Het Register nr 10-2011

47
Register HET Vakblad van het Register Belastingadviseurs oktober 2011 / tweede jaargang / nummer 10 Bedrijfsopvolging: oppassen voor stekeligheden in wetgeving Geruisloos doorschuiven bij overdracht onderneming ‘Je bent geen slaaf van je cliënt’ Overdracht van aandelen in het kader van bedrijfsopvolging

description

Het Register nr 10-2011

Transcript of Het Register nr 10-2011

Page 1: Het Register nr 10-2011

RegisterHET

Vakblad van het Register Belastingadviseurs

oktober 2011 / tweede jaargang / nummer 10

Bedrijfsopvolging: oppassen voor stekeligheden in wetgeving

Geruisloos doorschuiven bij overdracht onderneming‘Je bent geen slaaf van je cliënt’Overdracht van aandelen in het kader van bedrijfsopvolging

Page 2: Het Register nr 10-2011

InhoudDE

3

Colofon

■ ■ ■

oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Het RegisterVaktijdschrift van het Register Belastingadviseurs uitgegeven door Reed Business bv.

Register BelastingadviseursBrenkmanweg 6, 4105 DH Culemborgtel.: (0345) 54 70 00www.rb.nl

RedactieadresReed Business bvPostbus 152, 1000 AD Amsterdam Coördinatie bureauredactieLucienne Bongerstel.: 06-30717422e-mail: [email protected]

RedactieraadMr. D.J. (Dick) de Korte FB (hoofdredacteur)Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FBMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont

UitgeverOnno DekkerReed Business bvPostbus 152, 1000 AD Amsterdam

VerenigingsnieuwsRegister BelastingadviseursAfdeling CommunicatieBrenkmanweg 64105 DH Culemborg

NieuwsrubriekDeze rubriek staat onder redactie van het Nederlands Redactie Instituut

Jurisprudentie en WetgevingDeze rubriek staat onder redactievan Licent Academy

AdvertentiesReed Business bv Postbus 152, 1000 AD Amsterdam

AdvertentieverkoopMark MiedemaCommercieel Managertel.: (020) 515 97 94e-mail: [email protected] Nicolai tel.: (020) 515 93 40e-mail: [email protected]

Abonnementen en lezersserviceReed Business bvAfdeling Customer ContactPostbus 808, 7000 BA Doetinchemtel.: (0314) 35 83 58e-mail: [email protected]

AbonnementsprijzenPrijs jaarabonnement: € 165,06 ex btw (6%)Prijs los nummer: € 20,85 ex btw (6%)RB-leden ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap.

BasisvormgevingVerheulCommunicatie.com, Alphen a/d Rijn

© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zon-der voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs. Op alle aanbiedingen, offertes en overeenkomsten van Reed Business bv zijn van toepassing de voor-waarden welke zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam. ‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs/Reed Business bv en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aanspra-kelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kun-nen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

De redactie - Bedrijfsopvolgingsfacilitei ten: te weinig samenhangMr. D.J. (Dick) de Korte FB ■ 4

Nieuws-zaken-mensen ■ 5

Geruisloos doorschuiven bij overdracht ondernemingMr. ing. H.J. (Bert) van den Kerkhof FB ■ 8

KomkommertijdColumn - Prof. mr. M.E. (Mariken) van Hilten ■ 13

‘In de fi scaliteit is niets zo moeilijk als eenvoud’Uit de praktijk: Willem Vermeend ■ 23

Boff en met de BOF deel 2Mr. J. (Jeroen) Boele ■ 27

Jurisprudentie en wetgeving ■ 33

Overdracht van aandelen bij bedrijfsopvolgingMr. E. (Bert) Alink FB ■ 38

Het Verenigingsnieuws ■ 41

14‘Je bent geen opsporings-ambtenaar maar ook geen slaaf van je cliënt’Interview met mr. drs. F.J.P.M. (Frans Jozef ) Haas 18

Bedrijfsopvolgings-faciliteiten in de overdrachtsbelasting?Mr. C.G. (Chris) Dijkstra

Page 3: Het Register nr 10-2011

RedactieDE

4 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

In dit nummer wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de verschillende fi scale bedrijfsopvol-gingsfaciliteiten. De bedrijfsopvolging is een belangrijk werkterrein van de belastingadviseur. Er zijn veel regelin-gen die de bedrijfsopvolging zonder fi scale knelpunten mogelijk moeten maken en dus bijzondere vakkennis vereisen. Maar er is meer. De bedrijfsopvolging is een proces dat vele jaren beslaat en persoonlijke begeleiding van een vertrouwenspersoon vraagt. De belastingadviseur is de aangewe-zen raadsman/vrouw hiervoor. Bezien we de veelheid aan regelingen, dan moet worden vastgesteld dat een behoorlijke samenhang tussen de verschillende regelingen nog steeds ontbreekt. Ik wil een paar voorbeelden noemen.

Allereerst gelden voor de van toepassing zijnde heffi ngen verschillende eisen inzake de bedrijfs-voortzetting. Voor de erf- en schenkbelasting evenals voor de belastingen van rechtsverkeer wor-den deze eisen zeer streng toegepast. Zo is het aangaan van een samenwerkingsverband na de be-drijfsopvolging niet toegestaan. Voor deze rigide opstelling wordt als argument aangevoerd dat het aangaan van een samenwerkingsverband voor de inkomstenbelasting staking inhoudt, waardoor van voortzetting geen sprake kan zijn. Merkwaardig is dat de heffi ngswet waar men de argumen-tatie aan ontleent een dergelijke rigide toepassing van de faciliteit in situaties van bedrijfsover-drachten niet kent. Zo leidt het aangaan van een samenwerkingsverband na een geruisloze om-zetting in een B.V. niet tot uitsluiting van de faciliteit. Ook de doorschuivingsfaciliteit op basis van artikel 3.63 van de Wet IB 2001 kent een dergelijke strenge eis niet. Sterker nog: het is zelfs moge-lijk dat de faciliteit niet voor alle bedrijfsmiddelen wordt gevraagd. De opstelling van de Belasting-dienst bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor de erf-, schenk- en overdrachtsbelasting wordt gekenmerkt door starheid en doet geen recht aan de ratio van de regelingen.

Een tweede voorbeeld is de sinds 2010 geldende faciliteit voor de overdracht van aanmerkelijk be-langaandelen. Het ontbreken van een faciliteit vergelijkbaar aan de regeling van artikel 3.63 van de Wet IB 2001 werd in brede kringen als een gemis gevoeld. De huidige regeling zoals die zijn be-slag heeft gekregen in de artikelen 4.17a tot en met 4.17c Wet IB 2001 kan echter zeer moeilijk vergelijkbaar worden genoemd met de regeling van artikel 3.63 van de Wet IB 2001. De regeling is niet op deze bepaling afgestemd maar op de regelingen voor de erf- en schenkbelasting. Daarmee lijkt zij het karakter te hebben gekregen van een regeling ter voorkoming van dubbele heffi ng ter-wijl in de meeste gevallen juist van beide faciliteiten gebruik gemaakt zou kunnen worden. Maar vanwege de eis dat de faciliteit alleen van toepassing is in geval van erfrechtelijke verkrijging of verkrijging bij schenking zal de regeling in zeer veel gevallen niet kunnen worden toegepast. Merkwaardig daar deze eis bij de doorschuiving op basis van artikel 3.63 Wet IB niet wordt gesteld. Het argument dat geen faciliteit op zijn plaats is in geval er een tegenprestatie is (en dus de belasting kan worden betaald) geldt voor beide regelingen. Daarnaast is het niet zelden zo dat de koopprijs wordt schuldig gebleven aan de opvolger om deze aldus in staat te stellen de overname

te kunnen fi nancieren. Juist voor die gevallen was een faciliteit op de wijze van art. 3.63 Wet IB zeker op zijn plaats geweest.

Geconcludeerd kan worden dat de doorschuivingsfaciliteiten nog steeds een onsamenhangend geheel vormen, terwijl voor deze samenhang juist zo veel pleit. Ik hoop dat meer samenhang nog steeds het doel is en dat de artikelen in dit nummer van Het Register daar een waarde-volle bijdrage aan mogen leveren. ■

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: te weinig samenhang

Mr. D.J. (Dick) de Korte FBHoofdredacteur Het Register

4 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

n do

indn vae krike

md emden gist

eit ade

ij dteid) g

blevt vo

n pla

conn o

uisten dvoll

MrHo

gdrachten niet kent. Zo leidt hzetting in een B.V. niet tot uiartikel 3.63 van de Wet IB 20lijk dat de faciliteit niet voor dienst bij de bedrijfsopvolgingekenmerkt door starheid en

Een tweede voorbeeld is de slangaandelen. Het ontbrekende Wet IB 2001 werd in bredeslag heeft gekregen in de artivergelijkbaar worden genoemniet op deze bepaling afgestelijkt zij het karakter te hebbewijl in de meeste gevallen juivanwege de eis dat de faciliteverkrijging bij schenking zal Merkwaardig daar deze eis biHet argument dat geen facilibelasting kan worden betaaldkoopprijs wordt schuldig geb

te kunnen fi nancieren. JuistIB zeker op zijn

Geceejuev

Page 4: Het Register nr 10-2011

Nieuws - zaken - mensenHET

■ ■ ■

5oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Fiscalisten tarten bijtelling auto van de zaakBelasting- en accountantskantoor Accon avm heeft samen met Care Dienstengroep een leaseconstructie ontworpen om werknemers in een auto van de zaak te laten rijden zonder fi scale bijtelling. Door als werknemer voor dezelfde auto zowel met de leasemaatschappij als de werkgever een leasecontract op te stellen, kan de bijtelling worden vermeden, zo claimen de initiatiefnemers. Werkgevers en werknemers kunnen daardoor duizenden euro’s op jaarbasis besparen. ‘Als gevolg van de contractuele verhoudingen tussen werkgever, werknemer en leasemaatschappij komt het privégebruik van de werknemers niet voor rekening van de werkgever’, aldus Jaap van der Meulen van Accon avm. ‘De wet en alle jurisprudentie met betrekking tot de bijtelling worden omzeild.’ GeregistreerdDe werkgever leaset een auto en stelt deze alleen voor de zakelijke ritten ter beschik-king aan de werknemers. Vervolgens rekent de werkgever met de leasemaatschappij alleen de zakelijke kilometers af. De werk-nemers sluiten tegelijk ook een leasecon-tract af met de leasemaatschappij en betalen voor de door hen privé gereden kilometers. Door een ict-toepassing wordt iedere rit geregistreerd per werknemer met een onderscheid in zakelijke - en privébe-stemming waardoor een sluitende kilometer -administratie ontstaat. Omdat registratie per werknemer plaatsvindt kan de auto door meerdere werknemers zowel zakelijk als pri-vé worden gebruikt. Marcel Grob van Care Dienstengroep licht de werking toe: ‘Stel, iemand leaset conform het traditionele model een Volkswagen Passat bij zijn werkgever. De nieuwwaarde van de Passat bedraagt 35.000 euro, de bijtelling kost hem dan 4.550 euro. Wanneer de werknemer alleen voor zijn privékilometers betaalt en hij rijdt 5.000 kilometer per jaar privé, dan kost dit hem 2.250 euro. Hij bespaart daarmee dus 2.300 euro. Omdat de werkgever de privékilometers niet hoeft te betalen bespaart hij ook 2.250 euro.’

Nieuw fi scaal stelsel dupeert Caribisch Nederland

Het nieuwe fi scale stelsel op Caribisch Nederland, zoals de Nederlandse ge-meenten Bonaire, Saba en St. Eustatius tegenwoordig worden genoemd, heeft geleid tot prijsstijgingen. Dat komt vooral door de invoering van de ABB (alge-mene bestedingsbelasting). Dat concludeert het ministerie van Financiën na inventarisatie over de invoering van een nieuw fi scaal stelsel op de eilanden, die voortvloeit uit de staatkundige herziening van een jaar geleden. De ABB kent een tarief van 8% op Bonaire en van 6% op Sint Eustatius en Saba. Deze tarieven zijn hoger dan de vroegere tarieven van de omzetbelasting op Bonai-re (was 5%) en van de belasting op bedrijfsomzetten op Sint Eustatius en Saba (was 3%). Dat vloeit voort uit de keuze om in het nieuwe fi scale stelsel de indirecte belastingen te verhogen en de directe belastingen te verlagen.

Vooral de horeca en de bouw worden getroff en door de verhoogde tarie-ven. Een ander minpunt zijn de hogere kosten die voortvloeien uit import vanuit verzelfstandigde eilanden als gevolg van importheffi ngen. Als gevolg van het nieuwe fi scale stelsel zagen eilandbewoners hun netto inkomen groter worden, maar deze vooruitgang valt weg tegen de prijsstijgingen.

Nieuwe fi scale regelingen voor Research & DevelopmentHet ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL & I) werkt aan een nieuwe fi scale regeling voor innovatie: de Research en Development aftrek (RDA). De regeling is vooral interessant voor kapitaalintensief onderzoek. Er komen twee varianten. De RDA is een dubbele vpb-aftrek voor investeringen in R&D-bedrijfsmiddelen en voor R&D-exploitatiekosten. Daarnaast komt er de RDA+: een driedubbele vpb-aftrek voor R&D-activiteiten die zijn uitbesteed aan universiteiten en kennisinstellingen. Beide regelingen richten zich op R&D-investeringen anders dan loonkos-ten. Het kan bijvoorbeeld gaan om zaken als de inrichting van een labora-torium, aanschaf van materialen of de huur van apparatuur. Het Centraal Plan Bureau (CPB) is gevraagd wat de eff ecten zullen zijn van het RDA-voorstel. In de notitie Reactie op Research en Development aftrek noemt het CPB het RDA-voorstel kansrijk in vergelijking met het innovatie-beleid van het vorige kabinet, maar ook vergeleken met het regeerakkoord. De redenen zijn dat het RDA-voorstel een verschuiving betekent naar gene-riek innovatiebeleid en dat beide voorstellen waarschijnlijk gunstiger uit-pakken voor grotere bedrijven, aldus het CPB.

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 5: Het Register nr 10-2011

Regeling voor buitenlandse deskundigen wordt aangepastStaatssecretaris Weekers van Financiën gaat de 30%-regeling dit jaar aanpassen, de vergoedingsregeling voor extraterritoriale kosten van werknemers die naar het buitenland of naar Nederland worden uitgezonden. Er wordt te ruim gebruik van gemaakt, mede doordat het criterium ‘specifi eke deskundigheid’ is uitgehold door jurisprudentie, aldus de staatssecretaris. Ook de kor-tingsregeling, op grond waarvan de genoemde perioden van eerder verblijf en tewerkstelling in Nederland in mindering worden gebracht van de looptijd (van maximaal 10 jaar) blijkt in de praktijk te beperkt uit te werken.Hierdoor kan een aantal werknemers dat tijdelijk in het buitenland heeft geleefd en gewerkt, waaronder een fl ink aantal Nederlan-ders, toch nog (soms langjarig) voor de regeling in aanmerking komen. Weekers wijst er verder op dat de 30%-regeling werkge-vers in de grensstreek aanmoedigt om buitenlanders in plaats van Nederlanders te werven. Een nadeel van de huidige regeling is verder dat die niet van toepassing is op buitenlandse promovendi in Nederland. Die zijn namelijk niet in het buitenland geworven.

SalarisnormHet criterium van 'specifi eke deskundigheid' waarover werknemers uit het buitenland moeten beschikken, wordt voortaan inge-vuld door een salarisnorm. De kortingsregeling wordt uitgebreid. De toetsperiode voor deze kortingsregeling wordt verlengd tot een toetsperiode van 25 jaar, zodat Nederlanders die jaren zijn weggeweest er niet voor in aanmerking komen. Werknemers uit het buitenlandse grensgebied (met een straal van 150 km van de Nederlandse grenzen) komen niet langer in aanmerking voor de regeling. Verder wordt de regeling opengesteld voor jonge promovendi. Voor deze groep werknemers zal een lagere salarisnorm worden gesteld dan voor andere werknemers.

6 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■

Nieuwe kantonrechtersformule favorietDe meeste werknemers die worden ontslagen, krijgen een ontslaguit-kering gebaseerd op de nieuwe kantonrechtersformule. Dat blijkt uit onderzoek van werkgeversvereniging AWVN naar sociale plannen die het afgelopen jaar zijn afgesproken. In vrijwel alle sociale plannen worden regeling en afgesproken voor interne of externe herplaatsing van werknemers (werk naar werk).

De formule die kantonrechters toepassen bij ontslagzaken is aantal dienstjaren maal beloning maal correctiefactor. De correctiefactor be-treft de weging van het aantal dienstjaren – niet ieder dienstjaar telt even zwaar. De aanpassing van de formule in 2009 had betrekking op deze weging. De vakbonden hebben zich sinds de wijziging sterk gemaakt voor toepassing van de oude formule. AWVN heeft steeds gepleit voor toepassing van de nieuwe formule. Omdat kantonrech-ters in individuele ontslagzaken hun eigen nieuwe formule toepassen, leidt gebruik van de oude formule in sociale plannen tot een niet-uit-legbare rechtsongelijkheid voor werknemers. In 53 procent van de nieuwe sociale plannen wordt de nieuwe formule toegepast. In 2009 was dat nog maar 25 procent.

KansrijkenDe kantonrechtersformule werd begin 2009 gewijzigd. Ontslaguitke-ringen gebaseerd op de nieuwe formule vallen lager uit dan die gebaseerd op de oude formule. 64 procent van de sociale plannen kent naast een ontslaguitkering ook nog een vertrekstimuleringsrege-ling. Medewerkers die daar gebruik van maken, kunnen geen gebruik

maken van de afspraken van het sociaal plan. In de praktijk maken vooral kansrijken op de arbeidsmarkt gebruik van de vertrekstimule-ringsregeling, aldus AWVN.

Het onderzoek van AWVN heeft betrekking op 72 sociale plannen die tussen voorjaar 2010 en zomer 2011 zijn afgesloten. Het gaat om sociale plannen in de gehele marktsector. 69 van deze 72 kennen een uitkering toe aan ontslagen medewerkers. In vrijwel alle sociale plannen is behalve voor ontslagvergoedingen ook aandacht voor herplaatsing van werknemers in andere functies.

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 6: Het Register nr 10-2011

■ ■ ■

7oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Belastingverdrag met Duitsland ter discussie

Pieter Omtzigt, lid van de Tweede Kamer voor het CDA, dringt aan op herziening van het belastingverdrag tussen Duitsland en Nederland. Hij heeft Kamervragen gesteld aan staatssecretaris Weekers over een aantal misstanden die uit dit verdrag zouden voortvloeien. Zo zouden ruim 50.000 gepensioneerden een forse naheffi ng hebben gekregen van de Duitse belastingdienst over pensioenen die zij hebben opgebouwd als dwangarbeiders in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland. Het gaat om mensen die vaak korte tijd in Duitsland hebben gewerkt en daar pensioen hebben opgebouwd.

Tweede WereldoorlogPijnlijk genoeg gaat het ook om mensen die er in de Tweede Wereldoorlog zijn tewerkgesteld. Het zou gaan om kleine uitkeringen, die Duitsland op grond van het belastingverdrag fi scaal belast. ‘De Nederlandse Belastingdienst verwijst hen voor uitleg door naar een kantoor in Brandenburg’, aldus Omtzigt.

Ook in de grensstreek gaat het mis, vooral met de af-dracht van sociale premies, aldus de parlementariër. ‘Aan de Duits-Nederlandse grens begint het zeer te doen dat het belastingverdrag uit 1959 maar niet herzien wordt. Het is niet meer toegesneden op de huidige situatie en daarmee komen veel grensarbeiders en voormalig grens-arbeiders in de knel. Als je als Duitser aan een Neder-landse universiteit of school gaat werken als (hoog)leraar, dan moet je de eerste twee jaar belasting betalen in Duitsland en sociale premies in Nederland. Dat is heel onvoordelig en je krijgt netto veel minder dan Neder-landse collega’s. Allerlei sluipwegen lijken bewandeld te worden en dat is onwenselijk.’

Student overtuigt fi scus in strijd tegen bonnetjes

Mark Bothof (22) student informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam, is begin september uitgeroepen tot Studenten Onder-nemer van 2011. Hij ontwikkelde een mobiele applicatie die het de-claratieproces digitaliseert. De student vermarkt zijn vondst via zijn bedrijfje SecuReceipt. De jury meent dat de mobiele applicatie aan de bonnetjes-ellende bij onkostendeclaraties een einde maakt. De Belas-tingdienst heeft het onderliggende idee van SecuReceipt goedgekeurd en de boekhoudkoppelingen met de grootste softwarebedrijven zijn reeds gemaakt.

‘Het werkt heel eenvoudig’, vertelt Mark Bothof, een van de jongste fi nalisten van deze verkiezing ooit. ‘Het hele proces van bonnetjes be-waren, declaratieformulier uitprinten, bonnetjes vastnieten en laten accorderen door de manager, is gedigitaliseerd met een mobiele appli-catie voor een smartphone. Je hoeft alleen maar een foto van je bon te maken en deze via de mobiele applicatie te versturen.’

Scholen btw-plichtig door verhuur gymzalen

Scholen doen er verstandig aan om de terbeschikkingstelling van hun gymzalen te toetsen. Hiermee kunnen zij naheffi ngen voorko-men. Daarvoor waarschuwen fi scalisten van PwC. Scholen stellen hun gymzalen regelmatig beschikbaar aan bijvoorbeeld sportve-renigingen. Die bedrijven daar sport in de avonduren of in het weekend. Deze activiteit valt onder de post verhuur van onroe-rend goed en is, evenals het onderwijs zelf, vrijgesteld van btw. Maar, zo waarschuwt PwC, fi scaal gezien ontstaat er een andere si-tuatie als de onderwijsinstelling tevens aanvullende diensten le-vert, zoals het ter beschikking stellen van sport- en spelmateriaal en het schoonmaken en –houden van de kleedkamers en douches. Wordt zo’n all-in pakket aangeboden, dan is fi scaal gezien sprake van het gelegenheid geven tot sportbeoefening, en dat is een dienst die belast is met 6% btw.

Page 7: Het Register nr 10-2011

■ ■ ■ ■ ■

8 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

Inkomstenbelasting

Bert van den Kerkhof

Mr. ing. H.J. van den Kerkhof FB is

hoofd vaktechniek belastingadvies bij ABAB Accountants

en Adviseurs B.V.

In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) was de mogelijkheid om bij een be-drijfsoverdracht geruisloos door te schuiven opge-nomen in artikel 17. De faciliteit van geruisloos

doorschuiven was onder de oude regelgeving alleen toegestaan tussen de in de wet opgesomde partijen. De faciliteit bleef aanvankelijk beperkt tot de overdracht van ouders aan kinderen waarbij aan de in de wet gestel-de voorwaarden werd voldaan. De belangrijkste voor-waarden waren dat de overdrager minimaal de leeftijd van 55 jaar moest hebben bereikt of dat hij op het mo-ment van overdracht voor meer dan 45% arbeidsonge-schikt was. In de tijdgeest van dat moment vond de wetgever het van belang dat de overdracht van het fami-liebedrijf niet zou worden belemmerd door de fi scale regelgeving. De leeftijdsgrens van 55 jaar of 45% of meer arbeidsongeschiktheid was ingesteld, omdat de wetgever

het niet langer wenselijk vond dat de overnemer voor een gefacilieerde bedrijfsoverdracht moest wachten tot het overlijden van de overdrager. Vanaf 1990 gold de faciliteit ook voor de overdracht tussen partners.

Dat de overdracht aan derden op vergelijkbare wijze werd belemmerd vond de wetgever in die tijd minder evident. In de rechtspraak werd daarentegen geconcludeerd dat de

beperkende voorwaarden niet in overeenstemming waren met de economische realiteit. Ook bij bedrijfsoverdrachten tussen derden kan de afdracht van een groot bedrag aan be-lasting de overdracht ernstig bemoeilijken, zo concludeer-de de rechter. Dit was mede de aanleiding om de faciliteit van het geruisloos doorschuiven nog eens kritisch te be-oordelen en bij de invoering van de Wet IB 2001 te herzien.

Wijziging regelgeving in de Wet IB 2001Bij de totstandkoming van de Wet IB 2001 is de mogelijk-heid om bij een bedrijfsoverdracht geruisloos door te schuiven verruimd. Bij het toepassen van de faciliteit van het geruisloos doorschuiven is het niet langer vereist dat de overnemer een kind of partner is van de overdrager. Vanaf 2001 is het toegestaan om het bedrijf in fi scale zin geruisloos door te schuiven aan niet-familieleden. Bij de invoering van artikel 3.63 Wet IB 2001 is de kring van personen dus aanzienlijk verruimd. Iedere natuurlijk per-soon/ondernemer kan onder voorwaarden de onderne-ming overnemen met toepassing van de faciliteit. Hier-mee zijn in eerste instantie veel problemen opgelost die men in de adviespraktijk tegenkwam als een bedrijf werd overgedragen aan een persoon die buiten de kring van personen viel die in de Wet IB 1964 was benoemd. Niet alleen overdrachten tussen broers en de overdrachten in de verhouding oom en neef werden hierdoor in fi scale zin eenvoudiger te realiseren, maar ook de overdrachten tussen derden. Het feit dat een grotere groep van onder-nemers gebruik kan maken van de faciliteit van geruis-loos doorschuiven betekent nog niet dat de ondernemers volledig vrij zijn in hun keuze.

De geruisloze doorschuiving is een niet meer weg te denken faciliteit bij de overdracht van ondernemingen. In de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is de faciliteit uitgebreid om de duurzame voortzetting van de onderneming niet te belemmeren. De toepassing vergt wel timing. De voortzetter moet zich er ook van bewust zijn dat het een renteloos uitstel van belastingheffi ng is om de fi nanciering van de overdracht te vergemakkelijken en dat het de bedoeling van de wetgever is dat dit voordeel bij de voortzetter neerslaat.

Geruisloos doorschuiven bij overdracht onderneming

Faciliteit staat open voor natuurlijke personen/ondernemers

Page 8: Het Register nr 10-2011

9oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

De voorwaarden die de wetgever heeft gesteld bij de toepassing van de faciliteit vergen enige timing. De methodiek van geruisloos doorschuiven is gelijk geble-ven. De voortzetter wordt geacht voor het bepalen van de winst in de plaats te zijn getreden van de overdrager.

VoorwaardenVoortzetting van de ondernemingArtikel 3.63, lid 1 Wet IB 2001 bepaalt dat als de belas-tingplichtige een onderneming – waaruit hij als onderne-mer of als medegerechtigde winst geniet – overdraagt aan een medeondernemer of werknemer, de onderne-ming niet wordt gestaakt mits zowel de overdrager als de voortzetter hierom bij aangifte verzoekt.

Uit deze bepaling volgt dat het geruisloos doorschuiven in de zin van artikel 3.63 Wet IB 2001 betrekking heeft op de subjectieve ondernemer of medegerechtigde in de zin van artikel 3.3, lid 1, onderdeel a Wet IB 2001. Het-geen wordt overgedragen moet wel een objectieve onder-neming zijn, omdat de voortzetter de onderneming moet voortzetten. In de wettekst is weliswaar niet nadrukke-lijk een termijn gesteld voor de voortzetting, maar uit de samenhang van de wettekst kan niet anders dan worden geconcludeerd dat de onderneming na overname wordt voortgezet. Zowel in het eerste lid als in het vierde lid wordt gesproken over het voortzetten van de onderne-ming. Volgens de parlementaire stukken moet de beoor-deling van de voortzetting aansluiten bij de geruisloze overgang in de zin van artikel 3.65 Wet IB 2001. In de standaardvoorwaarden is bepaald dat niet aan het voort-zettingsvereiste is voldaan ingeval de overdracht deel uit-maakt van een geheel aan rechtshandelingen dat is ge-richt op de overdracht of liquidatie van de onderneming.

Opmerkelijk is dat het voortzetten van de onderneming niet uitdrukkelijk wordt genoemd in het vijfde lid dat later voor de overdracht aan werknemers is toegevoegd. Gezien het feit dat in het eerste lid al wordt gesteld dat er sprake moet zijn van voortzetting, moet worden aange-nomen dat er op dat punt geen verschil is.De voorwaarden dat de onderneming als onderneming wordt voortgezet moeten worden beoordeeld op het moment van de overdracht.

In de plaats treden van de overdrager Als de overdrager en de voortzetter gezamenlijk een ver-zoek indienen, moet volgens het tweede lid voor het be-palen van de winst van de onderneming de voortzetter in de plaats zijn getreden van degene die de onderneming heeft overdragen. Gelijk als onder Wet IB 1964 moet de voortzetter verder gaan met de boekwaarde van de over-drager. Dit betekent dat de voortzetter in de meeste ge-vallen een geringer afschrijvingspotentieel heeft. Zonder een gepaste compensatie voor de latente belastingclaim is het geruisloos doorschuiven niet aantrekkelijk voor de voortzetter. De voortzetter zal bij de afweging of hij al dan niet instemt met het geruisloos doorschuiven een duidelijk beeld moeten krijgen van de voordelen voor de overdrager en de nadelen voor hemzelf. Het voordeel voor de overdrager bestaat uit de belastingbesparing die al snel oploopt naar 52%. Dat percentage kan de laatste jaren worden gematigd door rekening te houden met de vrijstelling voor het midden- en kleinbedrijf waardoor het eff ectieve tarief afneemt naar 45,76%. In principe levert een verrekenpercentage voor de latente belasting-schuld dat lager is dan 45% nagenoeg altijd een voordeel op voor de overdrager. Het is in het kader van de over-dracht dan ook onbegrijpelijk dat in de Successiewet nog

■ ■ ■ ■ ■

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 9: Het Register nr 10-2011

10 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

steeds een percentage van 20 wordt gehanteerd, maar daar gaat deze bijdrage niet over.

Naast het feit dat de voortzetter met de boekwaarde van de overdrager verder moet gaan – waarmee hij de belas-tingclaim van de overdrager overneemt – moet hij er re-kening mee houden dat hij door de betaling van de koop-som die op de werkelijke waarde is gebaseerd in fi scale zin met een negatief eigen vermogen kan worden gecon-fronteerd. Mogelijk kan hij als gevolg daarvan in een reeks van jaren geen fi scale oudedagsreserve vormen.

De voortzetter kan over de investeringen die bij de overdracht zijn betrokken geen aanspraak maken op de investeringsaftrek of eventuele andere faciliteiten voor startende ondernemers.Voor de agrarische sector komt hier nog een factor bij. Bij de toepassing van de faciliteit van geruisloos door-schuiven moet de voortzetter uiteraard ook voor de land-bouwgronden verder gaan met de boekwaarde van de overdrager. De overdrager realiseert in fi scale zin niet de stille reserves die op de grond aanwezig zijn en kan dan ook niet om toepassing van de landbouwvrijstelling ver-zoeken. Onder de huidige regelgeving heeft dit nog geen consequenties, omdat de voortzetter bij de verkoop van deze grond in beginsel een beroep kan doen op de land-bouwvrijstelling. Dit wordt echter anders als de wetgever de landbouwvrijstelling zonder gepaste overgangsrege-ling zou afschaff en.

Overdracht van een gedeelte van de ondernemingDe doorschuifmogelijkheid is ook van toepassing bij overdracht van een gedeelte van de onderneming. Hierbij is het wel van belang dat het overgedragen deel van de onderneming op zichzelf een onderneming kan vormen.

Het gedeelte van de onderneming dat bij de overdrager achterblijft hoeft sinds de wetswijziging op 1 januari 2005 niet langer een onderneming te vormen. Vóór die tijd werd er al een uitzondering gemaakt voor zaken die niet of niet langer dienstbaar waren aan de onderneming.

Overdracht vanuit een samenwerkings-verband met meer dan twee vennotenIn het geval een samenwerkingsverband meer dan twee vennoten kent, kan de subjectieve onderneming van ie-

dere vennoot afzonderlijk of aan de gezamenlijke fi rman-ten worden overgedragen met gebruikmaking van de faciliteit van geruisloos doorschuiven. Als er sprake is van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen, is het mogelijk om het vennootschapsvermogen over te dragen aan de vennoten gezamenlijk en het buitenven-nootschappelijk vermogen aan een van de vennoten. Het is echter wel van belang dat voor iedere vennoot afzon-derlijk het overgedragen aandeel van de overdrager tot zijn ondernemingsvermogen blijft behoren en duurzaam in de onderneming wordt aangewend.

Ter beschikking gestelde bedrijfsmid-delen en geruisloos doorschuivenIn de praktijk komt men ook gevallen tegen waarbij een gedeelte van de bedrijfsmiddelen door de partner ter be-schikking wordt gesteld aan de onderneming. Voor de doorschuiving van de overdrager/onderneming levert dit voor de toepassing van artikel 3.63 Wet IB 2001 geen pro-bleem op. Dit is echter anders voor de overdracht van de ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen als deze door de partner worden overgedragen aan de voortzetter.Door de overdracht beëindigt de terbeschikkingstelling en volgt de fi scale afrekening. De enige tegemoetkoming die in een dergelijk geval onder voorwaarden wordt gege-ven is een uitstel van betaling voor een termijn van tien jaar. Sinds 1 januari 2010 geldt dit voor gevallen waarbij de zaak wordt vervreemd maar de koopprijs schuldig wordt gebleven dan wel de zaak wordt geschonken. Ken-nelijk spelen onder deze omstandigheden niet dezelfde motieven als bij de overdracht vanuit de onderneming. In mijn optiek weerhouden budgettaire motieven de staatssecretaris ervan om de groep van gebonden perso-nen net zo te behandelen als ondernemers of medege-rechtigden. Er zijn nauwelijks andere argumenten te bedenken om de instandhouding van deze rechtsonge-lijkheid te verklaren.

Partiële doorschuivingNaast de in de wet beschreven faciliteit van geruisloos doorschuiven bij bedrijfsoverdrachten bestaan er enkele in besluiten vastgelegde doorschuifmogelijkheden die in de agrarische sector een belangrijke rol spelen.Het belangrijkste besluit is het besluit van 22 december 2000 (nr. CPP2000/2442) dat in verband met de invoe-ring van de Wet IB 2001 op dat moment opnieuw is uit-gebracht. In dat besluit wordt goedgekeurd dat als een ondernemer een voor zijn rekening gedreven onderne-ming of gedeelte van een onderneming overdraagt, de doorschuifregeling uitsluitend toepassing vindt op het gedeelte van het quotum voor zover dat onderdeel uit-maakt van deze overdracht. Daarnaast wordt goedgekeurd dat als een quotum geheel wordt overgedragen aan twee of meer verkrijgers, het voor de toepassing van de doorschuifb epalingen niet nodig is dat hetgeen wordt overgedragen voor de verkrijgers een (gedeelte van een) onderneming vormt. Voor de verkrijgers is het in dat geval slechts van belang dat het overgedragen (gedeelte van het) quotum voor zover het

Inkomstenbelasting■ ■ ■ ■ ■

Nadelen voortzetter moeten voldoende worden gecompenseerd

Budgettaire motieven leiden tot rechtsongelijkheid

Page 10: Het Register nr 10-2011

11oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■

onderdeel uitmaakt van deze overdracht tot de onderne-ming van de verkrijger gaat behoren. Het gaat in het kader van dit artikel te ver om de in het besluit opgenomen voorbeelden te beschrijven.Het besluit met betrekking tot het fi scaal doorschuiven van quota heeft in de adviespraktijk de mogelijkheid ge-opend om melkquotum fi scaal geruisloos over te dragen. Ondanks het feit dat in die gevallen doorgaans alleen het melkquotum wordt overgedragen wordt in mijn optiek wel de doelstelling van het geruisloos doorschuiven gere-aliseerd, namelijk het ondersteunen van de continuïteit van de onderneming. De uiteindelijke voortzetter wordt op deze wijze in staat gesteld om middels een tijdelijke samenwerking met de overdrager zijn onderneming uit te breiden, zodat hij ook in de toekomst zijn onderne-ming duurzaam kan blijven voortzetten.

Wijziging winstverdeling personenvennootschapDe faciliteit van het geruisloos doorschuiven kan ook worden toegepast als de winstverdeling tussen de venno-ten in een vennootschap wordt gewijzigd. Dit is in het kader van de regelgeving begrijpelijk. Bij de wijziging van de winstverdeling in een personenvennootschap wordt volgens de rechtspraak een gedeelte van de onderneming overgedragen.In het besluit van 12 juli 2008 heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij er onder omstandighe-den mee instemt dat bij een wijziging van de winstverde-ling ook de inbreng van zaken uit het buitenvennoot-schappelijk vermogen in een personenvennootschap aanspraak kan worden gemaakt op de faciliteit van arti-kel 3.63 Wet IB 2001. Aanleiding hiertoe was een arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2007 waarbij in een per-sonenvennootschap naast de aanpassing van de winst-verdeling ook de zaken werden ingebracht die voorheen in gebruik en genot waren ingebracht. De Hoge Raad overwoog hierbij dat een gedeeltelijke overdracht van het buitenvennootschappelijke vermogen had plaatsge-vonden in samenhang met en in het kader van een over-dracht van een deel van de onderneming, die erop was gericht dat de materiële onderneming elk van beide voortaan voor de helft aanging. Volgens de Hoge Raad maakt de inbreng deel uit van een gedeeltelijke over-dracht van de onderneming.

Medeondernemer in een samenwerkingsverbandBij de faciliteit van het geruisloos doorschuiven in de zin van artikel 3.63 Wet IB 2001 geldt dat voor de toepassing van de faciliteit de voortzetter van de onderneming ge-durende 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de bedrijfsoverdracht deel moet hebben uitgemaakt van een samenwerkingverband tussen de overdrager en voortzet-ter. De eis van 36 maanden is volgens de wetsgeschiede-nis in de regeling opgenomen om ervoor te zorgen dat een duurzame band kan ontstaan tussen de overdrager en voortzetter, waardoor continuïteit van de onderne-ming wordt gewaarborgd. De voorwaarde van 36 maan-

den draagt volgens de wetgever immers bij aan de over-dracht van kennis met betrekking tot de onderneming. De belangrijkste reden is dat de wetgever het niet wense-lijk acht dat er onbedoeld gebruik wordt gemaakt van deze faciliteit bij de normale verkoop van een onderneming.

In dat kader is het moeilijk te plaatsen dat de termijn van 36 maanden ook geldt voor voortzetters in de directe familiesfeer. Bij een overdracht van een onderneming in de familiesfeer zijn de voornoemde argumenten voor de termijn van 36 maanden doorgaans niet van toepassing.

Het blijft gissen, maar hoogstwaarschijnlijk zullen de budgettaire consequenties bij de invoering van deze regeling de doorslag hebben gegeven om voor eenieder de termijn van samenwerken op 36 maanden te stellen. Om bij een bedrijfsoverdracht gebruik te kunnen maken van de faciliteit is zoals gezegd timing belangrijk.In welke vorm er sprake moet zijn van een samenwer-kingsverband laat de wetgever onbesproken. Als vooraf-gaand aan de bedrijfsoverdracht de overdrager en voort-zetter 36 maanden hebben samengewerkt, kwalifi ceren zij om gezamenlijk een beroep te doen op de faciliteit.In de agrarische sector hebben adviseurs creatief gebruik-gemaakt van de faciliteit van geruisloos doorschuiven in combinatie met het besluit om productierechten geruis-

loos door te schuiven. Door melkveehouders gedurende 36 maanden te laten samenwerken – waarbij ieder zijn onderneming inbracht en volgens de overeenkomst de werkzaamheden van de voortzetter bestonden uit het verzorgen en melken van de melkkoeien en de werk-zaamheden van de overdrager bestonden uit het verzor-gen en opfokken van het jongvee – kon na 36 maanden het gehele ingebrachte melkquotum van de overdrager op basis van het besluit geruisloos worden doorgeschoven naar de voortzetter zonder dat de overige tot de onderne-ming behorende zaken moesten worden overgedragen.

Werknemer zet onderneming voortAanvankelijk gold de regeling alleen voor ondernemers die drie jaar in een samenwerkingsverband met de over-drager werkzaam waren geweest. Kennelijk is het relatief snel tot de politiek doorgedrongen dat het vereiste om in een voorafgaand samenwerkingverband als ondernemer werkzaam te moeten zijn geweest, in een groot aantal gevallen de weg afsnijdt voor ambitieuze werknemers die

Doorschuiven immateriële activa waardevolle aanvulling

Termijn van 36 maanden voorkomt oneigenlijk gebruik

Page 11: Het Register nr 10-2011

12 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

de onderneming van hun werkgever willen overnemen. Werknemers die aangeven het bedrijf te willen voortzet-ten zouden eerst nog voor een periode van 36 maanden een samenwerkingsverband moeten aangaan, maar dat is een onredelijk zware eis. Bij amendement van Giskens c.s. is ingaande 1 januari 2002 aan artikel 3.63 Wet IB 2001 het vijfde lid toegevoegd. Van belang is dat de werk-nemer als werknemer gedurende 36 maanden vooraf-gaand aan de bedrijfsoverdracht in de onderneming van de overdrager werkzaam moet zijn geweest. Ook hierbij geldt weer dat de wetgever verder weinig eisen stelt aan de inhoud en de omvang van deze werkzaamheden. Een werknemer die gedurende 36 maanden bijvoorbeeld vier uur in de week werkzaam is geweest kwalifi ceert voor de toepassing van de faciliteit. Let op, als de periode waarin hij werkzaam is wordt on-derbroken begint de termijn van 36 maanden weer op-nieuw. Uitzonderingen hierop vormen periode van onbe-taald verlof, zwangerschapsverlof of ouderschapsverlof.Het criterium dat de voortzetter werknemer moet zijn geweest in de onderneming heeft tot gevolg dat de on-derneming niet geruisloos kan worden doorgeschoven naar de partner die weliswaar in de onderneming werk-zaam is geweest maar niet als werknemer.

Verkorting van de 36-maandentermijnOnder bepaalde omstandigheden is de termijn van 36 maanden niet passend. Daarom is in de wetgeving in het zesde lid een mogelijkheid opengelaten voor de minister

om nader te bepalen in welke gevallen een afwijkende termijn geldt. Dit is geregeld in artikel 13a Uitvoeringsre-geling IB 2001.

Tot slotDe faciliteit van geruisloos doorschuiven biedt bij be-drijfsoverdrachten de mogelijkheid om de onderneming over te dragen beneden de waarde in het economisch ver-keer en de besparing aan belasting in te zetten voor de fi -nanciering van de overname. Dit kan overeenkomstig de doelstelling de continuïteit van de onderneming ten goe-de komen. In de familiesfeer wordt de onderneming vaak overgedragen beneden de waarde en wordt de besparing bij de overdrager nagenoeg geheel doorgegeven aan de voortzetter. Van belang is dat de voortzetter zich wel moet realiseren dat zijn afschrijvingspotentieel beperkt is en zijn fi scale winst waarover de belasting wordt bere-kend de jaren na de overdracht hoger is dan het economi-sche resultaat. Verder moet de voortzetter ook rekening houden met de additionele gevolgen. Een van deze gevol-gen die vaak uit het oog wordt verloren zijn de huwelijk-se voorwaarden met een verrekenbeding gebaseerd op de fi scale winst.Bij bedrijfsoverdrachten aan derden wordt doorgaans ver-rekend tegen de waarde in het economisch verkeer waar-bij een compensatie wordt verstrekt voor de overname van de belastingclaim. Hierbij is het van belang dat de voortzetter er zich rekenschap van geeft dat hij voldoende wordt gecompenseerd voor de overname van de claim. ■

Inkomstenbelasting■ ■ ■ ■ ■

Page 12: Het Register nr 10-2011

COLUMN

13oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

… maar niet in de btw, deze zomer. De rook rondom de overheveling van podiumkunsten van het ver-laagde naar het algemene btw-tarief was nog niet opgetrokken of de regeling inzake het privégebruik van de auto van de zaak lag onder vuur. Aanleiding was een uitspraak van Rechtbank Haarlem. Die oordeelde op 1 juni 2011 dat toepassing van het gelijkheidsbeginsel meebrengt dat ondernemers bij de berekening van de btw die zij moeten voldoen in verband met het privégebruik van de auto-van-de-zaak, mogen uitgaan van het forfait dat geldt voor de meest milieuvriendelijke auto’s, ongeacht de mi-lieuvriendelijkheid van hun auto. Dat forfait hield kort gezegd in dat de ondernemer jaarlijks 12% van het bedrag dat voor de inkomstenbelasting als onttrekking wordt aangemerkt (of voor de loonbelas-ting als loon) aan btw moest voldoen. In 2008 – het jaar waarover de procedure ging – was het mini-male bedrag dat voor de inkomstenbelasting als onttrekking werd aangemerkt 14% van de catalogus-prijs van de auto. Sinds 2010 geldt voor de meest milieuvriendelijke auto’s echter dat voor de inkomstenbelasting geen onttrekking wordt aangenomen. En 12% van niets is nihil. Op het ministerie van Financiën zag men de bui al hangen: btw-vrij privé rijden in de auto van de zaak!?

Anders dan toen de Hoge Raad bij zijn arrest van 14 november 2008 het Besluit uitsluiting aftrek om-zetbelasting tussen neus en lippen door deels onverbindend verklaarde, reageerde de staatssecretaris van Financiën ditmaal razendsnel. Werd de uitspraak van de rechtbank op 16 juni offi cieel gepubli-ceerd, op 14 juni kon de staatssecretaris in een (eerste) brief de Tweede Kamer al melden dat de btw-regeling inzake het privégebruik van de zakelijke auto vanaf 1 juli 2011 zou worden veranderd. De kop-peling met de inkomstenbelasting maakt(e) plaats voor een heffi ng ter zake van het privégebruik dat – fi ctief – als dienst wordt aangemerkt. Dat geldt ook voor werknemers die van hun werkgever een auto van de zaak voor privédoeleinden mogen gebruiken. Voor hen gold altijd dat hun werkgever de voorbelasting die aan het privégebruik van deze auto’s moest worden toegerekend, niet in aftrek kon brengen, maar in de praktijk werd meestal aangesloten bij de hiervoor beschreven regeling voor de auto-van-de-zaak. Ook werkgevers zullen in het vervolg dus btw moeten afdragen over een fi ctieve (maar o zo belaste) dienst, bestaande uit ‘privégebruik’. Maar hoe meet je dat? Volgens de regelgeving moeten daarvoor de voor het privégebruik werkelijk gemaakte kosten als maatstaf worden genomen. Ga daar maar aan staan. Dat heeft ook de staatssecretaris zich gerealiseerd. Hij heeft dan ook goedge-keurd dat ondernemers 2,7% van de catalogusprijs mogen aanhouden als maatstaf van heffi ng voor het privégebruik. De btw-afdracht over privégebruik van de zakelijke auto is hiermee veiliggesteld.

Maar is daarmee ook de rust weergekeerd? Niet helemaal, denk ik. De staatssecretaris wil namelijk ook voorkomen dat ondernemers de nieuwe regeling omzeilen door hun werknemers een (hele lage) vergoeding voor het privégebruik van de auto in rekening te brengen. Over die vergoeding is dan wel btw verschuldigd, maar bij een hele lage ver-goeding is de verschuldigde btw ook minimaal. Dat riekt naar belastingontwijking. De staatssecretaris wil dit tegengaan door te regelen dat in deze gevallen geheven wordt over de normale waarde van het privégebruik. De Europese regelgeving laat dat in prin-cipe toe, mits het aan ‘Brussel’ gemeld wordt. Het betekent echter wel dat de Wet aan-gepast moet worden. En dat kon niet vóór 1 juli 2011. De staatssecretaris wil nu de

(voorgenomen) introductie van de normale waarde met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011 in werking laten treden. Hoewel terugwerkende kracht in belastingwetgeving geen unicum is én rechterlijke toetsing al eens heeft doorstaan – denk aan de bestrijding van constructies met on-roerende zaken in 1995 – vraag ik mij af of dat in dit geval ook zo maar kan. Ik heb zo mijn twijfels. Ik voorzie dat de auto-van-de-zaak niet voor het laatst bij de rechter is langsgereden. Op komkommertijd zullen we nog wel even moeten wachten. ■

KomkommertijdMariken van HiltenProf. mr. M.E. van Hilten is hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam en advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Page 13: Het Register nr 10-2011

14 Het Register | oktober 2011 | nummer 101114444 HHHHHetetetetetetetetetetetettettettete RRegRegRegRegee istststeeeeeerrreererereeeeerre ||| | | | | |||| oookoktktktttooooooooooo obobobeobeeeebebeeebbbbebbb rr 2r 2r 2r 2r 2r 201101101111011111111111111011011001011111111 | | | | | | |||| | ||| ||||||||| nnnumnumnnnnumnumnnnumnumnuumumumumumumumumumumuummmumumumumumumummnummnnnnnnnnnumumumuuummumumumumummmmnnnnnnnnuumumumumumummmummmnumnnnnnnnuumumummmmnnnnnnn mummmmmmmnumnnnnnnumumuuummmmmnnnnnummmmmnnuuuumummummmmmmn mmummmmmnummmmmmmmmmmn mmnuummmuuuummmmuuuuu mmmmermmermermermermmmmemmmmmmm 10 101010100000101010000101000001010000001000000101000010111

‘Geen en

Het Register | oktober 2011 | nummer 10

Foto

: Die

deri

k va

n de

r Laa

n

14

■ ■ ■ ■

Mr. drs. F.J.P.M. (Frans Jozef) Haas

1959 Geboren te Hendrik Ido Ambacht1977 VWO-diploma Pius X College Almelo1983 Doctoraal Economie Rijksuniversiteit Groningen1984 Doctoraal Fiscaal Recht Rijksuniversiteit Groningen1984 Belastingadviseur Kammer Luhrman & Co1986 Fiscaal jurist en aansluitend gerechtsauditeur Gerechtshof Arnhem1987 Examen Straf- en strafprocesrecht aan KU Nijmegen1992 Rechter-plaatsvervanger Rechtbank Arnhem1993 Rechter Rechtbank Arnhem1995 Raadsheer-plaatsvervanger Hof Arnhem1995 - heden Docent formeel belastingrecht Federatie Belastingacademie/ RB Opleidingen1996 Kantonrechter-plaatsvervanger Rechtbank Arnhem1997 Raadsheer Gerechtshof Arnhem2006 – 2007 Gedetacheerd als Teamleider Belastingen bij de Rechtbank Breda2008 Raadsheer Hof Amsterdam2009 Vice-president Hof Amsterdam2009 Publicatie: Bestuurlijke boeten in het belastingrecht,

Deventer 20092010 Publicatie (met mr. D.N.N. Jansen): Fiscale boeten

onder de vierde tranche Awb

Page 14: Het Register nr 10-2011

15oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■

aan anderen dan de belastingplichtige. Zoals de medeplegers, de feitelijk leidinggevenden en de opdachtgevers.’

Heeft u als raadsheer al eens zo’n vierdetrancheboete be-krachtigd?

‘Bij mijn weten is er nog niet één opgelegd.’Er zijn specialisten die denken dat dit ook niet snel gaat gebeuren, omdat er ook een handtekening voor nodig is van het ministerie van Financiën.

‘Ik denk dat die boete vroeg of laat wel wordt opgelegd aan een adviseur die samen met de klant een frauduleu-ze constructie heeft opgezet.’

Daarvoor moet de adviseur medepleger zijn en dus opzette-lijk hebben meegewerkt. Bij medeplichtigheid ga je uit van een secundaire rol. Maar bestaat het verschil nog wel in de rechtspraak?

‘Het verschil is soms moeilijk aan te geven, de grens tussen medeplegen en medeplichtigheid is fl uïde. Het lijkt erop dat in de rechtspraak eerder dan voorheen wordt gespro-ken van medeplegen. Daarom moet je je als belastingadvi-

De belastingadviseur moet niet op alle slakken zout leggen en de Belastingdienst niet procederen over elk tientje, zegt Frans Jozef Haas, raadsheer bij de belastingkamer van het gerechtshof Amsterdam en erkend boetespecialist. Hij is tegen de openbare behandeling van belastinggeschillen waarin geen boete wordt opgelegd. ‘Het is een oplossing voor een probleem dat niet bestaat.’

Door Lex van Almelo

‘Ik heb in de jaren 80 enkele jaren als belastingadviseur gewerkt bij Kammer Luhrman & Co, dat later onderdeel is geworden van PwC. Toen heb ik veel profi jt gehad van mijn economische achtergrond, omdat ik daardoor de-zelfde manier van denken had als de klant.’

Maar belastingadviseur was niet het ultieme beroep voor u?

‘Ik vroeg mij af of ik dat de rest van mijn leven wilde doen op het moment dat de rechtspraak behoefte had aan jon-ge fi scalisten. Ik had voor een jonge fi scalist vrij veel pro-ceservaring en vond het wel leuk.’

Wilde u knopen doorhakken als rechter?‘Nee, pas achteraf zeg je dat je de jurisprudentie mede wilt vormgeven. Maar toen leek het me vooral leuk om te doen. Zoals ik wel meer dingen leuk vond. Terug naar de universiteit. Of naar de teehaa.’Zei u TH of theater?

‘Technische Hogeschool. Geen theater. Je moet je beper-kingen kennen.’

VierdetrancheboeteU staat te boek als boetespecialist. Welke belangrijke ontwik-kelingen ziet u?

‘Per 1 juli 2009 is het boeterecht uit de AWR overgehe-veld naar de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij is de mogelijkheid ingevoerd ook een boete op te leggen

Raadsheer Frans Jozef Haas over belastingadviseur:

opsporingsambtenaar geen slaaf van cliënt’

■ ■ ■ ■InterviewHET

‘De vierdetrancheboete wordt vroeg of laat wel opgelegd’

Page 15: Het Register nr 10-2011

16 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

seur misschien nog meer bewust zijn van waar je grenzen liggen. Ook al bestonden die grenzen vroeger ook.’

Maar die grenzen lagen in het strafrecht. Bestuursrechtelijke boetes komen voor adviseurs dichterbij omdat de Belasting-dienst ze kan opleggen.

‘Het strafrecht zat niet in de genen van de belastingadvi-seur, nee. Daarom zijn ze vermoedelijk meer beducht voor de bestuurlijke boete.’

Targets‘De belastingadviseur moet altijd voor ogen houden dat hij zijn werk goed moet doen en niet moet meewerken

aan dingen die niet mogen. Dat was altijd al zo, ook voor de invoering van de vierde tranche. Maar tegenwoordig wordt ook de vraag gesteld: wat heb je gedaan om te voorkomen dat er iets gebeurde dat niet mag? Je kunt medepleger zijn wanneer jij niet hebt ingegrepen, terwijl dat wel in je vermogen lag. Belastingadviseurs zouden de overwegingen moeten lezen in de conclusie van de advo-caat-generaal bij het arrest over de Rijswijkse stoeptegel-moord (LJN BC6157, red.). Die zijn illustratief.’

Is er in het gewone strafrecht al een belastingadviseur veroordeeld wegens medeplegen?

‘Jazeker. Het Hof Den Bosch heeft in maart 2009 een be-lastingadviseur veroordeeld wegens het medeplegen van het doen van onjuiste aangiften IB en Vpb. Tegen deze uitspraak (LJN BH5081, red.) is overigens cassatie ingesteld.’

Wat moet het kantoor doen om te voorkomen dat een belas-tingadviseur een scheve schaats rijdt?

‘Je moet als organisatie echt zeggen dat je dat niet wilt en daarop een sanctie zetten. Je moet maatregelen treff en om herhaling te voorkomen. Je bent als adviseur geen onbezoldigde opsporingsambtenaar, maar ook geen slaaf van je cliënt.’Maar je staat soms wel onder druk om targets te halen ...

‘Er is niets tegen het nastreven van commerciële belan-gen en het afrekenen op behaalde omzet. Maar niet ten koste van alles. En dat moet je ook uitstralen. Wat je ook van horizontaal toezicht mag vinden als het leidt tot het besef dat je bepaalde dingen beter moet regelen op het kantoor en adviseurs alerter worden, dan is er niets te-gen in te brengen. Maar eigenlijk zouden kantoren dat allemaal al op orde moeten hebben.’

StrafbeschikkingSinds 1 juli dit jaar kan de Belastingdienst ook een fi scale strafb eschikking opleggen voor misdrijven en overtredingen waarop hooguit zes jaar cel staat. Daarmee bezorgt de Belastingdienst je als het ware een strafb lad in een blauwe envelop. Daar worden sommige adviseurs onrustig van.

‘Die fi scale strafb eschikking komt in de plaats van de oude transactie met de offi cier van justitie of de direc-teur van de Belastingdienst. Ik zie op het eerste gezicht geen wezenlijke verschillen. In feite betaal je nog steeds een boete om een openbare strafzaak te voorkomen. Al-leen de techniek is anders. Wellicht moet je alerter zijn. Maar we moeten nog zien hoe de fi scale strafb eschikking zich in de praktijk ontwikkelt. De discussie over de beschikking is nu nog niet zo interessant.’

De ontwikkelingen rond de verzuimboete misschien wel. Voor een verzuim kun je een boete krijgen van bijna 5000 euro, terwijl je een boete van 400 euro krijgt wanneer je op straat iemand in elkaar slaat. Is de verhouding niet zoek?

‘De maximale boete voor een verzuim is inderdaad hoog, maar in de praktijk worden de maximale bedragen niet zo vaak opgelegd. Een veroordeling wegens mishande-

Foto

: Die

deri

k va

n de

r Laa

n

Interview■ ■ ■ ■

Haas: ‘Je kunt medepleger zijn als je niet hebt ingegrepen, terwijl dat wel in je vermogen lag’

Page 16: Het Register nr 10-2011

17oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

ling kan ook veel zwaarder uitpakken en leidt tot een strafb lad. In sommige gevallen kan de fi scale boete hoog uitvallen in vergelijking met de verschuldigde belasting. De samenleving is ervan afh ankelijk dat mensen mee-werken aan het heffi ngsproces. Die sancties zijn nodig om je bij de les te houden. Volgens artikel 67ca van de Awr kun je bijvoorbeeld een verzuimboete krijgen wanneer je de belastinginspecteur niet verzoekt om een uitnodiging tot het doen van aan-gifte terwijl je belastingplichtig bent. Vroeger was dat een strafb aar feit, nu een verzuim. De algemene trend is om het strafrecht meer te gebruiken als ultimum reme-dium. Er is niets tegen de overheveling van strafrecht naar bestuursrecht, zolang de toegang tot de rechter maar gewaarborgd is.’En is die toegang gewaarborgd wanneer je de griffi erechten zo fors verhoogt als de regering nu wil?

‘Ik zeg niet dat ik tegen hogere griffi erechten ben. Maar als de drempel naar de rechter te hoog wordt, roept dat de vraag op of, en zo ja wanneer, de toegang tot de rechter nog gewaarborgd is.’

StrafmaatverweerIs het belastingrecht in de loop van de tijd repressiever ge-worden?

‘Nee. Wel zijn er meer mogelijkheden gekomen om boe-tes op te leggen en is er meer aandacht voor de manier waarop de boete wordt opgelegd. Daar wordt kritischer naar gekeken.’

Op het punt van bewijs worden aan het opleggen van een boete hogere eisen gesteld dan bij de belastingheffi ng. Zijn er dus feitelijk twee systemen naast elkaar?

‘Bij de heffi ng kun je soms zeggen: u heeft over dat jaar een bedrag van 3 miljoen verzwegen, wij gaan er vanuit dat u dat vorig jaar ook had. Het vermoeden werkt als het ware tegen je. Maar bij het opleggen van een boete moet het bewijs veel concreter zijn, omdat het gaat om een criminal charge. Bewijs dat iemand heeft geleverd omdat hij een verklaring moest geven aan de Belasting-dienst, moet je bij de boeteoplegging buiten beschou-wing laten. Belastingadviseurs zouden overigens wel vaker ver-weer kunnen voeren tegen de strafmaat bij vergrijp-boetes. Zinnige argumenten die je daarbij kunt aanvoe-ren, zijn bijvoorbeeld de huidige fi nanciële toestand van de klant en de wanverhouding tussen het vergrijp en de boete. Of je kunt erop wijzen dat de directeur-grootaandeelhouder twee keer wordt getroff en: een keer privé omdat hij zelf beboet wordt. En een tweede keer omdat zijn BV ook wordt beboet waardoor zijn aandelen in de BV minder waard zijn geworden. En soms kun je wijzen op de omstandigheden die iemand tot het beboetbare feit hebben gebracht, zoals de eco-nomische crisis. Maar je moet met die verweren ook weer niet overdrijven. Want het is natuurlijk wel zo dat de anderen moeten betalen wat die belastingplichtige niet betaalt. Geen belasting betalen werkt ook ontwrichtend.’

OpenbaarheidVolgens de regering moet de behandeling van belastingzaken net als die van strafzaken openbaar worden. Deelt u de vrees dat sommige belastingplichtigen het er maar bij laten zitten om een openbare zitting te vermijden?

‘Boetezaken worden natuurlijk al in het openbaar behan-deld en in de praktijk komt daar niemand kijken. Toch ben ik geen voorstander van openbare behandeling, om-dat een bepaalde groep belastingplichtigen niet wil dat

hun fi nanciële gegevens publiek worden besproken. De rechter kan de zaak met gesloten deuren behandelen, maar daar moet je wel eerst om vragen. Ik zie de wezen-lijke voordelen van openbaarheid niet. Het is een oplos-sing voor een probleem dat niet bestaat.

U mag nu het volk van de belastingadviseurs toespreken. Welke boodschap heeft u?

‘Zorg dat je goed communiceert met je klant, dat je weet waarover het gaat, dat je de feiten kent en dat je de feiten helder presenteert.’Procederen belastingadviseurs dan niet goed? Geeft u eens een cijfer?

‘ Gemiddeld genomen procederen ze redelijk.’Een zeven dus?

‘…’Volgens de statistieken maakt het voor het resultaat niet uit of je je als belastingplichtige laat bijstaan door een gemach-tigde of niet…

‘Gemachtigden doen vaak ingewikkelder zaken. Ik zou zeggen: stel u redelijk op en leg niet op elke slak zout. Ook de Belastingdienst moet niet procederen over elk tientje.’ ■

■ ■ ■ ■

‘Zorg dat je de feiten helder presenteert’

‘Overdrijf niet als je wijst op verzachtende omstandigheden’

Page 17: Het Register nr 10-2011

18 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■ ■ Overdrachtsbelasting

Chris DijkstraMr. C.G. Dijkstra is

verbonden aan Visser & Visser

Belastingadviseurs in Barneveld en is

tevens docent belastingrecht aan

de Radboud Universiteit in

Nijmegen.

De staatssecretaris heeft in het verleden al eens aangegeven dat er op dit punt sprake is van een bewuste keuze. Zijn argument was dat er voor de overdrachtsbelasting sprake is

van afstel, terwijl doorschuiff aciliteiten in de inkomsten-belasting slechts tot uitstel van heffi ng leiden.3 Dit bete-kent dat als we de faciliteiten voor bedrijfsopvolging in de overdrachtsbelasting bespreken we ons met name moeten richten op die regelingen en vrijstellingen die niet expliciet voor bedrijfsopvolging zijn geschreven, maar wel als zodanig kunnen worden ingezet. De enige echte vrijstelling voor bedrijfsopvolging is die in de fami-liesfeer, namelijk die van artikel 15, lid 1, letter b Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR). Hier wijkt de staatssecretaris in zijn eerdergenoemde brief af van zijn standpunt dat er geen afstel wegens bedrijfsopvol-ging moet plaatsvinden, omdat door genoemde vrijstel-ling ‘versnippering van ondernemingsvermogen bij ver-erving wordt voorkomen’. Dat de huidige systematiek ervoor zorgt dat bedrijfsopvolging niet altijd soepel kan plaatsvinden omdat de regelingen in de diverse heffi ngs-wetten niet goed op elkaar zijn afgestemd, is in het verle-den al bij herhaling aangegeven.4 Een integrale doorden-king heeft helaas op dit punt (nog) niet plaatsgevonden.

In deze bijdrage ga ik dan ook achtereenvolgens in op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter b WBR en die van artikel 15, lid 1, letters e en f WBR. Daarnaast ga ik in op de verrekenbepaling van artikel 24, lid 2 Successiewet 1956 (hierna: SW) en ten slotte op de gevolgen van arti-kel 4 WBR. Ik rond af met een samenvatting en conclu-sie. Overigens laat ik de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter h WBR buiten beschouwing, omdat deze meer ziet op reorganisatie en herstructurering in de bv-sfeer en niet zozeer op (actuele) bedrijfsopvolging.

Artikel 15, lid 1, letter b WBRDe familiegroepDe vrijstelling voor verkrijging van onroerende zaken in het kader van bedrijfsopvolging is slechts dan van toepas-sing als deze onroerende zaken worden verkregen ‘door één of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of hun echtgenoten’ van de vervreemder. Oorspronkelijk was de vrijstelling beperkt tot alleen de kinderen. Lang-zamerhand is de vrijstelling uitgebreid tot de huidige fa-miliegroep. De laatste verruiming heeft plaatsgevonden per 1 januari 2006 waarbij ook broers en zusters in de vrijstelling zijn gaan delen. Deze uitbreiding volgt uit een onderzoek naar knelpunten die zich bij bedrijfsop-volging zouden voordoen.5 Hoewel de vraag kan worden gesteld of hier geen sprake is van discriminatie, heeft de Hoge Raad in het verleden deze vraag al herhaalde malen ontkennend beantwoord. In de visie van de Hoge Raad vormt het voorkomen van ‘versnippering’ van de onder-neming als gevolg van een vererving een objectieve en redelijke rechtvaardiging van de beperking van de vrij-stelling tot de familiekring. Ook vormde die beperking geen inbreuk op eerbiediging van het familie- of gezins-leven als bedoeld in artikel 8, lid 1 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.6 Wel moet nog worden opge-merkt dat op grond van de wettekst met een kind ook een pleegkind wordt gelijkgesteld, terwijl met broers en zusters ook halfb roers en -zusters en ook pleegbroers en -zusters worden gelijkgesteld.

Verkrijgers moeten de onderneming voortzettenOm voor de vrijstelling in aanmerking te komen moet de onderneming door de verkrijger(s) van de onroerende za-ken (al dan niet in fasen) worden voortgezet. Aan de ter-mijn van deze voortzetting wordt geen harde eis gesteld. Waar het om gaat is dat de verkrijger daadwerkelijk als

In deze bijdrage ga ik in op de werking van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zoals deze gelden voor de heffi ng van overdrachtsbelasting. De kop van dit artikel eindigt echter niet voor niets met een vraagteken. Anders dan de doorschuifregelingen voor de overgang van ondernemingsvermogen zoals we die in de inkomstenbelasting kennen1 en de vrijstellingen voor de verkrijging van ondernemingsvermogen bij de heffi ng van schenk- en erfbelasting2 is er in de overdrachtsbelasting geen algemene faciliteit voor situaties van bedrijfsopvolging.

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de overdrachtsbelasting?

Page 18: Het Register nr 10-2011

19oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

ondernemer de onderneming voortzet en niet al de intentie heeft de onderneming op het moment van ver-werving te vervreemden. Een vergelijkbare voortzet-tingseis kennen we ook in de inkomstenbelasting, bij-voorbeeld voor de toepassing van artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De staatssecretaris heeft ook aangegeven dat soepel met de voortzettingseis moet worden omgegaan en dat er bewust geen strikte tijdstermijn is gesteld.7

In de praktijk wordt echter nog wel eens aangelopen te-gen de situatie dat de voortgezette onderneming wordt ingebracht in een samenwerkingsverband met een ander. De vraag is of er dan wel aan de voortzettingseis wordt voldaan. In het opnieuw uitgebrachte besluit van 27 september 20108 over ‘ondernemersfaciliteiten in de overdrachtsbelasting’ is in vraag 4 op dit punt een goed-keuring gegeven. Hierbij is het toegestaan om de onder-neming in te brengen in een personenvennootschap met een (kwalifi cerend) familielid van de oorspronkelijke on-dernemer of met de (aanstaande) echtgenoot van de voorzetter. Er is overigens pas sprake van een aanstaande echtgenoot in de zin van deze goedkeuring als het huwe-lijk plaatsvindt binnen zes maanden na het aangaan van het samenwerkingsverband. In andere gevallen wordt dus de vrijstelling teruggenomen. Een aspect dat duide-lijk aandacht verdient bij het opzetten van samenwer-kingsstructuren.

Goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan de ondernemingVan belang is vervolgens dat niet alle onroerende zaken die op de ondernemingsbalans staan of dienstbaar zijn aan de onderneming in de vrijstelling kunnen delen. Er zijn verschillende onroerende zaken die wel op de onder-nemingsbalans staan, maar niet in de vrijstelling kunnen delen. In het geval van bijvoorbeeld een niet-splitsbaar ondernemingspand kan het zo zijn dat ook het woonge-deelte op de balans is opgenomen. Over de waarde van dit woongedeelte moet normaal overdrachtsbelasting wor-den voldaan. In de praktijk kijkt de Belastingdienst vrij kritisch naar de waardering voor de overdrachtsbelasting van dit woongedeelte. Overigens wordt over dit woonge-deelte niet geheven als hier bijvoorbeeld een werknemer in woont en er meer sprake is van een dienstwoning. Hetzelfde geldt op grond van Hoge Raad 23 januari 1985 (BNB 1985/103) in het geval de woning binnen afzienba-re termijn binnen de onderneming zal worden gebruikt. Naar mijn mening is er wel overdrachtsbelasting ver-schuldigd over onroerende zaken die worden verhuurd aan derden en dus niet dienstbaar zijn aan de onderne-ming. Deze kunnen toch tot het ondernemingsvermogen behoren, omdat zij voorheen in de onderneming zijn ge-bruikt. Bij wijziging van het gebruik bestaat er geen ver-plichting om deze bestanddelen naar het privévermogen over te brengen, zodat het mogelijk is dat deze onroeren-de zaken op de balans blijven staan. Het is dus bij de advi-sering rondom bedrijfsoverdrachten zeer van belang om alert te blijven op de functie van alle op de balans opge-nomen onroerende zaken. Ten slotte kan in dit verband nog worden gewezen op de goedkeuring in het eerderge-noemde besluit van 27 september 2010 waar in de onder-delen 7 en 8 een regeling is getroff en voor (voormalige) pachtsituaties en overdrachten via het Bureau Beheer Landbouwgronden.

Zoals aangegeven moet het naast de dienstbaarheidseis gaan om zaken die tot de onderneming behoren. Hier-bij kwalifi ceert zowel de objectieve onderneming als het aandeel in een personenvennootschap. Ook onroe-rende zaken die tot het buitenvennootschappelijk on-dernemingsvermogen behoren kwalifi ceren voor de vrijstelling. Daarnaast moet nog worden opgemerkt dat de verkrijging van de onderneming ook in fasen kan plaatsvinden. Hierbij is het zo dat de overdracht van de onroerende zaak altijd gekoppeld aan een fase in het bedrijfsoverdrachtsproces moet plaatsvinden. Dat kan in de startfase, maar mag ook het sluitstuk van het overdrachtsproces zijn. De belangrijkste kapstok hier-bij is dat deze onroerende zaak hetzij bij de vervreem-der, hetzij bij de verkrijger tot het verplicht onderne-mingsvermogen moet behoren. Als dit niet het geval is, vallen we buiten de kaders van vrijstelling. Als bijvoor-beeld eerst de onroerende zaak wordt overdragen voor-dat de overdracht van de onderneming is gestart, kan deze onroerende zaak bij de verkrijger niet tot het on-dernemingsvermogen behoren zodat de vrijstelling toepassing mist. Als er sprake is van een overdracht van

■ ■ ■ ■

Er zitten stekeligheden aan de heffi ng van overdrachtsbelasting. Het kan de bedrijfsopvolging belemmeren.

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 19: Het Register nr 10-2011

20 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

de onderneming in fasen, zullen wel in een overeen-komst al de afspraken over de volgende fasen van de overdracht moeten zijn opgenomen. Als dat niet het geval is, zal immers niet aan de eis kunnen worden vol-daan dat de onderneming in haar geheel zal worden voortgezet.

Vrijstelling artikel 15, lid 1,letters e en f WBRAlgemeenAls voor een door een natuurlijke persoon gedreven on-derneming de bedrijfsoverdracht niet naar een kwalifi -cerend familielid plaatsvindt, kan slechts een beroep worden gedaan op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter e, onder 1 WBR. Dit is alleen aan de orde als de overdragende ondernemer een samenwerkingsverband aangaat met de opvolger, dan wel onder omstandighe-den als er uit- en toetreding vanuit een samenwerkings-verband plaatsvindt. Gelet op laatstgenoemde mogelijk-heid is deze vrijstelling ook binnen familieverhoudin-gen onder omstandigheden beter bruikbaar dan de onder letter b genoemde vrijstelling. Ik kom daarop later nog terug.

Voorwaarden om de vrijstelling te mogen toepassenDe wettekst geeft aan dat de vrijstelling kan worden toe-gepast als de inbrenger voor ten minste 90% van de waar-de van de ingebrachte onderneming wordt gecrediteerd. Van belang is dus ook, los van de creditering, dat er een onderneming wordt ingebracht. Inbreng in maatschap-pen in het kader van beleggingssituaties delen dus niet in de vrijstelling. Daarnaast is het ook van belang dat het samenwerkingsverband reële betekenis heeft. Voor de Hoge Raad was dit in een zaak waarbij een cv-constructie werd opgezet om overdrachtsbelasting te besparen zo duidelijk dat hij deze zaak met artikel 81 Wet op de rech-terlijke organisatie kon afdoen.9

De voorwaarden voor de toepassing van deze vrijstelling zijn in detail uitgewerkt in artikel 4 Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer. Het is van belang om deze voorwaarden er bij elke overdracht weer bij te pakken, omdat deze bij de overdracht en ook daarna van groot praktisch belang zijn. Samengevat komen de voorwaar-den op het navolgende neer.

De onderneming moet door de vennootschap ten ■

minste drie jaar worden voortgezet.

De inbrenger moet ten minste drie jaar vennoot blij- ■

ven van de personenvennootschap waarin zijn onder-neming is voortgezet (ook is het verlenen van een koopoptie niet toegestaan).

De inbrenger moet op zijn kapitaalrekening worden ■

gecrediteerd voor ten minste 90% van de waarde van de ingebrachte onderneming of de boekwaarde als er is ingebracht met voorbehoud van stille reserves.

De waarde waarvoor de inbrenger op zijn kapitaalre- ■

kening is gecrediteerd mag de eerste drie jaar niet worden verminderd, anders dan vanwege verliezen.

De genoemde voorwaarden worden gesteld, omdat de ratio achter deze vrijstellingen is dat aanpassingen en samenwerkingsstructuren mogelijk moeten zijn zonder de belemmering van overdrachtsbelasting nu ook de ver-vreemder geen liquiditeiten ontvangt. Deze gedachte geeft dus ook beperkingen in bedrijfsopvolgingssituaties waarbij ‘direct afrekenen’ doorgaans een prima uitgangs-punt is.

Vrijstelling maakt toe- en uittreden mogelijkDe vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter e WBR maakt het mogelijk toe- en uittreden van een maatschap of fi r-ma vorm te geven zonder dat overdrachtsbelasting wordt geheven. Dit heeft te maken met de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter f WBR die de vereff ening van een fi rma vrijstelt als de vrijstelling van letter e bij de in-breng is toegepast en de onroerende zaak wordt toege-deeld aan de oorspronkelijke inbrenger. Via deze route kan ook een uitbreiding van een fi rma worden vormge-geven zonder dat er sprake is van heffi ng van over-drachtsbelasting. Stel, er is sprake van een fi rma tussen A (oorspronkelijk inbrenger van de onroerende zaak) en B. De bedoeling is dat C toetreedt tot de fi rma. Door nu de fi rma op te heff en en de onroerende zaak toe te delen aan de oorspronkelijke inbrenger A (vrijstelling letter f) kan vervolgens deze onroerende zaak met de onderne-ming weer worden ingebracht in de nieuwe fi rma tussen A, B en C (vrijstelling letter e). Overigens kan worden opgemerkt dat deze route ook bij goedkeuring mogelijk is als niet werd ingebracht met toepassing van de vrij-stelling van letter e, maar onder oud recht (vóór 31 maart 1995) gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van een vrijgestelde economische inbreng.10 Als echter voor de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter b WBR is geko-zen, is bedoelde route niet mogelijk. Om die reden moet op het moment dat er sprake is van een keuze dit aspect worden meegewogen.

Verrekenbepaling van artikel 24, lid 2 SWIn het kader van bedrijfsopvolging kan daar waar onroe-rend goed (al dan niet als onderdeel van de onderneming) wordt geschonken of tegen een lagere prijs wordt overge-dragen mogelijk gebruik worden gemaakt van de hier-vóór genoemde bepaling in de SW. Nu de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter d voor het schenken van vastgoed is komen te vervallen is het belang van deze bepaling toegenomen. Verrekening van de overdrachtsbelasting kan plaatsvinden over het bedrag waarover schenkbelas-ting is geheven. Een voorbeeld kan een en ander verdui-delijken.

Stel, er wordt een onroerende zaak (geen woning) door vader Jan aan dochter Marie geleverd met een waarde van € 100.000. Er wordt dus € 6000 (6% van € 100.000)

Overdrachtsbelasting■ ■ ■ ■

Page 20: Het Register nr 10-2011

21oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

aan overdrachtsbelasting geheven. Haar tegenprestatie bedraagt € 80.000. De verschuldigde schenkbelasting kan dan als volgt worden berekend.

Schenking € 80.000Af: vrijstelling € 5.030Belast € 74.970

Schenkbelasting: 10% van € 74.970 € 7.497Af: te verreken overdrachtsbelasting6% van € 74.970 (en dus niet van € 80.000) € 4.498Te betalen aan schenkbelasting € 2.999 Twee opmerkingen over deze verrekeningbepaling nog ter afronding. Allereerst is het van belang dat er voldoen-de samenhang is tussen de levering en de kwijtschel-ding.11 Daarnaast moet in bedrijfsopvolgingsprocessen worden opgemerkt dat onder omstandigheden de bepa-ling doel mist op het moment dat er een vrijstelling voor de schenkbelasting in het kader van de bedrijfsopvol-gingsregeling (artikel 35b SW) wordt toegepast. Er wordt dan immers feitelijk geen schenkbelasting geheven en kan er dus ook geen verrekening plaatsvinden. Eventuele timing en toedeling zodat zowel de ene als de andere re-geling kan worden toegepast is hierbij van groot belang.Deze situatie deed zich niet voor onder de werking van het afgeschafte artikel 15-1-d WBR. Rechtbank Leeu-warden bevestigde onlangs dat onder deze bepaling de vrijstelling overdrachtsbelasting in het kader van de sa-menloop met de bedrijfsopvolgingsregeling voor schenk-belasting wel in de stand kan blijven (Rechtbank Leeu-warden 20 januari 2011- NTFR 2011/395).

Fictief onroerend goed van artikel 4 WBRDe bepaling rondom fi ctief onroerend goed is met name van belang bij bedrijfsopvolgingsprocessen waarbij een onderneming door middel van een bv wordt gedreven. Ook hier geen vrijstellingen voor bedrijfsopvolging, maar wordt men pas met heffi ng van overdrachtsbelasting ge-confronteerd als de bv over te veel niet-kwalifi cerend on-roerend goed beschikt. De wijziging van deze bepaling zoals deze per 1 januari 2011 heeft plaatsgevonden zorgt ervoor dat bij overdracht van aandelen in bv’s eerder aan overdrachtsbelastingheffi ng wordt toegekomen. Er kan nu immers al sprake zijn van een vastgoed-bv als de be-zittingen van de bv voor 50% of meer uit onroerende zaken bestaan.12 Als vervolgens 70% of meer van dat on-roerend goed niet binnen de onderneming wordt ge-bruikt, wordt de overgang van de aandelen in de bv (mits er voldoende aandelen overgaan) belast met heffi ng van overdrachtbelasting.13 Het is zaak om bij bedrijfsopvol-gingsprocessen met bv’s op dit punt extra kritisch te zijn. De praktijk heeft geleerd dat in meer situaties men on-verwacht met heffi ng van overdrachtsbelasting werd geconfronteerd. Daarnaast neemt de Belastingdienst op dit moment een strikt standpunt in waar het gaat om het onderscheid tussen ondernemen en beleggen.

Samenvatting en conclusieIn deze bijdrage ben ik ingegaan op de bedrijfsopvolgings-regelingen in de overdrachtsbelasting. De conclusie is ge-rechtvaardigd dat deze er eigenlijk niet zijn, behalve dan in de familiesfeer. De wetgever zou er goed aan doen hier in het kader van een integrale visie op bedrijfsopvolging wat aan te doen. Heffi ng van overdrachtsbelasting kan bedrijfsopvolging immers belemmeren. In deze bijdrage gaf ik in hoofdlijnen aan hoe de praktijk zich mogelijk kan redden met de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letters b en e WVR. Daarnaast kunnen artikel 24, lid 2 SW en ar-tikel 4 WBR een rol spelen in het kader van bedrijfsop-volging. Nauwkeurig manoeuvreren met de wettekst in de hand geeft soms de mogelijkheid om de klip ‘over-drachtsbelasting’ te omzeilen. ■

Noten1. Voor ondernemingsvermogen artikelen 3.62 en 3.63 Wet IB 2001

en voor aanmerkelijkbelangaandelen artikelen 4.17a tot en met

4.17c Wet IB 2001.

2. De bedrijfsopvolgingsregeling van artikel 35b e.v. SW.

3. Brief staatssecretaris van Financiën, 18 februari 2005, Kamer-

stukken II 2004/05, 28 207, nr. 10.

4. Zie bijvoorbeeld C.G. Dijkstra, ‘Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vol-

doende gesynchroniseerd?’, FTV 2008/03.

5. Memorie van Toelichting bij wetsvoorstel Belastingplan 2006,

Kamerstukken II 2005/06, 30 306, par. 3.3.2.

6. Hoge Raad 6 juni 2003, nr. 37.755, NTFR 2003/1046 en Hoge

Raad 7 november 2003, nr. 38.420, NTFR 2003/1932.

7. Kamerstukken II, 2005/06, 28 207, nr. 11, blz. 10.

8. Besluit minister van Financiën 27 september 2010,

nr. DGB2010/1004M, NTFR 2011/456.

9. Hoge Raad 10 december 2010, nr.10/00370, NTFR 2010/2828.

10. Mededeling ministerie van Financiën, 12 maart 2004, nr. BCPP-

02494, Notafax 2004/61.

11. Hoge Raad 2 juni 1982, BNB 1982/323.

12. Artikel 4, lid 1, letter a WBR.

13. Er moet uiteraard sprake zijn van een verkrijging van een aanmer-

kelijk belang in de zin van artikel 4, lid 3 WBR. Dit is in elk geval

aan de orde als ten minste een derde gedeelte van de aandelen in

de vennootschap wordt verkregen.

■ ■ ■ ■

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 21: Het Register nr 10-2011

■ ■■ ■ ■De praktijk UIT

23oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Willem Vermeend (62) is druk. In ’t kort: hij schrijft boeken, doet veel (80%) op internetgebied, heeft zijn e-Book bedrijf Einstein, is internationaal bedrijfsadvi-

seur, is commissaris van een cloud computing company, die ook actief is op het gebied van social media en inter-actieve TV, hij is commissaris van Randstad Nederland en Mitsubishi Nederland en is bezig een masteropleiding e-business op te zetten aan de Maastricht School of Management (MSM). Vermeend stond als staatssecreta-ris in 2001 aan de wieg van het boxensysteem, samen met toenmalig minister van Financiën Gerrit Zalm. ‘Dat was een brede vereenvoudiging plus dat we met een be-lastingverlaging kwamen, de hoogste schijf ging van 60%

naar 52%. Daarnaast brachten we de Belastingdienst naar internet. Het is alles bij elkaar een groot project geweest waaraan we drie jaar hebben gewerkt.’

Geen ingrijpende hervormingen Met enige regelmatig lezen we pleidooien voor een – vorm van – vlaktaks (zie kader , red.). Zo heeft de oud-rechter in het Bundesverfassungsgericht Paul Kirchhof afgelopen voorjaar een plan gepresenteerd waarin de Duitse belastingwet terug-gaat van de huidige 33.000 paragrafen naar slechts 146. Het toptarief in de inkomstenbelasting gaat daarbij naar 25%.‘Niks nieuws onder de zon, oud plan. De afgelopen tien jaar zijn er in Duitsland vele voorstellen voor een vlaktaks ge-daan. Een vlaktaks is een beduidende vereenvoudiging,

Oud-staatssecretaris van Financiën Willem Vermeend:

‘In de fi scaliteit is niets zo moeilijk als eenvoud’

Een gesprek met oud-staatssecretaris van Financiën Willem Vermeend, grondlegger van het boxenstelsel en kritisch aanschouwer van de politiek en het fi nanciële stelsel. Het gaat met name over vereen-voudiging van het belastingstelsel (vlaktaks) en of horizontaal toezicht een vereen voudiging is, maar ook of een goed en simpel na te leven (en te control eren) belastingstelsel voor een land als Griekenland een uitkomst geweest zou zijn.

Door Charles Muetstege

aatssecretaris rmeend,enstelselvan de

e stelsel. vereen-

tingstelselaal toezichtmaar ook of e leven (en

gstelsel voord een n.

Page 22: Het Register nr 10-2011

24 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■ Uit de praktijk

maar alle ontwerpen daartoe zijn in de prullenbak beland. Geen politieke partij begint eraan. Zeker niet in het zicht van verkiezingen. Er is vanuit de Duitse politiek ook veel inhoudelijke kritiek. De belangrijkste kritiek is dat vlak-taks voordelig is voor de hogere inkomens.’

Vindt u dat ook?‘Hangt ervan af. Je kunt wel een vlaktaks invoeren, maar alleen met een rechtvaardige verdeling. Dus als je het al-gemene uniforme tarief combineert met een hoger belas-tingtarief voor inkomens boven een bepaalde inkomens-grens. Dat is nu ook een beetje de tendens her en der in de wereld. Neem de VS, daar willen de Democraten, maar ook rijke mensen als de beroemde belegger Warren Buf-fet, naar een hogere belasting voor de hoogste inkomens. Terug naar de 33.000 paragrafen: de meeste kunnen in-derdaad weg, ook in Nederland. De groei van paragrafen heeft te maken met problemen en noden in de samenle-ving, die van oudsher worden opgelost met belastingre-gelingen. Iedereen wil belastingvereenvoudiging, maar het blijft een trend om problemen op te lossen via belas-

tingregelingen. Van 2001 tot vandaag zijn er weer talloze regelingen bijgekomen. Vereenvoudiging betekent ook heel vaak dat de belastingdruk gaat verschuiven. Stel dat de druk zou verschuiven naar de lage en middeninko-mens, dan is het land te klein. Als je als overheid geld hebt, kun je bij de vereenvoudiging met 6 à 7 miljard de plussen en de minnen opvangen. Maar er is nu geen geld. Dus kunnen we tijdens deze kabinetsperiode een ingrij-pende hervorming van ons stelsel wel vergeten. Dat geldt zeker voor een vlaktaks die in het voordeel van de topin-komens uitpakt. Ook rechtse partijen weten dat de door-snee kiezer dit nooit zal pikken. Geen partij durft dit. In Duitsland heeft de liberale FDP al bakzeil moeten halen.’

Kerstboom optuigenStaatssecretaris Weekers heeft zijn eigen agenda: “Naar een eenvoudiger, meer solide en fraudebestendig belastingstelsel”. Maar wordt het belastingregime eenvoudiger voor bedrij-ven? De nieuwe werkkostenregeling bijvoorbeeld is zonder een adviseur echt niet te snappen.‘Volgens mij is er in de Tweede kamer weinig draagvlak voor dit vereenvoudigingsplan, terwijl de richting goed is: méér indirect zoals btw, meer tax op consumptie, minder op arbeid. Het was in 2001 de kern van ons nieuwe stelsel en goed voor de economie. De beste methode om onze fi -nanciën weer gezond te krijgen is een combinatie van slimme bezuinigingen en het bevorderen van economi-sche groei, vooral door het stimuleren van bedrijfsinveste-ringen. Dat kan langs fi scale weg, maar belangrijker is nu meer en ruimere kredietmogelijkheden voor ons MKB. De banken zijn nog steeds zeer terughoudend en dat remt de groei. En wat de werkkostenregeling betreft: die is be-doeld als vereenvoudiging, maar is erg complex. Tja, wat wil je? Je wilt oneigenlijk gebruik voorkomen, de creativi-teit van mensen dimmen, omwegen afschermen, fraude beletten, dus je tuigt al snel weer een kerstboom op. Daar-door is die werkkostenregeling ingewikkeld geworden. Ik heb zelf ook ervaring met het maken van belastingwet-ten. Daarbij was eenvoud het vertrekpunt. Gaandeweg werd het oorspronkelijk simpele ontwerp echter steeds ingewikkelder, omdat we tijdens de ontwerpfase al wer-den geconfronteerd met mogelijke vormen van oneigen-lijk gebruik, zoals belastingontwijking en fraudevormen. Deze werden dan tegengegaan door talloze anti-misbruik-bepalingen in het ontwerp te vlechten. Bij belastinghef-fi ng en belastingstelsels is niets zo moeilijk als eenvoud.’

Kleine aanpassingenAan Peter Veld, de nieuwe directeur-generaal van de Belas-tingdienst, werd in een interview in Het Financieele Dagblad gevraagd: wat zou u veranderen als u een dag staatssecreta-ris mocht zijn. Veld antwoordde: ‘Dan zou ik stoppen met “het actuele inkomen” als criterium te nemen voor het uitbe-talen van toeslagen en dit vervangen door “het laatst beken-de inkomen.”’ Is dat het nou...?‘Ha! Ja, ik heb het gelezen. Veld weet hoe moeilijk het al-lemaal ligt en zoekt het daarom in kleine aanpassingen die het stelsel eenvoudiger maken.’

Dé vlaktaks bestaat niet

Vlaktaks betekent dat iedereen hetzelfde percentage van loon en andere inkomsten moet afdragen, ongeacht hoe hoog deze inkomsten zijn. Dit houdt wel in dat de overheid minder belasting kan innen. Dat wordt deels ondervangen door aftrekposten te schrappen (afh ankelijk van de hoogte van het vlaktakstarief). In de vlaktaksplannen van de VVD en het CDA wordt sowieso niet aan de hypotheekrenteaftrek getornd.

VVDOok nog een andere aftrekpost mag volgens de VVD niet verdwijnen: de aftrek van pensioenpremies. De hypotheekrenteaftrek blijft overigens niet helemaal ongemoeid: als iedereen hetzelfde percentage belasting betaalt, is voor iedereen de hypotheekrenteaftrek hetzelfde. Een belang-rijk voordeel van de vlaktaks is volgens de VVD dat harder werken wordt beloond, extra inkomsten worden niet zwaarder belast zoals bij een pro-gressief stelsel wel het geval is.

CDAHet CDA denkt bij haar ‘sociale’ vlaktaksplan onder meer aan één tarief voor de inkomstenbelasting van ongeveer 35 procent en een topinko-menbelasting van 5 à 10% en het afschaff en van veel aftrekposten en toeslagen. Daarbij toucheer je ook de hypotheekrenteaftrek (zie de VVD). Bij ‘topinkomen’ wordt bij het CDA gedacht aan een grens van bij-voorbeeld € 100.000, de Balkenende-norm van € 170.000 of de norm van € 190.000 zoals die in de zorg wordt gehanteerd.

Oppositie De PvdA vindt invoering van een vlaktaks onder voorwaarden bespreek-baar. Wel wil de partij eveneens een apart tarief voor ‘echte grootverdie-ners’. D66 staat er niet negatief tegenover, maar zegt wel dat de hypo-theekrenteaftrek niet buiten schot mag blijven. Ook de SGP ziet wel wat in de vlaktaks en vindt net als D66 dat de hypotheekrenteaftrek hierbij betrokken moet worden.

Page 23: Het Register nr 10-2011

■ ■ ■

25oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Was u niet in 2001 bij de invoering van het boxenstelsel een voorstander van een soort vlaktaks? Waarom zou het in ons land niet kunnen? Gewoon allerlei aftrekposten schrappen en daarvoor in de plaats een veel lager tarief betalen?‘Het is al honderd keer geroepen, ook door andere instan-ties. Er is naar gekeken, er zijn voorstellen gedaan door commissies, er is wetenschappelijk onderzoek gedaan, er zijn debatten gehouden... maar de eindconclusie is en blijft: onvoldoende draagvlak binnen de Tweede Kamer. Ook in ons land gaan de hoogste inkomens er garen bij spinnen en dat wordt door de kiezers niet getolereerd, zeker niet in tijden van crisis. Nogmaals: het kan alleen met een budget tussen vijf en tien miljard euro. Ook onze herziening in 2001 had niet kunnen plaatsvinden zonder budgettaire middelen om daarmee het draagvlak te verbreden en de plussen en minnen te verkleinen. Door dit “smeergeld” ging het merendeel van de belas-tingbetalers er trouwens op vooruit. Het zou nu overi-gens wel een investering betekenen, want vlaktaks in combinatie met belastingverlaging zal de economie en de arbeidsmarkt een impuls kunnen geven.’

Horizontaal toezicht (HT) is misschien wel een duidelijke vereenvoudiging?‘Ja, dat is wel een prima oplossing. Een soort compliance-gedachte die confl icten voorkomt en leidt tot wederzijd-se afstemming, respect en minder belastingontwijking en fraude. Bovendien is het voor de Belastingdienst heel effi ciënt.’

Er gaan vragen op of het niet in een wettelijk kader moest? Nu heeft HT eigenlijk niet meer basis dan dat het een idee is van de Belastingdienst.‘Nou en? Nee hoor, dit behoeft geen wettelijk kader. Dan krijgen we er weer een wettelijke regeling bij met alle in-gewikkeldheden en procedures van dien. Laten we het praktisch houden. De Belastingdienst zit samen met de belastingplichtige aan tafel en maakt bindende afspra-ken, waar beide partijen zich aan moeten houden. Alles wordt netjes vastgelegd zodat men over en weer weet waar men zich aan te houden heeft.’

De uitvoering ontbreektIs een eenvoudig belastingstelsel voor landen als Griekenland niet een mooi middel om de Europese schuldencrisis mede mee op te lossen? Een goed en simpel na te leven en te contro-leren belastingsysteem had ook voor Griekenland een uit-komst geweest: minder schulden! Wat is uw visie?‘Hoho, Griekenland heeft wel degelijk een belastingstel-sel en belastingwetgeving, alleen de uitvoering ont-breekt! Er moet een goed uitvoeringsapparaat komen! Er is nu een groot zwart circuit ontstaan. Ook een eenvou-dig stelsel had met het ontbreken van uitvoering niet ge-werkt. Dat is de kern van het probleem. Controle vanuit de EU? Nee, dat staat geen land toe. Hoogstens stoppen met de steun. Er is momenteel zware druk van het IMF en de EU op de Grieken: belasting innen, anders moet de steun worden ingetrokken. Er ligt daar in Griekenland veel geld op straat.’

Zou een fi scale of politieke unie waarover je weleens hoort praten, een oplossing zijn?‘Dat denk ik niet. Ook een Europese regering niet. Die zal gedomineerd worden door de regeringen van de grote lidstaten en hun politieke eigenbelang. De Eurozone overeind houden vraagt een automatisme. Ik zal het uit-leggen: er is eigenlijk maar één grote crisis en dat is een politieke. Politici kunnen het niet eens worden, ze falen in daadkrachtig beleid en de schulden lopen op. Markten reageren op basis van economische principes. De enige oplossing is politici ertussenuit halen en juridische auto-matismen invoeren. Dat kan bijvoorbeeld door het instel-len van zogenoemde Europese verordeningen, waarin wordt vastgelegd dat elk Euroland een staatsschuld mag hebben van maximaal 60% BBP en een begrotingstekort van maximaal 3% BBP. Een Europese verordening heeft rechtstreekse en directe werking in alle lidstaten en geldt als een wet. In deze wet zijn als stok achter de deur sanc-ties opgenomen indien landen zich er niet aan houden.’

Politieke afsprakenWillem Vermeend wijst erop dat de genoemde 60% en 3% deel uitmaken van de politieke afspraak binnen het Stabiliteitspact. Dit pact is een politieke speelbal en Duitsland en Frankrijk schonden als eerste de gemaakte afspraken, zo herinnert hij zich. ‘Zou er toen al sprake zijn geweest van een Europese verordening, dan zou schending niet mogelijk zijn geweest en waren de landen automatisch met hoge boetes en dwangsommen via de rechter gedwongen zich aan de verordening te houden. De politiek moet er dus tussenuit en we moeten gaan werken met heldere Europese verordeningen, waaraan alle lidstaten zich moeten houden.’ Vermeend onderstreept dat dit ook rust op de fi nanciële markten zal brengen. Deze markten houden niet van weifelende politici en bij een eenmaal vastgestelde veror-dening spelen zij geen rol meer. Daarnaast wil Vermeend de onafh ankelijke Europese Centrale Bank die over de euro waakt, meer bevoegdheden geven.‘De ECB moet een rol kunnen spelen bij het objectief vaststellen wanneer een lidstaat de grenzen van 60% en 3% overschrijdt. Deze vaststelling wordt periodiek open-baar gemaakt, zodat op grond van de Europese verorde-ning er automatisch een boete volgt. Een mooi voorbeeld van Europese wettelijke regelingen die overal gelden en goed werken, is de Europese staatssteunregeling. Deze heeft vooral betrekking op staatssteun en subsidies voor grote bedrijven. Dergelijke steun kan in EU-verband tot concurrentievervalsing leiden. Zou de Nederlands over-heid aan een bedrijf in Nederland specifi eke staatssteun geven, dan kan de Europese Commissie ingrijpen, waarna automatisch een procedure wordt gestart waarop een boete kan volgen. Nee, niks politiek. De Eurocommissa-ris van Mededinging is uitvoerder van de wettelijke rege-ling en het proces verloopt volledig automatisch. De staatssteun moet terug en er kan ook een forse boete worden opgelegd. Deze regeling werkt prima. Landen weten van tevoren wat ze te wachten staat, dus ze kijken wel uit.’ ■

Page 24: Het Register nr 10-2011

27oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■ ■

Het genoemde artikel ‘Boff en met de BOF’ ging in op de wetswijziging per 1 januari 2010 van artikel 11 SW 1956. Een wijziging die was ingegeven door de Hoge Raad (hier-

na: HR) op 20 maart 2009, V-N 2009/15.23.Het per 1 januari 2010 van kracht zijnde artikel 11, lid 1 SW 1956 heeft betrekking op bijvoorbeeld een vennoot-schap onder fi rma, waarbij een fi rmant op basis van de fi rmaovereenkomst de onderneming van zijn nog in le-ven zijnde medefi rmant overneemt ‘tegen een prijs waar-bij een lonende exploitatie nog juist mogelijk is’. Dit wordt de Lonende Exploitatie Waarde (hierna: LEW) ge-noemd. In de agrarische sector (mijn werkterrein) is er binnen familieverband vrijwel altijd sprake van overna-me tegen een LEW. Het artikellid is ingevoerd, omdat uit HR 20 maart 2009, V-N 2009/15.23 bleek dat in een der-gelijke veelvoorkomende situatie er geen sprake was van een schenking! In Het Register nr. 3/2010 werd vermeld dat in het nieu-we artikel 11, lid 5 SW 1956 is bepaald dat heteerste lid alleen van toepassing is als er sprake is van een bepaalde familierelatie tussen de verkrijger en de over-drager. Bepaald is namelijk dat artikel 11, lid 1 SW 1956 uitsluitend van toepassing is ‘indien de verkrijger de part-ner is van erfl ater of behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun part-ners’. Door het woord ‘erfl ater’ zou artikel 11, lid 1 SW 1956 nimmer van toepassing zijn, omdat 11, lid 1 SW 1956 betrekking heeft op de situatie van ‘schenking’ waarbij er helemaal geen sprake kan zijn van een erfl ater!

Ik vermoedde in 2010 en ook nu dat in artikel 11, lid 5 SW 1956 achter of voor het begrip ‘erfl ater’ had moeten wor-den toegevoegd ‘of schenker’.

Fiscale Verzamelwet 2011In het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2011 is dat ook zo opgenomen (artikel VI). In de SW 1956 wordt in arti-kel 11, lid 5 ‘partner is van erfl ater’ vervangen door ‘part-ner is van de schenker of de erfl ater’.Uit artikel XXVI wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2011 blijkt echter dat wordt voorgesteld de wetswijziging in werking te laten treden per 1 januari 2012. Ik ben van me-ning dat uit de Memorie van Toelichting (zie het citaat hierna) op het wetsvoorstel duidelijk blijkt dat men de wetswijziging bewust niet laat terugwerken naar 1 janua-ri 2010 (als een dergelijke terugwerking al zou kunnen!).

‘Artikel 11 van de Successiewet 1956 is een fi ctiebepa-ling. (….) Bij de herziening van de Successiewet 1956 per 1 januari 2010 is dit artikel aangevuld met de si-tuatie waarin het aandeel van een persoon in de goe-deren tijdens zijn leven ten gevolge van een vennoot-schapsovereenkomst verblijft of wordt toegedeeld aan, dan wel kan worden overgenomen door de deel-genoten. In dat geval is er sprake van een fi ctieve schenking. In het vijfde lid van artikel 11 van de Suc-cessiewet 1956 is bepaald dat deze fi cties uitsluitend van toepassing zijn als de verkrijger de partner is van de erfl ater of behoort tot diens kring van ver-wanten tot en met de vierde graad of hun partners.

In Het Register nr. 3/2010 stond het artikel ‘Boff en met de BOF’. Dat artikel had betrekking op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (hierna: BOF) uit de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956). Vanaf maart 2010 hebben zich nogal wat ontwikkelingen betreff ende de BOF voorgedaan. Dit artikel gaat in op aspecten inzake de vraag of artikel 11, lid 1 SW 1956 in 2010 en 2011 wel van toepassing is, het nut van een testamentaire bedrijfsopvolgingsregeling, de hoogte van de going-concernwaarde (hierna: GCW) en op de vraag of het tijdens de voortzettingsperiode is toegestaan een samenwerkingsverband aan te gaan.

Boff en met de BOF deel 2

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet

Jeroen Boele Mr. J. Boele is werkzaam als fi scaal jurist bij Alfa Accountants en Adviseurs in Leeuwarden.

Page 25: Het Register nr 10-2011

28 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■ ■ ■ ■ BOF

Bij de fi ctieve schenking gaat het echter om de situa-tie waarin de verkrijger de partner is van de (fi ctie-ve) schenker of behoort tot diens kring van verwan-ten tot en met de vierde graad of hun partners. De onderhavige wijziging strekt ertoe dit in de wettekst tot uitdrukking te brengen.’

Wat is hier nu het gevolg van op bedrijfsovernames (bui-ten overlijdenssituaties) in 2010 en 2011?Mede gezien voormelde Memorie van Toelichting con-cludeer ik dat artikel 11, lid 1 SW 1956 feitelijk niet van toepassing blijkt te zijn in 2010 en 2011. De Fiscale Verza-melwet 2011 strekt er immers toe in de wettekst tot uit-drukking te brengen dat ‘de verkrijger de partner is van de (fi ctieve) schenker of behoort tot diens kring van ver-wanten tot en met de vierde graad of hun partners’. Vóór de wetswijziging was iets dergelijks dus nog niet in de wettekst opgenomen, ten gevolge waarvan artikel 11, lid 1 SW 1956 in 2010 en 2011 feitelijke toepassing mist.

Dat zou, mede met inachtneming van het arrest HR 20 maart 2009, V-N 2009/15.23, betreff ende 2010 en 2011 leiden tot de volgende conclusie. Bij een overname (bij le-ven van de overdrager) krachtens een vennootschaps-overeenkomst is er alleen sprake van een verkrijging/gift als er civielrechtelijk sprake is van een gift. Uit HR 20 maart 2009, V-N 2009/15.23 kan worden afge-leid dat er voor de SW 1956 geen sprake is van een gift als krachtens een vennootschapsovereenkomst de bedrijfs-overdracht is gebaseerd op een waarderingsgrondslag die leidt tot een te betalen prijs waartegen de opvolger het bedrijf nog net lonend kan exploiteren (LEW). De wetge-ver heeft getracht voormeld arrest met ingang van 2010 ‘ongedaan’ te maken, wat eff ectief dus pas per 2012 plaatsvindt! Leidt dit ertoe dat in dergelijke situaties ad-viseurs hun relaties moeten aansporen de overname vóór 2012 te eff ectueren?

Op basis van het ingediende wetsvoorstel lijkt die vraag positief te moeten worden beantwoord. De staatssecreta-ris van Financiën heeft zijn mening echter herzien door het wetsvoorstel te wijzigen. In de ‘Nota van Wijziging’ is opgenomen dat de wetswijziging terugwerkt tot 1 januari 2010! In de toelicht op de ‘Nota van Wijziging’ is het vol-gende vermeld. ‘Daarmee wordt eveneens terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010 verleend aan de wijziging van artikel 11 van de Successiewet 1956, de datum waarop genoemd artikel 11 ook van toepassing is geworden voor fi ctieve schenkingen.’

Ik vind het opmerkelijk dat de duidelijke visie uit het oorspronkelijke wetsvoorstel (inwerkingtreding 1 janua-ri 2012) nu ineens wordt herzien. Ondanks het feit dat ik verwacht dat deze terugwerkende kracht tot 1 januari

2010 wel door het parlement wordt aanvaard, ben ik be-nieuwd of de rechter die visie ook deelt. Er wordt nu im-mers letterlijk voorgesteld een terugwerkende kracht aan een wetswijziging toe te kennen. Een terugwerken-de kracht die (afh ankelijk van de situatie bij overname en tijdens de voortzettingsperiode) erg ‘belastend’ kan zijn.

AandachtspuntenVóór bekendwording van het wetsvoorstel Fiscale Ver- ■

zamelwet 2011 heeft de Belastingdienst kenbaar ge-maakt mijn conclusie niet te delen.In ■ Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2010/6865 merkt mw. mr. drs. C.J.M. van de Luijt-gaarden het volgende op. ‘Artikel 11, vijfde lid SW gold tot 1 januari 2010 enkel in geval van overlijden. Nu geldt het ook bij leven, echter de tekst van het vijfde lid is hier abusievelijk (nog) niet op aangepast.’ Als het tot een fi scaalrechtelijke procedure komt, ■

wordt de visie van de rechter met spanning afge-wacht.Aan toepassing van de BOF zijn strikte voorwaarden ■

verbonden (onder andere de vijfj arige voortzettings-eis), dus kan het van groot belang zijn te stellen dat in 2010 en 2011 aan toepassing van artikel 11, lid 1 SW 1956 niet wordt toegekomen vanwege het feit dat er in dergelijke situaties geen sprake is van een gift! Het betreft dan overnames in 2010 en 2011 waarbij krach-tens een vennootschapsovereenkomst overname heeft plaatsgevonden en de prijs is bepaald aan de hand van de LEW.

Testamentaire bedrijfsopvolgingsregelingDe BOF is betreff ende een verkrijging voor de erfb elas-ting ‘beperkt’ toepasbaar op een onderbedelingsvorde-ring (voor zover die vordering betrekking heeft op kwali-fi cerend ondernemingsvermogen). In Het Register nr. 3/2010 werd vermeld dat op een dergelijke vordering on-der voorwaarden tien jaar lang rentedragend uitstel van betaling kan worden verkregen. Het ‘wezen’ van de BOF heeft natuurlijk betrekking op de voorwaardelijke vrij-stelling die alleen van toepassing is op de verkrijging van kwalifi cerend ondernemingsvermogen (en niet op de daaraan gerelateerde verkrijging van een onderbedelings-vordering door de niet-bedrijfsopvolger). Die verkrijger van kwalifi cerend ondernemingsvermogen kan overigens ook te maken krijgen met een tienjarig rentedragend uit-stel van betaling inzake daadwerkelijk verschuldigde erf-belasting.

Betreff ende de onderbedelingsvordering is het zeer rele-vant hoe de waarde van die vordering voor de erfb elas-ting wordt bepaald. Als een onderneming tot een nala-tenschap behoort, wordt die onderneming krachtens artikel 21, lid 12 SW 1956 gewaardeerd op de GCW maar minimaal op de liquidatiewaarde. Er zijn bedrijfssectoren waarin de liquidatiewaarde ver uitstijgt boven de GCW (denk aan de agrarische sector). Zonder nadere regelin-

Terugwerkende kracht wetswijziging kan erg belastend zijn

Page 26: Het Register nr 10-2011

29oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■ ■

gen wordt in dergelijke situaties de onderneming dus in de erfb elastingaanslag opgenomen tegen de liquidatie-waarde.

VoorbeeldOndernemer de heer A overlijdt. Echtgenote B en kinde-ren C en D zijn ieder erfgenaam. A en B zijn gehuwd on-der het maken van huwelijkse voorwaarden (koude uit-sluiting, geen fi naal verrekenbeding). Het enige dat tot A’s nalatenschap behoort is een agrarische onderneming (liquidatiewaarde € 3.000.000). De LEW bedraagt € 1.200.000. Het is de bedoeling dat de onderneming aan C wordt toegedeeld tegen de LEW. Ingeval er vóór A’s overlijden geen specifi eke regeling zou zijn getroff en, treden inzake de SW 1956 de volgende eff ecten op:

de verkrijgingen van B, C en D worden voor de erfb e- ■

lasting gewaardeerd op elk 1/3 x € 3.000.000;ingeval men overeenkomt dat toedeling aan C plaats- ■

vindt tegen € 1.200.000 (inclusief het aandeel van C zelf), laten B en D ieder (€ 1.000.000 – € 400.000 = ) € 600.000 ‘schieten’. De kans is groot dat dit als een belaste verkrijging voor de schenkbelasting wordt aangemerkt waarop de BOF niet toepasbaar is.

In dit voorbeeld worden B en D niet alleen belast met erfb elasting voor iets dat ze niet ontvangen (C betaalt immers minder), maar zal C ook nog eens grote bedragen aan schenkbelasting moeten betalen.

Zonder andere voorbeelden nader uit te werken merk ik op dat voorgaande problemen zich in de praktijk ook kunnen voordoen in situaties waarin een van de ouders overlijdt en toedeling aan de langstlevende plaatsvindt. Ook dan worden de verkrijgingen immers gewaardeerd tegen de liquidatiewaarde. Ook in dergelijke situaties is het vaak gewenst dat de langstlevende ouder te zijner tijd de onderneming tegen de LEW aan een kind over-draagt. Het aandeel van het niet-voortzettende kind in de nalatenschap van de eerstoverleden ouder is echter ge-waardeerd tegen de liquidatiewaarde. In de praktijk blijkt die waarde er bij het overlijden van de langstlevende ou-der bij lange na niet te zijn! De meeste voorgaande aspecten kunnen worden voorko-men door een testamentaire bedrijfsopvolgingsregeling. Het voert te ver exact op een dergelijke regeling in te gaan, maar de essentie is dat testamentair wordt bepaald aan wie de onderneming tegen een LEW wordt toege-deeld. Als in het voorbeeld testamentair toedeling aan C was ge-regeld tegen ‘inbreng in de nalatenschap van de LEW’, treden inzake de SW 1956 de volgende gevolgen op.

De verkrijging van B en D worden gewaardeerd op elk ■

1/3 x € 1.200.000.De verkrijging van C wordt per saldo gewaardeerd op ■

1/3 x € 1.200.000 plus (€ 3.000.000 – € 1.200.000) = € 2.200.000. De voorwaardelijke vrijstelling uit de BOF wordt dan berekend over € 3.000.000, maar na-tuurlijk maximaal de verkrijging zelf! Het nut van een correcte testamentaire bedrijfsopvolgingsregeling is dus groot!

Ook in de situaties dat A en C een personenvennoot- ■

schap (maatschap/fi rma) hadden en in de samenwer-kingsakte een bedrijfsopvolgingsregeling is opgeno-men, kan het erg zinvol zijn die regeling ook in het testament op te nemen. Het voert te ver om daar na-der op in te gaan, maar de conclusie luidt dat een tes-tamentaire bedrijfsopvolgingsregeling van belang is in de volgende situaties:- er zijn te zijner tijd bij overlijden (naar verwach-

ting) meerdere verkrijgers;- de ondernemer wil zijn onderneming aan één of

meerdere verkrijgers (maar niet aan alle verkrijgers) laten toekomen zonder dat met de andere verkrij-gers de ‘maximale waarde’ wordt verrekend.

Natuurlijk moet worden beseft dat de testamentaire re-geling (of een regeling in een vennootschapsovereen-komst) er mogelijk toe leidt dat bij overlijden een ‘legitie-me portie’ wordt geschonden. Degene wiens legitieme portie wordt geschonden kan zich tot de rechter wenden. Inzake ‘overname uit een vennootschapsovereenkomst’ heeft de Hoge Raad op 13 februari 2004, V-N 2004/19.20 het volgende bepaald. Er is geen sprake van schending van de legitieme portie, omdat er in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting – en niet van de bedoeling tot bevoordeling die is vereist voor het aan-nemen van een schenking – voor zover waardering op

Erfbelasting over iets dat niet wordt ontvangen

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 27: Het Register nr 10-2011

30 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

een lagere waarde dan de economische waarde noodzake-lijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren. Ofwel, in dergelijke situaties zal een waarderings-/beta-lingsverplichting geen schending van de legitieme portie inhouden als er sprake is van prijsvorming uitgaande van een LEW.Voormeld civiel arrest uit 2004 is overigens tevens de ba-sis geweest voor het hiervóór genoemd fi scale arrest van HR 20 maart 2009, V-N 2009/15.23.Ter voorkoming van vraagstukken inzake de legitieme portie is het overigens zinvol om bij bedrijfsovername tij-dens leven al een berekening inzake die LEW op te stel-len. Immers, als bij een later overlijden van de overdrager een kind zich al beroept op de legitieme portie, zal duide-lijk moeten zijn dat ten tijde van de bedrijfsovername het uitgangspunt betreff ende die LEW in acht is genomen. Betreff ende voormelde aspecten voert het buiten het ka-der van deze bijdrage in te gaan op bijvoorbeeld de in-vloed op die aspecten van artikel 4:38 Burgerlijk Wet-boek (na overlijden toedeling tegen redelijke prijs aan echtgenoot of kind) en van het komende personenven-nootschapsrecht (onder andere wetsvoorstel 28.746 Vaststelling van titel 7 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek). De status van dat wetsvoorstel is onduidelijk, omdat op 5 september 2011 is aangekondigd dat dit wets-voorstel zal worden ingetrokken.

Hoogte going-concernwaardeBij toepassing van de BOF zijn twee waarden doorslagge-vend, namelijk de liquidatiewaarde enerzijds en de GCW anderzijds. Betreff ende de GCW is van belang dat vóór 2010 niet alleen de BOF-berekeningsmethodiek anders was, maar dat ook de begripsvorming verschilde. Vóór 2010 werd het begrip ‘voortzettingswaarde’ gehanteerd vanwege hetgeen was opgenomen in artikel 35c, lid 1 SW 1956 (de waarde met inachtneming van de verplichting

van de verkrijger om de onderneming minimaal vijf jaar voort te zetten). Die ‘voortzettingswaarde’ is inzake de agrarische sector enkele keren in fi scaal gerechtelijke procedures aan de orde gekomen. Daarbij moet worden gerealiseerd dat het procedures betreff en inzake een ver-krijging van vóór 2010. Vóór 2010 bestond immers een wettelijke basis voor die voortzettingswaarde, terwijl met ingang van 2010 het begrip ‘GCW’ wettelijk is gere-geld (artikel 35b SW 1956).Met betrekking tot de BOF zoals die vóór 1 januari 2010 gold is in onderdeel 7.4 van het besluit van 10 oktober 2007 (nr. CPP2007/383M, V-N 2007/49.23) opgemerkt dat de voortzettingswaarde in de wetsgeschiedenis ook wel wordt aangeduid met de ‘waarde going concern’. Ver-volgens is in dat besluit goedgekeurd dat ter bepaling van voormelde waarde de rentabiliteitsmethode dan wel de

Discounted Cash Flow-methode (hierna: DCF-methode) kan worden gehanteerd. Inzake die DCF-methode is er een rekenmodel opgesteld die mag worden gehanteerd (een verplichting daartoe bestaat niet).

Onder andere de verwijzingsuitspraak van Hof Den Bosch (4 februari 2011, 10/00370) en het daaraan vooraf-gaande arrest van de Hoge Raad hebben betrekking op voormeld rekenmodel. De uitkomst van het model levert namelijk een waarde waarvan eventuele langlopende be-drijfsschulden niet mogen worden afgetrokken. Het hof staat belastingplichtige echter wel toe om een DCF-me-thode te hanteren die afwijkt van het model. In concreto werden bij de door belastingplichtige gehanteerde me-thode de langlopende schulden wel in aftrek gebracht. De inspecteur heeft inmiddels tegen de uitspaak van het hof cassatie ingediend. In het Land- en Tuinbouwbulletin 2011/371 (Anholts/Klumpenaar) wordt voormelde uit-spraak van Hof Den Bosch behandeld.De DCF-methode en het rekenmodel zijn gezien onder-deel 7.4 in het besluit van 4 april 2011 (nr. BLKB2011/68M, V-N 2011/23.23) ook vanaf 2010 van be-lang. De hiervóór vermelde uitspraak van Hof Den Bosch heeft weliswaar betrekking op de periode vóór 2010, maar ik veronderstel dat die uitspraak ook vanaf 2010 zijn belang behoudt (in afwachting natuurlijk van de vi-sie van de Hoge Raad). Ook vanaf 2010 zal bij hantering van het rekenmodel aftrek van langlopende schulden niet mogelijk zijn en kan hantering van een daarvan af-wijkende DCF-methode zinvol zijn. De aftrek van de schulden verlaagt immers de GCW en hoe lager die is, des te hoger (bij een verkrijging) het voorwaardelijk vrijge-stelde ondernemingsvermogen is.

Voortzettingsperiode en staking/verkoopAan toepassing van de BOF is een voortzettingsvereiste verbonden van vijf jaar (artikel 35b, lid 5 SW 1956). In ar-tikel 35c, lid 1 SW 1956 is onder andere opgenomen dat aan dat vereiste niet wordt voldaan als de verkrijger bin-nen die vijf jaar ophoudt uit de onderneming of een ge-deelte daarvan winst te genieten. In de jurisprudentie is het nog weinig aan de orde gekomen of daarvan sprake is. Bij Rechtbank Haarlem (20 april 2011, 10/02637) betrof het een situatie waarin er sprake was van vervreemding van het totale melkquotum (een voor de melkveehoude-rij essentieel bedrijfsmiddel) binnen de voortzettingspe-riode. De inspecteur stelde dat de overgenomen onderne-ming (waarop de BOF in 2000 was toegepast) binnen de voortzettingsperiode was gestaakt. De rechtbank oor-deelde echter dat de belanghebbende had voldaan aan het voortzettingsvereiste, omdat de onderneming in afge-slankte vorm was voortgezet tot na afl oop van de voort-zettingsperiode. Ik ben van mening dat de visie van de rechtbank is gebaseerd op een andere ‘waardering’ van de feiten dan de inspecteur en niet zozeer op een interpre-tatie van de BOF-regeling zelf. De rechtbank oordeelde namelijk dat er inzake de inkomstenbelasting geen spra-ke was van algehele staking (gevolg: geen BOF-pro-

Aftrek langlopende schulden leidt tot hogere vrijstelling

■ ■ ■ ■ ■ ■ BOF

Page 28: Het Register nr 10-2011

31oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

bleem), terwijl de inspecteur dat wel vond (gevolg: BOF-probleem).

Enkele kanttekeningenHet betrof de bedrijfsopvolgingsfaciliteit zoals die in ■

2000 gold. De faciliteiten waren toen (overigens tot 2002) opgenomen in de Invorderingswet 1990 en be-vatte onder andere een voortzettingstermijn van tien jaar. De destijds geldende teksten luidden onder andere dat ■

er geen sprake van mag zijn dat tijdens de voortzet-tingsperiode de bedrijfsovernemer ‘de voortzetting van de onderneming of het gedeelte daarvan staakt’ (artikel 6, lid 4, onderdeel a Uitvoeringsregeling In-vorderingswet 1990).De rechtbank overwoog dat de Belastingdienst en de ■

belastingplichtige het er over eens waren dat de enke-le verkoop van een melkquotum geen gehele of ge-deeltelijke staking betekende. In dit geval valt de visie van de Belastingdienst toe te juichen. Mogelijk is die visie gebaseerd op het feit dat in de onderhavige situa-tie het belang van het melkquotum voor de onderne-ming gering was (hetgeen mij niet bekend is). Ik sluit niet uit dat in andere situaties waarin het totale melk-quotum in de voortzettingsperiode wordt verkocht de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat er sprake is van een (gedeeltelijke) staking! Dit heeft tot gevolg dat de voorwaardelijke vrijstelling eindigt (ge-heel/gedeeltelijk)! De huidige tekst maakt geen melding van (gedeeltelij- ■

ke) staking, maar van het ‘ophouden winst te genie-ten’ uit de onderneming of een gedeelte daarvan. In onderdeel 6.1 van het besluit van 4 april 2011 (nr. BLKB2011/68M, V-N 2011/23.23) is echter opgeno-men dat betreff ende de BOF vanaf 2010 er vaak wordt aangesloten bij het materiële stakingsbegrip in de in-komstenbelasting.

Inbreng in maatschap/fi rma binnen voortzettingsperiodeAls de BOF is toegepast en de verkrijger binnen de voort-zettingsperiode een samenwerkingsverband aangaat, rijst de vraag of daarmee wordt gehandeld in strijd met het voortzettingsvereiste.Ik onderscheid daarbij twee situaties.

Verkrijger en overdrager exploiteerden het bedrijf ■

vóór overname niet in een samenwerkingsverband.Vóór overname was er wel sprake van een samenwer- ■

kingsverband tussen verkrijger en overdrager.Bij geen voorafgaand samenwerkingsverband lijkt het erop dat niet aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan als binnen de voortzettingsperiode een samenwerkings-verband wordt aangegaan. Dat kan worden afgeleid uit ar-tikel 35e, lid 2 SW 1956. Daarin is namelijk opgenomen dat de overnemer slechts ‘ophoudt winst te genieten’ als zijn winstgerechtigdheid daardoor verder afneemt dan waartoe hij vóór de overname was gerechtigd (inzake de ‘objectieve onderneming’). Na de overname is de overne-mer gerechtigd tot 100% en dat mag door het aangaan van

een samenwerkingsverband niet met een hoger percenta-ge dalen dan het percentage waartoe hij vóór de overna-me was gerechtigd. Als er vóór overname geen samenwer-kingsverband bestond, was het aandeel van de overnemer in de winstgerechtigdheid 0%! Na de overname mag door het aangaan van een samenwerkingsverband de winstge-rechtigdheid in dit geval met maximaal 0% dalen! Dit houdt in dat het aangaan van het samenwerkingsverband in de voortzettingsperiode onmogelijk is!

Stel dat er vóór de overname wel sprake was van bijvoor-beeld een fi rma tussen overdrager en overnemer met een winstgerechtigdheid van 60% (overdrager) en 40% (over-

nemer). In die situatie kan na toepassing van de BOF in de voortzettingsperiode wel een samenwerkingsverband worden aangaan. Voorwaarde daarbij is dat het aandeel van de overnemer (100%) niet verder afneemt dan met 40% (wat hij vóór overname had). Ofwel, het winstaan-deel van de overnemer moet minimaal 60% zijn!

Ook de wijze waarop het samenwerkingsverband wordt aangegaan kan essentieel zijn. In veel gevallen neemt de overnemer namelijk tevens goederen over die niet tot het vermogen van het oorspronkelijke samenwerkings-verband behoorden, maar die behoorden tot het ‘buiten-vennootschappelijke ondernemingsvermogen’ van de overdrager. Stel dat in het voorbeeld wordt voldaan aan de minimale winstgerechtigdheid van 60% (overnemer). Mag hij dan in de voortzettingsperiode overgaan tot in-breng van de (economische) eigendom van goederen die

Leidt verkoop melkquotum tot einde vrijstelling?

■ ■ ■ ■ ■ ■

Het traject van de testamentaire bedrijfsopvolging kan wat hobbelig zijn, bijvoorbeeld als het om samenwerkingsverbanden gaat tijdens de voortzettingsperiode.

ww

w.sh

utte

rsto

ck.co

m

Page 29: Het Register nr 10-2011

32 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

vóór overname behoorden tot het ‘buitenvennootschap-pelijke ondernemingsvermogen’ van de overdrager? Daarin schuilt een risico! Vóór de overname was hij im-mers niet tot dat goed gerechtigd. Is dan de redenering dat hij in de voortzettingsperiode daartoe voor 100% ge-

rechtigd moet blijven, zodat moet worden volstaan met ‘gebruik en genotsinbreng’ van dat goed in het samen-werkingsverband? Als inbreng van de (economische) ei-gendom in dergelijke gevallen wordt overwogen, advi-seer ik dat af te stemmen met de Belastingdienst.

ConclusiesNaar aanleiding van het voorgaande concludeer ik als volgt.

Het standpunt kan worden ingenomen dat artikel 11, ■

lid 1 SW 1956 in 2010 en 2011 geen eff ect sorteert.

Met als gevolg dat er in dergelijke situaties bij bedrijfs-overnames (bij ‘leven’) ‘uit’ een personenvennoot-schap geen sprake is van een schenking als de prijsvor-ming op basis van een LEW heeft plaatsgevonden. In het inmiddels gewijzigde wetsvoorstel Fiscale Verza-melwet 2011 is echter opgenomen dat artikel 11 SW 1956 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 wordt gewijzigd (zodanig dat artikel 11, lid 1 SW 1956 ook in 2010 en 2011 eff ect sorteert). Het is de vraag of de rechter een dergelijke terugwerkende kracht onge-moeid laat. Inzake de mogelijkheid dat er sprake is van overlijden ■

vóór de bedrijfsoverdracht is het erg zinvol een testa-mentaire bedrijfsopvolgingsregeling te treff en (als toedeling tegen een LEW wordt overwogen).Als de BOF toepasbaar is, kan ter bepaling van de ■

voortzettingswaarde/GCW de DCF-methode worden gehanteerd. Daartoe kan een rekenmodel van de Be-lastingdienst (geen aftrek langlopende schulden) wor-den gehanteerd of een daarvan afwijkend model (mo-gelijk wel aftrek langlopende schulden).Tijdens de voortzettingsperiode moet extra aandacht ■

worden besteed aan gedeeltelijke staking en het aan-gaan van een samenwerkingsverband. ■

Binnen voortzettingsperiode is samenwerkingsverband soms onmogelijk

■ ■ ■ ■ ■ ■ BOF

Page 30: Het Register nr 10-2011

33oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■

Inkomstenbelasting■ Hulp van Belastingdienst bij ontmanteling apv 33■ Laagbelaste partner mag oude lijfrentepolis krijgen 33

Vennootschapsbelasting■ Rechtbank staat dubbele heffi ng door thincapregeling toe 34■ Stallingsregeling voor niet-aftrekbare rente bij overnames 34

Loonbelasting■ Doorwerken na vervroegd pensioen mogelijk 34■ Inlening kan niet zonder toezicht bestaan 35

Arbeidsrecht■ Veertigurige werkweek vormt basis voor minimumloon 35

Formeel belastingrecht■ Automatische vergunning mogelijk als de overheid te

laat beslist 35■ Vergoeding griffi erecht als rechter boete matigt 36

Omzetbelasting■ Bijdrage van de staat was geen vergoeding voor

belaste prestatie 36

Schenk- en erfbelasting■ Verblijvingsbeding beïnvloedt waarde erfenis 36

Vennootschapsrecht■ Nieuwe personenvennootschappen van de baan 37

2011/76 Laagbelaste partner mag oude lijfrentepolis krijgen

De Belastingdienst heeft in april van dit jaar goedgekeurd dat houders van oude lijfrentepolissen de uitkeringen laten toekomen aan hun minder verdienende partner, terwijl zij zelf de premies tegen een hoog tarief hebben afgetrokken. De staatssecretaris van Financiën wijst dit standpunt af, maar geeft twee uitzonderingen waarbij men de goedkeu-ring toch mag toepassen.

Vóór 1992 kon iemand een lijfrentepolis afsluiten waarbij hij de premies aftrok, terwijl hij de uitkeringen later liet toekomen aan zijn minder verdienende fi scale partner. Een dergelijke polis staat bekend onder de naam pre-Brede-Herwaarderingspolis. Op grond van overgangsrecht moet de meestverdienende partner de uitke-ring van een pre-Brede-Herwaarderingspolis bij zijn inkomen tel-len. De fi scus wil zo voorkomen dat een dergelijke uitkering wordt belast tegen een laag tarief bij de minstverdienende partner. In april 2011 vond de Belastingdienst echter dat het overgangsrecht niet gold als een pre-Brede-Herwaarderingspolis was omgezet in een lijfrentespaarrekening. In het desbetreff ende geval had de meest-verdienende partner de premies afgetrokken en gedurende de loop-tijd zijn partner als begunstigde van deze kapitaalverzekering aan-gewezen. Toen de kapitaalverzekering was afgelopen had de partner het lijfrentekapitaal vervolgens in een lijfrentespaarreke-ning gestort. De latere lijfrente-uitkeringen waren belast bij deze partner.

Afwijzing en goedkeuring staatssecretarisVolgens de staatssecretaris van Financiën geldt in een dergelijke si-tuatie gewoon de overgangsregeling. De lijfrente-uitkeringen zijn dus eigenlijk belast bij de meestverdienende partner. Belasting-plichtigen mogen echter het standpunt van de Belastingdienst uit april 2011 volgen als de meestverdienende partner aannemelijk

Inkomstenbelasting

2011/75 Hulp van Belastingdienst bij ontmanteling apv

Onlangs heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit uitgebracht waarin hij het beleid uiteenzet over de bestrijding en ontmanteling van zogenoemde afgezonderde particuliere vermogens (apv’s).

Een apv is een afgezonderd vermogen dat vooral een particulier be-lang dient. Voorbeelden van apv’s zijn trusts en buitenlandse stich-tingen. De oprichter en begunstigden van een apv beschouwen zichzelf vaak niet als eigenaar van dat vermogen en geven het dan ook niet op bij de Belastingdienst. De apv is geen zelfstandig belas-tingplichtige, dus loopt de fi scus daardoor belasting mis. Om dit probleem aan te pakken heeft de wetgever op 1 januari 2010 het be-grip ‘apv’ in de inkomstenbelasting en overigens ook in de schenk- en erfb elasting opgenomen. De apv is daardoor nu fi scaal transpa-rant. De fi scus kijkt door de apv heen naar de oprichter of zijn erfgenamen. Het gevolg is dat diverse belastingplichtigen hun apv’s willen ontmantelen, vaak met terugwerkende kracht in 2009.

Inkeerregeling bij meldingDe staatssecretaris van Financiën wil de ontmanteling van apv’s stimuleren door belastingplichtigen en hun adviseurs de mogelijk-heid te bieden (ontmantelde) trust- en stichtingsstructuren afzon-derlijk of collectief te melden. In beginsel moet de Belastingdienst in overleg met de betrokkenen zoeken naar een totaaloplossing waarbij fi scale transparantie naar de oprichter van de apv als uit-gangspunt geldt. Als de oprichter vóór 1 december 2011 een melding doet, geldt de inkeerregeling. De fi scus legt dan geen vergrijpboete op als de inkeer heeft plaatsgevonden binnen twee jaar na het ver-zwijgen van het apv-vermogen in de aangifte. Een latere inkeer leidt in principe tot een boete van 30%.

■ Bron: ministerie van Financiën, 18 augustus 2011, nr. BLKB/1291M

Jurisprudentie en wetgevingIN

Page 31: Het Register nr 10-2011

Jurisprudentie en wetgeving

34 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■ ■ ■

maakt dat hij uitsluitend vanwege het standpunt van de Belasting-dienst maar vóór 19 augustus 2011 de begunstiging van de kapitaal-verzekering heeft gewijzigd ten gunste van zijn minder verdienen-de partner. De wijziging van de begunstiging moet vóór of door het afl open van de kapitaalverzekering onherroepelijk zijn. Heeft de gewijzigde begunstiging plaatsgevonden vóór het bekend wor-den van het standpunt van de Belastingdienst (deze datum is ge-steld op 6 april 2011), dan mogen de uitkeringen alleen worden be-last bij de minstverdienende partner als het lijfrentekapitaal tussen 6 april 2011 en 19 augustus 2011 is overgeboekt naar een aanbieder van lijfrentespaarrekeningen of lijfrentebeleggingsrech-ten. In beide situaties moeten de belastingplichtigen vóór 1 januari 2012 een melding doen bij de bevoegde inspecteur. Daarbij moet men stukken overleggen waaruit blijkt wanneer de begunstiging onherroepelijk is geworden en wanneer het lijfrentekapitaal is overgeboekt. De inspecteur beoordeelt dan of er sprake is van ge-wekt vertrouwen.

■ Bron: staatssecretaris van Financiën, 19 augustus 2011, nr. BLKB2011/1576M

Vennootschapsbelasting

2011/77 Rechtbank staat dubbele heffi ng door thincapregeling toe

Als een bv dividenduitkeringen schuldig blijft aan haar aandeelhouders en hierover rente betaalt, kan zij deze rente niet aftrekken als haar totale vreemd vermogen te hoog is. De renteopbrengsten worden bij de aandeelhouders wel volledig belast, zodat er in zo’n situatie sprake is van economische dubbele heffi ng.

Deze economische dubbele heffi ng vloeit voort uit de onderkapita-lisatieregeling, ook bekend als de thin-capitalisationregeling (thin-capregeling). In beginsel is er sprake van onderkapitalisatie volgens de thincapregeling als het gemiddelde fi scale vreemd vermogen meer bedraagt dan € 500.000 plus driemaal het gemiddelde fi scale eigen vermogen. Daarbij telt alleen het saldo van de verschuldigde en uitstaande geldleningen als vreemd vermogen en behoren de fi s-cale reserves niet tot het eigen vermogen. Een bv mag de renteaf-trekbeperking volgens de thincapregeling onder voorwaarden bere-kenen aan de hand van de concernratio (de verhouding tussen commercieel eigen en vreemd vermogen die gebruikelijk is in het concern).

Preventieve werkingOnlangs verklaarde Rechtbank Den Haag het beroep van een bv te-gen de economische dubbele heffi ng van de thincapregeling onge-grond. De rechtbank haalde uit de wetsgeschiedenis dat de wetge-ver bij de totstandkoming van de thincapregeling de economische dubbele heffi ng had geaccepteerd. Volgens de wetgever zou de dub-bele heffi ng preventief werken en onderkapitalisatie van vennoot-schappen voorkomen of ontmoedigen. De Belastingdienst mocht daarom de thincapregeling gewoon toepassen.

■ Bron: Rechtbank Den Haag, 18 juli 2011, LJN: BR4970

2011/78 Stallingsregeling voor niet-aftrekbare rente bij overnames

Het kabinet is van plan een maatregel in te voeren om buitensporige renteaftrek bij overnameholdings te voorko-men. Deze maatregel zal ook een stallingsregeling bevat-ten, zodat een fi scale eenheid de niet-aftrekbare overna-merente kan doorschuiven naar volgende jaren. Dit blijkt uit een verslag van een nader schriftelijk overleg over de Fiscale agenda.

Het uitgangspunt van de overnameholdingsmaatregel is dat een overnameholding die geld leent om een (winstgevende) vennoot-schap over te nemen en vervolgens een fi scale eenheid met die ven-nootschap aangaat, de rente op die lening niet kan verrekenen met de winst van de overgenomen vennootschap. Heeft de overname-holding echter voldoende ‘eigen’ winst, dan geldt de maatregel niet.

StallingsregelingDe staatssecretaris geeft in het verslag aan dat hij de stallingsrege-ling wil invoeren om rekening te houden met tijdelijke maar wel reële verliezen. Hierdoor kan een overnameholding de niet-aftrek-bare overnamerente doorschuiven naar volgende jaren. Als de hol-ding in een volgend jaar weer voldoende ‘eigen’ winst heeft, kan zij de doorgeschoven overnamerente in dat jaar verrekenen met die ‘eigen’ winst. Volgens de staatssecretaris voorkomt deze bepaling dat door een incidenteel verlies een deel van de overnamerente van dat jaar nooit meer aftrekbaar is.

■ Bron: ministerie van Financiën, 16 augustus 2011, nr. AFP2011/532

Loonbelasting

2011/79 Doorwerken na vervroegd pensioen mogelijk

Tegenwoordig komt het voor dat werknemers hun pensi-oen laten ingaan voordat zij de 65-jarige leeftijd bereiken, terwijl zij nog wel blijven doorwerken. Strikt genomen moet de fi scus een pensioenaanspraak belasten als de werk-nemer meer pensioen ontvangt dan hij loon misloopt, om-dat hij met pensioen gaat. De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs aangegeven dat heffi ng onder voorwaarden achterwege kan blijven.

In beginsel zijn alle aanspraken die uit een dienstbetrekking vloei-en belast loon. Voor pensioenaanspraken geldt de omkeerregeling (de pensioenaanspraken zijn vrijgesteld en de pensioenuitkeringen zijn belast). Aan de omkeerregeling zijn wel voorwaarden verbon-den. Zo moest een werknemer die zijn pensioen eerder liet ingaan zijn werk in gelijke mate verminderen. Deed hij dat niet, dan was zijn aanspraak op zijn pensioen direct belast. De staatssecretaris van Financiën heeft gemerkt dat dit in de praktijk fl exibele oplos-

Page 32: Het Register nr 10-2011

35oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■

singen belemmert in situaties van doorwerken naast geheel of ge-deeltelijk vervroegd pensioen. Daarom heeft hij bepaald dat een werknemer toch kan blijven werken naast zijn vervroegd pensioen zonder dat de aanspraak op het pensioen wordt belast. Dit kan ech-ter alleen als het pensioen niet eerder ingaat dan op zestigjarige leeftijd. Bovendien moet het pensioenreglement de mogelijkheid geven om eerder te stoppen met werken.

■ Bron: ministerie van Financiën, 30 augustus 2011, nr. BLKB2011/1231M

2011/80 Inlening kan niet zonder toezicht bestaan

De Belastingdienst kan een bedrijf dat personeel van een ander bedrijf heeft ingehuurd aansprakelijk stellen als de uitlener zijn fi scale verplichtingen niet nakomt. Dit kan echter alleen als er sprake is van inlening.

Onlangs kwam de volgende zaak voor Rechtbank Breda. Een groot-handel in ijzer, staal en andere metalen artikelen had zijn algemene bedrijfsruimten laten schoonmaken door het personeel van een schoonmaakbedrijf. De groothandel en het schoonmaakbedrijf hadden daarvoor een overeenkomst afgesloten. Toen het schoon-maakbedrijf zijn verschuldigde loonheffi ngen en btw niet betaalde, stelde de fi scus de ijzergroothandel aansprakelijk op grond van de inlenersaansprakelijkheid. De groothandel ging in beroep tegen deze aansprakelijkstelling. De rechtbank was het met de groothan-del eens, omdat bij de overeenkomst tussen de ijzergroothandel en het schoonmaakbedrijf het resultaat voorop stond. Hoe dit resul-taat werd bereikt was niet direct van belang. De schoonmakers had-den dan ook niet onder toezicht of leiding van de groothandel ge-werkt. Zo beschikten zij over de toegangscode en de sleutels van de toegangspoort, de slagboom en de deuren van de ijzergroothandel. De schoonmaak van de algemene bedrijfsruimten vond steeds bui-ten de reguliere kantoortijden plaats, zodat er normaal gesproken geen werknemers van de groothandel in deze bedrijfsruimten aan-wezig waren. De groothandel kon eventuele klachten niet direct maar pas achteraf telefonisch doorgeven aan het schoonmaakbe-drijf. Al met al was er volgens de rechtbank geen sprake van inle-ning, zodat de Belastingdienst de groothandel niet aansprakelijk kon stellen.

■ Bron: Rechtbank Breda, 4 mei 2011, LJN: BR5212 (gepubliceerd 17 augustus 2011)

Arbeidsrecht

2011/81 Veertigurige werkweek vormt basis voor minimumloon

Uit een persbericht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat de Arbeidsinspectie sinds kort uitgaat van een werkweek van veertig uur bij controles of werkgevers zich houden aan de Wet minimumloon en

minimumvakantiebijslag (Wml). Verder mogen werkgevers voortaan maximaal 20% van het fulltime Wml-(jeugd)loon aan huisvestingskosten verrekenen en maximaal 10% aan zorgverzekeringspremies.

Door voor de handhaving van de Wml uit te gaan van een normale arbeidsduur van veertig uur per week ontstaat een heldere, eendui-dig toetsbare norm die ervoor moet zorgen dat de Arbeidsinspectie eff ectief kan optreden tegen onaanvaardbare onderbetaling. Overi-gens gaat de Arbeidsinspectie bij een vierwekelijkse betaalperiode uit van 160 uur en bij maandloon van 173,33 uur. Als sociale partners een kortere arbeidsduur willen hanteren dan veertig uur per week en daarmee binnen hun sector willen uitkomen op een hoger bruto-uurloon, mogen zij daarover afspraken blijven maken. De werkgever zal dan ook conform de gemaakte (cao-)afspraken moeten belonen. De Arbeidsinspectie zal alleen optreden voor zover de werkgever minder betaalt dan het bruto-uurloon, berekend naar een veertig-urige werkweek. Werkgevers die onderbetalen krijgen een ‘last on-der dwangsom’ opgelegd om het minimumloon na te betalen.

OnderbetalingDoor verrekening van diverse kosten met het minimumloon kan het ook gebeuren dat een werkgever minder dan het minimumloon uitbetaalt. Ook dan kan er sprake zijn van onaanvaardbare onderbe-taling als de verrekening onredelijk is. Een werkgever mag wel even-tuele kosten voor huisvesting en premie ziektekostenverzekering verrekenen als hij kan aantonen dat hij deze kosten heeft gemaakt.

NormbedragenDe minister heeft ook normbedragen vastgesteld. Zo mag de werk-gever de vergoede kosten van huisvesting verrekenen tot maximaal 20% van het fulltime Wml-(jeugd)loon en de betaalde kosten voor de premie van de ziektekostenverzekering tot maximaal 10% van het fulltime Wml-(jeugd)loon.

■ Bron: ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, persbericht 25 augustus 2011

Formeel belastingrecht

2011/82 Automatische vergunning mogelijk als de overheid te laat beslist

Als een bestuursorgaan (bijvoorbeeld de Belastingdienst) te laat beslist op een vergunningaanvraag, wordt de vergun-ning straks automatisch ingewilligd. De Tweede Kamer is namelijk akkoord gegaan met een wet die dit regelt. De Eer-ste Kamer moet het wetsvoorstel ook nog goedkeuren.

Voor bepaalde fi scale regelingen moet men een vergunning aan-vragen bij een bestuursorgaan, zoals de Belastingdienst. Bijvoor-beeld om ontheffi ng te krijgen voor het doen van elektronische aangifte, voor de toepassing van diverse vrijstellingen van motor-rijtuigenbelasting en voor de toepassing van de globalisatierege-ling in de omzetbelasting (waarbij de ondernemer de btw over zijn winstmarge per tijdvak mag berekenen). Het kabinet wil sti-muleren dat bestuursorganen sneller beslissen op een vergun-

Page 33: Het Register nr 10-2011

Jurisprudentie en wetgeving

36 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ ■ ■ ■ ■

ningaanvraag door de ‘van rechtswege verleende vergunning’ in te voeren. Dit betekent dat een aanvraag automatisch (‘van rechtswege’) wordt ingewilligd als het verantwoordelijke bestuurs orgaan niet tijdig beslist. De rechtsgevolgen treden drie dagen na afl oop van de beslistermijn in werking. Bovendien moet het betrokken bestuursorgaan het verlenen van de vergunning binnen twee weken bekendmaken, anders riskeert het een dwangsom. Men kan gewoon een bezwaar- en beroepsprocedure beginnen tegen een van rechtswege verleende vergunning. Het besluit wordt dan volledig heroverwogen en kan dan nog wijzigen of zelfs komen te vervallen.

■ Bron: Eerste Kamer, 6 juli 2011, nr. 32454

2011/83 Vergoeding griffi erecht als rechter boete matigt

Als de belastingrechter in een beroepsprocedure een fi scale boete matigt, betekent dit dat het beroep van de belang-hebbende in elk geval deels gegrond is. De belanghebbende moet in dat geval ook zijn griffi erecht vergoed krijgen. Soms gaat dit niet direct goed en is een hoger beroep nodig.

Belanghebbende was ondernemer en had zijn aangifte inkomsten-belasting 2003 niet tijdig ingediend. De Belastingdienst had hem daarom een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting opgelegd in-clusief € 567 aan boete. De ondernemer ging in beroep. Rechtbank Den Haag verklaarde zijn beroep ongegrond, maar matigde wel de boete met 10% in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag dat de rechtbank vanwege de boetematiging het beroep gegrond had moeten verkla-ren. Doordat het beroep van de man deels gegrond was had hij recht op een vergoeding van zijn betaalde griffi erecht. Het hof herstelde deze fout van de rechtbank en kende belanghebbende alsnog een vergoeding van zijn griffi erecht toe.

■ Bron: Hof Den Haag, 15 juni 2011, LJN: BR1213

Omzetbelasting2011/84 Bijdrage van de staat was geen vergoeding voor belaste prestatieAls een bedrijf van een andere partij een bedrag ontvangt in verband met de ontwikkeling van een product, is het van be-lang na te gaan of dit bedrag kwalifi ceert als een vergoeding voor een verleende dienst of als een kredietverstrekking. Een vergoeding voor een dienst is immers belast met btw, terwijl het ontvangen van krediet geen prestatie vormt. In een recente zaak voor Hof Leeuwarden kwam dit naar voren.

Een bv exploiteerde biotechnische producten. In 2005 sloot deze bv een overeenkomst met de Nederlandse staat. Deze overeen-komst hield in dat Nederland voor in totaal € 3 miljoen zou

bijdragen in de ontwikkeling van een medicijn tegen antrax. In ruil daarvoor verkreeg Nederland het recht het medicijn te kopen als een begunstigde afnemer. Dit betekende dat voor Nederland in elk geval een gunstige prijs zou gelden. Verder zou de bv bij ver-koop van het medicijn aan derden Nederland 2% van het bedrag van deze verkopen betalen totdat Nederland het bedrag dat zij had geïnvesteerd plus interest had ontvangen. In 2005 ontving de bv van de Nederlandse staat € 1,065 miljoen. Volgens de Belasting-dienst was dat bedrag belast met btw. De bv was het daarmee niet eens.

KredietverstrekkingDe zaak kwam voor Hof Leeuwarden. Eerst stelde het hof vast dat de overeenkomst uit verschillende elementen bestond. Deze elementen waren echter zo nauw met elkaar verbonden dat zij niet in verschillende prestaties waren te splitsen. Verder oordeelde het hof dat de overeenkomst vooral diende om de bv investeringskrediet te laten krijgen. De Nederlandse staat kreeg immers geen product, maar alleen de positie van een be-gunstigde koper. Bovendien was het de bedoeling dat de staat het geïnvesteerde bedrag uiteindelijk weer terugkreeg. Het hof oordeelde dat het bedrag van € 1,065 miljoen een kredietver-strekking vormde en geen met btw belaste vergoeding voor een prestatie.

■ Bron: Hof Leeuwarden, 16 augustus 2011

Schenk- en erfbelasting

2011/85 Verblijvingsbeding beïnvloedt waarde erfenisIn beginsel is de waarde van een erfenis voor de berekening van de erfb elasting gelijk aan de waarde in het economisch verkeer. Uit een uitspraak van Hof Amsterdam blijkt echter dat door een verblijvingsbeding in een maatschapsakte de waarde van een aandeel in die maatschap voor de erfb elasting lager kan zijn dan de waarde in het economisch verkeer

Een vrouw had tot haar overlijden in 2005 een maatschap gedreven met haar zoon en haar echtgenoot met wie zij in gemeenschap van goederen was getrouwd. Zij had ook een dochter die niet deelnam aan de maatschap. De vrouw had in haar testament alles nagelaten aan haar echtgenoot die daardoor wel een overbedelingsschuld aan zijn kinderen had. Bij de berekening van de waarde van de nalatenschap voor de erfb elasting – en dan vooral de waarde van het aandeel in de maatschap – ging de inspecteur uit van de liquidatiewaarde van de maatschap.

VerblijvingsbedingHof Amsterdam wees de Belastingdienst op de maatschapsovereen-komst die een verblijvingsbeding bevatte. Dat beding hield in dat de overblijvende maten na het overlijden van de vrouw haar aan-deel konden overnemen tegen het vergoeden van de fi scale balans-waarde. Deze was lager dan de waarde in het economisch verkeer.

Page 34: Het Register nr 10-2011

37oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Wet

gevi

ngD

e st

and

van

zake

n

■W

etsv

oors

tel +

MvT

TK

■Ve

rsla

g TK

■ No

ta n

.a.v

. ver

slag

TK

■ Ei

ndve

rsla

g TK

■Aa

ngen

omen

TK

■W

etsv

oors

tel E

K

■Vo

orlo

pig

vers

lag

EK

■ M

emor

ie v

an A

ntw

oord

EK

■Ei

ndve

rsla

g EK

■Aa

ngen

omen

EK

■St

aats

blad

EK

Invoeringswet vereenvoudiging en fl exibilisering bv-recht (32 426)

Btw-tarief levende dieren (30 922)

Wijziging AOW i.v.m. mogelijkheid om ouderdomspensioen op een later tijdstip te laten ingaan (31 774)

Wijziging van de Wet OB i.v.m. aanpak constructies met (on)roerende zaken (30 061)

Wet belastingen op milieugrondslag i.v.m. het beperken van de emissies kolencentrales (31 362)

Vereenvoudiging en fl exibilisering bv-recht (31 058)

Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar (32 767)

Fiscale Verzamelwet 2011 (32 810)

Wet Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen (32 818)

Het hof stelde dat dit beding ook doorwerkte naar de waarde van de huwelijksgemeenschap en dus ook de waarde van de nalatenschap beïnvloedde. De nalatenschap bedroeg immers de helft van de nalatenschap minus de begrafeniskosten. Dit pakte vooral gunstig uit voor de dochter die de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet kon gebruiken.

■ Bron: Hof Amsterdam, 28 juli 2011, LJN: BR6269 (gepubliceerd 31 augustus 2011)

Vennootschapsrecht

2011/86 Nieuwe personenven-nootschappen van de baanHet Wetsvoorstel personenvennootschappen had moeten leiden tot de invoering van enkele nieuwe rechtsvormen. Onlangs heeft de minister van Veiligheid

en Justitie bekendgemaakt dat hij dit wetsvoorstel wil intrekken.

Met het Wetsvoorstel personenvennootschappen wilde de over-heid de bestaande rechtsvormen maatschap en vennootschap onder fi rma vervangen door de stille vennootschap en de openbare vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid. Ook de com-manditaire vennootschap zou een variant met rechtspersoonlijk-heid kennen. De overheid wilde ondernemers hiermee in staat stel-len hun activiteiten optimaal te ontplooien. De minister vindt dat deze doelstelling in het wetsvoorstel niet tot zijn recht komt. Bo-vendien blijken vooral de ondernemers in het midden- en kleinbe-drijf niet enthousiast te zijn over het wetsvoorstel. Zij hebben geen behoefte aan de nieuwe personenvennootschappen en denken dat het wetsvoorstel hen geld gaat kosten. De minister heeft daarom verklaard het wetsvoorstel binnenkort in te trekken.

■ Bron: ministerie van Veiligheid en Justitie, 5 september 2011, kenmerk 5708213/11/6

■ ■ ■ ■ ■

Page 35: Het Register nr 10-2011

38 Het Register | oktober 2011 | nummer 103838

■ ■ ■ Aandelen

Bert Alink Mr. E. Alink FB is als

docent belastingrecht verbonden aan het

Fiscaal Instituut van Tilburg University en tevens werkzaam als

fi scaal adviseur bij Extendum in Veldhoven.

Een groot aantal personen heeft ervoor gekozen de onderneming te drijven in de vorm van een bv-structuur. In deze bijdrage ga ik ervan uit dat deze structuur bestaat uit een holding en een werk-

maatschappij. In het geval van bedrijfsopvolging heeft men dan de keuze tussen verkoop van de aandelen in de holding of verkoop van de aandelen in de werkmaatschappij. Verkoop kan plaatsvinden tegen een reële koopsom, maar ook tegen een te lage prijs. In laatstgenoemde situatie zal er tevens sprake zijn van een schenking. De verkoper van de tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen kan worden ge-confronteerd met heffi ng van 25% inkomstenbelasting in box 2. De overnemer kan worden geconfronteerd met hef-fi ng van schenkbelasting. Zowel in de Wet inkomstenbelas-ting 2001 (hierna: Wet IB 2001) als in de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) zijn met betrekking tot bedrijfsopvolging faciliteiten opgenomen die hierna aan de orde komen.

Verkoop van aandelen tegen een reële prijsBij verkoop van de aandelen heeft de belastingplichtige de keuze tussen verkoop van de aandelen in de holding of verkoop van aandelen in de werkmaatschappij. Bij verkoop van de aandelen in de werkmaatschappij wordt een indirect aanmerkelijk belang vervreemd. Dit leidt niet tot heffi ng van inkomstenbelasting. Bij de hol-ding zal er ook geen sprake zijn van belastingheffi ng, van-wege de in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op-genomen deelnemingsvrijstelling. Bespreking van deze overdracht laat ik om die reden verder achterwege. In het geval van overdracht van de aandelen in de holding is hef-fi ng van inkomstenbelasting in beginsel wel aan de orde.

Verkoop van de aandelen in de holdingEen belastingplichtige die zijn tot een aanmerkelijk be-lang behorende aandelen in een vennootschap ver-

vreemdt is 25% inkomstenbelasting verschuldigd over het door hem gerealiseerde vervreemdingsvoordeel (arti-kel 4.12, juncto artikel 4.19 Wet IB 2001). Met betrek-king tot deze verkoop bestaan, anders dan bij de verkoop van een eenmanszaak, geen doorschuiff aciliteiten. Ook ontbreekt een wettelijke mogelijkheid voor het verlenen van uitstel van betaling in het geval de overeengekomen koopsom wordt schuldig gebleven. Als de verkoper en de koper overeenkomen dat de koop-som schuldig zal worden gebleven, kan worden overwo-gen de bestaande aandelen in de vennootschap om te zetten in cumulatief preferente aandelen en daarnaast (een beperkt aantal) gewone aandelen uit te geven aan de beoogde overnemer. In dat geval behoudt de overdrager zijn aanmerkelijk belang in de vennootschap en is hef-fi ng van inkomstenbelasting (nog) niet aan de orde. Deze mogelijkheid biedt ook perspectief met het oog op de in de SW 1956 opgenomen bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij de vererving van een aanmerkelijk belang.

Verkoop tegen een te lage prijs of schenkingBij verkoop tegen een te lage prijs of schenking is er evenals bij verkoop tegen een reële prijs sprake van een vervreemding. De omvang van het vervreemdingsvoor-deel is ook niet anders, omdat de in aanmerking te ne-men vervreemdingsprijs wordt gesteld op de waarde in het economisch verkeer (artikel 4.22 Wet IB 2001). An-ders dan bij verkoop tegen een reële prijs worden nu door de wetgever wel enkele faciliteiten gegeven.

Verkoop aandelen in de holdingAls de tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen worden geschonken of tegen een te lage prijs worden ver-kocht aan een bedrijfsopvolger, wordt de overdracht voor zover er sprake is van een schenking op verzoek van de

Een belastingplichtige die de door hem gehouden aandelen in een bv met beperkte aansprakelijkheid in het kader van bedrijfsopvolging overdraagt, wordt in beginsel geconfronteerd met heffi ng van inkomstenbelasting over de gerealiseerde vervreemdingswinst. Als in de aandelenoverdracht ook nog een schenking ligt besloten, wordt de overnemer geconfronteerd met heffi ng van schenkbelasting. Deze heffi ngen kunnen het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen. Ter voorkoming daarvan biedt de wetgeving een aantal faciliteiten.

Overdracht aandelen bij bedrijfsopvolging

Page 36: Het Register nr 10-2011

39oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

aan het ondernemingsvermogen van de vennootschap. Bij de berekening van de waarde van de tot het vermogen van de vennootschap behorende beleggingen blijft een bedrag ter grootte van 5% van de waarde van ondernemingsver-mogen buiten beschouwing.1 De faciliteit kan echter tot geen hoger bedrag worden toegepast dan het bedrag van de overdrachtsprijs verminderd met de tegenprestatie.De werking van de faciliteit kan met het volgende voor-beeld (ontleend aan de nota naar aanleiding van het ver-slag2) worden toegelicht.

VoorbeeldBelastingplichtige A bezit alle aandelen in X bv. De waar-de van de aandelen in X bv bedraagt 1000 waarvan 800 toerekenbaar is aan het ondernemingsvermogen en 200 aan het beleggingsvermogen van X bv. A verkoopt alle aandelen aan B voor 750. Deze overdracht vormt een vervreemding van de aandelen voor de waarde in het economisch verkeer, zijnde 1000. De ontvangen tegen-prestatie van 750 wordt zoveel mogelijk toegerekend aan de waarde in het economisch verkeer van de aandelen voor zover toerekenbaar aan het beleggingsvermogen van X bv. Het beleggingsdeel is 160 (200 – 5% X 800) zodat van de tegenprestatie 160 hieraan wordt toegere-kend. Het restant van de tegenprestatie is 590 en dat wordt aan het ondernemingsvermogendeel toegerekend. Voor het deel van de waarde in het economisch verkeer van de aandelen dat toerekenbaar is aan het onderne-mingsvermogen (840) wordt bij toepassing van de door-schuifregeling geen vervreemding geconstateerd, voor zover voor dat deel geen tegenprestatie is ontvangen. Voor dit deel bedraagt de tegenprestatie 590, zodat voor 250 (het bedrag van de gift) bij toepassing van de door-schuifregeling de vervreemding wordt teruggenomen. Bij A resteert een vervreemding voor 750. De schenker kan zijn volledige verkrijgingsprijs (500) hierop in min-dering brengen waardoor per saldo bij A een vervreem-dingsvoordeel wordt geconstateerd van 250. De verkrij-gingsprijs voor B bedraagt 750, zijnde het deel van de overdracht dat bij A een vervreemding vormt. A heeft zijn volledige verkrijgingsprijs in aanmerking genomen, dus wordt er geen verkrijgingsprijs van A doorgeschoven naar B.Voor toepassing van de faciliteit is het soort aandelen dat wordt overgedragen in beginsel niet van belang. Een uit-zondering wordt echter gemaakt voor preferente aande-len. De faciliteit kan op grond van artikel 4.17c, lid 3, juncto artikel 4.17a, lid 3 Wet IB 2001 met betrekking tot preferente aandelen worden toegepast als:■ de preferente aandelen een omzetting vormen van

een eerder door de belastingplichtige gehouden aan-merkelijk belang van gewone aandelen;

■ de omzetting tot preferente aandelen gepaard is ge-gaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander;

■ ten tijde van de omzetting tot preferente aandelen de vennootschap waarop de omgezette aandelen betrek-king hadden een onderneming dreef of een medege-rechtigdheid hield; en

gezamenlijke belanghebbenden niet aangemerkt als een vervreemding (artikel 4.17c Wet IB 2001). Aan deze faci-liteit zijn de volgende voorwaarden verbonden:■ de vennootschap waarop de aandelen betrekking

hebben drijft een onderneming in de zin van artikel 3.2 Wet IB 2001 (materiële onderneming) of houdt een me-degerechtigdheid als bedoeld in artikel 3.3 Wet IB 2001;

■ er is geen sprake van een aanmerkelijk belang op grond van de meetrekregeling (artikel 4.10 Wet IB 2001);

■ de verkrijger is een binnenlands belastingplichtige en de verkregen aandelen gaan geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven onderneming en niet behoren tot het vermogen van een werkzaamheid; en

■ de verkrijger is al gedurende de 36 maanden die onmid-dellijk voorafgaan aan het tijdstip van de vervreemding in dienstbetrekking bij de vennootschap waarop de aandelen betrekking hebben. In het geval van een hol-dingstructuur moet de verkrijger op grond van artikel 26d Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 ook in dienstbetrekking zijn bij de werkmaatschappij.

Een holdingvennootschap zal in het merendeel van de gevallen niet voldoen aan de genoemde voorwaarden. Op grond van artikel 4.17c, lid 3, juncto artikel 4.17a, lid 5 Wet IB 2001 worden de bezittingen van de werkmaat-schappij echter toegerekend aan de holdingvennoot-schap als de belastingplichtige een indirect aanmerkelijk belang heeft in de werkmaatschappij of als hij geen aan-merkelijk belang heeft, maar wel een indirect belang dat minimaal 0,5% bedraagt en dat belang bij een van de rechtsvoorgangers van de belastingplichtige wel tot een aanmerkelijk belang heeft behoord. De volgende situa-ties kwalifi ceren dus zonder meer.

■ ■ ■

5% 25% 100%

100%

5%

50%

20% 5%

Ook de volgende situatie kan echter kwalificeren.

Voorwaarde voor kwalifi catie in deze situatie is dat het 5%-pakket is vererfd en de desbetreff ende erfl ater mini-maal een belang van 10% in de holding hield.Op grond van het tweede lid van artikel 4.17c Wet IB 2001 wordt de doorschuiff aciliteit slechts toegepast op dat deel van de vervreemdingsprijs dat kan worden toegerekend

Page 37: Het Register nr 10-2011

40 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

■ de verkrijger van de preferente aandelen al voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is van gewone aandelen.

Verkoop van aandelen in de werkmaatschappijZoals ik hiervoor al heb aangegeven is er bij verkoop van aan-delen in de werkmaatschappij geen sprake van de vervreem-ding van een aanmerkelijk belang. Heffi ng van inkomsten-belasting lijkt daardoor in eerste instantie niet aan de orde. De verkoop van de aandelen tegen te lage prijs of schenking van de aandelen zal echter zijn ingegeven door wensen van de belastingplichtige. Voor de heffi ng van inkomstenbelas-ting wordt daarom in deze gevallen een uitdeling (lees: regu-lier voordeel) bij de belastingplichtige in aanmerking geno-men voor het bedrag van de schenking. De belastingplichtige komt als gevolg van de overdracht van de aandelen echter niet in het bezit van fi nanciële middelen om de daarover ver-schuldigde inkomstenbelasting te voldoen. De wetgever komt de belastingplichtige in deze gevallen tegemoet door aan hem op verzoek voor een periode van maximaal tien jaar uitstel van betaling te verlenen (artikel 25, lid 9 Invorde-ringswet 1990). Het uitstel wordt slechts verleend als de be-zittingen van de vennootschap waarop de overgedragen aan-delen betrekking hebben niet in belangrijke mate (30%) onmiddellijk of middellijk bestaan uit beleggingen.

SchenkbelastingAls in de overdracht van de aandelen een schenking3 ligt besloten, is de bedrijfsopvolger over het genoten voordeel in beginsel schenkbelasting verschuldigd. De begiftigde kan echter aanspraak maken op een voorwaardelijke vrij-stelling als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

■ de verkregen aandelen behoorden bij de schenker tot een aanmerkelijk belang, niet zijnde een aanmerke-lijk belang op grond van de meetrekregeling;

■ de vennootschap waarop de aandelen betrekking heb-ben drijft een materiële onderneming of houdt een medegerechtigdheid.

Voor de toepassing van de voorwaardelijke vrijstelling is de soort aandelen niet van belang. De faciliteit kan bij (cumulatief) preferente aandelen, evenals bij de door-schuiff aciliteit in de inkomstenbelasting, slechts worden toegepast als zij zijn verkregen in het kader van een (eer-dere) bedrijfsopvolging.Voor de omvang van de voorwaardelijke vrijstelling zijn de bezittingen van de vennootschap van belang. Slechts dat deel van de waarde van de aandelen dat kan worden toegerekend aan het ondernemingsvermogen of de me-degerechtigdheid komt in aanmerking voor de vrijstel-ling. Eventueel aanwezig beleggingsvermogen kan tot een bedrag ter grootte van 5% van de waarde van het on-dernemingsvermogen toch onder de voorwaardelijke vrijstelling vallen. De werking van de faciliteit is dus ver-gelijkbaar met die van de hiervóór beschreven faciliteit in de inkomstenbelasting en het daar gegeven voorbeeld.De omvang van de vrijstelling voor de schenkbelasting is afh ankelijk van de waarde van het ondernemingsvermo-

gen. Indien en voor zover de waarde van het ondernemings-vermogen niet hoger is dan € 1.006.000, is de schenking volledig vrijgesteld. Als de waarde van het ondernemings-vermogen hoger is dan € 1.006.000, bedraagt de vrijstelling € 1.006.000 verhoogt met 83% van het meerdere.De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is blijkens punt 3.4 van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 4 april 20114 in beginsel niet van toepassing bij verkoop van aandelen gevolgd door kwijtschelding van de (schuldig gebleven) koopsom. De staatssecretaris keurt echter goed dat de vrijstelling toch wordt toegepast als de kwijt-schelding van de koopsom onmiddellijk volgt op de over-dracht van de aandelen. Bij een gefaseerde kwijtschel-ding is de goedkeuring niet van toepassing voor de tweede of volgende kwijtschelding.Blijkens punt 3.8 van genoemd besluit is de bedrijfsopvol-gingsregeling in de SW 1956 opgezet vanuit de idee dat er direct aandelen worden verkregen in een vennootschap die een onderneming drijft. Op grond van deze gedachte zou het niet mogelijk zijn de vrijstelling toe te passen bij schenking van aandelen in een (middels een holding) gehouden werkmaatschappij. De staatssecretaris keurt echter goed dat de bedrijfsopvolgingsregeling ook kan gelden bij een indirecte verkrijging van de aandelen, zoals een schenking van aandelen ‘bovenover’ of ‘onderlangs’.

Samenvatting en conclusieEen belastingplichtige die zijn tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen vervreemdt moet rekening houden met heffi ng van 25% inkomstenbelasting over het door hem gerealiseerde vervreemdingsvoordeel. Dit geldt ook in het geval van schenking van de aandelen. Bij schenking van de aandelen aan een werknemer van de vennootschap kan, voor zover de waarde daarvan kan worden toegerekend aan ondernemingsvermogen, echter worden verzocht om doorschuiving van de verkrijgings-prijs naar de verkrijger. Deze faciliteit sluit aan bij de faciliteit bij overdracht van een onderneming. Deze aan-sluiting is er echter niet in gevallen waarin de aandelen tegen de waarde in het economisch verkeer worden verkocht.

In het geval van schenking van de aandelen wordt de ver-krijger nog geconfronteerd met heffi ng van schenkbelas-ting. Als de schenker de aandelen echter minimaal vijf jaar behoudt, kan hij gebruikmaken van een zeer ruime vrijstelling.

De toepassing van de genoemde faciliteiten is aan strikte voorwaarden verbonden. Een tijdige voorbereiding van de bedrijfsopvolging is daarom geboden. ■

Noten1. Artikel 4.17c, lid 2, juncto artikel 4.17a, lid 6 Wet IB 2001.

2. Kamerstukken II 2009/2010/10, 32129, nr. 8, p. 154.

3. Het begrip ‘schenking’ omvat niet alleen de formele schenking

ex artikel 7:175 Burgerlijk Wetboek, maar ook de gift ex artikel

7:186, lid 2 Burgerlijk Wetboek.

4. Besluit van 4 april 2011, nr. BLKB2011/68M, Stcrt. 2011, nr. 6416.

Aandelen■ ■ ■

Page 38: Het Register nr 10-2011

41oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Praktijkbijeenkomsten Horizontaal ToezichtOp 17 juni 2011 is het Koepelconvenant Horizontaal Toezicht (HT) getekend, het resultaat van intensief overleg tussen het RB en de Belastingdienst. Vanaf die datum kunnen (kantoren van) RB-leden zich aanmelden voor deelname aan hori-zontaal toezicht onder het convenant. Het RB organiseert enkele praktijkbijeenkomsten over horizontaal toezicht.

DetailsData: voor actuele data kijk op www.rb.nlLocatie: Hotel Van der Valk in VianenTijd: van 17.00 tot 21.00 uurCertifi cering: gezien de aard van de bijeenkomst

worden er geen PE-punten toegekend

Aantal deelnemers: maximaal 30 Kosten: gratis

Meer weten over het Koepelconvenant?Tijdens de praktijkbijeenkomst krijgt u informatie over de aanmeldprocedure, de criteria en praktische gevolgen van deelname aan horizontaal toezicht onder het convenant. Inmiddels heeft u via de RB-Nieuwsfl its een uitnodiging ontvangen. Komt u niet naar de bijeenkomst, maar heeft u wel een vraag? Stuurt u dan een e-mail naar [email protected]. Meer informatie over horizontaal toezicht en de aanmeld-procedure vindt u in het Dossier Horizontaal Toezicht op het ledengedeelte van www.rb.nl.

VoorlichtingsbijeenkomstenSBR eind 2011In samenwerking met het RB, andere koepelorganisaties, banken, Belastingdienst, Kamer van Koophandel en CBS organiseert Logius in november en december een aantal landelijke voorlichtingsbijeenkomsten over Standard Business Reporting (SBR). Het doel van deze bijeenkomsten is het verstrekken van praktische informatie over het gebruik van SBR voor rapportages aan bovengenoemde uitvragende partijen.

Met ingang van 1 januari 2013 kunnen de aangiften inkomsten-belasting en vennootschapsbelasting alleen nog via Digipoort en SBR worden ingediend. Loon- en omzetbelasting aangiften volgen in 2014 en 2015. Kantoren moeten daarom (ruim) voor 2013 hun aangiftesoftware SBR-proof maken en een zogenoemd PKI-overheidscertifi caat aanvragen. SBR-kredie-trapportages aan banken lopen over het Rapportage portaal. Ook hiervoor is een certifi caat nodig. De overstap van SBR is meer dan de overstap naar nieuwe software. SBR biedt ook mogelijkheden in dienstverlening. Het RB beveelt de bijeenkomsten van harte aan voor iedereen die in de samenstel- en aangiftepraktijk werkzaam is en verantwoordelijk is voor de software op kantoor.

Om u aan te melden en voor informatie over de bijeen -komsten gaat u naar het ledendeel van www.rb.nl(Vakinformatie > dossier SBR) of naar de website van Logius (www.SBR-nl.nl).

Digitale kredietrapportages aan bankenSinds begin van dit jaar is het mogelijk digitaal de door de banken geëiste kredietrapportages in te zenden middels XBRL/SBR via het bankenportaal (www.rapportageportaal.nl). Deze rapportage is gebaseerd op het fiscale jaarrapport met aanvul-lingen over meer- en minderwaarden in de onderneming. Hier-mee kan op relatief eenvoudige wijze worden voldaan aan de rapportageverplichting richting banken. Digitale kredietrap-portages kunnen alleen gebruikt worden voor kleinere onder-nemingen. Kredietrapportages voor verenigingen, stichtingen en middelgrote ondernemingen zullen in 2012 mogelijk worden. Uit overleg met de banken is gebleken dat er eind 2011 ook een pilot wordt gestart met het digitaal aanvragen van kredieten. Hier-door wordt de afwikkelingsduur van een kredietaanvraag beperkt tot maximaal tien werkdagen. In het RB-kwaliteitshandboek kunt u onder klantprocessen meer informatie vinden over het samen-stellen van een jaarrekening op fi scale grondslagen.

Belangenbehartiging en Vakinformatie

VerenigingsnieuwsHET

Page 39: Het Register nr 10-2011

42 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

Voor uw agenda■ Praktijkbijeenkomsten Horizontaal Toezicht Voor actuele data kijk op www.rb.nl Hotel Van der Valk te Vianen

■ Bedrijfsfi scalistennetwerk Maandag 31 oktober RB te Culemborg

■ Forumbijeenkomst Zaterdag 10 december Hotel van der Valk te Vianen

Voor bovenstaande bijeenkomsten dient u zich vooraf aan te melden via het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie).

■ Nieuwjaarsbijeenkomst Maandag 16 januari 2012

■ RB-dag Vrijdag 1 juni 2012

Op de RB-agenda■ SBR Koepeloverleg 26 oktober

■ Commissie wetsvoorstellen 28 november

■ Beconoverleg 9 december

Heeft u onderwerpen voor de Commissie Wetsvoorstellen of het Beconoverleg? Stuur deze dan naar [email protected].

Belangenbehartiging en Vakinformatie

RB tegen verschuiving Wwft-toezicht naar de BelastingdienstHet Register Belastingadviseurs heeft gereageerd op een conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Wwft. Met de wijzigingsvoorstellen wordt beoogd tegemoet te komen aan de bevindingen van de Financial Action Task Force, die in februari 2011 onder andere concludeerde dat de Wwft-vereisten voor het cliëntenonderzoek op onderdelen tekortschieten, dat de Nederlandse overheid meer uitleg over de toepassing van de Wwft zou moeten geven en dat de 14-dagentermijn voor melding van ongebruikelijke transacties niet in overeen-stemming is met de verplichting tot ‘onverwijlde melding’. In de reactie maakt het RB zich er onder andere hard voor dat belastingadviseurs geen ongebruikelijke transacties hoeven te melden waarbij de klant niet zelf betrokken is. Ook pleit het RB ervoor dat belastingadviseurs geen meldingsplicht hebben voor ongebruikelijke transacties die niet zijn verricht tijdens het bestaan van de zakelijke relatie. Het RB pleit ervoor dat de meldingsplicht vervalt voor transacties die na een termijn van vijf jaar aan het licht komen. Volgens het RB richt de Wwft zich niet tot de individuele beroepsbeoefenaren, maar tot de ‘instellingen’ waarvoor ze werken.

In haar reactie gaat het RB in op het beleidsvoornemen dat de Belastingdienst Holland Midden de offi ciële toezicht houder voor accountants en belastingadviseurs wordt. De informatie-verplich ting op grond van de Wwft is veel ruimer dan de fi scale info rmatieverplichting. Het RB heeft er daarom princi-pieel bezwaar tegen als de informatie die wordt verstrekt bij de melding van ongebruikelijke transacties rechtstreeks bekend is bij de Belastingdienst. Over de waarborgen tegen het gebruik van die informatie ten behoeve van belastingheffi ng en het opleggen van fi scale boetes verkeren belastingplichtigen volledig in onzekerheid. Elke schijn van détournement de pouvoir dient volgens het RB op voorhand te worden voorkomen.

U kunt het commentaar lezen in het Dossier Wwft op het ledendeel van www.rb.nl (Vakinformatie > Dossiers).

Bedrijfsfi scalistennetwerk nieuwe stijlHet Register Belastingadviseurs roept bedrijfsfi scalisten op actief bij te dragen aan de nieuwe opzet van de bedrijfsfi scalisten-bijeenkomsten. Meer dan voorheen ligt de nadruk op kennisuitwisseling en netwerken. Daarmee onderscheiden deze bijeenkomsten zich beter van het cursusaanbod in het PE-programma en de Landelijke Studiebijeenkomsten.

Uw actieve bijdrage bepaalt het succesWilt u als bedrijfsfi scalist actief bijdragen aan het bedrijfsfi scalistennetwerk nieuwe stijl? Meld u dan aan voor de bijeenkomst op maandag 31 oktober 2011 van 19.00 tot 21.00 uur.

Deelname aan het netwerk staat open voor leden die in loondienst werkzaam zijn in een fi scale functie in het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie. Dat geldt ook voor belastingadviseurs die vergelijkbare werkzaamheden verrichten voor slechts één of enkele van dergelijke opdrachtgevers. De bijeenkomst wordt geleid door mr. drs. Onno Clous van Bureau Vaktechniek RB.

Meer informatieWilt u meer weten over het bedrijfsfi scalistennetwerk nieuwe stijl? Kijk dan op het ledendeel van www.rb.nl (Vakinformatie > Specialismen).

VerenigingsnieuwsHET

Page 40: Het Register nr 10-2011

43oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

Ook verkrijgbaar in de RB-shop:

RB-penRB-pennen, merk BIC®. Volledig in kleur bedrukte pen met het RB-logo en tekst ‘Verder in fi scale kennis’. Rode rubber grip voor extra schrijf-comfort en blauw schrijvend. Verkrijgbaar per 15, 30 en 50 stuks. Respectievelijk € 18, € 28,50, € 43.

RB-axionclip

Een axionclip is een exclusieve paper-clip voorzien van het RB-logo in kleur. Axionclips ondersteunen u bij een pro -fessionele uitstraling van bijvoor beeld uw uitgaande post of offi ciële docu-menten. De axionclips worden geleverd per 85 stuks in een handzaam, wit bureaudoosje met zichtvenster. € 26,50 per doosje.

Ledenservice

RB-shopIn de RB-shop kunt u regelmatig nieuwe RB-producten vinden waarmee u zich profi leert als gecertifi ceerd belastingadviseur of consulent. Dit zijn bijvoorbeeld hulpmiddelen bij de uitoefening van de praktijk, zoals de Algemene Voorwaarden, de brochure ‘Bezoek van de FIOD. Wat nu?’ en RB-dossiers en -ordners voor het beheren van klantgegevens. Daarnaast kunt u diverse RB-kantoorartikelen bestellen.

Nieuwe producten

RB-laptoptas

Luxe (laptop)tas met verschillende vakken. Voorzien van draaggreep en schouderband. Met het RB-logo in kleur. Afmetingen 40 x 32 x 10 cm.€ 12,50 per tas

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

RB-mooimakers

RB-logobord

RB-stropdas

RB-schrijfmap

RB-schrijfblok

RB-ordnerRB-visitekaarthouder

RB-easy notes

RB-FIOD-brochure

RB-verdachtenkaart

RB-dossier

Bezoek de RB-shop op het ledendeel van www.rb.nl (onder ‘Mijn RB’).

Page 41: Het Register nr 10-2011

44 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

Geslaagden opleiding AA-Belastingaccountant

De heer K. Acar AA, de heer J.Th. van Asselt AA, de heer M.A. Bierbooms AA, de heer ing. J.W.F. Bouma AA, de heer F. Bouwman AA, de heer J. van Breeden AA, de heer J.M.B. de Bruin AA, mevrouw M.H.P. Claes, de heer C.W. van Dalen, de heer S.C.M. Dalmulder AA, de heer I. Groener, de heer M. Hazeleger AA, de heer F. Hop, de heer L.J. Huisman, de heer J. de Jager, mevrouw B.M.T. Janssen AA, de heer J.H. van Kats AA, de heer W.R.P. Keus AA, mevrouw S. Knol-Bongers AA, de heer G.G.P. Koeman AA, de heer H. Kompagnie AA, mevrouw M.C. Koningswoud AA, de heer J. Kroot AA, mevrouw J.M.M. van de Lageweg AA, de heer D.C.

Meerkerk, mevrouw R.A.H. Meesman AA, de heer G.J. Mersch AA, mevrouw D.E. Molenaar AA, de heer W.G.M. Mulder, de heer G. van Norden AA, mevrouw C. Pennings AA, mevrouw E.A.A. Pol AA, de heer E.M.J. Rijkaart AA, de heer drs. J.L. Rosseel RA, mevrouw F.M. van de Sande, mevrouw A. Sanders AA, de heer P.W. van der Sar, mevrouw O.R. Sival-Groenveld AA, mevrouw J.A. Teunissen AA, de heer C. Tromp, de heer J.C. Valster AA, mevrouw C.A. Venbrucx-Jansen AA, mevrouw A. de Vries AA, de heer J.M.C. Waldhober AA, de heer G. de Weerd AA, de heer D.P.W.M. Willemse en mevrouw E.E.M. van Zijtveld AA.

Opleidingen

In september vormde Slot Zeist weer het feestelijke decor voor de diploma-uitreikingen van RB Opleidingen. Op vrijdag 16 september ontvingen 48 geslaagden hun welverdiende diploma van de opleidingen AA-Belastingaccountant. Er waren 32 geslaagden voor de opleiding AA CB-Belastingadviseur, 5 geslaagden Hbo Fiscaal recht (Bachelor Belasting adviseur) en 11 geslaagden voor Master Belastingadviseur. Bij deze gelegenheid waren sprekers van de NBA (NOvAA) aanwezig om de studenten te feliciteren en toe te spreken.Tijdens de bijeenkomst van 23 september kregen 75 geslaag-den het diploma CB-belastingconsulent en 53 geslaagden het diploma CB-belastingadviseur uitgereikt.Het Register Belastingadviseurs feliciteert alle geslaagden nogmaals van harte en wenst iedereen veel succes in de toekomst.

Diploma-uitreikingen zeer geslaagd!

Geslaagden opleiding CB-belastingadviseur

De heer H.T.A. Blaauw RB CB, de heer J.J.G. Blankenstijn CB, de heer C.A. Boer CB, de heer ing. J.H. Boers CB, mevrouw C.G.M. Bouman CB, de heer N.H. van den Broek CB, de heer J. Dickman CB, de heer drs. B.J. Dieperink CB, mevrouw M. Duijnisveld-Persoon BAC-MFP CB, de heer W.E. Hubenet CB, de heer P.J. van Huizen FFP CB, de heer J.G.M. de Jong CB, de heer J.S. Jonk CB, mevrouw W.M.M.J. Kapteijns CB, de heer K. Kleijn CB, de heer R. Klijnsmit CB, de heer R.C.J. Koster CB, de heer A.A.P.P. Krijnen CB, de heer M.H. Krings CB, mevrouw K. van der Leest-Pelowska CB, de heer W.F.J. Metsemakers CB, de heer J.R. Mooring CB, mevrouw J. Muller CB, mevrouw A.J. Peters CB, mevrouw H.A. van der Ploeg-Kruis CB, de heer S. de Ruiter CB, mevrouw S.C. Schröder CB, mevrouw G. van Steenbeek CB, de heer B. van Steenbergen CB, de heer H.C.J. van de Ven CB, de heer K.G.Y. Versprille CB, de heer A.H. Vos CB, de heer G. Wielinga CB, de heer E. Wietzes CB, de heer P.A.B. Willems CB, mevrouw I.M.A. Woerdeman CB, de heer ir. H.J.P. van der Zanden FFP CB, mevrouw mr. J. Barelds-van Dijck CB, mevrouw H. Bhiek hemsing CB, de heer R. Boomsma CB, de heer A. Bozkurt CB, de heer L.A. Domerchie CB, de heer A.M. Eskes CB, de heer W.G. Giltay CB, mevrouw E.M. de Haas CB, mevrouw D. Hartmans-Rodenhuis CB, de heer A. Hoogsteen CB, mevrouw D. van Maanen CB, de heer M. Nuisker CB, de heer A.G.M. de Ruijter CB, de heer W.A. Saalmink CB, mevrouw D. Timmermans CB en de heer H. Velda CB.

Alle geslaagden van 16 september jl. bijeen voor Slot Zeist.

VerenigingsnieuwsHET

Page 42: Het Register nr 10-2011

45oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

Geslaagden opleiding AA CB-Belastingadviseur

De heer K. Acar AA CB, de heer E.H.A. Bakker AA CB, mevrouw L.T. van der Bij CB, mevrouw J. Bouten CB, de heer B.A. Cramer CB, de heer F.I. van Dalen CB, de heer S.C.M. Dalmulder AA CB, de heer H. van Eldijk AA CB, mevrouw L.M.A. Engelbarts AA CB, mevrouw G.A. van den Esschert AA CB, de heer B. de Groot AA CB, de heer M.M.W. de Groot AA CB, de heer C.M. Harthoorn AA CB, mevrouw M.A.M. de Heij AA CB, de heer J.E.C. Hoff AA CB, mevrouw M.J. de Jager AA CB, de heer A. Kanis AA CB, de heer J. Karels CB, mevrouw S. Knol-Bongers AA CB, mevrouw D. Lust AA CB, de heer B.H. Mons AA CB, de heer J.J.P. Neefjes AA CB, mevrouw J. van Noort AA CB, de heer P.H. Pinkster AA CB, mevrouw C.F. van der Schaft AA CB, de heer R. Sommandas AA CB, de heer J.P.M. van de Ven AA CB, de heer J.M. van der Voort AA CB, de heer A.T. van der Vorst CB, de heer J.M.C. Waldhober AA CB, de heer J.J.N. de Win AA CB, de heer P.P. Zoeteweij CB en mevrouw J.A. Zwaan AA CB.

Geslaagden opleiding HBO Fiscaal Recht (Bachelor Belastingadviseur)

De heer J.P.M. Berbers BB, mevrouw O.W.K. Brekelmans BB, mevrouw D.J.M. de Jong BB, de heer A.J.W. Kistemaker FB BB en de heer J. Tijssen BB.

Geslaagden Schakelprogramma Master Belasting adviseur

De heer R.A.P. Spijkerboer en de heer H. de Vos.

Geslaagden opleiding CB-belastingconsulent

De heer C.H.T. van Alen bc, de heer P.M. Bellemakers bc, de heer M.M. Beunk bc, de heer E.M. de Bie bc, mevrouw C. van Dongen bc, de heer E. van Eden bc, mevrouw H. Elmali bc, mevrouw W.G.A.M. van Engelen bc, de heer B. Hobbelink bc, mevrouw M. Höller bc, mevrouw A. Jansen bc, de heer P.J.G. Juurlink bc, mevrouw J. Kamphuis-Leus bc, de heer R. Kaspers bc, mevrouw ing. E.H.M. Kats bc, de heer F. Kortlever bc, de heer J.C.N. Masteling bc, mevrouw ing. F.E.C.A. Naalden bc, de heer R.J. Overkleeft bc, mevrouw E. Reintke bc, mevrouw P.A.M. Segers bc, mevrouw B.M. Sjamaar bc, mevrouw C.M. Sjamaar bc, de heer B.J. van Spengen rm bc, mevrouw E.A.M. Thoonen bc, de heer H.G. Versteeg bc, de heer W. Vis bc, de heer E.J. Vleeming bc, de heer W.H. Waasdorp bc, de heer J.M. van de Weerd bc, de heer R. Wijers bc, de heer M. Agema bc, de heer W. Arends bc, mevrouw M. Bekkering bc, mevrouw W.E. Bosch-Overmeer bc, mevrouw A.M.H. Bouwhuis bc, mevrouw N.E. van Eijkern bc, mevrouw H. Hak-Dorrestijn bc, mevrouw G.K. Hokwerda bc, mevrouw E.R. Jansen bc, de heer R.C.H. Jorritsma bc, mevrouw M.H. te Kaat-Töpfer bc, mevrouw T.J. Kamphorst-Hendriks bc, mevrouw P.E. Kipping-Koster bc, mevrouw R.A. Kromhout van der Meer bc, de heer H. Kruit bc, mevrouw A. Kuilboer bc, de heer M.D. de Leeuw bc, mevrouw L. van Leeuwen bc, mevrouw R. Loderus-Staal bc, de heer M.L. Meijer bc, de heer M. van der Meulen bc, de heer R. Murli bc, de heer C.E.H. Naber bc, de heer S. Nieborg bc, de heer A.J. Noomen bc, de heer D. Post bc, mevrouw C.M. Prast bc, mevrouw W.M. Prins bc, de heer F.A. Rothmund bc, de heer J.W. Scholten bc, de heer M.K. Schoutens bc, de heer H.S. Schreuder bc, mevrouw M. Smeels-Zechner bc, de heer H.L.M. Starink bc, de heer I.I. Starke bc, mevrouw V.W.M. Teunissen bc, de heer C.T.M. Timmer bc, mevrouw E.E.M. Timmerman bc, de heer C. Verbaan bc, de heer F.F.W.M. Verdijk bc, de heer H.J.C. Verhoeckx bc, mevrouw S.A.M. Versleijen bc, de heer W. Vrij bc en mevrouw A.L.H.T. van de Wetering bc.

Geslaagden Master Belastingadviseur

De heer J. Bakker AA CB MB, de heer A.J. van Es FB MB, de heer J.T. de Mooij FA FB MB, mevrouw S.G. Nassette CB MB, mevrouw ir. G.A. Norde FB MB, de heer R.J.H. de Rooij CB FFP MB, de heer I. Steert FB MB, de heer D. Tamonob FB MB, de heer D.C.J. Vera FB MB, mevrouw N.A. Viergever FB MB en mevrouw C.W. Wong FB MB (ook geslaagd voor het Schakelprogramma Master Belastingadviseur).

Page 43: Het Register nr 10-2011

46 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

MKB Belastingrecht II

Wat adviseert u als uw klant de onderneming wil stoppen? Wat is hier-voor fi scaal de meest gunstige oplossing? Wanneer is er sprake van bedrijfsopvolging of de inbreng van de onderneming in een bv?

Het fi scale winstbegrip en de ondernemingsfaciliteiten zijn u reeds bekend, maar zodra een ondernemer in een bijzondere situatie terechtkomt is het van het grootste belang om hem daarin goed en tijdig fi scaal te begeleiden.

Onderwerpen■ Stakingswinst en stakingsfaciliteiten■ Bedrijfsopvolging■ Doorschuiff aciliteiten in de inkomstenbelasting (IB)■ Firmaproblematiek■ Verklaring arbeidsrelatie (VAR-verklaring)■ Inbreng in de bv■ Aanmerkelijk belang■ Actuele ontwikkelingen

Na afronding van deze cursus bent u in staat om vraagstukken in bijzondere situaties op hoofdlijnen te signaleren en advies-punten aan te geven.

Locatie: Hotel Van der Valk te Vianen Docent: mr. drs. A.J. Meijer

Meer informatie over deze cursus en online inschrijven? Kijk op www.vlbopleidingen.nl.

Uitgelicht

Maak kennis met de opleiding CB-belastingadviseur!De Leergang Omzetbelasting biedt u een uitstekende mogelijkheid om de eerste stap richting het diploma CB-belastingadviseur te zetten.

In deze vierdaagse interactieve cursus wordt de studiestof behandeld die identiek is aan het vak Omzetbelasting uit de opleiding CB-belastingadviseur. De docent geeft al jaren les aan de opleiding, waardoor u een goed beeld krijgt van de wijze van doceren en het niveau van de opleiding.

Tijdens de cursus wordt de Wet op de Omzetbelasting 1968 en de btw-richtlijn (Richtlijn 2006/112/EG) op hoofdlijnen behandeld. Daarnaast wordt dieper ingegaan op recente wijzigingen en relevante jurisprudentie.

Onderwerpen

■ Wanneer is een lichaam of rechtspersoon ondernemer voor de btw?

■ Wat zijn leveringen en diensten voor de btw?■ Wat is de vergoeding en het toepasselijke tarief?■ Bijzondere regelgeving in de omzetbelasting ten aanzien van

onroerende zaken, kleine ondernemers, tweedehands goede-ren en aannemings-verhoudingen.

■ Aangifte omzetbelasting.■ Omzetbelastinggevolgen van (intracommunautaire en niet

intracommunautaire) leveringen.■ Nieuwe regeling voor de heffi ng van btw ten aanzien van

diensten (B2B en B2C) en de administratieve verplichtingen.■ Jurisprudentie met betrekking tot de behandelde

regelgeving.

Na het volgen van deze cursus bent u in staat de behandelde stof zelfstandig toe te passen in uw dagelijkse praktijk. Tijdens de cursus wordt gebruik gemaakt van de uitgave ‘Omzetbelas-ting’ die u van RB Opleidingen ontvangt. Daarnaast ontvangt u een syllabus.

Data

dinsdag 22 november 2011 Vianen (dag I)donderdag 1 december 2011 Vianen (dag II)donderdag 8 december 2011 Vianen (dag III) donderdag 15 december 2011 Vianen (dag IV)

Tijden

16.00 - 18.00 uur eerste deel cursus 18.00 - 19.00 uur pauze en diner (inbegrepen)19.00 - 21.00 uur tweede deel cursus

Examen doen?

Dat kan! RB-leden hebben de mogelijkheid het examen Omzetbelasting van de opleiding CB-belastingadviseur af te leggen. Wanneer u het examen met een voldoende afsluit, kunt u uw certifi caat binnen drie jaar inwisselen als vrijstelling binnen de opleiding CB-belastingadviseur.

Locatie: Hotel Van der Valk te Vianen Docent: mr. M.C. van den Oetelaar

Meer informatie over deze cursus en online inschrijven? Kijk op www.rb.nl (Permanente Educatie).

Opleidingen

VerenigingsnieuwsHET

Page 44: Het Register nr 10-2011

47oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

Summercourse Master Fiscale Economie: discipline en planning

Gijs van der Leeden, één van de deelnemers aan de summer-course kijkt terug op twee zware, maar zeer interessante weken. ‘Ik ben gewend te studeren, maar de summercourse was zeer in-tensief. Om goed door dit ‘klaarstoomprogramma’ heen te komen heb ik twee weken volledig vrijgenomen en echt vijftien uur per dag gestudeerd, ook in het weekend. Dat was ook echt nodig, an-ders had ik het waarschijnlijk niet gehaald.’

Gijs was direct enthousiast toen hij de oproep zag van het Register Belastingadviseurs om deel te nemen aan de summer-course en de Master Fiscale Economie. ‘Ik vond het een enorme kans die ik niet kon laten schieten. Normaal gesproken kost het je minimaal drie jaar om een Master te behalen, nu kon ik het in één jaar gaan doen. Ik heb dan ook geen moment getwijfeld om mij aan te melden.’

Op de vraag hoe Gijs het komende masterjaar tegemoet ziet, reageert hij nuchter: ‘Het wordt veel studeren, maar het is leuk om deze studie met een groep ervaren belastingadviseurs te gaan doen. Je volgt de colleges namelijk samen met de regu-liere studenten van de universiteit en vanuit je praktijkervaring kun je een enorme voorsprong hebben op de overige studen-ten. Maar dit kan ook een valkuil zijn; je redeneert vanuit de praktijk, terwijl aan een universiteit, en met name bij examens, van je verwacht wordt dat je vanuit de theorie tot een oplos-sing komt. Omdat je al jaren ervaring hebt als belastingadvi-seur, heb je de neiging gelijk met een praktisch antwoord te

komen. Tijdens deze studie is het van belang dat je de theorie beheerst.’

Als tip voor studenten die volgend jaar willen starten met de summercourse en het aansluitende masterjaar, geeft Gijs aan dat hij twee ‘toverwoorden’ heeft: ‘Discipline en planning’. Dit is niet iets wat je er ‘even’ bij doet. Zorg ervoor dat je genoeg tijd reser-veert om te studeren en veel schrijft tijdens de colleges. Zo blijf je bij met de studiestof, anders is het bijna niet meer in te halen. Plan de periode waarin de summercourse plaatsvindt het liefst helemaal vrij. Ik moet er wel bij zeggen dat ik deze twee weken als heel interessant heb ervaren en ik klaar ben voor het master-jaar!’

De eerste summercourse zit erop. Veertien leden van het Register Belastingadviseurs zijn 29 augustus jongstleden geslaagd voor de summercourse ‘Capita Selecta’, het voorbereidingsprogramma op de éénjarige Master Fiscale Economie van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Van harte gefeliciteerd!De volgende RB-leden, waaronder Gijs van der Leeden, zijn geslaagd voor de summercourse:De heer J.H. Asma FB, mevrouw S.G.J.W. van der Doelen FB, de heer A.R.G.P. Doornebosch AA MB FB, de heer T.C.P. Frunt MB FB, de heer N. Hamzic FB, de heer A.C.L.M. Jacob FB, de heer H. Kiele CB, de heer G. van der Leeden CB, de heer R.P. Mosch FB, de heer M.P. Reer FB, de heer G.J. van Silfhout MB FB, mevrouw J.A.D. Velthof MB FB, mevrouw N.A. Viergever MB FB, de heer R.G. de Vlugt MB FB.

Page 45: Het Register nr 10-2011

48 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

VerenigingsnieuwsHET

In de boekenrubriek geven ervaren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fi scale) boeken:■ Twee beoordelaars recenseren

een boek. ■ Zij kennen cijfers toe voor

bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader ■ ■ ■ ■ ■

Goed ■ ■ ■ ■

Redelijk ■ ■ ■

Matig ■ ■

Afrader ■

Bedrijfsopvolging voor de IB-ondernemer en DGA sinds 2010De drastische wijzigingen in de bedrijfsop-volgingsregelingen zijn aanleiding ge-weest voor de eerste druk van dit boek. Met ingang van 1 januari 2011 is de rege-ling in het aanmerkelijk belang opnieuw gewijzigd, reden voor een tweede druk van dit boek.

Het boek bevat 4 hoofdstukken, een in-leidend hoofdstuk met in het kort een vermelding van de wijzigingen. Vervol-gens twee grote hoofdstukken over de behandeling van de bedrijfsopvolging in de in-komstenbelasting en bedrijfsopvolging in de erf- en schenkbelas-ting. Hoofdstuk 4 bevat een schematisch overzicht van de regeling. Dit laatste hoofdstuk kan als schema meegenomen worden in de koff er van elke fi scalist. Het geeft een totaalplaatje van de regeling, de vindplaats in de wet en korte aantekeningen.

Het sprak ons bijzonder aan dat het boek niet alleen de regeling voor de IB-ondernemer en de DGA bespreekt, maar ook wat er ge-beurt met Tbs-vermogen bij vererving en schenking. De vele voor-beelden in het boek, veelal overgenomen vanuit de toelichting op de diverse wetsartikelen, zijn een welkome aanvulling op de toch wel lastige materie. Wat ons ook erg aansprak was dat op nog open-staande vragen een mening wordt gegeven over een mogelijke uit-werking. Inmiddels zijn er vanuit het ministerie van Financiën al nieuwe goedkeuringen verschenen. De bedrijfsopvolgingsregeling blijft in beweging en is daarmee een interessant onderwerp voor ad-viseurs.

Praktisch nut 7Wetenschappelijk niveau 8Actualiteit 7Leesbaarheid 7Presentatie 8Prijs-kwaliteit-verhouding 8Bedoeld voor specialist

Eindoordeel: ■ ■ ■ ■ ■

Auteur: prof.dr.mr. E.J.W. HeithuisUitgever: KluwerISBN: 978 90 13 08945 5Prijs: € 34,95 inclusief btw

Door: Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA

Formeel Belastingrecht AlmanakWie kent ze niet, de almanakken van Else-vier? Recent is de reeks uitgebreid met de Formeel Belastingrecht Almanak. Geschre-ven in de bekende almanakstijl: praktisch en toegankelijk, met enige diepgang maar niet al te wetenschappelijk.

Er is aandacht voor de bestuurlijke boete, invordering, bezwaar, beroep en controle door de fi scus (horizontaal toezicht, waarneming ter plaatse). Ook aansprake-lijkheden en fi scaal strafrecht komen aan bod. Aardig is het onderdeel ‘Risico’s van de beroepsuitoefening van de adviseur’. In dat onderdeel wordt de aansprakelijkheid van-uit verschillende invalshoeken belicht (beroeps-, tuchtrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aansprakelijkheid). De alma-nak telt 350 bladzijden, waarvan 180 bijlagen. Formeel belasting-recht is helaas oneindig veel ingewikkelder. Het woord ‘compleet’ op de achterfl ap vinden we dus wat overdreven. Zo behandelt het onderdeel boekenonderzoek wel de steekproef, maar niet de an-dere controletechnieken, zoals de chikwadraattoets of de vermo-gensvergelijking. Het opnemen van de wetteksten Invorderingswet, Awb en AWR vinden we verder overbodig. Iedere belastingadviseur heeft immers de wettenbundel onder zijn hoofdkussen liggen!

Aan het toch al omvangrijke vaktechnische vocabulaire voegen de auteurs nog het begrip ‘knijp- en piepsysteem’ toe. Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld de situatie dat de fi scus tegen beter weten in een onredelijke hoge aanslag oplegt onder het motto dat de belas-tingplichtige dan vanzelf wel zal piepen.Voor wie een snelle toegang tot het formeel belastingrecht zoekt een prima uitgave. Voor de diepgravers onder ons niet compleet genoeg.

Praktisch nut 8Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 8Leesbaarheid 7Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 5Bedoeld voor de generalist

Eindoordeel: ■ ■ ■

Auteur: Dr. E. Poelmann (red.)Uitgever: Elsevier FiscaalISBN-nr: 978 90 68 82711 8Prijs: Tijdelijk € 65 i.p.v. € 77

(exclusief btw) voor RB-leden.Bestellen kan via www.elsevierfi scaal.nl/formeel. Deze aanbieding is uitsluitend voor RB-leden en loopt tot en met 20 november aanstaande.

Door: Marco Dijkstra FB en Marcel van Galen FB

op-

e-

n de in-

ve

idw

vu

F ISCA A LACTUEEL

8

8

Heithuis Bedrijfsopvolging voor de IB-ondernem

er en DG

A sinds 2010

Prof. dr. mr. EJ.W Heithuis

Bedrijfsopvolging voor de IB-ondernemer en DGA sinds 2010

Boeken

e beroepsuitoefening

Page 46: Het Register nr 10-2011

49oktober 2011 | nummer 10 | Het Register

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

>>

Permanente Educatie

Akersloot

ma 24 oktober Casuscollege Fiscale eenheid

Mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 1 november Actualiteiten btw

Mr. G.B. van Driel FB

Breda

di 8 november Casuscollege Haal meer winst uit het fi scale winstbegrip

J.W. Kemper FB

di 22 november De werkkostenregeling: alles wat u moet weten!

R. de Groot CB

Dordrecht

ma 31 oktober start BTW-academie

Van Driel Fruijtier btw-specialisten

Emmeloord

ma 31 oktober Casuscollege Fiscale eenheid

Mr. drs. S.A.W.J. Strik

Ridderkerk

di 6 december De werkkostenregeling: alles wat u moet weten!

R. Vink

Veldhoven

di 8 november Actualiteiten btw Mr. G.B. van Driel FB

ma 14 november Inleiding Aangifte en advies grensoverschrijdende situaties

werknemers Mr. M. Snikkenburg

di 29 november De werkkostenregeling: alles wat u moet weten!

R. de Groot CB

Vianen

ma 31 oktober Actualiteiten loonheffi ngen

Mr. M.T.W. Aandewiel & J.H.P.M. Raaijmakers

do 3 november Casuscollege Fiscale eenheid

Mr. drs. S.A.W.J. Strik

wo 9 november Privégebruik in de btw

Mr. M.C. van den Oetelaar & Mr. F.L.J. Vervaet

di 15 november Start verdieping Estate planning I

Prof. dr. B.M.E.M. Schols & Prof. dr. F.W.J.M. Schols

ma 21 november Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële

jaarrekening Mr. J. Zwagemaker

di 22 november Leergang Omzetbelasting I

Mr. M.C. van den Oetelaar

di 22 november Inleiding Aangifte en advies grensoverschrijdende situaties

werknemers Mr. M. Snikkenburg

wo 23 november De WOZ in de praktijk

Mr. H.A. Elbert

ma 28 november Actualiteiten vennootschapsbelasting (extra ingepland)

Mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 29 november Wet Personenvennootschappen

Dr. M.L.M. van Kempen

wo 30 november Btw in internationale verhoudingen

Mr. A.F. Fruijtier FB

di 6 december Aftrek van voorbelasting in de btw

Mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

di 6 december Vermogensopstelling na estate planning

Mr. S.Y. Christians

wo 7 december Proactief belastingadvies (extra ingepland)

Drs. H.J. Meijer FB

Verdieping Aangifte en advies grensoverschrijdende

situaties werknemers Mr. M. Snikkenburg

Zwolle

di 25 oktober Actualiteiten btw

Mr. G.B. van Driel FB

ma 21 november De werkkostenregeling: alles wat u moet weten!

R. Vink

w

m

d

w

d

d

PermanenteEducatie

najaar 2011

Praktijkgerichte

fiscalecursussen

Verder in fiscale kennis

De brug tussen kennis en praktijk

KringbijeenkomstenRB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meerde-re bijeenkomsten per jaar. Voor komend najaar zijn op dit moment al enkele data bekend. Hieronder vindt u van iedere regio waarvan dit bekend is de eerstvolgende datum. Meer informatie over deze en andere kringen en de laatste updates vindt u op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie RB > Kringbijeenkomsten).

Kring Amsterdam

di 8 nov 2011 Praktijkvoering, invordering debiteuren

Incassade

di 13 dec 2011 Levenstestament Krans Helmig Stuijt Notarissen

Kring Arnhem

ma 14 nov 2011 Algemene voorwaarden

Mr. T.A.A.J.M. Weierink

ma 12 dec 2011 Belastingplan 2012 c.s.

Mr. R.H. Rutgers FB en Mr. P.H.J. Furer FB

Kring Eindhoven

di 8 nov 2011 Het verstrekken van informatie aan en door de

Belastingdienst Mr. E.J.M. Rosier, Mr. dr. R.M.P.G. Niessen FB

Mr. J.H. Sligchers FB

di 13 dec 2011 Pensioenactualiteiten

Mr. P.A. ter Beest MPLA

Kring Limburg

do 10 nov 2011 Het verstrekken van informatie aan en door de

Belastingdienst Mr. E.J.M. Rosier, Mr. dr. R.M.P.G. Niessen FB

Mr. J.H. Sligchers FB

PE-programma najaar 2011Hieronder het PE-programma voor het najaar van 2011. Aanmelden voor de cursussen uit het PE-programma kan middels de formulie ren uit de brochure Permanente Educatie najaar 2011. Deze zijn ook te downloaden en direct te verzenden via www.rb.nl.Het complete PE-programma vindt u ook op www.rb.nl.

Page 47: Het Register nr 10-2011

50 Het Register | oktober 2011 | nummer 10

VerenigingsnieuwsHET

do 8 dec 2011 Pensioenactualiteiten

Mr. P.A. ter Beest MPLA

Kring Gelderland/Overijssel

ma 21 nov 2011 Kapitaalverzekeringen mr. G.M.C.M. Staats

ma 19 dec 2011 Actualiteiten loonbelasting; spreker nog niet bekend

Kring Leiden

ma 14 nov 2011 Eindejaarstips Mr. J. Zwagemaker

ma 12 dec 2011 Actualiteiten Omzetbelasting, eindejaarstips

Mr. Ph. Boerman

Noorderlijke kring

do 17 nov 2011 Actualisering TBS (mede in verband met recente

wijzigingen in het huwelijksvermogensrecht en overige

recente wetswijzigingen en jurisprudentie)

Prof. dr. R.M. Freudenthal

Kring Noord Holland/Alkmaar

ma 14 nov 2011 Actualiteiten loonheffi ng en sociale

verzekeringen P.W. Bos FB

ma 12 dec 2011 Spitsuur: fi scale aspecten van het nieuwe BV-recht

(onderwerp 2e deel nog niet bekend)

dr. R.P. van den Dool

Kring Rotterdam

di 8 nov 2011 Actualiteiten loonheffi ngen drs. G. van Ankum

di 6 dec 2011 Actualiteiten vennootschapsbelasting

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Kring Utrecht

di 8 nov 2011 Actualiteiten arbeidsrecht en werknemersverzekeringen

mr. J.P.M. van Zijl

di 13 dec 2011 Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers en E. de Vries

Kring Zeeland/West Brabant

di 1 nov 2011 Fiscale verdieping VBI mr. C. Goosen

di 6 dec 2011 Grensoverschrijdende arbeid R. de Groot

Permanente Educatie

VLB OpleidingenVLB Opleidingen is onderdeel van RB Opleidingen en richt zich met name op agrofi scale en agrobedrijfskundige cursus-sen. Naast het reguliere pro-gramma zijn incompany cursussen en maatwerk mogelijk.Hieronder vindt u het voorlopige programma. Kijk voor de volledige cursusinformatie op www.vlbopleidingen.nl.U kunt zich op deze website online aanmelden voor de cursus van uw keuze.

Vianen

ma 24 okt Start MKB belastingrecht II Mr. drs. A.J. Meijer

di 1 nov Timemanagement, ontspannen druk zijn Drs. E. Spliethof

ma 7 nov MKB Belastingrecht II (dag II)

wo 9 nov De bv in de agrarische praktijk

Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 10 nov Omzetbelasting in de agrarische sector Mr. H.J. de Boer FB

di 15 nov Start Schriftelijk zakelijk taalgebruik Drs. H. Ottenhof

do 17 nov Start Praktisch klantadvies - oren hebben naar uw klant!

J.A.M. Spaan

wo 23 nov Start Agrarisch belastingrecht II groep I

Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 24 nov Agrarisch belastingrecht II (dag II) groep I

Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

di 29 nov Agrofi scale actualiteiten Drs. P.H.M. Ceelen FB &

Mr. E.H.E.F. Sloot FB

wo 30 nov Professioneel klantcontact J.A.M. Spaan

do 1 dec Erfrecht en het huwelijksvermogensrecht in de

agrarische sector Mr. H.J.L. Paantjens

wo 7 dec Start Agrarisch belastingrecht II groep II

Drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 8 dec Agrarisch Belastingrecht II (dag II) groep II

Drs. P.H.M. Ceelen FB & Mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 15 dec Praktisch klantadvies - oren hebben naar uw klant!

(dag II) J.A.M. Spaan

Landelijke studiebijeenkomsten

locatie bij u in de buurt. Gerenommeerde sprekers uit het vak bre ngen daar graag de nieuwste fi scale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie RB > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Gedurende het jaar kunt u zich inschrijven voor de gratis Lande-lijke Studiebijeenkomsten.In de nieuwe opzet is gekozen voor meer bijeenkomsten op meer locaties. Grote voordeel is dat u nu kunt kiezen voor een

Onderwerpen Locatie Data SprekersActualiteiten Inkomstenbelasting Akersloot 22 november 2011 mr. dr. M.J. Hoogeveen

Loonbelastingen Ridderkerk 24 november 2011 mr. M.R.M. Deden

Apeldoorn 1 december 2011

Veldhoven 6 december 2011

Assen 8 december 2011

Aanmelden kan vanaf 24 oktober 2011! Vianen 15 december 2011