Het Register nr. 4 - 2012

52
Register HET VHMF pleit voor totaal ander belastingheffingsysteem Verkiezingsprogramma’s: weinig originele ideeën over belastingen Schorsing van aanslagen en de gevolgen voor de invordering Vakblad van het Register Belastingadviseurs augustus 2012 | nummer 4 Leo Stevens over HT: ‘Het is horizontaal noch toezicht’

description

Het Register nr. 4 - 2012

Transcript of Het Register nr. 4 - 2012

Page 1: Het Register nr. 4 - 2012

Registerhet

VHMF pleit voor totaal ander belastingheffingsysteemVerkiezingsprogramma’s: weinig originele ideeën over belastingenSchorsing van aanslagen en de gevolgen voor de invordering

Vakblad van het Register Belastingadviseurs

augustus 2012 | nummer 4

‘ Leo Stevens over HT: ‘ Het is horizontaal noch toezicht’

Page 2: Het Register nr. 4 - 2012

MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR

RB 2012 nr4 contouren.indd 1 27-7-2012 11:03:13

Page 3: Het Register nr. 4 - 2012

Inhoudde

3

Colofon

n n n

augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00

Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Meer informatie over het RB vindt u op www.rb.nl

RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofd­redacteur)Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FBMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBProf. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont

EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaE­mail: [email protected]

Uitgever RB, Ilse van der DoelenE­mail: [email protected]

Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven

AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00e­mail: [email protected]

Derde jaargang, oplage 7500

VormgevingVerheulCommunicatie.com (basis)Twinmedia BV, Joke Boer

© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gerepro­duceerd door middel van boekdruk, foto­off­set, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.

‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

De redactie - Trends in controlelandProf. mr. dr. G.J.M.E. de Bont n 4

Kort & bondig n 5

Verkiezingsprogramma’s: weinig originele ideeën over belastingenMr. W.J.M. Vennix FB n 8

Gemengde gevoelens bij LenteakkoordColumn ­ mr. dr. J.J.M. Jansen n 11

Kosten voor gemene btw-rekeningMr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen n 22

In memoriam Jan van DijckSylvester Schenk n 26

Jurisprudentie en wetgeving n 27

Lenen van en aan de eigen bvMr. E.A. van Uunen FB en drs. O. de Groot FB n 32

Schorsing van aanslagenMr. V.S. Huygen van Dyck­Jagersma n 36

Het Verenigingsnieuws n 41Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.

Leo Stevens over HT: ‘Het is horizontaal noch toezicht’Interview met prof. dr. L.G.M. Stevens

12 17Evaluatie HT: een drietal reactiesMr. S.F.J.J. Schenk FB, mr. F.A. Provoost FB en drs. H.A.A.M. Rutten

Page 4: Het Register nr. 4 - 2012

Redactiede

4 het Register | augustus 2012 | nummer 4

De Belastingdienst heeft verschillende middelen om de belastingmoraal hoog te houden. Goedwillende burgers worden geholpen met het nakomen van hun fiscale verplichtingen; belastingplichtigen die de bloemetjes op de rand van het oorbare willen plukken, worden daarentegen ontmoedigd en fraudeurs worden (keihard) bestuurlijk of strafrechtelijk bestraft. In dit palet past natuurlijk ook het horizontaal toezicht. Dit prestigeproject van Financi­en verdient reeds om die reden een kans. Of overigens daarom zo de klad is gekomen in het reguliere controleren, is mij niet duidelijk. Wel bereiken mij uit het veld berichten dat dit HT zo arbeidsintensief is dat aan de belasting­plichtigen die daar niet voor hebben gekozen, geen aandacht meer kan worden besteed. Een valkuil voor het succes van HT, terwijl dat er juist op is gericht de fiscale deugnieten de aandacht te geven die ze verdienen. Elders in dit nummer komt dit actuele thema overigens ruimschoots aan bod.Nu de mankracht thans al tekortschiet en dit probleem in de zeer nabije toekomst alleen maar zal verergeren, rijst de vraag of het ‘controleren­oude­stijl’ wel een reële optie blijft. Mijns inziens laat de Belastingdienst bijzonder veel kansen liggen door niet genoeg in te spelen op de digitalisering van de maatschappij. Door in de controlesoft­ware veel meer aan te sluiten bij de gedigitaliseerde administraties van belastingplichtigen en hun bancaire ver­keer, kan veel gerichter worden gecontroleerd. Ook de rol van de accountant is geheel aan het veranderen. Waren woorden als onafhankelijkheid en objectiviteit eerder lippendiensten aan overheid, maatschappelijk verkeer en toezichthouder, de komende jaren gaat er op dat gebied veel veranderen. De Belastingdienst zal zich op het contro­levlak steeds meer gaan opstellen als toezichthouder in plaats van zelfstandig controleorgaan. Het toezicht zal zich daarbij steeds meer richten op de professionele partijen, en minder op de belastingplichtigen zelf.Het belang van de Belastingdienst bij een onkreukbare, objectieve en nauwgezette belastingadviseur of accoun­tant is dan ook evident. Voor wat betreft de accountant heeft de Belastingdienst onlangs convenanten afgesloten

met het Bureau financieel toezicht, de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), om aldus flagrante normoverschrijdingen

en ontoelaatbaar gedrag bij deze instanties te kunnen melden. Met dit ‘klikken’ hoopt de Belastingdienst te bewerkstelligen dat maatregelen worden genomen,

zoals tuchtrechtspraak of ander handhavend optreden. Het laat zich raden dat de Belastingdienst op termijn zelfstandig zal kunnen optreden tegen de accountants. Overigens kan hen op grond van de vierde tranche Awb nu al een bestuurlijke boete worden opgelegd. Als argumentatie voor de conve­nanten wordt aangevoerd dat de Belastingdienst bij zijn toezichtstaken ‘onder meer op de werkzaamheden van accountants steunt’.De belastingadviseurs komen in het HT­traject onder metatoezicht. Daarbij is het niet ondenkbaar dat er binnen afzienbare tijd een gecerti­

ficeerde club van belastingadviseurs en accountants komt, die via een soort belastingverklaring instaat voor de zorgvuldigheid en het naleven

van protocollen bij het doen van aangiften. Daarmee wordt de fiscale con­trole door de Belastingdienst als het ware uitbesteed. Blijkt een belasting­verklaring achteraf onjuist te zijn, dan dreigt verlies van de gecertificeerde status en daarmee het uitvoeren van de professie. De professional heeft er

in die situatie dus duidelijk belang bij om de oren niet te veel te laten han­gen naar de cliënt. En de fiscus kan intussen flink snoeien in het aantal con­

troleurs. Of de verschillende brancheorganisaties, waaronder het RB, zich voor een dergelijk, in mijn ogen geenszins denkbeeldig karretje willen laten

spannen, zullen ze tijdig moeten afwegen. Want voor ze het beseffen, lopen ze achter de feiten aan. <<<

Prof. mr. dr. G.J.M.E. de BontHoogleraar formeel belastingrecht aan de Erasmus Universiteit, advocaat bij De Bont Advocaten en lid van de redactieraad

Alle eerder verschenen exemplaren van Het Register vindt u op www.rb.nl

Trends in controleland

Page 5: Het Register nr. 4 - 2012

n n n

Kort & Bondig

Voor € 38 miljoen aan onjuiste uitbetalingen voorkomen

De Belastingdienst en de FIOD hebben in de eer-ste vier maanden van dit jaar voor € 38 miljoen aan onterechte uitbetalingen op basis van belas-tingaangiften weten te voorkomen. Daarnaast wer-den ruim 130.000 nieuwe toeslagaanvragen op juistheid getoetst aan actuele informatie. In het kader van de aanpak van btw-fraude werden dit jaar tot nu toe 39.000 ongebruikte btw-nummers afgevoerd. Tevens worden 26.000 nummers per-manent gemonitord om misbruik te voorkomen. Bij de bestrijding van intracommunautaire btw-fraude zijn 206 ondernemingen stopgezet.

n Ministerie van Financiën, 6 juni 2012

Werken na de AOW wordt makkelijkerHet kabinet gaat de regels om AOW’ers te laten werken versoepelen. Voor werkgevers wordt het daardoor aantrekkelijker om AOW’ers in dienst te nemen. Zo hoeven ze het loon bij ziekte maar zes weken in plaats van twee jaar door te betalen en worden

ook hun re-integratieverplichtingen beperkt. Verder vallen AOW’ers straks onder het wettelijk minimumloon en wordt de mogelijkheid verruimd om tijdelijke contracten met gepensio-neerden aan te gaan. Dit staat in een wetsvoorstel waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het streven is om de maatregelen per 1 juli 2013 te laten ingaan.In het wetsvoorstel wordt tevens geregeld dat een arbeidsover-eenkomst tussen werkgever en werknemer automatisch eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, als daarover geen andere afspraken tussen werkgever en werknemer zijn ge-maakt. Deze regel geldt alleen voor de marktsector. Het wets-voorstel is voor advies naar de Raad van State gestuurd en wordt openbaar na indiening bij de Tweede Kamer.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 29 mei 2012

Gevolgen modernisering Ziektewet voor werkgevers onderbelichtBij het aannemen van het wetsvoorstel Modernisering Ziektewet zijn de gevolgen voor werkgevers onderbelicht, stelt risicoadvi-seur en verzekeringsmakelaar Aon. Werkgevers die met veel tijde-lijke krachten werken, krijgen te maken met een flinke lastenverzwaring per 1 januari 2014, het moment waarop het wetsvoorstel van kracht is.

Op grond van de wet Modernisering Ziektewet wordt de werkge-verspremie voor de Ziektewet afhankelijk van de daadwerkelijke instroomcijfers per organisatie en wordt ze dus niet meer per sec-tor vastgesteld. Dat houdt in dat hoe hoger het verzuim van me-dewerkers met een tijdelijk contract is, des te meer premie de werkgever moet afdragen. Nu betalen werkgevers alleen het loon door gedurende de looptijd van het tijdelijke contract. Vanaf 2014 worden werkgevers ook belast met het toerekenen van de ziektewetuitkering die een zieke tijdelijke werknemer na het aflo-pen van het contract ontvangt. De overheid wil op deze manier 270 miljoen euro bezuinigen. De verantwoordelijkheid voor soci-ale zekerheid verschuift hiermee naar het bedrijfsleven, conclu-deert Aon.

De wet heeft ook gevolgen voor de premie die werkgevers beta-len voor WGA-uitkeringen. Waren bedrijven eerst alleen verant-woordelijk voor de WGA-kosten voor vaste werknemers, nu draaien ze ook op voor die voor werknemers met een tijdelijk arbeidscontract.

n Aon, 10 juli 2012

5augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Page 6: Het Register nr. 4 - 2012

n n n

Registratieplicht voor uitlenen arbeidskrachten

Op 1 juli jl. is de registratieplicht in werking getreden voor alle werkgevers die arbeids-krachten tegen een vergoeding beschikbaar

stellen aan anderen, ook als dat maar incidenteel ge-beurt. Vanaf genoemde moeten uitleners in het Handels-register van de Kamer van Koophandel een aantekening hebben opgenomen dat ze arbeidskrachten ter beschik-king stellen. Ook voor inleners heeft de wet consequen-ties. Zij mogen niet meer gebruikmaken van de diensten van uitleners die niet goed geregistreerd staan. Een en ander kunnen ze controleren op de website van de Ka-mer van Koophandel (www.kvk.nl/waadi).De consequenties van het overtreden van deze wet zijn groot. Uitleners krijgen van de Inspectie SZW een boete van € 12.000 per werknemer. Ook inleners kunnen deze boete krijgen. Bij een tweede overtreding wordt de boete verhoogd tot € 24.000 en bij een derde over-treding tot € 36.000 per werknemer.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 29 juni 2012

Rijksbrede aanpak illegaal geld‘Afpakken en Afsluiten’, dat is de aanpak die het kabinet voor ogen heeft met een rijksbrede aanpak van illegaal geld. In die aanpak ligt het zwaartepunt op het afpakken van illegaal geld en het afsluiten van mogelijkheden om regels te kunnen overtreden. In 2011 is rijks-breed ruim € 4,5 miljard aan illegaal geld afgepakt. Dat heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie mede namens de bewindsperso-nen van Financiën, SZW, EL&I, VWS en OC&W aan de Tweede Kamer geschreven.

Circa 80% van het illegaal geld – aangenomen wordt dat er in Nederland jaarlijks ongeveer € 18,5 miljard aan geld wordt witge-wassen – is afkomstig van fraude. Dit is een zeer breed begrip, dat zowel professionele financieel-economische fraude omvat, alsook misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude op het gebied van belastin-gen, sociale zekerheid en subsidies. Om rijksbreed effectief te kun-nen optreden tegen dit illegale geld, wordt de Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) ontwikkeld, dat per 1 januari 2013 operationeel moet zijn. Dit samenwerkingsverband van Belasting-dienst, FIOD, OM, politie en FIU heeft tot doel door informatiedeling (onverklaarbare) vermogensbestanddelen in kaart te brengen en wit-was- en fraudeconstructies bloot te leggen, zodat crimineel of onverklaarbaar vermogen wordt getraceerd en afgenomen, belas-tingontduiking wordt tegengegaan, dan wel bepaalde overheidsvor-deringen alsnog worden geïnd.

n Ministerie van Veiligheid en Justitie, 12 juli 2012

6 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Belastingdienst belt slechte betalers opDe Belastingdienst is gestart met een pilot waarin incassomedewerkers belastingplichtigen opbellen die openstaande belastingschulden ook na een aanmaning en een dwangbevel nog niet hebben betaald. Doel van de pilot is om deze groep de ge-legenheid te geven hun schuld alsnog online te la-ten betalen. Gebeurt dat niet, dan zet de fiscus zwaardere middelen in, zoals beslaglegging op bankrekeningen of de auto. Het nabellen is be-doeld om relatief kleine bedragen, tot enkele dui-zenden euro’s, alsnog snel binnen te krijgen. De pilot wordt na de zomer verder uitgebreid en aan het einde van het jaar geëvalueerd.

n Ministerie van Financiën, 4 juni 2012

Ontslagrecht wordt vereenvoudigdHet kabinet gaat de arbeidsmarkt hervormen, conform de afspraken in het Lenteakkoord. Er komt één route voor het ontslaan van werkne-mers, waarbij de werkgever een werknemer mag ontslaan zonder toet-sing vooraf. De opzegtermijn wordt voortaan twee maanden voor zowel werkgever als werknemer. De werkgever moet het ontslag wel goed motiveren. Ook moet een hoorprocedure worden gevolgd waarbij de werkgever het ontslag aankondigt en de werknemer hierop kan rea-geren. Is de werknemer het niet eens met het ontslag, dan kan hij naar de rechter stappen.Verder gaat de werkgever de kosten dragen van de eerste periode werkloosheid van ontslagen werknemers met tijdelijke of vaste con-tracten, tot maximaal zes maanden. Deze extra kosten worden gecom-penseerd door lagere ontslagkosten. De overheid bespaart door deze maatregel één miljard euro per jaar.Werknemers krijgen vanaf 2014 bij ontslag een zogenoemd transitie-budget. Dat bestaat uit een kwart maandsalaris per gewerkt jaar, met een maximum van een half jaarsalaris. Dit budget komt in de plaats van de huidige ontslagvergoeding en geldt in beginsel voor zowel vas-te als tijdelijke werknemers.

n Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 18 juni 2012

Page 7: Het Register nr. 4 - 2012

n n n

Wetsvoorstel auteurscontracten- recht bij Tweede Kamer ingediendStaatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Zijl-stra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend dat auteurs en uitvoerende kunstenaars de mogelijkheid geeft het contract met de exploitant van hun werk geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Denk aan het geval dat de auteur wil dat zijn boek ook digitaal wordt geëxploiteerd en de uitgever – die wel de digitale rechten heeft – daar geen trek in heeft.De regeling verstevigt de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van hun exploitanten. Zo krijgt de maker een recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van exploitatiebevoegd-heid. De minister van OC&W kan op gezamenlijk verzoek van verenigingen van makers en exploitanten de hoogte van deze billijke vergoeding vast-stellen. Ook moet de maker een hogere vergoeding kunnen claimen als zijn werk een onverwacht succes blijkt te zijn; een zogeheten bestsellerbepa-ling. Verder kunnen onredelijke bepalingen in contracten worden vernie-tigd. Ten slotte is het de bedoeling dat er een efficiënte en laagdrempelige geschillencommissie komt.

n Ministerie van Veiligheid en Justitie, 20 juni 2012

Een op de drie werknemers verzuimt langer dan een maand na arbeidsongevalIn Nederland hebben in 2010 naar schatting 224.000 werknemers te maken ge-had met een arbeidsongeval met letsel en verzuim als gevolg. Een derde van de ongevallen leidde tot een verzuim van langer dan een maand, terwijl een op de tien werknemers langer dan een half jaar wegbleef. Naast persoonlijk leed ver-oorzaken arbeidsongevallen nog steeds een aanzienlijke last voor het bedrijfs-leven en de maatschappij. Het aantal arbeidsongevallen in Nederland is sinds 2005 stabiel. Een en ander staat in de Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2010 van TNO.

n TNO, 2 juli 2012

E-mail marketing financiële sector schiet tekortBedrijven in de financiële sector komen hun belof-tes bij nieuwsbriefinschrijvingen niet goed na. Van de 115 organisaties die een nieuwsbrief aanbieden, versturen er slechts 15 (13%) binnen twee weken een nieuwsbrief en 31% laat zelfs helemaal niet meer van zich horen. Een volwaardige welkomst-e-mail kan er bij geen van de onderzochte financials vanaf. Ook het inschrijven zelf kost al moeite. Zo moet twee derde van de velden verplicht worden ingevuld. Hierdoor hebben met name verzekeraars last van ‘sign-up leakage’, dat wil zeggen dat poten-tiële inschrijvers halverwege het proces afhaken.Een en ander blijkt uit het benchmarkrapport ‘E-mail marketing in financiële sector’ van EmailMon-day en DM-Interface. Het bevat een studie naar de e-mailmarketing en nieuwsbriefverzending van 167 verzekeraars en intermediairs in Nederland.

n EmailMonday en DM-Interface , 26 juli 2012<<<

7augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Page 8: Het Register nr. 4 - 2012

n n n

8 het Register | augustus 2012 | nummer 4

De woorden ‘het gaat mij om de inhoud’ lig­gen menig politicus in de mond bestorven, maar dat blijkt niet uit elk verkiezingspro­gramma. Een enkele partij is redelijk con­

creet in haar voornemens, maar het merendeel lijkt juist vaagheid te beogen. Dat is vooral vreemd als het fiscale onderwerpen betreft waarover al veel is gediscussieerd, zoals de voorgenomen afschaffing van de onbelaste woon­werkvergoeding. Diverse partijen slagen erin om zelfs over dit soort issues vaag te blijven. Die vaagheid maakt een vergelijking niet eenvoudig. Ook de stijl vari­eert enorm, van tamelijk zakelijk tot populair of populis­tisch. Het zal niemand verbazen dat Wilders’ PVV ook in het verkiezingsprogramma niet kiest voor de nuance, maar voor directe, volkse taal. Neem: ‘Never nooit niet Europese belastingen!’ Niet bepaald parlementair taalge­bruik, maar u weet tenminste wel waar u aan toe bent.Ook de mate en de vorm waarin in het programma aan­dacht wordt besteed aan belastingen, lopen sterk uiteen. Alle partijen zeggen wel wat over ondernemerschap – al­lemaal positief, althans in woorden – en de woning­markt, maar verder heeft men soms nauwelijks iets te melden of worden fiscale voornemens onder andere on­derwerpen vermeld. De ChristenUnie (CU) is de enige partij met een volwaardige fiscale paragraaf in haar pro­gramma.

WoningmarktDe banvloek op het H­woord behoort definitief tot het verleden, zoveel is wel duidelijk. Alleen de PVV staat nog pal achter de huidige regeling en gebruikt dit als kapstok om en passant af te geven op de EU en de ‘Kunduz­coali­

Weinig originele ideeënover belastingen

Leest u wel eens een verkiezingsprogramma? Of zelfs meerdere, zodat u op 12 september weloverwogen uw stem kunt uitbrengen? Waarschijnlijk is het antwoord tweemaal ‘nee’, want verreweg de meeste kiezers maken hun afweging op andere manieren. Begrijpelijk, want bijvoorbeeld een inventarisatie van de fiscale onderdelen van de diverse programma’s levert nauwelijks originele ideeën op.

tie’. VVD en CDA verdedigen de aanpassing zoals opgeno­men in het Lenteakkoord: vanaf 2013 voor nieuwe geval­len alleen renteaftrek voor annuïtaire hypotheken, geen enkele beperking voor bestaande gevallen. D66 en SGP willen een ‘verdere’, respectievelijk ‘geleidelijke’ hervor­ming van de renteaftrek, maar vertellen er helaas niet bij wat we ons daar concreet bij moeten voorstellen.De CU wil de maximaal voor renteaftrek in aanmerking komende schuld geleidelijk verlagen naar 5 ton en het af­trekpercentage naar 30. De SP wil naar een maximum van 3,5 ton tegen maximaal 42%. De PvdA haalt haar so­cialistische zusje op beide punten links in: maximaal af­trek over de gemiddelde huizenprijs (thans € 237.000), tegen een vast percentage van 30. Wel doet de PvdA daar

Wil VennixMr. W.J.M. Vennix FB is hoofdredac-

teur van Het Regis-ter, bestuurslid RB

en vennoot bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs

in Tilburg

Verkiezingsprogramma’s maken keuze niet eenvoudiger

Vijftig partijenBij de Kiesraad hebben zich voor de komende Tweede Kamerverkiezingen maar liefst vijftig par­tijen geregistreerd. Die zullen niet allemaal daad­werkelijk (in alle kieskringen) meedoen, maar ook dan blijft er nog keus genoeg over. De websites van de nieuwelingen – voor zover aanwezig – tonen een bont palet aan partijen, van bloedserieuze we­reldverbeteraars tot ludieke populisten. Ook aan intrigerende namen geen gebrek: van de Kleptocra­ten (‘tegen de overheidsbetutteling’) en de HHH Partij (‘Hamers Herstelt Holland’) tot de Partij van de Toekomst van Johan Vlemmix en de Club van Niet Kiezers van Harm Wiersma.

Page 9: Het Register nr. 4 - 2012

n n n

9aufgustus 2012 | nummer 4 | het Register

30 jaar over, tegen 10 jaar voor de SP. Daarbovenop wil de PvdA nieuwe hypotheken verplicht in 30 jaar annuïtair laten aflossen, waarmee de ingrepen toch wel sterk lijken te cumuleren: én tarief én maximale schuld én verplicht aflossen. GroenLinks (GL) en de Partij voor de Dieren (PvdD) tot slot willen beide de hypotheekrenteaftrek op termijn volledig afschaffen.Bijna alle partijen willen de starters op de woningmarkt extra steunen. Populaire maatregelen zijn een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting en verruiming van de vrij­stelling in de schenkbelasting. Overigens spreekt het CDA­programma opmerkelijk genoeg over een ‘verho­ging van het schenkingsrecht’, terwijl juist het omge­keerde wordt bedoeld. Verder bepleit het CDA een bouw­spaarregeling voor starters, de SP een tijdelijke startersaftrek en GL een starterspremie, maar bij alle drie moeten we onze eigen fantasie gebruiken om daar invul­ling aan te geven. Wel concreet – en origineel – is het voorstel van de CU om werknemers het recht te geven het werknemersdeel van de pensioenpremie niet te ge­bruiken voor pensioenopbouw, maar voor aflossing van de hypotheekschuld.Alle standpunten overziende kan het met de hypotheek­renteaftrek alle kanten opgaan, afhankelijk van de verkie­zingsuitslag. Het zou me echter verbazen als er voor be­staande gevallen totaal niets gaat veranderen. Ik verwacht ten minste een symbolisch begin van een beperking van de maximaal in aanmerking te nemen schuld. Wat de star­ters betreft lijkt een verhoging van de belastingvrije schenking voor de woning goede kans te maken.

Onbelaste woon-werkvergoedingDe afschaffing van de vrijstelling voor woon­werkvergoe­dingen is ongetwijfeld het meest omstreden onderdeel van het Lenteakkoord. Je zou aan de hand van de reacties bijna gaan denken dat de huidige 19 cent per kilometer de kosten dekt, maar dat terzijde. In de meeste verkie­

zingsprogramma’s wordt in enige mate afstand genomen van deze maatregel, maar helder is het niet steeds. De PVV is tegen afschaffing, omdat ‘heel veel hardwerkende mensen keihard worden getroffen in hun portemonnee’. Ook de VVD wil ‘deze hardwerkende Nederlanders niet zwaarder belasten’. En ook de PvdA is tegen, omdat ‘steeds meer middenklassers in de problemen komen’.Het CDA wil op korte termijn een heffing per gereden ki­lometer invoeren, waarin ‘de afschaffing van het reiskos­tenforfait wordt verdisconteerd’; u mag zelf bedenken wat dat heeft te betekenen. D66, GL, CU en PvdD willen de onbelaste vergoeding voor reizen met openbaar ver­voer handhaven. De CU wil voor het overige woon­werk­verkeer een lagere vergoeding dan de huidige 19 cent, de andere partijen staan achter de eerder afgesproken af­schaffing. Diverse partijen pleiten er verder voor om de auto meer te belasten op basis van gebruik in plaats van bezit. Als het niet haalbaar is de bijtelling beter af te stemmen op het daadwerkelijke privégebruik, moet van GL het huidige bijtellingspercentage worden verhoogd; nog hoger dan 25% dus!

Ondernemerschap/mkbNagenoeg elke partij spreekt warme, maar op de keper beschouwd nietszeggende woorden over ondernemers en het ondernemerschap. Het mkb als ‘(banen)motor van onze economie’ is natuurlijk een waarheid als een koe, maar verwordt tot een cliché als je leest wat diverse partijen daar verder over te zeggen hebben. Het CDA vindt dat onze ondernemers ‘respect verdienen’ en noemt specifiek ‘het familiebedrijf dat zowel de bezit­tingen als de waarden wil doorgeven aan de volgende ge­neratie en daarmee past bij onze ambitie voor een meer duurzame economie’. De PvdA is ‘trots op echte onder­nemers’ en wil bedrijfsinvesteringen bevorderen, onder andere door herinvoering van de crisismaatregel wille­keurige afschrijving. De VVD wil ondernemers ‘niet on­

Page 10: Het Register nr. 4 - 2012

n n n Verkiezingsprogramma’s

10 het Register | augustus 2012 | nummer 4

nodig belasten’, wat me ook een open deur lijkt. Iets concreter is het plan van de VVD om fors te investeren in onderwijs, zodat zittende ondernemers goede overna­mekandidaten hebben wanneer ze hun bedrijf willen overdragen. Al is het verband tussen die maatregel en het beoogde effect niet bepaald vanzelfsprekend te noe­men.D66 wil ‘ruimte voor ondernemers’ en gaat verder in op de positie van zzp’ers. Een heldere lijn ontbreekt daarbij: enerzijds wil men minder regels (vereenvoudiging VAR­verklaring, geen uren­, maar omzetcriterium voor zelf­standigenaftrek), anderzijds juist meer (zzp’ers moeten kunnen aanhaken bij sociale voorzieningen, schijnzelf­standigheid moet worden aangepakt). De SP is wat dat betreft helderder: zzp’ers in sectoren met vooral werkne­mers moeten verplicht onder de sociale zekerheid wor­den gebracht.D66 wil, net als de PvdA, ‘disproportionele renteaftrek’ in de vennootschapsbelasting tegengaan. Hoe of wat, wordt verder niet uitgewerkt. Hetzelfde geldt voor het pleidooi van het CDA voor ‘een eenvoudige onderne­merswinstbelasting, die groei stimuleert, ongeacht rechtsvorm’. De SGP wil dat alle nieuwe regels worden getoetst op regeldruk en effecten voor het mkb. Tot slot nog een bijzondere: de PvdD wil de landbouwvrijstelling afschaffen... behalve voor biologische bedrijven!

Handhaving en regeldrukZoals te verwachten viel, lezen we overal het politiek correcte voornemen om de regeldruk te verminderen, echter veelal zonder dit te concretiseren, waardoor het bij woorden blijft. Hier en daar wordt, zonder dit expli­ciet te noemen, gehint op horizontaal toezicht. Zo is de VVD ‘voor een overheid die ondernemers vertrouwt. Als een ondernemer controles en inspecties goed doorstaat, kunnen deze worden afgebouwd’. De PvdA vindt dat ‘in­specteurs moeten samenwerken en gelijktijdig controle­ren. Bij gebleken goed gedrag wordt uitgegaan van ver­trouwen in plaats van wantrouwen. Waar nodig moet gewoon worden opgetreden’. D66 wil minder regeldruk door ‘meer vertrouwen en eenvoudiger contact met de overheid’. De CU meldt, als enige partij, dat de btw­car­rouselfraude moet worden tegengegaan en wel door de wijze van inning door de Belastingdienst te wijzigen. Ik had dan wel willen lezen hoe we dat gaan doen, maar dat moeten we blijkbaar zelf bedenken.

Omlaag of omhoog?PvdA, SP, D66, GL, CU en PvdD bepleiten, in verschillen­de toonzettingen, een verdere vergroening van het belas­tingstelsel. De PvdD wil een heffing voor het bebouwen van voorheen onbebouwde grond. SGP en CU vinden het huidige belastingstelsel oneerlijk voor gezinnen, c.q. een­verdieners en willen dit aanpassen. Het CDA wil een ‘so­ciale vlaktaks’ (van circa 35%) met een solidariteitshef­fing voor ‘topinkomens’ (zonder aanduiding van het bedrag). De volgens het CDA grote voordelen die hieraan verbonden zijn, worden niet echt uitgewerkt, terwijl een tariefmaatregel alleen toch niet veel vereenvoudiging

lijkt op te leveren. Ook de SGP is voor een ‘sociale vlak­taks’, zonder toelichting.Het zal niet verrassen dat de VVD voor belastingverlaging is, omdat ‘hard werken en ondernemerschap moet lo­nen’. Verder willen de liberalen het vitaliteitspakket af­schaffen, inclusief de levensloop (waarmee men, naar ik aanneem, de overgangsregeling bedoelt). Durfkapitaal moet tot 1 ton belastingvrij zijn in box 3 en het eventuele verlies aftrekbaar.De PvdA en GL willen het toptarief in de inkomstenbe­lasting verhogen naar 60%, de SP naar 65%; bij alle drie moet dit nieuwe toptarief gelden vanaf 1,5 ton. De SP wil bovendien een vermogenswinstbelasting van 40% en voor grote vermogens een aparte vermogensbelasting. De PVV wil juist alle belastingen verlagen, van btw, vennoot­schapsbelasting en energiebelasting tot de benzineac­cijns (‘kwartje van Kok’). Zoals bekend vindt de PVV dat het dragen van hoofddoekjes moet worden belast, maar of die nieuwe heffing eerdergenoemde belastingverlagin­gen moet opvangen, wordt niet verteld.

Kleinere partijenTot zover over de verkiezingsprogramma’s van de thans in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen. Daar­bij zij aangetekend dat Democratisch Politiek Keerpunt van Brinkman nog geen programma had gepubliceerd en dat van sommige partijen het programma nog niet defi­nitief was vastgesteld en derhalve het concept is ge­bruikt. Niet in de Tweede, maar wel in de Eerste Kamer zit ouderenpartij 50Plus. Opmerkelijk in de lijst van ‘50Plus Punten’ is dat men ‘met snelheid en kracht de jaarlijkse belastingontduiking van € 30 miljard’ wil aan­pakken. De partij baseert zich hierbij op een onderzoek van Tax Justice Network en Tax Research UK, een bron die niet door iedereen even serieus wordt genomen. Maar goed, als het zo simpel is, hoeven we de komende jaren natuurlijk niet bang te zijn voor bezuinigingen en is er ook geld voor betere gladheidsbestrijding, een ander 50Plus Punt. Deze partij wil verder voor kinderen een vrijstelling van erfbelasting tot 2,5 ton. De overdrachts­belasting zou nihil moeten zijn voor woningen tot 3 ton en daarboven in stappen van 2% moeten oplopen tot 6% boven de 9 ton.Een geheel ander geluid tot slot is te horen bij de Liberta­rische Partij (LP). De Libertariërs streven naar ‘een vrije wereld; een wereld waarin niemand wordt gedwongen zijn of haar leven en eigendom op te offeren ten gunste van anderen’. Vanuit dat principe streeft de LP naar af­schaffing van alle belastingen. Niet ineens overigens, maar ‘uiteindelijk’, want zo praktisch is men dan ook wel weer. Anders dan 50Plus wil de LP belastingontduikers niet aanpakken, maar hen juist collectief en onvoorwaar­delijk gratie verlenen. Het moge duidelijk zijn dat uw en mijn broodwinning ernstig in het gedrang zouden komen als deze partij het in Nederland voor het zeggen krijgt. Ik kan u echter geruststellen: in 1992, de laatste keer dat de Libertarische Partij meedeed aan Tweede Kamerverkie­zingen, behaalde ze een schamele 2754 stemmen, ofwel 0,03% van het totaal. <<<

Page 11: Het Register nr. 4 - 2012

column

11augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Het Lenteakkoord is aanvankelijk met zeer veel euforie ontvangen, totdat duidelijk werd dat het akkoord voor iedereen toch vooral veel lastenverzwaring betekent. Daarop maakte het en­thousiasme plaats voor verontwaardigde reacties. Vaak selectieve verontwaardiging. Het over­grote deel van de fiscale onderdelen van het Lenteakkoord is neergelegd in een wetsvoorstel dat de staatssecretaris van Financiën op 4 juni jl. aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Voor de rest van de fiscale maatregelen moeten we nog even geduld hebben. Die komen op Prinsjesdag.

De staatssecretaris heeft ervoor gekozen alle maatregelen in één wetsvoorstel op te nemen. Zo­wel zoet als zuur. Ook een complexe maatregel als de reparatie van het zogenoemde Bosal­gat maakte deel uit van het wetsvoorstel. Hiermee werd de Eerste Kamer voor het blok gezet, want die kan alleen maar ja of nee zeggen. Praktisch gesproken was nee zeggen geen optie. In deze weinig benijdenswaardige positie steunden de senatoren in meerderheid met veel tandenge­knars het voorstel.Het Lenteakkoord bevat overigens meer zuur dan zoet. Veel lastenverhogingen maken er deel vanuit, zoals de verhoging van het algemene btw­tarief. Het akkoord is vooral ingegeven door het op korte termijn willen terugdringen van het bijna heilig verklaarde 3% maximale over­

heidstekort. In het akkoord ontbreekt het aan de steeds nijpender wordende fundamen­tele aanpassingen van het fiscale stelsel, al willen de politici die het akkoord hebben

gesloten ons anders doen geloven. Waarom is bijvoorbeeld niet van de gelegen­heid gebruik gemaakt om één uniform btw­tarief in te voeren? Dat past goed in

een stroop­ en azijnbenadering. En wat is er tot nu toe terechtgekomen van de beloofde vereenvoudigingen? Laat ik zelf het antwoord geven: bar weinig.

Vooral het midden­ en kleinbedrijf is hiervan de dupe. De mkb­ondernemer wordt al jaren een aantal vereenvoudigingen in de winstsfeer in het voor­

uitzicht gesteld. Zo beloofde staatssecretaris Weekers in zijn Fiscale Agen­da om in ruil voor lagere tarieven het instrumentalisme terug te dringen. Niets van gemerkt. Andere aanpassingen in de winstsfeer, zoals de moge­lijkheid van een winstbox, komen evenmin van de grond. Een vlaktaks die vooral de spanning tussen de verschillende boxen aanzienlijk kan verminderen, lijkt verder weg dan ooit. En ook met het terugdringen van

de fiscale administratieve lasten wil het nog steeds niet vlotten.

Ondanks al deze bezwaren is het Lenteakkoord een politiek moedig be­sluit, want wat als er geen akkoord was gesloten? Maar vanuit het adagium

never waste a good crisis was er naar mijn mening meer uit te halen geweest. Vanuit dat perspectief bezien roept het Lenteakkoord gemengde gevoe­

lens op. Maar eens afwachten of na de verkiezingen een nieuwe coa­litie meer fiscale moed aan de dag legt. Ik vrees evenwel het

ergste. <<<

Gemengde gevoelens bij LenteakkoordMr. dr. J.J.M. JansenStaatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State

Page 12: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

het Register | augustus 2012 | nummer 412

Page 13: Het Register nr. 4 - 2012

Interviewhet

n n n n n

‘Het is de kunst om te groeien van vertrouwen naar gerechtvaardigd

vertrouwen’

13augustus 2012 | nummer 4 | het Register

In een vergaderzaal aan het statige Lange Voorhout, op een steenworp afstand van het ministerie van Financiën, heeft Leo Stevens weinig aansporing nodig om zich tot de lezers van Het Register te wenden. Nee, hij hoeft de vragen niet vooraf te zien, hij antwoordt liever spontaan. En voordat wij de openingsvraag hebben kunnen stellen, barst hij vol enthousiasme los over de werkwijze van de commissie. Dat hij heeft gesproken met De Nederland­sche Bank en andere toezichthouders, met de FIOD, met belastingadviesorganisaties, met vertegenwoordigers uit het grote en kleine bedrijfsleven, met dga’s die ertoe doen, met mensen van de Belastingdienst – ‘ook die het er niet mee eens zijn’ – en met de AbvaKabo. Dat de en­quête onder 3500 medewerkers van de Belastingdienst een respons had van 60%. Dat alle gesprekspartners voor het gesprek een position paper moesten indienen en het gespreksverslag moesten accorderen, zodat de commissie met een helder en realistisch verhaal naar buiten kon ko­men. En dat de commissie vooraf de garantie heeft gekre­gen dat al het materiaal openbaar mocht worden ge­maakt.

Verrassingen

Hebben de bevindingen u verrast?‘Ja. Bij de uitvoering van het horizontaal toezicht in het mkb is de Belastingdienst minder professioneel aan de slag geweest dan ik had gedacht. De intuïtie gaf de juis­te richting om afstand te nemen van de traditioneel

wantrouwige benadering. Maar na verloop van tijd heeft intuïtie te weinig draagvlak en heb je rationele in­strumenten nodig. Het is de kunst om te groeien van vertrouwen naar gerechtvaardigd vertrouwen. Dat is bij zeer grote ondernemingen begrijpelijkerwijze goed ver­lopen, omdat die in een omgeving werken met veel ex­terne toezichthouders en veel regulering. Bij middel­

grote ondernemingen verliep het al minder goed. Maar dan komen de 600.000 ondernemingen in het mkb. Die worden geadviseerd door uiteenlopende adviseurs, van professionele accountants en fiscalisten tot en met de goedwillende amateur om de hoek. Hoe breng je een schifting aan als zij moeten instaan voor de klant? De Belastingdienst heeft er geen overtuigend systeem voor. Dat is de grootste kwetsbaarheid en de belangrijk­ste uitdaging.’

En dat de Belastingdienst de kosten en baten van het hori-zontaaltoezichtconvenant niet inzichtelijk kan maken?‘Ook dat heeft me verrast, ja. De Belastingdienst blijkt niet te weten hoeveel tijd het kost om een tax control

Leo Stevens evalueert horizontaal toezicht

Soepel waar het kan, streng waar het moet. Zo hebben voorzitter Leo Stevens en de leden van de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst het evaluatie-rapport genoemd dat zij in juni uitbrachten. Bij de zeer grote ondernemingen blijkt de horizontale aanpak aardig te werken. Maar in het mkb verloopt het pro-ces te ‘intuïtief’ en te weinig rationeel. Belastingadviseurs moeten hun cliënten niet zomaar allemaal aanmelden, maar in de ogen kijken, zegt Stevens. Zowel om de cliënt te overtuigen van de voordelen als om voor de cliënt te kunnen instaan.

Tekst: Lex van Almelo; foto’s: Raphaël Drent

‘ Het is horizontaal noch toezicht’

Page 14: Het Register nr. 4 - 2012

Interviewn n n n n

14 het Register | augustus 2012 | nummer 4

taal. En het is trouwens ook niet echt toezicht, maar uitvoe-ring van wet­ en regelgeving. We vonden het echter niet nodig moeilijk te doen over een ingeburgerd begrip.’

Bezwaar

Was de commissie niet eenzijdig samengesteld? Wetenschap en overheid waren wel vertegenwoordigd, maar het bedrijfs-leven en de adviespraktijk niet.‘De adviespraktijk had toch de voorzitter? Het bedrijfsle­ven was vertegenwoordigd door Theo Keijzer, die hoofd was van de fiscale afdeling van Shell. En het mkb is qua belangstelling behoorlijk aan zijn trekken gekomen. Bo­vendien ging het niet om belangenbehartiging, maar om een systeembeoordeling.’

Drie jaar geleden was u op het congres van het toenmalige CB kritisch over horizontaal toezicht en zei u dat de ‘fiscale intermediair’ een soort assurantietussenpersoon dreigt te worden zonder toegevoegde waarde, die verzeild raakt tus-sen hamer en aambeeld. Nu betoont u zich een voorstander. Hoe dat zo?‘Ik was toen kritisch over horizontaal toezicht in de waarschuwende zin. De belastingadviseur moet borging bieden voor het vereiste vertrouwen, maar moet ook toe­gevoegde waarde blijven leveren als vertrouwenspersoon en financiële huisarts zijn voor de ondernemer. Hoe doe je dat in de driehoeksverhouding met de Belastingdienst en de klant? Dat vind ik nog steeds een precaire opgave.’

Dus u bent eigenlijk niet van mening veranderd?‘Niet echt. Maar wat zou er tegen zijn om van mening te veranderen? Op grond van de feiten en waarnemingen heb ik de overtuiging gekregen dat de Belastingdienst op een integere manier een omslag heeft gemaakt. Die om­slag is ook nodig. Met horizontaal toezicht kun je de effi­ciency vergroten zonder kwaliteitsverlies.’

In de ogen kijken

Moet de adviseur de klant schriftelijk overhalen om voor ho-rizontaal toezicht te kiezen of in een of meer gesprekken?‘Je moet de klant in de ogen kijken. Daaraan moet je het begin van vertrouwen ontlenen.’

Dus met de Belastingdienst afspreken dat je alle klanten on-der horizontaal toezicht brengt, vindt u niet wenselijk?‘De adviseur moet selectief zijn en niet al zijn klanten hoeven aan te dragen. De belastingplichtige moet zelf be­slissen en zich niet verplicht voelen om mee te doen.’

Hoeveel en welke mkb-ondernemingen zullen kiezen voor horizontaal toezicht?‘De Belastingdienst mikt op een derde van de sector. Dat zijn niet per se de brave klanten, maar in het algemeen zal het de bovenkant van de markt zijn.’

Volgens de commissie kan een klant die niet mag meedoen aan horizontaal toezicht, die weigering niet voorleggen aan

framework op te zetten. En welke stappen de klant moet zetten om tot een convenant te komen. De Belasting­dienst heeft ook geen business case om te laten zien wel­ke voordelen de ondernemer erbij heeft. Dat is onze be­langrijkste kritiek. Tegenover de hogere rekening van de adviseur, vanwege het extra werk, moeten duidelijk voordelen staan. Daar moet de Belastingdienst transpa­rant over zijn. De efficiencyvoordelen van horizontaal toezicht mogen niet alleen ten goede komen aan de Be­lastingdienst.’

Voordelen

Welke voordelen ziet u dan voor de mkb-ondernemer?‘De Belastingdienst is communicatiever en servicegerich­ter. Een belangrijk inzicht is dat ondernemers horizon­taal toezicht en vertrouwen prima vinden, omdat zij geen gelazer willen met de Belastingdienst. Zeker niet achteraf. Terwijl zij aan de andere kant bang zijn dat een te softe benadering ertoe leidt dat de rotte appels in de branche spekkoper zijn omdat het verticaal toezicht te­kortschiet. Zij willen dat het efficiencyvoordeel van hori­zontaal toezicht wordt aangewend om het verticaal toe­zicht op malafide ondernemingen in de branche te versterken. De Belastingdienst moet steekproefsgewijs controles uitoefenen om te zien of het systeem van hori­zontaal toezicht deugt. Dat de Belastingdienst dit heeft nagelaten, vond ik ook opmerkelijk. Het ging kennelijk meer om kwantiteit dan kwaliteit.’

Maar welk concreet voordeel heeft horizontaal toezicht nu voor de mkb-ondernemer of de vermogende particulier? Minder controles is geen argument, want controles zijn er nu ook niet.‘Bij horizontaal toezicht zijn er ook steekproeven. En als je niet meedoet aan horizontaal toezicht, zul je moeten merken dat je in een strakker regime zit. Niet grimmig, maar professioneel. Laat maar zien dat je je zaakjes op orde hebt. En vertel als adviseur aan de klant dat de ze­kerheid die hij krijgt veel waard is, de communicatie met de Belastingdienst verbetert en dat hij een beter inzicht krijgt in zijn eigen bedrijfsvoering.’

Belastingadviseurs vinden controle niet gepast als je een ver-trouwensrelatie wilt opbouwen.‘Met die reflex ben ik het niet eens. Het is geen liefdesrela­tie waarbij je elkaar eeuwige trouw belooft. Het is een ho­rizontale relatie met een publiekrechtelijk overheidsor­gaan dat publieke sancties kan opleggen. Het pikante van horizontaal toezicht is dat de burger zich ook niet gelijk voelt aan de overheid. Het toezicht is niet echt horizon­

‘De efficiencyvoordelen mogen niet alleen ten goede komen aan de Belastingdienst’

Page 15: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

15augustus 2012 | nummer 4 | het Register

de rechter. De politiek kan dit wellicht mogelijk maken. Telt de mening van de fiscale dienstverleners ook mee?‘Volgens de wettelijke regels die nu gelden, kan dit niet. Als de politiek ervoor is, zou dit kunnen worden ingevoerd wanneer daarmee duidelijke belangen zijn gemoeid.’

En als de belastingadviseurs dat willen?‘Ik vind belangrijker dat de maatschappij het moet willen omdat zij ermee gediend is.’

De belastingpraktijk maakt zich zorgen over het gebrek aan rechtszekerheid, maar de commissie vindt die zorg ‘onvol-doende gefundeerd en daarmee onterecht’. Vindt de commis-sie die zorg maar gezeur?‘Nee, natuurlijk niet. Het is een reactie op allerlei uitin­gen in de pers en vakpers waarin het in strijd wordt ge­acht met het gelijkheidsbeginsel als de Belastingdienst iemand deelname weigert. Wanneer de inspecteur een beslissing neemt over de aanslag, is die vatbaar voor be­zwaar en beroep. Maar als de Belastingdienst besluit de controle op een bepaalde manier in te richten, heeft hij wettelijk alle ruimte om een afweging te maken. Als je deze discretionaire bevoegdheid wilt beperken, zul je het gesloten stelsel van bezwaar en beroep moeten verande­ren. Dat is wat wij hebben willen zeggen.’

Boete

Wie kan het best instaan voor de mkb-cliënt: de accountant of de fiscalist? Een accountant is tenslotte meer gericht op het geven van zekerheid.‘De commissie maakt geen onderscheid. We spreken niet voor niets van de “financiële dienstverlener”. Een ver­standig belastingadviseur is ook voldoende vertrouwen­wekkend. En de creativiteit van de belastingadviseur mag niet ten koste gaan van horizontaal toezicht. Zolang de feiten maar niet ter discussie staan.’

Zal de adviseur die het vertrouwen beschaamt, een vierde-trancheboete krijgen of zal de Belastingdienst het convenant opzeggen?‘In een convenantrelatie zal een vierdetrancheboete niet snel aan de orde komen. Maar op zichzelf verandert hori­zontaal toezicht niets aan de toezichtnormen. Misschien dat een rechter eerder opzet aanneemt bij horizontaal toezicht en zegt: u heeft eigenlijk de zaak geflest en on­danks het gestelde vertrouwen valselijk meegedaan. Maar dat is des rechters.’

De scheidslijnen wel/niet horizontaal lopen dwars door de Belastingdienst en de kantoren heen. Zou het niet beter zijn om beide te splitsen in een verticaal en een horizontaal deel?‘Nee, dat is niet handig. Heeft u kinderen?’

Ja.‘Het zou toch vervelend zijn als pa alleen over de bestraf­fing gaat en moe alleen over de complimenten. Ik spreek daarom wel van vertizontaal toezicht: soms horizontaal en soms verticaal. Als je de afdelingen bij de Belasting­

dienst splitst, krijg je ook weer allerlei communicatiepro­blemen.’

Wat vindt u ervan als een medewerker van de Belasting-dienst tegen de adviseur van een niet-HT-klant zegt: ‘Dat hadden wij van een HT-kantoor niet verwacht’?‘Dat is niet behoorlijk, ook niet als het in de repressieve sfeer gebeurt. Dat moet je gewoon met de leiding van de Belastingdienst bespreken en eventueel een andere cli­entbehandelaar krijgen. Tenzij de adviseur de zaak ge­flest heeft natuurlijk.’

Weerstand

De commissie ziet weerstand tegen horizontaal toezicht bij ‘een substantiële groep medewerkers’ van de Belastingdienst. Hoe groot is de weerstand?‘Dat is onbekend. De leiding van de Belastingdienst heeft horizontaal toezicht te gretig verkocht naar de buiten­

‘Ik spreek daarom wel van vertizontaal toezicht: soms horizontaal en soms

verticaal’

Page 16: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

16 het Register | augustus 2012 | nummer 4

verschillen van inzicht omdat niemand nog in de loop­graven zit. Als het conflict eenmaal is geformaliseerd, wordt het een stuk ingewikkelder.’

Extern toezicht

Hoe staat het horizontaal toezicht er over een paar jaar voor?‘Over een jaar of tien bestaat horizontaal toezicht ook buiten onze landsgrenzen. Het rapport van de commis­sie wordt nu op verzoek van de OESO vertaald in het En­gels. In Nederland doen nu 40.000 mkb­ondernemingen mee, ik denk dat er over tien jaar substantieel meer mkb­bedrijven meedoen. Maar nu maakt de Belasting­dienst op basis van het rapport even pas op de plaats en wordt hij eerder strikter dan soepeler. In de toekomst gaan we naar een aangifte­en­afdrachtsysteem op basis van gecertificeerde aangifteprocessen met ketentoe­zicht.’

Hoe ziet het beroep van de belastingadviseur er dan uit?‘De maatschappij zal een grotere greep willen op de be­lastingadviseur. De druk om van de belastingadviseur een wettelijk erkend beroep te maken, zal groter worden. Er komt misschien een vorm van extern toezicht, net als bij andere beroepsgroepen. Maar het beroep moet wel vrij blijven. De belastingadviseur moet geen ambtenaar worden.’ <<<

wacht. Dat heeft geleid tot scheve ogen bij de medewer­kers van de Belastingdienst die denken dat zij na een le­ven vol verticaal toezicht alleen nog maar horizontaal mogen opereren.’

Kunnen deze mensen de cultuuromslag wel maken of is het beter hen af te schrijven voor horizontaal toezicht?‘Je moet de tijd nemen om mensen te overtuigen en niemand afschrijven voor horizontaal toezicht. Ik ge­loof altijd in de bereidheid van mensen om te leren. En je moet mensen in hun waarde laten. Dat is het tegen­overgestelde van afschrijven, realiseer ik me nu ik het zeg.’

Wat is volgens u de grootste bedreiging voor het welslagen van horizontaal toezicht?‘Cynisme. Er moet een oerbehoefte zijn om elkaar te wil­len vertrouwen. Cynisme is altijd voor alles bedreigend. Positiviteit hebben we hard nodig. Kijk maar naar de hui­dige crisis.’

Kan horizontaal toezicht aan zijn eigen succes ten onder gaan, bijvoorbeeld doordat 40 of 50% van de bedrijven er-voor kiest?‘Nee, dat geloof ik niet. Vertrouwen is productief. Dat speelt overal. Vroeger deden de aannemer en de bouw­heer bijvoorbeeld zaken op grond van vertrouwen. Te­genwoordig zijn de contracten gejuridiseerd en dat kost meer energie en geld.’

En als ondernemingen steeds minder vooroverleg plegen met de Belastingdienst en de adviseurs daar, onder druk van de concurrentie, mee instemmen?‘Dat is denkbaar, maar het ligt niet voor de hand. Het be­drijf heeft zelf belang bij vooroverleg, omdat het werk be­spaart. Je kunt het dan gemakkelijker eens worden over

‘Lastenverlaging mkb onwaarschijnlijk’

De commissie­Stevens concludeert onder meer dat:n horizontaal toezicht verdere ontwikkeling verdient, maar dat in de

uitvoering nog diverse verbeteringen nodig zijn;n de Belastingdienst niet goed duidelijk maakt hoe hij omgaat met de

variëteit aan financiële dienstverleners. Daardoor is het horizontaal toezicht nog niet transparant voor de buitenwacht;

n de Belastingdienst overtuigend zou moeten aantonen dat de horizon­taal geboekte efficiencywinst – waar nodig – wordt geïnvesteerd in de versterking van het verticaal toezicht;

n Nederland het enige land is dat de aanpak van enhanced relationship toepast op het mkb en deze benadering in andere landen tot op heden beperkt is tot (zeer) grote ondernemingen;

n het onwaarschijnlijk is dat de administratieve lasten bij belasting­plichtigen zullen dalen, omdat financiële dienstverleners de extra werkzaamheden bij hun cliënten in rekening brengen.

Page 17: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

17augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Het evaluatierapport van de commissie­Ste­vens over het fenomeen horizontaal toe­zicht, ‘Soepel waar het kan, streng waar het moet’, biedt niet alleen stof tot nadenken,

maar ook stof tot doordenken. Want behalve zich direct aandienende problematiek kunnen ook op langere ter­mijn de gevolgen van HT zich doen voelen.Wat betreft de directe gevolgen van HT is de commissie duidelijk. Het is een kwestie van ‘ja, mits’ en vooral ook van ‘doorgaan op de ingeslagen weg’. Er doen zich hier en daar wellicht wat hinderlijke probleempjes voor, maar er is niets dat met een beetje goede wil niet kan worden opgelost. Het is hierbij plezierig dat de beroeps­organisaties in staat zijn gesteld om tijdens een ronde­tafelbijeenkomst hun visie en ervaringen rond HT met de commissie te delen. Omdat die ervaringen van alle betrokkenen vrijwel gelijk waren, kan het niet anders dan dat daar een hoge mate van waarheid in schuilt.Voor een deel zijn de geconstateerde problemen kinder­ziektes. Die verdienen het ernstig te worden genomen, maar zijn doorgaans niet onoverkomelijk. Wel kunnen ze funest zijn voor het voor HT zo broodnodige vertrou­wen. Zo was er sprake van angst – al klinkt dat wellicht zwaarder dan het is bedoeld – bij het indienen van aan­giftes onder HT. Dat in zo’n aangifte fouten zitten (of erger) is vervelend, maar het hoort tot op zekere hoogte bij de risico’s van het vak. Vervelender is het als je als fiscaal dienstverlener de fiscus met de hand op het hart hebt beloofd dat het allemaal dik voor mekaar is, terwijl

Naar aanleiding van het rapport van de commissie-Stevens over de evaluatie van het fenomeen horizontaal toezicht vroeg de redactie van Het Register om een drietal reacties. En wel van Sylvester Schenk namens het bestuur van het RB, Frans Provoost van WEA Zierikzee namens de belastingadviespraktijk en Erik Rutten namens de Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF). Hun antwoorden maken duidelijk: de neuzen staan nog lang niet allemaal in dezelfde richting en er zijn nog flink wat beren op de weg. Lees en verwonder u.

Evaluatie HT: een drietal reacties

dat toch anders blijkt te zijn. Wat zijn daarvan de gevol­gen, niet alleen voor de betrokken belastingplichtige, maar ook voor de adviseur? Ook het fenomeen voor­overleg – kernpunt van HT – roept vragen op. Te veel is niet goed, te weinig zo mogelijk nog erger. Ten slotte – en daar is de commissie heel duidelijk in – heeft HT in­vloed op de nota van de adviseur. Het zal er, zo is de ver­wachting, niet goedkoper op worden. Op zich valt daarmee te leven, als er maar het nodige tegenover staat. En van dat laatste is de commissie – en in haar ei­gen woorden: nog belangrijker, ook de mkb­onderne­mer – nog niet overtuigd.Een beroepsorganisatie als het Register Belastingadvi­seurs – zeker nu een koepelconvenant is gesloten – ver­vult voor HT in het mkb een centrale rol. Opmerkelijk hierbij is de uitspraak van de commissie, op pagina 115 van haar rapport, dat het evident is dat de Belasting­dienst meer vertrouwen kan ontlenen aan accountants­organisaties die onder een vergunning en AFM­toezicht werken, dan aan andere groepen. Dat is een vergaande

HT-evaluatie: stof tot doordenken

De nota van de adviseur zal er niet lager op worden

Mr. S.F.J.J. Schenk FB, voorzitter Register Belastingadviseurs

Page 18: Het Register nr. 4 - 2012

Evaluatie HTn n n n n

18 het Register | augustus 2012 | nummer 4

strument wil zijn of worden in het hele fiscale proces van aanslagafhandeling, valt niet goed in te zien waar­om een formeel kader achterwege kan blijven. Met zo’n wettelijk kader kan ook worden tegemoetgekomen aan de kritiek dat met HT helegaar niets kan worden be­reikt wat ook zonder HT mogelijk is. Want onder het huidige regime zijn alle belastingplichtigen – met of zonder convenant – gelijk. Een wettelijke regeling biedt ruimte om, indien gewenst en noodzakelijk, een groter onderscheid tussen beide groepen te maken.

Interne weerstandLaatst, maar zeker not least, heeft HT te kampen met interne weerstand bij de Belastingdienst. In het rapport wordt daar voorzichtig, maar onmiskenbaar op gewe­zen. Op diverse plaatsen in het rapport is sprake van een substantiële groep belastingdienstmedewerkers die – kort gezegd – niet geloven in HT. Ook zou sprake zijn van een kloof tussen de wil van de dienstleiding en het willen en kunnen van voornoemde substantiële groep. Dat is zorgelijk. Ik had niet gedacht de medewerkers van de Belastingdienst ooit nog eens als onwillige hon­den te kunnen aanmerken. Maar als ik daaraan toevoeg dat het daarmee slecht hazen vangen is, begrijpt u ho­pelijk wat ik bedoel. En ook dat het niet onvriendelijk bedoeld is. Vormt het geloof in horizontaal toezicht van enkel de staatssecretaris en de ambtelijke top niet een erg dunne basis? Daarmee loopt HT het risico een een­dagsvlieg te worden.Tekenend in dit verband is verder dat vakbond AbvaKa­bo op 12 april jl. een ‘actieboek’ uitbracht onder de altijd goed in het gehoor liggende titel ‘Miljarden voor het op-rapen’. Daarin wordt betoogd dat de fiscus, en daarmee de Staat der Nederlanden, door gebrekkige controle miljarden euro’s door de vingers laat glippen. Door te investeren in medewerkers bij de fiscus zouden ingrij­pende bezuinigingen – zowel bij de Belastingdienst als elders – achterwege kunnen blijven. Ook het fenomeen HT komt in het actieboek aan de orde. Als het rapport waarmaakt wat het op de omslag pretendeert – AbvaKa­bo als klokkenluider voor Belastingdienst – zien de me­dewerkers van de Belastingdienst HT totaal niet zitten, zeker niet voor het mkb en eigenlijk ook niet voor het grootbedrijf. Overeenkomstig de opzet van HT vindt controle slechts steekproefsgewijs plaats op ongeveer één procent van de aangiften en goedkeurende verkla­ringen. Uit deze controles rolt een relatief groot aantal boetes. In reactie hierop stelt een kaderlid van AbvaKa­bo dat het horizontaal toezicht is doorgeslagen. Het zou een doel op zich zijn geworden, waarbij de teruggave­kraan feitelijk wijdopen staat.De conclusie lijkt niettemin duidelijk: HT is here to stay. Het merendeel van de medewerkers van de fiscus daarvan te overtuigen lijkt voor de politieke en ambte­lijke leiding op dit moment de voornaamste taak. <<<

uitspraak, waarmee het RB bepaald ongelukkig is. Het suggereert ook een rangorde in HT­convenanten, van meer naar minder betrouwbaar. Of wordt hiermee een voorschot genomen op een wettelijke regeling van het beroep van belastingadviseur?

Wettelijke regelingVan een wettelijke regeling van het fenomeen HT als zo­danig betoont de commissie zich overigens geen voor­stander. Dat geldt ook voor het mogen afsluiten van een convenant of – erger nog – de opzegging daarvan door de fiscus. Ook dat is een standpunt waarover men van me­ning kan verschillen. Toegegeven, vertrouwen dat op pa­pier moet worden gezet, is het papier waarop het ge­schreven staat niet waard. Dat heeft het gemeen met liefde. Maar tegelijkertijd is het toch ook een hoogst on­gemakkelijk gevoel om in een samenwerking met een grotere partij aan diens willekeur te zijn overgeleverd, zonder enig beroep op de rechter.Zolang HT weinig meer was dan een probeersel onder min of meer gelijkgestemden, viel daar nog wel mee te leven. En natuurlijk staat altijd nog een beroep op de burgerlijke rechter open. Maar als HT een volwassen in­

Een wettelijke regeling biedt ruimte om een groter onderscheid tussen groepen met en zonder HT te maken

Vormt het geloof in HT van enkel de staatssecretaris en de ambtelijke top niet een erg dunne basis?

Page 19: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

19augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Op 20 juni jl. presenteerde prof. dr. L.G.M. Stevens het rapport van zijn commissie over Horizontaal Toezicht (HT). Met de conclusies uit dat rapport kan ik mij vereni­

gen. Naar mijn mening had echter één onderdeel duide­lijker in de aanbevelingen – met name in aanbeveling nummer 12 – moeten worden opgenomen, en dat is de aandacht voor Verticaal Toezicht (VT). In deze korte bij­drage belicht ik twee aspecten van HT die verband hou­den met VT.

ZekerheidMiddels deelname aan HT kan zekerheid worden verkre­gen over de fiscale positie en dat is onmiskenbaar een voordeel. Maar materieel bestaat deze zekerheid vaak ook zonder deelname aan HT, en wel door het veelal ont­breken van VT. Ik heb ondernemers gesproken die als volgt reageerden op een verzoek tot deelname aan HT: ‘Ik krijg nu toch ook nooit controle, dus wat biedt het mij?’ Dat is iets te kort door de bocht, maar als de onder­nemer het zo beleeft en er ook naar handelt, is dat wel de realiteit die zorgt voor het nog niet massaal toetreden van mkb­ondernemers tot HT.

Mijns inziens zijn VT en HT communicerende vaten. Hoe meer druk in verticale zin, hoe positiever HT daar­bij afsteekt. Ik zie regelmatig dat aangiften inkomsten­belasting en vennootschapsbelasting van niet­HT­deel­nemers binnen twee tot drie weken definitief worden geregeld, zonder enige vraag. Gecombineerd met het fors dalen van het aantal boekenonderzoeken en kan­toortoetsen in het mkb – zie pag. 56 van het rapport van de commissie­Stevens en het Beheersverslag Belas­tingdienst 2011 – zorgt dat mijns inziens bij velen voor een gevoel dat VT nagenoeg afwezig is. Een (tijdelijke) extra inspanning op VT, geholpen door de automatise­ring, kan stimulerend werken bij goedwillende potenti­ele HT­deelnemers.

Ongelijke behandelingDeelname aan HT, gecombineerd met het slechts be­perkt aanwezig zijn van VT, kan leiden tot een vorm van ongelijke behandeling die mogelijk formeel geen ongelijke behandeling is, maar wel zo zal worden erva­ren. Stel, een ondernemer gaat deelnemen aan HT. Tot dan toe werd er altijd op meerdere punten in de aangif­te Vpb een pleitbaar standpunt ingenomen. De aangif­ten vennootschapsbelasting werden jarenlang zonder enige vragenbrief of correctie gevolgd. Het is de advi­

seur bekend dat de Belastingdienst deze standpunten, hoewel pleitbaar, bij kennisname lang niet in alle geval­len zou volgen. Onder HT moet de adviseur deze zaken melden in het vooroverleg. Vervolgens komt daar een (snelle) beslissing uit. Niet valt te verwachten dat de Belastingdienst alle ingenomen standpunten zal accep­teren. Als dat al gebeurt, zal dat mogelijk alleen voor het verleden gelden. De ondernemer zal door deze boodschap anders gaan denken over HT. Zijn concur­renten die niet deelnemen aan HT, nemen dezelfde standpunten in. Worden ze vervolgens ooit gecontro­leerd, dan zal een correctie plaatsvinden, maar zonder boete omdat het standpunt pleitbaar is. Wat schiet onze ondernemer dan eigenlijk op met HT? Naar mijn me­ning helemaal niets. En daarin gaat een gevaar schuil

voor de groei van HT. Ondernemers moeten er iets mee winnen. Persoonlijk ervaar ik de snelheid van het voor­overleg en de veranderde houding van de Belasting­dienst als een groot voordeel. Maar het ontbreken van voldoende verticale acties is een groot nadeel. Als on­dernemers vrezen voor correcties (en boetes) achteraf, zal de noodzaak tot vooroverleg eerder gezien worden. Ik vrees dat de verticale druk door het afnemend aantal belastingambtenaren zal dalen en dat de groeidoelstel­ling van HT – zie pag. 79 van het rapport van de com­missie­Stevens – mede daardoor niet zal worden ge­haald. Ondernemers willen graag hun fair share betalen, maar willen dan wel de overtuiging hebben dat anderen ook bijdragen.

Toekomst HTIk voorspel HT een goede toekomst als voldoende aan­dacht wordt geschonken aan VT en als de huidige snel­le en plezierige wijze van communiceren gehandhaafd blijft. Het is mijn verwachting dat het ministerie van Financiën de aanbevelingen van de commissie­Ste­vens ter harte gaat nemen en dat vervolgens ook in het mkb een toenemend aantal ondernemers zal kie­zen voor HT. <<<

Horizontaal Toezicht: wat brengt dat mij?

Mijns inziens zijn VT en HT communicerende vaten

Ondernemers moeten er iets mee winnen

Mr. F.A. Provoost FB, belastingadviseur bij WEA te Zierikzee

Page 20: Het Register nr. 4 - 2012

Evaluatie HTn n n n n

20 het Register | augustus 2012 | nummer 4

horizontaal of verticaal is. Uiteindelijk is het effect van een gelijke rechtstoepassing op compliance enorm. Ver­der acht de VHMF de openeinderegeling van het voor­overleg bij zeer grote ondernemingen (ZGO) niet uit te leggen. Zelfs bij ZGO dreigt de capaciteit ontoereikend te zijn als alle bedrijven meedoen met horizontaal toe­zicht.De commissie­Stevens maakt zich met name zorgen over horizontaal toezicht bij het mkb. Bij elkaar bestaan mkb en zzp uit ruim een miljoen ondernemers – met jaarlijks miljoenen aangiften IH, Vpb, LH en OB – die al­lemaal aangifte doen op basis van hun eigen boekhou­ding. Bij deze ondernemingen is HT door middel van af­spraken en vertrouwen via koepels van fiscale dienstverleners niet de juiste weg, meent de VHMF. De koepels dekken slechts een gedeelte van het totaal aan fiscale dienstverlening. Een vraagteken blijft of fiscale dienstverleners reële mogelijkheden hebben om tot daadwerkelijke verbetering van de aangiften te komen: in de regel kunnen ze de kosten van de extra werkzaam­heden niet volledig doorberekenen. De bulk van fiscale dienstverleners op een gefundeerde en verantwoorde wijze het HT­traject inloodsen, lijkt de VHMF een kar­wei van tien, vijftien jaar of nog meer, met een ongewis­se uitkomst. De persoonlijke relatie en de wederzijdse financiële afhankelijkheid van adviseur en ondernemer zullen altijd een grote belemmering vormen om op grote schaal horizontaal toezicht bij mkb en zzp op basis van vertrouwen tot een succes te maken.Er is bovendien een groep belastingplichtigen en advi­seurs die het niet uitmaakt of er nu vooroverleg of con­trole achteraf is. Waarom zouden zij horizontaal gaan, als het aantal controles toch al minimaal is en het al­leen maar extra kosten met zich meebrengt? Als een ondernemer bereid is om op basis van wederzijds ver­trouwen mee te doen met een HT­traject, moet hij erop kunnen rekenen dat de Belastingdienst bij branchege­noten die niet meedoen aan HT, verticaal volledig in control is. Nota bene onder druk van de bezuinigingen dreigt de Belastingdienst echter te moeten krimpen van 32.000 naar misschien wel 25.000 fte’s. Wat dacht u overigens van het beslag op de capaciteit als zeer grote aantallen ondernemers overgaan op de huidige vorm van horizontaal toezicht en vervolgens op grote schaal gebruik gaan maken van de toegezegde rechtstreekse ingang naar hun relatiebeheerder bij de Belasting­dienst?

Boekhouden bij de BelastingdienstEn dan is er ook nog het probleem van kleine onderne­mers zonder adviseur. Gezien het grote aantal met een zeer bescheiden omzet, is de stap naar een adviseur een aanslag op hun vaak toch al bescheiden winst. Wellicht kunnen deze ondernemers via internet, in een eigen persoonlijk domein, rechtstreeks bij de Belastingdienst

De redactie van Het Register heeft mij, in mijn hoedanigheid van voorzitter van de Vereni­ging van Hogere ambtenaren bij het Ministe­rie van Financiën (VHMF), gevraagd om een

reactie op het rapport HT van de commissie­Stevens. Maar nog liever wil ik vooral aangeven wat er volgens de VHMF zou moeten veranderen in de werkwijze van de Belastingdienst, en als gevolg daarvan ook deels in die van de financiële dienstverleners.De VHMF is het met de commissie­Stevens eens dat hori­zontaal toezicht een waardevolle aanvulling op het zoge­noemde toezichtspalet is. De gedragsbeïnvloeding door gesprekken, voorlichting, het vertrekpunt dat de verant­woordelijkheid voor een juiste belastingheffing wordt ge­deeld, en de uitstraling dat de fiscus meer dan vroeger wil kunnen uitgaan van vertrouwen, is een richting die op de zeer lange termijn zijn vruchten kan afwerpen. Daar te­genover is echter het verticale toezicht zowel kwantita­tief als kwalitatief nogal teruggelopen. De zeer grote stij­ging van het aantal ondernemingen maakt een verantwoorde controledichtheid niet meer haalbaar. Het verticale stuk van het palet dient naar de mening van de VHMF daarom meer aandacht te krijgen.

Grote versus kleine(re) bedrijvenHorizontaal toezicht, gestoeld op gefundeerd wederzijds vertrouwen, is bij grote en zeer grote bedrijven naar de mening van de VHMF een begaanbare, zij het lange weg. Dat komt omdat deze bedrijven, anders dan mkb­onder­

nemers en zzp’ers, als belasting­plichtigen veel interne controleme­chanismen kennen en commissarissen en externe accoun­tants hebben, terwijl ook bestuur en eigendom vaak gescheiden zijn. Erg belangrijk is voorts dat ze zelf partij zijn in het convenant met de Belastingdienst.Hun relatief geringe aantal maakt dat investeren in vertrouwen en vooroverleg voor de Belastingdienst een begaanbare, maar zoals gezegd lange weg is. Wel ziet de VHMF een spanningsveld tussen rechtstoepas­sing en de vorm van toezicht, vooral het horizontaal toezicht. Voor de rechtstoepassing mag het geen ver­schil maken of de toezichtsvorm

Naar een voldoening op aangifte

Het verticale stuk van het palet dient meer aandacht te krijgen

Drs. H.A.A.M. Rutten,

voorzitter van de Vereniging

van Hogere amb-tenaren bij het Ministerie van

Financiën (VHMF)

Page 21: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

21augustus 2012 | nummer 4 | het Register

zelf boekhouden. Na enkele systeemcontroles kunnen na aanvulling met hypotheek­ en loongegevens prachti­ge vooringevulde aangiften omzetbelasting en inko­mensheffing voor hen worden klaargezet.Voor de iets grotere ondernemingen denkt de VHMF aan wettelijke uitbesteding van bepaalde verticale fiscale controles aan de fiscale dienstverleners, een en ander wellicht via certificering of een ander wettelijk systeem. Een dergelijke uitbesteding vereist volgens de VHMF in ieder geval een democratische legitimering door de volksvertegenwoordiging. Op deze manier wordt de markt betrokken bij het toezicht van de overheid. Dit is ook een manier van horizontaliseren. Let wel: het gaat dan enkel om controles van de boekhouding! In ruil voor de keuze, of op termijn zelfs de plicht, om via gecertifi­ceerde adviseurs aangifte te doen, zou dan aan deze on­dernemers een extra HT­winstaftrek in de IB of Vpb kunnen worden toegekend.

VOA-systeemInmiddels leven er ideeën om de aanslagtermijnen in de IH en de Vpb aanzienlijk te verkorten, vergezeld van een vergaande verkorting van de navorderingstermijn, met uitzondering van extreme gevallen als opzet en kwade trouw. De VHMF vindt dit een zeer slecht idee. Het hui­dige systeem moet, ook volgens de VHMF, op de helling, maar dan in een totaal andere richting. Het huidige hef­fingssysteem voor IH en Vpb gaat uit van een alwetende inspecteur, die elke aangifte beoordeelt en vervolgens een aanslag oplegt. De inspecteur is daarmee verant­woordelijk voor de opgelegde aanslag, die hij slechts in uitzonderlijke situaties (nieuw feit etc.) kan herzien. Dit systeem dient te worden vervangen door een voldoening op aangifte (VOA), met controles achteraf.Vroeger was de roep van onze vereniging om dit VOA­systeem veelal ingegeven door zorgen over de onmoge­lijkheid om alle aangiften te controleren. Nu leidt de moderne gedachte over de verhouding overheid­burger en de daaruit voortvloeiende toezichtsfilosofie van de Belastingdienst naar het idee dat regelnaleving kan worden bevorderd door de belastingplichtige meer ei­gen verantwoordelijkheid te geven. De VHMF stelt dat het dan niet meer dan logisch is om de verantwoorde­lijkheid voor de aangifte ook juridisch volledig bij bur­gers en bedrijven te leggen. De site van de Belasting­dienst en het aangifteprogramma zijn van zodanige kwaliteit dat deze stap naar voldoening op aangifte bin­nen een à twee jaar kan worden gemaakt. Het verticale toezicht wordt hierdoor versterkt. Immers, in dit nieu­we systeem vervalt de onderzoeksplicht, is de Belas­tingdienst van veel problemen verlost en kan de vrijko­mende capaciteit worden ingezet ter versterking van het toezicht. Het handhavingspalet wordt door het nieuwe systeem niet aangetast, want het werken in de actualiteit door vooroverleg, dienstverlening en ge­

dragsbeïnvloeding blijft volop overeind. En hetzelfde geldt uiteraard voor het horizontale toezicht bij grote bedrijven.Bij voldoening op aangifte denkt de VHMF aan het vol­gende:n geen brieven meer als uitnodiging voor het doen van

aangifte IH en Vpb: alle burgers en bedrijven dienen voor de vraag of ze aangifte moeten doen, vóór 1 juni na afloop van het desbetreffende kalenderjaar het persoonlijk domein te raadplegen;

n het recht en de plicht om de aangifte te herzien (be­lastingpositie) tot tweeëneenhalf jaar na 1 juni;

n geen brieven en beschikkingen meer met aanslagen: enkel nog uitrekenen via aangifteprogramma wat er na de voorlopige aanslag nog moet worden ontvan­gen of betaald (direct doorlinken naar Ideal). Niet be­taald = geen aangifte;

n geen statusvragen meer, geen bezwaren meer, behal­ve tegen correcties;

n geen vertragende selectiesystemen meer; enkel nog selectie gericht op fraude;

n € 2500 boete bij geen aangifte, terug te brengen naar € 200 door alsnog aangifte te doen;

n vaktechnisch verantwoorde controles van volledige aangiften door zuivere steekproeven achteraf;

n controle van het aangiftejaar: bij fouten mag de fiscus twee jaar terug, bij verwijtbaarheid zeven jaar;

n de fiscus vergoedt geen rente meer, anders dan bij on­terechte correctie;

n vooroverleg en voorlichting worden versterkt;n ontdekte substantiële risico’s worden via branchever­

enigingen, koepels en media naar de toekomst gecor­rigeerd; voor het verleden inkeer met gematigde boe­tes.

Reacties zijn zeer welkom en kunt u sturen naar [email protected]. <<<

Het is niet meer dan logisch om de verantwoordelijkheid voor de aangifte

ook juridisch volledig bij burgers en bedrijven te leggen

Page 22: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

22 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Niet­commerciële organisaties willen en moe­ten soms met elkaar samenwerken. Wan­neer je met elkaar iets doet, en het daardoor sneller en goedkoper voor elkaar weet te

krijgen dan wanneer ieder dat afzonderlijk zou doen, is samenwerking een logische stap. Dat geldt zeker in een tijd als deze, waarin de overheid moet bezuinigen en de gelden die voor bepaalde projecten beschikbaar komen beperkt zijn. Maar de keerzijde van het efficiënter wer­ken door middel van samenwerking kan ook zijn dat er een hogere belastingdruk ontstaat. Niet­commerciële instellingen zijn wel degelijk belastingplichtig voor de omzetbelasting (de btw), zodat ze onder omstandighe­den btw in rekening moeten brengen die aan de andere kant, de kant van de samenwerkende partner, niet af­trekbaar is. De efficiencyvoordelen worden dan snel te­nietgedaan.Samenwerken gaat helaas zelden op volkomen gelijk­waardige basis. De een doet altijd iets meer dan de ander. Het is dan ook redelijk dat er tussen de samen­werkers een compensatie plaatsvindt. De een brengt de ander dan in rekening wat hij meer heeft moeten opofferen dan die ander. En omdat daarin alle elemen­ten zitten voor een belastbaar feit – ondernemer­instelling, prestatie­opoffering, vergoeding­compensa­tie en rechtstreeks verband – leidt deze afrekening in beginsel tot een btw­heffing. De reikwijdte van de vrij­stelling waaronder de reguliere activiteiten van de instelling vallen, is niet toereikend voor de prestaties waarvoor de afrekening is opgesteld. Een enkele keer biedt nog een van de andere vrijstellingen een oplos­sing, zoals de koepel­ of samenwerkingsverbandenvrij­

Kosten voor gemene btw-rekening

minder lief

Wilbert Nieuwenhuizen

Mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen is belastingadviseur bij btw-adviseurs.nl, raadsheer plv.

bij Hof Arnhem en docent aan de UvA

Op 25 november 2011 heeft de staatssecretaris van Financiën een besluit uitgevaardigd waarin ook, voor het eerst, het leerstuk van de kosten voor gemene rekening wordt behandeld. De staatssecretaris geeft in dit besluit aan wanneer dit leerstuk al dan niet kan worden toegepast. Enerzijds brengt hij een beperking aan, anderzijds is het een bevestiging dat het leerstuk een belangrijke oplossing is.

stelling (neergelegd in de, overigens onbegrijpelijke, tekst van art. 11, lid 1, onderdeel u, Wet OB). Een ande­re keer kan het Besluit inzake het structureel uitlenen van personeel nog uitkomst bieden.1 Maar omdat ook deze alternatieven slechts beperkt soelaas bieden, is het leerstuk van de kosten voor gemene rekening vaak het enige redmiddel.

Ontstaan leerstuk kosten voor gemene rekeningHet leerstuk van de kosten voor gemene rekening is voor het eerst in 1988 naar voren gekomen. Het ging in die zaak om twee gelieerde vennootschappen die perso­neelslasten met elkaar verrekenden. De Hoge Raad oor­deelde dat dit in beginsel aan btw onderworpen was.2 Op deze hoofdregel maakt de Hoge Raad een belangrijke uitzondering, namelijk ‘tenzij die vergoeding slechts de verrekening zou hebben gevormd van het aandeel in uit­gaven die rechtstreeks voor gemene rekening waren ge­daan’. In de afgelopen 25 jaar heeft de Hoge Raad daar maar weinig aan toegevoegd. Het besluit van de staatsse­cretaris van 25 november 2011 is daarom een welkome herbevestiging van het arrest uit 1988.3 Het is ook een reden om de weinige arresten die hierover zijn gewezen, nog eens nauwgezet door te nemen.Eigenlijk is de ‘uitvinding’ van het leerstuk ingezet door Hof Arnhem. De zaak was als volgt. Er waren drie bv’s en een directeur­grootaandeelhouder. Deze dga had 50% van de aandelen in een van de bv’s (A BV). Deze bv viel dus buiten de fiscale eenheid, had geen personeel en geen kantoorruimte. Voor het beheer, dat wil zeggen alle voorkomende werkzaamheden van de dga, werd

Page 23: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

23augustus 2012 | nummer 4 | het Register

geslagen, terwijl het risico van die kosten allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaat.’In eerdergenoemd besluit van 25 november 2011 merkt de staatssecretaris hierover het volgende op: ‘In de prak­tijk komt het voor dat er zich een bepaalde vorm van ‘ge­zamenlijkheid’ voordoet tussen partijen (bijvoorbeeld bij het gezamenlijke gebruik van bedrijfsmiddelen of het voor gezamenlijke rekening inschakelen van perso­neel).’ Vervolgens herhaalt hij letterlijk de zojuist geci­teerde rechtsoverweging van de Hoge Raad uit 1997. Een bevestiging dat het leerstuk nog steeds gelding heeft.

De non-profitsector en het leerstuk in de praktijkHoewel de zaken bij de Hoge Raad zagen op commercië­le bedrijven, is juist het leerstuk van kosten voor geme­ne rekening van harte omarmd door de non­profitsector. De meeste instellingen in die sector verrichten in hoofd­zaak vrijgestelde prestaties; te denken valt met name aan de gezondheidszorg (art. 11, 1, c en g Wet OB) en het onderwijs (art. 11, 1, o Wet OB). Deze sectoren kunnen

ƒ 40.000 door een van de bv’s van de fiscale eenheid aan A BV doorberekend. Daarover was echter niets schrifte­lijk vastgelegd. Toch oordeelde Hof Arnhem dat de ver­wevenheid met de andere bv’s zodanig was dat ‘een door de fiscale eenheid aan A in rekening gebracht bedrag we­gens haar aandeel in de door de fiscale eenheid ten be­hoeve van haar gemaakte kosten van beheer en adminis­tratie (...) moet worden aangemerkt als een vergoeding voor niet in het maatschappelijk verkeer verrichte pres­taties’. De doorberekening van kosten is niet een ver­goeding voor een belastbare prestatie, aldus het hof. De Hoge Raad ziet dat weliswaar anders, maar geeft wel aan dat het niet belastbaar zijn van het doorbelasten moge­lijk is.In 1997 komt de Hoge Raad wel toe aan het toepassen van dit leerstuk.4 Ook nu is er weer sprake van een bv – een aannemer en verhuurder van woningen en bedrijfs­ruimte – die geen fiscale eenheid kon vormen met een andere bv die woningen en bedrijfsruimte verhuurde. Beide bv’s waren met elkaar overeengekomen dat ze de uit de dienstbetrekking voortvloeiende kosten van de directeur en het administratief personeel ieder voor de helft zouden dragen. In cassatie verwoordt de Hoge Raad het leerstuk als volgt: ‘Er is sprake van kosten voor ge­mene rekening indien kosten worden gemaakt ten be­hoeve van verschillende ondernemers die in eerste in­stantie door een van hen worden betaald en voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande ver­deelsleutel over de bedoelde ondernemers worden om­

Het leerstuk van de kosten voor gemene rekening is vaak

het enige redmiddel

Page 24: Het Register nr. 4 - 2012

Kosten voor gemene rekeningn n n n

24 het Register | augustus 2012 | nummer 4

dus ook de btw­voorbelasting niet in aftrek brengen.Het komt vaak voor dat instellingen zodanig zijn geli­eerd of een bepaald gemeenschappelijk belang hebben dat ze elkaar opzoeken om op bepaalde onderdelen ge­zamenlijk op te trekken. Medewerkers van deze instel­lingen zijn vaak goed inzetbaar bij de ander, zodat een logische zet is om personeel ‘te delen’. Op basis van het leerstuk van kosten voor gemene rekening worden dan, althans wanneer men goed op de hoogte is van de juris­prudentie op dit punt, overeenkomsten gesloten waarin de ‘verdeelsleutels’ worden vastgelegd.Is men niet op de hoogte van het leerstuk, dan komt het in de praktijk vaak voor dat men niet eens stilstaat bij eventuele btw­gevolgen. Vaak denken instellingen ‘vrij­gesteld’ te zijn van deze heffing en dus ook van eventue­le doorberekeningen aan andere instellingen. Het komt regelmatig voor dat er niets op papier staat. Of er wordt een ‘detacheringsovereenkomst’ opgesteld; soms met btw en soms – omdat de instelling toch meent vrijge­steld te zijn – zonder btw.

De verdeelsleutelProjecten duren echter niet eeuwig, de hoogte van sub­sidies wil in de loop der jaren nog wel eens wijzigen en ook de samenwerking kan slechts van korte duur zijn. Vandaar dat de overeenkomsten die de samenwerkende instellingen overeenkwamen, rekening hielden met de tijdelijkheid van de situatie. Een instelling die weet dat de subsidie aan het eind van het jaar wordt herzien, zal met de andere partners niet een verdeelsleutel willen aangaan die hij in de toekomst niet zal kunnen betalen. Ook zal hij minder kosten willen maken in het kader van het terugschroeven van de activiteiten die niet

meer worden gesubsidieerd. Vandaar dat men in de prak­tijk de overeenkomst met betrekking tot de kosten voor gemene rekening wel voor onbepaalde tijd overeen­kwam, maar daarin de mogelijkheid opnam om de verdeelsleutel(s) jaarlijks aan te passen.Deze praktijk van jaarlijkse herziening van de verdeel­sleutels wordt nu in het besluit van 25 november 2011 niet meer toegestaan. De staatssecretaris merkt hier­over op: ‘De ter zake van de kosten vooraf overeengeko­men verdeelsleutel kan nadien niet worden gewijzigd en/of aangepast worden aan eventueel gewijzigde feite­lijke omstandigheden. (...) In de praktijk komt het voor dat ondernemers steeds opnieuw voor een bepaalde pe­

riode overeenkomsten aangaan voor de onderlinge ver­deling van dezelfde kosten en bij het ingaan van de vol­gende periode de verdeelsleutel aanpassen. Het is dan niet mogelijk om het leerstuk van de kosten voor geme­ne rekening toe te passen voor de volgende termijn (...).’De staatssecretaris geeft vervolgens een voorbeeld dat in de praktijk zeer vaak voorkomt: ‘Voorbeeld. De onder­nemers A en B maken kosten voor gemene rekening. Ondernemer A is penvoerder. A en B hebben besloten om de kosten (zonder winstopslag) in de verhouding 40/60 te verdelen voor een periode van 5 jaar. Na een jaar blijkt de verdeelsleutel niet meer goed aan te sluiten bij de behoeften van A en B; een verhouding van 60/40 zou beter passen. Op het moment dat A en B besluiten om de kosten voor gemene rekening onderling te verde­len, staat (al) vast dat A en B de kostenverdeling na af­loop van die 5 jaar zullen voortzetten. A en B zijn over­eengekomen om de verdeelsleutel na afloop van de eerste 5 jaar te herzien. A en B kunnen de verdeelsleutel tussentijds (na een jaar) niet aanpassen, zonder dat deze aanpassing het leerstuk van de kosten voor gemene re­kening aantast. Hetzelfde geldt voor de herziening van de verdeelsleutel na afloop van de termijn van 5 jaar.’Maar let op! De staatssecretaris geeft niet aan waarom dat niet kan. Uit de summiere jurisprudentie kan de on­mogelijkheid niet worden afgeleid. Waarom hij dit zo vindt en wil wordt ook niet aangegeven, al zal zijn vrees dat instellingen een overeengekomen ‘scheve’ verdeel­sleutel achteraf willen repareren en dat men dan dicht aankomt bij een situatie van ‘uren x tarief ’, daar onge­twijfeld een rol bij hebben gespeeld.

JammerHet is buitengewoon jammer dat de staatssecretaris het leerstuk zo heeft willen inperken. Het leerstuk voorzag en voorziet in de praktijk in een belangrijke behoefte. Van een concurrentieverstoring is geen sprake. Hoewel in de praktijk het onderscheid tussen ‘gedeeltelijk deta­cheren’ en ‘het delen van personeelskosten’ vaak moei­lijk te maken valt, kan men zich wel degelijk afvragen of hier sprake is van economische activiteiten en dus van belastbare feiten. Hof Arnhem zag dat 25 jaar geleden helemaal niet zo slecht; misschien is er wel sprake van een vergoeding voor ‘niet in het maatschappelijk verkeer verrichte prestaties’.Een strikte uitvoering van dit besluit kan ertoe leiden dat veel instellingen in de problemen komen. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat binnen afzienbare tijd deze beperkte visie van de staatssecretaris – in feite een opdracht aan de inspecteurs om hier hard toe te slaan en zo een procedure uit te lokken – wordt voorgelegd aan het oordeel van de rechterlijke macht, de uitvinder van dit leerstuk. Want nogmaals, waar de staatssecretaris dit vandaan haalt, mag Joost weten. Kosten die eerder in een verhouding 40/60 en vervolgens in een verhouding 60/40 worden verdeeld, zijn toch nog steeds kosten voor gemene rekening? De hoogte van een verdeelsleu­tel is toch niet bepalend of iets voor gemene rekening wordt ingekocht of niet?

Jaarlijkse herziening van de verdeelsleutels is niet meer toegestaan

Juist de non-profitsector heeft het leerstuk van harte omarmd

Page 25: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

25augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Kan de verdeelsleutel, volgens de staatssecretaris, echt nooit worden aangepast? Dat ook weer niet. Alleen wan­neer zich wijzigingen voordoen in de ‘gezamenlijkheid’, kan de verdeelsleutel later worden aangepast: ‘Hiermee wordt bedoeld dat in geval nieuwe ondernemers toetre­den tot of uittreden uit deze ‘gezamenlijkheid’, er ruim­te bestaat om opnieuw (uiteraard met inachtneming van alle terzake gestelde voorwaarden) een overeenkomst af te sluiten (met een gewijzigde verdeelsleutel) die leidt tot toepassing van dit leerstuk. Van een wijziging in de ‘gezamenlijkheid’ is ook sprake in geval ondernemers binnen de ‘gezamenlijkheid’ gaan fuseren.’

Kosten voor één rekening zijn geen kosten voor gemene rekeningNatuurlijk moet het niet te bont worden gemaakt. Van het leerstuk kan alleen gebruik worden gemaakt als er sprake is van gemeenschappelijk gemaakte kosten. Daar­van is geen sprake als de kosten enkel voor één rekening komen.Maar niet ‘te’ bont betekent ook weer niet dat het niet bont mag zijn. Zo stond de Hoge Raad niet al te lang geleden toe dat een verdeelsleutel van 93/7 nog steeds leidde tot kosten voor gemene rekening.5 Overigens bleek in de verwijzings­zaak bij Hof Arnhem dat die 93/7 niet klopte en dat degene die de kosten maakte feitelijk 100% doorberekende, zodat het leerstuk toch niet kon worden toegepast.

Ten slotteHet leerstuk van kosten voor gemene rekening geeft een oplossing voor veel non­profitinstellingen en andere instellingen die vrijgestelde prestaties verrichten, om een samenwerking ten aanzien van personeelslasten buiten de btw­heffing te laten. Het besluit van de staats­secretaris van 25 november 2011 is enerzijds een bevesti­ging dat dit leerstuk kan worden toegepast, maar is an­derzijds ook een grote inperking ervan doordat hierin wordt aangegeven dat het leerstuk niet meer van toe­passing is wanneer de vooraf overeen te komen verdeel­sleutel kan worden aangepast. Het is de vraag of deze in­perking wel terecht is, omdat deze niet kan worden afgeleid uit de jurisprudentie die juist dit leerstuk heeft ontwikkeld. Daarbij dient men te beseffen dat de kos­ten, ook na een aanpassing van de verdeelsleutel, nog steeds kosten zijn die men wil delen. In feite is het be­sluit dus een oproep van de staatssecretaris om hierover te gaan procederen. <<<

Noten1 Besluit van 14 maart 2007, nr. CPP2007/347M.

2 HR 14 september 1988, nr. 25.005, BNB 1989/213.

3 Besluit van 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M.

4 HR 23 april 1997, nr. 32.166.

5 Hoge Raad 21 november 2008, nr. 43.930.

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

A5 advertentie opleidingen Balans-beroepsvaardigheden 09-08-2012 10:50:21

Advertentie

Page 26: Het Register nr. 4 - 2012

26 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Op 12 juni 2012 overleed op 89­jarige leeftijd prof. dr. J.E.A.M. van Dijck. Het is niet overdreven te zeggen dat daarmee een einde is gekomen aan een tijdperk. Er is een periode geweest dat een meerderheid van het toenmalige NFB­bestuur – en trouwens ook een minderheid van het toenmalige CB­bestuur! – bestond uit fiscalisten die bij deze hoogleraar hun ten­tamen inkomstenbelas­ting­niet­winst hadden af­gelegd en daarmee door hem waren gevormd. Ten­tamen deed je mondeling en bij Van Dijck thuis. ‘Want,’ zo opende Van Dijck zijn jaarlijkse col­legecyclus, ‘u zult deze fa­culteit niet verlaten zon­der dat u ten minste één keer bij mij door de vin­gers bent gegaan!’ Het werd allemaal uiterst vriendelijk gebracht, maar onnodig te zeggen dat je het niet in je hoofd haalde om onvoldoende voorbe­reid de gang naar de Prof. Gimbrèrelaan 156 te maken.Van Dijck bedreef zijn vak met passie en – tenzij het allemaal gespeeld is ge­weest, maar dat kan ik me maar moeilijk voorstellen – emotie. Hij kon zich oprecht boos maken over ‘de vro­lijke houthakkertjes van Financiën’, maar ook de advi­seur kon als het zo uitkwam onder uit de zak krijgen. ‘Pappie, wat doe jij eigenlijk de hele dag?’, zo liet Van Dijck in zijn noot onder BNB 1993/111 een zoontje wat vilein aan zijn vader­belastingadviseur vragen. Op die vraag een fatsoenlijk antwoord te bedenken, zou volgens hem voor de desbetreffende belastingconsulent – die constructies bedacht ten behoeve van ‘fiscale klaplopers’ – geen eenvoudige opgave zijn.Van Dijck was van mening dat belastingheffing diende bij te dragen aan een betere samenleving. En daar paste scherpslijperij noch klaploperij bij. Zijn standpunten

droeg hij met verve uit. In een column in het Weekblad maakte hij korte metten met Jan Blokker van de Volks­krant (‘pisbakjournalistiek’), toen die hem verweet geen zitting te durven nemen in een vereenvoudigingscom­missie omdat hij in paniek zou raken wanneer hij duide­lijkheid zou moeten verschaffen over zijn standpunten:

‘Ieder die ook maar iets ge­lezen heeft van wat ik in de afgelopen dertig jaren heb gepubliceerd, weet dat paniek over te verschaffen duidelijkheid van mijn standpunten wel ongeveer het laatste is dat mij kan worden toegedicht’.De wetenschappelijke na­latenschap van Van Dijck is omvangrijk. Bij de NFB trad hij tot driemaal toe op als inleider op de Belas­tingadviseursdag. Want als inleider en docent was hij groots. Bepaald opvallend daarbij was het vaak enigs­zins scabreuze taalgebruik. Politiek wellicht minder correct, maar didactisch zeer verantwoord. Zo moest een gerichte lijfren­te volgens hem gezien worden als een onbestem­de pot. Een pot gevuld met geld uiteraard, want de da­

mes en heren studenten moesten niet direct denken aan een vreemdsoortige lesbienne. Ik weet zeker dat alle aan­wezigen nog steeds weten wat een gerichte lijfrente is. Er vallen nog meer (en betere!) bon mots te vertellen. Maar misschien zijn die in een obituary minder gepast, al ben ik ervan overtuigd dat hij daar zelf geen enkele moeite mee zou hebben gehad en bulderend – want aan zachtjes praten of lachen deed Van Dijck niet – gelachen zou hebben.Moge hij rusten in vrede. <<<

Sylvester SchenkVoorzitter Register Belastingadviseurs

In memoriam Jan van Dijck

Page 27: Het Register nr. 4 - 2012

Inkomstenbelasting■ �2012/38 Ruilarresten niet van toepassing op passiva 27■ �2012/39 Onzakelijke leningen houden rechters bezig 27■ �2012/40 Tbs­regeling eindigt niet pas bij opheffing

faillissement 28■ �2012/41 Voorwaarde voor inbreng buitenlandse onder­

neming in strijd met EU­recht 28■ �2012/42 MKB­winstvrijstelling vermindert teller in

voorkomingsbreuk 29

Loonbelasting■ �2012/43 Naheffen mag na intrekking Verklaring geen

privégebruik auto 29■ �2012/44 Goedkeuring voor nihilbijtelling voor dieselauto

met lage uitstoot 29

Vennootschapsbelasting■ �2012/45 Toerekening herinvesteringsvoornemen

concerndirectie aan bv 29

Omzetbelasting■ �2012/46 Ruimere overgangsmaatregel voor woningen bij

verhoging btw­tarief 30■ �2012/47 Teruggaafverzoek btw in jaar waarop recht

ontstaat 30■ �2012/48 Nieuw btw­besluit met administratieve en

factureringsregels 30

Inkomstenbelasting

2012/38 Ruilarresten niet van toepassing op passivaIn een procedure voor de Hoge Raad stond de vraag centraal of een kostenegalisatiereserve (KER) kan worden toegevoegd aan een her­investeringsreserve (HIR) met toepassing van de ruilarresten. Het was niet verrassend dat deze zaak uiteindelijk voor de hoogste be­lastingrechter kwam, want die had zich nog niet eerder uitgespro­ken over de vraag of de ruilarresten ook van toepassing zijn op pas­siefposten, zoals een KER. Wel had de Hoge Raad in 2010 uitdrukkelijk beslist dat de ruilarresten van toepassing zijn op alle activa, dus niet alleen op bedrijfsmiddelen, maar bijvoorbeeld ook op voorraden.In de voorliggende zaak besliste de Hoge Raad dat een KER niet mag worden toegevoegd aan de HIR, aangezien een HIR alleen kan wor­den gevormd voor de boekwinst van een bedrijfsmiddel en niet voor de vrijval van een reserve die was gebaseerd op art. 3.53, lid 1, onder­deel a, Wet IB 2001. De Hoge Raad verwierp het beroep op de ruilar­resten en verwees daarvoor naar het arrest uit 2010. De KER kon in dit geval ook niet in stand blijven, omdat de aard van zo’n reserve meebrengt dat deze wordt toegevoegd aan de winst zodra duidelijk is dat een onderneming niet de kosten zal maken waarvoor ze was ge­vormd. Dit is in de regel het geval als het gaat om kosten die zijn ver­bonden aan het bezit of het gebruik van een bepaald bedrijfsmiddel, en dit bedrijfsmiddel buiten gebruik wordt gesteld of afgestoten. Wanneer een onderneming vervolgens een nieuw bedrijfsmiddel aanschaft, moeten de daaraan verbonden kosten ten laste komen van de jaren waarin dat bedrijfsmiddel in de onderneming wordt aange­wend. Het is volgens de Hoge Raad in strijd met de strekking van de KER als kosten voor het vervangende bedrijfsmiddel in feite ten laste zouden komen van eerdere jaren, doordat een reserve voor het ver­vreemde bedrijfsmiddel in stand wordt gehouden.

■ Hoge Raad 11 mei 2012, nr. 11/03128, LJN: BW0191

2012/39 Onzakelijke leningen houden rechters bezigIn het spraakmakende arrest van 9 mei 2008 (nr. 43849, LJN: BD1108) besliste de Hoge Raad dat sprake is van een onzakelijke le­ning als de schuldeiser een onzakelijk debiteurenrisico accepteert, doordat hij een lening verstrekt waarbij de schuldenaar geen zeker­heden stelt, tussen partijen niets is overeengekomen over de aflos­sing van de schuld of tussen partijen geen zakelijke rente is bedon­gen. In een arrest van 25 november 2011 (nr. 08/05323, LJN: BN3442) heeft de Hoge Raad zijn doctrine verder uitgewerkt. Een lening moet alsnog worden aangemerkt als onzakelijk als op het tijdstip van het aangaan, na eventuele correctie van de rente op grond van art. 8b Wet Vpb, alsnog sprake is van aanvaarding van een onzakelijk debiteurenrisico door de schuldeiser. Volgens de Hoge Raad kunnen omstandigheden die zich na het overeenkomen van de geldlening voordoen, ook leiden tot de kwalificatie onzake­lijk. Kortgeleden heeft Hof Amsterdam enkele interessante uit­spraken gedaan over onzakelijke leningen, waarbij het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011 het uitgangspunt was.

Niet onzakelijkIn een van die zaken was sinds de verstrekking van de geldlening in 1990 de helft op de hoofdsom afgelost en was tot 1998 een zakelij­ke rente van 7% in rekening gebracht. Ook had de inspecteur een mogelijke slechte financiële positie van de betrokken bv niet aan­nemelijk gemaakt, zodat de lening volgens het hof niet was ver­strekt onder onzakelijke voorwaarden. Dat geen zekerheden waren bedongen en dat (mogelijk) geen schriftelijke overeenkomst was opgesteld, maakte niet uit. Tot slot besliste het hof dat de kapitaal­vermindering bij de bewuste bv als debiteur in zo’n ver verwijderd verband tot de leningovereenkomst en de positie van de crediteur stond, dat die vermindering niet had kunnen leiden tot het onzake­lijk worden van de geldlening.

27augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Jurisprudentie en wetgeving

Page 28: Het Register nr. 4 - 2012

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

Wel onzakelijkIn een andere zaak ging het om een geldlening van een moeder­maatschappij aan een dochtermaatschappij, dus een lening ‘om­laag’. Uit de inmiddels gewezen jurisprudentie bleek volgens het hof dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake was van een onzakelijke lening, niet relevant was of de lening was verstrekt aan een moeder (omhoog), een (klein)dochter (omlaag) of een zus­termaatschappij (opzij). In alle gevallen was de onzakelijke aan­vaarding van een debiteurenrisico immers gebaseerd op de aandeel­houdersrelatie. In dit geval ging het om een bv waarvan het eigen vermogen op het moment van het verstrekken van de geldlening negatief was, de resultaten negatief waren, geen zekerheden waren gesteld en een aflossingsschema ontbrak. Volgens het hof was het in zo’n geval aannemelijk dat geen rente kon worden betaald, al­thans geen rente die een onafhankelijke derde zou hebben bedon­gen bij eenzelfde lening onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden. Het hof leidde dit onder meer af uit de verklaring van de aandeelhouder dat een bank niet bereid zou zijn geweest een dergelijke lening te verstrekken. Hieruit volgde dat de credi­teur het debiteurenrisico op de lening had aanvaard in het kader van zijn aandeelhoudersrelatie.

■ Hof Amsterdam 14 juni 2012, nr. 11/00246, LJN: BW8790 en nr. 10/00880, LJN: BW8789

2012/40 Tbs-regeling eindigt niet pas bij opheffing faillissementOp 9 maart 2012 gaf de Hoge Raad eindelijk uitsluitsel over de vraag wanneer een regresvordering van een dga op ‘zijn’ bv onder de tbs­regeling van art. 3.92, lid 2 Wet IB 2001 valt. Dat is meteen bij het aangaan van de borgstellingsverplichting. In een latere pro­cedure voor Rechtbank Haarlem stond juist de vraag centraal wan­neer de tbs­regeling eindigde en de regresvordering en de daarmee corresponderende schuld overgingen naar box 3. In die zaak had een dga een hypothecaire lening voor een eigen woning afgesloten. In februari 2005 verhoogde hij deze lening ten behoeve van de bank in verband met een borgstelling en aansprakelijkstelling voor de schulden van zijn bv. De regresvordering die zo ontstond, waar­deerde de dga in 2005 af tot nihil. In februari 2004 was de bv in staat van faillissement verklaard en op 23 oktober 2007 was het faillissement opgeheven en had de bv opgehouden te bestaan. De dga bracht de rente op de hypotheeklening in 2005, 2006 en 2007 in mindering op het resultaat uit overige werkzaamheden. Toen de inspecteur dit niet accepteerde, ging hij in beroep en stelde dat de terbeschikkingstelling pas eindigde op het moment dat het faillis­sement van de bv was opgeheven.Volgens de rechtbank is voor de vraag wanneer een terbeschikking­stelling eindigt, relevant of nog sprake is van een bron van inko­men. Hiervoor is op grond van vaste jurisprudentie vereist dat wordt deelgenomen aan het economische verkeer en dat voordeel is beoogd of redelijkerwijs is te verwachten. De rechtbank conclu­deerde dat al vanaf 2005 niet meer was voldaan aan het voordeel­criterium. Dit bleek uit het feit dat de activiteiten van de bv feite­lijk al in 2002 waren gestopt en er geen serieuze plannen waren voor het opstarten van nieuwe activiteiten. Ook had de bv een zo­danig hoge (rest)schuld dat ook daarom niet was te verwachten dat de dga als niet­preferente schuldeiser zonder nieuwe activiteiten ooit enig bedrag daarvan zou terugontvangen.

De rechtbank vond ook niet dat de situatie van de dga vergelijkbaar was met een langlopende liquidatie. Daarvan was sprake bij het aanhouden van een vermogensbestanddeel na staking van de on­derneming, in afwachting van vervreemding. De afwaardering van de regresvordering was echter geen geleidelijke vereffening. De re­gresvordering behoorde niet langer tot het ondernemingsvermogen omdat deze als gevolg van de afwaardering in 2005 en het ontbre­ken van een redelijkerwijs te verwachten voordeel juist geen bron van inkomen meer was. De dga kon de rente daarom niet in aftrek brengen op zijn werkzaamhedenresultaat.

■ Rechtbank Haarlem 13 april 2012, nr. 10/6295, LJN: BW7874

2012/41 Voorwaarde voor inbreng buitenlandse onderneming in strijd met EU-rechtHof Arnhem moest na vier jaar opnieuw een beslissing nemen over een van de standaardvoorwaarden bij de geruisloze omzetting van een onderneming in een bv. Destijds ging het om standaardvoor­waarde 1 en de uitleg van het begrip vervreemding daarin, en be­sliste het hof dat emigratie geen vervreemding in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet IB 2001 is. Nu ging het over een standaard­voorwaarde die sinds het besluit van 30 juni 2010 is opgenomen in bijlage 2 van de standaardvoorwaarden. Maar ook in 2007, toen deze zaak speelde, paste de inspecteur de extra standaardvoor­waarde voor in het buitenland woonachtige aandeelhouders al toe, wanneer deze een beroep deden op de geruisloze inbreng van art. 3.65 Wet IB 2001.Hof Arnhem stelde vast dat standaardvoorwaarde 6, die ook werd gesteld aan binnenlandse belastingplichtigen, bepaalde dat de ver­krijgingsprijs van de bij de omzetting verkregen aandelen in het al­gemeen werd gesteld op de som van de fiscale boekwaarden op het overgangstijdstip van de ingebrachte vermogensbestanddelen. Daardoor werd ten laste van de belastingplichtige een fiscale ab­claim gevestigd op de stille reserves van de ingebrachte onderne­ming. Deze claim leidde pas tot een betalingsverplichting bij een vervreemding van de aandelen of een daarmee gelijkgestelde situa­tie. Daartoe behoorde niet de situatie dat de feitelijke leiding van de bv naar een ander land werd verplaatst. De nieuwe voorwaarde 8 vestigde een verplichting die nominaal overeenkwam met de ver­plichting die voortvloeide uit standaardvoorwaarde 6, door een ver­hoging van de op te leggen aanslag IB. Het op verzoek verleende uitstel van betaling eindigde echter als de feitelijke leiding van de bv naar een ander land werd verplaatst. Ook verviel de claim voor binnenlandse belastingplichtigen onder omstandigheden (bijvoor­beeld bij emigratie) na tien jaar, terwijl dat bij buitenlandse belas­tingplichtigen niet het geval was. Het ging volgens het hof in beide gevallen om de heffing van IB over de stakingswinst die werd gerea­liseerd door de inbreng van een onderneming in een bv, zodat spra­ke was van gelijke gevallen. Daar deed niet aan af dat de staatsse­cretaris het beleid voerde om die IB­heffing voor binnenlandse belastingplichtigen de vorm te geven van belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en bij buitenlandse belastingplichtigen van winst uit onderneming.De aanvullende voorwaarde voor buitenlandse belastingplichtigen was volgens het hof bezwarender dan de voorwaarden voor binnen­

28 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Page 29: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

landse belastingplichtigen en hiervoor bestond geen objectieve en redelijke rechtvaardiging. Standaardvoorwaarde 8 – nu dus opgeno­men in bijlage 2 – is daarom in strijd met de vrijheid van vestiging uit het EU­verdrag.

■ Hof Arnhem 8 mei 2012, nr. 11/00608, LJN: BW6260

2012/42 MKB-winstvrijstelling ver-mindert teller in voorkomingsbreukDe Hoge Raad heeft duidelijkheid geschapen over de vraag op wel­ke wijze de MKB­winstvrijstelling meetelt voor de aftrek van el­ders belaste winst. De belanghebbende in deze zaak stelde zich op het standpunt dat de MKB­winstvrijstelling alleen in de noemer van de voorkomingsbreuk (het wereldinkomen) moest worden meegenomen en niet in de teller (de buitenlandse winst) en deed daarbij een beroep op een goedkeuringsbesluit van de staatssecreta­ris van 15 april 2005, dat ging over de ondernemersaftrek. De Hoge Raad wees er echter op dat de MKB­winstvrijstelling, anders dan de ondernemersaftrek, werd berekend naar evenredigheid van de winst, en besliste vervolgens dat de inspecteur de MKB­winstvrij­stelling in mindering mocht brengen op de buitenlandse winst.Volgens de Hoge Raad was het ook niet in strijd met de vrijheid van vestiging dat een binnenlandse belastingplichtige met buitenlandse winst een deel van de MKB­winstvrijstelling hierdoor niet kan ef­fectueren. Op grond van het arrest De Groot van het Europese Hof van Justitie moest Nederland bij het verlenen van een verminde­ring ter voorkoming van dubbele belasting rekening houden met de persoonlijke en gezinssituatie van belastingplichtigen, zodat de hun toekomende belastingvoordelen die betrekking hadden op de fiscale draagkracht, niet (gedeeltelijk) verloren gingen. Dit geldt volgens de Hoge Raad niet voor de MKB­winstvrijstelling, die al­leen aanknoopt bij het genieten van winst uit onderneming en geen rekening houdt met die persoonlijke en gezinssituatie.

■ Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 10/04135, LJN: BR6377

Loonbelasting

2012/43 Naheffen mag na intrekking Verklaring geen privégebruik autoEen werknemer had in 2010 van zijn werkgever een auto ter be­schikking gesteld gekregen, waarvoor hij een Verklaring geen privé­gebruik auto had gevraagd en gekregen. In november van dat jaar verzocht hij de inspecteur om de verklaring in te trekken, omdat hij met zijn tweede ter beschikking gestelde auto meer dan 500 km zou gaan rijden. De inspecteur trok de verklaring in en legde een naheffingsaanslag op voor het privégebruik van de auto over de pe­riode 1 januari 2010 tot en met 30 juli 2010. De werknemer ging in beroep en stelde dat een en ander in strijd was met het gelijkheids­beginsel, omdat geen naheffingsaanslag loonheffingen volgde wan­neer een werknemer van werkgever wisselde en daardoor ook van auto.Rechtbank Breda was het daarmee eens. Aangezien de inspecteur niet had gesteld – en ook niet was gebleken – dat ook in die situatie

naheffingsaanslagen loonheffingen werden opgelegd, was sprake van een ongelijke behandeling tussen beide groepen werknemers. Maar vervolgens oordeelde de rechtbank dat de situatie van de werknemer voor art. 13bis Wet LB een andere was dan die van een belastingplichtige met wie de werknemer zich vergeleek. Van een onevenredige ongelijke behandeling was dan geen sprake. En vol­gens de rechtbank was er ook geen strijdigheid met enig ander rechtsbeginsel. De naheffingsaanslag was daarom terecht opgelegd.

■ Rechtbank Breda 16 mei 2012, nr. 11/3797, LJN: BW9330

2012/44 Goedkeuring voor nihilbijtelling voor dieselauto met lage uitstootOp 21 juni 2012 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2012 (Kamerstuk 33245) aangenomen. Daarin is op­genomen dat dieselauto’s met een CO2­uitstoot van maximaal 50 gr/km in aanmerking kunnen komen voor een verlaagde bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak. Voor dieselauto’s waarvan het kenteken vóór 1 januari 2014 voor het eerst op naam wordt gesteld, geldt vanaf 1 januari 2012 of het moment van de eer­ste tenaamstelling gedurende 60 maanden een nihilbijtelling. Voor­uitlopend op de nieuwe wetgeving heeft de staatssecretaris van Fi­nanciën in een besluit goedgekeurd dat voor dieselauto’s met een CO2­uitstoot van maximaal 50 gr/km over heel 2012 de bijtelling voor het privégebruik nihil bedraagt.

■ Ministerie van Financiën 6 juli 2012, nr. BLKB2012/729M

Vennootschapsbelasting

2012/45 Toerekening herinvesterings-voornemen concerndirectie aan bvOm een herinvesteringsreserve (HIR) te kunnen vormen, moet bij de desbetreffende vennootschap sprake zijn van een herinveste­ringsvoornemen in het kalenderjaar waarin het bewuste bedrijfs­middel is verkocht, of in de daaropvolgende drie jaren. Wanneer een aantal bv’s deel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de ven­nootschapsbelasting, is een herinvesteringsvoornemen van een van die vennootschappen eenvoudig vast te stellen. Er is dan immers maar één belastingplichtige voor de Vpb. Zijn de verschillende bv’s binnen een concern niet gevoegd in een fiscale eenheid, dan kan het herinvesteringsvoornemen van de concerndirectie onder be­paalde omstandigheden worden toegerekend aan de vennootschap die het bedrijfsmiddel heeft verkocht en daarvoor een HIR heeft gevormd. Dit bleek uit een zaak voor Rechtbank Arnhem.Het ging daarin om een bv die belegde in verhuurd onroerend goed. De feitelijke leiding van de grootmoedermaatschappij van deze bv was in handen van een aandeelhouder die middellijk de zeggen­schap had over alle vennootschappen die behoorden tot het con­cern van de bv. In 2005 en 2007 verkocht de bv onroerende zaken met boekwinsten en vormde daarvoor een HIR. De inspecteur ac­cepteerde deze niet en corrigeerde de Vpb­aangiften over 2005,

29augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Page 30: Het Register nr. 4 - 2012

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

2006 en 2007. De Rechtbank oordeelde dat de aandeelhouder naar buiten toe optrad namens de grootmoeder, maar dat hij investe­ringsbeslissingen nam met inachtneming van de posities van alle tot het concern behorende vennootschappen. Hieruit volgde vol­gens de rechtbank dat geen onderscheid kon worden gemaakt tus­sen het herinvesteringsvoornemen op het niveau van de directie van de bv en op dat van de directie van de grootmoeder van de bv. Als aannemelijk was dat in de bewuste jaren bij de aandeelhouder – als feitelijke directievoerder van de grootmoedermaatschappij – een herinvesteringsvoornemen bestond, kon dat mede worden toe­gerekend aan de bv. De rechtbank verwees hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2005 (nr. 40857, LJN: AT8188). Het maakte daarbij niet uit dat geen sprake was van een fiscale eenheid en ook niet dat de bv een vervangend bedrijfsmiddel had aange­schaft van een gelieerde vennootschap.Overigens besliste dezelfde rechtbank enige tijd later dat de zake­lijkheid van een herinvestering niet relevant is voor de vraag of een afboeking op de HIR kan plaatsvinden. Volgens de rechtbank is hiervoor geen aanknopingspunt te vinden in de wet, de wetsge­schiedenis of de jurisprudentie.

■ Rechtbank Arnhem 3 juli 2012, nr. 11/241, LJN: BX0446 en 12 juli 2012, nr. 12/802, LJN: BX1004

Omzetbelasting

2012/46 Ruimere overgangsmaatregel voor woningen bij verhoging btw-tariefDe Eerste Kamer heeft op 10 juli 2012 het wetsvoorstel met de uit­werking van de fiscale maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 aangenomen. Een van de maatregelen is de verhoging van het alge­mene btw­tarief van 19 naar 21% met ingang van 1 oktober 2012. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is een amendement aangenomen waardoor ruimer overgangsrecht van toepassing wordt op onroerende zaken waarbij een vergoeding in termijnen is afgesproken.De overgangsregeling komt erop neer dat wordt aangeknoopt bij het tijdstip waarop de vergoedingen contractueel verschuldigd worden. Het is daarbij niet van belang wanneer de termijnen in feite moeten worden voldaan. Hetzelfde geldt voor de berekening van rente. Met deze overgangsregeling wil de regering voorkomen dat bij onroeren­de zaken waarbij in termijnen wordt betaald, de belasting moet wor­den herzien die is begrepen in de reeds vervallen termijnen.De verruiming op grond van het amendement­Schouten houdt in dat het lagere btw­tarief van 19% van toepassing blijft op alle ter­mijnen tot 1 oktober 2013, als overeenkomsten zijn gesloten vóór 28 april 2012 voor de levering van een woning na 30 september 2012. Voor het begrip woningen wordt aangesloten bij het begrip woning van de posten b8 en b19 van Tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting, zoals dit begrip is toegelicht in het Besluit van 27 oktober 2011 (nr. BLKB2011/26M, Stcrt. 2011, 19798). De verruiming heeft geen betrekking op andere onroerende zaken en ook niet op verbouwingen.

■ Ministerie van Financiën 21 juni 2012, 33287, nr. 18

2012/47 Teruggaafverzoek btw in jaarwaarop recht ontstaatEen ondernemer kan verzoeken om teruggaaf van betaalde btw voor zover de vergoeding niet is en niet zal worden ontvangen. Zo’n verzoek moet worden gedaan bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. Ondernemers die niet tijdig zo’n teruggaafverzoek indienen, vissen achter het net, zo leert een uit­spraak van Hof Den Haag.Het ging in die zaak om een werkmaatschappij die tot 20 juli 2005 deel uitmaakte van een fiscale eenheid voor de btw met een hol­ding­bv. Op 16 januari 2006 werd de werkmaatschappij failliet ver­klaard en op 1 november 2007 werd de fiscale eenheid opgeheven. Op 17, 19 en 21 december 2007 en op 25 juni 2008 verzochten de fiscale eenheid en de holding­bv om teruggaaf van btw voor in to­taal € 114.382. De inspecteur verklaarde de verzoeken niet­ontvan­kelijk en verleende ambtshalve alleen een teruggaaf van € 18.528 voor facturen die oninbaar waren geworden voordat de werkmaat­schappij uit de fiscale eenheid was getreden. Op het beroep van de fiscale eenheid en de holding­bv besliste Rechtbank Den Haag dat de teruggaafverzoeken te laat waren ingediend, omdat de oninbaar­heid van de vorderingen voor hen al in juli 2005 vaststond, zodat de verzoeken hadden moeten worden gedaan bij een van de aangiften over 2005.In hoger beroep stelde Hof Den Haag voorop dat het recht op terug­gaaf ontstond op het moment waarop redelijkerwijs moest worden aangenomen dat betaling voor de verrichte prestatie(s) door de schuldenaar achterwege bleef. Was het recht op teruggaaf ontstaan in de periode waarin de werkmaatschappij deel uitmaakte van de fiscale eenheid, dan waren de verzoeken om teruggaaf volgens het hof te laat ingediend. En was genoemd recht later ontstaan, dan wa­ren de verzoeken niet tijdig ingediend, of waren de fiscale eenheid en de holding­bv niet gerechtigd tot de teruggaaf, omdat de oninba­re vorderingen behoorden tot het bedrijfsvermogen van de werk­maatschappij. Dit laatste volgt uit art. 3a Uitv.besch. OB.

■ Hof Den Haag 6 april 2012, nr. 11/00353, LJN: BX0876

2012/48 Nieuw btw-besluit met administratieve en factureringsregelsDe staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit uitge­bracht over de administratieve en factureringsverplichtingen op het gebied van de btw. Het oude besluit van 12 februari 2009 is aan­gepast naar aanleiding van de nieuwe factureringsregels voor de btw­heffing in de EU, die per 1 januari 2013 van kracht worden. Zo gelden vanaf die datum onder meer specifieke verplichte factuur­verwijzingen, bijvoorbeeld als de heffing van de btw is verlegd naar de afnemer, en vereenvoudigde factuurvereisten voor veel presta­ties met een waarde van minder dan € 100.In het besluit zijn ook de nodige goedkeuringen opgenomen. Klei­nere ondernemers die geen afzonderlijke in­ en verkoopadministra­tie bijhouden, mogen de btw aftrekken in het (latere) aangiftetijd­vak waarin ze betalen, maar ze moeten dan wel een bestendige gedragslijn volgen. De verrekening van huurtermijnen tussen de oude en de nieuwe eigenaar van een onroerende zaak mag onder voorwaarden zonder facturering van btw plaatsvinden. Ook hoeven detailhandelaren en uitgevers van tijdschriften pas een factuur uit

30 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Page 31: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n n

Wet

gevi

ngD

e st

and

van

zake

npe

r 16

juli

2012

■W

etsv

oors

tel +

MvT

TK

■Ve

rsla

g TK

■ No

ta n

.a.v

. ver

slag

TK

■ Ei

ndve

rsla

g TK

■Aa

ngen

omen

TK

■W

etsv

oors

tel E

K

■Vo

orlo

pig

vers

lag

EK

■ M

emor

ie v

an A

ntw

oord

EK

■Ei

ndve

rsla

g EK

■Aa

ngen

omen

EK

■St

aats

blad

■D

atum

inw

erki

ngtr

edin

g

BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB

Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 31 058 1-10-2012

Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 32 426 1-10-2012

BTW-richtlijn factureringsregels 32 877 1-1-2013

Verhoging griffierecht 33 071 Bij KB

Wet bankenbelasting 33 121 Bij KB

Fiscale verzamelwet 2012 33 245 1-1-2013

Wijziging van de WIB 33 246 1-1-2013

Wet verlenging bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse 33 247 Dag na uitgifte Stb

Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1-1-2013

Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 33 287 Dag na uitgifte Stb

Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd 33 290 Bij KB

te reiken aan hun afnemers als die (ondernemers) daarom vragen. Bevat een factuur lichte gebreken, dan blijft aftrek van btw toege­staan. De staatssecretaris keurt ook goed dat bij een vereenvoudig­de intracommunautaire ABC­transactie op de factuur ‘intracom­munautaire levering’ wordt vermeld. Verder is tot 1 januari 2013 een goedkeuring opgenomen voor commissarissen bij het vervullen van maximaal vier commissariaten; heffing van btw kan in dat geval

achterwege blijven. Vanaf die datum moet per commissariaat wor­den bezien of sprake is van belastingplicht voor de btw.Het besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2012, maar en­kele onderdelen ervan pas per 1 januari 2013, tegelijk met de bijbe­horende wet van 15 maart 2012 (Stb. 2012, 115).

■ Ministerie van Financiën 27 juni 2012, nr. BLKB2012/477M <<<

31augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Page 32: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

32 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Het jongstleden RB­congres stond in het te­ken van de financiering van het Nederlandse midden­ en kleinbedrijf. Daar is in het vorige nummer van Het Register uitvoerig aandacht

aan besteed, onder meer in de bijdrage van Ronald Lohstro over lenen in kleine kring. In aansluiting daarop richten we de focus hier exclusief op de financiële relatie tussen de dga en ‘zijn’ bv. Achtereenvolgens behandelen we het lenen aan en het lenen van die bv.

Lenen aan de eigen bvSinds de invoering van de Wet IB 2001 wordt de terbe­schikkingstelling van vermogensbestanddelen aan de ei­gen bv aangemerkt als een werkzaamheid die fiscaal wordt afgewikkeld in box 1. Dat betekent dus progressieve belas­tingheffing over het rendabel maken van deze vermogens­bestanddelen. Bij de verstrekking van een geldsom, als le­ning of in rekening­courant, wordt het rendement na aftrek van eventuele kosten (het resultaat) als een werk­zaamheid in de heffing betrokken. Omdat het resultaatsre­gime van toepassing is, kan de samenhang tussen de ven­nootschapsbelasting enerzijds en de inkomstenbelasting anderzijds worden gewaarborgd. Zou de dga er bijvoor­beeld om onzakelijke redenen voor kiezen om een rente­loze lening aan zijn bv te verstrekken, dan volgt uit het Zweedsegrootmoederarrest in beginsel een correctie naar condities die ‘at arm’s length’ zijn.2 Met bijbehorende fis­cale aftrek in de vennootschapsbelasting en belastinghef­fing over het resultaat in de inkomstenbelasting.

Lenen van en aan de eigen bv: het luistert nauw

Eric van Uunen en Onno de Grootmr. E.A. van Uunen

FB en drs. O. de Groot FB zijn bei-den als belasting-

adviseur en vennoot verbonden

aan Marree & Van Uunen Belasting-

adviseurs te Oisterwijk

Over het thema lenen van en aan de bv valt een boekenkast te vullen. In deze bijdrage zetten we de schijnwerper op enkele fiscale aspec-ten van de liquide middelen die de directeur-grootaandeelhouder verstrekt aan zijn eigen bv – ofwel ter beschikking stelt aan zijn bv – en vice versa. Daarbij besteden we tevens aandacht aan het aspect zakelijkheid, wat sinds het certificaathoudersuitkooparrest met name voor de verstrekkingen aan de bv van groot belang is geworden.1

Ook een arrest van de Hoge Raad van 9 maart 2012 ligt hiermee in lijn: ‘Ingeval de rente niet in overeenstem­ming met het “at arm’s length” beginsel is vastgesteld, moet voor de fiscale winstberekening worden uitgegaan van een rente die wel aan dit criterium voldoet.’3 Het is dus aan de opsteller van de aangiften, dan wel aan de Be­lastingdienst om de rente te corrigeren naar een zakelijk niveau. Met name als afwaardering van de tbs­vordering aan de orde is, zal dit een boeiend steekspel met de Belas­tingdienst opleveren. Het is onze ervaring dat de rente in veel gevallen te verzakelijken is, mits enigszins onder­bouwd. Voorkomen is echter beter dan genezen, dus als adviseur zult u moeten aandringen op tijdige vastlegging van de overeenkomst in een akte, waarbij goed wordt na­gedacht over de omvang van de lening, aflossingstermij­nen, zekerheden en een passende rente.Het belang is evident. Sinds het certificaathoudersuit­kooparrest is de Belastingdienst in vrijwel iedere af­waarderingsdiscussie op zoek naar het onzakelijke de­biteurenrisico. Als het onmogelijk is om een vergoeding vast te stellen waaronder een onafhankelijke derde be­reid zou zijn dezelfde lening te verstrekken, wordt er­van uitgegaan dat de aandeelhouder bij het verstrekken van de lening het onzakelijke debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling het belang van de bv te die­nen. Omdat hij dat doet in zijn hoedanigheid van aan­deelhouder, wordt het moment van verliesneming dan verplaatst naar het moment waarop een kapitaalver­schaffer verlies zou kunnen nemen. Ofwel, de lening

Page 33: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

33augustus 2012 | nummer 4 | het Register

blijft het karakter van lening behouden, maar afwaar­dering is niet mogelijk.Sinds de arresten van 25 november 2011 is duidelijk dat pas bij kwijtschelding van de lening – die daarmee tot infor­meel kapitaal verwordt – de verkrijgingsprijs van het aan­merkelijk belang mag worden verhoogd, en wel voor de nominale waarde van de vordering. Het direct te nemen afwaarderingsverlies in box 1 wordt zo omgevormd tot een eventueel verlies in box 2, dat pas een fiscaal gevolg zal hebben bij realisatie (verkoop of liquidatie van de bv).

BijzonderHet blijft bijzonder dat ook de tbs­vorderingen worden geraakt door deze problematiek, zeker als men terugleest wat er in de parlementaire behandeling van het wets­voorstel Wet IB 2001 bijvoorbeeld over renteloze lenin­gen aan de orde werd gesteld:

Met de regeling is beoogd dat de vergoedingen die de vennootschap ten laste van het resultaat brengt bij de aanmerkelijkbelanghouder die het vermogens-bestanddeel als kapitaalverschaffer ter beschikking stelt, ook worden belast. Een aanmerkelijkbelanghou-der die een vermogensbestanddeel om niet ter be-schikking stelt aan de vennootschap, zal dit doen om deze vennootschap te bevoordelen. Het beoogde ge-volg zal daarbij uiteraard zijn dat de vennootschap hierdoor meer winst maakt. Dit leidt bij de aanmerke-lijkbelanghouder tot rendement in de vorm van waar-destijging van zijn overige aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen op die vennootschap. Ondanks het feit dat de aanmerkelijkbelanghouder geen direc-te vergoeding ontvangt voor het ter beschikking stel-len van de vermogensbestanddelen, wordt op deze wijze toch een rendement gerealiseerd. Het criterium in de artikelen 4.3.4, onderdelen b en c en 4.3.5, tweede en derde lid, is of de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen rendabel worden gemaakt. Daarvan is in dit geval sprake. Op grond van artikel 4.6.1 wordt het resultaat ter zake van de terbeschik-kingstelling van vermogensbestanddelen bepaald als ware die terbeschikkingstelling een onderneming. Daardoor worden zowel bij de vennootschap als bij de aanmerkelijkbelanghouder de lasten en de baten bepaald aan de hand van het winstregime. Dit brengt met zich dat de waarde van het gebruik van de ver-mogensbestanddelen bij de vennootschap ten laste van het resultaat kan worden gebracht en datzelfde bedrag bij de aanmerkelijkbelanghouder wordt be-last. Daarmee is een coherent systeem ontstaan dat een voortzetting vormt van de systematiek die ook in artikel 24, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbe-lasting 1964 bestond.’4

Kortom, wanneer de dga een vermogensbestanddeel als kapitaalverschaffer ter beschikking stelt, leidt dit bij de aanmerkelijkbelanghouder tot rendement in de vorm van waardestijging van zijn aandelen. Omdat op die ma­nier sprake is van rendabel maken van vermogen, is de

tbs­regeling van toepassing, ook al wordt geen vergoe­ding ontvangen. Daaruit zou je de conclusie kunnen trekken dat iedere verschaffing, in welke vorm dan ook, van begin tot eind onder de tbs­regeling moet vallen. De Hoge Raad bevestigt in zijn arrest nr. 10/04588 van 25 november 2011 het tegendeel, door onder punt 3.3 te ver­wijzen naar arrest nr. 08/05323 van dezelfde datum.

Voor beantwoording van de vraag of een geldverstrek­king van de dga aan zijn bv fiscaal gezien als geldlening of kapitaalverstrekking moet worden behandeld, is in be­ginsel de civielrechtelijke vorm beslissend. Op die hoofd­regel bestaan drie uitzonderingen, die dus eveneens voor geldverstrekkingen van de dga aan zijn bv gelden:n de schijnleningn de deelnemerschapsleningn de bodemlozeputlening

Deze leningen worden fiscaal gezien als kapitaal aange­merkt. Voor de praktijk betekent dit dat de leningen dus niet onder de tbs­regeling van box 1 vallen, maar dat ze voor de nominale waarde als verkrijgingsprijs in box 2 worden aangemerkt. Consequentie is dat eventuele ren­tebetalingen fiscaal gezien geen rentebetalingen zijn, maar vergoedingen op kapitaal, oftewel dividenduitke­ringen. En die zijn dus niet aftrekbaar bij de bv, terwijl de ontvangsten bij de dga zijn belast in box 2 als reguliere voordelen.

Zoals gezegd blijven de leningen met het onzakelijke debi­teurenrisico wel tot het tbs­vermogen behoren – de rente blijft dus belast in box 1 – met als aandachtspunt dat de af­waardering voortaan alleen nog maar in box 2 te gelde kan worden gemaakt. Wij blijven dat curieus vinden, maar dat is nu eenmaal de lijn die met het certificaathoudersuit­kooparrest is ingezet. De praktijk zal zich er sinds eerder­genoemd arrest van 9 maart 2012 wel mee redden, door bijstelling van de rente naar een zakelijk niveau.

Lenen van de eigen bvEen kantoorgenote van ons heeft vorig jaar met de Belas­tingdienst onderhandeld over de voorwaarden van een lening die een dga bij zijn bv had opgenomen. Op zich

Leningen met een onzakelijk debiteurenrisico blijven tot het

tbs-vermogen behoren, maar de afwaardering gaat naar box 2

Het blijft bijzonder dat ook de tbs-vorderingen worden geraakt

door deze problematiek

Page 34: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n Lenen van en aan de bv

Een rente ter grootte van de 12-maands Euribor met een opslag van 1,5% is volgens de jurisprudentie zakelijk

34 het Register | augustus 2012 | nummer 4

niets bijzonders, dergelijke discussies komen in de prak­tijk regelmatig voor. Toch halen we deze gebeurtenis even aan, omdat de Belastingdienst hier een nogal bui­tensporig standpunt innam ten aanzien van de rente. De inspecteur had in het voortraject gesteld dat de dga op de lening 18% rente verschuldigd moest zijn. Vanzelfspre­kend is dit probleem uit de wereld geholpen, maar het geeft aan dat de Belastingdienst afhankelijk van de om­standigheden een vrij uitgesproken mening kan hebben over lenen bij de bv. Over een passende rente heeft overi­gens onlangs Rechtbank Arnhem zich uitgelaten: bij een variabele rente is dat de 12­maands Euribor, verhoogd met een opslag van 1,5%.5 Wij raden u aan om de notitie ‘Geld lenen van uw eigen bv’ van de Belastingdienst eens door te nemen. In hoofdlijnen komt hierin het volgende aan de orde:n de leningsovereenkomst moet schriftelijk worden

vastgelegd en er moet aflossing worden overeengeko­men, dan wel een einddatum waarop aflossing ineens zal worden gedaan. Er moet zekerheid worden ge­steld, waarbij de mate van zekerheid afhangt van de omvang van de lening. Ten slotte moet de rentever­goeding zakelijk zijn;

n bij grotere bedragen kan volgens de Belastingdienst niet worden volstaan met zekerheid in de vorm van een positieve/negatieve hypotheekverklaring op privé onroerend goed. De Belastingdienst is van mening dat daadwerkelijke vestiging van een recht van hypo­theek noodzakelijk is, omdat dan sprake is van der­denwerking;

n het uitgangspunt van de zakelijkheid van de rentever­goeding is het rendement dat de bv als particulier be­legger kan behalen, ofwel het normale tarief op een pri­vérekening bij de bank. De euribor of hypotheekrente is niet gangbaar voor particuliere beleggers en kan dus niet als uitgangspunt dienen. Als tip geeft de Belasting­dienst dan om aan te sluiten bij het U­rendement, om­hoog bijgesteld afhankelijk van het risico en van de le­ningsvorm (aflossingsvrij vereist hogere rente);

n de bv moet zoeken naar een belegging die haar in staat stelt om aan haar verplichtingen te voldoen. Er hoeft niet te worden gestreefd naar een maximaal rende­ment, maar er moet wel sprake zijn van een even­wichtige mix van risico en rendement. Met name in geval van te dekken oudedagsvoorzieningen is deze mix dus een aandachtspunt.

De schriftelijke vastlegging, de afspraken over aflossing en de zekerheden spelen volgens de Belastingdienst een

rol bij de beoordeling van de vraag of een geldlening is overeengekomen, dan wel dat sprake is van een verkapt dividend. Voor de vraag of de middelen niet definitief aan het vermogen van de bv zijn onttrokken, lijkt ons echter uitsluitend relevant of er een terugbetalingsverplichting bestaat en of de dga in staat is om aan die verplichting te voldoen.Het uitgangspunt is en blijft dat bedrijfseconomische be­slissingen ter beoordeling staan van de ondernemer (BNB 1955/348), en dat geldt ook ten aanzien van de rente. Dat een risico­opslag zou moeten worden gehanteerd als geen zekerheid wordt gesteld, is alleen begrijpelijk als de belegging voor de bv een risico inhoudt. Is het risico te verwaarlozen – bijvoorbeeld wanneer de dga de middelen op een depositorekening parkeert – dan is een opslag ui­teraard niet aan de orde. Sterker nog, uit vaste jurispru­dentie blijkt dat de dga hier nog wat aan mag verdienen.

VergelijkingsmateriaalVoor wat betreft die opslag kan bovendien de vraag wor­den gesteld of de gebruikelijke bancaire voorwaarden nog wel goed vergelijkingsmateriaal zijn. De banken hebben immers besloten om hun verliezen van de crisis af te wentelen op hun cliënten, en wel in de vorm van hogere opslagen. Waarom zou een bv die geen verliezen heeft gemaakt op haar beleggingen, dat eveneens moeten doen? Ook zien wij niet in waarom zekerheid in de vorm van een hypotheekrecht – in plaats van een positieve/ne­gatieve hypotheekverklaring – noodzakelijk is als de te­rugbetalingscapaciteit niet ter discussie staat. Met een positieve/negatieve hypotheekverklaring kan de bv toch op ieder moment alsnog een hypotheekrecht vestigen? Pas wanneer terugbetaling een probleem dreigt te wor­den, kan alsnog worden besloten om nadere maatregelen te nemen. Met andere woorden, wat bij banken gebruike­lijk is, hoeft niet altijd relevant te zijn.Nogmaals, het uitgangspunt moet steeds zijn dat be­drijfseconomische beslissingen ter beoordeling staan van de bv, waarbij dan bij een lening aan de dga wel moet worden beoordeeld of de condities zakelijk zijn, c.q. geen bevrediging van de persoonlijke behoeften van de dga in­houden. Om de zakelijkheid van het rendement te toet­sen, moet naar onze mening worden beoordeeld welk rendement voor de bv mogelijk zou zijn als ze zich zou gedragen als particuliere belegger die op zoek is naar een belegging met eenzelfde risico.

PersoneelsleningOok voor de personeelslening is de zakelijkheid van be­lang. Niet zozeer de zakelijkheid van de vergoeding, want bij aanwending van de lening ten behoeve van de eigen woning mag deze zelfs renteloos zijn, maar meer ten aanzien van de omvang van het verstrekte voordeel. Past de mate waarin de bv de dga bevoordeelt wel binnen het dienstverband? Of wordt een beloningscomponent toe­gekend dat voor de desbetreffende werkzaamheden on­gebruikelijk is en als uitdeling moet worden beschouwd? Anders gezegd: als de bv de dga een renteloze lening ver­strekt ten behoeve van de eigen woning, komt dat rente­

Page 35: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

35augustus 2012 | nummer 4 | het Register

voordeel dan op in de werknemers­ of in de aandeelhou­dersrelatie? We kunnen ons voorstellen dat er omstandigheden zijn waarin dat voordeel opkomt in de aandeelhoudersrelatie, bijvoorbeeld wanneer de dga geen werkzaamheden meer voor zijn bv verricht.

ConclusieBij lenen van en aan de bv kijkt de fiscus mee als het gaat om het aspect zakelijkheid. In tbs­situaties is vanwege de toepassing van het resultaatsregime een bijstelling van de overeengekomen rente naar condities ‘at arm’s length’ mogelijk. Dit gegeven is van belang voor de steeds vaker voorkomende discussies met de Belastingdienst over de onzakelijkheid van het debiteurenrisico. Inmiddels is dui­delijk dat alleen sprake is van aanvaarding van een onzake­lijk debiteurenrisico als het onmogelijk is om de rente bij te stellen naar een zakelijk niveau, overigens zonder dat de lening daarbij winstdelend wordt. En als dan daadwerke­lijk sprake is van een onzakelijk debiteurenrisico, blijft de lening in de tbs­sfeer, maar mag het vermogensverlies al­leen in box 2 worden genomen. Hiermee wordt het mo­ment van verliesneming voor de verstrekker gelijkgesteld met het moment waarop een kapitaalverschaffer dat zou kunnen nemen. Dit is dus voor de praktijk een andere be­handeling dan bij leningen die fiscaalrechtelijk als kapitaal moeten worden aangemerkt. Niet voor wat betreft het

moment van verliesneming, maar wel voor wat betreft de vergoeding. De rente op dat soort leningen wordt immers geherkwalificeerd tot dividend.Bij het lenen van de bv is de Belastingdienst alert op situ­aties waarin de middelen het vermogen van de bv defini­tief hebben verlaten. Dat is begrijpelijk, zeker in de steeds vaker voorkomende situatie waarin de bv naar commerciële maatstaven over onvoldoende vermogen beschikt om de door haar toegezegde oudedagsvoorzie­ningen te dekken. Als de oorzaak van dat dekkingstekort is gelegen in een lening aan de dga die niet meer inbaar is (onaanvaardbaar risico), of die prijsonzakelijk was (slecht rendement), kan immers een afkoopsituatie ontstaan.Wat ons betreft is het aan de RB­adviseur om zijn cliënt op te voeden, maar ook om hem bij te staan als de dis­cussie met de Belastingdienst oneigenlijk dreigt te wor­den. Dat geldt zowel voor het lenen aan als het lenen van de bv. <<<

Noten1 HR 9 mei 2008, nr. 43 849.

2 HR 31 mei 1978, nr. 18 230.

3 HR 9 maart 2012, nr. 10/04488.

4 Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, p. 500 en 501 (NV).

5 Rb Arnhem 1 oktober 2009, LJN: BK3097, AWB 08/1894.

Page 36: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

36 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Het opleggen van een aanslag en de invorde­ring daarvan zijn twee gescheiden trajecten. Wanneer de ontvanger – degene die is belast met de invordering – weigert om uitstel van

betaling te verlenen zolang de aanslag niet onherroepe­lijk vaststaat, kan hiertegen in de procedure tegen de hoogte van de aanslag niet worden opgekomen. Die pro­cedure wordt immers gevoerd tegen de inspecteur, dege­ne die de aanslag heeft opgelegd. Tegen de executie van de invordering kan bij de civiele rechter verzet worden aangetekend, maar die kan zich in een dergelijke proce­dure weer niet uitlaten over de gegrondheid van de (hoogte van de) aanslag. Dit kan frictie met zich mee­brengen.Daar houdt het echter nog niet op. Onder omstandighe­den kan in het kader van een voorlopige voorziening – een bestuursrechtelijk kort geding – worden verzocht om schorsing van de aanslag, om te voorkomen dat de aan­slag gedurende de procedure waarin hij wordt betwist, (bij voorbaat) moet worden betaald.

Schorsing van een aanslagIn art. 8:81 Awb is geregeld dat, wanneer tegen een be­sluit bezwaar of beroep is ingesteld, bij de voorzieningen­rechter van de bevoegde rechtbank om een voorlopige voorziening kan worden gevraagd. Wat die voorlopige voorziening kan inhouden, is niet in de wet geregeld, maar dient in ieder geval een ‘voorlopig’ karakter te heb­ben. Vernietiging van een aanslag is bijvoorbeeld niet

Schorsing van aanslagenen de gevolgen voor de invordering

Vanessa Huygen van Dyck

Mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma is advocaat bij Peek

advocaten-belas-tingkundigen

In de praktijk komen steeds vaker geschillen voor met ontvangers die niet bereid zijn onvoorwaardelijk uitstel te verlenen voor de betaling van aanslagen. De enige mogelijkheid die de belastingplichtige dan lijkt te resteren, is de ontvanger voor de civiele rechter in kort geding te dagvaarden en hem zo tot stoppen te dwingen. Maar wacht, er is meer! Onder omstandigheden is het ook mogelijk om de werking van een aanslag te schorsen. Deze mogelijkheid is nog tamelijk onbekend. In deze bijdrage daarom wat meer over dit fenomeen.

mogelijk. De belangrijkste voorlopige voorziening is de schorsing van de werking van een besluit, waarvan op grond van art. 6:16 Awb niet standaard sprake is bij het instellen van bezwaar of beroep. Wanneer dit wordt toe­gewezen, worden de werking van een besluit en derhalve de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting opge­schort.Om een voorlopige voorziening toegewezen te krijgen, dient te worden voldaan aan drie vereisten:n er moet voldoende belang zijn, hetgeen impliceert dat

er een redelijke kans bestaat dat de verzoeker in de in­houdelijke procedure geheel of gedeeltelijk in het ge­lijk zal worden gesteld;

n het verzoek moet samenhangen met een ingesteld be­zwaar of beroep (‘connexiteit’); en

n er moet sprake zijn van een spoedeisend belang.

In het beleid van de ontvanger, de Leidraad Invordering 1990 (oud), is ten aanzien van art. 17 Invorderingswet (inzake verzet tegen de executie) expliciet de mogelijk­heid tot schorsing van een aanslag erkend. Aangezien verzet tegen de invordering niet kan worden gegrond op de stelling dat een aanslag ten onrechte of te hoog is vast­gesteld, wordt opgemerkt dat: ‘van de belastingschuldige, die zich tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel verzet wegens vermeende materiële onverschuldigdheid van de belastingaanslag, [mag] worden verwacht dat hij de fiscale rechter verzoekt in dat kader een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 Awb. Be­

Page 37: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

37augustus 2012 | nummer 4 | het Register

slist de fiscale rechter tot schorsing van een belastingaan­slag of stelt hij deze anderszins voorlopig buiten werking, dan zal de ontvanger tenuitvoerlegging van het ter zake van die aanslag uitgevaardigde dwangbevel in beginsel staken, zolang die schorsing en/of buitenwerkingstelling duurt.’Hoewel de tekst inmiddels is vervangen door de Leidraad Invordering 2008, waarin deze passage niet meer is opge­nomen, doet dit niets af aan de (wettelijke) mogelijkheid om een dergelijke schorsing te verzoeken.

Voorbeelden uit de praktijkIn de rechtspraak zijn diverse voorbeelden te vinden waarin de fiscale voorzieningenrechter tot schorsing is overgegaan, dan wel opmerkt dat dit onder omstandighe­den mogelijk is.

Schorsing wegens evident dubbel opgelegde aanslagenDe uitspraak van Hof Amsterdam van 12 december 2001 betreft de schorsing van aan Fokker opgelegde aanslagen, waarbij nog onduidelijk is in welk jaar een bepaalde bate moet worden belast.1 Om die reden zijn over diverse jaren aanslagen opgelegd over telkens dezelfde bate. In deze zaak is er evident sprake van aanslagen die niet in stand zullen blijven, maar is het de vraag om welke aanslagen het daarbij gaat. Dat de bate ten hoogste eenmaal ver­schuldigd is, staat buiten twijfel, maar niet in welk jaar deze moet vallen. Vanwege deze onzekerheid kiest de voorzieningenrechter ervoor een van de aanslagen in stand te laten, en de rest te schorsen. De rechter gaat te­vens zover dat hij de inspecteur ‘verzoekt’ geen nieuwe voorlopige aanslagen op te leggen. Een bevel hiertoe kan hij niet geven, aangezien tegen aanslagen die nog niet be­staan, geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld en daardoor, vanwege de vereiste connexiteit, geen voorlo­pige voorziening kan worden getroffen.

Schorsing wegens onvoldoende onderbouwde aanslagenDe aanslag die onderwerp is van de uitspraak van Hof Den Haag van 12 maart 2003 is opgelegd op grond van een vermeende in Luxemburg aangehouden bankreke­ning.2 Het hof overweegt dat aan een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening slechts kan wor­den voldaan als onmiskenbaar duidelijk sprake is van een lichtvaardig of onrechtmatig genomen besluit. De voor­zieningenrechter toetst het besluit daarom marginaal.Ten aanzien van de bewijslast overweegt het hof dat een redelijke verdeling meebrengt dat het bestaan van de in geschil zijnde rente­inkomsten die door de inspecteur aan de navorderingsaanslag ten grondslag zijn gelegd, door hem ook aannemelijk worden gemaakt. Uit de be­schikbare gegevens, die betrekking hebben op een per 31 januari 1994 aangehouden tegoed, acht het hof echter niet aannemelijk gemaakt dat het desbetreffende reke­ningnummer al in 1990 is geopend en er in dat jaar rente­inkomsten zijn genoten. Dit leidt tot de conclusie dat vooralsnog sprake is van een lichtvaardig genomen be­

sluit. De voorzieningenrechter komt vervolgens (slechts) tot een schorsing voor de duur van de bezwaarfase (en zes weken daarna), aangezien hij ervan uitgaat dat de in­specteur de ter behoud van rechten opgelegde navorde­ringsaanslag in de bezwaarfase verder zal onderbouwen.Hoewel sprake is van een soortgelijke situatie als in de

hierna nog te bespreken uitspraak van Hof Arnhem van 20 april 2006, komt Hof Den Haag wel tot toewijzing van de gevraagde schorsing. In beide gevallen werd de betwis­ting van de inkomsten mede gebaseerd op de omstandig­heid dat slechts informatie aanwezig was omtrent het be­staan van een bankrekening op 31 januari 1994, terwijl de aanslag (mede) betrekking had op het jaar 1990. In deze zaak stelt het hof dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat het bestaan van de in geschil zijnde rente­inkomsten door de inspecteur aannemelijk dient te worden gemaakt. Dit verschil in benadering heeft er wellicht toe geleid dat in dit geval de voorziening wel is toegewezen.

Schorsing wegens bewijskwestiesBlijkens de uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 3 maart 2006 is de voorzieningenrechter tot schorsing van de opgelegde voorlopige aanslagen overgegaan omdat de inspecteur, tegenover de gemotiveerde betwisting door de belastingplichtige, niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij in redelijkheid ervan heeft kunnen uitgaan dat de definitieve aanslagen vermoedelijk tot dezelfde bedragen zullen worden vastgesteld.3

Het meest recente voorbeeld dat ik heb aangetroffen, is eerdergenoemde uitspraak van Hof Arnhem van 20 april 2006, waarin de voorzieningenrechter opmerkt dat de werking van een aanslag kan worden geschorst in die ge­vallen waarin ernstige twijfel bestaat over de vraag of de bestreden aanslag door de rechter in de bodemprocedure in stand zal worden gelaten.4 De belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd dat de aanslagen – die verband houden met inkomsten uit een (vermeende) in Luxemburg aangehouden bankrekening – berusten op onrechtmatig verkregen, c.q. onbetrouw­baar bewijs. In dit geval acht het hof echter onvoldoende grond voor schorsing aanwezig omdat, hoewel de aansla­gen aan kritiek kunnen worden onderworpen, geen spra­

Dat de bate ten hoogste eenmaal verschuldigd is, staat buiten twijfel,

maar niet in welk jaar deze moet vallen

De conclusie luidt dat vooralsnog sprake is van een lichtvaardig

genomen besluit

Page 38: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n Schorsing van aanslagen

38 het Register | augustus 2012 | nummer 4

ke is van zodanige twijfel omtrent de rechtmatigheid van de aanslagen dat daaraan, na een afweging van de belan­gen van beide partijen, gevolgen dienen te worden ver­bonden.

De dissidentVolledigheidshalve merk ik op dat er ook een voorbeeld is te noemen van een voorzieningenrechter die zich, mijns inziens ten onrechte, niet bevoegd acht tot schorsing van een aanslag. In zijn uitspraak van 8 oktober 2003 stelt Hof Arnhem het verzoek op te vatten als een verzoek om uitstel van invorderingsmaatregelen met betrekking tot de desbetreffende aanslag, waarover de voorzieningen­rechter onbevoegd is te oordelen.5 Blijkens eerderge­noemde (latere) uitspraak van 20 april 2006 van datzelf­de hof mag echter worden verondersteld dat de onbevoegdverklaring als een vergissing moet worden be­schouwd.

Gevolgen van schorsingBij het schorsen van de aanslag zelf gaat het er niet om de symptomen (de invordering), maar de kwaal (de onder­liggende aanslag) te bestrijden. Het schorsen van een aanslag brengt de fictie met zich mee dat de aanslag ge­durende de periode van schorsing niet meer bestaat. Zon­der een formele, dus via een aanslag vastgestelde belas­tingschuld kan de ontvanger niet invorderen. Dat betekent dat bij schorsing van de aanslag de opdracht aan de ontvanger (tijdelijk) vervalt. Deze heeft dan geen rechtsgrond (‘titel’) meer om tot invordering over te gaan.In de hiervoor besproken Fokker­zaak zet de rechter uit­een welke gevolgen schorsing heeft voor de invorderings­opdracht aan de ontvanger:

6.5.1. Vanouds kan slechts een formele belasting-schuld worden ingevorderd. Dus alleen als er een aanslag is. De inspecteur verstrekt door het uitreiken van een aanslag mede – ingeval van niet-betaling – een invorderingsopdracht aan de ontvanger. De ont-vanger kan zonder vonnis, op basis van de aanslag, een dwangbevel opmaken en doen betekenen, als-mede verdere invorderingsmaatregelen treffen. Dit brengt mede dat bij vernietiging van een aanslag door het Gerechtshof deze opdracht vervalt. (...) Dit impliceert dat de opdracht tot invordering is verval-len. Alle invorderingsmaatregelen dienen derhalve ook onmiddellijk te vervallen. (...)6.6 Naar het oordeel van de President heeft schor-sing van een aanslag gedurende de periode van schorsing dezelfde gevolgen als vernietiging van de aanslag. Alle invorderingsmaatregelen dienen dus direct te vervallen. (...)

(Geen) opheffing van gelegde beslagenDe laatste opmerking uit de hiervoor vermelde rechts­overweging – ‘alle invorderingsmaatregelen dienen dus direct te vervallen’ – doet vermoeden dat schorsing van

een aanslag tot gevolg heeft dat reeds gelegde beslagen (dienen te) worden opgeheven. Dit wordt echter niet met zoveel woorden vastgesteld. In r.o. 3.5 van haar ook al hiervoor besproken uitspraak van 3 maart 2006 over­woog de civiele kamer van Rechtbank Rotterdam – op het verzoek om de executie te schorsen nadat de fiscale voorzieningenrechter de voorlopige aanslagen had ge­schorst – dat voor opheffing van een reeds gelegd beslag slechts aanleiding kan zijn als de daaraan ten grondslag liggende aanslag evident onterecht is. De enkele omstan­digheid dat beide aanslagen zijn geschorst door de fiscale voorzieningenrechter, betekent volgens de civiele voor­zieningenrechter niet dat de beslagen moeten worden opgeheven. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de schorsing de voorlopige aanslag betrof, met de motive­ring dat te onzeker was of de definitieve aanslag tot op hetzelfde bedrag zou worden vastgesteld, terwijl inmid­dels reeds een definitieve aanslag was opgelegd.In cassatie klaagt de belastingplichtige erover dat de be­slagen bleven liggen, ondanks het feit dat de aanslagen waren geschorst.6 De advocaat­generaal merkt in zijn conclusie op dat schorsing van de voorlopige aanslagen niet meebrengt dat deze vervallen of geacht worden nooit te hebben bestaan. De schorsing heeft volgens de A­G alleen gevolgen voor de voortgang van de executie, maar betekent niet dat het gelegde beslag daardoor ver­valt. De Hoge Raad doet deze klacht vervolgens af met een ’81 RO’ (afwijzing zonder motivering), waardoor we niet weten of verval van beslag volgens de Hoge Raad in dit geval niet nodig was, of in zijn algemeenheid niet uit een schorsing van de aanslag voortvloeit. Het betrof im­mers de specifieke situatie dat de voorlopige aanslag was geschorst, terwijl nadien een (wel onderbouwde) defini­tieve aanslag was opgelegd.

Onherroepelijke gevolgenIn het beleid ten aanzien van het verlenen van uitstel van betaling is opgenomen dat in beginsel geen onher­roepelijke, maar alleen bewarende invorderingsmaatre­gelen worden genomen wanneer een aanslag nog niet de­finitief vaststaat.7 Dit heeft des te meer te gelden wanneer de opdracht aan de ontvanger (tijdelijk) is inge­trokken op grond van een geschorste aanslag.In het hiervoor besproken arrest van 19 december 2006 werd tevens geklaagd over het laten liggen van een exe­cutoriaal beslag op een woning, terwijl de aanslag nog niet onherroepelijk vaststond. Op grond van het beleid van de ontvanger, thans opgenomen in art. 25.2.6 van de Leidraad Invordering, neemt deze in beginsel geen ‘on­herroepelijke invorderingsmaatregelen’ wanneer een be­lastingaanslag wordt betwist en daardoor nog niet defini­tief vaststaat. De klacht van de belastingplichtige houdt in dat door het executoriale beslag op de woning de hypo­theekhouder in de regel de executie overneemt, waar­door onherroepelijke gevolgen ontstaan. Hof Den Haag had hierover in zijn uitspraak van 8 oktober 2007 opge­merkt dat ‘een executie door de hypotheekhouder niet betekent dat de Belastingdienst executeert’.8 De Hoge Raad verwerpt ook deze klacht zonder motivering.

Page 39: Het Register nr. 4 - 2012

n n n n

39augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Voor het standpunt van de belastingplichtige valt echter wel wat te zeggen. In art. 25.2.6 van de Leidraad wordt hierover nog opgemerkt dat ‘beslag dat feitelijk dienst doet als een bewaringsmaatregel, niet geldt als een on­herroepelijke invorderingsmaatregel’. Dit geeft tevens aanwijzingen voor het antwoord op de vraag wat dan wel als onherroepelijke invorderingsmaatregel moet worden aangemerkt, namelijk de omstandigheid dat een beslag feitelijk tot onherroepelijke gevolgen leidt. Daarbij is het mijns inziens redelijk om alle gevolgen mee te wegen, waaronder de omstandigheid dat de hypotheekhouder als gevolg van het door de Belastingdienst gelegde beslag de executie heeft overgenomen of dreigt over te nemen.9

ConclusieOp grond van art. 8:81 Awb kan, wanneer tegen een aan­slag bezwaar of beroep is ingesteld, bij de fiscale voorzie­ningenrechter van de bevoegde rechtbank om een voor­lopige voorziening worden verzocht. Dit kan een verzoek om schorsing van de aanslag inhouden, wat tot gevolg heeft dat de opdracht aan de ontvanger tot invordering daarvan vervalt. In de rechtspraak zijn diverse voorbeel­den te vinden van dergelijke schorsingsverzoeken en de toewijzing daarvan. Het karakter van een voorlopige voorziening brengt echter wel beperkingen met zich mee. De rechter kan de aanslag slechts ‘marginaal’ toet­sen, waardoor alleen tot schorsing kan worden overge­gaan wanneer ‘ernstige twijfel’ bestaat over de rechtma­tigheid van de (hoogte van de) aanslag, of wanneer deze ‘onmiskenbaar lichtvaardig’ is opgelegd.Wie aannemelijk moet maken dat niet of juist wel sprake is van een rechtmatige aanslag, hangt af van de bewijs­lastverdeling, al dan niet met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast. Normaal gesproken zal

de belastingplichtige de aanslag eerst gemotiveerd moe­ten betwisten. Heeft hij een goed verhaal, dan is het ver­volgens aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat de aanslagen wel terecht en tot het juiste bedrag zijn op­gelegd.Schorsing van aanslagen brengt in ieder geval mee dat de ontvanger geen nieuwe beslagen kan leggen. Onduidelijk is echter wat dit tot gevolg heeft voor de reeds gelegde beslagen. Gezien het karakter van schorsing en het beleid ten aanzien van uitstel van betaling, is in ieder geval ver­dedigbaar dat beslagen met onherroepelijke gevolgen dienen te worden opgeheven. Aangezien de fiscale voor­zieningenrechter echter niet de bevoegdheid heeft om bevelen te geven ten aanzien van de invorderingskant, zal daar – bij weigerachtigheid van de ontvanger – even­tueel een afzonderlijk executie kort geding voor moeten worden aangespannen. <<<

Noten1 Hof Amsterdam 12 december 2001, V­N 2002/17.10.

2 Hof Den Haag 12 maart 2003, V­N 2003/19.3, zie m.n. r.o. 6.2­6.4

en 6.6.1.

3 Rechtbank Rotterdam 3 maart 2006, V­N 2006/16.19, r.o. 2.4. Zie

voor het vervolgtraject ook Hof Den Haag 19 oktober 2006 (tus­

senarrest) en 8 februari 2007 (eindarrest), V­N 2007/21.22 en

Hoge Raad 19 december 2008, NJ 2009/26.

4 Hof Arnhem 20 april 2006, V­N 2007/14.29.

5 Hof Arnhem van 8 oktober 2003, VN 2004/17.12, zie m.n. r.o. 7.

6 Hoge Raad 19 december 2006, NJ 2009, 26.

7 Leidraad Invordering 2008, 25.2.6.

8 Hof Den Haag 8 oktober 2007, V­N 2007/21.22.

9 De hypotheekgever kan in de akte opeisbaarheid bedingen van

zijn vordering, zodra een derde executoriaal beslag legt.

Page 40: Het Register nr. 4 - 2012

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

VLB advertentie juni 2012.ai 11-6-2012 15:58:29

Page 41: Het Register nr. 4 - 2012

41augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Verenigingsnieuwshet

Belangenbehartiging en vakinformatie

Commissie Wetsvoorstellen levert bijdrage voor duidelijk rechtskader onzakelijke leningOnlangs heeft de Commissie Wetsvoorstellen van het RB een memo gestuurd aan het ministerie van Financiën als bijdrage voor wet- en/of regelgeving over de onzakelijke lening. Deze nieuwe regels moeten een einde maken aan de huidige onduidelijkheden rond de onzakelijke lening.

Sinds de arresten van de Hoge Raad van 25 november 2011 houdt de onzakelijke lening de fiscale gemoederen meer dan bezig. Naast wettelijke renteaftrekbeperkingen en de oudere leerstukken van de informele kapitaal-storting in de kostensfeer – die van de schijnlening, de deelnemerschaps-lening en de bodemlozeputlening – is de onzakelijke lening een belangrijk aandachtspunt bij de beoordeling van de financiering van ondernemingen. Als sprake is van een onzakelijke lening, moet niet alleen de rente voor fiscale doeleinden worden gecorrigeerd naar een zakelijk niveau, maar is ook een afwaardering op de lening niet aftrekbaar bij degene die de lening heeft ver-strekt. In de praktijk leidt dit tot ongewenste knelpunten en onduidelijkheden. Om die reden heeft de Commissie Wetsvoorstellen van het RB een memo gestuurd aan het ministerie van Financiën, waarin wordt opgeroepen om in de vorm van wet- en/of regelgeving duidelijkheid te verschaffen over de onzake-lijke lening. Het ministerie heeft laten weten het memo met belangstelling te hebben bestudeerd. Het memo is na te lezen in het bericht op de RB-site.

SBR Software checkDe samenwerkende koepelorganisaties bin-nen het SBR-koepeloverleg zijn gestart met de SBR Software check. Hierbij wordt een fors aantal softwareleveranciers gevraagd naar de (on)mogelijkheden in het pakket voor SBR bij vastleggingen en rap-portages. De resultaten van deze software check worden in de tweede helft van dit jaar openbaar gemaakt via een aparte website: www.sbrsoftwarecheck.nl. U kunt hier op eenvoudige wijze nagaan in hoeverre uw softwareleverancier op dit moment rekening heeft gehouden met SBR in zijn producten en welke ontwikkelingen nog worden doorgevoerd.

Op 20 juni 2012 heeft de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst (commissie-Stevens) het rapport ‘Fiscaal toezicht op maat. Soepel waar het kan, streng waar het moet’ aangeboden aan staatssecretaris Weekers.De commissie onderschrijft het concept ‘horizontaal toezicht’ en is van oordeel dat dit verdere ontwikkeling verdient, hoewel

in de uitvoering nog diverse verbeteringen wenselijk en noodzakelijk zijn om gesigna-leerde kwetsbaarheden en knelpunten op te lossen of af te zwakken. Bovendien moet de Belastingdienst duidelijker maken dat horizontaal toezicht naast verticaal toezicht bestaat. Binnen het mkb vindt horizontaal toezicht plaats via de financieel (fiscaal) dienstver-

lener, zoals bij het RB onder een koepelconvenant. Een van de aanbevelingen van de commissie is te verduide-lijken welke eisen per cate-gorie financiële dienstver-leners worden gesteld aan bijvoorbeeld kwaliteitsbor-ging en wat dit betekent voor het (meta)toezicht. Als deelnemer aan het Platform HT, waarin vertegenwoordi-gers van koepelorganisaties en van de Belastingdienst

zijn vertegenwoordigd, werkt het RB mee aan de uitwerking van die aanbeveling. Het RB gaat met horizontaal toezicht verder op de ingeslagen weg. Het rapport van de commissie-Stevens vindt u in het Dossier Horizontaal Toezicht op het ledengedeelte van de RB-site.

Horizontaal toezicht na rapport commissie-Stevens

Page 42: Het Register nr. 4 - 2012

42 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Verenigingsnieuwshet

Model onder de aandacht

Als een factuur te lang openstaat, herinnert u uw debiteur onge-twijfeld aan de uitgebleven betaling. Waarschijnlijk gunt u hem nog wat tijd om tot betaling over te gaan. Vaak volgt daarna nog een tweede en laatste termijn tot herstel van de betalingsachter-stand. Daarna belandt u in ‘incassoland’. U dient vast te stellen of de vordering opeisbaar is. Bij twijfel over de opeisbaarheid is het te adviseren een schriftelijke ingebrekestelling te versturen, bij voorkeur aangetekend. Op grond van de wet bent u vanaf het moment dat uw debiteur in verzuim is, gerechtigd de wettelijke (vertragings-)rente in rekening te brengen. Vervolgens start u het incassotraject. Van uw debiteur vordert u een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Raadpleeg in dit stadium ook uw algemene voorwaarden, deze bevatten vaak een bepaling omtrent incassokosten. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten neemt in de praktijk soms buitensporige vormen aan. De overheid wil met name consumenten beschermen tegen dergelijke onredelijke kostenposten. Sinds 1 juli 2012 is daarom de Wet Normering Incassokosten van kracht.

Wat houdt de nieuwe regeling in?

De belangrijkste aandachtspunten zijn de volgende:• De gewijzigde incassowetgeving is dwingendrechtelijk van aard

ten aanzien van vorderingen op consumenten. Afwijking van de regeling is slechts mogelijk ten voordele van een consument.

• Handelt de debiteur in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan mag ten nadele van de wettelijke regeling worden afgeweken, mits dit tussen partijen is overeengekomen bij over-eenkomst of algemene voorwaarden. Zijn over de incassokosten geen specifieke afspraken gemaakt, dan geldt onverkort de wettelijke regeling.

Model onder de aandacht: Aanmaning (‘14 dagen’ brief)Het Register Belastingadviseurs ontwikkelt samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit het een model.

• De nieuwe regelgeving geldt voor vorderingen die opeisbaar zijn na 1 juli 2012.

• De regeling heeft in elk geval betrekking op vorderingen tot betaling van een geldsom. Verbintenissen tot schadevergoeding vallen in beginsel buiten de wettelijke regeling. Dit is anders als tussen partijen een akkoord is bereikt over de hoogte van de schade en zij dit hebben vastgelegd in bijvoorbeeld een vast-stellingsovereenkomst of wanneer sprake is van vervangende schadevergoeding.

• Incassokosten mogen alleen berekend worden over de hoofd-som (derhalve niet over in rekening gebrachte wettelijke rente, tenzij het incassotraject langer duurt dan een jaar).

• Wordt het incassotraject gelijktijdig ingezet voor meerdere openstaande vorderingen op één debiteur, dan dienen voor de berekening van de incassokosten de hoofdsommen bij elkaar te worden opgeteld.

• Is de debiteur een consument, dan moet deze schriftelijk wor-den aangemaand voordat incassokosten verschuldigd worden. De aanmaning mag niet eerder worden verzonden dan na het intreden van het verzuim. Aan de debiteur wordt een termijn van 14 dagen geboden tot herstel van de betalingsachterstand. Bovendien dient de debiteur te worden geïnformeerd over de in rekening te brengen vergoeding voor incassokosten. Worden lagere kosten in rekening gebracht dan hetgeen wettelijk is toegestaan, dan dient ook de hoogte van de maximale incasso-kosten te worden vermeld.

• Is een schuldeiser geen btw-plichtige ondernemer of heeft de vordering betrekking op een vrijgestelde prestatie, dan mag de vergoeding van de (genormeerde) incassokosten worden verhoogd met een percentage gelijk aan het btw-percentage.

• De incassokosten worden berekend aan de hand van de onderstaande tabel.

Hoofdsommaximumpercentage

vergoeding incassokosten

over de eerste € 2.500 15% Minimum: € 40over de volgende € 2.500 10% -over de volgende € 5.000 5% -over de volgende € 190.000 1% -over het meerdere 0,5% Maximum: € 6.775

U vindt de juridische modellenbank op het ledendeel van www.rb.nl. Bij korte vragen

over het gebruik of behoefte aan uitleg over de modellen kunt u gratis gebruik maken

van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen.

Zij zijn bereikbaar per e-mail [email protected] of telefonisch op (088) 121 12 11.

Is uw debiteur een consument?

nee

Afspraak over incassokosten

in overeenkomst of Algemene Voorwaarden?

ja

Geef uitvoering aan gemaakte afspraak incas-

sokosten

Verplichte toepassing Wet Normering Incassokosten

is debiteur in verzuim, dan schriftelijke aanma-ning met 14 dagen ter-

mijn, opgaaf werkelijke (lagere) en

maximale incassokosten

ja nee

Page 43: Het Register nr. 4 - 2012

43augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Opleidingen

Zowel Flynth als Accon avm heeft samen met RB Opleidingen op 5 juni en 5 juli jongstleden zijn medewerkers mogen feliciteren met het afron-den van hun opleiding tot agrofiscalist.

Flynth feliciteerde 32 geslaagden in boerderij ’t Molentje in de landelijke omgeving van Garderen. De aanwezigen werden toegesproken door Syl-vester Schenk, voorzitter RB en directeur fiscale zaken bij Flynth, Jan Breembroek, directeur Agro-advies bij Flynth en Marieke Smit, hoofd RB Opleidingen.

Tijdens de certificaatuitreiking op de sfeervolle locatie de Reehorst in Ede hielden Marius Wijers, bestuurder bij Accon avm, Lubbert van Dellen, regi-odirecteur Friesland Noord-Groningen en Marieke Smit, hoofd RB Oplei-dingen een toespraak voor de 33 geslaagden van Accon avm.

Gedurende beide feestelijke uitreikingen was docent Pieter Seegers aanwezig om een woordje te richten aan de geslaag-den. Na afloop konden de aanwezigen nog napraten tijdens een barbecue of dinerbuffet.

Feestelijke afsluiting incompany opleidingen Agro CB-belastingconsulent

De heer J.H. van Schip, de heer M.A.W.H. van Aken, mevrouw I. Scheuter-Boland, de heer H.J.A. Hendriks, de heer G.H. Wilkens, de heer J.M.A. Boerstal, de heer B. Langevoort, mevrouw K.P.H.H. Martens-Kusters, de heer W.M.M. Kolkman, de heer A.G.A. Gerritsen, de heer S.H.A. Penterman, de heer J.B. Teunissen, mevrouw F.T. Drost-Salverda, de heer C.J. Kiestra, de heer B.E. van der Heide, de heer C. van der Kolk, de heer S. de Beer, de heer M. Bloemendaal, de heer H.J.M. Engbers, de heer G.H. Hartman, mevrouw H.R. Laagland, de heer J. Blokzijl, de heer H. van Gijssel, de heer H.J.M. Busscher, mevrouw M.A. Kreuwel-Scholten Lin-de, de heer S. Algra, de heer T.R. Winter, me-vrouw M.G. Schepers, de heer J.R. Zeilstra, de heer J.G.H. Berning, mevrouw M. Lambregtse, mevrouw E.G.B. Peltjes.

De heer J. de Vries, de heer C. Hiemstra, de heer S. Bokma, de heer A.F. Flapper, de heer S.A. Wobbes, de heer ir. J. van der Linde, de heer F. Over-zet, mevrouw E.A.M. Weernink – Gröniger, de heer C. Bakker, de heer R. Visser, de heer A. Stremler, de heer J.Y. Visser, de heer E. Hekman, de heer J. Bouma, mevrouw V. van der Tol, de heer J. Danes, mevrouw F. Reitsma – Idsinga, mevrouw A. Meijer – Wijbenga, de heer A. Maat, de heer B. Vlasma, mevrouw ir. S.R. Klein – Werkman, de heer ing. T.J. Schimmel, de heer P.N. Oudshoorn, mevrouw J. Hamming, de heer P.J.G.M. Hendrix, de heer W.A. Muijen, de heer A.W.M. Verbruggen, de heer G.J. Thuis, de heer F.G.H. van Vlerken, de heer J.A. van Oosterom, mevrouw M.H.J. Mooren-Frederix, de heer O. Dijst, de heer B.A.M. Willemse.

Geslaagden Accon avm

De incompany opleiding Agro CB-belas-tingconsulent is speciaal ontwikkeld voor de agro-adviseur, werkzaam bij accountants- en belastingadvieskanto-ren, die zich verder wil ontwikkelen tot agrofiscalist. Na afronding kunnen deel-nemers doorstromen naar de incompany opleiding CB-belastingadviseur om hun fiscale kennis verder te verdiepen en te verbreden.

Geslaagden Flynth

Page 44: Het Register nr. 4 - 2012

44 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Verenigingsnieuwshet

Opleidingen

Voor uw agendaStart opleidingen

Dit najaar starten de volgende RB Opleidingen:

n CB-belastingconsulent Amsterdam dinsdag 25 septemberEindhoven maandag 24 septemberRotterdam dinsdag 25 septemberUtrecht dinsdag 25 septemberZwolle maandag 24 september

n CB-belastingadviseurUtrecht maandag 24 september**startcollege. De opleiding wordt aangeboden op drie avonden: maandag-, dinsdag- en donderdagavond.

n AA/RA-BelastingaccountantAmsterdam maandag 3 septemberEindhoven woensdag 29 augustusRotterdam dinsdag 4 septemberUtrecht dinsdag 28 augustusUtrecht donderdag 30 augustusZwolle maandag 27 augustus

Geslaagd De heer mr. J.S. Smalbrugge MB FB en de heer mr J.M. Bremmer FB zijn geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht. Deze opleiding wordt aangeboden aan RB-leden in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen.

Juridische modellenbankOnline modellen voor effectieve dienstverlening

Verder in fi scale kennis

De juridische modellenbank is ontwikkeld i.s.m. Bol Juristen en is te raadplegen op het ledendeel van www.rb.nlDe juridische modellenbank is ontwikkeld i.s.m. Bol Juristen en is te raadplegen op het ledendeel van

Exclusiefvoor leden

24 uur per dag online

beschikbaar

www.rbopleidingen.nl

Oog voor ambitie en talent

fiscaleopleidingen

2012 2013

RB OpleidingenBrenkmanweg 6 4105 DH Culemborg

Postbus 333 4100 AH CulemborgTelefoon (0345) 54 70 30 Fax (0345) 54 70 31

E-mail [email protected]

CB-belastingconsulent CB-belastingadviseur Schakelprogramma Master Belastingadviseur Master Belastingadviseur Beroepsvaardigheidsprogramma Master Fiscaal Recht Master Fiscale Economie

10976_OpleidingBrochure_Cover_rug_2012-2013.indd 1

01-05-12 11:22

n AA/RA CB-BelastingadviseurUtrecht maandag 8 oktober dinsdag 9 oktober woensdag 10 oktober

n Schakelprogramma Master BelastingadviseurUtrecht vrijdag 14 september

n Master BelastingadviseurUtrecht vrijdag 7 september

n BeroepsvaardigheidsprogrammaUtrecht vrijdag 12 oktober

Page 45: Het Register nr. 4 - 2012

45augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Opleidingen

Het Beroepsvaardigheidsprogramma: een korte, praktische opleiding en een must voor iedere professionele belastingadviseur. Bij Van Oers Accountancy en Advies zag men direct de toegevoegde waarde van het Beroepsvaardigheidsprogramma en is de opleiding verplicht gesteld voor iedere werknemer die dagelijks fiscale adviezen geeft.

Mr. drs. Frank Schuurbiers FB, directielid bij Van Oers: “Het Beroepsvaardigheidsprogram-ma bij RB Opleidingen is bij ons ingebed in het volledige opleidingstraject voor onze medewerkers. Het programma vormt een waardevolle aanvulling op de theoretische fiscale kennis. Zonder kennisontwikkeling kan men hier niet doorgroeien in de functie. Medewerkers die het Beroepsvaardigheids-programma bij RB Opleidingen hebben gevolgd, zijn sneller inzetbaar en kunnen beter verbanden leggen tussen diverse praktijkvraagstukken. Dit is een toegevoegde waarde waar onze klanten direct profijt van hebben.”

Inmiddels hebben tien werknemers van Van Oers Accountancy en Advies het Beroepsvaardigheidsprogramma met goed gevolg afgerond en de Verklaring van Vakbekwaamheid in ontvangst genomen. In het najaar starten wederom drie fiscalis-ten van Van Oers met de opleiding.

Kennis, combinaties en creativiteitMr. Marieke van Dorst-Koomans van den Dries, fiscalist bij Van Oers, is in 2012 geslaagd voor het Beroepsvaardigheids-programma. Daarvoor heeft zij haar bul aan de Universiteit van Tilburg (UvT) gehaald na afronding van de master Fiscaal Recht. “De opleiding Fiscaal Recht aan de universiteit is natuurlijk toch een stuk theoretischer. Met het Beroepsvaardigheidspro-gramma werd direct de koppeling gemaakt met de praktijk. De kennis en vaardigheden die ik als belastingadviseur al had, zijn nu aangescherpt.”

Naast beroepsregels en beroepsuitoefening komen ook de schriftelijke en mondelinge vaardigheden die van belang zijn voor een belastingadviseur uitgebreid aan bod. “Ieder kantoor communiceert anders met zijn klanten. Een standaardmanier is er niet, dat bleek ook wel tijdens de colleges. Het ging mij in dit geval meer om de details en het verfijnen van de communica-tiestijl richting mijn klanten”, aldus Marieke van Dorst.

‘Dankzij het Beroepsvaardigheidsprogramma benader ik mijn klanten beter.’

Frank Schuurbiers vult aan: “Het is belangrijk om medewerkers te coachen, ook op communicatieve vaardigheden. Hierdoor kunnen onze adviseurs aansluiten op onze kernwaarden: kennis, combinaties en creativiteit.”

Studeren met collega’s en andere vakgenoten“Het was erg prettig om met elkaar te sparren over het vak belastingadviseur, met name tijdens de trainingsweekenden”, geeft Marieke van Dorst aan. “Ik reed altijd samen met collega’s naar de colleges, maar verder kozen we er wel heel bewust voor de opleiding echt individueel te volgen. Zo hebben we bijvoor-beeld niet naar elkaars werk gekeken en niet in dezelfde groepen aan de praktijkopdrachten deelgenomen. Zo leer je het meest. Uiteraard evalueerden we wel uitgebreid in de auto terug naar huis.”

Op de vraag of Marieke de opleiding aan andere belastingadvi-seurs zou aanraden, reageert zij enthousiast. “Jazeker. De meer-waarde van deze opleiding voor mij zit in het contact met vakge-noten, het fijnslijpen van de details en het koppelen van de theorie aan de praktische vaardigheden. Je leert ontzettend veel tijdens de colleges, ook hoe anderen naar je kijken. Ik benader mijn klanten na het volgen van het Beroepsvaardigheidsprogram-ma niet anders, maar wel beter. Zowel mondeling als op papier.”

Meer weten over het Beroepsvaardigheidsprogramma? Kijk dan op www.rbopleidingen.nl. De opleiding start op vrijdag 12 oktober aanstaande.

Contact met vakgenoten

Page 46: Het Register nr. 4 - 2012

46 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Verenigingsnieuwshet

Permanente Educatie

Akersloot

ma 24 september Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 2 oktober Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

ma 8 oktober Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

di 16 oktober Casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 5 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

ma 12 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 13 november Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint

ma 19 november Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

ma 3 december De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten! R. Vink

Breda

di 25 september Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

ma 8 oktober Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

ma 22 oktober Casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 6 november Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 26 november Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint

ma 3 december Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Dordrecht

ma 29 oktober BTW-academie dag 1 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 5 november BTW-academie dag 2 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 12 november BTW-academie dag 3 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 19 november BTW-academie dag 4 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 26 november BTW-academie dag 5 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 3 december BTW-academie dag 6 Van Driel Fruijtier btw-specialisten

Emmeloord

ma 24 september Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

di 30 oktober Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 13 november Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

Ridderkerk

ma 17 september Casuscollege Inleiding bedrijfsopvolging

mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 25 september Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

ma 1 oktober Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 2 oktober Casuscollege Verdieping bedrijfsopvolging

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Praktijkbijeenkomsten Bureau VaktechniekDit najaar organiseert het RB voor zijn leden op diverse locaties in het land gratis praktijkbijeenkomsten van Bureau Vaktechniek.

Tijdens de bijeenkomsten gaan de medewerkers van Bureau Vaktechniek in op aandachtspunten voor de praktijk naar aanleiding van wetswijzigingen en voorliggende wetsvoorstellen. Daarnaast wordt ingegaan op actualiteiten op het gebied van de belangenbehartiging, waaronder het Beconoverleg en de verplichtstelling SBR voor aangiften inkomstenbelasting en vennootschaps-belasting over 2012.

Alle informatie over de praktijkbijeenkomsten vindt u op het ledengedeelte van de RB-site onder Permanente Educatie> Praktijkbijeenkomsten Bureau Vaktechniek RB.

Kalender Permanente Educatie najaar 2012Hieronder treft u het PE-programma aan voor het najaar van 2012. Het complete PE-programma vindt u ook op www.rb.nl. Aanmelden voor de cursussen uit het PE-programma kan online via www.rb.nl/inschrijven.

NU online inschrijven via www.rb.nl

register BelastingadviseursBrenkmanweg 6 4105 Dh culemborg

Postbus 333 4100 ah culemborgTelefoon (0345) 54 70 00 Fax (0345) 54 70 31

e-mail [email protected]

De brug tussen kennis en praktijk

najaar2012

Praktijkgerichte

fiscalecursussen

www.rb.nl

Permanente educatie

Oog voor ambitie en talent

10975_PE_nj2012_cover.indd 1 01-05-12 11:31

KringbijeenkomstenHet RB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meerdere bijeenkomsten per jaar. Meer informatie en het programma per kring vindt u op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Kringbijeenkomsten)

Page 47: Het Register nr. 4 - 2012

47augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Permanente Educatie

di 30 oktober Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

di 6 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 19 november Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint

Veldhoven

ma 1 oktober Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

di 2 oktober Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 9 oktober Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

di 23 oktober Casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 5 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 19 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

di 4 december De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!

R. de Groot CB

Vianen

wo 19 september Kapitaalverzekeringen mr. G.M.C.M. Staats

wo 19 september Privegebruik in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

do 20 september Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

do 20 september Alles over leningen in de IB en Vpb mr. R.J. Verbrugge

wo 26 september Inleiding Testament lezen in de praktijk

prof. dr. B.M.E.M. Schols

do 27 september Rijksbegroting 2013 prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis

ma 1 oktober Arbeidsrecht in de dagelijkse praktijk mr. J.P.M. van Zijl

di 2 oktober Schenk- en erfbelasting 2012 mr. J.F.H. van den Belt

wo 3 oktober Inleiding Estate planning - dag 1 mr. J.F.H. van den Belt

wo 3 oktober Verdieping Testament lezen in de praktijk

prof. dr. B.M.E.M. Schols

wo 3 oktober Aftrek van voorbelasting in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

do 4 oktober Fiscale gevolgen van echtscheiding mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 8 oktober Innovatiebox en transfer pricing: een ideale combinatie

mr. W.R. Munting

ma 8 oktober Civiele en fiscale aspecten van faillissement en (schuld)

sanering mr. J.A. Dullaart

di 9 oktober Casuscollege Eigen woning mr. dr. M.J. Hoogeveen

di 9 oktober In en uit de bv mr. C.G. Dijkstra

wo 10 oktober Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv

mr. J. Zwagemaker

wo 10 oktober Inleiding Estate planning - dag 2 mr. E.R. Helder

do 11 oktober Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

do 11 oktober Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB

ma 22 oktober Doorschuifregelingen voor de IB-ondernemer en de dga

mr. J. Zwagemaker

di 23 oktober ZZP’er en de fiscus drs. M. Moling AA RA CB

ma 29 oktober De WOZ in de praktijk mr. H.A. Elbert

ma 29 oktober Pensioenenactualiteiten mr. P.A. ter Beest MPLA

ma 29 oktober De bijleenregeling in de praktijk mr. G.A.C. Aarts

di 30 oktober Strategisch meedenken met uw klant

drs. M. Moling AA RA CB

wo 31 oktober Casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 1 november ZZP‘er en de fiscus drs. M. Moling AA RA CB

do 1 november Leergang Formeel belastingrecht - dag 1

mr. R. den Ouden

ma 5 november Beroepsuitoefening in de praktijk drs. P.N.M. Goossens FB

di 6 november De man-vrouw firma in de belastingheffing mr. H.A. Elbert

di 6 november Aangifte Schenk- en erfbelasting mr. J.F.H. van den Belt

wo 7 november Voorkomen van conflicten met de fiscus mr. dr. J.A. Booij

wo 7 november Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers & E. de Vries

do 8 november Jaarafsluiting 2012: wat nu, wat straks?

mr. J. Zwagemaker

do 8 november Actualiteiten inkomstenbelasting mr. A.J. van Lint

do 8 november Leergang Formeel belastingrecht - dag 2 mr. R. den Ouden

ma 12 november Eindejaarscorrecties in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

ma 12 november Alternatieven voor oudedagsvoorzieningen

mr. G.A.C. Aarts

di 13 november Succesvol begeleiden van een ondernemingsplan

drs. M. Moling AA RA CB

wo 14 november Lijfrenten in de Wet IB 2012 mr. G.M.C.M. Staats

wo 14 november Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

do 15 november Kies voor belastingbesparing: eenmanszaak, vof of bv

mr. J. Zwagemaker

do 15 november Verdieping Estate planning - dag 1

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

do 15 november Leergang Formeel belastingrecht - dag 3 mr. R. den Ouden

ma 19 november Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting -

dag 1 drs. A. Rozendal

di 20 november Succesvol procederen (incl. bezwaar) mr. H.A. Elbert

di 20 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

wo 21 november Fiscale gevolgen van echtscheiding mr. drs. S.A.W.J. Strik

wo 21 november Financieren van ondernemingen - dag 1

J. Kist, drs. L.J.A. Mennes & J.K.M. van der Lee

do 22 november Inleners- en ketenaansprakelijkheid J.H.P.M. Raaijmakers

do 22 november Verdieping Estate planning - dag 2

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

ma 26 november Inleiding Samenstellen van de jaarrekening mkb

drs. M. Moling AA RA CB

ma 26 november Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting -

dag 2 drs. A. Rozendal

di 27 november Verdieping Financiele planning mr. J.F.H. van den Belt

wo 28 november Financieren van ondernemingen - dag 2

J. Kist, drs. L.J.A. Mennes & J.K.M. van der Lee

wo 28 november Renteaftrek en vorderingen/schulden in de vennoot-

schapsbelasting mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 29 november Verdieping Estate planning - dag 3

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

do 29 november Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB

ma 3 december Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële jaar-

rekening mr. J. Zwagemaker

ma 3 december Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

ma 3 december Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting -

dag 3 drs. A. Rozendal

di 4 december Verdieping Samenstellen van de jaarrekening mkb

drs. M. Moling AA RA CB

di 4 december Tweeluik Erfrecht - dag 1

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

Page 48: Het Register nr. 4 - 2012

48 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Verenigingsnieuwshet

di 4 december Casuscollege Terbeschikkingstellings-regeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 6 december Financiele concernverhoudingen mr. J. Zwagemaker

do 6 december Actualiteiten loonheffingen mr. M.R.M. Deden

ma 10 december Actualiteiten vennootschapsbelasting

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 10 december De margeregeling in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

di 11 december Inleiding Erfrecht mr. J.F.H. van den Belt

di 11 december Tweeluik Erfrecht - dag 2

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

di 11 december Beleggen of ondernemen, hoe zit het nu precies?

mr. C.G. Dijkstra

wo 12 december Aansprakelijkheid voor belastingschulden

mr. dr. J.A. Booij

wo 12 december Masterclass Fiscale eenheid Vpb en btw

mr. G.B. van Driel FB & mr. R.J. Verbrugge

do 13 december Dga 2013 mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 13 december Beginselen huwelijksvermogensrecht

prof. dr. F.W.J.M. Schols

ma 17 december Actualiteiten formeel belastingrecht en fiscaal proces-

recht mr. drs. F.J.P.M. Haas & mr. D.N.N. Jansen

wo 19 december Btw bij internationale transacties

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

do 20 december Casuscollege Estate planning mr. J.F.H. van den Belt

Zwolle

ma 17 september Casuscollege Auto mr. H.A. Elbert

di 25 september Casuscollege Inleiding bedrijfsopvolging

mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 2 oktober Inleiding Testament lezen in de praktijk

prof. dr. B.M.E.M. Schols

ma 8 oktober Casuscollege Verdieping bedrijfsopvolging

mr. drs. S.A.W.J. Strik

di 9 oktober Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers & E. de Vries

ma 15 oktober Verdieping Testament lezen in de praktijk

prof. dr. B.M.E.M. Schols

ma 29 oktober Beroepsuitoefening in de praktijk

drs. P.N.M. Goossens FB

ma 5 november Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

di 13 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

ma 26 november Actualiteiten vennootschapsbelasting

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 10 december De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten! R. Vink

Landelijke studiebijeenkomstenOok in het najaar van 2012 is het mogelijk om in te schrijven voor de gratis Landelijke Studiebijeenkomsten. Gerenommeerde sprekers uit het vak brengen daar graag de nieuwste fiscale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie over deze bijeenkom-sten en de startdatum voor aanmelden op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Bent u verhinderd? Laat het ons weten!Mocht u zich hebben ingeschreven voor een Landelijke Studiebijeenkomst maar onverhoopt toch verhinderd zijn, dan kunt u zich afmelden via www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Onderwerpen Datum Locatie Sprekers

Highlights partner/huwelijksvermogensrecht/echtscheiding ma 17 september Apeldoorn mr. dr. N.C.G. GubbelsCapita selecta inkomstenbelasting do 20 september Veldhoven mr. dr. J.P. Boer/mr. J.P.A. Buitenhek

do 4 oktober Ridderkerkdi 16 oktober Akerslootdi 23 oktober Assendi 6 november Vianen

Onderwerpen Datum Locatie Sprekers

Belastingplan 2013 di 27 november Apeldoorn mr. dr. M.J. HoogeveenPensioenen do 29 november Ridderkerk mr. P.A. ter Beest MPLA

ma 3 december Akerslootdo 6 december Veldhovendi 11 december Assendo 13 december Vianen

Permanente Educatie

Page 49: Het Register nr. 4 - 2012

49augustus 2012 | nummer 4 | het Register

Verder in agrofiscale kennis

2012

Agro fiscalecursussen

ExtrA flitscursussen gEdurEndE hEt jAAr

KijK opwww.vlbopleidingen.nl

VLB opleidingenBrenkmanweg 6 4105 dh Culemborg

postbus 333 4100 Ah Culemborgtelefoon (0345) 54 70 30 Fax (0345) 54 70 31

E-mail [email protected]

VLB Opleidingen is onderdeel van RB Opleidingen

10974_VLB_Opleidingen_cover.indd 1

01-05-12 16:31

VLB OpleidingenVLB Opleidingen is onderdeel van RB Opleidingen en richt zich met name op agrofiscale en agrobedrijfskundige cursussen. Naast het re-guliere programma zijn incompany cursussen en maatwerk mogelijk. Hieronder vindt u het programma. Kijk voor het volledige cursuspro-gramma op www.vlbopleidingen.nl en meld u direct online aan.

do 20 september 2012 Bijzondere aspecten samenstellen of controleren

van jaarrekening agrarische bedrijven

A.G.M. Broeks RA

di 25 september 2012 Werken met de werkkostenregeling – kom besla-

gen ten ijs! R.W. van Marrum

wo 26 september 2012 Renteaftrekbeperkingen in de vpb

mr. F.J. Kerkhof FB & mr. M.H.C. Ruijschop

do 27 september 2012 Nieuwe bv-wetgeving en huwelijksvermogens-

recht mr. J.F.H. van den Belt

ma 1 oktober 2012 Geruisloze terugkeer uit de horti- en agro-bv

E. Izeren FB

di 2 oktober 2012 Echtscheiding en de agrarische onderneming

mr. T.A. van Baaren

wo 3 oktober 2012 Eigen woning, hypotheekrente en kapitaalverze-

keringen drs. R.S. Brander

do 4 oktober 2012 Ruimtelijke ordening, milieu en onteigening

E.J.M. Zandbelt ab

ma 8 oktober 2012 De coöperatie - civiele en fiscale aspecten

dr. G.J.H. van der Sangen & mr. R.J. Verbrugge

wo 10 oktober 2012 Casuscollege Het Schenkingsplpan

mr. J.F.H. van den Belt

do 11 oktober 2012 Investeren en innoveren in de agrarische sector

ir. A.J. Kranenburg

wo 17 oktober 2012 Agrarisch Belastingrecht I (dag 1)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 18 oktober 2012 Agrarisch Belastingrecht I (dag 2)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

ma 29 oktober 2012 Onroerende zaken in de agrarische sector -

een bos aan fiscale regels

mr. S.F.J.J. Schenk FB & mr. P.L.F Seegers

di 30 oktober 2012 Timemanagement - ontspannen druk zijn

drs. E. Spliethof

wo 31 oktober 2012 Voorkomen en ongedaan maken mestboetes en

kortingen bedrijfstoeslagen

mr. drs. C.C. van Harten

wo 31 oktober 2012 Agrarisch Belastingrecht II (dag 1)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 1 november 2012 Agrarisch Belastingrecht II (dag 2)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

ma 5 november 2012 Adviseren over notariële akten en overeenkom-

sten mr. J. Rheinfeld

di 6 november 2012 Snellezen voor (belasting)adviseurs en accoun-

tants (dag 1) drs. M. Talens

di 6 november 2012 De fiscale aspecten van de bv in de agrarische

praktijk drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 8 november 2012 Omzetbelasitng in de agrarische sector

mr. H.J. de Boer FB

ma 12 november 2012 Agrarisch milieurecht: veranderingen en regelge-

ving - focus intensieve veehouderij

mr. P. Bodden

di 13 november 2012 Fiscale aspecten van erfpachtfinanciering van

landbouwgrond

mr. A. Verduijn FB & mr. S.F.J.J. Schenk FB

wo 14 november 2012 Klachtafhandeling in de praktijk M. Martini

do 15 november 2012 Doelgericht, overtuigend en effectief communi-

ceren drs. E. Spliethof

ma 19 november 2012 Het testament en de agrarisch ondernemer

mr. T.A. van Baaren

di 20 november 2012 Inbreng en herstructurering in de bv

mr. F.J. Kerkhof FB

do 22 november 2012 Basiscursus Pacht mr. J. Rheinfeld

ma 26 november 2012 Snellezen voor (belasting)adviseurs en accoun-

tants (dag 2) drs. M. Talens

di 27 november 2012 Agrofiscale actualiteiten

drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

wo 28 november 2012 Professioneel klantcontact M. Martini

do 29 november 2012 Wijzigingen huwelijksvermogensrecht in de agra-

rische sector mr. J.P. Guichelaar

ma 3 december 2012 Fiscale aspecten van bedrijfsverplaatsing in de

agrarische sector drs. F.P.R.H. Rademaekers

di 4 december 2012 WOZ-taxaties in de agrarische sector juridisch

en fiscaal bekeken

B. van Putte & mr. R.P.M.M. Mols

do 6 december 2012 Omzetbelasting mr. H.J. de Boer FB

ma 10 december 2012 Dga en bv drs. E.R. de Witte

do 13 december 2012 Uitzendontwikkelingen in de agrarische sector –

bedreigingen of kansen? J. van Bergen-den Hol-

lander & Mr. Y.A.A. Manders & J.H.P.M. Raaijmakers

Permanente Educatie

Page 50: Het Register nr. 4 - 2012

50 het Register | augustus 2012 | nummer 4

Verenigingsnieuwshet

Boeken

(Echt)scheiding en fiscale aspectenAuteurs: Prof. mr. F. Sonneveld en mr. J.C.L. ZuiderwijkUitgever : SDUISBN-nr: 978 90 123 88 139Prijs: € 43,60

Praktisch nut 7Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 7Leesbaarheid 7Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor: generalist

‘She cried and the judge wiped away her tears with my cheque book’ is de eerste regel van dit boek. Het betreft een quote van een ge-fortuneerde Amerikaan na zijn 13e (!!!) echtscheiding. Deze quote is illustratief voor de zekere luchtigheid van dit boek. Het is, met name door de vele voorbeelden, bijzonder prettig leesbaar.De schrijvers lijken wat op twee gedachten te hinken. Enerzijds lijkt er door de toonzetting en de beperkte diepgang te worden gemikt op de leek of op de adviseur die weinig in de materie thuis is. Anderzijds worden veelvuldig wetsartikelen en recht-spraak aangehaald en wordt er naar besluiten en aanvullende literatuur verwezen. Ook de inhoud is wat wisselend. Alimentatie bijvoorbeeld komt ruim aan bod, inclusief de vervanging en afkoop hiervan. Voor (echt)scheidende ondernemers is er minder ruimte in het boek gereserveerd. De gevolgen van de scheiding voor aanmerkelijk belang, pensioen in eigen beheer en onderne-mingsvermogen komen er wat bekaaid vanaf. Er is wel weer veel aandacht voor successieaspecten, maar dat is dan ook bij uitstek het domein van deze schrijvers.Al met al een boek dat voor de fiscaal adviseur met enige kennis van zaken niet bijzonder veel nieuws te bieden heeft. Is die ken-

nis er (nog) niet of beperkt, dan kan dit boek een prima inleiding zijn om in een avondje (115 pag.) in te lezen. Is er een scheidende ondernemer in het spel, dan zal er toch wat aanvullende informatie elders moeten worden gezocht.

Eindoordeel: n n n

Door: Marco Dijkstra FB en Marcel van Galen FB

In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n Twee beoordelaars recenseren

een boek. n Zij kennen cijfers toe voor

bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n

Goed n n n n

Redelijk n n n

Matig n n

Afrader n

BV!? Waarom, wanneerAuteur: mr. E.P.J. WaschUitgever: KluwerISBN: 978 90 13 07586 1Prijs: € 28,50

Praktisch nut 6Wetenschappelijk niveau 6Actualiteit 7Leesbaarheid 8Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor: generalist

Dit boekje uit de serie Kluwer belastingwijzers is in 2012 al weer toe aan de 20e geheel herziene druk. De nieuwe druk concen-treert zich meer op de hoofdlijnen bij de beslispunten. Gedetail-leerde berekeningen zijn nu weggelaten. In het boekje staan enkele algemene hoofdstukken, zoals de hoofd-lijnen van de Wet IB 2001, de eigen woning, de directeur-grootaan-deelhouder en de bv-structuur. Met de reeds aangehaalde hoofd-lijnen bij de beslispunten wordt de rest van het boekje gevuld.Belangrijkste beslispunt is wanneer en vanaf welke winst een bv fiscaal interessant is. Daarbij wordt niet alleen de belastingdruk over de winst in de IB vergeleken met de belastingdruk over de winst in de Vpb, maar wordt ook bekeken welk bedrag in de Vpb kan worden bespaard nadat daar een ‘gebruikelijk loon’ vanaf is gehaald. Voor de vergelijking mag uiteraard niet voorbij worden gegaan aan de faciliteiten die voor ondernemers in de IB wel gelden en voor Vpb-plichtigen niet.Als aanvullingen op de beslispunten kunnen worden genoemd de hoofdstukken over beleggen als directeur-grootaandeelhouder en als IB-ondernemer, de aspecten van inbreng van een onderneming in een bv en de overdracht (bedrijfsopvolging) van een onderne-ming via IB of Vpb. Het boek eindigt met een hoofdstuk over de terugkeer uit de bv.De inhoud van het boekje is voor de genera-list die een eerste indruk wil hebben van de genoemde onderwerpen voldoende. Voor de adviseur die beschikt over enige basis-kennis van aspecten die een rol spelen bij de structurering van ondernemingen, staat er geen nieuws in het boekje.Met de komst per 1 oktober 2012 van de Flex-bv zal een nieuwe druk van dit boekje niet lang op zich laten wachten.

Eindoordeel: n n n

Door: Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA

Page 51: Het Register nr. 4 - 2012

RB KwaliteitshandboekHet portaal voor effectieve dienstverlening

Verder in fi scale kennis

Bekijk het handboek op

www.rbkwaliteitshandboek.nlof www.rb.nl

www.rb.nl

Opdrachtgevers, overheden en het maatschappelijk verkeer stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.

De dagelijkse praktijk vraagt dan ook steeds meer organisatie en hulpmiddelen. RB helpt u hier graag bij met het digitale RB Kwaliteitshandboek op www.rb.nl.

In het handboek vindt u: informatie over het inrichten van de kantoororganisatie en klantprocessen werkprogramma’s, praktische tips en modellen informatie direct toepasbaar in de praktijk

Exclusiefvoor leden

24 uur per dag online

beschikbaar

Korte cursussen & Permanente educatie | Financieel-economisch & administratieF | accountancy | Fiscaal | Payroll | Pensioen | management | internationaal

Zet je carrière in beweging...volg een opleiding bij Markus Verbeek Praehep!

Markus Verbeek Praehep staat al ruim 100 jaar voor kwaliteit in financiële opleidingen, van korte cursussen/PE tot complete HBO-opleidingen. Niet voor niets zijn we in Nederland de grootste opleider voor de financiële professional. En werken we samen met de belangrijkste branche- en beroepsorganisaties. Wil jij ook verder? Kijk dan in de nieuwe studiegids voor ons volledige aanbod!

BEstEl gratis ONZE studiEgids OP WWW.MVP.Nl

hetRegister_Corporate_adv180x130mm.indd 1 7/9/2012 3:28:55 PM

Page 52: Het Register nr. 4 - 2012

www.rbopleidingen.nl

Wat is uw ambitie?

Oog voor ambitie en talent

Schrijf u in voor een

fiscale opleiding!

www.rbopleidingen.nl

Ga de uitdaging aan.

U heeft ambities. U wilt doorgroeien in uw fiscale carrière. U wilt uzelf naar uw klanten en naar het bedrijfsleven herkenbaar kwalificeren en profileren als praktijkgerichte fiscale professional voor het mkb. U wilt meer.

Schrijf u in voor een van de praktijkgerichte fiscale opleidingen van RB Opleidingen, de grootste fiscale opleider van Nederland. Voor en door het mkb. Een logische keus.