Het Register nr. 2 - 2013

52
Register HET Vakblad van het Register Belastingadviseurs april 2013 | nummer 2 Multifunctionele accommodaties en btw Inbreng in een personenvennootschap: lastige materie Bedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet: een aantrekkelijke combinatie Het kantoor van de toekomst: een vooruitblik

description

Het Register nr. 2 - 2013

Transcript of Het Register nr. 2 - 2013

Page 1: Het Register nr. 2 - 2013

Registerhet

Vakblad van het Register Belastingadviseurs

april 2013 | nummer 2

Multifunctionele accommodaties en btwInbreng in een personenvennootschap: lastige materieBedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet: een aantrekkelijke combinatie

Het kantoor van de toekomst:een vooruitblik

Page 2: Het Register nr. 2 - 2013

MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR

••••••

••

RB 2013 nr2 contouren.indd 1 24-3-2013 21:25:34

Page 3: Het Register nr. 2 - 2013

Inhoudde

Colofon

n n n

Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.

Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00

Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lid­maatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.

RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofd­redacteur)Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de BontMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBMr. dr. M.J. (Mascha) HoogeveenMr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB

EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaE­mail: [email protected]

Uitgever RB, Ilse van der DoelenE­mail: [email protected]

Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven

AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00e­mail: [email protected]

Vierde jaargang, oplage 7500

VormgevingTwinmedia BV, Joke Boer

© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gerepro­duceerd door middel van boekdruk, foto­offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder vooraf­gaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.

‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

3april 2013 | nummer 2 | het Register

De redactie - Crisismaatregel voor echtscheidingMr. dr. M.J. Hoogeveen n 4

Kort & bondig n 5

Over het bestaan der soortenColumn – prof. dr. A.C. Rijkers n 13

Multifunctionele accommodaties en btwMr. C.W. van Vilsteren n 18

Jurisprudentie en wetgeving n 21

De belastingrente in de IB en VpbMr. L.J. Adriaanse FB n 26

Inbreng in een personenvennootschap: lastige materiemr. E.A. van Uunen FB n 30

Bedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet: een aantrekkelijke combinatieMr. E.F. Berkhemer en G. Stomphorst LL.M n 36

Het Verenigingsnieuws n 40

‘ De Belastingdienst komt naar je toe’ Interview drs. P.W.A. Veld14Het kantoor van de toe-

komst: een vooruitblikRondetafelgesprek8

Page 4: Het Register nr. 2 - 2013

Redactiede

4 het Register | april 2013 | nummer 2

Crisismaatregel voor echtscheidingHet zijn crisistijden als een huwelijk eindigt. Een emotionele en stressvolle periode waarbinnen ook nog eens van alles moet worden geregeld, zeker wanneer de ex-partners een eigen woning bezitten. Veelal blijft een van beiden in de woning ach-ter en vertrekt de ander. Aangezien de woning voor laatstgenoemde geen hoofdver-blijf meer is, zou deze daarmee zijn recht op renteaftrek verliezen. Het laat zich raden dat partijen een dergelijke aanslag op hun financiën er slecht bij kunnen heb-ben. De wetgever heeft dit onderkend en geeft de ex-partners twee jaar de gelegen-heid een oplossing te vinden en de zaken met elkaar af te handelen. Bij fictie wordt de woning voor de woningverlater toch aangemerkt als een eigen woning zolang de ex-partner erin blijft wonen. Voor samenwoners geldt hetzelfde.Maar is in deze tijden twee jaar genoeg? De woning binnen deze termijn verko-pen zal niet meevallen. Nu bestaat voor andere verkoopsituaties een soortgelijke fictie als in geval van echtscheiding. Als de woning leeg te koop staat, behoudt de eigenaar toch zijn renteaftrek. Oorspronkelijk bedroeg de termijn daarvoor twee jaar, maar vanwege de economische crisis is deze termijn met een jaar verlengd. Daarnaast werd de maatregel van tijdelijke verhuur ingevoerd: de woning mag tij-delijk worden verhuurd zonder dat de fictie definitief verloren gaat. Weliswaar behoort de woning dan tijdelijk tot box 3, maar als deze binnen de termijn van drie jaar weer leeg te koop komt te staan, herleeft de fictie en ontstaat er weer renteaftrek. Dit laatste was voorheen niet het geval. Beide tijdelijke maatregelen zouden eindigen per 1 januari 2013, maar zijn met een jaar verlengd tot 1 januari 2014 omdat de huizenmarkt volledig in het slop zit. Ook voor de woning in aan-bouw is de termijn waarvoor renteaftrek bestaat, verlengd tot drie jaar.Voor echtscheidingssituaties heeft de wetgever echter geen extra maatregelen ge-troffen, terwijl uiteraard ook dan de economische crisis een tijdige oplossing kan bemoeilijken. Als de woning veel in waarde is gedaald, is het niet denkbeeldig dat de hypotheek al hoger is dan de waarde van de woning. Kan een van de partners dat opbrengen? Zo ja, dan zou een termijn van twee jaar voldoende moeten zijn. Maar zo niet, dan zal de woning moeten worden verkocht. En als dat dan niet binnen twee jaar lukt, is het einde oefening voor wat betreft de renteaftrek. Dit valt alleen nog te voorkomen als de woning geheel wordt verlaten, zodat de verkoopfictie in werking treedt, of als de ander terugkeert bij zijn ex, zodat de woning weer een hoofdverblijf wordt. Dit zijn natuurlijk reële noch aantrekkelijke opties.Waarom moeten er zo nodig verschillende termijnen gelden in geval van verkoop (of een woning in aanbouw) en echtscheiding? Weliswaar staat de woning in de eerste situatie leeg en in de tweede niet, maar dat kan niet de reden voor dit ver-schil zijn. Dat verschil bestond immers ook al toen voor beide situaties dezelfde periode van twee jaar gold. Een woning is op dit moment gewoon moeilijk te ver-kopen. Dat is in echtscheidingssituaties niet anders. Dubbele woonlasten zijn eerder regel dan uitzondering. De wetgever zou daar oog voor moeten hebben en ook voor echtscheidingssituaties de termijn tijdelijk moeten verlengen naar drie jaar. De gevolgen van de huwelijkscrisis kunnen niet worden verzacht, die van de economische crisis wel. <<<

Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveenverbonden aan Tilburg University en lid van de redactieraad van Het Register

Alle eerder verschenen exemplaren van Het Register vindt u op www.rb.nl

Page 5: Het Register nr. 2 - 2013

Kort & Bondign n n

5april 2013 | nummer 2 | het Register

Jaar langer keuzeregime werkkostenregelingIn een brief aan de Tweede Kamer is staatssecretaris Wee-kers uitgebreid ingegaan op de problemen rond de definitie-ve invoering van de werkkostenregeling. Uit een evaluatie is gebleken dat in 2012 nog slechts 10% van de werkgevers is overgestapt. Er loopt inmiddels een onderzoek naar verbete-ringen van de regeling. Daar is men bijna mee klaar, maar over enkele details wordt nog nagedacht. De resultaten wor-den in de vorm van een verkenning ter consultatie voorge-legd. Aan de hand van de verkenning en de reacties op de consultatie wil Weekers graag nog voor de zomer met de Kamer overleggen over het vervolg. Gelet op de tijd die met dit alles is gemoeid, heeft hij besloten om het keuzeregime met een jaar te verlengen tot 1 januari 2015.

n Ministerie van Financiën, 7 maart 2013

Alternatief voor VAR-systeemFNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw en Platform Zelfstandige ondernemers (PZO) hebben samen een ‘Bewijs Van Ondernemerschap’ (BVO) ontwikkeld, als alternatief voor het huidige VAR-systeem. De zzp-organisaties zijn namelijk van mening dat het huidige VAR-systeem ondernemerschap onvoldoende stimuleert en te weinig doet om schijnzelfstandigheid te voorko-men. De plannen om het huidige vragenformulier te vervangen door een VAR Webmodule zullen hierin waarschijnlijk geen verande-ring brengen, omdat alle bestaande nadelen blijven bestaan. Met name het ontbreken van een preventieve toets leidt tot ongewenste effecten. Zo wordt de VAR nu ingevuld op basis van verwachtingen, maar vindt controle achteraf plaats, waardoor verwachtingen en werkelijkheid op het VAR-formulier soms niet met elkaar overeenstemmen. Ook is er een gebrek aan gerichte handhaving, waardoor in een aantal sectoren misbruik plaatsvindt, met schijnzelfstandigheid en uitbuiting van zelf-standig ondernemers tot gevolg.Het nu voorgestelde BVO heeft de volgende kenmerken:n er komt één bewijs van ondernemerschap; de vier VAR-verklaringen

worden overbodig;n beoordeling en zekerheid vooraf over het ondernemerschap;n bestrijding van schijnzelfstandigheid;n adequate voorlichting aan startende zelfstandig ondernemers.

n FNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw en Platform Zelfstandige ondernemers, 12 maart 2013

Kamervragen over HT-reactie Erik RuttenIn Het Register nr. 3 van 2012 schreef drs. H.A.A.M. Rutten onder de titel ‘Naar een voldoening op aangifte’ namens de Vereniging van Hoofdambte-naren bij het Ministerie van Justitie (VHMF) een reactie op het evaluatierapport Horizontaal Toe-zicht van de commissie-Stevens. Naar aanleiding daarvan heeft Kamerlid Bashir (SP) staatssecretaris Weekers van Financiën een aantal vragen gesteld. Hij wilde onder andere weten of het verticaal toe-zicht (VT) heeft geleden onder de introductie van het horizontaal toezicht (HT), of HT inderdaad ongeschikt is voor het mkb en of er een verschil van inzicht bestaat tussen het management van de Belastingdienst en de VHMF.Maar volgens Weekers is er niets aan de hand. Refererend aan een brief van minister Dijssel-bloem van 10 december 2012 meent hij dat VT de volle aandacht heeft; momenteel worden daarvoor zelfs nieuwe medewerkers geworven (zie ook het interview met Peter Veld elders in dit nummer). En HT is ook in het mkb wel degelijk van waarde, ver-volgt hij, al gebeurt dat veelal via de fiscaal dienstverlener. Weekers meent ten slotte dat er geen echt verschil van inzicht is. Uit het artikel van Rutten maakt hij op dat de VMHF HT als een wel-kome aanvulling op het toezichtspalet beschouwt.

n Ministerie van Financiën, 6 maart 2013

Page 6: Het Register nr. 2 - 2013

n n n

6 het Register | april 2013 | nummer 2

€ 50 miljoen extra voor bestrijding jeugdwerkloosheidHet kabinet trekt in 2013 en 2014 € 50 miljoen extra uit om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Daarvan gaat € 25 miljoen naar het programma ‘School Ex’ om jongeren langer door te laten leren in het mbo en € 25 miljoen naar arbeids-marktregio’s om jongeren aan de slag te helpen. Ook komt er een ambassadeur voor de Aanpak Jeugdwerkloosheid. dit hebben minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minis-ter Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Weten-schap de Tweede Kamer laten weten.Bedroeg de jeugdwerkloosheid in 2011 nog 9,8%, in januari 2013 was het al 15%. De werk-loosheid slaat extra hard toe bij schoolgaande jongeren op zoek naar een stage of leerwerk-baan, jongeren zonder startkwalificatie en jonge-ren met een niet-westerse achtergrond. Het kabinet vraagt daarom ook aan sociale partners om in de sector afspraken te maken over stage-plekken en leerbanen. Het is bereid om deze plannen onder voorwaarden te cofinancieren.

n Ministerie van SZW en ministerie van OC&W, 5 maart 2013

Flink meer migranten uit oosten en zuiden van de EUHet aantal migranten in ons land dat afkomstig is uit de lidstaten van de Europese Unie, nam de afgelopen vijf jaar met 153.000 toe tot bijna 600.000. Van deze nieuwe migranten komt het grootste deel uit de tien nieuwe Midden- en Oost-Europese lidstaten, zoals Polen, Roemenië en Bulgarije. Maar ook uit Griekenland, Italië, Span-je en Portugal kwamen flink meer migranten. Een en ander blijkt uit de Migrantenmonitor die het CBS op verzoek van het kabinet heeft gemaakt en waarover minister Asscher van Sociale Zaken en Werk-gelegenheid de Tweede Kamer heeft geïnformeerd.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 7 maart 2013

In 145.000 banen wordt een ton of meer verdiendIn 2011 waren er in Nederland 7,9 miljoen banen van werknemers. Hun gemiddelde jaarloon bedroeg € 31.340. Dit is inclusief bijzon-dere beloningen als eindejaarsuitkeringen, prestatiebeloningen en andere bonussen. Voor 4,7 miljoen banen van werknemers – zes op de tien – was het jaarloon € 30.000 of minder. In een op de drie banen lag het loon tussen € 30.000 en € 60.000. In 145.000 banen (1,8%) was het loon € 100.000 of meer; dat gaat vooral naar mannen van 45 jaar en ouder en/of personen die werkzaam zijn in de financiële sector. Er waren 16.000 banen met een loon tussen de 2 en 4 ton en ruim 3000 banen met een nog hoger loon. Ook in die inkomenscategorieën scoort de financiële sector hoog.

n Centraal Bureau voor de Statistiek, 14 maart 2013

EU-landen keuren aanpak btw-fraude goedNederland heeft van de andere EU-landen toestemming gekregen voor een nieuwe aanpak van de btw-fraude met mobiele tele-foons, spelcomputers, tablets en laptops. Staatssecretaris Weekers van Financiën introduceerde die nieuwe aanpak vorig jaar mei. Daarbij komt de verantwoordelijkheid voor het afdragen van btw helemaal te liggen bij de inkoper.Genoemde aanpak moet de zogeheten carrouselfraude voorko-men. Bij die vorm van fraude brengt een verkoper wel btw in reke-ning aan de koper, maar draagt hij die niet af aan de Belastingdienst. Deze bedrijfjes, die ook wel ‘ploffer’ worden genoemd, worden vaak plots ontbonden, waarna de eigenaren ver-dwijnen. De btw alsnog innen wordt daardoor bemoeilijkt. De frau-de vormt een fors verlies voor de schatkist van mogelijk tientallen miljoenen euro’s.

n Europese Unie, 5 maart 2013

Page 7: Het Register nr. 2 - 2013

n n n

7april 2013 | nummer 2 | het Register

Onbedoelde effecten registratieplicht WAADIOrganisaties van zelfstandigen maken zich zorgen over de registra-tieplicht uit de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (WAADI). Per 1 juli 2012 is deze wet gewijzigd, waardoor alle onder-nemingen die medewerkers tegen betaling ter beschikking stellen, zich bij de Kamer van Koophandel moeten laten registreren. Deze wet is ontwikkeld om malafide uitzendbureaus tegen te werken. De ruime WAADI-omschrijving zorgt er echter voor dat ook dga’s zonder personeel en samen-werkende zelfstandige ondernemers onder deze wet vallen en hierdoor een extra administratieve verplichting hebben. Ook is onduidelijk welke activiteiten wel of niet moeten wor-den geregistreerd. Onder meer FNV Zelfstandigen en PZO hebben Tweede Kamerleden, alsmede de vaste com-missie van Sociale Zaken en Werkgele-genheid op dit ongewenste gevolg geattendeerd.

n FNV Zelfstandigen, 28 februari 2013, PZO, 11 maart 2013

Sterke stijging aantal arbeidszakenHet aantal arbeidszaken is sterk aan het stijgen, zo blijkt uit gegevens van rechtsbijstandverze-keraar en juridisch dienstverlener ARAG. In 2012 steeg het aantal arbeidszaken met 14 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Het aantal meldingen van ontslagen via UWV WERKbedrijf en vaststellingsovereenkomsten steeg het hardst, respectievelijk 118 en 58%. Sinds de start van de kredietcrisis in de zomer van 2008 zit het aantal arbeidszaken in de lift. Ook in de daaropvolgende jaren is het aantal arbeidszaken gestaag toegenomen. ARAG ver-wacht dat dit jaar het aantal zaken onvermin-derd hoog blijft.Opvallend is de druk die werkgevers uitoefe-nen voor een snelle zaakafhandeling. Het komt steeds vaker voor dat werknemers slechts één

dag de tijd krijgen om akkoord te gaan met een vaststellingsovereenkomst. ARAG raadt mensen in zulke situaties aan om nooit zomaar akkoord te gaan met het eerste voorstel van de werkgever, de tijd te nemen en juridisch advies in te winnen.

n ARAG, 5 februari 2013

MKB in de verdrukking door stagnatieHet jaar 2013 wordt het tweede opeenvolgende jaar dat de afzet van het MKB zal afnemen. Onder-zoeksbureau Panteia/EIM verwacht een daling met 0,75%. Het MKB heeft veel last van een dalende consumptie, een overheid die minder inkoopt bij het bedrijfsleven, een afname van de investeringen en een dalende bouwproductie. Door de iets aantrekkende uitvoer kan de Neder-landse economie in 2013 zich enigszins herstel-len, maar het is vooral het grootbedrijf dat hiervan zal profiteren.De winst in het MKB zal in 2013 met 4% afne-men. Vrijwel alle sectoren krijgen hiermee te maken. Dit is niet alleen een direct gevolg van de afzetdaling in veel sectoren en een stijging van de grondstoffenprijzen, maar ook van een sterke druk op de prijzen en tarieven. Gevolg is tevens dat de werkgelegenheid met 1,5% afneemt; dit staat voor bijna 60.000 personen. Volgens het bureau zal ook de zakelijke dienstverlening het moeilijk krijgen, omdat bedrijven uiterst kritisch zijn op de inkoop van zakelijke diensten.

n Panteia/EIM, 24 januari 2013

Page 8: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n

8 het Register | april 2013 | nummer 2

Het kantoor van de toekomst: een vooruitblikHet beroep van belastingadviseur kent talloze schakeringen, van eenvoudige aangif-temedewerker tot high end adviseur. Hetzelfde geldt voor het kantoor waarbinnen hij zijn werkzaamheden verricht, van eenmansbedrijf tot organisatie met tientallen filialen. Vooral door de almaar sneller om zich heen grijpende automatisering onder-gaat het werk zelf drastische wijzigingen en rijst de vraag waar we met dit beroep over pakweg vijf jaar staan. Dat was dan ook het hoofdonderwerp in een rondetafel-gesprek met een viertal vertegenwoordigers uit het veld.

Door Ton Kamminga; foto’s Raphaël Drenth

v.l.n.r. Wil Vennix en Ton Kamminga namens Het Register en vervolgens Fons Overwater, Eli Hendriks, Jan Wietsma en Dennis Jongebloed

Page 9: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n

9april 2013 | nummer 2 | het Register

Op 27 februari jl. kwamen deze vier in Tilburg bijeen om onder leiding van hoofdredacteur Wil Vennix – zelf vennoot bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs, met circa

70 medewerkers – hun licht te laten schijnen over de vraag hoe de belastingadvieswereld er over een aantal ja­ren uit zal komen te zien. Een nogal ambitieuze exercitie; er bestaat immers niet zoiets als het belastingadvieskan­toor. En dus hoeft, wat voor de een geldt, beslist nog niet voor de ander te gelden. Om toch zo veel mogelijk recht te doen aan die verschillen, is het gezelschap geselecteerd op grond van de diversiteit die ze vertegenwoordigen: een vennootschap met vele filialen, een middelgrote ven­nootschap met een vijftal vestigingen en een bedrijf met een vijftiental medewerkers. En omdat er bij menig kan­toor sprake is van een combi met accountants, mocht na­tuurlijk ook iemand die dat wereldje uit­en­te­na kent, niet ontbreken. We stellen ze hieronder aan u voor:n Mr. drs. A.J.A. (Fons) Overwater FB is lid van de raad

van bestuur van Flynth adviseurs en accountants, een organisatie met ruim 60 vestigingen en zo’n 1800 me­dewerkers. Het hoofdkantoor zetelt in Arnhem. De ei­gendom van de aandelen in Flynth BV is onderge­bracht in een stichting.

n Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB is partner bij CapsNobel Accountants & Belastingadviseurs, een middelgrote nv met vijf vestigingen en circa 70 medewerkers. Belang­rijke doelgroep is de medische sector.

n Mr. D.J.B. (Dennis) Jongbloed is eigenaar van Jong­bloed Fiscaal Juristen NV, een belastingadvieskantoor met twee vestigingen in Twente en 15 medewerkers.

n J. (Jan) Wietsma AA is directeur/eigenaar van Coolfacts BV, een organisatie die zich richt op het ondersteunen van ondernemers bij het bepalen van strategie, visie en innovatie. Daarnaast is hij betrokken bij Full Finan­ce Consultants in Apeldoorn. Hij komt veel bij accountants(kantoren) over de vloer.

Met de deur in huisVennix valt maar meteen met de deur in huis door de gas­ten te vragen wat volgens hen de meest ingrijpende ont­wikkeling is waarmee de belastingadviespraktijk de ko­mende vijf jaar te maken krijgt. Volgens Overwater hangt dat af van het type kantoor: voor bijvoorbeeld een btw­specialist doemen er andere problemen op dan voor een simpel aangiftekantoor. In elk geval gaat het procesmatig werken veranderen, en dat vooral als gevolg van de steeds verfijnder wordende technische hulpmiddelen. Het pro­cesmatige deel van het werk van de belastingadviseur zal daardoor opschuiven in de richting van interactief advise­ren en anders communiceren, via portals en tablets, voor zover dat al niet het geval is. Bovendien verwacht Over­water een sterkere concurrentie doordat fysieke grenzen, ook weer als gevolg van de technische vooruitgang, oplos­sen en er dus meer spelers komen op een markt die lange tijd lokaal was bepaald.Ik ben niet pessimistisch gestemd, zegt Hendriks hierop, maar ook als fiscalist komt men steeds meer onder het juk van de accountantswetgeving te zitten. Dat benauwt

hem. Daarnaast maakt hij zich zorgen over de impact van internet. Naast onmiskenbare voordelen vormt dat medi­um tevens een bedreiging; het zorgt er immers ook voor dat de klant zelf steeds meer informatie tot zijn beschik­king heeft. Hij komt dan alleen nog bij de belastingadvi­seur om zijn gelijk te halen en moppert al gauw over te hoge kosten.Jan Wietsma benadert de vraag ietwat filosofisch. Hij verwijst naar een PwC­filmpje waarin de fiscaal adviseur min of meer als tax compliance officer wordt gepresenteerd, dus als het fis­caal geweten van de ondernemer. Vol­gens hem moet je dat heel breed zien. In Amerika wordt al gewerkt met com­puterprogramma’s waarin algoritmes een probleem in al zijn facetten analy­seren en oplossingen aandragen. Hoe­wel Nederland daarvoor wellicht een te klein taalgebied is, zal ook hier de adviseur een bredere kijk moeten ont­wikkelen: hij zal het grote geheel moe­ten overzien. Anderzijds zullen er fis­calisten nodig zijn die specialistische kennis en diepgang kunnen bieden.Ook Jongbloed signaleert enkele bedreigingen. Zo zal vol­gens hem de aangiftepraktijk verdwijnen. Spijtig, want hieruit komt veel klantcontact voort. Net als Hendriks merkt hij dat de klanten steeds slimmer worden en bij hun fiscaal adviseur alleen nog op bevestiging uit zijn. Bij­komend effect is dat ook de aansprakelijkstelling toe­neemt. In het adviesvak komen veel mensen bij elkaar, vervolgt Jongbloed, van banken tot accountants en van fi­nancieel planners tot fiscaal adviseurs. Daar is veel aan het veranderen en het wordt steeds belangrijker om te weten wie goed is.Maar internet kan ook zegenrijk werken. Eigenlijk leeft Jongbloed voor een deel zelfs van internet. Als voorbeeld noemt hij dat hij langs die weg in drie maanden tijd tien­tallen piloten als klant heeft binnengehaald. Internet heeft sowieso de toekomst; jonge mensen denken en han­delen veel sneller, bijvoorbeeld via sociale media.

Van klein naar groot en van groot naar groterTwee van de vier gasten aan tafel vertegenwoordigen een bedrijf dat nog niet zo lang geleden of zelfs tamelijk re­cent uit een fusie is ontstaan, te weten Flynth en CapsNo­bel. Beide namen waren overigens al verbonden aan een van de fusiepartners, maar waren blijkbaar zo attractief dat men ze heeft behouden. Zo is Flynth voortgekomen uit het vroegere Flynth, dat in 2011 fuseerde met Gibo. Volgens Overwater zat het oude Flynth met 60 mln om­zet en circa 800 medewerkers een beetje tussen servet en tafellaken. Doordat ontwikkelingen rond zaken als ict, CRM en marktomstandigheden nog sneller gingen dan gedacht, was schaalvergroting onontkoombaar. Die vond men bij Gibo, dat met 1400 medewerkers een stuk groter was. Inmiddels is het samengevoegde personeelsbestand

Page 10: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n Kantoor van de toekomst

10 het Register | april 2013 | nummer 2

gekrompen van 2200 tot 1800. Van de 400 verdwenen functies kunnen er 50 worden toegeschreven aan de fu­sie, 175 aan de recessie en nog eens 175 aan verdergaande automatisering. Daar was overigens niet één fiscalist bij. De fusie is nu voor 70% gerealiseerd. Wat er nog op stapel staat, is bijvoorbeeld het sluiten van een derde van alle vestigingen, het harmoniseren van arbeidsvoorwaarden en een deel ICT.Met de fusie werd bij Flynth ook afscheid genomen van het aandeelhouderschap van partners. Dat ging eigenlijk vrij soepel. Het cashen van de goodwill was natuurlijk at­tractief, maar er leefde vooral het besef dat Flynth een partner nodig had om de toekomstige ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Sommige aandeelhouders had­den er wel wat moeite mee, omdat ze met de fusie ook het podium kwijtraakten waarop ze konden meepraten en meebeslissen over de toekomst van het bedrijf. Maar in de praktijk was dat toch al betrekkelijk, tenminste als je, zo­als bij Flynth, met zestig aandeelhouders bent.Opmerkelijk is de recente strategische beslissing om Flynth te kantelen van een lokaal georiënteerde naar een

branchegerichte organisatie. Zoals Overwater al eerder opmerkte, is met de huidige stand van de techniek de ves­tigingsplaats niet meer relevant. En met voldoende volu­me kun je ook zo’n kanteling maken. Dat wil dus zeggen dat alle klanten in bijvoorbeeld de transportsector voort­aan door een nationaal opererend team van gespeciali­seerde medewerkers zullen worden bediend. Voor de klant heeft dat als voordeel dat hij altijd een adviseur, van welk pluimage dan ook, tegenover zich weet die de bran­che als zijn broekzak kent.

Dicht bij huisTerwijl Flynth besluit om de organisatie te kantelen, wil CapsNobel precies de andere kant op roeien, namelijk de klant zo dicht mogelijk bij huis houden. Ook Hendriks en zijn medevennoten achtten schaalvergroting wenselijk. Hun kantoor, ATD Accountants en Belastingadviseurs, was met twee vestigingen en 20 man personeel vooral ac­tief in de medische sector, zowel met accountancy als met fiscaliteit. Met drie collega­kantoren is men vervolgens gefuseerd om meer samen te kunnen doen en kosten te kunnen delen. Het resulteerde per 1 januari 2012 in een organisatie met 10 vennoten op 60 fte en vijf vestigingen.Opmerkelijk hier was de ontwikkeling van een visie en strategie. Daar gingen in eerste instantie genoemde venno­ten mee aan de slag, maar vervolgens ook de medewerkers. En laat die laatsten nu met een beter plan zijn gekomen. Volgens dat plan moet men zich vooral als lokaal kantoor presenteren, dus elk met zijn eigen klanten. De grote angst onder het personeel was daarbij: straks stoppen ze ons alle­maal in één kantoor. Volgens Hendriks wil ook de mkb­on­dernemer zijn adviseur het liefst in de buurt hebben en er zo nu en dan gewoon eens kunnen binnenlopen. Alleen voor de medische sector blijft alles bij het oude, dus gecon­centreerd bij de oorspronkelijke twee vestigingen.

Fons Overwater: Flynth heeft afstand genomen van het idee dat

je zo veel mogelijk mensen in loondienst moet hebben

Jan Wietsma: De adviseur zal een bredere kijk moeten ontwikkelen: hij zal

het grote geheel moeten overzien

Page 11: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n

11april 2013 | nummer 2 | het Register

Geen accountantsWaar Flynth en CapsNobel de accountancy en de fiscali­teit in zich verenigen, beperkt het bedrijf van Jongbloed zich bewust tot de fiscaliteit. Hij ‘kan niet zo goed’ met ac­countants, zegt hij, al werkt hij er wel mee samen. Ooit was de accountant een soort huisarts voor de ondernemer en hing de fiscalist er als specialist maar een beetje bij. Maar nu zijn beide beroepen gelijkwaardig, vindt hij, mits ze elkaars expertise respecteren.Zijn medewerkers komen allemaal van de grote kantoren en moeten in elk geval tien jaar ervaring meebrengen. Daarbij moeten ze goed, of eigenlijk excellent, en tevens gezellige types zijn. Het eerste jaar mogen ze niet langer dan vier dagen per week werken, zodat ze los komen uit het knellende keurslijf van hun vorige baan. Na dat jaar mogen ze terug naar vijf dagen, maar de meesten willen dat dan niet eens meer.Het bedrijf van Jongbloed hanteert het draaideurprincipe: klanten komen – vaak via mond­tot­mondreclame – en gaan weer nadat de specifieke klus is geklaard. Per saldo zullen er hooguit een paar honderd vaste klanten zijn. Dat komt door de ver doorgevoerde specialisatie, waar­door men het kantoor vooral voor speciale opdrachten op­zoekt. Zo doet een van de medewerkers uitsluitend emi­graties. Uiteindelijk, denkt Jongbloed, zal hij zijn bedrijf toch meer richting coöperatie moeten leiden, ook al om­dat hij onder zijn medewerkers de behoefte signaleert om een beetje mede­eigenaar te zijn.

OnrustZoals gezegd heeft Wietsma zich gespecialiseerd in het ondersteunen van ondernemers bij het bepalen van stra­tegie, visie en innovatie. Uit dien hoofde wordt hij ook re­gelmatig gevraagd om accountantskantoren door te lich­ten. Hij signaleert met name onder de kleinere kantoren – pakweg vier tot twaalf medewerkers – veel onrust. Ad­ministratieve werkzaamheden hollen achteruit, waar­door er soms zelfs te weinig geld is om uittredende ven­noten de contractueel overeengekomen goodwillsom te kunnen uitbetalen. Nogal wat personeel moet afvloeien, hetgeen ook de goodwill niet ten goede komt. Overnames zie je eigenlijk bijna niet in deze tak van sport. Men weet dat er grote veranderingen op stapel staan, maar weet niet goed hoe daarmee om te gaan. En, voegt Wietsma eraan toe, je schiet er ook niets mee op als er kantoren fuseren die allebei slecht worden geleid.Is dat dan het grote verschil met de belastingadviesprak­tijk, vraagt Vennix. Nee, antwoordt Wietsma, het is veel­eer een kwestie van personen die met elkaar overweg moeten kunnen in een samenwerkingsverband. Hij noemt het voorbeeld van vennoten die al 25 jaar niet met elkaar spraken. Een sterke bestuursvoorzitter is eigenlijk wat elke grotere entiteit zou moeten hebben om alles goed te laten marcheren.Wietsma is scherp in zijn oordeel over de accountancy. Ze doen veel te weinig aan innovatie – dat moet vooral van de ‘big 4’ komen – en ze kunnen zich als branche maar slecht organiseren. Ook de banken en de Belastingdienst vinden de beroepsgroep om die reden maar lastig. Wiets­

ma voorspelt een groot drama voor de accountants, omdat die maar niet in de gaten hebben dat de wereld om hen heen aan het veranderen is. En intussen blijven ze maar uren schrijven. Veel vennoten/partners hebben boven­dien jarenlang gedacht dat ze te zijner tijd wel met een aardig sommetje konden uitstappen; het pand en de good­will vormden hun pensioen. Maar dat blijkt op beide pun­ten vaak flink tegen te vallen, aldus Wietsma.

Afscheid van de aangiftemedewerkerAfscheid van de aangiftemedewerker: het klinkt drama­tisch, en dat is het ook. Unaniem is het gezelschap van me­ning dat aan de onderkant van het belastingadviesgebouw harde klappen gaan vallen. Wil de aangiftemedewerker in de toekomst nog kans op werk maken, dan zal hij zich moeten gaan bijscholen om andere vaardigheden aan te le­ren. Het roept bij Vennix de vraag op of de opleidingen van onder meer het RB wellicht ook aanpassing behoeven.

Voor de beter geschoolde belastingadviseur is het zaak om hetzij zich te specialiseren, dan wel zich te ontwik­kelen tot een ‘contextadviseur’. Overwater geeft aan dat de fiscalist zich moet gaan bekwamen in het omgaan met systemen: informeren, analyseren en bijvoorbeeld ook een adviesvraag uit databanken kunnen destilleren. Hij kan zijn dienstverlening nog verder uitbreiden door signaaldossiers voor de klant te beheren; denk aan huur­ of tijdelijke arbeidscontracten, waarbij hij ervoor zorgt

Eli Hendriks: De klant komt straks alleen nog bij de belastingadviseur om zijn gelijk te halen

Page 12: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n Kantoor van de toekomst

12 het Register | april 2013 | nummer 2

dat ze bij expiratie tijdig onder de aandacht worden ge­bracht van respectievelijk vastgoed­ en arbeidsrechtju­risten. Wat dat betreft heeft de fiscalist als voordeel dat hij doorgaans makkelijker contact legt met een klant dan een accountant.Flynth heeft afstand genomen van het idee dat je voor het adviesvraagvolume zo veel mogelijk mensen in loon­dienst moet hebben, vervolgt Overwater. In plaats daar­van werkt men daar nu met een vast bestand plus een flexibele schil van experts, onder wie fiscalisten die zeer specialistisch werk aankunnen. Dat zijn veelal zzp’ers, maar ook kleine bureaus met niche­deskundigheid. De vaste medewerkers wordt op het hart gedrukt om bij za­ken waarbij zulk werk speelt, niet zelf te gaan zitten dok­teren maar meteen zo’n expert in te schakelen. De klant merkt daar overigens niets van; de expert presenteert zich als zijnde werkzaam bij Flynth. Ook Jongbloed be­steedt 20 à 30% van het werk uit.

Hoe om te gaan met de klant?Hiervoor kwam al ter sprake dat de klant steeds mondiger en wijzer wordt, en ook steeds kritischer naar de kosten kijkt. Toch, zegt Wietsma, zijn klanten altijd bereid om te betalen voor toegevoegde waarde. Die moet er dan wel zijn, want anders ziet men de dienstverlening inderdaad primair als een kostenpost. Ondernemers willen voor­spelbaarheid, en in dat opzicht kunnen abonnementen uitkomst bieden. Die zijn dan met name bedoeld voor

vaste klanten met bekende omstandigheden. Daarbij moet je er wel voor zorgen dat zo veel mogelijk klanten meedoen.Hendriks signaleert een worsteling met eenmalige op­drachten. Daaraan kleeft vaak een onzekere verwachting over het aantal te besteden uren, zodat bij voorkeur een uurtarief wordt gehanteerd. Maar dat wringt dan weer met de wensen van de klant, die liever een vast bedrag krijgt ge­offreerd. Bovendien stelt die klant het op prijs om een dui­delijke en gedetailleerde offerte te ontvangen, voegt Jong­bloed eraan toe. Net als Wietsma meent hij dat de klant best bereid is te betalen voor goede fiscale dienstverlening.

Horizontaal toezichtDe hiervoor genoemde problemen bij de accountancy brengen Vennix ertoe om Hendriks de vraag voor te leg­gen of een en ander wellicht aanleiding is om het kantoor op te knippen in een accountants­ en een fiscale entiteit. Hendriks antwoordt dat die gedachte inderdaad leeft. Maar, werpt Wietsma tegen, horizontaal toezicht maakt dat splitsingen juist worden teruggedraaid. Want wat ac­countants in elk geval wel goed kunnen, is alles vastleg­gen. Toch ziet ook hij wel een markt voor louter fiscale ad­vieskantoren. Uiteindelijk gaat dat richting meer compliance en zelfs een beschermd, c.q. gereguleerd be­roep van belastingadviseur. Een belangrijk verschil met accountants is verder, vervolgt Wietsma, dat de fiscalist veel meer gewend is om regels te interpreteren en ter dis­cussie te stellen, zo nodig via de rechter. Accountants heb­ben daarin zo goed als geen track record.Ach, zegt Jongbloed, iedereen moet doen waar hij goed in is. En dat betekent voor hem dat daar geen horizontaal toezicht bij past. Hij heeft ook nooit steekhoudende argu­menten gehoord waarom hij daar wel aan zou moeten meedoen. Daarentegen wordt er bij Flynth juist naar ge­streefd om minimaal 80% van de klanten op HT te krij­gen, zegt Overwater; momenteel doet al 40% mee. Er blijft altijd een restgroep over waarvoor men de handen niet in het vuur durft te steken, maar waarvoor men nog wel wil blijven werken. Ook zijn er klanten die om tech­nische redenen niet onder HT kunnen worden gebracht, zoals een tuinbouwbedrijf met een dochtervennootschap in Afrika. Overwater geeft toe dat de voordelen van HT nog niet zo groot zijn, maar dat eraan wordt gewerkt om die voordelen te vergroten. Bovendien vinden volgens hem veel ondernemers in het mkb deze werkwijze een zegen binnen de huidige maatschappelijke context van graaiers en fraudeurs. Ze vinden het belangrijk om een vertrouwensrelatie met de overheid te hebben. Ze zijn er trots op en slapen er goed door.Dat vertrouwenselement is tegelijkertijd de vrees van Hendriks: door niet mee te doen aan HT kan het gebeuren dat een kantoor extra aandacht van de fiscus krijgt, en dan niet in de meest prettige zin. Hendriks heeft grote aarzeling bij HT, maar merkt dat de druk van de Belasting­dienst om toch mee te doen, steeds groter wordt. Vooral­eerst zullen met name zijn twee medefiscalisten van meedoen moeten worden overtuigd, want die zijn thans nog mordicus tegen. <<<

Dennis Jongbloed: Mijn medewerkers moeten goed, of eigenlijk excellent, en tevens gezellige types zijn

Page 13: Het Register nr. 2 - 2013

column

13

We kennen tegenwoordig vele soorten aandelen: het ‘gewone’ aandeel, het aandeel met specifie­ke benoemings­ of benamingsrechten en het aandeel met specifieke beslisrechten. Maar ook: het aandeel met een blokkeringsclausule. En: het aandeel met beperkte winstrechten en het aandeel met beperkte stemrechten en dus ook het aandeel met beperkt stemrecht én beperkt winstrecht. Ook: het winstrechtloze aandeel en het stemrechtloze aandeel (het winstrecht­ én stemrecht­loos aandeel bestaat overigens niet). Verder: het klassieke preferente aandeel en het (fiscaal) po­tentiële preferente aandeel. Dan nog: het fiscaal gekwalificeerde preferente aandeel en het fisca­le gewone aandeel. Tot slot: letteraandelen.De aandelen met specifieke beslisrechten heb ik zo genoemd in verband met BNB 2012/80 en HR BNB 2012/81. De Hoge Raad heeft de uitzonderingsbepaling van art. 4.7, lid 2 Wet IB 2001 name­lijk zeer beperkt, tekstueel, uitgelegd. Een verschil in besluitvorming over uitkeringen van winst of vermogen maakt de aandelen tot verschillende soorten in de ab­regeling. Aandelen met be­perkte winst­ en stemrechten vloeien voort uit het nieuwe bv­recht. De fiscale aandeelvarianten staan in het teken van doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting en vrijstellingen in de schenk­ en erfbelasting. Letteraandelen spelen weer een rol in de ab­regeling.De volgende vragen rijzen: welk type aandeel hoort bij welke fiscale regeling? Valt het aandeel in box 3 of in box 2? Komt een pakket in aanmerking voor de doorschuifregeling bij schenking van een ab­pakket? Of voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van de Successiewet? Een antwoord op al deze vragen is niet te geven.Schifting tussen box 3 en box 2 lukt wel: valt het aandeel in box 2, dan niet in box 3. Een vuistre­gel voor box 2 is ook nog wel te geven. Het kwantitatieve criterium van 5% daargelaten, vallen alle typen aandelen onder de ab­regeling. Zodra er verschil bestaat tussen typen aandelen zijn ze, ieder op zich, een soort­ab. Dit is slechts anders als het aandeel exact onder de tekst van art. 4.7, lid 2 valt of als letteraandelen in niets van elkaar verschillen voor wat betreft winstgerechtigd­heid. Dit als vuistregel. Of deze spoort met de ratio van de soortregeling, is iets anders.Valt het aandeel in box 2, dan komt het (voor doorschuif­ en vrijstellingsregelingen) te staan voor de kwalificatie ‘gewoon’ of ‘preferent’ aandeel. Een aandeel met onbeperkt winst­ en stemrecht is ongetwijfeld een gewoon aandeel. Maar onduidelijk is of dat ook geldt als er ook maar enige af­wijking daarvan is. Iedere afwijking kan, gelet op de wetsgeschiedenis, de kwalificatie ‘preferent’ opleveren. En als het al ‘preferent’ zou zijn in de zin van ‘niet gewoon’, is daarmee niet gezegd dat het ook ‘preferent’ is in de zin van bijvoorbeeld art. 4.17a, lid 3 Wet IB 2001. Deze onzeker­heid geldt voor iedere combinatie van beperkte winst­ of stemgerechtigdheid. Kortom, de grote soortenvariatie die de evolutie van het economische leven beoogt te bevorderen, vindt fiscale barrières op zijn weg.Simpele oplossingen zijn, door koppelingen tussen fiscale regelingen, moeilijk te bedenken. De gevolgen zijn contrair. Een ruimer bereik van de ab­regeling past in het karakter van de inkom­stenbelasting. Maar dat geldt niet voor een daarmee gepaard gaande ruimere werking van door­schuif­ en vrijstellingsregelingen. Ik schets enkele oplossingsrichtingen. Heroverweeg de soort­regeling: nieuw uitgegeven ‘andere’ aandelen hoeven niet per se zelf een ab­soort te vormen om verwatering van bestaande pakketten te voorkomen. Het percentage van vijf kan naar één en dient te worden gekoppeld aan de winstgerechtigdheid. Bouw de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten om in financieringsfaciliteiten. Het beste zou overigens zijn om alle aandelen onder te brengen in box 2: eenvoudig, in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel en met rechtsgelijke be­handeling van aandeelhouders. Superieur en dus waarschijnlijk kansloos. <<<

Over het bestaan der soorten

april 2012 | nummer 2 | het Register

Prof. dr. A.C. (Arie) Rijkershoogleraar belastingrecht, verbonden aan het Fiscaal

Instituut van Tilburg University

Page 14: Het Register nr. 2 - 2013

14 het Register | februari 2013 | nummer 1

n n n n

Page 15: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

‘ De Belastingdienst komt naar je toe’De blauwe envelop vergrijst en heeft haar langste tijd gehad. Het ver-ticaal toezicht wordt geïntensiveerd. De Belastingdienst gaat meer boekenonderzoek doen in het mkb en gaat bedrijven vaker opzoeken. En de dienst gaat op grote schaal nieuwe medewerkers werven, waar-bij ook belastingadviseurs welkom zijn, zegt directeur-generaal Peter Veld van de Belastingdienst.

Tekst: Lex van Almelo | Foto’s: Raphaël Drent

‘Ik verwacht dat klanten druk gaan uitoefenen op hun belastingadviseur en gaan vragen of uitstel nog wel nodig is’

Interviewhet

Leuker dan de slogan ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’ kan de Belastingdienst het niet maken. Als wij Peter Veld op 1 maart spreken, lanceert de

Belastingdienst juist zijn nieuwe televisiespotje waarin deze leuze nog steeds de pay-off vormt. Veld vindt het ra­zend knap dat je in zevenentwintig seconden een – deels gefingeerde – geschiedenis van de aangifte kunt laten zien. Maar op de dvd ‘43 jaar Televisiespots, 1969­2012’, die hij ons cadeau doet, staan eerlijk gezegd wel leukere spotjes dan de ontwikkeling van kleitablet tot laptop.Die met actrice Olga Zuiderhoek en haar dochter bijvoor­beeld, die in de jaren negentig zeer gecharmeerd waren van de leuke baliemedewerker op het belastingkantoor. Als zij komen vragen hoe het met de aangifteplicht zit nu dochterlief haar eerste baan heeft en de baliemedewerker vraagt: ‘Wat doe je eigenlijk?’, antwoordt de dochter met verlangende blik: ‘Vanavond, bedoel je?’Peter Veld: ‘Die drieënveertig filmpjes geven ook een sociologisch beeld van Nederland.’ Maar de suggestie dat de Belastingdienst de barometer van de samenleving is, vindt hij wat overdreven. Wel stelt hij tot zijn genoegen vast dat elke belastingplichtige Nederlander de niet­leu­ker­wel­makkelijker­slogan paraat heeft.

Minder uitstel

Nog groter is zijn genoegen over de vooraf ingevulde aan-gifte (VIA). Dit systeem is koud in de lucht als het gesprek begint. ‘Er zijn al dertigduizend belastingplichti­

gen die hun vooraf ingevulde aangifte hebben gedown­load. In een uur tijd!,’ zegt Veld.‘Bij meer dan tweeënhalf miljoen particulieren gaan wij proberen versneld de definitieve aanslag op te leggen. Als de belastingplichtige zegt: de informatie van de Belasting­dienst klopt, dan zijn wij meteen klaar. Ik verwacht dat burgers hierdoor meer snelheid en eerder duidelijkheid willen. Er zijn ongeveer drie miljoen gevallen met een uitstelregeling en daarvan loopt tachtig procent via een belastingadviseur. Ik verwacht dat klanten, nu het alle­maal sneller kan, druk gaan uitoefenen op hun belasting­adviseur en gaan vragen of uitstel nog wel nodig is.’

‘De winstaangifte loopt nu dankzij standard business reporting volledig digitaal. Volgend jaar volgt de omzet­belasting. We zijn ook bezig met een proef met elektro­nisch berichtenverkeer, dat geleidelijk de blauwe enve­lop zal vervangen. In 2012 zijn wij begonnen met een digitaal toeslagensysteem. Miljoenen mensen gebruiken het webportaal om een toeslag aan te vragen.’

Maar een intermediair kan dat niet voor zijn klanten…‘Nog niet, nog niet. Daarvoor moeten wij de machti­

15april 2013 | nummer 2 | het Register

Page 16: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n Interview

16 het Register | april 2013 | nummer 2

gingsvoorzieningen aanpassen. Dit wordt de komende jaren ontwikkeld en wordt op dezelfde leest geschoeid als de machtiging en e­herkenning voor bedrijven. Autorisatie en authenticatie moeten voor de hele over­heid hetzelfde zijn en daarom vraagt het even tijd.’

Duizend vacatures

‘De Belastingdienst staat op een kantelpunt. Door de bezuinigingen moeten er mensen weg, maar per saldo hebben wij er meer nodig. We konden jarenlang geen nieuwe medewerkers werven en ondertussen schreed de vergrijzing voort. Nu gaat het slot eraf. Onze analy­se was dat we in 2015 door de vergrijzing nieuwe men­sen moesten werven. Maar omdat we sommige taken gaan intensiveren, moeten we daarvoor al eerder extra mensen aannemen. We staan nu aan het begin van een decennium waarin we een grote vervangingsoperatie ingaan. We zoeken niet alleen nieuw opgeleide men­sen, maar ook overstappers die willen werken aan fis­cale vraagstukken. Dit jaar gaan we meer dan duizend vacatures openstellen. Met name voor accountants, fiscalisten en gedragswetenschappers.’Veld vervolgt: ‘Een omgekeerde beweging zullen we ook zien: er zullen ook medewerkers van de Belastingdienst naar het bedrijfsleven gaan. Maar het mooie voor mede­werkers van de Belastingdienst is dat er eindelijk perspec­tief is om door te stromen. Omdat tot nu toe alles vastzat, werden zij feitelijk ontmoedigd om zich met allerlei cur­sussen en opleidingen te ontwikkelen. De dynamiek van de dienst neemt toe. We zoeken zowel intern als extern mensen voor werkzaamheden die variëren van de aangif­te van particulieren tot toezicht en opsporing. Van VIA tot FIOD, zoals we hier zeggen.’

Over toezicht gesproken, blijft horizontaal toezicht bestaan?‘Het aantal mkb­bedrijven dat via een convenant met de belastingadviseur meedoet, is vorig jaar verdrievoudigd tot 90.000. Horizontaal toezicht blijft bestaan, maar voor bedrijven waar kwesties spelen volgt een onderzoek. Het is dus niet horizontaal óf verticaal toezicht. Nee, elke belastingplichtige krijgt de behandeling die hij verdient.’

Dus horizontaal waar het kan en verticaal waar het moet?‘Ja. In het regeerakkoord staat dat wij het verticale toe­zicht en de invordering gaan intensiveren. Dat betekent dat het verticale toezicht toeneemt. Daarvoor werven wij deurwaarders en slimme mensen die gaan werken aan intelligence om belastingplichtigen op te sporen die onder de radar zijn gebleven. We gaan meer boekenon­derzoeken doen in het mkb en de FIOD krijgt een extra team om witwassen aan te pakken.’

Helpdesk

Bij de inspectie Breda is een proef gedaan met heffen op loca-tie, waarbij de inspecteur soms de adviseur van een onderne-ming benadert‘Ja, met heffen op locatie proberen we van veel briefver­

keer af te komen. Als wij vragen hebben over een aangif­te, kunnen we die schriftelijk naar de adviseur sturen. Daar krijgen we dan een reactie op terug, die voor ons misschien weer aanleiding is voor een volgende brief enzovoorts. Bij heffen op locatie verzamelen we onze vragen rond aangiftes die door een bepaalde adviseur zijn verzorgd. Dan sturen we alle vragen schriftelijk naar de adviseur bij wie wij vervolgens langs gaan om de vra­gen te bespreken. Zo kun je meteen punten met elkaar verduidelijken en afspraken maken over de afhandeling. Onze ervaring is dat dit tot meer transparantie leidt en tot meer begrip over en weer.’

Zoals het aanpassen van gegevens uit de aangifte?‘Ja. De staatssecretaris werkt aan een wetsvoorstel voor soepel herzien. Heel veel bezwaren zijn gewoon wijzi­

Drs. P.W.A. (Peter) Veld

1952 Geboren te Ravenstein1971 Gymnasium te Oosterhout (N­B)1977 Politicologie en bestuurskunde

Katholieke Universiteit Nijmegen1978 ­ 1998 Ministerie van VROM1999 ­ 2003 Plaatsvervangend secretaris­generaal

ministerie van SZW2003 ­ 2009 Hoofddirecteur IND2009 ­ heden Directeur­generaal Belastingdienst

Page 17: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

17april 2013 | nummer 2 | het Register

gingen of aanvullingen. Dus bij 70% van de bezwaar­schriften wordt een veel te ingewikkelde procedure met waarborgen gevolgd. We gaan de procedure nu zo inrich­ten dat het gemakkelijk wordt om over en weer verande­ringen aan te brengen. Daarbij is het uitgangspunt dat alles digitaal gaat, tenzij. Ook de belastingadviseur gaat meer digitaal communiceren met de Belastingdienst.’

Het is vaak moeilijk om een medewerker van de Belasting-dienst te pakken te krijgen. Je hebt geen direct telefoonnum-mer en een direct e-mailadres geven ze liever niet af. Hoe kun je als belastingadviseur nog een medewerker van de Belas-tingdienst bereiken?‘Eerlijk gezegd is e­mail een beetje verouderde technolo­gie en niet geschikt als massaal communicatiemiddel. Je wordt dan als overheidsdienst uit alle hoeken en gaten bestookt met e­mails. Je kunt het als medewerker en adviseur natuurlijk wel gebruiken als je elkaar kent. Maar dan liever niet via een hotmail­ of gmail­account en bij voorkeur versleuteld. Het gewone e­mailverkeer is niet veilig en daarom communiceren wij het liefst via een portal. Daarnaast kunnen belastingadviseurs de Belastingdienst bereiken via de helpdesk intermediairs en via de balie.’

Voor zover wij kunnen nagaan is de helpdesk intermediairs ter ziele. De telefoonnummers die wij hebben gekregen wer-ken niet meer.Peter Veld reageert verbaasd. ‘De helpdesk bestaat nog wel degelijk. Wij bouwen die zelfs uit door te investeren in de kwaliteit van de mensen. De helpdesk bereik je via de Belastingtelefoon. We kunnen niet bij elk belasting­kantoor zorgen voor voldoende kwaliteit en expertise. Daarom zorgt de Belastingtelefoon ervoor dat de inter­mediair of de burger het juiste antwoord krijgt. Interme­diairs kunnen toegang krijgen met hun becon­nummer. Verder kan de belastingadviseur communiceren via het becon­overleg. Volgens de Fiscale Monitor 2013 is 87% van de gebruikers tevreden of neutraal over de telefoni­sche helpdesk en slechts 13% ontevreden.’

Die 13% zijn wij dan...‘Wij willen via het becon­overleg in gesprek blijven om betere prestaties te leveren. Alle onhandigheden die je wegneemt leiden tot minder correspondentie. We trek­ken aan hetzelfde einde van het touw. Wij doen het natuurlijk niet altijd goed, maar thuis en op het werk gaat het toch ook niet altijd even goed?’

Minder stenen

Het aantal kantoren wordt minder. Gaan belastingadviseurs hun goede contacten bij de Belastingdienst verliezen omdat de vertrouwde medewerkers verhuizen?‘Er komen inderdaad minder kantoren, maar wel ver­spreid over het hele land. We moeten efficiënter werken en daarbij zeg ik: liever minder stenen dan minder men­sen. Goed contact met medewerkers is belangrijk, maar de tijd van paard en wagen is wel een beetje voorbij.

Door de digitalisering bestaat er minder behoefte aan fysieke contacten. En als je dat toch wilt, moet je mis­schien iets verder reizen. Maar de baliefunctie blijft. Ook gaan onze medewerkers met hun iPad bijvoorbeeld naar een gemeentehuis, de Kamer van Koophandel of mis­schien zelfs naar het bedrijf zelf toe. We moeten toegan­kelijk blijven voor de 1,2 miljoen mkb­bedrijven in heel Nederland.’

De menselijke maat blijft dus bestaan?‘Ja, de Belastingdienst moet het hebben van vrijwillige naleving van wet­ en regelgeving. Goede bereikbaarheid is en blijft van groot belang. Als belastingplichtige moet je een deskundige medewerker kunnen spreken.’

Je hoeft dus als belastingadviseur ook niet te weten welk onderdeel van de Belastingdienst waarvoor com-petent is?‘We proberen steeds meer op een eenduidige manier mensen en intermediairs te helpen. Daarvoor concentre­ren wij de deskundigheid in expertisecentra. In essentie zijn de contacten en aanspreekpunten voor bedrijven en adviseurs hetzelfde gebleven. En wanneer dat verandert, wordt dat naar de ondernemers en adviseurs gecommu­niceerd. Nieuw is dat wij bij de Belastingtelefoon en de balies meer gaan werken op afspraak en dat wij, zoals gezegd, bedrijven meer gaan opzoeken. De medewerkers hebben soms liever dat zij naar de belastingplichtige toe moeten dan dat die naar hen toe komt.’

Is de nieuwe leuze, met dank aan Veronica, dan eigenlijk niet: ‘De Belastingdienst komt naar u toe’?‘Nee: de Belastingdienst maakt het steeds makkelijker en voor overstappers ook aantrekkelijker.’

De Belastingdienst maakt het dus niet alleen makkelijker maar ook leuker?‘Nou, de mensen moeten nog steeds belasting beta­len. Maar oké, we maken het leuker in die zin dat het aantrekkelijker wordt om bij ons te werken en dat het minder ingewikkeld wordt om dingen zelf te doen.’ <<<

‘We moeten efficiënter werken en daarbij zeg ik: liever minder

stenen dan minder mensen’

‘Nieuw is dat wij bij de Belastingtelefoon en de balies meer gaan werken op afspraak en dat wij

bedrijven meer gaan opzoeken’

Page 18: Het Register nr. 2 - 2013

n n n

18 het Register | april 2013 | nummer 2

Ervan uitgaande dat een exploitant een ge­bouw realiseert en het pand gaat verhuren, bestaan er verschillende soorten verhuur voor de btw.

Vrijgestelde verhuurDe verhuur van onroerende zaken is in Nederland vrij­gesteld van btw. Het gevolg hiervan is dat de btw niet af­trekbaar is. Dit werkt kostprijsverhogend voor de exploi­tant van het gebouw.

Belaste verhuurVerhuurder en huurder kunnen opteren voor ‘belaste verhuur’. Daardoor ontstaat recht op aftrek van btw bij de exploitant van het gebouw. Om te kunnen opteren voor belaste verhuur, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een daarvan is dat de huurder het pand voor 90% of meer gebruikt voor belaste prestaties. Als verhuurder en huurder opteren voor btw­belaste ver­huur, moeten ze dit kenbaar maken in de huurovereen­komst of door middel van een gezamenlijk verzoek aan de inspecteur. Meestal gebeurt dit in de huurovereen­komst. Vaak wordt een standaard ROZ­model gebruikt.

Tijdelijke belaste verhuurAls een verhuurder steeds voor een langere periode de­zelfde huurder heeft, is het eenvoudig te bepalen of de huurder voldoet aan het 90%­criterium. Het kan ook voorkomen dat de verhuurder steeds wisselende huur­ders heeft. Het is voor hem dan bijna ondoenlijk om voor elke huurder te bepalen of deze voor minimaal 90% btw­belaste prestaties verricht. Daarom bestaat er een goedkeuring dat ondernemers die congres­, vergader­ en tentoonstellingsruimte verhuren, deze ruimten met

Multifunctionele accommodaties en btw

Carola van Vilsteren

Mr. C.W. van Vilsteren is direc-

teur-eigenaar van Van Vilsteren BTW

advies bv te Heelsum

In Nederland worden steeds meer multifunctionele gebouwen gerealiseerd. De vraag is altijd hoe zo veel mogelijk btw kan wor-den teruggevraagd op de bouw en de exploitatie van het gebouw. Dit is afhankelijk van het gebruik van het gebouw. Hoe meer belast gebruik, des te meer btw in aftrek kan worden gebracht. Door praktisch met de mogelijkheden om te gaan, kan de aftrek van voorbelasting worden geoptimaliseerd.

btw mogen verhuren aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijven. Deze goedkeuring geldt niet alleen voor congres­, vergader­ en tentoonstellings­gebouwen, maar ook voor gebouwen die daarnaast ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals horeca­doeleinden.In een zaak waarin een woningbouwcorporatie monu­mentale kerkgebouwen voor evenementen – zoals con­gressen, bruiloften, modeshows, recepties, diners, con­certen of presentaties – ter beschikking stelde, heeft de Hoge Raad genoemde goedkeuring uitgebreid. Volgens dit rechtscollege is het in strijd met het gelijkheidsbe­ginsel als de goedkeuring niet van toepassing zou zijn op het ter beschikking stellen van een congres­, vergader­ en tentoonstellingsruimte door de woningcorporatie. Naar zijn oordeel is iedereen die voor korte duur een congres­, vergader­ en/of tentoonstellingsruimte be­schikbaar stelt, een gelijk geval.In de goedkeuring zijn ook kerkgebouwen, buurthuizen, dorpshuizen, theaters, schouwburgen, overheidsgebou­wen en gebouwen die in gebruik zijn door ondernemers met niet meer dan 10% aftrekrecht, van de goedkeuring uitgezonderd. De reden voor deze uitsluiting is dat deze gebouwen – door subsidies of subsidieachtige bijdragen – tegen een lagere prijs worden aangeboden. De praktijk leert dat de zaalverhuur door dergelijke instellingen vaak op commerciële wijze plaatsvindt. De Hoge Raad heeft zich uitgelaten over de vraag of deze uitsluiting in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Niettemin bestaan er gegronde argumenten tegen de houdbaarheid van deze uitsluiting, te meer wanneer de exploitant aanne­melijk kan maken dat zijn prijzen niet verschillen met die van commerciële instellingen, zoals hotels en con­grescentra. Hierover is thans een procedure aanhangig

Page 19: Het Register nr. 2 - 2013

n n n

19april 2013 | nummer 2 | het Register

bij de Hoge Raad. Deze zal hierover dus nog uitsluitsel moeten geven.De verhuurder moet, wil hij de goedkeuring voor tijde­lijke verhuur toepassen, expliciet aan de huurder ken­baar maken dat de verhuur van de ruimte is belast met btw. Hij kan dat doen door een duidelijke vermelding in de prijslijst, op de website, of door een duidelijke bepa­ling in de overeenkomst. Verhuurder en huurder hoeven bij tijdelijke verhuur dus niet te opteren voor belaste verhuur en aan het 90%­criterium hoeft niet te worden voldaan. Het standaard ROZ­model wordt niet gebruikt.

Aanvullend dienstbetoonDe verhuur van een onroerende zaak is passief. De ver­huur van een onroerende zaak is in beginsel vrijgesteld en slechts belast met btw als daarvoor kan worden geop­teerd. Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat verhuur een communautair begrip is en dat onder verhuur wordt verstaan de overeenkomst die in hoofd­zaak de passieve terbeschikkingstelling inhoudt van ruimtes of oppervlakten in gebouwen, tegen een vergoe­ding die verband houdt met het tijdsverloop. Belangrijk in de overwegingen van het Europese Hof is het feit dat het spreekt van een passieve terbeschikkingstelling.Het kan ook zijn dat de verhuurder meer doet dan enkel het verhuren van een onroerende zaak; in dat geval wordt hij actief. Uit de overwegingen van het Europese Hof zou kunnen worden geconcludeerd dat ‘actieve ver­huur’ nooit is vrijgesteld van btw. Zodra de verhuurder meer doet dan wat een verhuurder normaliter doet, is er voor de btw geen sprake meer van verhuur, maar van een gebruikersovereenkomst. De andersoortige dienst omvat veel meer zaken dan het enkel ter beschikking stellen van ruimten. Een dergelijke dienst kwalificeert,

als we het Europese Hof volgen, niet als vrijgestelde ver­huur en is daarom belast met btw. In een zaak voor Hof Den Bosch verzorgde de exploitant naast de terbeschik­kingstelling van ruimten een groot aantal andere dien­sten, zoals schoonmaak, toezicht, bewaking en zorgen voor de aanwezigheid van een EHBO­voorziening. Het hof concludeerde dat sprake was van een andersoortige dienst en dat 21% btw verschuldigd was.Let op: de Advocaat­Generaal is er nog niet van over­tuigd dat in alle gevallen sprake is van een andersoortige dienst. Volgens de A­G kan het aanvullend dienstbetoon ook ondergeschikt zijn aan de hoofdprestatie (de ver­huur) en daarin opgaan. In verhuursituaties waarin niet kan worden geopteerd omdat de huurder bijvoorbeeld geen recht op aftrek heeft, kan op die manier worden voorkomen dat de verhuurder geen btw kan aftrekken. In de praktijk wordt dit veel toegepast bij gelegenheid geven tot sportbeoefening en in overige situaties met aanvullend dienstbetoon.

Gelegenheid geven tot sportbeoefeningGelegenheid geven tot sportbeoefening is belast met 6% btw. Wil hier sprake van zijn, dan moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:n de accommodatie moet door de afnemer van de pres­

tatie uitsluitend worden gebruikt voor de beoefening van sport;

n de afnemer van de prestatie moet zelf sporten of an­deren moeten dat onder zijn leiding doen;

n de accommodatie moet door de exploitant worden onderhouden, schoongemaakt en beveiligd;

n de exploitant moet attributen ter beschikking stellen die nodig zijn voor de beoefening van de sport (bij­voorbeeld netten en doelen, maar geen tennisrackets).

Page 20: Het Register nr. 2 - 2013

n n n Mfc’s en btw

20 het Register | april 2013 | nummer 2

Omdat ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’ belast is met 6% btw, heeft de exploitant recht op aftrek van voorbelasting. Tevens krijgen de sportorganisaties ‘slechts’ 6% btw in rekening gebracht. Om dit te realise­ren stellen partijen een gebruikersovereenkomst op en geen huurovereenkomst.

Overige situaties met aanvullend dienstbetoonDat er al snel sprake is van aanvullend dienstbetoon, blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad. Een gemeen­te stelt ruimtes op basis van exclusiviteit tegen een vooraf overeengekomen prijs en tijdsduur ter beschik­king aan organisaties en instellingen op het gebied van de toonkunst. Tegen één vergoeding worden de thea­terzaal, de foyer en de kleedruimtes in gebruik gege­ven, wordt gezorgd voor de aanwezigheid van theater­technici, wordt de licht­ en geluidsinstallatie in gebruik gegeven, wordt het bezoekend publiek begeleid, en wordt gezorgd voor de normale schoonmaak. De Hoge Raad oordeelt dat geen sprake is van verhuur van een onroerende zaak, maar van een dienst van een ‘eigen aard’, die is gericht op het voor een muziek­ of toneel­gezelschap scheppen van een omgeving die het geven van een voorstelling mogelijk maakt. Deze dienst is be­last met 21% btw.De Hoge Raad overweegt ook hier, onder verwijzing naar rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, dat vrijgestelde verhuur de passieve terbeschikking­stelling van een onroerende zaak is. Hiervan kan geen sprake zijn als in samenhang met die verhuur andere handelingen worden verricht die een meer dan bijkomstig karakter hebben ten opzichte van de verhuur. Dan is sprake van een andersoortige dienst die belast is met 21% btw. Maar in de praktijk kun­nen we hier juist wat mee in het geval niet kan wor­den geopteerd voor btw­belaste verhuur. Ook in deze gevallen wordt dan dus niet gewerkt met een verhuurovereenkomst, maar met een gebruikers­overeenkomst.

Een praktijkvoorbeeldIn januari 2013 is een multifunctioneel gebouw (nieuw­bouw) opgeleverd. Tijdens de bouw van het pand heeft de exploitant alle btw in aftrek gebracht. Het multifunc­tionele gebouw bestaat uit een sporthal, een biblio­theek, een horecagedeelte met zalen (waaronder een theaterzaal) en een kinderdagverblijf.

Vrijgestelde verhuurAan het kinderdagverblijf zal zonder btw moeten wor­den verhuurd omdat dit niet kan opteren voor belaste verhuur. Nu dan zonder btw aan het kinderdagverblijf wordt verhuurd, zal dit bij de exploitant van het ge­bouw integratieheffing tot gevolg hebben. Is er in het (recente) verleden al btw over de grond betaald, dan zal de integratieheffing bij deze exploitant niet tot fi­nanciële nadelen over de grondwaarde leiden. Wel is de btw op de aanbouw/aanschaf en exploitatiekosten voor dit deel van het pand kostprijsverhogend. Dit valt

wellicht nog op te lossen met een gebruikersovereen­komst waarbij voldoende aanvullend dienstbetoon aanwezig is.

Belaste verhuurDe exploitatie van het horecagedeelte en de bibliotheek vindt volledig belast plaats, waardoor kan worden geop­teerd voor belaste verhuur en voor dat deel van het pand een recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

Tijdelijke verhuurDe verhuur van de vergaderzalen vindt in beginsel vrijgesteld plaats omdat er met betrekking tot veel ge­bruikers niet kan worden geopteerd voor belaste ver­huur. Met toepassing van de goedkeuring kan de ver­huur toch met 21% btw plaatsvinden, waardoor ook voor dat deel van het pand recht op aftrek van voorbe­lasting bestaat. In de praktijk worden de zalen vaak met een optie belaste verhuur verhuurd aan de hore­caondernemer, waarbij deze dan gebruik maakt van de goedkeuring voor tijdelijke verhuur en de verhuur van de zalen regelt. Door gebruik te maken van de goedkeuring voldoet de horecaondernemer aan de 90% ­eis.

Aanvullend dienstbetoonTen aanzien van de sporthal zal worden gekozen voor het gelegenheid geven van sportbeoefening, waardoor de gebruikers slechts 6% btw betalen en de exploitant van het gebouw alle btw in aftrek kan brengen. Een mo­gelijkheid is ook dat de exploitant de sporthal met 21% btw (opteren) verhuurt aan een ‘stichting exploitatie sporthal’. Vervolgens gaat deze stichting gelegenheid ge­ven tot sportbeoefening en hoeft de eigenaar van het pand niet bijvoorbeeld alle sportmaterialen en dergelijke aan te schaffen.De theaterzaal zal met 21% btw in gebruik worden gege­ven aan de verschillende gebruikers, zodat de exploitant van het gebouw alle btw in aftrek kan brengen. Ook hier kan worden gekozen voor het tussenschuiven van een ‘stichting exploitatie theaterzaal’ als de eigenaar van het gebouw niet alle materialen voor de theaterzaal wenst aan te schaffen.

ConclusieDe goedkeuring en de uitspraken van de Hoge Raad bie­den genoeg mogelijkheden voor investeringen in multi­functionele accommodaties. Wanneer in deze accommo­daties ruimtes worden verhuurd die als congres­, vergader­ of tentoonstellingsruimte fungeren, kan dat met btw en kan die btw als voorbelasting in aftrek wor­den gebracht. Tevens biedt de mogelijkheid van aanvul­lend dienstbetoon vaak een oplossing om recht op aftrek van voorbelasting te realiseren.Let op: ook voor investeringen die korter dan 10 jaar ge­leden in multifunctionele accommodaties zijn gedaan, kan mogelijk nog btw worden teruggevraagd, omdat in veel gevallen de btw dan nog kan worden herzien vanaf het moment dat de situatie is gewijzigd. <<<

Page 21: Het Register nr. 2 - 2013

Inkomstenbelasting

2013/13 Voor golfcursus en in vakantie gereden kilometers waren zakelijkDe Hoge Raad besliste op 11 november 2011 (nr. 10/05389, LJN: BU3782) dat ritten met de auto van de zaak om thuis te lunchen, tot het zakelijke woon­werkverkeer behoren. De kwalificatie van ritten met de auto van de zaak is van belang vanwege de 500 km­grens die geldt voor de bijtelling in de LB en de onttrekking in de IB. Ook Hof Den Bosch en Hof Den Haag kregen te maken met de vraag of bepaalde ritten privé of zakelijk waren.Bij Hof Den Bosch ging het om een dga die lid was van een onder­nemersorganisatie en een groot aantal kilometers had gereden voor een door die club georganiseerde driedaagse cursus om zijn golfvaardigheidsbewijs (GVB) te halen. Het hof geloofde de verkla­ring van de dga dat hij zijn GVB alleen had behaald om meer kans te maken op het binnenhalen van specifieke opdrachten van een bepaalde opdrachtgever. Daarbij was van belang dat het golfevene­ment was georganiseerd door de brancheorganisatie waarvan de dga lid was, en waaraan niet­leden niet konden deelnemen. Boven­dien had de dga nog maar één keer gegolfd, nadat was gebleken dat de specifieke opdrachten niet aan hem werden gegund.Bij Hof Den Haag ging het om een dga die zijn buitenlandse vakan­tie had onderbroken om een zakenrelatie te bezoeken. Volgens het hof waren dit zakelijke kilometers. Het maakte daarbij niet uit dat de reis startte en eindigde op het vakantieadres van de dga en ook niet dat de dga vanuit zijn vakantieadres eerst naar zijn woonadres was gereden om zich thuis om te kleden om de zakenrelatie in ge­paste kleding te ontmoeten.

■ Hof Den Bosch 1 februari 2013, nr. 12/00253, LJN: BZ0678 en Hof Den Haag 28 november 2012,

nr. 11/00536, LJN: BZ0320

2013/14 Borgtochtjurisprudentie gold ook voor derdenhypotheek dgaOp 14 september 2012 besliste de Hoge Raad (nr. 11/02105, LJN: BX7157) dat een betalingsverplichting van een borg aan zijn schuldeiser deel uitmaakt van het werkzaamheidsvermogen vanaf het moment dat de borgstellingsovereenkomst wordt

Inkomstenbelasting■ �Voor golfcursus en in vakantie gereden kilometers

waren zakelijk 21■ �Borgtochtjurisprudentie gold ook voor

derdenhypotheek dga 21■ �Snelle verkoopwinst op pand onbelast 22■ �Lagere inbrengwaarde woon­werkpand door zelfbewoning 22■ �Var­row voor met dga verknochte werkzaamheden 22

Loonbelasting■ �Eindheffing bij ontslag niet EU­proof 22

Vennootschapsbelasting■ �Prejudiciële vragen over grensoverschrijdende

fiscale eenheid 23■ �Rechter bekritiseert standpunt in HIR­besluiten 23

Omzetbelasting■ �Weer prejudiciële vraag over btw­integratieheffing 24■ �Nederland legt begrip bouwterrein te beperkt uit 24

Formeel belastingrecht■ �Aanscherping inkeerregeling houdt strafverzwaring in 24■ �Duits banksaldo voortvarend genoeg nagevorderd 25

aangegaan. De regresvordering van de ab­houder op zijn bv die ten grondslag ligt aan deze betalingsverplichting, komt volgens de Hoge Raad echter pas binnen de tbs­sfeer op het moment waarop de borg wordt aangesproken. Hof Arnhem heeft nu be­slist dat deze borgstellingsjurisprudentie van de Hoge Raad ook van toepassing is als een verplichting van een ab­houder na het aangaan van een derdenhypotheek in de zin van art. 3:231, lid 1 BW tot zijn werkzaamheidsvermogen behoort.Bij een derdenhypotheek kan de schuldeiser (in dit geval de bank) het desbetreffende goed uitwinnen tot verhaal van alles wat zij van haar schuldenaar (de bv van de dga) heeft te vorde­ren, maar daarmee is de zekerheidverschaffer (de dga) niet hoofdelijk (mede)schuldenaar geworden. De dga in deze zaak kon namelijk op grond van de hypotheekakten uit 2002 en 2007 niet worden verplicht om de verbintenis die zijn bv tegen­over de bank had, na te komen. De dga was daarom geen borg, omdat hij zich tegenover de bank niet had verbonden om de schuld van de medio 2007 gefailleerde bv te voldoen en daarom was ook geen sprake van een regresvordering op grond van borgstelling.Volgens het hof hing de vordering die de dga op zijn bv had ge­kregen doordat hij uit de opbrengst van de verkoop van zijn wo­ning in 2008 een bedrag aan de bank had betaald voor zijn bv, rechtstreeks samen met de zekerheid en bevoegdheden die de dga aan de bank had verstrekt. Daarom behoorde de verplich­ting van de dga om toe te staan dat de bank zijn woning ver­kocht om de schuld van zijn bv aan de bank te voldoen, tot het werkzaamheidsvermogen. De afwikkeling van die verplichting moest daarom plaatsvinden volgens de bepalingen van de Wet IB 2001 over het belastbare resultaat uit overige werkzaamhe­den. Deze verplichting was ontstaan bij het aangaan van de no­tariële hypotheekakten en behoorde daarom vanaf dat moment tot het werkzaamheidsvermogen, ook al was geen sprake van een regresvordering en was de vordering van de dga op zijn bv pas in 2008 ontstaan. Het hof besliste in deze zaak ook dat de dga in 2007 voor zijn verplichting een voorziening kon vormen op zijn werkzaamheidsbalans, omdat was voldaan aan de vereis­ten van het zogeheten Baksteen­arrest (nr. 33417, LJN: AA2555).

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 29 januari 2013, nr. 12/00019, LJN: BZ0976

21april 2013 | nummer 2 | het Register

Jurisprudentie en wetgeving

Page 22: Het Register nr. 2 - 2013

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

2013/15 Snelle verkoopwinst op pand onbelastHet rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, is op grond van art. 3.91, lid 1, onder­deel c Wet IB 2001 belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaam­heden en maakt dan geen deel uit van de rendementsgrondslag van box 3. In een zaak voor Rechtbank Haarlem was in geschil of een ver­huurder van onroerende zaken de verkoopwinst van ruim € 1 mln op een pand dat binnen zes maanden na aankoop weer was verkocht, te­recht tot box 3 had gerekend. De inspecteur vond dat deze verhuurder een meer dan gemiddelde kennis van de vastgoedmarkt had en al voor de aankoop van het pand wist dat de bestemming zou worden gewijzigd van verhuur in hotelexploitatie. De door hem verrichte ar­beid ging volgens de inspecteur normaal vermogensbeheer te boven.De rechtbank was het daar niet mee eens. Bij de aankoop van het pand bestond het voornemen om de daarin gelegen appartementen te ver­huren. Dat daarna geleidelijk het idee was ontstaan om te onderzoe­ken of het pand kon worden verbouwd tot hotel, was volgens de recht­bank niet voldoende om aan te nemen dat een werkzaamheid was verricht. De rechtbank vond het aannemelijk dat de verkoper geen be­moeienis had gehad met de (uitvoering van de) plannen om een hotel te realiseren. Het was niet aan zijn arbeid, kennis en deskundigheid te danken dat bij de verkoop een aanzienlijke winst was gemaakt.In een zaak voor Hof Arnhem werd de bijzondere kennis van een aan­ en verkoopadviseur van onroerende zaken toegerekend aan een administrateur van een bv, die samen met de dga van die bv via een beleggingsmaatschap twee maanden na de aankoop een perceel voor meer dan het dubbele van de aankoopprijs verkocht. Volgens het hof beschikte de adviseur bij de aankoop van het per­ceel over bijzondere kennis, waardoor het behalen van voordeel bij de wederverkoop redelijkerwijs voorzienbaar was. De administra­teur had de adviseur ingeschakeld als bemiddelaar bij de aan­ en verkoop van het perceel en daarom moest diens bijzondere kennis aan hem worden toegerekend. In dit geval werd de verkoopwinst wel belast als resultaat uit overige werkzaamheden.

■ Rechtbank Haarlem 26 november 2012, nr. 12/3017, LJN: BY9789 en Hof Arnhem 22 januari 2013,

nr. 12/00227, LJN: BZ0265

2013/16 Lagere inbrengwaarde woon-werkpand door zelfbewoningAls een ondernemer een door hemzelf bewoond pand vanuit zijn privévermogen overbrengt naar het ondernemingsvermogen, moet bij de inbrengwaarde van dit pand rekening worden gehouden met de waardrukkende factor van zelfbewoning. Dit heeft de Hoge Raad in kernachtige bewoordingen beslist in de zaak van een accountant die in 2004 een praktijk startte vanuit de door hem bewoonde wo­ning die voor de onderneming was verbouwd en uitgebreid. Hij merkte de woning aan als ondernemingsvermogen en activeerde het pand naar de vrije verkoopwaarde per 1 januari 2004 van € 600.000. In 2006 verplaatste hij de onderneming en bracht die in een bv in. De woning bracht hij toen voor € 390.000 over naar zijn privévermogen. Dit was de boekwaarde ultimo 2006 van € 605.879 minus een correctie wegens zelfbewoning van 35%. Het daarbij ont­stane boekverlies van € 215.879 bracht de accountant in zijn aangif­te IB 2006 ten laste van zijn belastbare inkomen. De inspecteur wei­

gerde de aftrek en stelde dat de inbrengwaarde van de woning in 2004 moest worden gesteld op € 390.000.De Hoge Raad was het hiermee eens. Als een belastingplichtige een onderneming begint en daarbij een pand vanuit zijn privéver­mogen overbrengt naar het ondernemingsvermogen, moet dit pand volgens de Hoge Raad worden geactiveerd voor de waarde in het economisch verkeer op het moment van de inbreng. Duurza­me zelfbewoning kan de waarde van het pand beïnvloeden en daarom moet hiermee bij het bepalen van die waarde rekening worden gehouden.

■ Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/03882, LJN: BX4036

2013/17 VAR-row voor met dga verknochte werkzaamhedenEen dga van een juridisch adviesbureau verzocht om een verklaring arbeidsrelatie (VAR­dga) voor commissiewerkzaamheden die hij naast zijn fulltime dienstbetrekking verrichtte. Voor het bijwonen van zittingen van twee bezwaarschriftencommissies van een ge­meente kreeg hij een vergoeding per zitting. Verder was hij lid van een examencommissie en een bezwaarschriftencommissie van een school. De dga liet zijn bv voor deze werkzaamheden factureren. Hof Den Bosch oordeelde dat de commissiewerkzaamheden niet plaatsvonden voor rekening en risico van die bv, omdat de dga strikt op persoonlijke titel was benoemd in de bezwaarschriftencommis­sie en deze benoeming voortvloeide uit zijn persoonlijke kwalitei­ten. De dga kon ook alleen persoonlijk de werkzaamheden verrich­ten, zodat deze plaatsvonden voor zijn rekening en risico.Op het cassatieberoep van de dga besliste de Hoge Raad dat het hof met zijn uitspraak tot uitdrukking had gebracht dat de werkzaam­heden zozeer waren verknocht met de persoon van de dga dat al­leen hij in persoon kon worden aangemerkt als degene tegenover wie de gemeente als opdrachtgever optrad en hetgeen uit de op­dracht voortvloeide ook alleen hem aanging. De inspecteur had daarom volgens de Hoge Raad terecht een VAR­row (resultaat uit overige werkzaamheden) afgegeven.

■ Hoge Raad 11 januari 2013, nr. 12/01043, LJN: BY8155

Loonbelasting

2013/18 Eindheffing bij ontslag niet EU-proofIn een opzienbarende uitspraak van Hof Arnhem was de materiële terugwerkende kracht in geschil van de pseudo­eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen zoals die sinds 1 januari 2009 be­staat. Bij de vraag of sprake is van een vertrekvergoeding wordt aangesloten bij het in het jaar van vertrek (jaar t) en het daaraan voorafgaande jaar (jaar t­1) genoten fiscale loon. In de zaak voor het hof werd bij de berekening van de eindheffing ook loon betrok­ken dat de werknemer op grond van een overeengekomen aande­lenplan had genoten vóór de inwerkingtreding van de wet, en zelfs vóór de indiening van het desbetreffende wetsvoorstel op 13 mei 2008. Het hof constateerde dat de wetsgeschiedenis geen reden

22 het Register | april 2013 | nummer 2

Page 23: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n

vermeldde voor de invoering van de regeling met materiële terug­werkende kracht. Wel bleek volgens het hof daaruit dat rekening werd gehouden met het loon over het jaar t­1 om te voorkomen dat de pseudo­eindheffing gemakkelijk kon worden ontgaan. Op de zitting voor het hof had de inspecteur daaraan toegevoegd dat deze terugwerkende kracht voorkwam dat situaties waarin de dienstbe­trekking in 2009 werd beëindigd, anders werden behandeld dan die waarin de dienstbetrekking in 2010 of later werd beëindigd.Het hof stelde dat onvoldoende argumenten waren gegeven voor de materiële terugwerkende kracht, in elk geval voor het tijdvak vóór 13 mei 2008. Het viel niet in te zien welk mogelijk ontgaan van de rege­ling deze vergaande terugwerkende kracht beoogde tegen te gaan. De stelling van de inspecteur dat de uitvoerbaarheid van de regeling ern­stig geweld zou worden aangedaan als niet werd aangesloten bij volle­dige kalenderjaren, vond het hof niet aannemelijk, omdat uit de loon­administratie eenvoudig was af te leiden op welke data welke loonbestanddelen waren genoten. Daarbij was ook van belang dat slechts een zeer beperkt aantal inhoudingsplichtigen met de pseudo­eindheffing te maken kreeg, dat het om een aanzienlijk belang ging (€ 537.000 aan pseudo­eindheffing) en dat de werkgever destijds de invoering van de regeling niet verwachtte en redelijkerwijs ook niet kon voorzien. Het hof verklaarde de regeling daarom in strijd met ar­tikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, voor zover bij de bepa­ling van de omvang van de ontslagvergoeding rekening werd gehou­den met de door de werknemer ontvangen aandelen. Daarom verminderde het hof de naheffingsaanslag met € 537.000.Deze uitspraak kan ook gevolgen hebben voor de zogeheten crisis­heffing van 16% die eenmalig in 2013 wordt geheven van de werkge­ver voor werknemers die in 2012 meer dan € 150.000 aan loon (in­clusief bonussen) hebben genoten. Het desbetreffende wetsvoorstel dateerde van 1 juni 2012, zodat het heel goed mogelijk is dat de cri­sisheffing ook betrekking heeft op bijvoorbeeld bonussen die vóór die datum zijn uitbetaald en waarmee werkgevers dus geen reke­ning konden houden. Overigens lijkt het erop dat de crisisheffing toch niet zo eenmalig is. In het begin maart 2013 bekendgemaakte akkoord over de bezuinigingen voor 2014 is aangekondigd dat de cri­sisheffing ook in 2014 zal worden toegepast.

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2013, nr. 12/00147, LJN: BZ1428

Vennootschapsbelasting

2013/19 Prejudiciële vragen over grensoverschrijdende fiscale eenheidNa het Papillon­arrest van het Europese Hof van Justitie (nr. C­418/07) is het de vraag of de Nederlandse beperking voor grens­overschrijdende fiscale eenheden wel in overeenstemming is met de vrijheid van vestiging. Naar aanleiding van het hoger beroep te­gen drie uitspraken van Rechtbank Haarlem heeft Hof Amsterdam hierover op 17 januari 2013 vragen gesteld aan het EU­hof. In één zaak ging het om Nederlandse zustervennootschappen van een ge­meenschappelijke buitenlandse (Duitse) moedervennootschap. In de twee andere zaken betrof het een Nederlandse moedervennoot­schap met Nederlandse kleindochtervennootschappen die werden gehouden door een of meer buitenlandse (Duitse) tussenhoudsters.Het hof wil van het EU­hof weten of Nederland een fiscale een­

heid mag weigeren aan in Nederland gevestigde zustervennoot­schappen en of het daarbij uitmaakt of de betrokken vennoot­schappen één gemeenschappelijke (rechtstreekse) moedervennootschap hebben in de andere lidstaat of verschillen­de (rechtstreekse) moedervennootschappen zodat pas op een ho­ger niveau van de concernstructuur sprake is van een gemeen­schappelijke (middellijke) moedervennootschap. Verder vraagt het hof of een eventuele strijdigheid met het EU­recht kan worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, in het bijzonder door de noodzaak om de fiscale samenhang te behou­den, inclusief het voorkomen van dubbele verliesverrekening.

■ Hof Amsterdam 17 januari 2013, nr. 11/00180, LJN: BY8711, nr. 11/00587, LJN: BY8717 en nr.

11/00824, LJN: BY8713

2013/20 Rechter bekritiseert standpunt in HIR-besluitenHof Arnhem heeft in een aantal zaken van bv’s die deel uitmaakten van dezelfde groep, uitspraak gedaan over de reikwijdte van de anti­misbruikregeling bij de herinvesteringsreserve (HIR). Deze regeling houdt in dat een HIR aan de winst moet worden toegevoegd als het uiteindelijk belang in de vennootschap in belangrijke mate (voor minimaal 30%) is gewijzigd en dat geen HIR mag worden gevormd als het besluit tot vervreemding van het bedrijfsmiddel vóór de be­langenwijziging is genomen. Vanaf 2007 is deze antimisbruikrege­ling ondergebracht in art. 12a, en daarvoor in art. 15e Wet Vpb.In zijn uitspraken week het hof af van enige standpunten van de staatssecretaris in besluiten van 9 december 2011 (nr. BLKB 2011/2061M, onderdeel 7.3) en 18 december 2003 (nr. CPP2003/2861M). Zo vond het hof dat de door de wetgever aange­brachte duidelijke volgorde in art. 15e moest worden geaccepteerd en niet kon worden opgerekt met een beroep op doel en strekking van die regeling of met behulp van fraus legis. Als de HIR dus vóór de be­langenwijziging was aangewend, kon deze niet in de winst vrijvallen.Ook bleek volgens het hof dat de staatssecretaris zich ervan be­wust was dat de werking van art. 15e Wet Vpb was beperkt tot re­serves die waren gevormd in de jaren vóór de aandelenverkoop. Weliswaar had de wetgever de tekst van die bepaling aangepast, maar had hij nagelaten om te regelen dat onder deze (antimis­bruik)bepaling ook een situatie zou komen te vallen waarin in het boekjaar van de belangenwijziging zowel de vervreemding als de herinvestering plaatsvond. Volgens het hof lag het in dat geval niet op de weg van de rechter om een op zich duidelijke wettekst met een beroep op doel en strekking ervan in het nadeel van de belas­tingplichtige uit te leggen.Een herinvestering is overigens alleen vóór een belangenwijziging af te boeken van de HIR als sprake is van een te activeren bedrijfs­middel in de zin van art. 3.30 Wet IB 2001, zo valt af te leiden uit een latere uitspraak van Hof Amsterdam. Dan moet volgens dit hof in ieder geval de volledige economische eigendom van de herin­vestering vóór de belangenwijziging op de koper zijn overgegaan. Dat is niet altijd het geval als alleen nog maar de koopovereen­komst is gesloten en, bijvoorbeeld bij onroerende zaken, nog niet de notariële levering heeft plaatsgevonden.

■ Hof Arnhem 4 december 2012, nr. 11/00501 t/m 11/00516, LJN: BY8169 t/m BY8171, BY8186,

BY8188 en BY8189 en Hof Amsterdam 21 februari 2013, nr. 11/00499, LJN: BZ3314

23april 2013 | nummer 2 | het Register

Page 24: Het Register nr. 2 - 2013

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

Omzetbelasting

2013/21 Weer prejudiciële vraag over btw-integratieheffingDe Hoge Raad heeft op 1 februari 2013 opnieuw prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de btw­integratiehef­fing (art. 3, lid 3, onderdeel b, voorheen art. 3, lid 1, onderdeel h Wet OB) in een zaak van de gemeente Den Bosch, die een nieuw stads­kantoor had gebouwd. Daarbij speelde de vraag welk deel van de voorbelasting in aftrek kon worden gebracht als naast onderne­mingsprestaties ook niet­ondernemingsprestaties werden verricht. De gemeente gebruikte het stadskantoor voor 94% voor overheids­prestaties, voor 5% voor btw­belaste prestaties en voor 1% voor btw­vrijgestelde prestaties. De inspecteur verleende slechts een terug­gaaf van 6% van de voorbelasting van € 287.999 (€ 17.270).De Hoge Raad vroeg zich echter af of de beslissing van het EU­hof in de zaak van de gemeente Vlaardingen (nr. C­299/11) ook van toepas­sing was op de zaak van de gemeente Den Bosch. Hij nam drie bena­deringen onder de loep. In de eerste plaats kon volgens de Hoge Raad worden verdedigd dat de gemeente het goed niet had vervaardigd in het kader van haar bedrijf en dat goed ook niet ging bestemmen voor bedrijfsdoeleinden als het gebruik van dat goed voor 94% was toe te rekenen aan het gebruik als overheid. Voor dit standpunt pleitte dat handelingen die een gemeente als overheid verricht, bui­ten de heffing van btw blijven. Het was volgens de Hoge Raad echter ook verdedigbaar dat het in gebruik nemen van het goed toch moest worden beschouwd als het beschikken over het gehele goed voor be­drijfsdoeleinden, ook al werd het daarvoor slechts voor een gering gedeelte gebruikt. Vervolgens kwam de integratieheffing dan niet voor aftrek in aanmerking voor zover de btw was toe te rekenen aan overheidshandelingen en btw­vrijgestelde ondernemersactivitei­ten. Deze zienswijze sloot volgens de Hoge Raad aan bij de doelstel­ling van de desbetreffende richtlijnbepaling, omdat elke mogelijke concurrentieverstoring werd tegengegaan, ook als deze relatief klein zou zijn. Tot slot was er nog een derde benadering, namelijk dat de integratieheffing naar evenredigheid van het gebruik van het stadskantoor werd toegepast, zoals Hof Den Bosch had gedaan. Het gevolg daarvan was dat het stadskantoor bij de ingebruikname niet voor 100%, maar voor 6% zou worden geleverd en dat de in rekening gebrachte btw voor 6% aftrekbaar zou zijn.

■ Hoge Raad 1 februari 2013, nr. 11/04457, LJN: BW9757

2013/22 Nederland legt begrip bouwterrein te beperkt uitNa de arresten van het Europese Hof van Justitie in de zaak Don Bosco (nr. C­461/08, eindarrest Hoge Raad op 10 juni 2011, nr. 41510bis, LJN: BN0646) en de zaak Komen (nr. C­326/11, eindarrest Hoge Raad 11 ja­nuari 2013, nr. 08/02791bis, LJN: BY8089) is nu weer een arrest ver­schenen dat relevant is voor de samenloopvrijstelling btw en over­drachtsbelasting. Deze keer stond het begrip ‘bouwterrein’ in de zin van art. 11, lid 4 Wet OB centraal. Het betrof de Woningstichting Maas­driel die op 13 november 2006 van de gemeente Maasdriel drie aan el­kaar grenzende percelen grond kocht, waarop zich een parkeerterrein en een voormalige bibliotheek bevonden. De woningstichting wilde

de percelen gaan gebruiken voor woningbouw met parkeerfaciliteiten. In januari en februari 2007 werd het bibliotheekgebouw in opdracht van de gemeente gesloopt en het vrijgekomen slooppuin verwijderd. Op 2 maart 2007 werden de percelen aan de woningstichting geleverd. De bestrating van het parkeerterrein was op dat moment nog niet ver­wijderd en voor de door de woningstichting ontwikkelde bouwplan­nen was nog geen bouwvergunning verleend. Na de levering werd het gedeelte van het perceel waarop het gebouw had gestaan, in opdracht en voor rekening van de woningstichting geëgaliseerd.De woningstichting vond dat de verkrijging was vrijgesteld van overdrachtsbelasting, omdat sprake was van een btw­belaste leve­ring van een bouwterrein, die niet viel binnen het bereik van de btw­vrijstelling voor de levering van onroerende goederen. De zaak kwam bij de Hoge Raad, die twijfelde over de uitleg van het begrip ‘bouwterrein’. Het EU­hof heeft nu beslist dat de levering van een onbebouwd terrein na de sloop van het op dat terrein staande gebouw niet onder de btw­vrijstelling van art. 135, lid 1, onderdeel k btw­richtlijn 2006 viel – zelfs niet als op de datum van die levering nog geen voorzieningen waren getroffen voor dit ter­rein anders dan sloop – wanneer uit een globale beoordeling van de omstandigheden bleek dat op die datum het betrokken terrein daadwerkelijk was bestemd om te worden bebouwd. Bij die beoor­deling was ook de intentie van partijen van belang, als deze ten­minste werd ondersteund door objectieve gegevens. Het is aan de Hoge Raad om dit te beoordelen.

■ Hof van Justitie EU 17 januari 2013, nr. C-543/11

Formeel belastingrecht

2013/23 Aanscherping inkeerregelinghoudt strafverzwaring inRechtbank Haarlem heeft een belangrijke uitspraak gedaan over de per 2 juli 2009 aangescherpte inkeerregeling van art. 67n AWR. In die zaak ging het om iemand die in februari 2011 bij de inspec­teur meldde dat hij niet eerder aangegeven vermogen in Zwitser­land bezat en zich beriep op de inkeerregeling. De inspecteur legde een navorderingsaanslag op met een boete van 30%.De rechtbank oordeelde dat de wijziging van art. 67n AWR per 2 juli 2009 betekende dat een zwaardere straf werd opgelegd dan de straf die van toepassing was op het moment waarop het strafbare feit werd begaan. Deze bepaling viel volgens de rechtbank onder de re­gels die de strafkamer van de Hoge Raad in een arrest van 12 juli 2011 (nr. 10/05151, LJN: BP6878) had genoemd. Dit betreft regels over zo­wel het specifieke strafmaximum als meer algemene regels met be­trekking tot de sanctieoplegging, en waarbij geen toetsing hoeft plaats te vinden aan de maatstaf van het gewijzigde inzicht van de strafwetgever over de strafwaardigheid van de strafbare feiten die vóór de wetswijziging zijn begaan. Art. 67n AWR en het bijbehoren­de overgangsrecht waren volgens de rechtbank in strijd met art. 7, lid 1 EVRM en art. 15, lid 1 IVBPR, voor zover deze bepalingen voor de betrokkene een strafverzwaring inhielden. De nieuwe inkeerre­geling en de overgangsregeling moesten daarom buiten toepassing blijven, zodat ook geen boete kon worden opgelegd.

■ Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2013, nr. 12/2511, LJN: BZ3272

24 het Register | april 2013 | nummer 2

Page 25: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n

Wet

gevi

ngD

e st

and

van

zake

npe

r 11 m

aart

201

3

■W

etsv

oors

tel +

MvT

TK

■Ve

rsla

g TK

■ No

ta n

.a.v

. ver

slag

TK

■ Ei

ndve

rsla

g TK

■Aa

ngen

omen

TK

■W

etsv

oors

tel E

K

■Vo

orlo

pig

vers

lag

EK

■ M

emor

ie v

an A

ntw

oord

EK

■Ei

ndve

rsla

g EK

■Aa

ngen

omen

EK

■St

aats

blad

■D

atum

inw

erki

ngtr

edin

g

BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB

Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1-1-2013

Wet verhuurderheffing 33 407 1-1-2013

Wijziging Wet WOZ in verband met verruiming openbaarheid WOZ-waarde 33 462 Bij KB

Wijziging van de Wet verhuurderheffing 33 515 1e dag na plaatsing Stb

2013/24 Duits banksaldo voort-varend genoeg nagevorderdNaar aanleiding van het arrest in de gevoegde zaken X (nr. C­155/08) en Passenheim­Van Schoot (nr. C­157/08) van het Euro­pese Hof van Justitie formuleerde de Hoge Raad in zijn arresten van 26 februari 2010 (nr. 43050bis, LJN: BJ9092 en nr. 43670bis, LJN: BJ9120) regels die op grond van het evenredigheidsbeginsel in acht moeten worden genomen bij het opleggen van een navorde­ringsaanslag waarbij gebruik wordt gemaakt van de verlengde na­vorderingstermijn. Met betrekking tot deze ‘voortvarendheidsre­gels’ van de Hoge Raad kwamen Rechtbank en Hof Leeuwarden in een zaak van een Nederlands echtpaar met een verzwegen Duits banksaldo tot verschillende conclusies. Voor het hof was het zoge­heten tripartiete overleg (TPO) van cruciaal belang. Dit is fase 3 uit de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane­ en toeslagdelicten (Richtlijnen AAFD, tot 1 juli 2011: ATV­richtlij­nen). In deze laatste fase beslissen de officier van justitie, de con­tactambtenaar formeel recht, de boete­fraudecoördinator en de FIOD gezamenlijk of een zaak strafrechtelijk of bestuurlijk wordt afgedaan.

Het hof besliste in deze zaak dat niet was gebleken dat de FIOD de inlichtingen uit het proces­verbaal van het Bureau Landelijk Offi­cier van Justitie Meldingen Ongebruikelijke Transacties (BLOM) aan de inspecteur had overgelegd of dat deze op een andere manier ter kennis van de inspecteur waren gekomen. Het hof ging er daar­om van uit dat de informatie over de buitenlandse rekeningen van het echtpaar rechtstreeks afkomstig was van het OM en tijdens het TPO van april 2003 onder de deelnemers was verdeeld. De be­stuurlijke afhandeling begon daarom niet op dit TPO. Pas na ont­vangst van het proces­verbaal van de FIOD van oktober 2005 be­schikte de inspecteur volgens het hof over aanwijzingen van buitenlandse tegoeden en had de inspecteur daarna de navorde­ringsaanslagen, door deze in december 2005 op te leggen, voldoen­de voortvarend voorbereid en vastgesteld.

■ Hof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2013, nr. 11/00185, LJN: BZ0935

25april 2013 | nummer 2 | het Register

Page 26: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

26 het Register | april 2013 | nummer 2

Ik beperk me hier tot de belastingrente in de in­komstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Dit betreft de nieuwe artikelen 30f tot en met 30fe AWR. Deze gaan gelden ten aanzien van de tijdvak­

ken 2012 en verder. In de vennootschapsbelasting zijn de tijdvakken niet altijd gelijk aan een kalenderjaar. Dan is de nieuwe regeling van toepassing op tijdvakken die beginnen op of na 1 januari 2012.

Algemene werking belastingrenteVoor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelas­ting geldt dat er geen belastingrente in rekening wordt gebracht over het tijdvak 2012 als:n de aanslag is vastgesteld voor 1 juli 2013;n een formulier ‘Aanvragen of wijzigen voorlopige

aanslag’ voor 1 mei 2013 door de Belastingdienst is ontvangen en de daaropvolgende voorlopige aanslag geen correcties bevat (aanslag is conform verzoek);

n een aangifte voor 1 april 2013 door de Belasting­dienst is ontvangen en de daaropvolgende voorlopi­ge aanslag geen correcties bevat (aanslag is conform aangifte).

De renteperiode over het tijdvak 2012 kan niet eerder van start gaan dan op 1 juli 2013. In beginsel eindigt ze op de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag. De rente loopt dan dus vanaf de dagtekening van de aan­slag nog 6 weken door. Start en einde van de renteperio­

De belastingrente in de IB en Vpb schematisch weergegeven

Marco AdriaanseMr. L.J. Adriaanse

FB is vakredacteur fiscaal bij Sdu

Uitgevers

Op 1 januari 2013 is de heffingsrente van systematiek veranderd en omgedoopt tot belastingrente.1 In Het Register van december 2011 besteedde drs. P.N.M. Goossens van Bureau Vaktechniek van de RB hier al de nodige aandacht aan. U bent geïnformeerd, maar de regeling kent dermate veel scenario’s dat deze lastig beklijft. De in dit artikel opgenomen stroomschema’s bieden hopelijk wat meer houvast op dit vlak. Aanslagen met belastingrente over het tijdvak 2012 worden vanaf 1 juli dit jaar opgelegd.

de kunnen echter variëren. Dit alles is in de verderop weergegeven stroomschema’s verwerkt. Voor negatieve aanslagen (teruggaven) zal belastingren­te minder vaak, zo niet zelden, aan de orde zijn. In de fis­cale literatuur wordt, met een beroep op de zaak Little­woods, bepleit dat dit mogelijk niet EU­proof is. In die zaak wordt gesteld dat lidstaten verplicht zijn om in strijd met het EU­recht geheven belasting (btw) terug te betalen met rente.2 Zie voor de regels bij teruggaaf de schema’s 2, 4 en 6.

De diverse scenario’sDe wet onderscheidt de volgende scenario’s:1 positieve voorlopige aanslag op basis van een verzoek

om een voorlopige aanslag;2 negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van

een verzoek om een voorlopige aanslag;3 positieve voorlopige aanslag op basis van een aangif­

te;4 negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van

een aangifte;5 positieve definitieve aanslag;6 negatieve definitieve aanslag (teruggaaf);7 navorderingsaanslag.

Hierna worden deze scenario’s toegelicht en op pagina 29 zijn alle bijbehorende stroomschema’s overzichtelijk onder elkaar gezet. Omwille van de eenvoud is de situa­

Page 27: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

27april 2013 | nummer 2 | het Register

tie van een tijdvak dat afwijkt van een kalenderjaar (Vpb) buiten beschouwing gelaten. In plaats van 1 juli, 1 mei en 1 april moet dan worden gelezen de zevende, vijfde en vierde maand na het einde van het tijdvak.

1. Positieve voorlopige aanslag op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag (art. 30f)

Wel of geen renteEr is geen belastingrente verschuldigd als de aanslag is vastgesteld voor 1 juli van het jaar volgend op het desbe­treffende belastingjaar en evenmin als de aanslag con­form het verzoek is vastgesteld en het verzoek tijdig is ontvangen, dat wil zeggen voor 1 mei van het jaar vol­gende op het belastingjaar.

Aanvang renteperiodeIs er belastingrente verschuldigd, dan neemt de rentepe­riode een aanvang op 1 juli van het jaar volgende op het belastingjaar.

Einde renteperiodeDe renteperiode eindigt op de laatste dag van de beta­lingstermijn van de aanslag. Is de aanslag conform het verzoek, dan geldt nog een mogelijke beperking van de renteperiode. De einddatum is dan uiterlijk 14 weken na ontvangst van het verzoek.

2. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag (art. 30fa)

Wel of geen renteGeen belastingrente wordt vergoed als de aanslag is vast­gesteld voor 1 juli van het jaar volgend op het belasting­jaar. Bij een aanslag op of na 1 juli wordt er alleen belas­tingrente vergoed als de aanslag niet tijdig is en conform het verzoek. Niet tijdig is als er na ontvangst van het verzoek 8 weken zijn verstreken.

Aanvang renteperiodeDe renteperiode begint te lopen vanaf 8 weken na ont­vangst van het verzoek, maar niet eerder dan op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar.

Einde renteperiodeDe renteperiode eindigt 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.3

3. Positieve voorlopige aanslag op basis van een aangifte (art. 30f)

Wel of geen renteDit is gelijk aan hetgeen onder 1. is toegelicht, met dit verschil dat een aangifte tijdig is als deze voor 1 april is ontvangen.

Page 28: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n Belastingrente

28 het Register | april 2013 | nummer 2

Aanvang renteperiodeGelijk aan de toelichting onder 1.

Einde renteperiodeDe renteperiode eindigt wederom op de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag. De einddatum bij een conforme aanslag is hier uiterlijk 19 weken na ont­vangst van de aangifte.

4. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een aangifte (art. 30fa)

Wel of geen renteDit is gelijk aan hetgeen onder 2. is toegelicht. De Belas­tingdienst is hier echter te laat na het verstrijken van 13 weken na ontvangst van de aangifte.

Aanvang renteperiodeDe renteperiode begint te lopen vanaf 13 weken na ont­vangst van de aangifte, maar niet eerder dan op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar.

Einde renteperiodeDe renteperiode eindigt zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Herziening van voorlopige aanslagenWordt een voorlopige aanslag herzien door een andere voorlopige aanslag, dan wordt de eventuele belasting­rente bepaald zoals hiervoor onder 1 tot en met 4 is aan­gegeven over het verschil (zie specifieker art. 30fb AWR). Bij verminderingen wordt eerder in rekening ge­brachte rente gecorrigeerd.

5. Positieve definitieve aanslag (art. 30fc)Als grondslag geldt de te betalen belasting na verreke­ning van de belasting op voorlopige aanslagen en voorlo­pige verliesverrekeningen.

Wel of geen renteEr is geen belastingrente verschuldigd als de aanslag is vastgesteld voor 1 juli van het jaar volgend op het belas­tingjaar.

Aanvang renteperiodeDe renteperiode neemt een aanvang op 1 juli van het jaar volgend op het belastingjaar.

Einde renteperiodeDe renteperiode eindigt wederom op de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag. Is de aanslag con­form de aangifte, dan geldt nog een beperking van de renteperiode. De einddatum is dan namelijk uiterlijk 19 weken na ontvangst van de aangifte.

6. Negatieve definitieve aanslag (teruggaaf) (art. 30fd)Bij dit scenario zijn de regels identiek aan die onder 4. Wordt er een voorlopige aanslag verrekend, dan moet de

regeling worden toegepast zoals die geldt bij herziening van een voorlopige aanslag zoals hiervoor aangegeven.

7. NavorderingsaanslagEen navorderingsaanslag vastgesteld op of na 1 juli van het jaar volgende op het tijdvak, kent altijd belasting­rente. Deze begint te lopen op 1 juli en eindigt op de laatste dag van de betalingstermijn, in dit geval de dag voorafgaand aan 1 maand na de dagtekening van het aan­slagbiljet (art. 9 IW). Als om de aanslag is verzocht, wordt de einddatum van de renteperiode verkort naar 12 weken na ontvangst van dit verzoek.

Rentevergoeding bij beroep of bezwaarWanneer de aanslag wordt verminderd na bezwaar of be­roep of wanneer sprake is van ambtshalve vermindering, wordt alleen reeds in rekening gebrachte belastingrente teruggedraaid (zoals bij herziening van een voorlopige aanslag).

RentepercentageArt. 30hb AWR bepaalt het percentage van de belasting­rente, enkelvoudig toe te passen. Deze rente, thans 3%, is gelijk aan de wettelijke rente voor niet­handelstrans­acties (lees: voor consumenten).4 In het regeerakkoord van VVD en PvdA wordt voor de vennootschapsbelasting voorgesteld om vanaf 1 januari 2014 aan te sluiten bij de wettelijke rente voor handelstransacties met een onder­grens van 8% (voor de inkomstenbelasting 4%).5 Ook voor aanslagen waarvoor het nieuwe regime niet geldt, zoals aanslagen inkomstenbelasting 2011, geldt het nieu­we percentage voor zover de renteperiode doorloopt na 31 december 2012.

Ten slotteDe adviseur kan de belastingrente voor zijn cliënten voorkomen of beperken, met name door tijdig en/of ac­curaat om een voorlopige aanslag te verzoeken. Voor aangiftes 2012 is daarbij de datum van 1 mei aanstaande van belang. Het credo van de wetswijziging zou kunnen luiden: ‘belastingrente: minder vaak, maar vaker inge­wikkeld’. Eenvoudiger kon ik deze uitleg daarom niet maken. <<<

Noten1 Belastingplan 2012, Staatsblad 2011, 639

2 HvJ Eu 19 juli 2012, C­591/10, r.o. 26, NTFR 2012/1942

3 Bij een positieve aanslag eindigt de renteperiode de dag vooraf­

gaande aan de dag waarop de aanslag invorderbaar is ingevolge art.

9 IW, dus de dag voorafgaande aan 6 weken na de dagtekening van

de aanslag. Onduidelijk is of dit verschil van 1 dag door de wetge­

ver is beoogd.

4 Art. 6:120, lid 2 BW bepaalt dat dit rentepercentage bij algemene

maatregel van bestuur wordt vastgelegd.

5 Regeerakkoord VVD – PvdA van 29 oktober 2012, NTFR

2012/2472. Terzijde merk ik op dat bij een dergelijk hoog percen­

tage de belastingrente karaktertrekken krijgt van een boete.

Page 29: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

29april 2013 | nummer 2 | het Register

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Belastingrente (aangiftes 2012) IB en VPB

Voorlopige aanslag op verzoek

Situatie 1 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e van 5e maand 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 mei) maar uiterlijk 14 weken na

art 30f ontvangst verzoekart 30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 5e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 mei)niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 2 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 8 weken na 8 weken na verzoek + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van het verzoek eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30faart 30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 8 weken na geen belastingrente

ontvangst van het verzoek

niet conform geen belastingrente

Voorlopige aanslag op aangifte

Situatie 3 Postitieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform verzoek op of na 1e dag 4e mnd 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag na einde tijdvak (op of na 1 april) maar uiterlijk 19 weken na

art 30f ontvangst aangifte30fb lid 1, 4 + 5 verzoek voor 1e van 4e maand na geen belastingrente

einde tijdvak (voor 1 april)

niet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 4 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fa30fb lid 2, 3, 6 aanslag binnen 13 weken na geen belastingrente

ontvangst van de aangifteniet conform geen belastingrente

Definitieve aanslag

Situatie 5 Positieve aanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden aanslag conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag uiterlijk 19 wkn na aangifte

art 30fcniet conform 6 mnd na tijdvak (1 juli) 6 weken na datum aanslag

Situatie 6 Teruggaaf

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode

vanaf 6 maanden aanslag conform aanslag na 13 weken na 13 weken na aangifte + niet 6 weken na datum aanslagontvangst van de aangifte eerder dan 6 mnd na tijdvak

art 30fdaanslag binnen 13 weken na geen belastingrenteontvanst van de aangifte

niet conform geen belastingrente

Navorderingsaanslag

Situatie 7 Navorderingsaanslag

binnen 6 maanden(voor 1 juli) geen belastingrente

aanvang renteperiode einde renteperiode (tot)

vanaf 6 maanden niet op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 1 maand na datum aanslag

art 30fc op verzoek 6 mnd na tijdvak (1 juli) 12 weken na verzoek

Schema’s belastingrente in IB en Vbp

1. Positieve voorlopige aanslag op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag

2. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een verzoek om een voorlopige aanslag

3. Positieve voorlopige aanslag op basis van een aangifte

4. Negatieve voorlopige aanslag (teruggaaf) op basis van een aangifte

5. Positieve definitieve aanslag

6. Negatieve definitieve aanslag (teruggaaf)

7. Navorderingsaanslag

Page 30: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n

30 het Register | april 2013 | nummer 2

Een belangrijke vraag die speelt bij de inbreng van een goed, is of na de inbreng alle vennoten in de waardemutaties dienen te gaan delen of dat de waardemutaties alleen de inbrenger

moeten blijven aangaan. In het eerste geval dient de ei­gendom van het goed te worden ingebracht, in het twee­de geval het gebruik en genot van het goed.

Inbreng van eigendomAls het eigendom van een goed wordt ingebracht, wor­den beide vennoten daar voor een onverdeeld aandeel eigenaar van. Beiden delen vervolgens de lusten en de lasten van het goed, ook de waardemutaties.In een aantal gevallen is het civielrechtelijk bezwaarlijk dat de juridische eigendom wordt ingebracht. Dit, omdat aan zo’n inbreng formele eisen worden gesteld. In dat geval kan het economische eigendom worden inge­bracht: de inbrenger blijft civielrechtelijk enig eigenaar, maar beide vennoten delen de baten en lasten als ware de juridische eigendom ingebracht. Dat speelt bijvoor­beeld bij onroerende zaken, omdat bij de juridische in­breng een notariële akte is vereist. Voor de onderlinge verhouding tussen de vennoten en fiscaal wordt de in­

Inbreng in een personenvennootschap:

lastige materie

Eric van Uunenmr. E.A. van Uunen

FB is als belasting-adviseur en

vennoot verbonden aan Marree & Van Uunen Belasting-

adviseurs te Oisterwijk

Kenmerk van een personenvennootschap (pvs) is om op basis van inbreng een vermogensrechtelijk voordeel te behalen. Dat inbren-gen houdt in dat de goederen voor het gemeenschappelijke doel van de pvs ter beschikking worden gesteld en aldus in de gebonden gemeenschap van de pvs worden ingebracht. Dat vergt geen over-dracht van het goed, maar wel dat het uitsluitend wordt aangewend voor de verwezenlijking van de doelstelling van de pvs. In dit artikel komen de fiscale aspecten van de verschillende inbrengvarianten aan de orde. Het maakt in deze context niet uit of het gaat om inbreng van een bedrijf in een vennootschap onder firma of inbreng van een beroepsuitoefening in een maatschap.

breng van het economisch belang van een zaak gelijkge­steld aan het zakelijk recht van eigendom.1

Inbreng van de juridische eigendom speelt in de praktijk doorgaans bij roerende zaken en vermogensrechten, in­breng van de economische eigendom bij onroerende zaken.

Inbreng eigendom tegen actuele waardeAls de eigendom van een goed – hiermee bedoel ik in het vervolg van dit artikel zowel de juridische als de econo­mische eigendom – wordt ingebracht, komt de inbreng­waarde aan de orde. Als de actuele waarde van het inge­brachte goed hoger is dan de fiscale boekwaarde, is sprake van een stille reserve. De inbrenger kan het goed inbrengen tegen de actuele waarde en tegen de fiscale boekwaarde.Inbrengen tegen actuele waarde houdt in afrekenen met de fiscus over de stille reserves, omdat dit als een ver­vreemding door de inbrenger wordt aangemerkt. Een deel van de boekwinst wordt belast als herwaarderings­winst en een deel als stakingswinst. De verdeling van de stille reserve als herwaarderingswinst en stakingswinst geschiedt naar rato van het winstaandeel van de inbren­gende vennoot en dat van de andere vennoot.2 Het ver­

Page 31: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n

31april 2013 | nummer 2 | het Register

schil tussen beide is van belang voor toepassing van de stakingsfaciliteiten. Onder voorwaarden geldt voor de stakingswinst de mogelijkheid van geruisloze door­schuiving en de stakingslijfrente. Voor de herwaarde­ringswinst gelden die faciliteiten niet.3 Omdat de in­brenger niet zijn gehele onderneming staakt, komt de stakingsaftrek niet aan de orde.

VoorbeeldA brengt zijn advieskantoor in in een maatschap met B. Tot het ondernemingsvermogen van A behoort een goodwill met een fiscale boekwaarde van € 0 en een actuele waarde van € 100. De winstverdeling tussen A en B is 60-40. Als A zijn goodwill inbrengt tegen de actuele waarde van € 100, geniet hij € 60 herwaarderingswinst en € 40 stakingswinst.

Inbreng tegen actuele waarde is aan de orde als de actue­le waarde van een goed lager is dan de fiscale boekwaar­de. Op die manier wordt een verliesneming door de in­brenger geforceerd. Maar inbreng tegen waarde in het economische verkeer is ook actueel bij landbouwgron­den. De herwaardering van die gronden valt immers (nog steeds) onder de landbouwvrijstelling van art. 3.12 Wet IB 2001. Mocht ooit de landbouwvrijstelling wor­den beperkt of afgeschaft zonder eerbiedigende wer­king, dan is die vrijstelling alvast veilig gesteld.

Inbreng eigendom tegen boekwaardeDe enige mogelijkheid om afrekening over stille reser­ves te voorkomen, is inbrengen tegen de fiscale boek­waarde door de inbrengende vennoot. Alleen leidt dit tot een overheveling van vermogen van de inbrenger naar de andere vennoot, en wel voor het deel dat de andere vennoot is gerechtigd tot de winst van de pvs.

VoorbeeldA brengt in het vorige voorbeeld zijn goodwill in de pvs in te-gen de fiscale boekwaarde € 0. Na enige tijd wordt de prak-tijk aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 120 oplevert. Dan geniet A 60% aandeel in de boekwinst van de pvs, ofwel € 72 en B 40%, ofwel € 48. In feite heeft A bij de inbreng van de goodwill tegen de boekwaarde van € 0 voor een waarde van € 40 aan goodwill naar B overgeheveld. Voor A een on-bevredigende situatie.

Om die vermogensovergang bij inbreng tegen boekwaar­de te voorkomen, kunnen vier wegen worden bewan­deld:1 geruisloze doorschuiving;2 betaling ‘buiten de boeken om’;3 voorbehoud van stille reserves;4 inverdienregeling.

De mogelijkheid van de geruisloze doorschuiving is ge­regeld in art. 3.63 Wet IB 2001 en kan bij inbreng aan de orde zijn bij toetreding tot de pvs van een natuurlijk per­soon die gedurende 36 maanden die onmiddellijk voor­afgaan aan het tijdstip van de overgang, als werknemer in die onderneming werkzaam is geweest. Door de ge­

ruisloze doorschuiving wordt verondersteld dat de in­brengende vennoot zijn onderneming niet staakt. Het instrument van de geruisloze doorschuiving laat ik ver­der buiten beschouwing.Per ingebracht goed kan een keuze worden gemaakt uit de alternatieven 2, 3 en 4 zoals hierboven beschreven, met alle dezelfde gevolgen: enerzijds geen fiscale afreke­ning – derhalve met inbreng tegen de fiscale boekwaarde op de vennootschappelijke openingsbalans – anderzijds zonder vermogensoverheveling.

Betaling ‘buiten de boeken om’Betalen ‘buiten de boeken om’ klinkt spannender dan het is. Het goed wordt geactiveerd op de vennootschap­pelijke openingsbalans tegen de fiscale boekwaarde van de inbrengende vennoot en de andere vennoot betaalt hem voor de overgenomen stille reserves. Bij de inbren­gende vennoot vormt de vergoeding voor het overgedra­gen deel van de stille reserves stakingswinst.4 En de andere vennoot activeert de betaling op zijn buitenven­nootschappelijke balans en schrijft hierover af conform het reguliere afschrijvingsregime dat voor het desbetref­fende goed gebruikelijk is. De betaling vindt daardoor plaats buiten de boeken van de pvs om. Door de active­ring van het goed op de vennootschappelijke balans te­gen de fiscale boekwaarde is bij de inbrengende vennoot geen sprake van herwaarderingswinst.

Voorbeeld (vervolg)A brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0. B betaalt ‘buiten de boeken om’ € 40 aan A. Na enige tijd wordt de praktijk aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 120 ople-vert. Dan geniet A 60% aandeel in de boekwinst van de pvs, ofwel € 72 en B 40%, ofwel € 48. Maar rekening houdend met de beta-ling buiten de boeken om heeft A genoten: € 72 aandeel in de boek-winst plus € 40 betaling buiten de boeken om, ofwel € 112. En B geniet € 48 minus zijn betaling van € 40, ofwel per saldo € 8.In feite geniet A derhalve de actuele waarde ten tijde van de inbreng plus 60% van de waardeaangroei sindsdien, en B 40% van de waardeaangroei sindsdien.

Om vermogensovergang bij inbreng tegen boekwaarde te voorkomen,

kunnen vier wegen worden bewandeld

Inbrengen tegen actuele waarde houdt in afrekenen met de fiscus

over de stille reserves

Page 32: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n Inbreng in pvs

32 het Register | april 2013 | nummer 2

Een belangrijk voordeel van een betaling buiten de boe­ken om is dat de inbrengende vennoot zijn aandeel in de stille reserves daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Ander­zijds betekent het heffing van inkomstenbelasting over de stakingswinst bij de inbrengende vennoot ten tijde van de inbreng.

Voorbehoud van stille reservesBij inbreng tegen boekwaarde onder voorbehoud van stille reserves blijven de ten tijde van de inbreng be­staande stille reserves toekomen aan de inbrengende vennoot. Afrekenen is bij het aangaan van de pvs nog niet aan de orde.5 Hij geniet bij verkoop van het desbe­treffende goed dat winstaandeel als een extra winst­aandeel vooraf.

VoorbeeldA brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0 en behoudt zich de stille reserve, op dat moment groot € 100, voor. Na enige tijd wordt de praktijk aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 120 oplevert. Dan geniet A eerst zijn voorbehouden stille reserve van € 100 en 60% aandeel in het restant, ofwel 60% van € 20, derhalve totaal € 112. En B ge-niet alleen 40% van de waardeaangroei van de goodwill, of-wel 40% van € 20 is € 8.

Voorbehoud van stille reserves kan alleen worden toege­past bij individueel te volgen goederen. Dus niet bij een

geheel van een machinepark, voorraden en dergelijke. Het volgbaar moeten zijn van de stille reserves is een eerste beperking in de toepassing van het voorbehoud van stille reserves.Een tweede beperking wordt gevormd door het feit dat de stille reserves niet mogen worden gefixeerd, willen ze on­belast blijven. Niet fixeren houdt in dat de stille reserve alleen door de inbrengende vennoot blijft voorbehouden, indien en voor zover die bij realisatie nog aanwezig is.6

VoorbeeldA brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0 en behoudt zich de stille reserve, op dat moment groot € 100, voor. Na enige tijd wordt de praktijk aan derden verkocht, waarbij de goodwill € 80 oplevert. Dan geniet A de gehele boekwinst op de goodwill van € 80.In de praktijk achten partijen het echter vaak wenselijk dat B ook voor 40% meedeelt in de waardedaling, zodat de volgende verdeling wordt gewenst: A krijgt eerst zijn voorbehouden van € 100 en deelt voor 60% in het waardeverlies, ofwel krijgt € 88. En B deelt voor 40% in het waardeverlies, ofwel € 8. Als partijen dit bij het aangaan van de pvs zouden afspreken, heeft A zijn goodwill gefixeerd, waardoor hij over € 100 dient af te rekenen met de fiscus. Dit, omdat hij over zijn stille reser-ves van € 100 niet meer het ondernemersrisico loopt.

In zoverre voorkomt het voorbehoud van stille reserves afrekenen met de fiscus, maar het druist vaak in tegen

Page 33: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n

33april 2013 | nummer 2 | het Register

de wensen van de vennoten omdat de andere vennoot alleen deelt in een waardestijging, maar niet in een waardedaling van het ingebrachte goed.Uit de jurisprudentie blijkt nog een derde bezwaar tegen het voorbehoud van stille reserves: als sprake is van goodwill die op de eenmanszaak van een ondernemer is geactiveerd – er is sprake van door hem gekochte good­will die nog niet geheel is afgeschreven – en de onderne­mer brengt zijn onderneming in een pvs in, kan hij geen stille reserves voorbehouden.7 Dit, omdat dit een stelsel­wijziging zou impliceren. Inbrengen van nog niet geheel afgeschreven goodwill onder voorbehoud van stille re­serves betekent afrekenen door de inbrengende vennoot over de meerwaarde van de goodwill.Ten slotte is er nog een vierde, praktisch bezwaar. Voor­behoud van stille reserves is voor de inbrengende ven­noot alleen aantrekkelijk als het ingebrachte goed niet in waarde daalt. Anders draagt hij de waardedaling van de inbrengwaarde ten opzichte van de fiscale boekwaar­de volledig. Zijn medevennoot draagt daar niet in bij, terwijl het ingebrachte goed wel heeft bijgedragen aan het genereren van winst in de pvs, waarin de andere vennoot weer wel deelt.

VoorbeeldA brengt een bouwkraan in een pvs in tegen de fiscale boek-waarde van € 100 (de restwaarde van de kraan, er wordt niet meer op afgeschreven) en behoudt zich de stille reserve op dat moment, groot € 900, voor. Na 10 jaar is de kraan ge-heel versleten en wordt naar de sloop afgevoerd. Dan dragen A en B het boekverlies in de pvs op de kraan van € 100 als volgt: A voor 60% en B voor 40%. Terwijl in feite die kraan ten tijde van de inbreng in de pvs nog een actuele waarde had van € 1000. Daarom heeft A feitelijk € 960 aan waarde-daling gedragen en B slechts € 40. Dit, terwijl de revenuen die mede door de inzet van de bouwkraan zijn gegenereerd, wel volledig in de verhouding 60% voor A en 40% voor B worden gedragen.

Als een bedrijfsmiddel waarover stille reserves zijn voor­behouden, door de pvs wordt vervangen door een ander bedrijfsmiddel, kunnen voor de onderlinge verhoudin­gen van de vennoten de stille reserves worden doorge­schoven naar het vervangende bedrijfsmiddel. Met toe­passing van de herinvesteringsreserve leidt dat voor de inbrengende vennoot niet tot een afrekening. Ook kan ervoor worden gekozen om slechts een deel van de stille reserve voor te behouden. In dat geval vormt de stille re­serve, voor zover niet voorbehouden, belaste winst bij de inbrengende vennoot. Een motief hiervoor kan zijn het benutten van compensabele verliezen.

InverdienregelingOok bij de inverdienregeling brengt de vennoot het goed in de pvs in tegen boekwaarde. Hij krijgt echter geen be­taling buiten de boeken om en hij behoudt zich geen stille reserves voor. Ter compensatie voor de daardoor feitelijk om niet overgedragen stille reserves aan de an­dere vennoot krijgt hij een extra winstaandeel in de

vorm van een hoger winstpercentage. Fiscaal kan dit worden geduid als een overdracht tegen een winstrecht: daardoor worden de extra ontvangen winstaandelen als jaarwinsten belast, niet de overgedragen stille reserve als stakingswinst.

VoorbeeldA brengt zijn goodwill in tegen de fiscale boekwaarde van € 0 en behoudt zich geen stille reserve voor; ook betaalt B niet buiten de boeken om. In plaats daarvan luidt de winstverde-ling gedurende de eerste vijf jaar van de pvs geen 60-40 maar 75-25. En vanaf jaar 6 wordt de winstverdeling regu-lier 60-40. Of er is sprake van een ingroeiregeling: het eerste jaar is de winstverdeling 90-10, het tweede jaar 80-20, enzo-voorts, tot de eindsituatie van 60-40 is bereikt.

Ogenschijnlijk een aantrekkelijk alternatief, mede van­wege de eenvoud, ware het niet dat ook hier een prak­tisch probleem aan kleeft: de waarde van het extra winstaandeel – in de vorm van een extra percentage – en de geprognosticeerde extra winstbedragen die dat met zich meebrengt, dienen overeen te stemmen met de om­vang van de overgedragen stille reserve. En dat is vooraf vaak lastig in te schatten: hoe groot moet het extra winstaandeel worden? Een vast bedrag aan extra winst­aandeel toekennen leidt tot afrekening ineens over de contante waarde ervan. Het zal moeten gaan om een (tij­delijk) extra percentage winst. Als men al gebruik maakt van de inverdienregeling, dient men bovendien alert te zijn op een vroegtijdige verbreking van de samenwer­king. In dat geval dient namelijk een correctie plaats te vinden op de reguliere verdeling van de stille reserve.Een voordeel van de inverdienregeling is dat, door aan het extra winstrecht een korte periode toe te kennen, de andere vennoot in wezen betrekkelijk snel zijn aan­deel in de stille reserve ‘afschrijft’ ten opzichte van be­taling buiten de boeken om. Voor veel bedrijfsmidde­len geldt een minimale afschrijvingstermijn van 5 jaar, voor goodwill 10 jaar. En voor een aantal activa, zoals onroerende zaken, geldt zelfs een nog langere af­

Ook aan de inverdienregeling kleeft een praktisch probleem

Voorbehoud van stille reserves is voor de inbrengende vennoot alleen

aantrekkelijk als het ingebrachte goed niet in waarde daalt

Page 34: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n Inbreng in pvs

34 het Register | april 2013 | nummer 2

schrijvingsduur. Door een kortere inverdienperiode te hanteren, wordt de fiscale afschrijving feitelijk naar voren getrokken. En daarnaast kan de inbrengende vennoot een fiscaal voordeel realiseren ten opzichte van betaling buiten de boeken om, omdat hij de hef­fing over de overgedragen stille reserves over meerde­re jaren uitsmeert. Daar staat voor de inbrengende vennoot tegenover dat hij geen stakingsfaciliteiten kan genieten, omdat hij geen stakingswinst geniet maar een aantal jaren extra jaarwinst.

Ten slotte merk ik op dat, wanneer een onderneming waartoe onroerende zaken behoren in een pvs wordt in­gebracht, de inverdienregeling de vrijstelling over­drachtsbelasting ex art. 15, eerste lid aanhef en letter e, ten 1e WBR 1970 jo art. 4 Uitv.besl. BRV 1971 in de weg staat. Dit, omdat de vrijstelling eist dat de inbrenger voor minstens 90% voor de actuele waarde wordt gecre­diteerd, of voor minstens 90% van de fiscale boekwaarde als wordt ingebracht tegen boekwaarde onder voorbe­houd van stille reserves.Met name wanneer op de eenmanszaak van de onderne­mer goodwill staat geactiveerd, en hij wil vervolgens zijn onderneming – waartoe ook onroerende zaken be­horen – inbrengen in een pvs, kan de inbrenger geen stil­le reserves voorbehouden op die goodwill. Althans, het zal leiden tot afrekenen over de stille reserve op de good­will. En betaling buiten de boeken om voor de goodwill is ook geen optie, omdat – wil de vrijstelling over­drachtsbelasting van toepassing zijn bij een inbreng te­gen fiscale boekwaarde – stille reserves moeten worden voorbehouden.Dan resteren er maar twee oplossingen: de inbrenger zal het gebruik en genot van zijn onroerende zaken moeten inbrengen. Maar dan deelt de andere vennoot niet in de waardeontwikkeling van dat vastgoed. Of de andere vennoot zal de overdrachtsbelasting die gemoeid is met de inbreng in de pvs, voor lief moeten nemen: 6% van de actuele waarde van het ingebrachte vastgoed maal het winstaandeel van de betreffende vennoot. Een onbevre­digende situatie waar de praktijk mee worstelt.

Inbreng van gebruik en genotAls een vennoot het gebruik en genot van een goed aan de pvs ter beschikking stelt, blijven alle baten en lasten, waaronder de waardemutaties, voor rekening en risico van de inbrengende vennoot komen. Van vervreemding van het desbetreffende goed is dan ook geen sprake en dus ook niet van afrekenen met de fiscus.De inbrenger krijgt als vergoeding voor het ter beschik­

king stellen van het goed een extra winstaandeel, dat ma­terieel het karakter heeft van huurpenningen. Toch is het dit niet, omdat de vergoeding vooraf een winstaandeel is. De vergoeding vormt geen onderdeel van de winstbepa­ling, maar van de winstverdeling. Uit dit extra winstaan­deel dient de inbrengende vennoot vervolgens alle lasten die met dat goed verband houden – afschrijvingskosten, onderhoudskosten, financieringslasten, en dergelijke – zelf te dragen. Het in gebruik en genot ingebrachte goed staat op de buitenvennootschappelijke balans van de in­brengende vennoot geactiveerd, evenals de bijbehorende ter verwerving van dat goed aangegane leningen.

VoorbeeldA brengt zijn onderneming in in een vennootschap onder fir-ma met B. Tot het ondernemingsvermogen van A behoort een gebouw met een fiscale boekwaarde van € 100 en een actuele waarde van € 150. Op het gebouw rust nog een financiering. De winstverdeling tussen A en B is 60-40. Over enig jaar be-draagt de winst € 120.A brengt zijn gebouw in gebruik en genot in tegen een extra winstaandeel van € 15. De winstverdeling luidt dan als volgt:n A geniet een primair winstaandeel van € 15 plus een se-

cundair winstaandeel van 60% x (€ 120 – € 15) is totaal € 78;

n B geniet alleen een secundair winstaandeel van 40% x (€ 120 – € 15) is € 42.

A zal echter wel zelf alle lasten met betrekking tot het gebouw dienen te dragen, waaronder de financieringslasten, onder-houdskosten, afschrijvingskosten, premie opstalverzekering, onroerendezaakbelasting, e.d.

Btw bij inbreng van gebruik en genotDe hoogte van het extra winstaandeel dat de inbrengende vennoot geniet kent in de praktijk een aantal varianten:1 een vaste vergoeding (dat materieel derhalve het ka­

rakter heeft van een huursom);2 een vergoeding ter grootte van de kosten betreffende

het in gebruik en genot ingebrachte goed;3 een extra winstaandeel.

In de eerste twee gevallen zal voor de omzetbelasting sprake zijn van een dienst, zodat de omzetbelasting over de vergoeding dient te worden berekend. Dit, tenzij het gaat om een vrijgestelde prestatie, zoals bij verhuur van onroerende zaken aan de orde kan zijn. Als sprake is van inbreng van gebruik en genot van een onroerende zaak en het goed valt nog onder de herzieningsregeling, dient te worden geopteerd voor belaste verhuur, juist om her­ziening bij de inbrengende vennoot te voorkomen. An­ders wordt het goed immers voortaan voor vrijgestelde prestaties gebruikt.Als de pvs de voorbelasting ter zake van de vergoeding niet of niet geheel kan aftrekken, verdient het voor de omzetbelasting de voorkeur om het gebruik en genot in te brengen tegen een extra winstaandeel (variant 2). Want dan wordt geen omzetbelasting gerekend over het extra winstaandeel.

Bij een inbreng van gebruik en genot blijven alle baten en lasten voor rekening en risico van de inbrengende vennoot komen

Page 35: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n n n

35april 2013 | nummer 2 | het Register

Inbreng van schuldenHet is gebruikelijk dat behalve bezittingen ook schulden in een pvs worden ingebracht. Hier is een aandachts­punt. Schulden kunnen ook meer­ of minderwaarden hebben. Als sprake is van een schuld met een vaste ren­te, waarbij de marktrente is gedaald ten opzichte van de contractuele rente, is de waarde in het economische ver­keer van die schuldvordering hoger dan de nominale waarde. En inbreng van die schuld tegen actuele waarde leidt ertoe dat de inbrenger een aftrekbare afwaardering geniet.Ook de andere vennoot zal overigens eisen dat de in­breng van die schuld plaatsvindt tegen de actuele waar­de, omdat hij anders deelt in het rentenadeel door de te hoge contractuele rente. In de loop der jaren zal de waar­de van de schuld op de balans van de pvs dalen tot de no­minale waarde. En wordt de andere vennoot met deze jaarlijkse winstneming aldus gecompenseerd voor de ex­tra rentelasten die de dure lening in de loop der jaren met zich meebracht.

ConclusieDe inbreng in een pvs is een lastige materie, vol fiscale en praktische valkuilen. Zowel op het gebied van de in­

komstenbelasting, de overdrachtsbelasting als de omzet­belasting. Dit, omdat de belastingen niet op elkaar zijn afgestemd. Een aantal onoplosbare problemen blijft zich daardoor voordoen. <<<

Noten1 HR 29 oktober 1952, B9298.

2 HR 26 juni 1957, BNB 1957/267.

3 HR 20 januari 1954, BNB 1955/154.

4 HR 16 december 1959, BNB 1960/34.

5 Zie resolutie van 31 mei 1955, Vakstudie Nieuws 1 juni 1955, blz.

376, punt 10.

6 Zie voornoemde resolutie van 31 mei 1955, vraag 5.

7 HR 9 april 1952, B9213.

Het is gebruikelijk dat behalve bezittingen ook schulden in een pvs

worden ingebracht

Korte cursussen & Permanente educatie | Financieel-economisch & administratieF | accountancy | Fiscaal | Payroll | Pensioen | management | internationaal

Pensioenactualiteiten voor de DGASchrijf nu in en haal 6 PE-punten (RB en NBA) bij Markus Verbeek Praehep!

Vanaf januari 2014 moeten de pensioentoezeggingen zijn aangepast aan de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Daarnaast is het vanaf 2013 mogelijk om de pensioenaanspraken in eigen beheer te verlagen. Door middel van een praktijkgerichte casus worden onder andere de (on)mogelijkheden behandeld. Meer informatie? Neem dan contact op met Iris Calmes, telefoon (020) 56 77 823.

WWW.MVp.Nl/CursusseN

hetRegister_PE_adv180x130mm.indd 1 3/25/2013 4:38:39 PM

Page 36: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

36 het Register | april 2013 | nummer 2

We beginnen met in het kort een over­zicht te geven van de begrippen in de NSW, de voorwaarden om een land­goed te rangschikken onder de NSW en

de daaruit voortvloeiende fiscale faciliteiten. Daarna be­handelen we de BOR in de SW 1956 en de mogelijke sa­menloop van de NSW en de BOR. Ten slotte geven we een voorbeeld van beide regelingen, plus een conclusie.

Natuurschoonwet 1928: enige begrippen en voorwaardenIn art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel a NSW is het begrip landgoed als volgt gedefinieerd: (...) ‘een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bos­sen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak – daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of an­dere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen – voor zover het blijven voortbe­staan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuur­schoon wenselijk is.’Onder dit ruime begrip NSW­landgoed vallen niet alleen terreinen bezet met bossen, houtopstanden (hoogstam­boomgaarden, solitaire bomen) en/of natuur, maar ook opstallen. Uitsluitend de in art. 1, lid 1, aanhef en onder­deel d Rangschikkingsbesluit NSW genoemde natuurty­pen kwalificeren, zoals bloemrijke graslanden. Een his­

Bedrijfsopvolgingsregeling en Natuurschoonwet: een aantrekkelijke combinatie

Eilard Berkhemer en Giel StomphorstMr. E.F. Berkhemer is verbonden aan Berk-

hemer Belasting-advies te Oostkapelle

en G. Stomphorst LL.M aan het

Betuwsch Accoun-tantskantoor

te Ochten

In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijke samenloop in de praktijk van de bedrijfsopvolgingsregeling  (BOR) in de Successiewet 1956 (SW 1956) en de faciliteiten van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) bij verkrijging door een erfgenaam of begiftigde van een onder-neming en tevens een landgoed dat onder de NSW is gerangschikt (NSW-landgoed). De volgende vragen worden behandeld: Wat zijn de verschillen tussen beide regelingen? In welke gevallen is het verstan-dig te kiezen voor de NSW-faciliteit, dan wel voor de BOR? En is er samenloop tussen beide regelingen mogelijk?

torische buitenplaats wordt onder voorwaarden eveneens als NSW­landgoed aangemerkt.Op grond van de NSW wordt als ‘eigenaar’ van het NSW­landgoed beschouwd de (volle) juridische eige­naar, erfpachter of vruchtgebruiker en soms de blote eigenaar. De eigendom van een landgoed kan ook door een bv worden gehouden; in dat geval spreken we on­der voorwaarden van een Natuurschoonwetlandgoed­bv (NSW­bv).

Vijf belangrijke voorwaardenVoor de rangschikking van een NSW­landgoed gelden vijf belangrijke voorwaarden:n de minimale oppervlakte bedraagt 5 ha aaneengeslo­

ten terrein; hierop zijn echter uitzonderingen moge­lijk in het geval van een aanleun­ of samenwerkings­rangschikking;

n de oppervlakte dient voor minimaal 30%, dan wel ui­terlijk binnen drie jaar na rangschikking onder de NSW, te zijn bezet met bos, houtopstanden en of na­tuur;

n het overige terrein (dus tot maximaal 70%) mag geen inbreuk op natuurschoon maken;

n de opstallen moeten aan bepaalde voorwaarden vol­doen;

n voorwaarden worden gesteld aan het gebruik van ter­reinen en opstallen.

Page 37: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

37april 2013 | nummer 2 | het Register

Ten aanzien van de historische buitenplaats gelden an­dere voorwaarden. Om als NSW­landgoed te worden aangemerkt, moet de eigenaar een verzoek om rang­schikking indienen bij de Dienst Regelingen te Roer­mond (DR), onderdeel van het ministerie van Economi­sche Zaken.

Ingangsdatum rangschikkingDe rangschikking van een nieuw NSW­landgoed gaat met terugwerkende kracht in op de datum van ont­vangst van het verzoek om rangschikking door de DR, dan wel op het tijdstip van latere eigendomsoverdracht. Als een bestaand of historisch NSW­landgoed in eigen­dom wordt overgedragen, kan de nieuwe eigenaar de DR verzoeken om de NSW­status voort te zetten. Dit ver­zoek moet in beginsel binnen zes maanden na de eigen­domsoverdracht bij de DR zijn ingediend.1

Fiscale faciliteitenDe eigenaar van een NSW­landgoed kan gebruikmaken van verschillende fiscale faciliteiten met betrekking tot de overdrachtsbelasting, schenk­ en erfbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, gemeen­telijke onroerendezaakbelasting, Wet waardering on­roerende zaken en waterschapsbelastingen. Belangrijke voorwaarden voor toepassing van NSW­faciliteiten zijn:n de bezitseis. De bezitseis houdt in dat de eigenaar van

een NSW­landgoed gedurende een onafgebroken pe­riode van 25 jaar eigenaar moet blijven. Uitzondering hierop is schenking of vererving van het NSW­land­goed binnen de familie aan de volgende generatie;

n de instandhoudingseis. De instandhoudingseis bete­kent dat het NSW­landgoed gedurende een periode van 25 jaar achtereen in stand moet blijven, dat wil zeggen dat het bos en de houtopstanden in beginsel niet mogen worden gekapt en de natuur ongewijzigd blijft.

OverdrachtsbelastingAls sprake is van een NSW­landgoed, is bij aankoop daar­van geen overdrachtsbelasting (2 of 6%) over de koop­prijs verschuldigd. Dit houdt in dat de aanslag over­drachtsbelasting wel wordt opgelegd, maar niet ingevorderd. Er is dus in feite geen sprake van een facili­teit in de vorm van vrijstelling, maar van het voorwaar­delijk buiten invordering stellen van de aanslag. Hetzelf­de geldt ten aanzien van de aanslag schenk­ en erfbelasting (zie hierna). Voorwaarde is dat de nieuwe eigenaar het NSW­landgoed gedurende 25 jaar achtereen in stand houdt. Een en ander geldt ook ten aanzien van nieuw te rangschikken landgoederen waarop nog geen bos, houtopstanden en of natuur is aangelegd. Van een nieuw NSW­landgoed is sprake als een kavel (of meerde­re kavels) – van in totaal minimaal 5 ha groot – na aan­koop, dan wel uiterlijk binnen drie jaar aan alle voor­waarden voor rangschikking onder de NSW voldoet. Relevant is dat tijdig het verzoek bij de DR wordt inge­diend.

Voor de overdrachtsbelasting geldt het instandhoudings­vereiste, hetgeen betekent dat de nieuwe eigenaar het landgoed gedurende 25 jaar in stand houdt. Als de NSW­status binnen deze periode vervalt, wordt de aanslag overdrachtsbelasting met invorderingsrente alsnog inge­vorderd. Wordt de eigendom van het NSW­landgoed bin­nen 25 jaar overgedragen, dan is dit geen probleem zo­lang de NSW­status maar niet vervalt. In de praktijk wordt hiervoor meestal een kettingbeding met de nieu­we eigenaar overeengekomen.

Schenk- en erfbelastingOnderscheiden worden NSW­landgoederen die voor het publiek zijn opengesteld en die niet zijn opengesteld. Ei­genaren van opengestelde NSW­landgoederen hebben recht op 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelasting. Eigenaren van niet­opengestelde NSW­landgoederen hebben echter slechts recht op 50% vrijstelling.Niet alleen het instandhoudingsvereiste geldt voor de schenk­ en erfbelasting, maar ook het bezitsvereiste. Dit houdt in dat de eigenaar het NSW­landgoed niet binnen de periode van 25 jaar na verkrijging krachtens erfrecht of schenking zonder fiscaal nadelige gevolgen kan ver­vreemden.Onder voorwaarden – bijvoorbeeld het overlijden van de eigenaar van een NSW­landgoed – is de overdracht van het landgoed wel mogelijk zonder dat de aanslag schenk­ en erfbelasting met invorderingsrente wordt ingevorderd.

InkomstenbelastingVoor de Wet IB 2001 wordt de hoogte van het eigenwo­ningforfait vastgesteld op de bestemmingswaarde, het­geen 80% van de waarde in het economisch verkeer is. De hypotheekrente is onder voorwaarden wel aftrek­baar. In art. 5.7 Wet IB 2001 is bepaald dat in box 3 zijn vrijgesteld:n bossen;n natuurterreinen: heidevelden, hoogveenterreinen,

zandverstuivingen, duinterreinen, kwelders, schor­ren, gorzen, slikken, riet­ en ruigtlanden en laagveen­moerassen, voor zover deze terreinen geen land­bouwgrond zijn. Deze definitie is beperkter geformuleerd dan in de NSW;

n NSW­landgoederen, met uitzondering van de opstal­len die daarop zijn gelegen.

VennootschapsbelastingIn art. 5, lid 1, aanhef en onderdeel a Wet Vpb 1969 is be­paald dat een NSW­bv subjectief is vrijgesteld van ven­nootschapsbelasting, mits aan alle volgende voorwaar­den is voldaan:n de bezittingen van de bv bestaan voor minimaal 70%

uit een of meer NSW­landgoederen (onder voorwaar­den is minimaal 50% ook voldoende);

n de werkzaamheden van de bv bestaan voor minimaal 70% uit de instandhouding van een of meer NSW­landgoederen;

n de overige werkzaamheden van de bv mogen niet als ondernemingsactiviteit worden aangemerkt.

Page 38: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n BOR en Natuurschoonwet

38 het Register | april 2013 | nummer 2

BedrijfsopvolgingsregelingDe BOR is uitgewerkt in de artikelen 35b tot en met 35f, SW 1956 en de artikelen 7 tot en met 10 Uitvoeringsre­geling schenk­ en erfbelasting (UR S&E). Het doel van de BOR is het waarborgen van de continuïteit van onderne­mingen ingeval van schenking of vererving.2 In het kort komt de BOR op het volgende neer:n er wordt 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelas­

ting gegeven voor het verschil tussen de liquidatie­waarde en de (lagere) waarde going concern van de onderneming;

n er wordt 100% vrijstelling van schenk­ en erfbelas­ting gegeven voor de waarde going concern van de onderneming tot een maximum van € 1.028.132 (2013). Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83% en voor de resterende 17% wordt rentedragend uitstel verleend gedurende een periode van 10 jaren, ex art. 25, lid 12 IW 1990.

De wijze waarop de waardering van de onderneming moet plaatsvinden, is geregeld in art. 21, lid 12 SW 1956. De faciliteiten worden verleend als sprake is van een ob­jectieve onderneming, zoals personenvennootschappen, rechtspersonen, panden die ter beschikking worden ge­steld in de zin van artikelen 3.91 en 3.92, Wet IB (tbs­panden) en buitenvennootschappelijk vermogen.3

In art. 35d lid 1 SW 1956 zijn de volgende belangrijke voorwaarden opgenomen: de schenker moet gedurende vijf jaar – en de erflater gedurende de periode van één jaar – voorafgaande aan het moment van schenking, res­pectievelijk overlijden, ondernemer, medegerechtigde, aanmerkelijkbelanghouder of resultaatgenieter met be­trekking tot onroerende zaken zijn. Deze voorwaarden geven dus aan dat de BOR alleen van toepassing is ten aanzien van ondernemingsvermogen. Art. 9, lid 1 UR S&E geeft enige versoepeling ten aanzien van de hier­voor genoemde bezitstermijn van vijf, respectievelijk één jaar. Deze versoepeling geldt bijvoorbeeld ten aan­zien van de geruisloze inbreng van een onderneming in een bv ex art. 3.65 Wet IB 2001 of juist een geruisloze te­rugkeer uit een bv ex art. 14c Wet Vpb 1969.

In art 9, lid 2 UR S&E is bepaald dat de aandelenfusie, ju­ridische fusie of juridische splitsing geen belemmering vormt voor het bezitsvereiste. Tot slot kwalificeert eigen vermogen dat de erflater of schenker zelf krachtens erf­recht of schenking heeft ontvangen, altijd voor het be­zitsvereiste, ex art. 9, lid 4 UR S&E.Het is bij het toepassen van de BOR relevant om naar de voorwaarden te kijken die aan het ondernemingsvermo­gen zijn gesteld.

Samenloop NSW en BORHet is voor de eigenaar van een NSW­landgoed alleen mogelijk om van de BOR gebruik te maken als op dat landgoed een objectieve onderneming wordt gedreven in de zin van art. 3.2 Wet IB 2001. Het NSW­landgoed kan onder omstandigheden behoren tot het vermogen van die onderneming. Voorbeeld: op het NSW­landgoed wordt een horecagelegenheid (hotel en restaurant) ge­exploiteerd, waarbij door vermogensetikettering zowel het NSW­landgoed als de horecagelegenheid aan dezelf­de eenmansonderneming of vennootschap onder firma zijn toe te rekenen.Een andere optie is het ter beschikking stellen (van een gedeelte) van het NSW­landgoed aan een bv waarin de eigenaar van het landgoed een aanmerkelijk belang houdt. Het NSW­landgoed wordt in dit voorbeeld een tbs­pand in de zin van art. 3.92, lid 1 Wet IB 2001. Dit kwalificeert als objectieve onderneming in de zin van art. 35c, lid 1, onderdeel d SW 1956.Is het NSW­landgoed ingebracht in een vrijgestelde NSW­bv, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de BOR. In de vrijgestelde NSW­bv mag namelijk geen on­derneming worden gedreven (zie art. 5, lid 1, aanhef en onderdeel a Wet Vpb 1969). Voor de BOR is juist een ob­jectieve onderneming vereist, en daaraan kan een NSW­bv dus niet voldoen.

VoorbeeldHierna volgt een voorbeeld waarin de BOR­ en NSW­fa­ciliteiten en de samenloop daarvan worden verduide­lijkt. Een landbouwer verricht activiteiten als eenmans­ondernemer op landbouwterreinen gelegen op het NSW­landgoed, waarvan hij in privé eigenaar is (land­bouwterreinen kunnen onder voorwaarden onder de NSW worden gerangschikt). Het NSW­landgoed behoort tot het ondernemingsvermogen.In 2013 schenkt de landbouwer zijn NSW­landgoed én de onderneming aan zijn zoon. De waarde in het econo­misch verkeer (w.e.v.) van het NSW­landgoed met inbe­grip van de onderneming bedraagt op het moment van schenking in totaal € 8 miljoen. Hiervan is € 6 miljoen toe te rekenen aan de w.e.v. van het NSW­landgoed en € 2 miljoen aan de w.e.v. van de eenmansonderneming zelf. De zoon heeft de intentie de onderneming gedu­rende ten minste vijfentwintig jaar voort te zetten. In de navolgende cijferopstelling worden de gevolgen van belastinglatenties en inkomstenbelasting buiten be­schouwing gelaten.

Is het NSW-landgoed ingebracht in een vrijgestelde NSW-bv, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de BOR

Een aandelenfusie, juridische fusie of juridische splitsing vormt geen belemmering voor het bezitsvereiste

Page 39: Het Register nr. 2 - 2013

n n n n

39april 2013 | nummer 2 | het Register

Opteren voor de BORNaar onze mening kwalificeert de gehele eenmanson­derneming voor de BOR. Onder deze regeling is de zoon schenkbelasting verschuldigd op basis van de volgende berekening:

w.e.v. van de onderneming, inclusief het NSW­landgoed € 8.000.000af: 100% vrijstelling € 1.028.132resteert € 6.971.868af: 83% vrijstelling € 5.786.650belaste schenking (17% van € 6.971.868) € 1.185.217schenkbelasting € 224.189

Bij de berekening van de schenkbelasting is ook nog rekening gehouden met de ‘gewone’ vrijstelling van € 5141 (2013). Voor het te betalen bedrag aan schenk­belasting kan de zoon gedurende tien jaar rentedragend uitstel vragen op grond van het bepaalde in art. 25, lid 12, IW 1990. Het rentepercentage wordt per kwartaal bepaald ex art. 29 IW.

Samenloop BOR en NSWDe zoon kan tevens gebruikmaken van de NSW­faciliteit voor de schenkbelasting ex art. 7, lid 1 NSW. Deze faciliteit is qua hoogte – 50% of 100% van de bestemmingswaarde van het NSW­landgoed – afhankelijk van het antwoord op de vraag of het landgoed opengesteld is of niet. Als sprake is van een opengesteld NSW­landgoed is het voordeliger te kiezen voor toepassing van de NSW­vrijstelling tezamen met de BOR, hetgeen we hierna toelichten.De schenkbelasting over de bestemmingswaarde van het NSW­landgoed wordt gedurende vijfentwintig jaar niet ingevorderd, waarna de claim geheel vervalt. Hier­voor moet gedurende vijfentwintig jaren aan de instand­houdings­ en bezitsvereisten van de NSW worden vol­daan.4 Het ondernemingsvermogen dat niet kwalificeert voor de NSW­faciliteit, kan worden overgedragen onder de BOR. Uit de wetsgeschiedenis en in de literatuur is niet af te leiden hoe deze samenloop dient plaats te vin­den. De meest gerede uitwerking in het gegeven voor­beeld is dat de BOR van toepassing is op het bedrag van € 2 miljoen. Naar onze mening moet de vrijstelling pro rata worden toegekend op basis van de verhouding tus­sen de w.e.v. van het ondernemingsvermogen en die van het NSW­landgoed. De vrijstelling voor de BOR bedraagt dan 25% (2 mln : 8 mln) van de maximale vrijstelling ad € 1.028.132, oftewel € 257.033.5 De verschuldigde schenkbelasting wordt als volgt berekend:

w.e.v. van de onderneming, exclusief NSW­landgoed € 2.000.000af: BOR­vrijstelling € 257.033resteert € 1.742.967af: 83% vrijstelling € 1.446.662belaste schenking (17% van € 1.742.967) € 296.304schenkbelasting € 46.407

Door gebruik te maken van de BOR kan de zoon de on­derneming na vijf jaar overdragen of staken zonder ge­volgen voor de schenk­ en erfbelasting. Het NSW­land­goed moet hij wel vijfentwintig jaar lang in bezit hebben en in stand houden.Resumerend: bij toepassing van alleen de BOR is aan schenkbelasting € 224.189 verschuldigd. Wanneer de NSW­faciliteiten in combinatie met de BOR worden toe­gepast, bedraagt de schenkbelasting € 46.407. Door voor deze combinatie te kiezen kan dus € 224.189 – € 46.407 = € 177.782 aan schenkbelasting worden bespaard.

ConclusieHet voordeel van de NSW­faciliteiten is dat de vrijstel­ling wordt gegeven voor de waarde van het gehele NSW­landgoed dat tot het ondernemingsvermogen behoort, terwijl bij de BOR onder omstandigheden schenk­ of erf­belasting verschuldigd is over een bedrag van 17% van de waarde boven de vrijstelling van € 1.028.132 (2013).Bij schenking of vererving van een niet­opengesteld NSW­landgoed is de BOR voordeliger dan de NSW­facili­teit. Voor niet­opengestelde landgoederen geldt onder de NSW slechts een vrijstelling voor de schenk­ en erfbelas­ting van 50% van de bestemmingswaarde (= 80% van de w.e.v.). Voor de BOR maakt het niet uit of een NSW­landgoed is opengesteld of niet. De BOR is daarom in het geval van een niet­opengesteld NSW­landgoed veelal de aantrekkelijkste keuze.De BOR heeft tevens als voordeel dat het ondernemings­vermogen slechts vijf jaar wordt gevolgd, terwijl het ver­mogen bij de NSW­faciliteit gedurende vijfentwintig jaar vastzit vanwege de instandhoudings­ en bezitsver­eisten. Het is bijvoorbeeld mogelijk – na zes jaar – een onder de BOR verkregen onderneming gelegen op een NSW­landgoed, over te dragen aan een derde zonder ge­volgen voor de inkomstenbelasting.Het is van belang beide faciliteiten – en met name de sa­menloop – goed in beeld te houden bij een bedrijfsopvol­ging waarbij tevens een NSW­landgoed is betrokken, ook vanuit het oogpunt van estate planning. <<<

Noten1 E.F. Berkhemer: ‘Landgoed, monument en fiscus’, uitgave Klu­

wer belastingwijzers nr. 53.

2 MvT, Kamerstukken II 2009/2010, 31 930, nr. 3, p. 41.

3 I.J.F.A. van Vijfeijken, Studenteneditie 2011­2012, Cursus Belas­

tingrecht (Schenk­ en Erfbelasting), p. 241­244.

4 G. Stomphorst, masterscriptie: ‘Fiscale faciliteiten voor NSW­

landgoederen’ §2.1.3 en §4.1.1, 2012.

5 Het gehele ondernemingsvermogen (€ 8 miljoen) kwalificeert

voor de BOR. Door de samenloop met de NSW is € 6 miljoen vrij­

gesteld. De vrijstelling van € 1.028.132 wordt pro rata toegere­

kend aan het ondernemingsvermogen ad € 2 miljoen. Hierdoor is

de maximale vrijstelling voor het ondernemingsvermogen in dit

voorbeeld € 257.033.

Page 40: Het Register nr. 2 - 2013

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

Advertentie-HR.ai 1 28-3-2013 16:34:09

Page 41: Het Register nr. 2 - 2013

41april 2013 | nummer 2 | het Register

Verenigingsnieuwshet

Ledenservice

Uiteraard volg ik met grote nieuwsgierigheid dagelijks het nieuws over ongelukken en on-gelukjes in de financiële sector. Dat gaat van grote ongelukken zoals de bouwfraude en een Paarlberg tot minder grote als die van de slimmerik die met behulp van een PC en zijn net-werk vanaf Curaçao allerlei moeders in een bepaald deel van onze hoofdstad helpt aan aanzienlijke, doch onterechte, bedragen aan toeslagen. Soms

zoek ik dan snel even op of het een lid betreft. Deze week nog: initiaal Z., 63 jaar, Enschede, toeslagenfraude voor miljoenen; o, gelukkig niet een van ons en dat is vrijwel nooit het geval. Ook volg ik met grote aandacht wat er bij de buren (notarissen, accountants, etc.) gebeurt. En tracht daar voor ons lering uit te trekken. En ik mag dan constateren dat u het goed doet. Die veer mag u in uw hoed steken! Vergeleken met de problemen bij de buren bent u een groep die een hoge moraliteit paart aan een goed oog voor de behoeften van de klanten, een vak-kundige prestatie levert, rekeningen schrijft die niet als draco-nisch worden ervaren en duidelijk haar nut voor klant en maatschappij bewijst. En er eer in stelt zijn vak bij te houden! Te veel eer? Nee, kijk maar eens naar die anderen.Nu hoop ik maar, dat de overheid dit niet wil gaan veranderen

door ons in enige vorm van wettelijk keurslijf te dwingen. Dat zou ons ook in -wat ik maar even voor het gemak noem- de ac-countantsspagaat brengen. Bij ons is het glashelder en dat moet zo blijven: de klant betaalt en wij staan aan zijn (haar) kant! En dat mag ook; nee sterker nog: dat moet! En natuurlijk hebben we ons eigen Tucht- en beroepsrecht. En –met de nodige distantie- volg ik dat natuurlijk van nabij. En ik constateer ook hierbij dat u het heel goed doet. Er zijn weinig klachten, de aard van de klachten is niet structureel, ook al is er wel een zekere gemeenschappelijke noemer. Die is tweele-dig: geld en/of communicatie. Conflicten gaan regelmatig om verstoorde persoonlijke verhoudingen, tussen klanten onder-ling of tussen klant en adviseur. In een redelijk aantal gevallen worden die conflicten reeds voor de eerste zitting opgelost. Daarnaast is de steeds regelmatiger inzet van mediation een zegen voor de conflictbeslechting. We hebben een netwerkje van enthousiaste mediators die met grote inzet hun vak be-drijven.Last but certainly not least: voor de financiën is de huidige werkwijze bij het tuchtrecht een zegen en daarom kan de ver-eniging het zich ook veroorloven om de kosten (ook die van mediation) voor haar rekening te nemen. Ik sluit af met de prettige conclusie dat u uw werk doet tot tevredenheid van uw klanten. Een groter compliment kan ik u niet geven.Overigens ben ik van mening dat de schenk- en erfbelasting dient te worden afgeschaft.

Peter van den Berg, directeur

Goede mensen

In artikel 9.1.b van het Reglement Permanente Educatie is opgeno-men dat een lid uiterlijk één maand na afloop van het kalenderjaar dient te controleren of de behaalde punten correct in het online PE-dossier zijn opgenomen. Op 31 januari 2013 zijn de online PE-dossiers gesloten. Medio maart hebben volwaardige RB-leden een brief ontvangen inzake het PE-resultaat 2012, uitgezonderd RB-leden die zijn geselec-teerd voor de verdiepte controle. In dat geval ontvangt u na het afronden van deze controle uw PE-resultaat.

Registratie PE-punten in PE-onlineDe cursusorganisatoren zorgen voor een digitale verwerking van de presentielijsten. Hierdoor wordt uw online PE-dossier het gehele ka-lenderjaar voortdurend bijgewerkt. Controleert u regelmatig of de door u behaalde PE-punten correct in uw PE-dossier zijn opgenomen?

Welke cursussen worden automatisch in uw persoonlijke dossier verwerkt?– Alle RB-bijeenkomsten (PE, LSB, Kring, Praktijkbijeenkomst, Forumbijeenkomst, ALV, RB-dag, Nieuwjaarsbijeenkomst)

– Door het RB geaccrediteerde bijeenkomsten van externe orga-nisaties (zie cursuslijst persoonlijk online dossier)

Van bovenstaande bijeenkomsten hoeft u bij verdiepte controle geen ‘bewijs van deelname’ te overleggen.

Zelf registreren In onderstaande tabel ziet u welke activiteiten u zelf in PE-online dient te registreren (via ‘PE-activiteiten toevoegen’) en wat u moet kunnen aantonen bij een eventuele verdiepte controle.

Activiteit Controlemiddel

Bijeenkomsten van Belastingdienst en/of NBA

Bewijs van deelname (zelf opvragen bij organisatie)

Intern fiscaal vaktechnisch overleg Notulen en aanwezigheidsregistratie

Docentschap Verklaring van het opleidingsinstituut

Schrijven van fiscaal artikel Kopie van het artikel

In het PE-reglement van het RB leest u meer informatie over de voorwaarden van puntentoekenning. Aspirant-leden en buitengewone leden zijn vrijgesteld van het beha-len van PE-punten.

Mededelingen PE controle 2012

Page 42: Het Register nr. 2 - 2013

42 het Register | april 2013 | nummer 2

Verenigingsnieuwshet

Vakinformatie

Uitbreiding NIWO- verklaring voor leden RB en NOABHet Register Belastingadviseurs (RB), NOAB, NBA en de NIWO hebben in 2012 intensief overleg gevoerd dat heeft geleid tot extra mogelijkheden voor de dienstverlening van NOAB- en RB-leden. Vanaf nu mogen deze leden een verklaring over het risicodragend vermogen afgeven bij de initiële aanvraag van een transportvergunning.De NIWO is het orgaan dat transportvergun-ningen verleent aan Nederlandse vervoers-bedrijven. Bij het aanvragen of verlengen van een transportvergunning verlangt de NIWO een verklaring over het risicodragend ver-mogen van een transportbedrijf. NOAB- en RB-leden mochten al zo’n verklaring afgeven bij de verlenging van een transportvergunning. Door de inspanningen van het RB en NOAB mogen leden deze verklaring nu ook afgeven bij de eerste vergunningaanvraag. Dit was tot nog toe voorbehouden aan de leden van de NBA. De leden van het RB en NOAB kunnen door middel van een voorgeschreven onder-zoeksprotocol en checklist aan de kwaliteis-eisen van de NIWO voldoen.

Duidelijkheid over toepassing eigenwoningregeling bij oversluiten bestaande hypotheekleningen Minister Blok van Wonen en Rijksdienst heeft in een brief van 4 maart 2013 aan de Tweede Kamer eindelijk duidelijkheid gegeven over de toepassing van de eigenwoningregeling bij het gedeeltelijk oversluiten van bestaande hypotheek-leningen. Bij een gedeeltelijke herfinanciering van een hypotheeklening geldt voor de nieuwe schuld geen annuïtaire aflossingseis. Vorig jaar al vroeg het RB samen met SRA op basis van een aantal voorbeelden om opheldering over dit punt aan de Ministeries van Financiën en BZK (Wonen en Rijksdienst). De tekst van de wet sloot op dit punt niet aan op hetgeen tijdens de kamerbehandeling leek te zijn gezegd over de bedoeling. Bij een herfinanciering van een bestaande eigen-woningschuld leek de nieuwe lening alleen onder het overgangsrecht te kunnen vallen als de oude lening daarmee volledig zou worden afgelost. Hoewel minister Blok in zijn Kamerbrief niet expliciet op de door het RB en SRA aangedragen voorbeelden ingaat, blijkt daaruit dat het mogelijk wordt om de nieuwe schuld ook bij een gedeeltelijke herfinanciering van een lening onder het overgangsrecht te laten vallen. Dit zal in een nog te publiceren besluit worden vastgelegd. Op deze manier wordt voorkomen dat verschil in fiscale behandeling ontstaat tussen bestaande eigenwoningschulden die zijn opgebouwd uit verschil-lende leningdelen en eigenwoningschulden die uit slechts één lening bestaan. Aan de toepassing van de regeling voor de gedeeltelijke herfinanciering voor de nieuwe schuld waarbij geen annuïtaire aflossingseis geldt, zijn wel twee nadere voorwaarden verbonden: de nieuwe schuld mag niet groter zijn dan de aflossing en deze moet worden aangegaan uiterlijk in het kalenderjaar na het jaar waarin de aflossing plaatsvond. SRA en RB zijn blij dat de onduidelijkheid op dit punt is opgelost.

Terugblik forumbijeenkomstOp zaterdag 16 maart 2013 vond weer een forumbijeenkomst plaats in Hotel Van der Valk in Vianen. Tijdens deze middag konden aan-wezige RB-leden praktijkvragen stellen aan fiscalisten van Bureau Vaktechniek en ervaringen delen met andere RB-leden. Ook werd de stelling ‘In 2013 wil ik als RB-lid een HT-convenant aangaan met de Belastingdienst’ behandeld. Het RB is van plan om voor de zomer samen met de Belastingdienst een voorlichtingsbijeenkomst te organiseren waarbij u al uw vragen kunt stellen over aansluiten op HT. Zodra deze bijeenkomst gepland staat, ontvangt u uiteraard een uitnodiging.Gezien de vele aanwezigen en de ontvangen reacties kunnen wij terugkijken op een geslaagde en waardevolle middag. In het najaar wordt weer een forumbijeenkomst georganiseerd.

Page 43: Het Register nr. 2 - 2013

43april 2013 | nummer 2 | het Register

Vragen aan Bureau Vaktechniek

VR

AA

GA

NTW

OO

RD

Wat zijn de fiscale gevolgen van echtscheiding voor de eigen woning en de renteaftrek?Een van onze leden stelde onlangs bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek de volgende kwestie aan de orde. Het ging om een echtpaar, getrouwd in gemeenschap van goederen, dat besluit te gaan scheiden. Na de echtscheiding blijft mevrouw in de woning wonen. Het echtpaar weet niet welke fiscale gevolgen eventuele afspraken hebben voor de renteaftrek.

Betalen de echtgenoten het eigen aandeel van de rente dan ontstaat het volgende beeld. Mevrouw krijgt op grond van artikel 3.111 lid 1 Wet IB 2001 te maken met de helft van het eigenwoningforfait over de woning. De 50% rente die zij betaalt is aftrekbaar. Meneer krijgt op grond van de echtscheidings regeling van artikel 3.111 lid 4 Wet IB 2001 ook te maken met de helft van het eigenwoningforfait. De 50% rente die hij betaalt is aftrekbaar. Voor meneer geldt de echtscheidingsregeling ten hoogste twee jaar na het verlaten van de woning. Omdat meneer zijn deel van de woning aan mevrouw beschikbaar stelt, krijgt zij te maken met belaste (artikel 3.101 lid 2 IB) en hij met af-trekbare alimentatie (artikel 6.3 lid 2 IB). Betaalt meneer alle lasten na de scheiding, dan is het an-ders. Zowel mevrouw als meneer krijgen te maken met de helft van het eigenwoningforfait. Mevrouw mag in principe geen rente in aftrek brengen omdat zij niet betaalt. Hoewel meneer 100% van de rente betaalt, mag hij slechts het deel dat hij verschuldigd is (namelijk 50%) in aftrek brengen. De rente die meneer voor mevrouw betaalt kan ook als alimentatie worden gezien, aftrekbaar bij meneer en belast bij mevrouw, mits overeengekomen in het echtschei-dingsconvenant. Hierdoor kan mevrouw deze rente (ont-vangen als alimentatie) alsnog in aftrek brengen. Spreken partijen af dat de verrekening of terugbetaling van de door meneer betaalde rente later plaatsvindt, dan is er geen sprake van alimentatie maar van een schuldverhouding. Dan heeft mevrouw pas recht op aftrek wanneer de feite-lijke verrekening of terugbetaling plaatsvindt. Het door meneer ter beschikking stellen van een deel van de woning, kan worden gezien als alimentatie, welke bij mevrouw is belast en bij meneer aftrekbaar is.

Betaalt mevrouw alle lasten, dan geldt het volgende. Mevrouw verantwoordt de helft van het eigenwoningforfait, meneer ook op grond van de echtscheidingsregeling. Hoewel mevrouw alle rente betaalt, is slechts de helft aftrekbaar, dat deel is zij namelijk verschuldigd. Meneer is weliswaar 50% van de rente verschuldigd, hij betaalt echter niet dus deze rente “drukt” niet op hem zodat hij deze niet in aftrek kan brengen. Meneer stelt zijn deel van de woning aan mevrouw ter beschikking. Dit is een vorm van alimentatie die bij me-vrouw belast is en bij meneer aftrekbaar. Mevrouw betaalt het deel van de rente dat meneer verschuldigd was. Wanneer partijen afspreken dat deze schuld wordt verrekend/terug-betaald, is deze op het moment van verrekening/terugbeta-ling aftrekbaar bij meneer. Dit volgt uit paragraaf 7.2 van het besluit DGB2010/921 van 10 juni 2010.

Gerechtshof Amsterdam heeft hier op 29 maart 2012 een belangrijke uitspraak over gedaan. Mevrouw bleef in de wo-ning wonen en betaalde alle rente. Conform afspraak werd de woning haar op een later moment toegedeeld waarbij werd aangesloten bij de waarde bij het begin van de echt-scheidingsprocedure. De vraag was of zij voor de tussenlig-gende jaren alle rente in aftrek kon brengen of de helft.

Het Hof oordeelde dat mevrouw alle kosten en lasten voor haar rekening nam en dat deze feitelijke situatie later in de akte van levering was vastgelegd. Het risico op waardever-mindering kwam dus al op het moment dat zij gescheiden gingen wonen voor haar rekening, dus had zij toen al het economische eigendom. Het volle bedrag van de hypotheek-schuld was daardoor aan te merken als eigenwoningschuld en alle hypotheekrente was voor mevrouw aftrekbaar.

Als RB-lid kunt u bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek vragen stellen over uw fiscale praktijk. Onze fiscalisten helpen u met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel door te verwijzen naar specialisten. U bereikt de helpdesk via het contactformulier op het ledendeel van de RB-website.

Mr. A.T. PahladsinghBureau Vaktechniek

Page 44: Het Register nr. 2 - 2013

44 het Register | april 2013 | nummer 2

Verenigingsnieuwshet

Model onder de aandacht

Model onder de aandacht: Notulen Tegenstrijdig Belang (Nieuw)

Register Belastingadviseurs heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.

Bestuurders en commissarissen moeten zich bij de uitoefening van hun taak richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Maar wat nu als een bestuur-der bij het aangaan van een bepaalde transactie tevens een pri-vébelang heeft? De wetgever is van mening dat de vennootschap tegen deze vorm van belangenverstrengeling moet worden be-schermd. Op 1 januari 2013 is de Wet Bestuur en Toezicht in werking getreden. Deze wet bevat een nieuwe regeling bij een tegenstrijdig belang van bestuurders of commissarissen van naamloze of besloten vennootschappen. In deze bijdrage beper-ken we ons tot de regeling voor bestuurders.

Geen vertegenwoordigingsregel maar een besluitvormingsregelingDe oude regeling hield in dat bij een tegenstrijdig belang een be-stuurder onbevoegd was de vennootschap te vertegenwoordigen. De regeling kon ook (externe) contractspartijen raken. Met de nieuwe regeling ligt de focus op de (interne) besluitvorming. Heeft een bestuurder een tegenstrijdig belang, dan neemt hij niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming (over het aangaan van een bepaalde transactie). Het bestuursbesluit moet dan wor-den genomen door de overige bestuursleden. Zijn die niet voor-handen, of hebben alle bestuurders een tegenstrijdig belang, dan neemt de Raad van Commissarissen (RvC) het bestuursbesluit. Is geen RvC aanwezig, dan is de Algemene Vergadering (AV) be-voegd, tenzij de statuten een andere regeling geven.

Wat wordt verstaan onder tegenstrijdig belang?De tegenstrijdigbelangregeling moet worden toegepast bij een direct of indirect persoonlijk belang van de bestuurder. De rechter weegt alle relevante en omstandigheden van het concrete geval mee bij de beoordeling (achteraf) of bij het aangaan van een over-eenkomst sprake was van een tegenstrijdig belang. Het enkele feit dat een bestuurder binnen concernverband in verschillende hoe-danigheden optreedt, leidt niet per definitie tot toepassing van de tegenstrijdigbelangregeling. Er moet daarnaast sprake zijn van enige vorm van persoonlijk belang, waardoor de bestuurder moge-lijk niet uitsluitend handelt in het belang van de vennootschap.

Informatieplicht, maar hoe en aan wie?In de wet zelf staat niets over hoe en aan wie de bestuurder een tegenstrijdig belang moet melden. Slechts uit de toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat de bestuurder het bestuur, alsmede de RvC (of de AV) moet informeren over het tegenstrijdig belang. Ook

is onduidelijk wie (vooraf) beoordeelt of sprake is van een tegen-strijdig belang. Een nadere uitwerking van de informatieplicht in statuten of reglement is daarom geen overbodige luxe.

Gevolgen van niet nalevingHet bestuursbesluit genomen door een bestuurder met een tegenstrijdig belang is vernietigbaar. Iedereen met een redelijk belang (bijvoorbeeld een minderheidsaandeelhouder of curator) kan een beroep doen op vernietiging. Door het besluit alsnog te bevestigen of te bekrachtigen kan deze sanctie met terugwerken-de kracht worden ‘geheeld’.

Als wordt aangenomen dat alle bestuurders een tegenstrijdig be-lang hebben, dan neemt de RvC (of de AV) het besluit. Blijkt achteraf geen sprake van een conflicterend belang bij het hele bestuur, dan is het besluit genomen door het verkeerde orgaan. Dit leidt in beginsel tot nietigheid. In tegenstelling tot vernietig-baarheid, kan nietigheid niet worden gerepareerd!

Ten slotte enkele tips voor de praktijk:– Let op: de nieuwe regeling heeft onmiddellijke werking; bestaande statutaire regelingen zijn vaak strijdig met de nieuwe regeling en verliezen daarom hun werking.– Om nietigheid te voorkomen, is het te adviseren hetzelfde besluit

zowel door het bestuur als door de RvC/AV)te laten nemen1. – Overweeg een statutenwijziging en/of het opstellen van aan-

vullende reglementen ter uitwerking van de meldingsplicht en procedure.

– Overweeg een statutenwijziging, in elk geval voor de een- persoonsvennootschap zonder RvC, waarbij het tegenstrijdig

belang wordt weggeschreven. Let op, een beroep op een ‘weggeschreven’ tegenstrijdig belang is niet mogelijk bij een

vennootschap met een meerhoofdig bestuur en/of een RvC.

U vindt de juridische modellenbank op het ledendeel van www.rb.nl. Bij korte vragen over het gebruik van of behoefte aan uitleg over de modellen kunt u gratis gebruik maken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen. Zij zijn tijdens kantooruren bereikbaar per e-mail via [email protected] of telefonisch op 088-1211211.

1 Zie het nieuwe model Tegenstrijdig Belang (Notulen) zoals opgenomen in de Juridische Modellenbank.

Page 45: Het Register nr. 2 - 2013

Opleidingen

RB Opleidingen organiseert op 21 mei een voorlichtings-avond over de doorstroommogelijkheden na de opleidingen (AA) CB-belastingadviseur, HBO Fiscaal Recht (Bachelor Belas-tingadviseur) en Master Belastingadviseur. Tijdens de bijeen-komst worden de doorstroomtrajecten van de Rijksuniversi-teit Groningen (RuG) en de Universiteit van Amsterdam (UvA) toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de RB-opleiding Master Belastingadviseur, de enige fiscale hbo-master van Nederland. Een uitstekende gelegenheid om u te oriënteren op een vervolgstudie van uw keuze.

Master Fiscaal Recht en Master Fiscale EconomieWaagt u direct de sprong naar de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG (LL.M.)? Of kiest u voor een academische verdieping van uw fiscaal-economische kennis aan de UvA (MSc.)?

De Master Fiscaal Recht van de RuG richt zich op de fiscale problematiek rondom de grotere en de internationaal opere-rende onderneming. De opleiding zorgt ervoor dat u brede juridische, financiële en economische kennis in huis hebt. Het eerste jaar, het Toelatingsprogramma, heeft als doel om alle studenten op een gelijk niveau te brengen voordat zij doorstromen naar het masterjaar.

Na het behalen van de masteropleiding Fiscale Economie aan de UvA lost u vanuit een breed economisch-fiscaal fundament

op nationaal en internationaal niveau fiscale vraagstukken op. U kunt als fiscalist aan de slag in het bedrijfsleven, de over-heid en bij (multi)nationale ondernemingen in binnen- en buitenland.

Master BelastingadviseurU kunt het ook praktischer aanpakken door de opleiding Master Belastingadviseur te volgen, de enige geaccrediteerde fiscale hbo-master in Nederland. Binnen deze opleiding wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van gedegen, specialistische vakkennis en komen vaardigheden gericht op advisering of het schrijven van een beroepschrift ruim aan bod. Daarnaast vormt de integratie van de verschillende fiscale vakgebieden binnen de beroepspraktijk van een belastingadviseur de rode draad van deze fiscale hbo-master.

Hoe dan ook, de mogelijkheden zijn legio en zeer interessant voor de RB-adviseur die carrièresprongen wil maken. Komt u ook naar de voorlichtingsavond?

VoorlichtingsavondDatum: dinsdag 21 mei 2013Locatie: Hotel Van der Valk in VianenTijden: 19.00 – 21.00 uurAanmelding voor: dinsdag 7 mei 2013 via [email protected]

Meer informatie over de opleidingen aan de RuG en de UvA vindt u op www.rbopleidingen.nl.

Voorlichtingsavond vervolgopleidingen

Geslaagden RuG en UvARB Opleidingen feliciteert mr J.W. Oppenhuizen AA CB en mr. J.J.M. Verdel - van Eenennaam CB. Zij zijn geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de samenwerking tussen RB Opleidingen en de Rijksuniversi-teit Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.

Daarnaast feliciteert RB Opleidingen mevrouw drs. N.A. Viergever MB FB met het behalen van de master Fiscale Economie aan de Universiteit van Amster-dam (UvA), een uniek door-stroomtraject dat RB Opleidingen in samenwerking met de UvA aanbiedt.

Nieuwe brochure RB OpleidingenIn mei verschijnt de nieuwe brochure van RB Opleidingen. Hierin vindt u een overzicht van alle fiscale vakopleidingen van het RB.

De brochure is onderdeel van de nieuwe communicatie- campagne van RB Opleidingen. Naast een geheel vernieuw-de en frisse vormgeving heeft de opleidingenbrochure een meer ‘magazine-achtige’ opzet met interviews met alumni, studenten en docenten en artikelen met achtergrondinfor-matie over het fiscale vak.

RB-leden ontvangen deze brochure automatisch per post.

45april 2013 | nummer 2 | het Register

Page 46: Het Register nr. 2 - 2013

46 het Register | april 2013 | nummer 2

Verenigingsnieuwshet

Opleidingen

Marieke vervolgt: ‘Bij complexe fiscale vraagstukken zoeken belastingconsulenten in de praktijk regelmatig de samen-werking met een specialist of collega belastingadviseur. Bij het grootste deel van de studenten die de opleiding tot belasting-consulent hebben afgerond ontstaat al gauw de ambitie om geheel zelfstandig complexe vraagstukken af te handelen en allround fiscaal te adviseren. Zij stromen door naar de opleiding CB-belastingadviseur.’

Verdieping‘De afgelopen jaren zien wij een stijging in deze doorstroom, het aantal aanmeldingen voor de opleiding CB-belastingadviseur neemt toe. Men realiseert zich dat doorstuderen echt nodig is om de klant te blijven bedienen met allround belastingadvies. De opleiding biedt verdieping op de fiscale kennis van de RB- opleiding CB-belastingconsulent. Een voorbeeld hiervan is het onderwerp Bedrijfsoverdracht, in deze tijd van fusies en bedrijfsovernames erg actueel. Van dit onderwerp worden alle facetten behandeld, zodat de klant uiteindelijk geadviseerd kan worden vanuit het complete beeld.’

De mkb-ondernemer centraal Communiceren en adviseren wordt belangrijker, konden we lezen in het verslag van het rondetafelgesprek over de toekomst van het vak op pagina 8. Marieke beaamt dit en licht toe: ‘Bewustwor-ding van het vak is ook een belangrijk aspect van de opleiding. Maar naast communiceren en adviseren mogen we ook een derde belangrijke pijler niet vergeten: anticiperen. De belasting-adviseur krijgt meer en meer een signaalfunctie voor de mkb

ondernemer. De klant vraagt steeds vaker om een totaaladvies, waarbij niet alleen rekening is gehouden met de eerste vraag-stelling maar geadviseerd wordt voorbij de klantvraag. Oftewel: anticiperen op zaken die de klant zelf nog niet zag. Dat geeft toegevoegde waarde. Het schrijven en verdedigen van de scriptie is dan ook een belangrijke afsluiting van de opleiding CB-belastingadviseur. Naast het beschrijven van een probleem-stelling moet de afstudeerder hier de uitwerking van zijn of haar eigen visie -als totaaladvies voor de mkb-ondernemer- centraal stellen, waarmee hij of zij aantoont verder te kunnen gaan dan de probleemstelling.’

Evaluatie en doorontwikkeling‘Jaarlijks nemen we het curriculum onder de loep. Dit doen we samen met de onderwijscommissie en in het jaarlijkse docenten-overleg. De centrale gedachte bij de ontwikkeling van het curri-culum blijft: “Waar vraagt de mkb-ondernemer de belastingadvi-seur om?” Vanaf september wordt bijvoorbeeld extra nadruk gelegd op estate planning en op alle regelgeving rond de dga. Over deze onderwerpen ziet men een toenemende vraag van klanten in de adviespraktijk.’

In het voornoemde verslag van het rondetafelgesprek wordt gesteld dat advieskantoren keuzes moeten gaan maken, zoals: Branchegericht of regiogericht organiseren? Accountancy en fiscali-teit wel of niet verenigen binnen het advieskantoor? Wel of niet specialiseren? Wat betekent dit voor de doorontwikkeling van de fiscale opleidingen van het RB? ‘Deze ontwikkelingen betekenen

RB-opleiding CB-belastingadviseur: verankering van kennis voor allround belastingadviesIn de vorige editie van het verenigingsnieuws las u het eerste deel van het gesprek met Marieke Smit, Hoofd RB Opleidingen, over de actualiteit en ontwikkelingen binnen de vakopleidingen van het RB. Dit keer spraken wij over de gerenommeerde vervolgopleiding van RB Opleidingen: de opleiding CB-belastingadviseur.

‘Centrale gedachte bij de ontwikkeling van het curriculum blijft: Waar vraagt de

mkb-ondernemer om?’

Mr. Marieke Smit, hoofd RB Opleidingen

Page 47: Het Register nr. 2 - 2013

47april 2013 | nummer 2 | het Register

Opleidingen

voor de toekomst onder andere meer aandacht voor maatwerk en specialisatie in het opleidingenaanbod’, vertelt Marieke. ‘Deze mogelijkheid bieden wij nu al in de opleidingen. Bijvoorbeeld door zoals eerder genoemd in het curriculum in te gaan op het specialistische onderwerp estate planning. Daarnaast is er ruimte voor maatwerk en specialisatie door de fiscale opleidingen in-company aan te bieden. Dit doen wij bij een aantal grote kanto-ren, waar wij voor medewerkers de gespecialiseerde opleiding tot Agro CB-Belastingadviseur incompany verzorgen. Inmiddels is een aantal studenten hiervan aan het einde van het opleidings-traject. Na de zomer start weer een nieuwe groep. Overigens verenigt RB Opleidingen accountancy en fiscaliteit reeds in de opleidingen AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA CB-Belasting-adviseur, die wij in samenwerking met de NBA aanbieden’.

Moet bij de doorontwikkeling van opleidingen soms ook de keuze gemaakt worden om juist iets niet te doen? ‘Jazeker. Met steeds complexere regelgeving moet je je afvragen of alles nog wel diepgaand te behandelen is gedurende het reguliere opleidings-programma. De eigenwoningregeling bijvoorbeeld is het afgelo-pen jaar al een aantal maal zo drastisch gewijzigd dat het onder-werp eigenlijk alleen binnen het PE-programma uitgebreid en actueel aan de orde kan komen.’ Marieke Smit besluit: ‘Dit bete-kent overigens niet dat we deze keuze vaak moeten maken. Over

CB-belastingadviseurDe feitenStudieduur 2,5 jaarNiveau hboAantal colleges 36Collegetijden 18.15 – 21.45 uurAanvang september / maartSemesters 5Zelfstudie 6 tot 8 uur per week

Meer informatie: www.rbopleidingen.nl

Juridische modellenbankOnline modellen voor effectieve dienstverlening

Verder in fi scale kennis

Bekijk de juridischemodellenbank op het ledendeel van

www.rb.nl

www.rb.nl

De dagelijkse praktijk stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.

U heeft hierbij niet alleen te maken met fi scale regelgeving, maar ook vaak met rechts- personenrecht, vermogensrecht en verbintenissenrecht. Register Belastingadviseurs ontwikkelde daarom in samenwerking met Bol Juristen speciaal voor haar leden een databank met modelovereenkomsten, toegespitst op het privaatrecht.

In de juridische modellenbank vindt u: Juridische modellen toegespitst op privaatrecht Direct toepasbaar in uw adviespraktijk Gratis juridische helpdesk van Bol Juristen

Exclusiefvoor leden

24 uur per dag online

beschikbaar

het algemeen zijn actuele ontwikkelingen juist direct in te pas-sen in de opleidingen. De fiscaliteit blijft nu eenmaal een dyna-misch vak, waardoor ook de fiscale opleidingen continu moeten blijven aansluiten op de veranderende praktijk.’

Page 48: Het Register nr. 2 - 2013

48 het Register | april 2013 | nummer 2

Verenigingsnieuwshet

Permanente Educatie

PE uitgelicht

Beleggen of ondernemen, hoe zit het nu precies?Er is een groot aantal wettelijke bepalingen dat een onder-scheid maakt tussen beleggingsvermogen en ondernemings-vermogen. De fiscale gevolgen van dit onderscheid zijn over het algemeen erg groot. Probleem is echter dat niet altijd duidelijk is wat als ondernemingsvermogen en wat als beleg-gingsvermogen dient te worden aangemerkt.In deze cursus wordt uitgebreid ingegaan op dit onderscheid, zodat u de gevolgen voor uw klant op de juiste wijze in kaart kunt brengen en waar nodig kunt voorsorteren. Een kleine aanpassing kan grote kansen bieden. U leert op een geheel andere manier kijken naar zaken die dagelijks in uw praktijk aan de orde komen.

Docent: mr. C.G. DijkstraDinsdag 28 mei 2013 16.00 – 21.00 uurHotel VianenRB-leden € 160 excl. btwNiet-leden € 210 excl. btw5 fiscale punten

Voorkomen van conflicten met de fiscusVeel adviseurs krijgen in de praktijk wel eens te maken met een stevig conflict met de Belastingdienst. In deze cursus leert u hoe u zich hierop kunt voorbereiden. Naast inzicht in de dynamiek van de ontwikkeling van een conflict, wordt u geleerd op welke wijze u het conflict het beste kunt beheer-sen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan situaties die de positie van u als adviseur kunnen bedreigen, zoals mogelijke incorrecte advisering, beboeting of zelfs de dreiging met strafrechtelijke vervolging. U krijgt een breder inzicht in de ontwikkeling en beheersing van conflicten en leert een goe-de strategie te bepalen die past bij het soort conflict waar u mee te maken heeft.

Docent: mr. dr. J.A. BooijDinsdag 11 juni 2013 16.00 – 21.00 uurHotel VianenRB-leden € 160 excl. btwNiet-leden € 210 excl. btw2 fiscale en 3 algemene punten

PE uitgelicht

U kunt zich online aanmelden voor PE-cursussen via www.rb.nl/inschrijven

Wijziging locaties LSBVoor de Landelijke Studiebijeenkomsten zijn vanaf komend najaar enkele locaties gewijzigd. De locaties Breda en Ridderkerk worden samengevoegd naar Van der Valk Hotel Dordrecht. Locatie Veldhoven wordt gewijzigd in Van der Valk Hotel Eindhoven.

In totaal zijn er dan zes locaties waar gratis Landelijke Studie-bijeenkomsten worden georganiseerd, namelijk: Akersloot, Apeldoorn, Assen, Dordrecht, Eindhoven en Vianen.

In het najaar van 2013 worden actuele onderwerpen be-handeld, zoals de eigenwoningregeling en het Belastingplan 2014. RB-leden met een volwaardig lidmaatschap ontvangen te zijner tijd per e-mail een uitnodiging voor deeelname aan de LSB’s.

Meer informatieKijk voor meer informatie en de startdatum voor aanmelden op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Page 49: Het Register nr. 2 - 2013

49april 2013 | nummer 2 | het Register

Permanente Educatie

PE-brochure najaar 2013Eind mei verschijnt de PE-brochure met het najaarsprogramma fiscale cursussen. RB-leden ontvangen deze brochure auto-matisch per post. Zodra de inschrijving geopend is, ontvangt u tevens een aankondiging via e-mail.

Wijziging tarievenIn de PE-brochure najaar 2013 staan de nieuwe tarieven weer-gegeven. Het RB heeft begin 2013 besloten om een meer eenvoudige tariefindeling te hanteren voor de Permanente Edu-catie-cursussen. Dit betekent dat er sinds 1 januari 2013 nog twee tariefgroepen bestaan, namelijk ‘RB-leden’ en ‘Niet-leden’. De tariefgroepen ‘Kantoorgenoten’ en ‘Niet-leden’ zijn samenge-voegd naar tariefgroep ‘Niet-leden’. De prijs van ‘Kantoorgenoten’ blijft gehandhaafd.

LocatiesVoor het PE-programma zijn de locaties gewijzigd. De locaties Breda en Ridderkerk worden samengevoegd naar Van der Valk Hotel Dordrecht. Locatie Veldhoven wordt gewijzigd in Van der Valk Hotel Eindhoven.

Nieuw: Fiscale trainingenSinds dit voorjaar organiseert RB Opleidingen binnen het Permanente Educatie-programma nieuwe cursussen: de fiscale

Programma Jong RB in 2013De data van het jaarprogramma van Jong RB zijn bekend. Jong RB is een professioneel netwerk van RB belastingadviseurs tot en met 35 jaar.

Voorjaar 2013 spreker onderwerp

15 mei Onno Clous/Norbert Overvelde Beroepsuitoefening in de praktijk, handvat-ten voor een volwassen klantrelatie

20 juni Hans Zwagemaker Fiscale actualiteit

Najaar 2013 spreker onderwerp

23 oktober Bureau Vaktechniek RB Praktijkbijeenkomst

19 november Esther Spliethof Doelgerichte communicatie en persoonlijk leiderschap

Aanmelding voor de bijeenkomsten van Jong RB staat open voor RB-leden tot en met 35 jaar met een gewoon lidmaat-schap. Zij ontvangen per bijeenkomst automatisch een uit-nodiging per e-mail.

Alle informatie over

Jong RB in 2013 lees je op

www.rb.nl/jongrb

trainingen. Kennis is één van de belangrijkste bedrijfsmiddelen van de belastingadviseur. Kennis van de klant, kennis van het (belasting)recht en kennis van financiën. In de fiscale trainingen wordt daar nog een factor aan toegevoegd: de praktijk. Tijdens de fiscale trainingen werken deelnemers actief met elkaar aan concrete praktijksituaties, onder begeleiding van een fiscaal docent (trainer). Kennisdeling en het delen van praktijkervaringen geven aan de fiscale trainingen een meerwaarde voor de adviseur die wil oefenen aan de hand van herkenbare praktijksituaties. In de nieuwe PE-brochure vindt u het volledige programma van de fiscale trainingen.

Page 50: Het Register nr. 2 - 2013

50 het Register | april 2013 | nummer 2

Verenigingsnieuwshet

Boeken

In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n Twee beoordelaars recenseren

een boek. n Zij kennen cijfers toe voor

bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n

Goed n n n n

Redelijk n n n

Matig n n

Afrader n

Dubbelrecensie: Fiscale stimule-ringsmaatregelen innovatie en Innovatiebox en RDA

Auteurs: drs. M.J.A.M. van Gijls- Auteur: mr. M.L.B. van derwijk, mr. A.R. Gimes en LandeE.J. de Vries MSc Uitgever: Kluwer Uitgever: KluwerISBN: 978 90 13 10069 3 ISBN: 978 90 13 07726 1Prijs: € 30,95 Prijs: € 56,00

Diverse ondernemers houden zich bezig met innovatie. De politiek heeft diverse fiscale stimuleringsmaatregelen ingevoerd om dit te bevorderen. Hierdoor is een specifiek fiscaal terrein ontstaan, waar-door het prettig is als literatuur overzicht biedt in de regelgeving. Wij hebben daarom bovengenoemde boeken onder de loep geno-men. Beiden verschillen in opzet, inhoud, dikte en prijs. Het eerste boek, uit de Fiscaal Actueel reeks, is geheel nieuw. Aanleiding hiervoor was de invoering van de Research & Developmentaftrek (RDA) per 1 januari 2012. Het grootste deel van dit boek wordt dan ook door dit onderwerp in beslag genomen. Overigens neemt men een erg uitgebreide aanloop via een theoretische beschou-wing rond een al oudere stimuleringsmaatregel, de Wet vermin-dering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekerin-gen. Wellicht nodig, maar soms taai om vol te houden met lezen. Het tweede boek be-treft de tweede druk van een eerder uitge-brachte versie en is duidelijk anders dan het eerste. Het is vooral gericht op de innovatie-box. Hierover is in dit boek duidelijk meer diepgang aanwezig. Wetswijzigingen per 2011 en 2012 waren aanleiding voor de tweede druk. De auteur heeft daarbij een deel toegevoegd over de RDA, zij het in be-perktere mate dan in het eerste boek. Mocht je vooral op zoek zijn naar uitgebreidere be-schouwingen over de innovatiebox, dan ge-ven wij de voorkeur aan het tweede boek.

Eindoordeel: n n n n

Door: mr. Lucas Blom FB AA en mr. Johan Stip FB

Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheidingAuteurs: Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken (Red.), mr. dr. N.C.G. Gub-bels, mr. dr. M.J. Hoogeveen, mr. G.M.C.M. StaatsUitgever: SduISBN: 9789012389198Prijs: € 54,00

Praktisch nut: 8Wetenschappelijk niveau: 7Actualiteit: 8Leesbaarheid: 7Presentatie: 8Prijs-kwaliteit-verhouding: 8Bedoeld voor: generalist

Scheiden blijft altijd actueel, ook al geven de statistieken van het CBS aan dat het aantal scheidingen de laatste jaren niet groeit of zelfs iets daalt. De reden van de derde druk van dit boek wordt niet duidelijk, maar het gewijzigde partnerbegrip en een update omdat de vorige druk van vijf à zes jaar geleden dateert, vormen op zich al voldoende redenen om alles weer eens onder de loep te nemen en wat anders op te zetten. Na een algemeen deel over het partnerbegrip en vrije inkomens-toerekening, komen diverse bronnen aan bod zoals winst uit onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling, de eigen-woningregeling en het aanmerkelijk belang. Daarna passeren levensverzekeringen, alimentatie en pensioenverevening de revue.

Wat ons vooral aansprak is dat de auteurs waar mogelijk werken met voorbeelden en manco’s signaleren. Dat maakt het voor de praktijk interessant en grote delen van het boek zijn hierdoor prettig leesbaar. De leesbaarheid wordt gaandeweg minder, juist

omdat de voorbeelden afnemen en de be-handelde materie voor de generale fiscalist wat weerbarstiger is.

Kan de belastingadviseur dit boek gebrui-ken bij de begeleiding van een scheidings-procedure? Naar onze mening is dit het geval. Aan de verschillende aspecten die een rol spelen voor de inkomstenbelasting wordt voldoende aandacht besteed en onze conclusie is dat deze uitgave dankzij de voorbeelden en de systematische opzet een goed naslagwerk vormt, maar ook niet meer dan dat.

Eindoordeel: n n n n

Door: mr. Berrie van der Velden FB AA en mr. Sebastian van Wijk FB

F I SCA A LACTUEEL

F I SCA A LACTUEEL

12

van Gijlsw

ijk / Gim

es / de V

ries Fiscale stimuleringsm

aatregelen innovatie

Fiscale stimulerings-maatregelen innovatie12

Eindredactie:Drs. M.J.A.M. van GijlswijkMr. A.R. GimesE.F. de Vries Msc 12

bevat actuele onderwerpen is praktisch en helder beschreven biedt veel voorbeelden en schema’s dringt snel door tot de kern van de zaak

In het Belastingplan 2012 is een nieuwe fiscale regeling opgenomen om innovatie in het bedrijfsleven te stimuleren: de Research & Developmentaftrek (hierna: RDA). De RDA moet het voor ondernemers nog aantrekkelijker maken om speur- en ontwikkelingswerk te gaan doen. De aftrek bedraagt 40% van bepaalde R&D kosten. Door deze extra aftrek ontvangt de ondernemer een belastingvoordeel indien hij winst maakt. Het is een nieu-we loot aan de boom van fiscale stimuleringsinstrumenten. In deze brochure gaan we uitgebreid in op de nieuwe RDA. Gezien de koppelingen van de RDA aan de S&O-verkla-ring, het feit dat de RDA onderdeel is van het totale fiscale innovatiebeleid, behandelen we ook de WBSO, de Innovatiebox en de mogelijkheden om de voortbrengingskosten van zelf voortgebrachte immateriële activa direct ten laste van het resultaat te brengen. De werking van de fiscale maatregelen wordt rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden.

Eefje de Vries Msc (1982) studeerde fiscale economie in Rotterdam en is thans werk-zaam bij BDO in Rotterdam. mr. Arthur Gimes (1977) studeerde fiscaal recht aan de Universiteit van Amsterdam en is thans werkzaam bij BDO in Amstelveen. Beiden zijn lid van het kernteam Innovatie van BDO en zijn landelijk betrokken bij de diverse afstem-mingsverzoeken met de Belastingdienst. Verder publiceren zij regelmatig over fiscale innovatiemaatregelen en treden op als spreker op seminars over Innovatie. Drs. Michael van Gijlswijk (1974) is hoofd van de fiscale sectie van Bureau Vaktechniek van BDO in Tilburg. Hij publiceert en doceert regelmatig op het terrein van vennootschapsbelasting en vastgoed. Daarnaast is hij onder meer lid van de commissie wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.

Artikel 12b Wet op de vennootschapsbelastingbiedt ondernemingen die investeren in onder-zoek en ontwikkeling een aanzienlijk belasting-voordeel. Van de winsten die zij met dezeinvesteringen behalen wordt circa 80% vrijge-steld van vennootschapsbelasting, waardoorhet effectieve tarief voor deze inkomstenslechts 5% bedraagt. Deze regeling, die in2007 werd ingevoerd, stond aanvankelijkbekend als ‘de octrooibox’ maar wordt sinds dewijzigingen in 2010 ‘innovatiebox’ genoemd. Deze brochure bevat een uiteenzetting over detotstandkoming van artikel 12b Wet op de vennootschapsbelasting, de voorwaarden voorde toepassing van de innovatiebox en de bere-kening van het bedrag van de 80%-vrijstelling.Het onderwerp wordt niet alleen vanuit eentheoretisch standpunt benaderd. Ook de er-varingen met de toepassing van de innovatie-box in de praktijk komen ruim aan bod. Derelevante wetteksten zijn in de bijlagen opge-nomen evenals een rekenmodel en voorbeeldenvan vaststellingsovereenkomsten betreffende deinnovatiebox.In deze tweede en herziene druk is een aparthoofdstuk gewijd aan de aanvullende aftrekvoor speur- en ontwikkelingswerk (RDA), diemet ingang van 2012 in de wet is opgenomen.De RDA blijkt in de praktijk een direct ver-band te hebben met de innovatiebox.

Mr. M.L.B. van der Lande (1950) is onafhan-kelijk adviseur in fiscale, juridische en gover-nance aangelegenheden. Tot 2012 was hij ver-bonden aan Baker & McKenzie, aanvankelijkals partner en later als adviseur.

Mr. M.L.B. van der Lande

Vpb

Van

der L

and

eIn

novatieb

ox en R

DA

fedfiscaleb

roch

ures

Innovatiebox en RDA

fedfiscaleb

roch

ures

VpbVpb 2e druk 2012

f i s c a l e g e s c h r i f t e nf i s c a l e g e s c h r i f t e n

f g

www.sdufi scaal.nl

Dit boek is ook opgenomen op n d f r

inkomstenbelast ing

13 13

va

n v

ijfe

ijke

n (r

ed

.)In

komsten

belastin

g en d

e gevolgen van

(echt)sch

eidin

g

Derde druk

p r o f. m r . i . j. f. a . v a n v i j f e i j k e n ( r e d. )m r . d r . n. c . g. g u b b e l sm r . d r . m . j. h o o g e v e e nm r . g. m . c . m . s t a a t s

Deze uitgave behandelt de gevolgen van (echt)scheiding voor de Wet inkomstenbelas-ting 2001. Verschillende aandachtsgebieden komen aan bod. In de eerste plaats hebben scheidingen invloed op het partnerbegrip en de vrije inkomenstoerekening. Daarnaast gaat ook de aandacht uit naar de invloed die een scheiding heeft op de verschillende bronnen van inkomen; denk aan winst uit onderneming, de terbeschikkingstellings-regeling, de eigenwoningregeling en het aanmerkelijk belang.

Een ander aandachtsgebied betreft de fi scale implicaties van het huwelijksvermogens-recht. Indien echtelieden in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wordt bij echt-scheiding de huwelijksgemeenschap ontbonden. Deze ontbinding en de daarop vol-gende verdeling veroorzaken binnen bepaalde bronnen van inkomen fi scale gevolgen. Indien echtelieden waren gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden, laten zich eveneens inkomstenbelastinggevolgen denken bij de afwikkeling van het huwelijk.

Een ander onderdeel van het huwelijksvermogensrecht betreft de verplichting tot voor-ziening in het levensonderhoud van de gewezen echtgenoot en kinderen en de pensioen-verrekening en -verevening. De gevolgen voor de inkomstenbelasting met betrekking tot deze betalingen c.q. ontvangsten worden eveneens nader onder de loep genomen.

De auteurs zijn allen verbonden aan de vakgroep belastingrecht van Tilburg University.

Inkomstenbelastingen de gevolgen van(echt)scheiding

3e d

ru

k

13

Deel 13 FG-reeks 1

06-12-12 11:39

Page 51: Het Register nr. 2 - 2013

• Compleet klaar r vov ororr SSSBBRBR//X/XBRBRL L enene oonlnlininee aaaangngififtete

• HHetet aalllleses-i-in-n-eee n aaaaangngn ififtetepappakkkketet,, ininnclclclususieief f totoeseslalagegeenn 22201313

• Geen extraa momoduduuleles,s, vvvererboborgrggenen kkosostetenn ofof nnnahaheffieffieffi ngngngenn

•• VVoooorlr oopopigige e aaaaangngn ififtete vvoooor r IBIB eenn VPVPPBB

• GGeeeennn prprprijijsvsvererrhohogigingng iinn 20201313:: v.v.a.a. €€0,0,9999 pperer aaananngigiftfteee!

•• DDDirirecect t fi fi fifiscscs alalee acachthterergrgrg onondidinfnforormamatitie e raraadadplplegegenen vviiaa koppelingng met Kluwer Fiscaal+

•• EEenenvovoududigigee coonvnverersisie e vavan n ElElsesevivierer oof f SDSDUUU

•• BBesestete hhelelpdpdessk inn aaananaa gigiftf elanndd

Kluwer Belastingpraktijk: werkt in uw voordeel!

Bestel nu of maak een afspraak met een account manager via www.kluwerbelastingpraktijk.nl

Kluwer Belastingpraktijk. Voorsprong door ontwikkeling.

v.a. €0,99 per aangifte!

“COMPLEET, VOORDELIG EN GEEN GEDOE.”

Page 52: Het Register nr. 2 - 2013

ElsevierFiscaal presenteert: Masterclasses Werkt u met ElsevierFiscaal aangiftesoftware?

En wilt u complexe aangiften van een hoge kwaliteit kunnen maken?

Meld u dan aan voor een van onze Masterclasses!

ElsevierFiscaal, de meest gebruikte aangiftesoftware en almanakken voor de belastingadviseur

Kom van mei tot juni naar één van onze masterclasses.

Kijk voor een compleet programma, de exacte data, locaties en de sprekers op:

www.elsevierfi scaal.nl/masterclass

IB Masterclass:

• De eigenwoningregeling

(waaronder de bijleenregeling);

• Aanmerkelijk belang;

• Voorkoming van dubbele

belasting;

• Fiscaal partnerschap;

• BAS Programma in de praktijk.

BTW Masterclass

• De ondernemer, leveringen en

diensten;

• Plaats van de prestatie, de maat

staf van heffing en de tarieven;

• Vrijstellingen en de aftrek van

voorbelasting;

• Intracommunautaire transacties,

invoer en nultarief bij uitvoer;

• BTW Programma in de praktijk.

VPB Masterclass

• De fiscale eenheid;

• De deelnemersvrijstelling;

• De afschrijving van bedrijfsmid-

delen en aanverwante regelingen;

• De verliescompensatie;

• VPB Programma in de praktijk.

Successie Masterclass

• Bedrijfsopvolgingsfaciliteit;

• Huwelijksvermogensrecht en

testamenten;

• Invloed huwelijksvermogens

recht en testamenten op de

bedrijfsopvolgingsfaciliteit;

• Fictiebepalingen in de Succes-

siewet en de internationale

aspecten van de Successiewet;

• Successie & Schenking

Programma in de praktijk.

I. Tolk, fi scalist bij Loyens & Loeff

J.A. Petrie, belastingadviseur en lid van de prak-tijkgroep btw, douane en internationale handel bij Loyens & Loeff

I.H.M. Egberts,

fi scalist bij Loyens & Loeff

N. Idsinga, fi scalist bij Loyens & Loeff en docent aan de UvA

12.0759 opm Advertentie SBR 210x297.indd 1 01-02-13 09:55