Universiteit Gent Academiejaar...

82
Universiteit Gent Academiejaar 2006-2007 Carlo Ginzburg achterna: het leven van Muqali in micro-historisch perspectief verhandeling voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, groep Oosterse talen en culturen, voor het verkrijgen van de graad van licentiaat door Promotor: Prof. Dr. Ann Heirman Thomas Leyman

Transcript of Universiteit Gent Academiejaar...

  • Universiteit Gent

    Academiejaar 2006-2007

    Carlo Ginzburg achterna: het leven van Muqali in micro-historisch perspectief

    verhandeling voorgelegd

    aan de Faculteit der Letteren

    en Wijsbegeerte, groep

    Oosterse talen en culturen, voor

    het verkrijgen van de

    graad van licentiaat door

    Promotor: Prof. Dr. Ann Heirman Thomas Leyman

  • DANKWOORD…………………………………………………………………………….1

    DEEL 1: INLEIDING………………………………………………………………………...2

    De keuze van mijn onderwerp………………………………………………………….2 Waarom Muqali in micro-historisch perspectief plaatsen?……………………………6

    DEEL 2: CORPUS…………………………………………………………………………9 A. MUQALI’S ERVARINGEN OP DE STEPPE………………………………………..9

    GEOGRAFIE EN HET FENOMEEN PASTORAAL-NOMADISME………………………....9 DE GEOGRAFISCHE SITUERING……………………………………………………10 DE MODUS VIVENDI OP DE STEPPE: PASTORAAL NOMADISME…………………….11 SOCIALE ORGANISATIE, VERWANTSCHAP, CLAN EN IDENTITEIT………………….14 SOCIALE HIËRARCHIE EN CLANRELATIES: STEPPE-POLITIEK OP HAAR BEST……16 DE CASUS VAN MUQALI EN SOCIALE MOBILITEIT………………………………….19

    B. MUQALI VERBREEDT ZIJN HORIZONTEN……………………………………….26

    1. FORMATIEVE FASE: MUQALI BIJ DE KEREYID…………………………………….26

    Wie waren de Kereyid?……………………………………………………………….26 De Kereyid en Chinggis Khan…………………………………………………….27 Definitie van de keshig……………………………………………………………29

    2. TWEEDE FASE: MUQALI GAAT NETWERKEN IN CHINA…...…………………….32

    1. De relatie tussen de bewoners van de steppe en China…………...……………….32 2. Historische actoren……………………………………………..…………………34

    DEEL 3: VERTALING……………………………………………………………………47

    BESLUIT…………………………………………………………………………………...66

    BIBLIOGRAFIE…………………………………………………………………………….70

    BIJLAGEN…………………………………………………………………………………75

    1. BRONTEKST……………………………………………………………………………75 2. ENKELE AFBEELDINGEN……………………………………………………………78

  • 1

    Dankwoord Een woord van dank schrijven in een werkstuk ter afsluiting van een studie is per definitie een

    achteruitblik. Enerzijds op het schrijven, maar ook op de vele lessen die hebben bijgedragen

    tot het bepalen van de richting die ik uitwilde met dit werkstuk. Ere wie ere toekomt, vandaar

    dit korte woord van dank, in de eerste plaats aan mijn promotor, Prof. Dr. Ann Heirman voor

    haar welwillendheid, omdat ze mij toestond een denkoefening te maken, gebaseerd op een

    methode die niet tot het domein van de sinologie, maar van de sociale geschiedenis behoort.

    “ De Di en de Rong zijn wolven waarvoor men geen genade moet betonen. ”

    Zhuo Zhuan, Hertog Min, jaar 1.

    Ook omdat zij mij, samen met haar partner in crime, Prof. Dr. Bart Dessein, wellicht zonder

    het zelf te beseffen, gestuurd heeft in de richting van mijn onderwerp. De lesmomenten

    waarop zij vol geestdrift fragmenten uit de klassieke Chinese literatuur op ons afvuurden,

    waarin doorgedreven etnocentrisme van de toenmalige culturele elite spreekt, wekten bij de

    auteur dezes de nood om de rollen eens om te draaien en een ‘Mongoolse wolf’ recht van

    antwoord te geven.

    Prof. Dr. Dessein verdient verder nog een vermelding daar hij zo vriendelijk was tijdens een

    kort verblijf op Taiwan op zoek te gaan naar een aantal bronnen.

    Iets verder van huis, moet ik ook nog Prof. Dr, David Morgan, werkzaam aan het Washburne

    Center for the Humanities, University of Wisconsin vermelden. Ik ben hem als auteur van

    mijn eerste boek over de Mongolen veel verschuldigd voor de dagdromen van weidse

    steppelandschappen.

    Ook het personeel van de verschillende bibliotheken die ik heb bezocht op zoek naar

    materiaal, mag hier niet ontbreken. In het bijzonder Evelien, Mevr. Sarah Lievens van het

    CICM in Kessel-Lo en Rémy en zijn collega’s van het Sinologisch Instituut in Leiden.

    Last but not least: mijn familie en vrienden. Voor de steun en het geduld, dank u zeer.

  • 2

    Deel 1: Inleiding

    De keuze van mijn onderwerp

    Allereerst wil ik de keuze van mijn onderwerp verduidelijken. Als sinoloog in wording heb ik

    door in de opleiding kennisgemaakt met de Chinese geschiedenis. Wat men daarin boeide,

    was het cyclische verloop van de geschiedenis en de wisselwerking tussen de verschillende

    bevolkingsgroepen die met elkaar in contact -en even vaak- in conflict kwamen. Er is een

    periode die dit alles voor mij belichaamt, namelijk de dertiende eeuw, wanneer de bewoners

    van de Mongoolse steppen zich zouden verenigen tot het grootste wereldrijk dat de wereld

    ooit zag. Om die fascinatie nog beter uit te drukken, citeer ik Soucek S.:

    Few historical events can illustrate the unpredictability of the future as vividly as the sudden rise of

    Ghenghis Khan’s Mongol empire in the second and third decades of the thireenth century.The energy

    and genius of the relatively small number of people who were at the core of this enterprisehave baffled

    all historians trying to explain the phenomenon, just as the effects, ranging from horryfying massacres

    and devastations to periods of admirable cross-cultural exchange and stimulation, have never ceased

    repelling and attracting them. 1

    Een korte introductie van de Mongolen lijkt mij hier wel op zijn plaats. Ik wil er van bij

    aanvang op duiden dat ten tijde van de opkomst van Chinggis Khan de term Mongool enkel

    sloeg op de stam die rondtrok langs de Onon-rivier en de Kerulen-rivier in Noord-Oost-

    Mongolië. Nadat Chinggis Khan zijn rijk had gesticht, gaf zijn stam haar naam aan de andere

    volkeren op de Mongoolse hoogvlakte. Hier wil ik enkel de Mongolen in enge zin belichten,

    omdat het proces van eenwording van de stammen binnen de tijdspanne ligt die mijn

    eindverhandeling bestrijkt, en de lezer het verhaal in grote lijnen zal kunnen volgen. Het is

    zeer waarschijnlijk dat de oorsprong van de Mongolen bij de Shiwei 室韦ligt. Ten tijde van

    de Tang-dynastie in China (618-906) verscheen er een stam van de Shiwei genaamd de

    Mengwu ten oosten van het Khinghan gebergte; en hiermee duikt zeer waarschijnlijk ook

    voor het eerst de naam Mongool op. De Mongolen, Menggu 蒙古genaamd in het Chinees,

    zouden dan later in de elfde eeuw terug opduiken als een van de meer afgelegen stammen die

    onderhevig waren aan tribuutbetalingen aan de Liao-dynastie.2 Deze Menggu waren echter

    1Svat Soucek,. A History of Inner Asia. Cambridge: Cambridge University Press, [2000] 2005 p. 103. 2 Paul Pelliot. "A propos des Coumans." Journal Asiatique 11,15 (1920), p.146.

  • 3

    niet de enige voorouders van de Mongolen. Clans die later de Mongoolse stam zouden

    vervoegen kwamen onafhankelijk voor in de Chinese bronnen, waaronder de Jajirad en de

    Ongirad. Na de val van de Kitans (907- 1125) en de opkomst van de Jin-dynastie (1125-

    1234 )van de Jurched verkregen de Mongolen een leidende positie op de steppes. De

    Mongolen werkten soms samen met tegenstanders van het regime en versloegen hun legers

    meerdere malen, waarbij ze talrijke forten en grensplaatsen innamen. De Mongoolse bronnen

    verhalen over machtige Mongoolse Khans die de Jin bedreigden. Kabul Khan, zijn neef

    Ambaghai Khan en Kabul’s zoon Kutula Khan heersten achtereenvolgens tot ongeveer 1164,

    wanneer Kutula stierf in de strijd tegen de Tataren, een stam die in een alliantie was

    aangegaan met de Jin en sindsdien doodsvijanden waren van de Mongolen. Voor de dood van

    Kutula hadden de Tataren eerst Ambaghai en dan Kabul’s oudste zoon, Okin, gevangen en

    overgeleverd aan de Jin die hen dan zouden doodmartelen door hen op een houten schandbord

    te nagelen. Door deze gebeurtenissen zaten de Mongolen tijdelijk in een impasse, die pas zou

    opgeheven worden door de opkomst van Chinggis Khan.

    De keuze om van alle Mongolen een biografische schets te maken van generaal Muqali ligt

    voor de hand. Het citaat van Soucek op de vorige pagina indachtig, was Muqali inderdaad één

    van de weinigen die in het centrum van het gebeuren zijn plaats had, en eveneens iemand die

    een zekere invloed had bij de latere Chinggis Khan, de vader van alle Mongolen. Maar hij is

    tevens diegene geweest die de weg heeft bereid tot de overheersing van het Chinese

    grondgebied door zijn strijd tegen de Jurched van de Jin-dynastie. Hij zou in 1217 de titel

    krijgen van regent in China en door zijn militair doorzicht en leidinggevende capaciteiten een

    voorname rol spelen in China tot aan zijn dood in 1223.

    Een tweede rechtvaardiging voor mijn keuze is het feit dat Muqali vaak over het hoofd wordt

    gezien, wanneer men het heeft over de Mongoolse uitbouw van een degelijk bestuur in China.

    Zo geeft Hok-Lam Chan3 in een artikel aan dat het vaststaat dat de opvolgers van Chinggis

    veel te danken hadden aan de steun van Chinese ambtenaren in dienst van de Jin in hun

    consolidatie van het bestuur in China. Verder stelt hij dat men hieraan een begin gemaakt

    heeft na de troonsbestijging van Ogodai, toen Yelu Chucai 耶律楚材 (1289-1243)4 fiscale en

    bestuurlijke hervormingen heeft doorgevoerd, gecombineerd met dit pro-Chinees beleid, dat

    3 Hok-Lam Chan. "A recipe to Qubilai Qa'an on governance: The case of Chang Te-hui and Li Chih." JRAS. 3rd series, Vol. 7, pârt 2 (1997): 257-283. 4 Voor een biografie van deze staatsman, Kitan in dienst van de Mongolen, zie Igor de Rachewiltz, en Hok-Lam Chan, ed. In the Servive of the Khan: Eminent Personalities in the Early Mongol-Yuan Period (1200-1300). Wiesbaden: Harrassowitz, 2003 p.136-171.

  • 4

    later een fundament zouden blijken voor de Mongoolse hegemonie in China. Als het gaat over

    Muqali’s tijd in China, zal ik aan de hand van de manier waarop hij door lokale contacten zijn

    bestuur en wereld heeft uitgebouwd, proberen een lans te breken voor Muqali als initiator van

    een pro-Chinees beleid Op deze wijze hoop ik dan dat de verdienste van Muqali de aandacht

    krijgt die hij zelf verdient.

    Het feit dat Chinggis Khan reeds vermeld werd, heeft zijn redenen. Ten eerste is een

    historisch gezien onhoudbaar om een uiteenzetting te geven over een persoon die kadert in het

    Mongoolse imperium zonder te spreken over de stichter en bezieler van het grootste rijk in de

    wereldgeschiedenis. Anderzijds is Chinggis Khan van groot belang voor ons vanwege zijn

    nauwe band met generaal Muqali. Het hoeft dus geen betoog dat elementen uit het

    levensverhaal van Temoedjin, zoals de eigenlijke naam van de man luidt, dan ook waar nodig

    ter sprake zal komen.

    Verklaring van de gebruikte methodiek: wat is micro- geschiedenis? In deze verhandeling is het mijn bedoeling om het levensverhaal van Muqali (1170-1223) te

    belichten vanuit de benaderingswijze van Carlo Ginzburg. Deze Italiaanse historicus gaat, in

    navolging van het Franse structuralisme van de Annales, ontstaan onder impuls van Marc

    Bloch en Lucien Febvre, geschiedenis benaderen vanuit een specifieke hoek. Om dit te

    schetsen citeer ik Prevenier, Howell en Boone:

    Volgens het structuralisme van de Annales mag de historicus zich niet tevreden stellen met het opsporen van uitwendig waarneembare feiten, zoals die in de klassieke bronnen expliciet vermeld worden, maar moet hij eveneens zoeken naar de niet-observeerbare samenhang en structuren die de diepere verklaring geven van de reacties van en het gedrag van de mens als individu en als groepswezen.5

    De werkwijze van Carlo Ginzburg ziet er dan als volgt uit, nog steeds volgens Boone (2000):

    hij introduceerde het ‘paradigma indiziario’.

    De idee is een schijnbaar nietszeggend detail uit de bron te hanteren als een spoor (index) van een onderliggende realiteit. Deze aanpak is grotendeels geboren uit de frustratie over de veronderstelling van de traditionele sociaal-historici dat de verklaring van sociale evoluties in structuren en economische en politieke systemen. Deze aanpak schakelt het individu wel niet uit, maar herleidt het tot producten van de systemen waartoe ze behoorden. De methode van Carlo Ginzburg [de micro-storia, nvda.] biedt een uitweg: ze beoogt, vanuit een zeer bijzondere, individuele situatie, de werkwijze te achterhalen

    5 Walter Prevenier, Martha Howell, en Marc Boone. Uit goede bron. Introductie tot de historische kritiek. Leuven: Garant, [1992] 2000, p.146.

  • 5

    waarmee personen hun sociale wereld opbouwen. Het lijkt aanvankelijk een klassieke biografie of chronologische monografie, maar het gaat in feite om de studie van interacties tussen personen. 6

    De idee is dus dat micro-geschiedenis ontstaan is uit ongenoegen met de tot dan toe

    gehanteerde methode in de sociale wetenschappen. Niet omdat deze methode onmogelijk

    blijkt of niet wenselijk is maar dat er maar al te vaak generalisaties gemaakt worden die niet

    meer geldig zijn wanneer men ze afweegt tegen de realiteit van het leven dat zij proberen uit

    te leggen.7

    Dit werkstuk zal trachten een inleiding te geven op de toepassing van een dergelijke

    benadering op de persoon van Muqali. Een inleiding, want daar we uitgaan van details, is het

    onmogelijk om alles in dezelfde mate uit te werken, of zelfs van bij het uittekenen van de

    algemene structuur te weten welke ‘sporen’ we zullen vinden in de brontekst. Een beperking

    misschien, maar dat onvoorziene aspect is tevens een vorm van vrijheid van onderzoek.

    Carlo Ginzburg is een groot pleitbezorger geweest van de micro-storia met zijn boek over een

    16e-eeuwse molenaar, genaamd Domenico Scandella, tevens Mennocchio 8 . Zijn ideeën

    brachten hem blijkbaar op de brandstapel van de roomse inquisitie. Carlo Ginzburg ontdekte

    wanneer deze ontsloten werden in de archieven van de inquisitie een verslag van het proces

    van de arme molenaar; aan de hand hiervan wordt een boeiend beeld geschetst van zijn leven

    in het 16e-eeuwse Italië. Zo blijkt uit de verslagen met wie hij allemaal contact had als

    molenaar, wat voor boeken hij las en andere dingen die een kijk geven op het wereldbeeld van

    Menochhio.

    Uit de inleiding van zijn boek blijkt duidelijk dat de micro-geschiedenis bijzondere aandacht

    schenkt aan de kleine man, die volgens de auteur maar al te vaak zijn vergeten in de

    geschiedkundige bronnen. ‘ Maar met de gegevens die we hebben, kunnen we al een klein

    stukje reconstrueren van wat men doorgaans de "cultuur van ondergeschikte klassen" en ook

    wel de “volkscultuur” noemt.’9

    6 ibid. p.150. 7 G.G.Iggers. Historiography in the Twenthieth Century: From Scientific Objectivity to the Postmodern Challenge. Hannover, Wesleyan University Press, [1997] 2005 in Sygurdur Gylfi Magnusson. History News Network. 05 augustus 2006. George Mason University. 14 maart 2007 . 8 Carlo Ginzburg, en P. de Vooghd, vert.. De Kaas en de Wormen. Het Wereldbeeld van een 16e-eeuwse mMlenaar. Uitg. Bert Bakker, 1982. 9 Ibid; p.12.

  • 6

    Waarom Muqali in micro-historisch perspectief plaatsen?

    Een eerste motief is het feit dat de brontekst waarvan we vertrekken bij het schrijven van deze

    verhandeling, een aantal lacunes vertoont met betrekking tot de leefomstandigheden op de

    Mongoolse steppen en van Muqali in het bijzonder. Daar deze biografie deel uitmaakt van

    officiële geschiedschrijving, is dit enigszins te begrijpen omdat dergelijke documentatie zich

    door de band genomen beperkt tot een zuiver feitelijke beschrijving. Voor mijn doelstellingen

    is dit echter onvoldoende, in die zin dat onder meer de geografische situering van de

    Mongolen en hun adaptatie aan en gebruik van hun omgeving belang heeft wanneer we een

    beeld willen scheppen van de ‘Lebensraum’ van onze generaal. Een eerste deel van het

    corpus van mijn verhandeling zal dan ook gaan over pastoraal nomadisme, omdat deze vorm

    van economie het dagelijkse leven op de Mongools steppe zeer sterk heeft bepaald tot op de

    dag van vandaag. Daarbij zal ik uitgaan van een eerste spoor, namelijk de geografische

    situering van Muqali zoals die gegeven wordt in zijn biografie.

    Een tweede gegeven dat mij in mijn keuze voor micro-geschiedenis gestuurd heeft, leunt

    nauw aan bij de reeds vermeldde tekortkomingen van de officiële Chinese geschiedschrijving.

    Het is namelijk zo dat geschiedschrijving in het oude China altijd het domein geweest is van

    de confucianisten 10 en in die hoedanigheid een weerspiegeling is van een elite-cultuur.

    Vandaar dat er veelal een ietwat gekleurde visie wordt verstrekt. Ook van belang hierbij is te

    weten dat de officiële dynastieke historiën, zoals de Yuanshi 11 , waaruit onze brontekst

    afkomstig is, steeds gecompileerd worden door de volgende dynastie. De Chinezen hebben

    van oudsher geloofd dat een nieuwe dynastie pas aan de macht kon komen, wanneer de

    voorgangers zich in die mate misdroegen dat zij hun mandaat van de hemel om te heersen

    hadden verloren. Wanneer we die gedachtegang volgen, moge het duidelijk zijn dat de

    voorgangers vaak in een negatief daglicht worden gesteld, wat nog meer redenen geeft om

    enige voorzichtigheid in acht te nemen met de gegevens -of het gebrek eraan- die men vindt

    in de biografie van Muqali. Toch is de Yuanshi volgens Frederick W. Mote onmisbaar voor

    iemand die zich met geschiedenis van de Mongolen bezighoudt. 12 Deze geschiedenis is

    10 Een moraal-filosofische school, gebaseerd op de leer van Confucius (traditionele data 551-479 BCE)? Het was in wezen de eerste die staatsleer met persoonlijke moraliteit verbond. Zijn leer is gebaseerd op goede zeden en de betrachting door aan jezelf te werken de gemeenschap van dienst te kunnen zijn. Het ideaal van de verlichte heer. 11 Song, Lian, ed. Yuanshi. gecomp. 1369-1370. Beijing: Zhonghua shuju, [1976]1995. 12 Frederick W. Mote. "A note on traditional sources for the Yuan dynasty."in Denis Twittchett, en Michael Loewe, ed. Cambridge history of China.Vol.6. Alien regimes and border states, 907-1368.

  • 7

    gecompileerd in een tijdspanne van slechts een jaar, veel sneller dan andere dynastieke

    geschiedenissen, wat erop wijst dat de Yuanshi hoogstwaarschijnlijk gespaard is gebleven van

    al te veel confucianistische editing…13

    Zoals reeds vermeld wordt deze methodiek zeer vaak toegepast op elementen uit de onderste

    lagen van de maatschappij, die normaal gezien genegeerd worden door de geschiedschrijving.

    Carlo Ginzburg heeft ons in zijn boek het verhaal gedaan van een uitzondering, een molenaar

    die helaas in contact is gekomen met de gerechtelijke instanties, waardoor zijn verhaal

    opgenomen werd in de kronieken van de elite-cultuur. Muqali was bij aanvang van zijn

    verhaal ook een outsider, hij was namelijk een slaaf, en niets deed vermoeden dat er over hem

    ook maar iets zo worden overgeleverd. Vanuit dit standpunt lijkt het mij dan ook interessant

    om na te gaan hoe hij van slaaf geëvolueerd is tot generaal en vice-koning van China. Als

    tweede aandachtspunt zal ik Muqali dan ook belichten als casus van sociale mobiliteit in het

    Mongoolse wereldrijk. Het laatste onderdeel van mijn corpus zal ik beschrijven welke

    personages voor Muqali van betekenis zijn geweest in de opbouw van zijn eigen wereld. Hij

    heeft als het ware van een netwerk van sociale contacten opgebouwd en ervan gebruik

    gemaakt om zijn doelstellingen te verwezenlijken.14 Het netwerken an sich is trouwens een

    bezigheid die de Chinezen tot kunst hebben verheven, wat nog maar eens aantoont hoe

    Chinees Muqali’s methodes wel waren. In het deel van de verhandeling dat specifiek de

    relaties van Muqali, en dan vooral buiten de Mongoolse clan, is het mijn bedoeling om te

    verduidelijken hoe Muqali in staat is geweest om een netwerk van persoonlijke relaties uit te

    bouwen met individuen van velerlei achtergrond, hetgeen hem later, tijdens zijn campagnes in

    China zou in staat stellen een stevige basis te leggen voor de uiteindelijke Mongoolse

    overheersing van het Middenrijk. Ik zal enkele personen wie hij daarvoor heeft samengewerkt

    belichten, en hoe zijn manier van werken uiteindelijk heeft bijgedragen tot het belang van zijn

    persoon voor sinologen. Concreet zal het desbetreffende onderdeel er als volgt uitzien: Eerst

    wil ik een beeld geven van de periode onder de bescherming van de Kereyid, een tijdspanne

    die ik als formatieve fase beschouw. Daarna zijn Muqali’s ervaringen in China aan de beurt,

    met een introductie van de verschillende historische actoren, te weten de andere dynastieën

    waarmee Muqali te maken kreeg. Ik ga dan ook de geschiedenis van deze periode kort

    Cambridge, Mass.: Cambridge University Press, 1994, in Endymion Wilkinson. Chinese history. A manual (Harvard-Yenching Institute monograph series, 52). Cambridge, Mass.: Harvard University Asia Center, 2000, p. 871. 13 Wilkinson, ibid. p. 871.

  • 8

    belichten vanuit het standpunt en de historische achtergrond van elke speler. Vervolgens zal

    ik, opnieuw vertrekkend van fragmenten die ik uit de brontekst zal isoleren, een beeld geven

    van de persoonlijke interactie die hij heeft gehad met een aantal figuren van uiteenlopende

    achtergrond; dit alles in de hoop zijn taken in dienst van zijn heer naar beste vermogen te

    vervullen.

  • 9

    Deel 2: Corpus

    A. Muqali’s ervaringen op de steppe

    Geografie en het fenomeen pastoraal-nomadisme

    In mijn inleiding heb ik vermeld dat de confucianisten, die het domein van de

    geschiedschrijving in China zo lang hebben gemonopoliseerd, vaak gekleurde informatie

    gaven, die voortkwam uit hun status. Inderdaad, wat zij schreven was de waarheid bij uitstek,

    en wat zij niet belangrijk achtten, werd dan ook afgedaan als niet gebeurd.15

    [Chinese] historical works have been vividly compared to shining mirrors which bring the thruth of past history before one’s eyes. Their task was to give correct answers based on experienceto constantly emerging problems of importance to the state…It is not surprising that Chinese historians, for practical reasons, mainly turned their attention to military-political and diplomatic relationswith China’s neighbours, and thus various aspects of the lives of these proples were for them peripheral and of minor importance. 16

    Dit is een situatie die voor mij niet erg bevredigend is, vandaar ook de opzet van deze

    verhandeling, omdat uit de consequenties van dit citaat blijkt dat aandacht voor andere

    aspecten van het leven van Muqali systematisch onderdrukt werd. Vandaar dat ik op zoek ben

    gegaan, vertrekkende vanuit die traditie, naar enkele missing links naar de leefwereld van

    Muqali. Een eerste fragment uit de biografie dat ons een venster biedt op achterliggende

    context, is het volgende:

    Muqali maakt deel uit van de Jalayir-clan. Deze wonen al generaties lang ten oosten van de Onon. Zijn vader was Gu'un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens verwanten, de Yurkin, verbleef.17

    Een algemeen geldend principe is dat de mens voor een groot deel gedetermineerd wordt door

    zijn omgeving. Enerzijds puur geografisch, anderzijds ook door de familiale omgeving. Daar

    het in het geval van Muqali duidelijk is, of althans duidelijk zal worden, dat zijn familiale 15 Heirman, Ann, Bart Dessein, en Dominiek Delporte. China. Een maatschappelijke en filosofische geschiedenisvan de vroegste tijden tot de twintigste eeuw. Gent: Academia Press, 2001.p.XI 16V.S.Taskin. Materialy po istorii kochevykh narodov gruppy [Historical Materials on the Ancient Nomadic Peoples of the Dunhu Group]. Moskou: 1984, p. 11, geciteerd in Bold, Bat-Ochir. Mongolian Nomadic Society. A Reconstruction of the 'Medieval' History of Mongolia. New York: St Martin's Press, 2001, p. 4. 17Wat de annotatie van de fragmenten uit de brontekst betreft die ik in mijn corpus heb ingebed, verwijs ik graag naar de vertaling die wordt bijgevoegd.

  • 10

    sfeer zeer nauw samenhangt met de geografische situering, lijkt het mij het beste om deze

    twee aspecten samen te behandelen.

    Als we ons de geografische situering voor de geest halen, dan blijkt daaruit dat het gebied van

    de Jalayir, Muqali’s clan, deel uitmaakt van de Euraziatische steppen. Het is mijns inziens van

    belang te weten welke invloed dergelijke topografische omstandigheden hebben op de manier

    van leven. Nomaden worden door het bredere publiek maar al te vaak over dezelfde kam

    geschoren. Daarom, naast het feit dat pastoraal-nomadisme een grote rol heeft gespeeld in de

    ontwikkeling van Muqali, is het wenselijk om hier wat dieper op in te gaan.

    De geografische situering Giovanni di Plano Carpini, een zendeling die de Mongolen heeft bezocht in 1247, stelt dat

    ‘This country is partly mountainous and partly plains,but as a rule it is a mixture of gravel and

    sand.” 18

    Grosso modo kunnen we volgens Soucek 19 de landmassa van Centraal-Azië, waarin de

    Mongolen leven, beschrijven aan de hand van drie topografische eigenschappen. Ten eerste

    was er de weidse steppe, en woestijnen. Deze zijn aan de noordzijde begrensd door de

    Siberische taiga, en aan de zuidzijde kan de afbakening verschuillende vormen aannemen,

    voornamelijk bergketens, maar ook de Kaspische en Zwarte zee. Ten tweede was er die zone

    van bergketens, die hun rol hebben gespeeld om de regio ook politiek te verdelen. De bergen

    hebben vaak ook een rol gespeeld als plaatsen waar politieke formaties zijn gevormd; zo

    zullen we bijvoorbeeld kennismaken met de Naiman, die aan de voet van de Altai hun stek

    hadden gevonden. Sommige bergen hebben ook een ritueel karakter gekregen als rustplaats

    voor grote leiders of plaatsen van communicatie met de eeuwig blauwe hemel.Bergen hebben

    ook wel een schaduwzijde, namelijk in die zin dat zij de bewegingsvrijheid van de

    steppenomaden beperken, zodat wanneer zij zich verenigen in een confederatie en een Rijk

    uitroepen, het per definitie een stepperijk zou zijn, waarmee Soucek verwijst naar het

    standaadwerk van René Grousset20

    18 G.Di Plano Carpini en Erik Hildinger, vert. The story of the Mongols whom we call the tartars. Boston: Branden publishing company 1996, p. 36. 19 Soucek, Svat. A History of Inner Asia. Cambridge,Mass.: Cambridge University Press, [2000] 2005.. p. 1-3. 20 RenéGrousset, en Naomi Wallford, vert. The Empire of the Steppes. A History of Central Asia. New Brunswick: Rutgers University Press [1970] 2002.

  • 11

    Een derde factor zijn enkele belangrijke rivieren in de regio, waarrond doorheen de tijd enkele

    rijken in de regio zich hebben gecentreerd. Zo zien we dat doorheen de geschiedenis

    bijvoorbeeld de Orkhon levensader is geweest voor het rijk van de Tujueh, het khanaat van de

    Kereyid, en andere volkeren die de regio hebben doorkruist, zoals ik reeds in de inleiding heb

    gesteld.

    De modus vivendi op de steppe: Pastoraal nomadisme

    Het fenomeen nomadisme heeft altijd een exotische bijklank gehad voor buitenstaanders. Het

    woord fenomeen is daarom ook niet lukraak gekozen. Volgens Khazanov 21 is het als

    fenomeen niet alleen ‘ongewoon, zeldzaam en uniek, maar is het ook wijdverspreid en heeft

    het verstrekkende gevolgen’. Het is, zo voegt hij eraan toe,tevens interessant omdat we noma-

    disme ook anders kunnen bekijken, namelijk in de rol van verbinding tussen culturen en

    maatschappijen, en niet alleen in haar economische maar ook in haar sociale en

    geschiedkundige specificiteit. Aan deze schijnbare tegenstellingen heeft Khazanov zijn

    belangrijke studie gewijd, en hij geeft deze in het kort als volgt weer: een maatschappij die

    voor haar voedselvoorziening is overgegaan tot een zeer gespecialiseerde vorm van

    economische activiteit, die op zich vrij conservatief is, heeft een diverse invloed gehad op het

    sociaal en politiek functioneren van sedentaire samenlevingen die veel meer diversiteit

    kenden en technologisch geavanceerder waren. Wat nog belangrijker was, is zijn these dat

    nomadische samenlevingen niet kunnen bestaan zonder interactie met hun sedentaire buren.

    Het blijkt een wisselwerking te zijn tussen twee verschillende werelden, die elkaar

    beïnvloedden op velerlei vlakken, en aldus ook elkaar in stand hielden.22

    De terminologie geeft de essentie vrij goed weer: pastoraal-nomadisme is een

    levenswijze die afhankelijk is van graaslanden (pastures). Zo zien we dat de basis van het

    Mongoolse pastoralisme gevormd wordt door hun kuddes, bestaande uit paarden, runderen,

    kamelen, schapen en geiten (in volgorde van belang). Paarden zijn voor de nomaden met het

    oog op hun mobiliteit van het grootste belang als rijdier, terwijl runderen en kamelen worden

    gebruikt als lastdieren. De vijf dieren verschillen onderling wat betreft hun noden en manier

    van grazen. Kuddes worden vaak samengevoegd om de arbeid zo efficiënt mogelijk te

    21 Anatoly M.Khazanov en Julia Crookenden, vert. Nomads and the outside world. Madison: University of Wisconsin Press, [1984]1994, p. 2ff. 22 Ibid. p. 3

  • 12

    maken.23 Waar de dieren ook nog voor worden gebruikt is voor de brandstofvoorziening. Het

    meest voorkomende type van brandstof is argal, gedroogde uitwerpselen van het vee.

    De Mongolen zijn pastorale nomaden, die zoals reeds gezegd voor hun levensonderhoud

    afhankelijk zijn van hun kuddes en graasland. Het is echter een simplificatie te stellen dat de

    migraties lukraak zouden zijn. Integendeel, de migraties kennen een cyclisch verloop dat

    afhankelijk is van -alweer- klimatologische omstandigheden. Khazanov geeft naar mijn

    mening een helder overzicht van de belangrijkste kenmerken van deze zeer specifieke vorm

    van economische activiteit. In my view, the most important characteristics defining the economic essence of pastoral nomadism are: 1) Pastoralism is the predominant form of economic activity. 2) It’s extensive character connected with the maintenance of herds all year round on a system of free-range grazing without stables. 3) Periodic mobility in accordance with the demands of pastoral economy within the boundaries of specific grazing territories or between these territories (as opposed to migrations). 4)The participation in pastoral mobility of all or the majority of the population (as opposed, for example, to the management of herds on distant pastures by specialist herdsmen, into which only a minority is involved in pastoral migrations).24

    Het feit dat de nomaden vaak bij hun sedentaire zuiderburen zijn binnengevallen, valt

    volgens Bold25 ook te verklaren door de interactie van de natuur en de samenleving. Door hun

    economische specialisatie zijn de nomaden zeer sterk afhankelijk van klimatologische

    omstandigheden. Graaslanden zijn namelijk kwetsbaar voor ecologische veranderingen, die

    zij evenwel konden tegengaan door hun mobiele levenswijze wanneer het korte periodes van

    droogte betreft. De lange periodes van droogte waren zij echter verplicht om sedentaire

    volkeren aan te vallen. Bold geeft aan dat er verscheidene studies zijn die aantonen dat

    grootschalige invasies van de nomaden in Noord-China grotendeels volgden op jaren van

    droogte of andere rampen, zoals stofstormen of extreem zware winters 26 . In zulke

    klimatologische condities is het houden van vee de enige mogelijkheid om te overleven. Maar

    daar komt nog bij dat het de enige vorm is van economische activiteit die realiseerbaar is in

    diezelfde omstandigheden. Het is tevens een systeem van sociale organisatie en

    gemeenschapsvorming. Maar hierover meer in het volgende deel, dat zal handelen over

    verwantschap, clan en persoonlijk identiteit in een dergelijk kader.

    Muqali’s biografie vertelt ons niet hoe hij het heeft ervaren om in een dergelijke

    setting op te groeien, waarmee hij zijn dagen vulde, en zo meer. Uit bovenstaand citaat van

    Khazanov, meerbepaald in het vierde punt, kunnen we afleiden dat Muqali van jongs af in het 23 Bat-Ochir Bold. Mongolian Nomadic Society. pp.36-40. 24 ibid. p.16 25 Bat-Ochir Bold. Mongolian nomadic society. A reconstruction of the 'medieval' history of Mongolia. New York: St Martin's Press, 2001. p. 51ff. 26 ibid.p. 51.

  • 13

    nomadenleven werd geworpen. Waarschijnlijk uit noodzaak, omdat het houden van vee nu

    eenmaal zeer arbeidsintensief is, zoals reeds gezegd, wat een verband doet vermoeden tussen

    economisch succes en polygamie, zoals dat bij de Mongolen gebruikelijk was. Een jonge

    Mongool wordt bijna in het zadel geboren. Ze rijden mee met de moeder, op vijfjarige leeftijd

    kunnen ze op hun eigen paard met een begeleider die de teugels viert, en eens ze zeven zijn,

    zijn het volwaardige ruiters.27 Dit is natuurlijk belangrijk, wil men hun kinderen inschakelen

    in een letterlijk zeer mobiele economie. Muqali zal tijdens zijn jeugd aanvankelijk

    voornamelijk voor de schapen ingestaan hebben. Paarden waren nu eenmaal te delicaat en

    werden aan de mannen overgelaten. Als kind zal hij vooral met zijn eigen broers en neven

    omgegaan zijn, omdat de mobiele levenswijze de vorming van degelijke vriendschapsbanden

    in de kindertijd vaak in de weg staat.28 Wanneer men volwassen is, is niet echt genormeerd.

    Jagchid en Hyer wijzen erop dat er bij de Mongolen geen overgangsrituelen bestaan, maar

    dat, wanneer men kijkt naar de leeftijd vanaf wanneer men in aanmerking komt voor militaire

    dienst, men als vijftien- à zestienjarige als volwassen wordt beschouwd.29 Dit moet een en

    ander teweeg gebracht hebben bij de jonge Muqali, krijger worden. De voorbereiding op de

    strijd werd onder meer geïmplementeerd in massale jachtpartijen. Deze hielden voor de jonge

    mannen enkele belangrijke lessen in. Ten eerste moest men dergelijke groepen coördineren.

    Wat daar ook nog bijkwam, is dat de great hunt ook buiten de grenzen van de eigen

    gemeenschap ging; er kwam dus ook enige clanpolitiek bij kijken, aangezien ieder zijn taak

    naar behoren moest vervullen.

    Mijn eerste fragment uit de brontekst was zeer nuttig om achterliggende realiteiten op te

    sporen. Er zit dan ook heel wat in vervat.

    木华黎,札剌儿氏,世居阿难水东。父孔温窟哇,以戚里故,在太祖麾下 Muqali maakt deel uit van de Jalayir-clan. Deze wonen al generaties lang ten oosten van de Onon. Zijn vader was Gu'un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij diens verwanten, de Yurkin, verbleef. [Eigen vertaling, T.L.]

    De geografische afbakening, en wat daaruit voortkomt, heb ik reeds belicht. Wat hierin ook

    nog naar voorkomt, is dat Muqali bij de Yurkin was met zijn familie. Wat dit betekent op

    sociaal vlak, zien we zo meteen, maar ik wil er hier toch al de aandacht op vestigen, omdat de

    vraag zich opdringt, welke gevolgen dit zou hebben voor de ontplooiing van zijn capaciteiten

    als adolescent. Muqali was ondergeschikt aan de Yurkin op basis van historische clan-relaties.

    27 Sechin Jagchid en Paul Hyer. Mongolia's Culture and Society. Boulder, Colorado: Westview Press, 1979.p. 79. 28 Ibid. p. 79. 29 Ibid. p. 81.

  • 14

    Men zou kunnen aanvoeren dat een ondergeschikte nooit een goede leerschool zou krijgen. Ik

    ben van mening dat zijn positie geen invloed heeft gehad op zijn vorming. De reden moeten

    we volgens mij zoeken in het steppeleven. Hun afhankelijkheid van klimaat en de noodzaak

    om daardoor te nomadiseren, betekent ook dat men in botsing kan komen met andere clans.

    Daarom moest men op iedereen kunnen rekenen in noodsituaties, en was het contraproductief

    om iemand op basis van clanpolitiek geen degelijke opleiding te geven.

    Sociale organisatie, verwantschap, clan en identiteit Het moge duidelijk zijn dat men in een dergelijke omgeving niet veel overlevingskansen heeft

    wanneer men alleen leeft. Gemeenschapsvorming ontstaat de contact tussen verschillende

    groepen waarbij het besef van een gemeenschappelijke toekomst 30 . Ik heb er reeds op

    gewezen dat in bovenstaand citaat van Khazanov (p.3) al een zeer belangrijke reden wordt

    aangehaald, namelijk het arbeidsintensieve karakter van pastoraal-nomadisme. Daarom is men

    verplicht om zich te organiseren binnen een gemeenschap, wil men overleven. In een cultuur

    die zich heeft gespecialiseerd in een mobiele levensstijl kan men dit enkel wanneer de

    organisatie van de samenleving daarop is toegespitst. Dit manifesteert zich in de sociale

    entiteiten zoals stammen, clans, ed., gebaseerd op verwantschap. Dit heeft men met een

    overkoepelende term een kinship system genoemd.

    De basis van dit systeem is de familie, met daarnaast de gemeenschap waarin men leeft, met

    als derde niveau de clan. 31Meestal gaat het om een beperkte familie, met niet meer dan twee

    generaties volwassen. Wat men ook ziet, en dan vooral bij nomaden op de Euraziatische

    steppe, zijn patrilocale families. Dit betekent dat één zoon, meestal de jongste, bij zijn ouders

    blijft wonen en na hun overlijden hun deel van de bezittingen overneemt nadat de rest is

    verdeeld onder zijn broers. 32 Deze jongste werd, zeker ten tijde van Muqali, otchigin,

    bewaarder van de haard, genoemd. (cfr. Temuge otchigin, de jongste broer van Chinggis.)

    Hun mobiliteit heeft ook hierin een rol gespeeld: deze is namelijk in tegenspraak met

    territorialiteit, hetgeen wil zeggen dat de nomadische levensstijl het ontwikkelen van directe 30 Bart Dessein “Maatschappij en instellingen van China.” Hoorcollege oktober 2005. 31 Sechin Jagchid, en Paul Hyer. Mongolia's culture and society. Boulder, Colorado: Westview Press, 1979, p.245. 32 Khazanov, Anatoly M. Nomads and the outside world p. 126.

  • 15

    territoriale verbanden met buren in de weg staat. Daarmee verband houdend is de hele

    discussie of men al dan niet van een staat kan spreken, wanneer men het over nomaden heeft.

    Een grondbeginsel van een staat is precies territorium met definieerbare grenzen. Dit is

    moeilijk in overeenstemming te brengen met de mobiele levenswijze van nomadische

    samenlevingen. Vandaar dat sommige specialisten er de voorkeur aan geven naar het

    Mongoolse Rijk te verwijzen met het woord ulus, meerbepaald wordt het Mongoolse

    imperium dan voor hen de ‘Yeke Mongol Ulus’. Vandaar dat de verwantschap het beste

    alternatief werd bevonden om uitdrukking te geven aan de sociale relaties tussen de

    verschillende clans.

    In de periode van het Mongoolse Rijk stonden de Mongolen er voor bekend dat zij hun

    genealogische kennis konden aanwenden om elkaar op de sociale ladder te plaatsen. Ten tijde

    van Chinggis Khan bestond zijn clan, de Borgijid, uit een aantal subclans die met elkaar

    verwant waren tot tenminste elf generaties terug. Enkel de belangrijkste leden binnen de

    Mongoolse clan die worden algemeen gesteld dezelfde afstamming te hebben. Velen van hun

    minder gefortuneerde ondergeschikten of slaven waren afkomstig van andere clans of waren

    helemaal geen Mongolen. De Mongoolse clans waren strikt exogaam, omdat ze dezelfde

    afstamming deelden en huwelijken binnen de clan als incestueus beschouwden; zodoende was

    men wel verplicht om huwelijksbanden aan te gaan met andere clans, relaties die uiteindelijk

    bijna even belangrijk werden als de clans op zich om de maatschappij te structureren. Deze

    huwelijksbanden tussen twee clans vinden we bijvoorbeeld ook terug bij de Kitans33 van

    Binnen-Mongolië waar de heersende Yelu-clan een dergelijke relatie was aangegaan met de

    Shimo-clan .34

    Een mogelijk probleem met kinship is het volgende: wanneer men het strikt zal interpreteren

    en toepassen, dan wordt men daardoor beperkt. Rudy Paul Lindner heeft het gebruik van

    fictieve bloedbanden beschreven om de gemeenschappelijke belangen te valideren van leden

    van een clan of confederatie tegenover potentiële nieuwkomers.35 Waar het hier om gaat, is

    het feit dat het soms uit economisch of politiek standpunt interessant kan zijn op die basis,

    namelijk politieke of economische motieven, een clan te definiëren. Dit is uiterst handig in

    conflictsituaties, omdat het een leider toelaat hun confederaties snel uit te breiden. Doet men

    33 De Kitans zukken worden belicht in mijn tweede deel van de verhandeling. 34 Frederick W.Mote. Imperial China 900-1800. p. 38 35Rudi Paul Lindner. “What was a nomadic tribe?”, Comparative Sudies in Society and History, Vol 24, 1982, p. 696-697, geciteerd in Ostrowski, Donald. Muscovy and the Mongols. Cross-cultural influences on the steppe frontier, 1304-1589. Cambridge: Cambridge university Press, [1998] 2002. p. 33.

  • 16

    dit niet, dan blijkt het criterium bloedverwantschap niet te voldoen aan de eisen van de

    situatie. 36 Ter ondersteuning hiervan wil ik graag het bloedbroederschap aanhalen, ofte anda.

    Het gaat hier om een vrijwillige alliantie tussen personen die niet verwant zijn. Zo is er het

    voorbeeld van Chinggis Khan en Jamuqa, de leider van de Jadarat, een Mongoolse subclan,

    met wie hij was opgegroeid en die later een belangrijke concurrent zou worden. Dergelijke

    banden zijn een bewijs dat kinship een vrij rekbaar begrip is.

    De scheidingslijn tussen deze begrippen kan vrij vaag zijn; het is soms onduidelijk wanneer

    binnen een clan een leider zijn eigen weg wil gaan of men dan kan spreken van een nieuwe

    subclan. Deze onduidelijkheden betreffende de gebruikte terminologie en de invulling

    daarvan, kan een hinderpaal zijn, willen we het hebben over de persoonlijke identiteit binnen

    een dergelijke sociale organisatie. Muqali is hieraan ook onderhevig, vandaar dat we de

    sociale structuur zullen bespreken enerzijds op een algemeen beschouwend niveau boven dat

    van de individuele clans, anderzijds binnen de clan en bij uitbreiding binnen de Ulus, die op

    het clanmodel gebaseerd zal zijn.

    Sociale hiërarchie en clanrelaties: steppe-politiek op haar best.

    In het Mongolië voor de tijd van Chinggis Khan waren er een aantal afstammingslijnen

    binnen de dominante Borgijid die recht hadden op de heerschappij, en dus de aristocratie

    vertegenwoordigden, terwijl andere clans een ondergeschikte positie hadden, te weten die van

    gewoon volk (qarachus) of slaven (bo’ol).37 Deze onderlinge positionering was historisch

    bepaald. Zo zien we bijvoorbeeld met betrekking tot Muqali dat de Mongoolse clan van

    Chinggis Khan ten tijde van Khaidu, zijn voorvader die rond 1100 aan het hoofd stond van de

    aanspraak op de heerschappij kon maken doordat hij de clan van de Jalayir had onderworpen.

    De Jalayir is, zoals blijkt uit onze brontekst, de clan waar Muqali tot behoort. Hierna zullen zij

    dus aan de Borgijid gebonden zijn in een ondergeschikte positie.

    Wanneer deze sociale differentiatie binnen de clans op de steppe is ontstaan, is een vraag

    waarop moeilijk een eenduidig antwoord te geven is. Het staat vast dat reeds in de tijd van

    Alan Ghoa, de verre voorouder van Chinggis en stammoeder van de Mongoolse clans, een

    klassenbewustzijn was. Zij had vijf zonen, waarvan er drie waren verwekt door een goddelijke 36 Ostrowski, ibid. p. 33. 37 Sechin Jagchid en Paul Hyer. Mongolia’s Culture and Society. p.283.

  • 17

    interventie, waarvan we mogen aannemen dat deze is opgenomen in de Secret History om de

    legitimiteit van de Altan Urug, dit is het Gouden Huis, de familie van Chinggis, te versterken.

    Na hun geboorte, zaten haar twee eerstgeboren zonen bijeen, en beraadslaagden hoe het

    mogelijk was dat hun moeder nog drie zonen op de wereld had gezet. Zij wist waarover ze het

    hadden, en sprak hen als volgt toe:

    You, my sons Belgütünei and Bügünütei, are suspicous of me and said to each other, “These three sons that she has borne, of whom, of what clan are they the sons? ” And it is right for you to be suspicious. Every night, a resplendent yellow man entered by the light of the smoke hole or the door top of the tent, he rubbed my belly and his radiance penetrated my womb. When he departed, he crept out on a moonbeam or a ray of sun in the guise of a yellow dog. How can you speak so rashly. When one understands that, the sign is clear.They are the sons of Heaven. How can you speak, comparing them to ordinary blackheaded men? When they become the rulers of all, then the common people will understand!38

    De referentie naar de black-headed men ten overstaan van haar drie zonen, waarvan

    Bodoncar Munqaq, Bodonqar de Domme, spreekt voor zich. Maar als dat

    klassenbewustzijn reeds toen aanwezig moet zijn geweest, waar ligt dan de oorsprong

    ervan? Zhou Liangxiao en Gu Juying hebben daaromtrent een hypothese naar voor

    gebracht: 可以这样认为,原来活动在草原上的突厥以及鞑靼等部,其阶级分化当是很早以

    前就发生了。但是,当社会生产力欠发达,其他必要的条件不具备的情况下,他

    们的社会发展不单是极其缓慢,而且不排除在一个时期内出现倒退。因此,这些

    部族始终在文明社会的门槛前后排徊。这种现象在中国历史上边境地区的少数民

    族部落中是经常可以见到的。蒙古部中阶级分化大概发生在他们西迁以后,在突

    厥文化的影响下,由森林民向游牧民转化的同时。39

    We mogen aannemen dat oorspronkelijk de klassendifferentiatie bij de op de steppe rondtrek-

    kende Tujue, Tataren en andere clans reeds lang geleden haar oorsprong moet hebben gekend.

    Toch, wanneer we de omstandigheden in acht nemen van een tragere sociale reproductiviteit

    en een gebrek aan andere levensnoodzakelijke vereisten, dan zou sociale ontwikkeling niet

    alleen zeer traag verlopen zijn; daarenboven waren zij ook niet in staat om periodieke terugval

    te voorkomen. Dit is de reden waarom deze stammen op de opstap naar cultuur en

    38 Igor de Rachewiltz. The Secret History of the Mongols, A Mongolian Epic Chronicle of the Thirteenth Century. Translated with a Historical and Philological Commentary. Boston: Brill, 2006. p..4-5. 39 Zhou Liangxiao en Gu Juying. Yuanshi. Shanghai : Shanghai Renmin Chubanshe, 2003. p.520.

  • 18

    maatschappij blijven steken. dit soort van fenomenen komt in de loop van de Chinese

    geschiedenis vaak voor bij minderheidsgroepen en stammen in het grensgebied. de

    maatschappelijke differentiatie binnen de Mongoolse clans heeft zich naar alle

    waarschijnlijkheid gemanifesteerd na hun westelijke migratie, wanneer zij onder culturele

    invloed kwamen van de Tujue en tezelfdertijd een evolutie kenden van woudbewoners naar

    pastorale nomaden.

    [Eigen vertaling, T.L.]

    Uit dit citaat blijkt zeer duidelijk dat de sociale organisatie van de leefwereld van generaal

    Muqali naar alle waarschijnlijkheid is beïnvloed door de Tujue. In mijn inleiding heb ik erop

    gewezen, dat Mongolië niet altijd overheerst geweest door de Mongolen. Er zijn een aantal

    Turkse invloeden geweest via twee van de belangrijkste rijken vanaf de zesde tot tiende eeuw,

    zijnde de rijken van de Tujue, ook wel gekend als Kök-Turken, en de Uighuren tijdens de

    tiende eeuw. Omdat bovenstaand fragment aangeeft dat het vooral de Kök-Turken geweest

    zijn, die een invloed hebben gehad, geef ik graag een kort overzicht van deze historische

    actoren wiens invloed duidelijk nog heeft doorgewerkt tijdens het leven van Muqali.

    De Kök-Turken40

    Het rijk van de Tujue (突厥), zoals zij in het Chinees gekend zijn, is in twee fasen van

    betekenis geweest als een eerste periode van zowel politieke als culturele expansie op de

    Mongoolse steppen vanaf 542 tot 743. De beide rijken werden gesticht door de clan van de

    Ashina, een clan van smeden die we terugvinden in de Altai, in dienst van de Rouran.41 Men

    vermoed dat de Ashina van oorsprong behoorden tot de Xiongnu42. In 551 zou er een breuk

    gekomen tussen de Ashina en de Rouran, wanneer hun chef Bumin na het neerslaan van een

    opstand tegen de Rouran als beloning de hand vroeg van de dochter van de keizer. Aangezien

    zij slechts smeden waren, werd hem dit geweigerd waarop Bumin op zijn beurt rebelleerde en

    de Rouran onderwierp. Na de dood van Bumin, in datzelfde jaar, kreeg men een splitsing

    waarbij de zoon van Bumin Khan werd van het centrale gedeelte van hun gebied en Bumin's

    broer Khan werd langs de westelijke grens. Het was onder een leiderschap dat de Tujue de

    40 Thomas J. Barfield. The Perilous Frontier. Nomadic Empires and China, 221 BC to AD 1757. Cambridge, Mass.: Blackwell Publishing, [1989] 1992.pp131-145. 41 Een Turco-Mongools volk, gevestigd in de omgeving van Turfan in de zesde eeuw. René Grousset en Naomi Walford. The Empire of the Steppes. p. 81-82. 42 René Grousset en Naomi Walford. The Empire of the Steppes. pp. 17-21.

  • 19

    Hephtalieten 43 van Centraal-Azië onderworpen tegen 556. Ze gingen ook een tijdelijk

    bondgenootschap aan met de Sui-dynastie. Op het einde van de Sui waren er een aantal

    revoltes, zodat de Turken tijdelijk de bovenhand kregen. China's hereniging onder de Tang-

    dynastie kon de Chinese suprematie herbevestigen. In 630 werd Xieli Khan gevangen-

    genomen door de keizer van de Tang, waarmee een de facto einde kwam aan de heerschappij

    van de Tujue in Mongolië. Het westelijke deel van het rijk zou het nog uitzingen tot in 679

    wanneer zij ook zich zouden onderwerpen aan de Tang. Omstreeks de jaren 680 heerste er een

    algemene ontevredenheid over de heerschappij van de Tang. Een van de Ashina slaagde erin

    zijn smalle kern van volgelingen en zichzelf om te vormen tot een tweede Turkse staat. Zijn

    broer en later zijn zonen zouden erin slagen het bereik van de Tujue opnieuw op te bouwen

    met campagnes naar het westen tot in de omgeving van Samarkand tot Shandong in het oosten

    en vanaf Tibet in het zuiden tot in Siberië in het noorden. Na de dood van Bilge werden de

    Tujue geleid door minder belangrijke clans tot een coalitie van onder meer de Uighuren de

    dynastie kon omverwerpen in 742.

    De casus van Muqali en sociale mobiliteit

    Ook een tiental generaties na Alan Ghoa sprak men van nog van de black and white lineages.

    We weten dat Muqali van oorsprong een zeer lage status had; als lid van een stam die

    generatie op generatie ondergeschikt zou zijn aan de Borgijid, zou het in de lijn van de

    verwachtingen liggen dat iemand die onder een dergelijk gesternte geboren is, een niet erg

    voorname rol zou spelen. De casus van Muqali toont echter aan dat de hiërarchische

    structuren die op de Mongoolse steppen bestonden, net zoals de bevolking gekenmerkt

    worden door een hoge mate van mobiliteit. In dit hoofdstuk wil ik nagaan hoe het mogelijk

    was voor Muqali om zo belangrijk te worden voor Chinggis Khan.

    Om een dergelijke evolutie te schetsen, lijkt het mij niet meer dan normaal om van bij het

    begin hier dieper op in te gaan. In de Chinese bronnen, waaronder mijn brontekst voor deze

    eindverhandeling, Yuanshi 119, staat het volgende te lezen: hoewel Muqali laag van geboorte

    was, was het toch al gauw duidelijk dat hem een grote toekomst te wachten te wachten stond.

    43 Ook gekend als de Avaren en als Witte Hunnen. Zie René Grousset en Naomi Walford. Empire of the Steppes. p. 65ff.

  • 20

    生時有白 气出帳中。神巫异之,曰:“此非常兒也”。’

    Op het moment van zijn geboorte kwam er een witte wolk uit de yurt . De sjamaan, die dit

    merkwaardige verschijnsel had opgemerkt, zei: ‘dit is een bijzondere jongen.’

    [Eigen vertaling,T.L.]

    Wanneer we Muqali zijn identiteit nader willen bekijken, stuiten we op een probleem.

    Zoals daarnet werd verduidelijkt, zijn de zogenaamde kinship groups, onder welke vorm dan

    ook, als basis van het tribale karakter fundamenteel in de nomadische samenleving. Of zoals

    Soucek, S. stelt:

    A striking feature of nomadic societies was its tribal structure. The tribe or a confederation of tribes,rather than nationality, territory or state commanded the nomad’s lasting allegiance and sense of identity.44

    Met betrekking tot Muqali en zijn positie binnen de Mongoolse samenleving lijkt deze stelling

    mij vrij problematisch. De Jalayir werden hoogstwaarschijnlijk verdeeld onder de

    verschillende subclans, en dit om mogelijke problemen zoals opstanden te voorkomen.45 En

    hoewel men er vrij zeker van is dat de vader van Chinggis Khan, Yesugai, de meeste Jalayir

    had overgeërfd, staat in de biografie van Muqali in de Yuanshi vermeld dat Muqali bij de

    Yurkin was. We kunnen ons dus terecht vragen stellen of in zijn geval er nog sprake kan zijn

    van sterke identificatie met zijn clan. Bo’ol waren namelijk verplicht om rond te trekken met

    hun ‘eigenaars’; en de identificatie gebeurt, na de familie, met de eigen leefgemeenschap. Na

    verloop van tijd is het zeer goed mogelijk dat men in die mate geassimileerd wordt, dat de

    identificatie met de eigen clan verwatert.

    Het is duidelijk: het systeem van de kinship groups is voor ons van geen nut wanneer we

    proberen Muqali te plaatsen binnen zijn sociale context. Bij de uitbouw van het Mongoolse

    imperium zou dit systeem trouwens op de achtergrond geraken, daar Chinggis zijn eigen

    sociale structuur ging uitbouwen met zichzelf en zijn familie en naaste getrouwen als kern.

    Juvaini, de Perzische historicus, heeft dit als volgt weergegeven:

    44 Soucek, Svat. A History of Inner Asia. p. 41. 45 Chinggis Khan zou dezelfde tactiek toepassen bij de uitbouw van zijn Rijk.

  • 21

    Although authority and empire apparently are vested in one man, namely him who is nominated Khan, yet in reality all the children, grandchildren and uncles have their share of power and property. 46

    Bij aanvang van mijn onderzoek was ik ervan overtuigd dat zijn opgang binnen het sociale

    systeem te verklaren viel door zijn lage status. Dat er grosso modo drie geledingen zijn binnen

    de Mongoolse samenleving, te weten de adel, het gewone volk en de slaven, heb ik reeds

    uitgelegd. Maar binnen deze ordening, waren er enkele specifieke groepen. Twee zijn voor

    ons van belang, omdat Muqali bij beide groepen kan worden ingedeeld. Het gaat in de eerste

    instantie natuurlijk over zijn status van erfslaaf. In een samenleving waar voortdurende strijd

    woedt om de beste graaslanden voor de kuddes of ordinaire strooptochten, neemt men vroeg

    of laat gevangenen. Zo is er geleidelijk een slavenkaste ontstaan, met daarin evenwel enkele

    geledingen. Er waren de gewone krijgsgevangenen, maar er was nog een andere groep,

    namelijk die personen die zich uit vrije wil onderwiepen, vaak wanneer ze een charismatische

    leider ontmoetten. Die groep waren de nököd, ofte megezellen, companions. Deze groep

    wordt soms gezien als de vazal, zoals wij die in Middeleeuws Europa ook hebben gekend.

    De vraag is nu bij welke groep we Muqali moeten onderbrengen, bij de slaven, of bij de

    nököd? Een ware evenwichtsoefening, want Muqali zal het beste van de twee in zich

    verenigen. Muqali kwam met Chinggis Khan in contact doordat deze de Yurkin had verslagen

    in 1197. In die omstandigheden is het vrij normaal dat de ondergeschikten van de verslagen

    clan overgingen op de clan van de overwinnaar en dus een nieuwe heer kregen. Dit laatste is

    een typisch kenmerk van de nököd, zoals we reeds hebben uitgelegd. Nököd waren meestal

    van lage afkomst, en een slaaf zoals Muqali, niet noodzakelijk. Zijn grootvader heette

    Telegetu Bayan, en dit betekent rijk in het Mongools47. Door zijn positie van erfelijke slaaf

    van de Borgijid was hij reeds het geval. Daarom moeten we proberen de onderlinge

    verhoudingen tussen beide groepen te duiden, en wil ik nagaan of mijn stelling vallabel kan

    zijn dat het door zijn lage status van bo’ol is dat hij zo is kunnen opklimmen.

    De verhoudingen tussen de verschillende groepen op de sociale ladder, hebben ertoe geleid

    dat men, vooral door het werk van Vladimirtsov, wel eens spreekt van nomadic feudalism,

    46 Juvaini, A., vert. Boyle, A. Ghenghis Khan. The history of the world conqueror. Manchester: Manchester University Press, 1997,p. 42. 47Francis Woodman Cleaves. The Secret History of the Mongols. For the First Time Done into English out of the Original Tongue and Provided with an Exegetical Commentary. Vol 1. Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 1982, p.30 verwijst naar Naqu Bayan als zijnde ‘Naqu the rich’. Naqu was de vader van Bo’orchu, de eerste nökör van Chinggis.

  • 22

    naar analogie met het feodaal stelsel in Middeleeuws Europa. Hij poneerde bijvoorbeeld, dat

    Chinggis met zijn anda, Jamuqa, in conflict kwam, omdat er zich bij de grote Khan een

    tendens zou aftekenen van aristocratisme, terwijl Jamuqa Vladimirtsov volgens hem de

    democratische beginselen aanhing. In zijn latere werk zou hij daar echter op terugkomen.48

    Een dergelijke vergelijking is mogelijk ingegeven door het Soviet-marxisme, maar loopt wat

    mank, aangezien bijvoorbeeld Rumyancev schrijft:

    The main error of Vladimircov’s concept of ‘Mongolian nomadic feudalism’ is that the level of development of Mongolian society and of feudalism in Mongoliain the twephth and thitheenth centuries was exxagerated and was pressed into the classical character of West European feudalism of the thirtheenth and fourteenth centuries.49

    Wanneer we kijken naar hun dagelijkse bezigheden, dan zijn de gelijkenissen frappant. Beide

    groepen houden zich bezig met het hoeden van vee en dergelijke voor hun heer, ze dienen

    hem in tijden van conflict, … En toch is er een belangrijk verschilpunt aan te halen met het

    oog op de ontplooiing van Muqali. Het is zo dat bo’ol verplicht waren met hun heer mee te

    gaan wanneer deze op weg ging naar nieuwe weidegronden. Nököd kenden die verplichting

    niet, en zij waren dus vrij om te gaan waar ze wilden, hoewel hun verbondenheid met hun

    heer hen ook beperkte. 50

    Als we die redenering kunnen aanhouden, mogen we dus gerust aannemen dat Muqali

    constant bij Chinggis Khan is geweest, zoals ook wordt bevestigd door Li Zefen. 51 Dit

    betekent dat Muqali op de eerste rang zat bij politieke beslissingen of het plannen van

    militaire campagnes, een stelling die niet zou opgaan wanneer hij ‘slechts’ een nökör was. Dit

    alles zou een ideale springplank moeten blijken voor het opnemen van zijn latere

    verantwoordelijkheden.

    Ik heb in het voorgaande luik geschetst hoe problematisch het is om in een dergelijk complexe

    samenleving een spoor te ontwaren naar persoonlijke identiteit. Het is duidelijk dat noch het

    kinship system, noch mijn stelling, dat hij alles aan zijn slavenstatus heeft te danken, voldoen.

    48 B.Vladimirtsov en Michel Carsow, vert.. Genghis-Khan. Parijs: Librairie d'Amerique et d'Orient, 1948. p.30. 49 Rumyancev, G.N.. Trudy V. Vladimircova po istorii Mongolov [B. Vladimicov(s work on the History of the Mongols). Moskou: 1958.p. 81 in Bold. Mongolian nomadic society. p.22. 50 Paul Ratchnevsky en Thomas N. Haining, vert.. Genghis Khan. His life and legacy. Blackwell Publishing, [1991] 2003, p.13. 51 Li Zefen, Yuanshi xin jiang .Taibei 1985. p. 175.

  • 23

    Vandaar dat we naar andere verklaringen moeten zoeken, waarom Muqali zo belangrijk

    geworden is.

    Li Zefen geef twee verklaringen, te weten familie en persoonlijke verdienste. Muqali heeft

    veel aan zijn vader, Gu’un Ua, te danken. Om dit verder te verklaren, zal ik hier een fragment

    uit de biografie van Muqali lichten:

    父孔温窟哇,以戚里故,在太祖麾下,从平篾里吉,征乃蛮部,数立功。 后乃蛮又叛,太祖与六骑走,中道乏食,擒水际橐驼杀之,燔以啖太祖。追骑

    垂及,而太祖马毙,五骑相顾骇愕,孔温窟哇以所乘马济太祖,身当追骑,死之。太祖获免。

    Zijn vader was Gu’un Ua, die rechtstreeks in dienst ging bij Chinggis Khan aangezien hij bij

    diens aangetrouwde familie, de Jurkin, verbleef. Gu’un Ua volgde hem naar de Merkid, de

    onderwerping van de Naiman, en legde daarbij een aantal keren zijn verdienste vast.

    Wanneer later de Naiman opnieuw in opstand kwamen, moest Chinggis Khan met anderen,

    een groep van zes ruiters in totaal, op de vlucht. Toen ze onderweg door uitputting en honger

    werden overvallen, ving Gu’un Ua aan de waterkant een kameel. Hij doodde hem, grilde het

    vlees en gaf het aan Chinggis Khan te eten. Hun achtervolgers waren al dichtbij, toen

    Chinggis’ paard dood neerviel. De vijf andere ruiters keken elkaar aan, besluiteloos en in

    paniek. Daarop gaf Gu'un Ua Chinggis zijn eigen paard; zelf wacht hij de achtervolgers op,

    die hem doodden. Chinggis Khan was ontsnapt. [eigen vertaling, T.L.]

    Chinggis Khan dankte dus zijn leven aan de vader van Muqali, en het is vrijwel zeker dat dit

    feit een direct gevolg heeft gehad voor de relatie tussen Muqali en Chinggis Khan. De Khan

    voelde zich verplicht om Muqali zo goed mogelijk bij te staan als inlossing van schuld aan

    diens vader:

    “成吉思汗對於孔溫窟哇這次捨身相救﹐一定悼念至深﹐日後木華黎之屬膺重任﹐雖 因他本人才堪大用﹐當亦與其父的壯烈成仁﹐大有關係。"52

    Chinggis Khan voelde zich nauw met hem verbonden, zeer diep geraakt als hij was door

    Gu'un Ua's daad van zelfopoffering die hem het leven redde, en in de toekomst zou Muqali

    zware verantwoordelijkheden ontvangen, hoewel hij op basis van zijn persoonlijke

    52 Li, Zefen. Yuanshi xin jiang. Taibei, 1978, p. 174.

  • 24

    capaciteiten ook al van groot nut zou kunnen zijn, mocht hij net zo dapper worden als zijn

    vader [eigen vertaling, T.L.]

    Aangezien de Mongoolse samenleving onder Chinggis Khan een meritocratisch karakter had,

    is het niet moeilijk te begrijpen waarom de militaire verdienste van Muqali aanleiding gaf tot

    promotie. Voor zijn militaire verrichtingen verwijs ik graag naar de vertaling van zijn

    biografie die men aan het einde van deze verhandeling kan vinden.

    Een andere verklaring voor het feit dat Chinggis Khan zoveel vertrouwen stelde in zijn

    metgezellen, ligt besloten in zijn jeugd. Hij werd geboren 1162, of naargelang de bron 1167,

    en hij kreeg de naam Temoedjin, de smid, naar een Tataarse leider die net vóór de geboorte

    was verslagen door Yesugai. Yesugai was de erfgenaam van de Kyad-lijn der Borgijid, en kon

    dus aanspraak maken op de heerschappij over de Mongolen. We weten echter dat hij nooit de

    positie van khan heeft bekleed, hoewel zijn zoon hem die wel postuum heeft toegedicht. Toen

    Temoedjin twaalf jaar oud was, ging Yesugai met hem naar zijn ooms langs moederszijde, de

    Qolqonud53. Onderweg kwamen ze Dei Secen van de Ongirad tegen, die toen voorstelde om

    Temoedjin te laten trouwen met Borte, zijn enige dochter. Er moeten reeds huwelijksbanden

    hebben bestaan tussen de twee clans, daar Dei Secen Yesugai aan sprak als Quda Yesugai.54

    Die is meteen akkoord en Temoedjin bleef dus achter bij de Ongirad om zijn opleiding tot

    jonge krijger te voltooien. Kort daarna werd zijn vader, op terugweg van de jacht, vergiftigd

    door Tataren. Temoedjin werd door zijn moeder teruggehaald daar hij als oudste zoon recht

    had op zijn vaders positie. Het merendeel van zijn clan verkoos echter zich aan te sluiten bij

    de Taijiud, een verwante clan. Op zich een vrij logische gang van zaken, gelet op Temoedjin’

    s geringe leeftijd en twijfel over zijn afstamming.55 Temoedjin ofte Chinggis Khan werd dus

    tijdens zijn jeugd in de steek gelaten door zijn naasten. We moeten hierbij wel opmerken dat

    de mogelijkheid bestaat dat in de voornaamste autochtone bron, de Secret History of the

    Mongols, de positie van Chinggis Khan misschien slechter werd voorgesteld dan ze in

    werkelijkheid was. Zo zijn er aanwijzingen dat Temoedjin wel degelijk werd bijgestaan door

    zijn oom Daritai56 . Deze omstandigheden zullen er hem later toe brengen om zijn eigen

    53 De Qolqonud waren, net zoals Bosqur-clan van Dei Secen, die hier ook wordt vermeld, een subclan van de Onggirad. Zie Igor de Rachewiltz; Secret History p.327. 54 Familieband via huwelijken. “Les chef de deux familles alliées par le marriage de leurs enfants, les membres mâles de deux familles allies entre elles par le marriage de leurs enfants. Mostaert, Antoine. Dictionnaire ordos. (Monumenta Serica. Monograph 5.) 3 vols.. Beijing: The Catholic University, 1941-1944, Vol 1, p.362b-363a 55 Op het moment dat Yesugai haar roofde van Ciledu de Merkit, was Howelun reeds zwanger. 56 Da’aritai Otchigin, de jongste zoon van Bartan Ba’atur, de vader van Yesugai. Het feit dat hij Temoedjin wel degelijk terzijde stond, wordt vermeld door Paul Pelliot. En Lious Hambis en Louis Hambis. Histoire des Campagnes de Gengis Khan. Cheng-wou ts'in -tcheng lou . Leiden: Brill, 1951., p. 68.

  • 25

    maatschappelijke ordening te gebruiken, zoals we dat zullen zien vanaf het moment dat hij de

    troon zou bestijgen. Dit zal ook voor Muqali nieuwe uitdagingen en nieuwe kansen

    inhouden…

  • 26

    B. Muqali verbreedt zijn horizonten

    1. Formatieve fase: Muqali bij de Kereyid.

    Wie waren de Kereyid?

    Het khanaat van de Kereyid speelde een belangrijke rol in Mongolië ten tijde van Chinggis

    Khan. Hun territorium was gecentreerd rond het Zwarte Woud langs de Tula-rivier, en

    daarmee lagen zij ten oosten van de Naiman ten zuiden van de Merkid, die hun grondgebied

    hadden langs de Selenge-rivier, ten westen en zuidwesten van de Mongolen.57

    Het waren zeker geen Mongolen, aangezien ze geen plaats kregen in de genealogie der

    Mongoolse clans de we vinden in de Secret History of the Mongols.58 We kunnen hen het

    best

    kwalificeren als een composite tribe, een samengestelde stam, met als voornaamste kenmerk

    hun onafhankelijkheid.59

    Een tweetal generaties voor Chinggis, horen we verhalen van een leider, Merguz, die de clans

    bijeenbracht en trachtte de macht van de Liao van zich af te schudden maar die uiteindelijk

    wel door hen werd verslagen, gevangengenomen en geëxecuteerd. 60 In 1125 werden de

    Kitans op hun beurt echter verslagen door de Jurched die de Jin-dynastie uitriepen, waardoor

    de Kereyid hun onafhankelijkheid terugwonnen net zoals het territorium dat eens door de

    Kitans in bezetting was gehouden. Merguz is ongetwijfeld te identificeren als Marqus-Buyruk

    Khan van de Keyerid; en diens zoon Qurjaqus-Buyruk Khan slaagde erin een machtig kanaat

    uit te bouwen niettegenstaande talrijke conflicten met de Merkid en de Tartaren. 61

    Bij de Kereyid kunnen we vele Turkse namen en titels terugvinden net zoals trouwens bij de

    Mongolen het geval is, maar de geschiedenis toont aan dat er geen scherpe taalcontrasten zijn

    tussen beiden, in die mate dat men niet zeker is of men de Kereyid als Turken die

    gemongoliseerd waren, moet beschouwen, of als Mongolen onder Turkse invloed. 62

    57 De Rachewiltz, Igor. The Secret History of the Mongols. p. 394. 58 We vinden deze vooral in het eerste hoofdstuk van de tekst. 59 Togan, Isenbike. Flexibility and limitations in steppe formations. p. 124. 60 Grousset haalt aan dat Merguz door de Tataren aan de Jin werd overgeleverd, waarna zij hem doodden. Dit lijkt mij onwaarschijnlijk, omdat de Jin pas later de hegemonie zouden krijgen. 61 Grousset, René en Naomi Walford, vert. The empire of the steppes. p. 192. 62 ibid . p. 191.

  • 27

    Professor Togan geeft in dit verband aan dat hun associatie met de Mongolen eerder moet

    gezien worden in politiek-historische context. 63 Zeker nadat ze waren overwonnen en

    geassimileerd, werden de Kereyid behandeld als het deel van het Mongoolse volk. De Keyerid

    waren rijker en stonden veel verder wat betreft politieke organisatie dan de Merkid en de

    Mongolen. Het hof van de Khan was een gouden paleis-tent, de ordo. 64De Khan van de

    Kereyid had tevens een elite-troep van ba’aturs te zijner beschikking en een wacht van

    duizend man, beide instituties die Chinggis Khan zou overnemen.

    De heersende familie van de Keyerid had zich bekeerd tot het christendom, namelijk het

    Nestorianisme. Syrische historici hebben de bekering van een koning genoteerd in 1007 die

    nadat hij zijn weg was kwijtgeraakt. Hij werd door een visioen van Sint-Sergej gered nadat hij

    ermee had ingestemd om zich te bekeren.65 Deze koning liet dan navraag doen bij christelijke

    kooplui en liet terstond de bisschop van Marv66 gekomen om hem te laten dopen, samen met

    tweehonderdduizend volgelingen. Het staat vast dat de beide leiders van de Kereyid die ik

    reeds heb vermeld christenen waren gezien hun namen, Marqus-Buyruk (Marcus) en

    Qurjaqus-Buyruk (Cyriacus) daarop duiden. Later zien we bijvoorbeeld ook dat de Kereyid

    via hun huwelijksbanden met de Borgijid belangrijke christelijke invloed hadden op de

    koninklijke familie, de Altan Urug, van de Mongolen. Zo is er bijvoorbeeld Sorqatani-beki, de

    moeder van Qubilai, die voor hem als regentes optrad na de dood van Tolui, jongste zoon van

    Chinggis. De bekering tot het christendom belicht ook het belang van internationale contacten

    voor de Kereyid; vreemde kooplui waren regelmatige gasten aan het hof, net zoals gezanten

    van de Jin-dynastie uit Noord-China.

    De Kereyid en Chinggis Khan

    Na de dood van Qurjaqus Buyruk Khan kende het khanaat van de Keyerid een terugval. Voor

    zijn dood had hij zijn zonen hun eigen appanages geschonken, en het resultaat was-mede

    omdat hij zoveel zonen had- herhaaldelijke conflicten. De oudste zoon, Toghril, werd

    geconfronteerd met zeer zware oppositie nadat hij verscheidene van zijn broers had gedood.

    Volgens Grousset kwam die oppositie voornamelijk van zijn oom, Ghur Khan, maar met de

    hulp van Yesugai, een Mongoolse chef en de vader van Chinggis Khan, wist Toghril zijn

    63 Isenbike Togan. Flexibility and Limitation in Steppe Formations: the Kerait Khanate and Chinggis Khan . Leiden: Brill, 1998. p. 124. 64 De Kereyid hadden de ordo overgenomen van de Liao, met wie ze een huwelijksband onderhielden. 65 Voor meer informatie over de bekering, zie Hunter, Erica C. D."The conversion of the Kerait in AD 1007." Zentralasiatische Studien 22 (1989/1991): 142-163. 66 In Turkmenistan.

  • 28

    troon veilig te stellen en de eenheid binnen de Kereyid te bewaren.67 Jaren na de dood van

    Yesugai , stond Ong Khan diens zoon Temoedjin, de latere Chinggis Khan, terzijde wanneer

    die zichzelf vanuit een ogenschijnlijk verloren situatie opwierp als Khan van de Mongolen68.

    Samen ondernamen ze aanvallen op hun traditionele vijanden, de Tartaren, de Merkid en de

    Naiman.69 Na hernieuwde conflicten met zijn broers kreeg Toghril opnieuw de controle met

    behulp van Chinggis Khan waarna ze in 1196 een expeditie van de Jin-dynastie hadden

    vervoegd in een aanval tegen de Tataren. Het resultaat was dat de Jin Toghril de titel van Ong

    Khan (Wang han 王汗) verleenden, en een mindere titel gaven aan Chinggis Khan. In de loop

    van enkele jaren daarna wist Chinggis Khan aan invloed te winnen. Chinggis zou Toghril als

    een tweede vader zien. In elk geval was dit in zo in politieke context, maar ook op het vlak

    van persoonlijke relaties achtte Chinggis Khan dit opportuun. Dat de twee leiders elkaars anda

    waren, betekende dat ze in hetzelfde kinship system waren gestapt.70 Deze poging tot verdere

    verdieping van de relatie viel in slechte aarde bij de zoon van Toghril, Ilqa Senggüm. Op het

    moment dat Chinggis Khan de banden met de Kereyid nog verder wou aanhalen en dus het

    voorstel deed dat de families Quda zouden worden, clans die met elkaar verbonden waren

    door huwelijksbanden, bedacht Ilqa een plan om de Mongolen in de val te lokken en hem te

    verslaan. Hoewel het plan was uitgelekt naar Chinggis Khan71, kwamen de Kereyid en hun

    bondgenoten toch als overwinnaars uit de bus in de veldslag van Qalaqaljid Sands in 1203.72

    Toghril zou echter snel de smaak van de overwinning vergeten, wanneer Chinggis Khan een

    val opzette door de keer niet te laten geloven dat zijn eigen broer Qassar naar hen zou

    67 Deze episode wordt ook verhaald in Song Lian. Yuanshi , juan 1, p.5-6. 68 Er waren namelijk nog enkele troonpretendenten: Jamuqa, zijn anda, en zijn ooms, de leiders van de Yurkin, die als nakomelingen van Okin, de oudere broer van Bartan, Chinggis’ grootvader, zijn senior waren. 69 In deze campagnes betoonden zowel Muqali’s vader Gu’un Ua als hijzelf zich zeer verdienstelijk. Ik verwijs hiervoor naar mijn vertaling. 70 Wat de politieke relaties in de oude Mongoolse maatschappij betreft is het kinship systeem een vrij nuttig concept, in die zin dat het vergelijkbaar is met familiale relaties. Vandaar dat Chinggis Ong Khan zijn vader noemt. De latere relaties, van hoog tot laag, tussen de Yuan-dynastie en de door haar onderworpen vazalstaten, werden vrijwel onmiddellijk getekend door het gezegde 'de band tussen heer en onderdaan is zo vreugdevol als die tussen vader en zoon’. En dat was inderdaad de bedoeling. Wat een dergelijke vader-zoon-relatie impliceert, is dat de leden van de Altan Urug elkaar zouden bejegenen als broers. Wat dit inhield, was dat zij elkaar zagen als zonen van dezelfde vader, Chinggis khan, hetgeen ook gold voor hun afstammelingen. Zowel de Yuan-dynastie als haar opvolgers, de verschillende khanaten, hebben een dergelijke speciale en identieke relatie opgezet. Zie Yao, Dali. "Tan ma" nan mu. Yuanchao de shehui yu wenhua (Qianqiu xingwang, Ge Jianxiong zhubian). Changchun: Changchun chubanshe, [2001] 2005. p.139. 71 Via Badai, de paardenknecht van Yeke çeren van de Yurkin. Ik verwijs de lezer door naar deze passage van de brontekst. 72 Chinggis heeft hier geluk gehad. Mocht Ilqa niet gewond zijn geraakt, waardoor Chinggis zich kon terugtrekken/vluchten, dan was hij misschien zelf gedood. Zie Igor de Rachewiltz,. The Secret History of the Mongols. p. 627.

  • 29

    overlopen. 73 In de confrontatie die daarop volgde werden de Kereyid verslagen en

    opgenomen in het Mongoolse volk. De Khan van de Kereyid zelf vluchtte naar het westen

    waar hij dan uiteindelijk werd gedood door grenswachten van de Naiman.74

    De tijd die Chinggis Khan bij de Kereyid doorbracht, was belangrijk in velerlei opzichten. Ik

    heb reeds vermeld dat het volk van Toghril verder geëvolueerd was wat betreft staatkundige

    organisatie. Het was in deze periode dat Chinggis een aantal elementen heeft overgenomen,

    zoals bijvoorbeeld de decimale organisatie van zijn leger, afkomstig van de Jin75. Chinggis

    Khan zou deze decimale organisatie hebben overgenomen, om zijn volk, dat een amalgaam

    geworden was van geassimileerde clans, een nieuw framework mee te geven, zodat het

    eenvoudiger te controleren viel. Militaire organisatie bood hem die gelegenheid. Daivid

    Morgan heeft dit in zijn boek omschreven als een artificial tribal organisation.76 Isenbike

    Togan heeft dit in haar studie bevestigd; zij noemt dit een proces van detribalisation77. Voor

    Muqali was de overname van de keizerlijke wacht of keshig zeer belangrijk, althans voor ons,

    omdat hij als één van de leiders van dat korps kon profiteren van een instroom vanuit andere

    clans, of overlopers naar het Mongoolse kamp, voor het uitbreiden van zijn wereldvisie en

    zijn netwerk van contacten. De keshig als venster op de wereld, als het ware. Eerst en vooral

    lijkt het mij wenselijk de keshig grondig te definiëren.78

    Definitie van de keshig

    De Mongoolse versie van de keshig, heeft haar basis in het ordo-systeem van de Kitans79 van

    de Liao-dynastie. Tijdens de dynastie (907-1125) had elke keizer zijn eigen ordo of kamp,

    met een wacht van tienduizend tot twintigduizend huishoudens die waren samengesteld uit

    zowel Kitans als Chinezen en andere volkeren onder hun gezag. De leden van deze wacht, in

    het bijzonder de niet-Kitans, waren de persoonlijke slaven van de keizer, maar hun

    73 Zie daarvoor Song Lian. Yuanshi juan 1, p.11. 74 Song Lian. Yuanshi juan 1, p.12. 75 Xiao Xiqing.The Military Establisment of the Yuan Dynasty (Harvard East Asian monographs 77). Cambridge, Mass.: Council on East Asian Studies, Harvard University : distributed by Harvard University Press, 1978. p.10. 76 Morgan, David, The Mongols p. 89-90. 77 Togan, Isenbike. Flexibility and Limitation in Steppe Formations: the Kerait Khanate and Chinggis Khan . Leiden: Brill, 1998. p.131-136. 78 De belangrijkste bron aangaande het militaire apparaat van de Mongolen is Xiao, Qiqing., The military establisment of the Yuan dynasty. pp. 33-50. Ik heb dan ook volop gebruik gemaakt van dit werk voor mijn definitie. 79 Barfield, Thomas J. The perilous frontier, p. 174-175.

  • 30

    persoonlijke relatie tot hem verschafte hen eigenaardig genoeg veel aanzien. (Een schijnbare

    paradox die we ook bij de interne sociale organisatie van de Mongoolse clans hebben

    opgemerkt). Hoewel dit systeem niet werd gevolgd door de Jin-dynastie, had de confederatie

    van de Kereyid een korps van duizend dagwachten en vermoedelijk hetzelfde aantal

    nachtwachten. Er bestaat nog enige discussie omtrent de inspiratie van Chinggis Khan een

    gelijkaardige wacht op te richten. Ofwel is het zo dat de Mongoolse versie gemodelleerd is op

    de versie van de Kereyid, die dan weer op haar beurt gebaseerd is op het ordo-systeem van de

    Liao, ofwel hebben de Mongolen het rechtstreeks overgenomen van de Liao. Onmiddellijk na

    de assimilatie van de Kereyid in 1203 heeft Chinggis Khan een keshig gecreëerd van tachtig

    nachtwachten en zeventig dagwachten en een groep van duizend ba’aturs of helden om in de

    strijd dienst te doen als elite-korps en in vredestijd als lijfwacht. Nadat Chinggis Khan in 1206

    alle Mongolen onder zich had verzameld kende de keshig een uitbreiding tot een totaal van

    tienduizend manschappen. Ook georganiseerd volgens het decimale stelsel, waren de

    kapiteins van de honderdtallen en duizendtallen verplicht elk verwanten, samen met enkele

    dienaren, te sturen om dienst te doen in de keshig.80 De keshig was verbonden met het

    huishouden van de ordo of paleis-tent van Chinggis Khan, wiens staf onder toezicht stond

    van de nachtwachten. Deze turghaq kweten zich overdag van hun taken onder toezicht van

    de cherbi’s of stewards. De elite-nachtwachten hadden ook de supervisie over de bereiding en

    het serveren van voedsel en wijn voor de Khan; zij verlieten dus nooit zijn gezelschap. Het

    gehele apparaat van de keshig was in vier compagnieën ingedeeld die elk een driedaagse shift

    dienst deden onder één van vier welbepaalde commandanten, namelijk Boroghul, Bo’orchu,

    Chila’un en Muqali. 81 De keshig moest de Khan behoeden voor moord-aanslagen en

    vergiftiging, en deden tijdens de oorlog dienst als centrale eskadrons van het leger.

    Commandanten van de keshig hadden een hogere positie dan hun tegenhangers binnen het

    gewone leger. Daar stond echter tegenover dat leden van de keshig ook paradoxaal genoeg

    gijzelaars waren. Jongere broers en zonen van de belangrijkste commandanten dienden als een

    soort garantie voor het goed gedrag van hun verwanten. Vanaf het begin van zijn heerschappij

    stond Chinggis Khan erop dat, als één van de tekenen van onderwerping, vreemde heersers

    hun zonen of jongere broers moesten sturen om hen op te nemen in de keshig. Zo kunnen we

    begrijpen waarom we de keshig niet enkel als keizerlijke wacht van het Mongoolse Rijk

    mogen zien, omdat dat een te grote simplificatie zou inhouden volgens Xiao82, maar ook als

    80 Xiao Xiqing. Military Establishment.p.36. 81 Men spreekt van de vier kesigden. Zie Xiao; Military Establishment p. 36. 82 Ibid.p. 34.

  • 31

    een instrument om de toekomstige elite van het Rijk te trainen en Mongoolse waarden in te

    prenten in de gijzelaars die in het korps waren opgenomen. Na een lange diensttijd werden

    deze gijzelaars vaak loyale supporters van de Mongoolse zaak. Onthouden we hier vooral dat

    zijn contact met onder meer Yelu Tuhua uit deze periode stamt.

  • 32

    2. Tweede fase: Muqali gaat netwerken in China

    1. De relatie tussen de bewoners van de steppe en China

    In het algemeen stelt men dat de nomadische volkeren die doorheen de geschiedenis de

    steppen hebben bewoond, vaak met afgunst keken naar de immense rijkdommen van het

    Middenrijk. Zoals David Morgan het verwoordt: ‘The conquest of China, especially north

    China, had always been every steppe ruler’s dream, and Chingiz was no exception.’83

    Het merendeel van de specialisten in het vakgebied geeft aan dat er een cyclisch patroon kan

    worden gevonden doorheen de tijd. Wanneer er een sterke en goed georganiseerde Chinese

    staat is, zijn er weinig problemen met de noordelijke buren. Bij interne problemen zag men

    dat de nomaden vaak pogingen ondernamen tot plundering of gebiedsuitbreiding ten koste

    van China. Een paper van Gary Ledyard is maar één van de vele studies die een beeld geven

    van een dergelijk cyclisch mechanisme.84 Hij verdeelt de geschiedenis in een aantal fases van

    Chinese expansie, die als hij yang bestempelt, en yin, periodes waarin de nomaden kunnen

    profiteren van terugval in het zuiden, hetgeen zou leiden tot invallen en het opzetten van hun

    eigen staat op Chinees territorium.

    Thomas Barfield heeft echter een andere verklaring gegeven betreffende de relaties tussen de

    nomadische volkeren en China.85 Wat betreft de relaties tussen China en de nomadische

    confederaties die zich in Mongolië hebben gevormd, geeft Barfield aan dat volgens hem zijn

    collega-historici deze relaties verkeerd hebben beoordeeld. De normale situatie was niet die

    van sterke nomaden tegenover zwakke Chinezen, maar, zo stelt hij, net het tegenovergestelde.

    Zijn redenering is dat nomadische en Chinese dynastieën met elkaar verbonden waren in

    opgang en neergang. Een sterke nomadische confederatie had er belang bij dat er in China

    ook een sterk bestuur was omdat dergelijk bestuur de nomaden toegang zou geven tot de

    producten die zij verlangden zowel via handel of tribuut in welke vorm dan ook. Er zijn dan

    ook momenten geweest dat nomadische heersers pogingen hebben ondernomen om Chinese

    regimes die in slechte papieren zaten, te ondersteunen. De wisselwerking tussen de Tang en

    83 David Morgan. The Mongols. Oxford: Blackwell Publishing, [1986] 2003, p. 14. 84Gary Ledyard. "Yin and Yang in the China-Manchuria-Korea Triangle." In Rossabi, Morris, ed. China among Equals. The Middle Kingdom and its Neighbors,10-14th Centuries. Londen: University of California Press, 1986. 313-354. 85 Thomas J.Barfield. The perilous frontier. Nomadic empires and China, 221 BC to AD 1757. Cambridge, Mass.: Blackwell Publishing, [1989] 1992.

  • 33

    de Uighuren worden door Barfield als voorbeeld aangevoerd. 86 Hij stelt dat De Uighuren de

    Tang hebben gevrijwaard van interne conflicten,