Het Register nr. 1 - 2012

52
Register HET Vakblad van het Register Belastingadviseurs februari 2012 | nummer 1 Fiscale valkuilen bij goudenhanddrukstamrechten Belastingadviseur in een veranderende omgeving Herwaarderen om verliesverdamping te voorkomen: mag dat? Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten cadeautje voor familiebedrijven?

description

Het Register nr. 1 - 2012

Transcript of Het Register nr. 1 - 2012

Page 1: Het Register nr. 1 - 2012

Registerhet

Vakblad van het Register Belastingadviseurs

februari 2012 | nummer 1

Fiscale valkuilen bij goudenhanddrukstamrechtenBelastingadviseur in een veranderende omgevingHerwaarderen om verliesverdamping te voorkomen: mag dat?

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten cadeautje voor familiebedrijven?

Page 2: Het Register nr. 1 - 2012

2012-01 adv RB contouren.indd 1 10-1-2012 17:10:16

Advertentie

Page 3: Het Register nr. 1 - 2012

Inhoudde

3

Colofon

n n n

februari 2012 | nummer 1 | het Register

Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00

Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Meer informatie over het RB vindt u op www.rb.nl

RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofd­redacteur)Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FBMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBProf. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont

EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaE­mail: [email protected]

Uitgever RB, Karin de GrootE­mail: [email protected]

Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven

AdvertentiesKarin de Groot tel.: (0345) 54 70 00E­mail: [email protected]

Derde jaargang, oplage 7500

VormgevingVerheulCommunicatie.com (basis)Twinmedia BV, Joke Boer

© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gerepro­duceerd door middel van boekdruk, foto­off­set, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.

‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

De redactie - Business as usualMr. S.F.J.J. Schenk FB n 4

Kort & bondig n 5

Herwaardering en verliesverdampingMr. A.J. van Lint n 8

Wij zijn inmiddels verhuisdColumn ­ Prof. dr. B.M.E.M. Schols n 15

En wat vindt de belastingadviseur?Reactie ­ Mr. drs. E. Breedveld en mr. ing. H.J. van den Kerkhof FB n 20

Vastgoed en btwMr. R.A.W. Maat en mr. drs. B. de Vries n 22

BUA-correctie blijft lastigMr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen n 26

De nieuwe zaaksbehandelingMr. P. de Haas n 29

Jurisprudentie en wetgeving n 33

Beroep in stroomversnellingMr. W.J.M. Vennix FB n 38

Het Verenigingsnieuws n 41

‘ Faciliteiten cadeautje voor familiebedrijven’ Interview met mr. dr. M.J. Hoogeveen1612 Valkuilen bij gouden-

handdrukstamrechtenMr. J.J. Buijze

Page 4: Het Register nr. 1 - 2012

Redactiede

4 het Register | februari 2012 | nummer 1

Toen u dit eerste nummer van Het Register in 2012 van de mat raapte, zag u waarschijnlijk weinig direct in het oog springende verschillen. Dat was ook de bedoeling; als iets goed gaat, moet je er zo weinig mogelijk aan veranderen. In amper twee jaar tijd is Het Register een toonaangevend en gewaardeerd vakblad geworden. Niet alleen bij de lezers, maar ook bij de auteurs. Waar de redactie er in het begin nog wel eens aan moest trekken, melden auteurs zich nu spontaan bij de poort. Dat is niet alleen makkelijk, het stemt ook tot vreugde. Het is immers een teken dat ze ons tijd­schrift zien als een goed en serieus te nemen podium. Extra plezierig is dat zich onder die auteurs ook de nodige – vaak jonge – leden van onze vereniging bevinden.

De podiumrol van Het Register is evident. Daarbij hoort dat alle spelers in het grote fiscale spel de kans krijgen voor het voetlicht te treden. Dat betekent dat er ook aandacht is voor typische geluiden en standpunten vanuit de Belas­tingdienst. Wat niet wil zeggen dat we het overal mee eens zijn. Zo licht in dit nummer Mascha Hoogeveen haar ver­gaande, in een recent verdedigde dissertatie verwoorde standpunten over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toe en doet Hans Buijze hetzelfde rond de fiscale behandeling van pensioenen. Waarbij Hoogeveen onmiddellijk door leden van onze vereniging van repliek wordt gediend. Kan het mooier? Bij een podiumrol past natuurlijk ook een dosis zelf­

reflectie. Zo schetst Wil Vennix in dit nummer trends in en rond ons beroep. Zaken waaraan Het Register de komende jaren ruim aandacht wil besteden.

Het succes van Het Register kan voor een belangrijk deel op conto van onze hoofdredacteur, Dick de Korte, worden geschreven. In een periode waarin niet alleen Vakblad en Tribuut

moesten worden samengevoegd, maar ook nog eens een nieuwe uitgever zijn opwach­ting maakte, was het een rustgevende gedachte dat er een ervaren schipper aan het roer stond. Dick was voordien immers jarenlang redactievoorzitter van Tribuut. We

hadden hem daar al leren kennen als een strenge, maar bovenal aimabele aanvoerder, die weet waar hij naartoe wil en niet verdrietig, boos of wanhopig wordt als dingen

niet meteen volgens plan gaan. Hij schreef ook altijd met plezier zijn hoofdredacti­oneel commentaar.

Toch is er nu wel wat veranderd. Met ingang van dit nummer wordt Het Register namelijk door onze vereniging zelf uitgegeven. Dit is gepaard gegaan met enkele wijzigingen in de personele sfeer. Na twee jaar hoofdredacteurschap heeft Dick de Korte het stokje aan Wil Vennix doorgegeven. Naast vele andere kwaliteiten beschikt Wil over een ruime ervaring als redacteur (van onder meer het WFR) en

als fiscaal publicist. Daarnaast is Ton Kamminga – eerder verbonden aan het al genoemde Vakblad – ons team als eindredacteur komen versterken.

Voor al hetgeen we de afgelopen twee jaar samen hebben be­reikt met ons tijdschrift, en voor de immer plezierige samen­werking zijn onze vereniging, het bestuur en de redactie Dick de Korte zeer erkentelijk. Tegelijkertijd zijn we er stiekem van overtuigd dat Dick, als we hem vragen voor een artikel of column over iets dat hem na aan het hart ligt of waarover hij zich een beetje boos maakt, aan zo’n verzoek graag gehoor zal geven. Dick, we zullen vast nog van je horen, in en buiten Het Register! n

Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FBVoorzitter RB en lid van de redactieraad

Klik hier voor alle eerder verschenen exemplaren van Het Register.

Business as usual

Page 5: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

Kort & Bondig

5februari 2012 | nummer 1 | het Register

Fiscale prikkels richten op jonge moeders en laagopgeleidenVooral jonge moeders en laagopgeleide alleenstaanden gaan meer werken door financiële prikkels van de overheid. Financiële prikkels, zoals fiscale kortingen, beïnvloeden vooral de keuze om wel of niet te werken, maar veel minder het aantal uren dat per week wordt gewerkt. Als beleidsmakers de arbeidsparticipatie willen stimuleren, zouden de financiële prikkels daarom specifiek moeten zijn gericht op mensen met een lagere opleiding en op jonge moeders. Dit concluderen Egbert Jongen, Mauro Mastrogia-como en Bas ter Weel in de CPB Policy Brief ‘Hoe prikkelbaar zijn Nederlanders?’

KostwinnersmodelWanneer mannen en vrouwen alleenstaand zijn, reageren ze anders op financiële prikkels dan wanneer ze een stel vormen. Al-leenstaande mannen zijn vrijwel net zo gevoelig voor financiële prikkels als alleenstaande vrouwen. In een stel reageren de man-nen echter veel minder dan de vrouwen. Dit suggereert dat het traditionele kostwinnersmodel nog in grote mate bestaat in Nederland, waarbij de man voor het inkomen zorgt en het inkomen van de vrouw van secundair belang is. Vooral bij stellen met jonge kinderen zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen groot. Ook gaat bij een hoger loon van de man de vrouw minder werken, maar omgekeerd is dat niet het geval.Enerzijds betekent dit dat vooral fiscale kortingen voor werkende jonge moeders en voor laagopgeleide alleenstaanden leiden tot

een hogere deelname aan het arbeidsproces. Anderzijds betekent dit dat uitkeringen voor deze groepen, zoals de bijstand en de overdraagbare heffingskorting, een belangrijke rem op de arbeidsparticipatie zijn. Fiscale prikkels om bijvoorbeeld jonge moeders meer uren of dagen per week te laten werken, hebben weinig effect. Fiscale kortingen voor werkenden, zoals de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, moeten vanuit participatieoogpunt vooral worden gericht op de lagere in-komens en in mindere mate op de hogere inkomens. Dit stimuleert name-lijk de keuze om te werken van de groep die het meest gevoelig is voor dergelijke financiële prikkels.

n CPB Policy Brief 2011/14, 22 december 2011

MKB’er straft fout accountant afMKB’ers houden niet van slordige accountants. Het maken van fouten wordt als belangrijkste reden ge-noemd voor het overstappen naar een ander kantoor. MKB’ers beoordelen overigens hun eigen boekhou-der of accountant met gemiddeld een 7,5. Een kwart geeft zijn financieel adviseur zelfs een 9 of een 10. Dit blijkt uit onderzoek van Alfa Accountants en Ad-viseurs en MKB kennissite BusinessCompleet.nl.Bij de keuze voor een bepaalde accountant speelt een aantal factoren een rol. Zeer belangrijk is dat er een klik is met de contactpersoon en dat deze de za-ken begrijpelijk uitlegt. Ook moet de jaarrekening helder zijn. Voorts heeft de ondernemer het liefst een accountant die in de buurt is gevestigd. De be-langrijkste reden om over te stappen, is wanneer de accountant fouten maakt. Andere redenen zijn prijs-stijgingen, onverwachte of onduidelijke facturen en het vertrek van een contactpersoon. Ten slotte beta-len ondernemers liever een vaste prijs dan een reke-ning op basis van een uurtarief.

n Alfa Accountants en Adviseurs in samenwerking met BusinessCompleet.nl, 22 december 2011

Toekomstig btw-stelsel: goed voor bedrijven en groeiDe Europese Commissie heeft onlangs een mededeling over de toekomst van de btw gepubliceerd. Hierin worden de belangrijkste kenmerken voor een nieuw btw-stelsel uiteengezet, samen met de acties die nodig zijn om een eenvoudiger, efficiënter en solider btw-stelsel in de EU tot stand te brengen. De opzet berust op drie doelstellingen:1. de btw moet werkbaarder, dat wil zeggen eenvoudiger en transparanter,

worden gemaakt voor bedrijven. Onder meer door het uitbreiden van het éénloketsysteem voor grensoverschrijdende transacties, het stan-daardiseren van btw-aangiften en het realiseren van een goede en ge-makkelijke toegang tot de gegevens van alle nationale btw-stelsels via een centraal webportaal;

2. de btw moet efficiënter worden om de begrotingsconsolidatie-inspan-ningen van de lidstaten en duurzame economische groei te ondersteu-nen. Het verbreden van de belastinggrondslagen en het beperken van het gebruik van verlaagde tarieven kan nieuwe inkomsten genereren voor de lidstaten zonder dat tariefverhogingen nodig zijn;

3. het enorme inkomstenverlies dat dagelijks wordt geleden door niet- geïnde btw en fraude, moet een halt worden toegeroepen. Geschat wordt dat circa 12% van de totale btw-opbrengst niet wordt geïnd.

Verder heeft de Commissie besloten dat de btw blijvend zal worden geïnd in het land van bestemming, dat is daar waar de klant zich bevindt.

n Europese Commissie, 6 december 2011

Page 6: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

6 het Register | februari 2012 | nummer 1

Ook beëindigingsovereenkomsten per 1 maart onder WmcoDe regels van de Wet melding collectief ontslag (Wmco) worden met in-gang van 1 maart 2012 aangepast. Vanaf die datum zal gelden dat ook ont-slagen die een werkgever met een zogenoemde beëindigingsovereenkomst wil realiseren, onder de Wmco komen te vallen. Als gevolg van deze wijzi-ging zal het voor de toepassing van de Wmco niet uitmaken langs welke route een werkgever ontslagen wil realiseren: via het UWV, de rechter of een beëindigingsovereenkomst.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2 januari 2012

Sneller aan het werk vanuit de ZiektewetHet kabinet wil uitzendkrachten en mensen met een tijdelijk dienstverband die ziek zijn, sneller aan het werk krijgen. De ministerraad heeft daar-toe onlangs ingestemd met een aanscherping van de Ziektewet. Werknemers met tijdelijke contrac-ten zijn gemiddeld langer ziek dan mensen die in vaste dienst werken en komen ook vaker in de WIA terecht. Als werknemers minder lang in de Ziekte-wet zitten, bespaart de overheid bijna € 300 mil-joen aan uitkeringen. Het kabinet wil daarom werkgevers stimuleren meer aan preventie en zorg te doen door de premie te verhogen als er meer mensen in de Ziektewet zitten. Bij kleine werkge-vers wordt gekeken naar het aantal mensen dat in de desbetreffende sector in de Ziektewet belandt. Ook flexibele werknemers moeten aansporingen krijgen om te re-integreren. Daarom wordt op 1 ja-nuari 2013 de hoogte en duur van de uitkering af-hankelijk gemaakt van het arbeidsverleden. Werknemers krijgen in eerste instantie 70% van hun loon. Afhankelijk van het aantal gewerkte jaren wordt dit teruggebracht tot 70% van het mini-mumloon. Een werknemer heeft maximaal 24 maanden recht op een uitkering. Na één jaar ziekte beoordeelt het UWV of iemand die het eigen werk niet meer kan doen, misschien wel ander passend werk kan verrichten. Ook kan het UWV tot een proefplaatsing van maximaal zes maanden beslui-ten. Uitzendbureaus ten slotte moeten vanaf 1 ja-nuari 2013 het loon van hun uitzendkrachten twee weken doorbetalen als ze ziek worden.

n Persbericht rijksoverheid, 9 december 2011

Belastingaanslagen voor aangifteweigeraarsOver 2010 kregen circa 8 miljoen mensen van de Belastingdienst te horen dat ze aangifte inkomstenbelasting moes-ten doen. Een klein deel van deze groep, bijna 169.000 mensen, heeft ook na verschillende schriftelijke en telefonische herinneringen geen aangifte ingediend. Zij ontvangen een aanslag, met een boete die kan oplopen tot € 984. Over 2010 controleerde de Belastingdienst extra op het tijdig indienen van de aangifte. Hierdoor daalde het aantal mensen dat zijn aangifte niet heeft ingediend met 35%.

n Ministerie van Financiën, 28 december 2011

Verankering Europese afspraken in Wet houdbare overheidsfinanciënNederland gaat de recente Eu-ropese afspraken over begro-tingsdiscipline opnemen in de Wet houdbare overheidsfinan-ciën (Wet HOF). Ook de belang-rijkste uitgangspunten en randvoorwaarden van het Ne-derlandse budgettaire beleid – zoals de begrotingsregels – zijn onderdeel van het wetsvoor-stel, waarmee de ministerraad heeft ingestemd en dat vervolgens ter consultatie is voorgelegd aan de de-centrale overheden. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2013.Tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad op 26 oktober en op 8 en 9 december 2011 hebben de Europese regeringsleiders afspraken gemaakt om de financiële stabiliteit van de EU en in het bijzonder de eurozone te waarborgen. Lidstaten moeten de vereisten uit het aangescherpte Stabili-teits- en Groeipact voor het einde van 2012 vastleggen in nationale wetge-ving. Voor Nederland was dat overigens niet nieuw; de Wet HOF was al maanden in voorbereiding.

n Persbericht rijksoverheid, 23 december 2011

Page 7: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

7februari 2012 | nummer 1 | het Register

Klopjacht op malafide uitzendbureausVanaf 1 december 2011 heeft minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een speciaal team ingezet om malafide uit-zendbureaus aan te pakken. Hij is verder begonnen met een zwarte lijst van verdachte bedrijven. Die worden op korte termijn aan-gepakt. Ook komt er een landelijk meldpunt malafide uitzendbureaus. Kamp start hiermee een offensief om fraude door uitzendbureaus tegen te gaan. Er gaat een team aan de slag van inspecteurs en rechercheurs bij de nieuwe Inspectie SZW waarin vanaf 1 januari de Arbeidsinspectie en de SIOD zijn opgegaan. Dit team werkt intensief samen met de Belastingdienst, IND, gemeenten, politie, justitie en met private partners als ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen), SNA (Stichting Normering Arbeid) en de SNCU (Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten).De Belastingdienst op zijn beurt wil bedrijven die gebruikmaken van een gecertificeerd uitzendbureau in de loop van dit jaar on-der bepaalde voorwaarden vrijwaren van de fiscale inlenersaansprakelijkheid. Met de brancheorganisaties is op hoofdlijnen een conceptakkoord bereikt over hoe dit kan worden gerealiseerd. Een belangrijke voorwaarde is dat een bepaald deel van het fac-tuurbedrag op een geblokkeerde g-rekening wordt gestort.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 30 november 2011; ministerie van Financiën, 5 december 2011

Werkgever in mkb dik tevreden over werknemerOndernemers in het mkb zijn net zo tevreden over de eigen financiële prestaties in 2011 als het jaar ervoor. Vier van de vijf geven daaraan een 6 of ho-ger. Over de eigen prestaties ten opzichte van de concurrentie zijn ze optimistischer en geven ze hun eigen bedrijf een 7,1. Het personeel krijgt een dik-ke pluim: maar liefst 92% van de werkgevers is (zeer) tevreden over hun inzet, en ook over hun vaardigheden zijn ze dik tevreden. Dit blijkt uit de eindejaarsenquête van adviesbureau MKB Advi-seurs en accountants- en adviesorganisatie GIBO Groep/Flynth.Verwachtte in 2010 nog ruim 64% van de onder-nemers in het volgende jaar een beter resultaat te behalen, voor 2012 zijn de verwachtingen bedui-dend pessimistischer. Iets meer dan de helft ver-wacht geen beter resultaat te behalen. Desondanks geeft 64% aan dat de economische tegenwind ook kansen biedt. Belangrijke kansfactoren zijn het ver-groten van het aantal klanten, het vergroten van omzet bij bestaande klanten en het investeren in kennis. De investeringsbereidheid is licht toegeno-men, waarbij stijgende rente, slecht betalende de-biteuren, nieuwe wet- en regelgeving en een stagnerende afzet als belangrijkste belemmeringen worden gezien.Voor ondernemers is de hypotheekrenteaftrek niet heilig. Niet aankomen, vindt nog altijd iets meer dan de helft, maar van de anderen mag de huidige aftrek worden afgebouwd. Zowel voor- als tegen-standers geven aan dat dit niet zonder verantwoor-de overgangsregeling kan.

n Persbericht GIBO Groep, 13 december 2011

Staatssecretaris Weekers wil WOZ-waarde openbaar maken Staatssecretaris Weekers van Financiën wil dat de WOZ-waarde openbaar wordt. Bovendien gaan gemeentes vanaf volgend jaar de taxatieverslagen op een duidelijker manier opstellen. Door de combinatie van deze twee maatregelen wordt het voor huizenbezitters makkelijker om inzicht te krij-gen in de waardebepaling van de eigen woning, zo schrijft Weekers in een brief aan de Tweede Kamer. En met dat inzicht zouden ze wel eens minder snel in bezwaar kunnen gaan tegen die waardebepaling, hoopt hij.Het voornemen om de WOZ-waarde openbaar te maken, vloeit voort uit re-centelijk bestuurlijk overleg hierover met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen, de Belastingdienst en de Waar-deringskamer. Het hiertoe strekkende wetsvoorstel zal met het oog op pri-vacyaspecten eerst nog worden voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens.

n Ministerie van Financiën, 27 december 2011

Page 8: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

8 het Register | februari 2012 | nummer 1

Bij de invoering van de Wet werken aan winst, in 2007, is het Vpb­tarief verlaagd. De wetgever wenste dat de effectieve belastingdruk voor de IB­ondernemer globaal gelijke tred zou houden

met die van de dga. Daartoe is tegelijkertijd in de IB de MKB­winstvrijstelling ingevoerd. Om die tariefsverlagin­gen te financieren, is onder meer de onbeperkte verlies­verrekening voor ondernemingsverliezen afgeschaft. Door de verliesverdamping wordt dit deel van de totale winst definitief niet in aanmerking genomen.Het lijkt volstrekt duidelijk dat hierdoor het concept van de totaalwinst van art. 3.8 Wet IB 2001 geweld wordt aangedaan. Dit concept behelst immers dat alle winst die gedurende het bestaan van de onderneming wordt be­haald, in de belastingheffing wordt betrokken. Echter, pas bij de parlementaire behandeling van de Wet werken aan winst heeft de regering het verband tussen het con­cept van de totaalwinst en de in de tijd onbeperkte moge­lijkheid tot verrekening van ondernemingsverliezen vol­ledig erkend.1 Die erkenning kwam dus pas op het moment waarop werd voorgesteld de bestaande onbe­perkte verliesverrekening af te schaffen! De Raad van State en met name de CDA­fractie in de Eerste Kamer hadden grote moeite met de doorbreking van de totaal­winstgedachte,2 maar de wet is zoals bekend wel aange­nomen.

Herwaarderen en goed koopmansgebruikDe schending van het totaalwinstbeginsel door verlies­verdamping wordt pijnlijk zichtbaar wanneer in de on­

Herwaarderen om verliesverdamping te voorkomen: mag dat?

Arend Jan van Lint

Mr. A.J. van Lint is zelfstandig

fiscalist

Sinds de invoering van de Wet werken aan winst zijn ook onderne-mingsverliezen weer beperkt verrekenbaar en kunnen dus verdampen. De vraag is of goed koopmansgebruik toestaat om activa waarin stille reserves schuilgaan, te herwaarderen op de waarde in het economi-sche verkeer. Als dit mag, kan de hiermee behaalde winst worden afge-zet tegen de verliezen, waardoor verdamping wordt voorkomen.

derneming op het moment van de verdamping potentië­le, maar nog niet gerealiseerde winst aanwezig is. Dit doet zich voor wanneer in een of meer van de activa stille reserves schuilgaan.3 Als deze activa worden geherwaar­deerd op de waarde in het economische verkeer, ontstaat een winst die kan worden weggestreept tegen de aanwe­zige verliezen. De vraag is of goed koopmansgebruik een dergelijke vrijwillige herwaardering toestaat.In het Besluit van 14 november 2000, nr. CPP 2000/2118M, Infobulletin 2001/83 komt de staatssecretaris tot de vol­gende conclusies: ‘Voor voorraden geldt dat waardering op verkoopwaarde in strijd is met goed koopmansgebruik (...) Waardering van bedrijfsmiddelen op verkoopwaarde is der­halve in zijn algemeenheid in strijd met goed koopmansge­bruik. Indien afwaardering op lagere bedrijfswaarde heeft plaatsgevonden en nadien stijging van de bedrijfswaarde tot een opwaardering noopt, blijft deze beperkt tot de oor­spronkelijke kostprijs casu quo de gemaakte voortbren­gingskosten minus de afschrijving. Een vrijwillige verdere opwaardering acht ik in strijd met goed koopmansgebruik.’Tegen de stellige afwijzing door de staatssecretaris valt het nodige in te brengen. Aan de tekst van art. 3.25 Wet IB 2001, dat de toerekening van de totaalwinst regelt, zijn drie regels te ontlenen:1. de toerekening van de winst aan het kalenderjaar

wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik;2. hierbij dient een bestendige gedragslijn in acht te wor­

den genomen die onafhankelijk is van de vermoedelij­ke uitkomst;

3. de bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd als goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt.

Page 9: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

9februari 2012 | nummer 1 | het Register

Wat goed koopmansgebruik inhoudt, moet worden be­paald aan de hand van drie beginselen die in de recht­spraak zijn ontwikkeld:n het realiteitsbeginseln het voorzichtigheidsbeginsel enn het eenvoudsbeginsel

Door activa met stille reserves vrijwillig te herwaarderen, wordt winst genomen die nog niet is gerealiseerd. Is dit in strijd met het voorzichtigheidsbeginsel? Voor deze stelling is in de jurisprudentie wel enige steun te vinden. Hof Den Haag oordeelde in 1976 dat de belanghebbende in strijd handelde met het voorzichtigheidsbeginsel door zijn tuin­bouwgrond te herwaarderen boven de kostprijs op be­drijfswaarde (hij deed dit in verband met de gewenste do­tatiemogelijkheid aan de oudedagsreserve).4 Daar staat echter jurisprudentie van de Hoge Raad tegenover die in een andere richting wijst. Al voor de Tweede Wereldoorlog oordeelde de Hoge Raad dat het stelselmatig waarderen van bedrijfsmiddelen op de werkelijke waarde in overeen­stemming is met goed koopmansgebruik (B. nr. 5608). Hiervoor had de Hoge Raad in B. nr. 5348 al aangegeven wanneer waarderen op de werkelijke waarde was toege­staan volgens goed koopmansgebruik, namelijk als:n de herwaardering jaarlijks plaatsvindt, ofn er bijzondere omstandigheden zijn aan te voeren die

de herwaardering rechtvaardigen.

OpwaarderingAls het voorzichtigheidsbeginsel zich zou verzetten te­gen een herwaardering in het zicht van verliesverdam­ping, zou een stelselmatige waardering op de waarde in het economische verkeer van activa daar toch zeker mee in strijd moeten zijn. Genoemd beginsel verzet zich vol­gens de (weliswaar oude) rechtspraak van de Hoge Raad dus niet tegen waardering van de activa op de werkelijke waarde. Ook uit de latere jurisprudentie van de Hoge

Raad kan dit echter worden afgeleid. Zo werd in 1978 een opwaardering toegestaan.5 Nu wordt wel beweerd dat hier niet te veel belang aan mag worden gehecht, omdat de winst die met deze opwaardering gepaard ging, onbe­last was als gevolg van de toepassing van de deelnemings­vrijstelling. Ik ben echter van mening dat dit feit juist een extra argument is om te bepleiten dat bij dreigende verliesverdamping een opwaardering niet in strijd is met

De Raad van State en met name de CDA-fractie in de Eerste Kamer hadden

grote moeite met de doorbreking van de totaalwinstgedachte

Page 10: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n Herwaarderen

10 het Register | februari 2012 | nummer 1

het voorzichtigheidsbeginsel van goed koopmansge­bruik. In beide gevallen is immers geen sprake van te be­talen belasting als gevolg van de winstneming. De liqui­diteit van de onderneming komt dus niet in gevaar, waardoor niet kan worden gezegd dat de ondernemer on­voorzichtig handelt.6

Recht, geen plichtHet voorzichtigheidsbeginsel lijkt ervoor te waken dat winsten moeten worden genomen die nog niet zijn gere­aliseerd. De inspecteur kan in die benadering de onder­nemer dus niet dwingen tot winstneming van nog niet gerealiseerde winst. In die zin lijkt het voorzichtigheids­beginsel onder omstandigheden een recht waarop de be­

langhebbende zich kan beroepen. Hij lijkt niet verplicht om voorzichtiger te zijn dan hij wil. Anders kon de Hoge Raad ook niet oordelen dat stelselmatig mag worden ge­waardeerd op de werkelijke waarde. Ook Brüll en Zwem­mer zijn van mening dat de rechter nooit voorzichtiger mag zijn dan de ondernemer zelf.7 De schrijvers van de Cursus Belastingrecht zien in het voorzichtigheidsbegin­sel evenmin een plicht: ‘Het is immers niet verplicht om je als ondernemer voorzichtig op te stellen. Dit kan bij­voorbeeld van pas komen ter voorkoming van fiscale ver­liesverdamping.’8

Ik zie ook niet in hoe een ondernemer kan worden ver­weten dat hij ontoelaatbaar onvoorzichtig is als hij tot herwaardering overgaat om verliesverdamping te voorko­men. In de paternalistische benadering van het winstbe­grip van de staatssecretaris moet er dan toch in ieder ge­val een bedrijfseconomische reden zijn aan te geven die de kwalificatie van onverantwoord onvoorzichtig hande­len rechtvaardigt. Nu de herwaardering niet leidt tot een verlies aan liquiditeiten voor de onderneming, maar slechts voorkomt dat in totaliteit van de onderneming

meer winst wordt belast dan ze ooit heeft behaald, is her­waarderen ter voorkoming van verliesverdamping juist het toepassen van het voorzichtigheidsbeginsel. Van strijd met dit beginsel is absoluut geen sprake.Er kan overigens worden gewezen op jurisprudentie waarin herwaardering verplicht is zonder dat winst wordt

gerealiseerd.9 Als een toetredende vennoot betaalt voor het recht dat hij krijgt in de stille reserves en de goodwill, en de betaling wordt verwerkt in de commerciële boek­houding van de vof, heeft volgens dit arrest deze boek­houding ook fiscaal te gelden. Dit betekent dat de zitten­de vennoten niet alleen belasting moeten betalen over het aandeel in de stille reserves en goodwill dat ze over­dragen aan de toetreder, maar ook over de dan geherwaar­deerde waarde van het aandeel in de stille reserves en de goodwill dat ze behouden! Ook in het licht van dit arrest is het heel vreemd dat een gewenste herwaardering die niet leidt tot effectieve belastingbetaling, op basis van het voorzichtigheidsbeginsel niet zou zijn toegestaan, terwijl een ongewenste herwaardering die wel tot belastinghef­fing leidt, onder omstandigheden verplicht is.

Bestendige gedragslijnZowel op basis van de jurisprudentie als op basis van de fiscale doctrine is naar mijn mening zeer goed verdedig­baar dat het voorzichtigheidsbeginsel zich niet verzet te­gen herwaardering ter voorkoming van verliesverdam­ping. Maar zoals gezegd schrijft de wet ook voor dat een bestendige gedragslijn moet worden gevolgd bij de winst­bepaling, waarmee willekeur wordt voorkomen. Veelal zullen de bedrijfsmiddelen op kostprijs minus afschrij­vingen worden gewaardeerd en de voorraden op de histo­rische kostprijs of lagere marktwaarde. Een waarderings­stelsel mag echter wel worden gewijzigd. De enige eis die nog uit de jurisprudentie kan worden afgeleid, is dat de stelselwijziging niet mag zijn ingegeven door de wens een incidenteel fiscaal voordeel te behalen. De wijze waarop de activa worden gewaardeerd, mogen overigens onderling verschillen. Het is dan ook mogelijk alleen voor een of enkele activa het waarderingsstelsel te wijzi­gen.10

De vraag die zich opdringt, is of het overstappen op een waarderingsstelsel dat uitgaat van de werkelijke waarde, is ingegeven door de wens om een incidenteel fiscaal voordeel te behalen. Ik meen dat hiervan geen sprake is. De jurisprudentie waarin tot een dergelijk voordeel werd geconcludeerd, ziet voor het leeuwendeel op het binnen­halen van een incidenteel tariefsvoordeel en stamt uit de tijd dat er nog bijzondere tarieven waren. Op gekunstelde wijze werd door stelselwijziging een regulier belast voor­deel omgezet in een voordeel dat werd belast tegen een bijzonder tarief. In dergelijke gevallen werd de stelwijzi­ging afgewezen. Hier gaat het evenwel om een stelselwij­ziging die moet voorkomen dat de totaalwinstgedachte geweld wordt aangedaan. Als de stelselwijziging zou wor­den afgewezen, wordt de onderneming voor een totale winst belast die hoger ligt dan ooit is behaald. De stelsel­wijziging ziet dan ook niet op het behalen van een inci­denteel fiscaal voordeel, maar op het voorkomen van een fiscaal nadeel dat in strijd met de totaalwinstgedachte dreigt te worden geleden.

Recente parlementaire geschiedenisIn deze bijdrage is geen ruimte voor een uitvoerige weer­gave van de parlementaire geschiedenis. Enkele passages

Ook Brüll en Zwemmer zijn van mening dat de rechter nooit voorzichtiger mag zijn dan de ondernemer zelf

De stelselwijziging ziet niet op het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel

Page 11: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

11februari 2012 | nummer 1 | het Register

wil ik u echter niet onthouden. Ter toelichting merk ik op dat de CDA­fractie van de Eerste Kamer van mening is dat herwaardering van activa ter voorkoming van verlies­verrekening niet in strijd is met goed koopmansgebruik, geen incidenteel fiscaal voordeel behelst en past binnen de totaalwinstgedachte waaraan de fractie groot belang hecht.11 Bij de behandeling van het Belastingplan 2010 heeft de CDA­fractie de problematiek van de verliesver­rekening wederom aangekaart. De toenmalige staatsse­cretaris antwoordde daarop als volgt: ‘De leden van de CDA­fractie vragen om een heroverweging van het standpunt dat winstneming op ongerealiseerde stille re­serves ter voorkoming van verliesverdamping niet is toe­gestaan. Ik vind de stelling dat niet meer maar ook niet minder dan de behaalde totaalwinst in de heffing betrok­ken dient te worden, te absoluut. De beperking van de termijnen van de verliescompensatie is een welbewuste wettelijke inbreuk op het uitgangspunt dat er wordt ge­heven over de totaalwinst. Als de belastingplichtige ver­liesverdamping tracht te voorkomen binnen de kaders van wet en jurisprudentie, heb ik daar geen enkel be­zwaar tegen. De Belastingdienst zal zich daarbij redelijk en constructief, om de woorden van de heer Essers maar weer eens te gebruiken, opstellen. Ik ga er daarbij van uit dat het gaat om eigen verlies van de onderneming en niet om gekochte verliezen. Er is ook geen bezwaar tegen een stelselwijziging als je als belastingplichtige daarbij het bedrijfseconomische waarderingssysteem wijzigt ter voorkoming van verliesverdamping, mits die wijziging in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en mits het gaat om eigen verlies. Die twee toezeggingen kan ik doen.’12

Onder verwijzing naar bovenstaande toezeggingen merkt de fractie bij de behandeling van het belastingplan 2012 in de Eerste Kamer onder meer op: ‘Tot verbazing en onbegrip van de leden van de CDA­fractie blijkt echter dat de Belastingdienst in de praktijk herwaardering ter voorkoming van verliesverdamping niet toestaat in het geval van onroerende zaken. Deze leden vragen de rege­ring hoe deze praktijk zich verhoudt tot de toch duidelij­ke toezegging van de zijde van de regering.’13

De staatssecretaris houdt echter vast aan zijn oorspron­kelijke beleid dat herwaardering in strijd is met goed koopmansgebruik. Daarmee lijkt de eerdere toezegging zonder betekenis, tenzij die is gedaan in de hoedanigheid van bestuurder, waardoor een beroep op het vertrou­wensbeginsel in beeld komt. De argumentatie lijkt ook meer budgettair van aard dan fiscaal inhoudelijk. De re­gering heeft de beperking van de verliesverrekening nu eenmaal ingevoerd ter financiering van de tariefsverla­ging in de Vpb en de MKB­winstvrijstelling. Eveneens opvallend is in dat verband dat de staatssecretaris zelf een aantal methoden noemt ter voorkoming van verliesver­damping die zich bevinden binnen de kaders van wet en jurisprudentie: ‘Verliesverdamping kan bijvoorbeeld wor­den voorkomen door een realisatiemoment in te bou­wen, zoals verkoop van het desbetreffende bedrijfsmid­

del aan een (nieuw opgerichte) dochtervennootschap of een ruisende juridische afsplitsing. Ook wanneer die ver­koop of afsplitsing wordt gevolgd door terughuur van het bedrijfsmiddel acht ik dat niet bezwaarlijk (sale lease back). Zelfs is het mogelijk de (nieuw opgerichte) doch­tervennootschap dan wel de afgesplitste vennootschap vervolgens op te nemen in een fiscale eenheid.’14

ConclusieGegeven de visie van de staatssecretaris zal de Belasting­dienst niet akkoord gaan met herwaardering van activa ter voorkoming van verliesverdamping. Ik meen dat een

procedure hierover zeker niet kansloos is, nu zowel in de fiscale literatuur, het systeem van de wet als de jurispru­dentie argumenten voorhanden zijn die een dergelijke herwaardering rechtvaardigen. Wie geen risico wil lopen, kan gebruik maken van de constructies die de staatsse­cretaris zelf heeft aangedragen. Vervelend voor de prak­tijk is dat er min of meer gekunstelde wegen moeten worden bewandeld. Wegen bovendien die leiden tot extra administratieve rompslomp en kosten voor de onderne­mer, zonder dat dit tot de beoogde extra belastingop­brengst leidt. Om het met Shakespeare samen te vatten: Much ado (voor de ondernemer) about nothing (voor de schatkist). n

Noten1 Zie hierover A.J. van Lint, Verlies van de onbeperkte verliesverre­

kening, Opinie in NTFR 2007/56.

2 Kamerstukken I 2006­2007, 30 572, nr. 8 pag. 323 en 324.

3 Ook in passiva kunnen stille reserves schuilgaan; in dit artikel ga

ik evenwel uit van stille reserves in activa.

4 Hof Den Haag, 7 december 1976, nr. 119/1976, BNB 1978/159.

5 HR 14 juni 1978, nr. 18 405, BNB 1979/181.

6 In gelijke zin G.J.M.E. de Bont, Herwaarderen op hogere bedrijfs­

waarde, indien compensabele verliezen dreigen te verdampen,

WFR 1994/23.

7 D. Brüll, J.W. Zwemmer, Goed koopmansgebruik, Fiscale Brochu­

res FED IB 3.40, 4° druk, 1986, blz. 40.

8 Cursus Belastingrecht IB.3.2.18.C.e De waardering op marktwaarde.

9 HR 16 december 1959, nr. 14 092, BNB 1960/34.

10 Zie bijvoorbeeld HR, 14 juni 1978, nr. 18 405, BNB 1979/181.

11 Zie onder meer Kamerstukken I 2006­2007, 30 572, 8 pag. 323 en

324 en Kamerstukken 2011­2012, 33 003, C, pag. 4 en 5.

12 Kamerstukken I 2009 2010, 32 128, nr. 14, pag. 506.

13 Kamerstukken I 2011­2012, 33 003, C, pag. 5.

14 Kamerstukken I 2011­2012, 33 003, D, pag. 9.

De staatssecretaris houdt vast aan zijn beleid dat herwaardering in strijd is met

goed koopmansgebruik

Page 12: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

12 het Register | februari 2012 | nummer 1

Voordat de stamrechtovereenkomst kan wor­den opgemaakt, is het zaak om rekening te houden met hetgeen fiscaal is bepaald. Het bedrag dat in de stamrecht­bv als eerste stor­

ting kan worden ingebracht, wordt begrensd door art. 11, lid 1, onderdeel g Wet LB 1964. Volgens dat artikel komt namelijk slechts de aanspraak op gederfd of te derven loon voor een dergelijke storting in aanmerking. Vaak is dit het eerste fiscale probleem dat opduikt. Er zal dus moeten worden onderzocht welk bedrag als te derven of gederfd loon kan worden aangemerkt. Zo vallen de tijds­evenredig opgebouwde tantièmes erbuiten; die zijn im­mers al verdiend. Hetzelfde geldt voor het vakantiegeld, de uitbetaling van verlofdagen en dergelijke. Op de site van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) is hierover een handreiking opgenomen.1 Nadat het juiste bedrag is afgezonderd kan dit in de stamrecht­bv worden ingebracht. Tegenover deze storting ontstaat dan een recht op periodieke uitkeringen voor de begunstigde van het stamrecht. En ook hier kunnen fiscale adders onder het gras zitten.In de rest van deze bijdrage ga ik uit van het gegeven dat tegenover de storting een recht op een uitgestelde uit­kering ontstaat. De hoogte van de uitkeringen wordt be­paald door het gestorte kapitaal op te renten – met een zogenoemd oprentingspercentage – en op de ingangsda­tum vast te stellen wat de hoogte is van de uitkeringen die van dat kapitaal kunnen worden aangekocht. Dit na­tuurlijk aan de hand van de op de ingangsdatum gelden­de rekenrente voor een dergelijk recht. Met name het te gebruiken oprentingspercentage is van groot belang. Op dit moment is de marktrente voor uitgestelde periodie­

Fiscale valkuilenbij goudenhanddruk-stamrechten

Hans BuijzeMr. J.J. Buijze is

werkzaam bij de Belastingdienst; hij

schreef dit artikel op persoonlijke titel

In deze tijd van economische teruggang worden veel werknemers ontslagen. Menigeen krijgt daarbij een gouden handdruk mee, waar-over men de belastingheffing wenst uit te stellen. Daartoe richten velen, op advies van hun adviseur, een stamrecht-bv op, waarin ze vervolgens de ontslaguitkering onderbrengen. Een dergelijke con-structie kent diverse fiscale valkuilen.

ke uitkeringen vrij laag. Door nu een te hoog percentage in de overeenkomst op te nemen, kan sprake zijn van onzakelijk handelen tussen de bv en de dga. Als in de markt bijvoorbeeld slechts een rente van 3% wordt ver­goed, heeft de adviseur veel uit te leggen als hij een ren­te van bijvoorbeeld 5% in de overeenkomst opneemt.Naast dit zakelijkheidsprobleem kun je je ook nog afvra­gen hoe realistisch een dergelijk advies is. De stamrecht­bv zal ten minste het overeengekomen percentage moe­ten halen, met hier bovenop nog 0,5% extra rendement als winst voor de bv. Om 5,5% rendement te halen, moet er wel erg goed worden belegd. De kans dat de bv een dergelijk rendement haalt, is momenteel erg klein. En het probleem wordt alleen maar groter als de bv niet vol­doende presteert. Het bij aanvang overeengekomen per­centage mag namelijk gedurende de opbouwfase niet meer worden aangepast, aangezien dit bij banken en verzekeraars ook niet gebruikelijk is. Een eenmaal over­eengekomen rente zal gedurende de hele looptijd van het contract hetzelfde moeten blijven. Het is dan ook beter een jaarlijks wisselend rendement af te spreken, gebaseerd op bijvoorbeeld het U­rendement.

Zorgplicht van de adviseurDe civielrechtelijke zorgplicht bij het geven van advie­zen is opgenomen in art. 7:401 BW. Hierin staat de alge­mene norm omschreven, die zegt dat de adviseur bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Laat hij dit na, dan kan er sprake zijn van een wanprestatie! Hoewel de zorgplicht voor de ad­viseur/accountant altijd al een belangrijk onderdeel is geweest bij de advisering op het gebied van oudedags­

Page 13: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

13februari 2012 | nummer 1 | het Register

voorzieningen, wordt deze met ingang van 2012 nog be­langrijker. Dan treedt namelijk de nieuwe Wft­module in werking, waarin de deskundigheids­ en vakbekwaam­heidseisen verder zijn aangescherpt. De Wet op het fi­nancieel toezicht (Wft) maakt daarbij onderscheid tus­sen bemiddelen en adviseren:n bemiddelen: een (collectief) verzekerde pensioenre­

geling is een (levens)verzekering en dus een financi­eel product volgens de Wft. Voor deze bemiddeling is een vergunning nodig op grond van art. 2:80, lid 1 Wft. In feite gelden alle werkzaamheden die zijn ge­richt op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar als bemiddelen;

n adviseren: ook het adviseren over financiële produc­ten is alleen toegestaan met een vergunning van de AFM (art. 2:75, lid 1 Wft). Volgens de wetstoelichting is sprake van adviseren wanneer een onderneming een aanbeveling doet voor een concreet financieel product van een bepaalde aanbieder aan een bepaalde cliënt. Een pensioenadviseur die na de beoordeling van offertes zijn klant de meest gunstige pensioen­verzekering van een bepaalde aanbieder aanbeveelt, adviseert dus volgens de Wft.

Tot 2014 heeft alleen de feitelijk leidinggevende een Wft­diploma nodig. De andere medewerkers vallen on­der het bedrijfsvoeringsmodel. Deze feitelijk leidingge­vende heeft als taak de adviezen van medewerkers zon­der Wft­diploma’s te controleren. Hiermee wordt tot 2014 de vakbekwaamheid geborgd. Als iemand reeds be­schikt over de Wft­vergunning leven, komt deze per­soon in aanmerking voor het overgangsregime en hoeft hij pas in 2014 aan de nieuwe eisen te voldoen. Vanaf die datum moet iedereen die adviseert op het gebied van pensioenen, voldoen aan de nieuwe eisen.Als we het bovenstaande toepassen op de stamrecht­bv, blijkt hier al snel sprake van adviseren en bemiddelen. Momenteel is het nog zo dat de advisering voor de dga is uitgezonderd, maar dit gaat in 2014 veranderen. Veel ad­viseurs en accountants zullen dus opnieuw in de boeken moeten duiken.

Valkuil tijdens de opbouwfaseEen grote valkuil tijdens de opbouwfase bespreek ik aan de hand van de volgende casus:

n ontslaguitkering in 1995: € 200.000n gerichte lijfrente tegen 8% samen­

gestelde interestn ultimo 2011 moet er op de balans staan: € 740.003n bank (debet): € 214.000n ingangsdatum uitkering: 1 januari 2013n tekort ultimo 2011: € 526.003

De eerste vraag die moet worden beantwoord, is hoe dit grote verschil is ontstaan. De stamrecht­bv heeft in 1995 een oprenting toegezegd van 8% per jaar. Men mag er dan van uitgaan dat de bv daar ook een deugdelijke be­

legging bij had gezocht. Als de gerechtigde tot het stam­recht zijn gouden handdruk had gestort bij een bank of een verzekeraar, was het bedrag aanwezig geweest. Nu is het zoals gezegd fiscaal niet toegestaan om gedurende de opbouwfase het eenmaal overeengekomen renteper­centage te wijzigen. Als de bv en de dga desondanks be­sluiten om dat percentage naar beneden bij te stellen, ontstaan fiscale problemen in zowel de vennootschaps­belasting als de loonbelasting. Voor de vennootschaps­belasting zal de Belastingdienst het standpunt innemen dat sprake is van een onzakelijke handeling. De dga stemt immers in met de verlaging in zijn hoedanigheid

van aandeelhouder en niet als een gerechtigde tot de uitkering. Laatstgenoemde zou nooit akkoord gaan met een verlaging van zijn aanspraken. Er is dan dus sprake van een informele kapitaalstorting. De gevolgen voor de loonbelasting zijn aanzienlijk groter. De Belastingdienst zal stellen dat wordt afgezien van een deel van de aan­spraak, met als gevolg dat de hele aanspraak direct wordt belast op grond van art. 19b Wet LB 1964, verhoogd met 20% revisierente.Het is dus van het grootste belang dat bij het sluiten van de overeenkomst een reële oprenting wordt afgespro­ken. Een jaarlijks wisselend U­rendement geeft dan een beter en realistischer beeld. Op eerdergenoemde site van het CAP staan diverse modelregelingen waarin deze mo­gelijkheid is opgenomen.

IngangsdatumOp een gegeven moment zal de ingangsdatum aanbre­ken en moet een levenslange uitkering worden aange­kocht. Als er voldoende vermogen is, zal dit geen pro­bleem opleveren. Maar gezien de huidige economische

Als de adviseur niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht neemt, kan

er sprake zijn van een wanprestatie

Page 14: Het Register nr. 1 - 2012

n n n Stamrechten

14 het Register | februari 2012 | nummer 1

situatie zal veelal sprake zijn van onderdekking. Als we de bij de beschreven valkuil behorende casus als uit­gangspunt nemen, komt de vraag op of de dga mag af­zien van een deel van zijn aanspraak, dan wel een le­venslange lagere uitkering mag accepteren dan was overeengekomen.

Bij het afzien van pensioenaanspraken is art. 19b Wet LB, meer in het bijzonder lid 1, onderdeel c, van cruciaal belang: wanneer een aanspraak ingevolge een pensi­oenregeling die in eigen beheer wordt gehouden, op enig tijdstip wordt prijsgegeven, wordt deze op het on­middellijk daaraan voorafgaande tijdstip aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking. Dit bete­kent dus dat de omkeerregel van art. 11, lid 1, onderdeel c Wet LB 1964 wordt teruggedraaid. Deze sanctie blijft achterwege als de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is.

Het CAP heeft op zijn website hieromtrent beleid gepu­bliceerd. Er is volgens het CAP sprake van niet voor ver­wezenlijking vatbare aanspraken als er dwingende maat-schappelijke redenen zijn om af te zien van de aanspraken. Dit kan het geval zijn bij faillissement, sur­seance van betaling en schuldsanering. Het moet dus gaan om bijzondere situaties waarin de financiële mid­delen van het lichaam waarbij de aanspraken zijn onder­gebracht, niet toereikend zijn. Is daarvan geen sprake, dan dient de uitkering te worden voortgezet zolang het lichaam waarbij de aanspraken zijn ondergebracht, daar­voor nog voldoende middelen bezit. Van schuldsanering is sprake als alle schuldeisers afzien van (een deel van) hun vorderingen. Als alleen de dga afziet van zijn pensi­oenrechten en eventuele overige vorderingen, is geen sprake van schuldsanering.Op 1 februari 2010 zijn hierover Kamervragen gesteld, die de staatssecretaris van Financiën op 28 februari 2010 heeft beantwoord. Op de vraag hoe om te gaan met be­leggingsverliezen bij pensioenen en stamrechten in ei­gen beheer bij vooral oudere dga’s, antwoordt hij dat deze verliezen grotendeels worden veroorzaakt doordat de vennootschap de voor uitkeringen bedoelde gelden belegt in risicodragende vermogensbestanddelen (lees: de eigen bv). De vennootschap kan deze gelden beter omzetten naar risicomijdende waarden, zoals dit thans

op basis van de zorgplicht als verplichting is opgenomen in de Pensioenwet.Vervolgens onderschrijft de staatssecretaris eerderge­noemd beleid van de Belastingdienst, c.q. het CAP, onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van art. 11c Wet LB 1964 (oud). Dit artikel is later vernummerd naar het huidige art. 19b Wet LB 1964. De bedoeling van de wetgever was en is om oneigenlijke handelingen met pensioen­ en stamrechtaanspraken in eigen beheer te­gen te gaan. Afzien van opgebouwde aanspraken kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Een eventueel beroep op toepassing van de hardheidsclausule zal dan ook door hem worden afgewezen.De Kamerleden vragen verder nog of er geen sprake is van ongelijke behandeling tussen een dga, die niet mag afzien, en een gepensioneerde werknemer die van een onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) staand pensioenfonds wel een lager pensioen zal kun­nen gaan ontvangen. Volgens de staatssecretaris is er geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk worden be­handeld. Een werknemer die is aangesloten bij een on­der toezicht van DNB staand pensioenfonds, heeft im­mers geen doorslaggevende invloed op het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, terwijl de dga helemaal zelf kan bepalen hoe en waarin zijn bv belegt. Deze beleggingsvrijheid betekent echter niet dat met de geldmiddelen van de bv (extra) beleggingsrisico moet worden gelopen. Daarnaast kan een onder toezicht staand pensioenfonds slechts onder strikte voorwaarden de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen. Als het fonds hiertoe overgaat, is de sanc­tie van art. 19b Wet LB 1964 niet van toepassing, omdat de pensioengerechtigde zijn rechten tot het bedrag van de vermindering definitief kwijt is. Deze situatie is niet van toepassing op in eigen beheer gehouden pensioe­nen. Op de vraag of hij bereid is de definitie van ‘niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken’ te verruimen, antwoordt de staatssecretaris ontkennend.

ConclusieHet storten van een ontslaguitkering in een stamrecht­bv zorgt op dat moment voor uitstel van belastinghef­fing naar de toekomst. Gedurende de hele looptijd zal de adviseur zijn zorgplicht in acht moeten nemen en moe­ten zorgen voor voldoende dekking van de toegezegde aanspraken. Alleen op deze manier zullen er fiscaal geen problemen ontstaan. n

Noot1 www.belastingdienstpensioensite.nl

De staatssecretaris is niet bereid om de definitie van ‘niet voor verwezenlijking vatbare aanspraken’ te verruimen

Het is van het grootste belang dat bij het sluiten van de overeenkomst een reële oprenting wordt afgesproken

Page 15: Het Register nr. 1 - 2012

column

15februari 2012 | nummer 1 | het Register

De sfeer zou nooit meer hetzelfde zijn op het Pleintje. Ze moesten er weer aan denken. Halverwe­ge de jaren tachtig werd Opoe bijna letterlijk afgevoerd naar het bejaardentehuis. Het enige men­selijke was de taxichauffeur die haar bracht. Haar hypotheekvrije huisje verdween als sneeuw voor de zon. Vermogenstoets Wet op de bejaardenoorden heette het. De andere bewoners van het Pleintje hadden er niet lang over hoeven te denken. Alle panden werden veiliggesteld op naam van de kinderen, met behoud van een levenslang woonrecht, oftewel vruchtgebruik. En toen werd het begin 2010, exact vijf minuten over twaalf. Zus Lena overleed. Onkruid vergaat niet, vruchtgebruik wel? Mooi niet. Er was allerlei successierechtelijk gedoe. In de nalatenschap moest, ondanks dat het pand op naam van de kinderen stond, meer dan honderdduizend euro aan ‘erfbelasting’ worden betaald! Over ‘al wat’ reeds van de kinderen was, moest wel degelijk alsnog worden afgerekend, en niet zo’n beetje. Uitgangspunt was de waarde van nu en niet meer van des­tijds, de datum van overdracht. Een of andere resolutie uit 1964 zou zijn ingetrokken. En dat ter­wijl de box 3­belasting altijd keurig was betaald. Wat nu? Er zat niets anders op dan afstand te doen van al het woongenot op het Pleintje. Voorjaar 2011 maakte het ministerie van Financiën immers bekend dat er zeker geen overgangsrecht zou komen, ‘nooit’ meer! De kinderen wezen hun ouders meteen op die leuke nieuwe kleine apparte­mentjes op het industrieterrein net buiten de stad. De ‘metterwoonclausule’ was veelal geschrapt in verband met een of andere wetgeving ‘tijdelijke genotsrechten’, zodat er wel – vóór 15 juni 2011! – enkele tienduizenden euro’s aan overdrachtsbelasting moesten worden betaald. De oudjes kre­gen te horen – het leek wel een medisch advies – dat ze de komende 180 dagen nog goed hun pil­

len moesten slikken, daarna was het niet meer zo belangrijk...Ze zullen het nooit meer vergeten: 18 oktober 2011. Op deze dag werd een generaal

pardon afgekondigd: de resolutie kwam terug. Men mocht – voor art. 10 SW 1956 – in beginsel weer waarderen naar de waarde van destijds. Toch geen

feest op het Pleintje, want vele panden stonden inmiddels leeg. Einde le­venslang genot.De fiscale oorlog was voorbij. Dikke Noor stond op haar balkonnetje op het industrieterrein met een witte vlag en de verlossende resolutie in de hand. Mochten de mensen terug naar het Pleintje? Nee, mams, de notaris heeft het u toch nog uitdrukkelijk gevraagd: mevrouw, weet u het wel zeker? De hamvragen: krijgen we de betaalde overdrachtsbe­lasting terug, mag de huur weer omlaag en mag het vruchtgebruik weer in ere worden hersteld?

Er woonde echter ook een Limburger op het Pleintje: Sjeng, die zich met fiscale dingen ‘de kop’ niet gek had laten maken. Een echte le­

vensgenieter. Het zou zijn tijd wel duren. Hij had geen fiscaal ad­viseur nodig. Hij woonde nog steeds gratis ‘in vruchtgebruik’.

Maar zijn buren, die van de kinderen mochten blijven, betaalden niet alleen ‘zes procent’ aan huur, maar ook een groot bedrag aan overdrachtsbelasting.

Die konden in ieder geval nooit meer op vakantie. n

Wij zijn inmiddels verhuisdProf. mr. dr. B.M.E.M. (Bernard) Schols, hoogleraar Successierecht en Belastingen van rechtsverkeer aan Radboud Universiteit Nijmegen

Page 16: Het Register nr. 1 - 2012

16 het Register | februari 2012 | nummer 1

n n n nFo

to: A

rnau

d M

ooij

xx

‘Facilitei ten zijn cadeautje voor familiebedrijven’

Page 17: Het Register nr. 1 - 2012

Interviewhet

n n n n

17februari 2012 | nummer 1 | het Register

‘Facilitei ten zijn cadeautje voor familiebedrijven’

Op jonge leeftijd stond Mascha Hoogeveen al in De Pos­tiljon, het café in hartje Utrecht waarvan haar vader tus­sen 1972 en 1992 eigenaar was. ‘Dan fietste ik om kwart over zes ’s ochtends weg uit De Meern om het café om zeven uur open te doen. Voor glazenwassers die hun dag nog moesten beginnen en voor verpleegsters die uit de nachtdienst kwamen.’

Het was mijn stamcafé toen ik in Utrecht studeerde. Kent u Ouwe Nol nog, de vriend van de Hans van Z., die in de Van Mesdag-kliniek zat wegens een beruchte moord?‘Wat dronk die? Een pilsje en een borreltje? Ik onthield mensen altijd aan wat ze dronken. Ik heb een hoop ellen­de met alcohol gezien. Om die reden ben ik mijn hele le­ven nog niet dronken geweest.’

U had dus ook geen zin om het café van uw vader over te nemen?‘Nee, en mijn twee zussen die ook in de zaak hielpen, ook niet. In het horecabedrijf heb je bijna geen privéle­ven meer. Mijn ouders hebben er nooit op aangedrongen dat wij de zaak overnamen. Mijn vader heeft de zaak overgedaan aan een werknemer. Dat is ook bedrijfsopvol­ging, maar destijds zonder fiscale faciliteiten.’

KakkersDat zij later zou promoveren op de fiscale bedrijfsopvol­gingsfaciliteiten kon Mascha Hoogeveen toen nog niet weten. ‘Nadat ik in 1985 mijn atheneumdiploma heb ge­haald, ben ik bij de Belastingdienst gaan werken. Rechten studeren was iets voor kakkers en bij ons thuis ging nie­

Onderzoeker Mascha Hoogeveen over bedrijfsopvolging

De fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voldoen op geen enkel punt aan de kwaliteitseisen voor goede wetgeving, druisen in tegen het gelijkheids- en draagkrachtbeginsel en verstoren de concurrentieverhoudingen tussen ondernemers, concludeert Mascha Hoogeveen in het proefschrift waarop zij in oktober 2011 promoveerde aan de Tilburg University. Afschaffen dus, behalve voor ondernemingen die nauwelijks rendabel zijn.

Door Lex van Almelo

mand naar de universiteit. Ik begon als administratief ambtenaar C derde klasse met heel eenvoudig werk, zoals dwangbevelen op volgorde leggen en de kosten van bete­keningen registreren. Na drie jaar ben ik de Controleurs­opleiding gaan volgen. In 1991 zei een collega dat hij rech­ten ging studeren in Tilburg. Daar kon je veel vrijstellingen krijgen als je de Controleursopleiding had gedaan. Alle col­leges waren op dinsdag, dus dat kon ik goed combineren met mijn werk als controleur vennootschapsbelasting in Hilversum. In 1996 studeerde ik af en in 1997 werd ik in­specteur bij de Belastingdienst. Sinds 2002 werk ik twee dagen per week bij de Coördinatiegroep Constructie Be­strijding. Daar houd ik mij met name bezig met vermogen­de particulieren die bijvoorbeeld via testamenten of verze­keringen proberen belasting te besparen. Sinds 1996 werk ik ook drie dagen per week aan de Tilburg University.’

Waar u de fiscale regelgeving rond bedrijfsopvolging bent gaan onderzoeken. Waarom dat?‘De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zijn ooit ingevoerd van­uit de aanname dat het betalen van schenk­ en erfbelasting te duur zou zijn voor familieleden. Waardoor de onderne­mer gedwongen wordt zijn bedrijf te staken. Of dat zo is en of die ruime faciliteiten noodzakelijk zijn – daar was eigen­lijk nooit onderzoek naar gedaan. Dus dacht ik: dan moet ik het maar doen. Van de Belastingdienst kreeg ik toestem­ming om 230 successierechtdossiers te bekijken.’

En wat bleek?‘Dat in 69% van de gevallen voldoende in de nalaten­

Page 18: Het Register nr. 1 - 2012

18 het Register | februari 2012 | nummer 1

Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveen

1966 Geboren te Amsterdam1983 havo-diploma Bruyn Lyceum Utrecht1985 Athenaeum-diploma Bruyn Lyceum

Utrecht1985 – heden Belastingdienst1996 Doctoraal Fiscaal Recht Universiteit

van Tilburg1997 – heden Inspecteur Belastingdienst2002 – heden Coördinatiegroep Constructiebestrijding2002 – heden Universitair docent Belastingrecht

Universiteit van Tilburg2007 – 2009 Assistent-coach FC Utrecht Dames/

Vrouwen2011 Promotie op ‘Kwaliteit van Fiscale

regelgeving rond bedrijfsopvolging’

“Jullie hoeven niet te betalen, omdat jullie onderneming anders in gevaar komt.” Maar als die rechtvaardiging niet klopt, worden er gewoon cadeautjes weggegeven. En dat vind ik – zeker in deze tijd waarin we overheidsgeld bij el­kaar moet schrapen – schrijnend.’

Om hoeveel geld gaat het?‘Bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de doorschuifre­geling samen om 450 miljoen per jaar. Natuurlijk heb ik sympathie voor ondernemers, maar ik vind het niet rechtvaardig. Ook vanuit economisch perspectief vind ik het onjuist. Erfgenamen krijgen een goedkope faciliteit, terwijl de koper die niet krijgt, en dat terwijl deze er van­wege hogere financiële lasten misschien juist meer behoefte aan heeft. Dat leidt tot verstoring van de con­currentieposities. Dus vind ik dat de bedrijfsopvolgings­faciliteiten moeten vervallen. Ze zijn niet effectief en niet noodzakelijk.’

En als de verkrijger nu wel financieringsproblemen heeft?‘Dan moet de overheid inspringen met bijvoorbeeld een kredietfaciliteit. Of door borg te staan, zodat de verkrijger een goedkope financiering van de banken kan krijgen.’

Die 450 miljoen kan dan in een kredietregeling worden ge-stopt?‘Dat zou kunnen, ja.’

Maar leidt de afschaffing van de faciliteiten niet tot economi-sche schade, juist in deze tijden van recessie?‘Voor wie dan?’

Eh... voor de belastingadviseur?‘Precies! De adviespraktijk staat bol van de bedrijfsopvol­gingen. De faciliteiten leveren de belastingplichtige veel

schap zit om de belasting te kunnen betalen en de facili­teiten dus niet nodig zijn.’

ConcurrentievervalsingDat gaat te snel…‘Neem het café. Stel dat dat 1 miljoen waard was. Als mijn vader dat had geschonken aan zijn dochters, hadden wij ongeveer twee ton belasting moeten betalen. Maar als wij het bedrijf vijf jaar hadden voortgezet, hadden wij vanwe­ge de vrijstelling voor de schenkbelasting niets hoeven be­talen. De werknemer die het café heeft gekocht, betaalde 1 miljoen zonder fiscale faciliteiten. Dat is raar. Dus het eer­ste dat ik heb onderzocht is: klopt het dat wij die twee ton belasting niet hadden kunnen betalen en het bedrijf dus hadden moeten staken? In 69% van de gevallen kunnen de erfgenamen het successierecht betalen over het hele ge­erfde vermogen. Als je kijkt naar de waarde van het geld, de effecten, de onroerende zaken, de woning en je het on­dernemingsvermogen buiten beschouwing laat, zit daar­voor gewoon genoeg in de nalatenschap.’

In 31% van de gevallen hebben de erfgenamen dus een finan-cieringsprobleem?‘Nee, dat hoeft niet. Voor zover zij de belastingaanslag niet kunnen betalen uit de middelen van de nalatenschap, is de belastingdruk zo laag dat het bedrag in tien jaar te finan­cieren is. Bijvoorbeeld met een uitstelregeling. Dat is beter dan een vrijstelling. Die is veel te ruim en niet noodzake­lijk. Het is schieten met een kanon op een mug.’

Maar…‘Ik heb niets tegen bedrijfsopvolging of tegen onderne­mers. Ik weet hoe hard ze werken. Maar in principe moet iedereen belasting betalen en bijdragen aan de collectie­ve middelen. Nu is er tegen een bepaalde groep gezegd:

Foto

: Arn

aud

Moo

ij

Page 19: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

19februari 2012 | nummer 1 | het Register

geld op en daarvoor wil de klant graag betalen. Maar de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten moeten geen werkgelegen­heidsproject voor de belastingadviseurs zijn. Ook niet voor mij. Ik heb er een proefschrift over geschreven en geef er vaak lezingen over. De faciliteiten zijn dus ook mijn individuele belang. Maar je moet het collectieve be­lang voor ogen houden.’

Uitdaging‘Voor de Tweede Kamer is de uitdaging nu: hoe schaf je een populaire regeling af? De faciliteiten zijn destijds in­gevoerd omdat de belastingheffing geen beletsel mag vor­men om het bedrijf voort te zetten. Dat blijkt niet te kloppen en de regeling wordt vaak opgezocht. Een 82­ja­rige vader had zijn bedrijf vijftien jaar geleden al overge­dragen aan zijn kinderen. “In het belang van de onderne­ming” kocht hij het weer terug. Hij wilde natuurlijk gewoon de faciliteiten benutten. Je kunt je klanten advi­seren om de regeling optimaal te gebruiken. Maar hier­voor is de regeling niet bedoeld.’

Mag je dit eigenlijk niet adviseren?‘Dat gaat me te ver. Dan moet je als wetgever maar niet zulke ruime faciliteiten introduceren. Je kunt de verkrij­ger en de belastingadviseur niet verwijten dat ze die re­geling gebruiken.’

In 2009 is een rapport uitgebracht over de faciliteiten.1 Daar-in geeft 65% van de fiscalisten aan dat een uitstelregeling de problemen zou wegnemen. Mooi?‘In de reacties op mijn proefschrift is er nog geen belas­tingadviseur die heeft gezegd dat hij wel klanten heeft die de regeling nodig hebben. Ook belastingadviseurs vinden de faciliteit te veel van het goede. Maar ze zijn niet blij met mijn conclusies, omdat de regeling hun veel werk en geld oplevert.’

En wat vindt de Belastingdienst?‘Wie bedoelt u met de Belastingdienst? De staatssecreta­ris van Financiën is de baas van de Belastingdienst. Wat hij vindt moet u aan hem vragen.’

Dat zullen we doen (zie kader). Geen politicus maakt zich populair door in crisistijd faciliteiten af te schaffen.‘Zie het nu maar weer eens af te schaffen, ja. Toch vind ik het raar. Een VVD­kabinet zou toch moeten uitgaan van de verantwoordelijkheid van de burger – en dus ook de ondernemer – waarbij de overheid alleen inspringt als de markt faalt.’

BoerenboedelEind 2011 hebben enkele fiscaaljuristen gepleit voor de invoe-ring van een boedelvrijstelling bij bedrijfsopvolging.2 Dus toch maar niet opdoeken?‘Zolang deze faciliteiten voor familieondernemingen nog bestaan, kun je een hoop familieconflicten voorkomen met een boedelvrijstelling. Om een belastingschuld te vermijden, kiezen kinderen die eigenlijk geen opvolger zijn er soms voor om het bedrijf vijf jaar samen voort te

zetten en zit de feitelijke voortzetter opgescheept met andere vennoten of aandeelhouders die meeprofiteren van de winststijging die hij met de onderneming reali­seert. Dus om problemen en economisch irrationeel ge­drag te voorkomen, ben ik ervoor om dan ook maar de andere kinderen te faciliteren. Maar eigenlijk zouden de faciliteiten er dus helemaal niet moeten zijn.’

In de agrarische sector kunnen ze de faciliteiten niet missen.‘Mijn verhaal geldt voor rendabele ondernemingen, waar­bij de waarde going concern hoger is dan de liquiditeits­waarde. Sommige bedrijven hebben heel veel vermogen, maar weinig rendement. Misschien zou je dan eigenlijk moeten stoppen met die tent. Maar daar ga ik niet over. Voor deze situaties bestaat al een faciliteit: je mag bij be­drijfsopvolging uitgaan van de going concern waarde, het verschil met de liquiditeitswaarde wordt dan vrijgesteld. Wat mij betreft blijft deze faciliteit bestaan, met twee aanpassingen.’

Welke?‘Ten eerste moeten de andere erfgenamen dan ook on­derling genoegen nemen met die lagere waarde. Dan brengen de maatschappij én de erfgenamen een offer. Deze voorwaarde bestond tot 1997 en zou dus in ere moeten worden hersteld.’

En de tweede voorwaarde?‘Bij bedrijfsopvolging komen heel vaak meerwaardeclau­sules voor, waarbij de gerealiseerde meerwaarde naar 20 of 25 jaar moet worden verrekend. De termijn voor de fis­cale vrijstelling zou daarbij moeten aansluiten.’

Noten1 W. Burgerhart, M. Hoogeveen en J. Egger, Praktijkonderzoek civiele

en fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, UvT en BDO, maart 2009.

2 Huidige opvolgingsregeling leidt onnodig tot familieconflicten,

persbericht UvT en BDO van 9 december 2011.

Weekers: niet tornen aan vrijstellingenStaatssecretaris Weekers van Financiën laat via zijn woordvoerder we­ten: ‘Het is een interessant proefschrift, maar dit kabinet vindt dat het bedrijfsleven buitengewoon belangrijk is voor de welvaart en de Neder­landse economie. Vooral het mkb is de grootste banenmotor van Neder­land. En het is van zeer groot belang om de continuïteit van de bedrijfs­voering niet te laten verstoren door belastingheffing bij de bedrijfsopvolging. Deze visie wordt gedeeld door bijvoorbeeld VNO­NCW en MKB Nederland. Ook de Eerste en Tweede Kamer hechten aan goede fiscale regelingen voor de bedrijfsopvolging.Bij de herziening van de Successiewet heeft mijn voorganger een forse slag gemaakt. Het voorstel was om tot één vrijstelling te komen van 90%. De Tweede Kamer heeft dit via een amendement gewijzigd in twee vrijstellin­gen. Eén van 100% als de waarde van de totale onderneming niet meer dan 1 miljoen euro waard is. En één van 83% voor alles daarboven. De Eerste Kamer heeft bij de behandeling van de Successiewet verzocht om bij een evaluatie te kijken of deze regeling niet te complex is in de uitvoering.’

Page 20: Het Register nr. 1 - 2012

n n

20 het Register | februari 2012 | nummer 1

De faciliteiten voor bedrijfsopvolging zijn ont­staan vanuit een sociaal­economisch per­spectief. Het is ongewenst dat de continuï­teit van het MKB in gevaar kan komen door

de betaling van (erf)belasting. Mascha Hoogeveen geeft aan dat in 69% van de gevallen de erfbelasting kan wor­den betaald uit de nalatenschap. De financiële problemen die bij het resterende deel van de ondernemingen ont­staan, mogen echter niet leiden tot een geforceerde be­eindiging of verkoop van de onderneming zonder dat de bedrijfsresultaten daar aanleiding toe geven. Een gefor­ceerde verkoop of beëindiging van de onderneming kan leiden tot een verlies aan werkgelegenheid en economi­sche diversiteit.Het economisch belang van het MKB wordt hierbij vaak onderschat. Het MKB neemt het grootste deel van de bedrijvigheid voor zijn rekening en verschaft meer dan 67% van de werkgelegenheid in Nederland. Daarnaast zijn MKB­bedrijven meer gericht op continuïteit en sta­biliteit, wat juist in tijden van crisis zo belangrijk is. Het streven naar continuïteit onderstreept het belang van het opvolgingsvraagstuk in het MKB. De opvolging mag niet tot problemen leiden en de heffing van erfbelasting mag de voortzetting van de onderneming op geen enke­le wijze in de weg staan. Gelet op de belangrijke positie van het MKB dient de belastingwetgeving juist de

En wat vindt de belastingadviseur?

Erwin BreedveldMr. drs. E. Breed-

veld is estate plan-ner bij Van Oers

Accountancy & Ad-vies te Roosendaal

De ‘aanval’ van Mascha Hoogeveen op de bedrijfsopvolgingsfacilitei-ten heeft in fiscale kringen tot de nodige beroering geleid. Volgens haar zouden die faciliteiten veel te ruimhartig zijn, concurrentiever-valsing veroorzaken en feitelijk overbodig zijn. Ook belastingadvi-seurs zouden de faciliteit te veel van het goede vinden, zegt ze in het interview op de vorige pagina’s. Nou, zeker niet alle belastingadvi-seurs, zoals mag blijken uit onderstaande reacties van Erwin Breed-veld en Bert van den Kerkhof.

voortzetting van de onderneming te stimuleren. De bij­zondere positie van het MKB rechtvaardigt een speciale behandeling in de vorm van de huidige bedrijfsopvol­gingsregeling. Daarnaast geeft de fiscale bedrijfsopvol­gingsregeling een stimulans tot investeren in de onder­neming, aangezien ondernemingsvermogen fiscaal gunstiger wordt behandeld dan beleggingsvermogen. Investeringen leiden tot een toename van economische bedrijvigheid.De wetgever wenst met de bedrijfsopvolgingsregeling uitsluitend ‘reële bedrijfsopvolgingen’ te faciliteren. Hierbij wordt een reële bedrijfsopvolging als volgt gedefi­nieerd: “Een overdracht van een ‘onderneming’ door een ‘ondernemer’, die de onderneming enige tijd heeft gedre­ven, aan een bedrijfsopvolger, die de onderneming ‘als ondernemer’ voortzet.” Gelet op de strikte voorwaarden en de uitsluiting van de faciliteit voor beleggingsvermo­gen komt de faciliteit in beginsel alleen terecht bij een kleine groep daadwerkelijke opvolgers. Deze onderne­mers mogen worden beloond voor het risico dat ze gaan lopen. Omgekeerde bedrijfsoverdrachten, waarbij vader de onderneming terugkoopt van de kinderen, zijn in de praktijk een zeldzaam verschijnsel. Afschaffen van de be­drijfsopvolgingsregeling bemoeilijkt bedrijfsopvolging en zal ertoe leiden dat er geen stimulans is tot een risicodra­gende voortzetting van de onderneming. n

Afschaffen bedrijfsopvolgingsregeling leidt tot economische schade

Page 21: Het Register nr. 1 - 2012

n n

21februari 2012 | nummer 1 | het Register

Afschaffing heeft in de agrarische sector tot gevolg dat de boer zijn laatste voor aan het ploegen is

Bert van den KerkhofMr. ing. H.J. van den Kerkhof FB is hoofd Bureau Vaktechniek bij ABAB te Tilburg

Allereerst wil ik langs deze weg nog eens mijn respect uitspreken voor de wijze waar­op de problematiek van de bedrijfsopvol­ging door Mascha Hoogeveen is benaderd

en beschreven. Alleen zij weet met welke vragen ze heeft geworsteld om uiteindelijk een antwoord te for­muleren dat volgens haar de lezers in de juiste richting zou moeten sturen. Ik vind het echter jammer dat de bedrijfsopvolging in de agrarische sector geen aparte aandacht krijgt.

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zijn voor de agrarische sector onontbeerlijk om een landbouwbedrijf aan de be­drijfsopvolger te kunnen overdragen. In tegenstelling tot andere ondernemingen wordt er in Nederland nauwelijks een agrarisch bedrijf buiten de familiesfeer overdragen. Wel ziet men in het proces van schaalvergroting in het kader van de bedrijfscontinuïteit dat landbouwgrond en productierechten worden aangekocht. Bij iedere verkoop door een agrariër die zijn bedrijf beëindigt, verlaat dit vermogen de agrarische sector.Dezelfde oppervlakte grond en hoeveelheid productie­rechten moet vervolgens door de zittende agrariërs wor­den gefinancierd. Zonder de fiscale bedrijfsopvolgingsfa­ciliteiten is een bedrijfsoverdracht voor een agrariër niet denkbaar. De reden hiertoe is gelegen in het feit dat in Nederland bij landbouwgrond sprake is van een absolute schaarste en bij productierechten van een door de over­heid gecreëerde schaarste. Deze schaarste leidt tot een verstoring van de prijzen, waardoor de waarde in het eco­nomische verkeer van in het bijzonder landbouwgrond en productierechten niet in overeenstemming is met het opbrengende vermogen van deze bedrijfsmiddelen. De continuïteit van de onderneming wordt in mijn optiek ondermijnd wanneer bij de bedrijfsoverdracht in fiscale zin moet worden afgerekend over de vrije waarde in het economische verkeer.Hoogeveen stelt dat het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan het te voeren fiscale bedrijfsopvolgingsbeleid, te weten het wel willen oplossen van liquiditeitsproblemen en niet willen oplossen van financieringsproblemen, on­begrijpelijk is. Naar mijn mening gaat deze stelling niet op wanneer het over te dragen bedrijf na overname al zo

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten onontbeerlijk voor agrarische sector

zwaar is gefinancierd dat het nog net lonend kan wor­den geëxploiteerd. De latent aanwezig veronderstelde overwaarde is misschien een perspectief voor de on­dernemer dat aan de verre horizon gloort, maar dit ver­mogen kan alleen dan te gelde worden gemaakt wan­neer de onderneming wordt gestaakt.Dit alles brengt mij tot de volgende kritische kantteke­ningen:n het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan de fisca­

le bedrijfsopvolgingsfaciliteiten is de continuïteit van de onderneming;

n het gaat daarbij om de solvabiliteit en de rentabili­teit van de onderneming;

n de bedrijfsopvolgingsfaciliteit leidt in mijn optiek niet tot een concurrentievervalsing, zoals Hooge­veen veronderstelt. De vergelijking met een star­tende ondernemer die niet in dezelfde positie ver­keert, is hier niet op zijn plaats;

n de bedrijfsopvolgingsproblematiek is een waarde­ringsvraagstuk, waarbij rekening moet worden ge­houden met de rentabiliteit van de onderneming;

n de conclusie had kunnen luiden dat voor de waarde­ringsgrondslag moet worden aangesloten bij de Dis­counted Cash Flow methode of, om in agrarische termen te blijven, de agrarische waarde zoals deze aan de orde is gesteld in het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 1985;

n het perverse gedrag bij het benutten van de facili­teiten, zoals Hoogeveen dat noemt, zit niet in de grondgedachten van de regeling, maar in het be­nutten van de sturingsmogelijkheden die worden geboden door de voorwaarde dat de verkrijger de onderneming slechts gedurende minimaal vijf jaar hoeft voort te zetten. Bij de agrarische bedrijfs­overdracht wordt in nagenoeg alle gevallen een meerwaardeclausule opgenomen met een termijn van tien tot vijfentwintig jaar. Dit geeft duidelijk aan dat de overdracht is gericht op een duurzame voortzetting.

Een afschaffing van de fiscale bedrijfopvolgingsfacili­teiten en een vervanging door een niet belastinggerela­teerde kredietfaciliteit heeft in de agrarische sector tot gevolg dat de boer in Nederland zijn laatste voor aan het ploegen is! n

Zonder de bedrijfsopvolgings - faciliteiten is een bedrijfs overdracht

voor een agrariër niet denkbaar

Page 22: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

22 het Register | februari 2012 | nummer 1

De Nederlandse Wet OB 1968 is de implemen­tatie van Europese BTW­richtlijnen. Een richtlijn legt de wetgevende instanties van de lidstaten de verplichting op om de natio­

nale wet in overeenstemming te brengen met de in de richtlijn geformuleerde doelstellingen. De tekst van de wet hoeft niet een letterlijke weergave van die van de richtlijn te zijn; daar mag best ruimte tussen zitten. De Hoge Raad heeft echter in recente jurisprudentie zijn twijfels getoond over de mate van deze ruimte en er op­vallend vaak voor gekozen om prejudiciële vragen te stel­len aan het Europese Hof van Justitie. Prejudiciële vragen kunnen slechts worden gesteld om duidelijkheid te ver­krijgen met betrekking tot de uitleg en geldigheid van het gemeenschapsrecht, c.q. het unierecht en niet over de uitleg en geldigheid van het nationale recht. Hieronder volgt een aantal recente voorbeelden.

HR 28 oktober 2011, nr. 09/02222De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag over de Euro­peesrechtelijke houdbaarheid van art. 12a Wet OB 1968. Dit artikel ziet op de situatie waarin achteraf blijkt dat ten onrechte is geopteerd voor een belaste levering van een onroerende zaak. Dat is het geval wanneer de koper niet heeft voldaan aan het zogenoemde 90%­criterium (ten minste voor 90% aftrekrecht). Hierdoor is, anders dan aanvankelijk werd aangenomen, geen sprake van een belaste, maar van een vrijgestelde levering van de onroe­rende zaak. Het gevolg hiervan is weer dat de verkoper de in verband met de belaste verkoop afgetrokken voorbe­

Vastgoed en btw: een dynamisch duo

René Maat en Bart de Vries

Mr. R.A.W. Maat en mr. drs. B. de Vries

zijn verbonden aan RechtStaete vast-goedadvocaten &

belastingadviseurs te Amsterdam

Sinds 1 januari 1969 wordt in Nederland omzetbelasting geheven op grond van de Wet OB 1968. In het afgelopen jaar heeft de rechtspraak voor het duo btw en vastgoed voor dusdanig nieuwe inzichten gezorgd dat men zich zou kunnen afvragen of we het al die tijd zo ontzettend ver-keerd hebben gedaan. In deze bijdrage behandelen we de naar ons idee meest spraakmakende jurisprudentie van het afgelopen jaar. Daarbij ma-ken we een onderscheid tussen arresten die hebben geleid tot prejudici-ele vragen en arresten (en uitspraken) die een voor de vastgoedpraktijk belangrijk besluit van de staatssecretaris deels tegenspreken.

lasting, zoals btw op verkoopkosten of herziening­btw, weer verschuldigd wordt. Deze verschuldigde omzetbe­lasting kan op grond van art. 12a worden nageheven bij de koper van de onroerende zaak.Het is dit laatste aspect dat volgens de Hoge Raad twijfel­achtig is, getuige zijn prejudiciële vraag: ‘Laat de Zesde richtlijn toe dat, ingeval de oorspronkelijk toegepaste af­trek van BTW overeenkomstig artikel 20 van de Zesde richtlijn wordt herzien in die zin dat het bedrag van de af­trek geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald, dit bedrag wordt geheven van een ander dan de belasting­plichtige die de aftrek in het verleden heeft toegepast, in het bijzonder – zoals bij de toepassing van artikel 12a van de Wet – van degene die een goed van die belastingplich­tige geleverd heeft gekregen?’

HR 9 september 2011, nr. 10/02888De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag aan het Euro­pese Hof over het begrip ‘bouwterrein’. Tot nu toe leek duidelijk te zijn dat uitsluitend het slopen van bestaande opstallen niet voldoende was om van een bouwterrein te kunnen spreken. Daarom werden na de sloop nog ‘na­sloopse’ handelingen aan de grond verricht (met het oog op de bebouwing daarvan) of zorgde men dat tijdig een bouwvergunning voor die grond was afgegeven. De Hoge Raad vraagt het Hof of deze opvatting wel juist is (vrij vertaald): mag een onbebouwd terrein, dat door sloop met het oog op nieuwbouw is ontstaan, worden uitgeslo­ten van het begrip bouwterrein?Het belang van het antwoord op die vraag is eigenlijk met

Page 23: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

23februari 2012 | nummer 1 | het Register

name gelegen in de heffing van overdrachtsbelasting. De overdracht van een bouwterrein is (meestal) belast met btw en veelal vrijgesteld van overdrachtsbelasting (op grond van de samenloopvrijstelling). Hangende deze pro­cedure is het raadzaam voor de praktijk om zekerheids­halve – tenzij een bouwvergunning is verleend – enkele na­sloopse werkzaamheden te verrichten ten aanzien van het onbebouwde terrein, om btw­heffing en de vrij­stelling overdrachtsbelasting zeker te stellen.

HR 22 april 2011, nr. 09/00760De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof om de reikwijdte te bepalen van de btw­vrijstelling voor aandelentransacties. De dienst houdende de ver­koop van vastgoed (de stenen) is belast met 19% btw. De bemiddeling in effecten – waartoe aandelen worden gere­kend – is in beginsel vrijgesteld van btw. De belastingin­specteur is in deze zaak van een aandelenoverdracht van een onroerendgoedvennootschap van mening dat de fac­to sprake is van overdrachten van bestaande onroerende zaken. De Hoge Raad merkt op dat de werkzaamheden van belanghebbende gelijk zijn aan die van een makelaar in onroerend goed en dat de aan belanghebbende ver­strekte opdracht inhield dat een gegadigde niet de eigen­dom van de onroerende zaak zou verkrijgen, maar de aandelen in de vennootschappen die de onroerende zaak

in eigendom hadden. De Hoge Raad werpt daarbij de vraag op of onder deze omstandigheden niet moet wor­den gezegd dat de handelingen van het bedrijf vrijgestel­de handelingen inzake aandelen zijn. De Hoge Raad stelt daartoe prejudiciële vragen aan het Hof om daarmee de reikwijdte van de Nederlandse btw­vrijstelling voor han­delingen in effecten te kunnen bepalen.

Hoge Raad 13 mei 2011, 09/03108Op 13 mei jl. heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen ge­steld aan het Europese Hof om vast te stellen of de inte­gratieheffing bij vrijgesteld gebruik van zelf vervaardigd vastgoed in strijd is met de Europese btw­richtlijn. De Hoge Raad vraagt of mag worden geheven, en zo ja, of ook over de waarde van de grond btw mag worden gehe­ven wanneer die grond al bij de belanghebbende in eigen­dom was en daarover niet eerder btw in aftrek is ge­bracht. Wanneer dat laatste niet zo blijkt te zijn, heeft

Het blijft voorlopig raadzaam om enkele na-sloopse werkzaamheden te verrichten ten aanzien van het

onbebouwde terrein

Page 24: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n Vastgoed en BTW

24 het Register | februari 2012 | nummer 1

dat tot gevolg dat de belanghebbende – die op eigen grond een kunstgrasveld liet aanbrengen – uiteindelijk slechts (niet­aftrekbare) btw verschuldigd is over de aan­neemsommen ter zake van het opleveren van het kunst­grasveld. De grondcomponent zou dan buiten de heffing van btw vallen.

Een kritische blik op de Wet OB 1968 tegen het licht van de BTW­richtlijn kan alleen maar lonen. De belastingin­specteur kan immers niet ten nadele van een belasting­plichtige een beroep doen op de richtlijn. Hoewel een richtlijn zich niet richt tot de belastingplichtige, kan hij

zich er wel op beroepen als de desbetreffende bepaling niet, niet tijdig of niet juist in het nationale recht van de lidstaat is geïmplementeerd en deze inhoudelijk onvoor­waardelijk en voldoende nauwkeurig is. In het navolgen­de komt een dergelijke toets op zuiver nationaal niveau aan de orde.

Toetsing Besluit aan nationale wetgevingBesluiten zijn uitvoeringsvoorschriften van of namens de staatssecretaris van Financiën aan de Belastingdienst. De bevoegdheid besluiten uit te vaardigen wordt niet ont­leend aan een (hogere) wet. Van delegatie is dus geen sprake. Als gevolg daarvan kunnen dergelijke besluiten van de staatssecretaris de belastingplichtigen geen ver­plichtingen opleggen. Ze kunnen er daarentegen wel rechten aan ontlenen. De Hoge Raad heeft in het arrest van 12 april 1978, nr. 18.452 de vertrouwensleer ontwik­keld en daarbij aangegeven dat het een beginsel van be­hoorlijk bestuur is dat de Belastingdienst verwachtingen honoreert die hij bij een belanghebbende ten aanzien van een te volgen gedragslijn heeft opgewekt en waarop deze zich in redelijkheid kan beroepen.

In het kader van dit artikel noemen we het voor de vast­goedsector belangrijke verzamelbesluit van 14 juli 2009 (nr. CPP2008/137M). Hierin heeft de staatssecretaris richtlijnen gegeven over de heffing van btw bij de leve­ring en verhuur van onroerende zaken. Recente arresten laten zien dat de Hoge Raad over sommige onderwerpen

in dit besluit wezenlijk anders denkt. Hieronder een aan­tal recente voorbeelden.

Hoge Raad 7 oktober 2011, nr. 09/02214De procedure ging onder andere over de vraag of een pand als één goed dient te worden aangemerkt (complex­theorie) of als meerdere zelfstandig te exploiteren goede­ren (unittheorie). De casus is gestileerd weergegeven als volgt: belanghebbende heeft op eigen grond een kantoor­pand laten bouwen met vier etages kantoorruimte. Na oplevering wordt het gehele pand, op de vierde etage na, per 1 november 2001 btw­vrijgesteld verhuurd. Na een half jaar leegstand wordt ook de vierde etage per 1 juli 2002 – eveneens vrijgesteld – verhuurd.De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende op 1 novem­ber 2001 het pand als geheel in gebruik heeft genomen (complextheorie). Dat betekent een integratieheffing over het gehele object. Maar ook dat de omzetbelasting voor de vierde etage in 2001 terecht direct in aftrek is ge­bracht (op basis van art. 15, lid 4 Wet OB) en dat de her­zieningsregeling (van art. 13 Uitvoeringsbeschikking OB) op het gehele object van toepassing is. Omdat de vierde etage niet werd gebruikt voor vrijgestelde doeleinden – deze stond leeg – bestaat daarvoor recht op aftrek; voor de andere drie etages bestaat geen recht op aftrek, van­wege de btw­vrijgestelde verhuur (de pro rata is 25%). In verband met de vrijgestelde verhuur in 2002 moet be­langhebbende aan het einde van het boekjaar 2002 nog over zes maanden herzienings­btw afdragen. Voor de res­terende acht boekjaren moet hij telkens een tiende ge­deelte van de herzienings­btw afdragen. Per saldo heeft hij hierdoor naast een btw­voordeel ook nog eens een fi­nancieringsvoordeel.Volgens het verzamelbesluit van juli 2009 staat de staats­secretaris in deze casus toepassing van de unittheorie toe. Dus vooralsnog heeft een belastingplichtige de keu­ze. De casus laat ook zien dat door een juiste planning een voordelige financiering van de btw kan plaatsvinden. Als namelijk eerst een btw­belaste huurder, en het boek­jaar daarna ook een btw­vrijgestelde huurder het pand in gebruik neemt, zijn de herzieningsregels van toepassing op de investerings­btw. In dat kader is ook het volgende arrest van belang.

HR 23 september 2011, nr. 09/01909Verhuurder en huurder kunnen opteren voor btw­belaste verhuur (van bedrijfsmatig gebruikte onroerende zaken), mits de zaken worden gebruikt voor belaste prestaties. In de Uitvoeringsbeschikking OB wordt als voorwaarde voor een geldige btw­belaste verhuur gesteld dat de huurder het pand voor het einde van het boekjaar waarin de huur­overeenkomst is gestart, is gaan gebruiken voor belaste prestaties. De Hoge Raad geeft nu aan dat het hier een lichte toets betreft: Gebruik gericht op het verrichten van btw­belaste prestaties waarvoor recht op aftrek van btw bestaat, is voldoende om de optie voor btw­belaste verhuur in stand te laten. In deze zaak beslist de Hoge Raad dat een huurder het gehuurde al heeft ‘gebruikt’ door de informatiebalie in de entree van een pand in te

De inspecteur kan niet ten nadele van een belastingplichtige een beroep doen op de richtlijn

Volgens de Hoge Raad is gebruik gericht op het verrichten van btw-belaste prestaties voldoende voor btw-belaste verhuur

Page 25: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

25februari 2012 | nummer 1 | het Register

richten. Dit gebruik was met het oog op de btw­belaste onderverhuur van (units van) het desbetreffende pand. Dat deze huurder uiteindelijk niet daadwerkelijk de units kan verhuren, doet daar niet aan af en doet evenmin de optie voor btw­belaste verhuur vervallen.Uit het verzamelbesluit van juli 2009 blijkt dat de staats­secretaris een zwaardere toets aanlegt. Onder het begrip ‘gebruik’ moet volgens hem worden verstaan: het fysieke gebruik overeenkomstig de bestemming.

Hof Den Bosch, 2 september 2011, nr. 10/00901Wanneer een gedeelte van een onroerende zaak, hoewel geen zelfstandige onroerende zaak, in economisch opzicht zelfstandig kan worden gebruikt of geëxploiteerd, kan het belast met btw worden verhuurd. Een dga heeft de begane grond en de eerste etage van een pand als woning in ge­bruik genomen. De tweede etage wordt langdurig btw­be­last verhuurd aan zijn bv. Deze etage is alleen bereikbaar via de gang en de hal op de begane grond en de overloop op de eerste etage. Volgens Hof Den Bosch staat vast dat het pand een onsplitsbaar geheel vormt en dat de tweede eta­ge een onzelfstandig deel van het pand uitmaakt.In het verzamelbesluit van juli 2009 is goedgekeurd dat de optie voor belaste verhuur ook mogelijk is voor een gedeelte van een onroerende zaak dat niet te beschou­

wen is als een zelfstandige onroerende zaak, maar in economisch opzicht wel zelfstandig is te gebruiken of te exploiteren. De inspecteur heeft gesteld dat belangheb­bende geen rechten kan ontlenen aan het besluit, maar het hof beslist anders. Omdat de tweede etage zelfstan­dig te exploiteren is, kan worden geopteerd voor belaste verhuur. Het hof helpt de belanghebbende hier dus bij het ontlenen van zijn recht aan een besluit.

ConclusieDe Wet op de omzetbelasting 1968 is het resultaat van de implementatie van meerdere Europese richtlijnen. Ten­zij sprake is van een ‘kan’­bepaling, is de fiscus gebonden aan de richtlijnbepalingen. De belastingplichtige is slechts gebonden aan de wet en kan de voor hem gunstig­ste bepaling inroepen. Naast wet en richtlijnen is voor de sector vastgoed onder andere het verzamelbesluit btw van juli 2009 zeer belangrijk. Uit recente rechtspraak blijkt de rechterlijke macht over een aantal onderdelen van dit besluit anders te denken dan de staatssecretaris. De belastingplichtige is evenwel slechts gebonden aan de wet. Zolang het besluit ongewijzigd in stand blijft, zijn er in potentie drie systemen waaruit hij de voor hem gun­stigste bepaling kan kiezen. Nu alleen uw cliënt nog overtuigen van de mogelijkheden. n

Advertentie

RB KwaliteitshandboekHet portaal voor effectieve dienstverlening

Verder in fi scale kennis

Bekijk het handboek op

www.rbkwaliteitshandboek.nlof www.rb.nl

www.rb.nl

Opdrachtgevers, overheden en het maatschappelijk verkeer stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.

De dagelijkse praktijk vraagt dan ook steeds meer organisatie en hulpmiddelen. RB helpt u hier graag bij met het digitale RB Kwaliteitshandboek op www.rb.nl.

In het handboek vindt u: informatie over het inrichten van de kantoororganisatie en klantprocessen werkprogramma’s, praktische tips en modellen informatie direct toepasbaar in de praktijk

Exclusiefvoor leden

24 uur per dag online

beschikbaar

Page 26: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

26 het Register | februari 2012 | nummer 1

Ondernemers die belaste prestaties verrichten kunnen de hen in rekening gebrachte omzet­belasting (btw) in aftrek brengen. Uiteraard geldt dit alleen voor hun zakelijke kosten.

Btw op kosten die privé zijn, is hoe dan ook niet aftrek­baar. Bepaalde zakelijke kosten kenmerken zich echter ook door een belangrijk ‘privékarakter’. Niet van de on­dernemer, maar van zijn personeel of van een derde. De kosten liggen gevoelsmatig in de consumptieve sfeer, waar juist de btw­druk moet blijven hangen.De grens tussen zakelijk en privé is soms moeilijk te ma­ken. Het betreft dan relatiegeschenken en personeelsver­strekkingen. Als een werknemer op kosten van de zaak elke dag gebruik mag maken van de in het kantoor aanwe­zige fitness club, kleeft hier voor hem een duidelijk privé­element aan. Weliswaar heeft de werkgever hierdoor mo­gelijk gezondere werknemers, maar het zijn en blijven uitgaven die zijn personeel normaliter zelf in privé zou moeten dragen, en waarop dus btw zou moeten drukken.Om toch deze consumptie niet onbelast te laten, heeft de wetgever een correctie van de voorbelasting voorgeschre­ven. Een en ander is neergelegd in het Besluit Uitsluiting Aftrek (BUA). Om niet tevens zeer geringe verstrekkin­gen te treffen, zoals het geven van een eenvoudige pen met bedrijfslogo of reclame, en om de regeling praktisch uitvoerbaar te houden, heeft de wetgever een drempel ingebouwd. Als de verstrekkingen per relatie of per per­soneelslid relatief gering zijn, vindt geen correctie plaats.

BUA-correctieblijft lastig

Wilbert Nieu-wenhuizen

Mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen is belastingadviseur bij btw-adviseurs.nl, raadsheer plv.

bij Hof Arnhem en docent aan de UvA

Ieder jaar, dus ook voor het jaar 2011, moet de ondernemer de voor-belasting corrigeren die ziet op personeelsverstrekkingen en relatie-geschenken. Toch is 2011 niet echt een eenvoudig te corrigeren jaar geworden. In juni 2011 deed Rechtbank Haarlem een uitspraak die direct werd gevolgd door een aanpassing van de regeling. Heeft een ondernemer de BUA-correctie doorgevoerd zonder hier rekening mee te houden, dan is het voor hem zinvol om alsnog een bezwaar in te dienen tegen de door hem op aangifte voldane omzetbelasting. En misschien moet iedereen maar bezwaar indienen, want er is een kans dat de regelingen geen stand houden.

Dat is het geval als de kosten ervan lager zijn dan € 227 op jaarbasis. Wordt de drempel overschreden, dan dient de ondernemer in het laatste belastingtijdvak van het jaar de voorbelasting ten aanzien van deze uitgaven te corrigeren (terug te betalen aan de Belastingdienst).Een van de belangrijke correcties die op grond van deze regeling plaatsvond, was tot 1 juli 2011 de correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak voor perso­neelsleden. Daarnaast wordt de correctie nog steeds toe­gepast op bijvoorbeeld de kantine, het kerstpakket, de personeelsuitjes en sportfaciliteiten die het personeel aangeboden krijgt.

Overleeft het BUA ook de volgende aanslag?Het BUA in onze Nederlandse omzetbelastingwetgeving heeft in 2010 enkele ‘aanslagen’ bij het Europese Hof van Justitie te verduren gehad en deze allemaal overleefd. De regeling is gebaseerd op een zogenoemde stand still­bepa­ling in de Zesde btw­richtlijn (art. 17, lid 6), die lidstaten toestond om bestaande aftrekbeperkingen te handhaven. Uitsluitend wijzigingen in de bestaande wetgeving die lei­den tot een meer richtlijnconforme regeling, zijn dan toe­gestaan. Het Hof oordeelde op 15 april 2010 in de zaken X Holding en Oracle Nederland (nrs. C­538/08 en C­33/09) dat het Nederlandse BUA niet in strijd was met de Europe­se btw­richtlijn. Volgens het Hof staat genoemd art. 17, lid 6 niet in de weg aan een belastingregeling van een lidstaat

Page 27: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

27februari 2012 | nummer 1 | het Register

waarbij de aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde op de categorieën van uitgaven voor het verstrek­ken van privévervoer, spijzen, dranken, huisvesting, als­mede het geven van gelegenheid tot ontspanning aan de personeelsleden van de belastingplichtige enerzijds, en het verstrekken van relatiegeschenken of andere giften anderzijds, is uitgesloten. Het gevolg van dit arrest is dat nog steeds menig belastingplichtig ondernemer te maken heeft met deze regeling.Toch is de basis in de stand still­bepaling erg wankel. On­langs heeft de Hoge Raad wederom prejudiciële vragen ge­steld over een bepaling die nauw is gerelateerd aan het BUA en eveneens is gebaseerd op de stand still bepaling. Het gaat hier om de – inmiddels opgeheven – bepaling rond het privégebruik auto door een ondernemer/natuur­lijk persoon. In 2006 had belastingadviseur Van Laarhoven twee auto’s van de zaak die hij tevens privé gebruikte. Op grond van art. 15 Uitv.besch. OB (oud) voldeed hij op aan­gifte een bedrag van € 538 aan omzetbelasting. Hiertegen diende hij vervolgens bezwaar in, omdat naar zijn mening de Nederlandse staat met deze regeling in strijd heeft ge­handeld met het stand still karakter van de Europese bepa­ling. In de inkomstenbelasting zijn de percentages privé­gebruik immers wel eens verhoogd, waardoor op grond van art. 15 ook de aftrekcorrectie hoger werd. Was dit niet een schending van de stand still­bepaling?De Hoge Raad besloot op 29 oktober 2010 de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen:1

1. Verzet de stand still­clausule zich tegen wijzigingen in een regeling waardoor de aftrekmogelijkheid veelal is afgenomen, maar de hoofdgedachte en systematiek van die regeling ongewijzigd zijn gebleven?

2. En zo ja, moet de gehele regeling dan buiten toepas­sing blijven of slechts voor zover deze de draagwijdte van de per 1979 bestaande uitsluiting of beperking heeft uitgebreid?

De kans is groot dat het Europese Hof binnenkort arrest zal wijzen in deze zaak (nr. C­594/10).Hoewel de zaak Van Laarhoven niet direct gaat over de legitimiteit van het BUA, kan het arrest daar wel degelijk gevolgen voor hebben. Omdat het verstrekken van pri­vévervoer aan het personeel wel onder het BUA valt, maar het BUA geen bepaling kent over hoe dat privéver­voer – lees: de auto van de zaak – moet worden bepaald, werd jarenlang art. 15 Uitv.besch. OB analoog toegepast. Diverse besluiten van de staatssecretaris toonden duide­lijk deze analoge toepassing. Het verkeerd aflopen van de zaak Van Laarhoven – het algeheel buiten toepassing ver­klaren van de regeling voor de auto van de zaak voor de ondernemer/natuurlijk persoon – zou zo indirect gevol­gen kunnen hebben voor de legitimiteit van het BUA, waar het gaat om de uitvoering van die regeling.

Privégebruik auto uit het BUA per 1 juli 2011De zaak Van Laarhoven is niet de enige indirecte aanslag op het BUA gebleven. Op 1 juni 2011 was Rechtbank Haarlem onverbiddelijk; ze ging zelfs een stap verder dan

de Hoge Raad.2 Wederom stond ter discussie hoe te han­delen met art. 15 Uitv.besch. OB (oud) en de koppeling die werd gemaakt met een steeds wisselende regeling voor de inkomstenbelasting. In deze zaak werd de vinger op een ‘zere plek’ gelegd: de bijzondere regeling voor mi­lieuvriendelijke auto’s die mochten leiden tot een lagere correctie voor privégebruik in de inkomstenbelasting.Door de introductie hiervan was de loon­ en inkomsten­belastingcorrectie – 14% in plaats van 25% van de catalo­guswaarde – niet meer gericht op het praktisch bepalen van de hoeveelheid privégebruik. Een privégebruik dat juist wel ten grondslag moet liggen aan de correctie voor de btw­heffing. De rechtbank oordeelde daarom dat deze nieuwe regeling in strijd kwam met de btw­richtlijn. Ze constateerde dat beide soorten auto’s voor het BUA gelij­ke gevallen zijn en meende dat er geen rechtvaardigings­grond werd aangevoerd voor het gevoerde begunstigende beleid ten aanzien van milieuvriendelijke auto’s dat rele­vant is voor de btw­regelgeving. Het beroep werd gegrond verklaard en de bijtelling voor de milieuonvriendelijke auto van belanghebbende werd gesteld op 12% x 14% van de cataloguswaarde van de auto. En dan te bedenken dat naderhand zelfs een regeling voor elektrische auto’s werd ingevoerd waar helemaal geen bijtelling voor zou gelden!Zowel de prejudiciële vragen in de zaak Van Laarhoven als de uitspraak van Rechtbank Haarlem waren uiterst zorgwekkend voor de toepassing van het BUA, waar het gaat om de belangrijkste correctie: de auto van de zaak

Het BUA heeft in 2010 enkele ‘aanslagen’ bij het Europese Hof van

Justitie te verduren gehad en deze allemaal overleefd

Page 28: Het Register nr. 1 - 2012

n n n BUA

28 het Register | februari 2012 | nummer 1

die ter beschikking wordt gesteld aan de werknemer. Nog maar kort daarvoor had de staatssecretaris in een besluit goedgekeurd dat voor het privégebruik van de auto door de werknemer volledig kon worden aangeslo­ten bij de forfaitaire regeling in de loon­ en inkomsten­belasting.3 Als een werknemer de auto voor minder dan 500 km per jaar voor privédoeleinden gebruikte – en hij dus beschikte over een kilometeradministratie om dit aan te tonen – hoefde de werkgever geen btw­correctie voor het privégebruik door te voeren. Omdat het woon­werkverkeer niet meer viel onder ‘gebruik voor privé­doeleinden’, werd de correctie dus sneller achterwege gelaten. Op zich was dit nog overkomelijk. Maar ook de andere voor milieuvriendelijke auto’s getroffen maatre­gelen in de inkomstenbelasting hadden daardoor effect op de toepassing van het BUA. Het effect van de uit­spraak van Rechtbank Haarlem was dus niet beperkt tot de auto van de zaak voor de ondernemer, maar gold voor alle auto’s van de zaak, dus de auto’s die door het BUA werden ‘getroffen’.

Bij besluit van 29 juni 2011 kondigde de staatssecretaris aan dat de koppeling van de btw­regeling voor de auto van de zaak aan die in de inkomstenbelasting per 1 juli 2011 werd losgelaten en dat de auto van de zaak voortaan ook niet meer onder het BUA zou vallen.4 Dit betekent

echter niet dat de ondernemer die zijn werknemer een auto van de zaak ter beschikking stelt, hiermee gunstiger uit is. Weliswaar wordt de aftrek niet meer gecorrigeerd, maar in plaats daarvan doet zich nu een belastbaar feit voor. Door het niet meer van toepassing zijn van het BUA treedt namelijk ook art. 16a Wet OB niet meer in wer­king. Die bepaling zegt dat verstrekkingen die onder het BUA vallen, niet tevens kunnen leiden tot het constate­ren van een belastbaar feit.

Het buiten werking treden van het BUA en van art. 16a Wet OB heeft dus tot gevolg dat het privégebruik van de auto van de zaak door een personeelslid wordt aange­merkt als een belaste dienst. Immers, volgens art. 4, lid 2, onderdeel a Wet OB wordt met een belaste dienst ge­lijkgesteld het gebruiken van een tot het bedrijf beho­

rend goed voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel. De aftrek van voorbelasting wordt dan via deze heffing gecorrigeerd naar het werkelijke gebruik dat van de auto voor privédoeleinden wordt ge­maakt. Dit zou in beginsel betekenen dat de werkgever – dus niet de werknemer – een sluitende kilo meter­administratie moet bijhouden. Omdat dit laatste praktisch niet haalbaar is, heeft de staatssecretaris in het nieuwe besluit van 20 december 2011 een eenvoudi­ger regeling goedgekeurd: de btw voor het privégebruik mag forfaitair worden vastgesteld op 2,7% van de catalo­gusprijs (inclusief btw en bpm) van de desbetreffende auto. De btw op alle gemaakte autokosten kan dan door de ondernemer in aftrek worden gebracht wanneer hij belaste prestaties verricht. Eenmaal per jaar, in het laat­ste belastingtijdvak van dat jaar, moet hij dan het privé­gebruik auto (de 2,7%) aangeven.

De BUA 2011-berekening moet lastig zijn geweestOp het moment van publiceren van dit artikel is de aan­gifte over de maand december 2011 al gedaan. In die aangifte zou normaal gesproken de BUA­correctie moe­ten plaatsvinden. Voor ondernemers met auto’s van de zaak zal dit niet eenvoudig zijn geweest. Immers, tot 1 juli 2011 moest de correctie voor de auto van de zaak wel in de berekening worden meegenomen – zowel voor de berekening van de drempel als voor de correctie voor het privégebruik – terwijl vanaf 1 juli 2011 de auto van de zaak niet moest worden gecorrigeerd op basis van het BUA, maar op basis van de ‘fictieve dienst bepa­ling’.De BUA­berekening was normaal gesproken al vrij lastig, maar voor het afgelopen jaar 2011 was dat dus nog lasti­ger. Ik vraag mij oprecht af hoeveel ondernemers dit juist hebben gedaan. Althans juist volgens de staatsse­cretaris. Want of de regeling tot 1 juli 2011 en de regeling na 1 juli 2011 wel door de Europeesrechtelijke beugel kunnen, is nog maar de vraag. Het Hof van Justitie in de zaak Van Laarhoven, de Hoge Raad, Hof Amsterdam, wellicht de Europese Commissie en wie al niet, zullen hun licht laten schijnen over de Nederlandse regelingen vóór en na 1 juli 2011. In de tussentijd is het hoe dan ook raadzaam om bezwaar te maken tegen de gedane BUA­correctie. Niet geschoten is tenslotte altijd mis. n

Noten1 HR 29 oktober 2010, nr. 08/01579, NTFR 2010/2626.

2 Rechtbank Haarlem, 1 juni 2011, nr. 09/03866.

3 Besluit van 9 februari 2009, nr. CPP2009/109M, Stcrt. 2009, 29.

4 Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/1233M, recent gewijzigd

bij Besluit van 20 december 2011, nr. BLKB 2011/2560M.

Het is hoe dan ook raadzaam om bezwaar te maken tegen de gedane BUA-correctie. Niet geschoten is altijd mis

Weliswaar wordt de aftrek niet meer gecorrigeerd, maar in plaats daarvan doet zich nu een belastbaar feit voor

Page 29: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

29februari 2012 | nummer 1 | het Register

Hiermee is in feite al in een notendop aangege­ven wat de nieuwe zaaksbehandeling be­helst. Omdat het fiscale bestuursprocesrecht per definitie is geënt op finale geschilbeslech­

ting – het gaat immers om gebonden beschikkingen – geef ik in dit artikel aan welke mogelijke gevolgen de nieuwe zaaksbehandeling zal hebben voor de fiscale beroepsbe­handeling. Maar eerst nog wat achtergrondinformatie.

Achtergrond nieuwe zaaksbehandelingTot 1 januari 1994 diende het Nederlandse bestuurspro­cesrecht twee doelen: controle op de overheid en rechts­bescherming voor de burger. Met de totstandkoming van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moest daar veran­dering in komen. In de memorie van toelichting staat vermeld: ‘Het bestuursprocesrecht dient (...) een ade­quaat kader te bieden voor het bindend beslechten van een rechtsgeschil in de verhouding tussen burger en be­stuursorgaan.’ Het is ook deze passage die voor Allewijn het vertrekpunt vormde voor zijn dissertatie ‘Tussen par­tijen is in geschil...’.4 Met de Awb zou het vertrouwde toetsingsperspectief moeten plaatsmaken voor een ge­schilbeslechtingsperspectief. Dat betekent dat de be­stuursrechter zich minder diende te concentreren op het toetsen van bestuursbesluiten op rechtmatigheid, maar moest doordringen tot het onderliggende conflict dat partijen verdeeld houdt.

De nieuwe zaaks-behandeling in het fiscaal bestuursprocesrecht

Priscilla de HaasMr. P. de Haas is fis-caal advocaat bij De Bont Advocaten te Amsterdam en buitenpromovenda aan de Erasmus Universiteit Rotter-dam

Per 1 januari 2012 is de nieuwe zaaksbehandeling bij de sectoren bestuursrecht van de rechtbanken een feit.1 Deze heeft tot doel te komen tot definitieve geschilbeslechting. Een en ander zal zeer waar-schijnlijk ook in de wet worden verankerd, en wel in art. 8:41a Awb.2 Een tweede doel is te komen tot een snellere behandeling van het beroep. Mede in verband hiermee is de Procesregeling bestuursrecht 2010 aangepast.3 Doordat een en ander gepaard gaat met een meer informele behandeling van de zaak, is de verwachting dat het aantal hoger beroepen zal afnemen.

Dat de omslag van zaaksgericht naar zittingsgericht wer­ken niet het gewenste effect leek te hebben gesorteerd, volgde reeds uit de in 2006 gehouden klantwaarderings­onderzoeken. Daarbij kwamen als kritiekpunten naar vo­ren de lange duur van de procedures en het tekortschie­ten van de motivering van de uitspraken. De Commissie evaluatie Awb III constateerde in 2007 dat de omslag wel is bereikt, maar dat dit mede ten koste is gegaan van het vooronderzoek.5 Kort daarvoor had ook de Commissie evaluatie modernisering rechterlijke organisatie aange­drongen op een meer naar typen zaken gedifferentieerd kwaliteitsbeleid.6 Daarbij diende definitieve beslechting van de geschillen – indien mogelijk – voorop te staan.In het kader van het Sectorprogramma bestuursrecht is vervolgens een project gestart met als titel ‘Differentia­tie van werkstromen’. Binnen dit project dienden de vol­gende verbeterpunten in ogenschouw te worden geno­men:n verhogen betrokkenheid burger bij de eigen proceduren actievere rol bestuursrechtern bespreken (on)mogelijkheden proceduren in vroeg stadium conflictbemiddeling/schikkingen

initiërenn afstemming verwachtingenn verlagen doorlooptijdn differentiëren naar type zakenn finaliteit.7

Page 30: Het Register nr. 1 - 2012

n n n Nieuwe zaaksbehandelingn n n n

30 het Register | februari 2012 | nummer 1

In 2008 en 2009 zijn pilots uitgevoerd bij vier rechtban­ken, te weten in Dordrecht, Leeuwarden, Roermond en Utrecht. In Leeuwarden stond de snelheid centraal, waar­bij de zaak zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen tussen de zes en tien weken, op een ‘gewone’ zitting werd behan­deld. In Utrecht werden zogenoemde regiezittingen ge­houden. Daarbij wordt besproken hoe de zaak verder wordt behandeld; de bedoeling van zo’n zitting is dat par­tijen te weten komen waar ze inhoudelijk en ook bewijs­rechtelijk aan toe zijn en dat de rechter beter in staat is om tot de kern van de zaak te komen. In Dordrecht en Roermond zijn in een vroeg stadium – twee tot drie we­ken nadat het dossier administratief was gecompleteerd – comparities gelast. De zaken werden daardoor meestal binnen twaalf tot dertien weken ter comparitie bespro­ken.In het eindrapport van het project is naar voren gekomen dat een selectie van zaken niet noodzakelijk is, omdat bij het merendeel winst valt te behalen bij een comparitie of regiezitting.8 De intrekking van het beroep tijdens of na de comparitie lag in Dordrecht twee tot drie keer hoger dan gebruikelijk. Ook het instellen van hoger beroep was met 60% afgenomen. Bovendien was slechts in 20% van de zaken na de comparitie nog een tweede mondelinge behandeling nodig. Er was dan ook een substantiële da­ling van de doorlooptijd. Ook tijdens en na de regiezittin­gen in Utrecht werd een derde van de zaken ingetrokken

en was het aantal hoger beroepen de helft van wat daar gebruikelijk was. In Leeuwarden is met name de door­looptijd verbeterd. Het hogerberoepspercentage is daar niet afgenomen.De uitkomsten van de pilots zijn zo positief bevonden dat op advies van de projectgroep tijdens het Landelijk Overleg Voorzitters sectoren Bestuursrecht van de recht­banken (LOVB) in februari 2010 is besloten om landelijk in te zetten op een verandering van de werkwijze in de richting van een eerste contact tussen rechter en proces­partijen.9

Invulling nieuwe zaaksbehandelingVolgens Van Ettekoven en Verburg kan de nieuwe zaaks­behandeling in vier kernwoorden worden samengevat:10

n finaliteitn snelheidn maatwerk en alternatieve oplossingenn echt conflict boven juridisch geschil

Aanvang procedureEen week na binnenkomst van het beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd en een kennisgeving aan de wederpartij verzonden, aldus art. 7, lid 1 en 2 Pro­cesregeling. Bij de kennisgeving verzoekt de rechtbank verweerder op grond van het vierde lid om binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken in te

Page 31: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n

31februari 2012 | nummer 1 | het Register

sturen. In belastingzaken hoeven deze stukken echter pas te worden ingezonden nadat eventuele verzuimen zijn hersteld en het griffierecht is ontvangen. Waarom voor belastingzaken een afwijkende regeling is opgeno­men, is niet verder toegelicht. Mogelijk houdt het ver­band met het feit dat niet alle fiscale beroepen worden doorgezet en/of dat het griffierecht niet wordt voldaan, waardoor de niet­ontvankelijkheid wordt uitgesproken. Al met al wordt een zaak vrij snel, dat wil zeggen onge­veer in de vierde of vijfde maand, op zitting geagendeerd.Het zesde lid van art. 7 Procesregeling zegt dat, indien de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stelt een verweerschrift in te dienen, daarvoor een termijn van vier weken geldt. In de toelichting wordt aangegeven dat art. 7 Procesregeling in verband met de vereiste snelheid voortaan openlaat of een verweerschrift al in dat stadium wordt gevraagd. Poelmann vindt het echter te ver gaan dat het bestuursorgaan niet verplicht zou zijn een ver­weerschrift in te dienen.11 Zo merkt hij op dat met enige regelmaat het verweerschrift de eerste heldere weergave is van het standpunt van het bestuursorgaan. Bovendien verplicht het Besluit beroep in belastingzaken 2005 dat een verweerschrift wordt ingediend.12 Aangezien in de toelichting wordt aangegeven dat het bestuursorgaan pas na herstel van verzuimen en de ontvangst van het griffie­recht zal worden verzocht binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen én een verweerschrift in te dienen, neem ik aan dat in belasting­zaken de rechtbank standaard om een verweerschrift zal verzoeken. Overigens lijkt het mij voor bestuursorganen wel zo verstandig om een verweerschrift in te dienen. Dan liggen immers alle standpunten schriftelijk vast en voorkomt het bestuursorgaan dat het voor zijn standpun­ten afhankelijk is van de vastlegging daarvan door de grif­fier (in het proces­verbaal van de zitting).

RegiezittingDe regiezitting benut de rechtbank om helder te krijgen wat partijen ‘echt’ verdeeld houdt en wat nodig is om hun geschil te beslechten. Daarbij kan de aandacht uit­gaan naar een eventueel achterliggend conflict, naar al­ternatieve oplossingen – zoals een schikking of mediati­on – maar ook naar de vraag of nog aanvullende informatie of bewijsvoering nodig is om tot een uitspraak te kunnen komen, zoals het inbrengen van nadere stuk­ken of horen van getuigen. De regiezitting kan daarmee uiteenlopende doelen hebben. Het is een methode om zaken van elkaar te onderscheiden, waarbij voor elke zaak een traject wordt gekozen dat past bij de aard van het geschil.De term regiezitting is echter wel enigszins misleidend, want de zitting kan ook een inhoudelijk karakter kennen of krijgen. Immers, slechts wanneer de zaak hangt op fei­ten en die feiten nog onvoldoende duidelijk zijn, wordt de regiezitting gebruikt voor een bespreking van de be­wijsposities. Wie moet de relevante feiten aandragen? Kan dat nog en hoeveel tijd krijgt die partij daarvoor? In het verlengde daarvan kan worden gesproken over het al dan niet inschakelen van deskundigen of het horen van

getuigen, door partijen of door de rechtbank. De rechter kan bovendien een (voorlopig) oordeel geven. Zoals Poel­mann terecht opmerkt, maakt deze behandeling dat de rechter zich vooraf al een (inhoudelijk) oordeel vormt over de zaak, ook als hij een schikking tracht te bewerk­stelligen. Dat is iets waar partijen rekening mee moeten houden.

Ook vóór de nieuwe zaaksbehandeling had de rechter zich vaak al een oordeel gevormd op basis van de schrifte­lijke stukken, zij het dat dan tussen partijen wellicht meer stukken waren gewisseld. Wanneer de bestuurs­rechter voorafgaand aan de zitting mogelijk al vragen stelt of aangeeft dat bepaalde onderwerpen aan de orde worden gesteld, kunnen partijen zich hierop voorberei­den. Het moet echter niet zo zijn dat een dergelijke zit­ting wordt benut om de visie van de rechter door te druk­ken. Zo waarschuwt ook Van Os van den Abeelen dat in het productiesysteem van de op output gefinancierde be­slissingenfabriek die rechtbank heet, een zekere onzicht­bare hand aanzet tot een snelle afdoening, waarbij soms suboptimale oplossingen worden beproefd.13 Dat gevoel hadden ook sommige belanghebbenden in de pilot, zoals blijkt uit de achteraf gehouden interviews.Volgens Van Ettekoven en Verburg kan tijdens de zitting ook worden gevraagd op welke rechtsvragen partijen in ieder geval antwoord willen hebben, waarna de vervolg­vraag wordt gesteld of het geschil daarmee dan is opge­lost en partijen zelf tot een verder vergelijk kunnen ko­men. Als een bepaalde rechtsvraag beide partijen verdeeld houdt, kan dat een manier zijn om hen een handreiking te geven. Wensen ze echter een juridisch

oordeel, dan dient het niet zo te zijn dat de rechter hen dwingend ertoe tracht te bewegen een of meer standpun­ten in te trekken. Met andere woorden, de nieuwe zaaks­behandeling moet niet enkel een doelmatigheidsafwe­ging worden.Als de feiten wel helder liggen en er geen nadere (onder­zoeks)handelingen hoeven te worden verricht, wordt de extra tijd die voor de zittingen nieuwe stijl is uitgetrok­ken, mogelijk direct aangewend voor een inhoudelijke behandeling, waarna een vervolgzitting achterwege kan blijven. Als er slechts sprake is van een gebrek in het be­streden besluit, kan de rechter het bestuursorgaan mid­

Voor bestuursorganen lijkt het mij wel zo verstandig om een verweerschrift

in te dienen

De term regiezitting is enigszins misleidend, want de zitting kan ook

een inhoudelijk karakter kennen

Page 32: Het Register nr. 1 - 2012

n n n n Nieuwe zaaksbehandeling

32 het Register | februari 2012 | nummer 1

dels de in 2010 ingevoerde bestuurlijke lus door middel van een tussenuitspraak (art. 8:80a en 8:80b Awb) in staat stellen een gebrek in de uitspraak op bezwaar te herstellen.14 Deze gebreken zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:n het feitenonderzoek is onvolledig of onzorgvuldig ge­

weestn het bestreden besluit is ontoereikend gemotiveerdn er is een procedurefout gemaakt enn het bestuursorgaan heeft een wettelijk voorschrift

verkeerd uitgelegd

In die gevallen biedt art. 8:57, lid 2 Awb de mogelijkheid een nadere zitting achterwege te laten.Als na de (regie)zitting anderszins nadere gegevens moe­ten worden ingebracht, kan de rechter ervoor kiezen om de zaak, nadat die gegevens zijn ontvangen en door de wederpartij zijn becommentarieerd, zonder tweede zit­ting af te doen. Slechts bij wijze van uitzondering wordt een tweede zitting gearrangeerd. Gezien ook de uitkom­sten van de pilots zal veelvuldig worden verzocht de zaak zonder nadere zitting af te doen. Daarvoor is dan wel de toestemming van partijen nodig. De regiezitting zal in beginsel plaatsvinden bij de enkelvoudige kamer. Alleen wanneer dat nodig is, zal de zaak (daarna) worden door­verwezen naar een meervoudige kamer.

Wisselwerking bezwaarVan Ettekoven en Verburg merken verder op dat, wanneer ook bestuursorganen echt probleemoplossend gaan den­ken in de bezwaarfase, dat gevolgen kan hebben voor de nieuwe zaaksbehandeling. Partijen komen dan wellicht enkel voor een juridisch oordeel. Beide ontwikkelingen kunnen elkaar echter ook versterken. Door de informele aanpak in bezwaar zijn partijen al oplossingsgericht aan het denken. Vaak komen partijen er niet uit omdat het be­stuursorgaan niet of onvoldoende wordt vertrouwd. De bestuursrechter kan de draad dan verder oppakken.

Verhouding tot griffierechtenDe laatste vraag is welk effect de ‘kostendekkende’ grif­fierechten zullen hebben op de nieuwe zaaksbehande­ling. Genoemde rechten kunnen partijen stimuleren er in de bezwaarfase al uit te komen, waardoor beroep wordt voorkomen, maar kunnen er ook toe bijdragen dat de strijd in bezwaar verhardt. Als dan in beroep wordt ge­komen en de bestuursrechter partijen alsnog tot elkaar tracht te brengen en op een schikking aankoerst, is het de vraag wie uiteindelijk de griffiekosten moet dragen. Bij een gegrondverklaring van het beroep schrijft art. 8:74 Awb dwingend voor het griffierecht te laten vergoe­den aan de indiener van het beroepschrift. Maar als het

beroep wordt ingetrokken, draagt dan ieder zijn griffie­kosten, of zullen ook andere afspraken worden vastge­legd in de schikking?

Ten slotteDe nieuwe zaaksbehandeling heeft als voordeel dat za­ken sneller ter zitting worden behandeld en dat het ge­schil partijen vaak nog vers in het geheugen ligt. Daaruit kan echter zowel een conflictoplossende als conflictge­richte blik van partijen uitgaan. Dat de rechter de zaak dejuridiseert, naar de doelmatigheid kijkt, een praktische oplossing zoekt en zich daarbij een actieve houding toe­meet, is slechts aanbevelingswaardig. Er moet echter wel worden voorkomen dat een (suboptimale) oplossing wordt doorgedrukt of de doelmatigheid de boventoon gaat voeren. Daarvoor dient ook de gemachtigde te wa­ken. Bovendien dient de rechter alle belangen van partij­en in ogenschouw te nemen en partijen alle ruimte te ge­ven om hun standpunten naar voren te brengen en een aanbod tot het leveren van bewijs of een verzoek tot het uitvoeren van onderzoekshandelingen serieus in overwe­ging te nemen en daarop gemotiveerd te beslissen. Alleen dan wordt op een serieuze wijze recht gedaan. n

Noten1 Dit artikel is gebaseerd op de stand van zaken per 18 december

2011.

2 Wet aanpassing Bestuursrecht, Kamerstukken II 2009­2010,

32.450, nr. 3.

3 Procesregeling bestuursrecht 2010, Stcrt. 16 december 2011, nr.

22269.

4 D. Allewijn, Tussen partijen is in geschil...; De bestuursrechter als

geschilbeslechter (diss.), Den Haag: SDU 2011.

5 Rapport Commissie evaluatie Awb III (commissie­Ilsink), Toepas­

sing en effecten van de Algemene wet bestuursrecht 2002­2006,

Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007.

6 Rapport Commissie evaluatie modernisering rechterlijke organi­

satie (commissie­Deetman), Rechtspraak is kwaliteit, december

2006 (www.rechtspraak.nl).

7 P. Nihot, Differentiatie in zaaksbehandeling; De bestuursrechte­

lijke comparitie, Trema Special nr. 1, 2010.

8 Eindrapport Project Differentiatie van werkstromen Bestuurs­

recht, september 2010, www.rechtspraak.nl.

9 Zie voor de achtergrond van de nieuwe zaaksbehandeling en be­

vindingen uit pilotonderzoeken tevens het verslag van C. Aalbers

van de VAR­studiemiddag van 10 juni 2011, De bestuursrechtelij­

ke zitting nieuwe stijl, NTB 2011/35.

10 B.J. van Ettekoven en D.A. Verburg, Nieuwe zaaksbehandeling bij

de bestuursrechter, Pionierskrant, www.rechtspraak.nl.

11 E. Poelmann, Kroniek procesrecht, TFB 2011, nr. 8.

12 Zie de paragrafen 5 tot en met 9 van het Besluit beroep in belas­

tingzaken 2005, Stcrt. 2005, 167.

13 T. van Os van den Abeelen, Het paard en de wagen; Enkele ge­

dachten over het bestuursrechtelijk vooronderzoek, Trema nr. 6,

2011.

14 Zie voor een uitgebreid betoog over de uitwerking van de bestuur­

lijke lus in fiscalibus A.J.H. van Suilen, De bestuurlijke lus, NTFR

beschouwingen 2011/42.

De regiezitting zal in beginsel plaatsvinden bij de enkelvoudige kamer

Page 33: Het Register nr. 1 - 2012

33februari 2012 | nummer 1 | het Register

■ ■ ■ ■ ■

Inkomstenbelasting■ �Buitenlands belastingplichtige heeft niet altijd recht op

heffingvrij vermogen 33■ �Onderhoudskosten van Belgisch kasteel in Nederland

aftrekbaar 33■ �Opnamen van gezamenlijke bankrekening vormen

aftrekbare alimentatie 34■ �Betaling ter finale kwijting was geen nagekomen bedrijfslast 34■ �Dividendbelasting voor buitenlands belastingplichtigen

soms te hoog 34■ �Bij foutenleer hoeven niet alle voordelen te worden vergoed 35

Loonbelasting, inkomstenbelasting■ Lunchritjes naar huis zijn zakelijke ritten 35

Formeel belastingrecht■ �Ook recht op proceskostenvergoeding voor verschijnen op

zitting verzetprocedure 35■ �Ambtelijke fout die kenbaar is en meer dan 30% afwijkt, is

navorderbaar 36

Overdrachtsbelasting■ Geen fraus legis voor geregistreerd partnerschap voor één dag 36

Inkomstenbelasting

2012/1 Buitenlands belasting -plichtige heeft niet altijd recht op heffingvrij vermogenEen buitenlands belastingplichtige kan ervoor kiezen als binnen­lands belastingplichtige te worden aangemerkt. In dat geval wordt hij fiscaal hetzelfde behandeld als een inwoner van Nederland. Een buitenlands belastingplichtige is echter niet verplicht om te kiezen om als binnenlands belastingplichtige te worden aangemerkt. In dat geval kan hij toch nog worden behandeld als een binnenlands belastingplichtige als hij ten minste 90% of meer van zijn totale wereldinkomen vanuit Nederland verdient. Als een buitenlands be­lastingplichtige er niet voor kiest om als binnenlands belasting­plichtige te worden aangemerkt en ook niet ten minste 90% van zijn inkomen vanuit Nederland verdient, heeft hij geen recht op het heffingvrij vermogen van box 3. Dit volgt uit twee arresten van de Hoge Raad van 9 december 2011. De Hoge Raad besliste dat het heffingvrij vermogen niet rechtstreeks verband houdt met bepaal­de inkomsten of met de bron waaruit deze afkomstig zijn, maar verband houdt met de fiscale draagkracht van de belastingplichtige. Het heffingvrij vermogen is een belastingvoordeel dat voortvloeit uit de persoonlijke situatie en de gezinssituatie van de belasting­plichtige. In zo’n geval kan het heffingvrij vermogen niet op het in­komen van box 3 in mindering worden gebracht.

■ Hoge Raad 9 december 2011, nr. 10/03765, LJN: BR7049 en nr. 10/01409, LJN: BT1514

2012/2 Onderhoudskosten van Belgisch kasteel in Nederland aftrekbaarEen rijksmonument is een bouwwerk of constructie dat is inge­schreven in een monumentenregister. Een rijksmonument moet aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoen: het moet minstens 50 jaar oud zijn en het moet door cultuurhistorische waarde en schoonheid van nationaal belang zijn. De rijksoverheid beschermt

rijksmonumenten met als doel de monumentale waarde ervan te behouden. Rijksmonumenten vallen onder de Monumentenwet.Nederland kent een aantrekkelijke regeling voor rijksmonumenten. De onderhoudskosten zijn aftrekbaar als het monument een eigen woning in box 1 is, maar ook als het een vermogensbestanddeel in box 3 vormt. Voor een in het buitenland wonende belastingplichtige die heeft geopteerd voor binnenlandse belastingplicht, kan een rijks­monument in Nederland in feite nooit in box 1 vallen. Immers, slechts de woning die hoofdverblijf is, kan in box 1 vallen. En als een Nederlandse woning in box 1 valt, is geen sprake van buitenlandse belastingplicht, want de buitenlandse belastingplichtige woont ui­teraard in het buitenland en niet in Nederland. Een slimme kasteel­heer loste dit probleem op door te stellen dat zijn kasteel in België een rijksmonument zou zijn geweest als het in Nederland had gele­gen. En dan was het ook een eigen woning in box 1 geweest, aange­zien het kasteel zijn hoofdverblijf was. Volgens de kasteelheer was sprake van ongelijke behandeling van niet­ingezetenen ten opzichte van ingezetenen als Nederland niet ook aftrek van onderhoudskos­ten toestond voor in het buitenland gelegen onroerend goed.

Niet ingeschreven De inspecteur weigerde die aftrek omdat het kasteel niet stond in­geschreven in het Nederlandse monumentenregister. De kasteel­heer was het daar niet mee eens en ging in beroep, omdat hij vond dat het beperken van de aftrek voor uitgaven van een monumen­tenpand dat is ingeschreven in de Nederlandse registers, in strijd is met het vrije verkeer van kapitaal in de zin van het EG­verdrag.Op de zitting bij Hof Den Bosch erkende de inspecteur dat het kas­teel zonder twijfel al lang en breed in het monumentenregister in Nederland was opgenomen als het in Nederland zou hebben gele­gen. Het hof besliste dat het weigeren van de monumentenaftrek aan een buitenlandse belastingplichtige leidt tot een ongelijke be­handeling van niet­ingezetenen ten opzichte van ingezetenen. De ongelijke behandeling kan niet worden gerechtvaardigd door te stellen dat het (Nederlandse) nationale culturele erfgoed moet wor­den beschermd. De kasteelheer had dus wel degelijk recht op de monumentenaftrek.

■ Hof Den Bosch 7 juli 2011, LJN: BT 8219

Jurisprudentie en wetgeving

Page 34: Het Register nr. 1 - 2012

Jurisprudentie en wetgeving■ ■ ■ ■ ■

34 het Register | februari 2012 | nummer 1

2012/3 Opnamen van gezamenlijke bankrekening vormen aftrekbare alimentatieBetalingen op grond van een dringende morele verplichting in ver­band met het betalen van het levensonderhoud van een ex­partner zijn onder voorwaarden aftrekbaar in box 1. Deze onderhoudsver­plichtingen vallen onder de persoonsgebonden aftrek. Een betaling aan een ex­partner is pas aftrekbaar als er een overeenkomst is tus­sen de ex­partners die is omgezet in een juridisch afdwingbare overeenkomst. Dit wil zeggen dat de ex­partner de nakoming van die verplichting eventueel bij een rechter kan vorderen. De omzetting van een dringende morele verplichting in een juri­disch afdwingbare verplichting kan op grond van art. 6:5, lid 1 BW slechts plaatsvinden door middel van een overeenkomst. De Hoge Raad besliste in een civiel arrest op 16 september 2011 (nr. 10/00372) dat voor het tot stand komen van een overeenkomst niet altijd aanbod en aanvaarding nodig is. Uit een arrest van 21 de­cember 2001 blijkt dat voor het antwoord op de vraag of een over­eenkomst tot stand is gekomen, beslissend is wat partijen over en weer hebben verklaard, wat ze uit elkaars verklaringen hebben af­geleid en wat ze onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven volgens de Hoge Raad dus niet uitdrukkelijk plaats te vinden, maar kunnen in elke vorm gebeuren en blijken uit een of meer gedragingen.Een man woonde samen met een vrouw en haar dochter. De man en vrouw waren geen geregistreerde partners en zij hadden ook geen sa­menlevingsovereenkomst gesloten. In augustus 2006 verbraken zij hun relatie. De vrouw bleef, tot aan de verkoop in 2007, in de geza­menlijke woning wonen, nadat de man uit de woning vertrokken was. De vrouw had, totdat ze vanaf eind 2006 een bijstandsuitkering ont­ving, geen eigen inkomsten. In de periode dat ze geen eigen inkom­sten had, nam ze geld op van de gezamenlijke bankrekening die ze had met de man. Die trok vervolgens € 2175 daarvan af als aan de vrouw betaalde alimentatie, maar de inspecteur was het daar niet mee eens.

Morele verplichtingHof Den Haag besliste op het beroep van de man dat sprake was van een morele verplichting om te voorzien in het levensonderhoud van de vrouw gedurende de periode dat ze geen eigen of andere inkom­sten had. De vraag was of deze morele verplichting was omgezet in een bij de rechter afdwingbare verplichting. Het hof zag in het opne­men van bedragen van de gezamenlijke rekening dat de vrouw de (niet­afdwingbare) aanspraak die ze naar de man toe had, te gelde wilde maken. Hierdoor was een omzettingsovereenkomst tot stand gekomen, waarbij de natuurlijke verbintenis die de man naar de vrouw toe had, was omgezet in een juridisch afdwingbare overeen­komst. Het feit dat de bedragen waren opgenomen van een op naam van de man en de vrouw staande gezamenlijke rekening, verhinder­de de aftrek van € 2175 bij de man niet. Een en/of­rekening is vol­gens het hof een vorm van ‘passieve hoofdelijkheid’ en houdt slechts in dat de bank kan betalen aan ieder van beide rekeninghouders. De rekeninghouders zijn hoofdelijk verbonden voor de terugbetaling van een eventueel negatief saldo. Dit laatste is de actieve hoofdelijk­heid. De regeling met de bank zegt volgens het hof echter niets over de rechten op het op die rekening aanwezige saldo.

■ Hof Den Haag 11 oktober 2011, LJN: BU3687

2012/4 Betaling ter finale kwijting was geen nagekomen bedrijfslastAls een ondernemer, nadat hij zijn onderneming heeft gestaakt, nog baten ontvangt die hij ook zou hebben ontvangen wanneer hij zijn onderneming niet zou hebben gestaakt, behoren deze baten tot zijn normale jaarwinst en dus niet tot de stakingswinst. Er is dan sprake van een nagekomen bedrijfsbate. Mogelijk komt deze voort uit een vordering op een debiteur. In dat geval gaat de vorde­ring voor de waarde in het economische verkeer over naar het pri­vévermogen (box 3) van de voormalige ondernemer. Als het later te ontvangen bedrag meer of minder bedraagt dan deze waarde in het economische verkeer, doet zich een nagekomen bedrijfsbate of be­drijfslast voor. Onlangs besliste Hof Den Bosch in een zaak waarbij een ex­ondernemer een betaling aan de bank als nagekomen be­drijfslast op zijn inkomen in box 1 als verlies uit onderneming in aanmerking nam.De ondernemer had zijn onderneming als gevolg van faillissement in 1996 gestaakt. Op dat moment stond er nog een schuld aan de bank open van ruim € 700.000. In december 2004 betaalde de voormalige ondernemer ter finale kwijting van die schuld € 19.748 aan de bank en bracht hij dat bedrag als nagekomen bedrijfslast in aftrek op zijn inkomen in box 1. Hof Den Bosch was het hier echter niet mee eens en besliste dat de schuld aan de bank na de staking van de onderneming tot het privévermogen was gaan behoren. Na invoering van de Wet IB 2001 behoorde de schuld tot het inkomen van box 3. Het bedrag dat in 2004 ter finale kwijting aan de bank was betaald, was dan ook een voldoening van die schuld in box 3, en kon daarom niet in box 1 in aftrek worden gebracht. De aflossing van een schuld is voor de winstbepaling niet van belang, omdat het een mutatie in het vermogen vormt. Zelfs wanneer de schuld een ondernemingsschuld zou zijn, zou de aflossing niet als nagekomen bedrijfslast in aftrek kunnen worden gebracht.

■ Hof Den Bosch 24 juni 2011, LJN: BT6831

2012/5 Dividendbelasting voor buitenlands belastingplichtigen soms te hoogEen in Nederland gevestigde vennootschap die dividend uitkeert, moet 15% dividendbelasting inhouden op het uit te keren dividend. Dit percentage moet zowel worden ingehouden op dividend dat aan binnenlands belastingplichtigen, als op dividend dat aan buiten­lands belastingplichtigen wordt uitgekeerd. Rechtbank Breda be­sliste onlangs echter dat voor buitenlands belastingplichtigen dit percentage in het kader van vrijheid van kapitaalverkeer te hoog kan zijn. In deze zaak ging het om een in België wonende particu­liere dame die in 2007 € 107.372 aan dividend had ontvangen van een in Nederland gevestigde bv. De vrouw bezat 2,1% van de aande­len van de bv, en had dus geen aanmerkelijk belang. Op het divi­dend werd 15%, ofwel € 16.106 aan dividendbelasting ingehouden. De gemiddelde waarde van de aandelen bedroeg € 1.298.245. De vrouw was het niet eens met genoemde inhouding. Ze vond name­lijk dat ze ten opzichte van binnenlands belastingplichtigen werd gediscrimineerd, omdat ze de dividendbelasting in België niet kon verrekenen.

Page 35: Het Register nr. 1 - 2012

■ ■ ■ ■ ■

35februari 2012 | nummer 1 | het Register

Volgens de rechtbank moet voor de vraag of sprake is van discrimi­natie ten opzichte van binnenlandse belastingplichtigen, de totale heffing worden bekeken. Een binnenlands belastingplichtige kan de geheven dividendbelasting weliswaar volledig verrekenen, maar is wel inkomstenbelasting verschuldigd over het inkomen uit spa­ren en beleggen uit de aandelen. Als de vrouw binnenlands belas­tingplichtige was geweest, had ze aan inkomstenbelasting in box 3 een bedrag van 1,2% x € 1.298.245 = € 15.579 moeten betalen. Ze werd dus inderdaad ongunstiger behandeld dan een binnenlands belastingplichtige, omdat op haar dividend € 16.106 aan dividend­belasting was ingehouden.

Beperking vrijheid van kapitaalverkeerDe rechtbank was het met de vrouw eens dat het voor een Belgi­sche belastingplichtige minder aantrekkelijk is om in Nederlandse aandelen te beleggen dan voor een binnenlands belastingplichtige. Hierdoor is sprake van een beperking van de vrijheid van kapitaal­verkeer. De situatie van een binnenlandse aandeelhouder van een Nederlandse vennootschap is vergelijkbaar met de situatie van een buitenlandse aandeelhouder in die Nederlandse vennootschap, zo­dat het verschil in behandeling niet terecht is. De vrouw had geen recht op het volledige bedrag aan dividendbelasting, maar ze had wel recht op teruggaaf voor zover ze voor het inkomen uit de aan­delen per saldo ongunstiger werd behandeld dan een binnenlands belastingplichtige. Dat kwam neer op een teruggaaf van € 16.106 – € 15.579 = € 527.

■ Rechtbank Breda 14 september 2011, LJN: BU1901

2012/6 Bij foutenleer hoeven niet alle voordelen te worden vergoedVoor een IB­ondernemer kan een vermogensbestanddeel verplicht ondernemings­ of verplicht privévermogen vormen, maar het is ook mogelijk dat het als keuzevermogen kwalificeert. Bij zijn keuze mag de ondernemer de grenzen van de redelijkheid niet overschrij­den. Als achteraf blijkt dat een vermogensbestanddeel onjuist is ge­etiketteerd, wordt de fout hersteld met behulp van de zogenoemde foutenleer. De Hoge Raad beantwoordde op 23 december 2011 de vraag of een belastingplichtige schadeplichtig wordt richting de fis­cus als hij als gevolg van een foute vermogensetikettering een voor­deel heeft genoten dat op grond van de foutenleer moet worden hersteld.Een man dreef zijn onderneming in een pand dat sinds 1966 eigen­dom was van zijn vrouw, met wie hij buiten gemeenschap van goe­deren was gehuwd. Het pand bestond uit een bedrijfsruimte en een bovenwoning met een aparte ingang, waar het echtpaar woonde. De man had het pand vanaf de koop in 1966 volledig tot zijn onder­nemingsvermogen gerekend. In 2002 staakte hij zijn onderneming, waarna de inspecteur de boekwinst van € 231.000 op het pand tot de stakingswinst rekende. De man bood de inspecteur aan de ten onrechte in aftrek gebrachte afschrijvingen te corrigeren, maar die vond dat niet voldoende. Hof Den Haag besliste vervolgens dat de man de Belastingdienst een redelijke tegemoetkoming moest bie­den voor de door de Belastingdienst geleden schade. Daarbij ging het om afschrijvingen, maar ook om dotaties aan de oudedagsreser­ve, vermogensaftrek en renteverlies. De man had een tegemoetko­ming aangeboden in de vorm van een bijtelling op het inkomen

van € 37.190, maar het hof stelde de schade in goede justitie vast op € 70.000. De ex­ondernemer ging daarop in cassatie.De Hoge Raad besliste dat door het ten onrechte activeren van een vermogensbestanddeel ten onrechte afschrijvingen ten laste van de winst waren gebracht. Op grond van de foutenleer moet zo’n fout worden gecorrigeerd in het oudste openstaande jaar door het pand voor de kostprijs naar het privévermogen over te brengen. De overi­ge voordelen die de man had genoten door het pand als onderne­mingsvermogen aan te merken, konden niet met de foutenleer worden belast. De ondernemer komt volgens de Hoge Raad in aan­merking voor een redelijke tegemoetkoming als het herstel van de fout voor hem tot nadelen leidt. Daarbij moeten zowel de nadelige gevolgen van het herstel van de fout als alle voordelen van de on­juiste wetstoepassing in de berekening worden betrokken. De Hoge Raad verwees de zaak voor verdere behandeling naar Hof Amster­dam.

■ Hoge Raad 23 december 2011, nr. 10/0348

Loonbelasting, inkomstenbelasting

2012/7 Lunchritjes naar huis zijn zakelijke ritten

Als een werknemer of ondernemer niet te ver van de zaak woont en een auto van de zaak heeft, kan het voorkomen dat hij regelma­tig thuis luncht. Als in deze situatie een kilometeradministratie wordt bijgehouden, was het tot voor kort de vraag of de lunchritjes naar de woning als zakelijke of als privéritten moeten worden aan­gemerkt. Stel dat iemand op 5 km afstand van zijn werk woont en 150 dagen thuis luncht, dan wordt jaarlijks alleen aan de lunchrit­ten al 1500 km verreden, dus ruimschoots boven de voor een kilo­meteradministratie toegestane 500 km.De Hoge Raad hakte de knoop onlangs in het voordeel van de thuis­lunchende man door en besliste dat dergelijke lunchritten als woon­werkverkeer zijn aan te merken en niet meetellen voor de 500 km die privé mag worden gereden. Het woon­werkverkeer be­perkt zich volgens de Hoge Raad niet tot de ritten van het woon­adres naar het werkadres en na het werk de ritten van het werk­adres naar het woonadres. Ook de ritten tussen woning en werk (en weer terug) die in de loop van een werkdag worden gemaakt, beho­ren tot het woon­werkverkeer.

■ Hoge Raad 11 november 2011, LJN: BU3782

Formeel belastingrecht

2012/8 Ook recht op proceskostenvergoeding voor verschijnen op zitting verzetprocedure Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten bestuursorganen de proceskosten vergoeden als ze een procedure

Page 36: Het Register nr. 1 - 2012

Jurisprudentie en wetgeving■ ■ ■ ■ ■

36 het Register | februari 2012 | nummer 1

tegen een burger verliezen en de rechter hen veroordeelt tot ver­goeding van de proceskosten. In beginsel geldt een forfaitaire kos­tenvergoeding, maar als sprake is van bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan worden veroordeeld tot het vergoeden van de werkelijke proceskosten. Van een bijzondere omstandigheid is volgens een arrest van 13 april 2007 sprake als het bestuursorgaan een beschikking geeft of uitspraak doet, terwijl op dat moment dui­delijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestel­de procedure geen stand zal houden.Als een belastingplichtige te laat in beroep gaat, zal een rechtbank of een hof het beroep niet­ontvankelijk verklaren. Tegen die niet­ont­vankelijkheid kan dan vervolgens in verzet worden gegaan. In dat ge­val wordt niet inhoudelijk over het geschil geprocedeerd, maar alleen over de vraag of de rechtbank of het hof het (hoger) beroep terecht niet­ontvankelijk heeft verklaard. Als dat verzet gegrond blijkt te zijn, kan daarna in een vervolgproces inhoudelijk worden geproce­deerd over het oorspronkelijke dispuut. De Hoge Raad beantwoordde onlangs de vraag of in een verzetprocedure die gegrond wordt ver­klaard, recht bestaat op een proceskostenvergoeding.De Hoge Raad was het met de bv in kwestie eens dat niet alleen voor het indienen van het verzetschrift, maar ook voor het ver­schijnen op de zitting in een verzetprocedure volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht 0,5 punt moet worden toegekend. Daardoor had de bv recht op een proceskostenvergoeding voor het verzet van € 437 in plaats van het door de rechtbank bepaalde be­drag van € 218.

■ Hoge Raad 14 oktober 2011, LJN: BT7393

2012/9 Ambtelijke fout die kenbaar is en meer dan 30% afwijkt, is navorderbaarDe inspecteur kan geen navorderingsaanslag opleggen als sprake is van een ambtelijk verzuim. In drie gevallen kan van deze hoofdre­gel worden afgeweken. Zo zijn fouten in de verrekening van voor­heffingen, voorlopige aanslagen of voorlopige verliesverrekeningen altijd navorderbaar. Ook zijn fouten in de toerekening tussen fisca­le partners altijd na te vorderen. Per 1 januari 2010 is daar een derde categorie bijgekomen, te weten fouten waarbij de te weinig gehe­ven belasting ten minste 30% van de verschuldigde belasting be­draagt. Deze categorie maakt het de Belastingdienst mogelijk om fouten in een belastingaanslag die de belastingplichtige kenbaar zijn, te corrigeren. Het gaat hierbij niet alleen om schrijf­, reken­, overname­ of intoetsfouten, maar ook om (andere) fouten die een gevolg zijn van de geautomatiseerde werkwijze van de Belasting­dienst. De kenbaarheid van een fout wordt bij de belastingplichtige aangenomen als de te weinig geheven belasting ten minste 30% be­draagt van de belasting die is verschuldigd. Over deze laatste cate­gorie navordering besliste de Haagse rechtbank onlangs.Een inspecteur legde een vrouw navorderingsaanslagen inkomsten­belasting en premie Zorgverzekeringswet op over 2007 omdat de inkomens waarnaar de primitieve aanslagen waren berekend, al in maart 2010 waren vastgesteld en ingevoerd in het geautomatiseer­de systeem van de aanslagregeling. Daarbij was ten onrechte geen rekening gehouden met de inmiddels ingediende aangifte. Deze fout was volgens de inspecteur na te vorderen op grond van art. 16,

lid 2, onder c AWR, omdat de fout de vrouw kenbaar moest zijn ge­weest. De vrouw was het daar niet mee eens, omdat ze haar aangif­te tegelijk met die van haar echtgenoot had ingediend en hem wel een primitieve aanslag conform de aangifte was opgelegd. Ze leidde daaruit af dat de inspecteur kennelijk bewust van haar aangifte was afgeweken en dat daarom van een fout geen sprake was. De Haagse rechtbank besliste dat onder een fout in de zin van art. 16, lid 2, onder c AWR moet worden verstaan elke administratieve han­deling die nodig is voor het vaststellen en opleggen van een aanslag en waarvan het nalaten of foutief uitvoeren daarvan tot gevolg heeft dat de voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens niet of onjuist worden verwerkt, met als gevolg dat een aanslag tot een te laag bedrag wordt vastgesteld. De rechtbank vond het aannemelijk dat de inspecteur zonder goede reden de bij de aangifte verstrekte ge­gevens eerst niet had opgenomen in de aanslaggegevens van de vrouw en dat hierdoor de primitieve aanslagen te laag waren vastge­steld. Deze nalatigheid van de inspecteur is een fout in de zin van art. 16, lid 2, onder c AWR. Deze fout moest de vrouw kenbaar zijn ge­weest, omdat de nagevorderde belasting minimaal 30% was van de wettelijk verschuldigde belasting. De navorderingsaanslagen waren volgens de rechtbank dan ook terecht opgelegd.

■ Rechtbank Den Haag 14 november 2011, nr. 11/2230, LJN: BU6579

Overdrachtsbelasting

2012/10 Geen fraus legis voor geregistreerd partnerschap voor één dagEen man en vrouw zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van tien panden. Op 23 december 2003 gaan ze een geregistreerd partnerschap aan. Daarbij sluiten ze iedere gemeenschap van goe­deren uit, met uitzondering van de tien panden, die gezamenlijke eigendom worden. Een dag later, op 24 december 2003, wordt het geregistreerd partnerschap ontbonden en op 29 december 2003 worden de tot de gemeenschap van goederen behorende panden verdeeld. Man en vrouw krijgen ieder de eigendom van vijf panden toebedeeld en doen voor de overdrachtsbelasting een beroep op de uitgezonderde verkrijging van art. 3, lid 1, onderdeel b WBR (vrij­stelling overdrachtsbelasting voor een verkrijging in het kader van een verdeling van een huwelijksgemeenschap). De inspecteur is het daar niet mee eens en legt naheffingsaanslagen overdrachtsbe­lasting op. De Arnhemse rechtbank besliste dat het geregistreerd partnerschap geen praktische en reële betekenis had en liet de naheffingsaansla­gen in stand. Het Arnhemse hof besliste op het hoger beroep van de man echter dat geen sprake was van fraus legis. Aangezien de wet­gever gedurende het wetgevingsproces was gewezen op deze moge­lijkheid om overdrachtsbelasting te ontgaan en deze geen aanlei­ding had gezien de voorgestelde wetgeving aan te passen, was eerdergenoemde vrijstelling van toepassing, zodat met betrekking tot de verkrijging geen overdrachtsbelasting verschuldigd was.

■ Hof Arnhem 15 november 2011, nr. 11/00307, LJN: BU5781

Page 37: Het Register nr. 1 - 2012

■ ■ ■ ■ ■

37februari 2012 | nummer 1 | het Register

Wet

gevi

ngD

e st

and

van

zake

npe

r 2 ja

nuar

i 201

2

■W

etsv

oors

tel +

MvT

TK

■Ve

rsla

g TK

■ No

ta n

.a.v

. ver

slag

TK

■ Ei

ndve

rsla

g TK

■Aa

ngen

omen

TK

■W

etsv

oors

tel E

K

■Vo

orlo

pig

vers

lag

EK

■ M

emor

ie v

an A

ntw

oord

EK

■Ei

ndve

rsla

g EK

■Aa

ngen

omen

EK

■St

aats

blad

EK

■D

atum

inw

erki

ngtr

edin

g

BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB

BTW-tarief levende dieren 30 922 Bij KB

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 1-1-2013

Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 31 058 1-1-2013

Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 32 426 1-1-2013

Valutaresultaten op deelnemingen 32 818 10-12-2011*

BTW-richtlijn factureringsregels 32 877 1-1-2013

Belastingplan 2012 33 003 1-1-2012

Overige Fiscale Maatregelen 2012 33 004 1-1-2012

Wet uitwerking Autobrief 33 007 1-1-2012

Geefwet 33 006 1-1-2012

Dwangsomregeling toeslagen 33 005 1-1-2012

Wederzijdse bijstand bij invordering 33 022 1-1-2012

Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW 30 046 Bij KB

Verhoging griffierecht 33 071 Bij KB

Wet bankenbelasting 33 121 Bij KB

* terugwerkende kracht t/m 08-04-2011, 17.00 uur

Page 38: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

38 het Register | februari 2012 | nummer 1

In Het Register willen we behalve aan ontwikkelin­gen in de fiscale regelgeving ook aandacht beste­den aan ontwikkelingen rondom het beroep zelf. Want het is niet niks wat er op ons afkomt. In het

navolgende stip ik acht trends aan die, elk op hun eigen manier, de belastingadviespraktijk beïnvloeden.

1 Verplicht kiezen tussen de harde of de zachte lijn? Is de Belastingdienst nu de gemoedelijke sa­menwerkingspartner van de belastingadvi­seur of juist de ultieme boeman, tot wie je

een veilige afstand moet bewaren? Onno Clous heeft in het jongstleden decembernummer beschreven hoe de Belastingdienst tegelijkertijd inzet op verharding én ver­broedering. Maar kan de fiscus deze rollen wel tegelij­kertijd spelen? En wat betekent dit voor de belastingad­viseur: een verplichte keuze voor de harde of de zachte lijn? Als ik hoor dat de Belastingdienst vindt dat het niet snel genoeg opschiet met horizontaal toezicht en dat de percentages omhoog moeten, lijkt het er eerlijk gezegd wel op. Ik moet hierbij terugdenken aan de profetische woorden die Meindert Brunia sprak tijdens het symposi­um van de Vereniging van Hoofdambtenaren van het ministerie van Financiën (VHMF) op 19 april 2007 te Utrecht. Brunia – u kent hem wellicht nog als spreker op de RB­dag van 2010 – heeft jaren als strategisch adviseur bij en voor de Belastingdienst gewerkt en kent die orga­nisatie als zijn broekzak. Hij schetste het volgende fisca­le landschap voor het jaar 2015: ‘De Belastingdienst legt accountants en adviseurs voortaan nadrukkelijk de keu­

Acht trends in en rondom het vak

Belastingadviseur in een veranderende omgeving

Wil VennixMr. W.J.M. Vennix FB is hoofdredac-

teur van Het Regis-ter, bestuurslid van

het RB en vennoot bij De Beer Accoun-

tants & Belasting-adviseurs te Tilburg

Leden van het Register Belastingadviseurs zijn de hele dag bezig met – hoe kan het ook anders – belastingen. En met tal van aanpalende zaken, zoals jaarrekeningen, financieringen, overeenkomsten, over-names etc. Allemaal terreinen waar veel aan de hand is. Maar ook de positie van de belastingadviseur zelf is volop in beweging. Dat geldt voor hen die het beroep in dienstbetrekking uitoefenen, maar zeker voor de ondernemers onder ons.

ze voor tussen een relatie op basis van vertrouwen of wantrouwen, hetgeen een tweedeling in de markt te­weeg heeft gebracht. Zij die kiezen voor vertrouwen krijgen vrijwel carte blanche, voor degenen die kiezen voor wantrouwen gelden nagenoeg geen faciliteiten.’ (WFR 2007/495). Ik ben benieuwd of de leden van het Register Belastingadviseurs dit een aanlokkelijk toe­komstperspectief vinden.

2 Accountancyregels gelden niet voor mij!Zes jaar geleden bracht de Wet toezicht ac­countantsorganisaties (Wta) de accoun­tancywereld in rep en roer. Er werden ook

speciale cursussen ‘Wta voor belastingadviseurs’ georga­niseerd. Tijdens zo’n cursus zei een van de deelnemers ferm: “Die wet geldt voor mij helemaal niet!” Juridisch gezien volkomen juist natuurlijk, maar economisch be­keken per saldo onzin voor eenieder die zijn praktijk in samenwerking met accountants uitoefent – en dat zijn er velen. Want of we het leuk vinden of niet: de accoun­tantsregels gelden voor het hele kantoor en hebben de onhebbelijke eigenschap vóór te gaan op andere be­roepsregels. Ze beïnvloeden dus in meer of mindere mate ook de fiscale werkzaamheden. Ter relativering kan worden opgemerkt dat ook de belastingadviesprak­tijk niet meer kan zonder heldere procedures voor cliën­tenacceptatie, dossiervorming, compliance, kwaliteits­bewaking etc. Als de accountants het niet te gek maken, kun je er dus ook gewoon je voordeel mee doen.Intussen wordt in zowel Brussel als Den Haag al gerui­

Page 39: Het Register nr. 1 - 2012

n n n

39februari 2012 | nummer 1 | het Register

me tijd gediscussieerd over een verdere aanscherping van de regelgeving voor accountants. Gesproken wordt onder meer over een scheiding tussen controle en ove­rige werkzaamheden en over een verplichte wisseling van accountant (kantoor of persoon) na x jaar. Wat er uiteindelijk uit de bus komt is nog niet te zeggen, maar dat de teugels strakker worden aangetrokken, lijkt ze­ker. De grote vraag is of alleen de zogeheten OOB’s – organisaties van openbaar belang: beursfondsen, ban­ken en verzekeraars – zullen worden geraakt, dan wel dat alle controleplichtige ondernemingen, inclusief de categorie middelgroot, in de aanscherping zullen wor­den meegesleurd. In het eerste geval treft de maatregel vooral de Big4, in het tweede geval krijgen ook de kan­toren die de bovenkant van het mkb bedienen er volop mee te maken.

3 Wft-vergunning aanvragen?De AFM meldde onlangs te hebben gecon­stateerd dat accountants­ en belastingad­vieskantoren zonder Wft­vergunning be­middelen in en adviseren over

pensioenregelingen. Daarmee overtreden ze ‘mogelijk’ de Wft, oftewel de Wet op het financieel toezicht, aldus de AFM. Van ‘bemiddeling’ kan al sprake zijn wanneer een belastingadviseur voor zijn klant een pensioenoffer­te opvraagt bij een assurantietussenpersoon. ‘Adviseren’ doet zich voor wanneer een belastingadviseur na de be­oordeling van offertes zijn klant de meest gunstige pen­sioenverzekering van een bepaalde aanbieder aanbe­veelt. Er is een vrijstellingsregeling, maar over de reikwijdte daarvan wordt flink gesteggeld. Afhankelijk van hoe dit de komende tijd gaat uitpakken, krijgen we er dus weer een volgende toezichtswet met bijbehoren­de verplichtingen en bureaucratie bij. Want niet thuis geven als de klant een vraag heeft over pensioen, dat kan of wil de gemiddelde belastingadviseur zich natuur­lijk niet veroorloven.

4 De concurrentie wordt scherperHet businessmodel voor belastingadvi­seurs, zeker als ze samenwerken met ac­countants, leunt van oudsher sterk op

het repeterende werk voor een vaste groep cliënten. Zo­lang de klant niet wegloopt, kan men rekenen op een re­delijk vaste hoeveelheid werk (jaarrekeningen, aangif­ten, administratie, verloning). Advocaten en andere ‘losse’ adviseurs kijken veelal met enige afgunst naar dit verdienmodel. Zij moeten na elke afgeronde klus maar weer afwachten of de klant nog ooit terugkomt!Dit traditionele model staat door verschillende oorza­ken onder druk. Steeds verdergaande automatisering en standaardisering, internetboekhouden, automatische verwerking van facturen en bankmutaties, SBR – hoe lang duurt het nog voordat jaarrekening en aangiften met een simpele druk op de knop uit de computer rol­

len? De werkelijkheid is zoals altijd uiteraard genuan­ceerder, maar de tendens is duidelijk: het standaardwerk kan en moet goedkoper.

5 De cliënt centraal... maar nu échtHet lijkt een open deur: elk accountants­ en/of belastingadvieskantoor zegt im­mers de klant centraal te stellen. Maar

gebeurt het ook altijd? Wordt de vraag wat de cliënt wil, écht gesteld (en beantwoord)? Of doen we het zoals we het al jaren doen, gewoon omdat we het gewend zijn en het – tot nu toe – goed gaat? Wie de cliënt serieus cen­traal stelt, neemt vanzelf enige afstand van de traditio­nele producten: jaarrekeningen en aangiften. Natuur­lijk, aan wettelijke verplichtingen moet worden voldaan, maar hoe zinvol is het om in december 2011

Page 40: Het Register nr. 1 - 2012

40 het Register | februari 2012 | nummer 1

met de cliënt over de jaarrekening 2010 te praten als in­middels de omzet met twintig procent is gedaald? De wereld van nu vraagt erom bovenop de cijfers te zitten en niet alleen terug te kijken, maar vooral ook vooruit. Vergelijking met branchecijfers, prognoses, scenario’s – dat biedt meerwaarde. Het voorgaande ziet vooral op de accountants, maar zal ook de belastingadvieswereld niet onberoerd laten. Het leveren van meerwaarde wordt meer dan ooit cruciaal. Voor sommigen zal dat leiden tot verdere specialisatie, anderen zullen als gene­ralist de algemene vertrouwenspersoon van de klant willen blijven.

6 Urenfabriek of abonnementen?Het klinkt niet mooi, maar (accoun­tants­ en) belastingadvieskantoren zijn per saldo urenfabrieken. In het ideale

model stemmen het aanbod van en de vraag naar uren exact overeen en worden alle gemaakte uren gefactu­reerd en betaald. De praktijk is veelal weerbarstiger, maar als de afboekingen in de hand kunnen worden ge­houden, valt de schade nog mee. De trend is evenwel dat steeds meer ondernemers vooraf duidelijkheid wil­len hebben en niet achteraf verrast willen worden door de rekening. Vaste prijzen derhalve. Op zich hoeft dit niet nadelig te zijn voor het rendement van het kan­toor, mits het proces goed gemanaged wordt. Richting cliënt betekent dit duidelijke afspraken over wie wat doet. Houdt de klant, of diens administrateur of con­troller, zich niet aan de afspraken, dan komt de vaste prijs ter discussie te staan. En intern moeten de prijsaf­

spraken worden vertaald in heldere en taakstellende budgetten. Voor bijkomende werkzaamheden die niet in de vaste prijs zijn begrepen, is transparantie het kernwoord. Geef inzicht in wat je hebt gedaan en hoe­veel tijd het heeft gekost. En geef bij grotere klussen vooraf een indicatie. Want veel klanten hebben aan één ding een nog grotere hekel dan aan hoge facturen: aan onverwachte facturen.

7 Uw mensen zijn uw grootste activum... en zorg!De verhouding tussen werknemer en werkgever is de afgelopen jaren sterk ver­anderd en zal nog meer veranderen. Veel

jonge professionals vinden hun werk belangrijk, maar hun relatie, vrienden, sporten, uitgaan en hobby’s óók. Als zo’n jonge belastingadviseur met zijn twintig of der­tig jaar oudere baas – die nooit minder dan vijftig uur per week heeft gewerkt – spreekt over een gezonde balans tussen werk en privé, is de kans dat beiden hetzelfde be­doelen niet erg groot. Ook over werken in deeltijd en flexwerken kunnen de meningen (en emoties) sterk uit­eenlopen. En in hoeverre hebben de goede mensen nog wel de ambitie om partner te worden? Maar hoe kun je ze dan aan je binden?Kortom, vragen en zorgen genoeg voor de werkgevers onder ons. Tegelijkertijd is echter ook glashelder dat het succes van een kantoor juist meer dan ooit mede af­hangt van de kwaliteit, inzet en flexibiliteit van de me­dewerkers. Waar de producten minder belangrijk wor­den, komt het erop aan dat mensen hun meerwaarde aantonen. Zo zal ook een medewerker die ervoor heeft gekozen om in deeltijd te werken, richting klant 100% betrokkenheid moeten uitstralen.

8 Groter! Of juist kleiner?De geschetste ontwikkelingen zullen de komende jaren met name in het mid­densegment leiden tot fusies en overna­mes. Schaalvergroting biedt de ruimte

om meer specialisaties – op fiscaal en accountancyge­bied, maar ook op aanpalende terreinen als P&O, fusie en overnames en subsidieadvies – in huis te halen en te­vens de kantoororganisatie te versterken. De aansturing van de grotere kantoren zal vaker in handen komen van professionele managers, niet zijnde accountant of belas­tingadviseur. Managen is immers ook een vak.Tegenover deze tendens van schaalvergroting staat ook een tegengestelde beweging. We zien immers ook jon­ge professionals die weggaan bij een groot kantoor en zich zelfstandig vestigen. Geen duur pand en perso­neel, maar gewoon als eenpitter op basis van bewezen persoonlijke kwaliteit specialistisch advieswerk leve­ren. Waar nodig met anderen samenwerkend om be­paalde kosten te delen en de kwaliteit te bewaken. Veel vrijheid, maar ook onzekerheid. Kortom, de fiscale va­riant van de zzp’er.

Ten slotteHet beroep van belastingadviseur is door diverse ont­wikkelingen in een stroomversnelling geraakt. De hier beschreven trends zullen, de ene wellicht wat meer dan de andere, mede de toekomst van de belastingadvies­praktijk bepalen. Voor Het Register reden om ze scherp in de gaten te houden en er bovendien op een later tijdstip nog eens uitgebreider op terug te komen. n

n n n Trends

Veel klanten hebben vooral een hekel aan onverwachte facturen

Het leveren van meerwaarde wordt meer dan ooit cruciaal

Page 41: Het Register nr. 1 - 2012

41februari 2012 | nummer 1 | het Register

Verenigingsnieuwshet

BAPI-certificaten vervangen bij KPNDenkt u eraan uw BAPI-certificaten van DigiNotar te vervangen voor certificaten van KPN? Met het BAPI-certificaat verstuurt u belastingaangiften via aangifte- of administratie-software naar de Belas-tingdienst.

Vervang uw BAPI-certificaten vóór 1 juni 2012. Wat te doen?n Ga na of uw software geschikt is voor het aan-

vragen van een KPN-certificaatn Registreer u bij KPN

[https://kpnbapi.managedpki.com]n Vraag een nieuw certificaat aan met uw soft-

ware. Dit kan vanaf 30 januari 2012.n Vervang uw certificaat ruim vóór 1 juni 2012

Als uw BAPI-certificaat voor 30 januari afloopt, dient u dit nog te verlengen bij DigiNotar, waar u nog tot 1 maart terecht kunt. Het is echter handi-ger om direct over te stappen naar KPN. Verloopt uw BAPI-certificaat tussen 30 januari en 1 maart? Voorkom dubbel werk en stap dan direct over naar KPN.

Meer info: https://kpnbapi.managedpki.com

SBR: PKI-overheidscertificaten aanvragen in 2012 In tien druk bezochte bijeenkomsten in het najaar van 2011 heeft Logius de stand van zaken met betrekking tot SBR toegelicht. Het RB heeft bijgedragen aan het inhoudelijke deel van een aantal bijeen-komsten. De belangrijkste boodschap is dat met ingang van het belastingjaar 2012 aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting ver-plicht moeten worden ingediend via Digipoort. Hiervoor moeten de fiscale dienstverleners tijdig (voor het eind van het kalenderjaar) nieu-we certificaten aanvragen. Deze zogenaamde PKI-overheidscertifica-ten gaan de huidige Bapi-certificaten vervangen. Het aanvragen van deze PKI-certificaten kan bij een beperkt aantal leveranciers. De huidi-ge Bapi-certificaten blijven noodzakelijk voor het doen van aangiften en het ontvangen van EKA’s over de jaren tot en met 2011. Fiscale dienstverleners worden dus tijdelijk geconfronteerd met twee certifi-caten en dubbele kosten. Op een later tijdstip zullen ook de publicatiestukken voor de Kamer van Koophandel, alsmede de aangiften omzetbelasting en ICP-opgaven verplicht via Digipoort moeten worden ingediend. Tijdens de bijeenkomsten hebben ook de banken (ING, Rabobank en ABN-AMRO) een toelichting gegeven op het gebruik van hun rapporta-geportaal (zie www.rapportageportaal.nl). Deze vergelijkbare voorzie-ning maakt het mogelijk kredietrapportages en op termijn ook krediet-aanvragen volledig elektronisch te verzorgen en in te dienen. Ook hiervoor moet gebruik worden gemaakt van PKI-overheidscertificaten. Een videoverslag van de bijeenkomsten en de presentaties, alsmede de leveranciers van de PKI-overheidscertificaten, kunt u vinden op www.sbr-nl.nl.

Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft in het najaar van 2011 een onafhankelijke commissie van externe deskun-digen ingesteld die als opdracht heeft het horizontaal toezicht door de Belastingdienst te evalueren. Voorzitter van de com-missie is prof. dr. L.G.M. Stevens. De commissie houdt een aan-tal rondetafelgesprekken met diverse betrokkenen bij hori-zontaal toezicht, zoals koepelorganisaties van fiscale dienstverleners, ondernemers, wetenschappers en de Belas-tingdienst. Ook het RB heeft hieraan deelgenomen en heeft in dit kader een zogenoemde Position Paper Horizontaal Toe-zicht ingediend bij de commissie. Voor het RB en zijn leden is het RB Koepelconvenant vooral de erkenning door de Belas-tingdienst van de voortdurende bevordering van de deskundi-

ge beroepsuitoefening. Het opent voor veel MKB-onderne-mers de deur naar de voordelen van horizontaal toezicht en ondersteunt belastingadvieskantoren in een economisch ren-dabele dienstverlening. Daarnaast constateert het RB knel-punten en onduidelijkheden in de praktijk, zoals over de mate van transparantie van de fiscale dienstverlener en de onder-nemer naar de Belastingdienst toe, het verschil tussen een juiste en een aanvaardbare aangifte, de eventuele gevolgen bij controle en de uiteenlopende verwachtingen van betrok-kenen bij horizontaal toezicht door het ontbreken van een eenduidige uitleg.

Position Paper Horizontaal Toezicht

Belangenbehartiging en vakinformatie

Page 42: Het Register nr. 1 - 2012

42 het Register | februari 2012 | nummer 1

Verenigingsnieuwshet

Belangenbehartiging en Vakinformatie/Ledenservice

Forumbijeenkomst geslaagdRuim 190 leden waren zaterdag 10 december 2011 in Vianen aanwezig om de halfjaarlijkse Forumbijeenkomst bij te wonen. Tijdens de bijeenkomst zijn Paul Cramer, btw-specialist en lid van het RB btw-specialistennetwerk en Peter Goossens, fiscalist bij Bureau Vaktechniek van het RB, uitgebreid ingegaan op de vragen die vooraf gesteld waren door RB-leden. De aanwezigen konden daarbij mee discussiëren. Bij de behandeling van de vragen gin-gen de sprekers in op recente ontwikkelingen en jurisprudentie.

Steeds meer leden ontdekken de plezierige sfeer van de Forum-bijeenkomsten, de mogelijkheid om praktijkcases in te brengen en het zien van collega’s. Na afloop van de bijeenkomst merkte een tevreden lid op dat “het weer een hele leuke bijeenkomst was met echt goede onderwerpen! De forumbijeenkomst is altijd leuk en interessant om bij te wonen.”

Kort nieuws uit het BeconoverlegMeer service van Helpdesk IntermediairsVanaf 1 januari 2012 heeft de Belastingdienst bij de Helpdesk In-termediairs een derde lijn ingericht voor moeilijkere fiscaal-tech-nische vragen. De bedoeling is dat meer vragen in één keer kun-nen worden beantwoord en dat minder terugbelberichten nodig zijn. Als eerste komen vragen over betalen en verrekenen in aan-merking voor deze derde lijn. Voor vragen die niet door deze derde lijn kunnen worden beant-woord, richt de Belastingdienst binnen elke regio een telefonisch klantcontactteam in. Het streven is dat de Helpdesk Intermediairs meer concrete terugbelafspraken zal maken (dag en tijdstip).

Meld problemen met gemeenschappelijke inschrijving KvKSinds de gemeenschappelijke inschrijving van nieuwe rechtsperso-nen bij de Kamer van Koophandel zijn er meer problemen met on-juist uitgereikte belastingnummers (met name loon- en omzetbe-lastingnummers). In het eerste kwartaal van 2012 neemt het RB deel aan een bijeenkomst om knelpunten te inventariseren. Heeft u problemen (gehad) met de gemeenschappelijke inschrijving van nieuwe rechtspersonen bij de KvK? Meld dit via [email protected].

Voor uw agenda

Startdata RB Opleidingen voorjaar 2012

n CB-belastingconsulent 6 maart 2012

n CB-belastingadviseur 6 maart 2012*

n Beroepsvaardigheids- programma

september 2012 *U kunt de opleiding CB-belastingadviseur volgen op de maandag- of dinsdagavond. Het startcollege voor beide groepen vindt plaats op dinsdag 6 maart 2012.

RB evenementen 2012

n RB-dag (ALV/Congres) 1 juni, Congrescentrum Papendal te Arnhem

In het Beconoverleg zijn de voorwaarden van de nieuwe uit-stelregeling besproken. Lees over de nieuwe uitstelregeling op de website van de Belastingdienst. De belangrijkste wijzigingen in 2012 voor u op een rijtje:n Uitstel aanvragen mogelijk zodra software gereed;n Vraag uitstel aan vóór 1 april 2012;n Terugkoppeling op uitstelverzoek via EKA (professionele

software);

n Uitstelperiode loopt van 1 april 2012 tot 1 mei 2013;n Belastingdienst let op accurate schatting.

Let op:Ga na welke uitstelverzoeken worden afgewezen. Geen uitstel voor de inkomstenbelasting, betekent geen uitstel voor het aanvragen van toeslagen. Toeslagaanvragen 2011 die na 1 sep-tember 2012 worden ingediend, worden afgewezen.

Geslaagd Dhr. J.D. Kramp CB is geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht die door de samenwerking tussen RB-opleidingen en de Universiteit van Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.

Nieuwe uitstelregeling

Page 43: Het Register nr. 1 - 2012

43februari 2012 | nummer 1 | het Register

PE-online

Sinds 1 september 2011 kunnen RB-leden hun PE-punten di-gitaal registeren in PE-online. We vroegen een aantal leden naar hun ervaringen tot nu toe.

De heer Cardol AA CB

“Het is een gebruiksvriendelijk systeem. Ik heb er nog niet zo veel mee gewerkt, maar heb tot nu toe geen problemen on-dervonden. Ik ben een voorstander van digitalisering en vind dit een goede stap vooruit op het gebied van administratie-velastenverlichting.”

De heer Van Blijderveen bc

“Ik heb al intensief gebruikgemaakt van PE-online. Het was even wennen, maar ik kan er nu uitstekend mee uit de voe-ten. Groot voordeel vind ik dat je altijd een actueel beeld hebt van je puntensaldo en meteen kunt zien of je al hebt voldaan aan het PE-reglement.”

De heer Luijpen FB

“Ik heb nog niet met PE-online gewerkt. Maar omdat ik mijn punten voor 31 maart 2012 moet verwerken, gaat dit binnen-kort wel gebeuren. Ik vind het een hele goede ontwikkeling; wat mij betreft mag het RB zo veel mogelijk elektronisch doen.”

Ledenservice

Een nieuwjaarsbijeenkomst is natuurlijk in de eerste plaats bedoeld om met elkaar te toosten op het nieuwe jaar. Maar het RB zou het RB niet zijn als het daar toch niet tevens een serieus onderwerp aan vast zou plakken. En zo konden de in groten getale opgekomen RB-leden kennisnemen van enkele prikke-lende gedachten over de toekomst van hun beroep. Een beetje schrikken was het soms wel.

In zijn welkomstwoord haalt RB-voorzitter Sylvester Schenk oud-CB-voorzitter Evert Kous aan, die had geadviseerd om wat vaker een fiscaal feestje te bouwen. Welnu, wat hem betreft houden we de nieuwjaarsbijeenkomst erin. Vervolgens maakt hij in fraaie vol-zinnen de stand van zaken op. Ik maak me zorgen, zegt hij, maar in elk geval niet over het RB, want dat heeft zijn zaakjes dik voor elkaar. Maar daarbuiten lijkt alles kommer en kwel, van pensioen-crisis tot en met de raad van commissarissen bij Ajax. Ook in fis-caal opzicht valt er het nodige te jammeren. De ware bedreiging – voor de belastingadviseur – is Rita Verdonk, schertst hij, want die wil een hele reeks belastingen afschaffen. Maar Rita is niet meer, in politieke zin dan. Er blijven evenwel genoeg ergernissen over, zoals het meten met twee maten bij het fiscaal renteregime (schandalig), het gedoe rond de hypotheekrenteaftrek, het afpak-ken van de kindvrijstelling in box 3, en het wel verhogen van het

Registreer uw PE-punten voor 1 april 2012Heeft u uw PE-punten voor 2011 nog niet allemaal geregis-treerd? Dit kan tot en met 31 maart 2012. Na deze datum ont-vangt u bericht of u heeft voldaan aan het PE-reglement. Een aantal leden wordt geselecteerd voor de verdiepte controle. Dit betekent dat van de geregistreerde PE-punten bewijsstukken moeten worden overgelegd. Van PE-cursussen gevolgd bij het RB heeft u geen deelnamebewijzen nodig, deze worden gecon-troleerd aan de hand van de aanwezigheidsregistratie. Wel dient u de behaalde PE-punten zelf te registeren. PE-punten registre-ren? Ga naar www.rb.nl/pe.

Wat verandert er in 2012?Vanaf 1 januari 2012 verwerken de cursusorganisatoren de pre-sentielijsten online, waardoor uw PE-dossier automatisch wordt bijgewerkt. Hierdoor is ook het indienen van uw PE-punten aan het eind van een kalenderjaar niet meer nodig. Het RB kan te al-len tijde de status in de ledendossiers inzien en controleren.

Voor aspirant-leden en buitengewone leden verandert er niets, zij zijn en blijven vrijgesteld van het behalen van PE-punten.

eigenwoningforfait vanwege de gedaalde WOZ-waarde tegenover het niet willen verlagen van de brandstofaccijns vanwege de enorm gestegen brandstofprijzen. Schenk sluit af met de intro-ductie van twee sprekers die het gaan hebben over kansen en bedreigingen voor het beroep van belastingadviseur.

Waarschuwend vingertje op nieuwjaarsbijeenkomst RB

Dagvoorzitter Sylvester Schenk: het RB heeft zijn zaakjes dik voor elkaar

Evenementen

Page 44: Het Register nr. 1 - 2012

44 het Register | februari 2012 | nummer 1

Verenigingsnieuwshet

Evenementen

‘Ze komen eraan’Met deze mysterieuze boodschap begint prof. mr. G.M.J.E. (Guido) de Bont aan zijn visie op de toekomst van het beroep van belas-tingadviseur. Hij wil de zaal echter niet te lang in spanning houden en vertelt ook maar meteen wie hij met ‘ze’ bedoelt: het zijn de accountants, zeg maar de aanpalende beroepsgroep. Die zien namelijk hun eigen werkzaamheden langzaamaan verschrompelen, als gevolg van de almaar verder om zich grijpende automatisering.

RB-leden aan het woord tijdens de

feestelijke jaaropening van het RB

op maandag 16 januari

Maarten Ekkels Msc bc (zit in de laatste fase van de opleiding CB-belastingadviseur).

“Dit jaar kwam het tijd-stip van deze bijeen-komst goed uit. Het waren leuke speeches, die ik laagdrempelig, herkenbaar en niet te lang vond. Een goede combinatie tussen

humor en het meegeven van een boodschap. Daarnaast kan ik hier netwerken.Het komende jaar zie ik positief tegemoet. In mijn praktijk zul-len er, naast een update van de website, geen grote verande-ringen zijn. Ik denk wel mensen persoonlijk contact op prijs blijven stellen. Grote kantoren worden steeds anoniemer en mensen hebben behoefte aan één aanspreekpunt.Waar we zullen zijn in 2020? Dat er dan misschien geen belastingaangifte meer is, zal denk ik een grote zorg zijn van de belastingadviseur. Met alleen het invullen van een aangifte kom je er niet, het adviseren in zijn geheel blijft heel belang-rijk. Commitment met je klant zal steeds belangrijker worden. Je moet zorgen dat je de veranderingen voor blijft, want je bent als kleine ondernemer uiteraard wel heel kwetsbaar.”

mr. Hans van Tuyl FB.“De sfeer is goed van-daag, De Flint is mooi centraal gelegen en de bijeenkomst is goed georganiseerd en uit-stekend opgezet. Ik ben hier omdat de sprekers en het thema mij aan-

spreken. De bijdragen van de sprekers waren goed, niet te zwaar of diepgaand, dat is ook niet wenselijk voor zo’n bijeen-komst. Maar wel met een goede boodschap, het is een bevesti-ging van zaken die ik aan heb zien komen. Ik vind het goed om te horen of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn.”

Jan Garvelink: de man van de bedreigingen

Guido de Bont: de adviesfunctie overleeft alles

Foto’s: Raphaël Drent

Page 45: Het Register nr. 1 - 2012

45februari 2012 | nummer 1 | het Register

Evenementen

Jaarrekeningen en overige administratieve handelingen zoals ze jarenlang tot de kerntaken van de accountant hebben behoord, zijn hoe langer hoe meer slechts een druk op de knop. Omzet en prij-zen komen daardoor onder druk en dwingen de accountant om naarstig op zoek te gaan naar een nieuw verdienmodel.Volgens De Bont vindt er een splitsing plaats tussen accountants die zich louter bezighouden met controle en accountants die zich puur op het advieswerk gaan toeleggen. Met name de laatsten kun-nen in het vaarwater van de belastingadviseur komen, zeker wan-neer ze tevens aan tax assurance gaan doen. Dat wil zeggen dat ze een jaarrekening opmaken en daar vervolgens een belastingbrief bij doen waarin ze verklaren dat ze – uiteraard op grond van een heel normenstelsel – instaan voor de juistheid van de aangifte.Het is niet de enige bedreiging, zegt De Bont. De belastingadviseur dreigt ook de onbezoldigd controlemedewerker van de Belasting-dienst te worden. Die ontwikkeling is duidelijk zichtbaar, met de vierde tranche Awb, de introductie van de strafbeschikking en last but not least horizontaal toezicht, waarbij de fiscus zichzelf en de advieskantoren als ketenpartijen ziet. Het feit dat nog maar 10% meedoet, doet vrezen dat de druk verder zal worden opgevoerd. Dan wordt het of meedoen, of verstoken blijven van allerlei facili-teiten. En daarnaast wordt de belastingadviseur ook steeds meer geacht voor opsporingsambtenaar te spelen.

Miek Storm van Leeuwen–van Wuijckhuijse bc.“De sprekers waren amusant en vakinhou-delijk goed. Heel leuk! Ik kom eigenlijk altijd wel naar dit soort bij-eenkomsten, met name voor het netwerken en natuurlijk de onderwer-

pen die er behandeld worden. Ik merk in mijn werkzaamheden dat de controlefunctie waar vandaag over gesproken werd, steeds meer naar voren komt. Tegenwoordig lijkt het alsof je steeds meer aan de kant van de Belastingdienst moet staan. Waar we zijn in 2020? Ik vrees dat we niet onder de toename van digitalisering uitkomen. Enerzijds heeft dat voordelen, maar we moeten ervoor oppassen dat het niet doorslaat. Infor-matie wordt vastgelegd en is moeilijk te verwijderen als het eenmaal de wereld ingestuurd is.Ik ga het komende jaar met open vizier in, ik zie wel wat er op mijn pad komt. Ik hoop dat ik gezond mag blijven en plezier blijf houden in mijn werk!”

Joke Swart–van Eerden bc (zit in de laatste fase van de oplei-ding CB-belastingadviseur).

“Ik vond het een hele leuke bijeenkomst. De onderwerpen en de sprekers trokken mij erg aan, ik dacht ‘Leuk, weer eens wat anders!’ Wat er vandaag bespro-ken is heeft me aan het

denken gezet. Het is lastig een weg te zoeken tussen je advies-functie en de controlefunctie die nu meer opgelegd wordt. Je hebt een soort dubbelrol. Dat is nog wel een beetje zoeken.Ik vermoed dat wanneer banken informatie gaan doorspelen aan de Belastingdienst, zoals Guido de Bont aangaf, er veel weerstand komt. Het is in dit vak juist leuk om de vrijheid te krijgen om de randen op te zoeken van wat wel en niet kan. Door de toename van automatisering stelt de belastingadvi-seur minder cijfers op en vindt er meer een verschuiving plaats richting het advieswerk. Belangrijk is dat we ons niet alles laten aanleunen. ‘Wees eigenwijs’, zoals Sjaak Bral zei. Het komende jaar wordt een jaar waarin je moet opletten wat er allemaal voorbij komt in je adviespraktijk. Wat is er gewij-zigd? Klopt het allemaal nog wat ik doe? Ik hoop dat de econo-mie tot rust komt, veel klanten kunnen niet nóg een economi-sche klap opvangen.”

Sjaak Bral: ga voor diagonaal toezicht!

Page 46: Het Register nr. 1 - 2012

46 het Register | februari 2012 | nummer 1

Verenigingsnieuwshet

Evenementen

Voor het jaar 2020 voorziet De Bont een enigszins futuristisch scenario waarin de Belastingdienst ook zicht heeft op het betalingsverkeer en systeembanken zijn of worden genatio-naliseerd: ABN staat dan voor Algemene Belastingdienst Nederland. Kortom, de fiscus weet alles en voor de belasting-adviseur is het zaak om ervoor te zorgen dat niet onnodig belasting wordt betaald. Oftewel, de adviesfunctie overleeft alles.

‘Ik ben van de bedreigingen’Zo introduceert mr. drs. J.F. (Jan) Garvelink zichzelf bij de toe-hoorders. Hij ‘doet’ namelijk in beroepsaansprakelijkheids-kwesties, tuchtrecht en claims tegen accountants en belasting-adviseurs. Eigenlijk kun je dus maar beter niet met hem te maken hebben, want als dat wel zo is, is het goed mis. Geluk-kig voor u, zegt hij, krijg ik nog steeds veel meer zaken tegen accountants dan tegen uw beroepsgroep.De grootste claimant, zo vervolgt Garvelink, is de dga, en dan vooral de gepensioneerde dga, vaak in combinatie met een bedrijfsoverdracht. Zelfs een oorspronkelijk zeer hartelijke relatie tussen adviseur en klant kan, als het erop aan komt, ontaarden in een nietsontziende strijd. Want loyaliteit en geld verdragen elkaar slecht, doceert Garvelink. Veel problemen ontstaan door – op aandringen van de klant – net iets te scherp aan de wind te zeilen, bijvoorbeeld op pensioengebied. Als het dan mis gaat, wijst de klant doodleuk met een beschul-digende vinger naar zijn adviseur en speelt zelf de vermoorde onschuld. Daar zitten geboren acteurs tussen.Een regelmatig twistpunt is ook de hoeveelheid advies. Vóór de aanslag heeft menige klant als klacht dat er te veel advies is gegeven en dat er dus ook te veel in rekening is gebracht. En na de aanslag komt menigmaal het verwijt dat er te weinig advies is verstrekt (‘had ik dit of dat maar geweten’). Ook rech-ters hebben veel moeite met dit soort klachten. De vraag wat nu een goed advies is, valt volgens Garvelink niet eenduidig te beantwoorden. Maar hij kan er wel het volgende over zeggen: schrijf op wat je doet, en vooral ook wat je niet doet. Oftewel: cover your ass!

Haagse blufDe vrolijke noot mag natuurlijk niet ontbreken en dat kunnen we gerust overlaten aan rasechte Hagenees Sjaak Bral. Maar door de grappen en grollen heen is duidelijk te merken dat hij ook van de hoed en de rand weet. Links en rechts deelt hij de nodige tikken uit: voor belastingadviseurs heeft hij de ver-zamelnaam ‘klikkers’ bedacht, de afkorting dga staat voor ‘doet geen afstand’, de overheid klinkt op zijn Haags als ‘overhead’ en de meeste banken doen waarvoor ze zijn gemaakt: ze laten je zitten; niet voor niets is er de uitdrukking ‘door de bank genomen’. Het hele horizontaal toezicht wil hij vervangen door ‘diagonaal toezicht’: wees geen verlengstuk van de Belastingdienst, wees ook geen slaaf van je klant, maar wees vooral jezelf en blijf lekker eigenwijs. Waarna hij de zaal luidkeels zijn lijfspreuk laat brullen: ‘ik zal nooit iemand napraten!’ Hoogste tijd voor de – zeer geanimeerde – borrel.

Klik hier voor meer foto’s

Page 47: Het Register nr. 1 - 2012

47februari 2012 | nummer 1 | het Register

Opleidingen

Opleidingen van startGaat u de uitdaging aan om verder te studeren tot allround fisca-list? Laat u uw medewerker(s) starten met een fiscale opleiding die direct praktisch toepasbaar is? Fiscaal gedegen advies geven, daar hoeft iemand toch geen opleiding voor te volgen? In deze economisch mindere tijden geen vreemde vragen. RB Opleidin-gen kan u hier een antwoord op geven: een opleiding die u verder in uw fiscale carrière helpt, is alleen maar winst. In het voorjaar van 2012 starten de opleidingen CB-belastingcon-sulent, CB-belastingadviseur. Het Beroepsvaardigheidsprogramma start weer in september 2012.

Goede start met CB-belastingconsulentDe opleiding CB-belastingconsulent is een waardevolle investe-ring in de toekomst. Studenten krijgen een brede basis om zowel de particulier als de mkb-ondernemer fiscaal te adviseren. Vol-gens het SEO Economisch Onderzoek van 2011 blijkt dat een be-lastingadviseur een zeer goede kans heeft op een vaste baan, hoog scoort met betrekking tot de arbeidstevredenheid en een goed salaris heeft. Niet voor niets staat het beroep in de top 5 van de beste startersfuncties.

Verdieping met CB-belastingadviseurDe opleiding CB-belastingadviseur leidt u op tot allround fiscalist voor het mkb. De diverse deelwerkzaamheden van de fiscale spe-cialisten komen samen in uw advies aan de klant. Dit betekent

dat het van belang is dat u als belastingadviseur een brede fiscale kennis heeft om het advies goed te kunnen overbrengen aan uw klant. Na het afronden van de opleiding CB-belastingadviseur heeft u een stevig en diepgaand fiscaal fundament.

Soepeler adviserenDoor het internet en sociale media is een klant, als het op zijn on-derneming aankomt, vaak al meer op de hoogte van fiscale zaken dan u denkt. Met wat voor klanten heeft u te maken? Kunt u in uw advies de basis overslaan en direct ter zake komen of behoeft uw boodschap eerst een begrijpelijke inleiding? Op welke wijze brengt u het advies over aan uw klant? Het Beroepsvaardigheids-programma biedt u de gereedschappen om professioneel op te treden naar uw klant. Naast schriftelijke en mondelinge vaardig-heden komen ook beroepsregels en beroepsuitoefening in grote mate aan bod. Meer informatie: www.rb.nl/opleidingen.

Wanneer kunt u starten? CB-belastingconsulent dinsdag 6 maart 2012 UtrechtCB-belastingadviseur* dinsdag 6 maart 2012 UtrechtBeroepsvaardigheidsprogramma september 2012 Utrecht

*U kunt de opleiding CB-belastingadviseur volgen op de maandag- of dinsdagavond. Het startcollege voor beide groepen vindt plaats op dinsdag 6 maart 2012.

In een jaar uw mastergraad Fiscale Economie behalen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA)? Dat kan! Voor de tweede keer biedt het Register Belastingadviseurs in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (UvA) de eenjarige master-opleiding Fiscale Economie aan. De mogelijkheid om in een jaar de universitaire titel Master of Science te behalen na afronding van de opleiding Master Belastingadviseur. De Master Belas-tingadviseur is de enige fiscale hbo-master in Nederland en wordt aangeboden door RB Opleidingen.

De eerste groep RB-leden ging u al voor. Deze masterstudenten Fiscale Economie starten komend voorjaar met het tweede en laatste semester van de masteropleiding, met als doel het behalen van de bul Fiscale Economie en de bijbehorende graad Master of Science (Msc.). Een grote meerwaarde voor u als fisca-list en/of als werkgever. Gaat u ook de uitdaging aan?

Het bijzondere van dit programma is de mix van theorie en praktijk, waarbij de nadruk ligt op de Nederlandse mkb-onder-neming. Dit maakt de master bij uitstek geschikt voor fiscalisten die werkzaam zijn in de Nederlandse mkb-praktijk en behoefte hebben aan fiscaal-theoretische verdieping.

Summercourse Om deel te kunnen nemen aan deze masteropleiding dient u eerst de summer-course te volgen, het academi-sche programma ter voorbe-reiding op het masterjaar aan de UvA. Tijdens deze summercourse, die op 25 juni 2012 van start gaat, wordt het vak ‘Capita selecta: fiscale academische analyse’ gedoceerd door hoogleraren van de UvA. De afsluiting bestaat uit een presentatie en het verdedigen van een referaat. Daarnaast legt u een schriftelijk tentamen af. De summercourse bestaat uit zes collegebijeenkomsten en duurt tot 13 juli 2012. Schrijf u nu alvast in en doorloop vanaf 25 juni 2012 de aca-demische weken van de UvA!

Meer weten?Wilt u meer weten over de summercourse, de opleiding Master Fiscale Economie aan de UvA of direct inschrijven? Kijk op www.rb.nl/opleidingen. U kunt uiteraard ook contact opnemen met RB Opleidingen, (0345) 54 70 30 of via [email protected].

Behaal in een jaar de titel Master of ScienceInSCHRIJVInGGESTART

Page 48: Het Register nr. 1 - 2012

48 het Register | februari 2012 | nummer 1

Verenigingsnieuwshet

Permanente Educatie

Permanente Educatie bij RB: de brug tussen kennis en praktijkOok komend voorjaar kunt u bij RB Opleidingen terecht voor Permanente Educatie. U heeft de nieuwe cursusbrochure Permanente Educatie voorjaar 2012 ontvangen met hierin een actueel, gevarieerd en praktijkgericht cursusprogramma. Naast de goedbezochte casuscolleges komen uiteraard ook de inleidende en verdiepende aangiftecursussen terug in het programma.Nieuw dit voorjaar zijn de cursussen in de vorm van masterclasses. De masterclass biedt u praktijkkennis op een meer diepgaand niveau.

PE-programma voorjaar 2012Hieronder het PE-programma voor het voorjaar 2012 tot eind april. Aanmelden voor de cursussen kan met de formulieren uit de bro-chure Permanente Educatie voorjaar 2012 of online via www.rb.nl/inschrijven. U vindt daar ook de cursussen voor mei en juni.

Akersloot

ma 2 april Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 10 april Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 17 april Renteaftrek in de Vpb: actualiteiten en rechtspraak

mr. M.C. de Graaf

ma 23 april Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

Breda

di 14 februari Verdieping Aangifte inkomstenbelasting 2011 voor de

particulier drs. P.N.M. Goossens

ma 27 februari Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker

di 17 april Nederbelgen

mr. drs. D.A. van Dorsselaer & mr. M. Snikkenburg

ma 23 april Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

Dordrecht

ma 16 april BTW-academie Van Driel Fruijtier btw-specialisten

(6-daagse cursus 16 en 23 april, 7, 14 en 21 mei en 4 juni)

Emmeloord

di 3 april Renteaftrek in de Vpb: actualiteiten en rechtspraak

mr. M.C. de Graaf

Ridderkerk

ma 13 februari Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker

ma 27 februari Verdieping Aangifte inkomstenbelasting 2011 voor de

particulier drs. P.N.M. Goossens

ma 16 april Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 24 april Casuscollege Vennootschapsbelasting

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Veldhoven

ma 13 februari Verdieping Aangifte inkomstenbelasting 2011 voor de

ondernemer mr. drs. A.J. Meijer

di 28 februari Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker

di 3 april Nederbelgen

mr. drs. D.A. van Dorsselaer & mr. M. Snikkenburg

PermanenteEducatie

voorjaar 2012

Praktijkgerichte

fiscalecursussen

Verder in fiscale kennis

De brug tussen kennis en praktijk

Vianen

di 28 februari Verdieping aangifte inkomstenbelasting 2011 onderne-

mer (extra) mr. drs. A.J. Meijer

do 22 maart Reizen duurder?! De nieuwe reisbureauregeling in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

wo 4 april Inleiding Samenstellen van de jaarrekening mkb

drs. M. Moling AA RA CB

wo 4 april Pensioen in eigen beheer en lijfrentesparen anders beke-

ken H.C.P. Schilder MFP FFP

do 5 april Verdieping Testament lezen in de praktijk

prof. dr. B.M.E.M. Schols

di 10 april Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers & E. de Vries

wo 11 april Inleiding Estate planning dag 1 mr. E.R. Helder

do 12 april De margeregeling in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

do 12 april Valkuilen in het ontslagrecht mr. I. van der Vorst

di 17 april Leergang Ondernemingsrecht dag 1 mr. E.A. Brat

wo 18 april Inleiding Estate planning dag 2 mr. J.F.H. van den Belt

wo 18 april Actualiteiten loonheffingen mr. M.R.M. Deden

do 19 april Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv

mr. J. Zwagemaker

do 19 april Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 23 april Renteaftrek in de Vpb: actualiteiten en rechtspraak

mr. M.C. de Graaf

di 24 april Nederbelgen

mr. drs. D.A. van Dorsselaer & mr. M. Snikkenburg

wo 25 april Leergang Ondernemingsrecht dag 2 mr. E.A. Brat

do 26 april Privégebruik in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

Zwolle

di 21 februari Verdieping Aangifte inkomstenbelasting 2011 onderne-

mer (extra) mr. drs. A.J. Meijer

ma 12 maart Verdieping Aangifte inkomstenbelasting 2011 particulier

(extra) drs. P.N.M. Goossens

di 17 april Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik

Page 49: Het Register nr. 1 - 2012

49februari 2012 | nummer 1 | het Register

Landelijke studiebijeenkomstenOok in het voorjaar van 2012 is het mogelijk om in te schrijven voor de gratis Landelijke Studiebijeenkomsten. Gerenommeerde spre-kers uit het vak brengen daar graag de nieuwste fiscale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Bent u verhinderd? Laat het ons weten!

Mocht u zich hebben ingeschreven voor een Landelijke Studiebijeenkomst maar onverhoopt toch verhinderd zijn, dan kunt u zich af-melden via www.rb.nl > Landelijke Studiebijeenkomsten.

Permanente Educatie

KringbijeenkomstenRB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meer-dere bijeenkomsten per jaar. Hieronder vindt u van iedere regio waarvan dit bekend is de eerstkomende data van de bijeenkom-sten die in het voorjaar plaatsvinden. Meer informatie over deze en andere kringen en de laatste updates vindt u op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie RB > Kringbijeenkomsten).

Kring Amsterdam

di 14 februari Prettig scheiden, ondernemers hoe nu verder?

mr. dr. E.W.J. Ebben

di 13 maart Inkomstenbelasting mr. J. Zwagemaker

Kring Arnhem

ma 13 februari Partnerbegrip mr. dr. N.C.G. Gubbels

ma 12 maart Actualiteiten btw mr. A.F. Fruijtier FB

Kring Eindhoven

di 14 februari BTW-actualiteiten (excl. Vastgoed) mr. A.F. Fruijtier FB

di 13 maart Actualiteiten loonbelasting/werkkostenregeling

mr. E. van Waaijen

Kring Limburg

do 8 maart Actualiteiten loonbelasting/werkkostenregeling

mr. E. van Waaijen

do 12 april Actuele informatie: www.rb.nl

Kring Gelderland/Overijssel

ma 20 februari Renteaftrekbeperking Prof. dr. Stan Stevens

ma 19 maart Omzetbelasting actualiteiten mr. C. van Vilsteren

Kring Leiden

ma 13 februari Actualiteiten Formeel belastingrecht

prof. mr. G.J.M.E. de Bont

ma 12 maart Actualiteiten Loonheffingen en werkkostenregeling

mr. C.W.M. van Ballegooien

noordelijke Kring Kijk op www.rb.nl voor het actuele aanbod.

Kring noord Holland/Alkmaar

ma 13 februari Actualiteiten Vpb, mogelijk aangevuld met actualitei-

ten IB mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 12 maart Huwelijk en echtscheiding van de ondernemer

mr. J. Zwagemaker

Kring Rotterdam

di 14 februari Actualiteiten arbeidsrecht, sociale verzekeringen

mr. J.P.M. van Zijl

di 13 maart Estate planning, huwelijksvermogens- en erfrecht

prof. mr. T.J. Mellema-Kranenburg

Kring Utrecht

di 14 februari Inkomstenbelasting mr. J. Zwagemaker

di 13 maart Actualiteiten vennootschapsbelasting

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Kring Zeeland/West Brabant

di 6 maart Fiscale update tbs-regeling mr. J.P. Boer

di 3 april Oudedagsvoorzieningen voor de DGA

G.W. Selfhout FB MB

Onderwerpen Locatie Datum SprekersOnzakelijke leningen Assen 8 februari 2012 mr. drs. S.A.W.J. StrikOnzakelijke leningen (vervolg) Veldhoven 15 februari 2012 prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis

Akersloot 21 februari 2012Ridderkerk 14 maart 2012Apeldoorn 15 maart 2012

Aanmelden vanaf 19 januari 2012 Vianen 21 maart 2012

Onderwerpen Locatie Datum SprekersActualiteiten Omzetbelasting Akersloot 3 april 2012 mr. drs. W.A.P. NieuwenhuizenFormeel belastingrecht Veldhoven 10 april 2012 prof. mr. G.M.J.E. de Bont

Apeldoorn 23 april 2012Ridderkerk 24 april 2012Assen 8 mei 2012

Aanmelden kan vanaf 5 maart 2012 Vianen 22 mei 2012

Page 50: Het Register nr. 1 - 2012

50 het Register | februari 2012 | nummer 1

Verenigingsnieuwshet

In de boekenrubriek geven ervaren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n Twee beoordelaars recenseren

een boek. n Zij kennen cijfers toe voor

bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n

Goed n n n n

Redelijk n n n

Matig n n

Afrader n

COM

PEND

IUM

COM

PEND

IUM Estate Planning

Auteurs

mr. P. Bloklandmr. N.C.G. Gubbelsmr. R.L.M.C. JanssenP.C. van de Meeberg MFP RLPprof.mr. T.J. Mellema-Kranenburgprof.dr. F. Sonneveldtmr. W.J.J.G. Speetjensprof.mr. A.H.N. Stollenwerckmr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëstmr. J.C.L. Zuiderwijk

tweede druk

Dit compendium bevat een breed scala aan onderwerpen op het gebied van deestate planning. Het boek volgt goeddeels de praktijk van het leven: samen-wonen – huwen – schenken – erven. Zowel de civielrechtelijke als de fiscaal-rechtelijke kant komt aan bod.

Het Compendium Estate Planning richt zich in de eerste plaats op het onder-wijs, maar is ook uitstekend bruikbaar voor de ervaren estateplanner. Om de lezer een goed inzicht in de weerbarstige estate planningsmaterie te verschaf-fen is er voor gekozen de verschillende onderwerpen in algemene zin toe telichten, waarna in meer of mindere mate verdieping volgt.In afzonderlijke hoofdstukken wordt behandeld: een algemene inleiding op deop 1 januari 2010 inwerking getreden successiewet, de ongehuwde samen-woners, de hoofdlijnen van het huwelijksvermogensrecht, de schenking en deANBI-regeling. Het erfrecht in brede zin beslaat vier hoofdstukken (algemeen,wettelijke verdeling en alternatieven voor de wettelijke verdeling, overige tes-tamentvormen en fiscale aspecten van de boedelafwikkeling). Tot slot volgt nogeen viertal bijzondere onderwerpen: schenken en vererven van ondernemings-vermogen, de bedrijfopvolgingsregeling, de raakvlakken van de financiële plan-ning met de estate planning en ten slotte de internationale aspecten.

COM

PEND

IUM

Estate PlanningAutar, Baard, Kolkm

an

www.kluwer.nl

Redactie

mr. A.R. Autarmr. C.B. Baardprof.mr. W.D. Kolkman

Comp Estate Planning_Comp Estate Planning 15-07-11 10:11 Pagina 1

Inkomsten-belasting

prof.dr.mr. E.J.W. Heithuisprof.dr. P. Kavelaarsdrs. B.F. Schuver

35

fed fiscalestudieserie

35

Heithuis/Kavelaars/Schuver Inkomstenbelasting

De Wet IB 2001 is een wat merkwaardig fenomeen:het is ongetwijfeld de meest besproken fiscale wet,maar tegelijkertijd levert ze als zelfstandige heffingbetrekkelijk weinig op. Sterker nog, de opbrengst isgedurende vele jaren negatief geweest. De inkomsten-belasting is – ook met de invoering van de Wet IB2001 – nog steeds een ingewikkelde regeling.Met name voor studiedoeleinden geen aantrekkelijkperspectief. Wij hebben getracht met het onder-havige boek daaraan een mouw te passen. We heb-ben er naar gestreefd de omvang van het geheelbinnen redelijke proporties te houden, maar tegelij-kertijd toch regelgeving en rechtspraak volledig teverwerken. Ook literatuurverwijzingen treft men aan,maar terughoudendheid op dit punt leek ons gepast.Alleen indien uitdrukkelijke standpunten in de litera-tuur zijn opgenomen, hebben we die in de regel ver-werkt. Wat betreft de structuur en paragraafindelingis (vrijwel) volledig aansluiting gezocht bij de indelingvan de Wet IB 2001. Het gebruiksgemak van eendergelijke opzet weegt op tegen het waterhoofdach-tige hoofdstuk 3 dat daar een gevolg van is. Metingang van de vierde druk hebben we in het onder-deel loon een aantal onderwerpen ondergebrachtdie zijn ontleend aan de Wet LB 1964 omdat isgebleken dat daar in de studiepraktijk behoefte aanbestaat.

Prof.dr.mr. E.J.W. Heithuis is hoogleraar belasting-recht aan de Universiteit Utrecht, directeur HollandTax Center, wetenschappelijk adviseur van BDOBelastingadviseurs en rechter-plaatsvervanger in derechtbank Den Haag.

Prof.dr. P. Kavelaars is hoogleraar Fiscale Economieaan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeurWetenschappelijk Bureau van DeloitteBelastingadviseurs BV te Rotterdam.

Drs. B.F. Schuver is als fiscalist verbonden aan hetBureau Vaktechniek van Alfa Accountants enAdviseurs BV te Wageningen.

Zevendeherziene druk

inclusief hoofdzakenloonbelasting

ISBN 978-90-13-08720-8NUR 826-601

fed fiscale studieserie 35_fed fiscale studieserie 35 29-06-11 09:14 Pagina 1

Boeken

Compendium Estate PlanningEstate planning is een uit de Verenigde Sta-ten overgewaaid begrip dat wordt gebruikt voor de advisering die zich richt op de juri-dische en fiscale begeleiding van de over-gang en instandhouding van (familie)ver-mogens. Niet alleen belastingadviseurs, maar ook accountants, notarissen, advoca-ten, financiële planners en zelfs banken richten zich op estate planning. De estate planner dient niet alleen te beschikken over fiscale kennis, maar ook over kennis van het erfrecht, het familie-recht, het pensioenrecht etc. etc.. Kortom, de estate planner dient te beschikken over een breed scala aan vaardigheden en kennis.

Dit compendium bestrijkt inderdaad een breed scala aan onder-werpen, die zowel civielrechtelijk als fiscaalrechtelijk worden be-licht. Het bevat naast de geijkte onderwerpen als erfrecht en schenking onder meer aparte hoofdstukken over estate planning voor samenwoners, huwelijksvermogensrecht en Algemeen Nut Beogende Instellingen. Wie bijvoorbeeld wil weten hoe het zit met de civielrechtelijke aspecten van verrekening van waardemu-taties tussen samenwoners, wordt op zijn wenken bediend. Het nadeel van een compendium is vaak dat niet alles even goed wordt uitgediept. Zo is er niets te vinden over het levenstesta-ment en is de informatie over een ANBI in het buitenland erg summier. De hoofdstukken zijn geschreven door verschillende deskundigen. Nadeel daarvan is dat er soms een zekere ‘overlap’ in de materie zit. Ook is de schrijfstijl van de ene auteur prettiger dan de andere. Handig zijn de vele voorbeelden en de verwijzin-gen naar relevante literatuur en jurisprudentie.

De belastingadviseur die zichzelf profileert als estate planner doet er zeker verstandig aan kennis te nemen van dit boek. Maar ook de adviseur die slechts zijdelings te maken heeft met estate planning heeft aan dit compendium een praktisch naslagwerk.

Praktisch nut 8Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 8Leesbaarheid 6Presentatie7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor generalist

Eindoordeel: n n n n n

Auteurs: mr. A.R. Autar, mr. C.B. Baard, prof. mr. W.D. Kolkman (red.)

Uitgever : KluwerISBn-nr: 978 90 13081 30 5Prijs: € 62,95

Marco Dijkstra FB en Marcel van Galen FB

Inkomstenbelasting FED Fiscale StudieserieDe Fiscale Studieserie zegt het al, een echt studieboek en op die manier is het boek ook ingericht, in veel hoofdstukken voorzien van voorbeelden en verwijzingen naar de diverse besluiten, jurisprudentie en overige literatuur. Onderdeel van het boek zijn de hoofdzaken loonbelasting. De relatie tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting is opgenomen en de behandeling van de loonbelastingaspecten is voldoende om als achtergrond te dienen. Het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt uitvoerig beschreven en van voorbeelden voorzien; binnen de inkomstenbelasting is de aanmerkelijkbelangheffing weliswaar niet de grootste inkomensbron, maar gezien het studiekarakter van het boek wel de inkomensbron die veel uitleg behoeft. De behandeling van de inkomsten uit sparen en beleggen vergt minder uitleg.

Voor de adviseur die de algemene theorie wil doornemen op een heldere manier is het een uitstekend boek, de student zal er zijn examenstof uit kunnen halen. De adviseur die meer diepgang zoekt, kan in elk geval een start maken aan de hand van de verwijzingen, opgenomen in de bijlagen. Inmiddels (zevende herziene druk) beslaat het boek 885 bladzijden, de wijze waarop de stof van de inkomstenbelasting wordt behandeld, is nog duidelijk en niet te uitgebreid.

Praktisch nut 7Wetenschappelijk niveau 7Actualiteit 7Leesbaarheid 8Presentatie 8Prijs-kwaliteitverhouding 8Bedoeld voor generalist, student

Eindoordeel: n n n n

Auteur: prof. dr. mr. E.J.W Heithuis, prof. dr. P. Kavelaars, drs. B.F. Schuver

Uitgever: KluwerISBn: 978 90 13 054643 3Prijs: € 67,95

Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA

Page 51: Het Register nr. 1 - 2012

Gespecialiseerd � scaal adviseur worden?Markus Verbeek Praehep biedt beginnend fi scalisten de mogelijkheid de opleiding tot gespecialiseerd fi scaal adviseur in deeltijd te volgen.

HBO Fiscaal Recht (NVAO geaccrediteerd) Bachelor Belastingadviseur

1 dag/avond per week Startmomenten in februari, maart, april, mei Diverse opleidingsplaatsen Digitale leerondersteuning Doorstroom naar Universiteit mogelijk

Wilt u de opleiding HBO Fiscaal Recht volgen en tevens van fi scaal voordeel genieten? Volg dan de Vakopleiding Fiscale Economie (VFE). VFE is zodanig vormgegeven dat de WVA voor u van toepassing kan zijn. In twee jaar tijd doet u kennis en vaardigheden op voor de functie van medewerker aangiftepraktijk. Na deze opleiding bent u goed voorbereid voor de vervolgopleiding HBO Fiscaal Recht.

Deze opleiding wordt in samenwerking met het Register Belastingadviseurs verzorgd.

Voor informatie: (038) 45 50 360 of [email protected]

Naamloos-2 1 1/16/2012 3:39:35 PM

GIBO Groep Accountants en Adviseurs

heet per 1 januari 2012

EEn nIEuwE nAAm.EEn vErtrOuwdE OrGAnIsAtIE!

Kijk voor meer informatie op www.flynth.nl of bel (026) 354 26 00.

Page 52: Het Register nr. 1 - 2012

+

+

www.rbopleidingen.nl

Start dit voorjaar met

uw fiscale opleiding!

www.rbopleidingen.nl

Wat is uw ambitie?

Op zoek naar een fiscale opleiding die direct praktisch toepasbaar is? Waarin talent verder ontwikkeld wordt? Waarin meegedacht wordt over uw fiscale carrière? RB Opleidingen begrijpt ambitie: ons opleidingsaanbod kenmerkt zich door kwalitatief hoogstaande opleidingen die u verder helpen in uw fiscale carrière. U studeert naast uw werk en merkt direct de meerwaarde in de fiscale adviespraktijk. Dit doet u samen, tijdens en na uw studie, met dé beroepsvereniging voor en van belastingadviseurs in het mkb: het Register Belastingadviseurs! U kunt dit voorjaar al starten. Kijk op www.rbopleidingen.nl voor uitgebreide informatie.

kortlopende trajecten gericht op de fiscale beroepspraktijk in eigen tempo doorstromen naar een fiscale vervolgopleiding op hbo of universitair masterniveau landelijk de enige fiscale hbo-master hoge kwaliteit deskundige docenten

Verder in fiscale kennis

10886_advertentie_opleidingen_V01.indd 1 17-01-12 16:17