Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een...

88
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een kwalitatief onderzoek Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek. Joyce Kinnaer

Transcript of Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een...

Page 1: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

Universiteit Gent

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2008-2009

Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu

Een kwalitatief onderzoek

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek.

Joyce Kinnaer

Page 2: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

2

Dankwoord

Deze scriptie is tot stand gekomen met ondersteuning van enkele mensen. Ik zou hen hier willen

bedanken.

Mijn grootste dank gaat uit naar de vijftien jongens die ik in Kathmandu heb mogen leren kennen. Zij

hebben met veel enthousiasme en inzet aan het onderzoek willen meewerken en hebben me een

verrijkende ervaring gegeven. Hartelijk bedankt aan allen!

Het personeel van APC-Nepal wil ik bedanken voor de spontane interesse en de wil om me te

ondersteunen bij de uitvoering van het onderzoek. Een bijzondere dank aan Ravi en Shyam.

Mijn promotor, Dr. Ilse Derluyn wil ik bedanken voor haar snelle reacties en kritische blik. Ze deed me

steeds weer nadenken en verder zoeken zodat mijn blik werd verruimd.

Een laatste dankwoordje gaat naar vrienden en familie die elk op hun manier een grote bron van

steun waren. In het bijzonder dank ik Anna, Jens, Jesse, Karolien, Maarten, mama, Mathilde, Nacho,

Nick, oma, Roos en Tim.

Joske Kinnaer

Page 3: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

3

Inleiding

Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu: ze staan beter bekend onder de terminologie

„straatkinderen‟. Ze worden regelmatig als slachtoffers gezien en een medelevende toerist zal hen een

roepie1 of koekje geven of zelfs een tehuis openen. Deze tehuizen zijn een van de vele en

uiteenlopende programma‟s die worden ontwikkeld door NGOs. Het ene project werkt beter dan het

andere, maar weinigen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. In deze scriptie wordt getracht

een realistischer beeld over straatkinderen te vormen. Daarnaast worden op basis van onderzoek,

waarin de jongens zelf centraal staan, enkele aanbevelingen gedaan naar beleid- en

programmaontwikkelaars zodat hulpverlening beter kan aansluiten bij de leefwereld van

straatkinderen.

In het theoretisch kader wordt een poging ondernomen tot het formuleren van een definitie. Het blijkt

moeilijk te zijn omdat straatkinderen een zeer heterogene groep vormen. Indien er geen passende

definitie is wordt gezocht naar een meer realistische beeldvorming van straatkinderen. Deze

beeldvorming wordt gekaderd binnen de rationele keuzetheorie, het sociaal constructivisme en het

verdrag inzake de rechten van het kind. Voortvloeiend uit het kader en de invloed die het heeft op de

beeldvorming van straatkinderen wordt duidelijk dat participatie en het perspectief van de kinderen en

jongeren in onderzoek en programmaontwikkeling centraal komt te staan. Het begrip participatie zal

vervolgens verder worden uitgediept.

Het laatste hoofdstuk zoomt in op de straatkinderen in Nepal. Er wordt een profiel gevormd en er

wordt gekeken naar bestaande hulpverleningsvormen voor hen.

In het tweede deel worden de probleemstelling, onderzoeksvragen en doelstelling van de scriptie

scherp gesteld. Er blijkt een nood te zijn aan meer onderzoek waarin de perceptie van de

straatkinderen centraal staat. Het is nodig te luisteren naar hen om te weten te komen wat zij zelf

belangrijk achten in het leven. Speelt hulpverlening een rol en indien dat zo is, welke rol kan deze

spelen?

Deze vragen kunnen beantwoord worden door een kwalitatieve en participatieve onderzoeksmethode.

Er werd gekozen voor de methode Photovoice. In deel drie wordt de keuze verantwoord en worden

verschillende methodologische aspecten van het onderzoek belicht.

De resultaten die voortkomen uit het onderzoek worden gerapporteerd in deel vier om dan over te

gaan naar deel vijf waarin de conclusies en aanbevelingen verwoord worden.

Het laatste deel bespreekt de beperkingen van het onderzoek en geeft aanbevelingen voor verder

onderzoek.

1 Nepalese munt.

Page 4: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

4

AFKORTINGEN

HIV: Human Immunodeficiency Virus (menselijk immuundeficiëntievirus).

IVRK: Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind.

NGO: Niet Gouvernementele Organisatie.

UNESCO: United Nations Educational, scientific and cultural Organisation.

UNICEF: United Nations International Children's Emergency Fund.

VN: Verenigde Naties.

Page 5: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

5

Inhoudsopgave Dankwoord Inleiding Inhoudsopgave Afkortingenlijst Deel 1: Theoretisch kader 7 Hoofdstuk 1. Definitie street child 7

1.1. Mogelijke definities 7 1.2. Enkele kritieken op de term street children 8 1.3. Poging tot het formuleren van een realistische identificatie 10

1.3.1. Verlaten kinderen: „out of touch, out of place‟ 10 1.3.2. Drie grote groepen 10

1.3.3. Bedenkingen en een nieuwe definitie 11 1.4. In Nepal – in België 12 1.5. Termkeuze voor deze scriptie 12

Hoofdstuk 2. Een kader voor de beeldvorming van straatkinderen 13 2.1. De rationele keuzetheorie 13 2.2. Het sociaal constructivisme en straatkinderen 13 2.3. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989) 14

2.3.1. Twee krachtlijnen van het Verdrag 15 2.3.2. Het Verdrag voor straatkinderen? 15 2.3.3. Een intercultureel verdrag? 15

2.4. Invloed op de beeldvorming en handelingen omtrent straatkinderen 16 Hoofdstuk 3. Participatie 17

3.1. Participatie van kinderen, een nieuw discours 17 3.2. Participatie – bescherming 18 3.3. Straatkinderen en participatie in onderzoek 18 3.4. Straatkinderen en participatie in de hulpverlening 19

Hoofdstuk 4. Straatkinderen in Kathmandu 20 4.1. Profiel van de straatkinderen in Kathmandu 20 4.2. Hoofdredenen voor het trekken naar de straat 21 4.3. Drie fasen in de loopbaan naar een leven op straat in een stedelijk 21 gebied van Nepal 4.4. Hulpverlening aan straatkinderen in Kathmandu 22

Deel 2: Probleemstelling en onderzoeksvragen 24

2.1. Probleemstelling 24 2.2. Onderzoeksvragen 24 2.3. Doelstellingen 25

Deel 3: Methodologisch kader 26 3.1 Inleiding 26 3.2. Kwalitatief onderzoek 27 3.3. Photovoice 27

3.3.1. Tien Voordelen van het gebruik van Photovoice als Participatory needs assessment (Wang en Burris, 1997, p. 372-373). 28 3.3.2. Participatie in participative needs assessment 29

3.4. Voorstelling van de doelgroep 29 3.4.1. Voorstelling van de organisatie APC-Nepal 29 3.4.2. Voorstelling van de jongens 31

3.5. Fasen in het onderzoeksproces 32 3.6. Verwerking van de gegevens 36

Page 6: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

6

3.7. Kwaliteit van het onderzoek 36 3.7.1. Betrouwbaarheid van het onderzoek 36 3.7.2. Validiteit van het onderzoek 37

Deel 4: De resultaten 39

4.1. Biya 39 4.1.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 39 4.1.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 48

4.2. Kalimati 49 4.2.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 49 4.2.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 53

Deel 5: Conclusie 55

5.1. Conclusie en aanbevelingen 55 5.1.1. Bespreking van de thema‟s 55 5.1.2. Het belang van NGOs 56 5.1.3. Aansluitende hulpverlening 56

5.1.3.1. Gezamenlijke positieve thema‟s 57 5.1.3.2. Positieve Thema‟s: Biya 60 5.1.3.3. Negatieve thema‟s 61

5.2. Een algemene aanbeveling 62 Deel 6: Discussie 64

6.1.Beperkingen van het onderzoek 64 6.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek 65 Bibliografie 67 Bijlage 75

Page 7: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

7

Deel 1: Theoretisch kader

Hoofdstuk 1. Definitie street child

Deze scriptie gaat over „jongens op zoek‟2 of in de meer bekende term: straatkinderen. Voordat er

wordt ingegaan op de literatuurstudie is het nodig om de term „straatkind‟ (afgeleid uit het Engels) te

duiden zodat klaarheid wordt geschept over de te onderzoeken doelgroep. In dit hoofdstuk wordt

gekeken naar het ontstaan van de term street child, de verschillende definities en de kritieken hierop.

Op het einde van dit hoofdstuk zal een definitiekeuze worden gemaakt die zal dienen voor deze

scriptie.

1.1. Mogelijke definities

In de geschiedenis van de literatuur is het gegeven 'straatkind' al lang aanwezig3. In academische

kringen echter werd het fenomeen pas later als een serieus en te onderzoeken thema opgenomen. De

Engelse term 'street child' is in het academisch repertoire voor het eerst geformuleerd in 1979, tijdens

het door de VN georganiseerde jaar van het kind (Schwartzchild, 1987).

In 1981 handelden verschillende publicaties van UNICEF over 'street children' in Latijns-Amerika. Zo

is de term wijd verspreid geraakt (Tacon, 1981a; 1981b; 1981c). Tacon beschreef het straatkind als

volgt:

“He is the child most rejected and, at the same time, most in need of acceptance; the most difficult for

adults to love and the most in need for adult affection; the least trusted and the most in need of trust;

the most abandoned and the most in need of family; the most repressed and the most deserving of

freedom; the most forgotten and the most worthy of our remembrance; the least helped and the most

in need; the least fed and the most hungry; the dirtiest and the least able to find a good bath” (Tacon,

1981a, p.20).

Vele niet-gouvernementele organisaties (NGOs) hebben deze term overgenomen en gebruiken hem

nog steeds. Er zijn slechts weinig discussies geweest over wat deze term juist inhoudt. In 1990 heeft

Glauser een poging ondernomen om een standaarddefinitie te formuleren:

2 Er wordt verder op ingegaan bij de voorstelling van de doelgroep in deel 3: methodologie.

3 Het boek „Oliver Twist‟ (Dickens, 1838) is hier een bekend voorbeeld van.

Page 8: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

8

“Street children are those for whom the street (in the widest sense of the word, including unoccupied

dwellings, wasteland, etc.) more than their family has become their real home, a situation in which

there is no protection, supervision or direction from responsible adults” (Glauser, 1990, p. 143).

Hecht (2000) vraagt zich af wat bij deze definitie wordt verstaan onder de termen street, family, real

home, protection, supervision, direction en responsible adults.

Glauser (1990) formuleert ook zelf een kritiek bij de term „street child‟. Het woord „straat‟ in combinatie

met „kind‟ heeft een foute bijklank. Kinderen die in de tuin spelen worden geen tuinkinderen genoemd

en kinderen die op zolder spelen worden geen zolderkinderen genoemd. Het begrip straatkind verwijst

naar de plaats waar hij leeft, niet naar wie hij is. Omdat de straat een bijzondere locatie is voor

kinderen4 en hun activiteiten wordt deze vaak gezien als een deel van hun identiteit.

1.2. Enkele kritieken op de term street children

Door kritieken te formuleren op de term street children wordt een gangbaar beeld van straatkinderen

weerlegd. Het biedt een opening voor een nieuwe definitie, een nieuwe beeldvorming.

De eerste kritiek geeft aan dat het een algemene term is die de verscheidenheid van de huidige

omstandigheden waarin de kinderen leven verbergt (Panter-Brick, 2002). Straatkinderen worden

verbonden aan armoede in het kader van de ongelijke socio-economische ontwikkelingen in een

ongelijke sociale orde (Silva, 1996) of aan de tendens van migratie van dorp naar stad die stress en

armoede met zich meebrengt en het uiteenvallen van families kan veroorzaken (Agnelli, 1986; Morch,

1984; Wallace, 1987). Vele malen is getracht om categorieën te creëren en algemene definities te

formuleren door verschillende auteurs en organisaties (Raffaelli en Larson, 1999; Kapadia, 1997;

UNESCO, 1995; UNICEF, 2001, etc.) maar het lijkt onmogelijk. Er zijn wel enkele praktische

alternatieven beschikbaar die lokaal bepaald zijn en verwijzen naar deze groep kinderen (Ennew

2000, P. 171).

Een tweede kritiek formuleert dat de term street children een inadequate representatie is van de

ervaringen van kinderen (Panter-Brick, 2002). Wanneer gefocust wordt op de plaats waar

straatkinderen zich begeven: de straten, wordt enkel gekeken naar één element van het leven van de

kinderen en negeren we het grotere sociale netwerk waarin ze zich begeven (Panter-Brick, 2002). In

een studie in Brazilië vroeg Hecht (1998) de kinderen zelf wanneer je een straatkind bent en wanneer

niet. Het heeft blijkbaar niets te maken met het „op de straat‟ of „van de straat‟ te zijn, maar met de

4 Lees vanaf nu kinderen en jongeren.

Page 9: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

9

manier waarop ze zichzelf zien in relatie met hun ouders en met de bredere samenleving. In de

woorden van Hecht: “some children work in the street, dance in the street, beg in the street, sleep in

the street, but the street is the venue for their actions not the essence of their character” (Hecht, 1998,

p. 103).

De derde kritiek stelt dat de term street child emotioneel geladen is en een stigmatiserend

karakter heeft (Panter-Brick, 2002). We voelen medelijden en zien de kinderen als slachtoffers. Het

zijn wezen of ze zijn achtergelaten door hun familie en daardoor zijn ze behoeftig, hongerig, vuil,

wanhopig en alleen (veale et al., 2000). Hecht (1998) heeft het over „kinderen beroofd van hun

kindertijd‟. Scheper-Hughes en Sargent (1998) hebben het over „kinderen zonder kindertijd‟.

Straatkinderen zijn ofwel slachtoffers ofwel vijanden (Bar-on, 1997; Aptekar, 1994). Wanneer ze

worden benaderd als vijanden roept dit wantrouwen op (Aptekar, 1988) en het idee dat straatkinderen

een deviant en gemarginaliseerde groep van de stedelijke subcultuur vormen. Het verschil in emotie

en cognitie zal ons gedrag bepalen. Indien het slachtoffers zijn zullen ze geholpen willen worden door

mensen of organisaties, indien het delinquenten zijn zal er bang of boos worden gereageerd (Veale et

al., 2000, p. 138). Een definitie die hierbij aansluit is dat straatkinderen „children at risk zijn‟ (Hutz &

Koller. 1999; Kapadia, 1997). Ze zijn ofwel kinderen die in een risicovolle situatie zitten ofwel vormen

ze een risico voor anderen omdat ze zich niet aan de sociale regels houden (Stephens, 1995).

Invernizzi formuleert de stigmatisering als volgt: “The term has a stigmatising effect, since the child, as

it were, allocated to the street and to delinquent behaviour. The term neither gives consideration to the

experience or testimony of the children in question nor to other facets of their identity, which do not

necessarily have any relevance to the street. Thus it becomes a cause of discrimination of the children

and triggers or strengthens negative social reactions” (Invernizzi, 2001, p. 79). Het label draagt bij tot

de sociale stratificatie van het kind. Zelfs programma‟s of organisaties kunnen bijdragen aan de

discriminatie en stigmatisering (Invernizzi, 2001).

Een vierde kritiek heeft het over een beperkt gezichtspunt en dus een beperkte actie (Panter-

Brick, 2002). Wanneer gefocust wordt op straatkinderen, wordt enkel het topje van de ijsberg gezien.

Straatkinderen die goed zichtbaar zijn, staan bij beleidsmakers hoog op de agenda, maar ondertussen

wordt een veel grotere groep met een probleem van armoede en sociale uitsluiting genegeerd

(Ennew, 2000; Rizzini et al. 1999). Holden (1995) vult aan met de bedenking dat het bijzonder moeilijk

is om de risico‟s bij straatkinderen te onderscheiden van de sociaal economisch achtergestelde groep

kinderen. In Latijns-Amerika kon Scanlon et al. (1998) het volgende concluderen: “street children are

far no worse than other children from similar backgrounds”. Met respect voor de bestaande risico‟s

van het leven op straat zouden we kunnen onderzoeken of straatkinderen werkelijk in een unieke

ongunstige situatie zitten of ze slechts een deel van een groter spectrum arme kinderen zijn (Sibert,

2000).

Page 10: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

10

1.3. Poging tot het formuleren van een realistische identificatie

Naar aanleiding van de kritieken op de term street child blijkt het nodig te zijn om een nieuwe definitie

te formuleren. Een definitie die rekening houdt met de heterogeniteit en complexiteit van de groep, die

verder kijkt dan de straat en de kinderen niet bekijkt als slachtoffers of delinquenten. Het is

realistischer te zoeken naar een definitie die rekening houdt met de familie, de bredere samenleving

en de relatie van deze elementen tot het kind. Bovendien moet deze beschouwing geplaatst worden in

het licht van de historische en culturele context. Volgende definities trachten hier rekening mee te

houden, al worden er toch ook bedenkingen bij geformuleerd.

1.3.1. Verlaten kinderen: ‘out of touch, out of place’

Een eerste definitie tracht een alternatief te vinden voor „verlaten‟ kinderen. Niet alle straatkinderen

zijn echter „verlaten‟ kinderen.

De onderlinge relaties die we in rekening brengen kunnen gevat worden in twee kernthema‟s: een

gevoel van „verantwoordelijkheid‟ en een gevoel van „plaats‟ binnen de familie en de samenleving.

Straatkinderen zijn pas echt verlaten als er een breuk is in de vitale relaties tussen het kind, de ouders

en de gemeenschap. Deze breuk omvat een verschuiving van verantwoordelijkheid.

Om echt verlaten te zijn is men zowel out of touch als out of place. Deze definitie is eenvoudig,

neutraal, onbevooroordeeld en bruikbaar in verschillende culturele contexten. Hij aanvaardt dat „kind‟

en „ouders‟ sociale constructies zijn. Het voordeel van deze definitie is dat ze rekening houdt met de

mogelijkheid van verschillende kindertijden5 (Panter-Brick, 2000, p. 12-13).

De definitie „out of touch and out of place‟ roept wel weer andere vragen op. Welke relaties zijn

essentieel, volgens wie is er een breuk, wat is een breuk en wat is verantwoordelijkheid?

1.3.2. Drie grote groepen

Wanneer een kind out of touch en out of place is, spreken we werkelijk van een fysiek achtergelaten

kind of wees (Panter-Brick, 2000). Deze groep straatkinderen vormt slechts een kleine minderheid van

de straatkinderen (Felsman, 1984, Blanc, 1991; Tournon, 2008).

De tweede groep kinderen zijn deze die zelf hun familie hebben verlaten na een weloverwogen keuze.

Ze zijn verantwoordelijk voor hun eigen fysieke en emotionele overleving. Ze werken als kleine diefjes,

bedelaars of plasticverzamelaars6 en komen zelden in contact met een organisatie of thuis. Ze zijn

5 Zie 2.2. het sociaal constructivisme en straatkinderen.

6 Het verzamelde plastic kunnen ze verkopen.

Page 11: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

11

onafhankelijk van volwassenen en worden wel eens „kinderen van de straat‟ genoemd (Felsman,

1984; Baker et al., 1996; www.mobileschool.org; UNICEF, 2001).

De laatste en grootste groep zijn de kinderen „in‟ de straat. Ze brengen hun tijd overwegend op straat

door, maar de banden met hun familie zijn niet verbroken. Ze werken en leven in gelijkaardige

omstandigheden als de tweede groep. Het grootste verschil is dat ze nog contact hebben met familie

en er deels afhankelijk van zijn. Ze gaan regelmatig naar huis, vaak in armoedige achterbuurten, om

er te slapen. Deze kinderen worden ook wel straatkinderen in voorbereiding genoemd, omdat ze een

hoog risico lopen definitief op straat terecht te komen (Baker et al., 1996; Felsman 1984; Ennew,

1994; UNICEF, 2001; www.mobileschool.org).

Dit onderscheid tussen de twee laatste groepen is in werkelijkheid echter niet zo duidelijk. Bepaalde

kinderen horen afwisselend bij de ene of de andere groep (www.mobileschool.org).

De verdeling kan wel interessant zijn om twee redenen. Het is belangrijk dat zowel de beperkingen als

de mogelijkheden van de omgeving van de kinderen in rekening wordt gebracht. De tweede reden is

dat de rol van het individu, de persoonlijkheid en mogelijkheid tot het maken van een eigen keuze

worden betrokken (Baker & Panter-Brick, 2000, p. 162).

1.3.3. Bedenkingen en een nieuwe definitie

Naast de twee positieve argumenten formuleert Hecht (2000, p. 151) toch twee bedenkingen.

Kinderen „in‟ de straat refereert naar de plaats voor hun acties, het is geen karakterkenmerk. Kinderen

„van‟ de straat zouden slapen in de straat, maar hoe vaak moet een kind in de straat slapen vooraleer

het een kind „van‟ de straat is? Het is onmogelijk te veronderstellen dat de activiteiten van een kind en

waar deze zich afspelen ook de essentie van het kind bepaalt.

Hecht (2000) is van mening dat de identiteit geformuleerd door volwassenen verschillend is van de

visie die straatkinderen over zichzelf hebben. In Brazilië ging hij op zoek naar een definitie

geformuleerd door de kinderen zelf. Straatkinderen geven zichzelf de naam maloquieros. Er is geen

exacte vertaling naar het Engels of Nederlands maar Brazilianen gebruiken het voor ondeugende

kinderen die fruit stelen, oude mensen bespotten, last veroorzaken of voor bewoners van de

achterbuurten.

De kinderen interpreteren het zelf als een gevoel dat ze hebben, het is geen beschrijving van

activiteiten maar een manier van leven. Ze verraden de regels van het matriarchaat, wonen niet thuis

met het bijhorende 'goede leven' zoals het helpen van hun moeder en bijdragen aan het huishouden.

Ze zijn eerder verhangen aan een andere manier van leven: „slecht‟ geld verdienen, het meeste

daarvan zelf spenderen, drugs gebruiken en allerlei dingen doen die ze zelf als fout classificeren.

Wanneer ze gewoon zijn aan dit leven kunnen ze het niet meer laten. Ze hebben het ene leven

Page 12: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

12

achtergelaten voor het andere. Er is slechts een kleine groep „straatkinderen‟ die zich identificeert als

maloquiero. De andere kinderen die veel tijd op straat doorbrengen worden niet als „straatkind‟ of

maloquiero beschouwd (Hecht, 2000, p. 156-159). Er is dus nog een andere groep kinderen die veel

tijd op straat doorbrengt maar daar werd geen gepaste naam voor gevonden.

1.4. In Nepal – in België

Uit voorgaande wordt duidelijk dat er geen eenduidige definitie is voor straatkinderen. Misschien is dit

ook niet mogelijk. Panter-Brick (2002) gaf in de kritieken op de term street children aan dat er lokaal

bepaalde termen bruikbaar kunnen zijn. Deze ben ik gaan zoeken in Nepal en in België.

In Nepal worden straatkinderen „khate‟ (rag-picker), voddenraper in het Nederlands, genoemd. Ik ga

deze term niet hanteren in deze scriptie. Ik heb vastgesteld dat de straatkinderen waarmee ik in

contact ben gekomen deze term zelf niet gebruiken7 .

In België werd doorheen de internationale academische literatuurstudie geen bruikbaar alternatief

gevonden en het woord straatkind wordt niet vermeld in het woordenboek8.

1.5. Termkeuze voor deze scriptie

Wegens gebrek aan een alternatief en om deze scriptie vlot leesbaar te maken zal in het verdere

verloop van de scriptie de term „straatkind‟ worden gebruikt. Met al het voorgaande in gedachte, wordt

geopteerd voor volgende definitie: „een straatkind is een kind dat veel op straat is‟9.

Deze definitie wordt bevestigd door (Le Roux en Smith, 1998a) met een onderzoek waarin ze twee

gemeenschappelijke elementen vonden bij straatkinderen: straatkinderen spenderen het grootste deel

van de tijd op straat en de straat is de grootste bron om in hun levensonderhoud te voorzien.

7 Een voorbeeld: tijdens een gesprek met een jongen van Biya zei hij dat de lerares hen soms „khate‟

noemt. Dat maakte hem boos en ongelukkig. Hij zei:”wij zijn geen „khate‟.

8 Niet in het Prisma woordenboek (2007) en niet in het Van Dale woordenboek (2008).

9 Het is essentieel dat we het kind in zijn geheel wordt benaderd en dat we beseffen dat het leven op

straat slechts een van de vele elementen van zijn leven is. Het kind is niet enkel een kind dat veel op

straat leeft, het kind is veel meer dan dat! Het is geen karakterkenmerk, noch zijn identiteit. Vandaar

dat in de titel van deze scriptie niet werd geopteerd de term „straatkinderen‟ te gebruiken, maar

„jongens op zoek‟. Er wordt dieper op ingegaan in het methodologisch deel bij de voorstelling van de

doelgroep.

Page 13: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

13

Hoofdstuk 2. Een kader voor de beeldvorming van straatkinderen

Het is duidelijk gebleken dat er tot nu toe geen definitie bestaat die de volledige groep straatkinderen

in zijn complexiteit kan vatten. Het is wel mogelijk twee benaderingen voor te stellen die de

beeldvorming van straatkinderen op meer realistische wijze beïnvloedt. Wanneer in het laatste

hoofdstuk wordt ingezoomd op de straatkinderen in Nepal zal duidelijk worden dat deze beter

aansluiten bij de leefwereld van de kinderen.

2. 1. De rationele keuzetheorie

De rationele keuzetheorie houdt rekening met de keuze die kinderen maken om het ouderlijk huis te

verlaten in het licht van de beperkte mogelijkheden en moeilijke omstandigheden waarin ze leven.

Wanneer ze kiezen voor de straat kan dit voor hen een van de betere alternatieven zijn waaruit ze

kunnen kiezen (Veale et al. 2000, p. 139,140). Door dit gegeven noemt Gibbs (1994) straatkinderen

„veerkrachtige overlevers‟ omdat ze het lot in eigen handen nemen, opkomen voor zichzelf en willen

bouwen op hun mogelijkheden.

Het kiezen voor een tijdelijk leven op straat kan een van de vele mogelijke uitkomsten zijn van de

sociale, culturele en economische omstandigheden die Nepalese families beïnvloeden. De rol van de

context van het kind brengt ons bij de invloed die het sociaal constructivisme aanhaalt. Specifiek in

Nepal is het nodig straatkinderen te kaderen in het licht van de toegenomen migratie voor het zoeken

naar werkmogelijkheden, de verbetering in transport en communicatie en de toegenomen

mogelijkheden om geld te verdienen in stedelijke gebieden (Baker en Panter-Brick, 2000, p. 165-

166).

2.2. Het sociaal constructivisme en straatkinderen

Het sociaal constructivisme stelt zich de vraag of er wel iets bestaat als „het straatkind‟. Kinderen

participeren in verschillende relaties met de straat, familie, originele gemeenschap, onderdak,

programma‟s en contexten waarin ze actief zijn. Het theorema biedt een benadering waarin het kind

centraal straat in de analyse van het netwerk van relaties waarin ze participeren. Deze benadering

biedt een holistisch en contextueel perspectief van het individu en zijn ervaringen (Veale et al., 2000

p. 141,142). Verder stelt het sociaal constructivisme dat de kindertijd een sociale constructie is zonder

universele geldigheid. Wanneer we het concept „straatkinderen‟ trachten te benaderen is het

aangewezen een beschrijving te geven van het bestaande kindbeeld in Nepal zodat ook de

straatkinderen in dit licht kunnen begrepen worden (Panter-Brick, 2000, p. 4).

Page 14: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

14

Kindbeeld in Nepal

In Nepal komen twee visies van een goede kindertijd naar voor. Er is de kindertijd die gangbaar is bij

de stedelijke middenklasse die dicht aanleunt bij de moderne westerse visie op de kindertijd,

gekenmerkt door het gezinsleven en afhankelijkheid (Baker en Panter-Brick, 2000). Zowel de morele

als de economische verantwoordelijkheid liggen bij de ouders (James et al. 1998; Qvortrup, 1996). De

kindertijd is als een gouden leeftijd voordat het volwassen leven begint met de bijbehorende

verantwoordelijkheden. Het is een kindertijd zonder werk, economische zorgen, politiek en seksualiteit

(Ennew, 1994, p. 412).

Naast deze kindertijd wordt door een groot deel van de (arme) bevolking de traditionele kindertijd

beleefd, gekenmerkt door de scheiding van thuis en economische activiteit met verantwoordelijkheden

zowel binnen- als buitenhuis (Panter-Brick, 2000; Cunningham en Viazzo, 1996). Het is normaal dat

men tijdelijk vertrekt uit de arme landelijke omgeving om te gaan werken of studeren in Kathmandu of

in een andere stad. Dat kan voor kinderen vanaf twaalf jaar (Panter-Brick, 1996; Poffenberger, 1980;

Russell, 1992). De scheiding van het gezinsleven zelf wordt niet als problematisch gezien en het hoort

bij de kindertijd. Het wordt gezien als een goede opvoeding, een kans die men biedt aan de kinderen

om een beter leven te zoeken (Bledsoe, 1990b, p.77). De tijdelijke scheiding is fysiek, het is geen

morele scheiding. Jongens kunnen werken als porters (dragers) langs de handel- en toeristenroutes,

doen aan seizoensmigratie voor werk en worden door hun ouders aangemoedigd om te reizen op

zoek naar betere mogelijkheden in de nabije stad of in Kathmandu (Poffenberger, 1980; Russell,

1992). Ook al zien vele ouders scholing als het goede pad naar een beter toekomst, de kinderen gaan

vaak onregelmatig naar school omdat ze nodig zijn voor het werk, omdat de ouders de uniformen en

boeken niet kunnen betalen of omdat het onderwijs van slechte kwaliteit is (Johnson et al. 1995, p.

25). Spelen of schoolwerk heeft niet de voorrang, wel economisch productief werk (Boyden et al.

1998).

Nu er een beeld is gevormd over de verschillen in kindertijden kan er gekeken worden naar de

gevolgen die dat heeft voor het beeld dat vanuit het westen gevormd wordt over straatkinderen in

ontwikkelingslanden. Deze invloed wordt aangevuld vanuit het IVRK dat hier eerst wordt besproken.

2.3. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989)

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), gebaseerd op de Universele

Verklaring van de Rechten van de Mens, werd in 1989 unaniem goedgekeurd door de Verenigde

Naties en werd internationaal van kracht op 2 september 1990. Momenteel hebben 191 landen het

verdrag ondertekend (Verhellen, 1997). Het IVRK heeft een grote invloed gehad op de wereldwijde

beeldvorming van kinderen en heeft dus rechtstreeks ook invloed op straatkinderen.

Page 15: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

15

2.3.1. Twee krachtlijnen van het Verdrag

1. De nadruk ligt niet meer op de noden, bescherming en afhankelijkheid van kinderen maar op hun

rechten. Het kind wordt gezien als drager van rechten, als volwaardige burger met zijn rechten.

Kinderen worden rechtssubject en zijn niet langer rechtsobject. De verklaring bestaat paradoxaal

genoeg vooral uit beschermingsrechten (Verhellen, 1997, p. 52, 84).

2. Er is een verschuiving van kinderen als handelingsonbekwaam naar handelingsbekwaam

(Verhellen, 1997). Kinderen worden beschouwd als handelende personen in verandering, met

mogelijkheden tot participatie. Ze zijn kwetsbaar, niet onbekwaam. Ze hebben respect nodig, geen

medelijden (Ennew 1994, P.35).

Het kind wordt beschouwd als een rechtssubject met rechten waarvan een belangrijk recht, in het licht

van deze scriptie, het recht op participatie (art.12, zie bijlage 1) is. Het kind is bovendien

handelingsbekwaam zodat hij niet alleen over het recht, maar ook over de mogelijkheden beschikt om

te participeren. Het belang van participatie wordt uitgediept in hoofdstuk 3. Participatie.

2.3.2. Het Verdrag voor straatkinderen?

Door het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zouden de rechten van kinderen overal ter wereld

beschermd moeten zijn (Byrne, 1998). Tegelijk stelt Artikel 41 (zie bijlage) dat indien er sprake is van

overlappende regelingen met andere internationale of nationale wetgeving, steeds die met de hoogste

standaard dient te worden toegepast en geeft Verhellen (1997) aan dat het verdrag slechts

minimumstandaarden bevat als gevolg van het streven naar een consensus tussen alle lidstaten

(Verhellen, 1997, p. 98). Het moge daarmee duidelijk zijn dat de realisatie van de kinderrechten,

vooral voor gemarginaliseerde groepen zoals straatkinderen, niet overal ter wereld gegarandeerd is

terwijl er in verschillende clausules over non-discriminatie staat dat straatkinderen dezelfde rechten

hebben als alle anderen (Byrne, 1998).

2.3.3. Een intercultureel verdrag?

Deze scriptie wordt beïnvloed door de context van Nepal, een ontwikkelingsland dat het Verdrag heeft

ondertekend. In welke mate is het verdrag intercultureel toepasbaar?, is dan een logische vraag die

vraagt om een kritische blik op het IVRK.

Volgens het IVRK is er een universeel mandaat voor interventie – „in het belang van het kind‟. Er kan

hierbij niet verondersteld worden dat er een universeel recept is voor een goede interventie. Het

mandaat is open en vaag, er is ruimte voor de specifieke situatie van het kind in zijn culturele context

(Alston, 1994, p.2-3). In het verdrag zijn ook de begrippen „familie‟ en „kind‟ niet duidelijk bepaald

zodat het lokaal kan geïnterpreteerd worden. Er is een blijvende paradox van het maken van

Page 16: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

16

duidelijke wetten om de interventies te versterken en de nodige flexibiliteit en interpretatie die ruimte

voor regionale aspecten toelaat (Alston 1994; Goonesekere 1998). Langs de ene kant schuilt er een

gevaar in de vrije interpretatie maar tegelijk kunnen er geen standaarden worden gemaakt omdat

geweten is dat er verschillende kindertijden bestaan en elk kind zijn specifieke context heeft (Panter-

Brick, 2000). Om de culturele context van het kind beter te verstaan, om van rationalisatie naar

realiteit te evolueren is het volgens Cook (2004) een uitdaging om een culturele context te scheppen

voor het Verdrag. Er zijn al enkele artikels in het Verdrag aanwezig die het belang van de eigen

cultuur in de ontwikkeling van kinderen in rekening brengen, desondanks is er nog bijzonder weinig

kennis over deze culturele aspecten (Cook, 2004).

Er werd gekozen voor de rationele keuzetheorie en het sociaal constructivisme voor de beeldvorming

en het IVRK als kader voor de omgang met straatkinderen. Er wordt nu weergegeven welke invloed

deze hebben.

2.4. Invloed op de beeldvorming en handelingen omtrent straatkinderen

In het licht van het kinderrechtenverdrag wordt een internationaal groeiende bezorgdheid voor

kinderen en hun welzijn gezien. “…responses to the injustices which children experience are

increasingly seen to be of international rather than simply national or local concern” (Hill and Asquith,

1994, p. 144). Vanuit het westen wordt een morele verplichting gevoeld om straatkinderen te redden

(Panter-Brick, 2000).

Het IVRK vertoont beperkingen op vlak van rekening houden met cultuurspecifieke aspecten. Het

moge duidelijk zijn dat dit gevolgen heeft voor handelingen en interventies die vanuit het westen

worden georganiseerd of bedacht. De gevolgen hiervan met betrekking tot programmaontwikkelaars

en programma‟s vat Myers (1992) als volgt samen: „The ecological, economic, social and political

conditions for urban industrial middle class individuals who shape policy and programming often differ

dramatically from those of the people on the receiving end of such programmes. This expert

knowledge is often derived from a western or northern conceptual basis that denigrates local

experiential knowledge and traditional wisdom derived from a particular context in which the

programme is to operate‟ (Myers, 1992, p. 342).

Van Klaveren en Verbakel (2007) geven een voorbeeld toegepast op Nepal: Programmaontwikkelaars

hebben steeds goede bedoelingen gehad, maar ze hebben enkele grote fouten gemaakt in de keuze

van interventies. Ze hebben kinderen verwijderd uit hun omgeving door ze weg te stoppen in instituten

die meestal ver van hun familie en andere relaties gesitueerd zijn. Daardoor wordt het later moeilijk

om opnieuw te integreren in de gemeenschap. “De kinderen groeien op zonder familiebanden en

buiten hun gekende culturele omgeving, wat in Nepal een enorme handicap vormt. Eenmaal

Page 17: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

17

volwassen staan ze vaak echt op straat, zonder de nodige voeling en connecties om aan een job te

geraken‟‟ (Van Klaveren en Verbakel, 2007, p. 1)

We kunnen ons afvragen vanwaar de programma‟s komen, hoe ze ontwikkeld zijn, wie de

beslissingen genomen heeft, waarom we net deze strategie toepassen, of ze tegemoet komen aan de

complexe noden van straatkinderen, wat de noden van de straatkinderen zijn en wie dat bepaald

heeft. Zijn hun noden gerelateerd aan het ontwikkelde programma? Zijn de programma‟s effectief en

zijn er voldoende evaluatiecriteria? Vele vragen die vragen naar onderzoek. Er is nood aan verder

onderzoek waarin de onderzoekssubjecten zelf centraal staan (Bemak, 1996). Panter-Brick (2000)

stelt recenter dat de scheiding van thuis op zich niet problematisch is maar dat het nodig is te kijken

naar wat de kinderen zelf hierbij ervaren. Door het sociaal constructivisme werd duidelijk dat

volwassenen een andere visie dan kinderen kunnen hebben en Cook (2004) vult aan met het belang

van de culturele context. Wanneer deze elementen worden samen genomen wordt uitgekomen bij het

belang van het perspectief van de kinderen zelf en dat kan door middel van participatie. Participatie is

een krachtige hefboom naar de realisatie van projecten „in het belang van het kind‟ (Verhellen, 1997).

Hoofdstuk 3. Participatie

Uit de voorgaande hoofdstukken werden verschillende argumenten aangehaald die leidden naar het

belang van participatie van kinderen als er over hen gesproken of geschreven wordt. In dit hoofdstuk

wordt het thema verder uitgediept.

3.1. Participatie van kinderen, een nieuw discours

Sinds de aanname van Het Verdrag inzake de Rechten van het kind is participatie van kinderen het

onderwerp van allerlei initiatieven, gaande van onderzoek en publicaties tot conferenties en concrete

projecten over de hele wereld (Lansdown, 2001). Vooral Artikels 12 en 13 (zie ook bijlage 1) van het

verdrag zijn uitingen van dit nieuwe participatiediscours.

Artikel 12: “Het kind dat in staat is zijn eigen mening te vormen heeft het recht die mening vrijelijk te

uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend

belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn leeftijd en rijpheid”.

Artikel 13 heeft het over het recht van het kind op vrije meningsuiting. Dit recht zou niet alleen in het

hulpverleningsproces moeten gewaarborgd worden, hulpverleningsinstanties zouden via hun werking

kinderen kunnen helpen bij hun “vrijheid om inlichtingen en denkbeelden te vergaren (…) en door te

geven…”.

De toepassing van het participatieprincipe is echter niet zo evident. Het impliceert een grotere

gelijkheid tussen kinderen en volwassenen dan nu het geval is, wat vooral bij volwassenen nog steeds

Page 18: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

18

moeilijk ligt (Bar-On, 1997). Participatie van kinderen vraagt immers een diepgaande

mentaliteitsverandering in de hele samenleving, wat zowel bij volwassenen als bij kinderen

onzekerheden en zelfs weerstand teweegbrengt (Lansdown, 2001). Dit brengt ons bij de volgende

paradox.

3.2. Participatie – bescherming

De redenering „hoe hoger de graad van participatie, hoe hoger het bereikte welzijnsniveau voor de

doelgroep‟ gaat niet zonder meer op. Participatie moet immers ook nog steeds ruimte laten voor een

zekere mate van bescherming of begeleiding, wat ook bij straatkinderen het geval is (Coussée, 2001).

Hiermee belanden we bij de pedagogische paradox tussen bescherming en vrijheid, tussen

disciplinering en emancipatie. Het is echter belangrijk dat emancipatorische en participatieve

processen bij kinderen vergezeld zijn van voldoende kwalitatieve begeleiding en een volwaardige

informatieverstrekking aan kinderen door volwassenen10

(Coussée, 2001).

Het evenwicht tussen bescherming en participatie blijkt in het IVKR niet volledig aanwezig. Het lijkt

erop dat meer artikels gaan over bescherming dan over participatie (Verhellen, 1997).

3.3. Straatkinderen en participatie in onderzoek

In de loop van de jaren werd er over de wensen en de perspectieven van de doelgroep zelf gekeken

(Panter-Brick, 2000). Toch stelden James en Prout in 1990 dat de antropologische, historische en

sociale wetenschappen ruimte gemaakt hebben voor het luisteren naar de kinderen zelf.

Boyden et al. (1998, p.45) geven aan dat de wetenschappen het inzicht hebben gekregen dat

kinderen sociale actoren met rechten zijn en geen passieve ontvangers van programma‟s die

ontworpen worden door volwassenen. Kinderen zijn bovendien ervaringsdeskundigen naar wie kan

geluisterd en van geleerd worden. De grootste uitdaging voor het sociaal beleid en sociale

organisaties is niet om kinderen te redden, maar om ze te betrekken en te leren opkomen voor

zichzelf.

Van Beers (1996) heeft een sterk pleidooi gehouden om straatkinderen centraal te stellen in het

onderzoek dat over hen gaat: vaak zijn kinderen eerder subjecten van het onderzoek in plaats van

actieve participanten. Ze worden gewogen, gemeten, ondervraagd en getest en er wordt hen zelfs

geen uitleg gegeven over het doel van het onderzoek en de resultaten worden hen later niet

meegedeeld. Wanneer er aansluitende programma‟s ontworpen moeten worden is het beter om de

10 zie ook artikels 17 en 42 van het IVKR in bijlage 1.

Page 19: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

19

kinderen ernstig nemen en ze te betrekken in onderzoek, programmaontwerp en de implementatie

van programma‟s. Cook en Hess (2007) vullen aan met de nadruk op het luisteren naar verschillende

actoren zodat we als kwalitatieve onderzoekers rekening kunnen houden met de verschillende

perspectieven van de actoren in een bepaalde situatie. En verder: we kunnen geen kennis vergaren

en proberen situaties te begrijpen zonder de centrale figuren een belangrijke rol te geven in het

proces. Er is dan ook een verschil tussen de manier waarop we als volwassene een situatie

observeren en de perceptie van het kind daarvan (Scott, 2000).

3.4. Straatkinderen en participatie in de hulpverlening

In het verdrag wordt een duidelijk belang gehecht aan de participatie van kinderen en ook aan

participatie binnen de hulpverlening. De betrokkenheid van kinderen in het hulpverleningsproces moet

vertaald worden in een effectieve participatie.

„It is quite possible on the one hand to recognise … (street) children as resilient and resourcefull and

to self-consiously find ways of building on those strengths, while at the same time recognising that

they do face areas of difficulty and vulnerability and to respond to those by providing various kinds of

services?. The big question is then not whether or not to provide services, but rather how to do so in a

way which avoids creating dependency, and which strengthens and develop children‟s own capacities

so as to have a long-term impact on their lives…‟ (Tolfree, 1998, p. 26).

In de vorige drie hoofdstukken werd een voorlopige definitie geformuleerd, een kader geschept voor

de beeldvorming van straatkinderen en de invloeden hiervan besproken. Er werd vastgesteld dat

participatie en het perspectief van de straatkinderen centraal staan bij onderzoek en hulpverlening aan

hen. Nu wordt gefocust op de kinderen zelf. In volgend hoofdstuk wordt een profiel opgemaakt van de

straatkinderen in Kathmandu en wordt er gekeken naar de bestaande hulpverleningsvormen

georganiseerd door NGOs.

Page 20: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

20

Hoofdstuk 4. Straatkinderen in Kathmandu11

In dit deel wordt getracht de situatie van straatkinderen in Kathmandu te schetsen. Er is geen exact

aantal van de straatkinderen bekend omdat ze niet geteld worden en geen onderwerp van de

nationale agenda zijn. Organisaties die met hen werken gaven in 2001 aan dat er 5000 kinderen leven

en werken in de straten van Nepal. Het grootste aantal bevindt zich in Kathmandu, ongeveer 1000

kinderen en jongeren. Daarna volgen Pokhara, Dharan en andere grote steden. Elk jaar komen er 500

nieuwe kinderen terecht in de straten van Kathmandu.

4.1. Profiel van de straatkinderen in Kathmandu

De grootste groep zijn jongens, slechts 5% zijn meisjes, 60-70% is tussen 12 en 16 jaar oud, 10% is

minder dan 12 jaar oud, de rest is ouder dan 16 jaar.

Straatkinderen komen uit alle kasten. De grootste groep komt uit de Kathmanduvallei, de omliggende

districten of districten met goede transportinfrastructuur naar Kathmandu.

De meeste straatkinderen spenderen meer dan 3-4 jaar op straat, 20-30% spendeert minder dan een

jaar op straat.

Meestal hebben straatkinderen nog levende ouders, zeer weinigen zijn echte wezen. Straatkinderen

komen niet speciaal van erg arme families, enkel de helft. De meeste kinderen komen uit een weinig

bevredigende familiale situatie, uiteengevallen families, alleenstaanden, stiefouders, er is weinig

liefde, verzorging en ondersteuning en vaak is er sprake van huiselijk geweld. Dit werd ook in 1997

bevonden door een studie van Baker et al. waarin vermeld wordt dat 35% van de straatkinderen niet

wil reïntegreren in de familie omwille van familieproblemen zoals de aanwezigheid van een stiefouder

of geweld. Van de straatkinderen wil 50% terug integreren eens ze een goede baan hebben en

verantwoordelijke burgers zijn.

Het aantal ongeletterde straatkinderen loopt op tot 65%. De meeste kinderen begonnen aan de lagere

school, maar hebben de school verlaten tussen klas één en vier wegens een gebrek aan interesse,

financiële problemen of door de beperkte kennis van de ouders. Op straat bestaat het werk vooral uit

plastic verzamelen, vaak in combinatie met bedelen, laden en lossen en assistentie van de

busbestuurder. Het verdiende geld wordt meestal niet gespaard maar gebruikt voor het dagelijks

leven. Wanneer ze geld op zak hebben kunnen ze geslagen worden en wordt het afgepakt door

anderen (vaak oudere jongens).

Vele kinderen en jongeren tonen een vurige interesse voor een werktraining zoals automechanicus of

als bestuurder, hoofdzakelijk de jongens.

11

Informatie gehaald uit „Street children assessment in Kathmandu, planète enfants, october 2007-

april 2008.‟

Page 21: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

21

Op straat ondervinden ze vooral problemen met basisbehoeften zoals onderdak, voeding en kledij,

een onveilige omgeving met geweld, weinig gezondheidsverzorging, weinig educatieve

mogelijkheden, weinig legale en sociale diensten. De risico‟s op straat komen tot uiting in een

gewelddadige omgeving. Zowel fysiek, mentaal als seksueel misbruik is aanwezig, 36% van het fysiek

geweld tegen straatkinderen wordt gepleegd door de politie en 39% door oudere straatjongens.

Met betrekking tot drugsverslaving zijn er verschillende cijfers, maar allen geven aan dat vooral lijm

snuiven, alcoholgebruik en het roken van hasjiesj voorkomen. Lijm snuiven wordt door bijna elke

straatjongen gedaan. De meeste jongens hebben een basiskennis van de schadelijke effecten van

drugs en HIV, maar dit heeft geen impact op hun gedrag, 10-30% is HIV-positief.

De meeste kinderen weten welke organisaties en diensten voor hen werken en ondanks het verlaten

van school wegens te weinig interesse, geven velen aan terug naar school te willen. Ze willen ook een

goede baan vinden. Vele straatkinderen vinden het straatleven leuk en willen het niet achterlaten

4.2. Hoofdredenen voor het trekken naar de straat

Een „onstabiele familieomgeving‟ werd door Tournon (2008) aangekaart als hoofdreden en niet de

armoede die vele gezinnen treft. In onstabiele familieomgevingen blijkt huiselijk geweld een

significante factor te zijn bij de keuze om op straat te verblijven. Naast deze zijn er ook andere

redenen die kunnen meespelen in die keuze. Ouders die ongeletterd zijn spelen een rol en hierbij

aansluitend wordt ook opgemerkt dat kinderen vaak de school verlaten en weinig andere

mogelijkheden hebben.

Het jarenlange politieke conflict in Nepal heeft ook een invloed en hierbij aansluitend het fenomeen

van de migratie van het platteland naar de stedelijke gebieden. Wanneer kinderen op zoek gaan naar

werk in de stad worden ze soms uitgebuit zodat ze beslissen het werk achter zich te laten, mede

onder invloed van de aantrekkingskracht van de straat. De vrijheid en het gemakkelijk geld

verzamelen spelen hierbij een rol.

4.3. Drie fasen in de loopbaan naar een leven op straat in een stedelijk gebied

van Nepal

Oorspronkelijk migreert het kind van het dorp naar de stad op zoek naar werk (Baker & Panter-Brick,

2000). Het kind blijft zijn rol behouden binnen de familie en gaat nog op bezoek, in het bijzonder op

festivaldagen (Johnson et al, 1995; Baker et al, 1997). Ze worden gezien als tijdelijke migranten.

In de tweede fase gaat met de fysieke scheiding ook iets veranderen in de relatie met de ouders.

Kinderen geven aan dat ze niet meer naar huis kunnen omdat bepaalde aspecten van het straatleven

niet te combineren zijn met de verwachtingen van de familie en gemeenschap. Ze hebben een andere

levensstijl met slechte gewoontes zoals het gebruik van drugs en plastic verzamelen. Ze voelen een

Page 22: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

22

bepaalde aantrekkingskracht voor het leven op straat met weinig verantwoordelijkheden, het

onmiddellijke inkomen van de kleine jobs of het bedelen en de vrijheid. In deze periode zijn de

kinderen gescheiden van huis in zowel economisch als sociaal opzicht. Ze hebben wel de intentie om

familie te bezoeken, maar ze voelen zich beschaamd omdat ze niet kunnen terugkeren als

succesvolle migranten. Ze zien deze periode als tijdelijk. Wanneer ze het „goed‟ doen of ze een eigen

plaats hebben om te wonen, zal de periode van scheiding gedaan zijn.

De derde fase van de migratie is wanneer ze permanent thuisloos zijn. Ze zijn zowel fysiek als sociaal

gescheiden van huis en de heersende gemeenschap. Deze scheiding duurt voort tot in de

volwassenheid. We zien dat er verschillende uitkomsten zijn van het straatleven. Sommigen blijven

een korte periode op straat, anderen enkele jaren en sommigen zullen er blijven tot in de

volwassenheid. Er is nog geen duidelijkheid over cijfers of over het leven van de kinderen als ze de

straten hebben verlaten, dit vraagt om een longitudinaal onderzoek (Baker & Panter-Brick, 2000, p.

172-179).

4.4. Hulpverlening aan straatkinderen in Kathmandu

Vele internationale en lokale NGOs werken in Nepal om straatkinderen te beschermen en om ze

verschillende diensten aan te bieden. Er zijn negen grote organisaties die werken voor en met

straatkinderen waarvan APC-Nepal er een is. Ze bieden allen verschillende diensten aan, gaande van

drop-in shelters tot volledige rehabilitatiecentra voor de herintegratie in de maatschappij. Elke NGO

heeft een aparte visie over hoe ze kinderen van de straat kan halen en sommigen willen ze net niet

van de straat halen omdat het hen onmogelijk lijkt.

Er zijn twee theorieën die ze doorgaans handhaven. De meeste organisaties vertrekken vanuit de

„rescue theorie‟: ze willen het kind van de straat redden en hem op lange termijn rehabiliteren door

een relatie op te bouwen met een peer group.12 Ze gaan er vanuit dat het leven op straat geen leven is

voor kinderen en ze er alles aan moeten doen om hen er weer weg te halen en op het goede spoor te

brengen.

Sommige organisaties die vertrekken vanuit the „street as home‟ theorie willen van de straat een thuis

maken en hen verscheidene diensten aanbieden. Deze theorie is gebaseerd op het feit dat 60 tot 70

% van de straatkinderen op straat zullen blijven. Het is dan beter om de straat aangenamer te maken.

Langs de andere kant geven ze ook aan dat als de straat te aangenaam is, er meer kinderen naar de

straat zullen komen.

12

Een groep van leeftijdsgenoten.

Page 23: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

23

Verschillende voorzieningen en diensten13

:

- straathoekwerk

- nood/hulp lijn (gratis nummer om te bellen) voor informatie over/voor straatkinderen

- drop-in centra

- lange termijn rehabilitatiecentra

- familieherenigingprogramma‟s

- enkele andere originele initiatieven

De organisatie waar de jongens van het onderzoek zich momenteel bevinden wordt beschreven in de

methodologie bij de voorstelling van de doelgroep.

13

Voor meer uitgebreide uitleg over de voorzieningen en diensten, zie bijlage 2

Page 24: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

24

Deel 2: Probleemstelling en onderzoeksvragen

In dit deel worden de probleemstelling, onderzoeksvragen en doelstellingen van de scriptie

weergegeven. De wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek wordt hierin

geduid.

2.1. Probleemstelling

Sinds straatkinderen als onderwerp werden opgenomen in de academische wereld waren ze

onderzoeksubject (Van Beers, 1996) maar er werd geen rekening gehouden met de wensen en

perspectieven van de doelgroep zelf (Panter-Brick, 2000). Tijdens de literatuurstudie werd gemerkt dat

er nog steeds weinig onafhankelijke14

wetenschappelijke literatuur over straatkinderen te vinden is. Er

is nood aan meer onderzoek over en vooral met straatkinderen.

Behalve dat straatkinderen op de onderzoeksagenda kwamen te staan, werden ze ook opgemerkt

door de mensen en door NGOs. Met goede bedoelingen zijn er verschillende programma‟s voor

straatkinderen ontwikkeld (Panter-Brick, 2000; Van Klaveren & Verbakel, 2007; Tournon, 2008) maar

de gebruikte methodes zijn zelden gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en door de hoge drop

out cijfers blijkt dat ze niet aansluiten bij de leefwereld van de kinderen (Bemak, 1996; Tournon,

2008). Wanneer onderzoek wordt gedaan zonder de centrale informanten te betrekken blijft het

onderzoek beperkt tot aspecten die de onderzoeker belangrijk acht (O‟Kane, 2000).

2. 2. Onderzoeksvragen

Door de probleemstelling werd duidelijk dat er een vraag is naar meer onderzoek waarbij

straatkinderen actieve participanten zijn. De algemene onderzoeksvraag gaat op zoek naar de

belangrijke aspecten in het leven van de jongeren vanuit hun beleving. De vraag die hen werd

voorgelegd is de volgende: wat is voor jou belangrijk in jouw leven?

Een tweede onderzoeksvraag behandelt het onderwerp of de hulpverlening een van de aspecten is

waaraan de jongeren belang hechten. Indien dit antwoord positief is, kan er nagegaan worden hoe het

programma waarin ze momenteel verblijven (eventueel ook programma‟s in het algemeen) kan

aangepast worden zodat het beter aansluit bij de leefwereld van de jongeren. Deze derde

onderzoeksvraag heb ik onderzocht door hen bijkomende vragen te stellen over de rol van de

14

Onafhankelijk van een NGO of andere organisatie.

Page 25: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

25

belangrijke aspecten in hun leven. Zijn deze positief of negatief? Er werd hen gevraagd of de thema‟s

die ze aangeven goed verlopen of niet goed verlopen. Indien ze niet goed verlopen werd hen ook

gevraagd of ze dit wilden veranderen en of ze een idee hadden hoe dit zou kunnen veranderen.

Vanuit de beleving van de jongeren zelf kan er dan gekeken worden of er aanpassingen nodig zijn en

op welke manier dat volgens hen mogelijk is.

2.3. Doelstellingen

Het is de bedoeling het perspectief van de jongeren na te gaan om zo een duidelijk beeld te krijgen

van de belangrijke aspecten in het leven van de straatkinderen met hun noden en wensen. Het kan

een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke onderzoeken die tot nu toe werden gedaan zonder de

visie van de straatkinderen hierbij te betrekken. Op praktisch vlak is dit relevant omdat we door een

beter zicht op de persoonlijke beleving van deze jongeren programma‟s kunnen ontwikkelen

ondersteund met informatie verkregen uit participatief onderzoek.

Page 26: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

26

Deel 3: Methodologisch kader

In dit deel wordt de methodologie van het onderzoek beschreven. In de inleiding worden enkele

aandachtspunten behandeld over het onderzoek met straatkinderen. Hierna volgt de keuze voor een

kwalitatief en participatief onderzoek door middel van Photovoice. In het volgende deel wordt er

overgegaan naar de voorstelling van de doelgroep en worden de fasen van het onderzoeksproces

besproken. In het laatste deel wordt er gekeken naar de wijze van gegevensverwerking en de kwaliteit

van het onderzoek.

3.1 Inleiding

Een onderzoek met straatkinderen in Nepal is geen alledaags onderzoek. Het is nodig rekening te

houden met enkele bijzonderheden. Uit ervaring stelt Bemak (1996) dat traditionele

onderzoeksmethodes niet toepasbaar zijn bij onderzoek met straatkinderen. Er is nood aan een nieuw

paradigma met onderzoek eigen aan de cultuur van de straat. Dit houdt een nieuw concept van de

onderzoeker in. Hij wordt een straatonderzoeker. Een straatonderzoeker bewaart de professionele

integriteit en identiteit, maar tegelijk begeeft hij zich in de wereld van de kinderen zonder zich erin te

verliezen (Bemak, 1996, p. 150-154). Wanneer een onderzoeker zich wil begeven in de wereld van

straatkinderen kan participerende observatie het fundament van onderzoek zijn. Dit houdt in dat de

onderzoeker gaat werken met de kinderen op straat of in bestaande programma's. Hierbij moet

duidelijk zijn dat hij wil investeren in het project en de kinderen en dat het onderzoek slechts op de

tweede plaats komt (Baker et al., 1996, p. 86-87).

In de literatuurstudie kwam het belang van participatie in onderzoek naar voor. Kefvalew (1996) stelde

vast dat dit ook bruikbaar is bij onderzoek met kinderen. In mijn onderzoek werd participatie benaderd

als een samenwerking tussen onderzoekers en de lokale bevolking. Dat houdt in dat onderzoekers en

lokale mensen samenwerken aan een project dat werd ontworpen, begonnen en begeleid door de

onderzoekers (Biggs, 1989).

De keuze voor een participatieve fotografiemethode werd geïnspireerd door Cook en Hess (2007). Ze

stellen dat door fotografie als methode geluisterd kan worden naar mensen die anders uitgesloten zijn

van de heersende samenleving. Het gaat snel, is gemakkelijk en leuk om te doen voor de kinderen.

Het kan interesse wekken zodat het ook werkt voor verveelde kinderen. Omdat kinderen zelf de

controle over de camera hebben, zijn ze vrij in het kiezen van onderwerpen om te fotograferen. De

foto‟s representeren de interesses van de kinderen zodat we later op deze onderwerpen kunnen

terugkomen om er verder op door te gaan. Baker et al. (1996) vullen aan met de bevinding dat

straatkinderen betrokken waren bij de foto's en de elementen die werden bevraagd. Mede door deze

positieve elementen heb ik de keuze gemaakt voor een kwalitatief en participatief onderzoek met

Page 27: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

27

Photovoice als methode. Het geeft me de mogelijkheid te focussen op de beleving van de

straatkinderen, de jongens15.

3.2. Kwalitatief onderzoek

Wanneer onderzoek wordt uitgevoerd naar het begrijpen van complexe situaties is kwalitatief

onderzoek een goed middel (Meyrick, 2006). In het onderzoek van deze scriptie wordt nagegaan hoe

straatkinderen hun werkelijkheid beleven en hoe de realiteit door hen gevormd en vervormd wordt

(Maso, 1987). Het perspectief van de betrokkene staat centraal waardoor sleutels kunnen gevonden

worden voor een aanvaardbare zorgverstrekking (Critcher et al., 1999). Wat de straatkinderen zelf als

kernthema‟s ervaren en oplossingen voor problemen aandragen staat centraal (Geldof & Driessens,

2003). Met kwalitatief onderzoek wordt het onderzoekssubject benaderd als een creatieve,

handelende actor, die aan zichzelf en zijn omgeving werkt via betekenisgeving en interactie, rekening

houdend met de kansen en beperkingen die de omgeving hem daarvoor biedt (Driessens, 2003). De

straatkinderen geven als eersten een vorm aan de gegevensverzameling.

Kwalitatief onderzoek vraagt een theoretisch goed overwogen selectie van een kleine

respondentengroep, waarbij men voldoende vergelijkbare verhalen verzamelt maar toch ook enige

diversiteit inbouwt. De onderzoeker zal op basis daarvan weinig kunnen zeggen over de generalisatie

van de doelgroep, maar verkrijgt wel winst in diepte en kan het fenomeen nauwkeurig beschrijven

(Driessens, 2003). Glaser en Strauss spreken over grounded theory dat stelt dat het materiaal en het

aantal gevallen niet van beslissend belang zijn om tot generalisatie over te gaan. Eén enkel geval kan

reeds een indicatie zijn voor een categorie of kenmerk (Glaser en Strauss, 1976, p. 35-37).

3.3. Photovoice

Photovoice is een techniek waarmee mensen kunnen aangemoedigd worden om het eigen leven te

documenteren. Het versterkt hen om het leven zelf in handen te nemen, om uit te komen voor hun

mening en om hun stem te laten horen. Het is ook bruikbaar bij onderzoekers die niet dezelfde taal

spreken als de onderzoekssubjecten. Fotografie wordt gebruikt om binnen te treden in de wereld van

de ander zodat deze bereikbaar wordt voor buitenstaanders. De onderzoekssubjecten krijgen een

fototoestel, de ruimte en tijd om hun visie en situatie te presenteren zoals ze willen (Booth & Booth,

2003, p.431-432).

15

Vanaf nu wordt er regelmatig gesproken over „de jongens‟. Zij zijn het onderzoekssubject en de

actieve participanten van het onderzoek. In 3.4. Voorstelling van de doelgroep worden ze voorgesteld.

Page 28: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

28

Photovoice kan gebruikt worden voor verschillende doelen. Het doel dat het meest aansluit bij mijn

onderzoek is dat van participatory needs assessment: het is een strategie voor participatief

actieonderzoek waarbij de behoeften van de deelnemers in beeld komen. (Wang et al., 1998; Wang &

Redwood-Jones, 2001). Er wordt geschetst wat de voordelen zijn waardoor mijn keuze geduid wordt.

3.3.1. Tien Voordelen van het gebruik van Photovoice als Participatory needs assessment

(Wang & Burris, 1997, p. 372-373).

1. Onderzoekers krijgen de mogelijkheid om het gezichtspunt van mensen met een ander leven waar

te nemen. Het confronteert een fundamenteel probleem van behoeftebepaling: “What researchers

think is important may neglect what the community thinks is important”.

2. Mensen kunnen hun behoeften beschrijven door middel van het visuele beeld.

3. Het proces van Photovoice kan de vindingrijkheid en de perspectieven van de meest kwetsbare

populaties bevestigen. Het is bereikbaar voor iedereen die kan omgaan met een fototoestel. Het is

niet nodig dat men kan schrijven of lezen.

4. Mensen met een fototoestel kunnen zowel settings, momenten als ideeën vastleggen die niet

bereikbaar zijn voor onderzoekers of professionals.

5. Photovoice kan participatie gedurende de periode van behoeftebepaling tot het implementeren van

programma‟s ondersteunen.

6. Photovoice biedt de mogelijkheid om programmadoelen te bevestigen of te herdefiniëren

gedurende de periode dat de behoeften worden bepaald. Wanneer de mensen op stap zijn met hun

fototoestel worden er vragen gesteld door vrienden of andere betrokkenen zodat de participanten zelf

uitleg kunnen geven over het doel van het onderzoek. Op die manier ontstaat er een interesse en een

focus van verschillende betrokkenen op het specifieke thema en kunnen ze ook zelf feedback hierop

geven.

7. Photovoice geeft de mogelijkheid aan de participanten om ook de verhalen, ideeën en feedback

van andere leden in de gemeenschap in rekening te brengen in de behoeftebepaling.

8. Photovoice biedt directe en tastbare voordelen aan de mensen en hun netwerk. Ze kunnen foto‟s

aan vrienden of anderen geven om hun appreciatie uit te drukken, banden te versterken of iets

waardevols te geven dat ze zelf hebben gemaakt.

9. Photovoice kan zowel de noden als de middelen van de gemeenschap afbeelden. De ervaringen

van de gemeenschap houden ook capaciteiten, inspanningen, sterktes, bronnen, informaliteiten,

verhalen, vieringen en tragedies in.

10. De afbeeldingen en de besproken thema‟s kunnen sociale actie stimuleren. Photovoice gaat

verder dan het afbeelden van de behoeften door mensen uit te nodigen om advocaten te worden van

hun eigen en het gemeenschapswelzijn.

“From the people, their visions, and their words, we can begin to assess real local needs, in the hope

that the divergent perspectives of health professionals and laypeople will converge to exert a more

effective impact on a community‟s well-being” (Wang & Burris, 1997, p. 385).

Page 29: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

29

3.3.2. Participatie in participative needs assessment

Wanneer Photovoice gebruikt wordt als participative needs assessment zouden participanten in drie

fasen moeten worden betrokken die het fundament voor de verdere analyse vormen.

1. Een selectie van de foto‟s maken die het meest representatief zijn voor de behoeften en

middelen van de gemeenschap.

2. De foto‟s in hun context plaatsen en de betekenis ervan achterhalen door te luisteren naar de

verhalen die erover verteld worden.

3. Coderen en identificeren van de thema‟s, onderwerpen en theorieën die bovenkomen (Wang

& Burris, 1997, p. 380).

In mijn onderzoek heb ik alle foto‟s besproken en werd er geen selectie gemaakt, dit verhoogt de

interne validiteit van het kwalitatief onderzoek (cf. 3.7.2. Validiteit). Er werd over elke foto een gesprek

gehouden zodat de jongens hun verhaal konden vertellen en de foto in zijn context konden plaatsen.

De codering heb ik uit praktische overwegingen zelf gedaan maar achteraf heb ik het participant back

to participant principe gebruikt en was er de mogelijkheid om deze nog aan te passen. Op het einde

van de groepsdiscussie heb ik de jongens gevraagd welke thema‟s zij het belangrijkste vonden zodat

ook de participatie in fase één van het proces, zoals hierboven beschreven, werd ingebouwd.

3.4. Voorstelling van de doelgroep

In dit deel wordt eerst de organisatie beschreven waarin de jongens van het onderzoek momenteel

verblijven. Daarna wordt gefocust op de doelgroep.

3.4.1. Voorstelling van de organisatie APC-Nepal

Alle jongens die hebben meegewerkt aan het onderzoek komen uit dezelfde overkoepelende

organisaties APC-Nepal en Association Pomme Cannelle16

. Het zijn twee verschillende organisaties

maar vooral wegens formele redenen. In de praktijk werken ze met dezelfde kinderen en zijn ze

verantwoordelijk voor de centra Kalimati en Biya: centra waar de kinderen regelmatig binnenspringen

of verblijven.

APC-Nepal17 is een NGO die de straatkinderen van Kathmandu een luisterend oor biedt en van

morele ondersteuning en verscheidene voorzieningen voorziet. Ze bieden onder andere verschillende

16

zie website www.apc-nepal.org en www.pommecannelle.org voor meer achtergrondinformatie.

17 Voor vlotte leesbaarheid van de tekst, wordt vanaf hier enkel APC-Nepal geschreven. De jongens

spreken zelf ook over de organisatie met deze naam.

Page 30: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

30

vormen van onderdak aan waar ze zich veilig kunnen voelen en de vrijheid hebben om te leren en

zich te ontwikkelen. APC-Nepal verwijst naar een trappenstructuur tussen de verschillende

voorzieningen (zie bijlage 3). Onderaan de trap staat de shelter Kalimati, Biya is de volgende stap. In

Kalimati verblijven de kinderen nog op straat, in Biya hebben ze de eerste stap genomen om een

nieuw leven op te zoeken: weg van de straat. Deze zoektocht verklaart ook deels de titel van deze

scriptie.

In 2008 zorgde APC-Nepal voor meer dan 350 kinderen in vier complementaire programma‟s die zo

werden ontwikkeld dat ze passen bij de noden van de kinderen die leven en werken in de straten van

Kathmandu. Ik stel de twee programma‟s voor waarmee de jongens van het onderzoek in contact

kwamen: Kalimati en Biya.

Kalimati18 biedt onderdak aan ongeveer honderd kinderen die dagelijks op straat leven en werken

zonder familieondersteuning. Zowel de shelter als de mobiele teams op straat bieden een

toevluchtsoord, counseling, oriëntatie en dringende zorgen zoals medicatie, voedsel en kleding. De

hoofdfunctie van Kalimati is om de straatkinderen een veilige plaats te bieden om te slapen, zonder

gelimiteerde duur van het verblijf en met zo weinig mogelijk verplichtingen. Roken of het gebruiken

van alcohol of drugs in de shelter is verboden. Kalimati doelt op een kortstondig verblijf en doet dienst

als een uitgangsdeur om van de straat te geraken. Vele kinderen komen slechts af en toe langs voor

een korte periode. Ze verkiezen meestal om buiten bij hun vrienden te slapen, vooral bij goed weer.

Wanneer de kinderen regelmatig langskomen en slapen in de shelter is dit soms het teken dat ze de

straat proberen te verlaten. Indien ze de keuze hebben gemaakt om de straat te verlaten gaan ze

meestal eerst naar Biya. De jongere kinderen komen in de transitfase terecht en de jongeren die te

oud zijn om terug naar school te gaan, volgen een beroepstraining overdag om ‟s avonds weer naar

het centrum te keren waar de jonge kinderen (in de transitfase) dag en nacht verblijven.

Biya organiseert beroepstraining in een centrum dat zich toespitst op werkende jongeren (kleine

diefjes, straatverkopers, bedelaars, plasticverkopers,…) die niet terug kunnen naar het standaard

onderwijssysteem (www.apc-nepal.org; www.pommecannelle.org). Momenteel hebben ze de keuze

tussen een training voor automechanicus (vooral toegepast op motorfietsen) of timmerwerk. In het

centrum kunnen 30 jongeren verblijven die gedurende 15 tot 18 maanden naar de training gaan en

later geholpen worden naar een professionele activiteit met een inkomen (www.apc-nepal.org;

www.pommecannelle.org).

In 2008 en 2009 verblijven in dit centrum ook de transitkinderen. Zij komen juist van de straat en

proberen er weg te blijven. Door educatie en activiteiten wil men de kinderen resocialiseren,

rehabiliteren en alfabetiseren. Na drie maanden wordt geëvalueerd of ze terug naar school kunnen

18 Drop-in centrum

Page 31: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

31

gaan en dus ook naar een tehuis binnen APC-Nepal. Indien ze meer tijd nodig hebben om zich aan te

passen aan het leven zonder de vrijheid van de straat kunnen ze langer blijven.

In de transitfase is er een aangepaste structuur voorzien omdat het leven en de gewoontes van de

straat bij de kinderen nog heel sterk aanwezig zijn. Ze zitten in de overgang van de straat naar het

opbouwen van een andere toekomst. “The children who used to live in the streets cannot join a

traditional shelter or go back in their families without difficulty, if they do not go through a re-adaptation

period. It shall take more or less time, depending on one‟s background. Every structure aiming at

helping these children and taking them out of the street, has the duty to take account of their individual

backgrounds, in order to be able to welcome them progressively and step by step” .

(www.apc-nepal.org; www.pommecannelle.org).

3.4.2. Voorstelling van de jongens

Alle jongeren die hebben meegewerkt met het onderzoek kwamen uit de organisatie APC-Nepal. Het

zijn jongens tussen de 13 en 17 jaar jong met een gemiddelde leeftijd van 15,3. De gemiddelde leeftijd

van de jongens in Kalimati is 15,7 jaar, in Biya 15,2. Twee jongens uit de steekproef in Biya zijn

wezen.

In Biya is de gemiddelde periode dat ze op straat verbleven 2,75 jaar en ze verblijven in Biya

gemiddeld 1,4 jaar. De jongens van Kalimati verbleven gemiddeld 1,4 jaar op straat (nu nog steeds

deeltijds omdat ze Kalimati enkel bezoeken in de dag en er soms blijven slapen) en komen regelmatig

naar Kalimati gedurende 4 maanden.

Er moet rekening mee gehouden worden dat het verblijf op straat regelmatig wordt afgewisseld met

periodes in verschillende centra. Bij de meeste van de jongens is er weinig stabiliteit, zowel vóór de

periode van hun verblijf in een van de centra als tijdens hun verblijf. Het blijft een afwisselend

gebeuren van een tijdje weglopen19 en dan weer terugkomen.

Dit wijst op de blijvende zoektocht van de jongens. Elke jongen is op zoek op zijn manier en naar

verschillende dingen in zijn leven. Dat doen ze in de straten van Kathmandu door op zoek te gaan

naar vrijheid, vrienden, geld, eten, plastic, liefde, een ander leven of een andere toekomst (etc.). Dat

doen ze ook door op zoek te gaan rond de straten van Kathmandu in NGOs. Bij deze is de titel van de

scriptie verklaard.

19

Meestal naar de straat of naar een andere organisatie.

Page 32: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

32

3.5. Fasen in het onderzoeksproces

De persoonlijke fasen die ik heb doorlopen in het onderzoeksproces werden geïnspireerd door de

richtlijnen van Booth en Booth (2003).

1. De conceptualisatie van het probleem werd geduid in de probleemstelling (cf. 2.1.)

2. De doelen en objectieven van het onderzoek werden besproken de onderzoeksvragen en de

doelstellingen van het onderzoek (cf. 2.2. en 2.3.).

3. Voorbereiding van het onderzoek: Na de literatuurstudie die hoofdzakelijk heeft plaats gevonden

van juli 2008 tot begin november 200820

ben ik naar Nepal, Kathmandu, gereisd om er te gaan werken

met straatkinderen in de organisatie APC-Nepal. Ik heb steeds in hetzelfde centrum gewerkt zodat ik

in december 2008 en januari 2009 twee maanden de tijd had om een relatie op te bouwen met de

jongens en het personeel van het centrum. We hebben samen gegeten, gesport, gebabbeld in het

Engels, Nepalees, met lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. We zijn op uitstap geweest, ik heb

enkele jongens les gegeven en even belangrijk, ik was daar aanwezig uit interesse voor hen en niet

enkel met het onderzoek als doelstelling.

In Kalimati heb ik geen relatie kunnen opbouwen met de jongens. Ik ben het centrum enkele malen

gaan bezoeken en daardoor kenden de jongens mijn persoon, maar de relatie bleef oppervlakkig.

Voor mijn vertrek naar Nepal was de leiding van de organisatie reeds op de hoogte van het onderzoek

en op 11/02/2009 ben ik met hen gaan praten over het opzet en de bedoeling. We hebben enkele

zaken overlopen en ik heb hen raad gevraagd over de praktische organisatie omdat zij meer

ervaringen hebben met de doelgroep dan ik. We hebben het hele onderzoek besproken en ze hebben

hun mondelinge toestemming gegeven. De dag nadien heb ik het onderzoek ook formeel voorgesteld

aan verschillende leden van het personeel: de tijdelijke programmanager, de psychologe en de

opvoeder. Zij hebben me verdere tips en een planning gegeven voor de uitvoering van het onderzoek.

4. Groepsamenstelling: er waren twee groepen die in aanmerking kwamen voor het onderzoek. Een

groep uit het transitcentrum Biya waar ik drie maanden heb gewerkt en een groep uit het drop-in

centrum Kalimati waar ik af en toe op bezoek ging. Op 15/02/2009 heb ik het onderzoeksdoel, de

onderzoeksvraag en de praktische afspraken rond het onderzoek tijdens een bijeenkomst met de

dertien jongens (tussen 13 en 17 jaar jong) van het transitcentrum en de vaste opvoeder voorgesteld.

De vaste opvoeder heeft de vertalingen van het Engels naar het Nepalees en van het Nepalees naar

Engels op zich genomen. Na het beantwoorden van de vragen van de kinderen heb ik hen gevraagd

20 In april 2009 werden er nieuwe opzoekingen gedaan.

Page 33: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

33

wie er geïnteresseerd en gemotiveerd was om mee te werken. Twaalf kinderen hebben enthousiast

een positief antwoord gegeven en de eerste groep was gevormd.

Toen in maart 2009 bleek dat het onderzoek vlot verliep, ben ik naar het drop-in centrum gegaan om

ook aan het personeel daar het onderzoek uit te leggen. Ze waren enthousiast om mee te werken en

stelden vijf kandidaten voor die het centrum regelmatig bezoeken. De kandidaten waren vijf jongens

tussen 13 en 17 jaar oud. Samen met de vaste opvoeder, die voor de vertalingen zorgde, hebben we

hen het onderzoek uitgelegd en gevraagd wie er wou meewerken. Ze reageerden allen positief. Op de

afgesproken dag dat ik de camera‟s kwam geven, waren er slechts drie kandidaten over, met hen

hebben we het onderzoek gedaan.

5. Overeenkomen van het thema: het thema dat ik zelf heb bepaald is een zeer algemeen. Het thema

gaat over alle belangrijke aspecten in hun leven zodat ze heel vrij zijn in het nemen van foto‟s. Het

was belangrijk om zoveel mogelijk op een zo vrij mogelijke manier te weten te komen zodat er in

verder onderzoek meer gespecificeerd kan worden. Ik heb de onderzoeksvraag aan hen voorgelegd

en ze gingen allen akkoord. In volgend onderzoek kan er hen worden gevraagd waar ze zelf verder op

door zouden willen gaan. Denzin (1978) stelt namelijk dat een belangrijk kenmerk van

dataverzameling het zo min mogelijk gebruik maken van vooraf geconstrueerde waarnemings-

categorieën is.

6. Uitleggen van de praktische zaken: nadat de groepen waren gevormd heb ik meer de

gedetailleerde praktische zaken uitgelegd tijdens de tweede bijeenkomst op 17/02/2009 met de twaalf

geselecteerden van Biya21

en opnieuw de vaste opvoeder. Ik heb ze nogmaals het onderzoek duidelijk

uitgelegd aan de hand van een in het Nepalees opgesteld document (zie bijlage 4) waarin de

onderzoeksvraag en de afspraken werden genoteerd. Dit document hebben ze meegekregen om het

eventueel nog eens te kunnen nalezen. Uiteindelijk hebben ze allemaal het informed consent, ook in

het Nepalees (zie bijlage 5) ondertekend. De dag nadien heb ik aan elke jongen een

wegwerpfototoestel gegeven en heb ik samen met de vaste opvoeder de werking ervan uitgelegd. Ze

konden beginnen met het nemen van foto‟s.

In Kalimati22

hebben we kort na de eerste bijeenkomst de tweede bijeenkomst gehouden waarin aan

de jongens werd gevraagd hoeveel tijd ze dachten nodig te hebben om de opdracht uit te voeren. Ze

konden en wilden het doen op een dag. We hebben deze dag vastgelegd en in de ochtend van de

afgesproken datum ben ik hen de fototoestellen gaan overhandigen en heb ik de werking ervan

uitgelegd. Alle gesprekken werden ondersteund en vertaald door de vaste opvoeder. Het hele

onderzoek in Kalimati vond plaats tijdens de eerste drie weken van maart 2009.

21

Het transitcentrum.

22 Het drop-in centrum.

Page 34: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

34

7. De uitvoering: na overleg met de mensen van APC-Nepal en de jongens zelf werd er beslist dat 10

dagen voldoende tijd was voor de jongens van Biya. De jongens hebben de fototoestellen 10 dagen

kunnen gebruiken binnen en buiten het centrum. Ze konden de fototoestellen nemen wanneer ze

wilden, de enige afspraak was dat elke avond voor het slapen gaan alle fototoestellen in de bureau

van het personeel werden bewaard. Dat was nodig om een bepaalde controle uit te voeren indien ik

niet de helft van de toestelletjes en dus ook deelnemers wou verliezen23

. Op 28/02/2009 heb ik alle

fototoestellen verzameld en ze naar de winkel gebracht om ze dubbel te laten ontwikkelen, een serie

voor hen en een voor mij en het onderzoek.

In Kalimati hebben de jongens de opdracht uitgevoerd op één dag. De dag nadien ben ik de

fototoestellen gaan ophalen met de vraag of ze de opdracht tot een goed einde hadden volbracht. Het

was ze gelukt en dus kon ik de foto‟s laten ontwikkelen.

8. Individuele interviews over alle genomen foto‟s: als voorbereiding van de interviews heb ik een

geschikte en objectieve vertaler gezocht: een jonge Nepalese persoon die kon omgaan met jongeren,

hen op hun gemak kan stellen en iemand die zowel het Nepalees als het Engels voldoende beheerst

om een vlotte vertaling te garanderen. Ik heb hem alle informatie over het onderzoek gegeven zodat

hij weet waarover het zal gaan. Deze persoon mocht niemand uit de organisatie zijn, zodat de jongens

in alle vertrouwen en vrijheid konden vertellen. Met de tolk, het personeel en de jongens hebben we

een planning voor de individuele interviews opgesteld. De twaalf individuele gesprekken met de

jongens in Biya zijn doorgegaan in het begin van maart 2009 en vonden plaats in het centrum op een

rustige plaats waar we zo weinig mogelijk gestoord konden worden. Elk interview werd opgenomen op

een recorder zodat ik ze later kon herbeluisteren24

. Ik heb ook alle antwoorden genoteerd in mijn

notitieboek.

De interviews hadden een vaste structuur: elke foto werd afzonderlijk bekeken en er werden

naargelang de antwoorden drie tot vijf vragen bij gesteld in een vaste volgorde. De volgende vragen

kwamen aan bod:

1. Wat of wie staat er op de foto en waar is ze gemaakt?

2. Waarom heb je deze foto gemaakt?

3. Is het momenteel iets goed of iets niet goed in je leven?

4. Zou je het willen veranderen?

5. Hoe zou het kunnen veranderen?

23

Het is mogelijk dat toestelletjes van elkaar worden gestolen, verloren gaan of eventueel verkocht

worden. Het personeel had me aangeraden hierin voorzorgen te nemen.

24 Tijdens de uitleg over het onderzoek werden ze hierover op de hoogte gesteld en gaven ze allen

hun toestemming. Het staat ook op het informed consent.

Page 35: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

35

Nadat we elke foto hadden besproken werd hen gevraagd of er een foto was die ze hadden gemaakt,

maar die niet aanwezig was. Zo ja, dan werden dezelfde vragen gesteld als bij de aanwezige foto‟s.

Als laatste aanvulling vroeg ik of er foto‟s waren die ze wilden maken, maar door bepaalde

omstandigheden niet hadden kunnen maken. Indien het antwoord hierop positief was, stelde ik

dezelfde vragen als bij de gemaakte foto‟s.

Op het einde van de interviews heb ik ze hartelijk bedankt en konden ze de foto‟s zelf houden.

In Kalimati werden de interviews op dezelfde wijze afgenomen. Het enige en belangrijke verschil is dat

ik het deze keer niet met een externe tolk heb gedaan, maar met de vaste opvoeder als vertaler. De

vaste opvoeder gaf aan dat de jongens hem vertrouwen en dat ze al alles aan hem hadden verteld. Ze

durven openlijk te spreken met hem erbij en ze hebben hem nodig om ook mij te kunnen vertrouwen.

Een externe vertaler zou een negatieve invloed uitoefenen op de waarheidsgetrouwe informatie van

de kinderen. Tijdens de interviews werd de positieve dynamiek tussen de opvoeder en de kinderen

ook duidelijk.

9. Het verzamelen van de antwoorden, het zoeken van gelijkenissen en verschillen: na de interviews

had ik een hele hoop informatie die moest verwerkt worden tot een geheel. Elk thema dat in de

antwoorden naar boven kwam heb ik een naam gegeven. Zo kwamen er in Biya uiteindelijk 12

belangrijke thema‟s naar boven die positief werden beschouwd en drie belangrijke thema‟s die niet

positief werden beschouwd. Dit was uiteindelijk een persoonlijke interpretatie van de onderzoeker,

maar het belangrijkste is de visie van de kinderen. Om mijn interpretatie zo realistisch mogelijk te

maken heb ik de voorlopige resultaten gepresenteerd aan de kinderen tijdens een groepsdiscussie.

We hebben de groepsdiscussie in twee groepen gevoerd, samen met de vertaler. Hij heeft hen de

resultaten laten voorlezen en achteraf hebben we een discussie gehad. Elke opmerking heb ik

genoteerd en later verwerkt in de eindresultaten. We hebben hen gevraagd of ze akkoord gingen met

de thema‟s en ze gingen allen akkoord, mits ik de kleine aanpassingen zou integreren. De informatie

die de kinderen me gaven tijdens de individuele interviews en tijdens de twee groepsdiscussies heb ik,

eens in België, kunnen verwerken met het tekstverwerkingsprogramma Winmax (Kuckartz, 1998). De

resultaten worden in deel 4: De resultaten besproken.

In Kalimati heb ik dezelfde werkwijze gehanteerd. We hebben een groepsdiscussie gehad met de drie

jongens en de vaste opvoeder als vertaler. In Kalimati kwamen er acht belangrijke en positieve

thema‟s en drie belangrijke, maar negatieve thema‟s naar voor.

Booth en Booth (2003) geven als volgende fasen nog het documenteren, een publiek verzamelen om

te luisteren naar de groep en het begeleiden van participerende evaluatie van de implementatie van

het beleid of programma. Het documenteren doe ik in deze thesis en in een latere vertaling ook naar

het Engels. Het publiek wil ik graag verzamelen in Nepal en eventueel ook in België of andere landen.

Ik zal mijn resultaten bekend maken aan APC-Nepal, de organisatie waarvoor ik werkte en ook aan

eventuele andere geïnteresseerden. Met veel enthousiasme zou ik ook de participerende evaluatie

Page 36: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

36

willen begeleiden. Of die mogelijkheid er komt, zal afhangen van de leiding van APC-Nepal en van het

feit of deze organisatie werkelijk iets zal implementeren of veranderen aan de hand van de informatie

van de kinderen.

3.6. Verwerking van de gegevens

De uitgeschreven interview verslagen werden opgedeeld in tekstfragmenten, waaraan codewoorden

(thema‟s) werden gegeven. De thema‟s werden opgemaakt na het verwerken van de foto‟s en

interviews aan de hand van thema‟s die regelmatig voorkwamen en belangrijk werden geacht (Maso,

1989; Wester, 1987). Daarna werden de thema‟s in de groepsdiscussies besproken om na te gaan of

er met de analyse geen geweld werd gedaan aan de interpretatie van de werkelijkheid door de

jongeren (Van Hove, 2000). De opmerkingen die hier werden gegeven zijn geïntegreerd in de

resultaten en conclusies. Na het opstellen van de boomstructuur25, die werd ingevoerd in het

kwalitatief data- verwerkingprogramma winMax (Kuckartz, 1998) konden de interviews geanalyseerd

worden. Alle data werden bij de aansluitende thema‟s geplaatst zodat automatisch geteld werd

hoeveel jongeren een bepaald thema aangeven en welke thema‟s veel of weinig naar boven kwamen.

In de rapportage van de gegevens worden de verschillende thema‟s aangehaald en de redenen die de

jongeren geven voor deze thema‟s. Later worden de ideeën van de jongens over oplossingen voor

bepaalde knelpunten besproken.

3.7. Kwaliteit van het onderzoek

Een goed kwalitatief onderzoek heeft twee grote uitgangspunten: transparantie en systematiek

(Meyrick, 2006). De transparantie heeft te maken met doorzichtigheid in: het maken van nota‟s, het

nemen van beslissingen: waar, wanneer en waarom, de keuze van methodes, dataverzameling en

dataverwerking. Al deze aspecten heb ik zorgvuldig trachten te integreren in het onderzoek en worden

hierna zo volledig mogelijk beschreven. De systematiek waarover Meyrick (2006) het heeft gaat over

de samenhang en de duidelijkheid van het kwalitatief onderzoek. Deze twee aspecten heb ik proberen

waar te maken door de opbouw van de scriptie en door de heldere presentatie van de resultaten.

3.7.1. Betrouwbaarheid van het onderzoek

De kwaliteit van interpretatief onderzoek wordt in hoge mate bepaald door de persoon van de

onderzoeker, omdat deze voor een groot deel zelf het dataverzameling- en analyse-instrument is

(Hout et al., 1980). Tijdens het onderzoek was ik me bewust van deze positie als onderzoeker en

streefde ik een zo groot mogelijke objectiviteit na (Maso & Smaling, 1990). Enkel door een

25 Zie bijlage 6

Page 37: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

37

geïnteresseerde, accepterende en open houding kon inzicht in het perspectief van de jongeren bereikt

worden (Maso & Smaling, 1998).

Een onderzoek is betrouwbaar als onderzoekers onder gelijke omstandigheden en onafhankelijk van

elkaar bij herhaling van dataverzameling, analyse en interpretatie tot dezelfde resultaten komen

(Nievaard, 1990; Swanborn, 1990). Door het gebruik van datatriangulatie: fotoverhalen,

groepsdiscussie, onderzoekssubjecten uit twee centra en participerende observatie kon de interne

betrouwbaarheid worden verhoogd (Maso & Smaling, 1998; Patton, 1980; Guba & Lincoln, 1981).

Door mee te werken in een programma kon een sterkere relatie worden opgebouwd met de jongeren.

Informele gesprekken, groepsdiscussies en interviews op het einde van het veldwerk leveren meer

betrouwbare informatie op (Baker et al., 1996, p. 86-87).

Verder is het verantwoorden en uitleggen van de eigen onderzoeksprocedure en beslissingen

belangrijk (Swanborn, 1990). Ook het duidelijk verwoorden van de aard en doelstelling van het

onderzoek aan de deelnemers bevordert de betrouwbaarheid (Nievaard, 1990). Dit werd toegepast

tijdens de voorstelling van het onderzoek in de twee centra.

De externe betrouwbaarheid kan verhoogd worden door het uitgebreid rapporteren over de opzet,

uitvoering, methoden en analyse van het onderzoek (Maso & Smaling, 1998). Hierbij is het belangrijk

de doelgroep, de positie en rol van de onderzoeker, de onderzochte situatie en omstandigheden en de

genomen beslissingen goed te beschrijven (Janssens, 1985; Maso & Smaling, 1998; Le Compte &

Goetz, 1982). Het gebruik van computersoftware verhoogt zowel de externe als de algemene

betrouwbaarheid omdat de doorlopen procedures worden bijgehouden en de data systematischer en

transparanter kunnen worden geanalyseerd (Fielding & Lee, 1988; Maso & Smaling, 1998).

3.7.2. Validiteit van het onderzoek

De interne validiteit kan je bereiken door de data te verzamelen bij de groep die tegelijk ook het

onderzoekssubject is. Het gaat hier over de mate waarin de resultaten een authentieke weergave zijn

van de sociale werkelijkheid (Le Compte & Goetz, 1982). De jongens hebben me de informatie

aangereikt en ik heb deze zo exact en volledig mogelijk weergegeven. Swanborn (1990) heeft het in

kwalitatief onderzoek over „geldigheid‟ en Neuman (2007) over „authenticiteit‟: het geven van een

eerlijke weergave van het sociaal leven vanuit het gezichtspunt van de onderzochte. Om de interne

validiteit te versterken heb ik het participant – back to participant principe toegepast (Sample, 1996;

Spradley, 1980).

In de fotomethodiek is vooral het duidelijk expliciteren van het doel belangrijk omdat dit een effect

heeft op de betekenis die zal toegeschreven worden aan de foto‟s (Adelman, 1998). Het opnemen van

de context en het nagaan waarom de foto werd gemaakt dragen ook bij aan de interne validiteit26

(Chalfen, 1998).

26

Bijvoorbeeld door een open interview.

Page 38: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

38

Door mijn participatie en observatie in het centrum en door de doelgroep in te schakelen als

medeonderzoekers werd de interne validiteit verhoogd (Maso & Smaling, 1998).

De externe validiteit heb ik proberen te verhogen door de doelgroep, doorlopen onderzoeksfasen en

methodologische keuzes zo duidelijk mogelijk te omschrijven. Het is niet de bedoeling het onderzoek

te generaliseren naar een bredere doelgroep, het is belangrijker om de belevingswereld en het

persoonlijk perspectief van de onderzochten te vatten en weer te geven (Neuman, 2007).

Page 39: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

39

Deel 4: De resultaten

In dit deel worden de resultaten besproken. Deze zijn gebaseerd op de foto‟s, interviews en

groepsdiscussies in beide centra. Het eerste deel omvat de resultaten van het onderzoek in Biya, het

tweede deel bespreekt de resultaten van het onderzoek in Kalimati. Wanneer de gemaakte foto‟s een

meerwaarde voor de bespreking van de resultaten konden betekenen werden ze ter illustratie bij het

citaat van de jongere geplaatst.

4.1. Biya

4.1.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren

1. Onderwijs en opleiding

Tijdens de groepsdiscussie werd naast de bespreking van de resultaten ook gevraagd wat het

belangrijkste aspect was. Dit bleek voor iedereen onderwijs en opleiding te zijn. Voor zes jongens was

studeren het belangrijkst, voor zes jongens waren onderwijs en opleiding even belangrijk. Voor

niemand was enkel de training het belangrijkst. Uit de resultaten blijkt dat vijf jongens tevreden zijn

met de workshop. Vier jongens willen naar school gaan en drie jongens zouden naast de training

meer onderwijs willen krijgen. Ondanks dat educatie als belangrijkste werd beschouwd, werden er in

verhouding slechts elf foto‟s van gemaakt.

“… This in me in the classroom because I want to study…” (S. 14j.)

Page 40: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

40

2. Vrienden

Elf van de twaalf jongens hebben foto‟s gemaakt van hun vrienden. De vrienden kwamen bij elke

jongen verschillende keren naar voor met steeds een andere reden zodat er in totaal zevenendertig

foto‟s werden gemaakt rond dit thema (het hoogste aantal van de thema‟s). De reden die het meest

naar voor kwam was omwille van het goede gedrag van de vriend: negen keer werd dit gezegd.

De tweede meest voorkomende reden was dat vrienden elkaar helpen, ondersteunen en advies geven

of dat ze elkaar al lang kennen (van de kindertijd drie maal, van de straat drie maal en van een andere

NGO twee maal). Vijf jongens vonden het samen zijn in Biya of in de slaapkamer belangrijk en zes

gaven de belangrijkheid van samen dingen doen aan. Twee hadden het over zich amuseren, twee

over samen werken, één over het samen wandelen naar het werk en een over samen praten. Vier

jongens gaven aan dat het hun beste vriend is, vier jongens hadden vrienden die ze als broers

beschouwen en vier jongens gaven aan dat ze elkaar graag hebben.

“… They help me for my future life. They help me to study and explain me things…” (H. 15j.)

Page 41: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

41

3. Het personeel

Het personeel van het centrum blijkt een belangrijke rol te spelen. Er werden eenendertig foto‟s van

gemaakt. Het belang van onderwijs komt hier weer naar voor. Zeven jongens vinden personeel

belangrijk omdat ze les geven en vier jongens vinden het personeel belangrijk omdat ze de workshop

training begeleiden. Hierbij wordt belangrijk geacht dat ze goed gedrag tonen en goed tegen hen

spreken. Vier jongens geven dit aan. Een jongen zegt dat het positief is dat de vaste opvoeder al zijn

krachten aan de jongeren geeft, een andere zegt dat de lerares hem graag heeft. Verder wordt het

advies van het personeel door twee jongens gewaardeerd en één jongen zegt dat zij hem hebben

gered van de straat. Andere positieve aspecten die vermeld worden: ze geven eten, thee en fruit,

kleding (elk door één jongen) en taekwondotraining (drie jongens). Twee jongens vinden het belangrijk

dat ze vrij worden gelaten door het personeel als ze buiten het centrum willen gaan.

“… Sir is good because in general he teaches good and shows good behaviour. He tries to

understand the problem and I like his way of speaking …” (R. 16j.)

Page 42: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

42

4. Natuur

Voor elf jongens was de natuur belangrijk Bomen en bloemen werden door zes jongens genoemd.

Rivieren en watervallen waren voor vier jongens iets heel moois en dan werd vooral over Sundarijal27

gesproken. Van deze plaats werden zeven foto‟s gemaakt. Drie jongens vonden het belangrijk om

deze plaats regelmatig te bezoeken. Drie anderen wilden regelmatig naar het park gaan en één

jongen liep graag naast de rivier: het is zijn plekje. Eén jongen wou graag een ander land bezoeken.

Om terug te komen op de natuuraspecten vond één jongen de bergen belangrijk om naar te kijken en

drie jongens vonden de honden in het centrum belangrijk. De honden stonden vijf keer op foto.

“… This is me in Sundarijal. I like this place because there is a river and waterfalls… I wish

I could go there more often…” (S. 17j.)

27 Het natuurreservaat.

Page 43: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

43

5. Materialen

Acht jongens zouden een motorfiets, fiets of scooter willen. Er werden 13 foto‟s van gemaakt. Vier

willen nu een tweewieler, drie kunnen wachten tot later en één jongen wil er één kopen voor zijn

ouders. Twee jongens zouden graag een groot huis hebben waarvan één dit zelf wil maken. Een

jongen heeft een persoonlijke doos in zijn kamer die hij zelf heeft gemaakt en deze is belangrijk voor

hem. Een andere jongen zou veel zwarte kleren willen hebben om te gaan werken.

“… I wish I had a bicycle so I could go to workshop with bicycle. Now I am always late…” (P.

16j.)

6. Herinneringen

Tijdens de bespreking van de foto‟s bleken enkele jongens een foto te hebben gemaakt, of ze wilden

dit doen over het koesteren van herinneringen. Vijf jongens maakten een foto van de organisatie om

zich hun leven of de workshop in een NGO te herinneren. Drie jongens hielden eerder belang aan de

herinnering van hun kindertijd en het leven dat ze ervoor hadden. Hierbij aansluitend wilden twee

jongens een foto van hun dorp en het huis waarin ze waren opgegroeid.

Gelijklopend met het belang van persoonlijke gedragsverandering (cf. eigenschappen) wilden twee

jongens zich dat ook blijven herinneren, vandaar dat ze een foto met enkel zichzelf erop maakten.

“… If I go from Biya I want to remember my friends because we lived all together as brothers… “ (S.

16j.)

Page 44: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

44

7. Sport, spel en vrije tijd

Twee jongens zeggen dat ze graag TV kijken. De ene voor de liedjes op TV en de andere om het

journaal te kunnen zien. Twee andere jongens leerden graag nieuwe spelletjes aan van het personeel

en vijf anderen hadden elk hun voorkeur: fietsen, gymnastiek, knikkeren, wielschaatsen en voetbal.

Eén jongen maakte twee foto‟s van een fiets, de rest maakte één foto van de opgenoemde elementen.

“… I want to play marbels because I like it…” (S. 14j.)

8. Familie

Vijf jongens hebben niets gezegd over hun familie. De andere zeven hebben elk een belangrijk

familielid of meerdere vernoemd. Voor twee jongens was zijn hele familie belangrijk, vier jongens

hebben hun vader vermeld, drie hun moeder, twee hun oudere zus, twee hun nonkel (waarvan een

jongen twee foto‟s maakte) en één sprak over zijn broer. De familie blijft belangrijk voor de zeven

jongens (ook voor de twee wezen), maar als ze hen enkele keren per jaar kunnen zien is dit „oké‟ of

goed (vier jongens). Twee jongens wensten om het familielid of de hele familie vaker te zien. Vooral

de tika28 (zegening) die ze van ouders of de grote zus een maal per jaar kunnen krijgen blijkt belangrijk

te zijn voor één jongen.

“… I want to make a picture of my mother and father because they are my people. I wish I was with

them. It is not good because they are far away…” (R. 16J.)

9. NGOs voor straatkinderen

NGOs (zowel APC-Nepal als andere die ze kennen) worden door zes jongens vermeld als belangrijk.

Drie geven aan dat het goed is om in een NGO te verblijven, twee vinden het goed om er een kamer

te hebben en één zegt dat de Biya familie belangrijk is. Er werden zeven foto‟s van gemaakt.

“… I try to bring my friends to an organisation so they can leave the glue, but they don‟t want to come.

It is important for me to be in an organisation..” (B. 16j.).

28 Rode stip die op het voorhoofd wordt gegeven. Een zegening die zeer belangrijk is bij alle hindoes

Page 45: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

45

10. Religie

Zes jongens zeiden dat religie belangrijk is. Iedereen bekeek dit op een andere manier behalve twee

jongens die beide Shiva en Parbati (twee goden) naar voor brachten. Een jongen maakte hier twee

foto‟s van. De anderen hadden het over God in een boom, tempels, de tika en meditatie.

“… I like Shiva en Parbati because if I believe in Jesus I cannot get a tika …” (S. 14j.)

Page 46: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

46

11. Eigenschappen van zichzelf en vrienden

Vijf jongens vinden hun eigen gedrag en dat van vrienden belangrijk. Drugs en geweld worden als

negatieve aspecten beschreven (cf. drugs en cf. geweld). Eén jongen gaf aan dat hij niet boos wou

zijn. Twee jongens vonden goed werken een belangrijke eigenschap en twee andere jongens hebben

een foto gemaakt van zichzelf om te kunnen zien hoe ze veranderd zijn van „slecht‟ naar goed. Er

werden vijf foto‟s gemaakt, van elke eigenschap een.

“… I want to see myself. I want to see how I am now so later I can look to it. Before I was

bad, smoking cigarettes and doing bad things, now I am good. This is what I want to see…”

(H. 16j.)

Page 47: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

47

12. Gezondheid

Het belang van gezondheid werd door vier jongens aangehaald met elk zijn eigen reden29. Ze haalden

het belang van ziekenhuisbezoeken, het bereikbaar zijn van onvervuild water en slapen aan. Een

jongen wilde dat zijn vriend30 en ook andere mensen geen handicaps hebben.

“… Because of social work this tap gives water now. Everybody can wash here. Water is

important…” (S.16j.)

29 Het niet gebruiken van drugs werd hier ook bij vermeld. Dat wordt besproken in „drugs‟.

30 Deze vriend heeft problemen met een voet.

Page 48: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

48

4.1.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren

1. Drugs31

Behalve een jongen die alles wil proberen zegt de rest dat drugs (alcohol, lijm, marihuana,

inspuitingen, sigaretten) niet goed zijn en willen ze de mensen en hun vrienden helpen en zeggen dat

ze het niet zouden moeten doen. Tijdens de groepsdiscussie zeggen twee jongens dat sigaretten en

marihuana niet bij de slechte dingen mogen staan. Lijm en sigaretten werden in de interviews door

zes jongens vermeld als slecht (negen foto‟s over lijm en zeven over sigaretten). Alcohol komt op de

derde plaats te staan (met vijf foto‟s), drie jongens hebben dit thema aangehaald. Een jongen zei dat

marihuana niet goed is. Inspuitingen werden in de interviews niet vermeld, dit kwam slechts naar

boven tijdens de groepssessie.

“… I took a picture about glue to tell about it. Glue is not good because it is injurious to health. I want

to say this to the children who are sniffing glue…” (K. 14j.)

2. Vechten en pesten (geweld)

Drie jongens zeggen dat ze dit niet graag hebben en dat het niet goed is. (Er werden vijf foto‟s van

gemaakt. Eén jongen wil dat alle kinderen in vrede kunnen samenleven in Biya.

“…I wish we could live in peace in Biya. It is possible if the bigger children make rules which says that

we cannot fight or use bad words…” (H. 16j.)

3. Het personeel

Naast de positieve aspecten van het personeel werden ook negatieve zaken genoemd. Twee jongens

zeiden dat het niet goed is als het personeel scheldt tegen de kinderen. Een andere jongen vond dat

de lerares niet goed les geeft en daarom kan hij niet naar haar klas gaan. Er werden drie foto‟s van

gemaakt.

“… I don‟t like miss because she scold to children. She calls all the children in Biya Kate. It is not good

to have miss in Biya…” (B. 15j.)

31 Hieronder wordt ook Tabac verstaan.

Page 49: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

49

4.2. Kalimati

4.2.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren

1. Onderwijs

De drie jongens vinden studeren belangrijk. Uit de groepsdiscussie kwam voort dat ze een baan willen

hebben, maar dat ze daarvoor eerst willen studeren of een training volgen. Er werden slechts twee

foto‟s van gemaakt maar het werd wel als belangrijkste thema geacht.

“… It is better to go the good way. First I want to study to understand the things, than I can explain it to

others…” (S. 15j.).

2. NGOs voor straatkinderen

Het belang van NGOs voor straatkinderen wordt door de drie jongens in beeld gebracht. Twee

jongens zeggen dat de „guards‟ op straat belangrijk zijn om de kinderen uit te leggen dat ze geen lijm

zouden moeten snuiven en om de lijm effectief af te nemen. Eén jongen zegt dat ze dienen ter

bescherming van de kinderen wanneer er gevechten zijn op straat. De bewakers komen tussen het

gevecht en kunnen het stoppen.

In het centrum zelf vinden twee jongens het belangrijk dat ze er lessen krijgen. Naast lessen wordt

ook de counseling van het personeel door een jongen gewaardeerd. Twee jongens geven aan dat het

goed is dat ze er eten krijgen en één jongen zegt dat het belangrijk is om er een veilige slaapplaats te

hebben. Eén jongen vat het samen als hulp in het algemeen. Er werden in totaal dertien foto‟s

gemaakt over dit thema.

“… I want to explain to children to go to NGO. There they can have food and NFE32. It is good for

you…” (U. 15j.)

32 Niet formele educatie

Page 50: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

50

3. werken

Allen vinden het belangrijk om te werken omdat dit geld oplevert. Drie jongens vinden plastic

verzamelen goed (vier foto‟s), twee jongens vinden bedelen goed33 (drie foto‟s) en één jongen vindt

het beter om in een hotel te werken. Een andere jongen zegt dat hij wil werken, zonder voorkeur te

melden.

“… These children collect plastic. It is good because with money they can eat and save

money to have a job when they are older…” (B. 17j.).

4. Bewustzijn bijbrengen

Zowel aan de regering, NGOs en iedereen als aan de familie van de kinderen willen de drie jongens

informatie geven over het drugsprobleem en over het leven op straat. Twee jongens willen aan de

NGOs de regering en iedereen informatie geven over het drugsprobleem en alle jongens willen hen

bewustmaken over het leven van de kinderen op straat . (Er werden acht foto‟s over gemaakt)

Aan de familie wil één jongen het lijmprobleem uitleggen en één jongen wil zeggen dat hun kind

honger heeft en weent op straat.

33 Deze twee banen worden ook als negatief beschouwd (cf. Kalimati, negatieve aspecten)

Page 51: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

51

“… This is Durbar square. The children sleep in a temple. One day I want to show this

picture to the government, a NGO or other countries. Maybe they will help..” (B. 17j.).

5. vrienden en leeftijdsgenoten

Vrienden zijn belangrijk om hen advies en een bewustzijn te geven over drugs zeiden twee jongens

met zeven foto‟s hierover. De drie jongens wilden hen informatie geven over de mogelijkheden in

NGOs. Tijdens de groepsdiscussie vroeg ik hen of dit de enige reden was. Ze zeiden dat vrienden ook

belangrijk zijn omdat ze zoals familie zijn of zoals je vrouw. Soms heb je een goede relatie en soms

heb je discussie of een gevecht. Vrienden hebben soms een goede invloed en soms een slechte

invloed.

“… I want to explain to this boy that he can sleep in APC…” (U. 15j.).

6. familie van de kinderen

De familie van de kinderen wordt door de drie jongens belangrijk geacht omdat ze de kinderen kunnen

counselen. Er werden vijf foto‟s over gemaakt.

“…Her mother should say to her to stay in the family…”

Page 52: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

52

7. Preventie

De drie jongens vinden het belangrijk dat er aan preventie wordt gedaan door de familie (vier foto‟s).

De familie zou in zorg, advies, voeding en onderwijs voor de kinderen moeten voorzien zodat de

kinderen niet naar de straat hoeven te gaan. Twee jongens zeggen hierbij dat er ook preventie voor

de families moet zijn. Dit houdt in dat ze een baan en eten moeten hebben.

“… If the mother or father has a job they can give food to the children and the children can go to

school. Than the children don‟t have to go to the street… (U. 15j.).

8. religie

Tijdens de interviews gaf een jongen aan dat tempels belangrijk zijn omdat het een plaats van God is

(een foto). Een andere jongen vulde in het groepsgesprek aan dat het ook belangrijk is om te geloven

in God en om hem te vertrouwen.

“This is a piece of a temple. I like this temple because it‟s a place of God. I want to pray to God…” (S.

15j.).

Page 53: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

53

4.2.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren

1. Drugs

Alle jongens hadden het regelmatig over lijm als probleem bij straatkinderen. Het onderwerp kwam in

het totaal tien keer naar voor in de foto‟s. Twee jongens spraken over de problemen bij sigaretten (drie

foto‟s) en één jongen had het over hasjiesj.

“… Children go to the street because they need drugs. That‟s why they don‟t want to go to a

NGO…” (U. 15j.).

2. Slecht werk

Alle jongens hebben naast de positieve aspecten, vooral de negatieve aspecten van plastic

verzamelen benadrukt (vijf foto‟s). De drie jongens stellen dat het schadelijk is voor de gezondheid

omdat het vuil is en ze kunnen zich snijden. Eén jongen zegt dat het niet goed is omdat het geld

opbrengt en met geld kunnen ze lijm kopen. Voor dezelfde reden wordt ook door twee jongens

bedelen niet goed bevonden. Een andere jongen zegt dat er een familieprobleem aanwezig is

wanneer een kind plastic gaat verzamelen.

Plastic verzamelen wordt zowel vermeld in de positieve als negatieve aspecten. In de groepsdiscussie

werd hiernaar geïnformeerd. De jongens geven aan dat het goed is omdat sommige mensen van

dorpen komen en geen andere dingen kunnen doen, maar ze hebben geld nodig. Ze kunnen geen

andere dingen doen omdat ze niets kennen en ze kennen geen hotels waar ze kunnen werken.

Page 54: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

54

Tijdens de groepsdiscussie ontstaat hierna een discussie over bedelen en er wordt besloten dat het

goed is als het geld dient om eten te kopen. Het is niet goed als het geld dient om lijm te kopen. De

drie jongens zijn het hiermee eens.

“… These children collect plastic. It is dangerous for cutting, infections and HIV. It is not good because

if they collect plastic whole the day, they have money and buy glue…” (B. 17j.).

3. Het leven op straat

De drie jongens brengen het negatieve aspect van het leven op straat in beeld. Eén jongen maakt een

foto van een kind dat slaapt op straat. Dat is niet goed omdat er ‟s nachts grote jongens kunnen

vechten of slagen en er lopen dronken mensen rond. Twee andere jongens laten een vriend van hen

zien die stoned is en slaapt. Eén jongen voegt hier aan toe dat hij misschien honger heeft.

“… It is a friend sleeping in Bishal Basar. He took glue, is stoned and sleeping. It is not

good…” (S. 15j.).

Page 55: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

55

Deel 5: Conclusie

In dit deel worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek weergegeven. Het eerste deel gaat

over de conclusies en aanbevelingen gebaseerd op de thema‟s die werden aangebracht door de

jongens. Het wordt onderverdeeld in drie delen zodat op elke onderzoeksvraag een antwoord kan

worden gegeven. Eerst wordt een korte bespreking van de thema‟s weergegeven, vervolgens wordt

het belang van NGOs besproken om dan over te gaan naar de conclusies en aanbevelingen die

volgen uit de thema‟s, gebaseerd op wat de jongens zelf brachten en aangevuld met bestaande

literatuur.

In het tweede deel wordt getracht een algemene aanbeveling voor de hulpverlening te formuleren.

5.1. Conclusie en aanbevelingen

5.1.1. Bespreking van de thema’s

Door het weergeven van de resultaten werd zonet een antwoord gegeven op de eerste

onderzoeksvraag door de verschillende thema‟s te bespreken die de jongens belangrijk achten in hun

leven. Hieronder worden ze kort samengebracht om in 5.1.3. dit onderwerp te verdiepen en te

verbinden met bestaande literatuur.

Zowel in Biya als in Kalimati kwam tijdens de groepssessies naar boven dat educatie (onderwijs en

beroepsopleiding) het belangrijkst is ook al werden hier niet de meeste foto‟s van gemaakt.

Verder worden de resultaten van Biya en Kalimati apart besproken

1. Biya

In Biya werden de vrienden het meest gefotografeerd, gevolgd door het personeel. Op de derde plaats

qua aantal komt de natuur in beeld. Daarna volgt materialen. Het aantal foto‟s van materialen (vooral

een motorfiets) komt net voor het aantal van onderwijs. Daarna staan de herinneringen vaak in beeld,

gevolgd door sport en spel. De familie kreeg iets meer foto‟s dan NGOs voor straatkinderen.

Vervolgens werd religie regelmatig in beeld gebracht en als voorlaatste in aantal werden persoonlijke

eigenschappen belangrijk geacht. De minste foto‟s werden gemaakt over aspecten rond gezondheid.

Het negatieve aspect in de leefwereld van de jongens dat het meest in beeld kwam was de

aanwezigheid van drugs. Op de tweede plaats staat geweld en als derde het personeel.

Page 56: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

56

2. Kalimati

Het thema „NGOs voor straatkinderen‟ kreeg de meeste foto‟s, gevolgd door „werken‟. Op de derde

plaats bevindt zich het belang van bewustzijn bijbrengen en op de vierde plaats staan vrienden.

Daarna volgt familie. Hierna komt preventie gevolgd door educatie. Als laatste kreeg religie een foto.

Gelijklopend met Biya werd drugs als negatief aspect het meest gefotografeerd. Daarna volgde het

aspect van „slecht‟ werk en als laatste het leven op straat.

5.1.2. Het belang van NGOs

Om een antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag kan gesteld worden dat zowel de jongens

van Biya als Kalimati de NGOs (en dus hulpverlening in het algemeen) belangrijk achten als een van

de aspecten in hun leven. In Kalimati werden hierover in verhouding beduidend meer foto‟s genomen

dan in Biya. Zij leven voornamelijk nog op straat, met als belangrijke ondersteuningsvorm de NGO,

terwijl in Biya de jongens al een beroepsopleiding volgen en ze reeds verblijven in een NGO. Het

belangrijkste is niet meer de mogelijkheid hebben om naar een NGO te gaan, het is belangrijker wat

er zich afspeelt binnen deze NGO waar ze verblijven. Het is een mogelijke verklaring voor de

verschillen in thema‟s van de jongens in beide centra.

5.1.3. Aansluitende hulpverlening

Er kan nu gekeken worden naar de derde onderzoeksvraag die wil te weten komen op welke manier

programma‟s kunnen aansluiten bij de leefwereld van de jongens. Dit wordt gedaan aan de hand van

de belangrijkste thema‟s die de jongeren aanbrachten en de aanbevelingen die ze hierbij hebben

gegeven, verbonden aan bestaande literatuur.

De volgorde die wordt aangenomen bij de bespreking van de thema‟s werd bepaald door de

belangrijkheid van het thema, het aantal foto‟s die werden gemaakt rond een thema en of ze

voorkomen in beide centra of slechts in een van beide. Waar mogelijk zullen thema‟s worden

samengenomen, waar nodig worden ze apart besproken. Eerst worden de positieve thema‟s die in

beide centra voorkwamen besproken. Onderwijs en opleiding werden door alle jongens het meest

belangrijk geacht, dit wordt dus eerst behandeld. Daarna volgt vrienden omdat die in beide centra

voorkwamen en de meeste foto‟s kregen. Vervolgens wordt het personeel besproken en aansluitend

NGOs in het algemeen. Het belang van personeel kwam vooral in Biya naar voor, in Kalimati werd dit

eerder ondergebracht onder het thema NGOs. Binnen het thema van NGOs wordt het thema

„bewustzijn bijbrengen‟ besproken omdat dit een van de taken is die aan hen werd toegeschreven.

De thema‟s werken, sparen en materiële zaken werden samengenomen omdat ze op elkaar

aansluiten. Vervolgens wordt familie en preventie besproken. Deze worden eerst samengebracht

omdat in Biya de familie belangrijk werd geacht voor het behouden van contact terwijl in Kalimati

preventie nodig was voor en door de familie. Achteraf wordt preventie ook apart behandeld.

Page 57: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

57

Hiermee werden alle positieve thema‟s van Kalimati behandeld. In Biya werden nog vier andere

positieve thema‟s aangehaald die apart zullen worden besproken. Eerst wordt natuur en religie

samengenomen onder het thema: de omgeving. Vervolgens worden persoonlijke eigenschappen en

herinneringen samen besproken. Het derde aparte thema betreft sport en spel, het laatste positieve

thema gaat over gezondheid.

Na de positieve thema‟s worden de negatieve thema‟s besproken. Eerst de drugsproblematiek,

vervolgens het geweld. Het thema „het leven op straat‟ dat in Kalimati naar voor kwam werd verwerkt

in het thema preventie.

5.1.3.1. Gezamenlijke positieve thema’s

Onderwijs en beroepsopleiding

Zowel in Kalimati als in Biya wordt onderwijs en een beroepsopleiding als het meest belangrijke

geacht.

De jongens hebben aangegeven dat vooral onderwijs of een combinatie van onderwijs en training hen

kan helpen. Door bvb onderwijs te krijgen ‟s ochtends en ‟s avonds met overdag een opleiding kan dit

worden gerealiseerd. Andere vormen van combinatie zijn ook mogelijk. De helft van de jongens vond

het naar school gaan belangrijker dan de combinatie. Deze wensen zouden gerespecteerd kunnen

worden door ze naar school te laten gaan en daarbij voldoende en aangepaste ondersteuning geven.

Voor programmaontwikkelaars is dit een belangrijk aspect om rekening mee te houden. Tolfree (1998)

stelt dat onderwijs kwaliteitsvol moet zijn en aangepast aan de behoeftes van de jongeren. In Biya

werd gezegd dat als er een goede leerkracht is, ze meer naar de les kunnen gaan. Het kan betekenen

dat leraars een goede opleiding nodig hebben of dat NGOs hun leerkrachten beter kunnen selecteren.

Voor de kinderen is het belangrijk dat NGOs een blijvende rol hebben in het organiseren van

beroepstrainingen.

De regering zou de kwaliteit van het onderwijs omhoog en kosten naar beneden kunnen halen want in

Nepal, zoals in vele andere landen, wordt een kwaliteitsvolle opleiding beschouwd als de sleutel tot

een betere toekomst zowel in landelijke als stedelijke omgevingen (Terre des hommes, 2008).

Vrienden

Een tweede belangrijk aspect zijn de vrienden. Dit thema werd door iedereen aangehaald, op één

jongen na. Velen maakten verschillende foto‟s met verschillende redenen van hun vrienden. In

Kalimati vonden ze het vooral nodig hun vrienden te adviseren. In Biya ging het meer over elkaar

ondersteunen, samen dingen doen en het samen zijn. Ennew (1994) stelt dat als relaties tussen

leeftijdsgenoten zo belangrijk zijn in persoonlijke groei en identiteit het een rol voor volwassenen kan

zijn om dit proces te faciliteren. In de hulpverlening kan er gekeken worden naar mogelijkheden van

Page 58: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

58

peereducatie en peerondersteuning (Turner & Shepherd, 1999; Visser, 2007; Verschelden &

Bouverne-De Bie, 2000).

Personeel

Binnen de NGOs is het personeel en hun gedrag belangrijk. De jongens verwachten een positieve

houding, goed gedrag en een goede manier van praten met hen. Het personeel kan de jongens

helpen door advies te geven en door hun krachten en kennis door te geven aan hen. Het is nodig om

de leerkrachten, opvoeders en sociaal werkers die met de straatkinderen werken voldoende op te

leiden zodat ze een basiskennis hebben over de opvoeding van kinderen en een gepaste houding

tegenover hen kunnen aannemen (Terre des hommes, 2008). Zij zijn een belangrijke groep om op te

focussen daar ze, naast de vrienden, als eersten in contact met de straatkinderen komen. De houding

van deze mensen heeft een grote impact op het kind en zijn keuze om de straat te verlaten of niet.

Momenteel bestaat er geen kwaliteitsvolle en betaalbare sociale opleiding in Nepal. Unicef zou bezig

zijn met een project om sociaal werkers over heel Nepal op te leiden. Daarna kan er eventueel een

departement van sociaal werk in de universiteit opgebouwd worden om het project duurzaam te

maken (Tournon, 2008, p. 16; Terre des hommes, 2008). Uit de interviews met de jongens bleek dat

het personeel die zelf ervaring hebben met het leven op straat (de ervaringsdeskundigen) de meest

positieve feedback kregen. Het is een belangrijke conclusie waarmee rekening kan gehouden worden

bij het aanwerven van personeel (De Cock, 2003). Er kan ook geluisterd worden naar de kinderen en

vragen wat zij verwachten van het personeel.

NGOs voor straatkinderen

Na „werken‟, werd in Kalimati het belang van NGOs het meest gefotografeerd. In Biya werden hierover

minder foto‟s gemaakt. Het is mogelijk dat voor hen het leven in een NGO meer vanzelfsprekend is

omdat ze de keuze al hebben gemaakt daar te verblijven. Voor de meeste jongens zijn NGOs

belangrijk omdat ze in de basisbehoeften van de jongeren kunnen voorzien. Dit houdt in dat NGOs

nodig blijven voor die kinderen die op straat verblijven en misschien altijd zullen blijven (Tournon,

2008). Het gaat niet enkel over het vervullen van de basisbehoeften maar ook over het advies dat de

jongens waarderen. Het helpt hen bij de keuze om de straat te verlaten en om aan hun toekomst te

denken.

Een andere taak die wordt toegeschreven aan NGOs (door de jongens van Kalimati) is het

bewustmaken van alle mensen34 over het leven op straat en de verslavingsproblematiek. NGO‟s

hebben in dit opzicht zowel een preventieve als een regressieve taak. Preventie blijkt nauwelijks

34

De algemene bevolking, families van de straatkinderen, de Nepalese regering , andere landen en

vooral ook de politie over hun gedrag tegenover straatkinderen (Bar-On, 1997).

Page 59: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

59

aanwezig te zijn. Preventie houdt onder andere in dat in hoge risico gebieden35 kinderen en hun

families versterkt worden door hen kennis mee te geven, door empowerment en door hen financiële

steun te geven voor het onderwijs en voeding van de kinderen (Myers, 1992; terre des hommes,

2008).

De regressieve functie wordt al grotendeels ingevuld, maar coördinatie tussen verschillende

organisaties, regering en families ontbreekt. Er is meer nood aan efficiëntie om dubbel werk te

vermijden (Tournon, 2008).

Werken, sparen en materiële aspecten

Door de kinderen van Kalimati werd het thema „werken‟ het vaakst gefotografeerd en ze vonden dit

ook belangrijk. Vooral bedelen en plastic verzamelen kwamen hierbij op de voorgrond te staan. Deze

twee banen werden positief gevonden omdat er geld kan verdiend worden, maar ze werden ook

negatief bevonden omdat er risico‟s aan verbonden zijn en omdat kinderen met dit geld lijm kunnen

kopen. Wanneer kinderen het nodig vinden geld te verdienen door te werken kan hier naar geluisterd

worden en zou er kunnen gekeken worden naar de omstandigheden waarin ze dit doen (Byrne, 1998;

Bar.On, 1997; Boyden et al. 1998). De drugsproblematiek die gepaard gaat met het verdiende geld

wordt verder besproken (cf. negatieve aspecten: drugs).

Zowel in Biya als in Kalimati werd vermeld dat ze zouden willen sparen voor de toekomst door te

werken. Een NGO zou hen deze mogelijkheid kunnen aanbieden door een soort veilig bank- of

spaarsysteem te organiseren (Tournon, 2008). Wanneer ze de mogelijkheid hebben om geld te

sparen zullen de jongens zelf ook dingen kunnen kopen die ze belangrijk vinden36.

Familie en preventie

De familie wordt niet het belangrijkst geacht, maar het blijft wel een belangrijk aspect voor de jongeren

zowel in Biya als Kalimati. Tyler et al. stellen: “families are not the only way to go” (Tyler et al., 1992,

p. 209). In het theoretisch deel zagen we dat de familiebanden in Nepal op een bepaalde manier

dunner zijn dan in het westen. Het is dus niet altijd nodig om te focussen op het reïntegreren van

kinderen in hun families. Het contextuele zoals dat in het westen een belangrijke rol speelt, hoeft in

Nepal waarschijnlijk niet zo sterk worden toegepast. Langs de andere kant blijft familie voor bijna de

helft van de jongens wel nog een rol spelen. De jongens van Kalimati vonden het nodig dat familie

goed zorg draagt voor de kinderen en hen adviseren. Voor bepaalde jongeren kan het wel nodig zijn

om de familie te blijven betrekken in het begeleidingsproces van de jongeren zodat zij indien gewenst

kunnen terugkeren naar huis. In het belang van het kind zal er geluisterd moeten worden naar de

35 Gebieden waarvan veel kinderen naar de straat komen.

36 In Biya werd het hebben van een motorfiets of fiets door acht jongens in beeld gebracht.

Page 60: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

60

kinderen zelf. Wanneer geweten is wat zij belangrijk achten in verband met de familie kan hiermee

worden rekening gehouden (Verhellen, 1997).

Hierbij aansluitend kan worden overgegaan naar het thema van preventie. Zowel de jongeren als de

literatuur stellen voor om de families te ondersteunen en versterken. Het kan een opdracht zijn van

zowel de regering als van NGOs om onder andere ondersteuning te bieden aan families inzake

opvoeding, financiële steun voor de schoolkosten en een bewustzijn bijbrengen over het straatleven

(Myers, 1992; Terre des hommes, 2008).

Algemene Preventie

Wanneer kinderen enige zorg, voldoende gevarieerde voeding en kwaliteitsvol onderwijs krijgen is de

kans kleiner dat ze op straat belanden (Tournon, 2008). Dit werd gezegd door de jongens van

Kalimati, aangevuld met de boodschap dat het leven op straat niet goed is. Deze uitspraak hoeft niet

voor verwarring te zorgen. Tijdens de literatuurstudie kwam naar voor dat ze vaak zelf kiezen om naar

de straat te gaan, maar dit werd wel bekeken in het licht van de beperkte mogelijkheden. Deze

beperkte mogelijkheden zouden met hulp van regering op macroniveau, en NGOs op meso- en

microniveau kunnen worden aangepakt als een preventieve strategie. Er kan een herziening van het

sociale welzijnsbeleid37

gebeuren en er kan gekeken worden naar alternatieven voor

institutionalisering. Instituten zoals kinderopvang- tehuizen verzekeren vaak niet de volledige rechten

van het kind. De kwaliteit van de standaardverzorging, bescherming en diensten zijn niet steeds in het

belang van het kind (Terre des hommes, 2008, p. 1, 11, 24; USaid, 2005). Deze factor speelt mee in

het aantal straatkinderen. Ze lopen soms weg van de tehuizen waarin ze terecht komen omdat ze er

niet tevreden zijn.

Een alternatief voor de straatkinderen kan bijvoorbeeld een tijdelijk verblijf bij verwanten zijn. Een

nonkel of oudere broer. Deze werden door de jongens zelf ook belangrijk bevonden (Terre des

hommes, 2008).

5.1.3.2. Positieve Thema’s: Biya

De omgeving

Ter horst (1994) kan een belangrijke bijdrage leveren. In zijn boek „Het herstel van het gewone leven‟

gaat een van de vijf kernelementen over de omgeving. Tijdens het onderzoek bleek dit ook voor de

jongens een belangrijk thema. Vele jongens haalden de belangrijkheid van mensen, religie, dieren38,

natuur en water aan. Wanneer straatkinderen uiteindelijk in een centrum of tehuis terecht komen kan

37 Er is geen beleid voor straatkinderen en amper een beleid voor de bescherming van kinderen in het

algemeen (zie het rapport van Terre des hommes, 2008).

38 Vooral honden.

Page 61: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

61

dit boek, aangepast aan cultuurspecifieke elementen, een basis vormen bij de organisatie van het

centrum. Het is mogelijk voor verschillende centra om te voorzien in de aanwezigheid van deze

elementen, aangehaald door de jongens en beschreven in het boek.

Herinneringen en persoonlijke eigenschappen

Deze twee thema‟s neem ik samen omdat ze beide onder de aandacht van extra begeleiding komen

staan. Het kan een vorm van meer psychologisch en sociaal gerichte begeleiding of ondersteuning

zijn. Wanneer gewerkt wordt met straatkinderen is reguliere begeleiding soms niet voldoende en

kunnen ze aangepaste begeleiding nodig hebben. Begeleiding bij het verwerken of behouden van

herinneringen en begeleiding bij het vormen van persoonlijkheid zoals zij dit wensen (Terre des

hommes, 2008, p. 1,3 & 24). Enkele gaven aan dat ze blij zijn met hun verandering van gedrag, maar

dat ze nog meer willen veranderen. Hierbij zou extra motivatie en ondersteuning een positieve rol

kunnen spelen.

Sport en spel

De jongens in Biya hechten belang aan sport en spel. Elke jongen heeft zijn eigen voorkeur. In centra

zou het mogelijk zijn om op regelmatige basis activiteiten te organiseren binnen en buiten het centrum

(Ter Horst, 1994).

Gezondheid

Gezondheid is een ander belangrijk aspect. Ze willen dat er medicijnen ter beschikking zijn, dat er

onvervuild water om te drinken is en de mogelijkheid hebben om naar het ziekenhuis te gaan. Deze

basisbehoeften zouden door de NGOs kunnen worden ingevuld. Dit wordt meestal reeds voorzien.

Langs de andere kant heeft ook de regering hier zijn aandeel in. Zij zouden medische hulp bereikbaar

kunnen maken voor de hele bevolking (Terre des hommes, 2008).

5.1.3.3. Negatieve thema’s

Geweld

Zowel in Biya als in Kalimati werd het thema geweld als negatief aspect regelmatig aangehaald.

Langs de ene kant kunnen veilige slaapplaatsen en straathoekwerkers ‟s nachts bescherming bieden.

Dit zou het best gebeuren in samenwerking met de politie. Vooraleer er goed kan worden

samengewerkt met politie zal er een bewustmakingsproces bij hen aan vooraf moeten worden

gegaan. Tot nu toe zullen de politieagenten eerder zelf mishandelen dan te beschermen (Tournon,

2008; Sheppard, 2008).

Page 62: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

62

Langs de andere kant kan er binnen het centrum, waar ook wordt gevochten door de jongens, een

beleid worden gevoerd op een manier waarin de jongens in meer vrede kunnen samenleven. In Biya

werd voorgesteld dat de oudere jongeren zelf de regels zouden maken waarin staat dat er niet

gevochten of gescholden mag worden. Het samen opstellen van de regels, in positieve bewoordingen,

kan competentie- vergrotend werken en kinderen zullen er zich gemakkelijker aan houden (Slot en

Spanjaard, 2002). Het personeel zou hier ook meer aandacht aan kunnen besteden.

Drugsprobleem

Het drugsprobleem (vooral lijm en daarnaast alcohol en sigaretten) komt in beide centra sterk naar

voor. Bijna alle jongeren hebben vermeld dat ze niet willen dat hun vrienden of andere mensen lijm

snuiven of sigaretten roken. De jongens weten dat het schadelijk is voor de gezondheid en willen deze

kennis doorgeven aan vrienden. In Nepal blijkt er geen gespecialiseerd programma te zijn voor

drugsverslaafde kinderen. Toch blijkt het een van de hoofdzorgen te zijn van zowel de kinderen als

van NGOs (Tournon, 2008). Het is duidelijk dat er een drug- en verslavingsproblematiek aanwezig is,

de regering en NGOs zouden de verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen om serieus met dit

thema bezig te zijn. Het is aan te raden om een op onderzoek gebaseerd programma te ontwikkelen

voor straatkinderen met een drugsverslaving.

5.2. Een algemene aanbeveling

Naast de meer specifieke conclusies en aanbevelingen zou ik een algemene aanbeveling willen

formuleren.

NGOs kunnen verschillende belangrijke taken van de hulpverlening voor straatkinderen op zich

nemen. Een taak die ze al op zich nemen is regressie: ze reageren op bestaande problemen en

proberen hiervoor een uitweg te vinden. Om de kwaliteit van de hulpverlening te verhogen is er een

duidelijke noodzaak aan een serieuze opleiding voor sociaal werkers (Terre des hommes, 2008;

Tournon, 2008). De inhoud van die opleiding zou best gebaseerd zijn op onderzoek waarin de

kinderen zelf centraal staan. Participatieve hulpverlening veronderstelt dat men nadenkt over de

betekenis van het eigen aanbod en de eigen interventies. Hulpverleners dienen hun eigen activiteiten

te onderzoeken en evalueren om op grond van die bevindingen en in samenspraak met de

straatkinderen aanpassingen te doen (Mortier, 1999). In een maatschappij zoals Nepal, waar leeftijd

duidelijk een veel grotere doorslag in de uitoefening van autoriteit heeft als in het westen, is er een

uitgesproken noodzaak om bij de participatieve hulpverlening deze gewoonte te doorbreken. Het

perspectief van het kind en diens participatie is een vernieuwend idee in een land als Nepal, maar is

van essentieel belang (Deblaere, 2001).

Page 63: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

63

Naast het regressief beleid van NGOs komt het belang van preventie en bewustzijnsverhoging bij alle

betrokkenen39 in beeld. Een aantal NGOs nemen reeds een actieve rol op zich om het probleem aan

de bron aan te pakken, zodat minder kinderen op straat belanden. Inzake verdere uitbreiding van

preventie kunnen NGOs naast rechtstreekse programma's ook druk uitoefenen op de regering om de

nodige beleidsmaatregelen te nemen40

.

39 De Nepalese bevolking, Families van de straatkinderen, gemeenschappen in risicogebieden, de

regering, andere landen etc.

40 Zo lijkt er bijvoorbeeld ruimte voor een campagne om net als alle andere landen in de regio de VN

“Convention for the Suppression of the Traffic in Persons” te tekenen, waarmee de overheid zich verplicht tot een beleid dat ook de mensensmokkelaars die de kinderen naar de straat brengen aanpakt.

Page 64: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

64

Deel 6: Discussie

6.1. Beperkingen van het onderzoek

In dit deel worden enkele beperkingen van het onderzoeksopzet besproken.

Door het gebruik van een tolk is het mogelijk dat genuanceerde informatie verloren ging of vervormd

werd. Uiteraard deed iedereen zijn uiterste best om dit effect zoveel mogelijk te minimaliseren door

correct te vertalen en heb ik regelmatig aan de tolk gevraagd of hij alles had uitgelegd aan de

jongeren in verband met het onderzoek. Hierbij werd elke fase van het onderzoek samen met mij nog

eens overlopen. Bij de beschrijving van de resultaten en conclusies kan er gemerkt worden dat

sommige zinnen eenvoudig klinken, dat is omdat ik de engelse informatie die werd doorgegeven zo

letterlijk mogelijk probeerde te vertalen en daardoor interpretaties te minimaliseren. Bij dit soort

vertalingen moet er rekening mee gehouden worden dat cultuurspecifieke begrippen moeilijk te vatten

zijn in andere talen. Wanneer er onduidelijkheid was heb ik aan de vertaler gevraagd of hij het beter

kon expliciteren en nuanceren. Doordat de interviews werden opgenomen kon ik bij twijfel zaken

navragen aan een Nepalese tolk in België maar dit bleek niet nodig te zijn. Uit de literatuur (Gallagher

et. Al., 2006; Netteb, 2005) blijkt dat het inschakelen van vrienden als tolk moet worden vermeden

omdat ze soms te nauw betrokken zijn. In dit licht kan ook het personeelslid die in Kalimati de

vertalingen heeft verzorgd van de jongeren te dicht bij de jongeren staan. Ik versta niet vloeiend

Nepalees, maar wel een beetje en ook door de stiltes van de vertaler na elke vraag, kreeg ik niet de

indruk dat hij in hun plaats wou antwoorden. Het moet wel gezegd worden dat ik enige invloed van zijn

aanwezigheid niet kan uitsluiten. De antwoorden van de jongeren kunnen verder ook beïnvloed

worden door de NGO waarin ze verblijven. Aspecten die de NGO belangrijk acht worden soms

overgenomen door de jongeren. De conclusies en aanbevelingen zijn gemaakt op basis van een

beperkte steekproef. Er kan geen veralgemening worden gemaakt (Maso & Smaling, 1998). De

resultaten zijn vooral bestemd voor APC-Nepal en eventueel andere NGOs die werken met

straatkinderen. Het is dan ook een praktijkgericht onderzoek. Een onderzoek met Photovoice als

methode vraagt meer tijd en moeite om de gegevens te verzamelen (Booth & Booth, 2003) maar voor

straatkinderen is het net moeilijk indien een project te lang duurt41. Ze hebben de foto‟s in het ene

centrum op tien dagen gemaakt, in het andere op een dag. In het centrum waar de jongens overdag

naar training gaan heb ik deze tien dagen zo gepland dat er zeker twee zaterdagen bij waren (een

vrije dag) zodat ze tijd hadden om naar verschillende plaatsen te gaan. Tien dagen bleek ook ruim

voldoende, de meeste jongeren waren al klaar voor de einddatum. In het andere centrum wilden de

jongens dit zelf doen op een dag, ze hadden heel de dag vrij. Indien het niet was gelukt zouden ze

meer tijd krijgen, het bleek niet nodig. Als er meer tijd was geweest om de gegevens te verzamelen,

zou ik het proces misschien beter ondersteund kunnen hebben zodat het een bijdrage kan leveren

41 Het personeel van APC-Nepal had me aangeraden om ze tien dagen de tijd te geven, dat was

misschien zelfs al veel.

Page 65: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

65

aan de kwaliteit en diepgang van het onderzoek (Harper, 2002). Dit bleek soms nodig omdat sommige

jongeren foto‟s hadden gemaakt zonder reden, om het aan een andere persoon te geven of iemand

anders had de foto gemaakt zonder dat zij dit wisten. Dit waren slechts uitzonderingen, de

meerderheid was bruikbaar voor het onderzoek en werd verwerkt in de resultaten.

In het literatuuronderzoek wordt een beperking gezien wegens beperkte en enkele verouderde

bronnen. Het was niet eenvoudig om verschillende, recente en toepasbare wetenschappelijke

bronnen omtrent straatkinderen te vinden.

6.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek

Binnen dit onderzoek werd gekeken naar het perspectief van de jongeren. Het lijkt me boeiend ook te

kijken naar de visie van de hulpverleners die met hen werken. Wat denken zij over de wensen en

noden van de kinderen? Zijn er grote verschillen of loopt het gelijk met de jongeren? Uit confrontatie

van perspectieven ontluiken voorwaarden voor succesvolle hulpverlening (Geldof & Driessens, 2003).

Een onderzoek bij de families kan interessant zijn om te onderzoeken wat zij als problemen ervaren

en wat volgens hen de redenen zijn dat hun kinderen naar de straat trekken. Kan er eventueel

preventief gewerkt worden door de families beter te ondersteunen in hun behoeften? Weten zij dat

hun kinderen op straat leven? Hoe ervaren zij zelf het feit dat hun kind op straat op zoek gaat? Wordt

dit als een probleem beschouwd of net niet? Het is ook boeiend om na te gaan bij zowel de kinderen

als de families, indien ze een rol kunnen spelen, welke (ondersteunende) rol de families kunnen

spelen.

Een longitudinaal onderzoek naar de redenen van het verlaten van de straat, beïnvloedende factoren

en het leven dat ze lijden na het straatleven kan een beter zicht geven op ondersteunende factoren en

de levensloop van straatkinderen (Panter-Brick, 2000).

Verder wil ik graag aanbevelen om onderzoek te doen over de verschillende thema‟s die de jongeren

naar voor schoven. Het thema onderwijs en opleiding kan onderzocht worden door de kinderen te

bevragen hoe dit het best bij hen kan aansluiten. Het thema van de drugsproblematiek kan verder

onderzocht worden. In een samenwerkingsverband van specialisten op dit gebied en met de kinderen

zelf kan gekeken worden hoe deze problematiek kan worden aangepakt zodat het aansluit bij de

leefwereld van de kinderen.

Vrienden werden door de vele jongens het meest gefotografeerd en zij werden heel belangrijk geacht,

mede omwille van de steun die ze elkaar geven. Er kan een onderzoek volgen in welke mate en hoe

deze vrienden een rol kunnen spelen in de hulpverlening.

Page 66: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

66

De NGOs hebben een bepaald aanbod en de straatkinderen bewegen zich hiertussen. Ze zijn vaak

onregelmatige bezoekers van centra42. Onderzoek naar de oorzaak hiervan kan interessante

informatie opleveren. Er kan ook gekeken worden naar trajectgestuurde of vraaggestuurde projecten.

Kunnen deze aansluiten bij de leefwereld van de kinderen? De jongens konden me tijdens de

interviews en op informele momenten vertellen dat ze vaak het gevoel hadden dat er niet echt naar

hen werd geluisterd43. Sommigen hebben een duidelijk doel of beeld van wat ze willen, maar dat werd

genegeerd door het personeel. Als besluit zou ik willen stellen dat er nog veel meer naar de kinderen

geluisterd kan worden en dat kan mede structureel worden ingebouwd door onderzoek. Participatie

van alle betrokkenen is hierbij van essentieel belang (Deblaere, 2001).

42 Tijdens mijn verblijf in Nepal werd dit door APC-Nepal en andere NGO‟s vastgesteld. Wanneer er

gekeken wordt naar de database van de kinderen in APC-Nepal valt op dat ze allen in verschillende

organisaties verbleven voor ze bij APC-Nepal kwamen. Eens daar is er nog geen stabiliteit.

Sommigen verblijven er al langer, anderen lopen nog vaak weg naar een vorige organisatie of terug

de straat op om dan later terug te keren of niet. De jongens gaven tijdens de interviews aan dat ze

bepaalde organisaties goed vinden, andere niet en sommige spraken erover dat ze naar een andere

organisatie wilden gaan.

43 Een jongen vertelde dat zijn vriend was weggelopen van het centrum omdat hij niet meer naar

school wou wegens een probleem met de directeur, maar verplicht werd door een personeelslid om te

blijven gaan. Hij zou willen dat zijn vriend terugkomt om te luisteren naar zijn redenen en dan zouden

zijn wensen vervuld kunnen worden door het centrum.

Page 67: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

67

Bibliografie

Agnelli, S. (1986). Street children: a growing urban tragedy. London: Weidenfeld and Nicholson.

Alston, P. (1994). The best interests principle: towards a reconciliation of culture and human rights. In

P. Alston (ed.), The best interests of the child (1-25). Oxford: Clarendon Press.

Aptekar, L. (1988). Street children of Cali. Durham/ London: Duke University Press.

Aptekar, L. (1994). Street children in the developing world: a review of their condition. Cross Cultural

Research 28 (3): 195-224.

Baker, R., Panter-Brick, C. & Todd, A. (1996). Methods used in research with children in Nepal.

Childhood 3(2), 171-93.

Baker, R., Panter-brick, C. & Todd, A. (1997). Homeless street boys in Nepal: their demography and

lifestyle. Journal of comparative family studies, 28 (1), 129-146.

Baker, R., & Panter.Brick, C. (2000). A comparative perspective on children‟s „careers‟ and

abandonment in Nepal. In C. Panter-Brick, M.T. Smith (eds.), Abandoned Children (161-181).

Cambridge, UK: Cambridge Univ. Press.

Bar-On, A. (1997). Criminalising survival: images and reality of street children. Journal of Social Policy

29 (1), 63-78.

Bemak, F. (1996). Street researchers, a new paradigm redefining future research with street children.

Childhood, 147-156.

Biggs, S. (1989). Resource-poor farmer participation in research: a synthesis of experiences from nine

national agricultural research systems. Ofcor Comparative Study Paper 3. International Service for

National Agricultural Research, The Hague.

Bledsoe, C. (1990a). The politics of children: fosterage and the social managment of fertility among

the Mende of Sierra Leone. In W.P. Handwerker (ed.), Births and power: social change and the

politics of reproduction. Boulder/San Francisco: Westview Press, 81-100.

Bledsoe, C. (1990b). No success without struggle: social mobility and hardship for foster children in

Sierra Leone. Man (NS) 25: 70-88.

Page 68: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

68

Booth, T. & Booth, W. (2003). In the frame: Photovoice and mothers with learning difficulties. Disability

& Society,18 (4), 431-442.

Boyden, J., Ling, B. & Myers, W. (1998). What works for working children. Stockholm: Radda Barnen.

Byrne, L. (1998). The human rights of street and working children: a practical manual for advocates.

London : Intermediate Technology Publications.

Cook, P. (2004). Cross-cultural perspectives on the child image. In A. Weyts (ed.), Understanding

children‟s rights, Ghent: University of Gent, 35-47.

Cook, T. & Hess, E. (2007). What the camera sees and from whose perspective: fun methodologies

for engaging children in enlightening adults. Childhood, 14 (1), 29-45.

Coussée, F. (2001). Empowerment centraal: ethiek tussen kinderen en volwassenen. Krax, vakblad

van het jeugdwerk, 3, 14-17.

Critcher, C., Waddington, D., & Dicks, B. (1999). Qualitative methods and welfare research. In F.

Williams, J. Popay & A. Oakley (Eds.). Welfare research: a critical review. (70-88), London: UCL-

Press.

Cunningham, H. & Viazzo, P. P. (1996). Child Labour Historical Perspective-1800-1985: Case Studies

from Europe, Japan and Colombia. Florence: UNICEF International Child Development Centre and

Institute degli Innocenti.

Deblaere, G. (2001). Rechten van kinderen in instellingen bijzondere jeugdzorg: beschouwingen bij

het beleid in Vlaanderen. In centrum voor kinderen en gezinnen (red.), Brussel: 29-35.

De Cock, R. (2003). Werken met ervaringsdeskundigen in de kansarmoede. In M. Bouverne-De Bie

(ed.), Armoede en participatie (185-194). Gent: Academia express.

De Cuellar, J. (1995). Our creative diversity: report of the world commission on culture and

development. Paris: UNESCO.

Denzin, N.K. (1978). Sociological methods; a sourcebook. New York: McGraw-Hill.

Driessens, K. (2003). Mensen in armoede als participanten in onderzoek: over de meerwaarde van

kwalitatief onderzoek in het welzijnswerk. In M. Bouverne-De Bie (ed.), Armoede en participatie (115-

134). Gent:Academia press.

Page 69: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

69

Ennew, J. (1994). Parentless friends: a cross cultural examination of networks among street children

and youth. In F. Nestman & K. Husselman (eds.), Social networks and social Support in childhood and

cdolescence (409-426). Berlin: De Gruyter.

Ennew, J. (1994). Street and working children - a guide to planning. London: Save the Children.

Ennew, J. (2000). Why the convention is not about street children. In D. Fotrell (ed.), Revisiting

children‟s rights: 10 years of the UN convention on the rights of the child. The Hague/Boston: Kluwer

Law Int.

Felsman, J. K. (1984). Abandoned children: a reconsideration. Children Today 13, 13-18.

Geldof, D. & Driessens, K. (2003). Tijd voor aanwezigheid als voorwaarde voor duurzame

hulpverlening. Kritische reflecties bij de presentietheorie. Sociale interventie 2, 18-30.

Gibbs, S. (1994). Post-war social reconstruction in Mozambique: re-framing children's experience of

trauma and healing. Disasters 18 (3), 268-276.

Glaser, B. & Strauss, A. (1976). De ontwikkeling van gefundeerde theorie. Alphen a/d Rijn/Brussel:

Samon uitgeverij.

Glauser, B. (1990). Street children: deconstructing a construct. In A., James & A. Prout (eds.),

Constructing and reconstructing childhood: contemporary issues in the sociological study of childhood

(138-56). London: Falmer Press.

Goonesekere, S. (1998). Children, law and justice: a south asian perspective. New Dehli: Sage

Publication.

Guba, E.G. & Lincoln, Y.S. (1981). Effective evaluation. Beverly Hills: Sage

Hecht, T. (1998). At home in the street children of northeast brazil. Cambridge: Cambridge University

Press.

Hill, M. & Asquith, S. (1994). Justice for children: a story without an ending. In S. Asquith & M. Hill

(eds.), Justice for children (144-156). Dordrecht: Martinus Nijhoff Publishers.

Hofman, M.A. (2007). Prisma woordenboek (42e ed.). Utrecht: Het Spectrum.

Holden, E., Horton, L. & Danesco, E. (1995). The mental health of homeless children. Clinical

Psychology, Science Practice 2 (2), 165-178.

Page 70: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

70

Horst, W. ter (1994). Het herstel van het gewone leven (2e ed.). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Hout, T. van den, Wester, F. Hüttner, H. & Maso, I. (1980). Fenomenologisch onderzoek van de

samenleving; etnomothodologie, het symbolisch-interactionisme en de fenomenologisch-sociologische

methode. Nijmegen: Sociologisch instituut.

Hutz, C., & Koller, S. (1999). Methodological and ethical issues in research with street children. New

dir. child adoles. Dev. 85.

Invernizzi, A. (2001). Street children in Africa, Asia and Eastern Europe- annotaded bibliography.

Bonn: Deutsche commission justitie.

James, A., Jenks, C. & Pout, A. (1998). Theorizing childhood. Oxford: Polity Press.

Johnson, V., Hill, J. & Ivan-Smith, E. (1995). Listening to smaller voices: children in an environment of

change. London: ActionAid.

Kapadia, K. (1997). Children at risk in urban areas in India: a review. SCARO Briefing paper No. 6.

Kathmandu: Save the Children (UK) South and Central Asia Reg. Office.

Klaveren, S.M. & Verbakel, W.F.A.R. (2007). Het nut en onnut van kindertehuizen: weeshuizen in

Nepal. http://www.icfon.nl/2007-ICFON-Kindertehuizen.pdf. Afgehaald op 19 augustus 2008.

Lewis A. & Lindsay G. (eds), (2000). Researching children's perspectives. Buckingham: Open

University Press.

Le Compte, M.D. & Goetz, J.P. (1982). Sampling and selection issues in educational ethnography.

New York: AERA-paper.

Le Roux, J. & Smith, C. (1998a). Causes and characteristics of the street child fenomenon: a global

perspective. Adolescence, Vol. 33(131): 683-688.

Le Roux, J. & Smith, C.S. (1998b). Is the street child phenomenon synonymous with deviant

behaviour? Adolescence, Vol. 33: 915-925.

Maso, I. (1989). Kwalitatief onderzoek. Meppel: Boom.

Meyrick, J. (2006), What is good qualitative research? A first step towards a comprehensive approach

to judging rigour/quality. Journal of health psychology 2006: Sage.

Page 71: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

71

Mørch, J. (1984). Street educators: messengers of hope. Ideas Forum 18: 1-2.

Mortier, F. (1999). De verschijning van het kind: ethiek van de omgang tussen kinderen en

volwassenen. In A., Somers (red.), kind in de eenentwintigste eeuw (39-44). Gent: VBJK.

Myers, R. (1992). The twelve who survive: strengthening programmes of early childhood development

in the third world. New York: Routledge.

O' Kane, C. (2000). 'The development of participatory techniques: facilitating children's views about

decisions which affect them'. In P. Christensen & A. James (eds) Research with children: perspectives

and pratices (136-159). London and New York: Falmer Press.

Panter-Brick, C. (2002). Street children, human rights, and public health: a critique and future

directions. Annual review of anthropology, 31, 147-171.

Patton, M.Q. (1980). Qualitative evaluation methods. Beverly Hills: Sage.

Poffenberger, M. (1980). Patterns of change in the Nepal Himalaya. Delhi: The Macmillan Company of

Indie Ltd.

Qvortup, J. (1996). Childhood in a post-industrial World. Development Journal of SID 1, 64-7.

Raffaelli, M. & Larson, R. (Eds.) (1999). Homeless and working youth around the world: exploring

development issues. San Fransisco: Jossey-Bass.

Rizzini, I. Barker, G. & Cassaniga, N. (1999). From street children to all children: improving the

opportuities of low income urban children and youth in Brazil. Rio de Janeiro, Brazil: Ctr. Res. On

Childhood- CESPI.

Russell, A. (1992). The hills are alive with the sense of movement: migration and identity amongst the

Yakha of East Nepal. Himalaya Research Bulletin, 12 (2), 35-43.

Sample, P.L. (1996). Beginnings: participatory action research and adults with developmental

Disabilities. Disability and society, 11 (3), 317-332.

Scanlon, T. J., Tomkins, A. & Lynch, M. A.. (1998). Street children in Latin America. British Medical

Journal 316 (7144), 1596-1600.

Scheper-Hughes, N. & Hoffman, D. (1998). Brazilian apartheid: street kids and the struggle for urban

space. In N. Schaper-Hughes & C. Sargent (eds.). Small wars; the cultural politics of childhood (352-

Page 72: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

72

88). Berkeley: University of California Press.

Schwartzchild, M. R. (1987). A criança, adolescente o 'de menor'. São Paulo en Perspectiva, 1 (1), 26-

9.

Scott, J. (2000). 'Children as Respondents'. In A. James & P. Christensen (eds). Research with

children: perspectives and pratices (98-119). London and New York: Falmer Press.

Sheppard, B. (2008). Nepal: end torture of children in police custody.

http://www.hrw.org/en/news/2008/11/18/nepal-end-torture-children-police-custody. Geraadpleegd op

30 april 2009.

Sibert. J. (2000). Book review of „homeless children: problems and needs‟. Arch. Dis. Child 82, 272.

Silva, M., (1992). Child poverty and deprivation in Portugal: a national case study. Florence: Unicef.

International development centre.

Slot, N.W. & Spanjaard, H.J.M., (2002). Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg:

hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen. (2e ed.). Baarn: Hbuitgevers.

Spradley, J.P. (1980). Participant observation. New York: Holt, Rinehart & Winston.

Stephens, S. (1995). Children and the politics of culture in 'late capitalism'. In S. Stephens (ed.),

Children and the politics of culture (3-48). Princeton: Pinceton University Press.

Taçon, P. (1981a). MyChild minus two. Unpublished UNICEF report.

Taçon, P. (1981b). MyChild minus two. Unpublished UNICEF report.

Taçon, P. (1981c). MyChild minus two. Unpublished UNICEF report.

Terre des hommes, (2008). Adopting the rights of the child: a study on intercountry adoption and its

influence on child protection in Nepal. Kathmandu: UNICEF.

Trawick, M. (1992). Notes on love in a Tamil family. Berkeley: University of California Press.

Turner, G. & Shepherd, J. (1999). A method in search of theory: peer education and health promotion.

Health Education Research, 14, (2), 235-247.

Page 73: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

73

Tyler, F.B., Tyler, S., Tomasello, A., & Connolly, M.R. (1992). Huckleberry Finn and street youth

everywhere: an approach to runaway prevention. In G.W. Albee, L.A. Bond, & T.V. Cook Munsry

(eds.). Global perspectives on prevention: primary prevention of psychopathology, 14. Beverly Hills:

CA Sage.

UNESCO, (1995). Working with street children: selected case-studies from Africa, Asia and Latin

America. Paris: UNESCO.

UNICEF, (2001). We the children: end-decade review of the follow-up to the world summit for children.

New York/Geneva: United Nations Children‟s fund.

USAID Nepal, (2005). Study of children in children‟s homes in Nepal. Kathmandu: New ERA

Van Beers, H. (1996). A plea for a child-centred approach in research with street children. Childhood,

195-201.

Van Dale praktijkwoordenboek (2008). Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.

Van Hove, G. (2000). Het recht van alle kinderen, inclusief onderwijs, het perspectief van ouders en

kinderen. (2e ed.). Leuven/Leusden: Acco.

Veale, A. and Adefrisew, A. (1993). A study of street children in four regional towns in Ethiopia. Report

for UNICEF in conjunction with the Ministry for Labour and Social Affairs, Ethiopia.

Veale, A., Taylor, M. & Linehan, C. (2000). Psychological perspectives of „abandoned‟ and

„abandoning‟ street children. In C. Panter-Brick &. M.T. Smith, (eds .). Abandoned children (131-145).

Cambridge, UK: Cambridge Univ. Press.

Verhellen, E. (1997). Verdrag inzake de rechten van het kind. (3rd. ed.). Leuven/Apeldoorn: Garant.

Verschelden, G. & Bouverne-De Bie, M. (2000). Jongeren aan het woord over hun behoeften aan

zorg. Alert, 26 (5), 20-31.

Visser, P. (2007). Could peer education be the answer? http://www.afroaidsinfo.org/. Geraadpleegd op

24 april 2009.

Wallace, W. (1987). First hand: children in crisis. Children First, 4, 11-12.

Wang, C. & Burris, M.A. (1997). Photovoice: concept, methodology, and use for participatory needs

assessment. Health education & behaviour, 24 (3), 369-387.

Page 74: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

74

Wang C., Kun Yi, W., Wen Tao, Z. & Carovano, K. (1998). Photovoice as a participatory health

promotion strategy. Health promotion international 3(1), 24.

Wang C., Yanique A. & Redwood, J. (2001). Photovoice Ethics: Perspectives from Flint Photovoice.

Health Education & Behavior, 28(5), 560-572.

Wester, F. (1987), Strategieën voor kwalitatief onderzoek. Couthino/Muiderberg.

X, z.d. http://www.apc-nepal.org/ Geraadpleegd op 14 juli 2008.

X, z.d. http://www.pommecannelle.org/ Geraadpleegd op 14 juli 2008.

X, z.d. Straatkinderen, wie. www. Mobileschool.org/Geraadpleegd op 16 oktober 2008.

Page 75: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

75

Bijlage

Bijlage 1: Artikel 12, 13 en 41 van het IVRK.

Bijlage 2: Voorstelling van verschillende hulpverleningsvormen.

Bijlage 3: Trappen van APC-Nepal

Bijlage 4: Informed consent

Bijlage 5: Afspraken en beknopte voorstelling van het onderzoek

Bijlage 6: Boomstructuur

Page 76: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

76

Bijlage 1

Artikel 12: De mening van het kind

1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het

recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de

mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en

rijpheid.

2. Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere

gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst

van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met

de procedureregels van het nationale recht.

Artikel 13: Vrijheid van meningsuiting

1. Het kind heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen

en denkbeelden van welke aard ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht de

landsgrenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met

behulp van andere media naar zijn of haar keuze.

2. De uitoefening van dit recht kan aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen aan de

beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die nodig zijn:

a) voor de eerbiediging van de rechten of de goede naam van anderen; of

b) ter bescherming van de nationale veiligheid of van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.

Artikel 41: Eerbied voor bestaande regels

Geen enkele bepaling van dit Verdrag tast bepalingen aan die meer bijdragen tot de verwezenlijking

van de rechten van het kind en die zijn vervat in:

a) het recht van een Staat die partij is; of

b) het in die Staat geldende internationale recht.

Page 77: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

77

Bijlage 2

Page 78: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

78

Page 79: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

79

Page 80: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

80

Page 81: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

81

Bijlage 3

4 levels of residential care

1 the drop in

2 the transit home

3 the children home

4 school hostel

0 the street

+ 24h supervision and protection + Adult Guidance and counselling + Basic care (medical + basic food)

+ Socialization and alphabetisation + orientation (Family contact) + full residential care (food+medecine)

+ Quality education + Homely environment + Love and long term stability

+ higher education + Future building + Self esteem and autonomy

No safety No protection No guidance No food No basic care No education No rule No love No self esteem No Home No Family No Future

95/100 drop-out

75/100 drop-out

50/100 drop-out

12 “No”

Page 82: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

82

Bijlage 4

informed consent Name:

Age:

I agree to get a photo camera and I will only use it for the research.

I will take pictures during 10 days of important things in my life.

After 10 days I will give the photo camera back to Joske.

In the following week I will tell in an individual meeting about my

photos to Joske and her translator.

I agree to answer the questions of Joske and her translator.

I agree that the conversation will be recorded.

After the conversation Joske will give me my pictures and she will

keep the copy for her research.

I agree that some of my photos will be published in the final report.

My name will never appear in the research and Joske will not tell

any staff of APC about what I told her. I will be anonymous.

The information I give will only be used for the research.

The researcher, The participant,

Page 83: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

83

Page 84: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

84

Bijlage 5

What is important in my life?

- What makes me happy?

- What can make me happy?

- What is important for me to have a good life?

- What makes me sad?

- What do I want to change in my life?

Rules of the research

- I get a photo camera

- I take pictures whenever I want.

- These photos are about the important things in my life

- In 10 days I take pictures and after these days I have to give the camera

back.

- Everyday I can ask my camera to the staff. If I am finished with taking

pictures for one day, I will give the camera to the staff to guard it.

- Every evening before going to sleep the staff has to have all the cameras

in the office-room.

- After 10 days I will talk with Joske and her translator about the photos.

Questions in the conversation

- What or who is on the Photo and where did you make it?

- Why did you make this photo?

- Is it something good or bad in your life?

- Do you want to change it?

- Do you have any idea about how it can be changed?

Page 85: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

85

Page 86: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

86

Bijlage 6

Page 87: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

87

Inhoudsopgave

Dankwoord Inleiding Inhoudsopgave Afkortingenlijst

Deel 1: Theoretisch kader 1 Hoofdstuk 1. Definitie street child 7

1.1. Mogelijke definities 7 1.2. Enkele kritieken op de term street children 8 1.3. Poging tot het formuleren van een realistische identificatie 10

1.3.1. Verlaten kinderen: „out of touch, out of place‟ 10 1.3.2. Drie grote groepen 10 1.3.3. Bedenkingen en een nieuwe definitie 11

1.4. In Nepal – in België 12 1.5. Termkeuze voor deze scriptie 12 Hoofdstuk 2. Een kader voor de beeldvorming van straatkinderen 7

2. 1. De rationele keuzetheorie 13 2.2. Het sociaal constructivisme en straatkinderen 13 2.3. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989) 14

2.3.1. Twee krachtlijnen van het Verdrag 15 2.3.2. Het Verdrag voor straatkinderen? 15 2.3.3. Een intercultureel verdrag? 15

2.4. Invloed op de beeldvorming en handelingen omtrent straatkinderen 16 Hoofdstuk 3. Participatie 17

3.1. Participatie van kinderen, een nieuw discours 17 3.2. Participatie – bescherming 18 3.3. Straatkinderen en participatie in onderzoek 18 3.4. Straatkinderen en participatie in de hulpverlening 19

Hoofdstuk 4. Straatkinderen in Kathmandu 20 4.1. Profiel van de straatkinderen in Kathmandu 20 4.2. Hoofdredenen voor het trekken naar de straat 21 4.3. Drie fasen in de loopbaan naar een leven op straat in een stedelijk gebied van Nepal 21 4.4. Hulpverlening aan straatkinderen in Kathmandu 22

Deel 2: Probleemstelling en onderzoeksvragen 24 2.1. Probleemstelling 24 2. 2. Onderzoeksvragen 24 2.3. Doelstellingen 25

Deel 3: Methodologisch kader 26 3.1 Inleiding 26 3.2. Kwalitatief onderzoek 27 3.3. Photovoice 27

3.3.1. Tien Voordelen van het gebruik van Photovoice als Participatory needs assessment (Wang en Burris, 1997, p. 372-373). 28 3.3.2. Participatie in participative needs assessment 29

3.4. Voorstelling van de doelgroep 29 3.4.1. Voorstelling van de organisatie APC-Nepal 29 3.4.2. Voorstelling van de jongens 31

Page 88: Jongens op zoek in en rond de straten van Kathmandu Een ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/908/RUG01-001392908_2010_0001_AC.pdf · wordt ingegaan op de literatuurstudie is het

88

3.5. Fasen in het onderzoeksproces 32 3.6. Verwerking van de gegevens 36 3.7. Kwaliteit van het onderzoek 36

3.7.1. Betrouwbaarheid van het onderzoek 36 3.7.2. Validiteit van het onderzoek 37

Deel 4: De resultaten 33 4.1. Biya 339

4.1.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 339 4.1.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 48

4.2. Kalimati 49 4.2.1. Belangrijke en positieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 49 4.2.2. Belangrijke en negatieve aspecten in de leefwereld van de jongeren 53

Deel 5: Conclusie 55 5.1. Conclusie en aanbevelingen 55

5.1.1. Bespreking van de thema‟s 55 5.1.2. Het belang van NGOs 56 5.1.3. Aansluitende hulpverlening 50

5.1.3.1. Gezamenlijke positieve thema‟s 51 5.1.3.2. Positieve Thema‟s: Biya 60 5.1.3.3. Negatieve thema‟s 61

5.2. Een algemene aanbeveling 62

Deel 6: Discussie 64 6.1.Beperkingen van het onderzoek 64 6.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek 65

Bibliografie 67 Bijlage 75