Masterproef in de Kinesitherapie &...

100
Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar 2009-2010 DE DIRECTE EN LANGE TERMIJN EFFECTEN VAN STATISCH STRETCHEN VAN DE KUITSPIEREN OP DE SPIERPEESEIGENSCHAPPEN, DE STRETCHTOLERANTIE EN DE LOKALE DOORBLOEDINGSPARAMETERS Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie Joris Vanderstraeten Gauthier Decorte Promotor: Dr. N. Mahieu

Transcript of Masterproef in de Kinesitherapie &...

Page 1: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie

Academiejaar 2009-2010

DE DIRECTE EN LANGE TERMIJN EFFECTEN VAN STATISCH STRETCHEN VAN DE KUITSPIEREN OP

DE SPIERPEESEIGENSCHAPPEN, DE STRETCHTOLERANTIE EN DE LOKALE

DOORBLOEDINGSPARAMETERS

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Revalidatiewetenschappen en de Kinesitherapie

Joris Vanderstraeten

Gauthier Decorte

Promotor: Dr. N. Mahieu

Page 2: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar
Page 3: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

Inleiding

Stretching wordt in de sportwereld, zowel op recreatief als op competitief vlak,

zeer dikwijls aangewend om een hogere flexibiliteit van de spierpeeseenheden te

verkrijgen. Met het meer en meer op de voorgrond komen van de zogenaamde

"evidence based medicine" is er al zeer veel onderzoek gebeurd naar de

mogelijke effecten en mechanismen van stretchen. Verschillende theorieën

worden voorgesteld als verklaring voor de hogere flexibiliteit. Vroeger werd de

mobiliteitswinst vaak integraal toegeschreven aan structurele veranderingen van

de spierpeeseenheid, bijvoorbeeld een toegenomen spierlengte. Recent wordt er

in de literatuur een theorie over stretchtolerantie naar voor geschoven, waarbij

sensorische veranderingen centraal staan.

Het doel van deze studie is om de directe en lange termijn effecten van

respectievelijk een enkele stretchsessie en een stretchprogramma van 6 weken

te bepalen. Hierbij wordt vooral gekeken naar de stretchtolerantie, die zowel op

perifeer niveau als op centraal niveau kan optreden. Bij perifere stretchtolerantie

zou het effect enkel lokaal (dus in de gestretchte spierpeeseenheid) optreden,

bij een centraal mechanisme zou dit ook in andere spieren optreden.

In het eerste deel van dit werk wordt een kritisch overzicht gegeven van de

literatuur die al over dit onderwerp uitgebracht is. De verschillende types van

stretching worden eerst besproken. De modaliteiten die gebruikt werden in

verschillende onderzoeken op de hamstrings en de kuitspieren komen dan aan

de beurt. Omdat uit de literatuur blijkt dat de hamstrings veel bestudeerd zijn,

worden ze in deze literatuurstudie vaak aangehaald. Het onderzoeksgedeelte

van deze studie handelt enkel over de kuitspieren. De effecten van stretchen op

de mobiliteit, passieve weerstand, spieractiviteit en verschillende

doorbloedingsparameters die in de literatuur terug te vinden zijn worden

aangehaald. Ten laatste worden de bestaande hypothesen en bewezen theorieën

die deze effecten proberen te verklaren onder de loep genomen.

In het tweede deel wordt het onderzoeksgedeelte beschreven. Een belangrijk

deel hiervan omvat het protocol van dit onderzoek. De mobiliteit van het

Page 4: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

enkelgewricht naar dorsiflexie wordt gemeten op een belaste wijze. Het meten

van de passieve weerstand gebeurt tijdens 2 tests. Op een isokinetische

dynamometer wordt de voet eerst passief bewogen zowel in een vaste

bewegingsuitslag als tot de maximale actieve dorsiflexie. In een derde test

beweegt de dynamometer de enkel opnieuw passief naar dorsiflexie tot wanneer

de proefpersoon het rekgevoel als maximaal aanvoelt. De passieve weerstand

wordt telkens aan de bewegingsuitslag gekoppeld. Op die manier kan de

stretchtolerantie gemeten worden. Verder wordt via drukalgometrie op pezen

aan de proefpersoon gevraagd de pijn die hierbij ervaren wordt te scoren. Deze

meting zou eveneens een idee kunnen geven over de stretchtolerantie. Ten

slotte worden met het oxygen-to-see-toestel de capillaire bloedstroom, de lokale

zuurstofsaturatie en postcapillaire veneuze vullingsdrukken voor en na een

stretchsessie gemeten. Dan volgen de bekomen resultaten.

Deze resultaten worden in deel drie met de reeds bestaande literatuur

vergeleken en bediscussieerd. De klinische relevantie en mogelijke

tekortkomingen van de studie worden beschreven en uiteindelijk volgt een

conclusie.

Page 5: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1. LITERATUURSTUDIE

1 Inleiding 2

2 Types 2

2.1 Statisch stretchen 3

2.2 Ballistisch stretchen 3

2.3 Proprioceptieve neuromusculaire coördinatie 4

3 Modaliteiten 5

4 Effecten 8

4.1 Directe effecten na een enkele stretchsessie 8

4.1.1 Mobiliteit 8

4.1.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren 9

4.1.3 Spieractiviteit 9

4.1.4 Doorbloedingsparameters 10

4.2 Lange termijn effecten na een stretchperiode 10

4.2.1 Mobiliteit 10

4.2.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren 11

4.2.3 Spieractiviteit 12

4.2.4 Doorbloedingsparameters 13

4.3 Conclusie 14

5 Mechanismen 16

5.1 Mechanismen voor directe effecten 16

Page 6: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

5.2 Mechanismen voor lange termijn effecten 22

5.3 Conclusie 26

6 Besluit 27

DEEL 2. ONDERZOEK

1 Protocol 29

1.1 Doel 29

1.2 Hypothesestelling 29

1.2.1 Hypothese 29

1.2.2 Nulhypothese 29

1.3 Populatie 30

1.4 Studiedesign 31

1.5 Metingen 32

1.5.1 Vragenlijst 32

1.5.2 Mobiliteit van het enkelgewricht 32

1.5.3 Passieve weerstand van de plantairflexoren 33

1.5.4 Stretchtolerantie 35

1.5.5 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de achillespees 36

1.6 Stretchprogramma 38

1.7 Statistische analyse 39

2 Resultaten 41

2.1 Directe effecten na een enkele stretchsessie 41

2.1.1 Mobiliteit van het enkelgewricht 41

Page 7: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

2.1.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren 42

2.1.3 Pijnsensatie 42

2.1.4 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de achillespees 42

2.2 Lange termijn effecten na een stretchperiode 44

2.2.1 Mobiliteit van het enkelgewricht 44

2.2.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren 46

2.2.3 Pijnsensatie 47

3 Discussie 49

3.1 Mobiliteit van het enkelgewricht 49

3.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren 50

3.3 Pijnsensatie 51

3.4 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de achillespees 52

DEEL 3. CONCLUSIE

BIJLAGEN

BIBLIOGRAFIE

Page 8: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

DEEL 1. LITERATUURSTUDIE

Page 9: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

2

1 Inleiding

Een algemeen doel van stretching is om de passieve weerstand van

spierpeeseenheden te overwinnen en zo de mobiliteit te vergroten (Reid &

McNair, 2004). Mobiliteit wordt meestal gedefinieerd als de maximale

bewegingsuitslag in een gewricht of een serie van gewrichten (Halbertsma &

Goeken 1994; Magnusson et al., 1996a; McHugh et al., 1998; Halbertsma et

al., 1999).

Een goede mobiliteit laat het spierweefsel toe zich gemakkelijker aan te passen

aan de opgelegde belasting en laat een efficiëntere beweging toe (Bandy et al.,

1998).

In de literatuur worden verscheidene termen vaak door elkaar gebruikt. Zo

bestaan er bijvoorbeeld verschillende benamingen voor mobiliteit: range of

motion (ROM), bewegingsamplitudo, bewegingsuitslag, flexibiliteit. Om

verwarring te vermijden, wordt er in deze literatuurstudie consequent gebruik

gemaakt van telkens dezelfde termen. Eveneens zal er in dit werk consequent

gesproken worden over statisch stretchen, ballistisch stretchen en

proprioceptieve neuromusculaire facilitatie. Hierbij worden de invloeden op

mobiliteit, passieve weerstand, spieractiviteit en doorbloedingsparameters

aangetoond. Hier volgt een weergave van wat in de literatuur vermeld wordt

over stretching.

2 Types

Stretching is een verzamelnaam voor verschillende technieken waaronder

statisch stretchen, ballistisch stretchen en PNF-stretching (Proprioceptieve

Neuromusculaire Facilitatie) (Church et al., 2001; Funk et al., 2003;

Woolstenhulme et al., 2006; Mahieu et al., 2007).

Page 10: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

3

2.1 Statisch stretchen

Statisch stretchen is het traag, gecontroleerd verlengen van een ontspannen

spier tot de tolerantiegrens en het aanhouden van deze positie voor een

bepaalde tijdsduur (Anderson & Burke, 1991; Liebesman & Cafarelli, 1994; Alter,

1996). De tolerantiegrens wordt soms omschreven als het “point of discomfort”

(POD). Dit is het moment waarop tijdens het stretchen nog net geen pijn maar

wel ongemak ervaren wordt (Behm & Kibele, 2007).

Statisch stretchen is de meest gebruikte techniek bij opwarming. Het wordt zo

vaak gebruikt omdat het gemakkelijk en veilig blijkt te zijn (Bacurau et al.,

2009). Door de trage opbouw van rek zou volgens Bandy et al. (1998) worden

vermeden dat het weefsel een grote hoeveelheid energie moet absorberen op

een korte tijd en dat er een krachtige reflexcontractie zou optreden.

2.2 Ballistisch stretchen

Ballistisch stretchen wordt gedefinieerd als een verende, ritmische beweging die

gebruik maakt van het moment van een slingerend lichaamssegment om de

spier te verlengen (Bandy et al., 1998; Fletcher & Jones, 2004; Mahieu et al.,

2007). Deze techniek staat soms ter discussie. Bij een ballistische stretch zou er

theoretisch gezien een stretchreflex kunnen optreden, dit via de spiervezel type

Ia en II receptoren die een faciliterende invloed uitoefenen op de alfa

motoneuron prikkelbaarheid. De myotatische stretchreflex die volgens sommige

auteurs hierbij ontstaat, zorgt voor een snelle spanningsopbouw in het

spierpeescomplex. Deze spanningsopbouw zou sterker optreden naarmate de

stretch intenser en sneller plaatsvindt. Dit zou dan kunnen leiden tot een

verminderde mogelijkheid van verlenging tijdens het stretchen, of zelfs tot een

verrekking of scheur van het weefsel (De Vries, 1962; Shellock & Prentice,

1985; Etnyre & Lee, 1987; Smith, 1994; Bandy et al., 1998; Shrier & Gossal,

2000). In recente literatuur (Chalmers, 2004; Weppler & Magnusson, 2010)

wordt deze theorie verworpen. Stretchreflexen zouden enkel optreden tijdens

zeer snelle en korte rekkingen in mid-range. Zowel studies op dieren (Taylor et

Page 11: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

4

al., 1990) als op mensen (Magnusson et al., 1998a) toonden geen significante

evidentie aan dat deze reflexen zouden optreden tijdens het ballistisch

stretchen.

2.3 Proprioceptieve neuromusculaire facilitatie (PNF)

PNF-stretching werd initieel gebruikt om de revalidatie van patiënten met

spasticiteit en parese te ondersteunen door spierverlenging te faciliteren via

inhibitoire mechanismen (Knott & Barufaldi, 1952; Kabat & Knott, 1953), de

zogenaamde autogene en reciproke inhibitie. Willekeurige spiercontracties

worden uitgevoerd in combinatie met stretching om de reflexcomponenten te

verminderen, spierrelaxatie en bijgevolg de mobiliteit te vergroten (Knott &

Voss, 1968; Prentice, 1983; Sharman et al., 2006).

Binnen PNF-stretching worden 2 technieken onderscheiden: CR- (contract-relax)

en CRAC- (contract-relax-antagonist-contract) stretching (Etnyre & Abraham,

1986; Surburg & Schrader, 1997; Feland et al., 2001; Wenos & Konin, 2004;

Rees et al., 2007). Bij CR-stretching wordt de te stretchen spier passief in een

verlengde positie gebracht. Er volgt een isometrische contractie van de spier,

waarna de spier passief verder op rek wordt gebracht (Cornelius, 1983; Etnyre &

Abraham, 1986; Hanten & Chandler, 1994; Holcomb, 2000; Ferber et al., 2002;

Rees et al., 2007). CRAC-stretching is gelijkaardig aan CR-stretching, met dit

verschil dat tijdens de laatste fase, in combinatie met het passief verder rekken,

ook een concentrische contractie van de antagonist gevraagd wordt (Cornelius,

1983; Rowlands et al., 2003; Rees et al., 2004).

PNF-stretching zou de beste techniek zijn om de mobiliteit te vergroten. In

hoofdstuk 4.2.1: “mobiliteit” wordt dit verder uitgelegd.

De mechanismen van de verschillende types stretching worden verder besproken

in hoofdstuk 5.1: “mechanismen voor directe effecten”.

Page 12: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

5

3 Modaliteiten

Bij het zoeken naar de lange termijn effecten en mechanismen van winst in

mobiliteit worden de kuitspieren en de hamstrings het vaakst onderzocht. Uit de

literatuur blijkt dat er geen eenduidigheid is over de uitvoeringsmodaliteiten

waaraan een stretchprotocol moet voldoen. Wel is bewezen dat in reeksen van

minimum 30 s stretchen doeltreffend en efficiënt is. De meeste onderzoekers

gebruiken maximale rekkingen. Dit betekent dat er rek uitgevoerd wordt tot het

moment waarop het als oncomfortabel maar nog niet als pijnlijk ervaren wordt

(Behm & Kibele, 2007). Het is niet duidelijk of alle resultaten op de hamstrings

ook mogen worden overgenomen voor de kuitspieren.

In tabel 1 en 2 wordt een overzicht van de gebruikte modaliteiten gegeven. De

onderzoekers die de lange termijn effecten na een stretchperiode onderzochten,

gebruikten telkens een stretchperiode van minimaal 3 weken.

* tenzij anders vermeld

Tabel 1 De gebruikte modaliteiten en bekomen resultaten bij het stretchen van de hamstrings gedurende een

termijn van minstens 3 weken met een totale stretchduur van minstens 500 s.

Reeksen x duur (s),

rust (s)

Frequentie

(w=weken,

d=dagen)

Totale stretchduur

(s)Auteur Resultaten (°)*

2 x 30, 15 6w, 2/w 720Woolstenhulme et

al., 20062,2 (cm)

3 x 30 6w, 5/w 2700 Reid & McNair, 2004 10

10 x 30, 30 4w, 3/w 3600LaRoche & Connolly,

20068,6

5 x 45, 15 20d, 2/d 9000Magnusson et al.,

1996a10

1 x 30 6w, 5/w 900 Bandy et al., 1998 11,4

1 x 1200 4w, 7/w 24000 Folpp et al., 2006 9

Reeksen x duur (s),

rust (s)

Frequentie

(w=weken,

d=dagen)

Totale stretchduur

(s)Auteur Resultaten (°)*

2 x 30, 15 6w, 2/w 720Woolstenhulme et

al., 20063,3 (cm)

10 x 30, 30 4w, 3/w 3600LaRoche & Connolly,

20069,7

BALLISTISCH

MODALITEITEN EN EFFECTEN NA EEN STRETCHPERIODE (HAMSTRINGS)

STATISCH

Page 13: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

6

* tenzij anders vermeld

Tabel 2 De gebruikte modaliteiten en bekomen resultaten bij het stretchen van de kuitspieren gedurende een

termijn van minstens 3 weken met een totale stretchduur van minstens 500 s.

Uit tabel 1 en 2 kan besloten worden dat er geen eenduidigheid bestaat over de

modaliteiten bij stretching. Als consensus kan wel gesteld worden dat de meeste

onderzoekers de hamstrings minimum 30 s stretchen binnen 1 stretchfase. Folpp

et al. (2006) ging anders te werk door de rek 20 minuten (1200 s) aan te

houden. De totale stretchduur bij de hamstrings varieert tussen 720 en 24 000

s. Bij de kuitspieren ligt deze tussen 576 en 8400 s. De rustduur varieert van 15

tot 30 s en het aantal reeksen is zeer uiteenlopend.

In de studie van Bandy et al. (1997) werden de effecten van 5

stretchmodaliteiten vergeleken op de mobiliteit naar knie-extensie. Hieruit is

gebleken dat 30 s statisch stretchen van de hamstrings een effectieve manier

was om de mobiliteit te vergroten, beter dan 15 s en even goed als 60 s (Bandy

& Irion, 1994; Walter et al., 1996; Bandy et al., 1997; Roberts & Wilson, 1999;

Reeksen x duur (s),

rust (s)

Frequentie

(w=weken,

d=dagen)

Totale stretchduur

(s)Auteur Resultaten (°)*

1 x 30 900 2

1 x 60 1800 1,1

1 x 120 3600 2,1

1 x 600 14/3w 8400 Peres et al., 2002 5

4 x 20, 10 6w, 3/w 1440 Knight et al., 2001 3

5 x 20, 20 6w, 7/w 4200 Mahieu et al., 2007 2,7

5 x 30, 10 3w, 7/w, 2/d 6300Johanson et al.,

20086,5

10 x 15 8w, 3/w 3600 Gajdosik et al., 2005 5,1

Reeksen x duur (s),

rust (s)

Frequentie

(w=weken,

d=dagen)

Totale stretchduur

(s)Auteur Resultaten (°)*

5 x 20, 20 6w, 7/w 4200 Mahieu et al., 2007 3,7

5 x 15 x 6 x 15 6w, 7/w 900 Mahieu et al., 2008 5,9

4à6 x 6à10 x 2 x 6à10 4w, 3/w 576 à 1440 Rees et al., 2007 6,8

Reeksen x duur (s) x

duur statische

contractie (s) x duur

dynamische contractie

antagonist (s)

Frequentie

(w=weken,

d=dagen)

Totale stretchduur

(s)Auteur

BALLISTISCH

Resultaten (°)*

6w, 5/w Youdas et al., 2003

STATISCH

PNF

MODALITEITEN EN EFFECTEN NA EEN STRETCHPERIODE (KUITSPIEREN)

Page 14: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

7

Decoster et al., 2005). Nog uit de studie van Bandy et al. (1997) werd

geconcludeerd dat dagelijks 1 keer 30 s stretchen even effectief is als dagelijks 3

keer 30 of 60 s stretchen. Andere auteurs stellen het zo dat veranderingen in

mobiliteit onafhankelijk zijn van de duur van de stretchsessie (het aantal

minuten dat de rek wordt aangehouden) (Feland et al., 2001; Burke et al.,

2001; Rowlands et al., 2003). De winst in mobiliteit zou relatief snel terug dalen

eens het stretchen stopt (Spernoga et al., 2001). In een overzichtsartikel van

Radford et al. (2006) werd besloten dat er weinig correlatie is tussen de duur

van stretching en de winst in mobiliteit. Er werd een grotere toename van de

bewegingsuitslag naar dorsiflexie gevonden na 15-30 minuten stretchen van de

kuitspieren ten opzichte van 15 minuten of minder hoewel er minder

mobiliteitswinst gevonden werd na 30 minuten stretchen of meer ten opzichte

van 15-30 minuten stretchen.

Volgens Cipriani et al. (2003) is de totale stretchduur per dag determinerend. In

de studie werd onderzocht of er een verschil is tussen 6 keer 10 s stretchen van

de hamstrings of 2 keer 30 s, 2 maal per dag, gedurende 6 weken. Er werden

geen verschillen gevonden in de winst in mobiliteit tussen de 2 protocollen. Dit

in tegenstelling tot de studie van Roberts et al. (1999) die aantoonde dat 3 keer

15 s stretchen effectiever is dan 9 keer 5 s stretchen. Naast de hamstrings

werden hier ook de mm. quadriceps, heupflexoren en –extensoren en de

kuitspieren gestretcht. Een ander verschil tussen beide studies is dat in de studie

van Roberts et al. (1999) slechts eenmalig gestretcht werd, terwijl bij Cipriani et

al. (2003) tweemaal daags gestretcht werd.

Verschillende studies hebben aangetoond dat winsten in mobiliteit relatief snel

verdwijnen van zodra de stretchinterventie (van zowel hamstrings als andere

spiergroepen) ophoudt (Tanigawa, 1972; Hardy, 1985; McCarthy et al., 1997;

Spernoga et al., 2001). Vandaar wordt beweerd dat het 2 keren per week moet

worden herhaald (Sharman et al., 2006).

Binnen de PNF-stretching zou de verandering in mobiliteit onafhankelijk zijn van

de duur van de statische contractie. Er wordt een statische contractie van 3 s

aangeraden, omdat dit effectief en tijdefficiënt zou zijn (Cornelius & Hinson,

1980; Nelson & Cornelius, 1991; Bonnar et al., 2004). Uit een studie van Feland

Page 15: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

8

en Marin (2004) over de hamstrings is gebleken dat de toename in mobiliteit

ook onafhankelijk is van de intensiteit van de statische contractie van de te

stretchen spier. Een statische contractie van 20% van 1RM zou even

doeltreffend zijn als een contractie van hogere intensiteit. Daarom wordt een

lage intensiteit (bijvoorbeeld 20% van 1RM) verkozen om het risico op

kwetsures zo laag mogelijk te houden. Er is evidentie dat het systematisch

opdrijven van de intensiteit van de contractie tot grotere winsten in mobiliteit

kan leiden (Schmitt et al., 1999).

4 Effecten van stretching

In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen directe effecten na een

stretchsessie en lange termijn effecten na een stretchperiode.

4.1 Directe effecten na een enkele stretchsessie

Met directe effecten worden de effecten bedoeld die tijdens het stretchen of kort

erna optreden, zonder dat er een langdurige stretchperiode aan voorafgegaan is.

Er kan zowel een effect optreden op de mobiliteit, de passieve weerstand, de

spieractiviteit als op de doorbloedingsparameters.

4.1.1 Mobiliteit

De drie stretchingsmethoden (statisch, ballistisch en PNF) zijn op korte termijn

effectief bevonden om de mobiliteit te vergroten (Feland et al., 2001; Ferber et

al., 2002; Funk et al., 2003; Woolstenhulme et al., 2006; Bacurau et al., 2009).

Hierbij zou de PNF-methode het meest doeltreffend zijn (Etnyre & Abraham,

1986; Etnyre, 1988; Magnusson et al., 1996a, 1996c; Ferber et al., 2002; Funk

et al., 2003). Het verschil tussen statisch en ballistisch stretchen wat betreft

toename in mobiliteit is niet duidelijk. Volgens Bacurau et al. (2009) brengt

statisch stretchen een grotere winst in mobiliteit dan ballistisch stretchen met

zich mee.

Page 16: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

9

4.1.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren

De spierpeeseenheid biedt passief weerstand wanneer deze op rek gebracht

wordt (Sharman et al., 2006). Bij het stretchen van een ontspannen spier

kunnen verschillende structuren aangehaald worden die weerstand kunnen

bieden. Uit onderzoek is gebleken dat de weerstand tegen rek in grote mate

ontstaat door de bindweefselelementen, namelijk het endo-, peri- en epimysium,

die een verlengende deformatie ondergaan (Gajdosik, 2001). Het perimysium

wordt vanwege de grote relatieve hoeveelheid beschouwd als de zwaarst

doorwegende factor voor deze weerstand (Purslow, 1989).

Onderzoeken waarbij de passieve weerstand tijdens een statische stretch

gemeten werd, toonden dat deze voornamelijk tijdens de eerste 20 s afnam door

stressrelaxatie. Dit is de gedaalde weerstand van de visceuze materie tegen rek.

Hieruit kan worden opgemaakt dat 20 s aanhoudende rek aan te raden is om de

efficiëntste viscoëlastische respons uit te lokken (Taylor et al., 1990; McHugh et

al., 1992; Magnusson et al., 1996b).

Over de directe effecten na een statische, ballistische en PNF-stretchsessie op de

passieve weerstand is er nog geen onderzoek gedaan.

4.1.3 Spieractiviteit

In studies van Magnusson et al. (1996a) en Kubo et al. (2001) werd de

spieractiviteit geregistreerd tijdens de aanhoudfase van de statische stretch.

Deze bleek onveranderd. Tijdens het rekken vermindert de spieractiviteit niet.

Ook direct na de stretchsessie blijft deze onveranderd, ondanks toenamen in

mobiliteit. Verminderde motoneuron activiteit blijkt volgens sommige auteurs

dus geen onderliggend mechanisme van toegenomen mobiliteit te zijn

(Magnusson et al., 1995, 1996a; Kubo et al., 2001; 2002). Dit wordt

tegengesproken door Babault et al. (2008) die de directe effecten van 15

minuten statische of CR-stretching op de neuromusculaire eigenschappen van de

kuitspieren onderzocht. Deze auteurs vonden een gedaalde spieractiviteit voor

de m. soleus. Dit zou volgens hen te wijten zijn aan een gedaalde activatie van

Page 17: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

10

de motorische eenheden ten gevolge van stretching. Pre- en postsynaptische

inhibitie van motoneuronen lijkt in deze studie wel een mogelijke verklaring. Een

belangrijk verschil is de veel langere stretchduur die hier gehanteerd werd.

4.1.4 Doorbloedingsparameters

Over de directe effecten van een stretchsessie op de lokale bloedstroom,

zuurstofsaturatie en veneuze vullingsdrukken is tot op heden niets gekend.

McCully (2010) onderzocht de zuurstofsaturatie tijdens passief stretchen in de

m. gastrocnemius, mm. quadriceps en hamstrings, gebruikmakend van infrarood

spectroscopie. De meting gebeurde tijdens het stretchen bij maximaal

getolereerde rek. Zowel in m. gastrocnemius als in mm. quadriceps daalde de

zuurstofsaturatie. In de hamstrings werd geen verandering geconstateerd. Als

enige conclusie volgde dat passief stretchen in sommige spieren, waaronder de

m. gastrocnemius, tot hypoxie leidt.

4.2 Lange termijn effecten na een stretchperiode

In de beschreven literatuur wordt er telkens een stretchprogramma gegeven van

minstens 3 weken om de lange termijn effecten te kunnen aantonen. Deze

effecten worden kort na het beëindigen van de interventie gemeten.

4.2.1 Mobiliteit

Na een langere periode van zowel statische, ballistische als PNF-stretching is de

mobiliteit telkens significant toegenomen (Magnusson et al., 1996a; Bandy et

al., 1998; McNair et al., 2000; Cipriani et al., 2003; Reid & McNair, 2004; Scott

et al., 2005; Decoster et al., 2005; Gajdosik et al., 2005; Woolstenhulme et al.,

2006; Sharman et al., 2006; Rees et al., 2007; Mahieu et al., 2007, 2008a;

Marques et al., 2009). Omdat er een grote verscheidenheid is in de spieren die

gestretcht worden, de modaliteiten (met als meest doorslaggevende determinant

Page 18: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

11

de totale stretchduur) en de toegepaste methoden (interventie, metingen), is de

vergelijking niet eenvoudig.

Er zijn 2 recente overzichtsartikelen van studies waarin gezocht werd naar lange

termijn effecten op de mobiliteit. Harvey et al. (2002) heeft 13 studies

aangehaald met een stretchduur van enkele minuten per dag gedurende 4 à 6

weken. Er zou gemiddeld 8° winst in mobiliteit optreden, maar er zouden veel

methodologische onvolkomenheden zijn in de besproken studies. Slechts één

van de aangehaalde studies is uitgevoerd waarbij de onderzoekers geen kennis

hadden over het feit dat de proefpersoon zich in de controle- of stretchgroep

bevond. In een overzichtsartikel van Decoster et al. (2005) zijn studies

aangehaald die handelen over de winst in mobiliteit na stretching van de

hamstrings. Vaak werd er echter geen randomisering gebruikt, geen onderscheid

gemaakt tussen directe en blijvende gevolgen en geen controlegroep gebruikt.

De auteurs concludeerden dat het stretchen een positief behandelingseffect had

tussen 5 en 33° winst in mobiliteit.

De PNF-techniek zou volgens sommigen superieur zijn aan statisch en ballistisch

stretchen wat betreft winst in mobiliteit (Sady et al., 1982; Prentice, 1983;

Wallin et al., 1985; Burke et al., 2000; Mahieu et al., 2008a). Er is enige

evidentie dat bij PNF-stretching de grootste toename in mobiliteit plaatsvindt in

de eerste helft van de interventieperiode (Etnyre, 1988; Rowlands et al., 2003).

Binnen een periode van 6 weken stretchen stelde Rowlands et al. (2003) vast

dat na de eerste 3 weken de mobiliteit significant meer toegenomen was in

vergelijking met na de laatste 3 weken.

4.2.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren

Na een statische stretchperiode van de kuitspieren is de passieve weerstand

gedaald voor eenzelfde bewegingsuitslag (Magnusson et al., 1996a; Mahieu et

al., 2007). Dit toont aan dat het stretchprogramma waarschijnlijk structurele

veranderingen in de spierpeeseenheid veroorzaakt. In andere studies waarin de

maximale bewegingsuitslag is toegenomen na een stretchperiode, wordt

vastgesteld dat de toename van de passieve weerstand groter is dan de

Page 19: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

12

toename van maximale bewegingsuitslag. Ook hier vermoedt men dat er

waarschijnlijk structurele veranderingen in de spierpeeseenheid aan de basis

liggen (Reid & McNair, 2004). Magnusson et al. (1996a) constateert dat na een

statische stretchperiode de toegenomen bewegingsuitslag samengaat met een

gelijkmatige toename van de passieve weerstand en sluit structurele

veranderingen uit. In studies waarin de winst in bewegingsuitslag niet aan de

hand van structurele veranderingen verklaard kan worden, wordt een verhoogde

stretchtolerantie als mogelijk mechanisme aangehaald (Halbertsma & Goeken,

1994; Magnusson et al., 1996a, 1998a).

Na een ballistische stretchperiode blijft de passieve weerstand onveranderd, wat

er kan op wijzen dat de rek die op de spierpeeseenheid geleverd wordt continu

moet zijn in plaats van intermittent. Een andere mogelijkheid is dat de krachten

die op het einde van de bewegingsuitslag geleverd werden niet groot genoeg

waren om echte effecten van ballistisch stretchen te bekomen (Mahieu et al.,

2007).

Na een periode met PNF-stretching (CRAC) is de passieve weerstand niet

significant veranderd in vergelijking met een controlegroep (Mahieu et al.,

2008a).

4.2.3 Spieractiviteit

Een stretchprogramma leidt volgens enkele auteurs niet tot een daling van de

spieractiviteit (Magnusson et al., 1995; Kubo et al., 2002). Hiertegenover staat

de studie van Marques et al. (2009) waarin, na een 4 weken durend

stretchprogramma, tijdens het stretchen veranderingen van de spieractiviteit

gevonden werden. Er zou bij een intensief programma een tendens van dalende

spieractiviteit zijn. Tijdens een minder intensief programma zou er dan weer een

lichte stijging van de spieractiviteit zijn. Uit deze ene studie valt niet af te leiden

wat het werkelijke effect en het achterliggende mechanisme hiervan is.

Page 20: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

13

4.2.4 Doorbloedingsparameters

Naar de lange termijn effecten van stretching op de doorbloedingsparameters is

er nog geen onderzoek gedaan. De relatie tussen excentrisch trainen en

doorbloeding is wel al vaak onderzocht. Excentrische oefeningen omvatten een

actieve verlenging van de spierpeeseenheid. In een studie van Nørregaard et al.

(2007) wordt een excentrisch oefenprogramma van 3 maanden voor

proefpersonen met achillespeesontsteking vergeleken met een statisch

stretchprogramma. Er was geen verschil tussen de stretchgroep en de groep met

het excentrisch oefenprogramma. In een onderzoek van Mahieu et al. (2008b)

wordt de invloed van een excentrisch trainingsprogramma op de

spierpeeseigenschappen van de kuitspieren nagegaan. De passieve weerstand

daalde in dezelfde bewegingsuitslag en de peesstijfheid (dit is de verhouding van

de maximale isometrische kracht van de plantairflexoren en de elongatie van de

achillespees) bleef onveranderd. Deze bevindingen werden ook teruggevonden

in studies met een statisch stretchprogramma (Magnusson et al., 1996a; Mahieu

et al., 2007). Er is dus een duidelijke link tussen excentrisch trainen en statisch

stretchen.

Excentrisch trainen zou volgens Öhberg en Alfredson (2004) een scleroserend

effect kunnen hebben op de neovascularisatie die ontstaat bij

achillespeestendinopathieën. De diepe postcapillaire veneuze vullingsdrukken en

de diepe bloedstroom zijn toegenomen in achillespeestendinopathieën (Knobloch

et al., 2006). Na een excentrische trainingsperiode van 12 weken waren 36 van

de 41 achillespezen asymptomatisch tijdens activiteiten en in 32 van de 41

achillespezen was er geen resterende neovascularisatie, terwijl voor de aanvang

van het trainingsprogramma alle 41 pezen neovascularisatie vertoonden.

Knobloch et al. (2007) onderzocht de veranderingen in microcirculatie van de

achillespees ter hoogte van het paratenon na 12 weken dagelijks excentrisch

trainen van de kuitspieren. De proefpersonen hadden allen chronische

achillespeestendinopathieën. Na 12 weken was de capillaire bloedstroom in het

paratenon met 45% verminderd, wat gepaard ging met een daling van de pijn

met 48%. De paratendineuze zuurstofsaturatie was onveranderd terwijl de

postcapillaire veneuze vullingsdruk, die afgeleid kan worden uit de relatieve

Page 21: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

14

hoeveelheid hemoglobine, was afgenomen. In deel 2, hoofdstuk 1.4.5:

"Doorbloedingsparameters" worden deze parameters uitgelegd.

4.3 Conclusie

Om een besluit te vormen rond de effecten van stretching, kan gezegd worden

dat zowel direct na een stretchsessie als op lange termijn na een stretchperiode

de mobiliteit toeneemt, al dan niet in combinatie met veranderde waarden voor

passieve weerstand. Hierbij zou telkens de PNF-techniek voor de grootste winst

in mobiliteit zorgen.

De passieve weerstand is anders na een stretchsessie dan na een

stretchperiode. Door een viscoëlastische respons zou de passieve weerstand

(vooral tijdens de eerste 20 s van een stretch) afnemen, wat voor winst in

mobiliteit kan zorgen. Na een statische stretchperiode zou de passieve

weerstand dalen in de vaste bewegingsuitslag, terwijl na een ballistische of PNF

stretchperiode de passieve weerstand de tendens heeft onveranderd te blijven

(Magnusson et al., 1996a; Mahieu et al., 2007, 2008a). Voornamelijk de

weerstand van het perimysium zou verantwoordelijk zijn voor de passieve

weerstand die ontwikkeld wordt tijdens het stretchen (Purslow, 1989).

Deze bevindingen kunnen gekoppeld worden aan de mechanismen. Als de

bewegingsuitslag waarin de passieve weerstand gemeten wordt dezelfde is pre-

en posttesting en er is een daling van de passieve weerstand in die

bewegingsuitslag, zoals bij het statisch stretchen gevonden werd, dan moet dit

verschil geattribueerd worden aan structurele veranderingen (Magnusson et al.,

1996a; Mahieu et al., 2007). Volgens dezelfde redenering kan dan een grotere

bewegingsuitslag bereikt worden met dezelfde passieve weerstand uit pretesting

(Magnusson et al., 1996a). Als de bewegingsuitslag en de passieve weerstand in

gelijke mate toenemen, dan melden de meeste auteurs dat de viscoëlastische

parameters ongewijzigd zijn en wordt een verklaring gezocht in een verhoogde

stretchtolerantie (Mahieu et al., 2007; Weppler & Magnusson, 2010). In figuur 1

en 2 worden theoretische modellen van de lengte-spanningscurven weergegeven

voor respectievelijk spierlengteverandering en stretchtolerantie.

Page 22: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

15

Onderzoeken naar de spieractiviteit voor en na stretchen zijn niet conclusief. De

resultaten zijn zeer uiteenlopend. Slechts één studie toont een veranderde

spieractiviteit na een stretchperiode (Marques et al., 2009).

Naar de gevolgen van stretching op de bloedstroom, zuurstofsaturatie en

postcapillaire veneuze vullingsdrukken is er nog geen studie gedaan.

Figuur 1. Model van de lengte-spanningscurve voor veranderingen in spierlengte.

Indien er een verandering optreedt van de spierlengte, dan shift de hele curve. Bij verkorting shift de curve

naar links. De passieve weerstand is groter voor een gegeven bewegingsuitslag. Bij een verlenging van de

spier shift de curve naar rechts. De passieve weerstand is kleiner voor een gegeven bewegingsuitslag.

Opmerking: lengte komt overeen met bewegingsuitslag, spanning komt overeen met passieve weerstand.

Weppler, C., Magnusson, S. (2010). Increasing muscle extensibility: a matter of increasing length or modifying

sensation? Phys. Ther., 90 (3), 438-449.

Page 23: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

16

Figuur 2. Model van de lengte-spanningscurve voor stretchtolerantie.

Er wordt geen shift geregistreerd in de curve en dus heeft er geen lengteverandering plaatsgevonden. Voor een

gegeven spanning wordt dezelfde spierlengte teruggevonden na de interventie. Aangezien de proefpersoon

toch verder kan rekken na de interventie, worden hogere spanningen waargenomen in de spier. Deze

aanpassing kan geattribueerd worden aan stretchtolerantie. Opmerking: lengte komt overeen met

bewegingsuitslag, spanning komt overeen met passieve weerstand. Weppler, C., Magnusson, S. (2010).

Increasing muscle extensibility: a matter of increasing length or modifying sensation? Phys. Ther., 90 (3), 438-

449.

5 Mechanismen

5.1 Mechanismen voor directe effecten

Er zijn verschillende mechanismen die mogelijks de directe effecten van

stretching verklaren:

Ten eerste is het mogelijk dat de verbindingen tussen actine- en

myosinefilamenten een aandeel hebben in de spierweerstand en dat deze

verbindingen verbroken kunnen worden door stretching (Proske & Morgan,

1999; Whitehead et al., 2001). Recent is aangetoond dat de effecten hiervan

verwaarloosbaar zijn (Morse et al., 2008).

Een tweede mechanisme ligt in het thixotroop gedrag van de spierpeeseenheid.

Thixotroop gedrag wordt gedefinieerd als de tijdsafhankelijke daling van de

viscositeit door deformatie, bijvoorbeeld door het rekken van de

Page 24: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

17

spierpeeseenheid. Zo ontstaat stressrelaxatie. Dit proces is reversibel. Wanneer

de deformatie verdwijnt, stijgt de viscositeit opnieuw (Mewis & Wagner, 2009).

De visceuze materie in de spierpeeseenheid zorgt ervoor dat de

spierpeeseenheid kan verlengen als respons op een trage, aangehouden kracht

en weerstand kan bieden tegen snelle lengteveranderingen (Taylor et al., 1990;

Sharman et al., 2006). Beweging leidt tot een verlaging van de viscositeit.

Stretching kan ook gezien worden als een vorm van beweging. Het is met

andere woorden mogelijk dat er aanhoudende veranderingen in de viscositeit

optreden na een tijdje stretchen en dat dit invloed heeft op de samenstelling van

de componenten (McNair et al., 2000; Mahieu et al., 2007).

Als derde wordt aangehaald dat tijdens stretching de collageenvezels zich

kunnen herorganiseren ten opzichte van elkaar (Stromberg, 1969; Kubo et al.,

2001). Creep is een heroriëntatie van bindweefsel en weke delen die een

plastische deformatie ondergaan door aangehouden weefselrek tot een meer

parallel en beter geordend systeem. Dit zou aanleiding kunnen geven tot

spierverlenging en winst in mobiliteit (Fowles et al., 2000). Volgens Weppler en

Magnusson (2010) is hier echter een zeer hoge belasting voor nodig die bij

stretchen zelden bereikt wordt.

Hutton (1993) heeft een neurofysiologische theorie waarin hij stelt dat de

limiterende factor tijdens rekkingen de spierweerstand ten gevolge van

reflexactiviteit is. Stretchen zou dan voor een winst in mobiliteit zorgen door

inhibitie van deze reflexactiviteit, wat zou resulteren in een verlaagde

spieractiviteit die leidt tot een daling van de spierweerstand. Dit in tegenstelling

tot studies die uitwezen dat stretchen gepaard gaat met een verhoogde

spieractiviteit (Moore & Hutton, 1980; Osternig et al., 1987). Andere auteurs

beweren dat de stretchreflex enkel optreedt tijdens zeer snelle en korte

stretches in mid-range positie, met als gevolg een spiercontractie van korte duur

(Taylor et al., 1990; Magnusson, 1998b; Chalmers, 2004). Wanneer de

spierpeeseenheid aan een lange en trage rek wordt onderworpen, zoals bij

statisch stretchen, zou deze reflex niet optreden (Moore & Hutton, 1980;

McHugh et al., 1998; Magnusson, 1998b; Chalmers, 2004). Bij ballistisch

stretchen zou evenzeer geen stretchreflex optreden (Magnusson et al., 1998a)

Page 25: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

18

en spieractiviteit zou onveranderd blijven (Magnusson et al., 1996a, 1996c; Reid

& McNair, 2004).

Uit de studie van Magnusson et al. (1996a) is gebleken dat de spieractiviteit

onveranderd bleef tijdens de aanhoudfase van het stretchen, terwijl de passieve

weerstand 33-35% afnam. Dit zou het gevolg zijn van een viscoëlastische

aanpassing van de spierpeeseenheid. Volgens Magnusson et al. (1996a) en Kubo

et al. (2001) is het onwaarschijnlijk dat spieractiviteit een significante invloed

heeft op de gedaalde passieve weerstand en de stressrelaxatie. Dit spreekt de

neurofysiologische uitleg van Hutton (1993) tegen (Magnusson et al., 1996a;

Fowles et al., 2000; Kubo et al., 2001).

De drie onderliggende mechanismen van respons op PNF-stretching worden hier

besproken:

Een eerste mogelijk mechanisme is de autogene inhibitie (figuur 3). Zowel bij

CR- (contract-relax) stretching en CRAC- (contract-relax-antagonist-contract)

stretching wordt een statische contractie van de te stretchen spier in verlengde

positie gevraagd. Door de rek die hierdoor op de pees ontstaat, is er een

verhoogde activiteit van de in de pees gelegen golgipeesorgaantjes. Zij worden

gedepolariseerd en sturen deze afferente informatie door naar het ruggemerg,

waar de homonieme motoneuronenpool wordt geïnhibeerd (Laporte & Lloyd,

1952; Watt et al., 1976; Zytnicki et al., 1990) via een inhiberend interneuron.

Dit leidt tot verminderde efferente prikkeling van de spier en zo kan bijkomende

rek bekomen worden (Tanigawa, 1972; Markos, 1979; Prentice, 1983; Etnyre &

Abraham, 1986; Sharman et al., 2006). Dit effect zou echter enkel optreden

tijdens het rekken omdat slechts dan de golgipeesorgaantjes actief zouden zijn

(Edin & Vallbo, 1990; Gollhofer et al., 1998).

Page 26: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

19

Figuur 3. Model van autogene inhibitie

Er wordt een willekeurige statische plantairflexie uitgevoerd met de kuitspier (target muscle, TM) op rek. De

contractie, ontwikkeld via dalende banen naar de alfa-motoneuronen van de TM, samen met de rek op de pees

leiden tot een verhoogde activiteit van de in de pees gelegen golgipeesorgaantjes (GTO, mechanoreceptoren

die de spanning meten). Dit zorgt ervoor dat er een verhoogde activatie optreedt van de Ib-inhiberende

interneuronen en dus voor een gedaalde prikkelbaarheid van de spier (TM). Hierdoor wordt bijkomende rek

gefaciliteerd. Sharman, M., Cresswell, A., Riek, S. (2006). Proprioceptive neuromuscular facilitation:

Mechanisms and clinical implications. Sports Med., 36 (11), 929-939.

Als tweede mechanisme wordt vaak reciproke inhibitie aangehaald (figuur 4). Bij

CRAC-stretching leidt contractie van de antagonist-spier tot excitatie van de Ia-

inhibitoire interneuronen. Deze maken synaps met de motoneuronen van de te

stretchen spier en zouden deze extra inhiberen. Extra inhibitie wordt tevens

bekomen door convergerende prikkels uit de geprikkelde antagonist-spier die

verder de Ia-inhibitoire interneuronen prikkelen (Laporte & Lloyd, 1952;

Hultborn et al., 1976; Day et al., 1984; Katz et al., 1991; Iles & Pisini, 1992).

Zo kan de te stretchen spier extra op rek worden gebracht.

Page 27: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

20

Figuur 4. Model van reciproke inhibitie.

Er wordt een willekeurige concentrische contractie van de dorsiflexoren (opposite muscle, OM) uitgevoerd. De

contractie wordt ontwikkeld via dalende input naar de alfa-motoneuronen van de OM. De dalende input en de

Ia-afferenten van de OM exciteren de Ia-inhiberende interneuronen. Deze inhiberende input op de

motoneuronen van de kuitspieren (TM) zorgt voor een gedaalde activiteit van deze spieren (TM). Hierdoor

wordt bijkomende rek gefaciliteerd. Sharman, M., Cresswell, A., Riek, S. (2006). Proprioceptive neuromuscular

facilitation: Mechanisms and clinical implications. Sports Med., 36 (11), 929-939.

Een derde mogelijk mechanisme is een aanpassing van de passieve weerstand

van de spierpeeseenheid. De weerstand van de visceuze materie om rek te

weerstaan daalt met de tijd als de spierpeeseenheid op rek gebracht wordt. Dit

fenomeen wordt, zoals eerder aangehaald stressrelaxatie genoemd (figuur 5)

(Taylor et al., 1990; Magnusson, 1998b; Özkaya & Nordin, 1999).

Als de rek aangehouden wordt, zal de spierpeeseenheid gradueel verlengen en

ontstaat creep (Stromberg, 1969; Taylor et al., 1990; Özkaya & Nordin, 1999).

Volgens Weppler & Magnusson (2010) is, zoals eerder aangehaald, de belasting

bij stretching meestal niet groot genoeg om creep te bekomen.

Page 28: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

21

Figuur 5. Model van viscoëlastische stressrelaxatie

A: In de dynamische fase van stretching wordt de spierpeeseenheid gradueel naar de maximale

bewegingsuitslag gebracht. Dan volgt de statische fase waarin de rek wordt aangehouden.

B: Model van viscoëlastische stressrelaxatie. De maximale passieve weerstand (peak torque) wordt bereikt als

de proefpersoon een maximale bewegingsuitslag van de rek heeft bereikt. De eindpassieve weerstand (final

torque) is de weerstand gemeten op het einde van de stretch. De viscoëlastische stressrelaxatie (delta torque)

is de daling van weerstand tussen de maximale passieve weerstand en de eindpassieve weerstand en kan

uitgedrukt worden als een percentage van de maximale passieve weerstand. Magnusson, S. (1998b). Passive

properties of human skeletal muscle during stretch maneuvers. A review. Scand. J. Med. Sci. Sports, 8 (2), 65-

77.

Ten slotte kan een toegenomen mobiliteit direct na een stretchsessie verklaard

worden door een verhoogde stretchtolerantie (Weppler & Magnusson, 2010;

Halbertsma et al., 1996; Magnusson et al., 1996c). In een studie van

Bretischwerdt et al. (2010) werd vastgesteld dat zowel uni- als bilateraal

stretchen van de hamstrings gedurende 40 s zijn gevolgen heeft voor de

drukpijngrens van pars descendens van de m. trapezius en de m. masseter.

Page 29: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

22

Proefpersonen in deze studie hadden een hogere pijngrens na het stretchen.

Tevens waren zij in staat de mond verder actief te openen dan voor het

stretchen. Stretching van de hamstrings zou een activatie van de afdalende

inhiberende banen veroorzaken waardoor een gestegen centrale

stretchtolerantie ontstaat. Dit is volgens Bretischwerdt et al. (2010) plausibel

aangezien unilaterale stretching leidde tot bilaterale toenamen in de

drukpijngrens van de spieren. Deze werd gemeten met een algometer microFET

2 (Biometrics, Almere, Nederland). De drukpijngrens wordt beschreven als het

moment waarop toegediende druk als pijnlijk wordt ervaren (Fischer, 1987).

Algometrie wordt onder andere bij de diagnose van hyperalgesie gebruikt (Kosek

et al., 1993). In een studie van Kinser et al. (2009) werd de betrouwbaarheid en

validiteit van algometrie aangetoond. Er werd door de onderzoeker maximale

druk toegediend met de algometer (Wagner Force One Model FDIX 50™, Wagner

Instruments, Greenwich, Connecticut, Verenigde Staten) op een krachtplaat. Om

de validiteit na te gaan, werd de kracht die hierbij geleverd werd (af te lezen op

de algometer) vergeleken met deze die op de krachtplaat werd weergegeven. De

betrouwbaarheid werd onderzocht door de maximale druk enkele malen toe te

dienen en de mate van reproduceerbaarheid te bepalen.

5.2 Mechanismen voor lange termijn effecten

Een eerste mogelijke mechanisme is dat er zich structurele aanpassingen zouden

voordoen. De meest gerapporteerde verandering in structurele eigenschappen

na stretchen is een toename van het aantal sarcomeren (Coutinho et al., 2004).

Deze studie is om ethische redenen op dieren uitgevoerd. Coutinho et al. (2004)

onderzocht het effect van 3 weken statisch stretchen van de m. soleus bij ratten.

Er werd een toename in het aantal sarcomeren in serie gevonden. Dierenstudies

hebben algemeen aangetoond dat spieren een enorm structureel en

biomechanisch aanpassingsvermogen hebben (Goldspink et al., 1974; Goldspink,

1977, 1978). Aangehouden rek kan het aantal sarcomeren in serie doen

toenemen en kan zorgen voor veranderingen in de concentratie van collageen en

de onderlinge ordening van collageenvezels (Goldspink et al., 1974; Goldspink,

1978; Witzmann et al., 1982). Deze veranderingen zorgen ervoor dat minder

externe kracht vereist is om de spier te verlengen (Folpp et al., 2006).

Page 30: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

23

Vergelijkbaar hiermee werd in de studie van Goldspink et al. (1974) een daling

van het aantal sarcomeren aangetoond na immobilisatie in verkorte positie.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat stretching en immobilisatie moeilijk te

vergelijken zijn. Bij stretching wordt de rek afgewisseld met rustpauzes, waarbij

de totale rekduur meestal slechts enkele minuten per dag bedraagt. Bij

immobilisatie wordt de rek continu aangehouden en de totale rekduur kan uren,

dagen tot zelfs weken bedragen. Daarom is dergelijk onderzoek ook ethisch

onverantwoord bij mensen (Weppler & Magnusson, 2010).

Structurele veranderingen kunnen zich ook uiten in een veranderde stijfheid van

de pees. In studies van Mahieu et al. (2007, 2008a) werd na een ballistische

stretchperiode een significante daling gevonden van de peesstijfheid van de

achillespees. Na statische of PNF-stretching konden geen aanpassingen van deze

stijfheid aangetoond worden.

In een studie van Reid en McNair (2004) zijn aanwijzingen gevonden voor

structurele veranderingen na een statische stretchperiode van de hamstrings

van 6 weken. De toename van de passieve weerstand was groter dan deze van

de bewegingsuitslag. Dit wijst op een toegenomen passieve stijfheid, waarmee

hier de verhouding van de passieve weerstand en de bewegingsuitslag bedoeld

wordt. Volgens de auteurs treden waarschijnlijk structurele veranderingen op. In

de curve waar de passieve weerstand in functie van de bewegingsuitslag wordt

uitgedrukt (figuur 6) is er een plotse overgang van een rechtlijnige naar een

bijna exponentiële stijging van de passieve weerstand vanaf winst in

bewegingsuitslag. Dit in contrast met Magnusson et al. (1996a) die geen

verandering in de curve en bijgevolg geen structurele veranderingen terugvond.

Page 31: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

24

Figuur 6. Typisch proefpersoon uit de studie van Reid en McNair (2004).

In deze curve wordt de passieve weerstand (force) uitgezet in functie van de bewegingsuitslag (angle). Na de

interventie was de toename van de passieve weerstand groter dan deze van de bewegingsuitslag. Voor de

interventie waren deze toenamen gelijkmatig. Reid, D., McNair, P. (2004). Passive force, angle and stiffness

changes after stretching of hamstring muscles. Med. Sci. Sports Exerc., 36 (11), 1944-1948.

Indien er geen aanwijzingen voor structurele veranderingen gevonden worden,

spreken auteurs vaak over een verhoogde stretchtolerantie (Halbertsma &

Goeken, 1994; Magnusson et al., 1996a, 1998a). Dit kan gedefinieerd worden

als de mogelijkheid van een persoon om tijdens stretching het discomfort van

een grotere bewegingsuitslag te tolereren (Reid & McNair, 2004). Er wordt

gedacht dat stretching het verste punt waarop rek nog getolereerd wordt

verschuift. PNF-stretching zou volgens sommigen de stretchtolerantie aanzienlijk

meer verhogen dan andere technieken (Halbertsma & Goeken, 1994;

Halbertsma et al., 1996; Magnusson et al., 1996c, 1998a; Magnusson, 1998b).

Mechanismen achter veranderde stretchtolerantie zijn nog niet bekend

(Magnusson et al., 1996a, 1996c). Onderbreking in de overdracht van de pijn is

plausibel (Magnusson et al., 1996a, 1996c; Bretischwerdt et al., 2010). Dit kan

centraal en/of perifeer gereguleerd zijn (Magnusson, 1998b; Weppler &

Magnusson, 2010). Het is mogelijk dat de ontwikkeling van nociceptoren,

spierspoeltjes of golgipeesorgaantjes door het centraal zenuwstelsel afgezwakt

wordt door stretching (Magnusson et al., 1996a; Laessoe & Voigt, 2004;

LaRoche & Connolly, 2006), wat zou betekenen dat de aanpassingen voor het

hele lichaam gelden. Verder worden nog 2 mechanismen aangehaald. Ten eerste

kan de verhoging psychologisch gereguleerd zijn. De proefpersonen verwachten

Page 32: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

25

dat er een verlenging op zou treden in het spierpeescomplex na een

stretchperiode. Deze verwachting zou kunnen geleid hebben tot een verhoging

van de stretchtolerantie (Folpp et al., 2006). Ten tweede kan, door habituatie of

het gewoon worden van het discomfort dat gepaard gaat met het stretchen, de

perceptie van het ervaren discomfort gereduceerd zijn (Folpp et al., 2006).

In een studie van Laessoe en Voigt (2004) werden verschillen gezocht bij het

rekken van de hamstrings, indien de patiënt in slump-positie of met een rechte

rug zat. Het doel was om een rek toe te voegen op zenuwstructuren en de

invloed op de stretchtolerantie te meten. Deze was lager in de slump-positie.

Het verschil in mobiliteit zou uitgelegd kunnen worden aan de hand van een

algemene toename van sensorische input of aan een lagere pijntolerantie.

Uit een studie van Magnusson et al. (1996a) is gebleken dat na een statische

stretchperiode de maximale bewegingsuitslag vergroot was. De passieve

weerstand was in gelijke mate toegenomen. Dit zou erop wijzen dat het

mechanisme voor winst in mobiliteit hier eerder te zoeken is in een verhoogde

stretchtolerantie dan in structurele aanpassingen. Ze hebben geen blijvende

veranderingen in de viscoëlastische eigenschappen gevonden. Ook LaRoche en

Connolly (2006) konden aantonen dat na 4 weken statisch en ballistisch

stretchen de maximale bewegingsuitslag vergrootte, samen met een

gelijkmatige toename van de passieve weerstand. Er werden geen significante

dalingen in stijfheid en energieabsorptie gevonden. De proefpersonen waren na

4 weken stretching in staat om hogere spierspanningen te verdragen. Hier

spreken de auteurs dus ook over een toegenomen stretchtolerantie (Magnusson

et al., 1996a; Chan et al., 2001; Kubo et al., 2002). Folpp et al. (2006) vond na

4 weken stretchen eveneens een verhoogde stretchtolerantie. Dit sluit natuurlijk

niet uit dat na een langere en intensere periode van stretching wel structurele

veranderingen in bindweefsel en/of sarcomeren kunnen plaatsvinden.

De winst in mobiliteit na PNF-stretching kan evenzeer niet uitgelegd worden aan

de hand van een passieve weerstandsdaling of een verandering van stijfheid van

de achillespees, waardoor ook hier een verklaring kan gezocht worden in de

verandering van de stretchtolerantie (Mahieu et al., 2008a).

Page 33: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

26

5.3 Conclusie

Samengevat kunnen de onderliggende mechanismen direct na een enkele

stretchsessie zijn:

o Wijzigingen in de verbindingen tussen actine en myosine (dit zou bij

stretching verwaarloosbaar zijn)

o Viscoëlastische stressrelaxatie

o Creep: herorganisatie van collageenvezels onderling (dit zou bij

stretching verwaarloosbaar zijn)

o Reflexactiviteit (dit zou geen invloed hebben op de winst in

mobiliteit)

o Specifieke mechanismen bij PNF:

Autogene inhibitie (enkel tijdens het stretchen)

Reciproke inhibitie (enkel tijdens het stretchen)

Stressrelaxatie en creep

o Verhoogde stretchtolerantie: activatie van de afdalende inhiberende

banen

De onderliggende mechanismen van lange termijn effecten van stretchen

kunnen zijn:

o Structurele veranderingen

Ter hoogte van de spier: toename van het aantal sarcomeren

in serie

Ter hoogte van de pees: verandering in de stijfheid van de

pees (enkel bij ballistisch stretchen aangetoond)

o Verhoogde stretchtolerantie

Centraal gemedieerd: verminderde ontwikkeling van

bepaalde receptoren

Perifeer gemedieerd: rol van nociceptieve zenuwuiteinden

Psychologisch: verwachtingen van mobiliteitswinst

Habituatie

Negatief beïnvloed door een extra rek op zenuwstructuren

Page 34: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

27

6 Besluit

Stretching wordt universeel toegepast en er is dan ook veel over geschreven.

Desondanks is er een grote verscheidenheid in de gehanteerde modaliteiten.

Zeer vaak worden de hamstrings en de kuitspieren gestretcht in onderzoeken.

De effecten van stretchen situeren zich hoofdzakelijk in een toename van de

mobiliteit. Ook veranderingen in passieve weerstand worden gemeten. Aan de

hand van metingen van mobiliteit en passieve weerstand is het mogelijk om

hypothesen op te stellen over de mogelijke mechanismen van winst in mobiliteit.

Vele onderzoekers vinden geen sluitende verklaringen voor de lange termijn

veranderingen van mobiliteit op basis van structurele veranderingen van de

spierpeeseenheid. Hieruit is er een vermoeden ontstaan dat stretching zou leiden

tot een verhoogde stretchtolerantie, perifeer of centraal gemedieerd. Er is tot nu

toe weinig onderzoek gedaan naar stretchtolerantie. Het hoofddoel van deze

studie is dan ook om het effect van stretching van de kuitspieren op de

stretchtolerantie te analyseren.

Page 35: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

DEEL 2. ONDERZOEK

Page 36: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

29

1 Protocol

1.1 Doel

Deze studie is opgezet om de directe effecten van een stretchsessie en de lange

termijn effecten van een 6 weken durend stretchprogramma op de

spierpeeseigenschappen van de kuit na te gaan. Hierbij wordt, naast het

onderzoek op de mobiliteit, passieve weerstand en doorbloedingsparameters,

gekeken of de stretchtolerantie toeneemt.

1.2 Hypothesestelling

1.2.1 Hypothese

Er bestaat een direct effect van stretchen. Onmiddellijk na één stretchsessie

wordt een toename gevonden in enkeldorsiflexie met gelijkmatige toename van

de maximale passieve weerstand door een verhoogde stretchtolerantie. De

bloedstroom, zuurstofsaturatie en postcapillaire vullingsdrukken veranderen na

een stretchsessie.

Het stretchprogramma van 6 weken zorgt eveneens voor een toename van de

mobiliteit naar dorsiflexie in het enkelgewricht. De maximale passieve weerstand

is in gelijke mate gestegen met de mobiliteit. Deze toename is te wijten aan een

verhoogde stretchtolerantie.

1.2.2 Nulhypothese

Stretching zorgt noch direct na één stretchsessie noch na een stretchprogramma

van 6 weken voor een toename van de mobiliteit naar dorsiflexie in het

enkelgewricht. De maximale passieve weerstandswaarden zijn niet verhoogd. Er

Page 37: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

30

treedt geen verandering in stretchtolerantie op. De bloedstroom,

zuurstofsaturatie en postcapillaire vullingsdrukken blijven onveranderd.

1.3 Populatie

Tabel 3. Antropometrische karakteristieken van de proefpersonen

Controlegroep

(N=15)

Stretchgroep

(N=14)

Geslacht (man/vrouw) 5/10 5/9

Leeftijd (jaren) (gem ± SD) 21,53 ± 2,295 21,64 ± 1,865

Lichaamsgewicht (kg) (gem ± SD) 64,4 ± 13,394 68,36 ± 12,834

Lichaamslengte (cm) (gem ± SD) 173,27 ± 7,314 172,5 ± 7,881

Tegner Activity Scale (gem ± SD) 4,27 ± 1,1 3,79 ± 1,424

Dominant been (links/rechts) 1/14 3/11

(N, nummer; gem, gemiddelde; SD, standaarddeviatie)

Voor dit onderzoek werden 37 gezonde vrijwilligers tussen 18 en 26 jaar

gerekruteerd. De proefpersonen moesten aan bepaalde criteria voldoen. Een

score van 7 of meer op de Tegner Activity Scale (bijlage 1) werd aanzien als te

sportief en leidde tot exclusie. Ze mochten niet meer dan 2 keer per week

stretchen. Recente blessures (minder dan 2 jaar geleden) aan het onderbeen

leidden eveneens tot exclusie. Vroegere onderbeenletsels werden getolereerd

voor deze studie, tenzij ze tot heden een belangrijke invloed hadden op de

mobiliteit van de enkel. Aan de hand van een vragenlijst (bijlage 2) werden

persoonlijke gegevens verzameld. De sportactiviteiten en medische

voorgeschiedenis werden hierin nagevraagd. Tijdens de stretchperiode diende

minimaal 36 keer gestretcht te worden, met een minimale totale stretchduur van

4320 s. Uiteindelijk zijn de gegevens van 29 proefpersonen, 15 in de

controlegroep en 14 in de stretchgroep, volledig bevonden voor statistische

analyse. De gegevens van 8 proefpersonen uit de stretchgroep waren onvolledig

of onbruikbaar voor verdere analyse. Hoofdreden hiervoor was een onvoldoende

stretchduur bij 5 proefpersonen. Andere redenen waren het oplopen van een

enkelblessure bij 2 proefpersonen en afwezigheid tijdens de posttesten bij 1

proefpersoon. De antropometrische karakteristieken van de steekproef worden

voorgesteld in tabel 3. Deze studie werd goedgekeurd door het ethisch comité

Page 38: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

31

van het UZ Gent. Een schriftelijke toestemming moest ondertekend worden

alvorens deel te nemen aan de studie.

1.4 Studiedesign

Figuur 7. Schema van het onderzoeksdesign

De studie wordt opgezet als een gerandomiseerde, gecontroleerde pre- en

posttest meting. De 29 proefpersonen worden at random verdeeld in een

stretchgroep (N=14) en een controlegroep (N=15). De stretchgroep moet

gedurende 6 weken dagelijks de kuitspieren van het niet-dominante been

statisch stretchen. Om het dominante been te bepalen, wordt aan de

proefpersoon gevraagd met welk been deze tegen een bal zou trappen. Het

andere been wordt als niet-dominant been beschouwd. Er wordt van hen

verwacht dat zij een dagboek (bijlage 3) bijhouden met daarin de momenten

waarop zij effectief gestretcht hebben. De proefpersonen worden elke week

gecontacteerd om de compliance zo hoog mogelijk te houden. De controlegroep

krijgt geen stretchprogramma, zij mogen niet stretchen. Dit wordt nagevraagd

tijdens de posttesten. Onvoldoende compliance leidt uiteraard tot exclusie uit de

studie.

De testen bestaan uit een belaste meting van de mobiliteit van het

enkelgewricht met een universele goniometer, metingen van de maximale

passieve weerstand en de stretchtolerantie op het isokinetisch toestel en het

meten van de druktolerantie met een algometer en VAS (Visual Analogue Scale)

(bijlage 4). Vervolgens krijgen de personen die tot de stretchgroep behoren een

stretchprogramma, waarvan 1 sessie ter plaatse aangeleerd wordt en uitgevoerd

TESTMOMENT 1

•Pre-test

•Stretchsessie

•Post-test (directe effecten)

STRETC

H W

EEK

1

STRETC

H W

EEK

2

STRETC

H W

EEK

3

STRETC

H W

EEK

4

STRETC

H W

EEK

5

STRETC

H W

EEK

6

TESTMOMENT 2

•Post-test (lange termijn effecten)

•Pre-test O2C

•Stretchsessie

•Post-test O2C

Page 39: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

32

dient te worden. Dan worden de metingen onmiddellijk herhaald om de directe

effecten van de stretchsessie te evalueren. De proefpersonen uit de stretchgroep

moeten nadien 6 weken het programma volgen. Hierna volgt de posttest voor

alle proefpersonen. Tijdens de posttest wordt tevens de

doorbloedingsparameters van de achillespees voor en na een stretchsessie

gemeten. Dit zowel voor de stretch- als voor de controlegroep.

In figuur 7 wordt een schematische voorstelling van het onderzoek

weergegeven.

1.5 Metingen

1.5.1 Vragenlijst

De proefpersonen worden vooraf gescreend aan de hand van een vragenlijst

(bijlage 2). Dit heeft als doel de administratieve gegevens, het

activiteitenniveau, de medische voorgeschiedenis en de stretchervaring van de

proefpersonen weer te geven en kan ervoor zorgen dat ongeschikte

proefpersonen alsnog uitgesloten worden. Het activiteitenniveau wordt bepaald

met de Tegner Activity Scale (bijlage 1). Een score gelijk aan of hoger dan 7

wordt als “te sportief” bestempeld om zo competitiespelers uit het onderzoek te

weren. Onderbeenletsels tijdens de voorbije 2 jaar leiden ook tot exclusie.

Vroegere onderbeenletsels worden getolereerd voor deze studie, tenzij ze tot

heden een belangrijke invloed hebben op de mobiliteit van de enkel.

1.5.2 Mobiliteit van het enkelgewricht

Om de effecten van het stretchen te beoordelen, wordt de mobiliteit van het

enkelgewricht gemeten met een universele goniometer (Gymna NV, Bilzen,

België) (nauwkeurig tot op 1°). Dit gebeurt belast volgens de methode van

Ekstrand et al. (1982). Een universele goniometer wordt gebruikt omdat deze

meetmethode gebruiksvriendelijk, goedkoop en niet-invasief is. Er wordt

geopperd dat voor verschillende metingen op eenzelfde proefpersoon best

Page 40: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

33

dezelfde tester met dezelfde goniometer de metingen uitvoert. De methode van

Ekstrand et al. (1982) houdt in dat de proefpersoon in stand het te onderzoeken

enkelgewricht achteruit en zover mogelijk in dorsiflexie plaatst terwijl de knie

van hetzelfde been volledig gestrekt blijft en de hiel contact houdt met de grond.

Terwijl de tenen rechtdoor blijven wijzen, dient de proefpersoon de voorste knie

zover mogelijk te buigen, dit om de dorsiflexie van het achterste enkelgewricht

te vergroten. Volgens Gogia et al. (1987) leidt het gebruik van

gestandaardiseerde assen tot een goede validiteit van klinische goniometrie. Dit

onderzoek focuste echter wel op het kniegewricht. De gestandaardiseerde

methode van Elveru et al. (1988) wordt gebruikt om de plaatsing van de

goniometer ter hoogte van het enkelgewricht te bepalen. De proximale arm van

de goniometer wordt gericht naar de fibulakop, de as wordt 0.5 cm dorsaal van

de laterale malleolus gefixeerd en de distale arm wordt evenwijdig gehouden

met de virtuele lijn die de hiel met de basis van metatarsaal 5 verbindt. De

meting wordt 3 keer herhaald. Dan wordt de gemiddelde maximale

dorsiflexiehoek (graden) berekend en gebruikt voor analyse.

1.5.3 Passieve weerstand van de plantairflexoren

Om de passieve weerstand van de spierpeeseenheid tegen rek te bepalen wordt

een Biodex System 3 isokinetische dynamometer (Biodex Medical Systems Inc.,

New York) gebruikt. De proefpersoon wordt in ruglig geplaatst op de

dynamometer, met de knie in volledige extensie en met sportschoenen aan. De

voet wordt stevig vastgebonden aan een voetplaat die in verbinding staat met

de hefboomarm van de dynamometer (foto 1). De voet wordt zo gefixeerd dat

de vloeiende beweging van het enkelgewricht niet verhinderd wordt, want dit

zou kunnen leiden tot een overschatting van de passieve weerstand. Voor het

testen begint, worden de hoogte en afstand waarop het toestel zich bevindt

genoteerd, want deze moeten opnieuw gebruikt kunnen worden voor de

posttest.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het testen met een vaste

bewegingsuitslag en het testen in de maximale bewegingsuitslag. Het testen met

een vaste bewegingsuitslag gebeurt als volgt: de enkel wordt passief gedurende

Page 41: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

34

4 cycli bewogen van 20° plantairflexie naar 10° dorsiflexie. De neutrale stand

(0°) is deze waarbij de tibia loodrecht op de voetplaat staat. Deze

bewegingsuitslag wordt vaker gebruikt in studies omdat dit de meest functionele

is voor het enkelgewricht (Bressel & McNair, 2001). De beweging wordt

uitgevoerd aan een lage snelheid van 5°/s, om zo geen reflexactiviteit en

overschatting van de passieve weerstand te verkrijgen als gevolg van het te snel

stretchen (Gajdosik et al., 1999). Ter controle wordt de spieractiviteit van

sommige plantair- en dorsiflexoren geëvalueerd aan de hand van oppervlakte-

elektromyografie met de MegaWin Muscle tester ME300 (Mega Electronics Ltd.,

Finland) volgens de richtlijnen van Basmaijan (1985).

Voor de metingen worden elektroden van 1 cm² gebruikt (Ag-AgCL, Blue Sensor,

Medicotest GmbH, Germany). Deze worden aangebracht op de m. tibialis

anterior en de mediale kop van de m. gastrocnemius, met een

interelektrodenafstand van 10 mm. De spieractiviteit mag niet boven 0.05 mV

boven het basisniveau stijgen tijdens rek (Gajdosik et al., 1999). Een

overschrijding van deze waarde leidt tot het opnieuw uitvoeren van de test.

Tijdens het testen in de maximale bewegingsuitslag wordt het enkelgewricht

eerst in 20° plantairflexie gebracht. De proefpersoon voert dan actief een

maximale dorsiflexie uit. Dan gebeurt dezelfde test opnieuw, met dat verschil

dat er nu bewogen wordt van 20° plantairflexie naar de maximale actieve

dorsiflexiehoek van de proefpersoon.

De Biodex capteert telkens de maximale passieve weerstand (N.m) uit de

verschillende testen. Deze waarden zullen samen met de bewegingsuitslagen

gebruikt worden voor de analyse.

Page 42: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

35

Foto 1. Het testen van de passieve weerstand op de Biodex.

1.5.4 Stretchtolerantie

Om de stretchtolerantie te meten wordt opnieuw de Biodex System 3

isokinetische dynamometer (Biodex Medical Systems Inc., New York) gebruikt.

De proefpersoon bevindt zich in dezelfde positie als bij de metingen van de

passieve weerstand van de kuitspieren, namelijk in ruglig en met gestrekte

knieën (foto 1). De voet wordt passief aan een snelheid van 2°/s van 20°

plantairflexie naar dorsiflexie bewogen tot het moment waarop het stretchgevoel

als pijnlijk wordt ervaren. De proefpersoon moet dan op de drukknop duwen, die

verbonden is met de dynamometer en waardoor de dorsiflexie onmiddellijk

gestopt wordt. Deze methode werd door Magnusson et al. (1996a) reeds

beschreven. De spieractiviteit wordt via elektromyografie gecontroleerd. De

verkregen bewegingsuitslag (graden), af te lezen op een inclinometer, en

maximale passieve weerstand (N.m) worden genoteerd en gebruikt voor

analyse.

Het nagaan van de pijnsensatie is een tweede manier om een idee te krijgen

over de stretchtolerantie. Dit kan aan de hand van een drukalgometer

gecombineerd met een VAS (Algafly & George, 2007; Rasmussen et al., 2008).

Er wordt met de algometer een druk van 50 N toegediend op de huid ter hoogte

Page 43: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

36

van de achillespees en de pees van de m. biceps brachii. Dit werd in een

pilootstudie op deze manier uitgevoerd. Daarna scoort de proefpersoon de

ervaren druk op een VAS. De proefpersoon moet op lijnen van 10 cm de druk

evalueren, dit bilateraal zowel voor de bicepspees als voor de achillespees.

Hierbij wordt de score 0 geïnterpreteerd als geen pijn en 10 als maximale pijn.

De test wordt zowel op de onderste als op de bovenste ledematen uitgevoerd om

zo een idee te krijgen of het bekomen effect door een perifeer of een centraal

mechanisme gestuurd wordt.

1.5.5 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de

achillespees

Het oxygen-to-see-toestel (LEA Medizintechnik GmbH, Gieβen, Duitsland) maakt

het mogelijk om een direct onderzoek van de microcirculatie uit te voeren

(Knobloch et al., 2007). Het is gebaseerd op twee principes: wit licht

spectroscopie en de laser Doppler techniek. Het wit licht wordt tegelijkertijd en

op dezelfde plaats samen met het laserlicht door het weefsel gestuurd via de

zender van een sonde. Deeltjes van het licht worden opnieuw opgevangen aan

de oppervlakte met de ontvanger van de sonde (figuur 8).

Het O2C-toestel detecteert het zogeheten “Doppler-effect” in het laserlicht. Dit

wordt veroorzaakt door interactie van het licht met bewegende. Het Doppler-

effect is in feite een verandering van de frequentie van het laserlicht en is een

aanduiding van de bloedstroomsnelheid. Deze wordt gecorreleerd met het aantal

bewegende erytrocyten in het weefsel die ook door het toestel worden

geregistreerd. Met deze waarden kan de bloedstroom berekend worden die

wordt uitgedrukt in arbitraire eenheden (AE), gekozen door de ontwikkelaars

van het systeem (figuur 8).

Het O2C-toestel gebruikt wit licht om de zuurstofsaturatie en de relatieve

hoeveelheid hemoglobine te meten. Het wit licht verspreidt zich in een diffuus

patroon door het weefsel. Een deel van het licht interageert opnieuw met de

erytrocyten en wordt geabsorbeerd. Het licht neemt de kleur aan van de

hemoglobine. De kleur van het licht is afhankelijk van de zuurstofsaturatie van

de hemoglobine. Deze zuurstofsaturatie wordt uigedrukt in percenten. Arterieel

Page 44: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

37

bloed heeft een lichtrode kleur terwijl veneus bloed een lichtblauwe kleur heeft.

De relatieve hoeveelheid hemoglobine wordt afgeleid uit de hoeveelheid licht die

geabsorbeerd wordt door het weefsel. Hoe minder licht gecapteerd wordt in de

ontvanger van de sonde, hoe meer licht geabsorbeerd werd in het weefsel. De

belangrijkste component die licht absorbeert in het weefsel is hemoglobine. Het

O2C-toestel berekent de relatieve hoeveelheid hemoglobine, uitgedrukt in

arbitraire eenheden (AE), per weefselvolume en is onafhankelijk van de absolute

hoeveelheid hemoglobine in het bloed (figuur 8).

Figuur 8. Model van de werking van het oxygen-to-see-systeem. Het wit licht en laser licht worden tegelijkertijd het weefsel ingestuurd. Door interactie van de fotonen met de

erytrocyten in het bloed verandert het licht. Het wit licht verandert van kleur en is een meting van de

zuurstofsaturatie van de hemoglobine (SO2). Het verandert ook van intensiteit, waaruit de relatieve

hoeveelheid hemoglobine (rHb) afgeleid kan worden. Het laser licht verandert van frequentie. Hieruit kan de

bloedstroom (flow) gehaald worden (website van LEA, 2007, 16 augustus).

De veneuze bloedvaten fungeren als opslagplaatsen voor een groot

bloedvolume. Ze hebben een grote dwarsdoorsnede om dezelfde hoeveelheid

bloed aan lage drukken te transporteren als de arteriën waarin hoge drukken

zijn. 75% van de hemoglobine is te vinden in de venen. De metingen die door

het O2C-toestel gedaan worden zijn dus voornamelijk metingen van de veneuze

zuurstofsaturatie en de veneuze relatieve hoeveelheid hemoglobine (website van

LEA, 2007, 16 augustus).

Page 45: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

38

Deze niet-invasieve methode maakt het dus mogelijk om een gedetailleerd beeld

te verkrijgen van de microcirculatie in bijvoorbeeld het paratenon van de

achillespees. De betrouwbaarheid van het toestel blijkt goed te zijn (gemiddeld

5% intrasubject variabiliteit) (Ghazanfari et al., 2002). De metingen worden op

2 verschillende dieptes (2 en 8 mm) en op 12 verschillende locaties op de

achillespees uitgevoerd (foto 2). Dit gebeurt net voor en net na een

stretchsessie, met de bedoeling om eventuele veranderingen te zien optreden

als direct gevolg van stretchen.

Foto 2. De 12 verschillende punten op de achillespees waar de doorbloedingsparameters gemeten worden.

1.6 Stretchprogramma

Het programma bestaat uit het 6 weken dagelijks uitvoeren van een

stretchsessie. De oefening, de standing wall push (foto 3), moet aan het niet-

dominante been 4 keer gedurende 30 s herhaald worden met 1 minuut pauze

tussen de verschillende reeksen. Dit wordt aangeleerd tijdens de pretest. De

oefening wordt statisch uitgevoerd, omdat deze oefening relatief gemakkelijk

aan te leren is als thuisoefening en omdat er een laag risico bestaat op

weefselschade (Roberts & Wilson, 1999).

Page 46: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

39

De standing wall push houdt in dat de proefpersoon schredestand aanneemt met

het gezicht naar een muur. Het achterste been wordt gestretcht, met de tenen

naar voor wijzend en de armen voorwaarts gestrekt op schouderhoogte tegen de

muur. De voorste knie wordt gebogen terwijl het achterste been gestrekt blijft

en hielcontact met de grond bewaard wordt. Er mag duidelijke rek maar geen

pijn gevoeld worden.

Foto 3. Standing wall push.

In een dagboek wordt bijgehouden wanneer gestretcht wordt met eventuele

opmerkingen erbij. Er wordt gevraagd aan de proefpersonen zo eerlijk mogelijk

hun dagboek in te vullen om zo tot correcte resultaten te komen in deze studie.

Wekelijks wordt door de testers contact opgenomen met de proefpersonen om

de motivatie en compliance hoog te houden.

1.7 Statistische analyse

Alle gegevens worden ingegeven in SPSS versie 18 (Statistical package for

Social Sciences, SPSS Inc., Chicago, IL). Eerst wordt beschrijvende statistiek

uitgevoerd om de steekproef te beschrijven. De variabelen leeftijd, geslacht,

lichaamsgewicht, lichaamslengte, dominantie en fysieke activiteit worden op

deze manier beschreven.

Page 47: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

40

De Kolmogorov-Smirnov test wordt uitgevoerd om de normaalverdeling van de

gegevens te controleren. De waarden zijn normaal verdeeld, waardoor er telkens

parametrisch kan getest worden.

Een ongepaarde t-test wordt eerst gebruikt om na te gaan of de gegevens van

de stretchgroep en de controlegroep voor het begin van het onderzoek niet

significant van elkaar verschillen (bijlage 5, tabel V.1).

Om na te gaan of er significante verschillen te vinden zijn tussen de pre- en

posttestresultaten wordt gebruik gemaakt van de gepaarde t-test. Zowel de

directe als de effecten na de stretchperiode worden geëvalueerd en dit gebeurt

telkens apart voor de controlegroep en de stretchgroep.

Verder wordt ook een ongepaarde t-toets gebruikt om verschillen aan te duiden

tussen de controle- en de stretchgroep. Hiervoor werden eerst de verschillen, de

„delta‟-waarden, berekend tussen de pre- en de posttesten.

Page 48: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

41

2 Resultaten

2.1 Directe effecten na een enkele stretchsessie

2.1.1 Mobiliteit van het enkelgewricht

Onmiddellijk na één stretchsessie blijkt er geen significante toename in de

mobiliteit naar dorsiflexie te zijn (gemiddelde toename van 2.07° ± 3.62,

P=0.052). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er in deze studie geen direct

significant effect op mobiliteit optreedt na een stretchsessie (tabel 4).

De maximale actieve dorsiflexie blijkt niet-significant toegenomen na de

stretchsessie (gemiddelde toename van 0.99° ± 2.00, P= 0.086). Hetzelfde

geldt voor de mobiliteit naar dorsiflexie gemeten in de test van de

stretchtolerantie (gemiddelde toename van 2.98° ± 3.21, P=0.072). Er is wel

een duidelijke tendens waarin de mobiliteit naar dorsiflexie na één stretchsessie

licht toegenomen blijkt te zijn (tabel 4).

Tabel 4. Gepaarde T-test voor directe effecten na één stretchsessie

Gem verschil SD P (α=0,05)

ROMKT 2,071 3,619 0,052

PPTvKT 0,2214 1,2141 0,507

ROMmKT 0,9929 1,9967 0,086

PPTmKT 1,3929 2,8575 0,091

ROMstKT 2,9833 3,2053 0,072

VASbbKTD -0,2571 0,9346 0,322

VASbbKTND -0,1571 0,8742 0,513

VAStsKTD 0,05 0,7684 0,811

VAStsKTND -0,1714 1,0773 0,562

(ROM, bewegingsuitslag naar dorsiflexie; PPT, maximale passieve weerstand; v, vaste bewegingsuitslag; m,

maximale actieve bewegingsuitslag; st, test voor stretchtolerantie; VAS, Visual Analogue Scale; bb, biceps

brachii; ts, triceps surae; D, dominant; ND, niet-dominant; KT, korte termijn; Gem, gemiddeld; SD,

standaarddeviatie)

Page 49: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

42

2.1.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren

Er werden geen significante veranderingen gevonden van de waarden van de

passieve weerstand na één stretchsessie. De passieve weerstand in de vaste

bewegingsuitslag bleef onveranderd. In de test met de maximale actieve

dorsiflexie werd er wel een niet-significante toename gevonden van de passieve

weerstand (gemiddelde toename van 1.39 N.m ± 2.86, P=0.091) (tabel 4).

2.1.3 Pijnsensatie

Zowel aan de dominante als aan de niet-dominante zijde werden geen

significante verschillen gevonden tussen de VAS-scores ter hoogte van de

achillespees voor en na één stretchsessie (tabel 4).

Ter hoogte van de bicepspees werden ook geen significante veranderingen van

de pijnsensatie gevonden na één stretchsessie, dit zowel aan de dominante als

de niet-dominante arm (tabel 4).

2.1.4 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de

achillespees

Uit de resultaten van de ongepaarde t-test kan afgeleid worden dat voor de

meeste parameters er geen significant verschil is tussen de controlegroep en de

stretchgroep. Voor zowel de oppervlakkige als de diepe bloedstroom op punt 3

van de achillespees is er wel een significant verschil op te merken. De

bloedstroom daalt significant meer na 6 weken stretchen dan in de

controlegroep, op 2 mm diepte met 12.56 AE ± 4.95 (P=0.017) en op 8 mm

diepte met 30.86 AE ± 10.28 (P=0.006). De relatieve hoeveelheid hemoglobine

daalt op punt 1 op 8 mm diepte significant (P=0.032) meer in de stretchgroep

met 6.37 AE ± 2.82 (bijlage 5, tabel V.2).

Na de stretchsessie konden significante veranderingen waargenomen worden in

zowel de bloedstroom, zuurstofsaturatie en relatieve hoeveelheid hemoglobine.

Page 50: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

43

De oppervlakkige en diepe bloedstroom is significant gestegen op punt 3. Op

punt 2 (P=0.084) werd in de diepte ook een duidelijke, maar niet-significante

stijging gevonden (tabel 5).

Er werd een significante stijging genoteerd van de diepe zuurstofsaturatie op

punten 2, 4, 6, 9 en 12. Op punten 5 (P=0.05) en 8 (P=0.06) werd een

duidelijke, maar niet-significante stijging teruggevonden. Op punt 3 was de

oppervlakkige zuurstofsaturatie significant toegenomen met 7.93% ± 19.15

(P=0.034) (tabel 5).

Wat betreft de diepe metingen van de relatieve hoeveelheid hemoglobine traden

er significante dalingen op op punten 4, 5, 6 en 11 (tabel 5).

Tabel 5. Belangrijkste resultaten van de gepaarde T-test voor effecten van een stretchsessie op de

doorbloedingsparameters (volledige tabel: bijlage 5, tabel V.3)

Gem verschil SD P (α=0,05)

SO2de2 3,241 4,611 0,001*

Flowde2 12,24 33,937 0,084

SO2sh3 7,931 19,153 0,034*

Flowsh3 6,931 14,56 0,016*

Flowde3 20 30,968 0,002*

SO2de4 2,138 3,159 0,001*

rHBde4 -3,034 6,265 0,014*

SO2de5 1,207 3,167 0,05

rHBde5 -2,069 5,223 0,042*

SO2de6 1,897 1,988 <0,001*

rHBde6 -1,517 3,7 0,036*

SO2de8 1,793 4,916 0,06

rHBde8 -2,138 6,081 0,069

SO2de9 2,655 5,869 0,021*

rHBde10 -2,207 6,646 0,085

rHBde11 -2,069 5,385 0,048*

SO2de12 3 6,262 0,015*

* = significant

(Flow, bloedstroom; rHB, relatieve hoeveelheidhemoglobine; SO2, zuurstofsaturatie; de, diep; sh,

oppervlakkig; Gem, gemiddeld; SD, standaarddeviatie)

Page 51: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

44

2.2 Lange termijn effecten na een stretchperiode

2.2.1 Mobiliteit van het enkelgewricht

Na een stretchperiode van 6 weken blijkt er in de stretchgroep een toename van

de mobiliteit naar dorsiflexie te zijn. Er werd een gemiddelde toename van 5.55°

± 4.72 (P=0.001) gevonden (figuur 9). In de controlegroep werden geen

significante verschillen gevonden. De mobiliteit blijkt ook significant toegenomen

te zijn bij de test van de stretchtolerantie, waarbij de proefpersoon de enkel

naar maximale dorsiflexie moet laten bewegen door het isokinetisch toestel. Er

trad een gemiddelde toename van 8.42° ± 4.46 (P=0.006) op (figuur 10). De

testresultaten van de maximale actieve bewegingsuitslag naar dorsiflexie blijken

na de stretchperiode niet significant veranderd te zijn (tabel 6).

In de stretchgroep is er gemiddeld 5.77° ± 1.52 (P=0.001) meer winst naar

dorsiflexie ten opzichte van de controlegroep. Bij de test van de stretchtolerantie

bedraagt dit verschil 10.38° ± 2.47 (P=0.001) (tabel 7).

Figuur 9. Grafische voorstelling van de vergelijking tussen de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de maximale bewegingsuitslag naar dorsiflexie in de controle- en stretchgroep, goniometrisch bepaald.

Page 52: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

45

Figuur 10. Grafische voorstelling van de vergelijking tussen de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de maximale bewegingsuitslag naar dorsiflexie in de controle- en stretchgroep, bepaald met de

isokinetische dynamometer.

Tabel 6. Gepaarde T-test voor effecten na een stretchperiode

Controlegroep Stretchgroep

Gem

verschil

SD P (α=0,05) Gem

verschil

SD P (α=0,05)

ROM -0,222 3,368 0,802 5,548 4,724 0,001*

PPTv 0,4333 2,9592 0,58 0,1857 1,3789 0,623

ROMm -1,2333 4,5041 0,307 -0,1429 2,4481 0,831

PPTm 0,5867 3,0066 0,462 1,9857 3,2057 0,037*

ROMst -1,96 4,9458 0,242 8,4167 4,4571 0,006*

VASbbD -0,3667 0,989 0,173 -0,9143 0,8663 0,002*

VASbbND -0,4067 1,5522 0,327 -1,0643 1,2604 0,008*

VAStsD 0,1667 1,0808 0,56 -0,2786 0,9116 0,274

VAStsND 0,3333 0,917 0,181 0,0357 0,5358 0,807

* = Significant

(ROM, bewegingsuitslag naar dorsiflexie; PPT, maximale passieve weerstand; v, vaste bewegingsuitslag;

m, maximale actieve bewegingsuitslag; st, test voor stretchtolerantie; VAS, Visual Analogue Scale;

bb, biceps brachii; ts, triceps surae; D, dominant; ND, niet-dominant; Gem, gemiddeld; SD, standaarddeviatie)

Page 53: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

46

Tabel 7. Ongepaarde T-test voor effecten na een stretchperiode

Gem verschil SED P (α=0,05)

DeltaROM -5,76984 1,51533 0,001*

DeltaPPTv 0,24762 0,86801 0,778

DeltaROMm -1,09048 1,36056 0,43

DeltaPPTm -1,39905 1,15351 0,236

DeltaROMst -10,37667 2,46682 0,001*

DeltaPPTst -1,75 2,17586 0,466

DeltaVASbbD 0,54762 0,34632 0,125

DeltaVASbbND 0,65762 0,52739 0,223

DeltaVAStsD 0,44524 0,37269 0,243

DeltaVAStsND 0,29762 0,27671 0,293

* = significant

(Delta, post-pre; ROM, bewegingsuitslag naar dorsiflexie; PPT, maximale passieve weerstand;

v, vaste bewegingsuitslag; m, maximale actieve bewegingsuitslag; st, test voor stretchtolerantie; VAS, Visual

Analogue Scale; bb, biceps brachii; ts, triceps surae; D, dominant; ND, niet-dominant; KT, korte termijn;Gem,

gemiddeld; SED, standaarddeviatie van de verschillen)

2.2.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren

Indien getest werd in de vaste bewegingsuitslag werden zowel in de controle- als

in de stretchgroep geen significante verschillen van de waarden van de passieve

weerstand opgemerkt (tabel 6). Bij de test van de maximale actieve dorsiflexie

zijn de waarden van de passieve weerstand significant gestegen in de

stretchgroep na de stretchperiode (gemiddelde toename van 1.99 N ± 3.21,

P=0.037) (figuur 11). In de controlegroep werden geen significante verschillen

opgemerkt.

De waarden van de passieve weerstand zijn in de stretchgroep gemiddeld 1.99

N.m ± 3.21 (P=0.037) meer toegenomen dan in de controlegroep. In de vaste

bewegingsuitslag verschillen deze waarden in de stretchgroep niet significant

van deze in de controlegroep (tabel 7).

Page 54: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

47

Figuur 11. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de waarden van de maximale passieve weerstand in maximale actieve dorsiflexie van het enkelgewricht.

2.2.3 Pijnsensatie

Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de pre- en de

posttestwaarden van pijnsensatie ter hoogte van de achillespees na 6 weken

stretchen (tabel 6). De resultaten van de stretchgroep verschillen ook niet

significant van deze van de controlegroep (tabel 7).

Wanneer na 6 weken stretching met algometrie ter hoogte van de biceps brachii

de pijnsensatie opnieuw werd geëvalueerd, bleek deze in de stretchgroep zowel

aan de dominante (gemiddelde afname van 0.91 ± 0.87, P=0.002) (figuur 12)

als aan de niet-dominante zijde (gemiddelde afname van 1.06 ± 1.26, P=0.008)

(figuur 13) significant afgenomen te zijn. In de controlegroep werden geen

significante veranderingen waargenomen (tabel 6). Desondanks verschilden de

resultaten gevonden in de stretchgroep niet significant van de resultaten

gevonden in de controlegroep (tabel 7).

Page 55: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

48

Figuur 12. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de gemiddelde VAS-scores na manuele druk ter hoogte van de pees van de dominante biceps brachii.

Figuur 13. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de gemiddelde VAS-scores na manuele druk ter hoogte van de pees van de niet-dominante biceps brachii.

Page 56: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

49

3 Discussie

3.1 Mobiliteit van het enkelgewricht

Dit onderzoek toont aan dat de bewegingsuitslag naar dorsiflexie na een 6

weken durend statisch stretchprogramma van de kuitspieren significant

gestegen is, terwijl deze na één stretchsessie in mindere mate (en niet-

significant) gestegen is. De bevindingen op lange termijn zijn consistent met de

resultaten van andere studies op de kuitspieren (Gajdosik et al., 2005; Mahieu

et al. 2007). In tegenstelling tot de resultaten van deze studie, werden in andere

studies direct na één stretchsessie wel significante stijgingen gevonden van de

bewegingsuitslag (Bohannon, 1994; Woolstenhulme et al., 2006). In

tegenstelling tot onze studie werd de rek in het onderzoek van Bohannon (1994)

5 minuten continu aangehouden en werden de metingen onbelast uitgevoerd.

Woolstenhulme et al. (2006) gebruikte ballistisch stretchen. Een verklaring voor

de mindere stijging van de bewegingsuitslag direct na het stretchen zou in de

testvolgorde kunnen liggen. Onmiddellijk na de stretchsessie werd eerst de

pijnsensatie getest en daarna pas de bewegingsuitslag naar dorsiflexie. Indien

viscoëlastische stressrelaxatie de oorzaak zou zijn van de winst in

bewegingsuitslag, is het mogelijk dat de effecten van de stretchsessie al

afgenomen zijn na enkele minuten. Mewis en Wagner (2009) stellen namelijk

dat de stressrelaxatie een tijdsafhankelijk reversibel proces is: wanneer de rek

op de spierpeeseenheid ophoudt, stijgt de viscositeit opnieuw.

De maximale actieve dorsiflexie blijkt zowel in de controle- als in de stretchgroep

en zowel direct als op lange termijn onveranderd. In deze test dienden de

proefpersonen de voet actief zo ver mogelijk naar zich toe te trekken. Een

beperking hierbij kan een tekort aan spierkracht van de dorsiflexoren zijn,

waardoor een onderschatting van de maximale bewegingsuitslag plaatsvindt.

De bewegingsuitslag naar dorsiflexie in de test van de stretchtolerantie is na één

stretchsessie niet-significant toegenomen. Na de stretchperiode is deze

significant toegenomen voor de stretchgroep. Deze resultaten zijn gelijkaardig

Page 57: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

50

met de resultaten die gevonden werden bij de belaste meting van de

bewegingsuitslag naar dorsiflexie. Deze test is slechts afgenomen bij 5

proefpersonen.

3.2 Passieve weerstand van de plantairflexoren

In de vaste bewegingsuitslag is de passieve weerstand in dit onderzoek

onveranderd gebleven zowel na één stretchsessie als na de 6 weken stretchen.

Dit in tegenstelling tot vroegere studies van Magnusson et al. (1996a) en Mahieu

et al. (2007). Zij toonden een daling aan van de passieve weerstand in dezelfde

bewegingsuitslag na een stretchperiode. Het feit dat Magnusson et al. (1996a)

de hamstrings testte en een langere totale stretchduur (van 9000 s) hanteerde

zijn belangrijke verschilpunten. De proefpersonen in het onderzoek van Mahieu

et al. (2007) kregen een driehoekig blokje mee die zij na 4 weken onder de

voorvoet moesten plaatsen om de intensiteit van de stretch te verhogen. De

langere totale stretchduur en hogere intensiteit van de rekkingen tijdens de

stretchperiode kunnen er misschien voor gezorgd hebben dat er wel een

significante daling optrad in deze studies.

De passieve weerstand in de maximale actieve dorsiflexie is na één stretchsessie

niet-significant gestegen, terwijl deze na de stretchperiode van 6 weken

significant gestegen is. De combinatie van een onveranderde bewegingsuitslag

en een gestegen passieve weerstand, waarvoor geen logische verklaring te

vinden is, werd in geen enkele andere studie teruggevonden. Na een statische

stretchperiode hebben andere auteurs (Magnusson et al., 1996a; Reid & McNair,

2004) wel aangetoond dat vanaf de winst in bewegingsuitslag een stijging

optreedt van de passieve weerstand. In deze studies werden de hamstrings

gestretcht en werd gebruik gemaakt van een toestel waarmee de passieve

weerstand voor elke bewegingsuitslag tijdens het testen gemeten werd,

waardoor een lengte-spanningscurve opgesteld kon worden en een beter beeld

verkregen werd over het al dan niet optreden van structurele veranderingen.

Wegens technische storingen van het toestel konden de waarden van de

passieve weerstand bij de test van de stretchtolerantie niet opgenomen worden

Page 58: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

51

in de analyse. Omwille van deze reden kunnen dus ook geen uitspraken gedaan

worden naar de stretchtolerantie.

3.3 Pijnsensatie

Ter hoogte van de achillespees aan de niet-dominante zijde is de pijnsensatie

onveranderd gebleven, zowel na één stretchsessie als na een stretchperiode.

Magnusson et al. (1996a) stelt dat er perifere aanpassingen optreden na een

stretchperiode en dat de nociceptieve zenuwuiteinden in het gewricht en de spier

hier toch een rol kunnen spelen. Deze perifere aanpassingen worden in dit

onderzoek niet teruggevonden. Dit zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat de

proefpersonen de druk van de algometer minder intens ervoeren op de

achillespees dan op de bicepspees. Voorafgaande aan de stretchperiode lag de

gemiddelde VAS-score al dichtbij de nul, waardoor een relevante daling van deze

waarden niet mogelijk was. De metingen van de pijnsensatie ter hoogte van de

achillespees zijn daarom weinig interpreteerbaar.

De pijnsensatie ter hoogte van de m. biceps brachii is na een stretchperiode

significant afgenomen, zowel aan de dominante als aan de niet-dominante zijde.

Dit zou er op kunnen wijzen dat er een centraal proces in gang treedt tijdens de

stretchperiode, waardoor na 6 weken stretchen van de kuitspieren de pijngrens

elders in het lichaam is verhoogd. Dit zou een uiting kunnen zijn van een

verhoogde stretchtolerantie. Verschillende auteurs proberen dit te verklaren

door een mogelijke daling van de centrale ontwikkeling van nociceptoren,

spierspoeltjes en golgipeesorgaantjes (Laessoe & Voigt, 2004; LaRoche &

Connolly, 2006). De verwachting van de proefpersoon om na een stretchperiode

verder te kunnen rekken en habituatie aan de rekkingen zouden ook een rol

kunnen spelen in een verhoogde stretchtolerantie (Tanigawa, 1972; Magnusson

et al., 1995; De Weijer et al., 2003; Folpp et al., 2006).

De VAS-scores zijn voor de m. biceps brachii na 6 weken stretchen voor zowel

de dominante als de niet-dominante zijde ongeveer met 10% afgenomen.

Direct na een stretchsessie blijken de VAS-scores onveranderd te zijn.

Bretischwerdt et al. (2010) stelde ter hoogte van de m. trapezius pars

descendens en m. masseter wel een bilaterale toename van de drukpijngrens

Page 59: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

52

vast na zowel een unilaterale als bilaterale stretchsessie van de hamstrings. De

VAS-scores waren afgenomen met 10-22%. Hier werd de pijnsensatie pas

gemeten 5 minuten na het stretchen en werden andere spieren getest. Dit

maakt de vergelijking dus niet evident. De vraag blijft of deze significante

veranderingen van de drukpijngrens ook klinisch relevant zijn. Hierover is er in

de literatuur geen duidelijkheid.

3.4 Doorbloedingsparameters ter hoogte van de

achillespees

Het is de eerste keer dat de doorbloedingsparameters direct na een stretchsessie

worden gemeten. Het enige significante resultaat van de bloedstroommetingen

is te vinden op punt 3, waar zowel de oppervlakkige als diepe bloedstroom

significant gestegen is.

Er is een duidelijke tendens terug te vinden van een stijgende zuurstofsaturatie

en een dalende relatieve hoeveelheid hemoglobine, gemeten op 8 mm diepte.

Op 4 cm proximaal van de insertie van de achillespees (punten 4, 5 en 6) zijn de

veranderingen na de stretchsessie significant, met uitzondering van de diepe

zuurstofsaturatie op punt 5 (P=0.05).

3.5 Beperkingen van de studie

Omwille van een technisch defect konden de waarden van de passieve

weerstand bij de test van de stretchtolerantie niet correct afgelezen worden.

Verder zijn er nog enkele methodologische onvolkomenheden in deze studie. Zo

is de studie niet blind uitgevoerd. De onderzoekers wisten tot welke groep de

proefpersonen behoorden. Alle metingen zijn wel gestandaardiseerd uitgevoerd.

Een gelijkaardig protocol werd in vroegere studies van Mahieu et al. (2007,

2008a) toegepast waardoor onderlinge vergelijkingen mogelijk worden. Voor de

directe effecten van een stretchsessie werd geen controlegroep gebruikt. In de

stretchgroep werd getracht de compliance zo hoog mogelijk te houden, enerzijds

door een dagboek mee te geven en anderzijds door een wekelijkse opvolging

Page 60: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

53

van de proefpersonen. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen de directe en

de blijvende effecten. Deze beperkingen konden omwille van praktische redenen

niet vermeden worden.

3.6 Klinische relevantie

In de praktijk kan stretching aangewend worden om een mobiliteitswinst te

verkrijgen in het enkelgewricht. In deze studie werd na 6 weken dagelijks

statisch stretchen een gemiddelde toegenomen bewegingsuitslag naar dorsiflexie

van 5.5 tot 8.4° gevonden, afhankelijk van de manier van testen. Het is niet uit

de resultaten af te leiden of de spier, de pees, het gewrichtskapsel en/of

stretchtolerantie aan de basis liggen van deze mobiliteitswinst.

Bij het unilateraal stretchen van de kuitspieren is de pijnsensatie in de m. biceps

brachii bilateraal afgenomen. Er is dus mogelijks een centraal mechanisme die

verantwoordelijk is voor een verhoogde pijndrempel bij het volgen van een

stretchprogramma. In dit onderzoek is enkel de drukpijn gemeten. In de

klinische setting, bijvoorbeeld bij de behandeling van patiënten met spasticiteit

ter hoogte van de armen, zou het interessant kunnen zijn dat deze verhoogde

pijndrempel zich ook uit in een verhoogde stretchtolerantie.

De aanpassingen van de doorbloedingsparameters na een statische stretchsessie

zouden een klinische implicatie kunnen hebben bij de revalidatie van

achillespeestendinopathieën. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen

insertietendinopathieën en tendinopathieën die zich 2 tot 6 cm proximaal van de

insertie op het tuber calcanei bevinden (Knobloch et al., 2006). Een

stretchsessie zou vooral voor dit laatste type een meerwaarde kunnen

betekenen. Een toegenomen zuurstofsaturatie zorgt ervoor dat er minder snel

verzuring optreedt. Een daling van de postcapillaire vullingsdruk zou ervoor

kunnen zorgen dat stase en veneuze ophoping van metabole eindproducten

vermeden wordt terwijl de afvoer ervan bevorderd wordt. De fysiologische

effecten van de mogelijke veranderingen in de microcirculatie worden

weergegeven in tabel 8.

Page 61: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

54

McCully (2010) mat de zuurstofsaturatie in de m. gastrocnemius tijdens een

statische stretch en stelde hypoxie vast bij het aanhouden van de rek. Rekening

houdend met de resultaten uit deze studie zou het mogelijk kunnen zijn dat deze

hypoxie direct na het stretchen gecompenseerd wordt door een verhoging van

de zuurstofsaturatie, die dan zelfs waarden aanneemt die de beginwaarden

overstijgen. In de sportwereld zou stretching dan een nut kunnen hebben tijdens

de opwarming voor een aërobe training. In deze jonge, relatief onsportieve

populatie is gebleken dat er na een stretchsessie van de kuitspieren lokaal meer

zuurstof aanwezig is, waardoor er nadien een betere weerstand zou kunnen zijn

tegen acidose.

Tabel 8. Overzicht van de 3 mogelijke veranderingen in de microcirculatie en de fysiologische

effecten op de pees.

Microcirculatoire verandering Fysiologisch effect op de pees

Capillaire bloedstroom ↑ Potentieel schadelijk, doet pijn toenemen door meer

neovascularisatie

Capillaire bloedstroom ↓ Heilzaam, vermindert pijn door minder neovascularisatie; potentieel

schadelijk op zeer laag niveau (grens niet bepaald)

Zuurstofsaturatie ↑ Heilzaam, meer weerstand tegen ischemie

Zuurstofsaturatie ↓ Schadelijk, meer lactaat met acidose na ischemie

Postcapillaire veneuze vullingsdruk ↑ Schadelijk, meer druk vermindert verwijdering van lokale metabole

eindproducten

Postcapillaire veneuze vullingsdruk ↓ Heilzaam, facilitatie van verwijdering van metabole

eindproducten

Knobloch, K. (2008). The role of tendon microcirculation in achilles en patellar tendinopathy. J. Orthop. Surg.

Res. 3, 18-30.

Page 62: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

DEEL 3. CONCLUSIE

Page 63: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

56

Na een 6 weken durend statisch stretchprogramma van de kuitspieren is de

bewegingsuitslag naar dorsiflexie significant gestegen is, terwijl na één

stretchsessie er een kleinere, niet-significante toename optreedt. Het is

onduidelijk of de oorzaak ligt in veranderde structurele eigenschappen van de

spierpeeseenheid of in een verhoogde stretchtolerantie. Er is wel enige evidentie

dat er een verlaagde pijnsensatie optreedt na een stretchperiode. Dit is

mogelijks te koppelen aan een verhoogde stretchtolerantie. Na een statische

stretchsessie is er een toename van de zuurstofsaturatie en een daling van de

postcapillaire veneuze vullingsdrukken aangetoond. Deze bevindingen kunnen

zowel in de sportwereld als in de klinische setting een meerwaarde bieden.

Bij toekomstig onderzoek zou het interessant kunnen zijn om het protocol van

de stretchtolerantie uit te voeren op een isokinetische dynamometer die de

passieve weerstand in elke bewegingsuitslag registreert. Zo kan een beter beeld

van de mogelijke mechanismen van mobiliteitswinst verkregen worden. Om de

pijnsensatie ter hoogte van de achillespees te meten, wordt er in verder

onderzoek beter gebruik gemaakt van een ander protocol, aangezien de

pijnprikkel gegeven in het huidige protocol allerminst als pijnlijk wordt ervaren.

Indien patiënten met achillespeestendinopathieën in de populatie zouden worden

geïntegreerd, kan nagegaan worden welk nut stretching heeft in de revalidatie,

in het bijzonder op de doorbloedingsparameters.

Page 64: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

BIJLAGEN

Page 65: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

II

Lijst met bijlagen

1 Lijst met foto’s III

2 Lijst met figuren III

3 Lijst met tabellen IV

4 Tegner activity scale V

5 Vragenlijst VI

6 Dagboek IX

7 Visual analogue scale XIX

8 Tabellen XX

8.1 Tabel van de resultaten van de ongepaarde t-test van

de waarden van de pretesting

8.2 Tabellen van de resultaten van de ongepaarde t-test

van de doorbloedingsparameters

8.3 Tabel van de resultaten van de gepaarde t-test van de doorbloedingsparameters

Page 66: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

III

1 Lijst met foto’s

Foto 1. Het testen van de passieve weerstand op de Biodex. 35

Foto 2. De 12 verschillende punten op de achillespees waar de doorbloedingsparameters gemeten worden. 38

Foto 3. Standing wall push. 39

2 Lijst met figuren

Figuur 1. Model van de lengte-spanningscurve voor veranderingen in spierlengte. 15

Figuur 2. Model van de lengte-spanningscurve voor stretchtolerantie. 16

Figuur 3. Model van autogene inhibitie. 19

Figuur 4. Model van reciproke inhibitie. 20

Figuur 5. Model van viscoëlastische stressrelaxatie. 21

Figuur 6. Typisch proefpersoon uit de studie van Reid en McNair (2004). 24

Figuur 7. Schema van het onderzoeksdesign. 31

Figuur 8. Model van de werking van het oxygen-to-see-systeem. 37

Figuur 9. Grafische voorstelling van de vergelijking tussen de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de maximale bewegingsuitslag naar dorsiflexie in de controle- en stretchgroep, goniometrisch bepaald. 44

Figuur 10. Grafische voorstelling van de vergelijking tussen de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de maximale bewegingsuitslag naar dorsiflexie in de controle- en stretchgroep, bepaald met de

isokinetische dynamometer. 45

Figuur 11. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de waarden van de maximale passieve weerstand in maximale actieve dorsiflexie van het enkelgewricht.

47

Figuur 12. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de gemiddelde VAS-scores na manuele druk ter hoogte van de pees van de dominante biceps brachii. 48

Figuur 13. Grafische voorstelling van de vergelijking van de pre- en posttestresultaten na de stretchperiode

van de gemiddelde VAS-scores na manuele druk ter hoogte van de pees van de niet-dominante biceps brachii.

48

Page 67: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

IV

3 Lijst met tabellen

Tabel 1. De gebruikte modaliteiten en bekomen resultaten bij het stretchen van de hamstrings gedurende een

termijn van minstens 3 weken met een totale stretchduur van minstens 500 s. 5

Tabel 2. De gebruikte modaliteiten en bekomen resultaten bij het stretchen van de kuitspieren gedurende een

termijn van minstens 3 weken met een totale stretchduur van minstens 500 s. 6

Tabel 3. Antropometrische karakteristieken van de proefpersonen. 30

Tabel 4. Gepaarde T-test voor directe effecten na één stretchsessie. 41

Tabel 5. Belangrijkste resultaten van de gepaarde T-test voor effecten van een stretchsessie op de

doorbloedingsparameters. 43

Tabel 6. Gepaarde T-test voor effecten na een stretchperiode. 45

Tabel 7. T-test voor effecten na een stretchperiode. 46

Tabel 8. Overzicht van de 3 mogelijke veranderingen in de microcirculatie en de fysiologische effecten op de

pees. 54

Page 68: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

V

4 Tegner activity scale

TEGNER ACTIVITY LEVEL SCALE

Please indicate in the spaces below the HIGHEST level of activity that you participated in

BEFORE YOUR INJURY and the highest level you are able to participate in CURRENTLY.

BEFORE INJURY: Level CURRENT: Level

Level 10 Competitive sports- soccer, football, rugby (national elite)

Level 9 Competitive sports- soccer, football, rugby (lower divisions), ice hockey,

wrestling, gymnastics, basketball

Level 8 Competitive sports- racquetball or bandy, squash or badminton, track and

field athletics (jumping, etc.), down-hill skiing

Level 7 Competitive sports- tennis, running, motorcars speedway, handball

Recreational sports- soccer, football, rugby, bandy, ice hockey, basketball,

squash, racquetball, running

Level 6 Recreational sports- tennis and badminton, handball, racquetball, down-hill

skiing, jogging at least 5 times per week

Level 5 Work- heavy labor (construction, etc.)

Competitive sports- cycling, cross-country skiing,

Recreational sports- jogging on uneven ground at least twice weekly

Level 4 Work- moderately heavy labor (e.g. truck driving, etc.)

Level 3 Work- light labor (nursing, etc.)

Level 2 Work- light labor

Walking on uneven ground possible, but impossible to back pack or hike

Level 1 Work- sedentary (secretarial, etc.)

Level 0 Sick leave or disability pension because of knee problems

Y Tegner and J Lysolm. Rating Systems in the Evaluation of Knee Ligament Injuries. Clinical Orthopedics and

Related Research. Vol. 198: 43-49, 1985.

SURGICAL HISTORY

Have you had any additional surgeries to your knee other than those performed by Dr. Stone?

Yes / No

If Yes:

What procedure(s) were performed?

When was the surgery performed?

Who performed the surgery?

Page 69: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

VI

5 Vragenlijst

Vragenlijst studie: de directe en lange termijn effecten van statisch stretchen van de kuitspieren op de spierpeeseigenschappen, de stretchtolerantie en de lokale doorbloedingsparameters

Deel 1 : administratie

Datum van vandaag:……………………………………………………………………………………………………………………………

Naam en Voornaam: …………………………………………………………………..………………………………………………………

Geslacht : M/V

Geboortedatum: …………………………………………………………………………………………………………………………………

Adres: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Telefoonnummer: ……………………………………………………....GSM nummer:……………………………………………….

Email adres:…………………………………………………………………………………..…………………………………………………….

Beroep / studie: ……………………………………………………………………………………....…………………………………………

Hobby’s: ………………………………………………………………………………………………..……………………………………………

Deel 2: medische voorgeschiedenis

Lengte: .....................................................................................................................................................

Gewicht: ………………………………………………………………………………….............................................................................

Neemt u bepaalde medicatie? JA/NEEN

Zoja, welke? Waarom? Sinds Hoelang? …………………………………………………………………………………

Heeft u medische problemen? Bepaalde ziektes of gezondheidsproblemen? ……………………………………

Heeft u momenteel klachten relevant voor dit onderzoek? Zoja, welke? …………………………………………

Deel 3: fysieke activiteit

Page 70: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

VII

Doet u aan sport? JA / NEEN

Zoja, de welke? ………………………………………………………………………………………………………………………

Reeds hoelang? …………………………………………..………………………………………………………………………….

Hoeveel keer in de week? ………………………………………………………………………………………………………

Hoeveel uren in de week besteed u gemiddeld aan deze sport(en)? ………..…………………………….

Doet u deze sport in competitieverband? Topsport? ………………………………………………………………

Is uw sportactiviteit onlangs aanzienlijk toe/afgenomen? Omwille van welke reden? ….…………………….

Ben je van plan om je fysieke activiteit in de nabije toekomst (binnen de 2 maand) te verhogen / verlagen? Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………

Duid het niveau aan die voor u het meest geschikt is:

10 competitieve elite sport 9 competitieve pivot sport 8 competitieve spring sport 7 recreatieve pivot sport 6 recreatieve spring sport 5 Zware arbeid 4 Gemiddelde arbeid/ fietsen 3 Lichte arbeid/ zwemmen 2 Wandelen 1 Zittend werk 0 Handicap – geen activiteit

Deel 4: letsels

Liep u in het verleden al blessures op ter hoogte van het onderste lidmaat (voer, enkel, onderbeen, knie, bovenbeen, heup)? JA/NEEN

Zoja, welke? …………………………………………………………………………………………………………………..……………………

Wanneer liep u deze blessure(s) op? …………………………………………………………………………..………………………

Was dit door het sporten? Zoja, hoelang moest u uw sportactiviteit staken? …………..…………………………

Welke behandeling onderging u? …………………………………………………………………………………….…………………

Ondervindt u momenteel nog enige hinder van deze blessure(s)? ……………………………………..………………

Deel 5: ervaring met stretchen

Page 71: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

VIII

Doet u regelmating stretchingsoefeningen? JA/NEEN

Zo ja, wanneer? …………………………………………………………….……………………………………………………………………

Hoelang doet u die stretchingsoefeningen al? …………………………………………………………….………………………

Doet u deze voor – of na uw sportactiviteit? ………………………………………………………………………………………

Stretcht u in clubverband? Zoja, welke spieren en hoe vaak? …………………………………………..…………………

Bent u van plan buiten het oefenprogramma extra stretchingsoefeningen te doen? Zoja, hoeveel en hoelang? …………………………………………….………………………………………………………………………………………………

Page 72: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

IX

6 Dagboek

DAGBOEK STRETCHING

Naam: Datum eerste sessie: Te stretchen been:

Page 73: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

X

Page 74: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XI

Geachte Heer/Mevrouw,

Eerst en vooral wens ik u van harte te bedanken! Dankzij uw

bereidwillige medewerking kan dit onderzoek gerealiseerd worden.

Deze bundel bestaat in hoofdzaak uit twee delen:

In het eerste deel vindt u uitleg over de stretchingsoefening. In het

kader van onze studie is het noodzakelijk dat u deze oefening

dagelijks en op een correcte manier uitvoert.

Het tweede deel bestaat uit een soort dagboek die u gedurende zes

weken dient in te vullen. Hierbij is het belangrijk dat u dit dagboek zo

eerlijk mogelijk invult.

Veel succes!

Dr. Nele Mahieu

Page 75: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XII

In te vullen door de onderzoeker:

Naam begeleider:

Telefoon en email - adres begeleider

Te stretchen been:

Startdatum oefenprogramma:

In te vullen door vrijwilliger:

Naam

Voornaam

Straat

Huisnummer

Postcode

Gemeente

Telefoonnummer

GSM – nummer

E – mail adres

Geboortedatum

Leeftijd

Lichaamslengte

Lichaamsgewicht

Geslacht

Beroep

Hobby’s

Page 76: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XIII

Deel 1: uitleg over de stretchingsoefening.

In deze brochure is het vooral de bedoeling u uitleg te geven over

het stretchingsprogramma.

Het stretchingsprogramma bestaat uit 1 oefening voor uw

kuitspieren die elke dag gedurende zes weken uitgevoerd moeten

worden.

Uw motivatie en bereidheid om de oefeningen consequent thuis uit te

voeren, bepalen in grote mate het succes van de behandeling.

Page 77: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XIV

Uitleg over de oefeningen

Het is een eenvoudige oefening die u heel gemakkelijk thuis kunt

uitvoeren. De oefening wordt uitgevoerd met gestrekte knie.

1) U neemt een schredestand aan. Het achterste been is het te

stretchen been.

2) U neigt naar voor totdat u een duidelijke rek voelt optreden

ter hoogte van de kuitspier van uw achterste been. Het naar

voor neigen gebeurt door uw voorste knie te buigen.

3) Uw achterste been blijft gestrekt, de hiel blijft contact

houden met de grond. Let erop dat uw tenen mooi naar voor

wijzen.

4) U moet een duidelijke rek voelen, maar geen pijn

5) Deze positie houdt u 30 seconden aan

6) Na deze 30 seconden, keert u terug naar de beginpositie en

neemt u een minuut rust

7) Dit doet u 4 keer

8) Wij raden u aan om tijdens de oefeningen geen schoenen te

dragen.

Iedere dag noteert u wanneer u de oefening hebt uitgevoerd.

Page 78: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XV

Deel 2: het dagboek

Uur: de persoon vult het tijdstip van de dag in, waarop hij/zij de oefeningen heeft

uitgevoerd.

Uur Opmerkingen

Week 1 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Uur Opmerkingen

Week 2 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Page 79: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XVI

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Uur Opmerkingen

Week 3 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Uur Opmerkingen

Week 4 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Page 80: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XVII

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Uur Opmerkingen

Week 5 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Uur Opmerkingen

Week 6 Ma

Dins

Woe

Don

Vrij

Zat

Zon

Page 81: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XVIII

Opmerkingen:

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

_____________________________________________________________________

Datum:

Indien problemen of vragen:

Aarzel niet en neem contact op!

Joris Vanderstraeten

0497/63 62 97

[email protected]

Gauthier Decorte

0496/96 13 87

[email protected]

Dr. Nele Mahieu

09/332 37 68 (tijdens de diensturen)

[email protected]

Page 82: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XIX

7 Visual analogue scale

VAS

Hoeveel pijn voelt u ter hoogte van uw rechter kuit (0 = geen pijn, 10 = maximale pijn) ? Gelieve dit

aan te duiden op onderstaande figuur met behulp van een verticaal streepje?

0 10

Hoeveel pijn voelt u ter hoogte van uw linker kuit (0 = geen pijn, 10 = maximale pijn) ? Gelieve dit aan

te duiden op onderstaande figuur met behulp van een verticaal streepje?

0 10

Hoeveel pijn voelt u ter hoogte van uw rechter arm (0 = geen pijn, 10 = maximale pijn) ? Gelieve dit

aan te duiden op onderstaande figuur met behulp van een verticaal streepje?

0 10

Hoeveel pijn voelt u ter hoogte van uw linker arm (0 = geen pijn, 10 = maximale pijn) ? Gelieve dit aan

te duiden op onderstaande figuur met behulp van een verticaal streepje?

0 10

Page 83: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XX

8 Tabellen

8.1 Tabel van de resultaten van de ongepaarde t-test van de waarden van de pretesting

Tabel V.1 (1). Ongepaarde t-test van de waarden van de pretest

Gem verschil SED P (α<0,05) Gem verschil SED P (α<0,05)

Lichaamsgewicht -3,957 4,878 0,424 preSO2de2 -6,4 3,392 0,07*

Lichaamslengte 0,767 2,821 0,788 prerHBde2 -3,2 3,323 0,344

Leeftijd -0,11 0,78 0,889 preFlowde2 9,077 7,657 0,247

TAS 0,481 0,471 0,316 preSO2sh3 -7,971 5,046 0,126

preROM -0,167 2,156 0,939 prerHBsh3 -2,552 4,273 0,555

prePPTv 0,0362 0,9724 0,971 preFlowsh3 2,848 4,792 0,557

preROMm -2,9843 1,1745 0,017* preSO2de3 -4,214 2,873 0,154

prePPTst 0,75 0,375 0,116 prerHBde3 -1 3,023 0,743

preROMst 6,9 4,563 0,153 preFlowde3 6,214 12,219 0,615

preVASbbD 0,0119 0,6547 0,986 preSO2sh4 -2,7 3,577 0,457

preVASbbND -0,1657 0,6697 0,806 prerHBsh4 1,252 3,397 0,715

preVAStsD -0,101 0,3611 0,782 preFlowsh4 -0,176 5,393 0,974

preVAStsND -0,2457 0,4537 0,593 preSO2de4 -3,576 3,327 0,292

preSO2sh1 -11,043 5,616 0,06* prerHBde4 -1,429 3,554 0,691

prerHBsh1 2,567 5,005 0,612 preFlowde4 2,933 9,85 0,768

preFlowsh1 5,629 4,663 0,238 preSO2sh5 -2,962 5,354 0,585

preSO2de1 -4,295 2,906 0,151 prerHBsh5 -0,876 3,995 0,828

prerHBde1 2,595 2,537 0,315 preFlowsh5 4,976 4,01 0,225

preFlowde1 8,643 8,768 0,333 preSO2de5 -1,386 4,041 0,734

preSO2sh2 -2,281 5,553 0,684 prerHBde5 2,167 4,458 0,631

prerHBsh2 -1,429 4,7 0,764 preFlowde5 17,395 10,118 0,097

preFlowsh2 4,943 4,858 0,318 preSO2sh6 3,048 5,775 0,602

* = significant

(TAS, score van Tegner Activity Scale; ROM, bewegingsuitslag naar dorsiflexie; PPT, maximale passieve

weerstand; v, vaste bewegingsuitslag; m, maximale actieve bewegingsuislagst; st, test voor stretchtolerantie;

VAS, Visual Analogue Scale; bb, biceps brachii; ts, triceps surae; D, dominant; ND, niet-dominant; Gem,

gemiddeld; SED, standaarddeviatie van de verschillen; de, diep; sh, oppervlakkig; SO2, zuurstofsaturatie;

Flow; bloedstroom; rHB, relatieve hoeveelheid hemoglobine)

Page 84: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XXI

Tabel V.1 (2). Ongepaarde t-test van de waarden van de pretest

Gem verschil SED P (α<0,05) Gem verschil SED P (α<0,05)

prerHBsh6 6,795 2,673 0,017* prerHBde9 4,614 2,49 0,075

preFlowsh6 1,571 5,086 0,76 preFlowde9 2,752 8,535 0,75

preSO2de6 -3,805 2,773 0,181 preSO2sh10 2,348 5,486 0,672

prerHBde6 4,357 2,752 0,125 prerHBsh10 6,019 3,037 0,058

preFlowde6 -0,952 9,53 0,921 preFlowsh10 5,048 3,945 0,212

preSO2sh7 -7,295 5,155 0,168 preSO2de10 3,676 6,473 0,575

prerHBsh7 2,91 2,502 0,255 prerHBde10 2,867 3,012 0,35

preFlowsh7 -0,629 5,417 0,908 preFlowde10 3,91 7,267 0,595

preSO2de7 2,076 4,944 0,678 preSO2sh11 5,905 6,122 0,343

prerHBde7 2,752 2,831 0,34 prerHBsh11 4,505 2,801 0,119

preFlowde7 6,976 10,283 0,503 preFlowsh11 1,095 3,958 0,784

preSO2sh8 -3,795 6,922 0,588 preSO2de11 -2,719 5,343 0,615

prerHBsh8 3,752 3,353 0,273 prerHBde11 0,114 3,665 0,975

preFlowsh8 5,329 3,777 0,17 preFlowde11 -5,905 9,833 0,553

preSO2de8 -0,986 5,904 0,869 preSO2sh12 7,752 4,682 0,109

prerHBde8 6,419 3,301 0,062 prerHBsh12 4,519 3,311 0,184

preFlowde8 11,695 8,901 0,2 preFlowsh12 3,41 2,89 0,248

preSO2sh9 -1,295 5,318 0,809 preSO2de12 -0,348 4,674 0,941

prerHBsh9 5,305 2,956 0,084 prerHBde12 1,41 2,457 0,571

preFlowsh9 3,01 3,902 0,447 preFlowde12 3,61 6,416 0,578

preSO2de9 -4,386 5,019 0,39

* = significant

(TAS, score van Tegner Activity Scale; ROM, bewegingsuitslag naar dorsiflexie; PPT, maximale passieve

weerstand; v, vaste bewegingsuitslag; m, maximale actieve bewegingsuislagst; st, test voor stretchtolerantie;

VAS, Visual Analogue Scale; bb, biceps brachii; ts, triceps surae; D, dominant; ND, niet-dominant; Gem,

gemiddeld; SED, standaarddeviatie van de verschillen; de, diep; sh, oppervlakkig; SO2, zuurstofsaturatie;

Flow; bloedstroom; rHB, relatieve hoeveelheid hemoglobine)

Page 85: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XXII

8.2 Tabellen van de resultaten van de ongepaarde t-test

van de doorbloedingsparameters

Tabel V.2 (1). Ongepaarde T-test voor effecten van een stretchsessieop de bloedstroom

Gem verschil SED P (α=0,05)

DeltaFlowsh1 1,78571 5,25069 0,736

DeltaFlowsh2 -0,72857 5,35628 0,893

DeltaFlowsh3 -12,5619 4,95129 0,017*

DeltaFlowsh4 -3,97619 4,84446 0,419

DeltaFlowsh5 1,58095 4,05102 0,699

DeltaFlowsh6 0,89524 5,1159 0,862

DeltaFlowsh7 5,48095 5,17856 0,299

DeltaFlowsh8 0,78571 2,28202 0,733

DeltaFlowsh9 1,7381 3,00052 0,567

DeltaFlowsh10 -2,94762 3,15428 0,358

DeltaFlowsh11 0,97619 2,28243 0,672

DeltaFlowsh12 -5,7381 3,96532 0,159

DeltaFlowsde1 -1,5 15,32778 0,923

DeltaFlowsde2 -11,03846 13,68549 0,428

DeltaFlowsde3 -30,85714 10,27877 0,006*

DeltaFlowsde4 -15,19048 10,74824 0,169

DeltaFlowsde5 0,46667 11,63499 0,968

DeltaFlowsde6 13,37143 12,00796 0,275

DeltaFlowsde7 6,27619 8,06125 0,443

DeltaFlowsde8 -2,71429 5,75825 0,641

DeltaFlowsde9 8,2619 7,93876 0,307

DeltaFlowsde10 -1,41429 8,04515 0,862

DeltaFlowsde11 8,66667 7,30358 0,246

DeltaFlowsde12 -8,80952 9,31395 0,353

* = significant

(Delta, post-pre; Flow, bloedstroom; de, diep; sh, oppervlakkig;Gem, gemiddeld; SED, standaarddeviatie van de

verschillen)

Page 86: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XXIII

Tabel V.2 (2). Ongepaarde T-test voor effecten van een stretchsessie op de zuurstofsaturatie

Gem verschil SED P (α=0,05)

DeltaSO2sh1 6,17143 6,82789 6,82789

DeltaSO2sh2 3,53333 6,11028 6,11028

DeltaSO2sh3 4,28571 7,20115 7,20115

DeltaSO2sh4 5,99048 3,70195 3,70195

DeltaSO2sh5 0,32857 5,21755 5,21755

DeltaSO2sh6 -6,89524 7,14565 7,14565

DeltaSO2sh7 3,91429 5,85532 5,85532

DeltaSO2sh8 7,44762 5,64746 5,64746

DeltaSO2sh9 6,12857 6,23335 6,23335

DeltaSO2sh10 -6,31429 7,19604 7,19604

DeltaSO2sh11 0,84286 6,72927 6,72927

DeltaSO2sh12 -4,6619 6,47843 6,47843

DeltaSO2de1 0,74762 2,86075 2,86075

DeltaSO2de2 1,84762 1,70832 1,70832

DeltaSO2de3 2,28571 3,54352 3,54352

DeltaSO2de4 0,81905 1,18509 1,18509

DeltaSO2de5 -0,70476 1,19062 1,19062

DeltaSO2de6 1,04286 0,72516 0,72516

DeltaSO2de7 -2,27619 4,07045 4,07045

DeltaSO2de8 2,5 1,79719 1,79719

DeltaSO2de9 -1,49524 2,20239 2,20239

DeltaSO2de10 -4,33333 2,57791 2,57791

DeltaSO2de11 6,14286 3,58563 3,58563

DeltaSO2de12 -3,17619 2,36448 2,36448

* = significant

(Delta, post-pre; SO2, zuurstofsaturatie; de, diep; sh, oppervlakkig; Gem, gemiddeld; SED, standaarddeviatie

van de verschillen)

Page 87: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XXIV

Tabel V.2 (3). Ongepaarde T-test voor effecten van een stretchsessie op de relatieve hoeveelheid hemoglobine

Gem verschil SED P (α=0,05)

DeltarHBsh1 -7,67143 4,64062 0,11

DeltarHBsh2 -2,07619 4,57966 0,654

DeltarHBsh3 3,36667 2,43497 0,178

DeltarHBsh4 3,36667 2,10851 0,122

DeltarHBsh5 0,22381 1,9883 0,911

DeltarHBsh6 1,6381 2,35719 0,493

DeltarHBsh7 -0,72857 1,6944 0,671

DeltarHBsh8 -0,44286 1,5029 0,771

DeltarHBsh9 0,50476 1,87908 0,79

DeltarHBsh10 -1,3381 1,59188 0,409

DeltarHBsh11 1,15714 1,91314 0,55

DeltarHBsh12 1,14286 2,37379 0,634

DeltarHBde1 -6,36667 2,82399 0,032*

DeltarHBde2 -2,32381 2,89395 0,429

DeltarHBde3 -1,07143 2,54697 0,677

DeltarHBde4 1,0381 2,36239 0,664

DeltarHBde5 1,24762 1,96195 0,53

DeltarHBde6 1,34762 1,37582 0,336

DeltarHBde7 -0,88571 2,12689 0,68

DeltarHBde8 -0,68095 2,29756 0,769

DeltarHBde9 -3,89524 2,07665 0,072

DeltarHBde10 -0,81429 2,51018 0,748

DeltarHBde11 2,07619 1,99818 0,308

DeltarHBde12 -1,27619 2,21984 0,57

* = significant

(Delta, post-pre; rHB, relatieve hoeveelheid hemoglobine; de, diep; sh, oppervlakkig; Gem, gemiddeld; SED,

standaarddeviatie van de verschillen)

Page 88: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

XXV

8.3 Tabel van de resultaten van de gepaarde t-test van de

doorbloedingsparameters

Tabel V.3. Gepaarde T-test voor effecten van een stretchsessie op de doorbloedingsparameters

Gem verschil SD P (α=0,05) Gem verschil SD P (α=0,05)

SO2sh1 -0,379 18,314 0,912 SO2sh7 2,31 15,6 0,432

rHBsh1 -1,897 12,868 0,434 rHBsh7 -0,448 4,493 0,595

Flowsh1 0,138 13,905 0,958 Flowsh7 0,621 13,965 0,813

SO2de1 2,172 7,569 0,133 SO2de7 2,966 10,818 0,151

rHBde1 1,207 8,134 0,431 rHBde7 -0,172 5,638 0,87

Flowde1 8,464 39,803 0,27 Flowde7 1,103 21,54 0,785

SO2sh2 4,828 16,246 0,121 SO2sh8 -1,862 15,396 0,52

rHBsh2 0,069 12,148 0,976 rHBsh8 0,414 3,978 0,58

Flowsh2 3,552 14,159 0,188 Flowsh8 -0,321 5,938 0,777

SO2de2 3,241 4,611 0,001* SO2de8 1,793 4,916 0,06

rHBde2 1,655 7,738 0,259 rHBde8 -2,138 6,081 0,069

Flowde2 12,24 33,937 0,084 Flowde8 -1,69 15,279 0,556

SO2sh3 7,931 19,153 0,034* SO2sh9 5,241 17,1 0,11

rHBsh3 -0,759 6,658 0,544 rHBsh9 0,69 4,972 0,461

Flowsh3 6,931 14,56 0,016* Flowsh9 0,828 7,978 0,581

SO2de3 2,071 9,273 0,248 SO2de9 2,655 5,869 0,021*

rHBde3 0,607 6,635 0,632 rHBde9 -1,586 5,834 0,154

Flowde3 20 30,968 0,002* Flowde9 4,345 21,395 0,283

SO2sh4 0,241 10,246 0,9 SO2sh10 1,448 19,285 0,689

rHBsh4 -1,759 5,829 0,115 rHBsh10 0,379 4,338 0,641

Flowsh4 -2,414 12,96 0,324 Flowsh10 0,69 8,469 0,664

SO2de4 2,138 3,159 0,001* SO2de10 1,759 7,16 0,197

rHBde4 -3,034 6,265 0,014* rHBde10 -2,207 6,646 0,085

Flowde4 -3 29,434 0,587 Flowde10 0,483 21,271 0,904

SO2sh5 1,241 13,788 0,632 SO2sh11 -1,207 17,787 0,718

rHBsh5 -0,241 5,255 0,806 rHBsh11 0,241 5,09 0,8

Flowsh5 0,103 10,735 0,959 Flowsh11 -0,138 6,052 0,903

SO2de5 1,207 3,167 0,05 SO2de11 1,034 9,977 0,581

rHBde5 -2,069 5,223 0,042 rHBde11 -2,069 5,385 0,048*

Flowde5 0,241 30,746 0,967 Flowde11 -1,517 19,797 0,683

SO2sh6 0,862 19,205 0,811 SO2sh12 4,517 17,283 0,17

rHBsh6 1,276 6,284 0,284 rHBsh12 -0,552 6,3 0,641

Flowsh6 4,034 13,526 0,119 Flowsh12 2,103 10,877 0,307

SO2de6 1,897 1,988 <0,001* SO2de12 3 6,262 0,015*

rHBde6 -1,517 3,7 0,036* rHBde12 -0,517 5,902 0,641

Flowde6 7,345 32,451 0,233 Flowde12 5,586 25,016 0,239

* = significant

(Flow, bloedstroom; rHB, relatieve hoeveelheidhemoglobine; SO2, zuurstofsaturatie; de, diep; sh, oppervlakkig; Gem,

gemiddeld; SD, standaarddeviatie)

Page 89: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

BIBLIOGRAFIE

Page 90: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

2

Algafly, A., George, K. (2007). The effect of cryotherapy on nerve conduction

velocity, pain threshold and pain tolerance. Br. J. Sports Med., 41 (6), 365-369.

Alter, M. (1996). The science of flexibility. Champaign: Human Kinetics.

Anderson, B., Burke, E. (1991). Scientific, medical, and practical aspects of

stretching. Clin. Sports Med., 10 (1), 63-86.

Babault, N., Kouassi, B., Desbrosses, K. (2010). Acute effects of 15 min static or

contract-relax stretching modalities on plantar flexors neuromuscular properties.

J. Sci. Med. Sport, 13 (2), 247-252.

Bacurau, R., Monteiro, G., Ugrinowitsch, C., Tricoli, V., Cabral, L., Aoki, M.

(2009). Acute effect of a ballistic and a static stretching exercise bout on

flexibility and maximal strength. J. Strength Cond. Res., 23 (1), 304-308.

Bandy, W., Irion, J. (1994). The effect of time of static stretch on the flexibility

of the hamstring muscles. Phys. Ther., 74 (9), 845-850.

Bandy, W., Irion, J., Briggler, M. (1997). The effect of time and frequency of

static stretch on flexibility of the hamstring muscles. Phys. Ther., 77 (10), 1090-

1096.

Bandy, W., Irion, J., Briggler, M. (1998). The effect of static stretch and dynamic

range of motion training on the flexibility of the hamstring muscles. J. Orthop.

Sports Phys. Ther., 27 (4), 295-300.

Basmaijan, J. (1985). Muscle Alive: Their Functions Revealed by

Electromyography. Baltimore, Verenigde Staten: Williams and Wilkins.

Behm, D., Kibele, A. (2007). Effects of differing intensities of static stretching on

jump performance. Eur. J. Appl. Physiol., 101 (5), 587-594.

Bohannon, R., Tiberio, D., Zito, M. (1994). Effect of five minute stretch on ankle

dorsiflexion range of motion. J. Phys. Ther. Sci. 6, 1-8.

Bonnar, B., Deivert, R., Gould, T. (2004). The relationship between isometric

contraction durations during hold-relax stretching and improvement of

hamstring flexibility. J. Sports Med. Phys. Fitness, 44 (3), 258-261.

Bressel, E., McNair, P. (2001). Biomechanical behavior of the plantar flexor

muscle-tendon unit after an Achilles tendon rupture. Am. J. Phys. Med., 29 (3),

321-326.

Bretischwerdt, C., Rivas-Cano, L., Palomeque-del-Cerro, L., Fernàndez-de-las-

Peñas, C., Alburquerque-Sendín, F. (2010). Immediate effects of hamstring

muscle stretching on pressure pain sensitivity and active mouth opening in

healthy subjects. J. Man. Physiol. Ther., 33 (1), 42-47.

Page 91: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

3

Burke, D., Culligan, C., Holt, L. (2000). The theoretical basis of proprioceptive

neuromuscular facilitation. J. Strength Cond. Res., 14 (4), 496-500.

Burke, D., Holt, L., Rasmussen, R., MacKinnon, N., Vossen, J., Pelham, T.

(2001). Effects of hot or cold water immersion and modified proprioceptive

neuromuscular facilitation flexibility exercise. J. Athl. Train., 36 (1), 16-19.

Chalmers, G. (2004). Re-examination of the possible role of Golgi tendon organ

and muscle spindle reflexes in proprioceptive neuromuscular facilitation muscle

stretching. Sports Biomech., 3 (1), 159-183.

Chan, S., Hong, Y., Robinson, P. (2001). Flexibility and passive resistance of the

hamstrings of young adults using two different static stretching protocols.

Scand. J. Med. Sci. Sports, 11 (2), 81-86.

Church, J., Wiggins, M., Moode, F., Crist, R. (2001). Effect of warm-up and

flexibility treatments on vertical jump performance. J. Strenght Cond. Res., 15

(3), 332-336.

Cipriani, D., Abel, B., Pirrwitz, D. (2003). A comparison of two stretching

protocols on hip range of motion: implications for total daily stretch duration. J.

Strength Cond. Res., 17 (2), 274-278.

Cornelius, W., Hinson, M. (1980). The relationship between isometric

contractions of hip extensors and subsequent flexibility in males. J. Sports Med.,

20 (1), 75-80.

Cornelius, W. (1983). Stretch evoked EMG activity by isometric contraction and

submaximal concentric contraction. J. Athl. Train., 18 (2), 106-109.

Coutinho, E., Gomes, A., França, C., Oishi, J., Salvini, T. (2004). Effect of

passive stretching on the immobilized soleus fiber morphology. Braz. J. Med.

Biol. Res., 37 (12), 1853-1861.

Day, B., Marsden, C., Obeso, J., Rothwell, J. (1984). Reciprocal inhibition

between the muscles of the human forearm. J. Physiol., 349 (1), 519-534.

Decoster, L., Cleland, J., Altieri, C., Russell, P. (2005). The effects of hamstring

stretching on range of motion: A systematic literature review. J. Orthop. Sports

Phys. Ther., 35 (6), 377-378.

De Vries, H. (1962). Evaluation of static stretching procedures for improvement

of flexibility. Res. Q. Exerc. Sport, 33 (2), 222-229.

De Weijer, V., Gorniak, G., Shamus, E. (2003). The effect of static stretch and

warm-up exercise on hamstring length over the course of 24 hours. J. Orthop.

Sports Phys. Ther., 33 (12),727–733.

Page 92: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

4

Edin, B., Vallbo, A. (1990). Muscle afferent responses to isometric contractions

and relaxations in humans. J. Neurophysiol., 63 (6), 1307-1313.

Ekstrand, J., Wiktorsson, M., Oberg, B., Gillquist, J. (1982). Lower extremity

goniometric measurements: a study to determine their reliability. Arch. Phys.

Med. Rehabil., 63 (4), 171-175.

Elveru, R., Rothstein, J., Lamb, R. (1988). Goniometric reliability in a clinical

setting, subtalar and ankle joint measurements. Phys. Ther., 68 (5), 672-677.

Etnyre, B., Abraham, L. (1986). Gains in range of ankle dorsiflexion using three

popular stretching techniques. Am. J. Phys. Med., 65 (4), 189-196.

Etnyre, B., Lee, E. (1987). Comments on proprioceptive neuromuscular

facilitation stretching techniques. Res. Q. Exerc. Sport, 58 (2), 184-188.

Etnyre, B., Lee, E. (1988). Chronic and acute flexibility of men and women using

three different stretching techniques. Res. Q. Exerc. Sport, 59 (3), 222-228.

Feland, J., Myrer, J., Merrill, R. (2001). Acute changes in hamstrings flexibility:

PNF versus static stretch in senior athletes. Phys. Ther. Sport, 2 (4), 186-193.

Feland, J., Marin, H. (2004). Effect of submaximal contraction intensity in

contract-relax proprioceptive neuromuscular facilitation stretching. Br. J. Sports

Med., 38 (4), E18.

Ferber, R., Osternig, L., Gravelle, D. (2002). Effect of PNF stretching on knee

flexor muscle EMG activity in older adults. J. Electromyogr. Kinesiol., 12 (5),

391-397.

Fischer, A. (1987). Pressure algometry over normal muscles. Standard values,

validity and reproducibility of pressure treshold. Pain, 30 (1), 115-126.

Fischer, A. (1988). Documentation of myofascial trigger points. Arch. Phys. Med.

Rehabil., 69 (4), 286-291.

Fletcher, I., Jones, B. (2004). The effect of different warm-up stretch protocols

on 20 meter sprint performance in trained rugby union players. J. Strength

Cond. Res., 18 (4), 885-888.

Folpp, H., Deall, S., Harvey, L., Gwinn, T. (2006). Can apparent changes in

muscle extensibility with regular stretch be explained by changes in tolerance to

stretch? Aust. J. Physiother., 52 (1), 45-50.

Fowles, J., Sale, D., MacDougall, J. (2000). Reduced strength after passive

stretch of the human plantarflexors. J. Appl. Physiol., 89 (3), 1179-2000.

Page 93: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

5

Funk, D., Swank, A., Mikla, B., Fagan, T., Farr, B. (2003). Impact of prior

exercise on hamstring flexibility: A comparison of proprioceptive neuromuscular

facilitation and static stretching. J. Strength Cond. Res., 17 (3), 489-492.

Gajdosik, R., Vander Linden, D., Williams, A. (1999). Influence of age on length

and passive elastic stiffness characteristics of the calf muscle-tendon unit of

women. Phys. Ther., 79 (9), 827-838.

Gajdosik, R. (2001). Passive extensibility of skeletal muscle: review of the

literature with clinical implications. Clin. Biomech. (Bristol, Avon), 16 (2), 87-

101.

Gajdosik, R., Vander Linden, D., McNair, P., Williams, A., Riggin, T. (2005).

Effects of an eight-week stretching program on the passive-elastic properties

and function of the calf muscles of older women. Clin. Biomech., 20 (9), 973-

983.

Ghazanfari, M., Vogt, L., Banzer, W., Rhodius, U. (2002). Reproducibility of non-

invasive blood flow measurements using laser Doppler spectroscopy. Phys. Med.

Rehab. Kuror, 12, 330-336.

Gogia, P., Braatz, J., Rose, S., Norton, B. (1987). Reliability and validity of

goniometric measurements at the knee. Phys. Ther., 67 (2), 192-195.

Goldspink, G., Tarbary, C., Tabary, J., Tardieu, C., Tardier, G. (1974). Effect of

denervation on the adaptation of sarcomere number and muscle extensibility to

the functional length of the muscle. J. Physiol., 236 (3), 733-742.

Goldspink, D. (1977). The influence of immobilization and stretch on protein

turnover of rat skeletal muscle. J. Physiol., 264 (1), 267-282.

Goldspink, D. (1978). The influence of passive stretch on the growth and

turnover of the denervated extensor digitorum longus muscle. Biomech. J., 174

(2), 595-602.

Gollhofer, A., Schöpp, A., Rapp, W., Stroinik, V. (1998). Changes in reflex

excitability following isometric contraction in humans. Appl. Physiol., 77 (1-2),

89-97.

Halbertsma, J., Goeken, L. (1994). Stretching exercises: Effect of passive

extensibility and stiffness in short hamstrings of healthy subjects. Arch. Phys.

Med. Rehabil., 75 (9), 976-981.

Halbertsma, J., Bolhuis, A., Goeken, L. (1996). Sport stretching: Effect on

passive muscle stiffness of short hamstrings. Arch. Phys. Med. Rehabil., 77 (7),

688-692.

Page 94: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

6

Halbertsma, J., Mulder, I., Goeken, L., Eisma, W. (1999). Repeated passive

stretching: Acute effect on the passive muscle moment and extensibility of short

hamstrings. Arch Phys. Med. Rehabil., 80 (4), 407-414.

Hanten, W., Chandler, S. (1994). Effects of myofascial release leg pull and

sagittal plane isometric contract-relax techniques on passive straight-leg raise

angle. J. Orthop. Sports Phys. Ther., 20 (3), 138-144.

Hardy, L. (1985). Improving active range of hip flexion. Res. Q., 56 (2), 111-

114.

Harvey, L., Herbert, R., Crosbie, J. (2002). Does stretching induce lasting

increases in joint ROM? A systematic review. Physiother. Res. Int., 7 (1), 1-13.

Holcomb, W. (2000). Improved stretching with proprioceptive neuromuscular

facilitation. J. Strength Cond. Res., 22 (1), 59-61.

Hultborn, H., Illert, M., Santini, M. (1976). Convergence on interneurones

mediating the reciprocal IA inhibition of motoneurones. Acta Physiol. Scand., 96

(3), 368-391.

Hutton, R. (1993). Strength and Power in Sports. Oxford: Blackwell.

Iles, J., Pisini, J. (1992). Cortical modulation of transmission in spinal reflex

pathways of man. J. Physiol., 455 (1), 425-446.

Johanson, M., Baer, J., Hovermale, H., Phouthavong, P. (2008). Subtalar joint

position during gastrocnemius stretching and ankle dorsiflexion range of motion.

J. Athl. Train., 43 (2), 172-178.

Kabat, H., Knott, M. (1953). Proprioceptive facilitation technics for treatment of

paralysis. Phys. Ther. Rev., 33 (2), 53-64.

Katz, R., Penicaud, A., Rossi, A. (1991). Reciprocal Ia inhibition between elbow

flexors and extensors in the human. J. Physiol., 437 (1), 269-286.

Kinser, A., Sands, W., Stone, M. (2009). Reliability and validity of a pressure

algometer. J. Strength Cond. Res., 23 (1), 312-314.

Knight, C., Rutledge, C., Cox, M., Acosta, M., Hall, S. (2001). Effect of superficial

heat, deep heat, and active exercise warm-up on the extensibility of the plantar

flexors. Phys. Ther., 81 (6), 1206-1213.

Knobloch, K., Kraemer, R., Lichtenberg, A., Jagodzinski, M., Gossling, T.,

Richter, M., Zeichen, J., Hufner, T., Krettek, C. (2006). Achilles tendon and

paratendon microcirculation in midportion and insertional tendinopathy in

athletes. Am. J. Sports Med. 34 (1), 92-97.

Page 95: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

7

Knobloch, K., Kraemer, R., Jagodzinski, M., Zeichen, J., Meller, R., Vogt, P.

(2007). Eccentric training decreases paratendon capillary blood flow and

preserves paratendon oxygen saturation in chronic achilles tendinopathy. J.

Orthop. Sports. Phys. Ther., 37 (5), 269-276.

Knobloch, K. (2008). The role of tendon microcirculation in achilles en patellar

tendinopathy. J. Orthop. Surg. Res. 3, 18-30.

Knott, M., Barufaldi, D. (1952). Specialized neuromuscular technics in the

treatment of cerebral palsy. Phys. Ther. Rev., 32 (2), 73-75.

Knott, M., Voss, D. (1968). Proprioceptive neuromuscular facilitation: Patterns

and techniques. New York: Harper and Row.

Kosek, E., Ekholm, J., Nordemar, R. (1993). A comparison of pressure pain

thresholds in different tissues and body regions. Long-term reliability of pressure

algometry in healthy volunteers. Scand. J. Rehabil. Med., 25 (3), 117-124.

Kubo, K., Kanehisa, H., Fukunaga, T. (2001). Is passive stiffness in human

muscles related to the elasticity of tendon structures? Eur. J. Appl. Physiol., 85

(3-4), 226-232.

Kubo, K., Kanehisa, H., Fukunaga, T. (2002). Effects of transient muscle

contractions and stretching on the tendon structures in vivo. Acta Physiol.

Scand., 175 (2), 157-164.

Laessoe, U., Voigt, M. (2004). Modification of stretch tolerance in a stooping

position. Scand. J. Med. Sci. Sports, 14 (4), 239-244.

Laporte, Y., Lloyd, D. (1952). Nature and significance of the reflex connections

established by large afferent fibers of muscular origin. Am. J. Physiol., 169 (3),

609-621.

LaRoche, P., Connolly, A. (2006). Effects of stretching on passive muscle tension

and response to eccentric exercise. Am. J. Sport Med., 6 (34), 1000-1007.

LEA (2007, 16 augustus). O2C: A short overview of the working method.

Geraadpleegd op 11 mei, 2010 op

http://www.lea.de/pdf/Lea/product/050614_Method_eng.pdf

Liebesman, J., Cafarelli, E. (1994). Physiology of range of motion in human

joints: A critical review. Crit. Rev. Phys. Rehabil. Med., 6 (2), 131-160.

Magnusson, S., Simonsen, E., Aagaard, P., Gleim, G., McHugh, M., Kjaer, M.

(1995). Viscoelastic response to repeated static stretching in the human

hamstring muscle. Scand. J. Med. Sci. Sports, 5 (6), 342-347.

Page 96: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

8

Magnusson, S., Simonsen, E., Aagaard, P., Sorensen, H., Kjaer, M. (1996a). A

mechanism for altered flexibility in human skeletal muscle. J. Physiol., 497 (Pt

1), 291-298.

Magnusson, S., Simonsen, E., Dyhre-Poulsen, P., Aagaard, P., Mohr, T., Kjaers,

M. (1996b). Viscoelastic stress relaxation during static stretch in human skeletal

muscle in the absence of EMG activity. Scand. J. Med. Sci. Sports, 6 (6), 323-

328.

Magnusson, S., Simonsen, E., Aagaard, P., Dyhre-Poulsen, P., McHugh, M.,

Kjaer, M. (1996c). Mechanical and physical responses to stretching with and

without preisometric contraction in human skeletal muscle. Arch. Phys. Med.

Rehabil., 77 (4), 373-378.

Magnusson, S., Aagard, P., Simonsen, E., Bojsen-Moller, F. (1998a). A

biomechanical evaluation of cyclic and static stretch in human skeletal muscle.

Int. J. Sports Med., 19 (5), 310-316.

Magnusson, S. (1998b). Passive properties of human skeletal muscle during

stretch maneuvers. A review. Scand. J. Med. Sci. Sports, 8 (2), 65-77.

Mahieu, N., McNair, P., De Muynck, M., Stevens, V., Blanckaert, I., Smits, N.,

Witvrouw, E. (2007). Effect of static and ballistic stretching on the muscle-

tendon tissue properties. Med. Sci. Sports Exerc., 39 (3), 494-501.

Mahieu, N., Cools, A., De Wilde, B., Boon, M., Witvrouw, E. (2008a). Effect of

proprioceptive neuromuscular facilitation stretching on the plantar flexor muscle-

tendon tissue properties. Scand. J. Med. Sci. Sports 19 (4), 553-560.

Mahieu, N., McNair, P., Cools, A., D'Haen, C., Vandermeulen, K., Witvrouw, E.

(2008b). Effect of eccentric training on the plantar flexor muscle-tendon tissue

properties. Med. Sci. Sports Exerc., 40 (1), 117-123.

Markos, P. (1979). Ipsilateral and contralateral effects of proprioceptive

neuromuscular facilitation techniques on hip motion and electromyographic

activity. Phys. Ther., 59 (11), 1366-1373.

Marques, A., Vasconcelos, A., Cabral, C., Sacco, I. (2009). Effect of frequency of

static stretching on flexibility, hamstring tightness and electromyographic

activity. Braz. J. Med. Biol. Res., 42 (10), 949-953.

McCarthy, P., Olsen, J., Smeby, I. (1997). Effects of contract-relax stretching

procedures on active range of motion of the cervical spine in the transverse

plane. Clin Biomech., 12 (2), 136-138.

Page 97: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

9

McCully, K. (2010). The influence of passive stretch on muscle oxygen

saturation. Adv. Exp. Med. Biol., 662 (5), S317-322.

McHugh, M., Magnusson, P., Gleim, G., Nicholas, J. (1992). Viscoelastic stress

relaxation in human skeletal muscle. Med. Sci. Sports Exerc., 24 (12), 1375-

1382.

McHugh, M., Kremenic, I., Fox, M., Glem, G. (1998). The role of mechanical and

neural restraints to joint range of motion during passive stretch. Med. Sci.

Sports Exerc., 30 (6), 928-932.

McNair, P., Dombroski, E., Hewson, D., Stanley, S. (2000). Stretching at the

ankle joint: viscoelastic responses to holds and continuous passive motion. Med.

Sci. Sports Exerc., 33 (3), 354-358.

Mewis, J., Wagner, N. (2009). Thixotropy. Adv. Colloid Interface Sci. 147-148,

214-227.

Moore, M., Hutton, R. (1980). Electromyographic investigation of muscle

stretching techniques. Med. Sci. Sports Exerc., 12 (5), 322-329.

Morse, C., Degens, H., Seynnes, O., Maganaris, C., Jones, D. (2008). The acute

effect of stretching on the passive stiffness of the human gastrocnemius muscle

tendon unit. J. Physiol., 586 (1), 97-106.

Nelson, K., Cornelius, W. (1991). The relationship between isometric contraction

durations and improvement in shoulder joint range of motion. J. Sports Med.

Phys. Fitness, 31 (3), 385-388.

Nørregaard, J., Larsen, C., Bieler, T., Langberg, H. (2007). Eccentric exercise in

treatment of Achilles tendinopathy. Scand. J. Med. Sci Sports. 17 (2),133–8.

Öhberg, L., Alfredson, H. (2004). Effects of neovascularisation behind the good

results with eccentric training in chronic mid portion achilles tendinosis. Knee

Surg. Sports Traumatol. Arthrosc. 12 (5), 465-470.

Osternig, L., Robertson, R., Troxel, R. Hansen, P. (1987). Muscle activation

during proprioceptive neuromuscular facilitation (PNF) stretching techniques.

Am. J. Phys. Med., 66 (5), 298-307.

Özkaya, N., Nordin, M. (1999). Fundamentals of biomechanics: equilibrium,

motion, and deformation (2nd ed.) New York, Verenigde Staten: Springer.

Peres, S., Draper, D., Knight, K., Ricard, M. (2002). Pulsed shortwave diathermy

and prolonged long-duration stretching increase dorsiflexion range of motion

more than identical stretching without diathermy. J. Athl. Train., 37 (1), 43-50.

Page 98: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

10

Prentice, W. (1983). A comparison of static stretching and PNF stretching for

improving hip joint flexibility. J. Athl. Train., 18 (1), 56-59.

Proske, U., Morgan, D. (1999). Do cross-bridges contribute to the tension during

stretch of passive muscle? J. Muscle Res. Cell. Motil., 20 (5-6), 433-444.

Purslow, P. (1989). Strain-induced reorientation of an intramuscular connective

tissue network: implications for passive muscle elasticity. J. Biomech., 22 (1),

21-31.

Radford, J., Burns, J., Buchbinder, R., Landorf, K., Cook, C. (2006). Does

stretching increase ankle dorsiflexion range of motion? A systematic review. Br.

J. Sports Med., 40 (10), 870-875.

Rasmussen, H., Terndrup, P., Myburgh, C., Grunnet-Nilsson, N. (2008). Pain

perception in patients with intermittent low back pain. J. Man. Physiol. Ther., 31

(2), 127-129.

Rees, S., Murphy, A., Watsford, M., McLachlan, K., Coutts, A. (2007). Effects of

proprioceptive neuromuscular facilitation stretching on stiffness and force

producing characteristics of the ankle in active women. J. Strength Cond. Res.,

21 (2), 572-577.

Reid, D., McNair, P. (2004). Passive force, angle and stiffness changes after

stretching of hamstring muscles. Med. Sci. Sports Exerc., 36 (11), 1944-1948.

Roberts, J., Wilson, K. (1999). Effect of stretching duration on active and passive

range of motion in the lower extremity. Br. J. Sports Med., 33 (4), 259-263.

Rowlands, A., Marginson, V., Lee, J. (2003). Chronic flexibility gains: effect of

isometric contraction duration during proprioceptive neuromuscular facilitation

stretching techniques. Res. Q. Exerc. Sport., 74 (1), 47-51.

Sady, S., Wortman, M., Blanke, D. (1982). Flexibility training: ballistic, static or

proprioceptive neuromuscular facilitation? Arch. Med. Rehabil., 63 (6), 261-263.

Schmitt, G., Pelham, T., Holt, L. (1999). A comparison of selected protocols

during proprioceptive neuromuscular facilitation stretching. Clin. Kinesiol., 53

(1), 16-21.

Scott, D., Ashby, P., McCale, K., McQuain, J., Wine, J. (2005). The effectiveness

of 3 stretching techniques on hamstring flexibility using consistent stretching

parameters. J. Strength Cond. Res., 19 (1), 27-32.

Sharman, M., Cresswell, A., Riek, S. (2006). Proprioceptive neuromuscular

facilitation: Mechanisms and clinical implications. Sports Med., 36 (11), 929-939.

Page 99: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

11

Shellock, F., Prentice, W. (1985). Warming-up and stretching for improved

physical performance and prevention of sports-related injuries. Sports Med., 2

(4), 267-278.

Shrier, I., Gossal, K. (2000). Myths and truths of stretching. Phys. Sportsmed.,

28 (8), 1-10.

Smith, C. (1994). The warm-up procedure: To stretch or not to stretch. A brief

review. J. Orthop. Sports Phys. Ther., 19 (1), 12-17.

Spernoga, S., Uhl, T., Arnold, B., Gasneder, B. (2001). Duration of maintained

hamstring flexibility after a one-time, modified hold-relax stretching protocol. J.

Athl. Train., 36 (1), 44-48.

Stromberg, D., Wiederhielm, C. (1969). Viscoelastic description of a collagenous

tissue in simple elongation. J. Appl. Physiol., 26 (6), 857-862.

Surburg, P., Schrader, J. (1997). Proprioceptive neuromuscular facilitation

techniques in sports medicine: a reassessment. J. Athl. Train., 32 (1), 34-39.

Tanigawa, M. (1972). Comparison of the hold-relax procedure and passive

mobilization on increasing muscle length. Phys. Ther., 52 (7), 725-735.

Taylor, D., Dalton, J., Saeber, A., Garrett, W. (1990). Viscoelastic properties of

muscle-tendon units. The biomechanical effects of stretching. Am. J. Sport Med.,

18 (3), 300-309.

Wallin, D., Ekblom, B., Grahn, R., Nordenborg, T. (1985). Improvement of ankle

flexibility. A comparison between two techniques. Am. J. Sports Med., 13 (4),

263-268.

Walter, J., Figoni, S., Andres, F., Brown, E. (1996). Training intensity and

duration in flexibility. Clin. Kinesiol., 50 (2), 40-45.

Watt, D., Stauffer, E., Taylor, A., Reinking, R., Stuart, D. (1976). Analysis of

muscle receptor connections by spike-triggered averaging 1: spindle primary

and tendon organ afferents. J. Neurophysiol., 39 (6), 1375-1392.

Wenos, D., Konin, J. (2004). Controlled warm-up intensity enhances hip range of

motion. J. Strength Cond. Res., 18 (3), 529-533.

Weppler, C., Magnusson, S. (2010). Increasing muscle extensibility: a matter of

increasing length or modifying sensation? Phys. Ther., 90 (3), 438-449.

Whitehead, N., Gregory, J., Morgan, D. , Proske, U. (2001). Passive mechanical

properties of the medial gastrocnemius muscle of the cat. J. Physiol., 536 (Pt 3),

893-903.

Page 100: Masterproef in de Kinesitherapie & Revalidatiewetenschappenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/144/RUG01-001459144_2011_0001_AC.pdf · Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie Academiejaar

12

Witzmann, F., Kim, D., Fitts, R. (1982). Hindlimb immobilization: Length-tension

and contractile properties of skeletal muscle. J. Appl. Physiol., 53 (2), 335-345.

Woolstenhulme, M., Griffiths, C., Woolstenhulme, E., Parcell, A. (2006). Ballistic

stretching increases flexibility and acute vertical jump height when combined

with basketball activity. J. Strenght Cond. Res., 20 (4), 799-803.

Zytnicki, D., Lafleur, J., Horcholle-Bossavit, G., Lamy, F., Jami, L. (1990).

Reduction of Ib autogenic inhibition in motoneurons during contractions of an

ankle extensor muscle in the cat. J. Neurophysiol., 64 (5), 1380-1389.