Dimensionele veranderingen van zachte weefsels rond...
Transcript of Dimensionele veranderingen van zachte weefsels rond...
FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2014 - 2015
Dimensionele veranderingen van zachte
weefsels rond solitaire implantaten na
prothetische belasting
Thomas DESEYNE
Promotor: Dr. M. Dierens Co-promotor: Dr. S. Vandeweghe
Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot TANDARTS
FACULTEIT GENEESKUNDE EN
GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
Academiejaar 2014 - 2015
Dimensionele veranderingen van zachte
weefsels rond solitaire implantaten na
prothetische belasting
Thomas DESEYNE
Promotor: Dr. M. Dierens Co-promotor: Dr. S. Vandeweghe
Masterproef voorgedragen in de Tweede Master in het kader van de opleiding tot TANDARTS
De auteur(s) en de promotor geven de toelating deze Masterproef voor consultatie
beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander
gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking
tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit
deze Masterproef.
29/04/2015
Thomas Deseyne Dr. S. Vandeweghe Dr. M. Dierens
Voorwoord
Graag zou ik mijn opleiding tandheelkunde afsluiten met deze Masterproef. In dit
voorwoord zou ik graag een aantal mensen willen bedanken. Eerst en vooral zou ik mijn
promotor dr. M. Dierens en mijn co-promotor dr. S. Vandeweghe oprecht bedanken voor
de degelijke begeleiding, de kritische suggesties en de sturende opmerkingen bij het
neerpennen van deze thesis. Zonder deze opmerkingen zou het niet gelukt zijn.
Daarnaast had ik graag Evelien Verhelst bedankt voor het aanbrengen en nemen van de
verschillende digitale beelden die voor deze Masterproef onontbeerlijk waren.
In het bijzonder wil ik ook mijn ouders bedanken voor de blijvende aanmoedigingen en
hun advies tot het afwerken van deze opleiding. Tot slot wil ik ook mijn vriend, Kjeld,
bedanken. Jij was er altijd om de stressvolle momenten te vergeten en ontspanning te
brengen waar nodig. Zonder jullie steun was dit alles nooit mogelijk geweest.
Inhoudsopgave
ABSTRACT 1
1 INLEIDING 3
1.1. OVERZICHT VAN STUDIES MET BETREKKING TOT DIMENSIONELE
WEEFSELVERANDERINGEN 3
1.2. METHODIEK VOOR ANALYSEREN VAN WEEFSELVERANDERINGEN – EEN
OVERZICHT 9
1.3. VERANDERINGEN VAN DE HARDE EN ZACHTE WEEFSELS NA EXTRACTIE 13
1.3.1 HARDE WEEFSELS NA EXTRACTIES 13
1.3.2 ZACHTE WEEFSELS NA EXTRACTIES 14
1.3.3 BEÏNVLOEDENDE FACTOREN OP DIMENSIONELE VERANDERINGEN NA EXTRACTIE 14
1.4. WAT NA EXTRACTIES GECOMBINEERD MET BIO-OSS®? 15
1.4.1 ORALE BIO-ENGINEERING 15
1.4.2 MODIFICATIE VAN HARDE WEEFSELS NA HET PLAATSEN VAN BIO-OSS® 16
1.4.3 DE INVLOED VAN BIO-OSS® OP ZACHTE WEEFSELS 17
1.5. WEEFSELVERANDERING NA HET PLAATSEN VAN EEN KROON OP IMPLANTAAT 18
1.5.1 IMPLANTATEN IN DIERONDERZOEK 18
1.5.2 DIMENSIONELE VERANDERINGEN NA IMPLANTEREN – HUMANE STUDIES 19
1.5.3 DIMENSIONELE VERANDERINGEN NA HET BELASTEN VAN HET IMPLANTAAT MET
EEN KROON - HUMANE STUDIES 20
1.6. DOELSTELLING VAN DIT ONDERZOEK 22
2 MATERIAAL EN METHODIEK 24
2.1. PATIËNTENSELECTIE 24
2.2. IMPLANTAATBEHANDELING 24
2.3. PROTHETISCHE BEHANDELING 25
2.4. KLINISCHE FOLLOW-UP 25
2.5. PARAMETERS VAN WEEFSELVERANDERING 25
2.6. STATISCHE ANALYSES 30
3 RESULTATEN 31
3.1. STUDIEGROEP 31
3.2. WEEFSELVERANDERINGEN NA PLAATSEN VAN DE KROON 32
3.2.1 BUCCALE WEEFSELVERANDERINGEN NA PLAATSEN VAN DE KROON 32
3.2.2 PALATALE WEEFSELVERANDERINGEN NA PLAATSEN VAN KROON 37
3.2.3 INVLOED VAN PLAATSEN VAN DE KROON OP DE GINGIVALE WEEFSELS TEN OPZICHTE
VAN HET HEALING ABUTMENT 42
4 DISCUSSIE 44
5 CONCLUSIE 48
6 REFERENTIES 49
1
ABSTRACT
Doelstelling:
In deze Masterproef zal worden nagegaan of digitale intra-orale scans (LavaTM COS, 3M
ESPE, St. Paul, MN, USA) kunnen gebruikt worden om 3-dimensionele
weefselveranderingen na het plaatsen van een kroonrestauratie op een solitair implantaat
in beeld te brengen tot 1 jaar in functie. De resultaten van een prospectieve case series
worden gerapporteerd en vergeleken met andere studies.
Materiaal & Methodiek:
In deze studie werd bij 22 patiënten een solitaire implantaat 1-fasig geplaatst omwille van
verlies van een tandelement. Na 3 maanden werd het implantaat belast met een
gecementeerde kroon op een geïndividualiseerd abutment. Klinische follow-up werd
ingesteld op 3, 6, 9 en 12 maanden waarbij steeds een digitale intra-orale scan genomen
werd. 3D software (Geomagic Qualify 12, Cary, NC, USA) werd gebruikt voor
verwerken en analyseren van de digitale beelden.
Resultaten:
Door middel van de beschreven methode bleek het mogelijk om de volumeveranderingen
van zachte weefsels omheen een implantaat te beoordelen. Na 12 maanden werd een
tendens tot weefseltoename gezien ter hoogte van het midbuccale gedeelte van de
gingivale contour omheen een solitaire implantaakroon. De tandpapillen regeneren
gedeeltelijk of volledig en deze weefselverandering lijkt zowel ter hoogte van het mesiale
als het distale contactpunt meer uitgesproken dan de winst ter hoogte van het midfaciale
niveau. Ter hoogte van het palatale/linguale gedeelte waren de veranderingen minder
uniform en werd zowel weefseltoename als -afname beschreven. De invloed van het
plaatsen van de kroon op het gingivale profiel ten opzichte van het healing abutment was
minimaal. Verder onderzoek blijft noodzakelijk.
Conclusie:
Digitale intra-orale scans kunnen 3-dimensionele weefselveranderingen van het gingivale
profiel omheen een kroonrestauratie op een solitair implanaat in beeld brengen. Buccaal
lijkt het weefsel toe te nemen, terwijl de weefselverandering palataal minder voorspelbaar
is.
3
1 Inleiding
Bij het uitvoeren van verschillende ingrepen in de mond, zullen er dimensionele
weefselveranderingen optreden ter hoogte van de behandelde zone. Na het extraheren van
een tand of het plaatsen van een implantaat bijvoorbeeld, zullen de harde en zachte
weefsels veranderen, wat het uiteindelijke klinische resultaat beïnvloedt. Na extracties zal
de weefselcontour vooral afnemen in omvang met verlies van weefsel in 3 dimensies
(Van der Weijden et al., 2009). Deze veranderingen uiten zich als botresorptie van de
processus alveolaris en recessies van het tandvlees. Verschillende dierlijke en humane
experimentele studies probeerden dit probleem reeds te visualiseren en te kwantificeren
(Iasella et al., 2003, Araujo et al., 2005, Chen et al., 2008, Jung et al., 2013). Een nadeel
hierbij is dat histologische coupes een 2-dimensioneel beeld geven van een 3-
dimensioneel probleem (Araujo et al., 2005).
Onderstaand overzicht beschrijft de studies die dimensionele weefselveranderingen
onderzoeken. In recente studies wordt meer gebruik gemaakt van digitale 3-dimensionele
beelden die vaker 2-dimensionele evaluaties vervangen (Fickl et al., 2009a, Newby et al.,
2011, Caneva et al., 2012, Thalmair et al., 2013, Vanhoutte et al., 2014).
Het doel van deze inleiding is een overzicht te geven van de bestaande literatuur met
historische en recente technieken om deze weefselveranderingen te onderzoeken en te
kwantificeren na het uitvoeren van verschillende ingrepen in de mond, zoals extracties en
het plaatsen van een tandimplantaat.
1.1. Overzicht van studies met betrekking tot dimensionele
weefselveranderingen
Tabel 1 geeft een overzicht weer van studies met betrekking tot dimensionele
weefselveranderingen na verschillende behandelprocedures in de mond.
4
REFERENTIE DIERLIJK VS
HUMAAN
EVALUATIE
TECHNIEK
HW OF ZW1
+ PARAMETER
BEHANDELING2
EXT, KP, BW, IMPL, MB, FLAP, cMB
MONO- OF
PLURIRADIC.
ONDER-
ZOEKS
GROEP
RESULTATEN
Aimetti et al.
2009
humaan klinisch
histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + KP (test)
monorad. 40 Toevoegen van botsubstituut (calciumsulfaat) zorgt voor significant
minder horizontaal en verticaal botverlies na extractie.
Histologisch: bij test-groep significant betere botformatie (meer trabeculair bot), dan bij de controle groep.
Araujo et al. 2005 dierlijk: hond histologisch: B-L
coupes
HW +
vert. botverlies horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT (test)
monorad. 12 2-fasig verloop van botresorptie buccaal en linguaal:
- buccaal sneller verloop dan linguaal
- buccaal neemt verticaal meer af dan linguaal
verklaring: aanwezigheid van grote hoeveelheid ‘bundle bone’ (1ste fase: resorptie)
Araujo et al. 2006 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + IMPL (test)
monorad.
plurirad.
6 Het plaatsen van een implantaat voorkomt niet de dimensionele
veranderingen die na extractie zullen optreden. Zowel buccaal als
linguaal treedt er botresorptie op.
Araujo et al. 2008 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + KP (test)
monorad. 5 Het plaatsen van een xenogeen botmateriaal3 voorkomt gedeeltelijk
het proces van resorptie. Waardoor er een beter behoud is van het
profiel van de alveolaire kam.
Araujo et al. 2009 dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
HW + vert. botverlies
EXT + KP (xeno) monorad. 5 Xenogeen botmateriaal3 ondersteunt het vormen van nieuw bot, maar versnelt dit natuurlijk proces niet.
Araujo et al. 2009 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
EXT – FLAP
EXT + FLAP
monorad. 5 Geen invloed van flap-operatie op veranderingen na uitvoeren van
extractie.
Araujo et al. 2011 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
EXT + KP (xeno)
EXT + KP (auto)
monorad. 5 Toevoegen van autologe botent in extractie-alveole heeft als gevolg
(in vergelijking met xenogeen botent): niet versnellen/vertragen
botformatie en resorptie na extractie niet voorkomen.
Araujo et al. 2014 humaan radiografisch4 HW + vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle) EXT + KP (test)
monorad. BK 28 Toedienen van een xenograft in een ‘verse’ extractie alveole compenseert gedeeltelijk de resorptie die optreedt na extractie.
Baffone et al. 2013
dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
fotografisch5
HW & ZW vert. botverlies
horizont. botverlies
gingivadikte
IMPL + B bot 2mm (controle)
IMPL + B bot 1mm
(test)
/ 6 De breedte van het buccale botdeel, nl. 1mm VS 2mm had gelijkaardige resultaten 3 maand na heling op de dimensionele
veranderingen van harde en zachte weefsels.
Barone et al. 2008
humaan klinisch histologisch:
botonderzoek
HW + vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle) EXT + KP + MB (test)
monorad. 40 Combinatie van xenogeen botmateriaal en collageen membraan limiteert de resorptie van processus alveolaris na extractie.
Hogere graad van mineralisatie na extractie bij gebruik van xenogeen
botent vs. natuurlijke heling.
Barone et al 2013 humaan klinisch
(parosonde)
HW & ZW +
vert. botverlies
horizont. botverlies gingivadikte
EXT (control)
EXT + KP + MB (test)
+ secund. heling
monorad. 58 Gebruik van xenogene botent minimaliseert de resorptie die zal
optreden na extractie (test vs. controle). De zones met een botent
hebben een beter behoud van het zacht weefsel en impliceren een betere uitgangsituatie voor een latere implantaatbehandeling.
1 HW = harde weefsels, ZW = zachte weefsels 2 EXT = extractie, KP = kampreservatie, BW = bindweefselent, IMPL = plaatsen implantaat, MB = membraan, FLAP = mucoperiostale flapchirurgie, cMB = collageen membraan 3 Bio-Oss Collagen ®, Geistlich Pharma, Princeton, NJ, USA 4 CBCT: iCAT unit, Imaging Sciences International Inc. , Hatfield, PA, USA 5 Eclipse 50i microscoop, Nikon Corporation, Tokyo, Japan
5
Bengazi et al. 2013
dierlijk: hond klinisch histologisch: B-L
coupes
HW & ZW + vert. botverlies
horizont. botverlies
gingivadikte
IMPL + VGE6 IMPL (controle)
monorad. 6 Gelijkaardige verticale en horizontale resorptie van bot tussen controle en test-groep. Geen verschil in het optreden van
dimensionele veranderingen door gebruik van VGE in afwezigheid
van KG7 tov natuurlijk aanwezige KG
Blanco et al. 2008 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
fotografisch8
HW +
vert. botverlies
IMPL + FLAP
(controle)
IMPL - FLAP (test)
/ 5 Flaploos uitvoeren van implantaatbehandeling zorgt voor een
significante reductie in de buccale biologische breedte en minimale
aanpassingen van de buccale botplaat.
Caneva et al. 2010
dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
HW + vert. botverlies
IMPL + FLAP (controle)
IMPL - FLAP (test)
/ 5 Het plaatsen van implantaten zonder een flap kon niet voorkomen dat er resorptie optrad van de processus alveolaris.. Daarnast zag men
geen verschil met het wel uitvoeren van een flap.
Caneva et al.
2012
dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
fotografisch3
laboscanner9
HW & ZW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
3D gingivavol.
IMPL (control)
IMPL + KP + MB
(test)
monorad. 6 Histologisch zag men geen verschil tussen de controle en de test-
groep. 3D-analyse gaf aan dat gingiva B gelegen apicale verplaatsing
had ondergaan. Combinatie van botent en een membraan zorgen voor
behoud van weefsel.
Caneva et al.
2012
dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
fotografisch3
HW & ZW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
IMPL + botdefect
(controle)
IMPL + botdefect + KP + MB (test)
/ 6 Verbeterde botregeneratie bij behandeling met botsubstituut en
membraan. Echter weinig invloed op buccale defect. (Controle en
test-groep geen verschil).
Caneva et al.
2013
dierlijk: hond histologisch
B-L coupes
fotografisch3
HW & ZW +
vert. botverlies
horizont. botverlies gingivadikte
IMPL - BW (controle)
IMPL + BW (test)
monorad. 6 Het aanbrengen van een bindweefselent buccaal zorgt voor een
minimaal behoud van het harde weefsels. Daarnaast zag men bij de
test-groep een significante dikkere en meer coronaal gepositioneerde peri-implant mucosa.
Cardaropoli et al.
2006
humaan klinisich
ultrasoon10
radiografisch
HW & ZW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
gingivadikte
IMPL + KROON / 11 1 jaar na plaatsen van kroon op implantaat zag men zowel horizontaal
als verticaal veranderingen optreden. Men zag een significante
verplaatsing van de rand naar apicaal van buccaal bekeken.
Interproximaal zag men een toename van het zachte weefsel.
Chen et al. 2008 humaan klinisch
radiografisch11
HW
3D botvolume
/ `/ 16
Het gebuik van een schuifpasser geeft correcte en meer diagnostiche
informatie dan een CBCT om de omvang van de processus alveolaris in beeld te brengen.
Cosyn et al. 2011 humaan klinisch:
papilhoogte, ed. radiografisch
HW & ZW +
vert. botverlies gingivadikte
IMPL + KROON / 30 Immediaat implanteren is een weloverwogen en klinisch relevante
behandeling voor het behoud van harde en zachte weefsels. De anatomie van de kroon heeft hier een belangrijke invloed.
Cosyn et al. 2012 humaan klinisch: PES12
radiografisch
HW & ZW +
vert. botverlies
gingivatextuur, etc.
IMPL (immediaat) monorad. 22 Het behoud van een esthetisch uitzicht van de zachte weefsels is
mogelijk na immediaat implanteren. Om dit te bereiken is een
bindweefselent vaak noodzakelijk. Daarnaast ziet men ook een duidelijke resorptie optreden van de processus alveolaris.
6 VGE = vrije gingivale ent 7 KG = gekeratiniseerde gingiva 8 Olympus® DP12 digitale camera, Tokyo, Japan 9 Scansystem®, Pisa, Italië 10 SDM, Krupp Corp., Esen Duitsland 11 CBCT: NewTom 9000, Aperio Services, Sarasota, Florida, USA 12 Pink Esthetic Score (PES): mesiale en distale papil, midfaciaal niveau, midfaciale contour, omvang proccessus alveolaris, kleur en textuur van het zachte weefsel (Furhauser et al., 2005).
6
Favero et al. 2011 dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
fotografisch3
HW & ZW + vert. botverlies
horizont. botverlies
IMPL + botdefect <2mm (controle)
IMPL + botdefect
<2mm + KP + MB (test)
/ 6 Het plaatsen van implantaat in het linguale deel van de alveole resulteert in een mindere kans op buccale recessie thv dit implantaat.
De weerwaarde van het aanbrengen van botmateriaal werd niet
aangetoond.
Favero et al. 2013 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes fotografisch3
HW & ZW +
vert. botverlies horizont. botverlies
gingivadikte
EXT (controle)
IMPL + FLAP (test) + KP
monorad 6 Uitgevoerde behandeling, nl. aanbrengen van xenogeen botmateriaal
en een membraan, hebben er niet voor gezorgd dat het oorspronkelijk volume van de verschillende weefsels behouden bleef.
Favero et al. 2013 dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
fotgrafisch3
HW & ZW + vert. botverlies
horiz. botverlies
IMPL + botdefect >2mm (controle)
IMPL + botdefect
>2mm + KP + MB (test)
/ 6 Wanneer het buccaal botdefect groter is dan 2,5mm als de implantaten geplaatst zijn, dan zal het aanbrengen van een xenogeen
botsubstituut geen oplossing bieden voor het behouden van de
buccale botplaat.
Fickl et al. 2008 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT + KP monorad. 5 Toedienen van Bio-Oss Collagen gecombineerd met vrije
bindweefselent ondersteunt de zachte weefsels voldoende.
Fickl et al. 2009 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT + KP + BW monorad. 5 Uitbouwen buccaal van extractie-alveole gecombineerd met
kampreservatie zal geen invloed hebben op meer botbehoud na
extractie
Fickl et al. 2009 dierlijk: hond laboscanner13 HW + vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT + KP + BW monorad. 5 Uitbouwen buccaal van extractie-alveole gecombineerd met kampreservatie zal geen invloed hebben op meer botbehoud na
extractie
Fickl et al. 2011 dierlijk: hond histologisch:
B-L coupes
HW +
vert. botverlies
FLAP (partieel)
FLAP (volledig)
/ 5 Flapdesign heeft geen invloed op het voorkomen van botresorptie na
ingreep.
Hanser et al. 2014 humaan klinisch
radiografisch
HW & ZW +
vert. botverlies
gingivadikte
IMPL + KP + BW / 49 Behoud van de dimensionele afmetingen van een extractie-alveole is
mogelijk bij implanteren door gebruik te maken van enten van zowel
hard als zacht weefsel.
Iasella et al. 2003 humaan klinisch
histologisch
HW + ZW
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + KP + CM
monorad. 24 Het uitvoeren van een kampreservatie behandeling gecombineerd met
een collageen membraan geeft klinisch een beter resultaat om nadien
een implantaat te plaatsen in vergelijking met de natuurlijke heling na extractie.
Jung et al. 2013 humaan radiografisch14 HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + KP(βTCP)
EXT + KP + CM EXT + KP + BW
monorad. 40 Het gebruik van een xenogeen botmateriaal in combinatie met
enerzijds een collageen matrix of anderdzijds met een bindweefselent
geeft klinisch meer botbehoud dan spontane heling of het gebruik van een botvervangend materiaal, nl. β-tricalcium-fosfaat partikels.
Miglioratie et al.
2013
humaan klinisch: PES12
radiografisch gipsmodellen
ZW +
gingivadikte gingivavolume
IMPL + KP – BW
(controle) IMPL + KP + BW
(test)
/ 47 De combinatie van kampreservatie en een bindweefselsent zullen
zorgen voor betere resultaten in het voorkomen van volumeverlies van het zacht weefsel.
Moya-Villaescusa et al. 2010
humaan klinisch radiografisch:
M-D afmetingen
HW + vert. botverlies
horizont.. botverlies
EXT monorad. (50) plurirad. (50)
100 Mesio-distale afmeting na extractie wordt voornamelijk bepaald door de afmeting voor extractie. De afstand heeft geen invloed op de
resorptie in verticale zin. Na 3-tal maand stabiliseert de situatie.
13 CEREC 3, Sirona Dental Systems GmbH, Bensheim, Duitsland 14 CBCT: KaVO 3D exam, KaVO, Biberach an der Riss, Duitsland
7
Newby. et al 2011
humaan klinisch (adhv indeces15)
IOS16
HW & ZW + 3D gingivavolume
- profylaxis (controle) + profylaxis (test)
monorad. 38 Het gebruik van IOS voor objectief en kwantitatief evalueren en vaststellen van gingivale volume veranderingen na een behandeling is
een veelbelovende techniek. Het effect van profylaxis werd zowel
klinisch als door gebruik van de IOS duidelijk.
Schneider et al
2011.
humaan laboscanner17 ZW +
3D gingivavolume
IMPL + KP (HW &
ZW) + MB + KROON
/ 16 De uitgevoerde klinische procedures waren voldoende om de
weefsels omheen de implantaten stabiel te houden tot 1 jaar na
plaatsen van kroon op het implantaat.
Serino et al. 2003 humaan klinisch histologisch:
B-L coupes
HW + vert. botverlies
horizon. botverlies
EXT (controle) EXT + KP (test)
monorad. 36 Botresorptie na extractie compenseren door materiaal te gebruiken bestaande uit polylactide – polyglycocide zuur.
Sisti et al. 2011 humaan klinisch
radiografisch18
HW +
vert. botverlies
horizont. botverlies
EXT + IMPL + KP
(controle)
EXT + KP + IMPL
(test)
/ 20 Het uitvoeren van kampreservatie voor implantaatbehandeling, zorgt
voor betere condities in vergelijking met het uitvoeren van een
kampreservatie tijdens het plaatsen van het implantaat.
Ten Heggeler et
al. 2010
humaan systematic
review
klinisch
HW +
horizont. botverlies
EXT (controle)
EXT + KP (test)
monorad. / Het gebruik van een botsubstituut reduceert de dimensionele
veranderingen van bot na extractie, maar voorkomt deze niet.
Thalmair et al. 2013
humaan laboscanner19 ZW + gingivadikte
(horizontaal)
EXT + KP + BW EXT + KP
EXT + BW
EXT (controle)
monorad. 30 Het gebruik van een bindweefselent met of zonder xenogeen botsubstituut, zorgt voor minder post-operatieve afname van de
gingivadikte.
Het gebruik van een bindweefselent op een extractie-alveole zorgt significant voor minder reductie van de buccale contour van de
gingiva.
Thoma D.S. et al.
2009
humaan systematic
review
klinisch
/ BW (verschillende
soorten)
/ / Het uitvoeren van een apicale vestibuloplastie is een aangewezen
behandeling voor toename van de gekeratiniseerde gingiva.
Daarnaast zag men dat autologe enten kunnen gebruikt worden om
een toename van het zachte weefsel te creëren.
Thoma D.S. et al 2011
dierlijk: hond histologisch: B-L coupes
fotografisch20
ZW + gingivadikte
defect + BW
nvt. 6 Het gebruik van een collageen matrix voor het opbouwen van zachte weefsels geeft gelijkaardige resultaten als met de gouden standaard,
nl. een bindweefselent.
Thoma D.S. et al. 2014
humaan systematic review
klinisch
/ IMPL + BW EXT + BW
/ / Voor toename van zachte weefsels geldt een autogene bindweefselent als de gouden standaard. Geen enkel ander substituut kan aangeraden
worden voor deze behandeling.
Vanhoutte et al.
2013
humaan laboscanner21 ZW +
vert. en horizont veranderingen
KP + IMPL + BW / 14 De combinatie van kampreseravatie en het gebruik van een
bindweefselent, zorgt haast volledig voor het compenseren van de botremodelage voor het profiel van de zachte weefsels.
15 MDI: Modified Gingival Index en BI: Bleeding Index 16 Intra Orale Scanner, LAVATM Chairside Oral Scanner (COS), St. Paul, MN, USA 17 CEREC 3D, Sirona Dental Systems GmbH, Bensheim, Duitsland 18 CT scan, Picasso, E-Woo, Gyennggi-Do, Korea 19 Iscan D101, Imetric GmbH, Courgenay, Zwitserland 20 Visiopharm Integrator System®, Visiopharm A/S, Horsholm, Denemarken 21 D640, 3shape, Kopenhagen, Denemarken
8
Wu et al. 2014 humaan klinisch: PES12 ZW + gingivavolume
IMPL + vrlpg kroon / 78 Men zag een toename van de mesiale en distale papilhoogte door gebruik te maken van voorlopige kroon op implantaten. Hieruit
besluiten we dat deze techniek een positief effect heeft op het
esthetisch resultaat van de implantaat behandeling.
Wu et al. 2015 humaan klinisch: PES12
HW & ZW +
vert. botverlies
gingivavolume
IMPL + immediaat
IMPL + delayed
/ 16
22
TOT: 38
De harde en zachte weefsels rondom de verschillende implantaten
waren stabiel. Hieruit blijkt dat beide protocollen de verwachte
klinische resultaten kunnen behalen.
Yoshino et al. 2014
humaan klinisch radiografisch
HW & ZW + vert. botverlies
gingivadikte
IMPL – BW (controle) IMPL + BW (test)
/ 20 Immediaat implanteren gecombineerd met een bindweefselent heeft als resultaat minder veranderingen van het niveau van de gingiva
omheen het implantaat.
Tabel 1. Overzicht van studies over dimensionele veranderingen.
9
1.2. Methodiek voor analyseren van weefselveranderingen –
een overzicht
Om duidelijkheid te scheppen in de verschillende methodes voor het analyseren van
dimensionele weefselveranderingen volgt hieronder een kort overzicht van hoe men de
analyses uitvoert.
Een eerste mogelijkheid voor het vastleggen van de weefselveranderingen is door middel
van een klinische methode. Op basis van studiemodellen maakt men een stent bestaande
uit kunsthars. In deze stent brengt men referentiepunten aan om metingen door middel
van een parodontale sonde uit te voeren. Het is hierdoor mogelijk om in verschillende
zittijden steeds op dezelfde plaats de dimensionele weefselveranderingen vast te leggen
(Aimetti et al., 2009, Barone et al., 2013
Een andere mogelijkheid is gebruik te maken van histologische
coupes. De schematische weergave op Figuur 1 van een
histologische coupe toont hoe men de metingen kan uitvoeren.
Analoge opstelling wordt gebruikt bij het histologisch beeld van
de alveole na extractie. Men zal steeds een onveranderde
referentiewaarde bepalen, nl. ‘aa’ om de metingen van de cross-
sectionele coupes voor en na extractie mee te vergelijken Het is
hier de bedoeling om de bothoogte van de processus alveolaris
zowel buccaal als linguaal te meten op cross-sectionele coupes
van de edendate zone (Araujo et al., 2009b).
Een andere mogelijkheid om histologische beelden te analyseren werd voorgesteld door
Fickl et al. (2008, 2009b). Men baseerde zich op het bovengenoemde model, maar bracht
enkele aanpassingen aan. Hierbij maakt men een onderscheid in de verticale afmetingen
(Figuur 2) en de horizontale afmetingen (Figuur 3) van de extractie-alveole.
Figuur 1. Schematische weergave van histologische analyse (Araujo et al., 2009b) met A = apex van de wortel, BM = basis van
mandibula, aa = loodrechte onveranderde lijn ten opzichte van de lengte-as van de tand (rr) met hier evenwijdig de
onderverdeling in coronaal, middelste en apicale gedeelte, BC = buccale botrand en LC = linguale botrand.
10
Opnieuw kiest men bij beide metingen een onveranderde referentiewaarde, nl. de
horizontale lijn (HL). Deze lijn plaatst men aan de top van de linguale botplaat loodrecht
aan de lengte-as van de geëxtraheerde tand. Deze referentie is belangrijk aangezien men
de verdere metingen op basis hiervan zal uitvoeren. Zo is het ook mogelijk om
vergelijkingen in de tijd te maken.
Het is nu ook mogelijk om de coupes te fotograferen om dan de metingen digitaal uit te
voeren in plaats van analoog (Blanco et al., 2008, Caneva et al., 2012a, Caneva et al.,
2012b, Caneva et al., 2013, Baffone et al., 2013).
Om weefselveranderingen van harde weefsels vast te stellen, is men vaak aangewezen op
radiografische registratie (Cardaropoli et al., 2006, Moya-Villaescusa et al., 2010, Jung et
al., 2013, Hanser et al., 2014) om deze te kwantificeren. In deze studies zal men de
weefselverandering van harde weefsels registreren door het nemen van peri-apicale
radiografische opnames. Om steeds reproduceerbare en vergelijkbare beelden te
verkrijgen, zal men een bijtblok bestaande uit kunsthars vervaardigen specifiek voor de
reproduceerbare opname in de mond (Moya-Villaescusa et al., 2010).
Figuur 2. Verticale analyse van weefselveranderingen op basis
van histologische coupes (Fickl et al., 2008) met HL =
horizontale lijn, VL = verticale lijn, BBC = buccale botrand en
LBC = linguale botrand.
Figuur 3. Horizontale analyse van weefselveranderingen
op basis van histologische coupes (Fickl et al., 2008) met
HL = horizontale lijn, BBC = buccale botrand, LBC =
linguale botrand, value 1 = evenwijdig aan HL 1 mm onder
LBC, value 2 = evenwijdig aan HL 3 mm onder LBC en
value 3 = evenwijdig aan HL 5 mm onder LBC.
11
Daarnaast kan men ook gebruik maken van
recentere technieken, nl. een cone beam computed
tomography (CBCT). In een humaan onderzoek
(Araujo et al., 2014) maakt men gebruik van zo’n
toestel (iCAT unit, Hatfield, PA, USA) om de
weefselveranderingen te registeren. Dit toestel
maakt in essentie 3-dimensionele beelden, maar het
is mogelijk om 2-dimensionele coupes te maken om
de weefselveranderingen duidelijk weer te geven.
Figuur 4 toont een schematische weergave hoe men
de analyse om de buccale en palatale bothoogte te
bepalen, uitvoert op een 2-dimensionele coupe.
Analoog aan bovengenoemde studies zal men een
referentiewaarde bepalen, nl. ‘a-line’ om
veranderingen in de tijd te kwantificeren.
Voor de klinische evaluatie van dimensionele veranderingen van zachte weefsels omheen
solitaire implantaten met prothetische belasting maakt men in de beschikbare literatuur
gebruik van een aantal parameters (Cardaropoli et al., 2006) en indices: mucosadikte,
pocketdiepte, midfaciaal niveau, aanhechting gekeratiniseerde mucosa en de papilla-fill
index (Jemt, 1997).
Een andere methode voor deze evaluatie is door gebruik te maken van de Pink Esthetic
Score (PES). Dit is een score die men toekent aan het zachte weefsel na het plaatsen van
een kroon op een implantaat op basis van 7 parameters die elk gescoord worden als 0, 1
of 2: mesiale en distale papil, midfaciaal niveau, midfaciale contour, omvang processus
alveolaris, kleur en textuur van het zachte weefsel omheen het implantaat (Furhauser et
al., 2005). De som van de verschillende parameters geeft een totaalscore op 14.
Aangezien bovengenoemde technieken voornamelijk 2-dimensioneel te werk gaan en de
weefselcontour 3-dimensioneel is, hebben de onderzoekers gezocht naar andere methodes
om te analyseren.
Figuur 4. Schematisch weergave van analyse
dimensionele veranderingen hard weefsel met
CBCT (Araujo et al., 2014) met a-line = apicale
begrenzing van de alveole, BC = buccale
botrand, B-height = afmeting buccaal bot, PC =
palatale botrand en P-height = afmeting palataal
bot.
.
12
Een eerste mogelijkheid is gebruik te maken van een laboscanner (Fickl et al., 2009a,
Caneva et al., 2012a, Schneider et al., 2011, Thalmair et al., 2013). Aan de hand van
afdrukken die men uitgiet in gips, kunnen modellen digitaal ingescand worden om
analyses op uit te voeren. Door steeds te superponeren op een baselinebeeld, kan men de
weefselveranderingen die optreden visualiseren.
Bij deze methode is het ook mogelijk om
veranderingen in oppervlaktes na te gaan. Deze
geven een beter beeld over de 3-dimensionele
weefselveranderingen dan een numerieke
waarde. Figuur 5 toont een voorbeeld van deze
methode (Caneva et al., 2012a).
Een laatste mogelijkheid voor evaluatie van zachte weefsels is het rechtstreeks vastleggen
van de situatie in de mond door het registreren van een digitaal beeld met een intra-orale
scanner. Dit kan met verschillende toestellen. Hieronder volgen twee studies waarbij twee
verschillende scanners werden gebruikt: LAVATM Chairside Oral Scanner, St. Paul, MN,
USA (Newby et al., 2011) of D640, 3shape, Kopenhagen, Denemarken (Vanhoutte et al.,
2014). Deze methode is gelijkaardig aan de techniek met de laboscanner, maar de
tussenstap met het gipsmodel valt weg. Hierdoor kunnen fouten die ontstaan bij het
uitgieten van de gipsmodellen vermeden worden. In Figuur 6 staat een weergave van het
resultaat van de analyse (Newby et al., 2011). Door deze digitale methode kan men door
kleurkaarten en een vooraf bepaalde kleurencode de weefselveranderingen in beeld
brengen.
Figuur 5. 3-dimensionele weergave van het model na gebruik van laboscanner (Caneva et al.,
2012a) met aanbrengen van centrale bucco-linguale lijn evenwijdig aan de implantaatrichting.
.
Figuur 6. Weergave van kleurkaart in Geomagic Qualify (Newby et al., 2011) waarop weefselveranderingen zichtbaar zijn na het
uitvoeren van profylaxis na 1 week bij aanwezigheid van gingivitis.
13
1.3. Veranderingen van de harde en zachte weefsels na
extractie
Een recente systematische review (Tan, W. L. et al., 2012) brengt meer duidelijkheid over
de weefselveranderingen van harde en zachte weefsels die optreden na extractie. In deze
review heeft men verschillende parameters bekeken die kunnen veranderen na het
uitvoeren van deze behandeling.
1.3.1 Harde weefsels na extracties
Bij de verticale dimensionele weefselveranderingen van harde weefsels zijn het vooral de
buccale en linguale botplaten die afnemen. De resorptie ter hoogte van de buccale
botplaat is hierbij meer uitgesproken dan deze van de linguale botplaat. In een humane
studie (Aimetti et al., 2009) zag men als resultaat buccaal 0.9 en 3.6 mm resorptie
optreden op 3 en 7 maanden, respectievelijk. Ter hoogte van de linguale botplaat was dit
gemiddeld 0.4 en 3.0 mm op 3 en 7 maanden, respectievelijk.
Een verklaring voor deze waarnemingen werd voorgesteld door Araujo en Lindhe (2005)
volgens het concept van “bundle-bone”. Dit concept werd aangetoond door een
dieronderzoek uitgevoerd op honden, waarbij men verklaart dat bundle-bone afhankelijk
is van de aanwezigheid van tanden. Eens de tand geëxtraheerd is omwille van allerhande
redenen, zal dit bot resorberen. De procentuele hoeveelheid aan bundle-bone is groter
buccaal dan linguaal, waardoor meer resorptie optreedt buccaal. Bij de mens ziet men
deze verschillen minder duidelijk, maar dit concept kan wel een mogelijke verklaring zijn
voor het optredend fenomeen.
Naast buccale en linguale weefselveranderingen, kan men ook kijken naar de verschillen
van veranderingen die optreden in verticale zin in relatie tot de mesiodistale positie ten
opzichte van de extractie-alveole. Een 3-tal studies (Iasella et al., 2003, Barone et al.,
2008, Aimetti et al., 2009) gaan deze weefselveranderingen na. Concreet treedt er
midbucaal een grotere resorptie op dan mesiobuccaal of distobuccaal van de alveole. Dit
is klinisch zichtbaar als de ‘buccale dip’ na extractie van het verloren element. Een
resultaat over een periode van 3 tot 7 maanden, gaf een weefselverandering van -0.4 tot -
0.8 mm. Een mogelijke verklaring voor deze waarden kan gegeven worden doordat de
aanwezigheid van een buurelement dit zal beïnvloeden. De aanwezigheid zorgt voor de
aanhechting en het behouden van meer harde weefsels, met name de processus alveolaris.
14
1.3.2 Zachte weefsels na extracties
De informatie in de literatuur omtrent de veranderingen van zachte weefsels na het
uitvoeren van een extractie is zeer beperkt. In de systematische review van Tan, W. L. et
al. (2012) weerhoudt men maar één publicatie waarbij men de verandering van de zachte
weefsels nagaat.
Bij dit onderzoek (Iasella et al., 2003) bekijkt men de verticale weefselveranderingen van
het zachte weefsel. Een groep van 24 patiënten werd onderverdeeld in 2
behandelstrategieën. De ene groep werd behandeld door het uitvoeren van een extractie
(EXT). De andere groep onderging een kampreservatie programma met gevriesdroogd
alloplastisch bot na een tandextractie (KP). Men zag midcrestaal gemeten waarden van
2.1 mm ± 1.3 mm bij EXT-groep (controle) en 2.6 mm ± 0.9 mm bij KP-groep (test).
Concreet zag men een toename van de dikte zowel buccaal als linguaal, met
respectievelijk 0.4 mm tot 0.5 mm.
Opmerkelijk bij deze studie is dat men zich vooral heeft gefocust op de
weefselveranderingen van het zachte weefsel na extractie in de bovenkaak. Hierbij is
gekend dat het zachte weefsel palataal dikker is dan buccaal. Daarom kunnen we deze
bevindingen niet veralgemenen of toepassen op extracties uitgevoerd in de onderkaak.
1.3.3 Beïnvloedende factoren op dimensionele veranderingen na extractie
Als eerste beïnvloedende factor kan een extractie uitgevoerd worden met of zonder flap-
operatie. In een dieronderzoek (Fickl et al., 2008) uitgevoerd op honden zag men
significant meer resorptie optreden bij de behandelingen met een flap-operatie in
vergelijking met de ingrepen zonder een flap-operatie. Gelijkaardige bevindingen zag
men in het onderzoek van Blanco et al. (2008). Dit is in tegenstelling tot Araujo en
Lindhe (2009), die een eerder beperkt verschil beschrijven tussen beide ingrepen op korte
termijn. Na ongeveer 6 maanden werd in dit laatste onderzoek haast geen verschil meer
aangetoond tussen beide behandelstrategieën.
Ten tweede blijkt uit de literatuur (Tan, W. L. et al., 2012) dat bij rokers significant meer
reductie van de verticale hoogte optreedt. Bij rokers zag men een reductie van 1.5 mm ten
opzichte van 1.0 mm bij niet-rokers 6 maanden post-extractie (Saldanha et al., 2006).
15
Deze toename in reductie kan een klinisch en esthetisch gevolg hebben voor eventuele
verdere behandelingen.
Als derde beïnvloedende factor zou bij pluriradiculaire elementen meer resorptie van de
processus alveolaris en het zachte weefsel verwacht kunnen worden dan bij mono-
radiculaire elementen. Onderzoek (Moya-Vilaecusa et al., 2010) toonde echter geen
significant verschil tussen beide wortelformaties. De bovenstaande tabel geeft aan dat
men in onderzoek naar dimensionele weefselveranderingen bij zowel dierlijke als humane
studies in het orale milieu vooral gebruik maakt van de monoradiculaire zones. Deze
plaatsen zijn meer voorspelbaar en gemakkelijker te gebruiken dan pluriradiculaire zones.
Uit het onderzoek van Iasella et al. (2003) bleek een opmerkelijke vierde factor. Men zag
een netto-toename van de zachte weefsels na genezing van de alveole in vergelijking met
een alveole die afgedekt werd met een bio-degradeerbaar membraan. Een mogelijke
verklaring hierbij is dat bij het afdekken van de extractie-alveole met een membraan, de
gingiva geen mogelijkheid heeft tot ingroeien in de alveole in tegenstelling tot natuurlijke
heling, waarbij door ingroei in de alveole een grotere gingivadikte kan ontstaan.
1.4. Wat na extracties gecombineerd met Bio-Oss®?
1.4.1 Orale Bio-Engineering
Om de veranderingen die optreden ter hoogte van de harde en zachte weefsels te
beïnvloeden, heeft men nieuwe technieken ontwikkeld om deze veranderingen teniet te
doen of te beperken in de tijd. Een voorbeeld hiervan is het plaatsen van een xenogene
botent, nl. Bio-Oss® (Geistlich Pharma, Princeton, NJ, USA).
Dit concept kent zijn oorsprong als ‘Orale Bio-Engineering’ en werd in de jaren '70
ontwikkeld om de resorptie van de processus alveolaris en daarbij ook de zachte weefsels
te reduceren. Vandaag de dag spreekt men meer over ‘Gestuurde Regeneratie’ met
verschillende kampreservatietechnieken. Bijgevoegde Tabel 2 geeft een kort overzicht
van de mogelijke botententen.
Het gebruik van Bio-Oss® of Bio-Oss Collagen® steunt op twee principes. Het
gevriesdroogd, xenogeen materiaal afkomstig van kalfsbot dient enerzijds als matrix die
16
de bloedklonter in de extractie-alveole stabiliseert en anderzijds voor stimulatie van de
botontwikkeling (De Coster, 2014).
Tabel 2 – Overzicht van de soorten botenten (De Coster, 2014).
1.4.2 Modificatie van harde weefsels na het plaatsen van Bio-Oss®
In een dieronderzoek uitgevoerd op honden (Fickl et al. 2008) vergeleek men
verschillende behandelingen. Bij een eerste groep werd de extractie-alveole gevuld met
Bio-Oss® Collagen. Een tweede groep onderging dezelfde behandeling, maar hierbij
werd een bindweefselent geplaatst. Een derde groep was onbehandeld en hierbij verliep
het vormen van een bloedklonter en nieuw bot op een natuurlijke wijze. Er trad
significant minder resorptie op bij de eerste 2 groepen ten opzichte van groep 3, de
controle-groep.
Hieruit concludeert men dat het verlies aan bot na extractie minstens deels opgevangen
wordt door het aanbrengen van een botent, in dit geval Bio-Oss® Collagen. De studie
geeft echter aan dat de invloed op de buccale botplaat na extractie door het plaatsen van
Bio-Oss® Collagen minimaal is en nauwelijks beïnvloed wordt. Er wordt aangenomen
dat het beter behoud van de weefseldimensies wordt veroorzaak door een geleide nieuwe
botvorming in de Bio-Oss® Collagen-matrix.
OORSPRONG
BOTENT
BESTANDDELEN MERKNAAM
botent - autogeen eigen bot: lokaal, kin, ramus
mandibulae
-
botent – allogeen gevriesdroogd en/of gedemineraliseerd
humaan bot
Grafty® PCB Dental
botent – xenogeen minerale fase – kalsfbot
minerale fase en organische fase –
kalsfbot
Bio-Oss®
Bio-Oss® Collagen
botsubstituut –
alloplastisch
(synthetisch)
bTCP
bTCP + hydroxyapatiet
bioactiefglas
metaaloxiden
Bio Resorb®
BoneCeramic®
3i Biogran ®
TigranTM PTG
17
De resultaten van Fickl et al. (2008) werden bevestigd in een ander dieronderzoek
uitgevoerd door Araujo et al. (2008, 2009a). Een humane studie uitgevoerd door Barone
et al. (2008) gaf gelijkaardige resultaten. Daarnaast zag men dat een bindweefselent
ervoor zorgt dat de zachte weefsels ondersteund worden en hierdoor minder kans hebben
om te reduceren in omvang. In een humane studie uitgevoerd door Jung et al. (2013),
vergeleek men een natuurlijk helende alveole na extractie met verschillende
kampreservatietechnieken. Zij concluderen dat een xenogeen botmateriaal, zoals Bio-
Oss® in combinatie met enerzijds een collageen membraan of een bindweefselent
anderzijds, significant meer botbehoud had dan een natuurlijke heling.
Een jaar later werd een bijkomend onderzoek uitgevoerd door Fickl et al (2009a). De
opzet van de studie was gelijkaardig aan de studie van dezelfde onderzoeksgroep in 2008.
Een extra groep werd toegevoegd waarbij de buccale botplaat werd uitgebouwd,
geforceerd naar buccaal door middel van een spreader en omhuld met een bindweefselent.
Als resultaat zag men geen significant verschil tussen de resultaten van de diverse sites.
Men zag wel minder resorptie verticaal en horizontaal bij de extra groep, maar deze was
niet significant. Conclusie hierbij was dat het uitbouwen van de buccale botplaat en het
forceren naar buccaal toe geen goede techniek bleek te zijn om de dimensionele
veranderingen na extractie te compenseren.
Door recente ontwikkelingen van 3-dimensionele meetapparatuur heeft men de
mogelijkheid gekregen om na te gaan of men tot dezelfde bevindingen zou komen als bij
een 2-dimensioneel onderzoek. Dit werd bevestigd in een dierenonderzoek (Fickl et al.
2009b) door gebruik te maken van een laboscanner (CEREC 3, Sirona Dental Systems
GmbH, Bensheim, Duitsland). Hieruit bleek dat het 3-dimensioneel registreren van
weefselveranderingen een goed alternatief is voor het maken van histologische coupes.
1.4.3 De invloed van Bio-Oss® op zachte weefsels
In Pubmed werd maar één artikel gevonden dat de veranderingen van de zachte weefsels
beschrijft enkel ten gevolge van het plaatsen van Bio-Oss®. Deze studie (Roccuzzo et al.,
2014) wordt beschreven in het onderdeel 1.5.
18
1.5. Weefselverandering na het plaatsen van een kroon op
implantaat
1.5.1 Implantaten in dieronderzoek
Een onderzoek (Araujo et al., 2006) uitgevoerd op honden gaat na of het plaatsen van een
implantaat ervoor kan zorgen dat de weefselveranderingen die optreden na extracties
teniet gedaan worden. Deze studie geeft aan dat dit niet zo is. Zowel buccaal als linguaal
zullen er weefselresorpties optreden, ook bij het immediaat plaatsen van een implantaat in
de extractiealveole.
Daarom kan het in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn om enten aan te brengen in
combinatie met het plaatsen van een implantaat. Dit kan zowel onder de vorm van een
xenogene als een autologe ent voor de harde en zachte weefsels (Caneva et al., 2012a,
Caneva et al., 2012b, Caneva et al., 2013, Favero et al., 2013a, Favero et al., 2013b).
Belangrijke opmerking is dat de weefselveranderingen bij implantaten die immediaat
geplaatst zijn verschillen van veranderingen bij implantaten geplaatst na een volledige
heling van de extractie-alveole. Omtrent de weefselveranderingen bij immediaat
implanteren is er veel dieronderzoek beschikbaar in de literatuur.
Bij het immediaat implanteren maakt men een onderscheid in het al dan niet toepassen
van flap-chirurgie. Uit onderzoek (Blanco et al., 2008, Caneva et al., 2010) blijkt dat het
flaploos uitvoeren van deze behandeling niet resulteert in het voorkomen van
weefselveranderingen. Daarnaast heeft het ook geen invloed op het remodelage-proces
dat optreedt na extractie in vergelijking met het plaatsen van het implantaat in combinatie
met een mucoperiostale flap.
19
Het toevoegen van een botent (Caneva et al., 2012a en 2012b) bij het immediaat
implanteren zal duidelijk zorgen voor meer behoud van de weefsels dan zonder een
botent. Deze volumeverandering van de zachte weefsels werd aangetoond in onderzoek
door middel van een laboscanner (Scansystem®, Pisa, Italië) (2012a) en histologische
coupes (2012b). Dezelfde onderzoeksgroep (Caneva et al., 2013) wou de invloed van een
bindweefselent bij het immediaat implanteren nagaan. De conclusie was dat het
aanbrengen ervan ervoor zorgt dat het buccale gedeelte van de harde weefsels behouden
blijft. Men ziet bij de test-groep een dikkere en meer coronaal aansluitende peri-implant
mucosa dan bij de controle-groep bij immediaat implanteren.
Er werd door Favero et al. (2011, 2013, 2013) ook veel dieronderzoek verricht naar de
weefselveranderingen van de harde en zachte weefsels omheen implantaten die
immediaat geplaatst werden. Uit onderzoek (Favero et al., 2013a, Favero et al., 2013b)
blijkt dat de grootte van een aanwezig botdefect een invloed heeft op de
weefselveranderingen die optreden na implanteren gecombineerd met toevoegen van
botenten. Is het botdefect groter dan 2.0 mm, dan heeft het plaatsen van een botent geen
invloed.
Als laatste hebben we een studie (Baffone et al., 2013) die nagaat wat de invloed is van
een bestaande situatie op de weefselveranderingen bij implanteren wanneer een volledige
heling van de extractie-alveole heeft plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat de dikte van de
buccale botplaat geen invloed heeft op de weefselveranderingen van zowel hard als zacht
weefsel als men een volledig heling zonder kampreservatie afwacht.
1.5.2 Dimensionele veranderingen na implanteren – humane studies
Naast dieronderzoek zijn er ook een aantal humane studies uitgevoerd waarin men de
weefselveranderingen van harde en zachte weefsels nagaat na het implanteren.
20
In een studie uitgevoerd door Miglioratie et al. (2013) plaatste men immediaat 47
implantaten voor een solitaire tandsvervanging. De test-groep kreeg additioneel een
bindweefselent tijdens het plaatsen van het implantaat, de controle-groep niet. Uit zowel
klinische als radiografische analyse bleek een betere ondersteuning van de zachte
weefsels en minder volumeverlies op korte termijn bij het plaatsen van een
bindweefselent.
Hanser et al. (2014) had gelijkaardige resultaten. In deze studie werden 49 implantaten
conventioneel geplaatst voor solitaire tandsvervanging. Voordat de implantaten geplaatst
werden, voerde men eerst een kampreservatie in combinatie met een bindweefselent uit.
Ongeveer 3 maand later werd het implantaat geplaatst. De conclusie werd zowel klinisch
als radiografisch bevestigd en luidde dat vooraf toevoegen van enten voor zowel de harde
en zachte weefsels zorgen voor meer behoud van de weefsels.
Deze conclusie was reeds aangetoond door Sisti et al. (2011). Dit onderzoek toonde aan
dat het tijdstip waarop kampreservatie uitgevoerd wordt een invloed heeft op de
weefselveranderingen. Hij vergeleek het plaatsen van een botent voorafgaand aan het
implanteren met het toevoegen ervan tijdens het implanteren. Als conclusie zag men dat
vooraf plaatsen van een botent een situatie creëert waarin botregeneratie eenvoudiger is
dan tijdens het implanteren.
1.5.3 Dimensionele veranderingen na het belasten van het implantaat met
een kroon - humane studies
Bij het plaatsen van een kroon op een implantaat kunnen we verschillende veranderingen
verwachten. Op korte termijn kunnen we midfaciale recessie verwachten en het
regenereren van de papillen tot op een bepaald niveau met het (deels) opvullen van de
embrasure als resultaat (Cardaropoli et al., 2006, Chen et al., 2009, Buser et al., 2011,
Gallucci et al., 2011, Dierens et al., 2013).
21
In 2006 (Cardaropoli et al.) werden op basis van een ultrasone en klinische evaluatie de
dimensionele weefselveranderingen nagegaan na het plaatsen van een kroon op een
implantaat tot 1 jaar in functie. Verwijzend naar methodiek van analyseren van
weefselveranderingen (punt 1.2 van deze thesis) voor het overzicht van de gebruikte
parameters, zag men dat er tot 1 jaar na het plaatsen van de kroon zowel horizontaal als
verticaal veranderingen optraden. Dit was het gevolg van een remodellage na het plaatsen
van het implantaat na volledige heling van de extractie-alveole. Concreet zag men een
gemiddelde apicale verplaatsing van 0.6 mm van het midfaciaal niveau, een papilla fill
index van 32% bij plaatsen van de kroon evoluerend tot 80% na 1 jaar in functie.
Een onderzoek uitgevoerd in 2012 door onze vakgroep – dienst parodontologie en
implantologie – door Cosyn et al. gaat na welke techniek mogelijk is voor het behoud
van zacht weefsel omheen het implantaat door gebruik te maken van PES als
evaluatiemiddel. Hieruit concludeert men dat het zeker mogelijk is om immediaat aan de
implantaatbehandeling te starten met een voorlopige kroon op voorwaarde dat er
voldoende primaire stabiliteit is van het implantaat. Vaak zijn we genoodzaakt om
additoneel een bindweefselent toe te voegen om een meer esthetisch resultaat te
verkrijgen. De voornaamste reden voor deze extra behandeling is het optreden van een
remodellage-proces na het plaatsen van het implantaat.
Een prospectief onderzoek (Roccuzzo et al., 2014) met 10 jaar follow-up toont aan dat het
mogelijk is om een gezonde peri-implant-mucosa te documenteren bij een kroon op
implantaten die geplaatst zijn na een natuurlijke heling van de extractie-alveole in
combinatie met kampreservatie waarbij een aantal afgedicht werden met een
collageenmembraan (test-groep) en de andere met een polylactidepolymeer (test-groep).
Op basis van de plaque-score, algemene Bleeding On Probing (BOP)-score en lokale
BOP-score zag men geen significant verschil bij de midfaciale recessie met als waarden:
0.39 ± 0.54 mm voor de test-groep en 0.50 ± 0.33 mm voor de controle-groep,
respectievelijk.
22
Een in 2015 door Wu et al. uitgevoerd onderzoek gaat na of het tijdstip van implanteren
na extractie een invloed heeft op de klinische resultaten tot 2 jaar in functie. In dit
onderzoek plaatste men 38 implantaten voor solitaire tandsvervanging. Er werden er 16
immediaat geplaatst en 22 conventioneel na volledige heling van de extractie-alveole. Bij
de evaluatie zag men een gemiddelde mesiale papilhoogte bij de immediaat-groep van
0.15 ± 0.42 mm en bij de conventionele-groep van 0.06 ± 0.65 mm. Voor de gemiddelde
distale papilhoogte zag men gelijkaardige waarden met 0.06 ± 0.50 mm voor de
immediaat-groep en 0.02 ± 0.57 mm voor de conventionele-groep. Voor de midfaciale
recessie trad er een reductie op van 0.15 ± 0.23 mm voor de immediaat-groep en 0.15 ±
0.46 mm bij de conventionele-groep.
Uit deze bevindingen kon men concluderen dat de zachte weefsels omheen het implantaat
stabiel bleven over een periode van 2 jaar. Beide protocollen behaalden de
vooropgestelde klinische resultaten.
Als laatste humane studie (Wu et al. 2014) kunnen we vermelden dat het zeer nuttig kan
zijn om een voorlopige kroon te gebruiken na het plaatsen van een implantaat. Het is
mogelijk om de mesiale en distale papilhoogte te sturen en later te registreren voor het
maken van een definitieve oplossing. Dit zal het esthetisch resultaat en de tevredenheid
van de patiënt verbeteren.
1.6. Doelstelling van dit onderzoek
Literatuur die weefselveranderingen na het plaatsen van een kroon op een solitair
implantaat op een 3-dimensionele manier evalueert, is uiterst schaars en onderzoek in dit
domein staat nog in zijn kinderschoenen. Meestal worden voor dergelijke onderzoeken
klinische indices gebruikt, zoals PES of papilla fill index, om het zacht weefsel omheen
het implantaat te evalueren.
Uit de inleiding volgt ook dat er meer studies beschikbaar zijn die op een 2-dimensionele
manier, deze 3-dimensionele weefselveranderingen van hard en zacht weefsel gaan
beschrijven.
23
Door te evalueren in 3 dimensies welke weefselveranderingen van de zachte weefsels
omheen een implantaat optreden na het plaatsen van de kroon, en door eventuele
beïnvloedende factoren te onderzoeken, kan met tot meer voorspelbare en esthetische
resultaten komen.
Het doel van dit onderzoek is dan ook om kwantitatief en kwalitatief de 3-dimensionele
weefselveranderingen na het plaatsen van een kroonrestauratie op een solitair implantaat
in beeld te brengen en te analyseren door middel van digitale intra-orale scanopnames.
24
2 Materiaal en methodiek
2.1. Patiëntenselectie
Voor dit onderzoek werden 22 patiënten – 14 vrouwen en 8 mannen – geselecteerd
waarbij solitaire implantaatbehandeling noodzakelijk was. De tand werd omwille van
verschillende redenen geëxtraheerd, zoals uitgebreide cariës, parodontale problematiek en
verticale wortelfractuur. Volgende selectiecriteria werden gehanteerd: patiënt >18 jaar,
niet-roker, een goede algemene gezondheid en de aanwezigheid van de buurelementen
naast de edentate zone voor solitaire tandsvervanging. Bijkomend inclusiecriterium was
de aanwezigheid van minstens 2 verschillende digitale intra-orale scans vanaf het plaatsen
van het healing abutment. Als parodontale therapie noodzakelijk was, werd dit voor de
implantaatchirurgie uitgevoerd.
2.2. Implantaatbehandeling
De implantaten (Biomet3i T3®, Warsaw, IN, USA) in deze studie werden tenminste 3
maanden na de tandextractie geplaatst. Na toedienen van lokale anesthetica werd de mond
gedurende 2 minuten gespoeld met een oplossing van 0.12% chloorhexidine en 0.05%
cetylpyridiniumchloride (Perio-aid, Dentaid, Barcelona, Spanje). Een mucoperiost flap
werd uitgevoerd en het implantaatbed werd voorbereid voor plaatsen van het implantaat.
Hierbij ging de voorkeur uit naar een 1-fasige procedure. Alleen als de primaire stabiliteit
onvoldoende (<20 Ncm) bleek, werd overgegaan tot het 2-fasig – submerged healing –
uitvoeren van de behandeling. Gecodeerde healing abutments (Encode®, Biomet,
Warsaw, IN, USA) werden geplaatst met een maximale torquewaarde van 15 Ncm. De
flap werd gesloten met vicryl 4.0 (Johnson & Johnson, New Brunswick, NJ, USA).
Na de implantaatchirurgie werd gedurende 2 weken de mond gespoeld met een
spoelmiddel (Perio-aid, Dentaid, Barcelona, Spanje). Een normale mondhygiëne werd
ingesteld door middel van een extra zachte tandenborstel (TEPE, surgical, Malmö,
Zweden).
De implantaten in deze studie hadden een diameter van 4.0 of 5.0 mm met een lengte van
8.5, 10, 11.5, 13 mm en een interne hexagonale connectie.
25
2.3. Prothetische behandeling
Na 2 maand heling maakte men een conventionele (ImpregumTM, 3M ESPE, St. Paul,
MN, USA) en een digitale intra-orale (LavaTM COS, 3M ESPE, St. Paul, MN, USA)
afdruk van het gecodeerd healing abutment vastgeschroefd op het implantaat. Deze intra-
orale scanner is gebaseerd op triangulatie techniek door gebruik te maken van ‘active
wave front sampling’. Uit onderzoek van Nedelcu et al. (2014) blijkt dat de verwachte
meetfouten bij dit systeem gelijkaardig zijn aan andere intra-orale scanners. De
conventionele afdruk werd gebruikt voor het vervaardigen van het geïndividualiseerd
abutment. Drie maanden na de implantaatchirurgie werd het implantaat belast met het
geïndividualiseerd abutment met een torquewaarde van 30 Ncm. De kroon werd definitief
gecementeerd op het abutment (Harvard Cement, Harvard Dental International,
Hoppegarten, Brandenburg, Duitsland).
2.4. Klinische follow-up
Weefselveranderingen van de zachte weefsels omheen de kroon op het implantaat werden
waargenomen aan de hand van 3-dimensionele intra-orale scanbeelden. Een follow-up
van 3, 6, 9 en 12 maanden na plaatsen van de kroon werd ingesteld. Tijdens deze
controles werden de digitale intra-orale scans herhaald voor vergelijking van de zachte
weefsels in de tijd.
2.5. Parameters van weefselverandering
Voor het verwerken en analyseren van de beelden werd gebruik gemaakt van 3D software
(Geomagic Qualify 12, Cary, NC, USA). De methodologie van het superponeren en
bijsnijden van de intra-orale scans is weergegeven in Figuur 7. Het doel was om een
gestandaardiseerde zone van gingivale weefsels rondom de implantaatkroon te selecteren
voor vergelijking in de tijd. Buccale en palatale weefsels werden afzonderlijk beschouwd.
Alle follow-up beelden werden gesuperponeerd op de baseline scan (T1 = plaatsen van
geïndividualiseerd abutment en kroon) door gebruik van de kronen van het implantaat en
de buurelementen als vaste referentiestructuren voor de superponatie. (Figuur 7 a– c.)
26
Vervolgens werden alle gesuperponeerde beelden samen bijgesneden volgens 3
referentievlakken bepaald op T1 om zowel buccaal als palataal een gestandaardiseerde
regio van zachte weefsels te selecteren voor 3-dimensionele en 2-dimensionele
vergelijking.
1/ De eerste begrenzing van de gestandaardiseerde zone verliep volgens een horizontaal
vlak (Fig. 7d) bepaald op 2 mm apicaal van de zenith van de implantaatkroon en
evenwijdig aan de verbindingslijn tussen de buccale zeniths van de buurelementen en de
buccale en palatale zenith van de implantaatkroon. De delen van de scan apicaal van dit
vlak werden verwijderd.
2/ Ten tweede werden de beelden verticaal bijgesneden. De mesiale (Fig. 7e) en distale
(Fig. 7f) begrenzing van de geselecteerde zone werden bepaald door een vlak 2mm
voorbij de contactpunten en evenwijdig aan de lengte-as van de implantaatkroon en de as
doorheen de buccale en palatale zenith van de implantaatkroon.
3/ Vervolgens werden het buccaal deel van het palataal/linguaal segment gesplitst om
afzonderlijk geanalyseerd te worden. Dit gebeurde evenwijdig met de lengteas van het
implantaat en de as doorheen beide contactpunten (Fig. 7h – 7i).
4/ Als laatste stap werd de kroon weggeknipt zodat enkel het gingivale profiel rondom de
kroon overbleef voor analyse (Fig. 7j – 7l).
Fig. 7a. Selecteren van kronen als vaste
referentiesctructuur bij baseline (T1).
Fig. 7b. Selecteren van kronen als vaste
referentiestructuur bij het follow-up beeld
na 3 maanden (T2).
Fig. 7c. Resultaat na superponatie van T2
op T1.
Fig. 7d. Horizontale begrenzing volgens
het vlak op 2mm van de zenith van de
implantaatkroon en evenwijdig met de
zeniths van de buurelementen en de
buccale en palatale zenith van de
implantaatkroon.
Fig. 7e. Verticale, mesiale begrenzing 2
mm voorbij het mesiale contactpunt en
evenwijdig met de lengteas van de
implantaatkroon.
Fig. 7f. Verticale, distale begrenzing 2
mm voorbij distale contactpunt en
evenwijdig met de lengteas van de
implantaatkroon.
27
Fig. 7g. Resultaat na trimmen volgens
horizontale en verticale vlakken bepaald
op T1.
Fig. 7h. Snijvlak voor buccale contour
evenwijdig met mesiodistale lijn tussen de
contactpunten en de lengteas van het
implantaat.
Fig. 7i. Snijvlak voor palatale/linguale
contour evenwijdig met mesiodistale lijn
tussen de contactpunten en de lengteas
van het implantaat.
Fig. 7j. Selectie van kroon op solitair
implantaat voor bijsnijden.
Fig 7k. Eindresultaat van buccale
gingivale weefsels beschikbaar voor
analyse.
Fig. 7l. Eindresultaat van palatale/linguale
gingivale weefsels beschikbaar voor
analyse
Figuur 7. Methodiek van superponatie en bijsnijden van beelden om een gestandaardiseerde zone van zachte weefsels omheen het
implantaat te bepalen voor 2-dimensionele en 3-dimensionele analyses. Bij deze casus werd het implantaat op positie 25 geplaatst. De
rode delen werden steeds bijgesneden volgens de 3 bepaalde vlakken op T1 (baseline = prothetische belasting). De kroon werd
verwijderd om enkel het gingivale profiel te behouden.
De verschillende bijgesneden digitale beelden (T0 tot T5) werden geanalyseerd door
gebruik te maken van de 3D software. T1 – plaatsen van kroon op solitair implantaat –
werd als referentiewaarde gebruikt voor vergelijking in de tijd. De klinische follow-up
werd ingesteld op 3, 6, 9 en 12 maanden wat resulteert in volgende beelden: T2 – digitaal
beeld 3 maanden na belasting, T3 - digitaal beeld na 6 maanden belasting, T4 – digitaal
beeld na 9 maanden belasting, T5 – digitaal beeld na 12 maanden belasting. Voor analyse
van de verandering van de gingivale weefsels door het plaatsen van de kroon zelf, werd
eveneens volgend beeld bepaald: T0 – digitaal beeld van solitair implantaat met
gecodeerd healing abutment.
28
Voor 3-dimensionele vergelijking van de zachte weefsels tussen T1 en de verschillende
follow-up momenten (T2 tot T5), werden kleurkaarten, “color maps” gecreëerd die
verandering van de weefsels in de tijd visualiseren. Op de 3-dimensionele vergelijkingen
werden 2-dimensionele coupes van de zachte weefsels geconstrueerd evenwijdig met de
lengte-as van het implantaat ter hoogte van 3 locaties: midfaciaal (AXIS), en ter hoogte
van het mesiaal (MESIAL) en distaal (DISTAL) contactpunt. Op de 2-dimensionele
coupes werden volgende parameters voor weefselveranderingen berekend in millimeters
met behulp van de 3D software: de maximale positieve verandering (MAX+), de
maximale negatieve verandering (MAX-), de gemiddelde verandering (AV), de
gemiddelde positieve verandering (AV+), de gemiddelde negatieve verandering (AV-) en
de standaarddeviatie (SD). Figuur 8 geeft een presentatie van de uitgevoerde analyse.
Fig. 8a. Oriëntatie van 2-dimensionele coupe op 3D-analyse
voor het vastleggen van weefselveranderingen ter hoogte van het
mesiaal contactpunt
Fig. 8b. Resultaat 2-dimensionele analyse ter hoogte van het
mesiaal contactpunt.
Fig. 8c. Oriëntatie van 2-dimensionele coupe op 3D-analyse
voor het vastleggen van weefselveranderingen ter hoogte van het
midfaciale niveau..
Fig. 8d. Resultaat 2-dimensionele analyse ter hoogte van het
midfaciale niveau.
29
Fig. 8e. Oriëntatie van 2-dimensionele coupe op 3D-analyse
voor het vastleggen van weefselveranderingen ter hoogte van het
distaal contactpunt.
Fig. 8f. Resultaat 2-dimensionele analyse ter hoogte van het
distaal contactpunt
Figuur 8. Methodiek van het construeren van 2-dimensionele coupes op de 3-dimensionele analyses. De 3 coupes lopen evenwijdig
met de verticale mesiale en distale begrenzing en de lengteas van de implantaatkroon en bevinden zich ter hoogte van volgende
posities: mesiaal contactpunt, midfaciaal en distaal contactpunt.
De gevonden resultaten werden ingevuld in het schema voorgesteld in Tabel 3 voor zowel
het buccale als palatale/linguale segment met volgende vergelijkingen in de tijd:
- T1-2: verandering van zacht weefsel na 3 maanden (T2) t.o.v. baseline (T1);
- T1-3: verandering van zacht weefsel na 6 maanden (T3) t.o.v. baseline (T1);
- T1-4: verandering van zacht weefsel na 9 maanden (T4) t.o.v. baseline (T1);
- T1-5: verandering van zacht weefsel na 12 maanden (T5) t.o.v. baseline (T1);
- T0-1: verandering van zacht weefsel tussen afdrukname 2 maanden na het uitvoeren
van de implantaatchirurgie met het healing abutment (T0) en baseline (T1).
BUCCAL MAX+ MAX- AV AV+ AV- SD
AXIS
MESIAL
DISTAL
PALATAL MAX+ MAX- AV AV+ AV- SD
AXIS
MESIAL
DISTAL
Tabel 3 – Overzicht van de parameters van weefselverandering: maximale positieve verandering (MAX+), maximale negatieve
verandering (MAX-), gemiddelde verandering (AV), gemiddelde positieve verandering (AV+), gemiddelde negatieve
verandering (AV-), standaarddeviatie (SD).
30
2.6. Statische analyses
De 3D weefselveranderingen in de tijd werden visueel voorgesteld door middel van
kleurkaarten, “color maps” gegenereerd met de 3D software (Geomagic Qualify 12, Cary,
NC, USA). Alle parameters voor weefselveranderingen gemeten op de 2D reconstructies,
werden geanalyseerd door middel van beschrijvende statistiek met behulp van het statisch
softwarepakket SPSS 22 (IBM®, Chicago, IL, USA). Gezien de beperkte patiëntengroep
en missing data op verschillende tijdstippen in dit pilootproject, was het niet mogelijk om
statistische testen met voldoende power uit te voeren voor vergelijkingen in de tijd.
31
3 Resultaten
3.1. Studiegroep
De studiegroep bestaat uit 22 personen, waarvan 14 vrouwen en 8 mannen. De
gemiddelde leeftijd was 47 jaar (range 22 – 83). In totaal werden 22 implantaten
(Biomet3i T3®, Warsaw, IN, USA) geplaatst en belast met een definitieve kroon. De
implantaatdimensies zijn beschreven in Tabel 4.
IMPLANTAATLENGTE TOTAAL
8.5 10 11.5 13
DIAMETER 4.0 0 2 8 7 17
5.0 1 0 2 0 3
TOTAAL 1 2 10 7 20 Tabel 4 – Implantaatlengte en implantaatdiameter van de 20 implantaten die na 1 jaar nog in functie zijn.
Van de 22 implantaten zijn er na 12 maanden nog 20 in functie. Er gingen 2 implantaten
verloren: 1 implantaat ging verloren voor het plaatsen van de implantaatkroon, terwijl bij
het andere implantaat de kroon reeds 6 maanden in functie was. Daarnaast werden 2 van
de 22 implantaten 2-fasig geplaatst omdat er onvoldoende primaire stabiliteit was.
Figuur 9 geeft weer op welke locatie de implantaten geplaatst werden: 4 implantaten op
positie van de snijtanden, 1 implantaat ter hoogte van de hoektanden, 15 implantaten ter
hoogte van de premolaren en 2 implantaten ter hoogte van de molaren.
Figuur 9. Overzicht implantaatlocaties van de 22 implantaten na 1 jaar.
0
1
2
3
4
5
6
17 16 15 14 13 12 11 21 22 23 24 25 26 27
0
1
2
3736353433323141424344454647
32
Figuur 10 toont het aantal digitale intra-orale scans gemaakt op de verschillende
tijdstippen: 20 beelden op T0, 22 referentiebeelden bij baseline op T1, 16 beelden op T2,
10 beelden op T3, 8 beelden op T4 en 6 patiënten hebben een volledige follow-up tot T5 .
De afdruk voor het vervaardigen van de implantaatkroon werd ongeveer 2 maanden na de
implantaatchirurgie genomen. Gemiddeld werd de afdruk genomen (T0) 86 dagen na het
plaatsen van het implantaat (SD = 42, range = 11 – 199) en plaatste men de
implantaatkroon (T1) gemiddeld 102 dagen na de afdrukname (T0) (SD = 23, range = 42
– 151).
3.2. Weefselveranderingen na plaatsen van de kroon
3.2.1 Buccale weefselveranderingen na plaatsen van de kroon
Om de 3-dimensionele weefselveranderingen van de buccale gingiva rond de
implantaatkroon te visualiseren, werden de verkregen kleurkaarten, "color maps", van 6
patiënten die op alle tijdstippen werden opgevolgd, weergegeven in Figuur 11. Deze
geven op een 3-dimensionele manier weer waar de veranderingen optreden in de tijd. Met
een vooropgestelde kleurcode is het mogelijk om hierop weefseltoename of –afname te
zien. Doorheen deze thesis werd de code op een spectrum van + of - 1mm als maximale
variatie en + of -0.2mm als minmale variatie gebruikt.
0
5
10
15
20
25
T0 T1 T2 T3 T4 T5
Figuur 10. Weergave van het aantal intra-orale scans op de verschillende meetmomenten, met T0 = implantaat met
gecodeerde healing abutment, T1 = prothetische belasting (baseline) en T2 – T5 = respectievelijke 3, 6, 9 en 12 maanden
na belasting
34
Figuur. 11. Overzicht van 3D en 2D buccale weefselveranderingen na 3, 6, 9 en 12 maanden ten opzichte van het plaatsen van de kroon (T1) als referentie bij 6 patiënten met een volledige follow-up.
Per horizontale lijn is één patiënt weergegeven.
35
Om objectief gemeten resultaten te bekomen, werden afstanden op 2-dimensionele
coupes ter hoogte van 3 locaties gemeten. Als eerste beschrijven we de resultaten van de
buccale weefselveranderingen ter hoogte van de midfaciale zone. Een onderscheid wordt
gemaakt in positieve (weefseltoename) en negatieve (weefselafname) resultaten per
meetmoment. De maximale toename van de gingivale weefsels, MAX+, bedraagt
gemiddeld 0.33 mm (SD = 0.37, range = 0.00 – 1.20) voor alle gemeten implantaten na 3
maanden (N=16). De gemiddelde positieve verandering, AV+, m.a.w. de weefseltoename
ter hoogte van de zenith van de implantaatkroon gemeten parallel aan de lengte-as van het
implantaat en uitgemiddeld over een afstand van 2 mm van de gingivarand, bedraagt 0.21
mm (SD = 0.23, range = 0.00 – 0.70). Voor de maximale negatieve verandering, MAX-,
op 3 maanden zien we als resultaat: -0.15 mm (SD = 0.27 , range = -0.90 – 0.00) . De
gemiddelde negatieve verandering, AV-, bij deze midfaciale resultaten, is -0.06 (SD =
0.11, range = -0.30 – 0.00). De uitgemiddelde verandering, AV, waarbij zowel positieve
als negatieve waarden uitgemiddeld worden, geeft een gemiddeld resultaat van
weefseltoename met 0,15 mm (SD = 0.20, range = -0.30 – 0.50). Analoge bevindingen
met een tendens tot verdere weefseltoename zien we optreden na 12 maanden.
Als tweede beschrijven we de resultaten ter hoogte van het mesiaal contactpunt. Opnieuw
wordt hier een onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve resultaten. Na 3
maanden bedraagt de maximale weefseltoename, MAX+, 0.49 mm (SD = 0.28, range =
0,00 – 1,00) en de gemiddelde winst, AV+, 0.21 mm (SD = 0.14, range = 0,00 – 0,50).
Deze laatste is de buccale weefseltoename ter hoogte van het mesiaal contactpunt parallel
aan de lengteas van het implantaat, waarbij de positieve waarden uitgemiddeld worden
over een afstand tot 2mm voorbij de zenith van de implantaatkroon. Voor de negatieve
resultaten zien we een maximaal weefselafname, MAX-, van -0.16 mm (SD = 0.27, range
= 0.00 – 1.00) en een gemiddelde negatieve verandering, AV-, van -0.09 mm (SD = 0.11,
range = -0.30 – 0.00). Eveneens zien we dat t.h.v. het mesiale contactpunt de gemiddelde
weefselverandering, AV, rekening houdend met toename en afname, positief is. De
resultaten na 12 maanden zijn beschreven in Tabel 5 en lijken gemiddeld een verdere
weefseltoename aan te tonen.
Naar analogie met de mesiale waarden, werden ook de veranderingen ter hoogte van het
distale contactpunt gemeten. Deze worden samengevat in Tabel 5.
36
MAX+
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,49 0,60 0,66 0,73 0,33 0,55 0,61 0,77 0,39 0,67 0,68 0,98
MED. 0,50 0,70 0,55 0,70 0,20 0,50 0,60 0,80 0,30 0,60 0,55 0,75
SD. 0,28 0,31 0,30 0,30 0,37 0,39 0,45 0,29 0,40 0,57 0,61 0,58
MIN. 0,00 0,00 0,30 0,40 0,00 0,00 0,00 0,30 0,00 0,00 0,00 0,50
MAX 1,00 0,90 1,10 1,10 1,20 1,10 1,20 1,10 1,30 2,00 2,00 2,00
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
MAX-
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. -0,16 -0,20 -0,26 -0,13 -0,15 -0,16 -0,05 -0,05 -0,05 -0,30 -0,15 -0,13
MED. -0,10 -0,10 -0,15 -0,10 -0,10 0,00 0,00 0,00 -0,10 -0,05 -0,10 -0,05
SD. 0,27 0,33 0,33 0,15 0,27 0,29 0,08 0,12 0,63 0,52 0,18 0,20
MIN. -1,00 -1,00 -1,00 -0,40 -0,90 -0,90 -0,20 -0,30 -0,90 -1,60 -0,40 -0,50
MAX 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 2,00 0,00 0,00 0,00
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV+
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,21 0,30 0,25 0,38 0,21 0,36 0,36 0,48 0,19 0,32 0,29 0,42
MED. 0,20 0,30 0,30 0,35 0,10 0,25 0,35 0,40 0,10 0,30 0,25 0,35
SD. 0,14 0,16 0,22 0,19 0,23 0,31 0,31 0,30 0,19 0,23 0,20 0,24
MIN. 0,00 0,00 -0,20 0,20 0,00 0,00 0,00 0,10 0,00 0,00 0,00 0,20
MAX 0,50 0,50 0,50 0,70 0,70 1,00 0,80 1,00 0,50 0,70 0,60 0,80
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV-
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. -0,09 -0,09 -0,10 -0,08 -0,06 -0,06 -0,04 -0,03 -0,12 -0,08 -0,06 -0,08
MED. -0,10 -0,05 -0,10 -0,05 0,00 0,00 0,00 0,00 -0,10 -0,05 -0,05 -0,05
SD. 0,11 0,13 0,09 0,12 0,11 0,13 0,05 0,08 0,21 0,10 0,07 0,12
MIN. -0,30 -0,40 -0,20 -0,30 -0,30 -0,40 -0,10 -0,20 -0,80 -0,30 -0,20 -0,30
MAX 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV
37
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,15 0,19 0,19 0,30 0,14 0,24 0,31 0,45 0,07 0,22 0,20 0,30
MED. 0,20 0,25 0,20 0,25 0,10 0,20 0,30 0,40 0,00 0,25 0,15 0,20
SD. 0,20 0,26 0,18 0,24 0,29 0,41 0,34 0,32 0,24 0,28 0,28 0,20
MIN. -0,30 -0,40 -0,10 0,00 -0,30 -0,40 -0,10 0,10 -0,30 -0,30 -0,20 0,10
MAX 0,50 0,50 0,40 0,70 0,70 1,00 0,80 1,00 0,50 0,70 0,60 0,60
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
Tabel 5. Overzicht van de verschillende gemeten parameters: MAX+, MAX-, AV+, AV- en AV van buccale segment bij de verschillende meetmomenten na 3, 6, 9 en 12 maanden.
3.2.2 Palatale weefselveranderingen na plaatsen van kroon
Analoog aan het buccale gedeelte beschrijven we de resultaten van het palatale/linguale
segment. Om de 3-dimensionele weefselveranderingen van de palatale/linguale gingiva
rond de implantaatkroon te visualiseren, werden de verkregen kleurkaarten, "color maps",
van 6 patiënten die op alle tijdstippen werden opgevolgd, weergegeven in Figuur 12.
Deze geven op een 3-dimensionele manier weer waar de veranderingen optreden in de
tijd. Met een vooropgestelde kleurcode is het mogelijk om hierop weefseltoename of –
afname te zien.
39
Figuur. 12. Overzicht van 3D en 2D palatale/linguale weefselveranderingen na 3, 6, 9 en 12 maanden ten opzichte van het plaatsen van de kroon (T1) als referentie bij 6 patiënten met een volledige follow-up.
Per horizontale lijn is één patiënt weergegeven.
40
Om opnieuw objectief gemeten resultaten te bekomen, werden onderlinge afstanden op 3
verschillende 2-dimensionele coupes gemeten. Als eerste deel hebben we de palatale
weefselveranderingen ter hoogte van de midfaciale zone. Bij maximale positieve
verandering, MAX+, zien we een lichte toename, nl. 0.31 mm (SD = 0.29, range = 0.00 –
0.80) na 3 maanden met als gemiddelde positieve verandering, AV+, 0.17 mm (SD =
0.14, range = 0.00 – 0.40). De maximale negatieve verandering, MAX-, die optreedt na 3
maanden bedraagt -013 mm (SD = 0.28, range = -1.10 – 0.00) met als gemiddelde
negatieve verandering, AV-, -0.07 mm (SD = 0.13, range = -0.50 – 0.00). De
uitgemiddelde verandering, AV, waarbij zowel positieve als negatieve waarden
uitgemiddeld worden, geeft een gemiddeld resultaat van weefseltoename met 0,10 mm
(SD = 0.24, range = -0.50 – 0.50).
De weefselveranderingen ter hoogte van de contactpunten worden opnieuw
onderverdeeld volgens mesiaal en distaal contactpunt. Voor de mesiale zone bekomen we
na 3 maanden een maximale positieve verandering, MAX+, van 0.53 mm (SD = 0.52,
range = 0.00 – 2.00) en een gemiddelde positieve verandering, AV+, van 0.18 mm (SD =
0.17, range = 0.00 – 0.60). De maximale negatieve verandering, MAX-, bedraagt -0.31
mm (SD = 0.57, range = -2.00 – 0.00) en de gemiddelde negatieve verandering, AV-, -
0.13 mm (SD = 0.31, range = -1.20 – 0.00). Eveneens zien we dat t.h.v. het mesiale
contactpunt de gemiddelde weefselverandering, AV, rekening houdend met toename en
afname, positief is. De resultaten na 12 maanden zijn beschreven in Tabel 6 en lijken hier
opnieuw gemiddeld een verdere weefseltoename aan te tonen.
Naar analogie aan het mesiale contactpunt, hebben we ook de metingen ter hoogte van het
distale contactpunt. Deze worden nader toegelicht in Tabel 6.
MAX+
MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,53 0,78 0,78 1,03 0,31 0,40 0,41 0,40 0,50 0,81 0,84 0,88
MED. 0,40 0,70 0,60 1,00 0,30 0,20 0,30 0,50 0,40 0,50 0,80 0,80
SD. 0,52 0,63 0,69 0,83 0,29 0,43 0,39 0,35 0,48 0,58 0,41 0,50
MIN. 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,30 0,40 0,40
MAX 2,00 2,00 2,00 2,00 0,80 1,10 1,10 0,70 1,70 2,00 1,60 1,80
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
41
MAX-
MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. -0,31 -0,30 -0,30 -0,32 -0,13 -0,20 -0,15 -0,15 -0,13 -0,06 -0,09 -0,05
MED. -0,10 -0,10 -0,05 -0,05 0,00 -0,10 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
SD. 0,57 0,42 0,65 0,59 0,28 0,28 0,28 0,32 0,30 0,14 0,16 0,08
MIN. -2,00 -1,20 -1,90 -1,50 -1,10 -0,90 -0,80 -0,80 -1,20 -0,40 -0,40 -0,20
MAX 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV+ MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,18 0,24 0,83 0,37 0,17 0,18 0,21 0,22 0,25 0,34 0,38 0,42
MED. 0,10 0,25 0,25 0,40 0,10 0,05 0,20 0,25 0,20 0,25 0,40 0,35
SD. 0,17 0,17 1,69 0,23 0,14 0,24 0,22 0,19 0,22 0,32 0,24 0,23
MIN. 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,10 0,20
MAX 0,60 0,50 5,00 0,60 0,40 0,70 0,60 0,50 0,80 1,20 0,90 0,70
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV-
MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. -0,13 -0,14 -0,15 -0,20 -0,07 -0,11 -0,13 -0,13 -0,07 -0,03 -0,05 -0,02
MED. 0,00 -0,05 0,00 -0,05 0,00 -0,10 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
SD. 0,31 0,31 0,31 0,35 0,13 0,15 0,24 0,28 0,13 0,07 0,11 0,04
MIN. -1,20 -1,00 -0,90 -0,90 -0,50 -0,50 -0,70 -0,70 -0,50 -0,20 -0,30 -0,10
MAX 0,00 0,10 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
AV
MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m 3m 6m 9m 12m
GEM. 0,03 0,06 0,09 0,12 0,10 0,07 0,04 0,08 0,19 0,29 0,33 0,37
MED. 0,00 0,10 0,25 0,35 0,10 0,00 0,10 0,25 0,10 0,20 0,30 0,35
SD. 0,41 0,42 0,43 0,55 0,24 0,34 0,35 0,43 0,29 0,36 0,28 0,19
MIN. -1,20 -1,00 -0,90 -0,90 -0,50 -0,50 -0,70 -0,70 -0,40 -0,10 0,00 0,20
MAX 0,60 0,50 0,40 0,60 0,40 0,70 0,40 0,50 0,80 1,20 0,90 0,70
N 16 10 8 6 16 10 8 6 16 10 8 6
Tabel 6. Overzicht van de verschillende gemeten parameters: : MAX+, MAX-, AV+, AV- en AV van palatale/linguale segment bij de
verschillende meetmomenten na 3, 6, 9 en 12 maanden
42
3.2.3 Invloed van plaatsen van de kroon op de gingivale weefsels ten
opzichte van het healing abutment.
Als laaste onderdeel hebben we de invloed van de implantaatkroon op de gingivale
weefsels ten op zichte van het heling abutment. Om de 3-dimensionele
weefselveranderingen van zowel het buccale als palatale/linguale segment rond het
healing abutment te visualiseren, werden de verkregen kleurkaarten, “color maps”, van de
6 patiënten met een volledige follow-up weergegeven in Figuur 13. Deze beelden geven
op een 3-dimensionele manier weer waar de veranderingen optreden in de tijd. Met een
vooropgestelde kleurcode met maximale verandering +/- 1mm en minimale verandering
+/- 0.2mm is het mogelijk om hierop weefseltoename of –afname te zien.
Zoals aangegeven maken we een onderscheid in het buccale en palatale/linguale segment.
De opgetreden weefselveranderingen, gemeten op de 2-dimensionele coupes, zijn
zichtbaar in Tabel 7 en 8 voor respectievelijk de buccale veranderingen en de
palatale/linguale weefselveranderingen.
MESIOBUCCAAL MIDFACIAAL DISTOBUCCAAL
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
GEM. 0,56 -0,17 0,27 -0,10 -0,12 0,79 -0,44 0,38 -0,19 -0,17 0,53 -0,31 0,20 -0,15 -0,02
MED. 0,50 -0,10 0,02 0,00 -0,10 0,75 0,00 0,35 0,00 -0,30 0,35 -0,10 0,20 -0,05 -0,10
SD. 0,52 0,25 0,25 0,17 0,36 0,60 0,61 0,30 0,30 0,52 0,53 0,37 0,17 0,20 0,31
MIN. 0,00 -1,00 0,00 -0,70 -0,90 0,00 -1,90 0,00 -1,00 -0,90 0,00 -1,20 0,00 -0,80 -0,60
MAX. 1,70 0,00 0,90 0,00 0,70 1.80 0,00 0.90 0,19 1,00 1,50 0,00 0,60 0,00 0,80
Tabel 7. Weefselveranderingen van het buccale gedeelte tussen nemen van conventionele afdruk van gecodeerd healing abutment (T0) en baseline (T1)
MESIOPALATAAL MIDPALATAAL DISTOPALATAAL
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
MAX
+ MIN- AV+ AV- AV
GEM. 0,83 -0,20 0,42 -0,12 -0,35 0,77 -0,17 0,38 -0,10 -0,27 0,81 -0,15 0,32 -0,08 -0,20
MED. 0,60 0,00 0,30 0,00 -0,20 0,85 0,00 0,35 0,00 -0,25 0,65 0,00 0,30 0,00 -0,25
SD. 0,72 0,37 0,43 0,28 0,48 0,50 0,31 0,29 0,23 0,43 0,71 0,29 0,26 0,16 0,38
MIN. 0,00 -1,40 0,00 -1,20 -1,40 0,00 -1,20 0,00 -0,90 -1,10 0,00 -1,10 0,00 -0,60 -0,80
MAX. 2,00 0,00 1,40 0,00 0,40 1.80 0,00 1,10 0,00 0,90 2,00 0,00 0,80 0,00 0,60
Tabel 8. Weefselveranderingen van het palatale/linguale gedeelte tussen nemen van conventionele afdruk van gecodeerd healing abutment
(T0) en baseline (T1).
43
BUCCAAL SEGMENT PALATAAL/LINGUAAL SEGMENT
Figuur 13. Overzicht van de kleurkaarten bij vergelijken gingivaal profiel omheen healing abutment (T0) en rond plaatsen van
implantaatkroon (T1). Bij deze analyse werd T0 als referentie gebruikt om na te gaan wat de invloed was van de implantaatkroon op
het gingivale profiel. Onderverderling is gemaakt op basis van buccale of palatale/linguale segment.
44
4 Discussie
Deze Masterproef beschrijft een nieuwe methode voor het registreren van dimensionele
weefselveranderingen na het plaatsen van een kroon op een implantaat die bij 20
patiënten 1-fasig geplaatst werd. Bij dit onderzoek werden 2 implantaten 2-fasig geplaatst
omwille van onvoldoende primaire stabiliteit (<20 Ncm). Registratie en visualisatie van
deze weefselveranderingen werd bekomen door gecombineerd gebruik van digitale intra-
orale scans (LavaTM COS, 3M ESPE, St. Paul, MN, USA) en 3D software (Geomagic
Qualify 12, Cary, NC, USA).
In de literatuur (Cardaropoli et al., 2006, Chen et al., 2009, Buser et al., 2011, Gallucci et
al., 2011, Dierens et al., 2013) werd aangetoond dat we op korte termijn een midfaciale
recessie kunnen verwachten na het plaatsen van een kroon op implantaat en het
(gedeetelijk) opvullen van de embrasure met regeneratie van de tandpapillen. In het
huidig onderzoek zien we echter geen midfaciale recessie optreden na 12 maanden. Een
trend lijkt zich af te tekenen waarbij de maximale en gemiddelde positieve
weefselverandering verder toenemen in de tijd. Of deze weefselveranderingen significant
zijn in de tijd, kon in deze thesis niet worden aangetoond, gezien het beperkt aantal
implantaten met beschikbare scans op alle tijdstippen (N=6). De negatieve
weefselveranderingen zijn beperkter en lijken eerder stabiel te blijven.
Als we de gemiddelde waarden, AV, bekijken, zien we bij het buccale gedeelte een lichte
toename. Dit toont aan dat de zones met weefseltoename ter hoogte van het gingivale
profiel overheersen ten opzichte van de zones met weefselafname. Globaal neemt in ons
onderzoek het weefsel dus toe in de tijd, zowel midbuccaal als ter hoogte van de papillen.
De toename van de papillen is in overeenstemming met de literatuur, terwijl deze
toename midbuccaal in contrast is met de midfaciale recessie beschreven in de literatuur
(Cardaropoli et al., 2006, Chen et al., 2009, Buser et al., 2011, Gallucci et al., 2011,
Dierens et al., 2013). Er dient wel benadrukt te worden dat de beschreven midbuccale
recessie bij de bestaande literatuur voornamelijk gebaseerd is op het meten van klinische
kroonlengtes. In ons onderzoek, daarentegen, meten we de afstand tussen 2 oppervlaktes
die op verschillende tijdstippen in de mond werden gescand.
45
Bij evaluatie van de kleurkaarten is duidelijk dat ter hoogte van de buccale weefsels de
maximale weefseltoename eerder gelokaliseerd is rond de implantaatkroon, terwijl de
maximale weefselafname eerder richting de grens van 2mm van de zenith is
gelokaliseerd. Ter hoogte van het palatale aspect is dit minder duidelijk.
Uit de gemiddelde waarden, AV, kunnen we zien dat buccaal geen midfaciale recessie te
detecteren is. De range op 12 maanden (0.10 mm – 1.00 mm) ligt namelijk volledig in het
positieve spectrum. Ter hoogte van de palatale/linguale zone, zien we dit niet. De range
verloopt op 12 maanden van -0.70 mm – 0.50 mm.
Bij het voorbeeld in Figuur 14 is duidelijk te zien dat een midlinguale recessie optreedt na
9 maanden belasten met een implantaatkroon. Dit is een illustratie dat de verschillende
patiënten afzonderlijk soms andere resultaten geven dan de gemiddelde resultaten
weergeven.
We zien bij deze studie het opvullen van de embrasure met de tandpapillen tot op een
bepaald niveau en dit voor zowel het buccale als palatale/linguale segment. Dit werd
reeds aangetoond met zowel de PES (Wu et al., 2015) als met de papilla fill index
(Cardaropoli et al., 2006). Uit de waarden blijkt dat de weefselveranderingen die optreden
groter zijn ter hoogte van de tandpapillen dan ter hoogte van de midfaciale zone. Dit toont
aan dat er minstens gedeeltelijke regeneratie van de papillen optreedt. Er moet echter
opnieuw opgemerkt worden dat deze veronderstelling niet statistisch getest kan worden
door het beperkte aantal scans met follow-up op alle tijdstippen.
Figuur 14. Kleurkaart die linguaal een midfaciale recessie aantoont . Dit is in tegenstelling tot de gemiddelde waarden die een
toename aantonen
ter hoogte van de midfaciale zone.
46
In onze studie werd steeds de verandering gemeten ten opzichte van het plaatsen van de
kroon. Hoewel de weefselveranderingen een trend lijken te vertonen om toe te nemen in
de tijd, lijkt de grootste verandering op te treden in de eerste 3 maanden na het plaatsen
van de kroonrestauratie op het solitair implantaat. Het kan nuttig zijn om gebruik te
maken van een voorlopige kroon om het gingivale profiel te sturen.
Dit werd beschreven door Wu et al. (2014) die de mesiale en distale papil extra stuurde
met een voorlopige kroon om een mooi opgevulde embrasure te creëren. Ons onderzoek
toont echter aan dat, ook zonder sturen van de weefsels, een spontane toename van
weefsel kan optreden bij het plaatsen van de definitieve kroon. In welke mate dit invloed
had op het esthetische resultaat, werd in deze thesis niet onderzocht.
Om de invloed op het gingivale profiel rond de implantaatkroon na te gaan van het
plaatsen van de kroon zelf ten opzichte het healing abutment, werd T0 ingesteld als
referentiewaarde en T1 als testwaarde om deze veranderingen te kwantificeren.
Aangezien het healing abutment minder ruimte inneemt dan de implantaatkroon en
hierdoor ook minder ‘drukt’ op het gingvale profiel kunnen we dus verwachten dat er
toename is van de zachte weefsels. Zeer duidelijke veranderingen zijn echter niet
zichtbaar in ons onderzoek. Bij sommige patiënten werd zelfs een weefselafname
vastgesteld. Er was geen informatie beschikbaar over het onder- of overcontoureren van
de kroon om dit aan de beelden te kunnen linken.
De beschikbare studies over weefselveranderingen rond implantaatkronen (Cardaropoli et
al. 2006, Cosyn et al., 2012, Wu et al., 2015) beperken zich meestal tot het gebruik van
esthetische indices die gescoord worden door subjectieve waarneming van een clinicus.
Deze zijn steeds onderhevig aan de mening en expertise van deze clinicus over wat al dan
niet esthetisch is. De methode in deze Masterproef gebruikt een objectievere manier om
de weefselveranderingen die optreden kwalitatief en kwantitatief weer te geven. De 3D
software wordt hier als tool gebruikt om de opgetreden veranderingen te berekenen en
visueel in beeld te brengen aan de hand van kleurkaarten. Gezien deze gebaseerd zijn op
een objectieve analyse, worden deze resultaten niet beïnvloed door de subjectieve
evaluatie van de clinicus. Of deze objectieve metingen van veranderingen ook kunnen
gecorreleerd worden aan de esthetische beoordeling met esthetische indices, dient nog
verder onderzocht te worden.
47
Deze studie had echter een aantal beperkingen. We hadden te maken met een heterogene
groep aan implantaatlocaties. Vanuit een klinisch standpunt, is het logisch om aan te
nemen dat weefselveranderingen kunnen verschillen tussen boven- en onderkaak of
naargelang de positie in de kaak. Het is nuttig om na te gaan wat de mogelijke invloeden
zijn van implantaatlocatie op de weefseldimensies en het uiteindelijke klinisch resultaat.
Een andere beperking van deze studie was de beperkte follow-up. Een volledige follow-
up was slechts beschikbaar bij 6 patiënten. De grootste oorzaak van het ontbreken van
data is het niet opdagen van patiënten op de controle afspraken waarop de digitale intra-
orale scans gepland werden. Deze studie kan dus beschouwd worden als een
pilootproject, waarbij de uitgewerkte methode verder getoetst kan worden bij grotere
patiëntengroepen en andere behandelingsprocedures. De toepassing van de hier
uitgewerkte gestandaardiseerde methode en analyse, maakt statistische vergelijkingen
tussen groepen en in de tijd mogelijk bij inclusie van grotere aantallen patiënten.
Om gebruik te maken van deze methode voor het verwerken en analyseren van 3-
dimensionele beelden is er een leercurve nodig. Dit geldt zowel voor het nemen van de
intra-orale scans als voor het gebruik van de 3D software. Het is dan ook uitermate
belangrijk dat deze intra-orale scans een voldoende kwaliteit hebben om de resultaten
voldoende accuraat te kunnen analyseren. De gescande regio dient voldoende uitgebreid
te zijn, alle artefacten - bijvoorbeeld als gevolg van een overmaat aan poeder of speeksel -
dienen absoluut vermeden te worden en de details van de sulcus en papillen dienen zo
precies mogelijk gescand te worden.
Naar de toekomst toe lijkt het opportuun om verder wetenschappelijk onderzoek uit te
voeren naar weefselveranderingen bij verschillende types behandeling. Hier is het
bijvoorbeeld belangrijk om na te gaan wat de invloed kan zijn van het al dan niet 1-fasig
of 2-fasig uitvoeren van een implantaatbehandeling op het gingviale profiel van de
implantaatkroon en het daaruit volgend esthetisch resultaat. Een andere optie is om na te
gaan wat de invloed is van het ‘wegdrukken’ van het gingivale profiel door het healing
abutment of de voorlopige of definitieve prothetiek op het uiteindelijke resultaat rond de
implantaatkroon.
48
5 Conclusie
Uit de literatuur is gebleken dat bij patiënten waarbij een kroon op een implantaat
geplaatst wordt weefselveranderingen optreden. Deze veranderingen kunnen beperkt zijn,
maar ook uitgesproken met als gevolg dat er een duidelijke invloed is op het esthetisch
resultaat van de behandeling. Uit deze studie blijkt dat het in beeld brengen van 3-
dimensionele weefselveranderingen van het gingivale profiel omheen een
kroonrestauratie op een solitair implanaat mogelijk is door gebruik te maken van digitale
intra-orale scans. Aanvullend gebruik van 3D software maakt het mogelijk om deze
weefselveranderingen kwantitatief en kwalitatief in kaart te brengen.
Op basis van de beperkte gegevens in de huidige studie kon een weefseltoename
verwacht worden ter hoogte van de buccale gingivale weefsels. De palatale weefsels
lijken minder voorspelbaar te reageren.
Verder onderzoek met deze methode is zeker mogelijk, maar verfijning dient te gebeuren
in patiëntenselectie en behandelingsprocedures zodoende een significante verandering in
de tijd te kunnen aantonen.
49
6 Referenties
Aimetti, M., Romano, F., Griga, F. B. & Godio, L. (2009) Clinical and histologic healing of human
extraction sockets filled with calcium sulfate. Int J Oral Maxillofac Implants 24, 902-909.
Araujo, M., Linder, E., Wennstrom, J. & Lindhe, J. (2008) The influence of Bio-Oss Collagen on healing of
an extraction socket: an experimental study in the dog. Int J Periodontics Restorative Dent 28,
123-135.
Araujo, M. G., da Silva, J. C., de Mendonca, A. F. & Lindhe, J. (2014) Ridge alterations following grafting
of fresh extraction sockets in man. A randomized clinical trial. Clin Oral Implants Res.
doi:10.1111/clr.12366.
Araujo, M. G. & Lindhe, J. (2005) Dimensional ridge alterations following tooth extraction. An
experimental study in the dog. J Clin Periodontol 32, 212-218. doi:10.1111/j.1600-
051X.2005.00642.x.
Araujo, M. G. & Lindhe, J. (2009a) Ridge alterations following tooth extraction with and without flap
elevation: an experimental study in the dog. Clin Oral Implants Res 20, 545-549.
doi:10.1111/j.1600-0501.2008.01703.x.
Araujo, M. G. & Lindhe, J. (2009b) Ridge preservation with the use of Bio-Oss collagen: A 6-month study
in the dog. Clin Oral Implants Res 20, 433-440. doi:10.1111/j.1600-0501.2009.01705.x.
Araujo, M. G. & Lindhe, J. (2011) Socket grafting with the use of autologous bone: an experimental study
in the dog. Clin Oral Implants Res 22, 9-13. doi:10.1111/j.1600-0501.2010.01937.x.
Araujo, M. G., Wennstrom, J. L. & Lindhe, J. (2006) Modeling of the buccal and lingual bone walls of
fresh extraction sites following implant installation. Clin Oral Implants Res 17, 606-614.
doi:10.1111/j.1600-0501.2006.01315.x.
Baffone, G. M., Botticelli, D., Pereira, F. P., Favero, G., Schweikert, M. & Lang, N. P. (2013) Influence of
buccal bony crest width on marginal dimensions of peri-implant hard and soft tissues after implant
installation. An experimental study in dogs. Clin Oral Implants Res 24, 250-254.
doi:10.1111/j.1600-0501.2012.02512.x.
Barone, A., Aldini, N. N., Fini, M., Giardino, R., Calvo Guirado, J. L. & Covani, U. (2008) Xenograft
versus extraction alone for ridge preservation after tooth removal: a clinical and
histomorphometric study. J Periodontol 79, 1370-1377. doi:10.1902/jop.2008.070628.
Barone, A., Ricci, M., Tonelli, P., Santini, S. & Covani, U. (2013) Tissue changes of extraction sockets in
humans: a comparison of spontaneous healing vs. ridge preservation with secondary soft tissue
healing. Clin Oral Implants Res 24, 1231-1237. doi:10.1111/j.1600-0501.2012.02535.x.
Bengazi, F., Lang, N. P., Caroprese, M., Urbizo Velez, J., Favero, V. & Botticelli, D. (2013) Dimensional
changes in soft tissues around dental implants following free gingival grafting: an experimental
study in dogs. Clin Oral Implants Res. doi:10.1111/clr.12280.
Blanco, J., Nunez, V., Aracil, L., Munoz, F. & Ramos, I. (2008) Ridge alterations following immediate
implant placement in the dog: flap versus flapless surgery. J Clin Periodontol 35, 640-648.
doi:10.1111/j.1600-051X.2008.01237.x.
Buser, D., Wittneben, J., Bornstein, M. M., Grutter, L., Chappuis, V. & Belser, U. C. (2011) Stability of
contour augmentation and esthetic outcomes of implant-supported single crowns in the esthetic
zone: 3-year results of a prospective study with early implant placement postextraction. J
Periodontol 82, 342-349. doi:10.1902/jop.2010.100408.
50
Caneva, M., Botticelli, D., Morelli, F., Cesaretti, G., Beolchini, M. & Lang, N. P. (2012a) Alveolar process
preservation at implants installed immediately into extraction sockets using deproteinized bovine
bone mineral - an experimental study in dogs. Clin Oral Implants Res 23, 789-796.
doi:10.1111/j.1600-0501.2011.02332.x.
Caneva, M., Botticelli, D., Pantani, F., Baffone, G. M., Rangel, I. G., Jr. & Lang, N. P. (2012b)
Deproteinized bovine bone mineral in marginal defects at implants installed immediately into
extraction sockets: an experimental study in dogs. Clin Oral Implants Res 23, 106-112.
doi:10.1111/j.1600-0501.2011.02202.x.
Caneva, M., Botticelli, D., Salata, L. A., Souza, S. L., Bressan, E. & Lang, N. P. (2010) Flap vs. "flapless"
surgical approach at immediate implants: a histomorphometric study in dogs. Clin Oral Implants
Res 21, 1314-1319. doi:10.1111/j.1600-0501.2010.01959.x.
Caneva, M., Botticelli, D., Vigano, P., Morelli, F., Rea, M. & Lang, N. P. (2013) Connective tissue grafts in
conjunction with implants installed immediately into extraction sockets. An experimental study in
dogs. Clin Oral Implants Res 24, 50-56. doi:10.1111/j.1600-0501.2012.02450.x.
Cardaropoli, G., Lekholm, U. & Wennstrom, J. L. (2006) Tissue alterations at implant-supported single-
tooth replacements: a 1-year prospective clinical study. Clin Oral Implants Res 17, 165-171.
doi:10.1111/j.1600-0501.2005.01210.x.
Chen, L. C., Lundgren, T., Hallstrom, H. & Cherel, F. (2008) Comparison of different methods of assessing
alveolar ridge dimensions prior to dental implant placement. J Periodontol 79, 401-405.
doi:10.1902/jop.2008.070021.
Chen, S. T., Darby, I. B., Reynolds, E. C. & Clement, J. G. (2009) Immediate implant placement
postextraction without flap elevation. J Periodontol 80, 163-172. doi:10.1902/jop.2009.080243.
Cosyn, J., De Bruyn, H. & Cleymaet, R. (2013) Soft tissue preservation and pink aesthetics around single
immediate implant restorations: a 1-year prospective study. Clin Implant Dent Relat Res 15, 847-
857. doi:10.1111/j.1708-8208.2012.00448.x.
Cosyn, J., Eghbali, A., De Bruyn, H., Collys, K., Cleymaet, R. & De Rouck, T. (2011) Immediate single-
tooth implants in the anterior maxilla: 3-year results of a case series on hard and soft tissue
response and aesthetics. J Clin Periodontol 38, 746-753. doi:10.1111/j.1600-051X.2011.01748.x.
De Coster, P. (2013-2014). Tandheelkundige Bio-Engineering [CURSUS]. Gent: Universiteit Gent Master
of Science in de Tandheelkunde.
Dierens, M., de Bruecker, E., Vandeweghe, S., Kisch, J., de Bruyn, H. & Cosyn, J. (2013) Alterations in
soft tissue levels and aesthetics over a 16-22 year period following single implant treatment in
periodontally-healthy patients: a retrospective case series. J Clin Periodontol 40, 311-318.
doi:10.1111/jcpe.12049.
Favero, G., Botticelli, D., Favero, G., Garcia, B., Mainetti, T. & Lang, N. P. (2013a) Alveolar bony crest
preservation at implants installed immediately after tooth extraction: an experimental study in the
dog. Clin Oral Implants Res 24, 7-12. doi:10.1111/j.1600-0501.2011.02365.x.
Favero, G., Lang, N. P., De Santis, E., Gonzalez, B. G., Schweikert, M. T. & Botticelli, D. (2013b) Ridge
preservation at implants installed immediately after molar extraction. An experimental study in the
dog. Clin Oral Implants Res 24, 255-261. doi:10.1111/j.1600-0501.2012.02567.x.
Favero, G., Lang, N. P., Romanelli, P., Pantani, F., Caneva, M. & Botticelli, D. (2013c) A digital evaluation
of alveolar ridge preservation at implants placed immediately into extraction sockets: an
experimental study in the dog. Clin Oral Implants Res. doi:10.1111/clr.12307.
Fickl, S., Kebschull, M., Schupbach, P., Zuhr, O., Schlagenhauf, U. & Hurzeler, M. B. (2011) Bone loss
after full-thickness and partial-thickness flap elevation. J Clin Periodontol 38, 157-162.
doi:10.1111/j.1600-051X.2010.01658.x.
51
Fickl, S., Schneider, D., Zuhr, O., Hinze, M., Ender, A., Jung, R. E. & Hurzeler, M. B. (2009a)
Dimensional changes of the ridge contour after socket preservation and buccal overbuilding: an
animal study. J Clin Periodontol 36, 442-448. doi:10.1111/j.1600-051X.2009.01381.x.
Fickl, S., Zuhr, O., Wachtel, H., Bolz, W. & Huerzeler, M. B. (2008) Hard tissue alterations after socket
preservation: an experimental study in the beagle dog. Clin Oral Implants Res 19, 1111-1118.
doi:10.1111/j.1600-0501.2008.01575.x.
Fickl, S., Zuhr, O., Wachtel, H., Kebschull, M. & Hurzeler, M. B. (2009b) Hard tissue alterations after
socket preservation with additional buccal overbuilding: a study in the beagle dog. J Clin
Periodontol 36, 898-904. doi:10.1111/j.1600-051X.2009.01463.x.
Furhauser, R., Florescu, D., Benesch, T., Haas, R., Mailath, G. & Watzek, G. (2005) Evaluation of soft
tissue around single-tooth implant crowns: the pink esthetic score. Clin Oral Implants Res 16, 639-
644. doi:10.1111/j.1600-0501.2005.01193.x.
Gallucci, G. O., Grutter, L., Chuang, S. K. & Belser, U. C. (2011) Dimensional changes of peri-implant soft
tissue over 2 years with single-implant crowns in the anterior maxilla. J Clin Periodontol 38, 293-
299. doi:10.1111/j.1600-051X.2010.01686.x.
Hanser, T. & Khoury, F. (2014) Extraction site management in the esthetic zone using autogenous hard and
soft tissue grafts: a 5-year consecutive clinical study. Int J Periodontics Restorative Dent 34, 305-
312. doi:10.11607/prd.1749.
Iasella, J. M., Greenwell, H., Miller, R. L., Hill, M., Drisko, C., Bohra, A. A. & Scheetz, J. P. (2003) Ridge
preservation with freeze-dried bone allograft and a collagen membrane compared to extraction
alone for implant site development: a clinical and histologic study in humans. J Periodontol 74,
990-999. doi:10.1902/jop.2003.74.7.990.
Jemt, T. (1997) Regeneration of gingival papillae after single-implant treatment. Int J Periodontics
Restorative Dent 17, 326-333.
Jung, R. E., Philipp, A., Annen, B. M., Signorelli, L., Thoma, D. S., Hammerle, C. H., Attin, T. &
Schmidlin, P. (2013) Radiographic evaluation of different techniques for ridge preservation after
tooth extraction: a randomized controlled clinical trial. J Clin Periodontol 40, 90-98.
doi:10.1111/jcpe.12027.
Migliorati, M., Amorfini, L., Signori, A., Biavati, A. S. & Benedicenti, S. (2013) Clinical and Aesthetic
Outcome with Post-Extractive Implants with or without Soft Tissue Augmentation: A 2-Year
Randomized Clinical Trial. Clin Implant Dent Relat Res. doi:10.1111/cid.12194.
Moya-Villaescusa, M. J. & Sanchez-Perez, A. (2010) Measurement of ridge alterations following tooth
removal: a radiographic study in humans. Clin Oral Implants Res 21, 237-242. doi:10.1111/j.1600-
0501.2009.01831.x.
Nedelcu, R. G. & Persson, A. S. (2014) Scanning accuracy and precision in 4 intraoral scanners: an in vitro
comparison based on 3-dimensional analysis. J Prosthet Dent 112, 1461-1471.
doi:10.1016/j.prosdent.2014.05.027.
Newby, E. E., Bordas, A., Kleber, C., Milleman, J., Milleman, K., Keogh, R., Murphy, S., Butler, A. &
Bosma, M. L. (2011) Quantification of gingival contour and volume from digital impressions as a
novel method for assessing gingival health. Int Dent J 61 Suppl 3, 4-12. doi:10.1111/j.1875-
595X.2011.00043.x.
Roccuzzo, M., Gaudioso, L., Bunino, M. & Dalmasso, P. (2014) Long-term stability of soft tissues
following alveolar ridge preservation: 10-year results of a prospective study around nonsubmerged
implants. Int J Periodontics Restorative Dent 34, 795-804. doi:10.11607/prd.2133.
52
Saldanha, J. B., Casati, M. Z., Neto, F. H., Sallum, E. A. & Nociti, F. H., Jr. (2006) Smoking may affect the
alveolar process dimensions and radiographic bone density in maxillary extraction sites: a
prospective study in humans. J Oral Maxillofac Surg 64, 1359-1365.
Schneider, D., Grunder, U., Ender, A., Hammerle, C. H. & Jung, R. E. (2011) Volume gain and stability of
peri-implant tissue following bone and soft tissue augmentation: 1-year results from a prospective
cohort study. Clin Oral Implants Res 22, 28-37. doi:10.1111/j.1600-0501.2010.01987.x.
Serino, G., Biancu, S., Iezzi, G. & Piattelli, A. (2003) Ridge preservation following tooth extraction using a
polylactide and polyglycolide sponge as space filler: a clinical and histological study in humans.
Clin Oral Implants Res 14, 651-658.
Sisti, A., Canullo, L., Mottola, M. P., Covani, U., Barone, A. & Botticelli, D. (2012) Clinical evaluation of
a ridge augmentation procedure for the severely resorbed alveolar socket: multicenter randomized
controlled trial, preliminary results. Clin Oral Implants Res 23, 526-535. doi:10.1111/j.1600-
0501.2011.02386.x.
Tan, W. L., Wong, T. L., Wong, M. C. & Lang, N. P. (2012) A systematic review of post-extractional
alveolar hard and soft tissue dimensional changes in humans. Clin Oral Implants Res 23 Suppl 5,
1-21. doi:10.1111/j.1600-0501.2011.02375.x.
Ten Heggeler, J. M., Slot, D. E. & Van der Weijden, G. A. (2011) Effect of socket preservation therapies
following tooth extraction in non-molar regions in humans: a systematic review. Clin Oral
Implants Res 22, 779-788. doi:10.1111/j.1600-0501.2010.02064.x.
Thalmair, T., Fickl, S., Schneider, D., Hinze, M. & Wachtel, H. (2013) Dimensional alterations of
extraction sites after different alveolar ridge preservation techniques - a volumetric study. J Clin
Periodontol 40, 721-727. doi:10.1111/jcpe.12111.
Thoma, D. S., Benic, G. I., Zwahlen, M., Hammerle, C. H. & Jung, R. E. (2009) A systematic review
assessing soft tissue augmentation techniques. Clin Oral Implants Res 20 Suppl 4, 146-165.
doi:10.1111/j.1600-0501.2009.01784.x.
Thoma, D. S., Buranawat, B., Hammerle, C. H., Held, U. & Jung, R. E. (2014) Efficacy of soft tissue
augmentation around dental implants and in partially edentulous areas: a systematic review. J Clin
Periodontol 41 Suppl 15, S77-91. doi:10.1111/jcpe.12220.
Thoma, D. S., Hammerle, C. H., Cochran, D. L., Jones, A. A., Gorlach, C., Uebersax, L., Mathes, S., Graf-
Hausner, U. & Jung, R. E. (2011) Soft tissue volume augmentation by the use of collagen-based
matrices in the dog mandible -- a histological analysis. J Clin Periodontol 38, 1063-1070.
doi:10.1111/j.1600-051X.2011.01786.x.
Van der Weijden, F., Dell'Acqua, F. & Slot, D. E. (2009) Alveolar bone dimensional changes of post-
extraction sockets in humans: a systematic review. J Clin Periodontol 36, 1048-1058.
doi:10.1111/j.1600-051X.2009.01482.x.
Vanhoutte, V., Rompen, E., Lecloux, G., Rues, S., Schmitter, M. & Lambert, F. (2014) A methodological
approach to assessing alveolar ridge preservation procedures in humans: soft tissue profile. Clin
Oral Implants Res 25, 304-309. doi:10.1111/clr.12144.
Wu, M. J., Zhang, X. H., Zou, L. D. & Liang, F. (2014) [Clinical observation of the reliability of gingival
contour by using temporary crown after loading 1 year]. Beijing Da Xue Xue Bao 46, 954-957.
Wu, M. J., Zhang, X. H., Zou, L. D. & Liang, F. (2015) [Comparison of soft and hard tissue stability
between immediate implant and delayed implant in maxillary anterior region after loading 2 years].
Beijing Da Xue Xue Bao 47, 67-71.
53
Yoshino, S., Kan, J. Y., Rungcharassaeng, K., Roe, P. & Lozada, J. L. (2014) Effects of connective tissue
grafting on the facial gingival level following single immediate implant placement and
provisionalization in the esthetic zone: a 1-year randomized controlled prospective study. Int J
Oral Maxillofac Implants 29, 432-440. doi:10.11607/jomi.3379.