Post on 23-Jun-2020
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Cel Onderzoekscoördinatie, dept. R&D, Vrije Universiteit Brussel.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 1 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Uitgangspunten en strategische doelstellingen 2
Operationele doelstellingen, planning, instrumenten en financiële onderbouwing 7
I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK 8
II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID 11
III. VERSTERKING VAN DEELNAME VAN VROUWEN EN ALLOCHTONEN AAN HET ONDERZOEK 13
IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN ONDERZOEKERS 15
V. COMMUNICATIE OVER LOPEND EN AFGEROND ONDERZOEK 18
Gebruikte afkortingen 19
BIJLAGE 1: Ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de Interface-activiteiten van de
associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie
Brussel 2009-2013.
BIJLAGE 2: Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017.
BIJLAGE 3: Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017.
BIJLAGE 4: Memorie van toelichting bij de invoer van een nieuw financieringsmodel onderzoek:
basisfinanciering en programmafinanciering (RvB 24.05.2011).
Vrije Universiteit Brussel
Pleinlaan 2
1050 Brussel
Rectoraat
ONDERZOEKSADMINISTRATIE Cel Onderzoekscoördinatie
Tel. : +32 (0)2 629 21 08
Fax : +32 (0)2 629 36 40
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 2 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Uitgangspunten en strategische doelstellingen
Als centrale uitgangspunten van het huidige onderzoeksbeleid aan de Vrije Universiteit Brussel
gelden:
- een 'bottom-up' benadering, waarbij onderzoek zoveel mogelijk vanuit de
onderzoeksgemeenschap wordt geïnitieerd en gefinancierd (na selectie op kwaliteitsbasis).
- geen a priori versleuteling van middelen op aanvraagbasis, zodat de beste aanvragen over alle
domeinen heen in competitie kunnen worden geselecteerd (op kwaliteitsbasis).
- open oproepen tot aanvragen van onderzoeksfinanciering (waar mogelijk, naargelang het
financieringskanaal).
- een gezonde balans in de interne financiering tussen (I.) een algemene basisfinanciering die alle
vorsers toegang geeft to onderzoeksfinanciering, (II.) doorstroommogelijkheden, en (III.)
financieringen op excellentieniveau.
- het streven naar een globaal evenwichtige verdeling van het geheel van alle onderzoeksmiddelen over de drie grote domeinen 'Humane Wetenschappen', 'Basis-, Natuur-
en Toegepaste Wetenschappen' en 'Biomedische Wetenschappen', die systematisch wordt
gemonitord.
- het inbouwen van incentives voor het verwerven van externe financiering, internationalisering, netwerking en valorisatie (incl. maatschappelijk) in de criteria en
voorwaarden voor interne financieringsinstrumenten.
De hiervoor noodzakelijke voorbereidingen en beraadslagingen vergen een sterke inzet, competentie,
dossierkennis en toegankelijkheid van alle betrokken actoren (leden van de adviserende organen,
ondersteunende administratie), en een transparante werking (oproepen, criteria).
De onderzoekscapaciteit van de universiteit wordt gesitueerd in drie elk op zich waardevolle onderzoeksniveaus, gaande van een brede en diverse onderzoeksbasis tot een internationaal
erkend speerpuntniveau (Figuur 1). Aan elk van deze drie niveaus is een specifiek gamma aan
financieringsinstrumenten geassocieerd (Tabel 1).
Het beheer van de middelen weergegeven in Tabel 1 wordt ondersteund door de
onderzoeksadministratie bestaande uit de cel Onderzoekscoördinatie, de cel
Wetenschapscommunicatie, de cel Centrale Doctoraatsbegeleiding en de cel Data en Beleid. Dit met
uitzondering van de IOF-middelen, waarvan het beheer wordt ondersteund door de Technology
Transfer Interface.
Dit beleidsplan heeft als onderwerp het niet gericht onderzoek, in het bijzonder gefinancierd via
het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF), en met bijzondere aandacht voor de hieromtrent in
artikel 23 van het BOF-besluit opgenomen bepalingen.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 3 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Het onderzoeksbeleid op dit vlak is nauw verbonden met het beleid dat wordt gevoerd aangaande
gericht onderzoek, valorisatie en innovatie (i.h.b. gefinancierd via het Industrieel
Onderzoeksfonds (IOF) en geregeld via het betreffende besluit) dat wordt weergegeven in een
autonoom beleidsplan rond deze materie (BIJLAGE 1) en opgevolgd door de Technology Transfer Interface. De verbondenheid van deze materies1 in een meer globale onderzoeksstrategie of -
carrière is ook zichtbaar in verschillende beleidsinstrumenten, en zal ook worden meegenomen in de
geplande vormgeving van multidisciplinaire excellentiepolen.
Het globale financieringsmodel voor onderzoek werd recent ingrijpend herzien (RvB 24.05.2011,
BIJLAGE 4). Deze herziening brengt nieuwe mogelijkheden (monitoring) en structuren
(programmafinanciering) met zich mee. De komende periode zal worden gekenmerkt door een
verdere opvolging en inspeling hierop, kaderend in twee kerndoelstellingen voor de termijn 2013-2017 die de drie onderzoeksniveaus overspannen:
A) het vormgeven van multidisciplinaire excellentiepolen uitgaande het geheel aan gedefinieerde
speerpunten en het doorgroeipotentieel.
B) de aangroei van een kwaliteitsvolle brede onderzoeksonderbouw via algemene stimuli.
A) In de termijn 2013-2017 zullen multidisciplinaire excellentiepolen worden vormgegeven
uitgaande van verschillende toekenningen op excellentieniveau (de verschillende vormen van
langetermijnfinanciering en intern en extern toegekende mandaten), en met
internationalisering en netwerkvorming als essentiële elementen. Deze sterkere profilering
van de universiteit op onderzoeksvlak via internationaal erkende onderzoekszwaartepunten is een
vereiste in de huidige context van toenemende globalisering en internationale competitie.
B) Recent vernieuwde financiering en stimuli voor een kwaliteitsvolle brede onderzoeksonderbouw zorgen voor een algemene beschikbaarheid van
basisonderzoeksfinanciering in alle vakgroepen, en voor een lokale beleidsvoering op onderzoeksvlak. In de loop van de termijn 2013-2017 is in het bijzonder de evaluatie van de
Basisfinanciering voor vakgroepen gepland (na toepassing gedurende 5 jaar), als nieuw
instrument op dit niveau.
1 Verbondenheid van het Onderzoeksbeleid en het Innovatie- en Valorisatiebeleid: De implementatie van onderzoeksresultaten in de samenleving is een voorname basisopdracht voor de universiteit. Het verwerven van externe inkomsten uit valorisatie van onderzoek is dan ook een van de hoofdaccenten van het Algemeen Strategisch Plan. Deze inkomsten omvatten onder meer strategische onderzoeksprojecten op Vlaams (IWT/SBO) en Europees (EU Framework programs) niveau, en worden waar aangewezen opgenomen als parameter in de evaluatie van onderzoeksprestaties van vorsers (ZAP-Opdrachtsmatrix), onderzoeksgroepen en speerpunten. De specifieke academische bestuursorganen voor het Innovatie- en Valorisatiebeleid, ondersteund door de Technology Transfer Interface, hebben als taak om een beleid uit te tekenen dat er onder meer op gericht is om meer onderzoekers aan te zetten tot het uitbouwen van een valorisatiestrategie rond het eigen onderzoek. De ontplooiing van een nieuwe cultuur van valorisatiegericht denken, in samenspraak tussen de vicerectoren voor het Onderzoeksbeleid en voor het Innovatie- en Valorisatiebeleid, is bijgevolg van cruciaal belang voor de universiteit. Naast sensibilisering en opleiding op doctoraal niveau (domein van de Centrale Doctoraatsbegeleiding) zouden senior onderzoekers en onderzoeksteams van de universiteit op termijn niet alleen een goed uitgebouwd onderzoekstraject voor ogen moeten houden (beleidsdomein Onderzoek), maar ook een valorisatiemap (naar industrie en maatschappij) die alle kansen voor het verwerven van externe middelen hiervoor op gestructureerde wijze inpast en benut (beleidsdomein Innovatie en Valorisatie). Valorisatiegericht denken is echter een noodzaak binnen alle domeinen en vormen van onderzoek, zij het dat dit moet gesitueerd worden in de brede betekenis van het maatschappelijk valoriseren met als doel maatschappelijke, culturele en sociale impact te verwezenlijken. De ontwikkeling van stimuleringsmechanismen die hierop zijn gericht enerzijds, en van een monitoringsinstrument anderzijds, vormt onderdeel van het bredere onderzoeksdomein (beleidsdomein Onderzoek). De binnen de onderzoeksadministratie te situeren cel Data en Beleid neemt deze taken mee in haar opdracht.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 4 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Figuur 1
III. Speerpunten
→ II. Doorgroeipotentieel:
gevestigde onderzoekers →
Multidisciplinaire excellentiepolen (MEP)
I. Solide onderbouw: diversiteit aan onderzoeksdisciplines en instroom van jonge
onderzoekers
Tabel 1
Per onderzoeksniveau en subniveau: Middelen Financieringsinstrumenten met toekenning op OZR-advies en nauw
verwante financieringskanalen Intern
interuniversitair versleuteld
Extern interuniversitaire
competitie
I. Solide onderbouw 1) Doctoraal - FWO-Aspiranten & IWT Specialisatiebeurzen FWO/IWT - OZR-Opvangmandaten / Predoc BOF/OZR Geplande actie: Uitbreiding partneruniversiteiten Internationale wetenschappelijke
samenwerking
2) Postdoctoraal (postdoc en startend ZAP) - ZAP-Startfinanciering BOF/OZR - BOF Tenure Track mandaten BOF/OZR - 10% ZAP-aanstellingen BOF/OZR - FWO-Postdocs eerste termijn & IWT Postdoctorale mandaten FWO - OZR-Opvangmandaten / Postdoc BOF/OZR Geplande actie: Veralgemening ZAP-Startfinanciering
3) Algemeen - Basisfinanciering voor vakgroepen BOF/OZR - Infrastructuur OZR - Alliantieonderzoeksgroepen BOF/OZR - Internationale wetenschappelijke samenwerking BOF Geplande actie: Joint Research Labs
II. Doorgroeipotentieel 1) Incubatienievau (ZAP en postdoc) - Basisfinanciering voor vakgroepen BOF/OZR - Sabbatical Leaves BOF/OZR - Onderscheiding voor maatschappelijke valorisatie BOF/OZR - FWO-Postdocs tweede termijn & FWO- en IWT SBO projecten FWO/IWT Geplande actie: Thematische beleidsondersteunende platformen
2) Excellentieniveau (ZAP) - Strategic Research Program - Groeifinanciering BOF/OZR - Senior Research Fellowships ('BOF-ZAP' binnen thema + instroom na
Odysseusmandaten en na ERC Starting Grants BOF/OZR
- EU-incentives BOF/OZR - ERC Starting Grants ERC - Odysseusmandaten type II Odysseus - GEAR II IOF Geplande acties: Verruiming budget Senior Research Fellowships
III. Speerpunten 1) Established Centres of Excellence - Strategic Research Programs BOF/OZR - Interdisciplinary Research Programs BOF/OZR - Methusalemfinanciering BOF/OZR - FWO- en IWT SBO projecten FWO/IWT - ERC Advanced Grants ERC - Odysseusmandaten type I Odysseus - IUAP's & EU-Netwerken IUAP/EU - GEAR I IOF Geplande actie: II.2) & III.: Vormgeving van multidisciplinaire excellentiepolen
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 5 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Hiernaast wordt vanuit het beleid doorlopend gewaakt over de adequate functionering van
beleidsinstrumenten, en is er doorlopend aandacht voor de participaties in financieringskanalen vanuit
de verschillende domeinen en voor eventueel onverwachte leemtes daarin.
Deze actieve waakzaamheid vanuit het beleid wordt aangevuld met een open houding naar de basis
toe, van waaruit eventuele tekortkomingingen die worden ondervonden steeds aan het beleid kunnen
worden gemeld. Hiertoe worden ook expliciet mogelijkheden gecreëerd in de dialoog die met de
vakgroepen wordt gepland op basis van hun 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek'.
Beide kerndoelstellingen sluiten aan bij de algemene aanbevelingen aan de Vlaamse universiteiten uit
de recentste evaluatie van het onderzoeksmanagement2. Een aantal onderliggende aandachtspunten spelen een rol in de ondersteuning van beide kerndoelstellingen en in de daartoe
aangewende beleidsinstrumenten:
efficiënte schaalgrootte, kwaliteitsvolle onderzoekoutput, efficiënte begeleiding van doctorandi,
wetenschappelijke integriteit, internationalisering, netwerkvorming, maatschappelijke valorisatie en
genderevenwicht.
Deze aandachtspunten zijn geïntegreerd in criteria en voorwaarden bij de beleidsinstrumenten die nader worden toegelicht in de volgende hoofdstukken, met in het
bijzonder maar niet uitsluitend:
- Efficiënte schaalgrootte: Programmafinanciering;
Basisfinanciering voor vakgroepen.
- Kwaliteitsvolle onderzoeksoutput:
Basisfinanciering voor vakgroepen;
ZAP-Opdrachtsmatrix.
- Efficiënte begeleiding van doctorandi:
Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding;
Basisfinanciering voor vakgroepen.
- Wetenschappelijke integriteit:
Commissie wetenschappelijke integriteit.
- Internationalisering en netwerkvorming:
Persoonsgebonden bonussen gericht op Europese onderzoeksfinanciering;
Internationale wetenschappelijke samenwerking.
- Maatschappelijke valorisatie:
Persoonsgebonden bonus gericht op maatschappelijke valorisatie;
Geplande actie: Thematische beleidsondersteunende platformen.
- Genderevenwicht: Stuurgroep Genderactieplan;
Samenstelling plenaire Onderzoeksraad en adviesorganen;
Aangepaste termijnen.
2 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement)
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 6 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Samen met de hoger genoemde centrale uitgangspunten van het huidige onderzoeksbeleid, vormen
en ondersteunen de onderliggende aandachtspunten de vaste accenten van het VUB-
Onderzoeksbeleid:
- evenwichtige verdeling van onderzoeksmiddelen
- geen inhoudelijke sturing van het onderzoek
- disciplineoverstijgende samenwerking
- gezonde onderzoekscultuur
- excellentiebeleid
- herbronningsmogelijkheden
- aandacht voor verbanden met dienstbetoon en valorisatie
- communicatie aangaande onderzoeksprestaties
- monitoring van onderzoeksprestaties
- strategische interacties in het kader van allianties, de associatie, het UMC
De uitgangspunten van het onderzoeksbeleid situeren zich in een bredere interne en externe beleidscontext:
1) het beleid gevoerd door andere interne beleidsniveaus binnen de universiteit, weergegeven in het
Algemeen Strategisch Plan3; het allocatiemodel aangaande werkingsmiddelen; de beleidsplannen op
het vlak van valorisatie (BIJLAGE 1), wetenschapscommunicatie (BIJLAGE 2) en Doctoral Schools
(BIJLAGE 3); de strategische overeenkomsten en samenwerkingen (associatiepartner EhB,
UZBrussel/UMC, ULB, alliantiepartner UGent, UAB-Kunsten).
2) de externe positie van de universiteit op onderzoeksvlak in internationale, Vlaamse en Brusselse
context, blijkend uit evaluaties, analyses, monitoring en benchmarking, waaronder de periodieke
externe evaluatie van het onderzoeksmanagement4, interne analyses en monitoring van parameters
inzake onderzoeksperformantie in het kader van interne5 en externe6 financieringsmodellen, ad hoc
extern uitbestede studies.
3 Met als strategische topprioriteiten "Werken aan een duurzaam en gezond financieel beheer", "Het studierendement verhogen", "Investeren in rekrutering en marketing" en als andere strategische priorieiten "Het ontwikkelen van een sterk studentenbeleid", "Het ontwikkelen van een sterk alumnibeleid", "Inspirerend, kwaliteitsvol en 'op maat' onderwijs aanbieden", "Stimuleren van excellent onderzoek in samenwerking met externen en hernieuwde aandacht voor valorisatie", "Versterken van de positie als internationale universiteit", "Talent aantrekken, ontwikkelen en responsabiliseren", "Optimaliseren van de samenwerking met de strategische partners", "Investeren in een groene campus als motor voor groei van de universiteit", "Het verder uitbouwen van een verzelfstandigd UMC", "Versterken van efficiëntie, slagkracht en goed bestuur". 4 Tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten (2010). 5 BIJLAGE 4. 6 In het bijzonder het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF-besluit, Vlaamse Regering 21.12.2012).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 7 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Operationele doelstellingen, planning, instrumenten en financiële onderbouwing
Instrumenten ter ondersteuning van de kerndoelstellingen:
Hieronder worden van de verscheiden portfolio aan instrumenten waarover de Onderzoeksraad
beschikt, deze besproken die de kerndoelstellingen voor de termijn 2013-2017 in het bijzonder
ondersteunen. Een meer exhaustief overzicht van de OZR-beleidsinstrumenten (structuren en
financieringskanalen) is opgenomen in het Reglement van de Onderzoekraad7.
Verwevenheid van beleidsmaatregelen en -instrumenten:
De operationele doelstellingen en ondersteunende beleidsinstrumenten werden onderverdeeld in vijf
hoofdstukken conform de bepalingen in artikel 23 van het BOF-besluit. Intrinsiek zijn deze
beleidsdomeinen evenwel sterk verweven, en het effect van veel van de vermelde
beleidsinstrumenten is breder dan het beleidsdomein waaronder ze hieronder in hoofdorde werden
gerangschikt. Deze sterke verwevenheid van maatregelen en instrumenten binnen het
onderzoeksbeleid werd recent aan de onderzoeksgemeenschap nader toegelicht bij gelegenheid van
de invoer van een nieuw financieringsmodel voor onderzoek8. Alle beleidsinstrumenten samen vormen
een coherent en verweven geheel, gericht op continue verbetering. De nieuwe beleidsinstrumenten
worden systematisch op een aan het instrument aangepaste wijze geëvalueerd na een minimale
toepassingsperiode.
7 "Reglement Onderzoeksraad (OZR)", laatst gewijzigd RvB 19.03.2013. 8 BIJLAGE 4.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 8 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK
Het onderzoeksbeleid van de Vrije Universiteit Brussel is traditioneel sterk gericht op
kwaliteitsbewaking en kwaliteitsondersteuning, niet door het onderzoek thematisch te sturen, maar
wel door de kwaliteit van haar onderzoekers en onderzoeksteams te bevorderen via verschillende
beleidsinstrumenten. Bij selecties voor onderzoeksfinanciering op aanvraagbasis staat ook steeds de
wetenschappelijke kwaliteit van het voorgestelde onderzoek centraal, in principe vastgesteld via een
screening door externe experten.
Stimuli voor kwaliteit zijn verweven in de criteria en voorwaarden voor alle beleidsinstrumenten, zoals
deze ingevoerd met het nieuwe financieringsmodel voor onderzoek (programmafinanciering,
Basisfinanciering voor vakgroepen, Persoonsgebonden bonussen, Opvangmandaten). Daarnaast
wordt ook verwacht dat een positief effect uitgaat van de omkaderende beleidsmatige situering van
dit nieuwe financieringsmodel, gericht op een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede
onderzoekscultuur.
Programmafinanciering
- Instrumenten en doel: In 2011 werd overgestapt van omvangrijke projectfinancieringen met
beperkte looptijd naar programmafinanciering op excellentieniveau voor groepsleiders waarvan de
internationale uitmuntendheid werd aangetoond. Twee soorten programma's ("Strategic Research
Programs" met nadruk op wetenschappelijke excellentie, en "Interdisciplinary Research Programs"
met nadruk op maatschappelijke uitdagingen en thematische totaalexpertise) moeten er mee voor
zorgen dat de universiteit zich duidelijker kan profileren rond een reeks excellente onderzoekspolen,
ontstaan en gevoed vanuit een diverse en zich continu vernieuwende onderzoeksbodem.
- Geplande actie: In het kader van de kerndoelstelling aangaande de vormgeving van Multidisciplinaire
excellentiepolen zal deze programmafinanciering een belangrijk element vormen binnen het geheel
aan gedefinieerde speerpunten en doorgroeipotentieel, en tevens een belangrijke toetssteen
aangaande eventuele onverwachte leemtes in participaties vanuit de verschillende domeinen.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Strategic Research Programs incl.
groeifinanciering: 6.085.000 euro per jaar; Interdisciplinary Research Programs: 640.000 euro per
jaar
Basisfinanciering voor vakgroepen
- Instrument en doel: Sinds 2012 is de "Basisfinanciering voor vakgroepen" het nieuwe instrument
voor een evenwichtige verdeling van onderzoeksmiddelen over vakgroepen, en hiermee het behoud
van een grote diversiteit aan onderzoekstopics als brede voedingsbodem voor vernieuwende ideeën.
De formule voor de middelenverdeling combineert een zekere eenvoud met voldoende nuancering.
De parameters blijven beperkt tot een set representatieve en strategische criteria, terwijl daarbinnen
rekening wordt gehouden met verschillen naargelang de disciplines. Terwijl via de criteria
welbepaalde vormen van kwaliteitsvolle onderzoeksoutput expliciet worden gestimuleerd en gemonitord, houdt het model een veel bredere stimulans in naar het onderzoeksbeleid van de
vakgroepen toe. Hoge 'scores' op de geselecteerde parameters mogen geen streefdoel zijn op zich,
maar zijn het gevolg van een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur. Van
de vakgroepen wordt verwacht dat zij de toegekende 'lump sum' optimaal aanwenden volgens een
strategie passend bij de noden van het domein. Hierover wordt door de vakgroep jaarlijks
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 9 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
gerapporteerd aan de Onderzoeksraad in haar "Strategische Beleidsfiche Onderzoek" (zie hoofdstuk
II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID").
- Geplande actie: In de termijn 2013-2017 zal, na toepassing gedurende 5 jaar, de eerste tussentijdse
vijfjaarlijkse evaluatie van het model plaatsvinden.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 2.600.000 euro per jaar
Persoonsgebonden bonussen gericht op profilering op Europees vlak en in de maatschappij
- Instrumenten en doel: Sinds 2011 worden persoonsgebonden bonussen toegekend gericht op
Europese onderzoeksfinanciering en op maatschappelijke valorisatie. De incentives voor het
voorbereiden en verwerven van toonaangevende Europese onderzoeksfinanciering stimuleren het
optimaal benutten van het groeiend Europees instrumentarium en budget inzake
onderzoeksfinanciering. De bonus voor maatschappelijke valorisatie stimuleert de aandacht bij de
vorsers voor maatschappelijke valorisatie, en kadert tevens in de algemeen verhoogde aandacht
voor dit aspect.
- Geplande acties: Door de complexiteit van de Europese financieringskanalen voor onderzoek is een
steeds toenemende ondersteuning wenselijk. De onderzoeksadministratie zal dan ook proactiever
gaan optreden bij de ondersteuning van projectaanvragen. Hierbij wordt zowel gedacht aan het
maximaal ondersteunen van de individuele aanvraag als aan het opstellen van een strategie in de
toekomst. Deze strategie moet gezien worden in het kader van het uitgebouwd onderzoekstraject
en de valorisatiemap (naar industrie en maatschappij) van de onderzoeksgroep zoals in dit
beleidsplan wordt aangegeven. Een optimale verwevenheid tussen de andere elementen van het
strategisch beleidsplan onderzoek en de strategie voor het aantrekken van EU-fondsen wordt
daarbij beoogd. Naast algemene infosessies zal de onderzoeksadministratie zich engageren om
proactief naar de onderzoeksgroepen toe te treden om met hen deze strategie te bespreken en de
beschikbare ondersteuning daarbij verder toe te lichten. Het doel van deze ondersteuning is het
verhogen van aangetrokken externe financiering en het opbouwen van de nodige knowhow om
Europees succes te bestendigen.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Bonus voor maatschappelijke valorisatie: 150.000
euro per jaar; incentives voor Europese onderzoeksfinanciering: 400.000 euro per jaar.
Internationale wetenschappelijke samenwerking
- Instrument en doel: De ondersteuning van internationale wetenschappelijke samenwerking gebeurt
via financiering van en voor jonge onderzoekers, met een specifiek luik gericht op
ontwikkelingssamenwerking als traditioneel aandachtspunt van de universiteit (in onderzoek en
onderwijs). De deelprogramma's betreffen (1.1.) PhD-beurzen in het kader van
ontwikkelingssamenwerking, (1.2.) Doctoraatsprojecten in samenwerking met geprivilegieerde
partnerinstellingen, en (2.) Bench fees voor de VUB-doctorandi in het kader van bilaterale
samenwerkingsovereenkomsten aangaande gezamenlijke doctoraatsprojecten.
- Geplande acties: In de termijn 2013-2017 zullen de concrete samenwerkingen van start gaan met
de bijkomend naast eerste partner (University of Ljubljana) geselecteerde geprivilegieerde
partneruniversiteiten (1.2.), zijnde de Universiteit Groningen (2012) en de University of Warwick
(2013), en zal worden onderzocht hoe de Internationale wetenschappelijke samenwerking verder
kan worden uitgebouwd. Daarnaast zal de invoer van het nieuw beleidsinstrument 'Joint Research
Centres' worden besproken.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 10 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Internationale samenwerkingsakkoorden:
200.000 euro per jaar (University of Ljubljana, Universiteit Groningen), uitgebreid met
100.000 euro per jaar (University of Warwick); PhD beurzen in het kader van
ontwikkelingssamenwerking: 230.000 euro per jaar; Joint PhD's en Alliantieonderzoeksgroepen:
100.000 euro per jaar; Oprichting van 'Joint Research Centres': 100.000 euro per jaar.
Kwaliteitsmonitoring
Een kwalitatief onderzoeksbeleid vereist de noodzakelijke instrumenten voor monitoring en evaluatie.
Binnen het onderzoeksdepartement is de evaluatie, van enerzijds de onderzoeksaanvragen en
anderzijds de verdere uitbouw van het instrumentarium, gebaseerd op internationaal erkende criteria,
parameters en modellen. Bovendien ontwikkelt het onderzoeksdepartement in dit verband eigen
expertise, dit zowel in het kader van de interuniversitaire ECOOM-samenwerking, als op autonome
wijze. Wat het eerste betreft, gaat de aandacht hierbij naar de ontwikkeling van indicatoren,
meetinstrumenten en evaluatiemodellen die betrekking hebben op individuele excellentie van
onderzoekers en op de evaluatie van kwaliteit en impact van artistiek onderzoek. Bijkomend wordt in
de beleidsperiode 2013-2017 sterk ingezet op het ontwerpen van indicatoren (binnen een breder
evaluatiemodel) die peilen naar de maatschappelijke, sociale en culturele impact van onderzoek, en dit
vanuit het perspectief dat het onderzoek binnen de verschillende disciplines, meervoudige
valorisatietrajecten kan schragen en als dusdanig tot verschillende vormen van impact kan leiden. De
ontwikkeling van expertise op dit vlak vormt onderdeel van de cel Data en Beleid die in 2013 binnen
het onderzoeksdepartement werd opgericht.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 11 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID
De aandacht voor goed bestuur werd recent versterkt via een reeks nieuwe, hieronder toegelichte
maatregelen en instrumenten9. Hierin zijn verschillende van de onderliggende aspecten en principes
aanwezig inzake bestuur, beheer en beheersing van de materie, organisatie en uitvoering,
responsabilisering en verantwoording, toezicht en controle, transparantie, efficiëntie en effectiviteit,
integriteit en deontologie. Aan een aantal van deze aspecten wordt tevens tegemoetgekomen via de
kwaliteitszorg in het onderzoek (evaluatie van beleidsinstrumenten, monitoring van
onderzoeksprestaties), via de vorming van onderzoekers (wetenschappelijke integriteit), en via de
opvolging van het Algemeen Strategisch Plan van de universiteit (zie de desbetreffende hoofdstukken
I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK en IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN
ONDERZOEKERS).
Charter Goed Bestuur
- Instrument en doel: In het herziene BOF-besluit (VR 21.12.2012) werd voorzien dat het reglement
voor de interne toewijzing van de globale middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds is ingebed in
het Charter Goed Bestuur van de universiteit. In 2013 werden in dit kader reeds enkele specifieke
bepalingen goedgekeurd aangaande de verantwoordelijkheden als lid van de Onderzoeksraad
(effectief en plaatsvervanger) ten aanzien van de universitaire gemeenschap, onder meer via
interactie met en een goede informatiedoorstroming naar de faculteiten.
- Geplande actie: Zodra het VUB Charter Goed Bestuur is goedgekeurd, zal het OZR-reglement hierin
worden ingebed
Samenstelling Bureau van de Onderzoeksraad
- Instrumenten en doel: In 2013 werden plaatsvervangers en een maximale termijn ingevoerd voor
de leden van het Bureau van de Onderzoeksraad. De invoer van plaatsvervangers kadert in de zorg
voor continuïteit, via aanduiding van voormalige of mogelijk toekomstige effectieve BOZ-leden als
plaatsvervangers. De plaatsvervangers zetelen tevens bij afwezigheid van de effectieve leden.
- Geplande actie: In academiejaar 2013/2014 zullen de bepalingen dienaangaande voor het eerst
worden toegepast.
Commissie Wetenschappelijke Integriteit
- Instrument en doel: In 2013 werd een Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI)
toegevoegd als nieuw OZR-adviesorgaan, die conform het nieuwe ZAP-reglement (RvB 03.07.2012)
ad hoc instaat voor dossiers aangaande deze materie (ter vervanging van de reeds in 2002 in het AP-
reglement voorziene procedure voor de behandeling van vermoedens van wetenschappelijk
wangedrag). Deze nieuwe structuur kadert tevens in een verhoogde aandacht voor deze materie
(preventie en educatie) op Vlaams niveau, en overleg aangaande de oprichting van een Vlaamse
orgaan dienaangaande (FWO/BU/13/57).
- Geplande actie: In de termijn 2013-2017 zullen de bepalingen dienaangaande waar nodig worden
aangepast of verfijnd.
9 Indicatie van de huidige financiële onderbouwing is hier niet van toepassing (geen financieringskanalen).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 12 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Strategische Beleidsfiches Onderzoek
- Instrument en doel: Sinds 2002 kregen de vakgroepen met de "Basisfinanciering voor vakgroepen"
(zie hoofdstuk I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK) een expliciete
verantwoordelijkheid op het vlak van onderzoeksbeleid, en ook de middelen om hun lokale
onderzoeksstrategieën uit te bouwen en te ondersteunen. Het financieringsmodel werd gekaderd in
een ruime beleidsvisie die een brede stimulans inhoudt naar het beleid van de vakgroepen toe (incl.
schaalvergroting, internationalisering, netwerkvorming, onderzoeksoutput, externe fondsenwerving,
begeleiding van doctorandi). De vakgroepen rapporteren jaarlijks hun onderzoeksbeleid aan de
Onderzoeksraad onder de vorm van een Strategische Beleidsfiche Onderzoek. Alle beleidsfiches
zijn consulteerbaar voor de VUB-onderzoeksgemeenschap, en vormen een uitgangsbasis voor dialoog
tussen onderzoeksbeleid en vakgroep, geïnitieerd door de OZR-leden.
- Geplande actie: Met ingang van 2013 wordt in de "Strategische Beleidsfiche Onderzoek" expliciet een
paragraaf verwacht aangaande het door de vakgroep gevoerde publicatiebeleid (BOZ 22.05.2013),
wat de mogelijkheden inzake toetsing en bespreking hiervan zal bevorderen. Bij deze gesprekken zal
verder de besteding van middelen aan jonge vorsers een bijzonder aandachtspunt zijn.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 13 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
III. VERSTERKING VAN DEELNAME VAN VROUWEN EN ALLOCHTONEN AAN HET ONDERZOEK
Stuurgroep Genderactieplan
- Instrument en doel: De onderzoeksadministratie is lid van de stuurgroep Genderactieplan
(installatievergadering 08.07.2013) en verzorgt de opvolging van de gemaakte aanbevelingen die
kaderen in het onderzoeksbeleid.
- Geplande acties: Te plannen acties in onderzoekscontext zullen nader vorm krijgen na de
installatievergadering.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Samenstelling van de plenaire Onderzoeksraad en van de adviesorganen
- Instrument en doel: Sinds 2008 wordt bij de jaarlijkse samenstelling van de Onderzoeksraad wat
betreft de effectieve leden een expliciete toetsing voorzien aan kwaliteitsvereisten en
genderevenwicht (RvB 12.02.2008).
- Geplande actie: Met ingang van 2013 zijn de bepalingen inzake genderevenwicht dwingender en
uitgebreid naar de adviesorganen betrokken bij de toekenning van middelen.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Aangepaste termijnen
- Instrument en doel: Er wordt doorlopend aandacht besteed aan mogelijke concrete
reglementswijzigingen die gelijke kansen bevorderen, in het bijzonder aangaande de deelname van
vrouwen aan het onderzoek (bv. met de in 2013 aangepaste anciënniteitsvoorwaarde in het kader
van de Methusalemfinanciering voor toonaangevende onderzoekers).
- Geplande acties: Doorlopend aandachtspunt.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Activiteiten in het kader van de Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding
- Instrument en doel: De Centrale Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools hebben doorlopend
aandacht voor genderevenwicht in het opleidingsaanbod dat ze inrichten. Zo ondersteunde de
Centrale Doctoraatsbegeleiding op 8 maart 2013 de CampusTalks sessie in het teken van de
Internationale Vrouwendag, waarbij enkel vrouwelijke onderzoekers aan het woord kwamen rond het
thema ‘Gender Bias in Science’. Op 29 en 30 november 2012 woonde de coördinator van de Centrale
Doctoraatsbegeleiding in het Europese Parlement de European Gender Summit bij, met als thema
‘Quality Research and Innovation through Equality’.
- Geplande acties: Op 13 september 2013 zal in Brussel het symposium ‘Family in Science’
plaatsvinden, georganiseerd in interuniversitaire samenwerking en met als topics onder meer 'Dual
Career' en 'Work-life Balance'.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: De werking van de Centrale
Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools is deels bepaald door de voorwaarden van de subsidie
van de Vlaamse Regering voor de omkadering van jonge onderzoekers (487.721 euro in
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 14 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
begrotingsjaar 2012), o.a. aandacht voor het genderevenwicht en interuniversitaire samenwerking
met minstens 2 andere Vlaamse universiteiten.
Activiteiten in het kader van Wetenschapscommunicatie
- Instrument en doel: De expertisecel Wetenschapscommunicatie organiseert regelmatig initiatieven
gericht op de specifieke kansengroepen 'vrouwen' en 'allochtonen', in samenwerking met externe
partners. Hieronder bevindt zich 'RoboCup Junior', een initiatief met als doel jongeren te
sensibiliseren voor wetenschappen, techniek en meer specifiek robotica, met 'meisjes' en
'allochtonen' als specifieke doelgroepen. Om de belangstelling bij jongeren in STEM-richtingen
opnieuw te laten toenemen lanceerde de Vlaamse Overheid het STEM-actieplan 2012-2020, met
onder meer een beleidsthema’s dat meer meisjes wil motiveren in de richting van STEM-beroepen.
De projecten 'Technogrieten' en 'FabLab Junior' leggen de focus op meisjes, met extra aandacht voor
meisjes uit maatschappelijk kwetsbare groepen (nieuwkomers, allochtonen).
- Geplande acties: In 2013 gaat in het kader van 'RoboCup Junior' de samenwerking met een van de
partners van start, wordt een project gericht naar 10- tot 12-jarige meisjes ingediend bij het
Impulsfonds (Federaal migrantenbeleid) en een Brugproject via het Agentschap Ondernemen.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: De werking van RoboCup wordt momenteel
gefinancierd door een bijdrage vanuit alle associaties, en ondersteund door UAB-personeel (0,5 VTE
gefinancierd via het financieringsconvenant wetenschapscommunicatie met de Vlaamse overheid).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 15 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN ONDERZOEKERS
De carrière van vorsers blijft een belangrijk aandachtspunt in de komende beleidsperiode. De VUB zal
in deze context haar bijdrage leveren in het kader van internationale initiatieven zoals de HR Strategy
Group en het EU pilootproject EURAXESS Rights (institutional pilot group on the "human resources
strategy for researchers incorporating the charter and the code", HRS4R), en zal een maximale
implementatie van het ‘European Charter for Researchers and the code of conduct for the recruitment
of researchers’ nastreven.
Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding
- Instrument en doel: In het kader van de doctoraatsopleiding worden door de Centrale
Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools onder meer weerkerende activiteiten georganiseerd
die de doctorandi een goede publicatiecultuur bijbrengen, en hen wijzen op het belang van
wetenschappelijke integriteit. Andere integriteits- en prestatiegerelateerde beleidsinstrumenten
in het domein van de doctoraatsbegeleiding zijn de Ombudsman/-vrouw voor doctorandi en het
profiel van de goede promotor (waarvan de werking en de toereikendheid doorlopend wordt
bewaakt en waar nodig aangepast), en het doctoraatsportfolio (een online documentatiesysteem dat
doctorandi toelaat een duidelijk overzicht te behouden van de geleverde prestaties, zowel op vlak
van onderzoek als van vorming).
- Geplande acties: Verschillende acties zijn voorzien in het eerstvolgende jaar: (1) In 2013 wordt een
nieuw monitoringinstrument opgesteld met betrekking tot de duur van de voorbereiding van een
doctoraat; (2) Begin academiejaar 2013/2014 is de lancering voorzien van het nieuwe
doctoraatsportfolio, gelinkt aan CaLi en aan de nieuwe onderzoeksdatabank (PURE); (3) De
uitwerking van het volledige aanbod van de doctoraatsopleiding zal in het academiejaar 2013/2014
voor het eerst gebeuren met explicitering van de doelgroep naargelang de fase waarin de
onderzoeker zich bevindt (starter, junior, advanced, senior, postdoc), voor een meer efficiënte
training.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Voor de doctoraatsopleiding: 30.000 euro per jaar
per Doctoral School + 50.000 euro per jaar voor de Centrale Doctoraatsbegeleiding + Subsidie voor
de Omkadering van Jonge Onderzoekers (487.721 euro in begrotingsjaar 2012). Voor de
ontwikkeling van het doctoraatsportfolio: 120.000 euro in 2013 (uit de Subsidie voor de
Omkadering van Jonge Onderzoekers).
BIJLAGE 3: Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017
Career Centre
- Instrument en doel: In samenwerking met de Centrale Doctoraatsbegeleiding breidt het VUB Career
Center zijn dienstverlening nu uit voor doctorandi. Doctorandi en alumni kunnen bij het Career
Center terecht voor individuele loopbaanbegeleiding en vanaf academiejaar 2013/2014 ook voor
trainingen. De dienstverlening wordt actief gepromoot o.a. op relevante evenementen. Het Career
Center heeft permanent aandacht voor de inzetbaarheid van doctors op de arbeidsmarkt en
onderneemt stappen om de doelgroep meer te betrekken bij de jobbeurzen die traditioneel enkel op
2de-cyclusstudenten gericht zijn.
- Geplande acties: In de komende beleidsperiode zal worden gewerkt aan de ontwikkeling en
aanbieding van “in-house” loopbaancoaching en training voor doctorandi. In 2013 is een stand
voorzien op de PhD Job Fair (15.10.2013, Leuven).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 16 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Een deel van de acties wordt op ad hoc basis
ondersteund via de Subsidie voor de Omkadering van Jonge Onderzoekers.
ZAP-Opdrachtsmatrix
- Instrument en doel: De ZAP-Opdrachtsmatrix werd ingevoerd (RvB 01.07.2008) om uniforme criteria
en richtwaarden aan te bieden voor de evaluatie van academische dossiers van individuele
vorsers op verschillende niveaus (faculteiten, onderzoeksraad, ...), gedifferentieerd naar graad en
discipline. Het instrument wordt onder meer systematisch toegepast bij de wettelijk verplichte 5-
jaarlijkse evaluatie van een ZAP-lid, vanaf 2009 vergezeld van een kwantitatief overzicht van
prestatie-indicatoren op onderzoeksvlak. Deze laatsten betreffen ofwel onderzoeksprestaties in
categorieën die gecorreleerd zijn met wetenschappelijke kwaliteit, ofwel onderzoeksprestaties die
kunnen worden afgewogen ten opzichte van referentiewaarden. Sinds de invoer van het instrument
gebeurden verschillende actualiseringen en aanvullingen ad hoc.
- Geplande actie: In 2013 werd voorgenomen om als aanvulling in het kwantitatief overzicht op
onderzoeksvlak expliciet een aantal valorisatiegeoriënteerde prestaties toe te voegen.
- Indicatie van de huidige financiële omvang: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Onderzoeksmandaten op senior niveau (BOF-ZAP)
- Instrument en doel: Via de Senior Research Fellowships (BOF-ZAP) worden excellente vorsers in
staat gesteld om hun tijd nagenoeg volledig aan onderzoek te besteden, en wordt ruimte voorzien
om houders van prestigieuze extern toegekende onderzoeksmandaten (ERC Starting Grants,
Odysseusmandaten) voor langere tijd een voltijdse onderzoeksloopbaan aan de universiteit te
bieden.
- Geplande actie: Met ingang van 2013 wordt het budget voor deze mandaten verhoogd, wat opnieuw
ruimte creëert voor Senior Research Fellowships binnen geselecteerde thema's.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 2.240.000 euro per jaar, met voorziene groei
naar 3.000.000 euro per jaar (30 VTE) in de termijn 2013-2017.
Sabbatical Leaves
- Instrument en doel: Sinds academiejaar 2001/2002 worden jaarlijks naargelang de
begrotingsmogelijkheden enkele sabbatical leaves ter beschikking gesteld als vrijstellings- en herbronningsmogelijkheid voor ZAP-leden.
- Geplande actie: Met ingang van academiejaar 2013/2014 zijn naar aanleiding van de berekening
van de Basisfinanciering voor vakgroepen bijkomende sabbatical leaves beschikbaar met
domeinbestemming (Humane Wetenschappen) en bijzondere aandacht in de selectieprocedure voor
belasting inzake onderwijs en lidmaatschap van beleids- en adviesorganen, en voor
gendergerelateerde argumenten.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 375.000 euro per jaar (5 VTE, waarvan 2 VTE via
budget Basisfinanciering voor vakgroepen)
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 17 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Persoonsgebonden bonussen (senior niveau)
- Instrument en doel: Sinds 2011 wordt aan opstartende ZAP-leden die aan de gestelde voorwaarden
voldoen een ZAP-startfinanciering toegekend ten bedrage van ruim één jaar predoc-
ondersteuning. Met de huidige toekenningsvoorwaarden wordt een stimulans en een troef gegeven
voor het internationaal aantrekken van vorsers, en voor een betere genderbalans.
- Geplande actie: In het begin van de termijn 2013-2017 zal met hoge prioriteit worden onderzocht
hoe de ZAP-startfinanciering kan worden uitgebreid van de nu geldende voorwaarden naar een
meer algemene toepassing voor opstartende ZAP-leden, gezien de sterke vraag hiernaar vanuit de
onderzoeksgemeenschap.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 400.000 euro per jaar, met voorziene groei naar
600.000 euro per jaar vanaf oktober 2013.
Opvangmandaten voor doctorandi en postdocs
- Instrument en doel: Sinds 2012 worden opvangmandaten voor doctorandi en postdocs centraal
beheerd zonder domeinversleuteling. Over alle disciplines heen worden de beste kandidaten
geselecteerd.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 400.000 euro per jaar voor opvang van 5 FWO-
Postdocaanvragen; Jaarlijkse opvang van ≥ 14 FWO-Aspirantaanvragen en ≥ 8 IWT-
Specialisatiebeursaanvragen.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 18 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
V. COMMUNICATIE OVER LOPEND EN AFGEROND ONDERZOEK
- Instrument en doel: In de nieuwe financieringsovereenkomst voor wetenschapscommunicatie
(2013-2017) is een nieuwe doelstelling ingeschreven: Het creëren van een cultuur van
wetenschapscommunicatie bij de onderzoekers. Het doel is om onderzoekers te inspireren en
ondersteunen om zelf over hun onderzoek of over wetenschap in het algemeen te communiceren
naar een breed publiek. Aangezien wetenschapscommunicatie is ingebed in de
onderzoeksadministratie (in tegenstelling tot de meeste andere universiteiten waar deze dienst deel
uitmaakt van de communicatiedepartementen) is een samenwerking met de dienst Marketing en
Communicatie en Events van de VUB opgezet om een beroep te kunnen doen op reeds bestaande
expertise binnen die dienst. Op deze wijze kan voor de verspreiding van informatie ook een beroep
worden gedaan op de reeds in verre mate ontwikkelde communicatiekanalen van deze dienst. In
2012 werd deze samenwerking reeds sterk uitgebreid. In 2013 worden woorden in daden omgezet
door een officiële samenwerking in relaties naar scholen, media, alsook een afvaardiging in de
redactieraad van de ‘Akademos’.
Vanaf 2013 heeft de cel Wetenschapscommunicatie ingezet op deze nieuwe doelstelling maar
voerde in een eerste fase een behoefteonderzoek bij de onderzoekers om zo de ondersteuning in
communicatie over onderzoek beter te kunnen afstemmen op de precieze noden. Een eerste stap
werd reeds in 2013 genomen. Om onderzoekers voor te bereiden op de
wetenschapscommunicatietaak, zal in samenwerking met de Doctoral Schools en alle andere
associaties jaarlijks een ‘Summer School in WECOM’ worden georganiseerd in de eerste week van
de maand juli.
- Geplande acties: De resultaten van hoger vermelde bevraging zullen samen met de betrokken
diensten worden geanalyseerd met als doel te leiden tot effectieve dienstverleningen, via de
diensten van het departement Marketing en Communicatie of de diensten van de
onderzoeksadministratie, afhankelijk van de precieze vragen van de onderzoekers. Een reeds
concrete actie is de jaarlijkse Summerschool Wetenschapscommunicatie, waarvoor de datum in
2014 reeds is vastgelegd. De vraag rijst hierbij of de kunst om op een begrijpelijke manier te
communiceren over eigen onderzoek niet moet worden aangeleerd samen met de onderzoeksskills,
met name in de masterjaren.
Omdat het belang van sociale media in communicatie over onderzoek niet te onderschatten is, zal
binnen de cel Wetenschapscommunicatie een expert Sociale Media worden opgeleid. Via workshops
of persoonlijk advies zullen onderzoekers worden bijgestaan in communicatie over hun onderzoek.
De cel Wetenschapscommunicatie zal ook speerpunten in het VUB-onderzoek toegankelijk
communiceren via ‘onderzoeksfiches’ op de website en eventueel in een brochure. We willen op
termijn komen tot een aantal themafiches die op een laagdrempelige en aantrekkelijke manier
uitleggen welk onderzoek er aan de VUB rond bepaalde thema’s wordt verricht.
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Om deze ondersteuning te geven wordt op dit
ogenblik een tijdsbesteding van 0,3 VTE voorzien op de financiering wetenschapscommunicatie van
de Vlaamse overheid vanaf academiejaar 2013/2014. Gezien dit in ontwikkeling is wordt de
personeelsbesteding geschat op 0,75 VTE. De voorlopige bijdrage vanuit wetenschapscommunicatie
voor de Summerschool wordt geschat op 1000 euro per editie. (Het grootste deel wordt gedragen
door de Centrale Doctoraatbegeleiding, verdeling van de bijdrage tussen de associaties volgens het
aantal deelnemers per associatie).
BIJLAGE 2: Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017 - 19 / 19 - Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Gebruikte afkortingen
BOF Bijzonder Onderzoeksfonds
BOZ Bureau van de Onderzoeksraad
CaLi Campus Lifecycle
CWI Commissie Wetenschappelijke Integriteit
EhB Erasmushogeschool Brussel
ERC European Research Council
FWO Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek
GEAR Group of Expertise in Applied Research
HRS4R Human Resources Strategy for Researchers
IOF Industrieel Onderzoeksfonds
IUAP Interuniversitaire Attractiepolen
IWT Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
OZR Onderzoeksraad
RvB Raad van Bestuur
SBO Strategisch Basisonderzoek
STEM Science, Technology, Engineering and Mathematics
UAB Universitaire Associatie Brussel
UGent Universiteit Gent
ULB Université Libre de Bruxelles
UMC Universitair Medisch Centrum
UZBrussel Universitair Ziekenhuis Brussel
VTE Voltijds Equivalent
WECOM Wetenschapscommunicatie
ZAP Zelfstandig Academisch Personeel
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 1 Ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de Interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie Brussel 2009-2013
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 1 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Universitaire Associatie Brussel
Technology Transfer Interface
Ondersteuning van de Industriële Onderzoeks-fondsen en de Interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie Brussel 2009- 2013 Technology Transfer Interface
Confidentieel document
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 2 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Inhoudstabel
1. Executive summary 3 2. Wettelijk kader en beleidsorganen 4 2.1 Decretaal kader 2.2 Beleidstructuur 2.3 De raad voor het industrieel onderzoeksfonds (IOF) 2.4 De commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer (KITT) 2.5 De Technology Transfer Interface (TTI) 3. De strategische visie van de universiteit op de opbouw van 10 toepassingsgerichte kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek 3.1 Onderzoeksbeleidsplan van de Vrije Universiteit Brussel 3.2 Dienstbetoon en valorisatie in de Universitaire Associatie Brussel 4. De wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch 12 basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek, met economische finaliteit, van de universiteit. De strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken 4.1 Het IOF-beleidskader van 2004 tot 2009 aan de VUB en EhB 4.2 De realisaties in het IOF-beleidskader 2004 tot 2009 4.3 Analyse van de implementatie van het IOF 4.4 Het IOF-beleidskader vanaf 2009 4.5 Cijfermatige doelstellingen van het IOF 5. De wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen 21 binnen de associatie zelf en op associatieniveau. De strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de interfacedienst wil bereiken. De wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF. 5.1 Missie van de Interface-dienst 5.2 Aanbevelingen uit de evaluatie van de universitaire interfacediensten 5.3 Krijtlijnen van het Onderzoeks-beleidsplan 2006-2011 5.4 De werking van de Interfacedienst en het IOF 5.5 Cijfermatige doelstellingen van de TTI 5.6 De verdere aansluiting van IOF en Interface op langere termijn
6. De wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil 28 komen tussen de associaties onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk 6.1 Samenwerking tussen de Interfacediensten van de Vlaamse associaties 6.2 Actieplan 2009-2013.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 3 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
1. Executive summary Conform Art.101bis van het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs diende de Associatie Brussel een algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement
vast te leggen, waar het dienstbetoon- en valorisatiereglement deel van uitmaakt. Aangezien binnen
de Vrije Universiteit Brussel reeds een voor valorisatie bevoegde dienst bestond, de Technology
Transfer Interface (TTI), werd de taak van deze dienst uitgebreid tot het geheel van de Associatie.
De TTI werd ook versterkt om deze opdracht te kunnen opnemen.
Het Industrieel onderzoeksfonds (IOF) is vier jaar operationeel en opengesteld naar alle
onderzoekers van de associatie. De interne evaluatie van het gevoerde ʻprogramma-beleidʼ is aan
de gang: de financiering van onderzoeks- of vakgroepen die de gemiddelde schaal van de
universiteit ruim overstijgen en die een lange-termijn ʻvalorisatie-roadmapʼ kunnen uittekenen als
Zwaartepunten en Groeiers, zal verder worden verstevigd maar ook worden aangevuld met
bijkomende pijlers. Hierbij wordt zowel op korte-termijn ondersteuning gemikt, onder de vorm van
Proof-of-concept financiering, als op langere-termijn projecten die de rol van de UAB in het
internationale onderzoekslandschap moeten verstevigen.
De externe evaluatie van de TTI heeft tot gevolg dat de werking op kritische punten werd
bijgesteld. De samenwerking met bedrijven en vooral het Vlaamse KMO-landschap, zal een
prioritair aandachtspunt zijn dat in de volgende jaren wordt opgenomen. De rol die de
Erasmushogeschool kan spelen, bv. op het gebied van het versterken van de samenwerking met
KMOʼs en het vergroten van de associatieportefeuille aan dienstbetoonprojecten, zal verder
ondersteund worden. Ook de aandacht voor valorisatie-output uit de Humane wetenschappen,
wordt via de samenwerking met het project Technologisch Ondernemen uitgebreid. Dankzij de
nauwe samenwerking met dit project, kan er aan de UAB invulling worden gegeven aan de
opleiding van entrepreneur-profielen.
De UAB onderschrijft het gezamenlijk actieplan van TTO Flanders, waarin de Vlaamse associatie-
interfaces hun samenwerking formaliseren en activiteiten ontplooien die bijdragen tot de versterking
van het ʻInnovatiecentrum Vlaanderenʼ.
______________
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 4 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
2. Wettelijk kader en beleidsorganen Voorliggend strategisch plan is opgesteld conform de richtlijnen van het Besluit van de Vlaamse
Regering betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de
interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap van 5 juni 2009, art 8.
Het IOF werd als intern bestemmingsfonds van de universiteit georganiseerd, overeenkomstig art
22 van dit Besluit dient het meerjarenbeleidsplan in dat geval volgende elementen te bevatten:
1° de strategische visie van de universiteit op de opbouw van toepassingsgerichte
kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van
wetenschappelijk onderzoek;
2° de strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil
bereiken;
3° de strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de
interfacedienst wil bereiken;
4° de wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch basisonderzoek en toegepast
wetenschappelijk onderzoek, met economische finaliteit, van de universiteit;
5° de wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen binnen de associatie
zelf en op associatieniveau;
6° de wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil komen tussen de associaties
onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk;
7° de wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF
2.1 Wettelijk kader Wetenschappelijke dienstverlening wordt in het universiteitsdecreet (dd. 12 juni 1991, zoals
geamendeerd) beschreven als één van de drie basisopdrachten van de universiteit, naast
academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In de praktijk wordt hiermee alle onderzoek
in opdracht van derden bedoeld, evenals de valorisatie van onderzoeksresultaten. Het decreet van
de Vlaamse Gemeenschap d.d. 22. 02. 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke
dienstverlening schept hiervoor het wettelijk kader. Art 169 ter van het Universiteitsdecreet bepaalt
bovendien dat de vermogensrechten op vindingen in het kader van onderzoek, toebehoren aan de
Universiteit.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 5 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
De Vrije Universiteit Brussel was één van de eerste Vlaamse universiteiten die een eigen
valorisatiereglement uitwerkte met bepalingen van return naar uitvinders en onderzoeksploegen. Dit
valorisatiereglement dateert van 17 maart 1998 en was een aanvulling van het VUB-reglement op
de wetenschappelijke en maatschappelijke dienstbetoonactiviteiten dd. 28 maart 1995. Het
valorisatieregelement is, conform het Algemeen Onderzoeks- en samenwerkingreglement van de
UAB, aangepast en uitgebreid naar het geheel van de associatie (beslissing UAB RvB d.d.
18/12/2008). Het dienstbetoonreglement is, eveneens conform het Algemeen Onderzoeks- en
samenwerkingreglement van de UAB, aangepast en uitgebreid naar het geheel van de associatie
(beslissing RvB UAB d.d. 18/06/2007).
Conform Art.101bis van het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs diende de Associatie Brussel een algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement
vast te leggen, waar het dienstbetoon- en valorisatiereglement deel van uitmaakt. Aangezien binnen
de Vrije Universiteit Brussel reeds een voor valorisatie bevoegde dienst bestond, de Technology
Transfer Interface (TTI), die werkt onder het gezag van de vicerector onderzoek die inzake
valorisatiebeslissingen bevoegdheid van de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel
kreeg, werd de taak van deze dienst uitgebreid tot het geheel van de Associatie.
Concreet betekent dit dat TTI de valorisatie van onderzoek van het geheel van de Universitaire
Associatie Brussel behartigt.
2.2 Beleidstructuur
Dit IOF-beleidsplan moet gelezen worden in een breder kader, naast andere bestaande
beleidsplannen (opgesteld binnen het kader van het BOF, het structuurdecreet en het interne
universitaire beleid):
- De sector Onderzoek van de universiteit maakt een 5 –jaarlijks beleidsplan in het kader van
het BOF-besluit. Het lopende beleidsplan overspant de periode 2006-2011. Het ʻIndustrieel
beleidʼ maakt hier deel van uit.
- Het beleidsplan van de associatie
- De krachtlijnen van het onderzoeksbeleid in het algemeen strategisch plan van de universiteit
bevatten een hoofdstuk over industrieel beleid en transfer van kennis.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 6 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Het valorisatiebeleid van de associatie ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de vice-rector
onderzoek van de universiteit. Hij rapporteert over zijn beleid aan het universitair bestuur (het
Rectorencollege, het Bestuurscollege en de Raad van Bestuur van de VUB) en aan het
associatiebestuur.
De vier raden die de vice-rector onderzoek bijstaan in zijn beleidsvorming zijn de onderzoeksraad
van de VUB (OZR), de commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer van de VUB (KITT),
de raad voor het industrieel onderzoeksfonds van de UAB (IOF) en het bureau onderzoek van de
associatie Brussel van de UAB (BOAB).
De Technology transfer interface (TTI) is de operationele cel die de KITT- en de IOF-raden
ondersteunt en het valorisatiebeleid aan de UAB vormgeeft.
De Technology transfer interface maakt deel uit van het geheel van het R&D department, de
administratie van de vice-rector onderzoek.
-R staat voor onderzoeksmanagement (waaronder kwaliteitszorg, wetenschapscommunicatie
en de EU-cell resorteren),
-D staat voor alle taken die de Technology tranfser interface op zich neemt (zie verder)
2.3 De raad voor het industrieel onderzoeksfonds (IOF)
Het IOF-reglement van de VUB werd in 2008 gewijzigd in functie van het ʻBesluit van de Vlaamse
Regering betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen in 2006 en 2007ʼ
(overgangsregeling dd. 8 december 2006).
De samenstelling van de IOF-raad is als volgt:
-Lode Wyns: voorzitter, Vice-rector onderzoek
Voorzitter vakgroep Biotechnologie (IMOL-DBIT )
-Jan Cornelis: vertegenwoordiger uit de OZR-advies subcommissie basis-, natuur- en toegepaste wetenschappen
Voorzitter vakgroep Elektronica en informatieverwerking (ETRO )
-Marc Goldchstein: vertegenwoordiger uit de OZR-advies subcommissie humane wetenschappen Coördinator opleiding ʻEntrepreneurshipʼ, Faculteit Economische, Sociale en Politieke wetenschappen, Marketing manager Enfocus NV
-Danny Pipeleers: vertegenwoordiger uit de OZR-advies subcommissie biomedische wetenschappen
Voorzitter vakgroep Pathologische biochemie en fysiologie (MEBO- Diabetes research center)
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 7 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
-Axel Bossuyt: raadgever uit het UZBrussel
Voorzitter vakgroep Medische beeldvorming en fysische wetenschappen (BEFY )
-Mark Runacres: vertegenwoordiger voor EhB, dept IWT (Industriële wetenschappen)
-Marc Lybaert: vertegenwoordiger voor EhB, dept RITS ( Audiovisuele en Dramatische Kunsten)
-Rita Temmerman: vertegenwoordiger voor EhB, dept TTK (Toegepaste taalkunde)
-Peter Swinnen: vertegenwoordiger voor EhB, dept KCB (Koninklijk Conservatorium Brussel)
-Elvira Haezendonck: vakgroep Bedrijfskunde en strategisch beleid, experte uit het domein Economie
-Viviane Jonckers: Vakgroep computerwetencshappen, experte uit het domein ICT
-Frank Gielen: vertegenwoordiger uit het domein ʻengineeringʼ (technology transfer officer interface R&D), Technology transfer officer ʻapplied sciencesʼ voor TTI. Manager Spinnovation NV
-Gilles Capart: externe expert (Ex-Managing Director SOPARTEC (technology transfer bedrijf van UCL)
-Jose Zurstrassen: externe expert. Mede-oprichter van Skynet en Keytrade bank
-Rudy Dekeyser: externe expert. Managing director VIB
-NN Externe expert (nog in te vullen).
De samenstelling van de IOF-raad zal conform met het nieuwe besluit, worden aangepast voor 1 maart 2010.
2.4 De commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer (KITT)
Met het aantreden van het nieuwe Rectoraat, werd de bestaande commissie voor Industrieel beleid
(CIB) omgevormd tot de Commissie Kennis-, Innovatie- en Technologie Transfer (KITT).
De commissie is samengesteld uit experten die ervaring hebben met industriële contacten, met
valorisatie van onderzoek, met netwerkvorming enz. Ze wordt geconsulteerd bij beleidsvoorstellen
rond industriële aspecten, en ze kan initiatieven nemen rond ad hoc dossiers zoals octrooien, de
oprichting van een spin-off, industriële samenwerking, enz. Het is de bedoeling de voorstellen te
toetsen aan de ervaring van de leden.
De commissie kan via een elektronisch netwerk worden geconsulteerd bij dringende dossiers en
indien nodig kan een bureau worden aangeduid uit haar midden.
De voorzitter van de commissie krijgt de bevoegdheid alle dossiers met betrekking tot kennis- en
technologie- transfer uit te werken, ondersteund door de Technology Transfer Interface. Dit houdt
tevens in het formuleren van beleidsvoorstellen en van ad hoc adviezen rond specifieke projecten,
het uitbreiden van een netwerk met de industrie en maatschappelijke actoren en de
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 8 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
vertegenwoordiging van de universiteit in externe organen als Voorzitter van de Commissie voor
Kennis, Innovatie enTechnology Transfer- KITT- van de VUB.
De commissie functioneert zoals voorheen ten behoeve van het rectorencollege, het
bestuurscollege en de raad van bestuur en onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de
vice-rector onderzoek, naar analogie met de Onderzoeksraad.
Samenstelling
-Voorzitter Jan Cornelis
-Voor het UZBrussel: Marc Noppen
-3 leden biomedische wetenschappen: Romain Meeussen, Vera Rogiers, Kris Thielemans
-3 leden humane wetenschappen: Ignace Glorieux, Raymond Cluydts, Marc Jegers
-3 leden basis en toegepaste wetenschappen: Luc De Vuyst, Robert Meersman, Jan Wastiels
-externen: Jean Vereecken (ICAB), genodigden in functie van het dossier
De samenstelling van de KITT-raad zal eveneens voor 1 maart 2010 worden gewijzigd.
2.5 De Technology Transfer Interface (TTI)
De Technology Transfer Interface (TTI) stelt zich tot doel het toegepast onderzoek met
economische en maatschappelijke finaliteit te stimuleren en de valorisatie van onderzoek vorm te
geven.
De TTI functioneert als een aparte cel binnen het R&D departement. De werking wordt gestuurd
door verschillende ʻopdrachtgeversʼ
-de universiteit (en bij uitbreiding nu de UAB)
-de Vlaamse overheid: via het ʻBesluit over de ondersteuning van de Industriële
Onderzoekfondsen en de Interface-activiteiten van de associatiesʼ
-de Brusselse overheid, via een subsidie ʼ Ondersteuning van het Brussels Gewest
met het oog op de bevordering van technologietransfer gericht op de economische
ontwikkeling en de innovatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewestʼ
-het BI3 startkapitaalfonds: het aanbrengen van potentiële investeringsdossiers en de
opvolging van de participaties in spin-offs
De personeelsbezetting van de TTI –september 2009: 11 mensen (9.6 FTE) waarvan 2.5 FTE
aangesteld op VUB middelen (patrimonium) en 7.1 FTE op externe middelen; 2 consultants op
externe middelen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 9 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Dit geeft de volgende huidige samenstelling:
-Afdelingshoofd Technology Transfer Interface
dr. Sonja Haesen
-Technology Transfer Officer, IE beheer en licenties
dr. Hugo Loosvelt
-Technology Transfer Officer, spin offs
handelsir. Jeremy De Sy
-Technology Transfer Officer, business development (tevens coördinator project
Technologisch Ondernemen)
handelsir. Marc Goldchstein
-Juridisch adviseur, contractonderzoek
Lic. Christa De Permentier
-Juridisch adviseur, vennootschapsrecht
Lic. Kristel Mommaerts
-TTI-Liaison naar de Erasmushogeschool Brussel
Lic. Tanja Thijs
- Communication & Events TTI (Vlaanderen) en CROSSTALKS
Lic. Sara Engelen
- Communication & Events TTI (Brussel)
Lic. Alena Aga
-Contractbeheerder
Mevr. Dorien Slock
-Secretariaat
Mevr. Monique Peeters
Consultants
-Secretaris-generaal BI3 Fund (consultant)
Bruno De Vuyst
-Operationeel Directeur CROSSTALKS (consultant)
Marleen Wynants
-ad hoc consultancy
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 10 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
3. De strategische visie van de universiteit op de opbouw van toepassingsgerichte kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek
3.1 Onderzoeksbeleidsplan en algemeen strategisch plan van de Vrije Universiteit Brussel
Het onderzoeksbeleidsplan en algemeen strategisch plan van de Vrije Universiteit Brussel
definiëren de verschillende vormen van wetenschappelijke onderzoek, waarbij wordt aangegeven
dat alle wetenschappelijke onderzoektypes worden ondersteund, evenals de trajecten gaande van
de wetenschappelijke ontdekking, de uitvinding tot en met de ontwikkelings- en ontplooiingsfasen
ervan (i.e. bijvoorbeeld de implementatie van demonstratoren en prototypes, eindrapporteringen,
beleidsaanbevelingen leidend tot kennis en/of technologie overdracht naar de socio-economische
actoren zoals de overheid, de industrie, de non-profit sector).
Hierbij wordt nadruk gelegd op het belang van zowel de transfer van culturele output in het
artistieke onderzoek (o.a. van de hogescholen), de kennis- en technologie transfer naar specifieke
sectoren uit de profit en de non-profit sector en het algemene publiek, evenals op de waarde en het
potentieel van het strategisch basisonderzoek –gekarakteriseerd door valorisatiedoelstellingen-
voor maatschappij en economie. Tenslotte wijst het beleidsplan op de ondersteuning die wordt
gegeven vanuit het VUB- onderzoeksmanagement voor het projectgedreven industrieel en
toegepast onderzoek en op de speciale rol van de interface-dienst bij de ondersteuning op het vlak
van kennis- en technologie transfer, inclusief juridische raadgeving, contractnegotiatie, octrooi-
indiening, voorbereiding van business dossiers en kapitaalverschaffing voor spin-off creatie,
incubatiefaciliteiten, wetenschapsparken en de initiatieven m.b.t. technology scouting en
ondernemersinitiatie.
De verdere uitbouw van het Industrieel/ maatschappelijk dienstbetoon en beleid is daarbij gericht op
de uitbouw van een volwaardig valorisatiebeleid en bijbehorende structuur.
Een 10-puntenprogramma vat de lange-termijn betrachtingen samen:
1. Het verfijnen en toepassen van een adequaat organisatorisch en juridisch model voor
dienstbetoon en valorisatie.
2. De creatie van een geest van ondernemerschap, zonder afbreuk te doen aan de waarde van
fundamenteel onderzoek.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 11 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
3. De uitbouw van een technisch/wetenschapelijk, internationaal expertisenetwerk,
hoofdzakelijk bestaande uit universiteiten en onderzoeksinstituten waarbinnen op
vertrouwelijke basis valorisatieprojecten en/of spin-off initiatieven aan peer review kunnen
onderworpen worden.
4. Het opzetten van een netwerk van industrieën die met de UAB een bevoorrechte informatie-
uitwisseling en/of creatieve samenwerkingsrelatie wensen aan te gaan.
5. Een continue studie van het beheer en de organisatie van een startersfonds en de concrete
uitwerking ervan in samenwerking met experten ter zake.
6. De verdere uitbouw van de interfacecel voor het invullen van thans ontbrekende functies
(o.a. hulp bij het opstellen van een business plan).
7. Het uitwerken van een loopbaanmodel voor wetenschappelijke medewerkers, gefinancierd
op projectbasis.
8. Het verstevigen van de verbondenheid van onze alumni met de associatie, zodanig dat ook
een beroep kan gedaan worden op hun inzet bij de ondersteuning van initiatieven.
9. De bestaande spin-offs met UAB-afgestudeerden in kaart brengen en de bevoorrechte
binding met de associatie instandhouden.
10. Het voorzien van incubatieruimte met lokalen voor de opvang van grote onderzoeks-
projecten en doorstroommogelijkheden voor startende spin-off bedrijven.
3.2 Dienstbetoon en valorisatie in de Universitaire Associatie Brussel De Vlaamse overheid heeft de associatie van universiteiten en hogescholen geïnitieerd met het oog
op de academisering van het onderwijs en onderzoek aan de hogescholen. De VUB heeft zich met
de Erasmushogeschool geassocieerd in de Universitaire Associatie Brussel (UAB).
De associatievorming impliceert verregaande samenwerking op gebied van onderwijs, onderzoek
en valorisatieactiviteiten. De TTI van de VUB heeft van de UAB de opdracht gekregen om de
valorisatieactiviteiten van de associatie in handen te nemen. In 2006 werd daarom op de Vlaamse
Interfacesubsidie een nieuwe medewerker aangeworven die de liaison functie tussen de
associatiepartners Erasmushogeschool en Vrije Universiteit Brussel opneemt
Het lopende programma ʻBUILDING CAPACTIES – Onderzoek en Valorisatie – de
Erasmushogeschool Brussel in de kijkerʼ dat hierrond werd uitgewerkt, beoogt sensibilisering en
informatieverschaffing omtrent onderzoek en valorisatie. Dit programma zal verschillende cycli
omvatten en wordt telkens aangevuld in functie van gedefinieerde noden en behoeften.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 12 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
4. De wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek, met economische finaliteit, van de universiteit. De strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken
4.1 Het IOF-beleidskader van 2004 tot 2009 aan de VUB en EhB
Op 28 mei 2004 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de oprichting van het
Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) aan de Vlaamse Universiteiten (met uitzondering van de KUB).
Het IOF Besluit stipuleerde dat elke universiteit een eigen beleid diende te voeren dat gericht is op
het opbouwen van een portefeuille aan potentieel toepassingsgerichte kennis, met economische
finaliteit. Het IOF moest daarbij harmonieus aansluiten bij het valorisatiebeleid van de universiteit en
haar interfacewerking en leiden tot een maatschappelijke valorisatie en overdracht van de
opgebouwde kennis, onder meer via samenwerking met het bedrijfsleven, de overheid en de non-
profitsector of via het oprichten van nieuwe bedrijven.
Het IOF ging van start op 1 oktober 2004 en werd conform de regelgeving van 2006 uitgebreid naar
de EhB
Nav de oprichting van de IOF-raad werden volgende beslissingen getroffen: de Raad van Bestuur
van de Vrije Universiteit Brussel van 26 oktober 2004
-nam akte van de oprichting van het intern bestemmingsfonds, genoemd ʻIndustrieel
Onderzoeksfondsʼ of ʻIOFʼ. De middelen die de overheid ter beschikking stelde werden
ondergebracht in de begroting van de universiteit, onder afdeling IV;
-gaf opdracht aan de Vice-rector onderzoek en zijn administratie om de gegevens die het O&O
Steunpunt statistieken jaarlijks aanlevert te verifiëren opdat het aandeel van de VUB in de jaarlijks te
becijferen procentuele verdeelsleutel correct kon bepaald worden;
-hechtte haar goedkeuring aan de samenstelling van de IOF-raad en gaf de Vice-rector onderzoek
en zijn administratie de opdracht een voorstel voor de nominatieve samenstelling van de IOF-raad
aan de Raad van Bestuur voor te leggen ter goedkeuring;
-gaf de op te richten IOF-raad de opdracht een IOF-reglement uit te werken dat aan de Raad van
Bestuur ter goedkeuring dient voorgelegd te worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 13 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Overeenkomstig dit reglement werd de IOF-raad belast met de volgende taken :
-de universitaire overheid adviseren mbt de optimale besteding van de toegekende IOF-middelen
voor strategisch basisonderzoek met economische finaliteit (verder kort IOF-middelen genoemd);
-dit advies te formuleren met respect van de regels die werden opgelegd in het besluit van de
Vlaamse Regering, met name door middel van het hanteren van op performantie gerichte
selectiecriteria. Hierbij werd onder meer rekening gehouden met het volume aan industriële
contracten, het aandeel in het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling, het
aantal octrooien en het aantal gerealiseerde spin-offs.
-dit advies te formuleren opdat de IOF-middelen in de eerste plaats besteed zouden worden aan
mandaten van onbepaalde duur. Via deze mandaten voor onderzoekers werd een meer
permanente, ondersteunende omkadering voor het strategisch basisonderzoek en de samenwerking
met de industrie beoogd.
-de selectieprocedures uit te werken voor de toekenning van IOF-middelen waarbij gefinancierde
groepen de status van ʻzwaartepunt of groeier van strategisch basisonderzoek met economische
finaliteitʼ (IOF-zwaartepunt) verkregen (definities zie ook 4.4);
-in deze selectieprocedure te definiëren waaraan onderzoeks- of vakgroepen moesten voldoen om
erkend te worden als ʻzwaartepunt of groeier van strategisch basisonderzoek met economische
finaliteitʼ.
-de ondersteunings- en/of beleidsmaatregelen uit te werken die met de erkenning van een IOF-
zwaartepunt/groeier gepaard gaan.
Er wordt gestreefd om het IOF aan te wenden als middelen voor onderzoeks- of vakgroepen die de
gemiddelde schaal van de universiteit ruim overstijgen en die een lange-termijn ʻroadmapʼ kunnen
uittekenen waarin één of meerdere mandaten een effectief verschil kunnen maken. Naar analogie
met de meerjaren-financiering van departementen in onderzoeksintituten (IMEC, VIB, VITO) is een
evaluatie nodig; voor de IOF-begunstigden zal dit 4 jaar na de start van het programma of de start
van de verlenging van het programma plaatsgrijpen.
De groepen die deze IOF-financiering verwerven worden beschouwd als ʻzwaartepunten van
strategisch basisonderzoek met economische finaliteitʼ of kort ʻIOF-zwaartepuntenʼ. Alle IOF-
zwaartepunten kunnen van een bijkomende dienstverlening genieten in het kader van ondersteuning
door o.m. de Interface cel (TTI), de diensten pers – en communicatie en wetenschapsvoorlichting
en kunnen beroep doen op een beperkt reservefonds dat zal aangelegd worden binnen het IOF-
financieringskanaal.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 14 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Een deel van de middelen wordt voorbehouden voor ʻGroeiersʼ, maw groepen die nog niet tot op het
niveau van een IOF-zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben. Het
toekennen van een mandaat en/of middelen uit de IOF-financiering moet hier effectief toe bijdragen.
Ook hier zal evaluatie van de IOF-begunstigden 4 jaar na de start van het programma of de start van
de verlenging van het programma plaatsgrijpen.
De IOF-ondersteuning zoals aan de UAB uitgewerkt moet dus als een ʻenveloppe-financieringʼ
worden gezien voor ploegen die substantieel bijdragen tot de output-factoren die aan de basis liggen
van de interuniversitaire verdeling van de IOF-middelen. Er van uitgaande dat de totale IOF-
financiering jaarlijks zal toenemen (groeitraject zoals geschetst door de overheid bij aanvang), wordt
binnen een programma de financiering voor een periode van 5 jaar -en verlengbaar- mogelijk
gemaakt.
4.2 De realisaties in het IOF-beleidskader 2004 tot 2009
De Vrije Universiteit Brussel is een sterk onderzoeksgerichte universiteit met een onderzoeksbudget
van ongeveer 70 miljoen Euro per jaar. De uitbreiding naar een associatieverband, brengt ook een
aantal potentiële IOF-samenwerkingsverbanden vanuit de Erasmushogeschool Brussel (EhB).
Vanaf 2007 werd de IOF-raad uitgebreid met vier departementele vertegenwoordigers vanuit de
EhB. Ook de oproepen (zie hieronder) werden opengesteld voor beide associatiepartners.
In 2005 werd aan de Vrije Universiteit Brussel de eerste oproep voor de indiening van voorstellen
gelanceerd: voor het programma 2005 (start 1.1.2006) werd de financiering van ʻZwaartepuntenʼ
voorop gezet voor een periode van 5 jaar (totaal budget voor de call 2005: 2.200.000 Euro). De
IOF- raad selecteerde drie groepen met excellentieniveau voor de verdeling van de middelen uit het
Industrieel Onderzoeksfonds (IOF), de zogenaamde IOF Zwaartepunten, die een jaarlijks budget
ontvangen van 220.000 Euro/jaar voor de uitwerking van hun valorisatie-roadmap:
• de vakgroep TONA- Toegepaste natuurkunde en Fotonica (o.l.v. Hugo Thienpont)
• de vakgroep ETRO- Electronica en informatica (o.l.v. Roger Vounckx; ETRO-IOF
coördinator: Jan Cornelis)
• de onderzoeksgroep IMDO- Industriële microbiologie en voedings-biotechnologie (o.l.v.
Luc De Vuyst).
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 15 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
In 2006 werd een oproep gelanceerd voor Groeiers (zie definities 4.4): groepen die nog niet tot op
het niveau van een IOF Zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben.
Het toekennen van IOF financiering moet hier effectief toe bijdragen. Zowel voor Zwaartepunten als
Groeiers zal 4 jaar na de start van het programma een evaluatie van de aanwending van de
middelen gebeuren.
Twee projecten werden weerhouden voor financiering als Groeier (100.000 € /jaar, 5-jaar):
• de vakgroep MECH- Mechanica, Jacques De Ruyck
• de onderzoeksgroep CEG- Computational Electrochemistry, Johan Deconinck.
In 2007 werd de werking van het IOF doorgelicht door het Departement economie, wetenschap en
innovatie (EWI). Het rapport geeft de appreciatie weer voor de keuze van de Vrije Universiteit
Brussel om de middelen niet te versnipperen, maar te investeren in groepen met een duidelijk
potentieel.
In 2008 werd een nieuwe call – een eerste op niveau van de UAB - gelanceerd voor Groeiers en
Zwaartepunten. Hieruit werden de volgende groepen geselecteerd:
bijkomende Zwaartepunten
• de vakgroep DRC- Diabetes Research Center, Daniël Pipeleers
• de vakgroep CHIS- Chemical Engineering, Gert Desmet
• de onderzoeksgroep Metallurgie en Materialenkennis die samen met de bestaande
Groeier ʻComputational Electrochemistryʼ nu het Zwaartepunt (en onderzoeksgroep)
ʻElectrochemical and Surface engineeringʼ vormen, Annick Hubin
bijkomende Groeier
• de onderzoeksgroep LMTC- Moleculaire en cellulaire therapie, Kris Thielemans
• de onderzoeksgroep FAFY-Toxicology, Dermato-cosmetology and Pharmacognosy, Vera
Rogiers
In 2009 werd dan het derde instrument binnen het IOF-kader van de UAB gecreëerd, met name de
financiering van ʻProof-of-concept projectenʼ. Het betreft hier projecten in de overgang van proof-of-
principle naar proof-of-concept waarvoor kan aangetoond worden dat ze bijdragen tot de
versterking van het geheel van het valorisatietraject van een groep. De aanwendig van de middelen
kan zeer breed zijn, maar een duidelijk meetbaar valorisatieobjectief moet worden aangetoond om
voor financiering in aanmerking te komen. De grootte-orde per project ligt tussen de 5000 en
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 16 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
50.000 euro, projecten lopen voor een periode van maximum 1 jaar.
4.3 Analyse van de implementatie van het IOF
In 2007 werd er door het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) een analyse
gemaakt van de werking van het IOF en van de implementatie van het IOF financieringskanaal aan
de verschillende Vlaamse universiteiten.
Voor wat betreft het gevoerde beleid binnen de VUB tot dan, kwamen een aantal aandachtspunten
naar voor, zoals de nood aan de aanpassing van het reglement (in 2005 opgesteld) in functie van de
praktijkervaringen. Bijvoorbeeld: het inschakelen van externe experten bij de beoordeling van de
programmaʼs (procedures en modaliteiten), de feedbackprocedure bij negatieve beslissingen, een
procedure mbt belangenconflicten, de verduidelijking van de rol van de TTI in het IOF.
Inmiddels is het Besluit van de Vlaamse regering opnieuw aangepast en zal er voor 1 maart 2010
een totale herziening van het IOF-reglement gebeuren, met ondermeer een gewijzigde
samenstelling van de IOF-raad. Alle vermelde aandachtspunten worden in het nieuwe reglement
opgenomen.
Het EWI rapport geeft een positieve appreciatie voor de keuze van de VUB om de IOF-middelen niet
te versnipperen, maar te investeren in grootschalige projecten met een vrij lange duur. In het rapport
wordt wel opgemerkt dat daardoor kleinschalige projecten van korte duur ontbreken.
Met de oproep tot het indienen van Proof-of-concept projecten in 2009 werd het derde luik van het
IOF-beleid ingevuld: de financiering wordt nu voorzien voor Zwaartepunten en Groeiers, voor een
periode van 5 jaar en verlengbaar, en daarnaast wordt 2 keer per jaar een oproep gelanceerd voor
de indiening van Proof-of-concept projecten met een looptijd van 1 jaar en een bedrag tussen de
5.000 en 50.000 Euro. Hiermee wordt de behoefte aan projecten met een beperkte financiering en
via een snelle beslissingprocedure ingevuld.
Het EWI rapport omschrijft de interfacewerking tav het IOF als ʻadviserend, staat in voor de
administratieve ondersteuning en verzorgt de rapportering naar de Raad van Bestuur en naar de
overheid voor zowel de Commissie Industrieel Beleid als de IOF-raadʼ.
De rol van de TTI tav het IOF is tijdens de afgelopen jaren wel gewijzigd: er is een veel grotere rol
gekomen voor de TTI –adviseurs bij de voorbereiding en evaluatie van de dossiers en er is een
coaching luik van de IOF-programmaʼs opgestart. De TTI heeft dus de strucurele organisatie en
planning van het IOF in handen wat een grotere rol is dan in de EWI-analyse wordt weergegeven.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 17 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Bij de herziening van het reglement voor 1 maart 2010 zal dan ook de rol van de Interfacedienst
worden geëxpliciteerd.
Het blijft ook de betrachting om het UAB-IOF beleid te laten evolueren in functie van de ervaring die
met de lopende programmaʼs wordt opgedaan. Zo zal in de toekomst een meer geformaliseerde
evaluatie-procedure worden uitgetekend, zullen procesmatige- en output- KPIʼs worden
gedefinieerd en zal de TTI menskracht inzetten om de evaluatie van deze KPIʼs te monitoren, ten
dienste van de onderzoeksploegen zonder extra belasting. Ook een screening door TTI van de
mandaathouders voor aanwerving, behoort tot de agendapunten die moeten opgenomen worden.
Het reglement zal telkens aangepast worden in functie van gewijzigd beleid.
Wat betreft de vertegenwoordiging van de Erasmushogeschool in de IOF-raad, werd reeds in 2008
een aanpassing doorgevoerd: momenteel zijn de 4 departementen van de EhB vertegenwoordigd in
de raad. Hierdoor wordt de betrokkenheid van de hogeschool groter en kan verwacht worden dat er
ook van daaruit projecten (eventueel in co-promotorschap) zullen ingediend worden.
Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van IOF-leden afgevaardigd door de humane
wetenschappen. Gezien het toenemend belang van ʻservicesʼ gekoppeld aan ʻhigh tech productenʼ
is het een belangrijke uitdaging de achtergrondkennis in verschillende disciplines van de humane
wetenschappen te ontsluiten voor valorisatie en multidisciplinaire projecten.
4.4 Het IOF-beleidskader vanaf 2009
Het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondersteuning van de Industriële
Onderzoeksfondsen en de interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap
van juni 2009, legt een bijkomende klemtoon in de doelstellingen van het IOF, op korte tot
middellange termijn:
“ 1° de wisselwerking tussen de associatie en het bedrijfsleven stimuleren;
2° een portefeuille van toepassingsgerichte kennis bij de associatie opbouwen.
Een IOF moet op middellange tot lange termijn, resulteren in:
1° een betere afstemming van het strategisch basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk
onderzoek op de economische behoeften
2° de toepassing en valorisatie van de opgebouwde portefeuille van kennis in het bedrijfsleven
De IOF passen in het ruimere geheel van inspanningen om de wisselwerking tussen instellingen
voor hoger onderwijs en economische actoren te versterken. “
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 18 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Daarbij wordt gestipuleerd dat “ het dagelijks beheer van de via het IOF bekostigde mandaten en
projecten en de werking van het IOF wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de
interfacediensten. “
Concreet zal de IOF-raad, ondersteund door de Technology Transfer Interface, een aangepast IOF-
reglement uitwerken dat conform is met het nieuwe Besluit van de Vlaamse Regering, met name op
het vlak van een feedback-procedure voor de niet-toekenning van middelen, een regeling voor
belangenconflicten en de samenstelling van de IOF-raad. Dit reglement zal aan de VUB en het
Associatiebestuur van de Universitaire Associatie Brussel worden voorgelegd ter goedkeuring.
De strategische beleidskeuzes die werden gemaakt in de periode 2004-2009 zullen worden
verdergezet: de IOF-middelen zullen bij voorkeur geïnvesteerd worden in lange-termijn
valorisatietrajecten van IOF-zwaartepunten en groeiers en in Proof-of-concept financiering:
Met IOF-zwaartepunten worden onderzoeks- of vakgroepen bedoeld die een succesvolle
activiteit uitgebouwd hebben rond toepassingsgericht onderzoek met economische finaliteit.
Deze IOF-zwaartepunten:
• kunnen de waarde van hun onderzoeksactiviteiten bewijzen aan de hand van de criteria die
gehanteerd worden voor de verdeelsleutel van de IOF gelden (meer bepaald: patenten,
spin-offs, publicaties, inkomsten uit industriële contracten en uit Europese
onderzoeksprojecten)
• overstijgen ruim de gemiddelde schaal van de onderzoekseenheden aan de universiteit;
• kunnen een lange-termijn ʻroadmapʼ voorleggen, die duidelijk aangeeft hoe hun activiteiten
binnen afzienbare termijn leiden tot economisch relevante onderzoeksresultaten.
Met IOF-Groeiers worden onderzoeks- of vakgroepen bedoeld die nog niet tot op het niveau
van een IOF-zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben. Het
toekennen van IOF-financiering moet hier effectief toe bijdragen.
Proof-of-concept projecten situeren zich in de overgang van proof-of-principle naar proof-of-
concept waarvoor kan aangetoond worden dat ze bijdragen tot de versterking van het
geheel van het valorisatietraject van een groep.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 19 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
4.5 Cijfermatige doelstellingen van het IOF
De hoofddoelstelling van de aanwending van de IOF-middelen is, zoals het VUB reglement dit
reeds in 2005 aangaf: ʻharmonieus aansluiten bij het valorisatiebeleid van de universiteit en haar
interfacewerking wat moet leiden tot een maatschappelijke valorisatie en overdracht van de
opgebouwde kennis, onder meer via samenwerking met het bedrijfsleven, de overheid en de non-
profitsector of via het oprichten van nieuwe bedrijven.ʼ De enveloppe-financiering die vanaf 2005
wordt toegekend en jaarlijks wordt opgevolgd, is in 2010 aan een eerste grondige evaluatie toe,
waarna zal beslist worden of het beleid al dan niet moet bijgestuurd worden.
De betrachting is dat de Universitaire Associatie Brussel in de IOF verdeelsleutel gelijke tred kan
houden met de percentages die de Vrije Universiteit Brussel voorheen in de sleutel behaalde. Zowel
de wijziging van de verdeelsleutel vanaf 2009 (veranderde invulling van parameter 3 en de
gewichten die er aan worden toegekend) als de evolutie vanaf 2014 waarbij de parameters op
associatie-niveau zullen worden gemeten, zijn ongunstig voor de middelgrote instellingen. Gegeven
het feit dat de overheid aan de instellingen een lange-termijn beleid oplegt (aanstelling van
postdoctorale mandaten van onbepaalde duur), zal een herverdeling van de middelen grondige
veranderingen kunnen veroorzaken in het IOF-beleid zoals het nu gevoerd werd. De VUB heeft hier
reeds van in het begin op geanticipeerd, door de programmaʼs en de bijbehorende aanstellingen tot
periodes van 5 jaar te beperken, met de mogelijkheid van verlenging, indien de kwaliteit van het
programma en het budget dit toelaten. De UAB zal dit beleid overnemen.
Ter illustratie wordt hierbij het aandeel van de verschillende universiteiten gegeven in de IOF-sleutel
en de evolutie over de laatste 5 jaar.
IOF aandeel %
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
2004 2005 2006 2007 2008
KULeuvenLUCUAUgentVUB
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 20 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Het is de betrachting om het aandeel van de instelling in deze sleutel op peil te houden en indien
mogelijk te laten toenemen.
De Interfacewerking zal in de komende jaren dan ook meer toegespitst worden op het aantrekken
van externe middelen in de derde en vierde geldstroom, omdat hierop nog een groeiverwachting
kan geformuleerd worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 21 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
5. De wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen binnen de associatie zelf en op associatieniveau.
De strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de interfacedienst wil bereiken.
De wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF
5.1 Missie van de Interface-dienst
Valorisatie van onderzoeksresultaten houdt in dat ontwikkelde kennis, resultaten van
wetenschappelijk onderzoek en technologie van de associatie ter beschikking worden gesteld van
de samenleving, waaronder in de eerste plaats de industrie.
De Technology Transfer Interface (TTI), deel van het R&D departement, is de door de UAB
aangeduide bevoegde dienst.
Via deze Interface wordt de zogenaamde deal flow gegenereerd: het opzoeken van economisch
valoriseerbare onderzoeksresultaten en het begeleiden van de technologie transfer dossiers en spin-
off projecten.
Als schakel tussen universiteit/ hogeschool en industrie, begeleidt de Technology Transfer Interface
(TTI) onderzoekers in alle fasen van hun samenwerking met de bedrijfswereld.
De TTI taken omvatten, voor de VUB en EhB:
* Onderzoekers begeleiden bij het vinden van financiering voor toegepast onderzoek
* Ondersteuning bij de onderhandelingen met derden, juridische uitwerking en administratief
beheer van de contracten
* Actief opsporen van valoriseerbare onderzoekresultaten en uitwerken van een
valorisatiestrategie wat de bescherming via octrooien kan inhouden
* Beheren van de intellectuele eigendom en octrooiportfolio
* Creëren van valorisatie-awareness en ondernemersschap via Starters- en
Octrooiseminaries
* Spin-off oprichting bevorden, begeleiden en opvolgen
* Startkapitaalfonds BI3: management en aanbreng van investeringsdossiers
* Incubatiecentra en Researchparken: medebeheer
* Industrieel netwerk Crosstalks: industrie-universiteitsnetwerk
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 22 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
De TTI is tevens het contactpunt voor externen die op zoek zijn naar specifieke expertise of
apparatuur, naar samenwerkingsmogelijkheden, geoctrooieerde technologie of aansluiting bij
lopend onderzoek. Deze contacten lopen hetzij via de vorsers zelf of kunnen worden geïnitieerd en
opgevolgd via de TTI. De Interface neemt deel aan netwerken en fora om deze contacten te
bevorden.
5.2 Aanbevelingen uit de evaluatie van de universitaire interfacediensten
Als belangrijkste conclusies uit het eindrapport van Deloitte (maart 2008) in opdracht van EWI
noteerden wij:
-waardevolle professionele competenties, maar helt sterk naar het academische;
medewerkers met bedrijfservaring aantrekken
-bereikbaarheid voor externe klanten verbeteren
-systematische samenwerking met bedrijven uitbreiden
-tevredenheid van de onderzoekers tav de dienstverlening bestendigen maar tevens
verbreden naar meer gebruikers (humane wetenschappen, Hogeschool)
-focus op spin-off creatie en licenties vergroten
-werking sturen op basis van meetbare objectieven, performantie management
invoeren
-samenwerken met andere interfacediensten in een netwerkstructuur, ondermeer door
competenties in kaart te brengen
Al deze aandachtspunten zullen worden aangepakt in de volgende 5 jaar. Een aantal adviezen
werden meteen in de operationele werking van de TTI opgenomen (aantrekken van mensen met
een bedrijfsgeorienteerd profiel en business-ervaring), voor een aantal andere aandachtspunten
dient een langere termijn visie en bredere aanpak te worden ontwikkeld omdat dit niet rechtstreeks
of niet alleen van de performantie van de TTI afhangt (uitbreiden van de samenwerkingen met de
industrie bijvoorbeeld ).
In het kader van het Algemeen Strategisch Plan (ASP) van de VUB (2009), werd een grondige
SWOT-analyse gemaakt van de werking van de Interfacedienst. De performantiebijdrage aan het
ASP op metaniveau en op niveau van de dienst R&D werd in kaart gebracht.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 23 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Concreet kunnen volgende acties –naar aanleiding van de externe en interne analyse- alvast
worden genoteerd (rapportering hierover in het volgende jaarverslag):
Bedrijfservaring aantrekken
-aanwerven van een jonge handelsingenieur (1.0 FTE) als spin-off coach waardoor de
technology transfer manager-IE meer tijd krijgt om het licentie-verhaal uit te bouwen
-aanwerven (0.5 FTE) van een senior business developer en IOF-coach met 20 jaar ervaring in
verschillende technologiebedrijven, zowel start-ups (ook als mede-oprichter) als gevestigde
bedrijven
Zichtbaarheid en bereikbaarheid voor interne en externe klanten verbeteren
-aanpassing van de TTI-website; interne doorlichting van de interne en externe marketing
strategie (project van 4 maanden) van TTI laten uitvoeren door een communicatiespecialist
-praktische brochure (werktitel ʻThe Rough Guide to knowledge and technology transferʼ),
voor startende onderzoekers
-actievere rol in het VIN netwerk opnemen, aanwezigheid op bedrijvenfora verbeteren
-rol in het Crosstalks Universiteits- industrie netwerk verder opnemen
Samenwerking met bedrijven verhogen en uitbreiden naar alle doelgroepen
-samenwerking met de incubatoren IICB (Zellik) en ICAB (Brussel, operationeel oktober 2009)
verder uitbouwen
-awareness-activiteiten:
*de vice-rector onderzoek begeleiden bij de sensibilisering van de faculteiten tav de
activiteiten onder de derde en vierde geldstroom (strategisch basisonderzoek en toegepast
onderzoek voor de industrie)
*interne informatiesessies voor onderzoekers aangaande de gewijzigde modaliteiten in het
SBO –steunkanaal (economisch en maatschappelijk) en TETRA-financiering naar alle
faculteiten en EhB
-actieplan naar de EhB concretiseren (“Buiding capacities: onderzoek en valorisatie aan de
Erasmushogeschool Brussel in de kijker”)
-via samenwerking met het project Technologisch ondernemen, meer bewustzijn creëren rond
valorisatie van onderzoek in de Humane wetenschappen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 24 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Spin-off en licenties verhogen
- nauwere samen met het project ʻTechnologisch Ondernemen van de faculteit Economie
(vakgroep Bedrijfseconomie en Strategisch Management): de eerste doelgroep zijn de
masterstudenten burgerlijk ingenieur en bio-ingenieur. Zij worden tijdens hun opleiding wegwijs
gemaakt in het bedrijfsgebeuren. Een ander aspect is het praktijkwerk in interdisciplinaire teams
die via de projectenbeurs ontstaan.
-onderhandelingen opnemen over de verderzetting van het BI3 startkapitaalfonds of de creatie
van een nieuw fonds; uitbreiding tot Arkimedes Fonds (2010) onderzoeken
-zie eerder: aanwervingen en herschikking takenpaketten
Meetbare objectieven stellen en performantiemanagement
Dit hangt nauw samen de doelstellingen van het IOF (zie eerder) en met de invoering van het
Algemeen Strategisch Plan van de Vrije Universiteit Brussel dat in de loop van 2009 werd
gefinaliseerd.
Samenwerken met andere Interfacediensten
-gezamenlijk actieplan van de TTO Flanders uitwerken en concrete events organiseren: zie
actieplan onder hoofding 6.
5.3 Krijtlijnen van het Onderzoeks-beleidsplan 2006-2011 en het algemeen strategisch
plan van de VUB
Ook de Universiteit is als belangrijke financier van de Interface-activiteiten, een opdrachtgever
die een lange-termijn visie voor de werking van de TTI uittekent. In het Onderzoeks-beleidsplan
2006-2011 en het algemeen strategisch plan van de VUB worden vijf concrete
aandachtspunten naar voor geschoven die de werking van de Interfacedienst verder moet
professionaliseren. Deze aandachtspunten die in 2006 werden geformuleerd lopen voor een
groot deel parallel met de aanbevelingen van de Deloitte-EWI doorlichting, zodat een integratie
van beide actieplannen geen probleem geeft:
1. De academische onderbouw van de Interfacewerking: ondermeer via benchmarking van
het eigen interfacemanagement, door onderzoek te verrichten naar de evolutie van de
outputindicatoren voor het strategisch basisonderzoek en IOF, door onderzoek rond
ondernemerschap en bibliometrische impact uit te voeren.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 25 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
2. De associatie en het valorisatiebeleid: het gezamenlijk valorisatiebeleid voor het geheel
van de Associatie moet vorm gegeven worden en moet aandacht hebben voor de
specificiteit van de onderzoeksproblematiek aan de hogescholen.
3. Verdere uitbouw van het Business development luik binnen de TTI: door het aantrekken
van expertise vanuit de bedrijfswereld.
4. Verdere uitbouw van een netwerk rond onderzoek en innovatie in het Brussels Gewest:
door gebruik te maken van de kanalen die het Brussels gewest ter beschikking stelt.
5. Verdere integratie van het Crosstalks netwerk in het VUB-beleid rond sponsoring: door
een integratie met andere initiatieven gericht op sponsoring en externe fondsenwerving te
onderzoeken.
5.4 De werking van de Interfacedienst en het IOF
(zie ook 4.3)
Daar waar in de EWI doorlichting de interfacewerking nog als adviserend en administratief
ondersteunend wordt omschreven, is inmiddels de rol van de TTI tav het IOF tijdens de afgelopen
jaren grondig gewijzigd: de rol van de TTI–adviseurs bij de voorbereiding en evaluatie van de
dossiers is toegenomen, de coaching van de IOF-programmaʼs is opgestart, de structurele
organisatie en planning van het IOF berust bij de TTI en een gestructureerde evalutie-procedure
wordt uitgetekend.
Het IOF-reglement zal telkens aangepast worden in functie van wijzigingen in de werking en het
beleid.
5.5 Cijfermatige doelstellingen van de TTI
Cijfermatige doelstellingen formuleren voor de TTI is een complexe aangelegenheid, daar de
output die de TTI genereert in hoofdzaak afhangt van factoren en mensen extern aan de TTI,
met name de onderzoekers en de activiteiten van de UAB. Daarenboven wordt de werking
van de TTI gestuurd door het Onderzoeksbeleidsplan van de VUB, het Strategisch plan van
de VUB, de beleidsvisie van de Universitaire Associatie Brussel en de beleidsopties die de
IOF-raad voorstelt.
Samenwerking met de industrie
De performantie van de instelling m.b.t. de IOF-indicatoren wordt uiteraard continu
gemonitored (zie hoger). De rol van de TTI is hierin belangrijk.
Er wordt een zeer actieve ondersteuning gegeven om de performantie van de instelling op het
peil te houden van de afgelopen jaren. De gewijzigde IOF-sleutel zal evenwel in het nadeel
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 26 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
spelen van de middelgrote instellingen: het gewicht dat parameter 3 krijgt (industriële
contractinkomsten) zal wellicht ons globale aandeel in de IOF-sleutel laten dalen (de
afgelopen jaren schommelde dit rond de 12%). Er worden concrete acties opgezet om de
samenwerking met de industrie te bevorden.
Spin-off creatie
Aan de VUB werden de afgelopen 12 jaar spin-off bedrijven opgericht met een gemiddelde
van 1,2 bedrijven per jaar. Niet alleen het aantal bedrijven is daarbij van belang, maar ook de
marktwaarde van de technologische inbreng en de kwaliteit van het spin-off team zijn cruciaal
voor de levensvatbaarheid van het bedrijf. Hierin kan de TTI een grote rol opnemen.
Van de 7 bedrijven die voor 1995 aan de VUB werden opgericht, zijn er vandaag nog 4 actief,
wat voor spin-off bedrijven een meer dan behoorlijk resultaat is. Sinds 1995 werden aan de
Vrije Universiteit Brussel bijkomend 13 spin-off bedrijven opgericht volgens de definitie die de
Vlaamse overheid hanteert, m.a.w. er is een technologietransfer (inbreng tegen aandelen of
onder de vorm van een licentieovereenkomst of door verkoop) tegen marktconforme
voorwaarden. Deze bedrijven die mede dankzij de TTI tot stand kwamen, zijn vandaag nog
allen actief.
Het gemiddelde van 1,2 bedrijven per jaar is een performantie-indicator die wij voor ogen
houden. De inzet van bijkomende TTI-leden zou dit gemiddelde moeten kunnen opdrijven,
waarbij er niet voor wordt geopteerd om alle ʻdienstbetoon-activiteitenʼ die momenteel binnen
de instelling gebeuren af te spinnen. Ook de projecten die vanuit de Erasmushogeschool
Brussel worden aangebracht, zouden dit gemiddelde positief kunnen beïnvloeden op termijn.
Licenties
De activiteitsgraad van de VUB octrooiportfolio voor de periode 1998-2006 ligt veel hoger dan
het gemiddelde voor de Europese universiteiten wat 32.5% is1. Deze gegevens werden in een
studie van het ECOOM (voorheen SOOI) gevalideerd:
-39.5 % van de toegekende VUB- octrooien werden gelicentieerd aan een spin-off
bedrijf
-31,6% van de toegekende VUB- octrooien werden gelicentieerd aan een bestaande
onderneming
Meer dan 70% van de toegekende VUB-octrooien worden dus actief gevaloriseerd. Het is
onze betrachting dit cijfer te bestendigen en indien mogelijk te verbeteren.
1 Bron: Giuri P. Et al. (2007) Inventors and invention processes in Europe: Results from the PatVal-EU
Survey. Research Policy, 36, 1107-1127)
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 27 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
Andere activiteiten
Alle activiteiten die de TTI uitvoert kunnen in principe gemeten worden: aantal contacten met
bedrijven, aantal adviezen intern en extern, aantal opleidingsdagen, deelnames aan
congressen, beurzen, fora... het kwalitatieve rapport over deze activiteiten wordt jaarlijks
voorgelegd en gemeten ten opzichte van de output-indicatoren die hierboven worden vermeld.
De TTI hoopt evenwel dat er geen systeem van louter kwantitatieve tellingen wordt ingevoerd:
dit zou ten koste gaan van de werktijd en de motivatie van de TTI teamleden.
5.6 De verdere aansluiting van IOF en Interface op langere termijn
Indien de Vlaamse overheid een verder groeitraject van de IOF-middelen voorziet, kan een vierde
luik aan het UAB-IOF worden uitgebouwd: de ondersteuning van valorisatie in een internationale
context. De IOF-zwaartepunten zijn doorgaans zeer succesvol in het verwerven van EU-financiering
(NoE, IP, ...) en het verwerven van grote financieringsprojecten (bijvoorbeeld Methusalem). De
valorisatie van onderzoeksresultaten uit deze grote (internationale) projecten wordt een bijkomend
aandachtspunt, temeer daar ook de return voor Vlaanderen in deze context moet bewaakt worden.
De UAB kiest momenteel voor de enveloppe-financiering van Zwaartepunten en Groeiers en voor
korte termijn Proof-of-concept financiering. Indien de beschikbare middelen toenemen, zou een
vierde pijler kunnen uitgebouwd worden die specifiek gericht is naar de ondersteuning van grote
internationale valorisatieprojecten. De versterking van de Vlaamse aanwezigheid in de EIT-KICʼs
(European Institute of Innovation and Technology – Knowledge and Innovation Communities) wordt
hiermee beoogd.
Anderzijds kan een uitbreiding van de structurele steun via de Interface-financiering zorgen voor
een permanente stimulering en steun aan de onderzoeksgemeenschap voor deelname in deze
grote projecten. De TTI kan dan een actievere rol opnemen in
• de initiëring van multidisciplinaire initiatieven, bijvoorbeeld in het kader van de EIT-KICʼs
• de managementsondersteuning van grote projecten
De toename van het IOF- en Interfacebudget is hiervoor nodig en de stabiliteit van de
verdeelsleutel moet terug bekeken worden, indien men niet het risico wil lopen zaken uit te
bouwen die niet bestendigd kunnen worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 28 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6. De wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil komen tussen de associaties onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk
De vijf Vlaamse TTOʼs, verbonden aan de vijf associaties, hebben zich verenigd in TTO
Flanders.
Er werd een gezamenlijk actieplan uitgewerkt, dat hieronder wordt weergegeven. Dit actieplan
wordt in elk beleidsplan opgenomen.
Inmiddels werd met de concrete uitvoering van dit actieplan gestart.
6.1 Samenwerking tussen de Interfacediensten van de Vlaamse associaties Historiek en situering Sinds 1998 ontvangen de Vlaamse universiteiten subsidies van de Vlaamse overheid die bijdragen in de kosten van de Interfacewerking met als doel tot een maximale valorisatie van de in de universiteiten aanwezige kennis en expertise te komen ten behoeve van de Vlaamse economie. Hierbij wordt de universitaire cultuur gestimuleerd en getracht excellentie in onderwijs en onderzoek te koppelen aan innovatief ondernemerschap. De subsidiesteun dient te worden aangewend ter bevordering van • de samenwerking met Vlaamse bedrijven • voor de bevordering van economische valorisatie van onderzoek • het beheer van intellectuele eigendom • de bevordering van de oprichting van spin-off bedrijven De resultaten van de Interfacewerking worden jaarlijks voorgelegd en getoetst aan het eerder ingediende 5-jarenplan. De Minister wordt hierbij geadviseerd door het IWT. Daarnaast is een vijfjaarlijkse doorlichting door bevoegde experts voorzien waarvan de eerste in maart 2008 werd afgerond. Als pijnpunt werd aangegeven dat de samenwerking tussen de interfacediensten van de Vlaamse associaties onvoldoende zichtbaar was. In het nieuwe IOF/Interface Besluit van de Vlaamse regering van juni 2009 werd de samenwerking tussen de interfacediensten van de Vlaamse associaties als extra aandachtspunt opgenomen. De verschillende interfacediensten staan quasi dagelijks met elkaar in contact: over concrete subsidiedossiers en projecten, bij het voorbereiden van gezamenlijke standpunten in overkoepelende dossiers, via het doorgeven van mogelijke opportuniteiten en oproepen,…. Op informele basis wordt veel kennis en expertise uitgewisseld en de medewerkers van de verschillende interfacediensten hebben steeds de kans om bij elkaar opleidingen en workshops te volgen. Juni 2007 werd de bestaande samenwerking verder geformaliseerd en gestructureerd door de oprichting van de VLIR-subwerkgroep Interface, waarbij 2-maandelijks overleg plaatsvindt en gezamenlijke initiatieven en standpunten voorbereid worden. Het doorlichtingsrapport wees echter uit dat deze samenwerking toch nog onvoldoende zichtbaar was voor de buitenwereld. Daarop besloten de universitaire interfacediensten om hun werking en
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 29 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
samenwerking meer in het spotlicht te plaatsen en op een aantal fora en evenementen naar buiten te treden onder één naam, nl. TTO Flanders. De kern van TTO Flanders werd doelbewust opgebouwd vanuit de universitaire interfacediensten. De academische omgeving en de specifieke wet en regelgeving maken dat zij geconfronteerd worden met specifieke situaties, vragen en problemen die voor bv strategische onderzoekscentra en andere kennisinstellingen als veel minder problematisch worden ervaren of zelfs onbekend zijn. De TTO Flanders acties staan wel steeds open voor de medewerkers van andere technologietransferdiensten en de ervarings- en kennisuitwisseling met de SOCʼs en andere kennistellingen wordt als zeer belangrijk ervaren. Een gedetailleerd actieplan werd opgesteld dat de bestaande samenwerking verder moet uitdiepen en bestendigen. Dit actieplan moet gesitueerd worden naast het vijfjaarlijkse beleidsplan dat iedere universitaire associatie individueel dient op te stellen voor zijn interfacewerking en omvat enkel activiteiten die gezamenlijk ontplooid zullen worden. 6.2 Actieplan 2009-2013: Samenvatting: De Vlaamse interfacediensten, verenigd onder de naam TTO Flanders, gaan hun bestaande samenwerking verder formaliseren en uitdiepen. Hiertoe hebben ze samen een reeks initiatieven uitgewerkt die in de volgende jaren ontplooid kunnen worden: • Ze zullen één gezamenlijke portaalsite opzetten, waardoor bedrijven via 1 kanaal de verschillende interfacediensten kunnen bereiken en waar ook alle ʻtechnology offersʼ verzameld zullen worden. • Gezamenlijke partnering events kunnen gepland worden. • Waar nuttig zal één vertegenwoordiger van TTO Flanders namens de vijf instellingen deelnemen aan innovatiefora, zowel binnenlandse als buitenlandse. • De optimalisatie van tech transferopleidingen wordt onderzocht (inventarisatie, openstelling voor elkaar,…) • De Vlaamse universiteiten engageren zich om hun werkwijze m.b.t. samenwerking met de industrie uit te schrijven in een gemeenschappelijk document dat aangeeft hoe bepaalde clausules kunnen ingevuld worden en in welke omstandigheden. • TTO Flanders wordt de permanente werkgroep van de vijf Vlaamse universiteiten, waarbinnen de gezamenlijke standpunten en acties uitgewerkt en gecoördineerd worden. • Er wordt onder gemeenschappelijke vlag promotiemateriaal aangemaakt. • Er wordt binnen TTO Flanders bekeken hoe het ganse totstandkomingstraject van SBO- projecten verbeterd kan worden. Een streefdoel kan zijn dat elk SBO-project door minstens één TTO adviseur concreet wordt opgevolgd, die dan daaromtrent rapporteert naar de TTO offices van de andere deelnemende universiteiten in het consortium. Ook omtrent de valoristatie-aanpak naar de hogescholen toe worden best practices uitgewisseld. Een gezamenlijk VIN-project omtrent best practices in het algemeen kan bekeken worden. • Een protocol tot praktische samenwerking tussen TTOʼs m.b.t. spin offs zal ontwikkeld worden rond volgende concrete acties: *Uitwisseling van informatie tussen TTOʼs m.b.t. mogelijke spin off opportuniteiten; *Identificatie van gemeenschappelijke spin off projecten; *Organisatie van gezamenlijke presentatie van het businessplan aan VINNOF en andere investeerders.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 30 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6.2.1. gemeenschappelijke portaalsite TTO Flanders De Vlaamse Interfaces zullen een website uitwerken, waarin de verschillende universitaire interfacediensten zich voorstellen en van waaruit kan worden doorgeklikt naar de websites van de 5 universiteiten/ associaties. De bedoeling van deze portaalsite is tweeledig: • tegemoet komen aan de vraag van de bedrijven om 1 loket/adres te hebben waarop alle informatie over mogelijke samenwerkingen met universiteiten en hogescholen kan gevonden worden. Tevens wordt een link gelegd naar de databestanden van IWETO, hetzij naar de bestanden van de universiteiten zelf, waar het afgelopen en lopende onderzoek wordt opgelijst. • een gemeenschappelijke site hebben waarop ʻtechnology offersʼ worden aangekondigd, met de bedoeling deze opportuniteiten kenbaar te maken aan de Vlaamse bedrijven en het VIN-netwerk en tevens om elkaar hiervan in kennis te stellen met het oog op verder interuniversitair onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten. Hiermee beogen de Interfaces waar mogelijk kennis en technologieën te poolen. Dit impliceert ook dat middelen en mensen (resources) zullen kunnen gedeeld worden in gemeenschappelijke valorisatieprojecten. De uitbouw van een dergelijke website moet compatibel zijn met het FRIS-project dat de Vlaamse overheid (op vraag van Minister Ceyssens) momenteel uitwerkt. Inhoud: • oplijsting van de generieke taken van de Interface • voorstelling van alle Interfaces per associatie/ universiteit • aanbod van technologieaanbiedingen (niet-confidentiële informatie) • oplijsting van octrooien (toegekend of in aanvraagfase na publicatie) die beschikbaar zijn voor licentiëring of verkoop (gevalideerde data die het SOOI kan aanreiken) • doorverwijzing naar de universitaire websites met onderzoeksaanbod van elke instelling of verwijzing naar IWETO-website • activiteitenkalender waarop alle Interfaceactiviteiten worden aangekondigd die openstaan voor externen De inhoud kan in de volgende jaren worden uitgebreid in functie van de behoeften van de bedrijven, het VIN netwerk en andere doelgroepen. Op termijn kan eventueel een elektronische newsletter worden toegevoegd die de aandacht vestigt op activiteiten, tech offers enz. Vorm: De opmaak van de Interface portaalsite zal worden uitbesteed aan een professioneel bureau. De opmaak van een website kan geraamd worden op ca. 10.000 Euro. De Interfaces zullen in de kostprijs bijdragen in functie van hun aandeel in de IOF-sleutel. Er zal bij de verdeling van de kosten uiteraard rekening worden gehouden met eventuele bijdragen vanuit een Interface, zoals bvb terbeschikkingstelling stellen van een webdesigner, hosten van de site op een server, terbeschikkingstelling van personeel dat de site onderhoudt enz.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 31 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6.2.2. Thematische partnering events De VRWB identificeerde zes strategische clusters in Vlaanderen, waarrond heel wat onderzoek gebeurt in de Vlaamse universiteiten en hogescholen. De organisatie van thematische partnering events waaraan alle associaties deelnemen, kan gepland worden. Doel: Door dit gezamenlijk te organiseren, kunnen bedrijven wellicht gerichter worden aangesproken, kunnen mensen en middelen efficiënter worden ingezet, kunnen complementaire onderzoeksresultaten geïdentificeerd worden. Vorm: Mini-symposium met presentaties van onderzoekers over lopend onderzoek, afgestemd op een publiek van industriëlen. Focus op kennistransfer. Samenwerking met de strategische onderzoekscentra en competentiepolen is nodig, teneinde een multitude aan events te vermijden. Samenwerken of afstemmen met bestaande universitaire netwerken (Leuven.Inc uit KULeuven, Crosstalks uit VUB, Gent BC uit UGent, andere…) is eveneens gewenst. 6.2.3. Interactie met andere partners uit het Vlaams Innovatienetwerk 6.2.3.1 Samenwerking met Innovatiecentra Om de expertise van universiteiten en hogescholen kenbaar te maken aan innovatie-gericht KMOʼs wordt op regelmatige basis overleg georganiseerd met de lokale innovatiecentra. Doel: Door samen te werken met de Innovatiecentra, kunnen bedrijven wellicht gerichter worden aangesproken en kunnen de KMOʼs op maat begeleid worden, zowel wat betreft het vinden van de geschikte (technologische) expertise als de meest subsidiekanalen voor technologische innovatie. Als dusdanig werken TTO (satelliet van de onderzoeker) en Innovatiecentrum (satelliet van IWT) complementair en wordt het traject voor de KMO om “ de juiste deur” te vinden sterk ingekort. Vorm Thematische (ontbijt)infosessies (loopt reeds in West-Vlaanderen en Limburg) Contactdagen (Vlaams-Brabant Innoventivity Day (Limburg) Vrijdag VIS dag (Vlaams-Brabant) 6.2.3.2 Samenwerking met Innovatiecentra EEN en FIT Om de spin-off bedrijven te ondersteunen in het uitbreiden van hun onderneming verwijzen de TTOʼs hen door naar AO (“ondernemen”vb businessaspecten van import) of FIT (“internationaliseren”, vb informatie over export). Om de expertise kenbaar te maken bij een groter internationaal publiek werken TTOʼs samen met AO en EEN om business/technologische fiches op te stellen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 32 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6.3.3.3 Samenwerking met IMEC en VIB (en andere SOCʼs) De expertise van de Universiteiten kan complementair zijn aan deze van IMEC en VIB en andere SOCʼs. Combineren van expertise leidt mogelijk tot meer/robustere EU- projecten en spin-off opportuniteiten. Doel: Om dit nader in kaart te brengen en gezamenlijke valorisatieprojecten voor te bereiden wordt er op regelmatige basis bilateraal overleg gepleegd. 6.2.4. Vlaamse vertegenwoordiging op binnen- en buitenlandse innovatie-fora 6.2.4.1 Buitenlandse innovatie-fora De Vlaamse Interfacediensten kunnen niet allemaal individueel deelnemen aan de vele buitenlandse missies, innovatiefora, tech transfer & brookerage events enz (vb Copenmind, BioPartnering Europe,…) omdat de kosten erg hoog kunnen oplopen en dit ook wat mankracht betreft een zware belasting is. Nochtans is zowel de visibiliteit voor de Vlaamse universiteiten / hogescholen op dergelijke fora belangrijk als de mogelijkheid om contacten te leggen op basis van concrete technologieaanbiedingen. Er zal nagegaan worden of gezamenlijke deelname vanuit TTO Flanders aan dergelijke fora een nuttig alternatief kan bieden. Daarbij wordt gedacht aan een gezamenlijke stand waarop minstens één en bij voorkeur twee Interfacevertegenwoordigers aanwezig zijn met een verschillende expertise (wetenschappelijk, economisch, …). Op de stand kan promomateriaal van alle associaties worden aangeboden, kunnen kennisaanbiedingen worden verdeeld, …. Uiteraard blijven de aanwezigen steeds vertegenwoordigers van hun respectieve instellingen en kunnen zij op geen enkele manier de andere instellingen binden. Het staat elke instelling natuurlijk vrij om toch voor een aparte stand te opteren, indien de instelling dit opportuun vindt voor bepaalde gelegenheden. 6.2.4.2 Binnenlandse innovatiefora Dezelfde werkwijze kan gevolgd worden voor (een deel van) de vele Vlaamse (en federale) overlegfora: ook hier zouden minstens één en bij voorkeur twee vertegenwoordigers (in een beurtrol?) de Interfacediensten vertegenwoordigen, waarbij altijd kort wordt teruggekoppeld naar de andere Interfacediensten. Op die manier is een betere opvolging van de vele initiatieven van de intermediaire organisaties mogelijk. Bij wijze van voorbeeld kunnen we de meetings van de regionale innovatiecentra van het VIN noemen: elke interface zou kort verslag kunnen uitbrengen van wat er in het innovatiecentrum in zijn regio aan activiteiten wordt ontplooid. 6.2.5. Opleidingen ʻtechnology transferʼ voor onderzoekers en voor Interfaceleden Doel: * Inventarisering van het opleidingsaanbod dat nu reeds binnen verschillende instellingen bestaat * Detectie van wat ontbreekt in dit aanbod * Gezamenlijke organisatie van ontbrekend opleidingsaanbod (poolen van resources) * Eigen opleidingen openstellen voor de andere Interfacediensten (al dan niet tegen vergoeding aan kostprijs) en waar mogelijk ook voor elkaars onderzoekers.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 33 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
In een tweede fase kan gedacht worden aan het ontwikkelen van cursusmateriaal dat voor iedereen toegankelijk is, bijvoorbeeld ʻwat moet een doctoraatsstudent weten over IPRʼ, ʻspin-off richtlijnen voor de ondernemer-onderzoekerʼ. Op die manier zou aan beginnende vorsers een pakket kunnen aangeboden worden van materiaal dat uit verschillende universiteiten afkomstig is en dat wellicht meer cases en beste practices bevat dan wanneer het binnen één instelling werd ontwikkeld en samengesteld. In een vervolgtraject kunnen dergelijke opleidingen (gedeeltelijk) ook opengesteld worden voor andere doelgroepen, bijvoorbeeld voor KMOʼs. 6.2.6. Code-of-conduct met betrekking tot samenwerking met de industrie De Vlaamse universiteiten engageren zich om hun werkwijze tav samenwerking met de industrie uit te schrijven in een gemeenschappelijk document dat aangeeft hoe bepaalde clausules kunnen ingevuld worden en in welke omstandigheden. Dit document moet verduidelijken waar de knelpunten voor de universiteiten zitten en waarom bepaalde voorstellen worden geformuleerd en tevens kan het document een aantal ʻdefaultʼ clausules voorstellen met alternatieven. Het is alleszins NIET de bedoeling om een standaardovereenkomst te maken die dan een eigen leven gaat leiden, het is wel de bedoeling om meer duidelijkheid te scheppen, de marges te tekenen waarbinnen de universiteiten moeten werken (decretaal en reglementair) en een aanzet te geven tot antwoorden op vaak voorkomende vragen. Vermits alle universiteiten dit document mee zullen uitwerken en onderschrijven, wordt ook vermeden dat bedrijven de universiteiten als concurrenten ten opzichte van elkaar uitspelen. 6.2.7. Overlegplatform Interface-werking TTO Flanders is een permanente werkgroep van de VLIR-werkgroep onderzoek. In TTO Flanders wordt de problematiek van kennis- en technologietransfer vanuit universitair oogpunt behandeld. De TTO Flanders werkgroep werd opgericht opdat de specifieke noden van de universitaire interfaces meer aandacht kunnen krijgen binnen de VLIR. Hiertoe is regelmatig overleg nodig in de schoot van TTO Flanders, waar onderbouwde standpunten in overleg kunnen uitgewerkt worden. Dit overlegplatform lijkt dan ook de aangewezen plaats waar de gezamenlijke activiteiten van de interfaces worden voorbereid en er zal dus frequenter overleg gepleegd worden, hetzij binnen TTO Flanders, hetzij in kleinere werkgroepen waarin andere Interfacemedewerkers worden afgevaardigd. Jaarlijks zullen een drie tot viertal activiteiten georganiseerd worden die kunnen gaan van specifieke workshops rond welbepaalde themaʼs al dan niet met externe sprekers tot ontmoetingsdagen met de Waalse collega-Interfacediensten (LIEU). Naargelang de relevantie van het thema zullen de collegaʼs van de andere kennisinstellingen uitgenodigd worden. 6.2.8. Promotiemateriaal In functie van deelname aan gemeenschappelijke evenementen zal promotiemateriaal aangemaakt worden waarin de Vlaamse Interfaces als geheel én afzonderlijk kunnen geprofileerd worden. Dit materiaal kan dan in eerste instantie op buitenlandse missies worden gebruikt en kan ook naar de Vlaamse bedrijven toe verduidelijken wat de rol van een Interface is, hoe TTO Flanders georganiseerd is en kan tevens naar de TTO Flanders portaalsite doorverwijzen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 34 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6.2.9. SBO Er is een duidelijke evolutie in het SBO-financieringskanaal waarneembaar. Het IWT legt veel meer dan vroeger de nadruk op het uitwerken van de valorisatieaspecten in de projectaanvragen. Om gefundeerde valorisatietrajecten te kunnen uitwerken die een voldoende potentieel hebben, lijkt het aangewezen dat de Interfacediensten van de betrokken onderzoeksploegen al bij het uitschrijven van de projecten nauw betrokken worden. Dit vereist meer overleg, verdeling werkgroepen, opvolging in begeleidingscomités enz. Er kan in de schoot van TTO Flanders overlegd worden hoe dit meer systematisch kan aangepakt worden dan nu het geval is. Een streefdoel kan zijn dat elk SBO project door minstens één TTO adviseur concreet wordt opgevolgd die daaromtrent rapporteert naar de interfacediensten van de andere deelnemende universiteiten in het consortium. Het beoogde doel is een betere dienstverlening naar de indienende onderzoeksgroepen, een beter in kaart brengen van het Vlaamse gebruikerspotentieel en het poolen van resources om tot grotere en evenwichtige consortia te komen die sneller nieuwe technologieën naar de markt kunnen brengen. Een streefdoel is om tot meer interuniversitaire spin-offs en technologie tranfser naar bestaande bedrijven in Vlaanderen te komen. 6.2.10. Hogescholen De universitaire interfacediensten zijn in elke associatie aangeduid als de dienst verantwoordelijk voor de valorisatie van onderzoeksresultaten bij de associatiepartners. Dit is een zware bijkomende opdracht die een aparte benadering vereist. Binnen de verschillende instellingen zijn er dan ook actieplannen uitgetekend om het onderzoekspotentieel van de hogescholen in kaart te brengen met het oog op valorisatie. Binnen TTO Flanders kunnen de ʻbest practicesʼ toegelicht worden en kan worden nagegaan of gemeenschappelijke acties een meerwaarde kunnen bieden. 6.2.11. VIN-project Er worden (en werden) op Europees niveau al heel wat projecten en studies uitgevoerd die de ʻtechnology transfer businessʼ vanuit universiteiten in kaart brengen, die potentiële knelpunten detecteren, die modellen aanreiken van hoe een Interfacedienst georganiseerd moet worden en op welke wijze interfacediensten zichzelf dienen te benchmarken en hun succes kunnen meten. Een bijkomende studie wordt dus zeker niet vooropgesteld. Wel zou er kunnen nagedacht worden over het indienen van een gezamenlijk VIN-project dat uit de bestaande gegevens (literatuur, voorbeelden uit het buitenland, …) die best practices selecteert die voor de Vlaamse industriële en universitaire context relevant zijn. Aan de hand van case-studies zouden incubatiemodellen kunnen naar voor komen die dan verder kunnen onderzocht worden op hun haalbaarheid en die moeten afgetoetst en vergeleken worden met de bestaande incubatiemodellen die aan de verschillende universiteiten aanwezig zijn. De rol van consultants, incubatorfaciliteiten, venture capitalists, business angels, startkapitaalfondsen enz kan in een breder licht worden bekeken en er kan nagegaan worden in welke mate de universiteiten hier rond ook resources kunnen poolen of expertise kunnen uitwisselen. Dit is een project dat nu reeds in gang kan gezet worden en wellicht over langere tijd vervolgtrajecten kan hebben.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten 35 Beleidsplan 2009-2013
CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6.2.12. Stimulering van gezamelijke oprichting van spin-offs De oprichting van academische spin-offs is een belangrijke valorisatieroute van academische onderzoeksresultaten ter creatie van nieuwe economische activiteit en werkgelegenheid in Vlaanderen. De Vlaamse universiteiten en hogescholen willen in het volgend 5-jarenplan actief de kwaliteit van de spin-off projecten verhogen. In het bijzonder zal er gefocusseerd worden op de creatie van echte groeibedrijven. Cruciale elementen voor de creatie van dergelijke groeibedrijven zijn: 1. Uitgebreid IP platform, in de mate van het mogelijke reeds gevalideerd via industriële prototypes of samenwerking met de industrie 2. Groot marktpotentieel, internationale ambitie en degelijk management 3. Project interessant voor de universitaire zaaikapitaalfondsen en early stage VCʼs. De universiteiten vormen een ideale incubatieomgeving om dergelijke projecten uit te werken en te valideren, gezien de beschikbaarheid van financieringskanalen zoals TETRA, SBO, IOF en IWT OZM. We zijn ervan overtuigd dat, door onderling meer samen te werken rond concrete spin-off projecten op basis van technologie, marktopportuniteiten, én incubatiefinanciering aangereikt vanuit meerdere universiteiten, we in staat zullen zijn om spin-offs met een betere startpositie te realiseren. Een protocol tot praktische samenwerking tussen interfacediensten m.b.t. spin offs zal ontwikkeld en afgesproken worden rond volgende concrete acties: o Uitwisseling van informatie tussen de interfacediensten mbt mogelijke spin-off opportuniteiten: *Vertrouwelijke informatie-uitwisseling tussen alle vlaamse universitaire interfacediensten mbt spin-off projecten in de pijplijn. *Oplijsting van SBOʼs, TETRAʼs en andere onderzoeksprojecten waar meerdere academische partners aan deelnemen en proactieve opvolging van het spin-off potentieel van die projecten. o Identificatie van gemeenschappelijke spin-off projecten en het maken van afspraken omtrent: *Pooling van IP van verschillende academische partners en reservering van die IP voor toekomstige spin-off projecten *Afspraken omtrent ondersteuning van de spin-off projecten op vlak van o.a. marktanalyse, incubatiefinanciering, coaching van de projecten en management *Uitnodiging van investeringsmanagers van andere universitaire zaaikapitaalfondsen op eigen investeringscomité bij bespreking van gemeenschappelijke spin-off projecten (bvb uitnodiging van investeringsmanager van Gemma Frisius op Baekeland investeringscomité en vice- versa bij een KUleuven-UGent spin-off project) o organisatie gezamenlijke presentatie van het businessplan aan VINNOF en andere investeerders
________________________
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 2 Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017
BeleidsplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
2
INHOUDSTAFEL
1 Inleiding.................................................................................................................. 31.1 WatisWECOM? .............................................................................................. 31.2 ConcretedoelstellingenvoordeexpertisecelWetenschapscommunicatie ... 4
2 Omkadering............................................................................................................ 63 Financieeloverzicht................................................................................................ 63.1 Overzicht ......................................................................................................... 63.2 Financieringsovereenkomstmetdeoverheid................................................. 73.3 Externeprojectmiddelen................................................................................. 73.4 Eigenmiddelen................................................................................................ 9
4 Doelstellingen......................................................................................................... 94.1.1 SD1:Creërenenonderhoudenvaneencultuurvanwetenschap,technologieeninnovatiebijallelagenvandebevolkingenbijdragentothetverhogenvanhetinnovatievepotentieel .......................................................... 104.1.2 SD2:Verhogenvandeparticipatievanbredelagenvandebevolkingaan(hetmaatschappelijkedebatrond)wetenschapeninnovatieenverhogenvandeimpactvanwetenschapeninnovatieopdesamenleving) ........................... 134.1.3 SD3:Hetverhogenvandebetrokkenheidvankansengroepenenhetverhogenvandekansenvoortoptalent ............................................................ 154.1.4 SD4:StimulerenvandeinstroomvanjongereninSTEM‐studierichtingeninsecundairenhogeronderwijs ........................................................................ 164.1.5 SD5:InternationaleuitstralingvandekwaliteitvanhetonderzoekendekwaliteitvanonderzoekersinVlaanderenversterken....................................... 234.1.6 SD6:CreërenvanrandvoorwaardenvoorefficiënteenimpactgerichteWECOMbinnenhethogeronderwijs,zoalscreërenvaneencultuurvanWECOMbijzowelonderzoekersalsbeleidsmakersbinnendeAssociaties ....... 24
5 Conclusies............................................................................................................. 286 Bijlages ................................................................................................................. 29
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 3
1 Inleiding
1.1 WatisWECOM?WECOMisopeenactievemanieroverwetenschap informerenendialogerendoormiddelvanverschillendestrategieënaangepastaanspecifiekedoelgroepenmetalsuiteindelijke doelen interesse wekken, kennis vergroten, opinie vormen, attitudeen/ofgedragveranderen.HetvertrekpuntvanWECOM,ofzenuaanbodgedrevenofvraaggedrevenis,wordtgevormddoordevragendie levenbijhetpubliek.HetdoelvanWECOMisomhetpubliekervanteovertuigendatkennisvanwetenschapentechniekeencrucialerolspeeltinhetoplossenvandievragen.HetonderwerpvanWECOMisdaaromnietindeeersteplaatswetenschap.WECOMmoetopgevatworden inhetbelangvandeburger,vanuithetideedatdeburgerrechtheeftoptoegangtotwetenschappelijkekennis.Interactievemanier(‘engaged’)WECOM is geen zuiver eenrichtingsverkeer maar vraagt een interactie waarbijonderzoekers en/ofwetenschapscommunicatorenenmaatschappij de kans krijgente interageren. Om die reden stoptWECOM niet bij louter informeren, zoals hetuitsturenvanpersberichten,maargaatzenogeenstapverder.WetenschapHet onderwerp van de communicatie is wetenschap. Alle wetenschappelijkedomeinen (alfa, beta, gamma) en alle soorten onderzoek (fundamenteel enstrategisch basisonderzoek, toegepast onderzoek) komen in principe aan bod. Erwordt zowel over de producten (kennis, technologie) als over het proces vanwetenschappelijk onderzoek gecommuniceerd. Bij WECOM door personenverbonden aan kennisinstellingen zal speciale aandacht uitgaan naar zelfgeconstrueerdekennisentechnologie.Doel
‐ Bij de niet‐wetenschapper: interesse wekken, kennis vergroten (=informeren),opinievormen,attitudeengedragveranderen(=sensibiliseren).Kennisvergarend gedrag verbeteren/kennisemancipatie leidt totbeargumenteerdemondigheid.
‐ Bij de onderzoeker: de wisselwerking met niet‐wetenschapper kaninspirerend werken, en meer maatschappelijke relevant onderzoekvergemakkelijken.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
4
1.2 ConcretedoelstellingenvoordeexpertisecelWetenschapscommunicatie
Na 20 jaar wetenschapscommunicatie (WECOM) in Brussel is het landschapveranderd.OokdesubsidiërendeoverheidheefthaarvisieopWECOMbijgestuurd.De focus is verschoven van hoofdzakelijk jongeren naarmaatschappijbrede acties.WECOM draagt in haar algemeenheid bij aan het basisbeleid van de instellingenomdat ze bijdraagt tot de visibiliteit van kwaliteitsvol en maatschappijrelevantonderzoek. Om dit nog verder te realiseren, riep de expertisecel twee nieuwefuncties tot leven die de onderzoekersmoeten bijstaan in het communiceren vanhunonderzoek(ziepunt4.Doelstellingen‐SD1.2).WECOMspeelteengrote rol inhet rekruterenvanmeer studentenmethet juisteprofiel,indiezindatzeviaSTEM‐gerelateerdeprojectenoptermijnmeezorgenvoormeer jongeren die interesse hebben in STEM‐gerelateerde richtingen en hiervoldoende opleiding voor hebben gekregen, waardoor het studierendement zalwordenverhoogd.Jongeren, in het bijzonder instroom verhogen in Science Technology Engineeringand Mathematics (STEM), is echter nog steeds een groot aandachtspunt, maarwordt nuookopgenomen in het onderwijsbeleid ennietmeer enkel viaWECOM.DaaromstaateenevaluatievanhetbestaandeaanbodvanWECOM‐projectenhoogop de agenda. De evaluatie leidt niet noodzakelijk tot afschaffing van een projectmaarzaltrachtensynergiëntebewerkstelligenmetandereprojecteninVlaanderenennagaanofeeneventuelebundelingvankrachtenbinnendeinstellingennietbeteris of dat er een kosten‐batenanalyse moet worden gemaakt van inspanning enbereiktedoelen(events,beurzen…).In het STEM actieplan1, waarbij een grootschalig onderzoek werd gevoerd naarinstroominSTEM,werdreedsvermelddathongernaarwetenschapeninstroominSTEMmoetenwordenaangepakt inde lagerejarenvanhetmiddelbaaronderwijsen zelfs reeds in het basisonderwijs. WECOMwil zich onder andere daarom ookoriënteren op een projectaanbod voor –15‐jarigen. Een van de algemenedoelstellingenvanonzeinstellingenomhetstudierendementteverhogen,wordtopdezemanierverbeterd,warehetviaeeninvesteringoplangetermijn.Hoewel het beleid in onderwijs en wetenschapspopularisering oog heeft voor deproblematiek bij instroom in STEM‐richtingen, is echter noodzakelijk dat deexpertisecellen deze evolutie op de voet volgen. Zemoeten de verantwoordelijkeoverheden op systematische wijze blijven wijzen op de noodzaak van een1 Actieplanvoorhetstimulerenvanloopbaneninwiskunde,exactewetenschappenentechniek2012‐2020
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 5
geïntegreerd en continu beleid, over de verkiezingsjaren heen. Indien er geencoherent beleid ismet debijhorende financiering voor projectennaar jongeren inhetkadervanSTEM,zaldeexpertisediegedurendevelejarenwerdopgebouwdbijdeexpertisecelWECOMverlorengaan.Hetisnamelijkonmogelijkomalledoelstellingendiehetconvenantheeftuitgewerktin andere domeinen dan STEM voor jongeren te behalen, en tegelijkertijd hetuitgebreideaanbodvandeUniversitaireAssociatieBrusselaantehouden.Ookhetzoeken naar en uitschrijven van individuele projectoproepen komt in het gedrangdoordehogeeisdiedoorhetnieuweconvenantwordtgelegdindebestedingvandewerktijd van de personen in de expertisecellenWECOM. In 2012 is vanuit alleassociatievoorzitters dan ook een brief2 vertrokken naar minister Lieten, huidigministervoorInnovatieenWetenschapsbeleid,omprojectenalsROBOCUP(VUB)enhetV(J)TO(KATHO)vanstructurelefinanciëlesteuntevoorzien.Daarnaaststaatdegestructureerdeaanpakvandebenaderingnaarscholenhoogopdeprioriteitenlijst.Tweeeducatiefnetwerkerszullenhethuidigeaanbodworkshopsvoorstellen in verschillende scholen en via een bevragingsmethode in een eerstefaseeenbehoefteonderzoekdoenbijde leerkrachten.Doordezewisselwerkingzalhet gemakkelijker worden om de vraag af te stemmen op het aanbod. WECOM‐(VUB–EhB‐)projectenwordenmeegenomen tijdens de scholentoer en zullen beterafgestemd kunnen worden op de concrete vraag van leerkrachten. De educatiefnetwerker krijgt ook een helikopterzicht over alle aangeboden workshops aan deinstellingen, hierdoor zal dubbel aanbod resulterend in een overbevraging vanonderzoekers kunnen worden weggewerkt. Door de educatief netwerker vanWECOMmee te nemen in deze scholentoer, worden ook leerkrachten van lageregraden en zelfs basisscholen benaderd. Tot slot willen we een structurelesamenwerkingtussendeverschillendedepartementenlerarenopleidingenWECOMrealiseren.OndanksdejarenlangeervaringenhetuitgebreideaanbodinWECOM‐projectenvandeexpertisecelWECOMUAB,ishettochnognodigombinnendeinstellingenvandeUAB onze expertisecel verdere bekendheid te geven, het nut vanWECOM aan tetonenenduidelijktemakenwaarbijzeonderzoekersindietaakkanondersteunen.Zoals het convenant WECOM 2013‐2017 het verwoordt: “Het creëren van eencultuurvanWECOM inhethogeronderwijs”.Ookhetnieuwe financieringsbesluitvan het Bijzonder Onderzoeksfonds nam een artikel op waarbij in de toekomstdeelnameaanWECOM‐initiatievenmee inbeschouwingzalwordengenomenvoormogelijke toekenningen. Hoewel dit al een eerste incentive kan zijn, zal deexpertisecel WECOM de komende jaren verder inzetten op een groterebekendmaking van het nut vanWECOM. De expertisecel poogt daarom in eersteinstantie in PR‐ en communicatieplatformen van onze instellingen te zetelen, ditzowelopoverkoepelendvlakalsophetniveauvandeverschillendedepartementen.
2 Bijlage1BriefUABnaarLieten
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
6
Om onderzoekers voor te bereiden op de WECOM‐taak, zal de expertisecel insamenwerking met de Doctorals Schools en alle andere associaties jaarlijks een‘SummerSchoolinWECOM’organiseren.Devraagrijsthierbijofdekunstomopeenbegrijpelijke manier te communiceren over eigen onderzoek niet moet wordenaangeleerdsamenmetdeonderzoeksskills,metnameindemasterjaren.WECOM speelt ook een rol in het stimuleren van excellent onderzoek insamenwerkingmetexternen viadenauwe samenwerkingdie ze inhaarprojectenheeftmetdeindustrie.In het zoeken naar externe middelen, en de reeds ingediende aanvragen, zal deexpertisecelbijzondereaandachtschenkenaanprojectendieverderwerkenaandeuitbouwvanhetindustriëlenetwerkendevraagenhetaanbodtussenindustrieenonderwijsproberentematchen.De huidigeministerWetenschapsbeleidwil vooral inzetten op kansengroepen. DeexpertisecelWECOM zette reeds in 2012 de eerste stappen naar initiatieven voorkansengroepen en toptalenten, dankzij de samenwerking met de vzw BEKINA(verenigingvoorkinderenenadolescentendiehoogbegaafdzijn)endevzwD’Broej(Brusselse Organisatie voor de Emancipatie van Jongeren). De samenwerkingmetvzwBekinaisreedsopgezetineenzeerconcretesamenwerkingdieheeftgeleidtothetopstartenvande‘BrightsparksWorkshops’.Vandezebestaandesamenwerkingzullenwijgebruikmakenomindekomendejarenonsaanbodnaarjongerenmeteenhongernaarmeerwetenschappelijke kennis structureeluit tebouwen,omzoooktalentaantetrekkennaaronzeinstellingen.Zowel via de verdere uitbouw van een sterk Europees netwerk als een sterke linkmet industriewillenweproberendedalende financieringvanuitEWI tecounterenenzodraagtWECOMbijtothetversterkenvandepositieendesamenwerkingmetstrategischepartners.
2 Omkadering
• HetconvenantWECOM2013‐2017(CONV)tussendeuniversitaireassociatiesendeVlaamseOverheid(DepartementEWI)
• VUBAlgemeenStrategischPlan2012‐2016• VUBBeleidsplanSectorOnderzoek&Ontwikkeling2012‐2016• StrategischPlanvandeErasmushogeschoolBrussel2012‐2016(SPE2)• CommunicatiebeleidsplanEhB2012‐2016(COMM)• EvaluatievandeexpertisecellenWECOM2011doorTechnopolisgroup
3 Financieeloverzicht
3.1 Overzicht
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 7
DezesectieverduidelijktdeoorsprongvandefinanciëlemiddelenterbeschikkingvandeexpertisecelWECOM,metname:1. DefinancieringsovereenkomstafgeslotenmetdeVlaamseOverheid2. Externeprojectmiddelenensponsoring3. Eigenmiddelen
3.2 FinancieringsovereenkomstmetdeoverheidDekaderovereenkomstWECOM2008‐2011voorzag(semi‐structurele)financiëlemiddelenvoorde5universitaireassociatiesenwerdafgeslotenmetdeVlaamseOverheid(DepartementEWI).HetconvenantWECOM2013‐2017ishiereenvervolgop.Ditconvenantzalondertekendwordenop14maart2013,enmetterugwerkendekrachtactiefwordenop1januari2013.3VolgendegrafiekgeeftdefinanciëlemiddelenweervoordeUABtussen2008en2013.
OverzichtfinancieringKaderovereenkomstWetenschapscommunicatie2008en2012
DeinterneverdeelsleutelgehanteerdtussenVUBenEhBvoordeperiode2008‐2012isdevolgende:
‐ Personeel:gegarandeerd1VTEEhB‐ Werking:65%VUB–35%EhB‐ Overhead(10%vantotaal):80%VUB–20%EhB
Voor de periode 2013 ‐2017 werd door de VUB voorgesteld om de interneverdeelsleutelteherwaarderenvoorWECOM:2013: Personeel gegarandeerd (zie begroting 68% ‐ 32%) – werking en overheadintegraalnaarVUBomeeneerstestaptezettennaareenverdeling25‐752014:25(EhB)–75(VUB)ziebegroting2015: Overeen te komen op basis van de externe verdeelsleutel tussen deassociaties(ziebijlage4)
3.3 Externeprojectmiddelen
3Bijlage2definieertdeverdeelsleuteldietoegepastwerdvoordeverdelingvandemiddelentussendeassociaties.
0!"
60.000!"
120.000!"
180.000!"
240.000!"
2008 2009 2010 2111 2012 2013
Aandeel UAB Wecom
0!"
550.000!"
1.100.000!"
1.650.000!"
2.200.000!"
2008 2009 2010 2111 2012 2013
Totaal budget Wecom
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
8
DeexpertisecelWECOMstreeftertijdenshaarwerkingsteedsnaardebeschikbarefinanciëlemiddelenteverhogenom:
• dewerkingvandeceltegaranderenenuittebouwen,• continuïteit in het aanbod te verwezenlijken. Heel wat initiatieven vindenimmerspasnaverloopvantijdingangbijhetdoelpubliek(bv.onderwijsveld)
• tegengaan van verlies aan expertise: vertrek van projectmedewerkers bijgebrekaanmiddelen
• diversificatie van bronnen en verminderen van afhankelijkheid van dekaderovereenkomst(ziepunt2.2)
Inconcretowerdeninkomstenuitvolgendesubsidiëringsbronnengerealiseerd:
• Brusselseoverheid(VGC,ResearchinBrussels)• Vlaamseoverheid(EWI)• Provincie(Vlaams‐Brabant)• Federaleoverheid(FODLeefmilieu)• EU(FP7)
Daarnaast werden sponsordossiers gerealiseerd (geldelijk en in natura) metbedrijven,koepelorganisatiesenvzw’s:
• Agoria,Fedustria• VzwdeBuren,vzwHetAtomium• KBC• MIVB, Microsoft, IBM, Telenet, Belgacom, Electrabel, National Instruments,Kuka…
Tenslottewerdenmediadossiersverwezenlijktmetmediapartners:
• Ketnet• EOS• DataNews• Clickx
Volgende tabel en grafiek geven een overzicht van de externe financiëleprojectmiddelendieverwezenlijktwerdenindeperiode2008‐2012.
EhB VUB Totaal2008 46.013,50€ 68.483,20€ 114.496,70€
2009 57.320,50€ 184.920,48€ 237.245,98€
2010 74.273,33€ 83.519,25€ 157.792,58€
2011 51.015,33€ 61.199,25€ 112.214,58€
2012 60.414,33€ 26.000,00€ 85.515,33€Totaal 289.036,99€ 424.122,18€ 707.265,17€
(Opmerking:cijfersvoordeVUBzijnindicatief.)
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 9
Overzichtexternefinancieringwetenschapscommunicatietussen2008en2012
UiteenexterneevaluatievandeexpertisecellenWECOM2011doorTechnopolisgroupbleekdatdeexpertisecelwetenschapscommunicatievandeUABeenvandeweinigeexpertisecellenisdieextrafinancieringensubsidieringweettegenererenvoorhaarwerking.Mogelijkeredenendaling:
‐ minderprojectoproepen‐ zwaarderetijdsbelastingmedewerkersWECOM‐ grotejaarlijkseprojectoproepWECOMviaEWIafgelastna2009‐>meerdere
kleine(enkelwerkingsmiddelen)
3.4 EigenmiddelenDeVUBheeft2VTEindienstbinnendecelWECOMdiemeteigenmiddelenwordengefinancierd,waarvan1VTEvoorhetuitbouwenvannieuweprojectenmetexternefinanciering.Daarnaastwordenookwerkingsmiddelenterbeschikkinggesteld.
4 DoelstellingenDezesectiegeefteenoverzichtvande6strategischedoelstellingenuithetCONVeneenmappingnaarzowelhetSPE2EhBalshetASPIIVUB,viahetdeelbeleidsplanR&D.Vervolgenswordteenvertalinggemaaktnaaroperationeledoelstellingen,meteenopsommingvanactiviteitenentenemeninitiatieven.
0!"
75.000!"
150.000!"
225.000!"
300.000!"
2008 2009 2010 2011 2012
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
10
4.1.1 SD1:Creërenenonderhoudenvaneencultuurvanwetenschap,technologieeninnovatiebijallelagenvandebevolkingenbijdragentothetverhogenvanhetinnovatievepotentieel
EhB
• SPE2‐SD1/SPE2‐SD6/COMM‐SD1/COMM‐SD2o Ontsluitenvanhetaanbod,expertiseenrealisatiesvanEhBvia
kwaliteitsvolleprojectenronddekerntakenonderzoekendienstverlening,metspecifiekeaandachtvoorbeïnvloedersstudiekeuzeproces.
VUB• StrategischeTopprioriteit3Investereninrekruteringenmarketing
o SD3.1–SDD3.1.1:VisibiliteitvankwaliteitsvolenmaatschappijrelevantonderzoekvandeVUBverhogen
OD1.1.:Initiatievenuitwerkenendeelnemenaanevenementendietotdoelhebbenwetenschap toegankelijk temakenenhetpubliek te sensibiliseren voorhetbelangvanwetenschap.Dezedoelstellingisvantoepassingopalledisciplines(ookalleniet‐STEMdisciplines)
• DagvandeWetenschapo De overheid legt deze activiteit jaarlijks op waarbij alle
kennisinstellingen in Vlaanderen en Brussel de deuren openen enwetenschap en onderzoek op een aantrekkelijkemanier voorstellenaan het grote publiek. In 2012 organiseerden VUB en EhB ditevenement in het Atomium. In 2013 worden geen extra middelenvoorzien, waardoor de kwaliteit van de Dag niet gegarandeerd kanworden, mits alle andere doelstellingen worden aangehouden. Deassociaties wezen de minister op deze problematiek tijdens deonderhandelingen van dit convenant, in een door de vorigekaderovereenkomst opgelegde SWOT‐analyse4 opgesteld door hetinterassociatieoverleg en tijdens de overlegmomenten tussen deassociatievoorzittersendeminister5.Dit initiatiefmoet een groot jaarlijks eventworden,met een sterkesteun (financieel en inhoudelijk) van de organiserende overheid,waarbij wetenschap centraal staat en een samenwerking tussengelijkaardige initiatieven wordt bewerkstelligd, om zo te komen totééngrootgeheel.
• Wetenschapsweeko Tweejaarlijks initiatiefwaarbij scholenbasis‐ en secundair onderwijs
workshopsvolgenbijdehogeronderwijsinstellingen.
4 Bijlage3SWOTDagvandeWetenschap5Overlegin2012en2013metMinisterIngridLieten
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 11
Optermijnzouwegensoverlappingmetreedsbestaandeinitiatievenin het hoger onderwijs (herfstkampen, verschillende workshopsaangebodenopinitiatiefvandefaculteitenofdepartementenzelf)ditinitatiefnietmeernodigzijn (volgensUABalgeldtditalvoor2014).Omdatdeoverheidsterkhoudtaandit initiatiefendit in2014naaralle waarschijnlijkheid toch nogmoet worden georganiseerd, zullenwe aan de UAB de formule herdenken, waarbij we minder zulleninzetten op een groot aantal workshops maar een aanbod willenvoorzien voor lagere gradenSOenBO.Uit onderzoek inbinnen‐ enbuitenlandblijktimmersdatdeleeftijdvan10tot14jaarcruciaalisindeontwikkelingvandehoudingdiejongerenaannementenopzichtevantechniekenwetenschap.VanuitdevaststellingenishetbelangrijkSTEM‐activiteitenaantebiedengerichtopkinderenen leerkrachtenuithetlageronderwijs.
• ScienceBarBrussel
o Maandelijks wetenschapscafé waarbij het brede publiek in contactkomtmetwetenschapenonderzoekersineeninformelesetting.HetderdejaarallooptditinsamenwerkingmetRITSCafé(EhB).Erwordtook samenwerking gezocht met Uitstraling Permanente Vorming(UPV)enOud‐Studentenbond(OSB).IndetoekomstwillenwevandeScienceBareenvastewaardeinhetBrusselse afterwork‐aanbodmaken,waarbij het huidigeoveraanbodenoverbevraging vandocentenenonderzoekerswordtweggewerkten de concurrentie tussen verschillende organisaties als tot eenconstructievesamenwerkinghebbengeleid.
• Mobieleapp‐platformo Sinds 2010 biedt de expertisecelWECOMhet stadspelUrbanGame
aan, gebaseerd op smartphonetechnologie. Dit is een succesvolproject dat zich leent tot een verdere uitbouw: enerzijdstechnologischdoorUrbanGameomtebouwentoteenvolwaardigeapp waarbij gebruikers zelf zoektochten kunnen aanmaken,anderzijdsdoorsamentewerkenmetaanbiedersvanonlinedata.Ditlaatstesteltgebruikers immers instaathunzoektochten tevoorzienvanmultimedia.Hiervoorwordtsamengewerktmeto.a. CultuurnetVlaanderenenFARO(VlaamsSteunpuntvoorCultureelErfgoed).Naast de technische verbouwingen aan Urban Game verkennenwemomenteel de mogelijkheid om bestaande projecten zoals deFotokwisenStimulusGPSUitleenmoduleomtebouwentotmobieleapplicaties.
• ClimateChallengeo Educatieve website (www.climatechallenge.be), eBook, lespakketen,
interactieve quiz en infosessies rond het thema klimaatverandering.De website werd gelanceerd in 2011 en bereikt een groot publiek(leerlingen en leerkrachten secundair onderwijs). Climate Challenge
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
12
heeft zowel aandacht voor de oorzaken en gevolgen als vooroplossingen rond klimaatverandering. In een vervolgtraject zal nogmeer ingezet worden op oplossingen (zowel maatschappelijk alstechnologisch)waarbij(toegepast)onderzoekmeeraanbodkomt.
o DeFODLeefmilieuheeftnaaraanleidingvanhethuidige succesvanhet project (3500 onlinebezoekers per maand en meer dan 700geregistreerde leerkrachten) aangegeven opnieuw te willeninvestereninhetprojectin2013.
• RobotFestivalo In het kader van het project RoboCup Junior wordt jaarlijks een
wedstrijddag georganiseerd. Deze wedstrijddag is toegankelijk voorhetbredepubliekeennaastdewedstrijdzelfwordenersteedsrobotsuitdeindustrieendeonderzoekswereldvoorgesteld.In 2010 werd zelfs een uitgebreid robotfestival georganiseerd overmeerdere dagen. In 2013, voor de 5de editie van RoboCup Junior,wordt het publiek terug in contact gebrachtmet roboticaonderzoekenontwikkelingend.m.v.interactievestandenenkorteshows.
o Injanuari2013werdeenComenus‐project ingediend.DeVUBiseenvandepartnersencoördineerteenwerkpakket.HetprojectheeftalsdoellerarenbijtescholenmetoogopSTEM‐opleidingen.
• NachtvandeOnderzoekero Ditiseenmogelijkfinancieringskanaalvoordeverdereuitwerkingvan
de Dag van de Wetenschap. De Expertisecel WECOM UAB isvoorstander van het idee om deze twee events samen te latenverlopen. De meeste andere instellingen met expertisecellen staanhiernogweigerachtigtegenoverwegensdemoeilijkedatumvanhetEuropees Project in september die samen zou vallen met deacademische opening van vele universiteiten. De Nacht van deOnderzoeker is een Europees project. Momenteel hebben wecontactenmetcollega’suitNederlanddieinhetkadervanDeNachtvan deOnderzoeker in 3 steden het Discovery Festival organiseren.Wij onderzoeken de opportuniteit om in 2014 gezamenlijk met deNederlandse collega’s een Discovery Festival in Brussel teorganiseren. Discovery Festival is een vooruitstrevend nachtfestivaldat draait om de kick die je krijgt als je nieuwe dingen ontdekt.Nieuwe wetenschap, nieuwe kunst, nieuwe muziek, telkens gelinktaantechnologieenwetenschap.
• Deelnameaanrelevanteexternepubliekeregionaleevenementen: Irisfeest,Milieufeest,Biotechdag,etc.
o Dit is een zeer arbeidsintensief proces, met een beperkt bereik enlageimpactopdejongeren.VoorandereeventszoalsdeBiotechdagblijven we lobbyen bij de desbetreffende overheden voor meersamenwerking en overleg, de burger wordt immers om de orengeslagenmet‘Dagvan…’.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 13
OD1.2.:Mediaenthousiasmerenomwetenschapentechnologieopeenpositieveenaantrekkelijkemaniernaarbuitentebrengen
• AangezienWECOMisingebedindedienstenOnderzoekvandeinstellingenvan de UAB, is een samenwerking met de Dienst communicatie EhB,Marcom VUB en de werkgroep Marcom UAB nuttig om een beroep tekunnen doen op reeds bestaande expertise binnen de dienstencommunicatie. Op dezewijze kan voor de verspreiding van informatie ookeen beroep worden gedaan op de reeds in verre mate ontwikkeldecommunicatiekanalenvandezediensten. In2012werddeze samenwerkingreedssterkuitgebreid.In2013wordenwoordenindadenomgezetdooreenofficiële samenwerking in relaties naar scholen, media alsook eenafvaardiginginderedactieraadvande‘Akademos’.
• IndecelWECOMwordtvanaf2013eenofficieelMediasteunpuntgecreëerddat in een eerste fase een behoefteonderzoek zal uitvoeren bij deonderzoekers. De resultaten van deze bevraging zullen dan leiden toteffectieve dienstverleningen, via MARCOM of WECOM, afhankelijk van depreciezenoden.
• SummerschoolWECOM:OmonderzoekersvoortebereidenopdeWECOM‐taak,zalinsamenwerkingmetdeDoctoralSchoolsenalleandereassociatiesjaarlijks een ‘Summer School inWECOM’ georganiseerd worden. De vraagrijsthierbijofdekunstomopeenbegrijpelijkemaniertecommunicerenovereigen onderzoek niet moet worden aangeleerd samen met deonderzoeksskills,metnameindemasterjaren.
• Omdathetbelangvansocialemedianietteonderschattenis,zalbinnendecelWECOM een expert SocialeMedia worden opgeleid. Via workshops ofpersoonlijk advies zullen onderzoekers worden bijgestaan in communicatieoverhunonderzoek.
4.1.2 SD2:Verhogenvandeparticipatievanbredelagenvandebevolkingaan(hetmaatschappelijkedebatrond)wetenschapeninnovatieenverhogenvandeimpactvanwetenschapeninnovatieopdesamenleving)
EhB
• SPE2‐SD1/SPE2‐SD6/COMM‐SD2o Ontsluitenvanaanbod,expertiseenrealisatiesvanEhBvia
kwaliteitsvolleprojectenronddekerntakenonderzoekendienstverlening
VUB• StrategischeTopprioriteit3Investereninrekruteringenmarketing
o SD3.1–SDD3.1.1:VisibiliteitvankwaliteitsvolenmaatschappijrelevantonderzoekvandeVUBverhogen
OD2.1.: Faciliteren van “societydriven/based research”o.m.doorhet verzamelen,creërenen/ofzichtbaarmakenvankennisvoorindividuenenorganisatiesdievandiekennisgebruikkunnenmaken
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
14
• Wetenschapswinkel
o Non‐profitorganisaties dienen onderzoeksvragen in die doorstudenten (kosteloos) beantwoord worden in het kader van huneindwerk. Als organisatie en promotor tevreden zijn met heteindresultaat, wordt het onderzoek integraal op deWetenschapswinkelwebsite gepubliceerd en probeert deWetenschapswinkelsamenmetallebetrokkenen(student‐promotor‐organisatie) het onderzoek te valoriseren in de vorm van eenpersbericht,artikel,studiedag...
o Erwordtgezochtnaarsamenwerkingenenuitbouwvaneenmogelijknetwerk met andere initiatieven in participatief onderzoek inVlaanderen. De eerste aanzet hiertoe zal worden gegeven op de‘Contactdagen’, een initiatief van Wetenschapswinkel Brussel i.s.m.WetenschapswinkelAntwerpen.
• InterlandseWetenschapswinkelprijso De InterlandseWetenschapswinkelprijsbekroontelke twee jaardrie
Wetenschapswinkelprojecten aan een Vlaamse of Nederlandsehogeronderwijsinstellingdieuitgevoerdwerden inopdrachtvaneenorganisatie,.Uitde19ingediendeprojectenin2012kooseenVlaams‐Nederlandsejuryprojectendieopvallendoorhunwetenschappelijkekwaliteit,maatschappelijkewaardeenleereffectvoordestudent.DeInterlandse Wetenschapswinkelprijs wijst op de schat aanmaatschappijgericht onderzoek bij zowel Vlaamse als NederlandseWetenschapswinkel en bevordert valorisatie en uitwisseling van datonderzoek.
• IkHebEenVraag.beo Ikhebeenvraag.be maakt academische kennis toegankelijk voor
iedereen.Opdewebsitekanjezoekeninhetrijkearchief,maarookvragen stellen aan wetenschappers uit 40 Vlaamse instellingen. Deantwoordenworden daarbij afgestemd op de persoon die de vraagsteltenzotoegankelijkmogelijkgeformuleerd.Bovendiendenkenwemomenteel samen met de coördinatoren van het project na overvalorisatiemogelijkhedenvanhetgigantischearchief,bv.eenmobieleapp,eenpublicatie...
• Perares (WP7): maatschappijgestuurd onderzoek inbouwen in de curricula(vb.:3BASociaalwerkEhB)
o InWP7 van het vierjarige Europese FP7‐project PERARESmoet elkepartnerpilootprojecteninvoerenopbasisvanbestpracticesvanWP‐partners.
o OmdatdeWetenschapswinkelmomenteelfocustophetbereikenvanstudenten, zou een Wetenschapswinkelproject als vast curricula‐onderdeel ons goed uitkomen. Op basis van modules uit Dublin &Wageningen, stelden we dan ook een structurele en intense
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 15
samenwerking voor met de 3de Bachelorprojecten van EhB‐opleidingen Communicatiemanagement en Sociaal werk. Dezesamenwerkingen kunnen we hopelijk optimaliseren en uitbreidennaarandereopleidingenindetoekomst.
OD2.2.:Faciliterenvanenparticiperenaanhetmaatschappelijkedebatoverwetenschap,technologieeninnovatie,stimulerenvandedialoogtussenwetenschapenmaatschappij,o.m.doorgegevensonderdeaandachttebrengenopbasiswaarvanmaatschappelijkedebattenopeencorrecteengenuanceerdemanierkunnenwordengevoerd
• ScienceBarBrussel(ziehoger)• DagvandeWetenschap(ziehoger)• ClimateChallengeConference
o Deze jaarlijkse conferentie is gericht op laatstejaarsleerlingensecundaironderwijs(ASO,TSO,BSO)metalsdoelhenbewustmakenvandeklimaatveranderingendegevolgenervan.Erwordt specifiekaandacht besteed aan technologische en maatschappelijkeoplossingen. Leerlingen worden uitgenodigd in het EuropeesParlementwaarzeinhethartvanEuroparesolutiesrondhetthemaklimaatzullenamenderenenstemmen.
o DeFODLeefmilieuheeftnaaraanleidingvanhethuidige succesvanhet project (3500 onlinebezoekers per maand en meer dan 700geregistreerde leerkrachten) aangegeven een scholentoer van dezeconferentietewillenfinancierenvanafnajaar2013.EenversieinhetEuropeesParlementstaatechtervanaf2014opdehellingwegensteweiniginzetbareWECOM‐medewerkers.
4.1.3 SD3:Hetverhogenvandebetrokkenheidvankansengroepenenhetverhogenvandekansenvoortoptalent
EhB
• SPE2‐SD1/SPE2‐SD6/COMM‐SD1/COMM‐SD2o Ontsluitenvanaanbod,expertiseenrealisatiesvanEhBvia
kwaliteitsvolleprojectenronddekerntakenonderzoekendienstverlening,metspecifiekeaandachtvoorbeïnvloedersstudiekeuzeproces
o Specifiekeaandachtvoorkansengroepenindemaatschappijenopportuniteitvoorhetuitwerkenvaneentrajectvoortoptalent
VUB
StrategischePrioriteit9:Talentaantrekken,ontwikkelenenresponsabiliserenOD3.1.:Activiteitenmeerbekendheidgevenbijkansengroepen
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
16
ErwordtgewerktaaneensamenwerkingmetD’Broej,eenkoepelvanjeugdhuizeninhetBrusselsHoofdstedelijkGewest,hetImpulsfondsmigrantenbeleid(Centrumvoorgelijkheid van kansen en voor Racismebestrijding). Via de samenwerking met decommunicatiediensten wordt er ook een grotere outreach van onze huidigeprojectengeanticipeerd.OD3.2.:Initiatievennemenspecifiekgerichtoptoptalenten
• Brightsparks:Workshopsvoorjongerenmethongernaarkenniso In2012werdinsamenwerkingmetBekinavzweenreeksworkshops
overkwantumfysicageorganiseerdvoor jongerenvan14tot18 jaar.Deze workshops werden gegeven door prof. Jorgen D’Hondt,directeur van het IIHE voor de VUB. Verschillende onderzoekers envakgroepen reageerdenenthousiastopdit initiatief engavenaan indetoekomstookbereidtezijnzulkesessiesintelassen.In2013staannog een workshop over maatschappelijke evaluatie van de bergingvan kernafval – type A (Prof. Dooms), een workshop over fotonica(Prof. De Baes) en eventueel workshops in het kader van hetBrusselseprojectCanSat(Prof.Vanderborght)gepland.
o Vandezebestaandesamenwerkingzullenwijgebruikmakenomindekomende jaren ons aanbod naar de jongerenmet een honger naarmeerwetenschappelijkekennisstructureeluittebouwen.
OD3.3.:Initiatievennemenspecifiekgerichtopkansengroepen
• Samenwerking met D'Broej vzw ‐ de Brusselse Organisatie voor deEmancipatie van Jongeren (netwerk 7 allochtone jeugdhuizen) enimpulsprogrammatechniekmeisjes
• Technogrieten(enSoftskillslab):AlenkelejarenzithetaantalVlaamsestudenteninSTEM‐richtingenopnieuwineenstijgendetrend,maardit isnogsteedsonvoldoendeomdetekortenop te vullen. Verschillende spelers in het veld erkennen dit probleem enondernemen actie om de belangstelling bij jongeren opnieuw te latentoenemen. In deze context lanceerde de Vlaamse Overheid het STEM‐actieplan 2012‐2020. Een van de acht beleidsthema’s die in dit documentuitgestippeldworden,wilmeermeisjesmotiveren inde richtingvanSTEM‐beroepen. Het project Technogrieten legt de focus op meisjes, met extraaandacht voor meisjes uit maatschappelijk kwetsbare groepen(nieuwkomers, allochtonen). Hiervoor werken we samenmet D’Broej, eenkoepelvanjeugdhuizeninhetBrusselsHoofdstedelijkGewest.In2013wordteen project gericht naar 10‐ tot 12‐jarige meisjes ingediend bij hetImpulsfonds(Federaalmigrantenbeleid).
4.1.4 SD4:StimulerenvandeinstroomvanjongereninSTEM‐studierichtingeninsecundairenhogeronderwijs
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 17
EhB• SPE2‐SD1/SPE2‐SD6/COMM‐SD1/COMM‐SD2
o Hetstimulerenvantechnologischeenwetenschappelijkestudierichtingenbijjongerensecundaironderwijsviainnovatieveenwervendeprojectenomzodeinstroomindezerichtingenteverhogen
VUB
• Strategischetopprioriteit2:HetstudierendementverhogenSD2.1–Rekruterenvanmeerstudentenmethetjuisteprofiel
• StrategischePrioriteit7–Stimulerenvanexcellentonderzoekinsamenwerkingmetexternenhernieuwdeaandachtvoorvalorisatie(SD7.4–SDD7.4.1TTI:Uitbouwvansamenwerkingmetbedrijvendoorcontactdagenteorganiseren)
OD4.1.:Ontwikkelen,inrichtenenbekendmakenvanactiviteitenenontwikkelenenverspreiden van educatieve pakketten om jongeren kennis te laten maken metwetenschappenentechniekenhunbelangstellingvoorSTEM‐vakkenteverhogen
• IloveITo I love IT is eenproject vandeUniversitaireAssociatieBrusselende
Universitaire Associatie Gent. Leerlingen uit de tweede en derdegraad secundair onderwijs ASO, TSO en KSO krijgen de kans omworkshops rond technologie, IT,wetenschap enwiskunde te volgenbijeenaantaltoonaangevendebedrijvenenlabo’s.Hetprojectlooptsinds2008enorganiseert jaarlijks45workshopsvoormeerdan900leerlingensecundaironderwijs.Dooropeenconcretemanierkenniste maken met wetenschap en techniek, zowel op academisch alszakelijkniveau,wordendeleerlingengestimuleerdomdaadwerkelijkeen STEM‐studierichting te volgen. De vraag vanuit het onderwijsblijft groot, hoewel het aantal aangeboden workshops via anderekanalensterkgegroeidis(bv.Wetenschapsweek,brochureSO…).Desubsidies vanuit EWI zullen eind 2013 stoppen, waardoor eenrevaluatiezichopdringt(zieookOD6.1enOD6.4).Indien hier geen externe personeelsfinanciering voor kan wordengevonden,zalditprojectuitdovenin2013.Eenmogelijkepistediewenu bewandelen is de aanvraag van een brugproject Economie‐OnderwijsvanhetAgentschapOndernemen.Ditopvolgprojectheeftnogsteedsdezelfdedoelstellingalsdevoorbijeeditiesvan I love IT:de belangstelling bij jongeren voor IT, wetenschap en techniekverhogen en hen motiveren om na het middelbaar onderwijs eenSTEM‐studierichting te volgen en/of in de STEM‐sector te gaanwerken. De doelgroep van dit project zijn leerlingen uit de derdegraad ASO en TSO uit Vlaams‐Brabant en Brussel, in klassikaalverband. In dit project stellen we een duurzaam traject vanopbouwende workshops voor. De leerlingen wordenondergedompeld in een STEM‐traject en leren onderweg de
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
18
verschillende facettenvaneencarrière indeSTEM‐sectorenkennenenwelkestudierichtingenzijkunnenvolgenomdittebereiken.Erzijnvoorlopig drie trajecten die telkens rond een bepaald thema zijningericht:multimedia, IT en ingenieurswetenschappen. In elk trajectmoetende leerlingeneen creatief cvmaken,dit isdanookde rodedraad doorheen de drie trajecten. Elk traject bestaat uit een aantalworkshops, die gelijk staan aan een aantal te behalen eindtermen.Hettrajectkentflexibiliteitdoordatleerkrachtenkunnenkiezenofzebepaalde stappen in de klas behandelen, dan wel of ze de stapbuitenshuis ineenworkshopwillenbehandelen.Per stapbiedenwijduseenworkshopen/ofeducatiefpakketaan.DaarnaastzalbekekenwordenofeenfinancieringvandeorganisatievanworkshopsviahetVGCkanverlopen.
• RoboCupJunioro RCJ is een robotwedstrijd gericht op jongeren van 8 tot 18 jaar en
leerkrachten uit het basis‐ en secundair onderwijs. In teamverbandbouwenenprogrammerendejongeren,onderdebegeleidingvaneencoach,huneigenrobotomuiteindelijkdeeltenemenaaneenvandedriespannendedisciplinestijdensdefinaledaginTechnopolis.Doelstellingen: Jongeren sensibiliseren en interesseren voorwetenschappelijk onderzoek, techniek en robotica om zo eenverhoogdeinstroomvanjongeren inSTEM‐richtingentebekomen(+verhoogdeuitstroomafgestudeerden).Indien hier geen externe personeelsfinanciering voor kan wordengevonden,zalditprojectuitdovenin2014Injanuari2013jaarwerdeenComenus‐projectingediend.DeVUBiseenvandepartnersencoördineerteenwerkpakket.HetprojectheeftalsdoellerarenbijtescholenmetoogopSTEM‐opleidingen.
• VT(J)Oo De Vlaamse (Jeugd) Technologie Olympiade wil jongeren hun
technologische talent laten ontdekken, de belangstelling voortechnologie aanwakkeren, de waardering voor het vakgebiedvergroten, de maatschappelijke beeldvorming rond technologiebijstellen,demaatschappelijke relevantievan technologieaantonen,en leerlingenuithet lageronderwijs stimulerenomeenopleiding indetechnologietevolgen.
o VUBenEhBdragennietalleenfinancieelbijaandeze jonge,ensnelgroeiende olympiade, we ondersteunen de organisatie opverschillendevlakken.Zozetelenbeideinstellingenindestuurgroep,verzamelen olympiadevragen bij docenten en onderzoekers envaardigen juryleden en helpende handen af voor de verschillendeeventsdieinditkadergeorganiseerdworden.Structurelefinancieringwerdhiervoorgevraagdaandeoverheidnaaraanleiding van de aanvraag vanuit de verschillendeassociatievoorzitters.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 19
• Wetenschapsweek(ziehoger)
• ClimateChallenge(ziehoger)
• UrbanGame
o DehuidigeversievanUrbanGamewerdgedurendedriejaarintensiefgebruikt.Wewillengebruikmakenvanhetmomentumendeervaringdieweoppiktenbij deopbouwenuitbating vandit projectomeennieuwe versie van deUrbanGame‐app op te starten, klaar voor denieuwstegeneratiesmartphonesentablet‐pc’s.Centraal in ons plan voor de nieuwe app staat het concept ‘vooriedereen, door iedereen’. Leerkrachten zullen in staat zijn waar enwanneer zemaarwilleneenUrbanGame‐parcoursop te startenendaar hun eigen content aan toe te voegen. Hierbij kunnen ze eenberoepdoenopeengrabbeltonvanSTEM‐gerelateerdeopdrachten,opgestelddoorexpertsuithetgerelateerdevakgebied,WECOMendelerarenopleiding.
DeombouwvanUrbanGamenaareenvolwaardigeappverkrijgbaarvia de reguliere app‐distributiekanalen heeft ook repercuties op degebruikersfuncties.Waarmomenteelenkelvoorafgeprogrammeerdezoektochten gespeeld kunnen worden, zal in de app‐versie degebruiker‐indienhij/zijdatwil‐zelfeenparcourskunnenaanmaken,spelen en vervolgens ter beschikking stellen van de Urban Game‐gemeenschap(UserGeneratedContent).
• Wetenschapsbende
o is de verzamelnaam voor deWECOM‐activiteiten voor jongeren diebuitendeschoolgebruikt(kunnen)worden.
• Lucht‐enruimtevaartdagenTijdens dit jaarlijkse zomerkampworden jongeren van 8 tot 12 jaarlosgelaten op de wetenschap achter lucht‐ en ruimtevaart. Op decampus van de VUB en daarrond experimenteren onze jongewetenschappers naar hartenlust met Marslanders, een windtunnel,parachutes,huneigenvastebrandstofrakettenennogveelmeer.Dit zomerkamp kent een zeer groot succes. Op dit ogenblik lopengesprekken met de Studenten‐ en Alumnirelatiesafdeling van dedienst MarCom (elders anders geschreven... MARCOM) om dit teintegrerenineenkinderuniversiteit.DemensenvanB‐Phot (BrusselsPhotonicsTeam)willen samenmetde cel WECOM een gelijkaardig kamp uitdenken in het kader vanfotonica.
• Omagaatderuimtein!o Op www.omagaatderuimtein.be vinden leerkrachten van het
basisonderwijs een gratis te downloaden verzameling lesfiches,
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
20
experimenten,spelletjesenknutselopdrachtenomtegebruikenmetkinderen van 5 tot 8 jaar. Het materiaal op de website is speciaalontwikkeld voor deze doelgroep enwerd zo laagdrempeligmogelijkgehouden.Leerkrachtenhebbengeenvoorkennisoverruimtevaartofastronomienodigomdezematerialentekunnengebruiken.Inhetkadervanhet‘WECOM2School’‐initiatief(misschienhierboveneersteensvermelden,denkdatditdeeerstekeerisdatikhetzie)datvan start is gegaan in 2013, zal het huidige aanbod projecten,workshopseneducatievepakkettengeëvalueerdworden.Indiendezeprojectenpositiefwordengeëvalueerd,indiezindatzeeenantwoordkunnenbiedenopnodenvan leerkrachten, zalwordengeïnvesteerdindevernieuwingvanheteducatiefpakket.
• Opagaatdeluchtin!
o www.opagaatderuimtein.be is de partnerwebsite van Oma gaat deRuimte in. BijOpa vinden leerkrachten in latere jaren van het lageronderwijseenreekslesfichesenspelletjesvoorgebruikindeklas.Deluchtvaart kan dienen als spannende achtergrond om te leren overnatuurkundige of technologische onderwerpen als het weer, hetkompas en het gps‐systeem. Ook hier is al het materiaal gratis tedownloaden enwordt geen specifieke voorkennis van de leerkrachtverwacht.In het kader van het ‘WECOM 2 School’‐initiatief dat van start isgegaan in 2013, zal het huidige aanbod projecten, workshops eneducatieve pakketten geëvalueerd worden. Indien deze projectenpositiefwordengeëvalueerd, indiezindatzeeenantwoordkunnenbieden op noden van leerkrachten, zal worden geïnvesteerd in devernieuwingvanheteducatiefpakket.
• Stimuluso Stimulus is een virtuele leeromgeving voor techniek en
wetenschappen voor jongeren van 10 tot 16 jaar. Door teexperimenteren, ontdekken en spelen, leren leerlingen bij over eentechnisch of wetenschappelijk onderwerp. Momenteel zijn er tweemodulesTechniek(GpsenGsm)entweemodulesChemie(VuurwerkenWaskracht)enéénmodulevoorBiologie(Sex,Science&Smile),ziewebsitewww.stimulus.eu.In het kader van het ‘WECOM 2 School’‐initiatief dat van start isgegaan in 2013, zal het huidige aanbod projecten, workshops eneducatieve pakketten geëvalueerd worden. Indien deze projectenpositiefwordengeëvalueerd, indiezindatzeeenantwoordkunnenbieden op noden van leerkrachten, zal worden geïnvesteerd in devernieuwingvanheteducatiefpakket.Zoalsreedshogeraangegeven,verkennen wij samen met EHB of wij de Stimulus‐gps‐workshopkunnenverbouwentoteenapplicatievoorsmartphones
• Brightsparks:Workshopsvoorjongerenmethongernaarkennis
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 21
o In2012werdinsamenwerkingmetBekinavzweenreeksworkshopsoverkwantumfysicageorganiseerdvoor jongerenvan14tot18 jaar.Deze workshops werden gegeven door prof. Jorgen D’Hondt,directeur van het IIHE voor de VUB. Verschillende onderzoekers envakgroepen reageerdenenthousiastopdit initiatief engavenaan indetoekomstookbereidtezijnzulkesessiesintelassen.In2013staannog een workshop over maatschappelijke evaluatie van de bergingvan kernafval – type A (Prof. Dooms), een workshop over fotonica(Prof.DeBaes)eneventueelworkshopsinhetkadervanhetBrusselsprojectCanSat(Prof.Vanderborght)gepland.Vandezebestaandesamenwerkingzullenwijgebruikmakenomindekomendejarenonsaanbodnaarjongerenmeteenhongernaarmeerwetenschappelijkekennisstructureeluittebouwen.
• PhotonicsExplorero Dezekitwerdontwikkelddoordevakgroep fotonicavandeVUBen
zijnspin‐offEyestvzwenkentondertusseneenEuropeesbereik.Elkedoos bevat een verzameling lenzen en kleurfilters, leds en lasers,diffractorenenpolarisatorenwaarmeeeenheleklasaandeslagkan.Opdebijgeleverdedvdvindtdeleerkrachtnatuurwetenschappeneenhelereeksondersteunendmateriaal:vandidactischehandleidingtotleerlingwerkbladen. Deze kits worden gratis ter beschikking gesteldvanleerkrachtennatuurkunde.
• PhotonicaShowo Jaarlijks zal een heuse lasershow over deWetenschap van het licht
worden georganiseerd voor een publiek van 600laatstejaarsleerlingen SO door de vakgroep Fotonica i.s.m.WECOM.We streven ernaar om tegen 2015, European Photonics Year, eenshow gecreëerd te hebben die in verschillende Europese landen zalvertoondkunnenworden.
• WiskunnendWiskeo is een jaarlijkse wiskundewedstrijd voor de derde graad van het
secundair onderwijs. De bezielster van de wedstrijd, prof. IngridDaubechies, bedenkt elk jaar een reeks creatieve wiskunde‐opdrachtenvoordeheleklas.Deklassendiehierophetbestescoren,stoten door naar de jaarlijkse finale op 14 maart (Pi‐dag). VerwarWiskunnendWiskenietmeteenwiskundeolympiade.Hierdraaithetniet om klassieke vraagstukkenmet gegevens en formules, wel omcreatievegroepsopdrachten.
OD 4.2.: Stimuleren en ondersteunen van (na)vormingm.b.t. STEM‐vakken bij hetonderwijsveld(i.s.m.delerarenopleidingenencentravoornascholingsonderwijs)
• WorkshopsRobocupJuniorvoorleerkrachten(i.s.m.RATO)
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
22
o Jaarlijkswordenworkshopsaangebodengerichtopleerkrachten.Erwordenzowelworkshopsvoor‘beginners’als‘gevorderden’georganiseerd.
• WECOM2Schoolo Eenmedewerker van het expertisecentrum zal vanaf 2013 intensief
contacten leggenmet scholen en leerkrachten. Door gesprekken tehouden met groepen leerkrachten hopen we een beter beeld tekunnenvormenvanwatzijverwachtenennodighebben.WekunnenonsaanbodaanWECOM‐activiteitenhierpreciezeropafstellen.
• Stimulusgps‐uitleenmoduleo De Stimulus‐gps‐kit wordt gebruikt om de werking van het gps‐
systeemtedemonstreren.Indekistzittendaarvoordrie‘satellieten’en één ontvanger. Daarmee kan de klas zelf aan de slag metplaatsbepaling. De gps‐kit kan op zichzelf gebruikt worden, maarvormt ook de ideale aanvulling op de interactieve gps‐ en gsm‐modulesvandeStimulus.eu‐website.
• WECOM2Teacho Webeogeneennauwesamenwerkingmetdelerarenopleidingenvan
zowelEhBalsVUB.Delerarenopleidingenzijnzeergeschiktepartnersom projecten naar het basis‐ en secundair onderwijs mee teontwikkelen,evaluerenenuitrollen.Momenteelgebeurtditvaakad‐hoc in functie van de noden voor een specifiek project. Om dekwaliteitvandeaangebodenprojectenteverhogen,iseenstructurelesamenwerkingnoodzakelijk,waarbijooknodenvanuithetonderwijssnellertotbijdecelWECOMkomen.
o Eerste aanzetten hiertoe werden al gegeven: activiteiten door delerarenopleiding tijdens Wetenschap in de Kijker, een Wecom‐workshoptijdenseennascholingsdagopdeVUB…Wehopenlerarenin opleiding vaker te kunnen inzetten voor de uitbouw, testing,evaluatieenuitvoeringvanonzeprojectennaarhetonderwijstoe.
• TopdagTechnopolis:o We dragen jaarlijks bij aan de Topdag in Technopolis d.m.v.
workshops die leraren vertrouwd maken met de didactischemogelijkhedenvanonzeverschillendeSTEM‐projecteneneducatievepakketten.
• Infosessies Climate Challenge voor leerkrachten (i.s.m. WWF en StudioGlobo)
o Om het gebruik van de lespakketten binnen Climate Challenge (ziehoger)tebevorderen,werdenperprovincieinfosessiesopgezetnaarleerkrachtensecundaironderwijs.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 23
4.1.5 SD5:InternationaleuitstralingvandekwaliteitvanhetonderzoekendekwaliteitvanonderzoekersinVlaanderenversterken
EhB
• SPE2‐SD6/COMM‐SD2o hetversterkenvandeexternecommunicatierondonderzoek,bij
voorkeurineeninternationalecontextmetalsresultaateenverhoogdenaambekendheid
VUB
• StrategischePrioriteit7–Stimulerenvanexcellentonderzoekinsamenwerkingmetexternen
• StrategischePrioriteit8–Versterkenvandepositiealsinternationaleuniversiteit
OD 5.1.:Meewerken aan internationale programma’s en kennisdeling op het vlakvanWECOM
• RoboCupJuniorWKo Enerzijdswordter jaarlijkseenwereldkampioenschapgeorganiseerd
voor de winnaars van de nationale wedstrijden. Tijdens dit groteinternationale event komen de jongerenteams samen en delen zekennisenervaringmetandereteamsuitvaakverschillendeculturen(de RoboCup Junior‐gemeenschap bestaat uit meer dan 30verschillendedeelnemende landen).Ookkomende jongeren tijdensdit event in contact met de modernste ontwikkelingen i.v.m. derobotica. Dit omdat er tegelijkertijd een eventwordt georganiseerdvoor roboticaonderzoekers uit de industrie en de academischewereld.
o Anderzijds zijn er contacten tussen de verschillende landen enworden er tijdens de WK’s vergaderingen en workshopsgeorganiseerd met als doel de RoboCup Junior‐wedstrijd beter teverspreiden en te ondersteunen (kennisdeling op het vlak vanWECOM).
• PERARESo Public Engagement with Research And Research Engagement with
Society (PERARES), een vierjarig project gefinancierd door hetEuropese 7th Framework Programme, wil maatschappelijkengagement in onderzoek versterken door onderzoekers en non‐profitorganisaties te betrekken bij formulering vanonderzoeksagenda’s en onderzoeksprocessen. De BrusselseWetenschapswinkel is work package leader van WP5 en ookbetrokken bij WP7. Daarnaast nemen we deel aan de halfjaarlijkseconsortium meetings en biedt PERARES een schat aan contacten,materiaal,bestpracticesenandereinspiratie.
• EPI‐TRUST
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
24
o Projectaanvraag rond infectieziektes ingediend bij EU‐FP7 Science inSociety,insamenwerkingmetGEZLA(EhB),UZBrusselendefaculteitGeneeskunde & Farmacie (VUB) met als doel brede publiekinformeren met correcte wetenschappelijke informatie overepidemieënenpandemieën.
• LivingKnowledgeNetworko DankzijPERARESkwamenweincontactmetditnetwerkwaarinleden
informatie, documentatie, ideeën en ervaringen overmaatschappijgerichtonderzoekenwetenschap&maatschappijinhetalgemeen uitwisselen. Dankzij lidmaatschap van het LK‐netwerk,kunnen we ons netwerk uitbreiden en inspiratie opdoen tijdens detweejaarlijkse conferentie, blijven we via LK‐nieuwsbrieven op dehoogte van nieuwigheden & conferenties in het veld en voelen weonsalskleineWetenschapswinkel internationaalgesteundinwatwedoen.
• Internationalisering(vb.ScienceFestivalCambridge,GUNIConference)o Uitbouwvaneenalgemeeninternationaalnetwerk.In2013bezoeken
weterinspiratievooronzeeigenWetenschapsweekenopuitnodigingvan een PERARES‐partner (University of Cambridge) het bekendeScience Festival en geven we een workshop over (transeuropese)wetenschapswinkelprojectenopdeGUNIconferentieinBarcelona.
OD5.2.:TonendatVlaamse(top)onderzoekersinenbuitenVlaanderenactiefzijneninhundomeinruimeinternationaleerkenninggenieten
• Researchinthepictureo DecelWECOMzetmomenteeldeeerstestappenrichtingeennieuwe
taak: focusdomeinen in het VUB‐onderzoek toegankelijkcommunicerenvia ‘onderzoeksfiches’opdewebsiteeneventueel ineen brochure. We willen op termijn komen tot een aantalthemafiches die op een laagdrempelige en aantrekkelijke manieruitleggen welk onderzoek er aan de VUB rond bepaalde thema’swordtgedaan.
4.1.6 SD6:CreërenvanrandvoorwaardenvoorefficiënteenimpactgerichteWECOMbinnenhethogeronderwijs,zoalscreërenvaneencultuurvanWECOMbijzowelonderzoekersalsbeleidsmakersbinnendeAssociaties
EhB
• SPE2‐SD4/SPE2‐SD5o hetaanmoedigenenversterkenvaneenonderzoeks‐en
wetenschapscultuurbinnendeinstellingenbijdragentotdeprofessionaliseringvanonderzoekersenhetstimulerenvan
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 25
kwaliteitsvolonderzoekwaarmaatschappelijkevalorisatieeenintegraalonderdeelvanuitmaakt
o hetpermanentbewakenenversterkenvandefinanciëlesituatievanWECOM‐gerelateerdeprojecten
VUB
• StrategischePrioriteit10:Optimaliserenvandesamenwerkingmetstrategischepartners
OD 6.1.: Opbouwen en onderhouden van theoretische en praktische kennis overWECOM(wetenschappelijkeliteratuur,bestpractices,oproepen…)binnenhethogeronderwijs en kennisinstellingen, en het overbrengen van relevante kennis naaronderzoekers
• Summer School (zie hoger): Interassociatie‐initiatief, waarbij de UABinitiatiefnemerisalsookplaatswaardeSummerSchoolzaldoorgaan.
• Interlandse WetenschapswinkelDagen en Landelijk OverlegWetenschapswinkels: In het kader van de Wetenschapswinkel is er eenreglematig overleg met de Antwerpse en Nederlandse tegenhangers.(partnersziewerkplan2013)
• Workshops“Bètamentality”(kadertbinnenIloveIT)o Om eigen onderzoekers en de deelnemende bedrijven nogmeer te
stimuleren en te ondersteunen bij het organiseren van workshopssecundair onderwijs, organiserenwij deworkshops “Bètamentality”.Dit is gericht opmensenuit het onderwijsveld en de bedrijfswerelddie vanuit hun werkcontext jongeren willen enthousiasmeren voortechniekenwetenschap.
OD 6.2.: Intern binnen de Associaties bekendmaken van de ExpertisecellenWetenschapscommunicatie en sensibiliseren voor het belang vanwetenschapscommunicatie
• CommissieWECOM(VUB+afgevaardigdeEhB):Ditiseenadviesorgaanvande Onderzoeksraad, met afgevaardigden uit de faculteiten en deadministratieve diensten. Ze staat de expertisecel bij voor adviesen en alsklankbordvooropstapelstaandeprojecteneninitiatieven.Zekanookdeelsfungerenalslinknaardefaculteiten.
• DeelnamefacultairePR‐meetings(VUB):Decoördinatorvandeexpertisecelzetelt in (bijna) alle facultaire MARCOM‐meetings. Dit is een extra kanaalvoorbekendheidvaneigenprojecten indefaculteiten,maarookomlinkente zoeken tussen bestaande initiatieven in faculteiten of andere centralediensten.
• Communicatieplatform(EhB)• Deelnamedepartementalemeetings(EhB)
OD6.3.:Creëreneninstandhoudenvanincentivesbijdeeigenonderzoekersomaanwetenschapscommunicatie te doen. Elke Associatie zoekt manieren om
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
26
wetenschapscommunicatie te verankeren in hogescholen en universiteiten binnenonderzoek,onderwijsen/ofdienstverlening
• Initiatieprojecten voor fondsenwerving en subsidies: In de expertisecel zitzowel voor EhB als voor VUB een ervaren projectschrijver. Deze mensenzoeken intensief naar mogelijke financieringsbronnen om bestaandeprojecten te bestendigen of te initiëren, en naar nieuwesamenwerkingsverbanden tussen hoger onderzoek, beleid, onderwijs enindustrie.
• Financiëleondersteuningvaninitiatievenvanonderzoekers• DejaarlijkseWECOM‐prijsinsamenwerkingmetdeKVAB:Opinitiatiefvan
deKVABzaltussenalleassociatieseenprijswordenuitgereiktvoordemeestverdienstelijkewetenschapscommunicatorenonderdeonderzoekersvanalleinstellingen.
• Professionalisering.Omeenoptimaledienstverleningnaaronderzoekersenleerkrachten te kunnen garanderen, is een regelmatige bijschaving vankennis van hedendaagse technieken noodzakelijk. Vb. 2013 – IOS Appsdevelopment,Excelvoorgevorderden,ProjectManagement,SocialeMedia…
OD 6.4.: Bevorderen, versterken, verder actief uitbouwen en onderhouden van desamenwerking en kennisdelingmet zowel interne instanties binnen de Associaties,als tussendeAssociaties,alsmetdeOverheid,hetonderwijsveld,hetbedrijfsleven,demediaenandereactorenWetenschapscommunicatieinVlaanderen
• Interassociatieoverleg(IAO):Deexpertisecellenvanalleassociatieskomen5keer per jaar bij elkaar voor overleg, met een zesmaandelijks roterendvoorzitterschap.DeUAB beetdespitsaf in2013.Devoorzitter is voordieperiode de enige contactpersoon met de verschillende overheden, op diemanier hopen we een duidelijke communicatie te genereren tussen deverschillendepartners.6
• Zesmaandelijkse best practices binnen IAOwaarbij de expertisecellen vanelkaarkunnenleren.
• Contactdagenburgerparticipatieinonderzoeko Erwordtgezochtnaarsamenwerkingenenuitbouwvaneenmogelijk
netwerk van de Wetenschapswinkels met andere initiatieven vanparticipatief onderzoek in Vlaanderen. De eerste aanzet hiertoe zalworden gegeven op de ‘Contactdagen 2013’, een initiatief vanWetenschapswinkelBrusseli.s.m.WetenschapswinkelAntwerpen.
• Science&Industryevento Omin tekunnenzettenopexterne fondsenwervingenuitbouwvan
een industrienetwerk (i.s.m. TTI‐VUB), organiseren we jaarlijks eenprestigieusevent,aandevooravondvandeDagvandeWetenschapinhetAtomium,vooronderzoekersenindustrie.
• Rondetafelgesprekkenbedrijven&onderwijs(kadertbinnenIloveIT)
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 27
o Om de contacten met de industrie te onderhouden én om op dehoogte te blijven van de steeds evoluerende noden binnen deindustrie, organiseren we rondetafelgesprekken ennetwerkmomenten tussen partners uit het bedrijfsleven en hetonderwijsveld.Opbasisdaarvankunnenwerelatiestussenonderwijsen industrie versterken en kennis over WECOM met alle partijendelen.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017
28
5 ConclusiesWetenschapscommunicatie werd de afgelopen jaren uitgebouwd binnen alleuniversitaire associaties en maakt ondertussen integraal deel uit van demaatschappelijke dienstverlening van alle universiteiten en hogescholen. Met denieuwe convenant wordt meer de nadruk gelegd op professionalisering,internationalisering en kennisuitwisseling tussen de expertisecellen. Tegelijk is ereen shift naar een meer vraaggerichte aanpak ten diensten van deonderzoeksgemeenschap. Deze combinatie zal toelaten om meer vraaggericht tewerken in functie van de onderzoeksoutput van de instellingen en kwaliteitsvolleprojectenteorganiserendiebouwenopexpertisedieinhuisaanwezigis.Uit een externe evaluatie van de expertisecellenWECOM 2011 door TechnopolisgroupbleekdatdeexpertisecelwetenschapscommunicatievandeUABeenvandeweinigeexpertisecellen is die extra financiering en subsidieringweet te genererenvoorhaarwerking.Eenverderedalingvandefinanciëlemiddelengecombineerdmeteenverhogingvandetehalendoelstellingenbinnendenieuweconvenant,eneenvermindering van relevantie projectoproepen vanuit de overheden, zetten dezeinkomstenechtersterkonderdruk.Hetzal tijdensdeuitvoeringvandeconvenant2013‐2017danookeenevenwichtsoefeningzijnomdetransitietemakennaareenmeer vraaggericht werking en tegelijk ook de nodige personeels‐ enwerkingsmiddelenterealiseren.
WerkplanWetenschapscommunicatie2013‐2017 29
6 Bijlages
• Bijlage1BriefUABnaarLieten10december2012• Bijlage2verdeelsleuteldietoegepastwerdvoordeverdelingvande
middelentussendeAssociaties.• Bijlage3SWOTDagvandeWetenschap• Bijlage4SWOTWetenschapindeKijker
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 3 Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017
1/4
BeleidsplanDocBe2013‐20171. Acties2013‐20171.1. OptimalisatieinstroomvandoctoraatskandidatenOm de output van doctoraten te verhogen en te verbeteren, is een goede begeleiding tijdens hetdoctoraatstrajectcruciaal.Maareendegelijkinstroombeleidisminstensevenbelangrijk,omonsteverzekerenvandekwaliteitvandekandidatenenomdedrop‐outdoorverkeerdeverwachtingentevoorkomen.1.1.1 Actieve rekrutering organiseren op afstudeerbeurzen en de Doctoral Schools meer inzetten alsuithangbordenalsbijkomendargumentvoorhetaantrekkenvandoctoraatsstudenten.
i.s.m.StudentenbeleidenMarcom.
1.1.2. Andere rekruteringskanalen gebruiken, zoals het organiseren van internationale summer schools, hetfinancieel stimuleren/ondersteunen vanonderzoeksbeurzen voor visiting researchers (ter voorbereiding vaneen joint PhD) en het uitbouwen van structurele samenwerkingsakkoorden (via OZR‐middelen voordoctoraatsbeurzen,cfr.overeenkomstmetdeuniversiteitvanLjubljana).
i.s.m.DoctoralSchoolsenOZR.
1.1.3. Optimale informatieverstrekking garanderen, door het incorporeren van de DocBe‐website in hetnieuwe systeem van de algemene VUB‐website, met een meer doelgerichte communicatie naar enerzijdsexterneenanderzijdsinternedoelgroepen(MY.VUB).
i.s.m.MarcomenInfopuntStudenten.1.1.4.Doorlaatstejaarsstudentenenanderepotentiëlekandidatenhelderintelichtenoverwateendoctoraatpreciesinhoudt,zorgenweervoordatkandidateneenmeergeïnformeerdekeuzekunnenmaken,metbeterekandidaten,minderdrop‐outenmeeroutputtotgevolg.1.1.5. Toelatingsprocedure en kwaliteitscontrole van kandidaten verbeteren. De toelatings‐ enonthaalprocedures worden onder de loep genomen: verbetering van de aanvraagprocedure en screening,betereomkaderingvanheteerstecontactmetpotentiëlepromotor,…
i.s.m.IRMO,HR,SAC,faculteiten
1.2.BegeleidingbijhetdoctoraatstrajecténdaarnaErwordtgeijverdomviaDocBe,deDoctoralSchoolsendeDoctoraatsopleidingdedoctorandieenvolledigeomkadering te geven, zodat problemen die vertraging kunnen veroorzaken vermeden kunnen worden. Deomkaderingenbegeleidingvandoctorandienpostdoctoraleonderzoekerskanopgesplitstwordeninenerzijdsde begeleiding bij het volledige doctoraatsproces en anderzijds het aanbieden van een relevantopleidingsaanbod.1.2.1.Informatie,onthaalengezondeonderzoekscultuur1.2.1.1. Het centraliseren van correcte en actuele informatie in het Nederlands en het Engels over alleaspectenvanhetdoctoraatstraject.(Zieook1.1.3)1.2.1.2.Relevanteintroductieweektijdensdewelkenieuwedoctorandiingelichtwordenoverdeinstelling,deprocedures,deonderzoekscultuur,externefinancieringskanalen...1.2.1.3.DoctorandiwordenvanafhetbegingeïntroduceerdmethetbelangenhetgebruikvanR&DNet/PURE.
2/4
1.2.1.4.InhetkadervandeimplementatievandeGAP‐analyse(tegemoetkomingaanhetEuropeeshandvestvooronderzoekers)envaneenverbeterdHR‐beleidwordendoordepersoneeldienstverschillendeinitiatievenvoorzien om (buitenlandse) onderzoekers beter te ontvangen. Ook doctorandi zullen hiervan profiteren.Daarbij hoort o.a. een verbeterde informatieverstrekking over personeelsstatuten en rechten en plichten.Beterkenbaarmakenvandeverschillendepersoneelsstatutenendedaarmeegepaardearbeidsvoorwaarden,rechtenenplichten(verloning,onderwijsopdracht,verantwoordelijkhedenvandoctorandusenpromotor,…).
i.s.m.HR,IRMO
1.2.1.5.Monitoringvandetijdsbestedingvandoctorandi,omtezwareonderwijsopdrachtentekunnenidentificerenentevoorkomen.1.2.1.6.Monitoringvande duur van de voorbereiding van een doctoraat (time-to-degree) als KPI. 1.2.1.7.Uniformiseringvanopvolgingsverslagvoorallefaculteiten.1.2.2.Doctoraatsopleiding1.2.2.1. (Deelname stimuleren door) het aanbieden van een doeltreffende, relevante en kwalitatiefhoogstaande doctoraatsopleiding in het Nederlands en in het Engels op beide campussen. De CentraleDoctoraatsbegeleiding biedt een basisopleiding aan, terwijl de Doctoral Schools zich eerder richten op eencomplementair en meer disciplinegericht aanbod. De uitbreiding van het aanbod wordt grotendeelsgefinancierd door de subsidie voor de Omkadering voor Jonge Onderzoekers. De voorwaarden van dezesubsidiebepalendeelsde invullingvanhetaanbod, inhetbijzonder: loopbaanbegeleiding, interuniversitairesamenwerking op Vlaams niveau, een uitbreiding van de doelgroep (doctorandi en postdoctoraleonderzoekers)enaandachtvoorgenderevenwicht.
i.s.m.DoctoralSchools
1.2.2.2. De evaluatietechnieken van de opleidingsonderdelen en de workshops worden onder de loepgenomen.
i.s.m.DoctoralSchools,DOZ
1.2.2.3.WakenoverhaalbaarheidvanhetGetuigschriftvandeDoctoraatsopleiding.Momenteeliserdecretaalergweinigbepaaldm.b.t.dedoctoraatsopleiding,maarhetisnietondenkbaardateroptermijnookhiervoorkwantitatieve evaluatiecriteria of eindtermen opgelegd worden. We moeten ons hierop voorbereiden. Dedoctoraatsopleiding is aan de VUB niet verplicht, maar intussen werd de studiepuntenstructuur gewijzigd,waardoorhetGetuigschriftbeterhaalbaarwordt.
i.s.m.DoctoralSchools1.2.2.4. De ontwikkeling en lancering van het Doctoraatsportfolio. Dit online documentatiesysteem moetdoctorandi toelaten een duidelijk overzicht te behouden van de gevolgdeworkshops en cursussen, van deconferenties waaraan werd deelgenomen en van de onderzoeksoutput. De verzamelde informatie zal ookgebruikt worden voor de jaarlijkse verslaggeving aan de commissie voor doctoraatsopvolging inzake devoortgang vanhetdoctoraat. En aanhet einde vanhetdoctoraatstraject zal opbasis vanhetportfolio eenGetuigschrift van de Doctoraatsopleiding of een Attest uitgereikt worden, waarin alle details wordenopgenomen van het gevolgde traject. Dat geeft eenmeerwaarde aan de doctorandi en uiteindelijk aan dedoctoraathouder omdat ze op basis van de inhoud van hun Getuigschrift of Attest hun diversiteit aancompetenties kunnen expliciteren ten aanzien van de arbeidsmarkt. De concrete implementatie van ditportfolioprojectissterkafhankelijkvanandereICT‐systemen(CaLi,R&DNet/PURE).
i.s.m.ICT,CaLi,R&Dnet/PURE,DoctoralSchools
1.2.2.5. In afwachting van het doctoraatsportfolio, worden gedoctoreerden pro‐actief herinnerd aan demogelijkheidhetGetuigschriftofAttestaantevragen.
3/4
1.2.3.Carrièrevanvorsers1.2.3.1.DocBezalwaarmogelijkeenbijdrageleverenaandeimplementatievandeaanbevelingenvandeGAP‐analyse(zieook1.2.1.4.).1.2.3.2. Dankzij de extra subsidie zal vanuit DocBe en de Doctoral Schools extra aandacht gaan naarloopbaanbegeleidingvoordoctorandi,gedoctoreerdenenpostdocs.Inditkaderzullen,mogelijksi.s.m.andereuniversiteiten,job‐gerelateerdeevenementen(jobbeurzen,symposia,workshops…)georganiseerdwordenenzalersamengewerktwordenmethetVUBCareerCenter/Randstad.
i.s.m.VUBCareerCenter/Randstad,andereVlaamseuniversiteiten1.3.Zichtbaarheidenvalorisatievanonderzoek1.3.1.InzettenvanDoctoralSchoolsalsuithangbord(zieook1.1.)1.3.2. Junioronderzoek(ers) inde kijker zettendoorevenementenals ‘Dag vandeDoctorandiVUB’ endoorsamenwerkingmetWECOM(o.a.doorcommunicatietechniekenteverbeteren).
i.s.m.WECOM1.3.3. Inzetbaarheid van doctors vergroten door sensibiliseringsacties naar de arbeidsmarkt en doorloopbaanbegeleiding(zieook1.2.3.)1.3.4. Awareness acties rond valorisatie (bijv. informatiesessiesm.b.t. valorisatie en IPR, cofinanciering vandeelnameaanstarterseminariesvoordoctorandienpostdocs)
i.s.m.TTI1.3.5. Ondernemerschap ondersteunen en aanmoedigen (bijv. project uitwerken waarbij thesisstudentenhandelsingenieurssamenwerkenmetdoctorandiomeenbusinessplanoptestellenvoordoctoratenmeteeneconomischefinaliteit.)
i.s.m.TTI,DOZ,faculteiten1.4.Internationaliseringenstructurelesamenwerking1.4.1.VUB‐onderzoekersmakenweiniggebruikvandemobiliteitsbeurzenvanhetFWO.Erkomteenbeteresensibilisering naar doctorandi toe.De FWO‐financiering gaat gepaardmet eenpublicatievoorwaarde.DoordoctoranditestimulerenommeeraanvragenbijhetFWOintedienen,vestigenwetegelijkertijddeaandachtophetbelangvanpubliceren.1.4.2.Desubsidiewordtingezetom,viadeDoctoralSchools,doctorandidemogelijkheidtegevenominhetbuitenland trainingsactiviteiten te volgen en om actief deel te nemen aan conferenties (via de zgn. travelgrants).
i.s.m.DoctoralSchools1.4.3. Het uitbouwen van structurele samenwerkingsakkoorden, enerzijds dankzij de OZR‐middelen voordoctoraatsbeurzen (cfr.overeenkomstmetuniversiteitvanLjubljana)enanderzijdsviahetaftoetsenvandemogelijkhedenophetvlakvanErasmusJointDoctorate.1.4.4. Optimalisering van procedure Joint PhDs. De dienstverlening die R&D biedt voor het afsluiten vanovereenkomstenomJointPhDsmogelijk temaken,blijftbestaan,meteenstevige juridischeondersteuning.Onlangswerdnogeenmodelcontract voor gezamenlijkedoctoraten tussenVlaamseuniversiteitenopVLIR‐niveauaangenomen.
4/4
1.4.5. De Doctoraatsopleiding is per definitie een samenwerkingmet onze alliantiepartner UGent. Door devoorwaarden van de subsidie (1/4 te besteden i.s.m. met minstens 2 partners) worden desamenwerkingsverbandenmetdeandereVlaamseuniversiteitenextraversterkt.
i.s.m.DoctoralSchools1.4.6.ToenaderingtotdeULBophetvlakvandoctoraatsopleiding.2.BijdrageaanASP2MetdezeactiesdraagtDocBeinhetbijzonderbijaanvolgendeASP2prioriteiten:1. Rekruteringenmarketing2. Studierendementsverhoging3. Gezondfinancieelbeheerennetwerking4. Sterkalumnibeleid5. Performantonderzoeksbeleid,metaandachtvoorvalorisatie6. Consequent,kwaliteitsvol,vernieuwendonderwijsbeleid7. Internationalisering8. HRbeleid9. Samenwerkingmetstrategischepartnersversterken10. Efficiënte,slagkrachtige,goedbestuurdeorganisatie
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 4 Memorie van toelichting bij de invoer van een nieuw financieringsmodel onderzoek: basisfinanciering en programmafinanciering (RvB 24.05.2011)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 1 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Vrije Universiteit Brussel
Pleinlaan 2
1050 Brussel
Rectoraat
R&D DEPARTEMENT Cel Onderzoekscoördinatie
Tel. : +32 (0)2 629 21 08
Fax : +32 (0)2 629 36 40
Memorie van toelichting bij de invoer van een
NIEUW FINANCIERINGSMODEL ONDERZOEK: BASISFINANCIERING EN
PROGRAMMAFINANCIERING
Beoogde ingang:
BOF/OZR-begroting 2010/2011 en 2011/2012, naargelang het begrotingsonderdeel
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Doelpubliek: In eerste instantie: Discussienota BOZ & OZR
Vervolgens: Toelichtingsnota Vorsersgemeenschap (dan ook Engelstalige versie te voorzien)
Bespreking in beleidsorganen — historiek: Nota excl. reglement:
BOZ 10.12.2010, BOZ 18.02.2011, BOZ 09.03.2011 Strategisch seminarie 17-18.03.2011
Bijzondere OZR 31.03.2011, OZR 13.04.2011 Nota incl. reglement:
BOZ 27.04.2011, DB 02.05.2011, BOZ 04.05.2011, RvD 09.05.2011, OZR 11.05.2011, RvB 24.05.2011
Actie na goedkeuring OZR & RvB: Informatievergaderingen
Operationalisering door dept. R&D: - uitbreiding R&D-Net met beleidsfiche vakgroep
- begrotingsopmaak en allocatie volgens nieuwe systeem
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 2 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Document opgesteld door: Nadine Rons, Cel Onderzoekscoördinatie, Departement Research & Development.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 3 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Inhoud
Korte samenvatting 4
I. Aanleiding tot een nieuw model 6 I.1. Incentives naar alle teams toe 6
I.2. Nieuwe stimulansen 8
I.3. Wijzigende context inzake overheidsregelgeving en -begroting 10
II. Twee hoofdsporen: Basisfinanciering en Programmafinanciering 11 II.1. Basisfinanciering voor onderzoek 11
II.2. Programmafinanciering voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken 11
II.3. OZR/BOF-begrotingscontext 12
III. BASISFINANCIERING 14 III.1. Doel en mechanismen 14
III.2. Een beperkte set representatieve en strategische criteria 21
III.3. Concrete begroting 28
III.4. Vijfjaarlijkse evaluatie 31
IV. PROGRAMMAFINANCIERING 32 IV.1. Van omvangrijke projecten naar programmafinanciering 32
IV.2. Zwaartepunten 33
IV.3. Interdisciplinaire netwerken 37
V. Kwaliteitszorg 38 V.1. Impliciete en expliciete stimuli 38
V.2. Instrumenten ten dienste van een brede kwaliteitszorg 38
V.3. Een systematische en gerichte kwaliteitszorg 39
VI. OZR-opvangmandaten 41
APPENDICES 43 APPENDIX 1: Evolutie PhD's, 2de en 3de geldstroom en SCIE-publicaties 44
APPENDIX 2: Aansluiting bij het ASP 52
APPENDIX 3: Beleidsfiche vakgroepen (R&D-Net intern) 49
APPENDIX 4: Indeling van vakgroepen in disciplines 50
APPENDIX 5: Richtbedragen, verhoudingen en percentages 51
APPENDIX 6: Toetsing aan de SMART-criteria 53
APPENDIX 7: Ontwerp van initiële begroting 55
APPENDIX 8: Nota Doctoraatstoelage 56
APPENDIX 9: Vergelijking van het omgevormde model met het nieuwe model voor de basisfinanciering
58
APPENDIX 10: Uittreksel uit het BOF-besluit met betrekking tot de parameter "Mobiliteit en Diversiteit"
59
APPENDIX 11: Publicatiecategorieën 60
APPENDIX 12: Aanpassing OZR-reglement aparte nota
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 4 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Korte samenvatting
Deze nota licht de werking toe van een nieuw financieringsmodel voor onderzoeksmiddelen aan de
Vrije Universiteit Brussel, waarbij een jaarlijks automatisch toegekende basisfinanciering voor
onderzoek wordt geplaatst naast een zichtbaarder zwaartepuntenbeleid. Beide onderdelen sluiten
aan bij de algemene aanbevelingen aan de Vlaamse universiteiten in het recente rapport van de
evaluatie van het onderzoeksmanagement1. Enerzijds uitte de evaluatiecommissie hierin haar
bezorgdheid aangaande de beschikbaarheid van onderzoeksfinanciering voor alle stafleden, in een
context van integratie van onderwijs en onderzoek als essentieel kenmerk van een universiteit.
Anderzijds ziet de commissie zwaartepuntvorming als een vereiste in de huidige context van Europese
en internationale concurrentie. De verschillende onderdelen van het model en hun doelstellingen
passen tevens in de bredere context van het universitaire beleid (Algemeen Strategisch Plan, ASP),
inclusief de focus daarin op de creatie van zwaartepunten, internationalisering,
schaalvergroting, netwerking en maatschappelijke relevantie. Alle onderdelen van het model
samen vormen een coherent, nauw verweven geheel, gericht op continue verbetering. In praktische
termen wordt overgestapt van een overwegend projectgebaseerde financiering, naar een structurele
financiering op twee niveaus: basisfinanciering en programmafinanciering:
Basisfinanciering
Als opvolger van de OZR-richtpercentages, vertrekt het nieuwe allocatiemodel voor de
basisfinanciering voor onderzoek nog steeds vanuit een visie waarbij stimulansen vanuit het centrale
onderzoeksbeleid worden doorgegeven naar de onderzoeksgemeenschap. Waar middelen en
stimulansen in het voorgaande model werden doorgegeven aan de drie Adviessubcommissies2, worden
deze in het nieuwe model rechtstreeks doorgegeven aan de teams. Op deze manier wordt verzekerd
dat de stimulansen alle teams bereiken, en daarmee het volledige basisorganisatieniveau van het
onderzoek, waar een grote meerwaarde kan worden gerealiseerd op het vlak van lokaal
onderzoeksbeleid. Er wordt gewerkt met de vakgroepen als permanente structuur aan de basis. Deze
groepen krijgen een expliciete verantwoordelijkheid op het vlak van onderzoeksbeleid, en ook de
middelen om hun lokale onderzoeksstrategieën uit te bouwen en te ondersteunen. De formule voor de
middelenverdeling combineert een zekere eenvoud met voldoende nuancering. De parameters blijven
beperkt tot een set representatieve en strategische criteria, terwijl daarbinnen rekening wordt
gehouden met verschillen naargelang de disciplines. Terwijl dezelfde basisgevens die voor het
allocatiemodel worden verzameld ook een rol zullen spelen in de centrale kwaliteitszorg, houden de
toekenningen via het allocatiemodel als dusdanig geen kwaliteitsevaluatie in. Hoge 'scores' op de
geselecteerde parameters mogen geen streefdoel zijn op zich, maar zijn het gevolg van een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur. Om dit duidelijk te stellen worden de
geselecteerde parameters in deze nota uitvoerig gekaderd in een ruimer onderzoeksbeleid, en wordt
aangereikt met welke coördinerende acties de vakgroepen daartoe kunnen bijdragen. Van de
vakgroepen wordt verwacht dat zij de aan hen als 'lump sum' toegekende basisfinanciering voor
onderzoek optimaal trachten aan te wenden, volgens een weloverwogen strategie die past bij de
noden van hun domein. Hun gezamenlijk succes op dit vlak zal bijdragen tot de financiële middelen
van de universiteit als geheel, en zal een verdere groei in reputatie en uitstraling ten goede komen.
1 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 2 Humane Wetenschappen (HW) — Basis, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen (BNTW) — Biomedische Wetenschappen (BMW)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 5 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Programmafinanciering
Het reeds aanwezige zwaartepuntenbeleid in de vorm van Geconcerteerde Onderzoeksacties, wordt
vernieuwd en sterker op de voorgrond geplaatst, met meer aandacht voor uitstraling. Er wordt
overgestapt van projectmatige toekenningen naar een programmafinanciering, met de daaraan
gekoppelde nieuwe procedures betreffende aanvraag, toekenning en opvolging. Ook de Horizontale
Onderzoeksacties krijgen een opvolger met verdere verlengingsmogelijkheden, als tweede type van
programmafinanciering. Beide types programmafinanciering krijgen ook een passende Engelstalige
benaming, ter bevordering van hun internationale herkenbaarheid, zichtbaarheid en uitstraling.
Beide instrumenten samen moeten ervoor zorgen dat de universiteit zich duidelijk kan profileren rond
een reeks excellente onderzoekspolen, ontstaan en gevoed vanuit een diverse en zich continu
vernieuwende onderzoeksbodem.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 6 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
I. Aanleiding tot een nieuw model
I.1. Incentives naar alle teams toe Het huidige allocatiemodel voor de verdeling van OZR/BOF-middelen voor onderzoekprojecten verdeelt
de middelen over de drie adviesubcommissies van de Onderzoeksraad volgens de "OZR-Richtpercentages". Dit model werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 26 maart 2002. Het
model geeft een aantal incentives door naar de drie adviessubcommissies. Deze beogen het verhogen
van de prestaties op strategische outputparameters, namelijk het aantal PhD's (als BOF-parameter)
en het volume aan extern verworven onderzoeksmiddelen (gezien het vastgesteld potentieel tot
verbetering). De "OZR-Richtpercentages" worden jaarlijks aangepast op basis van de tendenzen die
voor deze parameters werden verwezenlijkt. Het model verdeelt middelen binnen een gesloten
enveloppe, zodat enkel een adviessubcommissie die grotere vorderingen maakt dan gemiddeld voor
de drie samen, haar middelen ziet stijgen. Hieronder en in APPENDIX 1 wordt weergegeven welke
evoluties in de betrokken outputparameters werden gerealiseerd over een periode van 7 jaar, sinds
de ingebruikname van het model van de "OZR-Richtpercentages":
PhD's:
In de drie adviessubcommissies werd een duidelijke verhoging vastgesteld van het aantal afgelegde
PhD's (APPENDIX 1 — Figuur 1.a., vergelijk de periode vanaf het academiejaar 2003/2004 ten opzichte
van de voorgaande periode). De relatieve aandelen van de drie adviessubcommissies op basis van
deze parameter bleven op eenzelfde niveau.
Afgezet ten opzichte van het aantal potentiële promotoren (VTE ZAP) tekent zich binnen de domeinen
van de adviessubcommissies wel een variabel beeld af over de disciplines wat betreft de prestaties ten
opzichte van het Vlaamse gemiddelde (APPENDIX 1 — Figuur 1.b.), waarbij de VUB deels hoger
(7 disciplines) en deels lager (9 disciplines) dan het Vlaamse gemiddelde scoort.
Globaal verhoogt voor de VUB het aantal PhD's per VTE ZAP en wordt het Vlaamse gemiddelde beter
benaderd, doch nog niet bereikt.
Middelen 2de & 3de geldstroom:
In de drie adviessubcommissies werd in verschillende mate een verhoging vastgesteld van de
middelen verworven binnen de 2de en binnen de 3de geldstroom (APPENDIX 1 — Figuur 2.a. en Figuur
2.b.). Voor zowel de 2de als de 3de geldstroom tekent zich binnen de adviessubcommissies een
variabel beeld af over de disciplines (APPENDIX 1 — Tabel 2.c.), waarbij voor een aantal disciplines zelfs
een achteruitgang wordt vastgesteld voor beide geldstromen.
Onderstaand schema geeft per adviessubcommissie de verdeling weer van de disciplines naargelang
hun stijgende of dalende tendens binnen de 2de en 3de geldstroom (GS2 en GS3), voor de periode
van 5 jaar nà invoer van de OZR-Richtpercentages (2003-2007) ten opzichte van de 5 voorafgaande
jaren (1998-2002). Terwijl binnen elke adviessubcommissie voor de meeste disciplines vooruitgang
wordt geboekt voor beide geldstromen of voor één van de twee, is er telkens ook één discipline die
overwegend een terugval vertoont.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 7 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 1: Omvang en tendens van de middelen verworven in de 2de en 3de geldstroom HW BNTW BMW GS3↑ GS3= GS3↓ GS3↑ GS3= GS3↓ GS3↑ GS3= GS3↓
GS2↑ 2 8,2mEUR
1 0,3mEUR
3 12,4mEUR
7 57,1mEUR
1 17,1mEUR
4 23,6mEUR
3 38,8mEUR
1 5,0mEUR
GS2= 1 15,5mEUR
1 1,4mEUR
GS2↓ 2 12,2mEUR
1 1,3mEUR
1 4,6mEUR
aantal disciplines met stijgende, stabiele (verschil ≤ 5%) of dalende geldstroom voor 2003-2007 ten opzichte van 1998-
2002, en bedrag GS2 + GS3 voor 2003-2007
Conclusie:
Terwijl de invoer van het model van de OZR-richtpercentages gepaard ging met een globale positieve
evolutie op het niveau van de drie adviessubcommissies, heeft de bedoelde stimulans inzake externe
fondsenwerving en PhD's daarbinnen niet alle teams in dezelfde mate bereikt. Het doorgeven van strategische incentives tot op het niveau van de teams is dan ook één van de belangrijkste redenen voor de invoer van een nieuw, beter hierop afgestemd model.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 8 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
I.2. Nieuwe stimulansen
De creatie van een nieuw model wordt aangegrepen om nieuwe stimulansen in te bouwen waaraan
een duidelijke nood blijkt te bestaan.
Lokaal en centraal onderzoeksbeleid
Met het nieuwe model wordt ingespeeld op een aantal regelmatig weerkerende bemerkingen vanwege
de expertenpanels voor de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, en op de uitdagingen op
onderzoeksvlak die worden aangehaald in het Algemeen Strategisch Plan van de universiteit.
Beiden hebben voor een groot deel betrekking op organisatie en keuzes inzake onderzoeksbeleid op
lokaal niveau, binnen teams en faculteiten, en daarnaast op initiatieven die worden verwacht vanuit
het centrale onderzoeksmanagement.
Tabel 2. Vaststellingen en uitdagingen aan de basis van het nieuwe financieringsmodel Weerkerende bemerkingen bij de disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties Situering van uitdagingen op onderzoeksvlak in het
Algemeen Strategisch Plan van de universiteit Lokaal onderzoeksbeleid: verwachtingen inzake focus, productiviteit en zichtbaarheid - behoefte aan coördinatie en focus op onderzoeksvlak,
zowel op het niveau van de teams als op het hogere niveau van de discipline/faculteit
- belang van een goede balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek
- "een significante aanwezigheid op het internationale vlak en dus inbedding van de research in een Europese context"
- "het effectief definiëren van grote wetenschappelijke uitdagingen. Grotere ambities dienen geformuleerd die getuigen van bevlogenheid die creatieve academici de facto eigen moet zijn"
Organisatiestructuur: gemengd lokaal initiatief en centrale stimuli - vaak ontoereikende schaalgrootte van teams - "de creatie van zwaartepunten / speerpunten en in een
belangrijk aantal gevallen de creatie van schaalvergroting en van horizontale synergieën"
Centraal onderzoeksbeleid: gewenste stimuli - behoefte aan precisering van verwachtingen inzake
onderzoeksprestaties - "kanteling van een vertikale organisatie (faculteiten,
studierichtingen en onderzoekslabo's naast elkaar) naar een horizontale organisatie (interdisciplinariteit en flexibiliteit)"
- "verhoogde eis tot maatschappelijke relevantie van opleidingen en onderzoek"
Het nieuwe model sluit tevens aan bij de algemene waarden van de universiteit opgenomen in het
Algemeen Strategisch Plan en ondersteunt de daarin benadrukte centrale beleidsopties, zoals
internationalisering en het voeren van een zwaartepuntenbeleid. APPENDIX 2 geeft schematisch
aan welke onderdelen van het nieuwe model inspelen op de verschillende onderzoeksgerelateerde
waarden, uitdagingen en strategische doelstellingen opgenomen in het Algemeen Strategisch Plan.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 9 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Strategische prestatiecriteria
De financierende overheid en publieke internationale rankings rekenen de universiteiten af op een aantal ruwe prestatiecriteria. Terwijl zeker kritische bedenkingen bij de betekenis van de daarbij
gebruikte parameters kunnen worden geplaatst3, zijn de universiteiten verplicht om de nodige
aandacht aan deze scores te besteden. Het aanwezige potentieel voor de betreffende
onderzoeksprestaties dient zo volledig mogelijk te worden verwezenlijkt teneinde de financiering,
reputatie en aantrekkingskracht van de universiteit te vrijwaren en te versterken. Daar nog ruimte
voor verbetering rest (bijvoorbeeld op het vlak van publicaties per vorser, zie APPENDIX 1 — Figuur
3.a.), worden verschillende van deze criteria in het nieuwe model opgenomen. Dit gebeurt wel onder
een zorgvuldig overwogen vorm, grondig gekaderd en met de nodige voorzorgen zodat een gezonde
ontwikkeling van het onderzoek niet door louter model-technische kwesties wordt belemmerd, en
zodat geen aanleiding wordt gegeven tot ongewenste gedragingen.
De rode draad doorheen de verschillende onderdelen van het nieuwe model is het principe van
continue verbetering. Ook hiermee wordt aangesloten bij het ASP van de universiteit, dat eveneens
kwantitatieve performantieverhoging voorop stelt met betrekking tot PhD- en publicatie-aantallen, die
sinds kort als basisdata worden gebruikt in het nieuwe allocatiemodel van de universiteit voor de
verdeling van de algemene basismiddelen over de faculteiten.
Verhoogde efficiëntie
De toekenning van onderzoeksmiddelen gebeurt in het oude systeem op aanvraagbasis, via een
veelheid van aparte toekenningen van OZR/BOF-projecten, kredieten aan navorsers, IWT-
Overbruggingsbeurzen en reiskredieten. In het nieuwe systeem worden dezelfde middelen voor het
grootste deel toegekend als basisfinanciering voor onderzoek, die op formulebasis wordt verdeeld over
alle vakgroepen. Dit verhoogt de efficiëntie, zowel bij de toekenning als bij de besteding van de
middelen:
Voor de toekenning van onderzoeksmiddelen via het oude systeem werd jaarlijks een aanzienlijk
menselijk potentieel gemobiliseerd onder de vorm van aanvragers, reviewers en ondersteunende
administratie. In het nieuwe systeem wordt de basisfinanciering voor onderzoek automatisch verdeeld
op formulebasis, zonder aanvragen of reviewers. Hierdoor wordt de inzet van referees voor de
evaluatie van aanvragen de facto beperkt tot de meer prestigieuze financieringskanalen (Methusalem,
Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau, zwaartepuntfinanciering). Het nieuwe model komt zo tegemoet
aan de evaluatiemoeheid die wordt vastgesteld bij reviewers na steeds weerkerende vragen om op
te treden als evaluator van onderzoeksaanvragen. Daarnaast wordt ook de interne belasting inzake
coördinatieactiviteiten en administratieve opvolging beperkt tot een proportie die in overeenstemming
is met de toegekende budgetten.
3 E. Spruyt, N. Rons (2008). Belonend Onderzoek Financieren. De BOF-sleutel, een staaltje sleutelkunde. Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr.18, pp.25-32 en N. Rons, K. Vandevelde (2007). The Unbearable Lightness of Ranking. Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr.15, pp.30-34
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 10 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Op het vlak van besteding, wordt door het nieuwe model een gelegenheid geboden voor een
verhoogde efficiëntie bij het beheer en de besteding van onderzoeksmiddelen en hun saldi. De
middelen en saldi liggen in het oude systeem versnipperd over de overschotten per individueel
onderzoeksproject of krediet. Dit bemoeilijkt het overzicht, met een ondergebruik van de middelen tot
mogelijk gevolg. Het nieuwe model geeft de mogelijkheid om saldi te beheren op vakgroepniveau.
Door het betere overzicht en de grotere gegroepeerde omvang, zullen de middelen en de saldi daar
efficiënter kunnen worden beheerd en aangewend. Een optimale efficiëntie bij de besteding, waarbij de
onderzoekscapaciteit waarvoor middelen beschikbaar zijn ook daadwerkelijk ingevuld wordt,
is van groot belang voor de verdere financiering, zowel voor de universiteit als geheel als voor de
betrokken vakgroep. Waar dit niet gebeurt wordt immers ingeboet ten opzichte van de potentiële
onderzoeksoutput, en daarmee ook inzake financiering. Door de invloed van de onderzoeksoutput op
zowel de basisfinanciering voor de universiteit, als op de overheidsbijdrage in het Bijzonder
Onderzoeksfonds, is het van algemeen belang voor de gehele universitaire gemeenschap dat de
beschikbare onderzoeksmiddelen, in het bijzonder deze voor personeel, zo volledig mogelijk worden
besteed.
I.3. Wijzigende context inzake overheidsregelgeving en -begroting
Nood aan een nieuw systeem
Na de verwachte aanpassingen van het Koninklijk Besluit aangaande de Jaarverslagen van de Universiteiten, zal niet langer dezelfde informatie als voorheen in de jaarverslagen worden vereist.
Het is dan ook niet zeker dat het actuele op tendenzen gebaseerde model van de OZR-
richtpercentages, dat gebruik maakt van informatie die wordt toegeleverd in de jaarverslagen, in de
toekomst naadloos zal kunnen worden verdergezet.
Nood aan basisfinanciering
Door de dalende FWO-slaagpercentages kan niet langer worden verondersteld dat goed
functionerende onderzoekers regelmatig financiering kunnen bekomen van het Fonds voor
Wetenschappelijk Onderzoek, als kanaal bij uitstek voor de financiering van fundamenteel onderzoek.
Enkel de sterkste, meest performante groepen zullen zich stelselmatig in de top van de voor
financiering geselecteerde aanvragen weten te positioneren. De "slechts" goed tot zeer goed
presterende groepen zullen hun kansen op FWO-financiering aanzienlijk zien afnemen, terwijl zij een
belangrijke rol spelen voor de instandhouding en vernieuwing van een brede en diverse
onderzoeksbasis. Het is dan ook belangrijk om deze groepen tijdig via een ander systeem toegang te
geven tot een regelmatige financiering voor hun onderzoek.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 11 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
II. Twee hoofdsporen: Basisfinanciering en Programmafinanciering
II.1. Basisfinanciering voor onderzoek
De gehele vorsersgemeenschap wordt voorzien van een basisfinanciering voor onderzoek, gericht
op het in stand houden van een breed scala aan onderzoeksdisciplines, als duurzame, multidisciplinaire voedingsbodem voor nieuwe ontwikkelingen4. Deze basisfinanciering komt in de
plaats van het geheel van jaarlijkse, grotendeels aanvraaggebonden toekenningen in het kader van
OZR-Richtpercentages, OZR/BOF-projecttoekenningen, Kredieten aan Navorsers, IWT-
Overbruggingsbeurzen en Congreskredieten. De basisfinanciering voor onderzoek moet enerzijds, via
de gebruikte criteria, een systematische financiële stimulans vormen voor het stelselmatig verder uitbouwen van kwaliteitsvol onderzoek, en moet anderzijds voldoende continuïteit en stabiliteit bieden. Om de basisfinanciering voor onderzoek zo efficiënt mogelijk te kunnen aanwenden in de
verscheiden domeinen, wordt zij aan de teams toevertrouwd als een vrij aanwendbare 'lump sum',
die de omvang en groei van hun onderzoeksprestaties weerspiegelt. De prestatiestimulans die hiervan
uitgaat moet bijdragen tot continu groeiende prestaties, reputatie en uitstraling van de
onderzoeksteams en van de universiteit als geheel.
II.2. Programmafinanciering voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken
Via programmatorische langetermijn-financiering wordt excellent onderzoek van een beperkt aantal
zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken ondersteund. Hiertoe worden de bestaande GOA-
en HOA-financieringskanalen vernieuwd en sterker op de voorgrond geplaatst. Enkel de meest
vooraanstaande teams op het vlak van onderzoeksprestaties en kritische massa komen in aanmerking
om een onderzoekszwaartepunt of interdisciplinair netwerk te coördineren. De nadruk in de profilering
van een zwaartepunt ligt op wetenschappelijke excellentie (ex GOA's), terwijl deze voor een
interdisciplinair netwerk ligt op maatschappelijke uitdagingen en thematische totaalexpertise
(ex HOA's)5. Deze kanalen krijgen een nieuwe benaming die hen internationaal veel beter herkenbaarder maakt. Een betere zichtbaarheid van de geselecteerde zwaartepunten en
interdisciplinaire netwerken, onder meer via de website van de universiteit, moet bijdragen tot de
reputatie en uitstraling van de universiteit en van de betrokken onderzoeksteams.
4 'Meeting the Grand Challenges also requires the following: - Strengthening frontier research initiated by the research community itself. It is fundamentally important to create knowledge diversity, endowing the European Union with expertise, especially when confronted with unforeseen Grand Challenges and "shocks". ... - A risk-tolerant and trust-based approach in research funding ...', Lund Declaration, Declaration from the Swedish Presidency Research Conference ”New world – New solutions", Lund 7-8 July 2009. 5 Een derde type zwaartepunten met nadruk op synergie met economische ontwikkelingen vindt financiering via het IOF.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 12 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
II.3. OZR/BOF-begrotingscontext
Het nieuwe financieringsmodel beheert of stuurt een belangrijk deel van de jaarlijks door de
Onderzoeksraad toegekende middelen.
- Het nieuwe allocatiemodel voor de Basisfinanciering voor onderzoek omvat naast het vroegere
budget voor OZR/BOF-projecten ook de budgetten die specifiek gericht waren op de jonge vorsers
(de huidige Kredieten aan navorsers, IWT-Overbrugingsbeurzen en Congreskredieten OZR). Ook de
nieuwe EU-incentives, gefinancierd via een nieuwe begrotingslijn (via overhead vanaf 2012),
worden gekaderd in het globale allocatiemodel.
- Het budget voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken groepeert de budgetten
bestemd voor Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA's, budgettair omlijnd via het BOF) en
Horizontale Onderzoeksacties (HOA's) onder een nieuwe noemer.
Tabel 3. Schematische begrotingscontext Onderdelen van de huidige OZR/BOF-begroting betrokken bij de omvorming
Onderdelen van de OZR/BOF-begroting betrokken bij het nieuwe financieringsmodel
Bijkomend
Begrotingslijnen Begroting 2010/2011
BASISFINANCIERING
OZR/BOF-projecten (excl. ZWA)
2.600.000 EUR
Basisfinanciering voor vakgroepen ≥2/3
Kredieten aan Navorsers 606.660 EUR Congreskredieten 263.000 EUR
Persoonsgebonden bonussen ≤1/3 (incl. EU-incentives)
EU-incentives 400.000 EUR
Begrotingslijnen Begroting 2010/2011
PROGRAMMAFINANCIERING
Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA) 4.600.000EUR
Zwaartepunten
Horizontale Onderzoeksacties (HOA)
640.000 EUR Interdisciplinaire netwerken
Naast de twee onderdelen van het nieuwe financieringsmodel blijven andere kanalen bestaan voor
specifieke beleidsdoelstellingen, waaronder:
- via het BOF- en IOF-besluit gereglementeerde en/of budgettair omlijnde financieringskanalen zoals
Methusalem, Odysseus en de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau als kanalen op excellentieniveau,
en Hercules als kanaal voor onderzoeksinfrastructuur,
- de kredieten voor Internationale Wetenschappelijke Samenwerking,
- de verschillende prijzen,
- de themagebonden projecten en beurzen (Solvay, IES),
- de OZR-mandaten op (voornamelijk) predoc-niveau (zie hoofdstuk VI. OZR-opvangmandaten).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 13 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Het huidige model van de OZR-Richtpercentages stuurde naast de OZR/BOF-onderzoeksprojecten ook
beurtrolsystemen voor de toekenning van GOA's en Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en een reeks
verschuivingen in de OZR-mandaten. Ook met het nieuwe systeem blijft de mogelijkheid tot sturing
van toekenningen binnen andere financieringskanalen bestaan, maar via nieuwe mechanismen. De
Prestatieprofielen van de vakgroepen, in kaart gebracht in het kader van de basisfinanciering, lenen
zich als basis voor strategische keuzes in het kader van andere interne financieringskanalen. De
Onderzoeksraad kan deze vakgroepprofielen bijvoorbeeld aanwenden bij preselecties van aanvragen
voor oproepen waarbij een minimumniveau inzake onderzoeksprestaties en omvang kan worden
vooropgesteld.
Naar aanleiding van het nieuwe financieringsmodel dienen in elk geval de reglementen aangaande de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en de OZR-mandaten te worden aangepast:
- Voor de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau kunnen de oproepen verder worden uitgeschreven
op basis van thema’s, volgens een beurtrol uit de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW. Met het oog
op goed omlijnde thema's die internationale kandidaten aanspreken, wordt voorgesteld om voortaan
de voorstellen hiervoor rechtstreeks te laten gebeuren door de vorsers uit het domein. Aan de
voorstellen die in het verleden werden geformuleerd via de Adviessubcommissies, werd immers
thematisch vaak weinig richting gegeven, wat niet bevorderlijk is voor de internationale
aantrekkingskracht van de oproep en de competitieve selectie. Teneinde een doeltreffende
internationale verspreiding van de oproep te garanderen, wordt voortaan gevraagd om in het
themavoorstel drie of meer buitenlandse teams te vermelden die in het domein werkzaam zijn.
- Als nieuwe werkwijze voor de OZR-mandaten wordt voorgesteld om deze centraal te beheren (zie
hoofdstuk VI. OZR-opvangmandaten). Het centrale OZR-reglement wordt hiertoe uitgebreid met de 'best practices' vanuit de adviessubcommissies, waarmee goede ervaringen bestaan. Er wordt niet
langer een domeinversleuteling gehanteerd, zodat over alle disciplines heen de beste kandidaten
kunnen worden geselecteerd, inclusief deze uit de nieuwe interdisciplinaire categorie bij het FWO.
Een voorstel tot aanpassing van het OZR-reglement naar aanleiding van deze nota is toegevoegd in
APPENDIX 12.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 14 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III. BASISFINANCIERING
III.1. Doel en mechanismen
Basismiddelen en verantwoordelijkheid voor onderzoek op vakgroepniveau
De toekenning van onderzoeksmiddelen door de Onderzoeksraad gebeurde tot nu voornamelijk op
projectbasis, aan individuele promotoren. Met het nieuwe model wordt voorzien in de behoefte aan
een basisfinanciering voor onderzoek op het niveau van de teams, die de basisstructuur vormen
voor de organisatie van het wetenschappelijk onderzoek. Het model gaat hiervoor uit van de
vakgroep als permanente organisatiestructuur, op een niveau waar een grote meerwaarde kan
worden gerealiseerd op het vlak van lokaal onderzoeksbeleid. Hierbij wordt niet voorbijgegaan aan de
domeinkarakteristieke aard van onderzoeksprestaties, die zowel individueel als collectief kan zijn. In
beide gevallen is een organisatie en coördinatie in structuren van voldoende schaalgrootte
noodzakelijk om voor alle onderzoekers een toereikende en efficiënte logistieke en technische
ondersteuning te kunnen voorzien. De toekenning van de basisfinanciering voor onderzoek als
'lump sum' laat toe om de middelen binnen een vakgroep met een grote vrijheid en soepelheid te
beheren, zodat optimaal kan worden ingespeeld op de specifieke noden van elk domein.
Met de basisfinanciering voor onderzoek krijgen de vakgroepen tegelijk de mogelijkheden en de verantwoordelijkheid voor een succesvol gecoördineerd beleid op onderzoeksvlak, via:
- het actief richting geven inzake zwaartepuntvorming (zoals verwacht vanuit het centrale
universiteitsbeleid, cfr. Algemeen Strategisch Plan) en daarmee het zo efficiënt mogelijk structureren
van het onderzoek rond één of enkele centrale onderzoeksthema’s (eventueel kaderend in een
synergie met andere vakgroepen)
- de algemene efficiëntie waarmee middelen kunnen worden ingezet binnen een vakgroep van
voldoende schaalgrootte6
- een gecoördineerde opvolging van de noden inzake infrastructuur - de mogelijkheid om binnen een vakgroep verschillende onderzoeksprofielen naast elkaar te laten
bestaan (i.e. met verschillende focus inzake aard van onderzoeksprestaties)
- het voorzien van de belangrijke en noodzakelijke ruimte voor vernieuwend, risicovol onderzoek (zonder onmiddellijke garantie inzake onderzoeksprestaties, maar een belangrijke wending indien
succesvol)
- een gerichte ondersteuning van succesvolle en prioritaire samenwerkingen
- het nemen van gezamenlijke initiatieven inzake begeleiding van doctorandi - een georganiseerde interne informatieverspreiding, bijvoorbeeld inzake
financieringsmogelijkheden voor onderzoek
- een strategische aanwending van de middelen ten bate van een succesvolle externe fondsenwerving, bijvoorbeeld via aanloopfinanciering, cofinanciering, overbruggingen7 en
gemeenschappelijke ondersteuning voor projectmanagement - financiële ondersteuning ten bate van de internationale inbedding, bijvoorbeeld voor
congresparticipaties en activiteiten in het kader van netwerkvorming
6 Hoe groter de schaal, hoe beter de vakgroep kan instaan voor het efficiënt gecoördineerde onderzoeksbeleid dat van haar wordt verwacht. Een verdere stimulans voor schaalgrootte rust in het voorbehouden van het coördinatorschap van zwaartepunten voor de meest vooraanstaande vakgroepen op het valk van onderzoeksprestaties én schaalgrootte. 7 In het voorgaande financieringsmodel werden overbruggingsmiddelen deels ten laste genomen van de spaarplannen opgebouwd op het niveau de adviessubcommissies.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 15 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Om haar onderzoeksbelangen te behartigen kan de vakgroep niet alleen acties ondernemen op het
eigen beleidsniveau, maar zal het wenselijk zijn dat zij deze belangen eveneens verdedigt via haar
standpunten binnen de faculteit, bijvoorbeeld inzake personeelsbeleid.
De vakgroepen worden hiermee duidelijk geïdentificeerd als belangrijke actoren op het vlak van
onderzoeksbeleid. Zij staan mee in voor de creatie van een goed onderzoeksklimaat met de hoogste
ethische standaarden, waarbinnen de vorsers in staat zijn en aangemoedigd worden om hun volle
potentieel te realiseren. Met de basisfinanciering voor onderzoek beschikken zij hiervoor over de
nodige middelen.
Een jaarlijkse beknopte presentatie van het onderzoeksbeleid van de vakgroep aan de Onderzoeksraad
wordt voorzien via een Strategische Beleidsfiche Onderzoek (ontwerp: zie APPENDIX 3). De
neerlegging of actualisering van deze beleidsfiche gebeurt als onderdeel van R&D-Net (intern).
Teneinde de beoogde strategische invulling binnen alle vakgroepen te stimuleren, wordt de
goedkeuring van de beleidsfiche door de Onderzoeksraad als voorwaarde gesteld om aanspraak te
kunnen maken op basisfinanciering voor onderzoek. Indien de beoogde strategische invulling in
onvoldoende mate aanwezig is in de beleidsfiche, verzoekt de Onderzoeksraad de betrokken vakgroep
om een herwerkte versie voor te leggen, tot deze voldoet en kan worden goedgekeurd.
Elke vakgroep duidt een Vakgroepcoördinator onderzoeksbeleid & -begroting aan, en geeft
jaarlijks aan de Onderzoeksraad door wie deze functie waarneemt via de 'Strategische Beleidsfiche
Onderzoek'. In de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek' worden verder volgende elementen op
beknopte wijze weergegeven:
- de prioritaire langetermijn onderzoeksniche(s) van de vakgroep, op basis van een kritische
analyse van de sterke punten op onderzoeksvlak en hun uniek karakter in internationale competitie
met andere teams in het domein, en de samenwerkingen die daarin kaderen,
- de grote krachtlijnen van het onderzoeksmanagement van de vakgroep, in het bijzonder inzake
personeelsbeleid (inclusief planning van opvolging na op pensioenstellingen, op te starten ten laatste
3 jaar op voorhand) en de verdeling van de aan de vakgroep toegekende basisfinanciering voor
onderzoek,
- de door de vakgroep systematisch gecoördineerde logistieke onderzoeksondersteuning,
bijvoorbeeld aangaande projectmanagement, externe fondsenwerving, onderzoeksnetwerking,
begeleiding van doctorandi, gezamenlijke apparatuur,
- de desgevallend door de vakgroep zelf ingestelde internationale wetenschappelijke adviesraad8,
- de objectieven van de vakgroep aangaande valorisatie van het onderzoek, in haar verschillende
mogelijke vormen9,
- een kernachtige SWOT-analyse voor de vakgroep.
De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' dekken hiermee aandachtspunten op het niveau van teams
aangaande het onderzoeksbeleid, die regelmatig aan bod komen in de 'Disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties'. Het opstellen ervan verplicht de vakgroepen jaarlijks tot overleg en analyse. Dit
blijft echter ver onder de inspanningen die in het voorgaande financieringsmodel vereist waren, onder
8 De melding van een eventuele, door de vakgroep zelf ingestelde internationale wetenschappelijke adviesraad kadert in een vernieuwd systeem van kwaliteitszorg. Na een volledige eerste cyclus wordt het instrument van de 'Disciplinegewijze onderzoeksevaluaties' niet meer volgens een beurtrol, maar gericht ingezet op basis van indicaties geboden door monitoringinstrumenten (zie V. Kwaliteitszorg). De instelling van een eigen wetenschappelijke adviesraad wordt als 'good practice' gepromoot en is nu reeds een gangbare praktijk bij een aantal teams. 9 i.e. het beschikbaar en geschikt maken van wetenschappelijke kennis voor gebruik in de praktijk door partijen buiten de academische wereld, waarbij onder verschillende (verweven) vormen een toegevoegde waarde wordt gegeven aan de onderzoeksresultaten: Economische of commerciële waarde (bijdragen tot de productiviteit, innovatieve werking, efficiëntie en doelmatigheid van bedrijfsleven en overheid); Maatschappelijke waarde of welzijn (bijdragen tot hedendaagse maatschappelijke vraagstukken, bepalend voor de kwaliteit en toekomst van de samenleving); Culturele waarde (versterking van het beeld van mens en cultuur en van culturele vaardigheden van burgers); Democratische waarde (bijdragen tot een kritisch maatschappelijk debat en de vormgeving van burgerschap).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 16 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
de vorm van door de verschillende teamleden afzonderlijk ingediende en omstandig omschreven
aanvragen voor onderzoeksmiddelen.
Uitzondering: Een uitzondering op de situering van toekenningen en beleidsfiches op vakgroepniveau,
betreft de vakgroepen binnen de faculteit Geneeskunde en Farmacie (GF), waar toekenningen
en beleidsfiches gesitueerd worden op het niveau van de faculteit voor het geheel van alle GF-
vakgroepen samen (i.e. in alle disciplines binnen GF, inclusief MESO). Hierbij worden de
basisfinanciering voor onderzoek en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden voor een
gecoördineerd onderzoeksbeleid op eenzelfde niveau gesitueerd als de nieuwe UMC structuur, die instaat voor een gecoördineerd beleid voor de faculteit en het universitair ziekenhuis. Het orgaan
binnen het UMC dat zal instaan voor het beheer van de door de Onderzoeksraad toegekende
basisfinanciering voor GF-vakgroepen is de UMCOR (UMC Onderzoeksraad).
Efficiënte inzet van tijd en middelen
Het allocatiemodel voor de basisfinanciering voor onderzoek beoogt haar doel te bereiken via een
relatief eenvoudig en efficiënt toepasbare formule, uitgaande van een beperkte selectie van reeds voorhanden zijnde basisgegevens. Nagenoeg het volledige allocatiemodel betreft reeds toe te
leveren data (PhD's, ZAP-aanstellingen) of datacategorieën (VABB-SHW) in het kader van de
financiering van de universiteit door de overheid. Een bijkomende aanwending voor het interne
allocatiemodel vergt dus een beperkte extra inspanning en kan de volledigheid van de data enkel ten
goede komen, in het bijzonder waar deze afhangt van registratie door de vorsers (publicaties). De
ingebruikname van R&D-Net als toeleveringsinstrument voor het VUB-allocatiemodel voor de
werkingsmiddelen en voor het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane
Wetenschappen (VABB-SHW) gaf reeds aanleiding tot verbeteringen op het vlak van volledigheid en
datakwaliteit. De ingebruikname van R&D-Net ligt dan ook voor de hand als voldoende betrouwbaar instrument voor een nieuw intern financieringsmodel voor onderzoeksmiddelen. Een betere
registrering van onderzoekspublicaties zal ook de zichtbaarheid verhogen van het VUB-onderzoek voor
de internationale onderzoeksgemeenschap via de universitaire website (en waar mogelijk ook in 'full
text' via de 'institutional repository').
Een duidelijk verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties
In de verschillende onderdelen van de basisfinanciering voor onderzoek zit een verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties vervat, dat zo voortaan op jaarlijkse basis doorgegeven wordt aan de
vakgroepen. Hiermee worden de vakgroepen en hun vorsers blijvend bewustgemaakt van de
verantwoordelijkheid die zij de facto dragen in het globale financieringsklimaat, waarin prestatiecriteria
steeds belangrijker worden. Als centrale onderzoeksprestaties wordt van vakgroepen verwacht dat zij
zich toeleggen op wetenschappelijke publicaties, de opleiding van vorsers, expertise-opbouw en
internationale inbedding. Deze verwachtingen inzake onderzoeksprestaties worden in het
allocatiemodel vertaald in concrete prestatiestimulansen, gericht op een toenemend volume aan
onderzoeksoutput van hoge kwaliteit en internationale uitstraling. Dezelfde stimulansen zijn ook
essentieel om de prestatiegebonden financiering van de universiteit als geheel te vrijwaren en verder
op te bouwen. Daarnaast wordt van de vorsers verwacht dat zij oog hebben voor de mogelijkheden tot
maatschappelijke valorisatie van hun onderzoeksresultaten, en waar mogelijk de aanzet geven tot
het realiseren hiervan.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 17 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 4. Verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties A. Algemene basisverwachtingen inzake onderzoeksprestaties A1. Wetenschappelijke publicaties
Van alle vorsers wordt verwacht dat zij ernaar streven hun onderzoeksresultaten te publiceren in de meest gezaghebbende media in hun domein en zo bijdragen tot een verhoogde wetenschappelijke kennis op wereldniveau.
A2. Opleiding van vorsers Specifiek van de senior vorsers wordt verwacht dat zij nieuwe generaties vorsers opleiden en hun doctorandi van bij de start begeleiden bij de uitbouw van een publicatieportfolio, zodat zij met een sterk curriculum hun verdere carrière succesvol kunnen aanvatten.
B. Strategische verwachtingen inzake internationale en maatschappelijke ambities B1. Expertise-opbouw Van de teams wordt verwacht dat zij ernaar streven om in een internationaal perspectief
de best mogelijke expertise samen te brengen voor het verwezenlijken van hun onderzoeksambities. Hieraan gekoppeld is een gezond beleid inzake externe werving van personeel en onderzoeksmiddelen.
B2. Internationale inbedding Van vorsers en teams wordt verwacht dat zij zorg dragen voor hun internationale zichtbaarheid en netwerkvorming. Bovenstaande verwachtingen zijn hiermee nauw verbonden.
B3. Maatschappelijke valorisatie Van de vorsers wordt verwacht dat zij oog hebben voor de mogelijkheden tot maatschappelijke valorisatie van hun onderzoeksresultaten, en waar mogelijk de aanzet geven tot het realiseren hiervan.
Tegenover deze verwachtingen plaatst het allocatiemodel een merkbare erkenning en beloning. Zo
worden de vakgroepen gestimuleerd om hun onderzoekers zo efficiënt mogelijk te ondersteunen, zodat
deze via hun output de interne onderzoeksfinanciering van de vakgroep maximaliseren. Vakgroepen
die een hoge output realiseren met de aanwezige vorsers, verkeren bovendien in een goede concurrentiële positie om via externe kanalen bijkomende, sterke medewerkers te verwerven. Door
de bijkomende onderzoeksprestaties die deze genereren wordt de interne onderzoeksfinanciering van
de vakgroep nog verder opgetrokken, wat een vorm van cofinanciering oplevert.
Het samenspel van kwaliteit, zichtbaarheid, fondsenwerving en samenwerkingen
Het wetenschappelijk kwaliteitsaspect wordt in het nieuwe model in eerste instantie bewaakt via het peer review proces dat wordt doorlopen vooraleer een meegeteld onderzoeksoutput-item tot stand
komt10. Het voorleggen van onderzoeksresultaten aan peers bevordert niet alleen de kwaliteit van het
onderzoekswerk, maar ook de zichtbaarheid, autoriteit en reputatie van de auteurs en van hun
teams en universiteit. De nadruk op outputkanalen met een peer review systeem past hiermee in de
algemene doelstellingen van het model. Aangezien uit de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties bleek
dat niet alle types publicaties met peer review een weerspiegeling zijn van onderzoekskwaliteit zoals
beoordeeld door peers, wordt in het allocatiemodel gefocust op die categorieën die hiermee positief
gecorreleerd zijn, waar mogelijk gedifferentieerd naar discipline (tevens als dusdanig opgenomen in de
ZAP-Opdrachtsmatrix).
Doordat het globale onderzoeksbudget sterk wordt bepaald door de BOF-middelen en de daarin
meegetelde publicaties en citaties, hebben de vorsers er belang bij om hooggewaardeerde
publicaties te produceren die veelvuldig door collega's worden geciteerd. Ook het tot stand brengen en
onderhouden van vruchtbare samenwerkingen met sterke teams kan in dit opzicht een positieve
rol spelen, bijvoorbeeld via sterke copublicaties met hoge impact in het domein.
10 Peer review proces in verband met PhD's: verdediging voor een jury; Peer review proces in verband met publicaties: selectie van publicatiecategorieën met peer review systeem (met mogelijke variatie naargelang het tijdschrift of de uitgeverij).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 18 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
De aanwezigheid van een team in internationale onderzoeksnetwerken bevordert de internationale
zichtbaarheid van het geheel van haar vorsers, van haar onderzoeksprestaties, en van de universiteit
als geheel, alsook mogelijkheden tot samenwerking en uitwisseling. Een vakgroep kan haar
internationale inbedding bevorderen door op gecoördineerde wijze de onderzoeksnetwerking van zowel
doctorandi als senior onderzoekers te ondersteunen (participatie aan conferenties, organisatie van
colloquia, ...). In dit kader worden de voorheen op promotorbasis toegekende 'Kredieten aan
navorsers' en 'IWT-Overbruggingsbeurzen' in het nieuwe model toegevoegd aan het onderzoeksbudget
van de vakgroep, ter ondersteuning van een gezamenlijk beleid voor de begeleiding van doctorandi. Inzake internationale inbedding is ook een duidelijke rol weggelegd voor het
personeelsbeleid. Aangetrokken externe vorsers brengen hun band met hun voorgaande team mee.
De aan de VUB opgeleide en uitgestuurde vorsers werken verder samen met hun VUB-collega's. Beide
uitwisselingsvormen versterken de externe banden en faciliteren toekomstige externe recrutering en uitsturing. Ook een goede zichtbaarheid van het onderzoek via de website van de universiteit
draagt bij tot de internationale zichtbaarheid11.
Een vakgroep heeft er alle belang bij om externe fondsenwerving te stimuleren en te ondersteunen,
teneinde haar basisfinanciering te verhogen. Met bijkomend vorserspotentieel verworven via
externe fondsen zal immers ook de onderzoeksoutput toenemen. Tot de beleidsmogelijkheden van een
vakgroep in dit kader behoort bijvoorbeeld het aanwenden van een deel van haar basisfinanciering als
aanloopfinanciering ter ondersteuning van externe indieningen, of als cofinanciering bij externe
projecten. De vakgroepen die het noodzakelijke potentieel aan kwaliteitsvolle onderzoeks-CV's hebben
opgebouwd voor een succesvolle externe fondsenwerving, ontvangen voor dit soort ondersteunende
acties ook de nodige financiering op basis van hun onderzoeksoutput. Van alle vakgroepen wordt in elk
geval een minimale externe fondsenwerving verwacht.
11 Via de voorstelling van het onderzoek op de internetbladzijden van vorsers en vakgroepen zelf, via het centrale Vademecum op basis van de publicatie- en projectdatabank en via downloadbare full text publicaties.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 19 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Personeelsbeleid: Best mogelijke prestaties waarmaken
Terwijl de basisfinanciering voor onderzoek wordt toegekend op vakgroepniveau, hecht het model de
facto een cruciaal belang aan de individuele vorser en diens onderzoeksprestaties. Het is immers
essentieel voor de interne onderzoeksmiddelen van de vakgroep om internationaal goede vorsers aan
te trekken en om het voor alle vorsers mogelijk te maken om hun beste prestaties neer te zetten. De
vakgroep wordt als dusdanig gestimuleerd om een op onderzoek gericht personeelsbeleid te
voeren, met een daaraan aangepaste wervingsstrategie (internationale scope, aantrekkelijke
mandaatomvang). De naar de VUB aangetrokken excellente vorsers worden via de universitaire
website in het licht gezet. Een nieuwe, aan dergelijke aanwinsten gekoppelde financiële ondersteuning
draagt bij tot de gunstige voorwaarden die aan potentiële kandidaten kunnen worden aangeboden
in concurrentie met andere instellingen. Ook de betrokken vakgroepvoorzitter of coördinator van een
zwaartepunt of interdisciplinair netwerk kunnen hiertoe bijdragen via de door hen beheerde
onderzoeksmiddelen. Het samenbrengen en behouden van een sterk presterend vorserspotentieel is
essentieel voor de mogelijkheden van de vakgroep inzake externe fondsenwerving die nog verdere
teamvergroting mogelijk maakt. Teneinde een vorsersteam van hoogstaande kwaliteit uit te bouwen
en te behouden, worden vacatures steeds internationaal bekendgemaakt en wordt een vacature die
geen kandidaten van het gewenste profiel wist aan te trekken bij voorkeur niet ingevuld (de
betreffende opdracht kan bijvoorbeeld tijdelijk via gastprofessoren worden ingevuld). De consequente
aanstelling van vorsers die het aanwezige niveau verder versterken is een cruciaal element voor
continue verbetering, de rode draad in het nieuwe model. Dergelijke aansterking van teams moet
ook bijdragen tot een steeds aantrekkelijkere onderzoeksomgeving, waarin vorsers worden
gestimuleerd om hun volle potentieel waar te maken en waarin zij hiertoe ook de mogelijkheid
hebben. Deze gunstige omgeving trekt op zijn beurt meer hoogstaande en beloftevolle vorsers aan.
Goede balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek
Enerzijds is een sensibilisering ingebouwd voor de valorisatie van onderzoeksresultaten, als specifiek
aandachtspunt in de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek' van de vakgroepen. Anderzijds is voor elke
onderzoekslijn aan een universiteit vereist dat het toegepast en beleidsgericht onderzoek steunt op
fundamenteel onderzoek. Waar in de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties werd gewezen op het
belang van een goede balans tussen beide onderzoeksvormen, betrof het vaak niet benutte
mogelijkheden inzake onderbouw met fundamentele onderzoek. Het financieringskanaal bij uitstek
voor fundamenteel onderzoek in Vlaanderen, bereikbaar voor alle universitaire disciplines, is het Fonds
voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). De financieringsmogelijkheden bij het FWO worden nu nog
niet in alle domeinen maximaal aangesproken. Onder de reeds op andere statuten aangestelde vorsers
bevinden zich goede kandidaten die in aanmerking komen voor rangschikking door de
Wetenschappelijke Commissies van het FWO. Ook kandidaatstellingen van buitenlandse vorsers zijn
toegelaten volgens de FWO-reglementering, zodat promotoren ook vorsers kunnen werven via hun
internationale contacten, in het bijzonder in de domeinen waar lokaal onvoldoende juniorkandidaten
kunnen worden gevonden. Via het beleid rond de OZR-opvangmandaten (zie hoofdstuk VI.) zullen
stimulansen in deze zin, die in het verleden reeds binnen de adviessubcommissies succesvol werden
toegepast, worden verdergezet.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 20 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Transparantie en zorgvuldigheid
De jaarlijks door de vakgroepen ingediende 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' worden ter
goedkeuring voorgelegd aan de Onderzoeksraad en via het R&D intranet ter beschikking gesteld van
de gehele vorsersgemeenschap. Zo zijn de teams ook onderling goed op de hoogte van elkaars huidige
en toekomstige activiteiten, en kunnen zij reeds in een vroege fase eventuele
samenwerkingsmogelijkheden identificeren en benutten. Elementen uit de 'Strategische
Beleidsfiches Onderzoek' kunnen tevens door de teams worden gebruikt voor de invulling van hun
'missie' in R&D-Net (nu vaak door de teams opengelaten) die extern wordt toegeleverd aan Flanders Research Information Space (FRIS).
Na de toekenning van de basisfinanciering voor onderzoek door de Onderzoeksraad, wordt per
vakgroep een Prestatieprofiel samengesteld dat de in rekening gebrachte basisaantallen en de
daaraan gekoppelde bedragen omvat. Deze Prestatieprofielen worden ter beschikking gesteld van de
betrokken vakgroepvoorzitter. Dit zicht op de onderliggende componenten moet de vakgroepen beter
toelaten om hun toekomstige jaarbudgetten in te schatten in het kader van een
langetermijnplanning. De basisgegevens inzake PhD's en publicaties zijn afkomstig van de
faculteiten en de teams zelf. De export van publicatiegegevens uit R&D-Net wordt minstens twee
weken op voorhand aangekondigd aan de vakgroepvoorzitters. Deze voorzorgsmaatregel wordt
genomen omdat publicaties niet centraal, maar door de vorsers zelf in de R&D-databank worden
ingebracht. Zo wordt de gelegenheid gegeven om voor de publicaties van het voorbije jaar de
volledigheid en correctheid na te gaan. Eventueel kan het exporttijdstip worden aangesloten op
deadlines in het kader van andere instrumenten (bijvoorbeeld VABB-SHW). De vakgroepen hebben
tevens een volledig inzicht in de basisgegevens inzake output via de publiek zichtbare, door henzelf in
R&D-Net ingebrachte publicaties, en via de officieel door de faculteit geregistreerd PhD's. Hierdoor is
enerzijds een sociale controle mogelijk op de correctheid van de gegevens, en kan anderzijds een
vakgroep de eigen basisgegevens desgewenst mee in rekening brengen in een verdere interne
middelenverdelingen over subgroepen.
Vaststellingen van onzorgvuldigheden in de in R&D-Net geregistreerde publicaties kunnen via een
schrijven aan de vicerector onderzoek worden gemeld aan het Bureau van de Onderzoeksraad.
Gemelde onzorgvuldigheden geven aanleiding tot een correctiemaatregel indien zij bij een voorbije
toekenning van basisfinanciering voor onderzoek leidden tot een onrechtmatige vermeerdering van het
gewogen aantal in R&D-Net aan een vakgroep gehechte publicaties met een foutpercentage van 5% of
meer. In dat geval wordt een correctiemaatregel toegepast bij de eerstvolgende toekenning van
basisfinanciering voor onderzoek, en wordt de betrokken vakgroepvoorzitter hiervan op de hoogte
gesteld. Indien het foutpercentage lager ligt dan 5%, wordt de betrokken vakgroepvoorzitter bij wijze
van verwittiging op de hoogte gesteld van de gemelde onzorgvuldigheden. De correctiemaatregel houdt in dat alle aandelen van de betreffende vakgroep berekend binnen het onderdeel "Publicaties"
worden verminderd met het dubbele van het vastgestelde foutpercentage. Deze correctiemaatregel
betreft een inhouding die verder gaat dan een rechtzetting tot het rechtmatige niveau, zodat hiervan
een voldoende sterke stimulans uitgaat voor een zorgvuldige invulling van R&D-Net, en voor een
tijdige en doeltreffende, zelfregulerende sociale controle. De correctiemaatregel wordt één keer
toegepast per toekenningsjaar waarin de gemelde onzorgvuldigheden leidden tot een foutpercentage
van 5% of meer. Het door toepassing van de correctiemaatregel van de betreffende vakgroep
ingehouden bedrag, komt ten goede aan de over de andere vakgroepen te verdelen som, die in een
eerdere toekenningsronde ten onrechte werd beperkt.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 21 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III.2. Een beperkte set representatieve en strategische criteria
Continuïteit & stabiliteit
Naast de prioritaire doelstelling om onderzoeksprestaties te stimuleren en te belonen, dient het
allocatiemodel aan de teams een zekere mate van stabiliteit te bieden, zodat met de geboden
middelen een meerjarenbeleid kan worden gevoerd. Omwille van de stabiliteit van de jaarlijkse
toelagen, wordt een voldoende groot percentage toegekend op basis van het volume aan
onderzoeksprestaties, wat relatief stabiel is voor een team van voldoende schaalgrootte. Ook omwille
van deze stabiliteit in omvang en entiteit van toekenning, wordt uitgegaan van vakgroepen eerder
dan van onderzoeksgroepen. Elke vorser is immers in hoofdorde verbonden aan één vakgroep, terwijl
de aanhechting aan (mogelijk meerdere) onderzoeksgroepen een meer tijdelijk karakter heeft en
sterker variabel is.
Een beperkt gedeelte van de basisfinanciering wordt aan de vakgroepen toegekend op basis van
groei. Hoewel dit schommelingen kan veroorzaken van jaar tot jaar, wordt in de berekeningen geen
uitmiddeling gemaakt over een langere periode. Dit zou verhinderen om snel en duidelijk merkbaar in
te spelen op verhoogde prestaties, wat wenselijk is ter motivering van teams die sterkere prestaties
neerzetten. Van de vakgroepen wordt verwacht dat zij een voldoende schaalgrootte bezitten om via
beleidsreserves mogelijke schommelingen in hun basisfinanciering op te vangen.
Vanaf de eerste toepassing van het nieuwe allocatiemodel wordt bij de verdeling van basisfinanciering
over de vakgroepen een continuïteit ingebouwd op het niveau van twee grote domeinen, enerzijds
HW en anderzijds het geheel van BNTW en BMW. Tussen deze twee domeinen wordt a priori een
verdeling vastgelegd12, aangezien hun onderscheiden publicatiecultuur zich vertaalt in afzonderlijke
representatieve internationale en interuniversitaire publicatiedatabanken13, wat een daarop
gebaseerde middelenverdeling over deze domeingrenzen heen bemoeilijkt. De initiële verhouding
tussen beide domeinen wordt ingesteld op 1/3 'HW' - 2/3 'BNTW & BMW' wat ongeveer
overeenkomt met de laatst geldende OZR-Richtpercentages, terwijl ze ook wordt toegepast op een
vergelijkbaar volume aan onderzoeksmiddelen. De Onderzoeksraad kan deze verhouding eventueel
wijzigen naar aanleiding van evoluties vastgesteld bij de vijfjaarlijkse evaluatie van het model. Dieper
in het nieuwe model is ook op vakgroepniveau continuïteit voorzien, doordat de verdeling van de
middelen over de vakgroepen volgens de algemene basiscriteria zó gebeurt dat bij hogere, gelijke of
lagere productie van een vakgroep in een verder constante context (begroting en productie van andere
vakgroepen), de toekenning aan die vakgroep respectievelijk zal stijgen, gelijk blijven of dalen.
12 Als uitzondering die wordt behouden ten opzichte van de aanbeveling aan de VUB met betrekking tot kwaliteitsvergelijking tussen domeinen, in het rapport 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement). 13 De citatie indexen in de Web of Science voor de Exacte Wetenschappen (het geheel van BNTW en BMW), en het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW) ter aanvulling daarvan voor de Humane Wetenschappen (HW).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 22 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Representatieve algemene basiscriteria
Verschillende onderzoeksparameters zijn vaak verwant, of een ongeveer equivalente weerspiegeling
van de achterliggende kwaliteiten. Het allocatiemodel kan bijgevolg eenvoudig worden gehouden
door te kiezen voor een beperkte set van variabelen die gemakkelijk beschikbaar zijn, die aan de basis liggen van wat men beoogt te meten, en die mogelijkheden bieden voor een vergelijking met
een (liefst internationale) referentiemaat. De voorgestelde basiscriteria komen dan ook in grote
lijnen overeen met de outputparameters gebruikt in de BOF-sleutel: publicaties en PhD's. Deze
bepalen het grootste deel van de basisfinanciering voor onderzoek.
Terwijl het grootste deel van het budget voor publicaties en PhD's wordt verdeeld op basis van
volume, wordt een belangrijke strategische rol gespeeld door een beperkt percentage verdeeld op
basis van hieraan gerelateerde groeiparameters. Zowel de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties als
de BOF-gegevens wijzen immers op een nog niet volledig gerealiseerd potentieel inzake
internationale tijdschriftpublicaties en PhD's. Door de groeiparameters hierop te focussen wordt een
strategische incentive gegeven gericht op een groeiende internationale zichtbaarheid (in
tijdschriften en voor jury's) van de vorsers en hun onderzoek, en daarmee ook van hun teams en
universiteit als geheel.
Voor de parameter publicatievolume worden de R&D-Net categorieën geselecteerd die een positieve
correlatie vertonen met onderzoekskwaliteit zoals beoordeeld door peers, waar mogelijk
gedifferentieerd naargelang de discipline (cfr. ZAP-Opdrachtsmatrix). Op deze manier worden voor alle
(sub)disciplines publicaties in de meest gezaghebbende media in rekening gebracht en wordt een
gezond publicatiegedrag niet verstoord door bijvoorbeeld kwantiteit eerder dan kwaliteit te stimuleren.
De geselecteerde categorieën maken tevens deel uit van de categorieën gebruikt in het interne
allocatiemodel voor de werkingsmiddelen binnen de universiteit, en van de door de overheid volgens
het BOF-besluit in aanmerking genomen publicatietypes voor opname in het Vlaams Academisch
Bestand voor Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW)14. De onderzoeksraad kan binnen elk
van de disciplines gewichten specifiëren voor de betreffende publicatiecategorieën. Waar dit niet
gebeurde gelden gewichten die overeenkomen met de gewichten die door de overheid werden
vooropgesteld in het BOF-besluit als default telschema voor het VABB-SHW15, en krijgen octrooien16
hetzelfde gewicht als tijdschriftpublicaties met internationale peer review (categorie C). Binnen de a
priori verdeling tussen 'HW' en 'BNTW & BMW' (zie hoger onder 'Continuïteit en stabiliteit') wordt nog
meer in detail rekening gehouden met de verschillende publicatieculturen via een a priori verdeling
over de disciplines op basis van hun genormaliseerde productie (zie ook verder in dit hoofdstuk, onder
'Mee met de onderzoeksdynamiek'). Deze verdeling over de disciplines gebeurt op basis van hun
aandeel binnen de tijdschriftpublicaties met internationale peer review (categorie C), genormaliseerd
ten opzichte van de internationale gemiddelden inzake productiviteit (Moed, 2005). Hierdoor wordt van
bij aanvang in het nieuwe model rekening gehouden met het feit dat de verschillende disciplines een
verschillende typische publicatieproductiviteit vertonen in deze referentiecategorie, waardoor de
14 Het behoud en liefst de verhoging van deze overheidstoekenningen is essentieel om voor de vorsersgemeenschap binnen de universiteit een gezond en concurrentieel niveau van onderzoeksfinanciering te kunnen blijven voorzien. Gezien de gesloten financieringsenveloppe op Vlaams niveau, kunnen enkel meer dan gemiddeld toenemende prestaties een stijgend subsidieniveau voor de universiteit verzekeren! 15 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (laatst gewijzigd door besluit houdende wijziging van 12 december 2008, BS 06.03.2009), Art.3 §8quinquies: "1° artikelen, verschenen in tijdschriften, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1; 2° boeken als auteur, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 4; 3° boeken als editor, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 2; 4° artikelen of gedeelten in boeken, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1; 5° artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn en die verwerkt worden in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht van 0.50" 16 Toegeleverd door de Technology Transfer Interface binnen het dept. R&D, volgens de door de Onderzoeksraad vastgelegde criteria betreffende de aard en status van in aanmerking komende octrooien.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 23 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
middelen niet met eenzelfde maatstaf over vakgroepen uit verschillende disciplines kunnen worden
verdeeld. Met de keuze voor R&D-Net als bron van publicaties voor alle disciplines, wordt bewust
afgeweken van de werkwijze voor de overheidsfinanciering, waar voor de exacte wetenschappen de
telling wordt beperkt tot tijdschriften en proceedings in de Web of Science, voor de humane
wetenschappen aangevuld met publicaties opgenomen in de VABB-SHW. Hiermee wordt de berekening
van de basisfinanciering voor onderzoek aan de VUB onafhankelijk gehouden van de toegang tot deze
externe databestanden (deels commercieel uitgebaat), van de daarin gehanteerde en gelimiteerde
bronnenselectie en de verschillende daaraan gekoppelde vormen van bias. Zo is het gebruik van de
Web of Science in het bijzonder aanvaardbaar voor de middelenverdeling op het niveau van
instellingen met vergelijkbaar profiel, maar een algemene toepassing ervan binnen de universiteiten
op teamniveau is veel minder evident.17
Voor de parameter publicatiegroei komt enkel de categorie C van internationale tijdschriftpublicaties
in aanmerking. Hiermee worden de vorsers in alle disciplines aangemoedigd om hun internationale publicatieportfolio aan te sterken.
Voor de parameter PhD-volume wordt het globale aantal PhD’s gebruikt, ter opvolging van de
Kredieten aan Navorsers en IWT-Overbruggingsbeurzen als stimulerende en ondersteunende
maatregelen voor een succesvolle begeleiding van doctorandi. De toekenning wordt verhoogd
indien het doctoraat gepaard gaat met een internationaal publicatierecord (één of meerdere publicaties
van categorie C in de laatste vier jaren tot het doctoraatsjaar).
Voor de parameter PhD-groei komen enkel PhD's met C publicatie in aanmerking. Hiermee worden de
promotoren en doctorandi in alle disciplines aangemoedigd om samen met het doctoraatsproefschrift
ook de internationale publicatieportfolio van de doctorandus te verzorgen, zodat verdere
carrièrestappen kunnen worden aangevat met een optimaal gestoffeerd CV.
De toespitsing op publicatieoutput, ook binnen het onderdeel PhD's, heeft niet alleen te maken met
het feit dat de publicatie van onderzoeksresultaten zich in de kern bevindt van het
onderzoeksgebeuren, maar ook met de belangrijke interpretaties en gevolgen die hieraan worden
gehecht op regionaal niveau (overheidsfinanciering) en op internationaal niveau (uitstraling, reputatie,
ranking). De reputatie van een instelling is immers voor een zeer groot deel gebaseerd op de
perceptie van haar onderzoeksprestaties, die zowel goede studenten18 als professoren en vorsers
aantrekt. De via onderzoeksprestaties verworven internationale reputatie en overheidsfinanciering,
staan zo mee in voor een goed onderwijs en voor een goede opleiding van de jonge vorsers. Het is dus
van het grootste belang voor alle activiteiten aan de universiteit, dat de objectieven op onderzoeksvlak worden gerealiseerd. Om hun volle effect te kunnen waarmaken (bijvoorbeeld
inzake aantrekking van topvorsers en prestigieuze financiering), is het vervolgens cruciaal dat
uitstekende onderzoeksprestaties systematisch worden bekendgemaakt, ook in het kader van
onderwijsprogramma’s en in contacten met derden.
17 "More specifically, we hypothesize that the allocation method now developed and under further improvement will become more criticized if it turns out that it (1) also starts influencing intrauniversity research allocation decisions and, as a consequence (2) introduces adverse publication and citation behaviors at the universities involved.", uit "Using a bibliometric approach to support research policy making: The case of the Flemish BOF-key", K. Debackere & W. Glänzel, Scientometrics, Vol. 59, No. 2 (2004) 253-276. 18 In de International Student Barometer werden ‘Research Quality’ en ‘Reputation’ door internationaal mobiele studenten aangeduid als de belangrijkste aspecten die hun keuze beïnvloedden, net boven ‘Teaching Quality’. De ‘University Website’ is de meest genoemde actor die hen bij hun beslissing hielp, voor vrienden en leraren.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 24 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Strategische persoonsgebonden bonussen
Terwijl publicaties en PhD's instaan voor een stabiele basisfinanciering op vakgroepniveau, is een reeks
persoonsgebonden bonussen erop gericht om onderzoekers te ondersteunen die sterke uitdagingen
aangaan. Hier wordt gefocust op initiatieven die een grote inzet vergen in aanvraagfase, maar die eens
toegewezen een sterke meerwaarde betekenen, zowel financieel als inzake uitstraling.
Een eerste begrotingslijn zorgt voor een ZAP-startfinanciering toegekend bij aanstelling aan een
nieuw ZAP-lid, mits deze voldoet aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit'19
(detailbepalingen in APPENDIX 10) en een aanstelling van ten minste 80%20 als ZAP betreft. Hiermee
wordt een stimulans en een troef gegeven voor het internationaal aantrekken van vorsers via
substantiële aanstellingen, en voor een betere genderbalans. Deze ZAP-startfinanciering voegt een
financiële toelage ten bedrage van ruim één jaar predoc-ondersteuning toe aan de voordelen die aan
kandidaten kunnen worden geboden, en ondersteunt zo de vakgroepen bij het internationaal
uitbouwen van hun onderzoekscapaciteit. De toekenningen van een ZAP-startfinanciering wordt op
de centrale website van de universiteit bekendgemaakt, ter ondersteuning van de interne en externe uitstraling.
Via een tweede, nieuwe begrotingslijn buiten de OZR/BOF-begroting, worden incentives voorzien voor
het voorbereiden en verwerven van toonaangevende Europese onderzoeksfinanciering (kaderprogramma's, ERC grants, ...). Deze bonuscategorie stimuleert het optimaal benutten van het
groeiend Europees instrumentarium en budget inzake onderzoeksfinanciering. Redenen waarom hier
nog ruimte voor verbetering is, zijn zowel te vinden in de aard van de Europese kanalen zelf
(complexiteit, hoge vereiste inzet, lage slaagkans) als bij de organisatie van de potentiële aanvragers
(beperkte schaalgrootte en daaraan gekoppelde ondersteuningsmogelijkheden). Wat dit laatste betreft
wordt een positief effect verwacht van het geheel aan stimulansen dat in de basisfinanciering is
ingebouwd. Omdat participatie en zichtbaarheid op Europees en internationaal vlak een belangrijk
hefboomeffect kan genereren voor verdere opportuniteiten, worden verschillende vormen van
ondersteuning voorzien die de VUB-participatie in Europese programma's moeten bevorderen.
Als ex-ante EU-projectstimulans wordt, ter stimulering van Europese projectaanvragen, éénmalig
een EU-startkrediet toegekend aan een ZAP-lid dat als potentiële projectpromotor een aanvraag
voorbereidt, en die in de afgelopen 10 jaar geen promotor van een EU-project is geweest.
Als ex-post EU-projectstimulans worden, ter ondersteunig van samenwerkingen in het kader van
opgestarte Europese projecten, twee soorten kredieten voorzien. Enerzijds wordt jaarlijks en voor de
volledige projectduur een EU-cofinanciering toegekend aan een ZAP-lid dat voor de eerste keer als EU-
projectpromotor optreedt. Anderzijds wordt een EU-bonuskrediet voor 1 jaar toegekend aan een ZAP-
lid dat niet voor de eerste keer als EU-projectpromotor optreedt.
De bedragen van het EU-startkrediet, -cofinanciering en -bonuskrediet zijn afhankelijk van de aard van
het EU-project en van de VUB-deelname daarin (gaande tot een maximum bij coördinatie van 20.000
EUR ex-ante en 40.000 EUR ex-post, of ongeveer de grootteorde van een predoc-medewerker). De ex-
ante en ex-post kredieten toegekend in het kader van de EU-incentives kunnen vrij worden
aangewend, bijvoorbeeld voor reizen naar de andere netwerkpartners.
Naast deze drie soorten kredieten wordt, als stimulans voor het verwerven van ERC Starting Grants,
voorzien in EU-Tenure Track mandaten van 5 jaar in Tenure Track voor aanstelling gelijklopend met
19 Zoals bepaald in Art. 3. §3. 4º van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 SEPTEMBER 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (BS 18.11.2000), gewijzigd door de Besluiten van de Vlaamse regering van 24 JANUARI 2003 (BS 28.03.2003), 8 DECEMBER 2006 (BS 08.02.2007 en Errata BS 21.06.2007) en 12 DECEMBER 2008 (BS 06.03.2009) houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Bij eventuele wijziging van dit onderdeel in het BOF-besluit worden in het allocatiemodel dezelfde criteria behouden, tenzij naar aanleiding daarvan anders wordt beslist. 20 Inclusief detachering vanuit de ZAP-aanstelling naar bv. FWO.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 25 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
de toekenning van een ERC Starting Grant. Verder wordt de mogelijkheid voorzien om het EU-Tenure
Track mandaat te laten opvolgen door een Onderzoeksmandaat op ZAP-niveau21.
Een derde begrotingslijn voorziet ruimte voor de toekenning, op advies van het Bureau van de
Onderzoeksraad, van een bonus voor maatschappelijke valorisatie. Deze wordt toegekend aan een
ZAP-lid waarvan het onderzoek in de afgelopen vijf jaren bijzonder verdienstelijk aanleiding gaf tot
maatschappelijke valorisatie in brede zin, aantoonbaar op basis van concrete output-items van het
ZAP-lid op dit vlak (zoals omschreven in de ZAP-Opdrachtsmatrix). Deze bonuscategorie stimuleert de
aandacht bij de vorsers voor maatschappelijke valorisatie, in overeenkomst met de verhoogde
aandacht hiervoor op regionaal vlak (IWT), op internationale fora en in het Algemeen Strategisch Plan
(ASP) van de universiteit. Daarnaast biedt de bonus een aanleiding om verwezenlijkingen op dit vlak in
de schijnwerpers te zetten.
SMART criteria
Bovengenoemde basis- en bonuscriteria worden in APPENDIX 6 op hun geschiktheid getoetst met behulp
van de SMART-criteria. Aan de gangbare interpretaties van de mnemonic wordt voor deze toepassing
ook nog "representative" toegevoegd:
SMART criteria22: S Specific, Simple; M Measurable; A Appropriate, Agreed, Ambitious; R Relevant; Results-oriented, Rewarding + Representative; T Time-bound
Caveats
Een allocatiemodel dient ongewenste neveneffecten te vermijden door weldoordachte keuzes te
maken inzake criteria, budgetindeling en aggregatieniveau voor toekenning. Tot de gedragingen die
niet in de hand mogen worden gewerkt behoren bijvoorbeeld oneigenlijk copromotorschap of
coauteurschap (onderzoeksprojecten en PhD's, publicaties), onrechtmatige opeising van de positie van
eerste auteur, en focus op minder hoogstaande "gemakkelijkere" prestatiecategorieën.
In het voorgestelde model worden ongewenste effecten vermeden door, onder meer, een
onderzoeksoutput-item bij elk van de vakgroepen waaraan minstens één van de coauteurs of
promotoren is verbonden één keer in rekening te brengen, ongeacht het aantal coauteurs of
promotoren in een vakgroep. Een publicatie wordt één keer aangerekend aan elk van de vakgroepen
waartoe één of meer in R&D-Net als VUB-auteur geïdentificeerde coauteurs in hoofdorde behoren. Bij
de verrekening van PhD's, waar het gaat om een lager totaal aantal prestaties van langere termijn dan
in het geval van publicaties, wordt een nauwkeuriger regel ingesteld. Een PhD wordt één keer
aangerekend aan elk van de vakgroepen waartoe één of meer op het proefschrift vermelde VUB-
promotoren exclusief behoren op basis van hun ZAP-aanstelling (i.e. ZAP-aanstelling bij slechts één
vakgroep). Per PhD wordt bijkomend en tot een maximum van één, een PhD-promotor met ZAP-
21 Analoog met de reeds voorziene instroommogelijkheid in het Onderzoekscontingent ter opvolging van Odysseusmandaten. 22 SMART: mnemonic used in project and performance management as a way of evaluating if the objectives that are being set are appropriate. Typically accepted keywords are (no clear consensus, major term first): S Specific; Significant, Stretching, Simple; M Measurable; Meaningful, Motivational, Manageable; A Attainable; Appropriate, Achievable, Agreed, Assignable, Actionable, Action-oriented, Ambitious; R Relevant; Realistic, Results/Results-focused/Results-oriented, Resourced, Rewarding; T Time-bound; Time framed, Timed, Time-based, Timeboxed, Timely, Time-Specific, Timetabled, Trackable, Tangible.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 26 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
aanstellingen bij meerdere vakgroepen in rekening gebracht, voor een aandeel dat overeenstemt met
het aandeel in de ZAP-aanstellingen (uitzondering voor CHIS-promotoren: steeds 50% WE-DBIT, 50%
IR-CHIS). Deze werkwijze beloont samenwerking met andere VUB-teams (partiële aanrekening zou
hiervoor een rem betekenen) en zet geen druk op de aanduiding van medewerkers binnen een team
als coauteur of copromotor (bij aanrekening a rato van het aantal participerende teamleden zou dit wel
het geval zijn).
Een "publish or perish" omgeving op het niveau van elke individuele vorser wordt vermeden door de
situering van de berekening en toekenning op vakgroepbasis (eerder dan per onderzoeker). Dit is
ook van belang voor het aantrekken van vorsers, enerzijds vanuit het perspectief van de vakgroep die
mee geniet van de verhoogde globale performantie, anderzijds vanuit het perspectief van de
aangetrokken vorsers. Terwijl sommige (top)vorsers zich goed voelen in een uiterst competitief
klimaat, zullen anderen een omgeving verkiezen waar ze zich zo vrij mogelijk aan hun onderzoek
kunnen wijden, zonder al te zeer te worden geconfronteerd met kwantitatieve verwachtingen. Een
ruimere bewustmaking binnen de vakgroepen rond het belang van wetenschappelijke publicaties is
echter wel degelijk wenselijk, in het bijzonder gezien de huidige allocatiemodellen van de overheid.
Door enkel publicatiecategorieën in rekening te brengen met positieve correlatie met
onderzoekskwaliteit zoals beoordeeld door peers (en niet eventueel nauw verwante types), dient extra
aandacht te gaan naar een correcte registratie van publicaties. Ongepaste indelingen zijn door de
centrale administratie niet steeds gemakkelijk te detecteren. Ook centrale controles in het kader van
de VABB-SHW kunnen niet garanderen dat alle eventuele fouten worden gedetecteerd en gecorrigeerd.
Permanente transparantie van de basisgegevens naar de onderzoeksgemeenschap toe via R&D-
Net is in dit kader dan ook een belangrijk aspect, samen met het feit dat ongepaste indelingen een
zeer slechte indruk geven bij de voorlegging van uit R&D-Net geëxporteerde CV's aan reviewers
(bijvoorbeeld in het kader van een ZAP-evaluatie).
Mee met de onderzoeksdynamiek
De a priori verdeling over de disciplines van de middelen verdeeld op basis van de parameter
publicatievolume, gebeurt volgens de aandelen van de disciplines van de publicaties in categorie C, per
discipline gewogen ten opzichte van het overeenkomstige internationale productiviteitsgemiddelde.
Hiermee blijven de verhoudingen tussen de disciplines niet statisch, maar verschuiven de middelen
mee met een onderlinge verschuiving van de onderzoeksdynamiek. Op deze manier gaat ook een
versterkte ondersteuning van de sterkst presterende vakgroepen binnen een discipline niet
noodzakelijk ten koste van andere, eveneens goed presterende vakgroepen binnen hetzelfde domein.
Dit doel wordt nog beter gerealiseerd in een context waarbij het publicaties-budget jaarlijks kan
toenemen, evenredig met de effectieve globale toename inzake publicaties. Richting gevend hiervoor,
indien de begrotingscontext dit toelaat, zijn enerzijds de evolutie van de BOF-middelen toegekend op
basis van publicaties, en anderzijds de evolutie van het aantal publicaties in R&D-Net. Een koppeling
aan de evolutie van de BOF-middelen voor publicaties zou bewerkstelligen dat een stijging van het
aantal VUB-publicaties en -citaties die sneller is dan het Vlaamse gemiddelde, ook effectief resulteert
in een groter intern budget dat wordt verdeeld op basis van publicaties. In een context van stabiele of
toenemende BOF-overheidsbegroting zal een meer dan gemiddelde stijging van de
onderzoeksprestaties ook een stijging van de BOF- en basisfinanciering van de universiteit
bewerkstelligen, en kan in principe in een stijging van interne middelen worden voorzien, zodat de
succesvolle investering kan worden voortgezet.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 27 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Voorwaarde voor effectieve toekenning
Betreffende een gecoördineerd onderzoeksbeleid op vakgroepniveau zijn incentives wenselijk,
doch dit aspect leent zich niet tot het inbouwen in het model als kwantitatieve financieringsparameter
of als basis voor een bonus. Omdat het wel gaat om een 'good practice' die van alle vakgroepen wordt verwacht, wordt een beknopte rapportering over het onderzoeksbeleid als voorwaarde gesteld
voor het ook effectief aan een vakgroep toekennen van de voor haar berekende basisfinanciering.
Tabel 5. Voorwaarde voor effectieve toekenning aan een vakgroep van de berekende basisfinanciering Voorwaarde Ratio De vakgroep leverde tegen de in het OZR-reglement gestelde deadline haar Strategische Beleidsfiche Onderzoek via R&D-Net[1] (bijvoorbeeld bij het begin van elk kalenderjaar) en deze werd, desgevallend na herziening, goedgekeurd door de Onderzoeksraad
- stimulans voor een gecoördineerd onderzoeksbeleid op vakgroepniveau
- strategisch overzicht voor de Onderzoeksraad - instrument ter bevordering van de synergie tussen vakgroepen
[1] Zolang de extra hiervoor te programmeren functionaliteit in R&D-Net nog niet operationeel zou zijn, wordt de Strategische Beleidsfiche Onderzoek tegen diezelfde deadline elektronisch toegezonden aan de vicerector onderzoek.
Uitzondering: Als enige uitzondering betreffende de situering van de 'Strategische Beleidsfiche
Onderzoek', berekeningen, toekenningen en voorwaarde voor effectieve toekenning op
vakgroepniveau, en desgevallend tot herroeping door de Onderzoeksraad, worden deze wat betreft de
vakgroepen binnen de faculteit Geneeskunde en Farmacie (GF) gesitueerd op het niveau van de
faculteit, voor het geheel van alle GF-vakgroepen samen. Het orgaan binnen het UMC dat zal instaan
voor het beheer van de door de Onderzoeksraad toegekende basisfinanciering voor GF-vakgroepen is
de UMCOR (UMC Onderzoeksraad).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 28 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III.3. Concrete begroting
Structuur
Binnen een gesloten enveloppe worden incentives ingebouwd voor een continue, stelselmatige
verhoging van de onderzoeksprestaties. Door de keuze voor criteria die duidelijk in dezelfde lijn liggen
als deze van de overheidsfinanciering, zal een toename van de prestaties die sterker is dan het
Vlaamse gemiddelde ook zorgen voor een verhoging van de BOF-middelen (bij niet dalende
overheidsbegroting) en bijgevolg ook mogelijkheden bieden voor een verhoging van de OZR/BOF-
begroting. Enkel op die manier kan het budget voor de jaarlijks door de Onderzoeksraad toegekende
basisfinanciering globaal toenemen en kunnen alle bijkomende prestaties effectief financieel worden
'beloond'.
Tabel 6. Structuur van de basisfinanciering voor onderzoek in begrotingsjaar 'BOF X-1 / OZR X' ONDERVERDELING TOEKENNINGS- / VERDELINGSBASIS BASISFINANCIERING VOOR VAKGROEPEN: op basis van onderzoeksoutput Globale omvang: ≥2/3 van het budget voor de basisfinanciering A1. Publicaties 50%
a. volume 90%
- verdeeld op basis van publicaties in de jaren (X-3) tot (X-1) in categorieën positief gecorreleerd met peer oordelen
- a priori verdeeld over de disciplines op basis van hun aandeel in de publicaties in de jaren (X-3) tot (X-1) in categorie C, afgewogen per discipline ten opzichte van de gemiddelde internationale productiviteit in het betreffende domein
b. groei 10%
- verdeeld op basis van de procentuele groei van C-publicaties geteld in het publicatievolumegedeelte voor het huidige, ten opzichte van het voorafgaande begrotingsjaar
A2. PhD’s 50%
a. volume 90%
- verdeeld op basis van het aantal PhD's van academiejaar X-6/X-5 tot academiejaar X-2/X-1 (5 jaar)
- voor 100% toegekend voor een 'PhD met C-publicatie' = met publicatie van de doctorandus in categorie C in een periode van 4 jaren tot toekenning van het PhD-diploma
- voor 75% toegekend voor een 'PhD zonder C-publicatie' b. groei
10% - verdeeld op basis van procentuele groei van 'PhD's met C-
publicatie' geteld in het PhD-volumegedeelte voor het huidige, ten opzichte van het voorafgaande begrotingsjaar
PERSOONSGEBONDEN BONUSSEN: op basis van personeelsbeleid, netwerkvorming en maatschappelijke valorisatie Globale omvang: ≤1/3 van het budget voor de basisfinanciering B1. Nieuw ZAP
'internationalisering en genderevenwicht'
a. ZAP-startfinanciering - verdeeld op basis van het aantal nieuwe ZAP-leden in het jaar (X-1) die voldoen aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' met een aanstelling van ten minste 80% als ZAP
B2. EU-incentives (P.M., via nieuwe aparte
begrotingslijn)
a. EU-startkrediet - toegekend aan een ZAP-lid dat als potentiële projectpromotor een aanvraag voorbereidt, en die in de afgelopen 10 jaar geen promotor van een EU-project is geweest
- éénmalig b. EU-cofinanciering - toegekend aan een ZAP-lid dat voor de eerste keer als EU-
projectpromotor optreedt - jaarlijks en voor de volledige projectduur
c. EU-bonuskrediet - toegekend aan een ZAP-lid dat niet voor de eerste keer als EU-projectpromotor optreedt
- éénmalig bij start van het EU-project d. EU-Tenure Track
mandaat - toegekend voor aanstelling gelijklopend met de toekenning
van ERC Starting Grant, - mandaat van 5 jaar in Tenure Track
B3. Maatschappelijke valorisatie
- toegekend op basis van verdienste op het vlak van maatschappelijke valorisatie onder de vorm van publicaties en projecten in de voorbije 5 jaren, vanaf jaar (X-5) tot jaar (X-1)
- op voorstel van het Bureau van de Onderzoeksraad
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 29 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Spaarplan
Een centraal Spaarplan wordt verdergezet via jaarlijkse voorafnames van een opvangreserve en
aangewend op advies van het Bureau van de Onderzoeksraad. Naast aanwendingen die kaderen in een
langetermijnplanning (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de basisinfrastructuur voor wetenschappelijk
onderzoek), kunnen de spaarplanmiddelen worden aangewend voor financieringen die niet in de
planning van de Onderzoeksraad of van de vakgroepen konden worden voorzien (bijvoorbeeld
onvoorziene noden inzake infrastructuur), of die inspelen op onverwachte opportuniteiten
(bijvoorbeeld noodzakelijke ondersteuning voor de deelname aan een nieuw extern
financieringsprogramma).
De spaarplannen die in het voorgaande financieringsmodel door de adviessubcommissies werden
opgebouwd, worden door het Bureau van de Onderzoeksraad tot uitdoving aangewend met behoud
van het label van het domein (HW-BNTW-BMW) en van de eventueel reeds door de
adviessubcommissie aangegane engagementen in het kader van meerjarige financieringen.
De spaarplanmiddelen kunnen verder worden aangevuld met overschotten die zich voordoen op de
deelbegrotingen (i.e. indien meer werd begroot dan effectief nodig is voor toekenning van de
richtbedragen per output-item, zie verder, 'Richtbedragen, verhoudingen en percentages') en met
restbedragen na onvolledige toekenningen aan vakgroepen (zie hierboven, 'Voorwaarde voor effectieve
toekenning').
Tijdskader & timing
Er wordt gewerkt met korte tijdsvensters zodat evoluties in onderzoekprestaties zich snel in de financiering weerspiegelen. Door voor publicaties uit te gaan van R&D-Net, waarin publicaties
meteen bij verschijnen kunnen worden ingebracht (in tegenstelling tot internationale databanken die
publicaties met enige vertraging registreren), kunnen de publicatiegegevens in principe net na een
verstreken publicatiejaar in de financiering worden verwerkt. Ook van PhD’s en projecten kan in
principe snel na een verstreken begrotingsjaar een overzicht worden bekomen. Wat de
persoonsgebonden bonussen voor nieuw ZAP betreft, wordt verkozen om deze meteen bij aanstelling
toe te kennen, eerder dan te wachten op het overzicht dat wordt opgemaakt tegen de in het BOF-
besluit vastgelegde deadline voor toelevering aan de regeringscommissarissen van de gegevens in het
kader van de BOF-parameter 'mobiliteit en diversiteit' (i.e. op 1 april van het jaar J voor de BOF-
begroting van het jaar J+1 op basis van eerste aanstellingen in een ZAP-graad in het jaar J-1).
De effectieve toekenningen in het jaar X voor het begrotingsjaar 'BOF X-1 / OZR X' gebeuren op
basis van de aantallen publicaties in de jaren X-4 tot X-1, PhD's in de academiejaren X-7/X-6 tot
X-2/X-1 (inclusief het jaar nodig voor de toekenningen op basis van groei), en nieuw ZAP in het jaar X.
De eerste effectieve toekenning van basisfinanciering voor vakgroepen voor het begrotingsjaar
'BOF 2010 / OZR 2011' zal, na goedkeuring van het nieuwe financieringsmodel onderzoek door de
Raad van Bestuur, en na de termijn te voorzien voor de aanvulling van publicatiegegevens in R&D-Net
(minstens 2 weken), worden voorbereid in de zomer van het jaar 2011 op basis van de aantallen
publicaties in de jaren 2007 tot 2010, PhD's in de academiejaren 2004/2005 tot 2009/2010 (zie ook
verder: Overgangsregelingen). De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' voor het jaar 2012 zullen
worden opgevraagd met als deadline 15.08.2011. De bespreking van de 'Strategische Beleidsfiches
Onderzoek' en de toekenningen wordt geagendeerd op de vergaderingen van het Bureau van de
Onderzoeksraad van 24.08.2011 en van de Onderzoeksraad van 31.08.2011, waarna de finale
beslissing door het Bestuurscollege gebeurt op 13.09.2011.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 30 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Richtbedragen, verhoudingen en percentages
De deelbegrotingen per criterium worden jaarlijks aangepast op basis van de verwachtingen en
goedgekeurd door de Onderzoeksraad. In deze nota wordt een ontwerp van initiële begroting
opgenomen (APPENDIX 7), waarbij wordt uitgegaan van een aantal gemotiveerde richtbedragen, verhoudingen en percentages (APPENDIX 5). Afhankelijk van de begrotingsmogelijkheden kunnen de
effectief uit de toekenningsformule berekende bedragen per output-item in positieve of negatieve zin
afwijken van de richtbedragen. In het eerste geval wordt per output-item het richtbedrag toegekend
en wordt het restbedrag toegevoegd aan de opvangreserve. In het tweede geval wordt ofwel per
output-item het berekende bedrag toegekend, ofwel de betreffende deelbegroting aangevuld uit de
opvangreserve zodat per output-item een hoger bedrag kan worden toegekend (met als maximum het
richtbedrag).
Een bijzonder aandachtspunt vormt de lagere toekenning voor PhD's zonder internationale tijdschriftpublicatie. Voor een kleine minderheid van disciplines is het onderzoek immers intrinsiek
inhoudelijk regionaal georiënteerd. De fractionele toekenning kan in dergelijk geval worden gezien als
in lijn met de lagere kostprijs verbonden aan de training en begeleiding van doctorandi in afwezigheid
van een internationale dimensie (netwerkvorming, conferenties en mobiliteit, ...).
Alle in het model gebruikte richtbedragen, verhoudingen en percentages kunnen desgewenst door de
Onderzoeksraad worden geactualiseerd bij een vijfjaarlijkse evaluatie van het model.
Initiële begroting
(zie ook APPENDIX 7)
De voor de basisfinanciering voor onderzoek beschikbare middelen in de OZR/BOF-begroting
betreffen deze die in het voorgaande systeem werden voorzien voor het geheel van:
- 'OZR/BOF-projectfinanciering' (2.600.000 euro in 2010/2011, incl. IWT-Overbruggingsbeurzen, excl.
ZWA),
- 'Injectie bij OZR Kredieten aan Navorsers' (606.660 euro in 2010/2011) en
- 'Omvorming Reiskredieten' (263.000 euro in 2010/2011),
voor een totaal van 3.469.660 euro in 2010/2011.
Andere budgetlijnen daarnaast (incl. opvangreserve) worden niet door het nieuwe
basisfinancieringssysteem gewijzigd.
Uitgaande van de licht stijgende tendens inzake 'PhD’s met C publicatie' (gestegen tot 83% in de
periode 2002-2006, cfr. APPENDIX 8), van het gemiddelde aantal PhD’s per jaar gedurende de laatste 3
jaar (126 per jaar in 07/08-09/10), van een overgang van 7.500 euro per PhD naar een systeem met
een sterk verhoogd bedrag voor 'PhD’s met C publicatie' (naar 9.500 euro) en een licht verlaagd
bedrag voor 'PhD’s zonder C publicatie' (naar 7.125 euro), en van een fractie van 10% van het PhD-
budget verdeeld op basis van groei, wordt het minimaal benodigde totale PhD-budget ingeschat op
1.275.000 euro.
Wanneer het totale publicaties-budget wordt gelijkgesteld met het totale PhD-budget, vormen beide
onderdelen samen een minimaal budget van 2.550.000 euro voor de over de vakgroepen te verdelen basisfinanciering.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 31 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Het budget voor de over de vakgroepen verdeelde basisfinanciering voor onderzoek neemt hiermee
iets meer in dan 2/3 van het totaal beschikbaar budget, wat omwille van de stabiliteit als
minimumgrens kan worden gehanteerd. Daarnaast is dan nog een budget van 919.660 euro beschikbaar voor bonusfinanciering.
Deze budgetruimte is voldoende voor de voorziene bonuscategorieën, uitgaande van:
- een gemiddelde van 13 nieuwe ZAP-aanstellingen per jaar die voldoen aan de criteria voor de BOF-
parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' (periode 2006-2009),
- 1 toekenning voor bijzondere verdienste op het vlak van maatschappelijke valorisatie.
Overgangsregeling
Eventuele vastleggingen in het kader van het voorgaande financieringsmodel worden, binnen de
basisfinanciering die voor de betrokken vakgroep werd berekend, per toekenningsjaar bestemd voor
het betreffende project.
Tabel 7. Ingang van de verschillende begrotingsonderdelen en overgangsregelingen: Begrotingsonderdeel Eerste
begrotingsimplicatie Eerste beslissingen Toekenningsbasis en
-modaliteiten A. Basisfinanciering voor
vakgroepen BOF/OZR-begroting 2010/2011
in 2011 - publicaties 2007 tot 2010 en PhD's 2004/2005 tot 2009/2010
- middelen aanwendbaar vanaf oktober 2011
BOF/OZR-begroting 2010/2011
in 2011 aan nieuw ZAP 2011 - ad hoc bij elke in aanmerking komende ZAP-aanstelling na goedkeuring van het nieuwe systeem
- retroactief voor in aanmerking komende ZAP-aanstellingen eerder op het jaar
B.1. Nieuw ZAP
Saldi in 2011 aan nieuw ZAP 2010 - retroactief voor in aanmerking komende ZAP-aanstellingen in 2010
B.2. EU-incentives Aparte begrotingslijn buiten OZR/BOF
in 2011 - ad hoc bij elk in aanmerking komend dossier dat zich voordoet na goedkeuring van het nieuwe systeem
- retroactief voor ERC-grants opgestart eerder op het jaar
B.3. Maatschappelijke valorisatie
BOF/OZR-begroting 2011/2012
in 2012 - dossiers geselecteerd in 2012
- middelen aanwendbaar vanaf oktober 2012
III.4. Vijfjaarlijkse evaluatie
Na toepassing gedurende 5 jaar, wordt aan de Onderzoeksraad een overzicht voorgelegd van de
evolutie van de bij het model betrokken parameters, en van de bevindingen op operationeel en
logistiek vlak naar aanleiding van de overschakeling naar het nieuwe systeem (APPENDIX 9 geeft een
overzicht van de hoofdkenmerken van beide systemen). Op basis van deze rapportering brengt de
Onderzoeksraad advies uit met betrekking tot de voortzetting van het model.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 32 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV. PROGRAMMAFINANCIERING
IV.1. Van omvangrijke projecten naar programmafinanciering
Bovenop de basisfinanciering voor onderzoek wordt een programmafinanciering ingevoerd met
langetermijnperspectief voor een beperkte reeks zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken.
Deze twee nieuwe kanalen, met hun eigen specifieke omvang, onderzoeksfocus en selectieprocedure,
zijn de opvolgers van de huidige Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA) en de Horizontale
Onderzoeksacties (HOA).
Terwijl minstens de leiding van deze onderzoeksprogramma's zich situeert op excellentieniveau,
wordt deze term bewust niet gebruikt ter onderscheiding ten opzichte van andere groepen of
programma's. Naast de begunstigden van deze programmafinanciering zijn er immers ook nog andere
excellente vorsers en teams die worden gefinancierd via andere kanalen. De geselecteerde
zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken blijven hun programmafinanciering in principe voor
langere tijd behouden via onbeperkte verlengingsmogelijkheden, zolang aan de strenge criteria
wordt voldaan. Er wordt verwacht dat met de programmafinanciering de onderzoeksportfolio in het
betreffende thema verder wordt uitgebouwd, op basis waarvan in een volgende fase de continuïteit
nog sterker wordt verzekerd via substantiële externe financiering.
De toekenning als langetermijn programmafinanciering vertaalt zich in een verhoogde nadruk op het
aantonen van het vereiste hoge prestatieniveau van alle participerende teams. De kwaliteit van de
teams en van de groepsleiders in het bijzonder primeert hiermee als selectiecriterium, naast de
kwaliteit van de voorstelling van het beoogde onderzoek. In de context van de programmafinanciering
wordt minder projectmatig detail vereist, maar meer strategische planning. De geselecteerde
onderzoeksprogramma's worden in de kijker gezet op de universitaire website, ter bevordering van de
uitstraling. Daarbij maken passende Engelstalige benamingen beide kanalen internationaal beter
herkenbaar.
Om aan de geselecteerde onderzoeksprogramma's de gewenste slagkracht te geven en het beoogde
effect te kunnen verwezenlijken, dienen hiervoor in de begroting voldoende middelen te worden
ingezet. Een potentieel groeipad zou kunnen worden voorzien via een deel van de
defiscaliseringsmiddelen. Daarnaast moeten evenwel nog voldoende middelen gevrijwaard blijven voor
de instandhouding van een brede en diverse onderzoeksbasis via de basisfinanciering voor onderzoek.
In overeenkomst met de adviezen uit de laatste evaluatie van het onderzoeksmanagement23, wordt
uitdrukkelijk geen a priori verdeling over de grote onderzoeksdomeinen HW-BNTW-BMW voorzien,
voor geen van beide types24. Er wordt wel gestreefd naar een redelijke spreiding over deze drie
domeinen.
Om beter aan de specifieke financiële noden van de individuele onderzoeksprogramma's tegemoet te
komen, wordt hiertoe de nodige diversificatie in de toekenningen voorzien, binnen de
verplichtingen in de regelgeving. De Onderzoeksraad kent de financiering toe aan de coördinator. De
coördinator zorgt ervoor dat de verschillende partners (binnen financieel sterkere en zwakkere
vakgroepen) de nodige middelen ontvangen om hun functie binnen het onderzoeksprogramma op te
nemen.
23 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 24 Bij de toekenning van GOA's werd voorheen naar de OZR-Richtpercentages gestreefd.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 33 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV.2. Zwaartepunten
- Een zwaartepunt (ex GOA) of Strategic Research Program (STRAT) bestaat uit één of meerdere
teams, elk met hoog prestatieniveau, dat zich profileert als een thematisch platform op excellentieniveau.
- Zwaartepunten worden gedragen door hetzij sterke teams van grote omvang, hetzij samenwerkingen
van nauw aansluitende sterke teams die samen een nog sterker en groter expertisecentrum
uitbouwen. Gezien de voor een zwaartepunt vereiste breedte, worden de activiteiten geleid door
minstens twee groepsleiders, die internationaal als autoriteit binnen het domein worden erkend.
Iedere groepsleider is met een zekere mate van onafhankelijkheid de verantwoordelijke
woordvoerder voor het eigen onderdeel binnen het zwaartepunt als geheel.
- Onverenigbaarheden: Het ontvangen van Methusalem-financiering is onverenigbaar met het
optreden als groepsleider in het kader van een door de Onderzoeksraad gefinancierd zwaartepunt.
- Overgangsmaatregel: Vanaf de erkenning en financiering van een onderzoekszwaartepunt geleid
door groepsleiders die optreden als promotoren van eenzelfde nog lopende GOA-toekenning, wordt
deze GOA-financiering stopgezet en wordt de GOA de facto opgevolgd door de
zwaartepuntfinanciering.
- De coördinatie van een zwaartepunt wordt waargenomen door één van de groepsleiders, waarvan
het excellentieniveau internationaal binnen het domein wordt erkend, en die de leiding heeft over
een vooraanstaand team op het vlak van onderzoeksprestaties en kritische massa.
- Van de aanvragers van een zwaartepunt wordt, naast het vereiste hoge performantieniveau, een
goed uitgewerkt strategisch plan verwacht, waarin een duidelijk onderscheid zichtbaar is tussen
zekerheden in het strategisch stappenplan, en het management van risicovolle
onderzoeksstrategieën.
- Het typische financieringsniveau van een zwaartepunt betreft minimaal het equivalent van twee
vorsers op postdoc niveau. De middelen dienen bij voorkeur te worden besteed aan de aanstelling van minstens één postdoc, ter versterking van het "middenkader", waarvoor weinig alternatieve
middelen bestaan.
- Een programmafinanciering als zwaartepunt wordt toegekend voor 5 jaar, met een typisch
jaarbudget van gemiddeld 200.000 EUR, variërend van 150.000 tot 300.000 EUR naargelang de
aanvraag en de dimensie van de betrokken teams.
- In de loop van het eerste jaar van de programmafinanciering richt het zwaartepunt een
internationale "scientific advisory board" op, samengesteld uit minstens 3 externe experts in het
domein die advies geven aangaande de werkzaamheden van het zwaartepunt. Het zwaartepunt
organiseert minstens om de 3 jaar een "site visit" van de scientific advisory board.
- Tegen het eind van elk jaar van de looptijd van de programmafinanciering wordt door de coördinator
van het zwaartepunt een beknopt jaarrapport (±2 bladzijden) ingediend bij de vicerector
onderzoek. Hierin worden de in het afgelopen jaar verwezenlijkte doorbraken op onderzoeksvlak kort
toegelicht. Verder wordt hierin elk jaar formeel melding gemaakt van de actuele nominatieve
samenstelling van de scientific advisory board, met aanduiding van de voorzitter, en met vermelding
van de datum van de laatste site visit.
- Bij niet-verlenging van een zwaartepunt wordt een periode van afbouw voorzien, waarbij het
financieringsniveau over een periode van 4 jaar in gelijke stappen van 25% wordt afgebouwd, van
75% in het eerste afbouwjaar tot 0 EUR in het laatste jaar.
- Bij de verlenging van een zwaartepunt kan ook het financieringsniveau worden aangepast,
bijvoorbeeld naar aanleiding van de opname van een bijkomende groepsleider.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 34 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
- Naast de financiering van zwaartepunten, kan een gedeelte van het zwaartepuntenbudget worden
toegekend onder de vorm van een beperktere "groeifinanciering". Voor een groeifinanciering
komen die aanvragen in aanmerking die nog niet voldoen aan de vereisten voor een zwaartepunt,
maar waar uit de aanvraag blijkt dat met een groeifinanciering dit hogere niveau in de eerstkomende
jaren kan worden bereikt. Een groeifinanciering wordt toegekend voor een periode van 5 jaar, met
een typisch jaarbudget van gemiddeld 100.000 EUR, variërend van 80.000 tot 120.000 EUR
naargelang de aanvraag en de dimensie van de betrokken teams. Er wordt verwacht dat, ter
opvolging van de groeifinanciering, een aanvraag wordt ingediend teneinde programmafinanciering
als zwaartepunt te verwerven. Een groeifinanciering als dusdanig is niet verlengbaar, en kan slechts
één keer aan eenzelfde groepsleider worden toegekend.
Meer concreet brengt de omvorming naar een programmafinanciering ook aangepaste vereisten met
zich mee voor het aanvraagdossier, en voor de beoordelingswijze bij erkenning en verlenging:
Aanvraagdossier (geen opgelegd aanvraagformulier, wat de aanvragers een grotere vrijheid geeft
om hun visie naar voren te brengen) 1. Vereiste onderdelen globaal:
* Strategisch plan (±2 bladzijden), inclusief:
-- teamstructuur, met aanduiding van de groepsleiders (minimum 2)
-- significante doelstellingen
-- te beantwoorden wetenschappelijke vragen, met nadruk op fundamenteel onderzoek
-- nagestreefde technische en daaraan gekoppelde logistieke realisaties
* Bijlage bij het strategisch plan (±2 bladzijden), inclusief:
-- meer concrete planning van de werkzaamheden, met onderscheid tussen zekerheden en risico's
-- concrete besteding van de middelen
* Wetenschappelijke positionering: (unieke) sterkte in het domein, gekaderd in de
wetenschappelijke competitie binnen de regio / het land / internationaal (±1 bladzijde)
* Wetenschappelijke profilering van het zwaartepunt (±1 bladzijde), inclusief:
-- beoogde prestigieuze financieringskanalen op internationaal niveau, of bestemd voor internationale
mobiliteit van vorsers (EU KP, ERC, Odysseus, ESA, Big Science, ESFRI, ...)
-- eventuele daarin kaderende allianties / samenwerkingen
* Valorisatiedoelstellingen (±1 bladzijde, indien van toepassing)
* Human resources management (±1 bladzijde), inclusief:
-- positionering van jongere vorsers en postdocs
-- tijdige planning van opvolging na op pensioenstelling (indien van toepassing)
* Bondige SWOT-analyse (±1 bladzijde)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 35 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Vereiste onderdelen per groepsleider:
* lijst van de belangrijkste 10 wetenschappelijke publicaties (ongeacht de aard) uit de 5 jaren
voorafgaand aan de aanvraag; desgevallend aangevuld met de lijst van de belangrijkste
wetenschappelijke reviews
* hard copy van de 5 belangrijkste wetenschappelijke publicaties (ongeacht de aard) uit de 5 jaren
voorafgaand aan de aanvraag
* lijst van alle PhD's behaald onder promotorschap van de groepsleider
* realisaties op het vlak van valorisatie en technology transfer
* eventuele eigen toevoegingen
* Door het departement R&D wordt na ontvangst van de aanvraag hieraan het onderzoeks-CV uit R&D-Net toegevoegd betreffende de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag, met de lijst van alle
wetenschappelijke publicaties ingedeeld naar aard en een overzicht van alle projectfinanciering
Erkenning
* De erkenning van een zwaartepunt gebeurt op advies van één of meerdere speciaal voor dit doel
ingerichte evaluatiecommissie(s). De evaluatiecommissies zijn samengesteld uit een beperkt
aantal externe experts van hoog wetenschappelijk niveau, die in hun midden een voorzitter
aanduiden. De commissie wordt samengesteld door de Onderzoeksraad op voorstel van de vicerector
onderzoek, die hierbij uitgaat van de domeinen die bij de ontvangen aanvragen betrokken zijn.
* Ten behoeve van een efficiënte werking van de evaluatiecommissie, wordt door het Bureau van de
Onderzoeksraad een preselectie gemaakt op basis van een kwantitatieve analyse van de
prestatieniveaus van de groepsleiders in de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag. Hierbij wordt in de
mate van het mogelijke aangetoond of de prestatieniveaus significant hoger liggen dan internationale
referentiewaarden in het domein. De analyse omvat in elk geval ook de succesvol begeleide PhD's en
de externe middelenverwerving. Enkel de aanvragen die hieraan voldoen worden voor beoordeling
aan de evaluatiecommissie overgemaakt.
* De coördinatie inzake ingewonnen adviezen van referees, die voor de GOA's reeds in vele gevallen
werd ondersteund door het dept. R&D, wordt voortaan systematisch door het dept. R&D verzorgd.
Hierdoor zal de eenvormigheid nog worden bevorderd in de wijze van aanduiding van referees,
adviesopvraging, adviesverwerking en presentatie van de evaluatieresultaten.
* Teneinde een onderscheid te kunnen maken tussen de hoogst gerangschikte dossiers, die door de
evaluatiecommissie(s) zeer gelijkwaardig worden beoordeeld, wordt de mogelijkheid voorzien om de
aanvragers uit te nodigen voor een mondelinge verdediging van hun dossier voor een gemengde
adviescommissie. Deze wordt samengesteld uit enerzijds de voorzitters van de evaluatiecommissies,
indien minder dan drie in aantal eventueel aangevuld met andere leden van de
evaluatiecommissie(s), en anderzijds drie niet bij de aanvragen betrokken VUB-leden (één uit elk
van de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW) aangeduid door het Bureau van de Onderzoeksraad25.
De gemengde adviessubcommissie brengt een globaal advies uit met betrekking tot de selectie.
25 Vergelijkbaar met de mogelijkheid om het dossier te verdedigen voor het Bureau van de Onderzoeksraad die voorzien is in de evaluatieprocedure voor Horizontale Onderzoeksacties (HOA).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 36 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Verlenging
* De evaluatie voor de verlenging van een zwaartepunt gebeurt in het laatste jaar van de lopende
toekenning.
* De evaluatie gebeurt via peer review met site visit, ter stimulering van een hoog-niveau
onderzoeksbeleid binnen het zwaartepunt, en met het oog op nuttige feedback voor het verdere
beleid vanwege experts.
* Per zwaartepunt wordt door de Onderzoeksraad een 3-tal experten, niet behorend tot de scientific
advisory board, uitgenodigd voor een site visit, waarbij elk van de groepsleiders verslag uitbrengt.
* Onder de gehanteerde criteria wordt in elk geval de financiering opgenomen die werd bekomen via
financieringskanalen op internationaal niveau, of bestemd voor internationale mobiliteit van vorsers
(EU KP, ERC, Odysseus, ESA, Big Science, ESFRI, ...)
Overgangsregeling
In 2011 (BOF/OZR begroting 2010/2011) wordt geen GOA-oproep uitgeschreven volgens de
gebruikelijke timing. De eerste toekenningsronde voor zwaartepunten zal in 2011 worden opgestart na
goedkeuring van het nieuwe systeem, voor Zwaartepunten op te starten in 2012, gefinancierd via het
betreffende begrotingsonderdeel van de BOF/OZR begroting 2011/2012.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 37 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV.3. Interdisciplinaire netwerken
- Een interdisciplinair netwerk (ex HOA) of Interdisciplinary Research Program (INTDI)
bestaat uit één of meerdere teams, voor de meerderheid met hoog prestatieniveau, zich profilerend
als thematisch platform met totaalexpertise rond maatschappelijke uitdagingen.
- Er worden samenwerkingen beoogd die:
* een synergie betreffen van expertises uit verschillende disciplines, die elk noodzakelijk waren voor
een gezamenlijk ontwikkeld resultaat (theorie / concept / tool / techniek / informatie / data set),
* een brede interdisciplinaire samenwerking betreffen, die bij voorkeur expertise verenigt uit twee of
meer van de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW,
* resulteren in vernieuwende bijdragen tot elk van de betrokken disciplines.
- De interdisciplinaire netwerken worden gedragen door hetzij een brede interdisciplinaire
samenwerking die alle expertisedomeinen verenigt die relevant zijn voor de wetenschappelijke
behandeling van een thema, hetzij een op zich interdisciplinair samengesteld team.
- De coördinatie van de interdisciplinaire netwerken wordt waargenomen door een internationaal
erkende autoriteit in diens domein, waarvan het excellentieniveau internationaal binnen het domein
wordt erkend, en die de leiding heeft over een vooraanstaand team op het vlak van
onderzoeksprestaties.
- Na de positieve evaluatie van het HOA-programma (OZR 03.02.2010) werd dit kanaal
ongewijzigd behouden, met als enige uitzondering een aanpassing betreffende de looptijd: naar
4 jaar mits positieve evaluatie van het tussentijds rapport, in plaats van 2 jaar éénmalig verlengbaar.
In het nieuwe kader van de programmafinanciering worden verdere verlengingsmogelijkheden
voorzien. De looptijd van de toekenningen wordt, analoog met de zwaartepunten, op 5 jaar gebracht. Dit ligt tevens in de lijn van de bedenking vanuit het veld dat zelfs 4 jaar kort is ten
opzichte van de tijd die in de praktijk nodig blijkt voor het uitbouwen van samenwerking tussen sterk
verschillende onderzoekstradities, waardoor bij een evaluatie in het vierde jaar de beoogde
onderzoeksoutput niet steeds reeds effectief werd gerealiseerd. Dit belangrijke specifieke kanaal voor
de financiering van thematische interdisciplinaire onderzoekssynergieën wordt verder behouden zoals
was bepaald voor het HOA-programma, inclusief de specifieke evaluatieprocedure.
- Het typische financieringsniveau wordt behouden op het equivalent van twee vorsers op predoc
niveau (100.000 EUR tot 110.000 EUR per jaar), voornamelijk aan te wenden voor de aanstelling van
één of meerdere vorsers die de interdisciplinaire samenwerking verpersoonlijken.
- Vanuit de overtuiging dat succesvolle interdisciplinaire samenwerkingen slechts mogelijk zijn vanuit
op zich sterke onderzoeksteams, worden als ontvankelijkheidsvoorwaarde minimale
prestatievereisten gesteld met betrekking tot de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag. Deze situeren
zich in elk geval op het vlak van publicaties, succesvolle begeleiding van PhD's, en succesvolle
externe middelenverwerving.
Overgangsregeling
In 2011 (BOF/OZR begroting 2010/2011) wordt geen HOA-oproep uitgeschreven volgens de
gebruikelijke timing. De eerste toekenningsronde in voor Interdisciplinaire netwerken zal in 2011
worden opgestart na goedkeuring van het nieuwe systeem, voor Interdisciplinaire netwerken op te
starten in 2012, gefinancierd via het betreffende begrotingsonderdeel van de BOF/OZR begroting
2011/2012, aangevuld met dit van de BOF/OZR begroting 2010/2011.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 38 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
V. Kwaliteitszorg
V.1. Impliciete en expliciete stimuli
Verschillende stimuli voor kwaliteit zitten verweven in de criteria inzake onderzoeksprestaties
voor het overgrote deel van de basisfinanciering (peer reviewed publicaties en PhD's; bonussen bij EU-
toekenningen) en in het vereiste niveau voor de substantiële toekenningen als programmafinanciering.
Daarnaast wordt ook verwacht dat een positief effect uitgaat van de omkaderende beleidsmatige situering van het nieuwe financieringsmodel, gericht op een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een
goede onderzoekscultuur.
V.2. Instrumenten ten dienste van een brede kwaliteitszorg
Een aantal onderzoeksprestaties (in het kader van het financieringsmodel en eventueel andere) en
onderzoeksstrategieën (uit de 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek') worden van jaar tot jaar per
vakgroep gevolgd als monitoring-instrument voor het centrale onderzoeksbeleid.
De per vakgroep opgestelde Prestatieprofielen bieden op schematische wijze snel een indicatie van
de aanwezige capaciteit, van de actuele dynamiek en desgevallend van uitzonderlijke prestaties.
Hierbij wordt naast cijfers ook gebruik gemaakt van figuren, die onderzoeksprestaties van een
vakgroep aanschouwelijk weergeven, genormaliseerd op het gemiddelde voor de betreffende
discipline.
De Prestatieprofielen op vakgroepniveau vormen samen met de systematische monitoring van
onderzoeksprestaties op instellings- en disciplineniveau de basis voor een vollediger en flexibel systeem van kwaliteitszorg26. Op het centrale beleidsniveau kan hieruit een selectie worden
gemaakt van relevante gegevens voor de evaluatie van beleidsinstrumenten. Ook de vakgroepen
zelf kunnen gebruik maken van de in kaart gebrachte onderzoeksprestaties, bijvoorbeeld ten behoeve
van hun profilering, of van een lokaal op kwaliteit gericht onderzoeksbeleid. Een verzorgde
profilering naar de buitenwereld toe, zowel via de internetbladzijden van de vakgroep zelf, als via die
van de universiteit centraal, draagt tevens bij tot de uitstraling van de universiteit als geheel als voorkeursbestemming voor studenten en vorsers. Het hierbij bijkomend aanbieden van een link
naar zeer praktische informatie voor geïnteresseerden uit het buitenland (bijvoorbeeld de brochure
‘Research in Flanders’) verlaagt de drempel nog verder.
26 Zie hierover ook de nota "Naar een vollediger en flexibeler systeem van kwaliteitszorg", Bijlage bij het Beleidsplan 2006-2011, Sector Onderzoek & Ontwikkeling.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 39 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
V.3. Een systematische en gerichte kwaliteitszorg
De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' en 'Prestatieprofielen' per vakgroep vormen de basis voor
een vernieuwde systematische kwaliteitszorg in het onderzoek, tegemoetkomend aan de
decretale verplichtingen27. Na afronding van de eerste cyclus van de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties28 in 2010/2011, wordt overgegaan naar een nieuwe vorm van
onderzoeksevaluatie op basis van monitoring van onderzoeksprestaties en onderzoeksstrategieën. De
grondige evaluatieprojecten met expertenpanel worden minder frequent en meer gericht ingezet,
mede op basis van een screening van de Prestatieprofielen en van de Strategische Beleidsfiches
Onderzoek. Hiermee wordt nog steeds aan de decretale verplichtingen voldaan:
- volledigheid: de Prestatieprofielen omvatten alle vakgroepen en bijgevolg de gehele
onderzoeksgemeenschap
- periodiciteit en openbaarheid: de Prestatieprofielen worden jaarlijks aan de Onderzoeksraad
voorgelegd.
De jaarlijks opgestelde Prestatieprofielen hebben bovendien als voordeel dat steeds een actueel beeld
beschikbaar is van alle vakgroepen inzake omvang en tendens van onderzoeksprestaties (in plaats van
een weliswaar grondig evaluatierapport, doch slechts om de acht jaar).
Omdat een toetsing van het onderzoeksbeleid op teamniveau aan de mening van externe peers als
een zeer nuttige oefening wordt ervaren, wordt het als "good practice" aan de vakgroepen aangeraden
om zelf een internationale 'Scientific Advisory Board' in te stellen die op regelmatige basis hun
onderzoeksbeleid en -strategie beoordeelt. Dit nieuwe systeem laat toe om de kwaliteitsopvolging op
regelmatiger basis te laten plaatsvinden dan de cyclus van 8 jaar die tot nu was voorzien in de
planning van de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, en die te lang wordt bevonden voor een actief
onderzoeksbeleid. Waar een 'Scientific Advisory Board' is ingesteld wordt de Onderzoeksraad hiervan
op de hoogte gebracht via de daartoe voorziene rubriek in de Strategische Beleidsfiche Onderzoek. Het
al dan niet voorzien zijn van een dergelijke raad op vakgroepniveau is een element dat meespeelt in
de overweging door de Onderzoeksraad tot het inrichten van een grondige disciplinegewijze
onderzoeksevaluatie.
De instelling van een internationale 'Scientific Advisory Board', is verplicht voor zwaartepunten, die
een groot gedeelte van de BOF-middelen vertegenwoordigen. De minstens om de 5 jaar
plaatsvindende 'site visit' is tevens een element dat tegemoetkomt aan de in het BOF-besluit
ingeschreven verplichting inzake periodieke externe beoordeling van het gefinancierde onderzoek29.
Naast de op peer review gebaseerde evaluaties via de lokale 'Scientific Advisory Boards' en de centrale
disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, worden op regelmatige basis bibliometrische studies
uitgevoerd of uitbesteed. Hierbij wordt aan de Onderzoeksraad gerapporteerd betreffende de citatie
impact van publicatieoutput geplaatst ten opzichte van de verwachtingen in het domein.
27 Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003, HOOFDSTUK IV. - Kwaliteitszorg, Art. 92: "De ambtshalve geregistreerde instellingen zorgen voor de interne en de externe kwaliteitszorg van de onderzoeksactiviteiten: - zij zien permanent en op eigen initiatief toe op de kwaliteit van hun onderzoeksactiviteiten; - zij voorzien, zoveel mogelijk met andere binnenlandse en buitenlandse instellingen, in een regelmatige beoordeling, ten minste om de acht jaar, van de kwaliteit van de onderzoeksactiviteiten van de instelling. Van de uitkomsten van deze beoordeling wordt er een openbaar verslag gemaakt; - zij geven gevolg aan de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in hun beleid." 28 N. Rons, A. De Bruyn, J. Cornelis (2008), Research evaluation per discipline: a peer-review method and its outcomes, Research Evaluation, Volume 17, Number 1, March 2008, pp. 45-57. 29 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 8 september 2000, Art. 12 §4. "Onverminderd de toepassing van artikel 122 van het decreet van 12 juli 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, draagt elke universiteit zorg voor een periodieke externe beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek dat gefinancierd werd met de in dit besluit bedoelde onderzoeksgelden. Een belangrijk punt van aandacht in de externe beoordeling is de wijze waarop de universiteiten de kwaliteit van de doctoraatsvoorbereiding bewaken en verbeteren."
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 40 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Zowel de Scientific Advisory Boards, de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties als de bibliometrische
studies, houden een wijze van externe waardebeoordeling in: hetzij via panel peer review, hetzij
via citatie.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 41 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
VI. OZR-opvangmandaten
De OZR-mandaten worden voortaan centraal beheerd door het Bureau van de Onderzoeksraad,
voortbouwend op de 'best practices' die kunnen worden afgeleid uit het vroegere beheer via de
adviessubcommissies. Er worden voortaan enkel opvangmandaten toegekend onder volgende vorm:
VI.1. Opvangmandaten van 1 jaar met het oog op externe herindiening na goede
rangschikking, uitgaande van jaarlijkse externe mandaataanvragen bij FWO en IWT, voor hetzij
FWO-Aspirant 1ste termijn, hetzij FWO-Postdoctoraal onderzoeker 1ste termijn, hetzij IWT-Specialisatiebeurs 1ste termijn:
- De FWO- en IWT-mandaataanvragen zijn gekend bij het departement R&D. Er is niet langer een
afzonderlijke aanvraag vereist om in aanmerking te komen voor een OZR-opvangmandaat.
- De OZR-opvangmandaten kunnen worden toegekend aan kandidaten waarvan de externe aanvraag
niet werd gehonoreerd, maar wel goed gerangschikt.
- Wat de toekenningen op predoc-niveau betreft, legt het Bureau van de Onderzoeksraad, voorafgaand
aan de selectie, de minimumdrempels vast met betrekking tot de externe beoordelingen door FWO
en IWT, die voldoende goede kansen op kwaliteitsvol onderzoek in het vooruitzicht stellen, en
waaraan de kandidaten dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor een
OZR-opvangmandaat.
- De beschikbare OZR-opvangmandaten worden ingedeeld in drie contingenten, waarbij wordt
uitgegaan van volgende streefverhoudingen:
1) postdoc opvangmandaten na aanvraag FWO-Postdoctoraal onderzoeker: een minderheid van
±10% van de OZR-opvangmandaten (een 5-tal op een totaal van 45).
2) predoc opvangmandaten na aanvraag FWO-Aspirant: 2/3 van de OZR-opvangmandaten op
predoc-niveau (±26 op een totaal van 45).
3) predoc opvangmandaten na aanvraag IWT-Specialisatiebeurs: 1/3 van de
OZR-opvangmandaten op predoc-niveau (±13 op een totaal van 45).
- Binnen elk contingent worden de kandidaten door het Bureau van de Onderzoeksraad gerangschikt
en geselecteerd.
- Indien voor een bepaald contingent minder kandidaten in aanmerking komen dan nodig om de
streefverhouding te bereiken, kunnen hetzij de daar nog openstaande OZR-opvangmandaten worden
toegekend aan kandidaten binnen een ander contingent, hetzij de overeenkomstige financiële
middelen worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.
- In het geval een kandidaat aan wie een predoc opvangmandaat werd toegekend na aanvraag van
een FWO-Aspirant, in hetzelfde jaar een IWT-Specialisatiebeurs aanvraagt en bekomt, dan blijft
het resterende gedeelte van het OZR-opvangmandaat (in principe 9 maanden na ingang van de IWT-
Specialisatiebeurs) ter beschikking staan als mandaat opneembaar door een andere vorser bij
dezelfde promotor.
- Er wordt geen domeinversleuteling gehanteerd, noch op postdoc-niveau, noch op predoc-niveau,
zodat binnen elk van de contingenten over alle disciplines heen de beste kandidaten kunnen worden
geselecteerd, inclusief deze uit de nieuwe interdisciplinaire categorie bij het FWO.
- Op basis van de voorbije toekenningsrondes wordt van de streefverhoudingen verwacht dat zij
ongeveer gelijke mogelijkheden bieden aan de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW. Het nieuwe,
centrale toekenningssysteem wordt, onder meer in het licht hiervan, na de eerste toepassing
geëvalueerd.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 42 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
VI.2. Opvangmandaten ter afronding van een PhD:
- Er wordt jaarlijks een budget voorzien dat ad hoc, naar aanleiding van een gemotiveerde aanvraag
door de PhD-promotor, kan worden aangewend voor de financiering van een BAP-mandaat van een
doctorandus gedurende een aantal maanden ter afronding van het doctoraat (tot maximum 6
maanden).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 43 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Memorie van toelichting bij de invoer van een
NIEUW FINANCIERINGSMODEL ONDERZOEK: BASISFINANCIERING EN
PROGRAMMAFINANCIERING
APPENDICES
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 44 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 1: Evolutie PhD's, 2de en 3de geldstroom en SCIE-publicaties 1. Evolutie PhD's
Figuur 1.a.
BRON: Jaarverslagen Onderwijs
Figuur 1.b.
BRON VTE ZAP: VLIR-personeelsstatistieken;
BRON PhD's: gegevens basisfinanciering universiteiten; niet opgenomen: PhD Verkeerskunde (1)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 45 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Evolutie 2de en 3de geldstroom Figuur 2.a.
BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Figuur 2.b.
BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 46 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 2.c. 2de geldstroom (EUR) 3de geldstroom (EUR)
1998-2002 2003-2007 (03-07) /(98-02)
1998-2002 2003-2007 (03-07) /(98-02)
Economie en Toegepaste economie
1108904 914497 0,82 1629143 3139787 1,93
Historische Wetenschappen 3014611 3238179 1,07 799527 1612279 2,02
Kunstwetenschappen en archeologie
0 256232
Letteren (inclusief informatie, documentatie, bibliotheek- en archiefwetenschappen)
2753555 3063150 1,11 1674783 1499605 0,90
Pedagogische wetenschappen en didactiek
79474 66442 0,84 1475119 1231443 0,83
Politieke en sociale wetenschappen
1678008 1436174 0,86 5742654 6684073 1,16
Psychologie 710163 939883 1,32 942002 2369324 2,52
Rechtswetenschappen (inclusief criminologie en notariaat)
1215205 2887116 2,38 2871526 1787206 0,62
Wijsbegeerte (inclusief moraalwetenschappen)
2157272 3149606 1,46 60255 0 0,00
HW 12717192 15951279 1,25 15195009 18323717 1,21
Aardwetenschappen en aardrijkskunde
1222616 1139955 0,93 4915231 3438640 0,70
Architectuur, ruimtelijke ordening en stedenbouw
190439 778475 4,09 418773 472944 1,13
Biologie 2846408 3048948 1,07 7336419 4098687 0,56
Bouwkunde 828975 1648297 1,99 282930 1387331 4,90
Elektronica en elektrotechniek
1164314 5344044 4,59 4922674 16207536 3,29
Informatica (inclusief toegepaste informatica)
3362463 5727250 1,70 5341690 7058192 1,32
Informatie- en communicatietechnologie
1959685 3194395 1,63 3617209 3029235 0,84
Materiaaltechnologie 1608199 2374433 1,48 2940260 1807153 0,61
Natuurkunde (inclusief sterrenkunde)
10669237 11055567 1,04 3999930 4399832 1,10
Scheikunde (inclusief biochemie)
3351301 3880650 1,16 4236570 6174138 1,46
Technische en toegepaste scheikunde
1286925 2477531 1,93 1875740 2792643 1,49
Toegepaste biologische wetenschappen
6926317 10777420 1,56 6278115 6297281 1,00
Werktuigkunde 1657878 3018463 1,82 4185868 3062263 0,73
Wiskunde 1117513 2538090 2,27 242488 594987 2,45
BNTW 38192271 57003519 1,49 50593896 60820862 1,20
Biomedische wetenschappen (inclusief Biochemie)
0 4000 0 60000
Farmacie 2713925 3983287 1,47 976218 1017017 1,04
Geneeskunde (inclusief tandheelkunde)
15518042 20567253 1,33 8305695 12664215 1,52
Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
99685 97349 0,98 1436018 1281589 0,89
Sociale gezondheidswetenschappen
538358 879495 1,63 3765734 4646631 1,23
BMW 18870010 25531384 1,35 14483665 19669452 1,36
Centraal / Geen 173725 119700 0,69 4650973 14853949 3,19
TOTAAL 69953198 98605881 1,41 84923543 113667980 1,34
BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 47 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
3. SCIE-publicaties Figuur 3.a.
BRON: BOF-berekeningen en VLIR-Personeelsstatistieken
SCIE: Science Citation Index Expanded
VTE: Voltijds Equivalent
Figuur 3.b.
BRON: BOF-berekeningen
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 48 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 2: Aansluiting bij het ASP Algemeen Strategisch Plan (ASP) Nieuw financieringsmodel onderzoek Selectie van onderzoeksgerelateerde waarden, uitdagingen en strategische doelstellingen
Basisfinanciering Programma-financiering
Waarden Kritisch denken en vrij onderzoek Lump sum Maatschappelijk engagement vanuit een niet dogmatisch humanistisch perspectief
Bonus Maatsch.Valor. Internationale netwerken
Uitdagingen De creatie van zwaartepunten/speerpunten en in een belangrijk aantal gevallen de creatie van schaalvergroting en van horizontale synergieën
Incentives op vakgroepniveau
Zwaartepunten & Internationale
netwerken Een significante aanwezigheid op het internationale vlak en dus inbedding van de research in een Europese context
C-publicaties; EU-incentives
Zwaartepunten
Het effectief definiëren van grote wetenschappelijke uitdagingen. Grotere ambities dienen geformuleerd die getuigen van bevlogenheid die creatieve academici de facto eigen moet zijn
Strategische Beleidsfiche Zwaartepunten (&Internationale
netwerken) Kanteling van een verticale organisatie (faculteiten, studierichtigen en onderzoekslabo’s naast elkaar) naar een horizontale organisatie (interdisciplinariteit en flexibiliteit)
(Zwaartepunten &) Internationale
netwerken Verhoogde eis tot maatschappelijke relevantie van opleidingen en onderzoek
Bonus Maatsch.Valor. Internationale netwerken
Strategische doelstellingen SD1: “grondig werken aan de financiering”, o.m. “het stimuleren van de performantie van onderzoeksinput en –output in het bijzonder in de faculteiten met een lager onderzoeksrendement”
Alle onderdelen
SD3: “een goede interne communicatie en transparantie” Strategische Beleidsfiche en Performantieprofiel
vakgr.
SD4: “de verantwoordelijkheid van de beheerstaken en ondersteunende taken leggen op dat niveau waar de toegevoegde waarde het grootst is”
Strategische Beleidsfiche en toekenningen op
vakgroepniveau
SD5: “een sterke mensgerichte en waarderende aanpak realiseren naar de medewerkers en het personeel enthousiasmeren om gezamenlijk dit strategisch plan te implementeren (incentives, ...)”
Alle bonussen
SD8: “een specifiek marketing-, communicatie- en rekruteringsbeleid opzetten en voeren van een actief studentenbeleid i.s.m. de alumniverenigingen, de (ex-)werknemers en andere partners”
Bonus Nieuw ZAP
SD9: “aftoetsen van alle beleidsacties aan de waarden” deze Memorie v. Toelichting
deze Memorie v. Toelichting
Strategie m.b.t. de opstelling van het ASP en van de meerjarenbegroting
g. “een traject om te komen tot een efficiëntere werking van de administratieve ondersteunende diensten wordt opgezet. Een grondige screening en doorlichting van bestaande en nieuw op te richten diensten en initiatieven is van primordiaal belang”
Van aanvraaggebonden naar formulegebaseerd
systeem
j. “bij elke beslissing, aanstelling, promotie, ... zullen kwaliteitsnormen en internationale normen gehanteerd worden”
Bonus Nieuw ZAP
Doelstellingen 2012 “Performantieverhoging faculteiten: onderzoeksoutput (PhD’s, publicaties)”
PhD’s; Publicaties
“Performanter onderzoek: speerpuntvorming en schaalvergroting”
Incentives op vakgroepniveau
Zwaartepunten & Internationale
netwerken “Kwaliteit en internationale normen” Alle onderdelen Excellentieniveau “Extra financiering: Vl.Gem., BHG, Kon.Boudewijnstichting, Nationale Loterij, Europese Commissie)”
PhD’s; Publicaties; Bonus Nieuw ZAP;
EU-incentives
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 49 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 3: Beleidsfiche vakgroepen (R&D-Net intern)
STRATEGISCHE BELEIDSFICHE ONDERZOEK(1) — Vakgroep(2) XXXX — Datum xx.xx.xxxx Beleid, realisaties, objectieven en strategie (beknopt, max. 3 blz.) — Template met toelichting (te overschrijven)
(1) jaarlijkse goedkeuring door de Onderzoeksraad is een voorwaarde voor effectieve toekenning van de berekende basisfinanciering, zoals beschreven in het OZR-reglement; (2) GF: in te vullen voor alle GF-vakgroepen samen door UMCOR
Vakgroepcoördinator onderzoeksbeleid & -begroting: XXXX XXXX
centraal vakgroepniveau:
Aan de vakgroep verbonden onderzoeksgroepen door de Onderzoeksraad erkende onderzoeksgroepen waarvan de onderzoekers geheel of gedeeltelijk tot de vakgroep behoren .......... .......... Concrete verdeling van de basisfinanciering voor onderzoek beleid inzake verdeling van aan de vakgroep toegekende basisfinanciering voor onderzoek; grote lijnen inzake concrete toewijzingen30 .......... ..........
voor grote vakgroepen desgewenst per subgroep:
Prioritaire langetermijn onderzoeksniche('s) benaming; (unieke) sterkte in internationale competitie; links met onderzoekers binnen de vakgroep; eventuele VUB-partners; internationale partners; evaluatie van recente realisaties en verdere objectieven en strategie .......... .......... Krachtlijnen van het onderzoeksmanagement personeelsbeleid (doctorandi, internationale werving, continuïteit, Sabbaticals, tijdige planning van opvolging na pensioen) en beleid inzake aanwending van de toegekende basisfinanciering voor onderzoek; evaluatie van recente realisaties en verdere objectieven en strategie .......... .......... Systematisch gecoördineerde logistieke onderzoeksondersteuning voor projectmanagement, externe fondsenwerving, onderzoeksnetwerking (bezoeken aan andere universiteiten, organisatie van colloquia), begeleiding van doctorandi .......... .......... Scientific Advisory Board desgevallend door de vakgroep zelf ingestelde internationale adviesraad die onderzoeksbeleid en -strategie van de vakgroep op regelmatige basis beoordeelt: nominatieve samenstelling, datum van de laatste site visit, en korte beschrijving van de werking en periodiciteit .......... .......... Objectieven inzake valorisatie van het onderzoek objectieven en strategie aangaande het beschikbaar en geschikt maken van wetenschappelijke kennis voor gebruik in de praktijk door partijen buiten de academische wereld .......... .......... SWOT-analyse
Strengths: .......... .......... ..........
Weaknesses: .......... .......... ..........
Opportunities: .......... .......... ..........
Threats: .......... .......... ..........
30 Grote lijnen inzake concrete toewijzingen: vanaf het tweede toepassingsjaar.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 50 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 4: Indeling van vakgroepen in disciplines (Bron discipline-indeling: Actualisering planning onderzoeksevaluaties, goedgekeurd OZR 03.02.2010) (Bron vakgroepenlijst: Vakgroepen 2010/2011) Discipline Vakgroep Voorzitter Biologie, incl. milieuwetenschappen DBIO L. Triest MEKO* L. Hens Economie ACCO J. Branson BEDR E. Haezendonck CEMS J. Vuchelen ECON D. Frantzen MICE M. Jegers MOSI M. Despontin Engineering, incl. architectuur ARCH I. Wouters CHIS G. Desmet ELEC J. Schoukens ETEC P. Lataire ETRO R. Vounckx HYDR W. Bauwens MACH B. Van Mele MECH D. Lefeber MEMC D. Van Hemelrijck TONA H. Thienpont Geneeskunde Medicine I: Basis Medische & Pre-Klinische Wetenschappen ANAT* C. Van Den Branden CYTO* Decaan tijdelijk waarnemend voorzitter EMGE* K. Sermon EXPA* M. Marichal FARC* A. Dupont FYSP* K. Thielemans IMMI* B. Van Camp MBIO* F. Gorus MEBO* D. Pipeleers Medicine II: Klinische, Sociaal-Medische & Tandheelkundige Wetenschappen BEFY* A. Bossuyt COPR* P. Bottenberg GERO* T. Mets GESG* J. Bilsen HEEL* G. Delvaux HUIS* D. Devroey INTG* B. Velkeniers KIND* Y. Vandenplas KRIT* L. Huyghens SOPA* G. Wackens SPEC* D. Roseeuw URVO* P. Devroey Historische wetenschappen HIST G. Declercq SKAR D. Tys Informatica BISI* M. Nyssen DINF V. Jonckers Letteren en Wijsbegeerte FILO J. Stuy ITOW M.R. Blommaert SCOM E. De Vos TALK K. Lochtman
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 51 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Lichamelijke Opvoeding en Kine BETR K. De Martelaer BIOM P. Clarys EXAN J.P. Clarijs KINE P. Lievens MFYS R. Meeusen SBMA M. Theeboom Natuurkunde & Aardrijkskunde DGGF M. Van Molle DGLG E. Keppens DNTK B. Craps Politieke en sociale wetenschappen MESO* F. Louckx POLI K. Deschouwer SCRI E. Enhus SOCI I. Glorieux SOCO J. Van Bavel Psychologie & Opvoedkunde EDWE N. Engels EXTO F. Van Overwalle KLEP C. Andries IDLO N. Vrijens Rechten ECOR K. Byttebier FISC A. Spruyt IERE T. Joris / E. Franckx (beurtrol) JURI P. De Hert PRIR E. Guldix SORE G. Van Limberghen STBR M. Van Damme STRA F. Deruyck Scheikunde & Farmacie DSCH W. Baeyens FABI* Y. Vander Heyden FAFY* V. Rogiers FASC* Y. Michotte MICH* B. Rombaut Toegepaste Biologische Wetenschappen DBIT L. De Vuyst Wiskunde DWIS E. Colebunders WISK S. Caenepeel * Uitzondering met betrekking tot het toekenningsniveau van basisfinanciering voor vakgroepen: voor de GF-vakgroepen
wordt de basisfinanciering toegekend voor alle GF-vakgroepen samen, en beheerd door UMCOR.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 52 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 5: Richtbedragen, verhoudingen en percentages RICHTBEDRAG, VERHOUDING, PERCENTAGE MOTIVERING
'HW' vs. 'BNTW & BMW' De onderlinge verhouding van de middelen toegekend aan de vakgroepen op basis van publicaties en PhD’s, enerzijds binnen de HW, en anderzijds binnen de BNTW en BMW samen, is een verhouding die dicht aansluit bij de laatste OZR-Richtpercentages (voorstel: 1:2).
- aansluiting bij de laatste OZR-Richtpercentages omwille van de continuïteit.
- a priori verdeling tussen de onderdelen 'HW' en 'BNTW & BMW' op basis van hun onderscheiden publicatiecultuur, die zich bijvoorbeeld vertaalt in afzonderlijke representatieve internationale of interuniversitaire publicatiedatabanken.
Publicaties Een beperkt percentage van 10% van het publicaties-budget wordt toegekend op basis van groei van het aantal publicaties in tijdschriften met internationaal peer review systeem (C-categorie).
- klein percentage omwille van de stabiliteit van het model - ongeveer de vastgestelde ruimte voor toename van SCIE-
publicaties per VTE vorser.
Publicaties vs. PhD's De onderlinge verhouding van de middelen toegekend op basis van publicaties en PhD’s is de verhouding van de BOF-middelen verdeeld op basis van de overeenkomstige categorieën, zijnde ‘Publicaties en Citaties’ ten opzichte van ‘PhD’s’ (voorstel: 1:1).
- BOF-verhouding 1:1 in 2011 (35% PhD's en 35% publicaties en citaties),
- vergelijkbaar vastgesteld globaal groeipotentieel inzake SCIE-publicaties en PhD's per VTE vorser
- koppeling begrotingen OZR en BOF
PhD's Het richtbedrag per PhD wordt omgevormd van 7.500 EUR (cfr. Kredieten aan Navorsers 2009) naar 7.125 EUR (i.e. 75% van 9.500 EUR) voor 'PhD's zonder C-publicatie', verhoogd tot 9.500 EUR voor 'PhD's met C-publicatie', i.e. indien van de doctorandus in de laatste vier jaren tot het doctoraat (beoogde termijn om te doctoreren) minstens één publicatie verscheen in een tijdschrift met internationaal peer review systeem (C-categorie).
- iets lagere toekenning ten opzichte van voorheen voor PhD's zonder internationale tijdschriftpublicatie en aanzienlijk hogere toekenning voor PhD's mét internationale tijdschriftpublicatie, als sterke stimulans voor de verzorging van de uitbouw door de doctorandus van een internationale publicatieportfolio, ter bevordering van diens verdere internationale carrièrekansen
- substantieel bedrag, equivalent met het BOF-bedrag voor meerdere SCIE-publicaties, zonder het BOF-bedrag per PhD te overschrijden
- koppeling begrotingen OZR en BOF Een beperkt percentage van 10% van het PhD-budget wordt toegekend op basis van groei van het aantal 'PhD's met C-publicatie'.
- klein percentage omwille van de stabiliteit van het model - ongeveer de vastgestelde ruimte voor toename van PhD's
per VTE ZAP
Nieuw ZAP Het richtbedrag voor toekenning van een ZAP-startfinanciering per nieuwe ZAP-aanstelling die voldoet aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' met een aanstelling van ten minste 80% als ZAP wordt ingesteld op 50.000 EUR.
- stimulans en troef voor een internationaal gericht personeelsbeleid op onderzoeksvlak
- grootteorde: ruimer bedrag dan doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR, tevens de grootteorde van het verwachte BOF-bedrag per nieuw ZAP i.k.v. het huidige BOF-besluit)
- ter vergelijking: huidig installatiekrediet WE van 30.000 EUR
EU-incentives Het richtbedrag voor het ex-ante EU-startkrediet bij VUB-deelname niet als coördinator wordt ingesteld op 3.000 EUR (exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EU-project).
- ondersteuning bij het voor de eerste keer voorbereiden van Europese projectfinanciering
De richtbedragen voor de minimale en maximale toekenning als ex-ante EU-startkrediet bij VUB-deelname als coördinator worden ingesteld op 10.000 tot 20.000 EUR (exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EU-project).
- ondersteuning bij het voor de eerste keer voorbereiden van Europese projectfinanciering als coördinator
- grootteorde: vergelijkbaar met richtbedrag per 'PhD met C-publicatie'
Het richtbedrag voor de maximale toekenning als ex-post jaarlijkse EU-cofinanciering wordt ingesteld op 40.000 EUR bij VUB-deelname als coördinator (exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EU-project).
- incentive voor het voor de eerste keer verwerven van Europese projectfinanciering
- interne ondersteuning bij de Europese projectfinanciering voor de volledige projectduur
- grootteorde: doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR)
Het richtbedrag voor de maximale toekenning als ex-post EU-bonuskrediet wordt ingesteld op 40.000 EUR bij VUB-deelname als coördinator (exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EU-project).
- incentive voor het herhaaldelijk verwerven van Europese projectfinanciering
- éénmalige interne ondersteuning bij opstart van de nieuwe Europese projectfinanciering
- grootteorde: doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR)
Maatschappelijke valorisatie Het richtbedrag voor toekenningen ter ondersteuning van een ZAP-lid voor diens bijzondere verdienste inzake maatschappelijke valorisatie wordt ingesteld op 150.000 EUR.
- incentive voor het tot concrete maatschappelijke valorisatie brengen van onderzoeksresultaten
- vergoeding van middelen die hiervoor door betrokkene(n) werden ingezet (financieel en personeel)
- grootteorde: 4 jaar doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 53 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 6: Toetsing aan de SMART criteria SMART criteria31: S Specific, Simple; M Measurable; A Appropriate, Agreed, Ambitious; R Relevant; Results-oriented, Rewarding + Representative; T Time-bound
1. Algemene basiscriteria in de basisfinanciering voor onderzoek A1. Publicaties: S - volume: selectie van categorieën wetenschappelijke publicaties positief gecorreleerd met kwaliteit zoals
beoordeeld door peers, alle ook opgenomen in het VABB-SHW (BOF, werking) - groei: categorie internationale tijdschriftpublicaties
M - door onderzoekers geregistreerde publicaties (R&D-databank) - duidelijk gehecht aan auteur(s) en hun vakgroep(en) - volledigheid wenselijk in het kader van de overheidsfinanciering en de interne allocatie van werkingsmiddelen
A - aanvaarde parameter in het kader van de overheidsfinanciering (BOF & werking) en van de interne allocatie van werkingsmiddelen
- internationaal vergelijkingspunt voor de categorie van internationale tijdschriftpublicaties via internationale publicatiedatabanken zoals de Web of Science
- incentive die groei ambieert R - kernactiviteit inzake onderzoek
- parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF & werking) - outputparameter die zowel volume als groei beloont - Een goed uitgebouwde publicatieportfolio is zowel een noodzakelijke basis voor, als een gevolg van externe
fondsenwerving (op zich een moeilijk internationaal vergelijkbare parameter). Onderzoeksprojecten van verschillende aard worden verworven mede op basis van de reeds verwezenlijkte publicatierecord en leiden in principe tot publicatie van de bevindingen onder één of andere vorm. Een financiering op basis van onderzoekspublicaties kan dan ook in zekere mate worden gezien als een start- of cofinanciering bij onderzoeksprojecten, zowel voor de fundamentele als voor de toegepaste en beleidsgerichte projecten.
- Alle soorten projecten aan een universiteit dienen te worden ondersteund door fundamenteel onderzoek, dat als kwaliteitsvereiste wordt onderworpen aan een beoordeling door peers. Dit gebeurt typisch via publicatie in toonaangevende (in regel internationale) tijdschriften in het domein
T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van publicatie - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 3 jaar32 en evolutie ten opzichte van een met 1 jaar terug in de tijd
verschoven tijdsvenster van 3 jaar - snelle vertaling van de evolutie in prestaties naar de toegekende financiering
A2. PhD's: S - volume: behaalde doctoraten met en zonder internationale tijdschriftpublicatie van de doctorandus
- groei: behaalde doctoraten met internationale tijdschriftpublicatie van de doctorandus M - centraal geregistreerde PhD's (Centrale Doctoraatsbegeleiding / AIV)
- duidelijk gehecht aan promotor(en) en hun vakgroep(en) - volledigheid vereist in het kader van de overheidsfinanciering en de interne allocatie van werkingsmiddelen
A - aanvaarde parameter in het kader van de overheidsfinanciering (BOF & werking) en van de interne allocatie van werkingsmiddelen
- Vlaams vergelijkingspunt voor PhD's per VTE ZAP via de PhD-gegevens voor de BOF-financiering en de VLIR-personeelsstatistieken
- incentive die groei ambieert R - kernactiviteit inzake onderzoek
- parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF & werking) - outputparameter die zowel volume als groei beloont - Gezien de beperkte interne middelen voor het toekennen van beurzen en mandaten, vergt een goede prestatie op
het vlak van PhD's externe fondsenwerving, zowel onder de vorm van mandaten voor de doctorandi zelf (predoc) als voor hun medebegeleiders (postdoc)
T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van verdediging - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 5 jaar33, en evolutie ten opzichte van een met 1 jaar terug in de tijd
verschoven tijdsvenster van 5 jaar - snelle vertaling van de evolutie in prestaties naar de toegekende financiering
31 Zie ook voetnoot p. 25. 32 Voorbeeld van omvang per vakgroep: 6 prestatie-items binnen een tijdsvenster van 3 jaar op basis van de kleinste referentiewaarde inzake artikels in wetenschappelijke tijdschriften met internationaal referee-systeem, voor een vakgroep met 2 VTE vorsers. 33 Langer dan het tijdsvenster voor publicaties omwille van de stabiliteit bij lagere aantallen prestaties per jaar, met gemiddeld 0,42 PhD's per VTE ZAP per jaar en 1,65 PhD's per vakgroep per jaar, gebaseerd op PhD's 2010/2011, VTE ZAP 01.02.2010 en aantal vakgroepen 2010/2011. Voorbeeld van omvang per vakgroep: 4 prestatie-items binnen een tijdsvenster van 5 jaar op basis van het gemiddeld aantal PhD's per VTE ZAP per jaar, voor een vakgroep met 2 VTE ZAP.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 54 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Strategische bonussen in de basisfinanciering voor onderzoek B1. Nieuw ZAP 'internationalisering en genderevenwicht': S - ZAP-aanstelling die voldoet aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' M - centraal geregistreerde aanstellingen (Dienst Personeel)
- duidelijk gehecht aan een persoon en aan de vakgroep waaraan deze in hoofdorde verbonden is - volledigheid vereist in het kader van de overheidsfinanciering
A - aanvaarde parameter: overeenkomend met de parameter 'mobiliteit en diversiteit' in het kader van de overheidsfinanciering (BOF)
- Vlaams vergelijkingspunt: via de gegevens inzake 'mobiliteit en diversiteit' voor de BOF-financiering - incentive die internationale werving van vorsers en genderevenwicht ambieert
R - wijze van werving van personeel als cruciale factor met het oog op onderzoeksprestaties - parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF) - outputvereisende en outputbepalende parameter - Enerzijds reikt een in internationale concurrentie samengesteld vorserscorps het potentieel aan voor hoogstaand,
vernieuwend onderzoek en netwerkvorming. Anderzijds worden de mogelijkheden om in internationale concurrentie vorsers te werven bepaald door de reeds aan de instelling verwezenlijkte onderzoeksprestaties en de zichtbaarheid die daaraan werd gegeven.
T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van aanstelling - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 1 jaar - snelle vertaling van de prestaties naar de financiering
B2. EU-incentives: S - coördinatorschap of promotorschap Europese onderzoeksprojecten en ERC Starting Grants M - centraal geregistreerde EU-projecten en ERC-mandaten (R&D-Net) en bij de R&D EU-Cel geregistreerde
voorbereiding van eerste EU-projectaanvragen - duidelijk gehecht aan promotoren en aan de vakgroep(en) waaraan deze in hoofdorde verbonden zijn - volledigheid gegarandeerd door centrale administratieve procedures
A - aanvaard als project- en mandaatniveau waartoe enkel de sterkste vorsers en teams toegang kunnen verwerven - incentive voor indiening door sterke vorsers en teams
R - outputvereisende en outputbepalende parameter - aanwezigheid op het internationale forum bevordert de bekendheid van de betrokken vorser, diens werk en
universiteit, en creëert een gunstige omgeving voor het verdere onderzoek (citaties, uitwisselingen, samenwerking)
T - tijdstipgebonden basiselementen: begin en looptijd van de project- of mandaattoekenning en registratie van de voorbereiding van eerste EU-projectaanvragen
- snelle vertaling van de prestaties naar de financiering B3. Maatschappelijke valorisatie: S - omschrijving van maatschappelijke valorisatie en de specifieke outputcategorieën in de ZAP-Opdrachtsmatrix M - centraal geregistreerde projecten en door onderzoekers geregistreerde publicaties (beiden in R&D-Net) en centraal
geregistreerde patenten (TTI) - volledigheid van projecten en patenten gegarandeerd door centrale administratieve procedures
A - aanvaard als wenselijk aandachtspunt voor onderzoekers (ASP) - incentive voor het geven van een aanzet tot maatschappelijke valorisatie waar mogelijk
R - criterium erop gericht de universiteit haar rol naar de maatschappij toe optimaal te laten spelen, wat tevens positief is voor de uitstraling en recruteringskracht
- laat toe punctueel bekendheid te geven aan actuele verwezenlijkingen op het vlak van maatschappelijke valorisatie (uitstraling)
T - tijdstipgebonden basiselementen: publicatiejaar, projectlooptijd, tijdstip van patentaanvraag of -toekenning - recent tijdsvenster: laatste 5 jaar - erkenning van recente prestaties op het vlak van maatschappelijke valorisatie
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 55 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 7: Ontwerp van type-begroting
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 56 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 8: Nota Doctoraatstoelage
Nota Doctoraatstoelage 07.03.2008
Huidig systeem voor de toekenning van Kredieten aan Navorsers
De huidige ‘Kredieten aan Navorsers’ worden voorbehouden voor vorsers die een doctoraat
voorbereiden.34 De toekenning gebeurt automatisch (aanvraag is niet nodig) op basis van de lijsten
van de gedurende de zes voorgaande academiejaren behaalde doctoraten, opgedeeld per promotor /
per vakgroep en per faculteit. Het toegekende bedrag per behaald doctoraat is momenteel 7.500 EUR.
Jaarlijks worden de lijsten van de behaalde doctoraten via de dienst inschrijvingen afgeleverd en voor
controle voorgelegd aan de vakgroepen. De aan de promotor/vakgroep uitbetaalde ‘Kredieten aan
Navorsers’ worden jaarlijks op het R&D-intranet gepubliceerd. De ‘Kredieten aan Navorsers’ worden
toegekend op een aparte PKC en kunnen uitsluitend aangewend worden voor uitgaven ter
ondersteuning van de werkzaamheden van de doctorandi.
Voorgesteld nieuw systeem voor de toekenning van Kredieten aan Navorsers
Het voorgestelde nieuwe systeem voor de toekenning van ‘Kredieten aan Navorsers’ is gebaseerd op
een extra voorwaarde, namelijk “publicaties”. De behaalde doctoraten tellen in de toekenning enkel
mee als de betrokken doctoraten geresulteerd hebben in minstens 1 publicatie in de loop van vier jaar
tot de proclamatie.
De Universiteit Gent bijvoorbeeld hanteert nu al een gelijkaardig systeem, waarbij een doctoraat dat
afgelegd is binnen 4 jaar en die geresulteerd heeft (tot 2 jaar na de verdediging) in minstens 2
publicaties (gepubliceerd of aanvaard) een doctoraatstoelage van 10.000 EUR toegekend krijgt.35
Doel
Andere stimuleringsmaatregels in verband met doctoraten, zoals het huidige systeem van ‘Kredieten
aan Navorsers’, zijn vaak enkel ontworpen voor het bevorderen van het aantal afgelegde doctoraten
en niet zozeer van het aantal publicaties.
Het stimuleren van publicaties gaat gepaard met het stimuleren van de opbouw van een
onderzoekersportfolio dat belangrijk is voor de verdere carrière van de doctorandus.
Ook is dit systeem een aanmoediging voor een maximaal zichtbare onderzoeksoutput.36 Het past
daarmee binnen een goede wetenschappelijke praktijk, waarbij de kwaliteit van de eigen
onderzoeksresultaten bevorderd wordt door ze voor te leggen aan gezaghebbende peers en waarbij
gestreefd wordt naar publicatie in de meest toonaangevende media voor het domein.
34 Het huidige systeem voor de toekenning van ‘Kredieten aan Navorsers’ ging van start met het academiejaar 2003/2004 en is vastgelegd in het reglement van de Onderzoeksraad (goedgekeurd Raad van Bestuur 29.06.1999): http://rd-ir.vub.ac.be/regl-formulieren/OZRreg.pdf. 35 Universiteit Gent. Raad van Bestuur 15 juni 2007, IV/DPO/ALG/1. Nieuwe verdeelsleutel personeelspunten. 36 Nota ‘Maximale Zichtbare Onderzoeksoutput’, versie 07.12.2007. R&D-info december 2007.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 57 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Budget
Met het huidige systeem zou in de afgelopen 5 jaar (2002 t/m 2006), per jaar gemiddeld 813.000 EUR
‘Kredieten aan Navorsers’ toegekend zijn.
Voor het nieuwe systeem wordt uitgegaan van hetzelfde budget. Op basis van dit budget werd een
berekening gemaakt37 van het nieuwe bedrag dat per behaald doctoraat dat aan de nieuwe
voorwaarde voldoet, toegekend kan worden. Dit nieuwe bedrag is 10.000 EUR i.p.v. de huidige 7.500
EUR.
Over de beschouwde periode voldoet een gemiddelde van 75%, met een licht stijgende tendens. In de
veronderstelling dat het niveau na de stijgende tendens (83%) verworven blijft en dat de extrapolatie
naar de humane wetenschappen accuraat is, zal ofwel moeten worden rekening gehouden met een
mogelijke verhoging van het nodige globale budget met ongeveer 10% (90.750 EUR) om toelagen van
10.000 EUR te kunnen toekennen, ofwel geopteerd voor een lager bedrag per toelage van 9.000 EUR.
Publicatiecategorieën
De publicaties die in aanmerking komen, zijn in elk geval die publicaties geïndexeerd in de "Thomson
ISI"-databanken SCIE, SSCI en AHCI, plus eventuele andere belangrijke publicatiecategorieën voor het
domein geïdentificeerd in het kader van de "ZAP-opdrachtsmatrix".38
Op deze manier zijn niet enkel de publicaties van de exacte en toegepaste wetenschappen
vertegenwoordigd, maar ook die van de humane wetenschappen.
Implementatie
Er is gekozen voor publicaties van de laatste vier jaren tot de proclamatie, omdat de betrokkenen na
die datum niet noodzakelijk meer aan de VUB verbonden zijn en mogelijks artikels publiceren vanuit
een andere instelling. De interne controle wordt op deze manier vergemakkelijkt.
Het huidige toekenningssysteem is een automatisch systeem dat gebaseerd is op de lijst van
verdedigde doctoraten. Het is duidelijk dat een toekenningssysteem gebaseerd op publicaties niet
meer automatisch kan verlopen. Ook omdat niet alle artikels meteen na publicatie geregistreerd
worden in de ISI-databank of de R&D-databank, is er nood aan een bijkomende procedure en controle.
Een mogelijkheid is dat de doctorandus bij het neerleggen van zijn/haar proefschrift een lijst van
gepubliceerde en aanvaarde artikels toevoegt, ondertekend door de promotor. Verificatie door R&D
beperkt zich dan tot een formele vaststelling of de publicaties uit de juiste periode zijn met de
doctorandus als auteur, en de vaststelling van het al dan niet in aanmerking komen voor de toelage.
37 Voor deze berekening is nagaan welke van de behaalde doctoraten gekoppeld kunnen worden aan publicaties uit de ISI databank. Vervolgens werd een extrapolatie gemaakt van het percentage doctoraten met publicatie in de exacte en wetenschappen naar de doctoraten uit de humane wetenschappen (die minder vertegenwoordigd zijn in ISI). 38 ZAP-Opdrachtmatrix. Versie 2.2. Goedgekeurd OZR 07.02.2008.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 58 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 9: Vergelijking van het omgevormde model met het nieuwe model voor de basisfinanciering
actueel model voorgesteld model aspect OZR/BOF-
projecten: Richtpercentages
OZR/BOF-projecten: Project-toekenningen
Kredieten aan Navorsers
Congres-kredieten
Basisfinanciering
administratie
R&D R&D + advies-subcommissies
R&D: opvraging en verwerking
R&D R&D: opvraging en verwerking
kwaliteit
selectie van prestatie-categorieën
peer review: extern & via advies-subcommissies
peer review: PhD jury
aanvaarde congresbijdrage
selectie van kwaliteitsgerelateerde prestatiecategorieën
toekenningsbasis
behoefte en tendens van prestatiecriteria voor advies-subcommissie
toegekend onderzoeksproject
toegekend PhD
actieve congresparticipatie
omvang en groei van prestaties op vakgroepniveau; strategische persoonlijke prestaties
toegekend bedrag
voorgaand budgetaandeel gemoduleerd door relatieve vooruitgang
aangevraagd projectbudget, eventueel gereduceerd
vast bedrag per PhD
jaarlijks 'trekkingsrecht' van 500 euro per vorser voor max. 6 jaar
jaarlijks berekende lumpsum per vakgroep; persoonlijke bonussen
recipiënt
advies-subcommissie
promotor promotor vorser vakgroep, met uitzondering van de persoonlijke bonussen
initiatief vorsers
geen (automatische verdeling)
aanvraag onderzoeksproject
geen (automatische toekenning)
aanvraag reiskrediet
geen (automatische toekenning en voorstel BOZ voor bonus maatschappelijke valorisatie)
enveloppe
verdeling binnen gesloten enveloppe
verdeling binnen gesloten enveloppe
open enveloppe
gesloten enveloppe
verdeling binnen gesloten enveloppe
informatiebron
jaarverslagen OWR en OZR
aanvragen door onderzoekers
centrale databanken & faculteiten
aanvragen door onderzoekers
centrale databanken (R&D-databank e.a.)
evaluatie
5-jaarlijkse controle-berekeningen
geen voorzien in 2009
hervormd in 2007 5-jaarlijkse evaluatie
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 59 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 10: Uittreksel uit het BOF-besluit met betrekking tot de parameter "Mobiliteit en Diversiteit"
Art. 3. §3. 4º van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 SEPTEMBER 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere
Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (BS 18.11.2000), gewijzigd door de Besluiten van de
Vlaamse regering van 24 JANUARI 2003 (BS 28.03.2003), 8 DECEMBER 2006 (BS 08.02.2007 en Errata BS 21.06.2007) en
12 DECEMBER 2008 (BS 06.03.2009) houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000
betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap:
Art. 3. §3. 4º een parameter "mobiliteit en diversiteit", zijnde het procentuele aandeel van elke universiteit, tot en met
het begrotingsjaar 2007 uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het aantal eerste aanstellingen in een graad
van het zelfstandig academisch personeel van:
a) personen die gepromoveerd zijn tot doctor aan een andere universiteit dan de aanstellende universiteit;
b) personen die aan de aanstellende universiteit gepromoveerd zijn tot doctor, maar gedurende de laatste vijf jaar ten
minste drie jaar geen deel hebben uitgemaakt van het personeel bij die universiteit of een andere universiteit, bij
een universitair ziekenhuis, een hogeschool, een publieke onderzoeksorganisatie of een onderzoeksorganisatie die
structurele financiering krijgt vanuit de Vlaamse begroting;
c) personen van het vrouwelijk geslacht.
Onder eerste aanstelling als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan de indiensttreding bij de universiteit in een van de
graden van het zelfstandig academisch personeel conform hoofdstuk IV, afdeling 3 van het decreet van 12 juni 1991
betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Bij de bepaling van het aantal aanstellingen:
1° wordt geen rekening gehouden met dubbeltellingen, in de zin dat een persoon die bij de aanstelling aan een universiteit
voldoet aan twee criteria, vermeld in het eerste lid, 4°, eenmaal wordt geteld;
2° worden het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen, de Universitaire Faculteit Sint-Ignatius Antwerpen en de Universitaire
Instelling Antwerpen als één universiteit (Universiteit Antwerpen) beschouwd;
3º worden alleen aanstellingen van ten minste 80% aan de universiteit in rekening genomen, inclusief gemengde
aanstellingen aan enerzijds de universiteit en anderzijds:
a) het daaraan verbonden academisch ziekenhuis. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het Universitair Ziekenhuis
Gent respectievelijk het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, beschouwd als verbonden met de Universiteit Gent
respectievelijk de Universiteit Antwerpen;
b) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen;
c) het IWT;
d) de strategische onderzoekscentra (IBBT, IMEC, VITO en VIB).
De gegevens voor de berekening van deze parameter ‘mobiliteit en diversiteit’ worden aangeleverd door de Vlaamse
Interuniversitaire Raad na een gezamenlijke validatie ervan door de universiteiten, de overheid en de commissarissen
die het toezicht uitoefenen op de universiteiten.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek - 60 / 60 - Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 11: Publicatiecategorieën (Uittreksel, VUB - Reglement inzake Academisch Personeel)
Artikel 52 §4. De kandidaatstelling of de aanvraag tot bevordering is vergezeld van een beknopt curriculum vitae, van een
motivering van de kandidatuur en van het academisch dossier.
Het academisch dossier wordt opgesteld door de betrokkene en bevat alle relevante elementen over :
...
2. Het onderzoeksdossier, waartoe ondermeer behoren:
- wetenschappelijke publicaties, andere dan doctoraatsproefschriften, gericht op het forum van onderzoekers, met
inachtname van een exacte weergave van de bibliografische referenties en als volgt gecatalogeerd :
A = (co-) auteur van wetenschappelijke monografie
B = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën /verzamelwerken met internationaal referee-systeem
C = artikels in wetenschappelijke tijdschriften met internationaal referee-systeem
D = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken met nationaal referee-systeem
E = artikels in wetenschappelijke tijdschriften met nationaal referee-systeem
F = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken zonder referee-systeem
G = artikels in wetenschappelijke tijdschriften zonder referee-systeem
H = wetenschappelijke uitgever van wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken en tijdschriften
I1 = mededelingen op internationale congressen/symposia integraal gepubliceerd in proceedings
I2 = mededelingen op internationale congressen /symposia niet gepubliceerd of slechts beschikbaar als abstract
J1= mededelingen op andere congressen integraal gepubliceerd in proceedings
J2 = mededelingen op andere congressen niet gepubliceerd of slechts beschikbaar als abstract
K = abstracts, korte mededelingen en working papers in proceedings en tijdschriften
L = periodieke publicaties uitgegeven door de vakgroep of waaraan wordt meegewerkt door de vakgroep
M = rapporten van onderzoeksprojecten die na het afsluiten van het werk werden ingediend bij de betoelagende
instantie
N = eindrapporten van beleidsvoorbereidende studies die na het beëindigen van het werk bij de opdrachtgevende
instantie werden ingediend.
O = annotaties
P = interne rapporten
Q = andere publicatievormen gericht op het forum van onderzoekers
...
3. De rol in de maatschappelijke en wetenschappelijke uitstraling van de faculteit en de universiteit alsook op het vlak van
interne en externe communicatie in het algemeen, waartoe ondermeer behoren
- Vakpublicaties gericht op professioneel geïnteresseerden (vb. in het kader van dienstverlening aan derden), met
inachtname van een exacte weergave van de bibliografische referenties en als volgt gecatalogeerd
R = monografie / handboek
S = artikel
T = andere vakpublicaties
- Vulgariserende publicaties gericht op het brede publiek, met inachtname van een exacte weergave van de bibliografische
referenties
...