Het Register nr. 6 - 2012
-
Upload
register-belastingadviseurs -
Category
Documents
-
view
229 -
download
3
description
Transcript of Het Register nr. 6 - 2012
Registerhet
Vakblad van het Register Belastingadviseurs
december 2012 | nummer 6
Belastingplan 2013: het zijn roerige tijdenSBR-software voor de belastingadviseur: moeilijk of niet?Een jaar na de onzakelijkeleningarresten
‘Witwasmeldplicht werkt vooral preventief’
MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR
RB 2012 nr5_contouren.indd 1 20-9-2012 17:57:50
Inhoudde
3
Colofon
n n n
december 2012 | nummer 6 | het Register
Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00
Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lidmaatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.
RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofdredacteur)Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de BontMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBMr. dr. M.J. (Mascha) HoogeveenMr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB
EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaEmail: [email protected]
Uitgever RB, Ilse van der DoelenEmail: [email protected]
Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven
AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00email: [email protected]
Derde jaargang, oplage 7500
VormgevingVerheulCommunicatie.com (basis)Twinmedia BV, Joke Boer
© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.
‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.
De redactie - De belastingadviseur zonder werk?Mr. E.E.J.C. Hendriks CB n 4
Kort & bondig n 5
Belastingplan 2013: het zijn roerige tijdenDr. R.N.F. Zuidgeest, drs. P.N.M. Goossens en mr. A.T. Pahladsingh n 8
Horizontaal toezicht ook voor het mkbColumn Hans Biesheuvel n 17
De eigenwoningschuld 2013Drs. M.A.B. Bögemann en drs. D.M. de Vries n 22
Jurisprudentie en wetgeving n 27
SBR-software voor de belastingadviseurG. Bottemanne AA n 32
Niet zo moeilijk doen over SBRGesprek met A.G.Th.M. Schoenmakers FB n 35
De ziektekostenverzekering van de grensoverschrijdende dgaMr. K.A. van Heerewaarden FB n 38
Het Verenigingsnieuws n 43Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.
Een jaar na de onzakelijke- lening arrestenDrs. F.M.A.M. van Merrienboer FB
14 18‘Witwasmeldplicht werkt vooral preventief’Interview met mr. dr. M. Stouten
Redactiede
4 het Register | december 2012 | nummer 6
Op de dag dat ik deze column schrijf is het 11 november, het begin van het carnaval. Ook het regeerakkoord van het kabinet Rutte II begint carnavaleske trekjes te vertonen. Met name de commotie die is ontstaan over het plan om de zorgpremie inkomensafhankelijk te maken, is ingeslagen als een bom, zeker bij VVDkiezers. Een historicus als Mark Rutte had beter kunnen weten. Bij de invoering van de Wet IB 2001 vreesde een aantal oppositiepartijen dat door deze wet de middeninkomens zwaar zouden worden getroffen. Partijgenoot van Rutte en destijds minister van Financiën Gerrit Zalm zei hierover tijdens de parlementaire behandeling: ‘Ik zie niet een belastingplan slagen waarin wij 1 miljoen Nederlandse kostwinners in de min zetten. Dat zou zelfmoord voor ieder kabinet of voor iedere fractie in de Kamer zijn.’Maar goed, dit jongste feestje gaat niet door, weten we inmiddels. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald, zullen we maar zeggen. In 2001 had Zalm bij de presentatie van het wetsvoorstel IB 2001 nog een prikkelende opmerking. Vrij vertaald komt die erop neer dat belastingadviseurs maar beter konden gaan omscholen, want door de vereenvoudiging die deze wet met zich meebracht kwamen ze zonder werk te zitten. Heeft u er wat van gemerkt? Jaar in, jaar uit zijn we sindsdien overstelpt met wijzigingen en aanpassingen, zodat deze wet weer aardig de onoverzichtelijkheid van de oude Wet IB 1964 begint te vertonen.Ook nu weer heeft onze nieuwe regering behoorlijk wat wijzigingen in petto. Ik noem er een paar, want het zijn er zoveel dat er meer dan 83 pagina’s mee kunnen worden gevuld. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten vervalt in 2015, het Eurovignet wordt verder toegespitst op schonere vrachtwagens, de belastingrente voor de vennootschapsbelasting wordt minimaal 8%, de assurantiebelasting zal worden verhoogd tot 21%, etc. De voor de MKBpraktijk belangrijkste maatregelen worden in dit nummer door ons Bureau Vaktechniek uit de doe
ken gedaan. Een ander artikel, eveneens van ons Bureau Vaktechniek, wordt gewijd aan de eigenwoningschuld zoals die vanaf 2013 gaat gelden. Het is in mijn ogen te bizar voor
woorden wat hierdoor op ons afkomt en ik verwacht dat een gemiddelde belastingplichtige met een eigen woning zijn aangifte niet meer zonder uw hulp kan
invullen.Het zijn echter niet allemaal fiscale maatregelen die op ons afkomen. In een interview met Maaike Schouten, jurist bij de Autoriteit Financiële Markten, wordt duidelijk dat de Wwft ook nog het een en ander voor ons in petto
heeft. Met termen als ‘customer due diligence’, ‘stromancontrole’, ‘Politically Exposed Persons’ wordt de meldplicht voor belastingadviseurs verder uitgebreid. Dankzij het toezichtarrangement dat het RB met het Bureau Financieel Toezicht heeft, kan het RB zijn leden bijstaan en voorlichten omtrent deze verplichtingen. Voor de digibeten onder ons is er een verhelderend artikel van Gerard Bottemanne over de SBRsoft
ware opgenomen. Vanaf 1 januari 2013 zijn we namelijk verplicht de aangiften IB en Vpb volgens deze standaard in te dienen bij de Belasting
dienst. Mocht het u na lezing van dit artikel gaan duizelen, dan wordt dit in een interview met Twan Schoenmakers weer enigszins genuanceerd en
kunnen we verder met de praktijk van alledag.Alhoewel niet gebruikelijk in dit redactioneel wil ik u ten slotte graag wijzen
op een themanummer van het Weekblad fiscaal recht van 25 oktober 2012 (WFR 2012/6973) over ‘De belastingadviseur in 2020’. Voorlopig houden we
werk genoeg. <<<
Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CB
Alle eerder verschenen exemplaren van Het Register vindt u op www.rb.nl
De belastingadviseur zonder werk?
n n n
Kort & Bondig
Per 2014 geen auto ma tische verlenging VAR meerHet blijft worstelen met het criterium zelfstan-digheid voor het verkrijgen van een VAR-wuo of VAR-dga voor de zzp’er. In een brief aan de Tweede Kamer gaat staatssecretaris Weekers van Financiën hier uitgebreid op in. Zijn conclusie: een wettelijke, eenduidige defini-tie van het begrip ondernemer en daarmee van de zzp’er is zo goed als onmogelijk. Wat hem be-treft blijft daarom de feitelijke vormgeving van de arbeidsrelatie in de praktijk de maatstaf om te toetsen of er sprake is van werknemer- dan wel ondernemerschap. En daarmee blijft ook controle achteraf, met bijbehorende onzeker-heid, noodzakelijk.Weekers wil echter toch iets aan die onzekerheid doen. Om een lang verhaal kort te maken: de au-tomatische verlenging van de VAR na drie op-eenvolgende VAR-jaren verdwijnt per 2014. Daarvoor in de plaats komt een webmodule, ver-moedelijk op het toekomstige Ondernemers-plein van de Kamer van Koophandel, waar de op de VAR-aanvraag betrekking hebbende vragen moeten worden beantwoord. Tegelijkertijd krijgt de opdrachtgever daarbij een stukje medeverantwoordelijkheid, doordat ook hij moet tekenen voor de juistheid van bepaalde gegevens.
n Ministerie van Financiën, 17 september 2012
Slechtere sfeer in bedrijven door crisisDe crisis heeft een duidelijke invloed op de sfeer in bedrijven en organisa-ties. Het management verhardt, de angst ontslagen te worden neemt toe en dus houden werknemers hun mond bij klachten. Dit blijkt uit een enquête onder de leden van de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (LVV).Ruim 300 vertrouwenspersonen hebben onlangs een uitgebreide enquête ingevuld, waarin een aantal stellingen over de gevolgen van de crisis was opgenomen. Van de ondervraagden is 72% het geheel of gedeeltelijk eens met de stelling dat de crisis invloed heeft op de sfeer. 75% signaleert een verzakelijking en verharding bij het management. Volgens de toelichting van een aantal vertrouwenspersonen neemt in veel gevallen de competentie-strijd en werkdruk toe en hanteren leidinggevenden vaak zonder overleg in-eens strengere regels. Dat de crisis het gevoel van onzekerheid onder werknemers versterkt, vindt 77% van de vertrouwenspersonen. Ook geeft 84% aan dat onder werknemers de angst voor ontslag door de crisis groeit.
n Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen, 2 oktober 2012
Provisieverbod per 1 januari 2013Op 1 januari 2013 wordt een verbod op provisies van kracht voor financiële producten, zoals hypotheken, pensioenverzekeringen en levensverzekeringen. Met het verbod komt een einde aan geldstro-men tussen aanbieders en adviseurs/bemiddelaars. Naast het verbod op provisies voor adviseurs en bemiddelaars wordt geregeld dat directe aanbieders ook inzicht geven in de advies- en distributiekos-ten bij de koop van een financieel product.De AFM meldt intussen veel vragen te hebben gekregen over de toe-laatbaarheid van constructies voor de betaling van de advieskosten van de adviseur of bemiddelaar. In het bijzonder gaat het om con-structies waarbij consumenten de advieskosten betalen via een opslag op de rente of premie van het product, die door de aanbieder in rekening wordt gebracht. De AFM is van mening dat onder het pro-visieverbod dit soort betalingsconstructies niet is toegestaan. Volgens de nieuwe regels moet de con-sument de financiële adviseur of bemidde-laar rechtstreeks betalen voor zijn diensten. Indirecte beloningen, zoals via de aanbieder van het financiële product, passen dan ook niet onder het provisie-verbod.
n Ministerie van Financiën, 1 november 2012; Autoriteit Financiële Markten, 26 oktober 2012
5december 2012 | nummer 6 | het Register
n n n
Zakelijke dienstverleners presteren ondermaatsDe productiviteit van de Nederlandse zakelijke dienstverlening is in nationaal en internationaal perspectief al jaren ondermaats. De zakelijke dienstverleners worden onvoldoende geprikkeld om efficiënter en innovatiever te werken. Meer concurrentie zou hun ar-beidsproductiviteit wel kunnen verhogen. Aldus Henry van der Wiel, Jürgen Antony en Fred Kuypers in de CPB Policy Brief 2012/03.De productiviteitsontwikkeling blijft vooral achter bij die in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Dat is om verschil-lende redenen zorgelijk. Een lagere productiviteit vertaalt zich in een hogere (kost)prijs. Dat is slecht voor de concurrentiepositie van de bedrijfstak zelf, maar ook voor die van andere bedrijven in Nederland die van deze dienstverleners gebruikmaken. Overigens is de situatie in Nederland niet uniek. Volgens de tegelijkertijd gepubliceerde Engelstalige CPB Policy Brief 2012/04 blijft in heel Europa de productiviteit van zakelijke dienstverleners achter.
n Centraal Planbureau, 24 september 2012
Krapte valt mee door groeiend aantal werkende vrouwenDoor de snel toenemende arbeidsdeelname van vrouwen en het op-trekken van de pensioenleeftijd zal de krapte op de arbeidsmarkt het komende decennium meevallen. Dat stelt Bart Verhaagen, adviseur strategische personeelsplanning voor onder meer lokale overheden. Volgens hem schetsen beleidsmakers een te algemeen beeld van de Nederlandse arbeidsmarkt. Zijn conclusie is dat er de komende tien jaar geen sprake zal zijn van schaarste. Pas in 2030 krimpt de beroeps-bevolking; de komende tien jaar blijft de arbeidsmarkt hetzelfde. Vol-gens hem kan er door een groeiend aantal werkende vrouwen en langer werkende senioren ongeveer 4% worden opgeteld bij de be-schikbare beroepsbevolking.Verhaagen kwam tot deze bevindingen na een analyse van CBS-gege-
vens. De gezien hun oplei-dingsniveau logische toename van het aantal hoogopgeleide, werkende vrouwen wordt in progno-ses onvoldoende meegewo-gen, stelt hij: ‘Hun arbeidsparticipatie stijgt al jaren significant. Het aantal vrouwen dat wil of blijft werken zal dat van mannen benaderen. In 2025 heeft 68% van de vrouwen een betaalde baan. Wel werken ze dan nog altijd vaker dan mannen parttime. Als er in
de komende tien jaar al schaarste ontstaat, dan is dat vooral in speci-fieke sectoren of beroepsgroepen.’
n Binnenlands Bestuur, 17 oktober 2012
Mogelijke kostenpost van € 20 miljard door SEPAEuropese bedrijven lopen het risico om miljarden euro’s te verliezen, doordat simpele betalingsfou-ten niet meer worden opgelost wanneer het nieu-we betalingssysteem SEPA wordt ingevoerd. Dit blijkt uit een nieuw rapport van Experian, een or-ganisatie die ondersteuning biedt bij het beheer van de risico’s en opbrengsten van commerciële en financiële beslissingen.Experian analyseerde ruim een half miljoen bank-rekeningen van Europese bedrijven. Hieruit kwam naar voren dat 12% van de elektronische betalin-gen van en naar bedrijven in euro’s, fouten bevat die een tijdige en kostenefficiënte transactie kun-nen blokkeren wanneer de SEPA-wetgeving actief wordt. Daarnaast bleek dat 45% van de IBAN’s van grote Europese organisaties niet de juiste BICs (Bank Identifier Codes) heeft om een transac-tie succesvol af te ronden. Deze zaken zullen tot betalingsfouten leiden. Experian heeft berekend dat dit organisaties ongeveer € 50 per mislukte transactie kost, wat zorgt voor extra kosten van meer dan € 20 miljard per jaar.
n Experian, 15 oktober 2012
<<<
6 het Register | december 2012 | nummer 6
n n n
Overheid nog altijd slechtste betalerDe overheid geldt nog steeds als slechtst betalende opdrachtgever. Nederlandse bedrijven beoordelen het betaalgedrag van de overheid als matig (43%) tot slecht (22%). Dat is een stuk slechter dan de be-taalmoraal van bedrijven, die met een beoordeling van matig (32%) tot redelijk (49%) overigens ook te wensen overlaat. Ondanks toezeg-gingen van Den Haag om tot een beter betaalgedrag te komen, signa-leert slechts een op de vijf credit managers bij de overheid een verbetering ten opzichte van vorig jaar. Dit blijkt uit de Creditmanage-ment Trendmeter, een onafhankelijk onderzoek van het Verbond van Credit Management Bedrijven (VCMB), dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder een representatieve groep van 110 credit managers van Neder-landse bedrijven. Het VCMB wijst erop dat de overheid niet alleen slecht betaalt, maar zich met het Belastingplan 2013 ook in een voor-rangspositie manoeuvreert als het gaat om het innen van onbetaalde rekeningen. Het VCMB roept de overheid op zelf zijn credit manage-ment op orde te brengen en de spelregels voor overheid en bedrijfsle-ven gelijk te trekken.
n Verbond van Credit Management Bedrijven, 15 november 2012
Al in 2015 doorwerken tot 68?De pensioenleeftijd voor de aanvullende pensioenen gaat in 2014 naar 67 jaar. Maar volgens Herman Kap-pelle, hoogleraar fiscaal pensioenrecht, is de kans levensgroot dat die leeftijd al in 2015 vanzelf naar 68 jaar op-
schuift. Inmiddels is namelijk een rekenformule opgenomen in de Wet op de loonbelasting, aan de hand waarvan jaarlijks wordt bekeken of de pensioenleeftijd verder omhoog moet. Als in 2014 blijkt dat de le-vensverwachting van een 65-jarige in 2025 de 21,26 jaar zal passeren, wordt de pensioenleeftijd al in 2015 verhoogd naar 68 jaar. Uitgangs-punt voor de wet zijn de statistieken van het CBS. Die gaven in decem-ber 2011 nog een levensverwachting van 20,91 jaar. In december 2012 publiceert het CBS de nieuwe cijfers. In de jongste prognoses van het Actuarieel Genootschap werd de 21,26 jaar al wel gepasseerd.
n Aegon, 8 november 2012
Vrijstelling van over -drachtsbelasting verlengdKopers van nieuw zakelijk vastgoed kunnen langer een beroep doen op een vrijstelling van over-drachtsbelasting. De termijn van zes maanden is per 1 november jl. uitgebreid van 6 maanden naar 2 jaar. Staatssecretaris Weekers van Financiën komt hiermee tegemoet aan de wens van de sec-tor. De vrijstelling geldt voor nieuw bedrijfsonroe-rend goed, zoals kantoorpanden en winkelcomplexen die al in gebruik zijn genomen of zijn verhuurd door de verkoper. Als het onroerend goed werd verkocht binnen 6 maanden na inge-bruikname of verhuur, kon de koper een beroep doen op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Nu is deze termijn dus verlengd naar 24 maanden. De regeling geldt ook als het onroerend goed op 1 november 2012 nog geen zes maanden in ge-bruik was genomen of was verhuurd.
n Ministerie van Financiën, 2 november 2012
Op herhalingIn de vorige aflevering van Het Register zijn helaas twee onvolkomenheden geslopen. Ten eerste staan in het artikel van Sjirk Bijma en Kristel Jansen verkeerde percentages in voorbeeld 3 (pag. 12). Hieronder het voorbeeld zoals het er-uit had moeten zien:
Ten tweede is er een kleine verschrijving geweest in het artikel van Mariëtte Bos en Kees Tuip. Rechtsboven op pagina 25 begint een alinea met de volgende zinsnede: ‘Auto’s waarop niet ver-sneld mag worden afgeschreven, maar die wel on-der de MIA vallen...’. Dit moet precies andersom zijn: ‘Auto’s die niet onder de MIA vallen, maar waarop wel versneld mag worden afgeschreven...’Op de RB-site staat overigens een vernieuwde pdf van Het Register nr. 5, 2012 waarin beide correc-ties zijn verwerkt.
De heer A De heer B
Aandeelhouder A Aandeelhouder B
De vennootschap
75%25%
<<<
7december 2012 | nummer 6 | het Register
n n n n n n
8 het Register | december 2012 | nummer 6
Nog voordat het nieuwe kabinet een feit was, presenteerden de onderhandelingspartners op 1 oktober 2012 het deelakkoord 2013, ook wel herfstakkoord genoemd. Ze moesten
wel, wilden ze voor het begrotingsjaar 2013 nog wat aanpassen in het door het vorige kabinet op Prinsjesdag gepresenteerde Belastingplan 2013. Zo is intrekking van het wetsvoorstel over de forenzentaks aangekondigd.In verband met het sluiten van de kopijdatum is dit artikel geschreven naar de stand van het wetgevend proces per 1 november 2012. Wijzigingen in het pakket die na die datum bekend zijn geworden, konden niet meer worden verwerkt in deze bijdrage.
Afschaffing thin-capregelingIn het zogenoemde lenteakkoord was al aangekondigd dat het toenmalige kabinet voorstander was van het afschaffen van de thincapregeling van art. 10d Wet Vpb 1969. Hoewel de daadwerkelijke afschaffing budgettair nog niet haalbaar was in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013,1 is hierin gelukkig wel voorzien in het wetsvoorstel Belastingplan 2013. De thincapregeling is namelijk veel ondernemingen in het mkb tot last. Veelal is sprake van zuiver nationale verhoudingen, terwijl de maatregel juist een internationale achtergrond heeft. In binnenlandse verhoudingen kan de regeling leiden tot dubbele heffing: geen renteaftrek bij de betalende vennootschap, wel belaste rente bij de ontvanger. Weliswaar zou wetstechnisch een nog beter resultaat ontstaan bij een fundamentele herbezinning op de renteaftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting, maar met de afschaffing van de thincapregeling wordt bereikt dat ten minste één complexe maatregel verdwijnt.
Belastingplan 2013: het zijn roerige tijden
Ruud Zuidgeest, Peter Goossens en Adjay PahladsinghDr. R.N.F. Zuidgeest, drs. P.N.M. Goossens
en mr. A.T. Pahlad-singh zijn werkzaam
bij Bureau Vaktech-niek van het RB
De parlementaire behandeling van het Belastingplan 2013 is in volle gang. Hoewel het elk jaar weer spannend is om te zien welke wijzigin-gen voor het komende belastingjaar op stapel staan, geeft de kabinets-formatie daar dit jaar een extra dimensie aan. In deze bijdrage hebben wij enkele plannen geselecteerd waarvan wij denken dat ze van belang zijn voor de praktijk van de belastingadviseur. De problematiek van de eigenwoningschuld wordt in een afzonderlijk artikel beschreven.
De fiscale problematiek van de onzakelijke lening wordt in de belastingplannen helaas niet opgepakt.2 Het RB heeft er bij het ministerie van Financiën voor gepleit meer duidelijkheid te verschaffen over de fiscale gevolgen van onzakelijke leningen voor het bedrijfsleven. Ook het mkb wordt gehinderd door de onduidelijkheid die is ontstaan als gevolg van de jurisprudentie over dit onderwerp. In de huidige tijd waarin het voor ondernemers steeds moeilijker is om bancaire financiering te verkrijgen, is men vaker dan voorheen aangewezen op financiering door personen of entiteiten in de eigen kring. In de jurisprudentie is echter beslist dat afwaarderingsverliezen op onzakelijke leningen niet aftrekbaar zijn. Dit leidt in de praktijk tot ongewenste knelpunten, zoals:n onduidelijkheid over de vraag of de overeengekomen
leningsvoorwaarden wel voldoende zakelijk zijn, hetgeen voor het bedrijfsleven onzekerheden met zich brengt die juist nu zeer ongewenst zijn;
n de verhoging van het opgeofferde bedrag van de deelneming of de verhoging van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang van de crediteur/aandeelhouder met het definitief nietaftrekbare verlies op de onzakelijke lening leidt in theorie weliswaar tot een lagere belastingdruk op toekomstige (vervreemdings)winsten, maar in de praktijk kan dit verlies om uiteenlopende redenen vaak niet worden gerealiseerd, vanwege het ontbreken van voldoende belastbaar inkomen of belastbare winst;
n onduidelijkheid over de precieze gevolgen van een afwaardering van een onzakelijke lening waarbij sprake is van een terbeschikkingstelling zonder aandelenbezit, zoals bij een lening aan een bv van de echtgenoot waarmee iemand buiten gemeenschap
n n n n n n
9december 2012 | nummer 6 | het Register
van goederen is gehuwd of bij een zogenoemde ongebruikelijke terbeschikkingstelling: de afwaardering is dan niet aftrekbaar, maar ter zake hiervan kan bij de crediteur geen compensatie ontstaan in de vorm van een verhoging van de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijk belang omdat een aandelenbezit ontbreekt;
n hoge uitvoeringslasten voor zowel de belastingplichtigen als de Belastingdienst.
Wetgeving waarbij de onzakelijkeleningjurisprudentie eenvoudig kan worden genegeerd, zou niet per definitie een verwerpelijke gedachte zijn. Met de leerstukken van de informele kapitaalstorting in de kostensfeer, die van de schijnlening, de deelnemerschapslening en de bodemlozeputlening, alsmede de verschillende wettelijk geregelde renteaftrekbeperkingen, zou dan weer een relatief eenvoudig en helder systeem gelden. Ten tijde van het verstrekken van een lening zou dan moeten worden beoordeeld of het daadwerkelijk gaat om een lening of om het verschaffen van eigen vermogen. Is sprake van een lening, dan zou, afgezien van de wettelijk geregelde renteaftrekbeperkingen, geen discussie meer kunnen bestaan over de aftrekbaarheid van rente bij de debiteur en evenmin over de aftrekbaarheid van afwaarderingsverliezen bij de crediteur. In het geval van eigen vermogen zou geen sprake zijn van aftrekbare rentebetalingen of afwaarderingsverliezen van leningen. In feite zou de onzakelijkeleningjurisprudentie dan kunnen worden genegeerd. Zie ook het artikel van Frank van Merrienboer elders in dit nummer.
Afstempeling pensioen in eigen beheerIn de aanloop naar de verkiezingen kondigde staatssecretaris Weekers de mogelijkheid tot afstempeling van pensioen in eigen beheer aan.3 De regeling beoogt eigenbeheerlichamen in staat te stellen de onderdekking van hun pensioenverplichtingen in te lopen. De voorgestelde regeling in het Belastingplan 2013 voorziet op de ingangsdatum van het pensioen in de mogelijkheid tot afstempeling van het in eigen beheer verzekerde pensioen in verband met de slechte vermogenspositie van het eigenbeheerlichaam. Voor reeds ingegane pensioenen wordt tijdelijk ook een dergelijke mogelijkheid geboden. De voorwaarden voor afstempeling worden nog gepubliceerd in een ministeriële regeling, die er volgens de parlementaire stukken op hoofdlijnen als volgt uitziet.De afstempeling van pensioen in eigen beheer wordt beperkt tot gevallen waarin sprake is van een substantiele onderdekking van de pensioenaanspraken. Hiervan is sprake als de fiscale pensioenverplichting voor minder dan 75% wordt gedekt door de waarde van de activa minus de passiva (exclusief de pensioenverplichting). In dat geval mogen de pensioenaanspraken worden afgestempeld tot het niveau waarop de fiscale verplichting weer voor 100% wordt gedekt.Door voor de definitie van onderdekking aan te sluiten bij 75% van de fiscale waarde van de pensioenverplich
ting, komt waarschijnlijk slechts een beperkt aantal eigenbeheerlichamen voor de regeling in aanmerking. Onder de huidige economische omstandigheden kan de waarde in het economische verkeer van de pensioenverplichtingen wel het dubbele van de fiscale waarde bedragen. Als slechts mag worden afgestempeld tot het niveau waarop de dekking van de fiscale pensioenverplichting weer 100% is, zal ook na de afstempeling feitelijk nog steeds sprake zijn van onderdekking. De oplossing die de voorgestelde regeling biedt, lijkt daarom zeer beperkt. De onderdekking van de pensioenverplichting mag bovendien slechts het gevolg zijn van reële ondernemings of beleggingsverliezen en dus niet wanneer ze het gevolg is van verliezen op ongedekte vorderingen op de dga of van dividenduitkeringen.Andere voorwaarden zijn dat de winst die ontstaat door de gedeeltelijke vrijval van de pensioenverplichting, tot de belastbare winst van de vennootschap wordt gerekend, en dat de verkrijgingsprijs van de aandelen van het eigenbeheerlichaam niet wordt verhoogd. En wat is dan wel het voordeel van de regeling? Deze voorwaarden komen ons vreemd voor. De regeling beoogt niet voor verwezenlijking vatbare pensioenrechten te kunnen afstempelen, zodat de (gedeeltelijke) vrijval van de pensioenverplichting naar onze mening vrijgesteld zou moeten zijn op grond van de kwijtscheldingswinstfaciliteit van art. 3.13 eerste lid, onderdeel a Wet IB 2001. Uitgaande van een zakelijke kwijtschelding zou de afstempeling ook geen invloed hebben op de hoogte van de verkrijgingsprijs van de aandelen in het eigenbeheerlichaam. Het lijkt er daarom op dat deze voorwaarden een budgettaire achtergrond hebben.
De fiscale problematiek van de onzakelijke lening wordt
in de belastingplannen helaas niet opgepakt
De afstempeling van pensioen in eigen beheer wordt beperkt tot
gevallen met een substantiële onderdekking
n n n n n n Belastingplan 2013
10 het Register | december 2012 | nummer 6
ringstermijn en het eventueel verleende uitstel voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. Hierbij is nog geen rekening gehouden met een eventuele gerechtelijke procedure over de juistheid van de aangegeven winst. Wordt meer premie betaald dan het maximum, dan is dit meerdere niet aftrekbaar. Om te voorkomen dat de pensioenpolis moet worden gesplitst in een belast en een onbelast deel, worden voortaan alle uitkeringen uit een verplichte beroeps of bedrijfstakpensioenfondsregeling belast als belastbare periodieke uitkeringen. Het wetsvoorstel voorziet niet in een saldomethode voor de nietaftrekbare premies, hetgeen per saldo leidt tot economisch dubbele belastingheffing over (een deel van) het pensioen.Omdat de winst als grondslag voor de premieaftrek is gekozen, beperkt de toepassing van fiscale faciliteiten als willekeurige afschrijvingen, de investeringsaftrek en de research en developmentaftrek de mogelijkheid van pensioenopbouw. Gegeven de doelstelling van deze faciliteiten zou een ondernemer die hier gebruik van maakt, naar onze mening niet moeten worden gestraft met een beperking van zijn pensioenopbouw.5 De winst uit onderneming vóór toepassing van de investeringsfaciliteiten lijkt dan ook een betere grondslag. In de parlementaire behandeling is echter vooralsnog geen aandacht besteed aan deze aspecten van het wetsvoorstel.
Verzuimboete eerder dan aanslagIn de Overige fiscale maatregelen 2013 wordt voorgesteld om art. 67a AWR te wijzigen. Nu moet een verzuimboete wegens het niet (tijdig) doen van aangifte nog gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag worden opgelegd. De voorgestelde wijziging houdt in dat de boete uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag moet worden opgelegd, waardoor de Belastingdienst een verzuimboete ook eerder kan opleggen. Verwacht wordt dat het aantal schattenderwijs opgelegde, ambtshalve aanslagen hiermee wordt teruggedrongen, omdat veel belastingplichtigen na het opleggen van de verzuimboete alsnog een aangifte zullen indienen. Dat gedrag wordt gestimuleerd door in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een mogelijkheid tot matiging van de opgelegde verzuimboete op te nemen. De exacte formulering daarvan is nog niet bekend. Het alsnog indienen van de aangifte zal tevens leiden tot vermindering van het aantal bezwaarschriften tegen ambtshalve aanslagen.Deze gewijzigde regelgeving leidt wel tot onduidelijkheid en lastenverzwaring bij belastingplichtigen, aangezien zij hierdoor mogelijk twee bezwaarprocedures moeten voeren: één tegen de opgelegde verzuimboete en één tegen de later opgelegde belastingaanslag. Thans wordt een bezwaar tegen de aanslag namelijk ook aangemerkt als een bezwaar tegen de eveneens op de aanslag opgenomen verzuimboete. Belastingplichtigen hoeven nu dus maar één bezwaarschrift in te dienen. Dit blijft uiteraard wel zo voor de toekomstige situatie waarin de Belastingdienst besluit de boete niet vooraf op te leggen,
Uit de memorie van toelichting blijkt dat de budgettaire lasten van de regeling worden geraamd op structureel € 2 miljoen en de administratieve lasten op structureel € 3,45 miljoen. Gezien de verwachte omvang van de uitvoeringslasten, de complexiteit van de regeling en het beperkte aantal gevallen waarin de regeling naar verwachting kan worden toegepast, vragen wij ons af of er in de praktijk behoefte bestaat aan invoering van de thans voorgestelde regeling.
Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeerIn het deelakkoord is de intrekking van het wetsvoorstel herziening fiscale behandeling woonwerkverkeer aangekondigd. Met dit wetsvoorstel, ook wel aangeduid als de forenzentaks, zou de mogelijkheid van onbelaste vergoedingen of verstrekkingen van woonwerkverkeer worden afgeschaft. Bovendien zouden woonwerkkilometers voor de auto van de zaak als privékilometers worden aangemerkt. Gegeven de maatschappelijke onrust over deze forenzentaks zal de intrekking ervan de instemming hebben van velen. Om het gemis van deze belastinginkomsten te compenseren, wordt de assurantiebelasting verhoogd naar 21% en wordt het vitaliteitssparen niet ingevoerd.4
Beroeps- en bedrijfstakpensioenrege-lingen van IB-ondernemersVanaf 1 januari 2015 zijn premies voor een verplichte beroeps of bedrijfstakpensioenregeling voor ondernemers nog slechts aftrekbaar tot de in art. 18a Wet LB 1964 genoemde maxima (Witteveenkader). De grondslag voor de premieaftrek is de winst uit onderneming over het derde jaar voorafgaand aan het kalenderjaar. De ondernemer heeft daarmee drie jaar de tijd om de maximale premieaftrek te bepalen. Hoewel deze termijn ruim genoeg lijkt, staat de winst in de praktijk doorgaans pas ruim zes jaar na afloop van het boekjaar definitief vast als rekening wordt gehouden met de navorde
Wij vragen ons af of er in de praktijk behoefte bestaat aan een afstempelingsregeling zoals ze thans is vormgegeven
Doordat de winst als grondslag voor de premieaftrek is gekozen, beperken bepaalde fiscale faciliteiten de pensioenopbouw
n n n n n n
11december 2012 | nummer 6 | het Register
aftrek wensen te brengen, worden verplicht in de aangifte het BSN te vermelden van de persoon die de alimentatie ontvangt. Op dit moment is alleen vermelding van naam en adresgegevens noodzakelijk. De verplichting tot het gebruik van het BSN geldt niet ten aanzien van een buitenlander, omdat deze nu eenmaal geen BSN heeft. In dat geval kan worden volstaan met naam en adresgegevens en een in het buitenland gebruikt fiscaal nummer. Voorts kan worden volstaan met naam en adresgegevens van de alimentatiegerechtigde als het BSN niet meer voorhanden is en ook niet meer kan worden achterhaald, bijvoorbeeld door de slechte persoonlijke verhoudingen tussen expartners.Door de vermelding van het BSN van derden kan de Belastingdienst de aftrek bij de ene belastingplichtige beter matchen met de inkomsten bij de andere belastingplichtige. Nadeel van de voorgestelde regeling is dat het gebruik eenvoudig kan worden uitgebreid naar andere situaties, aangezien het verplicht gebruik in een besluit wordt vastgelegd. Dit soort algemene
maar tegelijk met de aanslag. Een belangrijk bezwaar van de regeling is ook dat de inspecteur de verzuimboete weliswaar eerder kan opleggen, maar hiertoe niet is verplicht. Dit kan leiden tot willekeur.
Verplicht gebruik BSN derdenIn art. 49a AWR is nu opgenomen dat in een ministeriële regeling kan worden bepaald dat het burgerservicenummer (BSN) van een derde moet worden gebruikt bij het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Belastingdienst. Een werkgever moet bijvoorbeeld het BSN van zijn werknemer kenbaar maken. Dit verplicht gebruik van het BSN van een derde wordt uitgebreid naar particulieren. In verband met de voorgestelde verplichte aflossing van de eigenwoningschuld komt een inlichtingenverplichting voor leningen ontvangen van nietadministratieplichtigen inzake de eigen woning. Bij deze melding moet ook het BSN worden opgenomen van degene die de lening heeft verstrekt.Ook belastingplichtigen die alimentatie betalen en in
n n n n n n Belastingplan 2013
12 het Register | december 2012 | nummer 6
uitoefenen. Dat mag ook als de ontvanger niet binnen de gestelde termijn van vier weken reageert. De schuldeiser heeft hiervoor vier weken de tijd, daarna moet opnieuw worden gemeld. Als een schuldeiser geen melding doet en dus overgaat tot beslag en verkoop van de bodemzaken van de schuldenaar, kan de ontvanger de executiewaarde van deze zaken bij de pandhouder opeisen. Na verrekening van de belastingschulden zal de ontvanger het restbedrag aan de pandhouder terugbetalen. De regeling geldt ook voor roerende zaken die zijn geleverd met eigendomsvoorbehoud, bij huurverkoop en financiële lease.Deze ingrijpende regeling zal zeker in deze tijd van slechte economische omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de kredietverlening aan ondernemers verder onder druk komt te staan. Financiers zien hun zekerheidsrechten in waarde afnemen. Nog los van de melding kan de zekerheidshouder gedurende maximaal vier weken ook niet handelen. De regeling versterkt de positie van de ontvanger, maar leidt er ook toe dat hij zelf een minder actieve houding kan aannemen in de periode voorafgaand aan het moment dat een financier van zijn rechten gebruik wil maken. De ontvanger wordt immers geïnformeerd over het voorgenomen beslag; en zo niet, dan mag hij de opbrengst van de in beslag genomen goederen tot zich nemen. Potentiële financiers kunnen wel een verklaring omtrent het betalingsgedrag van de debiteur opvragen bij de Belastingdienst, maar deze verklaring is slechts een momentopname. Bovendien leidt het opvragen hiervan er niet toe dat de financier niet meer hoeft te melden. De toegevoegde waarde van deze verklaring is daarom zeer beperkt.De voorgestelde regeling voorziet niet in een bezwaarmogelijkheid van een financier als de Belastingdienst na de melding gebruik maakt van zijn bodem(voor)recht. De regeling is van toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan met ingang van 1 januari 2013. Er geldt een korte overgangsperiode van drie maanden (tot 1 april 2013) voor op 31 december 2012 bestaande zekerheidsrechten. Dit zou kunnen inhouden dat er tot deze datum geen melding hoeft plaats te vinden door deze oude zekerheidsrechthouders. Geheel duidelijk is het overgangsrecht op dit punt echter niet.
Soepeler betalingsregelingWordt de positie van de ontvanger aan de ene kant versterkt door de meldingsplicht, aan de andere kant wordt voor compliante ondernemers een soepelere betalingsregeling ingevoerd. Deze versoepeling wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 2008. Daarin wordt opgenomen dat op telefonisch of schriftelijk verzoek kortlopend uitstel van betaling kan worden verleend aan de ondernemer voor openstaande belastingschulden van niet meer dan € 12.000. Het uitstel ziet op een periode van maximaal vier maanden. Vereist is dat er geen belastingaanslagen openstaan waarvoor dwangbevelen zijn betekend, dat aan alle aangifteverplichtingen is voldaan en er in het verleden geen belastingschulden oninbaar zijn gebleken.In het regeerakkoord is vervolgens kenbaar gemaakt dat
maatregelen van bestuur hoeft namelijk niet ter goedkeuring aan Tweede en Eerste Kamer te worden voorgelegd.
Bodem(voor)recht Belastingdienst en uitstelbeleidIn de Invorderingswet worden belangrijke wijzigingen voorgesteld waardoor de Belastingdienst het bodem(voor)recht adequater kan uitoefenen. Voor tijdelijke betalingsproblemen van ondernemers komt een soepelere betalingsregeling.
Meldingsplicht zekerheidshoudersHet bodemrecht van de ontvanger van de Belastingdienst houdt in dat de Belastingdienst zich kan verhalen op bepaalde roerende zaken die zich bevinden op bij de belastingschuldige in gebruik zijnde bodem (de bedrijfsvloer). In beginsel is het niet relevant of de roerende zaken eigendom zijn van de belastingschuldige. Om van dit recht gebruik te kunnen maken, moet de ontvanger beslag leggen op deze goederen, waarmee hij de belastingvordering veilig stelt. In de praktijk blijkt echter dat een ondernemer met belastingschulden liever met de eigen financier of crediteuren afspraken maakt dan met
de Belastingdienst. Op het moment dat het mis dreigt te lopen, zullen de pandhouders hun zekerheidsrechten uitoefenen, waardoor het bodem(voor)recht van de Belastingdienst niets meer waard is. Daarom wordt voorgesteld dat een schuldeiser die zijn zekerheidsrechten wil uitoefenen, dit verplicht is te melden aan de ontvanger. Deze moet daar binnen vier weken op reageren.Zijn er geen belastingschulden of is betaling van de belastingschuld anderszins verzekerd, dan zal de ontvanger de schuldeiser berichten dat hij zijn rechten kan
De Belastingdienst kan een verzuimboete straks ook eerder dan de aanslag opleggen
Een schuldeiser die zijn zekerheidsrechten wil uitoefenen, is straks verplicht dit te melden aan de ontvanger
n n n n n n
13december 2012 | nummer 6 | het Register
Ten slotteOok in fiscaal opzicht zijn het roerige tijden! Het Belastingplan 2013 brengt per 1 januari 2013 een flink aantal wijzigingen teweeg die vervolgens snel zullen worden opgevolgd door nieuwe maatregelen die voortvloeien uit het regeerakkoord van 29 oktober 2012. Zoals bijna elk jaar weer blijkt, heeft het parlement in feite te weinig tijd om de vaak ingrijpende wijzigingen goed te doorgronden. Met zinvolle opmerkingen en suggesties ter verbetering van de wetgeving kan omwille van de tijd vaak niets worden gedaan. Wij spreken de hoop uit dat het nieuwe kabinet de wetsvoorstellen waarin de maatregelen uit het regeerakkoord voor 2014 nader worden uitgewerkt, niet pas in het Belastingplan 2014 zal presenteren. Naar onze mening zou dat al begin 2013 moeten gebeuren, zodat politiek, wetenschap en belanghebbenden voldoende tijd krijgen om een zinvolle bijdrage te leveren aan het wetgevingsproces. <<<
Noten1 Kamerstukken 20112012, nr. 33 287.
2 Reactie Register Belastingadviseurs op het pakket Belastingplan
2013, blz. 3.
3 Kamervragen (Aanhangsel) 20112012, 3461, vraagnummer
2012Z03320.
4 Kamerstuk 33 402, nr. 5.
5 Reactie Register Belastingadviseurs op het pakket Belastingplan
2013, blz. 9.
6 Reactie Register Belastingadviseurs op het pakket Belastingplan
2013, blz. 14.
Alle informatie over het Belastingplan 2013 vindt u in het dossier Prinsjesdag 2012 op het ledendeel van de RB-website.
de versoepeling van dit uitstelbeleid wordt verruimd tot een bedrag van € 20.000 voor btwschulden. Opgemerkt wordt nog dat de reeds bestaande mogelijkheid tot uitstel van betaling voor een langere termijn als gevolg van de crisis, verder wordt versoepeld. Moest de ondernemer voorheen aantonen dat de problemen werden veroorzaakt door de crisis, na wijziging van de Leidraad Invordering 2008 zal dit niet langer nodig zijn. Ook een langduriger betalingsregeling voor belastingschulden bij betalingsproblemen als gevolg van bijvoorbeeld echtscheiding zouden nu hieronder kunnen vallen.
Wet elektronische registratie notariële aktenEen van de maatregelen in het wetsvoorstel Wet elektronische registratie notariële akten kan grote gevolgen hebben voor belastingplichtigen, namelijk het voorstel om de registratie van nietnotariële akten te beperken. Op grond van de Registratiewet 1970 bestaat de mogelijkheid om nietnotariële akten te registreren, waarbij een zeer ruim aktenbegrip wordt gehanteerd. Naast stukken die zijn opgemaakt om als bewijs te dienen, kunnen tot het begrip akte bijvoorbeeld ook huiselijke papieren, brieven, kaarten, tekeningen en andere bescheiden worden gerekend.Het ministerie van Financiën is van mening dat de registratie van veel van deze stukken juridisch weinig of geen toegevoegde waarde heeft. Een akte die bijvoorbeeld een overeenkomst tussen twee partijen inhoudt, heeft doorgaans ook rechtskracht zonder dat de akte is geregistreerd. Vanwege het beperkte belang van registratie van nietnotariële akten is dan ook voorgesteld om dit te beperken tot gevallen waarin registratie een wettelijk vormvereiste is.Door de huidige vorm van het wetsvoorstel lijkt de registratie die wordt geëist op grond van een beleidsbesluit, zoals bij geruisloze inbreng in een bv, niet meer mogelijk. Het is volgens ons niet gewenst dat belastingplichtigen worden beperkt in hun fiscale rechten en mogelijkheden als gevolg van beperking van de mogelijkheid van registratie van onderhandse akten. Bovendien past zo’n beperking niet binnen het beleid van de overheid, daar waar ze in steeds ruimere mate een beroep doet op de burger om zijn fiscale positie te onderbouwen. Denk aan het op 6 september 2012 gepubliceerde consultatiedocument Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. In dit voorstel moeten belastingplichtigen in bepaalde situaties hun fiscale positie van circa 14 jaar geleden nog kunnen onderbouwen. Ook moeten burgers steeds vaker informatie verstrekken aan de overheid, zoals het opgeven van het BSN van een derde in de aangifte inkomstenbelasting. Van de overheid mag worden verwacht dat ze zelf ook meewerkt aan het administreren van informatie als ze in dat opzicht hogere eisen stelt aan de burgers.Wij pleiten dan ook voor het in stand houden van de registratiemogelijkheid van nietnotariële akten. Desnoods kunnen daarvoor (hogere) kosten in rekening worden gebracht.6
Wij pleiten voor het in stand houden van de registratiemogelijkheid
van niet-notariële akten
n n n
14 het Register | december 2012 | nummer 6
Bij een onzakelijke lening is er sprake van een lening onder zodanige omstandigheden dat een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben gelopen
en waarbij er vanuit wordt gegaan dat dit debiteurenrisico – behoudens bijzondere omstandigheden – wordt aanvaard met de bedoeling het belang van de aandeelhouder te dienen. In het standaardarrest werd beslist dat de afwaardering van een dergelijke onzakelijke lening niet tot een fiscaal verlies kan leiden. Deze conclusie was duidelijk.Als je vervolgens nader ingaat op de problematiek van de onzakelijke lening, blijkt dat er een aantal zaken nog niet duidelijk is. Ik zal dit toelichten aan de hand van enkele casusposities waarover publicaties zijn verschenen met uiteenlopende standpunten. In casus 1 is de vraag aan de orde wat het fiscale gevolg is van de afwaardering van een onzakelijke lening. In casus 2 en 3 gaat het over onzakelijke leningen en aandeelhouderschap. Casus 4 en 5 hebben betrekking op bepalingen rond het begrip ‘vordering’ uit de Wet Vpb 1969. De vraag is wat het effect is van de onzakelijkeleningarresten op deze bepalingen.
Casus 1: de afwaardering van een onzakelijke leningStel dat moedervennootschap X een lening van € 500.000 heeft verstrekt aan haar dochtervennootschap Y. In de aangifte is de vordering afgewaardeerd met een bedrag van € 200.000. De inspecteur is van mening dat sprake is van een onzakelijke lening en corrigeert de afwaardering. De belastingrechter stelt hem in het gelijk. Hoe dient het nietaftrekbare verlies van € 200.000 te worden gekwalificeerd?
Een jaar na de onzakelijkelening arresten
Frank van Merrienboer
Drs. F.M.A.M. van Merrienboer FB is belastingadviseur
bij ESJ Accountants & Belastingadvi-
seurs te Breda
Ruim een jaar geleden, op 25 november 2011, werden door de Hoge Raad drie belangrijke arresten gewezen inzake het leerstuk van de onzakelijke lening. In de noot bij het standaardarrest BNB 2012/37 gaf Albert al meteen aan dat genoemde arresten nog een aantal ver-volgvragen zouden oproepen.1 En die zijn er inderdaad gekomen. In deze bijdrage bespreek ik enkele daarvan en geef ik aan tot welke conclusie dit leidt.
n standpunt 1: de afwaardering is een (voorwaardelijke) informele kapitaalinbreng door de moedervennootschap in de dochtervennootschap op het moment van afwaardering;
n standpunt 2: de afwaardering leidt tot een verhoging van het opgeofferde bedrag, dat extracomptabel dient te worden verwerkt.
Egelie heeft deze kwestie aan de orde gesteld in een artikel dat begin dit jaar werd gepubliceerd.2 Hij is voorstander van standpunt 1. AG Wattel kiest in zijn conclusie van 31 mei 2012 voor standpunt 2.3 De motivering van de afzonderlijke standpunten zal ik in dit kader achterwege laten, zoals ik dat ook zal doen bij de volgende casusposities.Volgens de AG blijft in fiscaal opzicht de schuldverhouding met de debiteur in stand, terwijl Egelie van mening is dat de schuld wijzigt in informeel kapitaal. Als er in fiscaal opzicht geen sprake meer is van een schuld, zoals volgens Egelie het geval is, kan er fiscaal geen rente meer in aanmerking worden genomen. Dit geldt dan voor zowel de debiteur als de crediteur. Eigenlijk is het bijzonder dat een jaar na de onzakelijkeleningarresten het antwoord op deze vraag nog niet duidelijk is.
Casus 2 en 3: onzakelijke lening en aandeelhouderschapEen onzakelijke lening is gebaseerd op aandeelhoudersmotieven.4 Als een natuurlijk persoon of rechtspersoon een onzakelijke lening verstrekt aan een vennootschap waarvan deze persoon 100% aandeelhouder is, zijn de fiscale gevolgen eenvoudiger vast te stellen dan in situaties waarbij een dergelijke persoon gedeeltelijk aandeelhouder (casus 2) of in het geheel geen aandeelhouder is (casus 3).
n n n
15december 2012 | nummer 6 | het Register
Als de geldverstrekker 100% aandeelhouder is van de vennootschap die het geld heeft geleend, en de geldverstrekker een onaanvaardbaar debiteurenrisico op zich heeft genomen met de bedoeling om het belang van de aandeelhouder te dienen, zullen hem de fiscale gevolgen worden aangerekend in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en niet in zijn hoedanigheid van crediteur. We zullen zien dat in situaties waarin de geldverstrekker een belang heeft van minder dan 100%, de fiscale gevolgen van het verstrekken van een onzakelijke lening moeilijker zijn vast stellen.
Casus 2: de lening van een crediteur die medeaandeel-houder isEr zijn twee aandeelhouders A en B die ieder een belang hebben van 50% in vennootschap X. A heeft een onzakelijke lening van € 100.000 verstrekt aan vennootschap X. Hij besluit om deze vordering volledig kwijt te schelden. Wat zijn de fiscale gevolgen voor A?n standpunt 1: de verkrijgingsprijs van A wordt verhoogd
met € 50.000;n standpunt 2: de verkrijgingsprijs van A wordt verhoogd
met € 100.000.
Standpunt 1 komt overeen met dat van Heithuis en betreft de zogenoemde voorzoverbenadering.5 A verricht hierbij een informele kapitaalstorting voor zover hij een belang heeft in vennootschap X. Standpunt 2 komt overeen met dat van Ligthart, die de voorzoverbenadering verwerpt.6 Heithuis motiveert dat hij dogmatisch gezien niet tot een andere conclusie kan komen. Maar in zijn reactie op het standpunt van Ligthart zegt hij te hopen dat de Hoge Raad de uitkomst van Ligthart zal overnemen.
Casus 3: de lening van een crediteur die geen aandeel-houder isDeze casus heeft betrekking op de zogenoemde lening ‘opzij’ (een lening aan een zustervennootschap). Moedervennootschap X heeft twee dochtervennootschappen Y en Z. Y heeft een lening van € 1 miljoen verstrekt aan Z. In haar aangifte vennootschapsbelasting heeft Y haar vordering volledig afgewaardeerd, maar er blijkt sprake te zijn van een onzakelijke lening. Hoe vindt de correctie plaats? In eerste instantie wordt de winst met € 1 miljoen gecorrigeerd, maar wordt ook het opgeofferde bedrag verhoogd?n standpunt 1: het opgeofferde bedrag wordt verhoogd
met € 1 miljoen;n standpunt 2: het opgeofferde bedrag wordt niet ver
hoogd.
Standpunt 1 is van de redactie van Vakstudie Nieuws.7 Standpunt 2 komt, als we hem goed begrijpen, overeen met dat van AG Wattel in zijn conclusie van 31 mei 2012.8 Wattel is van mening dat de afwaardering van een onzakelijke lening ertoe dient te leiden dat het opgeofferde bedrag extracomptabel wordt verhoogd, zoals in casus 1 is toegelicht. Zijn conclusie van 31 mei
2012 heeft betrekking op een zogenoemde lening ‘omlaag’. Naar zijn mening kan een verhoging van het opgeofferde bedrag uitsluitend plaatsvinden bij de crediteur zelf.De redactie van Vakstudie Nieuws vraagt zich af wat de gevolgen zullen zijn van een afwaardering bij een lening ‘opzij’: ‘Begrijpen wij de AG goed, dan kan er in dit geval nergens een verlies in aanmerking worden genomen. Dat lijkt ons een ongerijmde uitkomst die ook haaks lijkt te staan op de op redelijkheid gestoelde benadering van de Hoge Raad voor wat betreft het op enig moment onderkennen van een aftrekbaar liquidatieverlies. Zie HR 25 november 2011, nr. 10/05161, BNB 2012/38, VN 2012/63.11.’ Crediteur Y uit bovengenoemde casus is geen aandeelhouder van Z, zodat volgens de AG in deze situatie geen verhoging van het opgeofferde bedrag kan plaatsvinden.
Casus 4 en 5: de onzakelijkelening-arresten en het begrip vorderingIn casus 4 en 5 worden vragen aan de orde gesteld over de fiscale gevolgen van rechtshandelingen die betrekking hebben op het begrip ‘vordering’ uit de Wet Vpb 1969. De met dit begrip corresponderende bepalingen zijn geredigeerd voor zakelijke leningen. De vraag is hoe deze bepalingen dienen te worden geïnterpreteerd na de onzakelijkeleningarresten. Casus 4 heeft betrekking op art. 13ba Wet Vpb 1969 (deelnemingsvrijstelling) en casus 5 op art. 15ab Wet Vpb 1969 (fiscale eenheid).
Casus 4: de onzakelijkeleningarresten en de deelne-mingsvrijstellingIn art. 13ba Wet Vpb 1969 worden de fiscale gevolgen vastgesteld voor de situatie waarin een afgewaardeerde vordering op een concernvennootschap in aandelenkapitaal wordt omgezet. Moedervennootschap X heeft een vordering op haar concerndochtervennootschap Y van € 1 miljoen. De vordering is afgewaardeerd. Er is dus sprake van een zakelijke lening. Vervolgens wordt deze afgewaardeerde zakelijke lening omgezet in aandelenkapitaal. Wat zijn de fiscale gevolgen?n standpunt 1: als de omzetting onzakelijk is, dient de
afwaardering bij de crediteur te worden teruggenomen. De omzetting leidt tot winst bij de crediteur op grond van de onzakelijkeleningarresten;
n standpunt 2: de omzetting leidt niet tot winst bij de crediteur op grond van de onzakelijkeleningarresten.
Standpunt 1 is dat van Van Horzen en Bellingwout.9 Zij stellen dat onder omstandigheden de omzetting onzakelijk kan zijn en concluderen dat er dan geen behoefte meer is aan art. 13ba Wet Vpb 1969, omdat een onzakelijke omzetting op grond van de onzakelijkeleningarresten tot winst dient te leiden. De Vries en Niekel zijn het daar niet mee eens.10 Volgens hen leidt de omzetting door de onzakelijkeleningjurisprudentie niet tot winst. Als de afwaardering dient te worden teruggenomen, zal dat alleen kunnen geschieden op basis van art.13ba Wet Vpb 1969. Dus is er wel behoefte aan dat artikel.
n n n Onzakelijke leningen
16 het Register | december 2012 | nummer 6
Casus 5: de onzakelijke lening en de fiscale eenheidDe feiten zijn gelijk aan die van casus 1, met dien verstande dat er een fiscale eenheid wordt aangevraagd. Moedervennootschap X heeft een lening verstrekt van € 500.000 aan haar dochtervennootschap Y. Er is sprake van een onzakelijke lening, waarbij de werkelijke waarde van de lening € 300.000 bedraagt. De afwaardering ten bedrage van € 200.000 was niet aftrekbaar bij X. X en Y gaan een fiscale eenheid aan. Op grond van art. 15ab, lid 6 Wet Vpb 1969 dient Y voorafgaand aan de fiscale eenheid haar schuld te waarderen op de bedrijfswaarde, zijnde € 300.000. De vraag is of er € 200.000 winst dient te worden genomen als gevolg van deze herwaardering.Art. 15ab, lid 6 Wet VPB 1969 is geschreven voor zakelijke leningen. Als X in het verleden een bedrag van € 200.000 heeft afgewaardeerd, dient dit bij Y te worden teruggenomen. Is er sprake van een onzakelijke lening, dan heeft de afwaardering niet tot een verlies geleid bij X en is het de vraag of er wel winst dient te worden genomen bij Y.n standpunt 1: er is geen sprake van winst;n standpunt 2: er is sprake van een winst van
€ 200.000.
Deze kwestie is aan de orde gesteld door de redactie van Vakstudie Nieuws11 en door mevrouw de Groot.12 Beiden verdedigen standpunt 1 en stellen dat de Hoge Raad in een dergelijke situatie niet een beslissing zou moeten nemen waardoor een asymmetrie ontstaat, in die zin dat de crediteur van de onzakelijke lening geen verlies mag nemen, terwijl de debiteur wel winst zou moeten nemen. Ik ben dat met hen eens, maar zekerheid op dit punt is er nog niet. Volgens De Groot zou ook standpunt 2 verdedigbaar zijn, maar het is niet een standpunt dat zij onderschrijft.
Graag meer duidelijkheidRond de onzakelijke lening heerst nog steeds veel onduidelijkheid. Vanuit een theoretisch oogpunt zijn de rechtsvragen interessante kwesties. De praktijk heeft echter behoefte aan duidelijkheid. En die duidelijkheid is er niet, niet met betrekking tot de diverse rechtsvragen en ook niet met betrekking tot de feitelijke vraag wanneer een lening als onzakelijk dient te worden gekwalificeerd. De vraag is welke tak van de trias politica op korte termijn duidelijkheid zal kunnen verschaffen over het leerstuk van de onzakelijke lening: de rechter, de uitvoerder of de wetgever?
De diverse rechtsvragen zullen pas in de loop der tijd aan de rechter worden voorgelegd. Het antwoord op deze vragen zal tijd, vermoedelijk heel veel tijd vergen. Dus van de rechter is op korte termijn geen duidelijkheid te verwachten. In een brief van 21 juni 2012 heeft het Register Belastingadviseurs het ministerie van Financiën verzocht om op een aantal punten duidelijkheid te verschaffen.13 Het RB benadrukt zeer terecht dat het bedrijfsleven in vergaande mate wordt gehinderd door de onduidelijkheid die is ontstaan als gevolg van de jurisprudentie over de onzakelijke lening. In eerste instantie wordt gevraagd om zodanige wet en regelgeving te scheppen dat de onzakelijkeleningjurisprudentie eenvoudig kan worden genegeerd. Wanneer deze jurisprudentie toch als een gegeven dient te worden beschouwd, zouden er volgens het RB bouwstenen kunnen worden aangedragen voor een duidelijk kader inzake de onzakelijke leningen. Deze bouwstenen vormen in feite richtlijnen voor de praktijk, op basis waarvan kan worden voorkomen dat er sprake zal zijn van onzakelijke leningen. De vraag is of de duidelijkheid er van de uitvoerder zal komen. Ik verwacht namelijk dat die zal aangeven dat de rechter momenteel aan zet is.Kortom, de enige partij die op korte termijn duidelijkheid zal kunnen verschaffen, is de wetgever. Ligthart riep het kort na de onzakelijkeleningarresten al en ik zeg het hem een jaar na die arresten nog harder na: wet-gever grijp in! <<<
Noten1 HR 25 november 2011, nr. 08/05323, BNB 2012/37, met noot
P.G.H. Albert punt 18.
2 F.E.M. Egelie, De onzakelijke lening maakt (bijna) alles duidelijk,
NTFR 2012/5.
3 Conclusie AG Wattel d.d. 31 mei 2012, CPG 11/05166.
4 O.C.R. Marres, De onzakelijke lening in de vennootschapsbelas
ting, WFR 2012/146.
5 E.J.W. Heithuis, Onzakelijke leningen in de tbssfeer, WFR
2012/528.
6 N.M. Ligthart, Gevolgen onzakelijke tbslening bij medeaandeel
houderschap, WFR 2012/1038.
7 Vakstudie Nieuws 2012, 35.14/54.
8 Conclusie AG Wattel d.d. 31 mei 2012, CPG 11/05166.
9 F. van Horzen en J.W. Bellingwout, De overdracht en omzetting
van afgewaardeerde vorderingen in de deelnemingssfeer na de
onzakelijkeleningjurisprudentie, WFR 2012/876.
10 R.J. de Vries en S.F.M. Niekel, Omzetting en prijsgeving van in
waarde gedaalde vorderingen: niets nieuws onder de zon, WFR
2012/1081.
11 VN 2012/31.
12 I.M. de Groot, Samenloop tussen de onzakelijke geldlening en het
fiscale eenheidsregime, WFR 2012/ 1329.
13 Input RB voor wet en/of regelgeving over de onzakelijke lening
d.d. 21 juni 2012.
De vraag is welke tak van de trias politica op korte termijn duidelijkheid kan verschaffen over de onzakelijke lening
column
17
Op aandringen van het bedrijfsleven begon de Belastingdienst in 2005 met de invoering van het zogenoemde horizontaal toezicht. Niet uitgaan van wantrouwen, maar van vertrouwen in de omgang met belastingplichtige bedrijven. Ondernemers die netjes belasting betalen, worden voortaan minder lastiggevallen door de overheid en hebben eerder zekerheid over wat ze aan belasting kwijt zijn bij bijvoorbeeld investeringen.Een werkwijze dus gebaseerd op wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie. Dat deze omslag van politieagent naar ‘coach’ het goed zou doen, komt voor mij niet als verrassing. Afgelopen zomer concludeerde de commissieStevens hetzelfde: horizontaal toezicht werkt in elk geval voor de grotere bedrijven. Maar de commissie plaatst nog wel vraagtekens bij het effect op het midden en kleinbedrijf: de mkbondernemer zou wel eens meer geld kwijt kunnen zijn aan de inhuur van belastingadviseurs, terwijl niet altijd gelijk duidelijk is wat nu zijn voordelen zijn.De commissieStevens doet daarom een aantal goede suggesties om het horizontaal toezicht ook aantrekkelijker te maken voor het mkb via de convenanten van de financieel adviseurs. Ik zal dan ook bij het kabinet erop blijven aandringen dat het deze voorstellen overneemt. Het idee – vertrouwen in plaats van wantrouwen – moet namelijk niet alleen voor grote bedrijven goed werken. Alle segmenten van het bedrijfsleven moeten profiteren van de nieuwe aanpak. De Belastingdienst moet met maatwerk zorgen dat horizontaal toezicht ook loont voor het mkb. Want met 600.000 bedrijven zit dáár de grote efficiencywinst van toezicht op basis van vertrouwen.
Ik heb zelf als ondernemer al de nodige ervaring opgedaan met horizontaal toezicht, en het biedt ontegenzeggelijk voordelen. Dat zit vooral in het feit dat je sneller en vooraf precies
weet waar je aan toe bent. Ook is van belang dat je – via de fiscale adviseur – een vast aanspreekpunt bij de Belastingdienst hebt. Dat scheelt een hoop uitleggen en (admi
nistratieve) rompslomp dus. Dat alles is mij persoonlijk wel wat waard en ik sta daarin als ondernemer vast niet alleen. Het heeft me er ook toe aangezet om mijn eigen
administratieve organisatie te verbeteren.
Een bijkomend voordeel van horizontaal toezicht is voor mij bovendien dat ik op een heel andere manier met mijn belastingadviseur aan tafel ben komen te zitten. Samen maken we goede afspraken met de Belastingdienst en kunnen we ervan uitgaan dat de fiscus ook akkoord gaat met wat we hebben ingediend.
Wat dat betreft biedt de nieuwe werkwijze belastingadviseurs een mooie kans om een echte partner van de ondernemer te worden, die meer toegevoegde
waarde biedt.Ik roep de leden van het Register Belastingadviseurs dan ook op die kans
te pakken en aan te sluiten bij het Koepelconvenant Horizontaal Toezicht dat het RB met de Belasting
dienst heeft gesloten. <<<
Horizontaal toezicht ook voor het mkbHans Biesheuvelvoorzitter MKB-Nederland
december 2012 | nummer 6 | het Register
18 het Register | december 2012 | nummer 6
n n n n
n n n nInterviewhet
‘Voor zover het de meldplicht betreft kan ik me de weerzin van
beroepsbeoefenaren goed voorstellen’
19december 2012 | nummer 6 | het Register
Maaike Stouten is als jurist bij de Autoriteit Financiële Markten onder meer betrokken bij het toezicht op accountantsorganisaties. In maart 2012 promoveerde ze
aan de Universiteit Utrecht op De witwasmeldplicht. Daarin gaat Stouten na of de Wwftmeldplicht en de handhaving daarvan voor juridische en fiscale dienstverleners voldoen aan de beginselen van rechtszekerheid, verschoningsrecht, effectiviteit en gelijkwaardigheid.Een van de conclusies is dat bij de meeste beroepsorganisaties van belastingadviseurs geen algemeen intern kwaliteitstoezicht bestaat, laat staan Wwfttoezicht. Het RB is een organisatie van belastingadviseurs die wel specifiek toezicht houdt op de naleving van de Wwft. Maar ondanks het toezichtarrangement dat het RB sloot met het Bureau Financieel Toezicht is slechts een klein deel van de belastingadviseurs onderworpen aan effectief intern Wwfttoezicht.
Zwaarder klantonderzoek
In 2011 meldden de belastingadviseurs 35 ongebruikelijke transacties; dat is nog minder dan de 39 meldingen in België en aanzienlijk minder dan de 147 meldingen uit 2010. Is de witwasmeldplicht wel effectief?‘Ik vind het moeilijk om iets te zeggen over de effectiviteit van de meldplicht. In mijn proefschrift ga ik er vanuit dat melden ‘mogelijkerwijs effectief ’ kan zijn. Ik denk dat het effect van de meldplicht op de belastingadviseurs en andere dienstverleners vooral is dat ze beseffen dat ze mogelijk kunnen worden misbruikt door hun cliënt. En ik denk dat deze preventieve werking het be
langrijkste is. Dat de meldplicht ook leidt tot het vangen van witwassers zie ik niet op effectieve wijze gebeuren. Als je kijkt naar de grote aantallen meldingen – van andere dienstverleners dan belastingadviseurs – vind ik dat er schrikbarend weinig mee wordt gedaan. Ik kan me de weerzin van beroepsbeoefenaren dan ook goed voorstellen voor zover het de meldplicht betreft en alle moeite die het kost om goed klantonderzoek te doen.’
Afschaffen dus maar...‘Dat zal niet gemakkelijk zijn. Nederland is verplicht om de EUwitwasrichtlijn effectief te implementeren. En ook de evaluatie van de Nederlandse situatie door de Financial Action Task Force noopt tot aanpassingen. Met de wijziging van de Wwft, die de Tweede Kamer inmiddels heeft goedgekeurd, worden de eisen voor het klantenonderzoek in de toekomst beduidend zwaarder. Voordat je een dienst gaat verlenen moet je een customer due diligence onderzoek uitvoeren. Dat betekent onder meer dat je altijd moet uitzoeken wie de uiteindelijke belanghebbende is bij de transactie. Verder moet je de relatie met de cliënt voortdurend monitoren om te zien of de klant wellicht in een hoger risicoprofiel valt. Bovendien moet je voortaan altijd vaststellen of de persoon die je voor je hebt, bevoegd is om namens de rechtspersoon te
‘ Witwasmeldplicht werkt vooral preventief’Belastingadviseurs dreigen door een foutje van de wetgever hun proces-vrijstelling van de witwasmeldplicht te verliezen, als ze geen actie onder-nemen. Bovendien moeten ze straks nog meer van hun klant weten. Juriste Maaike Stouten, die de witwasmeldplicht onderzocht, kan zich de weerzin van de adviseurs hiertegen wel voorstellen.
Tekst: Lex van Almelo; foto’s: Raphaël Drenth
Promotieonderzoek Maaike Stouten:
Mr. dr. M. (Maaike) Stouten
1967 Geboren te Tiel2005 Doctoraal Nederlands Recht (Privaatrecht), Universiteit
Utrecht2007-2011 Promotieonderzoek Universiteit Utrecht2011-2012 Docent Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Utrecht2012 maart Promotie op De witwasmeldplicht, Omvang en handhaving
van de Wwft-meldplicht voor juridische en fiscale dienstver-leners
2012 mei Autoriteit Financiële Markten, Afdeling Juridische Zaken (Team Kapitaalmarkten)
n n n n Interview
20 het Register | december 2012 | nummer 6
handelen. Daarvoor moet je bijvoorbeeld in de statuten van de rechtspersoon kijken. Als de cliënt een natuurlijk persoon is, moet je nagaan of die handelt voor zichzelf of voor een ander, de zogenoemde stromancontrole.’
Pfff.‘Als het gaat om een trust, moet niet alleen de identiteit van de cliënt, maar ook die van de instellers en begunstigden bekend zijn. En het ergste is dat het onderzoek bij Politically Exposed Persons veel zwaarder wordt. Voortaan moet je het gehele vermogen van een PEP onderzoeken en niet alleen het deelvermogen dat bij de transactie betrokken is. Dat is in de praktijk nauwelijks doenbaar. Bovendien wordt het PEPonderzoek uitgebreid tot alle nietNederlandse PEP’s en gaat het ook gelden wanneer de uiteindelijke belanghebbende een PEP is.’
Een belastingadviseur in het mkb zal niet gauw een PEP over de vloer krijgen.‘Dat is waar. Dit speelt meer voor advocaten en notarissen.’
Geringe pakkans
Hoe groot is de kans dat een belastingadviseur door de be-roepsorganisatie of een collega wordt betrapt op ten onrechte niet melden?‘Niet groot. Onder het toezichtarrangement van het BFT en het RB vallen circa 750 belastingadviseurs. Daarvan wordt elk jaar ongeveer tien procent gecontroleerd door auditors van het RB. De belastingadviseurs die werken bij accountantskantoren moeten zich houden aan de mores van die kantoren. Maar het interne Wwfttoezicht bij accountants is ook gering. Tien procent is weinig, je hebt het BFT dus wel nodig.’
Maar de capaciteit van het BFT is ook beperkt.‘Het BFT komt eens in de drie jaar langs bij de belastingadviseurs die onder het arrangement vallen. Wwfttechnisch gezien gaat het om een risicovolle groep. De Belastingdienst zou een rol kunnen spelen bij het toezicht als
hij verplicht wordt vermoedelijke overtredingen van de meldplicht door accountants en belastingadviseurs te melden aan het BFT.’
Inkeren en melden
Hoe verklaart u dat de belastingadviseurs minder hebben ge-meld?‘De daling is wellicht te verklaren door de inkeerregeling. In 2010 kon je immers nog zonder hoge boete inkeren. Kantoren hebben meestal wel een melding gedaan als hun bestaande cliënten inkeerden. Maar als nieuwe clienten willen inkeren, vinden sommige kantoren en adviseurs dat dat onder de vrijstelling valt. Ik vind die ongelijke behandeling niet gerechtvaardigd. Aan de andere kant begrijp ik het wel: ze voelen zich min of meer door hun eigen cliënten om de tuin geleid. Deze cliënten hebben soms jarenlang de zaken anders voorgespiegeld dan ze
n n n n
21december 2012 | nummer 6 | het Register
waren. Bij een nieuwe cliënt die vraagt om inkeer speelt deze verontwaardiging minder. Kennelijk is het voor belastingadviseurs dan gemakkelijker om zich op de vrijstelling te beroepen.’
Hebben de adviseurs daar wellicht een commerciële reden voor?‘Dat weet ik niet. Hoe dan ook mag je toch niet tegen je cliënt zeggen of je wel of niet meldt.’
Ondanks uw begrip vindt u de ongelijke behandeling van be-staande en nieuwe klanten raar. Waarom?‘Het zou toch niet mogen uitmaken door wie je begeleid wordt? Inkeren is in feite verlaat aangifte doen, dus is de meldplicht gewoon van toepassing. Dat verandert pas op het moment dat de beroepsbeoefenaar denkt: oh jee, dit verzoek wordt vast niet gehonoreerd. Dan val je onder de procesvrijstelling. Wordt het verzoek toch ingewilligd, dan valt de transactie mijns inziens alsnog onder de meldplicht.’
Wat als inkeren altijd onder de vrijstelling zou vallen?‘Dan wordt inkeren een witwasoperatie op zichzelf, dat kan niet de bedoeling zijn. Als je vermogen hebt dat door belastingontduiking is verkregen, valt dat volgens de Hoge Raad onder witwassen. Ik wil daarom de nuancering aanbrengen dat een belastingadviseur bij de melding zou kunnen/mogen aangeven of het zijns inziens gaat om belastingontduiking sec, of mede om een ander basismisdrijf. Omdat belastingontduiking sec wordt geheeld door de inkeer, is het eigenlijk geen melding meer waard.’
En als het niet alleen om pure belastingontduiking gaat, moet je dan zeggen om welk misdrijf het gaat?‘Nee, je hoeft niet precies te zeggen wat het is. Voor witwassen hoeft het basismisdrijf niet te worden bewezen. Het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid geld zonder goede verklaring kan voldoende zijn om witwassen bewezen te verklaren.’
Foutje
Hoe ver gaat de procesvrijstelling precies?‘Het eerste verkennend gesprek is zonder meer vrijgesteld. Daarin kun je vaststellen of het gaat om een Wwftdienst waarvoor de meldplicht geldt, of om een advies om de rechtspositie te bepalen, dan wel een rechtsgeding te voorkomen, waarvoor de vrijstelling geldt.’
Verandert daar nog iets aan met de wijziging van de Wwft?‘Door een omissie lijkt de procesvrijstelling van art. 1, lid 2 Wwft niet meer van toepassing voor belastingadviseurs. Inhoudelijk is dat waarschijnlijk niet de bedoeling. De wetgever heeft de vrijstellingsregeling vergeten aan te passen aan een ander gewijzigd artikel, dat is een foutje.’
Wat kan de beroepsgroep daaraan doen?‘De Eerste Kamer benaderen. De wijzigingswet is begin oktober goedgekeurd door de Tweede Kamer.’
Als het goed komt met de procesvrijstelling zou deze volgens u niet moeten gelden als de klant fraude wil plegen.‘Daar pleit ik wel voor, ja. In de toelichting op de Derde Europese Witwasrichtlijn staat dat de vrijstelling niet moet gelden als de procedure wordt gevoerd met het oogmerk om gelden wit te wassen. Stel dat A B aansprakelijk stelt, dat er een zitting wordt gepland, maar dat de partijen vlak voor de zitting een schikking treffen. B betaalt vervolgens een groot bedrag aan A, waarvoor een geldige titel aanwezig lijkt te zijn. Maar in werkelijkheid wordt zo zwart geld witgewassen.’
Dat zal in procedures tegen de fiscus niet zo gauw gebeuren.‘Dat denk ik ook niet.’
Ongevraagd advies
U bent er voor om de meldplicht te beperken tot verdachte transacties. Waarom?‘Eerlijk gezegd ben ik er een beetje dubbel in. Aan de ene kant beperk je de meldplicht tot wat strikt noodzakelijk is. Aan de andere kant is de afweging voor de adviseur gemakkelijker wanneer hij ongebruikelijke transacties moet melden. Als hij het gevoel heeft dat er iets niet klopt, moet hij melden. Hij hoeft zich dus niet af te vragen of de transactie ook verdacht is.’
Door de wetswijziging krijgt de belastingadviseur ook een meldplicht als er tijdens het due diligence onderzoek een lijk uit de kast valt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vond destijds dat de meldplicht in zo’n geval niet geldt.‘De definitie van transactie wordt in de toekomst ruimer en duidelijker. Een direct verband is niet vereist. Je moet melden wanneer je ten behoeve van je dienstverlening aan die cliënt kennisneemt van een ongebruikelijke transactie. Die ongebruikelijke transactie moet wel van of ten behoeve van de cliënt zijn. Als je dus in opdracht van een cliënt een due diligence onderzoek uitvoert omdat hij een overname wil doen en bijvoorbeeld ziet dat het over te nemen bedrijf veel zwartwerkers inschakelt, hoef je dat in beginsel nog niet te melden. Die handelingen zijn immers niet ten behoeve van je cliënt. Maar op het moment dat de cliënt besluit het bedrijf over te nemen, wordt dat anders.’
Als een belastingadviseur tuchtrechtelijk wordt veroordeeld wegens niet-melden, moet diens naam dan worden bekend-gemaakt?‘Alleen in hele ernstige gevallen. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid pleit ik ervoor dat voor alle dienstverleners dezelfde lijn wordt getrokken.’
Als u de adviseur ongevraagd advies mag geven, wat zegt u dan?‘Overleg bij twijfelgevallen en mocht je niet tot melden overgaan, leg dan vast waarom je dat niet doet. Als de toezichthouder dan op bezoek komt, kun je aantonen hoe je je afweging hebt gemaakt. Het is wettelijk niet verplicht, maar wel handig.’ <<<
n n n n n
22 het Register | december 2012 | nummer 6
Het neveneffect van genoemd beleid was dat de financiering van een eigen woning met een schuld relatief goedkoop werd. In combinatie met een lage
rente had dit een prijsopdrijvend effect op de huizenmarkt. En door de aanhoudende stijging van de huizenprijzen en de ruime hypotheekrenteaftrek kwamen hoe langer hoe meer aflossingsvrije hypotheken in zwang. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot een toename van het budgettaire beslag van de hypotheekrenteaftrek op de overheidsfinanciën. De financiële crisis van 2008 heeft de risico’s daarvan genadeloos blootgelegd. Dat er daarom zou worden gesleuteld aan de hypotheekrenteaftrek, kon nauwelijks meer een verrassing zijn.Een eerste aanzet is daartoe gegeven in het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, als onderdeel van het Belastingplan 2013. Doel van dat wetsvoorstel is om het budgettaire beslag van de hypotheekrenteaftrek te verminderen en de totale eigenwoningschuld te reduceren. In verband hiermee is een aflossingseis geïntroduceerd. Dit heeft geleid tot een complex wetsvoorstel, dat nog wordt aangevuld met een aantal maatregelen uit het recente regeerakkoord. Hierna wordt de nieuwe regeling toegelicht, naar de stand van zaken per 13 november 2012. Waar in de tekst wordt verwezen naar wetsartikelen, betreft dit de voorgestelde wetteksten voor de Wet IB 2001.
Van aflossingsvrij naar aflossingseis
De eigenwoning-schuld 2013
Martijn Bögemann en Diana de Vries
Drs. M.A.B. Böge-mann en drs. D.M. de Vries zijn werkzaam
bij Bureau Vaktech-niek van het RB
Decennialang heeft de overheid het eigenwoningbezit bevorderd door zeer soepele regelgeving voor de financiering van de eigen woning. Dat gebeurde in de vorm van lage kapitaaleisen voor finan-ciële instellingen, zeer soepele regels voor het verstrekken van hypo-thecaire leningen en uitgebreide mogelijkheden voor de aftrek van financieringsrente van schulden voor de eigen woning. Dat dit beleid succesvol is gebleken, blijkt wel uit het toegenomen eigenwoning-bezit. Maar vanaf 2013 waait er een andere wind.
De aflossingseisVanaf 1 januari 2013 kan een schuld nog slechts als eigenwoningschuld kwalificeren als de schuld contractueel in maximaal 360 maanden ten minste annuïtair wordt afgelost (art. 3.119a, eerste lid, onderdeel b). Wordt de schuld aangegaan voor een kortere periode dan 360 maanden, dan moet het annuïtaire aflossingsschema bij deze kortere periode aansluiten. Wordt een tot de eigenwoningschuld behorende schuld overgesloten, dan wordt de resterende aflossingstermijn doorgeschoven naar de nieuwe schuld (art. 3.119c, derde lid).Het aflossingsschema wordt in beginsel vastgesteld op het moment waarop de leningsovereenkomst wordt gesloten. Gebeurt dat laatste in de loop van een maand, dan begint het schema te lopen op de eerste dag van de volgende maand. In de tussenliggende periode kwalificeert de schuld al wel als eigenwoningschuld.1 Het is niet voldoende dat een annuïtaire aflossing slechts contractueel wordt vastgelegd. De belastingplichtige moet zich ook feitelijk aan dit aflossingsschema houden (art. 3.119a, eerste lid, onderdeel c). Daarom wordt jaarlijks getoetst of voldoende is afgelost. Het jaarlijkse toetsmoment is 31 december. Als te weinig is afgelost, wordt in beginsel de hele schuld niet langer aangemerkt als eigenwoningschuld.Bestaat de eigenwoningschuld uit meerdere schulden (leningdelen), dan geldt het annuïtaire aflossingsschema per leningdeel. Dit heeft als nadeel dat geen vrije keuze meer bestaat op welke schuld wordt afgelost.
n n n n n
23december 2012 | nummer 6 | het Register
VoorbeeldDe eigenwoningschuld bestaat uit een schuld van € 50.000 met een rente van 6% en een schuld van € 150.000 met een rente van 4%. In deze situatie is het voordelig om eerst af te lossen op de schuld van € 50.000. Die aflossing mag echter niet ten koste gaan van de annuïtaire aflossing op de schuld van € 150.000. Als daarop te weinig wordt afgelost, behoort in beginsel die hele schuld van € 150.000 niet langer tot de eigenwoningschuld.
De gekozen opzet is zeer rigide; het is alles of niets. Houdt de belastingplichtige zich niet aan het aflossingsschema, dan kwalificeert de hele schuld niet langer als eigenwoningschuld en vervalt de renteaftrek in box 1. Deze verregaande gevolgen van een aflossingsachterstand nopen tot complexe aanvullende regelingen om te voorkomen dat belastingplichtigen te snel met een substantiële of zelfs algehele beperking van de hypotheekrenteaftrek worden geconfronteerd.
AflossingsachterstandOm te voorkomen dat een aflossingsachterstand aan de schuld direct het karakter van eigenwoningschuld ontneemt, voorziet het wetsvoorstel in een regeling voor tijdelijke aflossingsachterstanden. Het moet gaan om een incidentele aflossingsachterstand (art. 3.119e, eerste lid). Wie op 31 december van jaar 1 een aflossingsachterstand heeft, mag deze tot 31 december van het volgende jaar (jaar 2) inlopen. Lukt dit, dan blijft de hele schuld een eigenwoningschuld en blijft de betaalde rente aftrekbaar. Lukt dit niet, dan behoort in beginsel de hele schuld met ingang van 1 januari van jaar 3 niet meer tot de eigenwoningschuld.Maakt iemand aannemelijk dat de aflossingsachterstand eind jaar 2 te wijten is aan een onbedoelde fout in de betaling of berekening van de aflossing, dan mag hij die achterstand tot 31 december van jaar 3 inlopen. Is de achterstand eind jaar 2 een gevolg van onvoldoende betalingscapaciteit, dan krijgt de belastingplichtige de gelegenheid om per 1 januari van jaar 3 een nieuw annuïtair aflossingsschema overeen te komen voor de hele (te hoge) schuld. De betalingsachterstand wordt dan feitelijk over de resterende looptijd van de lening uitgesmeerd, met behoud van de kwalificatie van de gehele schuld als eigenwoningschuld.Zijn de betalingsproblemen zodanig dat het niet mogelijk is om per 1 januari van jaar 3 een nieuw annuïtair aflossingsschema overeen te komen waaraan de belastingplichtige kan voldoen, dan heeft hij tot eind jaar 5 de tijd om een nieuw annuïtair aflossingsschema (of een herfinanciering) overeen te komen voor de (te hoge) schuld. Als ook dat niet lukt, dan behoort de schuld met ingang van 1 januari van jaar 5 niet meer tot de eigenwoningschuld. Wel blijft de renteaftrek over de periode tot 1 januari van jaar 5 behouden. Wij vragen ons overigens af in hoeverre de voorgestelde regeling een bruikbare oplossing biedt voor belastingplichtigen met betalingsproblemen, mede gezien het huidige kredietbeleid van de banken.
Behoort een schuld vanwege een aflossingsachterstand niet meer tot de eigenwoningschuld, dan kan die schuld nooit meer als zodanig kwalificeren. Het recht op hypotheekrenteaftrek herleeft dus niet als iemand op enig moment zijn betalingsachterstand heeft ingelopen en weer voldoet aan het oorspronkelijke aflossingsschema.
Wijziging rentevoetHet annuïtaire aflossingsschema van de schuld wordt zoals gezegd in beginsel vastgesteld op het moment waarop de schuld wordt aangegaan. Een dergelijk schema is echter mede afhankelijk van de hoogte van de rente. Het wetsvoorstel verbindt daarom gevolgen aan de wijziging van de rente van de eigenwoningschuld (art. 3.119c, tweede lid).Ten eerste is de wijzigingsdatum een extra toetsmoment voor de aflossingseis. Op dat moment moet de belastingplichtige op basis van het annuïtaire aflossingsschema voldoende hebben afgelost. Een achterstand moet dan ook direct worden afgelost. Gebeurt dit niet, dan behoort het bedrag van de achterstand vanaf dat moment niet langer tot de eigenwoningschuld; de hiervoor beschreven regeling voor tijdelijke aflossingsachterstanden biedt in dit geval geen soelaas (behoudens art. 3.119e, zesde lid). Ten tweede moet op basis van de nieuwe rentevoet voor de resterende jaren van de 30jaarstermijn een nieuw annuïtair aflossingsschema worden vastgesteld.Bij schulden met een variabele rente moet dus bij iedere rentewijziging worden getoetst of voldoende is afgelost en moet tevens een nieuw annuïtair aflossingsschema worden vastgesteld. Een lening tegen een variabele rente gaat daardoor onder het nieuwe recht gepaard met hogere uitvoeringslasten.
VerhuizingBij verhuizing naar een nieuwe eigen woning wordt deze, in afwachting van de verkoop van de oude woning, veelal geheel gefinancierd met een schuld. Zonder nadere regelgeving zou voor zowel de oude als de nieuwe eigenwoningschuld de aflossingseis gelden. Het wetsvoorstel voorziet daarom in een regeling waarbij de aflossingseis van de oude eigenwoningschuld doorschuift naar de nieuwe eigenwoningschuld (art. 3.119f, eerste lid). De schuld van de ‘oude’ eigen woning mag dus (tijdelijk) aflossingsvrij worden gemaakt.2 De aflossingseis geldt ook niet voor een tijdelijk overbruggingskrediet voor de voorfinanciering van de eigenwoningreserve (art. 3.119f, tweede lid).Wordt een van beide woningen vervreemd, dan wordt op dat moment de bijleenregeling toegepast. Voor zover de totale eigenwoningschuld na toepassing van de bijleenre
De verregaande gevolgen van een aflossingsachterstand nopen tot
complexe aanvullende regelingen
n n n n n Eigenwoningschuld
24 het Register | december 2012 | nummer 6
geling hoger is dan de oude eigenwoningschuld, gaat voor dat meerdere een aflossingstermijn van 30 jaar lopen.
Huwelijk en echtscheidingBij het aangaan en beëindigen van een huwelijk wordt voortaan aangesloten bij de economische gerechtigdheid tot de eigenwoningschuld. Om te voorkomen dat het aangaan van een huwelijk leidt tot toepassing van de bijleenregeling, wordt het aangaan van een gemeenschap van goederen niet aangemerkt als een vervreemding (art. 3.119aa, vierde lid). Ook het wijzigen van huwelijkse voorwaarden en verkrijgingen krachtens erfrecht tussen partners worden niet aangemerkt als een vervreemding.Na het aangaan van een gemeenschap van goederen gaat de eigenwoningschuld en de aflossingseis iedere echtgenoot voor de helft aan. Bij vervreemding van de eigen woning wordt de eigenwoningreserve toegedeeld aan de echtgenoten naar rato van hun economische gerechtigdheid (art. 3.119aa, vijfde lid). Bij een gemeenschap van goederen krijgt dus iedere echtgenoot de helft van de eigenwoningreserve toegedeeld. De voorgestelde regeling schrijft straks dwingend voor wat nu op verzoek via art. 3.119b, tweede lid, kan worden bereikt.
Geen eigenwoningschuldHeeft een belastingplichtige geen eigen woning meer, dan heeft hij ook geen eigenwoningschuld meer. Een (rest)schuld in verband met de eigen woning verhuist in
beginsel naar box 3 (zie echter verderop onder regeerakkoord). Zonder nadere regelgeving zou de belastingplichtige door (al dan niet tijdelijk) geen eigen woning te hebben, worden bevrijd van het aan zijn eigenwoningschuld gekoppelde annuïtaire aflossingsschema. Het wetsvoorstel introduceert daarom een regeling waarbij de stand van het annuïtaire aflossingsschema gekoppeld blijft aan de belastingplichtige (art. 3.119d).Deze koppeling vindt als volgt plaats. Op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van de eigen woning worden het resterende bedrag en de resterende looptijd van de oude eigenwoningschuld vastgelegd in de zogenoemde aflossingsstand. Als de belastingplichtige na de vervreemding van zijn oude eigen woning verhuist naar een nieuwe eigen woning die hij financiert met een eigenwoningschuld die lager is dan de oude eigenwoningschuld, wordt de aflossingsstand vastgesteld op het verschil tussen de oude en de nieuwe eigenwoningschuld, en op de resterende looptijd van de oude eigenwoningschuld.
VoorbeeldIemand heeft een annuïtaire aflossingshypotheek en een woning van € 200.000. Na vijf jaar verkoopt hij de woning voor € 220.000. De eigenwoningschuld bedraagt op dat moment € 180.000. De eigenwoningreserve bedraagt der-halve € 220.000 – € 180.000 = € 40.000. Vervolgens koopt hij een nieuwe eigen woning voor € 150.000. In verband met
n n n n n
25december 2012 | nummer 6 | het Register
de eigenwoningreserve bedraagt de maximale eigenwoning-schuld € 150.000 – € 40.000 = € 110.000. Tot dit bedrag kan hij een annuïtaire eigenwoningschuld aangaan met een looptijd van nog 25 jaar. De aflossingsstand wordt vastge-steld op € 180.000 – € 110.000 = € 70.000, met een resteren-de looptijd van 25 jaar.
Als de belastingplichtige op een later moment weer een schuld aangaat die kwalificeert als eigenwoningschuld, wordt tot het bedrag van de aflossingsstand een annuïtair aflossingsschema berekend op basis van de resterende looptijd van de oude eigenwoningschuld (art. 3.119c, derde lid). Indien en voor zover de nieuwe schuld hoger is dan de aflossingsstand, vangt voor het surplus een nieuwe aflossingstermijn aan.
InformatieplichtOf een schuld kwalificeert als eigenwoningschuld, is afhankelijk van alle voorwaarden zoals hiervoor beschreven. De Belastingdienst heeft daarom informatie nodig over de inhoud en uitvoering van de leningovereenkomst. Wordt de lening verstrekt door een administratieplichtige, zoals bancaire instellingen en verzekeringsmaatschappijen, dan kan de Belastingdienst eenvoudig over de benodigde gegevens beschikken. Voor de gevallen waarin een tot de eigenwoningschuld behorende lening wordt verstrekt door een nietadministratieplichtige, wordt een informatieplicht geïntroduceerd voor de belastingplichtige/schuldenaar (art. 3.119g, eerste lid). De omvang van deze informatieplicht wordt geregeld in art. 17b Uitv.reg. IB 2001. Volgens het conceptwijzigingsbesluit dient de belastingplichtige de volgende gegevens te verstrekken:n de datum van aangaan van de schuld;n het startbedrag van de schuld;n de maandelijkse rentevoet;n de contractueel vastgelegde looptijd in maanden;n de contractueel vastgelegde wijze van aflossen;n het burgerservicenummer, sociaalfiscaal nummer, of
daarmee vergelijkbaar buitenlands fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker/natuurlijk persoon;
n het fiscaal nummer of daarmee vergelijkbaar buitenlands fiscaal identificatienummer van de leningverstrekker/rechtspersoon.
Deze informatie dient uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de schuld is aangegaan, te zijn verstrekt via een elektronisch formulier. Bij een wijziging van de leningsvoorwaarden moet de belastingplichtige de gewijzigde gegevens uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op het jaar van de wijziging verstrekken (art. 3.119g, tweede en derde lid).Wanneer niet, niet tijdig of niet volledig wordt voldaan aan de informatieplicht, behoort de schuld met ingang van het jaar waarin de lening is verstrekt of het jaar waarin de wijziging zich heeft voorgedaan, niet langer tot de eigenwoningschuld. De over het desbetreffende jaar betaalde rente is daardoor niet aftrekbaar. Voldoet de
belastingplichtige in het daaropvolgende jaar wel (tijdig en volledig) aan de informatieverplichting, dan behoort de schuld vanaf dat jaar weer tot de eigenwoningschuld (art. 3.119g, vierde lid). Voor schulden aan nietadministratieplichtigen is de informatieplicht dus een belangrijke voorwaarde voor de kwalificatie van die schulden als eigenwoningschuld en daarmee voor de renteaftrek.
OvergangsrechtHet wetsvoorstel voorziet in een ruim overgangsrecht, dat inmiddels bij nota van wijziging nader is ingevuld. Het ziet zowel op eigenwoningschulden als op kapitaalverzekeringen eigen woning (en aanverwante producten).
EigenwoningschuldenHet wetsvoorstel voorziet in een overgangsregeling voor bestaande eigenwoningschulden. Op die schulden blijft het huidige recht van toepassing en daarvoor geldt dus geen aflossingseis. Onder bestaande eigenwoningschulden worden hierbij verstaan (art. 10bis.1):a. de op 31 december 2012 bestaande eigenwoning
schuld;b. de eigenwoningschuld die in 2013 ontstaat, voor zover
die schuld niet hoger is dan de eigenwoningschuld die de belastingplichtige in 2012 had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van een eigen woning;
c. de eigenwoningschuld die in 2013 ontstaat, voor zover die schuld hoger is dan de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld en dit het gevolg is van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke schriftelijke overeenkomst die de belastingplichtige is aangegaan tot verwerving van een eigen woning, daaronder begrepen de koop/aanneemovereenkomst;
d. de eigenwoningschuld die in 2013 ontstaat, voor zover die schuld hoger is dan de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld, en dit het gevolg is van een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke schriftelijke overeenkomst die de belastingplichtige is aangegaan tot het verrichten van onderhoud of tot verbetering van een eigen woning.
Volgens deze definitie kunnen dus tot uiterlijk 1 januari 2014 bestaande eigenwoningschulden worden afgesloten. Aangezien onder het overgangsrecht de huidige 30jaarstermijn gehandhaafd blijft, eindigt het overgangsrecht uiterlijk op 1 januari 2044. Wordt de eigenwoningschuld eerder afgelost, dan eindigt het overgangsrecht op het moment van aflossing. Onder aflossen wordt niet verstaan het geheel of gedeeltelijk oversluiten van de bestaande eigenwoningschuld (art. 10bis.1, derde lid).
Kapitaalverzekeringen eigen woningOok voor bestaande kapitaalverzekeringen eigen woning, spaarrekeningen eigen woning en beleggingsrechten eigen woning – hierna gezamenlijk te noemen: kapitaalverzekeringen eigen woning – voorziet het wetsvoorstel in ruim overgangsrecht: ook daarop blijft het
n n n n n Eigenwoningschuld
26 het Register | december 2012 | nummer 6
huidige recht van toepassing. Onder bestaande kapitaalverzekeringen eigen woning vallen (art. 10bis.2):a. op 31 december 2012 bestaande kapitaalverzekeringen
eigen woning, als na 31 december 2012 het overeengekomen gegarandeerde kapitaal of te betalen bedrag niet is verhoogd en de looptijd niet is verlengd;
b. de kapitaalverzekering eigen woning die in 2013 wordt overeengekomen in de situatie waarin de belastingplichtige zijn eigen woning in 2012 heeft verkocht en pas in 2013 een nieuwe eigen woning aankoopt. In dat geval kwalificeert een in 2013 overeengekomen kapitaalverzekering als kapitaalverzekering eigen woning als het overeengekomen gegarandeerde kapitaal of te betalen bedrag niet hoger is dan de kapitaalverzekering eigen woning die de belastingplichtige in 2012 had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van de eigen woning;
c. de kapitaalverzekering eigen woning die in 2013 wordt overeengekomen in samenhang met een op 31 december 2012 bestaande onherroepelijke schriftelijke overeenkomst die de belastingplichtige is aangegaan tot verwerving van een eigen woning, daaronder begrepen de koop/aanneemovereenkomst. In afwijking van het overgangsrecht voor eigenwoningschulden lijkt het overgangsrecht voor kapitaalverzekeringen eigen woning niet te gelden voor kapitaalverzekeringen voor schulden in verband met onderhoud of verbetering van de eigen woning.
Net als voor bestaande eigenwoningschulden eindigt ook voor bestaande kapitaalverzekeringen eigen woning het overgangsrecht uiterlijk op 1 januari 2044. Komt de kapitaalverzekering op een eerder moment tot uitkering, dan eindigt het overgangsrecht op dat moment. Wel blijft het onder het overgangsrecht mogelijk een bestaande kapitaalverzekering eigen woning over te sluiten in een ander als zodanig kwalificerend recht, mits het overeengekomen gegarandeerde kapitaal of te betalen bedrag niet wordt verhoogd en de looptijd niet wordt verlengd (art. 10bis.8).
RegeerakkoordIn het (inmiddels gewijzigde) regeerakkoord hebben VVD en PvdA een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. De eerste betreft de aftrekbaarheid van renten en kosten van restschulden. Deze maatregel is bij tweede nota van wijziging aan het wetsvoorstel toegevoegd. Wordt een eigen woning verkocht tegen een prijs die lager is dan de eigenwoningschuld, dan ontstaat een negatief vervreemdingssaldo. Schulden in verband met een negatief vervreemdingssaldo kwalificeren als een restschuld. De regeling is beperkt tot restschulden die ontstaan bij de vervreemding van een eigen woning in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017. De rente en kosten van deze restschuld blijven aftrekbaar gedurende een periode van vijf jaar na het tijdstip van de vervreemding van de eigen woning. Op 31 december 2012 bestaande restschulden komen niet in aanmerking voor renteaftrek.
De tweede maatregel betreft het maximale tarief waartegen de hypotheekrente kan worden afgetrokken. Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2014 het maximale tarief jaarlijks met een half procentpunt gaat dalen van het tarief van de vierde schijf (thans 52%) naar het tarief van de derde schijf (thans 42%).
ConclusieHet wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning voegt een aflossingseis toe aan de voorwaarden voor de kwalificatie van een schuld als eigenwoningschuld. De maximale termijn waarbinnen de belastingplichtige aanspraak kan maken op hypotheekrenteaftrek, blijft daarmee ongewijzigd. Feitelijk zal hij daar echter geen 30 jaar profijt van hebben. Door het annuïtaire aflossingsschema daalt de rentecomponent naarmate de tijd verstrijkt. Tegen het eind zal die zelfs lager zijn dan het eigenwoningforfait. Dankzij de Wet Hillen heeft de belastingplichtige dan effectief geen voordeel – maar ook geen nadeel – meer van de hypotheekrenteaftrek. Dit fenomeen zal zich eerder voordoen naarmate de eigen woning meer met eigen middelen wordt gefinancierd.Wordt niet aan de aflossingseis voldaan, dan kwalificeert de gehele schuld in beginsel niet meer als eigenwoningschuld. Om te voorkomen dat de aflossingseis in de praktijk wordt omzeild of tot al te rigoureuze beperking van hypotheekrenteaftrek leidt, voegt het wetsvoorstel zes artikelen toe aan het huidige art. 3.119a Wet IB 2001. Daarmee wordt een zeer technische regeling ingevoerd die voor de gemiddelde belastingplichtige nauwelijks meer valt te doorgronden. Dit was te voorkomen geweest door in plaats van een allesofnietsbenadering te kiezen voor een indienenvoorzoverbenadering. Bij deze laatste verliest een lening bij een aflossingsachterstand niet in haar geheel het karakter van eigenwoningschuld, maar is slechts de rente over die achterstand niet aftrekbaar. Wordt de achterstand vervolgens weer ingelopen, dan kwalificeert de gehele lening weer als een eigenwoningschuld.In deze benadering komt tevens de verplichting tot feitelijke aflossing te vervallen. Een dergelijke regeling is ook voorgesteld in het conceptrapport van de commissieVan Dijkhuizen. Maar gelet op de inhoud van het regeerakkoord lijkt het wetsvoorstel nagenoeg ongewijzigd te worden ingevoerd. Wel moet nog rekening worden gehouden met een aantal aanvullingen. <<<
Noten1 Kamerstukken II 2011/2012, 33 405, nr. 3, pag. 29 (MvT).
2 Kamerstukken II 2011/2012, 33 405, nr. 3, pag. 40 (MvT).
Algemeen■ �Mogelijke vergunningplicht bij advisering over verkoop
rechtspersoon 27
Vennootschapsbelasting■ �Formele zeggenschap uitgangspunt voor groepsbegrip
thincapregeling 27
Invordering■ �Te late melding betalingsonmacht wel tijdig voor
latere tijdvakken 27■ �Hof legde disculpatie bestuurdersaansprakelijkheid
verkeerd uit 28
Formeel belastingrecht■ �Geen gemachtigde, dan ook geen proceskostenvergoeding 28
■ �Hoge verzuimboeten voor te late vennootschapsbelasting terecht 28
■ �Uitnodiging voor zitting niet te laat 29
Erf- en schenkbelasting■ �Successierecht fors lager door gezamenlijke huishouding 29■ �Terechte navordering successierecht 29
Inkomstenbelasting■ �Verzamelbesluit over aanmerkelijk belang geactualiseerd 29■ �Afwaardering tbsvordering pas mogelijk na saldering
met schuld in box 3 30■ �IB van box 3 kan niet worden verrekend met belasting
korting abverlies 30■ �MKBwinstvrijstelling ook bij inbreng met terugwerkende
kracht 30
Algemeen
27december 2012 | nummer 6 | het Register
2012/49 Mogelijke vergunningplichtbij advisering over verkoop rechts-persoonBelastingadviseurs die zich bezighouden met de bemiddeling en begeleiding van fusies en overnames van actieve rechtspersonen, kunnen sinds 1 juli 2012 te maken krijgen met de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). Door een wijziging van deze wet, naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2012, valt het bemiddelen bij de verkoop van rechtspersonen onder de Wttvergunningplicht. De Nederlandsche Bank verwijst in bepaalde gevallen naar de vrijstellingsregeling van 13 juni 2012. Op grond van die regeling geldt onder bepaalde voorwaarden een vrijstelling, onder meer voor zover de rechtspersoon een onderneming drijft en de verkoop van de rechtspersoon geen verband houdt met beëindiging van die onderneming onder voortzetting van die rechtspersoon. In de toelichting bij de regeling staat dat hieraan niet is voldaan als de beëindiging pas na langere tijd is voorzien. Dit kan consequenties hebben voor de veelvoorkomende situatie van een holdingstructuur, waarbij de onderneming wordt uitgeoefend in de werkmaatschappij en het onroerend goed in de holdingvennootschap wordt gehouden, en bij de overdracht van de onderneming (de werkmaatschappij) niet direct ook de holding met het onroerend goed wordt verkocht – bijvoorbeeld vanwege de financierbaarheid daarvan – maar pas een aantal jaren later. Voor de bemiddeling of begeleiding bij de verkoop van de holding kan dan mogelijk een vergunningplicht op grond van de Wtt gelden.
■ Geen brondocument
Vennootschapsbelasting
2012/50 Formele zeggenschap uitgangspunt voor groepsbegrip thin-capregelingOp de valreep van de aangekondigde afschaffing van de thin capitalisation regeling per 1 januari 2013 heeft de Hoge Raad op 21 september 2012 nogmaals beslist dat het bij de vraag of sprake is van een groep in de zin van de thincapregeling, gaat om de verbondenheid van de betrokken rechtspersonen en niet om de vraag hoe een van die rechtspersonen de door haar in stand gehouden onderneming uitoefent, al dan niet in samenwerking met andere (rechts)personen. Op 18 november 2011 besliste de Hoge Raad al dat bij een meerderheidsbelang van een vennootschap in een andere vennootschap mag worden aangenomen dat deze vennootschappen met elkaar zijn verbonden in een groep (nr. 10/01719, LJN: BQ2860). Dit is slechts anders als het aannemelijk is dat een organisatorische verbondenheid ontbreekt, ondanks dat er een meerderheidsbelang aanwezig is.Eveneens op 21 september 2012 besliste de Hoge Raad dat de thincapregeling niet in strijd is met het EUrecht en verdragen.
■ Hoge Raad 21 september 2012, nr. 10/02824, LJN: BT1517 en nr. 10/05268, LJN: BT5858
Invordering
2012/51 Te late melding betalingson-macht wel tijdig voor latere tijdvakkenDe ontvanger stelde de enige bestuurder van een bv aansprakelijk voor de door de bv onbetaald gelaten naheffingsaanslagen btw en loonbelasting over tijdvakken in het jaar 2006. De bestuurder was het daar niet mee eens, omdat de betalingsonmacht telkens tijdig was gemeld. Hij ging in beroep, maar ving bot bij Hof Den Haag.
Jurisprudentie en wetgeving
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
28 het Register | december 2012 | nummer 6
Dat vond dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de bv de betalingsonmacht telkens schriftelijk had gemeld. De bv had op 20 juli 2006 alleen betalingsonmacht gemeld voor de loonbelasting over het tijdvak mei 2006, maar die melding was volgens het hof te laat en dus niet rechtsgeldig. De aansprakelijkstelling bleef in stand.In cassatie stelde de Hoge Raad voorop dat de bv op 20 juli 2006 de betalingsonmacht voor de loonbelasting over mei 2006 had gemeld. Dat betekende dat ze daar voor latere tijdvakken niet opnieuw melding voor hoefde te doen. De melding voor de loonbelasting over mei 2006 was weliswaar te laat gedaan, maar was niet te laat gedaan ten aanzien van de belasting over latere tijdvakken. De betalingsonmacht hoefde namelijk niet opnieuw te worden gemeld zolang nog sprake was van een betalingsachterstand en de ontvanger niet schriftelijk had laten weten de betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten.
■ Hoge Raad 21 september 2012, nr. 11/04755, LJN: BX7943
2012/52 Hof legde disculpatie bestuur-dersaansprakelijkheid verkeerd uitDe ontvanger kan personen die hun aandelen vervreemden in een vennootschap wier bezittingen in belangrijke mate bestaan uit beleggingen, aansprakelijk stellen voor de door de vennootschap verschuldigde vennootschapsbelasting. De ontvanger zal zo iemand aansprakelijk stellen als het vermogen van de vennootschap is verminderd door een andere oorzaak dan de normale bedrijfsvoering van de vennootschap. Dit kan zich voordoen als een vennootschap een herinvesteringsreserve vormt voor de boekwinst op een bedrijfsmiddel en die herinvesteringsreserve niet benut, maar de liquide middelen bijvoorbeeld gebruikt om uitkeringen te doen aan de aandeelhouder. Op enig moment zal blijken dat de vennootschap de herinvesteringsreserve niet heeft aangewend, zodat over de boekwinst vennootschapsbelasting moet worden betaald. Art. 40 Invorderingswet bepaalt dat de aandeelhouder dan aansprakelijk is voor de verschuldigde vennootschapsbelasting over de vrijval van de herinvesteringsreserve. In het zesde lid van genoemd artikel is nog wel een disculpatiemogelijkheid opgenomen: als de aandeelhouder bewijst dat het hem niet kan worden verweten dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is voor het betalen van de vennootschapsbelasting, vervalt zijn aansprakelijkheid.De Hoge Raad besliste onlangs dat de in art. 40 bedoelde aansprakelijkheid niet als voorwaarde stelt dat de aangesproken persoon een verwijt is te maken, in welke vorm dan ook. De objectieve omstandigheden in de wet zijn voldoende om hem aansprakelijkheid te kunnen stellen. Of de aandeelhouder een verwijt valt te maken, is alleen van belang als hij wil aantonen dat het niet aan hem is te wijten dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is voor het betalen van de vennootschapsbelasting. Het hof had de disculpatiemogelijkheid echter verkeerd uitgelegd door te beslissen dat degene die aansprakelijk is gesteld, van die aansprakelijkheid af komt als hij bewijst dat hij niet bewust verwijtbaar heeft gehandeld. Deze beslissing is volgens de Hoge Raad niet juist; het gaat erom dat de aandeelhouder bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is voor het betalen van de vennootschapsbelasting.
■ Hoge Raad 5 oktober 2012, nr. 11/01555, LJN: BW6516
Formeel belastingrecht
2012/53 Geen gemachtigde, dan ookgeen proceskostenvergoedingAls een belastingplichtige procedeert over een aanslag en zich daarin laat bijstaan door een gemachtigde, heeft hij recht op een proceskostenvergoeding als hij de zaak wint. Het in de arm nemen van een gemachtigde bij de belastingrechter is echter geen verplichting. Als een belastingplichtige zelf procedeert, maakt hij ook geen kosten en is er geen plaats voor een proceskostenvergoeding, ook niet als de rechter zijn beroep gegrond verklaard. Dit besliste de Hoge Raad in een procedure waarbij een rechtbank een vergoeding toekende voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van art. 1, onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht. De man had zich echter niet laten bijstaan door een derde, maar had alle proceshandelingen zelf verricht. De Hoge Raad was het in cassatie met de staatssecretaris van Financiën eens dat de proceskostenvergoeding daarom ten onrechte door de rechtbank was toegekend.
■ Hoge Raad 21 september 2012, nr. 11/02928, LJN: BX7940
2012/54 Hoge verzuimboeten voor te late vennootschapsbelasting terechtSinds 1 januari 2010 gelden voor bv’s die hun aangifte vennootschapsbelasting niet of niet tijdig indienen, fors hogere boeten dan voor ondernemers in de inkomstenbelasting die hun aangifte niet of niet op tijd indienen en dus een aangifteverzuim plegen. Hof Amsterdam besliste onlangs in twee procedures waarbij de bv’s zich probeerden te verschuilen achter hun (voormalige) belastingadviseur, die ondanks herinneringen en aanmaningen van de Belastingdienst de aangiften vennootschapsbelasting van de bv’s niet verzorgde. In de eerste zaak besliste het hof dat de bv niet had bewezen dat haar geen enkel verwijt trof, omdat ze een herinnering en een aanmaning had ontvangen om haar aangifte in te dienen en dus actie had moeten ondernemen. Het was niet voldoende dat ze haar adviseur telefonisch verschillende keren had gemaand om de aangifte (alsnog) tijdig in te dienen. De bv had zich er actief en zelfstandig van moeten overtuigen dat de aangifte ook daadwerkelijk tijdig werd ingediend.In de tweede zaak kreeg een bv een verzuimboete van € 2460 opgelegd omdat ze haar aangifte vennootschapsbelasting voor 2009 te laat had gediend. De bv stelde dat sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas). In de aanloopperiode van haar onderneming waren er namelijk financiële en organisatorische problemen geweest en was ze van adviseur veranderd. De voormalige adviseur zou de aangifte voor 2009 afhandelen, maar had dat niet gedaan. Het hof besliste dat geen sprake was van avas, omdat de bv bij de wijziging van adviseur de overgang van werkzaamheden goed had moeten regelen en zo nodig bij zowel haar oude als haar nieuwe adviseur had moeten informeren naar de stand van zaken over het indienen van de aangifte. Het hof zag geen reden de boete vanwege de financiële omstandigheden van de bv te matigen tot € 1230. Op het moment waarop de bv in verzuim was, waren de financiële omstandigheden sterk verbeterd. En nadat een nieuwe adviseur was aangetrokken, was orde op zaken gesteld, kwam financieel alles weer op de rit en keerde ook bancair de rust weer. Het feit dat de verzuimboete was opgelegd voor een jaar waarin verlies was geleden, was volgens het hof ook geen reden om de boete te matigen.
■ Hof Amsterdam 6 september 2012, nr. 12/00090, LJN: BX8220 en nr. 11/00924, LJN: BX8218
n n n n n
29december 2012 | nummer 6 | het Register
2012/55 Uitnodiging voor zitting niet te laatAls een belastingplichtige procedeert over een bepaalde aanslag of beschikking, volgt er op enig moment een uitnodiging voor de zitting. Omdat iedere partij de kans moet krijgen zich goed op een zitting voor te bereiden, is in de wet bepaald dat een uitnodiging voor de zitting ten minste drie weken van tevoren moet worden verzonden. De vraag die zich onlangs voordeed, was of die drie weken een fatale termijn vormden. De Hoge Raad had namelijk op 8 april 2011 beslist dat partijen ten minste drie weken voor de zitting moeten worden uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting (nr. 10/00574, LJN: BQ0405). Op 21 september 2012 nuanceerde hij deze regel enigszins.Een man ging in cassatie en stelde dat het hof hem niet op de juiste wijze had uitgenodigd voor de zitting, omdat het niet de termijn van drie weken in acht had genomen. Volgens hem was hij in zijn processuele belangen geschaad omdat hij hierdoor niet de mogelijkheid had gehad om nadere stukken in te dienen en eventuele getuigen op te roepen. De Hoge Raad verwees naar zijn uitspraak van 8 april 2011, maar besliste vervolgens dat een partij zich voldoende op het onderzoek ter zitting heeft kunnen voorbereiden als hij minder dan drie weken voor de datum van de zitting daarvan op de hoogte is gesteld en hij – in persoon of bij gemachtigde – op de zitting verschijnt zonder bezwaar te maken tegen het niet in acht nemen van die termijn. In dat geval verzet art. 8:56 Awb zich er niet tegen dat het onderzoek op die zitting plaatsvindt. Uit de uitspraak van het hof bleek dat de gemachtigde van de man op de zitting van het hof was verschenen.Uit dit arrest blijkt dus dat de termijn van drie weken niet heilig is. Als de uitnodiging voor de zitting weliswaar te laat is verzonden, maar de belastingplichtige en/of de gemachtigde gaan daar zonder morren in mee, vervalt in feite de mogelijkheid om een beroep te doen op art. 8:56 Awb. In zo’n geval heeft men zich blijkbaar toch voldoende op de zaak kunnen voorbereiden en is men dan ook niet in zijn processuele belangen geschaad.
■ Hoge Raad 21 september 2012, nr. 11/03370, LJN: BX7944
Erf- en schenkbelasting
2012/56 Successierecht fors lager door gezamenlijke huishoudingHof Den Haag besliste onlangs in een procedure over het tarief en de vrijstelling voor het successierecht in een samenwoonrelatie. Een vrouw was sinds 1964 weduwe. Ze was na het overlijden van haar echtgenoot niet hertrouwd en in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) stond ze niet als partner geregistreerd. Zelf overleed ze in 2006. In haar in 2004 opgemaakte testament had ze een man tot haar enige erfgenaam benoemd. Die man stond sinds september 1994 in het GBA op hetzelfde adres ingeschreven als de weduwe, maar pas in 2007 had hij die inschrijving laten wijzigen in woonadres. De inspecteur legde hem vervolgens een aanslag successierecht op van € 139.598, als verkrijger in tariefgroep 3. De man stelde daarop dat het tarief en de vrijstelling voor fiscale partners van tariefgroep 1 van toepassing waren.Hof Den Haag was het met de man eens dat sprake was van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en dat de feitelijke si
tuatie van een gemeenschappelijk hoofdverblijf zeer dicht werd benaderd. De man had bewezen dat hij vijf aaneengesloten jaren vóór het overlijden een gemeenschappelijke huishouding had gevoerd met de weduwe. Dat bleek ook uit zijn aangiften inkomstenbelasting over 2002 tot en met 2006, waarin hij de woning van de weduwe had opgegeven als eigen woning voor het eigenwoningforfait en had gekozen voor fiscaal partnerschap. Dat in de aangifte inkomstenbelasting 2006 van de weduwe de vraag ‘huisgenoot of echtgenoot’ met ‘nee’ was beantwoord, was volgens het hof niet van belang omdat dat het jaar van haar overlijden was. Verder was bij de berekening van haar AOW rekening gehouden met het feit dat ze een partner had. Het hof vond het aannemelijk dat dit de man was. Het verminderde de aanslag successierecht uiteindelijk tot € 516.
■ Hof Den Haag 15 mei 2012, nr. 11/00415, LJN: BX8107
2012/57 Terechte navordering successierechtErfgenamen van een nalatenschap kunnen bij het vaststellen van een aanslag erfbelasting een tegenstrijdig belang hebben. Zo kan in bepaalde gevallen een verlaging van de verkrijging bij de ene verkrijger leiden tot een verhoging bij de andere. Voor dit soort situaties heeft de inspecteur in art. 52 SW een bijzondere navorderingsmogelijkheid voorhanden. Voor deze navordering is geen nieuw feit vereist; slechts een tegenstrijdig belang volstaat.De Hoge Raad besliste onlangs in een procedure waarbij een in 2001 overleden vrouw in haar testament een ouderlijke boedelverdeling en een vruchtgebruiklegaat ten behoeve van haar echtgenoot had opgenomen. De aanslagen successierecht werden in maart 2003 overeenkomstig de aangiften opgelegd, maar de zoon van het echtpaar maakte bezwaar omdat hij het niet eens was met de uitleg van het testament. In januari 2009 verminderde de inspecteur uiteindelijk de aanslag successierecht van de zoon en legde naar aanleiding van die vermindering een navorderingsaanslag op aan de vader. Die stelde dat de aanslag was opgelegd buiten de wettelijke termijn.De Hoge Raad stelde vast dat op grond van art. 52 SW kan worden nagevorderd als van een verkrijger te weinig belasting is geheven doordat een aan een andere verkrijger opgelegde aanslag is verminderd. Voor de vraag of de navorderingsaanslag op tijd is opgelegd, is art. 66, lid 2 SW het uitgangspunt. Daarin is geregeld dat de termijn bij het opleggen van een navorderingsaanslag ingaat na de dag waarop de vermindering is verleend. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de vader dan ook ongegrond.
■ Hoge Raad 14 september 2012, nr. 11/02188, LJN: BX7158
Inkomstenbelasting
2012/58 Verzamelbesluit over aan-merkelijk belang geactualiseerdEr is een geactualiseerde versie uitgebracht van het verzamelbesluit van 23 november 2006 (nr. CPP2006/2674M) over aanmerkelijk belang. In het nieuwe besluit, dat op 15 september 2012 in werking is getreden, zijn de beleidsstandpunten verwerkt sinds de
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
30 het Register | december 2012 | nummer 6
wijziging van de aanmerkelijkbelangregeling in 2010. Aan het besluit zijn onderdelen toegevoegd over de nieuwe doorschuifregeling in het aanmerkelijk belang bij schenking. De overige hoofdpunten van het besluit zijn:– �als aan de in het besluit opgenomen voorwaarden wordt voldaan,
is bij de omvorming van gewone aandelen in preferente aandelen geen sprake van een vervreemding voor de abregeling. Het komt voor dat in samenhang met de omvorming gewone aandelen worden uitgereikt aan een ander, bijvoorbeeld een bedrijfsopvolger. Aan de hand van de tegenprestatie van deze toetreder kan diens rendement worden bepaald in de eerste jaren. Is dit rendement aanmerkelijk hoger is dan wat in zakelijke verhoudingen mogelijk zou zijn, dan is dit volgens de staatssecretaris een aanwijzing dat de vergoeding waarop de preferente aandelen recht geven, te laag is. Een relatief hoog rendement kan ook worden veroorzaakt door de kleine investering van de toetreder. In dergelijke gevallen is vaak duidelijk dat aan derden niet tegen dezelfde condities gewone aandelen zouden worden uitgereikt;
– �als aandelen onder een blokkeringsregeling vallen, is voor de abregeling pas sprake van een vervreemding op het moment dat aan de voorwaarden van de blokkeringsregeling is voldaan;
– �als een belastingplichtige geen aanmerkelijk belang meer heeft, is het mogelijk het nog niet verrekende verlies uit aanmerkelijk belang te laten omzetten in een belastingkorting in box 1. De staatssecretaris is onder nader te formuleren voorwaarden bereid goed te keuren dat een verlies uit aanmerkelijk belang ook gedeeltelijk kan worden omgezet in een belastingkorting. Voor het overige blijft het nog niet verrekende verlies dan beschikbaar voor latere verrekening in box 2.
■ Ministerie van Financiën 4 september 2012, nr. BLKB2012/101M
2012/59 Afwaardering tbs-vordering pas mogelijk na saldering met schuld in box 3Een dga had een lening aan zijn bv verstrekt. In september 2007 bedroeg de tbsvordering op de bv € 220.191. Daarnaast had hij een schuld aan de bv van € 184.455. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2007 waardeerde de dga de vordering in box 1 af ten laste van het resultaat uit ter beschikking gesteld vermogen, terwijl hij de schuld opnam in de rendementsgrondslag van box 3. Op 1 oktober 2007 verkocht hij de aandelen van de bv voor € 1. De inspecteur accepteerde de afboeking van de vordering op de bv niet en stelde dat dit bedrag moest worden verrekend met de schuld van de dga aan zijn bv. De dga stelde dat door de verantwoording van de vordering en de schuld in verschillende boxen, deze niet met elkaar konden worden verrekend in box 1.Hof Amsterdam leidde uit de verkoopovereenkomst van de aandelen af dat de vordering van de dga op de bv en diens schuld aan de bv met elkaar waren verrekend voordat de per saldo resterende schuld van de bv was overgedragen aan de koper van de aandelen. De vordering en de schuld waren door verrekening tenietgegaan. In de verkoopovereenkomst van de aandelen was expliciet vermeld dat de dga zijn netto rekeningcourantpositie verkocht, waarbij die positie werd omschreven als ‘de totale gesaldeerde positie van verkoper’. Het hof verklaarde het beroep van de dga ongegrond.
■ Hof Amsterdam 20 september 2012, nr. 11/00900, LJN: BX8796
2012/60 IB van box 3 kan niet worden verrekend met belasting- korting ab-verliesOp grond van art. 4.53 Wet IB 2001 kan een verlies uit aanmerkelijk belang dat onverrekend is gebleven, worden omgezet in een belastingkorting van 25% van genoemd verlies. De korting wordt verrekend met de inkomstenbelasting (en premies) over het inkomen van box 1. Rechtbank Haarlem besliste in een zaak waarin een voormalig aanmerkelijkbelanghouder in 2008 een inkomen in box 1 had van nihil en een inkomen in box 3 van een paar ton. Op 1 januari 2008 had hij een nog onverrekend verlies uit aanmerkelijk belang staan van meer dan een half miljoen. In 2007 en 2008 had hij geen aanmerkelijk belang meer, zodat hij de inspecteur verzocht een beschikking belastingkorting te verlenen van 25% van het onverrekende verlies uit aanmerkelijk belang. De inspecteur weigerde echter deze korting te verrekenen met de in box 3 verschuldigde inkomstenbelasting, omdat die uitsluitend kan worden verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting in box 1. De man vond dat onredelijk omdat hij geen inkomen in box 1 had en ook niet verwachtte dat in de toekomst te zullen hebben. Daardoor zou hij de belastingkorting nooit kunnen verrekenen. Volgens de man was de keuze van de wetgever om uitsluitend een vermindering van de verschuldigde inkomstenbelasting in box 1 toe te staan, niet rechtvaardig.De rechtbank besliste dat de man niet anders werd behandeld dan andere belastingplichtigen met een aanmerkelijkbelangverlies die wel inkomstenbelasting over box 1 zijn verschuldigd en die daarom de belastingkorting wel kunnen verrekenen. Het verschil in behandeling ligt niet in een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar is uitsluitend een gevolg van het feit dat de ene belastingplichtige wel en de andere geen inkomstenbelasting in box 1 is verschuldigd.
■ Rechtbank Haarlem 29 augustus 2012, nr. 11/4036, LJN: BX7205
2012/61 MKB-winstvrijstelling ook bij inbreng met terugwerkende krachtEen man dreef in een firma met zijn vader een voegersbedrijf. Op 14 maart 2007 stelden ze een intentieverklaring op tot inbreng van hun onderneming in een bv die op 31 mei 2007 werd opgericht. De resultaten van de onderneming kwamen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 voor rekening van de bv. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2007 gaf de voormalige ondernemer de stakingswinst aan en bracht daarop de MKBwinstvrijstelling in mindering. De inspecteur was het daar niet mee eens, omdat de man in 2007 geen onderneming meer dreef.De Hoge Raad besliste echter dat de enige eis die de wetgever bij de MKBwinstvrijstelling had gesteld, was dat de belastingplichtige ondernemer was in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001. De man had daarom in 2007 nog wel degelijk recht op de MKBwinstvrijstelling, zodat zijn beroep in cassatie gegrond was.
■ Hoge Raad 12 oktober 2012, nr. 11/03804, LJN: BX0947
<<<
n n n n n
Wet
gevi
ngD
e st
and
van
zake
npe
r 5 n
ovem
ber 2
012
■W
etsv
oors
tel +
MvT
TK
■Ve
rsla
g TK
■ No
ta n
.a.v
. ver
slag
TK
■ Ei
ndve
rsla
g TK
■Aa
ngen
omen
TK
■W
etsv
oors
tel E
K
■Vo
orlo
pig
vers
lag
EK
■ M
emor
ie v
an A
ntw
oord
EK
■Ei
ndve
rsla
g EK
■Aa
ngen
omen
EK
■St
aats
blad
■D
atum
inw
erki
ngtr
edin
g
BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB
Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB
BTW-richtlijn factureringsregels 32 877 1-1-2013
Verhoging griffierecht 33 071 Bij KB
Fiscale verzamelwet 2012 33 245 1-1-2013
Wijziging van de WIB 33 246 1-1-2013
Wet verlenging bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse 33 247 16-10-2012
Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1-1-2013
Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd 33 290 1-1-2013
Belastingplan 2013 33 402 1-1-2013
Overige fiscale maatregelen 2013 33 403 1-1-2013
Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer 33 404 1-1-2013
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning 33 405 1-1-2013
Wet elektronische registratie notariële akten 33 406 1-1-2013
Wet verhuurderheffing 33 407 1-1-2013
Wijziging Wet WOZ in verband met verruiming openbaarheid WOZ-waarde Bij KB
31december 2012 | nummer 6 | het Register
n n n
32 het Register | december 2012 | nummer 6
Vanaf 1 januari 2013 gaat u verplicht aangiftes IB en Vpb indienen via SBR. Een jaar later is het de beurt aan de aangiftes OB en de opgaves ICP om de overstap naar SBR te maken.
Dit artikel gaat met name in op de verplichtstelling vanaf 2013 en dus op de aangifte IB en Vpb.De op dit moment belangrijkste vraag voor u luidt: Is mijn softwareleverancier op tijd klaar voor SBR? Want u kunt als kantoor de invoering van SBR hoog op de agenda hebben staan, zonder de juiste software kunt u met SBR geen kant op. Uw leverancier van fiscale aangiftesoftware voor de IB en Vpb zal zeggen dat hij op tijd gereed is en dat u zich geen zorgen hoeft te maken om vanaf 2013 aangiftes in SBR samen te stellen en in te sturen. Maar hoe kunt u daar zeker van zijn? Laten we in elk geval hopen dat Logius – uitvoerder en bewaker van het SBRprogramma – op tijd aan de bel trekt als er gerede twijfel bestaat over de vraag of leveranciers op tijd klaar zijn, en dit dan ook tijdig aan de markt meldt. U kunt dan nog uitwijken naar een andere oplossing of softwareleverancier. De uitstelregeling, die verderop in dit artikel nog ter sprake komt, biedt u in elk geval wat lucht. Aan de andere kant wilt u de aangiftes voor uw IBklanten natuurlijk zo snel mogelijk de deur uit hebben.Zonder uitgebreid op de techniek en onderliggende (communicatie)protocollen in te gaan, moet u vanaf 2013 rekening houden met de volgende stappen voor het afhandelen van uw IB en Vpbaangiftes:1. stel binnen uw organisatie een certificaatbeheerder
aan en schaf tijdig een PKIoverheid services certificaat aan. De rol van certificaatbeheerder wordt in de praktijk meestal aan de systeembeheerder toegewezen. Dat kunt u natuurlijk ook zelf zijn;
2. zoals gezegd moet uw leverancier van fiscale aangif
SBR-software voor de belastingadviseurAls belastingadviseur heeft u het afgelopen najaar de SBR-aansluitda-gen en/of de intermediairdagen van de Belastingdienst bezocht. SBR kent voor u geen geheimen meer. U heeft al het juiste certificaat in huis en geïnstalleerd om aangifte te doen via Digipoort en uw IB- en Vpb-aangiftesoftware is ook al SBR-proof bij u op kantoor geïnstal-leerd. Of bent u nog niet zover? Dan kan dit artikel u mogelijk een eindje op weg helpen en u behoeden voor eventuele valkuilen.
tesoftware op tijd de juiste software uitleveren om IB en Vpbaangiftes in SBR aan te maken voor aangiftes over 2012;
3. uw cliënten moeten de IB en Vpbaangiftes kunnen accorderen vóór het inzenden ervan aan de Belastingdienst. Van belang hierbij is ook het leesbaar weergeven van een aangifte in SBRformaat. Het bewaken op tijdig accorderen, om aangiftes via Digipoort aan de Belastingdienst te verzenden, is een belangrijke functie. Functies als accorderen en verzenden kunnen deel uitmaken van uw fiscale aangiftesoftware, maar u kunt ook gebruikmaken van een apart cliëntportaal;
4. het verzenden van rapportages in SBRformaat aan de overheid geschiedt via Digipoort. Dit is de centrale voorziening van de overheid om elektronisch informatie uit te wisselen met bedrijven en hun intermediairs. Digipoort is voor gegevensuitwisseling met de Belastingdienst tevens de opvolger van BAPI. Bij communicatie met Digipoort gaat het om het verzenden van rapportages, alsmede het ontvangen en afhandelen van retourberichten. Als een bericht door een ontvangende partij wordt afgekeurd, moet u daarover tijdig worden geïnformeerd en de mogelijkheid hebben om een rapportage na herstel opnieuw te verzenden. Logius (www.logius.nl) is namens de overheid de beheerorganisatie achter Digipoort;
5. dossiervorming van SBRrapportages: ook achteraf moet de betrouwbaarheid van SBRrapportages, zoals de IB en Vpbaangiftes, kunnen worden vastgesteld. Dossiervorming van de rapportages zelf, retourberichten en statusmeldingen zijn daarbij van belang. Software moet automatisch zorg dragen voor dossiervorming. Zo kunt u ook uw cliënten informeren over de status van hun aangiftes.
Gerard Bottemanne
G. Bottemanne AA is verbonden aan
onderzoeksbureau GBNED
n n n
Op dit moment is de belangrijkste vraag: Is mijn softwareleverancier
op tijd klaar voor SBR?
Het is handig als de software tijdig waarschuwt voor het aflopen van de
geldigheidsduur van het certificaat
33december 2012 | nummer 6 | het Register
Zonder het juiste certificaat geen aangifte mogelijkVoor authenticatie – is de afzender degene die hij zegt te zijn – en versleuteling van gegevens wordt gebruik gemaakt van een PKIoverheid services certificaat bij het uitwisselen van gegevens met Digipoort. Allereerst is het belangrijk te weten dat het PKIoverheid services certificaat niet hetzelfde is als een BAPI certificaat en dat deze certificaten onderling niet uitwisselbaar zijn. Anders dan het BAPIcertificaat wordt een PKIoverheid services certificaat niet vanuit uw aangifte of boekhoudsoftware aangevraagd, maar doet u dat rechtstreeks bij een aanbieder van deze certificaten. Een tweede verschil is dat het BAPIcertificaat slechts door één aanbieder (KPN) wordt geleverd, terwijl het PKIoverheid services certificaat wordt geleverd door vier verschillende aanbieders, de zogenoemde Certification Service Providers (CSP).U heeft de keuze uit twee certificaattypen, te weten PKCS#10 en PKCS#12. Welk certificaat het beste bij u past, hangt af van uw organisatie en uw eigen wensen op dit gebied. Bij PKCS#10 maakt u zelf de sleutels en bezit alleen u de privésleutel. Bij een PKCS#12 zal de CSP de sleutels genereren en deze aan u overdragen. Bij een SaaSoplossing is een PKCS#12 vereist. Dat komt omdat u zelf geen sleutels kunt aanmaken op een (web)server van een SAASaanbieder. Van belang voor de aangiftesoftware is dat de certificaatgegevens op de juiste wijze worden meegenomen in de IB en Vpbaangiftes via SBR. Op deze wijze kan de authenticatie worden aangetoond aan de ontvangende partij, in dit geval de overheid. U kunt een PKIoverheid services certificaat aanschaffen bij een van de volgende vier CSP’s:1. KPN Corporate Market BV (http://certificaat.kpn.
com/sbrstandardbusinessreporting/)2. ESG de elektronische signatuur BV (https://www.de
electronischesignatuur.nl/web/nl/sbr)3. Quo Vadis Trustlink BV (http://www.quovadisglobal.
nl/DigitaleCertificaten/PKIOverheidCertificaten/SBR.aspx)
4. Digidentity BV (https://sslstore.digidentity.eu/)
Op de website van het SBRprogramma – www.sbrnl.nl – staat het volgende: ‘Het PKIoverheid services certificaat is bij elke CSP hetzelfde. De gebruikersvoorwaarden, prijzen en benodigde formulieren kunnen per leverancier verschillen.’ Bijvoorbeeld:n bij de ene CSP moet u zelf aan de gang om certificaat
sleutels aan te maken, terwijl een andere CSP deze kantenklaar aanlevert op een cd;
n of bij verlenging van het certificaat weer face to face authenticatie nodig is, hangt van uw certificaatleverancier af.
De certificaatbeheerder is degene bij wie (in ieder geval) de face to face authenticatie nodig is. Als u, door bijvoorbeeld vertrek, een nieuwe certificaatbeheerder aanstelt, dient dus weer een nieuwe face to face authenticatie plaats te vinden. Het is in elk geval aan te raden om samen met uw systeembeheerder de informatie over PKI
overheid services certificaten door te nemen die staat op: www.logius.nl/producten/toegang/pkioverheid/ en de hiervoor genoemde websites van de certificaataanbieders. Veelgestelde vragen over onder andere certificaten staan op www.sbrnl.nl/actueel/veelgesteldevragen. U kunt dan samen met uw systeembeheerder bepalen welke certificaatuitgever voor u de meest passende propositie in huis heeft. Uw softwareleverancier bij de certificaatkeuze betrekken is ook verstandig.
Geldigheid certificaat controlerenAnders dan bijvoorbeeld het oude BAPIcertificaat is het PKIoverheid services certificaat geen integraal onderdeel van de software, maar maakt de software er op het moment van verzenden gebruik van. Daarnaast is het handig als uw software beschikt over een automatische controle van de geldigheid van het PKIcertificaat en u tijdig waarschuwt voor het aflopen van de geldigheidsduur. Dat geeft u voldoende tijd om het certificaat te verlengen en elimineert het risico dat u er pas tijdens het verzenden achter komt dat dat u geen aangiftes meer kunt indienen.
Uitstel betekent geen afstelAls gebruiker van aangiftes via het BAPIkanaal is de Elektronische Kopie Aanslag (EKA) gemeengoed voor u. In het SBRtijdperk wordt de EKA vervangen door het Service Bericht Aanslag (SBA). In september jl. verscheen het volgende bericht in de media: ‘De SBA is zeer waarschijnlijk niet klaar op 1 januari 2013. Daarom zal in 2013 de EKA blijven bestaan naast de SBA. Kortom, het aangiftejaar 2012 kan ook in EKA worden ontvangen. De uitstelaanvraag voor het aangiftejaar 2012 moet u voor 1 april 2013 indienen. Om wat ruimte voor de kantoren te creëren, gaat het ministerie ermee akkoord dat u de uitstelaanvragen, evenals EKA/SBA, ook nog via het BAPIkanaal kunt aanvragen. Hierdoor wint u een aantal maanden tijd om uw organisatie SBRproof te maken.’
n n n SBR-software
Met de SBR Software Check kunt u nagaan in hoeverre uw softwareleverancier klaar is voor SBR
S B R
Alle informatie over het SBR vindt u in het dossier SBR op het ledendeel van de RB-website.34 het Register | december 2012 | nummer 6
Blijft u met de hand gegevens overnemen?In verreweg de meeste gevallen is de bron van ‘winst uit onderneming’ voor een IB of Vpbaangifte de boekhouding. In de praktijk kan hier nog rapportagesoftware als tussenschakel aanwezig zijn, maar die laten we hier omwille van de leesbaarheid buiten beschouwing. Veelal zijn er al koppelingen tussen boekhoud en aangiftepakketten om de gegevens van ‘winst uit onderneming’ uit te wisselen, zodat u deze cijfers tijdens het samenstellen van een aangifte niet handmatig hoeft in te geven. Door SBR al toe te passen binnen uw boekhoudpakket is het mogelijk om bij het uitwisselen van gegevens de saldi uit het grootboek direct in het juiste SBRformaat in het juiste aangifteveld te plaatsen. Zonder u met de techniek achter SBR lastig te vallen, spreken we dan over het koppelen van de grootboekrekeningen binnen uw boekhoudpakket aan de juiste taxonomieelementen, ook wel ‘taggen’ genoemd. Een SBRrapportage, zoals ook een IB en Vpbaangifte in SBR dat zijn, is namelijk altijd opgebouwd uit vast bepaalde taxonomieelementen. Zo valt in het SBRtijdperk een directe koppeling te maken tussen het grootboek en de winst uit onderneming van een IB of Vpbaangifte.
De SBR Software CheckOm na te gaan in hoeverre uw softwareleverancier klaar is voor SBR en welke keuzes daarbij zijn gemaakt, kunt u de SBR Software Check raadplegen. Dit is een gezamenlijk initiatief van tien koepelorganisaties van accountants en administratiekantoren en fiscaal intermediairs – waaronder het RB – die deelnemen aan het koepeloverleg van het SBRprogramma. De SBR Software Check probeert u zo actueel mogelijk te informeren over SBR. Niet alleen over de voortgang van SBR bij uw softwareleverancier, maar bijvoorbeeld ook over de vele SBR/XBRLbegrippen in relatie tot uw software.Bij de SBR Software Check is voor wat betreft de structuur van de lijst van productkenmerken gekozen voor een procesmatige invalshoek. Daarmee wordt het volledige ketenproces gevolgd, om zo alle mogelijke SBRfunctionaliteiten te checken. Het proces is hierbij verdeeld in zestien rubrieken of aandachtsgebieden.Buitengewoon handig is een ‘verklarende woordenlijst’ die is opgenomen bij de SBR Software Check met uitgebreide uitleg van talloze SBRbegrippen. Het downloaden van deze verklarende woordenlijst voordat u met de SBR software Check aan de gang gaat, is zeker aan te bevelen. U vindt een en ander op www.sbrsoftwarecheck.nl.
Ten slotteAls u twijfelt over het tijdig beschikbaar komen van de (aangifte)software, meldt dit dan bij het SBRprogramma van Logius en zorg desnoods voor een uitwijkmogelijkheid. Probeer uw aangiftes dan bijvoorbeeld af te handelen via een collegakantoor in de buurt dat met een ander fiscaal aangiftepakket werkt. Het is sowieso aan te raden periodiek te overleggen met kantoren bij u in de buurt of via uw koepelorganisatie. <<<
Dat u voor het ontvangen van EKA’s voorlopig gebruik zult blijven maken van het BAPIkanaal, lijkt een feit. Aanvragen van uitstel via het BAPIkanaal is echter alleen zinvol als uw aangiftesoftware niet op tijd SBRproof is – en u later IB en Vpbaangiftes gaat indienen of alsnog overstapt naar andere aangiftesoftware – of als u te laat bent met het aanvragen van een PKIoverheid services certificaat.
n n nn n n
35december 2012 | nummer 6 | het Register 35
Schoenmakers vreest dat het artikel van Gerard Bottemanne over SBR in dit nummer – hoezeer daarin ook is getracht de SBRtransitie zo eenvoudig mogelijk te beschrijven – voor veel lezers
toch een brug te ver is. ‘Van de enorme hoeveelheid aanbieders van SBRsoftware zijn er voor de fiscalist pur sang eigenlijk maar zeven interessant: Elsevier, Kluwer, Sdu, Tecknow, Primaccount, Afas en Unit4. Ik heb er een paar bekeken en heb kunnen constateren dat heel veel zaken waarvan Bottemanne zegt dat je daarop moet letten bij de keuze van het juiste pakket, al keurig zijn geregeld, dan wel dat is aangekondigd wanneer de desbetreffende update zal worden uitgeleverd. En mocht het zo zijn dat het gros van de pakketten nog niet klaar is en de SBRsoftware dus niet doet watie moet doen, dan hebben wij als adviseurs misschien een probleem, maar de Belastingdienst heeft dan nog een veel groter probleem. De oplossing is dan niet, zoals Bottemanne adviseert, om naar je buurman te stappen die wel een werkend pakket heeft of een ander pakket aan te kopen. In de eerste plaats al niet omdat je niet zomaar overstapt op een ander pakket, want een adviseur gaat het primair om de fis
cale functionaliteit en niet zozeer om de mogelijkheden van SBR/XBRL. En in de tweede plaats niet omdat je met historische data zit die bij een overstap naar een ander pakket niet meer beschikbaar zijn. Kortom, louter omwille van een SBRfunctionaliteit zul je als fiscalist van zijn levensdagen niet overwegen om van pakket te switchen.’‘Een voorbeeld. We zitten hier met vijf fiscalisten. Nadat ze een aangifte hebben opgesteld en deze door de klant is goedgekeurd, drukken ze op de knop voor verzenden. Wat er daarna qua technische communicatie gebeurt, boeit ze voor geen meter. Dus ook niet of daar een BAPIcertificaat of een PKIcertificaat aan te pas komt, laat staan of deze laatste van het type 10 of 12 is. SBR is gewoon een communicatietool, niks meer en niks minder, en de softwareleverancier zal dat gewoon in zijn pakketten moeten implementeren. Hij zal inderdaad wel moeten, want anders prijst hij zichzelf immers uit de markt.’
OndernemingenOok ten aanzien van de gegevensaanlevering vanuit de ondernemingen ziet Schoenmakers geen problemen. ‘Al
De doorsnee fiscalist gaat amper iets merken van wat zich achter de schermen rond SBR afspeelt en zal als vanouds zijn werk kun-nen doen. Voor hem zijn er eigenlijk maar een stuk of zeven aanbie-ders van IB- en Vpb-software interessant, en die zullen er alles aan doen om hun pakket naar behoren te laten werken. Anders zijn ze immers in no time out of business. Dat zegt Twan Schoenmakers, oud-bestuurslid van de NFB en iemand die zich al sinds jaar en dag met fiscale automatiseringsvraagstukken bezighoudt, maar zich in de eer-ste plaats fiscalist voelt. Dat laatste is hij trouwens ook, en wel bij de BESgroep Accountants & Belastingadviseurs in Malden.
Door Ton Kamminga
Twan Schoenmakers FB: niet zo moeilijk doen over SBR
n n nn n n
‘SBR is geen haarlemmerolie: elke import staat of valt met de juiste koppeling’
36 het Register | december 2012 | nummer 636 het Register | december 2012 | nummer 6
‘ Wat er na het indrukken van de verzendknop gebeurt, boeit fiscalisten voor geen meter’
sinds jaar en dag krijgen ondernemingen het advies om een boekhoudpakket te gebruiken dat door het kantoor wordt ondersteund. En via de exportfunctie kunnen de gegevens dan gemakkelijk worden ingelezen. Een volgende stap is dat het kantoor ‘remote’ de systemen bij de klant overneemt en uiteindelijk zullen internetgeöriënteerde boekhoudpakketten hoe langer hoe meer in zwang raken. Daar heb je dus al helemaal geen uitwisselingsproblemen. Wel is het zo dat met behulp van SBR ook uitwisseling met vreemde pakketten makkelijker wordt. Maar het is geen haarlemmerolie: elke import staat of valt met de juiste koppeling, tagging genaamd. Een onjuiste tagging maakt dat je soms net zo veel tijd kwijt bent aan het opsporen van de fout, als wanneer je alles handmatig had ingevoerd.’
EenpitterVolgens Schoenmakers geldt het hele verhaal onverkort voor de eenpitter. Die kan dus net zo goed probleemloos overstappen, maar zal er overigens ook geen enkel voordeel van hebben. ‘Een eenpitter heeft vaak de wat kleinere klanten. Die zullen, voor zover ze zelf de boekhouding invoeren, doorgaans het pakket gebruiken dat hun adviseur hen heeft aangeraden. En leveren ze hun gegevens separaat aan, dan zal de adviseur ze in zijn pakket verwerken. Dat is zo en dat blijft zo. In die slag valt geen enkel SBRvoordeel te behalen. Pas wanneer de accountant tevens de aangifte bij de Belastingdienst moet aanleveren, zal hij de benodigde gegevens in het fiscale pakket moeten importeren. Wellicht dat dit met SBR iets makkelijker gaat, maar voor het overige is het dezelfde druk op de knop als bij de pure fiscalist. Ook hem zal het dus een zorg zijn of dat met een BAPI of een PKIcertificaat gebeurt.’
Banken en andere uitvragersUitsluitend de aanlevering van IB en Vpbaangiften via SBR is straks verplicht, maar ook de Kamer van Koophandel, het CBS en de banken zien deze manier van gegevensverstrekking wel zitten. Al deze uitvragers bezingen
n n n
‘Straks gooien de banken dat werk gewoon bij ons over de schutting’
‘Wie zijn PKI-certificaat nog niet heeft geregeld, moet dat als de
wiedeweerga gaan doen’
37december 2012 | nummer 6 | het Register
de kostenbesparingen die ermee zijn te realiseren, maar Schoenmakers vraagt zich af waar het voordeel voor de fiscalist dan in zit. ‘Kijk, in fiscale pakketten zit qua SBRaanleveringsmogelijkheden niets spannends. Maar in boekhoud en jaarrekeningpakketten zitten mogelijkheden waarmee je bijvoorbeeld rapportages bij de banken kunt aanleveren. Daarbij veronderstellen de banken dat wij gegevens uit onze databases kunnen verstrekken die we in werkelijkheid volstrekt niet hebben. Zo vragen ze om het aantal vierkante meters verkoopruimte, maar voor ons is slechts het geldelijk effect van de huurovereenkomst van belang, dus het aantal vierkante meters leggen wij niet vast in onze systemen. Met als gevolg dat ons extra werk wordt opgedrongen. Nu is het nog de account manager van de bank die dit soort gegevens zelf boven water moet zien te krijgen. Met andere woorden, straks gooien de banken dat werk gewoon bij ons over de schutting. En als we de klant daarvoor dan kosten in rekening brengen, krijgen wij het verwijt te slikken dat SBR de kosten toch zou drukken?’‘Het is net als destijds met de verplichte digitale winstaangifte’, vervolgt Schoenmakers. ‘Daar zou sprake zijn van een winwinsituatie, maar in werkelijkheid werd het een win-small lose. En die lose was vanzelfsprekend voor de belastingadviseur. Ons waren de volgende mogelijkheden beloofd: digitaal bezwaar kunnen maken, en elektronische aanslagen zodanig binnen krijgen dat matching mogelijk wordt en nietmatching automatisch een bezwaarschrift genereert. Tot op de dag van vandaag blijven we van die mogelijkheden verstoken.’Ook ten aanzien van de voordelen bij het aanleveren van stukken aan andere partijen blijft Schoenmakers kritisch. ‘Neem de Kamer van Koophandel. Elk fatsoenlijk jaarrekeningenpakket maakt met één druk op de knop een extract dat voldoet aan de eisen van de publicatieplicht. Mij zal het daarbij toch een biet zijn of ik dat nu op papier, als pdf of als SBR aanlever? Maar voor de Kamer van Koophandel ligt dat heel anders: alles wat op papier binnenkomt, moeten ze daar scannen, waarbij ze een en ander vanwege de fraudegevoeligheid ook nog moeten ontdoen van eventuele handtekeningen. Datzelfde geldt voor aangeleverde pdf’s, die soms bovendien vele Mb’s groot zijn omdat ze ongecomprimeerd zijn gescand. Krijgen ze de gegevens via SBR binnen, dan besparen ze zich inderdaad een hoop extra werk. Maar waar zit mijn voordeel dan?’
Veel lawaai om niksSchoenmakers is er heel stellig over: het hele SBRgebeuren is veel lawaai om niks. ‘Alle softwareleveranciers attenderen hun klanten op het feit dat ze tijdig de nieuwe certificaten moeten aanvragen. Al dan niet rechtstreeks bij een van de aanbieders, dan wel middels inschakeling van een servicepartij als PKIPartners. Bijvoorbeeld Elsevier werkt daar mee samen. Die partij kan je het hele circus uit handen nemen, en dat is vooral prettig voor kleinere kantoren met weinig of geen softwarekennis. Handig is ook wanneer de authenticatie ten kantore kan plaatsvinden, zeker in geval van face tot face identificatie
van meerdere personen binnen de organisatie. Uit concurrentieoverwegingen bieden inmiddels al die certificaatleveranciers de mogelijkheid van identificatie op locatie aan.’Op dat certificaatgedoe na merk je eigenlijk helemaal niets van SBR, benadrukt Schoenmakers nogmaals. De invulschermen van de diverse softwareleveranciers zien er nog precies hetzelfde uit. ‘Het is zelfs zo’, zegt Schoenmakers, ‘dat er pakketten zijn die het hele fiscale traject afronden zoals voorheen bij BAPIverzending, en die vervolgens pas als laatste handeling dit bestand naar SBR omzetten. Dat doen ze uit voorzorg. Want stel dat SBR aan de zijde van de ontvanger – de Belastingdienst – toch niet goed blijkt te werken, dan moet er onvermijdelijk worden teruggegrepen op BAPI. Dus onderhuids blijft de BAPIverzendmogelijkheid voorlopig ongetwijfeld ook voor de IB en Vpb 2012 standaard in het pakket zitten, al was het maar omdat de inzending van de IB en Vpb van oudere jaren, alsmede de OB en LH nog gewoon via BAPI mag verlopen.’
AdviesTer afsluiting haalt Schoenmakers nog aan dat het belangrijkste advies dat hij de collega’s in den lande kan meegeven, is dat, wanneer ze hun PKIcertificaat nog niet hebben geregeld, ze dat als de wiedeweerga moeten gaan doen. Het niet tijdig aanvragen van het PKIcertificaat ligt qua verantwoordelijkheid voor 100% bij de individuele adviseur, dit in tegenstelling tot het al dan niet tijdig klaar zijn van de SBR/XBRLfunctionaliteit in de software. <<<
Wanneer een dga grensoverschrijdend werkzaam is, dient eerst te worden bepaald welk socialezekerheidsstelsel van toepassing is om na te gaan of
überhaupt de regels van de Zvw toepassing vinden. In Europees verband wordt dit geregeld in Europese Verordeningen. Per 1 mei 2010 is een nieuwe (basis)verordening in werking getreden (2004/883) waarop onlangs nog een wijziging is doorgevoerd met overgangsrecht.1 Complicerende factor daarbij is dat op het moment van de invoering van de Zvw nog de oude verordening van toepassing was (1408/71). Door het overgangsrecht is deze in bepaalde situaties ook nog relevant. In de praktijk mogen al voor de vaststelling van het toepasselijk recht drie verordeningen worden geraadpleegd.Van belang is dat men, alvorens naar de verordeningen te grijpen, eerst in het land of de landen waar wordt gewerkt, naar nationaal recht beoordeelt of de werkzaamheden als dga in loondienst, dan wel anders dan in loondienst dienen te worden beschouwd. De statutair zaakvoerder van een Belgische BVBA is vanuit Belgische context altijd werkzaam anders dan in loondienst. De statutair zaakvoerder van een Franse S.A. wordt daarentegen in beginsel aangemerkt als werkzaam in loondienst.Vanuit Nederlandse context werd daarbij voor de toepassing van de (oude) Verordening 1408/71 iemand die als
De ziektekosten-verzekering van de grensoverschrijdende dga
Kurt van Heere-waarden
Mr. K.A. van Heere-waarden FB is
werkzaam bij Van Oers International
te Breda
Op het moment van afsluiten van deze bijdrage komt Nederland net bij van de tumultueuze discussie over de voorgenomen inkomensafhankelijke ziektekosten-premie vanaf 2014. Dit terwijl men in de uitvoeringssfeer nog immer doende is met de verwerking van de grote wijzigingen in 2006 op ziektenkostengebied, de invoering van de huidige Zorgverzekeringswet (Zvw). Nationaal beschouwd reeds een grote wijziging, internationaal veelal een doolhof van regels. In deze bijdrage ga ik nader in op deze problematiek voor de buiten Nederland, maar wel in de EU wonende directeur-grootaandeelhouder (dga).
dga werkzaamheden verricht in Nederland, aangemerkt als iemand die werkzaamheden verricht in loondienst (dus als werknemer). Verordening 1408/71 sloot daarbij aan bij de Nederlandse Wet LB 1964. Deze wet kwalificeert een dga als werknemer.2 Verordening 883/2004 sluit echter niet langer aan bij de Nederlandse Wet LB, maar bij de Nederlandse socialezekerheidswetgeving (art. 1, letter b Vo883/2004).
OvergangsrechtVoor het overgangsrecht, dat in beginsel nog tien jaar van toepassing is voor ongewijzigde situaties na inwerkingtreding van Verordening 883/2004, is dit onderscheid dan ook nog steeds relevant. Centrale vraag voor de huidige verordening is of de dga sociaal verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Is deze niet verzekerd, dan is deze anders dan in loondienst werkzaam en geschiedt de aanwijzing middels de kernbepaling van art. 13 Verordening 883/2004. Dit artikel bepaalt dat op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, de wetgeving van toepassing is van de lidstaat waar hij woont, als hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht, dan wel de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, als hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
n n n n
38 het Register | december 2012 | nummer 6
n n n n
De beoordeling of een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in een lidstaat wordt verricht, gebeurt in geval van een werkzaamheid anders dan in loondienst, aan de hand van de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of het inkomen. In het kader van een algemene beoordeling geldt een aandeel van minder dan 25% voor de bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van de werkzaamheden niet in de betrokken lidstaat wordt verricht. Onder de thans geldend toewijsregels resulteert dit erin dat men slechts in één land verzekerd is. Dit in tegenstelling tot de oude verordening, waarin stelsels van meerdere landen van toepassing kunnen zijn. De bekendste uitzondering in dit kader is daarbij ongetwijfeld art. 14quater, die in de verhouding met België bepaalt dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is ten aanzien van de in Nederland verrichte werkzaamheden en de Belgische wetgeving ten aanzien van de aldaar verrichte werkzaamheden. Gelet op het overgangsrecht kan deze situatie zich derhalve nog steeds, al dan niet gewenst, voordoen.Is een dga onder de huidige verordening in het ene land werkzaam in loondienst en in het ander land anders dan in loondienst, dan is het socialezekerheidsstelsel van toepassing van het land waar deze werkzaam is in loondienst. De Europese toewijzingsregels zijn dwingendrechtelijk en overrulen derhalve de nationale wettelijke bepalingen.
Nationale positie van de dgaAangezien de nationale wetgeving van belang is voor de toewijzingsregels, wordt men hier al mee geconfronteerd voordat Nederland überhaupt wordt aangewezen als het toepasselijk land, waardoor de Zvw van toepassing wordt. De socialeverzekeringsplicht van de dga wordt feitelijk beheerst door de Regeling aanwijzing directeurgrootaandeelhouder. Een dga in de zin van deze regeling is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Genoemde regeling bepaalt wat in het kader van de werknemersverzekeringen wordt verstaan onder het begrip dga. De regeling sluit zo dicht mogelijk aan bij de criteria die in de uitvoeringspraktijk en jurisprudentie worden gehanteerd bij de beoordeling van de verzekeringsplicht. De hoofdregel is dat de dga niet verplicht is verzekerd voor de werknemersverzekeringen als hij voldoet aan een of meer van de volgende criteria:n hij bezit, al dan niet samen met zijn echtgenoot, ten
minste de helft van de aandelen;n hij kan niet zonder zijn medewerking worden ontsla
gen of geschorst;n hij kan samen met andere dga’s een gelijk of nagenoeg
gelijk aantal stemmen uitbrengen;n ten minste twee derde deel van de aandelen is in het
bezit van zijn bloed of aanverwanten tot en met de derde graad.
De eventueel meewerkende echtgenoot en de overige gezinsleden van de dga zijn alleen verplicht verzekerd als hun arbeidsvoorwaarden gelijk zijn aan die van de overi
ge werknemers. Als er geen andere werknemers zijn, kan niet worden aangetoond dat zij onder gelijke arbeidsvoorwaarden werkzaam zijn en zijn zij om die reden niet verzekerd. Deze kwalificatie werkt zoals gezegd door naar de nieuwe verordening. Als de Europese toewijzingsregels terugverwijzen naar de Nederlandse toepasselijke wetgeving, komen we vervolgens uit bij de nationale regels van de Zvw.
De Nederlandse Zvw ten aanzien van de dga in kort bestekPer 1 januari 2006 is de Wet op de Zorgverzekeringwet in werking getreden. Iedereen die van rechtswege is verzekerd voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWZ), is verplicht tot het afsluiten van een zorgverzekering voor ten minste de basisdekking bij een Nederlandse zorgverzekeraar. De basisverzekering is derhalve verplicht. Deze ziet op basiszorg (huisarts, ziekenhuis). De wet schrijft voor dat de verzekeraar verplicht is iedereen voor die basisverzekering te accepteren. Voor de aansluiting bij de zorgverzekeraar betaalt men enerzijds een zogenoemde nominale bijdrage die rechtstreeks aan de verzekeraar verschuldigd is. De hoogte varieert naargelang sprake is van naturapolis of restitutiepolis. Bij een naturapolis wordt in de basis alles geregeld en voldaan zolang men naar het ziekenhuis of de huisarts gaat waarmee de zorgverzekeraar een contract heeft. Bij restitutiepolis bestaat in beginsel een vrije keus qua arts en ziekenhuis.
De Zvw kent daarnaast nog een inkomensafhankelijke bijdrage die de inhoudingsplichtige (bv) dient af te dragen aan de Belastingdienst. Het bijdrageinkomen omvat niet enkel het loon, maar ziet ook op periodieke uitkeringen, lijfrenten, pensioenen, winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. Als via inhoudingen nog niet het maximum is afgedragen, kan bij een hoger bijdrageinkomen via de aangifte nog een aanvullend bedrag verschuldigd zijn. Het bijdrageinkomen is daarbij gemaximeerd op € 50.000 (2012). De inkomensafhankelijke bijdrage kent twee tarieven. Het standaardtarief bedraagt 7,1%, het verlaagde tarief is vastgesteld op 5% (2012). In beginsel is de inhoudingsplichtige thans
De Europese toewijzingsregels zijn dwingendrechtelijk en overrulen derhalve de nationale wettelijke
bepalingen
De dga is niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen als hij
voldoet aan bepaalde criteria
39december 2012 | nummer 6 | het Register
n n n n Ziektekostenverzekering
nog verplicht de inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden. Die verplichting is er niet als de lage bijdrage van toepassing is. Vanaf 2013 komt deze vergoedingplicht te vervallen.Als een dga als bedoeld in de Regeling dga aandelen houdt, is benoemd als statutair bestuurder en als zodanig is ingeschreven in het Handelsregister, kan worden volstaan met de lage bijdrage van 5%. Als de bijdrage wordt vergoed, vormt deze onderdeel van het belastbaar loon. Bij een laag inkomen bestaat recht op een tegemoetkoming in de vorm van zorgtoeslag.De inhoudingsplicht geldt onder voorwaarden ook voor een buitenlandse inhoudingsplichtige. Dit speelt wanneer de dga bijvoorbeeld in zijn woonland ook voor een aldaar gevestigde entiteit werkzaam is, hetgeen in de praktijk geregeld voorkomt. Hof Den Bosch oordeelde daarover dat, gelet op doel en strekking van de wet, onder inhoudingsplichtige in de zin van de Zvw ook de werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) dient te worden begrepen.3 Het hof maakte dit op uit de parlementaire behandeling van de Zvw. Dit betekent dat een werkgever in de zin van de Wfsv ook de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw op het loon dient in te houden en af te dragen – en te vergoeden – ook al is geen sprake van een inhoudingsplichtige in de zin van de Wet LB. Met de invoering van de Wet uniformering loonbegrip met ingang van 2013 wordt dit expliciet in de wettekst opgenomen. In voorkomende gevallen speelt daarbij ook de gebruikelijkloonregeling
een rol, die zich immers ook uitstrekt tot de premieplicht.4
Zorg in het woonlandDe dga zal in een voorkomend geval ook een beroep wensen te doen op medische zorg in diens woonland. Als hij is verzekerd voor de Zvw, kan hij de kosten van deze zorg op twee manieren vergoed krijgen:n door de Nederlandse zorgverzekeraar; ofn via de zorginstantie in het woonland.5 Dit kan door
zich met een formulier S1 (voorheen formulier E106) dat via de Nederlandse zorgverzekeraar kan worden verkregen, te laten inschrijven bij de betrokken instantie in het woonland.
De Nederlandse zorgverzekeraar zal daarbij de vergoeding verstrekken overeenkomstig de voorwaarden van de polis (natura, restitutie, eigen risico). De buitenlandse instantie zal daarbij qua vergoedingen aansluiten bij de beperkingen en normeringen zoals die in het woonland onder de vigerende dekking gelden.
EHICVoorts bestaat recht op een Europese gezondheidskaart, oftewel een European Health Insurance Card (EHIC). Met de EHIC heeft de verzekerde echter enkel recht op noodzakelijke medische zorg tijdens een tijdelijk verblijf in het buitenland. De EHIC is alleen geldig in landen die vallen binnen de EU.
rook
76 /
Shut
ters
tock
.com
het Register | december 2012 | nummer 640
n n n n
Aanvullende verzekeringOf daarnaast nog een aanvullende verzekering – en in welk land – zinvol is, dient van geval tot geval te worden beoordeeld. Is deze noodzakelijk in het land waar men de zorg wenst te betrekken? In de regel is het raadzaam om de aanvullende polis af te sluiten in het land waar men de zorg zal gaan gebruiken. Ook de kosten van een aanvullende polis kunnen in de afweging worden meegenomen. Daarbij is tevens de vraag van belang of de aanvullende polis ook kan worden gecontinueerd nadat men met pensioen gaat.
Buitenlandse verzekeringsplichtAls de toewijzingsregels verwijzen naar het buitenlands toepasselijk recht van het woonland, zal men verzekerd zijn ingevolge de regels van dat land. De vergoedingen en verstrekkingen worden daarbij beheerst door de regels overeenkomstig de dekking in het woonland.
De gepensioneerde dgaBijzondere aandacht verdient de problematiek van de gepensioneerden, ook wel de postactieven genoemd. Ook hier bepalen de Europese toewijzingsregels van Verordening 883/2004 dwingend welke lidstaat bevoegd is. Veel dga’s zullen na hun pensionering enkel pensioen ontvangen uit Nederland, en dan als zogenoemde verdragsgerechtigde verzekerd zijn ‘via Nederland’. Na pensionering bestaat dan recht op medische verstrekkingen overeenkomstig de regels van het woonland, maar dit dan wel ten laste van Nederland.De verdragsgerechtigde dient zich te melden bij het College van Zorgverzekeringen (CVZ) te Diemen, die de verzekering van de verdragsgerechtigden regelt. De zorgbijdrage wordt daarbij berekend alsof de verdragsgerechtigde in Nederland woont. De verdragsgerechtigde betaalt derhalve zogenoemde pseudobijdragen voor de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. De verschuldigde bedragen worden daarbij vermenigvuldigd met de factor van het woonland, de zogenoemde woonlandfactor. Deze factor is ingevoerd nadat een groep Nederlanders in het buitenland met succes een proces tegen de Nederlandse Staat aanspande, omdat ze de kosten niet in verhouding tot de rechten vonden staan. De woonlandfactor zorgt er sindsdien voor dat de premie hoger of lager wordt naarmate het woonland meer of minder zorg verleent dan in Nederland gebruikelijk is. Hij wordt berekend door de gemiddelde zorgkosten van het land waar de dga woont, te delen door de gemiddelde zorgkosten van Nederland. De woonlandfactor wordt voor elk land jaarlijks opnieuw vastgesteld.Het CVZ verstrekt aan de verzekerde een formulier S1 (oud E121) waarmee deze zich kan inschrijven bij de zorginstantie van het woonland. De verdragsgerechtigde kan voor zijn zorg vervolgens terecht in zijn woonland onder de voorwaarden die daar gelden onder het systeem. Maar tevens bestaat recht op zorg in het pensioenland (Nederland) op grond van de toepasselijke regels – eigen risico etc. – van het daar geldende systeem.6 Buiten deze twee landen kan slechts na voorafgaande toestemming van
het CVZ een geplande behandeling worden ondergaan. Uitzondering hierop is de medisch noodzakelijke hulp die via de EHIC wel is toegestaan.
De problematiek van de aanvullende verzekering na pensioneringDe praktijk leert dat veel dga’s zich qua zorg tijdens hun actieve periode veelal wenden tot Nederland en dan ook een aanvullende verzekering in Nederland afsluiten. Een probleem blijkt daarbij veelal te ontstaan op het moment van pensionering. Hoewel de aanvullende verzekering in principe volledig los kan worden gezien van de basisverzekering, wordt ze pardoes door de verzekeraar opgezegd op het moment dat de basisverzekering komt te vervallen. Dat probleem werd reeds bij de invoering van de Zorgverzekeringwet gesignaleerd. De minister antwoorde destijds op Kamervragen hierover dat zij de mening was toegedaan dat het eenvoudig opzeggen van de verzekeraar in strijd was met de goede trouw, de redelijkheid en de billijkheid. Op grond van het Europese recht mocht de minister evenwel niet tussenbeide komen.7 Eind 2010 zijn hierover nog specifiek in relatie met de opzegging na pensionering vragen gesteld aan de Europese Commissie; bij monde van de heer Andor werd nog eens aangegeven dat dit een privaatrechtelijke kwestie betreft waarin de Europese Commissie niet bevoegd was.8
Na pensionering blijkt veelal in het woonland geen aanvullende verzekering meer mogelijk, dan wel onder dusdanige voorwaarden – lees: hoge premies – en uitsluitingen dat dit niet meer te doen is. Het is raadzaam om hier al vroegtijdig op te anticiperen door dan maar een verzekering in het woonland af te sluiten. Een alternatief is ook doorwerken, waardoor men onderworpen blijft aan de Nederlandse Zvw. <<<
Noten1 VN 2012/37.11 inzake Verordening EU van 22 mei 2012, nr.
465/2012, L149/4 van 8 juni 2012.
2 Verordening 1408/71, bijlage VI, onderdeel Q, onder 7, en HvJ EG
30 januari 1997, De Jaeck.
3 Hof Den Bosch 16 december 2011, nr. 11/00091.
4 Hoge Raad, nr. 08/02433, LJN: BH0546.
5 Zoals in België de zorgkas/mutualiteit, Frankrijk de CPAM,
Duitsland de Krankenkasse etc.
6 Art. 27 Vo883/2004.
7 Kamervragen met antwoord 20052006, nr. 46, Tweede Kamer.
8 Antwoord van de heer Andor namens de Commissie, 14 decem
ber 2010, nr. 8941/10NL.
Komt de basisverzekering te vervallen, dan zegt de verzekeraar ook de
aanvullende verzekering op
41december 2012 | nummer 6 | het Register
RB KwaliteitshandboekHet portaal voor effectieve dienstverlening
Verder in fi scale kennis
Bekijk het handboek op
www.rbkwaliteitshandboek.nlof www.rb.nl
www.rb.nl
Opdrachtgevers, overheden en het maatschappelijk verkeer stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.
De dagelijkse praktijk vraagt dan ook steeds meer organisatie en hulpmiddelen. RB helpt u hier graag bij met het digitale RB Kwaliteitshandboek op www.rb.nl.
In het handboek vindt u: informatie over het inrichten van de kantoororganisatie en klantprocessen werkprogramma’s, praktische tips en modellen informatie direct toepasbaar in de praktijk
Exclusiefvoor leden
24 uur per dag online
beschikbaar
Juridische modellenbankOnline modellen voor effectieve dienstverlening
Verder in fi scale kennis
Bekijk de juridischemodellenbank op het ledendeel van
www.rb.nl
www.rb.nl
De dagelijkse praktijk stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.
U heeft hierbij niet alleen te maken met fi scale regelgeving, maar ook vaak met rechts- personenrecht, vermogensrecht en verbintenissenrecht. Register Belastingadviseurs ontwikkelde daarom in samenwerking met Bol Juristen speciaal voor haar leden een databank met modelovereenkomsten, toegespitst op het privaatrecht.
In de juridische modellenbank vindt u: Juridische modellen toegespitst op privaatrecht Direct toepasbaar in uw adviespraktijk Gratis juridische helpdesk van Bol Juristen
Exclusiefvoor leden
24 uur per dag online
beschikbaar
43december 2012 | nummer 6 | het Register
Verenigingsnieuwshet
Blijft het leuk…?Op het moment dat ik dit schrijf is nog niet zo lang bekend dat de heren Rutte en Samsom er uit zijn en dat er een omvangrijk bezuinigings en ombuigingspakket onder de naam ‘Bruggen Slaan’ is overeengekomen. Nog niet alle consequenties zijn vandaag al te overzien. En de fiscaliteit speelt weer een heel belangrijke rol. Burgers en buitenlui, werkgevers en werknemers, jong en oud worden weer gestraft voor fout en beloond voor gewenst gedrag en er wordt pijn verdeeld over sterke en zwakke schouders, actieven en nietactieven, etc. Het is een soort Prinsjesdag vlak na Prinsjesdag.
De verwachtingen zijn hooggespannen en de heren lijken nu nog dikke vrienden. “Dat kan nooit lang duren”, denkt de oude brombeer in mij. “Dat wordt ‘Deuren Slaan’ in plaats van bruggen…” En dat terwijl het Belastingplan 2013, het rapport van de commissieStevens over HT, de aanbevelingen van de commissieVan Dijkhuizen en de Nota van wijziging wetsvoorstel Overige Fiscale maatregelen 2013 ons nog dampend om de enkels klotsen. Soms weet je niet meer of het over plannen of over de realiteit gaat. Kunt u fictie en feit soms ook slechts met moeite van elkaar scheiden? Er worden nu al maatregelen uit het Belastingplan 2013 niet ingevoerd, dan wel teruggedraaid voor 2013 en met name in 2014 gaat er fiscaal veel gebeuren en veranderen.
Interessant in ‘Bruggen Slaan’ is overigens ook dat er eindelijk een einde lijkt te komen aan de daling van het aantal werknemers (lees: de bezuinigingen) bij de Belastingdienst. En dat (mede) in het kader van meer controle. Een trendbreuk, waar wij als belastingadviseurs voor en nadelen in zien. Een belangrijke vraag is wel waar die weer gewenste werknemers van de Belastingdienst vandaan moeten komen. Laat – gezien al die plannen en veranderingen – niemand beweren dat het vak van belastingadviseur geen grote maatschappelijke betekenis heeft. En ook niet dat belastingen simpeler worden. U kunt uw boterham verdienen in 2013 en ver daarna.
En hoe kijken wij terug op het jaar 2012? Wellicht voor u een jaar van voorzichtigheid, zorgen of consolidatie. Een jaar van extra inspanning voor die klant die in zwaar weer zit. Voor bestuur en bureau van het RB een mooi jaar; een jaar van bouwen. In 2012 bouwden we aan het nieuwe CRMsysteem; ons leden en studentenbestand. Daarmee moeten we er weer enkele jaren tegen kunnen. We gingen ons blad zelf doen; wat ons betreft een succes, nog afgezien van de bespaarde kosten. We konden een contributieverlaging aankondigen. En constateren dat een groot aantal activiteiten zeer goed werd bezocht, dat het ledental groeide, dat er veel leven in de vereniging zit. Nog steeds groeide onze mooie vereniging in 2012, al zie je een lichte vertraging optreden door de aanhoudende crisis die nu ook onze kantoren bereikt. U wordt voorzichtig met investeren en het aannemen van personeel. Verklaarbaar, maar houdt u de signalen van een aantrekkende economie goed in de gaten, want daar moet u straks klaar voor zijn.
In 2013 hopen bestuur en bureau u weer van dienst te zijn met belangenbehartiging op alle niveaus, met allerlei producten en diensten die u hopelijk goed kunt gebruiken. En laat niet na uw stem te laten horen als wij steken laten vallen; daar leren we van.
Rest mij als belangrijkste u en uw dierbaren namens bestuur en bureau van het RB een gezond en gelukkig 2013 te wensen. Dat het weer fiscaal turbulent gaat worden, weten u en ik allang!
Peter van den Bergdirecteur
44 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Wederom stond het jaar 2012 in het teken van doorontwikkelen van de verschillende opleidingen. Zo is de opleiding CB-belasting-consulent volledig doorgelicht en in de breedte aangepast aan de huidige doelgroep, met name de mkb-adviseur. Zonder overigens de aard en omvang van de opleiding te veranderen. Voor 2013 krijgt de vervolgopleiding CB-belastingadviseur eenzelfde soort facelift. Door nauw contact met studenten, docenten en leden krij-gen we regelmatig signalen met betrekking tot de hoeveelheid en diepgang van de studiestof en het beoogde kennisniveau van de studenten. Deze wisselwerking is van grote waarde voor RB Oplei-dingen zodat de opleidingen blijvend aansluiten op het werkveld.
De overheid is zich sinds het jaar 2000 van de relatie onderwijs voor volwassenen en de praktijk bewust. Zij heeft het volwasse-nenonderwijs als richtpunt in haar onderwijsbeleid opgenomen. Tot nu toe is er op dit gebied echter niets noemenswaardigs van de grond gekomen en is er zelfs nog geen langetermijnbeleid gefor-muleerd. RB Opleidingen is sinds jaar en dag ondernemend op het
Vooruitblik 2013
Ja, het blijft leuk…
Het schrijven van een terugblik op 2012 en een vooruitblik op 2013 doet je besef-fen dat de tijd vliegt. Vanuit vaktechnisch perspectief volgen de ontwikkelingen el-kaar in razend tempo op. Dit blijkt bijvoor-beeld uit het bericht in Vakstudie Nieuws van 1 november 2012, V-N 2012/54.20, over de mrb-vrijstelling voor oldtimers. Hierin staat dat de demissionaire staatsse-cretaris van Infrastructuur en Milieu er niets voor voelt om de mrb-vrijstelling voor oldtimers opnieuw ter discussie te stellen. De vrijstelling is op 1 januari 2012 aange-past waarbij onder meer de leeftijdsgrens voor de vrijstelling is verhoogd van 25 tot 30 jaar. Op een vraag over de toenemende vervuiling die door oldtimers wordt veroor-zaakt, antwoordde de staatssecretaris op 2 oktober 2012 dat het volgens hem niet past om de mrb-vrijstelling opnieuw aan de orde te stellen. Vier weken later was dit alweer achterhaald: in het op 29 oktober 2012 gepubliceerde Regeerakkoord VVD – PvdA werd de afschaffing van de mrb-vrij-stelling voor oldtimers bekendgemaakt. Maar daar bleef het niet bij, want medio november 2012 meldde de staatssecreta-ris van Financiën dat hij denkt aan de in-
voering van een 30- of 60-dagenkaart, waarmee oldtimerrijders die weinig rijden worden ontzien.
Nu is de huidige periode natuurlijk erg bij-zonder vanwege de politieke situatie in Ne-derland. Na de val van het kabinet-Rutte sloot de zogenoemde ‘Kunduz-coalitie’ on-der druk van de begrotingsregels van Brus-sel het Lenteakkoord. Hierin werd onder meer de verhoging van de btw van 19% naar 21% aangekondigd, alsmede de foren-sentaks ofwel belastingheffing over de tot nu toe onbelaste reiskostenvergoedingen van werknemers. In dit kader werd ook voorgesteld om het woon-werkverkeer met een auto van de zaak voortaan te beschou-wen als privégebruik, zodat ter zake hiervan eerder een fiscale bijtelling aan de orde zou zijn. De btw is op 1 oktober 2012 inderdaad verhoogd naar 21%, maar medio oktober kon in het interimrapport van de commissie-Van Dijkhuizen al worden gelezen dat een verhoging naar 23% op termijn niet is uit te sluiten. Eveneens op 1 oktober 2012 werd in het Deelakkoord VVD – PvdA aangekon-digd dat de forensentaks niet wordt inge-voerd. Aan het einde van die maand, op 29
oktober 2012, werd bovendien het Regeer-akkoord VVD – PvdA gepubliceerd met nog veel meer fiscale wijzigingen. Vervolgens werd dit Regeerakkoord medio november 2012 alweer aangepast. Een aantal van de maatregelen in het Regeerakkoord treedt al op 1 januari 2013 in werking, en daarom zijn zij door middel van nota’s van wijziging nog snel verwerkt in het Belastingplan 2013.
De enorme snelheid waarmee de maatrege-len uit het Lenteakkoord, het Deelakkoord en het Regeerakkoord worden omgezet in wetgeving is natuurlijk niet zonder gevaren. Het risico van fouten of ondoordachte wet-geving is aanzienlijk. Hopelijk wordt in 2013 meer tijd genomen voor de uitwerking van de fiscale maatregelen uit het Regeerak-koord die pas op 1 januari 2014 of daarna in werking treden. De desbetreffende wets-voorstellen zouden niet pas met Prinsjesdag in het kader van het Belastingplan 2014 moeten worden ingediend, maar al vroeg in het jaar 2013. Alleen op die manier krijgen politiek, wetenschap en belanghebbenden voldoende tijd om een zinvolle bijdrage te leveren aan het wetgevingsproces.
gebied van volwassenenonderwijs. Ook het door de overheid sinds kort gepredikte motto ‘een leven lang leren’ is voor RB Opleidingen en voor u altijd al vanzelfsprekend geweest. Dit komt eveneens tot uitdrukking in de permanente educatie, op dit gebied zitten we ook niet stil. We bieden u een enorm scala aan onderwerpen en bijeenkomsten aan. Variërend van basis tot mas-terclass en een deel kunt u kosteloos volgen. Met name de gratis bijeenkomsten zijn dermate succesvol dat we besloten hebben om in 2013 het aantal LSB’s uit te breiden. De nieuwe praktijkbijeenkomsten Bureau Vaktechniek vonden dit najaar ook gretig aftrek.In het programma van VLB Opleidingen worden in 2013 diverse wijzigingen doorgevoerd. Vanaf dit voorjaar betaalt u hetzelfde voor de VLB cursussen als voor de reguliere PE-cursussen van het Register Belastingadviseurs. RB Opleidingen hoopt u in 2013 wederom te verwelkomen in een van de opleidingen of cursussen en een kwalitatief hoogstaande bijdrage te mogen leveren aan uw dagelijkse adviespraktijk.
Vaktechnisch perspectief: wetsvoorstellen tijdig indienen
45december 2012 | nummer 6 | het Register
Ledenservice
PE-registratie 2012: Controleer uw PE-dossierSinds 1 januari 2012 worden behaalde PE-punten door de cursusorganisatoren in de persoonlijke PE-dossiers van RB-leden in PE-online verwerkt. Dit geldt voor alle door het RB geaccrediteerde bijeenkomsten die u terugvindt op de cursuslijst in uw persoonlijke PE-dossier.
Ook de PE-punten van alle RB-bijeen-komsten worden in uw PE-dossier ver-werkt. Indien u bijeenkomsten heeft gevolgd bij de NBA of de Belasting-dienst, intern fiscaal vaktechnisch over-leg heeft gevolgd, gedoceerd heeft of bijvoorbeeld een fiscaal artikel heeft geschreven, dient u deze activiteit zelf te registreren.
PE-punten behaald in 2012 kunnen tot en met 31 januari 2013 worden geregis-treerd. Na deze datum kunnen geen activiteiten van 2012 meer worden verantwoord. Het RB controleert na 31 januari 2013 de geregistreerde PE-punten.
Wilt u alstublieft controleren of de door u behaalde PE-punten in 2012 correct in uw PE-dossier zijn geregistreerd?
Feestelijke Nieuwjaarsbijeenkomst Op maandagmiddag 14 januari 2013 organiseert het RB een Nieuwjaars-
bijeenkomst voor leden en relaties in Theater De Flint in Amersfoort.
Naast een nieuwjaarsborrel vindt er een vaktechnische bijeenkomst plaats. Drs. Erik Rutten, voorzitter van de Vereniging van Hogere Ambtenaren bij
het Ministerie van Financiën, houdt een pleidooi over belastingheffing die uitgaat van ‘voldoening op aangifte’. Wat betekent dit voor u als fiscaal
dienstverlener, voor uw klanten en voor de Belastingdienst? Prof. mr. dr. Guido de Bont, hoogleraar belastingrecht, advocaat en lid van de redactieraad van Het Register, gaat vervolgens in op zaken als rechts-
zekerheid en andere formeelrechtelijke aspecten rondom de voldoening op aangifte. Na het inhoudelijke gedeelte luidt het RB samen met de
aanwezigen onder luid tromgeroffel het nieuwe jaar spectaculair in.
Heeft u zich nog niet aangemeld voor deze (gratis) bijeenkomst? Doet u dit dan voor vrijdag 7 januari 2013 via de persoonlijke link in de
speciale RB-Nieuwsflits van 2 december 2012. Meer informatie vindt u ook op het ledendeel van www.rb.nl onder ‘Mijn RB’.
Het RB verwelkomt u graag op maandag 14 januari!
Voor uw agendaNieuwjaarsbijeenkomst14 januari 2013De Flint, Amersfoort
RB-dag (ALV/congres)7 juni 2013Congrescentrum Papendal, Arnhem
46 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Belastingplan 2013Op 18 september 2012 (Prinsjesdag) zijn de zes wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2013 bekendgemaakt. In een beperkt gezelschap hebben Ruud Zuidgeest en Adjay Pahladsingh van Bu-reau Vaktechniek op 20 september 2012 de Technische Briefing bij het ministerie van Financiën bij-gewoond. Na de toelichting van het ministerie op de wetsvoorstellen, stelden zij diverse vragen en plaatsten direct enkele kritische opmerkingen. In de weken daarna heeft Bureau Vaktechniek de wetsvoorstellen doorgenomen en verder beoordeeld. Tijdens de analyse en beoordeling van de wetsvoorstellen werden meerdere onduidelijkheden geconstateerd en kwamen veel vragen op over de (uitwerking van de) voorgestelde regelingen. Dat heeft geleid tot het commentaar dat Bureau Vaktechniek heeft opgesteld en op 4 oktober 2012 bij de Vaste Commissie van Financiën heeft in-gediend. Voor het verdere Wetgevingsoverleg binnen de Tweede Kamer is op 26 oktober 2012 een aanvullende reactie gestuurd aan de Vaste Commissie, alsmede aan enkele Tweede Kamerleden per-soonlijk. Het commentaar en de aanvullende reactie op het pakket Belastingplan 2013 kunt u nale-zen in het dossier Prinsjesdag 2012 op het ledendeel van de RB-website.
Vakinformatie
SBR verplicht per 1-1-2013Vanaf 1 januari 2013 wordt Standard Business Reporting (SBR) de aanle-vermethode en Digipoort het exclusieve kanaal voor het aanleveren van de aangiften IB en VpB over het belastingjaar 2012. Bent u er klaar voor? Lees alles over SBR in het on-line dossier op het leden-deel van de RB-website. Forumbijeenkomst najaar 2012
Op zaterdag 1 december was er weer een forumbijeenkomst in Vianen, georganiseerd door Bureau Vaktechniek van het RB. Tijdens de forumbijeenkomst was er gelegenheid voor de beantwoording van fiscale praktijkvragen van onze leden. Gezien de reacties van de vele aanwezigen kunnen we te-rugkijken op een geslaagde dag. In het voorjaar wordt wederom een forumbijeenkomst georgani-seerd. Uiteraard wordt u tijdig geïnformeerd over de exacte datum, locatie en aanmelding. Een te-rugblik op de forumbijeenkomst vindt u op het ledendeel van de RB-website.
Praktijkbijeenkomsten Bureau Vaktechniek succesvolDit najaar heeft Bureau Vaktechniek opnieuw praktijkbijeenkomsten georganiseerd. De twaalf drukbezochte bijeenkomsten vonden van 15 tot en met 31 oktober ver-spreid over het land plaats. De presentatie was in handen van Diana de Vries, Peter Goossens en Ruud Zuidgeest. Allereerst werd aandacht besteed aan de wijzigingen in de wet- en regelgeving vanaf 1 januari 2012. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het Belastingplan 2012, de Overige fiscale maatregelen 2012 en de Geefwet. Deze wijzigingen zijn immers van belang voor de binnenkort in te dienen aangiften in-komstenbelasting en vennootschapsbelasting 2012. Ook is gesproken over de wet- en regelgeving uit de Wet uitvoering fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Een deel van de maatregelen uit het begrotingsakkoord is al ingegaan, de overige maatregelen gaan in op 1 januari 2013.Uiteraard kwamen de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2013 ook aan bod. Twee belangrijke onderdelen van dit pakket zijn de wetsvoorstellen Wet her-ziening fiscale behandeling eigen woning en de Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer. Op basis van het Deelakkoord begroting 2013 komt dit laatste wetsvoorstel te vervallen. Daarnaast zijn in het Regeerakkoord VVD-PvdA aanvullin-gen aangekondigd op het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning. Door de snelle ontwikkelingen in het wetgevend proces bevonden de pre-sentaties zich steeds in de actualiteit.Een volledig overzicht van de besproken onderwerpen vindt u terug in de sheets van de presentatie op het ledendeel van de RB-website. Gezien de enthousiaste re-acties krijgen de praktijkbijeenkomsten in 2013 een vervolg.
47december 2012 | nummer 6 | het Register
Model onder de aandacht
Een aandeelhoudersovereenkomst is een overeenkomst waarin de aandeelhouders nadere afspraken over hun samenwerking schriftelijk vastleggen. Onderwerp van een aandeelhoudersover-eenkomst zijn bijvoorbeeld af-spraken omtrent de stemverhou-dingen en een voorziening voor de situatie waarin de stemmen staken. Maar ook regelingen over verplichte aanbieding van een aandelenpakket en de prijsbepa-ling zijn veel voorkomend. De aandeelhoudersovereenkomst dient veelal tot aanvulling van de statutaire regeling van de vennootschap, maar kan ook afwij-kende afspraken bevatten.
De vraag omtrent de geldigheid van tussen aandeelhouders gemaakte (obligatoire) afspraken houdt juristen al jaren bezig. Na inwerkingtreding van de wet Vereenvoudiging en Flexibilisering van het bv-recht op 1 oktober 2012 is er opnieuw veel aandacht voor de aandeelhoudersovereenkomst. Het nieuwe bv-recht geeft meer flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de statuten van de vennootschap. De wettelijke blokkeringsregeling is niet langer verplicht. Er is voortaan ruimte om specifieke afspraken tussen aandeelhouders op te nemen in de statuten van de vennootschap.
Alvorens verder te gaan met de vraag of de aandeelhoudersover-eenkomst voortaan passé is, zetten we kort voor u op een rij de (juridische) verschillen tussen het sluiten van een overeenkomst dan wel het formuleren van afspraken in de statuten.
Model onder de aandacht: AandeelhoudersovereenkomstRegister Belastingadviseurs ontwikkelt samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.
Een aspect dat enige toelichting vraagt is de vennootschapsrech-telijke versus obligatoire werking. In veel gevallen is het gewenst dat zowel aandeelhouders als vennootschap gebonden zijn aan
de aandeelhoudersovereenkomst. Is de vennootschap partij, dan werkt de overeenkomst door in de rechtssfeer van de vennootschap. Maar ook als de vennootschap
geen partij is kan zij de overeenkomst niet negeren op grond van het enkele feit dat ze geen partij is. Er kunnen wel andere rede-nen zijn die er voor zorgen dat het belang van de vennootschap zwaarder weegt dan het belang van de aandeelhoudersovereen-komst. De vennootschap is dus beslist niet altijd gebonden aan de afspraken tussen aandeelhouders.
Wij komen terug op de vraag of de aandeelhoudersovereenkomst met de invoering van het nieuwe bv-recht verleden tijd is of nog steeds een bruikbaar instrument om afspraken tussen aandeel-houders vast te leggen.Voor de beantwoording van deze vraag zal mede aan de hand van de bovengenoemde verschillen voor elke specifieke situatie een afweging moeten worden gemaakt. Statuten zijn openbaar, voor eenieder op te vragen bij de Kamer van Koophandel. Wijziging kan slechts middels een notariële statutenwijziging. Daarentegen binden statuten automatisch nieuw toetredende aandeelhouders, is zonder meer sprake van vennootschapsrechtelijke werking en kunnen wettelijke sancties worden opgelegd aan een wanpreste-rende aandeelhouder. De aandeelhoudersovereenkomst draagt een besloten karakter. Uitsluitend de aandeelhouders (en de vennootschap) hebben in-
STATUTEN AANDEELHOUDERSOVEREENKOMSTEN
• zijn openbaar • zijn besloten, niet kenbaar voor derden
• dienen het belang van de vennootschap • dienen het belang van de aandeelhouders
• vinden hun reikwijdte binnen de grenzen van boek 2 BW (dwingend recht)
• betekent contractsvrijheid
• zijn institutioneel (zelfstandig) • zijn een instrument (afhankelijk)
• binden derden • binden contractpartijen
• binden de vennootschap en leden van organen • binden de vennootschap en leden van haar organen in beginsel niet
• een strijdig besluit leidt o.g.v. de wet tot nietigheid of vernie-tigbaarheid
• een strijdig besluit is ‘slechts’ een toerekenbare tekortkoming
• niet nakoming kan leiden tot wettelijke sancties waaronder op-schorting van stemrecht, recht op uitkeringen, vergaderrecht
• niet nakoming is ‘slechts’ een toerekenbare tekortkoming van contractu-ele verplichtingen, een civiele procedure biedt hopelijk uitkomst
• de Nederlandse taal prevaleert • er kan discussie ontstaan over de taal
• hebben vennootschapsrechtelijke werking • hebben obligatoire werking, maar soms ook vennootschapsrechtelijke
“Aandeelhoudersovereenkomst in het licht van de Flex-bv.”
48 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Opleidingen
RB Opleidingen lanceert digitale studentenomgeving Sinds dit najaar werkt RB Opleidingen met een nieuwe studentenadministratie. Dit heeft mede geleid tot de lancering van de digitale studentenomgeving: mijnRBopleiding. Iedere student die via RB Opleidingen een studie volgt, heeft met een persoonlijke inlog toe-gang tot deze omgeving.
Persoonlijke paginaOp hun persoonlijke pagina vinden studenten onder andere hun collegerooster, kunnen zij de studiestof en exameneisen downloaden en zien zij in één oogopslag hun behaalde examenresul-taten. Ook wijzigingen met betrekking tot bij-voorbeeld de studiestof en de mogelijkheid tot deelname aan examens en (eind)opdrachten worden via mijnRBopleiding bekendgemaakt.
Online inschrijven examensIn november hebben de studenten zich via mijnRBopleiding aangemeld voor de examens. Op hun persoonlijke pagina kunnen zij zien aan welke examens zij nog moeten deelnemen en wanneer die examens plaatsvinden. Vervolgens is het aanmelden een kwestie van enkele ‘muis-klikken’. Met de invoering van mijnRBopleiding een grote efficiencyslag gemaakt. Daarnaast worden de uitnodigingen en bevesti-gingen voor deelname aan de examens voortaan niet meer per post verzonden. Dit levert een besparing op, ook voor het milieu.
De service binnen mijnRBopleiding wordt de komende periode verder uitgebreid met voor de studenten relevante informatie. RB Opleidingen wenst alle studenten nogmaals een plezierig gebruik van mijnRBopleiding.
Geslaagden RuGRB Opleidingen feliciteert mr. ing. J.D. Miedema MB FB en mevrouw mr. M. Talen-Huls FB. Zij zijn geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de samenwerking tussen RB Opleidingen en de Rijksuniversiteit Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.
mijnRBopleiding: alle persoonlijke studie informatie op één plaats
Model onder de aandacht (vervolg)
zicht in de gemaakte afspraken. Dit kan wenselijk zijn voor bij-voorbeeld afspraken over de prijsbepaling. Op elk moment kan de overeenkomst worden aangepast, dit geeft beslist flexibiliteit.
Of het wenselijk is te kiezen voor het vastleggen van afspraken in de statuten of in een overeenkomst, hangt van veel factoren af. Een pasklaar criterium kunnen wij u niet geven. Wij adviseren kritisch te kijken naar de aard van de tussen aandeel-houders gemaakte afspraken. Beoordeel de verhouding aandeelhou-ders en directie/vennootschap en kijk naar de samenstelling van de
aandeelhouders, de onderlinge (stem-)verhoudingen en de toe-komstplannen en -verwachtingen. En maak vooral veel en creatief gebruik van de nieuwe mogelijkheden die de wet u als adviseur biedt. Het is meer nog dan voorheen mogelijk ‘maatwerk’ te creëren ter zake van de vastlegging van afspraken tussen aandeelhouders.
U vindt de juridische modellenbank op het ledendeel van www.rb.nl.
Bij korte vragen over het gebruik of behoefte aan uitleg over de modellen
kunt u gratis gebruik maken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen.
Zij zijn bereikbaar per e-mail [email protected] of telefonisch op (088) 121 12 11.
49december 2012 | nummer 6 | het Register
In Hotel van der Valk in Vianen vond maandag 29 oktober jl. de feestelijke diploma-uitreiking plaats van de Basiscursus Bedrijfs-advies (BBA) van VLB Opleidingen.
Voor de BBA zijn 16 deelnemers geslaagd. De geslaagden ontvin-gen de diploma’s uit handen van de stuurgroep BBA. Deze stuur-groep bestaat uit: – ir. G. (Geert) Kuipers FA ab, manager Bedrijfsadvies agro, Duurzaam en ROM bij Countus– ing. K.H. (Karel) Remmelink ab, senior bedrijfskundige bij Alfa
Accountants – ir. J.A. (Jan) Breembroek ab, vakdirecteur Agro Advies bij Flynth
VLB Opleidingen was aanwezig om de geslaagden van harte te feliciteren. Zij ontvingen allen een mooi boeket bloemen. De diploma-uitreiking werd afgesloten met een diner.
OpleidingDe Basiscursus Bedrijfsadvies is een opleiding van 1½ jaar voor assistent-bedrijfsadviseurs en assistent-accountants die zich ver-der willen ontwikkelen als klantadviseur, relatiebeheerder of be-drijfsadviseur voor agrarische ondernemers. De opleiding biedt in
drie modules theoretische kennis op het gebied van fiscaal recht, agrarische wetgeving en bedrijfseconomie waarmee bedrijfsadvi-seurs in de dagelijkse adviespraktijk aan de slag kunnen.
Iedere module wordt afgesloten met een schriftelijk examen. Ter afsluiting van de opleiding schrijven de deelnemers een bedrijfs-plan dat tijdens een toetsgesprek met twee ervaren bedrijfsadvi-seurs wordt beoordeeld.
Start nieuwe groep 2013VLB Opleidingen heeft dit najaar de opleiding uitgebreid geëvalueerd. Ook voor de toekomst blijven kwaliteit en praktijk-gerichtheid een belangrijk uitgangspunt voor de opleiding. VLB Opleidingen organiseert in 2013 wederom de BBA. In maart gaat een nieuwe groep van start.
Meer informatie over de Basiscursus Bedrijfsadvies vindt u op www.vlbopleidingen.nl.
Geslaagden opleiding CB-belastingadviseur juni 2012In de vorige editie van Het Register zijn helaas de namen van de geslaagden van de opleiding CB-belastingadviseur van juni 2012 niet opgenomen. Uiteraard verdienen deze geslaagden ook een plaats in het verenigingsnieuws. Het Register Belastingad-viseurs feliciteert alle geslaagden nogmaals van harte en wenst iedereen veel succes in de toekomst bij de beroepsuitoefening.
Geslaagden opleiding CB-belastingadviseur (diploma-uitreiking 14 september jl.)De heer C. van Asselt CB, mevrouw J.G.P.M. van Ansem CB, de heer J.A. ter Beek CB, de heer G.H. van den Berg CB, mevrouw J.A. Bleijerveen CB, mevrouw E.J.M. Bond CB, mevrouw M. de Borst CB, de heer F.M. Brocken CB, de heer J.W. Buijs CB, de heer R. van de Craats CB, de heer S. van Daalen CB, de heer R. van der Elst CB, mevrouw L. van der Elst – Geldof CB, de heer C.A. van Erkelens CB, mevrouw C.F.C.M. Goossens CB, de heer J.F. Hockx CB, mevrouw A.P. van ‘t Hof - van Merwijk CB, mevrouw L. de Hoogh CB, de heer
J.L.J. Janssens CB, mevrouw P. Jasperse CB, de heer H.T.J. Kamps CB, de heer P. Kaptein CB, mevrouw S. Kikkert – Knopert CB, de heer M. Kneepkens CB, mevrouw M.G. Koning CB, de heer P. Lachmansingh CB, de heer M.A.P. Meijer CB, de heer C.W. Mien-tjes CB, de heer A.J. Moerkerken CB, de heer D.H.P.A.M. van Nieu-wenburg CB, de heer J.M. Norder CB, de heer drs. P.J. van Oeve-len RC CB, mevrouw M. Orsel CB, de heer A. Priem CB, de heer J. Roodhorst CB, de heer P.F. Seijsener MFP BBA CB, de heer P.W.M. Seuren CB, de heer I. van Til CB, mevrouw J. van Veggel CB, de heer E.J. Veldkamp CB, de heer P.C. Verburg CB, de heer R.A. Vrie-link CB, de heer C.A. de Vries CB, mevrouw M.H. Vogel CB, de heer E. Wielinga FA CB, de heer M. Willemsen CB, mevrouw M.A. Wimmers – Gitz CB, mevrouw N. Winkelhorst – Beekman CB, de heer J.C.M. de Winter CB. de heer W. Zorge CB.Diploma uitreiking 14 september 2012
Feestelijke diploma-uitreiking van de Basiscursus Bedrijfsadvies van VLB Opleidingen
Opleidingen
50 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Permanente Educatie
Akersloot
di 15 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
ma 21 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
di 29 januari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker
ma 4 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
di 26 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
di 2 april 2013 Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert
ma 15 april 2013 Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen
di 16 april 2013 Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 27 mei 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 28 mei 2013 De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!
R. de Groot CB & R. Vink
di 4 juni 2013 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
Breda
di 5 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
di 19 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
di 2 april 2013 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 28 mei 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 11 juni 2012 Nederbelgen
mr. drs. D.A. van Dorsselaer & mr. M. Snikkenburg
Dordrecht
ma 15 april 2013 BTW-academie dag 1
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 22 april 2013 BTW-academie dag 2
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 29 april 2013 BTW-academie dag 3
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 13 mei 2013 BTW-academie dag 4
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 27 mei 2013 BTW-academie dag 5
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 3 juni 2013 BTW-academie dag 6
Van Driel Fruijtier btw-specialisten
Emmeloord
di 22 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 28 januari 2012 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
ma 11 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
ma 25 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 29 april 2013 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
Kalender Permanente Educatie voorjaar 2013Hieronder vindt u het PE-programma voor het voorjaar 2013. Het complete programma vindt u op www.rb.nl.Aanmelden voor de cursussen kan online via www.rb.nl/inschrijven.
Ridderkerk
ma 14 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
di 29 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 4 februari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker
ma 25 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
ma 4 maart 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 8 april 2013 Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert
di 9 april 2013 Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten
ma 27 mei 2013 De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!
R. de Groot CB & R. Vink
di 4 juni 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
ma 10 juni 2013 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
Veldhoven
di 22 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
ma 28 januari 2012 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 4 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
di 19 februari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker
di 5 maart 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
ma 15 april 2013 Casuscollege Vennootschapsbelasting
mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 14 mei 2013 Emigratie naar het buitenland en remigratie naar Ne-
derland mr. drs. D.A. van Dorsselaer
di 21 mei 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
ma 27 mei 2013 Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 11 juni 2012 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
Vianen
wo 16 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
do 17 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
do 31 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
wo 6 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
do 7 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
wo 13 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
wo 13 februari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting
mr. J. Zwagemaker
51december 2012 | nummer 6 | het Register
Permanente Educatie
do 14 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
ma 25 februari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker
wo 6 maart 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
do 7 maart 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
wo 3 april 2013 Renteaftrek in de Vpb: actualiteiten en rechtspraak
mr. M.C. de Graaf
wo 3 april 2013 Pensioen en lijfrentesparen mr. P.A. ter Beest MPLA
do 4 april 2013 Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint
di 9 april 2013 Inleiding Testament lezen in de praktijk
prof. dr. B.M.E.M. Schols
di 9 april 2013 Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB
wo 10 april 2013 Beroepsuitoefening in de praktijk mr. drs. O.C. Clous FB
wo 10 april 2013 Fiscale gevolgen van echtscheiding
mr. drs. S.A.W.J. Strik
do 11 april 2013 Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv
mr. J. Zwagemaker
do 11 april 2013 Privégebruik in de btw mr. M.C. van den Oetelaar &
mr. F.L.J. Vervaet
di 16 april 2013 Flex-bv in de praktijk mr. C.G. Dijkstra
wo 17 april 2013 Casuscollege Vennootschapsbelasting
mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 17 april 2013 Inleiding Estate planning dag 1 mr. E.R. Helder
wo 17 april 2013 Aftrek van voorbelasting in de btw mr. M.C. van den
Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
do 18 april 2013 De bijzondere fiscale positie van de dga
mr. J. Zwagemaker
do 18 april 2013 Verdieping Testament lezen in de praktijk
prof. dr. B.M.E.M. Schols
do 18 april 2013 Leergang Internationaal belastingrecht dag 1
drs. M.P.C. van den Heuvel
ma 22 april 2013 Actualiteiten vennootschapsbelasting
mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 22 april 2013 Inleiding Samenstellen van de jaarrekening mkb
drs. M. Moling AA RA FB MB
di 23 april 2013 Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert
di 23 april 2013 Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten
di 23 april 2013 Financiële concernverhoudingen mr. J. Zwagemaker
wo 24 april 2013 (Her)structureren in de praktijk mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 24 april 2013 Inleiding Estate planning dag 2 mr. J.F.H. van den Belt
wo 24 april 2013 Actualiteiten loonheffingen mr. M.R.M. Deden
do 25 april 2013 Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen
do 25 april 2013 Leergang Internationaal belastingrecht dag 2
drs. M.P.C. van den Heuvel
ma 6 mei 2013 De man-vrouw firma in de belastingheffing
mr. H.A. Elbert
di 7 mei 2013 Leergang Schenk-, erf- en overdrachtsbelasting dag 1
mr. M.G. Eerenstein
di 14 mei 2013 Leergang Schenk-, erf- en overdrachtsbelasting dag 2
mr. D. van Laren
di 14 mei 2013 Verdieping Samenstellen van de jaarrekening mkb
drs. M. Moling AA RA FB MB
wo 15 mei 2013 Liquidatie van de onderneming mr. J.A. Dullaart
do 16 mei 2013 Verdieping Financiële planning mr. J.F.H. van den Belt
do 16 mei 2013 Verdieping Estate planning dag 1 prof. dr. B.M.E.M.
Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols
di 21 mei 2013 Emigratie naar het buitenland en remigratie naar
Nederland mr. drs. D.A. van Dorsselaer
di 21 mei 2013 Leergang Schenk-, erf- en overdrachtsbelasting dag 3
mr. M.G. Eerenstein & mr. D. van Laren
wo 22 mei 2013 Toeslagen mr. H.A. Elbert
wo 22 mei 2013 Fiscaliteit en innovatie mr. W.R. Munting
do 23 mei 2013 Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling
mr. drs. S.A.W.J. Strik
do 23 mei 2013 Verdieping Estate planning dag 2 prof. dr. B.M.E.M.
Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols
di 28 mei 2013 ZZP in de praktijk: kansen en risico’s mr. H.A. Elbert
di 28 mei 2013 Beleggen of ondernemen, hoe zit het nu precies?
mr. C.G. Dijkstra
wo 29 mei 2013 Inleiding Erfrecht mr. J.F.H. van den Belt
wo 29 mei 2013 Not for profit organisaties en btw mr. M.C. van den
Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
wo 29 mei 2013 Financiële strategieën drs. H.J. Meijer FB
do 30 mei 2013 Inleiding Aangifte en advies grensoverschrijdende
situaties werknemers mr. M. Snikkenburg
do 30 mei 2013 Verdieping Estate planning dag 3 prof. dr. B.M.E.M.
Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols
ma 3 juni 2013 Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 4 juni 2013 Succesvol procederen (inclusief bezwaar)
mr. H.A. Elbert
di 4 juni 2013 Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren
wo 5 juni 2013 Alles over leningen in de IB en Vpb mr. R.J. Verbrugge
wo 5 juni 2013 Btw bij internationale transacties mr. M.C. van den
Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
do 6 juni 2013 Casuscollege Estate planning mr. J.F.H. van den Belt
ma 10 juni 2013 Belastinglatenties in de jaarrekening W.F. Merkus RA CB
ma 10 juni 2013 Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren
di 11 juni 2013 De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!
R. de Groot CB & R. Vink
di 11 juni 2013 Voorkomen van conflicten met de fiscus
mr. dr. J.A. Booij
wo 12 juni 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
wo 12 juni 2013 Masterclass Fiscale eenheid Vpb en btw
mr. G.B. van Driel FB & mr. R.J. Verbrugge
wo 12 juni 2013 Succesvol begeleiden van een ondernemingsplan
drs. M. Moling AA RA FB MB
do 13 juni 2013 Btw, overdrachtsbelasting en onroerende zaken mr.
M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet
do 13 juni 2013 Actualiteiten formeel belastingrecht en fiscaal pro-
cesrecht mr. drs. F.J.P.M. Haas & mr. D.N.N. Jansen
ma 17 juni 2012 Vastgoed in de IB en Vpb mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 17 juni 2012 Btw aangifte: praktisch benaderd mr. C.W. van Vilsteren
di 18 juni 2012 Verdieping Aangifte en advies grensoverschrijdende
situaties werknemers mr. M. Snikkenburg
wo 19 juni 2012 Masterclass Fiscale gevolgen van fusies en
splitsingen mr. drs. S.A.W.J. Strik
wo 19 juni 2012 Aansprakelijkheid voor belastingschulden
mr. dr. J.A. Booij
52 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Permanente Educatie
Landelijke Studiebijeenkomst programma voorjaar 2013
Onderwerpen datum locatie sprekers
Actualiteiten vennootschapsbelasting di 5 februari 2103 Apeldoorn mr. drs. S.A.W.J. Strik
Verdieping vennootschapsbelasting do 7 februari 2013 Ridderkerk mr. dr. J.L. van de Streek
di 19 februari 2013 Veldhoven
do 21 februari 2013 Akersloot
do 28 februari 2013 Assen
di 5 maart 2013 Vianen
Onderwerpen datum locatie sprekers
Actualiteiten omzetbelasting di 2 april 2013 Apeldoorn mr. C.W. van Vilsteren
Estate planning ma 8 april 2013 Ridderkerk prof.dr. B.M.E.M. Schols/prof.dr. F.W.J.M. Schols
do 11 april 2013 Veldhoven
ma 15 april 2013 Akersloot
di 16 april 2013 Assen
di 23 april 2013 Vianen
Landelijke studiebijeenkomstenOok in het voorjaar 2013 is het mogelijk om in te schrijven voor de gratis Landelijke Studiebijeenkomsten. Gerenommeerde sprekers uit het vak brengen daar graag de nieuwste fiscale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie over deze bijeenkomsten en de startdatum voor aanmelden op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten). Let op: aspirant-leden en buitengewone leden ontvangen geen uitnodiging meer voor deze bijeenkomst.
Zwolle
di 15 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier I
mr. drs. O.C. Clous FB
ma 21 januari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer I
mr. drs. A.J. Meijer
di 5 februari 2013 Aangifte vennootschapsbelasting mr. J. Zwagemaker
di 12 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 particulier II
mr. drs. O.C. Clous FB
di 26 februari 2013 Aangifte inkomstenbelasting 2012 ondernemer II
mr. drs. A.J. Meijer
di 26 Maart 2013 Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten
di 2 april 2013 Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint
ma 8 april 2013 Fiscale gevolgen van echtscheiding
mr. drs. S.A.W.j. Strik
di 9 april 2013 Flex-bv in de praktijk mr. C.G. Dijkstra
ma 15 april 2013 Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert
di 16 april 2013 Inleiding Samenstellen van de jaarrekening mkb
drs. M. Moling AA RA FB MB
ma 22 april 2013 Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen
di 23 april 2013 Actualiteiten loonheffingen mr. M.R.M. Deden
di 7 mei 2013 Emigratie naar het buitenland en remigratie naar
Nederland mr. drs. D.A. van Dorsselaer
ma 13 mei 2013 Verdieping Samenstellen van de jaarrekening mkb
drs. M. Moling AA RA FB MB
di 21 mei 2013 Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling
mr. drs. S.A.W.j. Strik
di 28 mei 2013 Casuscollege Bedrijfsopvolging mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 3 juni 2013 Fiscaal bewust ondernemen mr. J. Zwagemaker
di 4 juni 2013 De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!
R. de Groot CB & R. Vink
Kalender Permanente Educatie voorjaar 2013
53december 2012 | nummer 6 | het Register
Permanente Educatie
KringbijeenkomstenHet RB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meerdere bijeenkomsten per jaar. Onderstaand vindt u van elke regio waarvan dit bekend is de data van de eerstkomende bijeenkomsten.
Programma Kringen voorjaar 2013
Kring Amsterdam
di 8 jan 2013 BTW-actualiteiten mr. C.W. van Vilsteren
di 12 feb 2013 Pensioen up-to-date drs. K.. Beishuizen
di 12 mrt 2013 DGA onzakelijke leningen en varia TBS
mr. dr. J. Ganzeveld
di 9 april 2013 n.n.b. mr. J. Zwagemaker
di 14 mei 2013 n.n.b. mr. dr. E.W.J. Ebben
Kring Arnhem
ma 14 jan 2013 De deelnemingsvrijstelling in nationale verhoudin-
gen mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 11 feb 2013 Actualiteiten terbeschikkingstellingsregeling
mr. A.M.A. de Beer
ma 11 mrt 2013 Actualiteiten btw mr. C.W. van Vilsteren
ma 8 apr 2013 Actualiteiten loonheffingen mr. R.R.T. Sueters
Kring Z-O NL, locatie Veldhoven
di 15 jan 2013 Actualiteiten omzetbelasting mr. A.F. Fruijtier FB
do 14 feb 2013 Acualiteiten TBS-regeling mr. J.P. Boer
di 12 mrt 2013 n.n.b. n.n.b.
di 9 apr 2013 Actualiteiten arbeidsrecht en sociale zekerheid
mr. J.P.M. van Zijl
di 14 mei 2013 n.n.b. n.n.b.
Kring Z-O NL, locatie Roermond
do 10 jan 2013 Actualiteiten omzetbelasting mr. A.F. Fruijtier FB
do 21 feb 2013 Acualiteiten TBS-regeling mr. J.P. Boer
do 14 mrt 2013 n.n.b. n.n.b.
do 11 apr 2013 Actualiteiten arbeidsrecht en sociale zekerheid
mr. J.P.M. van Zijl
do 16 mei 2013 n.n.b. n.n.b.
Kring Gelderland/Overijssel
ma 21 jan 2013 Pensioenactualiteiten mr. P.A. ter Beest MPLA
ma 25 feb 2013 Loonbelasting/werkkostenregeling
mr. M.J. van Ginhoven
ma 18 mrt 2013 Actualiteiten Vennootschapsbelasting n.n.b.
ma 22 apr 2013 Omzetbelasting mr. C.W. van Vilsteren
ma 27 mei 2013 Estateplanning deel 1 n.n.b.
ma 24 juni 2013 Estateplanning deel 2 n.n.b.
Kring Leiden
ma 14 jan 2013 Ethiek van de belastingadviseur mr. H.J.J. Oostdam
ma 11 feb 2013 Actualiteiten Vennootschapsbelasting/fiscale aspec-
ten flex-bv mr. drs. S.A.W.J. Strik
ma 11 mrt 2013 Actualiteiten mr. J. Zwagemaker
ma 8 apr 2013 Flex BV in kader faillissement/aansprakelijkheid
mr. L.A. van Walree-Brascamp FB
ma 13 mei 2013 Actualiteiten arbeidsrecht mr. J.P.M. van Zijl
Noordelijke Kring
Kring Noord Holland/Alkmaar
ma 21 jan 2013 (spitsuur) n.n.b. n.n.b.
wo 27 feb 2013 Fiscale aspecten van de Flex-BV mr. J. Zwagemaker
ma 18 mrt 2013 n.n.b. n.n.b.
wo 24 apr 2013 n.n.b. n.n.b.
Kring Rotterdam
di 8 jan 2013 Actualiteiten omzetbelasting mr. A.F. Fruijtier FB
di 12 feb 2013 n.n.b. prof. mr. G.J.M.E. de Bont
di 12 mrt 2013 Actualiteiten IB-ondernemer en DGA
mr. J. Zwagemaker
di 9 apr 2013 Actualiteiten Vennootschapsbelasting
mr. drs. S.A.W.J. Strik
Kring Utrecht
di 8 jan 2013 Auto en fiscus mr. H.A. Elbert
di 12 feb 2013 Formeel belastingrecht P. van Amersfoort
di 12 mrt 2013 De fiscale perikelen rond de ondernemer en dga in
echtscheiding mr. A. Majoor
di 9 apr 2013 Pensioen mr. P.A. ter Beest MPLA
Kring Zeeland/West Brabant
di 8 jan 2013 Middag: Flex BV, juridische aspecten
mr. P.C.L. Kooijman
Avond: Flex BV, fiscale aspecten
mr. drs. S.A.W.J. Strik
di 5 feb 2013 Actuele Europese ontwikkelingen op het gebied van
EU recht (IB en Vpb) D.S. Smit
di 5 mrt 2013 Fiscale landbouwactualiteiten mr. A. Verduijn FB
di 2 apr 2013 Verdere uitdieping tbs met aandacht voor grensover-
schrijdende vormen van tbs mr. dr. J.P. Boer
Meer informatie en het programma
per kring vindt u op het ledendeel van de website
onder Permanente Educatie >
Kringbijeenkomsten.
54 het Register | december | nummer 6
Verenigingsnieuwshet
Dubbelrecensie: Stichting en fiscus en Stichting en vereniging
Auteurs: Mr. I.L.J.M. Schröder, Auteurs: Mr.drs. B.B.A. deProf.mr. C.A. Schwarz Kroon LL.M., Mr. E.A. Laman,
Mr. M.B. Lucas LuijckxUitgever: Kluwer Uitgever: SduISBN: 9789013057850 ISBN: 9789012384940Prijs: € 28,50 Prijs: € 23,95
Deze keer geen bespreking van één boek, maar een vergelijking tussen een tweetal recent verschenen boeken met de stichting als onderwerp. Het eerste verschil dat opvalt is het aantal bladzij-den. Het boek van Sdu bevat circa 150 pagina’s tegenover circa 250 bladzijden in het boek van Kluwer. Dat geeft de auteurs van laatstgenoemde uiteraard iets meer ruimte om uit te weiden. Die extra ruimte komt bij Kluwer dan ook onder andere terug in meer aandacht voor de civielrechtelijke aspecten van de stichting. Zo komt de rol van de bestuurders wat uitgebreider aan de orde en wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan het Afgezonderd Parti-culier Vermogen. De extra pagina’s in de uitgave van Kluwer wor-den naar onze mening hier en daar ook wat onnodig gevuld. Zo wordt er een structuurschema van enkele pagina’s opgenomen over het aanvragen van een teruggaaf van energiebelasting. Zoals daarbij vermeld kan dit schema eenvoudigweg op de site van de Belastingdienst worden gedownload.Bij het bespreken van de fiscale aspecten is er in het boek van Kluwer voor een wat meer praktische inslag gekozen. De belang-rijkste fiscale aspecten van een stichting komen in beide boeken
voldoende aan de orde. Vreemd genoeg beklijft na het lezen dat beide niet echt de vinger hebben gekregen achter de link tussen de stichting en de fiscale aspecten daarvan. De stichting is weliswaar een stiefkindje in de fis-cale wetgeving, maar wat meer structuur in beide boeken zou bijzonder prettig zijn voor de lezer. Conclusie is dat beiden voldoen, maar dat het boek van Kluwer iets breder is opgezet en met name wat meer aansluit bij praktische situaties. Een lichte voorkeur voor de uitgave van Kluwer dus.
Eindoordeel: n n n
Door: Marco Dijkstra FB en Marcel van Galen FB
In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n Twee beoordelaars recenseren
een boek. n Zij kennen cijfers toe voor
bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.
De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n
Goed n n n n
Redelijk n n n
Matig n n
Afrader n
De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de BTWAuteur: Dr. A.H. BomerUitgever: KluwerISBN: 9789013107715Prijs: € 59,50
Praktisch nut 6Wetenschappelijk niveau 9Actualiteit 7Leesbaarheid 8Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor: specialist
Dit boek is het resultaat van een onderzoek naar de toepassing van het gelijkheids-, evenredigheids- en het rechtszekerheidsbe-ginsel in de jurisprudentie van het Hof van Justitie op het terrein van de btw. Dat deze jurisprudentie een steeds groter invloed heeft op de werkzaamheden in onze fiscale (btw-)praktijk, merken we voortdurend. De arresten Van der Steen, Charles Tijmens, Van Dijk’s Boekhuis etc. zijn inmiddels voor fiscalisten bekende arres-ten. Een onderzoek naar de beginselen in deze jurisprudentie is dan ook op zijn plaats.
De auteur maakt daarbij onderscheid naar algemene rechtsbegin-selen van formeel recht (bijvoorbeeld terugwerkende kracht van regelgeving, de uitgestelde werking van arresten) en algemene rechtsbeginselen als het interpretatiebeginsel. Bij dit laatste beginsel kan men denken aan het beginsel van het verbod tot misbruik van recht of het fiscale neutraliteitsbeginsel. Deze beginselen worden in de Nederlandse jurisprudentie in de afgelopen jaren steeds vaker toegepast.
Uiteraard ontbreken de klassieke btw-beginselen zoals het verbruikbeginsel, neutraliteitsbeginsel, en het beginsel van territorialiteit, bestemming of oorsprong niet. De auteur legt een relatie tussen deze klassieke beginselen en de algemene rechtsbeginselen. Kortom, het boek behandelt diverse beginselen die de (btw-)fiscalist moet kennen. Een aanrader dus.
Eindoordeel: n n n
Door: mr. Lucas Blom FB AA en mr. Johan Stip FB
Boeken
www.rbopleidingen.nl
Waarin wilt u zich verder ontwikkelen?
U bent op zoek naar een opleiding waarmee u uw ambities kunt waarmaken.
Een fiscale opleiding die zeer compleet is en ook nog eens praktijkgericht. Een opleiding die u in de avonduren kunt volgen en waar uw werkgever de volgende dag direct de meerwaarde van merkt. De opleiding CB-belastingadviseur is een opleiding tot
allround belastingadviseur in het mkb. Start in september nog en zet de volgende stap in uw fiscale carrière.
Oog voor ambitie en talent
Schrijf u in voor een
fiscale opleiding!
www.rbopleidingen.nl
10918_advertentie_yoga.indd 1 09-05-12 11:36