UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/339/RUG01-002164339... · 2014. 12. 18. ·...

125
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2013-2014 Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Nadia Van Camp Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke Co-promotor: Mevr. J. Ronse Co-promotor: Prof. dr. D. Myny

Transcript of UNIVERSITEIT GENTlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/164/339/RUG01-002164339... · 2014. 12. 18. ·...

  • UNIVERSITEIT GENT

    Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

    Academiejaar 2013-2014

    Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de

    eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en

    jobtevredenheid

    Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

    Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

    Door Nadia Van Camp

    Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke

    Co-promotor: Mevr. J. Ronse

    Co-promotor: Prof. dr. D. Myny

  • UNIVERSITEIT GENT

    Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

    Academiejaar 2013-2014

    Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de

    eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en

    jobtevredenheid

    Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

    Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

    Door Nadia Van Camp

    Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke

    Co-promotor: Mevr. J. Ronse

    Co-promotor: Prof. dr. D. Myny

  • I

    ABSTRACT

    Probleemstelling: In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie tussen

    huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg en de relatie met

    jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid. In de internationale literatuur zijn de

    resultaten vaak tegenstrijdig. Onderzoek spitst zich vaak toe op één van bovengenoemde

    thema‟s, waardoor het moeilijk is een compleet beeld van taakdelegatie en zijn effecten

    te krijgen.

    Doelstelling: In deze masterproef wordt een antwoord geformuleerd op de vraag wat de

    relatie is tussen de mate van taakdelegatie en de jobinhoud, werkbelasting en

    jobtevredenheid van huisartsen en verpleegkundigen in Belgische groepspraktijken.

    Methode: Er werd een kwantitatief cross-sectioneel onderzoek opgezet in drie

    groepspraktijken met twee verschillende niveaus van taakdelegatie. Jobinhoud werd

    geregistreerd door middel van multi-moment opnamen. Werkbelasting werd nagegaan

    door registratie van de werkagenda‟s van huisartsen en verpleegkundigen, en door

    middel van het PAONCIL-instrument. Jobtevredenheid werd nagegaan door middel van

    kwantitatieve jobtevredenheidsvragenlijsten: de Index of Work Satisfaction (IWS) en de

    Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg (MAS-GZ).

    Resultaten: Uit dit onderzoek komt naar voor dat er een significant verschil bestaat in

    direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten bij de artsen in de

    verschillende praktijken. De subjectieve werkbelasting is significant verschillend. Het

    aantal geconsulteerde patiënten is significant verschillend voor de artsen van de

    verschillende groepspraktijken, evenals de interactie met collega-huisartsen.

    Conclusie: De eerste resultaten van taakdelegatie binnen de eerstelijnsgezondheidszorg

    werden hier naar voor gebracht. In het kader van toekomstige maatschappelijke

    veranderingen, wordt verder onderzoek binnen deze materie sterk aangeraden.

    Aantal woorden masterproef : 12.211 (exclusief bijlagen en bibliografie)

  • II

    INHOUDSTABEL

    Inleiding ........................................................................................................................... 1

    1 Evoluties in de vraag naar zorg ............................................................................. 1

    2 Evoluties in het aanbod van zorg .......................................................................... 2

    3 Taakdelegatie, werklast en jobtevredenheid........................................................ 3

    3.1 Begripsverheldering van taakdelegatie ..........................................................................3

    3.2 Taakdelegatie in West-Europa en België ......................................................................4

    3.3 Begripsverheldering van werklast ..................................................................................5

    3.4 Begripsverheldering van jobtevredenheid ......................................................................6

    3.5 Taakdelegatie en de relatie met werkbelasting en jobtevredenheid ..............................7

    Hoofdstuk 1: Literatuuronderzoek ............................................................................... 8

    1 Literatuuronderzoek naar de relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie .. 8

    1.1 Zoekstrategie .................................................................................................................8

    1.2 Resultaten ....................................................................................................................11

    1.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................17

    2 Literatuuronderzoek naar meetinstrumenten van jobtevredenheid ............... 19

    2.1 Zoekstrategie ...............................................................................................................19

    2.2 Vergelijking van de verschillende instrumenten ...........................................................22

    2.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................28

    Hoofdstuk 2: Methodologie ........................................................................................ 30

    1 Design van de studie ............................................................................................ 30

    2 Steekproef .............................................................................................................. 31

    3 Gegevensverzameling .......................................................................................... 32

    3.1 Jobinhoud ....................................................................................................................32

    3.2 Objectieve werkbelasting .............................................................................................34

    3.3 Subjectieve werkbelasting ...........................................................................................34

  • III

    3.4 Demografische gegevens ............................................................................................37

    3.5 Gegevens met betrekking tot de praktijk ......................................................................37

    4 Data-analyse........................................................................................................... 37

    5 Ethische beschouwingen ..................................................................................... 39

    Hoofdstuk 3: Resultaten .............................................................................................. 40

    1 Steekproef .............................................................................................................. 40

    2 Resultaten jobinhoud ............................................................................................ 42

    3 Resultaten werkbelasting ..................................................................................... 47

    3.1 Resultaten objectieve werkbelasting ............................................................................47

    3.2 Resultaten subjectieve werkbelasting ..........................................................................48

    4 Resultaten jobtevredenheid ................................................................................. 48

    4.1 Deel één van de Index of Work Satisfaction ................................................................48

    4.2 Deel twee van de Index of Work Satisfaction...............................................................49

    4.3 Maastrichtse arbeidssatisfactieschaal gezondheidszorg .............................................54

    Hoofdstuk 4: Discussie ................................................................................................ 55

    1 Bespreking van de resultaten .............................................................................. 55

    1.1 Resultaten met betrekking tot jobinhoud ......................................................................55

    1.2 Resultaten met betrekking tot werkbelasting ...............................................................57

    1.3 Resultaten met betrekking tot jobtevredenheid ............................................................58

    2 Beperkingen van het onderzoek .......................................................................... 61

    3 Sterktes van het onderzoek ................................................................................. 63

    Hoofdstuk 5: Conclusie ............................................................................................... 64

    Hoofdstuk 6: Aanbevelingen ....................................................................................... 66

    Bibliografie .................................................................................................................... 67

    Bijlagen .......................................................................................................................... 76

  • IV

    VOORWOORD

    Een masterproef uitwerken is geen gemakkelijke opdracht. Het vergt heel wat

    creativiteit, inzet en vooral doorzettingsvermogen. Het vergt ook psychologisch veel

    van de student. Zich gesteund voelen tijdens heel dit proces is dan ook uiterst

    belangrijk.

    Voor deze steun wil ik eerst en vooral mijn promotor, Prof. dr. Ann Van Hecke, en mijn

    co-promotoren, Mevr. Janneke Ronse en Prof. dr. Dries Myny, bedanken. Zij stonden

    altijd klaar om eventuele onduidelijkheden toe te lichten, uitleg te geven wanneer

    gevraagd en goede tips te geven tijdens het uitwerken van de masterproef. De duidelijke

    planning en heldere communicatie werden erg op prijs gesteld.

    Ik wil ook graag mijn familie bedanken voor de onvoorwaardelijke steun tijdens de

    afgelopen twee jaren. Zonder hun steun was dit project niet gelukt. Thierry, Vico en

    Nona: jullie zijn super! Voor de logistieke steun was Annie altijd present, Caroline en

    Nele zijn bedankt voor het kritisch nalezen en de tips voor de uitwerking.

    Daarnaast wil ik de praktijken bedanken waar ik mijn observaties voor de masterproef

    kon doen. De wijkgezondheidscentra „Kapelleberg‟ en „De Kaai‟ in Gent en de

    groepspraktijk Aagem medics in Oudegem werden bereid gevonden deel te nemen. De

    ontvangst overal meer dan hartelijk en ik werd ten volle gesteund.

    Het is dankzij al deze mensen dat deze masterproef tot een goed einde kwam, waarvoor

    nogmaals hartelijk dank.

    Nadia Van Camp

    December 2013

  • 1

    INLEIDING

    Het Belgische zorglandschap verandert de laatste decennia aanzienlijk. Zowel in de

    vraag naar zorg als in het zorgaanbod tekenen zich een aantal evoluties af. Een aspect

    dat hierbij aanleunt is taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige. In deze

    inleiding wordt een kort overzicht gegeven van de maatschappelijke evoluties die

    belangrijk zijn in het kader van deze masterproef, en wordt een korte introductie

    gegeven over taakdelegatie.

    1 EVOLUTIES IN DE VRAAG NAAR ZORG Zoals in vele Europese landen treedt ook in België een vergrijzing van de bevolking op.

    Men spreekt in België van een dubbele vergrijzing, omdat zowel de gemiddelde leeftijd

    van de bevolking als het percentage ouderen stijgt. In de komende 10 jaar zal in

    Vlaanderen het aantal 80-plussers met 65.000 toenemen (Degadt, 2009). Deze

    demografische veranderingen zullen gepaard gaan met zowel een toenemende als een

    gewijzigde zorgvraag, onder andere door de stijging van het aantal chronische

    aandoeningen (Demarest, Drieskens, Gisle, Van der Heyden & Tafforeau, 2008;

    Nuyens, 2010). Naarmate zorgvragers ouder worden, verhoogt de medische consumptie

    en worden de huisarts en thuisverpleegkundige meer gecontacteerd (Hesse, 2008;

    Pacolet et al., 2004).

    Niet alleen is een kwantitatieve toename van de zorgbehoeften vast te stellen, men stelt

    ook vast dat de zorgvraag complexer wordt, zowel in de acute als in de chronische zorg

    (Degadt, 2009). Eerstelijnsgezondheidszorg is niet meer klassiek piramidaal

    georganiseerd, maar wordt meer en meer een netwerkstructuur waarbij coördinatie en

    samenwerking tussen de eerstelijnsteams en andere voorzieningen steeds belangrijker

    worden (Nuyens, 2010). De zorg moet daarbij afgestemd worden op maat van de

    zorgvrager, de zorg is patiëntgericht eerder dan ziektegericht (Cioffi, Wilkes,

    Cummings, Warne & Harrison, 2010). De huisarts treedt op als spilfiguur in het

    zorgmanagement van de chronische zorgvrager, met als belangrijke opdracht het

    uitwerken en opvolgen van een zorgplan en het maken van afspraken tussen de

    hulpverleners en de zorgverleners (Degadt, 2009; Nuyens, 2010).

  • 2

    2 EVOLUTIES IN HET AANBOD VAN ZORG Door de hierboven vermelde evoluties in de vraag naar zorg, moet ook het aanbod van

    zorg en het gezondheidszorgsysteem aangepast worden (De Munck et al., 2011). Dit

    moet toelaten om de vergrijzing van de bevolking en de behandeling van chronische

    aandoeningen ten minste deels op te vangen, en de tekorten in het gezondheidspersoneel

    te overwinnen.

    Internationaal wordt, sinds het World Health Rapport “Primary Health Care: Now More

    Than Ever” van de WHO in 2008, en de World Health Assembly resolutie in 2009, de

    eerstelijnsgezondheidszorg weer op de politieke agenda‟s gezet. Uit het regeerakkoord

    van de Vlaamse regering van 2009 blijkt dat er ook een politieke wil is om de

    eerstelijnsgezondheidszorg in België verder uit te bouwen (Vandeurzen, 2009).

    Twee belangrijke actoren binnen de eerstelijnsgezondheidszorg zijn de huisarts en de

    verpleegkundige. De positie van huisarts staat echter onder druk : in België kiest één

    derde van de studenten geneeskunde voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, maar

    een vierde van het quotum voor huisartsen, voorzien in het kader van de numerus

    clausus, wordt niet ingevuld door de studenten (Vrijens et al., 2013). Daarbij komt dat

    meer dan een derde van de afgestudeerde huisartsen actief is in andere sectoren zoals

    onderzoek, onderwijs en administratie (Lorant et al., 2008). Ook de veroudering binnen

    de huisartsenpopulatie speelt een rol: de gemiddelde leeftijd van de huisarts is vandaag

    51,4 jaar (Vrijens et al., 2012). Dit kan in de toekomst leiden tot een tekort aan

    huisartsen in België (Lorant et al., 2008).

    Bij de verpleegkundigen doen zich gelijkaardige problemen voor. Ten eerste is er de

    vervangingsvraag: door pensionering, door het verlaten van de sector of door deeltijds

    werk vermindert het aanbod van verpleegkundigen (Degadt, 2009). Ten tweede moet

    men rekening houden met de voorziene uitbreiding van de zorg. Volgens Pacolet et

    al.(2004) is de grootste groei te verwachten in de ouderenzorg en de thuiszorg. Ten

    derde moet men de overeenkomst (fit) tussen de opleiding en de job in acht nemen. De

    specialisatie binnen de verpleegkundige sector verhoogt de bekwaamheid en de

    kwaliteit, maar bemoeilijkt de inzetbaarheid en de aansluiting op de vraag (Degadt,

    2009).

  • 3

    De meningen zijn verdeeld of bovenstaande evoluties een tekort aan verpleegkundigen

    zullen opleveren. Volgens Wells en Norman (2009) en Stanley (2010) zal de uitstroom

    groter zijn dan de instroom van de pas afgestudeerde verpleegkundigen. Het aantal

    werkzame verpleegkundigen zal in de komende tien jaar om deze reden gestaag dalen,

    en men zal hier proactief moeten op inspelen (Stanley, 2010). Pacolet et al. (2004)

    stellen dat door een becijferd groeiscenario van afstuderende verpleegkundigen van

    39% de stijgende behoefte aan verpleegkundigen volledig kan gecompenseerd worden.

    3 TAAKDELEGATIE, WERKLAST EN JOBTEVREDENHEID

    Naar analogie met andere landen die gelijkaardige maatschappelijke evoluties hebben

    doorgemaakt, wordt taakdelegatie ook in België een steeds vaker terugkerend thema in

    discussies. Hieronder wordt het begrip taakdelegatie verduidelijkt. In het kader van deze

    masterproef worden de begrippen werklast en jobtevredenheid eveneens toegelicht.

    3.1 BEGRIPSVERHELDERING VAN TAAKDELEGATIE

    Taakdelegatie wordt dikwijls gekoppeld of verward met een aantal andere begrippen

    zoals substitutie, taakherschikking of functiedifferentiatie. In Tabel 1 wordt een

    overzicht gegeven van de verschillende begrippen.

  • 4

    Tabel 1: begripsverheldering taakdelegatie/substitutie/taakherschikking/ functiedifferentiatie

    Taakdelegatie/Substitutie Taakherschikking Functiedifferentiatie

    Defi

    nit

    ie e

    n v

    erd

    uid

    eli

    jkin

    g

    Overdragen van gespecialiseerde

    (deel)taken van hoog gekwalificeerd,

    duur personeel naar minder

    gekwalificeerd, goedkoper personeel

    (Dubois,& Singh, 2009; Rachid,

    2010; Vrijhoef, Diederiks,

    Spreeuwenberg,& Wolffenbuttel,

    2001) De gedelegeerde (deel)taken

    behoren niet tot het

    deskundigheidsgebied van degene

    aan wie gedelegeerd wordt, maar

    deze voert de (deel)taken wel

    zelfstandig en onder eigen

    verantwoordelijkheid uit (van de

    Rijdt - Van de Ven, 2005)

    In de Nederlandstalige literatuur

    worden „delegatie‟ en „substitutie‟

    vaak door elkaar gebruikt.

    Taken worden structureel

    aan een bestaand of

    nieuw beroep toegekend.

    De taak wordt

    zelfstandig verricht door

    en valt helemaal onder de

    bevoegdheid van de

    nieuwe

    beroepsbeoefenaar

    (Zorgnet Vlaanderen,

    2011)

    Creëren van functies

    met verschillende

    taken, verantwoor-

    delijkheden

    en bevoegdheden

    binnen dezelfde

    beroepsgroep

    (Zorgnet Vlaanderen,

    2011)

    Prak

    tijk

    -

    voorb

    eeld

    Overdragen van een deel van de zorg

    zoals bv. 3-maandelijkse controles

    voor patiënten met diabetes mellitus

    type 2 door een huisarts aan een

    verpleegkundige

    Overdragen van bepaalde

    verpleegkundige taken

    aan zorgkundigen

    Referentieverpleegkun-

    dige, verpleegkundig

    consulent

    Mogeli

    jk-

    hed

    en

    Kan zowel horizontaal als verticaal

    (Vrijhoef, 2001)

    Kan zowel horizontaal

    als verticaal

    Functiedifferentiatie

    leidt vaak tot

    taakherschikking

    3.2 TAAKDELEGATIE IN WEST-EUROPA EN BELGIË

    In vele Westerse landen heeft de verschuiving van tweede- naar

    eerstelijnsgezondheidszorg, samen met het terugvallende medische korps, geleid tot een

    verhoogde werkbelasting voor de huisartsen (Richards, Carley, Jenkins-Clarke, &

    Richards, 2000; Laurant, Hermens, Braspenning, Sibbald,& Grol, 2004). Door de focus

    op het management van chronische aandoeningen neemt de werklast in de

    eerstelijnsgezondheidszorg nog meer toe (Kroezen, van Dijk, Groenewegen, & Francke,

    2011; Pritchard,& Kendrick, 2001; Vrijhoef, Diederiks, Wesseling, Van Schayck, &

    Spreeuwenberg, 2003). Volgens Vrijhoef et al.(2001) is substitutie van zorg een

  • 5

    geschikte oplossing voor het management van chronische ziekten, en taakdelegatie in

    deze situatie aangewezen.

    In vele Europese landen bestaat er al een min of meer grote taakdelegatie tussen

    huisartsen en verpleegkundigen (Dierick-Van Daele, Metsemakers, Derckx,

    Spreeuwenberg, & Vrijhoef, 2008; Dreier, Rogalski, Oppermann, Terschüren, van den

    Berg, & Hoffmann, 2009; Fagerström,& Glasberg, 2011; Kroezen, 2011). In een aantal

    Europese landen mogen verpleegkundigen zelfstandig consultaties uitvoeren en mogen

    ze zelfstandig voorschriften afleveren (Kroezen, Francke, Groenewegen, & van Dijk,

    2012). In België staat de taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige nog in de

    kinderschoenen. Waar men in bepaalde ziekenhuizen al meer vertrouwd is met de

    „advanced nurse practitioner‟ (=ANP) functie, de „gespecialiseerde‟ verpleegkundige of

    de „Nurse Practitioner‟ (=NP), is dit in de eerstelijnsgezondheidszorg nog maar zelden

    het geval. Voorzichtige initiatieven worden genomen om sommige ANP, NP of

    verpleegkundig specialistfuncties uit te bouwen in de eerste lijn, vooral dan wat betreft

    chronische aandoeningen. Een voorbeeld hiervan is de hartfalenverpleegkundige bij het

    Wit-Gele Kruis in Limburg, of de diabetesverpleegkundige in een

    wijkgezondheidscentrum. De Belgische wetgeving is echter nog niet aangepast aan de

    veranderingen, en de ANP, NP of gespecialiseerde verpleegkundige mag tot op heden

    niet zelfstandig voorschriften maken voor de patiënt.

    3.3 BEGRIPSVERHELDERING VAN WERKLAST

    In de literatuur wordt vaak gesproken over workload (werklast). Soms wordt dit verder

    opgesplitst in objectieve en subjectieve werklast. Hans Kaaij pleit in z‟n boek „Werdruk

    en Werkstress‟ (1998) voor het gebruik van het begrip „werkbelasting‟ als

    overkoepelend begrip, bestaande uit 2 componenten: „werkdruk‟ en „werklast‟. Tabel 2

    geeft schematisch de verschillende begrippen weer. In deze masterproef zal vanaf nu

    werkbelasting als overkoepelend begrip worden gebruikt.

  • 6

    Tabel 2: begripsverheldering werkbelasting

    Werkbelasting als overkoepelend begrip (Kaaij, 1998)

    Objectieve werklast (Laurant et al., 2004) =

    werklast (Kaaij, 1998)

    Subjectieve werklast (Laurant et al., 2004)=

    werkdruk (Kaaij, 1998)

    De objectief vast te stellen werklast: de

    hoeveelheid werk die iemand in een dag

    verzet (Laurant et al., 2004), en die wordt

    beïnvloed door hoeveelheid,

    moeilijkheidsgraad, kwaliteitsnormen en

    snelheid van uitvoeren

    (Van den Berghe & Kirsch, 2010)

    De werkdruk is niet objectief vast te stellen,

    het is de subjectief beleefde werklast (Laurant

    et al., 2004). Het is de toestand die ontstaat

    wanneer een of meer medewerkers gedurende

    een langere periode de taak niet binnen de

    gestelde tijd of gestelde normen kunnen

    uitvoeren (Ulenberg, geciteerd in Van den

    Berghe, 2010)

    Voorbeeld : aantal consultaties of

    administratie verricht door de huisarts

    Voorbeeld: werkstress en jobtevredenheid

    maken deel uit van werkdruk

    3.4 BEGRIPSVERHELDERING VAN JOBTEVREDENHEID

    Jobtevredenheid wordt gedefinieerd als positieve en negatieve gedragingen die

    individuen stellen ten opzichte van hun job (Buciuniene geciteerd in Van Ham,

    Verhoeven, Groenier, Groothoff & De Haan, 2006). Jobtevredenheid wordt gezien als

    een onderdeel van de subjectieve werklast of werkdruk (Laurant et al., 2004). Het

    bestaat uit extrinsieke en intrinsieke waarden (Prothero, Marshall & Fosbinder, 1999).

    Tabel 3 geeft een overzicht.

    Tabel 3: extrinsieke en intrinsieke waarden van jobtevredenheid

    Extrinsieke waarden van jobtevredenheid Intrinsieke waarden van jobtevredenheid

    Loon

    Voordelen (financiële of extra-legale)

    Bonussen

    (Prothero, 1999)

    Status

    Zelfverwezenlijking

    Interactiemogelijkheden

    Zelfvertrouwen

    Zelfwaardering

    Opbouwen van kennis en vaardigheden

    Mogelijkheid om creatief te zijn

    (Prothero, 1999)

    Zinvol doel in job (Pink, 2009)

  • 7

    3.5 TAAKDELEGATIE EN DE RELATIE MET WERKBELASTING EN

    JOBTEVREDENHEID

    In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie en de relatie met

    werkbelasting en jobtevredenheid. Zelfs in de internationale literatuur is er weinig over

    te vinden, en worden jobtevredenheid en werkbelasting en hun invloed op taakdelegatie

    vaak niet als primaire uitkomstmaten weergegeven. Uit de studie van Laurant et

    al.(2004) blijkt dat taakdelegatie op korte termijn geen werklastvermindering met zich

    meebrengt voor de huisartsen (Laurant et al., 2004). Uit het onderzoek van Fletcher,

    Baker, Copeland, Reeves, & Lowery (2007) blijkt dat ongeveer de helft van de artsen

    vindt dat verpleegkundigen hun werklast verminderen, de andere helft vindt van niet.

    Deze tegenstelling is een interessant gegeven voor verder onderzoek. De volgende

    onderzoeksvraag kan hieruit worden afgeleid :

    Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de

    jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in

    groepspraktijken?

    Op deze onderzoeksvraag wordt een antwoord geformuleerd in deze masterproef.

    Deze masterproef wordt als volgt ingedeeld : in hoofdstuk 1 worden de resultaten van

    de literatuurstudie weergegeven. De literatuur omtrent taakdelegatie met betrekking tot

    werkbelasting en de meetinstrumenten van jobtevredenheid worden beschreven. In

    hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de gebruikte methodologie. In hoofdstuk 3 komen de

    resultaten van de studie aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de discussie gevoerd, waarin de

    meest opvallende resultaten worden verwerkt. Hier komen eveneens de beperkingen en

    sterktes van dit onderzoek aan bod. Tenslotte wordt een conclusie geformuleerd in

    hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 tenslotte worden mogelijke aanbevelingen voor toekomstig

    onderzoek en de praktijk besproken.

  • 8

    HOOFDSTUK 1: LITERATUURONDERZOEK In deze studie werden twee literatuuronderzoeken gedaan. Enerzijds werd de literatuur

    over de relatie tussen taakdelegatie en werkbelasting binnen de

    eerstelijnsgezondheidszorg in kaart gebracht. Anderzijds werd gezocht naar

    instrumenten om jobtevredenheid te meten bij huisartsen en verpleegkundigen. Voor

    elke literatuurstudie werden de zoekstrategie, de resultaten en enkele kritische reflecties

    neergeschreven.

    1 LITERATUURONDERZOEK NAAR DE RELATIE TUSSEN WERKBELASTING EN

    TAAKDELEGATIE

    1.1 ZOEKSTRATEGIE

    Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library,

    PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige en

    Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het

    volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. Artikels werden enkel

    geïncludeerd als taakdelegatie, eerstelijnsgezondheidszorg én werkbelasting aan bod

    kwam. Studies die handelden over taakdelegatie en werkbelasting in ziekenhuizen of

    woon-en zorgcentra werden geëxcludeerd. Artikels die handelden over niet-

    verpleegkundige of niet-medisch gerelateerde werkbelasting werden eveneens

    geëxcludeerd.

    Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie en geen beperking op de

    onderzoeksmethodologie. In de PubMed databank werd gebruik gemaakt van de

    vooropgestelde MeSH-termen.

    Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 4.

  • 9

    Tabel 4: zoekfilter werklast

    AND AND

    OR

    task realignment

    task delegation

    task alignment

    medically delegated tasks

    work delegation

    work organization

    work repartition

    delegation

    substitution

    comanagement

    skills mix

    interdisciplinary

    multidisciplinary

    task substitution

    team work

    shifting of tasks

    task shifting

    primary health

    care

    PHC

    primary care

    community care

    work load

    case load

    workload

    Een eerste selectie van de 210 artikels gebeurde op basis van de titel en het abstract,

    rekening houdend met hierboven vernoemde criteria. Artikels die dubbel teruggevonden

    werden en artikels waarvan het volledige artikel niet beschikbaar was, werden

    geëxcludeerd, evenals studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria.

    Na deze eerste analyse werd de volledige tekst van de overgebleven 23 artikels

    nagelezen. Daardoor werden nog 14 artikels geëxcludeerd omwille van het feit dat

    werklast niet terugkwam in de resultaten, maar bijvoorbeeld alleen werd weergegeven

    in de discussie. Door nazicht van de referentielijsten van de geïncludeerde artikels werd

    1 bijkomend artikel geïncludeerd in de selectie.

    Deze methode leverde uiteindelijk 10 bruikbare artikels op.

    Figuur 1 geeft de flowchart van de zoekstrategie rond werkbelasting en taakdelegatie

    weer.

  • 10

    Figuur 1: flowchart van zoekstrategie werklast en taakdelegatie

    PubMed Search (in all fields)

    Limits : Language : English/Dutch

    Year : geen limiet

    n = 51

    CINAHL Search (in all fields)

    Limits : Language : English

    Year : geen limiet

    Peer-reviewed articles

    n = 60

    Web of Science Search (in topic)

    Limits : Language : English

    Year : geen limieten

    Lemmatization on

    n = 33

    Via sneeuwbalmethode n = 1

    Totaal zoekstrategie: n= 210

    Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria, na

    uitsluiten dubbels en na beoordeling titel en abstract: n=

    187

    Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords)

    Limits : Language : English

    Year : geen limieten

    n = 66

    Bruikbare artikels : n=10

    Overgebleven artikels : n= 23

    Artikels geëxcludeerd na beoordeling volledige artikel:

    n= 14

  • 11

    1.2 RESULTATEN

    1.2.1 De relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie

    In de literatuur is men het erover eens dat de werkbelasting van de huisarts de laatste

    jaren toeneemt (Jenkins-Clarke & Carr-Hill, 2001; Laurant, 2004; Richards, 2000;

    Scott, & Wordsworth, 1998; Urban, Ose, Joos, Szecsenyi, & Miksch, 2012).

    In deze masterproef komt de vraag aan bod of het delegeren van taken een tijdswinst

    voor de huisarts kan opleveren. Volgens Richards (2000) zou dit een tijdswinst van 50%

    kunnen opleveren voor de huisarts. Echter, volgens een RCT opgezet door Laurant

    (2004) was er geen significant verschil tussen de interventie (met extra hulp van de

    NPs) en controlegroep (zonder extra hulp). De vraag die gesteld kan worden is of het

    eerder gaat over het herschikken van de beschikbare tijd, of om effectieve tijdswinst

    voor de artsen (Fletcher, 2007; Richards, 2000). In de studie van Fletcher (2007) werd

    aan de huisartsen gevraagd of ze de indruk hadden meer tijd beschikbaar te hebben. De

    artsen waren ongeveer gelijk verdeeld in hun oordeel of de NP hun werk verlichtte of

    niet. De belangrijkste klacht bij de artsen was dat de supervisie van de NPs meer werk

    met zich meebracht (Fletcher, 2007).

    1.2.2 Andere factoren die taakdelegatie beïnvloeden

    Naast de vraag of taakdelegatie een tijdsvoordeel oplevert voor de huisarts, worden in

    de bestudeerde artikels een aantal andere aspecten naar voor gebracht. Zo kan men een

    onderscheid maken tussen positief en negatief beïnvloedende factoren voor het

    toepassen van taakdelegatie. In Tabel 5 worden deze weergegeven.

    Tabel 5: positief en negatief beïnvloedende factoren van taakdelegatie

    Positief beïnvloedende factoren Negatief beïnvloedende factoren

    Vertrouwen van de arts in de verpleegkundige Persoonlijkheid van de verpleegkundige

    Aangeven van eigen grenzen door de

    verpleegkundige

    Geloof van de arts in delegatiemogelijkheden

    Goede communicatievaardigheden van de

    verpleegkundige

    Persoonlijkheid van de verpleegkundige

    Vertrouwen: artsen willen er zeker van zijn dat verpleegkundigen over voldoende

    kennis en vaardigheden beschikken om de gedelegeerde taken aan te kunnen (Wiener-

  • 12

    Ogilvie, Huby, Pinnock, Gillies, & Sheikh, 2008). Hierbij is niet alleen de behaalde

    graad (Professionele Bachelors, Master of Science of eventuele specialisaties)

    belangrijk, maar vooral de ervaring en vakbekwaamheid van de verpleegkundige

    (Richards, 2000). Angst voor incompetentie bij de verpleegkundige speelt een

    belangrijke rol in het niet willen delegeren van bepaalde taken door de arts (Richards,

    2000). Voor het vertrouwen van de artsen is het belangrijk dat de verpleegkundige

    haar eigen grenzen aangeeft (Walsh, Roe & Huntington, 2003; Wilson, Pearson &

    Hassey, 2002). Liever een verpleegkundige die „bewust incompetent‟ is dan een

    verpleegkundige die „onbewust incompetent‟ of overmoedig is (Walsh, 2003; Wilson,

    2002).

    Communicatievaardigheden en persoonlijkheid van de verpleegkundige: het

    kunnen communiceren op een geloofwaardige en efficiënte manier en de

    persoonlijkheid van de verpleegkundige die aansluit bij deze van de arts spelen een

    belangrijke rol (Wiener-Ogilvie, 2008).

    Geloof om (delen van) consultaties te delegeren: volgens de huisartsen kunnen niet

    alle type taken worden gedelegeerd. Wanneer huisartsen bevraagd werden naar

    potentiële delegatiemogelijkheden, gaven ze aan dat 17% van de huisartsenconsultaties

    volledig hadden kunnen gedelegeerd worden naar verpleegkundigen (Jenkins-Clarke,

    Carr-Hill & Dixon, 1998). Volgens dezelfde artsen hadden bepaalde delen van de

    consultatie in 39% van de gevallen kunnen gedelegeerd worden (Jenkins-Clarke, 1998).

    Toch blijken de meeste artsen ervan overtuigd dat nurse practitioners (=NPs) niet

    competent zijn om complexe patiënten te managen zonder de constante supervisie van

    de arts (Fletcher 2007). Ze zijn er wel van overtuigd dat NPs zich nuttig kunnen maken

    in een beperkt domein of voor niet-complexe patiënten (Fletcher, 2007).

    1.2.3 Vergelijking van de verschillende artikels

    In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de verschillende geselecteerde artikels.

  • 13

    Tabel 6: vergelijking van de artikels

    Artikel Definitie

    werkbelas-

    ting

    Definitie

    taakdelegatie

    Onderzoeksdesign

    en -methode

    Steekproef Gevalideerd

    instrument?

    Interventie/

    zorg

    Werkbelasting:

    primaire/

    secundaire focus?

    Taakdelegatie:

    primaire/

    secundaire

    focus?

    Jenkins-

    Clarke

    (1998)

    Geen

    definitie

    Een bepaalde

    taak wordt aan

    iemand anders

    overgedragen

    Cross-sectioneel

    kwantitatief +

    kwalitatief

    vragenlijsten

    observaties

    invullen dagboek (werklast +

    delegatie)

    focusgroepen

    10

    Doktersprak-

    tijken in het

    VK*

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Primaire focus Primaire focus

    Scott

    (1998)

    Objectieve

    en

    subjectieve

    werkbelas-

    ting

    Taakherschik-

    king (task

    shifting)

    Cross-sectioneel

    kwantitatief

    vragenlijsten

    86

    Doktersprak-

    tijken in het

    VK

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Primaire focus Secundaire focus

    Richards

    (2000)

    Geen

    definitie, uit

    artikel blijkt

    objectieve

    werklast

    (aantal

    voltijds

    equivalenten

    huisartsen)

    Delegeren van

    huisartsen

    werkbelasting

    (workload)

    naar andere

    gezondheids-

    werkers

    Review Primaire focus Primaire focus

    Jenkins-

    Clarke

    (2001)

    Geen

    definitie,

    maar wordt

    bevraagd via

    Mate waarin

    artsen

    werkbelasting

    doorgeven aan

    Cross-sectioneel

    kwantitatief +

    kwalitatief

    10

    doktersprak-

    tijken in het

    VK

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Primaire focus Primaire focus

  • 14

    Artikel Definitie

    werkbelas-

    ting

    Definitie

    taakdelegatie

    Onderzoeksdesign

    en -methode

    Steekproef Gevalideerd

    instrument?

    Interventie/

    zorg

    Werkbelasting:

    primaire/

    secundaire focus?

    Taakdelegatie:

    primaire/

    secundaire

    focus?

    het werken

    van extra

    uren

    medewerkers vragenlijsten

    observaties

    invullen dagboeken

    (werklast +

    delegatie)

    focusgroepen

    Laurant

    (2004)

    Voorbeelden

    van zowel

    objectieve

    als

    subjectieve

    werklast

    Overdragen

    van bepaalde

    aspecten van

    zorg van

    artsen naar

    verpleegkun-

    digen

    RCT kwantitatief

    vragenlijsten werkbelasting

    werkagenda‟s huisartsen

    34

    doktersprak-

    tijken in

    Nederland

    Ja Interventie-

    groep : 5

    NPs werden

    at random

    toegevoegd

    aan

    bestaande

    artsenprak-

    tijken met de

    bedoeling

    specifieke

    elementen

    van de

    patiënten-

    zorg op zich

    te nemen.

    Controle-

    groep : geen

    nurse

    practitioner

    Primaire focus Primaire focus

  • 15

    Artikel Definitie

    werkbelas-

    ting

    Definitie

    taakdelegatie

    Onderzoeksdesign

    en -methode

    Steekproef Gevalideerd

    instrument?

    Interventie/

    zorg

    Werkbelasting:

    primaire/

    secundaire focus?

    Taakdelegatie:

    primaire/

    secundaire

    focus?

    Johnson

    (2005)

    „Caseload‟

    en

    „workload‟,

    uit artikel

    blijkt

    objectieve

    werklast

    Geen definitie Cross-sectioneel

    kwalitatief

    interviews

    6 specialis-

    ten, 6 huis-

    artsen, 3

    diabestes-

    verpleegkun-

    digen, 2

    praktijkver-

    pleegkundi-

    gen in het

    VK

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Secundaire focus Secundaire focus.

    Primaire focus :

    welke impact

    heeft het nieuwe

    model voor

    geïntegreerde

    diabeteszorg?

    Fletcher

    (2007)

    Geen

    definitie

    Geen definitie Cross-sectioneel

    kwantitatief

    vragenlijst

    7 veteranen-

    doktersprak-

    tijken in de

    VS

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Primaire focus,

    uitgedrukt in 'tijd die

    dokter vrijmaakt‟

    neen

    Wiener-

    Ogilvie

    (2008)

    Geen

    definitie

    Medische

    taken worden

    gedelegeerd

    naar

    verpleegkun-

    digen

    Cross-sectioneel

    kwalitatieve case-

    study

    interviews

    focusgroep

    5 huisartsen

    en 4

    praktijkver-

    pleegkundi-

    gen in het

    VK

    Geen

    interventie

    neen Secundaire focus.

    Primaire focus is

    toepassen van

    handleiding

    van den

    Berg

    (2009)

    Geen

    definitie, uit

    artikel blijkt

    objectieve

    werklast

    (aantal „vrij

    gekomen‟

    uren door

    delegatie)

    Overdracht

    van bepaalde

    componenten

    van medische

    zorg naar

    gekwalifi-

    ceerd

    personeel

    Longitudinaal

    kwantitatief +

    kwalitatief

    observaties

    gestandaar-diseerde vragen-

    lijsten

    42 artsen in

    praktijken

    in Duitsland

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    Primaire focus Secundaire focus.

    Primaire focus

    werklast en

    therapietrouw

    van patiënten

  • 16

    Artikel Definitie

    werkbelas-

    ting

    Definitie

    taakdelegatie

    Onderzoeksdesign

    en -methode

    Steekproef Gevalideerd

    instrument?

    Interventie/

    zorg

    Werkbelasting:

    primaire/

    secundaire focus?

    Taakdelegatie:

    primaire/

    secundaire

    focus?

    Urban

    (2012)

    Geen

    definitie

    Medische

    taken worden

    gedelegeerd

    naar niet-

    artsen

    Cross-sectioneel

    kwantitatief

    vragenlijst

    715

    huisartsen in

    Duitsland

    Niet

    weergegeven

    Geen

    interventie

    neen Primaire focus,

    maar gaat over

    'non-physician

    practice staff‟,

    dus niet exclusief

    over

    verpleegkundigen

    *VK= Verenigd Koninkrijk

  • 17

    1.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN

    Het aantal artikels met primaire focus op zowel taakdelegatie als werkbelasting is zeer

    beperkt. Slechts 4 artikels beantwoorden aan dit criterium (Jenkins-Clarke, 1998;

    Jenkins-Clarke, 2001; Laurant et al., 2004; Richards et al., 2000). In de meeste artikels

    worden geen goede definities van werkbelasting en taakdelegatie gegeven. Dikwijls kan

    wel uit het artikel worden afgeleid wat de auteur verstaat onder de definitie. Voor de

    werkbelasting valt op dat het in de artikels dikwijls gaat over de werklast of objectieve

    werkbelasting. Door het gebrek aan definities is het moeilijk een goede kijk op de

    relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie te krijgen.

    Slechts bij één artikel wordt effectief een interventie (RCT) opgezet (Laurant et al.,

    2004). De andere artikels gebruiken een niet-experimenteel onderzoeksdesign.

    Men kan verschillende data-collectiemethodes onderscheiden in de artikels :

    observaties, het invullen van dagboeken, interviews, focus-groepen en het

    beantwoorden van vragenlijsten.

    Observaties van een huisartsenconsultatie worden gebruikt in de studies van Jenkins-

    Clarke (1998, 2001). Een eerste mogelijk nadeel van directe observatie is het Hawthorn-

    effect. Een tweede nadeel heeft te maken met de onderzoeker zelf : die mag niet te

    prominent aanwezig zijn (Holloway & Wheeler, 2010). Een derde nadeel is dat het

    moeilijk is voor onderzoekers om nota‟s te nemen en tegelijk te observeren (Holloway

    & Wheeler, 2010). Interviews voor de data-collectie worden gebruikt in de studies van

    Wiener-Ogilvie et al. (2008) en Johnson en Goyder (2005). Wiener-Ogilvie et al.

    (2008) geven voor hun semi-gestructureerde interviews de handleiding weer als

    appendix in het artikel, wat de transparantie verhoogt en een meerwaarde is. Het

    interviewtype dat gebruikt wordt in het artikel van Johnson (2005) is, afgaande op de

    vermelde thema‟s, een niet-gestructureerd, niet-gestandaardiseerd interview. Beide

    auteurs proberen de mogelijke bias zo klein mogelijk te houden: ze geven beiden aan

    dat er meerdere onderzoekers de geïdentificeerde thema‟s vergelijken, bediscussiëren en

    in een kader uitzetten. In twee studies wordt gebruik gemaakt van focusgroepen

    (Jenkins-Clarke, 1998; Wiener-Ogilvie et al, 2008). Laurant et al. (2004) is de enige die

    een gerandomisserde controlestudie opzet. De studie is als volgt opgezet: in een

    interventiegroep worden 5 Nurse Practicioners geïntroduceerd bij 30 huisartsen na een

  • 18

    opleiding van 2 weken. De NPs hebben een gemiddelde thuiszorgwerkervaring van 12,1

    jaar bij rekrutering. Elke NP wordt toegewezen aan 6 tot 9 huisartsen. De NPs werken

    samen met de artsen volgens vooropgestelde protocollen. In de controlegroep werden

    geen NPs geïntroduceerd. Als besluit stellen Laurant et al. (2004) dat het inzetten van

    NPs in een huisartsenpraktijk de werkbelasting niet verminderde voor de artsen.

    Een paar bemerkingen zijn aan de orde bij deze studie. Ten eerste registreren de

    huisartsen zelf hun werklast. In tegenstelling tot de studie van Jenkins-Clarke (1998),

    waar ook met zelfregistratie wordt gewerkt, wordt bij Laurant et al.(2004) geen

    triangulatie van de bekomen data toegepast, wat de validiteit beperkt. Ten tweede wordt

    er een korte specifieke opleiding van twee weken voorzien voor de

    thuiszorgverpleegkundigen. Dit is misschien te kort om als volwaardig NP aan de slag

    te kunnen gaan. Ten derde wordt in de studie één NP tewerkgesteld bij zes tot negen

    huisartsen. Een bedenking die men kan maken is of één NP per zes à negen huisartsen

    wel een wezenlijk verschil kán maken in de werkbelasting. Ten vierde heeft het project

    18 maanden geduurd, wat misschien (te) kort is om een effectieve vermindering van de

    werkbelasting bij de deelnemende huisartsenpraktijken te zien. Tot slot kan men zich de

    vraag stellen of een RCT wel een goede onderzoeksmethodologie is voor een complexe

    interventie als deze (Van Hecke, 2012).

    Als besluit van de kritische beschouwingen kan gesteld worden dat het

    literatuuronderzoek vrij beperkt was. Alhoewel voldoende zoektermen werden gebruikt,

    was het resultaat eerder teleurstellend. In de gevonden artikels kwamen zelden

    werkbelasting én taakdelegatie uitgebreid aan bod. Eén van de twee kwam dikwijls

    maar terzijde aan bod en de focus van de artikels was verschillend van de gezochte

    focus. Bij de zoekstrategie werd ook een review gevonden. Naar wat kon worden

    opgemaakt uit de methodologie van deze review, werden de zoektermen gebuikt in dit

    artikel allemaal apart ingevoerd. Dit had als gevolg dat niet alle artikels, die gebruikt

    werden in de review, teruggevonden werden in deze literatuurstudie. Hier werd

    namelijk wel gewerkt met een combinatie van zoektermen. Daarnaast kan men besluiten

    dat er een zeer diverse methodologie gebruikt werd in de verschillende artikels. Het

    bevragen van de onderzoekspopulatie door middel van vragenlijsten werd frequent

  • 19

    gebruikt. Ook focusgroepen werden meerdere malen gebruikt. De meeste artikels waren

    vrij oud en het bleek moeilijk recente artikels te vinden over het onderwerp.

    Hierdoor ontstaat de indruk dat taakdelegatie geen „hot topic‟ meer is binnen de

    eerstelijnsgezondheidszorg. Vermoedelijk is dit in sommige landen ook minder het

    geval, maar in België blijft het toch een onderwerp dat het bediscussiëren waard is.

    2 LITERATUURONDERZOEK NAAR MEETINSTRUMENTEN VAN

    JOBTEVREDENHEID

    2.1 ZOEKSTRATEGIE

    Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library,

    PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige of

    Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het

    volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. De inclusiecriteria

    werden vastgelegd als: vragenlijst of schaal rond jobtevredenheid gebruikt voor artsen

    of verpleegkundigen. Studies die niet bedoeld waren voor artsen of verpleegkundigen,

    vragenlijsten rond depressie of zuiver contractuele items, vragenlijsten die handelden

    over opleidingen of niet gevalideerde vragenlijsten werden geëxcludeerd.

    Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie of onderzoeksmethodologie. In de

    PubMed databank werd gebruik gemaakt van de vooropgestelde MeSH-termen.

    Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 7.

  • 20

    Tabel 7: zoekstrategie jobtevredenheidsschaal

    AND AND

    OR

    General Practitioner

    GP

    family physician

    family practitioner

    ANP

    APN

    NP

    nurse practitioner

    advanced practitioner

    advanced nurse practitioner

    advanced nursing practice

    advanced practice

    CNS

    clinical nurse specialist

    nurse specialist

    nurse clinician

    practice nurse

    professional practice

    expanded nursing

    expanded role of nursing

    primary care nurs*

    community health nurs*

    scale

    questionnaire

    job satisfaction

    work satisfaction

    De bovenstaande combinatie van zoektermen in de verschillende databanken leverde in

    totaal 553 zoekresultaten op. Deze werden in een eerste fase beoordeeld op hun

    relevantie op basis van titel en abstract. Artikels die dubbel teruggevonden werden en

    artikels waarvan de volledige tekst niet beschikbaar was, werden geëxcludeerd, evenals

    studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria. Dit leverde uiteindelijk

    28 bruikbare artikels op met 8 verschillende jobtevredenheidschalen. Via een

    bijkomende internetsearch op „vragenlijst jobtevredenheid‟ werd een

    haalbaarheidsstudie teruggevonden die uitgevoerd werd in opdracht van het Landelijk

    Centrum Verpleging & Verzorging (=LCVV). In deze haalbaarheidsstudie werd de

    tevredenheid op het werk gemeten met de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de

    gezondheidszorg (=MAS-GZ) (Landeweerd, Boumans, & Nissen, 1996). In hetzelfde

    rapport werden eveneens de psychometrische eigenschappen van de MAS-GZ

  • 21

    besproken (Welling, Hutten & Francke, 2002). In totaal werden dus 9 schalen

    gevonden. De verschillende schalen werden beoordeeld op interne consistentie,

    Pearson‟s r, aantal items, de scoreschaal die gebruikt werd, het gebruiksgemak en de

    beschikbaarheid van de schaal. Figuur 2 geeft de zoekstrategie naar meetinstrumenten

    van jobtevredenheid weer.

    Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS) Mueller-McCloskey Satisfaction Scale (MMSS)

    Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS)

    Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS)

    Warr-Cook-Wall scale (WCW) Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ)

    Nursing Job Satisfaction Scale (NJSS)

    Global Job Satisfaction Scale (GJSS)

    Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ)

    Figuur 2: flowchart zoekstrategie meetinstrumenten van jobtevredenheid

    PubMed Search (in all fields)

    Limits : Language : English/Dutch; Year : geen limiet n = 200

    CINAHL Search (in all fields)

    Limits : Language : English; Year : geen limiet;

    Peer-reviewed articles, academic journals

    n = 29

    Web of Science Search (in topic)

    Limits : Language : English; Year : geen limieten;

    Lemmatization on

    n = 40

    n = 1

    Totaal zoekstrategie: n= 546

    Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria en

    na beoordeling titel en abstract : n= 518

    Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords)

    Limits : Language : English; Year : geen limieten

    n = 77

    Bruikbare artikels : n= 29

    MNPJSS n= 4 MMSS n=4

    WCW n=8

    NJSS n=3

    MSQ n=1

    HHNJS n=2

    IWS n=5 GJSQ n=1

    Via rapport LCVV

    MAS-GZ n=1

    Bruikbare artikels : n= 28

  • 22

    2.2 VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE INSTRUMENTEN

    In de geïncludeerde artikels kwamen 8 verschillende meetinstrumenten aan bod: de

    Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS), de Mueller-McCloskey

    Satisfaction Scale (MMSS), de Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction

    (IWS), de Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS), de Warr-Cook-Wall

    scale (WCW), het Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ), de Nursing Job

    Satisfaction Scale (NJSS) en tenslotte de Global Job Satisfaction Scale (GJSS). De

    schaal die teruggevonden werd via de extra internetsearch is de Maastrichtse

    Arbeidssatisfactieschaal voor Gezondheidszorg (MAS-GZ).

    In Tabel 8 wordt van elke schaal een beschrijving gegeven, aangevuld met andere

    informatie zoals de betrouwbaarheid en validiteit, waar beschikbaar.

  • 23

    Tabel 8: meetinstrumenten van jobtevredenheid

    Naam van het meetinstrument +

    subschalen (taal)

    Interne

    consistentie (C.a)

    Pearson's

    r

    Aantal

    items

    Gebruikte

    score

    Beschikbaar-

    heid

    Extra

    informatie

    Bronpublicatie

    Misener Nurse Practitioner Job

    Satisfaction scale (E*)

    Intra-praktijk/partnerschap/colle-gialiteit

    Professionele/sociale/gemeen-schapsinteractie

    Uitdaging/autonomie

    Professionele groei

    Tijd

    Voordelen

    .96

    .94

    .89

    .84

    .86

    .83

    .79

    tussen de

    factors

    gaande

    van .33 en

    .72

    44

    14

    10

    8

    5

    4

    3

    6-punt Likert-

    schaal;

    1 = zeer

    ontevreden

    6 = zeer

    tevreden

    Betalend gebaseerd op McCloskey/

    Mueller

    specifiek voor NPs*** in de

    1ste

    lijn

    pen en papier

    Misener,T.R.& Cox

    D.L.; Development of

    the Misener Nurse

    Practitioner Job

    Satisfaction Scale;

    Journal of Nursing

    Measurement, 2001; 9

    (1): 91-108

    Mueller/McCloskey Satisfaction

    Scale (E)

    Veiligheid extrinsieke beloning

    planningsmogelijkheden

    familie/werk evenwicht

    Sociale beloningen

    tevredenheid met collega‟s

    interactie

    Psychologische beloningen tevredenheid met professionele

    mogelijkheden

    lof/waardering

    controle/verantwoordelijkheid

    .89

    Betouwbaarheids

    coëfficiënten voor

    de subschalen

    variëren van 0.52

    tot 0.84

    Geen info 31

    3

    6

    3

    2 4

    4

    4

    5

    5-punt Likert-

    schaal;

    1 = zeer

    ontevreden

    5 = zeer

    tevreden

    Geen volledig

    artikel

    beschikbaar

    Mueller, C.W. &

    McCloskey, J.C.

    Nurses' job

    satisfaction: A

    proposed measure.

    Nurs Res.

    1990;39(2):113-117.

  • 24

    Naam van het meetinstrument +

    subschalen (taal)

    Interne

    consistentie (C.a)

    Pearson's

    r

    Aantal

    items

    Gebruikte

    score

    Beschikbaar-

    heid

    Extra

    informatie

    Bronpublicatie

    Stamps and Piedmont's Work

    Satisfaction Index (E,

    Nederlandstalige vertaling

    beschikbaar)

    Instrument in 2 delen

    Deel 1 : de relatieve belangrijkheid van

    de verschillende dimensies van

    jobtevredenheid wordt nagegaan door

    te kiezen tussen paren van dimensies

    (15 paren voor de 6 dimensies)

    Deel 2 : meet het niveau van

    jobtevredenheid aan de hand van 44

    items (6 dimensies)

    tevredenheid met loon

    tevredenheid met interactie met collega's

    tevredenheid met organisatie

    tevredenheid met taakvereisten

    tevredenheid met status

    tevredenheid met autonomie

    .82

    .91

    .29 en .46

    .83 voor

    de

    Chinese

    versie

    (Lee,

    2000)

    44

    7-punt Likert-

    schaal

    1 = sterk eens

    met bewering

    7 = sterk

    oneens met

    bewering

    Geen volledig

    artikel

    beschikbaar,

    maar

    Nederlands-

    talige

    gevalideerde

    vertaling

    beschikbaar in

    UGent

    Speciaal

    ontwikkeld voor

    verpleegkun-

    digen in

    ziekenhuis-

    milieu, maar kan

    bij alle soorten

    gezondheids-

    werkers gebruikt

    worden.

    (Ellenbeck

    2008)

    Stamps, P., Piedmont,

    E.B., Slavitt, D.B., &

    Haase, M.A. (1978).

    Measurements of work

    satisfaction among

    health professionals.

    Medical Care,

    16(4):337-352.

    Stamps, P., &

    Piedmonte, E. (1986).

    Nurses and work

    satisfaction. Ann

    Arbor, MI: Health

    Administration Press

    Perspectives.

    Stamps, P. (1997).

    Nurses and work

    satisfaction: An index

    for measurement.

    Chicago, IL: Health

    Administration Press.

    Warr-Cook-Wall Scale (E)

    Loon

    Werkuren

    Waardering voor werk

    Mogelijkheden om eigen competenties te gebruiken

    Mogelijkheid tot kiezen van eigen

    .85 - .88 na 6

    maanden

    r = 0.63

    10 7-punts Likert

    schaal

    1 = zeer

    ontevreden

    7 = zeer

    tevreden

    Betalend Warr, P., Cook, J. &

    Wall, T., (1979) Scales

    for the measurement of

    some work attitudes

    and aspects of

    psychological well-

    being. The British

    Psychological Society

  • 25

    Naam van het meetinstrument +

    subschalen (taal)

    Interne

    consistentie (C.a)

    Pearson's

    r

    Aantal

    items

    Gebruikte

    score

    Beschikbaar-

    heid

    Extra

    informatie

    Bronpublicatie

    werkmodel

    Hoeveelheid afwisseling in de job

    Fysieke werkcondities

    Hoeveelheid gegeven verantwoordelijkheid

    Collega's

    Algemene tevredenheid

    Minnesota Satisfaction

    Questionnaire (E)

    Intrinsieke tevredenheid

    Extrinsieke tevredenheid

    Algemene tevredenheid

    tussen .80 en .90 Test -

    hertest na

    1 week

    r=0.89, na

    1 jaar r =

    0.70

    20 12

    6

    2

    5-punts Likert

    schaal

    1= zeer

    ontevreden

    5= zeer

    tevreden

    Bronartikel

    niet gevonden

    Weiss et al.

    (1975) stelt voor

    dat percentiel-

    scores van 75%

    of meer een

    hoog tevreden-

    heidsniveau

    weergeeft,

    percentiel-

    scores van 25%

    of lager een laag

    tevredenheids-

    niveau

    Weiss, D. J., Dawis, R.

    V., England, G. W., &

    Lofquist, L. H.

    (1967).Manual for the

    Minnesota Satisfaction

    Questionnaire.

    Minnesota studies for

    vocational

    rehabilitation (No.

    XXII). Minneapolis:

    Industrial Relations

    Center, University of

    Minnesota.

    Nursing Job Satisfaction Scale (E)

    Genoegen in het werk

    Kwaliteit van zorg

    Tijd om het werk te doen

    Work Satisfaction Scale (E)

    Taakvereisten

    Administratie

    .88

    Subschalen tussen

    .76 en .87

    Subschalen tussen

    .69 en .87

    Geen info 23

    11 7 5

    32

    5-punt Likert-

    schaal

    1= zeer

    ontevreden

    5= zeer

    tevreden

    Idem dan

    nursing job

    satisfaction

    Bronartikel

    niet gevonden samen te gebruiken met

    WSS

    gebruikt in oudere artikels

    Ontwikkeld door

    Hinshaw, Smeltzer &

    Atwood (1987).

    Atwood, J.& Hinshaw,

    A. Job stress :

    instrument program

    development results.

    Western Journal of

    Nursing Research,

  • 26

    Naam van het meetinstrument +

    subschalen (taal)

    Interne

    consistentie (C.a)

    Pearson's

    r

    Aantal

    items

    Gebruikte

    score

    Beschikbaar-

    heid

    Extra

    informatie

    Bronpublicatie

    Interactie/cohesie

    Professionele tevredenheid

    scale 1981, 3: 48

    Home Health Care Nurses Job

    Satisfaction Scale (E)

    Relatie met gelijken

    Relatie met de organisatie

    Relatie met de arts

    Loon en voordelen

    Stress en werklast

    Relatie met patiënten

    Professionele trots

    Autonomie en controle

    .89

    .84

    .78

    .77

    .74

    .69

    .77

    .71

    .77

    Geen info 30

    4

    3

    2

    4

    5

    5

    3

    4

    5-punt Likert-

    schaal

    1= sterk

    oneens

    5= sterk eens

    Beschikbaar

    via artikel

    Ellenbecker, Byleckie

    J.& Samia, L. J,

    (2008). Further

    Psychometric Testing

    of the Home

    Healthcare Nurse Job

    Satisfaction Scale

    Global Job Satisfaction

    Questionnaire (E)

    .83 - .84 r = 0.82 -

    0.83

    4 5-punt Likert-

    schaal

    Bronartikel

    niet gevonden

    Lashinger H. &

    Havens D. (1996)

    Staff nurse work

    empowerment and

    perceived control over

    nursing practice, work

    satisfaction and work

    effectiveness. Nursing

    Administration

    Quarterly, 20, 25–41.

  • 27

    Naam van het meetinstrument +

    subschalen (taal)

    Interne

    consistentie (C.a)

    Pearson's

    r

    Aantal

    items

    Gebruikte

    score

    Beschikbaar-

    heid

    Extra

    informatie

    Bronpublicatie

    Maastrichtse Arbeidssatisfactie

    Schaal voor de Gezondheidszorg

    (MAS-GZ) (NL**)

    Tevredenheid met het afdelingshoofd

    Tevredenheid met promotiemogelijkheden

    Tevredenheid met de kwaliteit van zorg

    Tevredenheid met groeimogelijkheden

    Tevredenheid met contacten met collega's

    Tevredenheid met patiëntencontact

    Tevredenheid met duidelijkheid

    .85 0.40-0.60 21

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    5-punt Likert-

    schaal

    1= zeer

    ontevreden

    5= zeer

    tevreden

    Volledige

    vragenlijst

    teruggevonden

    Bronartikel

    niet gevonden

    Landeweerd, J.A.,

    Boumans, N.P.G. &

    Nissen, J.M.F. (1996).

    De Maastrichtse

    arbeidssatisfactie-

    schaal voor de

    gezondheidszorg

    (MAS-GZ). University

    of Maastricht; 1996.

    * E = In het Engels opgemaakt

    **NL = In het Nederlands opgemaakt

    *** NP = Nurse Practitioner

  • 28

    2.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN

    Uit het literatuuronderzoek kwamen de eerste 3 schalen (Misener Nurse Practitioner Job

    Satisfaction Scale, de Mueller-McCloskey Satisfaction Scale, de Stamps & Piedmont‟s

    Index of Work Satisfaction) het meest terug in onderzoek naar jobtevredenheid bij

    verpleegkundigen. De Warr-Cook-Wall schaal werd het meest teruggevonden om te

    peilen naar jobtevredenheid bij de artsen. Deze schalen worden hieronder nog kort

    besproken en kritisch bekeken.

    Belangrijke eigenschappen voor de betrouwbaarheid van meetschalen zijn de stabiliteit

    gemeten door middel van de test-hertest, en de interne consistentie gemeten door middel

    van de Crohnbach‟s alpha (Polit, 2010). Voor de test-hertest, uitgedrukt in pearson‟s r,

    wordt gestreefd naar een r >.70. Voor de interne consistentie wordt gestreefd naar een

    alpha >. 70. Bij de meeste gebruikte schalen wordt een goede interne consistentie

    vastgesteld. Pearson‟s r is voor sommige schalen minder dan .70, of er wordt geen

    specifieke informatie over teruggevonden. De bedenking moet echter worden gemaakt

    dat de karaktertrekken van de testpopulatie kunnen veranderen, onafhankelijk van de

    stabiliteit van het instrument (Polit, 2010). Met andere woorden: waar men een jaar

    geleden ontevreden over was, hoeft vandaag niet noodzakelijk tot ontevredenheid te

    leiden.

    Voor de Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS) varieert de

    interne consistentie tussen .96 en .97 op de gehele schaal en van .74 tot .95 op de

    subschalen (De Milt, Fitzpatrick, & McNulty, 2011; Faris, Douglas, Maples, Berg, &

    Thrailkill, 2010; Kacel, Miller, & Norris, 2005; Schiestel, 2007). Pearson‟s r varieert

    tussen de factors van .33 tot .72 (Misener & Cox, 2001).

    Interne consistentie voor de Mueller en McCloskey Satisfaction Scale varieert tussen

    .89 (Molinari & Monserud, 2008) en .91 (Cumbey & Alexander, 1998) voor de gehele

    schaal. Cronhbach‟s alpha voor de subschalen varieert volgens Molinari (2008) tussen

    .58 en .82.

    De Stamps en Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS) bestaat uit 2 delen.

    Yamashita, Takase, Wakabayshi, Kuroda en Owatari (2009) rapporteren een interne

    consistentie van .82 voor de gehele schaal. Het tweede deel heeft een interne

    consistentie van .91. In verband met de test-hertest betrouwbaarheid wordt alleen een

  • 29

    Chinese variant teruggevonden, die een betrouwbaarheid van .83 weergeeft, echter

    zonder vermelding van de tijdspanne (Lee, Yang, & Chen, 2000).

    De schaal die in onderzoek dikwijls wordt gebruikt voor de bevraging van

    jobtevredenheid bij artsen is de War-Cook-Wall schaal (WCW). Volgens Lu, While en

    Barriball (2007) en Iliopoulou en While (2010) heeft de originele WCW schaal een

    interne consistentie van respectievelijk .85 en .89. Volgens dezelfde auteurs geeft de

    pearson‟s correlatie van de test-hertest na 6 maanden een correlatie coëfficiënt weer van

    .63.

    De Index of Work Satisfaction (Stamps, 1978) en de War-Cook-Wall schaal (War,

    Cook, & Wall, 1979) zijn de meest betrouwbare schalen. Bij deze twee schalen worden

    de beste interne consistenties aangetroffen, en de test-hertest drukt een goede (IWS r =

    .83) tot redelijke (WCW r = .63) betrouwbaarheid uit voor beide schalen. Wanneer

    gekeken wordt naar inhoud van beide schalen komen dezelfde topics weer, maar

    verschilt de gebruikte terminologie (bijvoorbeeld wordt in de WCW „waardering voor

    het werk‟ gebruikt, terwijl dit in de IWS „tevredenheid met status‟ wordt). De dualiteit

    van de IWS is een belangrijk verschilpunt van beide schalen. De IWS bestaat uit twee

    delen, wat dikwijls wordt aangegeven als een voordeel ten opzichte van andere schalen

    (Caers et al., 2008). Op deze manier komt ook de belangrijkheid van de verschillende

    dimensies voor de onderzochte populatie aan bod. Deze dualiteit wordt in geen enkele

    andere schaal teruggevonden. Daarnaast wordt in geen van beide schalen altruïsme of

    belangeloosheid vermeld. Pink (2009) stelt echter dat deze gerichtheid naar een „hoger‟

    doel het laatste decennium meer en meer belangrijk wordt om tevreden te zijn met zijn

    job. Alhoewel „patiëntenzorg‟ wel aan bod komt in de schalen, komt in geen van beide

    schalen het aspect „patiëntencontact‟ aan bod. Deze dimensie komt wel aan bod in de

    Maastrichtse Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ)

    (Landeweerd, 1996) en de Home Health Care Nurses Job Satisfaction Scale

    (=HHCNJSS) (Ellenbecker, 2008). Wanneer gekeken wordt naar beschikbaarheid van

    de schalen is een gevalideerde Nederlandstalige vertaling van de IWS beschikbaar via

    de UGent (faculteit economie en bedrijfskunde). De Engelstalige WCW wordt

    teruggevonden in het originele artikel in The Journal of Occupational Psychology van

    1979. De MAS-GZ en de schaal van Ellenbecker zijn ook teruggevonden.

  • 30

    HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE In dit deel komt de methodologie van deze masterproefstudie aan bod. Eerst wordt het

    design van de studie beschreven. Vervolgens komen de steekproef, de data-collectie en

    de data-analyse aan bod. Tenslotte worden de ethische beschouwingen besproken.

    1 DESIGN VAN DE STUDIE Het doel van deze masterproef is een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag

    “Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de

    jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in

    groepspraktijken?”

    Er werd gekozen voor een kwantitatief observationeel en cross-sectioneel

    onderzoeksdesign. Het cross-sectioneel design werd gekozen met de bedoeling op één

    moment een globaal beeld te krijgen over hoe taakdelegatie werd toegepast in de

    deelnemende groepspraktijken. Een kwantitatief observationeel design werd gekozen

    omdat er gebruik gemaakt werd van observaties. De deelnemende artsen en

    verpleegkundigen werden bevraagd naar hun jobtevredenheid door middel van

    kwantitatieve vragenlijsten. Tevens werd de subjectieve werkbelasting bevraagd door

    middel van het PAONCIL-instrument.

    Bij gebrek aan bestaande literatuur, werd taakdelegatie door de onderzoeker

    gedefinieerd op 3 niveaus. Praktijken waar verpleegkundigen alleen administratief werk

    verrichtten, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 1‟. Praktijken

    waar verpleegkundigen administratief werk verrichten én medisch-verpleegtechnische

    handelingen uitvoerden, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau

    2‟. Praktijken waar verpleegkundigen administratief werk verrichten, medisch-

    verpleegtechnische handelingen uitvoerden én zelfstandige consultaties verrichtten,

    werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 3‟.

    Belangrijk is te vermelden dat een dokterspraktijk waar twee of meer erkende huisartsen

    samenwerken op één locatie, volgens het Rijksinstituut voor Ziekte- en

    Invaliditeitsverzekering (=RIZIV) wordt benoemd als een „groepspraktijk-huisartsen‟.

    Wettelijk gezien wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen wijkgezondheidscentra en

    „gewone‟ groepspraktijken. Het gehanteerde betalingssysteem leidt in vele gevallen tot

  • 31

    de verschillende benamingen. Wijkgezondheidscentra passen meestal een forfaitair

    betalingssysteem toe, terwijl „gewone‟ groepspraktijken meestal een betaling-per-

    prestatiesysteem hanteren. Toch kan elke huisarts het forfaitaire betalingssysteem in

    plaats van betaling-per-prestatiesysteem aanvragen (RIZIV, 2012). Het zijn dus niet

    alleen de wijkgezondheidscentra die hiervoor in aanmerking komen (RIZIV, 2012). In

    deze masterproef zal gesproken worden over enerzijds „wijkgezondheidscentrum‟ en

    anderzijds „dokterspraktijk‟ als zijnde de groepspraktijk.

    2 STEEKPROEF Het onderzoek gebeurde bij huisartsenpraktijken. De huisartsenpraktijken moesten deel

    uitmaken van de Oost-Vlaamse huisartsenkringen van Gent of Aalst. Via deze

    huisartsenkringen werd een internetenquête verspreid naar de 500 praktijken die er deel

    van uitmaakten. Bedoeling was een overzicht en globaal beeld te krijgen van de

    verschillende praktijken (oprichtingsjaar praktijk, aantal en kwalificaties van de

    personeelsleden, locatie van de praktijk, hoeveel patiënten de praktijk in zijn bestand

    heeft en of taken worden gedelegeerd naar verpleegkundigen, geïnteresseerd in verdere

    deelname aan het onderzoek). De internetenquête kan worden teruggevonden in bijlage

    1.

    Na 2 maanden was de respons op de internetenquête 1,2%. Na overleg met promotor en

    co-promotoren werd beslist de eerste (=internet) fase van het onderzoek over te slaan,

    en mogelijks geïnteresseerde praktijken rechtstreeks te contacteren.

    Wijkgezondheidscentra werden aangeschreven omdat hier meestal al een zeker niveau

    van taakdelegatie aanwezig is. Dokterspraktijken waarin verpleegkundigen werkzaam

    waren werden opgezocht op het internet. Ook via andere kanalen (persoonlijke vraag

    aan (huis)artsen en collegae) werd geprobeerd de gegevens te bekomen van

    groepspraktijken waar verpleegkundigen werkzaam waren.

    Via mail werd contact opgenomen met 8 wijkgezondheidscentra in de Gentse regio.

    Drie wijkgezondheidscentra vroegen om extra informatie die in eerste instantie

    schriftelijk werd verstrekt. Alle drie antwoordden positief op het voorstel voor

    mondelinge toelichting. Deze toelichting vond plaats op 23 augustus, 26 september en

  • 32

    op 4 oktober. Hier kwamen, naast de methodologie, vooral praktische zaken aan bod.

    Twee wijkgezondheidscentra waren bereid te participeren.

    Er werd één Gentse dokterspraktijk geïdentificeerd waar een verpleegkundige

    werkzaam was. Deze praktijk werd aangeschreven begin september met uitleg over de

    masterproef en een vraag tot deelname, maar reageerde negatief begin oktober.

    Een mail met uitleg en vraag tot deelname werd half september verstuurd naar een

    dokterspraktijk in de regio Dendermonde waar sinds begin 2013 een verpleegkundige

    werkzaam was. Na mondelinge toelichting werd een akkoord tot deelname bekomen

    half oktober.

    Aan alle deelnemende artsen en verpleegkundigen werd vóór de observatiedagen een

    enveloppe meegegeven met uitleg over het onderzoek, een toestemmingsverklaring en

    de jobtevredenheidsvragenlijst. Uitleg over het onderzoek en toestemmingsverklaring

    voor de artsen en verpleegkundigen is terug te vinden in bijlage 2.

    3 GEGEVENSVERZAMELING Observaties werden verricht in week 42, 43 en 44.

    3.1 JOBINHOUD

    Om de jobinhoud van artsen en verpleegkundigen na te gaan voerde de onderzoeker op

    onregelmatige tijdstippen een korte (10”) directe observatie uit van de activiteiten van

    alle consulterende artsen en verpleegkundigen in de praktijken. Deze methode van

    MMO (= Multi Moment Opnamen) is een steekproefmethode die gebaseerd is op

    probabiliteit en wordt al lang toegepast in de bedrijfswereld (Konorti, 2012). Een

    belangrijk voordeel van MMO is dat verschillende personen geobserveerd kunnen

    worden door één observator (Ammenwerth & Spötl, 2009). Observaties op

    onregelmatige tijdstippen zijn belangrijk om bias uit te sluiten (Konort, 2012). Op deze

    manier wordt verhinderd dat er altijd geobserveerd wordt op hetzelfde tijdstip tijdens de

    verschillende consultaties en dat elke activiteit een gelijke kans heeft om te worden

    geobserveerd (Konorti, 2012). Om een goed beeld te krijgen van de wekelijkse

    activiteiten, wordt in sommige studies een registratieperiode van vijf tot zeven dagen

    voorgesteld (Ellegard et al., 1999 in Furaker, 2009; Furaker, 2009; Oddsdottir &

    Sveinsdottir, 2011). Voor het bijhouden van dagboeken blijkt echter dat een

  • 33

    registratieperiode van drie dagen in plaats van vijf of zeven dagen, gelijkaardige

    resultaten oplevert (Grady et al., 2009; Tincello, Williams, Joshi, Assassa & Abrams,

    2007). In deze cross-sectionele studie werd daarom gekozen om ook de registratie door

    de onderzoeker te beperken tot 3 dagen, zodat ook de belasting voor de praktijken

    beperkt bleef. In het kader van de observaties werd een registratie-instrument voor

    PDA- gebruik (=Personal Digital Assistant) ontwikkeld. Het registratie-instrument zelf

    werd in eerste instantie ontwikkeld aan de hand van geraadpleegde literatuur en eigen

    inbreng. Het instrument werd twee maal voorgelegd aan huisartsen en

    verpleegkundigen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. De oorspronkelijke versie

    werd verbeterd met de eerste opmerkingen van 2 huisartsen en 1 verpleegkundige.

    Opmerkingen waren gelinkt aan de verdeling van de verschillende items binnen de

    bestaande categorieën en benamingen van de items. Op aangeven van de artsen en

    verpleegkundigen werden ook extra items toegevoegd. Het instrument werd opnieuw

    voorgelegd aan 2 andere huisartsen en 2 verpleegkundigen. Opmerkingen werden

    opnieuw geïntegreerd. Het gebruikte instrument is terug te vinden in bijlage 3.

    Aan elke patiënt werd individueel schriftelijke en mondelinge uitleg gegeven over de

    studie en gevraagd het toestemmingsformulier te ondertekenen. Dit alles gebeurde

    terwijl de patiënt in de wachtkamer wachtte op de arts of verpleegkundige. Er werd

    gevraagd de volledige bundel (uitleg van de studie en toestemmingsverklaring) aan de

    arts of verpleegkundige af te geven. De arts of verpleegkundige verwijderde het laatste

    blad (toestemmingsverklaring voor de onderzoeker) en plaatste dit in een plastic mapje

    dat bevestigd was op de deur van de consultatieruimte. Op deze manier wist de

    onderzoeker wie bij de arts of verpleegkundige binnen was en of deze patiënt zijn

    akkoord had gegeven voor observatie. De rest van de bundel werd aan de patiënt

    meegegeven.

    Naast de consultaties werden ook de huisbezoeken geregistreerd. Omdat directe

    observatie bij de huisbezoeken niet mogelijk was, werd gekozen voor een telefonisch

    contact. Dezelfde methodologie van MMO werd ook hier toegepast. Op onregelmatige

    tijdstippen belde de onderzoeker de arts of verpleegkundige op met de vraag wat hij/zij

    op het moment van het telefonisch contact precies deed. Voor de huisbezoeken werd

  • 34

    geen toestemmingsverklaring van de patiënt gevraagd, omdat de onderzoeker niet in

    contact kwam met de patiënt.

    In het resultatenhoofdstuk werd gekozen om een opsplitsing te maken tussen direct

    patiëntgebonden activiteiten en niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Als

    patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten meegenomen die onmiddellijk

    gelinkt waren aan de consulterende patiënt, zoals bijvoorbeeld: een gesprek met de

    patiënt, onderzoek van de patiënt, het uitvoeren van medisch-verpleegtechnische

    handelingen bij de patiënt, maar ook administratieve taken met betrekking tot de

    consulterende patiënt. Bij deze administratieve taken behoren het maken van een

    voorschrift of het aanvullen van patiëntengegevens in het patiëntendossier. Als niet-

    direct patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten geclassificeerd waarbij de

    patiënt niet aanwezig was, zoals bijvoorbeeld: overleg met collega‟s, administratieve

    taken (zonder aanwezigheid van de patiënt), telefoongesprekken (zonder aanwezigheid

    van de patiënt) of vervoer.

    3.2 OBJECTIEVE WERKBELASTING

    Tijdens de observatieperiode in de verschillende praktijken werd de objectieve werklast

    ten dele nagegaan door het opvragen van de elektronische agenda‟s van huisartsen en

    verpleegkundigen. Op die manier werd door de onderzoeker nagegaan hoeveel patiënten

    werden geconsulteerd gedurende de opgegeven tijdsperiode.

    3.3 SUBJECTIEVE WERKBELASTING

    Om de subjectieve werklast na te gaan vulden de artsen en verpleegkundigen na elke

    werkdag tijdens de registratie-driedaagse het PAONCIL (=Professional Assessment of

    Optimal Nursing Care Intensity Level) instrument in (Frilund & Fagerstrom, 2009). Het

    PAONCIL-instrument is een schaal met onderverdelingen per 0,25, van -3 tot +3. De

    volgende verpleegintensiteitsniveaus worden beschreven : +3 = ernstig verhoogd, +2 =

    verhoogd, +1 = weinig verhoogd, 0 = optimaal, -1 = weinig verlaagd, - 2 = laag en

    tenslotte – 3 = zeer laag (Rauhala & Fagerstrom, 2004 geciteerd in Frilund 2009). Het

    niveau 0 van de schaal beschrijft een situatie waarin er een evenwicht is tussen de

    zorgvraag van de patiënt en de tijd die aan die patiënt kan besteed worden. Van -3 tot -

    0,25 is de zorgvraag van de patiënt lager dan optimaal en is er dus „tijd over‟. Van 0,25

    tot +3 is de zorgvraag van de patiënt groter dan de beschikbare tijd (Fagerstrom, Rainio,

  • 35

    Rauhala, & Nojonen, 2000a). De schaal is reeds uitgetest in een eerstelijnssetting

    (Frilund, 2009), maar niet eerder uitgetest bij artsen. Het PAONCIL-instrument is terug

    te vinden in bijlage 5.

    Jobtevredenheid wordt beschouwd als één facet van subjectieve werklast of werkdruk.

    De jobtevredenheidsvragenlijst werd ingevuld zowel door de arts als de

    verpleegkundige op het einde van de driedaagse registratieperiode. Er werd gekozen

    voor de „Index of Work Satisfaction‟ (=IWS) van Stamps en Piedmonte (Stamps,

    Piedmont, Slavitt, & Haase, 1978), gecombineerd met drie subschalen van de

    Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ)

    (Landeweerd, 1996). De index of Work Satisfaction is terug te vinden in bijlage 5

    (versie artsen) en bijlage 6 (versie verpleegkundigen). De gebruikte subschalen van de

    MAS-GZ zijn terug te vinden in bijlage 7.

    In deel één van de IWS worden zes dimensies van jobtevredenheid weergegeven. Ze

    worden beschreven in het instrument. Professionele status wordt gedefinieerd als het

    algemeen belang dat gevoeld wordt bij de job, zowel in de eigen visie als in de visie van

    anderen. Loon wordt gedefinieerd als geld en andere loonvoordelen. Deze andere

    loonvoordelen zijn bijvoorbeeld maaltijdcheques, mobiele telefonie of een

    bedrijfswagen. Als organisatiebeleid beschouwt men de algemene administratie, het

    beleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren. Taakvereisten worden

    gedefinieerd als taken of activiteiten die gedaan moeten worden als standaard deel van

    het werk. Interactie wordt gedefinieerd als de mogelijkheid om zowel formele als

    informele sociale en professionele contacten te leggen tijdens de werkuren. Autonomie

    tenslotte wordt gedefinieerd als de mate van werkgebonden onafhankelijkheid, initiatief

    en vrijheid die toegestaan of vereist is in de dagelijkse activiteiten. In een

    parencombinatie moet de respondent telkens de dimensie aankruisen die hij het

    belangrijkst vindt, bijvoorbeeld bij autonomie/loon moet hij kiezen of hij autonomie dan

    wel loon het belangrijkste vindt. Er worden 15 verschillende parencombinaties gegeven.

    Bij de analyse werden de frequenties berekend van de verschillende dimensies,

    bijvoorbeeld autonomie werd 4 keer als belangrijkste ingeschat, professionele status 3

    keer enz...Daarna werd een rangschikking opgemaakt van de verschillende dimensies

    per onderzochte populatie (huisartsen of verpleegkundigen).

  • 36

    In deel twee van de IWS moeten 44 beweringen worden gescoord door middel van een

    7-punts Likertschaal, gaande van „1= sterk eens‟ tot „7= sterk oneens‟. Volgens de

    factoranalyse uitgevoerd door Willem, Buelens en De Jonghe (2007) zijn er in de

    Nederlandstalige versie 7 factoren aanwezig, namelijk tevredenheid met: loon, interactie

    verpleegkundige-arts of omgekeerd, interactie tussen artsen of verpleegkundigen

    onderling, taakvereisten, inspraak, professionele status en autonomie. Van de 44

    beweringen die bevraagd worden in de IWS, worden 20 negatieve beweringen

    gehercodeerd. Door deze hercodering werd ervoor gezorgd dat een lage score gelijk is

    aan een hoge jobtevredenheid. Na de berekening van de somscores per factor werd de

    score omgezet in een omgekeerde (hoge) score voor een vlotte interpreteerbaarheid.

    Hoe hoger de uiteindelijke score, hoe hoger de jobtevredenheid. Nog volgens de

    factoranalyse uitgevoerd door Willem (2007) worden zes items of beweringen niet

    meegenomen in de analyses wegens te lage factorladingen (item 2, 9, 18, 26, 31 en 33).

    Voor de 3 subschalen van de MAS-GZ vragenlijst moesten de negen items worden

    gescoord op een 5-punts Likert-schaal. Alle items zijn positief verwoord: hoe hoger de

    score, hoe meer tevreden de respondent is in zijn job. Er werden geen hercoderingen

    uitgevoerd. Somscores werden gemaakt van de 3 subschalen.

    Er waren drie redenen om voor de IWS en de MAS-GZ te kiezen. Ten eerste konden de

    goede psychometrische eigenschappen van beide schalen aangehaald worden (zie

    hoofdstuk 2.2). Ten tweede werd in de literatuur de dubbele vragenlijst van de IWS

    expliciet als een sterkte beschreven. Ten derde waren beide schalen vrij beschikbaar in

    het Nederlands. Er werd geopteerd om het aspect „patiëntencontact‟ toe te voegen

    onder de vorm van een subschaal van de MAS-GZ. Twee andere subschalen van de

    MAS-GZ werden toegevoegd, namelijk tevredenheid met groeimogelijkheden en

    tevredenheid met de contacten met collega‟s.

    Een belangrijk gegeven is dat de beschikbare, gevalideerde Nederlandstalige Index of

    Work Satisfaction opgemaakt is voor verpleegkundigen in een ziekenhuisomgeving. De

    schaal werd daarom qua taalgebruik aangepast aan de eerstelijnsgezondheidszorg. De

    originele bewering „geneesheren werken samen met de verpleegkundigen op mijn

    eenheid‟ werd geherformuleerd als „huisartsen werken samen met de verpleegkundigen

    in de praktijk waar ik werk‟. Omdat de doelpopulatie bestond uit artsen en

  • 37

    verpleegkundigen, werd de schaal in twee versies opgemaakt. Voor huisartsen werd

    bovenstaand voorbeeld dus „verpleegkundigen werken samen met de huisartsen in de

    praktijk waar ik werk‟. De gereviseerde schaal werd voorgelegd aan 2 huisartsen en 2

    eerstelijns-verpleegkundigen, die onafhankelijk van elkaar opmerkingen formuleerden.

    Bedoeling was om na te gaan of het taalgebruik aangepast was aan verpleegkundigen en

    huisartsen in de eerste lijn. Opmerkingen gingen over de gebruikte terminologie en over

    inhoudelijke discussies. Het ging bijvoorbeeld over volgende zin (oorspronkelijke

    tekst): „De geneesheren in dit ziekenhuis kijken te veel neer op de verpleegkundigen.‟

    Als deze zin werd aangepast naar verpleegkundigen, zou het dan best

    „verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel op naar huisartsen‟ of

    „verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel neer op huisartsen‟ worden. Na

    onderling overleg werd besloten de oorspronkelijke tekst zo veel mogelijk te behouden,

    en voor optie twee te kiezen.

    3.4 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS

    Volgende gegevens worden bevraagd: geslacht, leeftijd, tewerkstellingspercentage,

    hoogst behaalde diploma, jaren ervaring algemeen en jaren ervaring in de deelnemende

    praktijk. De vragenlijst is terug te vinden in bijlage 8.

    3.5 GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE PRAKTIJK

    Gegevens van de 3 praktijken werden verzameld aan de hand van een vragenlijst.

    Volgende gegevens werden bevraagd: jaar van oprichting van de praktijk; aantal

    personen en aantal voltijds equivalenten in dienst; beroep van de personeelsleden; of de

    praktijk gelegen is in de stad, stadsrand of dorp; hoeveel patiënten de praktijk in z‟n

    bestand heeft; hoeveel patiënten recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming; welk

    betaling