Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid...

150
Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Stephanie Vanspeybroeck (Studentennr. 00605953) (Major: Sociaal en Economisch recht) Promotor: Prof. Dr. Hans De Wulf Commissaris: Sarah De Geyter

Transcript of Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid...

Page 1: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Academiejaar 2010-2011

Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen

rechtsvergelijkend

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Stephanie Vanspeybroeck

(Studentennr. 00605953)

(Major: Sociaal en Economisch recht)

Promotor: Prof. Dr. Hans De Wulf

Commissaris: Sarah De Geyter

Page 2: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

2

Voorwoord

In dit kader wil ik een aantal personen bedanken die mij met raad en daad hebben bijgestaan

bij het schrijven van deze masterproef.

Vooreerst wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Hans De Wulf, bedanken voor het aanreiken van dit

onderwerp en de begeleiding van deze masterproef.

Daarnaast wil ik mevrouw Sarah De Geyter bedanken voor het nalezen van de voorlopige

versies en het geven van feedback.

Tot slot wil ik ook mijn ouders, zussen en vrienden bedanken voor het fungeren als

klankbord, het nalezen van dit werkstuk en hun constante steun en bemoediging tijdens mijn

rechtenopleiding en bij het schrijven van deze masterproef.

Page 3: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

3

Inhoudstafel

Inleiding .................................................................................................................................... 6

Hoofdstuk 1: Historisch overzicht .......................................................................................... 7 § 1 België ................................................................................................................................... 7

§ 2 Nederland ............................................................................................................................ 9

§ 3 Frankrijk ............................................................................................................................. 10

§ 4 Engeland.............................................................................................................................. 12

Hoofdstuk 2: De procedure die moet worden nageleefd bij belangenconflicten .............. 15

Afdeling 1: Inhoudelijk toepassingsgebied............................................................................... 15

§ 1 België.................................................................................................................................. 15

A. Strijdig belang............................................................................................................... 15

B. Belang van een bestuurder............................................................................................ 16

C. Strijdig met een verrichting of beslissing...................................................................... 16

D. Een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van

bestuur........................................................................................................................... 18

1. Handelingen die behoren tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur en de

algemene vergadering ............................................................................................. 18

2. Advies van de raad van bestuur in het kader van een openbaar overnamebod ...... 19

3. Leden van het directiecomité.................................................................................. 22

E. Een belang van vermogensrechtelijke aard................................................................... 22

F. Rechtstreeks of onrechtstreeks belang.......................................................................... 24

1. Rechtstreeks belang................................................................................................ 24

2. Onrechtstreeks belang............................................................................................. 25

G. Uitzonderingen.............................................................................................................. 26

1. Eerste uitzondering................................................................................................. 26

2. Tweede uitzondering............................................................................................... 27

§ 2 Nederland............................................................................................................................ 28

A. De reikwijdte van het tegenstrijdig belangbegrip voor het Bruil arrest........................ 28

1. Abstracte invulling van het tegenstrijdig belangbegrip.......................................... 28

2. Het direct tegenstrijdig belang................................................................................ 29

3. De indirecte tegenstrijdige belangen....................................................................... 30

4. De kwalitatief tegenstrijdige belangen.................................................................... 31

B. De reikwijdte van het tegenstrijdig belangbegrip na het Bruil arrest ........................... 32

1. Het Bruil arrest van 29 juni 2007............................................................................ 32

2. Gevolgen van de uitspraak voor de praktijk........................................................... 34

C. Vergelijking met Belgische tegenstrijdig belangbegrip............................................... 35

§ 3 Frankrijk.............................................................................................................................. 36

A. De verboden overeenkomsten....................................................................................... 37

B. De vrije overeenkomsten.............................................................................................. 38

C. De gereglementeerde overeenkomsten......................................................................... 40

D. Vergelijking met het Belgische tegenstrijdig belangbegrip.......................................... 43

§ 4 Engeland............................................................................................................................. 45

A. Voormalige bestuurders................................................................................................ 45

B. Feitelijke bestuurders.................................................................................................... 47

C. “Shadow directors”....................................................................................................... 48

D. Personen verbonden met de bestuurder (“connected persons”).................................... 49

E. Kwalitatief tegenstrijdig belang.................................................................................... 50

Page 4: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

4

F. Vergelijking met het Belgische tegenstrijdig belangbegrip.......................................... 51

Afdeling 2: De na te leven procedure....................................................................................... 53

§ 1 België.................................................................................................................................. 53

A. Meldingsplicht.............................................................................................................. 53

B. Onthoudingsplicht......................................................................................................... 57

1. Vennootschappen die publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan..................................................................................................................... 57

2. Vennootschappen die geen publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan..................................................................................................................... 58

C. Informatieplicht na de besluitvorming door de raad van bestuur................................. 60

D. De belangenconflictprocedure met betrekking tot het directiecomité.......................... 64

§ 2 Nederland............................................................................................................................ 65

A. De huidige regeling....................................................................................................... 65

1. Vertegenwoordiging door de commissarissen........................................................ 65

2. Aanduiding door de algemene vergadering............................................................ 66

3. Externe werking van de regeling............................................................................ 69

4. Bepalingen op het niveau van de besluitvorming................................................... 73

B. De nieuwe regeling voorzien in het wetsvoorstel......................................................... 74

1. De nieuwe regeling................................................................................................. 74

2. Punten van kritiek................................................................................................... 75

3. De overgangsregeling............................................................................................. 77

4. Vergelijking met de Belgische regeling.................................................................. 78

§ 3 Frankrijk.............................................................................................................................. 81

A. Informatieverplichtingen met betrekking tot de vrije (courante) overeenkomsten....... 81

B. Controleprocedure met betrekking tot de gereglementeerde overeenkomsten............. 82

1. De informatieplicht................................................................................................. 82

2. De voorafgaande machtiging van de raad van bestuur........................................... 83

3. Meedelen van de gemachtigde overeenkomst aan de commissaris-revisor........... 84

4. Het bijzonder rapport van de commissaris-revisor................................................. 84

5. De goedkeuring van de algemene vergadering....................................................... 85

C. Bijkomende formaliteiten met betrekking tot de storting van de “gouden

parachutes”.................................................................................................................... 86

D. Vergelijking met de Belgische regeling........................................................................ 87

§ 4 Engeland............................................................................................................................. 88

A. De algemene plichten van bestuurders......................................................................... 89

1. De plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA 2006)........................... 89

2. De plicht om geen voordelen van derde partijen te aanvaarden (s 176 CA 2006).. 92

3. De plicht om een belang in een voorgenomen transactie of regeling (s 177 CA

2006)....................................................................................................................... 94

4. De plicht om een belang in een bestaande transactie of regeling mee te delen

(s 182 CA 2006)..................................................................................................... 96

B. Verband tussen de algemene plichten van bestuurders en de transacties die

goedkeuring vereisen van de aandeelhouders op grond van de CA 2006 ................... 97

C. Transacties met bestuurders of daarmee verbonden personen die goedkeuring

van de aandeelhouders vereisen................................................................................... 98

1. Dienstcontracten van bestuurders (s 188 ev. CA 2006)......................................... 98

2. Substantiële eigendomstransacties (s 190 ev. 2006).............................................. 99

3. Leningen, quasi-leningen en kredietransacties (s 197 ev. CA 2006)..................... 100

4. Betalingen wegens het verlies van het mandaat (s 215 ev. CA 2006)................... 101

D. Vergelijking met de Belgische regeling....................................................................... 103

Page 5: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

5

Hoofdstuk 3: Sanctionering................................................................................................. 105

§ 1 België................................................................................................................................ 105

A. Algemeen.................................................................................................................... 105

B. De belangenconflictprocedure (art. 523, §1 W.Venn.) werd nageleefd..................... 105

1. Bijzondere aansprakelijkheidssanctie (art. 529 W.Venn.)................................... 105

2. Aansprakelijkheid wegens bestuursfout (art. 527 W.Venn.)................................ 108

C. De belangenconflictprocedure (art. 523, §1 W.Venn.) werd niet nageleefd.............. 109

1. De aansprakelijkheidssanctie van art. 528 W.Venn............................................. 109

2. De nietigheidssanctie van art. 523, §2 W.Venn................................................... 111

D. Strafsanctie misbruik van vennootschapsgoederen.................................................... 114

§ 2 Nederland.......................................................................................................................... 116

A. De sanctiemogelijkheden onder het Nederlandse recht.............................................. 116

1. De nietigheidssanctie............................................................................................ 116

2. De aansprakelijkheidssanctie................................................................................ 117

B. Vergelijking met de Belgische regeling...................................................................... 118

§ 3 Frankrijk............................................................................................................................ 118

A. Sanctiemogelijkheden onder het Franse recht............................................................ 118

1. Civiele sancties..................................................................................................... 119

2. Strafsanctie “l’abus de biens sociaux et de crédit”............................................... 122

B. Vergelijking met de Belgische regeling...................................................................... 125

§ 4 Engeland........................................................................................................................... 126

A. Sanctiemogelijkheden onder het Engelse recht.......................................................... 126

1. Overtreding van de bepalingen uit de secties 175, 176 en 177 CA 2006............. 126

2. Overtreding van de bepaling uit de sectie 182 CA 2006...................................... 130

3. Overtreding van de bepalingen omtrent transacties die goedkeuring vereisen

van de aandeelhouders opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 10 CA 2006........... 131

B. Vergelijking met het Belgische recht......................................................................... 134

Conclusies.............................................................................................................................. 136

Bibliografie............................................................................................................................ 142

Page 6: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

6

Inleiding

1. De regelingen in verband met belangenconflicten die zich kunnen voordoen binnen een

vennootschap, kunnen worden opgedeeld in twee categorieën. Enerzijds zijn er regelingen die

betrekking hebben op de relatie vennootschap – bestuurder en anderzijds zijn er regelingen

die van toepassing zijn op de relatie vennootschap – aandeelhouder.

Deze masterproef zal enkel betrekking hebben op de eerste categorie daar het grondig

behandelen van beide in dit kader niet mogelijk is. Meer bepaald zal in het kader van deze

masterproef dieper ingegaan worden op de procedures die de belangenconflicten tussen de

naamloze vennootschappen en hun bestuurders beheersen. Dit zal gebeuren vanuit een

rechtsvergelijkend perspectief. Naast de regeling voorzien in België zal er ingegaan worden

op de regelingen uitgewerkt in Nederland, Frankrijk, en Engeland. Vertrekkend vanuit een

historisch overzicht zal voor de verschillende besproken landen enerzijds worden ingegaan op

de voorziene belangenconflictenregeling en anderzijds op de sanctionering ingeval van niet-

naleving van de procedure.

Zoals zal blijken uit deze masterproef zijn de belangenconflictregelingen in de landen die hier

zullen worden besproken verschillend geregeld. De Belgische regeling is gesitueerd op het

niveau van de besluitvorming van de raad van bestuur. In de common law landen (met name

Engeland) is de procedure gegrond op de “fiduciary duties” (voornamelijk de “duty of

loyalty”) van bestuurders. Deze plichten van bestuurders werden initieel enkel beheerst door

de rechtspraak, maar vonden later ook hun weerslag in wetgeving. Ook met de andere

continentaal-Europese landen die hier zullen worden besproken (namelijk Frankrijk en

Nederland), zijn er duidelijke verschillen op te merken met betrekking tot de

belangenconflictenregeling.

De verschillende regelingen zijn voornamelijk gesitueerd op het niveau van de besluitvorming

alhoewel de huidige Nederlandse regeling nog gesitueerd is op het niveau van de

vertegenwoordiging. Sommige van de landen die hier zullen worden besproken voorzien in

een voorafgaande machtigingsmogelijkheid voor de raad van bestuur en/of goedkeuring

achteraf door de algemene vergadering. De verschillende belangenconflictenregelingen

voorzien ook steeds in het verstrekken van bepaalde informatie aan bepaalde personen en

organen binnen de vennootschap.

Page 7: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

7

Hoofdstuk 1: Historisch overzicht

§1 België

2. De eerste wettelijke belangenconflictregeling dateert van 1873. Het artikel 50 van de

vennootschappenwet was enkel van toepassing op de bestuurder die een strijdig belang had

met de vennootschap bij een verrichting die behoorde tot de bevoegdheid van de raad van

bestuur.1

De procedure vertoonde toen de volgende kenmerken: een informatieverplichting, een

medewerkingsverbod voor de betrokken bestuurder, en toepassing van de gewone regels in

verband met bestuurdersaansprakelijkheid.2

Op de toenmalige regeling werd kritiek gegeven die vooral te maken had met het gebrekkig

sanctiemechanisme3. De schending van de regeling bracht enkel de hoofdelijke

aansprakelijkheid van de bestuurders met zich mee. Het probleem hierbij was dat de eiser er

vaak niet in slaagde het causaal verband aan te tonen tussen de schade en de begane fout.

Daarnaast leidde het niet naleven van de wettelijke regeling niet tot de nietigheid van het

besluit genomen door de raad van bestuur.

3. In 1991 werd de regeling herzien. Het toepassingsgebied werd verruimd.4 De regeling werd

toepasselijk op besluiten van de raad van bestuur tot het stellen van een verrichting of het

nemen van een beslissing waarbij een bestuurder een rechtstreeks of zijdelings persoonlijk

belang had. De procedure werd gewijzigd in die zin dat er nu heel wat meer formaliteiten

moesten worden vervuld.5 Zo moest het tegenstrijdig belang worden gemeld aan de

commissaris – revisor die ook zelf een verslag moest opmaken voor de algemene vergadering.

Ten slotte werd het sanctiemechanisme gewijzigd.6 De vennootschap kon de nietigheid

1 L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709,

369. 2 P. ERNST, “Artikel 523 Wetboek Vennootschappen en Artikel 529 Wetboek Vennootschappen” in , H.

BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, Vennootschappen en verenigingen: Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 2. 3 H. OLIVIER, Vademecum van de bestuurder van naamloze vennootschappen, Brussel, Créadif, 1985, 65-66 ;

L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709, 370. 4 H. BRAECKMANS, “De nieuwe vennootschapswet van 18 juli 1991”, RW 1991-1992, nr. 31, 1042 ; J.

LIEVENS, De nieuwe vennootschapswet (Wet 18 juli 1991), Gent, Mys en Breesch, 1991, 88-89. 5 H. BRAECKMANS, “De nieuwe vennootschapswet van 18 juli 1991”, RW 1991-1992, nr. 31, 1042-1043.

6 J. LIEVENS, De nieuwe vennootschapswet (Wet 18 juli 1991), Gent, Mys en Breesch, 1991, 93-99.

Page 8: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

8

vorderen van de uitvoeringshandelingen bij een verrichting of beslissing en er werd voorzien

in een bijzondere aansprakelijkheidssanctie.

Deze wet werd echter hevig bekritiseert. Volgens verschillende auteurs werd het mechanisme

van de belangenconflictregeling volledig ontwricht.7 Deze auteurs stelden dat de verruiming

van het toepassingsgebied ertoe leidde dat zelfs het kleinste belang aanleiding gaf tot de

procedure. Door het beraadslagings- en stemmingsverbod ontstond bovendien gevaar voor

blokkeringssituaties. Daarnaast was er ook kritiek op het feit dat de procedure niet werd

vereenvoudigd, maar wel integendeel werd verzwaard door de vele formaliteiten die moesten

worden nageleefd.

4. Bijgevolg werd de regeling opnieuw gewijzigd met de reparatiewet van 1995. Deze wet

probeerde de probleempunten te herstellen, maar voerde ook nieuwigheden door.8 Het

toepassingsgebied werd beperkt. Dit werd enerzijds gerealiseerd door de omschrijving van het

begrip te beperken. Voortaan moet de procedure enkel worden toegepast als een bestuurder

rechtstreeks of onrechtstreeks een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is

met een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.

Anderzijds werden uitzonderingen voorzien waarin de procedure niet moet worden toegepast.

De procedure werd ook vereenvoudigd. Zo werd het beraadslagings- en stemmingsverbod

opgeheven in de vennootschappen die geen publiek beroep op het spaarwezen doen of

hebben gedaan.

5. De huidige belangenconflictregeling dateert van 7 mei 1999.9 Deze wet heeft de regeling

niet inhoudelijk gewijzigd, maar wel verdeeld over 2 artikelen. In art. 523 W.Venn. werd de

eigenlijke procedure opgenomen. Daarnaast werd de bijzondere sanctionering overgebracht

naar de andere bepalingen in verband met bestuurdersaansprakelijkheid (art.529 W.Venn.).

7 K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 202-204 ; P. ERNST, “Artikel 523 Wetboek Vennootschappen en Artikel 529 Wetboek

Vennootschappen” in , H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, Vennootschappen en

verenigingen: Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer,

losbl., 2. ; J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995,

Gent, Mys en Breesch, 1995, 60-61. 8 K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 210-248 ; PH. DRUYLANS, “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits

d’intérêts”, C&FP 1995, 68-69 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De

regeling voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 21-

63. 9 P. ERNST, “Artikel 523 Wetboek Vennootschappen en Artikel 529 Wetboek Vennootschappen” in , H.

BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, Vennootschappen en verenigingen: Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 3.

Page 9: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

9

§2 Nederland

6. De eerste Nederlandse belangenconflictregeling werd opgenomen in artikel 51 (oud) K.10

De wettelijke regeling werd voorafgegaan door twee ontwerpen van 1910 respectievelijk

1925. Deze ontwerpen vertoonden geen grote verschillen met de huidige Nederlandse

regeling. Er werd reeds voorzien dat de vennootschap vertegenwoordigd zou worden door de

raad van commissarissen of door een bijzondere vertegenwoordiger aangeduid door de

algemene vergadering ingeval van rechtshandelingen en rechtsgedingen met bestuurders.11

In

het tweede ontwerp werd de zinsnede “ingeval van rechtshandelingen en rechtsgedingen”

vervangen door het begrip “tegenstrijdig belang”.12

Met de wet van 1976 werd de belangenconflictregeling opgenomen in artikel 146 boek 2

BW.13

7. De huidige Nederlandse regeling is voornamelijk gesitueerd op het niveau van de

vertegenwoordiging (in tegenstelling tot de Belgische regeling). De regeling wordt

gekenmerkt door een informatieverplichting en een bevoegdheidsverschuiving.

Op 6 november 2008 werd het wetsvoorstel bestuur en toezicht naar de Tweede kamer

gezonden.14

Op 8 december 2009 werd het voorstel door de Tweede Kamer aanvaard.15

Het

wetsvoorstel geeft vennootschappen de mogelijkheid te kiezen voor een monistisch

bestuurssysteem (een “one-tier board”).16

In dit kader was de huidige belangenconflict-

regeling niet meer werkbaar.17

In een vennootschap met een monistisch bestuurssysteem is er

immers geen raad van commissarissen. De belangenconflictregeling uit het wetsontwerp

voorziet in de schrapping van de regeling op het niveau van de vertegenwoordiging. In de

plaats daarvan komt er een regeling op het niveau van de besluitvorming (zie nr. 109 ev.).

10

C. ASSER en J.M.M. MAEIJER, Vertegenwoordiging en rechtspersoon III. De naamloze en de besloten

vennootschap, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 372. 11

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 28. 12

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 29. 13

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 30. 14

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 498. 15

B.J. VAN DE BUNT, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: geen externe werking?”, V&O 2010, nr. 2, 21. 16 C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 498. 17

M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en

toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 109.

Page 10: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

10

§3 Frankrijk

8. De eerste belangenconflictregeling met betrekking tot de naamloze vennootschap dateert

van 1867.18

Artikel 40 van de wet van 24 juli 1867 stelde dat het een bestuurder verboden was

een direct of indirect belang te nemen of te behouden in een onderneming of in een transactie

gesloten met of voor rekening van de vennootschap, tenzij dit was goedgekeurd door de

algemene vergadering. In de praktijk werd deze regeling als te streng ervaren omdat ze een

beteugeling betekende van de mogelijkheid initiatieven te nemen en omdat samenkomst van

de algemene vergadering niet steeds haalbaar was.19

Omwille van deze reden begon men

ondermeer met een standaardformule te werken waarbij de algemene vergadering bij het

begin van het boekjaar haar toestemming gaf voor transacties die in de loop van het boekjaar

zouden worden verricht.20

9. De regeling werd versoepeld door de wet van 4 maart 1943 en werd vervolgens door de wet

van 24 juli 1966 verder uitgewerkt.21

Deze wetten voerden een systeem in op basis van 3 soorten overeenkomsten.22

Een eerste

categorie betrof de verboden rechtshandelingen. Vervolgens was er de categorie van de vrije

(courante) overeenkomsten. Ten slotte werd voorzien in een procedure voor de andere

overeenkomsten gesloten tussen de vennootschap en de bestuurders. Deze procedure voorzag

in een informatieplicht voor de betrokken bestuurder, voorafgaande machtiging door de raad

van bestuur, een bijzonder verslag van de commissarris-revisor, goedkeuring achteraf door de

algemene vergadering en een medewerkingsverbod.23

10. De regeling werd verder aangepast door een aantal wetten. Deze wetten hebben de

uitwerking van de bestaande regeling als zodanig niet gewijzigd.24

Het onderscheid tussen de

verboden, de vrije en de gereglementeerde overeenkomsten werd behouden.

18

P. BEZARD, La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 79. 19

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 110. 20

Y. BALENSI, Les conventions entre les sociétés commerciales et leurs dirigeant, Parijs, Economica, 1975,

10. 21

Y. BALENSI, Les conventions entre les sociétés commerciales et leurs dirigeant, Parijs, Economica, 1975,

10-14 ; P. BEZARD, La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 79. 22 P. BEZARD, La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 79. 23

P. BEZARD, La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 79. 24

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 460 ; D. SCHMIDT, Les conflits

d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 110-111.

Page 11: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

11

De wet van 15 mei 2001 (“Loi Nouvelles Régulations Economique” of NRE) heeft enerzijds

de categorie van de gereglementeerde overeenkomsten vergroot.25

De wet heeft meer bepaald

de overeenkomst gesloten tussen de vennootschap en een aandeelhouder die minstens 5% van

de stemrechten in de vennootschap houdt en de overeenkomsten gesloten met de

vennootschap via een tussengeplaatste persoon (“personne interposée”), ook onder de

controleprocedure gebracht die geldt voor de bestuurders. Anderzijds heeft de wet ook

bijkomende verplichtingen gecreëerd met betrekking tot de vrije (courante) overeen-

komsten.26

De wet van 1 augustus 2003 (“Loi de sécurité financière”) heeft de aanpassingen, ingevoerd

door de wet van 15 mei 2001, verder verfijnd.27

Ten slotte kan nog gewezen worden op de wet van 26 juli 2005 (“Loi Breton”).28

Deze wet

heeft de controleprocedure ook toepasselijk gemaakt op de modaliteiten van het vertrek van

een bestuurder van een beursgenoteerde onderneming.

11. De huidige regeling in verband met belangenconflicten in een klassieke naamloze

vennootschap met een monistisch bestuur (conseil d’administration) is opgenomen in de art.

L. 225-38 tot L. 225-43 van het Franse wetboek van koophandel. Met de wet van 24 juli 1966

heeft de Franse wetgever de mogelijkheid voorzien om een dualistisch bestuur in te voeren in

de naamloze vennootschappen bestaande uit een “directoire en een “conseil de

surveillance”.29

De regeling in verband met belangenconflicten is voor deze vennootschappen

opgenomen in de art. L. 225-86 tot L. 225-91 van de “Code de commerce”(CC). De voorziene

regeling is volledig identiek als de regeling voor de klassieke naamloze vennootschappen. In

de praktijk kent het systeem van een dualistisch bestuur echter niet veel succes.30

In het verder

verloop van deze masterproef zal dan ook enkel worden verwezen naar de klassieke naamloze

vennootschap met een monistisch bestuur.

25

V. MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf,

2006, 66 ; D. VIDAL, Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2003, 469. 26

V. MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf,

2006, 66. 27

D. VIDAL, Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2008, 513. 28

V. MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf,

2006, 64-65 ; P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 465. 29 Y. BALENSI, Les conventions entre les sociétés commerciales et leurs dirigeant, Parijs, Economica, 1975,

39. 30

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 526.

Page 12: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

12

§4 Engeland

12. De grondslag van de Engelse belangenconflictregeling is te vinden in de “fiduciary

duties” die een bestuurder verschuldigd is ten aanzien van de vennootschap.31

Deze “fiduciary duties” of fiduciaire plichten vinden hun oorsprong in het

vertegenwoordigings- en trustrecht.32

In de Engelse rechtspraak werden fiduciaire plichten

ontwikkeld die “trustees” steeds moeten respecteren met betrekking tot de eigendom die zij

beheren voor de begunstigden waarvoor zij handelen.33

Een van de kern fiduciaire plichten is

de “duty of loyalty”.34

Dit houdt in dat een “trustee” steeds moet handelen in het uitsluitend

belang van de begunstigde voor wie hij optreedt.35

Een “trustee” mag zich bijgevolg nooit in

een situatie plaatsen waarbij zijn verplichtingen als “trustee” kunnen conflicteren met zijn

eigen persoonlijk belang.

13. De rechtspraak begon de fiduciaire plichten (waaronder dus ook de “duty of loyalty”) op

een bepaald ogenblik echter ook toe te passen buiten het toepassingsgebied van het

trustrecht.36

Meer bepaald werden de fiduciaire plichten ook toepasselijk geacht op de

bestuurders binnen een vennootschap. De bestuurders zijn weliswaar geen “trustees”, maar in

de rechtspraak werd geoordeeld dat zij een gelijkaardige positie bekleden ten aanzien van de

vennootschap waarin zij zetelen.37

Door de jaren heen werden de fiduciaire plichten van

bestuurders verder ontwikkeld in de rechtspraak.38

Specifiek voor wat betreft de

belangenconflictregeling kan gewezen worden op de “no-conflict” en de “no-profit” regels.

31

G.K. MORSE, “The conflict of interest and duty principle as applied to directors in English law”, L.

TIMMERMAN, J.M.M. MAEIJER, S.E. EISMA, G.K. MORSE, L.H. SLIJKHUIS, A.L. MOHR en T.

DRION, De dubbelrol in het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 41. 32

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 161 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company

Law, Oxford, University Press, 2008, 273. 33

G.K. MORSE, “The conflict of inerest and duty principle as applied to directors in English law”, L.

TIMMERMAN, J.M.M. MAEIJER, S.E. EISMA, G.K. MORSE, L.H. SLIJKHUIS, A.L. MOHR en T.

DRION, De dubbelrol in het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 41. 34

Bristol and West Building Society v Mothew (1998) Ch 1, 18 ; Arklow Investments Ltd v Maclean (2000) 1

WLR 594, 598 ; Sinclair Investments Ltd v Versailles Trade Finance Ltd (2010), EWHC 1614, para 26. 35

Arklow Investments Ltd v Maclean (2000) 1 WLR 594, 598. 36

Lands Allotment Company Re (1894) 1 Ch 616, 631 en 639 ; Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC

1638, para 1252 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford,

University Press, 2008, 273. 37

Lands Allotment Company, Re (1894) 1 Ch 616, 621 ; Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638,

para 1252 ; Sinclair Investments Ltd v Versailles Trade Finance Ltd (2010), EWHC 1614, para 25. 38

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

273.

Page 13: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

13

De “no-conflict” regel hield in dat een bestuurder zich niet in een positie mag plaatsen

waardoor zijn eigen persoonlijk belang kan conflicteren met de plichten die hij verschuldigd

is ten aanzien van de vennootschap waarin hij zetelt.39

De “no-profit” regel hield in dat een

bestuurder niet gerechtigd is om enig voordeel te halen uit zijn positie als bestuurder, tenzij in

de gevallen waar dit uitdrukkelijk werd toegelaten.40

De rechtspraak in verband met de

fiduciaire plichten van bestuurders was na verloop van tijd echter zeer ingewikkeld (en soms

ook tegenstrijdig) geworden.41

14. Naast de fiduciaire plichten waren bestuurders ook nog onderworpen aan andere plichten.

Enerzijds waren bestuurders ook gebonden aan een plicht van gemeen recht (commom law),

namelijk de plicht om te handelen met vaardigheid, toezicht en zorgvuldigheid (“duty of skill,

care and diligence”).42

Anderzijds moest een bestuurder ook de wettelijke plichten opgenomen in de oude

Companies Act (CA) respecteren.43

In de vroegere CA waren ondermeer bepalingen

opgenomen in verband met de belangenconflicten van bestuurders. Zo werd voorzien in

bepalingen die de bestuurders verplichtten hun belang in een bestaande transactie met de

vennootschap mee te delen en in bepalingen die goedkeuring van de aandeelhouders vereisten

voor bepaalde transacties.44

15. Doordat de rechtspraak in verband met de fiduciaire plichten van bestuurders ingewikkeld

was geworden en door het feit dat de plichten van bestuurders zeer gefragmenteerd waren,

was het voor bestuurders in de praktijk vaak niet duidelijk aan welke plichten zij precies

onderworpen waren.45

39

Aberdeen Railway Company v Blaikie Bros (1854) 1 Macq 461, 471-472 ; Boardman v. Phipps (1967) 2 AC

46, 123 ; J.H. FARRAR en B.M. HANNIGAN, Farrar’s Company Law, Londen, Butterworths, 1998, 396. 40

Regal (Hastings) Ltd v Gulliver (1967) 2 AC 134, 159 ; J.H. FARRAR en B.M. HANNIGAN, Farrar’s

Company Law, Londen, Butterworths, 1998, 415. 41

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 356. 42

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 356 ; S.

SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 371. 43

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 371. 44

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 14. 45

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 356 ; L.

SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 273-

274.

Page 14: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

14

Omwille van deze reden heeft de wetgever de plichten van bestuurders gedeeltelijk

gecodificeerd in de CA 2006.46

De CA 2006 bevat een opsomming van zeven algemene plichten die bestuurders steeds

verschuldigd zijn ten aanzien van de vennootschap. De algemene plichten van bestuurders

zijn opgesomd in de secties 171 tot 177 van de CA 2006 en omvatten enerzijds de fiduciaire

plichten van bestuurders en anderzijds de plicht om te handelen met redelijke vaardigheid,

toezicht en zorgvuldigheid (“duty to exercise reasonable care, skill and diligence”).47

Drie van de algemene plichten hebben specifiek betrekking op belangenconflicten van

bestuurders. Het gaat om de plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA 2006), de

plicht om geen voordelen van derde partijen te ontvangen (s 176 CA 2006) en de plicht om

een belang in een voorgenomen transactie of regeling mee te delen aan de medebestuurders

(s 177 CA 2006). Deze eerste twee plichten zijn een verdere uitwerking van een bestuurder

zijn fiduciaire “duty of loyalty” ten aanzien van de vennootschap.48

Naast de algemene plichten van bestuurders bevat de CA 2006 ook nog steeds een aantal

specifieke bepalingen die van belang zijn in het kader van belangenconflicten. Meer bepaald

is het zo dat de bestuurders hun belang in een bestaande transactie of regeling moeten

meedelen aan de medebestuurders en dat goedkeuring nodig is van de aandeelhouders voor

bepaalde transacties die worden gesloten met een bestuurder of met personen verbonden met

een bestuurder.49

Onder de CA 2006 werden deze bepalingen echter aangepast omdat de

regeling onder de vorige CA zeer gefragmenteerd en te verregaand was.50

46

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 371. 47

C. HOLLANDER en S. SALZEDO, Conflicts of interest, Londen, Sweet and Maxwell, 2008, 268 ; F. ROSE,

Nutshells. Company Law, Londen, Sweet and Maxwell, 2009, 73. 48

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

303. 49 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 14. 50

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 356 ; S.

MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 14.

Page 15: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

15

Hoofdstuk 2: De procedure die moet worden nageleefd bij belangenconflicten

Afdeling 1: Inhoudelijk toepassingsgebied

§1 België

16. Artikel 523 W.Venn. is van toepassing wanneer een bestuurder rechtstreeks of

onrechtstreeks een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een

beslissing of verrichting die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.51

De

definitie van het tegenstrijdige belangbegrip bestaat dus uit een aantal elementen die hierna

verder worden toegelicht.

A. Strijdig belang

17. Artikel 523 W.Venn. vindt slechts toepassing wanneer de bestuurder een belang heeft dat

tegenstrijdig is met dat van de vennootschap. Het begrip “persoonlijk” werd uit de wettekst

weggelaten.52

Tijdens de parlementaire voorbereiding werd gesteld dat dit geen toegevoegde

waarde bood aan de omschrijving van het begrip als een rechtsreeks of onrechtstreeks belang

van vermogensrechtelijke aard.53

Door deze omschrijving wordt de persoonlijke aard van het

belang reeds voldoende uitgedrukt.

De regeling is van toepassing van zodra er een potentieel belangenconflict bestaat dat

voldoende identificeerbaar is, op het ogenblik dat de raad van bestuur een beslissing neemt.54

Het belang van de bestuurder moet dus niet effectief strijdig zijn met dat van de vennootschap

op het ogenblik van de beslissing. De vennootschap moet niet daadwerkelijk worden

benadeeld. In de voorbereidende werken wordt het voorbeeld gegeven van een borgstelling

aangegaan door de bestuurder voor een vennootschapsschuld.55

Op het moment dat de

beslissing wordt genomen, is er slechts sprake van een potentieel belangenconflict. Het is

51

Art. 523 W. Venn. 52

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

122-123 ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 471. 53

Parl. St. Senaat, 1993-1994, nr. 1086/2, 153 en 161. 54

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 179 ; K.

BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 218-220. 55

Gedr. St., Kamer, 1992-1993, nr. 1005/18, 5.

Page 16: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

16

slechts wanneer de vennootschap haar schuld niet betaalt dat de betrokken bestuurder er

belang bij zal hebben de schuld te betwisten of regres uit te oefenen op de vennootschap.

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de regeling evenzeer toepassing vindt wanneer er

sprake is van een verborgen strijdig belang.56

Wanneer de belangen van de bestuurder en de

vennootschap parallel lopen, maar niet strijdig zijn met elkaar, zal art. 523 W.Venn. niet

toepasbaar zijn. Men zal echter steeds moeten nagaan of de op het eerste zicht gelijklopende

belangen, bij nader inzien, toch niet strijdig zijn met elkaar. Wymeersch verwijst hierbij naar

de bestuurder die zich borg stelt voor een vennootschapsschuld.

B. Belang van een bestuurder

18. De procedure moet enkel worden nageleefd door de bestuurders.57

Een vraag die zich hierbij heeft gesteld, is of de regeling eveneens moet nageleefd worden

door de feitelijke bestuurders. Er is sprake van feitelijke bestuurders wanneer het gaat om

personen die de beslissingen van het bestuur bepalen of wezenlijk kunnen beïnvloeden (zoals

grootaandeelhouders en belangrijke schuldeisers). Volgens Ernst en Wymeersch moet deze

vraag negatief worden beantwoord.58

Feitelijke bestuurders maken juridisch gezien geen deel

uit van het bestuur. Zij kunnen de bepalingen van art. 523 W.Venn. dan ook niet naleven.

Deze auteurs stellen dat de bijzondere aansprakelijkheidssanctie wel op de feitelijke

bestuurders zou moeten worden toegepast. Dit zou een manier zijn om misbruiken door de

feitelijke bestuurders te voorkomen.

C. Strijdig met een verrichting of beslissing

19. Er bestaat onduidelijkheid over wat de wetgever precies bedoeld heeft met de formulering

“met” een verrichting of beslissing. Volgens sommige auteurs betreft dit gewoon een slechte

vertaling van de Franse tekst.59

Het zou duidelijker zijn geweest indien er had gestaan “een

belang strijdig met het belang van de vennootschap bij een verrichting of een beslissing”.

56

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 24. 57 P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 475. 58

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 475-476 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 29-30. 59

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 477.

Page 17: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

17

De belangenconflictregeling moet worden toegepast in alle gevallen die ter beoordeling of ter

beslissing aan de raad van bestuur worden voorgelegd.60

Hieronder vallen vooreerst de verrichtingen. Dit zijn de externe bestuurshandelingen. Het gaat

hier om de situaties waarbij de vennootschap handelt met een bestuurder die optreedt in een

andere hoedanigheid, bv. het geval waarbij een vennootschap een huurcontract sluit met één

van haar bestuurders, die daarbij optreedt als private persoon.

Ook de beslissingen van de raad van bestuur worden hierdoor gevat. Dit zijn de interne

bestuurshandelingen waarbij een bestuurder optreedt in zijn hoedanigheid van bestuurder.

Er moet worden opgemerkt dat de procedure ook toepasselijk is op beslissingen van de raad

van bestuur waarbij het bestuur beslist om niets te doen en op handelingen zonder dat de raad

van bestuur formeel een beslissing heeft genomen.61

François vraagt zich met betrekking tot

dit laatste af hoe dan aan de verslagplicht moet worden voldaan aangezien er geen formeel

besluit werd genomen door het bestuur.62

20. De vraag stelt zich of de procedure ook moet worden nageleefd met betrekking tot

uitvoeringshandelingen en repetitieve handelingen. De belangenconflictenregeling moet

worden nageleefd bij de algemene beslissing die voorafgaat aan de uitvoeringshandelingen als

het op dat moment voorzienbaar is dat er belangenconflicten kunnen ontstaan bij het

uitvoeren van de beslissing.63

De procedure moet dan niet meer worden doorlopen bij iedere

uitvoeringshandeling als de uitvoeringshandelingen plaatsvinden tegen de voorwaarden die

bepaald zijn in de initiële beslissing. Met betrekking tot repetitieve handelingen geldt

hetzelfde principe. Wymeersch wijst er wel op dat de raad van bestuur regelmatig zal moeten

controleren of er in het licht van gewijzigde marktvoorwaarden geen nieuwe beslissing moet

worden genomen met toepassing van art. 523 W.Venn. 64

60

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 32 ; P. ERNST, Belangenconflicten

in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 479-482. 61

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 32 ; L. SIMONT, “Conflits

d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709, 375. 62

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 214. 63

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 215-216. 64

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

124.

Page 18: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

18

Een andere vraag die zich in dit kader stelt is of de belangenconflictenregeling ook van

toepassing is met betrekking tot de vergoedingen die worden toegekend aan de bestuurders.

De bevoegdheid inzake het toekennen van vergoedingen aan de bestuurders komt toe aan de

algemene vergadering.65

Het is echter mogelijk dat de statuten of de algemene vergadering

enkel de algemene regels bepalen in verband met de vergoeding van de bestuurders, maar het

bestuur zelf de verdere modaliteiten omtrent de verdeling moet bepalen. De toekenning van

het globale bedrag is logischerwijs niet onderworpen aan de regeling van art. 523 W.Venn.

omdat het een bevoegdheid van de algemene vergadering betreft en niet van de raad van

bestuur. Bij de onderlinge verdeling van de vergoeding door het bestuur kan een

belangenconflict tussen de bestuurders onderling ontstaan. De belangenconflictenregeling zal

echter niet toepasselijk zijn omdat het niet gaat om een conflict tussen de vennootschap en

één of meerdere van haar bestuurders.66

D. Een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur

1. Handelingen die behoren tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur en de

algemene vergadering.

21. De belangenconflictregeling is enkel van toepassing wanneer het gaat om verrichtingen of

beslissingen die behoren tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.

De procedure is dus niet van toepassing met betrekking tot handelingen van het dagelijks

bestuur.67

Beslissingen genomen door een dagelijks bestuurder binnen de grenzen van het

dagelijks bestuur vallen dus niet onder de toepassing van de belangenconflictregeling.

22. Art. 523 W.Venn. is evenmin van toepassing op handelingen die behoren tot de

bevoegdheid van de algemene vergadering.68

Een vraag die zich hierbij stelt is of de regeling

toepasselijk is ten aanzien van voorstellen die de raad van bestuur doet aan de algemene

vergadering. In de wet wordt enkel gesproken van verrichtingen of beslissingen die behoren

tot de bevoegdheid van de raad van bestuur. De meerderheid van de auteurs leidt daaruit af

65

E., WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 37-38. 66

L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709,

376. 67

Brussel 14 april 2000, RPS 2000, 371 en JDSC 2002, 133, noot C. BERTSCH. 68

P. DRUYLANS, “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”, C&FP 1995, 70 ; J.

LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en

Breesch, 1995, 65.

Page 19: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

19

dat de procedure niet toepasselijk is wanneer de eigenlijke beslissing moet worden genomen

door de algemene vergadering.69

2. Advies van de raad van bestuur in het kader van een openbaar overnamebod

23. In de rechtsleer bestaat echter grote discussie over de vraag of de belangenconflictregeling

moet worden toegepast ten aanzien van het advies dat de raad van bestuur moet uitbrengen

aan de algemene vergadering over een openbaar overnamebod.

De raad van bestuur van de doelwitvennootschap moet op grond van art. 28 van het KB van

27 april 2007 (het vroegere art. 15 KB 8 november 1989) een advies uitbrengen omtrent het

overnamebod.70

De vraag naar de toepasselijkheid van de belangenconflictenregeling stelt

zich meer bepaald als de biedende vennootschap door één of meerdere personen wordt

vertegenwoordigd in de raad van bestuur van de doelwitvennootschap. In dergelijk geval

moet de bieder zich immers uitspreken over het bod dat hij zelf heeft uitgebracht op de

doelwitvennootschap.

24. Het advies van de raad van bestuur bestaat uit 3 delen.71

De raad moet vooreerst het bod

beoordelen. Als er in de statuten een goedkeuringsclausule of een voorkooprecht is

opgenomen, moet de raad van bestuur in het advies meedelen of ze al dan niet goedkeuring

zal geven of dat ze de toepassing van de voorkooprechten zal vragen. Voor wat betreft de

bestuurders die aandeelhouders vertegenwoordigen, of degene die tegelijk ook de

hoedanigheid van aandeelhouder hebben, moet ook vermeld worden of deze bestuurders van

plan zijn in te gaan op het bod van de bieder.

In de rechtsleer bestaat discussie over de toepassing van art. 523 W.Venn. met betrekking tot

het advies. Voor wat betreft het eerste onderdeel van het advies is de minderheid in de

rechtsleer van oordeel dat art. 523 W.Venn. hierop van toepassing is.72

De

meerderheidsopvatting in de rechtsleer is echter dat de regeling niet van toepassing is, maar

hier worden diverse redenen voor gegeven. Sommige auteurs stellen dat de regeling niet van

69

P. DE WOLF en B. FERON, “La dualité d’intérêts des administrateurs d’une société anonyme”, RPS 1993,

nr. 6613, 12-13 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS

1996, nr. 6709, 376-377 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling

voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 29. 70

Art. 28 KB 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, BS 23 mei 2007. 71

C. CROES, “De belangenconflictregeling en de adviesbevoegdheden van de raad van bestuur bij een openbaar

bod” (noot onder Kh. Brussel 26 oktober 1999), TRV 2000, 90. 72

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 186-187.

Page 20: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

20

toepassing is omdat het hier geen verrichting of beslissing betreft, maar een louter

voorbereidende handeling waarbij de definitieve beslissing wordt genomen door de algemene

vergadering.73

Andere auteurs wijzen er ook nog op dat art. 523 W.Venn. niet kan worden

toegepast omdat er in dit geval geen verbintenissen ontstaan die een invloed hebben op het

vermogen van de vennootschap, waardoor er geen tegenstrijdig belang kan ontstaan tussen de

bestuurder en de vennootschap.74

Omtrent de toepassing van art. 523 W.Venn. op het tweede

onderdeel van het advies, bestaat zeer veel discussie. Volgens bepaalde rechtsleer moet art.

523 W.Venn. in dit geval worden nageleefd. Deze auteurs wijzen er immers op dat alle

beslissingen van de raad van bestuur onderworpen zijn aan art. 523 W.Venn., ook als ze geen

rechten en/of plichten doen ontstaan in hoofde van de vennootschap.75

Een ander deel van de

rechtsleer meent dat de belangenconflictregeling in dergelijk geval niet van toepassing is

omdat de regeling volgens hen enkel speelt ten aanzien van beslissingen van de raad van

bestuur die rechten en/of plichten doen ontstaan in hoofde van de vennootschap.76

Volgens de

meerderheidsopvatting is art. 523 W.Venn. niet van toepassing met betrekking tot het laatste

onderdeel van het advies.77

Er wordt op gewezen dat deze beslissing immers geen beslissing

is van de raad van bestuur als orgaan, maar enkel een individuele beslissing is van de

bestuurders, die ook aandeelhouder zijn in de vennootschap, of van de aandeelhouders die

door de bestuurders worden vertegenwoordigd.

25. In een beschikking van 26 oktober 1999 van de Voorzitter van de Rechtbank van

Koophandel te Brussel werd hierover uitspraak gedaan. De zaak had betrekking op de situatie

waarbij de biedende vennootschap (via vertegenwoordigers) in de raad van bestuur van de

doelwitvennootschap zetelde en, bijgevolg, als bestuurder deelnam aan de beraadslaging

73

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 215 ; P. DE WOLF en B. FERON, “La dualité d’intérêts des administrateurs d’une société

anonyme”, RPS 1993, nr. 6613, 13 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen.

De regeling voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996,

34. 74

C. CROES, “De belangenconflictregeling en de adviesbevoegdheden van de raad van bestuur bij een openbaar

bod” (noot onder Kh. Brussel 26 oktober 1999), TRV 2000, 92. 75

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 464-469 ; H.

LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse Instituut

(ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 184. 76 C. CROES, “De belangenconflictregeling en de adviesbevoegdheden van de raad van bestuur bij een

openbaar bod” (noot onder Kh. Brussel 26 oktober 1999), TRV 2000, 93 ; E. WYMEERSCH, De

belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60,

60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 34-35. 77

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 186.

Page 21: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

21

omtrent het advies over zijn eigen overnamebod.78

In casu werd enkel uitspraak gedaan over

de toepasselijkheid van art. 523 W.Venn. op het eerste en derde deel van het advies. In de

statuten van de betrokken doelwitvennootschap waren immers geen goedkeuringsclausules of

voorkooprechten opgenomen.79

Volgens de Voorzitter was art. 523 W.Venn. niet van

toepassing op het advies omdat het tegenstrijdig belang tussen de vennootschap en de

bestuurder ontbrak.80

Volgens de Voorzitter hadden de bestuurders die de bieder

vertegenwoordigen in de raad van bestuur van de doelwitvennootschap, enkel een belang dat

strijdig was met dat van de aandeelhouders van de doelwitvennootschap.

In hoger beroep werd deze stelling bevestigd door het Hof van Beroep te Brussel in een arrest

van 19 januari 2001. Het Hof stelt dat art. 523 W.Venn. van toepassing is wanneer het gaat

om een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur, die

rechten en/of plichten doet ontstaan in hoofde van de vennootschap en die een

vermogensrechtelijk voordeel meebrengt voor de bestuurder(s) van de vennootschap.81

Volgens het Hof is art. 523 W.Venn. hier niet van toepassing omdat het louter een advies

betreft dat geen rechten en/of plichten doet ontstaan in hoofde van de vennootschap. Het Hof

voegt daar nog aan toe dat het overnamebod ook geen gevolgen heeft voor het vermogen van

de vennootschap, maar enkel voor de aandeelhouders die elk individueel een uitspraak

moeten doen over het overnamebod.82

Het Hof van Beroep te Brussel bevestigt dus de stelling van de Voorzitter van de Rechtbank

van Koophandel, maar wel omwille van een andere reden (namelijk het feit dat het advies

geen rechten en/of plichten doet ontstaan in hoofde van de vennootschap).83

In het betrokken arrest werd geen uitspraak gedaan over de toepasselijkheid van art. 523

W.Venn. op het tweede deel van het advies, namelijk de beslissing van de raad van bestuur in

verband met de goedkeuringsclausules en/of de voorkooprechten. Hoger werd er reeds op

gewezen dat hierover de meeste discussie bestaat in de rechtsleer. In de noot bij het arrest

wordt gesteld dat het Hof door haar uitspraak in deze zaak, de stelling in de rechtsleer heeft

bevestigd volgens dewelke art. 523 W.Venn. enkel van toepassing kan zijn indien de

78

Kh. Brussel 26 oktober 1999, TRV 2000, 83, noot C. CROES. 79 C. CROES, “De belangenconflictregeling en de adviesbevoegdheden van de raad van bestuur bij een

openbaar bod” (noot onder Kh. Brussel 26 oktober 1999), TRV 2000, 95. 80

Kh. Brussel 26 oktober 1999, TRV 2000, 83, noot C. CROES. ; D. VAN GERVEN en M. WYCKAERT,

“Kroniek vennootschaprecht 1999-2000”, TRV 2000, 349. 81

Brussel 19 januari 2001, TRV 2001, 105, noot C. CROES. 82

Brussel 19 januari 2001, TRV 2001, 106-107, noot C. CROES. 83

C. CROES, “Het openbaar ruilbod op Tractebel: de rechtspraktijk herademt” (noot onder Brussel 19 januari

2001), TRV 2001, 109.

Page 22: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

22

beslissing of verrichting, rechten en/of plichten doet ontstaan in hoofde van de

vennootschap.84

3. Leden van het directiecomité

26. Vroeger bestond in de rechtsleer ook discussie over de vraag of de

belangenconflictregeling voor bestuurders ook moest worden toegepast indien een lid van het

directiecomité geconfronteerd werd met een belangenconflict.85

De wet van 2 augustus 2002 inzake “corporate governance” heeft aan het directiecomité

echter de status van wettelijk orgaan toegekend en in dat kader werd ook voorzien in een

regeling inzake belangenconflicten van de directieleden in art. 524 ter W.Venn.86

Wanneer

een lid van het directiecomité bijgevolg wordt geconfronteerd met een rechtstreeks of

onrechtstsreeks belang van vermogensrechtelijke aard dat strijdig is met een verrichting of

beslissing die behoort tot de bevoegdheid van het comité, moet toepassing worden gemaakt

van art. 524 ter W.Venn. (en niet van art. 523 W.Venn.). De procedure voorzien in art. 523

W.Venn. is nagenoeg gelijk aan die voorzien in art. 523 W.Venn. op 2 uitzonderingen na (zie

nr. 93 ev.).

E. Een belang van vermogensrechtelijke aard

27. De bestuurder moet een belang van vermogensrechtelijke aard hebben. Dit betekent dat

hij een materieel of financieel belang moet hebben. Van een dergelijk belang zal sprake zijn

als een verrichting of beslissing van de raad van bestuur, een positieve of een negatieve

weerslag kan hebben op het vermogen van de bestuurder.87

Door deze omschrijving van het tegenstrijdig belangbegrip heeft de wetgever ervoor gezorgd

dat een aantal zaken niet meer onder het toepassingsgebied van art. 523 W.Venn. vallen.

84

C. CROES, “Het openbaar ruilbod op Tractebel: de rechtspraktijk herademt” (noot onder Brussel 19 januari

2001), TRV 2001, 109-110. 85

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 212-213 ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia,

1997, 484 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de

bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 30-31. 86

Art. 33 Wet 2 augustus 2002 inzake corporate governance, BS 2 augustus 2002. 87

P. DRUYLANS, “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”, C&FP 1995, 69 ; D.

VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1001.

Page 23: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

23

Morele, ideologische, politieke en familiebanden worden niet door de regeling gevat.88

In de

rechtsleer wordt dit als positief beschouwd. De toepassing van de regeling op dergelijke

belangen zou immers kunnen leiden tot een ontwrichting van de regeling, omdat deze

belangen niet altijd gemakkelijk te achterhalen zijn en omdat dit kan leiden tot een overmatige

toepassing van de regeling.89

Ernst wijst er wel op dat het uitsluiten van de familiale banden

voor problemen kan zorgen.90

Wanneer een familielid van een bestuurder een

vermogensrechtelijk belang heeft bij een verrichting of beslissing, is de regeling van art. 523

W.Venn. in principe niet van toepassing. Een bestuurder zou de belangenconflictenregeling

dus kunnen omzeilen via familiebanden. Volgens Ernst kan dit probleem op 2 manieren

worden verholpen. Ofwel kan men het begrip “onrechtstreeks belang” ruimer interpreteren.

Op die manier zal een bestuurder de regeling ook moeten naleven als bv. zijn echtgenoot of

inwonende kinderen een belang van vermogensrechtelijke aard hebben bij een verrichting of

beslissing. Ofwel kan men de familiale banden onder toepassing van de regeling brengen door

een wetswijziging.

28. Daarnaast zijn ook de louter functionele belangen uitgesloten van het toepassingsgebied.91

De regeling zal dus niet van toepassing zijn als de bestuurder tegelijk bestuurder is in de

vennootschap waarmee gecontracteerd wordt.92

Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de

regeling wel van toepassing is als de bestuurder tegelijk een patrimoniaal belang heeft. Dit is

het geval als de gemeenschappelijke bestuurder tegelijk aandeelhouder, houder van obligaties

of warrants is of een optierecht op aandelen heeft in één van de vennootschappen die met

elkaar contracteren.93

29. Wymeersch stelt dat het belang wezenlijk moet zijn en van aard de beslissing van de

bestuurder te beïnvloeden.94

Deze voorwaarde is niet in de wet opgenomen.

88

P. DRUYLANS, “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”, C&FP 1995, 69 ; H.

LAGA,“Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse Instituut

(ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 180. 89

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 216-217. 90

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 489-490. 91 C. CLOTTENS, noot onder Antwerpen 2 maart 2006, TRV 2007, 198 ; P. DRUYLANS, “ La réforme du

droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”, C&FP 1995, 69. 92

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 67-68. 93

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 68. 94

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de

Page 24: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

24

Van Gerven meent dat dit element beter in de wet zou worden opgenomen omdat het nu

moeilijk kan worden toegepast in de praktijk.95

Bovendien wijst hij op het feit dat men er in

de praktijk meestal voor zal kiezen art. 523 W.Venn. ook toe te passen bij de minder

belangrijke belangenconflicten omwille van het risico op aansprakelijkheid.

De vraag of het belang wezenlijk is, moet steeds voor elk geval apart worden bekeken.96

Het

uitgangspunt hierbij moet volgens Wymeersch de mate zijn waarin het vermogen van de

betrokken bestuurder wordt beïnvloed. Het enkele feit dat de handelende vennootschap

waarin de bestuurder participeert, een voordeel verwerft, is niet voldoende voor de toepassing

van de regeling.97

Het vermogen van de bestuurder zal daardoor immers maar op een zeer

indirecte manier worden geraakt, namelijk wanneer de vennootschap winsten uitkeert aan

haar aandeelhouders. De auteur stelt dat de waardevermeerdering van de aandelen bij deze

beoordeling ook een rol speelt.98

Er zal moeten gecontroleerd worden of de verrichting of

beslissing, tot een wezenlijke waardevermeerdering van de aandelen van de vennootschap

leidt. Dit zal een invloed hebben op het vermogen van de bestuurder die in de vennootschap

participeert.

F. Rechtstreeks of onrechtstreeks belang

30. Uit de omschrijving van het tegenstrijdig belangbegrip in de wet kan duidelijk worden

afgeleid dat zowel de rechtstreekse als de onrechtstreekse belangen onder het toepassings-

gebied van art. 523 W.Venn. vallen.

1. Rechtstreeks belang

31. Wat een rechtstreeks belang inhoudt, is duidelijk. Er is sprake van een rechtstreeks belang

bij een verrichting of beslissing waarbij de bestuurder direct is betrokken.99

Een voorbeeld

nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 22-23. 95

D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1001. 96

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de

nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 28. 97

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de

nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 28. 98

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de

nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 28. 99

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 181.

Page 25: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

25

hiervan is de situatie waarbij een vennootschap een koop- of een huurcontract sluit met één

van haar bestuurders.

2. Onrechtstreeks belang

32. Er is sprake van een onrechtstreeks belang bij een verrichting of beslissing met een

vennootschap of een natuurlijke persoon waaraan de betrokken bestuurder verbonden is of

waarmee hij nauw verwant is.100

De meeste auteurs stellen dat het onrechtstreeks belang een

zekere omvang moet hebben, zodat het de beslissing van de bestuurder kan beïnvloeden. Het

louter bestaan van een vermogensrechtelijk belang op zich is dus niet voldoende. Zo stelt

François dat op grond van de concrete omstandigheden van het geval moet worden nagegaan

of het stemgedrag van de bestuurder kan worden beïnvloed, zonder dat deze invloed ook

effectief moet bestaan.101

Ernst is deze mening ook toegedaan, maar hij wijst er wel op dat dit

in de praktijk moeilijk kan worden beoordeeld omdat er geen objectieve criteria voorhanden

zijn.102

Er moet vooral worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval en de

situatie waarin de bestuurder zich bevindt. Mogelijke objectieve criteria zijn volgens Ernst de

volgende: men zou de regeling kunnen toepassen vanaf het moment dat de bestuurder een

vermogensrechtelijk belang heeft, ongeacht de omvang ervan, of wanneer de bestuurder een

deelneming van een bepaalde omvang heeft in de vennootschap waarmee wordt

gecontracteerd.

33. Functionele belangenconflicten zijn conflicten die betrekking hebben op de situatie

waarbij een bestuurder een functie vervult bij een vennootschap waarmee de vennootschap

contracteert. In art. 523 W.Venn. worden deze conflicten niet uitdrukkelijk uitgesloten van het

toepassingsgebied van de regeling. Functionele belangen zijn onrechtstreekse belangen, maar

opdat de procedure toepasselijk zou zijn, is wel vereist dat het belang ook van

vermogensrechtelijke aard is.103

De meerderheid in de rechtsleer stelt dan ook dat de regeling

100

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 181 ; J.

LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en

Breesch, 1995, 64. 101

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 221-222. 102

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 512-513. 103 P. ERNST, “Artikel 523 Wetboek Vennootschappen en Artikel 529 Wetboek Vennootschappen” in , H.

BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, Vennootschappen en verenigingen: Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., 20.

Page 26: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

26

niet van toepassing is wanneer het een louter functioneel belangenconflict betreft. 104

Dit is

bv. het geval wanneer een bestuurder tegelijk een bestuursfunctie waarneemt in de

vennootschap waarmee wordt gecontracteerd. Het loutere feit dat de betrokkene ook

bestuurder is in de vennootschap waarmee wordt gecontracteerd, houdt niet in dat de

bestuurder daarom een tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap.105

Art. 523 W.Venn.

zal wel spelen wanneer het functioneel belang ook een vermogensrechtelijk belang met zich

meebrengt.106

Dit is bv. het geval wanneer de betrokkene niet alleen bestuurder, maar ook

aandeelhouder of houder van een bezoldigde functie is in de vennootschap waarmee wordt

gecontracteerd.

G. Uitzonderingen

De wet voorziet in twee gevallen waarbij artikel 523 W.Venn. niet moet worden nageleefd.

1. Eerste uitzondering

34. De eerste uitzondering betreft handelingen tussen nauw verbonden vennootschappen,

meer bepaald handelingen tussen een moedervennootschap, die 95% van de stemrechten

houdt in haar dochter en handelingen tussen zustervennootschappen die elk voor 95% van de

stemrechten in handen zijn van een andere vennootschap.107

Verschillende rechtsgeleerden

zijn van mening dat deze uitzondering niet echt thuishoort in de belangenconflictregeling van

artikel 523 W.Venn. Volgens deze auteurs worden de intragroepsverrichtingen niet algemeen

gevat door de belangenconflictregeling van art. 523 W.Venn.108

Dit artikel heeft immers

alleen betrekking op het tegenstrijdig belang van bestuurders en niet op dat van

104

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 511-512 ; H.

LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse Instituut

(ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 182. 105

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 222-224. 106

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 182 ; J.

LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en

Breesch, 1995, 67-68. 107

Art. 523, §3, lid 1 W.Venn. ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De

regeling voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 39. 108

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 226 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor

de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 39-40.

Page 27: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

27

vennootschappen. De uitzondering zou enkel kunnen spelen in twee gevallen.109

Het eerste

geval betreft de situatie waarbij een groepsvennootschap bestuurder is in een andere

groepsvennootschap. Het tweede heeft betrekking op de situatie waarbij een

bestuurder/natuurlijke persoon tegelijk bestuurder is in een andere groepsvennootschap en een

vermogensrechtelijk belang heeft bij de verrichting of beslissing (bijvoorbeeld omdat hij ook

aandeelhouder is in de andere groepsvennootschap). Verschillende auteurs stellen dan ook dat

deze regeling eerder thuishoort bij de bepalingen omtrent intragroepsverrichtingen van art.

524 W.Venn.110

2. Tweede uitzondering

35. Ook de gebruikelijke verrichtingen, die plaatsvinden onder de voorwaarden en tegen de

zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen, zijn

uitgezonderd van de regeling.111

De vraag stelt zich wat moet worden verstaan onder

gebruikelijke verrichtingen. Dergelijke verrichtingen zijn ruimer dan verrichtingen van

dagelijks bestuur.112

Deze vallen immers niet onder toepassing van art. 523 W.Venn. Deze

verrichtingen moeten niet worden beoordeeld aan de hand van de verrichtingen die

gebruikelijk zijn op de markt.113

Volgens Wymeersch gaat dat te ver. De nadruk zou teveel

worden gelegd op de correcte marktvoorwaarden. Het zou ertoe leiden dat enkel de

verrichtingen tegen abnormale marktvoorwaarden aan art. 523 W.Venn. zouden onderworpen

zijn. In de rechtsleer stelt men dat het moet gaan om handelingen die de vennootschap

gewoonlijk stelt ter verwezenlijking van haar statutair doel.114

Het moet dus gaan om de vaak

voorkomende courante verrichtingen die ter beslissing worden voorgelegd aan de raad van

bestuur van de vennootschap.

Wat moet worden begrepen onder de normale voorwaarden waartegen gelijkaardige

verrichtingen zich gewoonlijk op de markt voordoen? De normale voorwaarden moeten ruim

109

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 515-516 ; L.

SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709, 379. 110

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 516 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 39-40. 111

Art. 523, §3, lid 2 W.Venn. 112 P. DRUYLANS, “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”, C&FP 1995, 70 ; L.

SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709, 378. 113

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 517 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 43. 114

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 517 ; L.

SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709, 378.

Page 28: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

28

worden uitgelegd.115

Deze omvatten de verbintenissen van de partijen, de prijs, interesten,

schadebedingen, enz... Als de verrichtingen worden gesteld tegen soepelder voorwaarden dan

degene die normaal op de markt gelden, zal de belangenconflictprocedure wel moeten worden

toegepast.116

Indien betwist wordt dat de transactie werd gesloten tegen de marktvoorwaarden, zal de raad

van bestuur moeten aantonen dat wel was voldaan aan de voorwaarden van de uitzondering.

In de rechtsleer wordt gesteld dat het bestuur met het oog op het leveren van dit bewijs best

preventief een verslag opstelt waarin wordt aangetoond dat de transactie onder de

uitzondering van art. 523, §3, lid 2 W.Venn. viel.117

Dit is van belang want als het bestuur het

bewijs niet kan leveren, kunnen de bestuurders aansprakelijk worden gesteld wegens niet

naleving van de belangenconflictregeling.

§2 Nederland

36. In de Nederlandse rechtsleer is er lange tijd onduidelijkheid geweest over wat de precieze

reikwijdte is van het tegenstrijdig belangbegrip en welke soorten tegenstrijdig belang door de

wettelijke regeling worden gevat (het direct tegenstrijdig belang, het indirect tegenstrijdig

belang en het kwalitatief tegenstrijdig belang). Dit werd verduidelijkt in de rechtspraak van

de Hoge Raad. Een keerpunt in deze materie was het Buil arrest van 29 juni 2007.

A. De reikwijdte van het tegenstrijdig belangbegrip voor het Buil arrest

1. Abstracte invulling van het tegenstrijdig belangbegrip

37. Tot het Bruil arrest werd het tegenstrijdig belangbegrip door de Hoge Raad abstract

benaderd.118

Dit hield in dat men niet aan de hand van de concrete elementen van de zaak,

moest nagaan of het (persoonlijk) belang van de bestuurder bij de rechtshandeling ook

daadwerkelijk tegenstrijdig was met het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden

onderneming.119

Een potentieel tegenstrijdig belang was voldoende voor de toepassing van de

115

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 519. 116

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 45. 117

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 45-46. 118

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 490. 119

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 29.

Page 29: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

29

belangenconflictenregeling. Een abstracte invulling betekende dus dat er een ruime invulling

werd gegeven aan het tegenstrijdig belangbegrip. Deze ruime invulling bracht (samen met de

externe werking van de regeling) echter een aantal moeilijkheden met zich mee en leidde in

de praktijk tot rechtsonzekerheid. Het was zo dat de rechtbanken de wettelijke regeling ook

toepasselijk achtten in geval van een louter kwalitatief tegenstrijdig belang.120

Dit leidde er

dan op zijn beurt toe dat de vennootschappen of de curatoren zich gemakkelijker, en met

succes, konden beroepen op de niet gebondenheid van de vennootschap aan een

rechtshandeling gesteld door een bestuurder getroffen door een tegenstrijdig belang.121

Als

een vennootschap of de curator van de vennootschap ervoor wou zorgen dat de vennootschap

niet gebonden was aan een rechtshandeling met een derde, kon men vaak gewoon opwerpen

dat de betrokken bestuurder in een andere hoedanigheid was betrokken bij de

rechtshandeling.122

2. Het direct tegenstrijdig belang

38. Zoals reeds gezegd is er in de rechtsleer lange tijd onduidelijkheid geweest over welke

soorten tegenstrijdig belang onder de wettelijke regeling vallen. De directe belangen vallen

onder de toepassing van de regeling. Deze belangen had de wetgever immers voor ogen bij

het opstellen van de wettelijke regeling.123

Het betreft meer bepaald de situatie waarbij de

vennootschap rechtstreeks een rechtshandeling stelt met één van haar bestuurders (bv. sluiten

van een huurovereenkomst) of een rechtsgeding voert tegen één van haar bestuurders.124

De discussie in de rechtsleer betrof de vraag of de wettelijke regeling ook betrekking had op

de indirecte en de kwalitatief tegenstrijdige belangen.125

Hierin werd door de jaren heen

duidelijkheid gebracht door de rechtspraak van de Hoge Raad.126

120

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 159. 121

P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 66 ; M.L. LENNARTS,

“Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer,

2009, 109. 122

P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 66 ; M.L. LENNARTS,

“Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer,

2009, 109. 123

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 492 ;

P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 66. 124 A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 31 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten

vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 492. 125

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 31.

Page 30: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

30

3. De indirecte tegenstrijdige belangen

39. In het Maas/Amazone arrest breidde de Hoge Raad het toepassingsgebied van de

wettelijke regeling uit tot de indirect tegenstrijdige belangen.127

Er is sprake van een indirect

tegenstrijdig belang wanneer de vennootschap een rechtshandeling aangaat met een derde

waarbij de bestuurder een bijzonder belang heeft (bv. familie van de bestuurder is

aandeelhouder van de derde of de bestuurder is aandeelhouder van de derde).128

Dit arrest werd echter sterk bekritiseerd in de rechtsleer omdat het een ideëel tegenstrijdig

belang betrof.129

Het arrest had immers betrekking op een vennootschap die een

arbeidsovereenkomst sloot met de zoon van één van haar bestuurders. In het arrest stelde de

Hoge Raad dat, bij het beoordelen of er sprake is van een tegenstrijdig belang in de zin van de

wet, ook rekening kon worden gehouden met de voldoening die een vader kan putten en in de

regel zal putten, uit het feit dat zijn zoon een ruim salaris bedong voor zijn

werkzaamheden.130

40. In meer recentere rechtspraak heeft de Hoge Raad bevestigd dat de tegenstrijdig

belangregeling van toepassing is op de (niet ideële) indirecte belangen. De Hoge Raad

motiveert haar uitspraken steeds door te wijzen op de ratio legis van de wettelijke regeling.131

De bedoeling van de tegenstrijdig belangregeling is ervoor zorgen dat de bestuurder zich bij

zijn handelen richt op het belang van de vennootschap dat hij moet behartigen, en niet op zijn

eigen persoonlijk belang.

Een eerste arrest betrof het Mediasafe I arrest.132

In dit arrest had een moedervennootschap

haar dochter vertegenwoordigd bij het sluiten van een kredietovereenkomst waarbij de

moeder ook zelf partij was.133

De Raad oordeelde dat sprake was van een tegenstrijdig belang

in de zin van de wet. Uit het feit dat een dochtervennootschap mee aansprakelijk wordt voor

126

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3139 ; HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2795 ; HR 9 juli 2004, http://jure.nl/ap4394,

para 3.5.2. 127

HR 14 november 1940, NJ 1941, 321 aangehaald door P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar

de kern”, O&F 2008, nr. 2, 67. 128

W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 42 ; C. ASSER,

Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 492. 129

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 492 ; P.

VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer, 2003, 200. 130

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 492. 131

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3150 ; HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2814 ; S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig

belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 30. 132

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3139 : P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F

2008, nr. 2, 67. 133

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3141 ; W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007,

nr. 74, 43.

Page 31: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

31

de schulden van de moeder ten opzichte van de kredietgever, leidde de Raad af dat de moeder

een indirect tegenstrijdig belang had met de dochter bij het sluiten van de overeenkomst.134

De Hoge Raad stelde hierbij dat het juist de bedoeling van de wettelijke regeling is dat wordt

vermeden dat de bestuurder, die zelf een eigen belang heeft bij de overeenkomst, de

belangenafweging maakt.135

In het Brandao/Joral arrest werd deze stelling door de Raad bevestigd.136

De Raad oordeelde

in dit arrest dat er ook sprake is van een tegenstrijdig belang wanneer het gaat om een indirect

tegenstrijdig belang waarbij de vennootschap, vertegenwoordigd door haar bestuurder, een

transactie sluit met een andere vennootschap waarbij de bestuurder en zijn naaste familieleden

betrokken zijn.

4. De kwalitatief tegenstrijdige belangen

41. Er is sprake van een kwalitatief tegenstrijdig belang wanneer een vennootschap een

rechtshandeling stelt met een andere vennootschap, waarin de bestuurder van de eerste

vennootschap ook een functie vervult (bv. een bestuursfunctie).137

Uit het Duplicado arrest lijkt voort te vloeien dat de Hoge Raad oordeelde dat de wettelijke

regeling ook van toepassing is op de kwalitatieve tegenstrijdige belangen.138

De Raad wees eerst opnieuw op de strekking van de wettelijke regeling. Ze stelde dat de

regeling erop gericht is te voorkomen dat een bestuurder zich bij zijn handelen niet uitsluitend

richt op het belang van de vennootschap, maar ook zijn eigen belangen laat meespelen bij de

belangenafweging.

De Hoge Raad stelde verder dat de regeling niet alleen van toepassing is als de

rechtshandeling werkelijk tot benadeling van de vennootschap leidt.139

De regeling is ook van

toepassing als een bestuurder een rechtshandeling aangaat met een vennootschap waarbij hij

nauw betrokken is, of indien de hoedanigheden van bestuurder en aandeelhouder van de beide

134

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3150 ; W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007,

nr. 74, 43-44. 135

HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3150 ; W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007,

nr. 74, 43-44. 136

HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2814 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9,

160 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 68. 137

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 117 ;

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 493. 138

HR 9 juli 2004, http://jure.nl/ap4394, para 3.5.2. ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de

kern”, O&F 2008, nr. 2, 69 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 160. 139

HR 9 juli 2004, http://jure.nl/ap4394, para 3.5.2.

Page 32: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

32

vennootschappen in dezelfde persoon zijn verenigd. De Raad oordeelde dat de belangen van

de betrokken vennootschappen in dergelijke gevallen immers niet noodzakelijk parallel lopen.

B. De reikwijdte van het tegenstrijdig belangbegrip na het Bruil arrest

1. Het Bruil arrest van 29 juni 2007140

42. Vooraleer in te gaan op de uitspraak van de Hoge Raad, moet iets gezegd worden over de

feiten die het arrest voorafgaan.

De heer Bruil is bestuurder en aandeelhouder in Bruil Arnhem samen met zijn vader en zus

enerzijds, en bestuurder en enige aandeelhouder in Bruil Kombex anderzijds.141

In 1984 heeft Bruil Arnhem een bebouwd perceel industrieterrein verkocht aan Bruil

Kombex.142

Bij deze verkoop werd een voorkeursrecht toegekend door Bruil Arnhem aan

Bruil Kombex bij de verdere verkoop van diens gronden. De heer Bruil vertegenwoordigde de

beide vennootschappen bij het sluiten van deze overeenkomst. In de statuten van Bruil

Arnhem was echter bepaald dat de vennootschap moet worden vertegenwoordigd door de

commissarissen in geval van tegenstrijdig belang met één of meerdere bestuurders.

In 1994 werd Bruil Arnhem overgenomen door een derde.143

Enkele jaren later verkocht Bruil

Arnhem opnieuw een stuk grond maar zonder het voorkeurrecht ten aanzien van Bruil

Kombex te respecteren. Bruil Kombex vordert van Bruil Arnhem de naleving van het

voorkeurrecht en de betaling van de boete wegens schending van het voorkeurrecht. Bruil

Arnhem weigert te betalen. De rechter veroordeelt Bruil Arnhem tot betaling.

Bruil Arnhem stelt hoger beroep in bij het hof te Arnhem.144

Het hof vertrekt van de opvatting

dat voor de toepassing van de tegenstrijdig belangregeling moet worden nagegaan of er in

abstracto sprake is van een tegenstrijdig belang. Zij stelde dat het niet relevant is of de

betrokken belangen, achteraf bekeken, rekening houdende met de concrete omstandigheden

daadwerkelijk tegenstrijdig waren.

140

HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 430. 141

HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 430 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”,

V&O 2007, nr. 9, 160 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 72. 142

HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 430 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”,

V&O 2007, nr. 9, 160. 143

HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 430 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de

kern”, O&F 2008, nr. 2, 73. 144

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 160 ; HR 29 juni 2007,

Ondernemingsrecht 2007, 430.

Page 33: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

33

43. In het Bruil arrest doet de Hoge Raad afstand van de abstracte invulling van het

tegenstrijdig belangbegrip.145

Zij stelt dat het tegenstrijdig belangbegrip steeds materieel moet

worden uitgelegd.146

Hierdoor wordt het begrip minder ruim en zal het aanvoeren van een

potentieel tegenstrijdig belang niet meer voldoende zijn voor de toepassing van de wettelijke

regeling.147

Er zal volgens de Hoge Raad maar sprake zijn van een tegenstrijdig belang als het persoonlijk

belang van de bestuurder tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en de daaraan

verbonden onderneming op grond van daartoe naar voren gebrachte, voldoende duidelijk

gemaakte omstandigheden, die zodanig van invloed kunnen zijn geweest op de bestuurder

zijn besluitvorming dat hij zich niet in staat had mogen achten het belang van de

vennootschap te behartigen met de vereiste objectiviteit en integriteit.148

Om te weten of er

daadwerkelijk sprake is van een tegenstrijdig belang in de zin van de wet, moet volgens de

Raad steeds rekening worden gehouden met de feitelijke omstandigheden van de zaak.149

De

Raad stelt daarnaast wel dat de wettelijke regeling niet vereist dat de vennootschap

daadwerkelijk wordt benadeeld door het verrichten van de rechtshandeling.150

Het is

voldoende dat de betrokken bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen

dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld of de bestuurder zich bij zijn handelen uitsluitend

heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden

ondernemingen.151

44. De Hoge Raad heeft in het Bruil arrest ook een uitspraak gedaan omtrent de kwalitatief

tegenstrijdige belangen in concernverband.152

De Hoge Raad oordeelde dat er niet snel sprake

zal zijn van een tegenstrijdig belang in concernverhoudingen waarbij de hoedanigheden van

bestuurder en enige aandeelhouder van de verschillende groepsvennootschappen zijn verenigd

145

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 491 ; I.

WASSENAAR, “Hoge Raad haalt angel uit leerstuk tegenstrijdig belang”, Bb 2007, 161. 146

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008,

nr. 2, 75 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 161-162. 147

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 162 ; S.M. FRANKEN,

“Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 29. 148

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3233. 149

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232. 150 HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap,

Deventer, Kluwer, 2009, 491 ; R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 161. 151

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232. 152

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 161 ; P.A. LEDEBOER,

“Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 78-79.

Page 34: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

34

in handen van dezelfde persoon.153

De Raad wijst erop dat het in dergelijke situaties juist de

bedoeling is dat de afweging van de verschillende belangen gebeurt bij dezelfde persoon.154

De belangen van de vennootschap, de daaraan verbonden ondernemingen en die van de

bestuurder/enige aandeelhouder zullen, volgens de Raad, in die situaties immers zodanig

nauw met elkaar verbonden zijn dat slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn van een

tegenstrijdig belang.

2. Gevolgen van de uitspraak voor de praktijk

45. Door de uitspraak van de Hoge Raad moet men in de praktijk nu een materiële, in plaats

van een abstracte toets, hanteren. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel bestuur

en toezicht wordt ook uitdrukkelijk gesteld dat het tegenstrijdig belangbegrip moet worden

ingevuld aan de hand van de materieelrechtelijke toets uit het Bruil arrest van de Hoge

Raad.155

Het hanteren van deze materieelrechtelijke toets betekent dat het onderscheid tussen

het directe, het indirecte en het kwalitatief tegenstrijdig belang in de praktijk minder

belangrijk zal worden. Dit wordt ook bevestigd in de Nederlandse rechtsleer.156

De vraag die

men zich moet stellen voor de toepassing van de belangenconflictregeling is niet of het

tegenstrijdig belang van directe, indirecte of van kwalitatieve aard is. Voor de

toepasselijkheid van de regeling zal het erop aankomen aan de hand van de feitelijke

omstandigheden van de zaak aan te tonen dat het persoonlijk belang van de bestuurder bij de

rechtshandeling tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden

onderneming. Bovendien zal men moeten kunnen aantonen dat de betrokken belangen

zodanig onverenigbaar zijn dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of de bestuurder zich bij

zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de

daaraan verbonden onderneming.

Uit deze rechtspraak (namelijk het hanteren van het begrip persoonlijk belang) kan wel nog

worden afgeleid dat de regeling geen toepassing zal vinden op de zuiver kwalitatief

tegenstrijdige belangen.157

Het loutere feit dat een bestuurder in verschillende hoedanigheden

betrokken is bij een rechtshandeling, is niet voldoende opdat de regeling van toepassing zou

zijn.

153

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232. 154

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232. 155

Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, 12. 156

I. WASSENAAR, “Hoge Raad haalt angel uit leerstuk tegenstrijdig belang”, Bb 2007, 161-162. 157

HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 433 ; A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig

belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 117.

Page 35: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

35

46. In de Nederlandse rechtsleer wordt het arrest over het algemeen positief onthaald omdat

het tegenstrijdig belangbegrip nu strikter wordt afgebakend. De uitspraak van de Hoge Raad

maakt het voor de vennootschappen of hun curatoren minder gemakkelijk om beroep te doen

op de niet-gebondenheid aan een rechtshandeling omwille van een tegenstrijdig belang van de

bestuurder.158

Er wordt echter ook gewezen op een aantal mindere punten. In de rechtsleer wordt erop

gewezen dat het niet gemakkelijk is om, voor het nemen van het besluit, vast te stellen of er

daadwerkelijk sprake is van een tegenstrijdig belang.159

Deze auteurs wijzen erop dat de Raad

in het Bruil arrest vertrekt van een ex post uitgangspunt, terwijl de nieuwe regeling moet

worden toegepast voordat het besluit wordt genomen (ex ante). Daarnaast is de materiële toets

in de praktijk volgens hen ook moeilijk toe te passen.

C. Vergelijking met het Belgische tegenstrijdig belangbegrip

47. Algemeen kan worden gesteld dat het Belgische tegenstrijdig belangbegrip in de wet

duidelijker is afgebakend dan in Nederland het geval is. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad

blijkt echter dat de regeling niet zo snel toepassing zal krijgen.

Artikel 523 W.Venn. is van toepassing wanneer een bestuurder rechtstreeks of onrechtstreeks

een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of

verrichting die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.160

In België kan de

wettelijke regeling van toepassing zijn op een direct of indirect belang van een bestuurder dat

strijdig is met een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van

bestuur. Het is wel steeds vereist dat het belang van de bestuurder van vermogensrechtelijke

aard is.

In Nederland daarentegen werd het tegenstrijdig belangbegrip vooral uitgewerkt in de

rechtspraak van de Hoge Raad. Sinds het Bruil arrest van 29 juni 2007 moet het tegenstrijdig

belangbegrip materieel worden uitgelegd.161

Uit het arrest blijkt dat het tegenstrijdig belang

van de bestuurder steeds persoonlijk zal moeten zijn. Bovendien is vereist dat de betrokken

158

P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 76 ; M.L. LENNARTS,

“Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer,

2009, 109. 159 R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 162 ; P.A. LEDEBOER,

“Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 77 ; B.J. VAN DE BUNT, “De nieuwe

tegenstrijdig belangregeling: geen externe werking?”, V&O 2010, nr. 2, 21. 160

Art. 523 W. Venn. 161

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 161-162 ; P.A. LEDEBOER,

“Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 75.

Page 36: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

36

belangen zodanig onverenigbaar zijn dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of de

bestuurder zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de

vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. Uit deze rechtspraak van de Hoge Raad

kan worden afgeleid dat het toepassingsgebied van de tegenstrijdig belangregeling in

Nederland beperkter is geworden en, meer bepaald, enkel toepassing zal vinden in ernstige

gevallen van tegenstrijdig belang.

48. Verder kunnen voor wat betreft het toepassingsgebied van de regeling nog een aantal

zaken worden opgemerkt.

Het zuiver kwalitatief tegenstrijdig belang wordt in Nederland, net zoals in België, niet door

de wettelijke regeling gevat.

In Nederland werd in de wet niet voorzien in uitzonderingen op het toepassingsgebied van de

regeling. In het kader van het Bruil arrest is dit wellicht ook niet nodig aangezien de regeling

enkel toepassing kan vinden in ernstige gevallen van tegenstrijdig belang.

De Belgische regeling is enkel van toepassing wanneer het gaat om een vermogensrechtelijk

belang. Andere belangen zoals familiale, affectieve, en morele belangen worden niet gevat

door de Belgische regeling. De Nederlandse regeling kan echter ook van toepassing zijn op

andere dan vermogensrechtelijke belangen. Dit volgt uit het Maas/Amazone arrest van de

Hoge Raad. Hieraan wordt, mijn inziens, geen afbreuk gedaan door de uitspraak van de Hoge

Raad in het Bruil arrest. In het Bruil arrest stelt de Raad immers dat het moet gaan om een

persoonlijk belang van de bestuurder. Persoonlijk denk ik dat het van belang is dat een

belangenconflictregeling ook betrekking heeft op familiale belangen en niet uitsluitend op

vermogensrechtelijke belangen. Familiale belangen kunnen er immers evenzeer toe leiden dat

er beslissingen worden genomen die helemaal niet in het belang van de vennootschap zijn en

de vennootschap zelf nadeel kunnen berokkenen.

§3 Frankrijk

49. De Franse belangenconflictregeling maakt een onderscheid tussen drie soorten

overeenkomsten.162

Vooreerst zijn er een aantal overeenkomsten die een bestuurder nooit mag

sluiten. Daarnaast bepaalt de wet dat de controleprocedure met betrekking tot de vrije

162

D. VIDAL, Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2003, 470.

Page 37: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

37

(courante) overeenkomsten niet moet worden nageleefd en ten slotte zijn er de overeen-

komsten die onderworpen zijn aan de controleprocedure.

A. De verboden overeenkomsten

50. Bepaalde overeenkomsten zijn sowieso verboden omdat ze als te gevaarlijk worden

beschouwd en daarom zelfs niet kunnen toegelaten worden mits naleving van de

controleprocedure.163

Het verbod houdt in dat een bestuurder geen contract mag sluiten met de vennootschap met

betrekking tot het bekomen van een lening of het toekennen van krediet door de

vennootschap, in rekening courant of op een andere manier, en ook geen contracten mag

sluiten met de vennootschap om een verbintenis van de bestuurder ten aanzien van een derde

te laten indekken door de vennootschap door middel van een borgtocht of aval.164

51. Het verbod speelt echter niet in twee gevallen. Ten eerste is het verbod niet van toepassing

als de bestuurder een rechtspersoon is.165

Deze uitzondering werd voorzien omdat dergelijke

kredietverrichtingen normaal zijn tussen vennootschappen die behoren tot dezelfde groep.166

In dit geval zullen deze overeenkomsten wel onderworpen zijn aan de controleprocedure. Het

verbod is ook niet van toepassing als de betrokken vennootschap een bancaire of financiële

activiteit uitoefent en het gaat om een courante verrichting gesloten tegen normale

voorwaarden.167

Dit soort overeenkomsten zullen bijgevolg niet onderworpen zijn aan de

controleprocedure op voorwaarde weliswaar dat het gaat om een courante verrichting gesloten

tegen normale voorwaarden.

52. De verbodsregeling is niet alleen van toepassing op de bestuurder zelf. De bepaling geldt

ook ten aanzien van hun echtgenoot of echtgenote, ten aanzien van hun ascendenten en

descendenten, ten aanzien van stromannen en ten aanzien van de permanente

vertegenwoordigers van de bestuurder-rechtspersoon.168

De bestuurders kunnen het verbod

bijgevolg niet omzeilen door beroep te doen op een andere persoon.

163

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 462 ; G. RIPERT, R. ROBLOT,

en M. GERMAIN, Traité de droit commercial, Parijs, LGDJ, 1993, 972. 164

Art. L. 225-43, lid 1 CC. 165

Art. L. 225-43, lid 1 CC. 166

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 462. 167

Art. L. 225-43, lid 2 CC. 168

Art. L. 225-43, lid 3 CC.

Page 38: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

38

B. De vrije overeenkomsten

53. De controleprocedure is niet van toepassing als de overeenkomst betrekking heeft op een

courante verrichting die wordt gesloten tegen normale voorwaarden.169

Deze uitzondering

werd voorzien omdat dergelijke overeenkomsten zodanig nuttig kunnen zijn voor de

vennootschap dat de controleprocedure niet moet worden gevolgd.170

In deze gevallen

voorziet de wet echter wel in een informatieverplichting (zie nr. 119 ev.).

54. In de Franse rechtsleer wordt erop gewezen dat wat moet worden verstaan onder de

begrippen “courante verrichting” en “normale voorwaarden” een feitenkwestie is.171

De rechtspraak en de rechtsleer hebben verduidelijkt wat precies moet worden verstaan onder

deze begrippen. Er zal sprake zijn van een courante verrichting indien het een verrichting

betreft die gewoonlijk door de vennootschap wordt gesteld in het kader van haar

activiteiten.172

Er moet dus een band zijn met de gewoonlijke activiteiten van de

vennootschap.173

Het moet gaan om een verrichting die gewoonlijk door de vennootschap

wordt gesteld met derden. Het volstaat niet dat er een band is met het maatschappelijk doel

opdat er sprake zou zijn van een courante verrichting. Er zal sprake zijn van normale

voorwaarden indien het gaat om gebruikelijke voorwaarden waartegen soortgelijke

overeenkomsten worden gesloten door de betrokken vennootschap en door vennootschappen

uit dezelfde sector.174

In de Franse rechtsleer worden een aantal voorbeelden gegeven van overeenkomsten die

onder deze uitzondering vallen.175

Men stelt dat er vaak beroep op de uitzondering wordt

gedaan met betrekking tot verkopen, toeleveringen en dienstverleningen. Zo zal de

uitzondering bijvoorbeeld van toepassing zijn in de situatie waarbij een bestuurder van een

petroliumonderneming benzine koopt bij het benzinestation van de onderneming. Het

169

Art. L. 225-39 CC. 170

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 462. 171

Y. GUYON, Droits des affaires, Parijs, Economica, 1994, 437 ; P. MERLE, Droit commercial. Sociétés

commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 462. 172 Cass. com. 11 maart 2003, Bull. Joly 2003, 684, noot D. VIDAL aangehaald door P. MERLE, Droit

commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463 ; Parijs 4 juni 2003, Rev. sociétés 2003, 931 ; V.

MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf,

2006, 66. 173

Cass. com. 11 maart 2003, Bull. Joly 2003, 684, noot D. VIDAL aangehaald door P. MERLE, Droit

commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463 ; Parijs 4 juni 2003, Rev. sociétés 2003, 931. 174

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 66 ; D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 120. 175

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463.

Page 39: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

39

toepassen van de controleprocedure zou in dit geval absurd zijn aangezien de vennootschap

door dergelijke overeenkomst geen schade kan leiden.176

55. Met betrekking tot de groepsvennootschappen werd in de rechtsleer de vraag gesteld of de

voorwaarden van de uitzondering niet soepeler moeten worden geïnterpreteerd.177

Men wijst

erop dat de controleprocedure vaak als te zwaar en onnuttig wordt beschouwd binnen

concerns, zeker wanneer het een overeenkomst betreft tussen een moedervennootschap en een

dochtervennootschap die (quasi) volledig in handen van de moeder is.178

Men stelt dat veel

overeenkomsten gesloten met een andere vennootschap binnen de groep zeer nuttig kunnen

zijn (zoals thesaurieovereenkomsten, het huren van lokalen of van materieel, het uitlenen van

personeel,...).179

Er wordt echter ook opgemerkt dat sommige overeenkomsten gesloten tussen

concernvennootschappen aanleiding kunnen geven tot misbruiken indien de controle-

procedure niet zou worden gevolgd binnen de concerns.180

Men zal dus toch enige

voorzichtigheid aan de dag moeten leggen met betrekking tot de interpretatie van de

uitzondering binnen concerns.

56. Het zijn de partijen die de overeenkomst hebben gesloten, die moeten nagaan of aan de

voorwaarden van de uitzondering is voldaan. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de

controleprocedure bijgevolg best wel wordt gevolgd als er twijfel is omtrent de vervulling van

deze twee voorwaarden.181

Indien men de procedure immers niet heeft gevolgd en de

overeenkomst blijkt niet te voldoen aan de voorwaarden, dan kan dit aanleiding geven tot

nietigheid van de overeenkomst enerzijds en tot civiele of strafrechtelijke aansprakelijkheid

van de belanghebbende bestuurder.

176 Y. GUYON, Droits des affaires, Parijs, Economica, 1994, 437. 177

P. LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 504-505 ; P. MERLE,

Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463. 178

Y. GUYON, Droits des affaires, Parijs, Economica, 1994, 437. 179

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463. 180 Y. GUYON, Droits des affaires, Parijs, Economica, 1994, 437 ; P. MERLE, Droit commercial. Sociétés

commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 463. 181 D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 120.

Page 40: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

40

C. De gereglementeerde overeenkomsten

57. De overeenkomsten die niet onder het toepassingsgebied van de verboden en vrije

(courante) overeenkomsten kunnen worden gebracht, zijn onderworpen aan de controle-

procedure indien aan de voorwaarden van art. L. 225-38 CC is voldaan.182

In de wet wordt niet gedefinieerd wat onder een overeenkomst moet worden verstaan. In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat deze term bijgevolg in haar normale betekenis moet

worden begrepen.183

Het moet dus gaan om een wilsovereenstemming die erop gericht is

rechtsgevolgen teweeg te brengen. Bijgevolg zullen unilaterale beslissingen van de raad van

bestuur niet onder de controleprocedure vallen.184

Schmidt wijst er echter op dat de procedure ook van toepassing zal zijn wanneer de raad van

bestuur een eenzijdige beslissing neemt in het voordeel van een van de personen die onder het

toepassingsgebied van de controleprocedure vallen en deze persoon dit aanvaardt.185

In

dergelijk geval zal er immers ook sprake zijn van een overeenkomst en zal de procedure

bijgevolg toepasselijk zijn. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op de situatie

waarbij de raad van bestuur de begunstigden van een aankoop- of inschrijvingsoptie op

aandelen kiest, en waarbij één van de begunstigden een bestuurder van de vennootschap is die

de optie aanvaard.186

De vorm en het doel van de overeenkomsten zijn niet van belang.187

Zo werd door het Franse

Hof van Cassatie geoordeeld dat de procedure ook van toepassing kan zijn ten aanzien van

mondeling gesloten overeenkomsten.

De procedure is niet alleen van toepassing op het sluiten van de overeenkomst zelf, maar ook

op het wijzigen van een reeds eerder gesloten overeenkomst.188

Dit is bijvoorbeeld het geval

wanneer het loon van een bestuurder die verbonden is aan de vennootschap door middel van

een arbeidscontract, een substantiële verhoging ondergaat of wanneer de raad van bestuur een

uitzonderlijke renumeratie toekent aan haar leden.189

182

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 67. 183

LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 500. 184

LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 500. 185 D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 114-115. 186

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 114. 187

Cass. com. 27 februari 2001, Rev. sociétés 2001, 829, noot J.-F. BARBIERI ; P. MERLE, Droit commercial.

Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 464. 188

D. VIDAL, Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2003, 470. 189 Versailles 24 september 1992, Rev. sociétés 1993, 130 ; Cass. soc. 11 juni 2008, Bull. Joly 2009, 25, n° 5,

noot P. LE CANNU aangehaald door P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz,

2009, 465.

Page 41: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

41

58. De personen die onderworpen zijn aan de controleprocedure in verband met de

gereglementeerde overeenkomsten worden opgesomd in art. L. 225-38 CC. Zij worden

aangeduid als de geïnteresseerde persoon.

De procedure is vooreerst van toepassing op de overeenkomsten direct gesloten tussen de

vennootschap en haar directeur-generaal, één van haar afgevaardigde directeurs-generaal, één

van haar bestuurders, één van haar aandeelhouders die 10% van de stemrechten houden of de

controlerende vennootschap in de zin van art. L. 233-3 CC wanneer het een vennootschap op

aandelen betreft.190

Dit betreft dus de situatie waarbij de geïnteresseerde een formeel

tegenstrijdig belang heeft.

De procedure is eveneens van toepassing wanneer één van de hierboven opgesomde personen

een indirect belang heeft bij de overeenkomst alsook wanneer de overeenkomst wordt

gesloten door tussenkomst van een tussenpersoon of stroman (“personne interposée”).191

Het

indirect belang houdt in dat de geïnteresseerde de overeenkomst niet zelf heeft gesloten met

de vennootschap, maar er wel een voordeel uit kan halen.192

Het indirecte belang van een

bestuurder kan zowel van materiële als van morele aard zijn.193

Uit de rechtspraak blijkt

bijvoorbeeld dat een bestuurder een indirect belang zal hebben wanneer hij in naam van de

vennootschap een contract sluit met één van zijn familieleden.194

De vraag of een

overeenkomst werd gesloten door tussenkomst van een tussenpersoon zal afhangen van de

feitelijke omstandigheden van de zaak.195

Ten slotte is de procedure van toepassing op de overeenkomsten gesloten tussen de

vennootschap en een onderneming als één van de bestuurders van de vennootschap eigenaar,

onbeperkt aansprakelijke vennoot, zaakvoerder, bestuurder, directeur-generaal of lid van de

raad van toezicht van die onderneming is.196

59. Met betrekking tot de personen onderworpen aan de controleprocedure kunnen nog een

aantal opmerkingen worden gemaakt.

190

Art. L. 225-38, lid 1 CC. 191

Art. L. 225-38, lid 1 en 2 CC. 192

LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 501. 193

P. BEZARD, La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 79. ; D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts

dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 123. 194

Cass. com. 23 oktober 1990, Rev. sociétés 1991, 92-93, noot Y. GUYON. 195

LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 501. 196

Art. L. 225-38, lid 3 CC.

Page 42: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

42

Uit art. L. 225-38 CC kan worden afgeleid dat de procedure van toepassing is zowel wanneer

de bestuurder een direct, een indirect alsook een kwalitatief tegenstrijdig belang heeft bij een

overeenkomst gesloten met de vennootschap waar hij zijn functie uitoefent.

Uit de wet vloeit voort dat de regeling enkel van toepassing is op de formele bestuurders en

niet op de feitelijke bestuurders.197

Het feit dat de controleprocedure niet speelt ten aanzien

van de feitelijke bestuurders wordt in de rechtsleer bekritiseert.198

Schmidt wijst erop dat een

feitelijke bestuurder de mogelijkheid heeft om tussen te komen in het beheer van de

vennootschap. Het feit dat dergelijke personen echter niet onderworpen worden aan de

controleprocedure omdat zij geen formele bestuurder zijn, kan volgens de auteur aanleiding

geven tot misbruik.

60. Door de wet Breton van 26 juli 2005 werd het toepassingsgebied van de

controleprocedure opnieuw uitgebreid.199

De wet Breton onderwerpt ook de modaliteiten van

het vertrek (de zogenaamde “gouden parachutes”) van bepaalde bestuursleden van

beursgenoteerde vennootschappen aan de controleprocedure.

De wet heeft meer bepaald betrekking op de verbintenissen genomen door de vennootschap

zelf, door een gecontroleerde vennootschap of door een controlerende vennootschap (in de zin

van art. L. 233-16, II en III CC) ten voordele van de voorzitters, de directeurs-generaal, de

afgevaardigde directeurs-generaal en dit met betrekking tot de elementen van de renumeratie,

schadevergoeding of voordelen die ze moeten ontvangen of die in aanmerking komen om te

worden ontvangen omwille van de verbreking van een contract of de verandering van de

functie.200

De overeenkomsten met betrekking tot een aanvullend pensioen, een vertrekbonus,

vergoedingen verbonden met niet-concurrentiebedingen, zullen bijgevolg aan de

controleprocedure onderworpen zijn.201

Hetzelfde systeem geldt ten aanzien van de werknemer die wordt benoemd tot een van deze

functies.202

197

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 124. 198 D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 124. 199

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 65. 200

Art. L. 225-42-1, lid 1 CC. 201

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 65. 202

Art. L. 225-22-1 CC

Page 43: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

43

Deze voorziening was echter onvoldoende. Op het moment van de storting van de uitgestelde

vergoeding bleek immers vaak dat de toegekende vergoeding niet in overeenstemming was

met de geleverde prestaties van de betrokkene of met de toestand van het bedrijf.203

Omwille

van deze reden heeft de wet van 21 augustus 2007 met betrekking tot de werkgelegenheid, de

tewerkstelling en de koopkracht (“Loi TEPA”) het storten van de uitgestelde vergoedingen

onderworpen aan bepaalde voorwaarden (zie nr. 129 ev.).204

D. Vergelijking met het Belgische tegenstrijdig belangbegrip

61. Een eerste verschil tussen de Franse en de Belgische regeling is het feit dat de Franse

regeling van toepassing is op overeenkomsten gesloten met de vennootschap, terwijl de

Belgische regeling van toepassing is op de verrichtingen en de beslissingen van de raad van

bestuur. De Belgische regeling is op dit gebied dus ruimer dan de Franse regeling. De

Belgische belangenconflictprocedure moet immers niet alleen worden nageleefd voor wat

betreft de externe bestuurshandelingen (verrichtingen) waarbij de bestuurder optreedt in een

andere hoedanigheid. De procedure moet ook worden nageleefd in geval van interne

bestuurshandelingen (beslissingen) waarbij de bestuurder optreedt in zijn hoedanigheid van

bestuurder. Dit onderscheid moet wel worden genuanceerd. Unilaterale beslissingen van de

raad van bestuur vallen in principe niet onder het toepassingsgebied van de Franse

belangenconflictregeling. Door de wet Breton van 26 juli 2005 echter werd hierop in een

uitzondering voorzien. Meer bepaald werden de verbintenissen met betrekking tot het

toekennen van “gouden parachutes” aan bepaalde bestuursleden van beursgenoteerde

vennootschappen, ook onderworpen aan de controleprocedure.

62. Een ander verschil met de Belgische regeling is dat de Franse regeling door de wet

uitdrukkelijk van toepassing wordt verklaard op andere personen dan de bestuurder

(waaronder familieleden). Dit is ten eerste het geval voor wat betreft de verboden

overeenkomsten met betrekking tot het verschaffen van krediet door de vennootschap. De

vennootschap mag dergelijke overeenkomsten immers niet sluiten met een van haar

bestuurders. Ze mag dit bovendien ook niet doen met betrekking tot de tussenpersonen

(“personne interposée”), de echtgenoot of de echtgenote van haar bestuurders alsook niet met

betrekking tot ascendenten en descendenten van de bestuurders van de vennootschap. Dit is

203

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 466. 204

Art. L. 225-42-1, lid 2-6 CC.

Page 44: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

44

ook het geval voor wat betreft de eigenlijke controleprocedure. Deze is ook van toepassing

wanneer de overeenkomst wordt gesloten met een tussenpersoon of stroman.

In dit kader kan nog worden opgemerkt dat de controleprocedure ook toepasselijk is ten

aanzien van personen die een andere functie dan die van lid van de raad van bestuur

vervullen. De controleprocedure is ook van toepassing ten aanzien van de directeur-generaal,

de afgevaardigde directeurs-generaal en bepaalde aandeelhouders.

63. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de Franse controleprocedure niet louter van

toepassing is op belangen van vermogensrechtelijke aard. Wat, mijn inziens, te prefereren is.

De procedure kan enerzijds worden toegepast met betrekking tot zuivere familiebanden. Zoals

reeds vermeld werd, kan het indirecte belang van de bestuurder immers zowel van materiële

als van morele aard zijn. De procedure is anderzijds ook van toepassing op de zuivere

kwalitatieve belangen. Dit blijkt uit art. L. 225-38, lid 3 CC. De Belgische

belangenconflictprocedure daarentegen vindt enkel toepassing indien het belang van de

bestuurder van vermogensrechtelijke aard is.

64. Tot slot kan nog gewezen worden op de uitzondering voorzien voor de overeenkomsten

met betrekking tot de courante verrichtingen gesloten tegen normale voorwaarden. In de

Belgische regeling is in een min of meer gelijkaardige uitzondering voorzien. Het begrip

“normale voorwaarden” wordt echter op een andere manier ingevuld. Volgens de Belgische

rechtsleer moet het begrip “normale voorwaarden” worden beoordeeld aan de hand van de

marktvoorwaarden.205

Uit de Franse rechtsleer en rechtspraak blijkt echter dat er sprake is van

normale voorwaarden wanneer het gaat om gebruikelijke voorwaarden waartegen soortgelijke

overeenkomsten worden gesloten door de betrokken vennootschap en door vennootschappen

uit dezelfde sector.206

Op dit punt is de Franse regeling dus strenger omdat het zowel moet

gaan om voorwaarden die gebruikelijk zijn op de markt als binnen de vennootschap zelf. Dit

criterium verdient de voorkeur. In België zou een bestuurder immers een vermogensrechtelijk

voordeel kunnen bekomen wanneer hij een transactie sluit met de vennootschap tegen de

marktvoorwaarden, terwijl de vennootschap normaal contracteert tegen voorwaarden die

strenger zijn dan de marktvoorwaarden.

205

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 45. 206

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 66 ; D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 120.

Page 45: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

45

§4 Engeland

65. De bepalingen uit de CA 2006 omtrent belangenconflicten van bestuurders zijn

omvangrijk.

De bestuurder is vooreerst onderworpen aan drie algemene plichten met betrekking tot

belangenconflicten. Het betreft ten eerste de plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175

CA 2006), ten tweede de plicht om geen voordelen van derde partijen te ontvangen (s 176 CA

2006) en ten derde de plicht om een belang in een voorgenomen transactie of regeling met de

vennootschap mee te delen aan de medebestuurders (s 177 CA 2006).

Naast deze algemene plichten onderwerpt de CA 2006 de bestuurders aan een aantal

specifieke bepalingen die van belang zijn in het kader van belangenconflicten. De bestuurders

moeten meer bepaald hun belang in een bestaande transactie of regeling met de vennootschap

meedelen aan de medebestuurders (s 182 CA 2006). Daarnaast is goedkeuring nodig van de

aandeelhouders voor bepaalde transacties die worden gesloten met een bestuurder of met

personen verbonden met een bestuurder.

Deze bepalingen zijn niet alleen van toepassing op de formeel aangeduide bestuurder.

Voormalige bestuurders, “shadow directors”, feitelijke bestuurders alsook personen

verbonden met de bestuurder, zijn ook onderworpen aan bepaalde van deze bepalingen.

Daarnaast gelden sommige bepalingen ook met betrekking tot de kwalitatief tegenstrijdige

belangen.

A. Voormalige bestuurders

66. Bepaalde van de algemene plichten van bestuurders uit de CA 2006 blijven van

toepassing op voormalige bestuurders.207

Dit wordt uitdrukkelijk vermeld in sectie 170 (2)

van de CA 2006. Het gaat meer bepaald om de plicht belangenconflicten te vermijden (s.175

CA 2006) en de plicht geen voordelen van derde partijen te aanvaarden (s.176 CA 2006).208

Daarnaast is de vereiste van voorafgaande goedkeuring van de aandeelhouders voor wat

betreft de betalingen wegens verlies van het mandaat (“loss of office”) ook van toepassing op

de voormalige bestuurders.209

207

N. BOURNE, Bourne on Company Law, Oxon, Routledge, 2008, 146. 208

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

228. 209

s 215 (1) CA 2006.

Page 46: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

46

67. In de Engelse rechtsleer wordt erop gewezen dat het van belang is dat de algemene

plichten ook nog gelden ten aanzien van voormalige bestuurders.210

Indien dit immers niet het

geval zou zijn, zou het volgens Sheikh immers gemakkelijk worden voor een bestuurder om

zich een “corporate opportunity” toe te eigenen waarvan hij kennis kreeg in het kader van het

uitoefenen van zijn functie.211

De bestuurder zou dan gewoon zijn functie bij de vennootschap

kunnen beëindigen en vervolgens de “corporate opportunity” voor zichzelf kunnen nemen.

68. De vraag stelt zich of de naleving van deze plichten op dezelfde manier moet worden

beoordeeld ten aanzien van voormalige bestuurders als ten aanzien van actieve bestuurders.

Er kan vooreerst op gewezen worden dat de plichten uit de secties 175 en 176 maar in

beperkte mate van toepassing blijven op een voormalige bestuurder.212

De plicht om

belangenconflicten te vermijden, blijft van toepassing met betrekking tot de exploitatie van

eigendom, informatie of kansen (“any property, information or opportunity”) waarvan de

betrokkene kennis kreeg toen hij nog bestuurder was. De plicht om geen voordelen van derde

partijen te aanvaarden, blijft van toepassing met betrekking tot zaken die de betrokkene

gedaan heeft of nagelaten heeft op een moment dat hij nog bestuurder was.

Daarnaast wordt in de CA 2006 ook uitdrukkelijk gesteld dat deze bepalingen van toepassing

blijven mits de nodige aanpassingen.213

Hieruit kan volgens sommige rechtsleer worden

afgeleid dat een voormalige bestuurder zich dus niet in dezelfde positie als een actieve

bestuurder bevindt en dat de rechtbanken zich bijgevolg bij de beoordeling van een mogelijke

schending door een voormalige bestuurder soepel kunnen opstellen.214

69. Uit de rechtspraak van voor de inwerkingtreding van de CA 2006 in verband met de

toepassing van de oude “no-conflict” regel blijkt dat de rechters zich soepeler opstelden met

betrekking tot de naleving van deze plicht door voormalige bestuurders.215

De rechters

verwezen steeds naar de specifieke omstandigheden van de zaak omdat het zeer moeilijk was

de precieze omstandigheden vast te stellen waarbinnen een voormalige bestuurder zijn

210

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 211

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 212 L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

283 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 213

s 170 (2) CA 2006. 214 L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

283 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 215

Industrial Development Consultants v Cooley (1972) 1 WLR 443, 451 ; In Plus Group Ltd v Pyke (2002)

EWCA Civ 370, paras 75-77 ; S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies,

Oxford, University Press, 2009, 316.

Page 47: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

47

fiduciaire plicht zal schenden. Het staat echter wel vast dat de vennootschap niet noodzakelijk

schade moet lijden opdat de bestuurder aansprakelijk zou zijn.

In de zaak “In Plus Group Ltd v Pyke” oordeelde de rechter dat de voormalige bestuurder zijn

fiduciaire plicht niet had geschonden.216

In deze zaak had de voormalige bestuurder een eigen

onderneming opgericht en was hij een concurrerende activiteit gestart. De voormalige

bestuurder was echter gedurende een bepaalde periode ziek geweest. Tijdens die periode werd

hij niet meer betaald door de onderneming, ontving hij ook geen informatie meer en had hij

geen contact meer met zijn medebestuurder. De rechter oordeelde op grond van de feitelijke

omstandigheden van de zaak dat de vroegere bestuurder zijn fiduciaire plicht niet had

geschonden. De bestuurder was volgens hem uitgesloten van de vennootschap, had geen

gebruik gemaakt van eigendom van de onderneming en had ook geen gebruik gemaakt van

informatie die hij had verworven als bestuurder van de vennootschap.

In de zaak “Industrial Development Consultants v Cooley” daarentegen oordeelde de rechter

dat de voormalige bestuurder zijn fiduciaire plicht wel had geschonden.217

De betrokkene

onderhandelde als bestuurder met een onderneming voor het sluiten van een contract met de

vennootschap waarin hij als bestuurder zetelde. De onderneming maakte echter duidelijk dat

ze het contract niet met de vennootschap wou sluiten, maar wel met de bestuurder persoonlijk.

De bestuurder nam vervolgens ontslag om persoonlijk te kunnen contracteren met de

onderneming. De rechter stelde de bestuurder aansprakelijk voor het bekomen voordeel omdat

hij zijn fiduciaire plicht had geschonden (ook al was de kans dat de vennootschap het contract

zelf zou hebben gesloten zeer klein).

Volgens Mortimore zullen de rechters wellicht dezelfde aanpak blijven hanteren onder de

nieuwe CA bij de beoordeling van een mogelijke schending van de secties 175 en 176 door

een voormalige bestuurder.218

B. Feitelijke bestuurders

70. In de sectie 250 van de CA 2006 wordt een definitie gegeven van de term bestuurder.

Daarin wordt gesteld dat een bestuurder iedere persoon is die de functie van bestuurder

216

In Plus Group Ltd v Pyke (2002) EWCA Civ 370, paras 76-77 ; S. MORTIMORE, Company Directors:

Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 318. 217 Industrial Development Consultants v Cooley (1972) 1 WLR 443, 446 en 451 ; S. MORTIMORE, Company

Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 319. 218

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

322-323.

Page 48: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

48

bekleedt ongeacht zijn benaming.219

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat een feitelijke (de

facto) bestuurder bijgevolg ook aan de algemene plichten van een normaal aangewezen

bestuurder onderworpen zal zijn.220

Een feitelijke bestuurder is dus ook onderworpen aan de

plicht om belangenconflicten te vermijden, aan de plicht om geen voordelen van derde

partijen te ontvangen en aan de plicht om een belang in een voorgenomen transactie of

regeling mee te delen.

C. “Shadow directors”

71. In sectie 251 van de CA 2006 wordt dit begrip gedefinieerd. Een “shadow director” is een

persoon die richtlijnen of instructies geeft op basis waarvan de bestuurders gewoonlijk

handelen.221

Een persoon zal echter niet beschouwd worden als een “shadow director”

wanneer hij advies geeft in een professionele hoedanigheid.

72. De bepalingen uit de CA 2006 in verband met de belangenconflicten van bestuurders

worden ook toepasselijk gemaakt op de zogenaamde “shadow directors”.

Er moet in dit kader echter een onderscheid worden gemaakt tussen de toepasselijkheid van

de algemene plichten op “shadow directors” enerzijds en de toepasselijkheid van de plichten

uit hoofdstuk 3 van deel 10 (meedelen van een belang in een bestaande transactie of regeling)

en hoofdstuk 4 van deel 10 (goedkeuring van de aandeelhouders voor bepaalde transacties)

anderzijds.

De CA 2006 maakt de regels uit de hoofdstukken 3 en 4 van deel 10 van toepassing op de

“shadow directors”.222

De algemene plichten uit de secties 171 tot 177 CA 2006 zijn echter maar van toepassing op

“shadow directors” in de mate dat de overeenstemmende “common law” regels en “equitable”

principes op hen van toepassing zijn.223

Dit betekent dus dat de algemene plichten uit de CA

2006 maar op “shadow directors” van toepassing zullen zijn als de rechters de

overeenstemmende “commom law” regels en “equitable” principes die golden voor de CA

219

s 250 CA 2006. 220 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

221 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 221

s 251 CA 2006. 222

s 187 en s 223 CA 2006. 223

s 170 (5) CA 2006.

Page 49: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

49

2006, op “shadow directors” toepasselijk hebben gemaakt.224

De CA 2006 laat het dus aan de

rechters over om te bepalen aan welke algemene plichten “shadow directors” onderworpen

zullen zijn.225

Hieromtrent bestaat echter niet veel rechtspraak. Er kan wel gewezen worden

op het arrest “Ultraframe (UK) Ltd v Fielding”.226

In deze zaak werd gesteld dat het loutere

feit dat een persoon onder de definitie van een “shadow director” kan worden gebracht niet

volstaat om hem te onderwerpen aan dezelfde fiduciaire plichten als een formeel aangeduide

bestuurder. De rechter wees er echter op dat een “shadow director” kan onderworpen worden

aan bepaalde fiduciaire plichten als uit de feitelijke omstandigheden van de zaak blijkt dat de

betrokkene meer heeft gedaan dan het louter uitoefenen van indirecte invloed.

De algemene plichten zijn dus niet automatisch van toepassing op “shadow directors”. In

welke mate dat dit wel het geval is, zal moeten beoordeeld worden door de rechter en zal

afhankelijk zijn van de feitelijke omstandigheden van de zaak.

D. Personen verbonden met de bestuurder (“connected persons”)

73. De belangenconflictregelingen uit hoofdstuk 4 van deel 10 van de CA 2006 (transacties

die goedkeuring vereisen van de aandeelhouders) zijn niet alleen van toepassing op de

bestuurders zelf, maar ook op bepaalde personen die met de bestuurders zijn verbonden.227

Deze categorie van personen verbonden met de bestuurder omvat een zeer ruime, maar strikt

afgebakende groep van personen.228

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen 4

subcategorieën.

Een eerste groep van verbonden personen zijn de familieleden van de bestuurder.229

Dit is op

zich genomen al een vrij ruime groep omdat ze de ouders, de echtgenoot of echtgenote,

samenwonende partner alsook de kinderen en stiefkinderen van de bestuurder omvat. Er

worden echter ook bepaalde personen uitgesloten. Zo worden de bestuurder zijn broers,

zussen, grootouders, kleinkinderen, neven, nichten en ooms en tantes niet als verbonden

personen beschouwd.

224

S.W. MAYSON, D. FRENCH and C.L. RYAN, Mayson, French and Ryan on Company Law, Oxford,

Oxford University Press, 2009-2010, 471 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde,

2008, 386. 225

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 386. 226 Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638 (ch), para 1285 ; S.W. MAYSON, D. FRENCH and

C.L. RYAN, Mayson, French and Ryan on Company Law, Oxford, Oxford University Press, 2009-2010, 471. 227

ss 190, 197, 200 en 215 (3) CA 2006. 228

ss 252, 253 en 254 CA 2006. 229

s 253 CA 2006.

Page 50: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

50

Een tweede groep van verbonden personen zijn de rechtspersonen waarmee de bestuurder

verbonden is.230

Dit is enkel het geval wanneer de bestuurder alleen of samen met de personen

die met hem verbonden zijn ofwel aandelen bezit ten belope van minstens 20% van het

kapitaal van de rechtspersoon ofwel meer dan 20% van de stemmen kan uitoefenen of kan

controleren binnen de algemene vergadering van de rechtspersoon.

De derde subcategorie van verbonden personen betreft de personen die handelen in

hoedanigheid van “trustee” van een “trust” waarvan de bestuurder of een van de hierboven

opgesomde verbonden personen de begunstigde is of zijn.231

Ten slotte worden nog de partners van de bestuurder of de partners van een van de hierboven

vermelde personen beschouwd als een persoon verbonden met de bestuurder.232

E. Kwalitatief tegenstrijdig belang

74. Sectie 175 (7) van de CA 2006 (de plicht om belangenconflicten te vermijden) stelt dat

een belangenconflict ook een conflict tussen een belang en een plicht en een conflict tussen

plichten omvat.

Hieruit volgt dat een bestuurder de bepaling van sectie 175 dan ook moet naleven wanneer hij

meerdere bestuursmandaten uitoefent en wanneer hij aandelen houdt in of een transactie

aangaat met een vennootschap die concurreert met de vennootschap waarin hij een

bestuursfunctie uitoefent.233

Dit werd ook bevestigd door Lord Goldsmith.234

Deze stelt dat er geen absolute regel is die

een bestuurder verbiedt om meerdere bestuursmandaten te vervullen of om transacties te

sluiten met een vennootschap die concurreert met de vennootschap waarin hij een

bestuursmandaat houdt. Lord Goldsmith wijst er echter op dat er in dergelijk geval een zekere

spanning ontstaat met de fiduciaire plichten die de bestuurder verschuldigd is ten aanzien van

de vennootschap waarin hij zijn bestuursfunctie vervult.235

Omwille van deze reden zal de

bestuurder toelating moeten vragen aan zijn medebestuurders, conform sectie 175 (5 en 6) van

230

s 254 CA 2006. 231

s 252 (2) (c) CA 2006. 232

s 252 (2) (d en e) CA 2006. 233

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

307 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press,

2008, 310. 234

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

307 ; Hansard, HL Grand Committee (6 February 2006), col 288. 235 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

308 ; Hansard, HL Grand Committee (6 February 2006), col 288.

Page 51: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

51

de CA 2006, als hij meerdere bestuursmandaten wil uitoefenen of een transactie wil aangaan

met een vennootschap die concurreert met de vennootschap waarin hij bestuurder is.

Sectie 176 (5) van de CA 2006 (de plicht om geen voordelen van derde partijen te ontvangen)

bevat een analoge bepaling als sectie 175 (7) van de CA 2006. Dit houdt in dat de plicht geen

voordelen van derde partijen te ontvangen ook zal geschonden zijn als de aanvaarding ervan

redelijkerwijs aanleiding lijkt te geven tot een conflict tussen een belang en een plicht of tot

een conflict tussen plichten.

F. Vergelijking met het Belgische tegenstrijdig belangbegrip

75. Algemeen kan gesteld worden dat de Engelse regels in verband met belangenconflicten

van bestuurders een veel ruimer toepassingsgebied ratione personae kennen dan de Belgische

belangenconflictregeling.

De meeste bepalingen uit de CA 2006 omtrent belangenconflicten zijn niet alleen van

toepassing op de formele bestuurders. Naargelang het geval zijn de bepalingen ook van

toepassing op de voormalige bestuurders, de feitelijke bestuurders, de “shadow directors” en

de personen verbonden met een bestuurder. De Belgische regeling daarentegen geldt enkel ten

aanzien van de formele bestuurders.

Dit verschil kan wellicht worden verklaard door het feit dat de beide regelingen inzake

belangenconflicten volledig anders zijn opgebouwd. In België is immers voorzien in een

regeling op het niveau van de besluitvorming. In Engeland wordt daarentegen gewerkt met

verschillende bepalingen. Deze bepalingen omvatten enerzijds het naleven van een aantal

algemene plichten en anderzijds een goedkeuringsregeling voor bepaalde transacties. De

regeling zoals uitgewerkt in Engeland leent zich er dan ook veel beter toe om te worden

toegepast op andere personen dan de formele bestuurders.

76. Verder is het zo dat de Engelse regeling niet alleen van toepassing is op louter

vermogensrechtelijke belangen, maar ook op familiale belangen. Dit blijkt uit het feit dat de

bepalingen die goedkeuring vereisen van de aandeelhouders ook van toepassing zijn wanneer

de transactie wordt gesloten met familieleden van de bestuurder. Zoals reeds hoger vermeld

valt het mijn inziens te betreuren dat de Belgische regeling niet van toepassing is wanneer er

familiale belangen spelen.

Page 52: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

52

77. Ten slotte kan nog gewezen worden op een verschil met betreking tot de kwalitatieve

belangen. De plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA 2006) speelt ook wanneer

een bestuurder een bestuursfunctie wil vervullen in een andere vennootschap. Als een

bestuurder dergelijke functie wil vervullen, zal hij daarvoor toelating moeten vragen aan zijn

medebestuurders. De Belgische regeling is niet van toepassing op de zuiver kwalitatieve

belangen. De regeling zal maar van toepassing zijn als de bestuurder ook een

vermogensrechtelijk belang heeft.

Page 53: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

53

Afdeling 2: De na te leven procedure

§1 België

78. In de Belgische belangenconflictregeling is de procedure geconcretiseerd in één artikel

(namelijk artikel 523 W.Venn.).

Dit is echter niet altijd het geval in het buitenland. In de buitenlandse regelingen moeten niet

steeds alle aspecten van de procedure worden nageleefd.

De procedure van artikel 523 W.Venn. is gesitueerd op het niveau van de besluitvorming.

De te volgen procedure bestaat uit drie elementen, namelijk een meldingsplicht, een

onthoudingsplicht en een informatieplicht.

A. De meldingsplicht

79. De bestuurder bij wie het belangenconflict gesitueerd is, moet dit op grond van art. 523,

§1, lid 1 W.Venn. melden aan de andere bestuurders voordat de raad van bestuur een besluit

neemt.

Uit de wettekst volgt dat de melding moet gebeuren aan alle medebestuurders. Dit houdt in

dat de betrokken bestuurder niet mag melden aan de raad van bestuur als orgaan.236

Het is echter mogelijk dat niet alle bestuurders aanwezig zijn op de zitting. Als de betrokken

bestuurder in dat geval het belangenconflict meldt op de zitting en de raad van bestuur

vervolgens een beslissing neemt, bestaat de kans dat de bestuurders aansprakelijk worden

gesteld (op grond van art. 528 W.Venn.) wegens schending van de vennootschappenwet.237

Wymeersch wijst er echter op dat dit probleem kan worden vermeden door voordat de zitting

een aanvang neemt, te voldoen aan de meldingsplicht.238

De bestuurder kan het bestaan van

het belangenconflict dan melden in de agenda van de zitting of rechtsreeks aan zijn

medebestuurders.

236

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 48. 237

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 524. 238

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 51.

Page 54: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

54

80. Over het tijdstip waarop de melding moet gebeuren, bestaat onduidelijkheid tussen de

Nederlandse en de Franse tekst.239

In de Nederlandse versie wordt gesproken over “voordat de

raad van bestuur haar besluit neemt”. De Franse versie heeft het daarentegen over “avant la

délibération”.

In de rechtsleer bestaan hieromtrent verschillende visies. Bepaalde auteurs maken hiervoor

een onderscheid tussen de publieke en de private vennootschappen.240

Ten aanzien van

bestuurders in een publieke vennootschap geldt een onthoudingsplicht wanneer zij worden

geconfronteerd met een tegenstrijdig belang. Aangezien de bestuurder dan niet mag

deelnemen aan de beraadslaging en de stemming, moet de melding volgens hen gebeuren

voor de beraadslaging. In private vennootschappen zijn bestuurders niet onderworpen aan een

onthoudingsplicht. Volgens de auteurs kan de melding in dergelijke gevallen nog worden

gedaan tijdens de beraadslaging en ten laatste voordat de beslissing wordt genomen. Ernst en

Wymeersch wijzen erop dat de betrokken bestuurder het belangenconflict best meldt voordat

men beraadslaagt omtrent het punt waarbij de bestuurder een belangenconflict heeft.241

De

reden hiervoor is de invloed die de betrokken bestuurder kan hebben tijdens de beraadslaging.

Andere auteurs maken voor het beantwoorden van deze vraag geen onderscheid tussen de

publieke en private vennootschappen. Volgens sommige van deze auteurs moet de melding

steeds plaatsvinden voor de aanvang van de beraadslaging.242

Het is mogelijk dat een belangenconflict maar aan de oppervlakte komt op het moment van de

zitting. Doordat de wet niet vereist dat de melding moet gebeuren voor de zitting, kan de

bestuurder alsnog voldoen aan zijn meldingsplicht. Volgens Ernst is dit een positief element

omdat de behandeling van het betrokken punt anders zou moeten worden verschoven naar een

volgende zitting.243

239

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 232. 240

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 232 ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia,

1997, 523 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de

bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 51. 241

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 523-524 ; E.

WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

128. 242

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 191. 243

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 524.

Page 55: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

55

81. De meldingsplicht van de bestuurder, geconfronteerd met het tegenstrijdig belang, bestaat

uit een aantal elementen. De bestuurder moet verklaren dat hij een tegenstrijdig belang heeft

bij een verrichting of beslissing die behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.244

Daarnaast moet hij rechtvaardigheidsgronden kunnen geven omtrent het tegenstrijdig belang.

Het is niet duidelijk wat de wetgever precies heeft bedoeld met dit laatste aspect. Volgens

bepaalde rechtsleer moeten hieronder de redenen worden verstaan die het bestaan van het

tegenstrijdig belang uitleggen of verklaren.245

Anderen menen echter dat de betrokken

bestuurder moet verklaren waarom de raad van bestuur de verrichting of beslissing zou

moeten laten doorgaan.246

82. Het is mogelijk dat de betrokken bestuurder zijn meldingsplicht niet naleeft. Als de

medebestuurders hiervan op de hoogte zijn, kunnen zij de betrokken bestuurder aanmanen om

zijn verplichting na te leven, maar ze kunnen hem niet dwingen tot naleving van de

meldingsplicht.247

Volgens Wymeersch zouden de medebestuurders in dergelijk geval moeten

weigeren de verrichting of beslissing te laten doorgaan. Als zij dit niet doen, kunnen ze samen

met de betrokken bestuurder aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 528 W.Venn.,

tenzij zij zich kunnen bevrijden van aansprakelijkheid op grond van art. 528, lid 3 W.Venn.248

Ernst merkt hierbij op dat het niet doorgaan van de verrichting of beslissing nadelig kan zijn

voor de vennootschap of dat hierin juist het belang van de bestuurder kan zijn gelegen.249

Wanneer de medebestuurders niet op de hoogte zijn van het bestaan van het belangenconflict

kunnen zij ook samen met de betrokken bestuurder worden aansprakelijk gesteld op grond

van art. 528, lid 3 W.Venn., tenzij ze zich kunnen exonereren van aansprakelijkheid.250

Ernst

wijst hier op een aantal problemen: in veel gevallen hebben de medebestuurders

244

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 69. 245

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995,191 ; J.

LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en

Breesch, 1995, 69-70 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”,

RPS 1996, nr. 6709, 380. 246

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 233. 247

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

127. 248

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 47. 249

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 525. 250

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 48.

Page 56: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

56

daadwerkelijk geen kennis van het belangenconflict of veinzen ze hun onwetendheid.251

Om

deze problemen te vermijden zou men volgens de auteur kunnen werken met een algemene

kennisgeving zoals die bestaat in het Engels recht. Dit komt er op neer dat wanneer een

bestuurder bv. aandeelhouder is in een andere vennootschap, hij dat moet melden aan de

andere bestuurders. Bij elke handeling die wordt gesteld met de betrokken vennootschap, gaat

men ervan uit dat de bestuurder een belangenconflict heeft.

83. De bestuurder moet het belangenconflict ook melden aan de commissaris van de

vennootschap op grond van art. 523, §1, lid 1 W.Venn.

Er kan maar worden voldaan aan deze verplichting als er een commissaris is.252

Op grond van

art. 141, 2° W.Venn. zijn kleine vennootschappen in de zin van art. 15 W.Venn. niet verplicht

een commissaris aan te duiden. In dat geval geldt het systeem van de toeziende vennoten (art.

166 W.Venn.). Dit houdt in dat elke vennoot individueel de onderzoeks- en

controlebevoegdheid van een commissaris kan uitoefenen. Volgens Ernst zou de betrokken

bestuurder de vennoten dan moeten informeren over het bestaan van een belangenconflict

omdat zij hun onderzoeks- en controlebevoegdheid anders niet zouden kunnen uitoefenen.253

De melding aan de commissaris kan nog gebeuren nadat de raad van bestuur een beslissing

heeft genomen.254

In de wet wordt immers niet gesteld dat de commissaris een verslag moet

opstellen voor de beraadslaging door de raad van bestuur.255

De commissaris moet bovendien

enkel een verslag opstellen waarin hij vermeldt wat de vermogensrechtelijke gevolgen zijn

voor de vennootschap.256

Ernst betreurt dit omdat een voorafgaand controleverslag de

bestuurders kan helpen bij de overweging om de verrichting of beslissing waarbij de

betrokken bestuurder een belangenconflict heeft, al dan niet door te voeren.257

251

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 527. 252

L., SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709,

380. 253

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 530. 254

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 49. 255

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 530. 256

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995,191. 257

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 528.

Page 57: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

57

B. Onthoudingsplicht

1. Vennootschappen die publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan

84. Het beraadslagings- en stemmingsverbod werd behouden in de vennootschappen die

publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan. In de wettekst wordt enkel

gesproken over een verbod om deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming en niet

over een verbod om de beraadslaging en de stemming bij te wonen. Dit impliceert dat de

bestuurder wel aanwezig mag zijn tijdens de beraadslaging en de stemming.258

Het behoud

van het verbod werd ingegeven door het feit dat de kans op blokkering van de werking van de

raad van bestuur of het niet bereiken van de quorumvereiste kleiner is in deze

vennootschappen.259

In de voorbereidende werken werd dit verklaard door het feit dat

publieke vennootschappen een grotere raad van bestuur hebben, de statuten in een regeling

kunnen voorzien om blokkeringssituaties te vermijden en doordat de bestuurders een grotere

verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de aandeelhouders.260

85. Het is mogelijk dat alle bestuurders geconfronteerd worden met een tegenstrijdig belang

bij een verrichting of beslissing. Door het beraadslagings- en stemmingsverbod kan dit leiden

tot de blokkering van de werking van de raad van bestuur. Onder de vennootschapswet van

1991 werd reeds in de rechtsleer naar manieren gezocht om dit probleem op te lossen. Er

werd gesteld dat men de beslissing zou kunnen voorleggen aan de algemene vergadering op

grond van het toenmalige art. 70, lid 1 (huidige art. 531) W.Venn.261

Dit artikel geeft de

algemene vergadering de meest uitgebreide bevoegdheid om de handelingen die de

vennootschap aangaat, te verrichten of te bekrachtigen. Door een wet van 6 maart 1973 werd

echter een art. 54 (huidige art. 522) W.Venn. ingevoerd dat de residuaire bevoegdheden

toekende aan de raad van bestuur, terwijl de algemene vergadering enkel die bevoegdheden

had die haar door de wet of door de statuten werden toegekend. De wet van 1973 had echter

het art. 70, lid 1 (huidige art. 531) W.Venn. niet gewijzigd. Volgens Foriers en Verhaert

258

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 538-539. 259

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 234-235 ; J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13

april 1995, Gent, Mys en Breesch, 1995, 72-73. 260

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 73. 261

P.A. FORIERS, “Les situations de blocage dans les sociétés anonymes”, TBH 1992, 1, 470 ; J.

VERHAERT, “Patstellingen in vennootschappen”, RW 1994-1995, nr. 6, 171.

Page 58: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

58

betekende dit dat de bevoegdheidsbeperking van de algemene vergadering door het art. 54

(huidige art. 522) W.Venn. enkel toepasselijk was als de raad van bestuur in staat was om te

besturen.262

De auteurs leiden daaruit af dat de beslissing kan worden voorgelegd aan de

algemene vergadering wanneer de raad van bestuur geblokkeerd is ten gevolge van de

toepassing van de belangenconflictregeling. De algemene vergadering zou dan zelf een

beslissing kunnen nemen of bepaalde maatregelen kunnen nemen zoals het aanstellen van een

bestuurder ad hoc of het bestuur de toestemming geven om de verrichting uit te voeren.263

Ernst meende dat men de regeling voor het oplossen van blokkeringssituaties beter kon

opnemen in de statuten zodat men over een algemene oplossing zou beschikken voor alle

soortgelijke gevallen van blokkering van de raad van bestuur.264

Volgens verschillende

auteurs zou men dezelfde oplossingen kunnen toepassen onder de huidige regeling.265

Deze

oplossingen vinden echter niet overal goedkeuring. Zo stelt Wymeersch dat bij

blokkeringssituaties de verrichting of de beslissing niet kan worden doorgevoerd.266

De auteur

stelt immers dat het art. 54 (huidige art. 522) W.Venn. niet zou worden gerespecteerd

wanneer de beslissing zou worden voorgelegd aan de algemene vergadering.

2. Vennootschappen die geen publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan

86. De wetgever heeft het verbod om deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming

afgeschaft in de vennootschappen die geen publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan. De afschaffing heeft te maken met het feit dat het verbod in kleine en middelgrote

ondernemingen vaak voor problemen zorgde, zoals het niet bereiken van het quorumvereiste

of de blokkering van de werking van de raad van bestuur.267

Volgens de auteurs van de

wettekst zouden dergelijke problemen zich minder vaak voordoen bij publieke

262

P.A. FORIERS, “Les situations de blocage dans les sociétés anonymes”, TBH 1992, 1, 470 ; J.

VERHAERT, “Patstellingen in vennootschappen”, RW 1994-1995, nr. 6, 171. 263

P.A. FORIERS, “Les situations de blocage dans les sociétés anonymes”, TBH 1992, 1, 471 ; J.

VERHAERT, “Patstellingen in vennootschappen”, RW 1994-1995, nr. 6, 172. 264

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 536-537. 265

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 193-194 ; J.

LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en

Breesch, 1995, 72-73. 266

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 53-54. 267

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 52.

Page 59: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

59

vennootschappen: dergelijke vennootschappen beschikken immers meestal over een grotere

raad van bestuur, de statuten kunnen in een regeling voorzien om blokkeringssituaties te

vermijden en de bestuurders hebben een grotere verantwoordelijkheid ten aanzien van de

aandeelhouders. Onder de wet van 1991 werd wel door een groot deel van de rechtsleer

aanvaard dat de beslissing kon worden voorgelegd aan de algemene vergadering in geval van

blokkering van de raad van bestuur zodat alsnog een beslissing kon worden genomen. In de

kleine en middelgrote vennootschappen haalde dit eigenlijk niets uit omdat de bestuurders

daar vaak tegelijk de hoedanigheid van aandeelhouder hebben.268

Omwille van deze redenen

heeft de wetgever ervoor geopteerd om het verbod enkel nog te behouden voor de

vennootschappen die publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben gedaan.

87. In de rechtsleer wordt heel wat kritiek gegeven op de afschaffing van het verbod voor de

private vennootschappen. Simont en François stellen zich de vraag waarom dit onderscheid

werd gemaakt. De redenen die in de voorbereidende werken werden gegeven, zijn er volgens

hen geen.269

De auteurs van de wettekst waren vooral gericht op het vermijden van de

blokkeringssituaties. Ze stelden dat deze situaties zich minder vaak voordoen bij publieke

vennootschappen ondermeer omdat dergelijke vennootschappen over een groter aantal

bestuurders beschikken. Simont wijst erop dat de directe belangenconflicten vaker voorkomen

bij de private vennootschappen. Ook Ernst vindt de afschaffing van het verbod een spijtige

zaak omdat het verbod deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming een essentieel

onderdeel is van de regeling inzake tegenstrijdig belang.270

Volgens hem waren er genoeg

alternatieven om het probleem in de kleine en de middelgrote vennootschappen op te lossen.

Zo zou men de bestuurders, geconfronteerd met het tegenstrijdig belang, gewoon kunnen

meetellen bij het berekenen van het quorum zoals onder de initiële wet van 1873 in de

rechtsleer werd aanvaard. Ernst stelt dat de wetgever de afschaffing van het verbod had

kunnen beperken tot die situatie waarin alle bestuurders van een private vennootschap worden

geconfronteerd met een tegenstrijdig belang.

Sommige auteurs wijzen erop dat in de statuten kan worden opgenomen dat bestuurders

geconfronteerd met een tegenstrijdig belang niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en

268

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

128-129. 269

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 234-235 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”,

RPS 1996, nr. 6709, 382. 270

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 539-540.

Page 60: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

60

de stemming.271

Op deze manier kan er dan voor worden gezorgd dat het verbod gehandhaafd

blijft.

C. Informatieplicht na de besluitvorming door de raad van bestuur

88. Nadat de raad van bestuur op de hoogte wordt gebracht van het bestaan van een

belangenconflict, moet zij daaromtrent een aantal elementen vermelden in de notulen.272

De notulen moeten vooreerst de verklaring van de betrokken bestuurder omtrent het bestaan

van een belangenconflict bevatten alsook de door hem verstrekte rechtvaardigingsgronden.

Daarnaast moet de raad van bestuur zelf een aantal zaken in verband met het tegenstrijdig

belang opnemen. Er moet ten eerste worden vermeld wat de aard is van de betrokken

verrichting of beslissing.273

Dit houdt onder andere in dat in de notulen wordt opgenomen

welk besluit de raad precies heeft genomen, wat de juridische en feitelijke kenmerken zijn van

de verrichting of beslissing, en op welke manier de verrichting of beslissing tot stand is

gekomen.274

Vervolgens moet de raad het genomen besluit verantwoorden.275

Volgens de

rechtsleer komt dit erop neer dat de raad het al dan niet stellen van de verrichting of beslissing

moet kunnen rechtvaardigen.276

De raad zal moeten aantonen dat de verrichting of de

beslissing in het belang van de vennootschap is. Er zal minstens moeten worden aangetoond

dat er geen bestuursfouten zijn gemaakt en dat het besluit dus ook geen onrechtmatig

financieel voordeel verschaft aan de betrokken bestuurder ten nadele van de vennootschap.277

Een redelijke zorgvuldige bestuurder zou het besluit ook hebben genomen. Ten slotte moet er

nog een omschrijving worden gegeven van de vermogensrechtelijke gevolgen van het besluit

271

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 541 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 53-54. 272

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 191. 273

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 237. 274

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 546-547 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 55-56. 275

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 191. 276

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 237 ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia,

1997, 547. 277

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 547-548 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 56-57.

Page 61: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

61

voor de vennootschap.278

Dit komt neer op een omschrijving van de vorderingen en

verbintenissen en de voor- en nadelen die mogelijks uit de verrichting of beslissing kunnen

voortvloeien voor de vennootschap. Wymeersch wijst erop dat dit niet betekent dat de raad

een afweging moet maken van de voor- en nadelen die een andere beslissing zou kunnen

opleveren.279

89. Op grond van art. 523 W.Venn. moeten de notulen van de betrokken zitting volledig in

het jaarverslag worden opgenomen. Op deze manier worden de aandeelhouders op de hoogte

gebracht van de besluiten van de raad van bestuur waarbij één of meerdere bestuurders

geconfronteerd werden met een tegenstrijdig belang.280

Dit is van belang aangezien de

jaarvergadering uitspraak doet over het al dan niet verlenen van kwijting aan de bestuurders.

Met betrekking tot het opnemen van de notulen in het jaarverslag kunnen 2 opmerkingen

worden gemaakt.

De meeste auteurs stellen dat niet alle gegevens van de notulen moeten worden opgenomen in

het jaarverslag.281

Volgens hen is het voldoende om enkel de bepalingen van de notulen die

betrekking hebben op het belangenconflict, in het jaarverslag op te nemen en bekend te

maken. Hiervoor worden verschillende redenen aangegeven. Het is mogelijk dat in de notulen

ook vertrouwelijke informatie (zoals in verband met de bedrijfsstrategie) wordt

opgenomen.282

Als deze gegevens worden opgenomen in het jaarverslag en dus worden

bekend gemaakt, kan dit schade toebrengen aan de vennootschap. Volgens Wymeersch moet

het daarom mogelijk zijn voor de raad van bestuur om bepaalde informatie niet op te nemen

278

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 191. 279

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 58-59. 280

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio,1995, 194. 281

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 235-236 ; H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in

de nv” in Jan Ronse Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout,

Biblio,1995, 194-195 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”,

RPS 1996, nr. 6709, 381 ; D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E.

WYMEERSCH, Van alle markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1001-1003 ; E.

WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

131. 282

D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1002-1003.

Page 62: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

62

in de notulen in het hoger belang van de vennootschap.283

Op deze manier kan worden

vermeden dat dergelijke vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt. De auteur wijst

er wel op dat de raad dan een apart intern document moet opmaken om toetsing door de

rechtbank mogelijk te maken. Dergelijk document moet dan de modaliteiten van de betrokken

verrichting bevatten en eventueel de redenen voor het niet openbaar maken ervan. Een andere

reden is dat op deze manier kan worden vermeden dat er verschillende vergaderingen van de

raad van bestuur achter elkaar worden gehouden waarbij de beslissingen of verrichtingen

waarop de belangenconflictregeling van toepassing is op een aparte vergadering worden

behandeld.284

Dergelijke techniek wordt soms toegepast omdat men zo kan vermijden dat

beslissingen of verrichtingen die niet onderworpen zijn aan de belangenconflictregeling,

openbaar zouden worden gemaakt en zouden kunnen worden ingezien door

derden/concurrenten.285

90. Door de wetswijziging van 1995 werd de verplichting om een jaarverslag op te maken (en

openbaar te maken), beperkt tot de grote vennootschappen in de zin van de boekhoudwet

1975.286

De kleine vennootschappen moesten geen jaarverslag meer opmaken en zij waren

ook niet verplicht een commissaris aan te stellen in de vennootschap.287

Bijgevolg rustte er in

deze vennootschappen geen verplichting op de raad van bestuur om de aandeelhouders in te

lichten over het bestaan van een belangenconflict. Door de codificatie van het

vennootschapsrecht in 1999 werd dit probleem opgelost doordat art. 523, §1, lid 2 W.Venn.

aan deze vennootschappen de verplichting oplegt om de gegevens uit de notulen op te nemen

in een document dat samen met de jaarrekening moet worden neergelegd.288

91. De commissaris moet op grond van art. 143 W.Venn. jaarlijks een controleverslag

opmaken. Op grond van art. 523, §1, lid 3 moet de commissaris in het verslag een

283

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 60-61. 284

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

131. 285

D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1002. 286

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 236. 287

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 195. 288

D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1001.

Page 63: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

63

beschrijving geven van de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap van de

besluiten waarbij één of meerdere bestuurders een tegenstrijdig belang hebben.289

Hij moet

enkel een omschrijving geven van de vermogensrechtelijke gevolgen. Hij moet dus geen

evaluatie geven van de betrokken verrichting of beslissing of van de vermogensrechtelijke

gevolgen voor de vennootschap noch van de beoordeling gedaan door de raad van bestuur.290

Op grond van art. 141 W.Venn. moeten de kleine vennootschappen in de zin van art. 15

W.Venn. geen commissaris aanstellen. In deze vennootschappen is dan het systeem van de

toeziende vennoten van toepassing.291

De individuele vennoot heeft dan de mogelijkheid een

toezichts- en controlebevoegdheid uit te oefenen met betrekking tot verrichtingen en

beslissingen waarbij één of meerdere bestuurders een belangenconflict hebben. In de wet

wordt voor dergelijke gevallen niet bepaald wie dan het controleverslag moet opmaken. In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat een vennoot die van zijn controle- en toezichtsbevoegdheid

gebruik maakt, niet de taken van een commissaris op zich neemt.292

Bijgevolg wordt gesteld

dat in deze vennootschappen in dergelijk geval dus geen verplichting bestaat om een

controleverslag op te maken.

De commissaris kan zijn bijzondere controlebevoegdheid maar nakomen als de raad van

bestuur hem informeert over het bestaan van een belangenconflict en dus de bepaling van art.

523 W.Venn. naleeft.293

Op grond van zijn algemene controlebevoegdheid (art. 144 W.Venn.)

moet de commissaris in zijn jaarlijks controleverslag ook melden of er inbreuken werden

begaan tegen de statuten of tegen de vennootschapswet. Een vraag die zich in dit verband

stelt, is hoever deze verplichting precies strekt.294

Betekent dit meer bepaald dat de

commissaris zelf actief op zoek moet gaan naar inbreuken op de statuten of de

vennootschapswet, zoals de niet naleving van de belangenconflictregeling? Wymeersch wijst

289

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 239. 290

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 552 ; E.

WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en de

coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 64. 291

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 62. 292

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 552-553 ; E.

WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

132. 293

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 239. 294

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 239 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor

de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 63.

Page 64: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

64

erop dat de onderzoeksplicht van de commissaris zich uitstrekt tot de belangenconflicten

waarvan de commissaris kennis had of waarvan hij kennis zou moeten hebben.295

Er rust met

andere woorden volgens de auteur dus geen actieve onderzoeksplicht op de commissaris. De

reden die hiervoor wordt gegeven is dat de commissaris niet van alle verrichtingen die worden

gesteld door de vennootschap kennis kan hebben ( zo zijn onrechtstreekse belangenconflicten

vaak enkel gekend door de betrokkenen).296

92. Het jaarverslag of het apart document (wanneer het een kleine vennootschap in de zin van

art. 15 W.Venn. betreft) moet samen met de jaarrekening worden neergelegd en worden

gepubliceerd.297

Het controleverslag van de commissaris moet ook openbaar worden

gemaakt.298

Op deze manier kunnen ook derden (zoals schuldeisers en potentiële beleggers)

kennis nemen van belangenconflicten in de vennootschap.

D. De belangenconflictprocedure met betrekking tot het directiecomité.

93. Zoals reeds hoger opgemerkt is de procedure die moet worden nageleefd wanneer een lid

van het directiecomité wordt geconfronteerd met een belangenconflict, grotendeels analoog

aan de regeling voorzien in art. 523 W.Venn. Er is voorzien in een meldingsplicht aan de

leden van het directiecomité, een verslagplicht die rust op het comité en de commissarissen en

een onthoudingsplicht voor het betrokken lid van het comité (in de publieke

vennootschappen).299

94. Er kunnen echter 2 verschillen worden opgemerkt tussen de beide regelingen. Een eerste

verschil is dat de verslagplicht werd uitgebreid.300

Er moet namelijk een afschrift van de

notulen van het comité in verband met de verrichting of beslissing aan de raad van bestuur

worden overgemaakt tijdens de volgende vergadering van de raad. Een tweede, belangrijker

verschil is dat in de statuten kan worden bepaald dat het betrokken lid van het comité

295

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 63. 296

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 63. 297

D. VAN GERVEN, “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in E. WYMEERSCH, Van alle

markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1001. 298 P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 553-554. 299

K. BYTTEBIER, P. PIU en S. ROELAND, Corporate Governance. Eigendom, bestuur en controle van

vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2003, 175. 300

K. VANDERWAEREN, De gids voor vennootschappen, Mechelen, Kluwer, 2007, 391.

Page 65: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

65

rechtstreeks naar de raad van bestuur moet gaan in plaats van eerst de andere leden van het

comité in te lichten.301

In dat geval zal de beslissing dus niet kunnen worden genomen door

het directiecomité, maar enkel door de raad van bestuur. Binnen de raad van bestuur zal de

procedure uit art. 523 W.Venn. moeten worden nageleefd indien ook één van de bestuurders

een tegenstrijdig belang heeft bij de verrichting of beslissing. In de rechtsleer wordt erop

gewezen dat dit dus een volledig alternatieve regeling is voor de mogelijke

belangenconflicten binnen het directiecomité.302

§2 Nederland

In Nederland is de huidige regeling gesitueerd op het niveau van de vertegenwoordiging. In

het wetsvoorstel bestuur en toezicht wordt de regeling verschoven naar het niveau van de

besluitvorming.

A. De huidige regeling

95. De huidige regeling is gesitueerd op het niveau van de besluitvorming en is voor de

naamloze vennootschappen opgenomen in art. 2:146 BW. Dit artikel luidt als volgt: tenzij bij

de statuten anders is bepaald, wordt de naamloze vennootschap in alle gevallen waarin zij een

tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, vertegenwoordigd door de

commissarissen. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meerdere personen

daartoe aan te wijzen.

1. Vertegenwoordiging door de commissarissen

96. De vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt in principe toegekend aan de commissarissen

als één of meerdere van de bestuurders wordt geconfronteerd met een tegenstrijdig belang.

De bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen wordt dus ontnomen aan het

volledige bestuur ook als slechts één van de bestuurders geraakt wordt door een tegenstrijdig

belang.303

301

K. VANDERWAEREN, De gids voor vennootschappen, Mechelen, Kluwer, 2007, 391. 302 K. BYTTEBIER, P. PIU en S. ROELAND, Corporate Governance. Eigendom, bestuur en controle van

vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2003, 175. 303

P. SANDERS en W. WESTBROEK, BV en NV. Het nieuwe ondernemingsrecht, Deventer, Kluwer, 2005,

176.

Page 66: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

66

97. Er bestaat in de Nederlandse rechtsleer onduidelijkheid over wat precies wordt bedoeld

met het begrip “de commissarissen”.304

Volgens sommigen zijn het niet de individuele

commissarissen die bevoegd zijn om de vennootschap te vertegenwoordigen.305

Anderen

menen echter dat iedere commissaris individueel bevoegd is de vennootschap te

vertegenwoordigen in de situatie waarin één of meerdere van de bestuurders wordt getroffen

door een tegenstrijdig belang.306

98. De eerste zin van art. 2:146 BW is van suppletief recht.307

Er kan in de statuten dus

worden afgeweken van de wettelijke regeling. Zo kan het tegenstrijdig belang worden

weggeschreven in de statuten.308

Dit betekent dat de statuten kunnen bepalen dat de

bestuurders (alle bestuurders of enkel diegenen die niet getroffen zijn door het tegenstrijdig

belang) toch bevoegd blijven om de vennootschap te vertegenwoordigen in alle gevallen van

tegenstrijdig belang of in welbepaalde gevallen van tegenstrijdig belang. In de praktijk wordt

meestal bepaald dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid in geval van tegenstrijdig belang

niet toekomt aan de commissarissen, behalve in geval van een direct of formeel tegenstrijdig

belang.309

2. Aanduiding door de algemene vergadering

99. De algemene vergadering kan steeds één of meerdere personen aanduiden om de

vennootschap te vertegenwoordigen.

304

W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 43. 305

J.M.M. MAEIJER, “Bestuurders en tegenstrijdig belang (art. 146 en 256)” in L. TIMMERMAN, J.M.M.

MAEIJER, S.E. EISMA, G.K. MORSE, L.H. SLIJKHUIS, A.L. MOHR en T. DRION, De dubbelrol in het

vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 16. 306

P. SANDERS en W. WESTBROEK, BV en NV. Het nieuwe ondernemingsrecht, Deventer, Kluwer, 2005,

176 ; P. VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer, 2003, 199. 307

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 160 ; W. JAARIGSMA,

“Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 43. 308

R.F. HOFSTEDE, “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 160 ; W. JAARIGSMA,

“Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 43. 309

J.M.M. MAEIJER, “Bestuurders en tegenstrijdig belang (art. 146 en 256)” in L. TIMMERMAN, J.M.M.

MAEIJER, S.E. EISMA, G.K. MORSE, L.H. SLIJKHUIS, A.L. MOHR en T. DRION, De dubbelrol in het

vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 15 ; P. VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer,

Kluwer, 2003, 201.

Page 67: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

67

De tweede zin van art. 2:146 BW is van dwingend recht.310

Er kan in de statuten dus geen

afbreuk worden gedaan aan de bevoegdheid van de algemene vergadering om zelf één of

meerdere vertegenwoordigers aan te duiden.

Volgens Dorresteijn kan de algemene vergadering deze bevoegdheid uitoefenen tot aan de

voltooiing van de rechtshandeling.311

Daarna heeft het uitoefenen van de aanwijsbevoegdheid

door de algemene vergadering volgens de auteur immers geen zin meer.

100. De vraag stelt zich welke personen door de algemene vergadering kunnen worden

aangeduid om de vennootschap te vertegenwoordigen in geval van tegenstrijdig belang. In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat de algemene vergadering andere personen dan de

commissarissen kan aanduiden als vertegenwoordiger.312

De auteur stelt zich de vraag of dit

betekent dat de algemene vergadering dan geen commissarissen kan aanduiden om de

vennootschap te vertegenwoordigen. Enerzijds zou men kunnen stellen dat de algemene

vergadering enkel andere personen dan de commissarissen kan aanduiden. Het is immers

helemaal niet nodig dat de algemene vergadering hen zou aanduiden om de vennootschap te

vertegenwoordigen omdat zij reeds op grond van het artikel zelf die bevoegdheid hebben.

Anderzijds is het zo dat in de statuten kan worden afgeweken van de eerste zin van art. 2:146

BW. In dat geval zou men kunnen stellen dat de algemene vergadering wel nog de

commissarissen kan aanduiden als vertegenwoordiger van de vennootschap.

In de Nederlandse rechtsleer wordt erop gewezen dat de algemene vergadering ook de

bestuurders zelf kan aanduiden als vertegenwoordiger.313

101. Opdat de algemene vergadering haar aanwijzingsbevoegdheid zou kunnen uitoefenen, is

vereist dat zij door het bestuur op tijd wordt geïnformeerd over het bestaan van een

310

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 55 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F

2008, nr. 2, 66 ; P. VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer, 2003, 201. 311

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 55-56. 312 W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 43. 313

W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 43 ; J.M.M. MAEIJER,

“Bestuurders en tegenstrijdig belang (art. 146 en 256)” in L. TIMMERMAN, J.M.M. MAEIJER, S.E. EISMA,

G.K. MORSE, L.H. SLIJKHUIS, A.L. MOHR, en T. DRION, De dubbelrol in het vennootschapsrecht,

Deventer, Kluwer, 1993, 18.

Page 68: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

68

tegenstrijdig belang.314

Deze verplichting vloeit ook voort uit het Brandao/Joral arrest van de

Hoge Raad.315

In dit arrest oordeelde de Raad dat in het algemeen de verplichting rust op het

bestuur om de algemene vergadering zo tijdig mogelijk in te lichten over het bestaan van een

tegenstrijdig belang opdat de algemene vergadering haar aanwijsbevoegdheid zou kunnen

uitoefenen.316

Als het bestuur dit niet doet, kan zij aansprakelijk worden gesteld wegens

onbehoorlijke taakvervulling en kan elke belanghebbende (waaronder een aandeelhouder) de

vernietiging van het besluit vorderen.317

102. De algemene vergadering kan haar aanwijsbevoegdheid in principe enkel uitoefenen

door middel van een uitdrukkelijk aanwijsbesluit.318

Deze vereiste werd gesteld door de Hoge

Raad in het Duplicado arrest van 9 juli 2004.319

De Raad oordeelde dat er een uitdrukkelijk

aanwijsbesluit nodig is opdat de algemene vergadering haar aanwijsbevoegdheid zou kunnen

uitoefenen. Een impliciet besluit is niet voldoende.320

Op de vereiste van een explictiet aanwijzingsbesluit bestaat echter een beperkte uitzondering.

De Hoge Raad heeft in het Bovast arrest van 9 oktober 2009 haar rechtspraak omtrent het

uitdrukkelijk aanwijzingsbesluit een beetje versoepeld.321

In casu bepaalden de statuten van

de vennootschap dat in geval van tegenstrijdig belang een vertegenwoordiger moest worden

aangewezen door de algemene vergadering. De betrokken partijen (waaronder de

aandeelhouder van de vennootschap) hadden echter een overeenkomst gesloten waarin werd

bepaald dat de vennootschap mocht vertegenwoordigd worden door de betrokken bestuurder

zonder dat daarvoor een besluit van de algemene vergadering nodig was. In dit kader werd

ook voorzien in een wijziging van de statuten in die zin.

314

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 56 ; P. VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer,

2003, 201. 315

P. SANDERS en W. WESTBROEK, BV en NV. Het nieuwe ondernemingsrecht, Deventer, Kluwer, 2005,

177. 316

HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2814. 317

HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2814 ; P. VAN SCHILFGAARDE, Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer, 2003,

201. 318

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 494 ;

P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 70. 319

HR 9 juli 2004, http://jure.nl/ap4394, para 3.5.2. 320

W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling voor NV’s en BV’s, thans en in de toekomst”, JBN 2009, 43, 7. 321

HR 9 oktober 2009, NJ 2009, 4614 ; W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling verder versoepeld”, JBN

2009, 65, 3.

Page 69: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

69

De Raad oordeelde dat de afwezigheid van een uitdrukkelijk aanwijzingsbesluit niet

noodzakelijk betekent dat de vennootschap onbevoegd werd vertegenwoordigd.322

Meer

bepaald oordeelde de Raad dat de vennootschap bevoegd zal vertegenwoordigd zijn als de

algemene vergadering duidelijk heeft kunnen vaststellen dat er een tegenstrijdig belang is en

als zij op een ondubbelzinnige manier heeft ingestemd met de vertegenwoordiging door de

betrokken bestuurder.323

In deze zaak stelde de Raad de overeenkomst dus gelijk met een

uitdrukkelijk aanwijzingsbesluit en oordeelde zij dat de afwezigheid van een uitdrukkelijk

aanwijzingsbesluit onder bijzondere omstandigheden niet noodzakelijk betekent dat de

vennootschap onbevoegd werd vertegenwoordigd.324

3. Externe werking van de regeling

103. In het Mediasafe II arrest oordeelde de Hoge Raad dat de wettelijke regeling inzake

tegenstrijdig belang externe werking heeft.325

Dit betekent dat de vennootschap de eventuele

onbevoegdheid van de betrokken bestuurder kan tegenwerpen aan de derde waarmee de

rechtshandeling werd gesteld.326

Zo kan de vennootschap of de curator bijvoorbeeld opwerpen

dat de vennootschap niet gebonden is aan de rechtshandeling wanneer zij werd gesteld door

een bestuurder die, geconfronteerd met een tegenstrijdig belang, niet over een uitdrukkelijk

aanwijzingsbesluit van de algemene vergadering beschikte.327

In het arrest werd wel een vereiste gesteld aan de externe werking van de regeling. Opdat de

onbevoegdheid van de bestuurder zou kunnen worden tegengeworpen aan de derde, is vereist

dat de derde op het moment van het stellen van de rechtshandeling op de hoogte was of

behoorde te zijn van het tegenstrijdig belang.328

Dit betekent dus dat het onbevoegde handelen

van een bestuurder nooit kan worden tegengeworpen aan de derde te goeder trouw. Als de

322

HR 9 oktober 2009, NJ 2009, 4626 ; W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling verder versoepeld”, JBN

2009, 65, 4. 323

HR 9 oktober 2009, NJ 2009, 4626 ; W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling verder versoepeld”, JBN

2009, 65, 4. 324

W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling verder versoepeld”, JBN 2009, 65, 4. 325

HR 11 september 1998, NJ 1999, 967 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten

vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 490 ; S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor

een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 32. 326

HR 11 september 1998, NJ 1999, 967 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten

vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 490 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”,

O&F 2008, nr. 2, 73. 327

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 32. 328

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 490 ; W.

JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 44.

Page 70: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

70

derde de bestuurder is die werd geconfronteerd met het tegenstrijdig belang, dan zal hij

logischerwijs nooit te goeder trouw kunnen zijn.

104. Uit het Mediasafe II arrest volgde de vraag welk onderzoek de derde precies moet voeren

naar het tegenstrijdig belang en de vertegenwoordiging opdat de derde te goeder trouw zou

zijn en de vennootschap gebonden zou zijn aan de rechtshandeling.329

Hierop werd een antwoord gegeven door de Hoge Raad in het ABN Amro/Dijkema arrest van

14 juli 2006.330

In dit arrest herhaalde de Raad dat de vennootschap de onbevoegde

vertegenwoordiging kan tegenwerpen aan de derde wanneer de derde op het ogenblik van het

verrichten van de rechtshandeling kennis had van de tegenstrijdigheid tussen het belang van

de vennootschap en dat van de betrokken bestuurder of daarvan kennis behoorde te hebben.331

Volgens de Raad vloeit daaruit voort dat er een onderzoeksplicht rust op de derde naar de al

dan niet onbevoegde vertegenwoordiging door de bestuurder wanneer de derde op het

moment van het verrichten van de rechtshandeling aanleiding heeft te vermoeden dat er een

tegenstrijdig belang aanwezig is.332

Wat de onderzoeksplicht precies inhoudt, zal afhankelijk

zijn van de concrete omstandigheden van de zaak. De Raad stelt nog dat het onderzoek erop

gericht moet zijn alle redelijke twijfel weg te nemen omtrent het bestaan van een tegenstrijdig

belang en omtrent de vraag of alle nodige voorzieningen zijn genomen.333

Uit de rechtspraak

van de Hoge Raad blijkt dus niet duidelijk hoever de onderzoeksplicht van de derde reikt. Het

is onduidelijk of de onderzoeksplicht verdergaat dan het controleren van de statuten van de

betrokken vennootschap.

105. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de rechtspraak van de Hoge Raad uit het

Mediasafe II en het ABN Amro/Dijkema arrest omtrent de externe werking van de

tegenstrijdig belangregeling in combinatie met de abstracte invulling van het tegenstrijdig

329

W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 44. 330

HR 14 juli 2006, NJ 2006, 4611 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap,

Deventer, Kluwer, 2009, 493. 331

HR 14 juli 2006, NJ 2006, 4611 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008,

nr. 2, 70-71. 332

HR 14 juli 2006, NJ 2006, 4611 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap,

Deventer, Kluwer, 2009, 493 ; W. JAARIGSMA, “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 45-

46. 333

HR 14 juli 2006, NJ 2006, 4611 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008,

nr. 2, 70-71.

Page 71: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

71

belangbegrip voor grote rechtsonzekerheid zorgde.334

De vennootschap en voornamelijk de

curatoren van vennootschappen konden zich vaak gemakkelijk en met succes beroepen op de

niet-gebondenheid van de vennootschap aan een rechtshandeling met een derde (bijvoorbeeld

een bank) door op te werpen dat de vennootschap onbevoegd was vertegenwoordigd omdat

een uitdrukkelijk aanwijsbesluit van de algemene vergadering ontbrak.335

106. Door de rechtspraak van de Hoge Raad in het Bruil arrest en in het Nieuwe Steen

Investments arrest werd de grote rechtsonzekerheid in de praktijk voor een deel

opgevangen.336

Zoals reeds hoger vermeld, heeft de Raad in het Bruil arrest geoordeeld dat het tegenstrijdig

belangbegrip niet abstract, maar wel materieel moet worden ingevuld.337

Dit heeft er in de

praktijk voor gezorgd dat de vennootschap of de curatoren niet meer zo gemakkelijk kunnen

opwerpen dat een bestuurder geconfronteerd werd met een tegenstrijdig belang.338

Zo volstaat

het niet te stellen dat een bestuurder wordt geconfronteerd met een tegenstrijdig belang omdat

hij tevens een functie vervult bij de vennootschap waarmee werd gecontracteerd.

Het grote probleem dat de rechtsonzekerheid veroorzaakte was het feit dat de vennootschap

en voornamelijk de curatoren met succes konden opwerpen dat de vennootschap niet

gebonden was aan de rechtshandeling omdat er geen uitdrukkelijk aanwijsbesluit door de

algemene vergadering was verstrekt ook al was het tegenstrijdig belang in de statuten

weggeschreven.339

Dit leidde ertoe dat heel wat derden (onder andere banken) van hun

wederpartijen eisten dat er een aandeelhoudersbesluit werd genomen om te vermijden dat de

vennootschap of de curatoren de ongebondenheid van de vennootschap met succes konden

opwerpen. Dit zorgde voor heel wat administratieve rompslomp.

334

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 33-

34 ; M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en

toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 109. 335

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 33-

34. 336

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232 ; HR 21 maart 2008, NJ 2008, 2173-2174. 337

HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3232. 338 P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 76. ; M.L. LENNARTS,

“Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer,

2009, 109. 339

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 33-

34.

Page 72: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

72

In het Nieuwe Steen Investment arrest van 21 maart 2008 heeft de Hoge Raad de

mogelijkheid om het tegenstrijdig belang tegen te werpen aan derden beperkt.340

De Raad

stelde dat wanneer de algemene vergadering haar aanwijsbevoegdheid niet heeft uitgeoefend,

de persoon vertegenwoordigingsbevoegd is die door de statuten is aangeduid om de

vennootschap te vertegenwoordigen in geval van tegenstrijdig belang.341

Wanneer de

algemene vergadering haar aanwijsbevoegdheid niet heeft uitgeoefend, is de geldigheid van

de statutaire aanduiding niet afhankelijk van een uitdrukkelijk besluit van de algemene

vergadering waarbij deze afstand doet van de aanduiding van een andere

vertegenwoordiger.342

Uit dit arrest kan dus worden afgeleid dat een bestuurder bevoegd zal

zijn om de vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen wanneer het tegenstrijdig belang

werd weggeschreven in de statuten en de algemene vergadering zelf geen andere

vertegenwoordiger heeft aangeduid.

107. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat het onduidelijk blijft hoever de onderzoeksplicht

van de derde precies reikt wanneer het tegenstrijdig belang in de statuten wel werd

weggeschreven, maar de algemene vergadering zelf een andere vertegenwoordiger heeft

aangeduid.343

Franken meent dat een derde in principe steeds op de statuten moet kunnen

voortgaan.344

De auteur stelt dat men op de statuten moet kunnen vertrouwen met het oog op

de rechtszekerheid in het rechtsverkeer. Volgens hem zal de derde echter niet op de statuten

mogen verdergaan wanneer de derde op het moment van het stellen van de rechtshandeling op

de hoogte is van de aanduiding van een andere vertegenwoordiger door de algemene

vergadering.345

340

HR 21 maart 2008, NJ 2008, 2173-2174 ; S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor

een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 36-37. 341

HR 21 maart 2008, NJ 2008, 2173-2174 ; W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling voor NV’s en BV’s,

thans en in de toekomst”, JBN 2009, 43, 8. 342

HR 21 maart 2008, NJ 2008, 2173-2174 ; W. BOSSE, “De tegenstrijdig belangregeling voor NV’s en BV’s,

thans en in de toekomst”, JBN 2009, 43, 8. 343 S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 36-

37. 344

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 36-

37. 345 S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 36-

37.

Page 73: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

73

4. Bepalingen op het niveau van de besluitvorming

108. De huidige wettelijke tegenstrijdig belangregeling heeft enkel betrekking op het niveau

van de vertegenwoordiging van de vennootschap en niet op het vlak van de besluitvorming.

Wanneer er zich echter een geval van tegenstrijdigheid van belangen tussen de vennootschap

en één of meerdere bestuurders voordoet, moeten binnen de raad van bestuur ook welbepaalde

regels worden nageleefd.346

Het gaat meer bepaald om zorgvuldigheidsnormen die bij het

nemen van besluiten in acht moeten worden genomen.

In het Brando/Joral arrest stelde de Hoge Raad dat het bestuur bij het nemen van besluiten in

geval van tegenstrijdig belang de verschillende belangen zoveel mogelijk van elkaar moet

proberen gescheiden houden en een zo groot mogelijke openheid en zorgvuldigheid moet

proberen bekomen.347

De zorgvuldigheidsnormen waarover de Hoge Raad in dit arrest

spreekt, zijn normen die ontwikkeld zijn door de rechtspraak naar aanleiding van uitspraken

in het kader van het enquêterecht.348

De grondslag werd gelegd in arrest Linders - Hofstee.349

In dit arrest oordeelde de Ondernemingskamer dat het in geval van tegenstrijdig belang zeer

belangrijk is dat de verschillende belangen van elkaar gescheiden worden gehouden. Het

proberen bekomen van een zo groot mogelijke openheid is daar volgens de

Ondernemingskamer een waarborg voor. De Ondernemingskamer stelde ten slotte nog dat het

betrekken van een deskundige in geval van tegenstrijdig belang, aangewezen en zelfs vereist

kan zijn. In het arrest Ogem werd de zorgvuldigheidsnorm verder uitgewerkt.350

De

Ondernemingskamer herhaalde vooreerst haar rechtspraak uit het arrest Linders/Hofstee. De

ondernemingskamer voegde daar nog aan toe dat er een grotere mate van zorgvuldigheid is

vereist bij de voorbereiding, de besluitvorming en de uitvoering in geval van

belangenverstrengeling. Deze zorgvuldigheidsnormen werden later bevestigd in andere

346

C. ASSER en J.M.M. MAEIJER, Vertegenwoordiging en rechtspersoon III. De naamloze en de besloten

vennootschap, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 377 ; P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de

kern”, O&F 2008, nr. 2, 65. 347

HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2814 ; C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap,

Deventer, Kluwer, 2009, 497. 348

C. ASSER en J.M.M. MAEIJER, Vertegenwoordiging en rechtspersoon III. De naamloze en de besloten

vennootschap, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 377 ; K. GEENS en K. SCHWARZ, “Het leerstuk van het

tegenstrijdig belang en zijn consequenties naar Nederlands en Belgisch recht; enige rechtsvergelijkende

beschouwingen” in H-J. DE KLUIVER en J. WOUTERS, (eds.), Beginselen van vennootschapsrecht in

binationaal perspectief. Vergelijkende beschouwingen naar Belgisch en Nederlands recht, Antwerpen ,

Intersentia, 1998, 294. 349

Hof Amsterdam (OK) 26 mei 1983, NJ 1984, 1717. 350

HR 10 januari 1990, NJ 1990, 1857.

Page 74: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

74

arresten van de Ondernemingskamer.351

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de schending

van deze normen kan leiden tot aansprakelijkheid van het bestuur wegens onbehoorlijke

taakvervulling.352

Het niet naleven van deze normen zal geen gevolgen hebben voor de

geldigheid van het genomen besluit als zodanig.353

B. De nieuwe regeling voorzien in het wetsvoorstel

1. De nieuwe regeling

109. In het voorontwerp wordt de regeling op het gebied van de vertegenwoordiging volledig

geschrapt en overgebracht naar het niveau van de besluitvorming.354

Daarom wordt aan het art. 2: 129 BW een 5de

en een 6de

lid toegevoegd. Lid 5 bepaalt dat een

bestuurder zich bij de uitoefening van zijn functie moet richten naar het belang van de

vennootschap en de daarmee verbonden onderneming.355

Lid 6 stelt dat een bestuurder niet

mag deelnemen aan de besluitvorming over een onderwerp wanneer hij daarbij een direct of

indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met dat van de vennootschap en de

daarmee verbonden onderneming.356

Als daardoor geen besluit kan worden genomen, dan

moet het besluit worden genomen door de raad van commissarissen of, als er geen raad van

commissarissen is, door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.357

110. In het wetsvoorstel wordt gesteld dat de bestuurder niet mag deelnemen aan de

besluitvorming wanneer hij wordt geconfronteerd met een tegenstrijdig belang. Dit houdt in

dat de bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging en aan de stemming.358

Hij mag

351

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 497. 352 P.A. LEDEBOER, “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 65. 353

K. GEENS en K. SCHWARZ, “Het leerstuk van het tegenstrijdig belang en zijn consequenties naar

Nederlands en Belgisch recht; enige rechtsvergelijkende beschouwingen” in H-J. DE KLUIVER en J.

WOUTERS, (eds.), Beginselen van vennootschapsrecht in binationaal perspectief. Vergelijkende

beschouwingen naar Belgisch en Nederlands recht, Antwerpen , Intersentia, 1998, 295. 354

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 498 ;

M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht,

Deventer, Kluwer, 2009, 110. 355

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 28. 356 S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 28

; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

147. 357

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592. 358 A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 112 ;

N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

147.

Page 75: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

75

echter wel voor of bij het begin van de vergadering informatie omtrent het tegenstrijdig

belang verstrekken aan de medebestuurders.359

111. Door de tegenstrijdig belangregeling te verschuiven naar het niveau van de

besluitvorming wordt de regeling een louter interne aangelegenheid.360

Dit betekent dat de

regeling geen externe werking meer zal hebben. Het feit dat de regeling geen externe werking

meer zal hebben, leidt ertoe dat gebreken in de besluitvorming enkel intern doorwerken en

geen gevolgen zullen hebben voor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders.361

In dergelijk geval zal de vennootschap dus wel gebonden zijn aan de rechtshandeling die

wordt gesteld op basis van een gebrekkig besluit.

In de Nederlandse rechtsleer wordt erop gewezen dat dit vooral positief is voor de praktijk.362

Men stelt dat de wederpartijen (zoals banken) van een vennootschap zich in principe geen

zorgen meer zullen moeten maken over het tegenstrijdig belang van bestuurders van de

vennootschap.363

Doordat de regeling immers geen externe werking meer zal hebben, zullen

de praktijken waarbij de vennootschap of de curator opwerpt dat de vennootschap niet

gebonden is aan de overeenkomst omdat de vennootschap onbevoegd werd vertegenwoordigd

door een bestuurder geconfronteerd met een tegenstrijdig belang, zich niet meer voordoen.

2. Punten van kritiek

112. Het wetsvoorstel wordt ook bekritiseerd in de rechtsleer enerzijds omdat het

verschillende onduidelijkheden bevat en anderzijds omdat de nieuwe regeling ook niet soepel

genoeg zou zijn.

359 A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 112 ;

N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

147. 360

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 498 ;

N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

147. 361

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 39;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 591 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele

overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 147. 362

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 28;

M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en toezicht,

Deventer, Kluwer, 2009, 209 ; R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur

en toezicht.”, Ondernermingsrecht 2008-16, 593. 363 S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 28.

Page 76: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

76

Vooreerst stelt zich de vraag wat precies wordt bedoeld met de zinsnede “als daardoor geen

besluit kan worden genomen”. Het is mogelijk dat de wetgever hiermee doelde op de situatie

waarbij alle bestuurders getroffen zijn door een tegenstrijdig belang, maar het zou ook kunnen

gaan om de situatie waarbij bepaalde statutaire besluitvormingsregels niet kunnen worden

nageleefd door het wegvallen van een bestuurder doordat hij wordt geconfronteerd met een

tegenstrijdig belang.364

In de rechtsleer wordt gesteld dat de wetgever wellicht doelde op de

eerste situatie omdat dit zo blijkt uit de toelichting bij het wetsvoorstel.365

Verschillende

rechtsgeleerden stellen echter dat dit voor problemen kan zorgen.366

Deze auteurs wijzen erop

dat een blokkering van de raad van bestuur zou kunnen ontstaan wanneer het vereiste quorum

niet kan worden bereikt of bepaalde besluitvormingsvereisten niet kunnen worden gehaald

door het wegvallen van een bestuurder wegens tegenstrijdig belang. Om te voorkomen dat de

raad van bestuur hierdoor wordt geblokkeerd, zou men volgens Nowak de vereisten inzake

quorum en besluitvorming kunnen matigen in gevallen van tegenstrijdig belang.367

Een ander punt van kritiek is dat de nieuwe regeling op een aantal vlakken niet duidelijk

bepaalt hoe de procedure precies moet verlopen.368

Er wordt niet bepaald op welke manier en

aan wie de informatie omtrent het tegenstrijdig belang moet worden verstrekt door de

betrokken bestuurder. De nieuwe wettelijke regeling vermeldt ook niets over de

verantwoording die moet worden afgelegd nadat het besluit is genomen door de raad van

bestuur. Het is echter van belang dat deze aspecten geregeld zijn opdat de procedure goed zou

kunnen functioneren. Dorresteijn wijst erop dat deze zaken dan ook best in de statuten of op

een andere manier (zoals in een reglement van de onderneming) worden geregeld.369

364

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 499 ;

N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

147. 365

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 499 ;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592. 366 R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele

overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 147. 367

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592. 368

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 120-

121. 369A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 120-

121.

Page 77: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

77

Uit het wetsvoorstel volgt dat een statutaire regeling alleen mogelijk is als het besluit niet kan

worden genomen door de raad van bestuur of door de raad van commissarissen.

Dit betekent dat statutaire afwijkingen met betrekking tot de besluitvorming (zoals het

wegschrijven van het tegenstrijdig belang) slechts in zeer beperkte mate mogelijk zullen

zijn.370

Meer bepaald zal men het tegenstrijdig belang slechts kunnen wegschrijven in een

eenpersoonsvennootschap zonder raad van commissarissen waarbij de bestuurder is getroffen

door een tegenstrijdig belang alsook in een meerhoofdige vennootschap waarbij alle

bestuurders en alle commissarissen zijn geconfronteerd met een tegenstrijdig belang.371

Volgens sommige rechtsgeleerden valt dit te betreuren omdat de regeling hierdoor helemaal

niet soepel is, terwijl er in de praktijk vaak nood is aan een statutaire regeling.372

In de

Nederlandse rechtsleer wordt erop gewezen dat het nogal raar is dat de wetgever toelaat het

tegenstrijdig belang weg te schrijven als alle bestuurders getroffen zijn door een tegenstrijdig

belang, maar dat hij dit niet toelaat in een minder verregaande situatie (namelijk als slechts

één of een aantal bestuurders door het tegenstrijdig belang zijn getroffen).373

3. De overgangsregeling

113. De Nederlandse wetgever heeft ook voorzien in een overgangsregeling.374

De voorziene

overgangsregeling bestaat uit 2 bepalingen. Art. IIIa-1 bepaalt dat indien een naamloze

vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid voor de

inwerkingtreding van de wet werd vertegenwoordigd door het bestuur of door een bestuurder

terwijl er een tegenstrijdig belang was met één of meerdere bestuurders, de algemene

vergadering die vertegenwoordiging kan bekrachtigen door de vertegenwoordiger of

vertegenwoordigers daartoe aan te wijzen op of na datum van inwerkingtreding van de wet.

Art. IIIa-2 bepaalt dat er geen beroep kan worden gedaan op een statutaire regeling die stelt

dat de naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

wordt vertegenwoordigd door een ander dan het bestuur of een bestuurder in alle gevallen

370

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 122 ;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592. 371

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 122. 372 A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 122 ;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele

overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 147. 373

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 592. 374

Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 6 en 7 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig

belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 148.

Page 78: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

78

waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meerdere bestuurders, tenzij

in de wet anders wordt bepaald.

In de rechtsleer wordt hier echter kritiek op gegeven omdat de overgangsregeling geen

terugwerkende kracht heeft.375

Dit betekent dat de vennootschappen of de curatoren nog

steeds de nietigheid zullen kunnen opwerpen van rechtshandelingen die dateren van voor de

inwerkingtreding van de wet en waarbij de vennootschap onbevoegd werd vertegenwoordigd.

Volgens verschillende auteurs betekent dit dat de rechtsonzekerheid met betrekking tot de

huidige regeling in de komende jaren blijft bestaan.376

114. Sommige auteurs pleiten dan ook voor een overgangsregeling met terugwerkende kracht.

Zo stelt Leijten voor een overgangsregeling met een beperkte terugwerkende kracht in te

voeren op grond van art. 81 Overgangswet NBW.377

Dit zou dan inhouden dat de

vennootschap de nietigheid wegens tegenstrijdig belang niet meer kan inroepen van

rechtshandelingen die dateren van voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Wanneer de

vennootschap de nietigheid van een rechtshandeling echter reeds heeft ingeroepen voor de

inwerkingtreding van de wet, zal dit niet worden geraakt door de terugwerkende kracht van de

wet.

Winthagen sluit zich aan bij het voorstel van Leijten om de voorgestelde overgangsregeling te

vervangen door het Overgangsrecht NBW waardoor dan beperkte terugwerkende kracht zou

toekomen aan de afschaffing van de externe werking van de tegenstrijdig belangregeling.378

4. Vergelijking met de Belgische regeling

115. De huidige Nederlandse regeling inzake tegenstrijdig belang is totaal verschillend van de

Belgische regeling. In Nederland is de huidige regeling gesitueerd op het niveau van de

vertegenwoordiging van de vennootschap. In België daarentegen is de belangenconflicten-

regeling op het niveau van de besluitvorming gesitueerd. Dit lijkt ook logischer. Het probleem

375

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 591 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele

overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 148. 376

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 591 ; N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele

overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 148. 377

A.F.J.A. LEIJTEN, “Overgangsrechtelijk tegenstrijdig belang”, Ondernemingsrecht 2009, 207 ; N.A.

WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8, 148. 378

N.A. WINTHAGEN, “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O 2009, nr. 7-8,

148.

Page 79: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

79

van de tegenstrijdige belangen van een bestuurder is immers binnen de raad van bestuur

gelegen. Door de regeling op het niveau van de besluitvorming te plaatsen, kan worden

vermeden dat beslissingen worden genomen die de vennootschap schade toebrengen of die

vooral in het belang van de bestuurder zijn en niet zozeer in het belang van de vennootschap.

In Nederland werden in de rechtspraak wel zorgvuldigheidsnormen ontwikkeld die het

bestuur moet naleven in geval één of meerdere bestuurders wordt getroffen door een

tegenstrijdig belang. Het niet naleven van deze normen belet echter niet dat het besluit zelf

blijft bestaan. Deze zorgvuldigheidsnormen zijn dus geenszins een waarborg voor het

totstandkomen van besluiten die niet zijn aangetast door een tegenstrijdig belang van één of

meerdere bestuurders.

Door de regeling op het niveau van de besluitvorming te plaatsen, had men in Nederland ook

de hele problematiek inzake de externe werking van de tegenstrijdig belangregeling kunnen

vermijden.

116. In het wetsvoorstel wordt de regeling overgebracht naar het niveau van de

besluitvorming zoals bij ons het geval is. Er kunnen echter duidelijke verschillen tussen de

beide regelingen worden onderscheiden. Een van de meest opvallende verschillen is dat de

bevoegdheid om het besluit te nemen in de Belgische regeling steeds toebehoort aan de raad

van bestuur. De Nederlandse regeling maakt het echter wel mogelijk dat het besluit wordt

genomen door een ander orgaan dan de raad van bestuur. Meer bepaald zullen de

commissarissen of de algemene vergadering de beslissing kunnen nemen indien de raad van

bestuur dit niet zelf kan (ten gevolge van het verbod voor de betrokken bestuurder(s) deel te

nemen aan de besluitvorming wanneer zij worden geconfronteerd met een tegenstrijdig

belang).

Mijn inziens is het positief dat er in de wettelijke regeling duidelijk wordt bepaald wie

bevoegd is om de beslissing te nemen als alle bestuurders geconfronteerd zijn met een

tegenstrijdig belang. In België heeft de wetgever niet voorzien in een regeling voor het geval

de raad van bestuur geen beslissing kan nemen ten gevolge van een belangenconflict. Voor

wat betreft de vennootschappen die geen publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan, zorgt dit niet voor problemen aangezien de bestuurders uit deze vennootschappen wel

mogen deelnemen aan de beraadslaging en de stemming binnen de raad van bestuur. Voor

wat betreft de vennootschappen die wel publiek beroep op het spaarwezen doen of hebben

gedaan, kan dit wel voor problemen zorgen. Als in dergelijke vennootschappen alle

Page 80: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

80

bestuurders worden geconfronteerd met een tegenstrijdig belang, is het immers niet duidelijk

wie het besluit moet nemen.

In de Nederlandse rechtsleer stelt Lennarts zich echter de vraag of het toekennen van de

beslissingsbevoegdheid aan de raad van commissarissen of aan de algemene vergadering wel

een goede oplossing is in het geval de raad van bestuur niet in staat is een beslissing te nemen.

De auteur stelt vooreerst dat het de beide organen aan de nodige deskundigheid ontbreekt om

de beslissingsbevoegdheid op een degelijke manier te kunnen uitoefenen.379

Vervolgens stelt

hij zich de vraag of de verschuiving van de beslissingsbevoegdheid ook inhoudt dat de

aansprakelijkheid mee verschuift.380

Verder stelt de auteur zich vooral vragen bij de

uitoefening van de beslissingsbevoegdheid door de algemene vergadering. De auteur stelt zich

de vraag of de algemene vergadering wel tot een deugdelijk besluit kan komen aangezien de

individuele aandeelhouders in dergelijk geval gericht zullen moeten zijn op het belang van de

vennootschap in plaats van enkel op hun individueel belang.381

117. Er kunnen nog een aantal andere verschillen worden opgemerkt tussen de Belgische en

de Nederlandse regeling.

In de Belgische wet werd niet voorzien in de mogelijkheid om statutair af te wijken van de

regeling. Deze mogelijkheid werd wel voorzien in de Nederlandse regeling alhoewel dit werd

beperkt in het wetsvoorstel. Dit is logisch aangezien de belangenconflictregeling in beide

landen verschillend is georganiseerd. In het Nederlandse wetsvoorstel is het mogelijk dat de

beslissingsbevoegdheid van de raad van bestuur wordt verschoven naar de raad van

commissarissen of naar de algemene vergadering. Via de statuten kan de vennootschap het

tegenstrijdig belang echter wegschrijven. In België is dergelijke mogelijkheid niet nodig,

aangezien de beslissingsbevoegdheid steeds bij de raad van bestuur blijft liggen.

Een laatste verschilpunt tussen de Nederlandse en de Belgische regeling heeft te maken met

het verloop van de procedure zelf. In de Belgische regeling wordt duidelijk bepaald wie de

betrokken bestuurder moet informeren over het bestaan van een tegenstrijdig belang en welke

informatie moet worden verstrekt. Daarnaast wordt ook duidelijk bepaald op welke manier

het genomen besluit moet worden verantwoord. Het Nederlandse wetsvoorstel zegt niets over

379

M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en

toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 112. 380

M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en

toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 112. 381 M.L. LENNARTS, “Naar een nieuwe tegenstrijdig belangregeling”, in J.B. WEZEMAN, Bestuur en

toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 112.

Page 81: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

81

de personen die moeten worden geïnformeerd over het bestaan van een tegenstrijdig belang,

noch over de verantwoording van het genomen besluit. Als men wil dat de procedure goed

werkt, zal het dus van belang zijn dat de vennootschappen deze elementen zelf uitwerken in

hun statuten, tenzij de wetgever hiertoe zelf alsnog het initiatief neemt.

§3 Frankrijk

118. De Franse regeling omtrent belangenconflicten van bestuurders bestaat uit een

controleprocedure die moet worden nageleefd met betrekking tot de gereglementeerde

overeenkomsten. Voor wat betreft de toekenning van de zogenaamde “gouden parachutes”

moeten ook nog bepaalde formaliteiten worden nageleefd bij de eigenlijke storting van de

vergoeding.

Daarnaast moet ook nog worden voldaan aan bepaalde informatieverplichtingen voor wat

betreft de vrije overeenkomsten.

A. Informatieverplichtingen met betrekking tot de vrije (courante) overeenkomsten

119. De wet bepaalt dat de controleprocedure niet moet worden nageleefd als de

overeenkomst betrekking heeft op een courante transactie verricht tegen normale

voorwaarden.382

Art. 111-5° van de wet van 15 mei 2001 (“Loi NRE”) heeft met betrekking

tot dit soort overeenkomsten echter een informatieverplichting ingevoerd.383

De geïnteresseerde persoon moet de betrokken overeenkomst meedelen aan de voorzitter van

de raad van bestuur. Vervolgens moet de voorzitter een lijst met de vermelding van het doel

van de betrokken overeenkomsten bekendmaken aan de leden van de raad en aan de

commissaris-revisor ten laatse op de dag van de afsluiting van de jaarrekening.

Deze lijst kan ook worden ingezien door de aandeelhouders van de vennootschap omdat de

lijst op grond van art. L. 225-15, 6° CC deel uitmaakt van de documenten die de

aandeelhouders kunnen inzien voor de jaarlijkse algemene vergadering.384

382

Art. L. 255-39, lid 1 CC. 383

Art. L. 255-39, lid 2 CC ; J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme,

Parijs, Litec, 2002, 187- 188. 384

J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 188 ; V.

MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf, 2006,

67.

Page 82: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

82

120. Deze informatieplicht bleek echter niet goed te werken in de praktijk.385

Art. 123 van de

wet van 1 augustus 2003 (“Loi de sécurité financière”) heeft het toepassingsgebied van deze

informatieplicht bijgevolg beperkt.386

De informatieplicht is niet meer van toepassing met

betrekking tot de overeenkomsten die voor geen van beide partijen kenmerkend of significant

zijn rekening houdende met het doel en de financiële gevolgen van de overeenkomst.

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat het al dan niet toepassen van de informatieprocedure

afhankelijk zal zijn van de geïnteresseerde persoon.387

Aangezien het de geïnteresseerde is die

de overeenkomst moet meedelen aan de voorzitter, zal het immers ook deze persoon zijn die

moet beoordelen of de betrokken overeenkomst al dan niet significant is voor hemzelf of voor

de vennootschap.

B. Controleprocedure met betrekking tot de gereglementeerde overeenkomsten

De controleprocedure die moet gevolgd worden met betrekking tot de gereglementeerde

overeenkomsten bestaat uit verschillende stappen. In deze procedure is een belangrijke rol

weggelegd voor de commissaris-revisor.

1. De informatieplicht

121. De geïnteresseerde persoon is verplicht de raad van bestuur te informeren omtrent de

overeenkomst die onder de toepassing valt van art. L. 225-38 CC.388

In de wet wordt niet vermeld op welke manier de geïnteresseerde de raad moet informeren en

wat precies moet worden meegedeeld. Er wordt wel gesteld dat hij de raad moet informeren

vanaf het moment dat hij kennis heeft van een dergelijke overeenkomst.389

385

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 464 ; D. SCHMIDT, Les conflits

d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 117. 386

Art. L. 225-39, lid 2 CC ; V. MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à

combattre?, Fougeres, Puf, 2006, 66. 387 V. MAGNIER (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres, Puf,

2006, 66. 388

Art. L. 225-40, lid 1 CC. 389 Art. L. 225-40, lid 1 CC.

Page 83: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

83

2. De voorafgaande machtiging van de raad van bestuur

122. Op grond van art. L. 225-38, lid 1 CC moet de raad van bestuur de betrokken

overeenkomst machtigen.

Deze machtiging moet gegeven worden voordat de overeenkomst wordt gesloten. In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat dit van belang is aangezien de raad mogelijks minder

geneigd zou zijn om de machtiging te weigeren wanneer de overeenkomst reeds is

voltrokken.390

De machtiging moet worden gegeven door de raad van bestuur. Dit betekent dat de

machtiging het voorwerp moet uitmaken van een beslissing van de raad als collegiaal

orgaan.391

De machtiging kan bijgevolg niet worden gegeven door de individuele leden van de

raad en het zal ook niet volstaan de individuele leden van de raad te informeren over het

bestaan van de overeenkomst.

Uit de rechtspraak volgt dat de machtiging geldig moet zijn qua vorm en niet stilzwijgend

mag worden gegeven.392

123. De wet stelt dat de geïnteresseerde bestuurder niet mag deelnemen aan de stemming.393

Er wordt echter niets gezegd over deelname van de geïnteresseerde bestuurder aan de

beraadslaging. Hieruit kan worden afgeleid dat de bestuurder wel zal mogen deelnemen aan

de beraadslaging. Bepaalde auteurs waaronder Schmidt stellen echter dat de bestuurder ook

niet zal mogen deelnemen aan de beraadslaging.394

De auteur wijst erop dat het juist de

bedoeling van de wetgever is dat de beslissing van de raad niet wordt beïnvloed door de

geïnteresseerde. Volgens Schmidt betekent deelname van de betrokkene aan de beraadslaging

dat deze invloed kan uitoefenen op de te nemen beslissing. Omwille van deze reden zou de

betrokken bestuurder volgens hem niet mogen deelnemen aan de beraadbeslaging van de

raad.

Er wordt ook niets gezegd over het al dan niet meetellen van de betrokken bestuurder bij de

berekening van het quorum en de stemmen. In de rechtsleer wijzen verschillende auteurs erop

dat de bestuurder ook niet zal mogen meegeteld worden voor de berekening van het

390

J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 189. 391

P. LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 506-507 ; J.J.

CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 189. 392

Cass. soc. 8 december 1976, Rev. sociétés 1977, 253, noot I. BALENSI ; Cass. com. 21 november 2000, Dr.

sociétés 2001, n° 84, noot D. VIDAL aangehaald door D. VIDAL Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2003, 471. 393

Art. L. 225-40, lid 1 CC. 394

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 139.

Page 84: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

84

aanwezigheidsquorum en de stemmen omdat dit niet logisch zou zijn aangezien ze niet mogen

meestemmen.395

Het is mogelijk dat de raad geen beslissing kan nemen omwille van het verbod voor de

geïnteresseerde om deel te nemen aan de stemming. In dat geval kan de betrokken

overeenkomst volgens sommigen toch worden gesloten op voorwaarde dat ze achteraf wordt

goedgekeurd door de algemene vergadering.396

3. Meedelen van de gemachtigde overeenkomsten aan de commissaris-revisor

124. De voorzitter van de raad van bestuur moet de commissaris-revisor op de hoogte brengen

van de gemachtigde overeenkomsten. Dit dient te gebeuren binnen de maand na het sluiten

van de betrokken overeenkomsten.

4. Het bijzonder rapport van de commissaris-revisor

125. Op de commissaris-revisor rust in het kader van de controleprocedure een veel

zwaardere informatieplicht dan de informatieplicht die rust op de geïnteresseerde bestuurder

en de voorzitter van de raad van bestuur.

De commissaris-revisor moet meer bepaald een bijzonder verslag opmaken voor de algemene

vergadering.397

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat deze plicht op de commissaris-revisor

wordt gelegd omdat de aandeelhouders op deze manier verzekerd zullen zijn van volledige en

objectieve informatie omtrent de betrokken overeenkomsten omwille van de

onafhankelijkheid en de bekwaamheid van de commissaris-revisor.398

126. Het rapport dat de commissaris-revisor moet opmaken, moet betrekking hebben op de

gemachtigde overeenkomsten waarvan de commissaris-revisor op de hoogte werd gebracht

door de voorzitter van de raad van bestuur.399

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de commissaris-revisor ook nog andere

overeenkomsten zal moeten melden aan de algemene vergadering ondanks de strikte

395

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 467 ; G. RIPERT, R. ROBLOT

en M. GERMAIN, Traité de droit commercial, Parijs, LGDJ, 1993, 969 ; D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts

dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 137. 396

J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 190. 397 Art. L. 225-40, lid 2 CC. 398

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 468. 399

Art. L. 225-40, lid 3 CC.

Page 85: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

85

bewoordingen in de wet.400

Het betreft meer bepaald de overeenkomsten die de commissaris-

revisor ontdekt en die volgens hem moesten gemachtigd worden door de raad, de

overeenkomsten waarvoor de raad ten onrechte vrijstelling van machtiging heeft verleend en

de gesloten overeenkomsten die verboden zijn op grond van art. L. 225-43 CC.

127. De bepalingen die in het rapport moeten worden opgenomen voor de betrokken

overeenkomsten zijn ruim. Deze bepalingen zijn opgesomd in de wet.401

Het rapport moet vooreerst een opsomming bevatten van de overeenkomsten die moeten

worden goedgekeurd door de algemene vergadering.

Daarnaast moeten de namen van de geïnteresseerde personen worden vermeld en de essentiële

modaliteiten van de overeenkomsten (zoals de gehanteerde prijzen en tarieven, de

betalingstermijnen, de toegekende zekerheden).

Voor wat betreft de overeenkomsten met betrekking tot de renumeraties van bestuursleden

binnen beursgenoteerde vennootschappen, moet in het rapport worden vermeld wat de aard,

het bedrag en de modaliteiten zijn van de toegekende voordelen.

Ten slotte moet de commissaris-revisor nog melding maken van alle andere gegevens die de

aandeelhouders toelaten het belang van de geïnteresseerde bestuurder te beoordelen.

In de wet wordt niets gezegd over het feit of de commissaris-revisor zich al dan niet mag

uitspreken over de opportuniteit en de waarde van de betrokken overeenkomsten.

Verschillende rechtsgeleerden stellen dat de commissaris-revisor zich niet mag uitspreken

over deze zaken omdat hij zich niet mag mengen in het beheer van de vennootschap.402

5. De goedkeuring van de algemene vergadering

128. De algemene vergadering zal een beslissing moeten nemen omtrent de betrokken

overeenkomsten op basis van het bijzonder rapport van de commissaris-revisor.403

De

algemene vergadering kan de gesloten overeenkomst goedkeuren of afkeuren.

400

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 468 ; G. RIPERT, R. ROBLOT

en M. GERMAIN, Traité de droit commercial, Parijs, LGDJ, 1993, 970. 401

Art. R. 225-31 CC. 402 J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 192 ; P.

MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 469. 403

Art. L. 225- 40, lid 2 en 3 CC.

Page 86: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

86

Indien de geïnteresseerde bestuurder tevens aandeelhouder is, zal deze niet mogen deelnemen

aan de stemming en zal hij evenmin worden meegeteld voor het bereiken van het

aanwezigheidsquorum of van stemmen.404

C. Bijkomende formaliteiten met betrekking tot de storting van de “gouden parachutes”

129. Zoals reeds vermeld heeft de wet Breton van 26 juli 2005 de modaliteiten van het vertrek

(de zogenaamde “gouden parachutes”) van bepaalde bestuursleden van beursgenoteerde

vennootschappen ook onderworpen aan de controleprocedure.

Dit bleek echter vaak niet voldoende te zijn omdat de toegekende vergoeding op het moment

van de eigenlijke storting vaak niet in overeenstemming was met de door de betrokkene

geleverde prestaties en de toestand van de vennootschap.405

Omwille van deze reden heeft de wet van 21 augustus 2007 met betrekking tot de

werkgelegenheid, de tewerkstelling en de koopkracht (“Loi TEPA”) het storten van de

uitgestelde vergoedingen afhankelijk gemaakt van bepaalde voorwaarden en formaliteiten.406

130. De storting van de uitgestelde vergoeding is meer bepaald afhankelijk van de prestaties

geleverd door de geïnteresseerde persoon en van die van de vennootschap.407

De voorwaarden

waaraan deze prestaties moeten voldoen, moeten worden bepaald door de raad van bestuur.408

De machtiging die de raad moet geven conform art. L. 225-38, lid 1 CC moet bovendien

publiek worden gemaakt.

De goedkeuring die de algemene vergadering moet geven op grond van art. L. 225-40 CC

moet het voorwerp uitmaken van een specifieke verklaring van elke rechthebbende.409

Verder verbiedt de wet iedere storting van een uitgestelde vergoeding voordat de raad van

bestuur heeft vastgesteld of voldaan is aan de voorwaarden in verband met de prestaties

geleverd door de bestuurder en de toestand van de vennootschap.410

Tot slot moet de machtiging van de overeenkomst binnen de 5 dagen na de vergadering van

de raad van bestuur worden gepubliceerd op de internetsite van de vennootschap.411

Dezelfde

404 Art. L. 225-40, lid 4 CC. 405

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 466. 406

Art. L. 225-42-1, lid 2-6 CC. 407

Art. L. 225-42-1, lid 2 CC ; P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 466. 408

Art. L. 225-42-1, lid 3 CC. 409

Art. L. 225-42-1, lid 4 CC. 410

Art. L. 225-42-1, lid 5 CC.

Page 87: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

87

termijn geldt ten aanzien van de beslissing waarbij wordt vastgesteld dat voldaan is aan de

voorwaarden (in verband met de geleverde prestaties door de geïnteresseerde persoon en de

toestand van de vennootschap) en ten aanzien van de storting.

Deze bijkomende voorwaarden en formaliteiten zijn echter niet van toepassing op de

vergoedingen ten gevolge van een niet-concurrentiebeding en op de aanvullende

pensioenen.412

In deze gevallen moet dus enkel de controleprocedure worden nageleefd.

D. Vergelijking met de Belgische regeling

131. Algemeen kan gesteld worden dat de Franse regeling met betrekking tot

belangenconflicten zwaarder is dan de Belgische. Met betrekking tot de controleprocedure

kent men in Frankrijk immers niet alleen een informatieverplichting en een regeling op het

niveau van de besluitvorming, maar wordt ook gewerkt met een goedkeuringsregeling. Het

hanteren van een goedkeuringsregeling kan als positief worden beschouwd aangezien het

enerzijds een extra controle inhoudt en anderzijds ook zekerheid biedt aan de betrokken

bestuurder. Indien goedkeuring immers wordt gegeven, heeft de betrokkene de zekerheid dat

hij niet aansprakelijk zal worden gesteld door de vennootschap.

132. De Belgische en de Franse regeling kennen ook verschillen op het gebied van de

informatieplicht.

Vooreerst kan worden opgemerkt dat er in Frankrijk een ruimere informatieplicht van

toepassing is. Er moet niet alleen informatie worden verstrekt met betrekking tot de

overeenkomsten die onder toepassing van de controleprocedure vallen. Er moet ook bepaalde

informatie worden verstrekt met betrekking tot de uitzonderingsregeling voor de

overeenkomsten in verband met de courante verrichtingen gesteld tegen normale

voorwaarden. Er moet hierbij wel worden opgemerkt dat deze informatieplicht niet meer geldt

ten aanzien van alle overeenkomsten die onder de uitzonderingsregeling vallen. In België

daarentegen moet de betrokken bestuurder geen informatie verschaffen wanneer de

verrichting of beslissing onder de uitzondering van de courante verrichtingen valt.

411

Art. R. 225-24-1 CC. 412

Art. L. 225-42-1, lid 6 CC.

Page 88: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

88

133. Daarnaast zijn er ook verschillen met betrekking tot de personen die onderworpen zijn

aan de informatieplicht.

In België zijn het voornamelijk de betrokken bestuurder en de raad van bestuur die bepaalde

informatie moeten verstrekken omtrent het bestaan van een belangenconflict en omtrent de

genomen beslissing. Bovendien moet de betrokken bestuurder het bestaan van een

tegenstrijdig belang meedelen aan zijn medebestuurders en aan de commissaris-revisor. De

verslagplicht rust voornamelijk op de raad van bestuur en niet zozeer op de commissaris-

revisor. De commissaris-revisor moet enkel in zijn jaarlijks controleverslag melding maken

van de vermogensrechtelijke gevolgen van de verrichting of beslissing voor de vennootschap.

De Franse regeling daarentegen situeert de informatieplicht voornamelijk bij de voorzitter van

de raad van bestuur en bij de commissaris-revisor. De geïnteresseerde bestuurder moet het

bestaan van de overeenkomst enkel meedelen aan de voorzitter. In tegenstelling tot in België

is het ook de voorzitter die de andere leden van de raad en de commissaris-revisor moet

informeren. De verslagplicht is ook in tegenstelling tot de Belgische regeling volledig

gesitueerd bij de commissaris-revisor. Deze laatste moet een bijzonder verslag opmaken

omtrent verschillende elementen van de betrokken overeenkomsten.

134. Tot slot kan er nog gewezen worden op een verschil met betrekking tot het

beraadslagings- en stemverbod. In België werd dit verbod opgeheven voor de private

vennootschappen alhoewel dit sterk werd bekritiseerd in de rechtsleer. De Franse regeling

daarentegen bepaalt dat de geïnteresseerde bestuurder niet mag deelnemen aan de stemming.

Er wordt echter niet uitdrukkelijk bepaald dat de betrokken bestuurder niet mag deelnemen

aan de beraadslaging. In de rechtsleer bestaat hierover discussie. Mijn inziens laat men de

betrokken bestuurder beter wel deelnemen aan de beraadslaging omdat hij over nuttige

informatie kan beschikken.

§4 Engeland

135. De Engelse CA 2006 bevat verschillende bepalingen omtrent de belangenconflicten van

bestuurders.

Enerzijds zijn er een aantal algemene plichten van bestuurders die betrekking hebben op

belangenconflicten. Het betreft de plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA

2006), de plicht om geen voordelen van derde partijen te aanvaarden (s 176 CA 2006) en de

Page 89: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

89

plicht om een belang in een voorgenomen transactie of regeling met de vennootschap mee te

delen (s 177 CA 2006).

Anderzijds bevat de CA 2006 nog een aantal andere specifieke regels in verband met

belangenconflicten. Een bestuurder moet melding maken van zijn belang in een reeds

bestaande transactie of regeling met de vennootschap (indien dit nog niet zou gebeurd zijn op

grond van s 177 CA 2006). Daarnaast moet voor bepaalde transacties die worden gesloten

met de bestuurder of met personen verbonden met de bestuurder, de goedkeuring worden

bekomen van de aandeelhouders.

A. De algemene plichten van bestuurders

1. De plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA 2006)

136. Sectie 175 CA 2006 legt een bestuurder de verplichting op om een situatie te vermijden

waarin hij een direct of een indirect belang heeft of kan hebben dat in strijd is of kan zijn met

de belangen van de vennootschap. Deze plicht vervangt de fiduciaire “no-conflict” en “no-

profit” regels die voor de CA 2006 van toepassing waren op bestuurders.413

Zoals reeds hoger

vermeld hield de “no-conflict” regel in dat een bestuurder zich niet in een positie mag

plaatsen waardoor zijn persoonlijk belang kan conflicteren met de plichten die hij

verschuldigd is ten aanzien van de vennootschap waarin hij zetelt.414

De “no-profit” regel

hield in dat een bestuurder niet gerechtigd is om enig voordeel te halen uit zijn positie als

bestuurder, tenzij in de gevallen waar dit uitdrukkelijk werd toegelaten.415

137. De plicht zal geschonden worden wanneer de bestuurder zich in een situatie heeft

geplaatst waarin zijn persoonlijk belang conflicteert of kan conflicteren met dat van de

vennootschap.416

Een louter potentieel belang is dus voldoende voor de schending van deze

plicht. In de rechtspraak controleert men een schending van de plicht uit s 175 CA 2006 aan

413 A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 397-398 ;

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 419. 414

Aberdeen Railway Company v Blaikie Bros (1854) 1 Macq 461, 471-472 ; Boardman v Phipps (1967) 2 AC

46, 123 ; J.H. FARRAR en B.M. HANNIGAN, Farrar’s Company Law, Londen, Butterworths, 1998, 396. 415

Regal (Hastings) Ltd v Gulliver (1967) 2 AC 134, 159 ; J.H. FARRAR en B.M. HANNIGAN, Farrar’s

Company Law, Londen, Butterworths, 1998, 415. 416

N. BOURNE, Bourne on Company Law, Oxon, Routledge, 2008, 154 ; S. MORTIMORE, Company

Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 306 ; S. SHEIKH, A Guide to the

Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 420.

Page 90: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

90

de hand van een redelijkheidstest.417

De rechter zal meer bepaald nagaan of een redelijk

persoon in de specifieke omstandigheden van de zaak zou denken dat er een reële

mogelijkheid bestaat van conflicterende belangen.

138. Sectie 175 CA 2006 stelt dat deze verplichting specifiek van toepassing is voor wat

betreft de exploitatie van eigendom, informatie of kansen.418

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat dit vooreerst betekent dat een bestuurder de goederen

van de vennootschap niet mag verduisteren, noch mag afwenden of mag exploiteren.419

Uit de

rechtspraak blijkt immers dat een bestuurder weliswaar geen “trustee” is van de goederen van

de vennootschap, maar de bestuurder mag de goederen van de vennootschap ook niet op een

verkeerde manier aanwenden.420

Met betrekking tot de exploitatie van informatie en kansen door de bestuurder stelt zich de

vraag in welke gevallen een bestuurder zijn plicht uit sectie 175 CA 2006 precies zal

schenden. In de rechtsleer wordt gesteld dat dit grotendeels zal afhangen van de

omstandigheden van de zaak.421

De rechter zal steeds nagaan of de informatie of de kans

voldoende dicht aanleunt bij de vennootschap opdat de informatie of de kans zou kunnen

beschouwd worden als informatie of een kans die toebehoort aan de vennootschap. Pas als de

rechter dit positief beantwoord, zal de betrokken bestuurder zijn plicht geschonden hebben.

De plicht om belangenconflicten te vermijden, kan ook geschonden worden ongeacht of de

vennootschap enig voordeel kon halen uit de eigendom, de informatie, of de kans. Dit wordt

uitdrukkelijk vermeld in sectie 175 (2) CA 2006. Op deze manier wil men bestuurders

ontmoedigen om zich in een tegenstrijdig belangsituatie te plaatsen.422

139. De plicht om belangenconflicten te vermijden, is niet van toepassing in geval van een

belangenconflict dat rijst in het kader van een transactie of regeling met de vennootschap.423

Dit gaat bijvoorbeeld om de situaties waarbij leningen worden toegekend aan een bestuurder.

417

Boardman v Phipps (1967) 2 AC 46, 124 ; Bhullar v Bhullar (2003) 2 BCLC 241, 268. 418 s 175 (2) CA 2006. 419

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

308. 420

CMS Dolphin Ltd v Simonet (2001) 2 BCLC 704, 733. 421

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

308-310. 422

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

310 ; A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 398. 423

s 175 (3) CA 2006.

Page 91: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

91

In dergelijk geval moet de bestuurder sectie 177 CA 2006 naleven (in geval van een

voorgenomen transactie) of sectie 182 CA 2006 (in geval van een bestaande transactie).

140. De bestuurder zal zijn plicht in 2 gevallen niet schenden. Dit is ten eerste het geval

wanneer de situatie waarin de bestuurder zich bevindt redelijkerwijs geen aanleiding lijkt te

geven tot een belangenconflict.424

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat sommige situaties

zeer duidelijk buiten of binnen deze categorie zullen vallen.425

In die gevallen waar er echter

twijfel is, stellen sommigen dat de bestuurder dan beter machtiging vraagt aan de

medebestuurders conform sectie 175 (4) (b) CA 2006 om te voorkomen dat hij zijn plicht zou

schenden.426

Een bestuurder zal zijn plicht ook niet schenden wanneer voorafgaandelijk machtiging werd

bekomen van de medebestuurders.427

Opdat dergelijke machtiging geldig zou zijn, moet wel

aan een aantal voorwaarden voldaan zijn.428

Ten eerste is vereist dat het

aanwezigheidsquorum op de vergadering waar over de machtiging wordt beslist, wordt

bereikt zonder dat de betrokken bestuurder of enige andere belanghebbende bestuurder wordt

meegeteld. Ten tweede is vereist dat de beslissing waarbij de machtiging wordt gegeven,

wordt genomen zonder dat de betrokken bestuurder en de andere belanghebbende bestuurders

hebben meegestemd of dat deze beslissing ook zou genomen zijn geweest indien zij niet

hadden meegestemd. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat deze vereisten minimale

vereisten zijn.429

Indien de statuten van de vennootschap of andere wettelijke bepalingen nog

andere voorwaarden koppelen aan het geven van machtiging door de bestuurders, dan zullen

deze ook moeten worden nageleefd.

Het is mogelijk dat de medebestuurders geen machtiging kunnen of willen geven. In

dergelijk geval kan de betrokken bestuurder proberen om voorafgaande machtiging te

bekomen van de aandeelhouders op grond van sectie 180 (4) CA 2006.430

Indien de

bestuurder reeds te maken heeft met een belangenconflict, dan kan hij nog proberen om de

424

s 175 (4) (a) CA 2006. 425

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

328. 426 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

312. 427

s 175 (4) (b) CA 2006. 428

s 175 (6) (a en b) CA 2006. 429

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

313-314. 430

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 420.

Page 92: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

92

situatie achteraf te laten ratificeren door de aandeelhouders op grond van sectie 239 CA

2006.431

141. Voor de CA 2006 was het een vaak voorkomende praktijk dat de statuten van een

vennootschap de mogelijkheid openlieten voor bestuurders om zich in bepaalde

omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden in een belangenconflictsituatie te plaatsen of

voordeel te halen uit eigendom, informatie of kansen die toebehoren aan de vennootschap.432

Sectie 232 (4) CA 2006 stelt dat in de statuten van de vennootschap nog altijd voorzieningen

omtrent belangenconflicten kunnen worden opgenomen die ook toegelaten waren voor de CA

2006. Dit betekent dus dat de vennootschappen de plicht van bestuurders uit sectie 175 CA

2006 nog altijd kunnen verzachten in hun statuten.

2. De plicht om geen voordelen van derde partijen te aanvaarden (s 176 CA 2006)

142. Sectie 176 CA 2006 stelt dat een bestuurder geen voordelen van derde partijen mag

aanvaarden wanneer deze voordelen worden toegekend ten gevolge van zijn bestuursfunctie

of zijn doen of laten als bestuurder.433

Deze plicht is gebaseerd op 2 regels uit de rechtspraak van voor de CA 2006. Enerzijds is

sectie 176 CA 2006 gebaseerd op de “no-profit” regel.434

Anderzijds is deze plicht ook

gebaseerd op de fiduciaire plicht van bestuurders om geen geheime winsten te maken.435

143. De vraag stelt zich wat moet worden verstaan onder het begrip “voordelen”.

Dit wordt niet gedefinieerd in de CA 2006. Tijdens de parlementaire behandeling van de CA

2006 werd gesteld dat men dit moet begrijpen in de gangbare betekenis van het woord.436

De

voordelen kunnen bijgevolg zowel van financiële als van niet-financiële aard zijn.437

Het kan

431 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

323. 432

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

314. 433

s 176 (1) CA 2006. 434

Regal (Hastings) Ltd v Gulliver (1967) 2 AC 134, 159 ; J.H. FARRAR en B.M. HANNIGAN, Farrar’s

Company Law, Londen, Butterworths, 1998, 415. 435

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 421. 436

Hansard HC (11 juli 2006) cols 621-622. 437

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

315 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press,

2008, 330.

Page 93: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

93

bijvoorbeeld gaan om een bepaalde winst, maar ook om een bepaalde situatie of een nuttige

factor voor de bestuurder.

144. De bestuurder mag enkel geen voordelen ontvangen van derde partijen. Een derde partij

is iemand anders dan de vennootschap, de daarmee verbonden vennootschappen en de

personen die optreden voor deze vennootschappen.438

Een bestuurder zal zijn plicht dus niet

schenden door het aanvaarden van voordelen (waaronder ook loon) van deze personen.439

Dit

wordt gewaarborgd door sectie 176 (3) CA 2006.

145. In sectie 176 (4) CA 2006 wordt gesteld dat de plicht niet zal geschonden worden indien

de aanvaarding van de voordelen redelijkerwijs geen aanleiding lijkt te geven tot een

belangenconflict. Hieruit leidt men in de rechtsleer af dat een bestuurder zijn plicht niet zal

schenden door het aanvaarden van verwaarloosbare of triviale voordelen zoals het accepteren

van een cadeau met Kerstmis en bij andere gelijkaardige gelegenheden.440

Omgekeerd kan uit

deze bepaling worden afgeleid dat een bestuurder geen voordelen van derde partijen zal

mogen aanvaarden als dit redelijkerwijs wel aanleiding lijkt te geven tot een belangenconflict.

In dit kader geeft men in de rechtsleer het voorbeeld van een derde partij die een bestuurder

een cadeau aanbiedt met de bedoeling om bepaalde informatie te bekomen of om de

beslissing van de bestuurder te beïnvloeden.441

In dit geval kan het zijn dat de bestuurder zijn

plicht schendt door het voordeel te aanvaarden.

146. Een verschil met de sectie 175 CA 2006 is dat in sectie 176 CA 2006 niet voorzien is in

de mogelijkheid voor de bestuurder om voorafgaandelijk machtiging te bekomen van de

medebestuurders voor het aanvaarden van een voordeel toegekend door een derde partij.442

Als een bestuurder toch een voordeel wil aanvaarden van een derde partij, maar wil vermijden

dat hij zijn plicht uit sectie 176 CA 2006 schendt, dan kan hij proberen om voorafgaandelijk

machtiging te bekomen van de aandeelhouders op grond van sectie 180 (4) CA 2006.443

438

s 176 (2) CA 2006. 439

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

330. 440

N. BOURNE, Bourne on Company Law, Oxon, Routledge, 2008, 158. 441 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

315-316. 442

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

323 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 421. 443

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 410-411 ;

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 421.

Page 94: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

94

Indien de bestuurder het voordeel reeds aanvaard zou hebben, heeft hij nog de mogelijkheid

om de situatie achteraf te laten ratificeren door de aandeelhouders op grond van sectie 239

CA 2006.444

3. De plicht om een belang in een voorgenomen transactie of regeling mee te delen

(s 177 CA 2006)

147. Sectie 177 CA 2006 bepaalt dat een bestuurder die een direct of indirect belang heeft bij

een voorgenomen transactie of regeling van de vennootschap, de aard en draagwijdte van dat

belang moet meedelen aan de andere bestuurders.445

Deze plicht vervangt de vroegere “equitable” regel die stelde dat een bestuurder geen

belangen mocht hebben in een transactie met de vennootschap, tenzij de situatie was

gemachtigd door de aandeelhouders.446

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat deze regel

vroeger frequent in de statuten werd verzacht.447

De statuten bepaalden vaak dat de

bestuurders in dergelijke gevallen geen machtiging van de aandeelhouders nodig hadden,

maar het conflict wel moesten meedelen aan de medebestuurders.

148. De plicht uit sectie 177 CA 2006 houdt in dat de bestuurder een verklaring moet

afleggen ten aanzien van zijn medebestuurders wanneer hij een direct of indirect belang heeft

bij een voorgenomen transactie of regeling van de vennootschap.

Deze verklaring moet worden afgelegd voordat de vennootschap de transactie of de regeling

aangaat.448

Op deze manier heeft de vennootschap de mogelijkheid te beoordelen of ze de

transactie of regeling zal aangaan en welke (voorzorgs)maatregelen ze hierbij eventueel zal

nemen.449

De verklaring moet worden afgelegd ten aanzien van de medebestuurders. Het is dus niet

voldoende om een verklaring af te leggen ten aanzien van de aandeelhouders van de

444 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

323. 445

s 177 (1) CA 2006. 446

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

326 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 422. 447

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 422. 448

s 177 (4) CA 2006. 449

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

327.

Page 95: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

95

vennootschap.450

Bovendien volstaat het niet enkel het bestaan van het belang mee te delen.451

De bestuurder moet de aard en de draagwijdte van zijn belang meedelen.

De CA 2006 laat de bestuurder de keuze tussen drie mogelijke manieren om de verklaring af

te leggen.452

Hij kan de verklaring afleggen op een bestuursvergadering, via een schriftelijke

mededeling of door middel van een algemene mededeling (“general notice”).453

Deze laatste

mogelijkheid houdt in dat een bestuurder aan zijn medebestuurders kan meedelen dat hij

ofwel een belang heeft in een rechtspersoon en daarom moet beschouwd worden als zijnde

belanghebbende bij elke transactie of regeling die met deze rechtspersoon wordt gesloten na

het doen van de algemene mededeling ofwel verbonden is met een persoon (verschillend van

de rechtspersoon) en daarom moet beschouwd worden als zijnde belanghebbende bij elke

transactie of regeling die wordt gesloten met die persoon na het doen van de algemene

mededeling.454

Door te werken met een dergelijke algemene mededeling kan een bestuurder

dus verhinderen dat hij telkens opnieuw een verklaring moet afleggen.

Indien de afgelegde verklaring op een bepaald moment onvolledig of onjuist wordt, dan

vereist sectie 177 (3) CA 2006 dat de bestuurder een nieuwe verklaring aflegt. In de rechtsleer

wordt gesteld dat dit niet meer nodig zal zijn als de vennootschap de transactie of regeling op

dat moment al heeft aangegaan.455

In dergelijk geval moet de bestuurder immers de regels uit

sectie 182 CA 2006 (meedelen van een belang in een bestaande transactie of regeling)

naleven.

De CA 2006 verbiedt een bestuurder niet om deel te nemen aan de betrokken transactie. In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat de bestuurder mag deelnemen aan de besluitvorming

omtrent de transactie rekening houdende met zijn andere plichten en de statuten van de

vennootschappen.456

149. In een aantal gevallen zal de betrokken bestuurder geen verklaring moeten afleggen aan

zijn medebestuurders.

450

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

329 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 423. 451 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

330. 452

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

332 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 421-422. 453

s 177 (2) CA 2006. 454

s 185 CA 2006. 455

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008,423. 456

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

328 ; S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008,423.

Page 96: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

96

Dit is vooreerst het geval wanneer de bestuurder niet op de hoogte is van het belang of van de

betrokken transactie of regeling.457

In dit kader wordt de bestuurder beschouwd als zijnde op

de hoogte van zaken waarvan hij redelijkerwijs op de hoogte behoort te zijn. De bestuurder

zal zijn plicht dus schenden als hij geen verklaring aflegt omtrent een belang waarvan hij op

de hoogte had moeten zijn.

Een bestuurder zal ook geen verklaring moeten afleggen in de gevallen opgesomd in sectie

177 (6) (a, b en c) CA 2006. Dit is ten eerste zo wanneer het belang van de bestuurder

redelijkerwijs geen aanleiding lijkt te geven tot een belangenconflict. Er zal ook geen

verklaring moeten worden afgelegd indien de andere bestuurders reeds op de hoogte waren of

behoorden te zijn van het belang. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat een letterlijke

interpretatie van deze bepaling betekent dat een bestuurder geen verklaring zal moeten

afleggen indien hij weet dat de andere bestuurders niet op de hoogte zijn van het belang, maar

de medebestuurders daarvan wel op de hoogte behoorden te zijn.458

Ten slotte is een

verklaring niet vereist wanneer het belang betrekking heeft op een dienstcontract van de

bestuurder dat moet beoordeeld worden door een bestuursvergadering of door een

renumeratiecomité.

4. De plicht om een belang in een bestaande transactie of regeling mee te delen

(s 182 CA 2006)

150. De plicht uit sectie 177 CA 2006 wordt ondersteund door een plicht uit sectie 182 CA

2006.459

De uitwerking van deze laatste plicht is quasi volledig gelijk aan die van de plicht uit sectie

177 CA 2006. Het verschil is echter dat sectie 182 CA 2006 een bestuurder de verplichting

oplegt om een verklaring af te leggen aan zijn medebestuurders wanneer hij een direct of

indirect belang heeft bij een reeds bestaande transactie of regeling van de vennootschap. De

verklaring moet in dat geval zo snel als redelijkerwijs mogelijk worden afgelegd.460

457

s 177 (5) CA 2006. 458

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

379. 459

S.W. MAYSON, D. FRENCH en C.L. RYAN, Mayson, French and Ryan on Company Law, Oxford,

Oxford University Press, 2009-2010, 499. 460

s 182 (4) CA 2006.

Page 97: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

97

Een bestuurder zal echter maar een verklaring moeten afleggen op grond van sectie 182 CA

2006 indien dit nog niet was gebeurd op grond van sectie 177 CA 2006.461

In de praktijk zal

sectie 182 CA 2006 bijgevolg maar in 2 situaties van toepassing zijn.462

De eerste situatie

betreft het geval waarin er een nieuwe bestuurder wordt aangesteld die een belang heeft in een

transactie of regeling die de vennootschap reeds was aangegaan voordat de bestuurder was

aangesteld. De tweede situatie waarin een bestuurder nog een verklaring zal moeten afleggen

op grond van sectie 182 CA 2006 betreft het geval waarin de bestuurder geen verklaring heeft

afgelegd conform sectie 177 CA 2006, en de vennootschap de transactie of regeling nadien

afsluit.

B. Verband tussen de algemene plichten van bestuurders en de transacties die

goedkeuring vereisen van de aandeelhouders op grond van de CA 2006

151. Uit sectie 180 CA 2006 volgt dat de algemene plichten van bestuurders (secties 171-177

CA 2006) en de bepalingen uit hoofdstuk 4 van deel 10 (transacties die goedkeuring van de

aandeelhouders vereisen) cumulatief van toepassing zijn.463

Het feit dat voldaan wordt aan de

algemene plichten verhindert dus niet dat men nog goedkeuring van de aandeelhouders zal

moeten bekomen indien de transactie binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 valt.

Omgekeerd geldt ook dat de naleving van de bepalingen uit hoofdstuk 4 in principe niet kan

verhinderen dat de bestuurder de algemene plichten nog moet naleven.

Met betrekking tot bepaalde van de algemene plichten die van toepassing zijn op de

belangenconflicten van bestuurders voorziet de CA 2006 in afwijkingen op het principe van

de cumulatieve toepassing.464

Het betreft meer bepaald de secties 175 en 176 CA 2006. De bestuurder zal de secties 175 en

176 CA 2006 niet meer moeten naleven voor een bepaalde transactie indien de transactie

onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 valt en de vereiste toestemming van de

aandeelhouders werd bekomen of er werd voorzien dat er geen toestemming nodig was.465

Het omgekeerde geldt niet. Het feit dat een bestuurder de secties 175 en 176 CA 2006 heeft

461

s 182 (1) CA 2006 ; G. MORSE, P. DAVIES en S. WORTHINTON, Palmer’s Company Law: annotated

guide to the Companies Act 2006, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 179. 462 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

374. 463

s 180 (2) CA 2006. 464

s 180 (2) CA 2006 ; S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford,

University Press, 2009, 232. 465

S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 424.

Page 98: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

98

nageleefd, verhindert niet dat nog toestemming van de aandeelhouders moet bekomen worden

indien de transactie onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 valt. 466

Voor wat betreft sectie 177 CA 2006 werd niet voorzien in een dergelijke uitzondering op het

principe van de cumulatieve toepassing.467

Het feit dat de bestuurder de bepalingen van

hoofdstuk 4 heeft nageleefd voor een bepaalde transactie verhindert dus niet dat ook sectie

177 CA zal moeten worden nageleefd.

C. Transacties met bestuurders of daarmee verbonden personen die goedkeuring van de

aandeelhouders vereisen

152. Voor wat betreft de bepalingen in de CA 2006 omtrent belangenconflicten kan tot slot

nog gewezen worden op bepaalde transacties waarvoor in principe goedkeuring nodig is van

de aandeelhouders. Voor deze transacties volstaat de machtiging door de medebestuurders

niet omdat de kans dat de beoordeling door de medebestuurders wordt aangetast door het

belangenconflict in deze situaties te groot is.468

Dergelijke transacties zijn dus niet absoluut verboden. Ze zijn echter maar toegelaten op

voorwaarde dat de aandeelhouders de transactie voorafgaandelijk hebben goedgekeurd. In de

CA 2006 worden telkens ook een aantal gevallen opgesomd waarin de vennootschap de

transactie kan sluiten zonder dat goedkeuring van de aandeelhouders nodig is.

1. Dienstcontracten van bestuurders (s 188 ev. CA 2006)

153. Een eerste categorie van transacties betreft de lange termijn dienstcontracten van

bestuurders. Sectie 188 CA 2006 bepaalt dat de dienstcontracten met een bestuurder met een

looptijd voor meer dan twee jaar, voorafgaandelijk moeten worden goedgekeurd door de

aandeelhouders. Uit de CA 2006 blijkt dat dergelijke contracten ruim zijn. Het betreft zowel

contracten waarbij de bestuurder zich ertoe verbindt diensten als bestuurder te verrichten als

contracten waarbij een bestuurder zich ertoe verbindt andere taken te vervullen.469

Voor de

toepassing van deze bepaling is het niet vereist dat de bestuurder het contract persoonlijk sluit

466 S. SHEIKH, A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 424. 467 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

233. 468

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

394 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press,

2008, 355. 469

s 227 (1) (a en b) CA 2006.

Page 99: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

99

met de vennootschap. Onder een dienstcontract moeten immers ook de contracten worden

verstaan waarbij een bestuurder zich persoonlijk verbindt tot het verrichten van bepaalde

diensten maar waarbij deze diensten worden verricht door een derde partij.470

Dit zal

bijvoorbeeld een contract zijn waarbij de prestaties worden verricht door een vennootschap

die wordt gecontroleerd door de bestuurder.471

2. Substantiële eigendomstransacties (s 190 ev. CA 2006)

154. Een tweede categorie van transacties waarvoor goedkeuring van de aandeelhouders

nodig is, zijn de substantiële eigendomstransacties.

Sectie 190 CA 2006 stelt dat een vennootschap enerzijds geen transactie mag aangaan waarbij

een bestuurder van de vennootschap of van de moedervennootschap of een persoon

verbonden met de vennootschap of de moedervennootschap een substantieel goed (met

uitzondering van geld) verwerft of zal verwerven van de vennootschap of waarbij de

vennootschap zelf een goed (met uitzondering van geld) verwerft of zal verwerven van een

bestuurder of van een daarmee verbonden persoon. De CA 2006 laat dergelijke transacties

alleen toe indien ze voorafgaandelijk werden goedgekeurd door de aandeelhouders.472

Wat precies moet verstaan worden onder een substantieel goed wordt bepaald in sectie 191

CA 2006. Een goed is substantieel in de zin van de wet wanneer het meer bedraagt dan 10%

van de waarde van alle goederen van de vennootschap en een waarde heeft van meer dan

5.000 pond of wanneer het goed een waarde heeft van meer dan 100.000 pond.473

155. Goedkeuring van de aandeelhouders is in een aantal gevallen niet vereist. Deze gevallen

worden opgesomd in sectie 190 (6) en de secties 192 tot 194 CA 2006. Zo is bijvoorbeeld

geen goedkeuring vereist wanneer de transactie betrekking heeft op zaken waarop de

bestuurder recht heeft op grond van zijn dienstcontract of bij verlies van zijn mandaat of voor

transacties gesloten tussen de vennootschap en een persoon in zijn hoedanigheid van

aandeelhouder, tussen een moedervennootschap en haar eigen dochtervennootschap of tussen

twee dochtervennootschappen die volledig in handen zijn van dezelfde moeder.474

470

s 188 (7) en 227 (1) (b) CA 2006. 471 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

386-387. 472

s 190 (1) CA 2006. 473

s 191 CA 2006. 474 ss 190 (6) en 192 CA 2006.

Page 100: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

100

3. Leningen, quasi-leningen en krediettransacties (s 197 ev. CA 2006)

156. De derde categorie transacties waarvoor goedkeuring van de aandeelhouders is vereist,

zijn de leningen, quasi-leningen en de krediettransacties.475

Een vennootschap mag geen lening verstrekken aan een bestuurder van de vennootschap of

van de moedervennootschap en mag ook geen waarborg of zekerheden verstrekken met

betrekking tot een lening verstrekt door een derde aan een bestuurder, tenzij de transactie

werd goedgekeurd door de aandeelhouders.476

Een publieke vennootschap of een daarmee verbonden vennootschap mag geen quasi-lening

verstrekken aan een bestuurder van de vennootschap of van de moedervennootschap en mag

ook geen waarborg of zekerheden verstrekken met betrekking tot een quasi-lening verstrekt

door een derde aan een bestuurder, tenzij de aandeelhouders de transactie hebben

goedgekeurd.477

Wat precies moet verstaan worden onder de term “quasi-lening” wordt

bepaald in sectie 199 CA 2006. Daaruit volgt dat een quasi-lening geen lening in de strikte zin

van het woord is, maar een transactie is die leidt tot hetzelfde resultaat als een lening

(namelijk een schuldvordering voor de vennootschap/schuldeiser).

Een publieke vennootschap of een daarmee verbonden vennootschap mag ook geen lening of

quasi-lening toekennen aan een persoon verbonden met een bestuurder van de vennootschap

of van de moedervennootschap en mag ook geen waarborg of zekerheden verstrekken met

betrekking tot een lening of quasi-lening verstrekt door een derde aan een persoon verbonden

met een bestuurder.478

Tenslotte mag een publieke vennootschap of een daarmee verbonden vennootschap geen

krediet verstrekken aan een bestuurder van de vennootschap of van de moedervennootschap

of aan een persoon verbonden met een bestuurder en mag ze ook geen waarborg of

zekerheden verstrekken met betrekking tot een krediet verstrekt door een derde aan een

bestuurder of een persoon verbonden met een bestuurder, tenzij goedkeuring werd bekomen

van de aandeelhouders.479

475

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

355. 476

s 197 (1) CA 2006. 477

s 198 (2) CA 2006. 478

s 200 (2) CA 2006. 479

s 201 (2) CA 2006.

Page 101: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

101

157. De CA 2006 bevat in het kader van de leningen, quasi-leningen en krediettransacties nog

een regeling voor zogenaamde “related arrangements”.480

In de rechtsleer wordt erop gewezen

dat een vennootschap de vereisten in verband met de goedkeuring van aandeelhouders zou

kunnen omzeilen door beroep te doen op een derde partij.481

Er zou bijvoorbeeld kunnen

afgesproken worden dat de derde een lening, quasi-lening of krediet verstrekt aan de

bestuurder en in ruil bepaalde voordelen ontvangt van de vennootschap of van een dochter

van de vennootschap. Dit wordt verhinderd door de regeling in verband met de “related

arrangements”. Sectie 203 (1) (a) CA 2006 bepaalt immers dat ook goedkeuring van de

aandeelhouders nodig is voor regelingen waarbij een andere persoon een transactie sluit

waarvoor goedkeuring nodig zou zijn op grond van de secties 197, 198, 200 of 201 indien de

transactie door de vennootschap zelf zou worden gesloten, en waarvoor die persoon een

voordeel verwerft van de vennootschap of van een verbonden vennootschap.

158. Voor dit soort transacties voorziet de CA 2006 ook in verschillende uitzonderingen

waarin geen goedkeuring van de aandeelhouders nodig is. Deze uitzonderingen zijn

opgesomd in de secties 204 tot 209 CA 2006. Het betreft ondermeer leningen, quasi-leningen

en krediettransacties in groepsverband, leningen, quasi-leningen en krediettransacties met een

beperkte omvang en leningen, quasi-leningen en krediettransacties verstrekt door een

zogenaamde “money-lending company”.482

4. Betalingen wegens het verlies van het mandaat (s 215 ev. CA 2006)

159. De CA 2006 vereist ook nog goedkeuring van de aandeelhouders voor betalingen

wegens het verlies van het mandaat (“loss of office”). De voorafgaande goedkeuring is vereist

in drie gevallen. In eerste instantie is goedkeuring vereist wanneer de betaling gebeurt door de

vennootschap aan één van haar bestuurders of aan een bestuurder van de

moedervennootschap.483

De goedkeuring is ook vereist wanneer een persoon (waaronder de

vennootschap) dergelijke betaling wil doen aan een bestuurder van de vennootschap in het

kader van de overdracht van een deel of de volledige eigendom van de vennootschap of van

480

s 203 (1) CA 2006. 481

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

417. 482

ss 207, 208 en 209 CA 2006. 483

s 217 CA 2006.

Page 102: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

102

één van haar dochtervennootschappen.484

Ten slotte is nog goedkeuring vereist wanneer de

betaling aan een bestuurder van de vennootschap gebeurt in het kader van de overdracht van

de aandelen van de vennootschap of van één van haar dochtervennootschappen ten gevolge

van een overnamebod.485

Sectie 215 (1) bepaalt wat moet worden verstaan onder een betaling

wegens het verlies van het mandaat. Een betaling wegens het verlies van het mandaat omvat

enerzijds betalingen aan een bestuurder of een voormalig bestuurder ter compensatie van het

verlies van het mandaat van bestuurder of ter compensatie van het verlies van een mandaat of

een terwerkstelling in verband met het beheer van de vennootschap of van een

dochtervennootschap. Anderzijds omvat dit betalingen aan een bestuurder of een voormalig

bestuurder als tegenprestatie voor of in verband met de pensionering van zijn mandaat als

bestuurder of van zijn mandaat of tewerkstelling in verband met het beheer van de

vennootschap of van een dochtervennootschap. Betalingen wegens verlies van het mandaat

omvatten dus zowel ontslagvergoedingen, als vergoedingen wegens pensionering en gouden

handdrukken.486

160. Met betrekking tot dit soort transacties wordt door de CA 2006 ook in gevallen voorzien

waarin geen goedkeuring van de aandeelhouders nodig is. Er is voorzien in 2 uitzonderingen.

De eerste uitzondering betreft de betalingen die ter goeder trouw worden gedaan in het kader

van een bestaande wettelijke verplichting, als vergoeding voor de schending van dergelijke

verplichting, als schikking of compromis wegens een vordering die rijst in het kader van het

beëindigen van een persoon zijn mandaat of tewerkstelling of als pensioen wegens verstrekte

diensten.487

Onder een bestaande wettelijke verplichting moet worden verstaan een

verplichting die niet verbonden is met de gebeurtenis die aanleiding gaf tot het verlies van het

mandaat of die niet verbonden is met de overdracht van de eigendom of van de aandelen.488

De tweede uitzondering is een uitzondering voor kleine betalingen.489

Dit zijn meer bepaald

bedragen die minder dan 200 pond bedragen.

484

s 218 CA 2006. 485

s 219 CA 2006. 486

A. CAHN en D.C. DONALD, Comparative Company Law. Text and Cases on the Laws Governing

Corporations in Germany, the UK and the USA, Cambrigde, Cambrigde University Press, 2010, 343. 487

s 220 (1) CA 2006. 488

s 220 (2 en 3) CA 2006. 489

s 221 (1) CA 2006.

Page 103: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

103

D. Vergelijking met de Belgische regeling

161. Algemeen kan worden gesteld dat de Engelse belangenconflictenregeling veel sterker en

verfijnder is ontwikkeld dan de Belgische regeling.

De Belgische regeling bestaat slechts uit één bepaling op het niveau van de besluitvorming.

De regeling uit de CA 2006 bevat daarentegen veel meer bepalingen die van toepassing zijn

in het kader van belangenconflicten van bestuurders. Dit heeft te maken met het feit dat er in

Engeland veel meer aandacht is voor de belangenconflicten van bestuurders. Dit blijkt ook uit

de rechtspraak omtrent de vroegere “no-conflict” en “no-profit” regels die nu ook verwerkt

zitten in de regels uit de CA 2006 omtrent belangenconflicten van bestuurders.

162. Een ander verschil tussen de Engelse en de Belgische regeling heeft te maken met de

inhoudelijke uitwerking van de regelingen.

In Engeland wordt niet enkel gewerkt met een regeling op het niveau van de besluitvorming,

maar met verschillende soorten regelingen die betrekking hebben op verschillende situaties.

Er wordt vooral nadruk gelegd op een aantal algemene plichten die steeds door de bestuurder

moeten worden nageleefd. Specifiek met betrekking tot belangenconflicten rust op een

bestuurder de plicht om belangenconflicten te vermijden (s 175 CA 2006), de plicht om geen

voordelen van derde partijen te aanvaarden (s 176 CA 2006) en de plicht om een belang in

een voorgenomen transactie of regeling mee te delen (s 177 CA 2006). Deze laatste plicht

wordt bovendien nog aangevuld door de plicht om een belang in een bestaande transactie of

regeling mee te delen (s 182 CA 2006). Daarnaast wordt nog gewerkt met een

goedkeuringsregeling voor bepaalde transacties die als te risicovol worden beschouwd om

enkel te worden beoordeeld door de medebestuurders.

De Belgische regeling werkt enkel met een regeling op het niveau van de besluitvorming. De

Belgische regeling uit art. 523 W.Venn. komt enigszins overeen met de regeling uit de secties

177 en 182 CA 2006. Art. 523 W.Venn. voorziet immers ook in de verplichting voor de

bestuurder om zijn belang mee te delen aan de medebestuurders. Wat betreft de verdere

uitwerking van de regelingen zijn de secties 177 en 182 CA 2006 echter verfijnder dan art.

523 W.Venn. Dit geldt ook voor de andere bepalingen uit de CA 2006 omtrent

belangenconflicten. De Belgische belangenconflictenregeling bestaat vooral uit formele

vereisten die de betrokken bestuurder moet naleven. De bepalingen uit de CA 2006 op zich

onderwerpen de bestuurders aan strenge verplichtingen (zoals de bepaling geen voordelen van

Page 104: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

104

derde partijen te aanvaarden), maar ze laten tegelijk ook ruimte voor soepelheid. Deze

soepelheid wordt bereikt doordat er steeds duidelijk wordt bepaald in welke situaties de

bepaling niet moet worden nageleefd en doordat er ook gewerkt wordt met een

goedkeuringsmogelijkheid voor de aandeelhouders. Wat betreft dit laatste kan gewezen

worden op het feit dat een bestuurder de secties 175 en 176 CA 2006 niet meer zal moeten

naleven voor een bepaalde transactie indien de transactie onder het toepassingsgebied van

hoofdstuk 4 valt en de vereiste toestemming van de aandeelhouders werd bekomen of er werd

voorzien dat er geen toestemming nodig is.

Tot slot kan nog een klein verschil worden opgemerkt tussen de beide regelingen, namelijk in

verband met een verbod om deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming. In België

werd dit verbod zoals reeds hoger vermeld afgeschaft voor de private vennootschappen. De

afschaffing van dit verbod werd in de Belgische rechtsleer op grote kritiek onthaald omdat

men stelde dat dit verbod tot de essentie van de belangenconflictregeling behoorde. De

Engelse CA 2006 legt dergelijk verbod niet op. De bestuurder mag dus in principe deelnemen

aan de beraadslaging en de besluitvorming rekening houdende met de statuten en de andere

plichten die op hem rusten. Mijns inziens is het vooral van belang dat de bestuurder de

medebestuurders informeert over zijn belang bij de transactie zodat zij met kennis van zaken

een beslissing kunnen nemen. Indien de betrokken bestuurder zijn medebestuurders immers

wil beïnvloeden, zal dit ook kunnen gebeuren buiten het kader van de besluitvorming.

Page 105: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

105

Hoofdstuk 3: Sanctionering

§1 België

A. Algemeen

163. De Belgische belangenconflictregeling voorziet in 2 bijzondere sancties die specifiek van

toepassing zijn in het kader van belangenconflicten. Het betreft meer bepaald een

nietigheidssanctie voorzien in art. 523, §2 W.Venn. enerzijds en een bijzondere

aansprakelijkheidssanctie voorzien in art. 529 W.Venn. anderzijds.

Naast deze sancties kan ook beroep worden gedaan op de gewone regels inzake

aansprakelijkheid van bestuurders.

Met betrekking tot het toepassen van deze sancties kan een onderscheid worden gemaakt

naargelang de procedure van art. 523, §1 W.Venn. al dan niet werd nageleefd.

Daarnaast is het ook mogelijk dat een bestuurder die zich in een belangenconflictsituatie

bevindt, strafrechtelijk wordt veroordeeld op grond van het misdrijf misbruik van

vennootschapsgoederen.

B. De belangenconflictprocedure (art. 523, §1 W.Venn.) werd nageleefd

1. Bijzonder aansprakelijkheidssanctie (art. 529 W.Venn.)

Toepassingsgebied sanctie.

164. De bestuurders zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door

de vennootschap of door derden wanneer de bestuurders een verrichting of beslissing hebben

doorgevoerd met inachtname van de belangenconflictprocedure, maar waarvoor zij een

onrechtmatig financieel voordeel hebben bekomen ten nadele van de vennootschap.490

Deze

bijzondere aansprakelijkheidssanctie is dus niet van toepassing wanneer de

belangenconflictprocedure (art. 523, §1 W.Venn.) niet werd nageleefd.

Personen tegen wie de vordering kan worden ingesteld.

165. De personen die aansprakelijk kunnen worden gesteld op basis van dit artikel zijn de

bestuurders. De bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de

490

Art. 529 W.Venn.

Page 106: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

106

vennootschap of door derden.491

Aangezien alle bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn, is

het dus irrelevant of een bepaalde bestuurder al dan niet onrechtstreeks financieel voordeel

heeft bekomen of betrokken was bij de beslissing.492

Met andere woorden ook de onschuldige

bestuurders die geen onrechtmatig financieel voordeel hebben verworven, kunnen

aansprakelijk worden gesteld. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat het niet billijk is dat

bestuurders die zich verzet hebben tegen de betrokken beslissing of verrichting ook

aansprakelijk kunnen worden gesteld.493

Volgens deze rechtsgeleerden zouden de bestuurders

zich kunnen exonereren voor hun aansprakelijkheid. De wetgever heeft weliswaar niet

voorzien in een exoneratiebeding zoals opgenomen in art. 528 W.Venn., maar de

exoneratiemogelijkheid van art. 528 W.Venn. zou volgens hen naar analogie kunnen worden

toegepast in deze situatie.494

Dit wordt echter niet door iedereen aanvaard. Bepaalde auteurs

menen dat er in het geval van art. 529 W.Venn. geen mogelijkheid tot exoneratie bestaat

omdat de wetgever immers niet in deze mogelijkheid heeft voorzien.495

Beoordelingscriterium.

166. Opdat deze aansprakelijkheidssanctie kan worden toegepast moet er een onrechtmatig

financieel voordeel bekomen zijn door de bestuurders of door één van hen.496

In de Franse

wettekst wordt echter gesproken van “un advantage abusif”. Volgens verschillende rechtsleer

wordt hiermee verwezen naar de leer van het rechtsmisbruik en moet meer specifiek het

evenwichtscriterium als beoordelingscriterium bij het toepassen van deze sanctie worden

491

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 76 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling

voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 74. 492

L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS 1996, nr. 6709,

383 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba

en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 74. 493 E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

134. 494 P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 572 ; H.

LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse Instituut

(ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 201 ; J. LIEVENS, De

reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en Breesch, 1995,

76. 495 K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 243 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS

1996, nr. 6709, 383. 496

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 74.

Page 107: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

107

gehanteerd.497

Dit betekent dat de bestuurders enkel aansprakelijk kunnen worden gesteld als

er een kennelijk onevenwicht bestaat tussen het voordeel voor de bestuurder en het nadeel dat

de vennootschap lijdt. De rechter heeft dus maar een marginale toetsingsmogelijkheid bij het

toepassen van deze sanctie.498

Het toepassen van de leer van het rechtsmisbruik bij de

beoordeling van de bijzondere aansprakelijkheidssanctie is echter niet vrij van kritiek.

Laga merkt op dat het toepassen van de leer van het rechtsmisbruik inhoudt dat een subjectief

(contractueel of wettelijk) recht wordt misbruikt.499

De auteur stelt zich echter de vraag welk

recht de bestuurders zouden misbruikt hebben bij toepassing van art. 529 W.Venn. Ernst is

ook de mening toegedaan dat de leer van het rechtsmisbruik moet worden toegepast in het

kader van deze sanctie.500

De auteur betreurt echter het feit dat de wetgever de rechter geen

ruimere beoordelingsbevoegdheid heeft toegekend.501

Zo had men kunnen werken met het

foutcriterium.

Titularissen van de vordering.

167. De vordering kan worden ingeleid door de vennootschap of door een derde.502

Voor wat

betreft de vennootschap moet de vordering worden ingesteld op initiatief van de algemene

vergadering.503

Het betreft hier immers een vennootschapsvordering (actio mandati) ingesteld

tegen de bestuurders.504

Op grond van art. 561 W.Venn. komt de bevoegdheid om dergelijke

vordering in te stellen toe aan de algemene vergadering. Indien de algemene vergadering heeft

besloten tot het instellen van de vordering, zal zij de wettelijke vertegenwoordiger van de

vennootschap of een daarvoor aangeduide lasthebber ad hoc de opdracht geven de vordering

497

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 244-245 ; P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia,

1997, 571 ; J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995,

Gent, Mys en Breesch, 1995, 74-75 ; E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen.

De regeling voor de nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996,

75-76. 498

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 571 ; F.

PARREIN, “De belangenconflictprocedure: de toepassing op de managementvernnootschap en de

nietigheidssanctie kritisch bekeken” (noot onder Antwerpen 13 september 2007), TRV 2010, 555. 499

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 200. 500 P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 571. 501

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 572. 502

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 201. 503

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 75. 504

Antwerpen 1 maart 1999, TBH 2000, 616.

Page 108: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

108

uit te voeren.505

Als de algemene vergadering dergelijke beslissing niet neemt, dan heeft de

vennootschap niet de vereiste hoedanigheid in de zin van art. 17 Ger.W. om de vordering in te

stellen.506

Indien de algemene vergadering nalaat dergelijke vordering in te stellen, kan ze

eventueel worden ingesteld door de minderheidsaandeelhouders als voldaan is aan de

voorwaarden van art. 562 W.Venn.507

De vordering zou ook ingesteld kunnen worden door de

curator of door de vereffenaar ingeval van faillissement respectievelijk invereffeningstelling

van de vennootschap.508

Wanneer de vordering wordt ingesteld door een derde (bv. een schuldeiser) rust er op hem een

zwaardere bewijslast dan wanneer de vordering wordt ingesteld door de vennootschap.509

De

derde zal immers niet alleen het bewijs moeten leveren van de fout, namelijk het onrechtmatig

financieel voordeel voor de bestuurder(s) ten nadele van de vennootschap. Hij zal ook moeten

aantonen dat hijzelf schade lijdt door de verrichting of beslissing.510

Men kan immers maar

vergoed worden voor de schade die men zelf lijdt.511

2. Aansprakelijkheid wegens bestuursfout (art. 527 W.Venn.)

168. In de situatie waarin de procedure van art. 523, §1 W.Venn. werd nageleefd, kunnen de

bestuurders ook nog aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 527 W.Venn.512

Het is

immers mogelijk dat de bestuurders een gewone bestuursfout hebben gemaakt ook al werd de

belangenconflictregeling nageleefd. Het is bv. mogelijk dat het bestuur een onverantwoorde

beslissing heeft genomen die weliswaar aan geen enkele bestuurder een financieel voordeel

505

B. VAN BRUYSTEGEM, “ Over de bekrachtiging van een actio mandati” (noot onder Kh. Hasselt 27 maart

2000), TRV 2000, 188. 506

Antwerpen 1 maart 1999, TBH 2000, 616. 507

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 75. 508

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 75. 509

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 201-202. 510

D. VAN GERVEN, “Bestuursaansprakelijkheid wegens schending van de wetsbepalingen inzake

tegenstrijdig belang” (noot onder Kh.Veurne 12 december 2001) TRV 2002, 469. 511

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 202. 512 E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

133-134.

Page 109: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

109

heeft bezorgd, maar die de vennootschap wel schade berokkent (door bv. onvoldoende

marktonderzoek of risicoanalyse,...).513

Indien de bestuursfout echter alleen zou gesteund zijn op het financieel voordeel dat de

bestuurder heeft verworven, moet er echter toepassing gemaakt worden van art. 529

W.Venn.514

Art. 529 W.Venn. is immers een lex specialis. Het artikel heeft betrekking op een

meer specifieke situatie en moet dan ook bij voorrang op art. 527 W.Venn. worden

toegepast.515

C. De belangenconflictprocedure (art. 523, §1 W.Venn.) werd niet nageleefd

Voor deze situatie zijn er 2 sanctiemogelijkheden, namelijk de aansprakelijkheidssanctie

voorzien in art. 528 W.Venn. en de nietigheidssanctie uit art. 523, §2 W.Venn.

1. De aansprakelijkheidssanctie van art. 528 W.Venn.

169. De bestuurders zijn op grond van art. 528 W.Venn. zowel ten aanzien van de

vennootschap als ten aanzien van derden aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door het

niet naleven van het W.Venn. en van de statuten.

De vordering kan worden ingesteld door de vennootschap of door de derde die schade lijdt

door de niet naleving van art. 523, §1 W.Venn.516

Als de vordering wordt ingesteld door de

vennootschap dan moet de beslissing daartoe in principe worden genomen door de algemene

vergadering op grond van art. 561 W.Venn. (actio mandati).517

Indien de algemene

vergadering dit niet doet, kan een minderheidsvordering worden ingesteld voor rekening van

de vennootschap op grond van art. 562 W.Venn.518

De vordering zou ook kunnen worden

513

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 73. 514

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 73. 515

E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

134. 516 J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent,

Mys en Breesch, 1995, 72. 517 D. VAN GERVEN, “Bestuursaansprakelijkheid wegens schending van de wetsbepalingen inzake

tegenstrijdig belang” (noot onder Kh.Veurne 12 december 2001) TRV 2002, 468. 518 D. VAN GERVEN, “Bestuursaansprakelijkheid wegens schending van de wetsbepalingen inzake

tegenstrijdig belang” (noot onder Kh.Veurne 12 december 2001) TRV 2002, 468.

Page 110: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

110

ingesteld door de curator of de vereffenaar in geval van faillissement of invereffeningstelling

van de vennootschap.519

De wetgever heeft echter voorzien in een exoneratiemogelijkheid.520

De bestuurders kunnen

aan hun aansprakelijkheid ontsnappen door aan te tonen dat zij geen fout hebben gemaakt en

dat zij de niet-naleving van de belangenconflictregeling op de eerstvolgende algemene

vergadering hebben aangeklaagd.521

170. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de bestuurders strenger worden gesanctioneerd

als zij de belangenconflictprocedure hebben nageleefd dan in het geval waar zij dit niet

hebben gedaan.522

Als de procedure niet werd nageleefd, moet art. 528 W.Venn. worden

toegepast. In dit geval heeft degene die de vordering instelt te maken met bewijsproblemen.

De eiser zal immers het causaal verband moeten aantonen tussen de overtreding van de

bepalingen van art. 523, §1 W.Venn. en de geleden schade.523

Dergelijk bewijs is zeer

moeilijk te leveren.524

Bijgevolg zal dergelijke vordering minder kans op slagen hebben. Met

deze problemen heeft men niet te maken als art. 529 W.Venn. wordt toegepast. Bij toepassing

van de bijzondere aansprakelijkheidssanctie moet de eiser enkel aantonen dat een

onrechtmatig financieel voordeel werd bekomen door de bestuurder(s) en dat hij schade

lijdt.525

De eisende partij moet echter niet aantonen dat er causaal verband bestaat tussen de

schade en de schending van art. 523, §1 W.Venn.526

Het artikel (art. 529 W.Venn.) is immers

enkel van toepassing als de belangenconflictprocedure niet werd geschonden.

Een vordering gegrond op art. 528 W.Venn. heeft dus minder kans op slagen, terwijl een

vordering op grond van art. 529 W.Venn. tegen bestuurders die de belangenconflictprocedure

wel hebben nageleefd, meer kans op slagen heeft.

519

Kh. Veurne 12 december 2001, TRV 2002, 466, noot D. VAN GERVEN ; J. LIEVENS, De reparatiewet

Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys en Breesch, 1995, 73. 520

Art. 528, lid 3 W.Venn. 521

Kh. Veurne 12 december 2001, TRV 2002, 466, noot D. VAN GERVEN. 522

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 245 ; L. SIMONT, “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS

1996, nr. 6709, 383. 523

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 202-203. 524

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 242. 525

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 201-202. 526

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 570.

Page 111: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

111

2. De nietigheidssanctie van art. 523, §2 W.Venn.

Toepassingsgebied sanctie.

171. De vennootschap kan de nietigheid van een verrichting of beslissing vorderen als de

wederpartij bij de beslissing of verrichting op de hoogte was of had moeten zijn van de

schending van art. 523, §1 W.Venn.527

Er moet dus aan twee voorwaarden voldaan zijn opdat

de nietigheidssanctie zou kunnen worden toegepast.

Ten eerste is vereist dat de bepalingen van art. 523, §1 W.Venn. niet werden nageleefd.

Volgens sommige auteurs kan de nietigheid worden gevorderd voor een schending van om

het even welke bepaling van art. 523, §1 W.Venn.528

Volgens Wymeersch daarentegen zou

deze sanctie enkel kunnen worden gevorderd in geval van een wezenlijke schending.529

De

auteur stelt dat de meeste bepalingen uit art. 523, §1 W.Venn. de beslissing wel kunnen

beïnvloeden (zoals het niet meedelen van het tegenstrijdig belang, onvoldoende motivering

door de raad van bestuur,...). Sommige van de bepalingen zullen volgens hem echter geen

wezenlijke invloed hebben op de besluitvorming van de raad van bestuur (zoals de

rapportering door de raad van bestuur aan de algemene vergadering).530

In deze laatste

gevallen zou de nietigheid volgens Wymeersch niet kunnen worden gevorderd.

In een aantal arresten werd afstand gedaan van de stelling dat de nietigheidssanctie kan

worden toegepast voor om het even welke schending van art. 523, §1 W.Venn.531

In een arrest

van 15 mei 2007 weigerde het Hof van beroep te Brussel de nietigheid uit de spreken van een

besluit van de raad van bestuur op grond van art. 523, §2 W.Venn.532

Het betrof een zaak

waarbij alle bestuurders van een vennootschap werden geconfronteerd met hetzelfde

belangenconflict, maar het bestaan van dit conflict niet formeel werd meegedeeld aan de raad

van bestuur. Volgens het Hof had het meedelen van het belangenconflict aan de raad van

527

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 204. 528

H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 204 ; K.

BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 245. 529 E. WYMEERSCH, “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”, in H.

BRAECKMANS en E. WYMEERSCH, Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996,

135. 530 E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 79. 531

F. PARREIN, “De belangenconflictprocedure: de toepassing op de managementvernnootschap en de

nietigheidssanctie kritisch bekeken” (noot onder Antwerpen 13 september 2007), TRV 2010, 559. 532

Brussel 15 mei 2007, TRV 2010, 563.

Page 112: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

112

bestuur in dit geval geen enkele zin gehad aangezien dit toch geen invloed zou hebben gehad

op de besluitvorming binnen de raad. Daarnaast oordeelde het Hof dat de algemene

vergadering wel voldoende was ingelicht over het bestaan van het belangenconflict en dat de

belangenconflictregeling op dit punt wel was nageleefd. In een arrest van 13 september 2007

oordeelde ook het hof van beroep te Antwerpen dat de nietigheidssanctie niet kon worden

toegepast.533

Het arrest had betrekking op de situatie waarbij een vennootschap een

managementovereenkomst had gesloten met een managementvennootschap van één van haar

bestuurders. De procedure van art. 523, §1 W.Venn. werd hierbij niet nageleefd. Bijgevolg

vorderde de vennootschap de nietigheid van de overeenkomst. Het Hof oordeelde echter dat

de nietigheidsanctie van art. 523, §2 W.Venn. niet kon worden toegepast omdat de

vennootschap bij het sluiten van de overeenkomst niet door de betrokken bestuurder werd

vertegenwoordigd. Volgens het Hof stond de geldige vertegenwoordiging van de

vennootschap bijgevolg niet meer ter discussie.

Ten tweede moet de wederpartij bij de verrichting of beslissing op de hoogte zijn van de

schending van art. 523, §1 W.Venn. of had hij daarvan op de hoogte moeten zijn.534

Dit

betekent dat er een zorgvuldigheidsplicht op de wederpartij rust.535

De wederpartij zal meer

bepaald best nagaan of de bepalingen van art. 523, §1 W.Venn. werden nageleefd als hij

kennis heeft van het bestaan van een belangenconflict of als er aanwijzingen van een dergelijk

conflict zijn. Het feit dat de wederpartij op de hoogte moet zijn van de schending van de

belangenconflictregeling of dit behoorde te zijn, impliceert dat de nietigheidssanctie enkel kan

worden gevorderd als de wederpartij te kwader trouw is.536

Volgens Van Gerven is dit een

logische voorwaarde want als deze vereiste niet zou worden gesteld, zou ook de wederpartij te

goeder trouw door de nietigheidssanctie kunnen worden getroffen.537

533

Antwerpen 13 september 2007, TRV 2010, 551, noot F. PARREIN. 534

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 78. 535

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 246. 536

D. VAN GERVEN, “Bestuursaansprakelijkheid wegens schending van de wetsbepalingen inzake

tegenstrijdig belang” (noot onder Kh.Veurne 12 december 2001) TRV 2002, 468. 537 D. VAN GERVEN, “Bestuursaansprakelijkheid wegens schending van de wetsbepalingen inzake

tegenstrijdig belang” (noot onder Kh.Veurne 12 december 2001) TRV 2002, 468.

Page 113: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

113

De personen waartegen de vordering kan worden ingesteld.

172. De vordering kan enkel worden ingesteld tegen de wederpartij waarmee de verrichting of

beslissing tot stand kwam.538

De wederpartij is de bestuurder of de vennootschap waarin deze bestuurder een belang

heeft.539

De titularis van de vordering.

173. De vordering kan enkel worden ingesteld door de vennootschap of door de curator of de

vereffenaar na faillissement, respectievelijk invereffeningstelling, van de vennootschap.540

Dergelijke sanctie kan bijgevolg nooit worden ingesteld door een minderheids-

aandeelhouder.541

Wanneer de vennootschap dergelijke sanctie wil instellen, dan wordt zij daarbij

vertegenwoordigd door haar wettelijke vertegenwoordiger, namelijk de raad van bestuur.542

In

dit kader stellen zich twee problemen. Een eerste probleem daarbij is dat de raad van bestuur

juist het orgaan is waarbinnen het belangenconflict gesitueerd is.543

Als de raad op de hoogte

was van het bestaan van een belangenconflict bij één of meerdere van haar bestuurders, is de

kans dus klein dat dergelijke vordering zal worden ingesteld.544

In de praktijk wordt de

nietigheidssanctie vooral ingesteld in het kader van een overname, het faillissement of de

invereffeningstelling van de vennootschap alsook wanneer er zich conflicten voordoen binnen

de raad van bestuur.545

Daarnaast is het ook zo dat de bestuurder bij wie het tegenstrijdig

belang is gelegen, opnieuw met een belangenconflict te maken krijgt wanneer de raad van

bestuur een beslissing moet nemen over het al dan niet instellen van de vordering.546

Volgens

538

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 79. 539

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 79. 540H. LAGA, “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv” in Jan Ronse

Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 , Kalmthout, Biblio, 1995, 205.

François. 541

Kh. Brussel 31 januari 1997, TRV 1997, 167 ; F. PARREIN, “De belangenconflictprocedure: de toepassing

op de managementvernnootschap en de nietigheidssanctie kritisch bekeken” (noot onder Antwerpen 13

september 2007), TRV 2010, 558. 542

J. LIEVENS, De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april 1995, Gent, Mys

en Breesch, 1995, 77. 543 P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 564. 544

K. BYTTEBIER, R.R. FELTKAMP en A. FRANCOIS, De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen,

Kluwer, 1996, 246. 545

F. PARREIN, “De belangenconflictprocedure: de toepassing op de managementvernnootschap en de

nietigheidssanctie kritisch bekeken” (noot onder Antwerpen 13 september 2007), TRV 2010, 559. 546

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 564.

Page 114: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

114

Ernst zijn deze problemen op te lossen door de bevoegdheid om deze vordering in te stellen

aan de raad van bestuur te onttrekken.547

Men zou deze bevoegdheid kunnen toekennen aan

de algemene vergadering naar analogie met de actio mandati.548

De wetgever heeft de

bevoegdheid om een vennootschapsvordering (actio mandati) in te stellen immers ook

toegekend aan de algemene vergadering (art. 561 W.Venn.). Volgens de auteur is een andere

mogelijke oplossing de bevoegdheid toekennen aan een individuele bestuurder.549

D. Strafsanctie misbruik van vennootschapsgoederen

174. Wanneer een bestuurder die wordt geconfronteerd met een belangenconflict, voorrang

geeft aan zijn persoonlijke belangen boven de belangen van de vennootschap, dan kan dit in

sommige gevallen ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd op basis van het misdrijf

misbruik van vennootschapsgoederen.550

Art. 492 bis Strafwetboek (Sw.) bestraft bestuurders, in feite of in rechte, van burgerlijke en

handelsvennootschappen, alsook van verenigingen zonder winstoogmerk, die met bedrieglijk

opzet en voor persoonlijke rechtstreekse of indirecte doeleinden gebruik hebben gemaakt van

de goederen of van het krediet van de rechtspersoon, hoewel zij wisten dat zulks op

betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en

van die van zijn schuldeisers of vennoten, met een gevangenisstraf van een maand tot 5 jaar

en met een geldboete van 100 frank tot 500.000 frank.

Uit het artikel kan worden afgeleid dat de bepaling niet alleen van toepassing is op de formeel

aangestelde bestuurders, maar ook op de personen die het bestuur van de vennootschap

beïnvloeden zonder formeel bestuurder te zijn.

175. Het misdrijf omschreven in art. 492 bis Sw. bestaat uit een aantal elementen.

De bestuurder moet vooreerst gebruik hebben gemaakt van goederen of krediet van de

vennootschap. Het begrip gebruik slaat op een gebruik in strijd met de wet.551

De bestuurder

moet steeds handelen in het belang van de vennootschap. Wanneer hij dit niet doet en gebruik

547

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 565. 548

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 565. 549

P. ERNST, Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia, 1997, 565. 550

I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 234-235. 551

A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 292.

Page 115: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

115

maakt van de goederen of het krediet van de vennootschap voor persoonlijke doeleinden, dan

betreft dit een gebruik in strijd met de wet. Dit gebruik slaat niet alleen op het zich toe-

eigenen van de goederen of het krediet van de vennootschap, het kan ook betrekking hebben

op het tijdelijk gebruik (zoals het toekennen van een lening aan zichzelf).552

Onder gebruik

van goederen moeten alle lichamelijke en onlichamelijke roerende en onroerende goederen

worden verstaan die deel uitmaken van het vermogen van de vennootschap (zoals meubels,

gebouwen, schuldvorderingen, octrooien,...).553

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de

goederen niet noodzakelijk in eigendom moeten toebehoren aan de vennootschap.554

Het

volstaat als de vennootschap een zakelijk of persoonlijk recht heeft op de goederen (zoals

gehuurde of geleasde goederen). Het gebruik van het krediet van de vennootschap heeft

betrekking op het gebruiken van de kredietwaardigheid van de vennootschap (zoals haar

bekwaamheid te lenen, zich borg te stellen,...).555

Het gebruik moet in het nadeel zijn van de rechtspersoon en in dat van de schuldeisers of

vennoten van de rechtspersoon. Het nadeel moet zich dus effectief hebben gerealiseerd en de

vennootschap moet dus bijgevolg schade hebben geleden. In de rechtsleer wordt erop

gewezen dat het nadeel van vermogensrechtelijke aard moet zijn en niet louter van morele

aard.556

Het nadeel kan bestaan uit een geleden verlies of uit een gemiste kans.557

Bovendien

is vereist dat niet alleen de vennootschap zelf, maar ook haar schuldeisers of vennoten schade

hebben geleden. Als de vennootschap dus verliezen heeft geleden, maar dit geen schade heeft

berokkend aan haar schuldeisers of vennoten, zal bijgevolg geen beroep kunnen worden

gedaan op art. 492 bis Sw. Het nadeel moet ook betekenisvol zijn. Kleine feiten (zoals het ten

laste leggen van de vennootschap van vakantiekosten) zullen geen reden zijn voor een beroep

op art. 492 bis Sw.558

Daarnaast is vereist dat de betrokken bestuurder heeft gehandeld voor persoonlijke

rechtstreekse of indirecte doeleinden. De bestuurder zijn handelen moet dus steeds gericht

552 I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 238. 553

H. SUIJKERBUIJK, Mémento de Droit Pénal, Waterloo, Kluwer, 2009, 264. 554

I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 238. 555

A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 292. 556

A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 292. 557

I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 242. 558

H. SUIJKERBUIJK, Mémento de Droit Pénal, Waterloo, Kluwer, 2009, 264.

Page 116: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

116

zijn op het nastreven van een persoonlijk belang. Dit persoonlijk belang kan zowel van

materiële (een som geld, goederen) als van morele (het bevorderen van de reputatie, het

beschermen van de eigen goede naam en van die van de familie) aard zijn.559

De bestuurder moet ten slotte ook met bedrieglijk opzet hebben gehandeld. Dit betekent dat

hij de bedoeling moet hebben gehad om de vennootschap en haar schuldeisers of vennoten te

benadelen.560

Een bestuurder kan dus niet gestraft worden op grond van art. 492 bis Sw. als

hij een vergissing heeft begaan of onzorgvuldig is geweest.

§2 Nederland

A. De sanctiemogelijkheden onder het Nederlandse recht

176. De sancties die in geval van tegenstrijdig belang kunnen worden toegepast zijn dezelfde

als degene waarop in andere gevallen een beroep kan worden gedaan.561

In de Nederlandse

rechtsleer wordt er dan ook op gewezen dat er geen nood is aan specifieke sancties omdat er

gewoon beroep kan worden gedaan op de reeds bestaande sanctiemogelijkheden.562

1. Nietigheidssanctie

177. Een besluit kan worden vernietigd op verzoek van de vennootschap of op verzoek van

een derde die een redelijk belang heeft bij de naleving van de verplichtingen die op het

bestuur rusten.563

Een besluit van een orgaan van de vennootschap kan vooreerst worden vernietigd op grond

van art. 2:15, lid 1, sub b BW wegens strijdigheid met de redelijkheid en billijkheid. Deze

sanctie kan dus worden toegepast wanneer de inhoud van het besluit in strijd is met de

redelijkheid en de billijkheid die door art. 2:8 BW wordt geëist.564

559

I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 240. 560 I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 239. 561

A.F.M. DORRESTEIJN, Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een rechtsvergelijkende

studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 84 ; A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de

praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 114. 562

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 114. 563

Art. 2:15, lid 6 BW. 564

A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 114.

Page 117: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

117

Het genomen besluit kan daarnaast worden vernietigd op grond van art. 2:15, lid 1, sub a BW

indien het strijdig is met de wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van

besluiten regelen. Er kan dus beroep worden gedaan op deze sanctie als het besluit gebreken

vertoont in haar totstandkoming.565

In de rechtsleer wordt opgemerkt dat er onder de nieuwe

regeling uit het wetsvoorstel vaker een beroep zal kunnen worden gedaan op deze sanctie

aangezien de nieuwe regeling gesitueerd is op het niveau van de besluitvorming.566

Zo zal een

bestuursbesluit kunnen worden vernietigd indien de bestuurder die wordt geconfronteerd met

het tegenstrijdig belang toch deelneemt aan de besluitvorming.

2. Aansprakelijkheidssanctie

178. Naast de nietigheidssanctie kan de vennootschap een schadevergoeding vorderen van de

bestuurder wegens het niet behoorlijk uitvoeren van zijn taak op grond van art. 2: 9 BW voor

de schade die de vennootschap daardoor heeft geleden.567

De bestuurders zijn meer bepaald

hoofdelijk aansprakelijk voor de schade veroorzaakt aan de vennootschap wegens

onbehoorlijk bestuur.568

De vordering kan enkel worden ingesteld door de vennootschap of

door een curator in geval van faillissement van de vennootschap.569

De bestuurder kan zich

exonereren van aansprakelijkheid. Onder het huidige recht moet hij daarvoor aantonen dat de

tekortkoming niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest voor wat betreft het

nemen van maatregelen om de gevolgen van de tekortkoming te beperken.570

Onder het

nieuwe recht zal een bestuurder zich enkel kunnen exonereren indien hij kan aantonen dat

hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt rekening houdende met de taakverdeling tussen

de bestuurders.571

Daarnaast zal hij nog moeten aantonen dat hij de nodige maatregelen heeft

genomen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur te beperken of af te wenden.572

565

S.M. FRANKEN, “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F 2008, nr. 3, 43;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 591. 566 A.M.F. DORRESTEIJN, “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F 2010, nr. 2, 114. 567

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 549 ;

R.G.J. NOWAK, “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en toezicht.”,

Ondernermingsrecht 2008-16, 591. 568

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 550. 569

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 551. 570

Art. 2:9 BW. 571

C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 556-557. 572 C. ASSER, Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer, 2009, 557.

Page 118: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

118

B. Vergelijking met de Belgische regeling

179. In tegenstelling tot de Belgische belangenconflictregeling werd in Nederland noch onder

de huidige regeling noch onder het wetsvoorstel voorzien in bijzondere sancties specifiek van

toepassing op een tegenstrijdig belangsituatie van een bestuurder.

De Nederlandse regeling kent dus geen bijzondere aansprakelijkheidssanctie, noch een

bijzondere nietigheidssanctie specifiek van toepassing in een tegenstrijdig belangsituatie. In

geval van tegenstrijdig belang zal er onder de Nederlandse regeling dus steeds beroep moeten

worden gedaan op de gewone sanctiemogelijkheden die ook gelden in gevallen waar er geen

sprake is van tegenstrijdig belang.

180. Deze sanctiemogelijkheden komen echter min of meer overeen met de sancties die in

België kunnen worden toegepast op het bestuur in geval van tegenstrijdig belang zodat

eenzelfde resultaat kan worden bekomen. Net zoals in België kunnen de bestuurders ook

aansprakelijk worden gesteld ten aanzien van de vennootschap wegens het begaan van een

bestuursfout. Onder de Nederlandse regeling kan een besluit worden vernietigd wegens

schending van de wet of de statutaire bepalingen. De nietigheid kan zowel door de

vennootschap als door een belanghebbende derde worden ingesteld. Indien de vennootschap

schade lijdt door de vernietiging van het besluit, kan zij de betrokken bestuurder hiervoor ook

aansprakelijk stellen op grond van art. 2:9 BW. In België is voorzien in een specifieke

nietigheidssanctie die de vennootschap kan instellen in geval van schending van de

belangenconflictregeling. Daarnaast kunnen de bestuurders ook aansprakelijk worden gesteld

voor de schade veroorzaakt door schending van de statuten of van het W.Venn.

§3 Frankrijk

A. Sanctiemogelijkheden onder het Franse recht

Wanneer de bepalingen omtrent de belangenconflictregeling niet worden nageleefd, kan dit

worden gesanctioneerd met civiele sancties en met strafsancties.

Page 119: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

119

1. Civiele sancties

Indien een bestuurder de bepalingen omtrent de belangenconflicten schendt, dan kan naar

gelang het geval een nietigheidssanctie en/of een aansprakelijkheidssanctie worden toegepast.

Nietigheidssanctie.

181. De nietigheidssanctie is vooreerst voorzien in het geval geen machtiging werd bekomen

van de raad van bestuur.573

Deze sanctie kan dus bijvoorbeeld worden toegepast wanneer de

raad machtiging heeft geweigerd, maar ook wanneer de betrokken overeenkomst niet werd

voorgelegd aan de raad om machtiging te bekomen.

De betrokken overeenkomst kan echter alleen maar nietig worden verklaard als de

overeenkomst nadelige gevolgen met zich heeft meegebracht voor de vennootschap.574

In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat dit niet het geval zal zijn indien de vennootschap wel een

bepaalde som geld moet betalen ten gevolge van de overeenkomst, maar er wel een

toereikende tegenprestatie werd toegekend aan de vennootschap.575

Het betreft hier een relatieve nietigheid die erop gericht is de vennootschap te beschermen.576

Deze sanctie kan bijgevolg niet worden ingeroepen in het voordeel van de persoon die optrad

als wederpartij van de vennootschap bij het sluiten van de overeenkomst. Een ander gevolg is

dat zolang de nietigheid niet werd uitgesproken, de overeenkomst geldig blijft. De nietigheid

kan worden gevorderd gedurende een termijn van 3 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de

overeenkomst werd gesloten.577

Indien de overeenkomst echter verborgen werd gehouden, zal

de verjaringstermijn maar beginnen lopen vanaf de datum waarop de betrokken overeenkomst

werd geopenbaard.578

Art. L. 225-42, lid 2 CC zal geschonden worden indien men de

vertrekdatum van de verjaringstermijn plaatst op de dag van het sluiten van de betrokken

overeenkomst zonder vast te stellen of de raad van bestuur en de algemene vergadering

werden geïnformeerd omtrent de inhoud van de betrokken overeenkomst.579

Als de

verjaringstermijn is verstreken en er een vordering tot betaling wordt ingesteld tegen de

573

Art. L. 225-42, lid 1 CC. 574

Art. L. 225-42, lid 1 CC ; Parijs 20 juni 2006, Rev. sociétés 2006, 828, noot J.-J. DAIGRE. 575

P. LE CANNU en B. DONDERO, Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 507-508. 576

Cass. com. 3 mei 2000, Bull. Joly 2000, 821, noot P. LE CANNU aangehaald door D. VIDAL, Droit des

sociétés, Parijs, LGDJ, 2008, 516 ; Parijs 27 maart 2003, Rev. sociétés 2003, 932. 577

Art. L. 225-42, lid 2 CC. 578

Art. L. 225-42, lid 2 CC ; . 579

Cass. com. 10 november 2009, Rev. sociétés 2010, 99-100.

Page 120: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

120

vennootschap door haar wederpartij bij de overeenkomst, dan kan de vennootschap zich

hiertegen verweren door het opwerpen van een exceptie van nietigheid.580

Deze exceptie is

immers eewigdurend op voorwaarde dat de overeenkomst niet werd uitgevoerd. In dergelijk

geval moet echter ook aangetoond worden dat de overeenkomst nadelige gevolgen met zich

meegebracht heeft voor de vennootschap.

De nietigheid van de overeenkomst kan gedekt worden door een beslissing van de algemene

vergadering op basis van het bijzonder verslag van de commissaris-revisor waarin deze

verklaart waarom de machtigingsprocedure niet werd nageleefd.581

182. Het is ook mogelijk dat de overeenkomst wel werd gemachtigd door de raad van bestuur,

maar dat de algemene vergadering weigert goedkeuring te geven. In dergelijk geval zal de

betrokken overeenkomst wel geldig zijn ten aanzien van derden. De nietigheidssanctie zal dan

niet kunnen worden toegepast, tenzij in geval van fraude.582

In de rechtsleer wordt erop

gewezen dat de nietigheidssanctie in dergelijk geval immers niet de meest aangepaste sanctie

is. De beslissing omtrent de goedkeuring wordt immers maar genomen lang nadat de

betrokken overeenkomst werd gesloten en zelfs werd uitgevoerd. Het toepassen van deze

sanctie zou dus leiden tot rechtsonzekerheid.

183. Indien de algemene vergadering een beslissing neemt omtrent de goedkeuring van de

overeenkomst zonder dat er een bijzonder verslag werd opgemaakt door de commissaris-

revisor, dan leidt dit tot nietigheid van de beslissing van de algemene vergadering wegens de

schending van een bepaling van dwingend recht van boek II van de CC.583

In de rechtsleer

wordt erop gewezen dat deze sanctie wellicht niet kan worden toegepast wanneer er wel een

verslag werd opgemaakt, maar het onvolledig is.584

De inhoud van het verslag wordt immers

niet voorgeschreven door een dwingende bepaling uit de wet, maar door een decreet. Indien

de onvolledigheid echter kan gelijkgesteld worden met de afwezigheid van het bijzonder

verslag, dan zal de sanctie wel toegepast kunnen worden.

580

Parijs 27 maart 2003, Rev. sociétés 2003, 932. 581

Art. L. 225-42, lid 3 CC. 582

Art. 225-41, lid 1 CC. 583

Art. L. 235-1, lid 2 CC. 584

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 469.

Page 121: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

121

184. Indien een overeenkomst wordt gesloten die verboden is op grond van art. L. 225-43, lid

1 CC, dan wordt dit gesanctioneerd met de nietigheid van de betrokken overeenkomst.585

Het

betreft hier een absolute nietigheid.586

Dit heeft tot gevolg dat deze nietigheidssanctie kan

worden ingeroepen door iedere belanghebbende, dat er een verjaringstermijn van 5 jaar geldt

en dat de nietigheid niet kan gedekt worden door een beslissing van de algemene vergadering.

185. In de rechtsleer wordt erop gewezen dat men ook beroep zou kunnen doen op een

nietigheidssanctie voorzien in de “Code civile” wanneer een bestuurslid een handeling stelt of

een beslissing neemt in zijn eigen voordeel of in het voordeel van bepaalde aandeelhouders en

dit ten nadele van het belang van de vennootschap of dat van de andere aandeelhouders.587

Men stelt dat uit art. 1833 van de “Code Civil” voortvloeit dat het gezamenlijk belang van de

aandeelhouders steeds moet gerespecteerd worden. Wanneer een bestuurslid bijgevolg een

handeling stelt of een beslissing neemt in het nadeel van het gezamenlijk belang van de

aandeelhouders, dan zou men een beroep kunnen doen op art. 1844-10 van de “Code civil”.588

Uit dit artikel vloeit immers voort dat de nietigheid kan worden gevorderd van een handeling

of een beraadslaging van een orgaan van de vennootschap wanneer daarbij een dwingende

bepaling uit titel IX van boek III (zoals art. 1833 van de “Code civil”) werd geschonden.

Aansprakelijkheidssanctie.

186. Indien de algemene vergadering de overeenkomst niet goedkeurt, dan kan dit leiden tot

aansprakelijkheid van de geïnteresseerde persoon en eventueel de aansprakelijkheid van de

andere leden van de raad van bestuur indien de vennootschap schade heeft geleden.589

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat de geïnteresseerde persoon aansprakelijk kan worden

gesteld omwille van het persoonlijk voordeel dat hij heeft bekomen uit de betrokken

overeenkomst ten nadele van de vennootschap.590

De andere leden van de raad van bestuur

kunnen aansprakelijk worden gesteld omdat zij hun machtiging hebben verleend aan een

nadelige overeenkomst voor de vennootschap.

585

Art. L. 225-43, lid 1 CC. 586

Cass. ch. mixte 10 juli 1981, Rev. sociétés 1982, 85, noot C. Mouly ; P. MERLE, Droit commercial. Sociétés

commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 462. 587

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 430. 588 D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 430. 589

Art. L. 225-41, lid 2 CC. 590

J.J. CAUSSAIN, Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec, 2002, 194 ; D.

SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 432.

Page 122: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

122

De wet voorziet ook in de mogelijkheid om de geïnteresseerde persoon aansprakelijk te

stellen indien geen machtiging werd bekomen van de raad van bestuur en de vennootschap

schade heeft geleden.591

Een bestuurder zou ook aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens het begaan van een

bestuursfout.

Het art. L. 225-251 CC stelt dat een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld voor de

fouten die hij begaat in het beheer van de vennootschap.

Wanneer een bestuurder een bestuursbeslissing neemt die ingaat tegen het maatschappelijk

belang, dan begaat hij een dergelijke fout.592

Wanneer een bestuurder bijgevolg wordt

geconfronteerd met een belangenconflict en hij handelt in zijn eigen belang in plaats van in

het belang van de vennootschap, zal hij een bestuursfout begaan en daarvoor aansprakelijk

kunnen worden gesteld.

2. Strafsanctie “l’abus de biens sociaux et de crédit ”

187. In de rechstleer wijst men erop dat de wetgever bepaalde gedragingen die aanleiding

kunnen geven tot belangenconflicten, strafbaar heeft gesteld.593

In dit kader kan gewezen

worden op het misdrijf “l’abus de biens sociaux et de crédit”. Deze strafbaarstelling is erop

gericht de handelingen die een bestuurslid van de vennootschap te kwader trouw stelt voor

persoonlijke doeleinden in het nadeel van het maatschappelijk belang, te sanctioneren.594

In

dergelijk geval is er immers sprake van een tegenstrijdig belang, namelijk een

tegenstrijdigheid tussen het belang van de vennootschap en het eigen belang van het

betrokken bestuurslid.

188. Art. 242-6, 3° CC bepaalt meer bepaald dat de voorzitter, de bestuurders of de

directeurs-generaal van een naamloze vennootschap kunnen gestraft worden met een

gevangenisstraf van 5 jaar en met een boete van 375.000 euro als zij te kwader trouw gebruik

maken van goederen of van krediet van de vennootschap waarvan zij weten dat dit in strijd is

met het belang van de vennootschap en dit voor persoonlijke doeleinden of voor het

591

Art. L. 225-41, lid 1 CC. 592

P. MERLE, Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 475-476. 593

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 104. 594

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 440.

Page 123: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

123

begunstigen van een andere vennootschap of onderneming waarin zij directe of indirecte

belangen hebben.

Uit de rechtspraak volgt dat niet alleen de formele bestuursleden, maar ook de feitelijke

bestuurders kunnen gesanctioneerd worden op basis van dit misdrijf.595

189. Dit misdrijf bestaat uit een aantal elementen.

Het bestuurslid moet vooreerst een handeling van gebruik stellen. Hij moet gebruik maken

van de goederen of van het krediet van de vennootschap. Het gebruik van goederen omvat de

lichamelijke en onlichamelijke, roerende en onroerende goederen van de vennootschap (zoals

toekenning van een overmatige renumeratie aan zichzelf, verkeersboetes ten laste leggen van

de vennootschap,...).596

Het gebruik van goederen kan zowel inhouden dat de bestuurder zich

effectief goederen van de vennootschap toe-eigent als dat hij goederen van de vennootschap

voor een bepaalde periode gebruikt.597

Met het gebruik van krediet van de vennootschap moet

het beroep doen op de kredietwaardigheid van de vennootschap worden begrepen (zoals

beroep doen op de capaciteit van de vennootschap om te lenen, te garanderen,...).598

Daarnaast moet het betrokken bestuurslid te kwader trouw handelen. Dit houdt in dat hij

gebruik maakt van de goederen of van het krediet van de vennootschap, terwijl hij weet dat

dit strijdig is met het belang van de vennootschap.

Het bestuurslid moet ook handelen in zijn persoonlijk voordeel. Dit voordeel moet niet

noodzakelijk een geldelijk voordeel zijn.599

Het kan ook gaan om een voordeel van materiële

aard (zoals persoonlijke vakantiekosten ten laste leggen van de vennootschap,...) of een

voordeel van morele aard (zoals het nastreven van eer en bekendheid, het onderhouden van

goede relaties met een derde,...).

In de rechtsleer wordt erop gewezen dat deze invulling van het begrip persoonlijk belang

ertoe leidt dat het toepassingsgbied van de sanctie enorm ruim is geworden.600

595

Cass. crim. 12 oktober 1995, Rev. sociétés 1996, 320-321, noot B. BOULOC. 596

M.M. AIM, L’intérêt social en droits des sociétés, Parijs, L’Harmatan, 2009, 135. 597

M.M. AIM, L’intérêt social en droits des sociétés, Parijs, L’Harmatan, 2009, 135. 598

M.M. AIM, L’intérêt social en droits des sociétés, Parijs, L’Harmatan, 2009, 135. 599 Cass. crim. 20 maart 1997, Rev. sociétés 1997, 585, noot B. BOULOC ; Cass. crim. 26 februari 1998, Rev.

sociétés 1998, 607, noot B. BOULOC ; Cass. crim. 14 mei 2003, Rev. sociétés 2003, 919, noot B. BOULOC ;

Cass. crim. 14 november 2007, Rev. sociétés 2008, 161-162, noot B. BOULOC ; P. MERLE, Droit commercial.

Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 488. 600

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 443.

Page 124: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

124

Daarnaast wordt er nog op gewezen dat de rechtspraak bestuursleden soms ook veroordeeld

wegens het misdrijf “l’abus de biens sociaux et de crédit” zonder dat er echter sprake is van

een persoonlijk voordeel voor het betrokken bestuurslid.601

Zo werd een bestuurslid

bijvoorbeeld veroordeeld wegens het ten laste leggen van de vennootschap van een boete

waartoe het bestuurslid werd veroordeeld omwille van een verkeersovertreding die hij had

begaan tijdens de uitoefening van zijn functie.602

In een aantal andere zaken in verband met

fraude oordeelde het Hof van Cassatie dat een bestuurslid zich schuldig maakt aan het

misdrijf “l’abus de biens sociaux et de crédit” elke keer dat hij maatschappelijke fondsen

gebruikt om een ongeoorloofde handeling te stellen.603

Dit werd bijvoorbeeld geoordeeld in

een zaak waarbij een bestuurslid van een vennootschap een burgemeester had omgekocht om

op die manier een fiscale vermindering te bekomen in het voordeel van de vennootschap. In

latere rechtspraak werd deze stelling verder verduidelijkt. Het Hof stelde dat wanneer een

bestuurslid vennootschapsfondsen gebruikt om een misdrijf (zoals fraude) te begaan, dit een

schending uitmaakt van het vennootschapsbelang en de vennootschap blootstelt aan

strafrechtelijke en fiscale sancties.604

In de rechtsleer wordt deze rechtspraak door sommigen

bekritiseerd.605

Er wordt gesteld dat de rechtspraak in sommige gevallen voorbijgaat een van

de essentiële elementen van het misdrijf “l’abus de biens sociaux et de crédit”, namelijk de

vereiste van het persoonlijk voordeel voor het bestuurslid.

Ten slotte is vereist dat het gebruik strijdig is met het vennootschapsbelang. In de rechtsleer

wordt gesteld dat dit het geval zal zijn in geval van een geleden verlies of een verloren kans

voor de vennootschap alsook wanneer de vennootschap wordt onderworpen aan een risico

waar zij niet aan onderworpen zou zijn geweest indien de handeling niet was gesteld.606

De

vennootschap moet dus niet effectief schade hebben geleden. Het is mogelijk dat de handeling

van het bestuurslid wordt goedgekeurd door de raad van bestuur en de algemene vergadering.

Het Hof van Cassatie heeft echter in verschillende arresten geoordeeld dat dergelijke

601

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 106. 602

Cass. crim. 3 februari 1992, Rev. sociétés 1992, 537, noot B. BOULOC. 603

Cass. crim. 27 oktober 1997, Rev. sociétés 1997, 875, noot B. BOULOC ; Cass. crim. 22 september 2004,

Rev. sociétés 2005, 206, B. BOULOC. 604

Cass. crim. 22 september 2004, Rev. sociétés 2005, 206, noot B. BOULOC. 605 V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 106-108. 606

D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 444.

Page 125: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

125

goedkeuring het ongeoorloofd karakter van de handeling niet wegneemt.607

Het Hof stelt dat

de wet er immers op gericht is niet alleen de belangen van de aandeelhouders te beschermen,

maar er ook op gericht is het vermogen van de vennootschap en de belangen van derden die

met de vennootschap handelen, te beschermen.

B. Vergelijking met de Belgische regeling.

190. De sanctiemogelijkheden die de Franse wet voorziet in geval van schending van de

bepalingen omtrent belangenconflicten van bestuurders lopen parallel met de sancties

voorzien door de Belgische wet.

Dit geldt ook voor wat betreft de voorziene strafsanctie van het misbruik van

vennootschapsgoederen of “l’abus de biens sociaux et du crédit”. Dit is logisch aangezien de

Belgische wetgever zich gebaseerd heeft op de Franse wet.608

191. Er kunnen echter een aantal belangrijke verschillen worden opgemerkt tussen de

strafsanctie voorzien in beide landen.

Een eerste verschil heeft te maken met het feit dat enkel beroep kan worden gedaan op de

Belgische strafsanctie indien de vennootschap daadwerkelijk nadeel heeft geleden door de

handeling van de betrokken bestuurder. Dit is niet vereist in Frankrijk. Om beroep te kunnen

doen op de Franse strafsanctie volstaat het als de vennootschap werd onderworpen aan een

risico waaraan zij niet zou onderworpen zijn geweest indien de handeling niet werd gesteld.

Dit betekent dus dat de vennootschap onder de Franse wetgeving niet effectief schade moet

hebben geleden opdat de sanctie zou kunnen worden toegepast.

Onder de Belgische wet is het niet voldoende dat de vennootschap zelf schade heeft geleden.

Het is ook vereist dat de schuldeisers van de vennootschap of haar aandeelhouders schade

hebben geleden. Deze vereiste bestaat niet onder de Franse wet.

Ten slotte kan nog opgemerkt worden dat het nadeel, in tegenstelling tot de Franse wet, onder

de Belgische wet ook betekenisvol moet zijn. Dit leidt ertoe dat men in België geen beroep

zal kunnen doen op het misdrijf misbruik van vennootschapsgoederen wanneer het gaat om

kleine feiten (zoals het ten laste leggen van de vennootschap van vakantiekosten).

607

Cass. crim. 30 september 1991, Rev. sociétés 1992, 357, noot B. BOULOC ; Cass. crim. 28 maart 1996, Rev.

sociétés 1997, 142, noot B. BOULOC. 608

I. DELBROUCK, “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht,

strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 234.

Page 126: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

126

Deze verschillen leiden ertoe dat de Franse tekst een veel ruimer toepassingsgebied heeft dan

de Belgische tekst en er bijgevolg vaker beroep zal kunnen worden gedaan op de strafsanctie

in Frankrijk. Mijn inziens verdient de Franse tekst de voorkeur. Een bestuurder moet immers

steeds handelen in het vennootschapsbelang. Hij heeft niet het recht om goederen van de

vennootschap voor persoonlijke doeleinden aan te wenden waardoor hij deze goederen in

gevaar kan brengen.

§4 Engeland

A. Sanctiemogelijkheden onder het Engelse recht

192. Met betrekking tot de sanctiemogelijkheden die voorhanden zijn in ingeval van

schending van de bepalingen omtrent de belangenconflicten van bestuurders moet een

onderscheid worden gemaakt tussen de schending van de algemene plichten (secties 175, 176

en 177 CA 2006), de schending van sectie 182 CA 2006 (meedelen van een belang in een

bestaande transactie of regeling) en de schending van de bepalingen omtrent de transacties die

goedkeuring vereisen van de aandeelhouders opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 10 van de

CA 2006.

1. Overtreding van de bepalingen uit de secties 175, 176 en 177 CA 2006

193. De sancties die kunnen worden toegepast bij schending van de algemene plichten zijn

niet gecodificeerd in de CA 2006.609

Sectie 178 stelt immers dat de schending van de

algemene plichten op dezelfde manier wordt gesanctioneerd als de schending van de

overeenstemmende “common law” regels of “equitable” principes.610

De eigendomsvordering.

194. Een eerste sanctiemogelijkheid voor het geval een bestuurder zijn algemene plichten uit

de secties 175, 176 en 177 CA 2006 niet naleeft, is het instellen van een eigendomsvordering

door de vennootschap tegen de betrokken bestuurder.611

609

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

334. 610

s 178 (1) CA 2006. 611

L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008,

334.

Page 127: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

127

De bestuurder is weliswaar geen “trustee” met betrekking tot de goederen van de

vennootschap, maar wanneer een bestuurder één van zijn fiduciaire plichten ten aanzien van

de vennootschap schendt, dan wordt dit beschouwd als een schending van “trust”.612

Dit

betekent dat wanneer een bestuurder goederen verwerft die toebehoren aan de vennootschap,

ten gevolge van de schending van één van zijn fiduciaire plichten, hij zal geacht worden die

goederen in bewaring te houden voor de vennootschap.613

Omwille van deze reden kan een

eigendomsvordering worden ingesteld tegen de bestuurder. Dit is ook de reden waarom de

betrokken goederen kunnen gevolgd worden in de handen van derden.

195. Dergelijke vordering kan worden ingesteld zowel voor wat betreft de goederen die

toebehoren aan de vennootschap als voor de goederen die als zodanig worden beschouwd.614

Goederen die worden beschouwd als eigendom van de vennootschap zijn bijvoorbeeld

geheime commissies of steekpenningen verworven door een bestuurder als gevolg van de

schending van een van zijn plichten.615

Goederen die de vennootschap had kunnen verwerven,

maar die worden verworven door een bestuurder als gevolg van de schending van een van zijn

fiduciaire plichten, worden ook beschouwd als goederen die toebehoren aan de

vennootschap.616

196. In de Engelse rechtsleer wordt erop gewezen dat de vennootschap een absoluut recht

heeft op de betrokken goederen wanneer ze nog aanwezig zijn bij de bestuurder.617

Indien de

bestuurder de goederen heeft vervangen door andere goederen, dan kan de vennootschap

ofwel de economische waarde van haar eigendom vorderen ofwel een vordering instellen

tegen de bestuurder om een voorrecht of een schuldvordering te bekomen met betrekking tot

de winsten gemaakt met het betrokken goed.618

Indien de bestuurder het betrokken goed heeft

vermengd met andere goederen, kan de vennootschap een proportioneel deel in of een

612

Lands Allotment Company re (1894), 1 Ch 616, 631 en 638 ; J.J. Harrison (Properties) Limmited v Harrison

(2001) EWCA Civ 1467, para 25 ; S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies,

Oxford, University Press, 2009, 335. 613

J.J. Harrison (Properties) Ltd v Harrison (2001) EWCA Civ 1467, para 26. 614

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

336. 615

Daraydan Holdings v Solland International Ltd (2005) Ch 119, 131. 616

Brown v Bennett (1999) 1 BCLC 649, 656. 617

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

340. 618 Foskett v Mckeown (2001) 1 AC 102, 130.

Page 128: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

128

voorrecht op de goederen nemen.619

De betrokken vennootschap kan dus steeds de meest

voordelige optie kiezen.

197. Wanneer de goederen werden overgemaakt aan een derde, dan kan de vennootschap ook

een eigendomsvordering instellen tegen de derde als de goederen of de opbrengst ervan nog

aanwezig zijn bij de derde.620

In de rechtspraak wordt immers gesteld dat de vennootschap in

dit kader immers een belang in het betrokken goed heeft zoals de begunstigde van een

“trust”.621

Uit de rechtspraak volgt echter ook dat de vennootschap dergelijke vordering niet

kan instellen als de derde het goed te goeder trouw heeft verworven zonder dat deze op de

hoogte was van de schending van de fiduciaire plicht van de bestuurder.622

In dit kader kan er nog op gewezen worden dat de derde die goederen verwerft ten gevolge

van de schending van een fiduciaire plicht door een bestuurder, persoonlijk aansprakelijk kan

worden gesteld tot het betalen van een vergoeding aan de vennootschap.623

Het verwerven van

de goederen moet het onmiddellijke gevolg zijn van de schending van de fiduciaire plicht

door de bestuurder.624

Het is hierbij irrelevant of de derde de goederen of de opbrengst ervan

al dan niet nog in zijn bezit heeft.625

De aansprakelijkheid is immers persoonlijk en dus niet

verbonden aan het betrokken goed.

Opdat de derde zou kunnen worden aangesproken tot het betalen van een vergoeding moet

wel aan drie voorwaarden zijn voldaan.626

Vooreerst is vereist dat de overdracht van de

goederen van de vennootschap het gevolg is van een schending van een fiduciaire plicht van

de bestuurder. Daarnaast is vereist dat de derde de betrokken goederen heeft ontvangen. Ten

slotte zal moeten worden aangetoond dat de derde op de hoogte was van de schending van de

plicht.

619

Foskett v Mckeown (2001) 1 AC 102, 130. 620

A. HICKS en S.H. GOO, Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 411. 621

Duckwari Plc v Offerventure Ltd (1999) Ch 253, 262, CA ; Sinclair Investments Ltd v Versailles Trade

Finance Ltd (2010), EWHC 1614, para 25. 622

Foskett v Mckeown (2001) 1 AC 102, 127 ; Sinclair Investments Ltd v Versailles Trade Finance Ltd (2010),

EWHC 1614, para 24. 623

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

356. 624

Brown v Bennett (1999) 1 BCLC 649, 655. 625

Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638, para 1486 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases

and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 361. 626

El Ajou v Dollar Land Holdings Ltd (1994) BCC 143, 154 ; S. MORTIMORE, Company Directors: Duties,

Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 356.

Page 129: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

129

De voordeelafdracht.

198. Een sanctie die zeer vaak wordt toegepast in het kader van de schending van de secties

175 tot 177 CA 2006 is de voordeelafdracht.627

Uit de rechtspraak volgt dat een “fiduciary” aansprakelijk is voor elke niet-toegestane winst

die hij gemaakt heeft ten gevolge van de schending van een van zijn plichten.628

Wanneer een

“fiduciary” dergelijke winsten maakt, wordt hij geacht die winsten te hebben gemaakt voor

zijn opdrachtgever.629

Wanneer een bestuurder bijgevolg winsten verwerft ten gevolge van de

schending van één van zijn plichten, dan wordt hij geacht die winst te hebben gemaakt voor

de vennootschap en zal de vennootschap bijgevolg recht hebben op de winst.630

De voordeelafdracht is een persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder.631

De bestuurder

is aansprakelijk ongeacht het feit of hij de ten onrechte gemaakte winsten of de opbrengsten

ervan al dan niet behoudt. De bestuurder is enkel aansprakelijk voor de winsten die hij zelf

gemaakt heeft.632

In principe zal de vennootschap de bestuurder dus niet kunnen aanspreken

voor winsten gemaakt door een derde. Uit de rechtspraak volgt dat dit echter wel kan indien

de derde een onderneming is die louter als dekmantel dient voor het optreden van de

betrokken “fiduciary”.633

In dergelijk geval kan de vennootschap de “fiduciary” ook

aanspreken voor de winsten verworven door die onderneming.

Andere sanctiemogelijkheden.

199. Andere sanctiemogelijkheden zijn het vorderen van een vergoeding voor de schade die

de vennootschap heeft geleden door de schending van één van de fiduciaire plichten van de

bestuurder en het vorderen van de nietigheid van de transactie gesloten tussen de

vennootschap en een derde ten gevolge van de schending van een fiduciaire plicht van de

627 F. ROSE, Nutshells. Company Law, Londen, Sweet and Maxwell, 2009, 821 ; L. SEALY en S.

WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 334. 628

Cook v Deeks (1916) 1 AC 554, 565, ; Regal (Hastings) Ltd v Gulliver (1967) 2 AC 134, 143 ; Sinclair

Investments Ltd v Versailles Trade Finance Ltd (2010), EWHC 1614, para 26. 629

Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638, para 1550 ; A. HICKS en S.H. GOO, Cases &

Materials on Company Law, Oxford, University Press, 2008, 411. 630

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

346. 631

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

347. 632

Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638, para 1575 ; S. MORTIMORE, Company Directors:

Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009, 347. 633

Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638, para 1576.

Page 130: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

130

bestuurder.634

Dergelijke sancties komen echter minder voor in het kader van een schending

van de bepalingen in verband met belangenconflicten (secties 175 tot 177 CA 2006).635

In

deze gevallen wordt meer beroep gedaan op de sanctie van de eigendomsvordering en de

voordeelafdracht. Daarom zal er in dit kader niet verder op worden ingegaan.

2. Overtreding van de bepaling uit sectie 182 CA 2006

200. Uit sectie 183 CA 2006 volgt dat het niet naleven van de verplichting om een belang in

een bestaande transactie of regeling mee te delen (sectie 182 CA 2006), een strafbaar feit is.

De bestuurder kan veroordeeld worden tot het betalen van een boete. Deze boete is

ongelimiteerd in geval van een strafrechtelijke veroordeling (“conviction on indictment”),

maar ze is beperkt tot het wettelijk maximum in geval van een zogenaamde “summary

conviction” (een veroorderling wegens een klein vergrijp).636

201. Deze sanctiemogelijkheid is echter niet voorhanden bij de schending van de verplichting

om een belang in een voorgenomen transactie of regeling mee te delen (sectie 177 CA 2006).

De vraag is echter waarom deze sanctiemogelijkheid niet werd voorzien in geval van een

schending van sectie 177 CA 2006. Uit de parlementaire voorbereiding van de CA 2006 blijkt

dat deze strafsanctie werd voorzien omdat er geen civiele sancties voorhanden waren in geval

van schending van sectie 182 CA 2006.637

In de rechtsleer stelt men echter dat dit een

eigenaardige verklaring is.638

Er wordt op gewezen dat wanneer een bestuurder sectie 177 CA

2006 schendt, de vennootschap beschikt over civiele sancties op grond van sectie 178 CA

2006. Indien de transactie of regeling nadien effectief wordt aangegaan door de vennootschap,

dan zal de bestuurder ook sectie 182 CA 2006 schenden als hij zijn belang bij de transactie of

regeling niet meedeelt aan de medebestuurders. In dat geval zal de vennootschap ook over een

strafsanctie beschikken tegen de bestuurder op grond van sectie 183 CA 2006. Omwille van

deze reden stelt men in de rechtsleer dat sectie 177 CA 2006 niet moet beschouwd worden als

een bepaling op basis waarvan bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld, maar eerder

634 F. ROSE, Nutshells. Company Law, Londen, Sweet and Maxwell, 2009, 82 ; L. SEALY en S.

WORTHINGTON, Cases and Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 334. 635 S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

337 en 342. 636

s 183 (2) CA 2006. 637

Hansard, HL Grand Committee (9 februari 2006) coll 338. 638

G. MORSE, P. DAVIES en S. WORTHINTON, Palmer’s Company Law: annotated guide to the

Companies Act 2006, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 180 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and

Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 354.

Page 131: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

131

moet beschouwd worden als een bepaling die de bestuurders beschermt als ze de bepaling

naleven.639

3. Overtreding van de bepalingen omtrent transacties die goedkeuring vereisen van de

aandeelhouders opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 10 CA 2006

De mogelijke sancties bij schending van de bepalingen die goedkeuring vereisen van de

aandeelhouders zijn opgenomen in de CA 2006. Er is voorzien in verschillende sancties

naargelang de soort transactie die werd geschonden.

Dienstcontracten van bestuurders.

202. Bij schending van de bepalingen omtrent lange termijn dienstcontracten van bestuurders

(sectie 188 CA 2006), voorziet de CA 2006 in 2 mogelijke sancties.640

De overeenkomst zal

vooreerst nietig zijn in de mate van de overtreding van sectie 188 CA 2006. Daarnaast zal de

overeenkomst geacht worden een bepaling te bevatten die de vennootschap het recht geeft de

overeenkomst te beëindigen op gelijk welk tijdstip mits het geven van een redelijke

opzegtermijn.

Substantiële eigendomstransacties en leningen, quasi-leningen en krediettransacties.

203. De CA 2006 voorziet dezelfde sanctiemogelijkheden bij schending van sectie 190

(substantiële eigendomstransacties) als bij schending van de secties 197, 198, 200 en 201

(leningen, quasi-leningen en krediettransacties met een bestuurder of met personen verbonden

met een bestuurder). De wet voorziet in drie mogelijke sancties voor de vennootschap

wanneer geen voorafgaandelijke goedkeuring werd gevraagd aan de aandeelhouders voordat

de transactie of regeling werd gesteld.

204. De betrokken transactie of regeling is vooreerst vernietigbaar op verzoek van de

vennootschap.641

De CA 2006 voorziet echter een aantal gevallen waarin de transactie niet

vatbaar is voor vernietiging.642

Dit zal ten eerste niet meer mogelijk zijn indien het geld of

andere goederen die het voorwerp uitmaakten van de transactie of regeling niet meer kunnen

639 G. MORSE, P. DAVIES en S. WORTHINTON, Palmer’s Company Law: annotated guide to the

Companies Act 2006, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 181 ; L. SEALY en S. WORTHINGTON, Cases and

Materials in Company Law, Oxford, University Press, 2008, 354. 640

s 189 CA 2006. 641

s 195 (2) en 213 (2) CA 2006. 642

s 195 (2) (a, b en c) en 213 (2) (a, b en c) CA 2006.

Page 132: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

132

worden teruggegeven. Het recht om de vernietiging te vorderen, gaat ook verloren wanneer de

vennootschap vergoed werd voor het geleden verlies of de geleden schade. Ten slotte zal het

vorderen van de nietigheid ook niet mogelijk zijn indien de rechten verworven te goeder

trouw door een persoon die geen partij is bij de transactie of regeling, door de nietigheid

zouden worden aangetast. De CA 2006 laat “subsequent affirmation” toe.643

Dit houdt in dat

de aandeelhouders van de vennootschap een transactie of regeling die werd gesteld zonder

hun voorafgaandelijke goedkeuring, alsnog kunnen bevestigen nadat de transactie of de

regeling werd gesteld. In dergelijk geval zal de vennootschap de nietigheid van de betrokken

transactie of regeling niet meer kunnen vorderen.

205. Naast de mogelijkheid om de betrokken transactie of regeling te vernietigen voorziet de

CA 2006 ook in een aansprakelijkheidssanctie.644

De personen die aansprakelijk kunnen worden gesteld worden opgesomd in de CA 2006. Het

gaat om de bestuurder, en de personen verbonden met de bestuurder waarmee de betrokken

regeling werd aangegaan alsook elke andere bestuurder die machtiging heeft gegeven voor het

aangaan van de regeling of de transactie.645

Voor de personen verbonden met de bestuurder en

de bestuurders die machtiging hebben verleend, voorziet de CA 2006 in een mogelijkheid te

ontsnappen aan aansprakelijkheid. Deze personen zullen niet aansprakelijk zijn wanneer zij

kunnen aantonen dat ze op het moment van het aangaan van de regeling niet op de hoogte

waren van de schending van de CA 2006.646

De aansprakelijkheidssanctie is tweeledig. De bestuurder of de persoon verbonden met de

bestuurder, kan ten eerste aansprakelijk worden gesteld door de vennootschap voor elk

voordeel dat hij direct of indirect heeft bekomen uit de transactie of de regeling.647

In de

rechtsleer wordt erop gewezen dat deze aansprakelijkheid zeer ruim is doordat de betrokkene

niet alleen de direct bekomen voordelen zal moeten afgeven aan de vennootschap, maar ook

de voordelen die op een indirecte manier werden verworven.648

Het is echter wel zo dat de

betrokkene de voordelen moet bekomen hebben ten gevolge van de transactie of regeling zelf

opdat hij ze zou moeten afdragen.

643

s 196 en 214 CA 2006. 644

s 195 (3) en 213 (3) CA 2006. 645 s 195 (4) en 213 (4) CA 2006. 646

s 195 (7) en 213 (7) CA 2006. 647

s 195 (3) (a) en 213 (3) (a) CA 2006. 648

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

406-407.

Page 133: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

133

De bestuurder en de personen verbonden met de bestuurder zijn daarnaast ook aansprakelijk

voor het verlies of de schade die de vennootschap lijdt ten gevolge van de transactie of de

regeling.649

Het verlies of het nadeel moet dus het gevolg zijn van de transactie of regeling die

zonder goedkeuring van de aandeelhouders werd aangegaan. In de rechtsleer wordt erop

gewezen dat deze sanctie bijvoorbeeld zal kunnen worden toegepast wanneer een

vennootschap een substantieel goed tegen de marktwaarde verwerft van een van haar

bestuurders of daarmee verbonden personen zonder dat goedkeuring van de aandeelhouders

werd bekomen en het betrokken goed in waarde daalt.650

Dit werd ook bevestigd in de

rechtspraak onder de vorige CA.651

In de “Duckwari” zaak verwierf een vennootschap een

goed tegen een normale prijs. Na de verwerving van het goed stortte de markt in elkaar

waardoor de waarde van het betrokken goed tot ver onder de aankoopprijs daalde. In eerste

aanleg had de rechter geoordeeld dat de bestuurder niet aansprakelijk was omdat de betrokken

bepaling uit de CA enkel betrekking had op de situatie waarin de vennootschap een goed

verwerft tegen een bovenmatige prijs of waarin de vennootschap een goed verkoopt tegen een

te lage prijs.652

In hoger beroep werd deze beslissing echter “overruled” en werd de

betrokkene alsnog aansprakelijk gesteld voor de schade geleden door de vennootschap.653

Betalingen wegens het verlies van het mandaat.

206. De sancties wegens de schending van de bepalingen omtrent de betalingen wegens het

verlies van het mandaat zijn ten slotte opgenomen in sectie 222 CA 2006. Indien de

vennootschap een betaling heeft gedaan met schending van sectie 217 CA 2006 (betalingen

gedaan door de vennootschap) is voorzien in twee sancties.654

Vooreerst zal de persoon die de

betaling heeft ontvangen geacht worden de betaling in bewaring te houden (“on trust”) voor

de vennootschap die de betaling heeft gedaan. Daarnaast zijn de bestuurders die de betaling

hebben gemachtigd, gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk tot vergoeding van de schade

geleden door de vennootschap ten gevolge van de betaling. Indien een betaling werd gedaan

met overtreding van sectie 218 CA 2006 (betaling in het kader van eigendomsoverdracht van

de vennootschap), wordt de ontvanger van de betaling geacht het bedrag in bewaring te

649

s 195 (3) (b) en 213 (3) (a) CA 2006. 650

S. MORTIMORE, Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University Press, 2009,

407. 651

Duckwari Plc v Offerventure Ltd (1999) Ch 253, 264. 652

Duckwari Plc v Offerventure Ltd (1997) Ch 201, 208-209. 653

Duckwari Plc v offerventure Ltd (1999) Ch 253, 265. 654

s 222 (1) (a en b) CA 2006.

Page 134: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

134

houden voor de vennootschap waarvan de eigendom is of zal worden overgedragen.655

Als

een betaling werd gedaan met schending van sectie 219 CA 2006 (betaling in het kader van

aandelenoverdracht) bepaalt de CA 2006 dat de ontvanger van het bedrag geacht wordt de

betaling in bewaring te houden voor de personen die hun aandelen hebben verkocht ten

gevolge van het overnamebod.656

De kosten die de ontvanger van de betaling oploopt ten

gevolge van de verdeling van het bedrag over de voormalige aandeelhouders mag niet van dat

bedrag worden afgehouden, maar moet door de ontvanger zelf worden gedragen. Indien een

overtreding van sectie 217 tegelijk een schending van sectie 218 respectievelijk sectie 219 CA

2006 uitmaakt, moet voorrang worden gegeven aan de sancties voorzien in geval van

schending van sectie 218 respectievelijk sectie 219 CA 2006.657

B. Vergelijking met het Belgische recht.

207. Net zoals de Belgische belangenconflictregeling beschikt de vennootschap in Engeland

over de mogelijkheid een nietigheidssanctie in te stellen en over de mogelijkheid om

vergoeding van de geleden schade te vorderen.

208. In Engeland beschikt de vennootschap echter nog over een aantal andere sancties die de

bestuurder strenger bestraffen in het geval waarin de bestuurder de bepalingen omtrent de

belangenconflicten schendt. Het betreft ten eerste de mogelijkheid voor de vennootschap om

een eigendomsvordering in te stellen tegen de bestuurder indien deze door de schending van

één van zijn fiduciaire plichten goederen heeft verworven die toebehoren aan de

vennootschap. Deze sanctie heeft een ruime uitwerking aangezien de vennootschap dergelijke

vordering ook kan instellen met betrekking tot goederen die worden geacht aan de

vennootschap toe te behoren. Daarnaast beschikt de vennootschap ook over de sanctie van de

voordeelafdracht. Wanneer een bestuurder door de schending van de bepalingen in verband

met de belangenconflicten voordelen heeft verworven, dan zal hij deze moeten afdragen aan

de vennootschap. Belangrijk hierbij is dat de vennootschap voor de toepassing van deze

sanctie niet moet aantonen dat zij enig nadeel heeft geleden. De bestuurder is aansprakelijk

voor het voordeel dat hij ten onrechte heeft bekomen.

655

s 222 (2) CA 2006. 656

s 222 (3) CA 2006. 657 s 222 (4 en 5) CA 2006.

Page 135: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

135

209. Er kan nog gewezen worden op het feit dat de CA 2006 ook in een strafsanctie voorziet.

Dit is het geval wanneer de bestuurder zijn belang in een bestaande transactie of regeling niet

meedeelt aan zijn medebestuurders. In dergelijke situatie begaat de bestuurder een misdrijf

waarvoor hij kan veroordeeld worden tot het betalen van een boete aan de vennootschap. In

België kan het bestaan van een belangenconflict ook aanleiding geven tot een strafsanctie,

namelijk het misbruik van vennootschapsgoederen. Een verschil met de Engelse regeling is

echter dat deze sanctie kwaad opzet van de betrokken bestuurder vereist, wat een zwaardere

bewijslast met zich meebrengt. In Engeland zal het loutere feit dat een bestuurder zijn belang

in een bestaande transactie of regeling niet heeft meegedeeld er immers toe leiden dat de

bestuurder strafrechtelijk kan veroordeeld worden. Er moet wel op gewezen worden dat de

Engelse wetgever geen strafsancties heeft voorzien bij schending van de andere bepalingen

omtrent belangenconflicten. Dit wordt dan weer gecompenseerd door de mogelijkheid beroep

te doen op andere sancties (zoals de eigendomsvordering en vooral de voordeelafdracht).

210. Ten slotte voorziet de CA 2006 nog in een specifieke sanctie voor het geval de

bepalingen omtrent de betalingen wegens verlies van het mandaat worden geschonden. Meer

bepaald wordt degene die de betaling ontvangen heeft geacht het bedrag in bewaring te

houden voor de vennootschap of voor de aandeelhouders die hun aandelen hebben

overgedragen in het kader van een overnamebod.

211. Er kan dus geconcludeerd worden dat bestuurders in Engeland veel strenger worden

gesanctioneerd in geval van schending van de bepalingen omtrent belangenconflicten dan in

België het geval is. Deze strengere sanctionering moet mijn inziens als positief worden

beschouwd. Door het uitoefenen van hun functie kunnen bestuurders zich immers in bepaalde

gevallen verrijken door het persoonlijk sluiten van contracten of transacties, door het sluiten

van contracten of transacties die vooral voor hen voordelig zijn of door het nemen van

bepaalde kansen die eigenlijk toebehoren aan de vennootschap waar zij hun bestuursfunctie

uitoefenen. Deze strengere sanctiemogelijkheden hebben enerzijds een soort van preventieve

functie omdat zij een bestuurder stimuleren de belangen van de vennootschap te behartigen in

plaats van het eigen belang. Anderzijds bieden deze sanctiemogelijkheden de vennootschap

een grotere bescherming in geval van schending van de bepalingen omtrent de

belangenconflicten door één van de bestuurders.

Page 136: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

136

Conclusies

Zoals blijkt uit deze masterproef kunnen er een aantal verschilpunten worden vastgesteld

tussen de Belgische belangenconflictregeling en de bestaande regelingen in de in deze

masterproef besproken landen. Deze verschillen zijn vooral gesitueerd op 3 vlakken.

A. Verschilpunten met betrekking tot het inhoudelijk toepassingsgebied.

212. Vooreerst zijn er een aantal verschillen vast te stellen tussen de besproken landen met

betrekking tot het inhoudelijk toepassingsgebied. De Belgische regeling is van toepassing

wanneer een bestuurder rechtstreeks of onrechtstreeks een belang van vermogensrechtelijke

aard heeft dat strijdig is met een beslissing of verrichting die behoort tot de bevoegdheid van

de raad van bestuur. Het belang moet steeds van vermogensrechtelijke aard zijn. Zuiver

kwalitatieve en affectieve (familiale) belangen vallen dus niet onder de regeling. De

verschillende buitenlandse regelingen waarmee de Belgische regeling werd vergeleken,

kennen op dit vlak een ruimer toepassingsgebied.

213. Sommige van deze regelingen zijn ten eerste ook van toepassing op andere personen dan

de formeel aangeduide bestuurders. De Franse wetgever heeft de Franse belangenconflicten-

regeling ook uitdrukkelijk van toepassing gemaakt op andere personen dan de bestuurders.

Dit is ten eerste het geval voor wat betreft de verboden overeenkomsten met betrekking tot

het verschaffen van krediet door de vennootschap. De vennootschap mag dergelijke

overeenkomsten immers niet alleen niet sluiten met een van haar bestuurders. Ze mag dit ook

niet doen met betrekking tot de tussenpersonen, de echtgenoot of de echtgenote van haar

bestuurders alsook niet met betrekking tot ascendenten en descendenten van de bestuurders

van de vennootschap. Dit is ook het geval voor wat betreft de eigenlijke controleprocedure.

Deze is ook van toepassing wanneer de overeenkomst wordt gesloten met een tussenpersoon

of stroman. De Engelse regeling op haar beurt is op dit vlak ook ruimer dan de Belgische

regeling. De meeste bepalingen uit de CA 2006 omtrent belangenconflicten zijn immers niet

alleen van toepassing op de formele bestuurders, maar naargelang het geval ook op de

voormalige bestuurders, de feitelijke bestuurders, de “shadow directors” en de personen

verbonden met een bestuurder. Dit verschil tussen de Belgische regeling enerzijds en de

andere regelingen anderzijds, heeft vooral te maken met het feit dat de procedures

Page 137: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

137

verschillend zijn opgebouwd. Zo werkt de Franse regeling werkt met overeenkomsten die niet

mogen worden gesloten met bepaalde personen of waarvoor goedkeuring moet worden

gevraagd door de bestuurder. De Engelse regeling werkt enerzijds met een aantal plichten en

anderzijds met transacties of regelingen waarvoor goedkeuring nodig is. De Belgische

regeling daarentegen is gesitueerd binnen de besluitvorming van de raad van bestuur. Men

zou de Belgische regeling bijgevolg moeilijk toepasselijk kunnen maken op bijvoorbeeld de

feitelijke bestuurders, aangezien zij niet in de raad van bestuur zetelen. Niettemin kan een

feitelijke bestuurder ook invloed uitoefenen buiten het kader van de vergadering van de raad.

In dit opzicht zou het wellicht positief zijn de feitelijke bestuurders te onderwerpen aan de

bijzondere aansprakelijkheidssanctie zoals reeds in de Belgische rechtsleer werd geopperd.

214. Een ander verschil met de Belgische regeling heeft te maken met het feit dat de andere

regelingen ook toepasselijk zijn op andere belangen dan de louter vermogensrechtelijke

belangen. Dit is ten eerste het geval in Nederland. De Nederlandse regeling kan ook van

toepassing zijn op andere dan vermogensrechtelijke belangen. Dit volgt uit het

Maas/Amazone arrest van de Hoge Raad. Hieraan wordt mijn inziens geen afbreuk gedaan

door de uitspraak van de Hoge Raad in het Bruil arrest van 29 juni 2007. In het Bruil arrest

stelt de Raad immers dat het moet gaan om een persoonlijk belang van de bestuurder

enerzijds, en dat de betrokken belangen zodanig onverenigbaar moeten zijn dat in redelijkheid

kan worden betwijfeld of de bestuurder zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden

door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming anderzijds. Er

wordt nergens in het Bruil arrest vereist dat het belang van vermogensrechtelijke aard moet

zijn. Dit is ook het geval voor de Franse controleprocedure. De Franse procedure kan

enerzijds worden toegepast met betrekking tot zuivere familiebanden. De procedure is

anderzijds ook toepasselijk op de zuivere kwalitatieve belangen, zoals blijkt uit art. L. 225-38,

lid 3 CC. Ten slotte kan er nog op gewezen worden dat ook de Engelse procedure niet

uitsluitend van toepassing is op de vermogensrechtelijke belangen. De Engelse procedure

speelt namelijk ook ten aanzien van de familiale belangen. Dit blijkt uit het feit dat de

bepalingen die goedkeuring vereisen van de aandeelhouders, ook van toepassing zijn wanneer

de transactie wordt gesloten met familieleden van de bestuurder. Daarnaast zijn bepaalde van

de algemene plichten van bestuurders ook van toepassing met betrekking tot de kwalitatieve

belangen. Dit is meer bepaald het geval met betrekking tot de plicht om belangenconflicten te

vermijden (s 175 CA 2006) en de plicht om geen voordelen van derde partijen te ontvangen (s

176 CA 2006). Uit wat vooraf gaat kan worden afgeleid dat het van belang is dat een

Page 138: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

138

belangenconflictregeling niet uitsluitend betrekking heeft op de loutere vermogensrechtelijke

belangen, maar ook op familiale belangen. Familiale belangen kunnen er immers evenzeer toe

leiden dat er beslissingen worden genomen die helemaal niet in het belang van de

vennootschap zijn en de vennootschap zelf nadeel kunnen berokkenen. Dit geldt ook voor de

kwalitatieve of functionele belangen, maar de kans dat een bestuurder zich laat leiden door de

belangen van een andere vennootschap waar hij ook een functie vervult, is wellicht groter

wanneer de bestuurder daarbij ook wordt geconfronteerd met een vermogensrechtelijk belang.

215. Tot slot kan nog gewezen worden op het feit dat de Franse regeling net zoals de

Belgische regeling voorziet in een uitzondering met betrekking tot de courante verrichtingen.

Het begrip normale voorwaarden wordt in Frankrijk echter strenger ingevuld. De Franse

rechtspraak en rechtsleer stellen dat de voorwaarden gebruikelijke voorwaarden moeten zijn

waartegen soortgelijke overeenkomsten worden gesloten door de betrokken vennootschap en

door vennootschappen uit dezelfde sector.658

De Belgische rechtsleer vereist daarentegen dat

de beoordeling van het begrip normale voorwaarden moet gebeuren aan de hand van de

marktvoorwaarden.659

Het Franse criterium verdient echter de voorkeur omdat een bestuurder

in België immers een vermogensrechtelijk voordeel zou kunnen bekomen wanneer hij een

transactie sluit met de vennootschap tegen de marktvoorwaarden, terwijl de vennootschap

normaal contracteert tegen voorwaarden die strenger zijn dan de marktvoorwaarden.

B. Verschillen op het gebied van de procedure.

216. De besproken belangenconflictenregelingen verschillen ook van elkaar op het gebied van

de procedure die moet worden gevolgd. De huidige Nederlandse regeling is gesitueerd op het

niveau van de vertegenwoordiging en daardoor dus compleet verschillend van de Belgische

regeling. Dergelijke regeling is ten eerste niet logisch aangezien het probleem van een

belangenconflict van een bestuurder juist gesitueerd is op het niveau van de besluitvorming en

niet op het niveau van de vertegenwoordiging. Door de regeling op het niveau van de

besluitvorming te plaatsen, kan worden vermeden dat beslissingen worden genomen die de

vennootschap schade toebrengen of die vooral in het belang van de bestuurder zijn. Het

situeren van de regeling op het niveau van de vertegenwoordiging heeft in Nederland

658

V. MAGNIER, (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?, Fougeres,

Puf, 2006, 66 ; D. SCHMIDT, Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 120. 659

E. WYMEERSCH, De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de nv, de bvba en

de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996, 45.

Page 139: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

139

bovendien voor heel wat problemen gezorgd door de externe werking van de regeling. Een

belangenconflictenregeling op het niveau van de vertegenwoordiging verdient dus geenszins

de voorkeur. Het is dan ook een positieve evolutie dat het Nederlandse wetsvoorstel de

regeling verschuift naar het niveau van de besluitvorming. De regeling voorzien in het

Nederlandse wetsvoorstel leunt aan bij de Belgische regeling, maar er zijn toch een aantal

verschillen vast te stellen. De nieuwe regeling voorziet in een verbod voor de betrokken

bestuurders om deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming zonder dat een

onderscheid wordt gemaakt tussen de publieke en de private vennootschappen. Indien de raad

van bestuur daardoor geen beslissing kan nemen, wordt de besluitvorming verschoven naar de

raad van commissarissen of naar de algemene vergadering. De statuten kunnen het

tegenstrijdig belang echter ook wegschrijven wanneer de raad van bestuur en de raad van

commissarissen geen beslissing kunnen nemen ten gevolge van het belangenconflict. In de

Belgische regeling blijft de besluitvorming steeds liggen bij de raad van bestuur en is ook niet

voorzien in een statutaire mogelijkheid om het tegenstrijdig belang weg te schrijven. Ten

slotte bepaalt het Nederlandse wetsvoorstel niet duidelijk wie moet worden ingelicht omtrent

het tegenstrijdig belang en welke informatie precies moet worden verstrekt. De Belgische

regeling daarentegen bepaalt dit wel duidelijk.

217. De Franse controleprocedure is, algemeen genomen, zwaarder dan de Belgische.

Vooreerst zijn er verschillen met betrekking tot de informatieplicht. Enerzijds zijn bepaalde

overeenkomsten die onder de uitzondering van de courante verrichtingen vallen, ook

onderworpen aan een informatieplicht en anderzijds wordt de informatieplicht vooral bij de

voorzitter en de commissaris-revisor gelegd. Daarnaast wordt in Frankrijk gewerkt met een

verbod deel te nemen aan de stemming binnen de raad van bestuur. Er is echter discussie over

het feit of dit ook impliceert dat een bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging.

Een laatste verschil met de Belgische regeling is dat de Franse regeling vereist dat de gesloten

overeenkomst achteraf wordt goedgekeurd door de algemene vergadering.

218. De Engelse regeling is sterker en gedetailleerder ontwikkeld dan de Belgische regeling.

Er wordt voorzien in een aantal algemene plichten die op de bestuurders rusten, er zijn

bepaalde transacties waarvoor goedkeuring nodig is van de algemene vergadering en bij elke

bepaling wordt ook telkens gewerkt met uitzonderingsgevallen waarin de procedure niet moet

worden nageleefd of niet geschonden zal worden. Een ander verschil met de Belgische

Page 140: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

140

regeling is dat de Engelse CA 2006 niet voorziet in een verbod voor de belanghebbende

bestuurder om deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming.

219. Uit wat voorafgaat kan dus besloten worden dat verschillende van de buitenlandse

regelingen voorzien in een goedkeuringsmogelijkheid voor de algemene vergadering met

betrekking tot de gesloten overeenkomst of de doorgevoerde transactie. Het hanteren van een

goedkeuringsregeling moet mijn inziens als positief worden beschouwd aangezien het

enerzijds een extra controle inhoudt en anderzijds ook zekerheid biedt aan de betrokken

bestuurder. Indien immers goedkeuring wordt gegeven, heeft de betrokkene de zekerheid dat

hij niet aansprakelijk zal worden gesteld door de vennootschap. Daarnaast kan nog worden

opgemerkt dat er geen eensgezindheid is tussen de verschillende landen omtrent het hanteren

van een beraadslagings- en een stemmingsverbod. Mijns inziens is het vooral van belang dat

de bestuurder de medebestuurders informeert over zijn belang bij de transactie zodat zij met

kennis van zaken een beslissing kunnen nemen. Indien de betrokken bestuurder zijn

medebestuurders immers wil beïnvloeden, zal hij dit ook kunnen doen buiten het kader van de

besluitvorming. Het kan daarnaast ook van belang zijn de betrokken bestuurder te laten

deelnemen aan de beraadslaging omdat de bestuurder nog over nuttige informatie kan

beschikken. Indien men ervoor kiest om een beraadslagings-en stemmingsverbod te hanteren,

kan men geconfronteerd worden met een blokkeringsituatie binnen de raad van bestuur. In dit

kader kan het interessant zijn om een regeling te voorzien zoals in Nederland waarbij de

beslissingsbevoegdheid wordt verschoven naar een ander orgaan binnen de vennootschap.

C. Verschillen in verband met de sancties in geval van niet-naleving van de procedure.

220. Met betrekking tot de sancties in geval van niet-naleving van de

belangenconflictenregeling kunnen ten slotte nog een aantal verschillen worden vastgesteld.

De sancties voorzien in Nederland komen min of meer overeen met de sancties die in België

kunnen worden toegepast op het bestuur in geval van tegenstrijdig belang. Frankrijk, en

voornamelijk Engeland, voorzien echter strengere sancties.

221. De Franse strafsanctie wegens het misbruik van vennootschapsgoederen of “l’abus de

biens sociaux et du crédit” heeft een ruimer toepassingsgebied dan de Belgische variant. De

Belgische bepaling vereist dat de vennootschap daadwerkelijk nadeel heeft geleden door de

handeling van de betrokken bestuurder. Daarnaast wordt nog vereist namelijk dat het nadeel

betekenisvol is en dat ook de schuldeisers of de aandeelhouders van de vennootschap schade

Page 141: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

141

hebben geleden. Deze vereisten worden niet gesteld onder de Franse wettekst wat ertoe leidt

dat er vaker beroep zal kunnen worden gedaan op de Franse wettekst.

222. De Engelse sanctiemogelijkheden bij niet-naleving van de belangenconflictenprocedure

zijn veel meer verregaand dan de sancties voorzien in België. Er kan worden gewezen op drie

belangrijke sanctiemogelijkheden. Ten eerste beschikt de vennootschap in Engeland over de

mogelijkheid een eigendomsvordering in te stellen tegen de bestuurder indien deze door de

schending van één van zijn fiduciaire plichten goederen heeft verworven die toebehoren aan

de vennootschap. Deze sanctie heeft een ruime uitwerking aangezien de vennootschap

dergelijke vordering ook kan instellen met betrekking tot goederen die worden geacht aan de

vennootschap toe te behoren. Ten tweede kan de vennootschap beroep doen op de sanctie van

de voordeelafdracht. Wanneer een bestuurder door de schending van de bepalingen in

verband met de belangenconflicten voordelen heeft verworven, dan zal hij deze moeten

afdragen aan de vennootschap. Belangrijk hierbij is dat de vennootschap niet moet aantonen

dat zij enig nadeel heeft geleden. De bestuurder is aansprakelijk omwille van het voordeel dat

hij ten onrechte heeft bekomen. Ten derde voorziet de CA 2006 nog in een strafsanctie. Dit is

het geval wanneer de bestuurder zijn belang in een bestaande transactie of regeling niet

meedeelt aan zijn medebestuurders. In dergelijk geval kan de bestuurder veroordeeld worden

tot het betalen van een boete louter omwille van het feit dat hij zijn belang niet heeft

meegedeeld.

223. Mijns inziens verdient de strengere bestraffing (vooral de voordeelafdracht en de Franse

strafsanctie wegens het misbruik van vennootschapsgoederen) wegens niet-naleving van de

belangenconflictenregeling de voorkeur. Een bestuurder moet immers steeds handelen in het

vennootschapsbelang. Hij heeft niet het recht om goederen van de vennootschap te gebruiken

voor persoonlijke doeleinden waardoor hij deze goederen in gevaar kan brengen of om

zichzelf te verrijken door het sluiten van contracten of transacties ten nadele van de

vennootschap. Enerzijds hebben deze strengere sanctiemogelijkheden een soort van

preventieve functie, omdat zij een bestuurder stimuleren de belangen van de vennootschap te

behartigen in plaats van het eigen belang. Anderzijds bieden deze sanctiemogelijkheden de

vennootschap een grotere bescherming in geval van schending van de bepalingen omtrent de

belangenconflicten door één van hun bestuurders.

Page 142: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

142

Bibliografie

A. Rechtspraak

- Aberdeen Railway Company v Blaikie Bros (1894) 1 Macq 461.

- Lands Allotment Company Re (1894) 1 ch 616.

- Cook v Deeks (1916) 1 AC 554.

- HR 17 november 1967, NJ 1968, 135.

- Boardman v Phipps (1967) 2 AC 46.

- Regal (Hastings) Ltd v Gulliver (1967) 2 AC 134.

- Industrial Development Consultants v Cooley (1972) 1 WLR 443.

- Cass. soc. 8 december 1976, Rev. sociétés 1977, 25, noot I. BALENSI.

- Cass. ch. mixte 10 juli 1981, Rev. sociétés 1982, 84, noot C. MOULY.

- HR 17 december 1982, NJ 1983, 1535.

- Hof Amsterdam (OK) 26 mei 1983, NJ 1984, 481.

- HR 10 januari 1990, NJ 1990, 1855.

- Cass. com. 23 oktober 1990, Rev. sociétés 1991, 92, noot Y. GUYON.

- Hof Amsterdam (OK) 26 september 1991, NJ 1992, 310.

- Cass. crim. 30 september 1991, Rev. sociétés 1992, 356, noot B. BOULOC.

- Cass. crim. 3 februari 1992, Rev. sociétés 1992, 535, noot B. BOULOC.

- Versailles 24 september 1992, Rev. sociétés 1992, 130.

- El Ajou v Dollar Land Holdings Ltd (1994) BCC 143.

- Cass. crim. 12 oktober 1995, Rev. sociétés 1996, 319, noot B. BOULOC.

- HR 22 maart 1996, NJ 1996, 3139.

- Cass. crim. 28 maart 1996, Rev. sociétés 1997, 141, noot B. BOULOC.

- Kh. Brussel 31 januari 1997, JDCS 1999, 130 en TRV 1997, 159.

- Cass. crim. 20 maart 1997, Rev. sociétés 1997, 581, noot B. BOULOC.

- Duckwari Plc v Offerventure Ltd (1997) Ch 201.

- Cass. crim. 27 oktober 1997, Rev. sociétés 1997, 869, noot B. BOULOC.

- Cass. crim. 26 februari 1998, Rev. sociétés 1998, 604, noot B. BOULOC.

- Bristol and West Building Society v Mothew (1998) Ch 1.

- HR 11 september 1998, NJ 1999, 65.

- Brown v Bennett (1999) 1 BCLC 649.

- Antwerpen 1 maart 1999, TBH 2000, 615.

- Duckwari Plc v Offerventure Ltd (1999) Ch 253.

- Cass. crim. 15 september 1999, Rev. sociétés 2000, 353, noot B. BOULOC.

Page 143: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

143

- Kh. Brussel 26 oktober 1999, TRV 2000, 79, noot C. CROES.

- Kh. Hasselt 27 maart 2000, TRV 2000, 188, noot B. VAN BRUYSTEGEM.

- Brussel 14 april 2000, RPS 2000, 362 en JDSC 2002, 131, noot C. BERTSCH.

- Arklow Investments Ltd v Maclean (2000) 1 WLR 594.

- Brussel 19 januari 2001, TRV 2001, 101, noot C. CROES.

- Cass. com. 27 februari 2001, Rev. sociétés 2001, 827, noot J.-F. BARBIERI

- CMS Dolphin Ltd v Simonet (2001) 2 BCLC 704.

- Foskett v Mckeown (2001) 1 AC 102.

- J.J. Harrison (Properties) Ltd v Harrison (2001) EWCA Civ 1467.

- Kh. Veurne 12 december 2001, TRV 2002, 464, noot D. VAN GERVEN.

- In Plus Group Ltd v Pyke (2002) EWCA Civ 370.

- HR 3 mei 2002, NJ 2002, 2795.

- Parijs 27 maart 2003, Rev. sociétés 2003, 932.

- Bhullar v Bhullar (2003) 2 BCLC 241.

- Cass. crim. 14 mei 2003, Rev. sociétés 2003, 910, noot B. BOULOC.

- Parijs 4 juni 2003, Rev. sociétés 2003, 931.

- HR 9 juli 2004, http://jure.nl/ap4394, para 3.5.2.

- Cass. crim. 22 september 2004, Rev. sociétés 2005, 205, noot B. BOULOC.

- Daraydan Holdings Ltd v Solland International Ltd (2005) Ch 119.

- Ultraframe (UK) Ltd v Fielding (2005) EWHC 1638.

- Antwerpen 2 maart 2006, TRV 2007, 192, noot C. CLOTTENS.

- Parijs 20 juni 2006, Rev. sociétés 2006, 825, noot J.-J. DAIGRE.

- HR 14 juli 2006, Ondernemingsrecht 2006, 11.

- HR 14 juli 2006, NJ 2006, 4594, noot J.M.M. MAEIJER.

- Brussel 15 mei 2007, TRV 2010, 560.

- HR 29 juni 2007, Ondernemingsrecht 2007, 430.

- HR 29 juni 2007, NJ 2007, 3205, noot J.M.M. MAEIJER.

- Antwerpen 13 september 2007, TRV 2010, 550, noot E. PARREIN.

- Cass. crim. 14 november 2007, Rev. sociétés 2008, 159, noot B. BOULOC.

- HR 21 maart 2008, NJ 2008, 2155, noot MAEIJER.

- HR 9 oktober 2009, NJ 2009, 4614.

- Cass. com. 10 november 2009, Rev. sociétés 2010, 99.

- Sinclair Investments Ltd v Versailles Trade Finance Ltd (2010) EWHC 1614.

Page 144: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

144

B. Rechtsleer

1. Tijdschriften en bijdragen

ASSINK, B.F., “(On)bevoegde vertegenwoordiging en onderzoeksplicht van de derde bij

tegenstrijdig belang ex art. 2:146/256 BW”, Bb 2006, 47, 174-179.

ASSINK, B.F., “Tegenstrijdig belang ex art. 2:146/256 BW” (noot onder Rb. Leeuwarden 31

oktober 2007), Ondernemingsrecht 2008, 330-333.

BOSSE, W., “De tegenstrijdig belangregeling voor NV’s en BV’s, thans en in de toekomst”,

JBN 2009, 43, 6-9.

BOSSE, W., “De tegenstrijdig belangregeling verder versoepeld”, JBN 2009, 65, 3-5.

BRAECKMANS, H., “De nieuwe vennootschapswet van 18 juli 1991”, RW 1991-1992, nr. 31,

1041-1058.

DELBROUCK, I., “Misbruik van vennootschapsgoederen”, in X, Postal Memorialis. Lexicon

strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten, Mechelen, Kluwer, 2002, 231-247.

DE WOLF, P. en FERON, B., “La dualité d’intérêts des administrateurs d’une société

anonyme”, RPS 1993, nr. 6613, 5-30.

DORRESTEIJN, A.M.F., “ De nieuwe tegenstrijdig belangregeling en de praktijk”, O&F

2010, nr. 2, 110-124.

DRUYLANS, PH., “ La réforme du droit des sociétés. Chapitre 3: Les conflits d’intérêts”,

C&FP 1995, 68-71.

EASTERBROOK, F.H. en FISCHEL, D.R., “Contract and fiduciary duty”, Journal of Law and

Economics 1993, 425-451.

EISMA, S.E., “De commissaris in een dubbelrol” in TIMMERMAN, L., MAEIJER, J.M.M.,

EISMA, S.E., MORSE, G.K.,SLIJKHUIS, L.H., MOHR, A.L. en DRION, T., De dubbelrol in

het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 33-39.

ENRIQUES, L., “The Law on Company Directors’ Self –Dealing: A Comparative Analysis”,

International and Comparative Corporate Law Journal 2000, 297-333.

ERNST, P., “Artikel 523 WetboekVennootschappen en Artikel 529 Wetboek

Vennootschappen” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Page 145: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

145

Vennootschappen en verenigingen: Artikelsgewijze commentaar met overzicht van

rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, Losbl., 101 p.

FORIERS, P.A., “Les situations de blocage dans les sociétés anonymes”, TBH 1992, 1, 468-

473.

FRANKEN, S.M., “Tegenstrijdig belang in het voorontwerp voor een one – tier board”, O&F

2008, nr. 3, 26-46.

GEENS, K. en SCHWARZ, K., “Het leerstuk van het tegenstrijdig belang en zijn

consequenties naar Nederlands en Belgisch recht; enige rechtsvergelijkende beschouwingen”

in DE KLUIVER, H-J. en WOUTERS, J. (eds.), Beginselen van vennootschapsrecht in

binationaal perspectief. Vergelijkende beschouwingen naar Belgisch en Nederlands recht,

Antwerpen , Intersentia, 1998, 285-314.

HARDONK, S.V., “Tegenstrijdig belang”, Juridisch up to date 2006, nr.10.

HOFSTEDE, R.F., “Tegenstrijdig belang genuanceerd”, V&O 2007, nr. 9, 159-162.

JAARIGSMA, W., “Tegenstrijdig belang – een overzicht”, O&F 2007, nr. 74, 42-49.

KRUITHOF, M., “Wanneer vormen tegenstrijdige belangen een belangenconflict?”, in

WYMEERSCH, E., Van alle markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008,

575-598.

LAGA, H., “Belangenconflicten, aantal bestuurders en schriftelijke besluitvorming in de nv”

in Jan Ronse Instituut (ed.), De Nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995 ,

Kalmthout, Biblio,1995, 175-236.

LAMBRECHT, L., “Het statuut van en toezicht op de beleggingsondernemingen, de

bemiddelaars en beleggingsadviseurs”, TRV 1996, 238-239.

LEDEBOER, P.A., “Tegenstrijdig belang; terug naar de kern”, O&F 2008, nr. 2, 64-86.

LEIJTEN, A.F.J.A., “Overgangsrechtelijk tegenstrijdig belang”, Ondernemingsrecht 2009,

203-208.

LENNARTS, M.L., “Naar een nieuwe tegenstrijdig belang-regeling”, in WEZEMAN, J.B.,

Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 109-120.

MAEIJER, J.M.M., “Bestuurders en tegenstrijdig belang (art. 146 en 256)” in TIMMERMAN,

L., MAEIJER, J.M.M., EISMA, S.E., MORSE, G.K.,SLIJKHUIS, L.H., MOHR, A.L. en

DRION, T., De dubbelrol in het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 11-22.

Page 146: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

146

MARIS, J.C., “Tegenstrijdig belang rechtsvergelijkend bezien”, V&O 2005, nr. 1, 8-10.

MORSE, G.K., “The conflict of interest and duty principle as applied to directors in English

law”, TIMMERMAN, L., MAEIJER, J.M.M., EISMA, S.E., MORSE, G.K.,SLIJKHUIS, L.H.,

MOHR, A.L. en DRION, T., De dubbelrol in het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer,

1993, 41-60.

NEIJT, P.J. en HAAGEN, S.T., “Tegenstrijdig belang: sluitstuk van een trilogie”, Recht toe

Recht aan 2007, nr. 7.

NOWAK, R.G.J., “Actualiteiten. Tegenstrijdig belang in het wetsvoorstel bestuur en

toezicht.”, Ondernemingsrecht 2008-16, 590-593.

SIMONT, L., “Conflits d’intérêts: les implications des nouveaux articles 60 en 60bis”, RPS

1996, nr. 6709, 369-393.

TIMMERMAN, L., “De dubbelrol in het vennootschapsrecht”, in TIMMERMAN, L.,

MAEIJER, J.M.M., EISMA, S.E., MORSE, G.K.,SLIJKHUIS, L.H., MOHR, A.L. en DRION,

T., De dubbelrol in het vennootschapsrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 1-10.

TYTECA, J., “Wet 22 maart 1993 op het statuut en toezicht op de kredietinstellingen”, TRV

1993, 198-200.

UNIKEN VENEMA, C.AE., “Corporate opportunities; aspecten van loyaliteit in het kader van

een onderneming naar Amerikaans en Nederlands recht” in BAARDMAN, B., MENDEL,

M.M. en RAAIJMAAKERS, M.J.G.C. (eds.), Jurist in bedrijf, NGB 1930-1980, Deventer,

Kluwer, 1980, 167-195.

VAN AERTS, H. en VAN DUIJVENVOORDE, P., “De regeling tegenstrijdig belang is nog

geen gedane zaak”, Newsflash Insolventierecht en Herstructurering 2009, nr. 1.

VAN BEVER, L., “Financiële verrichtingen – Vennootschappen”, TBH 1992, 2, 883-886.

VAN CAMPEN, A.C., KOPPERT – VAN BEEK, M.S., VAN WIJNGAARDEN, T. en

HOLLAND, R.F.J., “Tegenstrijdig belang, risico van wederpartij?”, Juridisch up to date 2006,

nr. 18, 16-19.

VAN DE BUNT, B.J., “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: geen externe werking?”, V&O

2010, nr. 2, 21-24.

VAN GERVEN, D., “De belangenconflictregeling ervaren door de praktijk”, in

WYMEERSCH, E., Van alle markten thuis. Liber Amicorum, Antwerpen, Intersentia, 2008,

997-1006.

Page 147: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

147

VERHAERT, J., “Patstellingen in vennootschappen”, RW 1994-1995, nr. 6, 169-180.

WASSENAAR, I., “Hoge Raad haalt angel uit leerstuk tegenstrijdig belang”, Bb 2007, 159 p.

WEZEMAN, J.B., “Persoonlijke aansprakelijkheid van uitvoerende en niet – uitvoerende

bestuurders”, in WEZEMAN, J.B., Bestuur en toezicht, Deventer, Kluwer, 2009, 93-107.

WINTHAGEN, N.A., “De nieuwe tegenstrijdig belangregeling: een soepele overgang?”, V&O

2009, nr. 7 – 8, 146-148.

WYMEERSCH, E., “De nieuwe regeling inzake belangenconflicten (artikelen 60 en 60bis)”,

in BRAECKMANS, H. en WYMEERSCH, E., Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995,

Antwerpen, Maklu, 1996, 120-164.

2. Boeken

AIM, M.M., L’intérêt social en droits des sociétés, Parijs, L’Harmatan, 2009, 420 p.

ASSER, C., en MAEIJR, J.M.M., Vertegenwoordiging en rechtspersoon III. De naamloze en

de besloten vennootschap, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 1013 p.

ASSER, C., Rechtspersonenrecht. De naamloze en besloten vennootschap, Deventer, Kluwer,

2009, 1154 p.

AMERICAN BAR ASSOCIATION. Committee on Corporate Laws of the Section of Business

Law, Model Business Corporation Act Annotated, Washington, ABA Section of Business

Law, 2008, 4 V, 586 p.

AMERICAN LAW INSTITUTE, Principles of Corporate Governance: Analysis and

Recommendations, St. Paul, Minnesota, 1994, 432 p.

BALENSI, Y., Les conventions entre les sociétés commerciales et leurs dirigeant, Parijs,

Economica, 1975, 195 p.

BEZARD, P., La société anonyme, Parijs, Montchrestien, 1986, 640 p.

BOURNE, N., Bourne on Company Law, Oxon, Routledge, 2008, 328 p.

BYTTEBIER, K., FELTKAMP, R.R. en FRANCOIS, A., De gewijzigde vennootschapswet

1995, Antwerpen, Kluwer, 1996, 611 p.

Page 148: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

148

BYTTEBIER, K., PIU, P. en ROELAND, S., Corporate Governance. Eigendom, bestuur en

controle van vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2003, 309 p.

CAHN, A., en DONALD, D.C., Comparative Company Law. Text and Cases on the Laws

Governing Corporations in Germany, the UK and the USA, Cambrigde, Cambrigde

University Press, 2010, 927 p.

CAUSSAIN, J.J., Le directoire et le conseil surveillance de la société anonyme, Parijs, Litec,

2002, 264 p.

DE NAUW, A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 380 p.

DE WULF, H., Taak en loyaliteitsplicht van het bestuur in de naamloze vennootschap,

onuitg., doctoraatsthesis Rechten, Universiteit Gent, 2000-01, 3 V.

DORRESTEIJN, A.F.M., Tegenstrijdig belang van bestuurders en commissarissen: een

rechtsvergelijkende studie, Amsterdam, Kluwer, 1989, 271 p.

ERNST, PH., Belangenconflicten in naamloze vennootschappen, Antwerpen, Intersentia,

1997, 1153 p.

FARRAR, J.H. en HANNIGAN, B.M., Farrar’s Company Law, Londen, Butterworths, 1998,

802 p.

FERNANDEZ, J.M.B., De raad van commissarissen bij nv en bv, Deventer, Kluwer, 1993,

332 p.

GUYON, Y., Droits des affaires, Parijs, Economica, 1994, 1012 p.

HICKS, A. en GOO, S.H., Cases & Materials on Company Law, Oxford, University Press,

2008, 649 p.

HOLLANDER, C. en SALZEDO, S., Conflicts of interest, Londen, Sweet and Maxwell, 2008,

313 p.

JUDGE, S., Company Law. Questions & Answers, Oxford, Oxford University Press, 2008,

240 p.

KERSHAW, D., Company Law in Context. Text and Materials, Oxford, Oxford University

Press, 2009, 822 p.

Page 149: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

149

KRAAKMAN, R., ARMOUR, J., DAVIES, P., ENRIQUES, L, HANSMANN, H., HERTIG, G.,

HOPT, H., KANDA, H., en ROCK, E., The Anatomy of Corporate Law. A Comparative and

Functional approach, Oxford, Oxford University Press, 2009, 322 p.

LE CANNU, P. en DONDERO, B., Droits des sociétés, Parijs, Montchrestien, 2009, 1087 p.

LIEVENS, J., De nieuwe vennootschapswet (Wet 18 juli 1991), Gent, Mys en Breesch, 1991,

175 p.

LIEVENS, J., De reparatiewet Vennootschapsrecht. Een commentaar bij de wet van 13 april

1995, Gent, Mys en Breesch, 1995, 222 p.

MAGNIER, V. (ed.), Les conflits d’intérêts dans le monde des affaires, un Janus à combattre?,

Fougeres, Puf, 2006, 200 p.

MAYSON, S.W., FRENCH, D. and RYAN, C.L., Mayson, French and Ryan on Company Law,

Oxford, Oxford University Press, 2009-2010, 762 p.

MERLE, P., Droit commercial. Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2009, 939 p.

MORSE, G., DAVIES, P., WORTHINTON, S., Palmer’s Company Law: annotated guide to

the Companies Act 2006, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 1233 p.

MORTIMORE, S., Company Directors: Duties, Liabilities and Remedies, Oxford, University

Press, 2009, 1440 p.

OLIVIER, H., Vademecum van de bestuurder van naamloze vennootschappen, Brussel,

Créadif, 1985, 300 p.

RIPERT, G., ROBLOT, R. en GERMAIN, M., Traité de droit commercial, Parijs, LGDJ, 1993,

1340 p.

ROBERT, J-H. en MATSOPOULOU, H., Traité de droit pénal des affaires, Parijs, Puf, 2004,

620 p.

ROSE, F., Nutshells. Company Law, Londen, Sweet and Maxwell, 2009, 136 p.

SANDERS, P. en WESTBROEK, W., BV en NV. Het nieuwe ondernemingsrecht, Deventer,

Kluwer, 2005, 759 p.

SCHMIDT, D., Pratique des affaires. Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs,

Joly éditions, 1999, 303 p.

SCHMIDT, D., Les conflits d’intérêts dans la société anonyme, Parijs, Joly éditions, 2004, 565 p

Page 150: Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen ...€¦ · Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2010-2011 Vennootschapsrechtelijke belangenconflictregelingen rechtsvergelijkend

150

SEALY, L. en WORTHINGTON, S., Cases and Materials in Company Law, Oxford, Oxford

University Press, 2008, 725 p.

SHEIKH, S., A Guide to the Companies Act 2006, Oxon, Routlegde, 2008, 1293 p.

SUIJKERBUIJK, H., Mémento de Droit Pénal, Waterloo, Kluwer, 2009, 293 p.

TILLEMAN, B., Bestuur van vennootschappen: statuut, interne werking en

vertegenwoordiging, Brugge, Die Keure, 2005, 806 p.

VAN DER HEIJDEN, E.J.J. en VAN DER GRINTEN, W.C.L., Handboek voor de naamloze en

de besloten vennootschap, Zwolle, Tjeenk Willink, 1992, 832 p.

VANDERWAEREN, K., De gids voor vennootschappen, Mechelen, Kluwer, 2007, 899 p.

VAN SCHILFGAARDE, P., Van de BV en de NV, Deventer, Kluwer, 2003, 423 p.

VIDAL, D., Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2003, 674 p.

VIDAL, D., Droit des sociétés, Parijs, LGDJ, 2008, 763 p.

WELCH, E.P. en TUREZYN, A.J., Folk on the Delaware general corporate law:

fundamentals, New York, Aspen Publishers, 2008, 1153 p.

WYMEERSCH, E., De belangenconflictregeling in de vennootschappen. De regeling voor de

nv, de bvba en de coöp. v. (artikelen 60, 60bis en 133 W.Venn.), Antwerpen, Maklu, 1996,

204 p.