Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen...

72
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn Masterproef wijsbegeerte Promotor: professor Dr. Johan Braeckman 2010

Transcript of Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen...

Page 1: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Anneleen Callewaert

Waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn

Masterproef wijsbegeerte

Promotor: professor Dr. Johan Braeckman

2010

Page 2: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

Inhoudsopgave

1. Inleiding........................................................................................................................... 1

2. Wanneer is iemand verstandig?........................................................................................ 2

2.1. Analytische intelligentie........................................................................................................ 2 2.2. Praktische intelligentie ......................................................................................................... 4 2.3. Sociale en emotionele intelligentie ...................................................................................... 6 2.4. Conclusie............................................................................................................................... 8

3. Wat is irrationaliteit? ..................................................................................................... 10

3.1. Wanneer is iemand irrationeel? ......................................................................................... 10 3.2. Irrationaliteit als geloof in pseudowetenschappen ............................................................ 12

3.2.1.Wat is een pseudowetenschap? ................................................................................... 12 3.2.2. Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek ............................................................. 13

3.2.2.1. Condities voor een goed experiment.................................................................. 13 3.2.2.2. Reproductie en replicatie.................................................................................... 15 3.2.2.3. Is de wetenschappelijke methode rationeel? ..................................................... 16

3.2.3. Waarom een pseudowetenschap onwetenschappelijk is........................................... 17

3.2.3.1. Case-study: The Secret ........................................................................................ 19

3.2.3.1.1. De immunisatie-strategieën van ‘The Secret’ ......................................... 19 3.2.3.1.2. Manipulatie in ‘The Secret’ ..................................................................... 21 3.2.3.1.3. Conclusie: ‘The Secret’ is een pseudowetenschap.................................. 24

3.3. Irrationele denkpatronen en drogredenen...................................................................... 25

3.3.1. Het gebruik van taal................................................................................................... 25 3.3.2. Onlogisch redeneren ................................................................................................. 26 3.3.3. Psychologische/sociologische valkuilen .................................................................... 28

Page 3: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

4. Ook verstandige mensen kunnen irrationeel zijn: een illustratie ...................................... 32

4.1. Arthur Conan Doyle: biografie ............................................................................................ 32 4.2. Het spiritisme...................................................................................................................... 34 4.3. The Coming of the Fairies ................................................................................................... 36 4.4. Waarom Arthur Conan Doyle in elfjes geloofde................................................................. 41

5. Waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn ............................................... 44

5.1. ‘Basic human limitations’.................................................................................................... 44 5.2. Eigenschappen die slimme mensen typeren ...................................................................... 51 5.3. Is een evolutionaire verklaring voor irrationaliteit mogelijk? ............................................ 53

6. Besluit............................................................................................................................ 60

Dankwoord .......................................................................................................................... 61

Bibliografie .......................................................................................................................... 62

Page 4: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige
Page 5: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

1

1. Inleiding

U gelooft het misschien niet, maar ook u bent, net als iedereen, vaak irrationeel. De vraag is: hoe

komt dit? Waarom kunnen ook verstandige mensen ondoordacht beslissingen nemen, aan bepaalde

onzinnige zaken geloof hechten,…? Het antwoord hierop is niet eenduidig en reikt tot ver in onze

evolutionaire roots. We gaan in wat volgt op zoek naar ‘het hoe’ en ‘het waarom’ van irrationaliteit

en trachten deze mechanismen te begrijpen. Want hoe meer we weten over onszelf, en over de

onzin die we soms geloven, hoe beter we dit kunnen bestrijden.

Aangezien deze thesis gaat over irrationaliteit bij verstandige individuen, is het noodzakelijk om aan

te tonen wat we verstaan onder ‘intelligentie’ en ‘irrtationaliteit’. Vandaar dat de eerste twee delen

eerder algemeen van aard zijn. We beginnen met verschillende vormen van intelligentie te

bespreken, zodat we een beeld kunnen schetsen van wat we kunnen begrijpen onder een ‘verstandig

persoon’. Vervolgens gaan we dieper in op irrationaliteit en hebben we het meer specifiek over

pseudowetenschappen. Ik heb ervoor gekozen om dit domein redelijk uitgebreid te bespreken,

omdat het een wijdverspreide irrationele tendens is, waarvan ik hoop dat deze tevens beperkt kan

worden in omvang, enkel door aan te tonen dat ze misleidend te werk gaan. Het doel van deze thesis

is dan ook om een bewustwording te creëren. Dit echter niet door mijn visie blindelings op te leggen,

maar wel door u attent te maken op illusies en drogredenen, waardoor ik hoop dat hierdoor een

kritische attitude zal ontstaan ten opzichte van uw eigen ideeën en die van anderen.

Na de begripsverheldering die de eerste twee hoofdstukken bieden, volgt een illustratie van een

persoon die, ondanks zijn intelligentie, geloof hechtte aan een erg absurd idee. Door een bespreking

van zijn leven trachten we terug te gaan naar de ‘oorsprong’ en ‘oorzaken’ die hem naar die vreemde

overtuigingen dreven. In het laatste deel trekken we dit open en zoeken we, zowel directe- als

evolutionaire verklaringen waarom hij, maar ook andere verstandige mensen, irrationeel kunnen zijn.

Page 6: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

2

2. Wanneer is iemand verstandig?

Het is erg moeilijk, tot zelfs onmogelijk, om objectieve criteria voor intelligentie te vinden. Dit komt

voornamelijk omdat ‘verstandig zijn’ in zekere zin relatief is. Wanneer een mens een taal kan

spreken, is dit normaal, en niet onmiddellijk een uiting van lumineus gedrag. Maar indien een

bonobo opeens zou spreken, dan zouden we die aap erg verstandig noemen. Intelligentie is dus erg

afhankelijk van de maatstaf die we gebruiken. We kunnen het niet ‘objectief’ meten, zoals lengte of

gewicht. Je kunt maar weten hoe slim je bent, door je ‘vaardigheden’ te vergelijken met deze van

anderen. Verder is intelligentie ook relatief ten opzichte van je doelstellingen. Wanneer iemand op

achttienjarige leeftijd beslist om enkele jaren filosofie te studeren, is dat dan slim? Veel mensen

zouden argumenteren dat dit een erg domme beslissing is, aangezien de kans op een goede job

binnen dit domein erg klein is. Maar wat als die persoon helemaal geen carrière nastreeft, en voor

filosofie koos om een bredere kijk te hebben op het leven? Wanneer je deze doelstelling voor ogen

houdt, is die keuze al een stuk minder absurd. Het is natuurlijk niet omdat intelligentie relatief is, dat

het een onzinnig begrip zou zijn. Over het algemeen zijn er drie erkende soorten in de literatuur:

analytische, praktische en sociaal/emotionele. Deze gaan we kort bespreken in dit eerste deel.

2.1. Analytische intelligentie1

“Analytische intelligentie kan omschreven worden als een conglomeraat van verstandelijke

vermogens, processen en vaardigheden, die ervoor zorgen dat men abstract, logisch en consistent

kan redeneren, relaties kan ontdekken, problemen kan oplossen en regels kan ontdekken in

schijnbaar ongeordend materiaal.”2 Dit is de intelligentievorm waar we het meest mee vertrouwd

zijn, aangezien scholen vooral op dit type trainen en testen. Het is ook in dit verband dat we de

opkomst van de IQ-tests moeten zien. Deze zijn ontwikkeld om het analytische vermogen van

kinderen te onderzoeken, zodat men een beeld kreeg van het verstand van het kind ten opzichte van

zijn/haar leeftijdsgenoten. Men maakt een onderscheid tussen de chronologische leeftijd (CL), die de

echte leeftijd van een kind aanduidt, en de mentale leeftijd (ML). Dit laatste geeft aan of het kind

taken kan uitvoeren waar de meeste leeftijdsgenoten al dan niet toe in staat zijn. Wanneer de ML

groter is dan de CL, dan is hij/zij dus slimmer dan de meeste kinderen van zijn/haar leeftijd. Toen

men ook het intelligentieniveau van volwassenen wou berekenen, kwam men tot de vaststelling dat

de begrippen CL en ML vrij absurd zijn in die context. Men kon de opgaven niet meer ordenen per

leeftijd, en schakelde dus over op een reeks taken die opgedeeld werden aan de hand van hun

moeilijkheidsgraad. Op die manier ontstonden de WAIS-test, de Raven Progressive Matrices test, de

GIT-test, de Kaufman-test,…

Page 7: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

3

Om het IQ te berekenen, doet men eerst een steekproef die geldig is voor een bepaalde populatie.

Uit die resultaten destilleert men een klokvormige curve: de normaalverdeling. De top van de

grafiek3 komt overeen met een IQ van 100.

Het merendeel van de bevolking, 68%, heeft een IQ tussen de 85 en de 115. Volgens deze grafiek is

iemand intelligent wanneer zijn/haar IQ hoger is dan 115. Maar in welke mate mogen we aan een

dergelijke test geloof hechten?

Ten eerste is het helemaal niet zo eenvoudig om een ‘goede’ test op te stellen. Er moeten steeds

bijkomende controles worden gedaan die instaan voor de betrouwbaarheid en validiteit: men moet

consistente resultaten bekomen, en de test moet meten wat het pretendeert te meten. Hier kan er

dus al veel mislopen. Ten tweede, en dit is in deze context een veel belangrijker punt, zijn IQ-testen

erg subjectief. Zo verkondigde de Amerikaanse psycholoog en eugeneticus Henry Goddard in 1917

“dat twee op de vijf immigranten die op Ellis Island (een eiland aan de haven van New York waar

immigranten gecontroleerd werden) arriveerden erfelijk zwakzinnig waren.”4 Dit choquerende cijfer

is echter misleidend, en gebaseerd op het toepassen van IQ-testen in verwrongen omstandigheden.

Volgens moraalwetenschapper Gie Van Den Berghe “scoorden veel immigranten zo laag, omdat ze

na een wekenlang verblijf in een volgepropt scheepsruim, zonder de Engelse taal machtig te zijn,

zonder notie van de Amerikaanse cultuur en vaak met een laag onderwijsniveau, intelligentietests

voorgelegd kregen die afgestemd waren op Amerikaanse waarden, gebruiken en toestanden.”5

IQ-tests kunnen dus onmogelijk objectief zijn. De keuze van de voorgeschotelde oefeningen zijn erg

plaats- en tijdsgebonden, afhankelijk van een zeer beperkte opvatting over intelligentie.

Page 8: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

4

Volgens Keith Stanovich, dokter in de toegepaste cognitieve wetenschappen aan de universiteit van

Toronto, is het problematisch dat IQ-tests geen rekening houden met rationaliteit. We leven met de

impliciete vooronderstelling dat verstandige mensen rationeel zijn. Dit is niet het geval.

“Intelligence by itself doesn’t make you rational. Thinking rationally demands mental skills that some

of us don’t have and many of us don’t use.” 6

In zijn studies ging Stanovich op zoek naar een correlatie tussen ‘analytische intelligentie’ en

‘rationaliteit’. Wat hij vond was een vrij kleine positieve correlatie tussen de 0.20 en 0.30.7 Deze

bevindingen moeten uiteraard nog gerepliceerd en gereproduceerd worden, maar de kans is vrij

groot dat we inderdaad een onderscheid moeten maken tussen ‘rationaliteit’ en ‘analytische

intelligentie’. Het zou alleszins het verschijnsel van verstandige, maar irrationele individuen

erkennen.

Stanovich zegt niet dat IQ-tests niet werken, hij merkt enkel (terecht) op dat we hiermee geen

‘rationaliteit’ meten. Volgens hem bestaan er zowel verstandige irrationele mensen, als

‘onverstandige’ rationele personen. Met dit laatste kan ik evenwel niet akkoord gaan. Als iemand een

erg lage IQ-score heeft, is de kans groot dat die persoon irrationeel is. Rationaliteit vraagt namelijk

een bepaalde vorm van inzicht, logische verbanden kunnen leggen, goede argumenten

aanbrengen,… Hiervoor is een minimale vorm van analytische intelligentie noodzakelijk.

Ondanks al deze problemen met IQ-tests denk ik niet dat deze volkomen nutteloos zijn. Ze peilen

naar ons probleemoplossend vermogen, een erg gegeerde vaardigheid in het dagelijks leven. Mensen

die goed op die IQ-tests scoren, zullen we dus over het algemeen wel intelligent vinden. Maar we

moeten goed voor ogen houden, dat niet elke verstandige persoon het goed doet op een

intelligentietest, zoals de ‘praktische intelligentsia’.

2.2. Praktische intelligentie8

“Iemand met een hoge praktische intelligentie is iemand die snel in de gaten heeft wat gedaan moet

worden in een bepaalde situatie en dit ook doet.”9 Zowel Howard Gardner, professor psychologie

aan de universiteit van Harvard, als Robert Sternberg, professor psychologie aan de universiteit van

Yale, benadrukken het belang van deze intelligentievorm. Zij vinden het opmerkelijk dat de westerse

wereld zoveel aandacht besteed aan analytische intelligentie, terwijl in vele niet-westerse culturen

men zelfs het woord ‘intelligentie’ niet kent. Daar spreekt men eerder over sociale competentie,

gezond verstand,…10

Page 9: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

5

Volgens Sternberg kan een IQ-test praktische intelligentie onmogelijk meten, omdat het van de

verkeerde vooronderstellingen uitgaat. In die tests wordt er een bepaald gestructureerd probleem

aangeboden. Er is maar één juist antwoord mogelijk, en er is maar één goede manier om tot dit

antwoord te komen. Dit staat haaks op de realiteit. In de praktijk hebben we steeds te maken met

ongestructureerde problemen, die we moeten herkennen en kunnen ontwarren op verschillende

manieren. Verder zijn we er ook emotioneel mee verbonden: het is ‘mijn’ probleem, niet ‘een’

probleem. Hierdoor zal er een grotere motivatie zijn om de kwestie zo goed mogelijk op te lossen.11

Praktische intelligentie is volgens Sternberg impliciet (tacit knowledge), dit wil zeggen dat men deze

intelligentie moeilijk onder woorden kan brengen.12 Om praktische kennis te meten, gebruiken ze

dus ook een andere methode, waarbij het belang van de situatie centraal komt te staan, zoals in ‘een

situationeel interview’. Hierbij wordt iemand geconfronteerd met hypothetische situaties waarbij

men moet aangeven hoe ze hierop zouden reageren.13 Daarnaast meet men praktische intelligentie

vaak door ‘een assessment center, waarbij ze personen in een gesimuleerde werksituatie plaatsen

om te zien hoe zij omgaan met stress.14

Toch hebben ook deze praktisch gerichte tests problemen. Ten eerste is het zo dat dit soort testen

erg veel inspanningen vergen om bruikbare resultaten te bekomen. Om een goede testsituatie op te

zetten, moet men vaak zwaar investeren. Ook worden onderzoekers geconfronteerd met erg

complexe, vaak moeilijk te interpreteren, gedragingen. Wat ook opvallend is, is dat dit geobserveerd

gedrag dikwijls verschilt van hetgeen een persoon zou doen in het dagelijks leven.15

Los van deze testproblemen, zal niemand ontkennen dat een praktische intelligentiecomponent vaak

belangrijk is. Want wat ben je met je verstand wanneer je het niet kan gebruiken in de praktijk?

Vandaar dat men lang gedacht heeft dat mensen met een hoge IQ-score hun intelligentie ook konden

toepassen in het dagelijks leven. Deze vooronderstelling is echter door tal van psychologisch

onderzoek tegengesproken, zoals een studie van professor Fiedler, professor in de psychologie aan

de universiteit van Washington, die aantoont dat analytisch intelligente personen vaak hun kennis

slechter toepassen in de praktijk, in vergelijking met analytisch minder verstandige individuen.16 Dit

vreemd fenomeen kunnen we verklaren door verschillende factoren. In werksituaties heeft dit onder

andere te maken met stress, te weinig goed personeel en/of middelen om een project goed uit te

voeren, iemand anders die de leiding probeert over te nemen, een slechte groepssfeer, een groep

niet kunnen leiden…17 Opvallend is dat deze zaken eerder veroorzaakt zijn door situationele factoren,

en dus niet noodzakelijk te wijten zijn aan een intelligentieprobleem.

Page 10: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

6

Over het algemeen is het zo dat beide soorten kennis (de analytische en praktische) geen significante

correlatie hebben. Dit wil zeggen dat er zowel mensen zijn met een hoog IQ die dit niet kunnen

omzetten in de praktijk, als mensen met een laag IQ die een praktisch goed inzicht hebben. Zo vond

sociaal antropologe Jean Lave dat huisvrouwen die moeite hadden met wiskundige oefeningen

oplossen, toch zonder problemen prijsvergelijkingen tussen producten met een verschillend gewicht

konden maken tijdens het winkelen.18

Ondanks deze bevindingen ben ik er toch van overtuigd dat praktisch intelligente personen ook een

analytisch inzicht hebben. Laat me dit even verduidelijken. Een IQ-test gaat na of iemand een lijstje

problemen kan analyseren, verschillende oplossingen op een rijtje kan zetten, en vervolgens de beste

optie toepast. Wanneer je dat kan, heb je zeker een analytisch vermogen. Wanneer je dat niet kan,

wil dit niet noodzakelijk zeggen dat je analytisch erg zwak bent. Zo scoren praktisch intelligente

mensen niet erg hoog op die testen. Dit komt omdat de ‘abstractie’ hen afschrikt, ze vinden een

probleem op papier moeilijker dan wanneer het zich voordoet in de praktijk. Ze kunnen hun

redeneerwijze niet doelbewust op een theoretisch probleem toepassen. Het onderzoek van Lave

toont aan dat iemand eenzelfde probleem niet kan oplossen in de klas, maar dit wel kan in een

alledaagse situatie. Indien iemand een vraagstuk binnen een doorsnee context kan oplossen, dan

gebruikt hij/zij bepaalde vaardigheden, dezelfde vaardigheden die een IQ-test probeert te meten.

Hierdoor lijkt het me logisch dat ook praktisch intelligente personen analytische capaciteiten hebben.

Dit zullen we echter nooit kunnen aantonen zolang men ‘analytische intelligentie’ enkel via IQ-tests

meet. Ook Sternberg vindt zich in mijn redenering: “(…) the basic information-processing

components underlying abstract analytical and applied practical intelligence are the same (e.g.,

defining problems, formulating strategies, inferring relations, etc.). But differences in tasks and

situations requiring the two kinds of intelligence, and hence in the concrete contexts in which they

are used, can render the correlations between scores on tests of the two kinds of intelligence

positive, trivial, or, in principle, negative.”19 Een strak onderscheid tussen analytische en praktische

intelligentie is dus misschien wat overroepen.

2.3. Sociale en emotionele intelligentie20

De Amerikaanse psycholoog Thorndike omschrijft sociale intelligentie als “de mogelijkheid om

verstandig te handelen in menselijke relaties.”21 Deze intelligentievorm omvat verschillende

componenten waarover nog veel discussie bestaat. Petrides en collega’s voerden een inhoudsanalyse

uit op de verschillende modellen. Ze kwamen tot de conclusie dat er vijftien kernelementen zijn die

doorheen de verschillende visies lopen.22

Page 11: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

7

Deze kenmerken kunnen opgedeeld worden in twee groepen. Een eerste deel richt zich op

vaardigheden: kan iemand emoties percipiëren, beïnvloeden,…? Dit sluit vrij nauw aan bij de

vooronderstelde competenties van een intelligent persoon. De tweede groep kijkt eerder naar

stabiele persoonlijkheidseigenschappen. Is iemand impulsief, tevreden, optimistisch,…?23 Hierdoor

kunnen we EQ-tests ook in twee groepen onderverdelen. Wanneer de test zich vooral richt op het

meten van de sociaal-emotionele vaardigheden van een persoon, dan krijgt de proefpersoon

opgaven waarop hij/zij het juiste antwoord moet geven. Deze worden dan getoetst aan de - erg

subjectieve - opinie van experts. Een voorbeeld van zo’n test is de MSCEIT-test waarbij men vier

vaardigheden meet: ‘emoties percipiëren’, ‘emoties gebruiken om het denken te bevorderen’,

‘emoties begrijpen’ en ‘emoties regelen om de persoonlijke groei te bevorderen’. Deze test sluit dus

nauw aan bij het meten van praktische intelligentie in een situationeel interview.24 Naast deze

werkwijze is er nog een andere manier om het EQ van iemand te meten. Daarbij moet men aangeven

in welke mate een uitspraak voor hem/haar van toepassing is. De EQ-i test en de EIS-test bevinden

zich in deze categorie. Deze soort EQ-testen leunen eerder aan bij een persoonlijkheidsvragenlijst

dan bij een intelligentietest.25

Al bij al is de bijdrage van de EQ-test vrij miniem. Er is sprake van een relatief lage validiteit en een

overlapping met al bestaande intelligentietests.26 Ook heeft men een positieve correlatie gevonden

tussen IQ-scores en EQ-scores.27 Een emotioneel intelligent persoon, is dus over het algemeen ook

analytisch sterk en vice versa.

Page 12: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

8

2.4. Conclusie

Na deze uiteenzetting blijft het moeilijk om een verstandig persoon te beschrijven. Er is geen scherp

omlijnde definitie waar iedereen zich in vindt. Een hoog IQ kan een sterke aanwijzing geven, maar is

zeker niet noodzakelijk. Een verstandig iemand kan immers eerder praktisch aangelegd zijn. Maar

ook dat lijkt me geen noodzakelijke of voldoende voorwaarde, aangezien abstract redeneren op het

theoretisch niveau eveneens wijst op intelligentie. De derde soort, emotionele intelligentie, is de

minst bruikbare kennisvorm. Ik ontken het belang er niet van, maar aangezien het EQ positief

correleert met het IQ, heeft het een beperkte meerwaarde.

Op de vraag “Wanneer is iemand verstandig?” kunnen we dus nooit een definitief, maar enkel een

contextgebonden antwoord geven. Toch is het niet omdat we niet precies weten wanneer iemand

intelligent is, dat we er niet over kunnen spreken. Begrippen als ‘intelligentie, verstandig, rationeel,…’

zijn vergelijkbaar met begrippen zoals ‘geluk, het goede,…’. Niemand kan precies uitleggen wat het is,

maar iedereen weet dat dit wel degelijk bestaat, en dat we er op een zinnige wijze over kunnen

praten. Dit moet volstaan om het in deze thesis op een verantwoorde manier te hebben over ‘de

vraag waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn’.

Page 13: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

9

Eindnoten: ‘Wanneer is iemand verstandig?’

1 Brysbaert, Marc. Psychologie. Gent: Academia Press, 2006. 483-512.

2 Ibid. 483.

3 Hoogbegaafden: Hoeveel hoogbegaafden zijn er?. 8 apr. 2010.

<http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/01_Hoogbegaafd/hoeveel.html>. 4 Van Den Berghe, Gie. De Mens Voorbij. Antwerpen: Meulenhoff, Manteau, 2008. 232.

5 Ibid.

6 Kleiner, Kurt. “Why Smart People Do Stupid Things.” UofTMagazine summer 2009. University of Toronto. 8 apr. 2010. <

http://www.magazine.utoronto.ca/feature/why-people-are-irrational-kurt-kleiner/>. 7 Stanovich, Keith E. “Rational and Irrational Thought: The thinking that IQ-tests miss.” Scientific American Mind. 20/6

(2009): 34-39. 8 Brysbaert, Marc. Psychologie. Gent: Academia Press, 2006. 512-518.

9 Ibid. 514.

10 Ibid. 513.

11 Ibid. 513-514.

12 Ibid. 514.

13 Ibid. 516.

14 Ibid.

15 Ibid.

16 Fiedler, Fred E. “Invited Reflections: When IQ + experience ≠ performance.” Leadership & Organization Development

Journal. 22/3 (2001): 132-138. 17

Ibid. 133. 18

Sternberg, J. and Grigorenko, Elena J. and Bundy Donald A. “The predictive value of IQ.” Merill-Palmer Quarterly. 47/1 (2001): 26. 19

Grigorenko, Elena L., and Meier, Elisa, and Lipka, Jerry, and Mohatt, Gerald, and Yanez, Evelyn, and Sternberg, Robert J. “Academic and practical intelligence: a case study of the Yup’ik in Alaska.” Learning and individual differences 14 (2004): 184. 20

Brysbaert, Marc. Psychologie. Gent: Academia Press, 2006. 518-523. 21

Ibid. 518. 22

Ibid.; Petrides, K.V. The Adult Sampeling Domain Of Trait Emotional Intelligence. London Psychometric Laboratory at UCL, 8 apr. 2010. < http://www.psychometriclab.com/Default.aspx?Content=Page&id=1>. 23

Brysbaert, Marc. Psychologie. Gent: Academia Press, 2006. 518. 24

Ibid. 520. 25

Ibid. 520-521. 26

Ibid. 522. 27

Ibid. 521.

Page 14: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

10

3. Wat is irrationaliteit?

In dit deel hebben we het over irrationaliteit. Na een korte uitleg over irrationeel denken en

handelen, bespreken we een specifieke vorm van irrationaliteit: geloof in pseudowetenschappen. We

analyseren wat een pseudowetenschap precies is, en waarom ze niet voldoet aan de

wetenschappelijke criteria. Om dit te illustreren maken we gebruik van een case-study: The Secret.

We eindigen dit deel met een opsomming van irrationele denkfouten en drogredenen die

pseudowetenschappers, maar ook u en ik, vaak gebruiken.

3.1. Wanneer is iemand irrationeel?

“Irrationaliteit doet zich voor bij ‘denkers’ die ideeën naar voren brengen die, of interne contradicties

bevatten, of manifest in strijd zijn met de alledaagse ervaring, of algemeen aanvaarde

wetenschappelijke inzichten afwijzen.”1 Wanneer iemand irrationeel is, gaat hij/zij uit van foute

veronderstellingen zonder dat te beseffen. Dit kan gaan van een logische denkfout tot een idee dat

men heeft opgedaan tijdens de kinderjaren (deze en andere redenen worden in wat volgt uitvoerig

besproken). Vaak is irrationeel gedrag ook impulsief. Er is dan geen tijd om na te denken, waardoor

men terugvalt op een gevoel of instincten. Dit is echter niet steeds het geval. Irrationeel denken en

handelen kan erg berekend zijn. Het spruit dan voort uit een zoektocht naar de waarheid, liefde,

geluk, gezondheid,… Daarnaast zijn het vaak personen die erg kritisch omgaan met de mens en

maatschappij, maar een stap te ver zijn gegaan, waardoor ze in een irrationeel straatje

terechtkomen.

Zo voert Peter Vereecke, licentiaat klassieke filologie en oud-burgemeester van Evergem, actie tegen

de (volgens hem) zorgwekkende witte lijnen die vliegtuigen in de lucht achterlaten: de zogenaamde

‘chemtrails’. Deze sporen zijn in werkelijkheid ongevaarlijk, en bestaan uit waterdamp die vliegtuigen

uitstoten. Met deze uitleg neemt Vereecke echter geen genoegen. Volgens hem zijn chemtrails

bedoeld om “ons immuniteitssyteem te ondermijnen en ons zodoende tot een gemakkelijk

slachtoffer van allerlei aandoeningen te maken. Dit verschijnsel zou zijn oorsprong kennen bij de US

Army, waar men sinds de jaren veertig in het kader van de biologische oorlogvoering heel intens

zoekt naar agressieve virussen. Hiervoor doet men experimenten bij de eigen bevolking.”2 Deze

persoon vertoont irrationeel gedrag omdat hij een reeds onderzocht fenomeen wil verklaren door

een complot waar hij geen bewijzen voor heeft. Zijn redenering gaat in tegen het ‘normale denken’.

Er is al een logische, voor de hand liggende verklaring voor deze sporen. Het feit dat hij dit in vraag

stelt, wijst op zijn ‘kritische aard’. Helaas is hij niet kritisch genoeg om te beseffen dat hij een

hypothese zonder enig bewijs de wereld instuurt. Hiermee wil ik niet zeggen dat een, op het eerste

Page 15: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

11

zicht, vreemd idee niet correct kan zijn. Maar buitengewone beweringen hebben nu eenmaal

buitengewone bewijzen nodig. Wanneer een idee onmogelijk falsifieerbaar is, of wanneer er andere,

betere verklaringen voor handen zijn, dan is het irrationeel om erin te blijven geloven.

Het is opmerkelijk dat een irrationeel betoog, zoals dat van Vereecke, niet noodzakelijk incoherent is.

Volgens Diderik Batens komt dit enkel doordat hij rationele mensen wil overtuigen, en dus met

gelijke wapens moet strijden.3 Dit lijkt me echter niet de enige reden voor een coherent, maar

irrationeel betoog. Want ‘goede argumenten’ zijn ook voor jezelf noodzakelijk om in iets te geloven,

en anderen hiervan te overtuigen. Indien Vereecke geen geloof zou hechten aan zijn eigen, vreemde

redenering, zou kritiek hem veel harder raken. Zijn coherente bewijsvoering is dan irrationeel om

andere redenen (die later nog aan bod komen).

Onder irrationaliteit versta ik ook ‘a-rationaliteit’. Wanneer men a-rationeel is, gelooft men in zaken

“die niet voor rationele of wetenschappelijke argumentatie vatbaar zijn, maar evenmin duidelijk

strijdig met de logica of de wetenschappelijke gegevens.”4 Het beste voorbeeld hiervan is het geloof

in God. Deze overtuiging kan noch bevestigd, noch ontkracht worden. Toch wil dit niet zeggen dat we

daarom een strikt agnostische houding moeten aannemen. Evolutionair bioloog Richard Dawkins

heeft gelijk wanneer hij zegt dat

“The fact that we can neither prove nor disprove the existence of something, does not put existence

and non-existence on an even footing.”5 Dawkins argumenteert, met behulp van de evolutietheorie,

erg overtuigend dat de kans dat God niet bestaat veel groter is dan de kans dat hij wel zou bestaan.

Vandaag de dag is het dus irrationeel om nog steeds rotsvast in een God te geloven.

In wat volgt gaan we in op een specifieke vorm van irrationeel denken: geloof in

pseudowetenschappen.

Page 16: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

12

3.2. Irrationaliteit als geloof in pseudowetenschappen

3.2.1. Wat is een pseudowetenschap?

“A pseudoscience is a set of ideas based on theories put forth as scientific when they are not

scientific.”6 Voorbeelden van pseudowetenschappen zijn astrologie, homeopathie, grafologie,

creationisme,… Ze doen zich voor als wetenschappen, maar kunnen niet voldoen aan algemeen

aanvaarde wetenschappelijke standaarden en methodes. Ik vermoed dat religie, pseudo- en reguliere

wetenschappen vanuit eenzelfde ‘drang naar weten’ zijn ontstaan. Dit omschreef Darwin als volgt:

“As soon as the important faculties of the imagination, wonder, and curiosity, together with some

power of reasoning, had become partially developed, man would naturally crave to understand what

was passing around him, and would have vaguely speculated on his own existence.”7

We zoeken verklaringen voor de wereld rondom ons, en willen een reden vinden voor ons bestaan.

Religie is voor velen te dogmatisch en ouderwets geworden, een geloof voor de onintelligente massa.

Dit idee wordt onder andere bevestigd door een studie van Richard Lynn, professor emeritus aan de

universiteit van Ulster, die negatieve correlaties vond tussen intelligentie en geloof in God, over

verschillende naties heen.8 Bell vond nog 43 andere studies die het verband tussen intelligentie en

geloof onderzochten, waarvan 39 de negatieve correlatie bevestigen.9

Ik vermoed dat sommige pseudowetenschappen als plaatsvervanger voor religie fungeren. Ze geven

opnieuw ‘zin’ aan het leven, tonen hoe je geluk, geld, liefde,… bereikt. Pseudowetenschappen

beantwoorden vragen wanneer de kille wetenschap tekort schiet. Want leven in onwetendheid kan

hard zijn. De astroloog vertelt je wie je bent en wat je moet doen in moeilijke situaties. Het is veel

gemakkelijker om die illusie, die vele pseudowetenschappen aanbieden, te grijpen, zodat je leven

doelmatig en verantwoord wordt. Ik sluit me aan bij Diderik Batens wanneer hij zegt dat “het

mechanisme dat achter dergelijke vormen van bijgeloof zit, niet het irrationalistisch ‘volg je instinct’

of ‘volg je gevoelens’ is. Het is er integendeel op gericht een kijk op de wereld te ontwikkelen die de

mogelijkheid geeft om (lokaal) verantwoorde keuzes te maken.”10

Niet alle pseudowetenschappen passen in dit geschetste kader. Zo kan de opkomst van de

alternatieve geneeskunst volgens professor en biostatisticus Barker Bausell verklaard worden door

verschillende factoren. De vervelende paternalistische houding die de klassieke geneeskunst

aannam, in combinatie met de groeiende vooronderstelling dat een arts voor alle kwalen een

gemakkelijke remedie heeft, leidde in het begin van de jaren negentig tot het ontstaan van

Page 17: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

13

alternatieve geneeskunde. Pseudowetenschappen hoeven dus geen spiritueel tintje te hebben, maar

kunnen mensen wel de rust en zekerheid verschaffen waar ze naar verlangen.

Om te illustreren waar pseudowetenschappen de mist in gaan, is het noodzakelijk om eerst enkele

kenmerken van wetenschappelijk onderzoek op een rijtje te zetten. Enkel op die manier kunnen we

het contrast tussen wetenschap en een pseudowetenschap verduidelijken.

3.2.2. Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek11

3.2.2.1. Condities voor een goed experiment

Een bewering die binnen de wetenschappelijke gemeenschap wordt aanvaard, is meestal

ondersteund door een vrij goed bewijs. Men heeft eerst feiten geobserveerd, vervolgens een

hypothese opgesteld en deze onderzocht aan de hand van verschillende testen.

Een goed wetenschappelijk experiment opzetten is niet eenvoudig. Men moet rekening houden met

tal van factoren die men snel over het hoofd kan zien. Erik Weber, professor in de

wetenschapsfilosofie, spreekt over een viertal condities die minimum vervuld moeten zijn om te

kunnen spreken van een degelijk experiment. Ten eerste is het zo dat de proefgroep representatief

moet zijn. Hiermee wil men zeggen dat elk lid van de populatie evenveel kans moet hebben om in de

proefgroep terecht te komen. Dit is niet zo evident. Vaak is het erg moeilijk om met iedereen

rekening te houden. Zo kan je al een vertekening krijgen door het middel waarmee je de mensen wil

bereiken om deel te nemen aan je onderzoek (telefoon, internet, via scholen,…). Hierdoor is het

gemakkelijk om een bepaalde groep mensen uit het oog te verliezen. Verder kan er sprake zijn van

een (nonresponse) bias wanneer een deel van je doelgroep overleden is, of gewoon geen zin heeft

om mee te werken aan je experiment of enquête. Indien je niet voldoende representatieve gegevens

hebt, kan er in principe niets geconcludeerd worden uit je onderzoek.

De tweede conditie die Weber aanhaalt, is dat er pas sprake kan zijn van een causaal verband indien

de verschillen tussen de experimentele groep en controlegroep statistisch significant zijn. Wanneer

men via een onderzoek concludeert dat er een correlatie is tussen twee zaken, dan moeten de

gevonden resultaten hoger/lager liggen dan hetgeen men verwacht door toeval. Indien je een

positieve correlatie hebt gevonden tussen roken en longkanker, dan moet de kans dat men

longkanker krijgt indien men rookt significant hoger liggen dan als men dat niet zou doen. Daarnaast

moeten we toch ook even benadrukken dat niet iedere correlatie onmiddellijk wijst op een causaal

Page 18: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

14

verband. Er is bijvoorbeeld een positieve correlatie tussen het aantal ijsjes dat aan zee gegeten

wordt, en het aantal drenkelingen die dag. Toch duidt deze bevinding niet op een causaal verband,

aangezien we dit kunnen verklaren door het feit dat een mooie dag aan zee zowel een positief effect

heeft op de verkochte hoeveelheid ijsjes, als op het aantal mensen dat gaan zwemmen in zee,

waardoor er meer drenkelingen zullen zijn dan op een minder mooie dag. Een correlatie duidt dus

niet steeds op een causaal verband. En indien er wel degelijk sprake is van een causale relatie, dan

moet er een significante afwijking zijn tussen de resultaten enerzijds en hetgeen men zou

verwachten door toeval anderzijds.

Het derde probleem dat Weber aankaart is het placebo-effect. Neurowetenschapper Bruce Hood

omschrijft dit als: “(…) de opmerkelijke ontdekking dat mensen beter worden wanneer ze denken dat

ze een medicijn innemen of een therapie ondergaan, zelfs indien daarin geen direct actieve

ingrediënten aanwezig zijn”12 Het idee dat we een pilletje hebben ingenomen, kan er al voor zorgen

dat we ons onmiddellijk een stuk beter voelen. Aangezien dit placebo-effect bij prospectieve studies

nooit uitgesloten kan worden, moet de onderzoeker er een andere oplossing voor vinden. Dit kan

door het opstellen van een blind experiment waarbij placebo-effecten ongeveer gelijk verdeeld

worden over zowel de experimentele- als de controlegroep.

Ook retrospectieve studies kunnen een vertekend beeld opleveren door de ‘recall bias’. Dit effect

wijst op het feit dat mensen soms een veronderstelde oorzaakvariabele (bewust of onbewust)

minimaliseren of net uitvergroten. Zo zullen vrouwen die borstkanker hebben gehad, hun toenmalig

gebruik van de pil soms overdrijven, omdat dit volgens hen de oorzaak van hun ziekte was. De enige

manier om dit te vermijden, is door hen niet precies te vertellen wat men onderzoekt, en door erg

veel andere, bijkomende informatie te verzamelen.13

Het vermijden van de ‘observer bias’ is de laatste conditie die Weber aanhaalt. Deze vertekening

wijst op het feit dat onderzoekers zelf, bewust of onbewust, hun resultaten kunnen interpreteren op

een ‘verkeerde wijze’. Het is mogelijk dat men denkt een effect waar te nemen waar er geen is,

vanuit de veronderstelling dat een hypothese klopt. De beste manier om dit soort fouten te

vermijden is door het opzetten van een dubbel blind onderzoek, waarbij de observator niet weet

welke individuen tot de experimentele- en tot de controlegroep behoren.14

Page 19: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

15

3.2.2.2. Reproductie en replicatie

Maar zelfs wanneer een experiment rekening houdt met al deze condities, kan er nog steeds niets

geconcludeerd worden uit de gevonden resultaten. Want eerst moet het onderzoek herhaald

worden. Dit kan op twee manieren:

“Wanneer Y een herhaling is van een eerder experiment X, Y en X dezelfde design hebben, en

de resultaten van Y die van X bevestigen (d.w.z. wanneer de conclusie dezelfde is), dan zullen

we zeggen dat Y een reproductie is van X.” 15

Men spreekt dus over een reproductie van een experiment wanneer men net hetzelfde onderzoek

(onafhankelijk) herhaalt, en kijkt of men dezelfde resultaten bekomt.

“Wanneer Y een herhaling is van een eerder experiment X, Y en X een verschillende design

hebben, en de resultaten van Y die van X bevestigen, dan zullen we zeggen dat Y een

replicatie is van X.”16

Een replicatie is dus geen exacte herhaling van het experiment. Men zet een andere studie op, die de

resultaten van het eerder gedane onderzoek kan bevestigen of ontkrachten.

Maar is het wel noodzakelijk om experimenten te herhalen? Daar zijn verschillende argumenten voor

te geven die ook in Webers boek besproken worden. Ten eerste is reproductie noodzakelijk omdat er

soms gefraudeerd wordt. Men kan wel zeggen dat dit in het wetenschappelijk domein nog niet veel is

voorgevallen, maar dit kan natuurlijk komen doordat men experimenten steeds reproduceert.

Fraudeurs zouden dus snel door de mand vallen, of hun resultaten zouden gewoon genegeerd

worden.

Het tweede argument heeft betrekking op de eis tot representativiteit van de populatie. Aangezien

we dit bijna onmogelijk kunnen bereiken in één experiment, hebben we vaak nood aan resultaten

van identiek onderzoek dat focust op een andere doelgroep. “Door reproductie kan men dus een

verzameling van (afzonderlijk niet-representatieve) experimenten bekomen die wel goed verdeeld

zijn over de relevante populatie.”17

De laatste reden die Weber bespreekt, heeft te maken met de redelijk lakse 1/20 norm. Deze

traditionele conventie slaat op het feit “dat wetenschappers hun onderzoeksresultaten al mogen

Page 20: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

16

publiceren als is aangetoond dat er maar één kans is op twintig dat de resultaten door toeval

verkregen zijn.”18 Deze norm zorgt ervoor dat, in de meeste wetenschappelijke kringen, 5% van de

gepubliceerde resultaten fout zijn. Reproductie kan in deze optiek aanzien worden als een middel die

de goede van de slechte experimenten onderscheidt.

Tot zover de argumenten voor reproductie. Maar waarom moet er ook nog gerepliceerd worden? Dit

heeft voornamelijk te maken met het gebruik van meetinstrumenten. Deze mogen geen invloed

hebben op de resultaten van een onderzoek. Dit lijkt evident, maar is niet zo vanzelfsprekend.

Wanneer men een experiment repliceert, gebruikt men een ander ‘design’. Dit kan onder andere

betekenen dat er andere soorten meetinstrumenten gebruikt worden. Wanneer men dan

gelijkaardige resultaten bekomt als in het eerste experiment, is het zeker dat er geen vertekening

heeft plaatsgevonden door de gebruikte instrumenten of door de specifieke opzet van het

onderzoek.

Voordat we dus iets mogen concluderen uit een wetenschappelijk onderzoek, moet het experiment

eerst verschillende malen gereproduceerd en gerepliceerd zijn. Wanneer dit niet gebeurd is, kan en

mag men geen definitieve uitspraken doen over de resultaten van het onderzoek.

3.2.2.3. Is de wetenschappelijke methode rationeel?

De wetenschappelijke methode staat terecht erg hoog aangeschreven. Toch mogen we onze kritische

blik niet verliezen wanneer we in dit domein vertoeven; want ook wetenschappers maken fouten,

kunnen irrationeel zijn, en hebben de ‘onmiskenbare waarheid’ niet in pacht. “We hebben nooit

absolute garanties voor de correctheid van een wetenschappelijke theorie en hebben evenmin

garanties dat een nog niet geformuleerd alternatief niet even goed zou kunnen zijn.(…) Dit toegeven

is echter iets heel anders dan zich tot irrationalisme te bekennen.”19

De wetenschappelijke methode is een rationele werkwijze omdat het logica en ervaring combineert.

Uit een theorie leidt men hypothesen af, die men vervolgens toetst in de praktijk. Foute ideeën en

misleidende factoren die het resultaat kunnen beïnvloeden, worden weggefilterd via verschillende

controles, reproductie en replicatie. Het feilbare karakter is de ratio van de wetenschap. Verder

zoeken wetenschappers naar een coherent geheel van wetten die de werking van de wereld

verklaren, en streven ze ernaar om nooit ‘zomaar’ iets aan te nemen. Een bewering heeft een goed

bewijs nodig.20

Page 21: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

17

3.2.3. Waarom een pseudowetenschap onwetenschappelijk is

Er zijn verschillende redenen waarom een pseudowetenschap onwetenschappelijk is. Ten eerste zijn

hun ideeën onfalsifieerbaar, wat wil zeggen dat het onmogelijk is om hun inzichten aan te vechten.

Dit komt omdat ze zich indekken met ‘immunisatiestrategieën’: “een specifieke categorie van

drogargumenten waarmee pseudowetenschappers empirische weerleggingen en kritische

argumenten ontvluchten of op zich laten afketsen, met de bedoeling om hun stellingen in de praktijk

onweerlegbaar te maken.”21 Hoe dit precies in zijn werk gaat, wordt straks geïllustreerd aan de hand

van een case study.

Ten tweede zijn pseudowetenschappelijke ideeën vaak in strijd met algemeen aanvaarde

wetenschappelijke theorieën. Zo geloven de jonge aarde creationisten dat het universum maar zes

tot tienduizend jaar oud is. Ze verwerpen de evolutietheorie, en alle oudere fossielen verklaren ze

door de zondvloed. Dit idee gaat in tegen onze biologie, biochemie, geologie, astronomie,…22 De kans

dat de jonge aarde creationisten juist zijn, is dus verwaarloosbaar klein, aangezien hun theorie

inconsistent is met het merendeel van onze, goed onderbouwde en algemeen aanvaarde, kennis

over de wereld. Wetenschapsfilosoof Larry Laudan omschreef dit als de ‘sterkste soort van een

extern conceptueel probleem’ in een theorie.23

Daarnaast is het typerend aan de meeste pseudowetenschappen dat ze zelfs geen coherentie met

andere disciplines willen nastreven. Ik vermoed dat dit komt omdat pseudowetenschappers denken

dat ze andere wetten van het universum gebruiken in vergelijking met de doorsnee wetenschapper.

“Zo verwijzen homeopaten naar de ‘Wet van Infinitesimalen’ en de ‘Wet van Gelijken’ als de basis

voor het gebruik van hele kleine hoeveelheden en voor het geloof dat een gelijke een gelijke geneest,

maar dat zijn geen natuurwetten.”24 Vaak willen ze zelfs geen consistentie met ‘de heersende

ideologie’, aangezien ze zich net proberen af te schermen van die ‘slechte’ ideeën en hiervoor een

alternatief bieden. Homeopathische artsen verwijten de klassieke geneeskunst onder andere dat ze

‘oppervlakkige’ symptomen behandelen in plaats van de ‘onderliggende’ oorzaken te bestrijden.

Inconsistentie met de klassieke geneeskunst is voor hen dus geen lastig idee om dragen; ze zijn er net

fier op.

Het taalgebruik van pseudowetenschappers is meestal erg vaag, en dit op verschillende niveaus. Zo

zijn hun voorspellingen over het algemeen compleet onduidelijk. Er zal iets gebeuren, maar ze weten

niet goed wat en wanneer. Ook gebruiken ze wetenschappelijke woorden en berekeningen op een

bedenkelijke wijze. Zo schreef Frank Tipler, professor in de fysica, maar tevens een berucht

Page 22: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

18

pseudowetenschapper, het boek ‘The physics of immortality’25 waarin hij de dubieuze ‘Omega Point

Theory’ uitlegt die het bestaan van ‘God’ zou bewijzen, en tevens claimt dat in een verre toekomst de

doden zullen herrijzen. Met behulp van ingewikkelde fysische principes probeert Tipler zijn ideeën

wetenschappelijk te staven. Als leek is het erg moeilijk om zijn denkfouten te doorzien, maar zijn

stellingen worden ook sterk bekritiseerd in wetenschappelijke kringen. Zo schreef professor in de

toegepaste wiskunde, George Ellis, in ‘Nature’ het volgende:

“Tipler does not merely base his theory on highly improbable assumptions and make claims that

cannot by any stretch of the imagination be tested by experiment or observation; he typically assigns

the label `God' to a mathematical construction that, while it might possibly be a good description of

the causal boundary of the real Universe (it probably is not), certainly does not correspond to what

the word `God' is normally taken to refer to.”26

Zelfs indien dit ‘omega punt’ zou bestaan, is het dus erg misleidend om aan dit ‘natuurlijk fenomeen’

een mystiek kantje toe te kennen en het gelijk te schakelen met de term ‘God’. Tiplers dubbelzinnig

taalgebruik is één voorbeeld van hoe pseudowetenschappers soms te werk gaan. Andere soorten

drogredenen en argumentatiefouten komen op het einde van dit deel nog aan bod.

Tenslotte staven pseudowetenschappers hun beweringen niet met degelijk wetenschappelijk

onderzoek. Ze maken fouten op alle punten die we besproken hebben in het vorige deel. Vaak is er

geen sprake van representatieve analyses, stelt men een correlatie onmiddellijk voor als een causaal

verband, doen ze geen dubbel blind onderzoek, presenteren ze enkel de positieve resultaten en laten

de negatieve achterwege, trekken ze conclusies uit experimenten die noch gereproduceerd noch

gerepliceerd zijn,…

Dit is niet altijd omdat ze geld willen slaan uit een onbenullig idee. ‘Oprechte

pseudowetenschappers’ geloven iets zonder enig bewijs maar hebben dit meestal zelf niet door.

Waarschijnlijk zijn de meesten onder hen niet voldoende op de hoogte van het belang en de

kenmerken van een goed wetenschappelijk experiment. Volgens hen is de schijnbare logica van een

aantrekkelijk idee en/of anekdotisch ‘bewijsmateriaal’ voldoende om in iets te geloven. Met een

onkritische geest en een grote portie onwetendheid trap je snel in een idiote theorie. “Bedenk dat

één derde van de Amerikanen in astrologie gelooft, bijna de helft in ESP, en dertig tot vijftig percent

denkt dat Ufo’s ruimtetuigen van andere beschavingen zijn.”27 Dit onzinnig geloof beperkt zich

verbazingwekkend genoeg niet tot de ongeletterden. Onderzoek door de National Science

Foundation stelt vast dat vijfentwintig percent van de Amerikaanse afgestudeerde studenten geloven

Page 23: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

19

dat astrologie ‘ongeveer wetenschappelijk’ is.28 Mogelijke verklaringen hiervoor worden verderop

nog uitvoerig besproken. Maar eerst een illustratie van een pseudowetenschap.

3.2.3.1. Case study: The Secret 29

In dit deel bespreken we ‘The Secret’ als pseudowetenschappelijke case study. Na een korte uitleg

over wat men precies beweert, ontrafelen we de pseudowetenschappelijke kantjes van deze case.

Dit door aan te tonen dat Secret-gelovers zich indekken tegen wetenschappelijk onderzoek en elk

mogelijk negatief resultaat handig afwenden. Na de bespreking van deze immunisatie-strategieën,

vermelden we nog enkele algemene kenmerken die deze, maar ook verschillende andere

pseudowetenschappen typeren.

‘The Secret’ is een boek/DVD waarbij men beweert dat er maar 1 wet is: de wet van aantrekking.

Deze wet zorgt ervoor dat we door onze gedachten positieve of negatieve gebeurtenissen in ons

leven aantrekken of afstoten. Alles is mogelijk, zolang we het maar genoeg geloven en ernaar

beginnen leven.

Op zich lijkt hun ‘aantrekkingswet’ vrij bekoorlijk en niet volkomen uitsluitbaar. Het is denkbaar dat

er natuurwetten in ons universum aanwezig zijn waar de mens nog geen weet van heeft. Men stelt

dat ‘alle wijze mensen’ deze aantrekkingswet kennen en gebruiken, waardoor het onzinnig is om ze

in vraag te stellen. Ook geven ze aan dat het ‘hoe?’ en ‘waarom?’ er niet echt toe doet. De wet geldt

nu eenmaal; het voornaamste is dat we ze leren gebruiken. Ze geven aan dat ons onbegrip van de

wet er niet voor zorgt dat ze minder waar zou zijn. Toch is het opmerkelijk dat deze ‘wet van de

aantrekking’ niet getest kan worden door middel van wetenschappelijk onderzoek, wat ‘The Secret’

onmiddellijk een pseudowetenschappelijk tintje geeft.

3.2.3.1.1. De immunisatie-strategieën van ‘The Secret’

‘The Secret’ heeft zich namelijk ingedekt met tal van immunisatiestrategieën op verschillende

niveaus. Een eerste punt hierbij is het probleem van de onbewuste gedachten. Het is

wetenschappelijk aantoonbaar dat wij een ‘onderbewustzijn of voorbewustzijn’ hebben waar

cognitieve processen zich afspelen zonder dat we daar weet van hebben.30 Wanneer onderzoek in

verband met ‘The Secret’ zou uitwijzen dat ondanks de positieve gedachten, men toch iets negatiefs

heeft meegemaakt, dan zou men dat niet zien als een bewijs voor het niet werken van de theorie.

Men zou redeneren dat onze onbewuste gedachten wel negatief kunnen zijn, waardoor ‘het

negatieve’ toch je pad kruiste (en vice versa met positieve gedachten).

Page 24: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

20

Een tweede probleem is het tijdsverschil. Er is steeds een ‘time delay’ dat ervoor zorgt dat al hetgeen

je dacht in het verleden zich nu in je leven afspeelt. Wanneer je positief denkt, ga je dus zeker niet

onmiddellijk het effect waarnemen. Het kan een tijdje duren, afhankelijk van wat je wilt. De precieze

tijdsduur wordt natuurlijk niet vermeld, het hangt namelijk af van je eigen ‘krachten’, van hoe goed

je connectie is met het universum. Vaagheid troef, wat er opnieuw voor zorgt dat wetenschappelijk

onderzoek naar de geldigheid van de ‘theorie’ door ‘believers’ genegeerd kan worden.

De derde moeilijkheid hangt samen met de vorige: het causaliteitsprobleem. Als ik positief denk, en

er gebeurt iets goeds in m’n leven, is dat dan doordat ik positief dacht, of zijn er nog andere factoren

in het spel? Diegenen die geloven in de ‘aantrekkingswet’ schrijven alle externe gebeurtenissen toe

aan hun gedachten, een toevallig voorval is ondenkbaar. Dit maakt het de wetenschap opnieuw

nogal moeilijk, omdat die er net van uitgaat dat we wel degelijk rekening moeten houden met

toevallige en andere factoren buiten onze gedachtestroom. ‘The Secret’-verdedigers verwachten van

wetenschappers dat ze erop vertrouwen dat enkel onze gedachten gebeurtenissen bepalen, maar

dat is net wat de wetenschap tracht te onderzoeken. De mogelijke conclusie zou dan al vervat zitten

in een premisse.

Zowel het vierde als vijfde probleem bevinden zich in het ‘stappenplan’. Dit houdt in dat men eerst

iets moet vragen, nadien geloven en uiteindelijk ontvangen. De eerste fase is vrij eenvoudig. Maar

wat met het ‘geloven’? Hoe kan je geloven dat wat je gevraagd hebt, er eigenlijk al is? Dit lijkt me

psychologisch vrijwel onmogelijk, aangezien men dan bewust moet leven in een illusie. Maar stel nu

dat dit wel degelijk kan (zonder dat men psychische kwalen heeft), dan blijft het mogelijk dat de

geteste persoon in kwestie het gevraagde niet voldoende geloofde, waardoor ‘de wet’ haar werk niet

kon doen. Wanneer men dan het gevraagde niet kreeg, ligt de fout niet bij ‘de wet’ zelf, maar bij het

geringe geloof van de persoon.

Ook zijn er problemen bij de derde, en laatste fase: het ontvangen. Je zou kunnen stellen dat

‘ontvangen’ even gemakkelijk is als ‘vragen’, maar dat is het volgens hen niet. Wanneer je gewoon

iets gelooft, zonder iets te voelen, heb je niet voldoende ‘power’ om het positieve in je leven te

creëren. Enkel iets geloven is dus niet genoeg. Je geloof moet met een bepaalde kracht gepaard

gaan. Ook hier kan een onderzoek de mist in gaan. Wanneer het gevraagde niet gebeurt, terwijl je er

toch in gelooft, dan ligt het aan de gebrekkige kracht van je geloof en dus niet aan ‘de wet’.

Daarnaast beweert men zonder enig argument dat het universum houdt van snelheid. Hiermee

bedoelen ze dat wanneer de kosmos je een mogelijkheid tot geluk aanreikt, je die moet grijpen.

Page 25: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

21

Wanneer je te bang bent om impulsief te reageren of eens een risico te nemen, dan blokkeer je je

eigen geluk. ‘De wet’ heeft dan wel degelijk zijn werk gedaan, maar het ligt aan jezelf dat je nog

steeds ongelukkig bent. Dit is een zesde probleem om wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen.

Want zelfs al werkt je drie-stappen-plan, dan is het nog steeds mogelijk om je geluk te ontlopen door

je eigen fout, door hetgeen de ‘kosmos je aanbiedt’ niet te grijpen.

Het komt er dus op neer dat volgens ‘Secret-gelovers’ de wet steeds werkt, maar wanneer de

gewenste effecten achterwege blijven er genoeg verklaringen zijn waarom je toch het gevraagde

geluk niet verkregen hebt. Hierdoor moeten we besluiten dat ‘The Secret’ een kosmologische theorie

is zonder een mogelijkheid tot weerlegging. Bij ongewenste effecten is het niet de theorie die fout is,

maar ligt het aan de persoon zelf die de theorie niet correct wist te gebruiken.

3.2.3.1.2. Manipulatie in ‘The Secret’

Naast deze immunisatie-strategieën zijn er nog andere strategische kneepjes die veel

pseudowetenschappers maar al te graag toepassen. Men gebruikt bijvoorbeeld het concept ‘wet’

voor iets wat geen natuurwet kan zijn. Een natuurwet is wetenschappelijk te testen, heeft een

impact op ons zonder dat we daar moeite voor moeten doen, kunnen we zelf niet manipuleren,...

Desondanks het feit dat ‘de wet van aantrekking’ geen natuurwet is, is dit voor de verdedigers geen

argument om ‘de wet’ te argwanen. ‘Hoe men ‘de wet’ noemt doet er niet toe, zolang ze maar

bestaat en kan gebruikt worden’, redeneren ze. Naar alle waarschijnlijkheid stellen ze gewoon hun

theorie voor als een ‘wet’ om de legitimiteit van een ‘wet’ op het systeem te kunnen kleven. Dit is

een vorm van ‘doublespeak’, men misbruikt het wetenschappelijk jargon om een geleerd effect te

verkrijgen. Ook bij het woord ‘frequentie’ krijgt men hetzelfde resultaat. Ze stellen dat ‘elke gedachte

een frequentie heeft, en dat men op die manier een gedachte kan meten’. Wat ze er niet bij zeggen

is dat hetgeen men meet de breinactiviteit is, en dus niet de gedachte. Daarnaast stelt men dat

wanneer je aan iets denkt, je die ‘gedachtefrequentie’ de wereld instuurt, waarop de wereld die

frequentie terugzendt naar jezelf. Een wetenschappelijk bewijs, noch een argument of verklaring

worden hiervoor aangereikt.

Naast deze problemen gebruikt men nog heel wat andere valkuilen om het kritisch denken te

belemmeren. Zo verwijzen ze naar ‘de lange traditie’ die de ‘wet’ al achter de rug heeft. Wanneer we

er echter nog nooit over gehoord zouden hebben, is dat compleet normaal aangezien het een

‘gevaarlijke theorie’ is die vele machtshebbers misbruikten. Opnieuw dekken ze zichzelf hiermee in

tegen mogelijke critici. Ook denken ze dat ze een ‘godsbewijs’ hebben gevonden, enkel door een

Page 26: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

22

verwijzing naar de tradities waarbij men zegt dat er iets ‘groters’ is dan ons. Waarschijnlijk hebben ze

de atheïstische traditie hierbij even over het hoofd gezien...

Verder refereert men aan autoriteiten zoals Einstein, Plato, Newton,... in de vorm van uit de context

getrokken citaten. Zij zouden allen weet gehad hebben van de theorie, en daarom zo succesvol

geweest zijn. Deze beweringen zijn compleet uit de lucht gegrepen. Omdat men geluk en succes

kende, gaat men ervan uit dat ze hun ‘wet van de aantrekking’ beheersten. Dit is vrij onwaarschijnlijk

aangezien er zoveel andere, externe redenen te bedenken zijn waarom iemand succes en geluk had

in zijn/haar leven. Maar zelfs in de veronderstelling dat ze de ‘wet van aantrekking’ wel degelijk

kenden, blijft het ‘argument van de autoriteit’ irrelevant om een bepaalde bewering al dan niet te

geloven.

Ook zou je verwachten dat mensen die zoiets buitengewoon als in ‘The secret’ beweren een

bepaalde vorm van expertise bezitten, zeker door de goede verkoop van het boek/DVD waaruit blijkt

dat mensen toch wel geloof hechten aan dat soort uitspraken. Helaas niets van dit alles. Wie laat

men aan het woord? Een zogenaamde visionair, een feng shui ‘experte’ en nog een paar getuigen die

behoren tot het domein van de pseudowetenschappen. Daarnaast enkele filosofen, psychologen en

metafysici, waarvan enkelen in het bezit van een doctoraat. Dit laatste stelt helaas niet veel voor:

soms kan je hun titel nergens terugvinden (behalve in The Secret), ofwel hebben ze hun titel

verkregen van een universiteit die vrij dubieus of van henzelf is.

Zoals ‘the University of Metaphysics’ waarbij men zich onder andere tot doel stelt:

“To offer spirituality to a world in need of Higher Spiritual Truth beyond that found in conventional,

traditional, fundamentalist, or dogmatic religions.

To provide education up to a Doctoral Degree level in Higher Advanced Holistic, New Thought,

Transpersonal and Metaphysical forms of Spirituality so that those affiliated professionally with

I.M.M. and its University System are well prepared to teach, counsel, coach, practice spiritual healing

or whatever their chosen ministerial communication.…”31

De ‘experten’ blijken dus vooral deskundigen te zijn in een niet-wetenschappelijk vak. Ook houden ze

zich meestal niet aan hun domein van expertise. Neem nu die ‘feng-shui kenner’. Los van het feit dat

ik denk dat feng-shui klinkklare onzin is, vraag ik me af wat ‘een feng-shui specialist’ kan bijbrengen

aan de studie van onze gedachten? En welke relevantie moeten we hechten aan de mening van een

filosoof die beweert dat ‘alle ziektes bepaald worden door stress’? Dit behoort helemaal niet tot hun

vakkennis, waardoor we alles wat ze in dat verband zeggen, met een grote korrel zout moeten

nemen.

Page 27: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

23

Hun kwalificatie voldoet dus meestal niet, hun reputatie is vrij onbekend, maar hun motieven zijn

heel groot. Al die ‘experts’ hebben al hopen geld verdiend met boeken, cursussen, cd-roms, ... over

hoe je rijk en gelukkig moet worden. ‘The Secret’ hebben ze niet voor niets gemaakt en zeker niet

gratis uitgedeeld. Hiermee beweer ik niet dat alles wat ze zeggen onzin is, maar ze hebben wel een

motief om onzin te vertellen.

Hetgeen men doet in ‘The Secret’ is een opinie voorstellen als een feit. Alle mensen die aan bod

komen hebben een bepaalde overtuiging, zonder enig bewijs, maar ze stellen het wel voor alsof ‘die

wet’ echt bestaat. Vele lezers/kijkers hebben geen tijd of geen mogelijkheden om hierover kritisch na

te denken. Ze nemen aan dat die kracht bestaat, en ze bespreken er de consequenties van in hun en

ons leven.

Ook zijn hun conclusies vrij vaak ‘non sequitur’: de conclusie volgt niet uit de premissen. Op een

gegeven moment geeft een filosoof uitleg bij energie. Hij zegt hierover dat energie nooit gecreëerd

of vernietigd wordt, het er altijd al geweest is en zal blijven, het bewegend is en zich manifesteert in

verschillende ‘vormen’. Op het eerste zicht lijkt er niets mis met deze uitleg, maar dan gaat hij een

stapje te ver. Hij zegt dat energie hetzelfde is als God, en aangezien wij bestaan uit energie we een

beeld van God zijn. Die conclusie heeft helemaal niets te maken met de premissen over wat energie

zou zijn.

Meestal hebben ze ook niet voldoende redenen om hun conclusie hard te maken. Zo beweerden ze

correct dat het placebo-effect aantoont dat gedachten het lichaam kunnen beïnvloeden op een

bepaalde manier. Hieruit concludeerden ze dat het lichaam gelijk gesteld kan worden aan ‘het

product van onze gedachten’. Maar door enkel het placebo-effect aan te geven, kan je niet

onmiddellijk concluderen dat ons lichaam volledig het resultaat is van onze gedachten. Er is hier

duidelijk sprake van een ‘hasty conclusion’.

Tot slot zou ik even willen aangeven dat veel van hetgeen men zegt in ‘The Secret’ te verklaren valt

vanuit de psychologie, en dat er dus geen nood is aan een ‘wet van aantrekking’. Wanneer je jezelf

slecht voelt, kan het zijn dat je eerder de slechte dingen in je leven zal opmerken, wat niet wil zeggen

dat je die gebeurtenissen zelf aantrekt. Dat je gedachten je gevoelens beïnvloeden zal ook geen

enkele psycholoog tegenspreken. Verder hebben er ook experimenten plaatsgevonden waarbij men

kon aantonen dat er een link bestaat tussen het al dan niet visualiseren van problemen, en er

effectiever mee kunnen omgaan in de realiteit.32 Gedachten spelen dus wel degelijk een grote rol in

Page 28: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

24

ons leven, maar daarmee is nog niet aangetoond dat ze de oorzaak zijn van hetgeen we dagdagelijks

meemaken.

3.2.3.1.3. Conclusie: ‘The Secret’ is een pseudowetenschap

De vraag waarom ‘The Secret’ zoveel succes boekt, is vrij gemakkelijk te beantwoorden. Het speelt

met onze verlangende gevoelens naar geluk, is perfect aangepast aan een individuele Westerse

maatschappij, en geeft ‘overtuigende’ voorbeelden/getuigen/anekdotes die de onkritische denker

snel op een verkeerd spoor zet. Het gaat dan van genezingen van kanker, tot het verkrijgen van het

gewenste geld. Die voorbeelden zouden eerder illustratief moeten zijn, maar ze blijken de enige

‘argumenten’ die men aangeeft voor de theorie.

‘The Secret’ heeft zich ingedekt tegen wetenschappelijk onderzoek, het wordt verspreid door

mensen met een dubieuze achtergrond en wil ons verleiden met drogredenen. Ondanks het feit dat

onze gedachten voor een deel een invloed kunnen hebben op hetgeen we doen, is het duidelijk dat

het hier gaat om een pseudowetenschap waar we uiterst voorzichtig mee moeten omspringen. ‘The

Secret’-gelovers doen schijnbaar wetenschappelijke uitspraken zonder te voldoen aan de strenge

eisen die wetenschappelijk onderzoek moet navolgen. Ze kunnen geen overtuigende argumentatie of

degelijk onderzoek op poten zetten. Dit interesseert hen zelfs niet, want geloven in ‘de

aantrekkingswet’ is volgens hen voldoende om je leven terug op orde te krijgen…

Page 29: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

25

3.3. Irrationele denkpatronen en drogredenen 33 Naast de reeds besproken argumentatiefouten in ‘The Secret’ zijn er nog vele andere denkpatronen

en drogredenen waar we allemaal wel eens gebruik van maken, maar die eigenlijk volkomen

irrationeel zijn. Pseudowetenschappers buiten deze incorrecte ideeën vaak (bewust of onbewust) uit

om onkritische denkers te overtuigen. Volgens criticus Haskins zijn er vier hinderpalen die ons

rationeel denken belemmeren: ‘basic human limitations’, ‘het gebruik van taal’, ‘onlogisch

redeneren’ en ‘psychologische/sociologische valkuilen’.34 In welke mate ons rationeel denken

biologisch gelimiteerd is, komt aan bod in het laatste stuk. We gaan in dit deel de drie overige

struikelblokken bespreken.

3.3.1. Het gebruik van taal

Het verkeerd gebruiken van taal kan rationeel redeneren in de weg staan. Zo is er vaak sprake van

ambiguïteit wanneer men een woord of zin op verschillende manieren kan interpreteren. Meer

algemeen spreekt men soms over ‘Gobbledygook’. Dit wijst op verwarrend, niet-technisch en

misleidend woordgebruik. Een ander, veel voorkomend probleem, is ‘vaagheid’. Zoals op de cover

van het boek ‘De kracht van het nu’; daar kan je het volgende lezen: “De woorden van Eckhart Tolle

leiden de lezer naar een woordeloos zijn, geven toegang tot een eeuwig heden.”35 Dit klinkt misschien

wel erg poëtisch, maar is nogal onzinnig.

Verder maken ‘assuring expressions’ het soms onmogelijk om bepaalde zaken in vraag te stellen. Dit

gaat dan om uitdrukkingen zoals ‘iedereen weet dat, het is evident dat,…’ Een andere manier om tot

foute opvattingen te komen is door ‘hasty generalisations’: te snel conclusies trekken uit beperkte

informatie. Wanneer we bijvoorbeeld bestolen werden door een Afrikaan, denken we te snel dat

‘alle Afrikanen dieven zijn.’

Ook worden we vaak misleid door ‘doublespeak’. Dit kan zijn in de vorm van eufemismen, waarbij

een mooi woord een gruwelijke realiteit verbergt. Zo spreekt men over ‘etnische zuivering’, in plaats

van ‘genocide’. Dit hangt vast met de vaak emotioneel getinte inhoud van een woord of zin. In het

leger zal men eerder ‘de vijand neutraliseren’, dan ‘de vijand doden’. We spreken ook van

‘doublespeak’ wanneer men technisch vakjargon gebruikt om iets eenvoudig moeilijker te maken. Zo

wordt de griep vaak omschreven als ‘influenza’. Dit is niet noodzakelijk een slechte zaak, maar, zoals

ik al heb aangegeven bij het voorbeeld van Frank Tipler, wordt vakjargon soms gebruikt louter om

ons te imponeren.

Page 30: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

26

Ander taalbedrog uit zich in ‘valse implicaties’ waarbij men een fout idee insinueert. Reclame maakt

hier veel gebruik van. Ze laten je soms denken dat iets voordelig is, maar meestal is de actie maar

geldig onder bepaalde voorwaarden. Daarnaast moeten we ook opletten voor ‘hedging en weasel

words’ waarbij iemand schijnbaar een standpunt verdedigt, maar hier later toch nog zonder

problemen op terug komt. Zo ontkende Bill Clinton dat hij een seksuele relatie had met miss

Lewinsky. Toen later bleek dat hij gelogen had, zei hij dat er een verschil is tussen ‘having a sexual

relationship’ en ‘engaging in sexual acts’.36

Ook worden opinies soms handig voorgesteld als feiten door het gebruik van ‘judgmental words’. Op

die manier wordt een eigen mening als ‘de waarheid’ voorgesteld. Ten slotte maakt men af en toe

gebruik van‘onbenullige vergelijkingen’. Iets is bijvoorbeeld tot 30% goedkoper. Tot 30%? Goedkoper

ten opzichte van wat?

3.3.2. Onlogisch redeneren

Naast deze taalfouten, hebben we soms ook problemen met logische argumentatie. Zo gebruiken

pseudowetenschappers vaak ‘ad hoc hypotheses’ om een antwoord te geven op feiten die een

theorie weerleggen. Zo verkondigen Extra-sensory perception (ESP)-onderzoekers dat ‘vijandige

gedachten’ van toeschouwers een onbewuste invloed hebben op gevoelige meetinstrumenten.

Hierdoor is het onmogelijk om de noodzakelijke reproducties en replicaties uit te voeren bij een

positief ESP-experiment. Indien hun idee ernstig genomen wordt, kan geen enkel ESP-experiment

ooit mislukken, want wat de resultaten ook moge zijn, men kan altijd (ad hoc) beweren dat ze

beïnvloed werden door paranormale krachten.37

Een andere denkfout is ‘het argument van onwetendheid’, waarbij men claimt dat iets waar is, enkel

omdat het (nog) niet foutief bleek (en vice versa met onjuiste zaken). Zoals iemand die in roze

olifanten gelooft, omdat men niet kan bewijzen dat ze niet bestaan. Het is echter noodzakelijk om

een buitengewoon bewijs te geven indien je zo’n buitengewone bewering doet. De redenering (die je

vaak in pseudowetenschappelijke kringen hoort), dat ‘de sceptici maar het tegendeel moeten

bewijzen’, raakt dus kant noch wal.

Page 31: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

27

Verder hanteren sluwe sprekers soms ‘non sequitur’-redeneringen, waarbij de conclusie niet

noodzakelijk volgt uit de premissen. Een illustratie:38

Prem 1: Eén op de vijf mensen is een chinees.

Prem 2: Mijn gezin bestaat uit vijf mensen.

Conclusie: In ons gezin is er dus één persoon een Chinees.

De meeste mensen zullen deze foutieve redenering vrij gemakkelijk doorzien. Non-sequitur

argumentatie wordt echter minder ludiek wanneer het gebruikt wordt om onzin op te spelden.

Hierbij zou ik toch nog even willen opmerken dat het niet is omdat er, zoals in dit geval, sprake is van

een ‘reductio ad absurdum’, dat die twee premissen foutief zijn. Een absurde conclusie mag niet

steeds leiden tot het verwerpen van de oorspronkelijke stellingen.39

‘Slippery slope’-argumenten zijn een specifieke vorm van ‘non sequitur’, waarbij men een

doemscenario onvermijdelijk laat volgen uit premissen die dit niet noodzakelijk teweeg brengen. Een

voorbeeld zal duidelijkheid scheppen: “Eating Ben & Jerry’s ice cream will cause you to put on

weight. Putting on weight will make you overweight. Soon you will weigh 350 pounds and die of

heart disease. Eating Ben & Jerry’s ice cream leads to death. Don’t even try it.”40 De kans dat je

doodgaat van ijs eten is echter miniem en volgt niet noodzakelijk uit de premisse.

Ook worden we soms geconfronteerd met ‘post hoc denkfouten’ waarbij men er onterecht van

uitgaat dat vermits een gebeurtenis aan een andere voorafging, dit noodzakelijk het tweede voorval

veroorzaakt heeft. We hebben de neiging om achter alles een causaal verband te zoeken. Dit is

problematisch om twee redenen. “Ten eerste veronderstellen we een werking van krachten die er

misschien niet zijn, en ten tweede zijn we geneigd gebeurtenissen aan elkaar te koppelen die in

werkelijkheid niets met elkaar te maken hebben.”41 Wanneer je bijvoorbeeld een homeopathisch

middel inneemt tegen een verkoudheid, en je je beter voelt na enkele dagen, wil dit niet zeggen dat

je beterschap noodzakelijk veroorzaakt is door dat middel. De kans dat je verkoudheid na enkele

dagen vanzelf overgaat, is vrij groot.

Een ander veelvoorkomend probleem betreft circulaire redeneringen. “When an argument assumes

what it should be proving, it begs the question”.42 Dit is het geval wanneer dubieuze premissen de

conclusie al in zich meedragen; zoals ‘Abortus is moord, omdat een abortus plegen het

onrechtvaardig doden van een mens is.’ De conclusie zit al vervat in de premisse, aangezien men

veronderstelt dat abortus ontoelaatbaar is.43

Page 32: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

28

Een laatste vorm van onlogisch redeneren is ‘the gambler’s fallacy’. Deze fout wijst op een

gebrekkige kennis in het kansrekenen. Zo gaan vele gokkers (maar ook de modale mens) er van uit

dat wanneer een geldstuk al meerdere keren op ‘kop’ is gevallen de kans groter wordt dat de

volgende worp ‘munt’ zal zijn. Toch is er maar vijftig procent kans op ‘munt’, aangezien de vorige

worpen niets te maken hebben met de volgende.

3.3.3. Psychologische/sociologische valkuilen

Naast taalfouten en onlogisch redeneren, zijn er nog andere misleidende strategieën die inspelen op

onze psyche. Het zijn bizarre, maar niet noodzakelijk onlogische ideeën, die (soms onbewust) een

invloed hebben op ons kritisch denken.

Een mooi voorbeeld hiervan is het ‘ad hominem argument’ waarbij men speelt op de man in plaats

van op de bal. De geldigheid van een argument wordt op die manier afhankelijk van het karakter, de

carrière,… van een persoon. Zo ‘moet je niets geloven wat (ex)-premier Leterme zegt, want hij kent

zelfs het verschil niet tussen de Brabanconne en de Marseillaise.’

‘Poisoning the well’ is een specifiek argument binnen de ‘ad hominem’-categorie waarbij men een

negatieve atmosfeer creëert om het de opponent(en) moeilijker te maken. Wanneer je bijvoorbeeld

‘On the origin of species’ ontleent uit de bibliotheek, en de bibliothecaris zegt dat ‘iedereen die

gelooft in de evolutieleer, geen ziel heeft’; dan is een negatieve sfeer ontstaan, en zal je Darwins

boek misschien op een iets andere manier lezen.

Dikwijls is het ook moeilijk om tegen de stroom in te denken. Hier speelt het ‘ad populum’ argument

op in: wanneer ‘iedereen’ iets denkt, is het juist. Dit klopt uiteraard niet. Toen iedereen dacht dat de

aarde plat was, was ze even rond als nu. Hoeveel mensen iets geloven is dus irrelevant voor de waar-

of valsheid van een bewering.44

Ook kan je je tegenstander misleiden door ‘the red herring’. Hierbij schakelt men tijdens een

discussie over op een ander, irrelevant onderwerp. Dit kan om verschillende redenen: ze hebben

geen argumenten voor hun daden of ideeën, uit luiheid, arrogantie, afgunst, ze willen zichzelf niet

blootgeven,…45 Een andere manier om snel van een vervelende discussie verlost te zijn, is door de

‘straw man fallacy’ te gebruiken: iemands positie schijnbaar onderuit halen, terwijl de persoon in

kwestie deze houding helemaal niet aannam.46 Zo argumenteert Lien voor een legalisering van

cannabis. Karel kraakt dit idee af omdat hij vindt dat je niet bedwelmd achter het stuur mag kruipen.

Hij denkt dat hij Liens idee aanvalt, maar niets wijst erop dat zij voorstander is van rijden onder

invloed.

Page 33: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

29

Handige redenaars maken ook vaak gebruik van een ‘vals dilemma’. Men beperkt het aantal opties,

waardoor een foutief zwart-wit beeld wordt opgedrongen. Zo verkondigde president George W. Bush

in de nadagen van elf september het volgende: “Either you are with us, or you are with the

terrorists.” Wanneer je niet achter de oorlog stond, werd je tot de vijand gerekend. Dit is een vals

dilemma, aangezien hij het aantal opties drastisch inperkte. Zo kan je de terroristische daden

afkeuren, maar ook geen voorstander zijn van een oorlog. Naast valse dilemma’s bestaan er ook

‘valse analogieën’. Hierbij zal men een foute vergelijking maken om een stelling te verdedigen. Zoals

redeneren dat het ‘verkeerd is om twee kinderen op één kamer te laten slapen, omdat het statistisch

bewezen is dat criminelen die met twee in één cel verblijven, zich slechter gedragen.’47 Deze analogie

raakt kant nog wal. Het gedrag van een kind mogen we niet vergelijken met dat van een crimineel.

Een andere drogreden die we regelmatig horen in pseudowetenschappelijke kringen is het ‘argument

van autoriteit’. Dit komt voor in twee vormen. Enerzijds verwijst men naar een autoriteit die ook in

hun absurd idee gelooft; aangezien “Einstein geloofde in God, moet God wel bestaan.”48 Einstein was

dan wel een uitmuntend natuurkundige, maar ook hij kon geen sluitende argumentatie opzetten die

het bestaan van God bewees. Zijn overtuiging was dus op niets ‘meer’ gebaseerd dan de doorsnee

gelovige. Vandaar dat zijn mening over religie geen meerwaarde heeft.

Anderzijds verwijst men soms naar belangrijke personen die men in het verleden ook niet geloofde,

maar die toch juist waren. Toen Galileo Galilei bijvoorbeeld bewees dat de aarde rond de zon

draaide, werd hij daarvoor levenslang opgesloten door de Kerk. Dit argument houdt geen steek

omdat Galileo wel degelijk buitengewone bewijzen had voor zijn buitengewone bewering; dit in

tegenstelling tot pseudowetenschappers.

Page 34: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

30

Eindnoten: ‘Wat is irrationaliteit?’

1 Vermeersch, Etienne, and Braeckman, Johan. De rivier van Herakleitos: een eigenzinnige visie op de wijsbegeerte.

Antwerpen: uitgeverij Houtekiet, 2008. 43. 2 “Niburu: onthullend en bewustmakend nieuws.” Actie oud-burgemeester Vereecke tegen chemtrails. 8 apr. 2010. <

http://www.niburu.nl/index.php?articleID=21533>. 3 Batens, Diderik. Menselijke kennis: pleidooi voor een bruikbare rationaliteit. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2004. 62.

4 Vermeersch, Etienne, and Braeckman, Johan. De rivier van Herakleitos: een eigenzinnige visie op de wijsbegeerte.

Antwerpen: uitgeverij Houtekiet, 2008. 44. 5 Dawkins, Richard. The God Delusion. London: Transworld Publishers, 2006. 49.

6 Caroll, Robert T. and Popa, Christian. “The Skeptic’s Dictionary.” Pseudoscience. 8 febr. 2009. 8 apr. 2010

<http://www.skepdic.com/pseudosc.html>. 7 Culotta, Elizabeth. “On the origin of religion.” Science. 326 (2009): 784.

8 Lynn, R., and Harvy, John., and Nyborg, Helmuth. “Average intelligence predicts atheism rates across 137 nations.”

Intelligence. (2008): 1-5. 9 Bell, P. “Would you believe it?” Mensa Magazine. (2002): 12-13.

10 Batens, Diderik. Menselijke kennis: pleidooi voor een bruikbare rationaliteit. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2004. 61.

11 Weber, Erik. Wetenschapsfilosofie. Gent: Academia Press, 2007. 28-50, 77-103.

12 Hood, Bruce M. SuperSense: waarom we in het bovennatuurlijke geloven.Leuven: uitgeverij Van Halewyck, 2009. 174.

13 Weber, Erik. Wetenschapsfilosofie. Gent: Academia Press, 2007. 36-37.

14 Ibid. 37.

15 Ibid. 79.

16 Ibid. 79.

17 Ibid. 80.

18 Ibid.

19 Batens, Diderik. Menselijke kennis: pleidooi voor een bruikbare rationaliteit. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2004. 65.

20 Vermeersch, Etienne, and Braeckman, Johan. De rivier van Herakleitos: een eigenzinnige visie op de wijsbegeerte.

Antwerpen: uitgeverij Houtekiet, 2008. 113-114. 21

Boudry, Maarten. “De naakte keizers van de psychoanalyse: De Immunisatiestrategieën van een Pseudowetenschap.” Thesis. Ugent. 6. 22

Bassham, Gregory, and Irwin, William, and, Nardone, Henry, and, Wallace, James M. Critical Thinking: A Student’s Introduction. New York: The McGraw-Hill Companies, 2008. 479-480. 23

Weber, Erik. Wetenschapsfilosofie. Gent: Academia Press, 2007. 94. 24

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Homeopathie. 8 apr. 2010, <http://nederlands.skepdic.com/dict_homeopathie.htm>. 25

Tipler, Frank J. The physics of immortality: modern cosmology, god and the resurrection of the dead. London: Macmillan, 1995. 1-517. 26

Ellis, George. “Piety in the sky.” Nature. 371 (1994): 115. 27

Rasmussen, Seth C. “The History of Science as a Tool To Identify and Confront Pseudoscience.” Journal of Chemical Education. 84/6 (2007): 949. 28

Ibid. 29

Callewaert, Anneleen. “What is ‘the Secret’ of life?” Filosofische vaardigheden en methodiek III. Paper. 3de

bachelor, Ugent, 2008.; Byrne, Rhonda. The Secret. Australia: Prime Time Productions, 2006. 30

Crevits, Luc. Mijn geest van vlees en bloed: neurobiologische verkenningen naar menselijk gedrag. Gent: Academia Press, 2007. 188-190. 31

“University of metafysics.”Aims, goals, mission. 8 apr. 2010. <http://www.universityofmetaphysics.com/prospectus/aims-goals-mission.htm>. 32

Van Loocke, Philip. Logica en wetenschapsfilosofie I Gent: 2006-2007. 252-254. 33

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 1-239.; Bassham, Gregory, and Irwin, William, and, Nardone, Henry, and, Wallace, James M. Critical Thinking: A Student’s Introduction. New York: The McGraw-Hill Companies, 2008. 1-497.; Haskins, Greg R. A practical guide to critical thinking. 8 apr. 2010. <http://www.skepdic.com/essays/Haskins.html>. 34

Haskins, Greg R. A practical guide to critical thinking. 8 apr. 2010. <http://www.skepdic.com/essays/Haskins.html>. 35

Tolle, Eckhart. De kracht van het nu. Deventer: uitgeverij Ankh-Hermes, 2001. 1-191. 36

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 38. 37

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Ad-hoc-hypothese. 8 apr. 2010 <http://nederlands.skepdic.com/dict_adhoc.htm >. 38

“The independent.” Tim Vine: down the barrel of a pun. 8 may 2005. 14 apr. 2010. <http://www.independent.co.uk/arts-entertainment/theatre-dance/features/tim-vine-down-the-barrel-of-a-pun-527562.html>. 39

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other Confusions of our Time. New York: W.H. Freeman and Company, 1997. 58. 40

Ibid. 41

Hood, Bruce M. SuperSense: waarom we in het bovennatuurlijke geloven.Leuven: uitgeverij Van Halewyck, 2009. 32.

Page 35: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

31

42

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 110. 43

Ibid. 44

Ibid. 114. 45

Ibid. 116. 46

Caroll, Robert T. and Brill, Steven. “The Skeptic’s Dictionary.” Straw man fallacy. 22 apr. 2010. <http://www.skepdic.com/refuge/ctlessons/lesson9.html>. 47

Haskins, Greg R. A practical guide to critical thinking. 8 apr. 2010. <http://www.skepdic.com/essays/Haskins.html>. 48

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 113.

Page 36: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

32

4. Ook verstandige mensen kunnen irrationeel zijn: een illustratie

Uiteraard kunnen ook verstandige mensen irrationeel zijn. Om dit aan te tonen bespreken we Arthur

Conan Doyle, auteur van de Sherlock-Holmes avonturen, als case study. Deze verstandige man was

namelijk een fervent aanhanger van het spiritisme. Na een beknopt overzicht van zijn leven en

ideeën, verklaren we waarom deze intelligente persoon toch enkele vreemde overtuigingen had. Ik

besef goed dat deze case study geen wetenschappelijk fundament verschaft voor mijn argumentatie.

Deze illustratie dient eerder als basis en vertrekpunt voor de theoretische stellingen die later nog

volgen.

4.1. Arthur Conan Doyle: biografie

Voordat we Doyles leven en werk bespreken, wil ik toch nog even vermelden dat dit uiteraard geen

volledige biografische weergave is. De nadruk ligt namelijk op elementen die ik belangrijk acht voor

het vervolg van deze thesis.

Arthur Conan Doyle was een Schotse arts en schrijver die leefde van 1859 tot 1930. Hij kwam uit een

katholiek gezin van tien kinderen, waarvan drie hun jeugd niet overleefden. Zijn vader, Charles Doyle,

werkte aan de overheid. Verder was hij kunstenaar, maar verdiende amper geld met zijn werken. Hij

was vaak depressief en had een alcoholverslaving. Zowel Charles als zijn broer Richard ‘Dick’ Doyle,

waren geïnteresseerd in ‘het bovennatuurlijke’. Zo is er een sketchboek van Arthurs vader

teruggevonden met tekeningen van fabelachtige figuren, waarvan hij beweerde dat hij deze echt

zag.1 Dick Doyle was een bekend illustrator voor Punch-magazine en had als kind visioenen van elfjes

en ‘gnomes’, wat later uitgroeide tot een voorliefde voor folklore, legendes, goblins, geesten,…2

Arthur kwam goed overeen met zijn nonkel:

“Dick entertained his nephew by showing him his studio, full of paintings and drawings of goblins and

fairies, elves and ghosts dragons and witches. He also told young Arthur some of his favourite stories

of fairies and ghosts and legends, thoroughly indoctrinating him into the ‘other world’ which also

captivated Arthur’s father.”3

Arthur had ook een sterke band met zijn moeder, Mary Doyle: een verstandige vrouw die erg goed

kon vertellen. Haar verhalen hadden een grote invloed op de jonge Arthur, zoals hij zelf aangeeft in

zijn biografie:

“In my early childhood, as far as I can remember anything at all, the vivid stories she would tell me

stand out so clearly that they obscure the real facts of my life.”4

Page 37: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

33

Toen hij negen werd, moest Arthur naar de jezuïetenschool van Stonyhurst. Het waren donkere

jaren. Hij begon na te denken over zijn religieuze ideeën, waarop hij het katholicisme verwierp en

agnost werd.5 Nadien studeerde Arthur geneeskunde; niet omdat het een roeping was, wel omdat hij

zijn ouders financieel wou bijstaan. Dit weerhield hem echter niet om, reeds tijdens zijn

studentenjaren, tal van kortverhalen te schrijven.

In augustus 1885 trouwde hij met Louisa Hawkins. Het was rond die tijd dat hij op de proppen kwam

met Sherlock Holmes. Doyle schreef in 1889 nog een andere, voor ons interessantere, novelle: ‘The

Mystery of Cloomber’, een verhaal over het leven na de dood van drie haatdragende boeddhisten.

“This story illustrates the most serious and incomprehensible schism in Conan Doyle’s personality.

Under one hand, he was capable of writing brilliantly about deduction and pure logic, on the other,

he was obviously fascinated by and inexorably drawn to the paranormal and ultimately to spiritism.”6

In de lente van 1891 werd een ernstige griepaanval hem bijna fataal. Toen Doyle herstelde besloot hij

om zich volledig te storten op het schrijven en zijn medische carrière achterwege te laten.7 Enkele

jaren later kreeg zijn vrouw tuberculose. Haar ziekte en de dood van zijn vader werden Doyle te veel.

Hij sukkelde in een depressie, wat zijn fascinatie voor het spiritisme aanwakkerde. Doyle sloot zich

aan bij ‘the Society for Psychical Research’, een organisatie die zich onder andere bezighoudt met

parapsychologie. Zijn lidmaatschap “was considered to be a public declaration of his interest and

belief in the occult.”8

Na de dood van zijn vrouw in 1906 was Doyle opnieuw enkele maanden depressief. Een jaar later

hertrouwde hij, ditmaal met Jean Leckie. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak, gaf hij zich tevergeefs

(voor de tweede maal) op voor vrijwillige legerdienst. In die oorlog verloor Doyle zijn zoon Kingsley,

zijn broer, twee schoonbroers en twee neven.9 Het was niet alleen voor Doyle een harde tijd. Veel

mensen gingen op zoek naar een leven na de dood, en klampten zich wanhopig vast aan de

geruststellende spiritistische ideeën. Na de oorlog schreef Doyle enkele boeken over het spiritisme,

zoals ‘The New Revelation: or, What Is Spiritualism?’, ‘The Vital Message’, ‘Spiritualism: Some

Straight Questions and Direct Answers’, ‘The Wanderings of a Spiritualist’,… Door deze (schijnbaar)

plotse ommekeer van een rationeel arts en schrijver naar een dwalende spiritist, verloor Doyle veel

van zijn prestige. De ‘elfjesheisa’ was het tragisch dieptepunt. In 1922 schreef Doyle namelijk ‘The

Coming of the Fairies’, waarin hij argumenteert dat de ‘Cottingley Fairy’ foto’s echt zijn, en elfjes dus

bestaan (maar straks meer hierover). Arthur Conan Doyle stierf op 7 juli 1930.

Page 38: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

34

4.2. Het spiritisme10

Doyle was dus een fervente aanhanger van het spiritisme. In dit deel leggen we even kort uit waar

een spiritist in gelooft en waarom dit irrationeel is.

Het spiritisme is een beweging die ontstond in 1848 naar aanleiding van de Fox-zusjes die beweerden

te communiceren met geesten via geklop op tafel.11 Dertig jaar later gaven ze hun bedrog toe; dit

heeft echter weinig effect gehad: heel wat mensen bleven geloven in reïncarnatie en praten met de

doden via seances. Vandaag baseren spiritisten zich op de ideeën van Allan Kardec, pseudoniem voor

Hippolyte Léon Denizard Rivail, een Franse leerkracht uit de jaren 80. Hij schreef tal van

pseudowetenschappelijke boeken die de basis vormen van het spiritistisch geloof: ‘The Spirit’s Book’,

‘The book on Mediums’, ‘The Gospel According to Spiritism’, ‘Heaven and Hell’ en ‘The Genesis

According to Spiritism’.

Zelf definiëren de spiritisten hun geloof als volgt:

“Spiritism is, at once, a science, a philosophy, and a religion. It teaches us about our eternal lives, as

spirits created by God, including: our origin and the process of evolution through reincarnation; our

relationship and means of communication with God and the discarnate beings of the spirit realm; and

the moral and physical laws that govern life.”12

Het spiritisme beweert dus zowel wetenschappelijk, filosofisch als religieus van aard te zijn. Het is

mijn bedoeling om aan te tonen dat het spiritisme een pseudowetenschap is. Vandaar dat we de

bespreking van het filosofische en religieuze deel achterwege laten. We gaan dus enkel het

‘wetenschappelijk stuk’ verduidelijken.

Volgens het spiritisme bestaat de wereld uit ‘the cosmic fluid’, een element dat zowel ‘geest’ als

‘materie’ in zich draagt en in deze vormen kan verschijnen. De onzichtbare wereld bestaat uit

‘spiritual fluids’, analoog aan materie die we kennen uit de zichtbare wereld. Geesten kunnen die

‘spiritual fluids’ beïnvloeden, organiseren, vormen,… door een combinatie van ‘thought and will’;

want “fluids carry thoughts just as the air carries sound.”13 Gedachten worden dus in golven door de

‘fluids’ overgedragen zoals geluid via de lucht. Geesten kunnen onze gedachten lezen via ‘fluidic

images’ wanneer ze zich focussen op een bepaald idee, een actie, een persoon,… Verder hebben de

‘fluids’ geen typische eigenschappen. Ze passen zich aan en worden beïnvloed door hun omgeving.

Zo kan een slechte situatie een ‘fluid’ verontreinigen. Ook ‘the vital principle’ is van belang; dit is een

Page 39: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

35

modificatie van ‘the cosmic principle’ en schenkt leven aan alles en iedereen die deze kracht kan en

wil ontvangen. Wanneer we doodgaan keert het ‘vital principle’ terug naar ‘the cosmic fluid’.

Men beweert dat dit wetenschappelijke principes zijn, maar deze vreemde ‘theorie’ is helemaal niet

onderzocht. De spiritisten veronderstellen dus, zonder enig bewijs, dat hun ideeën correct zijn. Het

feit dat Allan Kardec de verschillende soorten ‘fluids’ in zijn boeken heeft uitgelegd, is voor hen

voldoende om ze te geloven. Hij misleidt hen echter met erg moeilijk taalgebruik, vakjargon en

doublespeak. De spiritisten veronderstellen het bestaan van een onzichtbare wereld, een wereld

waar geesten leven. Ik zie geen mogelijkheid om dit wetenschappelijk te staven, tenzij men

experimenten kan doen in of op die ‘onzichtbare wereld’. Maar indien zo’n spirituele wereld zou

bestaan, dan nog is hun theorie op niets gebaseerd. Het doet me wat denken aan de opdeling die

Dante maakte in de ‘Divina Commedia’: hij veronderstelt het bestaan van hemel en hel, en legt ons

vervolgens de werking uit. De spiritisten doen eigenlijk net hetzelfde: ze veronderstellen een

tweedelige wereld, en leggen vervolgens uit hoe de ‘onzichtbare wereld’ werkt. Op die manier kan je

alles ‘bewijzen’. In principe kunnen de spiritisten gelijk hebben, maar de kans is erg klein dat de

wereld zo in elkaar zit. Men maakt een buitengewone bewering, maar doet zelfs geen poging om er

een bewijs voor te vinden. Dit is voor hen niet nodig, aangezien de boeken van Kardec en het

‘zogezegde contact’ met geesten voldoende zijn.

Ik vermoed dat de gedachte van een leven na de dood en het kunnen communiceren met een dode

geliefde voor de spiritisten te aantrekkelijk is, waardoor ze hun kritische blik verliezen. Los hiervan is

het belangrijkste punt dat het merendeel van hun ideeën onfalsifieerbaar zijn, waardoor de

spiritisten niet voldoen aan het belangrijkste kenmerk van een wetenschap. Het spiritisme doet zich

dus graag voor als een wetenschap, maar is dit allesbehalve. Vandaar dat het irrationeel is om hun

leer te verkondigen. Toch was de verstandige Doyle een aanhanger van dit spiritisme. Vandaar dat hij

uitermate geïnteresseerd was in het verhaal van twee meisjes die beweerden elfjes te zien…

Page 40: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

36

4.3. The Coming of the Fairies

‘The Coming of the Fairies’ is een boek dat Doyle schreef naar aanleiding van ‘The Cottingley Fairies’-

foto’s. Deze werden genomen door de tien jaar oude Frances Griffith en haar zestienjarige nicht Elsie

Wright. Ze beweerden dat ze elfjes gefotografeerd hadden. Elsies vader, Arthur Wright, was niet

overtuigd: “He knew that his daughter was a good artist, who had for many years delighted in

drawing figures of fairies.”14 Maar de moeders van de meisjes, Polly Wright en Annie Griffiths,

twijfelden. Toen Mevrouw Wright enkele jaren later naar een theosofische lezing ging, vroeg ze aan

de spreker of de foto’s echt konden zijn. De bal ging aan het rollen. Edward Gardner, voorzitter van

de Londense theosofische Blavatsky Loge, onderzocht de zaak en stond in contact met Arthur Conan

Doyle. Het was Gardner “who should handle the personal side of the matter, while I (Doyle) should

examine the results and throw them into literary shape.”15 Uiteindelijk komt Doyle tot de conclusie

dat de foto’s echt zijn, en elfjes bestaan. Dit werd tientallen jaren later ontkracht. Het was een Britse

fotograaf opgevallen dat de waterval op de achtergrond van de eerste foto (Frances and the fairies)

wazig is. Dit terwijl de vleugels van de elfjes helder te zien zijn. De enige verklaring hiervoor is dat de

‘elfjes’ niet bewogen. Bovendien vond goochelaar en skepticus James Randi de gelijkenis tussen de

elfjes op de foto’s en die in de ‘Princess Mary's Gift Book’, een populair kinderboek, erg treffend.

Frances en Elsie gaven uiteindelijk toe dat de foto’s inderdaad nep waren, en dat ze de elfjes uit het

boek hadden overgetekend.16

Page 41: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

37

Frances and the Fairies. 17

(de waterval op de achtergrond is wazig, terwijl de vleugels van de elfjes goed zichtbaar zijn)

Vergelijking tussen de elfjes op de foto’s en die uit ‘Princess Mary's Gift Book’18

Page 42: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

38

Het is niet de bedoeling om Doyles speurwerk met betrekking tot de Cottingley-foto’s volledig te

analyseren. In wat volgt concentreren we ons op enkele van zijn irrationele denkfouten, en tonen we

hoe hij kritiek moeiteloos omzeilde. Na deze korte uiteenzetting buigen we ons over de vraag

waarom een verstandige persoon als Arthur Conan Doyle in elfjes geloofde.

Wanneer je ‘The Coming of the Fairies’ leest, is het opvallend dat Doyle niet als een ondoordachte

idioot overkomt, maar eerder als ‘Sherlock’, de detective die ‘de waarheid’ wil achterhalen. Hij laat

uitschijnen dat de zaak op een wetenschappelijke wijze onderzocht werd; dit is echter niet het geval.

Doyle kende de principes wel, maar paste ze niet correct toe. Zo eiste hij (terecht) nog andere foto’s,

dit keer gemaakt in het bijzijn van een ‘disinterested witness’. De spiritistische Gardner was de

‘neutrale ooggetuige’ van dienst. Toen hij de meisjes bezocht, vroeg hij hen enkel om met zijn eigen

toestel nieuwe foto’s te maken. Van een ‘onpartijdige observatie’ was dus geen sprake.

Het is niet enkel deze geveinsde wetenschappelijke indruk die de lezer verblindt. Ik ben het met Alex

Owen eens wanneer hij schrijft in ‘borderland forms’ dat ook brieven een centrale en misleidende rol

spelen in Doyles Fairy-boek.

“The letters suggest that he left no stone unturned in the search for Gardner (thereby implying the

thorough-ness of his investigation as a whole), whilst simultaneously conveying the message that

there are other sensible, educated, and responsible individuals – individuals with highly respectable

London addresses- who take a serious interest in such matters.”19

Ondanks het feit dat Doyle die ‘vermomde autoriteitsargumenten’ regelmatig gebruikt, deed hij dit

volgens mij onbewust. Het was zeker niet zijn bedoeling om anderen te misleiden met drogredenen.

Hij schetst zijn ‘onderzoek’ en toont de elementen die hem overtuigden in zijn elfjesgeloof. Doyle

rechtvaardigde zijn eigen ideeën door onder andere te verwijzen naar hoog aangeschreven

personen, personen die hij vertrouwde en bovendien overtuigd waren van de echtheid van de foto’s.

Sommigen onder hen waren misschien wel verstandig, maar begaven zich ook op een volledig

onbekend ‘elfjesdomein’, waardoor hun mening geen toegevoegde waarde was.

Ook liep Doyle in de val van de ‘confirmation bias’. Hij wou zijn spiritistisch geloof bevestigd zien via

het bestaan van elfjes. Elementen die in die richting wezen, nam hij gretig aan, terwijl hij negatieve

aspecten negeerde of ontkrachtte, enkel vanuit de idee dat zijn visie correct was. Doyle verloor dus

zijn kritische blik. Dit komt onder andere tot uiting in een brief aan Gardner. Toen deze, na een

bezoek aan de meisjes, nog drie andere foto’s kon voorleggen, schreef Doyle het volgende:

“My heart was gladdened when out here in far Australia I had your note and the three wonderful

prints which are confirmatory of our published results. You and I needed no confirmation, but the

Page 43: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

39

whole line of thought will be so novel to the ordinary busy man who has not followed psychic inquiry,

that he will need that it be repeated again and yet again before he realizes that this new order of life

is really established and has to be taken into serious account.”20

Doyle geeft hier toe dat hij geen bewijzen nodig had om te geloven in elfjes. Hij was uiteraard blij dat

zijn ideeën geconfirmeerd werden, maar bij een negatief resultaat had hij zijn standpunt

waarschijnlijk niet veranderd.

Kritische bedenkingen kon de verstandige Doyle handig afwimpelen. Zoals het feit dat de elfjes op

papier lijken; dit komt volgens hem doordat ze geen schaduw hebben, en er daardoor nogal plat

uitzien op foto. Verder beweerden fotografen dat ze perfect een gelijkaardige foto konden maken.

Het is echter niet omdat men een soortgelijke vervalsing kan creëren, dat de foto’s van de meisjes

niet echt zouden zijn. Ook vond hij het onwaarschijnlijk dat twee onschuldige kinderen foto’s zouden

vervalsen. Bovendien had Gardner de foto’s onder andere laten bestuderen door meneer Snelling,

een erg goede fotograaf die veel ervaring had met trucage. Doyle citeert Snellings reactie op de

eerste twee foto’s in ‘Coming of the fairies’:

“These two negatives,“ he says, “are entirely genuine, unfaked photographs of single exposure, open-

air work, show movement in the fairy figures, and there is no trace whatever of studio work involving

card or paper models, dark backgrounds, painted figures, etc. In my opinion, they are both straight

untouched pictures.”21

Dat Doyle oren had naar de mening van Snelling was niet geheel onterecht. Dit had echter niet

mogen opwegen tegen het negatieve oordeel van tal van andere fotografen en overige tekenen van

vervalsing. Neem bijvoorbeeld de volgende foto: Elsie and the gnome.22

Page 44: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

40

Elsies hand lijkt kunstmatig uitgerokken, dit om de illusie te wekken dat de gnome op haar hand

komt zitten. Ook Doyle had dit opgemerkt, en het probleem aan Elsie voorgelegd:

“The girl‘s hand? Well, she laughingly made me promise not to say much about it, it is so very

long!”23 Met deze sussende geruststelling veegt Doyle het probleem handig onder tafel. Hij negeerde

het feit dat Elsie nog bij een fotograaf had gewerkt, en dus foto’s kon manipuleren. Verder zien we in

het midden van de ‘gnome’ een speldenkopje die het figuurtje recht hield. Volgens Doyle was dit de

navel van de ‘gnome’, en was bij deze bewezen dat ‘gnomes’ zich voortplanten zoals mensen.

Ook bij deze foto24 is er iets vreemds aan de hand.

Elsie kijkt naast het elfje. “The reason seems to be that the human eye is disconcerting. If the fairy be

actively moving it does not matter much, but if motionless and aware of being gazed at then the

nature-spirit will usually withdraw and apparently vanish. With fairy lovers the habit of looking at

first a little sideways is common.”25 Een verstandig persoon als Doyle kon zijn irrationele ideeën dus

blijkbaar erg goed rationaliseren.

Ook is het nogal vreemd dat enkel de meisjes de elfjes zagen. Dit was volgens Doyle en de spiritisten

logisch omdat kinderen vatbaarder zijn voor ‘het paranormale’ dan volwassenen. Bovendien zullen

elfjes eerder geneigd zijn om hen op te zoeken omdat kinderen minder angstaanjagend zijn.

Daarnaast vond onder andere Maurice Hewlett het merkwaardig dat “a mechanical operation, where

human agency has done nothing but prepare a plate, focus an object, press a button, and print a

picture, has rendered visible something which is not otherwise visible to the common naked eye.”26

Page 45: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

41

Dat een onzichtbaar elfje gefotografeerd kon worden, was algemeen aanvaard binnen de

spiritistische beweging. Doyle stelde deze aanname dan ook niet in vraag.

4.4. Waarom Arthur Conan Doyle in elfjes geloofde

We moeten dit irrationeel elfjesgeloof kaderen in een breder geheel, namelijk dat van het spiritisme.

Toen Doyle hoorde over de Cottingley-faries, zag hij zijn kans schoon om eindelijk komaf te maken

met de materialistische ingesteldheid van de wetenschap.

“The recognition of their existence will jolt the material twentieth-century mind out of its heavy ruts

in the mud, and will make it admit that there is a glamour and a mystery to life. Having discovered

this, the world will not find it so difficult to accept that spiritual message supported by physical facts

which has already been so convincingly put before it.”27

Na deze ‘tragische’ val van het materialisme, kan het spiritisme opbloeien, en eindelijk de erkenning

krijgen die het verdient. Vanuit Doyles standpunt was het dus helemaal niet zo vreemd dat hij geloof

hechtte aan de foto’s, aangezien elfjes perfect pasten binnen het spiritistische paradigma.28 Volgens

hen zijn elfjes ‘borderland forms’, wezens op de rand van de ‘materiële’ en ‘spirituele’ wereld, “only

separated from ourselves by some difference of vibrations”.29

Doyles geloof in elfjes vloeide als het ware ‘logisch’ voort uit zijn spiritistische ideeën. Ook was er in

die tijd, net na WOI, een wijdverspreide fascinatie voor elfjes.30 Dit is echter geen voldoende

verklaring voor Doyles overtuigingen. De vraag blijft waarom hij zich liet meedrijven met die

irrationele stroom. Volgens mij heeft dit te maken met een combinatie van factoren. Er zijn

biologische kenmerken enerzijds, en typische karaktertrekjes van verstandige personen anderzijds,

die irrationeel gedrag beïnvloeden. Bovendien zullen belangrijke gebeurtenissen en persoonlijke

achtergrond een doorslaggevende invloed hebben op irrationele overtuigingen.

Wat Doyle betreft, is het duidelijk dat hij als kind ondergedompeld werd in een fantasierijke

omgeving. Zijn moeder vertelde hem erg levende verhalen, en zowel zijn vader als nonkel beweerden

elfjes te zien. Doyle keek op naar deze mensen, en werd er hoe dan ook door beïnvloed. De fascinatie

voor het ‘bovennatuurlijke’ zat er dus al van jongs af aan ingebakken. Ook heeft Doyle enkele

donkere periodes in zijn leven doorgemaakt. Zijn depressies riepen filosofische vragen op, en

wakkerden zijn spiritistische interesses aan. Het is opvallend dat hij niet ‘plots’ in het spiritisme

geloofde. Het was eerder een sluimerende theorie, die na zware gebeurtenissen in zijn leven

geleidelijk de overhand kreeg.

Page 46: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

42

Maar waar zit dan het verschil tussen de irrationele ideeën van een verstandig persoon als Doyle, en

dat van de modale, onbezonnen gelovige? Deze laatste groep mensen argumenteren niet waarom

hun standpunt correct is. Ze geloven erin omdat ze dat willen, omdat verstandige personen zoals

Doyle erin geloven, omdat ze ‘aanvoelen’ dat er een leven na de dood is,… Doyle kon zijn

spiritistische overtuigingen rationaliseren. Hij geloofde in het spiritisme omdat het volgens hem waar

was. Hij kon er ‘goede redenen’ voor geven. Doordat hij verstandig was, was hij in staat om een

compleet irrationele gedachte in een schijnbaar wetenschappelijk jasje te stoppen, waardoor hij zijn

ideeën kon verantwoorden ten opzichte van zichzelf en anderen. Het was ook erg moeilijk om tegen

een man als Arthur Conan Doyle in te gaan. Hij was koppig, kon op sommige zaken erg compulsief, ja

bijna kinderachtig, reageren. Bovendien was Doyle behoorlijk vastberaden en wou hij iets betekenen

voor de wereld. Zijn ‘sterk karakter’ stimuleerde hem om de rationalisatie van een absurd idee

halsstarrig te verdedigen. Naast deze persoonlijke achtergrond zijn er nog andere redenen te geven

waarom geen enkel verstandig persoon immuun is tegen irrationaliteit.

Page 47: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

43

Eindnoten: ‘Ook verstandige mensen kunnen irrationeel zijn: een illustratie’

1 Roden, Barbara. “The Arthur Conan Doyle Society.” The Coming of the fairies: an alternative view of The Cottingley Fairies.

2003. 8 apr. 2010, < http://www.ash-tree.bc.ca/acdsfairies.htm>. 2 Ibid.

3 Ibid.

4 “The Official Website of the Sir Arthur Conan Doyle Literary Estate.” Sir Arthur Conan Doyle Biography. 8 apr. 2010, <

http://www.sherlockholmesonline.org/Biography/index.htm>. 5 Roden, Christopher. “The Arthur Conan Doyle Society.” Arthur Conan Doyle: a brief biographical study. 2003. 8 apr. 2010.

< http://www.ash-tree.bc.ca/acdsbio.htm>. 6 “The Official Website of the Sir Arthur Conan Doyle Literary Estate.” Sir Arthur Conan Doyle Biography. 8 apr. 2010, <

http://www.sherlockholmesonline.org/Biography/index.htm>. 7 Ibid.

8 Ibid.

9 Ibid.

10 “Explore Spiritism: an Introduction to Spiritism, codified by Allan Kardek.” 8 apr. 2010,

<http://www.explorespiritism.com/>. 11

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Spiritisme. 8 apr. 2010, <http://nederlands.skepdic.com/dict_spiritisme.htm>. 12

“Explore Spiritism: an Introduction to Spiritism, codified by Allan Kardek.” 8 apr. 2010, <http://www.explorespiritism.com/>. 13

“Explore Spiritism: an Introduction to Spiritism, codified by Allan Kardek.” The Triple Aspect of Spiritism. 8 apr. 2010, <http://www.explorespiritism.com/SCIENCE%20start.htm>. 14

Roden, Barbara. “The Arthur Conan Doyle Society.” The Coming of the fairies: an alternative view of The Cottingley Fairies. 2003. 8 apr. 2010, < http://www.ash-tree.bc.ca/acdsfairies.htm>. 15

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press, 1922. 7. 16

Goldman, David. “A Real-Life Fairy-tale.” Biography Magazine. (2000): 28. 17

“Museum of Hoaxes.” The Cottingley Fairies. 8 apr. 2010, <http://www.museumofhoaxes.com/hoax/photo_database/image/the_cottingley_fairies/>. 18

Ibid. 19

Owen, Alex. “Borderland Forms: Arthur Conan Doyle, Albion’s Daughters, and the Politics of the Cottingley Fairies.” History Workshop. 38 (1994): 63. 20

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press, 1922. 54. 21

Ibid. 28. 22

“Museum of Hoaxes.” The Cottingley Fairies. 8 apr. 2010, <http://www.museumofhoaxes.com/hoax/photo_database/image/the_cottingley_fairies/>. 23

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press, 1922. 26. 24

“Museum of Hoaxes.” The Cottingley Fairies. 8 apr. 2010, <http://www.museumofhoaxes.com/hoax/photo_database/image/the_cottingley_fairies/>. 25

Ibid. 26

Owen, Alex. “Borderland Forms: Arthur Conan Doyle, Albion’s Daughters, and the Politics of the Cottingley Fairies.” History Workshop. 38 (1994): 65. 27

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press, 1922. 30. 28

Owen, Alex. “Borderland Forms: Arthur Conan Doyle, Albion’s Daughters, and the Politics of the Cottingley Fairies.” History Workshop. 38 (1994): 68. 29

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press, 1922. 1. 30

Owen, Alex. “Borderland Forms: Arthur Conan Doyle, Albion’s Daughters, and the Politics of the Cottingley Fairies.” History Workshop. 38 (1994): 50.

Page 48: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

44

5. Waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn

Doyles case illustreert dat rationaliteit en intelligentie blijkbaar niet steeds hand in hand gaan.

Stanovich definieert dit bizarre gegeven als: “dysrationalia, meaning the inability to think and behave

rationally despite having adequate intelligence.”1 Op dit concept is veel kritiek gekomen door zowel

Kavale als Sternberg. Dit echter niet zozeer op de inhoud, maar eerder op de manier waarop

Stanovich ‘dysrationalia’ voorstelde als een leerstoornis. In wat volgt tonen we aan dat het voor

iedereen ‘onnatuurlijk’ is om volledig rationeel te zijn. Vandaar dat we hoogstwaarschijnlijk niet te

maken hebben met een leerstoornis die enkel verstandige mensen treft. Los van deze discussie,

bespreken we in dit deel de oorzaken van dysrationalia: ‘basic human limitations’ enerzijds,

‘eigenschappen die slimme mensen typeren’ anderzijds.

5.1. ‘Basic human limitations’2

“Ons brein wordt dagelijks overstelpt met uiteenlopende opvattingen en beweringen over talloze

onderwerpen. Zonder daar bewust bij stil te staan, verwerken we voortdurend informatie en bouwen

we onze overtuigen over de wereld op. In de eerste plaats baseren we ons daarvoor op onze eigen

directe ervaringen, maar even vaak doen we een beroep op getuigenissen, persoonlijke intuïties, de

autoriteit van anderen, ons zogenaamde gezond verstand, anekdotische verhalen, enzovoort.”3 Er

zijn dus twee ‘kanalen’ die ons informatie verschaffen: externe (vaak onbetrouwbare) bronnen

enerzijds, zintuiglijke gegevens anderzijds. Alle verworven informatie is gekleurd. Dit geldt ook voor

‘betrouwbare’ eigen ervaringen omdat onze zintuiglijke capaciteiten begrensd zijn. Bovendien

filteren en interpreteren onze hersenen alle gegevens zodat we nooit een volledig beeld van onze

omgeving krijgen. Iedereen wordt voortdurend misleid waardoor irrationeel gedrag vaak losstaat van

het intelligentieniveau van een persoon. In dit deel halen we enkele van deze ‘basic human

limitations’ aan. De focus ligt hier eerder op het ‘biologische’ en dient als aanvulling van de reeds

besproken drogredenen.

Een eerste probleem is ‘apophenia’: het ‘herkennen’ van onbestaande patronen. Dit kan vrij

onschuldig zijn, zoals het zien van figuurtjes in de wolken, maar kan ook aanleiding geven tot

irrationele ideeën. Zo zijn er mensen die beginnen geloven in Jezus, nadat hij ‘verschenen’ is op hun

broodje. Meer specifiek spreekt men soms over ‘pareidolia’ wanneer men een vage stimulus erg

helder percipieert. Dit was in een ver verleden ongetwijfeld enorm handig om aankomend wild te

ontlopen, maar vandaag de dag kan ‘pareidolia’ onder meer de oorzaak zijn van geloof in

klopgeesten.4 Verstandige mensen blijven zeker niet gespaard van deze cognitieve misleiding. Het is

Page 49: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

45

zelfs opmerkelijk dat veel slimme mensen erg goed zijn in patroonherkenning, denk maar aan

schaken of ingewikkelde wiskundige oefeningen oplossen.

Naast onze capaciteit om onbestaande patronen te ‘herkennen’, merken we soms ook bepaalde

zaken niet op die wel degelijk aanwezig zijn. Met betrekking tot deze ‘inattentional blindness’ is er de

bekende video van Daniel Simons en Christopher Chabris. Aan een publiek werd gevraagd om het

aantal passen in een basketbalspel te tellen. Toen er op een gegeven moment een persoon, verkleed

als gorilla, door het spel liep, had maar de helft van de mensen dit gezien. Dit opmerkelijk resultaat

wordt in hun boek, ‘The invisible Gorilla’, bevestigd door talloze wetenschappelijke bevindingen en

experimenten. Het is dus mogelijk om bepaalde zaken niet op te merken wanneer we ons focussen

op iets anders.5 Dit gebrek belemmert onze rationele kijk op zaken, aangezien we onszelf een

misvormd beeld van de werkelijkheid voorschotelen, en dus vaak niet alle aanwezige elementen in

rekening kunnen brengen.

Ook houden we ons regelmatig voor de gek door ‘wishful thinking’ waarbij we “feiten, verslagen,

gebeurtenissen, waarnemingen, enz. interpreteren volgens wat we zouden willen dat het geval is,

niet volgens de werkelijke bewijzen.”6 Zo zal een parapsycholoog een déjà vu interpreteren als een

‘bewijs voor uittredingen’. Dit omdat ze denken dat onze ‘ziel’, wanneer het (zogezegd) uit ons

lichaam treedt, zich in de toekomst kan bevinden, en hierdoor dingen ziet en meemaakt die ons

nadien bekend voorkomen.7 Dit is een mooi staaltje van wishful thinking, aangezien de neurologie

een déjà vu al jaren perfect kan verklaren door een ‘kortsluiting’ in de hersenen. Wishful thinking ligt

ook vaak aan de basis van het ‘forer-effect’, dat verwijst naar de neiging om een vage

persoonsbeschrijving te aanvaarden als een unieke karakterschets. Dit omdat positieve kenmerken,

die vaak niet op ons profiel van toepassing zijn, erg vleiend overkomen. Met behulp van wat wishful

thinking accepteren we dus sneller een verkeerde typering.8

Fouten die de astroloog dan nog maakt, worden snel vergeven door de ‘confirmation bias’, een

begrip dat duidt op het selectief zoeken naar bevestiging voor een bepaald idee. Aan elementen die

onze overtuiging ontkrachten, hechten we veel minder waarde. We negeren of rationaliseren deze

kritische bemerkingen in ons voordeel. Dit kan erg ver gaan. Veel personen blijven hun irrationele

ideeën verdedigen, terwijl ze een compleet foute weg zijn ingeslaan. “De psychologie leert ons dat

mensen deze blinde koppigheid vooral vertonen wanneer ze hun overtuigingen publiek bekend

maakten, wanneer ze er belangrijke beslissingen van lieten afhangen, of wanneer ze er op één of

andere manier veel in investeerden.”9

Page 50: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

46

Toch zal men bij groeiende kritiek ‘cognitieve dissonantie’ ervaren. Dit wijst op een inherente,

psychologisch ondragelijke, tweestrijd. Meestal lossen we dit nare gevoel op door een

gerestaureerde rationalisatie van onze oorspronkelijke overtuiging. Neem nu de shows van mentalist

Gili. Hij geeft voorstellingen waarbij hij zijn (zogezegde) zesde zintuig gebruikt. Maar op het einde van

zijn optreden geeft Gili steeds toe dat het allemaal maar bedrog was, en dat hij niet paranormaal

begaafd is. Toch kunnen de ‘believers’ dit meestal niet aanvaarden. Zo vertelde Gili in het Gentse

studentenblad Schamper10dat er altijd mensen zijn die blijven volharden in hun geloof, en onder

andere beweren dat Gili gewoon geen besef heeft van zijn paranormale gaven. De cognitieve

dissonantie die ze ervaren aan het einde van zijn show, heeft er dus niet voor gezorgd dat ze hun

overtuiging herzien. Integendeel, doorheen zijn voorstelling wordt hun geloof meermaals bevestigd.

Wanneer Gili verklaart dat hij geen paranormale gaven bezit, zorgt dit bij hen voor een irrationele

herziening van hun oorspronkelijk idee: iemand kan blijkbaar paranormaal zijn zonder het zelf te

beseffen.

Dit hangt samen met het ‘ideological immune system’, wat wijst op het feit dat “educated,

intelligent, and succesful adults rarely change their most fundamental presuppositions”.11 Dit

fenomeen wordt bevestigd door psycholoog David Perkins die een negatieve correlatie vond tussen

‘analytische intelligentie’ enerzijds en ‘de capaciteit om alternatieve mogelijkheden te overwegen’

anderzijds.12 Ook in het wetenschappelijke domein worstelt men met deze problematiek. Daar

spreekt men over het ‘Planck probleem’, wanneer nieuwe ideeën afgewezen worden indien deze niet

in overeenstemming zijn met oude overtuigingen.13

Ook ons geheugen laat ons, zonder dat we dit beseffen, regelmatig in de steek. Zo zijn herinneringen

vatbaar voor interpretatie, en kunnen deze gewijzigd worden tijdens de ‘reconsolidatie’. Dit proces

slaat op het feit dat een herinnering bij elke activatie herschreven wordt.14 Hierdoor zijn we erg

vatbaar voor emotioneel woordgebruik en manipulatie. Dit bleek onder andere uit een studie van

Loftus en Palmer.15 Hun proefpersonen kregen een film te zien van een auto-ongeluk. Nadien

moesten ze een antwoord geven op één van deze vragen: “Hoe vlug reden beide wagens als ze

contact met elkaar maakten?”, “Hoe vlug reden beide wagens als ze elkaar raakten?”, “ Hoe vlug

reden beide wagens als ze tegen elkaar stootten?”, “Hoe vlug reden beide wagens als ze tegen elkaar

botsten?”, “Hoe vlug reden beide wagens als ze tegen elkaar smakten?”. De resultaten waren

opmerkelijk.

Page 51: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

47

Naarmate de vraag subjectiever werd gesteld, dachten de proefpersonen dat de auto’s sneller reden.

Een week later vroeg men aan dezelfde mensen of ze gebroken glas hadden gezien in het filmpje

(waarbij geen glas te zien was). Van de proefpersonen die de laatste vraag hadden gekregen, dacht

32% van wel. Dit terwijl er maar 14% van de mensen met de ‘raken’-vraag, positief antwoordden.16

Een suggestieve vraag kan dus zowel perceptie als herinnering beïnvloeden, en hierdoor rationeel

redeneren in de weg staan. Dit noemt Stanovich het ‘framing effect’.17

Verder hebben we soms last van ‘herinneringsinhibitie’, een concept dat verwijst naar het verdringen

en blokkeren van onaangename ervaringen. Het is zelfs mogelijk dat een herinnering volledig uit ons

geheugen gewist wordt.18 Maar de tegenhanger van dit fenomeen, imagination inflation, komt ook

vaak voor. Dit begrip slaat op een kunstmatige creatie van ideeën, waarbij “het zich inbeelden van

een belevenis kan leiden tot de overtuiging dat deze ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.”19 Ons

geheugen is dus helemaal niet zo statisch en levert veelal geen betrouwbare gegevens op.

Verstandige personen worden hiervan niet gespaard, waardoor ook zij soms irrationeel kunnen zijn.

Naast deze cognitieve problemen, belemmert ook onze persoonlijke achtergrond het rationeel

redeneren. Dit is een zwaar onderschat probleem. Je afkomst en persoonlijke ervaringen laten

(meestal onbewust) een spoor van vooroordelen na. Onze unieke kijk op de wereld leidt tot een

geheel van subjectieve waardes en opvattingen. Toch zijn velen er stellig van overtuigd dat hun visie

de juiste is, dat ze de ‘objectieve waarheid’ in pacht hebben. Stanovich spreekt in dat verband over

de ‘myside bias’: “we evaluate situations from our own perspective without considering the other

side.”20 Zo denken we dat we beter rijden dan de gemiddelde chauffeur, en zijn we ervan overtuigd

dat we minder snel misleid worden in vergelijking met andere mensen. Vaak zien we niet in dat we in

een erg kortzichtig wereldje leven, en wakkeren we onze onwetendheid zelfs nog aan door ons te

omringen met gelijkgezinden. Hierdoor wordt cognitieve dissonantie vermeden, en denken we over

het algemeen niet veel verder dan onze neus lang is. Dit is een erg gevaarlijke problematiek, want

Page 52: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

48

zelfs wanneer we ons hiervan bewust worden, is het onmogelijk om volledig ‘uit ons eigen

wereldbeeld’ te stappen, en erg moeilijk om stabiele overtuigingen plots te wijzigen. Om rationeel te

kunnen redeneren, is het echter noodzakelijk om bepaalde opvattingen in vraag te stellen. Dit vergt

veel van een persoon. De cognitieve dissonantie die we ervaren wanneer een sterke overtuiging fel

bekritiseerd wordt, is soms ondraaglijk. Vandaar dat veel mensen kiezen voor de ‘gemakkelijke

oplossing’ en op een luie, onkritische manier hun leven doorwandelen. Meestal staan we op die

‘automatische piloot’ zonder het zelf te beseffen. Stanovich kwam echter tot de opmerkelijke

vaststelling “that most people have the intelligence if you tell them something like ‘think logically’ or

‘consider all possibilities.’ But unprompted, they won’t bring their full mental faculties to bear on the

problem.”21 We kunnen dus wel degelijk kritisch nadenken, maar over het algemeen zitten we in een

‘suffe, goedgelovige’ houding.

Hetgeen skepticus Michael Shermer de ‘intellectual attribution bias’ noemt, is hier een voorbeeld

van. Dit verwijst naar het feit dat “we consider our own actions as being rationally motivated,

whereas we see those of others as more emotionally driven.22” Zo bestudeerde Shermer, samen met

Sulloway, de redenen die mensen geven voor hun geloof in God, en waarom ze denken dat anderen

hierin geloven. Voor hun eigen overtuiging geeft de meerderheid ‘good design’ argumenten. Ze

geloven in God omdat de natuur zo mooi is, complex in elkaar zit, perfect is,… Dit terwijl ze

vermoeden dat andere mensen in God geloven omdat dit geruststellend is, en een betekenis en doel

aan hun leven geeft.23

Daarnaast zijn er nog enkele voor de hand liggende psychische en/of fysische belemmeringen die ons

rationeel denken kunnen verhinderen. Zo hebben stress, vermoeidheid, emoties, culturele factoren,

groepsdruk en bepaalde drugs een verminderd effect op onze kritische capaciteiten.24 We hebben

het ook enorm lastig met leven in onzekerheid. Iedereen heeft wel nood aan houvast, en sommige

mensen zoeken dat in hun irrationeel geloof. Dit kan vrij onschuldig zijn, zoals een geluksbrenger

meenemen naar een examen, maar het kan ook aan de basis liggen van een

pseudowetenschappelijke overtuiging. Zoals we hiervoor al beschreven hebben, spelen

pseudowetenschappers in op deze universele drang naar ‘weten’ en zekerheid. Hun schijnbaar

standvastige visie op mens en maatschappij vertroebelt onze rationele kijk op zaken.

Page 53: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

49

Ten slotte moeten we ook rekening houden met ‘intuïtieve ontologieën’:

“a limited set of category-based evolved expectations that emerge early in development and that

guide our reasoning about physical, psychological and biological phenomena.”25

Intuïtieve ontologieën zijn de ‘kaders’ van ons denken, ze structureren onze waarnemingen door

opdelingen te maken in verschillende categorieën. Zo heeft iedereen onbewust enkele

basisinstincten over hoe een ‘persoon’, ‘artefact’, ‘plant’, ‘dier’,… functioneren. Bij onze geboorte is

er geen sprake van een ‘blank slate’, maar heeft iedereen al een intuïtieve biologie, fysica en

psychologie. Deze zorgen voor een verwachtingspatroon. Zo zullen kinderen van drie en vier het

vreemd vinden dat levenloze objecten, zoals een robot, uit zichzelf bewegen.

Intuïtieve ontologieën liggen aan de basis van ‘folk theories’: cross-culturele prewetenschappelijke

ideeën die we dagelijks in ons denken en handelen gebruiken. Deze overtuigingen zijn evolutionair

ongetwijfeld erg praktisch, maar bleken na een tijdje wetenschappelijk onhoudbaar. Dit is vrij logisch

aangezien “science typically requires rigorous, formalized explanations and sound empirical support,

whereas intuitive ontologies are more implicit and less consistent.”26 Vandaar dat onze huidige

wetenschappers zich afzetten tegen tal van deze intuïties.

Dit is echter niet zo evident, aangezien elke wetenschapper, hoe verstandig ook, sowieso beïnvloed

wordt door zijn intuïtieve ontologieën. Onderzoekers De Cruz en De Smedt halen het voorbeeld aan

van enkele paleoantropologen die de consequenties van de evolutietheorie nog steeds niet kunnen

vatten. Sommigen onder hen kunnen geen afstand doen van hun intuïtieve ontologieën, waardoor ze

essentialistisch blijven denken, en zich vastklampen aan een onhoudbaar onderscheid tussen ‘mens’

en ‘dier’. Bovendien is het zo dat de meeste wetenschappers willen dat hun bevindingen stroken met

hun intuïties, dit om cognitieve dissonantie te vermijden.

Intuïtieve ontologieën hebben op iedereen een onvermijdelijke invloed. Ze zorgen ervoor dat we de

wereld op een bepaalde manier percipiëren, structureren onze creativiteit, en maken het vaak

onmogelijk om ‘out of the box’ te denken. Onze vragen en antwoorden worden steeds onbewust

door intuïtieve ontologieën gestuurd. Het beeld dat ze ons voorhouden zit vol fouten en stimuleert

hierdoor irrationaliteit. Dit komt omdat deze evolutionair gegroeide adaptatie ons niet noodzakelijk

een correcte wereldvisie toont. Zo hebben we van nature uit de neiging om teleologisch te

redeneren. Cognitief psychologe Deborah Kelemen heeft hier onderzoek naar gedaan. Zij vroeg aan

kinderen van het eerste, tweede en vierde studiejaar waarom rotsen scherpe punten hebben. Is dit

omdat ze bestaan uit verschillende kleine deeltjes materiaal, of omdat ze op die manier zichzelf

beschermen tegen dieren die op hen willen zitten? Kinderen verkozen deze laatste, teleologische

Page 54: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

50

uitleg.27 Ook volwassenen hebben het vaak moeilijk om deze naïeve vorm van redeneren achterwege

te laten. Zo kwam Kelemen tot de vaststelling dat studenten in een onwetenschappelijk milieu vaker

neigen naar teleologische argumentaties om dieren en niet-levende natuurlijke objecten te

verklaren. Dit bevestigt haar idee dat wetenschappelijk onderwijs enkel onze teleologische neiging

onderdrukt, maar nooit volledig wegneemt.28

Deze doelgerichtheid komt ook terug in tal van pseudowetenschappen en religies. Vaak wil men

aantonen dat alles wat je overkomt een onderliggende reden heeft. Zo zal Job in de bijbel de ergste

dingen meemaken omdat ‘God’ zijn geloof wou testen. Dit terwijl ‘The Secret’-aanhangers zijn lijden

eerder aan ‘slechte gedachten’ zouden toeschrijven. Het is voor ons erg moeilijk om te aanvaarden

dat veel zaken ‘zomaar’ gebeuren, zonder een reden. Kelemen, De Smedt, Boyer en anderen zijn

ervan overtuigd dat deze irrationele ideeën in onze psyche zijn ingebakken. Ik kan hen enkel hierin

volgen.

Al deze ‘basic human limitations’ zijn uiteraard op iedereen van toepassing. Ook verstandige

personen zijn ‘maar mensen’ en worden dus geconfronteerd met die problemen. Naast deze

hinderpalen, bespreken we in wat volgt enkele karaktertrekken die de meeste slimme mensen

typeren en irrationeel gedrag stimuleren.

Page 55: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

51

5.2. Eigenschappen die slimme mensen typeren

Volgens de Amerikaanse psycholoog Robert J. Sternberg zijn slimme mensen soms irrationeel net

omdat ze denken dat ze zich niet onverstandig kunnen gedragen. Volgens hem zijn er vijf

karaktertrekken die intelligente personen extra vatbaar maken voor irrationaliteit. Uiteraard is de

volgende, eerder stereotype beschrijving, niet toepasbaar op elk verstandig individu. Toch ben ik

ervan overtuigd dat, zeker de eerste twee karaktertrekken, veel van het irrationeel denken en

handelen bij verstandige mensen kunnen verklaren.

Ten eerste denken intellectuelen vaak dat ze alles weten. Michael Shermer haalt in het artikel ‘Why

smart people believe weird things’ het volgende voorbeeld aan. Toen Barry Fell, een marinebioloog

die aan de universiteit van Harvard gestudeerd had, zich bezighield met archeologie, maakte hij een

zware beginnersfout. Hij schreef een boek over alle mensen die volgens hem Amerika al hadden

ontdekt voor Colombus. “He was woefully unprepared and obviously unaware that archaeologists

had already considered his hypotheses of who first discovered America (Egyptians, Greeks, Romans,

Phoenicians, etc.) but rejected them for lack of credible evidence.”29 Fell was dan wel een expert in

de biologie, maar zijn kennis reikte niet veel verder dan dat. Hij is echter niet alleen; veel verstandige

personen zien niet in dat hun bekwaamheid voornamelijk domeinspecifiek is. Deze ‘omniscience

fallacy’ kan dus irrationaliteit veroorzaken, maar ook in de hand werken. Want door deze schijnbare

alwetendheid is het erg moeilijk om gemaakte fouten in te zien en toe te geven, “they therefore

make the same mistakes again and again, each time digging their own grave a little deeper.”30

‘Alwetendheid’ gaat vaak gepaard met onrealistisch optimisme, waardoor verstandige mensen

onterecht veronderstellen dat de dingen die ze doen, altijd goed aflopen. “After all, with his or her

brains, how could it fail?”31 Toen Fortis door de financiële crisis aan de rand van de afgrond stond,

waren vele beleggers kwaad dat ze hun centen kwijt waren. Ze eisten een compensatie. Het is

duidelijk dat deze investeerders onrealistisch optimistisch waren geweest, en niet beseften dat er

wel degelijk risico’s vasthangen aan beleggen.

De laatste drie kenmerken die Sternberg vermeldt, leunen nogal dicht bij elkaar aan. Verstandige

personen hebben vaak een topjob. Dit gaat veelal gepaard met macht, prestige en een toenemend

egocentrisme. Sommige intelligente mensen denken nu eenmaal dat de hele wereld rond hen draait,

dat ze almachtig en onschendbaar zijn. Op die manier sluit men zich volledig af van andere

denkwijzes, en durven kritische stemmen zelfs geen weerstand meer te bieden (bijvoorbeeld uit

Page 56: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

52

angst voor het verlies van hun job). Toch lijkt het mij onwaarschijnlijk dat het merendeel van de

intellectuelen dit tirannieke gedrag vertonen. Ik ga dus akkoord met Sternberg in die zin dat

verstandige mensen, waarschijnlijk vaker dan andere personen, deze karaktereigenschappen

bezitten. Dit wil echter niet zeggen dat elk begaafd individu als een verlicht despoot zijn ideeën aan

anderen oplegt.

Verder sluit ik me aan bij Michael Shermer wanneer hij zegt dat “Smart people believe weird things,

because they are skilled at defending beliefs they arrived at for non smart reasons.”32 Dit is wellicht

één van de belangrijkste verklaringen voor irrationaliteit bij intelligente personen. Zij zijn nu eenmaal

beter in het rationaliseren van hun opvattingen. Dit idee wordt bevestigd door een studie van David

Perkins waarbij hij een positieve correlatie vond tussen ‘intelligentie’ enerzijds (gemeten door een

standaard IQ test) en ‘de mogelijkheid om een overtuiging te justificeren’ anderzijds.33 Volgens

Shermer gebruiken verstandige mensen twee instrumenten die hen helpen om onzinnige ideeën te

rationaliseren: de ‘confirmation bias’ en de ‘intellectual attribution bias’ (deze hebben we in het

vorige deel reeds besproken).

Een andere noemenswaardige studie is deze van David Wulff die vond dat “personen die geloven in

‘het mystieke’, ook hoog scoren op eigenschappen als ‘complexiteit, openstaan voor nieuwe

ervaringen, brede interesses, innovatie, tolerantie tov ambigue zaken, en creativiteit.’”34 Wat me

hierbij opvalt is dat we deze kenmerken over het algemeen erg waarderen, en veelal toeschrijven

aan slimme personen. René Mõttus en collega’s bevestigden dit idee in hun studie rond opvattingen

over intelligentie en persoonlijkheid.35 Het blijft echter niet bij een stereotypering. Zo vonden zowel

Chamorro-Premuzic als Furnham een positieve correlatie tussen ‘openheid’ en intelligentie.36 Dit

hebben Furnham en collega’s in een recente studie verder onderzocht, waarbij bedrijfsmanagers

werden onderworpen aan IQ- en persoonlijkheidstesten. Ze vonden onder andere positieve

correlaties tussen intelligentie en ‘impulsiviteit, kwetsbaarheid en fantasie’.37

Irrationaliteit bij verstandige mensen is dus helemaal niet zo verwonderlijk aangezien ze

eigenschappen bezitten die vaak erg waardevol zijn in deze maatschappij, maar die ook aan de basis

kunnen liggen van irrationeel gedrag. Zo kan iemand te ‘open-minded’ zijn, waardoor hij/zij

onkritisch absurde zaken aanneemt. Ik wil toch nog even benadrukken dat er geen sprake is van een

causaal verband, want anders zouden alle verstandige personen erg irrationeel zijn. Deze studies

wijzen gewoon op karaktertrekken die positief correleren met intelligentie, en ‘toevallig’ ook

irrationeel gedrag kunnen veroorzaken.

Page 57: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

53

5.3. Is een evolutionaire verklaring voor irrationaliteit mogelijk?

We moeten een onderscheid maken tussen ‘directe verklaringen’ enerzijds en ‘evolutionaire

verklaringen’ anderzijds. In het vorige deel bespraken we voornamelijk voorbeelden van de eerste

soort. We gaven aan waarom we soms irrationeel zijn, maar gingen niet veel verder dan dat.

Irrationaliteit ontstaat bijvoorbeeld door de ‘confirmation bias’; hier stopt de ‘directe verklaring’. Is

er echter ook een evolutionaire verklaring voorhanden? Waarom percipiëren wij de wereld soms

anders dan het is? Is ons ‘misleidende brein’ misschien evolutionair voordelig (geweest)? In dit

laatste deel bespreken we irrationaliteit vanuit de evolutionaire psychologie. Dit relatief nieuwe

domein houdt zich bezig met “de toepassing van evolutionaire principes om de menselijke natuur en

het menselijk gedrag te begrijpen.”38 In het kader van deze thesis is het van belang om de

evolutionaire basis van sommige vormen van irrationeel gedrag te bespreken; dit omdat iedereen er

‘last’ van heeft. We hebben gezien dat ook verstandige mensen er niet immuun voor zijn, en hun

ratio vaak aan de kant laten liggen. Wegens de universele aard van irrationaliteit, is het de moeite

waard om dit eens vanuit een evolutionair perspectief te bekijken. Want wanneer een bepaald

fenomeen, in dit geval ‘irrationaliteit’, crosscultureel voorkomt, is het erg waarschijnlijk dat dit ‘in

onze natuur zit’, en dus evolutionair te verklaren valt.

Zo is het opvallend dat ‘wishful thinking, het forer effect, de confirmation bias,…’ vormen van

zelfbedrog zijn. “Self-deception means to assert a belief B despite evidence implying not B.”39 Is dit

mechanisme evolutionair voordelig? Evolutiebioloog Robert Trivers denkt van wel:

“If … deceit is fundamental to animal communication, then there must be strong selection to spot

deception and this ought, in turn, to select for a degree of self-deception, rendering some facts and

motives unconscious so as not to betray- by the subtle signs of self-knowledge- the deception being

practised.”40

Zelfbedrog is dus volgens Trivers ontstaan om onze eigen leugens beter te verbergen ten opzichte

van anderen. Wanneer een dier zich bijvoorbeeld in de natuur ‘stoerder’ voordoet dan het eigenlijk

is, is dit erg voordelig in een gevecht aangezien de opponent hierdoor sneller schrik krijgt en

verliest.41 Zelfbedrog is dus volgens Trivers ontstaan om anderen op een overtuigde manier te

misleiden.

Toch stelt neuroloog Ramachandran zich vragen bij deze benadering. Hij geeft het volgende

tegenvoorbeeld: Aap A ziet dat een verzorger bananen verstopt. Om een tweede aap (= aap B) te

misleiden wijst aap A in de verkeerde richting, zodat hij alle bananen voor zichzelf kan hebben.

Wanneer we Trivers redenering volgen, en aap A ook zichzelf bedriegt om geloofwaardig over te

Page 58: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

54

komen ten opzichte van aap B, dan gelooft aap A dus dat de bananen op de plaats liggen waar hij

naar wijst. Aap A zal hierdoor naar het voedsel zoeken op de verkeerde plek. Zichzelf bedriegen om

de ander te misleiden is in dit geval maladaptief, omdat aap A niet meer wist waar het voedsel echt

verstopt was.42

Volgens Ramachandran ligt het nut van zelfbedrog ergens anders:

“The real reason for the evolution of these defense mechanisms (= zelfbedrog), I suggest, is to create

a coherent belief system in order to impose stability in one’s behavior.”43

We hebben nood aan stabiliteit, aan standvastigheid, aan een coherente verzameling overtuigingen,

die gelden als basis en justificatie voor onze handelingen, “because indecisiveness doens’t serve any

purpose.”44

De tegenstrijdige visies van Ramachandran en Trivers ontstaan volgens psycholoog Moomal door een

fundamentele paradox, inherent aan het concept ‘zelfbedrog’: een individu moet op hetzelfde

moment twee tegenstrijdige zaken geloven. Dit is echter een schijnbaar probleem. Om dit op te

lossen stel ik voor een onderscheid te maken tussen ‘temporeel zelfbedrog’ enerzijds, en ‘chronisch

zelfbedrog’ anderzijds. Bij de eerste soort is er sprake van ‘tactical intrapsychic oversight’. Dit wil

zeggen “that for self-deception to take place one of the two contradictory beliefs is filtered out of

awareness or overlooked at a particular point in time.”45 Wanneer we dit in Trivers visie

incorporeren, is zijn idee al een stuk minder problematisch. Jezelf bedriegen om anderen beter te

misleiden, is dus voordelig bij ‘temporeel zelfbedrog’. Want enkel bij deze soort zal men na een tijdje

zich opnieuw bewust worden van ‘een oorspronkelijke opvatting’. Zo zal aap A zich op een gegeven

moment de juiste bananenplek weer herinneren. Bovendien vonden Moomal en collega’s een

significant positieve correlatie tussen ‘deception’ en ‘self-deception’. Daarnaast werd er geen

overtuigend positief verband gevonden tussen ‘deception’ en ‘evolutionary fitness promoting

factors’. Men kwam tot de conclusie dat bedrog enkel voordelig is op korte termijn. 46 Dit spreekt

Trivers oorspronkelijke idee tegen, maar indien we zijn hypothese enkel binnen ‘temporeel

zelfbedrog’ plaatsen, passen Moomals bevindingen perfect in dat kader.

Doorheen deze thesis hebben we het echter meer gehad over de tweede vorm: ‘chronisch

zelfbedrog’. Dit verwijst naar de ‘basic human limitations’ van ons brein en de irrationele ideeën die

hieruit kunnen voortkomen. Deze zaken kunnen we niet ophelderen door Trivers redenering,

aangezien dit bedrog meestal niets met anderen te maken heeft. Ramachandran kan ‘chronisch

zelfbedrog’ wel goed verklaren. Hij geeft het voorbeeld van verlamde patiënten die hun eigen

conditie ontkennen omdat zo’n grote verandering psychologisch ondraaglijk is. Ik wil zijn idee echter

Page 59: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

55

veel verder doortrekken. Het zijn niet enkel zieke personen die zichzelf ‘bedriegen’. Iedereen heeft er

last van, want niemand kan tegen een oncoherent, wankel of volledig vernieuwd wereldbeeld.

Dit valt op zijn beurt te verklaren vanuit de evolutieleer. Twijfel en onzekerheid hadden een negatief

effect op overleving- en voortplantingsmechanismen. Je eigen overtuigingen in vraag stellen, kon in

onze voorouderlijke omgeving zeer negatief uitdraaien, en in het ergste geval tot de dood leiden.

Volgens filosoof Van Leeuwen is (chronisch) zelfbedrog een ‘spandrel’, een bijproduct dat voortvloeit

uit ‘rationele adaptaties’ die instaan voor het verkrijgen van stabiele overtuigingen. Hij spreekt over

een geheel van menselijke kenmerken, ‘the essential complex’, waaruit zelfbedrog volgt: ‘selectief

denken’, ‘het vermijden van cognitieve dissonantie’, ‘de structurele organisatie van ons brein’,… We

hebben aangetoond dat deze ‘basic human limitations’ inderdaad zelfbedrog veroorzaken, dit terwijl

hun ‘functie’ eigenlijk ergens anders ligt. ‘Chronisch zelfbedrog’ is dus hoogstwaarschijnlijk geen

positieve adaptatie omdat we het perfect kunnen verklaren door andere breinmechanismen.

Er zijn natuurlijk nog andere vormen van irrationaliteit, zoals overbodige angstreacties. In het artikel

‘Natural selection and the regulation of defenses’47 bespreekt psycholoog Randolph Nesse een

belangrijk evolutionair gegroeid verdedigingsmechanisme: het ‘smoke detector principle’. Dit verwijst

naar het feit dat wij sneller angstig zijn dan nodig is. In de gevaarlijke omgeving waar onze

voorouders vertoefden, was dit enorm handig aangezien ze op die manier langer konden overleven.

Wanneer ze wegliepen van een fictieve leeuw, was dit dan wel irrationeel, maar op lange termijn

bleek dit gedrag evolutionair voordelig. Dit ‘smoke detector principle’ zit nog steeds in ons

ingebakken. Het stimuleert onnodige en dus irrationele angstreacties. Ik herinner me nog levendig de

grote commotie rond de ‘millenniumbug’ toen het jaar 2000 er zat aan te komen. Al onze computers

zouden tilt slaan door een fout in hun kalenders. De elektronische apocalyps was nabij. Er waren zelfs

informatici die op oudejaarsavond moesten overnachten in IT-centra om ‘de grote ramp’, indien

mogelijk, te voorkomen. Één grote hetse die uiteindelijk om niets draaide: er waren geen

noemenswaardige problemen. De irrationele reacties, getriggerd door de angst voor een

‘millenniumbug’, kunnen we verklaren door het ‘smoke detector principle’.

Naast dit principe spreekt Nesse in ‘Natural selection and the elusiveness of happiness’ over “The

human tendency to make decisions with a short-term time horizon (…)”48. Dit was vroeger

noodzakelijk, aangezien de toekomst erg onzeker was. Vandaag de dag kan korte termijn denken

voor veel ellende zorgen en irrationeel gedrag stimuleren. Het beste voorbeeld hiervan zijn de vele

verslavingen. Het genot is intens en kortstondig, maar kan een lijdensweg veroorzaken. Naast dit

‘korte termijn denken’ zijn er nog andere evolutionair gegroeide adaptaties en/of bijproducten die

Page 60: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

56

verslavingen in de hand werken. Vroeger was het bijvoorbeeld erg voordelig om zoveel mogelijk

vetten en suikers op te nemen, zodat men langer kon overleven. Vandaag zitten we met een

‘overaanbod’ aan suiker, waardoor die oorspronkelijke adaptatie ‘maladaptief’ is geworden.

Ik heb daarnet al even aangehaald dat we erg veel inspanningen moeten doen om rationeel te

denken. Het is nu eenmaal contra-intuïtief om bij alles vraagtekens te zetten. Zeker als kind zijn we

erg naïef, en behoorlijk vatbaar voor bedrog. Dit is logisch aangezien “kinderen er voor hun

overleving alle belang bij hebben (zeker in een ver verleden, maar ook nu nog) om volwassenen te

geloven. Ze zouden anders waarschuwingen, die hen voor fysieke gevaren behoeden, in de wind

slaan, en kennisoverdracht zou een moeilijke zaak worden.”49 Wanneer we volwassen worden, laten

we veel van die lichtgelovigheid achter ons, maar raken dit nooit helemaal kwijt. Het is ook

evolutionair niet voordelig om te twijfelen aan onze keuzes. Stanovich beaamt dit: “Thinking is time-

consuming, resource intensive and sometimes counterproductive. If the problem at hand is avoiding

the charging sabre-toothed tiger, you don’t want to spend more than a split second deciding whether

to jump into the river or climb a tree.”50 Het was dus beter om een eerder onkritische houding aan te

nemen, wat onze neiging tot oversimplificatie en lineair denken stimuleerde. Dit gaat ook hand in

hand met de ‘intuïtieve ontologieën’ die we reeds besproken hebben. Ze liggen aan de basis van

‘folk-theories’, en zijn niet helemaal correct aangezien “evolution favoured fast, shallow inference

mechanisms over epistemologically sound, but slow profound theories.”51

Tot nu toe hebben we ‘irrationaliteit’ eerder algemeen besproken. Wanneer we het specifiek hebben

over ‘geloof in pseudowetenschappen’, is het erg moeilijk, tot onmogelijk, om daar een algemene

evolutionaire verklaring op te kleven. Er bestaat, naar mijn weten, ook geen literatuur over. Toch is

hiermee de kous niet af. Ondanks het feit dat pseudowetenschappen vrij recent zijn ontstaan,

steunen ze waarschijnlijk op oeroude mechanismen die we eventueel wel evolutionair kunnen

verklaren. Ik vermoed dat de ‘functie’ die bepaalde pseudowetenschappen vervullen gelijkaardig is

aan die van religie. Zoals eerder vermeld, denk ik dat vele pseudowetenschappen op een bepaalde

manier ‘vernieuwde religies’ zijn, zeker wanneer men spreekt over ‘het paranormale, het

bovennatuurlijke, onzichtbare krachten,…’ Vaak zitten ze met soortgelijke vragen en antwoorden.

Ondanks het feit dat dit natuurlijk een vrij sterke bewering is die verder onderzocht moet worden,

weerhoudt dit ons niet om toch eens kort de eventuele evolutionaire roots van religie te bespreken.

Dit staat op zich los van de potentiële parallel die ik trek naar pseudowetenschappen.

Page 61: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

57

Wanneer je er de literatuur op naslaat, zijn er twee groepen evolutionaire psychologen met

tegenstrijdige meningen. In ‘The evolutionary psychology of religion’52 geeft Steven Pinker een mooie

weergave van het debat. Aan de ene kant heb je diegenen die beweren dat religie een adaptatie is,

dit om verschillende uiteenlopende redenen: religie biedt troost, het brengt de groep samen en het

verschaft een ethisch systeem. Pinker, en ik treed hem hierin bij, verwerpt deze verklaringen

aangezien religie niet a priori noodzakelijk is om deze zaken te verkrijgen. “There is an alternative

explanation, namely that religious psychology is a by-product of many parts of the mind that evolved

for other purposes. There may be emotional adaptations in our desire for power, control, health, love

and success; possible cognitive adaptations in our intuitive psychology; and many aspects of our

experience that seem to provide evidence for souls.”53

Religie is dus een bijproduct van een combinatie van verschillende adaptaties. Ook evolutionair

psycholoog Lee A. Kirkpatrick volgt deze redenering in ‘Toward an evolutionary psychology of religion

and personality’54. Volgens hem spruit religie voort uit evolutionair voordelige domeinspecifieke

mechanismen: ‘naïeve psychologische, biologische en fysische theorieën’ (ontstaan door intuïtieve

ontologieën) enerzijds, en ‘bepaalde inter-persoonlijke relaties (bv. altruïsme ten opzichte van dichte

familie, status verwerven,…)’ anderzijds.

Het punt dat ik in deze context wil maken is dat indien het correct is dat religie een ‘spandrel’ is van

bepaalde adaptaties, én indien de drijfveren van de meeste pseudowetenschappen gelijk zijn aan die

van religie, dat die pseudowetenschappen dan ook bijproducten van dezelfde adaptaties zijn als deze

waar religie uit voortvloeit. Ik besef dat dit een buitengewone bewering is, één die we maar als waar

mogen aannemen na verder onderzoek.

Page 62: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

58

Eindnoten: ‘Waarom ook verstandige mensen irrationeel kunnen zijn

1 Stanovich, Keith E. “Rational and Irrational Thought: The thinking that IQ-tests miss.” Scientific American Mind. 20/6

(2009): 34-39. 2 Haskins, Greg R. A practical guide to critical thinking. 8 apr. 2010. <http://www.skepdic.com/essays/Haskins.html>.;

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 1-215. 3 Hertmans, Stefan,and Braeckman, Johan, and Boudry, Maarten. “Kritisch denken: de ethische dimensie.” Grenzen aan de

ethiek?. Gent: Academia Press, 2009. 49. 4 Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 7.

5 Ibid. 8.

6 Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Wishful thinking. 8 apr. 2010,

<http://nederlands.skepdic.com/dict_wishthink.htm>. 7 Kriek, Nathalie, and Metz, Jessie. “Tarotconsult.” Déjà vu. 15 apr. 2010.

<http://www.tarotconsult.com/pages/deja%20vu.htm>. 8 Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 14-15.

9 Hertmans, Stefan,and Braeckman, Johan, and Boudry, Maarten. “Kritisch denken: de ethische dimensie.” Grenzen aan de

ethiek?. Gent: Academia Press, 2009. 57. 10

Bombeek, Bram, and Termote, Roeland. “De Gidsen van Gili.” Schamper. 487 (2010): 21-22. 11

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other Confusions of our Time. New York: W.H. Freeman and Company, 1997. 59-60. 12

Ibid. 60. 13

Ibid. 14

Crevits, Luc. Mijn geest van vlees en bloed: neurobiologische verkenningen naar menselijk gedrag. Gent: Academia Press, 2007. 87. 15

Loftus, Elizabeth F., and Palmer, John C. “Reconstruction of automobile destruction: an example of the interaction between language and memory.” Journal of verbal learning and verbal behaviour. 13 (1974): 585-589. 16

Ibid. 587. 17

Kleiner, Kurt. “Why Smart People Do Stupid Things.” UofTMagazine summer 2009. University of Toronto. 8 apr. 2010. < http://www.magazine.utoronto.ca/feature/why-people-are-irrational-kurt-kleiner/>. 18

Crevits, Luc. Mijn geest van vlees en bloed: neurobiologische verkenningen naar menselijk gedrag. Gent: Academia Press, 2007. 88. 19

Ibid. 86. 20

Kleiner, Kurt. “Why Smart People Do Stupid Things.” UofTMagazine summer 2009. University of Toronto. 8 apr. 2010. < http://www.magazine.utoronto.ca/feature/why-people-are-irrational-kurt-kleiner/>. 21

Ibid. 22

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other Confusions of our Time. New York: Henry Holt and Company, 2002. 298. 23

Ibid. 297-298. 24

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson: 2005. 19. 25

De Cruz, Helen, and De Smedt, Johan. “Science as structured imagination.” To appear in Journal of Creative Behavior. 3. 26

De Cruz, Helen, and De Smedt, Johan. “The role of intuitive ontologies in scientific understanding: the case of human evolution.” Biology and Philosophy. 22 (2007): 355. 27

Culotta, Elizabeth. “On the origin of religion.” Science. 326 (2009): 785. 28

Kelemen, Deborah. “Are Children ‘intuïtive theists’?, reasoning about purpose and design in nature.” Psychological Science. 15/5 (2004): 300. 29

Shermer, Michael. “Why Smart People Believe Weird Things.” Skeptic. 10/2 (2003): 65. 30

Sternberg, Robert J. “How Could I be So Stupid?” USA Today. (2006): 72. 31

Ibid. 32

Shermer, Michael. “Why Smart People Believe Weird Things.” Skeptic. 10/2 (2003): 63. 33

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other Confusions of our Time. New York: W.H. Freeman and Company, 1997. 60. 34

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other Confusions of our Time. New York: Henry Holt and Company, 2002. 294. 35

Mottus, René, and Allik, Jüri, and Konstabel, Kenn, and Kangro, Eva-Maria, and Pullmann Helle. “Beliefs about the relationships between personality and intelligence.” Personality and Individual Differences. 45 (2008): 457-462. 36

Furnam, Adrian, and Dissou, Georgia, and Sloan, Peter, and Chamorro-Premuzic, Thomas. “Personality and Intelligence in Business People: A Study of Two Personality and Two Intelligence Measures .” J Bus Psychol. 22 (2007): 101. 37

Ibid. 106. 38

Braeckman, Johan. Darwins moordbekentenis: de ontwikkeling van het denken van Charles Darwin. Amsterdam: uitgeverij Nieuwezijds, 2001. 186. 39

Byrne, Christoffer C., and Kurland, Jeffrey A. “Self-deception in an evolutionary game.” Journal Theoretical Biology. 212 (2001): 458.

Page 63: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

59

40

Trivers, Robert. Natural Selection and Social Theory: selected papers of Robert Trivers. Oxford: Oxford University Press, 2002. 258. 41

Ibid. 269. 42

Ramachandran, V.S. “The evolutionary biology of Self-Deception, Laughter, Dreaming and Depression: Some clues from Anosognosia.” Medical Hypotheses. 47 (1996): 350-351. 43

Ibid. 351. 44

Ibid. 45

Moomal, Zubair, and, Henzi, Stephanus Petrus. “The evolutionary psychology of deception and self-deception.” South African Journal of Psychology. 30/3 (2000): 47. 46

Ibid. 45. 47

Nesse, Randolph M. “Natural Selection and the regulation of defenses: a signal detection analysis of the smoke detector principle.” Evolution and Human Behavior. 26 (2005): 88-105 48

Nesse, Randolph M. “Natural Selection and the elusiveness of happiness.” The Royal Society. (2004): 1335. 49

Vermeren, Patrick. Anders Leiden. Gent: Academia Press, 2009. 127. 50

Kleiner, Kurt. “Why Smart People Do Stupid Things.” UofTMagazine summer 2009. University of Toronto. 8 apr. 2010. < http://www.magazine.utoronto.ca/feature/why-people-are-irrational-kurt-kleiner/>. 51

De Cruz, Helen, and De Smedt, Johan. “The role of intuitive ontologies in scientific understanding: the case of human evolution.” Biology and Philosophy. 22 (2007): 356. 52

Pinker, Steven. “The Evolutionary Psychology of Religion.” The Humanist. (2006): 10-15. 53

Ibid. 15. 54

Kirkpatrick, Lee. A. “Toward an Evolutionary Psychology of Religion and Personality.” Journal of Personality. 67/6 (1999): 921-952.

Page 64: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

60

6. Besluit

Aangezien we een antwoord zochten op de vraag waarom ook verstandig mensen irrationeel kunnen

zijn, was het noodzakelijk om eerst een algemene bespreking te doen van wat we onder

‘intelligentie’ en ‘irrationaliteit’ verstaan. We kwamen tot de conclusie dat intelligentie in zekere zin

relatief is, wat niet wil zeggen dat het een onzinnig begrip is, aangezien we ervan overtuigd zijn dat

‘verstandige mensen’ bestaan. Vervolgens hadden we het over ‘irrationaliteit’. Omdat dit een erg

ruim domein is, hebben we dit zoveel mogelijk beperkt tot ‘geloof in pseudowetenschappen’.

Wanneer we echter verklaringen zochten voor irrationaliteit bij verstandige mensen, was het

noodzakelijk om dit vanuit een breder perspectief te bekijken en naast de directe -, ook evolutionaire

verklaringen in rekening te brengen. We vonden dat onzinnigheid onvermijdelijk verweven is met

ons brein. Hierdoor is het dus niet zo verwonderlijk dat ook verstandige mensen irrationeel kunnen

zijn.

De vraag is nu: kunnen we hier iets aan doen? Of is iedereen, verstandige mensen inclusief, gedoemd

om, vrijwel onvermijdelijk, zo nu en dan, in meer of mindere mate, irrationeel te zijn? Mijn antwoord

hierop is tweeledig. Aan de ene kant denk ik niet dat een persoon ooit volledig rationeel kan zijn. Dit

willen we overigens ook niet, aangezien irrationaliteit onder andere noodzakelijk is om tot een

coherent en stabiel wereldbeeld te komen. Constante twijfel zou ons in een impasse brengen en

leiden tot een toestand waarbij we geen keuzes meer willen maken.

Toch mogen evolutionaire verklaringen geen rechtvaardiging inhouden voor irrationeel gedrag.

Kritisch denken is lastig, maar noodzakelijk wanneer we goed geïnformeerde keuzes willen maken en

de juiste overtuigingen willen aanhangen. De eerste stap is het bewust worden van onze irrationele

fouten en van de beperkingen die ons lichaam kent. Enkel na dit proces kunnen we op een

doordachte manier onze eigen opvattingen en die van anderen evalueren. De volledige rationaliteit

zullen we en hoeven we nooit te bereiken, maar we moeten er steeds naar streven om met een

kritische, en vooral moedige blik illusies te doorprikken in onze zoektocht naar de meeste

betrouwbare kennis en informatie.

Page 65: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

61

Dankwoord

Eerst en vooral zou ik mijn promotor, professor Braeckman, willen bedanken. Dit niet alleen voor zijn

inbreng, hulp en kritische bedenkingen bij het tot stand komen van deze thesis, maar zeker en vast

ook voor het bewustwordingsproces die hij de voorbije vier jaar in me teweeg bracht. Zonder hem

zat ik nu nog steeds vast in mijn eigen irrationaliteit. Verder ben ik dank verschuldigd aan Maarten

Boudry, die me steeds wou helpen met handige raad en bruikbare commentaren. Ook professor Van

Leeuwen heeft een bijdrage geleverd door maar al te graag met mij in discussie te treden wanneer ik

kritiek had op zijn visie.

Daarnaast heeft m’n neef Pieter-Jan me ook erg goed geholpen wanneer mijn computer weer eens

zijn eigen gangetje wou gaan. Uiteraard wil ik ook mijn ouders bedanken, en bovenal m’n vader, die

ondanks de vele discussies, en onze compleet tegenstrijdige opinies, me altijd wou bijstaan met raad

en daad. Hierdoor besef ik dat we personen soms van hun irrationele overtuigingen moeten

scheiden. Ten slotte ben ik vooral mijn vriend Nicolaï erg veel dank verschuldigd, omdat hij in me

gelooft en me onvoorwaardelijk steunt.

Page 66: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

62

Bibliografie

Boeken:

Batens, Diderik. Menselijke kennis: pleidooi voor een bruikbare rationaliteit. Antwerpen-

Apeldoorn: Garant, 2004.

Bausell, Barker R. Snake Oil Science: The Truth About Complementary and Alternative

Medicine. New York: Oxford University Press, 2007.

Bassham, Gregory, and Irwin, William, and, Nardone, Henry, and, Wallace, James M. Critical

Thinking: A Student’s Introduction. New York: The McGraw-Hill Companies, 2008.

Braeckman, Johan. Darwins moordbekentenis: de ontwikkeling van het denken van Charles

Darwin. Amsterdam: uitgeverij Nieuwezijds, 2001.

Brysbaert, Marc. Psychologie. Gent: Academia Press, 2006.

Carroll, Robert T. Becoming a Critical Thinker: a Guide for the New Millennium. Pearson:

2005.

Crevits, Luc. Mijn geest van vlees en bloed: neurobiologische verkenningen naar menselijk

gedrag. Gent: Academia Press, 2007.

Dawkins, Richard. The God Delusion. London: Transworld Publishers, 2006.

Doyle, Arthur Conan. The Coming of the Fairies. New York, Toronto, London: Dodo Press,

1922.

Hertmans, Stefan,and Braeckman, Johan, and Boudry, Maarten. “Kritisch denken: de ethische

dimensie.” Grenzen aan de ethiek?. Gent: Academia Press, 2009.

Hood, Bruce M. SuperSense: waarom we in het bovennatuurlijke geloven.Leuven: uitgeverij

Van Halewyck, 2009.

Page 67: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

63

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other

Confusions of our Time. New York: W.H. Freeman and Company, 1997.

Shermer, Michael. Why People Believe Weird Things: Pseudoscience, Superstition and Other

Confusions of our Time. New York: Henry Holt and Company, 2002.

Tipler, Frank J. The physics of immortality: modern cosmology, god and the resurrection of

the dead. London: Macmillan, 1995.

Tolle, Eckhart. De kracht van het nu. Deventer: uitgeverij Ankh-Hermes, 2001.µ

Trivers, Robert. Natural Selection and Social Theory: selected papers of Robert Trivers.

Oxford: Oxford University Press, 2002.

Van Den Berghe, Gie. De Mens Voorbij. Antwerpen: Meulenhoff, Manteau, 2008.

Van Loocke, Philip. Logica en wetenschapsfilosofie I Gent: 2006-2007.

Vermeersch, Etienne, and Braeckman, Johan. De rivier van Herakleitos: een eigenzinnige visie

op de wijsbegeerte. Antwerpen: uitgeverij Houtekiet, 2008.

Vermeren, Patrick. Anders Leiden. Gent: Academia Press, 2009.

Weber, Erik. Wetenschapsfilosofie. Gent: Academia Press, 2007.

Artikels:

Bell, P. “Would you believe it?” Mensa Magazine. (2002).

Bombeek, Bram, and Termote, Roeland. “De Gidsen van Gili.” Schamper. 487 (2010).

Byrne, Christoffer C., and Kurland, Jeffrey A. “Self-deception in an evolutionary game.”

Journal Theoretical Biology. 212 (2001).

Culotta, Elizabeth. “On the origin of religion.” Science. 326 (2009).

Page 68: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

64

De Cruz, Helen, and De Smedt, Johan. “Science as structured imagination.” To appear in

Journal of Creative Behavior. 3.

De Cruz, Helen, and De Smedt, Johan. “The role of intuitive ontologies in scientific

understanding: the case of human evolution.” Biology and Philosophy. 22 (2007).

Ellis, George. “Piety in the sky.” Nature. 371 (1994).

Fiedler, Fred E. “Invited Reflections: When IQ + experience ≠ performance.” Leadership &

Organization Development Journal. 22/3 (2001).

Furnam, Adrian, and Dissou, Georgia, and Sloan, Peter, and Chamorro-Premuzic, Thomas.

“Personality and Intelligence in Business People: A Study of Two Personality and Two

Intelligence Measures .” J Bus Psychol. 22 (2007).

Goldman, David. “A Real-Life Fairy-tale.” Biography Magazine. (2000).

Grigorenko, Elena L., and Meier, Elisa, and Lipka, Jerry, and Mohatt, Gerald, and Yanez,

Evelyn, and Sternberg, Robert J. “Academic and practical intelligence: a case study of the

Yup’ik in Alaska.” Learning and individual differences 14 (2004).

Kelemen, Deborah. “Are Children ‘intuïtive theists’?, reasoning about purpose and design in

nature.” Psychological Science. 15/5 (2004).

Kirkpatrick, Lee. A. “Toward an Evolutionary Psychology of Religion and Personality.” Journal

of Personality. 67/6 (1999).

Loftus, Elizabeth F., and Palmer, John C. “Reconstruction of automobile destruction: an

example of the interaction between language and memory.” Journal of verbal learning and

verbal behaviour. 13 (1974).

Lynn, R., and Harvy, John., and Nyborg, Helmuth. “Average intelligence predicts atheism

rates across 137 nations.” Intelligence. (2008).

Page 69: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

65

Moomal, Zubair, and, Henzi, Stephanus Petrus. “The evolutionary psychology of deception

and self-deception.” South African Journal of Psychology. 30/3 (2000).

Mottus, René, and Allik, Jüri, and Konstabel, Kenn, and Kangro, Eva-Maria, and Pullmann

Helle. “Beliefs about the relationships between personality and intelligence.” Personality and

Individual Differences. 45 (2008).

Nesse, Randolph M. “Natural Selection and the elusiveness of happiness.” The Royal Society.

(2004).

Nesse, Randolph M. “Natural Selection and the regulation of defenses: a signal detection

analysis of the smoke detector principle.” Evolution and Human Behavior. 26 (2005).

Owen, Alex. “Borderland Forms: Arthur Conan Doyle, Albion’s Daughters, and the Politics of

the Cottingley Fairies.” History Workshop. 38 (1994).

Pinker, Steven. “The Evolutionary Psychology of Religion.” The Humanist. (2006).

Ramachandran, V.S. “The evolutionary biology of Self-Deception, Laughter, Dreaming and

Depression: Some clues from Anosognosia.” Medical Hypotheses. 47 (1996).

Rasmussen, Seth C. “The History of Science as a Tool To Identify and Confront

Pseudoscience.” Journal of Chemical Education. 84/6 (2007).

Shermer, Michael. “Why Smart People Believe Weird Things.” Skeptic. 10/2 (2003).

Stanovich, Keith E. “Rational and Irrational Thought: The thinking that IQ-tests miss.”

Scientific American Mind. 20/6 (2009).

Sternberg, J. and Grigorenko, Elena J. and Bundy Donald A. “The predictive value of IQ.”

Merill-Palmer Quarterly. 47/1 (2001).

Page 70: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

66

Websites:

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Ad-hoc-hypothese. 8 apr. 2010

<http://nederlands.skepdic.com/dict_adhoc.htm >.

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Homeopathie. 8 apr. 2010,

<http://nederlands.skepdic.com/dict_homeopathie.htm>.

Caroll, Robert T. and Popa, Christian. “The Skeptic’s Dictionary.” Pseudoscience. 8 febr. 2009.

8 apr. 2010 <http://www.skepdic.com/pseudosc.html>.

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Spiritisme. 8 apr. 2010,

<http://nederlands.skepdic.com/dict_spiritisme.htm>.

Caroll, Robert T. and Brill, Steven. “The Skeptic’s Dictionary.” Straw man fallacy. 22 apr. 2010.

<http://www.skepdic.com/refuge/ctlessons/lesson9.html>.

Caroll, Robert T. “Het woordenboek van de skepticus.” Wishful thinking. 8 apr. 2010,

<http://nederlands.skepdic.com/dict_wishthink.htm>.

“Explore Spiritism: an Introduction to Spiritism, codified by Allan Kardek.” 8 apr. 2010,

<http://www.explorespiritism.com/>.

“Explore Spiritism: an Introduction to Spiritism, codified by Allan Kardek.” The Triple Aspect

of Spiritism. 8 apr. 2010, <http://www.explorespiritism.com/SCIENCE%20start.htm>.

Haskins, Greg R. A practical guide to critical thinking. 8 apr. 2010.

<http://www.skepdic.com/essays/Haskins.html>.

Hoogbegaafden: Hoeveel hoogbegaafden zijn er?. 8 apr. 2010.

<http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/01_Hoogbegaafd/hoeveel.html>.

Kleiner, Kurt. “Why Smart People Do Stupid Things.” UofTMagazine summer 2009. University

of Toronto. 8 apr. 2010. < http://www.magazine.utoronto.ca/feature/why-people-are-

irrational-kurt-kleiner/>.

Page 71: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

67

Kriek, Nathalie, and Metz, Jessie. “Tarotconsult.” Déjà vu. 15 apr. 2010.

<http://www.tarotconsult.com/pages/deja%20vu.htm>.

“Museum of Hoaxes.” The Cottingley Fairies. 8 apr. 2010,

<http://www.museumofhoaxes.com/hoax/photo_database/image/the_cottingley_fairies/>.

“Niburu: onthullend en bewustmakend nieuws.” Actie oud-burgemeester Vereecke tegen

chemtrails. 8 apr. 2010. < http://www.niburu.nl/index.php?articleID=21533>.

Petrides, K.V. The Adult Sampeling Domain Of Trait Emotional Intelligence. London

Psychometric Laboratory at UCL, 8 apr. 2010. <

http://www.psychometriclab.com/Default.aspx?Content=Page&id=1>.

Roden, Barbara. “The Arthur Conan Doyle Society.” The Coming of the fairies: an alternative

view of The Cottingley Fairies. 2003. 8 apr. 2010, <http://www.ash-

tree.bc.ca/acdsfairies.htm>.

Roden, Christopher. “The Arthur Conan Doyle Society.” Arthur Conan Doyle: a brief

biographical study. 2003. 8 apr. 2010. < http://www.ash-tree.bc.ca/acdsbio.htm>.

“The independent.” Tim Vine: down the barrel of a pun. 8 may 2005. 14 apr. 2010.

<http://www.independent.co.uk/arts-entertainment/theatre-dance/features/tim-vine-

down-the-barrel-of-a-pun-527562.html>.

“The Official Website of the Sir Arthur Conan Doyle Literary Estate.” Sir Arthur Conan Doyle

Biography. 8 apr. 2010, <http://www.sherlockholmesonline.org/Biography/index.htm>.

“University of metafysics.”Aims, goals, mission. 8 apr. 2010.

<http://www.universityofmetaphysics.com/prospectus/aims-goals-mission.htm>.

Page 72: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaertlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/022/RUG01-001458022...Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Anneleen Callewaert Waarom ook verstandige

68

Thesis en paper:

Boudry, Maarten. “De naakte keizers van de psychoanalyse: De Immunisatiestrategieën van

een Pseudowetenschap.” Thesis. Ugent

Callewaert, Anneleen. “What is ‘the Secret’ of life?” Filosofische vaardigheden en methodiek

III. Paper. 3de bachelor, Ugent, 2008.

DVD:

Byrne, Rhonda. The Secret. Australia: Prime Time Productions, 2006.