Notiziario 2013 (maart)

19
Van de redactie –1– Wanneer deze Notiziario verschijnt weten we hoe de Italianen op 24 februari gestemd hebben en zijn de kardinalen (van 80-) in Rome in conclaaf geweest om uit te maken wie de nieuwe paus wordt. Nu wij dit schrijven is de wereld nog maar net beko- men van het opmerkelijke bericht van af- treden uit het Vaticaan. Wij Dante-leden kunnen weinig anders dan de dingen die komen gaan afwachten. Waar wij, ‘van de redactie’, wel de hand in hebben is ons blad, en wij hebben u weer een goed ge- vuld nummer te bieden met deze eerste Notiziario van 2013. En wie weet, wellicht maakt Minne de Boer, sinds kort geabon- neerd op LEspresso, ons in de volgende No- tiziario deelgenoot van enkele diepzinnige opmerkingen uit dat blad naar aanleiding van de uitslagen van 24 februari én de ver- kiezing van de volgende paus... Wij vragen maar meteen uw aandacht voor de zoals altijd opmerkelijke bijdrage van onze trouwe Italiaanse correspondente Laura Schram-Pighi: zij doet een oproep namens de associazione Flangini om tot nu toe onbekend werk van de schilder Gi- useppe Flangini (1898-1961) bekendheid te geven. Is er onder de lezers iemand die zijn werk kent, misschien zelfs iets van hem in huis heeft? Leest u haar verhaal, het is om meer dan één reden de moeite waard. Bovendien kunnen wij aan haar rijtje Italianen die in het verle- den om uiteenlopende redenen, maar vooral vanwege l’amore, naar Nederland toe kwamen om er langdurig te blijven, de schrijver Marino Magliani toevoegen. Dante Utrecht heeft het geluk gehad hem zowel in levenden lijve als via Carlo Giordano en ver- taler Roland Fagel te leren kennen. Behalve Laura Schram-Pighi in deze Noti- ziario nog een schrijver van Italiaanse bodem: Gandolfo Cascio, bekend als do- cent aan de Universiteit Utrecht én voor Dante Utrecht. Zijn bijdrage is gewijd aan de poëzie van Michelangelo. Geen eenvou- dige kost! Schud uw kennis van het Itali- aans flink op en u zult beloond worden. Van docente en bestuurslid Elena Valbusa hebben wij opnieuw een Italiaanse uit- drukking waarvan zij de herkomst uitlegt – zowel in het Italiaans als in het Neder- lands, wat wilt u nog meer. Ook onze immer actieve en opmerkzame Minne de Boer is weer vertegenwoordigd, met een Apostrofo en een nieuwe afleve- ring over de Italiaanse giallo, deze keer ge- wijd aan een roman van Leonardo Sciascia. U bent vast nieuwsgierig geworden. En u zult nog méér aantreffen. Kijkt u maar verder. Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter | Jeroen Torenbeek 2 Programma Dante Utrecht voorjaar 2013 2 Dante Amersfoort: Jaap van Osta over ‘Italië en zijn monarchie’ 3 L’identità italiana a 150 anni dall’Unità: note di sdegno e d’amore | Monica Jansen 3 Taalcursussen: samenwerking Dante en Babel | Dennis Smit 5 Lo sapevate che…(15) | Elena Valbusa 6 Idee per l’Happy Hour da Bonardi Marina Warners 7 ‘Giochi e sport tradizionali italiani’ Ciska van der Glas (verslag) 8 Het ‘Breviarium Grimani’ | Ciska van der Glas (verslag) 8 De Veneto en de Vecht: het landschap en de villa’s | T. Dunning-Kattouw (verslag) 11 Italia-Olanda, andata e ritorno: Giuseppe Flangini, pittore | Laura Schram-Pighi 13 Apostrofo 42 | Minne de Boer 14 La poesia di Michelangelo | Gandolfo Cascio 15 Uit de geschiedenis van de giallo (8) Minne de Boer 16 Een week Trentino-Alto Adige, vervolg Ciska van der Glas 18 Tentoonstellingen in Italië 19 ontwerp: blauwblauw-design | bno NOTIZIARIO maart 2013 – nummer 1 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 kopij voor nummer 2 graag vóór of op 15 mei.

description

De Notiziario is het verenigingsblad van de Società Dante Alighieri Utrecht

Transcript of Notiziario 2013 (maart)

Page 1: Notiziario 2013 (maart)

Van de redactie

– 1 –

Wanneer deze Notiziario verschijnt wetenwe hoe de Italianen op 24 februari gestemdhebben en zijn de kardinalen (van 80-) inRome in conclaaf geweest om uit te makenwie de nieuwe paus wordt. Nu wij ditschrijven is de wereld nog maar net beko-men van het opmerkelijke bericht van af-treden uit het Vaticaan. Wij Dante-ledenkunnen weinig anders dan de dingen diekomen gaan afwachten. Waar wij, ‘van deredactie’, wel de hand in hebben is onsblad, en wij hebben u weer een goed ge-vuld nummer te bieden met deze eersteNotiziario van 2013. En wie weet, wellichtmaakt Minne de Boer, sinds kort geabon-neerd op L’Espresso, ons in de volgende No-tiziario deelgenoot van enkele diepzinnigeopmerkingen uit dat blad naar aanleidingvan de uitslagen van 24 februari én de ver-kiezing van de volgende paus...Wij vragen maar meteen uw aandacht voorde zoals altijd opmerkelijke bijdrage vanonze trouwe Italiaanse correspondenteLaura Schram-Pighi: zij doet een oproepnamens de associazione Flangini om totnu toe onbekend werk van de schilder Gi-useppe Flangini (1898-1961) bekendheid tegeven. Is er onder de lezers iemand die zijnwerk kent, misschien zelfs iets van hem inhuis heeft?

Leest u haar verhaal, het is om meer dan éénreden de moeite waard. Bovendien kunnenwij aan haar rijtje Italianen die in het verle-den om uiteenlopende redenen, maarvooral vanwege l’amore, naar Nederland toekwamen om er langdurig te blijven, deschrijver Marino Magliani toevoegen. DanteUtrecht heeft het geluk gehad hem zowel inlevenden lijve als via Carlo Giordano en ver-taler Roland Fagel te leren kennen.Behalve Laura Schram-Pighi in deze Noti-ziario nog een schrijver van Italiaansebodem: Gandolfo Cascio, bekend als do-cent aan de Universiteit Utrecht én voorDante Utrecht. Zijn bijdrage is gewijd aande poëzie van Michelangelo. Geen eenvou-dige kost! Schud uw kennis van het Itali-aans flink op en u zult beloond worden.Van docente en bestuurslid Elena Valbusahebben wij opnieuw een Italiaanse uit-drukking waarvan zij de herkomst uitlegt– zowel in het Italiaans als in het Neder-lands, wat wilt u nog meer.Ook onze immer actieve en opmerkzameMinne de Boer is weer vertegenwoordigd,met een Apostrofo en een nieuwe afleve-ring over de Italiaanse giallo, deze keer ge-wijd aan een roman van Leonardo Sciascia.U bent vast nieuwsgierig geworden. En u zultnog méér aantreffen. Kijkt u maar verder.�

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter | Jeroen Torenbeek 2

Programma Dante Utrecht voorjaar 2013 2

Dante Amersfoort: Jaap van Osta over‘Italië en zijn monarchie’ 3

L’identità italiana a 150 anni dall’Unità:note di sdegno e d’amore | MonicaJansen 3

Taalcursussen: samenwerking Dante enBabel | Dennis Smit 5

Lo sapevate che…(15) | Elena Valbusa 6

Idee per l’Happy Hour da BonardiMarina Warners 7

‘Giochi e sport tradizionali italiani’Ciska van der Glas (verslag) 8

Het ‘Breviarium Grimani’ | Ciska van derGlas (verslag) 8

De Veneto en de Vecht: het landschap ende villa’s | T. Dunning-Kattouw (verslag) 11

Italia-Olanda, andata e ritorno: GiuseppeFlangini, pittore | Laura Schram-Pighi 13

Apostrofo 42 | Minne de Boer 14

La poesia di Michelangelo | GandolfoCascio 15

Uit de geschiedenis van de giallo (8)Minne de Boer 16

Een week Trentino-Alto Adige, vervolgCiska van der Glas 18

Tentoonstellingen in Italië 19

ontwerp:blauw

blauw-design

|bno

N O T I Z I A R I Omaart 2013 – nummer 1

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

k o p i j v o o r n u m m e r 2 g r a a g v ó ó r o f o p 1 5 m e i .

Page 2: Notiziario 2013 (maart)

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Regelmatig duikt het verhaal weer op datEskimo’s geen woord voor sneeuw heb-ben. Geen woord voor sneeuw, waar zejuist zoveel van hebben? Inderdaad, geenwoord voor sneeuw, althans niet een alge-meen dekkend woord voor het totale be-grip. Wel hebben ze tientallen woordenom de verschillende soorten sneeuw aan teduiden, zoals plaksneeuw, stuifsneeuw,‘de eerste sneeuw die over een ijzige on-dergrond is gevallen’, en ga zo maar door.

Zouden we zoiets ook in Nederland heb-ben? Een woord dat niet bestaat, terwijl wevoor alle specifieke deelbetekenissen welwoorden hebben? Laten we het eens pro-beren met water. Langgerekt water. En in-derdaad, we hebben kanalen, sloten,

grachten, vaarten, dreven, singels, en nogveel meer ‘langgerekte waters’. In het Ita-liaans lijkt het woord canale voor vrijwel aldeze woorden dekkend. Aardig om aanItalianen te vertellen: Eskimo’s hebbengeen woord voor neve, en Nederlandersgeen woord voor canale.

Maar hoe zou het in Italië zitten met niet-bestaande woorden voor grote begrippen?Toch maar eens aan mijn Piemontesevrienden vragen wat het algemene woordvoor bergtop is. U raadt het al: ze komener niet uit. Er is wel een woord voor top, ofpunt, maar dat is weer niet exclusief voorbergen. Ze komen met tal van woorden:voor afgeronde toppen, platte, puntige,hondenhokvormige toppen. Maar ze wor-

Van de voorzitter

Cursus Petrarca door dr. José van derHelm met muzikale Petrarca-avondVrijdag 5, 12 en 19 april, 20.00 uur, Janskerk-hof 30, leden € 45,– | niet-leden € 52,50Aanmelding noodzakelijk:[email protected] of via de sitehttp://www.danteutrecht.nl/inschrijven-cult.phpTwee inleidende avonden door dr. José vander Helm, docent Italiaanse literatuur aande Universiteit Utrecht, gevolgd door eenmuzikale avond, met veelal zestiende-eeuwse stukken en op muziek gezette ge-dichten van de dichter, door het trio ‘Ilpiacere’ (zang, luit en viola da gamba).Aan het begin van de Italiaanse, maar ookEuropese letterkunde staat op eenzame

hoogte de triade Dante, Petrarca en Boc-caccio. Drie schrijvers die zowel gebruikmaken van het Latijn als het Italiaans. Ditjaar besteden we aandacht aan één vandeze drie schrijvers: Francesco Petrarca(1304-1374), ook wel de vader van het hu-manisme genoemd. Waarom dit zo is zul-len we de eerste avond zien aan de handvan zijn beroemde beschrijving (in het La-tijn) van de beklimming van de Mont-Ven-toux, die hij in het jaar 1336 gemaakt zouhebben.De invloed van Petrarca is enorm geweest,niet alleen door zijn werken in het Latijn,maar ook door zijn poëzie in het Italiaans.De ‘Italiaanse’ Petrarca is vooral bekendals schepper van de Canzoniere, een ver-zameling gedichten (sonnetten) die zijnidealiserende liefde beschrijft voor Laura.De tweede avond zullen we Petrarca’s lief-desgedichten lezen, waarvan er in de eeu-wen daarna vele op muziek zijn gezet.

Spaghettata SponsoravondWoensdag 8 mei 2013, Janskerkhof 30, deel-name € 17,50 p.p. inclusief drank en eten (spa-ghetti en antipasti vari).Tijdens deze avond zal ook een korte filmgetoond worden en zal Jeroen Torenbeeku onderwerpen aan zijn ‘Italiëquiz’. Dezeavond is bedoeld als gezellig samenzijn,om het verenigingsgevoel te vergroten enom een nieuwe categorie leden te lanceren:de ‘Amici della Dante’, die tegen een hoger

lidmaatschapsbedrag kosteloos aan decultuurcursussen mogen deelnemen. Na-dere informatie volgt; aanmelden is nood-zakelijk en kan alvast [email protected]

Il giro enogastronomico d’Italia, lageografia attraverso i prodotti dieccellenza met sommelier en vinologeBarbara SummaVrijdag 10, 24 en 31 mei, 20.00 uur, Janskerk-hof 30 ALeden: € 42,50 per avond, helecursus: € 120Niet-leden: € 50 per avond,hele cursus: € 140 euro

Aanmelding noodzakelijk:[email protected] of via de sitewww.danteutrecht.nl/inschrijven-cult.phpLezione 1: Le terre del nebbiolo e del Pinotgrigio (Nord)Lezione 2: Le terre del Sangiovese (Centro)Lezione 3: Le terre del Greco (Sud e Isole)Durata di ogni lezione, con degustazionedi 3-4 vini e stuzzichini adeguati con cuiposso spiegare i prodotti DOP italiani: 2,5ore; non occorre cenare prima perchémangiamo a lezione.

Programma Dante Utrecht voorjaar 2013

den het niet eens over dat ene woord.

Gelukkig bestaat er in Utrecht wel eenenkel woord voor Italiaanse taal en cultuur.En dat is: Dante Alighieri Utrecht. We zienu graag binnenkort weer bij onze cursus-sen en lezingen, en bij onze spaghettata( fatta in casa!).

Jeroen Torenbeek

Page 3: Notiziario 2013 (maart)

Locatie voor lezingen en cultuurcursus-sen: Janskerkhof 30 ADante Utrecht maakt voor de meeste lezin-gen en cultuurcursussen gebruik van hetpand Janskerkhof 30 A, het witte pand dataan de Janskerk is vastgebouwd. Parkerenkan op het Janskerkhof, maar het aantalplaatsen is beperkt. Een alternatief voorwie met de auto komt, is de parkeergarageaan de Springweg. Het Janskerkhof ligt op10 minuten lopen van het Centraal Stationen er stoppen vele stads- en streekbussenop 50 meter afstand.

Dante Amersfoort: Jaap van Osta over‘Italië en zijn monarchie’Voor onze zustervereniging in Amersfoorthoudt dr. Jaap van Osta op donderdag 21maart om 20.00 uur een lezing getiteld ‘Ita-lië en zijn monarchie’.Locatie: Wijkcentrum De Groene Stee,Wiekslag 92, Amersfoort (goed bereikbaarzowel met openbaar als met eigen vervoer;parkeermogelijkheden aanwezig).

Italië vierde vorig jaar zijn 150ste verjaar-dag, een historische mijlpaal. Van die 150jaar van zijn bestaan was het land 50 jaarlang een republiek en 100 jaar een monar-chie. Maar er zijn maar weinig mensen diedaarbij stilstaan. Het monarchale verleden

is totaal weggezakt, weggezet bij de mest-vaalt van de geschiedenis. Soms komt deherinnering eraan nog wel eens boven, bij-voorbeeld in 2002 toen het parlement debepaling uit de grondwet schrapte diemannelijke nakomelingen van de laatstekoning de toegang tot het land ontzegde.Of in 2009 toen de zoon van de troonpre-tendent optrad in het populaire televisie-programma Balla con le stelle van Raiuno.Maar het zijn maar korte oprispingen. Zelaten zien hoe volstrekt irrelevant de kwes-

tie monarchie-republiek inhet tegenwoordige Italië

is. De kans dat Italiëooit weer een monar-chie zal worden, isdan ook zo goed als

nihil. Al was het alleenmaar vanwege het ge-

drag van de huidige Sa-voyes: die hebben er alles aan

gedaan om hun kansen op de Italiaansetroon zo klein mogelijk te houden.

In zijn lezing zal Jaap van Osta, historicusen monarchie-specialist, de sluier die overhet monarchale verleden hangt oplichten.Hij zal nader ingaan op de functie die demonarchie in de nationale eenheidsstaatvervulde en onderzoeken hoe de opeenvol-gende koningen uit het Huis van Savoye in-vulling hebben gegeven aan hunkoningsrol. Zijn lezing zal hij illustrerenmet beeldmateriaal.

Dr. Jaap van Osta is docent aan de Univer-siteit van Utrecht en auteur van onder meerHet theater van de Staat. Oranje, Windsor en demoderne monarchie (Amsterdam, UitgeverijWereldbibliotheek, 1998) en Een geschiede-nis van het moderne Italië (Amsterdam, Uit-geverij Wereldbibliotheek, 2008).

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Victor Emanuel II

L’identità italiana a 150 anni dall’Unità:note di sdegno e d’amore

Dallo scambio di idee con Daniele Combe-riati e Matteo Brera, discussione con questoultimo prolungatasi anche il 6 febbraio inoccasione della presentazione del libro allaPiola, la libreria italiana di Bruxelles, è ri-sultato prima di tutto che l’identità italianaè un concetto difficile da afferrare, nellalingua, nella storia, nella geografia, nel-l’etnografia, nella cultura, dentro e fuori ilimiti della nazione. Non dimentichiamociche proprio a partire dall’Unità l’Italia di-venne un paese d’emigrazione e che quindiè lecito parlare di una ‘Greater Italy’, inanalogia a una ‘Greater Britain’ con tuttele inflessioni ideologiche e imperialistichedel termine. Il concetto di italianità puòdunque in molti casi essere costruito e de-molito allo stesso tempo, da qualunquefilo della camicia rossa si voglia partire. Ilquadro di Odoardo Borrani scelto per lacopertina del volume curato da Brera e Pi-rozzi, s’intitola Cucitrici di camicie rosse

Il 10 gen-naio 2012all’IstitutoItaliano diCultura diAmsterdamsono statipresentatidue volumidi saggipubblicatiin occa-sione dellecelebrazionidell’Unità d’Italia nel 2011: Lingua e identità a150 anni dall’Unità d’Italia, a cura di MatteoBrera e Carlo Pirozzi (Cesati, Firenze, 2011;www.francocesatieditore.com/testovis-282.htmle Il discorso della nazione nella letteratura ita-liana, a cura di Rosaria Iounes-Vona e Da-niele Comberiati (Cesati, Firenze, 2012;www.francocesatieditore.com/testovis-290.html).

(1863) ed èispirato ico-nografica-mente agliaffreschi diFra Ange-lico nelchiostro diSan Marcoa Firenze.Brera im-m a g i n anella ‘Notai n t r o d u t -

tiva’ quelle donne che, intonando Il cantodegli Italiani del “povero Mameli”, si dedi-cano a cucire bandiere tricolori e camicierosse, mentre “Garibaldi e i suoi, pazienti,aspettavano”.Potremmo iniziare da qui per ribaltare l’ar-monia di un patriottismo all’unisono. Lapazienza dei garibaldini non potrebbe es-

Page 4: Notiziario 2013 (maart)

sere indizio del presentimento che l’im-peto liberatorio sarebbe stato troncato dalconflitto di interessi tra le varie parti costi-tuenti la nazione, sia dall’alto che dalbasso? Daniele Comberiati in Il discorso dellanazione si sofferma sul concetto gram-sciano di subalternità evocato proprio dauna confusione tragica tra liberazione e co-lonizzazione, termine ripreso poi da Spi-vak e diventato guida per i cultural epostcolonial studies trasmigrando dal meri-dione verso tutti i Sud del mondo. E, an-dando indietro nella storia, il concetto di‘Italia’ nel Cinquecento come nel Risorgi-mento evoca quello di discordia come favedere Matteo Palumbo in Il discorso dellanazione attraverso Guicciardini e Machia-velli: “Si tratta della tensione complicatatra accentramento e molteplicità delleparti, tra centralismo e autonomia, o, se sivuole, tra stato unitario e federalismo”.Anche la divisione dei ruoli può esseremessa in discussione: le donne al serviziodell’unificazione mentre gli uomini, com-battendo o componendo, si muovono incampo per modellare lo stivale da calzarecon la camicia. Daria Perocco, sempre in Ildiscorso della nazione, con l’esempio di Ve-nezia tra il 1861 e il 1866, fa vedere invececome le donne dell’alta società, grazie al-l’assenza degli uomini, ricoprono delle po-sizioni chiave nel mondo culturale ecompongono delle strenne contro gli au-striaci per scaldare le anime patriottiche.Che il risultato alla fine sia stato deludentesi esprime proprio con il sentimento di unamore tradito.E siamo sicuri che le donne dipinte da Bor-rani, e dunque toscane, cantavano l’innonazionale? Come mostra Matteo Brera inLingua e identità, il valore d’uso degli inni,nati da una ricca cultura di canti giacobini,consiste proprio nella loro risemantizza-zione, non solo nel tempo ma anche nel

luogo: pensiamo a E semo livornesi, che sul-l’onda della Marsigliese, esalta l’identità lo-cale in chiave patriottica. E così diventaemblematica la conversazione, nell’indi-menticato film Il Marchese del Grillo di MarioMonicelli, tra il Marchese Onofrio delGrillo e l’ufficiale francese Blanchard sullaMarsigliese durante le loro scorribandenello Stato Pontificio:Marchese: Certo che co ‘n inno come que-sto puoi pure annà a morì. […] Noi chec’avemo? “Noi vogliam Dio, VerginMaria… E ‘ndo c’annamo? A la Madonnadel Divino Amore.Blanchard: Però per avere un inno così bi-sogna tagliare la testa a tutti i Marchesi delGrillo come te!

Potremmo anche riferirci all’attuale Festi-val di Sanremo dove si è esibito un’iconadell’italianità, Toto Cutugno, figlio di sici-liani cresciuto in Toscana, che non solo hacantato il suo famoso hit ‘Sono un italianovero’ insieme a un’intera armata di can-tanti russi, ma ha anche alterato alcunestrofe per poterci includere i cosiddetti‘nuovi italiani’ che hanno trasformatol’Italia in un paese d’immigrazione.Di quali ‘Italiani’ stanno dunque cantandole nostre diligenti cucitrici? Il linguista Fe-derico Faloppa dimostra in Lingua e identitàcon diversi esempi che il verbo ‘italianiz-zare’ nei vocabolari dialettali del secondoOttocento dà voce a un sentimento nega-tivo dell’identità italiana: in vari dialetti,ma anche nello stesso italiano, ‘italianiz-zare’ significa “affettare i costumi italianie le locuzioni italiane” mentre nel mila-nese tàliân significa addirittura “astuto, di-rittone, furbacchione”. E neanche patria èun concetto univoco come diventa chiarodal contributo di Nicolas Bonnet in Il di-scorso della nazione sullo scrittore napole-

tano Erri de Luca, che conia il neologismo“patrigna”, fondendo i sostantivi ‘patria’ e‘matrigna’ per esprimere il trattamento da‘figliastri’ riservato ai meridionali. Per nonmenzionare il discusso termine di ‘guerracivile’ adottato dagli storici per dare formaalla violenza fraticida che dilanierebbe i‘fratelli d’Italia’ (Guido Panvini in Il discorsodella nazione).Forse sono gli italiani all’estero che nella‘colonia’ riescono a ricrearsi un senso diitalianità? La ‘lingua raminga’, come ebbea chiamarla Giovanni Pascoli (trattato nelsaggio di Giuseppe Nava contenuto in Lin-gua e identità) che caratterizza la primastampa etnica in Nord America, risente,secondo Franco Pierno (sempre in Lingua eidentità) fortemente del modello di D’An-nunzio giornalista, ma si potrebbe anchepensare a Edmondo De Amicis, modellousato nell’educazione promossa dalle so-cietà Dante Alighieri nel mondo per “fare”e soprattutto “unire” gli italiani all’esterodi provenienza regionale diversa. RosannaSornicola, citando in Lingua e identità lo stu-dioso americano Mak Choate, autore diEmigrant Nation. The Making of Italy Abroad,osserva che per poter parlare davvero diun’identità italiana transnazionale, biso-gnerebbe che il trauma delle varie ondatedi emigrazione si trasformasse in un valoresimbolico in cui si possa riconoscere tuttala comunità italiana. Lo stanzino illumi-nato da una finestrella che unisce le cuci-trici di Borrani dovrebbe dunque ubicarsiugualmente in una Casetta in Canadà, suc-cesso del Festival di Sanremo nel 1957, etrasferirsi pure nell’ottica immigrante dichi afferma La mia casa è dove sono (IgiabaScego, 2010).

Monica Jansen

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Odoardo Borrani, Cucitrici di camicie rosse, 1864

Voor wie twittertDe afdeling Italiaans van de Universiteit Leiden

twittert – @italiaans Leiden –iedere dag een Italiaans woord,

met een vertaling in het Nederlands en vaakuitleg in het Italiaans over de etymologie.

Page 5: Notiziario 2013 (maart)

Vanaf dit seizoen werken wij wat betreft detaalcursussen samen met Babel Talen,geen onbekende naam in Utrecht, enonder deze naam tevens de opvolger vanhet Boswell Instituut. We zijn de samen-werking voornamelijk om twee redenenaangegaan: het risico dat je loopt als werk-gever, en de slagkracht die Babel kan bie-den. In praktische zin komt het erop neerdat alle cursussen Italiaans het stempel‘Dante-Babel’ hebben, met een mix tussende bekende Dantecursussen (jaarcursus-sen op alle niveaus) en cursussen die eenvoortvloeisel zijn van het vroegere Boswell-programma (korte cursussen die aanslui-ten op het universitaire jaarrooster, dat uitvier blokken bestaat).We hebben het programma zo aangepastdat twee korte cursussen gelijk staan aanéén lange. De korte cursussen bieden wemomenteel vooral aan op beginnersni-veau, terwijl de langere cursussen ook ho-gere jaren kennen. Wij zijn voor de inhoudverantwoordelijk – docenten, opzet, me-thoden – terwijl Babel de praktische kant –lokaalhuur, digitale leeromgeving, in-schrijving, financiën – voor zijn rekeningneemt. De winst uit de cursussen wordt ge-deeld. De eerste ervaringen zijn positief,waarbij wel opvalt dat de korte cursussenvooral twintigers trekken, en de langerecursussen een publiek met een gemiddeldeleeftijd in de veertig.Er zijn vier lange cursussen van start ge-gaan en in februari zijn er drie korte cur-

sussen gestart, wat het totale aantal kortecursussen dit jaar tot nu toe op zes brengt.

Apps in de klasEen andere ontwikkeling is er een waar jeals docent niet langer omheen kunt en diede wenkbrauwen van menig tegenstandervan onnodig Engels zal doen fronsen: deopkomst van smartphones en tablets.Steeds vaker zie ik dat mensen tijdens eenoefening hun wereld-in-zakformaat uit detas pakken en iets opzoeken wat ze andersniet te weten waren gekomen – een radi-cale breuk met de aloude opvatting dat jebeter leert door het onbekende te om-schrijven, dan door het in een woorden-boek op te zoeken. Als exponent van deWikipedia- en Google-generatie kan ik mebij die methode haast niets meer voorstel-len. De digitale revolutie, al dan niet incombinatie met ‘gamification’ (het intro-duceren van spelelementen om het lerenaangenamer te maken), komt het best totuiting in de vele apps die tegenwoordig,ook voor het Italiaans, beschikbaar zijn.Een van de meest noodzakelijke stamp-klussen van het leren van een taal, is hetleren van woordjes. De aloude methodevan de kaartenbak werkt natuurlijk uitste-kend: woordjes die je inmiddels kent,schuif je naar achteren, zodat je met de las-tiger woorden blijft oefenen. Op dit vlak iser ook een goede app beschikbaar: ‘WrtsMobile’, van De Digitale School. Men kanzelf woordenlijsten aanleggen in een ta-

lencombinatie naar keuze, en kan zichdaarbij op verschillende manieren latenoverhoren: aan de hand van meerkeuze-vragen, het invoeren van het juiste woord,of via een manier waarbij de oplossingwordt ‘afgedekt’ en je achteraf kunt aan-geven of je antwoord goed of fout was. Jevorderingen worden bijgehouden: na elkeoefening zie je hoeveel goede en foute ant-woorden je hebt gegeven. Daarnaast kun jezelf aangeven hoe streng je antwoordenmoeten worden nagekeken, door in te stel-len dat hoofdlettergevoeligheid en het in-voeren van de juiste accenten en leestekensal dan niet meetellen voor de foutbereke-ning. Wie geen zin heeft om handmatig al-lerlei woordenlijsten in te voeren, kangelukkig ook de vruchten plukken van an-dermans werk: op woordjesleren.nl kun jelijsten downloaden voor allerlei lesmetho-den, waaronder onze methode Allegro. Diekun je vervolgens in Wrts gebruiken – enhier kunnen ook mensen zonder tablet op-gelucht ademhalen: diezelfde lijsten zijnook rechtstreeks op de website te gebrui-ken. Een andere app is ‘WoordTrainer’, datvaste woordenlijsten bevat die je niet kuntveranderen. Ik maak er maar niet al te veelwoorden aan vuil. ‘Vriendin’ wordt daarvertaald met ‘sposa’, wat erop neerkomtdat je kersverse vriendin in de nanosecon-den waarin je nadenkt over de vertaling, algebombardeerd wordt tot je bruid, en de‘suocera’ blijkt opeens een ‘socera’ te zijn.Op zijn beurt kan de docent via Socrativequizzen aanmaken met meerkeuzevragen,die de cursisten tegelijkertijd op hun mo-derne apparaat maken. Op het digitaleschoolbord wordt de voortgang recht-streeks getoond: welk ‘schildpadje’ komthet dichtst bij de eindstreep van nul fou-ten?Naast woordenschat is ook werkwoords-vervoeging een populair thema van de appsdie mijn cursisten gebruiken. Er zijn er veleop de markt, en de meeste zijn betaald, ter-wijl de gratis varianten meestal slechts en-kele werkwoorden tonen. Een goede keuzeis LearnBots, dat van honderd werkwoor-den de presente, de imperfetto, de passatoremoto, de passato prossimo, de futuro,en de condizionale bevat. Helaas ontbre-ken de voltooid verleden tijd, de congiun-tivi en het tegenwoordig deelwoord – maarvoor cursisten in de eerste jaren is dit meerdan genoeg. Een groot pluspunt is het feit

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Taalcursussen: samenwerking Dante en Babel

Page 6: Notiziario 2013 (maart)

dat alle vervoegingen, door erop te klik-ken, worden uitgesproken in onberispelijkItaliaans. Wat mij betreft is de meest com-plete versie, qua aantal werkwoorden enwerkwoordstijden, nog niet vervat in eenapp, maar te vinden op internet: de onvol-prezen Logos Conjugator(www.logosconjugator.org/index.php?ul=IT).Woordenboek-apps bestaan er in alle soor-ten en maten. Het zijn vooral verklarendewoordenboeken, een goede Italiaans-Ne-derlandse variant heb ik nog niet kunnenvinden. Zo kun je voor enige tientjes de vol-ledige Zanichelli downloaden en zijn ervan allerlei woordenboeken gratis engoedkope ‘lichte’ versies beschikbaar. Eenaardige optie is de app ‘ITA lite’ van het mijonbekende woordenboek s4m. De afkor-ting blijkt te staan voor ‘sviluppo4mo-bile.com’, een bedrijf dat allerlei ency-clopedische programma’s op de marktbrengt en geen papieren versies drukt. Deapp kent een uitgebreide woordenschatvan 132.000 lemmata en is aangenaam ingebruik: wie op een woord zoekt, kan ver-volgens klikken op de woorden die in deverklaring worden gebruikt, om op die ma-nier volgens het ‘sneeuwbaleffect’ door hetwoordenboek te grasduinen. Daarnaastbegrijpt het woordenboek vervoegde vor-men: het leidt je naar de juiste infinitief.Ook kun je de lemmata per e-mail verzen-den en kan de lettergrootte worden aange-past. Als proef op de som zocht ik, kijkendnaar de paus die na zijn laatste mis in diehoedanigheid op een karretje van het pu-blieke toneel werd gereden, naar hetlemma ‘camerlengo’, dat het volgende re-sultaat opleverde:

camerlengo1 (sm.) (pl.-ghi) 1 Titolo del cardinale pre-posto alla Camera Apostolica e del cardi-nale amministratore del Sacro Collegio.2 Prelato che presiede le riunioni del clero.

camerlengo (approfondimento) m sing(pl: camerlenghi)titolo di origine medievale, ancora in usopresso alcuni ordinamenti politici modernie la Chiesa per indicare colui che ammini-stra il tesoro e i beni dello Stato

Hoewel ik op dit gebied geen expert ben,klinkt het me goed in de oren. Voor de go-losi onder ons is er (zie afb.) ook een mooigeïllustreerd Dizionario del pasticcere be-schikbaar, in een afzonderlijke app.Wie na al het geoefen genoeg zelfvertrou-wen heeft opgedaan, kan in Ruzzle al zijnwoordenkennis kwijt. Deze moderne ver-sie van ‘Boggle’ is erg verslavend als je nietuitkijkt, en het aardige ervan is dat ook ver-voegingen en verbuigingen op het bordmogen worden gelegd.Kent u meer nuttige apps over het Itali-aans? Laat het me weten [email protected].

Dennis Smit

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Lo sapevate che…(15)Alla carlona

Als je iets ‘alla carlona’ doet, doe je ietszonder zorg, zonder aandacht, zonder pre-tenties en poespas. Deze uitdrukking refe-reert aan Karel de Grote, zoals hij werdbeschreven in de ridderliteratuur uit de15de eeuw, waarin hij ook ‘koning Carlone’werd genoemd (= dikke Karel).Het schijnt dat Karel de Grote een heel een-voudige man was, die ook na zijn kroningals keizer van het Heilige Romeinse Rijkvan een eenvoudig bestaan hield. Hij wasbekend om zijn onopgesmukte manierenen hij bleef bij voorkeur grove en onele-gante kleding dragen.

Fare qualcosa alla carlona vuol dire fare qual-cosa frettolosamente, senza cura, ‘senzapretese’, ‘alla buona’. Con questa espres-sione si fa riferimento a Carlo Magnocome veniva descritto nei poemi cavallere-schi del ’400, dove veniva chiamato anche‘re Carlone’.Pare infatti che Carlo Magno anche dopol’incoronazione come imperatore delSacro Romano impero, non rinunciò allesue abitudini e modi di fare bonari e conti-nuò a portare vestiti piuttosto grossolani egrezzi.

[In het Nederlands bestaat de uitdrukking‘met de Franse slag’, die zo’n beetje de-zelfde strekking heeft als alla carlona. Zouer een verband bestaan? red.]

Elena Valbusa

Page 7: Notiziario 2013 (maart)

Da alcune settimane la Libreria Bonardi or-ganizza un’Happy Hour: ogni venerdì,dalle ore 16 alle18, con il 25% di sconto sututti i libri italiani e un bicchier di vino.Ci piacerebbe anche organizzare, con unacerta regolarità, qualche evento durantel’Happy Hour: dedicare una mezz’oretta aun autore italiano (recentemente sono statinostri ospiti Giulio Mozzi e Marino Ma-gliani) o una pubblicazione italiana, la pre-sentazione di una nuova traduzioneolandese di un romanzo italiano o di unapubblicazione olandese dedicata a un ar-gomento italiano, o magari musica, teatro,cinema e così via.Dunque, lettori di questa mail, scrittori,traduttori, editori, amanti di certi autori,libri o altre particolarità culturali: fateci sa-pere quali argomenti letterari e/o culturalivi interessano o che cosa voi stessi vorre-ste venire a raccontarci quest’anno dinuovo, di interessante o di speciale.Così noi metteremo insieme un pro-gramma e cercheremo di realizzare i vostri(e nostri) desideri.Continuate a frequentare la libreria, conti-nuate a ordinare libri (i libri ve li possiamoanche inviare, se disponibili entro 1 o 2giorni, e di extra pagherete da ora in poisolo le spese postali, quelle amministrativele abbiamo eliminate).Ci vediamo venerdì!

‘Giochi e sport tradizionali italiani’

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Idee per l’Happy Hour da BonardiSinds enkele weken organiseert LibreriaBonardi een Happy Hour: iedere vrijdag,van 16-18 uur, 25% korting op alle Itali-aanse boeken en een glaasje wijn.We zouden tijdens dit Happy Hour ook re-gelmatig iets extra’s willen doen: een halfuurtje wijden aan een Italiaanse auteur(onlangs waren Giulio Mozzi en MarinoMagliani op bezoek) of aan een Italiaansepublicatie, de presentatie van een nieuweNederlandse vertaling van een Italiaanseroman of van een Nederlandse publicatieover een Italiaans onderwerp, of iets overItaliaanse muziek, toneel, film en ga zomaar door.Dus, lezers van deze mail, schrijvers, ver-talers, uitgevers, liefhebbers van bepaaldeItaliaanse auteurs, boeken of andere cul-turele bijzonderheden betreffende Italië:laat ons weten voor welk literair en/ofander cultureel onderwerp jullie belang-stelling hebben of waarover jullie zelf ditjaar iets nieuws, bijzonders of leuks zou-den kunnen vertellen.Dan gaan wij een programma samenstel-len en proberen jullie (en onze) wensen terealiseren.Blijf bij ons langskomen, blijf boeken be-stellen (we sturen ook boeken toe, indienaanwezig binnen 1 of 2 dagen, en u hoeftnu alleen nog de bijkomende verzendkos-ten te betalen, de administratiekostenhebben we afgeschaft).Tot vrijdag!

per un buon libro al prezzo scontatocon un bicchier di vino assicurato!

Pinuccia DragoAlessio PoglianiMarina WarnersLibreria BonardiEntrepotdok 261018 AD AmsterdamTel.+31-20-6239844e-mail: [email protected]

Het winterweer nodigde er niet echt toe uitom op de avond van 7 december op pad tegaan, en zo grepen maar weinig soci de ge-legenheid aan om te gaan horen en zienwat Carlo Giordano – hij behoeft geen in-troductie meer – wist te vertellen en tetonen over sport en spel in de Italiaansetraditie. Erg jammer dat zijn gehoor uit zoweinigen bestond, want hij wist er weereen boeiende en levendige avond van temaken. Hieronder wat ik ervan optekende.Carlo leidde zijn onderwerp in met een blikin het verre verleden, vertelde hoe de rolvan sport en spel en het denken daaroverin de westerse cultuur terug te voeren zijntot de Griekse oudheid. In Italië werdensport en spel aanvankelijk in de kringen

van de edelen beoefend – training voor hetprestige en voor militaire doeleinden! –later werden ze door het volk overgeno-men. Zo ontstonden tradities, tradities dieop vele plaatsen tot op de dag van vandaagin ere worden gehouden. Maar bronnenom meer te weten te komen over de oudstevolksspelen zijn er weinig: degenen die zebeoefenden konden niet lezen en schrij-ven. De ‘hogere kringen’ en de autoriteitenstonden vaak wantrouwend tegenovervolksspelen, want ze liepen nogal eens uitop rellen en geweld, al dan niet gerichttegen het gezag. In de 21ste eeuw makenwij niets nieuws mee, dat blijkt maar weer.Tot de oudste voorbeelden van door deeeuwen heen beoefende spelen behoort

het spel met de ruzzola. De ruzzola is eenschijf die van omvang kan verschillen enwaar een touw aan of om bevestigd wordtom hem een eind weg te kunnen werpen –een soort rollen (ondershands dus). Hetheeft wel wat van bowlen, zat ik te denken,al zijn de ballen daarbij rond en altijd heelzwaar. De ruzzola kan ook behoorlijk zwaarzijn overigens. Er zijn plaatsen in Italië(kaasliefhebbers, houdt u even goed) waareen hele kaas (!) ervoor gebruikt wordt...Géén parmezaanse kazen, die zijn niet tehanteren, en de andere Noord-Italiaansekazen zijn te zacht om als ruzzola dienst tekunnen doen, maar in Midden- en Zuid-Italië, waar geen parmigiano maar wel peco-rino gemaakt wordt, nooit zo omvangrijk

Page 8: Notiziario 2013 (maart)

als de parmigiano, tja, daar schroomt menniet om met zo’n hele kaas te gaan sollen(letterlijk).Het gioco della ruzzola dateert minstens uitde tijd van de Grieken en Romeinen, hetwordt ook wel aan de Etrusken toege-schreven. Het was lange tijd in heel Italiëpopulair, voornamelijk bij het ‘gewonevolk’. Maar, zoals gezegd: het liep nogaleens uit op ongeregeldheden, waardoor deautoriteiten er weinig waardering voorkonden opbrengen. Tegenwoordig wordthet ook nog wel gespeeld maar het is langniet meer zo wijd verbreid als in het verle-den.Een ander eeuwenoud spel is het gioco dellalippa, een spel met heel ingewikkelde re-gels dat met onder meer een stok gespeeldwordt en enigszins als een voorloper vanbaseball kan worden gezien. Ook dit spelleidde in het verleden nogal eens tot scher-mutselingen. Tegenwoordig wordt hetbijna alleen nog maar in ‘oratori’ gespeeld,dat wil zeggen in de buitenschoolse op-vang georganiseerd door de kerk.Bekend ook ver buiten Italië is natuurlijk il

palio. Iedereen denkt danonmiddellijk aan Siena,maar er worden in veelmeer plaatsen palii ge-houden en er zijn paliibekend met ezels, metganzen en met boten inplaats van paarden. Depalio is ontstaan aan deMiddeleeuwse hoven, alseen manifestatie van deridderlijke deugden. Ditgold vooral voor de paliomet paarden.Waar er dieren aan te pas te komen spelenethische kwesties een rol als: hoe wordende dieren behandeld, hebben zij niet (teveel) te lijden onder het spel? Wie denktaan de keiharde strijd waar de palio vanSiena op neerkomt zal zich dit met rechtafvragen. Anderzijds worden de paardener, zolang ze niet de benen uit hun lijf hoe-ven te rennen, gekoesterd en gefêteerd enmet liefdevolle zorg omringd.Heeft Siena de palio, Florence heeft het calciofiorentino. Dit is iets exclusiefs Florentijns enstamt uit de tijd van de Middeleeuwen en deRenaissance. Het is een ruw spel, met infeite als enige regel dat er geen regels zijn,alles is toegestaan. De spelers komen er danook zelden ongeschonden uit; het werd enwordt gespeeld door (ex)gevangenen. Hetwordt gespeeld met een bal waar lucht in ziten is in zekere zin te beschouwen als voor-loper van rugby en voetbal.Nog een ander spel dat in Midden-Italiëhet meest verbreid is, of was, en stamt uitde Middeleeuwen, is palla al bracciale, eensoort kaatsen. De oudste vorm ervan is pal-lacorda, de voorloper van bijna alle sportenwaarin met een bal gespeeld wordt. In deMiddeleeuwen was het heel populair onderde Franse adel. Dat het voornamelijk inMidden-Italië bekendheid heeft gekregen

komt doordat je daar veel hoge, dikke murenaantreft: die kunnen de palle goed hebben.In Macerata (in de Marche) werd in 1823 een‘sferisterio’ gebouwd speciaal voor het ‘pallaal bracciale’ spelen. Dit bouwwerk wordt te-genwoordig gebruikt als theater, het blijkteen geweldige akoestiek te hebben. Voor hetspel waarvoor het gebouwd werd heeft hetzijn functie grotendeels verloren, want detraditionele spelen zijn als puur tijdverdrijfniet langer populair. Een van de redenenhiervan is een heel praktische: de straten enpleinen waar ze van oudsher gespeeld wer-den zijn te druk geworden, er is tegenwoor-dig veel meer verkeer. In bredere zin komthet erop neer dat een tijdverdrijf als eenstraatspel bij onze maatschappij en maniervan leven niet past. Toch zie je hier en daareen terugkeer, bijvoorbeeld van het spel meteen elastische bal (gioco della palla elastica) inSan Lorenzo al Mare (Ligurië). En als voor-loper van ‘serieuze’ sporten leven spelen uitvroeger tijden nog wel degelijk voort. Kaat-sen, een hedendaagse vorm van palla albracciale, is daar een voorbeeld van.Met video-opnamen van onder meer palla albracciale besloot Carlo zijn verhaal. Zijn toe-hoorders bedankten hem enthousiast.

Ciska van der Glas

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Gioco della ruzzola

Palla al bracciale, Firenze, eind 19de eeuw

Het ‘Breviarium Grimani’Het was ongeveer 1520. Kardinaal Dome-nico Grimani kon zijn ogen er niet van af-houden. Dit handschrift moest hij hebben,verwerven voor zijn stad: Venetië.En hij kreeg het. Hij betaalde er 500 gou-den dukaten voor, een enorm bedrag: meerdan 5 maal een normaal jaarsalaris van eenklerk, 150 maal meer dan de kosten vaneen gedrukte bijbel (die was al te koopvanaf zo’n 6 dukaten). Toen Domenico in1523 stierf liet hij het Breviarium na aan

zijn neef Marino Grimani, patriarch vanAquileia.Het handschrift, dat 835 vellen (1670 blad-zijden) omvat, is gebonden in purper flu-weel, gedecoreerd met fijn kunstsmeed-werk, waaronder verguld bronzen medail-lons met portretten van doge Antonio Gri-mani en kardinaal Domenico. Daaromheet het nu Breviario Grimani. Bij uitzon-dering te bekijken voor specialisten en bij-zondere gasten.

Sinds enige tijd is het ook te bezichtigen inde vorm van een imposante facsimile-uit-gave. De oplage is beperkt tot 750 exem-plaren wereldwijd. Elk exemplaar is met dehand genummerd en daarmee uniek. Eenuitvoerige commentaarband belicht dehistorische en kunsthistorische achter-gronden van het handschrift. Het is eenzeer bijzonder handschrift, om te begin-nen om de enorme omvang. Het heeft eenformaat van 22,5 bij 30 cm en maakt dan

Page 9: Notiziario 2013 (maart)

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

ook een overweldigende indruk. Het ma-nuscript bevat maar liefst 120 paginagroteminiaturen en schitterend gedecoreerdekapitalen. Elk van de 1670 bladzijden heeftversieringen meegekregen.De verspreiding in Nederland van deze uit-gave is in handen van uitgeverij Van Wijnenin Franeker. Bij de presentatie in Neder-land, in juli vorig jaar in het Istituto di Cul-tura in Amsterdam, hield mevrouw prof.dr. Claudine Chavannes-Mazel, kunsthis-torica en hoogleraar aan de Universiteitvan Amsterdam, een voordracht over hetBreviarium. Zij plaatste het handschrift ineen historische rij van afbeeldingen, om zo

de vernieuwende waarde van het Brevia-rium te laten zien.Haar woorden ondersteunend met eengroot aantal dia’s – afbeeldingen uit hethandschrift en, ter vergelijking en verhel-dering, ook enkele andere afbeeldingen –vertelde zij onder meer het volgende.Een breviarium is een gebedenboek voorgeestelijken; daar hoort een kalender bij,opdat men weet op welke dag een bepaaldeheilige moet worden herdacht, welk feestin het kerkelijk jaar moet worden gevierd.Enkele van de belangrijkste feestdagenzijn, welbekend, Kerstmis, Drie koningen,Maria Hemelvaart – maar er zijn er heel

veel meer; er zijn bovendien allerlei lokaleheiligen: de heilige Donatius in Brugge bij-voorbeeld, of de heilige Jeroen in NoordHolland.Vóór de gebeden is ook in dit Breviariumdaarom een kalender geplaatst; op afbeel-ding 1 de maand januari, op de afbeeldin-gen 2 t/m 7 de overige maanden.Alle twaalf maanden uit de kalender vanhet Breviarium Grimani zijn schitterendeschilderijen op perkament; het landschap,de ruimte, de natuurlijke houding van defiguren, het is buitengewoon knap werk.Ook in andere miniaturen van het Brevia-rium is meesterschap te zien, bijvoorbeeld

Afbeelding 1 Afbeelding 2

Afbeelding 3 Afbeelding 4

Afbeelding 5 Afbeelding 6

Page 10: Notiziario 2013 (maart)

in afbeelding 8: de heilige Andreas, in eenruimtelijk kader; ook in afbeelding 9, dekalender voor de maand oktober, waarzelfs de randen van een grote vindingrijk-heid getuigen.Blijkbaar verwierf het Breviarium Grimanidirect wijde bekendheid: als je bijvoorbeeldde maand september van Grimani verge-lijkt met de maand oktober uit het zoge-noemde Hennessy Getijdenboek, van

eerder datum, dan zijn de overeenkomstenopvallend (afb. 10 en 11).Als het Breviarium Grimani gekopieerdkon worden, hoe origineel is het hand-schrift zelf dan eigenlijk? Mevrouw Cha-vannes benadert deze kwestie met eenuitnodiging om met haar het spoor te vol-gen van de ‘modellenboeken’.Afbeelding 12 laat een bladzijde zien uiteen fraai modellenboek uit Italië, van rond

1400: een tekening van een groep honden,die wordt toegeschreven aan Giovanni de’Grassi.En wat toont afbeelding 13? Een jachtpar-tij, bij de maand december uit de Très Ri-ches Heures du Duc de Berry, ook zo’nmeesterwerk, dit van de Gebroeders vanLimburg, daterend uit de jaren 1410/15. Envervolgens afbeelding 14: rechts de maanddecember uit het Breviarium Grimani,

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Afbeelding 7

Afbeelding 10

Afbeelding 11 Afbeelding 12

Afbeelding 9

Afbeelding 8

Page 11: Notiziario 2013 (maart)

links diezelfde maand uit de Très RichesHeures. Er zit zo’n honderd jaar tussen,maar ze lijken aanzienlijk op elkaar! Hoekan dat?Leg je de Très Riches Heures naast Gri-mani, of naast Hennessy, of nog anderemanuscripten, dan herken je soms recht-streekse kopieën, soms alleen details,maar steeds blijkt dat er heel directe rela-ties zijn.

Blijkbaar waardeerde men de kalender-maanden van Grimani en andere gebeden-boeken vanwege hun landschappen,kleuren en natuurlijke menselijke hande-lingen, en wilde men tegelijkertijd dat deillustraties van kalendermaanden zo veelmogelijk op elkaar leken, omdat ze her-kenbaar moesten zijn. Modellen gebruiktemen in de vijftiende en zestiende eeuwvoortdurend, ook in de paneelschilder-

kunst. Maar dat is weer een ander verhaal,aldus mevrouw Chavannes.Meer informatie: www.grimani.nl

Ciska van der Glas

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Afbeelding 13 Afbeelding 14

De Veneto en de Vecht: het landschap en de villa’s1Zo luidde de titel van de lezing die hoogle-raar Geschiedenis van de bouwkunst KoenOttenheym, verbonden aan de faculteitGeesteswetenschappen van de universiteitUtrecht, op 28 oktober 2012 – het jaar vande buitenplaats! – hield voor de verenigingDe Poorters van Venetië in de Regentenzaalvan de Fundatie van de Vrijvrouwe vanRenswoude.De heer Ottenheym begon zijn voordrachtmet een uiteenzetting over oprichting endoel van de Fundatie, die de ruimte belan-geloos ter beschikking had gesteld voor degelegenheid.In Utrecht stierf op 26 april 1754 MariaDuyst van Voorhout, vooruitstrevend, ge-fortuneerd maar kinderloos. Zij wasvrouwe van de heerlijkheid Moerkerken enMiddelharnis en, na de dood van haartweede echtgenoot, ook van Renswoude.In haar testament liet zij anderhalf miljoengulden na aan de Burgerweeshuizen inDelft en Den Haag en aan het Stadsam-bachtskinderhuis in Utrecht. Dat was be-stemd voor de opleiding van weeskinderenof, zoals zij schreef, ‘eenige van de verstan-digste, schranderste en bequaamste jongens af tezonderen en aan te zetten in de Mathesis, tekenen

of schilderkonst, Beeldhouwen of beeldssnijden,oeffeningen in sware dijkagien of dergelijke liberekonsten’.De Utrechtse stichting werd gehuisvest ineen groot, nieuw huis, kosten 150.000 gul-den, ontworpen door Johan Verkerk en eenpronkstuk in rococostijl. Het bestuur vande stichting, regenten genoemd, verga-derde in het hoofdgebouw. De leerlingenwoonden in een zijvleugel, waar zich ookde collegezalen en het kantoor van de se-cretaris (de huidige Portrettenkamer) be-vonden.

Van de rococotijd gaan we, voor het onder-werp van de lezing, de overeenkomsten enverschillen tussen de villa’s aan de Brentaen de buitenplaatsen langs de Vecht, terugin de tijd, en wel van rococo naar classi-cisme volgens de interpretatie van Sca-mozzi.

De functie van de Veneto-villa aan deBrenta verschilde sterk van de Nederlandseequivalent. Ofschoon beide in een gelijk-

soortig landschap lagen, ver van de grotestad, aan het water en omringd door echtec.q. in cultuur gebrachte natuur was hetgebruik sterk verschillend. De Venetiaansevilla was een herenboerderij waar de fami-lie op de piano nobile huisde maar beganegrond en zolders voor het boerenbedrijfwerden ingezet. Tuin rondom de villa waser amper want het ging om de opbrengstvan het omliggende land, dat – vlak engeometrisch – al sinds de Romeinse tijdvoor landbouw werd gebruikt.De structuur van deze villa’s met centraalwoonhuis en langgerekte zijvleugels plushoekpaviljoens diende in de zeventiendeeeuw als voorbeeld voor de landhuizen, dieaan de Vecht, in Leiden of Kennemerlandverrezen maar gereduceerd tot Hollands-burgerlijke maat werden gebouwd. DeHollandse buitenplaats was een landhuis,met veel grond en tuinen rondom, waar deeigenaar in de zomer verpoosde, op jachtging of bij de buren op bezoek. Hij wasniet betrokken bij de exploitatie van hetland, dat aan derden was verpacht. De oud-

1 Deze tekst is een wat bewerkte versie van de tekst die in de Jaarkroniek 2012 van de vereniging De Poorters van Venetië infebruari dit jaar gepubliceerd werd. De Vereniging levert via de Stichting Nederlands Venetië Comité een bijdrage aan hetbehouden en restaureren van monumenten en objecten in Venetië.

Page 12: Notiziario 2013 (maart)

ste van deze buitenplaatsen, Huis tenBosch in Maarssen, werd in 1628 doorJacob van Campen voor de Amsterdamsekoopman Pieter Belten gebouwd. Hetbezat het hoge, centrale bouwlichaam metlange, lagere zijvleugels van de villa uit deVeneto evenals de precieze toepassing vande zuilenorden aan de gevel maar niet deuitgestrektheid van het Italiaanse voor-beeld.Voor de promotie van de Hollandse bui-tenplaats als zomerverblijf is Johan Huy-decoper van groot belang geweest. Zijnvader, Jan Jacobszoon, kocht begin zeven-tiende eeuw de boerderij ‘De GoudenHoeff ’, waarvoor Johan een zomervilla lietplaatsen die later gesloopt werd voor deaanleg van een buiten. In 1638 koopt Huy-decoper de omliggende terreinen en ont-wikkelt een nieuwe villa, Elsenbosch,getekend door Vingboom, die hij aan eenbevriende relatie doorverkocht. Tussen1629 en 1660 ontwikkelde Huydecoper, diedeels ook zelf het ontwerpen ter handnam, talloze andere buitenplaatsen diegretig aftrek vonden bij de nouveaux riches.Een kaart uit 1726 laat langs de rivier DeVecht een lint van grote en kleine villa’szien ‘als een vorm van permanente kijk-kasten’.

Deze huizen waren op de Italiaanse voor-beelden geënt dankzij de introductie inHolland van het leerboek van VincenzoScamozzi (1548-1616), L’Idea della Architet-tura Universale.Architect Scamozzi groeide op in Vicenzawaar bouwmeester Andrea Palladio de ar-chitectonische smaak bepaalde. Grondigonderlegd in de wiskunde maar ook in degeschiedenis en ontwerpprincipes van deantieke bouwkunst werd Scamozzi een

zeer belangrijk theore-ticus wiens eigen ont-werpen bij het grotepubliek echter hetminst bekend zijn. Zotekende hij onder an-dere voor Venetië de‘Procuratie Nuove’ ende Rialto-brug, ge-bouwd door stads-bouwmeester Antonioda Ponte, als een een-bogige getordeerdeoverspanning.

Vincenzo Scamozzi be-schouwde zich niet als

een leerling van Palladio noch als diens na-volger, maar als ‘corrector’. Hij perfectio-neerde diens werk: met zijn grote kennisvan de Romeinse architectuur bracht hij ervervolmakingen in aan, met name in koe-pel- en gewelfconstructies. Dit blijkt ondermeer uit het koepelgewelf van de villa Ro-tonda (Vicenza, 1566, Palladio) dat op deoorspronkelijke bouwtekening een klas-sieke middeleeuwse Venetiaanse koepel(hoog en bol) toonde, maar uiteindelijkwerd afgebouwd volgens de correctie vanScamozzi naar het model van het Pan-theon, inclusief de (toen nog aanwezige)half-openstructuur. Les één in de opvattin-gen van Scamozzi is dat de geometrie basisis voor alle proporties; alle ornamentiekmaakt een gebouw slechts rijker.Goed voorbeeld van een ontwerp van zijnhand is het Palazzo Nuovo in Bergamo, be-gonnen in 1611 maar voltooid in de negen-tiende en twintigste eeuw. Het ontwerptoont twee rasters; het grote raster bepaaltde structuur, die wordt verfijnd in het klei-nere, daaroverheen geplaatste tweede ras-ter.

De Nederlandse introductie van de opvat-tingen van Scamozzi verlooptvia Engeland, waar Inigo Jones,hofkunstenaar en Surveyor of theKings Works, veel heeft bijgedra-gen aan de verspreiding vanScamozzi’s architectuuropvat-tingen.In 1614 maakte Jones als lid vaneen gezelschap Engelse edellie-den een reis over het vasteland,waarbij Italië werd aangedaan.Florence, Rome, Napels maarook het noorden met de Venetoen Genua werden bezocht. Op

1 augustus van dat jaar sprak Jones, die alvoor zijn reis in het bezit was van eenexemplaar van Palladio’s Quattro Libri, uit-voerig met Vincenzo Scamozzi. Terug inEngeland en voorzien van een grote stapelarchitectuurtekeningen van Palladio enScamozzi kocht Jones in 1617 als een vande eersten een exemplaar van Scamozzi’sL’idea. De weerslag van de invloed van beideItaliaanse architecten is te zien in Jones’eerste opdracht, het Queens House in Green-wich. Met name de hal en de loggia zijngeïnspireerd op het ontwerp van Scamozzivoor de Villa Molin bij Padua. In 1620 ont-wierp Inigo Jones het Banqueting House inLonden, de officiële ontvangstzaal van dekoning in Whitehall Palace. De geledingvan de gevel bestond uit een stapeling vanIonische en composietpilasters en halfzui-len, zoals Scamozzi voor het Palazzo Tris-sino had getekend. De plafondschil-deringen van Banqueting House waren vanRubens, die twee maanden later ook eenexemplaar van L’idea aanschafte.

Bij de feestelijke opening van BanquetingHouse op 6 januari 1622 was de Hollandsediplomaat Constantijn Huygens aanwezig.Hij sprak daar met Jones, die zich laatdun-kend over de Hollandse baksteenarchitec-tuur uitliet. Eerder, in 1620, had Huygensals secretaris van een gezantschap van deRepubliek zelf de Veneto bezocht. De in-druk van zijn kennismaking met de nor-men van de klassieke architectuur vanVitruvius en de weergave daarvan in hetwerk van Scamozzi verwerkte hij in 1637 inzijn eigen huis aan het Plein in Den Haag.In zijn dagboek pareert hij de denigrerendeopmerkingen van Jones met de zin dat ookin Holland de regels van Vitruvius bekendzijn. Huygens ontwierp zelf zijn huis enwerd bij de bouw geholpen door Jacob vanCampen, die hem instrueerde over de toe-passing van de klassieke orden.

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Huis ten Bosch in Maarssen

Palazzo nuovo in Bergamo

Page 13: Notiziario 2013 (maart)

Als secretaris van de Prins van Oranje hadHuygens de mogelijkheid om de aandachtte vestigen op jonge architecten die methem de idealen van de nieuwe architectuuraan de hand van L’idea wilden uitdragen. InJacob van Campen, Pieter Post en Arentvan ’s-Gravesande vond hij de ideale disci-pelen. Ook zelf bracht Huygens de nieuweopvattingen aan de man door van zijn huisprenten te laten maken en die aan tijdge-noten rond te sturen.

Hun opvattingen worden weerspiegeld intalloze nieuwe bouwwerken. Jacob vanCampen tekende onder andere het Stad-huis op de Dam, de Nederlands Her-vormde kerk in Renswoude, PaleisNoordeinde in Den Haag en de moderni-sering van het eerdergenoemde Huis tenBosch. Leerlingen van hem zoals PhilipsVingboom en Pieter Post verspreidden denieuwe principes verder over Nederland.

Post ontwierp Huis Ten Bosch in Den Haagals zomerverblijf voor Amalia van Solms.Maar ook de werklieden op de bouwplaatsmoesten met het nieuwe repertoire lerenwerken. In 1640 verschijnt bij CornelisDanckerts de eerste Hollandse vertalingvan Scamozzi’s boek VI onder de titelGrondregelen der Bow-Const en het zal tot hetmidden van de negentiende eeuw héthandboek voor bouwend Nederland blij-ven, waarbij de grammatica van Scamozziwerd aangepast aan en gemodelleerd naarde Nederlandse behoefte. Een goed voor-beeld hiervan is het Mauritshuis in DenHaag, waar de Villa Ragona van Palladiomodel voor heeft gestaan, een inspiratie-bron voor is geweest. Joost Vermaarsch,Leids bouwmeester, laat zich met de attri-buten van zijn beroep – passer, winkelhaaken meetstok – portretteren terwijl zijn armrust op een opengeslagen boek met eenontwerp voor een paviljoentje. Het is Danc-

kerts Grondregelen der Bow-Const. De twee ge-schilderde bladzijden komen overigensniet in Scamozzi’s Boek VI voor maar zijnverbeteringen van Vermaarsch zelf.In 1654 werd aan de regels van het bouw-meestersgilde in Utrecht toegevoegd dateen leerling alleen kon worden toegelatenals hij kennis en begrip had van de regelsvan Scamozzi.

Dit alles leidt tot de conclusie, aldus deheer Ottenheym, dat de regels van Sca-mozzi universeel zijn en dat de Hollandsebuitenplaats geen klakkeloze imitatie isvan de villa uit de Veneto maar een Neder-landse toepassing van universele architec-tuur.

T. Dunning-KattouwBestuurslid van de vereniging De Poortersvan Venetië

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Italia-Olanda, andata e ritorno:Giuseppe Flangini, pittore

Quante volte i lettori del Notiziario hannofatto questo viaggio, e quanti ricordi nelloro cuore: vacanze, studio, incontri, libri,amori… Per me cinquant’anni fa, lungoquesto percorso è cambiata la mia vita, manon ero certo la prima donna italiana a sce-gliere di avere due patrie, anche se a queitempi non era frequente che una ragazzaandasse a vivere all’estero.Ne ho incontrato subito una, indimentica-bile amica: Elisabetta Eykelboom Scotti,milanese, antica assistente del prof. Guar-nieri, sposata ad Utrecht già da tempo,buona amica anche di mio marito che davaripetizioni di matematica al suo ragazzo,Tino, col quale sono rimasta in contattofino a qualche anno fa.Più tardi ho incontrato Luisa Van Wasse-naer Crocini, grande traduttrice, la ‘madredel Concilio Vaticano II’ e, ad Amsterdam,ho conosciuto Catharina Ypes, studiosa diSan Francesco e di tutto ciò che fosse cul-tura e arte italiana. E naturalmente MariaFermin che mi inserì nell’Istituto di colpoal primo incontro… Non contava che que-ste due signore fossero olandesi, ciò checontava è che fossimo costruttrici dellastessa strada tra Italia e Olanda, fatta dicultura, che leggessimo e amassimo glistessi libri.Le ho ‘ritrovate’ di recente queste antiche

amiche, tra i miei libri, molti dei quali por-tano la loro firma: avevano l’abitudine diregalarmene spesso, comperati in Italia neiloro viaggi di tanti anni prima. Per loronon erano più necessari, ma erano preziosiper i ricordi italiani che racchiudevano trale pagine, e sapevano che io li avrei con-servati anche per questo tra i miei libri piùcari: alcuni di quelli di Catharina eranostati comperati in Italia ancora prima cheio nascessi…Ripensavo a queste donne straordinarie, ead altre che ho incontrato in trent’anni, emi domandavo se qualcuno oggi le ricordaancora come testimoni di una correntecontinua di cultura che unisce i nostripaesi.Perché il Notiziario non raccoglie qualchenotizia sulla presenza in Olanda di questipreziosi ciottoli che lastricano la lungastrada fatta di amore e di cultura che con-giunge Italia e Olanda, una strada percorsada molti spesso ancora ignoti?

Uno di questi è un pittore veronese, Giu-seppe Flangini (1898-1961), che ho iostessa ‘scoperto’ da poco, grazie ad un ot-timo articolo di Angela Bosetto su L’Arenadel 5 gennaio 2013. Un veronese innamo-rato di Van Gogh e della sua arte, un pit-tore che ha vissuto a lungo in Belgio, patria

adottiva di sua moglie, veronese e pittricepure lei, Gina Zandovalli (1899-1944), fi-glia di italiani antifascisti emigrati nel1922. E questo ha permesso anche a lui dioffrire rifugio ad un suo ex alunno di fa-miglia ebrea.Giuseppe Flangini ora non è più uno sco-nosciuto tra gli artisti italiani della scuolalombardo veneta degli anni ’20-30 del se-colo scorso, e questo grazie ad una fonda-zione attiva a Verona, che ha organizzatomostre di grande rilievo a Padova, a Milanoe anche all’estero, all’ ambasciata italianaa Washington, e ne sta preparando una piùcompleta anche a Verona (l’ultima è statanel 1977). Ma si trova davanti all’ostacolodi dover raccogliere opere dipinte in Bel-gio e Olanda e non ancora rintracciate e in-ventariate.La direttrice della fondazione (Associa-zione Flangini), Cristina Renso, ha lan-ciato già nel luglio scorso un appello dallepagine del giornale veronese per racco-gliere opere dell’artista e ne ha trovate in-fatti undici qui a Verona, di argomentoitaliano, segnalate da privati, ma ne man-cano molte all’appello, soprattutto quelledipinte in Belgio e Olanda.Flangini deve infatti la sua fama ai quadri edipinti fatti sul set, tra cui il ritratto di KirkDouglas nel ruolo di Vincent van Gogh,

Page 14: Notiziario 2013 (maart)

autografato dall’attore, quando nel 1955 aWasmes Vincent Minnelli girava il filmBrama di vivere. Per questo la mostra alle-stita a Padova era intitolata ‘Flangini &Minnelli, il cinema dipinto’.Ma molti altri sono i temi delle opere diFlangini, come i paesaggi di Ostenda o diMarcinelle, e il mondo dell’emigrazione edel lavoro, così come molti quadri dedicatialla Francia e a Verona. L’associazione, allaquale ho telefonato, ricerca le tele di Flan-gini ma anche disegni suoi (una serie di di-segni apparsi alla mostra del ’77 risultanointrovabili) così come cataloghi e libri cheparlino di lui.Ho potuto avere per fortuna molte ripro-duzioni, delle quali invio alcune per fare avoi, lettori, una idea dello stile dell’artista,che a mio giudizio riesce come pochi a

dare colore italiano alle nebbie e ai pae-saggi del Nord.Ho promesso alla signora Cristina Rensodell’Associazione Flangini di lanciare l’ap-pello attraverso il nostro Notiziario ai tantilettori olandesi e belgi soci della Dante eamici dell’Italia, che forse hanno cono-sciuto o hanno in casa opere del pittore ve-ronese, perché si mettano in contatto conlei:e-mail: [email protected], tel.:+39.347.34 33 449. Intanto consultate ilsito www.giuseppeflangini.com.

Sono certa che, come è avvenuto prima perPieter Jas, il soldato olandese salvato dalparroco di Fosse (Valpolicella), mi aiute-rete a ritrovare le prove dell’amore di un ar-tista veronese per i nostri due paesi, di unoche ha camminato col cuore e con la suaarte per la strada che congiunge Italia eOlanda.

Laura Schram-Pighi

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Malinconia – Arlecchino seduto, 1945-46

Bagnante a Nervi, 1938-39 Case di minatori, Wasmes, 1955 Giorno di pioggia, 1955

Paesaggio a Ostenda, 1954

Il lago a Bardolino, 1952-54

Apostrofo 42Het Hollandse navelstaren heeft in hetOosten des lands nu het stadium bereiktdat er geen buitenlandse kranten meer inde kiosken verspreid worden. Om tochnog enigszins bij te houden wat er in dewereld geschiedt heb ik daarom een paarabonnementen genomen, waaronder eenop de Italiaanse Espresso. Immers, het zieternaar uit dat de wereld in Italië weer in be-weging komt na de lange jaren van de Ca-valiere. Vandaag, 19 januari, ontving ik heteerste nummer en dat was wel even wen-nen, want de titels van de artikelen gevensoms raadseltjes op. Weinig moeite heb ikmet Lo spazio stretto del Professore, want ik be-grijp meteen dat het om premier Montigaat. Zoals het artikel uitlegt heeft dezeweinig speelruimte in een land waar perquasi un ventennio ha dominato culturalmentepiù che politicamente, il forzaleghismo. Dat washet Italiaanse navelstaren, dat aan de kaakgesteld wordt met behulp van het genie-pige woordje ventennio, dat we ook uit an-dere contexten kennen. De titel Wow, cheavvio di campagna elettorale vertaal ik maar

met ‘Een leuk begin van de verkiezings-campagne’. Meer moeite heb ik met Va dimoda il doppiotoghismo. Google geeft viervindplaatsen en alle vier komen ze uit hetbewuste artikel van L’Espresso; de auteurMarco Travaglia zal het woord wel zelf ver-zonnen hebben. Gelukkig vraagt Googlemeteen: bedoelde u il doppiogiochismo, dusdat zal wel het leidwoord voor de nieuwevondst zijn. De vijfhonderd attestatiesdaarvan wijzen op de betekenis ‘van tweewalletjes willen eten’. Dit woord wordt ge-kruist met toga, en dus gaat het om advo-caten die zich aan twee kanten indekken.Welke advocaten dat zijn en met wie zezich encanailleren wordt niet geheel dui-delijk, want in tegenstelling met de Neder-landse gewoonte om alle achtergrondenvoortdurend uit te leggen worden we hiergeacht alle affaires paraat te hebben.Maar de meest mysterieuze titel vind ik inde Bustina di Minerva, de wekelijkse columnvan Umberto Eco, namelijk I bufalasti. Hetwoord is een meervoud van bufalaste, dat deauteur zelf uitlegt als così chiamerei gli ordi-

tori di bufale, ‘zo zou ik de bedenkers vanbufale willen noemen’. Het is dus duidelijkdat ook dit een nieuw verzonnen woord is,maar wat is in vredesnaam een bufala? Ikbegin met de woordenboeken. Het oudstecitaat vind ik bij Quarantotto, Dizionario delnuovo italiano, die verwijst naar het dialettoromanesco en twee betekenissen geeft: 1bruttura, porcheria; 2 errore, svista, en het ci-taat uit 1960 gaat over un film che, ancoraprima di essere visto fu definito una ‘bufala’ dagliamici romani. Een waardeloze film dus. Ookde Parole nuove van Cortelazzo en Cardinalehebben een lemma. Hierin staat een citaatuit 1965 uit de roman Le trombe van Giu-seppe Cassieri, in de vorm bufola: Forse unabufola dei padroni di casa, uitgelegd als errore,svista madornale ‘enorme blunder’. De vol-gende stap is het woordenboek van Durouit 1986. Dit geeft twee figuurlijke beteke-nissen: a svista, errore madornale; affermazionefalsa, inverosimile, panzana ‘kletsverhaal’; enb (romanesco) produzione, e spec. spettacoloscadente, di scarso valore: questo film è una bu-fala. De Garzanti 1998 voegt er nog aan toe:

Page 15: Notiziario 2013 (maart)

notizia giornalistica totalmente infondata, watook voorkomt in de De Mauro van 2005.Als we op Google kijken blijkt bufala over-een te komen met het Engelse hoax, watduidt op opzettelijk verspreide onwaar-heid, zoals in die e-mails waarin je met eensentimenteel verhaal uitgenodigd wordtgeld te storten op een Nigeriaans adres.Wat er verder staat over betekenis en aflei-ding klinkt overigens nogal amateuristischen is niet gecontroleerd. En zo komen wedichter bij het gebruik dat Eco ervanmaakt. Het gaat hem om onverlaten dieeen namaak-twitter onder de naam Um-berto Eco verspreiden. Ooit had zo’npseudo-Eco rondverteld dat García Már-quez dood was, waarop allerlei naïeve-

lingen serieus waren ingegaan tot ze ont-dekten dat de Columbiaanse schrijver vivoe vegeto was. Dit bericht van mei 2012 staatbekend als een Twitter death hoax en in eenItaliaanse krant stond dat de schrijvermorto di bufala was.Dan blijft nog de uitgang -aste voor de be-

denker van het valse bericht. Dat is eenniet-bestaand achtervoegsel; Eco moet hetvoor de gelegenheid verzonnen hebben; hijhoudt ook wel van een taalgrapje.Uit al deze informatie krijgen we wel eenduidelijk beeld van de ontwikkeling vanhet woord. Wat minder duidelijk wordt iswat dat alles met een buffel te maken heeft.Mijn suggestie is dat de betekenis personarozza e ignorante van het mannelijke bufalode bron is; immers, de oudste figuurlijkebetekenis die we zagen was die van een filmrozzo. Maar hopelijk ontdekt iemand nogeen preciezer verband.

Minne de Boer

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Umberto Eco

La poesia di MichelangeloL’educazione letteraria di Michelangelo,sebbene disordinata, fu di grande respiro,se si pensa che frequentò il giardino lau-renziano di San Marco, venendo così incontatto con i pensatori e gli scrittori piùinfluenti del tempo: Ficino, Della Miran-dola, Landino, Poliziano, Pulci. Anchedopo l’esperienza fiorentina continuò adedicarsi in proprio alla pratica della poe-sia con una scadenza piuttosto regolare daiprimi anni del Cinquecento fino a quelli dipoco antecedenti la sua morte, ottantano-venne, nel 1564. Sono da scartare le ipotesiche a lungo hanno suggerito l’idea che Mi-chelangelo praticasse la poesia come diver-tissement obbligato al suo status di geniouniversale; come strumento terapeutico;come un documento diaristico comple-mentare alle Lettere o come compendio utileall’analisi dell’opera artistica. Michelan-gelo, io credo, scrisse poesie proprio per-ché ciò che doveva esprimere avevanecessità della forma e della semiotica cheappartiene alla parola scritta. Così comeviene testimoniato nella più recente edi-zione critica1, si tratta di 302 componi-menti. Spesso di uno stesso documento cisono pervenute diverse versioni (e che purequesto sia ulteriore prova che Michelan-gelo desse all’atto letterario la massimaimportanza e attenzione). In maggioranzaessi sono elaborati compiuti, mentre di al-cuni si hanno dei testimoni in formamonca o di abbozzo. A questi vanno ag-giunti 41 frammenti: incipit irrisolti, breviadattazioni da classici, e citazioni da alcuni

versi propri, non riscontrabili in mano-scritto, ma presenti nella Lezione sul so-netto Non ha l’ottimo artista che il poligrafoBenedetto Varchi tenne nel 1546 ab incar-natione Domini all’Accademia fiorentina.Sono testi di vario metro, ispirazione e de-rivazione, ma in modo sommario e sche-matico le Rime possono essere classificatein base agli anni di produzione e ai tre nu-clei tematici più spesso frequentati: la bel-lezza e l’arte, l’amore e l’amicizia, la mortee il divino. La prima testimonianza auto-grafa si fa risalire al 1503/1504, e da quifino al 1532 coincide il primo periodo li-rico di Michelangelo, che nei contenuti enell’esposizione coincide in gran parte conil canone della tradizione toscana. In primisbisogna risalire a Petrarca e alla Commedia,quest’ultima per la potenza espressiva, chesi riscontra in Michelangelo soprattuttonei testi non amorosi, per arrivare altrovealla forte presenza dell’ideologia neopla-tonica, e in modo particolare all’autorità diFicino e Pico. Ma importanti riscontri con-tenutistici sono da riportare alla vicendasavonaroliana (sebbene presto superata),così come pure ravvisabili sono i toni di Gi-rolamo Benivieni, Lorenzo de’ Medici, Po-liziano e perfino del burlesco pulciano. Unpercorso eterogeneo, fondato anche sul re-cupero, che suggerisce come Michelan-gelo fosse partecipe degli avvenimentiall’interno della ‘società dei poeti’. In Italianella sfera ampia degli anni Trenta da unaparte Bembo, Della Casa e Castiglione ap-provano il piano regolatore che intende de-

limitare nettamente lo spazio e l’architet-tura del fare civile e poetico, mentre dal-l’altra Francesco Berni si applica alrifacimento dell’Orlando Innamorato di Bo-iardo, e autori quali Antonio Cammelli (ilPistoia), Aretino, Folengo, Ruzzante,Anton Francesco Grazzini (il Lasca), Doni,Lando e Benvenuto Cellini, formano ungruppo che con modalità non sistematichené programmatiche, e magari contrastantitra di loro, vuole essere un kosmos diver-gente rispetto all’epicentro segnato da Pie-tro Bembo. Buonarroti, ben informato suquesti sviluppi, scrive tra il 1532 e il 1547una quantità notevole di testi (si trattagrossomodo dei sonetti nn. 56-266) in-centrati sul tema dell’amore e dell’amici-zia. In questo gruppo di particolareinteresse sono anche i sonetti celeberrimisulla ‘Notte’ (nn. 101-104) e il gruppo diepitaffi per Cecchino Bracci (nn. 179-228).Determinanti per l’ispirazione lirica sa-ranno gli incontri con Tommaso de’ Cava-lieri nel 1532 e con Vittoria Colonna nel1536, il suo definitivo trasferimento aRoma (1534) e l’amicizia con Paolo III Far-nese, vescovo di Roma dal 1535. In questoperiodo si osserva a livello stilistico un pas-saggio – graduale e non esclusivo – dal so-netto al madrigale (cosa probabilmentefavorita anche dalla contaminazione con itesti per musica, conosciuti durante le rap-presentazioni nelle corti della Roma papa-lina) e si ha anche notizia di un pianoeditoriale, poi obliato, di un volume di 89componimenti che avrebbe costituito il co-siddetto ‘Canzoniere’ michelangiolesco.Al lasso di tempo che va dal 1547 al ’60 cor-1 M. Buonarroti, Rime, a cura di E.N. Girardi, Bari, Laterza, 1960.

Page 16: Notiziario 2013 (maart)

risponde la fase creativa matura, costituitain gran parte di testi di argomento spiri-tuale. In questo periodo Buonarroti è pro-vato da una serie di lutti, è impegnato inuna intensa riflessione teologica e fre-quenta il circolo dell’Ecclesia Viterbensis chesi riuniva intorno alla figura del cardinaleReginald Pole: uno dei tre legati pontificidelegati alle sessioni di apertura del conci-lio di Trento (1545-1563). Michelangelo, ilquale vive una religiosità complessa, fu te-stimone degli avvenimenti che condusseroalla chiamata del concilio. Nelle Rime si ri-scontra una disponibilità a prender parteal dibattito in corso e a voler mediare leteorie del Neoplatonismo con l’esigenza diuna riforma morale (e giammai religiosa)della Chiesa. L’attività di scrittura è, però,rallentata (nn. 267-302) e le poesie si di-stinguono, con l’esclusione di versi senzadubbio finiti, per l’evidente partituraespressionista e per un sostanziale disin-teresse per l’eufonia e l’euritmia, cioè glielementi su cui si edificano i Fragmenta pe-trarcheschi e in cui si caratterizza in mododittatoriale la lirica cinquecentesca. Le ra-gioni di questo ‘sbandamento’ si trovanoprobabilmente nella personalità dell’au-tore. La lingua diviene pertanto il palinsestodi una interiorità sofferta e problematica, in-capace di risolvere il quesito che si pone ecostretta a un fare imperfectum (cioè nonconcluso). Il confronto tra aspirazioneideale e tormento umano, connotato dallainsoddisfazione data dalla finitezza, è tra-

slato in un movimento formale di innova-zione che si volge verso il Barocco, in unmovimento che allontana dall’ideale an-tropocentrico rinascimentale, e porta asoffermarsi sulla figura dell’uomo nuovo.Il lettore olandese che volesse accostarsialla poesia di Michelangelo ha oggi a suadispozione una serie di traduzioni che te-stimoniano una certa, seppur minima, at-tenzione verso l’opera lirica del Divino.Qui di seguito ne riporto brevemente unprimo regesto.Jan H. Eekhout (1900-1978), poeta di estra-zione protestante, a metà degli anni Trentapubblica tre sonetti sulla rivista ‘Forum’2.Questi fungono probabilmente da antici-pazione all’edizione avuta nello stessoanno di trenta sonetti3. Nico van Suchtelen(1878-1949), anch’egli poeta ed editoresimpatizzante del movimento dei lavora-tori, dà fuori la sua edizione nel 1947.Anche in questo caso si tratta di una anto-logia minima, destinata ai membri del‘W.B.-vereniging’ (Wereldbibliotheekvere-niging) e, dunque, fuori commercio4.L’opera di Van Suchtelen come traduttoreletterario è ambiziosa e comprende autoriquali Shakespeare, Von Kleist, e Hoff-mann. Interessante sarà capire se la sceltadi tradurre Michelangelo sia stata dettatasolo dal gusto, o che invece ad essa sidebba dare un significato ben più estesonei termini di una poetica della progettua-lità. Una versione di poco più consistentedelle poesie buonarrotiane si ha nel 1986 a

mano di Frans van Dooren (1934-2005),cui ne segue una accresciuta e riveduta nel19995. Anche qui si ritrova una marcatapredilizione per il sonetto, anche se VanDooren ha deciso di tradurre pure alcunequartine di notevole rilievo all’interno dellibro michelangiolesco. A queste va ag-giunto il gruppo di poesie di Jan van derHaar. Si tratta di tre sonetti e di un madri-gale tradotti su commissione della HollandSymfonia in occasione di una rappresenta-zione della Suite shostakovichiana6, ispi-rata proprio dalle Rime michelangiolesche,mai pubblicati nel programma dello spet-tacolo7, e poi accolti in ‘Incontri’ (XXIV,2009/2).Dopo questo inquadramento sintetico sievince che la presenza di Michelangelopoeta nei Paesi Bassi è ancora scarsa. Ilfatto è poi tanto più grave se si pensa chenelle altre lingue europee – ormai datempo – è presente un corpus notevole,quando non addirittura un’edizione inte-grale del suo opus lirico. La speranza è na-turalmente che presto si trovi il modo dirimediare alla lacuna e che il nostro con-tributo (del traduttore e mio) possa servireda stimolo. Anche per queste ragioni allapanoramica appena esposta si è deciso difar seguire una altrettanto breve introdu-zione alle Rime, in modo da fornire al let-tore un facile strumento per lacomprensione delle liriche qui edite, o inlettura originale.

Gandolfo CascioGandolfo Cascio è professore a contratto ericercatore di Letteratura italiana pressol’Università di Utrecht. Il suo ambito distudio è la lirica cinquecentesca e del No-vecento.

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

2 Jan H. Eekhout, Sonnetten van Michel-Angelo, ‘Forum’, 4, nr. 2, 1935, pp. 162-164.3 M. Buonarroti, XXX sonnetten van Michel Angelo, trad. J.H. Eekhout, Baarn, Bosch & Keuning, 1935.4 M. Buonarroti, Sonnetten, trad. N. van Suchtelen, Amsterdam, W.B.-vereniging, 1947.5 M. Buonarroti, Sonnetten en andere gedichten, trad. F. van Dooren, Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1986, 1999.6 D. Shostakovich, Suite on Verses of Michelangelo Buonarroti: op. 145, 1974. La Suite completa è composta da dieci brani, più un

undicesimo come finale, a mo’ di ritratto interiore e biografico dell’artista.7 Gedichten van Michelangelo, ten behoeve van de Sjostakovitsj-uitvoering van Holland Symfonia, trad. J. van der Haar,

Haarlem, recita dei testi di S. Koetse, Haarlem, 9 dicembre 2005.

Uit de geschiedenis van de giallo (8)Il giorno della civetta

In 1961 kwam Leonardo Sciascia met eenklap de wereld van de giallo binnen. Hetging om een treeplankmoord bij een busdie net wil vertrekken. De passagiers ver-laten de bus haastig en begeven zich inkreeftengang naar elders; de chauffeur be-weert dat hij alleen op de weg let en geenaandacht heeft voor zijn passagiers, deconducteur herinnert zich vaag dat er weleen paar mensen in de bus zaten, de erw-tenkoekenverkoper, die naast de bus stondmaar nu door de maresciallo moet worden

opgespoord, antwoordt stomverbaasd:‘Hoezo, is er dan geschoten?’ Kortom, eenmoord op zijn Siciliaans.De dode man was lid van een bouwcoöpe-ratie en alles wijst erop dat hij het slacht-offer was van maffiose rivalen, omdat hijhun raad in de wind had geslagen bij deaanbesteding van een project. KapiteinBellodi, Emiliaan uit Parma, die in hetverre Sicilië terecht was gekomen ‘uit re-publikeinse familietraditie en uit overtui-ging’ – verdenkt de onorata società en laat

Page 17: Notiziario 2013 (maart)

een typisch personage uit dit milieu bijzich komen, namelijk de confidente. Dat iseen beroepsverklikker, die er goed op letdat hij niet meer verklikt dan de grote bon-zen van de maffia hem toestaan. Alleenheeft hij zich ditmaal vergist en tweenamen genoemd die hij beter had kunnenverzwijgen. Onmiddellijk ziet hij zijn ver-gissing in en dus weet hij dat hij ter doodveroordeeld is.Een van de indrukwekkendste hoofdstuk-ken van het boek is de beschrijving van delaatste dag van deze verklikker, die zichzelfheeft verraden door zijn angst en voor wiede dood uiteindelijk als een bevrijdingkomt. Volgens de waardeschaal van donMariano Arena, het plaatselijke hoofd vande maffia, was hij ‘geen man’. Don Mari-ano hield er een fraaie theorie op na, eentheorie waarmee hij de mensheid ver-deelde in vijf categorieën: gli uomini, i mezziuomini, gli ominicchi, i (con rispetto parlando)pigliainculo e i quaquaraquà; de Nederlandseequivalenten luiden ‘mannen, halve man-nen, mannekes, reetkevers (met permis-sie) en blabberdebla’s’. Alleen de‘mannen’ telden voor hem mee.Er is nog een derde slachtoffer, de man diede moord gezien heeft en de naam van demoordenaar aan zijn vrouw heeft verklapt.Hij verdwijnt uit zijn huis en wordt nietmeer gezien. Kapitein Bellodi heeft nu ech-ter drie namen en besluit de drie verdach-ten te arresteren. Hij slaagt erin eenbekentenis los te krijgen van de twee uit-voerders van de moord door elk van beidenwijs te maken dat de ander hem aangege-ven heeft en daardoor zo’n woede op tewekken dat ze liever zichzelf aangeven alsmedeplichtige dan dat ze de ander sparen.De truc was een nepbekentenis, zorgvul-dig vervaardigd door drie marescialli. De

derde verdachte, en dat is dus don Mari-ano, is een grote bons, die zich niet ver-waardigt de beschuldigingen ernstig tenemen. Hij hoeft zich dan ook geen zor-gen te maken want de società is al voor hemaan het werk. Hij wil alleen toegeven dat dekapitein een man is.Door dit verhaal heen is er als een soortcontrapunt een koor van grote bonzen, dieactie ondernemen in Rome. Wat ze vertel-len blijft enigszins vaag, we weten niet wieer aan het woord zijn, maar begrijpen weldat een van hen direct contact heeft meteen onorevole, een parlementslid. In Romehebben de journalisten zich op de gebeur-tenis geworpen, er worden vragen gesteldin het Parlement en de enige zorg van deonorevole is de schone schijn te bewaren,door het misdrijf toe te schrijven aan eenbanaal geval van jaloezie. De officiële stel-ling van de grote bonzen is dat de maffianiet bestaat, maar een uitvinding is van desociaalcommunisten – op zijn hoogst is ereen ‘vereniging voor geheime onderlingebijstand’. Dit is een staaltje van de filosofievan de grote bons: ‘Er zijn niet alleen be-paalde mannen die als hoorndragers ge-boren worden, er zijn ook hele volkeren:hoorndragers vanaf de oudheid, de ene ge-neratie na de andere.’ Dit kan gelden alseen nieuwe definitie van Sicilië. Sciascia’scommentaar is dat de mens zich over hetalgemeen redelijk beschaafd gedraagt,‘maar op sommige momenten komtineens de hardvochtige, meedogenlozeman die hij geweest was weer boven; enhet merkwaardigste was dat als hij zijnhardste en meest terechte oordeel over dedingen van de wereld terughaalde, dewoorden “hoorns” en “hoorndragers” alshagel in zijn gesprekken neervielen, metverschillende betekenissen en nuances,

maar altijd om minachting uit te drukken.’Deze praatjes van de anonieme mafiosi diehet verhaal doorspekken, zijn een heel ge-lukkige vondst van Sciascia: ze suggererende anonieme dreiging die over Siciliëhangt. Zoals te verwachten was, wint deomertà van de mafiosi het, de zaak eindigt insordino; de kapitein moet naar Parma ompersoonlijke redenen en: ‘hij had geen ver-langen gekoesterd om naar Sicilië terug tekeren, want in de vermoeidheid van zijnzenuwen vond hij een vakantie in de fami-liekring in Parma aangenamer en rustge-vender dan normaal. Daarom had hij eenziekteverlof aangevraagd, en dat hadden zehem gegeven, voor een maand.’In dit verhaal zien we hoe een Sciascia-gi-allo eruitziet. Er is niet zoveel spanning,want we weten van tevoren hoe het zal af-lopen. Wel zien we hoe een giallo ontstaat:er zijn twee maatschappijvisies, die van derechtsstaat en die van de criminaliteit, envoor beide wordt er inbreuk op hun waar-den gemaakt, voor de een door de afpers-som niet te betalen, voor de ander door eenmoord op klaarlichte dag. Sciascia’s spe-ciale bijdragen zijn de psychologische be-schrijvingen van de gevoelens vandeelnemers en het sociologisch-histori-sche commentaar op de maffia. Deze is in1961 net in de fase waarin de vastgoedmaf-fia overgenomen wordt door de drugsmaf-fia. Sciascia is pessimistisch, maar gelooftnog in de vooruitgang, zelfs in een maat-schappij die tweehonderd jaar achterloopt. Later zal hij dat geloof relativeren,maar dat zal hem nooit verhinderen omstelling te nemen. Helaas sterft hij in 1989,en daarna wordt het pas echt menens.

Minne de Boer

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Page 18: Notiziario 2013 (maart)

Toen ik in september een week in Tren-tino-Alto Adige doorbracht, met Roveretoals standplaats (zie Notiziario 4-2012) waser om mij heen in Rovereto weinig dat ik‘Duits’ aan vond doen. Wel viel mij de ach-ternaam van mijn B&B-gastheer op: Brun.En de jonge vrouw die mij op de dag vanvertrek met mijn koffer de bus in loodstebleek een Duits(talig)e moeder te hebben.Kleinigheden, toch veelzeggend. Maar hetstraatbeeld van Rovereto vond ik Italiaans.Anders was het in Trento, waar ik twee-maal naartoe ging. De trein doet er eenkwartier over, een afstand van niks dus.Maar: veel meer Duitse namen, en bars diemeer van een Bierstube dan van een Itali-aanse bar hadden.In het vliegtuig van Amsterdam naar Ve-rona zat naast mij een jongen die GarciaMarquez’ Honderd jaar eenzaamheid in hetDuits zat te lezen. Hij was overigens eenItaliaan, hij kwam uit Merano. Hij lasDuits, zei hij, omdat in zijn geboortestreekook veel Duits gesproken werd. Ik had opreis Eva dorme van Francesca Melandri bijmij. Dat speelt zich gedeeltelijk in de streekrond Merano af, en min of meer aan dehand van een soort road story gaat het infeite allereerst om de ‘kwestie’ Trentino-Alto Adige. Het boek confronteerde mijmet hetgeen het van hogerhand toewijzenvan een streek, in dit geval Zuid-Tirol, aaneen ander land, met een andere taal bo-vendien, teweegbrengt onder de bewo-ners. Met het voormalige Zuid-Tirolgebeurde dit in 1918 en het werd toen om-gedoopt in Trentino-Alto Adige; in 1946verwierf het autonomie, in 1969 werd eenakkoord bereikt waarmee onder meer hetItaliaans en het Duits officieel gelijk wer-den gesteld (sinds 1918 was het Italiaans er‘de’ taal, ondanks dat een groot deel van debewoners Duitstalig was). Aan dit akkoordging een reeks van gewelddadighedenvooraf; er werden diverse aanslagen ge-pleegd, waarbij het Italiaanse leger werdingezet om de orde te herstellen. Hetwaren de jaren van de Brigate Rosse, deaanslagen onder meer in Bologna en Mi-laan én de mysterieuze activiteiten vanleden van de Italiaanse legertop, die, zoalsbeweerd werd, een coup voorbereidden.Het boek belicht, aan de hand van de le-vensgeschiedenis van de moeder van de ik-persoon en volgens haar zienswijze (en dievan de schrijfster, vermoed ik), de binnen-

landse politieke verwikkelingen in het Ita-lië van, vooral, de jaren ’60-’70.De ik-persoon in het boek, Eva, is de doch-ter van een alleenstaande moeder, zelf uiteen boerengezin in de omgeving van Me-rano, een gezin waarin Duits gesprokenwerd. Ook de vader kwam uit zo’n gezin.Het boek begint als Eva, op paaszondag,net in de trein naar Sicilië is gestapt omdaar afscheid te gaan nemen van haar(stief )vader die zijn einde nadert en heeftopgebeld om haar dat te vertellen. Zij enhaar moeder hebben in geen jaren contactmet hem gehad. De treinetappes wisselt zijaf met het beschrijven van de levensge-schiedenis van haar moeder, een geschie-denis die zeer nauw verweven is met de‘kwestie Trentino-Alto Adige’.

De stiefvader van Eva blijkt een van de po-litiemensen uit Zuid-Italië te zijn die vanoverheidswege – weloverdacht beleid –naar de Trentino-Alto Adige werden ge-stuurd om daar het Italiaanse element teversterken, als tegenwicht tegen de Duits-talige bevolking. Ook uit andere delen vanItalië werden mensen naar het noorden ge-stuurd, maar het meest uit de zuidelijke re-gio’s omdat daar minder werkgelegenheidwas. In het noorden kon de economie ver-sterking van de beroepsbevolking in diejaren goed gebruiken. Dat er bewust uit an-dere regio’s politiemensen naar de roerigeTrentino-Alto Adige werden gedirigeerdhad bovendien als achtergrond dat hetvoor hen minder beladen zou zijn dan voor

hun collega’s ter plekke om het geweld erin te tomen: de bevolking bestond voorhen immers uit ‘vreemden’, en het was on-waarschijnlijk dat zij in de kwestie aan dekant van de ‘oproerkraaiers’ zouden staan.De oud-politieman naar wie Eva op weg isheeft tijdens zijn dienstperiode in hetnoorden Eva’s moeder ontmoet. Zij willenmet elkaar trouwen, maar de Siciliaanse fa-milie van de man kan zich er niet mee ver-zoenen een alleenstaande moeder alsschoondochter te moeten verwelkomen,nog wel een die nauwelijks Italiaans, laatstaan Siciliaans kent en die meer ver-trouwd is met boter dan met olijfolie.Hij zwicht voor zijn familie. Er wordt nietgetrouwd, hij wordt overgeplaatst en hetcontact tussen de twee wordt verbroken.Eva’s moeder is hier zeer radicaal in, totverdriet van Eva, die met haar stiefvadereen goede en hechte band heeft gekregen.Behalve de kwestie Trentino-Alto Adige isdus ook het grote verschil tussen Noord-en Zuid-Italië een thema in het boek.Een indringend boek. Knap van composi-tie, per hoofdstuk soepel wisselend vansfeer en toon: van beschrijving van histo-rie naar persoonlijke ontboezeming. Soms– in de beschrijvingen van Eva’s moeder enook wel van haar stiefvader – een beetjedweperig: je krijgt van die twee een beelddat bijna uitsluitend uit superlatieven be-staat. Wat mij het meest trof waren de ver-halen over de schrijnende conflicten diekunnen ontstaan door de toewijzing, zo-maar, van een streek aan een ander land,met een andere taal. Conflicten tussennaaste buren, binnen families, die tot dantoe vredig naast en met elkaar samenleef-den. En hoezeer en hoelang zulke conflic-ten kunnen doorwerken. Zo heeft Eva eenenorme hekel aan de haar vaak gesteldevraag of zij zich Italiaans of Duits voelt. Zijgeeft daar in principe geen antwoord op.Zij weet er ook eigenlijk geen antwoord op.Dat besefte ik allemaal onder het lezen. Enik realiseerde mij tegelijk hoe weinig ditbesef leeft buiten Italië, eigenlijk zelfs bui-ten de streek waar het om gaat. Ik reali-seerde mij ook hoe stompzinnig zo’ntoewijzing is: met één pennenstreek wordtvolledig voorbijgegaan aan de dagelijksewerkelijkheid waar de betrokkenen inleven.

Ciska van der Glas

– 18 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Een week Trentino-Alto Adige, vervolg

Page 19: Notiziario 2013 (maart)

In Bari tot 30 aprilRiccardo Tota tra Andria, Roma e NapoliRetrospectief gewijd aan Riccardo Tota(1899-1998), getiteld ‘Le seduzioni dellapittura’.Pinacoteca provinciale Corrado Gia-quinto, via Spalato 19Info: tel. 080.5412421

In Forlì tot 16 juniNovecento. Arte e vita in Italia tra le due guerre.Schilderijen, beeldhouwwerk, grafiek,posters, meubelen, sieraden, kleding ennog meer uit de Italiaanse jaren ’20-’30van de vorige eeuw.Complesso monumentale di S. Dome-nico, piazza Guido da MontefeltroInfo: tel. 199.757.515;www.mostranovecento.it

In Padova tot 19 meiPietro Bembo e l’invenzione del RinascimentoMeesterwerken van Bellini, Titiaan, Man-tegna, Rafaël – werken uit de kostbare col-lectie van de Venetiaanse geleerde enlatere kardinaal Pietro Bembo, of werkendie hij tot stand zag en soms hielp komen.Palazzo del MonteInfo: tel. 049.820.45.37

tot 26 mei De Nittis120 werken van een van de hoofdrolspelersop het Europese toneel van de 19de eeuw.Palazzo Zabarella, via S. Francesco 27Info: tel. 049.875.31.00;www.palazzozabarella.it

In Pordenonetot 9 juniArmando Pizzinato125 jeugdwerken, aangevuld met laterwerk.Galleria arte moderna e contemporanea(jeugdwerken) en Galleria Sagittari (laterwerk)Info: tel. 0434.52.37.80

(Met dank aan Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

– 19 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • maart 2013 – nummer 1

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

a d v e r t e n t i e

Beden

Breakfastin

Valpolicella

Bed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in hetdorpje Prun, in de provincie Verona,ongeveer 6 km van Negrar, 15 kmvan Verona en 20 km van hetGardameer.

Het ligt aan de rand van deValpolicellastreek, in het natuurparkvan Lessinia met een uitzicht overde Povlakte waarachter je deApennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau enheeft ’s zomers een buitengewoonaangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3tweepersoonskamers, metgemeenschappelijke badruimte,keukenhoek, balkon en garage.

Desgewenst wordt het ontbijtgeserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia DeganiTelefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33