UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III!...

230
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013 Dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische verpleegkundigen en patiënten vanuit een therapeutische invalshoek Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Verpleegkunde en Vroedkunde Door Raemdonck Thomas Promotor: Prof. Dr. Verhaeghe Sofie Co-promotor: Prof. Dr. Grypdonck Maria Begeleider: Directeur patiëntenzorg Kliniek Sint-Jozef Pittem Deproost Eddy

Transcript of UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III!...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

Dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische verpleegkundigen en

patiënten vanuit een therapeutische invalshoek

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Verpleegkunde en Vroedkunde

Door Raemdonck Thomas

Promotor: Prof. Dr. Verhaeghe Sofie

Co-promotor: Prof. Dr. Grypdonck Maria

Begeleider: Directeur patiëntenzorg Kliniek Sint-Jozef Pittem Deproost Eddy

Page 2: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  II  

Page 3: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  III  

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

Dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische verpleegkundigen en

patiënten vanuit een therapeutische invalshoek

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Verpleegkunde en Vroedkunde

Door Raemdonck Thomas

Promotor: Prof. Dr. Verhaeghe Sofie

Co-promotor: Prof. Dr. Grypdonck Maria

Begeleider: Directeur patiëntenzorg Kliniek Sint-Jozef Pittem Deproost Eddy

Page 4: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  IV  

Abstract

In deze studie worden dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische

verpleegkundigen en patiënten onderzocht. De interacties worden bestudeerd en het

mogelijk therapeutisch gehalte ervan wordt onderzocht. De onderzoeksvraag is of deze

dagdagelijkse interacties therapeutisch zijn en hoe zich dit manifesteert. Om hierop

een antwoord te bieden werden tien informele interacties geanalyseerd. De analyse

werd ontwikkeld aan de hand van een theoretisch kader gebaseerd op de theorie van

Peplau en de afdelingsfilosofie. Verder werden ook interviews afgenomen bij de

patiënten en de verpleegkundigen en werd er met een experten analyse gewerkt.

Deze studie toont aan dat er binnen informele interacties talrijke, niet altijd even

gemakkelijk te benutten, kansen liggen om therapeutisch te werken. Verder werd

bevonden hoe het doel van verpleegkundigen vaak bestaat uit het geven van

ondersteuning of het creëren van leerervaringen.

Er werden in de studie ook hinderpalen opgemerkt in het therapeutisch handelen als

verpleegkundige, deze zijn onder meer: een onduidelijk doel van de interventie

(voornamelijk voor de patiënt) of bv. het verwisselen van strategie als

verpleegkundige. Naast de hinderpalen werden ook een aantal kansen voor de

verpleegkundigen zichtbaar. Voorbeelden hiervan zijn de band tussen individuele

begeleiders en patiënten of bv. de focus leggen op de patiënt en diens problemen als

verpleegkundige. Ondanks de beperkingen van de studie zijn er toch waardevolle

elementen bevonden, zeker wanneer men deze studie beschouwt als een aanzet tot het

verfijnen van een theoretisch kader en een ontbloting van kansen in het therapeutisch

handelen als verpleegkundige binnen informele interacties.

Aantal woorden masterproef: 41517  

Page 5: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  V  

ABSTRACT  ......................................................................................................................................................  IV  

WOORD  VOORAF  .........................................................................................................................................  VII  

INLEIDING  .........................................................................................................................................................  1  

THEORETISCH  KADER  ..................................................................................................................................  3  

1.   DE  THEORIE  VAN  PEPLAU  ...................................................................................................................  3  

1.1   Hildegard Peplau  ...........................................................................................................................................  3  

1.2   Een schets van de theorie van Hildegard Peplau  .......................................................................................  4  

1.3   De therapeutische relatie, kenmerken en fases  ..........................................................................................  6  

1.4   Het leerproces van de patiënt  .......................................................................................................................  8  

1.5   Het angstconcept  ...........................................................................................................................................  9  

1.6   Preventie van chroniciteit  ..........................................................................................................................  11  

1.7   Het hebben van een therapeutische invloed, enkele basisvoorwaarden  ...............................................  14  

2.   DE  AFDELINGSFILOSOFIE  ..................................................................................................................  24  

2.1   Psychoanalytisch/psychodynamisch  ........................................................................................................  24  

2.2   Vergelijkingen en verschillen tussen de afdeling en Peplau  .................................................................  30  

3.   THERAPEUTISCH?  ................................................................................................................................  33  

4.   METHODOLOGIE  ...................................................................................................................................  35  

RESULTATEN  .................................................................................................................................................  41  

5.   OBSERVATIES  ........................................................................................................................................  41  

5.1   Observatie 1: De stille fietstocht  ..............................................................................................................  41  

5.2   Observatie 2: De 5 ritmes  ..........................................................................................................................  47  

5.3   Observatie 3: De boormachine  .................................................................................................................  56  

5.4   Observatie 4: De wandeling  ......................................................................................................................  64  

5.5   Observatie 5: Het telefoongesprek  ...........................................................................................................  70  

5.6   Observatie 6 : Aftekenen  ...........................................................................................................................  75  

5.7   Observatie 7: De wonde  ............................................................................................................................  82  

Page 6: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  VI  

5.8   Observatie 8: Praten met mijn zus  ............................................................................................................  90  

5.9   Observatie 9: Het moeilijke weekend  ......................................................................................................  99  

5.10   Observatie 10: Afspraak met de psycholoog  .....................................................................................  108  

6.   OVERKOEPELENDE  ANALYSE  ........................................................................................................  116  

6.1   “Responsiviteitsketen”  .............................................................................................................................  116  

6.2   Een correcte inschatting van de te volgen strategie  .............................................................................  117  

6.3   De strategie heeft een doel voor ogen  ....................................................................................................  119  

6.4   Strategie en doel blijvend in vraag stellen  .............................................................................................  121  

6.5   Schakelen binnen een strategie  ...............................................................................................................  122  

6.6   Een passende interventie is een therapeutische  ....................................................................................  123  

6.7   Uitdagingen in het therapeutisch werken  ..............................................................................................  123  

DISCUSSIE  EN  CONCLUSIE:  .....................................................................................................................  130  

LITERATUURLIJST  ....................................................................................................................................  133  

BIJLAGEN  ......................................................................................................................................................  137  

Data van de observaties  ...................................................................................................................................  138  

Observationeel instrumentarium  ..................................................................................................................  214  

Toezicht  ...............................................................................................................................................................  218  

Page 7: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  VII  

 Woord vooraf

Beste lezer,

Graag schets ik u in dit woord vooraf, het verloop van deze masterproef voor mij

persoonlijk. Daarnaast zou ik in dit voorwoord ook nog een dankwoord willen richten

aan iedereen die mij heeft geholpen.

Als student Master in de verpleeg- en vroedkunde kreeg ik, omwille van mijn vorming

als psychiatrisch verpleegkundige en mijn interesse in “de psychiatrie”, de kans om de

Peplau modules bij te wonen die georganiseerd werden door de Universiteit van Gent.

In deze modules werden teksten gelezen en bediscussieerd van deze erg

vooruitstrevende psychiatrische verpleegkundige. Hoewel deze literatuur eerder

complex is, werd ik na verloop van tijd meer en meer gefascineerd en gepassioneerd

door al hetgeen Peplau, in haar tijd al, beschreef. Zeker haar theorievorming omtrent

de interpersoonlijke relatie tussen de psychiatrische verpleegkundige en de patiënt ligt

me ondertussen, ook op professioneel gebied, nauw aan het hart.

De idee om mijn masterproef rondom haar theorie te maken ontstond tijdens die

modules. Om dit mogelijk te maken heb ik me volledig verdiept in Peplau’s werk. Met

plezier is er dus veel tijd geïnvesteerd in lezen, herlezen en her-herlezen.

Als onderwerp heb ik gekozen voor de informele interacties tussen de psychiatrische

verpleegkundigen en de patiënten. Deels omdat mijn gevoel zegt dat daar grote kansen

liggen voor psychiatrische verpleegkundigen en ook deels omdat (sommige) literatuur

dit zo aangeeft. Samen met Prof. Dr. Mieke Grypdonck en Eddy Deproost, directeur

patiëntenzorg Sint-Jozef Pittem en tevens Peplau expert, werd gezocht naar een setting

waar mogelijks een studie omtrent dit onderwerp kon plaatsvinden. Ik kwam terecht in

de Sint-Jozef kliniek te Pittem op de toenmalige afdeling “volwassen kliniek één”.

Een afdeling waar mensen met angst-, stemmings- en persoonlijkheidsstoornissen hulp

konden vinden. In samenspraak met de hoofdverpleegkundige, Stefaan Vercruysse, en

de behandelende arts, Mark Kinet, kreeg ik de toestemming om de interacties tussen

de verpleegkundigen en de patiënten te observeren. Op de afdeling werd ik

geconfronteerd met de werking van een psychodynamische ontwikkelingsgerichte

werking. Het is een afdeling waarin een “therapeutisch klimaat” erg belangrijk is. Ook

Page 8: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  VIII  

nu diende ik mij te verdiepen in literatuur om de werking en de visie van de afdeling te

kunnen kaderen. De boeken van dr. Mark Kinet en de teksten verkregen door directeur

patiëntenzorg Eddy Deproost waren hier een grote hulp.

Na afzienbare tijd was ik in het bezit van voldoende data om mee aan de slag te gaan.

Het was nu aan mij om wat ik gezien had in de praktijk te koppelen aan de literatuur

van Peplau en/of de literatuur die te maken had met de filosofie van de afdeling. Dit

was geen evidente maar wel een zeer interessante opdracht waarin ik gelukkig nauw

en goed kon samenwerken met Prof. Dr. Mieke Grypdonck. Elke observatie werd in

deze samenwerking onder de loep genomen en meerdere malen uitvoerig besproken.

Verder werden ook enkele observaties voorgelegd aan een groep van experten (Prof.

Dr. Mieke Grypdonck, Rn en MSc Bart de Byser, Klinisch verpleegkundig specialist,

Annelies Verkest, stafmedewerker patiëntenzorg psychiatrisch centrum Sint-Jan vzw

Eeklo Steven Lepoutre en docent opleiding verpleegkunde Heidi Schepers) waarbij

nog dieper ingegaan werd op wat er tijdens de interacties gebeurde.

Na al dit denk- en onderzoekswerk startte de zoektocht naar relaties tussen de

geanalyseerde observaties en eventuele algemene en/of opvallende conclusies. Ook

hiervoor kon ik beroep doen op de samenwerking met Prof. Dr. Mieke Grypdonck. Na

dit alles konden, met de nodige voorzichtigheid, een aantal boeiende conclusies

gemaakt worden. Het werk leek na een periode van een tweetal jaar min of meer

afgerond.

Ik kon dit werk natuurlijk nooit alleen tot een goed einde brengen. Hierom vind ik het

nodig een aantal mensen uitdrukkelijk te bedanken. Eerst en vooral wil ik mij hierbij

richten tot Prof. Dr. Mieke Grypdonck. Ik dank haar voor de kans die ze samen met

directeur patiëntenzorg Eddy Deproost en Algemeen Coördinator Beschut Wonen &

Mobiel Team GGZ Franci Abrahams aan mij gegeven heeft om Peplau te leren

kennen. Verder dank ik haar voor de intense begeleiding, de vele waardevolle

gesprekken en discussies die mij zowel voor mijn masterproef, als in mijn

professionele ontwikkeling als psychiatrisch verpleegkundige, elke dag nog verder

helpen. Ik dank ook directeur patiëntenzorg Eddy Deproost omwille van zijn hulp

tijdens de masterproef en zijn vooruitstrevendheid omtrent de rol en positie van de

psychiatrische verpleegkundige. Dit motiveert mij steeds weer om mezelf verder te

ontwikkelen als psychiatrisch verpleegkundige. Ik dank Prof. Dr. Sofie Verhaeghe om

Page 9: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  IX  

het promoterschap van deze masterproef op zich te willen nemen. Verder dank ik

hoofdverpleegkundige Stefaan Vercruysse voor de mogelijkheid om op de door hem

geleide afdeling mijn onderzoek te mogen uitvoeren en voor de interessante

gesprekken die ik met hem kon voeren omtrent verpleegkunde, psychoanalyse, Peplau,

enz. Ik dank ook alle verpleegkundigen die werkzaam zijn of waren op de afdeling

waar de studie doorging. Deels omwille van hun medewerking maar meer omwille van

de kennis die ik dankzij hen kon vergaren omtrent de “core business” van de

psychiatrische verpleegkundige. Door de gevoerde conversaties met de

verpleegkundigen en hen aan het werk te kunnen zien heb ik veel kennis en inzichten

verschaft die ik zowel in mijn masterproef als in het werkveld kan integreren. Ik weet

dat het voor hen niet gemakkelijk was om mij als student op hun vingers te laten

kijken, maar door dat kijken heb ik erg veel geleerd. Ik dank dr. Mark Kinet voor de

mogelijkheid om bij patiënten die onder zijn medische eindverantwoordelijkheid

vallen, de toestemming te krijgen om mijn onderzoek te doen. Ook dank ik hem voor

de wijsheid die ik uit zijn boeken en zijn gesprekken kon leren. Ik dank alle patiënten

die meehielpen aan dit werk. Ik dank hen omwille van de leerkansen die ook zij mij

aangeboden hebben en de rijke bron aan informatie die zij zijn. Ik dank de personen

die hebben geparticipeerd in de experten analyse, namelijk: Rn en MSc Bart de Byser,

Klinisch verpleegkundig specialist Annelies Verkest, stafmedewerker patiëntenzorg

psychiatrisch centrum Sint-Jan vzw Eeklo Steven Lepoutre en docent opleiding

verpleegkunde Heidi Schepers. Jullie bijdrage betekent een grote meerwaarde voor

deze masterproef. Bedankt! Ik dank ook nog docent opleiding verpleegkunde Hilde

Lahaye. Dankzij haar koos ik enkele jaren geleden voor de richting psychiatrische

verpleegkundige, een keuze waarvan ik nog geen moment spijt heb gehad en zonder

deze keuze was deze masterproef er nooit geweest. Om af te sluiten wil ik ook mijn

ouders, zus, schoonbroer en partner bedanken. Ik dank hen voor de steun, de

aanmoediging, de interesse, het geduld, de tijd, de liefde en al de andere hulp die ze

mij tijdens mijn masterproef geboden hebben. Zonder hen stond ik nu zowel als

persoon, als student of als psychiatrisch verpleegkundige nooit zo ver!

Thomas

Page 10: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  1  

Inleiding

In deze studie worden dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische

verpleegkundigen en patiënten in een intramurale setting onderzocht. Dit gebeurt in

een middelgroot psychiatrisch ziekenhuis op een afdeling waar patiënten met angst-,

stemmings- en persoonlijkheidsstoornissen behandeld worden. De dagdagelijkse,

informele en niet gestructureerde interacties die verpleegkundigen met patiënten delen,

worden bestudeerd en het mogelijk therapeutisch gehalte van deze interacties wordt

eveneens bekeken. Met het therapeutische gehalte wordt hier bedoeld dat de interacties

een positieve invloed (kunnen) hebben op het groeiproces van de patiënt en dus

(psychologische) groei bevorderen1. De groei van de patiënt wordt volgens Peplau2

aangegeven als de meest essentiële doelstelling voor de verpleegkundigen.

De vraag die men binnen deze studie wil beantwoorden is of de dagdagelijkse

interacties tussen de psychiatrische verpleegkundigen en de patiënten wel degelijk

therapeutisch zijn en hoe zich dit manifesteert. Deze vraag is, zeker binnen de setting

van het onderzoek, omwille van een aantal redenen belangrijk.

Allereerst is er het gegeven dat de verpleegkundigen het meeste contact hebben met de

patiënten en dat ze theoretisch het dichtst bij de patiënten staan (Peplau, 1989). Toch

zijn empirische gegevens omtrent de informele contacten tussen psychiatrische

verpleegkundigen en patiënten nagenoeg niet gedocumenteerd. Peplau gaf dit, in haar

tijd al, aan als: “What goes on in the other 23 hours a day in the situation of inpatients

who are fortunate enough to have an hour of daily psychotherapy is not actually

known.” (Peplau 1989, pag 10). Verder stelt Peplau dat elk contact tussen een

psychiatrisch verpleegkundige en een patiënt een groeikans kan zijn voor deze patiënt

(Peplau, 1989). Informele contacten kunnen dus, wanneer deskundig gebruikt, volgens

Peplau een therapeutische invloed hebben op de patiënten.

Een tweede reden waarom een onderzoek naar “het therapeutische gehalte” van de

informele contacten tussen psychiatrische verpleegkundigen en patiënten belangrijk is,

heeft te maken met de afdelingsfilosofie. Op de afdeling waar de studie doorgaat, is er                                                                                                                1 Hoe dit specifiek in zijn werk gaat komt later nog uitgebreid aan bod. 2 De psychiatrische verpleegkundige op wiens verpleegkundige theorie deze masterproef grotendeels gebaseerd is

Page 11: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  2  

sprake van klinische psychotherapie. Het gaat hier echter niet om psychotherapie als

een werksoort naast andere werksoorten (bv. ergotherapie), maar veeleer om

psychotherapie door middel van de kliniek, m.a.w. milieutherapie (Kinet, 1999). Men

vertrekt vanuit de idee dat alle therapieën en activiteiten en hun onderlinge samenhang

een invloed hebben op de ontwikkeling en de groei van de patiënt (Kinet, 1999). Dit

betekent dat ook de informele interacties tussen psychiatrische verpleegkundigen en

patiënten een bepaalde invloed hebben op de patiënten hun (groei)proces.

Op basis van deze twee redenen kan gesteld worden dat een onderzoek naar de

dagdagelijkse interacties tussen psychiatrische verpleegkundigen en patiënten zowel

nuttig als interessant kan zijn.

Om een antwoord te kunnen bieden op de vraag of de dagdagelijkse interacties al dan

niet een therapeutisch gehalte hebben, werden een tiental informele interacties

geobserveerd en geanalyseerd. Deze analyse werd ontwikkeld aan de hand van een

theoretisch kader dat gebaseerd is op twee aspecten, namelijk de theorie van Peplau en

de afdelingsfilosofie. Interacties werden naast de theorie gelegd om te bekijken in

welke mate de theorie en praktijk overeenstemden. Om de therapeutische intenties van

de interacties goed te kunnen beoordelen, werden interviews afgenomen bij de

verpleegkundigen omtrent de geobserveerde interacties. Hier werd naar hun intenties

en keuzes3 getoetst. Er werd door middel van interviews ook gekeken naar de beleving

van de patiënten om het geheel van de interacties beter te kunnen begrijpen.

Deze studie doelt niet op het beoordelen van de handelingen van de betrokken

verpleegkundigen. Wel poogt zij kansen en hinderpalen te identificeren die ontstaan

binnen de informele contacten van verpleegkundigen en patiënten.

Het exploreren van interacties tijdens deze informele momenten kan leiden tot meer

inzicht in en een beter omgaan met deze informele interacties. Als onderzoeker dient

men wel bewust te zijn van de relativiteit van deze studie. Zowel het theoretisch

gedeelte als het praktisch gedeelte van dit onderzoek inclusief de analyses hebben een

exploratief karakter. Als eerste en beperkte studie rond dit thema kon dit ook niet

anders. Toch lijkt deze studie enkele interessante gegevens aan te kaarten in de

ontwikkeling van de psychiatrische verpleegkundigen omtrent de interacties binnen

dagdagelijkse contacten.

                                                                                                               3 Keuzes betekenen hier de strategie die de verpleegkundige kiest binnen de interactie.

Page 12: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  3  

Theoretisch kader

1. De theorie van Peplau

1.1 Hildegard Peplau

Peplau was een hoogleraar (en) psychiatrische verpleegkundige die leefde van 1909 tot

1999. Peplau speelde een belangrijke rol in de professionalisering van de

(psychiatrische) verpleegkunde. Ze ontwikkelde onder meer (master)

opleidingsprogramma’s voor de psychiatrische verpleegkundigen (Callaway, 2002).

Peplau ontwikkelde ook een eigen verpleegkundige theorie over de rol en de werkwijze

van de psychiatrische verpleegkundige waarin de mogelijkheden tot groei van de

patiënten en de interactie van de verpleegkundige met de patiënt als therapeutisch

instrument centraal staan (Peplau, 1989). Ze deed dit op een systematische wijze

waarbij ze steeds uit eigen klinische observaties vertrok, die ze dan verder vanuit de

praktijk ontwikkelde tot een meer algemene theorie omtrent de interpersoonlijke relatie

(Peplau, 1989). Over de interpersoonlijke relatie tussen verpleegkundigen en patiënten

verscheen Peplau haar eerste boek in 1952 (Interpersonal Relations in Nursing ,1952).

Nadien volgden de publicaties van talrijke artikels waarin ze de theorie uit haar eerste

boek verder ontwikkelde. In 1989 werd een compilatiewerk met verschillende artikels

uitgebracht (Interpersonal Theory in Nursing Practice: Selected Works of Hildegard E.

Peplau, 1989).

Peplau ontving in haar carrière talrijke onderscheidingen en eredoctoraten van

verschillende universiteiten (Callaway, 2002). Ze bekleedde eveneens een aantal

belangrijke functies. Zo is ze “executive director” en “president” geweest bij de

“America Nurses Association” en heeft ze bij de “International Council of Nurses”

twee termijnen in het bestuur gezeteld. In 1997 ontving Peplau de “Christiane

Reimann Prize”, een prijs die gegeven wordt aan verpleegkundigen die zowel

internationaal als nationaal een uitmuntende bijdrage leverden aan de gezondheidszorg

en de verpleegkunde. Zowel in Europa als in Noord-Amerika heeft Peplau een

aanhang. Dit geldt ook in België, waar Peplau aan de katholieke universiteit van

Leuven meehielp om educatieve programma’s te ontwikkelen (Callaway, 2002) en in

Nederland (Aan de Stegge, 2012).

Page 13: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  4  

Meer dan een decennium na haar dood blijft haar werk actueel en relevant. Ze wordt

dan ook nog frequent geciteerd in de huidige, wetenschappelijke literatuur. (bv.:

Wright, 2010)

1.2 Een schets van de theorie van Hildegard Peplau

Peplau vond het belangrijk om vanuit een psychiatrisch verpleegkundig oogpunt aan

de slag te kunnen met een eigen theorie. De door haar ontwikkelde interpersoonlijke

theorie volgde steeds een psychotherapeutische benadering. Peplau’s theorie was deels

gebaseerd op de interpersoonlijke theorie van Sullivan. Deze theorie werd verder

uitgewerkt vanuit een verpleegkundig standpunt (Peplau 1989, 1997).

De focus als verpleegkundige diende volgens Peplau te liggen op het onderzoeken en

het onder controle krijgen van de moeilijkheden en het omgaan met het “ziek zijn” van

de patiënt (Peplau, 1989). De verpleegkundige moet de patiënt helpen in de reacties

die de patiënt heeft bij en tegenover zijn ziek zijn of stoornis, inclusief de

psychologische en sociale gevolgen van het ziek zijn. Deze visie is vervat in volgende

definitie van Peplau: Psychiatrische verpleegkunde is de diagnose en behandeling van

die menselijke responsen van patiënten die verband houden met hun psychosociale of

psychiatrische problemen en die geestelijk gezond leven in de gemeenschap

verhinderen (Peplau, 189 pag. 193).

Peplau zag “ziek zijn” als een toestand die gepaard gaat met gevoelens uit eerdere

ervaringen die zich, in het hier-en-nu en in de interacties met de verpleegkundigen,

opnieuw afspelen. Patiënten hebben in hun interacties dan een aantal manifeste en

latente intellectuele en interpersoonlijke competenties. Peplau zag hier de kans om, als

verpleegkundige, de patiënt met zijn ervaringen en bijbehorende onvervulde

psychologische ontwikkeling te helpen in het opnieuw leren benutten en verder

ontwikkelen van die competenties4 (Peplau, 1989).

Volgens de theorie van Peplau was veel van wat men zag in het ziektebeeld5 bij de

patiënten dus terug te brengen naar eerdere levenservaringen. Vroegere

                                                                                                               4 Ziek zijn wordt dan een leerervaring 5 De symptomen, de antwoorden op het ziek zijn of de oplossingen die de patiënt zoekt tegen het ziek zijn.

Page 14: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  5  

levenservaringen lokten reeds in het verleden een aantal acties uit6 (gedrag, gevoelens,

gedachten en dit bewust of onbewust) om de angst die gepaard ging met die

ervaringen te laten afnemen, bijvoorbeeld een patiënt die zich in een vroegere

levenservaring terugtrekt uit een bepaalde situatie omdat dit hem (bewust of

onbewust) de beste oplossing lijkt. (Peplau, 1989) Deze acties, de zogenaamde “relief

behaviours”, die aanvankelijk functioneel zijn, worden disfunctioneel doordat ze

gehanteerd worden in situaties waar ze eigenlijk niet meer nuttig zijn. De patiënten

zijn niet meer vrij in het kiezen van de “relief behaviours” die ze hanteren. Peplau

spreekt hier van disfunctionele patronen en chroniciteit die beide volgens haar voor

een groot deel de psychiatrische patiënt tekenen (Peplau, 1989).

Patronen worden gekenmerkt door hun herhaling, hun wederkerend karakter en het

gebrek aan keuze. Het zijn de verschillende gedragingen, gedachten en gevoelens die

in het verlengde liggen van eenzelfde doel, namelijk de angst laten afnemen (Peplau,

1989). Chroniciteit is hetgeen ontstaat en gehandhaafd blijft door de interactie van de

patiënt met zijn omgeving. In sommige gevallen is dit de interactie met de

psychiatrische verpleegkundigen (Peplau, 1989).

Door de disfunctionele patronen en de ontwikkeling van chroniciteit blijft de patiënt

gevangen in zijn ziekterol. De patronen en chroniciteit staan volgens Peplau een

verdere ontwikkeling in de weg. Om deze blokkade op te heffen is het belangrijk de

disfunctionele patronen en chroniciteit te doorbreken. Hiervoor doet Peplau een beroep

op de interpersoonlijke relatie tussen de psychiatrische verpleegkundige en de patiënt

(Peplau, 1989).

Waar nuttig en nodig werden in de synthese van Peplau’s theorie vergelijkingen en

verwijzingen gemaakt naar huidige en nieuwere inzichten uit de psychiatrie en/of de

psychiatrische verpleegkunde. Deze inzichten zijn niet van Peplau maar worden

relevant geacht in de hedendaagse zorgverlening.

                                                                                                               6 Wat ongeveer ook het uitgangspunt is in de psychodynamische en psychotherapeutische benadering

Page 15: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  6  

1.3 De therapeutische relatie, kenmerken en fases

De interpersoonlijke relatie is volgens Peplau het instrument bij uitstek om de patiënt

in zijn omgaan met het “ziek zijn” aan te sterken. Als de relatie door de

verpleegkundige goed gehanteerd wordt, kan de patiënt volgens Peplau zijn “ziek zijn”

als een leerrijk of versterkend iets ervaren (Peplau, 1989). Wanneer de patiënt

daadwerkelijk “beter” wordt en er zich groei manifesteert, spreekt Peplau van een

“therapeutische relatie”. Dit streven naar en inzetten van een therapeutische relatie, is

volgens Peplau de hoofdopdracht van de psychiatrische verpleegkundige. De meest

voorname rol hierin is volgens Peplau de therapeutische rol7. Deze rol houdt in dat de

psychiatrische verpleegkundige de patiënt helpt om vroegere gevoelens te

heroriënteren en te plaatsen (Peplau 1989). Dit doet de verpleegkundige door

ervaringen aan te bieden en te bespreken zodanig dat de patiënt meer inzicht in

zichzelf krijgt en verdere ontwikkeling kan plaats vinden. De therapeutische rol kan

volgens Peplau zowel tijdens formele als informele momenten aangenomen worden.

Andere rollen (zoals bijvoorbeeld de rol van psycho-educator, de expertrol, of

surrogaat moeder) kunnen ook legitiem zijn. Doch, deze rollen dienen beperkt te

worden tot de situaties waarin ze (in functie van het welzijn van de patiënt) echt nodig

zijn.

Binnen de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt doorloopt deze laatste ook

een aantal fases. Wat de verpleegkundige met het innemen van de therapeutische rol

kan bereiken, hangt dan af van de fase van de relatie waarin de patiënt zich bevindt.

Peplau koppelde aan elke fase van de relatie enkele specifieke interventies met

betrekking tot de therapeutische rol.

De eerste fase is de oriëntatiefase, hier moet de verpleegkundige volgens Peplau

trachten het proces van verheldering te ondersteunen. De vraag die een

verpleegkundige zichzelf hier moet stellen is: “Hoe kan ik de patiënt helpen inzien wat

hem in het hier-en-nu overkomt?” Deze fase heeft voornamelijk te maken met het

oriënteren van de patiënt in hetgeen zijn “probleem” is (Peplau, 1989). De oriëntatie is

volgens Peplau nodig om bij de patiënt een volledige participatie en integratie van zijn                                                                                                                7 Het gaat hier om de therapeutische rol in enge zin. De therapeutische rol in bredere zin kan gezien worden als elke rol die men als verpleegkundige opneemt die een therapeutisch effect heeft.

Page 16: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  7  

ziekte als leerervaring te bekomen (Peplau 1989). Het oriënteren van de patiënt kan de

verpleegkundige bereiken door niet directief te zijn en te luisteren naar de patiënt. De

verpleegkundige is als het ware een “klankbord” waartegenover de patiënt zijn

gevoelens kan onthullen en ontdekken. De verpleegkundige nodigt de patiënt uit om

zijn gevoelens te uiten zonder hem bijvoorbeeld advies en suggesties te geven. Op

deze manier voelt de patiënt wat hij voelt en niet wat hem door de verpleegkundige

gesuggereerd of aangegeven wordt dat hij voelt (Peplau 1989). De verpleegkundige

stelt volgens Peplau best “hoe-wat-waar-wanneer” vragen om de patiënt te helpen bij

het leren beschrijven en vertellen (Peplau 1997).

De tweede fase is de identificatiefase. Acceptatie voor de patiënt en assistentie in

moeilijke momenten zijn hier volgens Peplau erg belangrijke concepten (Peplau

1989). “Verplegen” betekent hier volgens haar het creëren en aanbieden van

ervaringen aan de patiënten die nieuw en belonend zijn. Dit betekent dat de ervaringen

het voor de patiënt mogelijk maken om eigen gevoelens te identificeren en te uiten

(Peplau 1989). De patiënt groeit door psychologisch terug te keren naar vroeger (bij de

installatie van de “relief behaviours”) maar krijgt door zijn relatie met de

verpleegkundige de mogelijkheid om anders te reageren en constructief om te gaan

met de situatie. Op deze manier kan de patiënt zijn gevoelens heroriënteren en kan zijn

persoonlijkheid aansterken. Binnen deze fase van de relatie spelen overdracht en

vooroordelen van de patiënt tegenover de verpleegkundige een grote rol (Peplau,

1989). Peplau stelt dat negatieve overdacht de grootste groeikansen voor de patiënt

biedt, althans als de verpleegkundige de nodige ruimte creëert om de patiënt te kunnen

laten groeien8 (Peplau, 1989). De identificatiefase kan volgens Peplau enkel slagen

wanneer de verpleegkundigen rechttoe, rechtaan zijn en een onderzoekende houding

innemen tegenover de noden9, de overdracht en de vooroordelen van de patiënt

(Peplau, 1989).

In de derde fase, de exploitatiefase, wordt de leerervaring van de patiënt verder gezet

en kan de patiënt ten volle gebruik maken van de therapeutische relatie met de                                                                                                                8 Positieve ervaringen die het mogelijk maken om gevoelens te heroriënteren. 9 We gebruiken in deze studie (zoveel mogelijk) de termen noden en behoeften op een consistente manier. Met nood leggen we de nadruk op datgene wat de patiënt theoretisch nodig heeft om op een goede manier te leven; behoefte gebruiken we om een door de patiënt ervaren gemis aan te duiden waarvan de vervulling hem volgens hem deugd zou doen of de behoefte van de verpleegkundige.

Page 17: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  8  

verpleegkundige. Als de patiënt zich veilig genoeg voelt zal hij alle leerkansen, die de

verpleegkundige hem biedt, grijpen om zichzelf verder te ontwikkelen (Peplau 1989).

De overdacht die speelt tussen de patiënt en verpleegkundige, de ervaringen die hem

aangeboden worden en de vooroordelen die de patiënt heeft, worden door de patiënt

ten volle aangewend om constructieve groei te bekomen (Peplau, 1989). Waar het in

de vorige fase ging om een identificatie van groeimogelijkheden, draait het in deze

fase eerder om een exploitatie of verkenning van de groeimogelijkheden (Peplau

1989).

Als laatste is er nog de resolutiefase waarbij de patiënt zonder de hulp van de

verpleegkundige verder kan. Het gaat hier om een afsluitingsfase. De noden van de

patiënt zijn in die mate ingevuld dat de patiënt de relatie met de verpleegkundige

(minder of) niet meer nodig heeft (Peplau 1989).

1.4 Het leerproces van de patiënt

De relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt is volgens Peplau voor de patiënt

duidelijk een leer-relatie. Binnen de relatie doorloopt de patiënt dan ook een bepaald

leerproces. De eerste stap hierin is dat de patiënt de mogelijkheid ontwikkelt om

bepaalde zaken op te merken, om te zien wat er met hem en rond hem gebeurt10

(Peplau 1989). De patiënt zal bijvoorbeeld opmerken dat hij geen sociale

ondersteuning heeft op één bepaald moment.

Een tweede fase bestaat er uit dat de patiënt bepaalde ervaringen gedetailleerd en goed

kan beschrijven (Peplau 1989). Hier kan de patiënt bijvoorbeeld concreet bespreken

hoe hij één sociaal contact verloor.

In de derde fase kan de patiënt de data die hij nu goed kan oproepen, analyseren. Hij

beschikt ook over de mogelijkheid om hetgeen dat hij kan beschrijven, te gaan

onderzoeken en dit naast andere ervaringen te plaatsen (Peplau 1989). Nu kan de

patiënt bijvoorbeeld nadenken over hoe hij meerdere sociale contacten verloor.

Na deze fase kan de patiënt ook vorm en structuur geven aan zijn verhaal, dit is de

vierde fase (Peplau 1989). De patiënt kan hier zijn zelfgemaakte analyses formuleren.

                                                                                                               10 In het hier-en-nu.

Page 18: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  9  

Hij kan bijvoorbeeld formuleren dat hij zich steeds op een bepaalde manier opstelde

tegenover zijn sociale contacten wat dan leidde tot een breuk.

In de vijfde fase zal de patiënt deze formuleringen gaan valideren. Hier kan de patiënt

toetsen bij de verpleegkundigen of hetgeen hij formuleert ook correct is (Peplau 1989).

Tijdens de zesde en laatste fase gaat de patiënt hetgeen hij geleerd heeft, testen in

nieuwe situaties (Peplau 1989). Deze vorm van testen kan min of meer vergeleken

worden met de “correctieve emotionele ervaring” als door Alexander Franz besproken,

waarbij de patiënt een actie stelt die in tegenstelling tot vroeger, geen negatieve maar

positieve gevolgen teweeg brengt (Franz en Ewing, 1980). De patiënt kan bijvoorbeeld

een andere positie innemen tegenover zijn sociale contacten op de afdeling en leert

hierdoor bij.

1.5 Het angstconcept

Peplau zag, zoals eerder al aangegeven, de symptomen van patiënten als

(disfunctionele) patronen die gehanteerd werden om de angst te laten afnemen. Om

goed te begrijpen hoe angst en deze patronen samenhangen, is het echter nodig iets

dieper in te gaan op het angstconcept.

Peplau omschreef angst als een subjectieve, affectieve onaangename ervaring (Peplau

1989). Ze stelt dat angst een vorm van energie is en dat men als verpleegkundigen

enkel de omzetting van die energie kan observeren, niet de angst zelf. Angst kan

volgens Peplau als een erg ruim concept gezien worden waaronder begrippen als

chaos, overspoeling, gedrevenheid , agitatie,… kunnen vallen (Peplau 1989).

Omdat er bij angst een vorm van energie aanwezig is, kan de patiënt er volgens Peplau

ook door leren11. De patiënt kan volgens Peplau meer inzicht in zichzelf verwerven

door zijn angstgevoelens te exploreren. Ondanks het feit dat patiënten zich vaak

bewust zijn van de gevolgen van angst, de omzetting van de energie (onaangename

gevoelens en fysiologische aspecten oftewel de symptomen), stelt Peplau dat ze zich

vaak niet bewust zijn van hetgeen hun angst “triggert” of inhoudt (Peplau, 1989).

In haar beschrijving van angst als een klinisch construct, schetst Peplau de trigger van

angst steeds als niet ingevulde verwachtingen van de patiënt (Peplau, 1989). Deze niet

                                                                                                               11 Leren verschilt duidelijk van adaptatie en maakt een verschil in de ontwikkeling.

Page 19: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  10  

ingevulde verwachtingen leiden tot een oncomfortabel gevoel bij de patiënt. De patiënt

tracht dit gevoel meteen teniet te doen (bewust of onbewust) door het stellen van een

aantal acties die de angst reduceren of nog meer angst kunnen voorkomen (Peplau

1889). Deze acties noemt Peplau “relief behaviours”12.

Of de patiënt zo met angst kan omgaan dat de energie ervan omgezet kan worden in

leren, hangt af van de gradatie van de angst. Peplau deelt angst namelijk op in

verschillende niveaus: mild, gemiddeld, ernstig en paniek. Bij milde angst kan de

energie perfect aangewend worden om de patiënt te laten leren. Hierbij dient de

verpleegkundige te werken rond het verband tussen de niet ingevulde verwachtingen

en het gevoel/gedrag van de patiënt13 (Peplau 1989). Zo kan de verpleegkundige

bijvoorbeeld vragen of de patiënt nerveus is en wat de patiënt doet om dit tegen te

gaan. Zelfs wanneer een patiënt over een langere periode zegt dat hij niet angstig is of

niets doet om angst tegen te gaan, is het volgens Peplau aan te raden deze vragen te

blijven stellen, enkel hierdoor kan hij inzicht verwerven (Peplau, 1989).

Ook bij gemiddelde angst is een leerervaring mogelijk (Peplau 1989). Hier dient de

verpleegkundige wel een goed inzicht te hebben in eigen angsten, zodat deze geen rol

spelen in de wisselwerking met de patiënt. Verder kan de verpleegkundige de patiënt

aanmoedigen om te praten en zijn focus te plaatsen op één specifieke

ervaring/gebeurtenis en deze te beschrijven en uit te diepen (Peplau 1989). Ook in dit

geval ligt de nadruk nog op het exploratieve.

In het geval van ernstige angst wordt leren moeilijker en kan men als verpleegkundige

de patiënt laten ventileren om op die manier de angst te laten afnemen (Peplau 1989).

De nadruk verschuift hierbij van het explorerende14 naar het ondersteunende. Wanneer

de angst werkelijk afneemt, kan men zoals hierboven beschreven tewerk gaan. Als dit

niet het geval is, kiest men beter voor ondersteunende interventies.

Als laatste gradatie van angst is er nog paniek, hier is leren onmogelijk (Peplau 1989).

De verpleegkundige dient bij de patiënt te blijven en kan, indien mogelijk, de patiënt

nog steeds aanmoedigen om te ventileren wanneer dit lijkt te helpen. De

aandachtsspanne van de patiënt is zo vernauwd dat het voor de verpleegkundige niet

                                                                                                               12 “Relief behaviours” komen deels overeen met wat in de stresstheorie “coping” wordt genoemd. 13 Men kan dit psychoanalytisch min of meer benaderen als exploratief werken. 14 Explorerend in die zin dat de patiënt aan het denken gezet wordt.

Page 20: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  11  

nuttig is om de patiënt zijn aandacht naar iets anders te verplaatsen. Verder gebruikt de

verpleegkundige best zo weinig mogelijk woorden, geeft hij geen inhoudelijke inputs,

raakt hij de patiënt niet aan en gaat hij zo mogelijk verder op hetgeen de patiënt

aangeeft (Peplau 1989). Om een leerervaring terug mogelijk te maken moet de angst

danig gereduceerd worden. Bij paniek ligt de nadruk van de verpleegkundige

interventie uitsluitend op het ondersteunen van de patiënt.

Het is belangrijk dat de verpleegkundige op elk moment een professionele inschatting

kan maken, op welk angstniveau de patiënt zich bevindt. Dit is nodig om een gepaste

interventie te kunnen aangaan (exploreren vs. ondersteunen). Enerzijds mag men de

angst niet onderschatten, dit zou de initiatie van verkeerde interventies bij de

verpleegkundige teweeg brengen die meer angst kunnen induceren. Anderzijds kan

een overschatting van de angst er voor zorgen dat de patiënt niet uitgedaagd wordt om

een leerervaring door te maken en stagneert zijn ontwikkeling eveneens. Het is een

moeilijke evenwichtsoefening.

1.6 Preventie van chroniciteit

Zoals hiervoor beschreven, zijn de symptomen die de patiënt vertoont volgens Peplau

eigenlijk de acties die de patiënt stelt om zich te vrijwaren van zijn angst. Deze

vrijwaring maakt echter ook dat de patiënt zijn vrijheid beknot wordt en dat hij niet

meer gezond kan functioneren. De patronen die zich vormen door het repetitief

hanteren van “relief behaviours” versterken de ziekterol en staan een verdere

ontwikkeling in de weg (Peplau 1989).

Een therapeutisch proces is voor Peplau dan ook grotendeels een proces dat de patiënt

de mogelijkheid biedt om los te komen van deze disfunctionele patronen. Een

mogelijke valkuil in de dagdagelijkse interacties is echter de instandhouding of

versterking van disfunctionele patronen bij de patiënt (Peplau 1989). Wenselijk is dat

de psychiatrisch verpleegkundige deze patronen opmerkt en steeds zo interageert (men

kiest hiervoor dan bewust een strategie) dat de patiënt deze kan loslaten of dat men de

patronen als verpleegkundige in elk geval niet bevestigt. Dit kan ervoor zorgen dat de

patiënt de vrijheid terugwint om te kiezen of hij een bepaald “relief behaviour”

hanteert of niet.

Page 21: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  12  

Wanneer men disfunctionele patronen (onbewust) bekrachtigt, zorgt men ervoor dat de

patiënt ze nog meer integreert bij zichzelf. Op deze manier ontwikkelt zich een zekere

vorm van chroniciteit (Peplau 1989). Ook volgens Hebbrecht, een gekend psychiater -

psychotherapeut - psychoanalyticus en auteur, zijn de vele crisissituaties die patiënten

met verpleegkundigen delen, een herhaling van “hetzelfde” (vorming van patronen).

Deze patronen zijn volgens Hebbrecht gericht op het stilleggen van de dynamiek en

het groeiproces. Ze zouden volgens hem dan ook, net zoals volgens Peplau,

doorbroken moeten worden (Hebbrecht en Willemsen, 2007). Het in stand houden

(en/of bevorderen) van patronen en chroniciteit is eigenlijk de tegenpool van wat

psychiatrische verpleegkundigen moeten bereiken (Peplau 1989). Het is volgens

Peplau de taak van de verpleegkundige om de voorwaarden te scheppen om verdere

ontwikkeling mogelijk te maken. Het scheppen van deze voorwaarden houdt in dat de

patiënt in een klimaat/relatie terecht komt waarin hij uitgedaagd wordt om deze niet

functionele patronen te erkennen, in vraag te stellen en uiteindelijk er los van te

kunnen komen15.

“Withdrawal” en “acting out” zijn beiden “relief behaviours” die regelmatig

voorkomen. “Withdrawal” komt volgens Peplau in een psychiatrische setting vaak

voor maar wordt daarom niet altijd opgemerkt. “Acting out” is een “relief behaviour”

dat in de huidige psychiatrie frequent aanwezig is (Kinet, 1999). Zowel “withdrawal”

als “acting out” kunnen zich in meerdere gedragingen uiten, die terug te brengen zijn

naar de reductie van angst bij patiënten (Peplau, 1989). Omdat ze van groot belang

zijn worden ze in wat volgt verder uitgewerkt.

Withdrawal

Withdrawal is een patroon van terugtrekking. De patiënt gaat, om zijn angst te

reduceren, zich terug trekken uit de interacties waarin hij zich bevindt (Peplau 1989).

Dit kan op allerlei manieren, men kan zichzelf zowel fysiek als psychisch terugtrekken

uit een situatie. Een patiënt kan bijvoorbeeld een groepsgesprek aan zich voorbij laten

                                                                                                               15 Loskomen betekent dat de patiënt zijn vormen van “relief” vrijer kan kiezen, niet dat hij andere vormen van “relief” stelt, dit zou symptoom-verschuiving zijn.

Page 22: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  13  

gaan door op zijn kamer te blijven. Hij kan echter ook stilzwijgend aanwezig zijn en

zich op deze manier terugtrekken, het is zelfs mogelijk dat hij participeert in het

groepsgesprek maar enkel dingen zegt of doet die niet over zichzelf gaan en zich op

deze manier onttrekt uit het groepsgesprek. Een andere veel voorkomende vorm van

“withdrawal” is het niet afmaken van zinnen.

Bij “withdrawal” is het volgens Peplau aan de verpleegkundige om dit patroon te

herkennen. Verder helpt de verpleegkundige de patiënt zo ver te krijgen dat deze in de

plaats van zijn ontwijkende stijl tot een meer vrije, doelgerichte stijl kan komen

(Peplau, 1989).

Acting out

“Acting out” kan ook gezien worden als een “relief behaviour” en disfunctioneel

patroon. Het is een uiting van ongementaliseerde gevoelens in negatief gedrag.

“Acting out” is erg actueel in de hedendaagse psychiatrie (Kinet, 1999). Kinet ziet

“acting out” als een uitdrukkingswijze van het onbewuste, gelijkwaardig aan het

symptoom (Kinet, 1999). Enkele voorbeelden van “acting out” zijn: drinken,

druggebruik, schreeuwen, met het hoofd ergens tegen slaan of automutilatie. Net zoals

bij withdrawal is het belangrijk als verpleegkundige deze patronen op te merken.

In een psychiatrische setting moet er een zekere ruimte zijn voor deze impulsieve

uitdrukkingen van negativiteit (Kinet, 1999). Ruimte die het mogelijk maakt om later

samen met de patiënt aan de slag te kunnen gaan rond de gevoelens die aan de basis

liggen van “acting out”. Hebbrecht omschrijft iets soortgelijk waarbij hij ijvert voor

een verdraagzaamheid tegenover een bepaalde regressie (“acting out”). Er is volgens

hem een terugkeer nodig naar de ongeïntegreerde toestand vooraleer integratie

mogelijk is (Hebbrecht en Willemsen, 2007). Wel is het zo dat wanneer er niet

gewerkt wordt rond de betekenis van het “acting out”, het toelaten in vraag moet

gesteld worden. Wanneer men de inhoud van het “acting out” later bespreekbaar kan

maken, kan dit wel zinvol zijn.

Behalve deze twee vormen zijn er nog talrijke “relief behaviours” (zoals weglopen,

huilen, trillen, “toeklappen”, medicatie vragen, een gesprek vragen, …) en bijhorende

Page 23: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  14  

(disfunctionele) patronen. Het is aan de verpleegkundigen om deze op te merken. Een

herkenning van de patronen biedt de kans om er mee aan de slag te gaan. Dit vraagt

echter wel goede psychiatrische verpleegkundigen die in staat zijn bepaalde patronen

te herkennen, en zo interageren dat de chroniciteit niet in de hand gewerkt wordt.

1.7 Het hebben van een therapeutische invloed, enkele basisvoorwaarden

In de theorie van Peplau staan een aantal systematisch ontwikkelde

aspecten/concepten die verpleegkundigen kunnen helpen in het therapeutisch

handelen. Het zijn aspecten/concepten waar een psychiatrisch verpleegkundige

volgens Peplau rekening mee dient te houden indien hij een goede therapeutische

relatie wil opbouwen. In wat volgt zijn een aantal aspecten uitgewerkt, die volgens

Peplau (1989) steeds in een relatie aanwezig moeten zijn om deze werkbaar te maken.

Ze hebben te maken met de relatie op zich, het leerproces, het angstconcept en/of de

disfunctionele patronen en het vermijden van chroniciteit. Sommige van deze aspecten

zijn volledig systematisch uitgewerkte theoretische concepten van Peplau. Andere

aspecten kregen doorheen haar werk veel aandacht (maar werden niet volledig als

concept uitgewerkt) en werden daarom ook opgenomen in deze studie. Waar

aangewezen, werd de theorie van Peplau (1989) aangevuld met recentere en/of andere

bruikbare elementen die relevant waren op de afdeling waar de studie doorgaat.

1.7.1 Het correct en consequent gebruiken van taal

Aangezien de ontwikkeling van taal een invloed heeft op het denkvermogen16 en veel

van de communicatie binnen de interpersoonlijke relatie verloopt via (verbale)

communicatie, is het gebruik van taal een belangrijk aspect.

In de theorie van Peplau spelen de verpleegkundigen een grote rol op het gebied van

taal. Zij kunnen door een consequent en correct taalgebruik een ontwikkeling van het

taalvermogen mogelijk maken en de groei via de taal optimaliseren maar ook

tegenhouden (Peplau 1989). Peplau gaf hiervoor in haar theorie concrete richtlijnen en

regels mee. Een belangrijke techniek is volgens haar het variëren van taal met                                                                                                                16 Taal beïnvloedt denken.

Page 24: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  15  

eenzelfde boodschap (Peplau 1989). Zo wordt het taalvermogen en de beheersing van

het omgaan met de werkelijkheid via taal, bij de patiënt na verloop van tijd groter. Dit

zou de invloed van het verleden op de patiënt beperken. De patiënt weet welke

woorden gepaard gaan met welke beleving en waarom. Het geheel is hierdoor

draagbaar.

Een andere techniek is het vermijden en bevragen van vage generalisaties (Peplau

1989). Het gebruik van vage generalisaties is bij patiënten zowel een

uitdrukkingsvorm als een consequentie van hun “ziek zijn”. Bepaalde gevoelens

worden gegeneraliseerd en getransfereerd waardoor één gebeurtenis effect heeft op de

perceptie van grotere gehelen17. Nuttige onderverdelingen worden op deze manier

genegeerd door de patiënt -aan een rotte dag is niets goed- . Een verpleegkundige dient

eenduidig te zijn in het taalgebruik en maakt geen gebruik van vage generalisaties

(Peplau, 1989). Het bevragen van vage generalisaties bij de patiënt (bv. “een rotte dag

hebben”) stimuleert de patiënt om dit bij zichzelf te gaan exploreren en kan leiden tot

een beter inzicht en het verminderen van de emotionaliteit verbonden met de situaties.

De patiënt zal na verloop van tijd zaken kunnen benoemen. Een ander gevaar van vage

generalisaties is dat deze voor de patiënt een andere betekenis kan hebben dan voor de

verpleegkundige, wat leidt tot werken op verschillende golflengtes.

In het kader van generalisaties zijn ook het correct gebruik van persoonlijke

voornaamwoorden belangrijk (Peplau 1989). Wanneer verpleegkundigen deze

gebruiken (bv. “Wij hebben besloten dat”, “wij gaan eten”, “wij gaan op weekend”),

generaliseert men tot bepaalde individuen die eigenlijk niet geïncludeerd zijn.

Wanneer patiënten dit doen, kunnen zij vermijden om positie te kiezen en dit kan een

subtiele vorm van “withdrawal” zijn. Beter is het nauwlettend toepassen van het “ik”

“jij” en “wij” onderscheid als verpleegkundige. Verder is het volgens Peplau ook

belangrijk de persoonlijke voornaamwoorden die patiënt hanteert (bv. “Ze zijn kwaad

op mij”) te bevragen. Hierdoor zal de patiënt een denkoefening maken en kan hij

evolueren naar een correcter en beter taalgebruik/onderscheidend vermogen.

Er is ook nog het verschil tussen bekrachtigende taal en ontkrachtende taal (Peplau

1989). Een verpleegkundige die de capaciteiten van de patiënt in twijfel trekt door

middel van zijn taalgebruik, kan de ontwikkeling van de patiënt in de weg staan.

                                                                                                               17 Één slecht moment wordt “een rotte dag” , één tegenslag wordt “alles zit tegen”

Page 25: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  16  

Wanneer men een patiënt vraagt: “Kan je mij eens vertellen?” zou dit in de beleving

van de patiënt mogelijks betekenen dat men van hem verwacht dat hij dit niet kan. Dit

kan op zijn beurt zijn patronen en chroniciteit in stand houden. Omdat de patiënt denkt

dat van hem verwacht wordt het niet te kunnen, vertelt hij niets en trekt hij zich

bijvoorbeeld terug of hanteert hij een ander gekend patroon. Bekrachtigende taal zou

hier beter zijn: “Vertel mij eens.” Dit betekent dat men als verpleegkundige vertrouwt

op de patiënt zijn capaciteiten om te vertellen.

1.7.2 De focus op het probleem van de patiënt

Om algemene ontwikkeling bij de patiënt te kunnen faciliteren, is het noodzakelijk dat

de focus van de verpleegkundigen op het probleem van de patiënt ligt (Peplau 1989).

Dit kan een andere focus zijn dan die op het verpleegkundig probleem.

Het probleem van de patiënt is gebaseerd op wat die nodig heeft, wat zijn (tijdelijke)

noden zijn. Wanneer een verpleegkundige handelt vanuit eigen behoeften, worden de

noden van de patiënt niet ingevuld en kan de patiënt niet ontwikkelen tot andere, meer

volwassen noden (Peplau 1989).

Een verpleegkundige dient in staat te zijn de noden van de patiënt te achterhalen. Dit is

vergelijkbaar met hetgeen Andries Baart stelt in zijn presentietheorie, namelijk dat de

verpleegkundige dient te ontdekken waar de patiënt het meest baat bij heeft en dat hij

“het goed van de ander” centraal moet stellen (Baart, 2008). Om dit te kunnen, moet

de verpleegkundige eerst kunnen uitmaken wat zijn eigen behoeften zijn. Anders kan

hij er immers onmogelijk voor zorgen dat zijn behoeften geen invloed hebben op de

patiënt tijdens de interactie.

In sommige gevallen is het mogelijk dat het ingaan op wat een patiënt nodig heeft, het

therapeutisch klimaat 18 op een afdeling of setting in gevaar brengt. Als

verpleegkundige moet men dan een keuze maken. Een keuze die op dat moment de

ontwikkeling van de patiënt niet gunstig beïnvloedt maar het therapeutisch klimaat in

stand houdt, kan dan de meest therapeutische beslissing zijn. Anderzijds zijn er ook

situaties waar er gekozen wordt voor het klimaat van de afdeling (bijvoorbeeld

                                                                                                               18 Wat een therapeutisch klimaat is, komt later nog aan bod.

Page 26: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  17  

hanteren van afdelingsregels) omwille van de verkeerde redenen. Een voorbeeld

hiervan is een verpleegkundige die een patiënt een wandeling ontzegt omdat ze

hierdoor minder controle heeft op wat de patiënt uitvoert. Wanneer men als

verpleegkundige de noden van de patiënt voorbij gaat omwille van eigen behoeften

(zoals behoefte aan controle) wordt dit, in deze studie, niet beschouwd als

therapeutisch.

1.7.3 Het aannemen van een professionele rol

Volgens Peplau is bij het aannemen van een professionele rol een radicale toewijding

aan de patiënt nodig. Ook de afstand van zichzelf en van de eigen behoeftes, dient als

verpleegkundige radicaal te zijn (Peplau 1989). De patiënt is de enige die in de

aandacht mag staan. Een professionele relatie is volgens Peplau uitsluitend gericht op

de noden van de patiënt en onderscheidt zich scherp van een sociale relatie (Peplau

1989). Volgens Peplau is het zo, dat de focus in de relatie via één richting verloopt,

deze moet op de patiënt liggen. Bij het afstand nemen van zichzelf, heeft Peplau het

over “professional detachement”. Deze “professional detachement” draait grotendeels

rond inzicht in, en afstand nemen van, de eigen behoeften. Wanneer men zich

“onthecht” van de eigen behoeften, kan men beter zien wat de noden van de patiënt

zijn en de keuzes van het eigen (professioneel) gedrag daardoor laten bepalen (Peplau,

1989). Wanneer men geen afstand doet van de eigen behoeften, valt men sneller in de

valkuilen die patiënten “uitzetten” om hun patronen te kunnen handhaven. Zo zullen

bijvoorbeeld sommige patiënten verpleegkundigen in een bepaalde rol proberen duwen

(Peplau, 1989). De verpleegkundige vervalt, wanneer hij deze rol aanneemt, in een

niet professionele rol. Dit kan bijvoorbeeld de rol van een moederfiguur19 of de rol van

een vriend zijn. Het aannemen van zo’n rol stimuleert de ontwikkeling van chroniciteit

en zorgt voor een handhaving van de patiënt zijn (disfunctionele) patronen. Verder

omschrijft Peplau het onthechten van eigen behoeften als een “wetend geven om” in

plaats van het “emotioneel geven om” (Peplau 1989). Hiermee bedoelt ze dat het een

professionele hantering van “om iemand geven” is.

                                                                                                               19 Wanneer deze niet aan de orde is en bijgevolg groei verhindert.

Page 27: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  18  

Doorheen de jaren is de visie van afstand nemen tegenover de patiënt duidelijk

veranderd. In de psychoanalytische traditie was het belangrijk om als therapeut de

neutraliteit tegenover de patiënt te bewaren om beïnvloeding te voorkomen

(Hebbrecht, 2008). Dit was vooral zo bij neurotische patiënten. Bij recentere

psychiatrische problematieken, zoals persoonlijkheidsstoornissen, bleek deze

neutraliteit minder relevant. De relatie tussen hulpverlener en patiënt werd steeds

belangrijker. Er is een verschuiving van een louter inzichtgevende werking als

therapeut naar zowel een inzichtgevende als een ondersteunende rol. Deze evolutie is

onrechtstreeks terug te vinden in de hechtingstheorie (Bowlby, J. 1988, Cassidy. J.,

Shave, P. R. 2008 en Goldberg, S., Kerr, R. M. J. 2000) en in het werk van Kohut

(1959) die bijvoorbeeld empathie toepast als een therapeutische methode. De

zorgverlener mag volgens Kohut door de patiënt niet ervaren worden als een koud

object maar dient begrip op te brengen voor de afhankelijkheid van de patiënt en dient

de tekorten van zijn patiënt te zien en hiervoor substitutie te vinden (Kohut, 1959).

Hoewel het in de theorie van Peplau soms lijkt alsof er een grote afstand moet zijn

tussen patiënt en verpleegkundige, is dit toch te nuanceren. Wanneer Peplau het heeft

over “afstand nemen van” heeft ze het voornamelijk over afstand van de eigen

behoeften. Wanneer een patiënt nood heeft aan nabijheid, empathie en bijvoorbeeld

moederlijke zorg en steun die in zijn proces passend zijn, dan is het geven daarvan

therapeutisch. De drijfveer mag echter niet de behoefte van de verpleegkundige zijn20

(Peplau, 1989).

1.7.4 Een accepterende houding

Voor verpleegkundigen is een onvoorwaardelijke acceptatie van de patiënt een

basisvereiste om groei te kunnen faciliteren (Peplau, 1989). Dit houdt in dat de patiënt

als persoon niet veroordeeld/beoordeeld wordt. Dit houdt van zelfsprekend ook in dat

er geen houding gehanteerd wordt waarbij de patiënt zich als persoon

veroordeeld/beoordeeld voelt. Men bereikt dit als verpleegkundige door (onder meer)

geen defensief gedrag te tonen naar de patiënt toe, of geen beoordelende taal te

gebruiken en geen moreel oordeel te vellen (Peplau, 1989). Wanneer dit wel het geval

                                                                                                               20 Bijvoorbeeld het graag (moederlijk) zorgen voor.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  19  

is, kan dit een negatieve invloed hebben op het ontwikkelingsproces van de patiënt.

Zeker wanneer de patiënt de beoordelende taal of het defensief gedrag van de

verpleegkundige, koppelt aan zijn eigen persoonlijkheid en deze internaliseert.

Aangezien het onmogelijk en onwenselijk is om als verpleegkundige steeds het gedrag

van de patiënt onvoorwaardelijk te accepteren, is dit moeilijke materie. Allereerst moet

er een onderscheid gemaakt en gecommuniceerd worden tussen het probleem van de

patiënt en zijn persoon. Het gaat om een aanvaarding van de patiënt zoals hij is

(Peplau, 1989). Verder stelt Peplau dat men het gedrag van de patiënt niet persoonlijk

moet nemen. Hetgeen de patiënt doet, staat niet in teken van de verpleegkundige maar

in teken van de patiënt zijn moeilijkheden (Peplau, 1989). Ook zegt Peplau dat het als

verpleegkundige belangrijk is om eigen “blinde” en “gevoelige” plekken te kennen en

te beseffen dat dit eigen “blinde” en “gevoelige” plekken zijn.

Om deze acceptatie meer mogelijk te maken, kan het ventileren of formuleren (soms

ook het herstructureren van ervaringen) (Philippot, 2004) van een verpleegkundige

tegenover collega’s een belangrijke rol spelen. De verpleegkundige kan dan met zijn

gevoelens/ervaringen ergens terecht. Ventilatie of formulering zorgen ervoor dat

emotionele bagage niet meegesleurd wordt naar de volgende interacties met de patiënt.

Ook bij de accepterende houding van de verpleegkundige, speelt afstand nemen van

eigen behoeften een rol. Wanneer men als verpleegkundige er niet in slaagt te

onthechten van de eigen behoeften, kan dit frustraties oproepen binnen de relatie met

een patiënt. Dit kan bijvoorbeeld wanneer verpleegdoelen voortkomen uit de noden

van de verpleegkundige en niet in het teken staan van de patiënt. Dit kan dan opnieuw

als gevolg hebben dat de frustraties rond het niet slagen van de patiënt, geuit worden

in het interpersoonlijk contact tussen patiënt en verpleegkundige. Het falen van het

verpleegkundig “professional detachement” wordt dan verkeerdelijk gezien als het

falen van de patiënt.

Verder Stelt Peplau dat het belangrijk is om aandacht te hebben voor het unieke

verhaal van de patiënt en de unieke ontmoeting van mens tot mens met betrekking tot

het accepteren van de patiënt (Peplau, 1989). De patiënt als uniek individu benaderen

is een must om algemene groei bij hem mogelijk te maken. Iedere patiënt heeft een

uniek verhaal dat geleid heeft tot een bepaalde situatie. Men moet als verpleegkundige

respect en aandacht hebben voor deze uniciteit (Peplau, 1989). Als verpleegkundige

Page 29: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  20  

heeft men erg veel momenten en interacties waarbij men aandacht kan tonen voor het

persoonlijke verhaal van de patiënt. Enkel door de patiënt echt te leren kennen, kan

men hem als verpleegkundige begrijpen en begeleiden (Peplau, 1989).

1.7.5 “Investigative approach”, een gesprekstechnische benadering van Peplau

Om groei te kunnen faciliteren bij de patiënt, vond Peplau een onderzoekende houding

als psychiatrisch verpleegkundige erg belangrijk. Ze ontwikkelde hiervoor de

“investigative approach” (Peplau, 1989). Deze techniek is een manier om de

ontwikkeling van het reflecterend vermogen van de patiënten te bevorderen (Peplau,

1989). Door deze techniek toe te passen, ontwikkelen zich bij de patiënt intellectuele

en interpersoonlijke competenties. De patiënt leert volgens Peplau zijn patronen en de

herkomst daarvan (her)kennen en vindt de vrijheid terug om er van los te komen21.

De “investigative approach” is erg gerelateerd aan het angstconcept. Op momenten dat

er sprake is van milde of gemiddelde angst, kan de verpleegkundige door het hanteren

van de “investigative approach” de energie die de angst vrij maakt bij de patiënt

gebruiken om een leerervaring te creëren bij hem. De verpleegkundige voorziet de

interactie van de nodige instrumentele inputs tot zolang de patiënt zijn latente

competenties kan benutten.

De inhoud van de interactie wordt tijdens de “investigative approach” steeds bepaald

door de patiënt (Peplau, 1989). De verpleegkundige luistert actief en intensief.

Als verpleegkundige is het belangrijk om te weten dat het groeiproces van de patiënt

(veelal) een erg traag proces is waarbij (tijdelijke) terugval zeker mogelijk is (Peplau,

1989).

1.7.5.1 Investigative approach in praktijk

De verpleegkundige kan starten met een opmerking die het voor de patiënt

makkelijker maakt om te vertellen, zoals: “Vertel eens over jezelf.” of “Het is jouw

tijd begin maar waar je wil beginnen en vertel.” (Peplau, 1989) De verpleegkundige

                                                                                                               21 Vrijheid in het kiezen van “relief behaviours”.

Page 30: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  21  

geeft hierna de patiënt de tijd om zelf iets te brengen. Wanneer de patiënt er niet in

slaagt om over zichzelf te vertellen en de focus probeert te verleggen door

bijvoorbeeld een sociale conversatie te willen voeren, moet een verpleegkundige hier

volgens Peplau correct mee omgaan. Deze kan dan bijvoorbeeld zeggen: “We zijn hier

nu om het over jou te hebben, wat wil je vertellen?” of “Deze tijd dient om over jou te

praten, niet over mij.” (Peplau, 1989) Binnen de “investigative approach” dient onder

andere het lachen, knikken en andere gebaren vermeden te worden omdat deze

verkeerd begrepen zouden kunnen worden. Het gebruik van clichés (“dat is het leven

hé”) kan niet omdat dit onjuiste generalisaties zijn, alsook stereotyperend en

onduidelijk (Peplau, 1989). Als verpleegkundige mag men volgens Peplau ook niet

suggestief zijn in het vragen stellen. De vraag is dan bijvoorbeeld beter niet: “Voelt u

zich schuldig?” maar eerder “Hoe voel je je?” Men mag als hulpverlener geen

gevoelens toeschrijven aan een patiënt op basis van wat deze hulpverlener

veronderstelt (Peplau, 1989). Zelfs wanneer de verpleegkundige de juiste gevoelens

benoemt, helpt dit de patiënt niet echt vooruit. Deze moet namelijk zelf tot inzicht

komen en zelf leren. De verpleegkundigen mogen ook geen advies, mening of

interpretatie geven maar zouden moeten vragen naar de mening en de interpretatie van

de patiënt zelf (Peplau, 1989). Wanneer er stiltes vallen tijdens het gesprek, dienen

deze niet onderbroken te worden door de verpleegkundigen, dit kan namelijk het

denkproces van de patiënt of de overwinning van de aarzeling bij de patiënt verstoren

(Peplau, 1989). De stilte moet gerespecteerd worden maar er moet wel steeds

(oog)contact met de patiënt gehouden worden. De verpleegkundigen doen er goed aan

geen voorspellingen te maken, bijvoorbeeld door het zeggen van: “Het zal wel

beteren.” (Peplau, 1989) De kans bestaat namelijk dat het niet zal beteren. Ook goed-

en afkeuren zijn niet aan te raden bij interventies binnen de “investigative approach”

(Peplau, 1989). De patiënt zou zich in dit geval kunnen gaan conformeren of adapteren

in plaats van te leren.

Page 31: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  22  

1.7.5.2 “Investigative approach” op maat

Buiten deze algemene beschouwingen hangt de manier waarop men de “investigative

approach” aangaat, ook grotendeels af van hoe ver de patiënt staat binnen zijn

leerproces en in welke fase de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt zich

bevindt.

Tijdens de oriëntatiefase is voornamelijk de patiënt aan het woord terwijl de

verpleegkundige luistert, hoort en nadenkt (Peplau, 1989). De patiënt leert te

observeren en ontwikkelt de mogelijkheid om te beseffen wat er met hem of rond hem

gebeurt. Dit is volgens Peplau de eerste fase van het leerproces waarbij stimuli als

“Wanneer gebeurde dat?”, “Wat gebeurde er toen?” en “Wat zie je?” belangrijk zijn

om verder progressie te maken (Peplau, 1989). In het begin van de relatie en het

leerproces is het belangrijk als verpleegkundige niet in de valkuilen te trappen die de

patiënt uitzet door bijvoorbeeld beloftes maken aan patiënten te vermijden, geen

persoonlijke gegevens te geven aan de patiënt of dominantie trachten te verwerven

binnen de relatie (Peplau, 1989). De verpleegkundige moet de patiënt leren kennen als

een persoon en dient de nodige inputs te geven om de zelfexpressie van de patiënt te

stimuleren (Peplau, 1989). De verpleegkundige zal tijdens deze fase ook enkele

patronen beginnen te identificeren en interferenties maken, terwijl de patiënt het heeft

over zijn ervaringen.

Wanneer de patiënt de kans krijgt de eerste fase van het leerproces te doorlopen, zal

hij de competentie verwerven om compleet en gedetailleerd over bepaalde (alleen

staande) ervaringen te praten (Peplau, 1889). Dit is volgens Peplau de tweede fase van

het leerproces waarbij stimuli als: “Vertel me eens over dat gevoel” of “Hoe zou je dat

gevoel noemen?” belangrijk kunnen zijn binnen de ontwikkeling (Peplau, 1989).

In de twee verdere fases van de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt

(explotatiefase en identificatiefase) is het de bedoeling dat er een aantal specifieke

ervaringen beschreven worden van dezelfde soort (Peplau, 1989). Zo zal de patiënt het

bijvoorbeeld hebben over conflictsituaties met derden of ervaringen schetsen waarbij

gevoelens van schuld gepaard gingen. Hierdoor ontwikkelt de patiënt zich verder in

het beschrijven van ervaringen en kan hij er data uit andere ervaringen mee in verband

brengen, hij kan dit ook omtrent interacties met derden (Peplau, 1989). Dit is de derde

Page 32: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  23  

stap in het leerproces omschreven door Peplau. De patiënt gaat analyseren en

ontwikkelt mogelijkheden om situaties te herbekijken (Peplau, 1989). De

verpleegkundige blijft de patiënt het best stimuleren in het formuleren van

betekenisgeving aan ervaringen (Peplau, 1989). Inputs die hij hier kan hanteren zijn

onder andere: “Wat is het verband?” of “Wat zorgde daarvoor?” (Peplau, 1989). Na

verloop van tijd zal de patiënt zijn angsten gaan herkennen en kunnen benoemen.

Het zelf formuleren door de patiënt is de vierde fase van zijn leerproces. De patiënt

kan nu duidelijk en gestructureerd de verbanden tussen ervaringen formuleren (Peplau,

1989). Inputs om dit te bevorderen zijn: “Wat denk jij?” of “Vertel me nogmaals wat

volgens jou het probleem is.” (Peplau, 1989)

Na de fase van het formuleren, komt de fase waarin de patiënt hetgeen hij geleerd

heeft, zal valideren, dit is de voorlaatste fase van het leerproces. De patiënt toetst

hierbij of zijn bedenkingen kunnen kloppen bij de verpleegkundige (Peplau, 1989).

In de laatste fase van de patiënt-verpleegkundige relatie (resolutiefase), zal de patiënt

hetgeen hij geleerd heeft, gaan hanteren in zijn interpersoonlijke relaties. Dit is tevens

ook de laatste fase van het leerproces, een testfase. De patiënt tracht hetgeen hij

geleerd/bedacht heeft uit te voeren in de praktijk en leert hierdoor bij.

Om als verpleegkundige de juiste inputs te geven en handelingen te treffen, moet men

op de hoogte zijn van het continuüm van de relatie tussen de patiënt en de

verpleegkundige, alsook het continuüm van de patiënt zijn leerproces. Verder dient

men, zoals hiervoor al besproken, rekening te houden met het angstniveau van de

patiënt om leren mogelijk te maken.

Hoewel Peplau het voornamelijk had over een specifieke gespreksvorm tijdens

formele gesprekken, kan de “investigative approach” volgens haar ook in informele

momenten gehanteerd worden (Peplau, 1989). Het gaat dan om het consequent

aannemen van deze onderzoekende houding in allerlei situaties.

Als laatste kan er nog gesteld worden dat enkel wanneer het gebruik van deze

methodiek repetitief van aard is en continu gebruikt wordt, deze invloed kan hebben

op de patiënt (Peplau, 1989).

Page 33: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  24  

2. De afdelingsfilosofie

2.1 Psychoanalytisch/psychodynamisch

De afdeling waar dit onderzoek plaatsvindt, biedt patiënten klinische psychotherapie,

geïnspireerd door de psychoanalytische theorie. Op de afdeling worden patiënten met

angst-, stemmings- en persoonlijkheidsstoornissen behandeld. De filosofie van de

afdeling is dat patiënten kunnen veranderen en groeien22. Op de afdeling zijn twee

grote eenheden te onderscheiden, de eenheid klinische psychotherapie en de eenheid

mentaliserende therapie. Beide eenheden trachten groei te faciliteren bij de patiënten

maar hebben een andere insteek. Op de afdeling wordt er voornamelijk gewerkt rond

de opvattingen van de behandelende arts, Kinet. De visie op verpleegkunde en het

verpleegkundig profiel zijn ontwikkeld door Deproost Eddy, directeur patiëntenzorg

van het ziekenhuis, en deels geïnspireerd op de visie van Peplau.

2.1.1 Eenheid klinische psychotherapie

Binnen de eenheid klinische psychotherapie wordt het ontstaan en voortbestaan van de

patiënt zijn problemen onderzocht. Men tracht de patiënt te laten inzien hoe zijn

problemen ontstaan zijn en hoe ze zich in het hier-en-nu, vaak in repetitieve patronen

manifesteren (Kinet, 2002). De aanpak is, meer dan bij de eenheid mentalisatie,

conflictgericht. Men gaat ervan uit dat de problemen van de patiënt te maken hebben

met zijn levensgeschiedenis en meer specifiek met zijn vroegkinderlijke relaties en

contacten met betekenisvolle anderen (Kinet, 2002). Die relaties en contacten zorgen

voor allerlei innerlijke conflicten bij de patiënt. Naarmate de therapie vordert, zou de

patiënt meer en meer verbanden kunnen leggen tussen vroegere ervaringen en

ervaringen in het hier-en-nu. Dit maakt het mogelijk om los te komen van de

intrapsychische conflicten23 (Kinet, 2002). Om de verbanden tussen heden en verleden

te kunnen leggen, moet de patiënt echter enige vorm van mentaliserende capaciteiten

ontwikkeld hebben. Volgens Fonagy en Target (2003) is er een onderscheid tussen

                                                                                                               22 Vergelijkbaar met Peplau. 23 Ook hier is de patiënt aanvankelijk net als bij Peplau niet “vrij”

Page 34: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  25  

mentale representationele stoornissen waarbij voornamelijk psychoanalytische

behandelingsvormen aan te raden zijn en mentale processtoornissen waarbij meer

mentaliserende vormen van therapie aan te raden zijn (Hebbrecht en Willemsen,

2007). In praktijk is het onderscheid tussen mentale representationele en mentale

processtoornissen nooit volledig terug te vinden. Het mentaliserend vermogen is

namelijk geen zwart of wit gegeven, maar eerder een continuüm waarop de patiënt

zich beweegt en dit kan situationeel veranderen (bv wegvallen onder stress)

(Hebbrecht en Willemsen, 2007).

2.1.2 Eenheid mentaliserende therapie

In de eenheid mentaliserende therapie ligt de focus op het (onderontwikkeld)

mentaliserend vermogen. Dit vermogen omvat de capaciteiten om gedrag, van zichzelf

of anderen, in termen te zien van motieven en intenties (Fonagy en Target, 2003). Het

is vergelijkbaar met de alfafunctie zoals door Bion beschreven. Mentaliseren is dan de

capaciteit om ruwe, zintuigelijke elementen (de bèta elementen) te kunnen omzetten in

alfa elementen die het mogelijk maken de ervaringen betekenis te geven (Bion, 1962).

Een patiënt die niet kan mentaliseren, heeft het moeilijk met denken over gevoelens en

emoties van zichzelf en anderen, ook het verband tussen gedrag en deze mentale

representaties is niet duidelijk voor de patiënt (Kinet en Vermote, 2005). Het is voor

de patiënt onmogelijk om emotionele ervaringen een plaats te geven. Emotionele

ervaringen zijn voor de patiënt snel overspoelend en on-overkom-baar. De patiënten

hebben eerder de neiging deze inhouden te evacueren (Hebbrecht en Willemsen, 2007)

bijvoorbeeld door middel van “acting out”. Bij deze patiënten is er vaak geen of

slechts een klein onderscheid tussen de realiteit en hun eigen innerlijke wereld (Kinet

en Vermote, 2005). Dit geldt ook voor het verschil tussen eigen geest en die van de

ander.

Het mentaliserend vermogen is volgens de huidige inzichten zeer gerelateerd aan de

ontwikkeling van het individu. Het is een vermogen dat zich optimaal ontwikkelt in

een veilige relatie en kan in verband gebracht worden met de hechtingstheorie (Kinet

en Vermote, 2005). De onderontwikkeling van het mentaliserend vermogen ziet men

vaak terug bij psychiatrische patiënten, zeker bij patiënten met een borderline

Page 35: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  26  

problematiek (Fonagy, 1995). Het is dan ook bij deze patiënten dat er voornamelijk

wetenschappelijke evidentie is voor het effect van mentaliserende therapie.

In de mentaliserende therapie (bij mentale processtoornissen) ligt de nadruk meer op

constructieve psychotherapie dan op conflictgerichte psychotherapie (Hebbrecht en

Willemsen, 2007). Deze therapie is meer op ondersteuning gericht, die bijvoorbeeld

gecreëerd kan worden door een “holding environement24”.

2.1.3 Milieutherapie

De afdeling werkt met leefgroepen waarin patiënten gedurende hun opname op de

afdeling verblijven25. Aangezien patiënten voor, tijdens en na de therapiesessies

aanwezig zijn op de dienst, is het creëren van een therapeutisch milieu erg belangrijk.

Men tracht een milieu te creëren dat een gunstige invloed kan hebben op de patiënten

hun problematiek. Op de afdeling waar de studie doorgaat, wordt het milieu deels

gezien als een behandelingsmethode (Kinet, 1995). Het is een soort van therapeutische

gemeenschap waar zowel het gebouw, de interacties die zich in het gebouw afspelen

als de houding van het personeel, hun waarde hebben. De afdeling neemt de rol aan

van “omgevings-moeder” 26, dit bevordert onder meer een veiligere gehechtheid en het

mentaliserend vermogen (Kinet, 2007 in Hebbrecht en Willemsen, 2007).

Het is zo dat de omgeving in het teken moet staan van de psychotherapeutische

benadering. Het milieu moet de therapieën bevorderen. Hiervoor is volgens Kinet

(2006) een “holding environment” nodig. In de visieteksten van de afdeling worden

ook “containment” (wat een aspect van de “holding environment” is) en “good

enough mothering” als aspecten aangegeven die aanwezig dienen te zijn om de

patiënten (grondig) aan hun problemen te laten werken27.

Op de momenten dat er geen therapie28 is, wordt er geen onderscheid meer gemaakt

tussen de twee eenheden. Beide groepen komen terecht in één leefgroep van waaruit

de verpleegkundigen continuïteit trachten te bieden. Het zijn de verpleegkundigen die

                                                                                                               24 De “holding environement” wordt verderop uitgelicht. 25 Hetzij in dag-therapie of in volledige opname. 26 “Moeder Pittem”. 27 Deze komen verderop uitgebreid aan bod. 28 What goes on in the other 23 hours a day (Peplau, 1989, pag 10).

Page 36: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  27  

de centrale rol krijgen in het creëren en handhaven van het therapeutisch milieu

(Kinet, 1995). Door hun constante aanwezigheid en de continuïteit in hun interacties

met de patiënten zijn zij het meest geschikt om dit soort milieu te ontwikkelen en te

handhaven.

Aangezien de begrippen “holding”, “good enough mothering” en “containment” zo

belangrijk zijn binnen het therapeutische milieu worden ze hier verder uitgediept.

2.1.3.1 Holding

“Holding” is geen therapeutische techniek of methodiek, het is een klimaat dat

gecreëerd wordt (Stamm, 1985). Een klimaat waarin liefde, warmte en acceptatie een

belangrijke rol spelen (Stamm, 1985). Hetgeen de verpleegkundige doet, staat niet in

teken van eigen behoeften29 zoals de goedkeuring van de patiënt, maar eerder in het

teken van de patiënt zijn essentiële noden. Holding omvat onder andere empathie,

grenzen stellen en acceptatie van de patiënt. Volgens Gunderson (1978) bestaat

holding uit 5 dimensies. Een eerste dimensie is het bieden van ondersteuning

(Gunderson 1978 in Stamm, 1985). Gunderson omschrijft dit als de bewuste intenties

die de hulpverlener stelt om de patiënt zich beter te laten voelen en zijn “zelf-systeem”

te laten ontplooien. Dit kan bijvoorbeeld door het aanbieden van goederen of het

geven van verbale inputs (Gunderson 1978 in Stamm, 1985). Een tweede dimensie is

het bieden van structuur. Het draait hier om een voorspelbare organisatie in tijd, plaats

en persoon (Gunderson 1978 in Stamm, 1985). Een derde dimensie is betrokkenheid.

Patiënten dienen betrokken te zijn met hun omgeving. De hulpverleners kunnen dit

stimuleren (Gunderson 1978 in Stamm, 1985). De vierde dimensie is validatie, men

moet hier als verpleegkundige de pijn en de problemen van de patiënt op empathische

wijze erkennen (Gunderson en Links, 2008). Als laatste aspect is er “containment”.

Aangezien de invulling van wat “containment” is, kan verschillen en er op de afdeling

                                                                                                               29 Vergelijkbaar met Peplau.

Page 37: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  28  

hiervoor minder met de theoretische invulling van Gunderson30 gewerkt wordt, zal

“containment” verderop nog uitgewerkt worden.

Wanneer men een “holding environment” kan creëren, wordt de patiënten een veilige

ruimte aangeboden waarbinnen ontwikkeling mogelijk is. De angst van de patiënt

wordt begrensd en paniek wordt zo vermeden. Anderzijds betekent “holding” ook dat

patiënten uitgedaagd worden wanneer ze daar aan toe zijn. Het begrenzen mag niet

enkel in teken staan van het creëren van een veilig en begrensd klimaat. Deze grenzen

moeten op maat van de patiënt en zijn ontwikkeling afgestemd zijn, met het oog op

een optimaal evenwicht tussen veiligheid en uitdaging. Deze grenzen moeten dan ook

tijdens het verloop van een behandeling aangepast worden aan de noden die zich op

dat moment bij de patiënt stellen.

2.1.3.2 Good enough mothering

“Good enough mothering” betekent dat men rekening moet houden met de individuele

emotionele noden van de patiënt31. Men zorgt er als verpleegkundige ook voor dat

deze noden ingevuld kunnen worden. Afhankelijk van de ontwikkeling van de patiënt,

vult men deze noden zelf in, doet men het samen of laat men het over aan de patiënt

(Winnicott 1953).

Een “good enough” hulpverlener hoeft geen ideaalbeeld van zichzelf op te hangen. Het

is beter dat hij een realistisch beeld schept van wie hij is als hulpverlener (Meinrath en

Roberts, 1982).

Chessick beschreef een aantal punten als richtlijnen om een “good enough”

hulpverlener te kunnen zijn voor de patiënt. Deze zijn onder andere: presentie,

betrouwbaarheid, interesse tonen, begrip hebben voor het proces dat de patiënt

doormaakt, het verschil tussen realiteit en fictie bewaren en geen morele waarde-

oordelen vormen in de interactie met de patiënt (Meinrath en Roberts, 1982). Wanneer

men op deze manier werkt en daadwerkelijk rekening houdt met de individuele noden,

wordt het voor de patiënt mogelijk om andere, meer volwassen noden te ontwikkelen.

Zonder aandacht voor deze noden staakt de ontwikkeling van de patiënt.                                                                                                                30 Hier staat “containment” meer in teken van grenzen en structuur (Gunderson en Links, 2008). 31 Ook Peplau stelt dit.

Page 38: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  29  

2.1.3.3 Containment

“Containment” wil de patiënt helpen bij het bevatten van zijn ervaringen (Vertommen,

Clucker & Lietaer, 1989). Op de afdeling waar de studie doorgaat, hebben

verscheidene patiënten problemen met het “bevattingsvermogen”. Deze patiënten

kunnen hun ervaringen moeilijk plaatsen of overzien. Ze beschikken niet over de

mogelijkheid om stil te staan bij ervaringen, erover na te denken of om er zin aan te

geven. Patiënten worden als het ware “overspoeld” en hebben de neiging al het

ondragelijke te “evacueren”. Het is dan belangrijk om een ruimte te creëren

waarbinnen die ervaringen “verteerd” kunnen worden met behulp van een ver-

dragende ander (Kinet, 1995).

Om “containment” te kunnen bieden aan de patiënt, is het nodig dat de hulpverlener

zelf stand houdt (Vertommen, Clucker & Lietaer, 1989). Dit betekent dat hij de

ervaring van de patiënt zelf aankan en niet meegesleurd wordt. De verpleegkundige

laat ook ruimte voor de angst die gepaard met de ervaringen van de patiënt en staat de

patiënt hierin bij. “Containment” bestaat voor de hulpverlener ook uit het verzamelen

van verschillende fragmenten uit de belevingen van de patiënt (Vertommen, Clucker

& Lietaer, 1989). Alle deeltjes die de patiënt brengt zijn belangrijk. Deze verzameling

heeft als uiteindelijk doel eenheid te verschaffen in het verhaal van de patiënt (Kinet,

1995).

Nadat op de juiste manier ruimte gecreëerd is om de ervaringen te “verteren” kan naar

de betekenis gezocht worden. De hulpverlener doet dit in eerste instantie door zelf stil

te staan bij de ervaringen van de patiënten, door deze ervaringen vast te houden.

Hierna probeert hij deze te vertalen naar de patiënt. Hierbij is het belangrijk rekening

te houden met de ontwikkeling van iedere patiënt en wat deze aankan (Vertommen,

Clucker & Lietaer, 1989). Wanneer de hulpverlener de ervaringen van de patiënt eerst

zelf verteert en deze dan vertaalt naar de patiënt, geeft hij de onoverkomelijke ervaring

als iets draagbaar terug (Vertommen, Clucker & Lietaer, 1989). Hierdoor kan de

patiënt deze ervaring uiteindelijk toch een plaats geven. De dominantie van de angst

wordt minder en met deze energie kan de patiënt aan de slag om verder te

ontwikkelen. Het ultieme doel is dat de “containment” functie verinnerlijkt wordt bij

de patiënt (Vertommen, Clucker & Lietaer, 1989) .

Page 39: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  30  

2.2 Vergelijkingen en verschillen tussen de afdeling en Peplau

Tussen de afdelingsfilosofie en Peplau’s theorie zijn er een (groot) aantal

gelijkenissen. Allereerst kan men stellen dat in beide gevallen de relatie tussen de

patiënt en de hulpverlener (verpleegkundige) de basis is om therapeutisch te kunnen

werken. Zowel op de afdeling waar de studie doorgaat als in de theorie van Peplau is

dit het uitgangspunt.

Ten tweede is er het gegeven dat men in beide visies ernaar streeft dat de patiënt

zichzelf tracht te ontplooien en te ontwikkelen. Het gaat in beide gevallen om het

aanbieden van kansen aan de patiënt om “beter te worden”. Op de afdeling wordt voor

dit “beter worden” veel geïnvesteerd in het therapeutische milieu waarbij de omgeving

een deel van de behandeling wordt. Ook dit is terug te vinden in Peplau’s theorie die

duidelijk stelt dat elk moment, elke interactie en elke gebeurtenis, een therapeutische

betekenis kan hebben en aangewend kan worden door de verpleegkundige. Het is ook

zo dat begrippen als “holding” en “good enough mothering”, die zo belangrijk zijn in

het therapeutische milieu op de afdeling, (groten)deels aansluiten bij Peplau’s theorie.

“Holding” (het bieden van veiligheid en structuur) en “good enough mothering” (het

rekening houden met de emotionele noden van de patiënt) kunnen beide vergeleken

worden met de moeder surrogaatrol van Peplau waarin een afstemming op de

(vroegkinderlijke) noden van de patiënt essentieel is. Peplau waarschuwt de

verpleegkundigen er echter wel voor dat dit niet de meest essentiële rol is.

Men kan stellen dat wanneer men “holding” en “good enough mothering” hanteert,

men kiest voor interventies die voornamelijk aansluiten bij een ondersteunende rol.

Deze rol kan nodig zijn om aan de noden van de patiënt te voldoen. Dit omschrijft

Peplau ook zo in haar angstconcept. Wanneer de patiënt een te hoge gradatie op het

angstniveau heeft, dient er volgens Peplau ondersteunend gewerkt te worden.

Verdere gelijkenissen zijn zowel bij de mentaliserende therapie als bij de

psychoanalytische therapie in enge zin terug te vinden. Een voorbeeld hiervan is de

ontwikkeling van het mentaliserend vermogen. Het (ontbreken van het vermogen om

te kunnen) mentaliseren werd door Peplau min of meer omschreven als het (niet)

hebben van de nodige inzichtelijke competenties (Pelau, 1989). Deze inzichtelijke

Page 40: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  31  

competenties zorgen ervoor dat de patiënt in staat is te reflecteren. Ook beschreef

Peplau de “investigative approach” die verpleegkundigen volgens haar dienden te

hanteren. Deze “investigative approach” is een techniek waarbij de verpleegkundige

zoveel mogelijk de inzichtelijke competenties van de patiënt uitdaagt zodat zijn

mentaliserend vermogen (door Peplau geformuleerd als inzichtelijke competenties)

ontwikkelt. Een belangrijke parallel tussen Peplau en de mentaliserende therapie is dat

de nadruk in beide gevallen gelegd wordt op “het proces”. Veelal draait het in mindere

mate om de inhoud maar eerder om het vermogen van de patiënt om te leren

reflecteren en/of mentaliseren. Proces interventies krijgen hier vaak voorrang op

inhoudelijke interventies32.

De gelijkenissen tussen de theorie van Peplau en de eenheid klinische psychotherapie,

zijn onder andere het werken met patronen die zich uiten in het hier-en-nu en het

zoeken naar de onderliggende betekenis van die patronen. Ook hier kan de

“investigative approach” aangebracht worden als vergelijking met het explorerend

werken van verpleegkundigen rond de handhaving van patronen in het milieu.

Er zijn echter ook verschillen tussen Peplau’s werkwijze en de afdeling. In Peplau’s

theorie was veel van het therapeutische werk weggelegd om uitgevoerd te worden

door (gespecialiseerde) psychiatrische verpleegkundigen. Op de afdeling zelf is dit

minder het geval. Hier zijn het voornamelijk de psychotherapeuten die dit werk

opnemen. De verpleegkundigen geven eerder basale vormen van therapie en staan

vooral in voor de continuïteit van de therapeutische inbreng door middel van

“holding”, “good enough mothering” en “containment” te bieden. Hetgeen de

verpleegkundigen op de afdeling uitvoeren, kan men vergelijken met basis

verpleegkundigen uit Peplau’s theorie. De, volgens Peplau erg belangrijke,

gespecialiseerde therapeutische rol van de verpleegkundige staat dus niet op de

voorgrond. Dit betekent echter niet dat de verpleegkundigen niet geacht worden

therapeutisch te handelen in het aannemen van een “semi-therapeutische rol” of andere

rollen.

                                                                                                               32 Peplau spreekt dan ook van “instrumentele inputs”, inputs die als instrument dienen om een bepaald proces te faciliteren.

Page 41: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  32  

Het is duidelijk dat er een aantal kenmerkende gelijkenissen (en verschillen) zijn

tussen de theorie van Peplau en de afdelingsfilosofie. Men zou kunnen stellen dat

beiden niet samenvallen maar anderzijds in grote mate compatibel en complementair

zijn. De theorie van Peplau kan samen met de afdelingsfilosofie (of omgekeerd)

plaatsvinden en deze zelfs aanvullen. Een voorbeeld hiervan is hoe bij een te hoog

angstniveau aspecten als “holding”, “containment” en “good enough mothering” dit

angstniveau kunnen laten dalen en de theorie van Peplau aanvullen.

Page 42: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  33  

3. Therapeutisch?

Deze studie handelt over de therapeutische aard van dagdagelijkse contacten tussen

patiënten en verpleegkundigen. Om op deze vraag een gepast antwoord te bieden, is

het nodig om eerst stil te staan bij wat “therapeutisch” nu precies inhoudt. Wanneer is

iets therapeutisch? Eerst en vooral kan gesteld worden dat elke invloed, therapeutisch

bedoelt of niet, voortkomt uit de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënt. Door

het juist hanteren van deze interpersoonlijke relatie kan men evolueren naar een

therapeutische invloed. Dit geldt zowel voor Peplau als bij de afdelingsfilosofie.

Verder is volgens Peplau een therapeutische interventie, een interventie die een

positieve verandering bij de patiënt teweeg brengt. Zo kan een patiënt zijn symptomen

leren begrijpen of hier minder hinder van ondervinden in zijn functioneren. (Peplau,

1989). Ook kan een interventie die het afnemen van te hoge angst mogelijk maakt, als

therapeutisch beschouwd worden. Dit laatste geldt wanneer de angst in die mate hoog

is, dat een leerervaring onmogelijk kan plaatsvinden (Peplau, 1989). Het gaat hier dan

voornamelijk om ondersteunende interventies.

Een therapeutische invloed hoeft geen grote verandering te zijn, elke kleine stap die de

patiënt zet, kan gezien worden als iets therapeutisch. Zo kan zelfs een interventie die

geen rechtstreekse verandering bij de patiënt teweeg brengt, als therapeutisch gezien

worden wanneer deze het pad effent naar een uiteindelijke verandering. Ook het pad

effenen is namelijk een verandering. Als psychiatrisch verpleegkundige hoeft men

geen sensationele zaken te gaan verwezenlijken, men hoeft juist al het mogelijke te

doen om correct en professioneel te handelen en de patiënt niet vast te laten roesten in

zijn disfunctionele patronen.

In het therapeutisch zijn van verpleegkundige interventies, zou men verschillende

gradaties kunnen hanteren. Men kan dan stellen dat bij therapeutisch werken in zijn

sterkste vorm, leerervaringen dienen gecreëerd te worden en dat deze creatie door elke

verpleegkundige nagestreefd zou moeten worden indien de angst van de patiënt dit

toelaat. Vervolgens en één trede lager op de ladder, zijn er de interventies die gelden

als tijdelijk therapeutisch. De patiënt kan zich dan “beter” of “geholpen” voelen. De

angst kan bijvoorbeeld tijdelijk afgenomen zijn, maar er wordt niets (negatief)

Page 43: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  34  

geleerd,33. Verder zijn er interventies die geen leerervaring zijn voor de patiënt maar

wel een negatief gevoel 34 opleveren. Deze interventies zijn dan niet meer als

therapeutisch te beschouwen, hoogstens als therapeutisch bedoeld. Als laatste zijn er

nog de interventies die de chroniciteit en disfunctionele patronen van de patiënt in de

hand werken. Deze interventies zijn anti-therapeutisch en dienen volgens Peplau ten

allen tijde vermeden te worden.

3.1 Wat dit betekent voor deze studie?

Het begrip: “een therapeutische interventie” betekent in grote lijnen dat er

groeimogelijkheden aangeboden worden aan de patiënt of dat verdere groei mogelijk

blijft. Dit kan men binnen deze studie op basis van twee elementen bekomen.

Allereerst is er de theorie van Peplau. Wanneer hetgeen in een interactie gezien wordt,

correspondeert met de theorie van Peplau, dan kan gesteld worden dat de interventie

van de verpleegkundige procesmatig therapeutisch is. Anderzijds is er naast de theorie

van Peplau ook de afdelingsfilosofie, we hebben het hier over de eerder genoemde

milieutherapie en de begrippen “holding environement”, “good enough mothering” en

“containment”. Wanneer er zich binnen de interventies van de verpleegkundigen met

de patiënten overeenkomsten vertonen met deze elementen, kan men ook spreken van

procesmatige therapeutische interventies.

Het is best mogelijk dat bepaalde aspecten van beide elementen (Peplau en

afdelingsvisie) overeenkomen. Eerder is namelijk al benoemd hoe beiden compatibel

en complementair zijn. Het is echter ook mogelijk dat dit niet het geval is. Men zou

bijvoorbeeld kunnen bevinden dat er gelijkenissen zijn tussen de theorie van Peplau en

de interventie van de verpleegkundigen maar niet met de afdelingsvisie (of

omgekeerd). Indien dit het geval zou zijn, moet kritisch bekeken worden of de

gestelde interventie door de verpleegkundige als groeibevorderend voor de patiënt

gezien kan worden.

                                                                                                               33 Geen bevestiging van patronen. 34 Bijvoorbeeld het niet voelen van ondersteuning.

Page 44: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  35  

4. Methodologie

4.1 Onderzoeksvraag

Aan de hand van wat vooraf in dit werk beschreven staat, is het uitganspunt dat er

door de dagdagelijkse contacten en interacties tussen psychiatrisch verpleegkundigen

en patiënten, een therapeutische invloed kan ontstaan in het proces van patiënt. Het

doel van deze studie is om na te gaan of dit daadwerkelijk het geval is. De studie

onderzoekt hoe de informele interacties zich manifesteren en in welke mate er sprake

is van een therapeutisch gehalte. De uiteindelijke onderzoeksvraag luidt als volgt:

“Zijn de dagdagelijkse interacties tussen de psychiatrische verpleegkundigen en

patiënten therapeutisch en wat beïnvloedt dit?”

4.2 Setting

De setting waar de studie doorging is, zoals eerder aangegeven, een afdeling van een

psychiatrisch ziekenhuis waar er gewerkt wordt met patiënten met angst-, stemmings-

en persoonlijkheidsstoornissen. Het betreft een intramurale afdeling waar er buiten de

vaste therapiemomenten ook talrijke informele momenten zijn.

4.3 Participanten en sampling

Binnen het onderzoek was er sprake van “theoretical sampling”. De mogelijke

participanten van het onderzoek bestonden uit patiënten en verpleegkundigen die op

het moment van het onderzoek aanwezig waren op de afdeling.

Wanneer er relevante interacties 35 plaatsvonden tussen de psychiatrisch

verpleegkundigen en de patiënten, maakten de desbetreffende patiënten en

verpleegkundigen deel uit van de uiteindelijke selectie van participanten.

De vorm van sampling en selecteren van participanten, gehanteerd in deze studie,

heeft een negatieve invloed op de validiteit en de generaliseerbaarheid van de

                                                                                                               35 Wat relevante interacties waren komt iets verderop aan bod.

Page 45: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  36  

gegevens. Toch werd voor deze werkwijze gekozen omwille van het exploratief

karakter van de studie.

4.4 Ontwikkeling van het theoretisch kader

De literatuur die geselecteerd werd om het theoretisch kader in deze studie te bepalen

bestaat uit twee grote delen.

Eerst en vooral is er de literatuur van Peplau. Hiervoor werd voornamelijk beroep

gedaan op het boek: “Interpersonal Theory in Nursing Practice: Selected Works of

Hildegard E. Peplau” (Peplau, 1989). Dit is echter geen boek waarin er een

systematische ontwikkeling van Peplau haar theorie omtrent de interpersoonlijke

relatie terug te vinden is. Het is een boek waarin het werk dat Peplau in de loop van

haar carrière ontwikkeld heeft beschreven staat.

Uit dit boek werden dan een aantal belangrijke thema’s en concepten gehaald, die

weliswaar wel op systematische manier ontwikkeld werden. Deze thema’s en

concepten helpen in het bepalen van wat een therapeutische interactie en/of relatie is.

Waar nodig werden nog andere artikels en boeken van Peplau (of anderen) gebruikt

om een theoretische uiteenzetting te kunnen bekomen die min of meer sluitend was.

Het tweede grote deel van het theoretisch kader heeft betrekking tot de

afdelingsfilosofie. Op de afdeling werkt men voornamelijk met psychoanalytische

inzichten en het ideeëngoed van Kinet. Uitgaande van een aantal visieteksten van de

afdeling en artikels/boeken van Kinet werd een verdere systematische zoektocht

opgestart naar concepten en begrippen die aansluiten bij de filosofie van de afdeling.

Er werd gezocht naar artikels en boeken die handelden over “psychoanalyse”,

“mentalisatie”, “milieutherapie”, “holding”, “good enough mothering” en

“containment”. Na de zoektocht werd getracht om een min of meer sluitend

theoretisch geheel te bekomen met de gevonden literatuur.

De resultaten hiervan zijn gerapporteerd in het theoretisch kader van de studie.

Page 46: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  37  

4.5 Participerende observatie

Het therapeutisch zijn van de dagdagelijkse contacten werd in deze studie onderzocht

door middel van een participerende observatie. De onderzoeker participeerde binnen

de afdeling in die zin dat hij samen met de psychiatrische verpleegkundigen voor

continuïteit op de afdeling zorgde. Hij nam hiervoor een weinig opvallende rol op

zich, die weinig aandacht vroeg. Deze rol zorgde ervoor dat de onderzoeker zich in de

ideale positie bevond om te observeren. Participeren betekent dat de onderzoeker een

aantal diensten “meedraaide” op de afdeling. Deze waren zo gevarieerd mogelijk. Er

werd geopteerd om zowel bij late als vroege diensten present te zijn. Ook in het

weekend (wanneer er geen therapie is) was de onderzoeker enkele malen aanwezig.

Dit om een veelheid aan situaties te bekomen, waarbij de onderzoeker kon observeren

wat zich afspeelde tussen de verpleegkundigen en de patiënten. Op het moment dat de

onderzoeker een situatie observeerde die binnen het referentiekader van het onderzoek

(en dat van zichzelf) relevant leek, trok deze zich terug om de gehele situatie

uitgebreid neer te schrijven36. Hierdoor konden de observaties in een verder stadium

nauwkeurig en uitvoerig bestudeerd worden.

Er werd bij aanvang ook een observationeel instrumentarium (zie bijlage 2)

ontwikkeld. Dit instrumentarium werd opgemaakt op basis van het theoretisch kader

en de zaken die (aanvankelijk) in de literatuur voornaam bleken. Het instrumentarium

bevatte de criteria die bepaalden wat geobserveerd werd. Deze vorm van observeren

betekende dat men objectiever kon observeren alsook dat men later een aantal

observaties met elkaar kon vergelijken. Het betekende echter ook dat een aantal

interacties buiten deze criteria vielen en dus niet besproken konden worden. Toch

werd geopteerd voor het werken met dit soort instrumentarium aangezien het gericht

kunnen observeren na afweging meer voordelen bleek te bieden dan de vrije

observatie.

Loutere observaties boden echter niet genoeg informatie omtrent de beleving van de

interacties op de patiënt. Men zou op deze manier ook voorbij gegaan zijn aan de

opzet van de verpleegkundige binnen de interacties.

                                                                                                               36 Analoog met hoe Peplau dit deed.

Page 47: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  38  

Om dit te vermijden en tot “rich data” en een “thick desciption” van de data te komen,

werden de verpleegkundigen en de patiënten over de geobserveerde gegevens

geïnterviewd. In deze studie werden, deels omwille van pragmatische redenen, een

tiental observaties ontwikkeld.

4.6 Interviews

Er werd via semigestructureerde interviews bij de patiënten nagegaan hoe ze de

interactie ervaren hadden. Deze interviews werden zorgvuldig uitgeschreven en

getranscribeerd. Er werd nagegaan of de interacties die volgens de theorie

therapeutisch of anti-therapeutisch zijn, ook zo ervaren werden door de patiënten.

Tijdens deze interviews werd een evenwicht gezocht tussen het bevragen van de

beleving van de patiënt zonder over te gaan naar het stellen van mogelijks “anti-

therapeutische” vragen. Buiten algemene ethische overwegingen konden ook een

aantal vragen geïnspireerd op de theorie van Peplau moeilijk of niet gesteld worden.

Tevens werden semigestructureerde interviews afgenomen bij de verpleegkundigen.

Hierbij werd er nagegaan of deze een bepaalde strategie of bedoeling hadden tijdens

de geobserveerde interacties en om te weten te komen hoe zij die interacties ervoeren.

Het merendeel van de interviews, zowel bij de patiënten als bij de verpleegkundigen

werd met audiomateriaal opgenomen.

4.7 Reconstructie

Na het verzamelen van de onderzoeksgegevens werden de bekomen data met zo

weinig mogelijk interpretatie gereconstrueerd vanuit de drie bronnen (observatie en

interviews). Er werd getracht een zo correct mogelijke reconstructie te maken van

hetgeen zich afgespeeld had, wetende dat dit nooit volledig is, wat een invloed heeft

op het analyseren. Een voorbeeld hiervan is hoe de dialogen niet helemaal volledig en

precies uitgeschreven konden worden37.

De uitgeschreven observaties en interviews werden samengevoegd tot één geheel van

waaruit het mogelijk was deze te gaan bestuderen. Bij het uitschrijven van de

                                                                                                               37 Hoewel Peplau daar voorstander van was.

Page 48: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  39  

observaties werden alle gegevens geanonimiseerd. Er werd over gegaan tot fictieve

namen en er werd af en toe van geslacht gewisseld zowel bij patiënten als

verpleegkundigen. Dit gebeurde nog voor de reconstructies bestudeerd werden.

Tijdens het bestuderen werd op twee manieren gewerkt. Allereerst werden de

onderzoeksgegevens vanuit het perspectief van de theorie van Peplau bekeken. Er

werd gezocht naar gelijkenissen en verschillen tussen hetgeen Peplau in haar theorie

stelt en hetgeen terug te vinden was in de onderzoeksgegevens. Dit werd, in deze fase

van het onderzoek, geanalyseerd door de onderzoeker en de co-promotor van dit werk.

Ten tweede werden de onderzoeksgegevens vergeleken met theorie die op de afdeling

gehanteerd wordt38. Ook hier werd naar gelijkenissen en verschillen gezocht tussen

hetgeen deze filosofie voorschrijft en de bekomen gegevens. Deze gegevens werden

ook geanalyseerd door de onderzoeker en de co-promotor van dit werk maar bij

aanvang van deze analyse werd eerst samen gezeten met de directeur patiëntenzorg

van het ziekenhuis waar de studie doorgaat. Deze heeft zowel expertise in de theorie

van Peplau als in de filosofie van de afdeling. Samen werd hier besproken hoe Peplau

en de afdelingsfilosofie complementair konden zijn alsook hoe bepaalde elementen

van de afdelingsfilosofie in werkelijkheid tot stand konden komen.

Net als bij het observeren is het belangrijk aan te geven dat hetgeen in deze studie

geanalyseerd is, te maken heeft met het referentiekader van het onderzoek en het

referentiekader van de onderzoeker. Niet alles werd geanalyseerd en het is best

mogelijk dat er meer en andere analyses konden plaatsvinden.

4.8 Discussiegroep

Verder in de studie werden zowel de bekomen gegevens vanuit de observaties als de

gegevens uit de semigestructureerde interviews en de eerste analyses voorgelegd aan

enkele experten in een discussiegroep. Deze experten39 kennen de Peplau theorie en

weten wat deze in de praktijk kan betekenen. De experten zijn leden van de

studiegroep omtrent Peplau georganiseerd door de Universiteit van Gent. Het

                                                                                                               38 Waarvan eerder al gesteld werd dat deze compatibel is met de theorie van Peplau doch niet hetzelfde. 39 De discussiegroep bestaat uit prof. Dr. Maria Grypdonck, Bart de Byser, Annelies Verkest, Steven Lepoutre, Heidi schepers en Thomas Raemdonck.

Page 49: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  40  

bespreken van de gegevens ging door in een aantal sessies. Binnen deze sessies was er

ruimte om verder in te gaan op een deel van de bekomen gegevens en analyses.

Verschillende analyses werden gevalideerd, bekritiseerd en aangevuld door de

experten. De meningen en uitbreidingen die in deze discussiegroep naar voor kwamen,

werden daarna terug in de analyses verwerkt.

4.9 Besluitvorming

Na al het voorgaande werk, werd gezocht naar een overkoepelde analyse van alle

geanalyseerde onderzoeksgegevens. Dit werd gedaan door te zoeken naar

gelijkenissen en overeenkomsten tussen de verschillende, eerder ontwikkelde analyses.

Op basis van deze gelijkenissen en overeenkomsten werden een aantal (nieuwe)

punten aangegeven in verhouding met de theorie van het onderzoek. Deze punten

bepalen volgens de onderzoekers wat interventies al dan niet therapeutisch maken en

hoe er voor gezorgd kan worden dat interventies in de toekomst zoveel mogelijk

therapeutisch kunnen zijn.

Page 50: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  41  

Resultaten

5. Observaties

In wat volgt, vindt u de analyses terug van de uitgevoerde observaties en interviews.

Deze worden per observatie voorafgegaan door een schets van de observatie waarin de

gegevens van de observatie alsook de interviews met de patiënten en

verpleegkundigen samengevoegd zijn tot één geheel40.

Bij de rapportering van de analyses wordt een bepaalde structuur gecreëerd om tot een

duidelijker geheel te komen. In deze structuur worden steeds eerst een aantal

opvallende passages belicht die zowel met Peplau als met de afdelingsfilosofie te

maken kunnen hebben. Verder worden de concepten “holding”, “good enough

mothering” en “containment” besproken. Daarna volgt steeds een bespreking van

specifieke factoren in verband met Peplau. Uiteindelijk worden er dan nog enkele

algemene zaken besproken omtrent het therapeutisch zijn van de interventie.

5.1 Observatie 1: De stille fietstocht

Tijdens de toezichtronde41 die door een bepaalde verpleegkundige gehouden wordt is

patiënte X nergens te vinden.

Aangezien patiënte X zich op toezichtniveau drie bevindt, is dit enigszins

zorgwekkend.

De verpleegkundige neemt de voor het personeel voorziene fietsen en zet zijn

zoektocht in. Na even fietsen ziet hij de patiënte, deze zet haar koptelefoon af

wanneer de verpleegkundige langs haar stopt. De verpleegkundige stelt hierna enkele

vragen aan de patiënte die hem verduidelijking zouden kunnen bieden:

“Gaat het?”

“Was je iemand tegengekomen tegen wie je het kon vertellen?”

Verder stelt hij ook nog een “zorgende” vraag als:

“Heb je het niet koud zonder jas?”                                                                                                                40 Deze zijn wel afzonderlijk terug te vinden in de bijlagen 41 Zie bespreking toezicht nota in bijlage

Page 51: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  42  

De patiënte antwoordt steeds mompelend en is heel kort in haar antwoorden:

“Neen, ik heb niets gezegd toen ik vertrok.”

“Ik heb ook niemand gezien of gezocht tegen wie ik het kon vertellen.”

“Het is niet koud.”

Enkel op de vraag wat de patiënte gedaan had antwoordde deze: “Ik ben het beeld iets

gaan vragen”.

De verpleegkundige gaat hier niet op in om het contact niet te bedreigend te maken

alsook omdat hij het gevoel heeft dat hij de patiënte hiervoor niet genoeg kent.

De patiënte geeft via haar lichaamstaal te kennen dat een verbale conversatie

momenteel niet aan de orde is. Ze maakt geen oogcontact met de verpleegkundige en

kijkt steevast naar de grond. Haar koptelefoon plaats ze echter wel niet terug op haar

oren, slenterend zet de patiënte de terugweg in.

De verpleegkundige blijft rustig bij het hele gebeuren en stopt met vragen stellen

omtrent de verduidelijking van de situatie. Wel vraagt hij dit nog aan de patiënte:

“Zou je graag hebben dat ik met jou mee terugwandel tot op de afdeling?”

De patiënte antwoordt:

“Da’s gelijk.”

Ze slaat het aanbod van de verpleegkundige niet af maar geeft ook niet duidelijk aan

of ze dit wel graag heeft.

De verpleegkundige beslist de patiënte toch te vergezellen op de terugweg. Hij geeft

aan dat hij dit doet omwille van de veiligheid. De veiligheid en ondersteuning van de

patiënte alsook de veiligheid van de verpleegkundigen want de patiënte moest terug

“binnen” zijn42.

Verder valt de verbale conversatie weer stil, de verpleegkundige wandelt mee met de

patiënte richting de afdeling maar er wordt niets meer gezegd.

De patiënte zelf staart vooral naar de grond en zet nietszeggend haar slenterende tred

verder.

De verpleegkundige zorgt er tijdens het terugwandelen voor dat hij zich op elk

moment naast de patiënte bevindt. Wanneer de weg lichtjes daalt moet hij met zijn

voeten de fiets remmen om op gelijke hoogte te blijven, wanneer de weg lichtjes helt

moet hij net iets bijtrappen.

                                                                                                               42 Op de afdeling aanwezig

Page 52: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  43  

Tot aan de receptie wordt er tussen de patiënte en de verpleegkundige niets meer

gezegd.

Eens aangekomen aan de receptie zegt de verpleegkundige:

“Je kan verder maar je zal wel moeten aanbellen om terug binnen te kunnen.” (de

deuren waren namelijk al gesloten).

De patiënte antwoordt terug heel kort:

“Oké.”

Beiden komen apart binnen op de afdeling.

Hier eindigt dan ook momenteel de verpleegkundige interventie.

5.1.1 Observatieanalyse 1

Passage 1: Betrokkenheid, eigen noden en wiens probleem?

In deze interventie toont de verpleegkundige zijn betrokkenheid. Hij gaat haar

’s avonds zoeken omwille hiervan. Hij is er als verpleegkundige voor de patiënte en

wil dit op deze manier ook duidelijk maken.

Binnen deze interventie veroordeelt de verpleegkundige de patiënte of haar gedrag

niet. In principe overtreedt de patiënte de afdelingsregels door niet te melden dat ze

gaat wandelen. De verpleegkundige vindt dit echter niet de kern van de zaak en gaat

hier niet op in. Hierdoor kan de patiënte ook niet het gevoel krijgen dat ze veroordeeld

wordt. Ze wordt dan niet gezocht omdat ze de regels overtreedt maar omdat de

verpleegkundige wel bezorgd, betrokken, … is.

Een andere reden waarom de verpleegkundige de patiënte gaat zoeken en mee terug

wandelt naar de afdeling is het verpleegkundig probleem. Wanneer hij de

verantwoordelijkheid zou overlaten aan de patiënte en deze bijvoorbeeld niet terug

komt, stelt zich namelijk een verpleegkundig probleem dat zich duidelijk onderscheidt

van het probleem van de patiënte. In het eerste geval draait het om het werk of de

gevoelens die bij de verpleegkundigen optreden als de patiënte niet meer terugkeert. In

dit geval door de verpleegkundige aangegeven als een gevoel van veiligheid bij de

verpleegkundige zelf: “Oef, iedereen is op de afdeling”. In het tweede geval gaat het

om de veiligheid van de patiënte. Waar is ze? Hoe stelt ze het? Waarom liep ze weg?

Page 53: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  44  

Zowel het probleem van de patiënte als het verpleegkundig probleem worden hier in

acht genomen en spelen een rol in de verpleegkundige interventie. Men kan niet

zeggen dat de focus louter op het probleem van de patiënte ligt. Er was ook een

bewust onderscheid tussen beiden dat naar voor kwam tijdens het interview. In deze

interventie is er geen conflict tussen de oplossing van de twee problemen. Hierdoor is

het makkelijker om met beiden rekening te houden. De (gedeeltelijke) focus op het

patiëntenprobleem en het bewustzijn van de eigen behoeften en het verpleegprobleem.

Dit sluit aan bij de theorie van Peplau. Procesmatig is dit deel van de interventie dus

als therapeutisch te beschouwen.

Passage 2: Eigen inschatting

De zorg die de verpleegkundige gaf binnen de interventie werd door de patiënte niet

als dusdanig gevraagd. De verpleegkundige schatte zelf in, in welke mate hij zorg of

interventies kon bieden op dat moment. Deze inschatting lijkt correct omwille van de

psychotische kenmerken van de patiënte. De psychotische kenmerken (in dit specifiek

geval het weglopen van de afdeling om iets te vragen aan een beeld) kunnen gezien

worden als “relief behaviours”. De verpleegkundige kiest op dat moment om vooral

“holding” aan te bieden omwille van het te hoog angstniveau dat een “leerervaring”

(voorwaardelijk) onmogelijk maakt.

De verpleegkundige had een beperkte basis om deze keuze op te baseren, hij kent de

patiënte niet echt goed en hij werkt maar gedeeltelijk op de afdeling, toch nam hij hier

een beslissing die als professional volledig te rechtvaardigen is. Wel dient men

rekening te houden met het feit dat het niet kennen van de patiënte mogelijks niet

therapeutische effecten kan meebrengen en in ieder geval de beslissingen van de

verpleegkundigen bemoeilijkt: “Ik ben daar niet op ingegaan want ik ken haar niet zo

goed.”

Holding/good enough mothering/containment

In deze interventie zijn een aantal aspecten van het “holding” concept terug te vinden.

De verpleegkundige biedt bijvoorbeeld ondersteuning aan de patiënte. Dit doet hij

Page 54: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  45  

door terug te wandelen naar de afdeling op het tempo dat de patiënte aangeeft, door

contact te proberen maken tijdens die wandeling (voornamelijk oogcontact) en door te

vragen of alles oké is met haar.

De verpleegkundige biedt ook structuur aan de patiënte. Wanneer deze niet terug te

vinden is op de afdeling op de door toezicht voorziene tijdstippen, gaat hij haar

zoeken. Hierdoor kan de patiënte weten dat ze zal gezocht worden door de

verpleegkundigen wanneer ze te lang gaat wandelen. De afdeling wordt hierdoor meer

voorspelbaar en krijgt in de ogen van de patiënte een zekere structuur mee.

Door de ondersteuning, structuur en betrokkenheid die de verpleegkundige toont,

tracht hij de angst van de patiënte te laten afnemen. Wanneer deze daadwerkelijk

afgenomen is, wordt het in principe weer mogelijk om als patiënte uit de angst te

leren.

Indien angst niet de beweegreden was van de patiënte was de keuze van de

verpleegkundige verkeerd. In dat geval zou er ook geen goede zorg verleend zijn door

de interventie die hij stelt. Dit is echter onmogelijk te achterhalen en omwille van het

psychotische beeld van de patiënte lijkt de keuze van de verpleegkundige hier juist te

zijn of op zijn minst te verdedigen.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

In deze interventie zijn er, naast de hiervoor besproken eigen behoeften en focus op de

patiënte, niet meteen zaken uit de theorie van Peplau aan bod gekomen. Dit wil echter

niet zeggen dat er niet volgens de theorie van Peplau gewerkt is. Wanneer de

inschatting van de verpleegkundige correct was, namelijk dat de angst van de patiënte

te groot was om een leerervaring te creëren, doet de verpleegkundige er goed aan een

manier te vinden om deze angst te laten afnemen. Wanneer dit door de creatie van een

“holding environement” bekomen wordt sluit dit aan bij werken volgens de theorie

van Peplau.

   

Page 55: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  46  

Algemeen

Of deze interventie uiteindelijk therapeutisch was voor de patiënte is moeilijk te

bepalen. Wel is het zeker dat de interventie geen “antitherapeutische” invloed had op

de patiënte. Hetgeen de verpleegkundige deed was er vooral op gericht de patiënte in

veiligheid te brengen en haar angst te laten afnemen. Hij doet dit voornamelijk door

een “holding environement” te creëren.

Een leerervaring is in deze observatie niet tot stand gekomen. Anderzijds is de angst

van de patiënte ook niet in die mate toegenomen dat deze in de toekomst onmogelijk

wordt.

De interventie van de verpleegkundige kan misschien ook bijdragen tot een betere

relatie tussen de patiënte en de verpleegkundige waardoor deze later meer werkbaar

kan zijn.

Page 56: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  47  

5.2 Observatie 2: De 5 ritmes

Een patiënte komt aankloppen aan het verpleegbureel en vraagt specifiek naar een

bepaalde verpleegkundige, namelijk haar persoonlijke begeleidster43.

De patiënte ziet eruit alsof ze gehuild heeft.

Ze vraagt aan de verpleegkundige of er een gesprek kan plaatsvinden.

De patiënte had eerder al gebeld via het oproepsysteem44 maar toen was er een andere

verpleegkundige naar de oproep gegaan.

Deze had voorgesteld om haar probleem later door te spelen aan haar persoonlijke

begeleider.

De verpleegkundige naar wie de patiënte specifiek op zoek was, stemde in voor een

gesprek:

“We zullen even samen zitten (…)”

De patiënte vertelt tegen de verpleegkundige dat ze het moeilijk heeft, ze laat haar

tranen de vrije loop en is duidelijk overstuur.

“Mijn emoties komen bovendrijven, ik voel verdriet en kwaadheid. Ik word

overspoeld. Ik ben hysterisch. (…)”

De verpleegkundige vraagt eerst aan de patiënte om aan te geven wat er dan precies

gebeurd is: “Vertel eens wat er gebeurd is.”

De patiënte vertelt dat het voor haar een zware dag was:

“Het begon deze ochtend met een artikel in de krant, de titel van het artikel bracht

allerlei emoties naar boven en ik had het echt moeilijk. Later op de dag had ik een

procesbegeleiding45 met de dokter dat zeer zwaar en moeilijk verliep, er borrelden

allerlei emoties op. Daarna was er muziektherapie, tijdens het spelen op de piano

voelde ik de kwaadheid opkomen, ik ging de toetsen steeds luider en luider bespelen.

Later stelde de muziektherapeut voor om de djembe vast te nemen. Ook hier begon ik

luider en luider te spelen, ik sloeg er echt op. Ik herhaalde ook steeds dezelfde zin:

                                                                                                               43 Het contact met een individuele begeleider maakt volgens de interviews zowel voor de verpleegkundige als voor de patiënte een verschil. De verpleegkundige geeft in haar interview aan dat dit deels haar benadering beïnvloedt en de patiënte geeft aan dat ze zich enkel maar door haar individuele begeleider begrepen voelt. 44 Vergelijkbaar met het beloproepsysteem in algemene ziekenhuizen 45 een groepstherapie onder begeleiding van de behandelende psychiater

Page 57: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  48  

“NIET MET MIJ! NIET MET MIJ!!” en ik voelde echt die kwaadheid in mij

opkomen.

Als laatste therapie heb ik vandaag de 5 ritmes gevolgd 46, na de laatste dans moesten

we op de grond gaan liggen en moesten we voelen. Iedereen moest vertellen wat hij

voelde maar de therapeut begon met mij. Ik kon het niet vertellen, de tranen kwamen

los bij mij, ik voelde het verdriet boven komen, ik begon te huilen en kon niet meer

stoppen met huilen.

Na de sessie keerde ik terug naar mijn kamer maar ik kon nog steeds niet stoppen met

huilen. Ik voelde al mijn gevoelens naar boven komen. Ik heb toen gebeld maar er is

iemand anders gekomen.

Ik moest absoluut dit verdriet delen, ik dacht eerst aan mijn man en wou hem bellen

maar ik wil dit niet meer. Vroeger belde ik hem om de vijf minuten, dit wil ik echt niet

meer.(…) “

De verpleegkundige geeft ruimte aan de patiënte om haar verhaal te doen en luistert

intensief.

Ze vraagt ook wat die emoties waren.

Deze waren kwaadheid, boos zijn en verdriet.

De patiënte brengt haar volledige verhaal van hoe de dag verlopen is, soms wat

chaotisch maar wel volledig uit zichzelf.

Na het vertellen van het verhaal begint de patiënte zelf enkele vragen te stellen:

“Mag ik bellen als ik het moeilijk heb? Mag ik dit verdriet en die woede hebben?

Ik ben hysterisch, mag dit eigenlijk wel want ik heb geen herinneringen maar dat

gevoel komt wel naar boven, heb ik dat recht47? Mag ik mijn schelp opendoen48? Ben

ik eigenlijk goed bezig?”

De verpleegkundige reageert bevestigend op de vragen van de patiënte:

“Je mag daarvoor een beroep doen op ons, daarom zijn we hier ook als

verpleegkundigen. Je mag die gevoelens zeker en vast ook uiten , je mag hier schreien.

                                                                                                               46 Dit is een bepaalde therapie waar er gedanst wordt op verschillende ritmes 47 herinneringen omtrent kindermisbruik, de patiënte herinnert zich enkel een persoon aan het uiteinde van haar bed maar verder niets 48 de schelp staat voor de (negatieve) gevoelswereld die normaal tijdens de therapieën mag opengaan maar verder dient gesloten te blijven. De schelp sluiten houdt in dat de negatieve emoties gedragen kunnen worden. (een ander vaak gebruikt metafoor is het boekje)

Page 58: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  49  

Je mag deze emoties ervaren, je mag hier jezelf zijn. Je mag hier zeggen wat je voelt.

Hier mag je het er allemaal uitsmijten. (…)”

De verpleegkundige geeft deze bevestiging omdat ze veronderstelt dat de patiënte

anders beroep doet op haar man. Ook de patiënte geeft aan dat ze in eerste instantie

beroep zou willen doen op haar man. Dit is iets wat de patiënte, maar dus ook de

verpleegkundige wil vermijden. De verpleegkundige geeft verder aan dat de patiënte

volgens haar die bevestiging nodig heeft. Ook de patiënte heeft het in haar interview

over de nood aan bevestiging, het horen van: “Jij bent goed bezig.” is belangrijk voor

haar. De patiënte uit dat ze zich nu bevestigd voelt. Ze heeft het in haar interview over

de ondersteunende bijdrage van de verpleegkundige. Deze uit zich vooral door

verpleegkundigen die haar de boodschap geven dat ze er mag zijn.

Na deze bevestigingen probeert de verpleegkundige nog enkele afspraken te maken

omtrent het sluiten van de schelp bij de patiënte.

“Het is oké als je zo’n moment hebt maar als je nu naar huis of op weekend gaat, zou

je voor jezelf de schelp gesloten moeten houden, ook ’s avonds zou je de schelp

moeten proberen toehouden, je mag je schelp openen in de daarvoor voorziene

momenten, persoonlijke gesprekken en therapie.”

“Het is oké dat dit hier-en-nu gebeurt maar het kan niet altijd en overal.(…)”

“Probeer de zaken wat los te laten. Je mag zeker zo’n moment hebben maar daarna

moet je proberen de schelp weer toe te doen want eigenlijk trek je nu zelf de schelp

weer helemaal open.” De verpleegkundige zegt dit omdat ze er wil toe komen dat de

patiënte haar schelp leert toe te houden op momenten dat het nodig is. Toe houden

betekent voor de verpleegkundige dat er over alles gesproken kan worden wat

draagbaar is voor de patiënte.

De patiënte spreekt samen met de verpleegkundige af dat ze dit zal proberen. Het

gesprek wordt hierbij afgerond en de patiënte gaat terug naar haar kamer. In het

interview heeft de patiënte het niet meer over de gemaakte afspraken. Enkel de

bevestiging lijkt voor haar aan de orde.

De patiënte huilt na de interventie van de verpleegkundige niet meer en lijkt niet

langer overstuur.

Page 59: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  50  

5.2.1 Observatieanalyse 2

Passage 1: Vertel eens

De verpleegkundige spoort de patiënte aan te vertellen over haar dag. Ze creëert samen

met de patiënte de ruimte en het kader om een reconstructie van de dag te maken. De

verpleegkundige biedt hierbinnen “containment” door samen met de patiënte de

reconstructie te structureren. Op het moment dat de patiënte een gesprek vraagt en

vertelt dat ze overstuur, overspoeld en hysterisch is, vraagt de verpleegkundige de

patiënte om concreet te vertellen wat er gebeurd is. Dit strookt goed met de theorie van

Peplau. Door te vertellen over haar dag kan de patiënte haar gevoelens meer plaatsen.

Door een beschrijving te maken van feiten wordt de emotionele overspoeling

tegengegaan omdat allerlei negatief beïnvloedende denkfouten (zoals onterechte

generalisaties) tegengewerkt worden. De verpleegkundige gaat echter niet in op de

woorden van de patiënte die mogelijks te maken hebben met de emotionele

overspoeling. Woorden als hysterisch, overspoeld en overstuur zijn termen die

onderzocht hadden kunnen worden.

Passage 2: Boekje open boekje toe?

De verpleegkundige stelt op een bepaald moment grenzen door aan te geven dat de

patiënte niet altijd de ruimte zal hebben om het soort gesprek te voeren dat toen aan de

gang was. De verpleegkundige stelt duidelijk dat het in deze fase van de patiënte haar

proces kon en mocht, maar dat er verder nog gewerkt moet worden zodat de patiënte

haar “schelp” toe kan houden. Ze doet dit op het einde van het gesprek op een nogal

directe manier, ze zegt bijvoorbeeld dat de schelp van de patiënte in principe toe moet

en dat de patiënte de zaken moet proberen loslaten. Dit is volgens de theorie van

Peplau niet echt de meest therapeutische manier om verandering bij de patiënte te

bekomen. Anderzijds was deze interventie misschien niet echt op verandering gericht

Page 60: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  51  

en draaide het voor de patiënte meer om het gehoord worden en goedkeuring te

krijgen49.

Dit kan men veronderstellen wanneer men in de twee interviews terugkijkt en merkt

dat de verpleegkundige aandacht heeft voor die grenzen (het boekje kan nu open maar

moet ook toe kunnen blijven) en de patiënte die tevreden is dat haar boekje open kan.

Over de directiviteit omtrent het boekje toe houden kan gediscussieerd worden. In

principe is directief zijn haast nooit therapeutisch. Anderzijds kan “het boekje toe

houden” een competentie zijn waarrond de verpleegkundige en de patiënte aan het

werken zijn. In dat geval kan deze aanpak soms meer te rechtvaardigen zijn. Wel is het

dan nodig om dit in een verder (formeel) gesprek terug op te nemen.

Passage 3: Afhankelijkheid

Op een bepaald moment komen er een aantal vragen bij de patiënte naar boven waarop

de verpleegkundige bevestiging geeft. Deze bevestiging werd door de patiënte als zeer

ondersteunend ervaren. Toch is het niet geheel duidelijk of deze bevestiging ook

therapeutisch is. De vragen die de patiënte stelt zoals: “Mag ik mijn schelp

opendoen?” en “Mag ik beroep doen op jullie?” kunnen nog (min of meer)

gemakkelijk bevestigd worden. Bij vragen als “Ben ik goed bezig?” en “Mag ik deze

woede voelen?” ligt dit anders. Sommige patiënten hebben inderdaad nood aan

bemoedigende woorden en de verpleegkundige kiest in dit geval om op deze manier

ondersteuning te bieden aan de patiënte. Het is een overweging die ze maakt en waar

ze ook achterstaat. De verpleegkundige geeft zelf aan dat ze weet wat de patiënte wil

horen, ze wil in dit geval bijvoorbeeld horen dat ze goed bezig is.

Ontwikkelingsgericht is dit soort bevestiging minder aan te raden, het geven van

bevestiging op allerlei vragen kan er voor zorgen dat de patiënten de antwoorden op

hun vragen zelf niet meer kunnen of willen achterhalen. Je ontneemt de patiënte op

deze manier de kans op een leerervaring. De antwoorden op de vragen liggen in het

kamp van de patiënte, niet bij de verpleegkundige. Ook versterkt men op deze manier

de patronen van de patiënte inzake behoefte aan bevestiging. De mate waarin dit soort

                                                                                                               49 Wanneer dit nu net het probleem zou zijn en de patiënte een patroon van niet veranderingsgerichtheid in stand houdt dient de verpleegkundige dit wel op te merken.

Page 61: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  52  

interventie (het bevestigen van een patiënte) therapeutisch is, hangt in grote mate af

van het proces van de patiënte. Draait het rond een patroon van afhankelijkheid? Is de

patiënte al toe aan de “investigative approach”?… Het hangt van dit soort zaken af of

een bepaalde bevestiging antitherapeutisch of therapeutisch is. Deze inschatting moet

dan ook zo grondig en juist mogelijk gemaakt worden door de verpleegkundige

afhankelijk van de respons die de patiënte geeft op de inputs van de verpleegkundige.

Het antwoord op de vraag of deze bevestiging nu al dan niet therapeutisch werkte, was

dus niet zwart-wit. Ook de ervaring van de patiënte die vond dat ze deze bevestiging

nodig had kan het antwoord op die vraag niet volledig bieden.

Passage 4: Individuele begeleider

Er kan bemerkt worden dat het feit dat de patiënte specifiek contact zocht met de

verpleegkundige die haar persoonlijke begeleider is, kan wijzen op het belang van de

therapeutische relatie.

De patiënte vermeldt in het interview duidelijk dat de persoonlijke begeleider een

meerwaarde heeft tegenover andere verpleegkundigen en beroepsgroepen. Zaken als:

“Zij kent mij.” of “Zij begrijpt mij.” of “Met haar heb ik de beste relatie.” zijn niet te

verwaarlozen aspecten binnen een psychiatrische opname. Ook de verpleegkundige

geeft in haar interview aan dat deze individuele begeleiding deels haar benadering

beïnvloedt. Het is opmerkelijk hoe de patiënte - wanneer ze een andere

verpleegkundige in haar kamer krijgt na de beloproep - zo gemakkelijk instemt om het

probleem later met haar persoonlijke begeleidster te bespreken ook al had ze het op dat

moment heel moeilijk.

Holding/good enough mothering/containment

De “holding environement” in deze interventie bestaat voornamelijk uit het bieden

van ondersteuning aan de patiënte. De verpleegkundige ondersteunt de patiënte op

verschillende manieren, op de eerste plaats is ze present. Dit betekent voor de patiënte

al erg veel. De patiënte weet dat ze op de bel kan drukken en dat er een

Page 62: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  53  

verpleegkundige zal komen. Op deze manier weet ze dat wanneer ze geen weg meer

weet met haar emoties ze die ondersteuning kan inroepen.

Er is ook betrokkenheid, deze uit zich in deze interventie door de houding van de

verpleegkundige. Hoewel het niet de bedoeling is om op deze uren nog persoonlijke

gesprekken te voeren met de patiënten doet de verpleegkundige dit toch. Ze doet dit

omdat ze inschat dat dit nodig is voor de patiënte. De verpleegkundige geeft wel

duidelijk aan dat de patiënte in de toekomst er zelf in moet slagen om deze momenten

te overbruggen. De verpleegkundige is betrokken tot te patiënte, dit komt misschien

deels omdat ze de persoonlijke begeleiding verzorgt. Ze kent de patiënte hierdoor

misschien beter.

De verpleegkundige ziet in eerste instantie de emotionele nood in van de patiënte en

tracht deze op zo’n manier in te vullen (laat haar het dagverloop vertellen) dat groei

mogelijk wordt. Men kan hier spreken van “good enough mothering”. In het deel van

de observatie waar de verpleegkundige antwoorden biedt op de vragen van de patiënte,

die zich nogal afhankelijk opstelt, is er minder gemakkelijk te spreken van “good

enough mothering”. De antwoorden die geboden worden staan namelijk, theoretisch,

niet garant voor een ontwikkeling van de patiënte.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Binnen deze interventie handelt de verpleegkundige deels volgens de principes van de

“investigative approach”. Allereerst luistert ze gedurende het hele verhaal intensief

naar wat de patiënte brengt en laat ze haar het onderwerp van het gesprek bepalen.

Verder geeft zo ook inputs die samen lopen met de theorie. Zo zegt ze bijvoorbeeld

tegen de patiënte: “Vertel eens wat er gebeurd is.” Dit zorgt ervoor dat de patiënte

begint te vertellen over een aantal gebeurtenissen van die dag met deels dezelfde

kenmerken. Door deze input te geven, biedt de verpleegkundige de patiënte een kans

om zich te ontwikkelen in het beschrijven van die gebeurtenissen. Deze competentie

verwerven speelt een belangrijke rol in het leerproces volgens Peplau50.

                                                                                                               50 Fase twee van het leerproces

Page 63: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  54  

De verpleegkundige vraagt ook naar de gevoelens van de patiënte. Ook deze inputs

spelen een belangrijke rol bij het leerproces in dezelfde fase. De patiënte kon deze

gevoelens omschrijven als kwaadheid en woede.

Ondanks dat de patiënte gedetailleerd kan vertellen over de verschillende

gebeurtenissen van die dag kan ze weinig of geen linken leggen of verbanden zien.

Volgens de theorie van Peplau zal die ontwikkeling plaatsvinden wanneer deze

oefening ettelijke keren herhaald kan worden.

Tijdens de interventie was sprake van correct taalgebruik. Zo werd er bekrachtigende

taal gebruikt “Vertel eens wat er gebeurd is.” in plaats van ontkrachtende taal en

werden er bijvoorbeeld geen vage generalisaties gebruikt binnen het gesprek.

We kunnen deze observatie ook benaderen van uit het angstconcept. Men zou dan

kunnen stellen dat wanneer een patiënte zich in een fase bevindt waar haar angstniveau

het niet toelaat om als verpleegkundige inzichtgevend te werken, er een aantal

interventies plaats moeten vinden om de angst te laten afnemen. De verpleegkundige

trachtte dit in eerste instantie te bekomen door de patiënte haar dag te laten

reconstrueren. Dit “ventileren” wordt ook door Peplau aangegeven als een techniek

om de angst bij de patiënten te laten afnemen.

Hierdoor botste de patiënte echter op een aantal essentiële ernstige vragen gepaard met

een toename van de angst. De verpleegkundige beantwoordde die vragen waardoor de

angst van de patiënte afnam en deze een gevoel van ondersteuning had. De patiënte

geeft dit in het interview ook zelf aan: “Op moeilijke momenten waar ik normaal in

paniek zou zijn, ja daar ondersteunen ze mij zodat ik niet in paniek raak”. De vraag of

deze paniek voor de patiënte dezelfde paniek is als hetgeen Peplau als paniek

omschreef blijft hier natuurlijk wel belangrijk.

Een andere mogelijkheid voor de verpleegkundige was het toetsen naar het effect van

de vragen die de patiënte had. Wat deze vragen voor haar betekenden en of deze haar

zenuwachtig of angstig maakten. Zo kan de vraag of iets moet of mag51 allerlei

betekenissen hebben en een belangrijke rol spelen in het verhaal van de patiënte.

Wanneer de angst niet te intens is, kan naar die betekenis gevraagd worden, men zou

bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen: “Wat betekent “moeten” voor jou?”

                                                                                                               51 Vragen die erg spelen bij de patiënte

Page 64: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  55  

Misschien schatte de verpleegkundige het angstniveau zo in dat er geen ruimte was om

hier verder op in te gaan en was het geven van geruststelling voor de verpleegkundige

het belangrijkste bij het opkomen van deze vragen.

Algemeen

Of deze interventie daadwerkelijk inzichtgevend werkt naar de toekomst toe is niet te

bepalen. Op korte termijn bleek dit een goede manier om angst te verlichten, althans

bij de patiënte overheerste een bevredigend gevoel van ondersteuning. De vraag blijft

echter wel of deze onmiddellijke behoeftebevrediging naar de toekomst toe een

positieve ontwikkeling met zich mee kan brengen. Wel is het zo dat de verlichting van

het angstniveau nodig is om die leerervaring mogelijk te maken (indien de angst zich

op een te hoog niveau bevindt).

In praktijk kan dit betekenen dat er een therapeutisch, formeel, “investigative

approach” gesprek volgt op deze interventie. In dit gesprek zou de patiënte moeten

uitzoeken waarom ze haar boekje op dat moment niet toe kon houden.

Page 65: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  56  

5.3 Observatie 3: De boormachine

Er wordt op de deur geklopt aan de verpleegpost, de patiënte (P) die aanklopt doet de

deur open. De verpleegkundige (V) vraagt de patiënte te vertellen waarom ze aanklopt.

V: Vertel eens…

De patiënte komt binnen en sluit de deur achter zich.

P: Wel ja euhm, ja, ik weet niet, euhm, wanneer kan ik je vandaag euhm? (...) (er

worden veel gebaren gemaakt met de armen)

V: Wanneer kan ik je vandaag wat?

P: Ja euh, wanneer kan ik je vandaag zien?

V: Wanneer je me vandaag kan zien?

P: Ja, ja, om te spreken hé, ja.

V: Om me te spreken,… oké, nu?... Over wat wil je spreken? Vertel eens… (lacht)

P: Ja euhm, wel euhm, het is eigenlijk voor die boormachine weet je wel. (De patiënte

gaf in haar interview aan dat ze ervan uit ging dat de verpleegkundige hiervan op de

hoogte was.)

V: Boormachine? Dat weet ik niet, vertel eens… (De verpleegkundige gaat hier

bewust op in.)

P: Wel ja, die boormachine van Frank hé, ja hij moet die terug hebben en ja…

V: Jij hebt zijn boormachine? (lacht)

P: Ja, ja, en ja, hij wil die terug, allez, ik wil die hem terug geven, dan ben ik er vanaf

hé, ik wil die niet blijven bijhouden, die is van hem hé, en ja, ik kan daar niets meer

mee doen.

V: En hoe wil je dat dan doen?

P: Wel euhm, ofwel komt hij ze hier halen, of euhm, zijn ouders kunnen ze ook komen

halen. Maar ik kan ze ook brengen naar hem.

V: Naar hem brengen?

P: Ja, hij is in opname in het O.L.V. en dan kan ik ze naar daar brengen, aan de

receptie of zo.

V: Wat bedoel je met of zo? (De verduidelijkingen die de verpleegkundige steeds

vraagt hebben volgens deze te maken met het proces dat de patiënte doormaakt,

Page 66: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  57  

waarin ze moet leren om duidelijk te zijn naar de buitenwereld toe en ook zichzelf

beter moet leren begrijpen. Uit het interview met de patiënte blijkt dat zij niet goed

weet waarom de verpleegkundige deze vragen stelt en wat de invloed hiervan is op

haar.)

P: Ja, naar zijn kamer dan of misschien aan de verpleging daar, allez, ik weet niet,

maar misschien beter naar de receptie, dat ik ze daar dan afgeef.

V: Je hebt dan nog verschillende keuzes…

P: Ja, maar ik voel mij dan zo wat schuldig snapt ge?

V: Je voelt je dan schuldig?

P: Maar ja allez, hij heeft dan geen auto, en zijn ouders ook niet, dus ik zou het

misschien toch beter naar daar voeren hé? Want ja, dan moet hij vrienden bellen om

dat te regelen, of zijn ouders moeten dat dan regelen, en ja, ik weet niet echt wat het

beste is?

V: Dat is jouw keuze hé, heb je de keuze al gemaakt? (de verpleegkundige benoemt de

nood van de patiënte als een nood aan bevestiging, deze wil ze echter niet invullen.)

P: Ja, ik denk het wel ja, allez, ik zou ze misschien beter gewoon brengen hé?

V: Ja, dat is jouw keuze, ik kan dat voor jou niet beslissen. (De verpleegkundige laat

bewust de keuze aan de patiënte.)

P: Ik ga ze brengen dan.. (De patiënte geeft in haar interview aan dat er iets was

waardoor ze een soort van bevestiging voelde van de verpleegkundige, wat exact kon

ze niet zeggen.)

V: Oké, als dat jouw keuze is.

P: Mag ik dan mijn sleutels om te vertrekken?

V: Oké, ik zal ze nemen.

P: Moet ik daar dan nog een briefje bij steken of zo?

V: Een briefje, hoe bedoel je?

P: Een briefje met ja, met een boodschap of wat uitleg of zo?

V: Ik kan natuurlijk niet weten welke boodschap je wil meegeven met Frank, dat is

iets wat ik niet kan beslissen. (lacht) (Het feit dat de verpleegkundige een aantal maal

lacht of af en toe een grapje maakt heeft deels te maken met de aard van het contact.

De verpleegkundige geeft aan dat ze informele contacten graag luchtiger houdt dan

formele.)

Page 67: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  58  

P: Geen briefje dan?

V: Dat heb ik ook niet gezegd, je kan zelf kiezen of je een briefje schrijft of niet, en

ook wat je er in schrijft.

P: Ik zal het daar dan gewoon aan de receptie afgeven, dat is misschien het

gemakkelijkst.

V: Oké als je dat zo wil doen, dan kan je dat zo doen.

P: Oké, mag ik mijn sleutels dan?

V: Oké. (deze neemt de sleutels)

P: Dank je, tot straks.

V: Tot straks.

De patiënte vertrok hierna naar het O.L.V. om de boormachine te gaan afgeven.

5.3.1 Observatieanalyse 3

Passage 1: Vaag en onduidelijk taalgebruik

Doorheen het gehele gesprek probeert de verpleegkundige te bekomen dat de patiënte

zich duidelijk leert maken. Ze vraagt de patiënte meer concreet taalgebruik te hanteren

zodat deze de gebeurtenissen en haar gevoelens leert benoemen en zich niet overgeeft

aan vage, onbepaalde gevoelens die tot stand komen door het maken van allerlei

generalisaties. De verpleegkundige vermijdt zelf en bevraagt vage termen die de

patiënte hanteert: “aan de receptie OFZO”, “het is voor DIE boormachine”, “wanneer

kan ik je vandaag EUHMM…?”. Door op vaag en dus foutief taalgebruik in te spelen

kan men als verpleegkundige de patiënte stimuleren zichzelf of de eigen gedachtegang

te exploreren. Hierdoor kan deze uiteindelijk meer inzicht ontwikkelen in de situatie

en eventueel later in zichzelf als persoon.

Een ander belangrijk pluspunt van eigen juist taalgebruik en inspelen op verkeerd

taalgebruik is dat men op deze manier ook voorkomt dat de patiënte en de

verpleegkundige niet op dezelfde golflengte zitten.

Wanneer de patiënte het heeft over “DIE boormachine” kan men ervan uit gaan dat zij

veronderstelt dat de verpleegkundige hiervan op de hoogte is. Dit zou kunnen

Page 68: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  59  

betekenen dat de verpleegkundige ook op de hoogte is van hetgeen zich daaromtrent

afspeelt (in dit geval liefdesperikelen).

Door als verpleegkundige aan te geven dat je niet weet over welke boormachine het

gaat voorkom je het werken op verschillende golflengtes.

Uit het interview met de verpleegkundige blijkt duidelijk dat het zich verbaal

uitdrukken van de patiënte iets is waarmee men concreet aan het werken is. De

verpleegkundige weet dat bij deze patiënte een “weet ge wel” meer kan inhouden dan

enkel een zegswijze. Het “weet ge wel” zou kunnen verwijzen naar iets uit het

verleden waarbij de patiënte ervan uit gaat dat de verpleegkundige daarvan op de

hoogte is. Het bevragen van waar de verpleegkundige op de hoogte van moet zijn is

dan essentieel. Het “weet ge wel” zou ook een vorm van “withdrawal”52 kunnen zijn.

In dat geval zou men dit als verpleegkundige moeten opmerken en in het gesprek

benoemen. De verpleegkundige doet dit niet, dit kan te maken hebben met het feit dat

de verpleegkundige de patiënte goed kent. Hierdoor kan zij beter inschatten wat de

patiënte bedoelt. Behoedzaamheid hieromtrent is echter wel van essentieel belang om

blijvend therapeutisch te werken. Het “goed kennen” van patiënten kan immers het

“goed denken te kennen” worden wat een valkuil is voor persoonlijke begeleiders.

De verpleegkundige geeft aan dat ze de patiënte bewust op een rustige manier zichzelf

laat uitdrukken en ze vindt dat de patiënte hierin al progressie geboekt heeft.

Hoewel de verpleegkundige zeer bewust met het taalgebruik en het verbale

expressievermogen van de patiënte bezig is, blijkt dit minder duidelijk voor de

patiënte. Deze lijkt niet goed te weten wat deze benadering door de verpleegkundige

met haar doet. Dit kan een uitdrukking zijn van haar pathologie, bijvoorbeeld haar

beperkt vermogen te mentaliseren. In dat geval moet bekeken worden hoe een

interventie het mentalisatie proces meer zou kunnen bevorderen. Ergens denkt de

patiënte wel dat de manier waarop de verpleegkundige haar de kans geeft om zich uit

te drukken, alles duidelijker kan maken tegenover anderen of dat ze hierdoor stil staat

bij bepaalde zaken, waarna ze tot inzicht kan komen maar eigenlijk weet ze dit niet

goed.

                                                                                                               52 Withdrawal in het taalgebruik. Het niet afmaken van zinnen en/of de inhoud ervan.

Page 69: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  60  

Op het gebied van taalgebruik bleek deze interventie procesmatig sterk. De

verpleegkundige hanteerde een goed taalgebruik en daagde de patiënte uit dit ook te

doen.

Passage 2: Op zoek naar bevestiging

Voor de patiënte was het voornamelijk een ondersteunend gesprek waarin zij een vorm

van bevestiging kreeg. Ook de verpleegkundige gaf aan dat een vorm van

ondersteuning en bevestiging datgene was dat de patiënte zocht in dit contact. Hier kan

men de vraag stellen of het geven van die bevestiging dan het meest therapeutische is.

Een andere piste zou bijvoorbeeld kunnen zijn, dat men als verpleegkundige deze

bevestiging niet geeft. Dan kan men kijken hoe de patiënte reageert en wat dit betekent

voor haar noden en behoeften. De patiënte wordt zo geconfronteerd met wat voor haar

een moeilijke situatie is, wat een uitdaging tot groei kan betekenen. Opmerkelijk is dat

de verpleegkundige in dit gesprek geen verbale bevestiging gaf aan de patiënte. De

verpleegkundige kaatste voornamelijk de vragen die de patiënte had terug of bevroeg

waarom deze nog niet beantwoord waren door de patiënte. De patiënte voelde de

bevestiging door het knikken en het kijken van de verpleegkundige. Deze bevestiging

werd echter als objectieve observator niet opgemerkt. Dit verschil kan te wijten zijn

aan de voornamelijk verbale focus van de observator of de betekenis die de patiënte

zelf geeft aan lichaamstaal. Mogelijks speelt de verwachting van de patiënte hierin ook

een rol. Deze verwacht en zoekt bevestiging.

Om ongewilde bevestiging te voorkomen kan men als verpleegkundige volgens de

richtlijnen van de “investigative approach” het best lachen, knikken en andere gebaren

vermijden. Dit is natuurlijk niet zo vanzelfsprekend, zeker niet bij patiënten die een

vorm van bevestiging en warmte nodig hebben. Ook het feit dat het hier om een

informeel contact ging bemoeilijkt dit. Hier behoren non-verbale uitingen namelijk

nog meer tot de standaardtaal.

Het is natuurlijk ook wel zo dat het onmogelijk is om niet te communiceren

(Watzlawick, 1976). Dit betekent dat de patiënte altijd bepaalde signalen zal opvangen

en daar zelf een betekenis aan zal geven.

Page 70: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  61  

Passage 3: Gebruik van humor

De verpleegkundige creëerde soms humor in het gesprek. Volgens haar is dit ook

nodig bij deze patiënte53. De verpleegkundige geeft aan dat ze humor wel meer

gebruikt binnen informele contacten. Wel is ze zich ervan bewust dat ze hierdoor

soms verkeerd kan begrepen worden en zal ze dan het nodige doen om dit recht te

zetten. Dit is een belangrijk gegeven. Vooraleer men humor hanteert reflecteert men

best eerst over de mogelijkheden van de patiënte om dit te begrijpen en, of het wel

gepast is bij de intentie van de interventie. Ook de vraag ten gevolge van wiens noden

humor gehanteerd dient te worden is een belangrijk iets. De verpleegkundige vindt in

deze interactie humor belangrijk om het informele karakter te behouden. Zo lang dit

niet leidt tot misverstanden kan men dit als een therapeutische inzet beschouwen. Dit

geldt nog meer wanneer de patiënte daarvan op de hoogte is54. In dit geval was de

verpleegkundige ook de individuele begeleider van de patiënte waardoor er ook

formele contacten zijn tussen beiden en de verpleegkundige wil hierin een onderscheid

bewaren.

Holding/good enough mothering/containment

Geen noemenswaardige elementen terug te vinden.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

In deze observatie zijn er duidelijk een aantal aspecten aanwezig die aansluiten bij de

richtlijnen van de “investigative approach”. De verpleegkundige gaf geen interpretatie

of eigen mening (Je kan zelf kiezen of je een briefje schrijft of niet, en ook wat je er in

schrijft.), ze was niet suggestief in het vragen stellen (“Hoe bedoel je?”, “Wanneer kan

ik je vandaag wat?”), de verpleegkundige maakte ook geen voorspellingen door

bijvoorbeeld te zeggen dat het afgeven van de boormachine makkelijk ging verlopen

                                                                                                               53 Dit heeft te maken met een verpleegprobleem die de verpleegkundige stelt omtrent sociale vaardigheden 54 Op de hoogte van het verschil tussen informele en formele gespreksvoering en de rol van de verpleegkundige hierin.

Page 71: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  62  

en keurt niets af of goed (“Als je het zo wil doen, kan je het zo doen.”). Wanneer bij

dit laatste de verpleegkundige de beslissing echt in de handen legt van de patiënte kan

men duidelijk stellen dat er geen sprake is van goedkeuring.

Het gesprek kalmeerde de patiënte. Dit kan verklaard worden door de interventie die

de verpleegkundige stelde, te bekijken in het kader van het angstconcept (of de

bevestiging waar de patiënte eigenlijk op zoek naar is). De verpleegkundige liet de

patiënte de situatie bespreken. Door te spreken over een specifieke situatie kan het

angstniveau (dat zich hier uitte in onrust) van de patiënte afnemen. Het is een

interventie die Peplau aanmoedigt bij patiënten die een gemiddeld angstniveau

hebben.

Het afnemen van de angst (het rustiger worden) kan ook de reden zijn waarom de

patiënte deze interventie als steunend ervoer.

Een andere verklaring kan zijn dat de patiënte zich geholpen voelt omdat ze niet alleen

moet beslissen en de goedkeuring van de verpleegkundige op zak heeft, dit zou minder

therapeutisch zijn.

Hetgeen de verpleegkundige deed met taalgebruik55 sluit ook nauw aan bij de theorie

van Peplau. Wanneer men als verpleegkundige de patiënte stimuleert juist te praten

over een gebeurtenis kan men een leerervaring creëren.

Algemeen

De patiënte voelde zich na het gesprek rustiger en had het gevoel bevestiging te

krijgen. Hoewel niet helemaal duidelijk is of dit komt door het niet therapeutische

aspect (het knikken en lachen) of de verschillende therapeutische aspecten

(taalgebruik, werken rond angst, en de “investigative approach”) kan men stellen dat

de outcome voor de patiënte positief is. De patiënte was namelijk rustiger en kon zelf

beslissen hoe ze de boormachine ging terugbrengen naar de eigenaar. Indien de

patiënte rustiger geworden is door de procesmatige aspecten die overeen komen met

de theorie van Peplau is ook de verpleegkundige in haar opzet geslaagd. De

verpleegkundige legde bewust de nadruk op hetgeen zich afspeelde in het hier-en-nu

en het procesmatige. Er werd minder rekening gehouden met het gevoel en de inhoud.

                                                                                                               55 Hierboven al uitvoerig besproken.

Page 72: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  63  

Wanneer deze interactie verder opgenomen wordt in de formele contacten kan dit zeer

therapeutisch zijn. Ze is dan een deel van een leerproces en kan erg goed dienen als

leerervaring.

Page 73: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  64  

5.4 Observatie 4: De wandeling

Een patiënte komt binnen aan de verpleegpost, ze vraagt aan de verpleegkundige of ze

iets van extra medicatie kan krijgen.

De verpleegkundige vraagt de reden waarom de patiënte deze extra medicatie wil:

“Wat gaat die medicatie doen?” Dit doet de verpleegkundige omdat ze er niet van

overtuigd is dat de patiënte werkelijk extra medicatie wil.

De patiënte zegt tegen de verpleegkundige dat ze de medicatie nodig heeft om rustig te

worden, ze wil niet voelen wat ze voelt en de medicatie helpt daarbij. Dit zegt ze ook

in het interview.

Verder zegt ze tegen de verpleegkundige dat de dokter tegen haar zei en blijft zeggen

dat ze haar gevoelens aan het verteren is, dit is ze echter beu.

“Ik wil dat niet verteren. Verteren, verteren! Wat is dat nu verteren?”

De verpleegkundige geeft aan wat verteren zou kunnen betekenen, dat het iets is wat

niet gemakkelijk is. Ze vergelijkt de emoties met voeding die verteerd moet worden en

er langs achter uit moet komen. Ze stelt dat de moeilijkheden van de patiënte eigenlijk

een oprisping zijn van de voeding.

De patiënte geeft aan dat ze dit begrijpt maar ook dat dit haar niet verder helpt:

“Dat snap ik wel.”

De verpleegkundige geeft ook aan dat medicatie niet betekent dat iets verteerd wordt,

het kan zogezegd de oprisping even tegen houden maar is niet in staat de “voeding” te

laten verteren.

De verpleegkundige vraagt of er andere alternatieven zijn die de patiënte misschien

kan hanteren: “Kan je iets anders doen?” Deze vraag stelt de verpleegkundige omdat

ze het belangrijk vindt dat de patiënte leert om zelf verstrooiing te zoeken op de

momenten dat het minder gaat. De verpleegkundige geeft in het interview ook aan dat

dit een proces is waaraan ze samen met de patiënte werkt.

De patiënte reageert hierop als volgt: “ Ik weet wat je nu gaat zeggen.”

De verpleegkundige vraagt wat de patiënte denkt dat gezegd zal worden: “Wat ga ik

dan zeggen?”

“Dat ik eens moet gaan wandelen” zegt de patiënte.

Page 74: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  65  

“Gaan wandelen? Zou dat helpen?” vraagt de verpleegkundige aan de patiënte.

De patiënte geeft aan dat ze het niet weet, dat ze misschien rustig kan worden van de

wandeling maar dat het niet zeker is.

De verpleegkundige vraagt of er nog andere zaken zijn die misschien even rust kunnen

bieden.

De patiënte reageert: “Ja, een wandeling zeker, ja ik weet niets anders, ja.”

De verpleegkundige stelt voor aan de patiënte om samen met mij56 een wandeling te

maken. Ze doet dit voorstel omdat ze ervan uit gaat dat dit hetgeen is dat de patiënte

nodig heeft. De patiënte heeft volgens de verpleegkundige soms een duwtje nodig om

ergens toe te komen. De verpleegkundige geeft in haar interview aan dat sommige

ervaringen eens moeten meegemaakt worden zonder ze op voorhand af te schrijven.

De verpleegkundige geeft ook aan dat ze dit later in individuele gesprekken zou

opnemen met de patiënte.

De patiënte antwoordt dat de wandeling zo geforceerd is, dat ze dit moeilijk vindt.

Toch besluit ze het te proberen. Uit het interview blijkt dat de patiënte niet goed weet

wie uiteindelijk beslist om al dan niet te gaan wandelen. Ze geeft aan dat ze denkt dat

de verpleegkundige dit wil. Wel stelt ze in het interview dat ze na de wandeling

rustiger was.

5.4.1 Observatieanalyse 4

Passage 1: Waarom medicatie?

In deze situatie is er een zekere onrust aanwezig bij de patiënte, men zou kunnen

stellen dat ze een gematigd tot gemiddeld angstniveau heeft. De patiënte geeft aan dat

ze niet wil voelen wat ze voelt (of ze kan bespreken wat ze voelt is niet duidelijk) en is

er van overtuigd dat de medicatie haar daarbij kan helpen.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënte wat ze verwacht dat de medicatie voor haar

zal doen maar gaat niet in op de angst van de patiënte. De theorie die Peplau beschrijft

zou misschien eerder vragen om meer met die angst te werken. Peplau zou hier

                                                                                                               56 De onderzoeker

Page 75: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  66  

bijvoorbeeld de vraag stellen: “Ben je angstig?” of “Ben je onrustig?” of “Wat voel

je?”.

Dit doet de verpleegkundige niet, hierdoor maakt ze het voor de patiënte ook niet

mogelijk om de situatie te beschrijven. De trigger van de angst kan op deze manier

moeilijker achterhaald worden.

Wanneer men als hypothese stelt dat het vragen naar medicatie een “relief behaviour”

is waarbij medicatie de angst bij de patiënte laat afnemen zou men door het “zomaar”

geven van medicatie een patroon kunnen creëren waarbij de patiënte weinig leert en

weinig vooruitgang boekt. Dit zou symptoombehandeling zijn en enkel het probleem

verschuiven naar een ander veld. De verpleegkundige stelt echter een andere

hypothese, zij ziet de vraag naar medicatie als een vraag naar zorg. Deze vraag naar

zorg komt dan in de vorm van een gesprek. Dit gesprek is op zich ook een “relief

behaviour”. Bij het geven van een “gewoon” gesprek creëert men dan net als bij het

“zomaar” geven van medicatie, een disfunctioneel patroon waarbij de behoefte van de

patiënte wel bevredigd wordt maar niet op die manier dat het verdere ontwikkeling bij

haar mogelijk maakt.

Dat de verpleegkundige stilstaat bij zo een patroon is erg goed, nog beter had het

geweest als ze dit ook besproken had met de patiënte. De verpleegkundige had dan

bijvoorbeeld kunnen stellen hoe zij de vraag naar medicatie zag. Wel gaf de

verpleegkundige aan het hierover al gehad te hebben met de patiënte.

Passage 2: Loskomen van een patroon en geven van sturing hierin

Wat we binnen deze observatie zien is dat de verpleegkundige de patiënte uitdaagt om

los te komen van een patroon. Ze doet dit door de patiënte op een andere manier

verstrooiing te laten zoeken. Door de patiënte naar andere alternatieven te laten zoeken

probeert de verpleegkundige de patiënte de vrijheid terug te geven om te kiezen

wanneer ze welke “relief behaviours” hanteert. Dit in plaats van steeds terug te moeten

grijpen naar de vraag om medicatie (wat deze ook inhoudt).

De verpleegkundige stuurt de patiënte uiteindelijk in het loskomen van haar patroon.

Dit doet ze door zelf iets voor te stellen (een wandeling per twee).

Page 76: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  67  

De patiënte doet dit uiteindelijk wel, maar van een echte leerervaring is vóór de

wandeling niet echt sprake.

Het kan natuurlijk dat na de wandeling de patiënte vindt, dat zo’n wandeling haar kan

helpen om rustig te worden, terwijl ze eerst niet wou gaan.

Ondanks dat er niets aan de oorsprong van de angst gedaan wordt, leert de patiënte zo

met een moeilijk moment omgaan. Of dit het geval is in deze situatie is niet volledig

duidelijk.

Wel is duidelijk dat de verpleegkundige er bewust voor kiest om een “duw in de rug”

te geven aan de patiënte.

Zij vindt dat dit nodig is en het is best mogelijk dat dit bij deze patiënte een

therapeutisch effect kan hebben als outcome.

In deze studie is zo’n interventie procesmatig niet altijd therapeutisch. Wel is duidelijk

dat de verpleegkundige de patiënte goed kent. Van daar uit kan de “duw in de rug”

misschien wel therapeutisch te verdedigen zijn.

Verder had de verpleegkundige bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de wandeling ook

gezien werd als het aangaan van sociale contacten. In dat geval wordt het voor de

patiënte makkelijker om een leerervaring te creëren aangezien ze weet wat ze moet

leren.

Holding/good enough mothering/containment

We kunnen dit gesprek als een vorm van holding (of regeloplegging) zien.

Uit het interview met de verpleegkundige blijkt dat de patiënte en de verpleegkundige

een soort van regime opgebouwd hebben waarbij ze elkaar dagelijks 10 minuten zien.

Wanneer de patiënte daarbuiten nog een gesprek aanvraagt biedt de verpleegkundige

dan structuur en begrenzing, door daar niet meteen op in te gaan op de manier die de

patiënte het liefst zou willen.

Deze structuur en grenzen zijn dan een onderdeel van een holding environement en

bieden duidelijkheid aan de patiënte.

Men kan het niet ingaan op de directe behoefte aan medicatie van de patiënte57 hier

ook beschouwen als een uiting van “good enough mothering”. 58De verpleegkundige

                                                                                                               57 de vraag om medicatie

Page 77: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  68  

bevredigt deze onmiddellijke noden niet, omdat de patiënte op die manier er nooit uit

zal leren. Ze wil de noden van de patiënte op zo’n manier invullen dat de patiënte er

beter van wordt. Ze doet dit door de patiënte zelf te laten zoeken naar een alternatief

en later een wandeling aan te bieden.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Volgens de theorie van Peplau kan men door de patiënte te laten spreken, door haar

situaties en ervaringen te laten bespreken, te exploreren en er betekenis aan te geven

een leerervaring mogelijk gemaakt worden. Dit is in deze observatie minder het geval.

De patiënte staat nog niet zo ver in haar leerproces. Ze lijkt in deze observatie nog op

het eerste niveau aan het werk te zijn, dit is het niveau waarbij ze dingen moet leren

zien en opmerken rondom haar.

Wanneer we nog eens kijken naar de zoektocht van het loslaten van een patroon

merken we dat de patiënte dit niet zo constructief doet. Ze komt maar tot één

alternatief dat in het verleden al werd aangewend door de verpleegkundige, en laat

blijken dat dit niet het ideale alternatief is. Waarom ze niet tot die alternatieven kan

komen is een belangrijke vraag. De oplossing hiervoor ligt echter niet voor de hand.

Uit deze korte observatie en interviews is ook niet af te leiden hoe de patiënte hierin

geholpen zou kunnen worden. Het enige wat hierover gesteld kan worden is dat het

front waar de zoektocht naar “relief behaviours” zich afspeelt, die blijft van het

symptoom. Een ander en beter alternatief had misschien een gesprek omtrent de angst

kunnen zijn indien dit als mogelijk werd ingeschat. Uit de uitleg van de

verpleegkundige over de patiënte blijkt (“ze wil bijvoorbeeld een relatie maar dat moet

allemaal meteen in kannen en kruiken zijn”) dat het hier duidelijk gaat om een verschil

tussen verwachtingen en de realiteit. Dit is hetgeen Peplau omschrijft als de trigger

van angst. Het angstconcept had dus centraal mogen staan in het gesprek.

Dit soort gesprek zou fundamenteel moeten verschillen van het ondersteunende veilige

gesprek dat de patiënte gerust stelt. Het zou eerder de patiënte moeten uitdagen om tot

bepaalde inzichten te komen. Ten minste zou de patiënte moeten uitgedaagd worden

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   58 zou kunnen lijken op withdrawal maar de observatie en proces kan dit tegen spreken

Page 78: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  69  

na te denken over zichzelf en de vraag naar medicatie (wat de uiteindelijke bedoeling

hiervoor ook moge zijn).

Algemeen

In deze interventie gebeurt er heel wat. In grote lijnen kan men opmerken dat er

procesmatig een aantal zaken therapeutisch zijn en een aantal andere zaken niet.

Het proberen doorbreken van het patroon van de patiënte is een therapeutisch aspect

van de interventie. Dit kan volgens de theorie echter wel op een betere manier

aangepakt worden door bijvoorbeeld in te spelen op het angstconcept en de patiënte de

situatie te laten beschrijven. Wel lijkt het erop dat het disfunctionele patroon niet

bevestigd wordt wat op zich enorm belangrijk en therapeutisch is.

De grenzen die de verpleegkundige biedt door niet meteen in te gaan op de vraag van

de patiënte kunnen deels als “good enough mothering” en als structuur bieden binnen

een “holding environement” bekeken worden en zijn dus ook therapeutisch59.

Het aanbieden van een wandeling en de patiënte in deze richting duwen kan op

verschillende manieren bekeken worden. De outcome van deze tussenkomst is niet

volledig als therapeutisch te zien. De patiënte vraagt niet meer om medicatie en zegt

misschien wel iets rustiger te zijn maar of ze echt iets geleerd heeft, blijft de vraag.

Een andere vraag is dan weer of deze ontwikkeling in deze fase van de relatie

momenteel mogelijk is tijdens een informeel contact.

                                                                                                               59 Dit geldt omdat ze deel zijn van een proces in de relatie tussen de verpleegkundige en de patiënte.

Page 79: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  70  

5.5 Observatie 5: Het telefoongesprek

Een bepaalde patiënte is zondag niet teruggekomen uit het weekend, ook maandag

bleef ze afwezig. Er was al enkele malen telefonisch contact geweest tussen de

verpleegkundigen en de patiënte op zondag en maandag, deze zei steeds dat ze zou

terugkomen en anders iets zou laten weten. Eén van de begeleidsters uit haar groep

besluit nogmaals telefonisch contact op te nemen met de patiënte met als doel de

patiënte terug te laten keren. De verpleegkundige heeft een dubbele bezorgdheid,

enerzijds is er de bezorgdheid om de toestand van de patiënte, anderzijds is er de

bezorgdheid om de afwezigheid van de patiënte. Vanuit beide factoren vindt de

verpleegkundige het nodig om een empatische houding aan te nemen om zo de

patiënte terug op de afdeling te krijgen. De verpleegkundige neemt zich ook voor om

haar oordeel niet uit te spreken rondom al dan niet afwezig zijn. Ze vindt dit stof om

later op terug te komen. Ze benoemt de, door haar ingeschatte nood aan steun, op dat

moment belangrijker dan de regels op de afdeling omtrent aanwezigheid. De

verpleegkundige geeft in haar interview aan dat haar rol als individuele begeleider van

de patiënte hier wel een rol in speelt. Volgens de verpleegkundige is het dan

makkelijker om de noden correct in te schatten en handelt men dan sneller flexibel.

Het gesprek ging als volgt:

P: Hallo?

V: Hallo Greet, het is Lien hier hé, zeg, hoe gaat het daar met jou, kom je nog naar de

afdeling vandaag?

P: Oh, oh, ja, ik heb mij overslapen, ik lig nog altijd in bed.

V: Je ligt nog altijd in bed… (?)

P: Ja, ik kon gisteren niet slapen, ik kon niet in slaap geraken, ja, ik heb een wreed

moeilijke nacht gehad.

V: Ja… (tijdens het vertellen van de patiënte)

P: En ja, ik ben erg laat in slaap gevallen, pff, ja, ik lig er nog altijd in.

V: Ja… (tijdens het vertellen van de patiënte)

Page 80: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  71  

P: Ja sorry hoor, maar ja, ’t was gewoon ja, ik was erg moe en ja, daarmee dat ik er nu

nog in lig, ik weet ook dat ik eigenlijk op de afdeling moet zijn, het is moeilijk hé. (de

patiënte verwacht enige boosheid bij de verpleegkundigen. Omwille hiervan durfde ze

zelf geen contact meer opnemen.)

V: Maar ja, maar ja.. maar het is misschien toch het best dat je hier op de afdeling bent

hé als het zo moeilijk gaat.

P: Ik weet het, ik weet het, ik zal proberen…

V: Oké, en je denkt dat het zal lukken om vandaag nog te komen Greet?

P: Ik ga mijn best doen ja, maar ja, ik zal proberen.

V: En heb je een idee tegen wanneer je dan zal komen?

P: Ik ga zo snel mogelijk proberen komen dan, maar ja, ik lig nu nog in bed, ik ga

proberen.

V: Oké, probeer te komen hé, en als het niet gaat, ga je ons dan contacteren?

P: Ja, ik ga dat doen ja…

V: Oké, wees voorzichtig op de baan hé…

P: Ja, dat is goed, ja daag.

Ondanks dat het een kort gesprek was voelde de patiënte zich begrepen en gaf dit haar

de moed terug te keren naar de afdeling.

5.5.1 Observatieanalyse 5

Passage 1: Geen oordeel vellen

In dit gesprek tussen de patiënte en de verpleegkundige voel je niet dat de

verpleegkundige de patiënte veroordeelt om haar afwezigheid. De patiënte zou in

principe aanwezig moeten zijn op de afdeling en is ook al een paar keer opgebeld. Ook

in het verleden is de patiënte al enkele malen niet komen opdagen na een weekend of

uitstap. Toch benadert de verpleegkundige de patiënte hier vanuit een houding die zij

omschrijft als bezorgdheid.

Uit het interview met de patiënte bleek dat haar voornaamste zorg was, dat de

verpleegkundigen niet kwaad zouden zijn op haar. Ze verwachtte dat ze zou

Page 81: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  72  

veroordeeld worden omdat ze zich niet aan de regels hield. De verpleegkundige deed

echter het tegenovergestelde, ze veroordeelde niet maar vond de moeilijkheden van de

patiënte belangrijker. Dit kan deels te maken hebben met het feit dat de

verpleegkundige de persoonlijke begeleider is van deze patiënte, waardoor ze de

patiënte ook beter kent. In ieder geval is er niet alleen sprake van een accepterende

houding maar ook van aandacht voor de noden van de patiënte die voorrang krijgen op

de regels die op de dienst gehanteerd worden.

Passage 2: Patiëntenprobleem of het probleem van de verpleegkundigen

Binnen het gesprek werd de verpleegkundige geconfronteerd met zowel een

patiëntenprobleem als een verpleegkundig probleem.

Het patiëntenprobleem was dat de patiënte er niet in slaagde terug naar de afdeling te

komen omdat ze het moeilijk had. Het verpleegkundig probleem was de afwezigheid

van de patiënte op de afdeling.

Het doel is bij beide problemen hetzelfde: de patiënte terug op de afdeling krijgen. De

motivatie bij beide problemen is echter wel verschillend.

In deze situatie heeft de verpleegkundige meer oog voor het probleem van de patiënte.

In het interview geeft ze aan dat ze meevoelt hoe moeilijk het met de patiënte gaat en

dat ze van daaruit de patiënte op de afdeling wil.

Holding/good enough mothering/containment

De verpleegkundige schept een veilig klimaat voor de patiënte, ze weet dat zo’n milieu

nodig is om de patiënte terug te laten keren naar de afdeling. Ze maakt zich ook zorgen

om de patiënte en haar veiligheid. Ze weet dat wanneer ze het gedrag van de patiënte

zou veroordelen, de patiënte dit zou zien als een veroordeling van haar persoon en

deze dan misschien niet terug zou durven komen.

De verpleegkundige neemt een empatische houding aan, is warm naar de patiënte toe

en accepteert haar en haar moeilijkheden. Ze schept als het ware een “holding

environement” door de telefoon. Van de 5 dimensies die Gunderson omschreef als de

“holding environement” komen in dit gesprek een heel aantal terug.

Page 82: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  73  

De verpleegkundige biedt bijvoorbeeld ondersteuning aan de patiënte. Ze doet dit door

de patiënte op te bellen, maar ook door haar houding tijdens het gesprek. Ze biedt ook

een zekere structuur aan de patiënte. Door het bellen naar een patiënte wanneer deze

niet opdaagt creëer je een zekere voorspelbaarheid en structuur waaraan de patiënte

zich kan vasthouden. Anderzijds creëer je op deze manier misschien ook

afhankelijkheid bij de patiënte. Deze vertrouwt dan meer op de verpleegkundige dan

op zichzelf.

Als laatste element van “holding” is er ook een vorm van validatie binnen het gesprek,

de verpleegkundige geeft op een empatische manier weer dat ze de moeilijkheden van

de patiënte erkent.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Men zou het niet terug keren naar de afdeling als een vorm van “withdrawal” kunnen

zien waarbij de patiënte “relief” behaalt door thuis te blijven. De reactie van de

verpleegkundige zou dan in grote mate gaan bepalen hoe dit patroon zich verder

vestigt in de eigenheid van de patiënte of juist ontdekt wordt en met de “investigative

approach” aangepakt kan worden.

Door zoals deze verpleegkundige te reageren is de kans groter dat de patiënte los kan

komen van dit disfunctioneel patroon. Op zich is dit een zeer therapeutische

interventie maar het is ook mogelijk dat deze benadering van de verpleegkundige

hetgeen is dat de patiënte in stand probeert te houden en dat men als verpleegkundige

op deze manier een vorm van “withdrawal” in stand houdt. Een te veilig klimaat

waarin de patiënte deze ervaring keer op keer zal beleven kan er dan voor zorgen dat

de patiënte niet uitgedaagd wordt om zichzelf verder te exploreren en aan zichzelf te

werken.

Algemeen

Deze interventie was in grote mate therapeutisch: de verpleegkundige toonde een

volwaardige acceptatie voor de patiënte en had ook aandacht voor haar persoonlijk

verhaal.

Page 83: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  74  

De verpleegkundige hield ook enkel rekening met het probleem van de patiënte en was

niet bezig met het invullen van eigen behoeften.

Er werd een “holding environement” gecreëerd dat de patiënte nodig had om terug te

durven keren naar de afdeling. Mogelijks werd door deze reactie van de

verpleegkundige een disfunctioneel patroon aangekaart. Hierdoor kan de patiënte in

de toekomst loskomen van dat patroon.

Men kan er vanuit gaan dat in dit geval de interventie werkelijk gebaseerd is op de

noden van de patiënte en dat deze dus wel degelijk therapeutisch is.

Verder is het belangrijk om die noden van de patiënte als verpleegkundige te blijven

uitzoeken, om een klimaat dat te veilig is te vermijden omdat dit zou zorgen voor

stagnatie in de ontwikkeling de patiënte.

Zo’n inschatting door middel van een telefoongesprek is natuurlijk niet evident. Of

men op bepaalde zaken dieper moet ingaan of net niet is geen makkelijke beslissing.

In elk geval dient later terug gekomen te worden op de situatie die zich hier voor deed

want de patiënte heeft ondertussen nog niet geleerd om met overspoeling om te gaan.

Page 84: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  75  

5.6 Observatie 6 : Aftekenen

Een bepaalde patiënt komt het aftekenformulier60 invullen op woensdagmiddag, hij

gaat namelijk op uitstap en dient het tijdstip waarop hij vertrekt aan te geven en te

tekenen.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënt wat deze gaat doen met als achterliggende

gedachte de patiënt meer structuur en ondersteuning te kunnen geven zodat hij niet zou

drinken. Haar grondgedachte is, dat wanneer de patiënt alles nog eens op een rij kan

zetten, deze beter kan uitmaken wat hij al dan niet wil. Zo hoeft hij niet te handelen

vanuit wat zij benoemt als een zekere chaos.

Het gesprek gaat als volgt:

V: En Freddy wat ga je deze middag doen?

De patiënt antwoordt dat hij even naar een vriendin gaat.

P: Eventjes naar Els.

V: Hoe is het nog met haar? (De vrouw is een ex-patiënte die momenteel met een

drankprobleem zit.)

P: Niet goed, drinken hé, ja da meiske heeft een probleem hé, maar ja. (…)

V: En gaat ze zich terug laten opnemen dan?

P: Ja, ze heeft een intake gesprek in een bepaalde instelling en ook hier een intake

gesprek binnenkort, ja da meiske zit met problemen hé, ze blijft maar drinken. (…)

V: Hmm, en gaat het dan met jou?

P: Maar ja, ik probeer wat afstand te pakken hé, ik zet dat op pauze. (…)

Ik zet dat op pauze, het is niet omdat dat meisje problemen heeft dat ik dat stop moet

zetten hé.

Het is ook een vriendin hé, ik voel mij daar wel verantwoordelijk voor.

V: En weegt die verantwoordelijkheid dan?…

P: Maar ja, het is veel verantwoordelijkheid hé, maar ja, ik neem dat op mij hé, ja dat

is, ja…

V: En weet je hoe het komt?

                                                                                                               60 Een handtekenformulier voor wanneer patiënten het ziekenhuis verlaten

Page 85: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  76  

P: Ja, ik weet dat niet, ja, in de psycho kwam het ook al naar boven, ja, gelijk met mijn

moeder hé, ik neem dat dan op mij…

Ik was de enige die thuis gebleven was voor mijn moeder. Ja, ik weet niet, zij had dan

een hersenbloeding en ik nam dat dan ook op mij. En ja al mijn broers gingen dan het

huis uit maar ik bleef dan daar om voor haar te zorgen hé, het is eigenlijk hetzelfde hé.

V: En wordt alles dan meer duidelijk voor jou?

P: Duidelijk, ja, het wordt duidelijker hé, maar ja wat ben ik daar mee, ik blijf altijd

hetzelfde doen ja, ik weet niet. … (In het interview beschrijft de patiënt hetgeen voor

hem duidelijker wordt. Hij heeft het over enkele patronen die hij leert ontdekken zoals

de zorg die hij aan zijn vriendin en moeder gaf)

V: Ja, ik weet niet, ik denk door er over te denken en te spreken dat het misschien nog

duidelijker wordt tot jij uiteindelijk zelf kan kiezen wat je wil. (de verpleegkundige

zegt dit omdat ze ervan uit gaat dat wanneer de patiënt kan spreken over zijn

inzichten/patronen, deze meer daadkracht aan zijn inzicht kan toevoegen.)

P: Ja ja, ik denk dat ik alles nog duizend keer zal moeten horen eer het doordringt,

want ik weet dat, en dan vergeet ik dat weer en ja. ...

V: En zou dat vergeten een verdedigingsmechanisme kunnen zijn?

P: Maar ja, maar ja, ik vergeet alles dan ja, maar ik doe dat niet expres hé, maar ja, ja,

maar ja, ik denk soms dat jullie meer weten dan jullie zeggen. … (De patiënt geeft in

zijn interview weer dat het vergeten een automatisme is geworden dat hij vroeger

hanteerde om dingen te verdringen)

V: Hoe bedoel je?

P: Maar ja, ik weet niet, ja dat jullie meer weten ja, dat jullie weten hoe het moet en

zo, ja en niet zeggen. … (De patiënt zegt dit omdat hij denkt dat de verpleegkundigen

weten welk pad hij moet volgen. Dat deze hem over dit pad niet inlichten omdat ze het

beter vinden dat hij het zelf ontdekt.)

V: Ik weet niet, de oplossing moet vanuit jou komen hé, wij kunnen niet voor de

oplossingen zorgen, dat moet jij doen.

P: Da’s waar ja,… ik weet dat ook wel, ja maar ja. …

V: Ik heb nu wel het gevoel dat je er tegenover het verleden al beter mee om kunt hé?

P: Ja, het is wel allemaal al duidelijker voor mij, maar ja. …

Page 86: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  77  

V: Hm, maar je hebt nu toch meer inzicht in je situatie hé, je kan ook beter afstand

nemen heb ik de indruk. Vroeger ging je hele middagen naar Els, nu zeg je van op

voorhand dat het maar even zal zijn.

P: Ja, ik probeer dat wel, ja die afstand. …

V: Door er veel over te praten zal je dat misschien allemaal nog beter gaan inzien en

kan het misschien nog duidelijker worden.

P: Maar ja, maar ja, maar ik moet nu eigenlijk door.

V: Oké, tot straks.

P: Tot straks.

In het interview later gaf de patiënt aan dat hij het belangrijk vond dat de

verpleegkundige de eerste stap zette in dit gesprek. Zelf zou hij moeilijker dit gesprek

aangaan en hulp inroepen. Door de aanzet van de verpleegkundige voelde hij zich

gezien en begrepen. Het contact zelf beschreef hij als goed omdat er eerlijk kon

gecommuniceerd worden.

5.6.1 Observatieanalyse 6 Passage 1: Aandacht voor de patiënt

In deze interventie is er aandacht voor de patiënt als persoon. De verpleegkundige

staat stil bij het contact dat de patiënt heeft met zijn ex-vriendin. Dit betekent dat ze op

de hoogte is van het verhaal van de patiënt. Dat ze weet dat dit contact een lastig iets is

en dat het een rol speelt in zijn proces. Vanuit deze aandacht voor het persoonlijke

verhaal van de patiënt kan er ook een betere inschatting gemaakt worden wat de noden

van de patiënt zijn.

Passage 2: Wiens noden staan centraal?

Na deze interventie blijf de vraag of de basis van de interventie, de verpleegkundige

intentie, wel degelijk het patiëntenprobleem was. De verpleegkundige achtte de

interventie nodig omdat zij wou voorkomen dat de patiënt zich in de drank stortte. Dit

Page 87: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  78  

kan meerdere betekenissen hebben. Een eerste betekenis kan zijn dat de

verpleegkundige zich baseert op de nood van de patiënt en dat ze dit drankgebruik als

een reactie tegenover een tekort ziet. Het drinken is dan een disfunctioneel patroon van

“acting out” dat de verpleegkundige tracht te doorbreken. Een tweede betekenis zou

het drankgebruik op zich kunnen zijn. De verpleegkundige stelt de interventie zodat de

patiënt niet dronken terugkomt op de afdeling. Dit dan in teken van de afdelingsregels

en het verpleegprobleem dat een dronken patiënt met zich meebrengt. Over de intentie

van de interventie is geen uitsluitsel te geven maar aangezien de verschillende

intenties, van zowel het verpleeg- als het patiëntenprobleem, resulteerden in dezelfde

interventie is dit minder belangrijk.

Holding/good enough mothering/containment

De ondersteunende intentie die de verpleegkundige had kan gezien worden als het

creëren van een optimale setting om mentalisatieprocessen mogelijk te maken. Dit

doet ze dan door het bieden van “holding”, “containment” en “good enough

mothering”. De “holding environement” uit zich onder meer door de empathie die de

verpleegkundige toont. Dit is een houding die moeilijk objectief te verifiëren is, wel

had de onderzoeker de mening dat er sprake was van een empatische houding. Door

deze houding valideert de verpleegkundige de problemen van de patiënt. Er is ook

sprake van betrokkenheid die de verpleegkundige uit naar de patiënt toe.

De verpleegkundige maakt een inschatting van de noden van de patiënt. Ze probeert

hierna de zorg te bieden om deze noden op een goede manier in te vullen.

De noden van de patiënt op zo’n manier invullen dat deze van hieruit kan ontwikkelen.

Dit betekent dat de verpleegkundige de patiënt zijn situatie laat bespreken omdat hij

dat op zo’n moment nog nodig heeft. Concretere aspecten van “good enough

mothering” zoals presentie en interesse tonen zijn ook aanwezig. Het vragen naar wat

de uitstap van de patiënt inhoudt en hoe het gaat met zijn vriendin zijn bijvoorbeeld

uitingen van interesse van de verpleegkundige. De presentie betekent dat de

verpleegkundige er is voor de patiënt, dat ze de tijd neemt. Ook dit is duidelijk terug te

vinden in de observatie. Wel blijkt uit het interview dat er globaal gezien meer

presentie mag getoond worden naar hem toe. In deze interventie voldoet de presentie

Page 88: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  79  

wel aan de nood van de patiënt omdat de verpleegkundige zelf de stap zette naar hem

toe.

Het bieden van “containment” volgens de theorie van Gunderson is aanwezig in deze

interactie. De verpleegkundige helpt de patiënt de ervaring van “het zorg moeten

dragen voor” bevatten en tracht grenzen aan te geven op die manier. Dit doet ze door

hem hierover te laten spreken. Er is niet echt sprake van overspoeling bij de patiënt

maar toch kan men door het spreken een ervaring/situatie beter gaan bevatten. De

verpleegkundige probeert de patiënt de, in dit geval al deels verteerde, ervaringen

(zorg dragen voor moeder, zorg dragen voor vriendin) betekenis te laten geven. Uit de

observatie is duidelijk dat de patiënt al een bepaalde weg heeft afgelegd. De

verpleegkundige hoeft de ervaringen niet eerst zelf te plaatsen of er stil bij te staan. Ze

kan via interactie de patiënt meteen zelf laten overgaan tot de betekenisgeving.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

In deze observatie is duidelijk dat de patiënt zich al op een bepaald leerniveau bevindt.

De vragen die de verpleegkundige stelt zijn van een andere gradatie dan diegene die

men stelt bij een patiënt in het begin van zijn leerproces. In een startend leerproces zou

de verpleegkundige vragen kunnen stellen als: “Wat merkte je op in die situatie?” of

“Wat viel jou op?” Zo zou de patiënt zich ontwikkelen in het beschrijven van die

situaties. Verder in het leerproces zou de verpleegkundige de patiënt moeten

stimuleren om die concrete situaties te beschrijven. Van daaruit, in een volgende

gradatie zou de patiënt die situaties kunnen onderzoeken. De input die deze

verpleegkundige geeft speelt zich af op dit niveau: “Weet je hoe dat komt?”, “Wordt

alles dan duidelijker voor jou?”.

De antwoorden van de patiënt maken duidelijk dat hij die situaties in zekere zin wel

kan onderzoeken. Hij kan een parallel trekken tussen zijn houding naar zijn moeder en

vriendin toe. Ook geeft hij aan dat het duidelijker wordt wat de verbanden zouden

kunnen zijn tussen de verschillende situaties. In het interview komt ook naar voor dat

de patiënt in staat is situaties te onderzoeken en gelijkenissen te vinden. Meer zelfs, hij

geeft aan dat dit iets is wat in bijna elk gesprek met een verpleegkundige naar voor

komt: “De gesprekken brengen ook altijd iets naar boven”.

Page 89: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  80  

Hoewel er reeds een aantal inzichten zijn kan de patiënt echter nog niet tot een

gedragsverandering komen. De patiënt lijkt vast te zitten in een nieuw patroon waarbij

hij het gevoel heeft dat er inzicht is, maar van daaruit niet meer verder kan. In dit geval

blijft hij zorgen voor een vriendin: “Ik neem dat op mij, ik voel mij verantwoordelijk.”

Wel is hij zich bewust waar dit vandaan kan komen en probeert hij er iets aan te doen:

“Ik zet dat (de relatie) op pauze.” Of de verpleegkundige bewust deze vragen stelde en

of deze bewust met het leerproces van de patiënt bezig was is niet duidelijk. De

verpleegkundige zag het gesprek voornamelijk als ondersteunend. Ook dit valt te

rijmen met de theorie van Peplau. De verpleegkundige zegt dat ze de patiënt, door

alles op een rijtje te laten zetten, bewuster zijn gedrag wil laten kiezen. Dit kan men in

het kader van het angstconcept plaatsen. Het drinken (dat zowel een afdelingsregel als

een verpleegprobleem is) waar de verpleegkundige voor vreesde zou dan een “relief

behaviour” zijn. Door de patiënt de situatie te laten bespreken kan de angst afnemen.

Door de vraag te stellen aan de patiënt: “Wat ga je deze middag doen?” maakt de

verpleegkundige het mogelijk voor de patiënt om dit te bespreken. Door hier verder op

in te gaan stimuleert ze hem te spreken, wat er voor zorgt dat (angst)gevoelens

geneutraliseerd kunnen worden. Hierdoor is het mogelijk dat de patiënt zich niet

gedwongen voelt te kiezen voor een relief behaviour, in dit geval drinken.

De patiënt heeft het ook over een band tussen hem en de verpleegkundige die aan het

groeien is. Dit kan in verband gebracht worden met de verschillende relatiefases

omschreven door Peplau. Uit de interventie zou men kunnen stellen dat de relatie zich

in fase twee bevindt. Dit is de fase waarin de patiënt zijn relatie begint te ondergaan

als een leerervaring. Dit kan omdat de verpleegkundige het mogelijk maakt om de

patiënt zijn gevoelens te laten uiten en verder de noden van de patiënt invult (in dit

geval bijvoorbeeld een “holding environement”).

Algemeen

In deze observatie spelen zowel de fases van de relatie, het angstconcept als het

leerconcept een grote rol. Of de verpleegkundige bewust de positie van de patiënt op

de verschillende continuüms gebruikte is echter de vraag. De verpleegkundige ziet de

interventie voornamelijk als ondersteund en dit is ze ook. In werkelijkheid speelt de

Page 90: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  81  

ondersteuning zich echter op veel meer vlakken af dan aanvankelijk gedacht. Door

haar inputs spreekt de patiënt, dit kan angstverlagend werken, kan een “containment”

functie hebben en kan invloed hebben op het leerproces. Maar kan ook net het

omgekeerde veroorzaken. Procesmatig is deze interventie sterk wanneer men er als

verpleegkundige vanuit gaat dat de patiënt in een aantal opzichten al ontwikkeld is.

Moest men op deze manier een patiënt benaderen die zowel in zijn leerproces als de

ontwikkeling van de therapeutische relatie niet zo ver staat, dan zouden de inputs van

de verpleegkundige veel minder ondersteunend zijn. De outcome van deze interventie

is voor de patiënt ook positief. De patiënt voelt zich ondersteund. Voelt dat er zich een

band ontwikkelt, voelt zich beter na de interventie en is niet dronken teruggekomen,

maar de vraag is of hij iets leert.

Page 91: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  82  

5.7 Observatie 7: De wonde

Voor aanvang van deze interactie was er een moment in de living waarbij de

verpleegkundige aan de patiënte vroeg hoe het ging maar hier geen antwoord op

kreeg.

Er gaat een bel op de zoemer van de verpleegkundige, deze gaat meteen naar de

kamer.

Op de kamer aangekomen blijkt dat de patiënte geautomutileerd heeft. Ze heeft een

snijwonde aan haar voet gecreëerd en is op het moment dat de verpleegkundige

binnenkomt nog bezig. Haar voet ligt op een handdoek, deze wikkelt ze rond haar voet

en dan duwt ze nogmaals het mesje tegen haar voet aan. De patiënte geeft later in haar

interview weer dat ze niet wist welke verpleegkundige ging komen. Wel wist ze welke

verpleegkundigen niet aanwezig waren. Daarover zegt ze dat ze bij die

verpleegkundigen geen hulp zou inroepen.

De verpleegkundige die komt vraagt de patiënte te stoppen, de patiënte reageert in

eerste instantie niet. De verpleegkundige vraagt nogmaals aan de patiënte of deze wil

stoppen. De verpleegkundige doet dit omdat het voor haar gaat om een gedeelde

verantwoordelijkheid. Ze wil de situatie niet volledig in handen nemen.

De patiënte legt het mesje op haar nachtkastje. De verpleegkundige tracht een

zorgende houding aan te nemen waarbij ze de patiënte niet wil beschuldigen maar

eerder stil wil staan bij het gevoel achter het automutileren. Ze doet dit omdat ze de

patiënte begeleidt en van daaruit meer inzicht heeft in wat de patiënte nodig heeft.

Toch beschrijft de patiënte in haar interview dat ze allereerst het gevoel had dat ze

beoordeeld werd.

De verpleegkundige zegt tegen de patiënte dat de wonde verzorgd moet worden, ze

vraagt aan de patiënte de bloeding zo lang mogelijk te stelpen tot ze terug is met het

wondzorg materiaal.

Eens terug begint de verpleegkundige de wonde te verzorgen.

Ze vraagt of het automutileren misschien iets te maken heeft met de uitstap die de

patiënte gemaakt heeft. De patiënte gaat hier niet op in.

De verpleegkundige vraagt dan hoe de middag was.

De patiënte antwoordt hierop dat ze naar huis was gegaan en dat ze niets meer kan.

Page 92: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  83  

De verpleegkundige vraagt verduidelijking maar deze geeft de patiënte niet.

De verpleegkundige vraagt of de patiënte deze middag dan iets heeft “bijgeslikt”61.

De patiënte antwoordt :“Genoeg!”

Wanneer de verpleegkundige vraagt of het dan om pijnmedicatie gaat of sederende

antwoordt de patiënte: “Beiden!”

De verpleegkundige vraagt of ze iets kan doen voor de patiënte maar deze antwoordt

dat er niets meer voor haar kan gedaan worden.

De patiënte blijft voor zich uit staren en geeft steeds korte, niet veel zeggende

antwoorden.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënte om het mesje in de naaldcontainer te

leggen, de patiënte doet dit.

De verpleegkundige vraagt ook of er nog mesjes zijn, de patiënte lacht en zegt neen.

Wanneer de verpleegkundige vraagt of de patiënte eventueel extra medicatie wil om

makkelijker tot rust te komen antwoordt deze dat ze medicatie op de kamer houdt.

Toch beslist ze nog een Zyprexa62 te nemen om tot rust te kunnen komen.

De patiënte gaf later in haar interview weer dat ze zich in het contact begrepen voelde.

Dat ze het waardeerde dat de verpleegkundige, ondanks dat het na 17 uur was, nog

ruimte maakte 63 . Ze benoemde het gevolg van het gesprek als een soort van

ontlading/verlossing. Al kwam deze ontlading/verlossing volgens de patiënte ook

grotendeels door de extra medicatie.

5.7.1 Observatieanalyse 7 Passage 1: acceptatie van de patiënte

In deze observatie lijkt zowel voor de patiënte als de verpleegkundige

onvoorwaardelijke acceptatie zeer belangrijk. De verpleegkundige veroordeelt het

gedrag van de patiënte niet. Ze wil de patiënte niet beschuldigen om hetgeen deze

gedaan heeft. Ergens, vooral dan in eerste instantie, is dit niet volledig gelukt. De

                                                                                                               61 Een benaming voor medicatie bijnemen. 62 Antipsychoticum dat ook als stemmingsstabilisator gegeven wordt. 63 Er heerst bij sommige patiënten en verpleegkundigen de tendens dat na 17 uur het “boekje” toe moet.

Page 93: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  84  

patiënte zegt zelf dat de verpleegkundige haar eerst het gevoel gaf van: “Wat heb je nu

gedaan?” Dit was niet in overeenstemming met wat de verpleegkundige beoogde.

Verder in het contact voelde de patiënte zich wel meer begrepen. Of de patiënte zich in

eerste instantie niet begrepen voelde door het toedoen van de verpleegkundige is

binnen deze studie een niet te beantwoorden vraag. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk

dat de patiënte haar eigen negatieve gevoelens omtrent automutilatie projecteerde naar

de verpleegkundige. Deze trachtte immers zo goed als mogelijk de patiënte niet te

veroordelen (wat niet wil zeggen dat ze hierin lukte).

Passage 2: Verwisselen van strategie

In eerste instantie stimuleert de verpleegkundige de patiënte om te ventileren. Haar

eerste vragen bleven hierin misschien niet genoeg bij het “hier-en-nu”. Verder past de

verpleegkundige haar strategie dan weer aan. Er is nog steeds ruimte voor ventilatie

maar nu veel concreter. Het switchen tussen onderzoeken en ondersteunen is iets wat

vaker terugkomt in deze observatie. Het is niet duidelijk waarom de verpleegkundige

niet één bepaalde strategie hanteert en blijft volgen. Het ventileren omtrent concrete

zaken was bijvoorbeeld zo een strategie geweest. Dit is een therapeutische interventie

bij gemiddelde tot matig ernstige angst. Op een bepaald moment doet de

verpleegkundige dit ook. Ze vraagt de patiënte de focus te leggen op een concrete

situatie: “Hoe was je middag?” Moest de angst van de patiënte beperkt zijn geweest

zou dit soort van input erg therapeutisch zijn. De patiënte is echter (tijdelijk) niet in

staat om de situatie concreet te bespreken. De vraag was mogelijks te moeilijk en

angst opdrijvend voor de patiënte.

Bij het begin van het contact was de patiënte nog aan het automutileren. Dit betekent

dat haar angstgradatie hoogstwaarschijnlijk nog erg hoog was. Zelfs het ventileren of

stellen van concrete vragen kan dan nefast zijn in de ondersteuning.

De verpleegkundige schat op dat moment de angst van de patiënte niet goed in. De

interventies die de verpleegkundige hanteert in deze observatie zijn te plaatsen in een

responsiviteitsketen. Deze keten had er anders kunnen uitzien wanneer er eerder in het

contact door de verpleegkundige een andere vorm van respons was gegeven. Omdat

Page 94: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  85  

dit niet gebeurde moest de verpleegkundige een therapeutische respons geven op het

zelfdestructief gedrag van de patiënte.

Passage 3: Veiligheid en herhaling

Een opmerkelijk gegeven is dat de patiënte aangeeft dat ze een zekere veiligheid nodig

heeft om dit gedrag te kunnen stellen. Dit kan duiden op een goede, therapeutische

relatie tussen beide partijen.

Men kan stellen dat de patiënte dit gedrag stelt omdat ze zich goed genoeg voelt bij de

verpleegkundige zodanig dat ze zichzelf durft tonen.

Het klimaat is veilig genoeg voor de patiënte om te uiten waar ze tot op dat moment

geen woorden voor heeft.

De verpleegkundige laat het stellen van dit gedrag tot op een bepaalde hoogte toe om

er op een later moment iets mee te kunnen doen.

Er is plaats voor enige vorm van herhaling om hier uit te kunnen leren en verder te

kunnen ontwikkelen.

Dit blijkt ook uit het interview met de verpleegkundige. Deze geeft aan dat ze al

vroeger zag dat er iets scheelde met de patiënte. Hoewel de verpleegkundige reeds een

aantal keer bij de patiënte toetste wat er scheelde, liet ze de patiënte toe op eigen

manier om te gaan met het probleem.

Passage 4: verpleeg- of patiëntenprobleem

Het niet meteen inspelen op de noden van de patiënte64 kan gezien worden als

voorrang geven aan het patiëntenprobleem in plaats van het verpleegkundig probleem.

Het patiëntenprobleem is dan de angst en frustratie waar de patiënte geen weg mee

kan. Het verpleegkundig probleem is de kans op automutilatie die de verpleegkundige

op dat moment reëel acht (en de mogelijke gevolgen die men hier als

verpleegkundigen aan moet geven).

                                                                                                               64 Het niet meteen ingaan op de non-verbale communicatie van de patiënt in de living (het contact voor de werkelijke interventie)

Page 95: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  86  

Door enkel aan het verpleegkundig probleem te denken zou men misschien de

automutilatie kunnen voorkomen maar leert de patiënte uiteindelijk niets.

Voorrang geven aan het patiëntenprobleem en de patiënte hier zelf een weg laten

zoeken om met haar angsten en frustraties om te gaan is mogelijks bedoeld als “good

enough mothering”. Men gaat niet meteen in op de nood van de patiënte om op die

manier een psychotherapeutisch proces verder te laten ontwikkelen. Dit is echter een

moeilijke oefening (en in dit geval een verkeerde inschatting). In eerste instantie laat

men hier de patiënte zelf worstelen met een aantal problemen. Er wordt door de

verpleegkundige gevraagd wat er aan de hand is maar er wordt verder geen gevolg aan

gegeven. Dit zou kunnen, als men als verpleegkundige de inschatting maakt dat de

patiënte er beter van wordt door er als verpleegkundige op dat moment niet verder op

in te gaan en dat men als verpleegkundige weet hoe dit komt. Anderzijds kan men

stellen dat van een patiënte die in de living zit en enkel non verbaal kan aangeven dat

het niet goed loopt moeilijk verwacht kan worden dat ze op een constructieve manier

met haar problemen omgaat. De vraag is wel of het volstaat om niets te doen als

verpleegkundige of misschien hier intensievere opvolging beter werkt. Het negeren

van moeilijkheden van de patiënt is nooit een therapeutische interventie.

Bij dit soort van automutilatie komt de veiligheid van de patiënte niet echt in gedrang.

Bij hevigere, destructievere automutilatie is echt ingrijpen van de verpleegkundigen

soms essentieel om levensbedreigende of verminkende factoren te vermijden.

Passage 6: Welke houding neem ik aan?

De verpleegkundige vond het belangrijk om toch zorgend over te komen op het

moment van de interventie. Er is duidelijk een afweging die de verpleegkundige

maakt. Ze kiest enerzijds om een bepaalde afstand te creëren bij de verzorging van

automutilatie. Anderzijds biedt ze een zekere vorm van nabijheid die de patiënte als

steunend kan ervaren. In principe is het steeds beter niet echt in te gaan op de

moeilijkheden van de patiënte op het moment van de interventie65. Op dat moment

volstaat het bieden van de somatische zorg en het voorzien van veiligheid voor de

patiënte. Dit is ook terug te vinden bij Peplau. Op het moment dat er automutilatie

                                                                                                               65 Tenzij de “relief” al behaald is.

Page 96: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  87  

plaatsvindt is er een erg hoge angst aanwezig. Dit betekent dat het bespreken van de

inhoud tot nog meer angst kan leiden. Volgens de inschatting van de verpleegkundige

is neutraliteit hier minder aangewezen. De verpleegkundige zegt in het interview dat

de patiënte vaker het gevoel heeft in te kou te staan. Hoogstwaarschijnlijk verlegt ze

het evenwicht in afstand - nabijheid en het evenwicht inzake neutraal zijn om deze

redenen.

Holding/good enough mothering/containment

De verpleegkundige deed er goed aan om present te zijn, ze bleef op een zorgende

manier bij de patiënte zonder dat er veel gezegd werd. Ze droeg zelfs letterlijk zorg

voor de patiënte en voor haar voet (wondzorg).

Dit kan als “holding” en/of “containment” gezien worden. Het bieden van steun en het

proberen draagbaar maken van de situatie worden hier dan deels hard gemaakt door de

aanwezigheid van de verpleegkundige en haar houding in de kamer van de patiënte.

Verder is het ook goed dat de verpleegkundige na enkele pogingen geen inhoudelijke

inputs meer gaf. Dit had de angst weer kunnen opdrijven.

Door hetgeen de verpleegkundige deed voelde de patiënte een vorm van ontlading,

verlossing. Dit kan duiden op de ondersteuning die de verpleegkundige in eerste

instantie wou geven. Zonder veel woorden (en daden) maakt de houding van de

verpleegkundige dan voor de patiënte dat deze rustiger en ontlast wordt van de angsten

die hiervoor sterk op de voorgrond traden.

De vraag blijft echter wel of de ervaring van de ondersteuning puur voortkomt uit de

interventie op zich of beïnvloed werd door de relatie die de verpleegkundige al had

met de patiënte.

Indien deze relatie zich in een verder stadium bevindt, bijvoorbeeld de exploitatie fase,

is het mogelijk dat de patiënte veel meer dan in vroegere stadia gebruik kan maken van

de relatie. Dit betekent dat men dan als verpleegkundige sneller een therapeutische

invloed kan hebben op de patiënte. Dit kan ook inhouden dat patiënten sneller rustiger

worden bij de interventies van verpleegkundigen.

Page 97: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  88  

In deze interventie zou men dan kunnen stellen dat de patiënte zich sneller

ondersteund voelt omdat ze weet dat ondersteuning één van de diensten is die deze

verpleegkundige verleent.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Automutilatie kan gezien worden als een “relief behaviour” en een vorm van “acting

out”. Het snijden in haar voet is voor de patiënte dan een uiting en expressie van

gevoelens. Gevoelens die niet gementaliseerd zijn of niet op een andere manier

geëvacueerd kunnen worden. De spanning, of lading zoals de patiënte het omschrijft,

kunnen met het angstconcept benaderd worden. Men zou kunnen stellen dat het

angstniveau van deze patiënte zo hoog was dat ze enkel op deze manier (het snijden in

haar voet) de angst kon verlagen en/of de gevoelens kon evacueren.

Bij de patiënte is er nog niet echt sprake van een patroon, het was de tweede maal dat

ze automutileerde met een lange tussenpauze. Een therapeutische benadering was dus

essentieel om te voorkomen dat de patiënte vastroestte in zo’n disfunctioneel patroon.

Het is dan ook de bedoeling om een interventie uit te voeren die er voor zorgt dat de

patiënte terug de vrijheid krijgt om een andere manier te vinden om met haar angst om

te gaan.

Op het moment dat er sprake is van grote angst wordt een leerervaring erg moeilijk.

Een alternatief om de automutilatie te voorkomen (i.p.v. deze herhaling te laten

plaatsvinden) had dan een gesprek op voorhand kunnen zijn. Een gesprek dat

grotendeels explorerend was op het moment dat er met de energie van de angst nog

een leerervaring opgedaan kon worden. De constante afweging van welke interventies

er thuis horen bij het angstniveau van de patiënte lijkt hier essentieel. Het bijstellen

van de interventies gekoppeld aan de mogelijkheden van de patiënte (die in relatie

staan met het angstniveau) is dan een logisch gevolg.

Algemeen

In deze observatie is de onvoorwaardelijke acceptie voor de patiënte als persoon erg

belangrijk. Hoewel de verpleegkundige dit beoogde, werd het niet helemaal zo

Page 98: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  89  

ervaren door de patiënte. Toch kan men spreken van een procesmatig therapeutische

inzet.

De inschatting van welke zorg de patiënte nodig had in het kader van het angstconcept

verliep niet vlekkeloos. De vragen die de verpleegkundige eerst stelde waren

misschien te moeilijk voor de patiënte omdat deze haar angstniveau te hoog lag.

Verder werd er wel therapeutisch omgegaan met de angst van de patiënte, dit

voornamelijk door presentie en een ondersteunende houding. Dit is zowel procesmatig

als qua outcome therapeutisch. De herhaling die de verpleegkundige toe laat is ook als

therapeutisch te benoemen. Wel is het onmogelijk om hier de outcome van te

beschrijven. Men kan ervan uit gaan dat door de herhaling toe te laten de patiënte zich

verder kan ontwikkelen.

Dit blijft echter wel een moeilijk evenwicht.

In deze observatie kiest de verpleegkundige voor iets meer nabijheid om een zekere

ondersteuning aan de patiënte te kunnen bieden. Dit is procesmatig te rechtvaardigen

en aangezien de patiënte zich “verlost” voelde, ook qua outcome een therapeutische

keuze gebleken.

Als laatste kan men bemerken dat er duidelijk al een therapeutische relatie aan de gang

was tussen de verpleegkundige en de patiënte. De relatie die ze hadden maakt dat deze

interventie voor de patiënte als zeer steunend ervaren wordt.

Dit bewijst misschien dat de relatie en het vertrouwen tussen de verpleegkundigen en

patiënten een erg belangrijke rol speelt in hoe zorg ervaren wordt door patiënten.

Page 99: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  90  

5.8 Observatie 8: Praten met mijn zus

Tijdens het toezicht zit een patiënte alleen in de living, het is zondag in de vooravond.

De meeste patiënten zijn nog niet terug op de afdeling omwille van het weekend

maar deze dame is in haar opnameweek en kon dus niet op weekend gaan.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënte hoe het gaat. Ze doet dit omdat ze het

belangrijk vindt extra aandacht te geven aan nieuwe patiënten. Het contact op zich is

voor de verpleegkundige al een deel van het doel. Anderzijds is het is ook belangrijk

voor de verpleegkundige om informatie te vergaren omtrent de patiënte.

Het gesprek gaat als volgt:

V: Hoe gaat het?

P: Goed, goed, net bezoek gehad van mijn zus.

V: Was dat de blonde dame in haar paarse kleed?

P: Ja, ja, dat was ze.

V: Zo, en was het een goed bezoek?

P: Maar ja, ja, het was aangenaam.

V: En heb je een goede band met je zus? (De verpleegkundige vraagt dit omdat ze de

banden met de familie belangrijk vindt. Ze gaat ervan uit dat informatie rond de

familiale banden haar een beter beeld kan geven van de patiënte haar psychische

toestand, stressfactoren en steunfiguren. Het is een verkennen van de situatie voor de

verpleegkundige.)

P: Ja, we komen wel goed overeen. (aarzelend) (De patiënte had niet verwacht dat de

verpleegkundige deze vraag ging stellen. Door er bij stil te staan merkt de patiënte een

aantal dingen op die ze in het interview weergeeft. Ze geeft aan dat ze er nooit bij

stilgestaan heeft hoe de relaties waren.)

V: Ja?

P: Maar ja, allez, ik praat met haar niet over mijn gevoelens en zo, maar ja, voor de

rest komen we wel goed overeen. Het is wel wat oppervlakkig maar ja.

V: Over wat kan je dan met haar praten?

P: Zo ja, gewone dingen, ja.

Page 100: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  91  

V: Koetjes en kalfjes? (lachend)

P: Ja, zo zou je het kunnen zeggen, ja ik praat eigenlijk met niemand over mijn

gevoelens, ik weet niet, ja, ik doe dat niet.

V: Met niemand? (De verpleegkundige neemt een actieve houding aan in het gesprek

omdat ze bij de patiënte een patroon van terugtrekking bemerkt. Hierdoor stelt ze meer

vragen en vraagt ze naar verduidelijkingen. Deels om de patiënte inzicht te laten

verwerven, deels om interesse te tonen in de patiënte haar verhaal.)

P: Ja, neen, ja niet met mijn zus, niet met mijn man, niet met mijn moeder, ik hou dat

dan alleen voor mij.

V: Je praat er niet over?

P: Neen, ja,…

V: En hoe was het bezoek dan?

P: Goed ja, ja, allez, ik had haar nog niet gezegd dat ik hier was, ik durfde dat eigenlijk

ook niet zeggen. Ik heb het nog tegen niemand gezegd eigenlijk, het is ook allemaal zo

snel gegaan en ja. Mijn man had het haar gezegd dat ik hier was, ja, ze is vandaag dan

op bezoek gekomen.

V: En hoe reageerde ze dan?

P: Goh ja, ze is er eigenlijk niet echt op ingegaan, ja, we hebben daar niet over gepraat.

V: Maar ja…

P: Ze heeft me wel de raad gegeven om niet meer altijd voor iedereen te springen.

V: Hoe bedoel je?

P: Ja, gewoon ja, voor iedereen altijd te zorgen.

V: Te zorgen?

P: Zorgen ja, zorgen dat alles voor iedereen in orde is.

V: En herken je jezelf daarin ?

P: Ja, zeker! Ja, ik trek me dan alles aan en kom er niet meer toe om voor mezelf te

zorgen.

V: Nu is het misschien tijd om voor jezelf te zorgen dan?

P: Ja, ik denk het, maar ik zie het zitten, het zal hier wel goed gaan. (De patiënte geeft

aan te begrijpen wat de verpleegkundige daarmee bedoelt. Wel geeft ze aan nog steeds

voldoening te halen uit anderen helpen… .)

V: Ja, hier word je soms met de neus op de feiten gedrukt hé.

Page 101: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  92  

P: Ja, ik weet het.

V: Oké, succes hé.

P: Dank U.

De patiënte omschreef later in het interview het contact als steunend en vertrouwend.

Dit is een gevoel dat volgens de patiënte geïnstalleerd werd door de uitstraling van de

verpleegkundige en de interesse die getoond werd voor haar.

5.8.1 Observatieanalyse 8

Passage 1: Inwinnen van informatie

De verpleegkundige heeft in deze observatie haar eerste contact met een nieuwe

patiënte. Ze maakt van dat moment gebruik om een aantal zaken te achterhalen. De

verpleegkundige vraagt bijvoorbeeld hoe het bezoek verlopen is voor de patiënte. Ze

vraagt ook hoe de band van de patiënte is met haar bezoek. De verpleegkundige haar

motivatie bij het stellen van deze vragen is o.a. het in beeld brengen van de sociale

context van de patiënte. Ook inwinnen van informatie over de patiënte voor het

aanvullen van de “assessments” speelt hier een rol. Dit laatste kan op twee manieren

geïnterpreteerd worden. Allereerst kan dit gezien worden als verpleegkundigen die in

contact met de patiënt hetgeen vragen dat ze nodig achten om de patiënt te leren

kennen en te helpen. Verpleegkundigen die oog hebben voor het persoonlijke verhaal

van de patiënt. Dit doen ze dan om aan de slag te kunnen met alles wat in het

persoonlijke verhaal van de patiënt een rol kan spelen. Dit is een zeer therapeutische

insteek om informatie te willen bekomen en “assessments” te ontwikkelen.

Anderzijds kan men als verpleegkundige ook de nodige informatie bekomen om het

dossier op orde te hebben. Dit betekent dat men als verpleegkundige al de informatie

tracht te bekomen waarvoor ruimte voorzien is in het patiëntendossier.

Deze acties stelt men omdat het een verpleegkundige taak is om de “assessments” aan

te vullen of omdat de informatie nodig is voor de dokter. Het vergaren van informatie

staat dan niet ten dienste van de patiënt maar is veeleer een verpleegkundig probleem.

Als dit de motivatie is om informatie te bekomen kan gesteld worden dat dit veel

Page 102: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  93  

minder therapeutisch is. Informatie dient verzameld te worden om met de patiënt op

weg te kunnen gaan, niet omwille van een eigen goed dossier of informatie voor de

dokter.

In deze observatie kan men ervan uit gaan dat de verpleegkundige omwille van de

juiste redenen deze vragen stelt.

Passage 2: Een patroon van withdrawal

Binnen de interactie merkt de verpleegkundige een patroon van “withdrawal” op bij

de patiënte (iemand die het gesprek laat stilvallen, weinig verhaal brengt,…). Omwille

daarvan gaat de verpleegkundige zich actiever opstellen in het gesprek en tracht ze

tegelijkertijd ook een aantal zaken te weten te komen die van belang kunnen zijn voor

het ontwikkelingsproces van de patiënte. Het is knap dat de verpleegkundige het

“afwezige” gedrag van de patiënte als een probleem benadert. Ze herkent een patroon

van “withdrawal” en probeert hiermee aan de slag te gaan. Een groot gevaar bij

patiënten met “withdrawal” is dat deze niet opgemerkt worden of dat het gedrag niet

als dusdanig herkend wordt. Dit is hier gelukkig wel het geval.

De aanpak van de verpleegkundige is nogal explorerend66 en laat de patiënte meteen

nadenken en reflecteren. De verpleegkundige ziet het als een verkennen van een

situatie. De patiënte geeft zelf aan dat de verpleegkundige haar liet nadenken over een

aantal zaken waar ze eigenlijk geen aandacht voor had. Dankzij het doorvragen van de

verpleegkundige (omtrent de goede band tussen de patiënte en haar zus) komt de

patiënte bij het thema “zorg vragen” en hoe dit thema een taboe is in de patiënte haar

familie. Dit thema zou in het verdere verloop van de behandeling best een belangrijke

rol kunnen spelen.

Hoewel de patiënte nog in haar opnameweek is kan men aannemen dat dit soort

vraagstelling een positieve invloed kan hebben op het reflectief en mentaliserend

vermogen. Hierdoor kan de patiënte dan in theorie interpersoonlijke en intellectuele

capaciteiten ontwikkelen. De onthullingen die de patiënte al min of meer doet kunnen

                                                                                                               66 Explorerend in twee opzichten, enerzijds in de zin van de patiënt aanzetten tot denken en anderzijds explorerend in de zin van de verpleegkundige die voor zichzelf informatie exploreert (de open vragen).

Page 103: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  94  

ook wijzen op een zeker “klaar zijn” om een therapeutische relatie met de

verpleegkundige aan te gaan.

Passage 3: taalgebruik en strategie

De verpleegkundige heeft binnen de interventie aandacht voor haar/het taalgebruik.

Een aantal keer vraagt ze bijvoorbeeld verduidelijking van wat men kan omschrijven

als onterechte generalisaties (bijvoorbeeld omtrent het begrip “zorgen” en het begrip

“niemand”). Op deze manier is het zeker dat de verpleegkundige en de patiënte op

dezelfde golflengte aan het werken zijn.

Begrippen als “zorgen voor” en “niemand” kunnen verschillende betekenissen hebben.

In het begin van de observatie maakt de verpleegkundige een kleine omweg in het

omgaan met vage generalisaties. De patiënte beschrijft het bezoek als aangenaam, wat

op zich een zeer vage term is. De verpleegkundige zou op dat moment kunnen ingaan

op wat “aangenaam” inhoudt en wat er net zo aangenaam was in het contact.

Ze doet dit echter niet en focust zich op de relatie van de patiënte met haar bezoek.

Later in het gesprek komt ze echter terug bij de vraag hoe het bezoek verlopen was.

Dit is een keuze van de verpleegkundige en een voorbeeld van hoe men

verpleegkundige interacties/interventies binnen een responsiviteitsketen kan zien. Na

elke interactie kiest de verpleegkundige een nieuwe interactie-input uit of kiest ze er

voor om terug te komen op een eerdere. Deze keten moet afhangen van het doel van de

verpleegkundige. In dit geval was het doel contact leggen met de patiënte en

informatie bekomen. Uit de responsiviteitsketen van de interactie blijkt dat informatie

rond de context van de patiënte als erg belangrijk ervaren wordt door de

verpleegkundige. Dit verklaart dan waarom de verpleegkundige hier eerst op ingaat.

Wanneer men als verpleegkundige later terug komt op het bezoek is het mogelijks

beter zich niet meteen op het gevoel van de patiënte te fixeren. Een beter alternatief

volgens de theorie van Peplau zou hier zijn om te vragen naar een beschrijving van het

bezoek. Een concrete schets van het gebeuren kan de link tussen de emoties en hetgeen

gebeurd is versterken. Zonder de situatiebeschrijving loopt men het risico op een hoop

emoties te botsen die los van het geheel gekoppeld zijn alsook veel moeilijker te

dragen.

Page 104: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  95  

Soms moet het procesmatige van het vertellen en leren centraal staan. Op zo’n

momenten is het belangrijk de nadruk te leggen op verduidelijkingen en de inhoud van

gebruikte begrippen.

Anderzijds is soms de inhoud op zich het meest belangrijke. Dan is het als

verpleegkundige essentieel om te luisteren naar hetgeen de patiënt vertelt. Wanneer

men als verpleegkundige de patiënt dan constant zou onderbreken en bevragen rond

procesmatige zaken loopt men twee risico’s. Het eerste risico is dat de patiënt zich niet

begrepen en gehoord voelt. Het tweede risico is het gevoel dat je dan bij de patiënt

creëert dat je met hem iets probeert te bereiken waar hij het nut niet van snapt (de

verpleegkundige werkt met een verborgen agenda, ze wil mij iets leren hierdoor maar

wat…?)

Het is een keuze die verpleegkundigen moeten maken in functie van de noden van de

patiënt.

Holding/good enough mothering/containment

Zoals hiervoor al gezegd vond de verpleegkundige het contact op zich ook belangrijk

en zinvol. Dit kan men plaatsen in het kader van de “holding environement”. De

verpleegkundige is aanwezig voor de patiënte en tracht een warm contact aan te gaan.

Hierdoor creëert ze een milieu waarbij de patiënte het gevoel heeft dat de

verpleegkundigen er zijn voor haar. Er wordt niet aan haar voorbijgegaan en ze telt

mee. Dit milieu staat haaks tegenover het milieu waarin de patiënte zich in haar

context bevindt. Op deze manier kan men de “holding environement” beschouwen als

een mogelijkheid om de patiënte haar patroon van “withdrawal” te laten ontgroeien.

De verpleegkundige stelt dat ze dit contact aangaat zodat de patiënte zich goed voelt

en ook om een gevoel van veiligheid te creëren. Ook dit sluit aan bij het creëren van

een “holding environement” zoals hierboven beschreven, maar is niet echt congruent

met het explorerende gedeelte van het contact.

De patiënte geeft aan dat ze zich door dit gesprek gesteund voelt. Ook het gevoel van

vertrouwen is iets wat bij de patiënte naar boven komt. Door het contact dat de

verpleegkundige zoekt met de patiënte heeft deze het gevoel dat de verpleegkundigen

er zijn voor haar. Dit is op zich een therapeutische outcome.

Page 105: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  96  

Men kan dit contact ook zien als het geven van aandacht aan het persoonlijke verhaal

van de patiënte wat Peplau zo belangrijk vond. De verpleegkundige maakt gebruik van

een informeel moment om de patiënte te leren kennen. Door dit contact aan te gaan

kan de verpleegkundige de patiënte echt leren begrijpen. Hierdoor kan ze deze dan

misschien ook beter begeleiden zodat de patiënte uiteindelijk zichzelf leert begrijpen.

In de praktijk zijn er talloze kansen als dit om echt contact te maken met de patiënten.

Een bewustwording rond het potentiaal van deze kansen lijkt ons belangrijk voor de

psychiatrische verpleegkundige.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

De aanpak van de verpleegkundige kent een aantal gelijkenissen met de “investigative

approach”. De vragen die de verpleegkundige stelt zijn grotendeels exploratief en/of

vragen de patiënte om zich te verduidelijken.

Toch zijn er ook enkele tegenstrijdigheden. Zo kan bijvoorbeeld de vraag: “En, was

het een goed bezoek?” als suggestief beschouwd worden waardoor de patiënte al in

een bepaalde richting geduwd wordt om te antwoorden. Ook de vraag: “Misschien is

het nu tijd om voor jezelf te zorgen?” is van die aard.

Het gebruik van een gezegde als “praten over koetjes en kalfjes” is volgens Peplau ook

niet aangewezen. Allereerst is niet duidelijk wat praten over koetjes en kalfjes is, maar

erger is dat men door het hanteren van dit gezegde mogelijks voorbijgaat aan hetgeen

de patiënte nog belangrijk vond te zeggen over het contact tussen zichzelf en haar zus.

Men kan stellen dat, zeker bij nieuwe patiënten, zulke vage gezegdes voor verwarring

kunnen zorgen.

Een belangrijk gegeven is echter wel dat het hier gaat om een informeel contact. Het

gebruik van de “investigative approach” hoeft dan niet altijd volledig in lijn te zijn met

de theorie. De verpleegkundige beschrijft het als een evenwicht zoeken tussen het

luchtige en het doelgerichte. Toch blijft het belangrijk na te denken over de invloed

van de inputs die je geeft als verpleegkundige. Misschien is het belangrijkste principe

om te hanteren, de idee dat je als verpleegkundige die inputs dient te geven die de

zelfexpressie van de patiënte stimuleren. Dit zeker bij patiënten die nieuw in opname

Page 106: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  97  

zijn en die zowel in de relatie met de verpleegkundige als in hun persoonlijke

ontwikkeling nog in de startschoenen staan.

Algemeen

In deze observatie ziet men duidelijk dat de verpleegkundige een aantal zaken wil

achterhalen. Dit is een therapeutisch iets, als de informatie die bekomen wordt

gebruikt wordt in het proces van de patiënte. Er wordt vanuit gegaan dat dit na deze

interactie ook zo zal gebeuren. Het duidelijk stellen van waarom een verpleegkundige

deze informatie nodig heeft en bevraagt zou ook een therapeutische methodiek zijn.

Hierdoor voorkomt men dat men werkt met een verborgen agenda onder het mom van

oprechte interesse.

Verder merken we in deze interactie op dat de verpleegkundige een nogal

explorerende67 en actief onderzoekende houding aanneemt. Ze gebruikt hiervoor

enkele aspecten uit de “investigative approach”. Ook dit kan als een procesmatig

therapeutisch gegeven beschouwd worden. Toch blijft het in elke interactie opletten

voor de valkuilen van o.a. cliché gezegdes, bevestiging geven en suggestieve

vraagstellingen. Zeker in informele contacten kunnen deze zowel de verpleegkundigen

als de patiënten op het verkeerde spoor zetten. Procesmatig kan men stellen dat deze

aanpak een positief effect heeft op het reflectie en mentaliserend vermogen van de

patiënte. Qua outcome kan men dit niet stellen op basis van deze interactie.

In dit contact heeft de verpleegkundige bewust aandacht voor het gebruik van taal. De

verpleegkundige vraagt soms bewust om verduidelijking of staat soms stil bij de

inhoud van bepaalde begrippen. Ook dit gegeven is procesmatig therapeutisch. In dit

soort contacten is werken rond verduidelijking soms een moeilijk evenwicht.

In ieder geval hangen de interventies van de verpleegkundige af van de noden van de

patiënte. Dit betekent dat deze goed moet inschatten wat de patiënte op dat moment

nodig heeft. Net als bij de outcome van de “investigative approach” is het echter te

voorbarig om te stellen dat deze taalkundige interventies een positieve invloed hebben

op de patiënte haar ontwikkelingsproces.

                                                                                                               67 Explorerend op twee manieren: het stellen van open vragen en het laten nadenken van de patiënte.

Page 107: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  98  

Als laatste kan men stellen dat de verpleegkundige een “holding environement” creëert

en ook de nodige aandacht heeft voor de patiënte. Ze doet dit bewust en dit geeft de

patiënte het gevoel dat de verpleegkundigen er zijn. Van dit deel van de interventie

kunnen we dus stellen dat de outcome hier ook therapeutisch is.

In zijn geheel lijkt dit een interactie die therapeutisch is en kan bijdragen bij het

leerproces van de patiënte.

Page 108: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  99  

5.9 Observatie 9: Het moeilijke weekend

Een patiënte belt aan de voordeur aan, het is elf uur ’s avonds en de buitendeuren zijn

gesloten. De patiënte had al laten weten dat ze het moeilijk had om te komen.

Na verschillende telefoongesprekken besloot ze om zich toch door haar broer te laten

afzetten op de afdeling.

Als de nachtverpleegkundige de deur opendoet zegt de patiënte niets. In het

terugwandelen naar de eigenlijke afdeling vertelt de patiënte dat ze de opname in

vraag stelt. De verpleegkundige gaat hier op in en hieruit ontstaat een gesprek. De

verpleegkundige vraagt bewust aan de patiënte om even in het verpleegbureel te

komen. Ze schat in dat de patiënte dit nodig heeft. Tijdens het gesprek trilt de patiënte

haar been de hele tijd. Ze legt vaak de handen op het hoofd en staart dan naar de

grond.

P: Ik ben het hier eigenlijk beu.

V: Je bent het hier beu?

P: Ja, ik zit vast, ik kan hier niets doen.

V: Hoe bedoel je “vastzitten”?

P: Ik zit hier vast en thuis zit ik ook vast, ik heb het gevoel dat de opname niet helpt en

al mijn werk blijft ook staan, ik wil er eigenlijk mee stoppen.

V: Welk werk dan?

P: Ja, mijn strijk en zo, en de kamers kuisen en voor de kinderen zorgen, en ja, veel te

veel ja.

V: Je hebt dan toch beslist terug te keren?

P: Ik had dat misschien beter niet gedaan.

V: Kijk, je bent hier nu vanavond, en we gaan voor jou zorgen, eventueel kan je dan

morgen naar de dokter gaan om de opname stop te zetten. Het is misschien beter als je

dat met hem overlegt, dan kan je de opname beter afronden.

Vertel nu eens wat er zo moeilijk ging dit weekend.

P: Het was zo druk, zo druk.

V: In het weekend is het voor jou altijd druk, of was het drukker dan anders?

P: Ja, mijn dochter haar vriend kwam mee eten, mijn ex-man kwam mee eten, mijn

moeder was er ook, en als je die twee “thoope” steekt dan ja… en het was mijn

Page 109: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  100  

dochter haar verjaardag, en ik heb het gevoel dat ik geen goede verjaardag heb kunnen

geven en ja…

V: Wat is een goede verjaardag geven?

P: Goja, dat ik het gevoel heb dat ze een goeie verjaardag had.

V: Of zij het gevoel dat ze een goeie verjaardag had?

P: Pfff.

V: Je was er, en je hebt samen kunnen vieren, misschien was dat voor haar genoeg?

P: Pfff, voor mij was het niet genoeg, voor mij is het nooit genoeg!

V: En wat was er dan met je moeder en je ex-man?

P: Ja, die twee samen, ja,…

V: Dat klikt niet?

P: Huh, niet klikken.

V: Dat klikt wel?

P: Zeer zeker dat het klikt.

V: Te goed klikken dan? (De verpleegkundige vraagt aan de patiënte een aantal keer

om zich te verduidelijken. Dit doet ze om enerzijds op dezelfde golflengte te komen en

anderzijds de patiënte het zichzelf duidelijker te laten maken.)

P: Als die twee samen zitten dan trekken ze aan het zelfde zeel. Zelfs als ik een

moeilijk weekend heb dan belt mijn moeder dat gewoon door naar hem. Die twee, ik

heb het gevoel dat ze soms samenspannen tegen mij.

V: En dat maakte het moeilijk voor jou dit weekend?

P: Pff, en ook mijn dochter, ik zie dat er iets is, maar ja, ik heb dat meiske zelfs niet

kunnen spreken dit weekend. Ik zie dat er iets is maar ik heb de tijd niet gehad om

eens te klappen met haar. Fuck….

V: Gaat het hier lukken Elke?

P: Pff, ik ben het zo beu hé. …

V: Je ziet er ook moe uit, heb je wat geslapen dit weekend?

P: Geslapen? Ik heb niet geslapen neen.

V: Heb je dan geen kamer waar je wat kan slapen, een masterbedroom?

P: Ik kan die kamer niet meer zien!

V: Hoe bedoel je?

P: Ik kan daar niet meer komen, ik kan er zelfs de was niet meer wegleggen.

Page 110: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  101  

V: Je kan er niet meer komen?

P: Neen, door al die herbelevingen en alles wat naar boven komt dan.

V: Heb je dan ergens anders een veilige plek?

P: Ik ben nergens veilig, fuck….

V: Ik ga het nog eens vragen, gaat het lukken Elke?

P: Pff, ik weet niet, ik weet niet. (de patiënte begint geagiteerd te geraken, haar benen

beginnen nog meer te trillen en ze balt haar vuisten)

V: Kunnen we een afspraak maken Elke? (De verpleegkundige neemt hier over van de

patiënte. Ze doet dit omdat ze proactief wil werken. Tijdens de nachtdienst is er

volgens haar slechts beperkte ruimte om te werken. Dit betekent dat ze sneller dan

overdag de beslissing moet maken om over te nemen.)

P: Ik weet niet.

V: Kunnen we afspreken dat je in iso gaat slapen vanavond? (De verpleegkundige

geeft in haar interview aan dat ze op dat moment dacht dat er een nood aan begrenzing

was.)

P: Ja, maar ja, oké. (Op het moment zelf vindt de patiënte dit geen goed idee. Wel

geeft ze in het interview weer dat het haar misschien wel goed gedaan heeft, dat er

niets stuk geslagen is en dat ze de nacht goed doorkomen is.)

V: Oké, je kan dan morgen eventueel nog naar de dokter gaan om de behandeling te

bekijken.

P: Maar ja.

De verpleegkundige begeleidt de patiënte naar de isolatie. Wat er toen nog gezegd

werd is niet volledig duidelijk. De patiënte krijgt wel nog haar medicatie en dient het

touw uit haar broek aan de verpleegkundige te geven.

Als de patiënte in bed ligt vertrekt de verpleegkundige.

In het interview benoemde de verpleegkundige het gesprek als ondersteunend,

begrijpend en begrenzend. Ze beschrijft de noden als een nood aan aandacht, een nood

aan begrenzing en een nood aan ventilatie.

Meer dan verwacht voelde de patiënte zich begrepen in het gesprek. Hierdoor was

deze positief verrast. Ook geeft de patiënte aan dat ze nood had aan iemand die het

Page 111: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  102  

even overnam en zei wat ze moest doen. Tijdens het gesprek had de patiënte echter

niet het gevoel dat ze rustiger werd.

5.9.1 Observatieanalyse 9 Passage 1: Shiften van strategie

In deze observatie was de patiënte duidelijk overstuur. In termen van Peplau zou men

kunnen stellen dat er een hoge graad van angst aanwezig was.

De verpleegkundige trachtte deze angst bij de patiënte te laten afnemen. Ze deed dit

door de patiënte op verhaal te laten komen. Zo vroeg ze bijvoorbeeld aan de patiënte te

vertellen wat er moeilijk liep dit weekend. Op deze manier vraagt men de patiënte zich

te focussen op een bepaalde gebeurtenis en om deze zo goed mogelijk te beschrijven.

Dit sluit aan bij de theorie van Peplau.

Binnen het kader van de patiënte op verhaal laten komen veranderde de

verpleegkundige enkele malen van onderwerp. Bepaalde inhouden werden vermeden

of er werd niet op ingegaan. Dit leek te maken te hebben met de beladenheid van

bepaalde onderwerpen. Indien de verpleegkundige aanvoelde dat bepaalde thema’s te

zwaar beladen waren “shiftte” ze van onderwerp. Het is goed om als verpleegkundige

thema’s waarvoor je geen “containment” kan bieden ook niet aan te snijden. Anders

leidt dit tot verhoogde angst waarop je als verpleegkundige geen invloed meer hebt.

Ondanks het shiften van de strategie bleek dat de angst van de patiënte niet echt

afnam. Er bleven uiterlijke verschijnselen (trillen, handen op het hoofd) aanwezig die

een hoge graad van angst weergaven. Het feit dat de angst niet afnam, wat de

verpleegkundige ook zo inschatte, zou te maken kunnen hebben met een verkeerde

inschatting van het angstniveau van de patiënte in eerste instantie. De explorerende

vragen die de verpleegkundige hierna stelde zouden dan als olie op het vuur kunnen

gezien worden met een toename van angst als gevolg. Anderzijds is het begrijpelijk en

wenselijk dat men in die eerste instantie de patiënte laat bekomen door ventilatie (en

waar mogelijk exploratieve vragen stelt68). Dit is bijvoorbeeld nodig om een juiste

inschatting van de situatie te kunnen maken.

                                                                                                               68 Zowel open als echt exploratieve vragen

Page 112: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  103  

Omdat de angst niet afnam moest de verpleegkundige een andere interventie zoeken

om ergens tegemoet te komen aan de momentane noden van deze patiënte.

Passage 2: De inschatting van de verpleegkundige

Deze schatte de noden van de patiënte als volgt in:

Er was een zekere nood aan ventilatie, die valt onder hetgeen hierboven besproken is.

Er was een zekere nood aan aandacht en er was nood aan beveiliging.

De nood aan aandacht kan gezien worden als aandacht voor het persoonlijke verhaal

van de patiënte. Deze nood is ook grotendeels ingevuld. De verpleegkundige trok meer

tijd uit dan gewoonlijk om even samen te zitten met de patiënte en naar haar te

luisteren. Er was aandacht voor de unieke situatie die de patiënte had meegemaakt

waardoor ze overstuur was.

Uit het interview met de patiënte blijkt ook dat de nood aan aandacht voor het

persoonlijke verhaal deels ingevuld is. Zo beschrijft de patiënte dat de

verpleegkundige tegen haar verwachtingen in gemerkt had dat de patiënte het moeilijk

had. Dat de verpleegkundige, die normaal als eens sneller durft zeggen: “Probeer wat

te slapen”, tijd maakte voor haar. En dat ze zich tegen de verwachtingen in begrepen

voelde. Dit omschreef de patiënte dan ook als een positieve verrassing.

De laatste inschatting van de verpleegkundige was dat de patiënte nood had aan een

vorm van beveiliging.

Passage 3: Het overnemen van de verpleegkundige en de rede hiertoe

Op een bepaald moment was de verpleegkundige meer directief en stelde ze de

patiënte voor een afspraak te maken. Dit had te maken met de ingeschatte nood aan

beveiliging door de verpleegkundige. De gemaakte afspraak hield in dat de patiënte de

nacht ging doorbrengen in de iso-(leerkamer).

Op zich zou men kunnen veronderstellen dat hier het verpleegkundig probleem

voorrang kreeg op het probleem van de patiënte zelf.

De nood aan veiligheid zou op dat moment groter zijn bij de verpleegkundigen dan bij

de patiënte. Of dit het geval is zal nooit duidelijk zijn maar wanneer men dit vergelijkt

Page 113: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  104  

met overdag werd hier nogal snel beslist over te nemen. Anderzijds leek de interventie

de patiënte goed te doen en kunnen we dus moeilijk uitmaken welke noden (die van de

verpleegkundige of die van de patiënte) hier op de eerste plaats stonden.

Het evenwicht tussen het verpleegkundig probleem en het probleem van de patiënt ligt

natuurlijk bij de nachtdienst anders dan bij de verpleegkundigen die overdag werken.

De verpleegkundige zelf omschrijft het als een vorm van proactief werken.

De veiligheid op de afdeling maar ook voor de verpleegkundigen zelf kan dan

belangrijker zijn dan het leerproces van de patiënte.

Er zijn ’s nachts niet de middelen en de tijd om in dezelfde mate therapeutisch te gaan

werken als overdag. In die zin kan het dan ook nodig zijn dat verpleegkundigen sneller

overnemen. Toch kan men stellen dat de verpleegkundige niet verkeerd handelde.

Haar inschatting van rust en veiligheid bieden aan de patiënte zijn ook volgens de

patiënte achteraf gezien goede interventies geweest.

Het feit dat ze een aantal thema’s opende en meteen weer afsloot, is misschien een

aanpak die te betwijfelen valt. Maar het kan ook veel te maken hebben met het (niet)

kennen van die thema’s wat als nachtverpleegkundige beter te begrijpen valt.

Passage 4: het taalgebruik

Wanneer de patiënte de situatie beschrijft staat de verpleegkundige stil bij de

misverstanden die taalgebruik kunnen teweeg brengen. Dit doet ze bewust om te weten

te komen wat er in de patiënte omgaat. Ze deelt dit op in twee factoren. Allereerst wil

ze weten hoe de situatie in elkaar zit. Ten tweede wil ze zo te weten komen wat de

patiënte haar gevoel daarbij is. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

Wanneer de patiënte het heeft over werk vraagt de verpleegkundige: “Welk werk?”

Wanneer de patiënte op een ietwat sarcastische toon zegt “Zeer zeker dat het klikt.”

toetst de verpleegkundige voor alle zekerheid af door te vragen “Te goed klikken?” en

vraagt ze dit nog meer te omschrijven.

Verder vraagt de verpleegkundige ook naar de inhoud van wat een goeie verjaardag

geven is. (Dit is bijvoorbeeld een thema dat de verpleegkundige uitkiest om wel even

verder op in te gaan.) Door als verpleegkundige stil te staan bij deze aspecten van het

taalgebruik maakt men het in de eerste plaats moeilijker om op verschillende

Page 114: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  105  

golflengtes te praten. Misverstanden worden vermeden en de verpleegkundige en de

patiënte hebben het over hetzelfde. Verder kan aandacht voor het taalgebruik ook

inzichten bevorderen. Een goed voorbeeld hiervan is de vraag aan de patiënte van wat

een goede verjaardag is. Hierdoor wordt de patiënte uitgenodigd na te denken en te

reflecteren wat dit voor haar inhoudt. Hierdoor kan de verpleegkundige de vraag

stellen voor welke partij het een goede verjaardag was. Hierop antwoordt de patiënte

dat het voor haar geen goede verjaardag was en ze voegt er aan toe dat het voor haar

nooit genoeg is. Dit is al een stap verder dan enkel hetgeen ze eerder beschreef: “Ik

heb het gevoel dat ik geen goede verjaardag heb kunnen geven.”.

In deze observatie kan men stellen dat de verpleegkundige een aantal vage concepten

(“een goeie verjaardag”, “klikken”) bevraagd heeft en verder zelf steeds duidelijk

communiceerde. Op deze manier is alles duidelijk en heeft men de patiënte een aantal

ontwikkelingskansen aangeboden.

Holding/good enough mothering/containment

Deze interventie is een voorbeeld van het aanbieden van een “holding environement”.

De verpleegkundige stelde zich op een empatische manier op, ze ging een warm

contact aan met de patiënte wat deze ook aangenaam verraste.

Er is binnen dit contact zowel ondersteuning geboden als (hevige) structuur.

Ondersteuning werd geboden door te luisteren naar het verhaal van de patiënte, door

aandacht te hebben voor het verhaal en er te zijn voor de patiënte.

De structuur vindt men terug in het overnemen van de verpleegkundige. Zij stelt op

een bepaald moment voor om een afspraak te maken en het over te nemen van de

patiënte. Hierdoor wordt toch een vorm van structuur aan de patiënte aangeboden die

een gevoel van veiligheid teweeg kan brengen.

Ondanks dat de patiënte het eerst niet echt een goed idee vond, merkte ze achteraf op

dat deze interventie haar wel tot rust heeft kunnen brengen. De patiënte stelde zelfs dat

ze op dat moment nood had aan iemand die haar zei wat ze moest doen.

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Page 115: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  106  

De verpleegkundige gaf enkele inputs die vergelijkbaar zijn met de vereiste inputs van

de “investigative approach” om zo ietwat explorerend te werken. De vraag rond de

slaapkamer kan bijvoorbeeld zo gezien worden. Deze aanpak kan zeker therapeutisch

zijn maar is hier misschien niet de meest correcte omdat hij niet echt overeenstemt met

de doelstellingen van de verpleegkundige69.

Wanneer er sprake is van gemiddelde angst kan een interventie die ventilatie

stimuleert en deels exploratief is, leiden tot een verminderd angstniveau. Als de

gradatie van de angst te hoog wordt is het minder aangeraden de focus te leggen op het

exploratieve70.

Verder zou nog opgemerkt kunnen worden dat het overnemen van de patiënte als

verpleegkundige gevolgen kan hebben.

Het zou bijvoorbeeld kunnen dat er zich op deze manier een nieuw patroon ontwikkelt

waarin de patiënte als ze het moeilijk heeft de situatie uit handen geeft.

Anderzijds is het ook mogelijk dat de patiënte deze eenmalige “overname” nodig had

om de angst te kunnen laten afnemen.

Oog voor het effect van deze interventie, is in elk geval nog essentieel in de volgende

moeilijke situaties voor de patiënte.

Algemeen

Samengevat is er in deze observatie sprake van een verpleegkundige die in eerste

instantie de patiënte de kans biedt om te ventileren over haar moeilijk weekend. Op

zich is dit een therapeutische insteek die overeenkomt met de theorie van Peplau.

Jammer genoeg was het angstniveau van de patiënte zo hoog dat dit ventileren niet

meer hielp om de angst van de patiënte te verlagen. Enkele aangebrachte thema’s

werden daarom ook vermeden door de verpleegkundige.

Verder gaf de verpleegkundige de nodige aandacht aan de patiënte. Dit kan ook gezien

worden als een therapeutisch iets. Het uittrekken van tijd, het luisteren, de empatische

houding en de aandacht voor het persoonlijke verhaal van de patiënte maakten dat

deze zich gehoord en begrepen voelde. Dit was dus een therapeutische outcome.                                                                                                                69 Die vooral ondersteunend waren. 70 Exploratief in die zin dat ze op leren gericht zijn en de patiënt uitdagen. Dit verschilt van “open” vragen waarin de verpleegkundige voor zichzelf exploreert.

Page 116: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  107  

De inschatting van beveiliging zou men in eerste instantie als minder therapeutisch

kunnen bestempelen. De outcome van het beveiligen ziet de patiënte wel als

therapeutisch. Ze is gekalmeerd en had niet meer de gedrevenheid van de avond

ervoor.

Ook gaf de patiënte aan dat ze van het gesprek zelf, niet rustiger geworden was, maar

wel vanaf het moment dat de verpleegkundige overnam.

Of deze outcome in de ontwikkeling van de patiënte ook als therapeutisch beschouwd

kan worden valt nog af te wachten.

Verder heeft de verpleegkundige correct taalgebruik gehanteerd en vage generalisaties

bevraagd. Hierdoor heeft de patiënte een aantal leerkansen gekregen.

Om hiervan te bepalen of de outcome therapeutisch was is onmogelijk. Wel kan men

stellen dat zeker het procesmatige van dit deel van de interventie zeer therapeutisch

was.

Men kan over deze interventie besluiten dat de nacht voor de patiënte makkelijker te

overbruggen was. Ook kan men stellen dat er verder geen andere bruggen opgeblazen

zijn die therapeutisch werken in de toekomst onmogelijk maken.

Page 117: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  108  

5.10 Observatie 10: Afspraak met de psycholoog

Een bepaalde patiënte vraagt een verpleegkundige op de gang of deze een minuutje

tijd heeft voor haar. De verpleegkundige stemt toe en gaat samen met de patiënte in

een apart lokaal zitten. Ze tracht een empatische, zorgende houding aan te nemen die

de patiënte ondersteunt. De verpleegkundige wil het vooral over het “hier-en-nu”

hebben en wil ook begrenzend te werk gaan aangezien het al bijna 17 uur is.

V: Vertel eens.

P: Goh ja, ik heb het al heel de week moeilijk, het lukt niet…

V: En heb je al een momentje gehad met je persoonlijke begeleider?

P: Neen, ik had dan een momentje gevraagd met een andere verpleegkundige maar die

kon niet, ze zei dat ik even bij mijn persoonlijke begeleider moest gaan zitten maar

die was al weg.

V: Gisteren?

P: Nee, ja deze voormiddag.

V: Je had deze voormiddag een moment gevraagd met een verpleegkundige?

P: Ja.

V: En die verpleegkundige zei dat je het best ging samen zitten met je persoonlijke

begeleider?

P: Ja, maar die was al weg, en ik trok me dan op aan het feit dat ik morgen bij de

psycholoog kon, maar die zei me dat ik de afspraak gemist had en dat het vandaag

was. De psycholoog is dan ook de eerste drie weken niet meer bereikbaar. En ja, ik

heb het dan al zo moeilijk en pfff.

V: Ik kan er wel inkomen dat dit moeilijk voor jou is.

P: Ja, je komt niet in opname om eenmaal per maand bij een psycholoog te gaan hé.

V: Ja, in wat je zegt kan ik zeker inkomen, en hoe komt het dat het nu zo moeilijk

gaat?

P: Van alles, in de psycho71 lukt het niet, het gaat daar steeds over misbruik en ik wil

dat niet meer, ik wil vooruit. Ik kan niet meer altijd bezig zijn met dat verleden, ik

                                                                                                               71 Psychotherapie, gegeven door de behandelende psycholoog

Page 118: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  109  

word misselijk als ik daar aan denk. Bij de psycholoog is het ook zo, die wil altijd

terug maar ik wil vooruit. Ik wil daar niet meer mee bezig zijn.

V: Dat is lastig, maar dan zal er wel eens met de dokter moeten besproken worden

waar we de focus op leggen hé, als dat achteruitgaan niet de bedoeling is of niet lukt

voor jou dan werkt het ook niet zo. En er zal dan eens besproken moeten worden wat

dat vooruitgaan is hé.

P: Ja, ik wil vooruit kijk, Chantalle die was gelijk met mij opgenomen en die mag

volgende week al op dag, en zie mij hier zitten.

V: Ik kan begrijpen dat zoiets lastig voor jou is, maar jouw verhaal is ook anders dan

het verhaal van Chantalle. Er zijn dingen die verschillen in het verhaal van jou

tegenover dat van Chantalle.

P: Dat weet ik wel, maar ik wil vooruit, ik had hier net zin om met mijn hoofd tegen

de muur te bonken, ik heb dat al maanden niet meer gedaan en nu, had ik niet

gevraagd om even te spreken, had ik het weer gedaan.

V: Dan is het goed dat je naar ons gekomen bent hé. Het is ook zo dat je al een hele

weg hebt afgelegd, een goede weg, dat mag ook gezegd worden. (De verpleegkundige

bekrachtigt bewust het gedrag van de patiënte omdat ze weet dat het soms moeilijk is

voor de patiënte om beroep te doen op de verpleegkundigen.)

P: Maar ja, maar ja…

V: Hoe denk je nu de avond te overbruggen?

P: Ik denk dat ik in mijn bed zal kruipen, ik weet dat zoiets niet goed is maar ik zie

het anders niet zitten. Ik ga gewoon gaan slapen. (De patiënte zegt in haar interview

dat dit niet de beste manier is om met moeilijkheden om te gaan maar wel dat het al

beter is dan hetgeen ze vroeger deed.)

V: En zou je meedoen aan de ergo activiteit72 vanavond?

P: Neen, ik weet ook niet wat het is, maar ja, ik zou liever gewoon in bed kruipen.

Anders ga ik stomme dingen doen denk ik…

V: Als dat jouw manier is om dit moeilijke moment te overbruggen is dat oké. Het is

niet ideaal maar als je er op die manier in slaagt om te gaan met deze moeilijke

momenten kan dat natuurlijk. (De verpleegkundige vindt dat in bed kruipen een beter

                                                                                                               72 eenmaal per week voorziet de ergotherapeut een avondactiviteit op de afdeling.

Page 119: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  110  

alternatief is dan andere vormen van ageren. Ook aangezien het tijdstip, rond 17 uur,

vindt ze dat in bed kruipen een degelijke manier is om de periode te overbruggen.)

P: Maar ja. (De goedkeuring van de verpleegkundige maakt het in bed kruipen meer

aanvaardbaar voor de patiënte.)

V: Ben je nu ook wat rustiger nu je het eens kan vertellen?

P: Ja, een beetje, ja. Ik ben het nu toch wat kwijt ja, ik heb ook binnenkort een gesprek

met de dokter, daar kan ik mij aan optrekken.

V: Oké, stel nu dat er iets is of het gaat niet, dan kan je altijd bij ons daarvoor terecht

hé.

P: Oké, bedankt.

Na het gesprek gaf de patiënte in haar interview aan dat ze rustiger was geworden door

het gesprek omwille van de doorverwijzing naar de dokter en het feit dat er geluisterd

was naar haar. Het gesprek had een kalmerend effect gehad op de patiënte ondanks het

feit dat beide partijen elkaar niet goed kenden.

5.10.1 Observatieanalyse 10

Passage 1: de eerste inzet van de verpleegkundige

Wanneer we deze observatie onder de loep nemen merken we dat de eerste inzet van

de verpleegkundige stof tot nader onderzoek is. De verpleegkundige stelt hier de vraag

of de patiënte al een moment heeft gehad bij haar persoonlijke begeleider. Hoewel dit

goed bedoeld is kan dit toch ook problemen met zich meebrengen. Bij patiënten die

zich snel afgewezen voelen kan dit gevoelens van onbegrip oproepen. Zeker wanneer

blijkt dat de oorzaak van de onrust bij de patiënte te wijten is aan een gemiste afspraak

lijkt deze inzet niet therapeutisch. Dat de patiënte het lastig had omwille van een

gemiste afspraak is dan echter nog niet geweten door de verpleegkundige. Door de

vraag te stellen omtrent de individuele begeleider ontneemt de verpleegkundige de

kans van de patiënte hiertoe. De verpleegkundige tracht hier dus te interveniëren

zonder te weten wat de situatie inhoudt. Wel dienen we te stellen dat de patiënte hier

niets van aanbracht in haar interview.

Page 120: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  111  

Passage 2: overbruggen van de avond/boekje toe

Een andere passage in de observatie heeft te maken met de focus van de

verpleegkundige. Deze geeft aan dat het haar voornamelijk gaat om het overbruggen

van de avond. Dat het “boekje” toe moet ’s avonds73. Ook stelt de verpleegkundige dat

bepaalde inhouden beter bij andere hulpverleners aan bod komen74. Hierdoor wordt

het echter moeilijk om een interventie te stellen die groei kan faciliteren bij de

patiënte.

De vraag is hier dan of het toehouden van het boekje en het afweren van bepaalde

thema’s goed zijn voor de patiënte of (makkelijk) voor de verpleegkundige. Indien de

verpleegkundige de patiënte wil leren om te gaan met moeilijke momenten kan men

eventueel stellen dat het nodig is het boekje (leren) toe te houden. Dan kan men ook

stellen dat gaan slapen een (tijdelijk) beter alternatief is om met de angst of onrust om

te gaan. Indien dit het geval is zou men als verpleegkundige samen met de patiënte

kunnen spreken hoe dit eenmalig kan. Spreken over de redenen waarom je er als

verpleegkundige voor kiest de situatie toe te dekken en erkennen dat je geen andere

oplossingen ziet. Wanneer men deze interventie stelt om als verpleegkundige niet in de

problemen te komen is het boekje toe houden een foute reflex.

Men zou ook kunnen stellen dat het overbruggen van de avond pas prioritair kan zijn

wanneer men stil heeft gestaan bij het probleem van de patiënte. Dit betekent dat er

eerst ruimte moet zijn om te luisteren om zo de werkelijke noden van de patiënte te

kunnen inschatten. Op deze manier kan men ook beter afwegen of overbruggen al dan

niet het beste alternatief is.

Over het aan bod laten komen van bepaalde thema’s kan gesteld worden dat alles in

het “hier-en-nu” besproken kan/mag worden. Gevoelens die in het “hier-en-nu”

optreden en die onlosmakelijk verbonden zijn met eerdere ervaringen (bv trauma’s),

mogen dus ook aan bod komen. Dit betekent dat ervaringen uit de levensgeschiedenis

van de patiënte in principe ook gerust aan bod mogen komen.

                                                                                                               73 Hiermee bedoelt men dat de patiënten ’s avonds beter niet ingaan op hun moeilijkheden maar ze proberen dragen tot de volgende dag/therapie. 74 Bv. Wat de patiënte in psycho kan bespreken

Page 121: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  112  

Wel is het zo dat men als verpleegkundige minder de focus legt op het verleden. Het

uitgangspunt blijft steeds het “hier-en-nu”. Maar men kan wel stellen dat er zonder te

spreken over het verleden, voor de patiënte in het “hier-en-nu”, niets werkbaar

gemaakt kan worden.

Men kan de bedenking maken dat het afweren van bepaalde thema’s moet afhangen

van de inschatting van de verpleegkundige. Deze inschatting heeft dan te maken met

de verpleegkundige zijn eigen mogelijkheden om iets te doen met de thema’s en

inhouden die aan bod komen. Een afwering van gespreksstof in de regel (bv. “Wij

mogen niet spreken over…”) lijkt een valkuil te zijn voor de verpleegkundigen.

Passage 3: slapen als “relief behaviour”

Wat ook werd opgemerkt in de observatie was de inschatting van de verpleegkundige.

Deze schatte de situatie zo in dat een bepaalde vorm van ondersteuning nodig was om

te voorkomen dat de patiënte met haar hoofd tegen de muur zou “bonken”. Dit zou

volgens de verpleegkundige een manier zijn waarop de patiënte toont dat het niet met

haar gaat. Het gesprek dat de patiënte aanvraagt ziet ze eerder als een nood van

bijstand die de patiënte nodig heeft om een bepaalde situatie te overbruggen. Het

slapen van de patiënte vindt de verpleegkundige een degelijk alternatief om de

moeilijke periode te overbruggen.

Zowel het slapen als het bonken met het hoofd kunnen gezien worden als “relief

behaviours”. “Bonken” met het hoofd is een vorm van “acting out” waarbij

onvertaalbare gevoelens geëvacueerd worden. Het slapen daarentegen is een vorm van

(letterlijke) withdrawal. Beiden zijn disfunctionele patronen die niets of weinig aan de

grondslag van de patiënte haar problemen kunnen veranderen wanneer men ze in stand

houdt.

Het is ergens begrijpelijk dat een verpleegkundige liever opteert voor het slapen dan

voor het “bonken” met het hoofd. Toch is de functie van beide “relief behaviours”

hetzelfde. Naar deze functie had dan ook getoetst kunnen worden. Men had de vraag

kunnen stellen in welke mate de “relief behaviours” voldeden aan de nood van de

patiënte op dat moment. Nu lijkt het er op dat de patiënte het moment zal kunnen

doorstaan maar dat ze in volgende gevallen terug op hetzelfde punt zal uitkomen.

Page 122: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  113  

Passage 4: de doorverwijzing naar de arts

De doorverwijzing naar de arts is ook een punt van discussie. Men kan dit zien als een

noodzaak voor zowel de verpleegkundige als de patiënte, in het proces van deze

laatste. Men kan dit echter ook bekijken als een verschil tussen het patiëntenprobleem

en het verpleegkundig probleem. Op zich is de patiënte niet geholpen met een

doorverwijzing naar de arts. Toch voelt ze zich hierdoor ondersteund. Wanneer deze

doorverwijzing nodig was kan dit als therapeutisch gezien worden. Wanneer men de

doorverwijzing hanteert om het verpleegkundig probleem op te lossen is dit minder

therapeutisch.

Holding/containment/good enough mothering

Dit is duidelijk een interventie waar de verpleegkundige ondersteuning tracht te

bieden.

Ze zegt zelf zo empatisch mogelijk te willen handelen zodat de patiënte zich begrepen

voelt. De empatische houding die de verpleegkundige omschrijft kan gezien worden

als de creatie van een “holding environement”. De verpleegkundige creëert deze

omgeving op een goede manier. Er is zowel sprake van ondersteuning van de patiënte

als van een authentieke betrokkenheid en empathie die beiden merkbaar zijn in de

houding van de verpleegkundige en de non-verbale communicatie die zich afspeelt

binnen de observatie75. Afgezien de eerste inzet van de verpleegkundige kan men

stellen dat deze interventie zich afspeelde binnen een door de verpleegkundige

gecreëerde “holding environement”.

Van “good enough mothering” is echter minder sprake. “Good enough mothering”

houdt namelijk in dat men de noden van de patiënte op zo’n manier tegemoet komt dat

deze verder kan evolueren. Dit gebeurt hier niet omdat het niet duidelijk is wat de

echte noden van de patiënte zijn. De verpleegkundige schatte de nood van de patiënte

in als een nood aan ondersteuning. Dit is best mogelijk maar werd verder niet

afgetoetst. Indien de verpleegkundige het angstniveau van de patiënte zo inschatte dat

                                                                                                               75 Hoewel dit als lezer moeilijk af te leiden is uit de geschreven data.

Page 123: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  114  

enkel een vorm van ondersteuning nodig was kan men wel spreken van “good enough

mothering”. Hiervoor was het echter wel nodig na te gaan hoe angstig de patiënte was.

Dit kan door vragen te stellen als: “Ben je angstig?”, “Ben je nerveus?”, “Ik zie dat je

huilt, ben je gespannen?”

Therapeutisch handelen in overeenstemming met de theorie van Peplau

Uit een aantal gegevens blijkt dat de verpleegkundige de problemen en moeilijkheden

van de patiënte erkent, dit betekent, volgens het interview, veel voor deze

laatstgenoemde. Ze geeft aan dat ze zich in het gesprek begrepen voelt. Men kan hier

wel de vraag stellen wat het concept “begrijpen” inhoudt en hoe ver dit strekt.

We merkten binnen deze interventie op dat de focus niet altijd duidelijk op het

probleem van de patiënte lag. De focus leek zich veeleer te begeven op het probleem

van de verpleegkundige. De passages met de verwijzing naar de arts, het “toehouden

van het boekje” alsook het bekrachtigen van slapen als “relief behaviour” verwijzen

hiernaar. De vraag die na deze observatie voornamelijk speelt is wiens noden of

behoeften centraal stonden in deze interventie.

Een andere vraag die ook dient gesteld te worden is of de verpleegkundige de “relief

behaviours76” als dusdanig herkent heeft. Zonder deze herkenning is het namelijk

onmogelijk de chroniciteit van deze patronen te doorbreken.

Na de herkenning van de patronen77 had men dit doorbreken misschien kunnen

bereiken met de hantering van de “investigative approach”. Deze “approach” was

binnen deze interactie mogelijks een betere keuze geweest dan een meer

ondersteunende strategie. Met de hantering van de “investigative approach” zou de

onrust van de patiënte, die men in termen van Peplau als angst kan zien, geëxploreerd

kunnen worden. Dit had bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden door de patiënte de situatie

te laten beschrijven. Door na te gaan wat de gevoelens of gedachten van de patiënte

waren. Door te vragen wat het voor de patiënte betekent dat haar afspraken niet door

konden gaan. Door de patiënte dit te laten beschrijven zou verder misschien ook een

patroon herkenbaar worden van hetgeen de patiënte angstig/overspoeld maakte.

                                                                                                               76 Het slapen en “bonken” met het hoofd 77 Indien we stellen dat de patronen herkend zijn.

Page 124: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  115  

Hoewel dit gesprek steunend was voor de patiënte, zoals aangegeven in diens

interview, kunnen zonder de vragen die de “investigative approach” voorschrijft geen

inzichten ontwikkelen bij de patiënte. Dit terwijl deze interactie daar misschien wel

een uitgelezen moment toe was.

De verpleegkundige zegt in het interview wel stil gestaan te hebben bij wat de patiënte

voelde en ervoer. Dit is echter niet volledig terug te vinden in het gesprek.

In het gesprek erkent de verpleegkundige wel de gevoelens van de patiënte maar ze

gaat er niet op in. Ze vraagt wel hoe het komt dat de patiënte het nu zo moeilijk heeft

maar daar houden de inzichtgevende vragen op. Dit kan een voorbeeld zijn van hoe de

intenties en bedoelingen van een verpleegkundigen kunnen verschillen van het

uiteindelijke gesprek dat gevoerd wordt.

Ook kan men op deze manier geen hoogte krijgen van op welk leerniveau de patiënte

zich bevindt. Het is niet duidelijk of de patiënte eventueel al verbanden kan leggen

tussen verschillende gebeurtenissen. Hoe ze situaties kan beschrijven of hoe ze erover

denkt. Een belangrijke opmerking hierbij is wel dat de verpleegkundige en de patiënte

elkaar niet erg goed kenden. Dit bemoeilijkt de inschatting van het leerniveau, de fases

van de relatie en het angstniveau.

Algemeen

Algemeen kan men stellen dat deze interventie ondersteunend (holding) was voor de

patiënte. Men kan stellen dat haar angst en onrust na het gesprek minder aanwezig

waren. Op dat vlak kan men het procesmatige en de outcome van de interventie als

therapeutisch beschouwen. Verder moet men wel stellen dat er inhoudelijk minder

therapeutisch gewerkt werd. Men heeft de patiënte niet uitgedaagd verdere inzichten te

verwerven. Men kan stellen dat deze interventie inhoudelijk een nuloperatie is waarbij

men in de volgende lastige situatie voor de patiënte waarschijnlijk weer even ver zal

staan als nu.

Page 125: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  116  

6. Overkoepelende Analyse

6.1 “Responsiviteitsketen”

Wanneer we de observaties benaderen vanuit de theorie kan men stellen dat de zorg

die we zagen niet altijd in overeenstemming is met Peplau’s theorie, die meer gericht

is op gestructureerd individueel contact.

Uit de theorie van Peplau kunnen we de belangrijke gedachte distilleren dat elke

interactie een leerkans is voor de patiënt. Ook de interacties binnen een informeel

kader vallen onder leerkansen. Het is echter moeilijker terug te vinden hoe Peplau zou

omgaan met patiënten waarbij het creëren van een leerkans minder aan de orde is.

Bijvoorbeeld in situaties waar het eerder gaat om leerkansen in de toekomst te

behouden. Desondanks gaf Peplau in haar werk een aantal belangrijke maatstaven mee

om in te schatten of een leerervaring al dan niet mogelijk is. Bij nader onderzoek

bleken deze maatstaven goed werkbaar binnen de structuur van informele contacten.

Daarom hebben we deze maatstaven als wijze van uitbreiding van de theorie proberen

onderbrengen in één concept. Dit concept, door ons benoemd als de

“responsiviteitsketen”, wordt nu verder toegelicht.

6.1.1 Wat verstaan we onder een responsiviteitsketen?

De responsiviteitsketen is een keten van interacties waarbinnen de verpleegkundige

een aantal inputs geeft als respons op hetgeen de patiënt in de interactie brengt.

De keten begint vanaf de eerste input, hierna ontstaat er een interactie waarbij de

patiënt, verbaal of non-verbaal reageert. De reactie van de patiënt moet dan telkens

weer door de verpleegkundige ingeschat worden. De verpleegkundige moet

beoordelen welke respons hij het beste kan geven. Het gaat hier om een oriëntering

van de situatie en de invloed daarvan op de verpleegkundige inputs.

Het is belangrijk dat de verpleegkundige steeds een zo juist mogelijke respons geeft op

hetgeen de patiënt brengt. Jammer genoeg is het geven van de juiste respons geen voor

Page 126: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  117  

de hand liggende zaak. Het selecteren van een juiste input hangt namelijk van een heel

aantal aspecten af. Deze worden in wat volgt beschreven.

6.2 Een correcte inschatting van de te volgen strategie

Binnen de responsiviteitsketen is het als verpleegkundige erg belangrijk de juiste

strategie te kiezen. De strategie die de verpleegkundige verkiest, moet afhangen van

een heel aantal zaken. Deze vallen voornamelijk onder hetgeen nu volgt:

Allereerst is er het angstniveau van de patiënt. Een inschatting van dit niveau maakt

duidelijk of er een interventie kan plaats vinden die al dan niet een leerervaring

mogelijk maakt. Een onderschatting van angst kan er voor zorgen dat een

verpleegkundige een verkeerde strategie kiest tegenover de noden van de patiënt.

Men stelt dan zijn interventies af op een te laag angstniveau. Hierdoor zullen deze

interventies op leren gericht zijn en zal de angst bij de patiënt toenemen. Leren wordt

voor de patiënt op deze manier nog moeilijker78.

Ook wanneer het angstniveau overschat wordt door de verpleegkundige is de

interventie minder goed afgestemd op de noden van de patiënt. Algemeen kan men

stellen dat een overschatting van de angst van de patiënt leidt tot gemiste leerkansen.

Men kiest bij een overschatting van de angst namelijk voor interventies die veiligheid

garanderen om de angst terug te laten afnemen79. De patiënt wordt op deze manier niet

uitgedaagd om te leren en zeker wanneer de angst er eigenlijk niet is, zijn deze

interventies niet de meest wenselijke. Groei en ontwikkeling worden erg moeilijk

wanneer men de angst overschat en op veilig speelt. De energie die met de angst

gepaard gaat, gaat tevens verloren. Dit betekent dat de leerervaring nooit zo intens

meer kan zijn als op het moment waarop de angst wel aanwezig was (behalve als de

angst weer actueel wordt).

Het is aan de verpleegkundigen om in te schatten en te observeren in welke mate de

angst en diens energie gehanteerd kunnen worden om therapeutisch aan de slag te

gaan.

                                                                                                               78 Zie het angstconcept Peplau 79 Zie ook het angstconcept Peplau

Page 127: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  118  

Naast de inschatting van het angstniveau, is er ook de relatie tussen de patiënt en de

verpleegkundige. Deze bestaat volgens Peplau uit verschillende fases (oriëntatiefase,

identificatiefase, exploitatiefase en resolutiefase). Elk van deze fases heeft een

specifieke aanpak nodig80. Een inschatting van welke fase op het moment van de

interactie aan de orde is, wordt dan belangrijk om de strategie te bepalen. Een meer

ontwikkelde relatie betekent dat er sneller een leerervaring kan gecreëerd worden en

dat de inputs hierop gericht kunnen worden. Een meer prille fase van de relatie kan dit

in de weg staan, hier staat het luisteren meer centraal.

Het is belangrijk om er niet vanuit te gaan dat tijd bepaalt in welke mate de relatie

gevorderd is. In sommige observaties merkten we dat relaties tussen patiënt en

verpleegkundige in een gevorderd stadium waren zonder dat er sprake was van een

langdurige relatie. Anderzijds merkten we soms op dat patiënten die al lange tijd een

relatie hadden met een bepaalde verpleegkundige, nog in de eerdere fasen van de

relatie zaten zoals door Peplau beschreven. Men kan er ook niet vanuit gaan dat het

stadium of de fase van de relatie een vast gegeven is. Men kan als patiënt terugkeren

naar een vorig stadium of evolueren naar een volgend stadium naargelang de situatie81.

Een correcte inschatting van de verpleegkundige omtrent de plaats van de patiënt

binnen de fases van de interpersoonlijke relatie, is dus bij elke interventie nodig. Op

die manier kan men de interventies stellen die volgens de theorie aangewezen zijn op

dat moment (van de relatie).

Ten derde is er het leerniveau van de patiënt. Het niveau van leren is onder te brengen

in zes verschillende subniveaus.82 Ook hier is het belangrijk een correcte inschatting te

maken van het niveau waarop de patiënt zich bevindt. Elk niveau vraagt namelijk

andere interventies van de verpleegkundigen. Een patiënt die al verder staat in zijn

leerproces en bijvoorbeeld al in staat is om verbanden te zien tussen verschillende

situaties, dient andere inputs te krijgen dan een patiënt die zich nog eerder in de

beginfases van het leerproces bevindt.

                                                                                                               80 De aanpak bij de fasen van de relatie is terug te vinden onder de fasen van de relatie. 81 Staat in relatie met de gradatie van de angst. 82 Deze zijn terug te vinden onder het leerproces van de patiënt.

Page 128: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  119  

Zeker bij inputs gericht op leren is er een groot verschil tussen hetgeen een patiënt

nodig heeft in de eerdere fasen van het leerproces, dan iemand die al verder

geëvolueerd is.

6.3 De strategie heeft een doel voor ogen

Uit deze studie blijkt dat er twee grote te onderscheiden doelen zijn binnen de

interacties van de verpleegkundigen met patiënten. Deze twee zijn ondersteunen en

leerervaringen creëren. Bij het ondersteunen kan men stellen dat dit enkel

therapeutisch is indien de patiënt dit nodig heeft. Dit betekent dat men ondersteunt in

die mate dat het voor de patiënt mogelijk wordt om iets te leren of dat men ondersteunt

in die mate dat een leerervaring in de toekomst nog mogelijk zal zijn. Afhankelijk van

hoe men de drie eerder besproken facetten (angst, relatiefase en leerniveau) inschat,

kan men dan op een gepaste wijze gaan ondersteunen. De als therapeutisch geziene

ondersteunende strategieën binnen deze studie kan men plaatsen onder “holding”,

“good enough mothering” en “containment”. Deze drie elementen zijn volgens de

theorie vereist om een milieu te creëren waarin de ontwikkeling van het

mentaliserende vermogen mogelijk is. Uit de observaties bleek dat deze drie

elementen echter meer inhielden dan louter het mentalisatie-proces te bevorderen. Ze

bleken van toepassing te zijn bij elke interventie die te maken had met een te hoog

(ingeschat) angstniveau.

Globaal gezien zou men kunnen stellen dat de verpleegkundigen die in deze studie

participeerden deze vormen van ondersteuning goed kunnen toepassen. Zowel

“holding”, “good enough mothering” en “containment” waren duidelijk aanwezig in

een heel aantal interventies. Wel is het nodig de vraag te stellen in welke mate (te veel)

ondersteuning de groei van patiënten in de weg kan staan. Uit de studie blijkt dat er

nogal vaak teruggegrepen wordt naar ondersteunende interventies. Mogelijk is de

reden hiervoor de verkeerde inschatting van de verpleegkundigen. Het kan ook te

maken hebben met de structuur van de organisatie en/of de structuur van de contacten

tussen verpleegkundigen en patiënten83. Algemeen kan men stellen dat het doel van de

interventies niet altijd enkel draaide rond de ontwikkeling van de patiënt. Soms

                                                                                                               83 Hierop wordt later nog ingegaan

Page 129: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  120  

stonden eigen behoeften van de verpleegkundigen/organisatorische

factoren/situationele factoren in de weg. Hoewel men dit niet als therapeutisch kan

benoemen, kan dit echter ook nooit volledig achterwege blijven. Een bewustwording

hieromtrent is anderzijds wel belangrijk.

Naast de ondersteunende contacten waren de uitdagende interventies ook duidelijk

aanwezig in de observaties. Zo waren in verschillende observaties kenmerken terug te

vinden van de “investigative approach”. Hier dienen we wel nog stil te staan bij een

belangrijk onderscheid. Er is het exploreren van de verpleegkundigen om

duidelijkheid te krijgen voor zichzelf en het exploreren van de verpleegkundige bij de

patiënt. Dit eerste is echter niet exploreren in de therapeutische zin van het woord. Het

is eerder een techniek van de verpleegkundige om zaken te weten te komen door

middel van open vragen te stellen. Therapeutisch exploreren is meer dan dat. Hier zal

de verpleegkundige door de juiste inputs te geven een situatie creëren waarbinnen de

patiënt denkwerk verricht en zelf tot inzichten komt. Dit verschilt van de exploratie

van de verpleegkundige omtrent gegevens die al duidelijk zijn voor de patiënt.

Bij explorerende interventies, in de therapeutische zin van woord, is het erg belangrijk

een correcte inschatting te maken van waar de patiënt zich bevindt op de continuüms

van de drie eerder besproken facetten (angst, relatiefase en leerniveau). Zo is een

inschatting van de angst nodig om te weten hoeveel energie er vrij komt om een

leerervaring mogelijk te maken. Ook de inschatting van de fase van de relatie tussen

de patiënt en verpleegkundige is hier van essentieel belang. Deze maakt immers

duidelijk wat je als verpleegkundige van mogelijkheden hebt om de op ontwikkeling

gerichte verandering te bekomen. De theorie schrijft immers een aantal interventies toe

aan de verschillende fases binnen de relatie. Wanneer men de juiste interventie stelt,

binnen een bepaalde fase van de relatie, krijgt de patiënt de kans zich te ontwikkelen84.

Uiteindelijk is er ook nog het niveau van leren waarop de patiënt zich bevindt. Deze

speelt een grote rol voor de inhoudelijke inputs die men als verpleegkundige geeft.

Voor welke vraagstelling is de patiënt klaar? Gaat het om het beschrijven van situaties

of overkoepelende vragen omtrent een aantal situaties?

                                                                                                               84 Zie 2.3 de fases van de relatie

Page 130: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  121  

De juiste inputs van de verpleegkundigen moeten leiden tot het juiste denkwerk van de

patiënt. Het is dan ook belangrijk om als verpleegkundige te weten wat voor denkwerk

de patiënt al kan verrichten, dit is de inschatting van het leerniveau van de patiënt85.

Bij strategieën gericht op leren kan men stellen dat deze altijd gepaard gaan met

verbaal inhoudelijke interventies. Bij deze interventies is taalgebruik van groot belang.

In deze studie werd deels duidelijk hoe verpleegkundigen vaak de nodige tijd

investeren in deze materie. Vaak gingen verpleegkundigen verduidelijkingen vragen,

generalisaties vermijden en deze ook bevragen bij de patiënten. Dit is therapeutisch

maar kan enkel wanneer de inschatting van de verpleegkundige zo is dat aandacht voor

het taalgebruik primair is. In sommige gevallen kan bijvoorbeeld de angst zo

toegenomen zijn dat luisteren belangrijker is dan generalisaties bevragen.

Bij de interventies gericht op leren was niet altijd geheel duidelijk in welk opzicht de

verpleegkundigen hun explorerende technieken hanteerden. Soms werden erg

explorerende86 technieken gebruikt terwijl het doel van de verpleegkundigen eigenlijk

niet als “explorerend” werd beschreven. Dit roept enkele vragen op en dient verder

nog onder de loep genomen te worden. Een interventie gericht op leren kan/mag geen

“techniek” zijn. Hiermee wordt bedoeld dat het niet mag gaan om “standaard vragen”

of “standaard termen”. Het dient veel eerder een bewust gekozen strategie te zijn.

6.4 Strategie en doel blijvend in vraag stellen

In deze studie bleek dat de strategieën en/of doelen die de verpleegkundige kozen, niet

altijd volledig afgestemd waren op de noden van de patiënten. Dit betekent dat ze

soms een strategie of doel kozen binnen een interactie die niet correspondeerde met

hetgeen de patiënt (voortgaand op diens interview) nodig had. Een correcte inschatting

van de hierboven besproken facetten (angst, relatiefase, leerniveau) kan dit trachten te

voorkomen. Dit kan enkel alleen maar wanneer verpleegkundigen bewust deze drie

facetten in rekening brengen en hun strategie daar aan aanpassen.

                                                                                                               85 Zie 2.3 het leerproces van de patiënt. 86 in de therapeutische zin van het woord.

Page 131: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  122  

6.5 Schakelen binnen een strategie

Binnen de responsiviteitsketen kiest men zoals eerder al aangegeven vaak tussen een

ondersteunende of een explorerende/op leren gerichte strategie. Na elke input is het

dan belangrijk om na te gaan (aan de hand van de drie facetten: angst, relatiefase,

leerniveau) of men het juiste “pad” gekozen heeft. Aan de hand van volgende

inschatting moet men als verpleegkundige beslissen of men al dan niet hetzelfde pad

blijft bewandelen. Dit kan ook betekenen dat het soms nodig is om de koers te

wijzigen. Zo kan een ondersteunende interventie evolueren tot een interventie die meer

gericht is op leren en omgekeerd. Het lijkt belangrijk dat deze omschakeling

geleidelijk aan gebeurt. In de observaties kon men opmerken dat verpleegkundigen

plots de richting van hun koers veranderden. Soms gebeurde dit nogal bruusk. De

deuren die men opent met een op leren gerichte strategie, mogen misschien niet

plotseling toegeslagen worden wanneer men merkt dat een ondersteunde strategie

beter inspeelt op de noden van de patiënt. Subtiel wijzigen van koers lijkt hier de

boodschap, anders riskeer je als verpleegkundige de patiënt het gevoel te geven dat hij

niet gehoord wordt. Wanneer je als verpleegkundige bruusk van strategie verandert,

kan de patiënt het gevoel krijgen dat zijn persoonlijk verhaal geen aandacht krijgt. Ook

het gevoel dat de patiënt heeft van geaccepteerd te worden door de verpleegkundige,

komt op deze manier op de helling te staan. Bovendien krijgt de patiënt hierdoor de

boodschap: “Hierover mag niet gesproken worden” (deze bevindingen zijn

voornamelijk gebaseerd op strategieën die van een min of meer op leren gerichte aard

plotsklaps veranderden naar een ondersteunende strategie87). Anderzijds is het ook

beter geen “deuren” te openen zonder te weten wat men met de opkomende inhoud wil

doen of bereiken.

Alle interacties in het onderzoek waren natuurlijk wel informeel. De verpleegkundigen

wisten haast nooit waar ze aan begonnen. Toch is het zo snel en goed mogelijk

bepalen van een strategie niet te verwaarlozen en is de mate waarin hier verschuiving

plaats vindt, best van geleidelijke aard.

                                                                                                               87 Een voorbeeld hiervan is hoe in observatie 10 een min of meer explorerende vraag als “hoe het weekend ging” gevolgd werd door een heel ondersteunende input als “zal het nog lukken” waardoor de moeilijkheden uit het weekend plots niet meer beschreven konden worden.

Page 132: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  123  

6.6 Een passende interventie is een therapeutische

Wanneer men met al het voorgaande rekening houdt en de interventie hierop baseert,

kan men spreken van passende interventie. Dit betekent dat het een interventie is die

aansluit bij de noden van de patiënt. Een interventie/strategie die passend is voor de

patiënt in zijn situatie is dan een therapeutische interventie. Een bewust omgaan met:

“Wat is passend voor deze patiënt op dit moment?” leidt tot de meest therapeutische

interventies.

6.7 Uitdagingen in het therapeutisch werken

Deze studie legt een heel aantal zaken bloot. Ze geeft een goed beeld van wat en

waarom de verpleegkundigen doen wat ze doen, maar ook hoe dit ervaren en beleefd

wordt door de patiënten. Door dit unieke uitgangspunt was het mogelijk een aantal

zaken te bemerken die het therapeutisch werken binnen dagdagelijkse contacten

kunnen bevorderen en bemoeilijken. De conclusies uit de observaties dienen als

aanvulling van de basale voorwaarden die in de theorie gesteld werden om

therapeutisch te kunnen werken88, zij het met een voorlopig karakter. Verdere validatie

is hier voor nodig. Het gaat om een aantal punten die een uitdaging kunnen vormen

voor de verpleegkundigen om nauwlettend mee om te gaan. We bespreken ze in wat

volgt.

6.7.1 Duidelijk maken van het doel

Binnen deze studie was het soms opmerkelijk hoe het doel van de verpleegkundigen

verschilde van de interpretatie van het doel bij de patiënten. Het leek soms alsof de

verpleegkundigen een bepaald doel voor ogen hadden (bv. ondersteunen of uitdagen te

leren) en ervan uit gingen dat de patiënt dit zelf kon achterhalen. Dit leidde -zo bleek

uit de interviews met de patiënten- soms tot verwarring en investeringen van de

patiënten die eigenlijk niet nodig waren. Een patiënt die aangeeft dat een

                                                                                                               88 Zie: Het hebben van een therapeutische invloed, enkele basale voorwaarden.

Page 133: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  124  

verpleegkundige meer weet dan ze wil zeggen89 of een patiënt die niet begrijpt

waarom de verpleegkundige bepaalde vragen stelt90, investeert tijd en energie in het

oplossen van de onduidelijkheid of het achterhalen van wat er aan de hand is. Deze tijd

had anders benut kunnen worden. Daarom lijkt het meer wenselijk om als

verpleegkundige duidelijk te stellen met welke intentie of doel men bepaalde

interventies stelt.

Men zou zelfs zo ver kunnen gaan dat men als verpleegkundige de strategie duidelijk

maakt aan de patiënten. Dit kan bijvoorbeeld in termen van: “Ik stel die vraag

omdat…” “Ik doe dat om…” of bijvoorbeeld bij ondersteunende interventies: “Ik denk

dat het nodig is om … dus ik stel nu voor om het over … te hebben”. Peplau gaf in

haar tijd al aan dat de verpleegkundigen duidelijk dienden te maken welke diensten zij

aan de patiënten verschaften (Peplau, 1989). Het is dus niet alleen belangrijk dat de

verpleegkundige weet wat en waarom hij iets doet, maar ook dat dit voor de patiënten

duidelijk is. Het zorgt er eveneens voor dat er minder discrepantie is tussen het doel

van de verpleegkundige en de ervaring voor de patiënt. Uit sommige observaties bleek

namelijk dat het doel van de verpleegkundige niet alleen niet geweten was door de

patiënten maar ook niet bereikt werd. Deze studie kon de interviews van de patiënten

naast de interviews van de verpleegkundigen leggen. Hierdoor werd duidelijk dat

beide partijen soms interventies anders aanvoelden of ervoeren. Patiënten gaven

bijvoorbeeld soms andere zaken aan die niet terug te vinden waren in de strategie van

de verpleegkundigen.

6.7.2 Elke interventie is deel van een proces

Buiten het feit dat het doel voor beide partijen, zowel patiënt als verpleegkundige,

duidelijk moet zijn, is het ook nodig rekening te houden met het algemene

behandeldoel en/of verpleegplan van de patiënt. Om dit te verduidelijken zou men

kunnen stellen dat elke interventie die men stelt, deel uitmaakt van een geheel proces

dat de patiënt doorloopt. Of een bepaalde interventie al dan niet therapeutisch is, kan

men onmogelijk bepalen door zich enkel te baseren op één interventie.

                                                                                                               89 Observatie 6 90 Observatie 3

Page 134: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  125  

Het algemene proces van de patiënt dient er één te zijn van leren. Elke interventie

dient er voor te zorgen dat de patiënt de mogelijkheid heeft om te leren of dat de

mogelijkheid gecreëerd wordt om in de toekomst leren mogelijk te houden. Een

interventie die op het eerste zicht “niet-therapeutisch” lijkt, kan dus in principe in één

van de volgende interventies wel therapeutisch blijken. Dit geldt als de patiënt er iets

uit geleerd heeft. Dit betekent dat elke interventie onlosmakelijk verbonden is met

interventies die in het verleden gesteld werden en in de toekomst nog zullen volgen en

dit door andere en/of dezelfde verpleegkundigen. Dit betekent ook dat bepaalde

interventies het best meegenomen worden naar volgende interacties (zowel formele als

informele). Men zou kunnen stellen dat het aan de individuele begeleider is om voor

een zekere continuïteit te zorgen door eerdere ervaringen aan bod te laten komen in

volgende interacties. Dit geldt vooral wanneer deze ervaringen in verband gebracht

kunnen worden met de hypotheses die hij stelt en moet toetsen. Anderzijds is het

volgens Peplau niet de meest aangewezen methodiek om als verpleegkundige zelf te

gaan bepalen over wat gesproken moet worden. Zij vindt het veeleer aan de patiënt om

te bepalen wat op tafel moet komen tijdens de interacties tussen verpleegkundigen en

patiënten (Peplau, 1989). Misschien is het aan de verpleegkundigen en veelal aan de

individuele begeleider om met wat er op tafel komt, ervoor te zorgen dat patiënten dit

kunnen linken of in verband brengen met eerdere interacties en ervaringen. Dit is

echter slechts een veronderstelling en dient dan ook nog verder onderzocht te worden.

6.7.3 De individuele begeleider

Over de individuele begeleider kan men verder stellen dat deze opmerkelijk vaak de

verpleegkundige was die geobserveerd werd. Dit kan te maken hebben met de

interpersoonlijke relatie tussen de patiënt en zijn individuele begeleider. Het is een

aanwijzing van een “goede”, “therapeutische” relatie waarbij de patiënt beroep durft

doen op de verpleegkundige. De patiënt doet beroep op zijn individuele begeleider en

zoekt daar zijn toevlucht.

In de interviews werd aangegeven dat er bij de individuele begeleider meer begrip en

betrokkenheid aanwezig is. Dit zowel voor het persoonlijke verhaal van de patiënt als

Page 135: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  126  

zijn momentane noden. Wanneer men het vanuit dit standpunt bekijkt, zou men

kunnen stellen dat uit de observaties blijkt dat talrijke patiënten een goede relatie

hebben met hun individuele begeleider en dat deze relatie het toelaat om therapeutisch

te handelen als verpleegkundige. Anderzijds zou men ook kunnen stellen dat het

beroep doen op een specifieke verpleegkundige te maken kan hebben met de afstand

en nabijheid tussen een verpleegkundige en een patiënt en de professionele rol van de

verpleegkundige. Het feit dat een patiënt dan beroep doet op zijn individuele

begeleider hoeft dan niet altijd een goed teken te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook in

teken staan van een bepaalde rol die de verpleegkundige invult ten aanzien van de

patiënt. Deze rol kan bijvoorbeeld te maken hebben met de eigen behoeften van de

verpleegkundige. Wanneer dit de aanzet is binnen een interventie/begeleiding kan men

niet spreken van een therapeutisch proces. De aanzet kan ook de rol zijn waar de

patiënt de verpleegkundige in plaatst. De patiënt slaagt er op die manier in om de

verpleegkundige in een rol te plaatsen die zijn disfunctionele patronen in stand houdt.

Ook deze aanzet is weinig therapeutisch. Beide aanzetten werken namelijk een

afhankelijkheid van de patiënt in de hand. Een bewustwording hieromtrent is

essentieel en men kan als verpleegkundige niet voorbijgaan aan deze denkpistes.

We kunnen met de bekomen onderzoeksgegevens niet concluderen of het beroep doen

op de individuele begeleider “gezond” of “ongezond” was. Wel kunnen we pleiten

voor alertheid bij de verpleegkundigen hiervoor. Wanneer een patiënt beroep doet op

specifieke personen, is het aan die personen om te reflecteren over de motivatie

hiervan bij de patiënt. Wanneer deze gebaseerd is op een “goede”, “therapeutische”

relatie is dit werkzaam en kan dit “beroep doen op” als een goed iets beschouwd

worden. Wanneer dit “beroep doen op” te maken heeft met de behoeften van de

verpleegkundige en/of met disfunctionele patronen van de patiënt (voornamelijk een

afhankelijke rol innemen), dan is dit niet therapeutisch. Enkel door bewust bij deze

dynamieken stil te staan, kan men als verpleegkundige hieraan het nodige gevolg

geven en de patiënt of zichzelf los laten komen van de disfunctionele of

onprofessionele patronen.

We dienen ook de vraag te stellen in welke mate de individuele begeleider informatie

dient te verschaffen aan continuïteitswerkers. Informatie die het mogelijk maakt om

als continuïteitswerker betere inschattingen te maken omtrent de noden van de patiënt.

Page 136: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  127  

Als elke interactie een leerkans is dient er misschien toch meer nagedacht te worden

over hoe een milieu kan gecreëerd worden waarbinnen naast de individuele begeleider

ook andere verpleegkundigen meer “mee” zijn.

6.7.4 Aard van de contacten

Uit de observaties blijkt dat patiënten voornamelijk beroep doen op hun (individuele)

begeleider wanneer ze een moeilijke ervaring doorstaan of doorstaan hebben.

Er waren minder observaties waar er sprake was van gemiddelde of eerder lage

angstniveaus tijdens de interacties. Dit kan deels te wijten zijn aan de opzet en de

structuur van het onderzoek. Het vertrekpunt van de observaties was meestal het

verpleegbureel. Van hier voerden de verpleegkundigen hun interventies uit. Soms door

een interactie aan te gaan in het verpleegbureel of door zich te verplaatsen naar de

locatie waar de patiënten in nood waren. Misschien waren er andere observaties aan

bod gekomen als de uitvalsbasis voor de onderzoeker de leefgroep van de patiënten

was geweest. Anderzijds kan men toch concluderen dat veel van de contacten ontstaan

wanneer de patiënt het moeilijk heeft. Er lijkt een cultuur te heersen waar patiënten

een beloproep plegen of aankloppen aan het verpleegbureel, om zo de

verpleegkundigen hen te laten helpen.

Dit betekent dat de verpleegkundigen voornamelijk reactief werk leveren. De gekozen

strategieën en verpleegkundige doelen, worden hierdoor vaak binnen het

ondersteunende gehouden. Interventies stonden vaak in het teken om de avond door te

komen, verstrooiing te zoeken, … en waren meestal niet groei bevorderend maar

kunnen dit ook niet zijn.

Deze opgemerkte structuur in de contacten kan betekenen dat patiënten die

“withdrawal” hanteren, minder gezien worden en dat er een heel aantal leerkansen

voor deze patiënten gemist worden.

Meer aanwezigheid van de verpleegkundigen in de leefgroep zou kunnen zorgen voor

een andere structuur binnen de informele contacten. Een moeilijke situatie zou dan

misschien niet hoeven te escaleren in hetgeen wat in sommige observaties naar voren

kwam. De situatie zou op het moment zelf een leerervaring kunnen zijn. De huidige

Page 137: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  128  

dynamiek die we nu echter vaak zien, is het achteraf bespreken van moeilijke

momenten/situaties.

De oorzaak dat het contact tussen verpleegkundigen en patiënten van reactieve aard is,

heeft ook nog met andere aspecten te maken. Bijvoorbeeld organisatorische aspecten,

milieutherapeutische aspecten, middelen, … Misschien is het nodig deze aspecten te

herdenken en op die manier een omgeving te creëren waarbinnen er meer

mogelijkheden zijn tot informeel contact tussen patiënten en verpleegkundigen. Als

elke situatie een leerkans is voor de patiënt, dan is het belangrijk een omgeving te

creëren waarin verpleegkundigen meer een deel uitmaken van het samen-leven.

6.7.5 Leer-kansen

Toch blijkt uit de observaties dat er zich ook op die moeilijke momenten mooie

leerkansen kunnen voordoen. Sommige observaties getuigen van verpleegkundigen

die volop hun kans grijpen om de patiënt zichzelf iets te laten leren. Anderzijds is ook

duidelijk dat verpleegkundigen deze kansen niet altijd benutten. Het “boekje toe”

waarbij de patiënt gevraagd wordt niet meer in te gaan op hetgeen waarmee hij het

moeilijk heeft, is hier een helder voorbeeld van. Men zou hier kunnen stellen dat het

boekje91 enkel toe moet wanneer er sprake is van ernstige angst of paniek. Dit betekent

dat men in alle andere gevallen kan proberen een leerervaring mogelijk te maken. In

de observaties gebeurt het soms dat het boekje toe gehouden wordt, zonder dat de

overweging gemaakt wordt of dit de beste oplossing is. Men kan stellen dat, als men

het boekje toe houdt, men als verpleegkundige omwille van eigen behoeften niet

therapeutisch aan het werk is.

Verder speelt een overschatting van de angst van de patiënt hier ook een rol. Men kan

het boekje toe willen houden omdat men vreest dat het boekje open doen te moeilijk

zal zijn voor de patiënt. Eerst en vooral is het dan belangrijk om te gaan toetsen voor

wiens angst het boekje toe moet blijven. Ten tweede zou men moeten onderzoeken of

het daadwerkelijk het geval is dat de patiënt zijn angstniveau het niet toe laat het

boekje te openen. Dit vraagt veel zelfreflectie en een goed inschattingsvermogen van

de verpleegkundigen maar is anderzijds een hoeksteen binnen de informele contacten.

                                                                                                               91 of het sluiten van de schelp

Page 138: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  129  

Een persoonlijke afweging van in welke mate het boekje open of toe moet, aan de

hand van een inschatting van de noden van de patiënt, is de enige manier om hier

therapeutisch mee om te gaan. Een boekje toe moeten houden na 17 uur, is als regel

niet aan te raden en doet tekort aan de mogelijkheden van de verpleegkundigen alsook

aan het mogelijke leerproces van de patiënt.

6.7.6 Zelfreflectie en handelen naar beste vermogen

Het werk van een psychiatrisch verpleegkundige is niet te vatten in een aantal regels

die altijd werkzaam zijn. Het draait om een correcte, professionele, steeds

vergankelijke afstemming op de noden van de patiënt of om het genuanceerd

toepassen van moeilijke theorie. Om deze afstemming te creëren, lijkt het belangrijk

dat verpleegkundigen een cultuur creëren (of behouden) waar het bewust worden

omtrent de leerkansen en zelfreflectie, centraal komen te staan. Door te reflecteren

over deze 10 situaties en nadrukkelijk te zoeken naar de leerkansen, kwamen er een

heel aantal mogelijkheden binnen die situaties boven drijven. Het reflecteren maakt

het mogelijk te bekijken welke kansen er zich voordeden en waar men als

verpleegkundige het anders had kunnen aanpakken. Hieruit kan een verpleegkundige

zich dan ontwikkelen om naar de toekomst toe meer leerkansen aan de patiënten aan te

bieden.

Page 139: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  130  

Discussie en conclusie:

Deze studie toont aan dat er binnen de informele interacties tussen de

verpleegkundigen en de patiënten talrijke kansen liggen om leerervaringen voor de

patiënten te creëren. Wel blijkt dat het als verpleegkundige onmogelijk is om elke kans

te grijpen en elke situatie even therapeutisch af te handelen. Toch zou het een doel

moeten zijn van elke verpleegkundige -in de lijn van Peplau- om zoveel mogelijk van

die leerervaringen te creëren.

Men kan uit deze studie ook afleiden hoe moeilijk de taak is om als psychiatrisch

verpleegkundige snel en adequaat een reactieve correcte inschatting te maken van wat

de noden zijn van de patiënt. Dit lijkt echter binnen de informele interacties de

“core business” van het psychiatrisch verpleegkundig beroep te zijn.

Wat ook uit deze studie geconcludeerd kan worden, is hoe het doel van psychiatrische

verpleegkundigen binnen de informele interacties vaak terug te brengen is tot het

geven van ondersteuning enerzijds, en het creëren van leerervaringen anderzijds. Er

lijkt een duidelijk continuüm te bestaan tussen beide concepten, met als graadmeter

het angstconcept92, waarop verpleegkundigen hun interventies baseren. Binnen dit

onderzoek bleken de verpleegkundigen eerder ondersteuning te bieden dan zich te

richten op de leermomenten. Eigen behoeften van de verpleegkundigen, een minder

exploratieve stijl eigen zijn en moeilijk te bekampen patronen bij de patiënten, kunnen

hier mogelijk de oorzaak van zijn. Ook kan de oorzaak te wijten zijn aan de perceptie

van de verpleegkundige rol. Mogelijks eigenen de verpleegkundigen zich de

therapeutische rol te weinig toe of hebben ze de perceptie dat het als verpleegkundige

beter is om (meteen) probleemoplossend te werken93.

We dienen hier wel te stellen dat de aard van de contacten hierin een grote rol speelde,

soms was er al een (te) opgedreven angstniveau aanwezig.

In deze studie bleek hoe de theorie van Peplau en de theorie die op de afdeling

gebruikt wordt, complementair kunnen zijn. Op basis van een juiste combinatie van

beide theorieën, lijkt het mogelijk, maar daarom niet gemakkelijk, goed en

                                                                                                               92 Hoewel niet steeds zo benoemd door de verpleegkundigen 93 Hoewel Peplau stelt dat dit niet helpt.

Page 140: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  131  

therapeutisch om te gaan met informele contacten als verpleegkundigen. Verder kan

men stellen dat de theorie van Peplau en de theorie van de afdelingsfilosofie samen

een goed theoretisch kader kunnen bieden om als verpleegkundige een gewenste

strategie uit te voeren. De theorie van Peplau kan dan voornamelijk helpen in het

creëren van leerervaringen (bijvoorbeeld door middel van taal en regels uit de

“investigative approach”). De afdelingsfilosofie kan een meerwaarde zijn in het

ondersteunen van de patiënten en het afnemen van de angst zodat leerervaringen

mogelijk blijven in de toekomst (bijvoorbeeld door “holding”, “containment” en

“good enough mothering” juist toe te passen).

In deze studie leken er een aantal hinderpalen te verschijnen in het therapeutisch

werken tijdens de informele contacten. Deze hinderpalen zijn onder meer: het niet

duidelijk zijn van het doel van de interventie (voornamelijk voor de patiënt); het

verwisselen, het niet adequaat gebruiken of het niet helder zijn van een strategie als

verpleegkundige; het niet kennen van de patiënt; de verleiding van het

verpleegprobleem te laten voorgaan op het patiëntenprobleem en de aard van de

contacten (waarbij er vaak al sprake was van een te hoog angstniveau).

Naast de hinderpalen werden ook een aantal kansen voor de verpleegkundigen

zichtbaar. Voorbeelden hiervan zijn de band tussen individuele begeleiders en

patiënten, de focus leggen op de patiënt en diens problemen en het hebben van een

duidelijke strategie gebaseerd op een correcte inschatting van het angstniveau.

We kunnen stellen dat men, met de hinderpalen in het achterhoofd, informele

interacties met de patiënten nog meer zou kunnen benutten en het therapeutisch

gehalte ervan zou kunnen verhogen.

Deze studie kent omwille van zijn exploratief karakter en pragmatiek 94 enige

beperkingen. Zo zijn het aantal observaties en het aantal participanten beperkt. Het

instrumenteel observatorium zorgde namelijk voor de afwezigheid van enkele

observaties waarin mogelijks nog andere waardevolle informatie aan bod had kunnen

komen.

Ook het uitwerken van de data is niet volledig en mogelijks beïnvloed door

individuele interpretatie omdat niet met opname apparatuur gewerkt werd. Ook niet

alle interviews werden met audiomateriaal opgenomen. Binnen de interviews met de

                                                                                                               94 Beperkte tijdsspanne

Page 141: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  132  

patiënten, was het verder niet altijd mogelijk om hun beleving volledig in kaart te

brengen, omwille van ethische redenen en redenen die te maken hebben met de theorie

van Peplau.

Als laatste zijn de ontwikkelde analyses voornamelijk exploratief van aard en zeker

niet finaal te noemen. Omwille van deze redenen zijn de conclusies die gesteld worden

in het onderzoek met enige voorzichtigheid te interpreteren.

De waarde van deze studie zit onder andere in het naast elkaar kunnen leggen van de

beleving van de patiënten en de intenties van de verpleegkundigen. De in deze studie

gevormde theorie is vernieuwend en levert interessante inzichten op. De analyse van

de informele interacties, leidde tot nieuwe, waardevolle en soms onverwachte

inzichten, die zeker een bepaalde geldigheid hebben. Verder heeft het onderzoeken

van hoe de informele contacten tot stand komen en waar ze voornamelijk uit bestaan,

een (eerste) licht kunnen werpen op dit toch significante onderdeel van het

psychiatrisch verpleegkundig vak. Gebruik makend van experten inzake de Peplau

theorie, wat zowel tijdens de vorming van het theoretisch kader als tijdens het maken

van de analyses gebeurde, maakt de bevindingen in deze studie geloofwaardiger en

sterker.

Wanneer men deze studie beschouwt als een aanzet tot het verfijnen van een

theoretisch kader en een ontbloting van mogelijke kansen en hinderpalen in het

therapeutisch handelen, dan is deze erg waardevol. Deze studie kan de aanzet zijn tot

verder onderzoek waarin voornamelijk op basis van deze theorie verder, accurater,

alsook op een bredere schaal, onderzocht kan worden hoe verpleegkundigen informele

contacten meer therapeutisch kunnen maken. Verder onderzoek naar wat er zich

afspeelt tussen verpleegkundigen en patiënten tijdens “the other 23 hours” is

essentieel. Verder onderzoek, omtrent de fases in de relatie volgens Peplau in

verhouding met het “therapeutisch handelen” van verpleegkundigen, is nog nodig.

Hiervoor is echter een nog betere operationalisering van deze fases in de relatie nodig.

Ook kan in de toekomst ruimte gecreëerd worden om de theorievorming van

verpleegkundigen en de rol hiervan binnen de interacties nog verder te onderzoeken.

Deze kreeg in deze studie minder aandacht toebedeeld.

Page 142: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  133  

Literatuurlijst

Boeken Aan de Stegge, C. (2012). Gekkenwerk. De ontwikkeling van het beroep psychiatrisch verpleegkundige in Nederland 1830-1980. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht. Allen, J. G., & Fonagy, P. (2006). Handbook of mentalisation-based treatment. West Sussex: John Wiley and Suns. Allen, J. G., &Fonagy, P., Bateman, A. (2008). Mentalizing in clinical practice. Arlington: Psychiatric publishing incorporation. Baart, A. (2001). Een theorie van presentie. Utrecht: Lemma Baart, A., & Grypdonck, M. (2008). Verpleegkunde en presentie: Een zoektocht in dialoog naar de betekenis van presentie voor verpleegkundige zorg. Den Haag: Lemma. Bateman, A., & Fonagy, P. (2006). Mentalization-Based Treatment for Borderline Personality Disorder: A Practical Guide. Oxford: Oxford University Press. Bion, W. F. (1962). Learning from experience. Laneham-Maryland: Rowman & Littlefield publishers Inc. Bowlby, J. (1988). A secure base: clinical applications of attachment theory. New York: Routledge. Calleway, B. J. (2002). Hildegard Peplau: Psychiatric Nurse of the Century. New York: Springer Publishing Company. Cassidy. J., & Shave, P. R. (2008). Handbook of attachment: theory, research, and clinical applications. New York: Springfield Press. Dijs, J. (2010). Psychoanalytsiche psychotherapie over grenzen. Assen: Van Gorcum. Goldberg, S., & Kerr, R. M. J. (2000). Attachment theory: social, develomental, and clinical perspectives. New York: The analytic press. Gunderson, J. G., & Links, S. (2008). Borderline personality disorder: a clinical guide. Wilson Boulevard: American Psychiatric Publishing. Deproost, E., (1998). Over de gemeenschappelijke basis van de psychiatrische en somatische verpleegkunde. In Abraham, I., Peuskens, J. Patiëntentoewijzing in de psychiatrische verpleegkunde. Concept en methodiek. Leuven: Garant. Franz, A., & Ewing, T. (1980). Psychoanalytic therapy: principles and application. Lincoln: University of Nebraska Press.

Page 143: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  134  

Hebbrecht, M., & Willemsen, M. (2007). De borderlinepatiënt in dagbehandeling: Over mentalisatie in een psychoanalytisch steunend milieu. Antwerpen-Apeldoorn: Garant-Uitgevers. Hebbrecht, M., & Demuynck, I. (2008). Empathie: hoeksteen of struikelblok in psychoanalytische psychotherapie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Kinet, M. (2006). Zuchtigheid en afhankelijkheid in hun relatie met middelenmisbruik. Antwerpen-Apeldoorn: Garant-Uitgevers. Kinet, M. (2006). Freud & Co in de Psychiatrie Klinisch-psychotherapeutisch perspectief. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Kinet, M., & Vanmechelen, W. (2007). Tussen Ruis en Storingen. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Kinet, M., & Vermote, R. (2005). Mentalisatie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Fonagy, P., & Target, M. (2003). Affect regulation: Mentalization and the development of the Self. New York: Other press. Nicholas, M. W. (1945). Change In The Context Of Group Therapy. New York: Brunner Mazel Publishers. Peplau, H. E. (1989). Interpersonal Theory in Nursing Practice: Selected Works of Hildegard E. Peplau. New York: Springer Publishing Company. Peplau, H. E., & Clay, T. (1991). Interpersonal Relations in Nursing. New York: Springer Publishing Company. Polit, D., & Beck, B. (2010). Essentials of nursing research. Appraising Evidence for Nursing Practice. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins. Philippot, P., & Feldman, R. S. (2004). The regulation of emotion. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates. Sullivan, H. S. (1953). The Interpersonal Theory of Psychiatry. London: Tavistock publications limited. Verhaeghe, P. (2009). Het einde van de psychotherapie. Amsterdam: De Bezige Bij. Vertommen, H., Clucker, G., & Lietaer, G. (1989). Containment in de therapeutische relatie de therapeut als drager en zingever. De relatie in therapie. Leuven: Universitaire Pers Leuven. Watzlawick, P., Helmick , B. J. & Jackson, D. (1967). Pragmatics of Human Communication. New York: Norton & Company.

Page 144: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  135  

Artikels Bateman, A., & Fonagy, P. (1999). Effectiveness of partial hospitalization in the treatment of borderline personality disorder: a randomized controlled trial. American Journal of Psychiatry, 156, 1563 – 1569. Bateman, A., & Fonagy, P. (2001). Treatment of borderline personality disorder with psychoanalytically oriented partial hospitalization: an 18 month follow-up. American Journal of Psychiatry, 158, 36 – 42. Bateman, A., & Fonagy, P. (2008). 8-Year Follow-Up of Patients Treated for Borderline Personality Disorder: Mentalization-Based Treatment Versus Treatment as Usual. American Journal of Psychiatry, 165:631-638. Bateman, A., & Fonagy, P. (2009). Randomized Controlled Trial of Outpatient Mentalization-Based Treatment Versus Structured Clinical Management for Borderline Personality Disorder. Journal of Psychiatry, 166:1355-1364. Bateman, A., & Fonagy, P. (2010). Mentalization based treatment for borderline personality disorder. Official journal of the world psychiatry association, 9(1): 11–15 Carter. E. (2000). Hildegard Peplau: Our Professional Compass. Journal of the American psychiatric nurses association, (6) 70-71. Eizirik, M., & Fonagy, P. (2009). Mentalization-based treatment for patients with borderline personality disorder: an overview. Revista Brasileira de Psiquiatria, 31(1):72-5. Fonagy, P. (1995). Playing with reality: The development of psychic reality and its malfunction in borderline patients. International Journal of Psycho-Analysis, 39-44. Meinrath, M., & Roberts, J. (1982). On being a good enough staff member. International Journal of Therapeutic Communities 3: 7-14. Kohut, H. (1959). Introspection, empathy, and psychoanalysis: An examination of the relation between mode of observation and theory. The Search for the Self, Vol. 1 pp. 205-232.

Langley, G.C., & Klopper, H. (2005). Trust as a foundation for the therapeutic intervention for patients with borderline personality disorder. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 12, 23-32. Peplau, H. (1997). Peplau’s theory of interpersonal relations. Nursing Science Quarterly. 10:162-167 Perseius, K., & Ekdahl, S. (2005). To tame a volcano: patients with borderline personality disorder and their perceptions of suffering. Archives of Psychiatric Nursing, 19, 160-168.

Page 145: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  136  

Stockmann, C. (2005). A literature review of the progress of the psychiatric nurse-patient relationship as described by peplau. Issues in mental health nursing, 26:911–919. Stamm, I. (1985). The hospital as a holding environment. International Journal of Therapeutic Communities, 6:219-229, 1985b. Winnicott, D. (1953). Transitional objects and transitional phenomena, International Journal of Psychoanalysis, 34:89-97. Wright, K. M. (2010). Therapeutic relationship: Developing a new understanding for nurses and care workers within an eating disorder unit. International Journal of Mental Health Nursing, 19(3) 154-61.

Visieteksten Deproost, E.: Verpleegkundige begeleiding van personen met een borderline persoonlijkheidsstoornis in het kader van een mentalisatie gebaseerde behandeling. Deproost, E.: Bijlage verpleegkundige benadering mensen met borderline problemen (gebaseerd op mentaliserende benadering). Deproost, E.: Psychodynamische benadering van persoonlijkheidstoornissen Deproost, E.: Volwassenkliniek: eenheid mentaliserende therapie Kinet, M. (2002) Werkingsprincipes van psychoanalytische therapie. Kinet, M. (1999) Ageren en klinische psychotherapie Kinet, M. (1995) Milieutherapie.

Page 146: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  137  

Bijlagen

Page 147: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  138  

Data van de observaties

Observatie 1: De stille fietstocht

Tijdens de toezichtronde die door een bepaalde verpleegkundige gehouden wordt is

patiënte X nergens te vinden. De patiënte is niet op haar kamer, niet in de

groepsfaciliteiten en ook niet in de cafetaria.

Aangezien patiënte X zich op toezicht niveau drie bevindt is dit enigszins

zorgwekkend. Deze patiënten mogen in principe de afdeling niet verlaten zonder een

afspraak te maken.

Omdat ook de andere verpleegkundigen en de aanwezige ergotherapeut geen idee

hebben waar de patiënte zich bevindt besluit de verpleegkundige haar buiten te gaan

zoeken, aan de receptie krijgt hij nog een gsm mee waarop hij kan gebeld worden

indien de patiënte ondertussen terugkeert naar de afdeling.

De verpleegkundige neemt een voor het personeel voorziene fiets en zet zijn zoektocht

in. Hij fietst eerst naar het kapelletje waarvan geweten is dat de patiënte er af en toe

naar toe stapt. De verpleegkundige stapt af en neemt een kijkje binnen, maar de

patiënte is er niet, hij fietst verder. Na een tour rond het gehele domein komt hij aan de

Boterstraat. De verpleegkundige kiest ervoor om in plaats van terug te keren deze

straat nog eens te verkennen.

In de verte is ondertussen een schim te zien. Na even verder te fietsen blijkt het de

patiënte te zijn, deze zet haar koptelefoon af wanneer de verpleegkundige bij haar

stopt. De verpleegkundige stelt hierna enkele vragen aan de patiënte die hem

verduidelijking zouden kunnen bieden:

“Gaat het?”

“Waar ben je naar toe geweest?”

“Was je iemand tegengekomen tegen wie je het kon vertellen?”

De patiënte antwoordt steeds mompelend en is heel kort in haar antwoorden.

“Neen, ik heb niets gezegd toen ik vertrok.”

“Ik ben naar het kapelletje geweest.”

“Ik heb niemand gezien.”

Page 148: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  139  

De patiënte geeft via haar lichaamstaal te kennen dat een verbale conversatie

momenteel niet aan de orde is. Ze maakt geen oogcontact met de verpleegkundige en

kijkt steevast naar de grond. Haar koptelefoon plaatst ze echter niet terug op haar oren,

slenterend zet de patiënte de terugweg in.

De verpleegkundige blijft rustig bij het hele gebeuren en stopt met vragen omtrent de

verduidelijking van de situatie. Wel vraagt hij nog aan de patiënte:

“Zou je graag hebben dat ik mee met jou terugwandel tot op de afdeling?”

De patiënte antwoordt:

“Da’s gelijk.”

Ze slaat het aanbod van de verpleegkundige niet af maar geeft ook niet duidelijk aan of

ze dit wel graag heeft.

De verpleegkundige beslist de patiënte toch te vergezellen op haar terugweg.

Verder valt de verbale conversatie weer stil, de verpleegkundige wandelt mee met de

patiënte richting de afdeling maar er wordt niets meer gezegd.

De patiënte zelf staart vooral naar de grond en zet nietszeggend haar slenterende tred

verder.

De verpleegkundige zorgt er tijdens het terugwandelen voor dat hij zich op elk

moment naast de patiënte bevindt. Wanneer de weg lichtjes daalt moet hij met zijn

voeten de fiets remmen om op gelijke hoogte te blijven, wanneer de weg lichtjes helt

moet hij net iets bijtrappen hiervoor.

Tot aan de receptie wordt er tussen de patiënte en de verpleegkundige niets meer

gezegd.

De verpleegkundige wisselt zijn blik tussen de patiënte en de mistige velden, de

patiënte kijkt nooit terug.

Eens aangekomen aan de receptie zegt de verpleegkundige:

“Je kan verder maar je zal wel moeten aanbellen om terug binnen te kunnen.” (de

deuren waren namelijk al gesloten.)

De patiënte antwoordt terug heel kort: “Oké!”

Terwijl de patiënte de weg naar binnen vindt zet de verpleegkundige rustig zijn fiets

terug. Beiden komen apart binnen op de afdeling.

Hier eindigt dan ook momenteel de verpleegkundige interventie.

Page 149: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  140  

Interview verpleegkundige T: Schetst u nogmaals wat er gisteren gebeurde?

V: Dus ja, de persoon was weg, we hadden haar niet meer gezien in het

toezichtmoment terwijl zij wel onder toezicht stond.

Euhm, maar ze was vroegtijdig naar de cafetaria gegaan, we hadden haar dus even

ontlopen en ondertussen was ze gaan wandelen.

Ja, dus het feit dat we haar niet meer gezien hadden betekent dat we haar dan volgens

de procedure moeten opbellen, maar we kregen ook geen antwoord op haar gsm.

We zijn dus gaan zoeken binnen het domein van het park. We hadden ook ergens een

vermoeden dat ze naar het kapelletje ging op het einde van de Boterstraat.

Vandaar hebben we dan met de fiets een zoektocht gedaan en haar gevonden.

T: Wanneer u de patiënte terugvond stelde u enkele vragen, wat waren deze vragen?

V: Euhm, de eerste vraag die ik eigenlijk gesteld had was of het eigenlijk ging, waarop

ze uiteindelijk wel bevestigend reageerde.

Ik heb ook even gevraagd waar ze naartoe geweest was. Hierop zei ze dat ze naar het

kapelletje geweest was om daar aan dat beeld iets te vragen.

T: Als ik mij niet vergis bent u hierop niet ingegaan, was dit bewust?

V: Ja, dit was bewust. Ik ben daar niet op ingegaan omdat ik haar niet genoeg kende

en ik wou het contact niet te bedreigend maken in de situatie naar haar toe. De patiënte

is psychotisch en ook heel achterdochtig.

T: U heeft hierna terug meegewandeld met de patiënte tot we aan de instelling

kwamen, had dat ook een reden dat u naast haar bleef?

V: Ja, ik had haar ook eerst gevraagd, vind je het goed als we bij je blijven of euh, wil

je liever alleen zijn? Ze zei ook niet direct van ik wil alleen zijn eh, of ik vind het ook

Page 150: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  141  

niet erg dat je bij mij blijft. Vandaar dat ik ook bij haar gebleven ben. Als ze nu

gezegd had dat ze alleen wou zijn, ja dan had ik dat ook gerespecteerd en begrepen

maar ze zei dat ze het niet erg vond dus heb ik ervoor gekozen om dan toch samen met

haar terug te wandelen naar de afdeling.

T: Wat is de eigenlijke reden dat u bij haar bleef?

V: Enerzijds een stuk uit veiligheid, euhm…

T: Wat bedoelt u met veiligheid?

V: Ja, het begon al te duisteren, het was mistig, om er dan ook zeker van te zijn dat ze

terug in het ziekenhuis zou binnen zijn. Een veiligheid voor ons als verpleegkundigen

dat we toch zeker weten dat ze hier terug is. Als we haar gaan zoeken en we vinden

haar, dan moeten we ervoor zorgen dat ze terug veilig op de afdeling is.

Maar het was ook wel deels om een stuk ondersteuning naar haar toe te brengen, ja.

T: Wat is die ondersteuning naar haar toe dan net?

V: Mja, zo van kijk, als er iets is, we zijn bij u, een vorm van veiligheid geven naar

haar toe, zodat ze weet dat wij er voor haar zijn.

T: En vroeg de patiënte om die veiligheid?

V: Niet letterlijk vragen maar ja, om haar een gevoel van veiligheid te geven heb ik dat

dan gedaan, soms is het vragen echt te moeilijk voor de patiënten, dan proberen wij

de situatie in te schatten.

T: Oké, zijn er nog zaken die u wil aangeven over het contact met de patiënte?

V: Nee, niet speciaal neen.

Page 151: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  142  

Interview patiënte De patiënte wou op dat moment liever geen interview. Ze wist niet of ze de juiste

antwoorden kon geven.

In principe wou ze wel proberen te starten aan het interview maar haar handtekening

wou ze niet zetten waardoor dit praktisch niet meer mogelijk was.

Later tijdens een informeel gesprek in de gang kon ik haar toch vragen wat deze

interactie voor haar betekende. Een interview zou te moeilijk zijn zei ze, maar een

vraag mocht ik stellen.

Ze vertelde dat ze een soort dubbel gevoel had. Op het moment dat ze de

verpleegkundige tegenkwam had ze daar niet echt nood aan.

Anderzijds zei ze dat er af en toe momenten waren waarin ze verward was en dat ze

het dan echt goed vond dat de verpleegkundigen haar kwamen zoeken.

Op dit eigenste moment was dit dus niet het geval. Ze was buiten met rede en hoefde

niet gezocht te worden.

Wel vond ze het niet storend dat de verpleegkundige dit deed. Ze zei dat ze begrijpt

waarom de verpleegkundigen soms op zoek zijn naar haar.

Page 152: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  143  

Observatie 2: De 5 ritmes Een patiënte komt aankloppen op het verpleegbureel en vraagt specifiek naar een

bepaalde verpleegkundige, deze verpleegkundige is haar persoonlijke begeleider. De

patiënte ziet eruit alsof ze gehuild heeft.

Ze vraagt aan de verpleegkundige of er een gesprek kan plaatsvinden. Dit gebeurt rond

20 uur, een moment dat er enkel nog verpleegkundigen aanwezig zijn.

De patiënte had eerder al gebeld via het oproepsysteem maar toen was er een andere

verpleegkundige naar de oproep gegaan.

Deze had voorgesteld om het probleem van de patiënte later door te spelen aan haar

persoonlijke begeleider, aangezien die deze avond aanwezig was.

De patiënte vond dit toen ook een goed idee en stemde met de verpleegkundige in.

Ze bedankte deze ook omdat hij toch naar de oproep was gekomen en even geluisterd

had naar haar verhaal.

De verpleegkundige naar wie de patiënte specifiek op zoek was stemt in voor een

gesprek: “We zullen even samen zitten.”

De patiënte en de verpleegkundige zonderen zich af en zetten zich samen rond de tafel

in een gesprekslokaal op de gang.

De patiënte vertelt aan de verpleegkundige dat ze het moeilijk heeft, ze laat haar tranen

de vrije loop en is duidelijk overstuur.

“Mijn emoties komen bovendrijven, ik voel verdriet en kwaadheid.”

“Ik word overspoeld.”

“Ik ben hysterisch.”

De verpleegkundige vraagt eerst aan de patiënte om duiding te geven over wat er dan

precies gebeurd is:

“Vertel eens wat er gebeurd is.”

De patiënte vertelt dat het voor haar een zware dag was:

“Het begon deze ochtend met een artikel in de krant, de titel van het artikel bracht

allerlei emoties naar boven en ik had het echt moeilijk. Later op de dag had ik een

procesbegeleiding met de dokter die zeer zwaar en moeilijk verliep, er borrelden

allerlei emoties op. Daarna was er muziektherapie, tijdens het spelen op de piano

voelde ik de kwaadheid opkomen, ik ging de toetsen steeds luider en luider bespelen.

Page 153: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  144  

Later stelde de therapeut voor om de djembe vast te nemen. Ook hier begon ik luider

en luider te spelen, ik sloeg er echt op. Ik herhaalde ook steeds dezelfde zin: “NIET

MET MIJ!, NIET MET MIJ!!” en ik voelde echt die kwaadheid in mij opkomen.

Als laatste therapie heb ik vandaag de 5 ritmes gevolgd 95, na de laatste dans moesten

we op de grond gaan liggen en moesten we voelen. Iedereen moest vertellen wat hij

voelde maar de therapeut begon met mij. Ik kon het niet vertellen, de tranen kwamen

los bij mij, ik voelde het verdriet boven komen, ik begon te huilen en kon niet meer

stoppen met huilen.

Na de sessie keerde ik terug naar mijn kamer maar ik kon nog steeds niet stoppen met

huilen. Ik voelde al mijn gevoelens naar boven komen. Ik heb toen gebeld maar er is

iemand anders gekomen.

Ik moest absoluut dit verdriet delen, ik dacht eerst aan mijn man en wou hem bellen

maar ik wil dit niet meer. Vroeger belde ik hem om de vijf minuten, dit wil ik echt niet

meer. “

De verpleegkundige geeft ruimte aan de patiënte om haar verhaal te doen en luistert

intensief.

Ze vroeg ook wat die emoties waren.

Deze waren kwaadheid, boos zijn en verdriet.

De patiënte bracht haar volledige verhaal van hoe de dag verlopen was, soms wat

chaotisch maar wel volledig uit zichzelf.

Na het vertellen van het verhaal begint de patiënte zelf enkele vragen te stellen:

“Mag ik bellen als ik het moeilijk heb?”

“Mag ik dit verdriet en die woede hebben?”

“Ik ben hysterisch, mag dit eigenlijk wel want ik heb geen herinneringen maar dat

gevoel komt wel naar boven, heb ik dat recht96?”

“Mag ik mijn schelp opendoen97?”

“Ben ik eigenlijk goed bezig?”

De verpleegkundige reageert bevestigend op de vragen van de patiënte:                                                                                                                95 Dit is een bepaalde therapie waar er gedanst wordt op verschillende ritmes 96 herinneringen omtrent kindermisbruik, de patiënte herinnert zich enkel een persoon aan het uiteinde van haar bed maar verder niets 97 de schelp staat voor de (negatieve) gevoelswereld die normaal tijdens de therapieën mag opengaan maar verder dient gesloten te blijven. De schelp sluiten houdt in dat de negatieve emoties gedragen kunnen worden.

Page 154: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  145  

“Je mag daarvoor een beroep doen op ons, daarom zijn we hier ook als

verpleegkundigen.”

“Je mag die gevoelens zeker en vast ook uiten, je mag hier schreien.”

“Je mag deze emoties ervaren, je mag hier jezelf zijn.”

“Je mag hier zeggen wat je voelt.”

“Hier mag je het er allemaal uitsmijten.”

De patiënte uit dat ze zich bevestigd voelt.

Na deze bevestigingen probeert de verpleegkundige nog enkele afspraken te maken

omtrent het sluiten van de schelp bij de patiënte.

“Het is oké als je zo’n moment hebt maar als je nu naar huis of op weekend gaat, zou

je voor jezelf de schelp gesloten moeten houden, ook ’s avonds zou je de schelp

moeten proberen toehouden, je mag je schelp openen in de daarvoor voorziene

momenten, persoonlijke gesprekken en therapie.”

“Het is oké dat dit hier-en-nu gebeurt , maar het kan niet altijd en overal.”

“Probeer de zaken wat los te laten. Je mag zeker zo’n moment hebben maar daarna

moet je proberen de schelp weer toe te doen want eigenlijk trek je nu zelf de schelp

weer helemaal open.”

De patiënte spreekt samen met de verpleegkundige af dat ze dit zal proberen. Het

gesprek wordt hierbij afgerond en de patiënte gaat terug naar haar kamer.

De patiënte huilt niet meer en lijkt niet meer overstuur te zijn.

Interview verpleegkundige T: Vertel eens wat er gebeurde.

V: Wel, de patiënte is dus binnengekomen met de idee dat haar papa haar misbruikt

heeft maar ze heeft daar geen herinneringen aan. Het enige wat ze zich herinnert is dat

haar papa aan haar bed stond.

De rest dat daar op volgt kan ze zich niet meer herinneren…

En dus vanmiddag is ze naar de vijf ritmes geweest, dat is een therapie in het forum

waarin ze dansen en vooral het gevoel naar boven laten komen, en ze was aan het

schudden met haar hoofd en zij heeft gevoeld dat vooral de kwaadheid en het verdriet

naar boven kwam.

Page 155: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  146  

T: Wat heb je hiermee gedaan als verpleegkundige?

V: Ik heb haar gewoon laten vertellen, het haar laten zeggen.

Ik heb haar het verhaal laten doen en op het einde van het gesprek heb ik haar

bevestiging gegeven, je doet het goed, je bent goed bezig!

Ze had blijkbaar op haar kamer al een huilmoment gehad?

T: Ja…

V: Ze vroeg of ze dan naar ons mocht vragen.

Ik heb haar hierin bevestigd en gezegd dat dit ook de reden is waarvoor we hier zijn.

Anders zou ze daarvoor beroep doen op haar man. En ik probeer zo een beetje de

grens naar haar man toe, te sluiten.

En ik probeer te bevestigen : ge moogt hier zijn, ge doet het goed!

T: Wat was dan volgens jou de moeilijkheid voor de patiënte?

V: Wel het feit dat ze naar de 5 ritmes was geweest en dat ze zich overspoeld voelde,

ze noemde zichzelf hysterisch op dat moment. Zo van, ik ben dan hysterisch en ja

mag dat dan eigenlijk wel? Want ja, ik heb er geen herinneringen aan, wel het gevoel.

Omdat ze dan wil horen van, ge doet dat goed en ge zijt goed bezig.

T: En u heeft haar die bevestiging gegeven?

V: Ja, ik heb haar die gegeven, en ook heel duidelijk afgesproken dat ze haar schelp

moet toedoen wanneer ze hier buiten gaat, ze spreekt zelf over een schelp die open

staat en die moet ze ook leren toedoen, ook ’s avonds.

Ik heb gezegd dat ze dat moet proberen loslaten, ook ’s avonds. Zo van, oké, je hebt

dat moment gehad, dat mag, geen probleem, maar dan moet je het ook kunnen

loslaten. Anders blijft ze daarin voortdoen zoals in dit gesprek, en dat is eigenlijk de

schelp weer opentrekken dat ze doet.

Page 156: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  147  

Dus dat was zo van het mag, en het is goed, maar probeer wel de schelp terug toe te

doen met als gevolg dat ze dat ook meer en meer kan toepassen in het weekend.

T: Haar emoties ophouden dan?

V: Ja, dat ze er wel over kan vertellen maar dat ze dan bijvoorbeeld niet hysterisch

wordt.

T: Het gaat hier vaak over boekje toe of schelp toe, wat betekent dit voor u?

V: Boekje toedoen dient eigenlijk om alle negatieve ervaringen te kunnen dragen,

mensen die in opname zijn, kunnen hun negatieve ervaringen, belevingen niet dragen.

Ze gaan bijvoorbeeld in sociale contacten enkel over die belevingen praten waardoor

deze contacten gaan afhaken.

Sociale contacten kunnen dat op den duur niet meer dragen.

Dat bedoel ik met boekje toe, die moeilijke momenten zullen er altijd zijn, maar dat

ze die kunnen dragen, da’s wel belangrijk.

Dat boekje kan wel weer open bij de psycholoog of de dokter of…

T: En het boekje open is voor deze vrouw dan een deel van haar ontwikkeling?

V: Dat is de bedoeling, het feit dat ze hier het boekje mag opendoen en het er allemaal

mag uitsmijten is op een bepaalde manier wel nodig.

T: De patiënten mogen zich zogezegd “tonen”.

V: Ja, ze mogen open en eerlijk zijn en zeggen wat ze voelen, we proberen hen te

leren: hier mag het, hier ben je in een veilig milieu en hier snappen mensen dat. In de

buitenwereld snappen de mensen dat niet en kunnen ze dat niet kaderen.

Ik kan mij bijvoorbeeld inbeelden bij deze patiënte dat, wanneer zij beroep doet op

haar partner als hulpverlener, het voor hem op den duur te zwaar wordt.

Page 157: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  148  

Als uw vrouw constant ligt te wenen is dit niet makkelijk om er als partner mee om te

gaan. De eerste keer ga je dat goed doen, een tweede keer ga je dat ook nog goed doen,

maar uiteindelijk ga je ook denken van man, wat moet ik hier nu doen om goed te

doen…

Weet je wat er ook wel is, van deze patiënte ben ik IB, en dat telt ook wel, laat hier nu

twee andere collega’s staan en dat is totaal anders.

T: Hoe komt dit?

V: Omdat ik het meeste inzicht heb in haar verhaal, bij andere patiënten die ik niet

persoonlijk begeleid zal ik er ook bewust niet zo diep op ingaan. Dat kan ik ook niet.

T: En wat doe je dan bijvoorbeeld?

V: Ja, ik ga zeggen dat ze dat beter met hun begeleider bespreken, zij weten beter hoe

het verhaal in elkaar zit, en dat doet er echt toe.

T: Nu op dit moment kon “het boekje open” nog voor jou, later in de ontwikkeling zou

dit niet meer kunnen?

V: Ja.

T: En hoe zou je dan reageren op die situatie?

V: Dan zou ik eerlijk zeggen dat het boekje toe moet, maar hoe ik dat ga zeggen? Ik

ga alternatieven aanbieden. Zo van ja, het is nu erg moeilijk, wat kunnen we doen om

er iets aan te doen? Bij sommige patiënten is dat muziek, of wandelen, of eens buiten

zitten. Soms ook eens een goed woordje zeggen, dat je erin blijft geloven doet er voor

veel mensen toe. Zo van ik weet dat je het nu lastig hebt maar ik geloof erin. Zelfs als

jij er niet in gelooft, geloof dan in ons, dat wij erin geloven. Ik zeg dit heel vaak tegen

mensen, het feit dat je hier zit en dat we verder werken met jou is het feit dat we in jou

geloven.

Page 158: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  149  

T: Oké, is er verder nog iets wat je kwijt wil over deze interactie?

V: Neen, ik denk dat het dit ongeveer was.

T: Oké, dank u wel.

Interview patiënte T: Vertel eens wat er gebeurde.

P: Wel euhm, ik ben euhm, ik ben een patiënte die alle therapieën volgt, anderen doen

dat niet maar ja, dat is hun zaak, maar ik volg alle therapieën.

Normaal was dit ook een korte opname maar ja, ik ben hier nu toch al een tijd. Ik was

thuis eigenlijk geblokkeerd, ik was op de vlucht, op de vlucht voor het verleden.

Het was begonnen met een inbraak bij ons thuis, ja, dat heeft voor een trauma gezorgd

en met dat trauma te verwerken is er eigenlijk van alles naar boven gekomen.

T: En wat is er vandaag gebeurd?

P: Ja, ik was dus in therapie, de 5 ritmes, dat is een dans die de emoties moet

bevrijden, eigenlijk 5 soorten dans, de laatste was zo dat ik op de grond moest gaan

liggen en voelen, tot rust komen eigenlijk.

De therapeut vroeg dan wat we voelden, en ja, ik moest als eerste maar ja, ik kon niet,

ik begon te wenen, er kwamen tranen bij mij los, mijn verdriet kwam boven.

Na de therapie ging ik naar mijn kamer en ik kon nog steeds niet, ik was nog altijd aan

het huilen en had al die emoties.

T: Welke emoties?

P: Ja, kwaadheid, woede, verdriet, vroeger vluchtte ik voor de werkelijkheid, nu in

mijn opname komt alles terug boven, dat verdriet komt naar boven.

Page 159: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  150  

T: En wat deed je dan met die emoties?

P: Ik moest die delen, ik moest die even kwijt kunnen, ik wou eerst naar mijn man

bellen, vroeger als ik in paniek was belde ik om de vijf minuten naar mijn man, maar

ik wil dat niet meer.

T: Wat heb je dan wel gedaan?

P: Ik ben naar boven gekomen en heb op de bel gedrukt, omdat ja…

De verpleegkundige zei ook dat dit kan, dat dit mag, er is toen iemand anders

gekomen samen met jou, maar ik wou het daarna toch nog eens kwijt bij mijn

persoonlijke begeleider.

T: Wat wou je dan kwijt bij haar?

P: Wel ja, gewoon, mijn dag eens overlopen, we hebben dat samen gedaan.

Het begon deze morgen al met een verhaal in de krant, ik zal het u eens tonen…

(patiënte begint in haar lade te rommelen en bekijkt de krant maar krijgt tranen in de

ogen)

T: Als het moeilijk voor jou is hoef je het mij niet te tonen hoor, je mag zelf kiezen.

P: Ja, het is moeilijk, ik toon het liever niet.

T: Oké, vertel verder.

P: Daarna was het muziektherapie, hier had ik het ook heel moeilijk.

We waren maar met twee patiënten dus het was ook veel intenser.

We waren eerst op de piano aan het spelen, de therapeute is echt een goede muzikante,

zij speelt dan op de piano en wij mogen meespelen met haar. Ik kan eigenlijk geen

piano spelen maar toch voelde ik het, ik voelde de woede naar boven komen, ik begon

luider en luider op de toetsen te spelen, echt kwaad was ik.

Page 160: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  151  

Dan gingen we op de djembe spelen, maar die kwaadheid kwam terug.

Ik begon er echt op te slagen en te roepen: niet met mij, niet met mij, dat was wat ik de

hele tijd riep, ik had wel het gevoel dat ik mijn kwaadheid na de muziektherapie deels

kwijt was, maar in de procesbegeleiding daarna had ik het terug moeilijk.

Het ging daar weer over gevoelige thema’s en dan ja, uiteindelijk in de 5 ritmes, ja, dat

was misschien de druppel.

T: En dat kon je dan kwijt bij je persoonlijke begeleider?

P: Ja, ja, de verpleegkundige is mijn persoonlijke begeleider en die snapt mij, ik heb

haar dan nodig want zij begrijpt mij, zij kent mij. Met haar heb ik ook de beste relatie,

ik voel… weet je. Ik vertelde alles aan haar en ze zei: “Doe maar, ween maar, huil

maar, laat maar komen.”

T: Je emoties laten komen?

P: Jaaaa… ze geeft mij dan bevestiging, dat ik er mag zijn, en dat ik mag bellen als ik

dat nodig heb.

Bij haar kan ik zoiets brengen.

De gesprekken met de verpleegkundige kan ik niet met iemand anders voeren, ik kan

er mijn emoties tonen, ik mag ze laten komen.

De verpleegkundige gaf mij bevestiging, ik wist dat ik goed bezig was, ik wist dat,

maar ik moest dat ook eens horen van haar.

Normaal bel ik nooit of doe ik dit nooit, maar ik moest dit delen en dat ging alleen bij

de verpleegkundige.

T: En wat gebeurde er toen je het vertelde?

P: Dat deed iets met mij, snap je? Ge wilt iets kwijt en ge wilt iets delen, het moet eens

gedeeld zijn snapt ge, en dat gebeurde dan.

De verpleegkundigen hebben toch ja, ze hebben toch een…

Page 161: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  152  

T: Ze hebben een wat?

P: Een bijdrage, ja dat vind ik, de verpleegkundigen hebben een bijdrage.

T: Wat voor een bijdrage hebben ze dan?

P: …. Een ondersteunende bijdrage, ja , een ondersteunende bijdrage hebben ze.

T: En aan wat dragen ze dan bij?

P: Ach, in mijn proces hé, allez, mijn psychologisch proces, ja ze hebben daarin echt

wel een belangrijke bijdrage, ze ondersteunen mij in dat proces, op moeilijke

momenten waar ik normaal in paniek zou zijn. Ja, dan ondersteunen ze mij dat ik niet

in paniek raak.

Weet ge, ze ondersteunen mij in het “hoe moet ik dat hier nu aanpakken” ergens ja, ik

kon niet stoppen met huilen en ik weet dan, ik mag op de bel drukken of ik mag praten

met haar, ja.. ik kan dan weg met mijn emotie.

T: Zojuist zei je dat het iets met je deed, wat dan?

P: Ja, goh, ja, dat ik weet waar ik sta, zo ja, dat gevoel van ik weet waar ik nu sta en

dat ik goed bezig ben, dat deed dat met mij.

T: Oké, zou je graag nog iets kwijt willen over wat er gebeurd is?

P: Ha, nee, ja, ik denk dat je het nu wel allemaal weet.

T: Oké, bedankt!

(voor het interview was de vrouw aan het bellen met haar man, ze onderbrak dit

gesprek om het interview te kunnen afhandelen)

Page 162: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  153  

Observatie 3: De boormachine Er wordt op de deur geklopt aan de verpleegpost, de patiënte (P) die aanklopt doet de

deur open. De verpleegkundige (V) vraagt de patiënte te vertellen waarom ze aanklopt.

V: Vertel eens…

Deze komt binnen en sluit de deur achter zich.

P: Wel ja euhm, ja, ik weet niet, euhm, wanneer kan ik je vandaag euhm?... (er worden

veel gebaren gemaakt met de armen)

V: Wanneer kan ik je vandaag wat?

P: Ja euh, wanneer kan ik je vandaag zien?

V: Wanneer je me vandaag kan zien?

P: Ja, ja, om te spreken hé, ja.

V: Om me te spreken,… oké, nu?... Over wat wil je spreken? Vertel eens… (lacht)

P: Ja euhm, wel euhm, het is eigenlijk voor die boormachine weet je wel.

V: Boormachine? Dat weet ik niet, vertel eens…

P: Wel ja, die boormachine van Frank hé, ja hij moet die terug hebben en ja…

V: Jij hebt zijn boormachine? (lacht)

P: Ja, ja, en ja, hij wil die terug, allez, ik wil hem die teruggeven, dan ben ik er vanaf

hé, ik wil die niet blijven bijhouden, die is van hem hé, en ja, ik kan daar niets meer

mee doen.

V: En hoe wil je dat dan doen?

P: Wel euhm, ofwel komt hij ze hier halen, of euhm, zijn ouders kunnen ze ook komen

halen. Maar ik kan ze ook brengen naar hem.

V: Naar hem brengen?

P: Ja, hij is in opname in het O.L.V. en dan kan ik ze naar daar brengen, aan de

receptie of zo.

V: Wat bedoel je met of zo?

P: Ja, naar zijn kamer dan of misschien aan de verpleging daar, allez, ik weet niet,

maar misschien beter naar de receptie, dat ik ze daar dan afgeef.

V: Je hebt dan nog verschillende keuzes…

P: Ja, maar ik voel mij dan zo wat schuldig snapt ge?

V: Je voelt je dan schuldig?

Page 163: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  154  

P: Maar ja allez, hij heeft dan geen auto, en zijn ouders ook niet, dus ik zou het

misschien toch beter naar daar voeren hé? Want ja, dan moet hij vrienden bellen om

dat te regelen, of zijn ouders moeten dat dan regelen, en ja, ik weet niet echt wat het

beste is?

V: Dat is jouw keuze hé, heb je de keuze al gemaakt?

P: Ja, ik denk het wel ja, allez, ik zou ze misschien beter gewoon brengen hé?

V: Ja, dat is jouw keuze, ik kan dat voor jou niet beslissen.

P: Ik ga ze brengen dan..

V: Oké, als dat jouw keuze is.

P: Mag ik dan mijn sleutels om te vertrekken?

V: Oké, ik zal ze nemen.

P: Moet ik daar dan nog een briefje bij steken of zo?

V: Een briefje, hoe bedoel je?

P: Een briefje met ja, met een boodschap of wat uitleg of zo?

V: Ik kan natuurlijk niet weten welke boodschap je wil meegeven met Frank, dat is

iets wat ik niet kan beslissen. (lacht)

P: Geen briefje dan?

V: Dat heb ik ook niet gezegd, je kan zelf kiezen of je een briefje schrijft of niet, en

ook wat je er in schrijft.

P: Ik zal het daar dan gewoon aan de receptie afgeven, dat is misschien het meest

gemakkelijk.

V: Oké als je dat zo wil doen, dan kan je dat zo doen.

P: Oké, mag ik mijn sleutels dan?

V: Oké.(deze neemt de sleutels)

P: Dank je, tot straks.

V: Tot straks.

De patiënte vertrok hierna naar het O.L.V. om de boormachine te gaan afgeven.

Page 164: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  155  

Interview verpleegkundige T: Zou u de situatie van de boormachine nog eens kunnen bespreken?

V: Euhm, dus de boormachine was van een ex-patiënt waar ze veel miserie mee had.

Die had dan gevraagd om de boormachine terug te brengen naar dat andere

ziekenhuis…

En ik denk dat ze niet goed wist wat ze moest doen. Zo van ja ik wil hem niet zien en

ik wil dat toch zo snel mogelijk afgeven en ik zou ze misschien beter houden. Allez, ik

denk euhm…

T: Dat ze met die vraag naar u kwam?

V: Jaja, Volgens mij ging ze dat sowieso doen maar had ze van ons zo nog eens

bevestiging nodig, zo van wat je doet is goed, een bevestiging. Dat heeft die patiënte

wel nodig.

T: Bij het binnenkomen begon de patiënte met allerlei gebaren alles uit te leggen, u

heeft haar daar onmiddellijk op aangesproken en gevraagd om het rustig en duidelijk

uit te leggen, was dit bewust?

V: Wel, geheel in het begin van haar opname, dat is nu een jaar en een half geleden

denk ik, ja het zal een jaar en een half geleden zijn, maakte de patiënte heel veel

gebaren en ze zat dan met iets, maar ze zei niets.

Ze gebruikte altijd zo maar van die halve woorden en “nee” en “ja” en ik heb er dan

met haar aan gewerkt, zo van STOP, RUSTIG, zeg nu eens wat je te zeggen hebt.

Na een tijd is dat wel verbeterd, maar soms vervalt ze daar nog eens in.

Ze maakt dan vree veel gebaren en springt ook van het een op het ander. “Ik heb

gelijk, ik heb geen gelijk!” Maar wat wil ze dan eigenlijk zeggen?

Maar dat gaat maar een beetje met een keer.

Page 165: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  156  

T: Is dat dan een kwestie van duidelijkheid naar buiten toe of eerder een kwestie van

duidelijkheid naar zichzelf toe?

V: Een verduidelijking naar ons toe, voor haar is het belangrijk… Ze zegt dat ook hé:

“Het is voor mij belangrijk dat jullie weten hoe ik mij voel, dat jullie weten wat ik

meegemaakt heb”.

Maar dan zeg ik ook dat ze duidelijk moet zijn…

Allez, proberen zo duidelijk mogelijk te zijn…

We proberen dat ook door te werken met thema’s, eerst over haar vader spreken, dan

over haar moeder spreken.

Want bij haar is het eigenlijk een warboel hé, en dan geraakt ze er zelf niet meer aan

uit hé, ze zegt dan: “Ik ben kwaad, nee, ik ben niet kwaad, neen ik ben verdrietig,…”

T: Ze geraakt er volgens u ook zelf niet aan uit?

V: Ja… Ze zegt zelf ook dat ze dat nodig heeft, dat ze die gesprekken nodig heeft om

haar te helpen. Oké efkes rustig, waar ben ik mee bezig, wat moet ik doen?

T: De gesprekken draaien dan vaak rond duidelijkheid?

V: Ondersteunend, en euhm ja ook dat verwoorden hé…

Ze zegt bijvoorbeeld: “Ik ben bang.” Dan vraag ik: “Wat is bang zijn, leg dat eens uit.”

Ze zegt dan: “Welja, bang ja, eigenlijk niet…”.

Bij haar draaien al die emoties door elkaar en dan proberen wij daar uit te geraken.

T: Oké, een andere vraag die hier eigenlijk bij aansluit is het feit dat ze op een bepaald

moment zei: “Weet je wel.” Nu, dit kan gezien worden als een spreekwoordelijk iets

maar u ging hier meteen op in, wat is daar de reden voor?

V: Als zij dat zegt kan daar heel veel achter zitten en dan wil ik op dat moment wel

eens weten wat ik moet weten.

Page 166: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  157  

Ja, het kan zodanig veel zijn en het is toch belangrijk dat we op dezelfde golflengte

zitten.

T: In het contact werd er een bepaalde afstand gecreëerd door een beetje luchtig of

humoristisch te reageren, is dit zomaar of was dit bewust?

V: Ja, bij haar moet je dat wel doen hé, allez, er is een verschil tussen die formele

contacten en informele contacten. Maar euhm, bij haar moet ge dat af en toe eens

kunnen afsluiten, begrenzen. En dat humoristische, ja,.. ik ben zo…

Soms wordt dit wel eens verkeerd begrepen, dat ze denken van gij lacht mij uit.

Dan zeg ik dat dit niet zo is, dat is ook de bedoeling niet hé…

T: Het is niet een humoristische manier van contact, gehanteerd om een afstand te

hanteren.

V: Ik weet het niet echt.

T: Oké, is er verder nog iets wat u graag wil toevoegen over het contact?

V: Neen,…

T: Oké. Dank je.

Interview patiënte T: Kun je nog eens vertellen wat er gebeurd is?

P: Wel ja euhm, dat ging over die situatie met Frans hé, met die boormachine, maar ik

ga daar eigenlijk liever niet meer op in.

T: Oké, in het gesprek vroeg de verpleegkundige vaak om je te verduidelijken, wat

betekent dat voor jou?

Page 167: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  158  

P: Ja, euhm, ik weet niet, ik ben soms wat ambetant als ze mij niet verstaan, of

misschien ja, deed ze dat omdat jullie erbij zaten, ik weet het niet eigenlijk.

T: En wat betekende dat dan voor jou?

P: Hm, goh, maar ja, … dat weet ik eigenlijk niet, ik kan dat moeilijk zeggen, ik weet

het niet.

T: Wordt wat je vertelt soms duidelijker als de verpleegkundige dit vraagt?

P: Soms ja, soms, het is te zien waarover het gaat, allez, ja…

T: En was dat in dit geval zo?

P: Hmmm, ja, misschien een beetje, soms ja, ik denk dat ze het soms doet om mij stil

te laten staan bij wat ik zeg, of bij wat ik voel, als ze dat vraagt moet ik soms

nadenken over die dingen, dan moet ik er stil bij staan.

T: En hielp dat dan?

P: Misschien wel, ik weet het niet, allez ja…

Ik was wat euhm, ik was toen overspoeld en ik wist niet hoe ik het moest vertellen, het

was me allemaal te veel, door zo te doen brengt ze mij dan tot rust, ja misschien wordt

het zo duidelijker, ik weet het niet goed.

Door die vragen, ja, misschien wordt het duidelijker…

Ik denk ook soms dat iedereen mij verstaat, en ja dat is niet altijd zo.

T: En versta je jezelf dan?

P: Goh, toen niet misschien, allez, ik was toen overspoeld en ja, ik weet het niet.

Page 168: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  159  

Soms door erover na te denken versta ik mezelf wel beter, of ja, begrijpen de anderen

mij beter, soms is het voor mij wel duidelijk maar voor de anderen niet.

T: Op een bepaald moment zei je tegen de verpleegkundige: “Weet je wel?”

Wat bedoelde je daar mee?

P: Ja, dat weet ik eigenlijk niet meer..

T: De verpleegkundige vroeg waarover het ging en je zei dat het ging over de

boormachine, weet je wel.

P: Goh… ik weet het niet, ja, ik dacht misschien dat ze dat wist, allez, ik had het met

haar daarover al eens gehad en ja, ik dacht dat ze het misschien nog wist.

T: Je dacht dus dat de verpleegkundige wist hoe het in elkaar zat?

P: Ja, allez ja, ik dacht dat ze er iets van wist.

T: Oké, heeft het gesprek iets voor jou betekend?

P: Goh ja, het maakte het misschien duidelijker, ze gaf ook bevestiging, ja ik was aan

het twijfelen, ik had wel beslist dat ik de boormachine het beste naar daar deed maar

zij bevestigde mij daarin wel.

T: Hoe deed ze dit dan?

P: Door, ja door te kijken, of euh, door te knikken, ja ik weet het niet meer, ik had dat

gevoel ja.

T: Maar je had de keuze dan wel zelf gemaakt?

Page 169: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  160  

P: Ja, maar zij gaf misschien de doorslag om het zo te doen ja, ik wist dat die

oplossing de beste was maar ja, ik had misschien toch nog een bevestiging nodig van

haar, allez ja, van iemand.

T: Heeft het gesprek nog iets voor jou betekend?

P: … Het maakte mij ook wel rustiger, ik wist niet goed wat te doen en was mij aan

het opwinden en ja, door het gesprek was dat dan wel beter, ik was rustiger na het

gesprek.

T: Oké, wil je nog iets kwijt over het gesprek?

P: Nee, ja, nee.

T: Oké, dank je wel dan.

P: Oké.

Page 170: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  161  

Observatie 4: De wandeling Een patiënte komt binnen aan de verpleegpost, ze vraagt aan de verpleegkundige of ze

medicatie bij kan krijgen.

De verpleegkundige vraagt de reden waarom de patiënte deze extra medicatie wil.

“Wat gaat die medicatie doen?”

De patiënte zegt dat ze deze nodig heeft om rustig te worden, ze wil niet voelen wat ze

voelt en de medicatie helpt erbij.

Ze zegt dat de dokter tegen haar zei en blijft zeggen dat ze haar gevoelens aan het

verteren is, dit is ze echter beu.

“Ik wil dat niet verteren. Verteren, verteren! Wat is dat nu verteren?”

De verpleegkundige geeft aan wat verteren zou kunnen betekenen, dat het iets is wat

niet gemakkelijk is. Ze vergelijkt de emoties met voeding die verteerd moet worden en

er langs achter uit moet komen. Ze stelt dat de moeilijkheden van de patiënte eigenlijk

een oprisping zijn van de voeding.

De patiënte geeft aan dat ze dit begrijpt:

“Dat snap ik wel.”

De verpleegkundige geeft ook aan dat medicatie niet betekent dat iets verteerd wordt,

het kan zogezegd de oprisping even tegen houden maar is niet in staat de “voeding” te

laten verteren.

De verpleegkundige vraagt of er andere alternatieven zijn die de patiënte misschien

kan hanteren: “Kan je iets anders doen?”

De patiënte reageert hier op als volgt: “ Ik weet wat je nu gaat zeggen.”

De verpleegkundige vraagt wat de patiënte denkt dat gezegd zal worden: “Wat ga ik

dan zeggen?”

“Dat ik eens moet gaan wandelen” zegt de patiënte.

“Gaan wandelen? Zou dat helpen?” vraagt de verpleegkundige aan de patiënte.

De patiënte geeft aan dat ze het niet weet, dat ze misschien rustig kan worden van de

wandeling maar dat het niet zeker is.

De verpleegkundige vraagt of er nog andere zaken zijn die misschien even rust kunnen

bieden.

De patiënte reageert: “Ja, een wandeling zeker, ja ik weet niets anders, ja.”

Page 171: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  162  

De verpleegkundige stelt voor aan de patiënte om samen met mij een wandeling te

maken.

De patiënte antwoordt dat dit zo geforceerd is, dat ze dit moeilijk vindt, toch besluit

ze het te proberen.

Ik ga samen met de patiënte een wandeling maken op het domein en de vraag naar

extra medicatie komt ook verder op de dag niet meer aan de orde.

Interview verpleegkundige T: De patiënte kwam vragen om extra medicatie, u zei toen even erna dat ze eigenlijk

iets anders vraagt, wilt u dit nog eens uitleggen?

V: Ze vraagt eigenlijk een gesprek, aandacht, en ja, dat je bij haar bent. Ze geeft dat

ook zelf aan in persoonlijke gesprekken: “Eigenlijk wil ik geen pilleke hebben, maar

een gesprek.”

T: Nu, dit komt eigenlijk wel vaker voor heb ik gemerkt, is er iets dat u dan probeert

zodat ze dit op een andere manier aanpakt?

V: Hmm, ja, ja, dat ze toch eens probeert om op een andere manier verstrooiing te

zoeken.

Ze kan niet altijd terecht bij ons. Dat is ook zo…

Vroeger kwam zij alle minuten, van alle uren aan het bureau, iedereen die iet of wat

verpleegkundige of therapeut was sprak zij aan. “Het gaat niet, het lukt niet…”

We hebben dat echt moeten… STOPPEN. Je komt enkel naar mij, elke dag 10

minuten, eenmaal in de week een half uur, want ze heeft echt geen grenzen.

T: Dat zijn dan concrete afspraken om dat patroon te doorbreken?

V: Ja, ja, en dan als ze vraagt naar een pilletje proberen wij samen te zoeken van als je

je alleen voelt, wat kunnen we dan allemaal doen? Scrabbelen, wandelen,… het is

allemaal niet goed natuurlijk, maar daarom moet ik natuurlijk niet opgeven…

Page 172: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  163  

T: Op een bepaald moment zei de patiënte dat ze wist wat u ging zeggen, komt dit dan

omdat jullie daar al een tijdje mee bezig zijn?

V: Ja, zoals nu ook, ik zeg bijvoorbeeld tegen haar, de mensen van je groep zitten in

het zonneke, zet je er eens bij…

Dat moet nu niet perse dat zijn maar ja, samen naar oplossingen zoeken die ze dan kan

doen om toch te genieten.

Ze zegt dan altijd: “Ik heb daar niets aan” maar je moet het proberen om het te weten,

als je het niet probeert kan je het niet weten.

T: U zegt samen zoeken, heeft u het gevoel dat ze ook oplossingen zoekt of

alternatieven probeert?

V: Hmmm, niet echt.

T: In deze situatie was het zo dat u voorstelde om de patiënte met mij een wandeling te

laten maken en u moest haar een beetje “pushen” om haar zo ver te krijgen.

U beslist dan eigenlijk om het over te nemen, is dit een bewuste keuze?

V: Dat is heel bewust, zij wil, zij zegt zelf: “Ik heb niemand en als er iemand is weet

ik niet wat te zeggen.” Ze wil bijvoorbeeld een relatie maar dat moet allemaal meteen

in kannen en kruiken zijn. Maar ja, ge moet dan wel eerst proberen, het is niet meteen

bij de eerste man die je tegenkomt dat je denkt, lap, die is het.

Vandaar dat ik zei: “Je moet contacten leggen” en er zullen contacten zijn die

mislukken en er gaan er andere zijn waarvan je denkt, dat was nu wel eens een leuk

gesprek.

Maar je moet het eerst doen!

Bij haar is het op voorhand al zero, allez, zij denkt op voorhand al negatief, vandaar

dat ik onmiddellijk zei: “Kijk, dit is nu een vreemde man, bij wijze van oefening,

probeer het eens.”, dat was dus wel heel bewust.

Page 173: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  164  

In het volgende gesprek neem ik dat dan weer met haar op, en ze zegt dan van “goh

ja”, en “pff”. Ze zegt dan enkel de negatieve dingen, het positieve is niet de moeite

waard om te benoemen. Dat proberen we dan toch te doen.

T: Dat ze de positieve dingen zelf benoemt?

V: Ja, zelf benoemen he, ik doe dat niet voor haar.

T: Enkel het zien van de negatieve zaken, is dat een proces dat ze doormaakt?

V: Maar ja, ze is haar van heel veel dingen al bewust. Maar ze zit toch met

overspoelende belevingen. Ze weet dat ook. Ik had haar gevraagd van, op het evaluatie

team, wat moet ik daar allemaal zeggen?

Ze heeft dat allemaal uitgeschreven en dat was gelijk met hetgeen ik had.

Ook wat ze wil, ze kan het, maar langs de andere kant lukt het haar niet.

T: Is het daarom dat u het soms overneemt?

P: Ja, ja, ze weet wat ze wil maar kan het niet uitvoeren, soms heeft ze die duw nodig.

T: Oké, zijn er verder nog dingen die u kwijt wil over het contact?

V: Neen, niet meteen,

T: Oké, bedankt.

Interview patiënte T: Vertel eens wat er gebeurde?

P: Wel ja, ik wou eigenlijk een extra pil omdat, ik euhm, ik had het lastig, ik wou

eigenlijk gewoon niet meer voelen wat ik voelde. Ik ben het er constant mee bezig zijn

Page 174: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  165  

eigenlijk beu. Ik voel me niet goed, de dokter zegt dat dat verteren is, maar dat duurt

zo lang, ja, ik wil dat niet meer, ik wil me goed voelen. Ik ben hier nu al 1 jaar en een

half. En ja, ik voel me nog niet beter. Sommige dingen gaan al beter maar ik voel me

nog niet beter.

T: Nog niet beter dan wat?

P: Ja, bijvoorbeeld vroeger, ja, allez, het is nooit echt schitterend geweest, maar

vroeger, ja het ging wel ja. Ik werkte toen als verpleegkundige en ja, dat ging wel. Ik

heb gewerkt tot het eigenlijk niet meer ging. Nu zou ik het niet meer aankunnen.

T: En wat doet de medicatie voor jou dan?

P: Die verdooft het wat hé, dan voel ik het niet, dan moet ik niet met al die gevoelens

bezig zijn. Ja, het is zo wat verdovend hé, alles wat ik voel en denk is dan wat minder.

T: En vind je dat die medicatie je helpt?

P: Ach ja, op die momenten zeker wel, dan word ik rustig, ja.

T: En verder?

P: Nee, ja, allez, later komt dat dan wel terug maar op dat moment word ik wel rustig.

T: En helpt een wandeling dan ook?

P: Het is te zien, soms wel, soms niet, het hangt er een beetje van af…

T: Van wat hangt het dan af?

Page 175: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  166  

P: Hmm, ja, dat kan ik niet zeggen. Soms kan ik eens buiten gaan wandelen en voel ik

mij beter. Maar soms is dat niet genoeg of heb ik daar niets aan ja, dat hangt af van de

situatie hé.

T: Wat vond je van het voorstel van de verpleegkundige om te gaan wandelen?

P: Maar ja, ik voelde me wel wat geforceerd, allez, ja, ik weet niet, het leek alsof ik

met jou moest gaan wandelen. Ik zou dat wel willen of zo, het is niet dat ik dat niet wil

maar ja, het was zo wat geforceerd vond ik.

T: Vond je dat de verpleegkundige voor jou besliste?

P: Nee, ja, ik weet het niet, ze wou toch precies dat ik ging wandelen met jou, ik weet

het niet.

T: En wou jij gaan wandelen?

P: Hmmm… ik wou vooral rustig worden…

T: En een wandeling is dan een goed idee?

P: Pff, soms , soms word ik daar rustiger van, soms niet. Dat hangt ervan af ja, ik weet

het niet.

T: Was je erna dan rustiger?

P: Ja, ik denk het wel ja, het was toch beter toen, allez, het is nu ook nog rustig, ja…

T: Oké, dank je wel.

P: Oké.

Page 176: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  167  

Observatie 5: Het telefoongesprek Een bepaalde patiënte is zondag niet teruggekomen uit het weekend, ook maandag

bleef ze afwezig. Er was al enkele malen telefonisch contact geweest tussen de

verpleegkundigen en de patiënte op zondag en maandag, deze zei steeds dat ze ging

terugkomen en anders iets ging laten weten. Eén van de begeleidsters uit haar groep

besluit nogmaals telefonisch contact op te nemen met de patiënte.

De patiënte neemt de telefoon op met een schorre stem:

P: Hallo?

V: Hallo Greet, het is Lien hier hé, zeg, hoe gaat het daar met jou, kom je nog naar de

afdeling vandaag?

P: Oh, oh, ja, ik heb mij overslapen, ik lig nog altijd in bed.

V: Je ligt nog altijd in bed… (?)

P: Ja, ik kon gisteren niet slapen, ik kon niet in slaap geraken, ja, ik heb een wreed

moeilijke nacht gehad.

V: Ja… (tijdens het vertellen van de patiënte)

P: En ja, ik ben erg laat in slaap gevallen, pff, ja, ik lig er nog altijd in.

V: Ja… (tijdens het vertellen van de patiënte)

P: Ja sorry hoor, maar ja, ’t was gewoon ja, ik was erg moe en ja, daarmee dat ik er nu

nog in lig, ik weet ook dat ik eigenlijk op de afdeling moet zijn, het is moeilijk hé.

V: Maar ja, maar ja.. maar het is misschien toch het best dat je hier op de afdeling bent

hé als het zo moeilijk gaat.

P: Ik weet het, ik weet het, ik zal proberen…

V: Oké, en je denkt dat het zal lukken om vandaag nog te komen Greet?

P: Ik ga mijn best doen ja, maar ja, ik zal proberen.

V: En heb je een idee van tegen wanneer je dan zal komen?

P: Ik ga zo snel mogelijk proberen komen dan, maar ja, ik lig nu nog in bed, ik ga

proberen.

V: Oké, probeer te komen hé, en als het niet gaat, ga je ons dan contacteren?

P: Ja, ik ga dat doen ja…

V: Oké, wees voorzichtig op de baan hé…

Page 177: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  168  

P: Ja, dat is goed, ja daag.

V: Dag Veerle.

Interview verpleegkundige

T: Vertel eens wat er gebeurde?

V: De patiënte was niet teruggekomen uit weekend, ze was maandag al opgebeld maar

was nog steeds niet op de afdeling. Ze had wel beloofd om te komen of te bellen, maar

ze heeft dit niet gedaan en dan heb ik ze nogmaals opgebeld.

T: Hoe bent u dat contact aangegaan en wat was uw intentie?

V: Mijn intentie is natuurlijk te zorgen dat de patiënte terugkeert, je weet dat de

personen niet goed zijn, dat ze niet oké zijn, dus zijn ze beter hier dan in hun

thuissituatie. De intentie is dus ervoor te zorgen dat ze terugkeren.

T: Is het vanuit een bezorgdheid dat u dit contact aangaat?

V: Ik ga er vanuit dat het uit bezorgdheid is, ik zeg dan ook dat ik voel dat het niet oké

is en dat ze daarom toch beter terugkeren naar de afdeling.

T: Niet oké met haar, of niet oké dat ze afwezig is?

V: Dat het niet oké is met haar, ik voelde het ook aan de telefoon, ze zei het ook hé, ik

heb niet goed geslapen, ik geraak niet uit mijn bed… Dan ga je vanuit je empatische

houding zeggen ik snap het wel, maar het zou toch beter zijn moest je terugkeren.

T: U beoordeelde de patiënte niet omwille van haar afwezigheid, hoe komt dit?

Page 178: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  169  

V: Ik denk dat wij dat vooral nadien kunnen opnemen, zo van kijk, ik vond het niet

oké dat je niet kwam, dat je er niet was, maar dan eerder individueel en in feite niet

aan de telefoon.

T: Het telefoongesprek was dus eerder steunend en begrijpend om de patiënte hier te

krijgen?

V: Inderdaad, en dan kan er later gevraagd worden: “Waarom bleef je nu thuis?

Eigenlijk weet je dat je dan niet in orde bent, dat het niet kan, de regels van de afdeling

verwachten dat je zondagavond terug komt om 20 uur.”

T: Wat krijgt dan voorrang, die regels of het gevoel van de patiënte?

V: Op dat moment naar mijn aanvoelen het gevoel van de patiënte, achteraf kan er dan

wel over gepraat worden of over gediscussieerd worden, maar op dat moment was het

gevoel van nu heeft ze zorg en steun nodig groter.

T: Wilt u verder nog iets kwijt?

V: Ik ben natuurlijk ook de persoonlijke begeleider van haar, ik denk dat dit ook wel

een rol speelt. Anders zou ik misschien minder goed kunnen inschatten wat deze

patiënte nu juist nodig had of heeft. Dat gaat zo, de patiënten die je persoonlijk

begeleidt of die in je groep zitten ken je dan ook beter. Soms ben je dan ook minder

streng of laat je de afdelingsregels sneller voor wat ze zijn, omdat je de patiënt beter

kent.

T: Oké, bedankt.

Interview patiënte T: Wil je eens vertellen wat er juist gebeurd is?

Page 179: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  170  

P: Wel van het weekend, wel ik had al een tijdje mijn dochter weinig gezien omdat ze

teveel moest werken, en euh dit weekend euhm heeft het door een beetje situaties

gebotst. Eigenlijk ook omdat ik volledig in paniek sla en een beetje overbezorgd ben

omdat ik bang ben dat zij hetzelfde zal tegenkomen als ik.

T: Wat is hetzelfde dan?

P: Ja euhm, slechte dingen hé.

Ik heb veel geweld meegemaakt en ook veel laten profiteren van mij op elk gebied. Ik

was vroeger heel, heel, heel naïef en ik wist niet veel.

Dit komt ook door mijn opvoeding. …

Ik moest altijd maar van ja knikken en luisteren en ik mocht geen mening hebben en

dan later ook bij een man gekomen die nog veel slechter was, heel gewelddadig

tegenover mij.

Dus ja, ik heb dan mijn dochter alleen opgevoed euh, hij is dan uit de ouderlijke macht

gezet omdat hij ook een gevaar was voor ons.

Ik heb alles ook alleen gedaan, veel gewerkt en ja, mijn rug kapot, mijn handen

versleten en ja ik zit met een minderwaardigheidsgevoel.

Mijn dochter is nu weg, ja, zij heeft twee werken, ja één in het zwart en één

ingeschreven.

En ja dat was zowat de situatie daar.

T: Dit weekend?

P: Ja ja, dus ze is gestopt op haar reglementaire job, want die andere mens wou haar zo

rap mogelijk inschrijven, maar ja, dat gaat pas vanaf 1 april. Ja dus voor mij was dat

dan weer wantrouwen.

T: Of dat het zou goed komen?

P: Ja, dat ik zeg ja maar wacht, allez ja , ik ben dan weer bang dat ze , allez ja, zonder

werk valt.

Page 180: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  171  

Dus ja en er was ook een situatie tussen de baas en de bazin, en euh, ik wist daar niets

van, mijn dochter heeft dat ook niet gezegd euh, ik zat daar en ik wist van niets.

En ja haar ander werk was al gestopt, dat was al verontrustend voor mij en de bazin

zei tegen haar dat ze ook naar huis mocht gaan euh, ja en, en ik begin dan te panikeren

zo van straks heeft ze geen werk meer en ja, ik ben dan beginnen panikeren , zij kan

dat dan wel plaatsen en zij weet van dat zal wel in orde komen…

T: En was dat de reden dat je maandag en zondag niet naar de afdeling kwam?

P: Wel ja, ik was geheel in paniek en al en mijn dochter ging dan maandag komen en

het allemaal uitleggen. Ze is dan gekomen en dan naar haar vriendin gegaan. Dat is

ook nieuw voor mij, ze heeft nu een vriendin. Dus ik dacht ze is naar haar vriendin en

ja, ik was dan weer in paniek en dan ook ja… ik heb dan al een slecht zelfbeeld en ik

kan haar niet helpen, de normale gang van zaken is dat een dochter niet voor haar

moeder zorgt. Ik voel me dan heel machteloos. Ik kan niets doen , stel nu dat er iets

gebeurt, ik kan niets doen, ja, ja, ik kan niet, ik kan niet gaan werken.

T: En hoe ben je met de situatie omgegaan?

P: Door mij depressief te voelen, proberen goed na te denken over hoe komt dat en

ja…

T: En ging het dan?

P: Maar ja, ik heb dan een temesta genomen, en mij opgesloten, alleen zijn, mij kalm

houden. …

En relativeren maar ja, ik kan daar niets tegen doen.

T: Was het dan daarom dat je niet tot hier kon komen?

P: Maar ja, maar ik kon het niet aan ook.

Page 181: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  172  

T: Hoe bedoel je?

P: Ik voelde me niet sterk genoeg voor heel die rit, en ik had ook meer behoefte aan

mijn dochter, ik had dat een beetje nodig.

T: En de verpleegkundige heeft je dan gebeld?

P: Ik had eerst gebeld en euh, ik had gezegd dat ik dan ging komen, normaal gezien

ging ik maandagavond terugkomen, maar ik zag dat dan niet zitten en ik ging dan de

volgende morgen komen. Maar ik kon dan niet slapen van de zenuwen. Ik heb dan

’s nachts een temesta genomen, 4 wekkers gezet maar ja, natuurlijk allemaal niet

gehoord en ja. …

T: Wat betekende het dan voor jou dat de verpleegkundige jou opbelde?

P: Ja, dan wist ik dat ze niet kwaad zijn, en dat stelt me wel gerust want moesten ze

kwaad zijn dan zou ik niet durven terugkeren, ach ja. …

T: Dacht je dan dat ze kwaad gingen zijn?

P: Euhm, niet echt nee, allez ja, ik weet dat het niet de normale gang van zaken is, dus

ja, het is wel de bedoeling dat ik terug keer. Maar ik denk wel dat ze mij al genoeg

kennen om te weten dat mijn dochter belangrijk is.

En ik heb het al zo moeilijk de laatste tijd.

T: Voelde je je dan begrepen in het gesprek?

P: Het was een kort en duidelijk gesprek maar ik voelde me wel begrepen ja.

T: Heb je iets aan het gesprek gehad?

P: Ja, allez ja, anders sliep ik nog (begint te lachen).

Page 182: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  173  

T: En verder nog iets?

P: Ja dat ze niet kwaad waren op mij .

T: Dat was het belangrijkste dan?

P: Ja.

T: Oké, wil je verder nog iets vertellen over het contact.

P: Nee, ja.

T: Oké, dank je wel.

P: Oké.

                                         

Page 183: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  174  

     

Observatie 6: Aftekenen Een bepaalde patiënt komt het aftekenformulier invullen op woensdagmiddag, hij gaat

namelijk op uitstap en dient het tijdstip waarop hij vertrekt aan te geven en te tekenen.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënt wat deze gaat doen:

V: En Freddy wat ga je deze middag doen?

De patiënt antwoordt dat hij even naar een vriendin gaat.

P: Eventjes naar Els.

V: Hoe is het nog met haar? (De vrouw is een ex-patiënte die momenteel met een

drankprobleem zit.)

P: Niet goed, drinken hé, ja da meiske heeft een probleem hé, maar ja.

V: En gaat ze zich terug laten opnemen dan?

P: Ja, ze heeft een intake gesprek in een bepaalde instelling en ook hier een intake

gesprek binnenkort, ja da meiske zit met problemen hé, ze blijft maar drinken.

V: Hmm, en gaat het dan met jou?

P: Maar ja, ik probeer wat afstand te pakken hé, ik zet dat op pauze.

Ik zet dat op pauze, het is niet omdat dat meisje problemen heeft dat ik dat stop moet

zetten hé.

Het is ook een vriendin hé, ik voel mij daar wel verantwoordelijk voor.

V: En weegt die verantwoordelijkheid dan?…

P: Maar ja, het is veel verantwoordelijkheid hé, maar ja, ik neem dat op mij hé, ja dat

is, ja…

V: En weet je hoe het komt?

P: Ja, ik weet dat niet, ja, in de psycho kwam het ook al naar boven, ja, gelijk met mijn

moeder hé, ik neem dat dan op mij…

Ik was de enige die thuis gebleven was voor mijn moeder. Ja, ik weet niet, zij had dan

een hersenbloeding en ik nam dat dan ook op mij. En ja al mijn broers gingen dan het

huis uit maar ik bleef dan daar om voor haar te zorgen hé, het is eigenlijk hetzelfde hé.

V: En wordt alles dan meer duidelijk voor jou?

Page 184: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  175  

P: Duidelijk, ja, het wordt duidelijker hé, maar ja wat ben ik daar mee, ik blijf altijd

hetzelfde doen ja, ik weet niet. …

V: Ja, ik weet niet, ik denk door er over te denken en te spreken dat het misschien nog

duidelijker wordt tot jij uiteindelijk zelf kan kiezen wat je wil.

P: Ja ja, ik denk dat ik alles nog duizend keer zal moeten horen eer het doordringt,

want ik weet dat, en dan vergeet ik dat weer en ja. ...

V: En zou dat vergeten een verdedigingsmechanisme kunnen zijn?

P: Maar ja, maar ja, ik vergeet alles dan ja, maar ik doe dat niet expres hé. Maar ja, ja,

maar ja, ik denk soms dat jullie meer weten dan jullie zeggen. …

V: Hoe bedoel je?

P: Maar ja, ik weet niet, ja dat jullie meer weten ja, dat jullie weten hoe het moet en

zo, ja en niet zeggen. …

V: Ik weet niet, de oplossing moet vanuit jou komen hé, wij kunnen niet voor de

oplossingen zorgen, dat moet jij doen.

P: Da’s waar ja,… ik weet dat ook wel, ja maar ja. …

V: Ik heb nu wel het gevoel dat je er tegenover het verleden al beter mee om kunt hé?

P: Ja, het is wel allemaal al duidelijker voor mij, maar ja. …

V: Hm, maar je hebt nu toch meer inzicht in je situatie hé, je kan ook beter afstand

nemen heb ik de indruk. Vroeger ging je hele middagen naar Els, nu zeg je van op

voorhand dat het maar even zal zijn.

P: Ja, ik probeer dat wel, ja die afstand. …

V: Door er veel over te praten zal je dat misschien allemaal nog beter gaan inzien en

kan het misschien nog duidelijker worden.

P: Maar ja, maar ja, maar ik moet door eigenlijk nu.

V: Oké, tot straks.

P: Tot straks.

Interview verpleegkundige T: Vertel je eens wat er gebeurd is en waarom je extra aandacht schonk aan deze

patiënt toen hij op uitstap ging?

Page 185: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  176  

V: Het is iemand waar ik begeleider van ben in groep, niet de persoonlijke begeleider

maar co begeleider. En de reden waarom ik dit deed was eigenlijk om hem te

ondersteunen en zijn verhaal een beetje te structureren.

Om het even te schetsen, hij heeft een relatie met een ex-patiënte van de groep die ik

wel begeleidde, hijzelf wordt door een andere verpleegkundige begeleidt maar deze

was een paar weken ziek waardoor ik hem ook meer zag.

Euhm, en het was eigenlijk om hem een beetje te ondersteunen, dat zijn middag niet

mis zou lopen, want hij zou kunnen drinken of ja,… En door even op zijn verhaal in te

gaan probeer ik de aanzet te geven van kom, we weten hoe het zit en we weten dat het

lastig is voor u en hem op die manier te laten vertrekken, dat was mijn bedoeling.

T: In het gesprek ging het ook over “hoe praten alles duidelijker maakt”, u vroeg ook

aan hem of hij dingen nu duidelijker zag, wat bedoelde u daarmee?

V: Euhm, hij is heel rationeel, hij vergeet ook veel zegt hij, dus hij moet een x aantal

keer iets vertellen om het in zijn gevoel binnen te krijgen. Voor het moment doet hij

maar, hij zorgt voor zijn vriendin en …

En hij weet wel veel, maar bij zijn gevoel komt het niet binnen…

Dat blijft aan de oppervlakte maar hij kan er niets mee doen en hij voelt zich daar

oncomfortabel bij en op die manier is het wat chaos in zijn hoofd.

T: En u probeert hem dit verbaal te laten uiten om tot dat gevoel te komen?

V: Ja, maar dat moet vooral in psychotherapie gebeuren hé.

T: Wat probeert u dan?

V: Ik probeer hem vooral te ondersteunen want anders zou hij durven meedrinken met

zijn vriendin hé. Vanuit die chaos denk ik.

Ik probeer hem even alles op een rijtje te laten zetten en dan ja… zodat hij beter weet

van ik ga daar nu naar toe en ik wil nu dit of dat.

Page 186: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  177  

Misschien als hij het op voorhand eens kan schetsen, zal hij er zichzelf ook niet zo in

verliezen.

Als hij alleen maar vanuit zijn bezorgdheid en zijn verliefd gevoel handelt, hoewel hij

zelf aangaf dat dat verliefd gevoel niet zo groot meer was, euhm… als hij alleen vanuit

dat handelt dan ja… tussen zijn gevoel en tussen het rationele zitten bij hem zeer

weinig linken hé.

T: En door de situatie te schetsen…

V: Door het nog een keer opnieuw te schetsen, hij schetst het zelf hé, ik schets dat niet

voor hem hé, maar ik laat het hem zelf nogmaals verwoorden, laat het hem allemaal

op een rijtje zetten zodat hij dan op die manier kan vertrekken.

T: Oké, is er verder nog iets?

V: Neen.

T: Oké, dank.

Interview patiënt

T: Wil je eens vertellen wat er gebeurd is binnen je contact gisteren met de

verpleegkundige?

P: Ik ga eens nadenken want eigenlijk weet ik het niet meer… euhm.

Ja, ze vroeg of het wel ging met mij euhm, omdat ik er niet al te goed uitzag.

Ze vroeg wat ik ging doen euhm, wat mijn plannen waren, ik heb dan een beetje mijn

namiddag geschetst. Hoe ik het ging aanpakken en euhm, het was euhm, euhm, een

goed contact.

T: Een goed contact, wat houdt dat juist in?

Page 187: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  178  

P: Dat is gewoon, ja, eerlijk kunnen zijn, eerlijk kunnen praten tegen elkaar, en open

zijn dat is hier belangrijk. Wil je geholpen worden moet je eerlijk en open zijn.

Moest ik van plan zijn om pinten te gaan drinken zou ik dat ook zeggen.

T: De verpleegkundige stelde de vraag of dat alles duidelijker werd voor jou, het ging

hier rond Els en het verhaal van je moeder, wat bedoelde zij hiermee volgens jou?

P: Het wordt duidelijk dat dingen zich herhalen, dat euhm,… het verhaal van Els. Els

is eigenlijk in nood, ze heeft een drankprobleem, ik heb hier een relatie gehad met haar

en euhm, vorige week heb ik eigenlijk heel sterk gereageerd op euh, op het probleem

van Els. Ze was in nood en ik moest hier weg, ik ben dan weggegaan om haar te gaan

helpen en euhm, we hadden in de psycho al een beetje gesproken over mijn moeder en

euhm het feit dat ik op jonge leeftijd eigenlijk zelf heb moeten zorgen voor mijn

ouders. Euhm dat ik eigenlijk een sterke behoefte heb om de mensen die ik graag heb,

die in nood zijn, te helpen. Dat dit eigenlijk een noodzaak is voor mij om dat te doen

en dat is me eigenlijk duidelijk geworden.

T: Komt dit dan uitsluitend uit de therapie voort of ook uit andere contacten?

P: Euhm, ook mijn gesprekken met de verpleegkundige brengen ook altijd iets, ze

brengen ook altijd dingen naar boven of …

T: Elk gesprek dan?

P: Ja, maar ja, meestal komt dat zo in losse gesprekken dat ze dan vragen van “Hoe is

het?” en dat ik dan zeg “Slecht”. En euhm, ja, dan begint het hé, allez, als ze even tijd

hebben tenminste.

T: Vindt u dat ze vaak geen tijd hebben?

Page 188: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  179  

P: Er mag wel iets meer gevraagd worden hoe het met mij gaat, omdat ik wel met veel

dingen in mij zit maar ik ga zelf niet naar de verpleging stappen om dat te doen, het is

echt wel nodig dat de verpleging naar mij de eerste stap zet.

T: Is dat ook iets wat zich herhaalt?

P: Die eerste stap? Ja, ja absoluut, ik vraag eigenlijk redelijk weinig zelf om hulp

euhm, ook algemeen in het leven. Ik probeer altijd alles zelf op te lossen en worstel

zelf met mijn problemen tot ik ze opgelost krijg. In uiterste nood ga ik pas om hulp

gaan vragen. En ik heb me hier nog niet in zodanige nood gevoeld om hulp te vragen.

T: Wanneer iemand dan vraagt hoe het met je gaat, zie je dat dan als een eerste stap?

P: Ja, en dan vertel ik…

T: Heb je een idee hoe het komt dat je die eerste stap niet zet?

P: Ja, omdat ik de neiging heb om het eerst zelf op te lossen, misschien, in het

verleden heb ik altijd voor mijn eigen en voor andere mensen moeten zorgen. Ik heb

nooit echt hulp gekregen of aanvaard. Ja dat is gewoon hoe ik ben, ik los het liever

zelf op.

T: Is het een voorkeur?

P: Het is geen voorkeur, het is, het is, hoe ik ben, het is niet zo dat ik er over denk van

ja, ik ga nu die hulp niet aanvaarden. Ik ga het automatisch ook zelf proberen.

T: De verpleegkundige zei dat door meer te praten alles misschien duidelijker kon

worden, tot het punt dat bewust beslissingen kunnen genomen worden, welk gevoel

heeft u hierbij?

Page 189: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  180  

P: Ja, ik heb het gevoel ja, dat ik in therapie,… eigenlijk vraag je me nu of de therapie

werkt… euhm.

T: Ik bedoel het ruimer als de therapie, ook gewone gesprekken.

P: Praten helpt bij mij, als ik met problemen zit, als ik mij slecht voel, praat dan met

mij. Weet ge, ik heb dan een steen op mijn borstkas en door te praten is het alsof er

stukskes afgepakt worden en wordt die last lichter en is het gemakkelijker om euh, te

euh, dragen euhm, en ik ben eigenlijk de vraag vergeten.

T: De vraag was of praten de zaken voor u duidelijker maakt?

P: Euhm, ja, ik weet het niet, ik vermoed van wel maar mijn probleem is dat ik veel

vergeet, er wordt veel met mij gepraat en ik heb wel de capaciteiten om daar mee om

te gaan maar ik vergeet redelijk veel.

T: De verpleegkundige vroeg hierover of het een soort van verdedigingsmechanisme

was, hoe voel jij dat aan?

P: Dat vergeten, ja ja, ik weet dat al lang, eigenlijk heb ik een serieus

verdringingsmechanisme. Om te overleven vroeger euhm, heb ik heel veel dingen

moeten verdringen ja, redelijk wat zware dingen meegemaakt, zwaar genoeg om te

verdringen en ik heb dat zodanig veel moeten gebruiken dat het een automatisme is

geworden en dat zit ingebakken in mijn zijn. Dat verdringen is ergens ter bescherming

van mijzelf, iets wat ik mijzelf heb aangeleerd. Hierdoor vergeet ik ook de positieve

dingen.

T: Ondanks het vergeten, heeft het gesprek iets betekend voor u?

P: Ja, Ja absoluut, het betekent voor mij dat ik hier kan praten met de mensen. Ik

herken de verpleegkundige als een vertrouwenspersoon met wie ik kan praten en dat is

voldoende voor mij om mij een stuk beter te voelen. Er is een band die aan het komen

Page 190: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  181  

is met verschillende mensen hier. Ik praat nogal redelijk gemakkelijk, open, eerlijk

maar toch is er altijd dat iets, die kil die je moet hebben voordat je je helemaal gaat

blootgeven en voor dat ge u eigen allez ja… die band is er omdat ze met mij praten op

momenten dat het niet afgesproken is.

T: Heeft u het gevoel dat de verpleegkundige aanvoelt hoe het met u gaat?

P: Ja, de meeste menen mij een beetje te kennen, ja, maar ik laat het ook duidelijk

merken, allez, ik laat het niet duidelijk merken maar ge merkt het duidelijk aan mij.

Dus euhm, als ik mij slecht voel ga ik mij tonen, in het normale leven heb ik mijn

façade maar hier heb ik die leren laten vallen. Ik heb hier geleerd om het te zeggen als

het slecht gaat.

T: U zei op een bepaald moment dat de verpleegkundigen meer weten dan ze zeggen,

wat bedoelde u hiermee?

P: Ik bedoel daarmee, wel, die mensen hebben al zodanig veel ervaring met euhm ,

met situaties dat ze eigenlijk, moesten ze willen, mij duidelijk kunnen uitleggen wat

mijn pad is hier. Dat doen ze opzettelijk niet, omdat het beter is dat ik het zelf

ondervind en aanvoel.

T: Vind je dat zelf ook?

P: Dat weet ik niet, ik ontdek graag, maar het is wel moeilijk, het is de moeilijke weg,

het is de weg van pijn ervaren en het zou makkelijker zijn moesten ze ja, maar ja,… ik

weet niet. Een oplossing is er niet hé, de oplossing ligt in mijzelf. Maar ik zou liever

sneller gaan, 5 maanden is lang, ik ben het stillekes aan beu, ik heb nood aan

vooruitgang.

T: Is er een soort van vooruitgang geboekt?

Page 191: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  182  

P: Ja, want ik voel me veel slechter, volgens mij is dat een teken van vooruitgang.

Omdat ik dingen aan het verwerken ben. Dingen die ik verdrongen had, die zijn hier

uit mij gesleurd, daardoor voel ik mij nu slechter.

T: De verslechtering is een verbetering?

P: Ja, eigenlijk wel.

T: Oké, is er verder nog iets dat kwijt wil over het contact?

P: Euhm, euhm, neen ja, ik vind het goed zoals het gaat op dit moment, ik heb niets

meer toe te voegen.

T: Oké, bedankt.

P: Geen probleem.

Page 192: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  183  

Observatie 7: De wonde Voor aanvang van deze interactie was er een moment in de living waarbij de

verpleegkundige aan de patiënte vroeg hoe het ging maar hier geen antwoord op

kreeg.

Er gaat een bel op de zoemer van de verpleegkundige, deze gaat dan ook zo spoedig

mogelijk naar de kamer.

Op de kamer aangekomen blijkt dat de patiënte geautomutileerd heeft. Ze heeft een

snijwonde aan haar voet gecreëerd en is op het moment dat de verpleegkundige

binnenkomt nog bezig. Haar voet ligt op een handdoek, deze wikkelt ze rond haar voet

en dan duwt ze nogmaals het mesje tegen haar voet aan.

De verpleegkundige vraagt de patiënte te stoppen, de patiënte reageert in eerste

instantie niet. De verpleegkundige vraagt nogmaals aan de patiënte of deze wil

stoppen.

De patiënte legt het mesje op haar nachtkastje.

De verpleegkundige zegt tegen de patiënte dat de wonde verzorgd zal moeten worden,

ze vraagt aan de patiënte de bloeding zo lang mogelijk te stelpen tot ze terug is met het

wondzorg materiaal.

Eens terug begint de verpleegkundige de wonde te verzorgen.

Ze vraagt voorzichtig of het automutileren misschien iets te maken heeft met de

uitstap die de patiënte gemaakt heeft. De patiënte gaat hier niet op in.

De verpleegkundige vraagt dan hoe de middag was.

De patiënte antwoordt hierop dat ze naar huis was gegaan en dat ze niets meer kan.

De verpleegkundige vraagt verduidelijking maar deze geeft de patiënte niet.

De verpleegkundige vraagt of de patiënte deze middag dan iets heeft bijgeslikt.

De patiënte antwoordt: “Genoeg”.

Wanneer de verpleegkundige vraagt of het dan om pijnmedicatie gaat of sederende

antwoordt de patiënte: “Beiden”.

De verpleegkundige vraagt of ze iets kan doen voor de patiënte maar deze antwoordt

dat er niets meer voor haar kan gedaan worden.

De patiënte blijft voor zich uit staren en geeft steeds dubbele antwoorden.

Page 193: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  184  

De verpleegkundige vraagt aan de patiënte om het mesje in de naaldcontainer te

leggen, de patiënte doet dit.

De verpleegkundige vraagt ook of er nog mesjes zijn, de patiënte lacht en zegt neen.

Wanneer de verpleegkundige vraagt of de patiënte eventueel extra medicatie wil om

makkelijker tot rust te komen antwoordt deze dat ze medicatie op de kamer houdt.

Toch beslist ze nog een Zyprexa te nemen om tot rust te kunnen komen

Interview verpleegkundige T: Vertel je eens wat er gebeurde?

V: Euhm, het begon eigenlijk al rond 6 uur, toen zat ze in de living. Redelijk zichtbaar

dat het niet ging. Ik heb een aantal keren gevraagd wat er aan de hand was. Maar ze

wou het niet zeggen. En dan rond half 8 euhm, een beloproep van op de kamer, ze zat

op bed en had geautomutileerd.

T: Hoe bent u daarmee omgegaan?

V: Ik denk nogal op een zorgende manier.

T: Zorgend, wat bedoelt u hiermee?

V: Niet beschuldigend in het contact zijn, meer ingaan op gevoel dat er achter zit…

Ik ben niet in het contact gegaan door te zeggen: “Wat heb je nu gedaan!” of “Dit kan

toch niet!” Ik wou haar niet beschuldigen.

T: U heeft een aantal keer licht geprobeerd om te vragen wat er scheelde, is er een rede

waarom u die voorzichtigheid hanteerde?

V: Ik denk dat één van de redenen is dat de patiënte in mijn groep zit. Ik ken haar dus

iets beter en dat heeft er wat mee te maken. En omdat ze ook veel zegt en laat blijken

Page 194: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  185  

dat ze zich in de kou voelt staan, dat ze zich niet begrepen voelt. Dat er niet naar haar

gevoel gepeild wordt. Daarom heb ik dat op die manier gedaan.

T: Vanuit haar persoonlijke behoefte?

V: Ja, om deze voor een stuk tegemoet te komen.

T: Het contact verliep vrij neutraal heeft dit een rede?

V: Dat is wel de bedoeling ja, om er dan achteraf op terug te kijken, niet op diezelfde

dag maar eventueel de volgende dag. Ook door de verpleegkundigen en de individuele

begeleider.

T: Toen u de kamer binnenkwam was de patiënte nog aan het automutileren, u vroeg

de patiënte te stoppen, is er een rede waarom u dit vroeg en niet ingreep?

V: Ja, omdat het voor een stuk haar verantwoordelijkheid is, ik heb haar ook bewust

op een gegeven moment het mesje in de naaldcontainer laten doen.

T: Om het niet over te nemen?

V: Om het niet over te nemen, dat is een stuk ja, ze wou het ook wegmoffelen dat

mesje, ik weet niet of je dat gezien hebt maar ze ging er nogal licht over en ze legde

dat dan even weg en euh. Ja, …

T: Maar u laat de verantwoordelijkheid dan wel bij haar?

V: Het is een gedeelde verantwoordelijkheid hé, want ik heb het haar wel gevraagd.

T: Oké, heeft u voor de rest nog iets toe te voegen over het contact?

V: Neen, niet echt.

Page 195: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  186  

T: Oké, bedankt.

Interview patiënte T: Wilt u eens schetsen wat er gisteren juist gebeurd is?

P: Euhm, ik heb iets meegemaakt in het verleden dat enorm veel de kop op steekt. Ik

kan dat heel moeilijk een plaats geven omdat ik het eerste jaar gezwegen heb. Dan ben

ik bij iemand anders in therapie geweest maar dat lukte niet zo goed. Dan heb ik

uiteindelijk hulp hier gezocht. Maar dan heb ik zo nu en dan van die momenten dat

ik,… dat ik geen weg weet met mijn emoties, met mijn pijnen met mijn,… Ja hoe

moet ik dat nu zeggen. Ook verlangens van wat ik graag wil doen en niet meer kan

doen en dat stapelt zich op en dan is de drang zeer groot om,… het is misschien erg

om te zeggen maar om mezelf te pijnigen. Alhoewel dat ik weet dat het niet juist is,

doe ik het ook wel op een plaats waar het niet zichtbaar is…

T: Bijvoorbeeld op uw voet.

P: Bijvoorbeeld op mijn voet in dit geval.

T: U heeft dan uiteindelijk wel een oproep gedaan bij de verpleegkundigen?

P: Ja, uiteindelijk wel omdat ik, ja het begon te bloeden en uiteindelijk moet het toch

verzorgd worden , het is ook iets van ofwel snijd ik verder, ofwel roep ik hulp in van

stop.

T: En u heeft besloten die hulp dan in te roepen?

P: Ja.

T: Had het ook iets te maken met de verpleegkundige zelf?

Page 196: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  187  

P: Ik wist niet wie er ging komen, je weet dat niet. Ik weet zeker moest het een andere

verpleegkundige zijn dat zij dat niet zou doen, die heeft mij al zodanig veel gekwetst

en begrijpt mij eigenlijk niet, euhm…

T: Bedoelt u dat u het dan niet zou doen?

P: Ja, het is misschien een veiligheid die ik nodig heb om het te doen, anders is dat

gelijk, maar bij die ene verpleegkundige zou ik het niet doen.

T: Heeft het contact buiten de fysische zorg iets betekend voor u? Hoe de

verpleegkundige daarmee omgegaan is?

P: Euhm, ik denk dat ze wel begrijpt wat er op dat moment in me omgaat en dat ze

daarom er niet dieper op ingaat. Ze zijn hier ook van het principe om ’s avonds na vijf

uur niet veel meer over uw problemen te praten. Daardoor wordt er allez ja, dat weet je

dan wel ook . En soms wordt dat wel gedaan als het echt niet gaat, dan kunnen ze niet

anders om u kalm te krijgen.

T: Wat betekende het contact voor jou?

P: Voor een stuk de verlossing voor niet meer verder te snijden omdat ik weet van hoe

dieper je snijdt, hoe meer kans op verzorging dat je nodig hebt en ook hoe meer kans

om naar het ziekenhuis te moeten gaan. Euhm…

T: Het is een soort verlossing?

P: Ja

T: Wat bedoelt u daarmee?

Page 197: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  188  

P: Goh, hoe moet ik dat zeggen dat is een soort van euhm, een ontlading … ontlading

is het juiste woord niet… je weet dat je iets gedaan hebt wat niet kan. Dan doe je dat

toch, bij mij vooral, uit het niet gehoord worden, uit het niet begrepen worden en ook

het niet aanvaarden van mijn lichaam. Euhm ja, je hebt waarschijnlijk ook aan mij

gezien dat ik het moeilijk had en dat ik niet veel zei. Euhm, ik zeg niet veel omdat ik

weet dat het verkeerd is.

T: Gaf de verpleegkundige jou ook het gevoel dat het verkeerd was?

P: Hmm, niet op het eerste moment, maar vandaag wordt er dan wel over gesproken.

T: Dan ook in die mate dat u het aanvoelt als verkeerd?

P: Oh, nee nee nee, in de mate van wat er op dat ogenblik in me omging, welke

gevoelens ik had, gevoelens van pijn of van euhm, euhm, van herinneringen die boven

kwamen.

Ik heb het nog niet veel gedaan eigenlijk, het was mijn tweede keer en de eerste keer

was veel erger en ik weet ook wat er toen allemaal is misgelopen dat ik nu eigenlijk

veel vroeger hulp inriep.

T: Het feit dat je op die bel kan drukken, betekent dat iets voor jou?

P: Toch wel,… omdat je dan toch iemand hebt om even mee te praten… soms kan je

je hart luchten soms gaat dat totaal niet…

T: Hoe zou je het contact met de verpleegkundige omschrijven?

P: Euhm, … eerst is er de reactie van de verpleegkundige van wat heb je nu gedaan,

dan weet ik zelf het is niet juist, het is niet goed wat ik doe maar wat moet ik doen om

mijn gevoelens op dat moment te verwerken? Er zit dan enorm veel spanning in mij er

zit dan enorm veel energie die eruit wil maar er niet uit kan omdat ik het lichamelijk

niet aankan. Ik weet dat de verpleegkundige dat weet en dat ze zich daarom niet echt

Page 198: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  189  

zal boos maken op dat feit. Ik weet, moest het een andere verpleegkundige zijn, dan

zou die kwader reageren.

T: Deze verpleegkundige begrijpt je beter?

P: Ja, ik zit met haar in de groep en ja…

T: Voelde u zich begrepen in het contact?

P: Ja…

T: Zorgde dat voor die ontlading?

P: Goh, ze heeft mij tenslotte ook medicatie gegeven.

T: Maar die had u zelf ook eigenlijk?

P: Ja (lacht) ja, ik ben verpleegkundige, dat is zo een beetje het nadeel. Maar ik ben

wel geen psychiatrische verpleegkundige…

T: Uit wat kwam de verlossing voor u voornamelijk?

P: Uiteindelijk heeft ze mij Zyprexa gegeven, omdat ik ook nerveus was. Als ik niet

nerveus ben kan een gesprek met de verpleegkundige al voldoende zijn.

T: Is er verder nog iets wat u kwijt wil over het contact?

P: Soms is het moeilijk om na 17 uur niet meer over je problemen te praten. En ik ben

iemand, … er zijn hier mensen die dat wel kunnen. Maar als ik het moeilijk heb of een

moeilijke dag heb kan ik niet om 5 uur zeggen dat het over is. Dan vind ik het wel

jammer dat ik dan geen gesprek kan hebben.

Page 199: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  190  

T: Heb je dat gevoel, dat het na 17 uur niet meer kan?

P: Ze zeggen dat hier ook, dat het na 5 uur normaal gezien boekje toe is.

T: Normaal gezien?

P: Ja, als het echt moeilijk gaat kan dat wel, maar dan is het wel kort.

T: Oké, is er verder nog iets dat u graag zou toevoegen?

P: Neen.

T: Oké, dan dank ik u.

Page 200: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  191  

Observatie 8: Praten met mijn zus Tijdens het toezicht zit een patiënte alleen in de living, het is zondag in de vooravond.

De meeste patiënten zijn nog niet terug op de afdeling omwille van het weekend

maar deze dame is in haar opnameweek en kon dus niet op weekend gaan.

De verpleegkundige vraagt aan de patiënte hoe het gaat:

V: Hoe gaat het?

P: Goed, goed, net bezoek gehad van mijn zus.

V: Was dat de blonde dame in haar paarse kleed?

P: Ja, ja, dat was ze.

V: Zo, en was het een goed bezoek?

P: Maar ja, ja, het was aangenaam.

V: En heb je een goede band met je zus?

P: Ja, we komen wel goed overeen. (aarzelend)

V: Ja?

P: Maar ja, allez, ik praat met haar niet over mijn gevoelens en zo, maar ja, voor de

rest komen we wel goed overeen. Het is wel wat oppervlakkig maar ja.

V: Over wat kan je dan met haar praten?

P: Zo ja, gewone dingen, ja.

V: Koetjes en kalfjes? (lachend)

P: Ja, zo zou je het kunnen zeggen, ja ik praat eigenlijk met niemand over mijn

gevoelens, ik weet niet, ja, ik doe dat niet.

V: Met niemand?

P: Ja, neen, ja niet met mijn zus, niet met mijn man, niet met mijn moeder, ik hou dat

dan alleen voor mij.

V: Je praat er niet over?

P: Neen, ja,…

V: En hoe was het bezoek dan?

P: Goed ja, ja, allez, ik had haar nog niet gezegd dat ik hier was, ik durfde dat eigenlijk

ook niet zeggen, ik heb het nog tegen niemand gezegd eigenlijk, het is ook allemaal zo

Page 201: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  192  

snel gegaan en ja. Mijn man had het haar gezegd dat ik hier was, ja, ze is vandaag dan

op bezoek gekomen.

V: En hoe reageerde ze dan?

P: Goh ja, ze is er eigenlijk niet echt op ingegaan, ja, we hebben daar niet over gepraat.

V: Maar ja…

P: Ze heeft me wel de raad gegeven om niet meer altijd voor iedereen te springen.

V: Hoe bedoel je?

P: Ja, gewoon ja, voor iedereen altijd te zorgen.

V: Te zorgen?

P: Zorgen ja, zorgen dat alles voor iedereen in orde is.

V: En herken je jezelf daarin ?

P: Ja, zeker! Ja, ik trek me dan alles aan en kom er niet meer toe om voor mezelf te

zorgen.

V: Nu is het misschien tijd om voor jezelf te zorgen dan?

P: Ja, ik denk het, maar ik zie het zitten, het zal hier wel goed gaan.

V: Ja, hier word je soms met de neus op de feiten gedrukt hé.

P: Ja, ik weet het.

V: Oké, succes hé.

P: Dank U.

Interview verpleegkundige

T: Probeer je bij nieuwe patiënten meer aandacht te geven?

V: De meeste pas opgenomen patiënten nemen weinig ruimte in op de afdeling en

kunnen de stap naar de verpleging niet zetten. Tijdens de opnameweek zijn ze nog

niet toegewezen aan een groep en aan vaste begeleiders, hierdoor hebben ze minder

contacten op de afdeling. Het weekend dat ze moeten binnenblijven lijkt soms

eindeloos. Daarom vind ik het belangrijk om extra aandacht te geven.

T: Met welk doel ga je zo een contact aan?

Page 202: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  193  

V: Het contact is minder gericht, ik ken de patiënte immers niet. Contact hebben op

zich is al een doel. Samen zitten met de patiënt, gericht luisteren naar wat de patiënt

brengt vind ik belangrijk. Ik hoop dat de patiënt zich zo meer op zijn gemak voelt, dat

de veiligheid verhoogd wordt, en dat de patiënt voelt dat hij belangrijk is. Het is een

los contact, ik wil het tamelijk luchtig houden, maar toch tracht ik ook een betere kijk

te krijgen op de patiënt, meer informatie in te winnen in functie van het assessment.

T: Je vraagt hoe het bezoek met haar zus was, maar je toetst dan ook meteen de band

met die zus af, bewust?

V: Ja. Ik hecht altijd veel belang aan de relaties, aan de context. Ik bevraag steeds de

relatie met familieleden, wanneer dit onderwerp zich aandient. Hoe de patiënt die

relaties omschrijft vertelt veel over het intrapsychische van de patiënt, en tegelijkertijd

krijgen we zicht op de bestaande steunfiguren of stressfactoren.

T: Welke hypotheses speelden er op dat moment in je hoofd?

V: Misschien zag ik iets aan haar houding dat me deed vermoeden dat het bezoek een

zekere druk voor haar vormde. Maar het kan ook zijn van niet. Het is zuiver een

verkennen van de situatie, ze kon evengoed vertellen dat ze alles zegt aan haar zus en

dat deze haar steun en toeverlaat is. Dan is dit ook belangrijke info.

T: Je nam een nogal onderzoekende houding aan, heeft dat een reden?

V: Het is een patiënte die zelf weinig verhaal brengt. Ze komt timide over,

vriendelijk. Ze komt over als iemand die zichzelf niet belangrijk vindt. Ze heeft de

neiging om het gesprek te doen stilvallen. Daarom neem ik een actieve houding aan.

Ik wil haar vooral laten merken dat haar verhaal me interesseert, dat ik haar graag

beter wil leren kennen.

T: Je vroeg de patiënte vaak zich te verduidelijken, met welke rede doe je dit?

Page 203: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  194  

V: Ik vraag om bepaalde begrippen uit te leggen. De betekenis die zij aan een woord

toekent kan immers anders zijn dan deze die ik er aan toeschrijf. Ik vraag dikwijls aan

mensen om me te vertellen wat ze juist bedoelen met een bepaald woord en vaak krijg

je dan een heel verhaal. Soms een ander verhaal dan ze zelf vermoeden. Ze breekt ook

zinnen af. Telkens wanneer ze de zin dan uiteindelijk afmaakt, brengt ze belangrijke

informatie over zichzelf. En uiteindelijk komt ze vrij snel tot een thema dat later heel

belangrijk zal blijken voor haar, namelijk het voortdurend zorgen voor anderen ten

koste van zichzelf.

T: Hoe zou je het contact omschrijven?

V: Het verloopt moeizaam. Het is een zoeken naar een evenwicht tussen het

"luchtige" en het meer "doelgerichte". In een echt begeleidingsgesprek zou ik veel

dieper op één onderwerp ingaan.

Interview patiënte T: Wil je nog eens vertellen wat er gebeurd is?

P: Ja, welja, ik ben natuurlijk vree content dat ik ze nog eens gezien heb, mijn zus,

maar euhm, dat we ook niet echt een diep contact hebben, allez, we gaan ook niet

vragen van… Mijn zus is ook ziek. Ze heeft de ziekte van Crohn en we babbelen daar

zo niet over, ze weet ook niet echt wat ik heb nu.

T: Had u verwacht dat de verpleegkundige meteen ging toetsen naar de band met uw

zus?

P: Neen, …

T: Wat vond je er dan van?

Page 204: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  195  

P: Maar ja, we staan er eigenlijk niet stil bij hé, we zijn het gewend van zo te

communiceren.

T: Hoe bedoelt u?

P: Awel, ik wil dat vermijden van mijn depressie en dat ik dat een beetje wegduw. Zo

ja, ik laat ze dat een beetje raden dat ik hier ben.

T: Had u daarover al nagedacht?

P: Met mijn levensverhaal te schrijven ook hé, dan sta je daar bij stil.

T: En sta je daar door de verpleegkundige ook bij stil?

P: Ja, ja.

T: Vind je dit goed?

P: Toch wel, dat moet hier wel hé, hier wel hé.

T: Vond je het moeilijk om er over na te denken en er meteen over te praten?

P: Ja, moeilijk, ja, je verwacht het niet hé, je wil dat altijd wegduwen,

ik weet niet hoe ik het moet uitleggen…

Eigenlijk is het raar dat we niet over ons ziektes babbelen, normaal zussen, ja je kan

zeggen van ja, ik heb dat of ik heb dat. Maar dat gaat zo niet of we vragen aan elkaar

van hoe het gaat en dan zeggen we goed, goed als het niet goed is.

T: Doe je dit bewust?

P: Ja, ik wil niet dat ze daar mee bezig is het, ze mag haar dan ook niet opjagen ja. Als

ze dan teveel stress heeft.

Page 205: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  196  

T: De verpleegkundige zei dat het misschien nu tijd was om eens voor jezelf te zorgen,

had je daar iets aan?

P: Ja, want het is eigenlijk waar, vroeger stond ik voor iedereen klaar, iedereen belde

voor dit en dat. Ja, en ik zei altijd maar van ja, tot als je crasht hé ja…

T: En wat is crashen dan juist?

P: Niets meer kunnen, je lichaam dat niet meer mee wil, je geest wil niet meer mee. Ja,

soms heb ik nog getwijfeld van heb ik nu een depressie of heb ik nu een burn out, ik

heb getwijfeld allez. En mijn zus en mijne man zeggen dat het komt door voor

iedereen te zorgen.

T: En wat vindt u daarvan?

P: Ik deed dat graag, mensen helpen, toch wel, ik haalde daar wel voldoening uit maar

op het laatste ging het niet meer.

T: Wat vond u van de manier waarop de verpleegkundige contact zocht, vond u dit

aangenaam?

P: Ja, toch wel.

T: En kunt u ook zeggen wat er voor zorgt dat u dit als aangenaam beschouwd?

P: Omdat je voelt dat ze er zijn hé, dat ze toch wel weten hoe je je voelt en ja.

T: Hoe zou u het contact met de verpleegkundige dan omschrijven?

P: Steunend en toch ook vertrouwend.

Page 206: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  197  

T: Hoe bedoelt u?

P: Awel dat ze dat vragen wil toch zeggen dat ze er zijn voor u, dat ze u steunen.

Ook dat dat misschien tegen de rest gezegd wordt in de overdracht, omdat het

misschien belangrijk is voor de genezing.

En vertrouwend, ja ze straalde iets vertrouwend uit.

T: Is dat te benoemen?

P: Een gevoel hé, je hebt er, waarbij je het gevoel hebt dat je die kan vertrouwen en je

hebt er, bij wie je dat niet hebt.

T: Oké, is er verder nog iets wat je kwijt wil over het contact?

P: Niet echt.

T: Vriendelijk bedankt dan.

                                     

Page 207: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  198  

Observatie 9: Het moeilijke weekend Een patiënte belt aan de voordeur aan, het is elf uur ’s avonds en de buitendeuren zijn

gesloten. De patiënte had al laten weten dat ze het moeilijk had om te komen.

Na verschillende telefoongesprekken besloot ze om zich toch door haar broer te laten

afzetten op de afdeling.

Als de nachtverpleegkundige de deur opendoet zegt de patiënte niets. In het

terugwandelen naar de eigenlijke afdeling vertelt de patiënte dat ze de opname in

vraag stelt. De verpleegkundige gaat hier op in en hieruit ontstaat een gesprek. Tijdens

het gesprek trilt de patiënte haar been de hele tijd. Ze legt vaak de handen op het hoofd

en staart dan naar de grond.

P: Ik ben het hier eigenlijk beu.

V: Je bent het hier beu?

P: Ja, ik zit vast, ik kan hier niets doen.

V: Hoe bedoel je “vastzitten”?

P: Ik zit hier vast en thuis zit ik ook vast, ik heb het gevoel dat de opname niet helpt en

al mijn werk blijft ook staan, ik wil er eigenlijk mee stoppen.

V: Welk werk dan?

P: Ja, mijn strijk en zo, en de kamers kuisen en voor de kinderen zorgen, en ja, veel te

veel ja.

V: Je hebt dan toch beslist terug te keren?

P: Ik had dat misschien beter niet gedaan.

V: Kijk, je bent hier nu vanavond, en we gaan voor jou zorgen, eventueel kan je dan

morgen naar de dokter gaan om de opname stop te zetten. Het is misschien beter als je

dat met hem overlegt, dan kan je de opname beter afronden.

Vertel nu eens wat er zo moeilijk ging dit weekend.

P: Het was zo druk, zo druk.

V: In het weekend is het voor jou altijd druk, of was het drukker dan anders?

P: Ja, mijn dochter haar vriend kwam mee eten, mijn ex-man kwam mee eten, mijn

moeder was er ook, en als je die twee “thoope” steekt dan ja… en het was mijn

dochter haar verjaardag, en ik heb het gevoel dat ik geen goede verjaardag heb kunnen

geven en ja…

V: Wat is een goede verjaardag geven?

Page 208: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  199  

P: Goh ja, dat ik het gevoel heb dat ze een goeie verjaardag had.

V: Of zij het gevoel dat ze een goeie verjaardag had?

P: Pfff.

V: Je was er, en je hebt samen kunnen vieren, misschien was dat voor haar genoeg?

P: Pfff, voor mij was het niet genoeg, voor mij is het nooit genoeg!

V: En wat was er dan met je moeder en je ex-man?

P: Ja, die twee samen, ja,…

V: Dat klikt niet?

P: Huh, niet klikken.

V: Dat klikt wel?

P: Zeer zeker dat dat klikt.

V: Te goed klikken dan?

P: Als die twee samen zitten dan trekken ze aan het zelfde zeel. Zelfs als ik een

moeilijk weekend heb dan belt mijn moeder dat gewoon door naar hem. Die twee, ik

heb het gevoel dat ze soms samenspannen tegen mij.

V: En dat maakte het moeilijk voor jou dit weekend?

P: Pff, en ook mijn dochter, ik zie dat er iets is, maar ja, ik heb dat meiske zelfs niet

kunnen spreken dit weekend. Ik zie dat er iets is maar ik heb de tijd niet gehad om

eens te klappen met haar. Fuck….

V: Gaat het hier lukken Elke?

P: Pff, ik ben het zo beu hé. …

V: Je ziet er ook moe uit, heb je wat geslapen dit weekend?

P: Geslapen? Ik heb niet geslapen neen.

V: Heb je dan geen kamer waar je wat kan slapen, een masterbedroom?

P: Ik kan die kamer niet meer zien!

V: Hoe bedoel je?

P: Ik kan daar niet meer komen, ik kan er zelfs de was niet meer wegleggen.

V: Je kan er niet meer komen?

P: Neen, door al die herbelevingen en alles wat naar boven komt dan.

V: Heb je dan ergens anders een veilige plek?

P: Ik ben nergens veilig, fuck….

V: Ik ga het nog eens vragen, gaat het lukken Elke?

Page 209: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  200  

P: Pff, ik weet niet, ik weet niet. (de patiënte begint geagiteerd te geraken, haar benen

beginnen nog meer te trillen en ze balt haar vuisten)

V: Kunnen we een afspraak maken Elke?

P: Ik weet niet.

V: Kunnen we afspreken dat je in iso gaat slapen vanavond?

P: Ja, maar ja, oké.

V: Oké, je kan dan morgen eventueel nog naar de dokter gaan om de behandeling te

bekijken.

P: Maar ja.

De verpleegkundige begeleidt de patiënte naar de isolatie. Deze krijgt haar medicatie

nog en dient het touw uit haar broek aan de verpleegkundige te geven.

Als de patiënte in bed ligt vertrekt de verpleegkundige.

Interview verpleegkundige T: Kun je nog eens schetsen wat er juist gebeurd was?

V: De patiënte kwam later terug, ze wou haar opname stopzetten maar na enkele

telefonische contacten kon haar broer haar toch terug brengen en hebben we nog een

klein gesprek gevoerd.

T: Nodig je de patiënte dan bewust nog even uit in de bureau?

V: Dat was zeer bewust omdat ik duidelijk zag dat er iets niet ging, dat er iets, ja…

Als ze normaal later binnenkomen is het korter, zo van: Alles ok?

T: Het was dus een persoonlijke inschatting van jou; deze patiënte heeft een kort

gesprek nodig.

V: ja

Page 210: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  201  

T: U heeft dan ook overgenomen op een bepaald ogenblik, u heeft gezegd: “Elisa, we

gaan een afspraak maken we gaan naar de iso.” Heeft dat een reden dat je overneemt

en hoe wordt dit bepaald?

V: Euhm, het is zo, in de nacht kunnen we een gesprek aangaan maar niet te lang, we

willen weten wat er scheelt, wij werken proactief. Als je ziet dat het niet gaat kunnen

we er geen uren over laten gaan. Als je ongeveer weet over wat het gaat rond je het af

en indien nodig neem je het over. Je stelt bijvoorbeeld de iso voor of extra medicatie

maar dat wil ze niet. Dus iso omdat ik vond dat het niet veilig was. En zij is er op

ingegaan.

T: Je vroeg ook altijd naar de betekenis van wat de patiënte suggereerde, was dit ook

zeer bewust?

V: Ja, omdat ze anders zo vaag blijft en dan kan je niet weten wat er in haar om gaat.

Ten eerste wat de situatie is en ten tweede hoe zij er zich bij voelt. Bij haar moet je

heel veel vragen stellen om toch een beetje een beeld te hebben van wat ze bedoelt of

voelt.

T: Stelt u dan vragen om zelf duidelijkheid te hebben of ook om het voor haar

duidelijker te maken?

V: Awel, het feit dat ze het niet kan verwoorden maakt dat wanneer we vragen stellen

ze het een beetje duidelijker kan zien. Want dat blijft een probleem voor haar.

T: Het doel van de interventie was dan veiligheid?

V: Ja, en proactief werken

T: Kun je eens kort uitleggen wat dat voor jou is?

Page 211: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  202  

V: Wij doen dat heel veel, dus ’s avonds bijvoorbeeld, ga ik iedereen goeie dag zeggen

en dan voel je al direct bij wie het gaat en bij wie niet. En dan ga je extra vragen:

“Alles oké?” Extra in het oog houden. En dan komt het er meestal uit.

T: Is het dan een persoonlijke inschatting?

V: Eigenlijk wel ja. En zo maak je het mogelijk om proactief te werken. Bijvoorbeeld

een kamer veilig maken, een beveiligde kamer aanbieden. Gewoon om te vermijden

dat de situatie escaleert.

T: Wat had de patiënte volgens jou op dat moment nodig? Moest ze geïsoleerd worden

of was dit nodig omdat het nacht was?

V: Dat moest niet, ik dacht dat ze dat nodig had op dat moment, een vorm van

aandacht, een vorm van loslaten wat die dag gebeurd was. Daarover kan je dan een

klein beetje vertellen en euhm…

T: Had je de indruk dat door te vertellen haar angst afnam?

V: Haar angst nam toe door te vertellen maar haar gevoel was beter omdat ze kon

ventileren, had ik de indruk.

T: Volgens jou had ze dan beveiliging, aandacht en ventilatie nodig.

V: Ja.

T: Verschilt dit in de dag en de nacht?

V: Ja, we moeten veel meer opletten, moeten proactiever werken, we hebben ook niet

zoveel toezicht. En er kan sneller iets gebeuren. We zijn ook met minder.

T: Met welke woorden zou je het gesprek beschrijven?

Page 212: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  203  

V: Begrijpend, ondersteunend en op een bepaald moment begrenzend.

T: Die begrenzing dan op het moment dat je het gevoel had dat het ging escaleren?

V: Ja, ik wist ongeveer waar het over ging en dan moet ik kunnen zeggen: “Kijk, hier

ga ik het overnemen.”

T: Is dit gebaseerd op ervaring of bijvoorbeeld richtlijnen en protocollen?

V: Dat heeft niets te maken met protocollen, het is denk ik, een aanvoelen, ervaring.

T: Heeft u verder nog bemerkingen over het contact?

V: Neen.

T: Oké, bedankt.

Interview patiënte T: Vertelt u eens wat er gebeurd was?

P: Ik had naar de verpleegkundige gebeld om te zeggen dat mijn broer er was en zij zei

dan dat het het beste was om me te laten brengen.

T: Vond je dat zelf ook het beste?

P: Neen, ik wou het liefst thuisblijven. Ik weet ook wel dat dit geen oplossing is euhm,

ik weet dat, maar een mens moet af en toe eens doen wat hij niet graag doet.

T: Het gesprek later op de bureau, hoe voelde dat aan?

Page 213: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  204  

P: Dat was wel raar, ik had mij voorgenomen om gewoon naar mijn kamer te gaan en

ze hadden mij niet teveel moeten vragen want ik was eigenlijk ontzettend kwaad op

mezelf omdat ik met mijzelf in de knoop zit en omdat ik niet weet wat ik wil, allez, ik

weet het wel maar het is niet mogelijk.

Euhm en de verpleegkundige vraagt mij dan binnen en ik had eerst zo iets van pffff.

Euhm, maar uiteindelijk allez, ze begreep mij.

T: U had het gevoel dat zij u begreep?

P: Awel ja toch meer dan verwacht.

T: En wat had je dan wel verwacht?

P: Hoe bedoel je?

T: Je zegt ze begreep me meer dan verwacht, wat had je dan verwacht?

P: Welja gewoon euhm, van die verpleegkundige hoor ik wel vaker van denk er niet

meer aan en je kan het niet meer veranderen en probeer wat te slapen en… zo van die

dingen. Als ik niet kan slapen gaat dat zo, en ik word daar zo kwaad van alsof ik dat

knoppetje kan omdraaien. Hier zijn is een 9 to 5 job en er wordt dikwijls wel eens

gezegd van om 5 uur het boekje toe te doen maar allez, ik werk zo niet. Ik begrijp dat

wel naar personeelsbezetting toe, maar ja.

T: Zo’n contact had u dan verwacht?

P: Ja.

T: En hoe voelde het contact dan echt aan voor u?

P: Ja euhm, ja, ik had het gevoel dat ze mij begreep en ik verwachte ook niet dat ze

zou zien dat ik zo kwaad was. Ik dacht dat ik dat nog wat camoufleerde. Want ik ging

Page 214: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  205  

echt als ik boven kwam de boel klein slaan en foto’s scheuren, het is niet de eerste

keer dat ik dat doe.

T: En zij anticipeerde daarop.

P: Ja, ik schrok daarvan, ik had dat niet verwacht.

T: En is dat dan in positieve zin of in negatieve zin?

P: … Positieve zin.

T: Dat iemand het gezien had?

P: Ja, gisteren op dat moment misschien niet, maar achteraf gezien wel.

T: De verpleegkundige stelde ook voor om op iso te gaan slapen, wat deed dat met

jou?

P: Pff, op het moment zelf had ik zoiets van ja mens, stuur mij dan naar iso hé, het kon

mij allemaal niet meer schelen en nu, ja allez, ik was toen zo van foert en als dat

volgens u dat dan het beste is.

T: Maar u vond dat op dat moment niet het beste idee?

P: Ik had op dat moment zodanig zin om met dingen te gooien en het één en het ander

tegen de muur te plakken, en ja…

T: En achteraf gezien?

P: Achteraf gezien ben ik blij dat ik alles nog heb ja.

T: Ook blij dat u naar iso gegaan bent?

Page 215: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  206  

P: Ja toch wel…

T: Bent u daar tot rust gekomen?

P: Ja, ik ben daar tot rust gekomen, ik weet niet of het door de iso was of door de

medicatie, het zal wel een combinatie van de beiden zijn. Maar had ik meteen naar

mijn kamer gegaan, dan was er tegen dat er iemand kwam waarschijnlijk het één en

het ander al kapot gesmeten.

T: Samengevat was het contact anders dan verwacht, beter dan verwacht en bent u

achteraf blij dat het zo gegaan is?

P: Ja, ik had gisteren nood aan iemand die me zei wat ik moest doen.

T: Achteraf gezien dan?

P: Ja.

T: Had u binnen het gesprek ook het gevoel dat u rustiger werd?

P: Neen.

T: Oké, wilt u verder nog iets kwijt over het contact?

P: Neen.

T: Oké, dan dank ik u zeer.

Page 216: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  207  

Observatie 10: Afspraak met de psycholoog Een bepaalde patiënte vraagt een verpleegkundige op de gang of ze een minuutje tijd

heeft voor haar. De verpleegkundige stemt toe en gaat samen met de patiënte in een

apart lokaal zitten. Hier begint de dialoog tussen beiden. Tijdens de dialoog is de

patiënte aan het huilen.

V: Vertel eens.

P: Goh ja, ik heb het al heel de week moeilijk, het lukt niet…

V: En heb je al een momentje gehad met je persoonlijke begeleider?

P: Neen, ik had dan een momentje gevraagd met een andere verpleegkundige maar die

kon niet, ze zei dat ik even bij mijn persoonlijke begeleider moest gaan zitten maar

die was al weg.

V: Gisteren?

P: Nee, ja deze voormiddag.

V: Je had deze voormiddag een moment gevraagd met een verpleegkundige?

P: Ja,

V: En die verpleegkundige zei dat je het best ging samen zitten met je persoonlijke

begeleider?

P: Ja, maar die was al weg, en ik trok me dan op aan het feit dat ik morgen bij de

psycholoog kon maar die zei me dat ik de afspraak gemist had en dat het vandaag was.

De psycholoog is dan ook de eerste drie weken niet meer bereikbaar. En ja, ik heb het

dan al zo moeilijk en pfff.

V: Ik kan er wel inkomen dat dit moeilijk voor jou is.

P: Ja, je komt niet in opname om eenmaal per maand bij een psycholoog te gaan hé.

V: Ja, in wat je zegt kan ik zeker inkomen, en hoe komt het dat het nu zo moeilijk

gaat?

P: Van alles, in de psycho lukt het niet, het gaat daar steeds over misbruik en ik wil dat

niet meer, ik wil vooruit. Ik kan niet meer altijd bezig zijn met dat verleden, ik word

misselijk als ik daar aan denk. Bij de psycholoog is het ook zo, die wil altijd terug

maar ik wil vooruit. Ik wil daar niet meer mee bezig zijn.

Page 217: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  208  

V: Dat is lastig, maar dan zal er wel eens met de dokter moeten besproken worden

waar we de focus op leggen hé, als dat achteruitgaan niet de bedoeling is of niet lukt

voor jou dan werkt het ook niet zo. En er zal dan eens besproken moeten worden wat

dan vooruitgaan is hé.

P: Ja, ik wil vooruit kijk, Chantalle die was gelijk met mij opgenomen en die mag

volgende week al op dag, en zie mij hier zitten.

V: Ik kan begrijpen dat zoiets lastig voor jou is, maar jouw verhaal is ook anders dan

het verhaal van Chantalle. Er zijn dingen die verschillen in het verhaal van jou

tegenover dat van Chantalle.

P: Dat weet ik wel, maar ik wil vooruit, ik had hiernet zin om met mijn hoofd tegen de

muur te bonken, ik heb dat al maanden niet meer gedaan en nu, had ik niet gevraagd

om even te spreken, had ik het weer gedaan.

V: Dan is het goed dat je naar ons gekomen bent hé. Het is ook zo dat je al een hele

weg hebt afgelegd, een goede weg, dat mag ook gezegd worden.

P: Maar ja, maar ja…

V: Hoe denk je nu de avond te overbruggen?

P: Ik denk dat ik in mijn bed zal kruipen, ik weet dat zoiets niet goed is maar ik zie

het anders niet zitten. Ik ga gewoon gaan slapen.

V: En zou je meedoen aan de ergo activiteit vanavond?

P: Neen, ik weet ook niet wat het is, maar ja, ik zou liever gewoon in bed kruipen.

Anders ga ik stomme dingen doen denk ik.

V: Als dat jouw manier is om dit moeilijke moment te overbruggen is dat oké. Het is

niet ideaal maar als je er op die manier in slaagt om te gaan met deze moeilijke

momenten kan dat natuurlijk.

P: Maar ja.

V: Ben je nu ook wat rustiger nu je het eens kan vertellen?

P: Ja, een beetje, ja. Ik ben het nu toch wat kwijt ja, ik heb ook binnenkort een gesprek

met de dokter, daar kan ik mij aan optrekken.

V: Oké, stel nu dat er iets is of het gaat niet, dan kan je altijd bij ons daarvoor terecht

hé.

P: Oké, bedankt.

Page 218: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  209  

Interview verpleegkundige T: Wilt u nog eens vertellen wat er juist gebeurd was?

V: Euhm, ze kwam in de gang zeggen dat ze het moeilijk had. Ik heb dan even

geluisterd, haar wat laten ventileren over de situatie en gekeken hoe ze de rest van de

avond kon overbruggen.

T: Hoe bent u dit contact als verpleegkundige aangegaan, met welke houding en welke

intenties?

V: Toch geprobeerd om zo empatisch mogelijk te zijn. Omdat ze ontredderd was,

omdat ze overstuur was. Ik heb geprobeerd wat zorgend en wat steunend te zijn op dat

moment.

Euhm, ik ken haar verhaal ook in grote lijnen maar niet in detail.

T: Vond u het feit dat u haar verhaal minder goed kent een obstakel om die rol op te

nemen?

V: … Goh, niet echt omdat ik de grote lijnen ken, omdat ik ook weet dat het iemand is

die hier al lange tijd is. En op dat moment was het echt gelijk in het hier-en-nu. Wat

voel je? Wat ervaar je? En hoe kunnen we er op zo’n goed mogelijke manier proberen

mee omgaan? Het verhaal, het trauma en de situatie zelf brengt ze dan beter bij de

dokter of de psycholoog of in psychotherapie.

T: Het draaide vooral rond het hier-en-nu dan?

V: Ja, en ook omdat het ’s avonds kwart voor vijf was, de therapieën zijn dan eigenlijk

zo goed als afgelopen. We spreken hier van boekje open doen en boekje toe doen en

hoe kunnen we op een zo goed mogelijke manier de avond overbruggen.

Page 219: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  210  

T: De patiënte gaf aan dat ze in bed wou kruipen, zij ervoer dat als een slechte manier

om met de situatie om te gaan, u zei toen dat wanneer ze op die manier de crisis kon

overwinnen dat het dan oké was, wat wou je daarmee zeggen?

V: Het is iemand die al lange tijd klaagt over enorme vermoeidheid, lichamelijk maar

ook voor een stuk psychisch. En allez,… in principe kan je zeggen in bed kruipen is nu

niet de oplossing, ge moet er aan werken maar het was 17 uur of zo, uiteindelijk zijn

de therapieën dan gedaan. Het was dus de bedoeling van als ze die rust nodig heeft, er

ook een stuk in mee te gaan. Mocht ze bijvoorbeeld om 13 uur of 13 uur 30 gekomen

zijn dan euh, … dan zou ik haar verwijzen naar de psycholoog en de dokter om het

daar op te nemen.

Maar als het voor haar een manier is om dit te overbruggen heb ik liever dat ze in haar

bed kruipt dan dat ze met haar hoofd tegen de muur bonkt omdat ze daar ook mee

dreigde.

Het is iemand die vroeger ook serieuze suïcide pogingen ondernomen heeft en ook

met haar hoofd tegen de muur bonkte. Dus ik heb zoiets van, als ze het kan

overbruggen met in bed te kruipen, dan vind ik dat een betere manier dan dat ze met

haar hoofd bonkt.

T: Zijn zowel met het hoofd bonken als in bed kruipen dan manieren om aan te tonen

dat het niet gaat?

V: Goh, een manier om aan te tonen dat het niet gaat zou ik omschrijven als, ze komt

naar mij van ik heb met mijn hoofd gebonkt, maar dat heeft ze niet gedaan. Ze is naar

mij gekomen om te zeggen dat het niet gaat, dus zie ik dat eerder als een manier om te

overbruggen, omdat ze uiteindelijk op een heel goeie manier kan aangeven van het

gaat niet. Ze heeft de stap kunnen zetten naar ons. Moest ze naar ons gekomen zijn

met verwondingen zou ik dat zien als een manier van tonen dat het niet gaat.

T: U heeft haar daarin ook bekrachtigd, was dit bewust?

Page 220: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  211  

V: Ja, omdat het iemand is die het niet altijd kan, dus in die zin, heeft ze de stap gezet

en het is iemand die, als ik het zo mag zeggen, nogal kieskeurig is naar wie ze trekt.

Met bepaalde mensen heeft ze een goede band en dan weet ik dat ze sneller naar die

mensen gaat. Dus ik ken haar, maar op zich hebben wij niet echt veel band, dus het feit

dat ze naar mij kon komen vond ik al heel sterk. Dus heb ik haar ook bekrachtigd

omdat ik weet dat ze met de gedachten zat om met haar hoofd tegen de muur bonken.

Het feit dat ze dan toch de keuze kan maken om het constructief aan te pakken, …

daarom heb ik daarin bevestigd.

T: Oké, heeft u nog iets toe te voegen over het contact?

V: Neen, neen…

T: Oké, ja, bedankt.

Interview patiënte T: Wilt u eens vertellen wat er gebeurde?

P: Euhm, het is al een tijdje dat ik naar verschillende mensen roep om hulp en morgen

ging ik normaal een gesprek hebben met de psycholoog. Ik nam dan vandaag een

koffiepauze en zat buiten toen de psycholoog kwam zeggen dat ik niet geweest was op

mijn afspraak. Terwijl ik er heel zeker van ben en er ook op mijn agenda staat dat het

morgen is. Hij kan mij dus deze week niet zien, volgende week niet zien en de week

erna ben ik naar de zee, dat is dus 3 weken niet. Ik ben nogal in paniek geschoten

omdat ik dacht dat op dat moment hij de enige was met wie ik nog eens kon praten en

dat ging dan niet.

T: Hierna heeft u dan een beroep gedaan op de verpleegkundigen?

P: Welja, ik heb eerst een eind alleen gezeten maar ik ging echt uit de bol gaan en ben

dan naar hier gekomen.

Page 221: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  212  

T: De verpleegkundige heeft dan een gesprek gehad met u, heeft dat gesprek iets

betekend?

P: Ik ben er rustiger door geworden.

T: Weet u uit wat dit juist voortkwam?

P: Omdat ze mij doorverwees naar de dokter, dat ik bij hem terecht kon en ook door

het te vertellen kon ik het voor mezelf eens op een rijtje zetten wat er juist gebeurd

was.

T: De verpleegkundige zei een aantal keer dat ze jou begreep en dat ze in jouw verhaal

kon inkomen, betekent dat iets voor jou?

P: Ik voel me begrepen, het probleem was wel dat het een verpleegkundige was die ik

niet zo goed ken, ik weet dan ook niet van wat weet ze wel, wat weet ze niet en wat ze

aanvoelt bij mij.

T: Wat is uw gevoel hierover na het gesprek?

P: Dat ze er toch iets van begrijpt en dat ze mij gekalmeerd heeft.

T: Het gesprek heeft een kalmerend effect gehad?

P: Ja, ik ben dan naar mijn kamer geweest en ben daar in slaap gevallen en rustig

gekomen. En ook het feit dat ze mij de ruimte liet om het zelf op te lossen maar als het

echt niet ging kon ik nog bij hen terecht.

T: U ging dan slapen maar liet tijdens het gesprek merken dat het niet de juiste

oplossing was?

Page 222: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  213  

P: Ja, dat lost niets op hé, ik had wel het gevoel van allez, zoals ik vroeger gedaan had

ging ik automutileren en met mijn hoofd tegen de muur slaan nu ben ik op mijn bed

kunnen blijven liggen en rustig gekomen. Ik heb niets misdaan maar eigenlijk wil ik

thuis dat ik dat niet meer moet doen in mijn bed kruipen of iets extra nemen want als

ik iets extra in huis heb is dit heel gevaarlijk voor mij. Het is daarmee dat ik wil

hebben dat het niet met medicatie opgelost wordt.

T: De verpleegkundige gaf aan dat dit voor haar oké was, hoe vond u die reactie?

P: Redelijk goed, allez, het is raar, vroeger had ik genoeg met 4 à 5 uur slaap en nu

kom ik soms niet toe met 14 à 15 uur en ik heb het daar wel moeilijk mee. Ja,… ik

weet niet goed wat ik ermee moet doen, maar haar goedkeuren gaf mij een beetje een

gerust gevoel dat het kon.

T: Oké, is er verder nog iets dat u kwijt wil over het contact?

P: Ik vond dat het goed is meegevallen voor zover ik de verpleegkundige eigenlijk

maar kende. Ja, ik had wel het gevoel dat ze me begreep…

T: Oke, is er nog iets?

P: Neen.

T: Dan dank ik U.

Page 223: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  214  

Observationeel instrumentarium

Page 224: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  215  

Page 225: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  216  

Page 226: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  217  

Page 227: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  218  

Toezicht Omdat patiënten buiten algemene psychiatrische observaties en basistoezicht soms

nog een andere vorm van toezicht nodig hebben is er door de stuurgroep van de

hoofdverpleegkundigen (en ook bespreking en aanpassing door medische staf en

directiecomité) een systeem ontwikkeld om deze aangepaste nood in de praktijk uit te

kunnen voeren.

Het toezichtsysteem dient niet om de patiënt te beperken of om streng op te treden bij

de patiënten. Het is grotendeels gebaseerd op de zelfverantwoordelijkheid van de

patiënt en het aanspreken hiervan. De verantwoordelijkheid van de patiënt blijft het

centrale punt van het systeem.

Men tracht een evenwicht te vinden tussen de verantwoordelijkheid bij de patiënt

leggen en een gevoel van veiligheid dat de patiënt nodig heeft.

Het toezichtsysteem start dus vanuit een therapeutische omkadering van het begrip

toezicht.

Ondanks dat de therapeutische benadering van het begrip enorm belangrijk is moest

men natuurlijk wel ook rekening houden met een aantal organisatorische elementen.

De nota die verpleegkundigen ter inzage hebben, geeft de nodige regelingen omtrent

het houden van toezicht om op een therapeutische manier inhoud aan het begrip te

geven.

Toezicht is hier eigenlijk een observatieopdracht. Het draait om het verzamelen van

gegevens, een follow up van de therapeutische interventies.

Men tracht het toezicht te hanteren als een soort van vangnet voor de patiënten in het

hier-en-nu. Het draait om het observeren en evalueren van de fysieke en psychosociale

integriteit van de patiënt, zodat het nodige gevolg hier aan gegeven kan worden.

Het toezichtsysteem wordt gezien als een geïntegreerd aspect van de residentiële

psychiatrische behandeling. Het gepast bieden van steun, structuur en begrenzing

vormen hier steevaste ingrediënten van.

Page 228: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  219  

Toezicht in praktijk:

Wanneer patiënten opgenomen worden start men met een strikt toezichtschema binnen

de eerste 48 uur.

De patiënten dienen dan om het uur gezien te worden door de respectievelijk

aanwezige verpleegkundigen. Het is ook zo dat de patiënten op de afdeling dienen te

blijven, tenzij ze onder begeleiding de afdeling verlaten of in specifieke gevallen onder

de vorm van een afspraak de afdeling kunnen verlaten.

Voor de andere patiënten geldt er een fasering van het toezicht.. Naargelang het niveau

waarop de patiënten zich bevinden op een bepaalde schaal, is het toezicht frequenter,

grondiger en nauwkeuriger alsook intensiever en gerichter in het contact.

Niveau één (T1) wordt gezien als een algemeen toezicht, patiënten worden gezien bij

het wekken of het ontbijt, bij het middagmaal, bij het avondmaal en kort voor de

dag/nachtshift. Het contact tussen de verpleegkundigen en patiënten hoeft niet verbaal

te zijn (maar dit kan uiteraard wel).

Niveau twee (T2) is een soortgelijk toezicht als T1 maar binnen deze vorm van

toezicht is er meer gericht contact met de patiënt. Ook is er frequenter contact en dient

de patiënt gezien te worden tijdens de soeppauze en tijdens de koffiepauze.

Niveau drie (T3) is nog intensiever dan de twee vorige niveaus. Er is nog plaats voor

vrije beweging mits afspraak met de verpleegkundigen. De patiënten dienen om het

uur gezien te worden en er dient verbaal contact te zijn tussen de patiënten en

verpleegkundigen. Ook worden de scheermesjes en autosleutels van de patiënten in

bewaring genomen. Wanneer de patiënt de therapie verlaat of niet opdaagt dient de

verpleegkundige equipe binnen het uur verwittigd te worden.

Niveau vier (T4) houdt in dat er om het half uur contact gezocht worden met de patiënt

(visueel of verbaal). De patiënt mag binnen dit niveau de afdeling niet verlaten zonder

begeleiding van de verpleegkundigen of iemand anders van het team. Verplaatsingen

Page 229: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  220  

binnen de afdeling dienen ook te gebeuren onder begeleiding. Wanneer de patiënt de

therapie verlaat of niet opdaagt moet men binnen de 10 minuten contact opnemen met

de verpleegkundigen. De patiënten kunnen de afdeling niet verlaten onder begeleiding

van familie en krijgen slechts korte bezoeken.

Niveau 5 (T5) is het hoogste niveau van toezicht. Hier dient men ook binnen het half

uur contact te hebben met de patiënt. De patiënten worden op dit moment ook

afgezonderd in een toezichtruimte. Deze toezichtruimte kan open of gesloten zijn.

Binnen deze ruimte is er een aangepaste beveiliging. De patiënten kunnen ook in

isolement geplaatst worden.

Het toezichtsysteem wordt in praktijk gebracht met een aftekenlijst die door de

verantwoordelijke verpleegkundigen moet afgetekend worden op de momenten dat

toezicht voorzien is.

Deze toezichtmomenten zijn vaak de aanleiding tot informele gesprekken tussen de

verpleegkundigen en de patiënten. Zeker wanneer er geen therapie is, kunnen de

onderwerpen die de patiënten aanbrengen of de situaties die zich afspelen zeer beladen

zijn. Net hierdoor is het verpleegkundig werk binnen deze momenten erg belangrijk.

Page 230: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ...dibeeckm/2012_2013/Raemdonck, T..pdf · III! UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013

  221