië…………………………….14

2.1. De Economische Samenwerkingsovereenkomst van 1993……………………………...14

2.2. Het Europa-akkoord met de Republiek Slovenië………………………………………..17

Hoofdstuk 3. De Kopenhagen-criteria………………………………………………………..21

Hoofdstuk 4. Over pré-toetredingsstrategiëen en de rol van de Europese Raden…………...23

4.1. Algemeen………………………………………………………………………………..23

4.2. De Europese Raad van Essen…………………………………………………………...24

4.2.1. Gestructureerde dialoog……………………………………………………………....25

4.2.2. Harmonisatie van wetgeving…………………………………………………………..26

4.2.3. Deelname aan communautaire programma’s……………………………………………….27

DEEL III: Naar EU-lidmaatschap

Inleiding……………………………………………………………………………………..29

Hoofdstuk 1. Toelichting van de procedure ex artikel 49 VEU……………………………..29

Hoofdstuk 2. Advies van de Commissie met betrekking tot Slovenië…………………….....32

Hoofdstuk 3. Agenda 2000…………………………………………………………………...34

Page 3: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Hoofdstuk 4. Naar een versterkte pré-toetredingsstrategie:

De Europese Raad van Luxemburg …………………………………………………………36

Inleiding……………………………………………………………………………………..36

4.1. De Europese Conferentie……………………………………………………………….36

4.2. Toetredingspartnerschappen…………………………………………………………….38

4.2.1. Algemeen……………………………………………………………………………...38

4.2.2. Het Toetredingspartnerschap met Slovenië………………………………………………...39

4.3. Versterkte pré-toetredingssteun………………………………………………………...41

4.4. Jaarlijkse controle door de Commissie over de bereikte vooruitgang………………….43

4.4.1. Periodiek Verslag 1998……………………………………………………………….44

4.4.2. Periodiek Verslag 1999……………………………………………………………….44

4.4.3. Periodiek Verslag 2000……………………………………………………………… 45

4.4.4. Periodiek Verslag 2001……………………………………………………………….46

4.4.5. Periodiek Verslag 2002……………………………………………………………….46

4.4.6. Monitoringsverslag 2003……………………………………………………………..47

Hoofdstuk 5. Toetredingsonderhandelingen…………………………………………………49

Hoofdstuk 6. Toetredingsverdrag…………………………………………………………….51

DEEL IV: Slovenië als EU-lidstaat: Geselecteerde topics

Inleiding……………………………………………………………………………………..60

Hoofdstuk 1. Slovenië in de eurozone……………………………………………………....60

Hoofdstuk 2. De relatie met Kroatië………………………………………………………....68

Hoofdstuk 3. Toepassing van het EU-recht in de Sloveense rechtsorde…………………….74

3.1. De bijzondere positie van de Grondwet………………………………………………..74

3.2. Slovenië voor het Hof van Justitie………………………………………………………78

3.2.1. Toepassing van de prejudiciële procedure……………………………………………78

3.2.2. Rechtstreekse toegang tot het Hof van Justitie………………………………………...85

3.3. Justitiële training van Sloveense rechters……………………………………………….87

Besluit………………………………………………………………………………………..90

Page 4: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Dankwoord

Vorig jaar kreeg ik de gelegenheid in het kader van een Erasmusuitwisseling een semester te

gaan studeren in Ljubljana. In oktober 2011 vertelde Professor Maresceau tijdens de lessen

GS Europees Recht” over een bilateraal conflict tussen Slovenië en Italië dat lange tijd het

sluiten van een Europa-akkoord met Slovenië heeft belemmerd. Plots kreeg ik het ingenieuze

idee mijn studies in België te koppelen aan mijn naderende Erasmusuitwisseling en een

Masterproef te schrijven over Slovenië. Zo gezegd, zo gedaan.

Uiteraard zijn er momenten geweest dat ik het niet meer zag zitten. Dit was zeker het geval

toen een Professor in Ljubljana mij aanraadde het onderwerp van mijn Masterproef te

wijzigen. Ik was bij hem te rade gegaan, aangezien ik geen idee had over wat ik zou schrijven

over Slovenië na 1 mei 2004. Hij nam voor mij telefonisch contact op met het Ministerie van

Europese Zaken, met het oog op het verkrijgen van informatie over eventueel lopende

onderzoeksprojecten. Nadien wist hij me doodleuk te vertellen dat het Ministerie op dat

ogenblik geen onderzoek deed naar interessante thema’s gerelateerd aan de positie van

Slovenië in de EU en dat ik misschien toch maar beter een ander onderwerp zou kiezen.

Prompt stuurde ik een paniekerige mail naar mijn Commissaris, maar al gauw kreeg ik een

geruststellend antwoord. Uiteindelijk besloot ik om toch door te gaan met mijn onderzoek,

met het onderhavig werk tot resultaat.

Het schrijven van deze Masterproef was nooit gelukt zonder de bijzondere bijdrage van een

aantal mensen. Graag wil ik hen dan ook bedanken.

Vooreerst bedank ik Professor Maresceau voor zijn interessante lessen GS Europees Recht

aangezien deze een onuitputtelijke bron van inspiratie hebben gevormd voor het tot stand

brengen van dit werk. In het bijzonder bedank ik Dhr. Chamon voor de permanente bijstand,

zelfs in het weekend, en het suggereren van interessante onderzoeksthema’s.

Bijzondere dank gaat tevens uit naar mijn ouders voor het nalezen van deze Masterproef en de

onvoorwaardelijke steun gedurende mijn ganse studie. Uiteraard dank ik ook mijn

vriendinnen voor de peptalk wanneer het eens een dagje minder ging.

Tot slot bedank ik de ouders van mijn vriend voor het last minute printen van dit werk.

Ik draag mijn Masterproef op aan mijn lieve tante Melinda, die na een moedige strijd tegen

een slopende ziekte op 29 maart 2013 het leven liet. Zij heeft mij geleerd om nooit de moed te

laten zakken.

Gent 15 mei 2013

Page 5: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

1

Inleiding

Deze Masterproef tracht een zo exhaustief mogelijk beeld te schetsen van de integratie van

Slovenië in de Europese Unie. De term integratie kan verschillende ladingen dekken, maar in

deze context dient zij verstaan te worden als het toetredingsproces van Slovenië tot de EU.

Met de adjectieven politiek en juridisch wordt gedoeld op enerzijds de invloed die de

Europese Raad laat gelden op het EU-uitbreidingsproces en anderzijds het juridisch kader van

de betrekkingen tussen de EU en Slovenië. Het werk bestaat uit 4 grote delen waarin wordt

gepoogd de chronologie en het overzicht zo goed mogelijk te bewaren. Het eerste deel

beschrijft de geschiedenis van Slovenië als Joegoslavische deelrepubliek. Bewust wordt er

voor gekozen de analyse pas te starten bij het oprichten van het Koninkrijk Joegoslavië, kort

na Wereldoorlog I. Verder terug gaan in de tijd is niet zinvol, gelet op het gebrek aan

relevantie voor deze Masterproef. De klemtoon wordt gelegd op de unieke positie van

Slovenië in Joegoslavië en haar attitude tegenover het centraal bestuur. Uiteindelijk zijn dit

immers de elementen die aanleiding zullen geven tot haar onafhankelijkheidsverklaring op 25

mei 1991.

Vanaf dan volgen de gebeurtenissen elkaar heel snel op. Kort na de onafhankelijkheid wordt

Slovenië geïntegreerd in het Centraal –en Oost-Europees georiënteerd beleid van de EU.

Eerste stap daarbij vormt de opname in het PHARE-programma, het financieel instrument tot

ondersteuning van de politieke en economische hervormingen in Centraal en Oost-Europa. In

een volgende fase zal de Unie Economische Samenwerkingsovereenkomsten tot stand

brengen met de landen van Centraal –en Oost-Europa om uiteindelijk te besluiten tot het

oprichten van een bijzonder bilateraal kader via de zogenaamde “Europa-overeenkomsten”.

Op al deze aspecten en hun individuele weerslag voor Slovenië wordt uitgebreid ingegaan in

Deel II van deze Masterproef.

Deel III beschrijft de juridische aspecten van het pré-toetredingsproces en de eigenlijke

toetreding zelf. Hierbij kunnen verschillende fasen worden onderscheiden, die één voor één

gesteund zijn op artikel 49 VWEU, de juridische grondslag van het EU-uitbreidingsproces.

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan de rol van de Europese Raad in de

ontwikkeling van de pré-toetredingsstrategieën, zijnde een amalgaam van initiatieven met

uiteindelijk eenzelfde objectief: kandidaat-lidstaten zo goed mogelijk voorbereiden op het

toekomstig lidmaatschap van de EU. Sluitstuk van Deel III vormt een bespreking van het

Toetredingsverdrag tussen de lidstaten van de Unie en de 10 landen die op 1 mei 2004 zullen

toetreden tot de EU. Gelet op het ongezien karakter van deze uitbreiding, niet in het minst

voor wat betreft haar omvang, wordt in de literatuur wel eens gesproken over de zogenaamde

“Big Bang-uitbreiding”. De kans dat de Unie ooit nog zal geconfronteerd worden met een

dergelijke uitbreiding is relatief onwaarschijnlijk en bovendien ook niet wenselijk, gelet op de

problemen die dit met zich meebrengt voor het intern besluitvormingsproces.

Page 6: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

2

Het laatste onderdeel van dit werk spitst toe op een aantal actuele thema’s. Vooreerst zal

worden ingegaan op de positie van Slovenië in de eurozone. Het land verdient in dat opzicht

een eervolle vermelding aangezien zij er als eerste nieuwe lidstaat in zal slagen om te voldoen

aan de convergentiecriteria. Dit leidt er toe dat Slovenië reeds op 1 januari 2007 kan toetreden

tot de club van eurolanden. Slovenië komt op die manier voor het eerst in de schijnwerpers te

staan en wordt langs verschillende kanalen geprezen om haar opmerkelijke inspanningen. Hoe

zeer Slovenië er ook naar gestreefd heeft om reeds in 2007 te kunnen toetreden tot de

eurozone, vandaag denkt zij waarschijnlijk met weemoed terug aan de periode daarvoor. Na

Cyprus is Slovenië immers het volgende slachtoffer van de eurocrisis. De oorzaken die aan

deze evolutie ten grondslag liggen worden dan ook uitgebreid geanalyseerd.

Een volgend thema betreft de bijzondere relatie met Kroatië. Slovenië zal zich lange tijd

weigerachtig opstellen tegenover de toetreding van Kroatië tot de Unie en treedt daardoor de

regels van goed nabuurschap opzettelijk met de voeten. Nog maar recent is in deze

problematiek een doorbraak gekomen. Het feit dat Slovenië echter jarenlang geen duimbreed

wou wijken, zegt veel over haar positie binnen de EU en verantwoordt derhalve de keuze van

dit onderwerp.

Tot slot volgt een analyse van de toepassing van het EU-recht binnen de Sloveense

rechtsorde. In Slovenië bekleedt de Grondwet een superieure positie. De vraag is of deze

superioriteit zich ook uitstrekt ten aanzien van het recht van de EU. Het tweede

onderzoeksthema betreft de procesvoering voor het Hof van Justitie. Hierbij wordt nagegaan

in welke mate Sloveense rechters gebruik maken van de mogelijkheid tot het stellen van

prejudiciële vragen en welke procedures desgevallend aanhangig zijn voor het Hof. Sluitstuk

van deze Masterproef vormt een kritische reflectie over de kennis van het Europees Recht bij

de Sloveense magistraten.

Het ultieme doel van deze Masterproef is om aan de hand van een bespreking van de

genoemde thema’s na te gaan in welke mate Slovenië zich onderscheidt van andere lidstaten.

Hiermee bedoel ik niet enkel de nieuwe lidstaten, maar ook de oorspronkelijke E15. Op deze

manier tracht ik te achterhalen welke positie Slovenië bekleedt in de Europese Unie en wat

we uit haar soms halsstarrige houding kunnen leren voor toekomstige uitbreidingen.

Page 7: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

3

DEEL I: Historische Context

Hoofdstuk 1. Naar een onafhankelijk Slovenië

1. Hoewel Slovenië, Kroatië en Servië nooit echt de bedoeling hebben gehad zich met elkaar

te verenigen, zal de Eerste Wereldoorlog daar anders over beslissen. Het geheim Verdrag van

Londen van april 1915 bepaalt dat Italië zeggenschap verkrijgt over uitgestrekte gebieden in

Slovenië en Kroatië. Twee jaar later komt deze overeenkomst aan het licht doordat de Sovjet-

Unie de tekst van het Verdrag integraal zal publiceren. Op dat ogenblik is Servië een sterke

staat strevend naar Zuid-Slavische eenmaking. Slovenië en Kroatië zoeken toenadering tot

Servië wat op 1 april 1918 resulteert in het stichten van een nieuwe staat, het Koninkrijk van

Serven, Slovenen en Kroaten.1

De grondwet van het pas gestichte Koninkrijk kent uitgebreide centrale bevoegdheden toe

aan de toenmalige Servische Koning Aleksandar I Karadjordjévic. Deze vorm van centralisme

is enigszins begrijpelijk, aangezien op dat ogenblik alleen Servië beschikt over een stabiele

politieke structuur. Het land is quasi-onafhankelijk sedert 1830 en beschikt aldus over

nationale bestuursinstellingen van meer dan honderd jaar oud. Vooral Kroatië, met haar sterk

nationaal bewustzijn, heeft problemen met de centrale macht van de Serven en dit geeft

aanleiding tot heel wat onderlinge spanningen. Pas in 1929 wordt de naam van het land

gewijzigd in ‘Koninkrijk Joegoslavië’.2

2. Wereldoorlog II veegt Joegoslavië van de kaart. Het grondgebied van Servië en Slovenië

wordt verdeeld onder de geallieerden en Kroatië wordt een quasi-onafhankelijke staat onder

Duits protectoraat. Het is dan ook verwonderlijk dat Joegoslavië er na afloop van de oorlog in

slaagt uit haar as herop te staan. Het nieuwe Joegoslavië bestaat uit zes deelrepublieken:

Slovenië, Kroatië, Servië, Montenegro, Macedonië en Bosnië-Herzegovina. Bovendien

creëert de Grondwet twee autonome gebieden in Servië : Kosovo en de Vojvodina. Met de

creatie van een federale staatsstructuur tracht men een einde te maken aan de Servische

heerschappij. Servië dient overigens grote gebieden af te staan ten voordele van de nieuwe

republieken Montenegro, Macedonië en Bosnië. Desondanks blijven de Serven het grootste

volk van Joegoslavië. 3

Met de gruwel van de oorlog vers in het geheugen, wordt in het nieuwe Joegoslavië streng

opgetreden tegen nationalisme. Slechts één politieke partij wordt gedoogd, namelijk de

Joegoslavische Communistenbond. Op die manier wordt het verspreiden van nationalistisch

gedachtegoed aan banden gelegd. Anderzijds werkt de steeds verdergaande federalisering en

decentralisering van Joegoslavië nationalisme in de hand. Dergelijk beleid wordt immers

ideologisch verantwoord door argumenten die nationalisme eerder aanwakkeren dan het te

bestrijden. Zo moedigt de federale regering de Joegoslavische volkeren openlijk aan hun 1 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 115.

2 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 116;

Zie over Joegoslavië Post WOI: A. PAVKOVIC, The Fragmentation of Yugoslavia: Nationalisme in a

Multinational State, Houndmills, Macmillan Press LTD, 1997, 19-24. 3 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 119;

Zie ook: A. PAVKOVIC, The Fragmentation of Yugoslavia: Nationalisme in a Multinational State, Houndmills,

Macmillan Press LTD, 1997, 46.

Page 8: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

4

‘nationale identiteit’ zo veel mogelijk in de verf te zetten.4 Dit om bij de internationale

gemeenschap de indruk te wekken dat het land geen verdoken centralistische politiek voert en

op uitstekende wijze tegemoet kan komen aan haar etnische problemen. Joegoslavië beweert

dat het regime haar voortbestaan dankt aan het evenwicht tussen de verschillende regionale

machtscentra.5

Ten gevolge van de federalisering wordt Joegoslavië de facto onbestuurbaar. Naast de

federale grondwet behoudt elke republiek zijn eigen grondwet wat leidt tot heel wat juridische

tegenstrijdigheden. Pogingen om tot economische eenheid te komen en de republieken meer

te integreren in de federale staat worden door de lokale volkeren aanzien als een inbreuk op

hun ‘nationale identiteit’, een concept waar de federale staat destijds zelf hun aandacht op

heeft gevestigd. De grootste fout begaat Joegoslavië wanneer ze tussen de diverse

deelrepublieken omheiningen aanbrengt die ze beschouwt als interne grenzen. Het is immers

net het idee dat een volk onlosmakelijk is verbonden aan een bepaald grondgebied dat

kenmerkend is voor een nationalistische ideologie. Dit alles leidt dan ook tot heel wat

tegenstand in de verschillende deelrepublieken. Vanaf de jaren ’70 zijn diverse rechtszaken

aanhangig tegen hen die zich durven nationalist te noemen.6 Ook al wordt beweerd dat Servië

sinds de Tweede Wereldoorlog veel van haar macht heeft verloren, de facto blijft de macht

nog steeds gecentraliseerd in Belgrado.7

3. In 1969 uit Slovenië openlijk kritiek op de federalistische staatsstructuur. Illustratief kan

worden verwezen naar de zogenaamde ‘affaire van de autosnelweg’. Het merendeel van de

toeristen reist via Slovenië naar de Dalmatische kust. Eind jaren ’60 laat de staat van het

wegdek te wensen over en leent de Internationale Ontwikkelingsbank aan Joegoslavië 34

miljoen dollar voor de aanleg van nieuwe wegen. In Belgrado wordt echter besloten dit geld

te investeren in de armere zuidelijke republieken Kosovo, Macedonië en Montenegro. 8 Dit

ontketent hevige volksopstanden in Ljubljana waarbij men zich afzet tegen het beleid van de

federale regering in Belgrado. Met deze anekdote is de toon gezet van een steeds verder

evoluerende kritiek op de Joegoslavische staatsstructuur. Bovendien is het frappant dat niet

uitzonderlijk wordt besloten om geld vanuit de rijkere republieken Slovenië en Kroatië te

laten doorstromen naar de armere zuidelijke deelrepublieken.9

Ook latere gebeurtenissen leiden tot spanningen bij de Slovenen zoals onder meer het feit dat

de Servische communisten in 1982 voorstellen de schoolprogramma’s op het vlak van

geschiedenis en literatuur in heel Joegoslavië te standaardiseren. Slovenië beschouwt dit als

een regelrechte aanslag op haar identiteit en eigenheid en voert dan ook een fel verweer.10

Het centralisme zal tevens een nadelige invloed uitoefenen op de economie. In Slovenië daalt

vanaf 1982 het reëel persoonlijk inkomen terwijl de prijzen van de consumptiegoederen met

9% per jaar zullen stijgen. Dit valt uiteraard niet in goede aarde bij een land dat zichzelf

4 Zie hierover: R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding,

Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1996, 102-108. 5 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 121.

6 G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 65.

7 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 122-123

Zie over de federalisering in Joegoslavië ook: R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een

boedelscheiding, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1996, 123-153. 8 G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 64.

9 R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,123.

10 G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 65

Zie hierover ook: J. PRUNK, “The origins of an Independent Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS

(eds.), Making a New Nation: The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing Company

Limited, 1997, (22) 28.

Page 9: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

5

steevast als welvarend heeft beschouwd. De Sloveense republiek wil niet langer gevangen

zitten in een centralistisch systeem dat geen modernisering en vooruitgang brengt.11

In 1987 brengt een groep van Katholieken en Liberalen het tijdschrift ‘Nova Revija’ uit

waarin een ‘Nieuw Sloveens Programma’ wordt voorgesteld. Er wordt gepleit voor het

invoeren van een democratie, politiek pluralisme, een markteconomie en een onafhankelijke

positie in de Joegoslavische Confederatie. De Sloveense Communistische Partij is de eerste

politieke partij die zal verkondigen dat men moet streven naar politiek pluralisme. In januari

1989 wordt het Sloveens democratisch verbond opgericht.12

Terzelfdertijd breekt in Ljubljana protest uit over de wantoestanden die plaatsvinden in

Kosovo.13

De amok gemaakt door het Servische leger veroorzaakt heel wat doden en in het

parlement worden wetten gestemd die de fundamentele rechten van de Kosovaren op

vergaande wijze inperken. Bovendien wil men Kosovo opnieuw deel laten uitmaken van de

republiek Servië. Het feit dat Slovenië asiel verleent aan verschillende Kosovaarse Albanezen

stuit Servië tegen de borst en de Servische leider Milosevic besluit in Slovenië een opkomst

van Serven te organiseren. De tegenstand van de Sloveense autoriteiten resulteert in een

economische boycot uitgaande van de Servische liga.14

Eind jaren ’80 dringen oppositiepartijen in verschillende deelrepublieken aan op economische

en politieke hervormingen. Men droomt van meer onafhankelijkheid voor de verschillende

deelrepublieken, een grondwettelijk verankerde vrije markteconomie en een democratisch

meerpartijenstelsel. De Joegoslavische Communistenbond zal nog een laatste poging doen

zich een meer democratisch imago aan te meten, maar wordt in Slovenië en Kroatië al snel

buiten spel gezet. In Servië blijft de Communistenbond aan de macht. Dit resulteert in een

breuklijn tussen het hervormingsgezinde Kroatië en Slovenië en de andere Joegoslavische

deelrepublieken.15

Tegen deze achtergrond zullen Sloveense oppositiepartijen in mei 1989 de zogenaamde

‘Meiverklaring’ aannemen ten gunste van een ‘Soevereine staat van de Sloveense natie’. Dit

initiatief benadrukt de onafhankelijkheid van de Sloveense staat ten aanzien van de andere

Zuid-Slavische naties. Toch mag de ‘Meiverklaring’ geenszins aanzien worden als een

onafhankelijkheidsverklaring in de juridische zin van het woord. Eerder dient men deze te

beschouwen als een eerste stap in de richting van een Joegoslavische Confederatie. De

‘Meiverklaring’ distilleert fundamentele principes zoals vrijheid, respect voor de rechten van

de mens en een democratie gesteund op politiek pluralisme.16

4. Slovenië zal in de jaren ’80 een bondgenoot vinden in Kroatië. Deze band vindt haar

oorsprong in de zogenaamde ‘Kroatische Lente’17

. Begin jaren ’70 wordt door academici

kritiek geuit op de tweederangspositie die Kroatië bekleedt in het toenmalige Joegoslavië.

Stemmen gaan op voor het verkrijgen van meer autonomie op economisch, politiek en

11

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 66. 12

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996,

66- 67. 13

Zie over de kwestie Kosovo: R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding,

Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1996, 179-188. 14

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 68. 15

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,123-124. 16

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 68. 17

Zie over de Kroatische Lente onder meer M. TANNER, Croatia: a Nation forced in war, New Haven, Yale

University Press, 1997, 184-202 en R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding,

Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1996, 110-117; G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van

Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 65.

Page 10: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

6

cultureel vlak. De Serven beschouwen dit nationalistisch gedachtegoed als een bedreiging

voor Joegoslavië en antwoorden met geweld. In 1971 maakte Tito een einde aan de

Kroatische Lente, maar het spreekt voor zich dat de banden met Servië sindsdien definitief

verzuurd zijn.18

Het is voor Kroatië dan ook relatief eenvoudig om haar gading te vinden in

de nationalistische ideëen van Slovenië.19

5. In september 1989 stemt het Sloveense parlement voor amendementen op de Grondwet. Op

die manier wil de republiek Slovenië haar internationale rechten opeisen die ze heeft

opgegeven bij het oprichten van de Joegoslavische federatie in 1945. Eén van die rechten is

immers het recht om onafhankelijk te zijn. De Servische regering in Belgrado poogt de

brokken nog te lijmen en komt op de proppen met een verzoeningsoffensief. Al gauw wordt

duidelijk dat zowel Kroatië als Slovenië niet langer de behoefte hebben nog deel uit te maken

van het Centralistische Joegoslavië. Opnieuw zal de reactie van Belgrado gewelddadig zijn.

De toegangswegen tot de Adriatische zee worden geblokkeerd en de aanname van een

Kroatische vlag wordt afgewezen. Door dit offensief worden de banden tussen Ljubljana en

Belgrado definitief verbroken. 20

Op het laatste congres van de Communistenliga in januari 1990 blijkt meer dan ooit dat het

Joegoslavië van toen is opgedeeld in twee concurrerende krachten. Lijnrecht tegenover het

Servische Centralistische gedachtegoed staat de nieuwe onafhankelijkheidsbeweging van

Slovenië en Kroatië. Enkele maanden later vinden in Slovenië de eerste vrije verkiezingen

plaats. ‘De Demos’, de coalitie van Sloveense oppositiepartijen, behaalt de overwinning met

55% van de stemmen. Vervolgens stelt pas verkozen premier Lojze Peterle samen met zijn

regering een politiek programma voor omtrent de onafhankelijkheid van Slovenië ten opzichte

van de Joegoslavische federatie.21

Op 2 juli 1990 stemt het Sloveense parlement voor een ‘soevereiniteitsverklaring’ waarin de

wetten van de republiek hiërarchisch boven de federale wetten worden geplaatst. Voortaan

vindt de Federale Grondwet enkel nog toepassing voor zover haar bepalingen niet strijdig zijn

met de Grondwet van Slovenië. Kroatië volgt en vaardigt op 22 december 1990 een nieuwe

Grondwet uit waarin het recht op onafhankelijkheid een centrale positie bekleedt. Daags

nadien stemt in een referendum 88,5% van de Sloveense bevolking voor een onafhankelijk

Slovenië. Uiteindelijk roept het parlement van Ljubljana op 25 mei 1991 de onafhankelijkheid

uit. Ook Kroatië verklaart zich diezelfde dag onafhankelijk.22

18

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,124. 19

G. CASTELLAN EN A. BERNARD,, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 68. 20

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,126;

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 68;

Zie hierover ook: J. PRUNK, “The origins of an Independent Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS,

Making a New Nation: The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing Company Limited,

1997, (22) 28 en R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding, Antwerpen,

Uitgeverij Hadewijch, 1996, 193-194.

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,126. 21

G. CASTELLAN EN A. BERNARD,, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 69. 22

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,129-131.

Page 11: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

7

Hoofdstuk 2. De tiendaagse oorlog

6. Vlak na haar onafhankelijkheidsverklaring is de situatie in de nieuwe staat uiterst precair.

Niet alleen ondervindt Slovenië heel wat hinder van de Servische republiek, ook andere staten

uiten hun ongenoegen over de recente gebeurtenissen. Zo weigert Frankrijk af te stappen van

het idee van een unitair Joegoslavië. Deze Franse overtuiging vindt haar oorsprong in het

bondgenootschap van Servië en Frankrijk gedurende de Eerste Wereldoorlog. Ook de

voormalige Sovjet-Unie en de Verenigde Staten zijn voorstander van het oorspronkelijke

Joegoslavië. Beide landen bevinden zich begin jaren ’90 in een sterke economische recessie

waardoor ze een bijzonder geloof hechten aan de beweringen van Joegoslavisch premier Ante

Markovic. Deze man profileert zich destijds als ultieme liberale hervormer van de

economie.23

Markovic beschouwt het afscheuren van Kroatië en Slovenië als ongrondwettig en derhalve

ongeldig. Op de dag van de onafhankelijkheidsverklaring kondigt hij een militaire maatregel

af om de grenzen met Oostenrijk en Italië te bewaken. Op die manier wil hij Slovenië isoleren

van het Westen en het er toe aanzetten af te zien van haar onafhankelijkheidsverklaring.

Uiteindelijk leidt deze maatregel tot weinig resultaat. Slovenië zal op 26 juni 1991 haar

onafhankelijkheid benadrukken met het inruilen van de Joegoslavische vlag voor haar eigen

nationale driekleur.24

7. Toch mogen de negatieve gevolgen van de onafhankelijkheidsverklaring allerminst

onderschat worden. Het afscheuren van Slovenië en Kroatië is immers de directe aanleiding

geweest tot de desintegratie van Joegoslavië. Deze gebeurtenissen resulteren in etnische

zuiveringen in Bosnië, Kroatië en Servië. Slovenië zelf bleef gelet op haar homogene

etniciteit25

vrijwel gespaard van oorlog en geweld, met uitzondering van de tiendaagse oorlog

die plaats vond kort na haar onafhankelijkheidsverklaring. Op 27 juni 1991 wordt door het

federale leger een blokkade opgezet op het vliegveld van Ljubljana en vallen in een

bombardement verschillende doden. De Oostenrijkse en Italiaanse grensposten, bezet door

Sloveense douaniers en politieagenten, worden overmeesterd. De zwaarste gevechten vinden

plaats in Sentilj, een stad in de nabijheid van Maribor. De Sloveense politie-eenheden worden

ondersteund door de gehele bevolking en het territoriale leger.

8. Vanwege de lidstaten van de Europese Gemeenschap komen uiteenlopende reacties.

Frankrijk verkondigt nog steeds dat Joegoslavië moet herenigd worden en dringt haar mening

op aan Groot-Brittannië. Duitsland, Italië, Hongarije en Oostenrijk zijn bereid de

onafhankelijkheid van zowel Slovenië als Kroatië te erkennen van zodra de partijen de

wapens neerleggen. Op 28 juni 1991 komen de ministers van buitenlandse zaken van

Luxemburg, Italië en Nederland met een compromis: Als Slovenië en Kroatië hun

onafhankelijkheidsverklaring voor drie maanden opschorten, dient het federale leger zich

terug te trekken in haar kazernes. Bovendien mogen de Serven zich niet langer verzetten tegen

het presidentschap van de Kroaat Stipe Mesic.26

Dit alles leidt tot het ondertekenen van de zogenaamde Brioni-akkoorden op 7 juli 1991. Ze

ontlenen hun naam aan de plaats van totstandkoming, namelijk het eiland Brioni in Kroatië.

23

G. CASTELLAN EN A. BERNARD,, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996,

71-72. 24

G. CASTELLAN EN A. BERNARD,, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 72. 25

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 93. 26

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993,131.

Page 12: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

8

Contractsluitende partijen zijn vertegenwoordigers van Slovenië, Kroatië en de

Joegoslavische Federatie. De Europese Gemeenschap belooft de onafhankelijkheid van

Slovenië te erkennen van zodra tegemoet is gekomen aan de verbintenissen van de Brioni-

akkoorden. De akkoorden leiden echter tot uiteenlopende interpretaties. Sommigen

beschouwen ze als een bevestiging van het principe van territoriale onschendbaarheid, terwijl

anderen er een veroordeling in zien van de agressie van het Joegoslavische leger.27

Op 18 juli

1991 besluit het federale leger zich definitief terug te trekken uit Slovenië. Niet alleen in

uitvoering van de akkoorden, maar ook omwille van het feit dat Slovenië geen Servische

minderheden heeft en dus geen enkele rol speelt in de creatie van een Groot-Servië, de droom

van Slobodan Milosevic.28

Hoofdstuk 3. Het onafhankelijk Slovenië en de desintegratie van Joegoslavië

9. In september 1991 is het land de facto soeverein. Slovenië dient aan niemand nog

verantwoording af te leggen en neemt haar eigen munteenheid aan. De Grondwet wordt

afgekondigd op 23 december 1991. Hierin wordt bijzondere aandacht besteed aan de

Hongaarse en Italiaanse minderheidsgroepen. Op dat ogenblik vertegenwoordigen zij

ongeveer 0,59% van de populatie. De Grondwet erkent de moeilijke positie van minderheden

en kent hen enkele privileges toe. Zo krijgen ze het recht om hun nationale emblemen te

gebruiken en kunnen ze een opleiding volgen in de eigen landstaal . Op die manier is het

mogelijk de banden met het land van oorsprong intact te houden. De vertegenwoordigers van

de Hongaarse en Italiaanse gemeenschap beschikken elk over een zetel in het parlement.29

Volgens de Grondwet is Slovenië een rechtsstaat en een democratische republiek. Bovendien

is het land te beschouwen als een sociale staat wakend over het welzijn van haar burgers. De

rechten van de mens vormen een essentieel onderdeel van de Grondwet en omvatten meer

specifiek het recht op leven, vrijheid en privébezit. Net als in heel wat andere staten is

voorzien in een scheiding der machten. De eerste verkiezingen gebaseerd op de Grondwet

vinden plaats een jaar na haar bekrachtiging.30

10. Joegoslavië is op het ogenblik van de desintegratie geen lid van de Raad van Europa en

kan dus ook niet op diens steun rekenen. Vlak na de onafhankelijkheidsverklaring op 25 mei

1991 poogt de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) een soort

mechanisme uit te werken zodat het kan optreden wanneer een lidstaat zich door een andere

lidstaat bedreigd voelt. Oostenrijk had een beroep gedaan op het CVSE omdat het land zich

ernstige zorgen maakte over de gebeurtenissen in Joegoslavië. Het veiligheidsmechanisme

van de CVSE heeft echter nooit één van haar doelstellingen weten realiseren en zal zich er in

een latere fase toe beperken de initiatieven van de Europese Gemeenschap te ondersteunen.

27

M. MARESCEAU, “Zuidoost-Europa en de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.), Ontmoeting met de Balkan,

Brussel, Koninklijke Vlaamse academie van België voor wetenschappen en kunsten, 2005, (9) 18; B. BUCAR,

“The International Recognition of Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS, Making a New Nation: The

Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing Company Limited, 1997, (31) 36-37. 28

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 131. 29

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996, 30

G. CASTELLAN EN A. BERNARD, Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 1996.

Page 13: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

9

Helaas komen niet veel dergelijke initiatieven tot stand. Enkel het ondertekenen van het

Brioni-akkoord kan beschouwd worden als een geslaagd optreden van de EG. 31

In de daaropvolgende maanden wordt verscheidene keren getracht een wapenstilstand tot

stand te brengen tussen Kroatië en de federale regering. Formeel worden verschillende

akkoorden ondertekend, de facto leiden deze tot niets. Ook de vredesconferentie in Den Haag

van eind augustus-begin september 1991 is niet in staat enige invloed uit te oefenen.32

Het

falen van de bemiddelingspogingen van de EG is te verklaren door verschillende factoren. Zo

heeft de EG begin jaren ‘90 niet de bevoegdheid militaire acties te ondernemen op het

voormalig Joegoslavisch grondgebied. Nochtans is militair optreden noodzakelijk om de

Servische en Kroatische burgermilities in de hand te houden. Servië en Kroatië zijn immers

bereid tegemoet te komen aan hun vredesafspraken, maar slagen hier niet in aangezien ze

geen controle hebben over het individuele optreden van hun burgers. Toch is het frappant om

vast te stellen dat indien de EG wel bevoegd zou geweest zijn om militair op te treden, zij

destijds niet over het daartoe noodzakelijke leger beschikte. Pas vanaf eind juni 1992 spelen

gedachten over het uitbouwen van een vast Europees leger. Deze plannen zullen nooit worden

gerealiseerd. 33

De EG dient dan maar te steunen op haar moreel gezag. Aanvankelijk staat deze

internationale organisatie nog hoog in het vaandel bij de Joegoslavische deelrepublieken.

Oorzaak is haar succes bij de onderhandelingen tot het sluiten van de Brioni-akkoorden. Al

gauw komt een einde aan dit enthousiasme. De houding van de Balkanvolkeren tegenover de

EG evolueert van ontzag voor haar democratische instellingen en economische macht naar

een zeker wantrouwen. Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat de EG zich te veel

bemoeit met het reilen en zeilen in de Balkan en oude herinneringen worden bovengehaald. In

het verleden hebben oude Europese hoofdsteden immers vaak genoeg over het lot van de

Balkanvolkeren beslist, zelden met een bevredigend resultaat.34

11. Ondertussen dient de EG zich ook uit te spreken over de erkenning35

van de

onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië. Het feit dat over dit vraagstuk allesbehalve een

consensus bestaat doet het wantrouwen nog meer toenemen. De onderlinge

meningsverschillen binnen de EG leiden er zelfs toe dat Servië absoluut geen vertrouwen

meer heeft in deze organisatie en bijgevolg de bemiddelde vredesafspraken aan haar laars zal

lappen.36

31

R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch,

1996, 297-298; R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch,

1993, 228; zie over de bemiddelingspogingen van de EU ook : 189-204. 32

Zie over de vredesconferentie van Den Haag: M. CRNOBRNJA, The Yugoslav Drama, Montreal, McGill-

Queen’s University Press, 1994, 194. 33

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 229. 34

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 229;

zie over het falen van de EU in Kroatië: A. PAVKOVIC, The Fragmentation of Yugoslavia: Nationalism

in a Multinational State, Houndmills, Macmillan Press LTD, 1997, 146-152. 35

Zie over de erkenning van Slovenië en Kroatië: A. PAVKOVIC, The Fragmentation of Yugoslavia:

Nationalism in a Multinational State, Houndmills, Macmillan Press LTD, 1997, 150-152; B.BUCAR,

“The International Recognition of Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS (eds.), Making a

New Nation:The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing Company Limited, 1997, (31)

37-38. 36

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 230.

Page 14: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

10

Als initiële reactie zal de EG zich verzetten tegen de onafhankelijkheidsverklaring omdat ze

beseft welke reactie deze kan ontketen.37

Servië vindt in de houding van de EG een

rechtvaardiging voor haar optreden en besluit over te gaan tot een militaire interventie.38

Naderhand krijgen Slovenië en Kroatië de onvoorwaardelijke steun van Duitsland,

Tsjechoslowakije, Hongarije, Oostenrijk (op dat moment geen EG-lid) en Polen. Volgens

Servië is het allesbehalve toeval dat net die landen die Joegoslavië tijden de Tweede

Wereldoorlog hebben bezet en verdeeld de grootste voorstanders zijn van een onafhankelijk

Slovenië en Kroatië. Er wordt zelfs gesproken over een Duits streven naar het herstel van het

Derde Rijk en een complot van het Vaticaan.39

Een aantal landen zijn echter minder enthousiast. Na de Tweede Wereldoorlog doet er zich

tussen Italië en Slovenië een conflict voor over Italiaans patrimonium. Op het ogenblik van de

onafhankelijkheidsverklaring zijn de diplomatieke betrekkingen nog niet volledig hersteld.40

Zoals vermeld zijn ook Frankrijk en Groot-Brittannië geen voorstander van een onafhankelijk

Slovenië. De grootste angst van de Europese Gemeenschap is de vrees om met de erkenning

van de onafhankelijkheid van Kroatië en Slovenië een precedent te creëren voor de talloze

bevolkingsgroepen die naar onafhankelijkheid streven. Niet geheel onterecht lijkt mij.

Nochtans is de ware reden dat men vooral schrik had voor het “nieuwe”.41

Ondanks dit alles

erkent de Europese Gemeenschap onder druk van de Duitse diplomatie42

de onafhankelijkheid

van Slovenië en Kroatië vanaf 15 januari 1992.43

Ze ziet eindelijk in dat de brokken niet meer

te lijmen vallen en wil de schijn van eensgezindheid ophouden. De eerste diplomatieke

betrekkingen tussen de EU en Slovenië komen tot stand op 13 april 1992.44

12. Besluitend kan worden gesteld dat het beleid van de EG met betrekking tot Joegoslavië

dient beschouwd te worden als één groot fiasco. Vooreerst ontketent het gebrek aan consensus

binnen de EG een noodlottig aflopend militair optreden uitgaande van Servië. Toch is de

eigenlijke erkenning van de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië mogelijks nog erger

aangezien dit leidt tot het zogenaamde “spill-over-effect”. Overal in Joegoslavië beginnen

etnische minderheden45

plots te streven naar onafhankelijkheid. Dit resulteert uiteindelijk in

een bloederige oorlog waaraan slechts een einde wordt gesteld met het ‘Dayton Agreement’ in

1995. 46

37

M. CRNOBRNJA, The Yugoslav Drama, Montreal, McGill-Queen’s University Press, 1994, 192. 38

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 229. 39

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 230. 40

B.BUCAR,“The International Recognition of Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS (eds.), Making a

New Nation:The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing Company Limited, 1997, (31)

40-41. 41

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 229. 42

42

M. CRNOBRNJA, The Yugoslav Drama, Montreal, McGill-Queen’s University Press, 1994, 198. 43

Duitsland denkt dat de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië de rust zal terug brengen in Joegoslavië en

zet zich pal achter het streven naar onafhankelijkheid. Zie hierover ook: M. MARESCEAU, “Zuidoost-Europa en

de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.), Ontmoeting met de Balkan, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie

van België voor wetenschappen en kunsten, 2005, (9) 14-17. 44

R. DETREZ, De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1993, 131-132. 45

Zoals bijvoorbeeld de Servische minderheid in de Krajna, het Noordelijke gedeelte van Kroatië. 46

Zie over het Dayton Agreement: R. DETREZ, De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding,

Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1996, 315-319; A. PAVKOVIC, The Fragmentation of Yugoslavia:

Nationalism in a Multinational State, Houndmills, MacMillan Press LTD, 1997, 182-188.

Page 15: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

11

DEEL II: Het Centraal en Oost-Europees

georiënteerd beleid van de EU

Hoofdstuk 1. De Europa-akkoorden47

13. De Tweede Wereldoorlog leidt tot een ideologische splitsing tussen West- en Oost-

Europa. Westerse democratische principes komen in schril contrast te staan met de

communistische ideëen van Stalin. Het is tevens laatstgenoemde die als reactie op het

Marshallplan de landen van Oost-Europa48

onderbrengt in een gloednieuwe internationale

organisatie, de COMECON49

. Eind jaren ’60 onderhandelt de Europees Economische

Gemeenschap akkoorden met diverse derde landen om op die manier haar extern

handelsbeleid te bepalen. De Sovjet-Unie voert aan dat de EEG geen staat is, maar een

internationale organisatie en bijgevolg dus niet internationaalrechtelijk bevoegd om dergelijke

akkoorden te sluiten. Wel stelt ze voor een interinstitutioneel akkoord tot stand te brengen

tussen de EEG en de COMECON. De EEG weigert dit gezien haar vrees voor een te grote

dominantie van de Sovjet-Unie. Jarenlang zal de COMECON de EEG niet erkennen.50

Alles verandert wanneer in 1985 Gorbachov op het toneel verschijnt. Onder het motto

“glasnost en perestroika”51

wenst hij vergaande politieke en economische hervormingen door

te voeren in de communistische landen. De EG weet niet goed hoe te reageren en neemt

initieel een afwachtende houding aan. In 1988 veruitwendigt de verandering zich tevens op

formele wijze in een Gemeenschappelijke verklaring betreffende wederzijdse erkenning

tussen de EG en de COMECON. Bovendien leidt de val van de Berlijnse muur tot een nieuwe

fase in het extern beleid van de EG. Duitsland fungeert immers niet langer als buffer tussen

West –en Oost-Europa waardoor het mogelijk wordt nieuwe bilaterale contacten aan te

knopen. Voor het eerst voert de EG een Centraal –en Oost-Europees georiënteerd beleid en

worden Economische Samenwerkingsovereenkomsten tot stand gebracht met de landen van

Centraal –en Oost-Europa. 52

Ook tussen de EEG en Slovenië komt in 1993 een dergelijke

overeenkomst tot stand.53

14. “Centraal –en Oost-Europa” is een eerder vaag omschreven begrip. Op het eerste zicht is

dan ook niet geheel duidelijk welke geografische gebieden hier al dan niet toe behoren.

Wanneer men dit concept ruim interpreteert, kan men argumenteren dat ook Rusland tot Oost-

Europa behoort. De EG trekt in 1990 echter een duidelijke grens door het voeren van een

gedifferentieerd beleid. Van alle voormalige Europese COMECON-landen is Rusland het

47

Voor het schrijven van dit onderdeel werd inspiratie gevonden in de Hoorcolleges van Professor

Maresceau, Grondige Studie Europees Recht, 4 en 5 oktober 2011. 48

Meer bepaald Polen, het toenmalige Tsjechoslowakije, Joegoslavië, Hongarije, Roemenië, Bulgarije. 49

“The Council for Mutual Economic Assistance”. De COMECON werd opgericht in 1955. 50

M. MARESCEAU, Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van

Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 3,5. 51

Transparantie en hervormingen. 52

M. MARESCEAU, “The EU Pre-Accession Strategies: a Political and Legal Analysis” in M. MARESCEAU EN E.

LANNON (eds.), The EU’s enlargement and Mediterranean strategies: a comparative analysis, Palgrave,

Houndmills, 2001, (3) 20. 53

B. FERFILA EN P. PHILIPS, Slovenia's transition: From medieval roots to the European Union, Plymouth,

Lexington Books, 2010, 168.

Page 16: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

12

enige land waarmee geen Associatie-Akkoord tot stand zal komen. Toch zaait de EG nog

steeds verwarring door wel een Associatie-Akkoord te willen onderhandelen met Slovenië,

maar niet met andere Balkanlanden zoals Servië en Macedonië. Deze landen worden later

onder de noemer Zuidoost-Europa of de Westerse Balkan geplaatst. Ten aanzien van hen

wordt een specifiek beleid gevoerd door het sluiten van Stabilisatie –en Associatie-

akkoorden.54

15. In 1989 komt onder invloed van verschillende Franse politici waaronder François

Mitterand, het PHARE-programma tot stand. Dit unilateraal programma strekt er toe

financiële en technische ondersteuning te bieden aan landen die kiezen voor politieke en

economische hervormingen. Om in aanmerking te komen voor het PHARE-programma dient

men aan een aantal politieke condities te voldoen zoals de organisatie van democratische

verkiezingen, het hebben van een meerpartijenstelsel, voldoende bescherming van

fundamentele rechten en vrijheden en de intentie om over te gaan tot een vrije

markteconomie. Polen en Hongarije zijn de eerste landen die van het Programma kunnen

genieten en lenen hieraan dan ook hun naam. PHARE staat immers voor “Pologne-Hongrie

Assistance aux Réformes Economiques”. Rusland valt uit de boot uit vrees dat alle middelen

in dit land zouden gepompt worden.55

Slovenië maakt deel uit van het PHARE-programma

sinds augustus 1992.56

16. Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije worden begin jaren ’90 beschouwd als de drie

leidende landen van de economische hervormingen. Naar aanleiding van de Europese top in

Brussel besluiten Presidenten Havel en Walesa en eerste minister Antall een bezoek te

brengen aan toenmalig Commissievoorzitter Jaques Delors. Met de zinsnede “De Europese

Gemeenschap beschikt niet over het monopolie van het Europees zijn” drukken zij hun wens

uit om deel uit te maken van deze internationale organisatie. De EG neemt echter dezelfde

afwachtende houding aan die ze destijds hanteerde tegenover de COMECON en probeert

eerst te onderhandelen over associatie in plaats van toetreding. In 1991 worden met Polen,

Hongarije en Tsjechoslowakije akkoorden ondertekend die een associatie tot stand brengen

met de EG. Dergelijke Associatie-Akkoorden worden door de Commissie als een bijzonder

type akkoorden voorgesteld en krijgen de naam “Europa-akkoorden”. Later worden de

akkoorden met “de leidende drie” beschouwd als de Europa-akkoorden van de eerste ronde. 57

17. Het concept Associatie-Akkoorden vereist nadere toelichting. Vandaag ligt hun juridische

grondslag vervat in artikel 217 VWEU. Deze bepaling stelt dat de Unie met derde landen of

een internationale organisatie akkoorden kan sluiten waarbij een associatie wordt ingesteld die

wordt gekenmerkt door wederzijdse rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden

en bijzondere procedures. Europa-akkoorden strekken ertoe een wederzijdse politieke dialoog

en vrijhandelszone tot stand te brengen tussen de contractspartijen. Ze bevatten belangrijke

hoofdstukken over vrij verkeer van goederen, verkeer van werknemers, vestiging en

54

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 4. 55

M. MARESCEAU, Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van

Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 7-8. 56

Verordening (EEG) Nr. 2334/92 van de Raad van 7 augustus 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) Nr.

3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot Slovenië, PB 1992 L227/ 57

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union: Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-New

York, Longman, 1997, (3) 6; M. MARESCEAU, Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de

Europese Unie en de landen van Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20,

1995, 8-9.

Page 17: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

13

verrichten van diensten, betalingsverkeer, harmonisatie van de wetgeving van de

geassocieerde landen en een opsomming van een aantal samenwerkingsdomeinen. Ook wordt

net als bij andere Associatie-akkoorden een Associatieraad opgericht. Europa-akkoorden gaan

terug op het oud artikel 238 EG-Verdrag. Volgens het Hof van Justitie is dit immers de

verdragsbasis om geprivilegieerde relaties met het geassocieerd land tot stand te brengen. 58

Een belangrijk politiek twistpunt heeft te maken met de mate waarin Europa-akkoorden

beschouwd kunnen worden als een voorbode tot latere toetreding tot de EG, met andere

woorden pré-toetredingsakkoorden. In de preambule van het Europa-akkoord met Hongarije

is volgende uitdrukking opgenomen: “ Gezien het feit dat lidmaatschap van de Gemeenschap

het einddoel van Hongarije is en dat deze associatie, naar het oordeel van de partijen, ertoe zal

bijdragen dit doel te verwezenlijken”.59

Nagenoeg identiek dezelfde bewoordingen worden

opgenomen in het Europa-akkoord met Polen en Tsjechoslowakije.60

Belangrijk is dat we

hieruit kunnen afleiden dat toetreding tot de EG geen wederzijds objectief uitmaakt, maar

enkel een uitdrukkelijk streven van het geassocieerde land. De EG gaat met andere woorden

geen juridisch of politiek engagement aan om de associatie op een later tijdstip om te zetten in

EG-lidmaatschap.61

Europa-akkoorden zijn gemengd van aard. Dit wil zeggen dat ze aan de zijde van de Europese

Gemeenschap niet alleen ondertekend worden door de Raad en Commissie, maar ook door

alle lidstaten. De ratificatieprocedure kan met andere woorden jarenlang aanslepen en het

Europa-akkoord treedt niet in werking vooraleer het door alle contractsluitende partijen wordt

geratificeerd. Om aan deze problematiek tegemoet te komen sluit de EG met het

geassocieerde land een Interim-overeenkomst waarin de handelsaspecten en aanverwante

zaken uit het Europa-akkoord geïntegreerd worden. Aangezien dergelijke overeenkomst

slechts door twee partijen ondertekend wordt, verloopt het ratificatieproces veel vlotter en kan

men de desbetreffende bepalingen van het Europa-akkoord enkele maanden later reeds

toepassen. Doorgaans worden het Europa-akkoord en de Interim-Overeenkomst op dezelfde

dag ondertekend.62

18. Ten gevolge van nationalistische verzuchtingen wordt Tsjechoslowakije op 1 januari 1993

gesplitst in Tsjechië en Slowakije. Daags nadien rijst dan ook de vraag welke repercussies dit

heeft ten aanzien van het Europa-akkoord met de EG. Beide landen zijn bereid elk

58

HvJ., 12/86, Demirel t. Stad Shwäbish Gmund, 1987; P.C. MÜLLER-GRAFF, “Legal Framework for relations

between the European Union and Central and Eastern Europe” in M. MARESCEAU (ed.), Enlarging the

European Union: Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London -New York, Longman,

1997, (27) 32; M. MARESCEAU, Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de

landen van Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta,Thorbecke Colleges 20, 1995, 9-10. 59

Preambule Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Saten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, PB L 347/2, 1993. 60

Preambule Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds, PB L 348/2, 1993

Preambule Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Tsjechoslowakije anderzijds (niet

gepubliceerd.) 61

P.C. MÜLLER-GRAFF, “Legal Framework for relations between the European Union and Central and Eastern

Europe” in M. MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union: Relations between the EU and Central and

Eastern Europe, London -New York, Longman, 1997, (27) 33-34. 62

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 7; M. MARESCEAU , Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de

Europese Unie en de landen van Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20,

1995, 10.

Page 18: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

14

afzonderlijk het oude akkoord ongewijzigd over te nemen, maar de EG vindt dit geen goed

idee, gelet op de aanwezigheid in Slowakije van belangrijke minderheidsgroepen. Die

bezorgdheid vindt haar oorsprong in de etnische zuiveringen die op dat ogenblik plaats vinden

in Joegoslavië . Aangezien het oude Europa-akkoord in onvoldoende waarborgen voorziet

voor de voornaamste minderheden, zijnde de Hongaarse minderheid en de groep Roma-

zigeuners63

, pleit de EG voor een nieuw akkoord waarin wel aan deze problematiek wordt

tegemoet gekomen.64

Dit leidt er toe dat in de eerste Europa-akkoorden van de tweede ronde, namelijk de nieuwe

akkoorden met Tsjechië en Slowakije65

een “Essential Elements Clause” wordt opgenomen

ter bescherming van de minderheden. De Preambule refereert uitdrukkelijk naar de

bescherming van de rechten van personen die tot een minderheid behoren. Verder bepaalt

artikel 6 van het akkoord dat de eerbiediging van de democratische beginselen, de

mensenrechten, alsook de principes van een markteconomie de grondslag vormen van het

beleid van de verdragspartijen en een essentieel onderdeel zijn van de associatie. Inbreuk op

deze clausule leidt tot de eenzijdige opschorting van de toepassing van het Europa-akkoord.

De “Essential Elements Clause” wordt herhaald in de Europa-akkoorden met Bulgarije en

Roemenië.66

Op 12 juni 1995 sluit de EG Europa-akkoorden met de Baltische staten. Een jaar

later komt ook Slovenië aan de beurt. Opmerkelijk is dat de landen van Centraal –en Oost-

Europa eenzelfde proces doorlopen. Allen worden ze geassocieerd met de EU door een

zogenaamd Europa-Akkoord. De vraag is dan ook of dit wel een verantwoorde beleidskeuze

heeft gevormd gelet op hun verschillende economische en politieke achtergrond. Alvorens

dieper in te gaan op de specifieke eigenheid van het Europa- akkoord met Slovenië. wordt

aandacht besteed aan de Economische Samenwerkingsovereenkomst van 1993.67

Hoofdstuk 2. Bilaterale betrekkingen tussen de EU en Slovenië

2.1. De Economische Samenwerkingsovereenkomst van 1993

19. Op 5 april 1993 wordt in Luxemburg een Economische Samenwerkingsovereenkomst

ondertekend tussen Slovenië en de Europese Economische Gemeenschap (hierna “EEG).

Gelet op de gebeurtenissen die zich op dat ogenblik afspelen in de regio rond Slovenië, zal de

EEG aanvankelijk niet veel interesse vertonen in het tot stand brengen van een dergelijke

overeenkomst. Al gauw komt ze echter tot de vaststelling dat het land in niets gelijkt op haar

buurlanden. Zo heeft Slovenië sinds haar onafhankelijkheid een hoger inkomen per hoofd dan

Griekenland of Portugal en kent zij een stabiele inflatiegraad. Bovendien is de overgang naar

een markteconomie grondwettelijk verankerd en treft men hiertoe reeds de noodzakelijke

63

Website Slovakia Cultural Profile, http://www.slovakia.culturalprofiles.net/?id=-12654. 64

MARESCEAU , Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van

Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 10-14. 65

Deze akkoorden kwamen tot stand in oktober 1993. 66

M. MARESCEAU , Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van

Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 10-14. 67

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-New

York, Longman, 1997, (3) 8.

Page 19: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

15

voorbereidingen. Sinds 1992 verkrijgt Slovenië bijstand vanuit het PHARE-Programma. Dit

alles in aanmerking nemend, besluit de EEG toch een Economische

Samenwerkingsovereenkomst met Slovenië te onderhandelen.68

Formeel komt de Economische Samenwerkingsovereenkomst69

tot stand door een Besluit van

de Raad op 19 juli 1993.70

Samen met de tekst van de overeenkomst wordt een protocol

aangenomen betreffende de financiële samenwerking tussen de EEG en Slovenië71

(hierna“Financieel Protocol”) alsook een overeenkomst die betrekking heeft op vervoer.72

Het

Protocol maakt integraal deel uit van de Economische Samenwerkingsovereenkomst.73

De

vervoerovereenkomst niet, maar is er wel in belangrijke mate mee verbonden.74

20. De Samenwerkingsovereenkomst heeft tot doel “een algemene samenwerking tussen de

overeenkomstsluitende partijen te bevorderen om bij te dragen tot de economische en sociale

ontwikkeling van Slovenië en tot hechtere betrekkingen”. Hiertoe worden een aantal

maatregelen vastgesteld op het gebied van de economische, technische en financiële

samenwerking en op het gebied van het handelsverkeer”.75

De eerste reeks maatregelen ligt

vervat in Titel I, de tweede reeks in Titel II. Met betrekking tot de economische, technische en

financiële samenwerking stipuleert de overeenkomst dat deze aanvullend is op de

inspanningen die Slovenië heeft verricht ten behoeve van haar eigen ontwikkeling. Titel I

heeft onder meer betrekking op de volgende beleidsterreinen: industrie, wetenschap en

technologie, energie, landbouw, vervoer, toerisme, milieu, visserij en telecommunicatie en

kleine en middelgrote ondernemingen.76

De samenwerking op het gebied van het handelsverkeer strekt er toe het handelsverkeer

tussen de overeenkomstsluitende partijen te bevorderen teneinde de voorwaarden voor

toegang van de Sloveense producten tot de markt van de Gemeenschap te verbeteren.77

Zo

mag Slovenië in haar handelsregeling ten aanzien van de Gemeenschap nieuwe douanerechten

en heffingen van gelijke werking of nieuwe kwantitatieve beperkingen en maatregelen van

gelijke werking invoeren. Bovendien mag ze de bestaande restricties verhogen of verzwaren.

Dergelijke maatregelen mogen echter enkel worden genomen voor zover ze noodzakelijk zijn

voor industrialisatie en ontwikkeling. 78

Toch is de overeenkomst niet zo genereus als zij doet

uitschijnen en getuigt zij van een zeker protectionisme. De EEG houdt zich immers het recht

voor kwantitatieve beperkingen te stellen aan bepaalde textielwaren en een tariefregeling uit

68

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 93. 69

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië,

PB 1993 L189/3. 70

Besluit Nr. 93/407 EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de sluiting van de Samenwerkings-

overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië, PB 1993 L189/1. 71

Besluit Nr. 93/408 van de Raad van 19 juli 1993 inzake de sluiting van het Protocol betreffende de financiële

samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië, PB 1993 L189/152;

Protocol betreffende de financiële samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de

Republiek Slovenië, PB 1993 L189/153. 72

Besluit Nr. 93/409 EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de

Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië op het gebied van vervoer, PB 1993

L189/160; Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië op het

gebied van vervoer, PB 1993 L189/161. 73

Dit blijkt uit haar artikel 15(2) Financieel Protocol dat stelt dat het Protocol een integrerend bestanddeel vormt

van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de EEG en de Republiek Slovenië. 74

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 93. 75

Artikel 1 Economische Samenwerkingsovereenkomst, PB 1993 L189/3. 76

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 94. 77

Artikel 14 Samenwerkingsovereenkomst Slovenië, PB 1993 L189/5. 78

Artikel 22 Samenwerkingsovereenkomst, PB 1993 L189/6.

Page 20: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

16

te werken voor verschillende producten opgesomd in de bijlagen bij de overeenkomst. Voorts

mag ze zich overeenkomstig artikel 18 tot de Samenwerkingsraad wenden, ten einde

bijzondere toegangsvoorwaarden vast te stellen voor bepaalde producten die zij gevoelig acht

en die niet in bijlage zijn opgenomen. Kijken we naar de lijst van producten waarvoor de EEG

zich dergelijke rechten voorbehoudt, dan valt onmiddellijk op dat vele van hen essentieel

bijdragen tot het handelspotentieel van Slovenië.79

21. In wezen is de Economische Samenwerkingsovereenkomst in belangrijke mate gebaseerd

op de Samenwerkingsovereenkomst tussen de EEG en Joegoslavië van 198080

. Ze verschilt

echter op één belangrijk punt. In tegenstelling tot de Overeenkomst met Joegoslavië bevat

deze met Slovenië geen sectie omtrent “samenwerking op het gebied van arbeidskrachten”.

Dit is een bewuste keuze geweest van de EEG, gelet op de weerslag van het zogenaamde

Kziber-arrest.81

Dit arrest van het Hof van Justitie heeft betrekking op artikel 41 (1) van de

Economische Samenwerkingsovereenkomst met Marokko. Genoemd artikel bevat het verbod

om legaal tewerkgestelde Marokkanen en de bij hen inwonende gezinsleden te discrimineren

op het vlak van sociale zekerheid. Aan het Hof van Justitie werd gevraagd of deze bepaling

directe werking heeft en derhalve rechtstreeks kan worden ingeroepen voor de nationale

rechter. Het Hof verwijst hiertoe naar het arrest Demirel 82

en stelt “dat een bepaling van een

door de Gemeenschap met derde staten gesloten overeenkomst geacht moet worden

rechtstreeks toepasselijk te zijn, wanneer zij, gelet op haar bewoordingen en op het doel en de

aard van de overeenkomst, een duidelijke en nauwkeurig omschreven verplichting behelst,

voor welker uitvoering en werking geen verdere handeling vereist is.” Het Hof besluit dat

artikel 41 (1) aan deze vereisten voldoet.83

De meeste lidstaten zijn niet tevreden met dit arrest, gezien ze vrezen voor een precedent

waardoor de druk op hun sociale zekerheidssystemen onhoudbaar zou worden. 84

Vele andere

Samenwerkingsovereenkomsten bevatten immers gelijkaardige clausules.85

Eén daarvan is de

overeenkomst met Joegoslavië. Sinds het Kziber-arrest kiest de EEG er voor haar beleid te

veranderen en neemt ze deze clausule niet meer op in de overeenkomsten die ze nadien

onderhandelt. Hiermee komt ze tegemoet aan de wensen van haar lidstaten.86

Met betrekking tot de Samenwerkingsovereenkomst met Joegoslavië dient nog vermeld te

worden dat dit de eerste bilaterale Samenwerkingsovereenkomst is die de Unie zal

onderhandelen met een Socialistisch land. Ze zal echter de geschiedenis ingaan met een

andere connotatie, want ten gevolge van de gruwel die zich afspeelt in de Balkanlanden wordt

ze op 25 november 1991 eenzijdig opgezegd. Hiermee is ze te beschouwen als één van de

enige bilaterale overeenkomsten die ooit unilateraal werden opgezegd door de Europese

Gemeenschap.87

79

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 93. 80

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve

Republiek Joegoslavië 81

HvJ, C-18/90 Office nationale de l’emploi (ONEM) v. Kziber 1991. 82

HvJ, 12/86 Demirel v. Städt Schwäbish Gmünd, 1987. 83

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 94. 84

Zie hierover: N. NEUWAHL, “Social Security under the EEC-Morocco Cooperation Agreement”, Eur. Law.

Rev. 1991, Nr. 16, 328. 85

Artikel 45 Samenwerkingsovereenkomst Slovenië, PB 1983 86

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 94-95 en specifiek voetnoot 22. 87

M. MARESCEAU, “Zuidoost-Europa en de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.), Ontmoeting met de Balkan,

Brussel, Koninklijke Vlaamse academie van België voor wetenschappen en kunsten, 2005, 11-14.

Page 21: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

17

22. Eén bepaling vereist nog bijzondere aandacht en dat is artikel 50. Hierin wordt expliciet

verwezen naar de mogelijkheid op een later tijdstip over te gaan tot het onderhandelen van

een Europa-overeenkomst. Dit is nogal vooruitstrevend, aangezien eerdere Economische

Samenwerkingsovereenkomsten met onder meer de Baltische Staten geenszins een dergelijke

clausule bevatten. Enkel de preambule bevat een subtiele verwijzing naar deze mogelijkheid.

Toch mag men de waarde van deze bepaling niet overschatten. Slovenië moet immers tot

maart 1995 wachten vooraleer onderhandelingen over het sluiten van een Europa-

Overeenkomsten kunnen worden geopend, terwijl deze in Estland, Letland en Litouwen reeds

gestart zijn in 1994.88

23. Tot slot nog enkele beschouwingen omtrent de bovenvermelde vervoerovereenkomst.

Niettegenstaande zij formeel geen deel uitmaakt van de Samenwerkingsovereenkomst, valt

hun onderlinge samenhang niet te ontkennen. De vervoerovereenkomst dient immers

beschouwd te worden als de verdere uitvoering van artikel 7 Samenwerkingsovereenkomst.

Deze bepaling gebiedt Slovenië en de Gemeenschap op het vlak van vervoer op zoek te gaan

naar mogelijkheden tot verbetering en ontwikkeling van de dienstverrichtingen. Bovendien

bepaalt artikel 3 (2) Financieel Protocol dat de fondsen die aan Slovenië ter beschikking

worden gesteld in de eerste plaats en in zo ruim mogelijke mate gebruikt moeten worden voor

de financiering van projecten op het gebied van de vervoersinfrastructuur. Gelet op het feit dat

dit protocol integraal deel uitmaakt van de Samenwerkingsovereenkomst bevestigt dit

opnieuw de onderlinge samenhang.89

Samenwerking op het gebied van vervoer is in de relatie EEG-Slovenië een heel belangrijk

item. Via Slovenië verkrijgt de Gemeenschap immers toegang tot de nieuwe onafhankelijke

staten van het voormalig Joegoslavië alsook tot heel wat Centrale –en Oost-Europese Landen.

Met het oog op het aanknopen van nieuwe relaties is het dan ook van cruciaal belang een

adequaat wegennetwerk tot stand te brengen. Beoogd wordt doorheen Slovenië routes tot

stand te brengen naar onder meer Kroatië en Hongarije.90

2.2. Het Europa-akkoord met de Republiek Slovenië

24. Reeds sinds haar onafhankelijkheid heeft Slovenië haar zinnen gezet op EU-lidmaatschap.

Het land hoopt dan ook dat de Unie spoedig gevolg zal geven aan haar wens. Na het

bekrachtigen van de Economische Samenwerkingsovereenkomst in 1993, verheugt Slovenië

zich op de volgende stap, namelijk het onderhandelen van een Europa-akkoord. Met de

onderhandelingen wordt gestart in 1995. Het akkoord zal echter pas in juni 1996 door alle

partijen worden ondertekend. Reden voor deze vertraging is het veto dat Italië maandenlang

uitoefent naar aanleiding van de verstoorde diplomatieke betrekkingen. Aangezien het

noodzakelijk is wat inzicht te verkrijgen in deze kwestie, reflecteer ik kort over de aanleiding

van dit conflict.

25. Aan de vooravond van Wereldoorlog II laat Mussolini territoriale aanspraken gelden op

een aantal gebieden aan de andere kant van de Adriatische zee, met name Albanië en

gedeelten van Joegoslavië. Hoewel Triëste op dat moment nog deel uitmaakt van het

Oostenrijks-Hongaars imperium beschouwt Mussolini de stad als behorend tot Italië, gelet op

88

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 96. 89

K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 95. 90

Zie voor een overzicht van deze routes: C. WAYMOUTH, European Union Policy Towards Slovenia, Brussel,

European University Press, 1996, 80; K. POLLET, “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april

1995, 95.

Page 22: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

18

de aanwezige Italiaanse populatie. Na de val van Duitsland en het fascisme wil

Joegoslavische leider Tito wraak nemen op Italië en probeert hij Triëste in te palmen. Heel

wat Slovenen en Kroaten collaboreerden immers met de Duitsers tijdens de Tweede

Wereldoorlog. Italië zal onmiddellijk de onvoorwaardelijke steun verkrijgen van het Westen.

Als reactie worden alle Italiaanse inwoners van Joegoslavië, voornamelijk woonachtig binnen

de grenzen van het huidige Slovenië, uit het land verdreven en dienen ze hun bezittingen

achter te laten.91

In 1975 komt aan het territoriaal dispuut een einde wanneer de Verdragen van Osimo de grens

tussen Joegoslavië en Italië definitief vastleggen. Italië eist echter compensatie in natura voor

de geconfisqueerde bezittingen. Geleidelijk aan start Italië met het claimen van een recht op

voorkoop op hetgeen ooit eigendom was van de Italianen. Nu bepaalt oud artikel 68 van de

Sloveense Grondwet dat het verwerven van onroerende goederen door vreemdelingen slechts

kan geschieden bij wege van erfopvolging en voor zover daartoe wederkerigheid bestaat.

Italië besluit dan maar het bilateraal conflict in Europese context te brengen en werpt op dat

omwille van redenen van niet-conformiteit met Europese regelgeving geen Europa-akkoord

tot stand mag komen met Slovenië. Binnen de Europese Gemeenschap gelden ter zake

immers minder strikte regels. Slovenië tracht zich nog te verdedigen en argumenteert dat van

andere geassocieerde landen ook niet werd verwacht voorafgaand aan de totstandkoming van

de Europa-overeenkomst hun wetgeving in overeenstemming te brengen met EU-recht.

Hoewel dit argument strikt genomen juridisch juist is, zal de EG er toch voor kiezen om het

standpunt van Italië te volgen. Waarschijnlijk gelet op de omstandigheden die aan dit conflict

ten grondslag liggen. Ze heeft trouwens geen andere keuze: aangezien de Europa-

overeenkomst door alle lidstaten moet worden ondertekend, staat of valt alles met het

uitoefenen van een simpel veto-recht. Er wordt dus maar beter gestreefd naar een vreedzame

oplossing. 92

26. Op 30 september 1994 verklaart de Sloveense regering dat het Parlement een procedure

tot Grondwetsherziening zal inleiden. Het is de bedoeling dat het amendement in werking

treedt nog voor de ratificatieprocedure van de Europa-overeenkomst een einde neemt. Italië

accepteert de onderhandelingsvoorwaarden en in juni 1995 wordt de onderhandelde tekst

geparafeerd93

door de Commissie en Slovenië. Ondanks de positieve ontwikkelingen zal Italië

nog maandenlang weigeren de overeenkomst te ondertekenen. Uiteindelijk wordt een

compromis bereikt onder de auspiciën van het Spaans voorzitterschap. Belangrijke input

wordt geleverd door de Spaanse politicus Javier Solana. Vandaar dat in de literatuur soms

naar dit compromis wordt verwezen als het “Spaanse Compromis” of het “Solana-

compromis”.94

Italië heft haar veto op en de overeenkomst met Slovenië wordt ondertekend

91

Hoorcollege Professor Maresceau, Grondige Studie Europees Recht, 4 oktober 2011. 92

B. BUCAR, “The issue of the Rule of Law in the EU Enlargement Process: aspects of Slovenian-Italian

Relations in W. BENEDEK, H. ISAK EN R. KICKER (eds.), Development and Developing International and

European Law, Frankfurt Am Main, Peter Lang, 1999, (339), 343-346. 93

“Paraferen staat synoniem voor tekstvaststelling. Wanneer de onderhandelingen tot overeenstemming hebben

geleid, moet de tekst van het te sluiten Verdrag worden vastgesteld. Dit geschiedt door parafering of door een

besluit van een Conferentie. De Parafering brengt echter nog geen volkenrechtelijke verplichtingen met zich

mee. Daarvan is pas sprake na ondertekening van het Verdrag.” uit Expertisecentrum Europees recht

Nederland, “Vuistregels voor extern optreden van de EU en haar lidstaten”, online consultatie:

http://www.minbuza.nl/ecer/bijlagen/icer. 94

Website Republic of Slovenia Communication Office,

http://ukom.gov.si/en/media_relations/background_information/

foreign_affairs/what_is_spanish_compromise/.

Page 23: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

19

op 10 juni 1996.95

Diezelfde dag nog dient Slovenië een verzoek tot lidmaatschap in. Dit alles

leidt er toe dat Slovenië nog op de valreep kan worden opgenomen in de versterkte pré-

toetredingsstrategie.96

In uitvoering van artikel 64 Europa-overeenkomst97

wordt de Sloveense interpretatie van het

Spaanse compromis bij wege van een briefwisseling in bijlage XIII aan de Overeenkomst

gehecht. Daaruit blijkt het volgende:

“Ten aanzien van artikel 64, lid 2, van de Associatieovereenkomst betreffende de

communautaire voorschriften met betrekking tot het kapitaalverkeer en met het oog op de

toetreding van Slovenië tot de Europese Unie, verbindt de regering van de Republiek Slovenië

zich tot hetgeen volgt:

I. Het treffen van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de burgers van de lidstaten

van de Europese Unie op wederzijdse basis het recht te verlenen in Slovenië

eigendommen op niet discriminerende basis aan te kopen na het vierde jaar na de

inwerkingtreding van de Associatieovereenkomst;

II. Het verlenen van het recht aan de burgers van de lidstaten van de Europese Unie die

gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar op het huidige grondgebied van de

Republiek Slovenië hun verblijfplaats hebben gehad om op wederzijdse basis

eigendommen aan te kopen vanaf het moment van inwerkingtreding van de

Associatieovereenkomst.”

De tweede categorie heeft uiteraard betrekking op de Italianen die in het Post-Mussolini

tijdperk Slovenië zijn ontvlucht.98

In 1997 wordt Slovenië op de vingers getikt door het Grondwettelijk Hof.99

Hoewel het land

reeds in 1994 beloofd had het omstreden artikel 68 van de Grondwet te wijzigen, is dat drie

jaar later nog steeds niet gebeurd. Bijgevolg handelde Slovenië in strijd met de Grondwet

door haar goedkeuring te verlenen aan het Spaanse compromis. Deze problematiek kan enkel

nog worden rechtgezet door het onmiddellijk initiëren van een procedure tot herziening van

de Grondwet. Uiteindelijk zal het parlement op 14 juli 1997 een amendement goedkeuren,

waardoor artikel 68 wordt gewijzigd. De nieuwe bepaling luidt als volgt:

“Voor zover daartoe een rechtsgrond bestaat in een internationale overeenkomst of een

nationale wet, hebben vreemdelingen het recht onroerende goederen gelegen in Slovenië te

verwerven.”100

95

Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen

en hun lidstaten optredend in het kader van de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds,

PB 1999 L51/3. 96

B. BUCAR, “The issue of the Rule of Law in the EU Enlargement Process: aspects of Slovenian-Italian

Relations in W. BENEDEK, H. ISAK EN R. KICKER (eds.), Development and Developing International and

European Law, Frankfurt Am Main, Peter Lang, 1999, (339), 346-347. 97

Met betrekking tot vrij kapitaalverkeer. 98

Europa-overeenkomst met de Republiek Slovenië, Bijlage XIII, PB 1999 L51/67. 99

Opinion of the Constitutional Court of 5 june 1997, Case RM 1/97, Uradni List RS (Official Gazette) No.

40/97, para. 20, online te consulteren op: www.us-rs.si. 100

M. POGACNIK, M. STARMAN EN P. VEHAR, “Slovenia” IN A.E. KELLERMAN, J. SZUCAI EN STEVEN BLOCKMANS

(eds.), The Impact of EU Accession on the Legal Orders of New EU Member States and (Pre-)Candidate

Countries: Hopes and Fears, The Hague, T.M.C. Asser Institut, 2006, (179) 179, voetnoot 2.

Page 24: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

20

Tot slot moet hier nog aan worden toegevoegd dat het bij ontstentenis van een

grondwetsherziening nooit mogelijk was geweest het Europa-akkoord te ratificeren. De

ratificatieprocedure dient immers te geschieden conform de grondwettelijke principes van het

te associëren land.101

27. Inhoudelijk stemmen de krachtlijnen van het Europa-akkoord met Slovenië in belangrijke

mate overeen met de voorheen gesloten Europa-akkoorden. De Europa-overeenkomst wordt

voor onbepaalde duur gesloten en heeft tot doel duurzame betrekkingen tot stand te brengen

tussen Slovenië en de Gemeenschap. Hiertoe wordt onder meer voorzien in een politieke

dialoog, de totstandbrenging van een vrijhandelszone en ondersteuning in de overgang naar

een vrije markteconomie. Bovendien strekt de overeenkomst er toe een passend kader tot

stand te brengen voor de geleidelijke integratie van Slovenië in de Europese Unie.102

Met het

oog op het tot stand brengen van een vrijhandelszone voorziet de Overeenkomst in een

overgangsperiode van ten hoogste zes jaar.103

Achtereenvolgens heeft de Overeenkomst betrekking op de volgende hoofdstukken: politieke

dialoog, vrij verkeer van goederen, het verkeer van werknemers, de vestiging en het

verrichten van diensten, betalingen, kapitaal, concurrentie en andere economische bepalingen,

harmonisatie van wetgeving, het voorkomen van illegale activiteiten, culturele samenwerking,

financiële samenwerking en bepalingen met betrekking tot de Osimo-overeenkomsten en de

Economische Samenwerking tussen Slovenië en Italië. Dit laatste hoofdstuk vormt een

herziening van de artikelen 35 tot en met 37 van de Economische Samenwerking-

sovereenkomst die op dezelfde aangelegenheid betrekking hebben. Destijds werd voorzien in

een dergelijke samenwerking in een poging de bilaterale betrekkingen enigszins te herstellen.

Met de Europa-Overeenkomst zal deze samenwerking worden voortgezet. Tot slot voorziet de

Overeenkomst in het oprichten van een Associatie-Raad, een Associatiecomité en een

Parlementair Associatiecomité.104

Het Europa-akkoord met Slovenië treedt in werking op 1

februari 1999.

28. Het Europa-akkoord met Slovenië is het laatste dergelijk Associatie-akkoord dat door de

EU zal worden gesloten. In een volgende fase spreekt men immers over Stabilisatie –en

Associatieakkoorden (SAA’s). Onmiddellijk na de Kosovo-crisis wordt in 1999 het

Stabiliteitspact voor Zuid-Oost-Europa ondertekend. Met dit initiatief wil men via regionale

samenwerking terug stabiliteit brengen in de regio rond Kosovo. Hiertoe lanceert men het

zogenaamde “Stabilisatie –en Associatieproces” (SAP). Vooraleer de Westelijke

Balkanlanden zich kunnen associëren met de Unie, dient eerst de rust te zijn terug gekeerd.

Vandaar is de chronologie zeer belangrijk: eerst “stabilisatie”, dan pas “associatie”.

Aangezien er nood is aan een juridisch kader om de samenwerking te organiseren, ontwikkelt

men een nieuw type rechtsinstrumenten: de Stabilisatie –en Associatie-akkoorden. Deze zijn

in belangrijke mate gebaseerd op de Europa-akkoorden. Uiteindelijk worden SAA’s

101

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 423. 102

Artikel 1 Europa-Overeenkomst met de Republiek Slovenië, PB 1999 L51/5. 103

Artikel 8 Europa-Overeenkomst met de Republiek Slovenië, PB 1999 L51/7; Europa Press Releases,

“Europe Agreement between the European Union and Slovenia”, online te consulteren:

http://europa.eu/rapid/press-release_IP-95-666_en.htm. 104

Artikel 110, Artikel 114 en Artikel 117 Europa-Overeenkomst met de Republiek Slovenië, PB 1999 L51/33-

34.

Page 25: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

21

onderhandeld met Kroatië, Macedonië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en

uiteindelijk ook met Albanië.105

Hoofdstuk 3. De Kopenhagen-criteria106

29. Een mijlpaal in het Centraal –en Oost-Europees georiënteerd beleid van de EU vormt de

Europese Top in Kopenhagen van 1993.107

De Europese Raad, anders genoemd de Raad van

staatshoofden –en regeringsleiders stelt hetgeen volgt:

“ De Europese Raad stemde er heden in toe dat de geassocieerde landen in Midden –

en Oost-Europa, zo zij dat wensen, lid worden van de Europese Unie. De toetreding

zal plaats vinden zodra een geassocieerd land in staat is om de verplichtingen van het

lidmaatschap na te komen door te voldoen aan de vereiste economische en politieke

voorwaarden. Het lidmaatschap vereist dat het kandidaatland zover is gekomen dat

het beschikt over stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de

mensenrechten en het respect voor en de bescherming van de minderheden

garanderen, over een functionerende markteconomie alsook over het vermogen om de

concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden. Het

lidmaatschap veronderstelt dat de kandidaten in staat zijn om de verplichtingen van

het lidmaatschap op zich te nemen, wat mede inhoudt dat zij de doelstellingen van een

politieke, economische en monetaire unie onderschrijven. Het vermogen van de Unie

om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese

integratie, is ook een belangrijke overweging in het algemeen belang van zowel de

Unie als de kandidaatlanden. De Europese Raad zal de vorderingen van elk

geassocieerd land bij het vervullen van de voorwaarden voor toetreding tot de Unie

van nabij blijven volgen en passende conclusies trekken.”108

Voor het eerst overweegt de Europese Unie een potentiële uitbreiding met een aantal landen

van Centraal –en Oost-Europa. Om in aanmerking te komen voor EU-lidmaatschap dienen

kandidaatlanden te voldoen aan een aantal politieke en economische condities. Vandaag

worden deze voorwaarden nog steeds onder de noemer “Kopenhagen-criteria” gebracht.

Wanneer de Commissie een advies opstelt in het kader van een uitbreidingsprocedure, dient

zij telkens na te gaan of wel aan deze criteria is voldaan.

Opvallend is dat de politieke vereisten voor lidmaatschap grotendeels overeenstemmen met de

voorwaarden om in aanmerking te komen voor het PHARE-programma. Vermoed wordt dan

ook dat de gemeenschappelijke criteria in een latere fase geen aanleiding zullen geven tot

onoverkomelijke problemen. Wel voegen de Kopenhagen-criteria een belangrijk nieuw

105

Hoorcollege Professor Maresceau Grondige Studie Europees Recht, 8 november 2011; zie over SAP: COM

(1999) 235 def. “ Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement

over het stabilisatie –en associatieproces in de landen van Zuid-Oost-Europa”, 26 mei 1999. 106

P.C. MÜLLER-GRAFF, “Legal Framework for relations between the European Union and Central and Eastern

Europe” in M. MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union: Relations between the EU and Central and

Eastern Europe, London -New York, Longman, 1997, (27) 34-37. 107

De term Europese Top verwijst naar een bijeenkomst van de Europese Raad. 108

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993.

Page 26: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

22

element toe ten opzichte van PHARE, namelijk de bescherming van de minderheden. Deze

bijzondere maatschappelijke problematiek stelt zich ook ten aanzien van Slovenië.109

Kandidaatlanden dienen te beschikken over een functionerende markteconomie en het

vermogen de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden. Waarom

de Europese Raad deze voorwaarde geformuleerd heeft, spreekt voor zich. Tot op heden

vormt de verwezenlijking van de interne markt één van de belangrijkste fundamenten van de

EU. Niet beschikken over het vereiste economisch kader om te kunnen participeren in dit

systeem vorm met andere woorden een belemmering voor EU-lidmaatschap. 110

“Het lidmaatschap veronderstelt dat de kandidaten in staat zijn de verplichtingen van het

lidmaatschap op zich te nemen, wat mede inhoudt dat zij de doelstellingen van een politieke,

monetaire en economische unie onderschrijven.” Academici111

refereren naar deze vereiste

met de term “capacity building”. Kandidaat-lidstaten moeten dus over voldoende capaciteit,

instellingen en know-how beschikken om het acquis communautaire, het geheel van

wetgeving dat bestaat op het vlak van de EU op een bepaald moment, te kunnen absorberen.

De capaciteit om het lidmaatschap te onderschrijven is een belangrijk criterium en heeft

tevens een rol gespeeld in eerdere uitbreidingen van de Europese Unie. Men dient echter

rekening te houden met gewijzigde omstandigheden. Verwacht wordt dat het van de landen

van Centraal –en Oost-Europa meer inspanningen zal vergen om aan deze vereiste te voldoen,

gelet op hun historische achtergrond en de steeds toenemende complexiteit van het acquis.

Het feit dat zij jarenlang hebben geparticipeerd in een communistisch systeem heeft hun

economische, politieke, juridische sociale en culturele structuren op vergaande wijze

beïnvloed. Het aanpassen van hun instellingen aan de verwachtingen van de EU is dan ook

een moeilijk te vervullen opdracht.112

Het is belangrijk even stil te staan bij de laatste voorwaarde in Kopenhagen geformuleerd,

namelijk “het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de

dynamiek van de Europese integratie.” De Engelse vakliteratuur verwijst naar dit

spanningsveld met de termen “widening and deepening”. Territoriale uitbreiding van de Unie

mag niet ten koste gaan van het “verdiepen” van de Unie. Wanneer de Unie nieuwe lidstaten

accepteert, dient zij er met andere woorden steeds voor te zorgen dat haar instellingen nog

naar behoren functioneren. Uitbreidingen mogen geen nadelige invloed uitoefenen op het

besluitvormingsproces binnen de EU. Hoewel van fundamenteel belang, is in feite

onvoldoende rekening gehouden met deze voorwaarde. Daarom wordt ook naar dit criterium

verwezen als de ‘vergeten voorwaarde van Kopenhagen’.113

30. De Europese Raad van Essen voegt nog een nieuw criterium toe aan de voorwaarden voor

lidmaatschap, namelijk de vereiste van goed nabuurschap. Met het oog op economische

ontwikkeling en betrekkingen van goed nabuurschap dienen geassocieerde landen van

109

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, 12-13. 110

P.C. MÜLLER-GRAFF, “Legal Framework for relations between the European Union and Central and Eastern

Europe” in M. MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union: Relations between the EU and Central and

Eastern Europe, London -New York, Longman, 1997, (27) 36. 111

Onder andere de promotor van deze Masterproef, M. Maresceau. 112

P.C. MÜLLER-GRAFF, “Legal Framework for relations between the European Union and Central and Eastern

Europe” in M. MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union: Relations between the EU and Central and

Eastern Europe, London -New York, Longman, 1997, (27) 35. 113

M. MARESCEAU , Het nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van

Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 13.

Page 27: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

23

Centraal –en Oost-europa intraregionaal te gaan samenwerken. Deze samenwerking dient niet

alleen plaats te vinden met de buurlanden, maar ook tussen de geassocieerde landen

onderling. In dit verband kan verwezen worden naar de CEFTA (“Central European Free

Trade Organization”). Het originele vrijhandelsakkoord werd ondertekend door de Viségrad-

groep. Vandaag maken ook niet-EU-lidstaten zoals Kosovo en Montenegro deel uit van de

CEFTA.114

Hoofdstuk 4. Over pré-toetredingsstrategiëen en de rol van de Europese Raden

4.1. Algemeen

31. Pré-toetredingsstrategieën hebben een cruciale rol gespeeld in de Centraal –en Oost-

Europese uitbreidingen van de Unie. Een officiële definitie van het begrip pré-

toetredingsstrategie is niet voorhanden, maar eigenlijk komt het er gewoon op neer dat

kandidaat-lidstaten via verschillende initiatieven worden voorbereid op EU-lidmaatschap.

Vaak is het zo dat kandidaat-lidstaten vergaande politieke, juridische en economische

hervormingen dienen door te voeren alvorens deel te kunnen uitmaken van de EU. Dit is

zeker het geval voor wat betreft de landen van Centraal –en Oost-Europa. Bovendien zijn

kandidaat-landen er bij gebaat tijdens de pré-toetredingsfase wegwijs te worden gemaakt in

het labyrint van EU-wetgeving. Boven werd reeds gewezen op de toenemende complexiteit

van het acquis. Tot slot dient vermeld te worden dat zich niet alleen aan de zijde van de

kandidaten, maar ook aan de zijde van de EU moeilijkheden kunnen voordoen wanneer

verschillende landen tegelijkertijd wensen toe te treden tot deze organisatie. Institutioneel

gezien is de EU allerminst klaar voor een dergelijk scenario. Men mag immers niet uit het oog

verliezen dat quasi gelijktijdig met de tien landen van Centraal –en Oost-Europa ook Cyprus,

Malta en Turkije een verzoek tot lidmaatschap hebben ingediend. Pré-toetredingsstrategieën

vormen een kader waarbinnen een oplossing kan worden uitgewerkt voor dergelijke

problemen.115

32. Het concept pré-toetredingsstrategie wordt in december 1994 voor het eerst formeel

gehanteerd door de Europese Raad van Essen.116

Een half jaar eerder had de Europese Raad

van Korfoe de Commissie en het voorzitterschap verzocht hem tegen zijn volgende

vergadering verslag uit te brengen over “het sinds de Europese Raad van Kopenhagen tot

stand gekomen toenaderingsproces en de in het perspectief van de toetredingsvoorbereidingen

te volgen strategie”.117

Nochtans is de eigenlijke basis van deze strategie, zonder dat de term

pré-toetreding uitdrukkelijk wordt vermeld, reeds te vinden in de conclusies van het

voorzitterschap van de Europese Raad van Kopenhagen. In juni 1993 beslist de Europese

Raad dat de toekomstige samenwerking met de geassocieerde landen gericht zal zijn op

toetreding. In dit verband hecht ze haar goedkeuring aan het volgende:

114

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Essen, 10 en 11 december 1994, M. MARESCEAU , Het

nieuw juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van Centraal –en Oost-

Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20, 1995, 14. 115

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 10-11. 116

Conclusies van het voorzitterschap, Essen, 9 en 10 december 1994, Bijlage IV. 117

Conclusies van het voorzitterschap, Korfoe, juni 1994.

Page 28: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

24

- “De geassocieerde landen dienen een gestructureerde relatie aan te gaan met de

instellingen van de Unie in het kader van een geïntensiveerde en uitgebreide

multilaterale dialoog en overleg inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk

belang.

- Gelet op de cruciale positie die de handel inneemt in de overgang naar een

markteconomie, dient de Unie in een versneld tempo te streven naar de openstelling

van haar markten.

- De geassocieerde landen hebben de mogelijkheid in het kader van de Europa-

overeenkomsten deel te nemen aan communautaire programma’s. De Commissie

wordt verzocht om vóór het eind van het jaar voorstellen te doen om nog meer

programma’s open te stellen voor de geassocieerde landen.

- Harmonisatie van de regelgeving in de geassocieerde landen met de in de Unie

geldende wettelijke voorschriften is belangrijk. Voorrang dient in dit opzicht verleend

te worden aan concurrentievervalsing en vervolgens - in het vooruitzicht van de

toetreding – aan de bescherming van werknemers, het milieu en de consument.

- Het PHARE-programma zal verder worden aangewend voor de doelstellingen

waarvoor het is bestemd, met name het verlenen van financiële ondersteuning aan de

landen uit Centraal –en Oost-Europa. Dit in het bijzonder met het oog op de realisatie

van voormelde initiatieven.”118

Net deze elementen zullen later de basis vormen van de formele pré-toetredingsstrategie. Een

andere verdienste van de Europese Raad van Kopenhagen is de politieke heroriëntatie van de

Europa-akkoorden. Waar deze oorspronkelijk werden beschouwd als een alternatief voor

toetreding, worden ze sinds de Europese Top in Kopenhagen aanzien als echte pré-

toetredingsakkoorden. De Europese Raad beschouwt toetreding voor het eerst als een

gemeenschappelijk objectief van zowel kandidaat-lidstaat als de EU. Het wordt immers

aanvaard dat “de geassocieerde landen, zo zij dat wensen, lid kunnen worden van de Europese

Unie”. Eigenaardig genoeg denkt men er niet aan de bewoordingen uit de preambules van de

Europa-overeenkomsten in overeenstemming te brengen met deze overweging. Bijgevolg is

de Unie juridisch gezien nog steeds niet verplicht de tot stand gekomen associatie op een later

tijdstip om te zetten in EU-lidmaatschap. Toch mag het moreel gezag dat kleeft aan de

conclusies van het voorzitterschap niet onderschat worden.119

4.2. De Europese Raad van Essen

33. Dit alles brengt ons terug bij de Europese Raad van Essen waar zoals reeds vermeld de

term pré-toetredingsstrategie effectief gelanceerd wordt. In feite doet men in Essen niet meer

dan de strategie die door de staatshoofden en regeringsleiders in Kopenhagen werd

overeengekomen, onderwerpen aan een kritische reflectie. De pré-toetredingsstrategie is

gebaseerd op drie elementen namelijk:

1. De Europa-overeenkomsten

2. Een gestructureerde dialoog

3. PHARE 120

118

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993. 119

M. MARESCEAU EN E. MONTAGUTI, “The Relations on the European Union with Central and Eastern Europe:

From Association to Accession in R.H.M. JANSEN, D.A.C. KOSTER EN R.F.B. VAN ZUTPHEN (eds.), European

Ambitions of the National Judiciary, Den Haag, Kluwer Law International, 1997, (133) 141. 120

A. PUSCA, European Union: challenges and promises of a new enlargement, New York, Idea, 2004, 38.

Page 29: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

25

34. Op de Europa-overeenkomsten en het PHARE-programma werd boven reeds dieper

ingegaan. Wel behoeft het concept gestructureerde dialoog wat nadere toelichting. Voorts

wordt ook nog even stilgestaan bij twee belangrijke initiatieven die deel uitmaken van de pré-

toetredingsstrategie namelijk de harmonisatie van wetgeving en de deelname aan

communautaire programma’s. Benadrukt dient te worden dat deze initiatieven tot stand

komen binnen het kader van de Europa-overeenkomsten en dat ze in belangrijke mate

financieel ondersteund worden door het PHARE-programma.

4.2.1.Gestructureerde dialoog

35. De Europese Raad bevestigt dat reeds door de conclusies van Kopenhagen en de Europa-

overeenkomsten gestructureerde betrekkingen in het leven werden geroepen. Wanneer in de

toekomst nieuwe Europa-overeenkomsten tot stand komen, zullen de nieuwe geassocieerde

landen tevens in de pré-toetredingsstrategie worden opgenomen. In dit opzicht worden de

Commissie en de Raad verzocht al het nodige te doen om onder het Franse voorzitterschap

Europa-overeenkomsten te kunnen sluiten met de Baltische staten en Slovenië.121

36. Met gestructureerde betrekkingen wordt beoogd een gestructureerde relatie tot stand te

brengen tussen de geassocieerde landen van Centraal –en Oost-Europa en de instellingen van

de Unie. Op die manier kunnen de geassocieerde landen een wezenlijke rol spelen bij de

bespreking van aangelegenheden van gemeenschappelijk belang. Men ziet dat deze definitie

in se niet veel verschilt van de omschrijving die aan hetzelfde concept werd gegeven door de

Europese Raad van Kopenhagen. Dit beseffen ook de staatshoofden en regeringsleiders in

Essen, aangezien ze bepalen dat de totstandbrenging van een multilateraal kader voor

intensivering van dialoog en overleg geschiedt conform de besluiten van de Raad van

Kopenhagen.122

Het Duits voorzitterschap zet haar daden om in woorden en nodigt de staatshoofden en

regeringsleiders van de Centraal –en Oost-Europese landen uit op het slotdiner in Essen.

Uiteraard reageren de geassocieerde landen enthousiast op deze uitnodiging. Ze voelen zich

op die manier reeds gedeeltelijk behorend tot de Europese Unie. Eigenlijk is dit een slimme

zet geweest van bondskanselier Kohl die met dit initiatief het imago van Duitsland wou

opkrikken.123

De gestructureerde betrekkingen evolueren tot gezamenlijke vergaderingen op ministerieel

niveau. De thema’s die aan bod komen hebben betrekking op de tweede en derde pijler van de

EU124

en op zaken met een trans-europese dimensie zoals vervoer, milieu en energie. Te

benadrukken valt dat deze vergaderingen geen wetgevende bevoegdheid hebben en op

generlei wijze besluitvormingsprocedures binnen de traditionele instellingen kunnen

vervangen.125

Hoewel goed geprobeerd, beantwoorden de gezamenlijke vergaderingen vaak niet aan de

verwachtingen van de deelnemende partijen. Ze worden doorgaans georganiseerd in de marge

121

Conclusies van het voorzitterschap, Essen, 10 en 11 december 1994. 122

Conclusies van het voorzitterschap, Essen, 10 en 11 december 1994. 123

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 19. 124

Gemeenschappelijk buitenlands –en veiligheidsbeleid en Justitie en Binnenlandse Zaken. 125

In bijlage II van de Conclusies van het voorzitterschap van Kopenhagen wordt benadrukt dat tijdens de

gezamenlijke vergaderingen overleg wordt gepleegd, maar geen beslissingen worden genomen. ; Conclusies

van het voorzitterschap, Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993, Bijlage II.

Page 30: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

26

van de Europese Raden en zijn slecht voorbereid. De verdiensten van dergelijke

vergaderingen zijn dan ook eerder beperkt te noemen. Wel droegen ze bij tot het ontstaan van

nieuwe diplomatieke relaties tussen de ministers van de EU enerzijds, en van de

geassocieerde landen anderzijds.126

Het duurt tot de Europese Raad van Luxemburg eer men het concept “gestructureerde

betrekkingen” gaat herconcipiëren. Men beseft dat wat uitbreidingen betreft, moet geopteerd

worden voor een individueel kader aangepast aan de noden van het betrokken kandidaat-land.

Dit leidt tot het ontstaan van de zogenaamde “toetredingspartnerschappen”, waarop verder in

deze masterproef uitgebreid wordt ingegaan. Toch gaat het idee van een multilaterale dialoog

niet volledig verloren.127

De Europese Raad van Luxemburg besluit immers “een Europese

Conferentie in te stellen, die de lidstaten van de Europese Unie samenbrengt met de Europese

landen die voor toetreding in aanmerking wensen te komen en haar waarden en interne en

externe doelstellingen delen.”128

4.2.2. Harmonisatie van wetgeving

37. In Essen merken de staatshoofden en regeringsleiders dat grote inspanningen dienen te

worden verricht op het vlak van harmonisatie van wetgeving. Derhalve komen uitgebreide

harmoniseringsprogramma’s tot stand die niet alleen gefinancierd worden door het PHARE-

Programma, maar ook met Duits geld. Duitsland wil zich immers nog steeds profileren als

stuwende kracht achter de Centraal –en Oost-Europese uitbreidingen.

Het belangrijkste voorbeeld betreft het “Witboek over de voorbereiding van de geassocieerde

landen in Midden –en Oost-Europa op integratie in de Interne markt van de Unie. Dit

document, opgesteld door de Commissie, beoogt de geassocieerde landen te helpen bij de

aanpassing aan de criteria van de interne markt. Het Witboek geeft aan welke maatregelen in

iedere sector van de interne markt dienen te worden genomen en in welke volgorde de diverse

aanpassingen aan de wetgeving moeten verlopen.129

De Europese Raad van Essen beschouwt integratie in de interne markt als de kern van de pré-

toetredingsstrategie. Dit standpunt wordt herhaald op de Europese Raad van Cannes in juni

1995. Voorts wijst het Frans voorzitterschap op de economische gevolgen van aanpassing aan

het interne markt-acquis. Ze benadrukt dat het concurrentievermogen van de geassocieerde

landen zal groeien en dat de voordelen van de economische hervormingen zullen toenemen.130

Het Witboek bepaalt uitdrukkelijk dat het geen invloed zal uitoefenen op mogelijke

toetredingsonderhandelingen.131

Een vooruitblik op het verdere uitbreidingsproces in de

Centraal –en Oost-Europese landen leert ons dat dit niet geheel juist is. In het kader van de

versterkte pré-toetredingsstrategie, zal de Commissie jaarlijks periodieke verslagen uitbrengen

over de mate waarin overeenstemming is bereikt met het acquis. Uiteraard zal ook worden

gerapporteerd over het Witboek, gelet op de prominente plaats die de interne markt inneemt 126

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 20-21. 127

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 21. 128

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 129

COM (1995) 163 def. “Witboek over de voorbereidingen van de geassocieerde landen in Midden –en Oost-

Europa op integratie in de interne markt van de Europese Unie”, Brussel, 3 mei 1995. 130

Conclusies van het voorzitterschap, Cannes, 26 en 27 juni 1995; zie ook M. MARESCEAU, “Pre-accession” M.

CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford University Press, 2003, (9) 21. 131

COM (95) 163 def.

Page 31: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

27

binnen het EU-rechtskader. Nu is het zo dat de dynamiek van toetredingsonderhandelingen in

sterke mate correleert met het gerealiseerde niveau van harmonisatie. Het behoeft geen betoog

dat geen toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend met betrekking tot

hoofdstukken van het acquis waarin weinig tot geen overeenstemming werd bereikt. In die zin

oefent de implementatie van het Witboek wel degelijk een invloed uit op vooruitgang van

toetredingsonderhandelingen, zij het impliciet.132

4.2.3. Deelname aan communautaire programma’s

38. Reeds op de Europese Raad van Kopenhagen wordt het belang beklemtoond van de

participatie van geassocieerde landen in Communautaire programma’s. Op die manier kunnen

kandidaat-lidstaten vertrouwd geraken met de werking van de instellingen van de Unie en

haar diverse beleidsterreinen. Hoe dan ook is participatie van de geassocieerde landen niet

eenvoudig te realiseren, aangezien gemeenschappelijke programma’s, agentschappen en

comité’s initieel samenwerking beogen tussen EU-lidstaten onderling. Bovendien worden ze

gefinancierd met EU-middelen.133

39. Telkens een geassocieerd land wenst deel te nemen aan een communautair programma

dient het daartoe uitdrukkelijk te verzoeken. Nadien worden met de Commissie bijzondere

deelnemingsvoorwaarden onderhandeld binnen het kader van de Europa-overeenkomsten.

Deze worden bekrachtigd in een beslissing van de Associatie-raad. Dergelijke beslissingen

zullen echter pas vanaf 1997 worden genomen onder invloed van de Europese Raad van

Luxemburg. Deelname in de programma’s wordt gecofinancierd door PHARE, maar

verwacht wordt dat de geassocieerde landen op termijn zelf de vereiste middelen kunnen

aanbrengen.134

De Europese Raad van Luxemburg besluit het volgende met betrekking tot de deelname aan

Communautaire Programma’s:

“Sommige programma's van de Gemeenschap (bijvoorbeeld op het gebied van

onderwijs, opleiding en onderzoek) zullen worden opengesteld voor de kandidaat-

lidstaten, zodat zij zich vertrouwd kunnen maken met het beleid en de werkwijze van

de Unie. Over deze deelname moet per geval worden beslist, waarbij elke kandidaat-

lidstaat een eigen, geleidelijk stijgende financiële bijdrage moet leveren. Indien nodig

zal PHARE de nationale bijdrage van de kandidaat-lidstaten gedeeltelijk kunnen

blijven financieren. Deze financiering zou ook in de toekomst ongeveer 10% van het

PHARE-budget moeten bedragen, buiten de deelname aan het kaderprogramma voor

onderzoek en ontwikkeling.

De kandidaat-lidstaten zouden, als waarnemer en voor de punten die hen betreffen,

volgens precieze, aan hun geval aangepaste voorwaarden moeten kunnen deelnemen

132

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 22; zie ook COM (1999) 710 def., “ Mededeling van de Commissie aan de Raad –

Deelname van kandidaat-lidstaten aan gemeenschappelijke programma’s, agentschappen en comités”, 20

december 1999. 133

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 24. 134

M. MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 24.

Page 32: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

28

aan de comités die belast zijn met de follow-up van de programma's waaraan zij

bijdragen.

De kandidaat-lidstaten zullen volgens een per geval te nemen besluit kunnen

deelnemen aan communautaire agentschappen.”135

40. Op 25 januari 2002 wordt door de Associatieraad EU/Slovenië een besluit genomen over

de voorwaarden waaronder Slovenië kan deelnemen aan Communautaire Programma’s.136

De

artikelen 1,2 en 3 weerspiegelen de conclusies van het voorzitterschap. Slovenië kan

deelnemen aan alle communautaire programma’s die zijn opengesteld voor de lidstaten van

Midden –en Oost-Europa. Naargelang van de specifieke programma’s waaraan het deelneemt,

draagt het land financieel bij in de begroting van de Europese Unie. Bovendien kunnen

vertegenwoordigers van Slovenië, in de hoedanigheid van waarnemer en voor zover de

agendapunten Slovenië betreffen, deelnemen aan de beheercomités die verantwoordelijk zijn

voor de programma's waaraan Slovenië financieel een bijdrage levert. De besluiten genomen

door de Associatieraden van de 9 andere geassocieerde landen van Centraal –en Oost-Europa

zijn gelijkluidend.137

Slovenië participeert vanaf 2002 in onder meer CULTURE 2000138

, SOCRATES en LIFE III,

programma’s die respectievelijk betrekking hebben op culturele samenwerking,

onderwijsbeleid en het milieu.139

135

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997, overweging 19-21. 136

Besluit nr. 2/2002 van de Associatieraad EU/Slovenië van 25 januari 2002 tot vaststelling van de

voorwaarden voor de deelname van de Republiek Slovenië aan programma’s van de Gemeenschap, PB 2002,

L115/32. 137

PB 2002, L46/37; PB 2002, L82/6; PB 2002, L82/8; PB 2002, L91/20; PB 2002, L91/22; PB 2002, L140/23;

PB 2002, L280/87; PB 2002, L317/27; PB 2002, L299/49. 138

Besluit nr. 1/2002 van de Associatieraad EU/Slovenië van 25 januari 2002 tot vaststelling van de

voorwaarden voor de deelname van de Republiek Slovenië aan het programma “Cultuur 2000”, PB 2002,

L115/29. 139

COM (2002) 700 def., “Periodiek verslag van de Commissie over de vorderingen van Slovenië op de weg

naar toetreding”, 9 oktober 2002, 13.

Page 33: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

29

DEEL III. Naar EU-lidmaatschap

Inleiding

41. In de periode tussen 1994 en 1996 dienen alle geassocieerde landen van Centraal –en

Oost-Europa een verzoek in tot lidmaatschap van de EU. Slovenië is de laatste in de rij,

aangezien het land heel lang heeft moeten wachten op het sluiten van een Europa-

overeenkomst. Deze problematiek werd uitgebreid behandeld in Hoofdstuk 2.2 van DEEL II.

DEEL III bespreekt de verschillende fasen die Slovenië heeft doorlopen sinds het indienen

van haar verzoek tot lidmaatschap op 10 juni 1996. Het is noodzakelijk eerst een algemene

uiteenzetting te geven over de verschillende aspecten van het EU-uitbreidingsproces. Nadien

wordt met betrekking tot elk aspect de weerslag geanalyseerd voor Slovenië.

Hoofdstuk 1. Toelichting van de procedure ex artikel 49 VEU140

42. De juridische grondslag voor het EU-uitbreidingsproces ligt vervat in artikel 49 VEU

samen gelezen met artikel 2 VEU. Deze bepalingen koppelen twee specifieke voorwaarden

aan EU-lidmaatschap:

1) Enkel een “Europese” Staat kan een verzoek indienen om lid te worden van de EU

2) Deze staat dient de fundamentele democratische waarden141

van artikel 2 VEU “uit te

dragen”142

en te eerbiedigen.

Belangrijk is dat staten geen subjectief recht hebben op lidmaatschap. Ook al vervullen zij

deze voorwaarden, toetreding tot de EU kan hen nog steeds ontzegd worden. Er bestaat in het

EU-recht geen juridische definitie van het concept “Europese Staat”. Bij discussie moet met

andere woorden ad hoc bepaald worden of aan dit criterium is voldaan. Zo heeft men onder

meer geoordeeld dat Turkije kan beschouwd worden als een Europese staat ook al is het

grootste gedeelte van haar grondgebied buiten de grenzen van Europa gelegen.

Doorslaggevend criterium was dat 95% van de Turkse inwoners in Istanbul wonen, een stad

die geografisch gezien wel tot Europa behoort. Dit louter ter illustratie, want het is nogal

evident dat nooit twijfel heeft bestaan omtrent de Europese geaardheid van Slovenië.143

140

Voor het schrijven van dit onderdeel werd inspiratie gevonden in het Hoorcollege van Professor

Maresceau, Grondige Studie Europees Recht, 28 september 2011. 141

Overeenkomstig artikel 2 VEU zijn de waarden waarop de Unie berust eerbied voor de menselijke

waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten

waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. 142

Het Verdrag van Lissabon heeft deze formule aan artikel 49 VEU toegevoegd. 143

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, 13.

Page 34: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

30

43. Een verzoek tot lidmaatschap wordt ingediend bij de Raad van Ministers (hierna ‘de

Raad’). Slovenië diende haar verzoek tot lidmaatschap in op 10 juni 1996144

en op 15 juli

1996 besloot de Raad over te gaan tot de in artikel 49 VEU145

genoemde procedure. Dit houdt

in dat de Raad het toetredingsverzoek prima facie onderzoekt en vervolgens een advies inwint

bij de Europese Commissie. Het opstellen van zo een advies duurt soms maanden tot jaren.

De Commissie dient immers na te gaan of de verzoekende staat aan een aantal politieke,

economische en juridische parameters voldoet, de zogenaamde Kopenhagen-criteria. Met de

“Big Bang-uitbreiding” van 2004 wordt voor het eerst gebruik gemaakt van een

Questionnaire. Het woord zegt het zelf, dit betreft een omvangrijke vragenlijst van een 400 à

500 pagina’s met gemiddeld een 1000-tal vragen. In 1996 wordt door de Commissie een

identieke vragenlijst verzonden naar de kandidaat-lidstaten van Centraal –en Oost-Europa.

Deze omvat twee luiken. In het eerste luik worden algemene vragen gesteld met de bedoeling

achtergrondinformatie te verwerven van het betrokken land. Het tweede luik bevat meer

gerichte vragen die betrekking hebben op de activiteiten van de EU. Aan de hand van de

antwoorden op de “Questionnaire” en informatie gehaald bij de delegaties van een kandidaat-

lidstaat stelt de Commissie een rapport op dat zal dienen tot advies. Vervolgens trekt de Raad

haar conclusies uit dit advies en beslist zij om al dan niet verder te gaan met het

uitbreidingsproces.146

44. Het advies van de Commissie kan positief zijn, maar ook negatief. Toch neemt de Raad

met eenparigheid van stemmen de uiteindelijke beslissing om toetredingsonderhandelingen te

openen, ongeacht de uitkomst van het advies. Dit neemt niet weg dat er enig gezag kleeft aan

de adviezen van de Commissie. Bij een uitgesproken positief advies kan de Raad het bijna

niet maken om toch geen toetredingsonderhandelingen te starten met het betrokken land. Het

omgekeerde geldt bij een uitgesproken negatief advies. Verder dient bijzondere aandacht

besteed te worden aan de cruciale rol die de Europese Raad speelt in het uitbreidingsproces.

Hoewel deze instelling geen juridische beslissingsbevoegdheid heeft met betrekking tot de

toetredingsonderhandelingen, drukt ze er op vergaande wijze haar stempel op. Het is immers

zo dat de facto geen toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend of voortgezet van

zodra één van de staatshoofden of regeringsleiders in de Europese Raad zich hiertegen verzet.

Lidstaten hebben met andere woorden het uitbreidingsproces zeer sterk in handen.147

45. Toetredingsonderhandelingen hebben betrekking op het acquis communautaire. Het

acquis bestaat niet alleen uit wetgevende akten en verdragen, maar ook uit de interpretatie die

daaraan wordt gegeven door de rechtspraak van het Hof van Justitie. Alle hoofdstukken van

het acquis komen aan bod. Momenteel zijn dit er 35, maar toen onderhandelingen werden

geopend met de Slovenië waren dit er nog maar 31. Kenmerkend voor het uitbreidingsproces

is dat niet kan worden overgegaan naar een volgende fase vooraleer de huidige fase is

afgerond. Dit betekent dat de onderhandelingen niet kunnen worden afgesloten alvorens een

akkoord is bereikt omtrent elk hoofdstuk. Er wordt niet onderhandeld over de inhoud van elk

hoofdstuk, maar wel over de wijze waarop dit geïmplementeerd dient te worden door de

kandidaat-lidstaat. Het volledige acquis dient aanvaard te worden, selectieve toetreding

144

Dit is dezelfde dag van het ondertekenen van het Europa-akkoord. 145

Het toenmalige artikel O EU-Verdrag. 146

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 17. 147

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 15-19.

Page 35: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

31

bestaat immers niet. Overgangsperiodes waarin de staat wordt klaargemaakt voor de

toepassing van het acquis zijn echter wel onderhandelbaar, maar het acquis communautaire

als principe naast zich plaatsen, wordt niet geaccepteerd. Dit weerspiegelt zich in de gedachte

dat het uitbreidingsbeleid van de EU in wezen eenrichtingsverkeer betreft. Het is de staat die

toe treedt tot de EU en niet omgekeerd.

Vooraleer toetredingsonderhandelingen worden geopend, onderzoekt de Commissie de

situatie in de kandidaat-lidstaat met betrekking tot elk hoofdstuk. Men refereert ook naar dit

proces als de fase van “screening”. Op die manier wordt nagegaan in welke mate de

kandidaat-lidstaat is voorbereid op EU-lidmaatschap. De Commissie zal de resultaten van

haar onderzoek aan de Raad rapporteren en geeft ofwel het advies dat de onderhandelingen

kunnen worden geopend, ofwel dat eerst nog een aantal “bench marks” of ijkpunten dienen te

worden bereikt. Wanneer een staat goed is voorbereid en onderhandelingen meteen van start

kunnen gaan, is het mogelijk ook een aantal “sluitingsijkpunten” vast te stellen. Verder kan

een kandidaat-lidstaat worden opgenomen in een pré-toetredingsstrategie om deze zoveel

mogelijk aan te passen aan de EU alvorens opgenomen te worden in de EU. Het komt voor

dat met meerdere kandidaat-lidstaten tegelijkertijd onderhandelingen van start gaan. Dit

brengt niet noodzakelijk met zich mee dat de onderhandelingen op hetzelfde tijdstip zullen

worden afgerond. De snelheid van de onderhandelingen vloeit immers voort uit het tempo

waarin de kandidaat-lidstaat haar nationale wetgeving aanpast en dit zal uiteraard variëren van

staat tot staat.

46. Na het afsluiten van de onderhandelingen kan een toetredingsverdrag worden ondertekend

door de kandidaat-lidstaat en de lidstaten van de EU. De Unie zelf is geen verdragsluitende

partij. Het toetredingsverdrag dient goedgekeurd te worden door de Raad, de Commissie en

het Europees Parlement vooraleer het kan worden ondertekend. Het ondertekenen van het

toetredingsverdrag impliceert nog geen toetreding. Eerst dient het Verdrag geratificeerd te

worden overeenkomstig de grondwettelijke principes van de lidstaten. Een lidstaat kan met

andere woorden haar veto stellen in het uitbreidingsproces.

47. Ook het Europees parlement en de nationale parlementen spelen een rol in het

uitbreidingsproces, zij het een eerder beperkte. Artikel 49 VEU bepaalt dat de Raad kennis

geeft van het verzoek tot lidmaatschap aan het Europees Parlement en de nationale

parlementen. Zoals reeds gesteld, dient ook het Europees Parlement het toetredingsverdrag

goed te keuren. Dit gebeurt met volstrekte meerderheid van haar leden.

Page 36: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

32

Hoofdstuk 2. Advies van de Commissie met betrekking tot Slovenië148

48. Relatief snel na het indienen van het verzoek tot lidmaatschap, namelijk in juli 1997, stelt

de Commissie een positief advies op met betrekking tot Slovenië. De Europese Raad van

Madrid van december 1995 had immers verzocht zo spoedig mogelijk na de afronding van de

Intergouvernementele Conferentie, die in juni 1997 eindigde, een advies uit te brengen. Het

was de taak van deze IGC “de politieke en institutionele voorwaarden te scheppen die

noodzakelijk zijn om de Europese Unie aan te passen aan de behoeften van vandaag en

morgen, in het bijzonder met het oog op de toekomstige uitbreiding”.149

Het Sloveens verzoek tot lidmaatschap wordt gelijktijdig met de aanvragen van 9 andere

geassocieerde landen onderzocht, namelijk Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië,

Slovakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Om met kennis van zaken te kunnen beslissen,

vraagt de Commissie de kandidaatlanden een uitgebreide “Questionnaire” in te vullen. De

nadruk wordt gelegd op de bestuurlijke capaciteit om het acquis te kunnen implementeren en

toepassen.150

Alle aanvragen worden beoordeeld aan de hand van dezelfde criteria. Het is immers de wens

van de Europese Raad van Madrid de kandidaatlanden op gelijke voet te behandelen.151

Uiteindelijk brengt de Commissie op 15 juli 1997 tien individuele adviezen uit met betrekking

tot de geassocieerde landen van Centraal –en Oost-Europa. Hieronder volgt een beknopte

analyse van het advies omtrent Slovenië.

49. Vooreerst beschrijft het advies de betrekkingen tussen de EU en Slovenië in het kader van

de associatieovereenkomst. Vervolgens volgt een evaluatie van de mate waarin Slovenië

voldoet aan de politieke en economische condities van Kopenhagen en in staat is de

verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen. Ten slotte reflecteert de Commissie

over de mogelijke kansen van Slovenië als EU-lidstaat en geeft ze een aanbeveling omtrent de

toetredingsonderhandelingen.

Over het algemeen leiden de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Slovenië in 1997 tot

geen onoverkomelijke problemen. Enkel een grondwettelijk dispuut naar aanleiding van de

ratificatie van het Europa-akkoord belemmert enigszins de ontwikkeling van de onderlinge

verhoudingen. Op het ogenblik van het uitbrengen van het advies is de ratificatieprocedure

van de Europa-overeenkomst nog steeds aanhangig. Wel gaat Slovenië het engagement aan

bepaalde aspecten van het associatieakkoord reeds toe te passen nog voor dit akkoord

definitief in werking is getreden. Toch vormt, tot de inwerkingtreding van het Europa-

akkoord, de Interim-overeenkomst het juridisch kader waarop de betrekkingen tussen de EU

en Slovenië gesteund zijn.

De Commissie is in haar advies overwegend positief omtrent de mate waarin Slovenië voldoet

aan de politieke toetredingscriteria. De instellingen functioneren naar behoren en het principe

van de scheiding der machten wordt gerespecteerd. Ook op het vlak van de fundamentele

rechten en vrijheden doen zich geen noemenswaardige problemen voor. Er wordt voorzien in

148

DOC 97/19Advies van de Commissie inzake het verzoek van Slovenië om toetreding tot de Europese Unie,

15 juli 1997, online te consulteren: http://ec.europa.eu/enlargement/archives/pdf/dwn/opinions/slovenia/sn-

op_nl.pdf. 149

Conclusies van het voorzitterschap, Madrid, 15 en 16 december 1995. 150

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 25. 151

Conclusies van het voorzitterschap, Madrid, 15 en 16 december 1995.

Page 37: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

33

bijzondere maatregelen ter bescherming van de minderheden zoals het recht om de eigen taal

te gebruiken in betrekkingen met de overheid. Wel wordt in het advies benadrukt dat Slovenië

inspanningen dient te leveren met betrekking tot de werking van het gerechtelijk apparaat. De

gerechtelijke achterstand laat op dat ogenblik immers te wensen over. Zo is het geen

uitzondering om in het kader van een burgerlijke procedure gemiddeld vijf jaar op een

uitspraak te moeten wachten. Niet alleen gerechtelijke, maar ook wetgevende procedures

dienen sneller en efficiënter te verlopen. Bovendien dienen beide procedures op elkaar te

worden afgestemd. Tot slot dient Slovenië een oplossing uit te werken omtrent de teruggave

van de goederen geconfisqueerd tijdens het Communistisch tijdperk en moet corruptie

efficiënter worden aangepakt. Al bij al concludeert de Commissie dat “Slovenië de kenmerken

vertoont van een democratie die over stabiele instellingen beschikt, welke een garantie

vormen voor de rechtsstaat, de naleving van de mensenrechten en de eerbiediging en de

bescherming van minderheden.” Er is met andere woorden voldaan aan de politieke

Kopenhagencondities.

Met betrekking tot de economische criteria dienen een aantal fundamentele problemen op

middellange termijn152

te worden aangepakt. In 1996 kent Slovenië een economische groei

van 3,1% en is haar inflatie met 9,1% afgenomen. De Commissie beschouwt Slovenië als een

land met een levensvatbare markteconomie gelet op haar stabiliteit en de initiatieven genomen

op het vlak van liberalisering en privatisering. Toch is er in bepaalde sectoren een gebrek aan

concurrentie, dit voornamelijk in de financiële sector. Voorts dient het land hervormingen

door te voeren op het vlak van belastingen en sociale zekerheid en functioneren de

marktmechanismen nog niet naar behoren. Zo verlopen failissementsprocedures zeer traag en

is er in de bankensector sprake van een kartel.

De Commissie meent dat Slovenië op middellange termijn het hoofd kan bieden aan de

concurrentiekracht en marktkrachten binnen de Unie, op voorwaarde dat de flexibiliteit van

bepaalde factoren van de economie wordt verbeterd. De arbeidskrachten zijn geschoold en

goed opgeleid, de uitvoer gediversifieerd en de infrastructuur behoorlijk. Problematisch is dat

economische besluitvormingsmechanismen gebaseerd zijn op een systeem van consensus.

Een groot aantal bedrijven is immers eigendom van bedrijfsleiders en werknemers waardoor

herstructureringen moeilijk realiseerbaar zijn. Bovendien wordt de verbetering van het

concurrentievermogen afgeremd door een snelle stijging van de lonen, gepaard gaande met

een geringe toename van de productiviteit. Deze structurele problemen leiden tot een laag

niveau van directe buitenlandse investeringen in verhouding tot de omvang van de economie.

Nochtans boeken ondernemingen met buitenlandse investeerders de beste resultaten op het

gebied van uitvoer, winsten en arbeidskosten.

Dan rijst nog de vraag of Slovenië in staat is de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te

nemen, of het land dus met andere woorden tegemoet kan komen aan de principes van het

acquis. Beoordelingskader hierbij vormt:

1) Het Europa-akkoord waarin verplichtingen zijn opgenomen omtrent vrijhandel, de

behandeling als eigen onderdaan, vestigingsrecht, intellectuele eigendom en

overheidsopdrachten

2) Het Witboek omtrent de interne markt

3) De geleidelijke omzetting van de andere delen van het acquis.

Bij het uitbrengen van het advies bereikt Slovenië een bevredigend omzettingspercentage van

de in het Witboek aangegeven verordeningen en richtlijnen. Toch dient bijzondere aandacht

152

Met middellang wordt bedoeld een termijn van circa 5 jaar.

Page 38: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

34

te worden besteed aan BTW, overheidsopdrachten, mededinging, verzekeringen, vrij verkeer

van kapitaal, productconformiteit en normalisering.

Op basis van bovenvermeld beoordelingskader stelt de Commissie dat Slovenië haar

inspanningen met betrekking tot de interne markt dient voort te zetten. De voornaamste

pijnpunten van het acquis vormen echter werkgelegenheid en sociale zaken, energie en

investeringen op het gebied van milieu. Slovenië dient bestuurlijke hervormingen door te

voeren om het land te voorzien van structuren die in staat zijn het acquis daadwerkelijk toe te

passen.

50. Dit alles in aanmerking nemend, besluit de Commissie dat toetredingsonderhandelingen

met Slovenië kunnen worden geopend. Het land zal beter in staat zijn de verplichtingen van

het lidmaatschap op zich te nemen wanneer de strategie die de toetreding voorafgaat, versterkt

wordt. Vooraleer dieper wordt ingegaan op deze “versterkte pré-toetredingsstrategie”, dient

eerst nog de nadruk te worden gelegd op iets anders. De adviezen met betrekking tot de

kandidaatlanden van Centraal –en Oost-Europa zijn niet de enige documenten die door de

Commissie worden gepubliceerd op 15 juli 1997. Ze worden begeleid door een uitgebreide

paper over het uitbreidingsbeleid van de EU. Deze wordt uitgebracht onder de titel Agenda

2000.153

Dit document behoeft wat nadere toelichting gelet op haar relevantie voor de

uitbreidingen van 2004.

Hoofdstuk 3. Agenda 2000

51. Op de Europese Raad van Madrid wordt de Commissie verzocht een allesomvattende

paper op te stellen over de uitbreiding van de EU. Anderzijds dient de Commissie een

mededeling voor te leggen over het toekomstig financieel kader van de Unie, daarbij rekening

houdend met het vooruitzicht van uitbreiding.154

Als antwoord op deze vragen publiceert de

Commissie op 15 juli 1997 haar mededeling “Agenda 2000: voor een sterkere en uitgebreide

Unie”.155

“Agenda 2000” strekt er toe de beleidslijnen en perspectieven van de Unie na de

millenniumwisseling uiteen te zetten. Bijzondere aandacht gaat uit naar de horizontale

problemen die zich kunnen stellen bij uitbreidingen en het toekomstig financieel kader van de

Unie.156

In “Agenda 2000” stelt de Commissie een aantal prioriteiten:

1. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

2. De noodzaak om het beleid inzake economische en sociale cohesie te behouden

3. De economische groei, werkgelegenheid en levensomstandigheden binnen de Unie

versterken door middel van haar intern beleid

153

M. MARESCEAU, “The EU Pre-Accession Strategies: a Political and Legal Analysis” in M. MARESCEAU EN E.

LANNON (eds.), The EU’s enlargement and meditteranean strategies: a comparative analysis, Palgrave,

Houndmills, 2001, (3) 4-5. 154

Conclusies van het voorzitterschap, Madrid, 15 en 16 december 1995. 155

COM (1997) 2000 def. “Agenda 2000. Voor een sterkere en uitgebreide Unie”, 15 juli 1997, hierna COM

(1997) 2000 def. 156

COM (1997) 2000 def. 11.

Page 39: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

35

4. Uitbreiding van de Unie mogelijk maken zonder dat hierbij de Maastrichtnorm157

overschreden wordt158

Op 18 maart 1998 worden deze prioriteiten door de Commissie vertaald in een twintigtal

wetgevingsvoorstellen. De Europese Raad van Berlijn bereikt in december 1999 een politiek

akkoord over de implementatie van deze maatregelen.159

Benadrukt dient te worden dat de

hervormingen van “Agenda 2000” hoofdzakelijk zijn ingegeven door de uitbreiding van de

Unie met tien landen uit Centraal –en Oost-Europa. In “Agenda 2000” zet de Commissie

hierover een aantal beleidslijnen uiteen, die relevant zijn voor deze Masterproef.160

De Commissie besluit dat de Unie dient over te gaan tot een “versterkte pré-

toetredingsstrategie”. Deze strategie kent een dubbele doelstelling. Enerzijds beoogt zij de

verschillende vormen van de door de Unie verstrekte hulp in te passen in één enkel kader, de

zogenaamde “Toetredingspartnerschappen”. Elk Toetredingspartnerschap zal voor het

betrokken kandidaat-land de prioriteiten aanwijzen bij de overname van het acquis.

Bovendien vormen Toetredingspartnerschappen een platform tot samenwerking met de Unie

en identificeren zij de beschikbare financiële middelen waarmee de doelstellingen van het

Partnerschap kunnen worden verwezenlijkt. Anderzijds wil de versterkte pré-

toetredingsstrategie kandidaat-landen vertrouwd maken met het beleid en de procedures van

de Unie, door hen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan Communautaire programma’s.

Over de mogelijkheid tot deelname aan Communautaire programma’s werd boven reeds

gereflecteerd.161

De versterkte pré-toetredingsstrategie wordt verder ontleed in het

hiernavolgend hoofdstuk.

De Commissie herhaalt in ”Agenda 2000” de belangrijkste conclusies uit haar adviezen. Op

basis van haar bevindingen concludeert ze dat toetredingsonderhandelingen kunnen worden

geopend met Polen, Hongarije, Estland, Tsjechië en Slovenië. Dit voor wat betreft de landen

van Centraal –en Oost-Europa, want ook met betrekking tot Cyprus beveelt de Commissie aan

om toetredingsonderhandelingen te openen. Met dien verstande dat deze niet mogen

aanvangen vooraleer zes maanden is verstreken sinds het einde van de IGC. Nochtans voldoet

geen van deze landen reeds aan alle vereiste criteria voor lidmaatschap. De Commissie is

echter van mening dat de politieke toestand in deze landen op het ogenblik van het uitbrengen

van het advies van die aard is dat toch toetredingsonderhandelingen kunnen worden

geopend.162

Cyprus, Polen, Hongarije, Estland, Tsjechië en Slovenië worden ook wel eens de

‘1+5’ genoemd. 1 verwijst naar Cyprus, 5 verwijst naar de landen van Centraal –en Oost-

Europa.

157

De Maastrichtnorm houdt in dat het begrotingstekort niet groter mag zijn dan 3% van het Bruto Binnenlands

product; zie hierover ook Deel IV, Hoofdstuk 1. 158

Website europa.eu, online te consulteren: http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/

2004_and_2007_enlargement/l60001_en.htm. 159

Conclusies van het voorzitterschap, Berlijn, 24 en 25 maart 1999. 160

COM (1997) 2000 def. .83-88 en 57-59. 161

Europa Press Releases “De toetredingspartnerschappen zullen de kandidaat-lidstaten begeleiden op hun weg

naar het EU- lidmaatschap”, online te consulteren:

http://europa.eu/rapid/press-release_IP-98-274_nl.htm; Europa Presse Releases “Uitbreiding van de EU en

toetredingspartnerschappen, online te consulteren: http://europa.eu/rapid/ press-release_MEMO-98-

21_nl.htm; COM (1997) 2000, 82. 162

COM (1997) 2000 def. 57; MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European

Union, New York, Oxford University Press, 2003, (9) 25.

Page 40: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

36

Hoofdstuk 4. Naar een versterkte pré-toetredingsstrategie: De Europese Raad

van Luxemburg

Inleiding

52.

“De Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 is een historische

mijlpaal voor de toekomst van de Unie en van geheel Europa.”163

Met die woorden vangen de conclusies van het voorzitterschap van Luxemburg aan. Geheel

terecht lijkt mij en wel om verschillende redenen. Vooreerst leidt de Europese Top van

Luxemburg tot het formeel lanceren van de versterkte pré-toetredingsstrategie. Deze strategie

strekt er toe alle kandidaat-landen uit Centraal –en Oost-Europa voor te bereiden op

lidmaatschap van de EU. De landen die worden opgenomen zijn Polen, Tsjechië, Hongarije,

Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije en Slovenië.

Volgende elementen worden door de Europese Raad aangemerkt als kern van de versterkte

pré-toetredingsstrategie:

1. Toetredingspartnerschappen

2. Versterkte pré-toetredingssteun

3. Jaarlijkse controle door de Commissie over de bereikte vooruitgang

Bovendien bevestigt de Europese Raad het standpunt van de Commissie dat

toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend met de ‘1+5’.

De aanbevelingen die de Commissie geformuleerd heeft in “Agenda 2000” worden met

andere woorden opgevolgd. Dit onderstreept de belangrijke rol van de Europese Raad in het

EU-uitbreidingsproces. Al mag de Commissie nog met zo veel gezag bekleed zijn, haar

initiatieven blijven dode letter zolang ze geen aanleiding geven tot een politieke consensus.164

Vooraleer wordt overgegaan tot een analyse van de kernelementen van de versterkte pré-

toetredingsstrategie dient eerst nog de aandacht te worden gevestigd op iets anders.

4.1. De Europese Conferentie

53. In december 1997 wordt de Europese Raad geconfronteerd met een misnoegd Turkije. Het

land is ontevreden omdat de Commissie bij het opstellen van “Agenda 2000” haar wens om

toe te treden totaal genegeerd heeft. In tegenstelling tot Cyprus, Malta en de tien landen van

Centraal –en Oost-Europa wordt Turkije niet beschouwd als kandidaat-lidstaat. Turkije had

reeds in 1987 een verzoek ingediend tot toetreding en kreeg toen een extreem negatief advies

van de Commissie, gelet op de politieke en economische wantoestanden in het land.165

Toch

besloot de Commissie in haar advies dat Turkije “in aanmerking komt voor EU-

lidmaatschap”. Dit deed ze om het land niet te veel tegen de borst te stuiten, gelet op het

163

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 164

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 26. 165

Denk bijvoorbeeld aan de problemen met de Koerdische minderheid en de kwestie Cyprus.

Page 41: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

37

belang van haar strategische ligging. In “Agenda 2000” bevestigt de Commissie dit

standpunt.166

Turkije beseft echter dat “in aanmerking komen voor lidmaatschap” niet in het

minst gelijkgeschakeld kan worden met het label “kandidaat-lidstaat”. Voorts is het land er

niet over te spreken dat met Cyprus wel toetredingsonderhandelingen kunnen worden

geopend. Turkije weigert al jarenlang de Republiek Cyprus te erkennen ten gevolge van de

burgeroorlog tussen de Grieks –en Turks Cyprioten in de jaren ’60. Dit conflict resulteerde in

de Turkse bezetting van Noord-Cyprus. 167

Om de gemoederen wat te bedaren besluit de Europese Raad van Luxemburg een Europese

Conferentie in het leven te roepen. De bedoeling is met dit initiatief “een multilateraal forum

voor politiek overleg te creëren dat tot doel heeft vraagstukken van algemeen belang voor de

deelnemers te ontwikkelen.”168

Met vraagstukken van algemeen belang wordt gedoeld op

aangelegenheden met een grensoverschrijdende dimensie zoals bijvoorbeeld justitie en

binnenlandse zaken en regionale samenwerking. In Luxemburg wordt bepaald dat het

voorzitterschap van de Conferentie berust bij het land dat op dat ogenblik de Raad voorzit. De

Conferentie zal jaarlijks bijeenkomen op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders

en de Commissievoorzitter. Daarnaast kunnen ook Conferenties georganiseerd worden op het

niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken. Genoeg elementen dus die bevestigen dat

“Europese Conferentie” voortbouwt op de “Gestructureerde Dialoog” van Essen.169

Turkije zal, net als de landen van Centraal –en Oost-Europa en Cyprus, uitdrukkelijk worden

uitgenodigd om deel te nemen aan de eerste Europese Conferentie in Londen in maart 1998.

Het is trouwens net de bedoeling Turkije met dit initiatief het idee te geven dat ze welkom is

in de Europese Unie. Uiteindelijk komt het land niet opdagen. Turkije heeft immers maar één

wens en dat is toetreden tot de EU. Het land gaat niet langer akkoord met tussenoplossingen

zoals multilaterale fora. De “Europese Conferentie” in Londen heeft dan ook niet meer

opgebracht dan het uitwisselen van een aantal ideëen over terrorisme en andere

grensoverschrijdende problemen, terwijl zij initieel tot doel had aan Turkije een forum te

bieden. Latere Europese Conferenties leiden evenmin tot noemenswaardige resultaten.170

54. Toch verdient in dit opzicht één initiatief bijzondere vermelding. In navolging van de

aanslagen in New York wordt in september 2001 een unieke Europese Conferentie bijeen

geroepen. Niet alleen de kandidaat-landen uit Centraal –en Oost-Europa worden uitgenodigd,

maar ook Rusland, Oekraïne en Moldavië. Gelet op haar bijzondere samenstelling wordt naar

deze bijeenkomst verwezen als de “uitgebreide” Europese Conferentie. Het doel van dit

initiatief is tot nieuwe inzichten komen in de strijd tegen het internationaal terrorisme.

Uiteindelijk zal ook deze Conferentie geen concrete resultaten opleveren. Later wordt er nog

aan gedacht de Europese Conferentie om te vormen tot een multilateraal forum voor Pan-

Europese Samenwerking, maar geleidelijk aan verdwijnt dit idee op de achtergrond.171

166

COM (1997) 2000 def. 105. 167

Hoorcollege Professor Maresceau Grondige Studie Europees recht, 25 oktober 2011. 168

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 169

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 27. 170

Hoorcollege Professor Maresceau Grondige Studie Europees Recht, 25 oktober 2011; M. MARESCEAU, “The

EU Pre-Accession Strategies: a Political and Legal Analysis” in M. MARESCEAU EN E. LANNON (eds.), The

EU’s enlargement and meditteranean strategies: a comparative analysis, Palgrave, Houndmills, 2001, (3) 6. 171

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 29.

Page 42: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

38

4.2. Toetredingspartnerschappen

4.2.1. Algemeen

55. Toetredingspartnerschappen worden beschouwd als de spil van de versterkte pré-

toetredingsstrategie. Ze vormen één enkel kader waarbinnen de prioriteiten van het betrokken

land en de daarvoor beschikbare financiële middelen worden samengebracht. De financiële

ondersteuning is afhankelijk van de vorderingen gemaakt door de kandidaat-lidstaten. Hierbij

wordt in belangrijke mate rekening gehouden met het na te leven tijdschema zoals

overeengekomen in het Partnerschap.172

In Luxemburg beslissen de staatshoofden –en regeringsleiders dat “de Raad met eenparigheid

van stemmen een besluit dient te nemen over de instelling van Partnerschappen”. De

Verdragen betreffende de Unie bevatten immers geen wettelijke grondslag met betrekking tot

de pré-toetredingsstrategie, waardoor dient terug gevallen te worden op het oud artikel 308

EG-Verdrag:173

“Indien een optreden van de Gemeenschap noodzakelijk blijkt om, in het kader van de

gemeenschappelijke markt, een der doelstellingen van de Gemeenschap te

verwezenlijken zonder dat dit Verdrag in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet,

neemt de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na

raadpleging van het Europees Parlement de passende maatregelen”

Uiteindelijk zal de Raad op 16 maart 1998 Verordening 622/98174

aannemen, conform artikel

308 EG-Verdrag. Tot op heden wordt dit instrument beschouwd als de juridische grondslag

van de Toetredingspartnerschappen. Artikel 2 Vo. 622/98 (hierna “Toetredingspartnerschap-

Vo.) bepaalt “dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit zal

nemen over de beginselen, prioriteiten, tussentijdse doelstellingen en voorwaarden voor de

onderscheiden partnerschappen voor toetreding, alsook over de belangrijke wijzigingen die

daarin naderhand zullen worden aangebracht.” In navolging van dit artikel keurt de Raad op

30 maart 1998 voor elk van de kandidaat-lidstaten een dergelijk besluit goed. Eén voor één

bevatten deze besluiten een bijlage waarin de prioriteiten van het betreffende

Toetredingspartnerschap worden vastgesteld. 175

Aangezien de Raad unilateraal beslist tot het instellen van Toetredingspartnerschappen,

binden deze in principe enkel de lidstaten en de Raad zelf. Nochtans wordt de inhoud van het

Partnerschap vastgelegd aan de hand van een intensieve dialoog met het betrokken kandidaat-

land. Daarenboven dient elke kandidaat-lidstaat een Nationaal Programma voor de

implementatie van het Acquis aan te nemen, waarin wordt bepaald hoe zal worden tegemoet

gekomen aan de prioriteiten van het Partnerschap. De rol van de kandidaat-lidstaten is met

andere woorden niet te onderschatten.176

172

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 173

K. INGLIS, “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in A. OTT EN K. INGLIS, Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(103) 106. 174

Verordening (EG) Nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten

in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van de partnerschappen tot

toetreding, PB 1998 L85/1. 175

Zie PB 1998 L121. 176

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 31.

Page 43: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

39

Waarom de Unie voor deze aanpak gekozen heeft is eigenlijk eenvoudig te verklaren. Indien

men ervoor opteert Toetredingspartnerschappen in het leven te roepen door middel van een

beslissing van de Associatie-Raad binnen het kader van de Europa-Overeenkomsten, kan dit

eventueel aanleiding geven tot constitutionele problemen. Beslissingen van de Associatie-

Raad worden immers beschouwd als bilaterale akkoorden en dienen derhalve geratificeerd te

worden conform de grondwettelijke bepalingen van het betrokken kandidaat-land.177

Toetredingspartnerschappen gaan inhoudelijk veel verder dan de Europa-akkoorden. Waar

deze laatste voornamelijk betrekking hebben op handelsaspecten en economische

samenwerking, omvatten de Partnerschappen het volledige acquis. De prioriteiten van het

initieel Partnerschap vloeien voort uit de moeilijkheden die de Commissie heeft vastgesteld

bij het opstellen van haar adviezen. Men maakt telkens een onderscheid tussen prioriteiten op

“korte termijn” en prioriteiten op “middellange termijn”. Aan de eerste categorie dient bij

voorkeur navolging te worden gegeven binnen een tijdspanne van maximum één jaar. Bij de

tweede categorie krijgen kandidaat-lidstaten wat meer respijt. Dit is ook logisch aangezien

dergelijke objectieven aanleiding geven tot meer moeilijkheden. Doorgaans wordt een termijn

van vijf jaar voor ogen gehouden.178

In het kader van de versterkte pré-toetredingsstrategie heeft de Commissie de bevoegdheid

controle uit te oefenen op de voortgang van de kandidaat-lidstaten in de implementatie van

het acquis. Hiertoe zal zij jaarlijks individuele voortgangsrapporten uitbrengen met betrekking

tot alle kandidaat-lidstaten. Op basis van de bevindingen van de Commissie zullen de

Toetredingspartnerschappen ten gepaste tijde worden herzien. Dit weerspiegelt de interactie

tussen de verschillende elementen van de versterkte pré-toetredingsstrategie.179

4.2.2. Het Toetredingspartnerschap met Slovenië

56. Het Besluit nr. 98/266 EG180

van de Raad bepaalt de voorwaarden van het Partnerschap

met Slovenië. In 1999181

en 2002182

wordt het Partnerschap herzien. Ik zal me beperken tot

een aantal algemene beschouwingen. Het heeft immers geen zin hier een ellenlange

opsomming te geven van de prioriteiten die voor Slovenië worden aangewezen. De lezer kan

deze eenvoudig nagaan door raadpleging van de desbetreffende besluiten. Bovendien wordt in

het volgende subhoofdstuk gereflecteerd over de bevindingen van de Commissie in haar

177

K. INGLIS, “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in A. OTT EN K. INGLIS, Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(103) 108. 178

K. INGLIS, “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in A. OTT EN K. INGLIS, Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(103) 108-109. 179

K. INGLIS, “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in A. OTT EN K. INGLIS, Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(103) 108-109. 180

Besluit Nr. 98/266 EG van de Raad van 30 maart 1998 inzake de beginselen, prioriteiten, tussentijdse

doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de Republiek Slovenië, PB 1998

L121/46. 181

Besluit Nr. 99/859 EG van de Raad van 6 december 1999 inzake de principes, prioriteiten, tussentijdse

doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de Republiek Slovenië, PB 1999

L335/64. 182

Besluit Nr. 2002/94 EG van de Raad van 28 januari 2002 inzake de beginselen, prioriteiten, tussentijdse

doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de Republiek Slovenië, PB 2002

L44/101.

Page 44: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

40

periodieke verslagen. Het zal dan meteen ook duidelijk worden welke voor Slovenië de

voornaamste knelpunten waren tijdens haar voorbereidingen op lidmaatschap.

Alle Toetredingspartnerschappen omvatten dezelfde structuur. Eerst worden de doelstellingen

uiteen gezet. Voor alle kandidaat-landen van Centraal – en Oost-Europa zijn de bewoordingen

identiek. Bevestigd wordt dat Toetredingspartnerschappen het juridisch kader vormen voor de

prioritaire gebieden voor verdere werkzaamheden, de beschikbare financiële ondersteuning en

de daaraan verbonden voorwaarden. Dit laatste element is interessant, want het wijst op een

zekere conditionaliteit. Bovendien vormt het Partnerschap voor Toetreding het raamwerk voor

een reeks beleidsinstrumenten die kandidaat-landen helpen bij de voorbereidingen op

lidmaatschap. Eén van deze instrumenten is het Nationaal Programma voor de Overname van

het acquis. Slovenië presenteert een eerste dergelijk Programma op 30 maart 1998. De

Commissie betreurt dat in het initieel Programma met geen woord wordt gerept over de

aanpak van de prioriteiten op middellange termijn. Slovenië verschaft enkel uitleg over hoe

zij zal tegemoet komen aan haar prioriteiten op korte termijn.183

Rekening houdend met de

opmerkingen van de Commissie, wordt het Programma een eerste keer herzien in mei 1999.

Tot 2002 zal het Programma jaarlijks worden gewijzigd, op basis van de bevindingen van de

Commissie in haar periodieke verslagen.184

Na het formuleren van de doelstellingen worden de Kopenhagen-criteria nog eens opgesomd.

Voldoen aan deze criteria is immers net hetgeen beoogd wordt met het instellen van

Toetredingspartnerschappen. Dit brengt ons tot het volgende onderdeel, namelijk de

“Prioriteiten en Tussentijdse Doelstellingen.” Het Partnerschap benadrukt dat op 30 maart

1998 geen van de kandidaat-landen reeds voldoet aan alle criteria voor lidmaatschap.

Derhalve wordt een overzicht gegeven van de te realiseren prioriteiten. Voor elke prioriteit

worden in samenwerking met de betrokken landen exacte doelstellingen vooropgesteld. Zo

dient Slovenië ter verwezenlijking van de prioriteit “Eigendomsrecht” verduidelijking te

brengen over het Spaanse Compromis.185

Het initieel Partnerschap acht het realistisch dat Slovenië de prioriteiten op “korte termijn”

eind ’98 zal verwezenlijkt hebben. Minstens dient het land op dat ogenblik aanzienlijke

vooruitgang te hebben geboekt. Van de prioriteiten op “middellange termijn” aanvaardt men

dat hun realisatie langer dan een jaar zal vergen.186

Op 6 december 1999 wordt het

Partnerschap herzien en stelt men nieuwe prioriteiten voorop. Slovenië krijgt een jaar de tijd

om te beantwoorden aan de prioriteiten op “korte termijn”. De “prioriteiten op middellange

termijn” vergen bijkomende inspanningen waardoor het opnieuw meer tijd in beslag zal

nemen om deze te realiseren.187

Uiteindelijk wordt het Toetredingspartnerschap met Slovenië een laatste keer gewijzigd op 28

januari 2002. Ditmaal wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen prioriteiten op korte –en

middellange termijn, de Raad stelt gewoon dat “Slovenië alle in het periodiek verslag van

2001 genoemde problemen dient aan te pakken.188

In het Partnerschap worden slechts de

183

COM (1998) 709 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession”,

17 december 1998. 184

Besluit nr. 99/266 EG, 2; Zie voor het Nationaal Programma voor de overname van het Acquis en de

daaropvolgende gewijzigde Programma’s de website van de Sloveense Overheid

www.arhiv.svrez.gov.si/en/legislation_and_documents eu_documents/

republic_of_slovenias_national_programme_for_the_adoption_of_the_acquis/. 185

Besluit nr. 99/266 EG, L335/62. 186

Besluit Nr. 98/266 EG, L121/48-49. 187

Besluit nr. 99/266 EG, L335/62-63. 188

Besluit Nr. 2002/94 EG, L44/102-103.

Page 45: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

41

voornaamste prioritaire gebieden uiteengezet”. Hiermee bevestigt men trouwens uitdrukkelijk

de correlatie tussen de periodieke verslagen van de Commissie en de inhoud van de

Toetredingspartnerschappen.

Nadat de prioriteiten voor het betrokken kandidaat-land zijn uiteengezet, dient het

Partnerschap de beschikbare financiële middelen aan te wijzen. De diverse soorten pré-

toetredingssteun worden niet hier beschreven, maar in het volgende subhoofdstuk. Belangrijk

is dat het niveau van financiële ondersteuning afhankelijk is van de mate waarin wordt

tegemoet gekomen aan de prioriteiten van het Partnerschap. Kandidaat-lidstaten riskeren zelfs

geen pré-toetredingssteun meer te verkrijgen, indien ze onvoldoende vooruitgang boeken in

hun voorbereidingen tot lidmaatschap. Pré-toetredingssteun wordt met andere woorden

gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. Over deze mate van conditionaliteit wordt

gereflecteerd in navolgend hoofdstuk.189

Tot slot dient vermeld te worden dat op de uitvoering van het Partnerschap toezicht wordt

gehouden binnen het kader van de Europa-overeenkomsten. Dit toezicht neemt voor Slovenië

en de andere kandidaat-landen een aanvang wanneer de Commissie haar eerste Periodiek

Verslag indient. Andere bevoegde controle-instanties zijn onder meer de Associatieraad en

het Associatiecomité.190

4.3. Versterkte pré-toetredingssteun

57. De Europese Raad van Luxemburg bepaalt dat in het kader van de versterkte pré-

toetredingsstrategie de pré-toetredingssteun aanzienlijk zal worden opgevoerd.191

Op dat

ogenblik worden de kandidaat-landen in hun voorbereidingen tot lidmaatschap uitsluitend

financieel ondersteund door het PHARE-Programma. Oorspronkelijk had dit Programma tot

doel Polen en Hongarije financiële bijstand te verlenen in hun politieke en economische

hervormingen. Sinds het lanceren van de versterkte pré-toetredingsstrategie is PHARE echter

geheel gericht op toetreding. PHARE-middelen worden aangewend ter realisatie van de

toetredingsprioriteiten die in de Partnerschappen worden omschreven.192

In Luxemburg komt men tot de vaststelling dat naast PHARE nood is aan meer

gespecialiseerde pré-toetredingssteun. Zo dient een Programma tot landbouwsteun te worden

uitgewerkt alsook een structureel instrument ter ondersteuning van soortgelijke maatregelen

als die van het cohesiefonds.193

Met het cohesiefonds tracht de EU de economie van minder

welvarende landen op peil te brengen.194

Uiteindelijk resulteren deze eisen in het oprichten

van twee nieuwe programma’s voor pré-toetredingssteun, SAPARD195

en ISPA196

.

189

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 31. 190

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 31. 191

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 192

COM (2003) 0097 def. “ Verslag van de Commissie. Jaarverslag 2001 van het Phare-Programma”,

3 maart 2003. 193

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 194

Zie Website Europa.nu: http://www.europa-nu.nl/id/vgb8kauhgays/cohesiefonds. 195

Verordening (EG) Nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap

voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-

lidstaten in Midden –en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode, PB 1999 L161/87. 196

Verordening (EG) Nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een

pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid, PB 1999 L161/63.

Page 46: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

42

SAPARD staat voor “Structural Adjustment Programme for Agriculture and Rural

Development”. Het Programma tracht kandidaat-lidstaten voor te bereiden op het acquis met

betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de daarmee verwante beleidstakken.

Voorts is het gericht op het oplossen op lange termijn van aanpassingsproblemen in de

landbouwsector en plattelandsgebieden.197

ISPA staat voor “Pre-Accession Structural

Instrument”. Dit pré-toetredingsinstrument strekt er toe aan kandidaat-lidstaten bijstand te

bieden op het vlak van sociale en economische cohesie, met name voor wat betreft milieu en

vervoer.198

Via ISPA kan onder meer hulp worden geboden in het opzetten van grootschalige

projecten met betrekking tot spoorwegeninfrastructuur of de behandeling van afvalwater.199

PHARE, SAPARD en ISPA worden beschouwd als de drie pré-toetredingsinstrumenten die

de kandidaat-lidstaten gedurende de periode 2000-2006 financieel zullen ondersteunen. De

Europese Raad van Berlijn van 1999 bepaalt hiertoe de beschikbare middelen. Het jaarlijks

budget voor pré-toetredingssteun bedraagt 3,120 miljoen EURO: 1,560 miljoen EURO voor

PHARE, 1,040 miljoen euro voor ISPA en 520 miljoen EURO voor SAPARD.200

De

PHARE-toewijzing voor de periode 1995-1999 bedroeg voor Slovenië in totaal 127 miljoen

EURO.201

In ANNEX I is een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven welke concrete

bedragen Slovenië jaarlijks ontvangen heeft van de verschillende pré-toetredingsinstrumenten.

58. Slovenië zal tijdens de pré-toetredingsfase in totaal 339 miljoen verkrijgen van het

PHARE-programma. Minstens de helft hiervan wordt besteed aan institutionele hervormingen

.202

PHARE focust immers in belangrijke mate op de versterking van de bestuurlijke

capaciteit. Met het oog op een daadwerkelijke toepassing van het acquis dienen de

democratische instellingen en het gerechtelijk apparaat te worden versterkt.203

In de periode

tussen 1992 en 1997 richt het PHARE-Programma voor Slovenië zich voornamelijk op de

economische ontwikkeling van het land. Slovenië dient de middelen aan te wenden om

hervormingen door te voeren in de bedrijfswereld en bankensector. Sinds het openen van de

toetredingsonderhandelingen in maart 1998 wordt de financiële ondersteuning gebruikt om

tegemoet te komen aan de verplichtingen van het Partnerschap. 204

Vanaf 2000 verkrijgt

Slovenië financiële ondersteuning van SAPARD en ISPA. De middelen worden aangewend

ter financiering van projecten betreffende het milieu en transport. 205

59. Toekenning van pré-toetredingssteun gebeurt volgens het principe van gelijke

behandeling. Of reeds toetredingsonderhandelingen werden geopend of niet speelt geen

enkele rol. Wel wordt bij de toekenning rekening gehouden met de individuele noden van het

desbetreffende land. Het ligt voor de hand dat pré-toetredingssteun enkel kan worden

197

Artikel 2 Verordening (EG) Nr. 1268/1999. 198

Artikel 1 Verordening (EG) Nr. 1267/1999. 199

COM (2003) 0655 def. “Verslag van de Commissie. Jaarlijks verslag van het pretoetredingsinstrument voor

structuurbeleid”, 21 april 2004. 200

Conclusies van het voorzitterschap, Berlijn, 24 en 25 maart 1999. 201

Besluit Nr. 99/859 EG, L335/66. 202

Website Republic of Slovenia – Government Office for Development and European Affairs:

http://www.arhiv.svrez.gov.si/en/areas_of_work/development_and_technical_assistance/archive/

pre_accession_assistance/ 203

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (1) 36. 204

POTOCNIK EN J.G. LOMBARDERO, “Slovenia’s road to membership in the European Union”, in M. MRAK (ed.),

Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington (D.C.), World Bank, 2004, 372. 205

Website Republic of Slovenia – Government Office for Development and European Affairs:

http://www.arhiv.svrez.gov.si/en/areas_of_work/development_and_technical_assistance/archive/

pre_accession_assistance/

Page 47: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

43

aangewend om projecten te financieren tijdens de pré-toetredingsfase. In 2007 worden

PHARE, ISPA en SAPARD vervangen door het nieuwe pré-toetredingsinstrument IPA

(“Instrument for Pre-Accession Assistance”). Alle landen die voor 2006 toetreden dienen de

financiële middelen die ze hebben verkregen tijdens de pré-toetredingsfase maar niet hebben

aangewend, bij toetreding terug te geven. IPA zal deze middelen dan herverdelen onder de

resterende kandidaat-lidstaten.206

Boven werd reeds vermeld dat aan pré-toetredingssteun een zekere conditionaliteit is

verbonden. Hiertoe voorziet de Toetredingspartnerschap-Vo. zelfs in een specifieke sanctie.

In de literatuur wordt naar deze bepaling gerefereerd als de conditionaliteitsclausule:

“Wanneer een essentieel element voor verdere toekenning van de pretoetredingshulp

ontbreekt, inzonderheid wanneer de in de Europa-overeenkomsten vervatte

verbintenissen niet worden nagekomen en/of er onvoldoende vooruitgang wordt

geboekt op de weg naar de vervulling van de criteria van Kopenhagen, kan de Raad,

met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie

passende maatregelen nemen ten aanzien van de toekenning van pretoetredingshulp

aan een kandidaat-lidstaat.”207

Interessant is dat melding wordt gemaakt van de Kopenhagen-criteria. Waar deze voordien

slechts beschouwd werden als politieke doelstellingen, worden deze met de inwerkingtreding

van deze clausule juridisch afdwingbaar.208

Alle Toetredingspartnerschappen maken melding

van een dergelijke conditionaliteitsclausule. Voor Slovenië wordt bepaald “dat de bijstand van

de Gemeenschap gekoppeld wordt aan bepaalde voorwaarden. Het land dient de

verbintenissen krachtens de Europa-overeenkomst na te komen en verdere vooruitgang te

boeken bij het voldoen aan de criteria van Kopenhagen en bij de tenuitvoerlegging van het

Partnerschap voor toetreding. Het niet naleven van deze algemene voorwaarden kan leiden tot

een besluit van de Raad inzake opschorting van financiële bijstand op basis van artikel 4 van

Verordening (EG) Nr. 622/98.”209

De gewijzigde Partnerschappen van 1999 en 2002 bevatten

quasi gelijkluidende bewoordingen.210

4.4. Jaarlijkse controle door de Commissie over de bereikte vooruitgang

60. Adviesverlening is niet de enige taak van de Commissie in het uitbreidingsbeleid van de

EU. In feite bestaat haar belangrijkste opdracht uit het jaarlijks rapporteren over de

vooruitgang geboekt door de kandidaat-lidstaten. Naar dit proces wordt ook wel gerefereerd

met de term “Monitoring”. Vanaf 1998 tot 2003 heeft de Commissie jaarlijks een verslag

gemaakt over de vorderingen gemaakt door Slovenië. Hieronder worden de voornaamste

conclusies uit deze verslagen uiteengezet.211

206

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (1) 35-36. 207

Artikel 4 Vo. 622/98. 208

MARESCEAU, “Pre-accession” M. CREMONA, The Enlargement of the European Union, New York, Oxford

University Press, 2003, (9) 37. 209

Besluit Nr. 98/266 (EG), 6. 210

Besluit Nr. 99/859 EG, 6; Besluit Nr. 2002/94 EG. 211

De voortgangsrapporten kunnen online geconsulteerd worden op:

http://ec.europa.eu/enlargement/countries/strategy-and-progress-report/.

Page 48: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

44

4.4.1. Periodiek Verslag 1998 212

61. De Commissie bevestigt dat Slovenië voldoet aan de politieke Kopenhagen-criteria. Wel

moet aandacht besteed worden aan de werking van het gerechtelijk apparaat en dient het

Spaanse compromis geïmplementeerd worden in de nationale wetgeving. Doet Slovenië dit

niet, dan pleegt zij een inbreuk op de verplichtingen uit het Europa-akkoord die betrekking

hebben op private eigendom.

Ook de economische criteria geven aanleiding tot gelijkluidende conclusies. Slovenië

benadert een functionerende markteconomie en zal in staat zijn op middellange termijn het

hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de EU. De Commissie

betreurt dat Slovenië sinds haar advies te weinig initiatieven heeft genomen met betrekking

tot haar bestuurlijke capaciteit en de implementatie van het acquis. Bij dit laatste concentreren

de moeilijkheden zich voornamelijk rond thema’s betrekking hebbend op de interne markt

zoals BTW en staatssteun, maar ook justitie en binnenlandse zaken komt aan bod.

Toch is het niet abnormaal dat Slovenië sinds het advies zo weinig vooruitgang heeft geboekt.

Binnen een tijdspanne van één jaar kunnen nu eenmaal geen revolutionaire veranderingen tot

stand worden gebracht. Dit verklaart tevens waarom het periodiek verslag van 1998 relatief

beknopt is in vergelijking met de navolgende verslagen.

4.4.2. Periodiek Verslag 1999213

62. In het tweede voortgangsrapport van de Commissie zijn al enige duidelijke tendensen

merkbaar. De Commissie bevestigt de vaststellingen omtrent de Kopenhagen-criteria uit haar

advies en het vorige verslag. Belangrijk is dat Slovenië in de maanden voorafgaand aan het

tweede periodiek verslag van de Commissie heel wat wetgevende initiatieven heeft

aangenomen om haar nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met het acquis. De

Commissie noemt het wetgevend proces op zijn minst “indrukwekkend”. De geleverde

inspanningen omvatten een breed spectrum en gaan van het invoeren van BTW tot justitie en

binnenlandse zaken.

Een aantal aspecten worden echter nog sterk bekritiseerd. Zo heeft Slovenië weinig

vooruitgang geboekt in het opzetten van gepaste structuren voor een efficiënte implementatie

van het acquis. De genomen maatregelen variëren van sector tot sector. Waar reeds enige

positieve evolutie merkbaar is in sectoren verband houdend met werkgelegenheid, sociale

zaken, landbouw en douaneverplichtingen, lijkt deze tendens afwezig met betrekking tot

staatssteun, belastingen en justitie en binnenlandse zaken. Slovenië dient de bevoegdheden

van elke administratie nauwkeurig af te bakenen en te investeren in adequaat personeel.

Alleen op die manier is zij in staat de nodige bestuurlijke capaciteit te creëren voor de

toepassing en implementatie van het acquis.

Ook al is Slovenië op de goede weg, in een aantal sectoren dient het land bijkomende

inspanningen te leveren in het bereiken van overeenstemming met het acquis. De sectoren die

geviseerd worden hebben betrekking op landbouw, staatssteun, intellectuele eigendom,

overheidsopdrachten en vrij verkeer van personen, kapitalen en diensten.

Overigens wordt betreurd dat Slovenië kiest voor een graduele benadering in het hervormen

van haar economie. Op die manier gaat immers een deel van haar groeimogelijkheden

212

COM (1998) 709 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession”,

17 december 1998. 213

COM (1999) 512 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession”,

13 oktober 1999.

Page 49: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

45

verloren. Het land dient derhalve het transitieproces te versnellen en prioriteit te verlenen aan

de privatisering van staatsmiddelen en de twee overheidsbanken.

4.4.3. Periodiek Verslag 2000214

63. De Commissie verheugt zich over de gemaakte vooruitgang in de hervormingen van het

gerechtelijk apparaat. Het is echter niet mogelijk, op het ogenblik van het uitbrengen van het

verslag, in te schatten welke invloed de genomen initiatieven zullen hebben op de

gerechtelijke achterstand. Toch beweert de Sloveense overheid dat deze reeds met 4% is

afgenomen ten opzichte van het laatste periodiek verslag. 215

Slovenië zal op korte termijn in staat zijn het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk binnen

de Unie, op voorwaarde dat ze de nodige hervormingen voortzet ter bevordering van haar

concurrentiekracht. Het juridisch en institutioneel kader voor een vrije markteconomie begint

geleidelijk aan vorm te krijgen. Belangrijk is de nuance die wordt gemaakt met betrekking tot

de economische criteria. In haar periodiek verslag schrijft de Commissie dat Slovenië “gezien

kan worden” als een functionerende markteconomie. Dit wijst op het onderscheid met andere

Centraal –en Oost-Europese landen waarvan de Commissie beweert dat deze niet enkel

“gezien worden” als een functionerende markteconomie, maar hier ook daadwerkelijk over

beschikken. Slovenië dient dus met andere woorden extra inspanningen te leveren vooraleer

het deel kan uitmaken van deze laatste landengroep.216

Zo oefent de overheid nog steeds te

veel invloed uit in de economische sector en komt de privatisering slechts gestaag op gang.

Dit en starre bedrijfsomstandigheden verklaren waarom het land slechts weinig buitenlandse

investeerders aantrekt.

Een ander probleem dat Slovenië dient aan te pakken betreft de zogenaamde “taxfree shops”.

Onder de Europa-overeenkomst wordt het engagement aangegaan dergelijke winkels, die zich

in de buurt van de landsgrenzen bevinden, te ontdoen van hun belastingvrij karakter. Dit om

overeenstemming te bereiken met het acquis voor wat betreft het aspect directe belastingen.

“Tax free shops” vormen niet de enige bron van frustratie aan de landsgrenzen. Slovenië dient

tevens haar grenscontroles te versterken en een oplossing te vinden voor het conflict met

Kroatië omtrent de baai van Piran.

Nog steeds levert Slovenië te weinig inspanningen om geconfisqueerde bezittingen tijdens het

communisme terug te geven aan de rechtmatige eigenaars. Naar dit proces wordt ook

gerefereerd met de term “denationalisatie”. Tevens vereisen de hervormingen met betrekking

tot het openbaar bestuur bijzondere aandacht. Het rapport van de Ombudsman voor de

mensenrechten bepaalt dat het merendeel van inbreuken in Slovenië te wijten is aan een slecht

georganiseerd bestuur.217

Toch benadrukt het periodiek verslag tevens een aantal positieve aspecten. Zo is de

Commissie enthousiast over de vorderingen die Slovenië maakt met betrekking tot de interne

markt, landbouw, energie, milieu en vrij verkeer van goederen en diensten. Voorts is het land

214

COM (2000) 712 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession” ,

8 november 2000. 215

Website Sloveense Overheid,

http://www.ukom.gov.si/en/media_relations/background_information/slovenia_eu_information_on

_the_accession_process/euslovenia_progress_in_all_problematic_areas/. 216

Eén van deze landen is Polen. “Regular report from the Commission on Poland’s progress towards

accession”, 8 november 2000, online consultatie: http://ec.europa.eu/enlargement/countries/strategy-and-

progress-report/. 217

Republic of Slovenia, Human Rights Ombudsman, Annual Report 2000, 47, online te consulteren op

http://www.varuh-rs.si/fileadmin/user_upload/pdf/lp/vcp_lp_2000_eng.pdf

Page 50: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

46

op de goede weg in het versterken van haar bestuurlijke capaciteit. Zo werd reeds een

institutioneel kader uitgewerkt omtrent staatssteun, energie en milieu. In 2000 geeft de

overheid te kennen dat ze tevreden is met het periodiek verslag van de Commissie en denkt

ten laatste in 2003 te kunnen toetreden tot de EU.218

4.4.4. Periodiek Verslag 2001219

64. De Commissie stelt dat Slovenië sinds het advies in 1997 aanzienlijke vooruitgang heeft

geboekt in het versterken van de instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de

mensenrechten en het respect voor en de bescherming van de minderheden garanderen.

Slovenië voldoet met andere woorden nog steeds aan de politieke Kopenhagencriteria.

Een belangrijke doorbraak doet zich voor met betrekking tot de economische criteria. In haar

verslag van 2001 verklaart de Commissie voor het eerst dat Slovenië “beschikt” over een

functionerende markteconomie. Wel maakt ze zich ernstig zorgen over de aanzienlijke

inflatiegraad. Die bedraagt in 2001 immers meer dan het dubbele van de maximale graad

bepaald door het Verdrag van Maastricht.220

Verklarende factoren vormen de indexering van

de Sloveense economie en haar inflexibele arbeidsmarkt.

Ten gevolge van de hoge

inflatiegraad nemen de spaarintresten in 2001 toe tot 16 à 17%. Tegemoet komen aan deze

problematiek vormt dan ook één van de voornaamste prioriteiten van Slovenië.

Andere moeilijkheden doen zich voor met betrekking tot vrij verkeer van personen, regionaal

beleid, sociaal beleid en werkgelegenheid, consumentenbescherming en gezondheidszorg.

Verder blijven de vergaande overheidsinmenging en het gebrek aan privatisering in de bank–

en verzekeringssector belangrijke struikelpunten.

Slovenië boekt wel vooruitgang op het vlak van vennootschapsrecht, transport, landbouw,

energie, cultuur en audiovisuele –en telecommunicatie. Bovendien doet het land verdere

inspanningen haar bestuurlijke capaciteit te bestendigen met betrekking tot vrij verkeer van

goederen, telecommunicatie, cultuur en audio-visuele –en interne financiële controle. Het land

heeft sinds 1999 aanzienlijke vorderingen gemaakt in het reduceren van de gerechtelijke

achterstand. Dit is grotendeels te wijten aan het “Herkules”-programma, een project tot stand

gekomen onder invloed van de overheid en het Hooggerechtshof. Het “Herkules”-programma

strekt er toe op basis van een beurtrolsysteem extra rechters toe te wijzen aan rechtbanken

geconfronteerd met een te hoge werklast. In twee jaar tijd is hierdoor het aantal hangende

rechtszaken afgenomen met 10 %. Ook de hervormingen met betrekking tot het openbaar

bestuur leiden tot positieve resultaten, hoewel Slovenië de belangrijkste kaderwetgeving nog

niet heeft aangenomen.

4.4.5. Periodiek Verslag 2002221

65. Het periodiek verslag van 2002 herhaalt veel kritiek uit het verslag van 2001. De

inflatieproblematiek en het gebrek aan privatisering vormen nog steeds de voornaamste

moeilijkheden. Desalniettemin is gestage vooruitgang merkbaar met betrekking tot de

218

Zie website Central Europe Review, http://www.ce-review.org/00/39/eu39slovenia.html;

Website Slovenië, “10 jaaronafhankelijkheid”,

http://www.slovenija2001.gov.si/10years/independence/foreign-policy/slo-eu/. 219

SEC (2001) 1755, “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession”,

13 november 2001. 220

De inflatiegraad in Slovenië bedraagt in Augustus 2001 9,1%. 221

SEC (2002) 1014, “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards accession”, 9

oktober 2002.

Page 51: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

47

instroom van buitenlandse investeerders. Voor 2001 vertegenwoordigen buitenlandse

investeringen slechts 1% van het bruto binnenlands product. Vanaf 2001 stijgt dit percentage

tot 2,3% wat beschouwd kan worden als een eerste stap in de goede richting. Bovendien heeft

het land nog steeds een functionerende markteconomie en zal het wellicht op korte termijn het

hoofd kunnen bieden aan de concurrentiedruk binnen de Unie.

Slovenië is er het afgelopen jaar in geslaagd de vereiste kaderwetgeving met betrekking tot

het openbaar bestuur goed te keuren. Het land dient echter verdere hervormingen door te

voeren met betrekking tot het gerechtelijk apparaat. Op het ogenblik van het uitbrengen van

het verslag bevindt het “Herculesproject” zich aan het einde van haar mogelijkheden. Sinds

2001 is slechts geringe vooruitgang geboekt in het wegwerken van de gerechtelijke

achterstand. Het aantal rechtszaken dat betrekking heeft op het kadaster is zelfs toegenomen.

De vooruitgang geboekt in de implementatie van het acquis is veelbelovend. Slovenië bereikt

een hoge harmonisatiegraad met de meeste hoofdstukken van het acquis. De grootste

inspanningen werden verricht met betrekking tot vrij verkeer van personen, visserij, de

Economische en Monetaire Unie, werkgelegenheid en sociaal beleid, regionaal beleid, milieu

en financiële controle. Het land is vergevorderd in het tot stand brengen van de vereiste

bestuurlijke capaciteit. Toch zijn verdere inspanningen nog steeds noodzakelijk. Slechts

geringe vorderingen werden gemaakt op het gebied van consumentenbeleid en

volksgezondheid. Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan de structuren noodzakelijk

voor de uitvoering van het acquis met betrekking tot het goed en efficiënt beheer van het EU-

budget.

Inmiddels zijn de onderhandelingen over 28 hoofstukken van het acquis voorlopig afgesloten.

Over het algemeen komt Slovenië haar verplichtingen na die ze heeft overeengekomen tijdens

de onderhandelingen. De Commissie denkt dat het land in staat zal zijn de verplichtingen van

het lidmaatschap op zich te nemen binnen de gewenste tijdspanne. Volgens haar

Strategiedocument “Op weg naar de Uitgebreide Unie” is de Commissie van oordeel dat

Slovenië samen met negen andere kandidaat-lidstaten vanaf begin 2004 zal voldoen aan de

criteria voor lidmaatschap.222

4.4.6. Monitoringsverslag 2003223

66. In bovenvermeld Strategiedocument gaat de Commissie het engagement aan ook tussen

het ondertekenen van het toetredingsverdrag en de daadwerkelijke toetreding haar

monitoringsfunctie te blijven uitoefenen. Daarom belooft zij zes maanden voor de datum van

toetreding een alomvattend monitoringsverslag op te stellen over de vooruitgang van ieder

van de toetredende landen. Uiteindelijk stelt de Commissie 11 monitoringsverslagen op in

september 2003. Het eerste verslag vormt een algemene conclusie omtrent de toetredende

landen, de andere 10 hebben betrekking op elk land afzonderlijk. Hieronder volgen de

voornaamste conclusies met betrekking tot Slovenië.

Op macro-economisch vlak vertoont Slovenië een degelijk resultaat, hoewel de

inflatieproblematiek nog steeds zorgen baart. Er is wel vooruitgang geboekt, aangezien de

inflatiegraad met 2,3 % is gedaald ten opzichte van 2001224

, maar dit is eerder te wijten aan

occasionele factoren in plaats van gesteund te zijn op een duurzaam beleid. Inflatie blijft met

222

COM (2002) 700 def. “Op weg naar de uitgebreide Unie. Strategiedocument en Verslag van de Europese

Commissie over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten op de weg naar toetreding”, 9 oktober 2002. 223

Commissie, “Comprehensive monitoring report on Slovenia’s preparations for membership” online te

consulteren, http://ec.europa.eu/enlargement/archives/pdf/key_documents/2003/cmr_si_final_en.pdf. 224

In 2001 bedraagt de inflatiegraad 8,6 %, in 2002 7,5%.

Page 52: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

48

andere woorden een knelpunt voor Slovenië. De regering dient verdere structurele

hervormingen door te voeren om het concurrentievermogen van de economie te ondersteunen,

zoals de privatisering van de financiële sector.

Slovenië beschikt over voldoende justitiële en bestuurlijke capaciteit om het acquis efficiënt

te kunnen toepassen, maar verbeteringen zijn altijd mogelijk. De wetgeving omtrent het

openbaar bestuur dient te worden uitgevoerd. Voorts dienen blijvend gerechtelijke

hervormingen te worden verdergezet om tegemoet te komen aan de gerechtelijke achterstand.

Slovenië kampt met problemen voor wat betreft de vertaling van het acquis. Overeenkomstig

artikel 2 juncto 58 van de Toetredingsakte zijn onmiddellijk vanaf de toetreding alle

wetgevende akten van de Unie toepasselijk op de nieuwe lidstaten en dienen zij in de

officiële talen van de EU in het Publicatieblad te worden gepubliceerd. Met officiële talen van

de Unie wordt bedoeld de officiële talen van de lidstaten. De kandidaat-lidstaten staan zelf in

voor de correcte juridische vertaling. Het vertalingsproces zelf verloopt vrij vlot in Slovenië,

maar de revisie van teksten door plaatselijke experten in de afzonderlijke ministeries leidt tot

onnoemelijk veel vertraging. Slovenië dient dit proces te versnellen en het aantal gereviseerde

teksten in de komende tijd tot aan de toetreding drastisch op te voeren.

De Commissie besluit dat Slovenië op de meeste beleidsterreinen een hoog niveau van

aanpassing aan het acquis heeft bereikt. Het land is in staat op het ogenblik van toetreding de

meeste hoofdstukken van het acquis uit te voeren. Op sommige gebieden voldoet Slovenië

slechts gedeeltelijk aan de vereisten en verplichtingen en dient het land extra inspanningen te

leveren om zijn voorbereidingen voor toetreding te voltooien. Hiertoe behoren deelaspecten

van de hoofdstukken omtrent vrij verkeer van goederen, vennootschapsrecht, vrijheid van

dienstverlening, landbouw, belastingen, sociaal beleid en werkgelegenheid, telecommunicatie,

regionaal beleid en coördinatie van structuurinstrumenten, consumentenbeleid en

volksgezondheid, justitie en binnenlandse zaken en buitenlandse betrekkingen.

Tot slot dient Slovenië onmiddellijk resolute actie te ondernemen om één kwestie van ernstige

zorg in één hoofdstuk van het acquis aan te pakken, indien het op de datum van toetreding wil

klaar zijn met haar voorbereidingen. Dit betreft de wederzijdse erkenning van

beroepskwalificaties in het hoofdstuk vrij verkeer van personen, met name de aanpassing van

het algemeen stelsel van erkenningen en van bepaalde beroepen in de gezondheidszorg.

67. Slovenië heeft het uiteindelijk toch niet zo slecht gedaan. Ook al bereiken de andere

kandidaat-lidstaten zes maanden voor toetreding tevens een hoog niveau van

overeenstemming met het acquis, het merendeel onder hen dient nog twee tot zes kwesties

van ernstige zorg aan te pakken om klaar te zijn voor EU-lidmaatschap. Bij Polen zijn dit er

zelfs negen. Op zijn minst kan gesteld worden dat wat de voorbereiding van de “Big Bang”-

uitbreiding betreft, Slovenië kan beschouwd worden als één van de beste leerlingen van de

klas.

Page 53: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

49

Hoofdstuk 5. Toetredingsonderhandelingen

68. In navolging van Agenda 2000 besluit de Europese Raad van Luxemburg

toetredingsonderhandelingen te openen met de ‘1+5’. Benadrukt wordt dat het besluit om

onderhandelingen te starten niet betekent dat deze voor de verschillende kandidaat-lidstaten

gelijktijdig zullen worden afgerond.225

Toetredingsonderhandelingen kunnen immers niet

worden afgesloten vooraleer een akkoord is bereikt over elk detail van het acquis. Uiteraard

verlopen de besprekingen niet synchroon, gelet op de individuele noden van elke kandidaat-

lidstaat. Het tijdstip van toetreding is met andere woorden voor elke kandidaat-lidstaat

afhankelijk van de geboekte vooruitgang tijdens de onderhandelingen. 226

Tijdens de onderhandelingen staan twee fundamentele principes centraal:

- Toetredingsonderhandelingen impliceren volledige aanvaarding van het acquis. Boven

hebben we er reeds de aandacht op gevestigd dat dit niet verhindert dat eventuele

overgangsmaatregelen kunnen worden toegestaan. Het algemeen standpunt van de EU

omtrent overgangsmaatregelen is dat deze een uitzondering vormen, in tijd en

draagwijdte beperkt zijn en vergezeld gaan van een plan voor de toepassing van het

acquis in duidelijk omschreven stappen. Zij mogen in geen geval wijzigingen van de

regels en het beleid van de Europese Unie met zich meebrengen, de goede werking

daarvan verstoren of tot ernstige concurrentieverstoringen leiden.

- Met elke kandidaat-lidstaat wordt een apart kader uitgewerkt waarin de

onderhandelingen plaats vinden. Men organiseert hiertoe een reeks bilaterale

intergouvernementele conferenties (hierna “IGC’s voor toetreding”) met het betrokken

kandidaat-land en de lidstaten van de Unie. Dit principe van differentiatie weerspiegelt

zich ook in het feit dat toetredingsonderhandelingen parallel verlopen met de

voorbereiding op lidmaatschap. Op die manier bepaalt de individuele voortgang van

elke kandidaat-lidstaat welke hoofdstukken van het acquis kunnen worden geopend of

provisioneel afgesloten. 227

De onderhandelingen vinden plaats tussen de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Elke

kandidaat-lidstaat stelt hiertoe een onderhandelingsteam samen dat bestaat uit een

hoofdonderhandelaar en een team van experten. Hun taak is de onderhandelingen voor te

bereiden en deze desgevallend ook te voeren. Het onderhandelingsteam voor Slovenië wordt

samengesteld op 2 april 1998. Hoofdonderhandelaar is Minister van Europese Zaken, Dr.

Janez Potocnik. In voetnoot zal regelmatig verwezen worden naar deze auteur.228

De onderhandelingen kunnen zich voordoen op twee niveau’s. Ofwel worden ze

georganiseerd op ministerieel niveau en vinden ze plaats binnen de IGC voor toetreding,

ofwel doen ze zich voor op het niveau van de plaatsvervangers, waarmee men doelt op de

225

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997. 226

POTOCNIK EN J.G. LOMBARDERO, “Slovenia’s road to membership in the European Union”, in M. MRAK (ed.),

Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington (D.C.), World Bank, 2004, 375. 227

K. INGLIS, “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in A. OTT EN K. INGLIS, Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(103) 116. 228

Website onderhandelingsteam voor Slovenië, http://www.ops.gov.si/indexeng.html.

Page 54: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

50

permanente vertegenwoordigers van de lidstaten en de ambassadeur of hoofdonderhandelaar

van de kandidaat-lidstaat.229

Op 31 maart 1998 worden de onderhandelingen met Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije,

Polen en Slovenië formeel geopend. In een eerste fase wordt door de Commissie een

analytisch onderzoek verricht, de zogenaamde “screening”. Er wordt nagegaan in welke mate

een kandidaat-lidstaat reeds klaar is voor EU-lidmaatschap en men determineert de aspecten

aan welke bijzondere aandacht moet besteed worden tijdens de onderhandelingen. Het is

tevens de bedoeling kandidaat-lidstaten tijdens deze fase vertrouwd te maken met het

acquis.230

Met het “screenen” van Slovenië wordt gestart op 3 april 1998. De Commissie zal

voor elk hoofdstuk van het acquis een screeningsrapport opstellen. Op basis van deze

informatie dient de betrokken kandidaat-lidstaat een onderhandelingspositie in te nemen.231

Ze doet dit voor ieder hoofdstuk afzonderlijk. Vervolgens keurt de Raad op voorstel van de

Commissie een gemeenschappelijk standpunt van de EU goed, waarna de onderhandelingen

kunnen worden geopend. Het gemeenschappelijk standpunt van de EU omvat de visie van de

lidstaten op de onderhandelingsposities van de kandidaat-lidstaat. Mogelijks wordt in het

gemeenschappelijk standpunt gevraagd nog wat verduidelijking te geven omtrent bepaalde

struikelpunten.232

Van zodra het kandidaat-land en de lidstaten het eens zijn over een bepaald

hoofdstuk, met andere woorden een consensus hebben bereikt over het ter zake geldende

gemeenschappelijk standpunt, worden de onderhandelingen over dat hoofdstuk provisioneel

afgesloten. Benadrukt wordt dat dit provisioneel gebeurt, omdat de onderhandelingen over

een bepaald hoofdstuk slechts definitief kunnen worden afgesloten van zodra een akkoord is

bereikt omtrent alle hoofdstukken van het acquis.233

De term onderhandelingen is hier eigenlijk niet op zijn plaats. Het is immers niet de bedoeling

over de inhoud van het acquis te onderhandelen. Toetredingsonderhandelingen hebben een

heel ander objectief, namelijk het komen tot afspraken over hoe en wanneer een kandidaat-

lidstaat er in zal slagen haar nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met het

acquis. Hiertoe bespreekt men bij elk hoofdstuk van het acquis de vereiste wetgevende

initiatieven en beleidsmaatregelen die de kandidaat-lidstaat dient te ondernemen. Eventueel

dienen administratieve structuren te worden opgezet om de regels op efficiënte wijze te

kunnen implementeren.234

69. De onderhandelingen met Slovenië zijn redelijk vlot verlopen en dit is te verklaren door

verschillende factoren. Ten eerste is Slovenië in staat met haar standpunten een brede

politieke consensus te realiseren. Ten tweede leidt de beperkte geografische omvang van het

land tot flexibele onderhandelingen. Ten derde is het zo dat de Slovenen er zich maar al te

goed van bewust zijn dat het imago van het land kan staan of vallen met de onderhandelingen.

Slovenië doet dus haar best zich tijdens de onderhandelingen te profileren als een

goedgeorganiseerde, flexibele en constructieve staat. We zien dit trouwens nog dat staten zich

voorbeeldig gaan gedragen om hun objectieven te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan de

229

Europese Commissie, “De uitbreiding verklaard – het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie”, online te

consulteren : ec.europa.eu/enlargement/pdf/publication/enl-understand. 230

Website Europese Commissie, http://ec.europa.eu/economy_finance/international/enlargement/index_nl.htm 231

Zie voor de verschillende onderhandelingsposities van Slovenië de website van het onderhandelingsteam voor

Slovenië : http://www.ops.gov.si/ang/index.html. 232

Website onderhandelingsteam voor Slovenië, http://www.ops.gov.si/ang/index.html. 233

Europese Commissie, “De uitbreiding verklaard – het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie”, online

te consulteren : ec.europa.eu/enlargement/pdf/publication/enl-understand. 234

POTOCNIK EN J.G. LOMBARDERO, “Slovenia’s road to membership in the European Union”, in M. MRAK (ed.),

Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington (D.C.), World Bank, 2004, 375.

Page 55: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

51

spijtbetuigingen die de Servische President Tomislav Nikolic recentelijk heeft geuit over de

massamoorden in Srebrenica. Een slimme zet, want toetredingsonderhandelingen met Servië

zullen hoogstwaarschijnlijk niet al te lang meer op zich laten wachten.235

Ten slotte doet

Slovenië er alles aan zich zo goed mogelijk voor te bereiden op toekomstig lidmaatschap.236

Als er zich dan toch moeilijkheden hebben voorgedaan tijdens de toetredings-

onderhandelingen, situeren deze zich in de eindfase. In de laatste fase van de

onderhandelingen spitst men zich toe op het financiële aspect van de uitbreiding. Meerbepaald

wordt onderhandeld over de hoofdstukken van het acquis die een belangrijke financiële

weerslag hebben, zoals onder meer het hoofdstuk met betrekking tot het gemeenschappelijk

landbouwbeleid. Er wordt bepaald welke fondsen de kandidaat-lidstaten ter beschikking

krijgen van de EU en welke bijdrage ze zelf dienen te leveren in het budget van de Unie voor

de periode van 2004-2006. Dit financieel kader wordt voor de landen van Centraal –en Oost-

Europa vastgesteld conform de conclusies van de Europese Raad van Berlijn. 237

Slovenië

heeft problemen met de horizontale benadering die de EU hier hanteert. De toegekende

bedragen zijn meestal identiek en dus niet aangepast aan de individuele noden van de

kandidaat-lidstaten.Toch slaagt Slovenië er in haar invloed te laten gelden op de

onderhandelingen wat leidt tot een gunstig resultaat, zowel op korte als op middellange

termijn.238

De onderhandelingen met Slovenië en 9 andere kandidaat-landen239

worden

succesvol afgerond in december 2002 op de Europese Raad van Kopenhagen.240

Hoofdstuk 6. Toetredingsverdrag241

70. Eens de onderhandelingen zijn afgesloten, staat niets het sluiten van een

Toetredingsverdrag nog in de weg. Artikel 49 (2) bepaalt hiertoe hetgeen volgt:

“De voorwaarden voor de toelating en de uit die toelating voortvloeiende

aanpassingen van de Verdragen waarop de Unie is gebaseerd, vormen het onderwerp

van een akkoord tussen de lidstaten en de staat die het verzoek indient. Dit akkoord

moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun

onderscheiden grondwettelijke bepalingen.”

Uit deze bepaling kan men onmiddellijk een aantal juridische gevolgen afleiden. Vooreerst is

de Unie geen verdragsluitende partij. Dit leidt er toe dat de documenten die betrekking hebben

op de onderhandelingen niet openbaar dienen te worden gemaakt. Artikel 15 VWEU (oud

artikel 255 EG-Verdrag) bevat immers enkel een recht op toegang tot documenten van de

instellingen, organen en instanties van de Unie. Bovendien zal het Toetredingsverdrag ook

235

“Servische president verontschuldigt zich voor Srebrenica”, 25 april 2013, De Standaard, online

te consulteren : http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20130425_00555456&word

=servi%C3%AB 236

J. POTOCNIK EN J.G. LOMBARDERO, “Slovenia’s road to membership in the European Union”, in M. MRAK

(ed.), Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington (D.C.), World Bank, 2004, 375. 237

Hiertoe publiceert de Europese Commissie volgende mededeling: SEC (2002) 102 fin. “Communication

from the commission:Information Note Common Financial Framework 2004-2006 for the Accession

Negotiations”, 30 januari 2002. 238

J. POTOCNIK EN J.G. LOMBARDERO, “Slovenia’s road to membership in the European Union”, in M. MRAK

(ed.), Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington (D.C.), World Bank, 2004, 376-378. 239

Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Cyprus, Malta, Estland, Letland en Litouwen. 240

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 12 en 13 december 2002. 241

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 20.

Page 56: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

52

niet onderhevig zijn aan de procedure genoemd in artikel 218 VWEU (oud artikel 300 EG-

Verdrag). Het Verdrag dient ‘enkel’ geratificeerd te worden overeenkomstig de

Grondwettelijke bepalingen van de lidstaten en het kandidaat-land. Klemtoon wordt gelegd op

‘enkel’, want het doorlopen van het ratificatieproces is niet altijd een sinecure. Zo zal het

Verdrag niet in werking kunnen treden, vooraleer het door alle partijen werd geratificeerd.

Met andere woorden kunnen verzuurde diplomatieke relaties tussen partijen wel eens roet in

het eten gooien. Bovendien voorziet de Grondwet van sommige kandidaat-lidstaten in het

organiseren van een verplicht referendum. Dit is onder meer het geval in Roemenië en

Slowakije. Ook in Slovenië is het organiseren van een referendum, ondanks haar facultatief

karakter, een veel voorkomende praktijk. Uiteraard werd dus ook een referendum

georganiseerd naar aanleiding van de toetreding tot de EU.242

Het Toetredingsverdrag naar

aanleiding van de “Big Bang”-uitbreiding wordt op 16 april 2003 ondertekend in Athene.

71. Elk Verdrag tot Toetreding bestaat uit drie instrumenten: het Verdrag zelf, de Akte

betreffende de Toetredingsvoorwaarden, anders genoemd Toetredingsakte en de Slotakte. Het

Verdrag zelf243

is relatief beknopt en omvat standaard drie bepalingen. Dit was het geval bij

de eerste vier uitbreidingen van de Unie en is bij de vijfde uitbreiding niet anders. Artikel 1

stelt dat Slovenië en de andere 9 landen van de “Big Bang”-uitbreiding lid worden van de

Europese Unie. Voorts stipuleert deze bepaling dat de voorwaarden voor de toelating en de

daaruit voortvloeiende aanpassing van de Verdragen worden vastgelegd in de bij het Verdrag

gevoegde Akte. Hieruit volgt dat de Toetredingsakte in se kan beschouwd worden als het

wezen van het Toetredingsverdrag en dus ook voor de analyse het interessants zal zijn. Het

laatste lid van artikel 1 bepaalt dat de rechten en verplichtingen uit de Verdragen waarbij de

Unie partij is en de algemene en bijzondere bevoegdheden van de instellingen van de Unie

van toepassing zijn ten aanzien van het Verdrag tot toetreding. Ten slotte neemt Artikel 2 de

ratificatie en inwerkingtreding in beschouwing en heeft artikel 3 het over de taal van het

Verdrag en haar neerlegging.244

De Toetredingsakte is ingedeeld in vijf delen:

1) Deel I: Beginselen (artikelen 1-10)

2) Deel II: Aanpassingen der Verdragen (artikelen 11-19)

3) Deel III: Permanente bepalingen (artikelen 20-23)

4) Deel IV: Tijdelijke bepalingen (artikelen 24-42)

5) Deel V: Bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van deze akte (artikelen 43-62)

242

A. HOFFMEISTER, “Changing requirements for membership” in A. OTT. EN K. INGLIS (eds.), Handbook on

European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002,

(90) 100. 243

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de

Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het

Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese

Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en

Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de

Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek

Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de

Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek

Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de

Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, PB 2003, L236/17. 244

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 20.

Page 57: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

53

72. Deel I bevat een aantal uitgangspunten omtrent het EU-recht in het algemeen en Schengen

en de Economische en Monetaire Unie (hierna EMU) in het bijzonder. Algemeen principe is

dat vanaf de datum van toetreding alle primaire en secundaire regelgeving van toepassing is in

de nieuwe lidstaten, onder voorbehoud van de overgangsmaatregelen zoals die zijn vastgelegd

in de Toetredingsakte. Uit artikel 3 blijkt dat de nieuwe lidstaten in twee onderscheiden fasen

zullen toetreden tot Schengen. In een eerste fase wordt het grootste deel van het Schengen-

acquis overgenomen. Met ‘grootste deel’ wordt gedoeld op het initieel Schengen akkoord van

1985 en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst van 1990. In de tweede fase absorbeert men

het resterende deel, dat voornamelijk betrekking heeft op het afschaffen van de interne

binnengrenzen.245

Met betrekking tot de EMU bepaalt artikel 4 dat vanaf de datum van toetreding elke nieuwe

lidstaat hieraan zal deelnemen met een derogatie in de zin van artikel 122 EG-Verdrag (zijnde

het nieuw artikel 140 VWEU). In haar algemene betekenis veronderstelt een derogatie een

afwijking van de bestaande regelgeving. In Europees verband impliceert dit dat een land

toestemming heeft gekregen van de Commissie om van de Europese regelgeving te mogen

afwijken.246

Bij het ondertekenen van het Toetredingsverdrag zijn de nieuwe lidstaten nog niet

in staat de euro aan te nemen. Nu is het zo dat de EMU in drie fasen tot stand wordt gebracht

en dat elk van de nieuwe lidstaten deze fasen dient te doorlopen. In een eerste fase worden

met de EMU-landen alle interne belemmeringen afgeschaft die betrekking hebben op vrij

verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De tweede fase strekt er toe technische

voorbereidingen te treffen voor de aanname van de gemeenschappelijke munt, zoals het op

elkaar afstemmen van het economisch en monetair beleid. In de derde en laatste fase worden

de wisselkoersen vastgesteld en wordt uiteindelijk de euro aangenomen. De nieuwe lidstaten

dienen voorlopig enkel te participeren in de eerste en tweede fase.247

Overeenkomstig artikel 5 en 6 zullen de nieuwe lidstaten toetreden tot het stelsel van

Verdragen en akkoorden waardoor de Unie en haar lidstaten gebonden zijn. Deze hebben

onder meer betrekking op de afschaffing van de dubbele belasting, textiel, staal en visserij.

Tot slot bevatten de artikelen 8 tot en met 10 een aantal procedurele bepalingen zoals

bijvoorbeeld de wijze van schorsing van bepalingen van de Toetredingsakte.248

73. Deel II bevat een aantal bepalingen van institutionele aard. Het Europees Parlement zal in

de periode van 2004 tot 2009 732 zetels tellen waarvan Slovenië er slechts 7 krijgt, gelet op

haar beperkte geografische omvang.249

Vanaf 1 november gelden in de Raad van Ministers

nieuwe stemverhoudingen. Voor besluiten waarvoor een gekwalificeerde meerderheid vereist

is, krijgt Slovenië 4 stemmen.250

Besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 232

stemmen hebben verkregen. Bovendien voorziet artikel 12 Toetredingsakte in het invoeren

van het systeem van een dubbele meerderheid: 245

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

306. 246

Website Europa.nu, http://www.europa-nu.nl/id/vhcrdvkt8buf/derogatie. 247

Website Europese Centrale Bank, http://www.ecb.int/ecb/educational/facts/euint/html/ei_004.nl.html;

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

306. 248

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

306. 249

Artikel 11 Akte betreffende de Toetredingsvoorwaarden, PB 2003 L236/36 (hierna

Toetredingsakte). 250

Artikel 12 Toetredingsakte.

Page 58: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

54

“Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde

meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde

meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie

vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het

besluit niet aangenomen.”

Overeenkomstig artikel 13 mag elke nieuwe lidstaat een nationale rechter aanbrengen in het

Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg. Slovenië krijgt 7 zetels in het Economisch

en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Ook in het Wetenschappelijk en Technisch

Comité en de Europese Centrale Bank worden wijzigingen aangebracht. Artikel 19 bevat het

nieuw territoriaal toepassingsgebied van het EG-Verdrag.

74. Deel III heeft als titel “Permanente Bepalingen” en heeft met andere woorden betrekking

op wijzigingen van blijvende aard van voornamelijk secundaire wetgeving. Artikel 20 bepaalt

dat deze wijzigingen te vinden zijn in Bijlage II bij de Toetredingsakte. Bijlage II omvat 749

bladzijden in het Publicatieblad en is onderverdeeld in 22 beleidsterreinen waaronder

bijvoorbeeld vrij verkeer van personen en mededingingsbeleid. In deze Bijlage zal men voor

honderden Richtlijnen en Verordeningen aangeven hoe deze zullen worden aangepast vanaf

de datum van toetreding. De aanpassingen betreffen hoofdzakelijk techniciteiten waarover

nauwelijks is onderhandeld door de Verdragsluitende staten.251

Artikel 21 verwijst naar Bijlage III. In deze bijlage worden 14 rechtsinstrumenten opgesomd

die onder meer betrekking hebben op structuurfondsen, statistieken en visserij. Aanpassingen

aan deze regelgeving dienen te gebeuren conform artikel 57 Toetredingsakte en de daar

aangegeven richtsnoeren. Bijlage III omvat in feite restwetgeving die niet kon worden

opgenomen in Bijlage II omdat men daar aan het einde van de onderhandelingen geen tijd

meer voor had, of omdat men toen gewoon nog niet wist hoe men deze regelgeving ging

wijzigen.252

Artikel 22 is weerom een scharnierbepaling en verwijst naar Bijlage IV. Toch verschilt dit

artikel op een belangrijk punt van de twee voorgaande bepalingen, aangezien het ook

betrekking heeft op primaire wetgeving. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven wat in de nieuwe

lidstaten moet worden aangemerkt als bestaande steun conform artikel 88 EG-Verdrag.253

Ten slotte bepaalt artikel 23 “dat de Raad met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de

Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement wijzigingen kan aanbrengen aan de

bepalingen van de Toetredingsakte met betrekking tot het Gemeenschappelijk

Landbouwbeleid, indien dit noodzakelijk zou zijn ten gevolge van een wijziging van de

Communautaire voorschriften.” Ze kan dit doen voor de datum van toetreding en aldus zonder

tussenkomst van de nieuwe lidstaten. We stellen vast dat de EU van deze mogelijkheid

gebruik heeft gemaakt. Op 29 september 2003 zal ze ingrijpende veranderingen aanbrengen

251

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

307. 252

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

307. 253

Akte betreffende de Toetredingsvoorwaarden, Bijlage IV, PB 2003 L236/797.

Page 59: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

55

aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Hiertoe beslist ze op 22 maart de

Toetredingsakte te wijzigen.254

75. Deel IV heeft betrekking op de “tijdelijke bepalingen”. Twee categorieën kunnen

onderscheiden worden. De eerste categorie betreft bepalingen die niet enkel tijdelijk zijn van

aard, maar ook betrekking hebben op institutionele aspecten zoals organen en instellingen en

begrotingskwesties. De tweede categorie heeft betrekking op een aantal vrijwaringsclausules.

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan artikel 24 dat betrekking heeft op de

overgangsmaatregelen. De eerste categorie ligt vervat in de artikelen 25 tot en met 37. Artikel

25 bepaalt de samenstelling van het Europees Parlement tot aan de Parlementsverkiezingen in

2004. Het is trouwens met de aankomende verkiezingen in het achterhoofd dat men koste wat

kost de tien kandidaat-landen wil laten toetreden op 1 mei 2004. Anders zullen zij niet in staat

zijn hierin te participeren.255

Artikel 26 bevat de stemmenweging die geldt in de Raad tot en

met 31 oktober 2004. De artikelen 27 tot en met 36 hebben respectievelijk betrekking op de

volgende aspecten: douanerechten, de begroting, de begrotingscompensatie die aan bepaalde

landen zal worden toegekend, de bijdragen aan het fonds voor onderzoek, het beëindigen van

de versterkte pré-toetredingssteun, de financiële bijstand ter versterking van de bestuurlijke

capaciteit, ook wel ‘overgangsfaciliteit’ genoemd en de ‘Shengenfaciliteit’ om de nieuwe

lidstaten te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen.256

Voor Slovenië kunnen uit deze bepalingen een aantal aspecten gedistilleerd worden.

Vooreerst krijgt het land een begrotingscompensatie van één achtste van 29,5 miljoen euro in

2004 en één twaalfde van 66,4 miljoen euro en 35,5 miljoen euro in respectievelijk 2005 en

2006.257

Daarnaast krijgt het een tijdelijke financiële cashflow faciliteit van opnieuw één

achtste in 2004 en opnieuw één twaalfde in 2005 en 2006 van respectievelijk de volgende

bedragen: 64,5, 17,85 en 17,85 miljoen euro.258

Men kent deze compensaties toe omdat de

nieuwe lidstaten pas toetreden op 1 mei 2004. Hiertoe bepaalt artikel 28 dat de algemene

begroting van de Europese Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004 wordt aangepast om

rekening te houden te houden met de toetreding van de nieuwe lidstaten. Men keurt hiervoor

een wijzigingsbudget goed dat in werking zal treden vanaf 1 mei 2004. De ratio van deze

compensatie is eenvoudig. Gelet op het algemeen economisch ontwikkelingspeil van de

landen die in 2004 zullen toetreden, wil men vermijden dat deze zich tijdens de eerste jaren

als lidstaat in een ongunstigere netto-begrotingspositie bevinden dan het jaar voorafgaand aan

de toetreding. Men dient immers in het achterhoofd te houden dat geen pré-toetredingssteun

meer wordt ontvangen vanaf de datum van toetreding.259

Voorts dient Slovenië 2,36 miljoen

euro te betalen aan het fonds voor onderzoek.260

Ten slotte krijgt Slovenië achtereenvolgens

254

Besluit Nr. 2004/281/EG van de Raad van 22 maart 2004 houdende aanpassing van de Akte betreffende de

toetreding van de Republiek Tsjechië, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de

Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek

Slovenië en de Republiek Slowakije, en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is

gegrond, in verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, PB 2004 L93/1. 255

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 12 en 13 december 2002. 256

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

307. 257

Artikel 29 Toetredingsakte. 258

Artikel 30 Toetredingsakte. 259

COM (2009) 0595 def. “Mededeling van de Commissie- een financieel pakket voor de

Toetredingsonderhandelingen met Kroatië”, 29 oktober 2009, 11. 260

Artikel 31 Toetredingsakte.

Page 60: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

56

volgende bedragen toegekend in het kader van de Schengenfaciliteit: 35, 64 miljoen euro in

2004 en 35,36 miljoen euro in 2004 en 2005.261

Artikel 24 kan beschouwd worden als een van de belangrijkste bepalingen van het vierde

onderdeel. Als scharnierartikel verwijst het naar Bijlagen V tot en met XIV waarin de

overgangsmaatregelen voor de nieuwe lidstaten zijn opgenomen. In elk van die bijlagen wordt

weergegeven hoe en op welke termijn de secundaire regelgeving op het betrokken land van

toepassing zal zijn. Indien men stilzwijgend is over bepaalde regelgeving impliceert dit dat

deze vanaf de datum van toetreding onmiddellijk verbindend en toepasselijk is. Als aanvulling

op artikel 24, stipuleert artikel 40 dat de handhaving van de nationale bepalingen in het kader

van de overgangsmaatregelen, geen aanleiding mag geven tot grenscontroles tussen de

lidstaten. Dit om de goede werking van de interne markt niet te verstoren. 262

De maatregelen die betrekking hebben op Slovenië worden opgesomd in Bijlage XIII. Ze

hebben betrekking op de volgende beleidsterreinen: vrij verkeer van goederen, vrij verkeer

van personen, vrij verrichten van diensten, vrij kapitaalverkeer, landbouw, belastingen,

sociaal beleid en werkgelegenheid, energie en milieu. Zo wordt voor het eerste beleidsterrein

bepaald dat “in afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68

en tot het eind van het tweede jaar na de datum van toetreding van Slovenië, de huidige

lidstaten263

nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen

om de toegang van Sloveense onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige

lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na

de datum van toetreding van Slovenië.” Een ander voorbeeld, ditmaal betrekking hebbend op

landbouw, is dat Slovenië “in afwijking van artikel 33 van Verordening nr. 136/66/EEG

gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van toetreding staatssteun mag verlenen

voor de productie van oliehoudende pompoenen, volgens de onderstaande degressieve

percentages: 100 % in de eerste drie jaren, 80 % in het vierde jaar, 50 % in het vijfde jaar”.264

Dit brengt ons tot de tweede categorie van “tijdelijke bepalingen”, namelijk de

vrijwaringsclausules die worden opgenomen in de artikelen 37 tot en met 39. Artikel 37 wordt

beschouwd als de algemene vrijwaringsclausule en voorziet in beschermingsmaatregelen, “in

geval van ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden in een sector van het economisch

leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig

kunnen verstoren”. Tot drie jaar na de toetreding kunnen zowel de huidige als de nieuwe

lidstaten een verzoek indienen bij de Commissie tot het bekomen van dergelijke maatregelen.

Interessant is dat Bijlage XIII met betrekking tot Slovenië bepaalt, dat het land zich, voor wat

betreft de vastgoedmarkt, tot 7 jaar na de toetreding kan beroepen op deze algemene

vrijwaringsclausule. Vervolgens dient de Commissie via een spoedprocedure binnen de vijf

werkdagen de noodzakelijke maatregelen en uitvoeringsmodaliteiten vast te stellen.265

Artikel 38 heeft betrekking op de situatie “waarin de werking van de interne markt wordt

verstoord of dreigt te worden verstoord, met inbegrip van verbintenissen inzake sectoraal

beleid of betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen”. In het

bijzonder dient daar aan te worden toegevoegd dat dit geschiedt ten gevolge van een inbreuk

261

Artikel 35 Toetredingsakte. 262

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

307. 263

De E15: België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Spanje,

Portugal, Italië, Denemarken, Finland, Zweden, Oostenrijk en Griekenland. 264

Bijlage XIII, PB 2003 L236/906-915. 265

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

308.

Page 61: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

57

door een nieuwe lidstaat op “in het kader van de in de toetredingsonderhandelingen

aangegane verbintenissen.” Bij een dergelijke verstoring kan de Commissie gedurende drie

jaar na toetreding “passende maatregelen” treffen. Ze doet dit ofwel op eigen initiatief, ofwel

op initiatief van de huidige lidstaten of de overige toetredende landen. Belangrijk is dat men

op basis van de periodieke verslagen van de Commissie, reeds voor de toetreding een beroep

kan doen op artikel 38. De vrijwaringsmaatregelen zijn dan van toepassing vanaf de datum

van toetreding. Bovendien is het mogelijk de maatregelen te handhaven voor een langere

periode dan drie jaar na de toetreding.266

Mogelijks kunnen de maatregelen worden

ingetrokken door de Commissie. Voorafgaandelijk dient zij de Raad hiervan op de hoogte te

brengen.267

Artikel 39 is gelijkaardig aan het voorgaand artikel, maar heeft betrekking op derde pijler -

aangelegenheden, met name de wederzijdse erkenning in burgerlijke –en strafzaken. Wanneer

zich ernstige tekortkomingen voordoen in dit verband wordt voorzien in een mogelijkheid tot

vrijwaringsmaatregelen. Procedureel gezien zijn er een aantal verschilpunten met artikel 38.

Zo dient de Commissie vooraleer zij bepaalde maatregelen neemt, te overleggen met de

overige lidstaten. Bovendien stelt ze de gewenste uitvoeringsmodaliteiten vast.268

Hoewel

deze vereisten strikt genomen niet vervat liggen in artikel 38, doet de Commissie er goed aan

deze ook daar na te leven. Niet in het minst omwille van redenen van effectiviteit. Ten slotte

geeft men aan dat indien de regelgeving waarop de betrokken nieuwe lidstaat een inbreuk

heeft gepleegd bij wijze van vrijwaringsmaatregel wordt geschorst, dit geen afbreuk mag doen

aan de “verdere nauwe justitiële samenwerking”. Dit impliceert dat het geschil moet beperkt

worden tot de aangelegenheden waarop het betrekking heeft en met andere woorden geen

invloed mag uitoefenen op andere beleidsonderdelen. 269

Tot slot hebben artikel 40 en 41 betrekking op de overgangsmaatregelen die kunnen worden

toegekend met betrekking tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en veterinaire en

fytosanitaire wetgeving. Beide kunnen worden vastgesteld tot drie jaar na de datum van

toetreding. Enkel de maatregelen met betrekking tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

kunnen worden verlengd.270

76. Deel V omvat de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de Toetredingsakte.

Voor het merendeel zijn deze institutioneel of procedureel van aard. De artikelen 43 tot en

met 52 houden in belangrijke mate verband met de bovenvermelde artikelen 11 tot 19. Zo

wordt onder meer bepaald dat het Europees Parlement en de Raad hun intern reglement aan de

toetreding dienen aan te passen.271

Voorts krijgt elke nieuwe lidstaat het recht een van zijn

onderdanen tot lid van de Commissie te benoemen.272

De laatste reeks bepalingen betreft de toepassing van het Toetredingsverdrag en de secundaire

regelgeving. Hierna volgt een beknopte artikelsgewijze bespreking. Zo bepaalt artikel 53 dat

266

Deze mogelijkheid wordt ook voorzien in artikel 39 Toetredingsakte. 267

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

308-309. 268

Deze vereiste is tevens opgenomen in artikel 37 Toetredingsakte. 269

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

309. 270

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

309-310. 271

Artikel 43 en 44 Toetredingsakte. 272

Artikel 45 Toetredingsakte; J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van

Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12, 310.

Page 62: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

58

de richtlijnen en beschikkingen opgesomd in artikel 249 EG en artikel 161 Euratom –Verdrag

ook aan de nieuwe lidstaten gericht zijn vanaf de datum van toetreding. Dit lijkt nogal

evident, maar men heeft deze bepaling waarschijnlijk opgenomen om latere misverstanden te

vermijden. Men bedoelt immers de richtlijnen en beschikkingen die zijn aangenomen

voorafgaand aan de toetreding. Artikel 53 maakt geen melding van verordeningen omdat zij

nooit aan lidstaten gericht zijn, maar daar rechtstreeks toepasselijk zijn vanaf de dag van

inwerkingtreding. 273

Artikel 54 stelt dat lidstaten vanaf de datum van toetreding uitvoering dienen te geven aan de

op hen toepasselijke secundaire regelgeving, tenzij voor hen in een overgangsregime is

voorzien. Dit is nogal logisch, aangezien de overname van het acquis beschouwd wordt als

één van de toetredingsvereisten. Overeenkomstig artikel 55 kan de Raad aan de nieuwe

lidstaten tijdelijke afwijkingen toestaan van regelgeving die werd aangenomen tussen 1

november 2002 en 1 mei 2004. De artikelen 56 en 57 hebben betrekking op

besluitvormingsprocedures binnen de Raad. Artikel 58 bepaalt dat de talen van de nieuwe

lidstaten vanaf het tijdstip van toetreding als authentiek zullen worden beschouwd. Aldus

wordt de nieuwe regelgeving vanaf 1 mei 2004 ook in deze talen bekendgemaakt. Artikel 59

vereist dat de nieuwe lidstaten conform artikel 33 van het Euratom-Verdrag hun regelgeving

ter bescherming van de gevaren van ioniserende stralen aan de Commissie dienen bekend te

maken. Tot slot worden in de artikelen 60 tot en met 62 de gebruikelijke slotbepalingen

opgenomen. Zo stelt artikel 60 dat de protocollen en bijlagen integraal deel uitmaken van de

Toetredingsakte. Dit impliceert dat zij in dezelfde mate verbindend zijn als de Akte zelf. De

artikelen 61 en 62 zijn praktisch van aard en bepalen dat de oorspronkelijke Verdragen van de

Unie, alsook alle vorige toetredingsverdragen en internationale overeenkomsten moeten

worden toegezonden aan de nieuwe lidstaten.274

De tien protocollen worden in het kader van

deze Masterproef buiten beschouwing gelaten, aangezien geen van hen rechtstreeks

betrekking heeft op Slovenië.

77. Dit brengt ons uiteindelijk bij de Slotakte. Vooreerst zal deze bevestigen dat het Verdrag,

de Toetredingsakte en de bijhorende Bijlagen zijn opgesteld en aangenomen. Verder geeft ze

een overzicht van al hetgeen de partijen zijn overeengekomen en bevat ze 44 verklaringen en

een briefwisseling.275

Van belang is dat de Slotakte niet wordt aangewezen in artikel 60 van

de Toetredingsakte. Hierdoor ontstaan uit haar hoofde geen juridische verbintenissen. De

verklaringen die worden opgenomen zijn met andere woorden louter politiek van aard. Om dit

te beklemtonen hebben de huidige lidstaten een algemene gemeenschappelijke verklaring

afgelegd waarin ze bevestigen dat de “Verklaringen niet mogen worden uitgelegd of toegepast

op een wijze die strijdig is met de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het

Toetredingsverdrag en de Toetredingsakte”.276

De verklaringen komen voor in diverse vormen: sommigen zijn opgesteld door alle huidige

lidstaten of door enkele van hen, al dan niet in samenspraak met de nieuwe lidstaten.

273

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

310. 274

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

310. 275

M. MARESCEAU, “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M. MARESCEAU (ed.),

Enlarging the European Union. The Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London-

New York, Longman, 1997, (3) 20. 276

Algemene gemeenschappelijke verklaring nr. 21 van de huidige lidstaten, PB 2003 L236/978;

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

312.

Page 63: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

59

Bovendien zijn er ook verklaringen van individuele of verschillende lidstaten. Verklaring nr.

1 en 2 zijn opgesteld door alle Verdragsluitende partijen, zijnde de nieuwe lidstaten en de

leden van de Europese Raad. Ook de Commissie kan een verklaring opstellen.277

Slovenië zelf heeft twee individuele verklaringen aangenomen, met name de verklaringen nr.

41278

en 42279

. Verklaring nr. 41 betreft de toekomstige regionale indeling van de Republiek

Slovenië. Het land is zinnens vanaf 2006 haar territoriale indeling te herzien. Verklaring nr.

42 is nogal excentriek en heeft betrekking op de Sloveense inheemse bijensoort Apis mellifera

Carnica. Slovenië benadrukt dat ze er alles aan wil doen om deze bijensoort in stand te

houden. Indien nodig zal zij hiertoe nationale maatregelen treffen op grond van artikel 30 EG-

Verdrag, rekening houdend met het proportionaliteitsbeginsel. Artikel 30 EG-Verdrag

stipuleert dat verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer gerechtvaardigd

kunnen zijn uit de bescherming van personen, dieren of planten. Derhalve ligt in deze

bepaling een uitzondering vervat op het verbod van maatregelen van gelijke werking.280

Ten slotte hebben de briefwisseling en bijlagen bij de Slotakte betrekking op de te hanteren

overleg –en informatieprocedure. Deze zal van toepassing zijn op de

besluitvormingsprocedure van bepaalde maatregelen, die moeten worden genomen tijdens de

periode voorafgaand aan de toetreding op 1 mei 2004. Het is immers de bedoeling dat de

toetredende landen op de hoogte worden gebracht van alle voorstellen, mededelingen,

aanbevelingen of initiatieven die kunnen leiden tot besluiten van de instellingen of organen

van de EU. Bovendien wordt een Interimcomité tot stand gebracht waarin zowel de huidige

als nieuwe lidstaten zijn vertegenwoordigd. Zo nodig kan in dit comité overleg worden

gepleegd. Voorts gaan de nieuwe lidstaten de verbintenis aan informatie te verschaffen aan de

Unie. Dit is in het bijzonder het geval voor alle door hen te nemen besluiten die een invloed

kunnen uitoefenen op de verplichtingen die voortvloeien uit hun hoedanigheid van

toekomstige leden van de Unie.281

277

Zie de Verklaringen nr. 43 en 44 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, PB 2003 L236/985:

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

313. 278

Verklaring nr. 41van de Republiek Slovenië over de toekomstige regionale indeling van de Republiek

Slovenië, PB 2003 L236/984. 279

Verklaring nr. 42 van de Republiek Slovenië over de Sloveense inheemse bijensoort Apis meliffera Carnica

(kranjska cebela), PB 2003 L236/984-985. 280

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

313 281

J. C. VAN HAERSOLTE, “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”, NTER 2003, nr. 11-12,

313; Briefwisseling en bijlagen betrekking hebbend op deze briefwisseling, PB 2003 L236/986-988.

Page 64: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

60

Deel IV. Slovenië als EU-lidstaat:

Geselecteerde topics

Inleiding

78. Bewust kies ik er voor het laatste deel van deze Masterproef te wijten aan een reflectie

omtrent drie specifieke onderwerpen. Deels omwille van mijn persoonlijke interesse voor de

thema’s, maar eigenlijk vooral omdat ze een goed beeld schetsen van Slovenië als EU-

lidstaat. Zo zal Slovenië er in slagen als eerste nieuwe EU-lidstaat282

te kunnen toetreden tot

de Eurozone. Nochtans kent het land vandaag een diepe economische en financiële crisis. De

vraag is welke verklarende factoren aan de basis liggen van deze evolutie. Bijgevolg vormt de

positie van Slovenië in de Eurozone het eerste onderzoeksthema.

Een tweede onderwerp waarover ik graag wat inzichten deel is de relatie tussen Slovenië en

Kroatië. Opnieuw brandend actueel, met het lidmaatschap van Kroatië in het verschiet.

Lange tijd zal Slovenië echter de toetreding van Kroatië blokkeren, gelet op de onderlinge

diplomatieke strubbelingen. Recent is in deze problematiek een doorbraak gekomen.

Het laatste onderwerp betreft de toepassing van het EU-recht in Slovenië. De Sloveense

Grondwet bekleedt een bijzondere positie en ik vraag me af welke repercussies dit heeft ten

aanzien van het Europees Recht. Voorts ga ik na in welke mate Slovenië reeds gebruik heeft

gemaakt van de procesvoering voor het Hof van Justitie. In de eerste plaats wordt daarbij

uitgebreid ingegaan op de prejudiciële verwijzingsprocedure. Nadien volgt een overzicht van

de huidige stand van zaken voor wat betreft de rechtstreekse toegang tot het Hof van Justitie.

Tot slot volgt een bespreking van de manier waarop de Sloveense magistraten vertrouwd

werden gemaakt met de basisprincipes van het recht van de Unie. Plots geconfronteerd

worden met een nieuwe rechtsorde is immers niet altijd even gemakkelijk.

Hoofdstuk 1. Slovenië in de eurozone

79. Alle EU-lidstaten zijn lid van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Dit impliceert

dat ze met het oog op economische vereenzelviging hun economisch en monetair beleid op

elkaar dienen af te stemmen. Bij de bespreking van het Toetredingsverdrag werd er reeds op

gewezen dat de EMU in drie fasen tot stand komt. De laatste fase strekt tot verdere integratie

en bestaat in het aannemen van een gemeenschappelijke munt, de euro. Met andere woorden

omvat de eurozone slechts die EMU-landen die participeren in de slotfase.283

Hoewel het eigenlijk de bedoeling is dat alle EMU-landen zo snel mogelijk de euro invoeren,

voorziet de Raad voor sommigen in een afwijkingsregeling. Dit is niet alleen het geval voor

Zweden, maar ook voor de landen van Centraal –en Oost-Europa. Genoemde landen zijn

begunstigde van een “derogatie”, wat inhoudt dat ze de nodige tijd krijgen om te voldoen aan

de zogenaamde “convergentiecriteria”, of nog, de voorwaarden tot lidmaatschap van de

282

Met nieuwe Eu-lidstaten doel ik op de tien landen die op 1 mei 2004 zijn toegetreden tot de EU. 283

Website Europese Commissie – Economische en Financiële Zaken, http://ec.europa.eu/economy_finance/

euro/emu/index_nl.htm; http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/adoption/who_can_join/index_en.htm.

Page 65: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

61

eurozone. Ten minste om de twee jaar stellen de Commissie en de Europese Centrale Bank

een convergentieverslag op voor deze lidstaten.284

Daarin wordt uitspraak gedaan over de

vooruitgang die de lidstaten op het gebied van de convergentiecriteria hebben geboekt.285

80. Er bestaan vier convergentiecriteria, met name prijsstabiliteit, de begrotingssituatie van de

overheid, deelname aan het Europees wisselkoersmechanisme en convergentie van de

langetermijnrente. Sinds het verdrag van Lissabon liggen de convergentiecriteria vervat in

artikel 140 (1) VWEU. Elk criterium verdient wat nadere toelichting.

Prijsstabiliteit veronderstelt een acceptabele inflatiegraad. De jaarlijkse inflatie mag maximaal

1,5% uitstijgen boven het gemiddelde inflatiepercentage van de drie best presterende

landen.286

Met deze laatste bedoelt men de landen met de hoogste prijsstabiliteit of het laagste

inflatiepercentage. Het tweede criterium impliceert dat de begrotingssituatie houdbaar moet

zijn. De betrokken lidstaat kent geen buitensporige begrotingstekorten. Of er al dan niet een

buitensporig tekort bestaat, is afhankelijk van het oordeel van de Raad.287

Volgens het derde

criterium dienen lidstaten te beschikken over een wisselkoers die gedurende de twee jaar

voorafgaand aan de toetreding tot de eurozone niet onderhevig is geweest aan grote

spanningen.288

Hiertoe dienen de landen met een derogatie deel te nemen aan het Europees

Wisselkoersmechanisme (WKM). Binnen dit kader tracht men via een spilkoers

schommelingen in de wisselkoersen tussen de euro en nationale munteenheden van de

Europese landen die nog niet tot de Eurozone behoren te minimaliseren. Sinds 1999 bestaat er

een Europees Wisselkoersmechanisme II (WKMI) dat in de plaats treedt van het Europees

Wisselkoersmechanisme I. Tot slot moet deelname aan WKMII resulteren in een duurzame

langetermijnrente. Aan dit criterium is voldaan wanneer de rente van de lidstaat niet meer dan

2 % boven de referentiewaarde ligt. Met referentiewaarde wordt bedoeld het gemiddelde van

de langetermijnrenten van de drie EU-lidstaten die het best presteren op het vlak van

prijsstabiliteit.289

81. In haar convergentieverslag van 2006290

besluit de Commissie dat Slovenië voldoet aan

alle convergentiecriteria. Hiermee is Slovenië de eerste nieuwe lidstaat die kan toetreden tot

de eurozone. Nochtans is kort na de toetreding nog geen sprake van een opmerkelijke

voorsprong ten aanzien van de andere nieuwe lidstaten. Uit het eerste convergentieverslag dat

de Commissie opstelt na 1 mei 2004291

blijkt dat Litouwen het best presteert op het vlak van

de convergentiecriteria. Slovenië scoort niet slecht, maar situeert zich ongeveer op gelijke

hoogte met Letland. Beide landen voldoen aan het begrotingscriterium en het criterium met

betrekking tot de langetermijnrente.

284

Artikel 140 VWEU; Het begrip “Lidstaten” dient hier geïnterpreteerd te worden als lidstaten van de Unie die

nog niet zijn toegetreden tot de Eurozone. 285

Website Europese Commissie – Economische en Financiële Zaken, http://ec.europa.eu/economy_finance/

euro/emu/index_nl.htm; http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/adoption/who_can_join/index_en.htm. 286

Artikel 1 Protocol nr. 13 VWEU. 287

Artikel 126 (6) VWEU. 288

Artikel 3 Protocol nr. 13 VWEU. 289

Artikel 4 Protocol nr. 13 VWEU; Website Europese Centrale Bank, http://www.ecb.int/ecb/orga/escb/

html/convergence-criteria.nl.html; Website Europa.eu, http://europa.eu/legislation_summaries/

economic_and_monetary_affairs/institutional_and_economic_framework/ec0013_nl.htm; Website

Europa.nu, http://www.europa-nu.nl/id/vh7shw8tmdy5/wisselkoersmechanisme_ii_erm_ii. 290

Europese Commissie, Directoraat Generaal voor Economische en Financiële Zaken, 2006 Convergence

report on Slovenia, online te consulteren http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/

countries/slovenia_en.htm. 291

COM (2004) 690 def., “Report from the Commission. Convergence report 2004”, 20 oktober 2004.

Page 66: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

62

In 2006 vragen Slovenië en Litouwen aan de Commissie een voor hen afzonderlijk

convergentieverslag op te stellen. Hieruit blijkt dat enkel Slovenië volledig klaar is de

verplichtingen van het lidmaatschap van de eurozone op zich te nemen. Het succes van

Slovenië is te verklaren door verschillende factoren. Vooreerst kent het land een open

economie waardoor het in staat is duurzame internationale handelsrelaties aan te knopen.

Keerzijde van de medaille is dat wanneer de voornaamste handelspartners van Slovenië

economische moeilijkheden ondervinden, dit ook een nefaste invloed kan uitoefenen op de

eigen economie. Op het ogenblik van toetreding tot de EU bereikt Slovenië een hoge

omzettingsgraad van het acquis betreffende de financiële diensten. Voorts heeft het land in

samenspraak met de Nationale Bank een efficiënte inflatiepolitiek gevoerd. Ten slotte kent

Slovenië een sterke economische groei en convergentie in de rentevoeten heeft aanleiding

gegeven tot een toename van het aantal verstrekte leningen in de private sector. Wel dient het

land naar de toekomst toe bijzondere aandacht te besteden aan het bestendigen van haar

concurrentiepositie.292

82. Slovenië zal op 1 januari 2007 toetreden tot de eurozone volgens het zogenaamde “Big

Bang”-scenario. Dit houdt in dat de invoering van de euro als valuta onmiddellijk gepaard

gaat met de omloop van euro-bankbiljetten –en munten. Onmiddellijk dient in dit verband te

worden verstaan als de zelfde dag nog. Bovendien wordt geopteerd voor een systeem van

dubbele omloop gedurende 14 dagen. Dit wil zeggen dat tot en met 14 januari 2007 zowel de

tolar als de euro wettige betaalmiddelen zijn. In haar verslag van 10 november 2006 schrijft

de Commissie dat Slovenië in het algemeen goed voorbereid is op de invoering van de euro.

Op 8 november 2005 sluiten de Commissie en Slovenië een Partnerschapsovereenkomst over

de te realiseren voorlichtings –en communicatieactiviteiten over de invoering van de euro in

Slovenië. In uitvoering daarvan verspreidt de Sloveense regering via de regionale en lokale

media advertenties over de invoering van de euro. Op televisie lanceert men reclamespots en

in november en december 2006 worden twee publicaties over de overgang naar de euro onder

alle huishoudens verspreid. Wel benadrukt de Commissie dat Slovenië maatregelen moet

treffen om het vertrouwen van de consumenten in een stabiele en billijke prijsstelling tijdens

de overgang te versterken. In juli 2006 wordt de Conceptwet betreffende de invoering van de

euro ingediend in het Parlement. Deze omvat een aantal voorschriften omtrent de overgang

naar de euro, de periode van dubbele omloop, het omwisselen van tolar-bankbiljetten –en

muntstukken in chartaal eurogeld en de wijziging van de muntaanduiding van effecten.293

83. Lang zal Slovenië echter niet kunnen genieten van een stabiele eurozone. In 2008 leidt het

ineenstorten van de vastgoedmarkt in de Verenigde Staten tot een globale economische en

financiële crisis. Veel lidstaten zien zich genoodzaakt aanzienlijke steunmaatregelen te treffen

in de bancaire sector. Hierdoor komen de overheidsfinanciën sterk onder druk te staan wat

uiteindelijk resulteert in groteske begrotingstekorten. De vrees dat sommige lidstaten niet aan

hun financiële verplichtingen kunnen voldoen, leidt tot oplopende rentes op staatsobligaties

en een dreigende versperring van de toegang tot de kapitaalmarkt.294

In 2009 wordt Europa geconfronteerd met een tweede crisis wanneer blijkt dat Griekenland

misleidende informatie heeft verspreid over haar begrotingssituatie. Er is geen vertrouwen

meer dat het land haar verplichtingen nog kan nakomen en de rente op Griekse

292

Convergentieverslag 2006. 293

COM (2006) 671 def. “Mededeling van de Commissie aan de Raad, Het Europees Parlement, het Economisch

en Sociaal Comité, het comité van de regio’s en de Europese Centrale Bank. Vierde verslag over de

praktische voorbereidingen op de toekomstige uitbreiding van de eurozone”, 10 april 2006. 294

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 208.

Page 67: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

63

staatsobligaties stijgt tot een absurd niveau. De EU grijpt in en op 2 mei 2010 wordt een

hulppakket van 110 miljard Euro ter beschikking gesteld aan Griekenland. Het is echter al te

laat om de besmetting van andere lidstaten nog te voorkomen. Gelet op de

waardevermindering van de euro en de aanzienlijke renten wordt het voor landen met hoge

tekorten quasi onmogelijk om nog geld te lenen.295

Eén na één treft de Eurocrisis Ierland,

Portugal, Cyprus en Spanje. Vandaag verkeert ook Slovenië in hevige moeilijkheden.

Vooraleer op deze problematiek wordt ingegaan, volgt een reflectie over de aanpak van de

eurocrisis in het algemeen.296

84. In het weekend van 9 en 10 mei besluiten de Ministers van Financiën uit de eurozone tot

het instellen van een tijdelijk noodfonds. Men beseft dat hulpverlening aan de landen in

moeilijkheden noodzakelijk is met het oog op het vermijden van een internationale

obligatiecrisis. Het noodfonds bestaat uit twee onderdelen:

- Het Europees financieel stabilisatiemechanisme of noodmechanisme (EFSM)

- De Europese faciliteit voor financiële stabiliteit of noodfaciliteit (EFSF)

Het noodmechanisme is ingesteld door de Raad bij Vo. 407/2010 en vindt haar juridische

grondslag in artikel 122, lid 2 VWEU. Het mechanisme bestaat uit een fonds van 60 miljard

euro, waarvan zowel eurolanden als andere lidstaten kunnen genieten. In tegenstelling tot het

noodmechanisme is de noodfaciliteit intergouvernementeel van aard, waardoor deze zich dus

buiten het kader van de Verdragen situeert. Het besluit tot haar instelling is niet genomen door

de Raad zelf, maar door de lidstaten die gezamenlijk hun soevereine bevoegdheden

uitoefenen. Initieel kunnen binnen het kader van de noodfaciliteit leningen worden verstrekt

tot 440 miljard euro. De geldingsduur van de noodfaciliteit beperkt zich tot drie jaar.297

85. Geleidelijk aan beseffen de staatshoofden en regeringsleiders dat het noodfonds niet zal

volstaan om de rust te laten wederkeren op de financiële markten. Op 11 maart 2010

verklaren zij hetgeen volgt:

“De lidstaten van de eurozone zullen doortastende, goed gecoördineerde maatregelen

treffen om de financiële stabiliteit van de gehele eurozone te vrijwaren”298

In uitvoering daarvan wordt op 25 maart 2010 een Taskforce in het leven geroepen, onder

leiding van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy. Deze bijzondere

financiële vergadering dient nog voor het einde van het jaar een aantal maatregelen uit te

werken inzake crisisbeheersing en de versterking van de begrotingsdiscipline.299

Op 21 maart 2010 besluit de Taskforce in haar eindverslag dat voor wat betreft het aspect

crisisbeheersing moet voorzien worden in een permanent stabilisatiemechanisme. Zoals de

benaming doet uitschijnen, heeft dit mechanisme tot doel onder alle omstandigheden de

financiële stabiliteit binnen de eurozone te handhaven. Quasi onmiddellijk voegt van Rompuy

hier aan toe dat een Verdragswijziging onontbeerlijk is om een dergelijk mechanisme tot

295

Website Europa.nu, online te consulteren: http://www.europa-nu.nl/id/vifhdvtmvdxg/

eurocrisis_door_begrotingstekort_en. 296

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 208. 297

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 208-209. 298

Europese Raad, “Verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie”, 11 februari

2010, online te consulteren: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/NewsWord/nl/ec/115270.doc. 299

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 210

Page 68: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

64

stand te brengen. Uiteindelijk besluit de Raad op 25 maart 2011300

dat een derde lid zal

worden toegevoegd aan artikel 136 VWEU. De tekst van deze nieuwe bepaling luidt als volgt:

“De lidstaten die de euro als munt hebben kunnen een stabiliteitsmechanisme instellen

dat geactiveerd wordt indien dat onontbeerlijk is om de stabiliteit van de eurozone in

haar geheel te waarborgen. De verlening van financiële steun, indien vereist, uit

hoofde van het mechanisme zal aan stringente voorwaarden gebonden zijn.”301

Hiermee vormt artikel 136 VWEU een uitzondering op de no-bail-out-clausule van artikel

125 VWEU. Overeenkomstig deze bepaling zijn zowel de Unie als de lidstaten niet

aansprakelijk voor de schuldverbintenissen van andere lidstaten. Artikel 125 VWEU dient

samen gelezen te worden met de artikelen 123 en 124 VWEU die respectievelijk een verbod

op kredietfaciliteiten en een verbod op bevoorrechte toegang tot kredietinstellingen bevatten.

Met dit systeem wordt beoogd lidstaten als enigen verantwoordelijk te houden voor hun

financiën. De vraag is nu of de oprichting van een Stabilisatiemechanisme wel als een

daadwerkelijke uitzondering kan worden beschouwd. Haar permanent karakter verzet zich

immers tegen de tijdelijke aard van een uitzondering. Bovendien is te verwachten dat de

aanwezigheid van een dergelijk mechanisme een invloed zal uitoefenen op de werking van de

financiële markten. 302

86. In tegenstelling tot de noodfaciliteit, krijgt het Stabilisatiemechanisme geen vorm via een

privaatrechtelijke constructie. Daarentegen wordt door de vertegenwoordigers van de

eurolanden op 2 februari 2012 een verdrag ondertekend houdende instelling van het Europees

Stabilisatiemechanisme303

(ESM). Een eerste versie van dit verdrag werd nochtans reeds

aangenomen op 11 juli 2011. Op 21 juli 2011 wordt door de staatshoofden en regeringsleiders

beslist het ESM meer flexibel te maken. Dit resulteert in het nieuwe ESM-Verdrag.304

Alle lidstaten van de eurozone worden lid van het ESM.305

EU-lidstaten die de euro niet als

munt hebben, kunnen eveneens deelnemen aan operaties ter ondersteuning van de

stabiliteit.306

Het ESM heeft als doel het vrijmaken van middelen en het verlenen van

financiële ondersteuning aan haar leden die financiële moeilijkheden ondervinden of dreigen

te ondervinden, met het oog op het vrijwaren van de financiële stabiliteit binnen de

eurozone.307

Hiertoe beschikt het ESM als internationale financiële instelling over een breed

scala aan instrumenten zoals het verlenen van kredieten, het aankopen van obligaties van

300

Besluit Nr. 2011/199/EU van de Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag

betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de

lidstaten die de euro als munt hebben, PB 2011 L91/1. 301

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 210. 302

V. BORGER, “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig permanent

stabilisatiemechanisme”, SEW 2011, Nr. 5, 211. 303

Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de

Bondsrepubliek Duitsland, De Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland, 2 februari 2012, online consultatie:

www.efsf.europa.eu/attachments/esm_treaty_en.pdf. 304

Zie over de verschillen tussen het oude en nieuwe ESM-Verdrag: Europese Raad, “Factsheet: Treaty

establishing the European Stability Mechanism”, nr. 127788, online te consulteren op: http://www.european-

council.europa.eu/home-page/highlights/european-stability-mechanism-treaty-signed?lang=nl. 305

Artikel 1 (2) ESM-Verdrag. 306

Preambule, Overweging 9, ESM-Verdrag. 307

Artikel 3 ESM-Verdrag.

Page 69: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

65

begunstigde lidstaten op de primaire en secundaire markten alsook het verlenen van

preventieve financiële bijstand.308

Het ESM wordt gespijsd door haar leden volgens een

welbepaalde bijdragesleutel die is opgenomen in Bijlage I bij het ESM-Verdrag.309

Een aanvraag tot financiële bijstand dient te worden ingediend bij de voorzitter van de Raad

van Gouverneurs, die is samengesteld uit de Ministers van Financiën van de ESM-landen.

Nadien wordt in samenspraak met de Commissie en het IMF onderhandeld over de

voorwaarden tot toekenning van de financiële ondersteuning. Deze voorwaarden worden

uiteindelijk opgenomen in een ‘Memorandum of Understanding’ ondertekend door enerzijds

de Commissie, als vertegenwoordiger van het ESM en anderzijds het betrokken ESM-land.310

Het ESM is operationeel vanaf 8 oktober 2012.311

87. Nochtans is het instellen van een Permanent Stabilisatiemechanisme niet het enige

initiatief geweest in het aanpakken van de eurocrisis. Het is immers zo dat de crisis in

belangrijke mate te wijten is aan een gebrekkig op elkaar afgestemd economisch beleid. Nu

heeft het geen zin een gemeenschappelijke munt aan te nemen, wanneer naderhand de regels

van de EMU niet worden nageleefd.312

Initiatieven zoals een voorgeschreven budgetdiscipline

bleken in de praktijk niet te werken. Hoewel het destijds eenvoudig was de euro in te voeren,

kwam de daarbij noodzakelijke economische integratie slechts moeilijk op gang.313

In feite vinden de problemen hun oorsprong in de asymmetrie tussen het economisch en

monetair beleid binnen de EMU. Waar het monetair beleid exclusief in handen is van de ECB,

ligt de verantwoordelijkheid voor het economisch beleid bij de lidstaten. Dit impliceert dat

deze laatste zelf dienen in te staan voor het vaststellen van hun begroting. De bevoegdheden

van de Unie zijn ter zake relatief bescheiden en het begrotingstoezicht berust hoofdzakelijk bij

de lidstaten. Dit geeft reeds sinds 2003 aanleiding tot aanzienlijke begrotingstekorten en een

toename van de concurrentieverschillen tussen de lidstaten.314

Wil men definitief een einde

brengen aan de eurocrisis, dient eerst orde op zaken te worden gesteld in de

overheidsfinanciën van de lidstaten. Hiertoe beslist de Europese Raad in december 2011 tot

het uitwerken van een verdrag voor een versterkte economische unie, bestaande uit een

begrotingspact en een versterkte coördinatie van het economisch beleid. Op 2 maart 2012 zal

het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (VSCB) in de economische en monetaire

unie door 25 van de 27 lidstaten worden ondertekend.315

Dit Verdrag bevat meerdere

verplichtingen die de economische discipline in de lidstaten beogen te versterken. Zo is een

begrotingssituatie vereist die een evenwicht bereikt, dan wel een overschot vertoont.

Bovendien mag de staatsschuld niet hoger zijn dan 60% van het BBP en dienen landen met

308

Artikel 14-18 ESM-Verdrag. 309

Artikel 11 ESM-Verdrag. 310

Artikel 13 ESM-Verdrag. 311

Website Europese Raad, http://www.european-council.europa.eu/home-page/highlights/european-stability-

mechanism-treaty-signed?lang=nl; Website Europa.nu, http://www.europa-nu.nl/id/vio0i2fa2iww/

europees_stabiliteitsmechanisme_esm. 312

Quote Karel De Gucht, video “Hoe is de Eurocrisis ontstaan” door Frederik Eraly, winnaar Karel Van Miert-

prijs voor de journalistiek, http://www.youtube.com/watch?v=joDjZ2ZmzIQ, minuut 2:02. 313

W.H. BOVENSCHEN, “Economische Monetaire Unie: schuldencrisis leidt tot aanzienlijke maatregelen” NTER

2012, nr. 5, 184. 314

V. BORGER, “Het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie:

de juridische en constitutionele implicaties van de eurocrisis”, SEW 2012, nr. 10, 370. 315

W.H. BOVENSCHEN, “Economische Monetaire Unie: schuldencrisis leidt tot aanzienlijke maatregelen” NTER

2012, nr. 5, 184.

Page 70: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

66

een buitensporig begrotingstekort een budgettair en economisch Partnerschapsprogramma in

te richten. 316

Inhoudelijk voegt het VSCB dus niet veel toe aan de bestaande verplichtingen die in het

Unierecht vervat liggen. Uiteindelijk hoeft dat ook niet, want de zwakte van de

begrotingsregels zit hem niet in de verplichtingen zelf, maar in een gebrek aan handhaving en

toezicht. Dat is nu net hetgeen waarop het VSCB beoogt een antwoord te bieden. Hiertoe

wordt onder meer bepaald dat lidstaten de begrotingsprincipes permanent dienen te

verankeren, bij voorkeur constitutioneel.317

Tot slot wens ik nog te wijzen op de

wisselwerking die bestaat tussen het ESM en het VSCB. Vanaf maart 2013 zal een verlening

van financiële bijstand uit het ESM afhankelijk zijn van de ratificatie van het VSCB en vanaf

één jaar na de inwerkingtreding daarvan, ook van de toepassing van de regel van het

begrotingsevenwicht. Het VSCB is op 1 januari 2013 in werking getreden.318

88. Er zijn nog tal van andere initiatieven in de strijd tegen de eurocrisis zoals onder meer het

Europees Semester en het Europlus-Pact. Het eerste initiatief kadert binnen Europa 2020, de

groeistrategie van de Unie voor de komende tien jaar. Nu is het zo dat de gewenste groei

slechts kan bereikt worden wanneer de maatregelen en doelstellingen van de lidstaten

onderling op elkaar zijn afgestemd. Hiertoe beslist de Commissie tot een jaarlijkse cyclus van

economische beleidscoördinatie: Het Europees semester. Elk jaar verricht de Commissie een

gedetailleerde analyse van de economische en structurele maatregelen in de lidstaten. Op

basis daarvan formuleert zij aanbevelingen voor de komende 12-16 maanden. Eigenlijk

vervult de Commissie hier opnieuw een soort monitoringsfunctie, maar nu met het oog op het

vermijden van toekomstige economische problemen.319

Het Europlus-Pact of het Pact voor de Euro is een politieke overeenkomst die tot doel heeft de

economische pijler van de monetaire unie te versterken. Opnieuw staat economische

beleidscoördinatie centraal. Beoogd wordt het concurrentievermogen van de eurolanden te

verbeteren om aldus tot een hogere mate van convergentie te komen binnen de eurozone. Een

aangescherpt concurrentievermogen stimuleert economische groei en resulteert in hogere

inkomensniveaus voor de burgers. Lidstaten buiten de eurozone worden verzocht op

vrijwillige basis aan het Pact deel te nemen.320

89. Dit alles brengt ons terug bij de kern van de zaak, namelijk de moeilijkheden die zich op

dit ogenblik voordoen in Slovenië. Het land is eigenlijk pas recent in de picture gekomen, ten

gevolge van de reddingsoperatie in Cyprus. Langs verschillende kanalen wordt nu het gerucht

verspreid dat Slovenië na Cyprus wel eens het volgende land kan zijn dat een aanvraag moet

indienen tot financiële ondersteuning. De vraag is nu welke factoren aanleiding geven tot deze

bezorgdheid.

Slovenië heeft steevast moeite gehad met de privatisering van de bankensector. Ten gevolge

van de jarenlange inmenging van het bestuur zijn tal van dubieuze en vaak veel te gunstige

316

V. BORGER, “Het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie:

de juridische en constitutionele implicaties van de eurocrisis”, SEW 2012, nr. 10, 375. 317

V. BORGER, “Het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie:

de juridische en constitutionele implicaties van de eurocrisis”, SEW 2012, nr. 10, 375. 318

Website Europese Raad, http://www.european-council.europa.eu/home-page/highlights/treaty-on-stability,-

coordination-and-governance-signed?lang=nl. 319

Website Europese Commissie, http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/index_nl.htm. 320

Europese Raad, Conclusies van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 11 maart 2011,

Bijlage I: Een Pact voor de euro, online te consulteren:

consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/119829.pdf+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=be

Page 71: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

67

vastgoedleningen verstrekt. Op dit ogenblik bedraagt het totaal aan slechte leningen zo een 7

miljard euro, wat gelijk staat aan ongeveer 20% van de Sloveense economie. Hierdoor staan

de nationale banken op instorten. Op de internationale markt kan Slovenië bijna geen

middelen meer aantrekken, waardoor het land wat haar liquide middelen betreft quasi volledig

afhankelijk is van de ECB. Beursanalisten vrezen dat het land weldra bij de eurozone zal

aankloppen voor noodhulp.321

Dit wordt nochtans hevig betwist door Eerste Minister Alenka Bratusek. Ze benadrukt dat het

land zelf in staat is de problemen op te lossen en dat vergelijkingen met Cyprus derhalve

onnodig zijn en niet gepast. Zo heeft Slovenië een ‘bad bank’ opgericht waarin de slechte

leningen zijn ondergebracht en werkt de Minister van Financiën aan een plan tot

herstructurering van de banken.322

Op 9 april 2013 verklaart Commissievoorzitter Barroso dat

hij er vertrouwen in heeft dat het land zal tegemoet komen aan haar financiële moeilijkheden.

Hij benadrukt dat de ergste crisissen vaak ook gepaard gaan met de meest efficiënte

hervormingen.323

Nochtans publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

(OESO) diezelfde dag nog een rapport324

waarin ze haar bezorgdheid uit over de situatie in

Slovenië. De OESO waarschuwt dat Slovenië te maken krijgt met een ernstige bankencrisis

als het land niet snel ingrijpt. De internationale organisatie raadt Slovenië aan de

levensvatbare banken die onder druk staan te herkapitaliseren. Gesuggereerd wordt om hierbij

onder meer obligatiehouders een verlies te laten nemen. Slovenië is er bij gebaat de

staatsbanken Nova Ljubljanska Banka en Nova Kreditna Maribor te verkopen. Overige

banken in moeilijkheden kunnen maar beter worden opgedoekt. Volgens kredietbeoordelaar

Fitch hebben de staatsbanken en particuliere bank Abanka Vipa samen nood aan 2 miljard

euro vers kapitaal.325

De OESO wenst meer informatie te verkrijgen over de zogenaamde ‘bad bank’. Ze benadrukt

dat “een gebrek aan inzichtelijkheid en de kans op politieke inmenging” belangrijke risico’s

uitmaken. Voorts dient de Sloveense overheid snel en vergaand in te grijpen en regelmatig te

rapporteren over haar vorderingen. Gelet op de aanzienlijke schulden in het bedrijfsleven is

een verbetering van de faillissementsprocedures cruciaal. Ook directe investeringen uit het

buitenland kunnen hierbij soelaas bieden. Indien Slovenië geen wijzigingen in haar beleid

doorvoert kan haar staatsschuld verdubbelen om in 2025 boven 100 % van het BBP uit te

321

“Tien vragen over de crisis in Slovenië”, 10 april 2013, De Financiële Telegraaf, online te consulteren:

http://www.telegraaf.nl/dft/21466313/__10_vragen_over_crisis_Slovenie__.html; “Is Slovenië het volgende

Euroland in de problemen?”, 28 maart 2013, online te consulteren:

http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/1604850/2013/03/28/Is-Slovenie-het-volgende-

euroland-in-de-problemen.dhtml. 322

“PM reiterates Slovenia does not need aid”, 27 maart 2013, The Slovenia Times, online te consulteren:

http://www.sloveniatimes.com/pm-reiterates-slovenia-does-not-need-aid. 323

J.M.D. BARROSO, “Statement by President Barroso following his meeting with Ms. Alenka Bratusek, Prime

Minister of Slovenia, 9 april 2012, online te consulteren: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-13-

296_en.htm. 324

OESO, “OECD Economic Surveys of Slovenia”, april 2013, online te consulteren:

http://www.oecd.org/eco/surveys/slovenia-2013.htm. 325

“Oeso voorspelt bancaire crisis in Slovenië”, 9 april 2013, De Standaard, online te consulteren:

http://www.standaard.be/cnt/DMF20130409_00534284; “Oeso verwacht diepe bankencrisis in Slovenië,

9 april 2013, De Morgen, online te consulteren: http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/

1611318/2013/04/09/OESO-verwacht-diepe-bankencrisis-in-Slovenie.dhtml.

Page 72: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

68

komen. Waar de schuld in 2009 35% van het BBP uitmaakt, is deze vandaag opgelopen tot

bijna 54%.326

Of Slovenië hetzelfde pad zal bewandelen als Cyprus is nog af te wachten. Naar mijn mening

is het nog te vroeg om daar nu al over te speculeren. Op zijn minst dienen eerst een aantal

resultaten van de beoogde hervormingen te worden afgewacht. Bovendien is het belangrijk de

verschillen tussen de situatie in Cyprus en Slovenië te beklemtonen. In Cyprus

vertegenwoordigt de bankensector 800 % van het BBP, terwijl de omvang van de banken in

Slovenië relatief beperkt is. Daar vertegenwoordigt de bankensector ongeveer 130 % van het

BBP. Voorts heeft Slovenië een kleinere staatsschuld en worden haar banken slechts in

beperkte mate blootgesteld aan de perifere landen van de eurozone. Hiermee wordt gedoeld

op Griekenland, Spanje, Italië en Portugal. Het teloorgaan van de bankensector in Cyprus is

trouwens voornamelijk ingegeven door intense relaties met de besmette banken in genoemde

landen, terwijl de problemen in Slovenië veroorzaakt zijn door een slecht georganiseerd

bestuur. 60% van de bankdeposito’s in Cyprus behoren toe aan niet-ingezetenen. Slovenië

daarentegen haalt 90% van de deposito’s bij haar eigen bevolking.327

Het lijkt vandaag

trouwens nogal een trend om kleine eurolanden met Cyprus te vergelijken. Ook ten aanzien

van Luxemburg en Malta werd recentelijk nog beweerd dat ze mogelijks in de problemen

kunnen komen. Beide landen reageren alvast verontwaardigd.328

Hoofdstuk 2. De relatie met Kroatië

90. In onderstaande bijdrage wordt gefocust op twee bilaterale conflicten die lange tijd de

relatie tussen Slovenië en Kroatië beheerst hebben. Het feit dat deze problematiek bovendien

een barrière heeft gevormd in de toetreding van Kroatië tot de Unie, zegt veel over Slovenië

en verklaart met andere woorden haar relevantie in het kader van deze Masterproef. Het eerste

dispuut situeert zich in internationaalrechtelijke context en betreft een grensgeschil over de

baai van Piran en enkele landinwaarts gelegen gebieden. Het tweede conflict heeft betrekking

op het teloor gaan van Kroatische spaargelden ten gevolge van de desintegratie van

Joegoslavië. Achtereenvolgens licht ik elk van deze conflicten nader toe.

91. In het oude Joegoslavië heeft men er nooit aan gedacht de maritieme grenzen van de

deelrepublieken op ontegensprekelijke wijze vast te leggen. Na het uiteenvallen van de staat

heerst dan ook grote onduidelijkheid over hoe deze grenzen nu juist dienen te worden

afgebakend. Hierbij vormen de territoriale aanspraken van zowel Kroatië als Slovenië met

betrekking tot de Baai van Piran het voornaamste punt van discussie. Slovenië eist de

volledige jurisdictie over deze baai en wenst bovendien een eigen toegangsweg te verkrijgen

tot de internationale wateren. Telkens Sloveense schepen nu naar de volle zee willen varen,

326

“Oeso voorspelt bancaire crisis in Slovenië”, 9 april 2013, De Standaard, online te consulteren:

http://www.standaard.be/cnt/DMF20130409_00534284; “Oeso verwacht diepe bankencrisis in Slovenië,

9 april 2013, De Morgen, online te consulteren: http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/

1611318/2013/04/09/OESO-verwacht-diepe-bankencrisis-in-Slovenie.dhtml. 327

“Raffeisen analysts: Slovenia will not need bailout”, 30 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/raiffeisen-analysts-slovenia-will-not-need-bailout. 328

“Small states reject Cyprus comparisons”, 27 maart 2013, Financial Times, online te consulteren:

http://www.ft.com/intl/cms/s/0/d33f292e-96cf-11e2-8950-00144feabdc0.html#axzz2SKpA2MVu; “We’re

not Cyprus, Luxembourg asserts”, 27 maart 2013, NY Times, online te consulteren: http://www.nytimes.com/

2013/03/28/business/global/were-not-cyprus-luxembourg-asserts.html?_r=0

Page 73: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

69

dienen ze eerst een stuk van de Italiaanse of Kroatische territoriale zee te doorkruisen.

Slovenië wil niet langer afhankelijk zijn van de goodwill van andere staten en eist dat aan

haar een smalle corridor van de Kroatische territoriale wateren wordt toebedeeld (zie ANNEX

II). Kroatië wil daarentegen dat het principe van de mediaanlijn (“equidistant line”) wordt

toegepast, wat zou resulteren in een quasi gelijke verdeling van de baai van Piran. Onder geen

beding aanvaardt ze het afstaan van een deel van haar territoriale wateren. Uiteindelijk

ondertekenen beide partijen in 2001 een verdrag329

waarin wordt bepaald dat Slovenië 80%

van de baai krijgt toegeëigend.330

Het verdrag zal echter nooit worden geratificeerd. In

september 2002 stuurt de Eerste Minister van Kroatië een brief naar zijn tegenhanger in

Slovenië waarin wordt gesteld dat Kroatië zich toch niet kan verzoenen met de gemaakte

afspraken. Bijgevolg moet alles wat reeds is gebeurd in uitvoering van het verdrag ongedaan

gemaakt worden.331

Pas in 2005 worden de onderhandelingen over het grensgeschil terug geopend naar aanleiding

van enkele incidenten die zich in de betwiste gebieden hebben voorgedaan. Op 10 juni 2005

ondertekenen de ministers van buitenlandse zaken een gemeenschappelijke verklaring met het

oog op het voorkomen van toekomstige incidenten. Dit akkoord, overigens de “Brioni-

verklaring” genoemd omdat ze tot stand is gekomen op het eiland Brioni, beoogt geenszins

een oplossing te bieden voor het grensgeschil, maar is er op gericht de status quo van 25 juni

1991 te doen handhaven.332

In juli 2007 stelt Slovenië voor het geschil onderhevig te maken aan een soort van

verzoeningsprocedure bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.

Kroatië weigert, maar stelt enkele maanden later voor het geschil te laten beslechten door het

Internationaal Tribunaal voor het Recht van de Zee in Hamburg. Voor Slovenië is dat

onaanvaardbaar omdat het grensgeschil niet alleen betrekking heeft op de territoriale zee,

maar ook op een aantal landinwaarts gelegen gebieden. Beide partijen zijn zich bewust van de

politieke impasse en blijven actief op zoek gaan naar een geschikte oplossing. Dit leidt tot de

zogenaamde Bled-overeenkomst, ondertekend in augustus 2007 door de respectievelijke

Eerste Ministers en genoemd naar de plaats van totstandkoming in Slovenië. De

overeenkomst voorziet in het voorleggen van het geschil aan een internationaalrechtelijke

instantie, zoals het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Een groep van experten dient een

akkoord op te stellen omtrent de daarbij te hanteren voorwaarden. Na maanden te hebben

onderhandeld, blijkt echter dat het onmogelijk is een dergelijk akkoord te bereiken.333

Het conflict komt in een stroomversnelling wanneer Slovenië in september 2008 dreigt de

toetredingsonderhandelingen met Kroatië te blokkeren. Enkele maanden later zet het land

haar woorden om in daden. Tijdens de IGC betreffende de toetreding van Kroatië tot de EU,

die plaats vindt in Brussel op 19 december 2008, verklaart Eerste Minister Borut Pahor dat

Slovenië voorbehoud maakt ten aanzien van 11 hoofdstukken van het acquis334

. Tijdens de

329

Een andere benaming voor het verdrag is de Drnovsek-Racan-overeenkomst, genoemd naar de toenmalige

Eerste Ministers van Slovenië en Kroatië, Janez Drnovsek en Ivica Racan. 330

Balkananalysis, “Slovenia pledges support for Croatia’s EU Bid, as maritime dispute continues”, online te

consulteren: http://www.balkanalysis.com/croatia/2008/02/09/slovenia-pledges-support-for-croatias-eu-bid-

as-maritime-dispute-continues-2/. 331

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

94-95. 332

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

97. 333

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

98-99. 334

Onder andere met betrekking tot vrij verkeer van kapitaal, milieu, landbouw en regionaal beleid.

Page 74: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

70

afgelopen onderhandelingen zou Kroatië documenten hebben ingediend waarin de omstreden

grens tussen Slovenië en Kroatië is vastgesteld in het voordeel van Kroatië. Slovenië wil

vermijden dat wordt vooruitgelopen op een eventuele latere beslechting van het grensgeschil

en stelt haar veto. De Commissie betreurt de gebeurtenissen en stelt dat strikt genomen een

bilateraal conflict geen invloed zou mogen uitoefenen op de toetredingsonderhandelingen.335

Omdat de Unie vreest dat de partijen zelf niet tot een vreedzame oplossing zullen komen,

beslist ze dat het tijd wordt zich in de discussie te mengen. In januari 2009 coördineert

Commissaris voor uitbreiding Olli Rehn een nieuwe reeks van onderhandelingen over het

grensgeschil. In maart 2009 verwerpt Kroatië het voorstel om het dispuut te onderwerpen aan

een bemiddelingsprocedure. Als alternatief suggereert Commissaris Rehn het geschil voor te

leggen aan een ad hoc arbitragetribunaal. Slovenië is enthousiast, maar Kroatië dringt aan om

het geschil aanhangig te maken bij het Internationaal Gerechtshof. Een maand later stelt Rehn

een ontwerpovereenkomst op om het geschil toch voor te leggen aan een ad hoc

arbitragetribunaal. Verrassend genoeg gaat Kroatië deze keer wel akkoord. Slovenië dient een

aantal amendementen in en in juni 2009 legt Commissaris Rehn de aangepaste tekst voor aan

beide partijen. Kroatië gaat echter niet akkoord met de Sloveense amendementen en weigert

haar verdere medewerking te verlenen.336

In juli zijn de gemoederen wat bedaard en bereiken de partijen een compromis. Slovenië

belooft haar veto in de toetredingsonderhandelingen op te heffen op voorwaarde dat Kroatië

de omstreden documenten uit de onderhandelingen weert. Bovendien moet dringend een

oplossing worden uitgewerkt voor het grensgeschil en dient Kroatië zich er van te

weerhouden uitlatingen te doen die de beslechting kunnen beïnvloeden. Later zullen deze

verbintenissen worden opgenomen in artikel 8 en 9 van de arbitrage-overeenkomst. Op 11

september 2009 stuurt de Eerste Minister van Kroatië, Jadranka Kosor, een brief naar het

Zweeds voorzitterschap waarin ze verklaart dat geen enkele geografische kaart, unilaterale

handeling, noch enig document aangenomen na 25 juni 1991 juridisch verbindend is ten

aanzien van de definitieve beslechting van het grensgeschil. Tijdens de volgende IGC

bevestigt Slovenië formeel dat het niet noodzakelijk is de onderhandelingen nog verder te

blokkeren. Dit alles resulteert uiteindelijk in het aannemen van de Pahor-Kosor-

overeenkomst337

op 4 februari 2009. Het akkoord is in belangrijke mate gebaseerd op de laatst

voorgestelde tekst van Commissaris Rehn. Slovenië en Kroatië bekrachtigen het akkoord op

respectievelijk 29 oktober 2009 en 18 maart 2010.338

Interessant is dat beide partijen in hun ratificatieakte een unilaterale verklaring hebben

opgenomen met betrekking tot de arbitrage-overeenkomst. Kroatië stelt in artikel 3 van haar

ratificatieakte dat beide partijen op 27 oktober 2009 aan het Zweeds voorzitterschap en de

Verenigde Staten het volgende verklaard hebben:

335

EUobserver, “Slovenia to block Croatia EU accession talks”, online te consulteren:

http://euobserver.com/enlargement/27314; SEC (2009) 1333, “Croatia 2009 Progress report”, 14 oktober

2009, 5; Zie ook: Europees Parlement, Memo 1 on Slovenia Croatia, 10 arguments for drawing a line of

separation between the Accession Negotiations and the resolution of the Croatian-Slovenian border issue,

online te consulteren: http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2004_2009/documents/

dv/d_hr_20090217_06_/D_HR_20090217_06_en.pdf. 336

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

99. 337

Genoemd naar de respectievelijke Sloveense en Kroatische Eerste Minister Borut Pahor en Jadranka Kosor. 338

Slovenië diende eerst nog de grondwettelijkheidstoets van het Grondwettelijk Hof af te wachten. Het Hof

deed uitspraak op 18 maart 2010; V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”,

European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2, 99-100.

Page 75: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

71

“Niets in de arbitrage-overeenkomst mag verstaan worden alsof Kroatië zou instemmen met

de eis van Slovenië betreffende de toegang tot de volle zee”.339

Slovenië ontkent onmiddellijk dat beide partijen ooit deze gemeenschappelijke verklaring

hebben afgelegd en neemt in haar eigen ratificatieakte op dat ze het niet eens is met de

unilaterale verklaring van Kroatië. Diplomatieke vertegenwoordigers van zowel Zweden als

de Verenigde Staten zullen later trouwens bevestigen dat ze nooit een dergelijke verklaring

hebben ontvangen.340

Vijf arbiters dienen te oordelen over het geschil, waarvan er drie moeten gekozen worden uit

een lijst van onafhankelijke arbiters voorgedragen door de Commissie. Daarnaast mag zowel

Slovenië als Kroatië nog een nationale arbiter aanduiden. Op 17 januari 2012 bereiken de

partijen een eerste akkoord. Het tribunaal zal worden voorgezeten door Gilbert Guillaume,

een Franse ad hoc rechter in het Internationaal Gerechtshof. Hij zal worden bijgestaan door de

Duitse Bruno Simma en de Britse Vaughan Lowe, respectievelijk rechter in het Internationaal

Gerechtshof en professor Internationaal Publiekrecht aan de universiteit van Oxford. Enkele

weken later lichten de partijen elkaar in over de gekozen nationale arbiters. Slovenië heeft

gekozen voor Jernej Sekolec, arbiter in het Permanent Hof van Arbitrage. De keuze van

Kroatië gaat uit naar Budislav Vukas, expert in het maritiem recht.341

Naar alle

waarschijnlijkheid worden de debatten voor het ad hoc tribunaal geopend in het voorjaar van

2014.342

Belangrijk is dat de uitspraak van het arbitrage-tribunaal voor beide partijen definitief

verbindend zal zijn onder het internationaal recht.343

De Commissie verheugt zich alvast over het bereikte akkoord. Commissaris voor uitbreiding

Stefan Füle feliciteert beide partijen en stelt dat de recente ontwikkelingen “een zeer welkom

signaal zijn in de positieve ontwikkeling van het goed nabuurschap tussen beide partijen.

Bovendien toont dit aan dat zelfs ingewikkelde conflicten kunnen worden opgelost door

middel van dialoog en samenwerking.344

Op die manier telt het als voorbeeld voor de andere

landen uit de Westerse Balkan.” Toch is het grensgeschil niet het enige obstakel geweest

tijdens het pré-toetredingsproces van Kroatië. Dit brengt ons tot de analyse van het tweede

conflict.

92. Het uiteenvallen van Joegoslavië leidt tot het faillissement van de Lubljanska Banka, de

nationale bank van Slovenië. Op dat ogenblik staan echter bij genoemde bank voor miljoenen

deposito’s geregistreerd die toebehoren aan Kroatische burgers. Hoewel Kroatië een deel van

de schulden zal overnemen, gaat nog steeds 170 miljoen euro verloren. Dit bedrag wordt

uiteindelijk opgenomen in de Sloveense staatsschuld. In 1993 richt Slovenië een

successiefonds op dat verantwoordelijk is voor het afhandelen van haar schulden tegenover

vreemde spaarders. Naast verschillende Kroaten, hebben ook andere Joegoslavische burgers

fondsen ter beschikking gesteld van de Ljubljanska Banka. Ongeveer een jaar later wordt de

Nova Ljubljanska Banka opgericht. Deze nieuwe financiële instelling neemt bijna alle 339

Vrij vertaald: “Nothing in the Arbitration Agreement between the Government of the Republic of Croatia and

the Government of the Republic of Slovenia shall be understood as Croatia’s consent to Slovenia’s claim to

its territorial contact with the high seas”. 340

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

101. 341

Website Republic of Slovenia, Ministry of Foreign Affairs: http://www.mzz.gov.si/nc/en/newsroom/

news/article/141/30123/. 342

SWD (2012) 338 def., “Comprehensive Monitoring report on Croatia”, 10 oktober 2012, 9. 343

V. SANCIN, “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European Perspectives Vol.2 2010, nr. 2,

106-109. 344

Europese Commissie-Press Release, “Launch of the arbitration process between Slovenia and Croatia”, online

te consulteren: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-25_en.htm.

Page 76: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

72

verbintenissen over van haar voorganger, met uitzondering van de schulden ten aanzien van

niet-ingezetenen. Toch zullen verschillende Kroaten een gerechtelijke procedure starten tegen

de nieuwe bank in de hoop hun deposito’s sneller te recupereren. Onmiddellijk wordt in

Ljubljana een wet gestemd waardoor wijzigingen worden aangebracht aan het successiefonds.

Bovendien leidt de wetswijziging tot schorsing van alle aanhangige gerechtelijke procedures

die betrekking hebben op vreemde deposito’s.345

Op 29 juni 2001 ondertekenen alle voormalige Joegoslavische deelrepublieken een verdrag

waarin wordt gesteld dat de geschillen met betrekking tot vreemde deposito’s na het

uiteenvallen van Joegoslavië moeten worden voorgelegd aan de Bank voor Internationale

Betalingen in Basel. Dit verdrag wordt ook wel de overeenkomst betreffende successie-

conflicten genoemd. Ondertussen dienen verschillende spaarders een verzoekschrift in bij het

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Uiteindelijk leiden de

onderhandelingen in Basel tot geen concrete resultaten.346

In 2006 weigert Kroatië de Nova Ljubljanska Banka toe te laten tot haar financiële markten.

Toegang zal pas worden verschaft wanneer een definitieve oplossing is uitgewerkt voor het

geschil. Slovenië houdt nog steeds vol dat het geschil moet worden opgelost in Basel en staat

niet open voor andere oplossingen. Wanneer ook aan de Belgische Bank KBC de toegang tot

de markten wordt ontzegd omwille van participatie in de Nova Ljubljanska, komt de EU

tussen. De Unie spoort Kroatië aan tot gelijke behandeling van alle bedrijven afkomstig uit de

EU.347

Drie jaar later vernietigt het Grondwettelijk Hof een bepaling uit de gewijzigde wet

betreffende het successiefonds waardoor de schorsing van de aanhangige gerechtelijke

procedures wordt opgeheven. Het Hof is van oordeel dat de desbetreffende bepaling een

schending vormt van het recht op toegang tot een rechter. Op 15 februari 2010 zal een

Sloveense rechter voor het eerst aan een Kroatische burger een schadevergoeding toekennen

wegens het verlies van in bewaring gegeven spaargelden bij de Ljubljanska Banka. 348

Toch

komt er pas een echte doorbraak op 6 november 2012. Die dag oordeelt het EHRM in het

arrest Alisic en anderen349

dat Slovenië compensatie moet voorzien voor de verloren gegane

spaargelden van enkele Bosniërs. Dit arrest zou wel eens een precedent kunnen vormen in

latere procedures. Het Hof stelt immers uitdrukkelijk dat Slovenië maatregelen moet treffen

om eisers en ‘alle anderen in dezelfde positie’ te compenseren. Bovendien moet dit

geschieden op een wijze ‘gelijkaardig aan de manier waarop ze haar eigen ingezetenen

vergoed’ heeft.350

Het conflict bereikt een hoogtepunt wanneer Sloveens Europarlementslid Jozef Horvat op 20

september 2012 het bericht de wereld in stuurt ‘dat Slovenië het Toetredingsverdrag met

Kroatië niet zal ratificeren vooraleer een oplossing is uitgewerkt voor het geschil.’ Minister

van Buitenlandse Zaken, Karel Erjavec, voegt hier nog aan toe dat indien geen resultaat is

345

“Slovenia and Croatia solving painful LB deposits issue”, 11 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/slovenia-and-croatia-solving-painful-lb-deposits-issue. 346

“Slovenia and Croatia solving painful LB deposits issue”, 11 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/slovenia-and-croatia-solving-painful-lb-deposits-issue. 347

“Slovenia and Croatia solving painful LB deposits issue”, 11 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/slovenia-and-croatia-solving-painful-lb-deposits-issue. 348

“Slovenia and Croatia solving painful LB deposits issue”, 11 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/slovenia-and-croatia-solving-painful-lb-deposits-issue. 349

EHRM, Alisic en anderen t. Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië, Slovenië en de voormalige Joegoslavische

Republiek Macedonië, 6 november 2012, online consultatie via hudoc. 350

“LB issue dominate Slovenia-Croatia relations”, 1 januari 2013, The Slovenia Times, online te consulteren:

http://www.sloveniatimes.com/lb-issue-dominate-slovenia-croatia-relations.

Page 77: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

73

bereikt voor het einde van 2012 er waarschijnlijk nooit een oplossing zal kunnen worden

gevonden. Men vreest er voor dat Kroatië niet zal kunnen toetreden op 1 januari 2013. Dit

leidt tot heel wat ergernissen bij de staatshoofden –en regeringsleiders van de andere lidstaten.

Mocht elke lidstaat telkens haar bilaterale conflicten in Europese context brengen zou dit de

beleidsvoering van de Unie nodeloos vertragen.351

Uiteindelijk zal het allemaal zo ver niet komen, want op 7 maart 2013 ondertekenen Slovenië

en Kroatië een Memorandum of Understanding waarmee een einde wordt gesteld aan het

conflict. (zie ANNEX III). Het Memorandum bepaalt dat het geschil toch zal worden

opgelost conform de overeenkomst betreffende successie-conflicten. Hiertoe zullen opnieuw

onderhandelingen plaats vinden in Basel. De voornaamste verbintenis bestaat echter in het

volgende: op voorwaarde dat geen nieuwe procedures worden gestart tegen de Nova

Ljubljanska Banka, zal Slovenië zich er niet langer van weerhouden het Toetredingsverdrag

met Kroatië te ratificeren. Hierbij zijn alle conflicten van de baan en is voor Kroatië het pad

vrij gemaakt naar toetreding. Voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, prijst

beide partijen voor het beëindigen van hun disputen:

“Jullie constructieve benadering in het oplossen van bilaterale conflicten is een teken van

volwassenheid. De manier waarop jullie met dergelijke kwesties omgaan, kan als voorbeeld

dienen voor de gehele regio”.352

Op 2 april 2013 wordt het Toetredingsverdrag bekrachtigd in het Sloveens Parlement.353

93. Tot slot wens ik aan deze bijdrage nog een laatste nuance toe te voegen. Het is opvallend

dat Slovenië haar veto niet alleen gebruikt heeft ten aanzien van Kroatië, maar recent ook nog

met betrekking tot Wit-Rusland. In februari 2012 wil de EU een nieuwe reeks sancties

goedkeuren ten aanzien van Wit-Rusland omwille van de steeds slechter wordende situatie

met betrekking tot de mensenrechten. Wit-Rusland kent een gebrek aan democratie en een

groot aantal politieke gevangenen. Slovenië weigert echter haar medewerking te verlenen en

al snel zal duidelijk worden waarom. Eén van de sancties bestaat in een visumverbod en de

bevriezing van activa van een hele reeks ondernemingen. Slovenië stelt haar veto tegen de

opname op deze lijst van Elite, een dochteronderneming van het bedrijf Shizh. Blijkbaar heeft

de Sloveense Riko-groep, een bouwonderneming, een miljoenendeal afgesloten met Elite voor

het bouwen van een luxehotel in Minsk. Uiteindelijk wordt Elite uit het register geschrapt en

heft Slovenië haar veto op. 354

Hiermee lijkt het wel alsof Slovenië iedere kans grijpt om haar veto te stellen, telkenmale

wanneer haar belangen in het gedrang komen. Niet zo fraai me dunkt. Zeker niet aangezien

het land deel uitmaakt van een internationale organisatie waarin van elk lid verwacht wordt

wat water bij de wijn te doen indien hogere belangen op het spel staan.

351

EUobserver, “Slovenia puts €172 mn price tag on Croatia’s EU entry”, online te consulteren:

http://euobserver.com/enlargement/117629. 352

Herman Van Rompuy, “Written statement by the president of the European Council Herman Van Rompuy on

the occasion of the signing of the Memorandum of Understanding between Slovenia and Croatia on

Ljubljanska Banka in Mocrice, Slovenia”, online te consulteren: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/

cms_data/docs/pressdata/en/ec/135939.pdf. 353

“Slovenian Parliament unanimously ratifies Croatia’s EU accession”, online te consulteren:

http://www.euractiv.com/enlargement/slovenian-parliament-unanimously-news-518839. 354

EUobserver, “EU diplomats: Slovenia puts hotel deal before human rights”, online te consulteren:

http://euobserver.com/foreign/115397.

Page 78: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

74

Hoofdstuk 3. Toepassing van het EU-recht in de Sloveense rechtsorde

3.1. De bijzondere positie van de Grondwet

94. De bijzondere positie van de Sloveense Grondwet is het best te illustreren aan de hand van

haar artikel 8:

“Wetten en andere instrumenten moeten in overeenstemming zijn met algemeen toepasselijke

beginselen van internationaal recht en verdragen waardoor Slovenië gebonden is”.355

A contrario kan men hier onmiddellijk uit afleiden dat het voorrangbeginsel van het

internationaal recht zich niet uitstrekt tot de Grondwet. Hierdoor bekleedt de Grondwet met

andere woorden een superieure positie. Men voelt onmiddellijk aan dat dit niet strookt met

één van de belangrijkste rechtsprincipes van de Unie, met name de primauteit van het recht

van de Europese Unie, of nog het Europeesrechtelijk voorrangsbeginsel. Dit principe werd

geïntroduceerd in het arrest Costa t. Enel van het Hof Van Justitie en maakt derhalve integraal

deel uit van het acquis communautaire.356

Tot voor kort was de Sloveense Grondwet ook nog

op een ander punt onverenigbaar met de rechtsorde van de Unie. Ze liet aan Slovenië immers

niet toe een deel van haar soevereine rechten af te staan ten voordele van een internationale

organisatie. Nochtans vereist EU-lidmaatschap de overdracht van een aantal wetgevende,

uitvoerende en rechterlijke bevoegdheden aan de instellingen van de Unie. Dit alles brengt

met zich mee dat bij ontstentenis van een Grondwetsherziening, Slovenië nooit had kunnen

toetreden tot de EU.357

95. Daarom wordt in maart 2003 aan de Grondwet een artikel 3a toegevoegd. In de literatuur

wordt deze bepaling ook wel het ‘Europees artikel’ genoemd, wat alleszins treffend is gelet op

de onderliggende ratio.358

De relevantie van dit artikel voor de verdere opbouw van dit

hoofdstuk rechtvaardigt haar integrale incorporatie. Dit geschiedt in het Engels, bij gebrek aan

een officiële Nederlandse vertaling en met het oog op het vermijden van taalkundige

onregelmatigheden die eventueel aanleiding kunnen geven tot een foutieve interpretatie:

“Pursuant to a Treaty ratified by the National Assembly by a two-thirds majority vote

of all deputies, Slovenia may transfer the exercise of part of its sovereign rights to

international organizations which are based on respect for human rights and

fundamental freedoms, democracy and the principles of the rule of law and may enter

into a defensive alliance with states which are based on respect for these values.

Before ratifying an international treaty referred to in the preceding paragraph, the

National Assembly may call a referendum. A proposal shall pass at the referendum if

a majority of voters who have cast valid votes vote in favour of such, the National

Assembly is bound by the result of such referendum. If such referendum has been held,

355

Website Europese Commissie, http://ec.europa.eu/civiljustice/legal_order/legal_order_sln_nl.htm. 356

Volgens het arrest Costa t. Enel heeft het regelmatig tot stand gekomen recht van de EG voorrang op het

daarmee strijdige nationale recht: Hvj, C-6/64, 15 juli 1964, Costa t. E.N.E.L., 1964, 01141. 357

M. POGACNIK, M. STARMAN EN P. VEHAR, “Slovenia” IN A.E. KELLERMAN, J. SZUCAI EN STEVEN BLOCKMANS

(eds.), The Impact of EU Accession on the Legal Orders of New EU Member States and (Pre-)Candidate

Countries: Hopes and Fears, The Hague, T.M.C. Asser Institut, 2006, (179), 183. 358

Met name de integratie van Slovenië in de Europese Unie.

Page 79: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

75

a referendum regarding the law on the ratification of the treaty concerned may not be

called.

Legal acts and decisions adopted within international organizations to which Slovenia

has transferred the exercise of part of its sovereign rights shall be applied in Slovenia

in accordance with the legal regulation of these organizations.

In procedures for the adoption of legal acts and decisions in international

organizations to which Slovenia has transferred the exercise of part of its sovereign

rights, the Government shall promptly inform the National Assembly of proposals for

such acts and decisions as well as of its own activities. The National Assembly may

adopt positions thereon, which the government shall take into consideration in its

activities. The relationship between the National Assembly and the Government

arising from this paragraph shall be regulated in detail by a law adopted by a two-

thirds majority vote of deputies present.”359

Het eerste lid rechtvaardigt de toetreding van Slovenië tot de EU. Als internationale

organisatie is zij immers net gegrondvest op de in deze bepaling genoemde waarden. Dit blijkt

uit artikel 2 VEU:

“De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid,

vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten,

waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.”

Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid tot een referendum voorafgaand aan de toetreding

tot een internationale organisatie. Aangezien deze bepaling net met het oog op toetreding tot

de EU werd ingevoegd, zal Slovenië er in dat opzicht uiteraard gebruik van maken. Op 23

maart 2003 stemt 89,6 % van de bevolking voor de toetreding tot de EU. Dit succes is

voornamelijk te verklaren door de uitgebreide “Pro-EU Toetredingscampagne” die aan het

referendum vooraf ging. Eén nuance dient wel nog te worden toegevoegd en dat is dat van de

stemgerechtigde bevolking slechts 60,4% een stem uitbracht.360

Het derde lid is het belangrijkste aangezien hierover tegenstrijdigheden bestaan in de

rechtsleer die mogelijks aanleiding kunnen geven tot problemen bij eventueel voorkomende

wetsconflicten. Alle auteurs zijn het er over eens dat artikel 3, derde lid de juridische

vertaling vormt van het voorrangsbeginsel en het principe van directe werking, althans voor

wat betreft de verhouding ten aanzien van de nationale wetgeving. RIBICIC361

vindt het echter

een brug te ver om er ook van uit te gaan dat deze principes dezelfde uitwerking verkrijgen

ten aanzien van de Grondwet. Het is immers net het Europees artikel dat de integratie van

Slovenië in de Unie heeft mogelijk gemaakt. Wanneer men dan de Grondwet op gelijke voet

gaat plaatsen met de nationale wetgeving betekent dit zoveel als het ondermijnen van de

grondwettelijke basis van de integratie in de EU. Die redenering kan trouwens ook worden

omgedraaid: mocht het EU-recht vanuit zichzelf superieur zijn ten aanzien van de Grondwet, 359

Vertaling overgenomen uit: M. POGACNIK, M. STARMAN EN P. VEHAR, “Slovenia” IN A.E. KELLERMAN, J.

SZUCAI EN STEVEN BLOCKMANS (eds.), The Impact of EU Accession on the Legal Orders of New EU Member

States and (Pre-)Candidate Countries: Hopes and Fears, The Hague, T.M.C. Asser Institut, 2006, (179),

183-184. 360

A. KRASOVEC EN D. LAJH, “The Slovenian EU Accession Referendum: a Cat-and-Mouse Game” in A.

SZCSERBIAK EN P. TAGGART (eds.), EU enlargement and referendums, Londen, Routledge, 2005, (47) 47 en

59. 361

Ciril Ribicic is rechter in het Grondwettelijk Hof van Slovenië en Professor Mensenrechten aan de

Universiteit van Ljubljana.

Page 80: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

76

dan had men nooit het Europees artikel moeten invoegen. In een dergelijke hypothese

veronderstelt toetreding tot de Unie immers de automatische toepassing van haar rechtsorde,

ongeacht de inhoud van bepaalde grondwettelijke bepalingen.362

Het vierde lid is procedureel

van aard en behoeft geen nadere toelichting.

96. RIBICIC stelt dat het Grondwettelijk Hof drie opties heeft bij de toepassing van het

Europees Recht, namelijk het volgen van een a) passieve of negatieve benadering, b) neutrale

benadering of c) actieve benadering. De eerste optie impliceert het louter gehoorzamen aan de

Europeesrechtelijke principes en hun interpretatie volgens de rechtspraak van het Hof van

Justitie. Het recht van de Unie is met andere woorden superieur ten aanzien van de Grondwet.

De tweede optie gaat al iets verder. Stel dat er zich een wetsconflict voordoet tussen twee

nationale wetten die respectievelijk gebaseerd zijn op de Grondwet en het recht van de Unie,

dan mag het Grondwettelijk Hof uitspraak doen over de (niet)-conformiteit met de Grondwet.

Ze mag echter geen mogelijke oplossingen aanreiken voor het conflict, wat haar interventie

relatief beperkt en dus neutraal houdt. De derde opvatting is het meest progressief. Doet er

zich een conflict voor tussen het recht van de Unie en de nationale Grondwet, dan mag het

Hof beslissen aan welke bepaling desgevallend voorrang moet worden verleend.363

RIBICIC is een van de voornaamste pleitbezorgers van de actieve benadering en staaft zijn

visie aan de hand van het Europees artikel. Volgens hem schuilt in deze bepaling immers een

impliciete tegenstelling. Artikel 3a, derde lid stipuleert dat het recht van een internationale

organisatie haar uitwerking verkrijgt in de Sloveense rechtsorde conform de principes van

deze organisatie. Met betrekking tot de EU bevestigt deze bepaling dus de voorrang van het

EU-recht. Belangrijker is echter dat Slovenië slechts soevereine rechten mag overdragen aan

internationale organisaties voor zover deze een aantal fundamentele principes onderschrijven,

zijnde respect voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden, een democratie en het

beginsel van een rechtsstaat. Net deze clausule rechtvaardigt volgens Ribicic mogelijke

interventies van het Grondwettelijk Hof. Men moet dit wel enigszins nuanceren. Zo zal het

Hof slechts in staat zijn op te treden in situaties waarin bepaalde handelingen van de Unie een

flagrante schending inhouden van een van de voormelde democratische principes. Voor zover

uitsluitend nationale belangen worden geschaad is het Hof niet in staat om op te treden.364

De gelijkenis met de “Solange-rechtspraak”365

van het Duitse Grondwettelijk Hof is treffend.

In 1974 oordeelt dit rechtscollege dat “zolang in de Communautaire rechtsorde een

democratisch gekozen parlement, met wetgevende en controlebevoegdheid, en een

gecodificeerde cataloog van grondrechten ontbreken, het Grondwettelijk Hof bevoegd zal zijn

om Communautaire wetgeving te toetsen aan de door de Grondwet gewaarborgde

grondrechten”. Enkele jaren later komt zij terug op dit standpunt en stelt ze dat een

bijkomende toetsing aan de grondrechten niet meer noodzakelijk is “zolang de rechtspraak

van het Hof van Justitie ter zake de vastgestelde bescherming biedt”.366

Ook de interpretatie

362

C. RIBICIC, “Implementing European Standards into the Case-Law of the Constitutional Court of Slovenia”,

ZOR, 2005, nr. 60, 417-418. 363

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 432. 364

C. RIBICIC, “Implementing European Standards into the Case-Law of the Constitutional Court of Slovenia”,

ZOR, 2005, nr. 60, 417-418. 365

BVerfGE, Arrest van 29 mei 1994 (Solange I), voor een Nederlandse vertaling zie SEW 1975, 452; BVerfGE,

Arrest van 22 oktober 1986 (Solange II), voor een Nederlandse vertaling zie SEW 1988, 127. 366

K. LENAERTS, Europees Recht, Antwerpen, Maklu, 2007.

Page 81: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

77

van Ribicic geeft blijk van een dergelijk superioriteitsgevoel ten aanzien van de Europese

rechtsorde.367

97. Verschillende academici368

, waaronder ZAGORC en BARDUTZKY gaan echter niet akkoord

met zijn standpunt. Vooreerst stellen ze dat artikel 3a, lid 1 enkel de overdracht van

soevereine rechten regelt aan een internationale organisatie. Eventueel zou men uit deze

bepaling nog kunnen afleiden dat Slovenië het recht heeft de internationale organisatie te

verlaten indien deze een inbreuk pleegt op de geviseerde principes, maar tot daar reiken de

grenzen van de interpretatievrijheid. Artikel 3a, lid 1 mag geenszins geïnterpreteerd worden

alsof zij betrekking zou hebben op situaties waarin het recht van de Unie in conflict zou

komen met grondwettelijke principes. Ten tweede is het nogal onwaarschijnlijk dat de Unie

ooit inbreuken zal plegen op de mensenrechten, gelet op de ter zake geldende standaarden.

Sinds het Verdrag van Lissabon is de EU immers gebonden door het handvest van de

Grondrechten waarin maximale bescherming wordt geboden aan de mensenrechten.

Bovendien zal de Unie in de nabije toekomst toetreden tot het EVRM. Op 5 april 2013 werd

hiertoe reeds een Ontwerpverdrag neergelegd.369

Tot slot is het Grondwettelijk Hof volgens

hen niet bevoegd in te grijpen bij wetsconflicten tussen de Grondwet en het EU-recht

aangezien daartoe een wettelijke basis ontbreekt.370

Omwille van deze redenen zijn ZAGORC en BARDUTZKY voorstander van een passieve of

negatieve benadering. Volgens hen is dit trouwens de heersende opvatting in de huidige

rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Ze verwijzen hierbij naar een interessant arrest over

het Europees Aanhoudingsbevel. In de desbetreffende casus werd aan het Hof gevraagd een

grondwettelijkheidstoets door te voeren van de nationale wet die uitvoering geeft aan het

toepasselijke kaderbesluit.371

Het Hof verwerpt dit verzoek omwille van gebrek aan een

legitiem belang. Niet toevallig stemt RIBICIC als enige tegen deze beslissing. Interessant is dat

het Hof laconiek opwerpt dat het inwilligen van de eis de positie van eiser toch niet zou

verbeterd hebben. Er zou met andere woorden geenszins besloten zijn tot niet-conformiteit

met de Grondwet, wat blijk geeft van enig respect ten aanzien van de Europese regelgeving.

ZAGORC EN BARDUTZKY zien hierin een bevestiging van de voorrang van het EU-recht.372

98. Beklemtoond dient te worden dat de voorgaande uiteenzetting slechts gesteund is op

persoonlijke visies van verschillende academici. Hoewel het Hof de voorrang van het EU-

recht ten aanzien van de nationale wetgeving uitdrukkelijk heeft bevestigd373

, heeft ze zich

nog niet definitief uitgesproken over de positie van de Grondwet. Verwacht wordt dat ze dit

slechts zal doen wanneer er zich ook effectief een rechtstreeks conflict voordoet tussen de

367

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 432. 368

Zijnde Sasa Zagorc en Samo Bardutzky, respectievelijk assistent en onderzoeker aan de Universiteit van

Ljubljana. 369

Website Raad van Europa, http://hub.coe.int/what-we-do/human-rights/eu-accession-to-the-convention. 370

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 432-433. 371

Kaderbesluit van de Raad Nr. 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees Aanhoudingsbevel en

de procedures van overlevering tussen de lidstaten, PB 2002 L191/1. 372

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 434-435. 373

Grondwettelijk Hof, Up-328/04 en U-I-186/04, 8 juli 2004, online te consulteren: http://www.us-rs.si/en/case-

law/search-3441/.

Page 82: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

78

Grondwet en EU-wetgeving. Tot dat ogenblik blijft het gissen naar de juiste interpretatie van

het Europees Artikel.374

3.2. Slovenië voor het Hof van Justitie

99. Deze bijdrage beschrijft de rol van Slovenië in de rechtspraak van het Hof van Justitie

sinds haar toetreding tot de EU. In het eerste deel volgt een analyse van de prejudiciële

procedure. Er wordt nagegaan hoe en in welke mate Sloveense rechters deze procedure

toepassen en of Slovenië reeds van de mogelijkheid heeft gebruik gemaakt om tussen te

komen in prejudiciële procedures geïnitieerd door andere lidstaten. Het tweede deel geeft een

overzicht van een aantal procedures ten gronde tegen Slovenië en besluit met een reflectie

over de huidige stand van zaken.

3.2.1. Toepassing van de prejudiciële procedure

100. Op 17 juni 2004 wordt in het Sloveens Parlement een Wet gestemd waarin uitvoering

wordt gegeven aan de toepassing van de prejudiciële procedure op nationaal niveau. Cruciaal

is haar artikel 113a, dat omwille van bovenvermelde redenen opnieuw integraal in het Engels

wordt opgenomen. Het is noodzakelijk deze bepaling in detail te bestuderen, aangezien zij een

aantal onregelmatigheden bevat :

(1) When the decision of the court depends on a preliminary ruling concerning the

interpretation or validity or interpretation of European Community Law, the court

may issue a decision with which it requests the Court of Justice of the European

Communities for a preliminary ruling, pursuant to a treaty with which the Republic of

Slovenia has transferred the exercise of part of its sovereign rights to the institutions

of [the] European Union.

(2) Where a decision of the Supreme Court or a decision of another court, against

which there is no ordinary or extraordinary legal remedy depends on a preliminary

ruling concerning the interpretation or validity or interpretation of European

Community Law, the court must issue a decision with which it requests the Court of

Justice of the European Communities for a preliminary ruling, pursuant to a treaty

from the previous paragraph.

(3) The Court stays the proceedings in cases, where requests from paragraphs 1 or

2 of this article are filed until it receives the decision on a preliminary ruling. The

Court uses procedural provisions that apply to the case before it appropriately

(mutatis mutandis) to stay the proceedings. There is no legal remedy, ordinary or

extraordinary, against the decision of the court to stay the proceedings.

(4) Once [a] preliminary ruling has been requested by the court, it may, using

procedural provisions that apply to the case before it appropriately (mutatis

374

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 451.

Page 83: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

79

mutandis), until it receives the preliminary ruling, only conduct those procedural acts

and make those decision that cannot be delayed, provided they do not depend on the

questions concerning which the preliminary ruling was requested, or if they do not

regulate legal relations terminally.

(5) If the court may no longer apply the provision due to which it requested a

preliminary ruling and the question referred to the Court of Justice of the European

Communities has not been ruled on yet, it must immediately withdraw the request for

preliminary ruling unless there are statutory reasons for the proceedings to continue.

(6) The courts are bound by the preliminary ruling of the Court of Justice of the

European Communities.

(7) A copy of the request for preliminary ruling and the judgment of the Court of

Justice of the European Communities is to be sent to the Supreme Court immediately.

”375

Alinea (1) en (2) vormen de loutere omzetting van art. 267 VWEU (oud artikel 234 EG-

Verdrag). Overeenkomstig deze bepaling krijgen de lagere rechtbanken376

het recht een

prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie bij onduidelijkheid omtrent het primair en

secundair recht van de Unie. Rechtscolleges waarvan de beslissingen niet langer vatbaar zijn

voor hoger beroep of een ander (buiten)gewoon rechtsmiddel hebben geen keuze en zijn in

een dergelijk geval verplicht zich tot het Hof te wenden via de prejudiciële procedure. De

zinssnede “the interpretation or validity or interpretation of European Community Law”

geeft mogelijks aanleiding tot verwarring. Op die manier lijkt het wel alsof men via de

prejudiciële procedure eventueel ook de geldigheid van primaire rechtsbronnen kan

aankaarten, terwijl dit geenszins de bedoeling mag zijn. Artikel 267 VWEU bevat ter zake

immers een duidelijk onderscheid 377

:

“Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële

beslissing, een uitspraak te doen

a) over de uitlegging van de Verdragen,

b) over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen, de organen

of de instanties van de Unie.”

Nochtans wordt in alinea (1) en (2) wel expliciet naar het primair recht verwezen nadat is

geduid welke rechters de plicht en welke de keuze hebben om gebruik te maken van de

prejudiciële procedure. In de rechtsleer hoopt men dat dit een einde stelt aan de verwarring,

want men gaat er van uit dat in artikel 113a wel een onderscheid wordt gemaakt tussen het

primair en secundair recht, zij het dan impliciet. Volgens ZALAR378

zijn alinea (1) en (2)

375

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 439-440. 376

Met lagere rechtbanken wordt gedoeld op rechtscolleges waarvan de beslissingen nog het voorwerp kunnen

uitmaken van een gewoon of buitengewoon rechtsmiddel. 377

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 440. 378

Bostjan Zalar is ad hoc rechter in het Europees Hof voor de rechter van de Mens, alsook rechter in het

hoogste administratief rechtscollege in Slovenië.

Page 84: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

80

overbodig aangezien ze slechts een gebrekkige vertaling vormen van de duidelijke principes

vervat in artikel 267 VWEU. Overigens betreurt hij dat artikel 113a geen melding maakt van

de essentiële voorwaarden tot het stellen van een prejudiciële vraag zoals die ontwikkeld zijn

door de rechtspraak van het Hof van Justitie.379

Eén van die voorwaarden is dat de rechter het

antwoord op de vraag echt nodig moet hebben om tot een oplossing te komen voor het

geschil. Vragen die niet van direct belang zijn voor het geschil zijn met andere woorden niet

toegestaan.380

Alinea (3) en (4) zijn nogal evident en omvatten de gevolgen van de prejudiciële verwijzing

voor de nationale procedure. Zolang het Hof van Justitie geen prejudiciële beslissing heeft

genomen, wordt de nationale procedure geschorst. Proceshandelingen en beslissingen die niet

kunnen worden uitgesteld, mogen alleen worden gesteld en genomen voor zover ze niet

afhankelijk zijn van het resultaat van de prejudiciële procedure.381

Alinea (5) is nogal raadselachtig geformuleerd en doet een aantal vragen rijzen. Het probleem

zit hem nochtans niet in het eerste deel van de bepaling. Het lijkt immers logisch een gestelde

prejudiciële vraag in te trekken wanneer zij zonder voorwerp wordt. Wel problematisch is de

volgende zinssnede: “ it must immediately withdraw the request for preliminary ruling unless

there are statutory reasons for the ‘proceedings’ to continue.” De vraag is nu welke

procedure hier voor ogen wordt gehouden. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel het

hoofdgeding ofwel de prejudiciële procedure. Stel dat men doelt op het hoofdgeding, dan is

deze bepaling relatief eenvoudig te begrijpen. Het feit dat de rechtsgrond waarover een

prejudiciële vraag wordt gesteld, wordt vernietigd, ontslaat een rechter niet van zijn wettelijke

verplichting alsnog recht te spreken. In een dergelijk geval is de rechter waarschijnlijk

verplicht de prejudiciële procedure te handhaven, ondanks het feit dat hij de bestreden

bepaling niet langer mag inroepen. Na afloop van die procedure dient hij zelf het recht aan de

wijzen dat in de desbetreffende casus moet worden toegepast. Doelt men daarentegen op de

prejudiciële procedure, dan verliest deze bepaling haar logica. Men kan zich moeilijk wettige

redenen voorstellen om een procedure zonder voorwerp te bestendigen. Waarschijnlijk is de

eerste interpretatie dus de enige juiste. Een dergelijke discussie had men eenvoudigweg

kunnen vermijden door meer zorgvuldigheid aan de dag te leggen bij de redactie van dit

artikel.382

Ook alinea (7) heeft aanleiding gegeven tot onenigheid in de rechtsleer. Sommigen zien hierin

een soort waakhondfunctie van het Sloveense Hooggerechtshof. Gaat men er trouwens de

toelichting bij het wetsvoorstel op nalezen, dan blijkt inderdaad dat de overheid met het

invoegen van deze bepaling zo een functie voor ogen had. Overeenkomstig artikel 110 van de

“Wet op de rechtbanken”383

is het Hooggerechtshof bevoegd juridische adviezen op te stellen.

379

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 440. 380

HvJ, C-283/8, S.R.L. Cilfit en Lanificio di Gavardo S.P.A. t. Ministerie van Volksgezondheid, 1982. 381

Zie hierover ook: Aanbevelingen Hof van Justitie van de Europese Unie, PB 2012 C338/1; S. ZAGORC EN S.

BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed- boy” in A.

LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 440-441. 382

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 441. 383

Vrije vertaling: “Court’s act”.

Page 85: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

81

Volgens het wetsvoorstel zou zij deze bevoegdheid tevens kunnen aanwenden ter garantie van

een correcte toepassing van het recht van de Unie. Des te meer indien zij daartoe de

noodzakelijke informatie onmiddellijk krijgt toe gestuurd. Hierbij dient men twee situaties te

onderscheiden. Enerzijds de situatie waarin het Hof van Justitie reeds een prejudiciële vraag

heeft beantwoord en waarbij het Hooggerechtshof de lagere rechtbanken via een juridisch

advies kan herinneren aan de ter zake geldende uitspraak. Anderzijds de situatie waarbij aan

het Hof van Justitie geen prejudiciële vraag werd gesteld, maar waarbij het Hooggerechtshof

tevens opwerpt dat dit ook niet nodig was omdat in de desbetreffende casus het EU-recht

ofwel correct werd toegepast ofwel helemaal niet toegepast diende te worden. Ook hier kan

zij haar standpunt verspreiden via een juridisch advies.384

ZAGORC en BARDUTZKY hebben nochtans hun bedenkingen bij een dergelijke interpretatie.

Met betrekking tot de eerste situatie kan vooreerst al worden opgeworpen dat elke rechtbank

geacht wordt vanuit zichzelf de rechtspraak van het Hof van Justitie nauwgezet op te volgen.

Het mag niet de taak zijn van een Hooggerechtshof om lagere rechtscolleges systematisch op

de hoogte te brengen van recente ontwikkelingen in de rechtspraak. De tweede situatie is

echter nog veel problematischer. Stel dat een bepaald rechtscollege twijfelt over de al dan niet

toepasselijkheid van een Europese rechtsregel, waarom zou het Hooggerechtshof zich dan per

se moeten inmengen in deze discussie? Is het niet aan het betrokken rechtscollege zelf om te

beslissen om al dan niet een prejudiciële vraag te stellen? Mogelijks wordt zij immers

beïnvloed door het standpunt van het Hooggerechtshof.385

Deze problematiek kan het best geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld. Stel dat

een lager rechtscollege reeds een prejudiciële vraag heeft gesteld en kort nadien publiceert het

Hooggerechtshof een juridisch advies waarin zij besluit dat het recht correct werd toegepast

en derhalve helemaal geen prejudiciële vraag diende te worden gesteld: zal een dergelijke

situatie er dan toe leiden dat het lager rechtscollege op haar beslissing terugkomt en met

andere woorden haar prejudiciële vraag terug intrekt? Indien op deze vraag bevestigend moet

worden geantwoord, brengt dit met zich mee dat het Hooggerechtshof als een van de weinige

instanties die in principe verplicht zijn in geval van twijfel een prejudiciële vraag te stellen,

zich reeds op voorhand van deze verbintenis ontdoet. Indien zij immers in een latere fase

alsnog in deze zaak moet oordelen, zal ze waarschijnlijk niet op haar advies terug komen. Er

is slechts één scenario denkbaar waarin dit eventueel anders zou zijn en dat is wanneer het

Hooggerechtshof in dezelfde zaak moet oordelen, maar dan volgens een andere samenstelling.

Dergelijke situatie is trouwens nog steeds problematisch, want indien het nieuwe panel van

rechters uiteindelijk toch tot de conclusie komt dat alsnog een prejudiciële vraag moet worden

gesteld, dient zij eerst het juridisch advies van het vorig samengestelde Hof te herroepen.

Hoewel ze niet bindend zijn voor de lagere rechtscolleges, zijn juridische adviezen van het

Hooggerechtshof wel bindend voor het Gerechtshof zelf.386

384

Uit het wetsvoorstel bij de Wet van 17 juni 2004 tot aanpassing van de Wet op de Rechtbanken, tekst enkel

in het Sloveens beschikbaar, verwijzing in S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in

Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the

New Member States: Brave New World, The Hague, Acer Press, 2010, (421) 441, voetnoot 95. 385

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 442. 386

Artikel 110, lid 2 Wet op de Rechtbanken, S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in

Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed- boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the

New Member States: Brave New World, The Hague, Acer Press, 2010, (421) 442.

Page 86: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

82

Ten slotte zijn er nog twee auteurs die artikel 113a op een totaal andere manier interpreteren.

Volgens BRUS387

en KMECL bevat dit artikel de juridische verplichting tot oprichting van een

databank waarin alle rechtszaken zijn opgenomen waarin ooit een prejudiciële vraag werd

gesteld. ZALAR stelt dat in dat geval alinea (7) overbodig zou zijn, want een dergelijke

databank kan eenvoudigweg worden opgericht door de rechtscolleges zelf zonder dat zij zich

daarbij moeten steunen op een wettelijke bepaling. Volgens hem is dit dus geen correcte

interpretatie. Nochtans geeft hij zelf niet aan hoe men deze bepaling dan wel zou moeten

interpreteren.388

101. Wanneer men er de Jaarverslagen van het Hof van Justitie op gaat nalezen, vallen

onmiddellijk twee zaken op. Vooreerst het feit dat het bijna vijf jaar geduurd heeft vooraleer

een eerste prejudiciële vraag werd gesteld door een Sloveens rechtscollege. Pas in 2009 maakt

het betreffende Jaarverslag melding van de eerste twee prejudiciële verwijzingen.389

In 2012

staat de teller op 4. Alleen Cyprus en Malta hebben in de afgelopen 8 jaar nog minder

prejudiciële vragen gesteld, namelijk elk slechts 2.390

Aangezien de meeste rechtspraak van de

Sloveense rechtscolleges uitsluitend in het Sloveens wordt gepubliceerd en ik de taal niet

machtig ben, is het niet eenvoudig om na te gaan waarom Slovenië de afgelopen jaren zo

weinig gebruik heeft gemaakt van de prejudiciële procedure. Ik ben dan ook genoodzaakt een

beroep te doen op secundaire bronnen waarin bepaalde rechtspraak wordt geanalyseerd.

Hoofdzakelijk wordt gesteund op de bijdrage van ZAGORC en BARDUTZKY in het werk van A.

LAZOWSKI. Hierin wordt immers een duidelijk overzicht gegeven van de voornaamste

rechtspraak tussen 2004 en 2010. Na het lezen van deze bijdrage ben ik tot een aantal

conclusies gekomen die mijns inziens ook kunnen worden aangewend in het verklaren van de

tendens na 2010. Uit de Jaarverslagen van het Hof van Justitie blijkt immers dat na 2010

slechts één nieuwe prejudiciële vraag werd gesteld.391

Een eerste vaststelling die ik maak is dat Sloveense rechters nogal terughoudend lijken om

een prejudiciële vraag te stellen. Soms is er effectief wel een gegronde reden voorhanden,

zoals bijvoorbeeld het feit dat het antwoord op de vraag niet ter zake dienend is of de situatie

waarbij het verzoek tot een prejudiciële vraag te laat werd ingediend, maar ik kan me niet van

de indruk ontdoen dat rechters in Slovenië klaarblijkelijk altijd wel een reden vinden om toch

geen prejudiciële vraag te moeten stellen. Ik illustreer dit aan de hand van twee arresten van

respectievelijk het Hooggerechtshof en het hoogste administratief rechtscollege. De eerste

zaak betreft een strafprocedure waarin verweerder oordeelt dat hij geraakt is in zijn

procedurele rechten omdat het Hof van Beroep zijn verzoek tot het stellen van een

prejudiciële vraag heeft afgewend. Het Hooggerechtshof antwoordt kortaf dat rechtscolleges

wiens uitspraken nog vatbaar zijn voor beroepsmogelijkheden niet verplicht zijn tot het stellen

van een prejudiciële vraag. Op zich is dat wel juist, maar ik vind het jammer dat het

387

Marko Brus en Andrej Kmecl zijn beiden rechter in het Sloveense Hooggerechtshof. 388

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 442. 389

Hof van Justitie, Jaarverslag 2009, Gerechtelijke Statistieken Hof van Justitie, 112, online te consulteren:

http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_11035/rapports-annuels. 390

Hof van Justitie, Jaarverslag 2012, Gerechtelijke Statistieken Hof van Justitie, 119-121, online te consulteren:

http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_7000/. 391

Hof van Justitie, Jaarverslagen 2010, 2011, 2012, Gerechtelijke Statistieken Hof van Justitie, respectievelijk

112 , 112 en 121, online te consulteren: http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_11035/rapports-annuels en

http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_7000/.

Page 87: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

83

Hooggerechtshof er niet bij wou zeggen waarom volgens haar geen prejudiciële vraag moest

worden gesteld.392

In de tweede zaak vechten drie partijen een administratieve beslissing aan omtrent een

verboden concentratie van ondernemingen. Vooreerst stelt het hoogste administratief

rechtscollege dat het toepasselijke recht dient te worden gevonden in de nationale wetgeving.

Hierbij verwerpt zij de stelling van eisers dat de concentratie zich zou uitstrekken over de

landsgrenzen heen en met andere woorden tevens een Europeesrechtelijke dimensie zou

hebben. Het administratief rechtscollege bevestigt nochtans dat de nationale wetgeving in

belangrijke mate werd geïnspireerd door de ter zake geldende Europeesrechtelijke principes.

Zo wordt het begrip concentratie op quasi identieke wijze gedefinieerd als in de Europese

regelgeving. Bijgevolg lijkt het haar dan ook logisch de nationale wetgeving conform die

principes te interpreteren. Ze weigert echter in te gaan op het verzoek van eisers om een

prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie omtrent de interpretatie van het begrip

concentratie, “aangezien het voorwerp van de bestreden beslissing uitsluitend onwettig is op

basis van de nationale wetgeving”. Ik vind dit nogal een teleurstellend antwoord, zeker gelet

op de omstandigheden eigen aan deze casus. Uit de rechtspraktijk van het betrokken

administratief rechtscollege blijkt immers dat zij veelvuldig gebruik maakt van de rechtspraak

van het Hof van Justitie en de Europese rechtsregels bij de interpretatie van de nationale

wetgeving omtrent concentraties. Indien voorkomend worden op die manier zelfs eventuele

leemtes opgevuld. Het lijkt mij dan ook logisch dat zij ingaat op het verzoek tot een

prejudiciële verwijzing omtrent de interpretatie van principes die zij zelf dagdagelijks

toepast.393

Volgens ZALAR is het stellen van een prejudiciële vraag vaak een loutere poging van partijen

om hun argumentatie kracht bij te zetten. Hij vreest dat naar de toekomst toe verschillende

verzoekschriften een standaardclausule zullen opnemen met het oog op het initiëren van een

prejudiciële procedure. Volgens mij is die redenering nogal kort door de bocht. Mocht dit

effectief zo zijn, dan zou men op dit ogenblik toch al veel meer prejudiciële vragen moeten

hebben voorgelegd aan het Hof van Justitie? Ik kan mij immers moeilijk voorstellen dat in een

dergelijke situatie elk verzoek tot een prejudiciële procedure kan worden afgewezen. Volgens

mij is er dus niet noodzakelijk ineens meer vraag naar het aanhangig maken van een

prejudiciële procedure. Integendeel zelfs, want het lijkt wel alsof de enkelingen die toch

trachten een rechter te overtuigen tot het stellen van een prejudiciële vraag, vaak met een

kluitje in het riet gestuurd worden.394

Ook de rechtspraak van de zogenaamde “Nationale Beoordelingscommissie voor de

Toekenning van Overheidsopdrachten”395

is een interessant onderzoeksvoorwerp. Sinds de

toetreding van Slovenië tot de EU heeft dit administratief rechtscollege zichzelf systematisch

uitgeroepen als zijnde een rechtbank in de zin van artikel 267 VWEU. In elk jaarverslag

herhaalt zij dit standpunt en bevestigt zij de ter zake geldende criteria zoals die zijn

392

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 443. 393

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 444. 394

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 444. 395

Vrije vertaling van “National Review Commission for Reviewing Public Award Procedures”.

Page 88: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

84

omschreven door het Hof van Justitie.396

Twee elementen springen in het oog bij een analyse

van de rechtspraktijk. Vooreerst het feit dat een prejudiciële procedure mogelijks ook

afschrikkend werkt voor de partijen in het geding. De administratieve beslissingen Nr. 018-

390/2005 en 018-067/2005 zijn hier een treffend voorbeeld van. In beide procedures laat de

Beoordelingscommissie aan de partijen in het geding schriftelijk weten dat ze de intentie heeft

om mogelijks een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie. Onmiddellijk

doen de betrokken partijen afstand van de procedure ten gronde, waardoor ook de prejudiciële

vraag dient te worden ingetrokken. Interessanter is echter de standaardmotivering die

gehanteerd wordt bij het afwijzen van een prejudiciële procedure:

“...[T]he filing of a request for a preliminary ruling lies on the initiative of the court

itself and that the parties to the proceeding have no direct influence on the decision of

the court whether a request will be filed….The primary concern in the court’s

deliberation whether it is necessary to request a preliminary ruling is whether a

question has been posed that requires the interpretation of the ECJ…When such a

question has been posed, yet the decision on the question is not necessary for the court

when deciding on the case, the court is relieved of its duty to request a preliminary

ruling. The filing of such a request [lies] in the hands of the competent body and is not

a decision to be made by the parties to the proceeding”397

Allemaal goed en wel, maar daar stopt dan ook de motivering. De Beoordelingscommissie

rept met geen woord over de al dan niet toepasselijkheid van bepaalde Europeesrechtelijke

bepalingen, noch over de aan –of afwezigheid van mogelijke interpretatie –of

geldigheidsproblemen. Hoewel tegen de beslissingen van de beoordelingscommissie nochtans

beroepsmogelijkheden open staan en zij aldus geenszins verplicht is een prejudiciële vraag te

stellen is deze uitspraak op verschillende punten problematisch. Vooreerst dient sinds het

Arrest Heylens398

van het Hof van Justitie elke administratieve weigeringsbeslissing

deugdelijk gemotiveerd te worden met het oog op het garanderen van een effectieve

rechtsbescherming.399

Een gebrekkig gemotiveerde beslissing leidt dus onverkort tot een

schending van dit principe. Bovendien rijst mogelijks ook een probleem met betrekking tot

het recht op een effectief rechtsmiddel. Tegen een beslissing van de Beoordelingscommissie

kan enkel nog een beroep tot schadevergoeding worden aangetekend bij een gewone

burgerlijke rechtbank. Daarbij wordt niet meer ingegaan op de kern van de zaak zoals dit

normaal wel het geval is bij administratieve beroepsprocedures tegen administratieve

beslissingen. Elementen die niet zijn opgenomen in de motivering, kunnen bijgevolg niet

opnieuw worden behandeld. Tot slot zal een dergelijke gang van zaken toekomstige partijen

waarschijnlijk ontmoedigen in het verzoeken tot een prejudiciële verwijzing. Des te meer

wanneer zij zich kunnen verwachten aan een standaard weigeringsbeslissing.400

102. Dat Slovenië zelf van de prejudiciële verwijzingsprocedure niet veel gebruik maakt is

reeds duidelijk, maar hoe zit het dan met haar tussenkomst in prejudiciële procedures van

andere lidstaten? 396

HvJ, C-54/96, Dorsch Consult Ingenieurgesellschaft mbH t. Bundesbaugesellschaft Berlin mbH, 1997. 397

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 445; Vertaling motivering uit deze bron overgenomen. 398

HvJ, C-222/86, Uneftec t. Heylens, 1987. 399

De invloed van het Europees Recht op het Internationaal Privaatrecht. 400

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 446.

Page 89: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

85

Blijkbaar maakt Slovenië van deze mogelijkheid dan weer wel wat meer gebruik. In 2005

komt Slovenië voor het eerst tussen in de zaak Amalija Valesko v. Zollamt Klagenfurt.401

Het

land kan bijna niet anders dan tussenkomen, aangezien haar economische belangen op het

spel staan. Tot voorwerp van het geding zijn immers een reeks van kwantitatieve beperkingen

die door Oostenrijk worden opgelegd aan de invoer van Sloveense sigaretten. Uiteindelijk zal

het Hof van Justitie deze beperkingen bevestigen en worden de argumenten van Slovenië van

de hand gedaan. Hierbij is echter de toon gezet, want ook in latere prejudiciële procedures zal

Slovenië frequent van haar mogelijkheid gebruik maken om tussen te komen. In twee

navolgende procedures krijgt Slovenië gelijk en ziet ze haar argumenten weerspiegeld in de

voornaamste beweegredenen van het Hof om tot de betrokken uitspraak te komen.402

Meestal worden de interventies ingeleid door het Ministerie van Justitie. Opvallend is dat in

2007 drie van de vijf interventies tot stand komen onder invloed van het Ministerie van

Financiën. Dat elk van deze procedures betrekking had op de Wet op de kansspelen verklaart

natuurlijk veel. In de zaak Tele 2 UTA403

en de zaak Tedesco404

krijgt Slovenië de

mogelijkheid om tussen de komen tijdens de mondelinge procedure. Volgens Advocaat-

Generaal Trstenjak is dit voor Slovenië de ultieme kans om wat vertrouwd te worden met de

procesvoering voor het Hof van Justitie.405

Deze ervaring zal ze immers goed kunnen

gebruiken indien ze later eventueel zelf voor het Hof wordt gedaagd. Dit zal uiteindelijk ook

gebeuren en brengt ons bij het volgende subhoofdstuk.

3.2.2. Rechtstreekse toegang tot het Hof van Justitie

103. Pas in juni 2007 wordt Slovenië voor het eerst voor het Hof van Justitie gedaagd in een

procedure overeenkomstig oud artikel 226 VEG (thans artikel 258 VWEU) of met andere

woorden een beroep tot niet-nakoming. De casus is redelijk eenvoudig en betreft het laattijdig

omzetten van een richtlijn met betrekking tot het Trans-Europese

Hogesnelheidsspoorwegsysteem.406

Op 23 juli 2007 publiceert de overheid een persbericht dat

de noodzakelijke maatregelen tot omzetting zijn getroffen en dat deze zo spoedig mogelijk

zullen worden gecommuniceerd aan de Commissie. Uiteindelijk wordt de zaak op 14

december 2007 van de rol geschrapt.407

De eerste echte uitspraak komt er met een arrest van 12 maart 2009.408

Opnieuw betreft deze

zaak een beroep tot niet-nakoming overeenkomstig oud artikel 226 VEG. Slovenië liet na een

richtlijn met betrekking tot milieu-aansprakelijkheid tijdig om te zetten. Net als de vorige

401

HvJ, C-140/05, Amalija Valesko t. Zollamt Klagenfurt, 2006. 402

HvJ, C-2/05 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid v. Herbosh Kiere NV, 2006; HvJ, C-374/05 Gintec

International Import Export GmbH v. Verband Sozialer Wettbewerb Ev, 2007; S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY,

“The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed- boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The

Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The Hague, Acer Press, 2010, (421)

447. 403

HvJ, C-426/05, Tele 2 Telecommunication GmbH t. Telekom-Control-Kommission, 2008. 404

HvJ, C-175/06, Alessandro Tedesco t. Tomasoni Fittings SrL, RWO Marine Equipment, 2008. 405

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 447-448. 406

HvJ, C-267/07, Commissie t. Slovenië, 2007. 407

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 448. 408

HvJ, C-402/08, Commissie t. Slovenië, 2009.

Page 90: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

86

zaak betreft dit een eenvoudige casus, met dien verstande dat Slovenië deze keer wel

veroordeeld wordt voor het niet tijdig nakomen van haar verplichtingen.409

Interessanter zijn de zaken C-440/05410

en C-414/4411

die nochtans niet werden ingesteld

tegen Slovenië zelf. De eerste zaak betreft een beroep tot nietigverklaring van het

Kaderbesluit van de Raad van 12 juli 2005 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor

de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen. Volgens de Commissie werd dit besluit

aangenomen zonder dat daartoe een wettelijke basis voorhanden was en werd bijgevolg een

inbreuk gepleegd op oud artikel 47 VEU (thans artikel 40 VEU). Verder betoogt de

Commissie dat het doel en de inhoud van het kaderbesluit onder de bevoegdheden van de

Gemeenschap vallen, zoals die in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid in het

EG-Verdrag aan haar zijn toegekend. Bijgevolg had de bestreden handeling moeten worden

aangenomen op basis van het EG-Verdrag. Gelet op het belang van onderlinge

bevoegdheidsconflicten en de bevoegdheden die in het Kaderbesluit aan de lidstaten worden

toegekend, zullen 24 lidstaten onmiddellijk tussenkomen ter ondersteuning van de Raad. Op

25 april 2006 wordt het aan deze lidstaten toegestaan de procedure te verlaten. Slovenië

daarentegen zal zich pas veel later bij de zaak voegen waardoor zij in se enkel nog kan

participeren in de mondelinge procedure. Te betwijfelen valt of de eerdere tussenkomst van

Slovenië tot een ander resultaat had geleid,412

maar wat wel duidelijk is, is dat Slovenië als

enige lidstaat bijna te laat is tussen gekomen in een belangrijke procedure. Een mogelijke

verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de nationale procedure die aan interventies voor het

Hof voorafgaat, niet naar behoren functioneert. Een dergelijke denkpiste wordt trouwens min

of meer bevestigd door de effectief laattijdige interventie in de zaak C-414/04. Deze casus

betreft opnieuw een beroep tot nietigverklaring, dit keer ingesteld door het Europees

Parlement. Voorwerp van het geding is de Verordening Nr. 1223/2004/EG tot wijziging van

Verordening (EG) Nr. 1228/2003 betreffende de datum waarop sommige bepalingen van

toepassing worden op Slovenië. Ondanks het rechtstreekse belang voor Slovenië, doet het

land niet eens een poging om tussen te komen.413

104. Ik besluit met een korte weergave van de huidige stand van zaken. Momenteel zijn tegen

Slovenië 5 procedures414

aanhangig gemaakt overeenkomstig artikel 258 VWEU. Het

merendeel daarvan heeft betrekking op de laattijdige omzetting van een richtlijn. Over de

laatste procedure die pas werd ingesteld op 12 april 2013 zijn nog geen nadere gegevens

beschikbaar.

Twee keer werd een procedure ingesteld conform artikel 263 VWEU. In de eerste procedure

die werd ingeleid op 20 mei 2009 verzocht Slovenië de nietigverklaring van een beschikking

van de Commissie houdende de onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde

door Slovenië gedane uitgaven. Slovenië argumenteert dat de Commissie diverse

onregelmatigheden zou hebben begaan in de voorafgaandelijke controleprocedure en de 409

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 449. 410

HvJ, C-440/05, Commissie t. Slovenië, 2007. 411

HvJ, C-414/04, Europees Parlement t. Raad, 2006. 412

Uiteindelijk wordt het Kaderbesluit vernietigd. 413

S. ZAGORC EN S. BARDUTZKY, “The application of EU law in Slovenia: Teething troubles of the blue-eyed-

boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New Member States: Brave New World, The

Hague, Acer Press, 2010, (421) 449-450. 414

HvJ, C-188/13, Commissie t. Slovenië, 2013; HvJ, C-9/13, Commissie t. Slovenië, 2013; HvJ, C-8/13,

Commissie t. Slovenië, 2013, HvJ, C-538/12, Commissie t. Slovenië, 2012, HvJ, C627/10, Commissie

t. Slovenië, 2010.

Page 91: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

87

vaststelling van de feiten. Uiteindelijk verwerpt het Hof van Justitie haar verzoek.415

De

tweede procedure betreft een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van een besluit van de

Commissie betreffende staatssteun toegekend aan de Sloveens fabrikant Elan. In kortgeding

werd het verzoek tot voorlopige opschorting van genoemd besluit afgewezen, wegens gebrek

aan spoedeisendheid. Op dit moment is het hoofdgeding nog steeds aanhangig.416

Ten slotte

werd 3 keer een procedure ingeleid door particulieren.417

Elk van deze zaken is reeds

afgesloten.

Sinds haar toetreding werden tegen Slovenië in 12 totaal beroepen wegens niet-nakoming

aanhangig gemaakt. Hiertoe behoort Slovenië tot de groep van lidstaten met het minst aantal

inbreuken op EU-recht. Nochtans betekent dit niet noodzakelijk dat Slovenië over het

algemeen weinig inbreuken pleegt. Andere leden van deze groep zijn onder meer Roemenië

en Bulgarije, landen die nu ook niet bepaald beschouwd kunnen worden als

voorbeeldstudenten in de Europese klas. Ik kan mij trouwens moeilijk voorstellen dat het

omzetten van EU-wetgeving prioritair is in een land dat momenteel in hevige crisis verkeert.

Ik verwacht dan ook dat het aantal procedures voor het Hof van Justitie in de komende jaren

fors zal toenemen.418

3.3. Justitiële training van Sloveense rechters419

105. Lidmaatschap van de EU heeft vergaande gevolgen voor het justitieel systeem van

nieuwe lidstaten. Plots worden nationale rechters geconfronteerd met een labyrint aan nieuwe

wetgeving en dienen ze de tendensen in de rechtspraak van het Hof van Justitie nauwgezet op

te volgen. Het behoeft geen betoog dat een gebrek aan kennis omtrent de werking van de

Europese rechtsorde ongetwijfeld aanleiding zal geven tot problemen. Om dergelijke situaties

te vermijden, worden nationale rechters uitgenodigd reeds tijdens de pré-toetredingsfase deel

te nemen aan bijscholingen omtrent het recht van de EU.

Tijdens de pré-toetredingsfase worden verschillende activiteiten georganiseerd onder de

auspiciën van het “European Judicial Training Network”. Vooreerst wordt onderricht gegeven

over de rechtsbronnen van de EU, het acquis communautaire en de Europeesrechtelijke

interpretatiemethoden. Praktisch geschiedt dit via klassieke hoorcolleges waarbij de

magistraten telkens de mogelijkheid krijgen om vragen te stellen. In een volgende fase

worden meer intensieve seminaries georganiseerd met betrekking tot de kern van het EU-

recht. Volgende thema’s komen onder meer aan bod: vrij verkeer van goederen, arbeid,

mededingingsrecht en de economische en monetaire unie. Voorts wordt bijzondere aandacht

besteed aan rechtsbescherming en de verhouding tussen de nationale rechters en het Hof van

Justitie. Een hoogtepunt vormen echter de professionele excursies en

uitwisselingsprogramma’s. Hierbij krijgen sommige magistraten de mogelijkheid gedurende

415

HvJ, T-197/09, Slovenië t. Commissie, 2009. 416

HvJ, T-507/12, Slovenië t. Commissie, 2012. 417

HvJ, T-105/09, Polanec t. Slovenië, 2009; HvJ, T-52/05, Acimovic t. Slovenië, 2005, HvJ, T-258/11,

Dialog-si.net t. Délegation de la Commission européenne en Slovénie, 2011. 418

Zie Hof van Justitie, Jaarverslagen 2008-2012, online te consulteren:

http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_11035/rapports-annuels. 419

Opmerking: De informatie met betrekking tot het JTC in Slovenië heb ik verkregen naar aanleiding van

correspondentie met mijn contactpersoon bij het JTC in Ljubljana, Kristina Umek Jenko. Zie ook Website

European Judicial Training Network, http://www.ejtn.net/About/EJTN-Affiliates/Members/Slovenia/.

Page 92: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

88

een bepaalde periode “stage” te lopen bij een Europese instelling, zoals onder meer

“Eurojust”, “The European Judicial Network” en het “European Judicial Training Network”

zelf.420

Gelet op de voortdurende ontwikkeling van het acquis communautaire is justitiële training

tijdens de pré-toetredingsfase alleen uiteraard niet voldoende. Verschillende lidstaten hebben

daarom een eigen “opleidingscentrum” tot stand gebracht waarin op regelmatige basis

bijscholingen worden georganiseerd omtrent het recht van de Unie. In Slovenië wordt een

dergelijk centrum opgericht op 1 juni 2006. Het Sloveense “Judicial Training Centre” vindt

haar wettelijke basis in artikel 74 van de “Wet op de Rechtbanken” en wordt organisatorisch

beschouwd als een afgeleide instelling van het Ministerie van Justitie. Het centrum

organiseert opleidingen voor iedereen die dagdagelijks met justitie in aanraking komt zoals

onder meer rechters, parketmagistraten, advocaat (-stagiairs) en justitieassistenten. De

aangeboden training heeft betrekking op alles takken van het recht en neemt verschillende

vormen aan zoals workshops, consultaties, ronde tafelgesprekken, simulaties van

procesvoering, “summer schools” voor rechters en advocaten etc.

Een andere taak van het “Judicial Training Centre” is het organiseren van examens voor

advocaten-stagairs en beroepsmagistraten. Rechters en parketmagistraten moeten slagen in

een soort van ingangsexamen waarvan 10 % betrekking heeft op het recht van de EU. Naar

mijn mening zou dat best wat meer mogen zijn gelet op de verwevenheid van het Europees

Recht met de verschillende rechtstakken.

De justitiële training wordt georganiseerd volgens een jaarlijkse planning die kan worden

aangepast aan ontwikkelingen in de rechtspraak en de wetgeving. Bovendien kunnen de

verschillende justitiële actoren individuele suggesties doen tot aanpassing van het Programma.

Het “Judicial Training Centre” waakt er over dat ook de tendensen in de rechtspraak van het

Hof van Justitie nauwkeurig worden opgevolgd. Voorts is het centrum betrokken bij de

werking van diverse Europese organisaties en instellingen. Het “Training Centre”

vertegenwoordigt Slovenië in het “European Judicial Training Network” en werkt mee aan de

ontwikkeling van opleidingen binnen het Europees Instituut voor Bestuurskunde (EIPA) en

het Europees Octrooibureau (EPO).

Jaarlijks organiseert het “Judicial Training Centre” een seminarie met betrekking tot EU-

recht. Voorts krijgen Sloveense rechters via het centrum de mogelijkheid te participeren in

programma’s georganiseerd door diverse instellingen van de Unie of opleidingscentra in

andere lidstaten. Aan mijn contactpersoon bij het Sloveense “Judicial Training Centre”, Mevr.

Kristina Umek Jenko, heb ik gevraagd of het organiseren van justitiële training omtrent EU-

recht doeltreffend is en ook effectief de kwaliteit van het recht spreken verbetert. Ze wist mij

te vertellen dat dit inderdaad het geval is en dat alle deelnemende magistraten in staat zijn aan

de eindtermen te voldoen. Voorts beklemtoont ze dat in alle programma’s gefocust wordt op

interactie met de deelnemers en het uitlokken van een breed debat.

106. Nochtans ben ik er mij van bewust dat dergelijke uitspraken met een korrel zout te

nemen zijn. Geen enkele instelling zal immers zelf haar eigen werking gaan bekritiseren. In

dat opzicht heb ik dan ook eens gepolst naar de mening van andere academici omtrent de

kennis van het EU-recht bij de Sloveense magistraten. Volgens Klemen Podobnik, Professor

420

M. POGACNIK, M. STARMAN EN P. VEHAR, “Slovenia” in A. E. KELLERMANN ,(ed.) The impact of EU Accession

on the legal order of new EU Member States and (Pre)candidate countries, The Hague, Asser Press, 2006,

(179) 188.

Page 93: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

89

Mededingingsrecht aan de Universiteit van Ljubljana is die kennis nogal teleurstellend. Dit is

zeker het geval voor wat betreft het mededingingsrecht zelf en verschillende andere

aangelegenheden die gerelateerd zijn aan de interne markt. Hij beweert dat Sloveense rechters

deze materie niet goed begrijpen en er bijgevolg wel eens voor durven terug deinzen om deze

te moeten toepassen. Deze houding zou volgens hem kunnen verklaren waarom er momenteel

slechts zo weinig prejudiciële procedures met betrekking tot mededingingsrecht worden

ingeleid voor het Hof van Justitie. Ciril Ribicic daarentegen, kan alleen maar lovende

woorden spreken over de kennis van het EU-recht bij de Sloveense rechters, wat niet zo

verwonderlijk is gelet op het feit dat hij zelf rechter is in het Grondwettelijk Hof. Nochtans

dient hier aan te worden toegevoegd dat het Grondwettelijk Hof sinds de toetreding van

Slovenië tot de EU nog niet zo veel uitspraak heeft moeten doen over aangelegenheden met

een Europeesrechtelijke dimensie. SAMO en BARDUTZKY verklaren deze situatie door de steeds

aanslepende gerechtelijke achterstand in Slovenië. Op dat vlak zit het land eigenlijk in een

vicieuze cirkel want het aantal rechtszaken neemt voortdurend toe, terwijl geen actie wordt

ondernomen om de starre procesvoering aan deze tendens aan te passen. Door de achterstand

zijn veel rechtszaken waarin toepassing wordt gemaakt van Europeesrechtelijke principes nog

steeds aanhangig bij de lagere rechtscolleges. Hoewel ik mij er opnieuw van bewust ben dat

dit slechts persoonlijke uitgangspunten vormen, leveren zij interessante perspectieven op en is

het opvallend om vast te stellen dat dan toch geen eensgezindheid bestaat over de mate waarin

Sloveense rechters vertrouwd zijn met het EU-recht.421

421

Informatie verkregen naar aanleiding van een gesprek met Professor Ribicic en Professor Podobnik in

Ljubljana in mei 2012.

Page 94: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

90

Besluit

Reeds van in het prille begin is duidelijk dat Slovenië niet echt thuis hoort in het oude

Joegoslavië. Haar uitgesproken Westerse ideëen staan in schril contrast met het conservatieve

beleid gevoerd door het machtscentrum. Lang zal het dan ook niet duren vooraleer Slovenië

met het regime in de clinch gaat. Kroatië volgt in haar kielzog en op 25 mei 1991 scheuren

beide landen zich af van Joegoslavië. Tot daar hun gemeenschappelijke geschiedenis, want

terwijl Slovenië geleidelijk aan wordt opgenomen in het Centraal –en Oost-Europees

georiënteerd beleid van de EU, kan een tragedie in Kroatië niet vermeden worden.

Uit de analyse van het pré-toetredingsproces is gebleken dat Slovenië zich steevast zal

profileren als een uitstekende leerling in de Europese klas. De voorbereidingen tot

lidmaatschap leiden niet tot onoverkomelijke problemen en Slovenië stelt zich soepel op bij

de onderhandelingen over het acquis. De periodieke verslagen van de Commissie zijn over het

algemeen redelijk positief, afgezien van de steeds wederkerende kritiek op het gebrek aan

privatisering in de bankensector en de geringe aantrek van buitenlandse investeerders. Net die

elementen zullen er toe leiden dat van de eens veelbelovende leerling vandaag niet al te veel

meer mag verwacht worden. Slovenië probeert met man en macht het hoofd boven water te

houden en al haar andere verplichtingen verschuiven naar de achtergrond. Mogelijks kan dit

zich ook vertalen in een toenemend aantal inbreuken op haar verplichtingen ten aanzien van

de Unie, hoewel voorzichtigheid is geboden bij het voorspellen van dergelijke tendensen.

Als lidstaat deinst Slovenië er niet voor terug regelmatig met haar vuist op tafel te kloppen. In

dat opzicht is haar houding ten aanzien van Kroatië het meest typerend. Mogelijks kan een

dergelijke houding ook aanleiding geven tot problemen ten aanzien van toekomstige

uitbreidingen. Hoe zal Slovenië zich bijvoorbeeld gedragen wanneer ooit

toetredingsonderhandelingen worden geopend met Servië? Beide landen waren nu ook niet

bepaald boezemvrienden en ik kan mij voorstellen dat Slovenië wel eens opnieuw voor

commotie zou kunnen zorgen. Nochtans is het niet aangewezen de eigen conflicten in

Europese context te brengen, gelet op de nadelige repercussies ten aanzien van de

beleidsvoering. Desondanks kunnen andere lidstaten hier niet veel tegen in brengen en

verwacht mag worden dat ook in de toekomst persoonlijke conflicten zullen worden

uitgevochten op Europees niveau. Bilaterale conflicten zijn immers van alle tijden en hoewel

Slovenië ter zake al vaak misbruik gemaakt heeft van haar vetorecht, is ze zelf ook al het

slachtoffer geweest van een dergelijk machtsmisbruik. Vandaag ondervindt het land immers

nog steeds de gevolgen van het Spaanse compromis.

Een ander opvallend punt is dat Slovenië slechts heel weinig prejudiciële vragen stelt aan het

Hof van Justitie. Een analyse van de beschikbare Engelse rechtspraak leert ons dat Sloveense

rechters over het algemeen nogal terughoudend lijken om een dergelijke procedure te

initiëren. Ook de theorie van Professor Podobnik zou een mogelijke verklaring kunnen

vormen, althans voor wat betreft het mededingingsrecht. Nochtans mag een persoonlijke

mening niet naar waarde overschat worden.

Page 95: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Eén ding is zeker, Slovenië kan niet langer worden beschouwd als de beste leerling van de

klas. Desondanks heb ik er vertrouwen in dat het land in staat is het hoofd te bieden aan haar

problemen. Slovenië heeft immers in het verleden reeds voldoende aangetoond dat wanneer

het land echt iets wil, het daar ook in zal slagen. Denk maar aan haar

onafhankelijkheidsstreven begin jaren ’90 en het feit dat Slovenië ondanks een exorbitante

inflatiegraad als eerste nieuwe lidstaat kon toetreden tot de eurozone. Trek dus nog geen

voorbarige conclusies, geef het land eerst de kans om orde op zaken te stellen.

Page 96: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

ANNEX I

Pre-toetredingssteun aan Slovenië in de periode 1992-2003 Website Republic of Slovenia – Government Office for Development and European Affairs:

http://www.arhiv.svrez.gov.si/en/areas_of_work/development_and_technical_assistance/archive/pre_accession_

assistance/

PHARE Programme Amount in EUR

Phare 1992–1996 103,299,333

Total Phare 1997 18,111,807

Total Phare 1998 14,750,000

Total Phare 1999 60,400,000

Total Phare 2000 25,674,372

Total Phare 2001 28,450,000

Total Phare 2002 43,175,198

Total Phare 2003 45,300,000

Total Phare 1992–2003 339,160,710

ISPA Programme Amount in EUR

ISPA 2000 24,500,000

ISPA 2001 20,400,000

ISPA 2002 26,100,000

ISPA 2003 13,500,000

Total ISPA 2000-2003 84,500,000

TOTAL EUR 449,360,710

SAPARD Programme Amount in EUR

SAPARD 2000 6,400,000

SAPARD 2001 6,600,000

SAPARD 2002 6,400,000

SAPARD 2003 6,300,000

Total SAPARD 2000 -2003 25,700,000

Page 97: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

ANNEX II

Grensgeschil Slovenië-Kroatië

Website Global Voices: http://globalvoicesonline.org/2008/07/20/croatia-at-odds-with-slovenian-borders/

Page 98: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

ANNEX III

Memorandum of Understanding Slovenië-Kroatië

Verkregen van Kroatisch Ambassadeur Mario Nobilho

Page 99: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Bibliografie

Akten van de Unie

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de

Republiek Slovenië, PB 1993 L189/3

Protocol betreffende de financiële samenwerking tussen de Europese Economische

Gemeenschap en de Republiek Slovenië, PB 1993 L189/153

Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië op

het gebied van vervoer, PB 1993 L189/161

Verordening (EEG) Nr. 2334/92 van de Raad van 7 augustus 1992 tot wijziging van

Verordening (EEG) Nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot

Slovenië, PB 1992 L227

Verordening (EG) Nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de

kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering

van de partnerschappen tot toetreding, PB 1998 L85/1.

Verordening (EG) Nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door

de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en

plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden –en Oost-Europa gedurende de

pretoetredingsperiode, PB 1999 L161/87

Verordening (EG) Nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een

pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid, PB 1999 L161/63

Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Saten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, PB

1993 L 347/2, 1993

Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds, PB 1993 L

348/2

Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun lidstaten optredend in het kader van de Europese Unie, enerzijds, en

de Republiek Slovenië, anderzijds, PB 1999 L51/3

Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese

Gemeenschappen en hun Lid-Staten enerzijds, en de Republiek Tsjechoslowakije anderzijds

(niet gepubliceerd)

Page 100: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Verdragen

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek

Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de

Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de

Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese

Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de

Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de

Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding

van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek

Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek

Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, PB 2003,

L236/17

Akte betreffende de Toetredingsvoorwaarden, PB 2003 L236/36

Algemene gemeenschappelijke verklaring nr. 21 van de huidige lidstaten, PB 2003 L236/978

Verklaringen nr. 43 en 44 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, PB 2003

L236/985

Verklaring nr. 41van de Republiek Slovenië over de toekomstige regionale indeling van de

Republiek Slovenië, PB 2003 L236/984.

Verklaring nr. 42 van de Republiek Slovenië over de Sloveense inheemse bijensoort Apis

meliffera Carnica (kranjska cebela), PB 2003 L236/984-985

Briefwisseling en bijlagen betrekking hebbend op deze briefwisseling, PB 2003 L236/986-

988

Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België,

de Bondsrepubliek Duitsland, De Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het

Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het

Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek

Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de

Republiek Finland, 2 februari 2012, online consultatie:

www.efsf.europa.eu/attachments/esm_treaty_en.pdf

Europese Raad

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993

Conclusies van het voorzitterschap, Essen, 9 en 10 december 1994

Conclusies van het voorzitterschap, Korfoe, juni 1994

Conclusies van het voorzitterschap, Cannes, 26 en 27 juni 1995

Conclusies van het voorzitterschap, Madrid, 15 en 16 december 1995

Page 101: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Conclusies van het voorzitterschap, Luxemburg, 12 en 13 december 1997

Conclusies van het voorzitterschap, Berlijn, 24 en 25 maart 1999

Conclusies van het voorzitterschap, Helsinki, 10 en 11 december 1999

Conclusies van het voorzitterschap, Kopenhagen, 12 en 13 december 2002

Europese Commissie

COM (1995) 163 def. “Witboek over de voorbereidingen van de geassocieerde landen in

Midden –en Oost-Europa op integratie in de interne markt van de Europese Unie”, 3 mei 1995

COM (1997) 2000 def. “Agenda 2000. Voor een sterkere en uitgebreide Unie”, 15 juli 1997

COM (1998) 709 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards

accession”, 17 december 1998

COM (1999) 235 def. “Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees

Parlement over het stabilisatie –en associatieproces in de landen van Zuid-Oost-Europa”, 26

mei 1999

COM (1999) 710 def., “ Mededeling van de Commissie aan de Raad – Deelname van

kandidaat-lidstaten aan gemeenschappelijke programma’s, agentschappen en comités”, 20

december 1999

COM (2000) 712 def. “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards

accession” , 8 november 2000

“Regular report from the Commission on Poland’s progress towards accession”, 8 november

2000, online consultatie: http://ec.europa.eu/enlargement/countries/strategy-and-progress-

report

COM (2002) 700 def., “Periodiek verslag van de Commissie over de vorderingen van

Slovenië op de weg naar toetreding”, 9 oktober 2002, 13

COM (2002) 700 def. “Op weg naar de uitgebreide Unie. Strategiedocument en Verslag van

de Europese Commissie over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten op de weg naar

toetreding”, 9 oktober 2002

“Comprehensive monitoring report on Slovenia’s preparations for membership”, online te

consulteren,

http://ec.europa.eu/enlargement/archives/pdf/key_documents/2003/cmr_si_final_en.pdf

COM (2003) 0097 def. “ Verslag van de Commissie. Jaarverslag 2001 van het Phare-

Programma”, 3 maart 2003

COM (2003) 0655 def. “Verslag van de Commissie. Jaarlijks verslag van het

pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid”, 21 april 2004

Page 102: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

COM (2004) 690 def., “Report from the Commission. Convergence report 2004”, 20 oktober

2004

COM (2006) 671 def. “Mededeling van de Commissie aan de Raad, Het Europees Parlement,

het Economisch en Sociaal Comité, het comité van de regio’s en de Europese Centrale Bank.

Vierde verslag over de praktische voorbereidingen op de toekomstige uitbreiding van de

eurozone”, 10 april 2006

COM (2009) 0595 def. “Mededeling van de Commissie- een financieel pakket voor de

Toetredingsonderhandelingen met Kroatië”, 29 oktober 2009

DOC 97/19, Advies van de Commissie inzake het verzoek van Slovenië om toetreding tot de

Europese Unie, 15 juli 1997, online te consulteren:

http://ec.europa.eu/enlargement/archives/pdf/dwn/opinions/slovenia/sn-

op_nl.pdf

SEC (2001) 1755, “Regular report from the Commission on Slovenia’s progress towards

accession”, 13 november 2001

SEC (2002) 102 fin. “Communication from the Commission. Information Note Common

Financial Framework 2004-2006 for the Accession Negotiations”, 30 januari 2002

SEC (2009) 1333, “Croatia 2009 Progress report”, 14 oktober 2009

SWD (2012) 338 def., “Comprehensive Monitoring report on Croatia”, 10 oktober 2012

Raad van ministers

Besluit Nr. 93/407 EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de sluiting van de

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de

Republiek Slovenië, PB 1993 L189/1

Besluit Nr. 93/408 van de Raad van 19 juli 1993 inzake de sluiting van het Protocol

betreffende de financiële samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en

de Republiek Slovenië, PB 1993 L189/152

Besluit Nr. 93/409 EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de sluiting van een

overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Slovenië op

het gebied van vervoer, PB 1993 L189/160

Besluit Nr. 98/266 EG van de Raad van 30 maart 1998 inzake de beginselen, prioriteiten,

tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de

Republiek Slovenië, PB 1998 L121/46

Page 103: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Besluit Nr. 99/859 EG van de Raad van 6 december 1999 inzake de principes, prioriteiten,

tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de

Republiek Slovenië, PB 1999 L335/64

Besluit Nr. 2002/94 EG van de Raad van 28 januari 2002 inzake de beginselen, prioriteiten,

tussentijdse doelstellingen en voorwaarden van het partnerschap voor de toetreding met de

Republiek Slovenië, PB 2002 L44/101

Kaderbesluit van de Raad Nr. 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees

Aanhoudingsbevel en

de procedures van overlevering tussen de lidstaten, PB 2002 L191/1

Besluit Nr. 2004/281/EG van de Raad van 22 maart 2004 houdende aanpassing van de Akte

betreffende de toetreding van de Republiek Tsjechië, de Republiek Estland, de Republiek

Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek

Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Republiek Slowakije, en de

aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, in verband met de

hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, PB 2004 L93/1

Besluit Nr. 2011/199/EU van de Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteits-

mechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben, PB 2011 L91/1

Associatie-Raad EU-Slovenië

Besluit nr. 2/2002 van de Associatieraad EU/Slovenië van 25 januari 2002 tot vaststelling

van de voorwaarden voor de deelname van de Republiek Slovenië aan programma’s van de

Gemeenschap, PB 2002, L115/32

Besluit nr. 1/2002 van de Associatieraad EU/Slovenië van 25 januari 2002 tot vaststelling

van de voorwaarden voor de deelname van de Republiek Slovenië aan het programma

“Cultuur 2000”, PB 2002, L115/29

Boeken

BUCAR, B “The issue of the Rule of Law in the EU Enlargement Process: aspects of

Slovenian-Italian Relations in BENEDEK, W., ISAK, H. en KICKER, R. (eds.)

Development and Developing International and European Law, Frankfurt Am Main, Peter

Lang, 1999, 339-353

BUCAR, B., “The International Recognition of Slovenia” in D. FINK-HAFNER EN J.R. ROBBINS,

Making a New Nation: The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth Publishing

Company Limited, 1997, 31-45

CASTELLAN, G., Geschiedenis van Slovenië, Parijs, Presses Universitaires de France, 2006,

131 p.

CRNOBRNJA, M.,The Yugoslav Drama, Montreal, McGill-Queen’s University Press, 1994,

281 p.

Page 104: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

DETREZ, R., De Balkan: van burenruzie tot burgeroorlog, Antwerpen, Uitgeverij

Hadewijch, 1993, 131 p.

DETREZ, R., De Sloop van Joegoslavië: Relaas van een boedelscheiding, Antwerpen,

Uitgeverij Hadewijch, 1996, 255 p.

FERFILA, B en PHILIPS, P., Slovenia's transition: From medieval roots to the European

Union, Plymouth, Lexington Books, 2010, 214 p.

HOFFMEISTER, A., “Changing requirements for membership” in OTT, A. en INGLIS, K.

(eds.), Handbook on European Enlargement: a commentary on the enlargement process, Den

Haag, T.M.C. Asser Press, 2002, 90-102

INLIS, K., “The Pre-accesion strategy and the accession partnerships” in OTT, A. en INGLIS,

K. (eds.), Handbook on European Enlargement: a commentary on the enlargement process,

Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2002, 103-112

KRASOVEC, A. en LAIJ D., “The Slovenian EU Accession Referendum: a Cat-and-Mouse

Game” in SZCERBIAK, A. en TAGGART, P. EU enlargement and referendums, Londen,

Routledge, 2005, 47-83

LENAERTS, K., Europees Recht, Antwerpen, Maklu, 2007, 901 p.

MARESCEAU, M. en MONTAGUTTI, E., “The Relations of the European Union with

Central and Eastern Europe: From Association to Accession in JANSEN, R.H.M., KOSTER,

D.A.C. en VAN ZUTPHEN, R.F.B. (eds.), European Ambitions of the National Judiciary,

Den Haag, Kluwer Law International, 1997, 133-148

MARESCEAU, M., Het nieuwe juridisch kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie

en de landen van Centraal –en Oost-Europa, Brussel, Story-Scienta, Thorbecke Colleges 20,

1995, 26 p.

MARESCEAU, M., “On Association, Partnership, Pre-Accession and Accession” in M.

MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union. The Relations between the EU and

Central and Eastern Europe, London- New York, Longman, 1997, 3-27

MARESCEAU, M., “Pre-accession” in CREMONA, M., The Enlargement of the European

Union, New York, Oxford University Press, 2003, 9-42

MARESCEAU, M., “The EU Pre-Accession Strategies: a Political and Legal Analysis” in

MARESCEAU, M. en LANNON, E. (eds.), The EU’s enlargement and meditteranean

strategies: a comparative analysis, Palgrave, Houndmills, 2001, 3-28

MARESCEAU, M., “Zuidoost-Europa en de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.),

Ontmoeting met de Balkan, Brussel, Koninklijke Vlaamse academie van België voor

wetenschappen en kunsten, 2005, 9-44

MÜLLER-GRAFF, P.C., “Legal Framework for relations between the European Union and

Central and Eastern Europe” in M MARESCEAU (ed.), Enlarging the European Union:

Relations between the EU and Central and Eastern Europe, London -New York, Longman,

1997, 27-39

PAVKOVIC, A., The Fragmentation of Yugoslavia: Nationalisme in a Multinational State,

Houndmills, Macmillan Press LTD, 1997, 222 p.

POGACNIK, M., STARMAN, M. M. en VEHAR, P, “Slovenia” in KELLERMAN, A. E.,

SZUCAI, J. en BLOCKMANS STEVEN (eds.), The Impact of EU Accession on the Legal

Orders of New EU Member States and (Pre-)Candidate Countries: Hopes and Fears, The

Hague, T.M.C. Asser Institut, 2006, 179-195

POTOCNIK, J en LOMBARDERO, J.G., “Slovenia’s road to membership in the European

Union”, in MRAK, M. (ed.), Slovenia: From Yugoslavia to the European Union, Washington

(D.C.), World Bank, 2004, 379-380

Page 105: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

PRUNK, J., The origins of an Independent Slovenia” in FINK-HAFNER, D. en ROBBINS,

J.R. (eds.), Making a New Nation: The Formation of Slovenia, Aldershot, Darthmouth

Publishing Company Limited, 1997, 22-30.

PUSCA, A., European Union: challenges and promises of a new enlargement, New York,

Idea, 2004, 422 p.

TANNER, M., Croatia: a Nation forced in war, New Haven, Yale University Press, 1997,

338 p.

WAYMOUTH, C., European Union Policy Towards Slovenia, Brussel, European University

Press, 1996, 115 p.

ZAGORC, S. en BARDUTZKY, S, “The application of EU law in Slovenia: Teething

troubles of the blue-eyed-boy” in A. LAZOWKSI (ed.), The Application of EU Law in the New

Member States: Brave New World, The Hague, Acer Press, 2010, 421-452

Tijdschriften

BORGER, V., “De eurocrisis als katalysator voor het Europese noodfonds en het toekomstig

permanent stabilisatiemechanisme”, NTER 2011, Nr. 5, 207-216

BORGER, V., “Het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en

Monetaire Unie: de juridische en constitutionele implicaties van de eurocrisis”, SEW 2012, nr.

10, 370-390

BOVENSCHEN, W.H., “Economische Monetaire Unie: schuldencrisis leidt tot aanzienlijke

maatregelen” NTER 2012, nr. 5, 178-185

NEUWAHL, N, “Social Security under the EEC-Morocco Cooperation Agreement”, Eur.

Law.Rev. 1991, Nr. 16, 326-333

POLLET, K., “EU-Slovenia Relations: The Legal Framework”, EBLR april 1995, 93-97 RIBICIC, C., “ Implementing European Case-law into the standards of the constitutional

court”, ZOR 2005, nr. 60, 411-430

SANCIN, V., “From ‘Drnovsek-Racan’ to ‘Pahor-Kosor’ Agreement”, European

Perspectives Vol.2 2010, nr. 2, 91-113

VAN HAERSOLTE, J.C., “Het Toetredingsverdrag 2003 (alias het Verdrag van Athene)”,

NTER, 2003, nr. 11-12, 301-313

Page 106: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Rechtspraak

Hof van Justitie

Hvj, C-6/64, Costa t. E.N.E.L., 1964

HvJ, 12/86, Demirel t. Stad Shwäbish Gmund, 1987

HvJ, C-222/86, Uneftec t. Heylens, 1987

HvJ, C-283/8, S.R.L. Cilfit en Lanificio di Gavardo S.P.A. t. Ministerie van Volksgezondheid,

1982

HvJ, C-18/90, Office nationale de l’emploi (ONEM) v. Kziber 1991

HvJ, C-54/96, Dorsch Consult Ingenieurgesellschaft mbH t. Bundesbaugesellschaft Berlin

mbH, 1997

HvJ, T-105/09, Polanec t. Slovenië, 2009; HvJ, T-52/05, Acimovic t. Slovenië, 2005

HvJ, C-2/05, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid v. Herbosh Kiere NV, 2006

HvJ, C-140/05, Amalija Valesko v. Zollamt Klagenfurt, 2006

HvJ, C-414/04, Europees Parlement t. Raad, 2006

HvJ, C-267/07, Commissie t. Slovenië, 2007

HvJ, C-440/05, Commissie t. Slovenië, 2007

HvJ, C-374/05, Gintec International Import Export GmbH v. Verband Sozialer Wettbewerb

Ev, 2007

HvJ, C-426/05, Tele 2 Telecommunication GmbH v. Telekom-Control-Kommission, 2008

HvJ, C-175/06, Alessandro Tedesco v. Tomasoni Fittings SrL, RWO Marine Equipment, 2008

HvJ, C-402/08, Commissie t. Slovenië, 2009

HvJ, T-197/09, Slovenië t. Commissie, 2009

HvJ, C627/10, Commissie t. Slovenië, 2010

HvJ, T-258/11, Dialog-si.net t. Délegation de la Commission européenne en Slovénie, 2011

HvJ, C-538/12, Commissie t. Slovenië, 2012

HvJ, T-507/12, Slovenië t. Commissie, 2012

HvJ, C-188/13, Commissie t. Slovenië, 2013

HvJ, C-9/13, Commissie t. Slovenië, 2013

HvJ, C-8/13 Commissie t. Slovenië, 2013

Grondwettelijk Hof Duitsland

BVerfGE, Arrest van 29 mei 1994 (Solange I),

voor een Nederlandse vertaling zie SEW 1975, 452

BVerfGE,Arrest van 22 oktober 1986 (Solange II),

voor een Nederlandse vertaling zie SEW 1988,127

Page 107: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Grondwettelijk Hof Slovenië

Opinion of the Constitutional Court of 5 june 1997, Case RM 1/97, Uradni List RS (Official

Gazette) No.40/97, para. 20, online te consulteren op: www.us-rs.si

Grondwettelijk Hof, Up-328/04 en U-I-186/04, 8 juli 2004, online te consulteren:

http://www.us-rs.si/en/caselaw/search-3441/

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EHRM, Alisic en anderen t. Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië, Slovenië en de voormalige

Joegoslavische Republiek Macedonië, 6 november 2012, online consultatie via hudoc

Documenten Hof van Justitie

Aanbevelingen Hof van Justitie van de Europese Unie, PB 2012 C338/1

Hof van Justitie, Jaarverslag 2009, 2010, 2011 Gerechtelijke Statistieken Hof van Justitie,

online te consulteren: http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_11035/rapports-annuels

Hof van Justitie, Jaarverslag 2012, Gerechtelijke Statistieken Hof van Justitie, online te

consulteren: http://curia.europa.eu/jcms/jcms/Jo2_7000/

Websites

Central Europe Review: http://www.ce-review.org/00/39/eu39slovenia.html

Europa.eu:

http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/2004_and_2007_enlargement/l60001_en.

htm

http://europa.eu/legislation_summaries/economic_and_monetary_affairs/institutional_and_ec

onomic_framework/ec0013_nl.htm

Europa.nu:

http://www.europa-nu.nl/id/vgb8kauhgays/cohesiefonds

http://www.europa-nu.nl/id/vhcrdvkt8buf/derogatie

http://www.europa-nu.nl/id/vio0i2fa2iww/europees_stabiliteitsmechanisme_esm

http://www.europa-nu.nl/id/vh7shw8tmdy5/wisselkoersmechanisme_ii_erm_ii

http://www.europa-nu.nl/id/vifhdvtmvdxg/ eurocrisis_door_begrotingstekort_en

European Judicial Training Network: http://www.ejtn.net/About/EJTN-

Affiliates/Members/Slovenia/

Europese Commissie – Economische en Financiële Zaken:

http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/emu/index_nl.htm;

http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/adoption/who_can_join/index_en.htm

http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/index_nl.htm

http://ec.europa.eu/civiljustice/legal_order/legal_order_sln_nl.htm

Europese Raad: http://www.european-council.europa.eu/home-page/highlights/european-

stability-mechanism-treaty-signed?lang=nl

Page 108: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

http://www.european-council.europa.eu/home-page/highlights/treaty-on-stability,-

coordination-and-governance-signed?lang=nl

Europese Centrale Bank:

http://www.ecb.int/ecb/educational/facts/euint/html/ei_004.nl.html

http://www.ecb.int/ecb/orga/escb/ html/convergence-criteria.nl.html

Onderhandelingsteam voor Slovenië: http://www.ops.gov.si/indexeng.html

Republic of Slovenia Communication Office:

http://ukom.gov.si/en/media_relations/background_information/

http://www.ukom.gov.si/en/media_relations/background_information/slovenia_eu_informatio

n_on _the_accession_process/euslovenia_progress_in_all_problematic_areas/

Raad van Europa:

http://hub.coe.int/what-we-do/human-rights/eu-accession-to-the-convention

Republic of Slovenia – Government Office for Development and European Affairs:

http://www.arhiv.svrez.gov.si/en/areas_of_work/development

and_technical_assistance/archive/pre_accession_assistance/

Republic of Slovenia, Ministry of Foreign Affairs:

http://www.mzz.gov.si/nc/en/newsroom/

news/article/141/30123/

Slovakia Cultural Profile: www.slovakia.culturalprofiles.net/?id=-12654

Slovenië, “10 jaaronafhankelijkheid”,

http://www.slovenija2001.gov.si/10years/independence/foreign-policy/slo-eu/

Online bronnen

Krantenartikels

De Financiële Telegraaf

“Tien vragen over de crisis in Slovenië”, 10 april 2013, De Financiële Telegraaf, online te

consulteren: http://www.telegraaf.nl/dft/21466313/__10_vragen_over_crisis_Slovenie.html

De Morgen

“Is Slovenië het volgende Euroland in de problemen?”, 28 maart 2013, online te consulteren:

http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/1604850/2013/03/28/Is-

Slovenie-het-volgende-euroland-in-de-problemen.dhtml

“Oeso verwacht diepe bankencrisis in Slovenië”, 9 april 2013, De Morgen, online te

consulteren:http://www.demorgen.be/dm/nl/996/Economie/article/detail/1611318/2013/04/09/

OESO-verwacht-diepe-bankencrisis-in-Slovenie.dhtml

De Standaard

“Oeso voorspelt bancaire crisis in Slovenië”, 9 april 2013, De Standaard, online te

consulteren: http://www.standaard.be/cnt/DMF20130409_00534284

“Servische president verontschuldigt zich voor Srebrenica”, 25 april 2013, De Standaard,

online te consulteren:

Page 109: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20130425_00555456&word

=servi%C3%AB

Financial Times

“Small states reject Cyprus comparisons”, 27 maart 2013, Financial Times, online te

consulteren: http://www.ft.com/intl/cms/s/0/d33f292e-96cf-11e2-8950-

00144feabdc0.html#axzz2SKpA2MVu

New York Times

“We’re not Cyprus, Luxembourg asserts”, 27 maart 2013, NY Times, online te consulteren:

http://www.nytimes.com/ 2013/03/28/business/global/were-not-cyprus-luxembourg-

asserts.html?_r=0

Slovenia-Times

“LB issue dominate Slovenia-Croatia relations”, 1 januari 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren:http://www.sloveniatimes.com/lb-issue-dominate-slovenia-croatia-relations

Slovenia and Croatia solving painful LB deposits issue”, 11 maart 2013, The Slovenia Times,

online te consulteren: http://www.sloveniatimes.com/slovenia-and-croatia-solving-painful-lb-

deposits-issue

“PM reiterates Slovenia does not need aid”, 27 maart 2013, The Slovenia Times, online te

consulteren: http://www.sloveniatimes.com/pm-reiterates-slovenia-does-not-need-aid

“Raffeisen analysts: Slovenia will not need bailout”, 30 maart 2013, The Slovenia Times,

online te consulteren: http://www.sloveniatimes.com/raiffeisen-analysts-slovenia-will-not-

need-bailout

Overige

BARROSO, J.M.D., “Statement by President Barroso following his meeting with Ms. Alenka

Bratusek, Prime Minister of Slovenia, 9 april 2012, online te consulteren:

http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-13-296_en.htm

Balkananalysis, “Slovenia pledges support for Croatia’s EU Bid, as maritime dispute

continues”, online te consulteren: http://www.balkanalysis.com/croatia/2008/02/09/slovenia-

pledges-support-for-croatias-eu-bid-as-maritime-dispute-continues-2/

EUobserver, “Slovenia to block Croatia EU accession talks”, online te consulteren:

http://euobserver.com/enlargement/27314

EUobserver, “Slovenia puts €172 mn price tag on Croatia’s EU entry”, online te consulteren:

http://euobserver.com/enlargement/117629

Page 110: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

EUobserver, “EU diplomats: Slovenia puts hotel deal before human rights”, online te

consulteren: http://euobserver.com/foreign/115397

Expertisecentrum Europees recht Nederland, “Vuistregels voor extern optreden van de EU en

haar lidstaten”, online te consulteren: http://www.minbuza.nl/ecer/bijlagen/icer

Europa Press Releases, “Europe Agreement between the European Union and Slovenia”,

online te consulteren: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-95-666_en.htm

Europa Press Releases “De toetredingspartnerschappen zullen de kandidaat-lidstaten

begeleiden op hun weg naar het EU- lidmaatschap”, online te consulteren

http://europa.eu/rapid/press-release_IP-98-274_nl.htm

Europese Commissie, “De uitbreiding verklaard – het uitbreidingsbeleid van de Europese

Unie”, online te consulteren : ec.europa.eu/enlargement/pdf/publication/enl-understand

Europese Commissie, Directoraat Generaal voor Economische en Financiële Zaken, 2006

Convergence report on Slovenia, online te consulteren

http://ec.europa.eu/economy_finance/euro/countries/slovenia_en.htm

Europese Commissie-Press Release, “Launch of the arbitration process between Slovenia and

Croatia”, online te consulteren: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-25_en.htm

Europees Parlement, “Memo 1 on Slovenia Croatia, 10 arguments for drawing a line of

separation between the Accession Negotiations and the resolution of the Croatian-Slovenian

border issue”, online te consulteren:

http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2004_2009/documents/

dv/d_hr_20090217_06_/D_HR_20090217_06_en.pdf

Europese Raad, “Verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie”,

11 februari 2010, online te consulteren:

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/NewsWord/nl/ec/115270.doc

Europese Raad, “Conclusies van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 11

maart 2011”, Bijlage I: Een Pact voor de euro, online te

consulteren:consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/119829.pdf+&cd=1&

hl=nl&ct=clnk&gl=be

Europese Raad, “Factsheet: Treaty establishing the European Stability Mechanism”, online te

consulteren op: http://www.european-council.europa.eu/home-page/highlights/european-

stability-mechanism-treaty-signed?lang=nl

Europa Press Releases “Uitbreiding van de EU en toetredingspartnerschappen, online te

consulteren: http://europa.eu/rapid/ press-release_MEMO-98-21_nl.htm

Page 111: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gentlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/720/RUG01-002060720...Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 De politieke

Herman Van Rompuy, “Written statement by the president of the European Council Herman

Van Rompuy on the occasion of the signing of the Memorandum of Understanding between

Slovenia and Croatia on Ljubljanska Banka in Mocrice, Slovenia”, online te consulteren:

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/135939.pdf

OESO, “OECD Economic Surveys of Slovenia”, april 2013, online te consulteren:

http://www.oecd.org/eco/surveys/slovenia-2013.htm

“Slovenian Parliament unanimously ratifies Croatia’s EU accession”, online te consulteren:

http://www.euractiv.com/enlargement/slovenian-parliament-unanimously-news-518839

“Nationaal Programma voor de overname van het acquis”,

www.arhiv.svrez.gov.si/en/legislation_and_documents eu_documents/

republic_of_slovenias_national_programme_for_the_adoption_of_the_acquis/

“Republic of Slovenia, Human Rights Ombudsman, Annual Report 2000”, online te

consulteren op http://www.varuh-rs.si/fileadmin/user_upload/pdf/lp/vcp_lp_2000_eng.pdf