Notiziario maart 2011

17
Van de redactie –1– NOTIZIARIO maart 2011 – nummer 1 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] Het is deze en gene opgevallen dat de (nieuwe) redactie het heeft over het Notizi- ario. Er kwam commentaar op: ‘Grappig dat jullie spreken van het Notiziario. Ik ben gewend aan de Notiziario. Het klinkt mij vreemd, onwennig in de oren. Waarom ‘het’?’ Allereerst: voor een van ons is het Notizia- rio vanzelfsprekend, en de ander heeft zich daarbij aangesloten, na uitleg. Die luidt: de uitgang -ario is te herleiden tot -arium (La- tijn), en dat duidt op onzijdig (neutrum). Daar komt bij dat het gaat om een blad, een tijdschrift – beide het-woorden, in het Nederlands. Een heel simpele uitleg. Wie zich eraan stoort, op gevoelsmatige of we- tenschappelijke/taalkundige gronden mag het zeggen! Blijken velen zich ongemak- kelijk te voelen bij het Notiziario, dan is de redactie echt niet te beroerd om het voort- aan over de Notiziario te hebben. Onder het motto: goed is wat voor de meerderheid gebruikelijk en vertrouwd is. We zijn be- nieuwd. Wat hebben wij in dit tweede digitale num- mer te bieden? Onder andere een nieuwe rubriek: ‘Ten- toonstellingen in Italië’. Voor wie binnen- kort naar Italië gaat kan het interessant en plezierig zijn voor vertrek al te weten wat hier of daar aan bijzonders te zien is. Het is een kleine selectie, verwacht u geen com- plete lijst! We putten ervoor uit qui Touring, het maandblad van de TCI, de Touring Club Italiano (te vergelijken met de Kam- pioen van de ANWB), ervan uitgaande dat lang niet alle Dante-leden daarop een abonnement zullen hebben. Andere bron- nen zullen wij als het zo uitkomt ook dank- baar gebruiken. De vaste rubrieken ‘Mededelingen’, ‘Gial- lo’ en ‘Apostrofo’ van de hand van Minne de Boer, ‘L’angolo della lingua’ van Fran- cesca Sfondrini treft u ook in deze editie weer aan. Elena Valbusa had dit keer geen potjes op het vuur voor de rubriek ‘Lo sa- pevate che …’. Om in de pannen te roeren heeft zij haar pollepel doorgegeven aan Eli- sabetta Cascino: die zal ons de komende tijd op het spoor van lekkere recepten zet- ten. Ludmilla ontbreekt ditmaal maar u hebt uw lijstje met aanbevolen boeken vast nog niet helemaal afgewerkt. Dennis Smit kunnen wij inmiddels ook tot de vaste scri- benten rekenen. Hij geeft ons ditmaal een kijkje in de keuken van de EU waar hij als vertaler werkzaam is. Laura Schram-Pighi is onze trouwe correspondent uit Verona – ditmaal over ouderen en initiatieven om het hun naar de zin te maken. En in dit nummer keert Wim Rensink terug als schrijver, een rol waarin hij zijn passie voor kunstgeschiedenis goed weet te verenigen met die voor literatuur. Verder een aantal bijzonder interessante, boeiende artikelen met een terugblik op de ‘Domenica Parti- colare’, een artikel dat uitnodigt tot een be- zoek aan het Museum Catharijneconvent en nieuwe kunsthistorische informatie over Florence. ontwerp: blauwblauw-design | bno Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter 2 Mededelingen 2 Tentoonstellingen in Italië 3 Una Domenica Particolare: Coro Arcanto uit Bologna | Peter Bosman 4 De kruisbestijging van Christus Hortense M.E. Höppener-Bouvy 5 Apostrofo 34 | Minne de Boer 8 Een kijkje in de keuken van een EU- vertaler Italiaans | Dennis Smit 9 Invecchiare a Verona (1) | Laura Schram- Pighi 10 Hendrik Petrus Berlage's verslag van een jaar reizen door Italië in 1881 | Wim Rensink 11 Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen | Esther van Veen 13 Uit de historie van de giallo italiano (2) | Minne de Boer 15 Che cosa bolle in pentola? | Elisabetta Cascino, Ziti Zitoni 16 L'angolo della lingua 16 17 Advertenties 17

description

Het Notiziario - het lijfblad van Dante Alighieri Utrecht - maart 2011

Transcript of Notiziario maart 2011

Page 1: Notiziario maart 2011

Van de redactie

– 1 –

N O T I Z I A R I Omaart 2011 – nummer 1

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected]

Het is deze en gene opgevallen dat de(nieuwe) redactie het heeft over het Notizi-ario. Er kwam commentaar op: ‘Grappigdat jullie spreken van het Notiziario. Ik bengewend aan de Notiziario. Het klinkt mijvreemd, onwennig in de oren. Waarom‘het’?’Allereerst: voor een van ons is het Notizia-rio vanzelfsprekend, en de ander heeft zichdaarbij aangesloten, na uitleg. Die luidt: deuitgang -ario is te herleiden tot -arium (La-tijn), en dat duidt op onzijdig (neutrum).Daar komt bij dat het gaat om een blad,een tijdschrift – beide het-woorden, in hetNederlands. Een heel simpele uitleg. Wiezich eraan stoort, op gevoelsmatige of we-tenschappelijke/taalkundige gronden maghet zeggen! Blijken velen zich ongemak-kelijk te voelen bij het Notiziario, dan is deredactie echt niet te beroerd om het voort-aan over de Notiziario te hebben. Onder hetmotto: goed is wat voor de meerderheidgebruikelijk en vertrouwd is. We zijn be-nieuwd.Wat hebben wij in dit tweede digitale num-mer te bieden?Onder andere een nieuwe rubriek: ‘Ten-toonstellingen in Italië’. Voor wie binnen-kort naar Italië gaat kan het interessant enplezierig zijn voor vertrek al te weten wathier of daar aan bijzonders te zien is. Het iseen kleine selectie, verwacht u geen com-plete lijst! We putten ervoor uit qui Touring,het maandblad van de TCI, de TouringClub Italiano (te vergelijken met de Kam-

pioen van de ANWB), ervan uitgaande datlang niet alle Dante-leden daarop eenabonnement zullen hebben. Andere bron-nen zullen wij als het zo uitkomt ook dank-baar gebruiken.De vaste rubrieken ‘Mededelingen’, ‘Gial-lo’ en ‘Apostrofo’ van de hand van Minnede Boer, ‘L’angolo della lingua’ van Fran-cesca Sfondrini treft u ook in deze editieweer aan. Elena Valbusa had dit keer geenpotjes op het vuur voor de rubriek ‘Lo sa-pevate che …’. Om in de pannen te roerenheeft zij haar pollepel doorgegeven aan Eli-sabetta Cascino: die zal ons de komendetijd op het spoor van lekkere recepten zet-ten. Ludmilla ontbreekt ditmaal maar uhebt uw lijstje met aanbevolen boeken vastnog niet helemaal afgewerkt. Dennis Smitkunnen wij inmiddels ook tot de vaste scri-benten rekenen. Hij geeft ons ditmaal eenkijkje in de keuken van de EU waar hij alsvertaler werkzaam is. Laura Schram-Pighiis onze trouwe correspondent uit Verona –ditmaal over ouderen en initiatieven omhet hun naar de zin te maken. En in ditnummer keert Wim Rensink terug alsschrijver, een rol waarin hij zijn passie voorkunstgeschiedenis goed weet te verenigenmet die voor literatuur. Verder een aantalbijzonder interessante, boeiende artikelenmet een terugblik op de ‘Domenica Parti-colare’, een artikel dat uitnodigt tot een be-zoek aan het Museum Catharijneconventen nieuwe kunsthistorische informatieover Florence. �

ontwerp:blauw

blauw-design

|bno

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter 2

Mededelingen 2

Tentoonstellingen in Italië 3

Una Domenica Particolare: Coro Arcanto

uit Bologna | Peter Bosman 4

De kruisbestijging van Christus

Hortense M.E. Höppener-Bouvy 5

Apostrofo 34 | Minne de Boer 8

Een kijkje in de keuken van een EU-

vertaler Italiaans | Dennis Smit 9

Invecchiare a Verona (1) | Laura Schram-

Pighi 10

Hendrik Petrus Berlage's verslag van een

jaar reizen door Italië in 1881 | Wim

Rensink 11

Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen | Esther

van Veen 13

Uit de historie van de giallo italiano (2) |

Minne de Boer 15

Che cosa bolle in pentola? | Elisabetta

Cascino, Ziti Zitoni 16

L'angolo della lingua 16 17

Advertenties 17

Page 2: Notiziario maart 2011

Voor de tweede keer ontvangt u ons Notizi-ario geheel in kleur en digitaal. Voor hetovergrote deel hebt u positief gereageerdop de gedaantewisseling van het blad.Sommigen waren kritisch; zij zouden hetblad liever in de oude vertrouwde gedaantevia de brievenbus ontvangen. Met een aan-tal critici heb ik zelf contact gehad, om tehoren hoe we hen – ook met een blad in di-gitale vorm – tevreden konden stellen. Eenvan de maatregelen is dat we dit jaar dege-nen zonder e-mailadres het blad in ge-printe vorm toesturen, maar dan welzwart-wit.

Vorige keer heb ik met u mijn zorgen ge-deeld over de situatie waar onze verenigingna een zeer lang slepend personeel conflictin terecht was gekomen. Daarbij gaf ik aandat voor het bestuur nu de uitdaging lag ommet minimale middelen een aantrekkelijkprogramma voor u te maken. In alle be-scheidenheid geloof ik dat dat wel is gelukt.Op 1 april staat een kookworkshop ge-pland. Chefkok Peter Stavast van hetUtrechtse restaurant De Heeren van Leeu-wen laat u samen een perfecte Italiaansemaaltijd maken, waarbij u afwisselend vanhem en anderen leert, en zelf aan de slagbent.

Een week later volgen we, geleid door drs.Willy Atema, het spoor van Piero dellaFrancesca. Voor de één een verrassendekennismaking met een bijzondere schilder,voor de ander een feest van herkenning.Begin mei verwisselen we het cultureleweer voor het culinaire, en combineren wijeen verhaal over de Romeinse keuken meteen proeverij van wijnen die wel uit Italië,maar niet allemaal uit de buurt van Romekomen. Misschien permitteert uw voorzit-ter zich een klein Piemontees accent.We zullen ons verenigingsjaar afsluiten meteen filmisch tijdsbeeld van Italië, verzorgddoor niemand anders dan onze eigen Den-nis Smit (eind mei) en een gezellig geza-menlijk diner (zie het e-mailbericht metbijlage van onze webmaster, van 21 maart).

Ik hoop u bij veel van deze bijeenkomstenzelf te mogen begroeten.

Jeroen Torenbeek

MededelingenAgenda

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Van de voorzitterBeste leden, amici, italofili,

Vrijdag 8 april, 20 uurEen pelgrimage naar Piero

lezing door drs. Willy Atema, cultuurhistoricaLocatie: James Boswell Instituut, Campusplein 7-8, Utrecht (terrein University College)NB: Dit is per 1 april de nieuwe locatie van het James Boswell Instituut. Het oude adres, Kriekenpit-plen 21-22, geldt vanaf die datum niet meer.

In deze powerpointpresentatie volgen we het spoor van Piero della Francesca (1416/17-1492), een opmerkelijk schilder uit de vroege Renaissance. Piero’s schilderijen zijn inonze ogen erg aantrekkelijk door zijn analytische benadering, de grote, duidelijke mas-sa’s kleur en het lichte palet. Het werk van Piero is, behalve in internationale musea, inItalië ook op overbrugbare afstand te bekijken: in Florence, Urbino, Monterchi, BorgoSan Sepolcro en Rimini. In de presentatie komt Piero’s plaats in de kunsthistorie aan deorde, zijn overgeleverde werk in de genoemde steden met uiteraard grote aandacht voorzijn belangrijkste werk, de ‘De legende van het ware kruis’ in de Basilica di San Fran-cesco in Arezzo. Deze frescocyclus is geïnspireerd op de Legenda Aurea van Jacopo deVoragine, een dertiende-eeuwse tekst die het mysterieuze verhaal vertelt van het HeiligeKruis van Christus.

Zaterdag 21 meiLandelijke Giornata in Rotterdam

Dante Rotterdam is de organisator van de Giornata 2011, de landelijke Dante-dag waarleden van alle zeventien Nederlandse afdelingen van Dante Alighieri bij elkaar komen.

De voorbereidingen zijn nog in volle gang. Nu al te melden is dat het een bijzondere dagzal worden! Meer informatie volgt zo spoedig mogelijk.Raadpleeg de website www.danterotterdam.nl.

Vrijdag 27 mei, 20 uurDe traditie van La meglio gioventù: de Italiaanse film als politiek en

cultureel tijdsbeeldlezing door drs. Dennis Smit, ItalianistLocatie: James Boswell Instituut, Campusplein 7-8, Utrecht (terrein University College)

Deze lezing behandelt de Italiaanse geschiedenis vanaf de jaren ’60 van de 20e eeuw aande hand van filmfragmenten uit La meglio gioventù, Le cose che restano en Mio fratello è figliounico, en laat zien hoe er in Italië een zekere traditie bestaat van films waarin de micro-geschiedenis van een familie als spiegel dient voor de macrogeschiedenis van het land.

Page 3: Notiziario maart 2011

InBrescia, tot 12 juni: Matisse. La seduzionedi Michelangelo. De meest raadselachtige vande moderne kunstenaars vindt in het werkvan Michelangelo de bevestiging van zijnmeest revolutionaire keuzes wat betreftkleur en de relatie tussen lijn en volume,tussen beeldhouwkunst en schilderkunst.Museo di Santa Giulia, via Musei 81/b, tel.0422.29999

In Florence, tot 1 mei: Il mercante, l’ospe-dale, i fanciulli. De gebeurtenissen die leid-den tot de stichting van het Ospedale degliInnocenti: vanaf de schenking van duizendflorijnen, ten behoeve van kinderen, uithanden van koopman Datini uit Prato inhet jaar 1410 aan het Ospedale van SantaMaria Nuova.Istituto degli Innocenti, piazza SS. Annun-ziata 12, tel. 055.2037308

InMilaan, tot 22 mei: Arcimboldo. Voor deeerste keer wordt hier het gehele oeuvrevan deze Milanese kunstenaar getoond:zijn Milanese jaren en de kwart eeuw diehij vervolgens aan het hof van Wenen door-bracht en waarin zijn werk zowel glas-in-loodramen voor de dom als kostuums voorde grote feesten, én vele stillevens en de be-faamde ‘teste composte’ omvatte.

In Ravenna, tot 26 juni: L’Italia s’è desta.1945-1953. Kunst uit de eerste jaren na deTweede Wereldoorlog, van onder anderende Chirico en Guttuso, van Fontana enBurri.Mar, Loggetta Lombardesca, via di Roma13, tel. 0544.482041/482760

In Trento, tot 30 april: Antiche Madonned’Abruzzo. Schilderijen en houtsnijwerk, uithet Castello van L’Aquila.Castello del Buonconsiglio, via BernardoClesio 5, tel. 0461.233770

(Met dank aan qui Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Verwacht in juli• Jaarafsluiting met een Italiaanse muziekgroep

• Culinaire cursusHoud voor de meest actuele informatie de website in de gaten: www.danteutrecht.nl

Mededeling ontvangen van Dante Leiden/Den Haag (dott.ssa Claudia Attolico edott.ssa Patrizia Nanni):Il comitato della Dante Alighieri di Leida e L’Aia vi ricorda che nell’agosto 2007 ha otte-nuto il riconoscimento di centro certificatore PLIDA. Questo significa che gli esami perla certificazione possono essere sostenuti in Olanda (unico centro) presso la nostra sedeall’Aia.La prossima sessione sarà quella di maggio 2011. Per ulteriori informazioni si prega diconsultare il sito www.dante-alighieri.nl o il sito www.ladante.it.

Aankondiging van een reis:Naar aanleiding van de 150ste verjaardag van Italië’s staatkundige eenheid wordt van 26september t/m 5 oktober dit jaar een reis georganiseerd naar Turijn, Florence en Rome.Begeleider is drs. Asker Pelgrom uit Nijmegen. De reisbeschrijving van dag tot dag enverdere gegevens zijn te vinden op de website www.labrysreizen.nl.

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

In Lecco, tot 8 mei: Alberto Giacometti el’ombra della sera. Dialoog tussen twee meester-werken. Van de Eruskische kunst tot de twintigsteeeuw. Een speurtocht naar de relatie tussenkunst uit de oudheid en avant-gardestro-mingen uit het verleden door ‘l’Ombradella sera’, beeldhouwwerk in brons uit dederde eeuw voor Christus, te zetten naasthet werk van de twintigste-eeuwse mees-ter van de lange lijnen.Villa Manzoni, via Guanella 1, tel.0341.481247

Page 4: Notiziario maart 2011

Het stond in het decembernummer aange-kondigd: de ‘culturele zondag’ van demaand december zou worden gewijd aanItalië. Daar werd de misschien niet hele-maal verrassende, maar zeker toepasse-lijke naam Una Domenica Particolare voorbedacht (een bijzondere zondag), verwij-zend naar een hoogtepunt uit de Italiaansefilmgeschiedenis. De zondag, 19 december2010, richtte zich op veel meer dan alleende Italiaanse cinema. Berlusconi, de posi-tie van de vrouw in de maatschappij, de li-teratuur en de media, theater, muziek en –hoe zou het ook anders kunnen met Italia-nen – eten & drinken.

Ik heb er heel weinig van meegemaakt enin elk geval al die lekkere hapjes en drank-jes gemist. Want ik had de eer en het ge-noegen het Coro Arcanto te begeleiden datweekend. Het koor, dat zijn naam ontleentaan de arcaden van de stad en het canto(lied, zang) natuurlijk, zou een optredenverzorgen in de Domkerk om 13.30 uur.Utrecht heeft een speciale band met Bo-logna. De twee steden hebben veel met el-kaar gemeen. Middeleeuws, universiteits-stad (Bologna geldt als de oudste ter we-reld) en ongeveer even groot qua bewo-nersaantal. En verder ook een doe-maar-gewoon-dan-doe-je-gek-genoeg-stad. Erzijn alleen veel betere eetgelegenheden inBologna, kan ik u verzekeren.

Dat weekend werden grote delen van Eu-ropa geteisterd door waanzinnig mooi,maar bar winterweer dat het reizen haastonmogelijk maakte. Het lukte sommigegenodigden zelfs niet meer nog op tijd eenvlucht naar Nederland te krijgen; in Tos-cane lag het hele treinverkeer plat en van-uit Milaan vertrok geen enkel vliegtuigmeer. Wonder boven wonder slaagde hetCoro erin na veel vertraging vanuit Bo-logna Schiphol te bereiken op zaterdag. Zezouden die avond een mis zingen in de ka-tholieke kerk aan de Vleutenseweg bij hetMajellapark. Ik zou ze om 16.30 uur op-pikken in het hotel, maar ze waren na dielange vermoeiende reis zo aan het eind vanhun Latijn dat ze een uur extra rust wilden.Daarom ook taxi’s naar de kerk.De kerk?Het koor zou de volgende dag liederen zin-gen gewijd aan Antonio Gramsci op tek-

sten van Pier Paolo Pasolini (die in Bolognaheeft gestudeerd), en dan denk je toch nietmeteen aan de roomse kerk. Gramsci enPasolini waren iconen van wat Wilders delinkse kerk zou noemen. Gramsci wasvooraanstaand lid van de Italiaanse com-munistische partij en onderzoeker van devolkstaal en poëzie van het volk en devolksmuziek die dateren van voor en na deeenwording van Italië, in alle verschillendestreektalen. Liederen van landarbeiders,van meisjes die werkten op de rijstveldenin de Po-vlakte, van partizanen. Filmregis-seur Pasolini worstelde lang met zijn ka-tholieke afkomst in contrast met zijnmarxistische ideeën en zijn homoseksuelelevensstijl. Het mooist wordt dat gevechtgetoond in zijn films Il Vangelo secondo Mat-teo (1964) en Teorema (1968). Niet zo raardat ik dacht: wat móet dat koor met dekerk?

Terwijl het koor zich lekker warm zong indie grote, koude kerk hoorde ik bibberend(jas in de sacristie achtergelaten) het In-troitus, het Gloria, het Kyrië en andere ge-zangen van de katholieke liturgie langs-komen – hoe kon dat?Het koor is in 1995 opgericht door Gio-vanna Giovannini. Opleiding conservato-rium in Padua (koordirectie en verschil-lende instrumenten). Haar oudere zusGloria had daar ook gestudeerd en voegde

zich bij het koor als zakelijk leider en so-praan. Het gemengde koor bestaat nu uitcirca tachtig zangers. Op tournees, zekerbuiten Italië, gaat een selectie ervan mee,in ons geval negentien met inbegrip van di-rigente Giovanna. Maar wat een keur vanzangers! Er wordt nagenoeg altijd a capellagezongen en iedere stem, hoe spatgelijk zeook zingen, is traceerbaar. Ik vraag me afof die transparantie er nog is als het koorin volle omvang zingt (ik weet niet of zedaar de discussie kennen over de passiesen cantates van Bach in grote of juist heelkleine bezetting), maar ik was blij met dieselectie.

De koorleden hebben allen een flinke mu-zikale opleiding achter de rug, geen con-servatorium maar wel jarenlang zangles inwat wij een muziekschool zouden noe-men.Op het programma voor de zondag stondeen optreden zoals gezegd met liederengewijd aan Gramsci op teksten van Paso-lini. Ze maakten deel uit van een eerderook op cd gezette cyclus onder de titel LeCeneri di Gramsci (letterlijk: de as, de over-blijfselen van Gramsci, de erfenis zou jekunnen zeggen). Uit die canti was een keusgemaakt, en om te laten horen waar Gram-sci ooit de bron had gevonden waren erook volksliederen in de voorstelling ge-monteerd.

Die begon om 13.30 uur. Ik zou er een uureerder zijn, als het koor zou gaan inzingen.

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Una Domenica ParticolareCoro Arcanto uit Bologna

Page 5: Notiziario maart 2011

Die ochtend sneeuwde Utrecht dicht. Ikbelde het gemeentelijke vervoersbedrijf ofer nog bussen reden. Jawel, maar onregel-matig. Om 11.00 uur stond ik bij de bus-halte en zag twee keer een bus richtingUithof gaan. Om iets over twaalf reden ervier bussen langs, alle lijn 4, waarvan delaatste stopte. De chauffeur zei dat ze nethadden besloten niet meer te rijden. Taxigebeld. Dat zou ten minste drie kwartierduren. Ik was uiteindelijk pas om 13.40 uurin de Domkerk, waar het concert al in vollegang was. De kerk zat tjokvol, wat ik metdie weersomstandigheden niet meer hadverwacht. Het koor zong aangrijpend rauw,je zag de verwondering bij het publiek – hetzat als versteend. De componiste, Gio-vanna Marini, had de canti voorzien vanmuziek die aan het muzikale idioom vanvolksliederen uit Lazio of Calabrië doetdenken, vol met krijsende glissandi enbijna valse dissonanten. Wat een klasse!Na afloop zouden we de stad in, maardrentelden enkele koorleden nog door de

kerk, wachtend op hun collega’s. Spon-taan werden er groepjes gevormd – drie,vier man – die zo maar aria’s van Verdi, hetAve Verum van Mozart en aria’s uit het StabatMater van Pergolesi begonnen te zingen.Toevallige bezoekers hielden stil – waarkomt dat prachtige gezang vandaan?Het schemerde en ik nam het koor mee hetcentrum van Utrecht in. Er stond een bandvan trommelaars lekker te rammen op debrug over de Oude Gracht. Op de caribi-sche ritmes stonden de zangers van hetcoro te swingen.De stad was een kerstkaart met al diesneeuw en de lichtjes van de bruggen, zevonden het prachtig. ‘Mooier dan Bo-logna’, zeiden er een paar, maar geloof datmaar niet. Bologna heeft geen grachten,maar verder? Lekker door de stad dwalenonder de arcaden door, en eindigen in eentrattoria. Tagliatelle alla bolognese alleenals voorgerecht nemen. En als u daar dekans voor krijgt het Coro Arcanto beluiste-ren. Dat heb je in Utrecht niet.

De cd: Paolo Pasolini, Le Ceneri di Gram-sci. Compositie Giovanna Marini. Coro Ar-canto o.l.v. Giovanna Giovannini, 2005.

De foto – van de website culturelezonda-gen.nl – werd gemaakt door René den En-gelsman en Moon Saris.

Peter Bosman

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

InleidingIn de collectie van Museum Catharijnecon-vent in Utrecht neemt dit paneeltje een bij-zondere plaats in. Het dateert van circa1270 en is toegeschreven aan de Meestervan de Madonna del Voto en Guido daSiena (afb. 1). Het paneeltje, met een af-meting van 34,6 x 46 cm, heeft een bijzon-dere historie en heeft velen geïntrigeerd.Onderzoek uit de laatste tien à twintig jaarheeft kunnen aantonen dat het deel uit-maakte van een altaarstuk dat enkele jarenhet hoofdaltaar van de Dom van Sienamoet hebben gesierd. Wie nu denkt het pa-neeltje in Museum Catharijneconvent tekunnen bewonderen, komt bedrogen uit.Het bevindt zich al geruime tijd (vanaf1999) in het Lindenau-Museum te Alten-burg (Thüringen, Duitsland). Dat museumheeft een grote collectie vroeg-Italiaanseschilderkunst waaronder drie paneeltjes,die eveneens deel zouden hebben uitge-maakt van het bovengenoemde altaarstuk.Volgens Henri Defoer (directeur van Mu-seum Catharijneconvent tussen 1980 en2001) laat de geschiedenis van het opspo-ren van de serie, de reconstructie en hettraceren van de oorspronkelijke bestem-ming zich lezen als een speurdersroman

met de ontknoping op de allerlaatste blad-zijde. Want pas in 2001 zijn de raadsels toteen, naar het zich laat aanzien, definitieveoplossing gebracht.

‘Kruisbestijging’Het motief van de kruisbestijging is nietvan westerse origine maar hoort thuis inItalië en in de Byzantijnse kunst van Serviëen Macedonië. Dit paneel is een van devroegste voorbeelden met dit thema. Hetzou als onderdeel van het passiespel zijnopgevoerd, sterk gepropageerd door defranciscaner monniken. Die zouden tot hetintensief overdenken en in de geest mee-beleven van de lijdensweg in de vorm vanmysteriespel, hebben opgeroepen. Wijzien hoe Christus de tegen het kruis ge-plaatste ladder bestijgt, terwijl een beuls-knecht, die op de dwarsbalk geklommenis, hem vastgrijpt. Een tweede beulsknechtreikt spijkers en hamer aan, terwijl eenderde bezig is de kruispaal in de grond tebevestigen. Maria heeft haar linkerarm omhet middel van haar zoon geslagen en pro-beert hem tegen te houden terwijl ze methaar andere hand een andere beulsknechtterugduwt. Op de voorgrond rechts zit eennaakte geblinddoekte man. Hij is een van

twee moordenaars die tegelijkertijd ge-kruisigd zal worden.

RestauratieHet schilderij is in 1999 te Altenburg ge-restaureerd waarbij latere overschilderin-gen zijn verwijderd en het nu lacunesvertoont (afb. 2). Daar het Lindenau-Mu-seum over de nodige expertise beschikt ophet gebied van restauratie van vroeg-Itali-aanse tempera op paneelschilderkunst ishet daar naartoe gegaan met de bedoelingdat het er tijdelijk zou verblijven. Maar hetis daar nog steeds in bruikleen. Hetmaakte deel uit van de expositie Claritas;Das Hauptaltarbild im Dom zu Siena nach1260. Die Rekonstruktion, in 2001. Pagina36 van de bijbehorende catalogus toont dereconstructie (afb. 3). Het altaarstuk be-stond uit een middenpaneel met de voor-stelling van Maria met Kind en tweezijluiken met voorstellingen uit het levenvan Christus. Links voorstellingen rondzijn geboorte (Annunciatie, Geboorte,Aanbidding van de Koningen, Opdracht inde Tempel, Vlucht naar Egypte en Kinder-moord te Bethlehem) en rechts de voor-stellingen rond zijn lijden en sterven(Verraad van Judas, Geseling, Kruisbestij-

DeKruisbestijging van ChristusEen bijzonder vroeg-Italiaans kunstwerk in Utrechts bezit

Page 6: Notiziario maart 2011

ging, Kruisdood, Kruisafname en Grafleg-ging). Bovenin is de Kroning van Maria tezien, geflankeerd door engelen met wa-penschilden.

‘Levensloop’ van het schilderijDésiré Bouvy, mijn vader en oprichter vanMuseum Catharijneconvent, dacht in 1965,toen hij een boekje schreef over schilder-kunst – in de Van Dishoeckserie KerkelijkeKunst deel 1 – dat het altaarretabel aan hetbegin van de negentiende eeuw uit elkaarmoet zijn gehaald om de panelen afzon-derlijk te kunnen verhandelen (p.28). Overde bekroning van het middenstuk en hetmiddenstuk zelf tastte hij in het duister.Hij noemde al wel de naam van Guido vanSiena of omgeving en suggereerde dat hetgeschilderd zou kunnen zijn voor de Abdijvan Ardenga te Montalcino (Siena). Op hetgrote middenpaneel zal een grote Ma-donna afgebeeld zijn geweest.De twaalf panelen uit de zijluiken zijn overdiverse musea in de wereld verspreid. Zo iser één in Utrecht terecht gekomen, terwijler drie naar Altenburg hun weg hebben ge-vonden.

De huidige stand van wetenschap is alsvolgt.Het altaarstuk moet tussen 1267 en1311 hethoofdaltaar van de Dom van Siena hebben

gesierd. De inwijding van de Dom was in1267. In 1311 is het vervangen door de Ma-està, Duccio’s meesterwerk. Het retabel istot ca. 1450 in de Dom in zijn oorspronke-

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Afb.2 Kruisbestijging, voor de restauratie

Afb. 1 Kruisbestijging, na restauratie van 2000

Page 7: Notiziario maart 2011

lijke staat bewaard gebleven. Wegens degroeiende devotie voor Maria is rond die tijdhet middenpaneel met de Madonna del Voto(afb. 4) uitgezaagd om dit schilderij voort-aan in processies te kunnen meedragen.

De Madonna del Voto is in 2000 gerestau-reerd in Altenburg. Toen is onomstotelijkvast komen te staan dat het hier om hetmiddenpaneel ging waarvan de identiteitnog niet met zekerheid vaststond. De be-wijsvoering is onderbouwd door materi-aal-technisch onderzoek. De Madonnabevindt zich nu weer in de Dom in de Ca-pella del Voto. Zij wordt tot op de dag vanvandaag bijzonder vereerd. Zij dankt haarnaam aan de gelofte van Buonaguida Lu-cari, een vooraanstaand burger die namensalle bewoners van Siena de eed aflegdevoor het hoogaltaar in de Dom, waarbij hijde stad opdroeg aan de Heilige Maagd. Deplechtigheid vond plaats aan de vooravondvan de slag bij Montaperti (4 september1260), die de Senezen een geheel onver-wachte overwinning bracht op een over-macht van Florentijnen.De vraag is wat er verder met het altaar ge-beurde na het verzagen, dat dus niet in denegentiende eeuw maar rond 1450 moethebben plaatsgevonden. In ieder geval zijndie dertien paneeltjes lange tijd bij elkaargebleven en in de negentiende eeuw opdrift geraakt. De dertien ‘zwerfkeien’ raak-ten verspreid over vijf musea in Europa(waaronder ook de Pinacotheek van Siena).De Kroning van Maria vormde daarbij eensleutelstuk. In 1957 bracht een kunsthisto-rica de zich in Londen (The Courtauld In-stitute of Art) bevindende Kroning vanMaria in verband met de overige panelen.Op grond van archiefonderzoek, natuur-wetenschappelijk onderzoek en de identi-ficatie van de overigens later toegevoegdewapens in de Kroning van Maria kon wor-den vastgesteld dat de panelen na 1450 in

het bezit zijn gekomen vande Senese familie Tutti, dieverschillende abten aan deBadia (klooster) Ardenga teMontalcino nabij Siena le-verde. De oudste vermel-ding van de panelen in dekerk van dit klooster dateertvan 1575. Waarschijnlijkheeft dit klooster in de ne-gentiende eeuw uitverkoopgehouden. De Duitse schilder, kunsthisto-ricus, verzamelaar en museum- con- ser-vator Johann Ramboux (1790-1866) moetze daar hebben gezien en enkele paneeltjesdaar rond 1834 hebben verworven. In decatalogus van zijn Italiaanse verzamelingvermeldt hij dat hij de Kruisbestijgingsamen met nog twee andere paneel- tjes uithet bovengenoemde klooster heeft verkre-gen. Ramboux maakte ter plekke nateke-ningen en overtrekken en voorzag ze vaneen nummer. Dat heeft enorm geholpenbij de latere reconstructie. Ramboux stierfin 1866. In 1867 werd zijn collectie geveild.Monseigneur Gerard van Heukelum uitUtrecht (1834-1910) kocht op die veiling deKruisbestijging en nog twintig anderevroeg-Italiaanse schilderijen uit de collec-tie Ramboux. Eigenlijk wilde hij de tweeandere paneeltjes ook graag hebben, maardie gingen aan zijn neus voorbij. Die twee,voorstellende de Geboorte van Christus ende Opdracht in de Tempel, gingen naarLausanne. Wellicht in dezelfde tijd datRamboux zijn deel van het Sienese retabelverwierf, slaagde ook Bernhard August vonLindenau te Altenburg erin drie stukkenaan te kopen, die uiteindelijk hun weg von-den naar het museum in Altenburg (deAanbidding van de Koningen, de Vluchtnaar Egypte en de Geseling).

Terug naar Nederland?De priester Gerard van Heukelum was de

drijvende kracht achter de oprichting encollectievorming van het Aartsbisschoppe-lijk Museum te Utrecht, dat in 1976 deel uitis gaan maken van de collectie van het of-ficieel in 1979 geopende Museum Catha-rijneconvent. Daar het museum als taakkreeg de geschiedenis van het christendomin Nederland te tonen en de vroeg-Itali-aanse verzameling schilderkunst daar nietin paste, zijn er tussen 1976 en 1979 af-spraken met het Rijksmuseum in Amster-dam gemaakt. In ruil voor kunstwerken diein die rode draad thuishoorden, kreeg hetRijksmuseum de collectie Vroeg-Italianenin bruikleen. Hopelijk zal de Utrechtse ver-zameling na voltooiing van de restauratievan het Rijksmuseum weer in volle gloriete zien zijn en wie weet komt dan ook deKruisbestijging weer naar Nederland.

Hortense M.E. Höppener-Bouvy, kunst-historica

Geraadpleegde literatuurDr. D.P.R.A. Bouvy, Kerkelijke Kunst 1; Schil-derkunst. 1965, p. 16 en p. 27-29.Claritas; Das Hauptaltarbild im Dom zu Sienanach 1260. Die Rekonstruktion. Lindenau-Museum, Altenburg 2001.De schilderijen van Museum Catharijneconvent,bestandscatalogus. 2002, p. 10 en p. 66.Goddelijk Geschilderd. Honderd meesterwerken vanMuseum Catharijneconvent. 2003, p. 22-26.Foto’s: Museum Catharijneconvent.

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Afb.3 Reconstructie

Afb.4 Madonna met kind

Page 8: Notiziario maart 2011

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Variatie is tegenwoordig mijn motto als iknaar taal kijk. Dat zal van de leeftijdkomen: als jouw taalzekerheden dagelijksondermijnd worden door het taalgebruikvan latere generaties, dan besef je des temeer hoe toevallig hettaalsysteem was waar-mee je in 1940 gecon-fronteerd werd. Variatiekan goed bestudeerdworden aan de hand vanvertalingen, en daaromben ik voor mezelf eenproject gestart, waarbijik zo veel mogelijk ver-talingen probeer te ver-zamelen van een enhetzelfde verhaal. Datverhaal is De dame met hethondje, van Tsjechov, datik nu al ken als The ladywith the lapdog, La dama(of la señora) del perrito enals La signora col cagnolino. En nog vele an-dere varianten. Dat hondje is in het Rus-sisch een Spitz; Emanuela Guercetti zegtdan ook Dietro di lei correva uno spitz bianco,Alfredo Polledro vertaalt dezelfde zin als lecorreva dietro un botolo bianco (‘een wit mor-mel’), en ik ben elders ook al een volpino te-gengekomen. Nederlanders hebben hetnatuurlijk over een keeshond. Tsjechov’soerversie had trouwens een mops. Dietwee Italiaanse vertalingen zijn beide uit2007, maar er ligt een hemelsbreed ver-schil tussen. Guercetti schrijft in modernItaliaans proza, Polledro hanteert dat watik maar het traduzionese noem. Je herkent

het meteen als je de vorm voor ‘u’ bekijkt:bij Guercetti spreekt hoofdpersoon Gurovzijn dame met Lei aan (behalve op hethoogtepunt waar het tu wordt); bij Polle-dro is het steevast voi, dat alleen nog maar

in vertaalde teksten ge-bruikt wordt (op hethoogtepunt is het trou-wens ook hier tu).Vergelijking van debeide vertalingen laatonmiddellijk zien wat dekenmerken zijn van diekunstmatige vertaaltaal.Het eerste kenmerk isnatuurlijk de dittongo mo-bile: sonare voor suonare.Verder de passato remoto:dové, waar Guercetti do-vette zegt. Ook de derdepersoon wordt andersuitgedrukt: Ella si mise aridere tegenover Lei rise,

en ‘Non morde,’ ella disse, e arrossì tegenover‘Non morde,’ disse e arrossì. Het verouderdeella wordt dus soms vervangen door hethuidige lei, maar meestal blijft het weg. Zogaat het ook met egli: Egli chiamò a sé carez-zevolmente il botolo wordt Chiamò lo spitz conun gesto affettuoso.De accordi zijn anders: c’era un odor di pro-fumi che ella aveva comprati… wordt si sentivaun profumo che aveva comprato… En son venutois tegenwoordig sono venuto.De omgeving ziet er wat moderner uit.Gurov leest niet langer tre gazzette maar tregiornali al giorno. Als ze dorst krijgen stond

er: Tutto il giorno s’era avuto voglia di bere eGurov sovente era entrato nel padiglione om li-monade en ijs te halen, maar nu wordt datQuell’aria metteva una gran sete, e nel corso dellagiornata Gurov era entrato spesso al chiosco. EnGurovs dochter noemt haar vader niet lan-ger Babbo maar papà.De woordkeus wordt ook luchtiger: il voltowordt il viso, un momento fa da basso nell’an-ticamera wordt poco fa giù nell’atrio, in plaatsvan avrebbe soggiornato a Jalta ancora circa unmese krijgen we sarebbe rimasta a Jalta ancoraun mesetto. Coricandosi, rammentò che wordtAndando a dormire ricordò che. En Andiamo davoi, proferì piano wordt Andiamo da Lei, dissesottovoce.En de conversatie wordt natuurlijker:‘Smetti, bella mia,’ egli diceva. ‘Hai pianto unpoco, e basta... Ora discorriamo, qualcosa esco-giteremo.’ verandert in ‘Smettila, tesoro,’ di-ceva, ‘basta piangere... Adesso parliamo, su,qualcosa troveremo.’Ik heb het verschijnsel al eerder beschre-ven (in apostrofo 19): het is het taalgebruikdat Italianen op het liceo leren. Maar nooiteerder heb ik zo’n fraaie tegenstelling tus-sen de beide taaltypes gezien als in dezevertalingen uit het recente 2007. Wel isduidelijk dat Guercetti een betere vertaal-ster is: idiomatischer en losser van het ori-gineel. Maar het taalregister waarover zebeschikt helpt wel degelijk; althans dat isde mening van een Nederlander, die naarde negentiende eeuw terug moet gaan omeen vergelijkbaar verschijnsel in zijn eigentaal aan te treffen.

Minne de Boer

Apostrofo 34

Page 9: Notiziario maart 2011

In mijn eerdere stukken voor het Notizia-rio heb ik het wel eens zijdelings over mijnactiviteiten als vertaler Italiaans-Neder-lands voor de Europese Unie gehad, en ditkeer wil ik er mijn hele stuk aan wijden. Jekunt op twee manieren actief zijn als ver-taler voor de EU: in vast dienstverband inBrussel of Luxemburg, of als freelancer –achter je bureau, in de trein, waar dan ook,en bij lekker weer natuurlijk op het balkon.Het verschil zit hem naast de locatie ook inhet soort teksten dat je vertaalt: de vastevertalers vertalen de meest officiële tek-sten, zoals de teksten van verordeningenen richtlijnen. Veel andere teksten, zoalsschriftelijke vragen uit het Europees Parle-ment en verslagen van plenaire debatten,worden door freelancers vertaald. Los vanhet Italiaans is het vooral in het begin evenwennen aan het jargon – want waaromheet de ene richtlijn een ‘richtlijn inzake‘ ende andere een ‘richtlijn betreffende‘, wat ishet verschil tussen gemeenschappelijk encommunautair, waarom is het nu eens %en dan weer procent – maar als je na eenproefperiode ‘vaste freelancer’ wordt,bouw je al snel routine op.Die routine bestaat voor een groot deel uithulpmiddelen. Natuurlijk is daar het uit-stekende woordenboek Italiaans-Neder-lands van Vincenzo lo Cascio, maar vooralde websites van de EU zelf bieden oplos-singen als er een bombastische brij aanmoeilijke termen op je scherm verschijnt.Zo zijn alle eerder gepubliceerde tekstenonline te raadplegen in alle talen, zodat jekunt zien hoe een andere vertaler een be-paald probleem heeft aangepakt. Daar-naast is er de terminologische databaseIATE, waarop je de officiële vertalingen vanallerlei termen kunt vinden, zoals namenvan agentschappen en juridisch jargon.

Wat maakt het interessant?Allereerst is het heel goed voor je Italiaansom EU-teksten te vertalen: als vertaler magje stoeien met een register dat je in het da-gelijks taalgebruik niet vaak gebruikt. Over

het algemeen schrijven de Italiaanse Euro-parlementariërs namelijk vrij wollig en ge-bruiken ze constructies die je voornamelijkin ambtelijke stukken tegenkomt. Daarbijvalt al gauw op dat veel parlementariërszich van vaste patronen bedienen en dataan het taalgebruik vaak de politieke kleurvan de parlementariër af te lezen is. Als ikde politici voor het gemak even over éénkam scheer, is mijn conclusie dat de libe-rale ALDE-fractie, waar de politici van Ita-lia dei valori deel van uitmaken, hetmoeilijkste taalgebruik uit de hoge hoedtovert. Zinnen van meer dan honderdwoorden, met zeeën van ruimte tussen hetonderwerp en de persoonsvorm, aange-vuld met vele juridische afkortingen en op-sommingen van regionale en plaatselijkebesluiten, zijn bepaald geen uitzondering.Hier schemert de juridische oorsprong vande partij door – oprichter Antonio di Pietrowas in de jaren negentig een beroemdopenbaar aanklager tijdens Tangentopoli,het politieke corruptieschandaal – net alshet geloof in het juridisch systeem om po-litieke problemen aan te pakken.Een tweede reden die het werk interessantmaakt, is de gevarieerdheid van de actueleonderwerpen. Vietnam, dioxine-eieren,subsidie voor wassenbeeldenmusea, ge-luidsoverlast op een industrieterrein, AungSan Suu Kyi, problemen voor bijenhoudersen geothermische energie in de Sahara, jekunt het zo gek niet bedenken of de parle-mentariërs bevragen er de Europese Com-missie of de Raad over. Soms zijn de on-derwerpen voorspelbaar – de Lega Nordstelt veel vragen over de oprukkende islam,en zo’n beetje alle partijen waren onlangsverenigd toen er een voorstel tot bestrij-ding van namaak werd aangenomen –maar soms kunnen de parlementsledenook verrassen. Zo blijkt diezelfde LegaNord in het Europees Parlement de felsteItaliaanse voorstander van hernieuwbareenergiebronnen te zijn. In talloze vragenpleit deze partij voor een verbod op kolen-centrales en voor subsidies voor windmo-

lens en allerlei andere innovatieve vormenvan energiewinning.De Italiaanse parlementariërs zijn volgenseen districtenstelsel gekozen en in hun vra-gen schemert dan ook iets vaker dan gemid-deld het belang van hun eigen regio door. Ikschat dat iets minder dan de helft van de vra-gen over nationale en regionale aangelegen-heden handelt, en de rest over ‘Europese’zaken. Overigens gaat het in veel gevallenom vele vragen, want van de tien parlemen-tariërs die de meeste schriftelijke vragenstellen, zijn er drie van Italiaanse afkomst:Mara Bizzotto (Lega Nord) staat op nummeréén met 414 vragen sinds juli 2009, haarfractiegenoot Oreste Rossi heeft 291 vrageningediend en Roberta Angelilli (Popolo dellalibertà) 279. Dat is toch een knappe oogst opeen totaal van 736 parlementariërs. Dezeverdeling over de fracties geldt voor de ge-hele Italiaanse delegatie, waarin opvalt datvooral de leden van de Partito Democraticoerg weinig vragen stellen in vergelijking methun collega’s ter rechterzijde van het poli-tieke spectrum. Het aantal gestelde vragenen geamendeerde verslagen zegt natuurlijkniet alles – maar het lijkt erop of de PartitoDemocratico ook op Europees niveaumoeite heeft zich te profileren.

WebsitesHoud de Italiaanse Europarlementariërs inde gaten via www.votewatch.eu. Op dezesite ziet u hoeveel en welke vragen, rap-porten, amendementen – enzovoort – deparlementariërs hebben ingediend, en ookhoe vaak ze aanwezig zijn. In de staart be-vindt zich bijvoorbeeld Hans van Baalen,die net iets vaker dan de helft van alle kerenaanwezig is bij de plenaire debatten.Wilt u Italiaanse officiële teksten vergelij-ken met Nederlandse? Eur-lex zet ze voor unaast elkaar:http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm.Officiële vertalingen van termen vindt u opIATE: http://iate.europa.eu/

Dennis Smit

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Een kijkje in de keuken van een EU-vertaler Italiaans

Page 10: Notiziario maart 2011

Invecchiare è scomodo in tutto il mondo,ma quando vent’anni fa ci siamo trasferitiin questa meravigliosa città per passarvi glianni della pensione, dunque diventaresempre …meno giovani, il problema misembrava, fin da subito, insuperabile.Ho cercato di studiare la realtà locale, di ca-pire come fosse possibile vivere da vecchi,spesso disabili, con difficoltà di vista o di mo-vimenti in una città dove ogni pietra del mar-ciapiede ha un livello diverso, e si inciampa ecade continuamente, dove non c’erano scivolinei marciapiedi o nelle scale (benché obbli-gatori per legge almeno negli edifici pub-blici), dove esisteva allora come ora unagrande casa del comune per anziani, tenutabene ma con camere da tre o quattro letti estanzoni in comune per chiacchierare… e inpratica tutta l’assistenza per i vecchi era ge-stita per tradizione da ordini religiosi, indi-spensabili, ma con rette da capogiro, soloperché offrivano camere singole, ma non percoppie (!) e un po’ di poltrone in più.Insomma ad una prima impressione laprospettiva era terrorizzante.Dove erano quelle strutture per anziani cheavevo conosciuto in Olanda negli anni ’60,con servizi sia in casine singole per i piùautosufficienti, o in case tipo albergo, conminiappartamenti dove andavo a trovare imiei suoceri e tanti soci anziani dellaDante Alighieri?A pensarci bene non era neppure quellauna soluzione ideale, perché lasciare lapropria casa piena di ricordi e di cose carenon costituiva certo un piacere, però, si di-ceva allora, la persona anziana così è sor-vegliata, assistita, curata, i figli stavanotranquilli anche se erano lontani. Neglianni ‘90, quando siamo tornati in Italia,anche in Olanda questo modello, per ra-gioni soprattutto economiche, era entratoin crisi, però mi sono chiesta da quando hacominciato a vivere a Verona e dintorni,come provvedevano lo stato o le regioni inItalia, anche nel ricco Nord-Est, ad una po-polazione che invecchiava sempre di più?In vent’anni io mi sono organizzata da solaper creare in casa nostra per me e per miomarito una rete di protezione tale e di ser-vizi, economicamente sostenibili, da af-frontare serenamente gli anni dellavecchiaia, facilitata anche dal vivere fuoricittà in collina, in una splendida natura enei pressi di un ospedale tra i più attrezzatidel Nord Italia.

Ma un anziano con minori disponibilitàeconomiche, che viva nel traffico e nellosmog della città, come poteva affrontarel’isolamento e la solitudine, naturale con-seguenza di una società sempre più frene-tica?Proprio in questi ultimi mesi ho scoperto,grazie al presidente del Comitato Dante diVerona, attivissimo nel campo del socialee responsabile di una delle decine di ‘case’per anziani di Verona, una realtà insospet-tata che mi stupisce sempre di più e chenon ho ancora del tutto scandagliata.Accanto agli insostituibili ordini religiosiper donne o per uomini, con le loro case diriposo per anziani, affollatissime, accantoad un paio di strutture pubbliche tipo ca-serma, in una città come Verona (ma anchea Vicenza e in gran parte del Veneto) si stamoltiplicando la presenza di una rete dicase di proprietà dei comuni ma gestite dauna associazione formata da volontari dalbellissimo nome di ‘Pro senectute’ soste-nuta economicamente dai club Lions dellacittà.Sono centri diurni per anziani, ‘punti di ri-ferimento di aggregazione sociale control’emarginazione e la solitudine’, così scriveun medico molto noto, Adolfo Porro, pre-sidente nazionale della Pro Senectute, inun libro che presenta l’attività dei tre di-stretti Lions del Veneto. Si tratta di strut-ture, spesso palazzi antichi ristrutturati,dotati di tele-soccorso e tele-controllo,dove per particolari casi sono a disposi-zione dei miniappartamenti indipendenti.Nella città di Verona sono una decina que-sti palazzi altrimenti caduti in rovina,sparsi per i vari quartieri e raggruppati

sotto la denominazione ‘Anziani protago-nisti del quartiere’.Io ne conosco per ora uno, quello di Pa-lazzo da Lisca Cavalli, in Via Interrasto Ac-quamorta 54, vicinissimo al centro storico,dove vado di frequente perché nel salonedel ’400 affrescato, bellissimo, si tengonospesso delle conferenze della Dante.Nella struttura ci sono sale e salette co-muni per la lettura o la televisione, per gio-chi sociali o feste di compleanno, o filmse conferenze, aperti sia a chi abita nel pa-lazzo sia a chi sta nelle proprie vecchie casenel quartiere e può così passare delle gior-nate in compagnia e chiedere consiglio eaiuto ad assistenti sempre presenti.Attualmente un quinto della popolazioneitaliana è costituito da ultra sessantacin-quenni e l’età media si sposta sempre piùverso i ‘grandi vecchi’ che significa ancheemergenze fisiche, necessità di assistenzapersonale assicurata da un esercito di ba-danti. Altro fenomeno recentissimo ita-liano, ben regolato in genere da strutturepubbliche e private, per l’impiego di donnedell’Europa dell’Est, ormai assolutamenteindispensabili nella società italiana e nellavita di moltissime famiglie con anziani omalati in casa.Una mia amica veronese docente di latinoe greco nei licei con un marito invalido unavolta ha trovato le traduzioni dei suoi sco-lari perfettamente corrette dalla badante dicasa, che era una collega russa latinista,che lavorava per mantenere i figli all’uni-versità. Donne coraggiose, ammirevoli, cene sono ancora al mondo, per fortuna.L’associazione Pro Senectute è nata nonperché la longevità sia malata, ma perfarne una fase della vita ancora ricca dipossibilità psicofisiche, di interessi peruna buona qualità della vita.L’Italia vera (che i giornali spesso nonfanno conoscere) che costituisce anche perme una continua sorpresa di cui vi parleròancora, spero, sa trasformarsi e miglioraread una velocità incredibile, soprattutto sefa appello alla generosità delle singole per-sone, a quella benzina inesauribile che cir-cola nelle vene di questa sorprendentesocietà, e ne alimenta il motore, e che sichiama volontariato.Ai miei tempi si chiamava amore per ilprossimo, ma basta intendersi.

Laura Schram-Pighi

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Invecchiare a Verona (1)

Page 11: Notiziario maart 2011

Over architectuur gaat deze besprekingmaar zeer ten dele, u krijgt een bloemle-zing van Berlage’s indrukken over eenscala aan onderwerpen. Tijdens zijn reismaakte hij niet alleen zoals van een archi-tect te verwachten was schetsen en teke-ningen, maar hij hield ook een verslag bij.Dat is onlangs in druk verschenen2. De in-leider van het boek, architect Herman vanBergeyk, typeert het verhaal dat Berlagemet potlood op 234 foliopagina’s schreefals ‘iets wat het midden houdt tussen eendagboek, een architectonische verhande-ling, een boek over Italië en gedachten overNederland’.

Uit de manier waarop hij formuleert zou jekunnen opmaken dat Berlage bij het schrij-ven lezers voor zich zag, maar over con-crete pogingen tot uitgeven is nietsbekend. Van latere reizen – Berlage wasvaker op pad in verre streken: Indië, Rus-land, Amerika – heeft hij publicaties ge-maakt. Dit reisverslag bleef lang eenonbekend dagboekachtig schrijfsel.

De reis was in 1881, Berlage was 25. Hijhad zijn studie afgerond, korte tijd op eenarchitectenbureau gewerkt en wilde Itali-aanse steden zien, ideeën opdoen. Dat dereis een jaar zou duren was niet gepland,

maar Italiëgangers namen in het verledenvaak ruim de tijd voor hun tochten, al werddat aan het eind van de negentiende eeuwminder gebruikelijk. Montaigne in 1573 enGoethe in 1783 trokken respectievelijkruim één en bijna twee jaar uit voor hun uitde literatuur bekende Italiëreizen.

Reizen naar Italië is in de eeuwen hiervoor,tot in de negentiende eeuw, een opvoe-dingsmiddel geweest. Jongelieden van ‘be-tere’ of ook wel van eenvoudige afkomstreisden, vanuit Engeland en andere West-Europese landen, al of niet vergezeld vaneen leraar, begeleider of knecht, naar(Frankrijk en) Italië, om iets van de cultuurte zien in landen waar de klassieke oud-heid nog alomtegenwoordig was: zijmaakten de zogenoemde ‘Grand Tour’, enover die reis schreven ze vaak een verslagje.Dat was meestal ook de eis van de beta-lende ouders. Over Nederlandse jongerendie deze ‘Groote Tour’ ondernamen,schreef mevrouw Anna Frank-van Westrie-nen in 1983 een lezenswaardig boek 3. Erzijn weinig Nederlandse ‘iconen’ zoalsBerlage er een was, van wie we zo’n reis-verslag kennen.

Het nu gepubliceerde reisboek is om eenaantal redenen interessant. Berlage geeftzo nu en dan als vakman architectonischebeschouwingen over wat hij mooi vindt enwaarom, en merkt daarbij grappige dingenop die u en ik niet zo gauw zouden zien.Daarnaast noteert hij ook veel over wat hijaan sociaal leven en gewoontes ziet, vooralals dat verschilt van thuis. Het boek geeftachtereenvolgens aantekeningen over zijnbezoeken aan Genua, Sicilië, Rome, Or-vieto-Perugia-Siena (die drie steden wor-den in veertien bladzijden samengepakt),Florence en Venetië. Bijna de helft van hetboek gaat over Rome. Ik geef, vaak met ci-taten, voorbeelden van waarover hij schrijften wat zijn commentaar is.

In Genua schrijft hij over de ‘wereldbe-roemde marmeren paleizen’:‘Men maakt zich dikwijls een verkeerdevoorstelling, alsof het uitsluitend marmerware, dat als materiaal voor hun bouw isgebruikt. Maar dat is hoofdzakelijk voor devestibules, de trots van Genua, bewaard.Men moet bedenken dat de straten daarslechts 6 à 8 meter breed zijn. De grootstepracht aan de façade op te offeren, zou ver-kwisting zijn geweest…’.Ook over Genua:‘Men was er zelfs zo zeer op uit een grootsgeheel te verkrijgen, dat dikwijls de eigen-aars van twee tegenover elkander gelegenpaleizen hun porticus in dezelfde as plaat-sten, zodat het perspectief over de straatzich verdubbelde. … Ik geloof niet dat inNederland ooit zoiets mogelijk zou zijn.Het overdreven begrip van eigendomsrechtis daar zo ingeworteld, dat men denkt: ‘hetis mijn huis, ik heb mij aan niemand te sto-ren, ik kan bouwen zoals ik wil.’Het beroemde kerkhof van Genua heeftonder meer twee lanen van zware cypres-sen:‘Wat zijn die pessimistische cypressen tochverrukkelijke bomen. Wat een tegenstel-ling met onze vaderlandse treurwilg, entoch niet minder in hun stomme welspre-kendheid. Wat een kleurenharmonie, dedonkergroene piek tegen de donkerblauwelucht; een slag in ‘t aangezicht van de zo-genaamde coloristen, die beweren datblauw en groen niet samengaan.’

Rome roept bij Berlage romantisch-be-wonderende gevoelens op. Hij haalt metinstemming Goethe aan die gezegd heeftdat iemand die Rome heeft gezien nooitmeer gelukkig, maar ook nooit meer on-gelukkig kan worden. Nooit meer geluk-kig, want het geluksgevoel dat Rome jegeeft vind je nergens anders terug, en nooitmeer ongelukkig, want de herinnering aanRome zal altijd balsem voor je ziel zijn.

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Hendrik Petrus Berlage’s1 verslag vaneen jaar reizen door Italië in 1881

Indrukken en ideeën van Nederlands toparchitect voordat hij beroemd was

H.P. Berlage (met helm) en vrienden, Florence, 1881

1 Hendrik Petrus Berlage stond aan de wieg van de moderne architectuur In Nederland. Hij bouwde onder meer de Koopmans-

beurs in Amsterdam (de ‘Beurs van Berlage’), het Gemeentemuseum in Den Haag, het St. Hubertusslot op de Hoge Veluwe; als ste-

debouwkundige ontwierp hij Amsterdam-Zuid, dat tussen 1915 en 1925 van de grond kwam.

2 H.P. Berlage, Italiaanse reisherinneringen. Bezorgd en ingeleid door Herman van Bergeyk. Rotterdam, 2010.

3 Anna Frank-van Westrienen, De groote tour. Tekening van de educatiereis der Nederlanders in de zeventiende

eeuw. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1983.

Page 12: Notiziario maart 2011

De praktische (toekomstige) bouwmeesterkijkt rond. Over het Colosseum schrijft hijdat deze ‘elliptische cilinder’ 88.000 men-sen kon bevatten, en dat die in vijf tot tienminuten kon worden ontruimd.‘Deze snelle ontruiming was bij een volko-men brandvrij gebouw strikt genomen on-nodig, maar voor onze hedendaagse the-aters zou zulk een eigenschap ten zeerstezijn gewenst. (…) De quintessens van zulkeen plan zou, met het oog op de uitgangen,ondanks de geheel andere eisen die tegen-woordig aan een schouwburg gesteld wor-den, zeer goed met een plan der moderneschouwburg te verbinden zijn, en ik geloofdat zich ook reeds stemmen dienaan-gaande hebben doen horen.’De resten van de Romeinse aquaducten,maar ook de toenmalige watertoevoer, ge-deeltelijk nog langs dezelfde banen, maak-ten Berlage enthousiast.‘Het is een heerlijk gezicht, vooral wanneerde warmte begint zich te doen gevoelen,die watermassa’s die zonder ophouden opieder plein (en er zijn er nogal enkele inRome) en in vele straten, hun verkwikkendgeruis doen horen. – Wat is men in ons wa-terland blijde wanneer ergens een straaltjewater in de hoogte spuit …’Berlage heeft kritiek op kleding die overalsteeds eenvormiger en oninteressanterwordt, al is het in Italië nog wel beter danin Nederland. Maar bloemenmeisjes zijnnog leuk gekleed.‘Is het wonder dat gij het bouquetje viool-tjes niet kunt weigeren dat U wordt aange-boden? Gij steekt het in Uw knoopsgat engeeft de lieve geefster twee soldi. –Waarom ziet men in Holland, dat toch eenbloemenland genoemd mag worden, enals zodanig ook in den vreemde beroemdis, geen bloemenmeisjes? De bloemenschijnen bij ons alleen het recht te hebbenin perkjes te moeten staan …’Hij noemt de mooie meisjes en vrouwen,de onbeduidende kranten, waar je je nietop kunt abonneren, de aandacht voor tele-grammen van Garibaldi (in 1881 was hetnog maar 11 jaar geleden dat Rome bij Ita-lië werd gevoegd, en Garibaldi leefde nog,zou in 1882 overlijden).In de stad ziet hij een‘onnoemelijk aantal ‘droskes’ (koetsjes).Zij staan op ieder plein, en rijden langs ie-dere straat, zodat men geen ogenblik opeen rijtuig hoeft te wachten. Door het op-lichten der rechterhand met zweep, vra-gende blik, en het woord ‘vuole’ vragen dekoetsiers U of ge een rijtuig nodig hebt, zij

hebben een merkwaardig talent vreemde-lingen te ontdekken, en zijn dan bijna nietvan het lijf te slaan. (…) Een Corso of ritkost slechts 80 centimes.’Italianen ruiken niet fris.‘Door het geraas en getier heen te wande-len kost enige overwinning, het is de on-dragelijke lucht. Reinheid is geen eigen-schap der Italianen.’ ‘De groentemarkt,waar alles door elkaar verkocht wordt, enniet zoals haar naam aanduidt, alleengroenten, is schilderachtig maar dikwijlsongelofelijk smerig.’Berlage’s oordeel over wat hij ziet aan ar-chitectuur, sculptuur en schilderkunst isorigineel en onafhankelijk. Waar nodigfundeert hij zijn mening en geeft hij uitleg.Hij maakt duidelijk waarom hij de niet zobekende architect Peruzzi heel goed vindt,en waarom volgens hem Michelangelo deenige is die de klassieke beeldhouwkunstevenaart of zelfs overtreft, en de grootstekunstenaar is die er ooit geleefd heeft.Men staat vroeg op maar gaat toch laatnaar bed, heel anders dan bij ons. ‘Eenavondbezoek bij een Italiaanse familie be-gint dan ook eerst om half 10, wanneermen bij ons al aan het ‘boterhammetje’gaat denken, dat zo’n gemarkeerd eindeaan de dag maakt; in Italië blijft men pra-ten tot laat in de nacht.‘Jammer dat er onder de mannen en jon-gelingen zoveel nietsdoeners en fattenrondlopen. (…) Zij zijn naar de laatstemode gekleed, en hun haar en knevel zit-ten onberispelijk. Hoe zou ook anders hetonnoemelijk aantal kappers kunnen be-staan. Ik heb nergens zoveel kapperswin-kels gezien als in Rome, in ’t algemeenItalië.’Carnaval had zijn volle aandacht:‘een kermis met bal in de open lucht; kra-men, tentjes, dansende paren enz. Hierwel de grappen van een hansworst, of dedolle streken van een pierrot met de vlug-heid van een harlekijn, maar binnen degrenzen. Wanneer ik hierbij de woeste hor-

den onzer kermissen vergelijk, die allesoverhoop smijten, dan is dit een ander ui-terste, en dan is een keuze niet moeilijk.Ons volk kent nu eenmaal geen fatsoen.’In de loop van de carnavalsdagen ‘neemthet aantal gemaskerden toe, ofschoon mijdit niet meeviel; de tijd dat een ieder, al ofniet gecostumeerd, een masker moet dra-gen, is voorbij’.

Ten slotte een paar van Berlage’s opmer-kingen over Florence. Rome vond hij nietmooi gelegen.‘Daarentegen is de omgeving van Florencevoor een ieder toegankelijk. Niet ten on-rechte schept ieder behagen in de lachendebegroeide heuvelen met dorpjes en villa’sbezaaid, schaduwrijke wegen, lange lanenen vruchtbare vlakten.’‘Florence is voor de kunstgeschiedenis deeerste stad van Italië. Zij is de wieg der Re-naissance.’ – ‘Reeds in de gothiek verrijst,naast de prachtige Dombouw, de prachtigefaçade van het raadhuis. Volgt mij naar dePiazza della Signoria in Florence, het be-roemde centraalplein van de stad, het ei-genlijke forum van de republiek. Het is hetPalazzo Vecchio dat het gehele plein be-heerst. Door dit gebouw krijgt de plaatshaar karakter. Men vraagt naar de oorzaakvan deze machtige werking?’Berlage’s antwoord:‘Een façade met een vestingbekroning, nl.kraagstenen en tinnen’enz. (met toelichting).Over de factor tijd:‘Door de tijd ontstaat de rustige warme tintdie de oude gebouwen een deel hunnerwaarde geeft.’Als je nu een exacte kopie zou maken vanhet Palazzo Riccardi zou het gebouw min-der mooi zijn:‘De grijsgroene steen is nieuw veel te vlek-keloos en vervelend van kleur. Laat haareerst een 600 jaar trotseren en zij zal ge-wonnen hebben.’Een laatste citaat:‘Ik geloof nog steeds dat het jammer is datFlorence geen hoofdstad gebleven is vanhet herboren Italië.’

Het boek is een tijdsdocument van het Ita-lië van de tweede helft van de negentiendeeeuw, en ook van hoe een Nederlanderdaarop reageert. De afbeeldingen in dit ar-tikel zijn uit het boek overgenomen.

Wim Rensink

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Piazza Santa Croce, Florence, 25 juni 1881

Page 13: Notiziario maart 2011

In de Dominicus stedengids Florence, diein mei 2011 zal verschijnen, vind je bijzon-dere, anekdotische verhalen achter degrootse architectuur, kunstwerken en his-torische figuren uit de meeslepende ge-schiedenis van deze onnavolgbare stad.Daarnaast wordt ruimschoots aandachtbesteed aan de geneugten van het modernestadsleven, en komen de talloze beziens-waardigheden uitgebreid aan bod. Zo pas-seren ook het Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen de revue.

Palazzo PittiPalazzo Pitti is het grootste renaissancepa-leis van Florence. Het werd door maar liefstzes generaties Medici bewoond. Zij maak-ten hun familie, mede dankzij de exorbi-tante feesten en banketten die zij erhielden, tot het meest befaamde Europesevorstenhuis van de zestiende en zeven-tiende eeuw. Na de Medici werd het PalazzoPitti vanaf 1733 bewoond door de Habs-

burg-Lorraines. Toen Florence tussen 1865en 1871 hoofdstad van het verenigde Italiëwerd, woonde hier de uit het huis van Sa-voye afkomstige koning Victor Emanuel II.De gigantische afmetingen van het huidigepalazzo (afb. 1; de façade is zo’n 200 mlang) behoren niet tot het originele ont-werp. Over een periode van maar liefst viereeuwen werd het paleis diverse malen ver-bouwd en uitgebreid.In opdracht van de succesvolle bankierLuca Pitti werd het originele palazzo tussen1457 en 1466 gebouwd. In tegenstelling totCosimo de Medici wilde hij juist wel pron-ken met zijn rijkdom en andere familiesnaar de kroon steken. Al in 1440 vatte Pittihet plan op een paleis te bouwen dat veelgrootser en mooier moest zijn dan de an-dere renaissancepaleizen die in die tijdwerden gebouwd. Het schijnt dat Pitti hetdoor Cosimo afgewezen ontwerp van Bru-nelleschi grotendeels gebruikt heeft, LucaFancelli zou het aangepast hebben. Co-

simo, die Brunelleschi’s ontwerp voor zijnhuis te groots vond, besloot namelijk meteen bescheidener ontwerp van Michelozzoin zee te gaan voor de bouw van het Pa-lazzo Medici.Pitti’s paleis omvatte slechts het centraledeel van het huidige bouwwerk: de poorten de twee verdiepingen daarboven, zevenramen breed. Aangezien Pitti besloten hadde competitie aan te gaan met de Medici ende Strozzi, moest zijn binnenplaats net zogroot zijn als het hele Strozzi-paleis, en deramen net zo groot als de poort van hetMedici-paleis. Nadat Pitti door zijn be-trokkenheid bij een samenzwering tegenPiero de Jichtige, door toedoen van de Me-dici bankroet ging, moest een nazaat hetpaleis en de Boboli-tuinen voor een prik-kie van de hand doen. Ironisch genoegkwam het in handen van de familie tegenwie de Pitti jarenlang streden. Voor noggeen 9000 florijnen werd het gekocht doorEleonora van Toledo, de vrouw van Hertog

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen

Afb.1 De entree van Palazzo Pitti

Page 14: Notiziario maart 2011

Cosimo I. Na de verhuizing werd het voor-malige stadhuis dat onder Cosimo een her-togelijk paleis was geworden, het PalazzoVecchio genoemd, het ‘oude’ paleis.De Medici lieten het paleis tussen 1558 en1570 door Bartolomeo Ammanati met tweevleugels uitbreiden, en na 1618 werd hetverbreed door Giulio Parigi. Maar de hui-dige vorm en inrichting dankt het gebouwaan het Oostenrijkse huis van Lorraine, datde Medici-dynastie opvolgde in 1737.De maniëristische binnenplaats, die door-gang biedt naar de Boboli-tuinen, werd ookdoor Bartolomeo Ammanati ontworpen.Het drukke spel van verschillend gevormdebouwstenen geeft iedere verdieping eenander karakter. De cortile werd op 11 mei1589 onder water gezet tijdens festiviteitenrond het huwelijk van Ferdinand de‘ Medicimet Christina van Lorraine. Net zoals datin de oudheid gebeurde, werd toen een zee-slag nagespeeld.In het gebouw zijn, naast de beroemdeGalleria Palatina ook een aantal andere in-teressante musea gevestigd: de Galleria delCostume, de Galleria dell’Arte Moderna,

het Museo degli Argenti, en het Museodelle Carozze.Het hoofdmuseum van het Palazzo Pitti isde Galleria Palatina, inclusief de Apparta-menti Reali, de koninklijke vertrekken.Deze bevinden zich op de bovenverdiepingvan het paleis, en vormen een fascinerenddecor voor de meer dan vijfhonderd top-stukken (overwegend uit de vijftiende totachttiende eeuw) die hier te bewonderenzijn. Al in 1828 werden de deuren van dezegalerij voor het publiek geopend, door Le-opold II van Lorraine zelf.In de rijk gedecoreerde ruimtes vind je eengroot deel van de privécollectie van de Me-dici, net als in de Uffizi. Het grote verschilis, dat de beelden en schilderijen zich hierin de voormalige woonvertrekken van devroegere bewoners bevinden, en zo hunsmaak op het gebied van decoratie en dekunsten onthullen. De werken zijn dichtopeen gehangen op basis van hun vorm enkleuren, om een harmonieus geheel te vor-men met de aanwezige meubels, beeldenen beschildering van het plafond. Iederekamer heeft een ander karakter, thema en

kleur. De plafonds werden tussen 1641 en1647 beschilderd door Pietro da Cortonaen Ciro Ferri.Aangezien de schilderijen op esthetischegronden en op basis van hun vorm en af-metingen hun plaats aan de muur hebbengekregen, is hier geen sprake van enigechronologie zoals in de Uffizi, waar deontwikkelingen in de schilderkunst ge-makkelijk te volgen zijn. Dat mag de pretniet drukken: je vindt hier topstukken vande hand van Ghirlandaio, Botticelli, Fi-lippo en Filippino Lippi, Raphael, Andreadel Sarto, il Perugino en van ‘buitenlan-ders’ als Titiaan, Tintoretto, Veronese, Ru-bens en Van Dyck.De collectie is voor een groot deel opgebouwduit de omvangrijke kunstverzameling van Fer-dinand II, die deze naliet aan zijn zoon Co-simo III. Ook de collecties van drie vanCosimo’s ooms (Leopold, Gian Carlo enCarlo) en zijn zoon Ferdinand vielen hem toe.De Boboli-tuinen (afb. 2) strekken zichachter het Palazzo Pitti uit en vormen eenheerlijk park dat bijna een openluchtmu-seum is met talloze beelden, fonteinen,grotten en een heuse obelisk. De opper-vlakte bedraagt zo’n 45.000 m2 en bestaatgrotendeels uit grasvelden, hagen, bloem-perken en bomen. Nadat Eleonora, devrouw van Hertog Cosimo I, het Pitti-pa-leis had gekocht, wenste zij ook een tuin.Het land achter het paleis werd dan ook di-rect van diverse eigenaren aangekocht.Volgens sommigen is aan een van dezen(Bogoli) de naam van de tuinen te danken.Volgens anderen stamt de naam van hetmiddeleeuwse woord Boboli, wat gebruiktwerd om bebossing aan te duiden. HoewelTribolo in 1550 met de aanleg begon, zou-den de tuinen pas in de zeventiende eeuwgereed komen nadat verschillende archi-tecten zich over de moeilijkheid van desteile helling hadden gebogen. Voor debouw van het paleis waren namelijk stenenuit de heuvel gehouwen. Het resultaat iseen prachtig voorbeeld van renaissance-tuinarchitectuur.In de Dominicus stedengids Florence vindje verdere, meer specifieke informatie overde kunstwerken die de Galleria Palatina(en de overige musea) sieren, en daarnaasteen uitgebreide beschrijving van de Boboli-tuinen, inclusief het Forte di Belvedere.

Esther van Veen

Dominicus stedengids Florence.ISBN 9789025748388

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

Afb.2 Vanaf Palazzo Pitti en de Boboli-tuinen heb je een schitterend uitzicht op het oude centrum van Florence

Page 15: Notiziario maart 2011

Il cappello del prete van Emilio De Marchi(1851-1901) geldt als de eerste romanzo gial-lo van Italië. Hij is geschreven in 1888, dusnet voordat Sherlock Holmes ten toneleverscheen, en eerst gepubliceerd als feuil-leton in een Milanese en een Napolitaansekrant. In het voorwoord van de boekuit-gave verklaart de auteur zich verheugd overzijn 100.000 lezers, die het bewijs voerenvan de goede smaak van het Italiaanse le-zerspubliek, dat kennelijk niet alleenFranse flutromannetjes leest.

De moordenaar is een aan lager wal ge-raakte baron (‘u barone‘) met speelschul-den en een vrekkige priester (‘u prevete‘)die in zijn lange leven een geweldig ge-heim kapitaal heeft opgebouwd. De baronmoet binnen veertien dagen een hypotheekterugbetalen; anders wordt hij, tot groteschande voor zijn geslacht, voor het ge-recht gedaagd. De priester heeft ooit dewinnende nummers van de lotto voorspelden wordt nu regelmatig belaagd door armeNapolitanen die hem smeken om de win-nende nummers; hij is zelfs al eens ont-voerd door de Camorra, reden waarom hijgraag uit de circulatie wil verdwijnen. Detwee vinden elkaar in de verkoop van hetkasteel van de baron, waarvan de aartsbis-schop graag een luxe conferentieoord wilmaken; prete Cirillo biedt baron Santa-fusca genoeg om er nog wat van over tehouden en wil het kasteel dan aan de aarts-bisschop doorverkopen voor het drievou-

dige van wat hij ervoor betaalt. Alles moetin het geheim bekonkeld worden tijdenseen bezoek van de priester aan het kasteel,waar niemand van af mag weten.De baron is een libertijn, die tot mottoheeft dat alles geoorloofd is als je er zelfmaar beter van wordt. Hij besluit daaromdat de priester, die geld en effecten mee-genomen heeft, maar beter uit de weg ge-ruimd kan worden en in een put in eenonderaards gewelf verdronken. De per-fecte misdaad! Maar er komt een kink in dekabel. De priester had aan een hoedenma-ker drie winnende nummers geleverd, inruil voor een prachtige nieuwe hoed. Hijverliest die hoed in het kasteel; de hondvan de baron vindt hem en brengt hemnaar de huismeester. Kort daarna sterft dehuismeester, een brave priester uit hetdorp begeleidt zijn sterfbed en neemtdaarna de hoed mee. Braaf als hij is krijgthij wroeging en stuurt de hoed op naar dehoedenmaker wiens label erop staat. Dezeheeft net een half miljoen in de lotto ge-wonnen; de pers maakt zich meester vanhet verhaal en legt de link met de verdwe-nen priester wiens hoed in kasteel Santa-fusca gevonden is. De baron raakt inpaniek en hoewel hij allerlei uitstekendeverhalen uitgedacht heeft begint hij in eenonschuldig gesprek met de behandelenderechter zijn alibi‘s te verwarren en tenslotte moet hij bekennen.Het verhaal is een giallo van vóór SherlockHolmes en van lang voor de klassieke En-gelse detective. Het houdt zich dan ookniet aan de strenge regels van dat genre. Demisdaad wordt vanaf de eerste hoofdstuk-ken voorbereid en in hoofdstuk 4 lezen wede hele gang van zaken. Er is niet echt eendetective, alleen een wat vrijblijvend justi-tieel apparaat; de plot draait om de nasleepvan de moord en de dader is de onbetwistehoofdpersoon. En de rol van de lotto enandere spelingen van de fortuin is natuur-lijk ook verboden bij de scherpslijpers vanhet genre.Het is wel een spannend verhaal, waarinwe zien hoe de baron steeds meer in hetnauw gedreven wordt. Het speelt in Napelsin de periode waarin die stad haar hoofd-stadfunctie kwijt geraakt is en alleen nogmaar een verarmde grote stad is. Dat Na-pels ontmoeten we in alle facetten van hetleven, in personages die weliswaar typetjes

zijn, maar wel Dickens-achtige typetjes(Dickens was ongetwijfeld een grote inspi-rator voor De Marchi). Ook de stad zelf isheel aanwezig: er is een mooie beschrij-ving van de baai bij avond.De moraal is ook Dickens-achtig. De baronis een losbol, al heeft hij nog een vage her-innering aan goede ervaringen uit zijnjeugd overgehouden. Hij heeft lak aan allesen iedereen, en dat wordt uiteindelijk be-straft. Wroeging en een geweten mag je heteigenlijk niet noemen, maar wel wordt hijin de laatste bladzijden gek van de contra-dicties in zijn verhaal.De vorige keer besprak ik L‘assassinio di viaBelpoggio van Svevo. Een van de extraatjesin mijn lectuur van Il cappello del prete washet speuren naar analogieën tussen beideteksten. In beide ligt het accent op dedader; deze handelt vanuit een volstrektegoïstisch standpunt, maar bij tegenslagneigt hij ertoe een eigen schijnwereld tecreëren. Ook hier wordt het woord sognogebruikt. In beide teksten is sprake van eenhoofdpersoon die de positie waarin hij isopgevoed niet kan handhaven. In beideteksten speelt de maatschappij een rol viade krant (die ook hier Il Piccolo heet). Inbeide teksten eindigt het verhaal met eenbekentenis, afgelegd tegenover een sym-pathieke overheid. In beide teksten draaitde plot om de verschillende gedragingenvan de hoofdpersoon ten opzichte van depersonen met wie hij in direct contact is;heel vaak zijn dat vrouwen met wie hij ge-makkelijk een, tamelijk eenzijdige, relatieopbouwt. En in beide teksten is een hoedhet voornaamste bewijsstuk.Als we in aanmerking nemen dat we hieraan het begin staan van de Italiaanse gial-lo, dan hebben we hier een paar elementente pakken die er misschien karakte- ristiekvoor zijn. Dat is in ieder geval een motiefom in de gaten te houden. Los daarvanhoop ik te hebben laten zien dat we hiermet een interessante tekst uit de Italiaansegiallo-canon te maken hebben. Hij is ge-makkelijk op internet te vinden, ondermeer via de tekstenverzameling van liberli-ber (progetto Aldo Minuzio). Intikken vande naam De Marchi geeft daar een portretvan de auteur (niet te verwarren met deoperazanger met dezelfde naam).

Minne de Boer

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

uit de hist orie van de giallo italiano (2)

Emilio De Marchi – Il cappello del prete

Page 16: Notiziario maart 2011

Aantal personen: 4Benodigde tijd: bereiden 20 min., afkoelen10 min.

Ingrediënten1 teentje knoflookeen handvol basilicumeen soeplepel groentebouillon (of warmwater)2 sjalotjes1 aubergine (300 gram)4 eetlepels olijfolie om in te bakken½ spaanse peper60 gram pijnboompitten5 gedroogde tomaatjes200 gram zachte (schapen)kaas, bijv.(halfharde) ricottakaas, mozzarella offeta, in blokjesextra vergine olijfolie400 gram rigatoni

Deze snel te bereiden Italiaanse maaltijd-salade zit vol mediterrane smaken, zoalsaubergine, gedroogde tomaten, knoflook,basilicum en pijnboompitten. Het peper-tje geeft een pikante smaak aan het gerechtterwijl het toch lekker licht blijft. Zowellauwwarm als koud een heerlijke hoofd-maaltijd. Buon appetito!

Zet eerst een grote pan met ruim water opvoor de pasta.

Snijd ondertussen de gedroogde tomaat-jes in reepjes en snijd de aubergine in blok-jes van ongeveer 2 centimeter.

Hak het teentje knoflook, de ui en de chi-lipeper fijn en laat even aanfruiten in eenpan met 4 eetlepels olijfolie. Voeg vervol-gens de aubergine toe, wat zout en de ge-droogde tomaatjes.

Roer even door en voeg een soeplepelgroentebouillon of warm water toe en laatpruttelen tot de aubergine zacht is gewor-den en het vocht verdampt is. Breng als jewater in plaats van bouillon gebruikt opsmaak met nog wat zout.Voeg zodra het pastawater kookt eerstruim zout toe en dan de pasta.

Rooster intussen de pijnboompitten in eendroge koekenpan.Giet de pasta af zodra deze gaar is en vangeen klein beetje kookvocht op. Meng depasta met een scheutje kookvocht goeddoor het auberginemengsel en laat evenafkoelen.Meng er zodra de pasta lauw is, de pijn-boompitten, kaas, gescheurde basilicum-blaadjes en een scheut extra vergine olijf-olie doorheen. Je kunt de salade directserveren (lauwwarm) of koud.

Elisabetta CascinoMeer heerlijke Italiaanse recepten opwww.zitizitoni.nl

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

che cosa bolle in pent ola

Insalata di pasta con melanzane en pomodori secchiPastasalade met aubergine en gedroogde tomaatjes

– 16 –

Page 17: Notiziario maart 2011

Il significato e l’uso di questi tre verbi ita-liani non è sempre chiaro agli studentistranieri. Le differenze sono in realtà piut-tosto evidenti e vale la pena approfondirleper evitare malintesi.

Potere o sapere?Questi due verbi italiani si traducono en-trambi con il verbo olandese ‘kunnen’, mahanno due diverse sfumature di signifi-cato. Nello specifico, con ‘potere’ si indicaqualcosa che si ha la possibilità o l’occa-sione di fare, mentre con ‘sapere’ si sotto-linea di avere le conoscenze necessarie o lacapacità di fare qualcosa.

EsempiOggi non posso suonare la chitarra perchémi fa male il polsoNon so suonare la chitarra, ma mi piace-rebbe molto imparare.In vacanza potevamo sciare tutti i giorniNon ci siamo divertiti molto in montagna,perché i nostri amici non sapevano sciare

Ti piacerebbe poter lavorare di meno?Ti piacerebbe sapere andare a cavallo?

Sapere o conoscere?Oltre a riferirsi all’abilità che si impara conlo studio, l’esercizio o l’esperienza, ‘sa-pere’ esprime anche l’idea di ‘essere a co-noscenza di qualcosa’. In questa accezioneè bene ricordare che, se usato alla formanegativa, il verbo sapere richiede l’uso delcongiuntivo.

EsempiSai a che ora parte il treno per Torino?No so dove lavori LuciaNon sapevamo che fine avesse fatto il gattodei viciniAvete saputo che Paolo e Teresa si sposanoin giugno?‘Conoscere’ si riferisce sia alla circostanzadi conoscere qualcosa o qualcuno, sia al-l’atto di fare conoscenza con qualcuno

EsempiConosci l’ultimo libro di Eco?Vorrei conoscere i tuoi genitoriConoscevamo bene la strada per Parmaperché la percorrevamo tutti i giorniFlavio e Valeria si sono conosciuti in va-canza in Spagna

Francesca Sfondrini

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2011 – nummer 1

l’angolo della lingua (15)

Potere, sapere e conoscere

Bed en Breakfastin Valpolicella

Bed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in het dorpje Prun, in deprovincie Verona, ongeveer 6 km van Negrar, 15 km vanVerona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van de Valpolicellastreek, in hetnatuurpark van Lessinia met een uitzicht over de Povlaktewaarachter je de Apennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau en heeft ’s zomers eenbuitengewoon aangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3 tweepersoonskamers, metgemeenschappelijke badruimte, keukenhoek, balkon engarage.

Desgewenst wordt het ontbijt geserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Telefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33

Famiglia Degani

Appartement inValpolicella te huurnabij Verona en het Gardameer

in een vrijstaande villa met grote tuin en boomgaard op500 m hoogte, 16 km van Verona en ca. 20 km. van hetGardameer.

Rustig gelegen te midden van de heuvels en wijngaarden inde streek Valpolicella.

Geschikt voor 2 tot 4 personen.

Prijs voor 2 personen € 350,– per week, alles inbegrepen.

Inlichtingen bij M.G. Schram, Leeuwarden, tel. 058 – 216 64 78,of bij K. Schram en Laura Pighi, Negrar, Verona (Italië),e-mail: [email protected]. 0039 – 045 – 750 0484