BLOK 4 1 2 EXTRA...BLOK 4 EXTRA 1 2 3 GA VERDER HULP 1 gram 1 kilogram = 1 kg 1 gram = 1 g Een...
Transcript of BLOK 4 1 2 EXTRA...BLOK 4 EXTRA 1 2 3 GA VERDER HULP 1 gram 1 kilogram = 1 kg 1 gram = 1 g Een...
BLOK 4
EXTRA1 2
GA VERDER
HULP
t h d dt h t dhHM TM M DHD TD H E
0 0 0
2 5 0
1
.0 0 0
0 0 0
8 0 0
.
.
.
0 0 0
0 0 0
0 0 0
.
.
.
T
miljard miljoen
250 miljoen
1 miljoen 800 duizend
duizend
1 miljardMLD
1
1 Welk getal ligt het dichtstbij? Omcirkel.
4.000.000 – 4.000.010 4.000.006 3.999.996
2.200.000 – 2.198.000 2.205.000 2.203.000
3.500.000 – 3.499.000 3.499.090 3.500.100
3.840.000 – 3.880.000 3.900.000 3.839.980
2.100.000 – 2.105.500 2.090.800 2.094.000
2 Maak vast.
850.000 1.200.000 1.650.000 1.950.000 2.200.000 2.270.000
2 miljoen 1 miljoen
3.350.000 4.100.000 5.250.000 5.800.000 6.200.000 6.290.000
3 miljoen 4 miljoen 5 miljoen 6 miljoen
DOEL 1• Je oefent getallen tot in de miljarden op volgorde zetten.• Je oefent getallen tot in de miljarden afl ezen en schattend plaatsen op een getallenlijn.• Je oefent getallen tot in de miljarden in cijfers schrijven.
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/2
BLOK 4
EXTRA1 2
KLAAR!
3 Welk woord is weg? Kies uit: duizend – miljoen – miljard.
Het huis kost 425 euro.
Een miljardair heeft meer dan 1 euro.
60 meter is 60 mm.
2 kilometer is 2 m.
Het luxe woonhuis kost ruim 1 euro.
7.595.000.000 is meer dan 7
39.999.900 is bijna 40
4.008.050.000 is meer dan 4
1.990.000 is minder dan 2
54.000.000.000 is precies 54
4 Maak vast.
1.850.000 2.500.000 3.550.000 3.800.000 4.009.000
2 miljoen 3 miljoen 4 miljoen
5 Welk getal ligt op de getallenlijn het dichtstbij? Kleur.
23.890.099
23.850.400
23.849.500
23.850.000
5.556.110
4.557.000
4.555.900
4.556.000
8.615.100
8.614.800
8.614.850
8.615.000
2.000.500
2.999.900
3.001.150
3.000.500
455.700.000
500.000.000
400.000.000
450.200.000
66.901.000
66.900.150
66.800.999
66.900.000
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/2
BLOK 4
EXTRA1 2
GA VERDER
HULP HULP
1,234 kg − 0,728 kg = 0,506 kgrekenen in kilogrammencijferend
1 , 2 3 4 0 , 7 2 8
0 , 5 0 6
−
142120
1,234 kg − 0,728 kg = 0,506 kgrekenen in grammenkolomsgewijs
1 2 3 4 7 2 8
1 0 0 0 -5 0 0 1 0 -4
5 0 6
−
+
DOEL 2• Je oefent cijferend optellen en aftrekken met benoemde en onbenoemde kommagetallen.
1 Welke som hoort erbij?Reken uit met cijferen in je schrift.
Van een plank van 7,5 m zaag je een stuk af
van 3,48 m. Hoeveel meter blijft er over?
Van een rol stof van 18 m knip je 9,65 m af.
Hoeveel meter stof zit nog op de rol?
som:
antwoord:
som:
antwoord:
2 Welke som hoort erbij? Reken uit met cijferen in je schrift.De kinderen fietsen naar Nijmegen.
Op mijn fietscomputer staat 34,4 km.
Op mijn fietscomputerstaat 39,65 km.
Wat staat er op de fietscomputer van de
jongen als de kinderen in Nijmegen zijn?
Wat staat er op de fietscomputer van het
meisje als de kinderen in Nijmegen zijn?
som:
antwoord:
som:
antwoord:
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/2
BLOK 4
EXTRA1 2
KLAAR!
3 Reken uit met cijferen.Zet de getallen onder elkaar in je schrift.
0,467 + 3,751 =
1,658 + 1,348 =
4,31 + 2,9 =
2,272 + 0,77 =
1,975 + 3,5 =
4,670 − 1,363 =
2,481 − 0,602 =
3,658 − 2,439 =
4,568 − 2,600 =
2,25 − 1,68 =
4 Hoeveel moet je betalen?Reken uit met cijferen.
1 3 , 8 5 2 , 4 9 3 , 9 8 1 , 6 0
€€€€
€
+
Super van Bergen
1 7 , 8 5 4 , 2 5 0 , 7 9 2 , 4 5
€€€€
€
+
Super Walraven
6 , 9 5 3 , 9 8 5 , 5 0 1 , 1 9
€€€€
€
+
Super het Woudt
1 0 , 7 5 2 , 9 9 3 , 3 9 0 , 9 8
€€€€
€
+
Super de Boer
5 Wat staat er onder de vlek?
5 0 5 9 9
2 0
−
8 0 4 4
3 3 9
−
6 0 1 3 6
3
−
4 0 2
2 2 4
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/2
BLOK 4
EXTRA1 2 3
GA VERDER
HULP
1 gram
1 kilogram = 1 kg 1 gram = 1 gEen gewicht van 1 kilogram is 1000 gram.
HULP
1ml
1 liter = 1 l 1 deciliter = 1 dl 1 centiliter = 1 cl 1 milliliter = 1 ml
dl10
0
987654321
cl100
0
908070605040302010
ml1000
0
900800700600500400300200100
l1
0
12
inhoud1 liter = 10 deciliter1 liter = 100 centiliter1 liter = 1000 milliliter
DOEL 2• Je oefent de maten kilogram en gram gebruiken.• Je oefent de maten liter, deciliter, centiliter en milliliter gebruiken.
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/3
BLOK 4
EXTRA1 2 3
GA VERDER
1 Hoe zwaar? Kruis aan.
4,5 gram
45 gram
450 gram
1 kilogram
10 gram
100 gram
80 gram
800 gram
8 kilogram
150 gram
15 gram
1.500 gram
2,5 gram
25 gram
250 gram
2 Hoeveel blijft er over?Lees hoeveel je nodig hebt om een appeltaart te bakken.Reken uit hoeveel er overblijft.
250 gr
nodig:450 gramover:
gram
nodig:750 gramover:
gram
nodig:250 gramover:
gram
nodig:125 gramover:
gram
nodig:75 gramover:
gram
3 Hoeveel? Kruis aan.
LIJM
40 milliliter
40 centiliter
40 deciliter
1 deciliter
1 centiliter
1 milliliter
45 centiliter
45 milliliter
45 deciliter
2 milliliter
20 milliliter
200 milliliter
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/3
BLOK 4
EXTRA1 2 3
KLAAR!
4 Hoeveel? Vul de maatbeker.Hoe kun je de inhoud ook zeggen?
l1
0
12
ml
0
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
dl
0
10
5
6
7
8
9
4
3
2
1
0
100cl
50
40
30
20
10
60
70
80
90
Kleur 12 liter.12 liter =
centiliter
milliliter
Kleur 300 milliliter.300 milliliter =
deciliter
centiliter
Kleur 2 deciliter.2 deciliter =
milliliter
centiliter
Kleur 80 centiliter.80 centiliter =
deciliter
milliliter
5 Hoeveel blijft er over?Lees hoeveel je nodig hebt om pannenkoeken te bakken.Reken uit hoeveel er overblijft.
Meel
nodig:450 gram
over:
gram
nodig:8 deciliter
over:
deciliter
nodig:5 gram
over:
gram
nodig:75 gram
over:
gram
nodig:200 milliliter
over:
milliliter
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 3/3
BLOK 4
EXTRA1 2
GA VERDER
1 Wat is evenveel als 14? Kleur.
12
68
420 1
828
312
624
1040 5
2048
416
410
2 Maak de breuken gelijkwaardig. Kijk op de getallenlijn.
12 10
14 = 8
48 = 16
18 = 16416 = 4
48 = 4
28 = 16
12 = 1634 = 16
3 Reken uit. Schrijf de breuk zo klein mogelijk.
+13
16 = +2
428 = +2
1015 = +5
814 = +1
319 =
−13
16 = −2
428 = −9
1025 = −6
1015 = −3
612 =
DOEL 3• Je oefent welke breuken gelijkwaardig zijn.• Je oefent gelijknamige en ongelijknamige breuken optellen en aftrekken.
HULP
Je hebt 34 l water.
Je giet er 14 l uit. 34 − 14 = 24 (12)
Je hebt 24 l over. (12 l)
HULP
14
28
34
68
12
24
48
10
l − =12 l1
6 l26
−36
16
Dat is dus 13 l.
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/2
BLOK 4
EXTRA1 2
KLAAR!
4 Samen 1 liter. Hoeveel moet er in de derde kan?
5 Reken uit. Schrijf de breuk zo klein mogelijk.26 + 36 = 3
5 + 15 = 78 − 18 = 7
10 − 310 = 6
7 − 27 =
16 + 26 = 2
5 + 15 = 58 − 38 = 9
10 − 310 = 5
7 − 27 =
6 Maak de rij af. Kijk naar de sprongen.
1 12
34
34
18
23
493 4
7 Maak de tabel af.
52
5
51
5555
2 25 2 1
5
2
2
2
2222
1
16
1 13
12
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/2
BLOK 4
EXTRA1 2
GA VERDER
HULP
1 km = 10 hm = 100 dam = 1000 m
1 hm = 10 dam = 100 m
0,001 km = 0,01 hm = 0,1 dam = 1 m = 10 dm = 100 cm = 1000 mm
1 Reken de lengte uit.
4,2 km + 2660 m = m 28,7 km + 2600 m = m
5,8 m + 38 cm = cm 6,1 hm + 370 m = m
3,1 dam + 240 m = m 1,9 dm + 68 cm = cm
2 Van kort naar lang.Zet een 1 bij de kortste lengte, 2 bij de middelste en een 3 bij de langste lengte.
5 km
90 hm
700 dam
30 dam
0,35 km
250 m
3 dam
0,3 km
0,3 hm
0,07 km
70.000 cm
0,75 hm
1000 cm
400 dm
60.000 mm
DOEL 4• Je oefent maten voor lengte in hele getallen en kommagetallen vergelijken en ordenen en je
oefent lengtematen omrekenen en optellen met hele getallen en kommagetallen.
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/2
BLOK 4
EXTRA1 2
KLAAR!
3 Reken om naar de andere maat.
3,6 km = m 6,37 m = mm
1508 m = km 61 cm = m
4,4 hm = m 25 dm = mm
4 Reken de lengte uit.
1,6 km + 4120 m = m 4,9 km + 2200 m = m
3,8 m + 5 dm = cm 5,2 hm + 40 m = m
2,7 dm + 25 cm = cm 3,1 m + 700 mm = dm
5 Welke maat hoort erbij?
3,94 km = 394 410 mm = 0,41
83 dm = 8,3 95 cm = 0,95
2,8 hm = 280 70 mm = 0,7
5,73 dm = 573 45 cm = 4,5
5,82 hm = 0,582
6 Van kort naar lang. Schrijf de maten in de goede volgorde.Schrijf eerst de maten hieronder in de blauwe vakjes. Bedenk daarna maten die ertussen passen.
0,0004 km0,035 dam0,3 m
0,7 dm39 cm50 mm
cm mm dm m mm
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/2
BLOK 4
EXTRA1 2
GA VERDER
HULP
Rond af op duizendtallen:
2499
4550
Kijk naar de laatste 3 cijfers.
Zijn die 499 of lager?Rond af op het vorige duizendtal.
Zijn die 500 of hoger?Rond af op het volgende duizendtal.
2499 2000
4550 5000
3023 + 1988 is ongeveer 5000.
1 Rond af op duizendtallen. Trek een lijn tussen de som, de schatting en het geschatte antwoord.
5490 + 1900 =
4600 + 2790 =
1469 + 3505 =
2599 + 1448 =
7000
8000
4000
5000
1000 + 4000
3000 + 1000
5000 + 2000
5000 + 3000
2 Wat kan de reis kosten? Er is afgerond op honderdtallen. Vul in.
Mijn reis kost ongeveer € 2400,-.
van € tot €
Mijn reis kost ongeveer € 1000,-.
van € tot €
Mijn reis kost ongeveer € 1600,-.
van € tot €
Mijn reis kost ongeveer € 2200,-.
van € tot €
3 Rond af op tientallen. Kleur. Welke 2 getallen zijn samen ongeveer:
400
109
214
188
550
219
328
324
310
108
155
148
240
126
107
135
750
438
306
448
DOEL 4• Je oefent optellen en aftrekken met afgeronde getallen.
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 1/2
BLOK 4
EXTRA1 2
KLAAR!
4 Rond af op honderdtallen. Kleur. Van welke 2 getallen is het verschil ongeveer:
400
849
355
348
700
846
110
150
600
198
838
853
200
147
151
329
500
849
229
252
5 Rond af en reken uit.op honderdtallen
€ 417,- + € 151,- € + € = €
€ 285,- + € 615,- € + € = €
€ 348,- + € 229,- € + € = €
€ 750,- − € 447,- € − € = €
€ 595,- − € 255,- € − € = €
op tientallen
€ 284,- + € 396,- € + € = €
€ 547,- + € 219,- € + € = €
€ 875,- + € 105,- € + € = €
€ 474,- − € 238,- € − € = €
€ 793,- − € 357,- € − € = €
6 Rond af op tientallen.
Meike koopt: Ze betaalt ongeveer:
a en e € + € = €
c en f € + € = €
b en d € + € = €
e en f € + € = € € 19,-f
€ 37,-e
€ 89,-d
€ 419,-
c
€ 245,-b
€ 159,-a
Pluspunt • groep 7 • blok 4 • extra • © Malmberg ’s-Hertogenbosch • 2/2