Het Register 04 2013
-
Upload
register-belastingadviseurs -
Category
Documents
-
view
240 -
download
5
description
Transcript of Het Register 04 2013
Registerhet
De ondernemer in zwaar weer: Fiscale aandachtspunten bij
een dreigend faillissement
Herziening inkomstenbelasting en toeslagen: nu is de politiek aan zetHeithuis over rapport belastingherziening: ‘Bedenk iets originelers’Belastingdienst is aan het hollen
Vakblad van het Register Belastingadviseurs
augustus 2013 | nummer 4
MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR
•
•
•
•••
••
••
•
•
•
•
•
2013-07 RB-contouren.indd 1 12-7-2013 18:56:30
Inhoudde
Colofon
n n n
Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00
Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lidmaatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.
RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofdredacteur)Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de BontMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBMr. dr. M.J. (Mascha) HoogeveenMr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB
EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaEmail: [email protected]
Uitgever RB, Ilse van der DoelenEmail: [email protected]
Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven
AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00email: [email protected]
Derde jaargang, oplage 7500
VormgevingTwinmedia BV, Joke Boer
© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.
‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.
Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.
3augustus 2013 | nummer 4 | het Register
3618 Heithuis over rapport belastingherziening: ‘Bedenk iets originelers’Interview met prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
De ondernemer in zwaar weer: Fiscale aandachtspunten bij een dreigend faillissementMr. dr. A.J. Tekstra
De redactie - Verkeerd plan op verkeerde momentMr. W.J.M. Vennix FB n 4
Kort & bondig n 5
Sparen: in bv of in box 3?Drs. H.J. Meijer FB n 8
Herziening inkomstenbelasting en toeslagen: nu is de politiek aan zetProf. dr. P. Kavelaars n 12
Een schizofreen is nooit alleen... Of toch wel?Column – Drs. J.F.M. Zweekhorst FB n 17
Jurisprudentie en wetgeving n 23
Belastingdienst is aan het hollenIn de praktijk – S.M.H.J. van den Bergh AA, mr. L.J.J.H.M. Fincke FB
en F.J.W. Voermans FB n 28
(Semi-)elektrische auto’s rijden soepel op fiscale brandstofMr. H.A. Elbert n 32
Het Verenigingsnieuws n 41
Redactiede
4 het Register | augustus 2013 | nummer 4
In deze editie van Het Register geven Kavelaars en Heithuis hun hooggeleerde mening over het eindrapport van de commissieVan Dijkhuizen. Over dat rapport is nogal eens gezegd dat het een goed plan is, maar dat de timing verkeerd is. Ik ga een stap verder: het is het verkeerde plan op het verkeerde moment. Natuurlijk ben ook ik voorstander van het snoeien in het fraudegevoelige oerwoud aan toeslagen. En ook de verlaging van het forfaitaire – fictieve is een beter woord – rendement in box 3 komt geen dag te vroeg. Maar dan houdt het wel zo’n beetje op, want voor het overige komt de commissie vooral met slechte oplossingen voor deels niet bestaande problemen.Vooral de maatregelen waarmee de commissie de directeurgrootaandeelhouder (dga) wil aanpakken, vind ik zeer ongewenst. De commissie wil de gebruikelijkloonregeling aanscherpen, terwijl er juist alle reden is voor versoepeling. Zie mijn pleidooi in Het Register 20101/2, waar ik instemmend prof. Van Dijck heb geciteerd: “De inmiddels verschenen jurisprudentie is weinig appetijtelijk en vertoont een hardheid die niet in overeenstemming is met het uitgangspunt van de regeling, namelijk het bestrijden van misbruik.” Als het aan de commissie ligt moet de dga zijn tijd blijkbaar niet besteden aan ondernemen, maar aan het exact vaststellen van het salaris dat hij zou hebben verdiend als hij geen eigen baas was geweest – sowieso een hypothetische exercitie.Dan het voorstel tot introductie van een forfaitair rendement in box 2. De commissie heeft becijferd dat dga’s slechts ongeveer een kwart van de beschikbare winst uitdelen als dividend. Maar in plaats van applaus ontmoet dit verstandige gedrag bij de commissie afkeuring: “DGA’s maken op grote schaal gebruik van de mogelijkheid om winst in te houden. Zij keren niet jaarlijks dividend uit.” Elders in het rapport lezen we dat de aanmerkelijkbelangclaim langdurig kan worden uitgesteld, mede door toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (bof). Nou breekt me de klomp! De bof is ingevoerd om financieringsproblemen bij bedrijfsopvolging te voorkomen, maar wordt nu gebruikt als argument om een jaarlijkse box 2afrekening in te voeren. Dat is echt de omgekeerde wereld.Het wordt nog zotter als we in het rapport lezen dat over 2010 – het zal voor 2013 eerder slechter dan beter zijn, vrees ik – 41% van de bv’s verlies maakte en 33% een winstje van € 25.000 of minder. Samen is dat 74% en die wil de commissie dus confronteren met een ongewenste extra aftrekpost in de vorm van een hoger gebruikelijk loon. En daarbovenop nog met een verplicht dividend, dat echter veelal niet daadwerkelijk uitgekeerd zal mogen worden vanwege het, zwaar bekritiseerde, standpunt van het CAP over de samenhang met pensioen eigen beheer. Waarom pakt Van Dijkhuizen die problematiek eigenlijk niet aan? En het gedoe rond zogeheten onzakelijke leningen, om nog maar eens een reëel knelpunt te noemen? Daar zou ondernemend Nederland pas mee geholpen zijn.Kortom, mijn dringende advies is om de gebruikelijkloonregeling niet aan te scherpen maar juist te versoepelen. Geen forfaitair rendement invoeren voor box 2, maar wel de belemmeringen om dividend uit te keren in verband met pensioen eigen beheer wegnemen (levert extra belasting op!). Geld voor een forse verlaging van het forfaitaire rendement in box 3 is er dan niet, maar zet die verlaging wel in, desnoods met kleine stapjes. <<<
Mr. W.J.M. (Wil) Vennix FBHoofdredacteur Het Register en vennoot bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs te Tilburg
Verkeerd plan op het verkeerde moment
Kort & Bondign n n
5augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Wetsvoorstel financieel-economische criminaliteit naar Tweede KamerEr komen hogere straffen voor witwassen en corruptie. Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat minister Opstelten van Veiligheid en Justitie bij de Tweede Kamer heeft ingediend. De maximumstraf voor simpel witwas-sen wordt verhoogd van vier naar zes jaar gevangenisstraf. Gebeurt het witwassen uit gewoonte of in de uitoefening van een beroep, dan wordt de gevangenisstraf maximaal acht jaar. Omkoping van ambtenaren zal worden bestraft met maximaal zes jaar. Ook de strafmaat voor corruptie in de private sector gaat omhoog, en wel van twee naar vier jaar. Daarbij wordt ook de reikwijdte van de strafbaarstelling uitgebreid; denk aan ac-countants en taxateurs die worden omgekocht om malversaties door de vingers te zien of een onjuiste waardebepaling van een onroerende zaak af te geven.Verder wordt de maximale boete voor rechtspersonen die zich schuldig maken aan strafbare feiten, voortaan gekoppeld aan hun draagkracht: tot maximaal tien procent van de jaaromzet van de onderneming. En ten slotte wordt de procedure versneld om te beoordelen of advocaten of notarissen zich bij inbeslagneming in het kader van een opsporingson-derzoek terecht beroepen op hun verschoningsrecht.
n Ministerie van Veiligheid en Justitie, 5 juli 2013
Krimp MKB kost 55.000 mensen hun baanHet MKB heeft veel last van de achterblijvende binnenlandse bestedingen, waardoor de afzet in 2013 afneemt met 2%. Een bezuinigende over-heid, een terughoudende consument en een da-lende bouwproductie treffen het MKB sterk. Tevens is er sprake van een sterke druk op de ta-rieven die ondernemers in rekening kunnen bren-gen. Dit zet de winst van het MKB onder druk.De krimp van het MKB vertaalt zich in 2013 in een afname van de werkgelegenheid met ruim 55.000 personen. Noodzaak tot kostenbesparin-gen en een weinig hoopvol afzetperspectief no-pen het MKB kritisch te kijken naar zijn personeelsomvang. Ook voor 2014 wordt nog een krimp van 15.000 banen verwacht. Een en ander blijkt uit onderzoek van Panteia in het ka-der van het onderzoeksprogramma MKB en On-dernemerschap.
n Panteia, 1 juli 2013
Een kind dat bij zijn alleenstaande ouder woont om deze te ver-zorgen, kan na het overlijden van de ouder aanspraak maken op de hoge partnervrijstelling voor de erfbelasting. Een van de voorwaarden is dat het kind een mantelzorgcompliment heeft ontvangen over het jaar dat voorafgaat aan het jaar van overlij-den. Staatssecretaris Weekers maakte onlangs echter bekend dat die voorwaarde komt te vervallen bij een overlijden in 2010 of 2011. Wel moet de ouder op het moment van overlijden in het bezit zijn van een CIZ-indicatie voor thuiszorg.Anderhalve maand later maakte staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend dat het mantel-
zorgcompliment per 1 januari 2015 wordt afgeschaft. En daar-mee vervalt voor de mantelzorger ook de hoge vrijstelling voor de erfbelasting. De reden voor afschaffing is de willekeu-rige werking. Zo was de hoge vrijstelling alleen van toepassing op de situatie waarin het kind en de ouder samenwoonden en geen van beiden een andere partner had. Het wordt straks aan de gemeenten gelaten om te bepalen hoe ze de waardering voor mantelzorgers tot uiting willen brengen.
n �Ministerie van Financiën, 4 juni 2013; ministerie van VWS, 20 juli 2013
Overgangsregeling en afschaffing vrijstelling erfbelasting mantelzorgers
n n n
6 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Flexwerkers stromen minder vaak door naar vast werkFlexkrachten stromen minder vaak door naar vast werk en krijgen minder scholing aangeboden door hun werkgever. De kans dat iemand langdurig in tijdelijk werk blijft hangen, is in de periode 2006-2010 verdrievoudigd van ruim tien naar ruim dertig procent. Dat blijkt uit onderzoek van SEO naar de positie van flexwerkers, dat minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.Asscher ziet zich met deze conclusies gesteund in de maatregelen die hij met werkgevers en werknemers heeft afgesproken in het sociaal akkoord om te voorkomen dat mensen langdurig en gedwongen in onzekere tij-delijke contracten zitten. Zo krijgen werknemers na twee jaar – nu nog drie jaar – aanspraak op een vast contract, worden draaideurconstructies met tijdelijke contracten bestreden en wordt de positie van oproep-krachten versterkt. Deze afspraken worden uitgewerkt in een wetsvoor-stel dat in het najaar aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
n �Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 8 juli 2013
Banken richten
digitaal loket in voor slapende tegoeden
Banken zijn van plan om begin vol-gend jaar een digitaal loket in te rich-ten voor zogeheten ‘slapende tegoeden’. Het wordt daarmee ge-makkelijker voor nabestaanden om na te gaan of een overleden familie-lid nog een spaartegoed heeft bij een bank. Op dit moment verloopt de zoektocht naar slapende tegoeden doorgaans via de notaris en een in-gewikkeld administratief systeem. Het loket wordt ondergebracht bij de Nederlandse Vereniging van Banken.Op grond van het Burgerlijk Wetboek is er na 20 jaar sprake van verjaring en zou daarmee het tegoed aan de bank vervallen. Het gezamenlijk be-leid van de banken is echter dat geld op slapende rekeningen altijd wordt uitbetaald aan de rechthebbenden.
n �Nederlandse Vereniging van Banken, 6 juli 2013
Recordaantal faillissementen in eerste helft van 2013In de eerste helft van 2013 zijn 4983 bedrijven en instellingen failliet ver-klaard, 14% meer dan in dezelfde periode van 2012, blijkt uit cijfers van het CBS. Sinds het begin van de meting in 1981 gingen niet zoveel bedrijven in een halfjaar failliet. Bij de eenmanszaken bleef de toename van het aantal faillissementen beperkt tot 1%. Bij de overige bedrijven en instellingen was dat 16%.Het aantal faillissementen van bedrijven in de handel (1040) en bouw (985) bleef onverminderd hoog. In de handel betrof het vooral (groot)handel in kle-ding, bouw- en doe-het-zelf-materialen en winkels in woninginrichting. In de bouw vielen de hardste klappen bij de nieuwbouw van woningen en bedrijfs-gebouwen. Ook bij hieraan verwante bedrijven als schildersbedrijven, loodgie-ters, glaszetters en projectontwikkelaars steeg het aantal faillissementen fors.
n �CBS, 11 juli 2013
n n n
7augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Opbrengst toeristenbelasting fors toegenomenIn 2013 verwachten de Nederlandse gemeenten 162 miljoen euro op te halen aan toeristenbelasting, 36% meer dan in 2008, meldt het CBS. De toeristenbelasting stijgt hiermee het sterkst van alle belangrijke gemeentelijke heffingen over de laatste vijf jaar. De opbrengst stijgt vooral door tariefverhogingen. Daarnaast is het aandeel gemeenten dat toeristenbelasting heft, de laat-ste vijf jaar gegroeid. Ook de toename van het aantal hotelovernachtingen speelt een rol. Ten slotte hebben gemeenten soms de werking van de belasting uitgebreid, bijvoorbeeld door deze ook op te leggen aan arbeidsmigranten.Voor MKB-Nederland, VNO-NCW en Gastvrij Nederland was met dit bericht de maat vol. Wat hen betreft gaat deze melkkoe van de gemeenten snel ter ziele. Het is vaak onduidelijk waar het geld aan wordt besteed, stellen de drie organisaties. Volgens hen komt de toeristenbelasting bij de algemene middelen terecht en kunnen gemeenten zelf kiezen wat ze ermee doen. De rijks-overheid zou er op zijn minst voor moeten zorgen dat de tarieven scherp omlaag gaan. En dat ondernemers uit de gastvrijheids-sector een rol krijgen bij de besteding van de opbrengsten van deze belasting.
n CBS, 16 juli 2013
Ruimere mogelijkheden om faillissementsfraude op te sporenMinister Opstelten van Veiligheid en Justitie verruimt de strafrechtelijke mogelijkheden om effectiever en harder op te treden tegen frauduleuze faillissementen. Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat hij voor advies naar verschillende instanties heeft gestuurd. Fraudeurs ont-springen nu vaak de dans als de curator een lege boe-del aantreft. Activa van de onderneming blijken voor het intreden van het faillissement al te zijn wegge-sluisd en er is opzettelijk geen administratie gevoerd. Dit maakt ‘terugrechercheren’ moeilijk. Om dit beter te kunnen bestrijden, komt er een aparte strafbaarstelling van overtreding van de administratieplicht bij faillisse-ment, met een maximum van twee jaar gevangenisstraf. Een ander belangrijk onderdeel is de verbetering van de mogelijkheden om frauduleus handelen vóór intre-ding van het faillissement aan te pakken. Verder maakt Opstelten werk van het bestrijden van bewust onbe-hoorlijk ondernemerschap, dat een bedrijf te gronde kan richten en grote maatschappelijke schade kan ver-oorzaken.
n �Ministerie van Veiligheid en Justitie, 24 juli 2013
SER: ambachten onmisbare schakel in Nederlandse economieInvoering van een capaciteitentoets op de basisschool, profile-ring van goed vakmanschap (door meestertitel) en meer aan-dacht voor ondernemersvaardigheden. Dit zijn enkele aanbevelingen uit het SER-advies over de ambachtseconomie waar minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om had gevraagd. Meer aandacht voor de vakmensen in talrij-ke ambachten is hard nodig, want zij vormen – met een jaar-omzet van 110 miljard euro – een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. De komende jaren zullen er echter oplopende tekorten aan vakmensen ontstaan. De SER constateert onder meer dat de waardering voor vak-manschap te wensen over laat. Een algemene opleiding ge-niet bij jongeren en ouders bijvoorbeeld meer waardering dan de keuze voor een ambachtelijke opleiding. Vergroting van de waardering van ambachten begint bij het zichtbaarder maken ervan in de samenleving, want ‘onbekend maakt on-bemind’. Invoering van de meestertitel in een ambachtelijke branche is een mogelijkheid om vakmanschap en excellentie zichtbaarder te maken. Meesters kunnen ook als ambassa-deurs van de ambachten fungeren.
n �Sociaal-Economische Raad, 21 juni 2013
n n n n
8 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Tegenwoordig durven nog maar weinigen te beleggen in aandelen en vastgoed. Sparen is troef. Is de bv voor het beleggen met een hoog rendement fiscaal in de regel ongun
stig, voor het sparen met een laag rendement is ze juist gunstig. Dit geldt ook voor de vermogende particulier, die zou kunnen overwegen een bv op te richten voor het spaargeld. Deze optie kan ook aan de orde komen als men de eigen bijdrage AWBZ wil verminderen.De dga die in de gelukkige omstandigheid verkeert overtollige liquiditeiten te genereren, kan deze het beste sparen in zijn bv. Een eenvoudige rekensom maakt dit duidelijk. Stel dat in de bv een spaarsaldo aanwezig is van € 100.000, waarop een rente wordt genoten van 2%. Over deze rente is, stel, 20% Vpb verschuldigd, zodat € 1600 overblijft. Na 10 jaar rente op rente is het saldo aangegroeid tot € 117.203. Na afrekening van de aanmerkelijkbelangclaim resteert € 87.902. Als de dga de € 100.000 via dividend naar box 3 had overgeheveld, was het startbedrag € 75.000. Als we dit oprenten tegen 2% minus 1,2% is het eindsaldo na 10 jaar € 81.221. Bij de bv is het resultaat derhalve € 6681 beter. Ook bij een Vpbtarief van 25% is er nog altijd een verschil van € 5820 ten gunste van de bv.Het omslagpunt voor het beleggen in privé ligt bij 20% Vpb op 6% en bij 25% Vpb op 4,8%. Met andere woorden, als u de rekensom van de vorige alinea herhaalt met deze rente, krijgt u bij de twee scenario’s precies dezelfde uitkomst. Ligt de rente hoger, dan
valt sparen/beleggen in privé gunstiger uit. Voor dergelijke rendementen is men doorgaans aangewezen op risicovolle beleggingen.
IB-ondernemer is aangewezen op box 3Een sparende dga bevindt zich in een gunstiger positie dan een sparende IBondernemer. Laatstgenoemde moet zijn overtollige liquiditeit van de balans halen. Op grond van het leerstuk van de vermogensetikettering horen liquiditeiten die nu en in de nabije toekomst geen functie vervullen in de onderneming, nu eenmaal niet thuis op de fiscale balans. Anders dan soms wordt gedacht, geldt dit ook voor het afdekken van de oudedagsreserve. Een IBondernemer is daarom veroordeeld tot box 3. Stel dat hij € 75.000 op zijn balans heeft staan. Anders dan bij de dga gaat de overheveling naar box 3 niet met belastingheffing gepaard; de heretikettering verloopt fiscaal neutraal. De ondernemer verkeert wat het nettorendement op het spaargeld betreft in dezelfde positie als de dga die de liquiditeit via dividend aan zijn bv onttrekt.
BV extra gunstig vanwege lage fiscale druk op spaargeldDe mogelijkheid om via de bv fiscaal gunstig te sparen kan een motief zijn voor de keuze van de bv als rechtsvorm voor het drijven van een onderneming. Ik denk dat er weinig belastingadviseurs zijn die dit aspect meenemen in hun advisering. Stel, een ondernemer behaalt een winst van € 130.000. Rekening houdend met gebruikelijk loon en het gecombineerde Vpb/IBtarief bij de bv, zullen de meeste rekenmodellen aangeven dat de
In de jaren negentig van de vorige eeuw groeiden de beleg-gingsbomen tot aan de hemel. Beleggen in de bv was geen optie. Het gangbare advies luidde: dividend uitkeren en de desbetreffende gelden in privé beleggen of lenen van de bv. Vermogenswinsten in privé waren belastingvrij en divi-dend genoten in de vorm van agiostock was dat eveneens. De rente was aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Maar die tijden zijn voorbij.
Henry MeijerDrs. H.J. Meijer FB
is directeur- eigenaar van MFAS/Meijer
Fiscale Advies-systemen
Sparen: in bv of in box 3?
n n n n
9augustus 2013 | nummer 4 | het Register
bv niet of nauwelijks voordeel oplevert. De lagere fiscale druk op het spaargeld in de bv is daarbij echter niet meegenomen. Daar komt bij dat de dga via het pensioen in eigen beheer nog gunstiger kan sparen. Het gecombineerde Vpb/IBtarief wordt dan vervangen door een uitgestelde IBheffing over de pensioenuitkeringen. Deze route van fiscaal gestructureerd sparen is voordeliger dan gewoon sparen in de bv voor zover de pensioenuitkeringen niet tegen het hoogste IBtarief zullen worden belast.Sommige belastingadviseurs gebruiken het arrest HR 25 februari 2011, nr. 10/00622 om het sparen via de bv nog voordeliger te maken. In dit arrest had de dga gebruik gemaakt van het gegeven dat banken op particuliere spaarrekeningen een hogere rente vergoeden dan op zakelijke spaarrekeningen; in dit geval bedroeg het renteverschil 1,1%. Deze verschillen zijn thans kleiner dan in het verleden. Het feitencomplex had betrekking op 2003. De dga vergoedde aan zijn bv de rente die de bv bij de huisbank op deposito zou kunnen krijgen. De inspecteur wilde het rentevoordeel als resultaat uit overige werkzaamheden belasten. Daartoe had hij aangevoerd dat de dga arbeid had verricht in het economische verkeer, waarbij voordeel werd beoogd en redelijkerwijs te verwachten was.De Hoge Raad verwierp deze argumentatie: ‘Het uitzetten van gelden op een spaarrekening gaat normaal, actief vermogensbeheer niet te buiten. Dit is niet anders wanneer de uitgezette gelden zijn ingeleend en ook niet wanneer de uitgezette gelden zijn ingeleend van een vennootschap waarover de belanghebbende de zeggenschap heeft. De kennis van rentetarieven op spaarrekeningen is ook niet als een bijzondere vorm van kennis aan te merken in de zin van artikel 3.91, lid 1, letter c, van de Wet IB 2001.’Ik denk dat de inspecteur niet slim heeft geprocedeerd. Hij was mijns inziens kansrijker geweest met de stelling dat de rente op de door de dga ingeleende gelden onzakelijk was. Uit HR 5 februari 1997, nr. 32.037 blijkt weliswaar dat voor het beoordelen van de zakelijkheid normatief is de rente die banken op deposito’s en spaarrekeningen vergoeden, en dus niet de rente die banken voor kredieten rekenen. Maar mijns inziens hoort daar bij het uitlenen aan een particulier een opslag op voor het risico. Het is nu eenmaal risicovoller om geld aan een particulier uit te lenen dan aan een bank. Zo zal een bv bij een lening aan de buurman van de dga een hogere rente rekenen dan de spaarrente van banken. Hoe hoog de opslag dan precies zou moeten zijn, is een lastig vraagstuk. Maar dat die opslag hoger dan 0 zou moeten zijn, lijkt mij duidelijk. Wat er ook zij van mijn beschouwing, naar verluidt blijkt het aansluiten bij HR 25 februari 2011, nr. 10/00622 in de praktijk effectief.
DebiteurenverliesHiervoor hebben we vastgesteld dat bij het lage Vpbtarief het omslagpunt voor het sparen in privé ligt op 6%. Stel dat de dga € 500.000 leent aan een bevriende ondernemer om een overname te financieren, waarbij een
rente wordt overeengekomen van 8%. De argeloze lezer zou dan kunnen denken dat de dga het beste € 666.667 dividend kan uitkeren om het na de IBafrekening resterende bedrag van € 500.000 uit te lenen. Dit advies is juist als geen rekening hoeft te worden gehouden met de kans op een debiteurenverlies. Dit verlies is wel verrekenbaar in de bv, maar niet in box 3. Als modus voor de praktijk raad ik aan de keuze bij de ondernemer te laten. Denkt hij dat het debiteurenrisico te overzien is, dan kan worden gekozen voor de gunstige box 3. Bij 8% rente is het effectieve tarief van box 3 slechts 15%. Is de client toch wat benauwd voor het debiteurenverlies, adviseer hem dan de lening door de bv te laten verstrekken (effectief tarief circa 40%).
BV ook interessant voor particulierBij de presentatie van box 3 in 1999 werd deze box wel als pretbox aangeduid. Deze kwalificatie was begrijpelijk in een tijd waarin beleggingsrendementen van meer dan 20% heel gewoon waren. Het forfaitaire rendement van 4% was gebaseerd op de rentestanden over een zeer lange periode. Het percentage sloot ook aan bij de toen geldende rekenrente voor verzekeraars. Wie had kunnen denken dat de kapitaalmarktrente in 2013 rond de 2% zou liggen? Deze 2% is ook ongeveer de huidige spaarrente. Bij een dergelijk renteniveau is box 3 beslist geen pretbox. Het impliceert namelijk een effectief belastingtarief van 60% (1,2% is 60% van 2%).
Als verwacht wordt dat de huidige lage renteniveaus nog enkele jaren zullen aanhouden, kan het voor een vermogende spaarder overweging verdienen een bv op te richten. De Europese Centrale Bank (ECB) stimuleert de economie door haar rente extreem laag vast te stellen (thans 0,5%). Het ziet er niet naar uit dat dit binnen afzienbare tijd gaat veranderen; onlangs heeft de ECB zelfs, geheel tegen haar gewoonte in, aangekondigd de rente de komende jaren laag te zullen houden.Stel, een particulier beschikt over € 500.000 spaargeld waarover hij 2% rente ontvangt. Los van de vrijstelling in box 3 is hij hierover € 6000 aan inkomstenbelasting
Sommige belastingadviseurs gebruiken het arrest HR 25 februari
2011, nr. 10/00622 om het sparen via de bv nog voordeliger te maken
De ECB heeft onlangs aangekondigd de rente de komende jaren laag
te zullen houden
n n n n Sparen
10 het Register | augustus 2013 | nummer 4
verschuldigd. Maar stel vervolgens dat hij een bv opricht en hierin het spaargeld als kapitaal stort. Bij een gecombineerd Vpb/IBtarief van 40% bedraagt de heffing slechts € 4000 (40% over de rente van € 10.000). De besparing bij de bv bedraagt derhalve € 2000. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de (aftrekbare) kosten van oprichting en instandhouding van de bv. Als deze kosten op jaarbasis € 2000 zijn, bedraagt de nettolast € 1200. Van het voordeel van € 2000 resteert dan nog € 800. Het voordeel is in werkelijkheid echter groter, omdat de abafrekening kan worden uitgesteld. Als de aandeelhouder gelden aan de bv wil onttrekken voor zijn levensonderhoud, kan hij de bv onbelast kapitaal laten terugbetalen (statutenwijziging en vermindering van de nominale waarde van ieder aandeel).
OmslagpuntEen bedrag van € 500.000 aan spaargeld lijkt aan de lage kant voor een bv. Laten we met dit bedrag eens
gaan rekenen bij een rente van 2% en een Vpbtarief van 20%.
Box 3Startbedrag € 500.000. Oprenten tegen 2% – 1,2% = 0,8%. Eindwaarde na 10 jaar € 541.471.
BVStartbedrag € 500.000. Oprenten tegen 2% – (20% x 2%). Eindwaarde na 10 jaar € 586.013. Hiervan moet nog worden afgetrokken een abclaim over € 586.013 – € 500.000 = € 86.013. Bij een tarief van 25% is dat € 21.503. Daarmee komt het eindkapitaal op € 564.510.Stel, de kosten bedragen € 2000, inclusief de over 10 jaar verdeelde oprichtingskosten. Dit is 0,4% van het startkapitaal. Als we de rekensom herhalen op basis van 2% rente minus 0,4% kosten, resulteert dat na 10 jaar in een eindwaarde van € 567.815. Na aftrek van de abclaim ad € 16.994 komt het eindkapitaal dan op € 550.861.
Een geniepig punt van de VBI is de verplichting om jaarlijks 4% (fictief) dividend in aanmerking te nemen
n n n n
11augustus 2013 | nummer 4| het Register
Ook dit laatste bedrag is nog altijd € 9390 hoger dan het eindkapitaal in box 3 (€ 541.471). Hieruit valt op te maken dat bij de gegeven uitgangspunten € 500.000 zo ongeveer het minimumbedrag is voor het adviseren van een spaargeldbv.
Bij gelden in de bv waarop een abclaim rust, ligt het omslagpunt voor het beleggen in privé na dividend op 4,8% of 6%. Voor gelden die van box 3 naar de bv worden overgeheveld – en waarop dus geen abclaim rust – zijn de omslagpunten 2,74% en 3%. Want bij het hoge Vpbtarief bedraagt het gecombineerde Vpb/IBtarief 43,75% en 43,75% van 2,74% is 1,2%. Bij het lage Vpbtarief is het combineerde Vpb/IBtarief 40% en 40% van 3% is eveneens 1,2%. Het verschil in omslagpunten bij overheveling van gelden van bv naar privé en vice versa zit hem in het uitstellen van de abclaim. Over de uitgestelde abclaim wordt namelijk rente gekweekt. De rente op staatsobligaties (de kapitaalmarktrente) en de gangbare spaarrentes liggen onder genoemde omslagpunten. Bij de advisering over een bv zal men doorgaans kunnen uitgaan van het lage Vpbtarief van 20% (omslagpunt 3%). Bij een rente van 2% wordt de tariefgrens van € 200.000 namelijk pas bereikt bij een spaarsaldo van € 10.000.000.
Spaargeld in vrijgestelde beleggingsinstellingIn plaats van aan een bv zou ook kunnen worden gedacht aan een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI). Daarvoor moet dan een nv worden opgericht. Deze is vrijgesteld van vennootschapsbelasting en dividendbelasting. Wel moet rekening worden gehouden met box 2heffing over het abdividend en de vermogenswinst. De VBI hoeft geen aangifte Vpb te doen, wat scheelt in de kosten. Wel moet voor de VBI aan allerlei voorwaarden worden voldaan. Een daarvan is de aanwezigheid van een tweede aandeelhouder van minimaal 10%. Een verdere bespreking van alle voorwaarden valt buiten het bestek van dit artikel.Een geniepig punt van de VBI is de verplichting om jaarlijks 4% (fictief) dividend in aanmerking te nemen. En dat bij een spaarrente van 2%! Als de VBI jaarlijks 1% dividend uitkeert, wordt een fictief dividend van 3% in aanmerking genomen. De 1% dividend is nodig om de box 2heffing over het (forfaitaire) rendement van 4% te kunnen betalen. Ter zake van het fictieve dividend vindt een verhoging van de abverkrijgingsprijs plaats. De verhoogde verkrijgingsprijs veroorzaakt een latent abverlies. Stel dat de VBI 10 jaar wordt aangehouden en vervolgens wordt geliquideerd. Dan kan in jaar 12 25% van het abverlies als tax credit in box 1 in aanmerking worden genomen.1 Waar de bv na 10 jaar een nettoeindwaarde geeft van € 550.861, is dat bij de VBI € 569.352.
BV en eigen bijdrage AWBZDe inbreng van spaargeld in de bv kan ook voordelig zijn voor de eigen bijdrage AWBZ. Het hiervoor geldende inkomensbegrip is het ‘verzamelinkomen’. Voor de eigen
bijdrage AWBZ – vast te stellen door het CAK – wordt het box 3inkomen op 12% gesteld. Het vermogen in box 2 telt niet mee voor het verzamelinkomen. Bij deze planning is het zaak om geen dividend uit te keren. Dividend in box 2 behoort namelijk wel tot het verzamelinkomen. Via periodieke onbelaste terugbetaling van kapitaal aan de bv worden gelden onttrokken voor het levensonderhoud.Ik heb de mogelijke besparing op de eigen bijdrage op www.hetcak.nl berekend. Op die website staat een rekenmodel. Er geldt een ‘lage eigen bijdrage’ en een ‘hoge eigen bijdrage’. Ik heb gerekend met de hoge eigen bijdrage, die geldt voor langdurig verblijf in een zorg instelling zonder een (thuiswonende) partner. De casus luidde als volgt:n� een alleenstaande met geboortedatum 18031943;n� pensioen inclusief AOW €25.000;n� spaargeld in box 3 € 520.000.
Zonder maatregelen bedraagt de eigen bijdrage per maand € 2014,06. Inbreng van € 500.000 aan spaargeld in een bv leidt tot een eigen bijdrage van € 972,59. Aldus een besparing op maandbasis van € 1042 en op jaarbasis € 12.504. De fiscale besparing valt hierbij in het niet. Een en ander kan overigens ook een gunstig effect hebben op de toeslagen.
ConclusieDe lage spaarrente heeft consequenties voor de fiscale planning. Ik heb in dit artikel laten zien dat het voor een dga fiscaal aantrekkelijk is om spaargeld in de bv te laten renderen. De IBondernemer is verplicht om overtollige liquiditeiten naar box 3 over te hevelen, waar hij bij sparen tegen een zwaardere fiscale druk aanloopt. Voor particulieren met een spaarsaldo van € 500.000 of meer kan het overweging verdienen om het spaargeld onder te brengen in een bv of een VBI (nv). Ik denk dat dit interessante commerciële perspectieven biedt voor een MKBadvieskantoor. <<<
Noot1 Zie art. 4.53 en art. 2.11a Wet IB 2001.
De inbreng van spaargeld in de bv kan ook voordelig zijn voor
de eigen bijdrage AWBZ
n n n n n
12 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Voorstellen interim-rapportMet name bij het interimrapport heeft de commissie zich sterk gericht op een drietal uitgangspunten, te weten:n� het bevorderen van de arbeidsparticipatie door het
meer lonend maken van werk;n� het in beweging brengen van de woningmarkt;n� het minder rondpompen van geld en vereenvoudi
ging van het stelsel.
Bevordering arbeidsparticipatieDe commissie is van oordeel dat, gelet op de financiële en economische crisis, het belangrijk is dat de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd. Een tweede reden om de arbeidsparticipatie te bevorderen hangt samen met de vergrijzing, die hoge kosten met zich brengt die door de werkzame bevolking moeten worden gedragen. In dit kader stelt de commissie het volgende voor:n� verlaging van de tarieven van de loon en inkom
stenbelasting. De eerste tot en met de derde schijf worden vervangen door één schijf die op het niveau van 2013 blijft, te weten 37%.4 Het tarief van de tweede schijf wordt 49%. De eerste schijf loopt door tot het niveau van de huidige derde schijf, verhoogd met circa € 5500 en komt daarmee op circa € 62.500, maar loopt volgens de voorstellen op tot circa € 67.000 in 2017. Meer dan 90% van de belas
Het interimrapport vloeide voort uit de val van het kabinetRutte I. Demissionair staatssecretaris Weekers verzocht de commissie namelijk om eerder te komen met
aanbevelingen, zodat het te vormen kabinetRutte II daar nog rekening mee kon houden. Maar toen het interimrapport op 16 oktober 2012 verscheen, bleek de kabinetsformatie al zover te zijn gevorderd dat de aanbevelingen er niet meer in konden worden meegenomen. Het op 17 juni 2013 uitgebrachte eindrapport bevat op de keper beschouwd alleen aanvullende voorstellen op het interimrapport, maar de commissie heeft ervoor gekozen om bij de presentatie al haar voorstellen onder de aandacht te brengen.1 De Tweede Kamer zal zich er dit najaar over buigen.2 Vervolgens wil de staatssecretaris voor 1 april 2014 met zijn reactie komen.3 Dat is bepaald niet snel, om niet te zeggen opmerkelijk laat.In dit artikel geef ik een overzicht van de voorstellen. Gelet op de beperkte ruimte die mij ter beschikking staat, kan ik niet alle voorstellen de revue laten passeren. Om de voorstellen terug te kunnen vinden in de rapporten heb ik een splitsing aangebracht tussen het interimrapport en het eindrapport. Verder is van belang te weten dat de commissie budgetneutraal heeft moeten adviseren, hetgeen haar speelruimte voor omvangrijke ingrepen duidelijk heeft beperkt.
Begin 2012, dus zo’n anderhalf jaar geleden, installeerde staats-secretaris Weekers van Financiën de Commissie inkomstenbe-lasting en toeslagen. Deze commissie, onder voorzitterschap van Kees van Dijkhuizen – inmiddels cfo van ABN Amro – diende de huidige inkomstenbelasting en het inmiddels flink uit zijn voegen barstende toeslagensysteem aan een analyse te onderwerpen en te bekijken waar en hoe het beter kan. Nadat de commissie in oktober vorig jaar al een interim-rapport had uitgebracht, presen-teerde ze op 17 juni jl. haar eindrapport.
Herziening inkomstenbelasting en toeslagen: nu is de politiek aan zet
Peter KavelaarsProf. dr. P. Kave-
laars is hoogleraar Fiscale Economie
aan de Erasmus Universiteit Rotter-dam, directeur We-
tenschappelijk Bureau Deloitte Be-lastingadviseurs en lid van de commis-sie-Van Dijkhuizen
n n n n n
De commissie vindt het belangrijk dat de arbeidsparticipatie
wordt gestimuleerd
De commissie stelt voor om de rente over een restschuld na verkoop van de woning nog twaalf jaar lang aftrekbaar
te maken
13augustus 2013 | nummer 4 | het Register
tingplichtigen valt dan in de lange eerste schijf, hetgeen momenteel 45% is. Het aantal belastingplichtigen dat momenteel in de vierde tariefschijf van 52% valt, valt straks in de tweede schijf en blijft wat betreft omvang gelijk. Het tarief in de nieuwe tweede schijf wordt 49%. Als alle opbrengstgenererende maatregelen zijn gerealiseerd, kunnen de twee tarieven elk met nog 3%punt worden verlaagd tot respectievelijk 34% en 46%;
n� verhoging van de arbeidskorting met € 70 in 2014, oplopend tot € 410 in 2017. Voor de hoogste inkomens wordt de korting geleidelijk tot nihil teruggebracht. De verhoging van de arbeidskorting heeft een belangrijk positief effect op de werkgelegenheid.
Stimuleren van de woningmarktDe Nederlandse woningmarkt is de facto tot stilstand gekomen. De commissie doet voorstellen deze weer in beweging te krijgen. Daarbij zij bedacht dat op het moment waarop de commissie haar interimrapport uitbracht, het wetsvoorstel aanhangig was dat regelde dat de hypotheekrente met ingang van 2013 voor ‘nieuwe gevallen’ wordt beperkt: voortaan moeten leningen in 30 jaar annuïtair worden afgelost. De commissie achtte dit voorstel om twee redenen bezwaarlijk: de ongelijke behandeling van oude en nieuwe gevallen en de verplichte aflossing. Zij kwam daarom tot de volgende aanbevelingen:n� voor nieuwe en bestaande hypotheken wordt aflos
sen gestimuleerd. Kern is dat rente in aftrek komt op basis van een annuïtair aflossingsschema, zonder dat daadwerkelijk moet worden afgelost. Verder wordt net als onder de huidige regelgeving uitgegaan van een 30jarige looptijd;
n� de vrijstelling voor de uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning en vergelijkbare regelingen wordt voor nieuwe hypotheken afgeschaft. Inmiddels is dit onder de huidige regelgeving voor nieuwe gevallen geregeld. Belangrijkste reden voor deze maatregel is dat dergelijke kapitaalverzekeringen aflossing niet stimuleren, terwijl dat wel wenselijk is;
n� het eigenwoningforfait en de hypotheekrenteaftrek worden tegen het tarief van de nieuwe eerste schijf, 37%, in de heffing betrokken. De facto komt dit erop neer dat de hypotheekrenteaftrek de vorm van een heffingskorting krijgt;
n� de overdrachtsbelasting op woningen wordt afgeschaft;
n� momenteel zijn er veel belastingplichtigen die een (theoretische) restschuld hebben. Dit aantal dreigt op te lopen tot circa 1 miljoen gezinnen. Die omstandigheid maakt verkoop van de woning onaantrekkelijk en remt daarmee de woningmarkt. De commissie stelt daarom voor om de rente over een restschuld die na verkoop van een woning ontstaat, gedurende een periode van twaalf jaar fiscaal aftrekbaar te maken. Bovendien zou er voor deze restschulden een garantieregeling – vergelijkbaar
met de NHG – moeten komen, waardoor banken sneller een lening zullen verstrekken aan kopers met een restschuld. Deze garantieregeling wordt gefinancierd door een beperkte opslag op de hypotheekrente.
Om het evenwicht tussen huur en koop te handhaven en om te voorkomen dat lastenverzwaring voor kopers via een tariefsverlaging bij huurders terecht komt, doet de commissie ook voorstellen voor de huursector:n� het woningwaarderingsstelsel wordt afgeschaft. De
maximaal redelijke huur wordt vastgesteld op 4,5% van de WOZwaarde. De huren voor zittende huurders gaan ieder jaar met 2 procentpunt boven de inflatie omhoog, totdat de huur het niveau van 4,5% bereikt. Voor huurders met een inkomen boven € 43.000 bedraagt de maximale jaarlijkse huurstijging 5 procentpunt boven de inflatie;
n� de extra huuropbrengst ten gevolge van bovenstaande verhoging wordt volledig afgeroomd door de in 2013 in werking getreden verhuurdersheffing te verruimen. De extra opbrengst wordt deels gebruikt voor de financiering van de te verhogen huurtoeslag en deels ingezet voor het verlagen van de tarieven in de inkomstenbelasting. Inmiddels is duidelijk dat met name de (verhoging van de) verhuurderheffing op grote problemen stuit.5
Vereenvoudigen en grondslagverbredingenHet stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen kent vele regelingen die de belastingopbrengst verminderen. Door deze regelingen vergaand te beperken, kunnen de tarieven worden verlaagd en de inkomstenbelasting vereenvoudigd. Dat is voor de commissie reden om de faciliteiten tegen het licht te houden. Ze doet in dit verband de volgende voorstellen:
n� de fiscale faciliëring van het tweedepijlerpensioen wordt afgetopt op het inkomen waar in het nieuwe stelsel de tweede tariefschijf begint (€ 62.500); deze maatregel werkt door naar derdepijlerregelingen (lijfrenteverzekeringen). Reden voor de aftopping is dat er geen reden is pensioenopbouw boven een be
n n n n n Commissie Van Dijkuizen
14 het Register | augustus 2013 | nummer 4
paald inkomen te faciliëren. Degenen die meer pensioen willen opbouwen, hoeven daar geen fiscale tegemoetkoming voor te krijgen. De regering heeft inmiddels voorgesteld de aftoppingsgrens op € 100.000 vast te stellen;6
n� gepensioneerden betalen momenteel geen AOWpremie. De commissie stelt voor dit voordeel weg te nemen door de AOW’ers voortaan ook AOWpremie te laten betalen. Het gaat dan om bijna 18%. Dit kan worden bereikt door de AOWpremie voor AOWgerechtigden jaarlijks met 1 procentpunt te doen toenemen. Deze maatregel raakt niet de AOW zelf, maar alleen het aanvullende pensioen;
n� teneinde het grote verschil in belastingdruk tussen werknemers en zelfstandigen te verminderen, wordt de zelfstandigenaftrek afgeschaft, mede ook omdat deze faciliteit geen stimulans is voor groei van de onderneming. De afschaffing geschiedt geleidelijk gedurende een periode van acht jaren. Tevens verval
len de aan de zelfstandigenaftrek gerelateerde startersaftrek, de aftrek willekeurige afschrijving en de startersaftrek voor arbeidsongeschikten. Overigens blijft de zelfstandige na invoering van deze voorstellen nog steeds fiscaal gunstiger behandeld dan de werknemer. Dat is ook juist, gelet op onder andere hun investeringen, het lopen van risico en het sluiten van verzekeringen;
n� de meewerkaftrek en de stakingsaftrek dienen te worden afgeschaft. Deze regelingen vervullen geen zinvolle rol;
n� ten aanzien van een aantal faciliteiten is de commissie van oordeel dat die niet (meer) in het belastingstelsel passen. Het gaat om de giftenaftrek en de aftrek voor scholingsuitgaven. Ze stelt voor die af te schaffen;
n� op grond van eenvoudsoverwegingen wordt voorgesteld de onderhoudsverplichtingen tussen exechtgenoten (alimentatie) te defiscaliseren;
n� verhoging van beide btwtarieven (standaard en verlaagd) met 2 procentpunt. Deze komen dan te liggen op 8 en 23%.7
Als al deze maatregelen zouden worden ingevoerd, maakt dat het systeem van de vooringevulde aangifte veel effectiever. Uiteindelijk zou dit voor circa 90% van de belastingplichtigen mogelijk moeten worden.
De commissie stelt voor om AOW’ers voortaan ook AOW-premie te laten betalen
De commissie stelt voor om de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het
kindgebonden budget samen te nemen in een huishoudentoeslag
n n n n n
15augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Voorstellen eindrapportDe voorstellen in het eindrapport richten zich met name op de boxen 2 en 3 van de inkomstenbelasting, alsmede op het toeslagenstelsel. De commissie doet de volgende aanbevelingen:n� bij de vaststelling van het minimale salaris van een
directeurgrootaandeelhouder (dga) wordt momenteel bij een inkomen hoger dan het fictief loon van € 43.000 een doelmatigheidsmarge toegepast van 30%. Dat betekent dat, wanneer het aan de dga toe te kennen gebruikelijk loon is vastgesteld, daar 30% van mag worden afgehaald. De commissie stelt voor deze marge te verminderen tot 10%, omdat ze geen reden ziet voor een dergelijke grote marge en gewone werknemers en dga’s momenteel daardoor te ongelijk worden belast. Het effect van deze maatregel is overigens geen hogere heffing, maar het naar voren halen van de heffing. Immers, het leidt tot een daling van de verschuldigde vennootschapsbelasting en bovendien tot een lagere toekomstige aanmerkelijkbelangclaim;
n� de aanmerkelijkbelanghouder hoeft – anders dan de box 3belegger – jaarlijks geen inkomen in aanmerking te nemen. Dit leidt tot vergaand uitstel, zeker wanneer ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit wordt toegepast. Bovendien kan afstel ontstaan in emigratiesituaties. De commissie vindt dit langdurig uitstel en mogelijk afstel ongewenst. Ze stelt daarom een forfaitair rendement – te berekenen over het fiscaal vermogen – voor dat identiek is aan dat van box 3 (waarvoor de commissie overigens ook een voorstel doet; zie hierna). Om dubbele heffing te voorkomen, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen verhoogd met het forfaitair rendement;
n� de commissie adviseert de opbrengst van bovenstaande twee maatregelen zo veel mogelijk terug te sluizen naar de aanmerkelijkbelanghouder en stelt daarom voor het tarief in box 2 te verlagen van 25 naar 22%;
n� de commissie heeft geconstateerd dat het box 3rendement van 4%, gelet op de veel lagere gemiddelde reële rendementen over de afgelopen jaren, niet wenselijk is. Dit geldt temeer daar het overgrote deel van het vermogen in box 3 risicoloos blijkt te worden belegd. Ze stelt daarom een voortschrijdend rendement voor op basis van de rendementen op spaartegoeden over de voorafgaande vijf jaren. Voor 2014 zou daarmee het rendement kunnen dalen tot 2,4%. Budgettair heeft de commissie ruimte gevonden om in 2014 het rendement te verlagen tot 3%;
n� de commissie stelt voor de eigen woning uiteindelijk – zie voor een eerste stap het interimrapport – over te hevelen naar box 3. Dat betekent dat een forfaitair rendement wordt belast over het verschil tussen de waarde van de woning en de daarop rustende schuld. Deze maatregel is door de commissie niet nader uitgewerkt. Er zou bijvoorbeeld een partiële vrijstelling kunnen worden toegepast. Het voorstel sluit aan bij
de ideeën die afgelopen jaar ook door een twintigtal economen naar voren zijn gebracht. Het is niet ingewikkeld om het voorstel uit het interimrapport om te zetten in deze box 3heffing;
n� de commissie heeft verder onderzocht of arbeid en kapitaal op een andere wijze zouden kunnen worden belast, namelijk door de invoering van een zogenoemde duale inkomstenbelasting, zoals ook in de Scandinavische landen wordt toegepast. Met name zou kapitaal wat lager dan inkomen uit arbeid moeten worden belast. Onderzoek wijst uit dat dit aantrekkelijk is voor de economische ontwikkeling. Daarmee ontstaat echter, zo concludeert de commissie, een complexe heffing, hetgeen niet wenselijk is. Alleen wanneer het klassieke stelsel zou worden omgezet in een verrekeningsstelsel, zou wel voldoende eenvoud kunnen worden bereikt. Een dergelijke suggestie gaat echter de taakopdracht van de commissie te buiten;
n� het systeem van toeslagen is buitengewoon complex, duur en fraudegevoelig. De commissie doet een aantal voorstellen om hier verbetering in te brengen. Het behoorde echter niet tot haar taak om het hele systeem van toeslagen, waar het de voorwaarden betreft, te herzien, zodat de reikwijdte ervan in zoverre enigszins beperkt is. Er lijken echter verdere maatregelen wenselijk en mogelijk. De commissie stelt voor om een drietal toeslagen samen te nemen in een nieuw in te voeren zogenoemde huishoudentoeslag. Het gaat om de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Deze toeslagen kennen alle een verschillend afbouwtraject. Deze afbouwtrajecten worden nu teruggebracht tot één afbouwtraject. Door deze operatie daalt het aantal huishoudens dat een toeslag krijgt met één miljoen en komt daarmee uit op circa 4,5 miljoen. In de tweede plaats stelt de commissie voor de zorgtoeslag voortaan niet te betalen aan de gerechtigde, maar direct aan de zorgverzekeraar. Dit maakt het systeem efficiënter en minder fraudegevoelig. Het aantal huishoudens dat na deze overheveling nog zelf rechtstreeks voor een huishoudentoeslag in aanmerking komt, daalt daardoor tot circa 1,5 miljoen. Eenzelfde benadering kan worden overwogen ten aanzien van de huurtoeslag, die rechtstreeks zou kunnen worden uitgekeerd aan de verhuurder. Dit is echter complexer en lijkt beperkt te moeten blijven tot coöperaties. Verder adviseert de commis
Commissie Van Dijkuizenn n n n n
16 het Register | augustus 2013 | nummer 4
sie om de controle op de toekenning van toeslagen zowel vooraf bij de aanvraag als achteraf bij of na de verstrekking ervan te intensiveren.
Ten slotteDe commissie heeft diverse van haar voorstellen laten doorrekenen door het Centraal Planbureau (CPB). Een belangrijke conclusie is dat de inkomenseffecten ondanks de ingrijpendheid van de maatregelen zeer beperkt zijn. Dat geldt in de eerste plaats voor de voorstellen uit het interimrapport, waarin de inkomenseffecten voor bijna alle inkomensgroepen positief zijn; alleen sommige 65plussers gaan er iets op achteruit. Wat betreft het eindrapport is met name van belang dat de inkomenseffecten van de aanpassing van het toeslagensysteem vrijwel geheel binnen een marge van min en plus 2% blijven. In al deze inkomenseffecten zit ook de wijzi
ging van de fiscale behandeling van de eigen woning. De veelgehoorde vrees dat een fiscale ingreep bij de eigen woning tot grote negatieve effecten leidt, lijkt dus niet heel realistisch.Naast de inkomenseffecten heeft het CPB ook berekend wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid. En dan blijken met name de voorstellen uit het interimrapport 140.000 banen op te leveren. De voorstellen uit het eindrapport zullen niet direct tot meer werkgelegenheid leiden. Het is nu vooral afwachten wat de Tweede Kamer van de voorstellen vindt. Die heeft immers ertoe opgeroepen om de commissie in te stellen. Het ligt dan voor de hand dat deze Kamer ook aangeeft wat ermee gaat gebeuren.
Maatschappelijke reactiesWat betreft de maatschappelijke reacties is inmiddels gebleken dat men met name in ondernemerskringen minder gelukkig is met de ideeën van de commissie. Daarnaast zijn de ouderen er minder over te spreken, vooral omdat zij over hun pensioen AOWpremie moeten gaan betalen. Ik acht die reactie niet erg logisch: de AOW is immers op lange termijn niet financierbaar zonder nadere maatregelen. Door het voorstel van de commissie draagt ieder in de toekomst bij aan de financiering, waarbij de huidige 65plussers dat doen via een
ingroeisysteem en dus slechts beperkt last hebben van de maatregel. Als dit voorstel niet wordt overgenomen, rest er slechts één alternatief: verhoging van de belasting om de AOW betaalbaar te houden.Wat betreft de ondernemers en de dga’s is er mijns inziens ook niet veel reden tot mopperen. De zelfstandigen gaan inderdaad meer betalen, maar hebben ook al vele jaren een te groot fiscaal voordeel ten gevolge van de vele fiscale faciliteiten. Dat te grote voordeel wordt niet weggenomen, maar verkleind. Het argument dat daarmee een aantal ondernemers hun bedrijf niet meer overeind kan houden, snijdt wat mij betreft geen hout. De faciliteiten zijn immers nooit bedoeld geweest om de ondernemer op die manier van een (net voldoende) inkomen te voorzien. Ten aanzien van de dga meen ik dat eveneens ten onrechte bezwaar wordt gemaakt tegen de voorstellen. De verzwarende voorstellen betreffen (beide) alleen het naar voren halen van de heffing en het gelijker behandelen van dga’s en reguliere werknemers, terwijl daar tegenover een daadwerkelijke lastenverlichting wordt verkregen van 3 procentpunt, zowel met betrekking tot dividenden als ten aanzien van de vermogenswinst bij vervreemding van de aandelen. Dat lijkt bepaald niet ongunstig.Hoe dan ook: het woord is nu aan de politiek. De commissie is uitgesproken. Over tien jaar is er stellig weer een vereenvoudigingscommissie. <<<
Noten1 Beide rapporten dragen de naam ‘Naar een activerender belas
tingstelsel’. Ze worden onderscheiden door de aanvullende aan
duidingen Interimrapport, resp. Eindrapport.
2 Er vindt een hoorzitting met de commissie plaats op 19 septem
ber 2013 om 14.00u.
3 Brief van 10 juli 2013, nr. AFP/2013/469U.
4 In 2012, toen de commissie haar voorstellen deed, was het tarief
in de eerste schijf overigens 33%.
5 Wettelijk is momenteel geregeld dat alleen voor 2013 een ver
huurderheffing geldt. Hoe een en ander er voor 2014 e.v. gaat uit
zien, is nog volstrekt onduidelijk.
6 Kamerstukken II 2012/13, 33 610, nrs. 13. Het wetsvoorstel is
door de Tweede Kamer aanvaard.
7 Toen de commissie haar advies voorbereidde, was het tarief nog
19% en stelde ze dus in feite voor het met 4 procentpunt te ver
hogen. Een verdere maatregel zou overigens zijn het opheffen
van het lage tarief en eventueel het hoge tarief nog verder verho
gen, onder gelijktijdige terugsluis van de totale opbrengst ter ver
laging van het tarief op arbeids en winstinkomen.
Volgens het CPB leveren de voorstellen uit het interim-rapport 140.000 banen op
De ondernemers en de dga’s hebben mijns inziens niet veel reden tot mopperen
column
17
Waar de wetgever steeds vaker het overzicht lijkt te verliezen, dreigen medewerkers van de Belastingdienst in toenemende mate te worden opgezadeld met haast onmogelijke, of onmenselijke, opdrachten. Zo worden we in de praktijk geconfronteerd met schizofrene ambtenaren op een terrein dat toch al niet voor iedereen even toegankelijk is, te weten pensioen in eigen beheer. Een inspecteur kan in een gesprek eerst aangeven dat volgens hem de pensioenvoorziening, en vooral de dotatie daaraan, te hoog is. Het belang van de Belastingdienst ligt hier nadrukkelijk in de (beperking van de) aftreksfeer. Een voorziening voor een mogelijk nabestaanden of wezenpensioen is bovendien helemaal uit den boze. Omdat de accountant vaak bij die lage fiscale waardering aanhaakt, wordt ook het vermogen van de bv vaak te hoog voorgesteld. Het voordeel is meer ruimte voor dividenduitkeringen.Maar als vervolgens zo’n dividenduitkering plaatsvindt, trekt de inspecteur opeens een ander wapen: hij merkt de balanswaarde van de pensioenvoorziening als te laag aan, overigens niet alleen omdat de fiscale waarde is genomen, maar ook omdat geen rekening wordt gehouden met een mogelijk nietverzekerd risico op een nabestaandenpensioen. Uitgaande van de commerciële waarde van de pensioenverplichting (inclusief nabestaandenpensioen), had er geen dividend mogen worden uitgekeerd. De fiscale ‘straf’ in die laatste situatie is volledige vrijval/afkoop van het pensioen en de heffing van revisierente. De ondernemer/belastingplichtige begrijpt er intussen weinig meer van. Hij wil best een hogere pensioenwaardering hanteren, maar dat mag niet en even later wordt hij gestraft voor een dividenduitkering omdat het pensioen commercieel had moeten worden gewaardeerd en hij dus te weinig vermogen had om dividend uit te keren. Dat men voldoet aan alle regels, doet daar niet aan af.De sanctie is hard. Kijkt de Belastingdienst bij de pensioendotatie veelal niet op één euro meer of minder, bij de dividendtoets betekent één euro te weinig eigen vermogen direct afzien van het gehele pensioen – partiële afkoop bestaat immers niet – en dus vrijval van het gehele pensioenvermogen met alle consequenties van dien. Tot de invoering van de flexbv konden ‘verkeerde’ dividenduitkeringen redelijk eenvoudig worden gecorrigeerd en was het probleem richting de pensioenvoorziening derhalve ook gerepareerd. Na de wetswijziging van 1 oktober 2012 acht de Belastingdienst een eventuele civielrechtelijke terugbetalingsverplichting niet meer relevant. Zelfs wanneer het dividend geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald, blijft de fictieve afkoop onverkort gehandhaafd.
De problemen rond de pensioenvoorziening in eigen beheer stapelen zich op. Welke waardering moet of mag men hanteren (rekenrente 2%) en hoe gaan we om met het partnerpensioen naar de toekomst (risicodeel) als het in eigen beheer is geregeld (risicoopslag)? Ook hebben we te maken met de Richtlijnen van de RJ, die een fiscale waardering toestaan en dus veelal tot een te hoge vermogenspositie leiden. En dan hebben we het nog niet gehad over de uiterst ongelukkige en onwerkbare regeling voor afstempeling bij een pensioentekort: een regeling waarbij een pensioentekort onverkort blijft bestaan. Of wat te denken van de belaste vrijval van een stamrechtverplichting of stakingslijfrente op de ingangsdatum (omdat dan andere waarderingsregels van toepassing worden)?
Het is voor zowel belastingplichtige, adviseur als Belastingdienstmedewerker goed te weten dat vrijwel alle betrokkenen ongelukkig zijn met de huidige wettelijke bepalingen. Blijkbaar hebben we (ongemerkt) eenzelfde belang, c.q. smart, en gedeelde smart is gelukkig nog steeds halve smart. Het zou fijn zijn als de wetgever dat ook eens zou inzien en de regelgeving for the benefit of all aanpast. <<<
Een schizofreen is nooit alleen... Of toch wel?
augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Drs. J.F.M. (Jan) Zweekhorst FB
senior fiscalist bij BLM Accountants & adviseurs
18 het Register | februari 2013 | nummer 1
n n n n n
n n n n n
‘Bedenk iets originelers’Hij is er een groot voorstander van om het uitstellen van de aanmerkelijkbelangheffing onmogelijk te maken. ‘Maar dat de 30%-marge in de gebruikelijkloonregeling wordt verlaagd naar 10%, vind ik onbegrijpelijk.’ Zo staan er wel meer vreemde voorstellen in het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen, vindt fiscaal econoom, fiscaal jurist en buitengewoon RB-lid prof. dr. mr. Edwin Heithuis.
Tekst: Lex van Almelo | Foto’s: Raphaël Drent
Edwin Heithuis over voorstellen commissie-Van Dijkhuizen
Elders in dit nummer belicht commissielid Peter Kavelaars de bevindingen van de commissie. Aan u de taak om er in dit ge-sprek op los te schieten...‘Nou, of het echt schieten wordt...’
Er vanuit een onafhankelijke positie naar kijken dan...‘Dat is goed.’
Zelfstandigenaftrek
Wat is voor u het belangrijkste punt?‘De poging om de dga en de IBondernemer fiscaal gelijker te behandelen, zoals dat onder andere tot uitdrukking komt in het fictieve rendement in box 2 dat de commissie voorstelt. Daarnaast wordt voor de IBondernemer de zelfstandigenaftrek afgeschaft. Dat laatste is niet nieuw, de commissieVan Weeghel heeft dat in 2010 ook al voorgesteld. Zeker onder economen is dat een volstrekt gelopen race, want er gaat een rare stimulans vanuit: naarmate je meer je best doet, wordt de aftrek minder. Dit jaar is dit al enigszins opgelost met een vast bedrag. Een onbetwistbaar effect van de zelfstandigenaftrek is ook dat mensen die eigenlijk ongeschikt zijn als ondernemer, in de lucht worden gehouden. Dat leidt tot oneerlijke concurrentie, want ze blijven goedkoop hun diensten aanbieden en beconcurreren goed draaiende ondernemingen. Het leidt ook tot een vreemd verschil met een werknemer. Die betaalt 7000 euro belasting als hij 20 mille verdient, terwijl een ondernemer die 20 mille winst maakt, vrijwel geen belasting betaalt. Er is natuurlijk wel enige rechtvaardiging voor dit verschil, maar het gat is nu wel heel groot.’
Is er wel compensatie voor het verlies van deze faciliteit?‘Vergeleken bij het rapport van de commissieVan Weeghel mis ik dat wel een beetje, ja. Van Weeghel c.s. verhoogden tenminste nog de mkbvrijstelling met 5 procentpunten. De commissieVan Dijkhuizen doet dit niet. De compensatie voor zzp’ers en andere IBondernemers zit nu in de algehele verlaging van de IBtarieven. Daarmee wordt feitelijk geld overgeheveld van ondernemers naar werkende nietondernemers. Dat vergroot de acceptatiegraad van dit voorstel bij ondernemers niet.’
Langer laag tarief
VNO-NCW en MKB-Nederland hebben zich al fel tegen de voorstellen gekeerd, onder meer omdat de dga straks zijn aanmerkelijkbelangheffing niet meer eindeloos kan uitstel-len.‘De commissie vindt dat de dga jarenlang voordeel heeft gehad en niet moet piepen nu het feestje over is. Het ondernemen is overgestimuleerd. Aan de andere kant houdt de dga nog wel een voordeel boven de werknemer. Het toptarief voor werknemers wordt 49% en voor de IBondernemer ruim 42%, terwijl het maximale tarief
19augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Interviewhet
‘Zeker onder economen is het afschaffen van de zelfstandigenaftrek
een volstrekt gelopen race’
n n n n n Interview
20 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Prof. dr. mr. Edwin J.W. Heithuis
1990 Doctoraal fiscale economie Universiteit van Tilburg (cum laude)
19901992 Belastingadviseur en later hoofd bureau vaktechniek Ernst & Young Belastingadviseurs
19922002 Universitair (hoofd)docent fiscale economie Erasmus Universiteit
1999 Gepromoveerd op ‘Opbrengsten van aandelen; het nieuwe regime geëvalueerd’
20022007 Hoogleraar fiscale economie Erasmus Universiteit2004 Doctoraal fiscaal recht Universiteit Leiden2005heden Hoofd bureau vaktechniek en later of counsel BDO
Belastingadviseurs2006heden Rechterplaatsvervanger Rechtbank Den Haag20072011 Hoogleraar belastingrecht Universiteit Utrecht2011heden Hoogleraar fiscale economie Universiteit van
Amsterdam2012heden Hoogleraar fiscaal recht Open Universiteit
al, maar dan via het ministerie van Financiën. Ik begrijp dat het hard is, maar hiervoor is de fiscaliteit niet bedoeld.’
Levert de verlaging van het tarief nu echt voldoende compen-satie op?‘Dat neem ik aan, ik heb het niet precies uitgerekend. Je zit langer in een lager tarief, want het tarief voor de eerste schijf blijft 37%, maar die loopt wel door tot 62.500 euro in plaats van de huidige 56.000. Feitelijk betekent dit een verlaging van het tarief in de tweede en derde schijf van 42% naar 37%.’
Groter
‘De dga wordt straks voor de aanmerkelijkbelangheffing aangeslagen voor een fictief rendement, om hem te dwingen dividend uit te keren en daarover belasting te betalen in box 2. Hierbij wordt het fictieve rendement volgens de commissie niet berekend over de waarde in het economische verkeer van de aandelen, zoals in box 3, maar over het fiscale eigen vermogen zoals dit blijkt uit de aangifte Vpb. Onzichtbare winstreserves, zoals stille reserves en goodwill, zitten hier dus niet in. Dit fictieve rendement in box 2 is verder hetzelfde als het forfaitaire rendement in box 3. Dat wil de commissie vaststellen op de gemiddelde spaarrente over de afgelopen vijf jaar, wat volgens
voor de dga van bijna 44% naar 40% gaat. De dga is dus nog altijd beter af dan de gewone werknemer. Ook al omdat hij in de bv al zijn zakelijke kosten kan aftrekken.’
Zzp’ers voelen zich gepakt; vooral die zzp’ers die niet echt voor zelfstandigheid hebben gekozen, maar zijn ontslagen.‘Die moeten dan maar een WWuitkering aanvragen bij Sociale Zaken, hahaha. In feite ontvangen ze die nu ook
n n n n n
21augustus 2013 | nummer 4 | het Register
haar voor 2014 uitkomt op 2,4%. De dga moet dit straks dus ook in box 2 betalen over het rendement van het eigen vermogen in zijn zaak.’
Is dat een stap vooruit?‘Ik ben er een groot voorstander van om het uitsteleffect van de aanmerkelijkbelangheffing eruit te halen. Ik heb dat twee jaar geleden al geschreven in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht.’1
En dat heeft de commissie gelezen?‘Ik vermoed van wel. Ik ben een van de personen geweest met wie de commissie heeft gesproken en dit artikel zat in haar leesmapje.’
Gebruikelijk loon
Dus u bent wel tevreden met de voorstellen?‘Nou, er zitten wel enkele hele vreemde maatregelen in.’
Zoals?‘De aanpassing van de gebruikelijkloonregeling. Nu mag je jezelf 30% minder betalen dan wat in de branche gebruikelijk is. Volgens de voorstellen mag dat straks maximaal 10% zijn. Maar de regeling is feitelijk niet toepasbaar. Je moet namelijk op zoek naar een werknemer die precies hetzelfde werk verricht als de dga, maar geen aanmerkelijk belang heeft in zijn werkgever. Die werknemer bestaat doorgaans niet. Naar mijn mening wordt de achtergrond van de gebruikelijkloonregeling steevast uit het oog verloren. En die is dat dga’s op de nullijn gingen zitten, zodat zij gebruik konden maken van allerlei inkomensafhankelijke subsidieregelingen, geen AOWpremies betaalden en zich ook nog de vermogensbelasting bespaarden door de werking van de 68%regeling. Als je voor de dga volstaat met een gebruikelijk loon van minimaal 43.000 euro heb je dit probleem opgelost en is er geen reden meer om een hoger loon af te dwingen en discussies te voeren over hoeveel een dga moet verdienen op de vrije markt. Door de afslag van 10% blijf je die discussies houden en worden ze zelfs scherper. Eigenlijk is het nog gekker: door de introductie van de fictiefrendementsheffing in box 2 en het min of meer gelijktrekken van het toptarief voor IBondernemers en dga’s – 42,14% versus 41,5% – is juist minder behoefte aan een gebruikelijkloonregeling! Salaris of dividend is dan fiscaal gezien ongeveer even duur.’
De commissie heeft er vast een goede reden voor, toch?‘Ik weet niet waar het voorstel vandaan komt. Het staat in het hoofdstuk over meer evenwicht voor de aanmerkelijkbelanghouder, ondernemer, belegger en werknemer in box 2. Dat hoofdstuk beslaat 34 pagina’s. Daarvan gaan er 32 over de duale inkomstenbelasting, wat een economenstokpaardje is en waarvan de commissie uiteindelijk zegt dat het te ingewikkeld is om in te voeren. In de resterende twee pagina’s komt de commissie met dit voorstel, zonder nadere onderbouwing.’
Is het de commissie misschien gewoon te doen om de op-brengst?‘Dat zou kunnen, maar dan is het dus een platte opbrengstmaatregel van de commissie om te voldoen aan haar taakopdracht van budgetneutraliteit. Al met al vind ik het goede in het dgapakket van de commissie de fictiefrendementsheffing en de tariefsverlaging voor de aanmerkelijkbelangheffing. Maar het gebruikelijkloonvoorstel deugt niet.’
Krenten pikken
Hoe groot is het risico dat de regering alleen de krenten uit de voorstellen pikt?‘Dat gevaar zie ik vooral bij de aanpassing van de gebruikelijkloonregeling. Dat levert 1 miljard op, dus die heb je dan alvast verdiend. Terwijl de fictiefrendementsheffing maar 200 miljoen oplevert: feitelijk is dit slechts een rentevoordeel door de aanmerkelijkbelangheffing naar voren te halen.’
Als het geen zoden aan de dijk zet, waarom zou je het dan doen?‘Het oogt beter als je niet langer uitgaat van een vaststaand fictief rendement van 4% maar van een flexibel rendement dat gebaseerd is op werkelijke spaarrentes. Maar als je het goed doet, zou je over dit rendement van 2,4% ook 49% belasting kunnen heffen in plaats van de 30% van nu. Economen zeggen dan: je kunt kapitaal niet belasten, want dan vlucht het naar het buitenland. Juristen hameren op de gelijkheid en rechtvaardigheid en zeggen dat je moet heffen naar draagkracht. Waarom zou je de ene categorie inkomen dan lichter belasten dan de andere? Beide “soorten” inkomen dragen evenveel bij aan de draagkracht. Dat is een hele oude discussie, die ook een beetje politiek georiënteerd is. Linkse mensen voelen vaak meer voor de juridische gelijkheidsbenadering, terwijl rechtse mensen een voorkeur hebben voor de economische benadering.’
U bent zowel econoom als jurist. Wat kiest u?‘Hoewel ik van huis uit econoom ben, heb ik wel begrip voor het juridische uitgangspunt, waarbij het niet uitmaakt waar het inkomen vandaan komt. Want je kunt er dezelfde auto of televisie mee kopen. Daarom zou ik er voorstander van zijn om 49% te heffen over het rendement in box 3. Dan is de nettoheffing van 1,18% onge
‘Linkse mensen voelen vaak meer voor de juridische gelijkheidsbenadering, terwijl rechtse mensen een voorkeur
hebben voor de economische benadering’
n n n n n
22 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Wat zijn de gevolgen voor de bedrijven?‘Als de zelfstandigenaftrek wordt geschrapt en zzp’ers misschien niet meer rond kunnen komen, loop je het risico dat een deel van de zzp’ers zwart gaat werken naast een WWuitkering. Dat is nooit goed, ook niet voor bedrijven, want dat lokt weer oneerlijke concurrentie uit.’
Btw-verhoging
U stipte de btw-verhoging al aan. Wat vindt u daarvan als econoom?‘Het is economisch gezien een hele domme maatregel. De commissie had die 2%verhoging volgens mij al vanaf het begin in gedachten en toen pikte het kabinet dit idee vorig jaar in. Nu stelt de commissie opnieuw een btwverhoging met 2 procentpunt voor. Dat is het domste van het domste in de barre economische tijden van nu. Zeker in de grensstreek, want de spanning met het btwtarief in onze buurlanden wordt zo wel erg groot. En wat ik mis in de voorstellen, is de inzet van de Europese Commissie om het lage btwtarief af te schaffen.’‘In plaats van een verhoging van beide btwtarieven met 2 procentpunt, zou ik daarom zeggen: schaf het lage btwtarief af. Dat verlaagt de administratieve lasten voor bedrijven enorm. Het is toch te gek dat je voor een digitaal boek 21% btw betaalt en voor een papieren boek 6%? Als bedrijf moet je dit allemaal uit elkaar houden. En mogelijk levert de afschaffing van het lage btwtarief wel zoveel op dat het algemene btwtarief weer kan dalen. Dat zou nog eens een stimulans voor de economie zijn: weer terug naar het tarief van 19%! De commissieVan Dijkhuizen schrijft in haar rapport dat ze op langere termijn convergentie van beide tarieven wil. Maar dan is het niet logisch om nu beide tarieven te verhogen en zou een veel beter voorstel zijn om het hoge tarief ongewijzigd te laten en het lage tarief sterker te verhogen dan slechts met die 2 procentpunt.’
Zou het ook hier zo kunnen zijn dat de commissie het geld nodig had om budgettair neutraal uit te komen?‘Als dat de reden zou zijn, houd dan het algemene IBtarief in box 1 ongewijzigd. Dat is dan toch het eerste waar je aan denkt? Ik vind de btwverhoging een zeer oncreatief voorstel. We moeten 6 miljard bezuinigen. Als we dat moeten binnenhalen met btwverhoging in economisch zware tijden, zeg ik: bedenk iets originelers!’
Al met al schiet u toch aardig op het rapport. Welk rapport-cijfer zou u het geven?‘Toch een zeventje, ik wil niet al te knorrig overkomen. Maar ik vind eigenlijk dat de commissie te vroeg is gestopt en op sommige punten met creatievere voorstellen had moeten komen.’ <<<
Noot1 NTFR 2011/1905.
veer gelijk aan de huidige 1,2% en haal je met de box 3heffing dus evenveel binnen als nu. Want kennelijk is de huidige box 3heffing van 1,2% adequaat genoeg om voldoende tegenwicht te bieden aan het lonkende buitenland.’
Wreekt zich hier wellicht dat de voorzitter van de commissie een bankier is?‘Dat weet ik niet. De voorzitters van zulke commissies hebben meestal geen dwingende rol, maar treden meer op als moderator. Ze laten vaak verschillende vogels hun gezang ten gehore brengen.’
Au owee
‘In het interimrapport van oktober vorig jaar heeft de commissie voorgesteld om de premieheffing volksverzekering te fiscaliseren. Het komt erop neer dat pensioengerechtigden de komende 18 jaar steeds 1% meer belasting gaan betalen, zodat het tarief van 19% geleidelijk wordt verhoogd naar de 37% die anderen ook betalen in de eerste schijf. Mensen die uitsluitend AOW krijgen, hebben er geen last van door de zogenoemde nettonettokoppeling. Maar heb je een behoorlijk goed aanvullend pensioen, dan ga je 18% meer betalen. Daar ben ik niet op tegen. Maar de gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen en een brutoinkomen van samen zo’n 40.000 euro worden wel hard getroffen. Temeer omdat de ouderentoeslag in box 3 ook al wordt afgeschaft en het mes – terecht – stevig in de heffingskortingen gaat.’
Wordt dat niet gewoon gecompenseerd met de nieuwe huis-houdtoeslag?‘Dat weet ik niet. Voor mij zijn de plannen van de commissie en vooral de inkomensgrenzen voor die nieuwe toeslag nog veel te vaag. De commissie werkt dit niet gedetailleerd uit in haar rapport.’
Hebben de voorstellen geen negatief effect op de economie?‘De commissie zegt van niet, maar ik ben bang van wel. Je hebt een aantal groepen die het haasje zijn, zoals zzp’ers en pensioengerechtigden – die kunnen straks echt minder uitgeven. Werknemers daarentegen kunnen weer meer uitgeven. Toch ben ik bang dat de maatregelen uiteindelijk een negatief effect hebben op de bestedingen van de burger. Maar dit komt dan vooral door de btwverhoging die de commissie voorstelt.’
‘De gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen en een bruto-inkomen van samen zo’n 40.000 euro worden hard getroffen’
23augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Inkomstenbelasting
2013/38 Lening van toekomstige aandeelhouder niet onzakelijkDe Hoge Raad heeft opnieuw arresten gewezen over (vermeende) onzakelijke leningen, één voor de IB en één voor de Vpb. In beide gevallen ging het om de afwaardering van een lening die was overeengekomen voordat de crediteur aandeelhouder in de lenende vennootschap (debiteur) was geworden.De IBzaak betrof een soort ‘package deal’, waarbij enkele personen, stichtingen en een cv een bv oprichtten door aandelenkapitaal in te brengen en (achtergestelde) leningen te verstrekken. Enkele personen verkregen vervolgens een aandelenpakket in de bv, dat een aanmerkelijk belang vormde. Toen de bv failliet ging, wilde een abhouder zijn lening ten laste van de winst afwaarderen. De Vpbzaak ging over een bv die een chaletpark wilde realiseren en daarom 40% van de aandelen in een andere bv kocht. Vervolgens bracht zij in die bv een recreatieterrein in waarop het park moest worden gerealiseerd. De kopende bv bleef de koopsom daarvoor deels schuldig, waarna dit deel werd omgezet in een lening. Ook met deze bv ging het niet goed, zodat de andere bv de lening ten laste van haar winst wilde afwaarderen. In beide gevallen vond de inspecteur dat sprake was van een onzakelijke lening en weigerde hij de aftrek.De Hoge Raad stelde voorop dat sprake is van een onzakelijke lening wanneer een aandeelhouder van een vennootschap een geldlening verstrekt aan die vennootschap en daarbij een debiteurenrisico aanvaardt dat een derde die geen aandeelhouder van die vennootschap is, niet zou hebben aanvaard, ook niet voor een hogere rente. Zo’n geldverstrekking doet zich volgens de Hoge Raad niet voor wanneer deze plaatsvindt door een belastingplichtige die voorafgaand aan de geldverstrekking nog geen aandeelhouder van de vennootschap is en in het kader van die geldverstrekking door toekenning van aandelen in de vennootschap of anderszins medegerechtigd wordt tot de winst van de vennootschap, en verder de houders van (gezamenlijk) de meerderheid van het aandelenkapitaal van de vennootschap geen geldleningen aan de vennootschap
Inkomstenbelasting■ �Lening van toekomstige aandeelhouder niet onzakelijk 23■ �Liquidatieuitkering niet belast vanwege onvoltooide
vereffening 23■ �Tbsregeling eindigde pas bij opheffing faillissement 24
Loonbelasting■ �Bijtelling ondanks beschikbaarheid voor oproepdiensten 24
Vennootschapsbelasting■ ��Geen regelcompartimentering voor deelnemingsdividend 24■ �Nonactiviteit geen houdsteractiviteit: verlies aftrekbaar 25■ �Thincapregeling gold niet voor rente in jaar van activering 25
Omzetbelasting■ �Tijdsevenredige toerekening over privégebruik pand 26■ �Hoge Raad ‘gaat om’ bij uitleg begrip bouwterrein 26■ �Exploitatie zonnepanelen economische activiteit voor btw 26
Formeel belastingrecht■ �Iedere belastinginspecteur is landelijk bevoegd 27
verstrekken. Dan is het aandeelhouderschap een hoedanigheid die voortvloeit uit de verstrekking van de lening. Volgens de Hoge Raad deed deze situatie zich voor in zowel de IBzaak als de Vpbzaak. Dit betekende dat zowel de abhouder als de bv het verlies op de lening aan de desbetreffende bv van de winst kon aftrekken.
■ Hoge Raad 3 mei 2013, nr. 12/04193, ECLI:NL:HR:2013:BZ9156 en nr. 11/03249,
ECLI:NL:HR:2013:BW1971
2013/39 Liquidatie-uitkering niet belast vanwege onvoltooide vereffeningHet betaalbaar stellen van een liquidatieuitkering wordt beschouwd als een fictieve vervreemding van een aanmerkelijk belang. Als gevolg van de ontbinding en vereffening van de vennootschap verdwijnen de aandelen immers uit het vermogen van de belastingplichtige, de (voormalige) abhouder. Zonder voltooiing van de vereffening kan een liquidatieuitkering echter niet worden belast. Dat ondervond een inspecteur die een navorderingsaanslag IB oplegde aan een dga van een bv die in maart 2003 werd ontbonden. Bij de bv was een stamrecht van de dga ondergebracht. De daaruit voortvloeiende verplichting stond per 31 december 2003 voor een waarde van € 174.081 op de balans van de bv. De inspecteur was van mening dat de vereffening van de bv in december 2003 was voltooid, waardoor het stamrecht zou zijn vrijgevallen. Deze vrijval leidde volgens de inspecteur tot een liquidatieuitkering die bij de dga was belast als een voordeel uit aanmerkelijk belang.Hof Den Haag besliste echter dat Rechtbank Den Haag de navorderingaanslag terecht had vernietigd. Inmiddels was namelijk in een uitspraak over een navorderingsaanslag Vpb 2003 die aan de bv was opgelegd, beslist dat de vereffening van het vermogen van de bv nog niet was voltooid. Ook was volgens het hof niet gebleken dat de dga het stamrecht had afgekocht.
■ Hof Den Haag 26 maart 2013, nr. 11/00178, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA4030
Jurisprudentie en wetgeving
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
24 het Register | augustus 2013 | nummer 4
2013/40 Tbs-regeling eindigde pas bij opheffing faillissementHof Amsterdam heeft beslist dat het bij de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling (tbsregeling) niet gaat om de toets of sprake is van een bron van inkomen, omdat de terbeschikkingstelling immers bij wetsfictie is aangewezen als bron van ‘resultaat uit overige werkzaamheid’. De vraag op welk moment een terbeschikkingstelling eindigt, moet volgens het hof worden beantwoord aan de hand van de regels voor het bepalen van de totaalwinst. Hiermee wordt bereikt dat de afwikkeling van iemands werkzaamheidsvermogen plaatsvindt alsof de werkzaamheid een onderneming vormt.Het ging in deze zaak om een aandeelhouder die (middellijk) 48% van de aandelen in een bv bezat en eigenaar was van een woning. Tussen 1999 en 2001 had hij zich voor de bv borg gesteld tegenover de bank en hiervoor in 2002 een hypotheekrecht van € 240.000 aan de bank verleend. In februari 2004 was de bv in staat van faillissement verklaard en op 23 oktober 2007 was het faillissement opgeheven en was de bv opgehouden te bestaan. De schuld van de bv aan de bank bedroeg op dat moment € 363.733. In februari 2005 verhoogde de aandeelhouder de lening op de eigen woning met € 215.000 en voldeed hij hiervan € 212.000 aan de bank uit hoofde van de borgstellingsverplichting. De hieruit volgende regresvordering op de bv waardeerde hij in 2005 ten laste van zijn werkzaamheidsvermogen af tot nihil. In zijn aangiften IB 2005, 2006 en 2007 bracht de aandeelhouder de rente die betrekking had op de verhoging van de hypotheek, in mindering op het resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur accepteerde dit echter niet.Het hof concludeerde dat sprake was van een – bij wetsfictie – belaste terbeschikkingstelling zolang de regresvordering op de bv bleef bestaan. Als gevolg hiervan bleef ook de daarmee samenhangende hypothecaire schuld behoren tot het werkzaamheidsvermogen van de aandeelhouder. Deze uitleg van de tbsregeling vond het hof ook evenwichtig, omdat dit meebracht dat het eventuele vollopen van de vordering eveneens in box 1 plaatsvond. Dit was slechts in zeer bijzondere omstandigheden anders, bijvoorbeeld als (de mogelijkheid van) vollopen volstrekt illusoir was of zo goed als zeker was dat niets meer zou worden voldaan op de vordering. Het hof oordeelde dat tussen 28 februari 2005 en 23 oktober 2007 geen sprake was van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden, zodat de regresvordering en de daarmee samenhangende hypothecaire schuld in die periode tot het werkzaamheidsvermogen waren blijven behoren. De rente op de verhoging van de hypothecaire schuld was daarom aftrekbaar.
■ Hof Amsterdam 30 mei 2013, nr. 12/00406, ECLI:NL:GHAMS:2013:1821
Loonbelasting
2013/41 Bijtelling auto ondanks beschikbaarheid voor oproepdienstenIn een besluit van 19 december 2010 (nr. DGB2010/6957M) over de toepassing van de bijtelling voor privégebruik van een auto bij een wachtdienstregeling heeft de staatssecretaris van Financiën
goedgekeurd dat gereden kilometers tijdens een wachtdienst worden aangemerkt als zakelijke kilometers, als de werknemer:■ �geen invloed heeft op de keuze van de auto;■ �in privé over een auto beschikt die voor privégebruik minstens
net zo geschikt is als de auto van de zaak;■ �tijdens de wachtdienst binnen een redelijke afstand van zijn
woonplaats blijft; en■ �bijhoudt hoeveel kilometers hij tijdens de wachtdienst rijdt,
evenals het aantal en de plaats van de werkzaamheden waarvoor hij is opgeroepen.
Opmerkelijk genoeg deed een storingsmonteur aan wie in 2006 door zijn werkgever een bestelauto ter beschikking was gesteld voor het draaien van een 24uurs storingsdienst, geen beroep op (de voorganger van) dit besluit toen de inspecteur zijn aangifte IB corrigeerde in verband met een bijtelling voor het privégebruik van de bestelauto.Hof Amsterdam besliste dat de monteur niet had bewezen dat de auto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt was voor goederenvervoer. Het hof was het ook niet met de monteur eens dat nooit sprake was van privégebruik omdat hij voortdurend beschikbaar was voor oproepdiensten. Als hij buiten werktijd gebruikmaakte van de auto, bijvoorbeeld voor een verjaardagsbezoek, zonder dat sprake was van een oproep, was het privékarakter zo overheersend dat de gereden kilometers niet als zakelijke kilometers konden worden aangemerkt. Volgens het hof maakte het niet uit dat zijn echtgenote bij zo’n verjaardagsbezoek de privéauto gebruikte, zodat zij beschikte over eigen vervoer wanneer de monteur een oproep kreeg. Alleen als de monteur tijdens zo’n privérit werd opgeroepen voor storingswerkzaamheden, konden volgens het hof de kilometers die werden gereden vanaf het moment van de oproep, worden aangemerkt als zakelijke kilometers. Bleef zo’n oproep tijdens een rit buiten werktijd uit, dan moesten de gereden kilometers worden aangemerkt als privékilometers. De inspecteur had in dit geval terecht de bijtelling toegepast.
■ Hof Amsterdam 16 mei 2013, nr. 11/00679, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0469
Vennootschapsbelasting
2013/42 Geen regelcompartimente-ring voor deelnemingsdividendEen wetswijziging heeft onmiddellijke werking tenzij daarbij een overgangsbepaling is opgenomen waarin een andere datum van inwerkingtreding is bepaald. De Hoge Raad heeft beslist dat die onmiddellijke werking ook geldt voor de wijziging van de deelnemingsvrijstelling per 1 januari 2007, ook al was de wetgever er volgens de toelichting bij deze wetswijziging van uitgegaan dat compartimentering zou plaatsvinden. De door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer heeft echter betrekking op zogenoemde feitencompartimentering, waarbij de deelnemingsvrijstelling op een gegeven moment niet meer van toepassing is omdat de omstandigheden van de desbetreffende deelneming zijn veranderd. De Hoge Raad had zich tot 14 juni 2013 nog niet uitgesproken over regelcompartimentering, waarbij de deelnemingsvrijstelling op een gegeven moment niet meer van toepassing is na een wetswijziging.
n n n n n
25augustus 2013 | nummer 4 | het Register
In zijn arrest van 14 juni 2013 stelde de Hoge Raad vast dat in de Wet werken aan winst, waarbij de deelnemingsvrijstelling is gewijzigd, geen overgangsmaatregel is opgenomen die afwijkt van de hoofdregel van onmiddellijke werking. In zo’n geval is het volgens de Hoge Raad niet aan de rechter om in afwijking van de nieuw geldende wettekst de wetsbepaling te blijven toepassen die vóór die wijziging gold, voor zover voordelen toerekenbaar waren aan tijdvakken van voor die wetswijziging.Naar aanleiding van dit arrest heeft de staatssecretaris van Financiën nog dezelfde dag een wetsvoorstel aangekondigd over compartimentering van deelnemingsvoordelen. Het wetsvoorstel zal in werking treden met terugwerkende kracht tot en met 14 juni 2013, de datum van het arrest van de Hoge Raad. De maatregel houdt in dat bij een sfeerovergang van de belaste naar de onbelaste sfeer, en omgekeerd, de voordelen die na deze overgang worden gerealiseerd, worden verdeeld over de belaste en de onbelaste periode. Wordt na een sfeerovergang een dividend ontvangen, dan is hierop de deelnemingsvrijstelling van toepassing als aannemelijk is dat dit dividend afkomstig is uit de onbelaste periode. Zijn de dividenden afkomstig uit de belaste periode en worden deze daadwerkelijk in de Vpbheffing begrepen, dan zal dit leiden tot evenredige verhoging van het opgeofferde bedrag. Verdwijnen aandelen (gedeeltelijk) uit het vermogen van de vennootschap, bijvoorbeeld als gevolg van een vervreemding, dan moet worden bekeken waaruit de vervreemdingsopbrengst is opgebouwd. Tot slot zal ook de overgang met de zogenoemde verrekeningssfeer worden geregeld.
■ Hoge Raad 14 juni 2013, nr. 11/04538, ECLI:NL:HR:2013:BY1244 en ministerie van Financiën 14
juni 2013
2013/43 Non-activiteit is geen houd-steractiviteit: verlies aftrekbaarArt. 20, lid 4 Wet Vpb regelt dat verliezen die een vennootschap lijdt in een jaar waarin ze kwalificeert als houdstermaatschappij, uitsluitend mogen worden verrekend met winsten die betrekking hebben op jaren waarin die vennootschap ook kan worden aangemerkt als houdstermaatschappij. Van zo’n houdstermaatschappij is sprake wanneer gedurende minstens 90% van het desbetreffende boekjaar deelnemingen worden gehouden. Als een vennootschap dus als gevolg van ‘bijmenging’ van activiteiten haar status van houdstermaatschappij verliest, kunnen de compensabele verliezen die op dat moment bestaan, niet worden verrekend met winsten die worden behaald in een jaar waarin de vennootschap niet meer kan worden aangemerkt als houdstermaatschappij.Hof Amsterdam kwam voor de vraag te staan of een periode van inactiviteit van een coöperatieve vereniging meetelt als houdsteractiviteit. Dit betrof de periode vanaf het begin van het boekjaar (28 maart 2007), toen de coöperatieve vereniging werd opgericht en een bv had gekocht, tot 3 augustus 2007, de datum waarop de bv drie buitenlandse deelnemingen had verworven. Het hof besliste dat een periode van nonactiviteit niet behoorde tot de houdsteractiviteiten in de zin van art. 20, lid 4 Wet Vpb. Hierdoor kon de coöperatieve vereniging een bedrag van bijna € 20 mln als verlies in aftrek brengen. In de wetsgeschiedenis was geen nadere invulling gegeven aan het begrip ‘het houden van deelnemingen’.
Perioden van nonactiviteit voorafgaand aan de verwerving van deelnemingen vielen volgens het hof niet onder genoemd begrip; een grammaticale uitleg ging vóór de uitleg van de inspecteur dat de coöperatieve vereniging in 2007 geen andere activiteiten had ontplooid dan het verwerven en houden van een deelneming en dat deze activiteiten hadden geleid tot een verlies.Het hof onderkende dat er economisch geen of weinig verschil was tussen enerzijds een vennootschap waarvan de activiteiten (nagenoeg) het gehele jaar bestaan uit het houden van deelnemingen en anderzijds een vennootschap waarvan de activiteiten een deel van het jaar bestaan uit voorbereidende werkzaamheden en werkzaamheden die worden uitgevoerd door een derde, en een deel van het jaar uit het houden van deelnemingen. De tekst van art. 20, lid 4, Wet Vpb liet volgens het hof echter onvoldoende ruimte om dit geval onder ‘het houden van deelnemingen’ te begrijpen, omdat die bepaling een uitzondering vormde op de hoofdregel dat deelnemingskosten aftrekbaar zijn en dat verliezen die zijn ontstaan door deelnemingskosten, verrekenbaar zijn. Het hof was het ook niet met de inspecteur eens dat uit de tekst, de wetsgeschiedenis en doel en strekking van eerdergenoemd artikel zou volgen dat het temporele element van de houdsterverliesregeling alleen van belang is als een houdstervennootschap naast houdsteractiviteiten ook andere activiteiten ontplooit.
■ Hof Amsterdam 6 juni 2013, nr. 12/00007, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3435
2013/44 Thincap-regeling gold niet voor rente in jaar van activeringOp grond van de onderkapitalisatieregeling (thincapregeling) in de Vpb wordt de rente op geldleningen die in groepsverhoudingen zijn afgesloten, gecorrigeerd als sprake is van te veel vreemd vermogen. Maar soms kan zo’n correctie toch achterwege blijven. Dit besliste Rechtbank Breda in een zaak van een bv die zich bezighield met de ontwikkeling van onroerend goed en voor de financiering van haar onderhanden werk geldleningen aanging bij een verbonden lichaam. De betaalde rente op die leningen had ze geactiveerd. Volgens de inspecteur betrof het hier nietaftrekbare rente. De bv ging daartegen in beroep en stelde dat de rente op grond van goed koopmansgebruik moest worden geactiveerd, zodat geen sprake was van in aftrek gebrachte rente.Rechtbank Breda besliste dat de systematiek van de totaalwinst met zich bracht dat de renteaftrekbeperking op grond van de thincapregeling bij activering van betaalde rente pas aan de orde kwam bij realisatie van het project. De rente die tot dan toe was geactiveerd, werd in dat jaar immers pas ten laste van de winst gebracht. Volgens de rechtbank had de bv de financieringskosten mogen opnemen in de waardering van het onderhanden werk. Door de activering was de rente volgens haar niet ten laste van de winst gekomen, zodat de thincapregeling niet kon worden toegepast. Overigens is de inspecteur in beroep gegaan tegen deze uitspraak.
■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 februari 2013, nr. 11/2627 en 11/2628,
ECLI:NL:RBZWB:2013:CA0895 en ECLI:NL:RBZWB:2013:CA0893
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
26 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Omzetbelasting
2013/45 Tijdsevenredige toerekening over privégebruik pandDe Hoge Raad heeft beslist dat bij de herzieningsregeling voor het privégebruik van een onroerende zaak een tijdsevenredige toerekening van het privégebruik in het jaar van ingebruikname kan worden toegepast. De Hoge Raad week daarmee af van het standpunt van de inspecteur, Rechtbank Breda en AdvocaatGeneraal Van Hilten. Zij vonden dat een heel jaar in aanmerking moest worden genomen, zodat de volledige jaarcorrectie van 10% moest worden toegepast.Het ging in deze zaak om een ondernemer die in 2008 een bouwkavel kocht en daarop een woning liet bouwen die hij zowel privé als zakelijk zou gaan gebruiken, in de verhouding 82,5 : 17,5. Op 3 augustus 2009 werd het pand in gebruik genomen. De Hoge Raad stelde vast dat van de twaalf maanden van 2009 het pand gedurende (afgerond) vijf maanden mede voor privédoeleinden was gebruikt. Dit bracht volgens de Hoge Raad mee dat 5/12 deel van de aan dat jaar toe te rekenen ‘gemaakte uitgaven’ betrekking had op het privégebruik in 2009, ofwel 5/12 van 10% van 82,5% van € 352.563. De btwheffing zag immers op de werkelijke kosten die verband hielden met het privégebruik in een bepaald tijdvak. Daarbij moest verder worden uitgegaan van de werkelijke duur van het privégebruik in dat tijdvak.Art. 5a Uitv.besch. OB maakte hierop volgens de Hoge Raad geen inbreuk. De toelichting op de wijziging van deze bepaling leek er echter op te duiden dat volgens de tekst van dit artikel aan elk kalenderjaar waarin privégebruik plaatsvond, 10% van de gemaakte uitgaven moest worden toegerekend, ongeacht de duur van dat gebruik in dat kalenderjaar. De Hoge Raad verwees hiervoor naar een besluit van 21 augustus 2007 (nr. DV2007/51M). Deze uitleg van de tekst van eerdergenoemd artikel was volgens de Hoge Raad in strijd met de bepalingen van de btwrichtlijn 2006, die uitgingen van een toerekening van de kosten aan het feitelijk privégebruik.
■ Hoge Raad 17 mei 2013, nr. 11/02666, ECLI:NL:HR:2013:BX7168
2013/46 Hoge Raad gaat ‘om’ bij uitleg begrip bouwterreinDe samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting is van toepassing bij de verkrijging van een met btw belast bouwterrein. De uitleg van het begrip bouwterrein stond centraal in een procedure die was aangespannen door Woningstichting Maasdriel. De Hoge Raad kwam daar niet helemaal uit en legde daarom de volgende vraag voor aan het Europese Hof van Justitie: gaat de vrijheid van de lidstaten om het begrip bouwterrein te omschrijven zover dat een lidstaat de levering van onbebouwde grond die is ontstaan na sloop van de aanwezige opstal, mag vrijstellen van btw, ook als de sloop heeft plaatsgevonden met het oog op het opnieuw bebouwen van de grond? Volgens het Europese Hof was dat niet het geval, zelfs niet als op de datum van levering, behalve sloop, voor het terrein nog geen voorzieningen waren getroffen. Uit een globale beoordeling van de omstandigheden moest dan wel blijken dat op die da
tum het betrokken terrein daadwerkelijk was bestemd om te worden bebouwd.Na dit antwoord van het Hof heeft de Hoge Raad eindarrest gewezen. Hij is ‘om’ gegaan en heeft beslist dat bij de uitleg van het begrip bouwterrein in de zin van art. 11, lid 4 Wet OB ook rekening moet worden gehouden met de bedoeling van de partijen die bij de levering van het terrein zijn betrokken, mits die bedoeling wordt ondersteund door objectieve gegevens. De Hoge Raad verliet hiermee zijn rechtsopvatting uit 2001 (nr. 36686, ECLI:NL:HR:2001:AB3243) dat bij volledige sloop van een gebouw de vrijkomende grond pas als bouwterrein kan worden aangemerkt als na de sloop van het gebouw met het oog op nieuwe bebouwing bewerkingen aan de grond hebben plaatsgevonden.In het geval van de Woningstichting Maasdriel hield dit in dat sprake was van een bouwterrein en dat ze geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen. De woningstichting had de intentie om het perceel te gebruiken voor nieuwbouw en was daarom bij de aankoop van het perceel met de verkoper overeengekomen dat die zou zorgen voor de sloop van het daarop staande gebouw en voor de verwijdering van de bestrating van het parkeerterrein. Daarmee stond volgens de Hoge Raad vast dat het perceel ten tijde van de verkrijging door de woningstichting was bestemd om te worden bebouwd.
■ Hoge Raad 7 juni 2013, nr. 12/00765 en 10/02888bis, ECLI:NL:HR:2013:BY2694 en
ECLI:NL:HR:2013:CA2222
2013/47 Exploitatie zonnepanelen economische activiteit voor btwDe Oostenrijker Fuchs installeerde in 2005 zonnepanelen op het dak van zijn eigen woning. Alle geproduceerde elektriciteit werd geleverd aan het openbare elektriciteitsnet. De elektriciteit die Fuchs voor zijn eigen huishouding nodig had, kocht hij weer in tegen dezelfde prijs als waarvoor hij deze belast met btw had geleverd. Het elektriciteitsverbruik bedroeg van 2005 tot en met 2008 44.600 kWh en daarvan had Fuchs zelf 19.801 kWh geproduceerd. Hij vroeg de voorbelasting op de zonnepanelen en de installatie terug, omdat de verkoop van elektriciteit volgens hem een economische activiteit voor de btw vormde. De Oostenrijkse belastingdienst was het daar niet mee eens, waarop Fuchs in beroep ging. Zijn zaak kwam uiteindelijk bij het Europese Hof van Justitie.Dit Hof besliste dat de exploitatie van een installatie van zonnepanelen op of nabij een woning, die zodanig was ontworpen dat de hoeveelheid geproduceerde en aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit altijd minder bedroeg dan de door de exploitant in totaal voor privédoeleinden verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inderdaad moet worden aangemerkt als een economische activiteit. De zonnepanelen produceerden elektriciteit die werd geleverd aan het elektriciteitsnet in ruil voor een duurzame opbrengst. De verhouding tussen de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en de hoeveelheid verbruikte elektriciteit was volgens het Hof niet relevant, omdat de levering van elektriciteit losstond van de afname van de zonnepanelen door de exploitant.Of daadwerkelijk btw moet worden betaald over de opbrengst van de opgewekte elektriciteit is overigens afhankelijk van de hoeveelheid opgewekte energie. Is in een jaar maximaal € 1345 aan btw
n n n n n
27augustus 2013 | nummer 4 | het Register
verschuldigd, dan hoeft deze op grond van de kleineondernemersregeling niet te worden voldaan. En bij een totaalbedrag tussen € 1345 en € 1883 aan btw kan men in aanmerking komen voor een belastingvermindering.
■ EU-Hof van Justitie 20 juni 2013, nr. C-219/12 [Fuchs]
Formeel belastingrecht
2013/48 Iedere belastinginspecteur is landelijk bevoegdDe Hoge Raad heeft in een kort arrest beslist dat alle inspecteurs van de Belastingdienst tegelijk landelijk mogen opereren. Een inspecteur van de Belastingdienst Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto mocht daarom een naheffingsaanslag loonheffing opleggen aan een belastingplichtige die onder een ander belastingkantoor viel.
Wet
gevi
ngD
e st
and
van
zake
npe
r 11 j
uli 2
013
■W
etsv
oors
tel +
MvT
TK
■Ve
rsla
g TK
■ No
ta n
.a.v
. ver
slag
TK
■ Ei
ndve
rsla
g TK
■Aa
ngen
omen
TK
■W
etsv
oors
tel E
K
■Vo
orlo
pig
vers
lag
EK
■ M
emor
ie v
an A
ntw
oord
EK
■Ei
ndve
rsla
g EK
■Aa
ngen
omen
EK
■St
aats
blad
■D
atum
inw
erki
ngtr
edin
gBTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB
Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB
Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1e dag na plaatsing Stb
Wet verhuurderheffing 33 407 1e dag na plaatsing Stb
Wijziging van de Wet verhuurderheffing 33 515 1e dag na plaatsing Stb
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen 33 610 1–1–2014
Fiscale verzamelwet 2013 33 637 1–1–2014
Tijdelijke wet resolutieheffing 2014 33 653 bij KB
Wet pensioenaanvullingsregelingen 33 672 1–1–2015
De Hoge Raad ging voor deze beslissing te rade bij de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van art. 3 AWR (tekst 2009) en de toelichting op de Uitv.reg. Belastingdienst (URBD) 2003. Hieruit volgde dat een inspecteur die was aangewezen op grond van art. 2, lid 3, onderdeel b AWR jo URBD 2003, landelijke bevoegdheid heeft. De bewoordingen van art. 3, lid 1 AWR waren daarmee volgens de Hoge Raad in overeenstemming. De landelijke bevoegdheid van een inspecteur werd evenmin beperkt door de regeling van art. 3, lid 2 AWR jo art. 11 URBD 2003, waarin is bepaald onder welke inspecteur een belastingplichtige ressorteert. Deze ressorteerbepaling is volgens de Hoge Raad alleen bedoeld om duidelijk te maken tot welke functionaris een belastingplichtige zich moet richten voor zijn fiscale aangelegenheden. De Hoge Raad concludeerde dat ten aanzien van één belastingplichtige meer dan één door de URBD 2003 aangewezen inspecteur bevoegd kan zijn.
■ Hoge Raad 14 juni 2013, nr. 12/02697 en 12/03323, ECLI:NL:HR:2013:BZ4198 en
ECLI:NL:HR:2013:BZ4214
28 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Belastingdienst is aan het hollenTegenwoordig weet iedere fiscalist waar de afkorting HT voor staat. Maar weet u ook wat ‘hollen’ betekent? Nee? Welnu, dat is jargon voor ‘heffen op locatie’. Het is een nieuwe methode, vooralsnog op proef, van de Belastingdienst om vragen over klanten gebundeld en wel aan een belastingadvieskantoor voor te leggen en daar vervolgens ten kantore over te komen praten. Een en ander met de intentie om zo veel mogelijk kwesties ter plekke af te doen. De Belastingdienst ziet blijkbaar veel voor-deel in deze werkwijze, maar wat vindt de fiscaal dienstverlener hiervan? We vroegen het enkele deelnemers aan de proef.
Tekst en foto’s: Ton Kamminga
De proef die ons ter ore kwam, vindt plaats in het zuidwesten van ons land, het werkgebied van de Belastingdienst Zuidwest. Hij is gestart rond de aangiften over 2009
en dus al enige tijd aan de gang. We citeren uit een intern bericht van deze afdeling van de Belastingdienst: ‘Een selectie aangiften IH 2009 wordt verzameld en beoordeeld. Alle vragen die gesteld moeten worden over die aangiften, worden verzameld en gerangschikt per fiscale dienstverlener. Die vragen worden doorgegeven aan het intermediair en er wordt een afspraak gemaakt om alle verzamelde vragen te bespreken. Ook
voor de aangiften over 2010 willen we deze werkwijze gaan toepassen. Waar dat mogelijk is, worden 2009 en 2010 gecombineerd.’Ziedaar in een nutshell de gang van zaken bij deze nieuwe werkwijze (zie ook het kader verderop). Het voordeel voor de Belastingdienst moge duidelijk zijn, althans in theorie: enorme tijdwinst doordat de ambtelijke papiermolen min of meer wordt omzeild – immers, zo goed als geen briefwisseling meer – beter begrip van wat er in de praktijk speelt en, als alles volgens plan verloopt, meer waardering voor het werk van de Belastingdienstmedewerker. ‘Wat wil je nog meer’, klonk het in eerdergenoemd intern bericht uit de mond van zo’n medewerker.De Belastingdienst mag dan tevreden spinnen, maar wat vindt de fiscaal adviseur eigenlijk van deze werkwijze? Wordt hij er ook beter van of heeft hij toch zo zijn bedenkingen? Om dat te weten te komen, gingen we op bezoek bij twee kantoren die door de Belastingdienst waren geselecteerd om deel te nemen aan de proef, te weten het huidige CapsNobel Accountants & Belastingadviseurs in Halsteren en Remmerswaal Accountants & Adviseurs in Roosendaal en Sint Maartensdijk. Hier volgen hun bevindingen.
‘ Wat wil je nog meer’, klonk het uit de mond van een medewerker bij de Belastingdienst
De praktijkin
n n n n
Het heeft niet zo veel om het lijf
Hoe is dat hollen bij jullie begonnen, vroegen we aan Sandra van den Bergh, accountantadministratieconsulent en belastingaccountant bij CapsNobel in Halsteren. ‘We werden benaderd door een accountmanager bij de Belastingdienst, vermoedelijk omdat wij niet meededen aan HT. Ik weet dat de Belastingdienst dat niet leuk vond, maar wij zagen er het nut niet van in. Het liep immers allemaal al op rolletjes. Als we twijfels hadden, bijvoorbeeld rond de inbreng in een bv of bij de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het kader van een estate planning, pleegden we altijd vooroverleg. Dat we het goed doen, blijkt ook wel uit het feit dat de Belastingdienst soms zelfs klanten naar ons doorverwijst.’Nadat de accountmanager de bedoeling van hollen was komen uitleggen, werd Van den Bergh binnen het kantoor van CapsNobel – toen nog Schuurbiers & Partners geheten – belast met de coördinatie ervan. ‘Dat hield in dat ik elke vragenbrief uit de bundel bij de juiste kantoormedewerker bezorgde en uiteraard ook de beantwoording bewaakte. Na een week of drie, vier kwam er een telefoontje met de vraag of we alles al hadden bekeken en of we een afspraak konden maken om dat te bespreken.’
Simpel
‘Over het algemeen waren de vragen eigenlijk heel simpel te beantwoorden en konden de dossiers meteen worden afgesloten. Er was één geval waarin de stakingswinst moest worden gespecificeerd en één lastige post, die uiteindelijk ook goed is opgelost. En dat is dan wel het grote voordeel van deze werkwijze: je zit met elkaar aan tafel en kunt dan een helder beeld van de situatie schetsen. Daar hadden anders misschien wel vijf brieven voor heen en weer moeten gaan.’ Dat het soms om hele simpele kwesties gaat, wijt Van den Bergh voor een deel aan de automatisering: ‘Vroeger stuurden we hele uitgebreide jaarrekeningen met de belastingaangiften mee, die de inspecteur optimaal inzicht verschaften. Maar sinds de introductie van de digitale aangifte is dat voorbij en tast de inspecteur soms een beetje in het duister.’Sinds kort ligt er een tweede vragenbundel. Een verbeterde versie, want de eerste keer kon de bundel niet automatisch ‘uit elkaar worden getrokken’ om de diverse klanten erover te informeren; die zouden dan namelijk kunnen zien wie de anderen waren die op de korrel werden genomen. Op verzoek van de deelnemers is de bundel nu zo ingericht dat per klant een aparte bijlage met hun naam erop wordt aangeleverd. Ook deze tweede sessie heeft volgens Van den Bergh voor haar kantoor weinig om het lijf: ‘Het zijn er zo weinig en het gaat om zulke triviale zaken dat de Belastingdienst al heeft aangegeven dat een afspraak voor een mondelinge behandeling waarschijnlijk niet nodig zal zijn.’ Ook de verwerkingstijd levert geen
stress op: ‘De bundel ligt al sinds begin juni bij ons en nog steeds is er vanuit de Belastingdienst geen contact opgenomen (we schrijven 15 juli, TK).Ondanks de geringe impact voor haar kantoor is Van den Bergh al met al redelijk positief over de nieuwe werkwijze. Ze voegt er nog aan toe dat ze niet de indruk heeft dat HTkantoren worden voorgetrokken ten opzichte van nietHTkantoren. Haar kantoor heeft in elk geval nergens last van.
29augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Sandra van den Bergh: ‘Het grote voordeel van deze werkwijze is dat je met elkaar aan tafel zit en dan een helder beeld van de situatie kunt schetsen’
Als we twijfels hadden, pleegden we altijd vooroverleg
In de praktijkn n n n
30 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Normaal heffen versus hollen
De Belastingdienst geeft zelf de verschillen tussen gewoon heffen en heffen op locatie als volgt weer:
gewone manier heffen op locatie
■ aangiften selecteren■ per aangifte met brief vragen
stellen■ antwoord afwachten, kan een
paar weken duren■ soms alsnog om verduidelijking
vragen■ wachten op respons■ vaak enkele brieven over en
weer■ de aangifte kan worden afgedaan
in de systemen
■ aangiften selecteren■ vragen formuleren en verzamelen per
fiscale dienstverlener, insturen en afspraak maken
■ bespreken op kantoor van fiscale dienstverlener, stukken worden overgelegd, er worden afspraken gemaakt over afhandeling
■ de besproken aangiften kunnen in het algemeen volgens de gemaakte afspraken worden afgedaan in de systemen
Alles draait om vertrouwen, over en weer
Ook bij Remmerswaal Accountants & Adviseurs speelde in eerste instantie de vraag vanuit de Belastingdienst of men wilde meedoen met HT. De fiscale vennoten, mr. Allen Fincke FB en Frank Voermans FB, voelden daar aanvankelijk niet veel voor. Terwijl ze geen zicht hadden op wat dit zou toevoegen, waren ze toch wat bevreesd voor de mogelijkheid dat ze hierdoor als het ware een verlengstuk van de Belastingdienst zouden worden. Enfin, het bekende di
lemma. Voermans: ‘Vooral vanuit de SRA werd HT zeer sterk gepromoot, onder het motto: wie onder de toets van de SRA valt, doet al bijna aan HT. Begin 2012 hebben we ons, mede om die reden, toch aangesloten bij het koepelconvenant, vanuit de gedachte: als we niet meedoen, bieden onze concullega’s mogelijkheden die wij onze cliënten niet kunnen aanbieden. Men pleegt immers een soort kwaliteitskenmerk aan HT te hangen. Ook de Belastingdienst doet dat in feite.’
Alternatief
Maar bij de start van de hollenproef deed Remmerswaal dus nog niet mee aan HT. Fincke heeft de stellige indruk dat hollen door de Belastingdienst zo’n beetje als alternatief voor HT wordt beschouwd. ‘Wie niet aan HT meedoet, is rijp voor heffen op locatie, lijkt het wel. Niet dat er bij ons uitzonderlijk veel discussies waren, we deden ons werk al goed. Ook deden we regelmatig aan vooroverleg, waarbij we procederen vrijwel altijd wisten te voorkomen. Overigens ben je er met aansluiting bij het koepelconvenant over HT nog lang niet. Je moet vervolgens namelijk iedere klant afzonderlijk aanmelden. En bij onze klanten leeft HT niet zo heel erg, men heeft meer een houding van: als jullie denken dat het goed is, vooruit dan maar. Sowieso zul je nooit al je klanten kunnen en willen aanmelden. Er zullen namelijk altijd klanten blijven die niet in het HTjasje passen, of die zelf niet vooraf in discussie willen gaan met de Belastingdienst. Het aantal klanten dat onder het HTconvenant wil vallen, begint mondjesmaat toe te nemen.’Dat is wellicht de reden waarom ook Remmerswaal onlangs toch weer een tweede hollenpluk toegestuurd heeft gekregen, dus ondanks het feit dat ze inmiddels wel een HTkantoor zijn. Ook Fincke en Voermans benadrukken dat het op de keper beschouwd erg meevalt met de hoeveelheid en aard van de vragen. En ook zij oordelen positief over deze werkwijze. Voermans: ‘Normaal gaat alles per brief en is er nogal wat tijd mee gemoeid, want menigmaal blijft het niet bij die ene brief. Bovendien is die methode nogal afstandelijk. Nu zit je bij elkaar en weet je bij wijze van spreken meteen acht van de tien gevallen af te kaarten.’
Steeds positiever
Fincke vindt zowel HT als hollen positieve kanten hebben. ‘Aanvankelijk was ik gezond sceptisch over HT, maar ik ben er steeds positiever over geworden. Vooral het directe contact met de mensen van de Belastingdienst, ook bij hollen, werkt goed. Ook de Belastingdienst selecteert zijn mensen op hun geschiktheid om met een bepaald kantoor om te gaan. Als wij aangeven dat er toch wat spanningen zijn, dan vinden we daarvoor een luisterend oor, is onze ervaring. Dat moet ook wel, want alles draait om vertrouwen, over en weer.’
Frank Voermans: ‘Vooral vanuit de SRA werd HT zeer sterk gepromoot, onder het motto: wie onder de toets van de SRA valt, doet al bijna aan HT’
n n n n
31augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Allen Fincke: ‘Wie niet aan HT meedoet, is rijp voor heffen op locatie, lijkt het wel’
Het is natuurlijk ook niet altijd koek en ei in de relatie met de Belastingdienst. Voermans: ‘Een controle van de Belastingdienst bij een klant dreigde enigszins uit de hand te lopen, maar gelukkig kon alles worden opgelost. Toen we die klant vervolgens aanmeldden voor HT, begon de Belastingdienst te sputteren. Dat was nota bene onze eerste aanmelding, een testcase derhalve, en dat ging meteen fout. Het had toch even wat voeten in de aarde voordat deze klant uiteindelijk werd geaccepteerd. De manier van omgaan met elkaar tijdens het acceptatieproces heeft wel bijgedragen aan een positiever HTgevoel.’ <<<
Ook de Belastingdienst selecteert zijn mensen op
hun geschiktheid om met een bepaald kantoor om te gaan
C
M
Y
CM
MY
CY
CMY
K
A5 advertentie opleidingen Balans-beroepsvaardigheden 24-01-2013 14:00
n n n n
32 het Register | augustus 2013 | nummer 4
is vereist dat de auto een CO2uitstoot van niet meer dan 50 gram/km heeft. Hoewel in theorie ook een dieselauto aan deze eis kan voldoen, gaat het in de praktijk veelal om auto’s met een elektrische motor, of auto’s die zowel op elektriciteit als op benzine rijden. Gemakshalve hanteer ik hierna de term ‘elektrische auto’ voor zowel de elektrische als de semielektrische auto, uiteraard met uitzondering van die plaatsen waar de regeling voor deze twee typen verschilt.
De motorrijtuigenbelasting (mrb)Over de mrb kan ik kort zijn: die hoeft tot 1 januari 2016 niet te worden betaald. Wat er na die datum gebeurt, is nog niet bekend. Omdat elektrische auto’s door hun accu vaak zwaarder zijn dan gewone auto’s, kan dit voordeel in de toekomst omslaan in een nadeel.
De bijtellingVoor de werknemer of ondernemer met een auto van de zaak bestaat de grootste charme van de elektrische auto uit het ontbreken van een bijtelling. Hierna ga ik nader op dit voordeel in. Daarbij ga ik ervan uit dat de auto maximaal 14 jaar oud is. Voor auto’s van 15 jaar of ouder geldt namelijk een ander standaardbijtellingspercentage (35) en een andere grondslag (de waarde in het economische verkeer).
De huidige bijtellingDe bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak – ook wel onttrekking (bij de ondernemer) of auto
Wat een elektrische auto is, spreekt voor zich: die rijdt alleen op elektriciteit. Daarnaast heb je de semielektrische auto, ook wel een plugin hybride ge
noemd. Dat is een auto die niet alleen op elektriciteit, maar ook op een andere brandstof, meestal benzine, rijdt. Omdat Nederlanders wel massaal willen profiteren van de fiscale voordelen, maar last blijken te hebben van ‘strandingsangst’, worden er veel meer semielektrische auto’s dan uitsluitend elektrische auto’s verkocht.De laatste tijd verschenen er berichten in verschillende media waarin de milieuvriendelijkheid van deze auto’s ter discussie stond. Ook ik vraag me wel eens af of ze per saldo wel zoveel milieuvriendelijker zijn dan ‘gewone’ auto’s. Zo schijnt vooral de productie van de accu zeer milieuonvriendelijk te zijn. En zou een groot aantal bezitters van een semielektrische auto voornamelijk op de ouderwetse brandstoffen rijden en slechts in uitzonderingssituaties op ‘echte’ elektriciteit. Dit heeft uiteraard ook te maken met de beperkte mogelijkheden tot opladen en de lange opladingsduur. Maar fiscaal voordelig zijn ze in elk geval wel.
De fiscale voordelenDe fiscale voordelen van een (semi)elektrische auto zijn legio en bepaald niet te versmaden. Niet alleen de bijtelling is laag, ook zijn er voordelen te behalen op het gebied van de investeringsaftrek, de afschrijving en de motorrijtuigenbelasting (mrb).Om voor de fiscale voordelen in aanmerking te komen,
Elektrische en semi-elektrische auto’s worden fiscaal geweldig in de watten gelegd. In dit artikel bespreek ik zowel de voordelen onder de huidige regeling, als die welke volgend jaar gaan gelden op basis van de huidige wetgeving. Uiteraard sta ik ook stil bij de plannen die zijn aangekondigd in het uitgelekte conceptmilieuakkoord. Als dat akkoord ongewijzigd wordt ingevoerd, wordt de wetgeving volgend jaar op een paar punten aangepast.
(Semi)elektrische auto’s rijden soepel op fiscale brandstof
Heleen ElbertMr. H.A. Elbert is
directeur-eigenaar van ELBERT Fiscaal
n n n n
33augustus 2013 | nummer 4 | het Register
kostenforfait genoemd – is te vinden in art. 13bis Wet LB 1964 (werknemer inclusief dga) en in art. 3.20 Wet IB 2001 (ondernemer). Het standaardbijtellingspercentage voor een auto van de zaak is ten minste 25%. Voor elektrische auto’s wordt dit tijdelijk verminderd met 25%. De laatste volzin van de leden 2 en 3 van art. 3.20 Wet IB 2001 omschrijft dit als volgt: ‘In afwijking van de eerste volzin wordt de onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, tot 1 januari 2014 op jaarbasis verlaagd met 25% van de waarde van de auto indien de CO2uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer.’ De laatste volzin van de leden 2 en 3 van art. 13bis Wet LB 1964 is vrijwel gelijkluidend: ‘In afwijking van de eerste volzin wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, tot 1 januari 2014 op kalenderjaarbasis verlaagd met 25% van de waarde van de auto indien de CO2uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer.’ Per saldo geldt voor een elektrische auto van de zaak dus een bijtelling van ten minste 0%.
De bijtelling in 2014 en 2015 volgens het huidige wetsvoorstelVolgens het huidige wetsvoorstel wordt de korting op de bijtelling per 1 januari 2014 verlaagd, en wel van 25% naar 18%, bij een gelijkblijvend maximum voor de CO2uitstoot. Per saldo betaalt de automobilist met een elektrische auto van de zaak volgend jaar dan een bijtelling van 7% (25% minus 18% korting). Hoe de bijtellingskorting er in 2016 komt uit te zien en of deze dan überhaupt nog bestaat, is op dit moment niet bekend.
De bijtelling in 2014 volgens het conceptmilieuak-koordIn het uitgelekte conceptmilieuakkoord wordt een onderscheid gemaakt tussen de ‘echte’ elektrische auto en de semielektrische auto. Volgens deze plannen komt er volgend jaar een onderscheid in de bijtellingspercentages voor deze auto’s. Voor de elektrische auto geldt in 2014 e.v. een korting van 22% in plaats van 18%. Per saldo komt dit neer op een bijtelling van 3%. De elektrische auto komt er dus iets gunstiger vanaf dan volgens het huidige wetsvoorstel. Voor de semielektrische auto gaat de aangekondigde korting daarentegen van 18% naar 17%. Voor deze auto’s gaat dan dus een bijtelling van 8% gelden. Let wel: dit zijn slechts plannen. Naar verwachting horen we hier rond Prinsjesdag meer over.
Overgangsrecht bijtellingHet overgangsrecht voor de bijtelling van de elektrische auto werkt net iets anders dan het overgangsrecht voor andere auto’s van de zaak. Beide overgangsregelingen hebben als gemene deler dat de datum van tenaamstelling van de auto bepalend is. Deze datum staat op het kentekenbewijs en op de website van de RDW, www.rdw.nl. Het gaat dus niet om de datum waarop de auto is aangeschaft of besteld, maar om de datum van tenaamstelling.
VoorbeeldRuth koopt op 13 juli 2013 een auto, die op 2 januari 2014 wordt geleverd en te naam wordt gesteld. Omdat de auto in 2014 te naam wordt gesteld, geldt voor Ruth het bijtellings-percentage 2014.
Het overgangsrecht voor elektrische auto’s is geregeld in de leden 19 en 20 van art. 3.20 Wet IB 2001 en in de leden 26 en 27 van art. 13bis Wet LB 1964. Het houdt het volgende in. Is de auto voor 1 januari 2012 voor het eerst te naam gesteld, dan geniet de bestuurder tot 1 januari 2017 van een bijtelling van 0%. Of de auto sinds
die tijd op een andere naam is gesteld, is daarbij niet van belang. Wordt de auto tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2014 te naam gesteld, dan geldt de 0% bijtelling gedurende een periode van 60 maanden. Het bijtellingspercentage dat op de laatste dag van die 60maandsperiode van toepassing is, geldt vervolgens weer gedurende 60 maanden. Wordt de auto echter in 2014 voor het eerst te naam gesteld, dan geldt voor deze auto gedurende 60 maanden het bijtellingspercentage van 2014 (op basis van het huidige wetsvoorstel is dat 7%).
VoorbeeldDe auto van Ruth staat op 2 januari 2014 op naam. Voor deze auto geldt een bijtelling van 7%. Hoewel deze bijtelling per direct ingaat, gaat de 60-maandsperiode pas in op de eerste dag van de volgende maand, in dit geval 1 februari 2014. De bijtelling van 7% geldt dus van 2 januari 2014 tot en met 31 januari 2019. Het per 31 januari 2019 geldende bijtellingspercentage geldt vervolgens weer gedurende 60 maanden.
VoorbeeldDe auto van Tessa staat op 4 oktober 2011 op naam. Op dat moment geldt een bijtelling van 0%. Voor deze auto geldt de 0% bijtelling tot 1 januari 2017.
Aandachtspunt: de cataloguswaardeNet als bij andere auto’s wordt de bijtelling berekend over de cataloguswaarde van de auto inclusief btw en bpm. Deze cataloguswaarde is onder meer te vinden op de website van de RDW. Voor elektrische auto’s kan de cataloguswaarde soms hoger uitvallen dan verwacht. Een aantal fabrikanten verkoopt de auto uit prijstechnische overwegingen namelijk zonder accu. Deze accu wordt vervolgens gehuurd van de fabrikant of autodealer. De bijtelling wordt echter berekend over de cataloguswaarde van de complete auto, dus inclusief de accu.
Volgens het huidige wetsvoorstel wordt de korting op de bijtelling per 1 januari
2014 verlaagd van 25% naar 18%
n n n n Elektrische auto’s
34 het Register | augustus 2013 | nummer 4
De investeringsaftrekEen ondernemer kan voor een elektrische auto onder voorwaarden gebruikmaken van de investeringsaftrek. Het gaat daarbij om de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) van art. 3.41 en de milieuinvesteringaftrek (MIA) van art. 3.42a Wet IB 2001. Of deze aanzienlijke voordelen volgend jaar ook nog gelden, kan ik u niet garanderen. Tot nader order blijft de aanschaf van een elektrische auto voor een ondernemer echter in aanmerking komen voor beide investeringsaftrekken.
Anders dan voor de bijtelling is voor deze aftrekposten niet de datum van tenaamstelling van de auto van belang, maar de datum waarop de verplichting tot aanschaf onherroepelijk is geworden (dit is vaak de orderdatum).
VoorbeeldJim bestelt zijn auto op 19 juli 2013, maar vanwege de lange levertermijn wordt de auto pas in 2014 geleverd en te naam gesteld. Voor de bijtelling geldt het percentage voor 2014, voor de investeringsaftrekken kan hij gebruikmaken van de regeling 2013, mits hij aan de overige voorwaarden voldoet.
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)Hoewel personenauto’s formeel zijn uitgesloten van de KIA, geldt een tijdelijke uitzondering voor de elektrische auto. De vereisten zijn gelijk aan die voor andere bedrijfsmiddelen. De totale aftrek hangt af van het totale jaarlijkse investeringsbedrag:
Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van (cijfers 2013):
meer dan maar niet meer dan
bedraagt het percentage
– € 2.300 0
€ 2.300 € 55.24828% van het investeringsbedrag
€ 55.248 € 102.311 € 15.470
€ 102.311 € 306.931 € 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 102 311 te boven gaat
€ 306.931 – 0
De KIA wordt aangevraagd bij de aangifte. Mocht dit zijn vergeten, dan is de KIA nog altijd aan te vragen tot de aangifte over het desbetreffende jaar onherroepelijk is geworden. De aanvraag is mogelijk voor zowel een nieuwe als een gebruikte elektrische auto. Houd bij verkoop
van de auto rekening met de desinvesteringsbijtelling.Attentie: wie wel de auto koopt, maar de accu huurt, krijgt over de accu geen KIA. De aftrek geldt namelijk wel voor koop en financial lease van de elektrische auto, maar niet voor huur en operational lease.
De milieu-investeringsaftrek (MIA)Naast de KIA van maximaal 28% kan een ondernemer onder voorwaarden tevens aanspraak maken op een MIA van maximaal 36%. In totaal kan het voordeel dus oplopen tot 64%. Art. 3.42a lid 3 Wet IB 2001 luidt: ‘Bij een bedrag aan milieuinvesteringen in een kalenderjaar van meer dan € 2.300 bedraagt de milieuinvesteringsaftrek voor milieuinvesteringen die behoren tot categorie I 36 percent.’ De elektrische auto komt in 2013 in aanmerking voor deze categorie I. Aan deze auto’s met een CO2uitstoot van maximaal 50 gram/km is voor dit jaar de code F5070 toegekend. Op basis van deze code kan op de website van het Agentschap NL worden nagegaan voor welke voordelen het desbetreffende bedrijfsmiddel in aanmerking komt. Volledigheidshalve volgt hieronder het codeoverzicht (over de Vamil verderop meer):
A = 27% MIA + VamilB = 13,5% MIA + VamilC = alleen VamilD = alleen 27% MIAE = alleen 13,5% MIAF = 36% MIA + VamilG = alleen 36% MIA
De voorwaarden voor de MIA zijn strikter dan die voor de KIA. Allereerst moet de MIA binnen drie maanden na de orderdatum worden aangevraagd. Kent de auto een langere levertermijn, dan moet de aanvraag dus voor de feitelijke levering van de auto worden ingediend.
VoorbeeldTessa bestelt op 3 augustus 2013 een elektrische auto. De le-vertijd bedraagt naar verwachting 9 maanden. De drie-maandstermijn gaat lopen op 3 augustus 2013 en de aan-vraag voor de MIA moet voor 3 november zijn ingediend.
De MIA wordt via internet aangevraagd bij Agentschap NL (www.agentschapnl.nl). Omdat de aanvraagprocedure tijdrovend kan zijn, adviseer ik om de MIAaanvraagprocedure zo spoedig mogelijk na de orderdatum te starten. Na aanvraag wordt een nummer toegekend dat in de belastingaangifte kan worden verwerkt. Anders dan de KIA geldt de MIA alleen voor nieuwe elektrische auto’s.Attentie: ook voor de MIA geldt dat, wie de auto koopt, maar de accu huurt, over de accu geen MIA krijgt. De MIA geldt namelijk wel voor koop en financial lease van de elektrische auto, maar niet voor huur en operational lease.Ook de MIA kan te laat worden aangevraagd. Men was daar aanvankelijk strikt in, maar in het besluit van 15 september 2009 zijn versoepelingen opgenomen: onder voorwaarden kan binnen vijf jaar alsnog een aanvraag
Hoewel personenauto’s formeel zijn uitgesloten van de KIA, geldt een tijdelijke uitzondering voor de elektrische auto
n n n n
35augustus 2013 | nummer 4 | het Register
worden ingediend en om ambtshalve vermindering worden verzocht.1
Vergelijking KIA/MIASchematisch weergegeven ziet een vergelijking tussen beide regelingen er als volgt uit:
KIA MIA
minimumbedrag € 2.300 € 2.300
aanvraag bij aangifte < 3 maanden
instantie Belastingdienst Agentschap NL
elektrische auto nieuw en tweedehands
nieuw
percentage maximaal 28% 36%
budget onbeperkt beperkt
Extra afschrijvingsmogelijkhedenEen ondernemer kan niet alleen gebruikmaken van de aanzienlijke investeringsaftrekvoordelen, maar heeft ook extra afschrijvingsmogelijkheden. Naast de Vamilregeling betreft dit ook de tijdelijke willekeurige afschrijving.
Vervroegde afschrijving milieu-investeringen (Vamil)Wanneer aan de voorwaarden van de hiervoor genoemde MIA wordt voldaan, kan tevens aanspraak worden gemaakt op de zogenoemde Vamilregeling. Omdat aan de elektrische auto voor het jaar 2013 de code F5070 is toegekend, betekent dit dat deze auto niet alleen voor de MIA, maar ook voor een vervroegde afschrijving in aanmerking komt. De voorwaarden en de aanvraagprocedure zijn gelijk aan die van de MIA. Voor de details verwijs ik daarom naar deze regeling. Wie te laat is met het aanvragen van de Vamilregeling, kan mogelijk nog wel gebruikmaken van de hierna te behandelen willekeurige afschrijvingsregeling.
Tijdelijke willekeurige afschrijvingDe tijdelijke willekeurige afschrijving kan worden toegepast bij een investering in een elektrische auto in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. De willekeurige afschrijving geldt voor 50% van de betaalde aanschaffingskosten minus de restwaarde van de auto (ofwel 50% van het af te schrijven bedrag). Een van de voorwaarden is dat de auto voor 1 januari 2016 in gebruik is genomen (Besluit 28 juni 2013, nr. DB2013/335M). In volgende jaren kan het restant overigens niet versneld worden afschreven; bij de tijdelijke willekeurige afschrijving van de afgelopen jaren was dat nog wel het geval.
ConclusieHoewel het de vraag is of een (semi)elektrische auto inderdaad het beoogde milieuvoordeel oplevert, is het fiscale voordeel overduidelijk aanwezig. Zowel de ondernemer als de werknemer profiteert van de lage bijtelling.
Daarnaast kunnen ondernemers onder voorwaarden grote voordelen behalen door toepassing van de diverse investeringsaftrekken en de afschrijvingsmogelijkheden. Maar let op: populaire fiscale voordelen gaan ten laste van de Nederlandse schatkist. Het risico van aanpassing en/of afschaffing is dan ook groot. Houd daarom altijd de actuele ontwikkelingen in de gaten. <<<
Noot1 Besluit van 15 september 2009, nr. CPP2009/1116M, Stcrt. 2009,
14052, VN 2009/47.17.
n n n n n
Ondernemer in zwaar weer
In een tijd waarin het faillissementen regent, heeft de redactie van Het Register het plan opgevat om een korte serie te wijden aan diverse aspecten rond naderend onheil bij een onderneming die (ook) voor de fiscalist van groot belang zijn. De aftrap wordt hierbij verzorgd door Ton Tekstra, die via een checklistachtige benadering een groot aantal aandachtspunten beschrijft. In een volgende aflevering zal Joost Vetter zich specifiek op de bestuurdersaansprakelijkheid richten.
36 het Register | augustus 2013 | nummer 4
binnen twee weken na de dag waarop de afdracht van de desbetreffende belastingen – voornamelijk loonbelasting en omzetbelasting – dient plaats te vinden. Het begrip betalingsonmacht is erg ruim. Het gaat niet alleen om een blijvende toestand van nietbetalen, maar ook om tijdelijke betalingsmoeilijkheden waarin nog een verwachting bestaat dat de vennootschap aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Is door de bestuurders te laat namens de vennootschap gemeld, dan zijn ze normaal gesproken hoofdelijk aansprakelijk voor de
Op het moment dat een ondernemer in zwaar weer terecht komt of dreigt te komen, is het van groot belang dat er een goede check plaatsvindt van diens fiscale positie. Bovendien is het zaak die posi-tie zo vroeg mogelijk in kaart te brengen. Hoe langer het duurt voor-dat de fiscaal adviseur wordt ingeschakeld om de ondernemer bij te staan, des te groter de kans dat de fiscale positie tot onomkeerbare problemen leidt. In dit artikel geeft ik aan de hand van een ‘checklist’ aan welke fiscale onderwerpen speciale aandacht verdienen bij de ondernemer met continuïteitsproblemen.
Fiscale aandachtspunten bij een dreigend faillissement
Ton TekstraMr. dr. A.J. Tekstra is als advocaat en
fiscalist werkzaam bij Blauw Tekstra
Uding N.V. te Amsterdam
Wanneer een onderneming in financiële (continuïteits)problemen verkeert, moet snel worden onderzocht hoe haar fiscale profiel eruit ziet. De tijdsdruk is
veelal hoog. De hierna volgende lijst met aandachtspunten is slechts een indicatief overzicht van de van belang zijnde topics; in dit bestek kunnen de onderwerpen natuurlijk slechts op hoofdlijnen worden behandeld. Verdieping kan plaatsvinden door het raadplegen van handboeken.1
Meldingen aan de fiscusMomenteel bestaan er twee regimes voor melding aan de fiscus bij bedrijven in moeilijkheden. De meldingsregeling bij betalingsonmacht, opgenomen in art. 36 e.v. Iw 1990 bestaat al vele jaren. Daar is recentelijk bijgekomen de meldingsregeling van 22bis Iw 1990, voor financiers die voornemens zijn handelingen te verrichten ten aanzien van bodemzaken. Beide meldingsregelingen kunnen een rol spelen bij continuïteitsproblemen, met name doordat de fiscus naar aanleiding van een melding tot nadere invorderingsacties overgaat, die de onderneming verder in de problemen kunnen brengen. Daarom is het belangrijk dat een inschatting wordt gemaakt van de verschillende meldingsmomenten en de mogelijke gevolgen daarvan voor de onderneming.De melding betalingsonmacht moet plaatsvinden uiterlijk
n n n n n
De meldingsregeling voor het bodemrecht is met name bedoeld
om ‘bodemverhuurconstructies’ door de banken in te perken
Het is belangrijk dat een inschatting wordt gemaakt van de verschillende meldingsmomenten en de mogelijke
gevolgen daarvan voor de onderneming
37augustus 2013 | nummer 4 | het Register
nietgemelde belastingschuld. De bestuurders moeten het hier niet op aan laten komen en dus tijdig namens de vennootschap melden. Het komt voor dat de bestuurders twijfelen of ze wel tot melding moeten overgaan, omdat ze vrezen dat de fiscus daardoor actief tot invordering zal overgaan. Er zijn mogelijkheden om de fiscus van de betalingsonmacht op de hoogte te stellen, terwijl tegelijkertijd het risico van een actieve ontvanger zo veel mogelijk wordt beperkt.De meldingsregeling voor het bodemrecht is feitelijk op 1 april 2013 in werking getreden en is met name bedoeld om ‘bodemverhuurconstructies’ door de banken in te perken.2 De regeling verplicht financiers een melding aan de ontvanger te doen op het moment dat zij voornemens zijn handelingen te gaan verrichten met bodemzaken – machines, apparatuur en inventaris, echter niet de voorraad – die zich bevinden bij de ondernemer in problemen. Zodra de melding wordt gedaan, krijgt de ontvanger vier weken de tijd om te beslissen of hij (bodem)beslag op deze zaken zal gaan leggen. Een melding kan er dus toe leiden dat de financiers hun dekking op deze zaken zien verdwijnen, omdat de opbrengst daarvan niet meer aan hen zal toekomen. De kans is dan groot dat de financiers zich in dergelijke situaties zullen terugtrekken bij de onderneming, onder meer onder opzegging van de financiering. Dit risico moet in een specifiek geval op voorhand zo goed mogelijk worden ingeschat (en geëlimineerd).
Fiscale kruisverbanden, met name fiscale eenhedenIs de onderneming in problemen onderdeel van een groep(je) vennootschappen, dan zal er meestal sprake zijn van fiscale en financiële kruisverbanden. Die moeten goed in kaart worden gebracht. Financiële kruisverbanden kunnen het gevolg zijn van groepsvorderingen en aansprakelijkheden vanwege garanties, 403verklaringen e.d., waarover verderop meer. De belangrijkste fiscale kruisverbanden worden gevormd door fiscale eenheden. Het gaat dan met name om de fiscale eenheid omzetbelasting en de fiscale eenheid vennootschapsbelasting. Dat zijn voor de hand liggende fiscale figuren voor het geval de vennootschappen die in de eenheid zijn gevoegd, geen continuïteitsproblemen hebben. Maar op het moment dat die problemen zich wel (ergens) binnen de groep voordoen, vormen de fiscale eenheden ‘knellende verbanden’, die zich lastig laten loskoppelen zonder schade van betekenis.Bij de fiscale eenheid voor de omzetbelasting zijn de risico’s gelegen in de verplichting om in vooraftrek genomen omzetbelasting weer terug te betalen op het moment dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de facturen waarvoor de vooraftrek is gepleegd, niet worden voldaan (art. 29, lid 2 Wet OB). De vennootschappen binnen de fiscale eenheid zijn op grond van art. 43, lid 1 Iw 1990 hoofdelijk aansprakelijk voor deze fiscale schuld. Om aan deze aansprakelijkheid te ontkomen, moet de fiscale eenheid met de probleemdochter tijdig worden verbroken en daarvan moet de inspecteur schriftelijk op
de hoogte worden gesteld. De tijdigheid van de verbreking moet van geval tot geval worden bekeken. Is er tevens een fiscale eenheid vennootschapsbelasting, dan moet worden onderzocht of die hierdoor ook wordt verbroken. Dat laatste zal meestal niet verstandig zijn (zie hierna). Er moet dan worden gezorgd dat de verbreking slechts voor de omzetbelasting plaatsvindt.Bij een fiscale eenheid vennootschapsbelasting bestaan er diverse latente fiscale claims, die worden ‘getriggerd’ op het moment dat een vennootschap uit de eenheid in de problemen komt en haar crediteuren niet meer (geheel) kan betalen. Gaat de vennootschap op enig moment failliet en eindigt het faillissement zonder (volledige) uitkering aan de crediteuren – dit gebeurt in circa 90% van de faillissementen – dan vallen de onbetaalde schulden aan het einde van het faillissement vrij binnen de fiscale eenheid.3 Probeert men dit vrijvaleffect te voorkomen door de desbetreffende probleemdochter te ontvoegen, dan zal veelal sprake zijn van een ontvoeging in het zicht van de liquidatie in de zin van art. 15aj, lid 3 Wet Vpb.4 Ook dit heeft tot gevolg dat de onbetaalde schulden zullen vrijvallen binnen de fiscale eenheid. Een crediteurenakkoord bij de probleemdochter levert in gevallen als deze ook complicaties op; ik kom daar verderop nog op terug.
De status van groepsvorderingenIn veel gevallen zal een onderneming in problemen gelieerd zijn aan een of meer andere ondernemingen en bestaan er onderling diverse financiële relaties tussen deze entiteiten, meestal vennootschappen. In die situaties moet speciale aandacht worden besteed aan de fiscale status van de groepsvorderingen. Er kan sprake zijn van zogenoemde 13baleningen, dus leningen die reeds door de geldlener geheel of gedeeltelijk fiscaal zijn afgewaardeerd. Op het moment dat er handelingen met deze leningen plaatsvinden waardoor ze een andere status krijgen – zoals kwijtschelding, achterstelling of omzetting in aandelen – zal er een fiscaal winstmoment ontstaan.
n n n n n Serie: ondernemer in zwaar weer
Bij veel groepsvorderingen zal de fiscus meestal het standpunt innemen dat sprake is van onzakelijke leningen/verhoudingen
38 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Dit kan in veel gevallen tijdelijk worden opgevangen door de vorming van een opwaarderingsreserve, maar op enig moment zal over de meerwaarde (na een geslaagde sanering) fiscale winst moeten worden genomen.Een groepsvordering kan ook de status van deelnemerschapslening hebben, in welk geval een fiscaal afwaarderingsverlies niet mogelijk is. Het verlies kan dan fiscaal slechts worden gerealiseerd in de vorm van een liquidatieverlies. Dan moet echter de liquidatie van de vennootschap zijn voltooid (art. 13d, lid 9 Wet Vpb). Bij bedrijven in moeilijkheden betekent dit dat de vennootschap in faillissement moet gaan en vervolgens het faillissement volledig moet zijn afgewikkeld. Ook kan, om een liquidatieverlies op de deelneming (inclusief de deelnemerschapslening) te kunnen nemen, worden gekozen voor de figuur van de versnelde liquidatie
of de turboliquidatie. Daar zitten de nodige haken en ogen aan. Doet de aandeelhouder mee in een doorstart en neemt hij een aandelenbelang in de doorstartbv, dan wordt het liquidatieverlies uitgesteld (art. 13e Wet Vpb).Bij veel groepsvorderingen zal de fiscus meestal het standpunt innemen dat sprake is van onzakelijke leningen/verhoudingen in de zin van de bekende arresten van 25 november 2011. Het is veelal lastig dit standpunt te pareren, waardoor het in de huidige praktijk uiterst moeilijk blijkt te zijn om fiscale verliezen te nemen op (oninbare) groepsvorderingen. Dan resteert nog slechts het nemen van een liquidatieverlies aan het einde van de rit. Als de fiscaal adviseur hier tijdig bij is, kan worden geprobeerd de groepsvorderingen op een zakelijk verantwoorde wijze af te wikkelen voordat een of meer groepsvennootschappen insolvabel worden. Dat kan via feitelijke betalingen of eventueel via verrekeningsafspraken. Dit laatste is echter ‘juridisch kwetsbaar’, gezien het risico dat de curator die afspraken kan aantasten met een beroep op de actio pauliana. Voorzichtigheid is hier geboden.
Paraplukredieten, garanties, borgstel-lingen e.d.De Hoge Raad heeft bepaald dat betalingen van een groepsvennootschap aan een bankconsortium van een hoofdelijke schuld in verband met een paraplukrediet niet fiscaal aftrekbaar zijn bij deze groepsvennootschap.5 De Hoge Raad vindt dat het op zich nemen van een hoofdelijke schuld en de betaling daarvan aan de financiers zich voltrekt in de aandeelhouderssfeer. Hetzelfde zal waarschijnlijk gelden voor een door een groepsvennootschap afgegeven borg, garantie of een
403verklaring. Na deze betaling aan de financier zal de groepsvennootschap in veel gevallen een regresvordering krijgen op de vennootschap(pen) waarvoor ze heeft betaald. Het is zeer de vraag of een afwaardering op deze regresvordering, omdat die oninbaar blijkt te zijn, tot een fiscaal verlies aanleiding kan geven. Waarschijnlijk zal ook deze omstandigheid zich in de aandeelhouders of kapitaalsfeer voltrekken. Voor de dga die zich persoonlijk borg heeft gesteld, kan een fiscaal verlies onder de tbsregeling nog wel mogelijk zijn, tenzij daarbij sprake is van een onzakelijke borgstelling.6
Carry back-mogelijkhedenDe vennootschap in moeilijkheden kan mogelijk in aanmerking komen voor een carry back. Deze faciliteit is voor de jaren 20092011 tijdelijk verruimd naar drie jaar. Bij een fiscale eenheid vennootschapsbelasting komt de carry back aan de moedervennootschap toe. Bedacht moet worden dat de fiscus deze teruggaaf in ruime mate kan verrekenen met fiscale schulden, bijvoorbeeld omzet en loonbelastingschulden. De fiscus kan de teruggaaf aan een moeder in een fiscale eenheid zelfs verrekenen met vorderingen op een of meer dochters in de fiscale eenheid (art. 24, lid 1 Iw 1990). Dit zou een reden kunnen zijn om de fiscale eenheid te verbreken, maar dat heeft, zoals we hiervoor hebben gezien, ook weer vervelende neveneffecten. Daarnaast moet men erop zijn bedacht dat een belastingteruggaaf, zoals hier de carry back, normaal gesproken verpand zal zijn aan de financierende bank.7 De teruggaaf komt daardoor automatisch onder het pandrecht van de bank te vallen. Dit laat de verrekeningsmogelijkheden van de ontvanger echter onverlet, tenzij de ontvanger met de verpanding aan de bank heeft ingestemd. Die instemming wordt overigens in de praktijk vrijwel nooit gevraagd.
De mogelijkheden van een credi-teurenakkoord en de carry forwardEen geslaagd crediteurenakkoord, al dan niet onderhands, heeft als gevolg dat het kwijtgescholden deel van de vorderingen fiscale winst oplevert, de kwijtgescholden belasting daaronder begrepen. Die winst moet worden verrekenend met een eventueel aanwezige verliescompensatie (carry forward). Het meerdere valt normaal gesproken onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Deze vrijstelling zal echter niet gelden als het akkoord ziet op een vennootschap die zich in een fiscale eenheid vennootschapsbelasting bevindt (art. 15ac, lid 2 Wet Vpb), of die de afgelopen zes jaar in een dergelijke eenheid heeft gezeten (art. 8, lid 4 Wet Vpb). Deze bepalingen, die sinds 2003 gelden, kunnen vervelend uitpakken. Daar moet dus tijdig op worden geanticipeerd.Er zijn methoden om een aanwezige carry forward in stand te laten terwijl er met de crediteuren een regeling wordt getroffen voor de openstaande schulden. Het gaat dan vooral om de zogenoemde overname of Begemannconstructie, of een regeling met een of meer crediteuren waarbij sprake is van een voorwaardelijke kwijtschelding. Ook dit is maatwerk. Uiteraard dient bij een aan
n n n n n
Er kunnen zich nog steeds situaties voordoen waarin de btw niet is verlegd
en de pandhouder zich dus mag verhalen op de btw
39augustus 2013 | nummer 4 | het Register
deelhouderswisseling in verband met een crediteurenakkoord rekening te worden gehouden met de werking van art. 20a Wet Vpb, omdat anders de verliescompensatie via deze bepaling verdampt.
De verkoop van activa en btwIn de meeste gevallen zullen bij een bedrijf in moeilijkheden verkopen van activa plaatsvinden. De btw vormt dan een belangrijk aandachtspunt. Bij verkoop en levering van onroerende zaken speelt de btw meestal geen rol, omdat alleen in de eerste twee jaar na de eerste ingebruikneming btw van toepassing is. In die gevallen zal de hypotheekhouder overigens wel aanspraak willen (en kunnen) maken op de opbrengst inclusief de btw, gebaseerd op het oude Rentekasarrest uit 1983. Zit de onroerende zaak niet meer in de tweejaarsperiode, dan kan wel worden geopteerd voor een btwbelaste levering, maar sinds 1989 moet in die gevallen de btw worden verlegd naar de koper en kan de btw zo dus niet bij de hypotheekhouder terechtkomen.Speciale aandacht verdient nog de herzieningsbtw. Deze herzieningsschuld zal ontstaan op het moment dat
het pand binnen de herzieningstermijn van tien jaar wordt verkocht zonder btw. Bij een fiscale eenheid omzetbelasting vormt de herzieningsbtw een hoofdelijke schuld. Hier zijn oplossingen voor, die tijdig moeten worden onderzocht. Daarnaast is de overdrachtsbelasting een specifiek aandachtspunt, vooral wanneer het de bedoeling is onroerende zaken elders in de groep onder te brengen of zelfs buiten de groep te brengen. Voorkomen moet worden dat hier overdrachtsbelasting verschuldigd wordt. De reorganisatievrijstelling is lastig toepasbaar op dit soort herstructureringen, maar ook hier zijn mogelijkheden bij tijdige advisering.Vindt er verkoop en levering van roerende zaken plaats en dient daarbij omzetbelasting in rekening te worden
Serie: ondernemer in zwaar weern n n n n
In veel faillissementen waarin uitkeringen zijn te verwachten, worden vorderingen op de failliete vennootschap overgenomen door handelaren in ‘distressed claims’
40 het Register | augustus 2013 | nummer 4
gebracht – niet zijnde een ‘art. 37d Wet OBgeval’ – dan geldt sinds 2008 een btwverlegging als sprake is van een executie door de ‘zekerheidsgerechtigde’ (meestal de pandhouder) en de levering aan een nietparticulier plaatsvindt. De pandhouder kan zich in dat geval niet op het Rentekasarrest beroepen. De vraag is wanneer nu sprake is van executie. Dat is ten eerste openbare verkoop (veiling), ten tweede verkoop door de pandhouder met toestemming van de voorzieningenrechter en ten derde verkoop op grond van een onderlinge afspraak tussen de ondernemer en de pandhouder. In de meeste gevallen zal dus de verleggingsregeling van toepassing zijn, maar er kunnen zich nog steeds situaties voordoen waarin de btw niet is verlegd en de pandhouder zich dus mag verhalen op de btw. Het is van groot belang deze varianten tijdig in kaart te brengen.
De btw in verband met de debiteuren- en crediteurenpositiesOndernemers in zwaar weer worden op hun beurt geconfronteerd met debiteuren die zelf in de financiële problemen zitten en daardoor de openstaande facturen niet kunnen voldoen. Het is dan mogelijk op de voet van art. 29, lid 1 Wet OB de reeds afgedragen btw in deze facturen bij de fiscus terug te vorderen. Dit mag niet via de reguliere aangifte, maar moet door middel van een separaat verzoek.8 Helaas doet de fiscus vaak lang over het afwikkelen van deze teruggaaf, en dat terwijl de crediteur de terugbetaling van de btw zeer goed kan gebruiken. In het kader van een doorstart, al dan niet via faillissement, kan de debiteurenportefeuille overgaan naar een andere partij. De bevoegdheid om de btw terug te
vorderen blijft dan in beginsel bij de oorspronkelijke crediteur achter, tenzij daar andere voorzieningen voor worden getroffen. In veel faillissementen waarin uitkeringen zijn te verwachten, worden vorderingen op de failliete vennootschap overgenomen door handelaren in ‘distressed claims’. Ook hier dienen zich specifieke fiscale kwesties aan, die tijdig moeten worden gescand. De (latente) verplichting voor de ondernemer in problemen om de in vooraftrek genomen btw weer aan de fiscus terug te betalen (art. 29, lid 2 Wet OB) is hiervoor al aan de orde gekomen.
Tot slot: hoe fiscaal te anticiperen op naderend onheil?Uit het voorgaande blijkt hoe cruciaal het is dat de fiscaal adviseur tijdig wordt ingeschakeld bij een bedrijf dat vreest in financiële problemen te komen. Dat maakt het mogelijk om fiscale en financiële kruisverbanden nog uiteen te rafelen en te voorkomen dat er bij de betrokken partijen fiscale aansprakelijkheden ontstaan, bijvoorbeeld doordat de meldingsregelingen niet op een juiste wijze worden toegepast. De eventuele neveneffecten van de meldingen kunnen vooraf in kaart worden gebracht. Ook kunnen groepsvorderingen en schulden in die gevallen tijdig worden herschikt op een fiscaal optimaal niveau.Hiervoor zijn diverse aandachtspunten aan bod gekomen die snel, maar toch ook diepgaand moeten worden onderzocht. Het lastigste onderwerp vormt de fiscale eenheid, vooral die voor de vennootschapsbelasting. Die komt vaker voor dan wel eens wordt gedacht, ook in het MKB. Wordt tijdig opgemerkt dat binnen een dergelijke fiscale eenheid een of meer dochters actief zijn die op enig moment in de problemen kunnen komen, dan kan het verstandig zijn om die uit de fiscale eenheid te plaatsen, zodanig dat zij een substantieel deel van de carry forward meekrijgen (art. 15af Wet Vpb). Zij zijn daardoor in de toekomst in staat de fiscale effecten op te vangen van een vrijval van hun crediteuren – vanwege een akkoord of het om andere reden onbetaald laten van (een deel van) de schulden – zonder dat de rest van de groepsvennootschappen daardoor nog kan worden geraakt. <<<
Noten1 Zie bijvoorbeeld A.J. Tekstra, Handboek fiscaal insolventierecht,
Sdu Uitgevers 2011 en J.J. Vetter, A.J. Tekstra en P.J. Wattel, Invor
dering van belastingen, Kluwer 2012.
2 Zie mijn artikel ‘Het bodemrecht van de fiscus anno 2013’ in
Ondernemingsrecht 2013/7.
3 Zie HR 10 september 2010, JOR 2010/297, VN 2010/43.14.
4 Zie HR 10 juni 2011, JOR 2011/280, BNB 2011/221.
5 HR 1 maart 2013, JOR 2013/195, BNB 2013/109.
6 HR 14 september 2012, JOR 2012/346.
7 Zie mijn beantwoording rechtsvraag complicaties bij verpanding
van een belastingteruggaaf in het Tijdschrift voor Insolventie
recht 2012/1.
8 Zie Hof Amsterdam 4 april 2013, JOR 2013/230.
41augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Verenigingsnieuwshet
Ledenservice
In mijn vorige bijdrage voor Het Register ging ik in op de bonje bij de buren, de accountants en notarissen. Nu is het natuurlijk relatief makkelijk om over anderen te schrijven en met analyses en oplossingen te komen. Maar laten we vooral ook aan onze eigen toekomst denken.Er is op het ogenblik al langere tijd
een discussie gaande over Nederland Belastingparadijs. En je kunt er vergif op innemen, dat die discussie op een bepaald moment gaat in de richting van vragen over de moraliteit van de belasting-adviseur. Ik volg al decennia lang het Tucht- en beroepsrecht van accountants en belastingadviseurs en u komt (wij, belastingadvi-seurs komen) er qua moraliteit niet slecht af. Maar dat ik dat vind heeft geen enkele reële waarde in het maatschappelijk debat.Ik zal u een voorbeeld noemen: wij (het bureau van het RB) krijgen nogal eens verzoeken van studenten die een afstudeerscriptie schrijven. Over het algemeen in slordig Nederlands gesteld met een onderzoeksvraag die weinig begrip voor het vak verraadt en veel werk voor ons betekent om het maar even kort en bondig te zeggen. Deze verzoeken doen wij dan ook af met een korte verkla-ring. Recent kreeg ik zo’n verzoek van een universitair studente Criminologie die dossieronderzoek bij de politie had gehouden naar de inzet door criminelen uit de Amsterdamse onderwereld van (onder meer) belastingadviseurs. De studente verzocht om een gesprek hierover met een bestuurslid van het RB. Daar zijn wij zeer voorzichtig mee: niet dat onze bestuursleden doetjes zijn, maar wat dit soort verzoeken betreft houden wij hen toch liever uit de wind. Je kunt er een dagtaak aan hebben. Maar een gesprek met bijvoorbeeld ons Bureau Vaktechniek is niet a priori uitgeslo-ten; wij willen in dit soort zaken ook graag onze visie kwijt en ons gunstig onderscheiden van wat wij in de wandelgangen ‘het putje’ noemen. Immers elke beroepsgroep (wettelijk geregeld of niet) heeft zijn boeven en boefjes.
Enkele vragen die ik voorgelegd kreeg waren (letterlijk geciteerd):Er wordt door politie en justitie steeds meer gelet op fiscale facili-tators (PvdB: dat is potjes-engels voor dienstverleners). Is het RB zich meer bewust geworden van deze repressieve aanpak?Hoe zouden belastingadviseurs beschermd kunnen worden tegen malafide klanten?Wat vindt het RB ervan dat belastingadviseurs een beschermd be-roep wordt, zoals een notaris (PvdB: jaja, er stond ‘dat’ en niet ‘als’! Wat weet deze studente wat wij nog niet weten?)?Herleest en herkauwt u alstublieft deze vragen nog eens op uw gemak. Er gaat een wereld aan onbegrip achter schuil. Waar te beginnen, zeker als er in het verzoek staat: “Het interview zal niet heel lang hoeven duren”. Wat mij betreft dus wel want hier is dermate veel onbegrip over wat een fiscaal adviseur van het RB doet dat er bijna geen beginnen aan is. Voorlopig (en dat waren we ook niet van plan) kunnen we dus niet rustig gaan slapen. Om te vermijden dat we in de spagaat terecht-komen die notarissen en accountants al jaren beleven dienen we de partijdigheid die we hebben in combinatie met de kieskeurig-heid als het gaat om aannemen en bestendigen van klantrelaties duidelijk(er) over het voetlicht te brengen. En we dienen ook dui-delijk te zijn over het feit dat we ons niet lenen voor witwassen, belastingontduiking en allerlei cowboygedrag. En daar zijn we zeer serieus mee bezig. Zonder onafhankelijke, serieuze en echte belastingadviseurs geen belastingheffing in Nederland.Volgende keer schrijf ik maar eens over de angst die de belasting-moraal in een land bepaalt. We kunnen ons wel druk maken over de moraal van bijvoorbeeld de Grieken, maar we kunnen veel leren over ons eigen gedrag door wat breder te kijken. Angst speelt hierbij een kernrol.
Overigens ben ik van mening dat de schenk- en erfbelasting dient te worden afgeschaft.
Peter van den Berg, directeur
En wij dan…?
Juridische modellenbankOnline modellen voor effectieve dienstverlening
Verder in fi scale kennis
De juridische modellenbank is ontwikkeld i.s.m. Bol Juristen en is te raadplegen op het ledendeel van www.rb.nlDe juridische modellenbank is ontwikkeld i.s.m. Bol Juristen en is te raadplegen op het ledendeel van
Exclusiefvoor leden
24 uur per dag online
beschikbaar
42 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Verenigingsnieuwshet
Vakinformatie
Nieuw op de site: diverse notities btwBtw en zzp’ers in de zorgEr bestaat al geruime tijd onzekerheid over de btw-behan-deling van diensten verricht door zzp’ers in de zorg. De fis-cus stelt zich op het standpunt dat deze diensten belast zijn met btw. In een notitie wordt echter beargumenteerd waar-om het verdedigbaar is dat de btw-vrijstelling voor medi-sche diensten ook wordt toegepast door zzp’ers in de zorg, indien zij BIG-geregistreerd zijn.
Btw-aftrek zonnepanelenDe vraag of Nederlandse particulieren die zonnepanelen plaatsen op hun woning recht hebben op btw-aftrek, kan momenteel nog niet eenduidig worden beantwoord. Er zijn enkele argumenten op grond waarvan Nederlandse particu-lieren met zonnepanelen geen btw-ondernemer zijn of an-derszins geen (volledig) recht hebben op btw-aftrek, maar er zijn ook argumenten die wel pleiten vóór btw-onderne-merschap. De fiscus heeft zich ook nog niet uitgesproken over deze kwestie. Om de praktijk te ondersteunen zijn de argumenten vóór en tegen btw-ondernemerschap uiteen-gezet in een notitie. Voorts is een aantal aandachtspunten geformuleerd voor het geval particulieren met zonnepane-len op hun huis inderdaad als btw-ondernemer moeten worden gezien.
>> U vindt de notities op het ledendeel van de RB-website
Commissie Hoek pleit voor fiscale prikkels voor MKB-financieringMedio mei 2013 heeft het RB een voorstel voor een Fiscaal crisis-pakket MKB 2014 gepubliceerd. Hierin staan fiscale maatregelen die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling binnen het Nederlandse MKB. Naar aanleiding van een bericht in het FD over het voorstel, is het RB benaderd door de Commissie Hoek. Deze commissie is ingesteld door minister Kamp van Economische Zaken met de opdracht oplossingen te schetsen voor de MKB-financieringsproblematiek. De Commissie Hoek heeft het RB gevraagd om fiscaal commentaar te leveren op haar eigen voorstellen.
Op 2 juli 2013 heeft de Commissie Hoek haar rapport met aanbe-velingen aangeboden aan minister Kamp. De commissie adviseert onder meer om de vorming van eigen vermogen door middel van fiscale prikkels te stimuleren. Het RB heeft hier voor gepleit. De commissie vraagt in lijn met het RB-voorstel voor een oplossing van de problematiek van de ‘onzakelijke lening’ en om herinvoe-ring van faciliteiten voor durfkapitaal. Ook merkt de Commissie Hoek op dat de aanbevelingen van de Commissie Van Dijkhuizen die de belastingdruk van MKB-bedrijven verhogen, een negatieve invloed kunnen hebben op de eigen vermogensopbouw van het MKB en daarmee zijn financierbaarheid.
Praktijkbijeenkomsten Bureau VaktechniekDit najaar organiseert het RB voor zijn leden weer op diverse locaties in het land gratis praktijkbijeenkomsten van Bureau Vaktechniek. Tijdens de bijeenkomsten behandelen de medewerkers van Bureau Vaktechniek aandachtspunten voor de praktijk naar aanleiding van wetswijzigingen per 1 januari 2013 en de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2014. Daarnaast wordt ingegaan op actualiteiten zoals de tijdelijke regeling voor extra afschrijving van investeringen in het tweede halfjaar van 2013, pensioen en toeslagen.
Alle informatie over de praktijkbijeenkomsten vindt u op het ledengedeelte van de RB-site onder Permanente Educatie> Praktijkbijeenkomsten Bureau Vaktechniek RB.
Tijdig wijzigen pensioen-overeenkomstenDirecteur-grootaandeelhouders die in eigen beheer pensioen opbouwen moeten vóór 1 januari 2014 hun pensioenovereen-komsten aanpassen. Per 1 januari 2014 wordt de pensioen-leeftijd immers verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar en wordt het maximale opbouwpercentage verlaagd naar 2,15% voor mid-delloonregelingen en 1,9% voor eindloonregelingen. Deze wij-zigingen zijn het gevolg van de invoering van de Wet Verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd (Wet VAP). Is het pensioen van de directeur-grootaandeelhouder al inge-gaan of is de pensioenopbouw stopgezet vóór 1 januari 2014, dan hoeft de pensioenovereenkomst niet aangepast te worden. Wellicht geven de wijzigingen in de pensioenwetgeving aanlei-ding tot een adviesgesprek over het nut van verdere pensioen-opbouw. Wij raden u in elk geval aan om alvast te beginnen met de inventarisatie van de klanten van wie de pensioenovereen-komst aanpassing behoeft. Voor de aanpassing van de pensioenovereenkomsten kunt u gebruik gaan maken van modelpensioenovereenkomsten van het RB. Het RB heeft deze ter goedkeuring voorgelegd aan het Centraal Aanspraakpunt Pensioenen van de Belastingdienst. Zodra de modelovereenkomsten zijn goedgekeurd, informeren wij u hierover.
43augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Vragen aan Bureau Vaktechniek
VR
AA
GA
nTW
OO
RD
Kan ik mijn eerder gemaakte keuze nog herzien?Het komt regelmatig voor dat leden na het indienen van de aangifte erachter komen dat de gemaakte keuze niet opti-maal of niet juist is geweest. De vraag is dan of en tot wanneer deze gemaakte keuze kan worden herzien.
In de Wet Inkomstenbelasting 2001 zijn diverse keuze-bepalingen en -regelingen opgenomen. Te denken valt aan het keuzerecht voor buitenlands belastingplichtigen (art. 2.5 Wet IB) en voor in het buitenland geworven des-kundigen (art. 2.6 Wet IB). Van groter belang is de vrije toe-rekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag (art. 2.17 Wet IB). Naast deze algemene keuzeregelingen bestaan er voor de ondernemer nog specifieke regelingen. Vaak be-vatten deze regelingen de woorden: ‘indien de belasting-plichtige daarvoor bij de aangifte kiest’ (zie o.a. art. 3.15 lid 5, in aftrek beperkte algemene kosten en art. 3.41 lid 1, kleinschaligheidsinvesteringsaftrek). Ook wordt wel ge-sproken over ‘op verzoek van de belastingplichtige wordt’ (zie o.a. art. 3.22 lid 1, tonnageregeling).
Uit het gebruik van de woorden ‘indien de belasting-plichtige daarvoor bij de aangifte kiest’ blijkt dat de keuze in de aangifte moet worden gemaakt. Een aangifte wordt definitief vastgesteld middels het opleggen van de defini-tieve aanslag. Wordt hiertegen geen bezwaar gemaakt, dan staat de aanslag zes weken na de dagtekening onherroepe-lijk vast. Blijkt nadien dat er een foute (of geen) keuze is gemaakt in de aangifte, dan zal een verzoek tot ambtshalve herziening van de definitieve aanslag niet meer kunnen leiden tot een andere keuze. Zo zal het niet claimen van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in de aangifte, niet meer worden gecorrigeerd. Dit is echter weer anders voor de energie-investeringsaftrek en de milieu-investerings-aftrek. Uit het besluit van 15 september 2009, nr. CPP2009/1116M blijkt dat de inspecteurs onder voor-waarden wel bevoegd zijn in het kader van ambtshalve
herziening rekening te houden met deze niet geclaimde aftrek.
Indien er sprake is van ‘op verzoek van de belasting-plichtige’ dan is van belang wanneer en op welke wijze dit verzoek gedaan moet worden. Bij de tonnageregeling van art. 3.22 Wet IB is bijvoorbeeld sprake van een ver-zoek dat gedaan moet worden in het eerste jaar waarin winst uit zeescheepvaart wordt genoten. Dit tijdstip ligt dus voor het indienen van de aangifte. Een te laat inge-diend verzoek kan dan niet meer hersteld worden, ook niet via ambtshalve herziening. Zowel bij de aandelen-fusie (art. 3.55) als de juridische splitsing (art. 3.56) moet het verzoek gedaan worden vóór het moment waarop de aandelen worden overgedragen of vóór het moment waarop de splitsing plaatsvindt. Het overschrijden van deze termijn kan ook niet worden hersteld middels een verzoek ambtshalve herziening. Dit is het gevolg van het feit dat in alle gevallen naar aanleiding van het betreffen-de verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking wordt afgegeven. Ruimte voor ambtshalve herziening van deze beschikkingen is er wettelijk niet. Bijzonder is echter dat zowel bij de aandelenfusie als de juridische splitsing een verzoek niet noodzakelijk is. Uitdrukkelijk is namelijk opgenomen dat een verzoek gedaan kan worden door een belastingplichtige die zekerheid vooraf wil. Het niet doen of te laat doen van een verzoek heeft in deze situaties dus geen directe fiscale gevolgen.
Het is in alle gevallen dus van belang na te gaan wat de wettelijke keuzebepalingen en -regelingen nu precies inhouden om te kunnen beoordelen of en op welk moment een herziening nog kan plaatsvinden.
Als RB-lid kunt u bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek vragen stellen over uw fiscale praktijk. Onze fiscalisten helpen u met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel door te verwijzen naar specialisten. U bereikt de helpdesk via het contactformulier op het ledendeel van de RB-website.
Drs. P.n.M. GoossensBureau Vaktechniek
“Zekerheid in tweede verband”
44 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Verenigingsnieuwshet
Model onder de aandacht
Model onder de aandacht: Akte van vestiging van een pandrecht op vorderingen
Register Belastingadviseurs heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.
In de huidige onzekere economische tijd wordt regelmatig gevraagd hoe om te gaan met het zekerstellen van vorderingen. Dit kan een vordering van een externe (handels)crediteur zijn, maar ook een vordering van een holding jegens haar dochter-vennootschap.
Vanuit de adviespraktijk wordt veelal geadviseerd om aan de betreffende debiteur zekerheid te vragen in de vorm van een pandrecht. Het model ‘akte van vestiging van een pandrecht op vorderingen’ kan hiervoor worden gebruikt. Van belang bij het opstellen van deze akte is de vraag of er al een pandrecht ten gunste van een andere partij is gevestigd, want in dat geval is er sprake van zekerheid ‘in tweede verband’. Overigens speelt deze vraag ook bij het opstellen van een akte van vestiging van een pandrecht op machines, inven-taris en/of voorraden. Deze onderhandse akte moet worden geregistreerd bij de Belastingdienst.
Zekerheid ‘in tweede verband’ houdt in dat de betreffende crediteur een recht krijgt om zich op een bepaald vermogens-item te verhalen, dit na de rechten die een eerste pandhouder heeft. Een dergelijk zekerheidsrecht in tweede verband heeft alleen zin als de waarde van de betreffende zaken de vordering van de eerste pandhouder overtreft.Ervan uitgaande dat een bank het eerste pandrecht heeft, dan heeft verpanding in tweede verband alleen zin als de waarde van het onderpand de schuld (inclusief rente en kosten) aan de bank overtreft. Let op dat banken ook voor hun aanverwante leasebedrijf et cetera hun bedongen zekerheidsrechten mogen uitoefenen.
Soms wordt vergeten de eerste pandhouder toestemming te vragen om een zekerheidsrecht in tweede verband te vestigen. Ontbreekt deze toestemming dan is het maar de vraag of een zekerheidsrecht tot stand komt, dit afgezien van het feit dat de bank contractueel een tweede pandrecht heeft ‘verboden’ en de betreffende debiteur dus tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de bank (wellicht kan dit leiden tot opzegging van de financiering). U denkt zekerheid te hebben, maar heeft in feite een waardeloos stuk papier in handen.
Overigens kan er ook zekerheid worden verstrekt in de vorm van een hypotheekrecht ‘in tweede verband’. De notaris zal echter medewerking weigeren zonder de instemming van de eerste hypotheekhouder. Hij mag, op basis van de voor hem geldende regels, pas een hypotheekakte passeren nadat deze toestemming is verkregen.
U moet dus instemming aan de bank vragen. Het is echter maar de vraag of u die krijgt. Mogelijke bezwaren van de bank kun-
nen zijn dat ook de tweede pandhouder het recht heeft tot executie over te gaan. Weliswaar gaat de opbrengst van de execu-tie eerst naar de bank, maar kosten van executie komen in mindering. Daarbij kan het zijn
dat de bank helemaal geen reden heeft om het krediet op te zeggen en mee te gaan in de executie. De rechten van de tweede pandhouder kunnen dus frustrerend werken voor de eerste pandhouder.
U vindt de juridische modellenbank op het ledendeel van www.rb.nl. Bij korte vragen over het gebruik van of behoefte aan uitleg over de modellen kunt u gratis gebruik maken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen. Zij zijn bereikbaar per e-mail [email protected] of telefonisch op 088-1211211.
TipVergeet niet voor de vestiging van een zeker-heidsrecht ‘in tweede verband’ toestemming te vragen aan de eerste zekerheidshouder. Wordt toestemming niet verleend, probeer dan overeenstemming te bereiken over de voor-waarden waaronder wel toestemming wordt verleend.
Opleidingen
45augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Informatieavond Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit van AmsterdamEen groot aantal geïnteresseerde RB-leden liet zich op 21 mei 2013 informeren over de doorstroommogelijkheden naar de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) en de Universiteit van Amsterdam (UvA). In Hotel Vianen gaven prof. dr. Jan Bouwman, prof. dr. mr. Edwin Heithuis en mr. Marieke Smit informatie over de studies Master Fiscaal Recht, Master Fiscale Economie en de Master Belastingadviseur. Drs. Anita Viergever MB FB was aanwezig om vanuit haar eigen ervaring te vertellen over de studie aan de UvA.
Vragen uitgebreid beantwoordJan Bouwman beantwoordde veel vragen over de digitale hoorcolleges van de RuG, de werkcolleges en de academische scriptie. Marieke Smit lichtte de opleiding Master Belastingadviseur uitgebreid toe en Edwin Heithuis ging in op de intensieve summercourse ter voorbereiding op de Master Fiscale Economie en werd bijgeval-len door Anita Viergever.
Master Fiscale EconomieVoor de tweede maal biedt het Register Belastingadviseurs in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam (UvA) de eenjarige masteropleiding Fiscale Econo-mie aan. Na afronding van de masterfase behalen de studenten de universitaire titel Master of Science (Msc.).Eind juni is de voorbereidende summercourse van start gegaan.
Master Fiscaal RechtIn september start wederom een groep RB-leden met het Toelatingsprogramma Master Fiscaal Recht aan de RuG. Via het Toelatingsprogramma stromen studenten door naar de eenjarige masterfase. Zij worden opgeleid tot fiscaal jurist en voeren na het behalen van de bul de titel Master of Laws (L.LM.).
Master BelastingadviseurDeze door de NVAO geaccrediteerde fiscale hbo-master is uniek in Nederland. Belastingadviseurs brengen in deze opleiding hun kennis naar het hoogste prak-tijkniveau. Na afronding van de opleiding heeft men de competenties om fiscale vraagstukken van particulieren en ondernemingen op een effectieve wijze aan te pakken, oplossingen aan te dragen en te implementeren.
Geslaagden RuG en UvARB Opleidingen feliciteert mr. G.C.H.M. Bijnen BB FB, mr. E.D. Postema CB, mr. R.L.I. Herwegh CB, mr. A.J.M. Hekhuis MB FB, mr. P.C.M. Oudshoorn BB FB. Zij zijn geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de samenwerking tussen RB Opleidingen en de Universiteit van Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.
Daarnaast feliciteert RB Opleidingen S.G.J.W. van der Doelen FB, drs. A.C.L.M. Jacob FB en drs. R.P. Mosch FB met het behalen van de master Fiscale Econo-mie aan de Universiteit van Amsterdam.
Voor uw agenda
Start opleidingen
CB-belastingconsulentAmsterdam dinsdag 24 septemberEindhoven woensdag 25 septemberRotterdam maandag 30 septemberUtrecht dinsdag 24 septemberZwolle dinsdag 24 september
CB-belastingadviseurUtrecht dinsdag 24 september**startcollege. De opleiding wordt aangeboden op drie avonden: maandag, dinsdag en donderdagavond.
AA/RA-BelastingaccountantAmsterdam maandag 2 septemberEindhoven woensdag 28 augustusRotterdam donderdag 5 septemberUtrecht dinsdag 3 septemberUtrecht donderdag 21 september Zwolle maandag 26 augustus
AA/RA CB-BelastingadviseurUtrecht maandag 30 september dinsdag 1 oktober Woensdag 2 oktober
Schakelprogramma Master BelastingadviseurUtrecht vrijdag 20 september
Master BelastingadviseurUtrecht vrijdag 6 september
BeroepsvaardigheidsprogrammaUtrecht vrijdag 11 oktober
46 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Verenigingsnieuwshet
Opleidingen
Marlon, werkzaam als assistent-accountant en Xander, sinds 2011 mede-eigenaar van vestiging Hoorn, hebben beiden de opleidingen AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA CB-Belas-tingadviseur afgerond. Deze fiscale opleidingen worden door RB Opleidingen verzorgd in opdracht van de NBA en zijn speciaal ontwikkeld voor AA’s en RA’s.
Verdieping‘Het was alweer een aantal jaar geleden dat ik het theoretische gedeelte van de AA-opleiding heb afgerond. Ik heb natuurlijk wel fiscale vakken gehad tijdens de opleiding, maar ik zocht meer ver-dieping op dit vlak. In mijn werkzaamheden als assistent-accoun-tant kwam ik toch veel in aanraking met fiscale zaken, waardoor ik het belangrijk vond om een fiscale opleiding te gaan volgen’, ver-telt Marlon.
AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA CB-Belastingadviseur: grip op fiscale regelgeving voor mkb-accountantsVan accountant naar de combinatie van accountant-belastingadviseur. Een trend die de laatste jaren steeds vaker voorkomt om de klanten in alle opzichten van dienst te kunnen zijn. Een fiscale opleiding werpt nieuw licht op de carrièremogelijkheden van een mkb-accountant; de verschuiving van traditionele werkzaamheden naar meer advisering aan mkb-ondernemers. Marlon Vis – Hoogewerf CB en Xander Müller AA CB, beiden werkzaam bij Omnyacc Müller & Partners in Hoorn, kozen ervoor om als accountant hun fiscale kennis te gaan verdiepen.
Xander geeft aan om dezelfde reden gestart te zijn met de opleiding AA/RA-Belastingaccountant. ‘Ik zocht de verdieping die ik als accountant nodig had om fiscale vraagstukken in behandeling te kunnen nemen. Belastingadvies en accountancy zijn eigenlijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus vond ik het een logische keuze. Ik wilde niet een hele lange fiscale opleiding gaan volgen en de AA/RA-Belastingaccountant was een opleiding van een jaar. Goed te doen dus.’
Breed opgeleidOmnyacc accountants en belastingadviseurs is een organisatie met acht vestigingen in Nederland en ruim 200 medewerkers die zich dagelijks inzetten op het gebied van accountancy, belastingadvies en bedrijfskunde. Hoewel Omnyacc haar werk-nemers niet verplicht om de fiscale praktijkopleidingen te gaan volgen, wordt het wel gestimuleerd.
Xander: ‘Bij Omnyacc hebben we echt bewust gekozen voor de integratie van accountancy en belastingadvies. Ik vind het belangrijk dat de medewerkers breed opgeleid zijn. Hierdoor kunnen ze in feite alle werkzaamheden aanpakken en zijn wij als kantoor een meerwaarde voor onze klanten. Er kan snel geschakeld worden.Zowel de opleiding AA/RA-Belastingaccountant als de oplei-ding AA/RA CB-Belastingadviseur sluiten goed aan op de werk-zaamheden en de opleidingen zijn goed te volgen naast een fulltime baan. Hier heb je na twee keer negen maanden een volledige fiscale praktijkopleiding afgerond en kun je de titel CB voeren.’
Takken van sport‘Toen ik zelf begon met de opleiding AA/RA-Belasting-accountant werkte ik bij een kantoor waar belastingadvies en accountancy strikt van elkaar gescheiden waren. Ik had dus in principe geen fiscale kennis nodig, maar ik wilde dat voor mij-zelf. Bij Omnyacc is juist alles geïntegreerd, er zijn geen takken van sport, het is meer een combinatiesport’, legt Xander uit.
Marlon: ‘Ik vond het belangrijk om een fiscale opleiding te gaan volgen.’
‘Ik zocht de verdieping die ik als accountant nodig had om fiscale vraagstukken in
behandeling te kunnen nemen.’
47augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Opleidingen
InvesterenDe studiedruk van de fiscale opleidingen is hoog, maar goed te doen. ‘Als je echt serieus de diepte in wil, moet je er in-derdaad tijd in investeren’, zegt Marlon. ‘Toen ik begon met de opleiding AA/RA-Belastingaccountant moest ik nog star-ten met de praktijkstage van de AA-opleiding. Daarnaast was ik zwanger van mijn eerste kind, dus heb ik keuzes gemaakt en de praktijkstage even on-hold gezet. Zo kon ik mijn fiscale opleidingen eerst afma-ken in combinatie met mijn werk en mijn gezin. Binnenkort gaan we de praktijkstage opstarten zodat ik ook de AA-op-leiding helemaal kan afronden.’
CombinatieMarlon vond het meer dan waard om beide opleidingen te volgen. ‘Ik merk dat ik in mijn dagelijkse werkzaamheden nu sneller zaken herken als het om fiscaliteit gaat. Het leeft meer en ik kan het beter plaatsen dan voorheen. Mijn werk-zaamheden als assistent-accountant doe ik nog steeds, maar ik heb er wel meer fiscale werkzaamheden bij gekregen. Mijn werkgever maakt er nu meer gebruik van dat ik ook de fiscale opleidingen gedaan heb. Hij legt eerder de vraag bij mij neer of ik bepaalde fiscale zaken wil uitzoeken voor een klant. Alleen accountancywerkzaam-heden zou ik niet meer willen, maar me alleen maar bezig houden met de fiscaliteit trekt mij ook niet. Juist de combi-natie is het leukst!’
Xander: ‘Wij kiezen bewust voor de integratie van accountancy en belastingadvies.’
AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA CB-BelastingadviseurDe feiten AA/RABelasting accountant AA/RA CBBelasting adviseurStudieduur 9 maanden 9 maandenNiveau hbo hboAantal colleges 20 10Examen onderdelen 5 5Collegetijden 17.00 – 21.30, 18.15 – 21.45 uur 17.30 – 22.00 uur (locatie Rotterdam) Aanvang september septemberLocaties Amsterdam, Eindhoven, Rotterdam, Utrecht Utrecht, Zwolle Inschrijving via www.nbaopleidingen.nl www.nbaopleidingen.nl
48 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Verenigingsnieuwshet
Permanente Educatie
Zomer-Winter PE
RB Opleidingen organiseert jaarlijks de RB Zomer PE en de RB Winter PE. In twee dagen gaat u samen met collega adviseurs intensief aan de slag en wordt uw kennis opgefrist met diverse fiscale actuele onderwerpen vertaald naar uw dagelijkse praktijk!
Tijdens het afwisselende programma werken we met erva-ren en inspirerende docenten. Als bijdrage aan een informe-le/ongedwongen sfeer is gekozen voor de fraaie locatie Ho-tel Harderwijk gelegen op de Veluwe.
Uiteraard is er voldoende gelegenheid om met collega’s en docenten te netwerken en van gedachten te wisselen over de laatste ontwikkelingen in het vak van belasting adviseur.
De voordelen van de RB Zomer/Winter PE op een rij:n In twee dagen behandeling van verschillende (fiscale)
onderwerpen en vaardigheidn Fiscale actualiteit vertaald naar de mkb-praktijkn Behalen van 20 PE-puntenn Informele settingn Inclusief overnachting
Onderwerpen die tijdens de komende RB Winter PE worden behandeld, zijn onder andere:n Fiscale actualiteiten particuliern Actualiteiten pensioenn Doelgericht, overtuigend en effectief communicerenn Fiscale gevolgen van echtscheidingn Verdieping financiële planning
Data: donderdag 12 en vrijdag 13 december Dag 1: 10.00 – 21.00 uurDag 2: 09.00 – 17.00 uur
Voor overige informatie en het aanmeldingsformulier kijk op www.rb.nl/permanente-educatie
PE uitgelicht
U kunt zich online aanmelden voor PE-cursussen via www.rb.nl/inschrijven
Veelgestelde vragen PE-online Welke cursussen worden automatisch in uw persoonlijk dossier verwerkt?n Alle RB-bijeenkomsten (PE, LSB, Kring, Praktijkbijeenkomst,
Forumbijeenkomst, ALV, RB-dag, Nieuwjaarsbijeenkomst). n Door het RB geaccrediteerde bijeenkomsten van externe orga-
nisaties (zie de cursuslijst in uw persoonlijk online dossier PE-online).
Welke activiteiten dient u zélf te registreren?
Activiteiten Aantonen bij verdiepte controle
Bijeenkomsten van Belas-tingdienst en/of NBA
Bewijs van deelname (zelf opvragen bij organisatie)
Intern fiscaal vaktechnisch overleg
Notulen en aanwezigheids-registratie
Docentschap Verklaring van het opleidings-instituut
Schrijven van fiscaal artikel Kopie van het artikel
Alle activiteiten zijn onderworpen aan de puntenwaardering van het RB (zie online PE-reglement).
Aandacht voor btw onderwerpen in PE-programma najaarIedere adviseur moet op de hoogte blijven van ontwikkelingen in de btw. Ook in 2013 is weer het nodige veranderd als gevolg van rechtspraak en diverse besluiten. In het PE-programma van dit najaar komen btw-onderwerpen uitgebreid aan bod. Hieronder treft u de nieuwe btw-cursussen aan:
n Btw en de bouw (inclusief overdrachtsbelasting) NIEUWn Btw en de ZZP’er NIEUWn Btw en e-commerce NIEUWn Btw en gezondheidszorg NIEUWn Btw en de sociaal culturele sector, kunstsector en sport verenigingen NIEUWn Bijzondere regelingen in de btw NIEUW
Een greep uit het agrarische cursusaanbod:n Schenk- en erfbelasting in de agrarische sector (VLB)n Echtscheiding en de agrarische ondernemer (VLB)n De coöperatie – civiele en fiscale aspecten (VLB)n Fiscale aspecten van erfpachtfinanciering van landbouwgrond (VLB)n Investeren en innoveren in de agrarische sector (VLB)n Onroerende zaken in de agrarische sector (VLB)
Het volledige najaarsprogramma fiscale cursussen vindt u op www.rb.nl > Permanente Educatie. Op de pagina hiernaast staat een selectie van het PE-programma tot en met half oktober.
49augustus 2013 | nummer 4 | het Register
Permanente Educatie
September Locatie Onderwerp Docent
wo 18 Vianen Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv mr. J. Zwagemaker
ma 23 Vianen fiscale training Winst en bewijslast NIEUW mr. drs. O. Clous FB en mr. H.J.J. Oostdam FB
di 24 Zwolle Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht NIEUW mr. J. Zwagemaker
di 24 Vianen Kapitaalverzekeringen mr. G.M.C.M. Staats
wo 25 Vianen casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 25 Vianen Loonadministratie en accountant NIEUW R.W. van Marrum
do 26 Vianen Rijksbegroting 2014 prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
do 26 Vianen Schenk- en erfbelasting in de agrarische sector (VLB) mr. H.J.L. Paantjens
ma 30 Vianen Renteaftrek en vorderingen/schulden in de Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 30 Vianen Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht NIEUW mr. J. Zwagemaker
ma 30 Zwolle Hybride structuren NIEUW mr. S.F.J.J. Schenk FB en mr. P.L.F. Seegers
Kalender Permanente Educatie najaar 2013Hieronder treft u het PE-programma aan tot en met half oktober 2013. Het complete programma vindt u op www.rb.nl/permanente_educatie. Direct aanmelden voor de cursussen kan online via www.rb.nl/inschrijven.
Oktober Locatie Onderwerp Docent
di 1 Dordrecht Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 1 Vianen verdieping Testament lezen in de praktijk prof. dr. B.M.E.M. Schols
di 1 Vianen Btw en gezondheidszorg NIEUW mr. M.C. van den Oetelaar en mr. F.L.J. Vervaet
di 1 Vianen Echtscheiding en de agrarische onderneming (VLB) mr. T.A. van Baaren
wo 2 Vianen inleiding Estate planning start Vervolgdag wo 9 oktober
mr. J.F.H. van den Belt en mr. E.R. Helder
wo 2 Vianen Dga 2014 mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 7 Akersloot Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv) dr. M.L.M. van Kempen
ma 7 Dordrecht casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 7 Eindhoven De flex-bv in de praktijk mr. C.G. Dijkstra
ma 7 Vianen De coöperatie - civiele en fiscale aspecten (VLB) dr. G.J.H. van der Sangen en mr. R.J. Verbrugge
di 8 Akersloot Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB
di 8 Vianen Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 8 Vianen casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 8 Vianen Actualiteiten pensioen mr. P.A. ter Beest MPLA
di 8 Vianen Fiscale aspecten van erfpachtfinanciering van landbouwgrond (VLB) mr. S.F.J.J. Schenk FB en mr. A. Verduijn FB
wo 9 Vianen Fiscale gevolgen van echtscheiding mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 9 Vianen Btw en e-commerce NIEUW mr. M.C. van den Oetelaar en mr. F.L.J. Vervaet
do 10 Vianen Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv mr. J. Zwagemaker
do 10 Vianen Investeren en innoveren in de agrarische sector (VLB) ir. A.J. Kranenburg
ma 14 Zwolle casuscollege Inleiding bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 15 Vianen Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële jaarrekening NIEUW mr. J. Zwagemaker
di 15 Zwolle Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren
wo 16 Vianen Civiele en fiscale aspecten van faillissement en (schuld)sanering mr. J.A. Dullaart
September Locatie Onderwerp Docent
wo 18 Vianen Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv mr. J. Zwagemaker
ma 23 Vianen fiscale training Winst en bewijslast NIEUW mr. drs. O. Clous FB en mr. H.J.J. Oostdam FB
di 24 Zwolle Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht NIEUW mr. J. Zwagemaker
di 24 Vianen Kapitaalverzekeringen mr. G.M.C.M. Staats
wo 25 Vianen casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 25 Vianen Loonadministratie en accountant NIEUW R.W. van Marrum
do 26 Vianen Rijksbegroting 2014 prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
do 26 Vianen Schenk- en erfbelasting in de agrarische sector (VLB) mr. H.J.L. Paantjens
ma 30 Vianen Renteaftrek en vorderingen/schulden in de Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 30 Vianen Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht NIEUW mr. J. Zwagemaker
ma 30 Zwolle Hybride structuren NIEUW mr. S.F.J.J. Schenk FB en mr. P.L.F. Seegers
Kalender Permanente Educatie najaar 2013Hieronder treft u het PE-programma aan tot en met half oktober 2013. Het complete programma vindt u op www.rb.nl/permanente_educatie. Direct aanmelden voor de cursussen kan online via www.rb.nl/inschrijven.
Oktober Locatie Onderwerp Docent
di 1 Dordrecht Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 1 Vianen verdieping Testament lezen in de praktijk prof. dr. B.M.E.M. Schols
di 1 Vianen Btw en gezondheidszorg NIEUW mr. M.C. van den Oetelaar en mr. F.L.J. Vervaet
di 1 Vianen Echtscheiding en de agrarische onderneming (VLB) mr. T.A. van Baaren
wo 2 Vianen inleiding Estate planning start Vervolgdag wo 9 oktober
mr. J.F.H. van den Belt en mr. E.R. Helder
wo 2 Vianen Dga 2014 mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 7 Akersloot Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv) dr. M.L.M. van Kempen
ma 7 Dordrecht casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 7 Eindhoven De flex-bv in de praktijk mr. C.G. Dijkstra
ma 7 Vianen De coöperatie - civiele en fiscale aspecten (VLB) dr. G.J.H. van der Sangen en mr. R.J. Verbrugge
di 8 Akersloot Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB
di 8 Vianen Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 8 Vianen casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 8 Vianen Actualiteiten pensioen mr. P.A. ter Beest MPLA
di 8 Vianen Fiscale aspecten van erfpachtfinanciering van landbouwgrond (VLB) mr. S.F.J.J. Schenk FB en mr. A. Verduijn FB
wo 9 Vianen Fiscale gevolgen van echtscheiding mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 9 Vianen Btw en e-commerce NIEUW mr. M.C. van den Oetelaar en mr. F.L.J. Vervaet
do 10 Vianen Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv mr. J. Zwagemaker
do 10 Vianen Investeren en innoveren in de agrarische sector (VLB) ir. A.J. Kranenburg
ma 14 Zwolle casuscollege Inleiding bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 15 Vianen Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële jaarrekening NIEUW mr. J. Zwagemaker
di 15 Zwolle Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren
wo 16 Vianen Civiele en fiscale aspecten van faillissement en (schuld)sanering mr. J.A. Dullaart
50 het Register | augustus 2013 | nummer 4
Verenigingsnieuwshet
Boeken
In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n �Twee beoordelaars recenseren
een boek. n �Zij kennen cijfers toe voor
bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.
De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n�
Goed n n n n
Redelijk n n n�
Matig n n�
Afrader n
De eigenwoningregeling vanaf 2013Auteur: Mr. R. StamUitgever: KluwerISBn: 978 90 13 11602 1Prijs: € 36,95
Praktisch nut 8Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 8Leesbaarheid 8Presentatie 8Prijs-kwaliteit-verhouding 8Bedoeld voor generalist
Om de woningmarkt uit het slop te halen is in het kabinet Rutte II de post gecreëerd van minister voor Wonen en Rijksdienst. De minister is voortvarend aan de slag gegaan en heeft een aantal maatregelen doorgevoerd waarmee de woningmarkt nog meer op slot lijkt te raken. In deze uitgave beschrijft de auteur de eigen-woningregeling zoals die vanaf 1 januari 2013 geldt. De eigenwoningregeling was al bijzonder ingewikkeld, maar met de komst van de wettelijk voorgeschreven annuïtaire aflossings-systematiek en aanpalende onderwerpen is de eigenwoning-regeling nagenoeg onbegrijpelijk geworden, schreef de auteur al eens in een blog. In deze uitgave heeft hij een poging gedaan de materie helder en inzichtelijk te beschrijven. Aan de hand van voorbeelden gaat de auteur onder meer in op de annuïteiten-hypotheek, de aflossingseis, de informatieplicht en de restschuld-regeling.
De adviseur die na het lezen van dit boek denkt alles te weten komt bedrogen uit. Dat ligt niet aan dit boek, maar aan het feit dat er weer nieuwe wetgeving is aangekondigd. Er lijkt geen einde aan te komen. De auteur heeft de huidige eigenwoningregeling echter helder beschre-ven en de vele voorbeelden geven dit boek zeker toegevoegde waarde. Daarmee is dit boek niet alleen een aanrader voor belas-tingadviseurs, maar misschien ook voor de minister van Wonen en Rijksdienst. Dan weet hij tijdens de parlementaire behande-ling in ieder geval waarover hij praat en hopelijk leidt dat tot maatregelen die de woningmarkt wél stimuleren. Want, om Jan Schaefer te parafraseren: ‘In slechte wetge-ving kun je niet wonen’.
Eindoordeel: n n n n n
Door: mr. Marco Dijkstra FB en mr. Marcel van Galen FB
Onroerende zaken, btw en overdrachtsbelasting Auteur: Prof. dr. R.A. WolfUitgever: SDUISBn: 9 789012 390521Prijs: € 24,50
Praktisch nut 7Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 8Leesbaarheid 8Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor generalist
Toegankelijk, prettig leesbaar, verhelderend, overzichtelijk, actu-eel en praktisch zijn zeker kwalificaties die bij dit boek passen. Geen uitgebreide wetenschappelijke beschouwingen of behan-deling van jurisprudentie, daarvoor wordt verwezen naar andere bronnen. Dit ondanks de terechte constatering dat voor de huidige btw de arresten van het Hof van Justitie steeds belang-rijker worden, soms belangrijker dan de wettelijke regels.
Het intro gaat over de vraag ‘Wat is een onroerende zaak voor de overdrachtsbelasting en voor de btw?’ Daarna komen de btw en de overdrachtsbelasting afzonderlijk aan bod. Zowel in algemene zin (o.a.: waarover en wanneer verschuldigd?, vrijstellingen en verlegging) als meer specifiek gericht op met name de verschul-digde btw en vooraftrek bij levering en verhuur van onroerende zaken. Uiteraard mag de behandeling van de samenloop van btw en overdrachtsbelasting niet ontbreken. Tot slot wordt kort inge-gaan op de vraag wanneer de strafheffing voor de overdrachts-belasting kan gaan spelen en zijn in de bijlagen een aantal besluiten opgenomen.
Voor de algemene adviseur die kort en bondig een overzicht wil hebben van de btw en overdrachtsbelasting, met name op het gebied van onroerende zaken, is het een prima leesbaar boek. Voor de specialist bevat het boek vanwege de beperkte omvang geen nieuws.
Eindoordeel: n n n n
Door: mr. Berrie van der Velden FB AA en mr. Sebastian van Wijk FB
In deze uitgave is de eigenwoningregeling, zoals die vanaf 1 januari 2013 geldt, beschreven. Volledig-heidshalve wordt ook ingegaan op zaken rondom de eigenwoningregeling die niet gewijzigd zijn. Zo is het begrip eigen woning voor de regeling niet gewijzigd. Ook de fiscale bijtelling – het eigenwoningforfait – is niet gewijzigd. Maar in deze uitgave ligt de nadruk natuurlijk wel op de wijzigingen. Want hoe zit het met de annuïtaire aflossingssystematiek? Wat gebeurt er als er een aflossingsachterstand ontstaat? Wat is een bestaande eigenwoningschuld? Hoe zit het met spaarproducten voor de aflossing van de eigenwoning-schuld? Wat gebeurt er als er bij verkoop van de eigen woning een restschuld ontstaat? Op al deze vragen en meer wordt in deze uitgave antwoord gegeven.Was de eigenwoningregeling vóór 2013 al bijzonder ingewikkeld, met de wijzigingen die met ingang van 2013 gelden, is de regeling alleen nog maar ingewik-kelder geworden. In deze uitgave wordt de nieuwe eigenwoningregeling mede aan de hand van veel voorbeelden praktisch toegelicht.
de eigenwoningregeling vanaf 2013een praktische toelichting op de gewijzigde wet- en regelgeving rondom de eigen woning
de eigenw
onin
gregeling van
af 2013
23
mr. R. Stam
W E G W I J Z E R S F I N A N C I E E L A D V I E S23
Mr. R. Stam (1970) is sinds 1998 werkzaam bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale Neder-landen. Daarnaast publiceert hij regelmatig in diverse vakbladen (zoals bijv. PensioenAdvies en Pensioenmagazine) en is hij als vaste medewerker verbonden aan Belasting Advies in de praktijk en Vermogende Particulieren Bulletin. Van zijn hand zijn inmiddels meer-dere boeken verschenen.
9 7 8 9 0 1 3 1 1 6 0 2 1
33184 De eigenwoningregeling vanaf 2013.indd 1
16-04-13 15:14
De mobiele versie van Kluwer NavigatorKluwer Navigator is speciaal geschikt gemaakt voor de tablet:
• overal toegang tot uw persoonlijke favorieten en historie
• al uw dossiers altijd bij de hand
• overal snel zoeken en vinden
• gemakkelijk uw tablet als tweede scherm gebruiken
Download de gratis app via de App store of Google Play.
Sneller tot essentie. Altijd en overal.
Geschikt voor al uw apparaten
Switch eenvoudig tussen uw devices:• desktop• laptop• tablet Uiteraard behoren alle tablet-opties zoals swipen, pinchen en zoomen tot de mogelijkheden.
Meer informatie of direct een proef abonnement afsluiten?
kluwernavigator.nl
Kluwer Navigator. Sneller tot essentie.Kluwer Navigator is de online content portal (zoekmachine) die u toegang geeft tot een omvangrijke database met vakinformatie. Eenvoudig en gericht zoeken met de Kluwer Navigator zorgt ervoor dat u alle relevante en praktische informatie direct beschikbaar krijgt.
www.rb.nl
Het RB werkt aan een nieuwe website die dit najaar live gaat.
U profi teert straks o.a. van:
■ Uitgebreid zoeken op onderwerp ■ Eenvoudigere navigatie
■ Overzichtelijke rubricering
Daarnaast heeft het RB Ledennet diverse
nieuwe functionaliteiten, waaronder uw persoonlijke
profi elpagina. Hier vindt u uw eigen cursuskalender, geeft u aan welke fi scale
onderwerpen u wilt volgen en worden de modellen
verzameld die voor u belangrijk zijn.
DE WEBSITE VAN HET RB WORDT
VERNIEUWD
Wij houden
u op de hoogte
wanneer er nieuwe
ontwikkelingen zijn.
6478_RB_adv_Nieuwe_Site_C.indd 1 23-07-13 09:12