Het Register nr. 5 - 2012

52
Register HET Vakblad van het Register Belastingadviseurs oktober 2012 | nummer 5 Werken met vastgoed: onderneming of niet? ‘Tijd is rijp voor Vpb-light’ ‘Een half uurtje flex-bv’en’ Btw-heffing commissariaten: back to the Eighties

description

Het Register nr. 5 - 2012

Transcript of Het Register nr. 5 - 2012

Page 1: Het Register nr. 5 - 2012

Registerhet

Vakblad van het Register Belastingadviseurs

oktober 2012 | nummer 5

Werken met vastgoed: onderneming of niet?

‘Tijd is rijp voor Vpb-light’‘Een half uurtje flex-bv’en’

Btw-heffing commissariaten: back to the Eighties

Page 2: Het Register nr. 5 - 2012

MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR

RB 2012 nr5_contouren.indd 1 20-9-2012 17:57:50

Page 3: Het Register nr. 5 - 2012

Inhoudde

3

Colofon

n n n

oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00

Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lid­maatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.

RedactieraadMr. W.J.M. (Wil) Vennix FB (hoofd­redacteur)Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de BontMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks CBMr. dr. M.J. (Mascha) HoogeveenMr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk FB

EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaE­mail: [email protected]

Uitgever RB, Ilse van der DoelenE­mail: [email protected]

Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven

AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00e­mail: [email protected]

Derde jaargang, oplage 7500

VormgevingVerheulCommunicatie.com (basis)Twinmedia BV, Joke Boer

© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gerepro­duceerd door middel van boekdruk, foto­off­set, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.

‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

De redactie - Een spannend najaarMr. W.J.M. Vennix FB n 4

Kort & bondig n 5

‘Een half uurtje flex-bv’en’mr. S.A. Bijma en mr. K. Jansen n 8

Van € 200 mln naar € 30 mln: hoe kan dat?Column – prof. mr. dr. P.G.H. Albert n 13

Wie bewijst? Actuele ontwikkelingen rond de gebruikelijkloonregelingMr. A.D. Coppens FB n 18

Innovatie en vergroening: de fiscus als sturend instrumentDrs. M. Bos CB en mr. K. Tuip FB n 22

Jurisprudentie en wetgeving n 27

Btw-heffing commissariaten: back to the EightiesMr. M.D.J. van der Wulp LLM n 36

Het Verenigingsnieuws n 41Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.

‘Tijd is rijp voor Vpb-light’Interview met dr. J.L. van de Streek

14 32Werken met vastgoed: onderneming of niet?Mr. H.J.L. Paantjens FFP

Page 4: Het Register nr. 5 - 2012

Redactiede

4 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Menig belastingadviseur keek de afgelopen jaren met een mengeling van angst en opwinding uit naar de presenta­tie van het Belastingplan op Prinsjesdag. Angst vanwege de enorme hoeveelheid wetswijzigingen die moeten wor­den ontrafeld, doorgrond en vertaald naar de praktijk. En tegelijkertijd opwinding want – laten we daar niet om­heen draaien – een actieve wetgever betekent ook volop werk en dus omzet voor de adviseur. Dit jaar was Prinsjesdag bijzonder: het kabinet demissionair, de verkiezingen net achter de rug en de informatie voorzichtig be­gonnen. Bovendien was voor de zomer al een flink pakket aan fiscale maatregelen uit het Lenteakkoord in wetge­ving omgezet.Tegen die achtergrond bevat het Belastingplan 2013 toch nog verrassend veel interessante kost. Ik noem bewust als eerste de afschaffing van de thin­capregeling. Positief geformuleerd is dit zeer goed nieuws voor het Nederlandse mkb, negatief gezegd is het een schande dat deze onrechtvaardigheid zo lang heeft kunnen voortbestaan. Het RB heeft eerder dit jaar voor de zoveelste keer bij de staatssecretaris gepleit voor afschaffing, toen nog tevergeefs, maar nu is het dan toch zover; zie ook de gastcolumn in dit nummer. Positief is zeker ook de versoepeling voor pensioen­bv’s met beleggingsverliezen. De introductie van de verhuurderheffing daarentegen is regelrecht in strijd met de vermindering van het aantal belastingen waar vorig jaar nog zo over werd getrompetterd.En dan de hypotheekrenteaftrek en de woon­werkvergoeding. Van beide is het de vraag of het ingediende voorstel het tot Nieuwjaar houdt of toch nog wordt ingehaald door de kabinetsformatie. Of misschien wel door een nieuwe gelegenheidscoalitie in de Kamer, waarom niet? Een ‘Herfstakkoord’ kan de plannen zomaar omgooien en aan u als belastingadviseur de schone taak om uw klanten daarop voor te bereiden en alle opties open te houden. Kortom, saai zal het najaar zeker niet zijn.Dan nog dit. Het Register is het vakblad van het RB en daarmee – hopelijk – het lijfblad van de ruim 7000 leden en aspirant­leden. Niet vreemd dus dat we onze auteurs voor een belangrijk deel in RB­kringen zoeken én vinden.

Maar we kijken verder dan onze neus lang is en bieden in artikelen en interviews ook royaal ruimte voor meningen van buiten onze club. Zo kon u in de vorige editie een opvallen­

de bijdrage lezen van Erik Rutten, voorzitter van de Vereniging van Hoofdambtena­ren bij het Ministerie van Financiën. Hij reageert hierin op het rapport van de

commissie­Stevens over horizontaal toezicht. Ronduit zorgelijk vind ik het ge­ringe draagvlak dat horizontaal toezicht in het mkb­segment blijkbaar heeft binnen de Belastingdienst. Erg positief daarentegen is dat de VHMF niet al­

leen kritiek uit, maar ook een alternatief inbrengt, te weten de omvorming van de inkomsten­ en vennootschapsbelasting naar een systeem van vol­

doening op aangifte. Met zo’n constructieve opstelling kunnen we meer dan met de anonieme ketelmuziek die eerder vanuit de dienst te beluisteren was.Deze open blik van Het Register blijkt ook uit de samenstelling van de redactieraad. Onlangs is deze namelijk versterkt met de komst

van mr. dr. Mascha Hoogeveen, verbonden aan de Universiteit van Tilburg én aan de Belastingdienst. Maar bovenal is zij een

kritische en onafhankelijke geest, met een passie voor belastingen en daarmee prima op haar plaats bij

dit tijdschrift. Mascha, welkom! <<<

Mr. W.J.M. (Wil) Vennix FBHoofdredacteur Het Register en vennoot bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs te Tilburg

Een spannend najaar

Page 5: Het Register nr. 5 - 2012

n n n

Kort & Bondig

Convenant over toetsing accountantsorganisatiesDe Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Ne-derlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) hebben nieuwe afspraken gemaakt over het toetsen van de kwaliteit van accountantsorganisa-ties. De NBA gaat voortaan ook kantoren toetsen die een AFM-vergunning hebben voor het verrich-ten van wettelijke controles. Alleen accountantsor-ganisaties met een vergunning voor het doen van controles bij organisaties van openbaar belang, zoals beursfondsen en financiële instellingen, val-len buiten de afspraak. Deze zogeheten OOB-kan-toren worden uitsluitend door de AFM zelf getoetst. De samenwerking voorkomt dubbele re-guliere toetsing van kantoren door zowel de AFM als de NBA.

n �Autoriteit Financiële Markten, 6 september 2012

Ziekteverzuim stabiliseert, arbeids ongeschiktheid daaltVolgens de trendrapportage ‘Belemmerd aan het werk’ van het Soci-aal en Cultureel Planbureau is het ziekteverzuim gedaald van 7% in 1990 naar 4,2% in 2010. Ook daalde in die periode het aantal ar-beidsongeschiktheidsuitkeringen van 950.000 naar ruim 800.000. Maar ondanks activerender arbeidsmarktbeleid blijkt het moeilijk meer mensen met gezondheidsbeperkingen aan het werk te krijgen. Een negatieve beleving van de eigen gezondheid verlaagt de kans dat arbeidsgehandicapten aan de slag gaan. Met name thuis- en tele-werk biedt perspectief om het ziekteverzuim te reduceren en het aantal gewerkte uren door arbeidsgehandicapten te verhogen. Maar vooralsnog behoren de Nederlandse uitgaven aan arbeidsongeschikt-heid – 2% van het bbp – nog steeds tot de hoogste in Europa.In de periode 2008-2010 nam 16% van de Nederlandse bedrijven bewust mensen uit kwetsbare groepen in dienst. Deze werkgevers zien het vooral als een sociale plicht om ook minder productieve mensen een plek te geven in hun bedrijf. Financiële tegemoetkomin-gen, zoals loonkostensubsidies en premiekortingen, hebben daar nauwelijks toe bijgedragen. Wel willen werkgevers worden gecom-penseerd voor de risico’s en kosten, zoals een mogelijk lagere pro-ductiviteit, extra begeleiding of aangepast meubilair.

n �Sociaal en Cultureel Planbureau, 21 augustus 2012

Top 100 malafide uitzendbureaus wordt hard aangepaktIn maart 2012 kondigde minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maatregelen aan om een eind te maken aan malafide uitzendbureaus. Hij versterkt daartoe de opsporing en handhaving. Ook moeten meer uitzendbureaus zich certificeren en moet de kwaliteit van het certificaat omhoog. Vanaf het najaar van 2012 gaan de Inspectie SZW en de Belastingdienst als eerste de honderd uit-zendbureaus aanpakken die het meest over de schreef gaan, zo heeft Kamp de Tweede Kamer la-ten weten.Om de handhaving en opsporing te versterken, gaat de minister in een register opnemen welke perso-nen al eerder zijn beboet. Verder versterkt hij de mogelijkheden om de persoon achter een malafide uitzendbureau aansprakelijk te maken. De sector zelf scherpt de norm aan voor certificering en gaat de controles hierop intensiveren. Kamp onderzoekt of het mogelijk is om inlenende bedrijven in risico-sectoren, zoals de bouw, de schoonmaaksector en de land- en tuinbouw, te verplichten om gebruik te maken van een gecertificeerde onderneming. Hij ziet op dit moment geen toegevoegde waarde in een vergunningplicht voor uitzendbureaus.

n �Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegen-heid, 10 september 2012

5oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Page 6: Het Register nr. 5 - 2012

n n n

Klein beginnen loontStartende ondernemers kunnen het beste alleen beginnen, in plaats van direct personeel in dienst te nemen. Ondernemers met personeel die oor-spronkelijk alleen begonnen, hebben namelijk ho-gere inkomsten en overlevingskansen dan ondernemers die direct bij het oprichten van het bedrijf al personeel in dienst namen. Dit blijkt uit gezamenlijk onderzoek van Panteia/EIM, bureau voor economisch en sociaal beleidsonderzoek, en de universiteiten van Cranfield en Huelva.Doordat technologische ontwikkelingen elkaar steeds sneller opvolgen, is het tegenwoordig veel moeilijker dan vroeger om op voorhand te voor-spellen of een nieuw product of dienst zal aan-slaan bij consumenten of investeerders. Door klein te beginnen kan de ondernemer eerst een tijdje aanzien of er voldoende marktvraag is voor het nieuwe product, alvorens zwaarder in het bedrijf te investeren. Op deze manier beperkt hij het risico. Ook is de ondernemer die klein begint, flexibeler om op basis van feedback uit de markt het busi-ness idee tussentijds aan te passen.

n �Panteia/EIM, 29 augustus 2012

Weekers komt dga’s met pensioen in eigen beheer tegemoetMenig dga heeft het pensioenvermogen in eigen beheer de afgelopen ja-ren drastisch zien slinken. Vooral oudere dga’s zullen weinig kans zien om deze onderdekking te herstellen, gezien de korte termijn tot aan de pensi-oeningangsdatum. Voor de Kamerleden Neppérus en Lodders (beiden VVD) was dat aanleiding om begin dit jaar daarover vragen te stellen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën. Zij vonden het namelijk vreemd dat pensioenfondsen wel mogen korten op aanspraken en uitkeringen, en dga’s met een pensioen in eigen beheer niet.In zijn antwoord somt staatssecretaris Weekers van Financiën nog eens alle huiveringen op om dga’s hierin enige vrijheid te gunnen. Maar daarna komt hij hen toch een stukje tegemoet: in het Belastingplan 2013 neemt hij op dat in bepaalde gevallen en onder strikte voorwaarden op de pensioeningangs-datum (eenmalig) een vermindering van in eigen beheer opgebouwde pensi-oenaanspraken kan plaatsvinden. Dat is bijna revolutionair te noemen.

n �Ministerie van Financiën, 10 september 2012

Populaire werkgevers zijn maatschappelijk betrokkenWat is het geheim van de populairste medewerkers van Nederland? Hun maatschappelijke betrokkenheid, blijkt uit grootschalig onderzoek van Effectory en VNU Vaca-ture Media. Medewerkers van de honderd beste werk-gevers van Nederland zijn positief over de mate waarin hun organisatie bijdraagt aan maatschappelijke aspec-ten als het milieu, goede doelen of het welzijn van de lokale omgeving. Zij geven hun werkgever hiervoor het rapportcijfer 6,9. Medewerkers van andere organisaties geven hun organisatie hiervoor gemiddeld een 6,4, een half punt lager.

n �Effectory, 21 augustus 2012

6 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Steeds minder jonge vakbonds-leden op de werkvloerIn 2011 zijn 1,3 miljoen werknemers lid van een vakbond. Dat komt overeen met een vijfde van alle werknemers. In 2000 was dat aandeel nog ruim een kwart. De daling is sterker onder mannen dan onder vrouwen. Verder zijn ook relatief weinig jonge werknemers vakbonds-lid. Sinds het begin van deze eeuw is het ledenbestand van vakvereni-gingen dan ook aan het vergrijzen. Onder de werkende vakbondsleden is in 2011 bijna 60% ouder dan 45 jaar, tegen 40% in 2000. Het aan-deel werkende vakbondsleden tot 25 jaar liep in dezelfde periode te-rug van 6 naar 3%.Het openbaar bestuur heeft met 34% de hoogste organisatiegraad. In de bouw, de energie- en waterleidingbedrijven en in het onderwijs is dat ongeveer 30%. Een lage organisatiegraad vinden we in de com-merciële dienstverlening, zoals financiële instellingen en handel.

n �Centraal Bureau voor de Statistiek, 17 september 2012

Page 7: Het Register nr. 5 - 2012

n n n

Jaarlijkse belastingaangifte eenvoudig te wijzigenHet wijzigen van de jaarlijkse belastingaangifte nadat deze is inge-diend wordt een stuk eenvoudiger. Een wijziging kan in de toekomst met één druk op de knop via een elektronische brievenbus worden doorgegeven. Dat scheelt op jaarbasis al gauw 10 miljoen blauwe en-veloppen. Goedwillende belastingplichtigen krijgen bovendien binnen drie maanden duidelijkheid over hun aanslag. Voor belastingplichtigen die de fiscus oplichten, wordt de navorderingstermijn echter fors ver-lengd, namelijk van 5 naar 12 jaar. Al deze voorstellen maken deel uit van de wijziging van de AWR die staatssecretaris Weekers van Financi-en voor internetconsultatie heeft aangeboden.In de plannen is verder opgenomen dat de voorlopige aanslag na de aangifte verdwijnt en wordt vervangen door één aanslag, en dat doorge-ven van wijzigingen op die aanslag eenvoudiger wordt. Belastingplichti-gen kunnen voortaan tot anderhalf jaar na de aangifte via hun eigen belastingdomein de aanslag aanvullen of herzien. Aanvullingen of kleine wijzigingen hoeven dan niet meer als bezwaar te worden behandeld.

n �Ministerie van Financiën, 6 september 2012

Langere termijn voor doorschuiven overdrachtsbelastingStaatssecretaris Weekers van Financiën heeft besloten de termijn voor vermin-dering van de overdrachtsbelasting bij doorverkoop van een woning of be-drijfspand tijdelijk te verlengen van 6 naar 36 maanden. De maatregel is een steuntje in de rug voor bijvoorbeeld particulieren die hun woning moeten door-verkopen in geval van scheiding, of wanneer ze een bestaande woning hebben gekocht en toch willen doorstromen naar een nieuwbouwwoning. Als de woning binnen 36 maanden wordt doorverkocht, hoeft de koper alleen over de meer-waarde en eventuele andere vergoedingen overdrachtsbelasting te betalen. Mensen die een nieuwbouwwoning willen kopen, kunnen eveneens profiteren van de termijnverlenging. Projectontwikkelaars kunnen deze groep nu makkelij-ker de garantie bieden dat ze de oude woning zullen kopen als het niet lukt om deze tijdig verkocht te krijgen. Ook bij bedrijfspanden geldt min of meer hetzelf-de. De maatregel is opgenomen in het Belastingplan 2013, maar gaat via een goedkeuring al in per 1 september 2012 en loopt tot 1 januari 2015.

n �Ministerie van Financiën, 3 september 2012

Meer bescherming voor consumentNederlandse consumenten worden straks beter beschermd bij de aankoop van producten en dien-sten, ook in het buitenland. De ministerraad heeft ingestemd met het omzetten van een Europese richtlijn over dit onderwerp in het Nederlandse recht. Genoemde richtlijn zorgt ervoor dat consu-menten in de hele Europese Unie (EU) dezelfde rechten krijgen. Zo is de termijn waarbinnen van een aankoop kan worden afgezien, straks overal hetzelfde. Verder moet de verkoper duidelijkheid bieden over bijvoorbeeld de contractsduur en de eventuele bijkomende kosten. Nieuw is voorts dat het risico van beschadiging en verlies pas na ont-vangst van het product overgaat op de koper. Ook bevat het wetsvoorstel een uniforme regeling voor het geval de verkoper te laat levert.De zogeheten ‘stilzwijgende instemming’ voor aan-vullende diensten of aankopen is straks eveneens verleden tijd. Verder zijn overeenkomsten die tele-fonisch worden aangegaan, pas geldig als ze door de consument schriftelijk of via de e-mail zijn be-vestigd. Tot slot biedt het wetsvoorstel bescher-ming in de digitale wereld, door verplichte informatie vooraf bij de aankoop van of toegang tot digitale inhoud, zoals muziek- en videodien-sten.Het wetsvoorstel gaat eerst voor advies naar de Raad van State. Het wordt pas openbaar bij indie-ning bij de Tweede Kamer.

n �Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, 14 september 2012

7oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Page 8: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

8 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Om te beginnen is er op het gebied van de kapitaal(beschermings)bepalingen het nodi-ge gewijzigd. Het maatschappelijk kapitaal hoeft niet meer in de statuten van een bv te

worden vermeld, en ook het minimumkapitaal van € 18.000 is afgeschaft. Sinds kort kan derhalve een bv met een zeer gering startkapitaal, bijvoorbeeld € 0,01, worden opgericht, waarbij bovendien kan worden be-paald dat dit bedrag pas na verloop van een bepaalde tijd of op eerste verzoek van de vennootschap dient te wor-den gestort.1 Bijkomend gevolg hiervan is dat nu het ge-plaatste kapitaal van ‘oude’ bv’s nagenoeg geheel – en mogelijk zelfs fiscaal geruisloos – kan worden terugbe-taald als aan de daarvoor gestelde vereisten is voldaan.De oprichting van een bv in contanten is verder vereen-voudigd, omdat hiervoor geen bankverklaring meer is vereist. Ook de accountantsverklaring voor de volstor-ting van aandelen in natura, zowel bij als na de oprich-ting, is niet meer noodzakelijk. Er dient echter wel een beschrijving te worden opgesteld van hetgeen wordt in-gebracht, met vermelding van de aan de inbreng toege-kende waarde en van de toegepaste waarderingsmetho-den. De beschrijvingsdatum mag maximaal zes maanden liggen voor de datum van inbreng. Voorheen bedroeg deze termijn vijf maanden. Een inbreng van nihil of een negatieve inbreng is niet toegestaan. De beoordeling of daar al dan niet sprake van is, is overgelaten aan de op-richters/bestuurders.Door de invoering van de flex-bv is art. 2:204c BW (Nach-gründung) vervallen. Op grond van deze bepaling was een rechtshandeling waarbij een bv binnen twee jaar na haar inschrijving in het Handelsregister goederen ver-kreeg van haar oprichter of aandeelhouder, vernietigbaar, tenzij:

‘ Een half uurtje flex-bv’en’

Sjirk Bijma en Kristel Jansen

mr. S.A. Bijma en mr. K. Jansen zijn notaris, respectie-velijk kandidaat-

notaris bij Van Putten Van Apel-

doorn Notarissen te Ede

Eindelijk is het dan zover: sinds 1 oktober jl. is de flex-bv een feit. Daar waar de minister er zelf ruim vijf jaar over heeft gedaan om deze bv-vorm te doorgronden, heeft de gemiddelde ondernemer daar naar zijn mening gemiddeld slechts een half uur voor nodig. Tijd voor een poging!

n er een beschrijving was opgemaakt van de desbetref-fende goederen en van de tegenprestatie;

n een accountant had verklaard dat de waarde van de goederen overeenkwam met ten minste de waarde van de tegenprestatie; en

n de algemene vergadering van aandeelhouders goed-keuring had verleend aan de transactie.

Ook art. 2:207c BW (verbod op financiële steunverlening) is vervallen. Dit artikel bepaalde dat een bv noch zeker-heid mocht stellen aan, noch zich sterk mocht maken voor (rechts)personen die aandelen in haar kapitaal wil-den verwerven. Het in dat kader verstrekken van lenin-gen was bovendien slechts onder voorwaarden mogelijk. Uit het overgangsrecht vloeit voort dat een rechtshande-ling die tot 1 oktober jl. vernietigbaar was op grond van art. 2:204c BW of art. 2:207c BW, thans rechtsgeldig is. Als echter de oude tekst van art. 2:207c BW nog in de sta-tuten van de vennootschap is vermeld, zou handelen van een bestuurder in strijd met deze oude regeling kunnen leiden tot een aansprakelijkheidstelling. Een statuten-wijziging is voor dat geval derhalve aan te bevelen.

BlokkeringsregelingHet wettelijk uitgangspunt van de flex-bv is dat een aan-deelhouder die een of meer van zijn aandelen wil ver-vreemden, deze eerst moet aanbieden aan zijn medeaandeelhouder(s), op grond van de zogenoemde blokkeringsregeling. In de statuten kan in afwijking van het oude recht echter worden bepaald dat de aandelen vrij overdraagbaar zijn. Ook afwijking van de wettelijke regeling is mogelijk, met dien verstande dat bepalingen die de overdracht van aandelen onmogelijk of uiterst be-zwaarlijk maken, geen toepassing vinden. In de statuten

Page 9: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

9oktober 2012 | nummer 5 | het Register

kan voorts op basis van de nieuwe regeling worden be-paald dat de overdraagbaarheid van aandelen voor een be-paalde, redelijke termijn is uitgesloten, een zogenoemde lock-up. Of een termijn redelijk is, is afhankelijk van de aard van de vennootschap. Volgens de minister valt een termijn van vijf jaar over het algemeen als redelijk te be-schouwen.Op grond van de wet geldt dat een aandeelhouder die zijn aandelen wil vervreemden, een prijs ontvangt die gelijk is aan de waarde van zijn aandelen, vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen. In de statuten kan echter, binnen de grenzen van de redelijkheid en billijk-heid, een afwijkende regeling worden opgenomen. Voor-beeld hiervan is een regeling die stelt dat de prijs van pri-oriteitsaandelen nooit meer bedraagt dan de nominale waarde van die aandelen. Een dergelijke afwijkende rege-ling kan overigens niet aan een zittende aandeelhouder tegen zijn wil worden opgelegd.2 Als de regeling ondanks de tegenstem van deze aandeelhouder toch wordt door-gevoerd, heeft deze een ‘persoonlijke vrijstelling’, die in beginsel niet overgaat op opvolgende verkrijgers van de desbetreffende aandelen.

Statutaire verplichtingen van aandeelhoudersDe flex-bv biedt verder de mogelijkheid om in de statuten verplichtingen aan aandeelhouders op te leggen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:n verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard;n kwaliteitseisen; enn aanbiedingsplichten.

Bij verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard valt te denken aan de verplichting van een aandeelhouder tot levering van door hem geproduceerde goederen aan de vennootschap. Ook kan worden bepaald dat de aandeel-houders persoonlijk aansprakelijk zijn voor alle schulden van de vennootschap. Een kwaliteitseis houdt in dat uit-sluitend (rechts)personen die aan de gestelde eis vol-doen, aandeelhouder van de desbetreffende bv kunnen worden. In dat kader kan voorts worden gedacht aan de bepaling dat het aandeelhouderschap slechts openstaat voor personen die een bepaald diploma of een bepaalde titel hebben behaald, of voor (rechts)personen die partij zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst. Ten slotte kan worden vastgelegd dat een aandeelhouder in bepaalde ge-vallen, zoals bij overlijden of arbeidsongeschiktheid, ver-plicht is zijn aandelen aan zijn medeaandeelhouder(s) aan te bieden. Ook hier geldt dat een dergelijke verplich-ting niet tegen zijn wil kan worden opgelegd (zie ook art. 2:192a BW).Als een aandeelhouder een verplichting van verbintenis-rechtelijke aard niet nakomt of niet (meer) aan een kwa-liteitseis voldoet, kan zijn stemrecht, zijn vergaderrecht en/of zijn recht op uitkeringen op grond van de statuten worden opgeschort. Daarnaast kan worden bepaald dat hij in dat geval verplicht is zijn aandelen aan zijn medeaandeelhouder(s) aan te bieden. Komt hij ook deze verplichting niet na, dan is de vennootschap onherroepe-

lijk gevolmachtigd, óók in geval van faillissement van de aandeelhouder, de aandelen namens hem aan te bieden en over te dragen, mits dat in de statuten is bepaald.

Crediteurenbescherming: de balans- en uitkeringstestTegenover de vrijheid van inrichting die de flex-bv biedt, staat een systeem van crediteurenbescherming dat, on-danks veel kritiek, in zijn oorspronkelijk voorgestelde vorm is vastgelegd in art. 2:216 BW. In het eerste lid van dit artikel is de zogenoemde balanstest opgenomen, die inhoudt dat uitkeringen slechts mogelijk zijn als het ei-gen vermogen van de vennootschap groter is dan de re-serves die krachtens de wet of de statuten moeten wor-den aangehouden. Een uitkering die ten laste van deze reserves heeft plaatsgevonden, is op grond van de wet nietig.Het tweede lid van ditzelfde artikel bevat de zogenoem-de uitkeringstest.3 Dat zegt dat een besluit tot uitkering geen gevolgen heeft zolang het bestuur geen goedkeu-ring heeft verleend. Het bestuur mag die goedkeuring al-leen weigeren als het weet of redelijkerwijs hoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar op-eisbare schulden. De bestuurders zullen de financiële po-sitie van de vennootschap op het moment van de uitke-ring en een redelijke periode daarna moeten beoordelen. Over het algemeen wordt aangenomen dat een periode van een jaar redelijk is.De minister verwijst in dit kader naar de Notitie uitke-ringstoets wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilise-ring BV-recht van de Werkgroep Fiscaal Jaarrapport van het Nationale Taxonomie-project, waarin onder meer ac-countantskantoren en belastingadviseurs zijn vertegen-woordigd. Hij schrijft: ‘Voor de uitkering acht de werk-groep twee vragen van belang: 1) Was de onderneming de afgelopen jaren winstgevend en is dit ook de verwach-ting voor het lopende boekjaar (continuïteitsanalyse) en zo ja, 2) wat is op grond van de liquiditeitspositie van de vennootschap de maximale uitkeringsruimte. Dit laatste

In de statuten van de flex-bv kunnen diverse verplichtingen aan aandeelhouders worden opgelegd

Tegenover de vrijheid van inrichting staat een systeem van

crediteurenbescherming met een balans- en uitkeringstest

Page 10: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n De flex-bv

10 het Register | oktober 2012 | nummer 5

wordt bepaald aan de hand van financiële indicatoren (Quick ratio en operationele kasstroom), rekening hou-dend met toekomstige verplichtingen, toekomstver-wachtingen en overige onzekerheden.’4 Genoemde noti-tie is overigens niet door iedereen met gejuich ontvangen. Zo stelden de leden van de CDA-fractie dat de notitie geen concreet aanknopingspunt bevat voor het bepalen van de hoogte van de uitkering. De minister heeft deze bezwaren echter van de hand gewezen.Het derde lid van art. 2:216 BW vormt het sluitstuk van de uitkeringstest: als de vennootschap na een uitkering niet kan voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, zijn de bestuurders die dat ten tijde van de uit-kering wisten of redelijkerwijs hoorden te voorzien, je-gens de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan. Deze aansprake-lijkheid is beperkt tot het bedrag van de uitkering, ver-meerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. Een bestuurder is niet aansprakelijk als hij kan bewijzen dat het niet aan hem te wijten is dat de ven-nootschap de uitkering heeft gedaan. Hij dient daarnaast te bewijzen dat hij niet nalatig is geweest met het treffen van maatregelen om de gevolgen van de uitkering af te wenden. Ook degene die de uitkering heeft ontvangen, is aansprakelijk, met dien verstande dat deze slechts aan-sprakelijk is tot het bedrag van de door hem ontvangen uitkering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitkering. De hiervoor bedoelde disculpatie-mogelijkheid van bestuurders geldt niet voor degene die de uitkering heeft ontvangen.5

Aan de hand van twee voorbeelden zullen we hierna de balans- en uitkeringstest verduidelijken.

Voorbeeld 1 B.V.

Geplaatst kapitaal 25 Wettelijke en statutaire reserves 35Liquide middelen 210 Vrije reserves 150 ____ ____

210 210

In voorbeeld 1 is het duidelijk: toepassing van de balanstest brengt met zich mee dat 175 kan worden uitgekeerd (het eigen vermogen, verminderd met wettelijke en statutaire reserves). Ook het geplaatste kapitaal kan derhalve wor-den uitgekeerd, mits wordt voldaan aan de uitkeringstest, hetgeen moet worden beoordeeld door het bestuur.

Voorbeeld 2 B.V.

Geplaatst kapitaal 25 Wettelijke en statutaire reserves – Vrije reserves 185Liquide middelen 250 Schuld 40 ____ ____

250 250

Page 11: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

11oktober 2012 | nummer 5 | het Register

In voorbeeld 2 is de balanstest lastiger, omdat op basis van de wettekst niet duidelijk is of de uitkering al dan niet is gemaximeerd tot het bedrag van het eigen vermo-gen, nu een wettelijke en/of een statutaire reserve ont-breekt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt echter dat de balanstest in dit geval buiten beschouwing mag worden gelaten. De hoogte van de uitkering is derhalve in beginsel niet gemaximeerd, met dien verstande dat op grond van de uitkeringstest de vennootschap na de uitke-ring wel moet kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Het gevolg hiervan is dat een vennootschap met een negatief eigen vermogen die geen wettelijke of statutaire reserves heeft, kan beslui-ten tot uitkering, terwijl dat bij een vennootschap die wel wettelijke en/of statutaire reserves heeft, niet is toe-gestaan.6 De wetgever is zich van dit niet geheel conse-quente onderscheid bewust, maar is van mening dat er geen oplossing is, aangezien (slechts) wettelijke reserves op grond van Europees recht niet mogen worden uitge-keerd.7

Besluitvorming algemene vergaderingAandeelhouders van een bv oefenen hun zeggenschap over het reilen en zeilen van de bv uit via de algemene vergadering. Op grond van de wet dient er dient jaar-lijks een algemene vergadering te worden gehouden, waarin de jaarrekening en dergelijke worden vastge-steld. De besluitvorming door de aandeelhouders kan ook buiten vergadering plaatsvinden. Voorheen was dat laatste alleen mogelijk als de statuten daartoe de moge-lijkheid boden en er geen certificaten met medewer-king van de vennootschap waren uitgegeven. Het be-sluit moest bovendien met unanimiteit worden genomen. Een statutaire grondslag is thans niet meer vereist. Ook het unanimiteitsvereiste is vervallen: het besluit kan thans worden genomen met de meerder-heid die daarvoor in de statuten is vereist, mits alle ver-gadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd. Vergadergerechtigden zijn personen die, naast de aandeelhouders, het recht hebben om de algemene vergadering bij te wonen en daar het woord te voeren. Het vergaderrecht komt toe aan houders van certificaten waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden en, onder omstandigheden, aan vruchtge-bruikers en pandhouders.Een andere belangrijke wijziging op besluitvormingsge-bied betreft art. 2:210 lid 5 BW, waarin is bepaald dat de ondertekening van de jaarrekening door alle bestuur-ders en commissarissen, in afwijking van de hoofdregel, tevens geldt als vaststelling en strekt tot kwijting, wan-neer:n alle aandeelhouders tevens bestuurder zijn van de bv;n alle overige vergadergerechtigden – bijvoorbeeld certi-

ficaathouders – in de gelegenheid zijn gesteld om ken-nis te nemen van de opgemaakte jaarrekening en met deze wijze van vaststelling hebben ingestemd;

n de statuten deze wijze van vaststelling van de jaarre-kening niet uitsluiten.

Certificering versus stemrechtloze aandelenSinds 1 oktober jl. is het voormalige onderscheid tussen certificaten die met of zonder medewerking van de ven-nootschap zijn uitgegeven, vervallen. Hiermee zijn veel onduidelijkheden die daarover in de praktijk bestonden, als sneeuw voor de zon verdwenen. Een certificaathouder heeft namelijk voortaan ofwel vergaderrecht, ofwel geen vergaderrecht, hetgeen in de statuten dient te worden bepaald. De statuten kunnen ook bepalen dat het verbin-den en ontnemen van vergaderrecht aan certificaten van aandelen geschiedt door een daartoe in de statuten aan-gewezen orgaan, bijvoorbeeld de algemene vergadering of het bestuur. Uiteraard heeft de wetgever in dit kader een overgangsregeling getroffen, die inhoudt dat aan cer-tificaten die onder het oude recht met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven, vergaderrecht is ver-bonden als dat in de statuten van de vennootschap is bepaald, dan wel wanneer de certificaathouder als verga-dergerechtigde is ingeschreven in het aandeelhouders-register.8

In zijn algemeenheid wordt van certificering gebruik ge-maakt als de wens bestaat de financiële rechten verbon-den aan aandelen – recht op dividend en het liquidatie-saldo – te scheiden van de aan een aandeel verbonden zeggenschap, hetgeen veelal wordt toegepast in verband met erfopvolging binnen (familie)vennootschappen en bij werknemersparticipaties. Het nieuwe recht biedt een alternatief voor certificering van aandelen, te weten stemrechtloze aandelen. In dat geval wordt in de statu-ten bepaald dat aan de desbetreffende aandelen in de al-gemene vergadering geen stemrecht is verbonden. Ook andere afwijkingen van de hoofdregel zijn in beginsel on-beperkt mogelijk, met dien verstande dat een dergelijke afwijkende statutaire regeling geldt voor alle besluiten van de algemene vergadering (zie art. 2:228, lid 4 BW).

In genoemde situaties kan dus voortaan worden gekozen voor certificering van aandelen of het introduceren van stemrechtloze aandelen, waarbij de volgende aspecten van belang zijn:n aan de certificaathouder kan al dan niet vergaderrecht

worden toegekend, terwijl een houder van stemrecht-loze aandelen per definitie vergaderrecht heeft en der-halve bij de besluitvorming moet worden betrokken;

n stemrechtloze aandelen worden voor de aanmerke-lijkbelangregeling in de Wet IB 2001 aangemerkt als een aparte soort, waardoor eerder sprake kan zijn van een aanmerkelijk belang als bedoeld in art. 4.6 van die wet. De minister heeft hierover nog wel opgemerkt dat, wanneer blijkt dat dit in de praktijk tot proble-

De mogelijkheid tot besluitvorming door de aandeelhouders buiten

vergadering is verruimd

Page 12: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n De flex-bv

12 het Register | oktober 2012 | nummer 5

men leidt, de wet de mogelijkheid biedt om bij minis-teriële regeling te bepalen dat dergelijke aandelen geen aparte soort vormen.

Gelet op het vorenstaande is de verwachting dat in ge-noemde situaties, met name bij werknemersparticipa-ties, zal worden gekozen voor certificering van aandelen.

Winstrechtloze aandelenBehalve stemrechtloze aandelen kunnen bij de flex-bv ook winstrechtloze aandelen worden gecreëerd. Er kan namelijk worden bepaald dat aandelen van een bepaalde soort of aanduiding geen of slechts beperkt recht geven op deling in de winst of reserves van de vennootschap (art. 2:216, lid 7 BW). Denk aan een oprichter van een fa-milievennootschap die als aandeelhouder wil meebeslis-sen over de gang van zaken in de vennootschap, maar de winst geheel aan zijn kinderen wil laten toekomen. Winstrechtloze aandelen kunnen bij de oprichting of bij statutenwijziging worden ingevoerd. In het laatste geval is de instemming vereist van alle houders van aandelen aan wier recht de statutenwijziging afbreuk doet.

BestuurEen laatste belangrijke wijziging is de mogelijkheid tot het benoemen van een ‘eigen’ bestuurder. De benoeming van een bestuurder geschiedt namelijk in beginsel door de algemene vergadering (in haar geheel), maar in afwij-king daarvan kan worden bepaald dat een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aan-duiding bevoegd is tot benoeming van bestuurders, mits iedere aandeelhouder met stemrecht kan deelnemen aan de besluitvorming inzake de benoeming van ten minste één bestuurder. Schorsing en ontslag is in beginsel voor-behouden aan het orgaan dat bevoegd is tot benoeming van bestuurders. De statuten kunnen echter in aanvul-ling daarop bepalen dat een bestuurder ook door een an-der orgaan kan worden ontslagen.De verwachting is dat van deze nieuwe regeling veelvul-dig gebruik zal worden gemaakt, met name in joint-ven-tureverhoudingen. De regeling kan ook worden ingezet om te bewerkstelligen dat een directeur-grootaandeel-houder (dga) niet verplicht verzekerd is voor de werkne-mersverzekeringen.

Voorbeeld 3

De heer A De heer B

Aandeelhouder A Aandeelhouder B

De vennootschap

75%25%

De vennootschap heeft twee bestuurders, te weten bestuurder A, zijnde aandeelhouder A en bestuurder B, zijnde aandeelhouder B. Onder het oude recht was be-

stuurder A verplicht verzekerd voor de werknemersver-zekeringen, aangezien hij niet kon worden aangemerkt als een dga als bedoeld in art. 2 Regeling aanwijzing direc-teur-grootaandeelhouder. Op grond van het nieuwe recht kan echter in de statuten worden bepaald dat aandeel-houder A bevoegd is tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurder A. Het gevolg hiervan is dat bestuurder A niet verplicht verzekerd is voor de werknemersverzeke-ringen, omdat hij niet meer tegen zijn wil kan worden ontslagen (art. 2, lid 1, onder b van de Regeling).Overigens bevat het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht – dat naar verwachting per 1 januari a.s. in werking zal tre-den – nog een aantal andere wijzigingen op het gebied van bestuur, onder meer op het gebied van tegenstrijdig belang en de mogelijkheid tot het introduceren van een zogenoemde one tier board.

Ten slotteIn dit artikel hebben we een beknopt overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen die per 1 oktober jl. zijn doorgevoerd in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het bv-recht is door de invoering van de flex-bv deels vereen-voudigd en biedt meer flexibiliteit waardoor maatwerk mogelijk is, maar roept ook vragen op. De toekomst zal moeten uitwijzen of de nieuwe regeling daadwerkelijk tegemoet komt aan de wensen die in de praktijk leven, zoals door de minister is beoogd. <<<

Noten1 In geval van faillissement is de curator bevoegd tot uitschrijving

en inning van alle nog niet gedane verplichte stortingen op aan-

delen (art. 2:192a BW). Wanneer is bedongen dat een storting

plaatsvindt op een tijdstip na de dag van faillietverklaring, kan

worden volstaan met voldoening van de contante waarde daarvan

op de dag van faillietverklaring.

2 De rechter is bevoegd om bepalingen in de statuten over over-

draagbaarheid geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten in

geval van onder meer executoriaal beslag, faillissement of een

pandrecht (art. 2:195, lid 7 BW).

3 De balanstest en de uitkeringstest zijn van overeenkomstige toe-

passing op de inkoop van aandelen, (tenzij dat geschiedt om niet)

en op een besluit tot kapitaalvermindering met terugbetaling op

aandelen.

4 Eerste Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 31 058 C en de daarbij be-

horende bijlage.

5 Zie voor de fiscale aspecten van art. 2:216 BW: G.T.K. Meussen,

‘Fiscale aspecten van de invoering van de flex-bv (een tussen-

stand)’, WPNR 2011/6870, blz. 38-46.

6 Uitkering van reserves is wel toegestaan als ze eerst worden om-

gezet in aandelenkapitaal.

7 Tweede Kamer, 31 058, nr. 6, p. 49-50.

8 In art. V.2, lid 6 van het overgangsrecht is bepaald dat de vennoot-

schap bij de eerstvolgende statutenwijziging vergaderrecht dient

te verbinden aan certificaten die vóór 1 oktober 2012 zijn uitgege-

ven met medewerking van de vennootschap. Los daarvan dienen

deze certificaathouders, al dan niet op verzoek, op grond van lid 1

van deze bepaling uiterlijk 1 oktober 2013 te worden ingeschre-

ven in het aandeelhoudersregister.

Page 13: Het Register nr. 5 - 2012

column

Als bestuurslid van de NOB heb ik onlangs de statutaire doelstelling van de NOB vergeleken met die van het RB. Het zal niet verbazen dat de hoofddoelstelling van beide verenigingen dezelfde is, namelijk de behartiging van de gemeenschappelijke beroepsbelangen van de leden. Maar er valt ook een verschil te constateren. Anders dan de NOB stelt het RB zich in haar statuten mede expliciet ten doel werkzaam te zijn ten dienste van de belastingwetenschap. Ik doe hierna een oproep aan (het bestuur van) het RB aan deze doelstelling invulling te geven.Eerst iets anders. Deze column dateert van 10 september 2012, dus van vóór de Tweede Kamer-verkiezingen (12 september) en Prinsjesdag (18 september). Er valt op 10 september nog slechts te speculeren over welke partijen een regering gaan vormen en welk fiscaal beleid in 2013 en volgende jaren zal worden gevoerd. Laten we voor deze column eens aannemen dat art. 10d Wet Vpb 1969 – de thin-capregeling – zal worden afgeschaft. Uit de parlementaire geschiedenis van wetsvoorstel 33 287 – Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 – blijkt na-melijk dat het kabinet-Rutte dat van plan is ‘mits de daarvoor benodigde budgettaire dekking van € 30 mln kan worden gevonden’ (V-N 2012/33.2, p. 28). Zou de afschaffing van art. 10d dienstig zijn aan de beroepsbelangen van belastingadviseurs? Ik zou menen van niet. Immers, de omzeiling van dit artikel levert belastingadviseurs aardig wat werk op. Dat zal niet wegne-men dat het RB – en ook de NOB – in officiële uitlatingen de afschaffing van de thin-capregeling

zullen toejuichen. Uit wetssystematisch oogpunt is art. 10d namelijk een onvolkomen regeling, doordat (mede) rente in aftrek wordt beperkt die bij de ontvanger tegen

het normale tarief is belast.Toen de thin-capregeling op 1 januari 2004 werd ingevoerd, werd de op-

brengst op € 200 mln per jaar geraamd. In juni 2012 laat de regering even-wel weten dat ‘naar huidige inzichten’ met deze regeling een budgettair

belang van € 30 miljoen is gemoeid (V-N 2012/33.2, p. 25). Hoe is dat grote verschil te verklaren? Was het eind 2003 genoemde bedrag van € 200 mln een slag in de lucht? Of was het gebaseerd op de veronder-stelling dat art. 10d niet tot gedragsreacties zou leiden? Een daling van de opbrengst tot circa € 145 mln kan worden verklaard uit de daling van het Vpb-tarief van 34,5% in 2004 naar 25% in 2012. Maar hoe zit het met de verdere daling tot € 30 mln? Vindt die haar oor-zaak in gedragsreacties?Dan nu mijn oproep aan (het bestuur van) het RB. Het zou een forse impuls voor de (economische) belastingwetenschap kunnen bete-kenen als duidelijk wordt waarop de ramingen van het ministerie van Financiën – € 200 mln in 2004 en € 30 mln in 2012 – zijn geba-

seerd. Dus RB: nodig de staatssecretaris uit – wie dat dan ook wordt, al dan niet door tussenkomst van een Tweede Kamerlid – een gedegen

onderbouwing te geven van het budgettaire belang van art. 10d, onge-acht het voortbestaan van deze bepaling. <<<

Van € 200 mln naar € 30 mln: hoe kan dat?Prof. mr. dr. P.G.H. AlbertDirecteur bureau vaktechniek belastingadviseurs Baker Tilly Berk NV, hoogleraar internati-onaal belastingrecht Nyenrode Business Universiteit en bestuurslid NOB

13oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Page 14: Het Register nr. 5 - 2012

14 het Register | oktober 2012 | nummer 5

n n n n

Page 15: Het Register nr. 5 - 2012

n n n nInterviewhet

15oktober 2012 | nummer 5 | het Register

‘Tijd is rijp voor Vpb-light’

Door de komst van de flex-bv is de tijd nu al rijp voor de invoering van de Vpb-light. Maar als er over vijf jaar een Europese belasting bestaat voor multinationals en de Nederlandse Vpb alleen nog geldt voor het mkb, kan de Vpb ook eenvoudig worden verlicht. Dat zou nu trouwens ook al kunnen door vrijstellingen te verlenen, zegt universitair docent Jan van de Streek.

Door Lex van Almelo

Kunt u uw studenten de vennootschapsbelasting nog wel uitleggen?‘Je wilt studenten de structuur, het systeem bijbrengen, zodat zij het doorzien en niet op detailniveau alles uit hun hoofd hoeven te leren. Helaas raken zij vaak de weg kwijt omdat er geen systeem in zit. Daarom werkt deze aanpak het best...’Van de Streek houdt een boek omhoog. ‘Dit boek heb ik onlangs geschreven en er zijn nu al 350 exemplaren van verkocht. Binnenkort verschijnt de tweede druk: Casuïs-tiek vennootschapsbelasting heet het. Geen hoofdlijnen of het systeem van, maar uitleg aan de hand van praktijkge-vallen. Advocaat-generaal bij de Hoge Raad Wattel noemt de Vpb casuïstische wetgeving. Het is stapel op stapel, een chaotisch gebouw, waarin je geen systeem meer kunt ontdekken.’

Lastig voor studenten, maar ook voor belastingadviseurs?‘Zeker. Je blijft als belastingadviseur een leven lang stu-dent.’

En kan de Belastingdienst het spoor nog wel volgen?‘Onlangs deed de Groningse hoogleraar Belastingrecht Bart van Zadelhoff in het Weekblad voor Fiscaal Recht een oproep aan de Belastingdienst om weer eens goede mensen aan te nemen. Op het gebied van de vennoot-schapsbelasting zal daar extra behoefte aan zijn als de Be-lastingdienst straks twee stelsels in de lucht moet hou-den: de huidige vennootschapsbelasting en het Europese kader.’

Op dat Europese kader komen we straks terug als u het goed-vindt. Hoe is de vennootschapsbelasting zo ingewikkeld ge-worden?‘Bij de behandeling van het Belastingplan 2012 zei de staatssecretaris van Financiën dat het door de grote mul-tinationals komt. Om te voorkomen dat zij de truken-doos opentrekken om te profiteren van het meest gunsti-ge belastingstelsel, zit de wetgeving vol met antimisbruikbepalingen. De bepalingen zijn niet ro-buust, de fiscus plaatst er alleen maar prikkeldraad mee waarin ook het mkb verstrikt raakt.’

Tax holiday

‘De vennootschapsbelasting zit vol met rookgordijnen en mistige bepalingen. Dat is tot op zekere hoogte nodig. Want als je nadrukkelijk zegt: “dit is wel ontwijking en dat niet”, gaat een leger van belastingadviseurs op de grens zitten. Maar ik vind dat de wetgever heldere regels moet creëren. Als je dan mis zit, moet de schatkist maar bloeden. Daarna kan de wetgeving worden aangepast voor nieuwe gevallen.’

Adviseurs vinden vaagheden toch ook niet erg, omdat ze er-van leven?‘Dat is waar, ja. Maar het mkb lijdt eronder. Daarom pleit ik voor een Vpb-light. Sinds begin dit jaar is er al een soort Vpb-light voor stichtingen en verenigingen: elke stichting en vereniging die winst maakt, is vrijgesteld voor zover de winst lager is dan 15 mille.’

Universitair docent Jan van de Streek

Page 16: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n Interview

16 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Zou je dat moeten doortrekken naar het mkb?‘Je kunt de vennootschapsbelasting voor het mkb versoepe-len door voor de meest ingewikkelde bepalingen franchises in te voeren. Dat heeft de wetgever al gedaan bij de renteaf-trekbeperkingen. Ik zou nog verder willen gaan en het mkb bijvoorbeeld ook vrijwaren van de winstsplitsingsregels bij de fiscale eenheid, van de maatregelen tegen de handel in verlies-bv’s en van de beperking van de verliesverrekening bij holdings. Dat kan eenvoudig door in de wet op te nemen dat deze bepalingen pas van toepassing zijn bij een verlies van bijvoorbeeld 1 of 2 miljoen euro.’

Of het mkb de eerste vijf jaar vrijstellen van Vpb?‘Dat vind ik té light, dat is meer een tax holiday. Het fisca-le groepsbegrip is een veelkoppig monster met veel anti-misbruikbepalingen. Multinationals kunnen ervoor zor-gen dat zij net wel of net geen groep vormen. Het fiscale groepsbegrip is overigens niet alleen van belang voor an-timisbruikbepalingen. Zo is in een fiscale groep de af-schrijving op vastgoed beperkt tot slechts 50% van de WOZ-waarde. Als er tussen de holding en de werkmaat-schappij geen groepsrelatie is, mag je nog minder af-schrijven. Omdat het groepsbegrip zo vaag is, weet je in joint-ventureverhoudingen in het mkb vaak niet tot welk bedrag je mag afschrijven.’

Maar als je het groepsbegrip verduidelijkt voor het mkb, gaan die ondernemingen en hun adviseurs toch precies op de rand zitten?‘Jawel. Maar wat geeft dat? Dan hebben ze maar eens een voordeeltje in het mkb. Moeten we daar nu antimis-bruikbepalingen op zetten? Dat is schieten met een ka-non op een mug, want de schatkist gaat er echt niet van leeglopen.’

Transparantie

Hoe kun je de Vpb verder verlichten?‘De winstsplitsingsregeling bij de fiscale eenheid is een hoofdpijndossier, ook voor adviseurs. Het leidt tot heel veel administratieve rompslomp, omdat het voor een klein bedrijf heel lastig te berekenen is hoe hoog de winst is waarmee je het voorvoegingsverlies mag verrekenen. De staatssecretaris heeft de kritiek hierop proberen te sussen. Hij zei dat je in de praktijk wel een dealtje kunt sluiten met de inspecteur dat je die winst op grond van een grove verdeelsleutel mag berekenen. Dat geeft al aan dat het een probleem is. Daarom vind ik dat je in het mkb de verliezen gewoon moet kunnen verrekenen zonder dat je de winst hoeft te splitsen.’

Dat gaat goed zo, wat kunnen we nog meer doen?‘Kleine bv’s, waarbij de aandelen in handen zijn van de directie, fiscaal transparant maken. Nu kiezen onderne-mers vaak uit fiscale overwegingen voor een eenmans-zaak, een vennootschap onder firma of een bv. Door IB te heffen bij de aandeelhouders, maak je de belasting rechtsvormneutraal en kunnen de ondernemers bijvoor-beeld omwille van de aansprakelijkheidsbeperking kie-zen voor de bv, zonder hun ondernemersfaciliteiten te verliezen. Het voordeel hiervan is bovendien dat de inge-wikkelde gebruikelijkloonregeling en terbeschikking-stellingsregeling kunnen vervallen.’

Waarom komt u daar nu pas mee?‘Het idee is heel oud. Hoogleraar Belastingrecht Jaap Zwemmer kwam er al mee in 1978 en Rob Cornelisse in 2001. Dat ik er nu opnieuw over begin, is ingegeven door de vereenvoudiging en flexibilisering van het bv-recht. De flex-bv wordt meer gericht op aandeelhouders die aan de knoppen willen zitten en daarom zou het fiscale recht dat ook moeten doen. Zwemmer voorspelde overigens dat de invoering binnen vijf jaar een feit zou zijn.’

Waarom is het nog niet gebeurd?‘In de Eerste Kamer heeft de VVD enige tijd terug vragen gesteld over mijn idee van optionele fiscale transparantie bij de flex-bv. De staatssecretaris antwoordde dat dit in-druist tegen de civielrechtelijke structuur van de bv. Maar het doel van fiscale transparantie is nu juist af te wijken van het civiele recht en de belastingheffing aan te passen aan de economische werkelijkheid.’

Twee stelsels

Straks moet de Belastingdienst de huidige vennootschapsbe-lasting en het Europese kader in de lucht houden, zei u net. Hoe zit dat?‘De Europese Commissie heeft begin 2011 een voorstel gelanceerd voor een Common Consolidated Corporate Tax Base, ofwel de CCCTB. Dit is een gemeenschappelijk ka-der voor belastingheffing bij ondernemingen die hiervoor kiezen. Maar als het aan het Europees Parlement ligt, wordt het Europese belastingstelsel twee jaar na de in-werkingtreding verplicht voor Europese vennootschap-pen en na vijf jaar voor multinationals. Voor kleine en middelgrote ondernemingen, ongeacht of die grensover-schrijdend werken, blijft het een optie. Dat betekent de facto dat de Nederlandse vennootschapsbelasting alleen nog geldt voor het mkb. En dat daarom veel antimis-bruikbepalingen kunnen verdwijnen.’

Maar gaat dat ook gebeuren?‘De Nederlandse regering is tegenstander van de CCCTB, maar dat verzet valt niet vol te houden. Formeel moet de Europese Raad van Ministers het voorstel unaniem goed-keuren. Maar als dat niet gebeurt en negen landen de CCCTB toch invoeren, zal Nederland snel volgen omdat we het moeten kunnen aanbieden aan het internationale bedrijfsleven.’

‘Wanneer bedrijven hier alleen om fiscale redenen zitten en dan uit Nederland vertrekken, hoef je daar geen traan om te laten’

Page 17: Het Register nr. 5 - 2012

17oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Waarom zou een onderneming kiezen voor de CCCTB als dat niet verplicht is?‘Een van de grote voordelen is dat je grensoverschrijdend verliezen kunt verrekenen en verlost bent van transfer pricing. Dat laatste scheelt enorm in de administratieve lasten.’

Stabiliteit

‘Formeel is de doelstelling van de CCCTB harmonisatie. Maar er is een doelstelling bijgekomen: budgettaire stabi-liteit. Er is nu een rat race van gunstige fiscale voorzienin-gen voor ondernemingen. Aan die belastingconcurrentie wil de Europese Commissie een einde maken, zodat er al-leen nog wordt geconcurreerd op belastingtarief.’

Verliezen we dan geen ondernemingen aan het buitenland?‘Dat zou kunnen. Maar wanneer bedrijven hier alleen om fiscale redenen zitten, zoals doorstroomvennootschap-pen, en dan uit Nederland vertrekken, hoef je daar geen traan om te laten.’

Welk kabinet is het gunstigst voor de invoering van de Vpb-light?‘Ik zou het niet weten. Maar ik weet wel dat er smeergeld bij moet als je de Vpb-light wilt invoeren, want het kan heel moeilijk budgettair neutraal. Of er nu een partij is die daarvoor ruimte wil maken in het mkb, weet ik niet.’

De VVD toch? Staatssecretaris van Financiën Frans Weekers zei kort nadat hij in 2010 aantrad in Het Register dat hij de lasten voor het mkb wilde verlichten.‘Maar over de vennootschapsbelasting zei hij nadien in de Kamer dat er nu behoefte is aan rust en duidelijkheid.’

Omwille van de duidelijkheid zou je toch juist de Vpb-light moeten invoeren?‘Ja, maar Weekers bedoelt dat er geen onduidelijkheid mag ontstaan door nieuwe wetgeving.’

Dus die Vpb-light komt er niet?‘Je kunt een afzonderlijk hoofdstuk in de wet invoeren met soepele regels voor het mkb, maar dan krijg je een afbakeningsprobleem: wat is nog mkb en wat niet? Je zou ook de facto een Vpb-light kunnen invoeren door een paar specifieke vrijstellingen voor het mkb te introduce-ren. Het nieuwe art. 15ad Wet Vpb biedt het mkb al een franchise van 1 miljoen euro. En zoals gezegd, kun je de winstsplitsingsregeling bijvoorbeeld pas gaan toepassen bij een compensabel verlies van boven de 2 miljoen euro.’

Beauty

Vergeef ons de associatie, maar lijkt de Vpb niet een beetje op de onduidelijkheid over de nieuwe snelheidsmaxima?‘Haha, de mkb’er weet inderdaad niet of hij te hard rijdt met de Vpb en of hij bekeurd wordt.’

Terwijl het een stuk eenvoudiger kan, zo leren de BES-eilanden.‘Ja, de eilanden vormen nu drie Nederlandse gemeenten, maar ze kennen maar drie soorten directe belasting: in-komstenbelasting, vastgoedbelasting en opbrengstbelas-ting. Dat laatste is een belasting over wat je als onderne-ming uitkeert. De staatssecretaris vindt dat een beauty van een belastingstelsel. Maar in zijn eentje kan hij dat niet invoeren in de Europese Unie.’

Dus?‘... moet hij kiezen voor de Vpb-light.’ <<<

Dr. J.L. (Jan) van de Streek

1976 Geboren te Amersfoort1994 Propedeuse commerciële economie HBO2002 Doctoraal Fiscale economie en

Bedrijfseconomie EUR Doctoraal Fiscaal Recht UL2003 - heden Bureau Vaktechniek Ernst & Young2003 - heden Universitair docent Belastingrecht UvA2008 Omzetting van rechtspersonen, promotie

UvA2010 - heden Redactie Cursus Belastingrecht

Vennootschapsbelasting2012 Studieboek Casuïstiek

Vennootschapsbelasting

n n n n

Page 18: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

18 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Het doel van de gebruikelijkloonregeling van art. 12a Wet LB 1964 is om oneigenlijk ge-bruik te voorkomen. De aanmerkelijkbe-langhouder is namelijk in de gelegenheid

om van loon af te zien, de extra winst in de vennootschap op te potten en op een gewenst moment een uitdeling te doen. Volgens de wetgever zou dit tot een ongelijkheid ten opzichte van andere belastingplichtigen leiden, van-wege het verschil tussen het box 1-toptarief van 52% en het gecombineerde Vpb/ab-tarief van 40-43,75% ener-zijds en de mogelijkheid tot belastinguitstel anderzijds.

Hoogte gebruikelijk loonOp grond van art. 12a Wet LB 1964 wordt het gebruike-lijk loon als volgt bepaald. In beginsel bedraagt het ten minste € 42.000 (normbedrag in 2012) per kalenderjaar. Als aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbe-trekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebrui-kelijk is, wordt het gesteld op dat lagere loon. Als daaren-tegen aannemelijk is dat in dezelfde situatie een hoger loon gebruikelijk is, wordt het gebruikelijk loon gesteld op een zodanig bedrag dat het niet in belangrijke mate – dat wil zeggen niet meer dan 30% – afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, met dien verstande dat het minimaal wordt vastgesteld op het loon van de meestverdienende werknemer binnen het concern. Al is ook dit laatste niet altijd maatgevend, maar daarover verderop meer.

Bewijslast lager loonHet is aan de aanmerkelijkbelanghouder of de inhou-dingsplichtige bv om aannemelijk te maken dat in het

Wie bewijst? Actuele ontwikkelingen rond de gebruikelijkloonregeling

Marijke CoppensMr. A.D. Coppens

FB is belasting­adviseur bij Van

Oers Accountancy & Advies

te Etten­Leur

Gebruikelijk loon is loon dat de aanmerkelijkbelanghouder die werkzaamheden voor zijn bv verricht, per kalenderjaar ten minste moet genieten.1 Maar wat is gebruikelijk? In deze bijdrage bespreek ik de bewijslast van het gebruikelijk loon. Daarbij komen met name recente arresten en conclusies over de reikwijdte van de zogenoem-de afroommethode aan de orde.

economische verkeer een lager loon dan het normbedrag van € 42.000 gebruikelijk is. Zijn er bovendien binnen het concern andere werknemers in dienst met een hoger loon dan de aanmerkelijkbelanghouder, dan kan de in-houdingsplichtige het tegenbewijs leveren dat het loon van de meestverdienende werknemer hoger is dan een gebruikelijk loon van de aanmerkelijkbelanghouder. Hierbij wordt het loon toch op een zodanig bedrag ge-steld dat het niet meer dan 30% afwijkt van hetgeen ge-bruikelijk is.

Bewijslast hoger loonDe bewijslast van een hoger gebruikelijk loon dan het normbedrag van € 42.000 ligt bij de inspecteur. Boven-dien wordt het loon op een zodanig bedrag vastgesteld dat het niet meer dan 30% afwijkt van hetgeen gebruike-lijk is (doelmatigheidsmarge). Het normbedrag is hierbij de ondergrens.De inspecteur kan dus slechts een correctie opleggen tot 70% van het gebruikelijk loon. Stel, een aanmerkelijkbe-langhouder heeft een loon van € 65.000, terwijl het ge-bruikelijk loon voor een soortgelijke dienstbetrekking € 100.000 bedraagt. Het loon wordt dan vastgesteld op een zodanig bedrag dat het niet meer dan in belangrijke mate afwijkt van het gebruikelijk loon, derhalve op 70% van € 100.000, ofwel € 70.000.

Invulling bewijslastVoor het aannemelijk maken van een hoger of lager ge-bruikelijk loon geldt de vrije bewijsleer. De wet legt dus geen bewijsmethode op aan de inhoudingsplichtige of de inspecteur. Wel wordt een verwijzing naar soortgelijke

Page 19: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

19oktober 2012 | nummer 5 | het Register

dienstbetrekkingen gehanteerd. Hieronder worden ver-staan ‘de dienstbetrekkingen waarvan de werkzaamhe-den voor wat betreft de aard en omvang in redelijkheid vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van de aan-merkelijkbelanghouder’.2 De vergelijking is overigens niet beperkt tot andere dienstbetrekkingen bij de werk-gever.Hierna bespreek ik per onderdeel de verschillende me-thodieken, inclusief de bijbehorende (recente) jurispru-dentie.

NormbedragHet tussen de inhoudingsplichtige en de aanmerkelijkbe-langhouder overeengekomen salaris kan lager liggen dan het normbedrag van € 42.000 bij onder andere passieve vennootschappen, deeltijdfuncties, een arbeidsverhou-ding die niet het gehele jaar heeft geduurd en bij structu-reel verliesgevende situaties. Per concreet geval wordt getoetst aan de aard en omvang van de werkzaamheden.Het is niet voldoende om bijvoorbeeld slechts te stellen dat de aanmerkelijkbelanghouder in deeltijd werkt en derhalve om die reden het normbedrag evenredig te ver-lagen. Voor het verrichten van de werkzaamheden zal in normale zakelijke verhoudingen een met de arbeidspres-tatie overeenkomend loon moeten worden betaald.3 Hierbij kan worden gelet op het takenpakket, de kwali-teit van de verrichte arbeid en het gewicht van de te ne-men beslissingen. Maatgevend is te allen tijde de soortge-lijke dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt.

Loon meestverdienende werknemer binnen concernWat is gebruikelijk binnen een concern? Zowel het loon van de reguliere werknemers als dat van de overige aan-merkelijkbelanghouders binnen het concern geldt hierbij als vergelijkingsmateriaal.4 Volgens de staatssecretaris kan in uitzonderingsgevallen het loon van de aanmerke-lijkbelanghouder op een lager bedrag dan dat van de meestverdienende werknemer worden gesteld, bijvoor-beeld door aannemelijk te maken dat de desbetreffende werknemer beschikt over een uiterst schaarse, hoog-waardige deskundigheid.5 Andere ongebruikelijke situa-ties zijn echter ook mogelijk.Een ongebruikelijke situatie zou bijvoorbeeld kunnen ontstaan als een werknemer een variabele beloning ont-vangt, afhankelijk van de winst. In dat geval wordt hij meer als ‘ondernemer’ betrokken bij de vennootschap. Op grond van de gebruikelijkloonregeling wordt dan ver-wacht dat de aanmerkelijkbelanghouder een gelijk salaris ontvangt. Dat is niet altijd gewenst, zeker niet omdat het voor ondernemingen ook belangrijk is om voldoende re-serves op te bouwen.In een arrest van Hof Den Bosch was het ongebruikelijke karakter van het hogere loon van een werknemer ten op-zichte van een normaal loon uit dienstbetrekking (in het economische verkeer) aan de orde.6 Het loon van de meestverdienende werknemer was bepaald op 50% van de door haar behaalde declaratieomzet, terwijl ze haar pensioen en vervoer zelf moest bekostigen. De aanmer-

kelijkbelanghouder had weliswaar een lager loon, maar had daarentegen wel recht op deze overige beloningsele-menten en secundaire arbeidsvoorwaarden. Doordat de inspecteur zijn bewijsvoering slechts had gestoeld op het (ongebruikelijke) loon van de meestverdienende werk-nemer, werd de naheffingsaanslag vernietigd.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat het geheel van feiten en omstandigheden ertoe kan leiden dat juist de afspraken over het loon met de meestverdienende werk-nemer ongebruikelijk zijn in het economische verkeer.

Soortgelijke dienstbetrekkingAls de inhoudingsplichtige – of het verbonden lichaam – geen andere werknemers heeft en het loon van de aan-merkelijkbelanghouder hoger is dan de norm van € 42.000, is het loon ter zake van een soortgelijke dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, richtinggevend. Van belang is dat de werk-zaamheden naar aard en omvang redelijkerwijs vergelijk-baar zijn. Het gaat dan om de vraag welk loon in een con-creet geval tussen onafhankelijke partijen zou worden overeengekomen.Zoals gezegd ligt de bewijslast van een hoger gebruikelijk loon op grond van een soortgelijke dienstbetrekking bij de inspecteur. In managementstructuren wordt hiervoor in de praktijk vrij snel de afroommethode van toepassing verklaard.

De afroommethodeIn zijn arrest van 17 september 2004 heeft de Hoge Raad de afroommethode uitdrukkelijk erkend als bewijsme-thode voor de vaststelling van het gebruikelijk loon.7 Het betrof in deze zaak een interim-manager die 100% aan-deelhouder van een bv was. Hij was zelf in dienst als di-recteur en zijn echtgenote verrichtte ondersteunende werkzaamheden. De inspecteur had het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder vastgesteld op grond van de jaarstukken van de vennootschap. De Hoge Raad oordeelde dat bij toepassing van art. 12a Wet LB 1964 het loon ter zake van soortgelijke dienstbetrekkin-gen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, kan

Maatgevend is te allen tijde de soortgelijke dienstbetrekking

waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt

Van belang is dat de werkzaamheden naar aard en omvang redelijkerwijs

vergelijkbaar zijn

Page 20: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n Gebruikelijk loon

20 het Register | oktober 2012 | nummer 5

worden bepaald aan de hand van het salaris dat is toege-kend aan concreet andere werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen. ‘Maar,’ voegde de Hoge Raad hieraan toe, ‘in een geval als het onderhavige, waarin de opbreng-sten van de B.V. (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de directeur – in zijn hoedanigheid van werknemer van de B.V. – verrichte arbeid, is het ook mogelijk het ge-bruikelijk loon te berekenen op basis van de opbrengsten van de B.V., verminderd met de aan die opbrengsten toe te rekenen kosten (exclusief het loon van die werkne-mer), lasten en afschrijvingen.’ Vervolgens werd op het aldus berekende loon de doelmatigheidsmarge van 30% toegepast.Uit dit oordeel blijkt dus dat de afroommethode kan wor-den toegepast in situaties waarin de persoonlijke kwali-teiten van de werknemer voor 90% of meer verantwoor-delijk zijn voor de opbrengsten van de bv. Uitgangspunt blijft echter de vergelijking van de aanmerkelijkbelang-houder met andere werknemers zonder aanmerkelijk be-lang. De inspecteur moet dus allereerst een onderzoek instellen naar lonen in soortgelijke dienstbetrekkingen, bijvoorbeeld door het verzamelen van branchegegevens of middels beloningsonderzoeken. Als dat niets oplevert, moeten andere methoden worden gezocht. Bij het ver-richten van winstbepalende persoonlijke arbeid kan dan worden teruggevallen op de afroommethode. Het is dus een second best optie voor management-bv’s zonder an-dere werknemers.8

Recente jurisprudentieHet gebruikelijk loon wordt bij de afroommethode dus bepaald op basis van de omzet van de vennootschap. Deze methode is met name van toepassing bij de ma-nagement-bv, een inhoudingsplichtige die geen andere werknemers in dienst heeft dan de directeur-grootaan-deelhouder.

In twee uitspraken van respectievelijk Hof Amsterdam en Hof Den Haag zijn vrijwel gelijke situaties aan de orde geweest over de afroommethodiek bij een meervoudige bv-structuur.9 De directeuren-aandeelhouders bezitten via hun personal holding ieder 50% van de aandelen in een bouw- en aannemingsbedrijf. Voor de werkzaamhe-den als directeur ontvangen de personal holdings een

managementfee. In het bouwbedrijf zelf zijn gemiddeld twaalf werknemers in dienst. Het afroommethode-arrest zou in dit geval dus niet kunnen worden toegepast, aan-gezien de omzet van de vennootschap niet alleen door de aandeelhouders wordt gemaakt, maar tevens, en zelfs voor een groot gedeelte, door de werknemers.Toch achten beide hoven de afroommethode – hoewel Hof Den Haag dat niet als zodanig heeft benoemd – wel van toepassing. In de uitspraak wordt aangegeven dat het afroommethode-arrest niet alleen ziet op het verrichten van persoonlijke arbeid. Nu afdoende informatie over sa-larisgegevens van andere werknemers met soortgelijke dienstbetrekkingen ontbreekt, wordt voor het gebruike-lijk loon aansluiting gezocht bij de managementvergoe-ding die de personal holding ontvangt (als opbrengsten van de bv). De managementvergoeding wordt in dat ka-der gezien als een zakelijke vergoeding voor het verrich-ten van arbeid die voortkomt uit de werkzaamheden van de aanmerkelijkbelanghouder bij de werkmaatschappij. Van de managementfee mag een winstmarge voor de holding worden afgetrokken (10%), alsmede de pensioen-lasten en overige kosten van de holding. Ten slotte dient de uitkomst te worden verminderd met de doelmatig-heidsmarge van 30%.In deze uitspraken wordt de reikwijdte van de afroom-methode dus vergroot. Het gebruikelijk loon wordt niet afgeleid van de omzet van de vennootschap, maar van de managementfee. De fee zou dan alleen moeten zijn geba-seerd op de werkzaamheden die de aanmerkelijkbelang-houder verricht. Het deel van de winst van de werkmaat-schappij dat bijvoorbeeld ziet op omzet door de arbeid van andere werknemers, zou als dividend aan de personal holdings kunnen worden uitgekeerd. Dividend wordt na-melijk niet meegenomen in de afroommethode.In een andere zaak slaat de Advocaat-Generaal in zijn conclusie juist de tegenovergestelde richting in.10 Hier betreft het een advocaat die via zijn personal holding par-ticipeert in een maatschap van advocaten en notarissen. Naar zijn idee is het afroommethode-arrest in de praktijk verkeerd – en veel te ruim – geïnterpreteerd. Als er een werknemer in een soortgelijke dienstbetrekking is te vinden, moet daarbij worden aangesloten en niet bij het winstaandeel van de beroepsvennootschap. Het is zijns inziens onmogelijk om de interim-manager uit het af-roommethode-arrest te vergelijken met advocatenkanto-ren en dergelijke. Aan de winsten van de vennootschap-pen wordt namelijk ook bijgedragen door de werknemers en de andere maten. Het verdienmodel is daardoor com-pleet anders dan bij een management-bv.Wat opvalt, is dat zowel de rechtbank als het hof in deze zaak de afroommethode van toepassing verklaart, waar-bij wordt aangegeven dat de inspecteur niet gehouden is de gebruikelijkheid van het door hem gestelde loon te-vens op andere wijze, bijvoorbeeld aan de hand van bran-checijfers, aannemelijk te maken. De bewijslast van de inspecteur wordt op deze wijze eenvoudiger, maar zo wordt wel afbreuk gedaan aan het uitgangspunt van de vergelijking met de soortgelijke dienstbetrekking waar-bij een aanmerkelijk belang geen rol speelt.

De afroommethode is een second best optie voor management-bv’s zonder andere werknemers

In beide hofuitspraken wordt de reikwijdte van de afroommethode vergroot

Page 21: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

21oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Het is momenteel afwachten of de Hoge Raad de conclu-sie van de A-G volgt. De afroommethode zou dan als ui-terste optie van toepassing zijn en uitsluitend bij een in-terim-management-bv, omdat ze alleen daar leidt tot een gebruikelijk loon dat niet aanmerkelijk afwijkt van soortgelijke dienstbetrekkingen in het economische ver-keer.

ConclusieWettelijk wordt geen bewijsmethode opgelegd om het gebruikelijk loon aannemelijk te maken. Wel wordt als uitgangspunt het loon gehanteerd dat gebruikelijk is voor een soortgelijke dienstbetrekking waarbij een aan-merkelijk belang geen rol speelt. Er moet dus sprake zijn van een zakelijke beloning. Hier start ook de bewijslast van zowel de inhoudingsplichtige (bij een lager loon) als de inspecteur (bij een hoger loon).Bij het bepalen van het gebruikelijk loon is de afgelopen jaren steeds meer ruimte gegeven aan de werking en de toepassing van de afroommethode. Ze wordt niet alleen toegepast bij de management-bv waarbij de opbrengsten (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de persoonlijke ar-beid van de directeur-grootaandeelhouder, maar ook bij een meervoudige bv-structuur. Dit verlicht de bewijslast van de inspecteur. Normaal gesproken moet namelijk aannemelijk worden gemaakt dat in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is voor een soortge-lijke dienstbetrekking waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. De afroommethode gaat echter uit van de winst en niet van het loon van een soortgelijke werkne-

mer. De methodiek wordt te pas en te onpas gebruikt en is inmiddels in een aantal uitspraken van toepassing ver-klaard. De A-G meent echter dat de afroommethode ei-genlijk niet bestaat. Het wachten is nu op de visie van de Hoge Raad. <<<

Noten1 Sinds 1 januari 2010 wordt ook de partner expliciet genoemd in

art. 12a Wet LB 1964.

2 Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2001/3172M.

3 Zie onder andere Hof Amsterdam 10 november 2011, LJN:

BV0066, 10/00123 en Hof Den Haag 2 februari 2011, LJN: BP3260,

BK-09/00885.

4 Brief van 21 januari 1998, nr. DB97/2769.

5 Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2001/3172M.

6 Hof Den Bosch 27 mei 2011, LJN: BR6098, nr. 10/00478.

7 Hoge Raad 17 september 2004, nr. 38 378, BNB 2005/50.

8 Zie ook de conclusie van A-G Van Ballegooijen en de noot van

E.J.W. Heithuis bij het Afroommethode-arrest.

9 Hof Amsterdam 17 februari 2011, LJN: BP5120, 09/00582 en

09/00607 en Hof Den Haag 2 februari 2011, LJN: BP3260, BK-

09/00885.

10 Conclusie A-G Hoge Raad 13 april 2012, nr. CPG 11/03555, LJN:

BW4167.

Page 22: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

22 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Omdat ondernemers niet altijd weten welke regelingen er zijn, of liever een intermediair inschakelen om aanvragen bij het Agent-schap in te dienen, biedt dit kansen voor de

adviseur. Hierna bespreken we eerst een aantal innova-tieregelingen en daarna komt de ‘groene’ auto aan de beurt.

Stimulering van innovatieOm innovatie te bevorderen in Nederland heeft de over-heid een drietal stimuleringsmaatregelen in het leven ge-roepen, te weten:n de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk

(WBSO);n de aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk

(research & development-aftrek, kortweg RDA-rege-ling);

n de innovatiebox.

WBSODe Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk is be-doeld voor iedere ondernemer in Nederland die onder-zoek doet naar technologische vernieuwingen. De WBSO tracht dit te stimuleren door een vermindering te geven op de af te dragen loonheffingen van medewerkers bin-nen de onderneming die zich bezighouden met speur- en ontwikkelingswerk. De regeling ondersteunt vier soor-ten innovatie:n ontwikkeling van technisch nieuwe producten, pro-

ductieprocessen of programmatuur;

Innovatie en vergroening: de fiscus als sturend instrument

Mariëtte Bos en Kees Tuip

Drs. M. Bos CB en mr. K. Tuip FB zijn

verbonden aan Amolé Tax

com pliance and business

administration in Amstelveen

De fiscus is er in de eerste plaats om ervoor te zorgen dat de over-heid voldoende geld ophaalt om haar publieke taken te kunnen uitvoeren. Maar hij kan ook worden ingezet om bepaalde doelen te verwezenlijken of gedrag in een gewenste richting te sturen. Dan hebben we het over de instrumentele kant van de fiscus. De laat-ste tijd is daarbij veel aandacht voor innovatie en voor vergroening. In deze bijdrage daarom aandacht voor de fiscale regelingen voor innovatief onderzoek en voor de ‘groene’ auto.

n technisch-wetenschappelijk onderzoek;n een analyse van de technische haalbaarheid van een

eigen R&D-project;n technisch onderzoek gericht op verbetering van het

fysieke productieproces of gebruikte programmatuur.

De hoogte van de subsidie bedraagt 42% van de eerste € 110.000 van het S&O-loon voor het jaar 2012 – dit is verlaagd ten opzichte van 2011 – en 14% van het meerde-re S&O-loon. Starters hebben een hogere aftrek, name-lijk 60% van de eerste € 110.000 aan S&O-loon. Voor 2013 is de loongrens verhoogd naar € 200.000, maar is de vermindering verlaagd naar 38%, respectievelijk 50% (starters). De totale S&O-afdrachtvermindering bedraagt maximaal € 14 miljoen per kalenderjaar per inhoudings-plichtige of fiscale eenheid voor de vennootschapsbelas-ting. Voor zelfstandigen die ten minste 500 uur aan S&O besteden, is een S&O-aftrek in het leven geroepen. Deze aftrek bedraagt € 12.310. Starters krijgen een extra aftrek van € 6157.

Contract researchVoor de WBSO hoeft men niet per se ondernemer te zijn. Er is namelijk tevens een regeling voor niet-ondernemers voor de vennootschapsbelasting, zoals universiteiten, als die personeel in dienst hebben die S&O-werkzaamheden verrichten voor een derde. Dit wordt ook wel contract re-search genoemd. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. De werkzaamheden moeten worden verricht op basis van een schriftelijke overeenkomst, waarbij de derde een

Page 23: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

23oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Nederlandse onderneming, samenwerkingsverband, pro-duct- of bedrijfschap dient te zijn.

WBSO-evaluatie en gebruik van intermediairsUit de WBSO-evaluatie 2006-2010 is gebleken dat het aandeel bedrijven en zelfstandigen dat gebruik maakt van een intermediair voor de aanvraag van de WBSO, is gestegen van 66 naar 77%.1 Dit is een opvallende stijging met name omdat de aanvragers die geen intermediair in-schakelden de aanvraag eenvoudig vinden. Wellicht speelt de eenvoud geen rol, maar is het meer de (digitale) papierwinkel die de ondernemer graag wil uitbesteden.

De RDA-regelingDe Research en Development Aftrek (RDA-regeling) is ingevoerd op 1 januari 2012.2 Met deze regeling tracht de overheid, in aanvulling op de populaire en in haar ogen effectieve WBSO-regeling, de sluimerende innovatiebe-hoefte in Nederland een extra stimulans te geven, door meer kosten en uitgaven aan te merken als S&O-aftrek-bare kosten dan alleen de WBSO-loonkosten. Na 2012 kunnen we zien of deze toevoeging haar vruchten heeft afgeworpen.Een vereiste om voor de RDA in aanmerking te komen, is dat de onderneming vennootschapsbelastingplichtig is of wordt gedreven door een zelfstandig ondernemer voor de inkomstenbelasting. Verder moet ze speur- en ontwikke-lingswerk verrichten waarvoor een S&O-verklaring is af-gegeven. De kosten die voor RDA in aanmerking komen, zijn kosten gemaakt na 1 januari 2012 en die zijn betaald voor realisatie van eigen S&O-werk. Als uitgaven voor RDA komt in aanmerking hetgeen is betaald voor de ver-werving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen. Deze middelen moeten dienstbaar zijn aan het eigen S&O-werk, mogen niet eerder zijn gebruikt en de betaling moet op de belastingplichtige drukken. Niet van toepas-sing op RDA zijn onder andere kosten van uitbesteed on-derzoek, inhuur van arbeid, financieringskosten en kos-ten van grondverwerving of verbetering. Uitgaven die in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA), komen niet voor RDA in aanmerking.Oplettendheid is geboden bij verbonden vennootschap-pen die bedrijfsmiddelen onderling ter beschikking stel-len en die kosten maken waar onderlinge rechtsverhou-dingen aan ten grondslag liggen. Als een van deze vennootschappen een RDA-beschikking aanvraagt, wordt voor de RDA rekening gehouden met de kosten en uitgaven zoals deze door onafhankelijke derden zouden zijn gemaakt (het bekende at-arm’s-length principe).In 2012 bedraagt de RDA 40% van de goedgekeurde RDA-kosten/uitgaven. Als in een tijdvak een S&O-verklaring is afgegeven met hierin niet meer dan 150 S&O uren per kalendermaand, bedraagt de aftrek € 15 maal het aantal erkende S&O-uren, tenzij kan worden aangetoond dat de som van RDA-kosten en -uitgaven meer dan € 50.000 bedraagt. In het laatste geval bedraagt de RDA weer 40% van de goedgekeurde RDA-kosten/uitgaven.

Aanvragen en bezwaar WBSO en RDADe aanvraag voor zowel de WBSO als RDA wordt elektro-nisch ingediend bij het Agentschap en minimaal één ka-lendermaand voor aanvang van de speur- en ontwikke-lingswerkzaamheden. Het is gedurende het hele kalenderjaar mogelijk om een aanvraag voor de WBSO in te dienen. Het verdient aanbeveling de handleiding goed door te nemen. Een van de randvoorwaarden is dat er een projectadministratie wordt ingericht en bijgehouden. Hier kan de klant in worden bijgestaan door zijn advi-seur. Vanaf 1 mei 2012 kan de gecombineerde WBSO-RDA-aanvraag elektronisch worden ingediend bij Agent-schapNL.Voor fiscalisten is deze regeling nogal een vreemde eend in de bijt. Immers, de aanvraag en de afhandeling lopen via het ‘actieve’ Agentschap, terwijl de Belastingdienst de ‘passieve’ uitvoerder is. Het is daarom ook niet onlo-gisch dat bezwaarschriften tegen een (gedeeltelijke) af-wijzing van de aanvraag gemotiveerd moeten worden in-gediend bij het Agentschap, binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak op de aanvraag. Is de uit-komst van het bezwaar niet naar wens, dan kan nog be-roep worden aangetekend bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, en wel binnen zes weken na dag-tekening van de uitspraak op het bezwaarschrift.

InnovatieboxDe regeling van de innovatiebox is opgenomen in art. 12b Wet Vpb 1969. Vereisten om voor de innovatiebox in aan-merking te komen zijn, kort samengevat:n belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelas-

ting;n de belastingplichtige heeft een immaterieel activum

voortgebracht waarvoor een octrooi is verleend of waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven (S&O-acti-vum);

n de voordelen uit dit activum vinden voor 30% of meer hun oorzaak in de aan de belastingplichtige verleende octrooien of het S&O-activum;

n de belastingplichtige kiest in de aangifte vennoot-schapsbelasting voor het in aanmerking nemen van de voordelen uit het activum met ingang van dat jaar.

Met de RDA-regeling worden meer kosten en uitgaven aangemerkt als

S&O-aftrekbare kosten

AgentschapNL is het adres voor aanvraag en afhandeling van WBSO

en RDA, alsook voor eventuele bezwaarschriften

Page 24: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n Duurzaam en groen

24 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Let op: voortgebrachte logo’s, merken en vergelijkbare vermogensbestanddelen vallen niet onder de innovatie-box. Interessant is dat ook kwekersrechten worden aan-gemerkt als octrooien voor deze regeling. Kwekersrecht wordt toegekend aan degene die een ras door eigen kweekarbeid heeft gekweekt of ontwikkeld. In Neder-land houden ongeveer 100 bedrijven zich bezig met de ontwikkeling van plantenrassen. Jaarlijks worden onge-veer 2000 kwekersrechten aangevraagd.3

Alle nettovoordelen uit hoofde van immateriële vaste ac-tiva waarop de octrooien betrekking hebben of waarop het S&O-activum betrekking heeft, vallen onder de in-novatiebox. Deze worden in de vennootschapsbelasting, boven een bepaalde drempel, in aanmerking genomen voor 5/25 deel. En daarmee worden ze effectief belast te-gen een tarief tussen de 4 en 5%. Opbrengsten uit de pe-riode voordat het octrooi is verleend, komen niet in aan-

merking voor de innovatiebox, tenzij het activum al als een S&O-activum was aangemerkt. De eerdergenoemde drempel bestaat uit de nog in te lopen voortbrengings-kosten – kosten die al eerder ten laste van het resultaat

zijn gebracht – en wordt vastgesteld in overleg met de Belastingdienst. Het goed labelen van de kosten is zeer belangrijk. Hiermee kan fiscaal voordeel worden behaald en kunnen langdurige discussies met de Belastingdienst worden voorkomen. Gelukkig heeft de Belastingdienst specifiek voor innovatieboxgerelateerde problematiek een lijst met contactpersonen per regio opgesteld.4

BezwaarMakkelijker kunnen we het niet maken en daarom gaat de bezwaar- en beroepsprocedure met betrekking tot de innovatiebox wel via de Belastingdienst en de rechtbank en niet via het Agentschap.

S&O-verklaringHet mag duidelijk zijn dat de S&O-verklaring een crucia-le schakel vormt in het verkrijgen van afdrachtverminde-ring loonheffing op grond van de WBSO, de kostenaftrek op grond van de RDA-regeling en, wanneer geen sprake is van een verleend octrooi of kwekersrechten, voor de in-novatiebox op grond van art. 12b Wet Vpb 1969. Het is daarom zeer aan te raden om de Handleiding Wet Bevor-dering Speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) goed door te lezen.

Fiscaal voordeelBij winst voor belastingen kan er een fiscaal voordeel worden behaald. Voor startende bedrijven zijn de regelin-gen mooi, maar in de (verliesgevende) aanloopfase heb-

Voortgebrachte logo’s, merken en vergelijkbare vermogensbestanddelen vallen niet onder de innovatiebox

Page 25: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

25oktober 2012 | nummer 5 | het Register

ben ze daar weinig aan. De WBSO is de enige aftrek waar direct op belastingen een voordeel te behalen valt. Uiter-aard geldt dit alleen voor de loonbelasting en niet voor de premie werknemersverzekeringen.

De ‘groene’ auto‘This is as green as its gets’. Een gevleugelde uitspraak van een presentator in een spraakmakend autoprogram-ma waarbij super sports cars met exotische merknamen in, jawel, de oogverblindende kleur groen werden aange-prezen. De overheid heeft echter een andere kijk op ‘groen’ en heeft een aantal fiscale maatregelen in het le-ven geroepen om de burger en ondernemer te bewegen tot de aanschaf van schonere auto’s.

InvesteringsregelingenPersonenauto’s kwamen normaal gesproken niet in aan-merking voor de kleinschaligheidsaftrek (KIA) en/of de milieu-investeringsaftrek (MIA). Dit is in 2010 gewijzigd voor auto’s met geen of een zeer lage CO2-uitstoot. Om-dat de wetgever nu eenmaal graag wet- en regelgeving tijdens het lopende boekjaar pleegt te wijzigen, zijn hier-onder de twee staatjes te vinden met de nul- tot zeer lage emissie-eisen over de eerste en de tweede helft van het jaar 2012.

diesel andere brandstof

1 januari - 30 juni 2012

nulemissie 0 t/m 50 gr/km

zeer laag t/m 95 gr/km 50 t/m 110 gr/km

1 juli - 31 december 2012

nulemissie 0 t/m 50 gr/km

zeer laag t/m 91 gr/km 50 t/m 102 gr/km

Afhankelijk van het totale investeringsbedrag is de hoogste aftrek 28% van het investeringsbedrag in de KIA-tabel (eerste schijf € 2300 tot € 55.248).5 De KIA mag samenvallen met de MIA. Kijken we naar de nule-missieauto, dan is de MIA daar ook op van toepassing. In de brochure milieulijst van het Agentschap zijn on-der de code F5070 de volledig elektrische (of plug-in hybride) personen- en bedrijfsauto’s te vinden waar-van de CO2-uitstoot minder bedraagt dan 50 gr/km.6 Onder deze code kunnen de auto’s worden gemeld bij het digitale loket van het Agentschap. De code F heeft twee betekenissen. Hij staat voor 36% van het investe-ringsbedrag dat in aftrek van de winst mag worden ge-bracht en voor het feit dat het bedrijfsmiddel in aan-merking komt voor de versnelde (willekeurige) afschrijving (VAMIL). Van het geïnvesteerde bedrag mag maximaal 75% versneld worden afgeschreven. Met name de plug-in hybride auto’s zijn interessant, omdat deze kunnen opladen in het stopcontact, maar tevens beschikken over een kleine brandstofmotor voor ondersteunende taken. Hiermee wordt wat meer

zekerheid geboden dat bij langere ritten de bestem-ming wordt bereikt.Auto’s die niet onder de MIA vallen, maar waarop wel versneld mag worden afgeschreven, zijn te vinden onder de code C5076 en C5079. De eerste staat voor zeer zuini-ge personenauto’s. Daarmee worden auto’s bedoeld met benzinemotor of hybride aandrijving waarvan de uitstoot lager is dan 91 gr/km (diesel) en 102 gr/km (andere brandstof). Bij deze auto’s verdient het aanbeveling om goed op de emissie te letten; bij minder dan 50 gr/km is de ruimere code F5070 te gebruiken! Aardgasauto’s voor zakelijk vervoer van goederen of personen kunnen ook aantrekkelijk zijn. Hiervoor is de code C5079 beschik-baar (niet voor vrachtwagens).

Vanaf 2012 worden de investeringen voor de MIA niet meer op papier bij de Belastingdienst ingediend, maar di-gitaal via het e-loket van AgentschapNL. Voor de MIA en VAMIL is een bepaald budget beschikbaar en dit betekent dat de regeling elk jaar ophoudt als het budget op is. Het verdient dan ook aanbeveling om aanvragen zo vroeg mogelijk in te dienen.

MotorrijtuigenbelastingDe motorrijtuigenbelasting (MRB) – ook wel aangeduid als wegenbelasting – die tot en met 2012 werd geheven voor personenauto’s, was vooral afhankelijk van het ge-wicht, de brandstof die het voertuig gebruikte, hoe mi-lieuvervuilend het voertuig was en in welke provincie de houder was gevestigd. Dit blijft vooralsnog zo.De vrijstelling voor de MRB voor zeer zuinige auto’s ver-valt met ingang van 1 januari 2014. Dit geldt voor zowel nieuwe als bestaande personenauto’s. Tot 1 januari 2014 gelden de huidige vrijstellingsgrenzen, dat wil zeggen, benzineauto’s met een CO2-uitstoot tot 110 gr/km en die-selauto’s tot 95 gr/km. De nulemissieauto’s – personen-auto’s met minder dan 50 gr/km CO2-uitstoot – hebben een vrijstelling tot 1 januari 2016.

Belasting van personenauto’s en motorrijwielenDe Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) is een belasting over de catalogusprijs van de auto. Sinds 2010 is er een differentiatie ontstaan tussen de be-lasting over de catalogusprijs (minus benzinekorting en plus dieseltoeslag) en de CO2-uitstoot. Het doel van de overheid is om per 1 januari 2015 geen verschil meer te maken tussen een benzine- of dieselauto en de BPM al-leen te berekenen over de CO2-uitstoot. Schonere auto’s worden goedkoper en meer vervuilende auto’s worden duurder. Per saldo wordt de BPM natuurlijk niet minder.De BPM-tabel wordt er daarmee niet eenvoudiger op. Tot 1 juli 2012 ging de CO2-uitstoot over drie en daarna over

Vanaf 2012 worden de investeringen voor de MIA digitaal via het e-loket van

AgentschapNL ingediend

Page 26: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n Duurzaam en groen

26 het Register | oktober 2012 | nummer 5

vier schijven. De omvang van deze schijven (gr/km CO2) is veranderd en ook het tarief per schijf (euro per gram CO2). Tevens is de vaste dieseltoeslag vervallen en ver-vangen door een CO2-afhankelijke toeslag van € 40,68 per gram CO2 boven de 70 gr/km. Ook zijn de vrijgestelde CO2-grenzen voor benzine en diesel veranderd naar res-pectievelijk 102 en 91 gr/km.De overheid heeft gekozen voor CO2-uitstoot als stu-ringsmechanisme om het Nederlandse wagenpark te ‘vergroenen’. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met de eisen van de EU op het gebied van de CO2-uitstoot. De eerste EU-peildatum is in 2015. Toch is er qua zuinigheid van de auto in de loop der tijd best wel wat bereikt. Maar helaas is de winst tenietgegaan door luxere, grotere au-to’s en strengere veiligheidseisen. De auto blijft zo toch een mooie cash cow voor de overheid. Daar valt misschien nog mee te leven, ware het niet dat het voor de auto-in-dustrie knap lastig is om de productie af te stemmen op het voortdurende ad-hocbeleid. Dit laatste is een veelge-hoorde klacht van autodealers, die twijfelende klanten zien die hun beslissing blijven uitstellen. Ondernemers zijn nu eenmaal gebaat bij een stabiel overheidsbeleid, want dat maakt dat ze op een verantwoorde wijze grote investeringsbeslissingen kunnen nemen.

Voor bedrijven die hun wagenpark willen vervangen, zijn de fiscale faciliteiten aantrekkelijk. Bij een goede inven-tarisatie van de behoeften kunnen ze veel voordeel ople-veren. Leerzaam is het boekje ‘Keuzegids Elektrisch au-torijden’.7 Hierin wordt veel uit de doeken gedaan over de diverse vormen van (half) elektrisch rijden, de voor- en nadelen en, niet onbelangrijk, de ervaringen met elek-trisch rijden.

De bijtellingDe bijtelling voor de ter beschikking gestelde auto is zo langzamerhand een draak van een regeling. Nulemissie- en zeer lage CO2-uitstootauto’s hebben een bijtelling van 0%, respectievelijk 14%. Er is een overgangsregeling voor bestaande leasecontracten van werknemers van wie de auto’s door de aangescherpte norm per 1 juli jl. naar de ca-tegorie 20 of 25% zouden opschuiven. Grofweg houdt dit

in dat, wanneer het kenteken voor 1 juli 2012 op naam is gesteld, de auto het bijtellingspercentage behoudt dat van toepassing was op 30 juni 2012, totdat de auto een andere eigenaar en berijder krijgt. In dit laatste geval is de periode gemaximeerd tot 1 juli 2017. Tenaamstelling na 1 juli 2012 betekent dat het op dat moment geldende bijtellingspercentage maximaal 60 maanden vanaf de da-tum tenaamstelling behouden blijft.De bijtelling voor auto’s met minder dan 50 gr/km uit-stoot wijzigt niet per 1 juli 2012, maar met ingang van 1 januari 2014. Ze wordt dan 7%. Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving is er met terugwerkende kracht voor de periode 1 januari 2012 tot januari 2013 een nihilbijtel-ling voor privégebruik van dieselauto’s met minder dan 51 gr/km.8

Voor veel berijders van een leaseauto zal de bijtelling een issue gaan worden, omdat in het Lenteakkoord – dat gezien zijn inhoud eigenlijk wat te vrolijk klinkt – is op-genomen dat per 1 januari 2013 de woon-werkkilome-ters niet meer als zakelijk worden aangemerkt. Ook hier weer een overgangsregeling voor ondernemers en werk-nemers die woon-werkverkeer hebben, minder dan 500 km per jaar privé rijden en waarbij de auto voor 25 mei 2012 is aangeschaft of geleaset. De verklaring geen pri-végebruik zal misschien wel in de prullenbak gaan, ten-zij men naast het werk woont. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd; na de verkiezingen kan alles nog veranderen voor een komende kabinetsperiode van ge-middeld twee jaar.

ConclusieDe wet- en regelgeving rond de auto kan een aardig fis-caal voordeel opleveren voor de klant. Inventarisatie van de behoeften van de klant is geen overbodige luxe, gezien de verscheidenheid in het aanbod van (half) elektrische auto’s met alle (fiscale) voor- en nadelen. Support van de overheid in verantwoord en duurzaam ondernemen zou welkom zijn en tot uitdrukking moeten komen in stabiel beleid. Dit geldt ook voor de andere in dit artikel bespro-ken regelingen. De grote vraag is natuurlijk hoe een nieuw kabinet met deze faciliteiten omgaat. <<<

Noten1 WBSO evaluatie 2006-2010, Effecten, doelgroepbereik en uitvoe-

ring, drs. W.H.J. Verhoeven, dr. A.J. van Stel en drs. N.G.L. Timmer-

mans, Zoetermeer, februari 2012.

2 De RDA-regeling is te vinden onder art. 3.52a Wet IB 2001 en in

het Besluit RDA.

3 Zie www.agentschapnl.nl, zoek op kwekersrecht.

4 www.belastingdienst.nl, zoek op innovatiebox.

5 Art. 3.41 Wet IB 2001.

6 www.agentschapnl.nl, brochure Milieulijst 2012.

7 André van Woerkom en Auke Hoekstra, Keuzegids Elektrisch au-

torijden, 2012, ISBN 978 94 90848 484, ook als e-book verkrijg-

baar.

8 Besluit van 6 juli 2012, nr. BLKB2012/729M.

De overheid heeft gekozen voor CO2-uitstoot als sturings-mechanisme om het Nederlandse wagenpark te ‘vergroenen’

Voor veel berijders van een leaseauto zal de bijtelling een issue gaan worden

Page 27: Het Register nr. 5 - 2012

Erf- en schenkbelasting■ �Keuze WOZ-waarde erfbelasting ook voor 2010 en 2011 27

Formeel belastingrecht■ �Verzuimboete te late aangifte Vpb verminderd 27■ �Hoge Raad wil beleid voor vergoeding taxatiekosten 28

WOZ-zaken■ �Doorsturen onvoldoende voor avas 28

Inkomstenbelasting■ �Lening aan toekomstig aandeelhouder onzakelijk 28

Loonbelasting■ �Buitenlandse tandartsen tellen mee voor schaarstecriterium 29■ �Geen bestelauto uitsluitend voor goederenvervoer 29

Omzetbelasting■ �Verbrandingsmotor niet te vergelijken met elektrische motor 29■ �Bij overgang algemeenheid van goederen herzienings-btw 30

over heel boekjaar■ �Besluit over privégebruik auto en toepassing BUA geactualiseerd 30

Overdrachtsbelasting■ �Geen 2% overdrachtsbelasting voor grond nieuwbouwwoning 30

Erf- en schenkbelasting

27oktober 2012 | nummer 5 | het Register

2012/49 Keuze WOZ-waarde erf-belasting ook voor 2010 en 2011Vanaf 1 januari 2012 kunnen erfgenamen van woningen kiezen welke WOZ-waarde ze opgeven in de aangifte erfbelasting: de WOZ-waarde van het lopende jaar of die van het jaar daarop. Voor de jaren 2010 en 2011 is die keuzemogelijkheid echter niet gegeven, zodat voor die jaren de WOZ-waarde wordt bepaald naar de peilda-tum 1 januari van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Bij een dalende huizenmarkt moet daarom in de erfbelasting voor genoem-de jaren wellicht een hogere WOZ-waarde worden aangegeven dan de werkelijke waarde van de woning op de overlijdensdatum.Rechtbank Haarlem besliste in een procedure waarbij een man op 6 april 2010 was overleden. De WOZ-waarde voor 2010 bedroeg € 840.000 met waardepeildatum 1 januari 2009 en die voor 2011 € 762.500 met waardepeildatum 1 januari 2010. Deze laatste waar-depeildatum lag volgens de erfgenamen veel dichter bij de datum van overlijden van hun vader dan die van 1 januari 2009. Voor de erfbelasting moest daarom met deze lagere waarde rekening wor-den gehouden. De rechtbank stelde vast dat de WOZ-waarde van de woning tus-sen beide peildata met € 77.500 was gedaald. Daardoor werd bij elk van de twee erfgenamen € 38.750 meer in de erfbelasting betrok-ken dan ze daadwerkelijk aan erfenis hadden verkregen. Dat kost-te hun € 3836 en dat was zowel absoluut als relatief gezien een zware last. De waardering van de woning naar de waardepeildatum 1 januari 2009 leidde volgens de rechtbank tot een strijdige buiten-sporige last, die kon worden opgeheven door aan te sluiten bij de door de wetgever vanaf het jaar 2012 ingevoerde wetgeving. Op grond daarvan moest de WOZ-waarde naar de peildatum 1 januari 2010 en niet die van 1 januari 2009 in aanmerking worden geno-men.De inspecteur is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. Kort daarvoor had Rechtbank Den Haag in een identieke zaak heel an-ders beslist. Die meende dat de inspecteur de waarde van de woning correct had toegepast door uit te gaan van de WOZ-waarde in het

jaar van overlijden (30 oktober 2010) en dus met waardepeildatum 1 januari 2009. Dit ondanks het feit dat die peildatum ruim vóór de overlijdensdatum lag.

■ �Rechtbank Haarlem 2 juli 2012, nr. 11/5838, LJN: BX0869 en Rechtbank Den Haag 6 juni 2012,

nr. 12/1847, LJN: BX2862

Formeel belastingrecht

2012/50 Verzuimboete te late aangifte Vpb verminderdEen dga bezat middellijk en onmiddellijk de aandelen van vijf bv’s. Geen van deze bv’s diende haar aangifte vennootschapsbelasting 2009 in, waarna de inspecteur elke bv een herinnering en vervol-gens een aanmaning stuurde. In november 2010 dienden de bv’s alsnog hun aangiften in, waarna de inspecteur hen in december 2010 een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting oplegde. Daarbij legde hij elke bv tevens een verzuimboete van € 2460 op wegens het niet tijdig doen van aangifte.Een van de bv’s ging hiertegen in beroep. En met succes, want Rechtbank Den Haag besliste dat de boete moest worden gematigd tot € 500 omdat de bv een fiscale eenheid voor de vennootschaps-belasting had kunnen aangaan. In dat geval zou slechts één boete zijn opgelegd. Dat de bv’s in werkelijkheid geen fiscale eenheid wa-ren aangegaan, was volgens de rechtbank niet relevant.De inspecteur was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep. Hof Den Haag stelde vast dat de bv’s in totaal voor € 12.300 aan ver-zuimboeten was opgelegd. Het oordeelde dat de inspecteur bij het opleggen van de boete rekening had moeten houden met feiten en omstandigheden die aanleiding konden geven tot het opleggen van een lagere boete dan waartoe hij op grond van het Besluit Bestuur-lijke Boeten Belastingdienst gerechtigd was. De dga van de vijf bv’s bezat direct of indirect 100% van de aandelen in deze bv’s en ver-

Jurisprudentie en wetgeving

Page 28: Het Register nr. 5 - 2012

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

28 het Register | oktober 2012 | nummer 5

zorgde daarvoor ook de aangifte. Daardoor was er een complex van handelingen die de dga en de door hem beheerste bv’s gezamenlijk hadden verricht. Verder drukten de aan deze bv’s opgelegde ver-zuimboeten indirect geheel op het vermogen van de dga. De aan de bv opgelegde verzuimboete van € 2460 was daarom disproportio-neel, in verhouding tot de ernst van de gedraging. Een boete van € 500 vond het hof passend en geboden en daarmee was het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

■ Hof Den Haag 12 juni 2012, nr. 11/00679, LJN: BV2226

2012/51 Hoge Raad wil beleid voor vergoeding taxatiekosten WOZ-zakenOp 13 juli 2012 besliste de Hoge Raad in een zaak over de vergoeding van taxatiekosten in een WOZ-zaak. De werkzaamheden die een taxateur verricht in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure over de WOZ-waarde zijn volgens de Hoge Raad in het algemeen niet van wetenschappelijke aard, maar moeten wel worden aangemerkt als werkzaamheden van bijzondere aard in de zin van art. 6 Besluit tarieven in strafzaken 2003. De hoogte van de vergoeding van de kosten voor een taxatieverslag geeft in de praktijk vaak aanleiding tot procedures. De Hoge Raad gaf in het arrest de gerechtshoven en de rechtbanken daarom min of meer opdracht om beleid te ontwik-kelen voor een uniforme toepassing van de te hanteren uurtarieven. Daarbij moet de aard van de te taxeren objecten het uitgangspunt zijn. Het maximale uurtarief is volgens de Hoge Raad pas aan de orde als het object van dien aard is dat de taxatie daarvan zeer complex is.Naar aanleiding van dit arrest heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de richtlijnen voor verzoeken om vergoeding van kosten in bezwaar en beroep in WOZ-zaken aangepast en aan-gevuld. Hieruit blijkt onder meer dat de vergoeding van kosten van een deskundige (taxateur) is verhoogd. Volgens de VNG geldt het maximumuurtarief (€ 81,23) alleen als de taxatie van de onroeren-de zaak zeer complex is. Een uurtarief van € 50 inclusief btw voor een woning wordt redelijk gevonden, net als een uurtarief van € 65 exclusief btw voor een kantoorpand. Verder komen de kosten van een deskundigenrapport niet in aanmerking voor vergoeding als de gemachtigde in dezelfde zaak ook optreedt als deskundige. De VNG keurt goed dat gemeenten voortaan een proceskostenvergoeding ook aan een gemachtigde kunnen betalen. Ook is de regeling voor het bepalen van de wegingsfactor uitgebreid. In de categorie zeer lichte zaken zijn de zaken toegevoegd die gaan over een verkeerde tenaamstelling, adresaanduiding of belanghebbende, en over een verkoopcijfer van het object zelf dat vlak voor of na de waardepeil-datum is gebouwd. Daarnaast wordt een zaak aangemerkt als ‘zeer licht’ als het gaat om een pro-formabezwaarschrift zonder aanvul-ling of als het bezwaarschrift summier is gemotiveerd.

■ �Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 11/04133 en nr. 11/02035, LJN: BX0919 en BX0904, Vereniging van

Nederlandse Gemeenten 27 juli 2012

2012/52 Doorsturen onvoldoende voor avasBij elke belastingadviseur gaat er jaarlijks wel iets mis bij de uitstel-regeling. Cliënten komen te laat met de aangiftebrief waardoor de

aangifte niet meer tijdig kan worden aangemeld voor de uitstelre-geling, er is een boekjaar gewijzigd of een aangifte is simpelweg tussen wal en schip gevallen. Meestal kan dit wel worden gecorri-geerd, en als dat niet kan, wordt doorgaans nog wel uitstel verleend, zij het korter dan voor de beconregeling geldt. Als de Belasting-dienst een herinnering en/of aanmaning heeft gestuurd, is het in ieder geval te laat om nog uitstel te vragen. De vraag kan zich dan voordoen wiens schuld dat is.Rechtbank Breda besliste in een procedure waarbij een vrouw haar adviseur begin juni 2010 een herinnering tot het doen van aangifte stuurde, waarin stond dat ze haar aangifte over 2009 moest indie-nen vóór 17 juni 2010. De belastingadviseur ondernam blijkbaar geen actie, want een paar maanden later volgde een aanmaning waarin stond dat de aangifte vóór 7 september 2010 moest zijn in-gediend. Ook deze aanmaning stuurde ze door naar haar adviseur, maar opnieuw ondernam deze geen actie.Eind van het liedje was natuurlijk dat de inspecteur op 31 augustus 2011 een ambtshalve aanslag oplegde met een verzuimboete van € 226. De vrouw maakte uiteindelijk zelf bezwaar en diende alsnog zelf haar aangifte in. Daarop werd de aanslag verminderd, maar de verzuimboete bleef in stand. Rechtbank Breda vond dat terecht, om-dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van afwe-zigheid van alle schuld (avas). Ze had er namelijk niet alles aan ge-daan om ervoor te zorgen dat haar aangifte tijdig werd ingediend. Het enkel toezenden van de herinnering en de aanmaning aan de be-lastingadviseur was onvoldoende. De vrouw had verder geen corres-pondentie of overleg met haar belastingadviseur gehad, zodat de rechtbank besliste dat een boete van € 226 passend en geboden was.

■ Rechtbank Breda 26 april 2012, nr. 11/5377, LJN: BX1338

Inkomstenbelasting

2012/53 Lening aan toekomstig aandeelhouder onzakelijkHof Amsterdam besliste recentelijk in een zaak waarin een lening werd verstrekt aan een vennootschap waarin de geldschieter op dat moment nog geen aandelen had. Een man had voorafgaand aan de verkrijging van een pakket aanmerkelijkbelangaandelen twee le-ningen verstrekt aan de bv waarin hij dat aanmerkelijk belang zou gaan verkrijgen. De ene was een 4%-converteerbare achtergestelde lening en de andere een gewone (niet-converteerbare) achterge-stelde geldlening met een rente van 7%. Na het verstrekken van de leningen verkreeg de man pas zijn aanmerkelijkbelangaandelen. Een paar jaar later bleek dat de bv de leningen niet kon aflossen. De man waardeerde de leningen af in box 1, onder de terbeschikking-stellingsregeling. De inspecteur was het daar niet mee eens omdat de leningen volgens hem onzakelijk waren.In hoger beroep verklaarde de aandeelhouder op de zitting bij het hof dat hij nooit aandeelhouder zou zijn geworden als hij de leningen niet had verstrekt. In de afspraken met de bv was een verdeling ge-maakt tussen een investering door middel van aandelenkapitaal en een investering door middel van leningen. Nu is er sprake van een onzakelijke lening als een schuldeiser een debiteurenrisico aanvaardt met de bedoeling zijn belang als aandeelhouder te dienen. En uit de verklaring op de zitting volgde dat de toegekende aandelen een com-

Page 29: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

29oktober 2012 | nummer 5 | het Register

pensatie vormden voor de relatief lage rentevergoeding. Dit, in sa-menhang met de intentieovereenkomst, leidde er volgens het hof toe dat de investeringen als crediteur en de investering als (toekom-stig) aandeelhouder niet los van elkaar konden worden gezien, zodat sprake was van een ‘package deal’. In deze deal werd het debiteuren-risico op de verstrekte lening gecompenseerd door de verkrijging van een aandelenbelang. De man had kennelijk genoegen genomen met een hoog debiteurenrisico omdat hij ook aandeelhouder werd. En daardoor was er inderdaad sprake van een onzakelijke lening.

■ Hof Amsterdam 19 juli 2012, nr. 11/00311, LJN: BX6098

Loonbelasting

2012/54 Buitenlandse tandartsen tellen mee voor schaarstecriteriumDe 30%-regeling voor uit het buitenland komende ‘kenniswerkers’ is op 1 januari 2012 ingrijpend aangepast en verscherpt. Wil de inge-komen werknemer gebruik kunnen maken van de 30%-regeling, dan moet hij beschikken over specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars aanwezig is. Per 1 januari 2012 is dit schaarstecriterium ingevuld met een salarisnorm. Er is sprake van een schaarse specifieke deskundigheid als de werknemer een fiscaal loon heeft van € 35.000 (exclusief de vergoeding) of meer. Voor wetenschappers geldt een lagere salarisnorm: als de werkne-mer een afgeronde masteropleiding heeft en 29 jaar of jonger is, geldt een inkomenscriterium van € 26.605.In de meeste gevallen wordt niet meer specifiek op schaarste ge-toetst. Dit gebeurt alleen nog wanneer (bijna) een gehele beroeps-groep boven de salarisnorm uitkomt. Rechtbank Arnhem besliste in een procedure ten aanzien van de oude 30%-regeling, maar ook on-der de aangescherpte regeling kan zich deze situatie voordoen. De zaak betrof een Duitse tandarts die in april 2006 in Nederland ging werken. De 30%-regeling was op hem van toepassing met ingang van 1 november 2006. In 2006, 2008 en 2010 veranderde hij van werkgever en daarbij werd steeds de 30%-regeling voortgezet. In mei 2011 wisselde hij weer van werkgever en verzocht opnieuw om toepassing van de 30%-regeling. Deze keer werd de regeling hem echter ontzegd, omdat er volgens de inspecteur geen sprake meer was van schaarste van tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt.Rechtbank Arnhem was het met de inspecteur eens dat voor het be-palen of er een schaarste is op de Nederlandse arbeidsmarkt, alle in Nederland aanwezige buitenlandse tandartsen meetellen die wel zijn aangemerkt als ingekomen werknemer en eventueel al gebruikma-ken van de 30%-regeling. Zou deze groep niet meetellen, dan zou de situatie kunnen ontstaan dat theoretisch en rekenkundig wel sprake is van schaarste, terwijl er in de praktijk juist geen schaarste (meer) is. Uit onder meer brieven van de Nederlandse Maatschappij ter be-vordering der Tandheelkunde (NMT) en de minister van Volksge-zondheid, Welzijn en Sport bleek dat in 2011 geen sprake (meer) was van schaarste aan tandartsen. Ook lokale schaarste is geen reden om de 30%-regeling van toepassing te verklaren, omdat het gaat om schaarste op de gehele Nederlandse arbeidsmarkt. De inspecteur had volgens de rechtbank dan ook terecht de 30%-regeling geweigerd.

■ Rechtbank Arnhem 23 augustus 2012, nr. 11/4814, LJN: BX5211

2012/55 Geen bestelauto uitsluitend voor goederenvervoerDe forfaitaire bijtelling voor het privégebruik van een bestelauto hoeft niet plaats te vinden als een bestelauto door zijn aard of in-richting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor goede-renvervoer. De Hoge Raad besliste op 29 mei 2009 dat de aanwezig-heid van een passagiersstoel in een bestelauto er niet automatisch toe leidt dat de bestelauto geschikt is voor personenvervoer. Is de passagiersstoel vervuild of om een andere reden ongeschikt voor personenvervoer, dan staat toch de functie van goederenvervoer voorop.Hof Amsterdam besliste onlangs in een zaak van een man die een bloemen- en plantenzaak had en daarvoor een bestelauto gebruikte die naast de bestuurdersstoel een passagiersstoel had. De partner van de man ging altijd mee naar veilingen om aanwijzingen te ge-ven over het kopen van producten. De man had daarvoor zelf on-voldoende kennis en kunde. In de laadruimte konden planten en bloemstukken worden opgeslagen. De man vond dat zijn bestelau-to naar zijn aard en inrichting uitsluitend geschikt was voor het vervoer van goederen. Het hof was het daar echter niet mee eens. De passagiersstoel was niet door vervuiling of om een andere reden niet of niet meer geschikt voor het vervoer van personen. Ook was de bestelauto niet zodanig vervuild of anderszins ongeschikt dat personenvervoer niet mogelijk was. Dat de partner van de man van-wege haar deskundigheid mee ging naar veilingen, betekende niet dat de bestelauto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend ge-schikt was voor het vervoer van goederen. Een en ander moet ob-jectief worden benaderd aan de hand van de aard en/of inrichting van die auto.

■ Hof Amsterdam 9 augustus 2012, nr. 11/00627, LJN: BX6090

Omzetbelasting

2012/56 Verbrandingsmotor niet te vergelijken met elektrische motor Op 9 februari 2009 (nr. CPP2009/109M) keurde de staatssecretaris van Financiën goed dat voor het bepalen van de btw-correctie voor het privégebruik van de auto door de werknemer kan worden uitge-gaan van de forfaitaire regeling voor de bijtelling voor privégebruik in de loon- en inkomstenbelasting. De verschuldigde btw bedraagt dan 12% van die bijtelling. Op 1 juni 2011 besliste Rechtbank Haar-lem echter dat de wetgever voor de btw-correctie geen onderscheid mag maken tussen zuinige en onzuinige auto’s (nr. 09/3866, LJN: BQ8237). Het ministerie kwam daarna met een goedkeuring (14 juni 2011, nr. DV/2011/307U en 17 juni 2011, nr. DV2011/318). Als gevolg van die goedkeuringen hoeft de btw-correctie niet plaats te vinden over 25% van de cataloguswaarde, maar mag worden uitge-gaan van 12% van het bijtellingspercentage dat geldt voor zuinige auto’s. Aldus bedraagt de btw-correctie 12% van 14% van de catalo-guswaarde. Voor de heffing van btw over het privégebruik van een auto maakt het immers niet uit of gebruik wordt gemaakt van een zuinige of een onzuinige auto.De praktijk houdt zich sindsdien bezig met de vraag of voor de btw-correctie wellicht ook kan worden uitgegaan van 0% van de catalo-

Page 30: Het Register nr. 5 - 2012

Jurisprudentie en wetgevingn n n n n

30 het Register | oktober 2012 | nummer 5

guswaarde, het percentage dat geldt voor elektrische auto’s. Recht-bank Breda is de eerste rechtbank die op deze vraag besliste, waarbij ze een interessante motivering gaf voor het niet accepteren van een btw-correctie over 0%. Het stond vast dat de door het uitzend-bureau in kwestie ter beschikking gestelde auto’s geen milieuvrien-delijke auto’s waren in de zin van het besluit van 9 februari 2009. Op grond van het gelijkheidsbeginsel mocht het daarom van de rechtbank de btw-correctie wel baseren op de bijtelling van 14%, maar had het geen recht op het 0%-tarief. Een auto met een ver-brandingsmotor is volgens haar namelijk onvoldoende vergelijkbaar met een auto met een elektrische motor.

■ Rechtbank Breda 15 juni 2012, nr. 11/3113, LJN: BX4254

2012/57 Bij overgang algemeenheid van goederen herzienings-btw over heel boekjaarEen bv maakte deel uit van de fiscale eenheid voor de btw. Op 12 de-cember 2007 verkreeg ze een gebouw van een cv, die het gebouw in 2003 had gekocht en de voorbelasting volledig in aftrek had ge-bracht. Met ingang van 1 januari 2007 verhuurde de cv een deel van het gebouw vrijgesteld van btw. Met betrekking tot de levering van het gebouw was art. 31 Wet OB van toepassing (thans art. 37; over-gang van een algemeenheid van goederen). De bv gaf over het tijdvak 1 oktober tot en met 31 december 2007 herzienings-btw aan over de periode van 12 december tot en met 31 december 2007. De inspec-teur was het daar niet mee eens en stelde dat de herzienings-btw niet tijdsgelang moest worden berekend, maar over het gehele jaar.Rechtbank Haarlem was het met de inspecteur eens dat art. 13, lid 2 Uitv.besch. OB er niet in voorzag dat in een geval als dit herziening van btw deels plaatsvond door de overdrager en deels door de over-nemer. De rechtbank leidde dit af uit het feit dat in genoemde be-paling werd gesproken van ‘een ondernemer’. Dat liet volgens haar niet de mogelijkheid open dat herziening plaatsvond door meer dan één ondernemer. Verder zag de herziening volgens de rechtbank op een geheel boekjaar en niet op delen daarvan. De herzienings-btw ontstond zowel in materiële als in formele zin bij het doen van de aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar (of het tijdstip waarop de btw uiterlijk had moeten worden voldaan). Uit de woor-den ‘geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de onderne-ming of een gedeelte daarvan heeft overgedragen’ leidde de recht-bank af dat de regelgever voor ogen had gehad dat de herzienings-btw over het gehele boekjaar door de overnemer ver-schuldigd werd. Hof Amsterdam was het daarmee eens en bevestig-de de uitspraak van de rechtbank.

■ Hof Amsterdam 5 juli 2012, nr. 11/00918, LJN: BX1552

2012/58 Besluit over privégebruik auto en toepassing BUA geactuali-seerdDe staatssecretaris heeft een geactualiseerde versie uitgebracht van een besluit van 20 december 2011 (nr. BLKB/2011/2560M) over de heffing van btw over het privégebruik van de auto en de toepassing van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA). Het be-

sluit bevat onder meer een uitbreiding van de mogelijkheid om het verlaagde forfait te hanteren nadat een auto vijf jaar – inclusief het jaar van ingebruikneming – in de onderneming is gebruikt. Verder bevat het een verduidelijking voor het geval de vergoeding voor het ter beschikking stellen van een auto moet worden bepaald volgens de normale waarde. Toepassing van de normale waarde betekent dat moet worden vastgesteld welk bedrag de ondernemer ‘in de markt’ zou moeten betalen om de auto voor privédoeleinden in ge-bruik te kunnen geven aan bijvoorbeeld een werknemer.De normale waardeberekening kan op praktische problemen stui-ten omdat de marktconforme prijs niet altijd is vast te stellen. In verband met een redelijke wetstoepassing neemt de Belasting-dienst (alleen voor deze situatie) daarom het standpunt in dat voor het bepalen van de ‘normale waarde’ voor de desbetreffende auto kan worden uitgegaan van de bij de ondernemer voor die auto ge-maakte kosten en voor zover die kosten toerekenbaar zijn aan het privégebruik. Tot de kosten moeten afschrijvingskosten worden ge-rekend. Tot slot keurt de staatssecretaris goed dat de bpm-afschrij-vingstabel – die wordt gebruikt voor de berekening van de verschul-digde btw in geval van levering van gebruikte motorrijtuigen – zoals die gold op 30 juni 2012 nog tot en met 30 september 2012 mag worden toegepast.

■ Ministerie van Financiën 11 juli 2012, nr. BLKB2012/639M

Overdrachtsbelasting

2012/59 Geen 2% overdrachtsbelas-ting voor grond nieuwbouwwoningSinds 1 juli 2011 geldt voor de overdrachtsbelasting een tarief van 2% in plaats van 6% voor woningen. In eerste instantie was dit een tijdelijke regeling, maar als gevolg van het op 27 april 2012 gesloten Lenteakkoord is het tarief definitief vastgesteld op 2%. De regeling ziet niet op bedrijfspanden. De vraag is of bouwgrond waarop een nieuwe woning wordt gebouwd, ook in aanmerking komt voor het verlaagde tarief. In de aankoopprijs van een bestaande woning is immers ook grond begrepen, en over dit deel van de koopprijs is ook slechts 2% overdrachtsbelasting verschuldigd. Een tweede ge-dachtegang – en dat was de stelling van de belanghebbende in een procedure bij Rechtbank Arnhem – was dat het verlaagde tarief wel geldt in geval van koop van grond met een woning waarop na de sloop daarvan een nieuwe woning wordt gebouwd. Dit zijn volgens de rechtbank echter geen vergelijkbare gevallen.De verlaging van het tarief van de overdrachtsbelasting is bedoeld om de bestaande woningmarkt te stimuleren. Het kopen van een perceel grond waarop een nog te slopen woning staat, is niet te ver-gelijken met het kopen van een onbebouwd perceel grond dat be-doeld is voor het bouwen van een nieuwe woning. De bouw van een nieuwe woning op een onbebouwd stuk grond stimuleert volgens de rechtbank de bestaande woningmarkt niet op dezelfde manier als de koop van een bestaande woning die daarna wordt gesloopt. Het bouwen van een nieuwe woning zorgt er namelijk voor dat er meer woningen op de markt komen, wat bij het vervangen van een sloopwoning niet aan de orde is.

■ Rechtbank Arnhem 7 augustus 2012, nr. 11/5473, LJN: BX3580

Page 31: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n n

Wet

gevi

ngD

e st

and

van

zake

npe

r 20

sept

embe

r 201

2

■W

etsv

oors

tel +

MvT

TK

■Ve

rsla

g TK

■ No

ta n

.a.v

. ver

slag

TK

■ Ei

ndve

rsla

g TK

■Aa

ngen

omen

TK

■W

etsv

oors

tel E

K

■Vo

orlo

pig

vers

lag

EK

■ M

emor

ie v

an A

ntw

oord

EK

■Ei

ndve

rsla

g EK

■Aa

ngen

omen

EK

■St

aats

blad

■D

atum

inw

erki

ngtr

edin

g

BTW-constructies (on)roerende zaken 30 061 Bij KB

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB

Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 31 058 1-10-2012

Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht 32 426 1-10-2012

BTW-richtlijn factureringsregels 32 877 1-1-2013

Wet bankenbelasting 33 121 1-10-2012

Fiscale verzamelwet 2012 33 245 1-1-2013

Wijziging van de WIB 33 246 1-1-2013

Wet verlenging bijstand aan de Europese Commissie bij controles en verificaties ter plaatse 33 247 Dag na uitgifte Stb

Wet uitstel van betaling exitheffingen 33 262 1-1-2013

Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd 33 290 1-1-2013

Belastingplan 2013 33 402 1-1-2013

Overige fiscale maatregelen 2013 1-1-2013

Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer 1-1-2013

Wet herziening fiscale behandeling eigen woning 1-1-2013

Wet verhuurderheffing 1-1-2013

Wet elektronische registratie notariële akten 1-1-2013

31oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Page 32: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

32 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Per 1 januari 2010 is de Successiewet (SW) ingrij-pend gewijzigd. Een van de belangrijkste wijzi-gingen is die met betrekking tot de bedrijfsop-volgingsregeling (BOR). Sindsdien is de

verkrijging van een onderneming – zowel een IB- als een Vpb-onderneming – voor een groot deel vrijgesteld van de heffing van erfbelasting. Voor zover de waarde van die onderneming een bedrag van € 1.006.000 niet te boven gaat, is deze geheel vrijgesteld. Over 17% van het meerde-re dient wel erfbelasting te worden betaald.Art. 35c SW, waarin wordt aangegeven wat onder de ver-krijging van ondernemingsvermogen dient te worden verstaan, verwijst met betrekking tot het begrip onderne-ming naar art. 3.2 Wet IB 2001. Helaas geeft laatst-genoemd artikel geen nadere omschrijving van het begrip onderneming, zodat we het met de jurisprudentie en vak-literatuur moeten doen: ‘Een onderneming is een organi-satie van kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het maat-schappelijk verkeer met het oogmerk om winst te behalen.’ In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Successiewet heeft de staatssecretaris nog wel het volgende betoogd: ‘Aansluiting bij het materiële inko-mensbegrip in de inkomstenbelasting leidt ertoe dat meer duidelijkheid ontstaat over de vraag wanneer een ven-nootschap een onderneming drijft, omdat over de vraag of sprake is van een materiële onderneming in de inkomsten-belasting meer jurisprudentie voorhanden is dan in de vennootschapsbelasting.’1 Praktisch gezien komt het er evenwel op neer dat de bewijslast voor het zijn van onder-neming in de inkomstenbelasting vaak bij de Belasting-dienst zal liggen en in de vennootschapsbelasting bij de belastingplichtige. Hoe dan ook, in geval van een organisa-tie als hiervoor omschreven is er sprake van een onderne-ming en zal dus de BOR van toepassing zijn, ongeacht of deze onderneming in de IB- of Vpb-sfeer wordt gedreven. Art. 35c, lid 1, letter c SW verwijst immers voor wat betreft het begrip ‘onderneming’ naar art. 35c, lid 1, letter a SW.

Werken met vastgoed: onderneming of niet?

Henk PaantjensMr. H.J.L. Paantjens

FFP is estate plan-ner bij zijn eigen

adviesbureau €staplan te Elst

In Het Financieele Dagblad van 19 mei 2012 werd melding gemaakt van een ‘fors fiscaal risico voor erfgenamen van een vastgoed-bv’. Daarbij doet zich de vreemde situatie voor dat er bij vastgoed-bv’s eerder sprake zou zijn van een belegging dan wanneer de desbe-treffende persoon het vastgoed in privé zou bezitten.

In veel situaties zal het duidelijk zijn wanneer er sprake is van een onderneming. Als een bedrijf iets produceert en dat product op de markt brengt, zal dat al gauw het ge-val zijn. Anders ligt het bij de exploitatie van vastgoed. Beheer van vastgoed kan ook worden gezien als vermo-gensbeheer, met als gevolg belastingheffing in box 3 of, in geval van een bv, heffing in box 2. Daarnaast kan er ook heffing plaatsvinden als inkomen uit overige werk-zaamheden, en dan hebben we het over box 1.Het al dan niet exploiteren van een onderneming zal zich met name doen gevoelen als de aanmerkelijkbelanghou-der komt te overlijden: is er geen sprake van een door de bv geëxploiteerde onderneming, dan vindt 25% aanmerke-lijkbelangheffing plaats in de inkomstenbelasting,2 terwijl daarnaast tevens erfbelasting zal moeten worden betaald, oplopend van 10% tot maximaal 40% over het restant.In het hiernavolgende wordt bezien waar de scheidslijn ongeveer zou kunnen lopen tussen het al of niet exploi-teren van een onderneming. Overigens heeft de uit-spraak van Rechtbank Breda van 13 juli 2012 – voor zover deze in beroep en/of sprongcassatie in stand zou blijven – tot gevolg dat het voor de heffing van erfbelasting niet meer uitmaakt of er wel of geen sprake is van het exploi-teren van een onderneming.3 Het verschil voor de inkom-stenbelasting blijft dan echter nog wel in stand.

DefinitieHiervoor is reeds de algemeen aanvaarde definitie van een onderneming aangegeven. Uit de vakliteratuur en ju-risprudentie blijkt dat met name het criterium ‘arbeid’ aanleiding geeft tot de meeste problemen. Bij exploitatie van vastgoed zal aan de andere eisen van de definitie – kapitaal, deelname aan het maatschappelijk verkeer en het oogmerk om winst te behalen – al snel zijn voldaan. Het geschil zal zich dan ook vaak toespitsen op de door de ondernemer, dan wel door de hem van dienst zijnde personen, verrichte werkzaamheden.

Page 33: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

33oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Het uitgangspunt van de Belastingdienst is dat een vast-goed-bv niet als onderneming wordt gezien, evenals het vastgoedbezit van een privépersoon.4 Pas wanneer er meer werkzaamheden worden verricht dan voor een nor-maal vermogensbeheer gebruikelijk is, kan er sprake zijn van inkomsten uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming (voor de IB) of van een onderneming van de bv.De vragen die hierbij rijzen, spitsen zich zoals gezegd toe op het begrip arbeid. Wat is de aard of de omvang van de werkzaamheden? Worden externe deskundigen inge-schakeld? Wat is de aard van de aanvullende dienstverle-ning? Andere criteria waarop de discussie zich kan rich-ten, zijn onder meer: speculatie, de manier van financieren, de tijdsduur van het bezit en uitponding.

ArbeidIn een recente uitspraak heeft Rechtbank Den Haag be-paald dat het ‘bij het element arbeid niet alleen gaat om de arbeid van alleen de ondernemer, maar om alle arbeid die binnen en voor de organisatie wordt verricht, dus ook die van werknemers, aannemers, gevolmachtigden en anderen’.5 Wat was het geval? De belastingplichtige kocht panden in een slechte staat van onderhoud en knapte ze dan op, dan wel liet ze opknappen. Hij bezat twintig panden, die hij grotendeels financierde met ge-leend geld. Na het opknappen ging hij de panden meestal verhuren. De inspecteur stelde dat er sprake was van een ondernemersactiviteit, hetgeen hij baseerde op de om-standigheden: het aantal (verhuurde) panden, de mate waarin de panden waren gefinancierd met leningen en de omvang van de activiteiten in verband met het verhuren, onderhoud en calamiteiten.De rechtbank volgt de inspecteur: ‘Deze feiten en om-standigheden leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat er sprake was van een duurzame or-ganisatie van kapitaal en arbeid waarmee eiser (belas-tingplichtige) in het economisch verkeer beoogde winst te behalen.’ Het standpunt van eiser dat voor het ant-woord op de vraag of er sprake is van een dergelijke duur-zame organisatie van kapitaal en arbeid alleen de per-soonlijk verrichte arbeid in aanmerking dient te worden genomen, wordt door de rechtbank verworpen. De acti-viteiten die door de belastingplichtige werden ontplooid, gingen (ver) uit ‘boven de activiteiten die voor een nor-maal vermogensbeheer gebruikelijk en nodig zijn’.Deze uitspraak zou echter in strijd kunnen zijn met het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 1996, waarbij deze heeft aangegeven dat ‘voor de beantwoording van de vraag of de huuropbrengst van de panden voor belang-hebbende inkomsten uit vermogen vormde, slechts van belang is of aard en omvang van de door haar ter zake van de verhuur verrichte werkzaamheden, nadat de verbou-wing was voltooid, al dan niet meer hebben omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is’.6 In deze zaak had belanghebbende een aantal panden gekocht en ver-bouwd om geschikt te maken voor verhuur. De werk-zaamheden, na de verbouwing, bestonden uit het innen van de huren, het oplossen van problemen met huurders

en het schoonhouden van de hal, het trappenhuis en de keuken van een van de panden. Het hof had geoordeeld dat, ‘mede gelet op de aan de panden door de verbouwin-gen aangebrachte veranderingen van aard en inrichting, en op de omstandigheid dat de aankoop van de panden werd gefinancierd met een hypothecaire lening, belang-hebbende met de door haar ter zake van de verbouwing verrichte, omvangrijke arbeid beoogde voordelen uit de panden te behalen, welke het aan een belegger in zodani-ge zaken normaliter opkomend rendement te boven gaan en dat daaruit volgt dat de huuropbrengst van de panden niet kan worden gerekend tot de inkomsten uit vermo-

Volgens Rechtbank Den Haag gaat het om alle arbeid die binnen en voor de

organisatie wordt verricht

Page 34: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n Vastgoed

34 het Register | oktober 2012 | nummer 5

gen’. Er dient derhalve een beoordeling plaats te vinden van de werkzaamheden die betrekking hebben op de huuropbrengsten en niet van de werkzaamheden die eenmalig na de aankoop plaatsvinden om een pand ver-huurbaar te maken.

DunDe scheidslijn is erg dun. In zijn arrest van 17 augustus 1994 overwoog de Hoge Raad: ‘In een geval als het onder-havige is van normaal vermogensbeheer geen sprake, in-dien het rendabel maken van de onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid welke de eigenaar van de onroerende zaken verricht en deze arbeid naar haar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het beha-len van voordelen uit onroerende zaken welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te bo-ven gaan.’7 In het verwijzingsarrest oordeelde Hof Den Haag vervolgens dat de in dat geval verrichte werkzaam-heden naar aard en omvang wel meer hadden omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk was.8

In eerdergenoemd arrest van 29 mei 1996 had de Hoge Raad dit standpunt ook al ingenomen. In het verwij-zingsarrest besliste Hof Arnhem dat het innen van de huur en het oplossen van problemen met huurders werk-zaamheden zijn die gebruikelijk zijn bij normaal vermo-gensbeheer.9 Daarnaast oordeelde het hof met betrek-king tot de verrichte schoonmaakwerkzaamheden: ‘Die werkzaamheden hebben, gelet op de aard en omvang daarvan, niet meer omvat dan bij normaal vermogensbe-heer gebruikelijk is.’ Het enige verschil met het arrest van 17 augustus 1994 was dat in laatstgenoemde situatie de belastingplichtige zich ook bezighield met onderhoud en administratie.Uit de hiervoor besproken arresten zou kunnen worden geconcludeerd dat, wanneer er sprake is van arbeid die uit meer bestaat dan het schoonhouden van het verhuurde object, innen van de huur en het voeren van overleg met huurders, voor de inkomstenbelasting al snel sprake zal zijn van het drijven van een onderneming. De eventuele (ver)bouw(ings)werkzaamheden die voorafgaan aan de verhuur van het object, spelen daarbij geen rol. In dat ka-der oordeelde Hof Amsterdam: ‘Het financieren van de aankoop en renovatie van een pand en het verhuren van een pand eerst na verbouwing, alsmede het verstrekken van een koopoptie bij langdurende verhuur zijn geen han-delingen die het kader van normaal vermogensbeheer te buiten gaan, ook niet in hun onderlinge samenhang. Van de uitgevoerde renovatie kan, gelet op de kosten daarvan in relatie tot het aankoopbedrag van het pand, weliswaar worden gezegd dat zij omvangrijk is geweest, maar daar-mee is nog niet aannemelijk geworden dat de handeling gericht is geweest op het behalen van een hoger rende-ment dan past bij normaal vermogensbeheer. Ook bij nor-maal vermogensbeheer van kantoorpanden zal een om-vangrijke verbouwing van tijd tot tijd nodig blijken om de panden geschikt te houden voor de verhuur.’10

Tot slot is niet alleen de omvang van de arbeid van be-lang, maar ook het kwalitatieve aspect daarvan, zoals de Hoge Raad stelde in zijn arrest van 23 april 2010: ‘Arbeid

dient echter niet alleen in kwantitatieve zin te worden verstaan, doch ook het kwalitatieve aspect dient in ogen-schouw te worden genomen.’11

Externe deskundigenZoals uit de jurisprudentie blijkt – zie de hiervoor bespro-ken uitspraak van Rechtbank Den Haag van 6 april 2012 – dienen de werkzaamheden van externe deskundigen te worden toegerekend aan de desbetreffende belasting-plichtige. Hij wordt geacht die werkzaamheden te heb-ben verricht. Overigens is ook de eigen (voor)kennis van belang. Als voordeel wordt behaald omdat er bepaalde voorkennis aanwezig was, zal dit al snel leiden tot belast-baarheid van de (verkoop)opbrengsten. Zo ook Hof Am-sterdam, dat op grond van de feiten en omstandigheden oordeelde dat er (voor)kennis aanwezig was, hetgeen leidde tot in box 1 als inkomsten uit overige werkzaam-heden belaste verkoopopbrengsten.12

SpeculatieOp zich zal het speculeren op een hogere verkoopop-brengst geen te belasten inkomen opleveren. Maar wan-neer deze hogere verkoopopbrengst te verwachten was op grond van het feit dat er meer kennis aanwezig was dan bij een normale burger aanwezig wordt geacht, kan deze winst worden belast als inkomsten uit overige werkzaamheden.13 Bij een makelaar of projectontwikke-laar zal dan ook eerder inkomen uit overige werkzaamhe-den worden aangenomen dan bij iemand die niet in die sector werkzaam is.

FinancieringIn diverse arresten heeft de Hoge Raad aangegeven dat de wijze van financieren eigenlijk van weinig belang is. Had bij het arrest van 29 mei 1996 het hof nog wel rekening gehouden met de omstandigheid dat de aankoop was ge-financierd, de Hoge Raad acht alleen de aard en de om-vang van de werkzaamheden van belang. Rechtbank Den Haag nam in haar eerdergenoemde uitspraak van 6 april 2012 echter in aanmerking ‘dat de onroerende zaken voornamelijk met geleend geld werden gefinancierd, wat erop duidt dat eiser een (veel) hoger rendement nastreef-de – en kennelijk ook wist te realiseren – dan men zou verwachten bij normaal vermogensbeheer’. Hof Arnhem oordeelde daarentegen: ‘De omstandigheid dat belang-hebbende de aankoop van de appartementen met vreemd vermogen heeft gefinancierd, doet aan deze con-clusie niet af.’14

UitpondenOndanks het feit dat in de wet het uitponden van onroe-rende zaken als voorbeeld is genoemd van het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief ver-mogensbeheer te buiten gaat, wordt algemeen aangeno-men dat het enkel uitponden van aangekochte complexen niet zal leiden tot heffing van inkomstenbelasting. In dit kader is het van essentieel belang of de werkzaamheden van de belastingplichtige het normale, actieve, vermo-gensbeheer te boven gaan. Het niet voeren van een actief

Page 35: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

35oktober 2012 | nummer 5 | het Register

huurbeëindigingsbeleid kan een omstandigheid vormen die ertoe leidt dat geen sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer, maar: ‘Bijkomende omstandigheden kunnen tot een ander oordeel leiden; hierbij moet worden gedacht aan maatregelen om huurders tot vertrek te be-wegen, splitsing in appartementsrechten, bijzondere ken-nis van de onroerendgoedmarkt en financiering met een aanzienlijk aandeel vreemd vermogen.’15

ConclusieUit de jurisprudentie voor de inkomstenbelasting kan worden geconcludeerd dat de vraag of sprake is van een onderneming, dan wel van inkomen uit overige werk-zaamheden, geheel afhankelijk is van feitelijke omstan-digheden. En dan met name van de omvang en de kwali-teit van de arbeid die door de belastingplichtige wordt verricht, al dan niet in samenhang met andere omstan-digheden, zoals de aanwezigheid van (voor)kennis, het (laten) verrichten van onderhoud en de wijze waarop het vastgoed is gefinancierd.Als voor de bv gelijke criteria zouden worden aangelegd als voor de inkomstenbelasting, zou er eigenlijk geen verschil mogen zijn. De praktijk wijst echter anders uit. <<<

Noten1 Kamerstukken II 2008/2009, 31 930, nr. 3; V-N 2009/22.3, blz.

72.

2 Art. 4.16, lid 1, sub e juncto art. 4.17a, lid 1, sub a Wet IB 2001.

3 Rechtbank Breda 13 juli 2012, LJN: BX3386.

4 A. de Vos, FD 19 mei 2012.

5 Rechtbank Den Haag 6 april 2012, LJN: BW3890.

6 Hoge Raad 29 mei 1996, nr. 30774, BNB 1996/232.

7 Hoge Raad 17 augustus 1994, nr. 29755, BNB 1994/319 met noot

Van Dijck.

8 Hof Den Haag 10 april 1995; V-N 24 augustus 1995, punt 7.

9 Hof Arnhem 22 augustus 1997, nr. 960821, LJN: AA 1196.

10 Hof Amsterdam 11 mei 1999, nr. 98/996, LJN: AA 8005.

11 Hoge Raad 23 april 2010, nr. 08/04843, LJN: BJ7956.

12 Hof Amsterdam 8 maart 2012, nr. 10/00964, LJN: BW3324, als

verwijzing na HR 24 december 2010, nr. 09/02964, LJN: BM9252.

13 Hof Amsterdam 11 mei 1999, nr. 98/996, LJN: AA 8005.

14 Hof Arnhem 30 maart 2010, nr. 09/00368, LJN: BM0539, als ver-

wijzing na HR 9 oktober 2009, nr. 43035, LJN: BI0481.

15 Hoge Raad 9 oktober 2009, LJN: BI0481. Zie ook R.E.C.M. Nies-

sen en L.J.A. Pieterse, De Wet Inkomstenbelasting 2001, Editie

2008, zesde druk, Amersfoort, SDU Fiscale en Financiële Uitge-

vers 2008, blz. 308-309.

Advertentie

RB KwaliteitshandboekHet portaal voor effectieve dienstverlening

Verder in fi scale kennis

Bekijk het handboek op

www.rbkwaliteitshandboek.nlof www.rb.nl

www.rb.nl

Opdrachtgevers, overheden en het maatschappelijk verkeer stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de dienstverlening van de belastingadviseur.

De dagelijkse praktijk vraagt dan ook steeds meer organisatie en hulpmiddelen. RB helpt u hier graag bij met het digitale RB Kwaliteitshandboek op www.rb.nl.

In het handboek vindt u: informatie over het inrichten van de kantoororganisatie en klantprocessen werkprogramma’s, praktische tips en modellen informatie direct toepasbaar in de praktijk

Exclusiefvoor leden

24 uur per dag online

beschikbaar

Page 36: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

36 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Op grond van art. 9 Richtlijn 2006/112/EG (btw-richtlijn) is iedereen die zelfstandig economische activiteiten verricht belas-tingplichtige. Als economische activiteiten

worden beschouwd: ‘alle werkzaamheden van een fa-brikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefe-ning van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder be-schouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlicha-melijke zaak om er duurzaam opbrengsten uit te ver-krijgen.’ Uit art. 12 btw-richtlijn en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie volgt dat belasting-plicht ook vereist dat de economische activiteiten duur-zaam worden verricht.1

In Nederland is ervoor gekozen om niet het uniebegrip belastingplichtige te hanteren, maar het begrip onder-nemer. Volgens art. 7, lid 1 Wet OB 1968 is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent ondernemer. In het twee-de lid is aangegeven dat, waar in de Wet OB wordt ge-sproken over bedrijf, hieronder mede wordt verstaan: beroep en de exploitatie van een vermogensbestand-deel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.Hoewel art. 7 Wet OB tekstueel verschilt met art. 9 btw-richtlijn, moet volgens de Hoge Raad aan beide be-palingen dezelfde uitleg worden gegeven.2 Dit betekent dat een commissaris voor zijn commissariaatswerk-zaamheden btw-ondernemer is als hij zelfstandig en duurzaam economische activiteiten verricht.

CommissarisBij de statuten van een coöperatie of onderlinge waar-borgmaatschappij, nv of bv kan worden bepaald dat er een raad van commissarissen is.3 Deze raad bestaat uit natuurlijke personen en heeft als taak toezicht te hou-den op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken van de rechtspersoon en de eventuele

Btw-heffing commissariaten: back to the Eighties

Matthijs van der Wulp

Mr. M.D.J. van der Wulp LLM is

partner bij Van Driel Fruijtier

btw-specialisten in Dordrecht

Nederland keurde onder voorwaarden goed dat een commissaris die niet meer dan vier commissariaten vervulde, geen btw over zijn ver-goeding verschuldigd was. Onder druk van de Europese Commissie is dit goedkeurend beleid per 1 juli 2012 ingetrokken. Voor de com-missarissen is een overgangsregeling getroffen tot 1 januari 2013.

verbonden onderneming.4 De algemene vergadering kan de commissarissen een vergoeding toekennen. Dit kan in de vorm van een tantième, maar ook een vaste vergoeding is mogelijk.5 Wordt de commissaris geen vergoeding toegekend, dan is hij voor de commissari-aatswerkzaamheden geen btw-ondernemer. Als hij wel een vergoeding ontvangt, dient te worden getoetst of hij de commissariaatswerkzaamheden verricht als btw-ondernemer. Hierbij moet een onderscheid worden ge-maakt tussen:n de commissaris die niet voor andere werkzaamhe-

den btw-ondernemer is (commissaris 1); enn de commissaris die het commissariaat uitoefent als

nevenfunctie naast een bedrijf of beroep (commissa-ris 2).

Hoge RaadDe jurisprudentie en het beleid inzake het btw-onder-nemerschap van commissarissen zijn terug te voeren op de jaren tachtig van de vorige eeuw. Op 2 december 1981 oordeelde de Hoge Raad dat een advocatenmaat-schap btw verschuldigd is over de commissariaatsbelo-ningen die een van de maten – conform de maatschaps-overeenkomst – had ingebracht.6 In deze zaak stond vast dat de commissariaatswerkzaamheden onder werktijd en, zij het in beperkte mate, met behulp van de kantoorfaciliteiten van de maatschap werden ver-richt. Daarnaast werd in deze zaak belang gehecht aan het feit dat de beroepsmatige kennis en vaardigheden van de advocaat een rol speelden bij diens benoeming als commissaris.

StaatssecretarisDe staatssecretaris van Financiën reageerde op dit ar-rest met een resolutie waarin hij aangaf dat het in de praktijk wellicht problematisch is om de maatschap een factuur te laten uitreiken ter zake van de commissari-

Page 37: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

37oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Btw-heffing commissariaten: back to the Eighties

aatswerkzaamheden van de maat. Het ontmoette vol-gens hem geen bezwaar dat de maat een factuur uit-reikte, mits deze facturen werden opgenomen in de administratie van de maatschap. Uiteraard liet dit on-verlet dat de maatschap de btw op aangifte moest vol-doen.7

Op Kamervragen over het btw-ondernemerschap van commissarissen antwoordde de staatssecretaris vervol-gens dat onderscheid diende te worden gemaakt tussen commissaris 1 en commissaris 2. Commissaris 1 is btw-ondernemer als het voor de uitoefening van de werk-zaamheden vereiste vakmanschap aanwezig is en de werkzaamheden een duurzaam karakter dragen. Dit be-tekende volgens de staatssecretaris dat een persoon die meerdere commissariaten vervult en die daarin duur-zaam en in betekenende mate (een deel van zijn) bezig-heden vindt, in het algemeen btw-ondernemer is. Voor de werkzaamheden van commissaris 2 is sprake van btw-ondernemerschap als deze in het verlengde liggen van die welke worden uitgeoefend in het beroep of be-drijf, dan wel wanneer kan worden gezegd dat de be-trokkene als commissaris is gevraagd vanwege zijn ken-nis en ervaring, verworven bij de uitoefening van het bedrijf of beroep.8

In een volgende resolutie stelde de staatssecretaris dat zowel commissaris 1 als commissaris 2 zijn werkzaam-heden zelfstandig verricht en legde hij de voorgaande standpunten vast.9 Hoewel hij besefte dat het aantal commissariaten geen doorslaggevend criterium is, keur-de hij uit praktische overwegingen goed dat commissa-ris 1 slechts btw-ondernemer is als hij duurzaam vijf of meer commissariaten bekleedt. Commissariaten bin-nen één concern telden in dit verband als één commis-sariaat als hiervoor één vergoeding werd ontvangen. Daarnaast telden de volgende commissariaten niet mee:n van een oud-directeur van een vennootschap;n van een familielid van de directie van een vennoot-

schap;n van een (oud-)directeur van een binnen concernver-

band aan de vennootschap gelieerde btw-onderne-mer; en

n waarvoor geen vergoeding werd ontvangen, dan wel een vergoeding die niet aan de loonheffing was on-derworpen. De commissaris was ter zake van deze commissariaten ook niet aan btw-heffing onderwor-pen als hij voor andere commissariaten wel btw-on-dernemer was. Als iemand meer dan vier commissa-riaten vervulde, mocht btw-heffing achterwege blijven voor de commissariaten waarvoor hij een ver-goeding ontving die niet aan de loonheffing was on-derworpen. Een commissaris die van deze goedkeu-ring gebruikt maakte, had voor zijn onbelaste commissariaatswerkzaamheden geen recht op af-trek.

Op 5 oktober 2006 voegde de staatssecretaris genoem-de resoluties samen in een besluit, zonder daarbij in-houdelijke wijzigingen te beogen.10

Hof AmsterdamDat een commissaris zijn commissariaatswerkzaamhe-den zelfstandig verricht, is bevestigd door Hof Amster-dam.11 In deze zaak oordeelde het hof dat een commis-saris 1 die in 1987 vijf commissariaten vervulde en hiervoor ƒ 170.000 ontving, btw-ondernemer is. Hierbij achtte het hof mede van belang dat de commissaris ge-bruik maakte van een werkkamer in de woning en zijn echtgenote tegen beloning secretariaatswerkzaamhe-den verrichtte.

Europese CommissieOp 29 september 2011 verzocht de Europese Commissie Nederland om zijn beleid inzake het btw-ondernemer-schap van commissarissen aan te passen.12 Ze achtte het namelijk in strijd met de btw-richtlijn dat op grond van

het Nederlandse recht personen die niet meer dan vier commissariaten vervulden zich niet hoefden te regis-treren, geen btw betaalden over de ontvangen vergoe-ding en geen verplichting hadden om btw-aangifte te doen. Naar de mening van de Europese Commissie is een commissaris voor zijn werkzaamheden als zodanig tegen vergoeding altijd btw verschuldigd, ook al vervult hij maar één commissariaat.

Opnieuw de staatssecretarisDe staatssecretaris heeft het niet op een inbreukproce-dure voor het Europese Hof van Justitie laten aanko-men. Naar mijn mening is dit een verstandige keuze. Hoewel de Europese Commissie het Nederlandse beleid niet correct weergaf – de goedkeuring die ze aanhaalde zag niet op alle commissarissen, maar uitsluitend op commissaris 1 – deel ik haar zienswijze dat het aantal commissariaten niet relevant is voor het btw-onderne-merschap. Overigens zijn er naar mijn mening ook vraagtekens te plaatsen bij het niet meetellen van de commissariaten van een oud-directeur of een (oud)-di-recteur van een binnen concernverband aan de ven-nootschap gelieerde ondernemer. Deze commissarissen

Jurisprudentie en beleid zijn terug te voeren op de jaren tachtig

van de vorige eeuw

Volgens de Europese Commissie is een commissaris altijd btw

verschuldigd

Page 38: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n Commissaris en btw

38 het Register | oktober 2012 | nummer 5

worden immers normaliter gevraagd vanwege hun ken-nis en ervaring, opgedaan bij de vennootschap, c.q. bin-nen het concern waarvan de vennootschap deel uit-maakt. Het lijkt mij dat dit nu juist een goede reden zou zijn om de werkzaamheden in het kader van deze com-missariaten als ondernemershandelingen te beschou-wen. Daarnaast was het onduidelijk waarom het voor de btw-heffing ter zake van commissariaten relevant zou zijn of er al dan niet loonheffing werd geheven.13 Kortom, redenen genoeg om het beleid aan te passen.In het besluit van 27 juni 2012 is eerdergenoemd besluit

Bij wijze van overgangsmaatregel mag tot 1 januari 2013 het oude beleid worden toegepast

van 5 oktober 2006 ingetrokken.14 Volgens de staatsse-cretaris is een commissaris per 1 juli 2012 in ieder geval btw-ondernemer als de commissariaatswerkzaamheden nauw verbonden zijn met, of in het verlengde liggen van de overige in het bedrijf of beroep plaatsvindende activiteiten en aldus als een nevenactiviteit kunnen worden aangemerkt. Dit komt onder andere voor bij ad-vocaten, belastingadviseurs en soortgelijke beroepsbe-oefenaren. Als deze personen hun beroep in een maat-schap uitoefenen, is de maatschap volgens de staatssecretaris in beginsel btw verschuldigd. Hij keurt echter goed dat de maat de factuur uitreikt, mits de maatschap die facturen opneemt in haar administratie. De goedkeuring laat onverlet dat de maatschap btw ver-schuldigd is. Bij wijze van overgangsmaatregel keurt de staatssecretaris goed dat tot 1 januari 2013 het oude be-leid wordt toegepast.

RaadselsWaarom het beleid inzake het btw-ondernemerschap is opgenomen in het besluit over administratieve en fac-

Page 39: Het Register nr. 5 - 2012

n n n n

39oktober 2012 | nummer 5 | het Register

tureringsverplichtingen, is mij onduidelijk. Tevens is het mij een raadsel waarom in het beleid net wordt ge-daan alsof commissaris 1 niet (meer) bestaat. In het be-sluit wordt slechts aangegeven dat commissaris 2 in ie-der geval btw-ondernemer is. Maar wanneer is commissaris 1 dan (in ieder geval) btw-ondernemer? Is een oud-directeur van een vennootschap die na zijn pensionering wordt gevraagd als commissaris van de vennootschap en hiervoor een vergoeding ontvangt, wel of geen btw-ondernemer als hij geen overige be-drijfs- of beroepsactiviteiten heeft? En hoe zit dat met een oud-politicus die een vergoeding ontvangt voor het vervullen van een of meer commissariaten? Het huidi-ge beleid geeft geen antwoord op deze vragen, terwijl er in de rechtspraak slechts één uitspraak bekend is over het btw-ondernemerschap van commissaris 1. Duidelijk is wel dat de staatssecretaris niet zover wenst te gaan als de Europese Commissie, namelijk dat een commis-saris altijd 21% btw verschuldigd is ter zake van zijn commissariaatswerkzaamheden tegen vergoeding.Uit de parlementaire geschiedenis en de uitspraak van Hof Amsterdam uit de jaren tachtig van de vorige eeuw leid ik af dat voor het btw-ondernemerschap van com-missaris 1 in ieder geval het volgende van belang is:n aantal commissariaten;n gebruik van werkruimte;n inschakeling van derden in het kader van commissa-

riaatswerkzaamheden (secretaresse, chauffeur etc.);n aard commissariaatswerkzaamheden;n duurzaamheid commissariaatswerkzaamheden;n bestede tijd aan commissariaatswerkzaamheden

(aantal vergaderingen per jaar etc.); enn rol persoonlijke kwaliteiten in benoeming als com-

missaris.

Niet alleen het beleid – of beter gezegd, het ontbreken daarvan – ten aanzien van commissaris 1, maar ook het beleid ten aanzien van commissaris 2 roept bij mij vra-gen op. Zo is mij niet duidelijk waarom alleen een standpunt en een goedkeuring worden gegeven voor een maat die commissaris is en niet voor een directeur-grootaandeelhouder of firmant die verplicht is om de commissariaatsvergoedingen in te brengen in de werk-maatschappij of v.o.f. Daarnaast vind ik het standpunt dat de maatschap in beginsel de btw verschuldigd is, te kort door de bocht. Naar mijn mening is de maat die als natuurlijk persoon wordt benoemd, in beginsel de btw-ondernemer. De btw is slechts verschuldigd door de maatschap in een situatie die vergelijkbaar is met die in de besproken zaak van de Hoge Raad. Dan worden dus (onder werk-tijd) commissariaatswerkzaamheden verricht die in het verlengde liggen van de overige door de maatschap ver-richte diensten (nevenactiviteit) en is de maat op grond van de maatschapsovereenkomst verplicht om de ont-vangen vergoeding in te brengen in de maatschap. De vraag wie de btw verschuldigd is, kan van belang zijn voor de toepassing van de kleine-ondernemersregeling ex art. 25 Wet OB.

ConclusieMet ingang van 1 juli 2012 is het goedkeurend beleid in-zake het btw-ondernemerschap van commissaris 1 on-der druk van de Europese Commissie ingetrokken. De staatssecretaris heeft een overgangsregeling getroffen tot 1 januari 2013. Het nieuwe beleid is niet meer dan een herhaling van het enige arrest van de Hoge Raad en het beleid ten aanzien van het btw-ondernemerschap van commissaris 2 uit het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. In het ‘nieuwe’ beleid ontbreken der-halve handvatten om te bepalen wanneer commissaris 1 btw-ondernemer is. In dit artikel heb ik enkele hand-vatten afgeleid uit de parlementaire geschiedenis en een uitspraak van Hof Amsterdam. Wederom uit de ja-ren tachtig van de vorige eeuw. Voor het btw-onderne-merschap van commissarissen geldt derhalve: back to the Eighties! <<<

Noten1 Zie o.a.: HvJ EG 26 maart 1987, nr. C-235/85 (Commissie/Ne-

derland), FED 1987/341, r.o. 9 en HvJ EG 26 september 1996, nr.

C-230/94 (Renate Enkler), V-N 1997, blz. 653, r.o. 20.

2 HR 6 oktober 1982, nr. 20.260, BNB 1982/312.

3 Art. 2:57, lid 1, art. 2:140, lid 1 en art. 2:250, lid 1 BW.

4 Art. 2:57, lid 2, art. 2:140, lid 2 en art. 2:250, lid 2 BW.

5 Art. 2:57, lid 6, art. 2:145 en art. 2:255 BW.

6 HR 2 december 1981, nr. 20.855, BNB 1982/44.

7 Resolutie van 25 oktober 1982, nr. 282-15 314.

8 Aanhangsel Handelingen II 1983/84, nr. 69, p. 141-142.

9 Resolutie van 8 juli 1986, nr. 286-9576.

10 Besluit van 5 oktober 2006, nr. CPP2006/2138M, V-N

2006/53.20.

11 Hof Amsterdam 29 augustus 1989, nr. 750/88, BNB 1991/72.

12 Persbericht Europese Commissie 29 september 2011, nr.

IP/11/1128.

13 In dezelfde zin: Bijl in zijn aantekening in FED 1986/1203.

14 Besluit van 27 juni 2012, nr. BLKB/2012/477M, V-N 2012/40.15.

Het standpunt dat de maatschap in beginsel de btw verschuldigd is, vind ik te kort door de bocht

Page 40: Het Register nr. 5 - 2012

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

VLB advertentie juni 2012.ai 11-6-2012 15:58:29

Page 41: Het Register nr. 5 - 2012

41oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Verenigingsnieuwshet

Belangenbehartiging en vakinformatie

Belastingplan 2013Op 18 september 2012 is het pakket Belastingplan 2013 openbaar gemaakt. Op www.rb.nl vindt u het dossier Prinsjesdag 2012, waarin de verschillende wetsvoorstellen van het Belastingplan 2013 zijn opgenomen. Hier vindt u ook de RB Prinsjesdagspecial 2012 en het RB-commentaar op het wetsvoorstel. Dit commentaar is mede tot stand gekomen naar aanleiding van vragen en opmerkingen in de Technische Briefing van het Ministerie van Financien, waar-aan het RB op 20 september 2012 heeft deelgenomen. Het dossier Prinsjes-dag 2012 wordt gedurende de gehele parlementaire behandeling van het pakket Belastingplan 2013 aangevuld met relevante documenten, totdat de wetsvoorstellen zijn aangenomen.

Einddatum Bapi-Pin in zichtDe Belastingdienst heeft kenbaar gemaakt dat het gebruik van Bapi-Pin voor het indienen van aangiften gefaseerd wordt beëindigd. Als eerste zal het met ingang van 1 februari 2013 niet meer mogelijk zijn nog aangiften inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting via Bapi-Pin in te dienen. Dit geldt ongeacht het belastingjaar. Als u gebruik maakt van Bapi-Pin moet u er dus voor zorgen dat alle aangiften over de jaren 2011 en eerder voor 1 februari 2013 zijn ingediend.Na genoemde datum kunnen deze aangiften alleen nog ingediend worden via professionele software, waarvoor een Bapi-certificaat of een PKIoverheid-certificaat noodzakelijk is. Voor het belastingjaar 2012 zal de Belastingdienst dan ook geen aangifteprogramma Inkomstenbelasting meer ter beschikking stellen aan fiscale dienstverleners.Bapi-Pin wordt ook gebruikt voor het indienen van aangiften loonheffing en omzetbelasting. Voor aangiften loonheffing stopt het gebruik van Bapi-Pin op 1 juli 2013. Voor aangiften omzetbelasting stopt dit op 1 februari 2014. Het doen van aangiften voor deze belastingen blijft mogelijk voor ondernemers via de website van de Belastingdienst. Fiscale dienstverleners zullen dus ook voor deze aangiftestromen gebruik moeten gaan maken van andere of gewij-zigde softwarepakketten en hiervoor soms een eigen certificaat moeten aan-schaffen.

Gratis forumbijeen-komst najaar 2012Het RB organiseert op zaterdag 1 december 2012 van 13.30 tot 17.00 uur wederom een gratis forumbijeenkomst in Hotel Van der Valk in Vianen. Tijdens deze middag kunt u praktijkvragen stellen aan specialisten uit het vak en ervaringen delen met andere RB-leden.

Vooraf uw vragen stellenTijdens de forumbijeenkomst gaat Bureau Vaktechniek uitgebreid in op uw fiscale praktijkvragen en die van andere leden. Bol Juristen beantwoordt vragen over de juri-dische modelovereenkomsten. Uw vragen kunt u vooraf stellen via het vragenformulier op www.rb.nl. Dit geeft de sprekers de gele-genheid zich gedegen op het onderwerp voor te bereiden. Tijdens de bijeenkomst kan ieder aanwezig lid uiteraard meedoen aan de discussie. U kunt uw vragen indienen tot en met vrijdag 2 november 2012. Afhankelijk van het aantal ingediende vragen kan door Bureau Vaktech-niek en Bol Juristen worden besloten om een selectie te maken. Indien uw vraag niet tij-dens de bijeenkomst aan bod komt, ontvangt u uiteraard wel per e-mail een antwoord.

OlifantenpaadjesoverlegHet RB heeft op 5 september 2012 deelgeno-men aan het zogenoemde ‘Olifantenpaadjes-overleg’, georganiseerd door het Future Center van de Belastingdienst. In dit overleg is gespro-ken over praktische problemen waarmee fiscaal dienstverleners in het verkeer met de Belasting-dienst worden geconfronteerd, die eenvoudig kunnen worden opgelost zonder dat de fiscus hierbij tekort komt. Slimme afsnijdroutes dus, ofwel ‘olifantenpaadjes’. In dit verband kan wor-den gedacht aan de digitalisering van bepaalde formulieren en de vereenvoudiging van proce-dures met betrekking tot toeslagen. Met de koe-pelorganisaties is afgesproken dat zij de door hen gesignaleerde knelpunten inventariseren. Deze worden vervolgens met het Future Center van de Belastingdienst besproken.

Page 42: Het Register nr. 5 - 2012

42 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Verenigingsnieuwshet

Belangenbehartiging en vakinformatie

Op woensdag 19 september 2012 heeft Bureau Vaktechniek gesproken met het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP). Onderwerp van gesprek waren de nieuwe ontwikkelingen in het ondernemingsrecht (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht) en het fiscale recht voor de opbouw van pensioen in eigen beheer. Daarnaast is een aantal bestaande knelpunten aan de orde gesteld. Hieronder treft u een puntsge-wijs verslag aan.

Afstempeling eigenbeheerpensioenenNaar aanleiding van kamervragen van de leden Neppérus en Lodders (DB/2012/80M) is in het Belastingplan 2013 (Voorstel van wet, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 2) een regeling voorgesteld voor vermindering van pensioenen in eigen beheer. Deze regeling voorziet in een mogelijkheid voor afstempeling van de in eigen beheer opgebouwde pensioenen als sprake is van onderdekking bij het eigenbeheerlichaam. De regeling ziet vooralsnog niet op goudenhanddrukstamrechten. Dit is een keu-ze geweest van het Ministerie van Financiën. Het CAP voorziet uitvoeringsproblemen bij de vaststelling van de mate van onder-dekking. Bureau Vaktechniek heeft daarop aangedrongen op een praktisch uitvoerbare toets en zal hiervoor aandacht vragen in het commentaar op het Belastingplan 2013.

Nieuw bv-rechtIn het nieuwe bv-recht wordt een nieuwe regeling voor crediteu-renbescherming geïntroduceerd. In geval van faillissement kan het bestuur aansprakelijk worden gesteld voor het tekort. De voorwaarden zijn dat het tekort moet zijn ontstaan als gevolg van een uitkering én dat het bestuur ten tijde van die uitkering wist of redelijkerwijs kon voorzien dat de vennootschap daardoor niet langer aan haar verplichtingen kon voldoen. Het bestuur zal dat moeten beoordelen aan de hand van een uitkeringstest. Deze beoordeling zal zich doorgaans uitstrekken over periode van een jaar.Het CAP stelt zich al langer op het standpunt dat een uitkering die leidt tot onderdekking van de in eigen beheer verzekerde pensioenen een afkoop van deze pensioenaanspraken inhoudt. Het CAP is van mening dat bij de beoordeling van de mogelijk-

heid tot het uitkeren van dividend ook rekening gehouden moet worden met de langlopende pensioenverplichtingen. Dit stand-punt is terug te lezen in een vraag & antwoord gepubliceerd op www.belastingdienstpensioensite.nl. Het CAP erkent dat dit standpunt tot andere uitkomsten leidt dan de toepassing van de uitkeringstoets. Bureau Vaktechniek zal in het commentaar op het Belastingplan 2013 aandacht vragen voor de fiscale gevolgen van de wijzigingen in het bv-recht.

Nieuwe dga-definitie pensioenwetIn verband met de invoering van het nieuwe bv-recht zal ook de definitie van de dga in de Pensioenwet worden gewijzigd. Voor-taan is vereist dat aan de aandelen van de dga ook stemrecht in de algemene vergadering moet zijn verbonden. Het CAP is van mening dat aan deze aandelen ten minste 10% stemrecht moet zijn verbonden. Het CAP heeft hierover op 20 september 2012 een vraag & antwoord gepubliceerd op de website www.belastingdienstpensioensite.nl. Bureau Vaktechniek vraagt in het commentaar op het Belastingplan 2013 aandacht voor de fiscale gevolgen van de wijzigingen in het bv-recht.

Waarderingsregels pensioenenIn het besluit van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M heeft de staats-secretaris waarderingsregels voorgeschreven voor pensioenen en lijfrenten. Bureau Vaktechniek heeft aangegeven dat deze waar-deringsregels tot veel uitvoeringsproblemen leiden bij extern eigen beheer. Het CAP geeft aan dat het besluit van 3 juli 2008 mogelijk op een aantal punten wordt herzien.

Afkoop kleine pensioenenArtikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 kent voor kleine pen-sioenen een uitzondering op het afkoopverbod. Vanaf 1 januari 2007 verwijst artikel 19b naar de Pensioenwet, waardoor deze regeling naar de letter van de wet niet meer van toepassing is op pensioen in eigen beheer. Het CAP geeft aan dat de oplossing hiervoor gezocht moet worden in een wetswijziging. Een moge-lijkheid voor afkoop van kleine pensioenen ligt wel in lijn met het beleid van het Ministerie van Financiën om de ontbinding van inactieve vennootschappen zo veel mogelijk te stimuleren.

Presentatie RB voor studenten HANOp 23 augustus 2012 gaven medewerkers van Bureau Vaktechniek en RB Opleidingen een presentatie voor circa 60 studenten Fiscale economie en recht van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN). In het kader van de start van het nieuwe collegejaar was door de HAN een bijzonder college ingelast waarin dieper werd ingegaan op het beroep van belastingadviseur. Na een algemene presentatie over het RB en een uiteenzetting over het opleidingenaanbod van RB Opleidingen werden de studenten wegwijs gemaakt in de beroepsregels van het RB en de wettelijke regels van de Wwft. Aan de hand van casusposities ontstond een leuke discussie over wat een belastingadviseur wel mag doen, en wat niet meer. Voor de meeste studenten was dit een eerste kennisma-king met het fenomeen beroepsregels en de verplichtingen uit hoofde van de Wwft. Hoewel de materie heel anders is dan de meer fiscaal-inhoudelijke kennis die in het kader van de studie wordt aangeboden, was de belangstelling groot.

Overleg Centraal Aanspreekpunt Pensioenen

Page 43: Het Register nr. 5 - 2012

43oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Model onder de aandacht

Het wetsvoorstel Flexibilisering van het bv-recht is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Doel hiervan is dat het makkelijker wordt een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk-heid (bv) op te richten. Sterke vereenvoudiging van de regels voor deze rechtsvorm levert praktisch voordeel op. Over de wijzigin-gen in de wet- en regelgeving als gevolg van de flex-bv is al veel geschreven. Wij beperken ons in dit artikel tot de wijze waarop vanaf 1 oktober moet worden omgegaan met het uitkeren van dividenden (art. 2:216 BW nieuw) of het anderszins onttrekken van vermogen.

De Algemene Vergadering (niet langer: Algemene Vergadering van Aandeelhouders!) mag beslissen over de bestemming van de winst. Aan dit orgaan de keuze voor reservering of uitkering van de winst. Besluit de aandeelhoudersvergadering tot uitkering, dan heeft dit besluit geen gevolgen zolang het bestuur geen goed-keuring heeft verleend. Maar wanneer verleent het bestuur goedkeuring aan het besluit tot dividenduitkering?

In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat het van belang is dat er vanuit de jaarrekening van de bv door middel van een balans-test en een uitkeringstest wordt beoordeeld of er ruimte bestaat voor een dividenduitkering. Het is noodzakelijk dat deze beoor-deling zorgvuldig gebeurt; bestuurders lopen immers het risico om aansprakelijk te worden gesteld indien zij een onjuiste afweging hebben gemaakt en/of te lichtzinnig besluiten goed-keuring te verlenen aan het uitkeren van dividend. De balanstest wordt echter uitsluitend uitgevoerd indien er wettelijke en/of statutaire reserves aanwezig zijn. Getoetst wordt of het eigen vermogen als gevolg van een uitkering niet kleiner wordt dan de aanwezige wettelijke en statutaire reserves. Dit be-tekent dat het eigen vermogen ingeval van aanwezige wettelijke en statutaire reserves niet negatief mag zijn. Dergelijke reserves dienen door een uitkering onaangetast te blijven. De balanstest maximeert derhalve het bedrag van de uitkering.

Wat nu indien er geen wettelijke of statutaire reserves aanwezig zijn? In dat geval mag onder de nieuwe wetgeving de uitkering het vrije vermogen overtreffen en kan zelfs bij een negatief eigen vermogen een uitkering ex artikel 2:216 nieuw BW worden gedaan. De balanstest blijft achterwege. Volstaan kan worden met de uitkeringstest.De uitkeringstest geeft uitsluitsel of de bv na de uitkering aan haar betalingsverplichtingen kan blijven voldoen. Het bestuur baseert zijn goedkeuring op te verwachten ontwikkelingen in de

Model onder de aandacht: Uitkering van dividend of andere reserves (notulen)

Register Belastingadviseurs ontwikkelt samen met Bol Juristen een databank met juridische mo-delovereenkomsten, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.

toekomstige kasstromen. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in kasstromen uit de operationele activiteiten, maar ook met investeringen, aflossingen op financieringen en incidentele uitgaven. De periode die in ogenschouw wordt genomen, wordt in de regel op een jaar gesteld. Dit is in overeen-stemming met de continuïteitsgedachte in de accountancy.

We gaan graag met u nog een stap verder en nemen als uitgangs-punt de situatie van een holding met een of meer dochtervennoot-schappen. Deze dochters worden bestuurd door een directeur, niet tevens zijnde aandeelhouder. Besluit de holding in haar hoedanig-heid van aandeelhouder in de aandeelhoudersvergadering van de dochter tot uitkering van dividend, dan vereist dit de goedkeuring van het bestuur van de dochter. Het bestuur zal het dividendbesluit toetsen door middel van de balanstest en de uit-keringstest. Weigert het bestuur van de dochter goedkeuring, dan kan het gevolg zijn dat de holding een (wettelijke) reserve deelne-ming moet vormen of deze reserve moet vergroten; het gaat met deze dochter blijkbaar minder goed dan verwacht. Het vormen of vergroten van deze reserve heeft echter ook direct gevolg voor de mogelijkheid van de holding om zelf dividend uit te keren. Zonder aanwezigheid van een wettelijke reserve kan immers dividend wor-den uitgekeerd uitsluitend op basis van de continuïteitsgedachte. Is er een wettelijke reserve gevormd, dan beperkt dit de mogelijk-heid tot uitkering tot het vrij uitkeerbare vermogen.

Stel, de desbetreffende dochter heeft een rekening-courant-schuld aan een andere dochter. In dat geval kan het bestuur van deze dochter zeggen dat het aflossen van de rekening-courant-schuld in gevaar komt na uitkering van dividend aan de aandeel-houder. Dientengevolge onthoudt het bestuur goedkeuring. De holding dient wellicht een (wettelijke) reserve deelneming te vor-men. Betekent dit dat het bestuur van de dochter hiermee invloed krijgt op de uitkeringsmogelijkheden van dividend binnen de holding? Voldoende stof tot nadenken!

U vindt de juridische modellenbank op het ledendeel van www.rb.nl. Bij korte vragen

over het gebruik of behoefte aan uitleg over de modellen kunt u gratis gebruik maken

van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen.

Zij zijn bereikbaar per e-mail [email protected] of telefonisch op (088) 121 12 11.

De dividenduitkering naar nieuw recht, voldoende stof tot nadenken ...

Page 44: Het Register nr. 5 - 2012

44 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Verenigingsnieuwshet

Opleidingen

Geslaagde diploma-uitreikingen in Slot ZeistOpnieuw werden de geslaagden van de diverse fiscale opleidingen in het zonnetje gezet tijdens de diploma-uitreikingen in Slot Zeist.Op vrijdag 14 september 2012 ontvingen 110 geslaagden hun diploma van de opleidingen CB-belastingadviseur, AA/RA-Belasting-accountant, AA CB-Belastingadviseur en Master Belastingadviseur. Bij deze gelegenheid waren ook sprekers van de NBA aanwezig om de studenten toe te spreken. Tijdens de bijeenkomst van 21 september 2012 kregen 87 geslaagden het diploma CB-belastingconsu-lent uitgereikt. Het Register Belastingadviseurs feliciteert alle geslaagden nogmaals van harte en wenst iedereen veel succes in de toekomst bij de beroepsuitoefening.

Geslaagden CB-belastingconsulent (uitreiking 21 sept. 2012)Mevrouw D. Baaij - van Zwol bc, de heer M. Baerveldt bc, de heer R. Beekhui-zen bc, de heer K. Benschop bc, mevrouw B. van Bergen - van den Berg bc, mevrouw W.H.M. Beusink bc, de heer M. Demir bc, de heer F.J. Dijk bc, me-vrouw N.C.M. Geerts bc, mevrouw N. van Halen bc, mevrouw A. Hones bc, mevrouw M.J.I. Jacobs bc, de heer P.H. Kaag bc, de heer J.J. Kolk bc, de heer R.W.H. Massa bc, mevrouw A.I.M. Moes bc, mevrouw M. Mozarri bc, de heer M.S.M. Nijholt bc, de heer J.P.M. Nooijen bc, de heer B.H. Pleiter bc, de heer W. Potters bc, mevrouw C.H. Prins bc, mevrouw J.H. van de Sande bc, de heer J. Schermer bc, de heer F. Trof bc, mevrouw M. Verkaart bc, de heer P.G.W. Verweij bc, de heer J.S. Wolswijk bc, de heer A.J.H. Wooning bc, de heer W.W.M. Zwanikken bc, mevrouw A.M. Achtereekte – Peters bc, mevrouw E. Atic bc, de heer T.E.C. Bakker bc, mevrouw Y.A.J. Bankers - van Gennip bc, me-vrouw drs. A. van den Berg RBA bc, mevrouw H.J. Boer bc, mevrouw F. ten Bos bc, mevrouw S. Bothof - van Kol bc, mevrouw N. Buis bc, de heer D.N. Bultena bc, de heer H.H.M.J. Camps bc, de heer G.J. Diebels bc, de heer J. Dijksterhuis bc, mevrouw N.G.A. Dorssers bc, de heer M.S. Ferment bc, me-vrouw E.M.J. Fonk – Kramer bc, mevrouw N.K. Gielen - van Gog bc, de heer A.A. Goossens bc, de heer A. Groen bc, De heer G. Ham bc, mevrouw I. van der Heijden bc, mevrouw S. Hesse - de Jong bc, mevrouw M.A. Hessing bc, mevrouw K.J.A. Heuting bc, De heer C.H. Huiberts bc, de heer M.H.S. Huis-mans bc, mevrouw D. Jonker bc, de heer M. el Kasmioui bc, mevrouw M.A.C. van Kessel – Geurts bc, mevrouw D. Kleyn – Vrolijk bc, de heer R. de Koning bc, de heer M. Korhan bc, mevrouw B.E. Kwantes bc, mevrouw E. Luteijn – Spanhaak bc, de heer P.G.M. van den Meijdenberg bc, de heer K. Muilwijk bc, mevrouw J.C. Mulder – Germs bc, mevrouw A.B.H. Noordhoek – Ziekman bc, mevrouw M.R.S.T. Penders bc, mevrouw P.A. Praalder bc, de heer R. Pronk bc, de heer S. Rashedy bc, de heer H.J. Riemeijer bc, mevrouw M. Ruijters – Hen-driksen bc, mevrouw K. Schipper bc, de heer G.J. Scholten bc, mevrouw A.J. Schut - van Viegen bc, mevrouw J. Smit bc, de heer E.A. van der Sterre bc, de heer M.A.A. Stoffels bc, de heer E.W. Stuut bc, mevrouw J.C. Westgeest bc, mevrouw P.H.M. van Wijk bc, mevrouw M.A. van der Wijngaard - van der Tol bc, mevrouw E.C. van der Zee bc, de heer R.P.G. Looijs bc.

Geslaagden AA-Belastingaccountant (uitreiking 14 sept. 2012)De heer B. Batman, de heer R.A. Berkhout AA, de heer W.N. Bijvoet AA QC, de heer M.J.M. Boots, mevrouw A. Botter, de heer E. van Dam, me-vrouw I.M.R. Damen AA, de heer J.J. Denie AA, de heer D.H. van Eldik RA, de heer S.F. Heutinck, mevrouw S.M. van den Hoven, mevrouw S. Kaatee, de heer G.H. Kimenai, mevrouw C.A.M. van Kleef AA, de heer A.W. Krijger AA, de heer P.C.J. Mul RA, de heer A.P. Niesing AA, me-vrouw M. Prent AA, mevrouw A.M. Reedijk, de heer F. van Rooy AA, de heer P.P. Rossewij AA, de heer D.A.M. Ruigrok, de heer H.B. Scholte RA, de heer H.J. Schuurhuis, de heer M. Tilma AA, mevrouw drs. L.I. Tonkes - Boers RA, mevrouw E.H.G. Tüss AA, de heer W.J.C. Verschoor AA, de heer F.H.M. Wassenberg AA, de heer A. van Wijk AA, mevrouw drs. K. van Wijngaarden AA RA, de heer J. Zomer, de heer J. Zwaneveld.

Geslaagden AACB (uitreiking 14 sept. 2012)Mevrouw M. Benit AA, mevrouw J.J. den Boer, mevrouw C.C.A.M. Bot AA, de heer L.J. Huisman, mevrouw A. Ishaak - Sanders AA, mevrouw S.P.J. Janssen AA, de heer S.A. de Jong AA, de heer J.H. van Kats AA, mevrouw I.M. van Lexmond - Kwantes AA, de heer D.C. Meerkerk, de heer G.J. Mersch AA, mevrouw C. Pennings AA, mevrouw E.A.A. Pol AA, mevrouw J. Raadsveld - Paas AA, de heer drs. J.L. Rosseel RA, mevrouw F.M. van de Sande, de heer P.W. van der Sar AA, mevrouw O.R. Sival - Groenveld AA, de heer A. van Twillert AA, de heer S.A. van de Velde AA CB, mevrouw C.A. Venbrucx - Jansen AA, de heer J.C.M. Verbeek AA, mevrouw M.A.H. Vis – Hoogewerf.

Geslaagden Master Belastingadviseur (uitreiking 14 sept. 2012)De heer K.F. Horstmeier MB, mevrouw D. van Belzen CB MB, mevrouw J. van Ginkel MB, de heer R.J.J.W. Smits CB Bec MB, de heer drs. M. Mo-ling AA RA CB MB.

Diploma uitreiking 14 september 2012

Diploma uitreiking 21 september 2012

Page 45: Het Register nr. 5 - 2012

45oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Opleidingen

“Deze opleiding had voor mij zeker toegevoegde waarde in de praktijk”De heer drs. A.R.G.P. Doornebosch AA FB is het eerste RB-lid dat onlangs slaagde voor de Master Fiscale Economie aan de Universiteit van Amster-dam (UvA). Een hele prestatie, mede gezien de tijdsinvestering die er voor nodig was om de opleiding met goed gevolg af te sluiten. “Ik ben gemiddeld 25 tot 30 uur per week bezig geweest met deze opleiding. Maar het was het meer dan waard”, geeft de heer Doornebosch aan.

De samenwerking tussen het RB en de UvA heeft bij een grote groep RB-le-den de interesse gewekt. De master leidt op tot fiscaal econoom, een oplei-ding die in de praktijk veel kansen biedt. “Ik wilde mijzelf onderscheiden van andere belastingadviseurs. De praktijkkennis heb ik in huis, maar een fiscale opleiding op academisch niveau is echt een meerwaarde. Ik merk dat ik nog minder ruggespraak nodig heb met andere belastingadviseurs en specialisten”, aldus de heer Doornebosch.

Voorafgaand aan het masterjaar dienen de studenten eerst de summer-course te volgen, een speciaal door de UvA ontwikkeld traject dat deelne-mers in een aantal weken op academisch niveau de stof leert interpreteren. “De summercourse was nog zwaarder dan het masterjaar. Dat was fulltime studeren en bijbenen. Maar door de summercourse viel uiteindelijk de over-stap van de FB-opleiding naar de Master Fiscale Economie wel mee. Het is gewoon veel studeren, vooral naast een fulltime baan en een privéleven.”

Op de vraag of hij nog tips heeft voor RB-leden die nog twijfelen, antwoordt hij: “Als je jezelf wilt onderscheiden, dan moet je het zeker doen. Ik ben fiscalist, van origine accountant en nu doctorandus in de fiscale economie. Nu ben ik echt allround!”

RB Opleidingen feliciteert drs. A.R.G.P. Doornebosch AA FB nogmaals van harte met het behalen van de masteropleiding Fiscale Economie aan de UvA.

Meer weten over de Master Fiscale Economie?Kijk op www.rbopleidingen.nl.

Voor uw agendaNieuwjaarsbijeenkomst: Voldoening op aangifteMaandag 14 januari 2013Theater De Flint, Amersfoort

In het vorige nummer van Het Register hield drs. Erik Rutten, voorzitter van de Vereniging van Hogere Ambtenaren bij het Ministerie van Financiën, een plei-dooi voor een belastingheffing die uit-gaat van ‘voldoening op aangifte’. Wat betekent dit voor u als fiscaal dienstverlener, voor uw klanten en voor de Belastingdienst? Op deze vragen gaan sprekers drs. Erik Rutten en prof. mr. dr. Guido de Bont (De Bont Advoca-ten) in tijdens de gratis Nieuwjaars-bijeenkomst die het RB voor leden organiseert in Theater de Flint in Amers-foort op maandag 14 januari 2013.

Over enkele weken ontvangt u per e-mail een uitnodiging om u aan te melden voor deze bijeenkomst. Noteer de datum alvast in uw agenda!

Geslaagden RuG en UvARB Opleidingen feliciteert mevrouw mr. M. Luisman MB FB, de heer mr. R. Koeman AA FB en de heer mr. R.W. Slootweg FB. Zij zijn geslaagd voor de opleiding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de samenwer-king tussen RB Opleidingen en de Univer-siteit van Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.

Daarnaast feliciteert RB Opleidingen de heer drs. A.R.G.P. Doornebosch AA FB met het behalen van de master Fiscale Econo-mie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), de eerste geslaagde na de totstand-koming van de samenwerking tussen RB Opleidingen en de UvA.

Page 46: Het Register nr. 5 - 2012

46 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Verenigingsnieuwshet

Opleidingen

Gooi het in de groep: Incompany cursussen van het RB toegespitst op uw organisatie

Wilt u de vakinhoudelijke kennis van een groep werknemers op praktijkgerichte en efficiënte wijze actualiseren? Dan biedt een incompany cursus veel voordelen voor u. U be-paalt zelf de locatie en datum, u bespaart reistijd en reiskos-ten en u bent vaak goedkoper uit dan wanneer uw mede-werkers dezelfde cursus via open inschrijving volgen.

De cursussen uit het Permanente Educatie-programma van RB Opleidingen worden nagenoeg allemaal incompany aangeboden. Een incompany cursus kan volledig toege-spitst worden op uw organisatie. Uw werknemers kunnen hierdoor eenvoudiger eigen praktijkvoorbeelden inbrengen tijdens de cursus.

Agro CB-belastingconsulent / Agro CB-belastingadviseurWilt u uw agro-adviseurs opleiden tot allround belasting-adviseurs in de agrarische sector en daarmee geen reistijd en –kosten kwijt zijn? Dat kan met de incompany opleidin-gen Agro CB-belastingconsulent en Agro CB-belastingadvi-seur, twee speciaal ontwikkelde fiscale praktijkopleidingen die uw medewerkers brede fiscale kennis bieden waarmee zij allround fiscale adviezen kunnen geven aan uw klanten.

Wilt u meer informatie over een incompany cursus of een offerte aanvragen voor de cursus van uw keuze? Neem dan contact op met RB Opleidingen op 0345 - 54 70 00. Wij adviseren u graag.

“ Zeer interessant en praktijkgericht. Dank hiervoor!”

“ Een van de beste cursusleiders die ik gehad heb”

“ De docent is in staat de stof duidelijk te vertellen en uit te leggen”

De voordelen van een incompany cursus op een rij:• U bespaart op reistijd en reiskosten• U bepaalt zelf een locatie en een datum• Incompany cursussen zijn vaak goedkoper dan

wanneer uw medewerkers dezelfde cursus volgen via open inschrijving

• Uitstekende kwaliteit• De incompany cursussen worden verzorgd door de

praktijkgerichte vakdocenten uit het Permanente Educatie-programma van RB Opleidingen

Top 5 Incompany’s 2012

• Flex-bv en huwelijksvermogensrecht• Aangifte IB 2011 voor de particulier en ondernemer

Met vriendelijke groet,• Toeslagen• Alles over leningen en de IB en de VPB • Praktische tips bezwaar en beroep

Meer info

Page 47: Het Register nr. 5 - 2012

47oktober 2012 | nummer 5 | het Register

Master Belastingadviseur opnieuw geaccrediteerd door NVAO

Opleidingen

De opleiding Master Belastingadviseur is opnieuw geaccredi-teerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Dit betekent dat RB Opleidingen de kwaliteit van de hbo-opleiding Master Belastingadviseur de afgelopen zes jaar heeft weten te waarborgen. De eerste accreditatie vond plaats in 2005. Bij een (her)accreditatie wordt een opleiding beoordeeld door een onafhankelijke visitatiecommissie, in opdracht van de NVAO. In het voorjaar van 2011 was de visitatiecommissie te gast bij RB Opleidingen in Culemborg. De opleiding werd on-der andere getoetst op inhoud, de samenhang van de vakken, de kwaliteit van de docenten en de aansluiting op het werk-veld. Prof. mr. Harrie van Mens en prof. dr. Frans Sonneveldt maak-ten als extern experts deel uit van de vijfkoppige visitatie-commissie. Beiden waren lovend over de opleiding en gaven aan dat het eindniveau zich zeker kan meten met een univer-sitaire masteropleiding. Ook de afstemming van de inhoud van de opleiding met het werkveld werden door beide hoog-leraren als goed gekwalificeerd. Tijdens de visitatiedagen werden onder andere gesprekken gevoerd met de leden van de Onderwijscommissie, het Exa-mencollege, (oud-)studenten en de docenten die verbonden zijn aan de opleiding.

Prof. dr. Leo Stevens, lid van de Onderwijscommissie, is van mening dat een dergelijk accreditatieproces altijd een positief effect heeft op onderwijs. “Dit is noodzakelijk voor het behou-den van de kwaliteit en verbetering van onderwijs.” Prof. dr. mr. Edwin Heithuis, eveneens lid van de Onderwijs-commissie, geeft aan dat zelfreflectie altijd goed is. “Een ac-creditatiemoment dwingt je kritisch naar je opleiding te kijken en alles opnieuw tegen het licht te houden. Kloppen de doel-stellingen nog, is het nodig de opleiding bij te schaven en waar zitten de verbeterpunten? Natuurlijk gebeurt dit ook ie-der jaar als de Onderwijscommissie bij elkaar komt, maar het is altijd goed dat de inhoud getoetst wordt door een derde partij. RB Opleidingen heeft met de opleiding Master Belastingadviseur iets goeds in handen.” Stevens: “Uiteindelijk draait het bij onderwijs om drie zaken: onderwijs moet inspirerend, enthousiasmerend en motive-rend zijn. En dit zijn de drie belangrijkste punten van de opleiding Master Belastingadviseur”. Het heraccrediteren van een opleiding is een vrij langdurig proces. RB Opleidingen heeft vanaf 2010 voorbereidingen getroffen voor de heraccreditatie. In 2011 is er onder andere een uitgebreid Kwaliteitshandboek, Beroeps- en opleidings-profiel, een Zelfevaluatierapport en een volledig nieuw Onderwijs- en examenreglement geschreven. De uiteindelijke kennisgeving van de NVAO werd door RB Opleidingen ontvan-gen in juli 2012.

Landelijke studiebijeenkomstenOok in het najaar van 2012 is het mogelijk om in te schrijven voor de gratis Landelijke Studiebijeenkomsten. Gerenommeerde sprekers uit het vak brengen daar graag de nieuwste fiscale ontwikkelingen voor het voetlicht. Kijk voor meer informatie over deze bijeenkom-sten en de startdatum voor aanmelden op het ledendeel van www.rb.nl (Permanente Educatie > Landelijke Studiebijeenkomsten).

Onderwerpen Datum Locatie Sprekers

Belastingplan 2013 di 27 november Apeldoorn mr. dr. M.J. HoogeveenPensioenen do 29 november Ridderkerk mr. P.A. ter Beest MPLA

ma 3 december Akerslootdo 6 december Veldhovendi 11 december Assendo 13 december Vianen

Permanente Educatie

Page 48: Het Register nr. 5 - 2012

48 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Verenigingsnieuwshet

Permanente Educatie

Kalender Permanente Educatie najaar 2012Hieronder treft u het PE-programma aan voor het najaar van 2012. Het complete programma vindt u ook op www.rb.nl. Aanmelden voor de cursussen kan online via www.rb.nl/inschrijven.

Akersloot

ma 12 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 19 november Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

Breda

di 6 november Actualiteiten btw Van Driel Fruijtier btw-specialisten

ma 3 december Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Emmeloord

di 30 oktober Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Ridderkerk

di 6 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

Veldhoven

ma 5 november Casuscollege Terbeschikkingstellingsregeling

mr. drs. S.A.W.J. Strik

ma 19 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

di 4 december De werkkostenregeling: alles wat u wilt weten!

R. de Groot CB

Vianen

ma 22 oktober Doorschuifregelingen voor de IB-ondernemer en de dga

mr. J. Zwagemaker

ma 29 oktober De WOZ in de praktijk mr. H.A. Elbert

ma 29 oktober Pensioenenactualiteiten mr. P.A. ter Beest MPLA

ma 29 oktober De bijleenregeling in de praktijk mr. G.A.C. Aarts

di 30 oktober Strategisch meedenken met uw klant

drs. M. Moling AA RA CB

wo 31 oktober Casuscollege Fiscale eenheid mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 1 november Leergang Formeel belastingrecht - start

mr. R. den Ouden

ma 5 november Beroepsuitoefening in de praktijk drs. P.N.M. Goossens FB

di 6 november De man-vrouw firma in de belastingheffing mr. H.A. Elbert

wo 7 november Voorkomen van conflicten met de fiscus mr. dr. J.A. Booij

wo 7 november Toeslagen J.H.P.M. Raaijmakers & E. de Vries

ma 12 november Eindejaarscorrecties in de btw

KringbijeenkomstenHet RB kent elf regionale studiekringen. Elke kring organiseert meer-dere bijeenkomsten per jaar. Onderstaand vindt u van elke regio waarvan dit bekend is de data van de eerstkomende bijeenkomsten. Meer informatie en het programma per kring vindt u op het ledendeel van de website onder Permanente Educatie> Kringbijeenkomsten.

Programma Kringen najaar 2012

Kring Amsterdam

di 13 nov 2012 Boetesystemen bij de fiscus en rechtbank

mr. drs. Frans-Jozef Haas en mr. Diane Jansen

di 11 dec 2012 Loonheffing en werkkostenregeling in 2013

drs. Peter Hoogstraten

Kring Arnhem

ma 12 nov 2012 De Flex-BV mr. C.G. Dijkstra

ma 10 dec 2012 Belastingplan 2013 c.s. mr. R.H. Rutgers FB en

mr. P.H.J. Furer FB

Kring Eindhoven

di 13 nov 2012 Fiscale aspecten van de Flex-BV mr. C.G. Dijkstra

di 11 dec 2012 Actualiteiten Loonbelasting mr. M.R.M. Deden

Kring Limburg

do 8 nov 2012 Fiscale aspecten van de Flex-BV mr. C.G. Dijkstra

do 13 dec 2012 Actualiteiten Loonbelasting mr. M.R.M. Deden

Kring Gelderland/Overijssel

ma 29 okt 2012 Emigratie en ondernemer in de praktijk Dhr. B. Kleijsen

ma 19 nov 2012 Formeel belastingrecht

mr. Drs. F.J.P.M. Haas en mevr. Mr. D.N.N. Jansen

ma 17 dec 2012 Belastingplan 2013 n.n.b.

Kring Leiden

ma 12 nov 2012 Eindejaarstips/actualiteiten mr. J.P. Boer

ma 10 dec 2012 Eindejaarstips/actualiteiten omzetbelasting mr. P. Boerman

Kring Noord Holland/Alkmaar

ma 12 nov 2012 (spitsuur) Aandachtspunten en mogelijkheden voor

Estateplanning binnen het nieuwe huwelijksvermogens-

recht Paul Schut

wo 12 dec 2012 Flex BV Ruud van Bork

Kring Rotterdam

di 13 nov 2012 Actualiteiten loonheffingen drs. G. van Ankum

di 4 dec 2012 Faillissementsrecht mr. L.A. van Walree-Brascamp

Kring Utrecht

di 13 nov 2012 De Flex BV en zijn civiele en juridische aspecten

Notaris Schuring en advocaat Marges

di 11 dec 2012 Fiscaal staatssteunrecht (1e uur) A. Gunn

Europese belastingen (2e uur) A. Gunn

Kring Zeeland/West Brabant

di 6 nov 2012 RDA en innovatiebox Mw. E.J. de Vries MSc

di 4 dec 2012 Estateplanning mr. C.G. Dijkstra

Page 49: Het Register nr. 5 - 2012

49oktober 2012 | nummer 5 | het Register

VLB OpleidingenVLB Opleidingen is onderdeel van RB Opleidingen en richt zich met name op agrofiscale en agrobedrijfskundige cursussen. Naast het reguliere programma zijn incompany cursussen en maatwerk mogelijk. Hieronder vindt u het programma. Kijk voor het volledige cursusprogramma op www.vlbopleidingen.nl en meld u direct online aan.

ma 29 oktober 2012 Onroerende zaken in de agrarische sector -

een bos aan fiscale regels

mr. S.F.J.J. Schenk FB & mr. P.L.F Seegers

di 30 oktober 2012 Timemanagement - ontspannen druk zijn

drs. E. Spliethof

wo 31 oktober 2012 Agrarisch Belastingrecht II (dag 1)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 1 november 2012 Agrarisch Belastingrecht II (dag 2)

drs. P.H.M. Ceelen & mr. E.H.E.F. Sloot FB

ma 5 november 2012 Adviseren over notariële akten en overeenkom-

sten mr. J. Rheinfeld

di 6 november 2012 Snellezen voor (belasting)adviseurs en accoun-

tants (dag 1) drs. M. Talens

di 6 november 2012 De fiscale aspecten van de bv in de agrarische

praktijk drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

do 8 november 2012 Omzetbelasting in de agrarische sector

mr. H.J. de Boer FB

ma 12 november 2012 Agrarisch milieurecht: veranderingen en regelge-

ving - focus intensieve veehouderij

mr. P. Bodden

di 13 november 2012 Fiscale aspecten van erfpachtfinanciering van

landbouwgrond

mr. A. Verduijn FB & mr. S.F.J.J. Schenk FB

wo 14 november 2012 Klachtafhandeling – gewoon doen, het levert

wat op! M. Martini

do 15 november 2012 Doelgericht, overtuigend en effectief communi-

ceren drs. E. Spliethof

ma 19 november 2012 Het testament en de agrarisch ondernemer

mr. T.A. van Baaren

di 20 november 2012 Inbreng en herstructurering in de bv

mr. F.J. Kerkhof FB

do 22 november 2012 Basiscursus Pacht mr. J. Rheinfeld

ma 26 november 2012 Snellezen voor (belasting)adviseurs en accoun-

tants (dag 2) drs. M. Talens

di 27 november 2012 Agrofiscale actualiteiten

drs. P.H.M. Ceelen FB & mr. E.H.E.F. Sloot FB

wo 28 november 2012 Professioneel klantcontact M. Martini

do 29 november 2012 Wijzigingen huwelijksvermogensrecht in de agra-

rische sector mr. J.P. Guichelaar

ma 3 december 2012 Fiscale aspecten van bedrijfsverplaatsing in de

agrarische sector drs. F.P.R.H. Rademaekers

di 4 december 2012 WOZ-taxaties in de agrarische sector juridisch

en fiscaal bekeken

B. van Putte & mr. R.P.M.M. Mols

do 6 december 2012 Omzetbelasting mr. H.J. de Boer FB

ma 10 december 2012 Dga en bv drs. E.R. de Witte

do 13 december 2012 Uitzendontwikkelingen in de agrarische sector –

bedreigingen of kansen? J. van Bergen-den Hol-

lander & Mr. Y.A.A. Manders & J.H.P.M. Raaijmakers

Permanente Educatie

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

di 13 november Succesvol begeleiden van een ondernemingsplan

drs. M. Moling AA RA CB

do 15 november Verdieping Estate planning - start

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

ma 19 november Leergang Vennootschapsbelasting/dividendbelasting

drs. A. Rozendal - start

di 20 november Succesvol procederen (incl. bezwaar) mr. H.A. Elbert

di 20 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kempen

wo 21 november Fiscale gevolgen van echtscheiding mr. drs. S.A.W.J. Strik

wo 21 november Financieren van ondernemingen - dag 1

J. Kist, drs. L.J.A. Mennes & J.K.M. van der Lee

do 22 november Inleners- en ketenaansprakelijkheid J.H.P.M. Raaijmakers

wo 28 november Renteaftrek en vorderingen/schulden in de vennoot-

schapsbelasting mr. drs. S.A.W.J. Strik

do 29 november Proactief belastingadvies drs. H.J. Meijer FB

ma 3 december Fiscale waarderingsgrondslagen in de commerciële jaar-

rekening mr. J. Zwagemaker

ma 3 december Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

di 4 december Tweeluik Erfrecht - start

prof. dr. B.M.E.M. Schols & prof. dr. F.W.J.M. Schols

do 6 december Financiele concernverhoudingen mr. J. Zwagemaker

ma 10 december De margeregeling in de btw

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

di 11 december Inleiding Erfrecht mr. J.F.H. van den Belt

di 11 december Beleggen of ondernemen, hoe zit het nu precies?

mr. C.G. Dijkstra

wo 12 december Aansprakelijkheid voor belastingschulden

mr. dr. J.A. Booij

wo 12 december Masterclass Fiscale eenheid Vpb en btw

mr. G.B. van Driel FB & mr. R.J. Verbrugge

do 13 december Beginselen huwelijksvermogensrecht

prof. dr. F.W.J.M. Schols

ma 17 december Actualiteiten formeel belastingrecht en fiscaal proces-

recht mr. drs. F.J.P.M. Haas & mr. D.N.N. Jansen

wo 19 december Btw bij internationale transacties

mr. M.C. van den Oetelaar & mr. F.L.J. Vervaet

do 20 december Casuscollege Estate planning mr. J.F.H. van den Belt

Zwolle

ma 29 oktober Beroepsuitoefening in de praktijk

drs. P.N.M. Goossens FB

ma 5 november Btw en horeca mr. C.W. van Vilsteren

di 13 november Personenvennootschappen (maatschap, vof en cv)

dr. M.L.M. van Kemp

Page 50: Het Register nr. 5 - 2012

50 het Register | oktober 2012 | nummer 5

Verenigingsnieuwshet

Boeken

AutobelastingenAuteur: drs. O. SoldatUitgever: KluwerISBN: 978 90 13 10518 6Prijs: € 29,95

Praktisch nut 9Wetenschappelijk niveau 7Actualiteit 8Leesbaarheid 8Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor: generalist

Het is ieder jaar opnieuw een verrassing hoe de overheid om zal gaan met de belastingen rond de auto. Vorig jaar hebben we al een keer een commentaar geschreven bij een boek over dit onderwerp. We zijn intussen een jaar verder en nu heeft een andere auteur opnieuw een boek aan dit onderwerp ge-wijd. Bij het lezen ervan kom je al snel tot de conclusie dat de geschiedenis zich herhaalt: opnieuw lukt het de overheid om de belastingheffing rond de auto op diverse fronten te wijzi-gen.

De auteur heeft de inhoud van het boek gestructureerd opge-bouwd. Hij behandelt achtereenvolgens de belastingheffing over het privégebruik (inkomsten-, loon- en omzetbelasting), het op kenteken zetten (BPM) en het op kenteken houden van een auto (MRB). In een kort laatste hoofdstuk heeft hij de fisca-le behandeling van de motor toegevoegd. Het is prettig te lezen dat de auteur kritische noten ten aanzien van de (gewijzigde) regelgeving niet uit de weg gaat. Onder meer bij regelgeving die mogelijk in strijd is met de Europese regelgeving.

Om bij te blijven is het wat ons betreft raadzaam dit boek erbij te pakken. Dan raak je wat dit onderwerp betreft niet van de weg af.

Eindoordeel: n n n n

Door: mr. Lucas Blom FB AA en mr. Johan Stip FB

In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n �Twee beoordelaars recenseren

een boek. n �Zij kennen cijfers toe voor

bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n�

Goed n n n n

Redelijk n n n�

Matig n n�

Afrader n

BelastingcontroleAuteur: drs. M. Snippe en prof.dr.mr. R.N.J. KamerlingUitgever: KluwerISBN: 978 90 13 08321 7Prijs: € 38,50

Praktisch nut 8Wetenschappelijk niveau 8Actualiteit 7Leesbaarheid 7Presentatie 7Prijs-kwaliteit-verhouding 8Bedoeld voor: generalist, student

Belastingcontrole; welke bevoegdheden heeft de belasting-dienst, welke rechten en verplichtingen hebben de belasting-plichtigen, technieken van de controle, maar ook het strafrecht en de wijze van rapporteren na afloop en tijdens de controle. Alles komt aan bod in dit boek. Bijna 500 bladzijden over een -naar het lijkt- steeds minder van belang wordend onderwerp. Tenslotte is in 2008 de omslag ge-maakt; de Belastingdienst gaat uit van vertrouwen vooraf, Hori-zontaal Toezicht speelt een steeds grotere rol.Een aantal maanden geleden werd in publicaties gesteld dat ‘de Belastingdienst de aangiften van bedrijven bijna niet meer controleert’. Duidelijkheid omtrent belastingcontrole is echter nog steeds wenselijk. Daarnaast zijn controle en toezicht zelf nog niet verdwenen, er is nog steeds behoefte aan.

Dit boek geeft veel informatie, is ‘Kluwer Belastingwijzers’ ei-gen, overzichtelijk samengesteld en onderwerpen zijn eenvou-dig terug te vinden. Nieuwe regelgeving omtrent de rechtsbe-scherming van de belastingbetaler en de ruime jurisprudentie op dit gebied zal de lezer natuurlijk altijd moeten blijven nakij-ken. Het boek is bijgewerkt tot halverwege het jaar 2011.

Kortom: een handig naslagwerk voor de adviseur en een overzichtelijk boek voor de student.

Eindoordeel: n n n

Door: Marja Nienhuis-Willems FB FFP en mr. Berrie van der Velden FB AA

Page 51: Het Register nr. 5 - 2012

• Taxonomie KvK en banken

• Mapping XBRL-elementen aanwezig

• Integratie met Infine Jaarrekening

• Jaarovergang vaste gegevens

• Geïntegreerde validatieregels

• Koppeling met portals

Bekijk de online demo op www.infine.nl/sbr of bel 085 7 600 500

INFINE SBR

Jaarrekening SBR Relatiebeheer Uren & Facturering

Samensteldossier Tussentijds Rapport Digitaal Dossier Activaregistratie

Korte cursussen & Permanente educatie | Financieel-economisch & administratieF | accountancy | Fiscaal | Payroll | Pensioen | management | internationaal

Zet je carrière in beweging...volg een fiscale opleiding bij Markus Verbeek Praehep!

Markus Verbeek Praehep staat al ruim 100 jaar voor kwaliteit in financiële opleidingen, van korte cursussen/PE tot complete HBO-opleidingen. Niet voor niets zijn we in Nederland de grootste opleider voor de financiële professional. En werken we samen met de belangrijkste branche- en beroepsorganisaties, zoals Register Belastingadviseurs. Wil jij ook verder? Kijk dan in de studiegids voor ons volledige aanbod!

Bestel gratis onze studiegids op www.mvp.nl

MVP_fiscaal_adv180x130mm.indd 1 9/18/2012 12:24:22 PM

Page 52: Het Register nr. 5 - 2012

www.rbopleidingen.nl

De balans isde uitdaging

Oog voor ambitie en talent

Als belastingadviseur bent u een fiscale alleskunner. U vindt de balans tussen theorie en praktijk. Wel zo prettig voor uw klanten.

RB Opleidingen biedt kwalitatief hoogstaande fiscale opleidingen met doorstroommogelijkheden tot en met de universiteit. Met de beroepsvereniging als steunpunt. Voor en door het mkb. Een logische keus.

Een goed advies

begint met een fiscale

praktijkopleiding

www.rbopleidingen.nl

11015_adv_Balans.indd 1 22-03-12 16:22