Gram juni 2016
Embed Size (px)
description
Transcript of Gram juni 2016

Composteren en milieubelasting
De toekomst van afvalscheiding; over gft-kippen
en oesterzwammen
Er valt wat te kiezen op de e-waste markt
GRAM
Deze maand in ‘Hoe doen zij dat?‘ aandacht voor gedrag en veiligheid
JAA
RGA
NG
107 | NU
MM
ER Juni 2016
VAKBLAD VAN DE 5

verbindt circulaire en sociale
economie
WECYCLE

GRAM | juni 2016 3
Vakblad van de NVRD
inhoudsopgave
6
10
22
25
De vergrijzing te lijf met scholing en passend werkBuitendiensten van afvalverwerkende bedrijven hebben in toenemende mate te
kampen met vergrijzing van het personeelsbestand. In navolging van gemeenten
kiezen steeds meer organisaties binnen deze sector voor een leeftijdsbewust
personeelsbeleid.
Handvat voor veilig en gezond werkenIn 2007 werd een start gemaakt met de ontwikkeling van de arbocatalogus voor de
afvalbranche. De catalogus beschrijft de risico’s op het gebied van gezond en veilig
werken en biedt oplossingen hiervoor.
Hoe zien zij dat? Geert Steeghs (SUEZ) en Willem Elsinga geven hun visie over de toekomst van
afvalscheiding. Er ontstaan steeds meer hybride vormen van bronscheiding en
nascheiding. Plastics maar ook gft-afval zal steeds met hoger rendement kunnen
worden hergebruikt. Over gft-kippen en oesterzwammen op koffiedik en power-to-gas.
Hoop voor de luierrecyclingDe aanpak van het probleem van het luierafval door de hele keten van luierfabrikanten
tot en met gemeenten, begint vruchten af te werpen. Na een jaar van overleg zijn er
‘vier tot zes’ verschillende recyclingtechnieken op het punt van testen in de praktijk.
Vooral diftar-gemeenten staan te popelen om de 200 duizend ton luierafval te recyclen.
Foto voorplaat: Klaas Fopma,
Hollandse Hoogte
05 Bezem
06 Hoe doen zij dat? Deze maand:
gedrag en veiligheid op de werkvloer
12 Meelopen met het onderzoek
actualisering P90
14 Taalles voor afvalmedewerkers Breda
15 Er valt wat te kiezen
op de e-waste markt
18 Terugblik NVRD Jaarcongres 2016
20 Samen gaan voor grondstoffen
28 NVRD Nieuws
29 Column Olaf Prinsen
32 Branchenieuws
34 Agenda en colofon
Lees verder op pag. 15

Denkkracht
Met denkkracht en daadkracht helpt IPR Normag gemeenten en (verzelfstandigde) overheids organisaties bij het verbeteren van hun functioneren en presteren. Met name op het gebied van (huishoudelijk) afvalbeheer, milieu, water, beheer en onderhoud van de openbare ruimte.
Daadkracht

GRAM | juni 2016 5
BEZEMFeitelijke mening “Hé, oude takkenbos”. Je raakt er aan gewend, en feitelijk ben ik dat ook. Ik hoor het vaak en beschouw het maar als een geuzenaam. Hangt er ook een beetje vanaf hoe iemand het zegt. De toon is wel belangrijk. Helaas moet ik constateren dat de bedoeling niet altijd even vriendelijk is. “Ik mag alles zeggen, vrijheid van meningsuiting weet je wel of geintje, moet kunnen toch?”, zijn de meest gehoorde reacties als ik vraag waarom ze dat zeggen. Ik veeg rustig verder. Iemand vertelde mij laatst, toen hij zag dat ik reageerde, dat meningen nu feiten zijn geworden. Niet een mening gebaseerd op feiten. ‘Wat ik vind is waar en waag het niet om het daarmee oneens te zijn’ lijkt de slogan van nu te zijn.
Ik zal de laatste zijn die zal zeggen dat je niet emotioneel mag zijn. Ik ben al wat ouder en heb alles wel gezien. Een beetje vuur en passie is mooi, het brengt leven in de brouwerij. Maar laat het dan overtuiging zijn op ba-sis van kennis en feiten. Ons werk kent veel mensen met passie en tome-loze inzet die de leefomgeving beter, mooier en schoner maken. Als geen ander weten zij dat onderbuikgevoelens en emoties eerder de norm dan de uitzondering zijn. Ik zal hier maar niet vertellen wat vuilnismannen te horen krijgen als ze even de weg blokkeren om containers te legen…….
Het is dan verrassend dat er een studie verschijnt van een gerenommeerd instituut waarvan je verwacht dat eigen beelden, eigen invullingen en eigen interpretaties bij de ingang van het kantoor gescheiden worden afgevoerd. Maar nee, ook daar niet. ‘Een verkennend onderzoek naar
GRAM | juni 2016 5
de haalbaarheid en wenselijkheid van doelstellingen met betrekking tot recycling en preventie van huishoudelijk afval’ van het CPB, het Centraal Plan Bureau.
U en ik weten dat afvalbeleid en de meningen daarover altijd worden getoetst aan het eigen gedrag en de situ-atie thuis in de eigen gemeente. Dat iedereen dat doet, is een feit. Is dat erg? Nee. Het biedt de kans om vanuit daar het gesprek aan te gaan en uit te leggen waarom het beter is om afval te scheiden ongeacht de manier waarop. Waarom we geen grondstoffen moeten verspil-len, waarom we met recycling veel CO2-uitstoot kunnen voorkomen, waarom het een innovatieve branche is die de schoonste voertuigen wil rijden, waarom mensen het vreselijk vinden om spullen van waarde weg te gooien, waarom het prettig is dat je niet te veel hoeft te betalen, waarom er ongelooflijk veel mensen een kans krijgen weer aan het werk te gaan, waarom….
Het wordt tijd voor een goed gesprek met planmakers zoals het CPB. Ik maak even mijn rondje af, zal de blikjes en flesjes apart houden. Levert ook nog wat op.

6 GRAM | juni 2016
mee aan een project van de stichting
Arbocatalogus Afvalbranche. Sindsdien
luidt ons motto: wij werken veilig of
wij werken niet. De afvalbranche is een
risicovolle branche, bij collega-bedrij-
ven zijn wel eens ernstige ongelukken
gebeurd. Dat willen we voorkomen. Wij
streven er naar dat iedereen elke dag
gezond naar huis gaat én gezond naar
zijn pensioen.
Wat is het effect op de
werknemers?
Dat is heel leuk om te zien, ze gaan zelf
meedenken en komen zelf met ideeën
aan om machines of werkomstandighe-
den veiliger te maken. We hebben er zo
actief op ingezet, dat het in hun dna
is gaan zitten. Vroeger kregen mede-
werkers alles voorgekauwd, nu merk je
dat ze zich gezamenlijk verantwoorde-
lijk voelen. We moedigen iedereen aan
onveilige situaties te melden, en ver-
betermogelijkheden aan te dragen, en
dat gebeurt inmiddels ook.
Tips?
Betrek je medewerkers zo veel mo-
gelijk bij de veiligheidsonderwerpen;
maak er een gezamenlijke missie van.
Als KAM-coördinator weet ik aardig wat
van veiligheid, maar ik kan niet alles
vanachter mijn bureau bedenken. De
medewerkers hebben zelf de expertise
over hun werkzaamheden en komen
vaak met goede ideeën. Tot slot: deel je
ervaringen met collega’s in de branche.
Probeer elkaar te informeren en op de
hoogte te houden, zodat niet iedereen
zelf het wiel hoeft uit te vinden.
Wat gebeurt er zoal op het gebied
van gedrag en veiligheid?
Wij zijn twee sterren VCA-gecertificeerd
en dat betekent dat we heel veel met
veiligheid bezig zijn. Denk aan werk-
plekinspecties, toolboxmeetingen en
opleidingen. Maar we doen meer dan
vereist. We zorgen bijvoorbeeld dat ie-
dere werknemer aan bod komt bij de
werkplekinstructies en we gaan ruim
over het verplichte aantal van tien tool-
boxmeetingen heen. Ook bij elk func-
tioneringsgesprek en werkoverleg ko-
men veiligheidsonderwerpen aan bod.
Wat was de aanleiding voor dit
actieve beleid?
Voorheen was onze KAM-coördinator
verantwoordelijk voor facilitaire zaken.
Daar waren altijd wel andere prioritei-
ten. Sinds we de functie gesplitst heb-
ben, kunnen we meer capaciteit voor
veiligheid vrijmaken. In 2012 deden we
Deze maand:
gedrag en veiligheid op de werkvloer
Hoe doen zij dat?
Gé StuiverKAM- en opleidingscoördinator ACV.
Contact: [email protected]
KAM-coördinator Circulus-Berkel.
Contact: [email protected]
Wat gebeurt er zoal op het gebied
van gedrag en veiligheid?
Wij doen enorm veel en proberen dat
altijd vanaf de werkvloer op te bouwen.
Denk ondermeer aan veiligheid- en
werkplekinstructies, taakrisicoanalyses
voor nieuwe werksoorten, opleidingen.
We roepen ook op onveilige situaties
te melden, zodat ze verbeterd kunnen
worden. Samen met teamleiders en
werkbegeleiders hebben we zelf een
cursus ontwikkeld van drie dagdelen
met daarin aandacht voor wet- en re-
gelgeving, praktische veiligheid en ri-
sico’s. Voor de veiligheidsinstructies
gebruiken we zelfgemaakte foto’s met
tekst. De deskundigheid van de werk-
vloer is voor ons de basis, we proberen
zo min mogelijk van bovenaf op te leg-
gen.
Nancy Koonings

GRAM | juni 2016 7
KVGM-manager (kwaliteit, veiligheid,
gezondheid, milieu) Spaarnelanden.
Contact: [email protected]
Wat was de aanleiding voor dit
actieve beleid?
De directie zei twee jaar geleden ‘we
willen toe naar nul ongevallen met
verzuim’. Een pleistertje mag, maar
letselschade is uit den boze. Een uit-
spraak die aantoont hoe ambitieus we
zijn. Half 2014 ben ik aangenomen als
KAM-coördinator, om dat streven waar
te maken. Je moet iemand hebben die
overal achteraan gaat natuurlijk. Ik doe
dit werk met heel veel plezier en en-
thousiasme.
Wat is het effect op de werknemers?
In het begin reageerde men nog een
beetje terughoudend: nieuwlichterij,
moet dat nu allemaal? Maar die gelui-
den zijn helemaal verstomd. De mede-
werkers zien het als hun eigen verant-
woordelijkheid en spreken elkaar erop
aan. Als iemand zijn hesje of veilig-
heidsschoenen niet draagt, wordt daar
door een collega wat van gezegd. Dat
geldt ook voor veiligheidsgordels, of
het verplichte controlerondje om de
wagen voordat men de poort uit rijdt.
Iedereen komt ook gewoon opdagen
voor de toolboxmeetingen, voorheen
was dat minder. Je ziet dingen echt ver-
anderen. De medewerkers beschouwen
veiligheid nu als een normaal onder-
deel van hun werk. Er zijn ook daad-
werkelijk minder ongevallen gebeurd,
dus het resultaat is er.
Tips?
Als je iets van onderaf opbouwt, zo-
als wij, moet je dat rustig aan doen. Ik
ben heel enthousiast en loop daardoor
soms te hard van stapel. Áls ik op ver-
zet stuit, dan komt dat omdat het te
vlug gaat. Je moet goed luisteren naar
wat er op de werkvloer leeft en de za-
ken gefaseerd aanpakken. Dan krijgen
je medewerkers de tijd om te zien dat
iets positief werkt en dan zijn ze weer
gemotiveerd voor de volgende stap.
Bouw het dus rustig op.
Wat gebeurt er zoal op het gebied
van gedrag en veiligheid?
Onze hele cultuur is erop gericht. Het
tweesterren VCA-certificaat hadden we
al langer, verleden jaar is daar ISO9001
bijgekomen. We werken voortdurend
met risico- en verbetermanagement en
de gebruikelijke onderdelen als tool-
boxmeetingen, werkoverleg en werk-
plekinspecties. Ook de directie contro-
leert af en toe bij dat laatste. Dat geeft
een positief signaal af, bovendien weet
de directie dan beter wat er speelt op
de werkvloer. Wat we zelf hebben toe-
gevoegd aan het hele pakket, is scrum-
overleg. Dat zijn korte gesprekjes op
de gang of vóór het werk, waarin je
even doorneemt wat je tegenkomt en
wat de eventuele risico’s zijn. Het grote
voordeel van scrummen is dat het wat
sneller gaat dan in een werkoverleg.
Bovendien gaat het altijd over de dage-
lijkse praktijk.
Wat was de aanleiding voor dit
actieve beleid?
Twee jaar geleden hebben we nieuwe
contacten afgesloten met de gemeente
Haarlem. We zijn nu niet meer alleen
uitvoerend bezig, maar hebben zelf
de regie. Sindsdien zetten we extra
in op kwaliteit. Voorheen werkten we
voornamelijk met mensen die niet of
nauwelijks opgeleid waren, nu bieden
we ze allerlei maattrainingen en oplei-
dingen aan, waardoor ze zich breder
kunnen ontwikkelen. Aan iemand die
vakbekwaam is, kun je hogere eisen
stellen, ook op het gebied van risico-
bestrijding.
Vooral voor dat ISO-certificaat heb je
heel veel bewustzijn nodig. ‘Zeg wat je
doet, doe wat je zegt en bewijs dat’,
klinkt gemakkelijk, maar het imple-
menteren is hard werken. Voor al die
certificaten heb je tal van handboeken,
maar niemand gaat die allemaal lezen
natuurlijk. Wij hanteren daarom één
handboek, met daarnaast een infor-
matieve KVGM-intranetsite die tevens
faciliterend is. Je voert je vraag in en
krijgt de mogelijkheden te zien. Heb je
suggesties, dan worden die behandeld
via het risicodossier of verbeterregis-
ter. We kijken of het kan en voeren de
verbetering dan eventueel door.
Wat is het effect op de
werknemers?
Dat is gigantisch. Omdat ze vakbe-
kwamer zijn dan voorheen, komen ze
sneller met verbeteringen en andere
suggesties. Ze weten dat ze serieus
genomen worden en voelen zich meer
gewaardeerd. Je merkt dat de hele cul-
tuur verandert, ook op het gebied van
veiligheid. Voorheen wilden ze nog wel
eens snel een laddertje pakken voor
een gevaarlijke klus, nu huren ze een
hoogwerker. We hebben alles geborgd,
daardoor komt het niet meer voor dat
iemand zonder het juiste certificaat en/
of persoonlijke beschermingsmiddelen
met een motorkettingzaag aan de gang
gaat bijvoorbeeld. Iedereen heeft zijn
certificaten en je ziet dat het aantal in-
cidenten daadwerkelijk daalt.
Tips?
Blijf uitleggen waarom je iets doet. Niet
met een gelikte PowerPointpresentatie,
maar door echt in gesprek te gaan.
Schuif aan bij het werkoverleg, luister
naar wat er op de werkvloer leeft. Als
je een lezing geeft, gebruik dan con-
crete voorbeelden die aansluiten bij de
praktijk. Gebruik materiaal waar ze iets
mee kunnen en blijf on tour, anders
houd je de aandacht niet vast.
Ronald Govers

8 GRAM | juni 2016
Bij Omrin, dat met zo’n vierhonderd werknemers een van de grootste
afvalinzamelaars in het noorden is, loopt relatief veel ouder personeel
rond. “De gemiddelde leeftijd van de uitvoerenden is inmiddels 47
jaar”, zegt bedrijfsdirecteur inzameling en reiniging Jan Hubers. In
2014 was ruim een kwart van alle werknemers 55 jaar of ouder. En dat
is voor een bedrijf dat een grote buitendienst heeft aan de hoge kant.
Om al die mensen gezond en vitaal hun pensioengerechtigde leeftijd
te laten bereiken zijn verschillende maatregelen genomen. Zo stelt
Omrin een fysiotherapeut beschikbaar, is er een gezondheidsweek
waar bewegen en gezond eten onder de aandacht worden gebracht,
is er aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en wordt er actief werk
gemaakt van leeftijdsbewust personeelsbeleid.
“Sinds enige maanden organiseren wij in samenwerking met een
groot onderwijsinstituut opleidingen en herscholingstrajecten bin-
nen diensttijd. We doen dat om de kansen op ander, passend werk
te vergroten. Werknemers kunnen op die manier bijvoorbeeld aan de
slag als toezichthouder op de milieustraat. Of ze kunnen kiezen voor
minder fysiek belastend werk door afvaladviseur te worden. Ze on-
dersteunen dan gemeentes bij het realiseren van de ‘Van Afval Naar
Grondstof’-doelstellingen. Voor dit soort werk zijn vooral ervaring en
goede communicatieve eigenschappen belangrijk.”
En het beleid heeft succes, want de bereidheid onder personeel om te
gaan studeren onder werktijd is groot. “De animo voor de genoemde
opleidingen ligt ver boven de verwachting. Je ziet dat het bij mensen
zo langzamerhand begint te dagen dat ze er zelf ook open voor moe-
ten staan om stappen te nemen als ze langer op een goede manier wil-
len doorwerken. En toch gaat het ook nog niet volledig vanzelf. “Stu-
deren is dikwijls toch belastend. Het vraagt iets van
mensen. En ook het oppakken van andere taken blijkt
in de praktijk nog een moeizaam proces. Onwennig-
heid en vrees voor het onbekende zorgen dat mensen
terughoudend zijn. Het is in die situaties belangrijk
om genoeg zelfvertrouwen te hebben. En dus werken
we ook daar aan door middel van onze opleidingen.”
Buitendiensten van afvalverwerkende bedrijven hebben in toenemende mate te kampen met vergrijzing van het
personeelsbestand. In navolging van gemeenten kiezen steeds meer organisaties binnen deze sector voor een
leeftijdsbewust personeelsbeleid. Kortom, werknemers de kans bieden om arbeid te verrichten die bij hen past. Bij
Omrin in Leeuwarden krijgen werknemers de mogelijkheid om zich tijdens werktijd om te scholen. Een belangrijke
stap richting een duurzaam personeelsbeleid, vinden ze daar.
De vergrijzing te lijf met scholing en passend werk
Directeur Jan Hubers van Omrin:
“De animo voor de genoemde opleidingen ligt ver boven de verwachting.
Je ziet dat het bij mensen zo langzamerhand begint te dagen dat ze er
zelf ook open voor moeten staan om stappen te nemen als ze langer op
een goede manier willen doorwerken.”
Foto: SUEZ.

GRAM | juni 2016 9
Afspraken
Gemeenten zijn al langer bezig met leeftijdsbewust
personeelsbeleid. Sinds eind vorige eeuw werd er al
tijdens Cao-onderhandelingen gesproken over maat-
regelen om de aard van werkzaamheden mee te laten
groeien met de leeftijd van werknemers. En dat heeft
ook geleid tot afspraken tussen werkgevers en bon-
den. Zo moet er sinds 1 januari 2008 beleid zijn dat
gericht is op de duurzame inzetbaarheid van mede-
werkers. Een klein belrondje langs verschillende grote
afvalinzamelaars leert dat leeftijdsbewust personeels-
beleid in deze branche nog niet overal geworteld is in
het human resourcebeleid. Bij SUEZ bijvoorbeeld is de
vergrijzing van het personeelsbestand een punt van
aandacht dat door de nieuwe HR-directeur met prio-
riteit op de agenda is gezet. Volgens woordvoerster
Cathelijne Brunnekreef is de noodzaak voor een plan
van aanpak inmiddels binnen de hele organisatie evi-
dent. “De vergrijzing neemt ook binnen ons bedrijf
steeds verder toe en daar zijn we ons van bewust.
Het heeft alleen nog niet eerder tot echte maatregelen
geleid. Maar als je het over twee maanden opnieuw
vraagt dan zijn we er wel actief mee aan de slag. Zo
actueel is het onderwerp bij ons. Het heeft echt de
aandacht op dit moment.”
SUEZ, met wereldwijd zo’n 80.000 werknemers (in
Nederland werken zo’n 2.000 mensen voor de multi-
national die hier tot vorig jaar als SITA door het leven
ging), oriënteert zich momenteel op de beste manier
om het duurzaam personeelsbeleid vorm te geven.
“We zijn van plan om alle maatregelen die we treffen
mee te nemen in het project ‘duurzame inzetbaar-
heid’. Dat project is bedoeld voor alle leeftijdsgroe-
pen, maar ouderen krijgen extra aandacht. Hoe? Dat
weten we nog niet precies. We zijn daarom ook heel
benieuwd naar ervaringen van andere organisaties die
al wel bezig zijn met leeftijdsbewust personeelsbe-
leid.”
Jan Hubers van Omrin adviseert zijn collega’s om het
onderwerp in ieder geval binnen de eigen organisatie
bespreekbaar te maken. “En wijs daarbij ook op de
eigen verantwoordelijkheid van de werknemer”, zegt
hij. Dat hoeft wat hem betreft niet altijd een vrijblij-
vend gesprek te zijn. “Geef aan dat in het uiterste ge-
val en als er intern echt geen mogelijkheden zijn, er
ook extern gekeken zal moeten worden.”
Tekst: Sander Wageman
Voorbeelden leeftijdsbewust personeelsbeleid
Leeftijdsbewust personeelsbeleid is vanwege de toe-
nemende vergrijzing binnen bedrijven een steeds
belangrijker aspect van personeelsmanagment. Ge-
meenten in Nederland zijn al enige tijd bezig met
leeftijdsbewust personeelsbeleid. In 2008 werden
voor het eerst afspraken opgenomen in de Cao voor
ambtenaren. De Vereniging Nederlandse Gemeen-
ten noemt verschillende redenen waarom specifiek
beleid voor het groeiend aantal oudere werknemers
belangrijk is:
1. De Nederlandse bevolking vergrijst. Hierdoor
wordt in de komende jaren een grote uitstroom
van personeel verwacht.
2. Het aantal afgestudeerden wordt over tien jaar
minder groot dan de behoefte aan medewerkers
met een dergelijke opleiding, terwijl er wel steeds
meer behoefte aan hoger opgeleide medewerkers
is vanwege veranderende functies.
3. Met andere werkgevers moet geconcurreerd wor-
den om een gering aanbod van medewerkers.
4. Aandacht voor de levensfase past ook bij de mo-
gelijkheid van levensloop en het opnemen van
verlof op verschillende momenten binnen de loop-
baan.
5. Op dit moment is soms sprake van medewerkers
die zich onvoldoende ontwikkelen, waardoor zij
minder effectief ingezet kunnen worden.
Sinds leeftijdsbewust personeelsbeleid opgenomen
werd in de Cao voor ambtenaren hebben gemeenten
veel ervaring opgedaan met projecten die de levens-
fases van werknemers laten aansluiten op hun werk-
zaamheden. De gemeente Den Haag was een van de
eersten die een zogeheten generatiepact invoerde.
Dat pact bestaat uit een regeling voor oudere werk-
nemers (zestig jaar en ouder) die zo kunnen kiezen
voor de mogelijkheid om minder te werken zonder
dat ze er heel erg veel op achteruitgaan. Bijkomend
voordeel is dat deze regeling de werkgever extra
ruimte geeft om nieuwe, jonge medewerkers aan te
nemen.
Andere gemeenten, zoals Deventer sinds 2011, ken-
nen een premie toe aan ambtenaren van 62 jaar en
ouder. Met die premie kunnen maatregelen bekos-
tigd worden om de inzetbaarheid van werknemers
te vergroten. Deventer heeft een budget van 2.750
euro per medewerker beschikbaar. Hoe die wordt
ingezet bepalen leidinggevenden samen met de ou-
dere werknemer.

10 GRAM | juni 2016
De ontwikkeling van de catalogus is een doorlopend
proces. Steeds wordt nieuwe informatie toegevoegd.
Arboconsultant Jeroen Tan is als extern adviseur be-
trokken bij de ontwikkeling van de arbocatalogus. “De
informatie in de catalogus en de afspraken over veilig
en gezond werken, leiden tot een gelijk niveau van
competitie en concurrentie tussen bedrijven. Alle in-
formatie die in de catalogus belandt, betreft in feite
pseudowetgeving. De afspraken zijn handhaafbaar
voor inspecteurs. Als iets in de catalogus staat, wordt
elk bedrijf geacht zich eraan te houden. Dat geldt ook
voor bedrijven die niet bij een brancheorganisatie zijn
aangesloten.”
Betere oplossingen
Vanuit zijn functie als adviseur zorgt Tan ervoor dat
de informatie die werkgevers en werknemers aanle-
veren, geredigeerd wordt en in de catalogus terecht
komt, nadat deze het besluitvormingsproces heeft
doorlopen. De arbocatalogus is ondergebracht in een
stichting. Diverse werkgroepen bepalen welke infor-
matie relevant is. De zogenaamde afstemmende werk-
groep bereidt de besluitvorming voor en brengt een
advies uit aan het bestuur. Het bestuur, bestaande uit
werkgevers en werknemers, bepaalt of iets wordt op-
genomen in de catalogus. Nieuwe bijdragen worden
voorgelegd aan de inspectie Sociale Zaken en Werkge-
legenheid. Deze toetst marginaal en kijkt of de nieu-
we informatie voldoet een de wet- en regelgeving.
Tan legt uit hoe de catalogus zich verhoudt tot de Ri-
sico Inventarisatie & Evaluatie. “De arbocatalogus is
de standaard en bevat het minimumveiligheidsniveau
dat je als werkgever moet implementeren en dus moet
benoemen in de RI&E.” Volgens Tan bestaat er nogal
eens onduidelijkheid over de vraag of de maatrege-
len uit de catalogus als zodanig verplicht zijn. “Het
antwoord op deze vraag is: je moet ze toepassen om
te voldoen aan de wet- en regelgeving, maar je mag
ook maatregelen nemen die daar bovenuit gaan. Als
een werkgever betere oplossingen heeft die niet in de
catalogus staan, mag hij deze toepassen.”
Inmiddels bevat de catalogus tientallen risico’s en
honderden oplossingen op het gebied van gezond
en veilig werken. Hij wordt gebruikt door KAM-coör-
dinatoren, veiligheidsprofessionals, leidinggevenden,
leden uit ondernemingsraden, maar ook door mede-
werkers op de werkvloer.” Ad Vermaas is beleidsadvi-
seur KAM bij HVC. “Bij HVC zijn we inmiddels gewend
om bij allerlei vraagstukken eerst in de arbocatalogus
te checken of er iets voor is geregeld.” Vermaas is erg
te spreken over de gebruiksvriendelijkheid. Hij zegt
lachend: “Maar ik sta er nogal gekleurd in. Naast mijn
functie bij HVC, ben ik ook voorzitter van de werk-
groepen Inzameling en voorzitter van de Afstemmen-
de werkgroep voor de catalogus. Ik hoor echter ook
van mijn collega’s die zich met KAM-zaken bezighou-
den, dat ze vrij gemakkelijk hun weg kunnen vinden
in de catalogus. De catalogus haalt bovendien ruis uit
discussies. Hij geeft helder antwoord op veel gestelde
vragen.” De bekendheid bij de collega’s uit het mid-
denkader moet nog groeien, merkt hij op. “Zij hebben
nog de neiging om bij een vraag eerst te bellen met
de KAM-collega’s, in plaats van zelf het antwoord op
te zoeken.”
Gedetailleerd
Uitgangspunt is dat de catalogus begrijpelijk en toe-
gankelijk is voor iedereen. Dat komt terug in de struc-
tuur, maar ook in het taalgebruik. Jargon wordt uitge-
legd. De catalogus is echter een erg ‘talig’ instrument,
terwijl de laaggeletterdheid binnen de branche vrij
hoog is. Tan: “We willen de groep laaggeletterden ook
graag bereiken, maar het blijkt niet mogelijk te zijn
om met icoontjes of filmpjes te werken. We zoeken
wel naar een oplossing hiervoor. Uiteraard kijken we
kritisch naar formuleringen en vermijden we moeilijke
zinnen en passieve vormen.” Gebruikers vinden het
soms lastig dat ze worden verwezen naar onderwer-
pen die verband houden met elkaar, waardoor ze de
ARBOCATALOGUS VOOR DE AFVALBRANCHE
In 2007 werd een start gemaakt met de ontwikkeling van de arbocatalogus voor de afvalbranche. De ca-
talogus beschrijft de risico’s op het gebied van gezond en veilig werken en biedt oplossingen hiervoor.
Handvat voor veilig en gezond werken
“De arbocatalogus haalt ruis uit
discussies. Hij geeft helder antwoord op
veel gestelde vragen.”

GRAM | juni 2016 11
steeds ongevallen plaats, waarvan je kunt stellen dat ze niet gebeurd
zouden zijn als er sprake was geweest van meer veiligheidsbewust-
zijn.” Bij het wassen en reinigen van voertuigen gaat bijvoorbeeld nog
regelmatig iets mis. Hieraan wordt in de catalogus nog niet voldoende
aandacht besteed, vindt hij. “De catalogus zou zich aan de hand van
praktijkvoorbeelden wat meer op dit soort prioritaire risico’s kunnen
richten.”
Werkgevers hebben een grote verantwoordelijkheid in het bevorde-
ren van het veiligheidsbewustzijn, vindt Tan. Enerzijds door gezond
en veilig werken op een positieve manier te stimuleren, anderzijds
door te sanctioneren als medewerkers stelselmatig onveilig werken.
Tan: “Medewerkers moeten elkaar erop aanspreken en elkaar stimu-
leren om veilig te werken. Er zijn bedrijven waar machogedrag heel
gangbaar is en men niet zo op de regels let. In andere bedrijven is
veel meer sprake van zorgvuldigheid en eerbied voor de afspraken.
Een gesprek over gezond en veilig werken wordt al snel als belerend
gezien, maar met een paar minuten ervaringen uitwisselen, kom je
al een heel eind. Het is bovendien essentieel dat het op alle niveaus
gedragen wordt. Als het in de top van het bedrijf niet hoog in het
vaandel staat, zie je vaak dat het onderwerp ook op de werkvloer
verwaarloosd wordt.”
Tekst: Ans Aerts
indruk krijgen dat ze weer bij dezelfde informatie te-
rechtkomen. “Voor mensen die niet gewend zijn om
te surfen op internet is dit moeilijk, maar wij vinden
het belangrijk om het verband tussen onderwerpen
te benoemen. Zo gaat het bij het in- en uitstappen
van een vrachtwagen bijvoorbeeld om fysieke belas-
ting, maar ook om het risico om te vallen. Dit hoort
dus bij twee risico’s thuis”, zegt Tan. Iets opzoeken
kan via verschillende wegen. Via de menustructuur en
met zoektermen kan de gebruiker zoeken naar een
bepaald onderwerp, zoals ‘inzameling huishoudelijk
afval’. Daaronder hangen risicogroepen en risico’s met
bijbehorende oplossingen. Ook bestaat de mogelijk-
heid van facetzoeken, waarbij de gebruiker selectie-
combinaties maakt van bijvoorbeeld een activiteit en
een maatregel. Op die manier worden bijvoorbeeld
alle maatregelen die een rol spelen bij de inzameling
van huishoudelijk afval op een rijtje gezet.
Vergeleken met andere catalogi is de arbocatalogus
voor de afvalbranche behoorlijk volledig en gedetail-
leerd, denkt Vermaas. Maar er zijn verbeter- en aan-
dachtspunten. “In de praktijk is een gebruiker altijd
op zoek naar de ideale, universele oplossing. De rea-
liteit is echter dat je vaak te maken hebt met situaties
die net niet exact aansluiten op de beschrijving in de
catalogus. Als gebruiker zoek je dan de grootste ge-
mene deler, zodat ongeveer 85 procent van het vraag-
stuk is afgedekt. Dat betekent echter dat er nog 15
procent overblijft. Dat is soms lastig.” De trend bin-
nen de stichting is om steeds meer situaties te be-
schrijven, zodat de catalogus nog meer op de praktijk
aansluit. Vermaas: “Maar er is ook discussie gaande
over hoever we hierin willen gaan. Dat is de spagaat
waarin we zitten. Ga je nog meer verfijnen maar krijg
je de gebruikers niet mee, dan sla je de plank mis. We
proberen hier het juiste evenwicht in te vinden.”
Veiligheidsbewustzijn
Het aantal ongevallen in de afvalbranche stijgt de laat-
ste jaren niet meer, maar is nog steeds relatief hoog.
De meest voorkomende ongevallen ontstaan door
contact met bewegende delen van een machine, val-
len van hoogte of door contact met een vallend ob-
ject. Bij deze drie categorieën zijn ook relatief vaak
dodelijke slachtoffers te betreuren. De arbocatalogus
is geen instrument voor het vergroten van het veilig-
heidsbewustzijn. Vermaas: “De handvatten die de ca-
talogus biedt, hebben vaak betrekking op techniek,
werkvolgorde, verantwoordelijkheid en werkbeschrij-
vingen. Een arbocatalogus is geen tovermiddel, maar
als je met veiligheid aan de slag gaat, kun je dit wel
toelichten aan de hand van voorbeelden uit de catalo-
gus.” Over het algemeen zijn medewerkers in de bran-
che doordrongen van het belang van veilig werken,
denkt hij. “Bij HVC hebben we daarin grote stappen
gezet, maar het is nog niet voldoende. Er vinden nog

12 GRAM | juni 2016
De Stichting Arbocatalogus Afvalbranche, StAA, (bestaande uit verte-
genwoordigers van de NVRD, de Vereniging Afvalbedrijven, sociale
partners en deskundigen van afvalinzamelingsdiensten uit de sector)
heeft vhp human performance de opdracht gegeven dit onderzoek uit
te voeren. vhp human performance is een advies- en ontwerpbureau
op het gebied van verbeteren van werk en arbeidsomstandigheden.
Met het onderzoek wil de StAA inzicht krijgen in de fysieke belasting
van het werk zoals dat vandaag de dag wordt uitgevoerd. Deze inzich-
ten moeten de basis vormen voor aanbevelingen voor een nieuwe,
flexibele leidraad die kijkt naar de fysieke belasting.
Meetcondities
Het onderzoek richt zicht op de meest voorkomende manieren waar-
op huishoudelijk afval wordt ingezameld, waarbij sprake is van tillen,
duwen of trekken van afval. In totaal zijn er door de Werkgroep 62
meetcondities vastgesteld. Eén meetconditie is een combinatie van:
1. soort verpakking (verschillende maten en soorten bakken, zakken,
citybins of combinaties hiervan)
2. soort afval (gft, rest, papier, plastic, glas en grof vuil)
3. bemensing (twee of drie personen per wagen, chauffeur en bela-
ders).
Met de keuze van deze 62 verschillende meetcondities wordt een zo
compleet mogelijk en op de dagelijkse praktijk gelijkend beeld ver-
kregen van de fysieke belasting tijdens het inzamelen van huishoude-
lijk afval. Fysieke belasting bestaat in essentie uit twee verschillende
componenten, namelijk:
• de energetische belasting: hoe inspannend is het werk?
• de mechanische belasting: welk effect heeft de kracht die geleverd
moet worden (vooral het duwen en trekken van de containers, maar
ook tillen en dragen van zakken en grof vuil) op de gewrichten,
spieren en pezen van de rug en schouders.
In het onderzoek wordt zowel de energetische als de mechanische
belasting gemeten.
Energetische belasting
De energetische belasting wordt gemeten doordat de chauffeurs en
beladers (de proefpersonen) gedurende de hele werkdag een hartslag-
meter dragen. Deze hartslagmeter meet continu de hartslagfrequentie
van de proefpersonen. De hoogte van de hartslag zegt namelijk iets
over de inspanning die de proefpersonen moeten leveren. Omdat de
hartslag onder andere wordt beïnvloed door de leeftijd en conditie
van de proefpersoon is het niet mogelijk om de hartslag van de één
In de apriluitgave van GRAM kon u al lezen dat er op dit moment een onderzoek loopt naar de fysieke belasting
tijdens het inzamelen van huishoudelijk afval. In dit artikel leest u hoe dit onderzoek in zijn werk gaat. Ook laten we
een onderzoeker aan het woord die u meeneemt tijdens een typische meetdag.
Meelopen met het onderzoek actualisering P90
te vergelijken met die van iemand anders bij het uit-
oefenen van dezelfde taak. Om toch op een eerlijke
manier te kunnen vergelijken, wordt gebruik gemaakt
van het hartslagbereik. Het hartslagbereik is het ver-
schil tussen de rusthartslag en de maximale hartslag
van een persoon. Dit is een maat waarbij de inspan-
ning wordt uitgedrukt in een waarde die loopt van 0%
bij volledige rust tot 100% bij maximale inspanning.
Om de relatieve hartslag te kunnen bepalen is het no-
dig om vóór de metingen bij alle proefpersonen de
rusthartslag te bepalen.
Na de rusthartslagmeting beginnen de proefperso-
nen aan hun werkdag. Deze verschilt in niets van een
gewone werkdag, behalve dat elke proefpersoon een
hartslagmeter draagt. Deze hartslagmeter beïnvloedt
de werkzaamheden niet. De onderzoeker volgt de
proefpersonen gedurende de hele dag door met ze
mee te rijden in de cabine of door er met een volgauto

GRAM | juni 2016 13
Van data naar leidraad
Met deze uitgebreide metingen om de energetische en mechanische
belasting te bepalen, wordt inzicht verkregen in de lichamelijke be-
lasting bij het inzamelen van huishoudelijk afval. Door de gegevens
van de onderzoeken te combineren, wordt een aanbeveling voor een
nieuwe leidraad gemaakt. De aanbevelingen worden gedaan aan de
Stichting Arbocatalogus Afvalbranche en vervolgens getoetst door
de Inspectie SZW, waarna de branche ermee kan gaan werken. Deze
leidraad moet de planners van de verschillende bedrijven in de afval-
branche eenvoudig inzicht geven in wat de beladers wekelijks aan
moet kunnen zonder hierbij bloot te staan aan lichamelijke overbe-
lasting. Hoe deze leidraad er precies uit komt te zien is nu, middenin
het onderzoek, nog lastig te voorspellen. Voorop staat dat de leidraad
een praktische insteek moet hebben en goed werkbaar moet zijn.
Een meetdag door de ogen van een onderzoeker
Om de informatie die tijdens een meetdag wordt verzameld goed
te kunnen vergelijken met informatie van andere meetdagen, is het
belangrijk dat elke meetdag er ongeveer hetzelfde uitziet. Omdat
we te maken hebben met meten bij verschillende bedrijven, met
verschillende proefpersonen én met verschillende onderzoekers, is
een meetprotocol opgesteld. Dit protocol wordt tijdens elke meet-
dag nauwkeurig gevolgd.
Hoe ziet zo’n meetdag er nu uit?
• 30 minuten voor aanvang meldt de onderzoeker zich bij het be-
drijf. Daar wordt hij opgevangen door de contactpersoon van dat
bedrijf en voorgesteld aan de proefpersonen.
• Als het goed is, zijn de proefpersonen door het bedrijf op hoofd-
lijnen geïnformeerd over het onderzoek. De onderzoeker geeft
aanvullend een korte uitleg aan de proefpersonen over de bedoe-
ling voor die dag.
• Vervolgens krijgen de proefpersonen een hartslagmeter om
(borstband en polshorloge) en moeten ze 15 minuten op hun rug
liggen voor een goede rusthartslagmeting .
• Na deze rusthartslagmeting kan de werkdag beginnen; de chauf-
feurs en beladers maken zich, net als anders, klaar voor de werk-
dag.
• Vanaf dit moment worden alle werkzaamheden van de chauffeurs
en beladers geobserveerd door de onderzoeker en vastgelegd in
de app op de smartphone. De onderzoeker houdt voor elke proef-
persoon een afzonderlijke smartphone bij.
• De onderzoeker legt ondertussen veel voorkomende werkzaam-
heden en werkzaamheden die vermoedelijk mechanisch belastend
zijn (zoals duwen en trekken van volle containers, een stoepje op
tillen van containers, het gooien van zakken in de wagen, etc.)
vast op foto en film.
• Gedurende de werkdag volgt de onderzoeker de chauffeurs/bela-
ders bij alle activiteiten, ook bij bijvoorbeeld het tussentijds stor-
ten en de lunch.
• Nadat de werkdag erop zit mogen de proefpersonen de hartslag-
meters af doen.
• Later wordt op kantoor de hartslagmeters en de smartphones uit-
gelezen.
Tekst: Hetty Vermeulen en Pim van Dorst, adviseurs bij vhp
human performance
zelf achteraan te rijden. Zo kan over de hele dag de
hartslag van de proefpersoon worden gemonitord.
Tegelijkertijd met de hartslagmetingen wordt door de
onderzoeker een analyse van de taken gedaan; de on-
derzoeker gebruikt hiervoor een speciale smartpho-
ne-app die alle acties van de chauffeur en beladers
meet: (mee-)rijden, beladen, lopen, pauze, etc. Deze
taken zijn vooraf in de app op de smartphone gezet.
Het resultaat is een overzicht van de taken van de
proefpersonen, de tijdsduur per werkzaamheid en
hoe vaak een werkzaamheid voorkomt. Deze informa-
tie wordt later gekoppeld aan de hartslagmetingen,
zodat inzicht wordt verkregen over de inspanning per
werkzaamheid.
Mechanische belasting
De metingen voor de mechanische belasting gaan an-
ders in zijn werk. Gedurende de meetdagen voor de
energetische belasting maken de onderzoekers foto’s
en filmpjes waarop de meest voorkomende handelin-
gen staan. Denk hierbij aan het trekken van contai-
ners, het tillen van containers een stoepje op, het til-
len en in de wagen gooien van zakken, het sjouwen
van verschillende soorten grofvuil etc. Dit beeldmate-
riaal wordt gebruikt om de meest voorkomende belas-
tende handelingen vast te stellen.
Vervolgens worden deze handelingen uit de praktijk
nagebootst. Met krachtopnemers wordt gemeten hoe-
veel kracht de handelingen kosten. Vervolgens wordt
met een softwaremodel berekend wat de belasting op
de gewrichten, spieren en pezen van vooral de rug en
de schouders is. Dit softwaremodel houdt ook reke-
ning met de menselijke maat, de houding van de per-
soon en de krachtrichting waarin de kracht geleverd
wordt door de proefpersonen.

14 GRAM | juni 2016
In de hele gemeente Breda stonden de afgelopen
tijd billboards met foto’s van inwoners die openlijk
toegaven, laaggeletterd te zijn. Dit om eventuele
schaamtegevoelens te tackelen. Taalambassadeurs in
wijk- en buurthuizen proberen mensen eruit te pik-
ken die moeite hebben met lezen en schrijven. Ook
het baliepersoneel van de gemeente is er speciaal op
getraind. “’Ik ben mijn leesbril vergeten, dat formu-
lier vul ik thuis wel in’, dat soort smoezen herkennen
onze loketmedewerkers direct”, aldus de wethouder.
“Je kunt je inwoners niet dwingen een taalcursus te
volgen, maar door erop gespitst te zijn en het taboe te
doorbreken, kun je toch veel bereiken als gemeente.”
Tablets
Binnen een organisatie als Afvalservice, de gemeente-
lijke reinigingsdienst van Breda, is het ook belangrijk
dat iedereen geschreven teksten goed begrijpt. Werk-
instructies komen steeds vaker binnen via scherm-
pjes, er moet onderling gemaild en digitaal overlegd
worden. Bovendien schakelt Afvalservice binnenkort
over op tablets. Haagh: “Die worden bijvoorbeeld
gebruikt om routewijzigingen in de afvalinzameling
door te geven.”
Vooral vanwege deze voortschrijdende digitalisering
is dit voorjaar het traject Taal & Tablet gestart. Alle
medewerkers van Afvalservice krijgen een intake
waarbij getoetst wordt wat hun taalniveau is. Indien
nodig, of gewenst, krijgen ze vervolgens een taaltrai-
ning op maat aangeboden. Het uiteindelijke doel is
dat iedereen kan lezen en schrijven op niveau 2F. “Dat
is mbo-niveau”, verduidelijkt Haagh. “We willen dat ie-
dereen goed begrijpend kan lezen, maar ook in staat
is om een verslag te schrijven. Plenaire bijeenkomsten
gaan immers ook steeds vaker via de digitale weg.”
Taboe doorbreken
Volgens de wethouder wordt er bij alle inspanningen
veel nadruk gelegd op taboedoorbreking. “Veel men-
sen schamen zich. Ze worden geholpen door collega’s
Breda voert al enige tijd campagne om laaggeletterdheid de gemeente uit te helpen. Sinds kort krijgen
ook alle medewerkers van Afvalservice een taaltraining aangeboden. “Wie goed kan lezen en schrijven,
functioneert beter én zit lekkerder in zijn vel”, motiveert wethouder Miriam Haagh de grootscheepse
aanpak.
Taalles voor afvalmedewerkers Breda
om hun laaggeletterdheid te verdoezelen. We zijn in
april gestart met het Taal & Tablet traject en je merkt
nu al dat de sfeer verandert. Collega’s steunen en be-
moedigen elkaar nu juist. Meedoen aan Taal & Tablet
is geen schande, integendeel. Wij gunnen iedereen
een bepaald taalniveau, omdat je daarmee gewoon
beter functioneert. Bovendien zit je lekkerder in je vel
als je geschreven taal goed beheerst.”
Eén op de negen volwassen Nederlanders is laaggelet-
terd, aldus de wethouder. Of dat gemiddelde binnen
de afvaldienst, een branche waar relatief veel laagop-
geleide mensen werken, hoger ligt, daar wil Haagh
zich niet over uitspreken. “We weten nog niet hoeveel
mensen de training gaan volgen, en in welke intensi-
teit. Maar dat is niet belangrijk. Er zijn zelfs mbo’ers
binnen onze dienst die toch graag hun taalniveau wil-
len bijspijkeren. Als je er weinig mee te maken hebt,
met geschreven taal, dan zakt de kennis weg. Dat
geldt voor iedereen.”
Tekst: Hetty Dekkers
Miriam Haagh, wethouder Zorg,
Onderwijs en Dienstverlening in Breda

GRAM | juni 2016 15
de clientèle gemiddeld maandelijks met twee gemeenten toenemen.
Het bedrijf in Oost-Groningen, onder meer actief met metaal- en pa-
pierrecycling op locaties in Winschoten en Scheemda, is in maart 2015
met het sorteren en demonteren van e-waste gestart. Ook verwierf het
bedrijf het verplichte WEEELABEX-certificaat, dat kwalitatief goede re-
cycling, registratie van hergebruiksaantallen en exportbestemmingen
als voorwaarde stelt. Inmiddels maken 22 gemeenten in de provincies
Groningen en Drenthe gebruik van de diensten van Virol, dat verwacht
dit jaar 7 miljoen kilo aan klein- en groot huishoudelijke apparatuur
te verwerken van gemeenten en bedrijven, zoals de distributiecentra
van Extra@Home, de bezorgdienst van Post NL voor de internetwin-
kels.
“We breiden onze activiteiten stap voor stap uit”, licht Bos toe, “en
bieden gemeenten een integraal afvalpakket door de bundeling van
afvalstromen, wat ook logistieke voordelen met zich meebrengt. We
zijn flexibel en denken mee met de gemeente, bijvoorbeeld als ze
Gemeenten zijn goed voor bijna tweederde van het in ons land ingezamelde elektronisch afval en daarmee een
belangrijke partij in de verwijdering ervan. Anno 2016 zijn daar verschillende organisaties actief mee. Wecycle, tot
twee jaar terug ’s lands enige collectieve inzamelsysteem, ziet de concurrentie langzaam groeien. De nieuwe spelers
lijken populair, maar wat hebben ze te bieden?
Er valt wat te kiezenop de e-waste markt
NIEUWKOMERS SLUITEN STEEDS MEER GEMEENTECONTRACTEN
Voor de duidelijkheid: Wecycle blijft marktleider in
ons land met het bedienen van ruim tachtig procent
van de gemeenten. Van de 390 gemeenten hebben er
325 een contract met deze stichting zonder winstoog-
merk, die werkt in opdracht van de Vereniging NVMP
(1500 producenten en importeurs). Bij de consument
is de bekendheid met Wecycle groot dankzij de in-
zamelwanden bij supermarktketens, elektronicagi-
ganten en doe-het-zelfwinkels en tv-spotjes. In 2015
werd 110 miljoen kilo e-waste opgehaald bij gemeen-
ten en retailers (officieel AEEA geheten: Afgedankte
Elektrische en Elektronische Apparatuur, waaronder
ook energiezuinige lampen vallen). In 2012 was dat
121 miljoen kilo, omgerekend acht kilo per inwoner.
Er wordt dus geknabbeld aan het marktaandeel van
Wecycle. Directeur Henk Bos van Virol Recycling ziet
Demontage van een wasmachine in het WeCycle Service Center. Foto WeCycle.

16 GRAM | juni 2016
gemeenten heeft Weee NL een contract met in totaal
64 gemeenten, waaronder Amsterdam en Dordrecht.
Sekhuis verwacht in 2016 te groeien naar 18 mil-
joen kilo. De netwerkorganisatie werkt samen met
overheids-NV’s, inzamelaars en eindverwerkers. Ook
zijn regionale werkgelegenheidsprojecten opgezet. Er
zijn nu 4 sorteercentra en 3 ICT-ontmantelingscentra,
waar mensen met een participatie-achterstand aan de
slag kunnen. “Op deze regionale centra kunnen we
preciezer sorteren. Schonere stromen leveren een
hogere waarde op, waar je de werkgelegenheid mee
kunt betalen. In de toekomst willen we de producen-
ten in staat stellen materialen uit gesorteerde stromen
en producten direct terug te nemen.”
Daarnaast heeft Sekhuis nieuwe educatieve en com-
municatieve concepten ontwikkeld. Zo is hij gestart
met de ‘E-waste race’ op basisscholen, die in een on-
derlinge competitie in vier weken tijd zoveel moge-
lijk e-waste in moeten zamelen. De winnaar krijgt een
schoolreisje naar wetenschapsmuseum Nemo aange-
boden. Vorig jaar werden tien E-waste races georga-
niseerd, samen met gemeenten en afvalbedrijven. Dit
jaar zullen dat er 20 zijn. “Dit soort initiatieven moet
je van onderaf organiseren. Kinderen zijn enthousiast
en brengen dat over op hun omgeving. En het levert
substantiële hoeveelheden op. De afgelopen zeven E-
waste races brachten per race 17 ton op. Dat is verge-
lijkbaar met wat een kleine gemeente doorsnee jaar-
lijks aan klein elektrisch inzamelt.”
Bescheiden
Directeur Jan Vlak van Wecycle is niet bezorgd om
de bescheiden opmars van andere verwerkers van e-
waste. “De helft van de gemeenten, weten we uit ei-
gen onderzoek, heeft de behoefte volledig te worden
ontzorgd. Ze willen dat hun e-waste veilig wordt ver-
werkt en niet in Ghanese kinderhanden terecht komt.
Illegale export wil men voorkomen.” Ook Wecycle
biedt een kostenvergoeding aan gemeenten van zo’n
85 euro per ton apparaten en een aanvullende ver-
hun eigen transportmiddelen in willen zetten. Onze kracht is dat we
een model aanbieden, dat niet alleen inzet op hoge hergebruiksper-
centages maar ook op het creëren van werk voor mensen met een
achterstand op de arbeidsmarkt. Dat model was er niet, er werd puur
op de hergebruiksaantallen gefocust. We willen niet hetzelfde als We-
cycle aanbieden. Gemeenten hebben behoefte aan een duurzaam mo-
del, dat onafhankelijk is van subsidies, om deze groep inwoners op
langere termijn aan het werk te krijgen.” Met de belangstelling van
steeds meer gemeenten, ziet Bos de schaalgrootte toenemen. “Dat
is noodzakelijk om de kosten terug te brengen en verder te kunnen
groeien naar zo’n 40 arbeidsplaatsen. Omdat wij de verwerking van
e-waste zelf uitvoeren, weten we precies wat er nodig is aan mensen
en opleidingsniveaus en middelen als heftrucks en containers en welk
prijskaartje hieraan hangt. We hebben er baat bij de kosten zo laag
mogelijk te houden.”
Weee Nederland
Het duurzame marktmodel van Virol is eerder ontwikkeld met partner
Weee Nederland. Deze producentenorganisatie kreeg in 2013 een ver-
gunning van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) om een
collectief inzamelsysteem op te zetten. Zij betaalt de contractgemeen-
ten van Virol hun vergoeding van circa 85 euro per ton opgehaalde
apparaten. Weee Nederland BV is een commercieel bedrijf en maakt
deel uit van het in veertien Europese landen actieve European Recy-
cling Platform (ERP), opgericht door de grote elektronicaproducenten.
Naast retailers staan gemeenten, kringloopbedrijven en scholen in het
klantenbestand van het vanuit Apeldoorn opererende bedrijf.
“Gemeenten willen naast zekerheid graag keus, want ze weten dat
marktwerking goed is voor prijs en service. Het stimuleert innova-
tie. Dat kenden wij in Nederland niet”, voegt directeur Reint Sekhuis
toe aan het betoog van Virol-directeur Bos. Samen met de 22 Virol-
Reint Sekhuis: “Gemeenten willen naast
zekerheid graag keus, want ze weten
dat marktwerking goed is voor prijs en
service.”
Nederlands e-waste centrum. Foto Yke Reussink.

GRAM | juni 2016 17
Containerwielen van Haco...
Protempo bvPostbus 21, 6500 AA NIJMEGEN NederlandTel. +31(0)24-3711711. Fax +31(0)[email protected] www.protempo.eu
103
Bel voor informatie:
... besparen u mankracht!Haco wielen maken uw containers écht mobiel.De garantie voor uitstekende rijeigenschappen.
adv. 103 190x130 mm.indd 1 11-02-2010 13:55:19
goeding voor energiezuinige lampen, “en we bieden
nog veel extra’s”, zegt Vlak. “Zo krijgen gemeenten
jaarlijks een certificaat over de recyclingopbrengsten
en de vermeden CO2-uitstoot. Ook staat onze advies-
afdeling gemeenten bij met informatie over wet- en
regelgeving en laten we in onze jaarlijkse benchmark
zien hoe gemeenten presteren. Dit rapport gaat naar
alle raadsleden in het land.”
Wecycle zit niet stil, stelt Vlak. “We hebben een nieuwe
strategie ontwikkeld en zoeken nadrukkelijk de loka-
le maatschappelijke binding. Samen met gemeenten
richten we sorteer- en demontagecentra in – Wecycle
Service Centers geheten – die plaatselijk werkgelegen-
heid bieden. We zien in dat dit een belangrijke wens
van gemeenten is. Het afgelopen jaar hebben we sa-
menwerkingen opgezet in onder meer Ede, Maastricht
en Den Bosch. Dit jaar gaan we meerdere centra uitrol-
len.” De tv-campagnes uit het verleden waren gericht
op het gemeentebreed inzamelen van e-waste en om
het plaatsen van inleverbakken in de retail te onder-
steunen. “Nu willen we nog meer op lokaal niveau de
inzameling stimuleren. Daarom zijn we samen met
gemeenten inlevercampagnes begonnen”, zegt Vlak,
“gekoppeld aan een door hen vastgesteld maatschap-
pelijk doel.” Zo sponsort Wecycle onder meer scou-
tingclubs, Repair Cafés en sportverenigingen, afhan-
kelijk van het inzamelresultaat. “We hebben een relatie met ruim 2000
scholen en sponsoren zo’n 165 kinderboerderijen die kleine appara-
ten inzamelen, meer uit educatief oogpunt. We verwachten zo geen
tienduizenden kilo’s in te zamelen, maar ook hiermee laten we zien
dat we lokaal actief zijn en dat vergroot onze naamsbekendheid en
betrokkenheid.”
Vlak vindt het geen enkel probleem dat er nieuwe marktinitiatieven
ontstaan. “Het belangrijkst blijft dat zoveel mogelijk e-waste op een
verantwoorde manier door gecertificeerde bedrijven wordt verwerkt.
Vergeet niet dat op dit moment minder dan de helft van het elektro-
nisch afval in ons land officieel als verantwoord verwerkt geregis-
treerd staat in het Nationaal (W)EEE Register. Het blijft een stroom
waarbij niet-optimale verwerking lucratief kan zijn. De handhaving
moet daarom goed geregeld zijn. Er geldt ook een maatschappelijke
zorgplicht. Als non-profitorganisatie onderhouden wij al vele jaren
een landelijk dekkende infrastructuur van Zuid-Limburg tot de Wad-
deneilanden. We kunnen een verantwoorde verwerking garanderen.”
Netwerkinfo:
Virol Recycling, Henk Bos, [email protected], www.virol.nl,
@virolrecycling.
WEEE Nederland, Reint Sekhuis, [email protected], www.weee.nl,
www.captainrecycle.nl, @weeenl.
Wecycle, Jan Vlak, [email protected], www.wecycle.nl, @wecycle.
Tekst: Pieter van den Brand

18 GRAM | juni 2016
I M P R E S S I E N V R D J A A R C O N G R E S ‘ 1 0 0 % C I R C U L A I R ’ 2 6 M E I 2 0 1 6
Congreslokatie AviFauna.
Paneldiscussie over afvalinzameling met burgers.
Marco Mattielo (Cortina-It.) : "Inwoners van Trevisso
produceren slechts 55 kg restafval per jaar".
'Plastic' visser Marius Smit.
Oud premier Balkenende maakt
zich sterk voor de circulaire
economie.

GRAM | juni 2016 19
I M P R E S S I E N V R D J A A R C O N G R E S ‘ 1 0 0 % C I R C U L A I R ’ 2 6 M E I 2 0 1 6
Toine Timmermans, programmamaker duurzame
voedselketens bij WUR Food & Biobased Research.
Taco Kingma (Friesland Campina) over duurzaam ondernemen.
Dagvoorzitter Helga van Leur in gesprek met
Olaf Prinsen.
foto's Hans Tak

“Hier in Haarlemmermeer vinden we dat
we samen met onze inwoners sneller en
beter tot resultaten komen.”
De ambities van het programma Van Afval Naar
Grondstof (VANG) liegen er niet om. In 2020 produ-
ceert de gemiddelde Nederlander nog maar honderd
kilo restafval (nu nog 210). Wat doet je met zo’n fik-
se uitdaging? Gewoon de lat nog hoger leggen, stelt
Haarlemmermeer. De Noord-Hollandse gemeente wil
samen met uitvoeringsorganisatie Meerlanden binnen
vijf jaar het huishoudelijk afval van 198 naar 24 kilo
per inwoner per jaar terugbrengen. ‘Winst uit je af-
val’ heeft nog een doel: de afvalstoffenheffing halve-
ren naar 120 euro. De beoogde winst (lagere kosten
voor het verwerken van restafval en inkomsten uit de
gesorteerde grondstoffen) is niet voor de portemon-
nee van de gemeente, maar voor die van de burger.
“Inwoners sorteren grondstoffen voor zichzelf. De
winst voor het milieu vertaalt zich naar een besparing
op virgin materialen en dus een lagere kostprijs voor
producten. Daarnaast kost restafval geld en leveren
grondstoffen meestal geld op. De kostenreductie die
we realiseren, die is van de mensen zelf”, zegt wet-
houder John Nederstigt (D66).
Co-creatie samen met inwoners is volgens Nederstigt
de sleutel tot succes. “We willen naar de circulaire
economie en zoveel mogelijk grondstoffen herge-
bruiken. Je praat over een enorme verandering. Dan
kun je het als gemeente voor je inwoners zelf gaan
bedenken. Maar hier in Haarlemmermeer vinden we
dat we samen met onze inwoners sneller en beter tot
resultaten komen. We willen onze inwoners verleiden
om actief mee te praten en mee te denken. In de aan-
loopfase kost dat wellicht meer tijd, maar zo voorkom
je dat je achteraf veel discussie krijgt. Het past ook bij
de nieuwe bestuursvormen. De bloei van duurzame
maatschappelijke initiatieven vraagt om een overheid
die burgers actief mee laat doen om nuttige ideeën uit
HAARLEMMERMEER: DRAAGVLAK DOOR BEWONERSPARTICIPATIE
‘Winst uit je afval’, luidt het motto van Haarlemmermeer, dat in drie wijken een inzamelproef begint. Het
woordje ‘je’ slaat nadrukkelijk op de burger. De gemeente wil haar inwoners niet alleen flink mee laten
praten en denken – van doe-sessie tot Facebook – maar ook volop mee laten profiteren van de inspan-
ningen om meer grondstoffen te sorteren. Dus gewoon even liken!
Samen gaan voor grondstoffen
de samenleving in te zetten. Zo creëer je draagvlak
bij bewoners.”
In de geest van het nieuwe inzamelen spreekt de ge-
meente niet langer over ‘afval scheiden’ maar over
‘grondstoffen sorteren’. “Dat klopt”, zegt Nederstigt,
“maar ik heb wel heel bewust gesteld dat we het ‘Winst
uit je Afval’ moeten noemen. In restafval zitten nu nog
veel grondstoffen, maar aan die gedachte moeten we
nog allemaal wennen. Daar is tijd voor nodig. Zeker
is dat we 95 procent van de inhoud van onze afval-
zak kunnen hergebruiken, als we alles gescheiden aan
kunnen leveren. Dat geeft de enorme potentie aan.”
Potentie
Om deze enorme potentie aan te boren, begint de
gemeente in drie wijken een proefproject waarin in-
woners zelf gaan bepalen hoe ze dat hoge scheidings-
resultaat kunnen bereiken. Het gaat om Linquenda in
Nieuw-Vennep (hoogbouw met inpandige containers),
Rijsenhout-Zuid (laagbouw met rolemmers) en Eiland
3 in Floriande in Hoofddorp (laagbouw met onder-
grondse containers) met elk dus een totaal ander in-
zamelsysteem, maar representatief voor de verschil-
lende bebouwingstypen in Haarlemmermeer. Gemikt
wordt op 400 huishoudens per proefgebied, 1200 in
totaal. Deze groep gaat onder begeleiding van een
afvalexpert op zoek naar het voor hun wijk meest
geschikte systeem, dat ook de meeste opbrengst aan
grondstoffen belooft. Het uiteindelijke doel is een
voorstel voor een inzamelsysteem voor de hele ge-
meente, te implementeren in 2017.
Op de eerste reeks participatieavonden medio mei
kwamen tal van praktische opmerkingen op tafel. Zo
stelden de hoogbouwbewoners in de wijk Linquenda
voor hun gft- en restafval apart in te leveren. Vooral
het ruimtegebrek in de keuken, zeiden de bewoners,
noopt om goed na te denken hoe de gescheiden inza-
meling beter kan. In Eiland 3 blijken de bewoners al
prima tevreden over hun ondergrondse inzamelcon-
tainers. Alleen de opening van de gft-container kan
nog wel worden verbeterd en de frequentie van het
legen ervan mag gerust omhoog.
20 GRAM | juni 2016

“Mensen ervaren nog weleens dat de gft-container vol
is”, licht Nederstigt toe, zelf ook bewoner van Eiland
3. De inwoners van Rijsenhout-Zuid bleken al bewust
bezig met het sorteren van grondstoffen. ‘We hebben
al een kleine restafvalbak en zetten deze nog maar
één keer per maand aan de straat’, klonk het uit de
zaal. Ook een ander gaf aan niet zo goed te weten
wat de wijk nog anders zou kunnen doen. ‘Dat moet
de gemeente maar zeggen’. Maar dat is niet de bedoe-
ling, stelt Nederstigt. “We willen als gemeente juist
van de bewoners leren. Ik merk ook dat er gaandeweg
veel meer ideeën naar voren kwamen dan mensen zelf
vooraf hadden verwacht. Een dergelijk proces helpt
enorm en haalt het beste uit mensen naar boven.” Als
voorbeeld noemt hij het weer meegeven van oude
kranten aan de krantenbezorger.
Duurzaam
Bewoners van alle drie de wijken zeiden een systeem
te willen vinden, om niet-gemotiveerde buurtbewo-
ners over te halen beter te sorteren. “Ik ben benieuwd
wat voor systeem hieruit komt, maar wil me daar zo-
als gezegd niet in mengen”, zegt Nederstigt. “De kern
is dat ‘groene burgers’ weer andere burgers kunnen
stimuleren met duurzaam gedrag. Hoe meer inwoners
zich duurzaam gedragen des te meer de burger die
niets doet, de sociale druk voelt. Als we straks al die
grondstoffen uit het restafval gaan halen, wordt dat
voor iedereen meteen zichtbaar. Als mensen dan ook
beloond worden, kan het heel hard gaan. Het urgen-
tiegevoel is er. Iedereen heeft in de media de komst
van het Klimaatakkoord van Parijs kunnen volgen. Nu
vindt men het tijd te bepalen hoe je hier zelf een rol in
kunt spelen. Mensen willen meedoen om het verschil
te maken. En duurzaamheid is niet duur maar lonend.”
De inzamelproeven starten in november en duren een
half jaar. Het project kost 650 duizend euro (de ge-
meente krijgt 50 duizend euro subsidie uit het VANG-
programma). De inzet van moderne middelen wordt
niet geschuwd. Zo heeft de gemeente de Facebook-
pagina ‘Winst uit je afval’ ingericht. Binnen een week
telde de Facebook-community 123 ‘likes’. “Een prima
resultaat. Dat is al vijftien procent van het aantal deel-
nemende huishoudens. Nog mooier is dat mensen zich
actief in de discussie mengen en dat hun berichten
volop door anderen worden gedeeld”, zegt Nederstigt.
In volgende bijeenkomsten komen de wijkbewoners
voor een zogeheten doe-sessie samen. Bijeenkomst
nummer drie bestaat uit een excursie naar de Groene
Energiefabriek van Meerlanden om vervolgens in een
werksessie de keuze voor het eigen inzamelsysteem
te maken. “De afvalexpert kan deelnemers helpen be-
palen of een idee praktisch uitvoerbaar is”, zegt Ne-
derstigt, “en levert zo belangrijke smeerolie voor het
proces.” Aangezien inwoners zelf mee mogen beslis-
sen over het sorteren van grondstoffen, serviceprik-
kels en inzamelmiddelen, luidt de hamvraag hoe ver
de gemeente wil gaan met het inwilligen van de wen-
sen die kunnen ontstaan. “Klopt”, beaamt Nederstigt,
“en het is niet van ‘u vraagt, wij draaien’. De bewoners
delen hun inzichten en relateren dit aan de opgege-
ven parameters, dat wil zeggen: de minste hoeveel-
heid restafval tegen de laagste kosten. Dat is immers
de meetlat die we hanteren. Daar zullen de inzamel-
systemen aan moeten voldoen. Ik denk dat er straks
een uitkomst uit rolt, die heel dicht bij het maximaal
haalbare ligt en dat er een kostenefficiënte oplossing
wordt gevonden. Omdat grondstoffen geld opleveren,
kun je de businesscase al snel positief maken. Ik heb
er heel veel vertrouwen in dat deze aanpak ons iets
gaat opleveren en dat we redelijk snel heel dicht bij
die 95 procent zullen komen.”
Netwerkinfo:
Gemeente Haarlemmermeer, John Nederstigt (wethou-
der duurzame economische ontwikkeling),
www.haarlemmermeergemeente.nl/winst-uit-je-afval.
Tekst: Pieter van den Brand
GRAM | juni 2016 21
Bewoners Haarlemmermeer denken mee over nieuwe inzamelsystemen.

22 GRAM | juni 2016
Minder afval
“Er is de afgelopen vijftien jaar niet wezenlijk veel
veranderd op het gebied van de afvalscheiding en de
afvalinzamelstructuur en dat zal de komende vijftien
jaar ook niet het geval zijn. Veranderingen in het pol-
derend Nederland gaan nu eenmaal niet snel”, denkt
Geert Steeghs van SUEZ. Op het eerste gezicht een
opmerkelijke uitspraak van de manager van de Franse
afvalmultinational. Want juist Steeghs stond aan de
wieg van de flinke opmars van het hergebruik van
het kunststofverpakkingsafval. “Ja, dat gaat nu hard,
maar vergeet niet dat we ook jarenlang achterliepen
bij landen als Duitsland en België”, relativeert Steeghs.
Hij denkt wel dat er de komende jaren langzaam maar
zeker minder thuis zal worden ingezameld. “Eigen-
dom is niet meer wat het was”, zegt hij. Steeghs voor-
ziet namelijk een opmars van een lease-samenleving
waarin goederen niet langer individueel worden aan-
geschaft. “Je koopt geen lamp meer bij Philips, maar
je koopt de dienst 'licht'. Net zoals je auto's least, kun
je boormachines en ladders via een VVE of social com-
munity aanschaffen of lenen bij elkaar”, voorziet hij.
Fabrikanten spelen daarop in door retoursystemen te
ontwikkelen, zoals nu al de oude koelkast of wasma-
chine wordt meegenomen bij aanschaf van een nieu-
we. Iets dergelijks gebeurt bij de relatief nieuwe trend
van internetaankopen. Wie bij Bol.com koopt, haalt nu
al steeds vaker zijn spul op bij Albert Heijn of andere
punten waar je toch al naar toe moet. “In de toekomst,
zul je daar dan gelijk karton of verpakkingen of het
oude exemplaar van je mobieltje inleveren. En hoe
moeilijk kan het zijn om via een registratie van de
aangeschafte luiers via bonuskaart een seintje te stu-
ren dat de volle luiers worden opgehaald c.q moeten
ingeleverd”, aldus Steeghs.
Keukenafval
Ook Willem Elsinga van het gelijknamig adviesbureau
met een specialisatie in organisch afval, denkt dat er
stukje bij beetje meer hybride vormen ontstaan. “Al
gaat dat niet snel, want gemeenten die nu eenmaal
voor nascheiding hebben gekozen, zoals grofweg heel
Groningen en Friesland, combineerden dat van meet
af aan al met bronscheiding van gft. De bronscheiding
Jarenlang stonden ze lijnrecht tegenover elkaar: de apologeten die te
vuur en te zwaard de nascheiding van afval verdedigden en de princi-
piële puristen die juist meenden dat alleen scheiding aan de bron, bij
de mensen thuis, zaligmakend is. De controverse over gft-afval is het
meest extreme voorbeeld. Nascheiding van de natte gft-fractie is mo-
gelijk maar maakt composteren lastig en vervuilt andere afvalstromen.
Bronscheiding zou niet alleen duur zijn voor de gemeente maar ook de
burger vooral in de zomer met ongedierte en schimmels opzadelen. De
gemoederen liepen op een gegeven moment zo hoog op dat verschil-
lende gemeenten de gft-inzameling helemaal wilden staken. Verbete-
ring van de kosteneffectiviteit van afvalscheiding, betere inzamelmid-
delen en ophaalfrequenties, de opmars van steeds meer geraffineerde
scheidingstechnieken en de grenzen van wat je de burger kan vragen
op het gebied van de afvalscheiding heeft het rumoer de laatste tijd
verstomd. Intussen leven bronscheiding en nascheiding van gft ge-
moedelijk naast elkaar.
PMD
Ook op tal van andere terreinen bestaat pure bronscheiding en pure na-
scheiding eigenlijk niet meer. Er zijn steeds meer hybride-systemen die
het optimum zoeken tussen milieurendement, kosten van inzameling
en verwerking en gemak voor de mens. Neem kunststof verpakkingen.
Die mochten van meet af aan in al hun verscheidenheid in de plastic
Heroes zak of oranje container. Scheidingsinstallaties in Duitsland, Bel-
gië en later bij SITA/SUEZ in Rotterdam scheiden de plastic brij netjes
in PP, PE, PET en folies. Tegenwoordig mogen we er ook metaal (blikjes)
en drankenkartons (die voornamelijk uit papier bestaan) bij stoppen.
PMD heet deze nieuwe fractie, die in Rotterdam met een batterij aan
scheidingstechnieken uit elkaar wordt geplozen.
Soortgelijke trends zien we bij oud papier dat gemakkelijk met karton
als OPK een leven van hergebruik kan beginnen. Bij sommige gemeen-
ten in het Rivierenland haalt afvalinzamelaar AVRI huis-aan-huis papier
op tegelijk met een zak textiel. En dan zijn er nog initiatieven als de
BEST-tas, waarmee RD4 in Zuid-Limburg en Circulus-Berkel in de omge-
ving van Zutphen en Apeldoorn boeken, elektronica-afval, speelgoed
en textiel inzamelt. Iets dergelijks wordt beproefd met de Goedzak in
Amsterdam.
Tussen deze laten we zeggen 'technische' inzamelsystemen bestaan er
ook nog prikkels die de afvalscheiding bevorderen. Zo is daar al een
jaar of 25 diftar, de financiële maatregel die prikkelt om minder afval
aan de straat te zetten. Van recentere datum is het omgekeerd inzame-
len als 'gemaksprikkel' voor de huishoudens.
HOE ZIEN ZIJ DAT?
Er ontstaan steeds meer hybride vormen van bronscheiding en nascheiding. Plastics maar ook gft-afval zal steeds
met hoger rendement kunnen worden hergebruikt. Over gft-kippen en oesterzwammen op koffiedik en power-to-gas.
De toekomst van afvalscheiding

GRAM | juni 2016 23
per jaar in. De hoeveelheid keukenafval komt neer op
grofweg de helft daarvan, ongeveer 700 duizend ton.”
GFT-kip
Voor de gemeenten die keukenafval moeten voor-
scheiden, voorziet Elsinga 'een waaier van bloemen'.
Mensen krijgen nu kennelijk een goed gevoel wanneer
ze plastic doppen van melkpakken inzamelen ten be-
hoeve van een goed doel zoals het fonds voor blin-
dengeleidingshonden. Zo zouden ze ook gemotiveerd
kunnen raken voor lokale initiatieven als een kwekerij
voor oesterzwammen die op koffiedik groeien of een
lokale kwekerij voor wormen of insecten, aldus Elsin-
ga. “Of wat te denken van de gft-kip, die het in België
goed doet. Een kip eet ongeveer de hoeveelheid keu-
kenafval van 1 persoon per jaar.” Nu zullen er niet snel
17 miljoen gft-kippen in Nederland gaan rondschar-
relen, maar lokaal zijn er zeker kansen, denkt Elsinga.
“We voeren onder meer gesprekken met de stadseco-
loog van Almere om dergelijke kleinschalige regionale
initiatieven van de grond te krijgen.”
Technisch zou het keukenafval zonder geurhinder en
andere overlast gemakkelijk apart kunnen worden ge-
houden, ook in de hoogbouw in de grotere steden,
betoogt Elsinga. “In Zweden werkt een inzamelsys-
teem met een papieren zakje goed, net als in Milaan.”
Nascheiding gaat zeker door, gelooft Elsinga. “Amster-
dam gaat een nascheidingsinstallatie van 300 duizend
ton bouwen. Vergeet niet dat Omrin met nascheiding
meer kunststof uit het restafval haalt dan bronschei-
van andere fracties, zoals plastic, wordt aangepast aan
de mogelijkheden van de nascheiding. Gemeenten die
daarentegen zwaar hebben geïnvesteerd in inzamel-
middelen en voorlichting in en over bronscheiding zul-
len niet snel overschakelen op nascheiding.”
Bij de nascheiding van gft lukt het goed om de orga-
nische delen te vergisten tot biogas, maar compost is
er niet meer van te maken. De compost is te vervuild
om op het land te brengen. Het digestaat moet uitein-
delijk worden verbrand. Bij voorscheiden lukt het wel
gemakkelijk om gft zowel te vergisten als te compos-
teren tot herbruikbare compost. Elsinga wijst er ech-
ter op dat bij de mensen die gft voorscheiden in een
groene bak aan huis toch ook heel veel organisch afval
in de container met restafval terecht komt. “We gooien
veel eten weg, maar er zit ook heel veel keukenafval in
de restbak waaronder gootsteenresten, appelkroosjes,
snijresten, koffiedik in filters, tot wel 60 kilogram per
persoon per jaar. En deze hoeveelheid is al jaren con-
stant. Ik constateer dat het in de periode 1994 – toen
de inzameling van gft wettelijk verplicht werd – tot
anno 2016 het nog nooit gelukt is om mensen te be-
wegen om al het keukenafval bij het gft te doen.”
Toch zal dat moeten. Want als de VANG-doelen van
100 kilogram per persoon per jaar moeten worden
gerealiseerd, zal er ook iets aan het keukenafval moe-
ten gebeuren. “Gemeenten die aan nascheiding doen,
krijgen het keukenafval er wel uit in de vorm van
een organische natte fractie. Voor de goede orde, we
zamelen in Nederland nu 1,2 tot 1,3 miljoen ton gft
HOE ZIEN ZIJ DAT?
De gft-kip doet het goed in België; ze eet ongeveer de hoeveelheid keukenafval van 1 persoon per jaar.
>>

24 GRAM | juni 2016
Elsinga voorziet niet alleen een verdere verbetering
van de rendementen, hij denkt ook aan een mooie sa-
menwerking met de groene stroomproductie. “Zoals
bekend is het een groeiend probleem om stroompie-
ken van de energieproductie uit zon en wind in het
net op te nemen of op te slaan.” Deze pieken ontstaan
als periode met veel zon en wind samenvallen met
een lage elektriciteitsbehoefte, zoals in de zomer. “We
kunnen die overtollige groene stroom gebruiken om
water te splitsen in waterstof en zuurstof (elektro-
forese). Met die waterstof kunnen bacteriën het me-
thaangehalte in biogas verhogen van 58 procent tot
negentig procent en meer. Zo wordt groene stroom
groen gas.” Deze power-to-gas-ontwikkeling is zowel
bij de vergisting van voorgescheiden als nageschei-
den gft mogelijk, aldus Elsinga.
Minder gemeentelijke autonomie, meer
uniformiteit
Geert Steeghs denkt dat er snel een splitsing van de
inzameling en verwerking van gft optreedt. “Tuinaf-
val zal separaat worden ingezameld ten behoeve van
biomassa of grove compostering, terwijl de gf-fractie
meer waarde zal krijgen door initiatieven als insecten-
kweek voor eiwitten”, aldus Steeghs. Grofweg zullen
de te scheiden afvalfracties gelijk blijven. “Papier zal
afnemen, karton toenemen door onder meer de be-
stellingen via internet.”
Net als Elsinga denkt ook Steeghs dat in grote ste-
den nascheiding van afval zal worden geïntroduceerd.
De bronscheiding in de hoogbouw kan wel, maar is
toch een heel lastige zaak. Maar afgezien van het
wensbeeld, heeft Steeghs een belangrijkere notie. “Ik
vind dat niet alle gemeenten allemaal eigen initiatief-
jes moeten nemen en het wiel uitvinden. Ik wil wel
wat kanttekeningen zetten bij de gemeentelijke auto-
nomie en de gedachte dat veel mensen automatisch
denken dat afval geld waard is. Niet alles is meteen
een business case. En die business case is gebaat bij
massa en dus bij uniforme scheidingsregels in heel
Nederland.”
Zowel Geert Steeghs als Willem Elsinga denken dat
naast alle inspanningen van gemeenten en consumen-
ten ook een steeds belangrijkere drive uitgaat van de
producenten. Elsinga: “Zij zullen zowel door de produ-
centenverantwoordelijkheid als vanwege pure kosten-
besparing op de inkoop van grondstoffen overgaan
tot steeds meer sluiten van kringlopen en secundair
materiaal en groene energie benutten.” Steeghs: “Die
tendens zal nog worden versterkt wanneer er meer
ecodesign en design for recycling van producten
plaatsvindt.”
Tekst: René Didde
ding oplevert. En ook de REnescience-installatie in
Eindhoven gaat door.” Bij deze technologie wordt uit
restafval schoon plastic verpakkingsafval opgeleverd,
waarbij enzymen organische stoffen omzetten in een
vloeistof van suiker en vetzuren, die daarna vergist
wordt tot biogas.
Hogere rendementen
Zoals het voortschrijdend inzicht en meer technisch
vernuft de verliezen in de plastic inzameling, glas en
papier steeds verder zullen terugdringen, zo hoopt
Willem Elsinga ook dat de vergistingsinstallaties tot
steeds hogere en meer veelzijdige prestaties worden
opgezweept. “We zien nu al dat de CO2 wordt afgezet
in de glastuinbouw en de methaan in het aardgasnet
wordt gepompt. Voorgescheiden gft levert ook nog
eens compost. Maar bij bijvoorbeeld Meerlanden zet-
ten ze ook de warmte die bij de compostering vrijkomt
slim af in de glastuinbouw en zelfs het condenswater
wordt nog nuttig toegepast voor de veegwagens.”
We gooien met z’n allen heel veel
eten weg, maar er zit ook heel veel
keukenafval in de restafvalbak wat
prima gescheiden kan worden.
Keukenafval zoals schillen horen bij het gft en niet in
de restafvalbak. (foto Hetty Dekkers)
HOE ZIEN ZIJ DAT?

GRAM | juni 2016 25
begint deze zomer met de inzameling van luiers bij
kinderdagverblijven. Ook zullen bij containerparken
in de buurt van winkelcentra speciale luiercontainers
verschijnen, vertelt Piet van Oirschot. “Wij zien het
als een service voor onze burgers.” De gemeenteraad
heeft namelijk besloten om de inzamelfrequentie van
“De roep om inzameling en verwerking van luiers is
echt enorm”, zegt Marc Veenhuizen, hoofd afval van
de gemeente Apeldoorn. “Wij zijn een diftar-gemeente
en mensen doen hun stinkende best om meer afval te
scheiden. Wie met luiers zit, houdt echter een zware
en volumineuze fractie over in het restafval waarmee
we voorlopig niets kunnen.” En daar moeten de kin-
derrijke gezinnen in Apeldoorn dus voor betalen. Voor
oudere mensen met een incontinentieprobleem heeft
Apeldoorn een financiële compensatieregeling in het
leven geroepen. “Zij kunnen er immers niets aan doen
dat ze incontinent zijn geworden”, aldus Veenhuizen.
Tellingsproeven van het restafval in Apeldoorn wijzen
uit dat er meer dan tien procent aan luiermateriaal
inzit, vertelt Veenhuizen. De inzameling ervan is geen
probleem, zegt hij. “Via onze overheids BV Circulus-
Berkel kunnen we luiers ophalen bij kinderdagverblij-
ven en bij verzorgingstehuizen.” Maar Veenhuizen wil
de burgers wel een goed verhaal vertellen. “We willen
de mensen wel de zekerheid geven dat de verwerking
en recycling van de luiers netjes is geregeld en er
geen afvalproblemen ontstaan of dat de luiers alsnog
naar een verbrandingsinstallatie moeten.”
Orgaworld
Apeldoorn is niet de enige gemeente die met smart
wacht op een gedegen installatie waar de luiers wor-
den verwerkt. Almere zamelt al een tijdje luiers in.
Huishoudens mogen de luiers van baby's gewoon bij
het gft stoppen. “Ze gaan naar Orgaworld in Lelystad,
waar de plastics eruit worden gezeefd en al het or-
ganisch materiaal inclusief het papier wordt vergist
en de restfractie wordt gecomposteerd”, zegt Johan
Luiks, hoofd beleid en advies van de afdeling stadsrei-
niging in Almere. Incontinentiemateriaal mag er niet
bij zitten. Want daarin zitten mogelijk medicijnresten
die de kwaliteit van de compost teveel naar beneden
brengen, zegt Luiks. “Dan komt het keurmerk in ge-
vaar. En veel boeren vinden het sowieso al geen fijn
idee dat hun worteltjes op een bedje van luiers groei-
en”, zegt Luiks. “We kijken dan ook met belangstelling
uit naar nieuwe opties voor luierrecyling.”
Ook Tilburg zit op het vinkentouw. Of er nu een instal-
latie voorhanden is of niet, de Brabantse gemeente
De aanpak van het probleem van het luierafval door de hele keten van luierfabrikanten tot en met ge-
meenten, begint vruchten af te werpen. Na een jaar van overleg zijn er 'vier tot zes' verschillende recy-
clingtechnieken op het punt van testen in de praktijk. Vooral diftar-gemeenten staan te popelen om de
200 duizend ton luierafval te recyclen.
Hoop voor luierrecycling
Foto: Henriette Veld, Nationale Beeldbank.

26 GRAM | juni 2016
het VANG-programma van start ging, proberen de
ketenpartners zoals de producenten van luiers en in-
continentiemateriaal samen met gemeentelijke afval-
diensten (NVRD), Rijksoverheid (ministerie van IenM,
RWS) de keten te sluiten. “Het klinkt als een wat saai
nieuwsfeit, maar na een jaar hard werken staat het
overleg met alle stakeholders op de rails. We weten nu
beter hoe de ketens moeten worden gesloten”, zegt
Cuperus. “De uitdaging was dat er geen blauwdruk
voor bestaat, want dit is samen met dakafval (bitu-
men) het eerst ketenproject in VANG.”
Flinke hoop luiers
Wegwerpluiers, er gaan er nogal wat van om in Ne-
derland. Huishoudens met baby's en peuters brengen
de lieve hoeveelheid van 200 duizend ton per jaar in
omloop. Dat komt grofweg overeen met vijf procent
van het restafval. Volgens Milieu Centraal zitten een
half miljoen kinderen per jaar bijna 3 jaar in de lui-
ers, dus ga maar na met zo'n vijf luiers per dag. Voor
een gemiddelde baby worden vijf bomen omgezaagd.
Verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en zorgcentra zijn
jaarlijks samen goed voor nog eens 200 duizend ton
luierafval. Luiers bevatten redelijk hoogwaardig ma-
teriaal. Het bestaat voor twintig tot dertig procent uit
cellulosevezels (papier), vijf tot tien procent uit kunst-
stoffen (polyethyleen en polypropyleen) en natuurlijk
voor twee tot drie procent het super absorberende po-
lyacrylaat (SAP), de korrels die baby's billetjes gega-
randeerd een nacht drooghouden. Maar het grootste
en zwaarste bestanddeel (65 – 70 procent) zijn urine
en feces.
Technisch gesproken is het niet heel moeilijk om deze
grondstoffen te hergebruiken, dacht Knowaste, een
door een Canadese moeder opgericht bedrijf dat in
1999 in Nederland begon met de recycling van luieraf-
val in Arnhem. Met een pulpproces won het bedrijf
hoogwaardig papier terug van een kwaliteit die beter
is dan krantenpapier en waar gemakkelijk GRAM op
gedrukt kan worden. De bovendrijvende plastics wer-
den eenvoudig uit het pulpvat geschept. Ze kunnen
terugkeren in vuilniszakken, bouwmaterialen of als
olieabsorberend materiaal in bijvoorbeeld garages, zo
bleek uit de moederfabriek in Toronto. De SAP's kon-
den met een simpele zeef-, was- en centrifugetechniek
uit de brij worden geslingerd. Die moesten worden
verbrand. De Arnhemse fabriek was echter geen lang
bestaan gegund. Dalende verbrandingstarieven speel-
den de verwerking parten en de fabriek sloot in 2007
de poorten. In Lelystad vergist Orgaworld de vooral
organische bestanddelen als poep en urine, samen
met gft-afval, een route die niet ieders goedkeuring
kan wegdragen omdat vooral aan SAP's in het inconti-
nentiemateriaal medicijnresten gebonden kunnen zijn
die in de bodem terecht komen.
de duocontainer 'restafval en gft' van 1 keer per week
naar 1 keer in de twee weken brengen. Per 1 juli aan-
staande gaat Tilburg daarmee beginnen. “Om te voor-
komen dat mensen dan twee weken met teveel luiers
in hun duocontainer zitten, geven we hen deze optie.”
Uit sorteeranalyses in Tilburg blijkt dat in sommige
buurten wel tien procent van het restafval uit luiers
bestaat. Van Oirschot wijst ook op de groeiende groep
van ouderen die luiers (incontinentiemateriaal) moe-
ten gebruiken en deze in het restafval stoppen. “Die
luiers zijn vanwege de medicijnresten lastiger te recy-
clen dan de babyluiers dus de recycling moet daar wel
een antwoord op hebben.” Voorlopig zullen al die in-
gezamelde luiers gewoon worden verbrand, maar net
als Apeldoorn zal Van Oirschot zo snel mogelijk aan-
kloppen bij een van de nieuwe recycling installaties.
Initiatieven
“Dan heb ik goed nieuws voor de gemeenten”, zegt
Geert Cuperus. In het zogeheten Ketenproject Lui-
ers werkt hij als adviseur bij Rijkswaterstaat al een
jaar aan het sluiten van de luierketen. “Er zijn vier tot
zes verschillende initiatiefnemers met vergevorderde
plannen voor een recyclingfabriek voor luiers. Het zit
er echt aan te komen. Sommigen zitten echt heel dicht
tegen het nemen van een investeringsbeslissing aan.
Verschillende partijen zijn op dit moment bezig hun
plannen op praktijkschaal te testen”, aldus Cuperus.
Vertellen wie de 'vier à zes' initiatiefnemers zijn, hoe
de technieken werken en wat de verschillen zijn, wil
hij niet. “Het is aan henzelf om hun moment te kie-
zen”, zegt Cuperus. Hij wil alleen kwijt dat het meren-
deel van de initiatieven in het Zuiden van Nederland
plaats vindt. “Dat is geen probleem, want er kan zo
een fabriek in het Noorden bijkomen”, aldus Cuperus.
Hij vertelt verder nog dat Orgaworld niet is meegeteld
bij de initiatieven. Wel is algemeen bekend dat onder-
nemer Willem Elsinga werkt aan een proeffabriek bij
ARN in Nijmegen (zie kadertje).
In het ketenproject, het eerste dat onder de vlag van

GRAM | juni 2016 27
Conrath ziet in de verdere toekomst ook technieken
in het verschiet liggen die de luiers op 'een moleculair
niveau recyclen'. Conrath: “We kunnen de stoffen dan
chemisch sorteren en bijvoorbeeld medicijnbestand-
delen eruit halen.” Op preventief niveau voorkomen
dat ingewikkelde recyclingtechnieken nodig zijn, kan
bijvoorbeeld door ecodesign van luiers met onschade-
lijke stoffen. “Ecodesign zal heel moeilijk zijn omdat
de functionele eigenschappen van de luier niet mogen
worden gehinderd.”
Recyclinginitiatieven
Eén van de initiatieven voor luierrecycling is
van Elsinga Beleidsplanning en Innovatie BV die
samen met de Brandenburgische Technische
Universität in Duitsland onderzoek heeft gedaan
naar een procedé voor de recycling van luiers en
incontinentiemateriaal. Hierbij worden luiers onder
hoge druk (meer dan 20 bar) en temperatuur (meer
dan 210oC) verwerkt in een reactor en gescheiden
in zuivere plastics enerzijds en in slurry anderzijds.
De plastics kunnen worden hergebruikt, de slurry
wordt vergist tot groengas. Samen met ARN in
Weurt en met steun van EFRO (Europees Fonds voor
Regionale Ontwikkeling) is een proefinstallatie
gebouwd om het proces op grotere schaal te
testen. Hiervoor loopt de komende maanden
een proefprogramma. Inmiddels zijn plannen
ontwikkeld voor een fullscale-fabriek in Weurt. De
installatie krijgt een capaciteit van circa 15.000 ton
luiers en incontinentiemateriaal. De verwachting is
dat deze installatie in de eerste helft van 2017 gaat
draaien.
Ook een aantal andere initiatiefnemers hebben
proeven gedaan en zijn zover dat ze concrete
plannen aan de gemeenten kunnen presenteren.
Daarom zal vanuit het ketenproject rond de zomer
een bijeenkomst worden georganiseerd voor
gemeenten waar de verschillende initiatieven
gevraagd worden zich te presenteren. Zodra de
datum van deze bijeenkomst bekend is zal deze
via de NVRD-nieuwsbrief en VANG-website bekend
worden gemaakt.
Tekst: René Didde
Afzet
Er gloort dus hoop voor de luierrecyling, aldus Geert
Cuperus. “De meeste technieken lijken in grote lijnen
op elkaar. Ze richten zich vooral op het terugwinnen
van kunststoffen en vezels. Die laatsten kunnen wor-
den opgewerkt tot cellulosemateriaal dat in nieuwe
papierachtige toepassingen terecht komt. Het goede
nieuws is dat ook de fractie van vervuilde SAP's terug
winbaar is”, zegt Cuperus. De uitdaging is nu nog om
de SAP's ook herbruikbaar te maken. Dat is tot nog
toe niet gelukt. De SAP's kunnen dan in ieder geval
worden verbrand, wat de gemeenten ontslaat van de
noodzaak om babyluiers gescheiden in te zamelen
van de incontinentieluiers.
De afzet van het teruggewonnen materiaal is volgens
Cuperus ook nog een punt van aandacht. “De papier-
vezels kunnen bijvoorbeeld aftrek vinden als karton
of als kaften. De plastics vinden nieuwe toepassingen
in dikwandige producten.” Er zijn allerlei pogingen om
afzetkanalen voor meer hoogwaardige toepassingen
te vinden. Ook de afzet van de SAP's, schoongemaakt
of niet, is nog een uitdaging.
Fabrikanten doen mee
Wie goed naar Pierre Conrath van de internationale
branchevereniging van luierfabrikanten (EDANA) in
Brussel luistert, merkt dat de luierfabrikanten pas re-
cent achter de recyclingsinitiatieven zijn gaan staan.
“Een belemmering voor het sluiten van de luierketen
is dat er ook op dit gebied veel concurrentie is. Er is
van oudsher niet veel samenwerking. Zo'n ketenpro-
ject is nieuw.” Illustratief was dat Europa's grootste
producent, Procter&Gamble (zestig procent marktaan-
deel) niet bijster voorstander was, maar dat de P&G-
jointventure Fater in Italië een recyclingsfabriek heeft
staan. “Producenten ondersteunen de recyclingsini-
tiatieven nu volledig, maar de gekozen technologie
moet wel economisch haalbaar zijn en beter voor het
milieu dan de huidige inzameling en verwerking”,
zegt Conrath. Volgens hem doet een aantal produ-
centen mee met de vier à zes initiatieven die Geert
Cuperus noemt. “Er zijn 1 à 2 afvalverwerkers actief,
1 à 2 consultants en kleinere bedrijven en daarnaast
zoeken sommige producenten zoals Fater zelf naar re-
cyclingsopties”, aldus Conrath. In de meeste gevallen
gaat het om een verbetering van het Knowaste-proces,
dus een scheiding in papierpulp, plastics en de SAP's.
Geert Cuperus:
“Het is goed nieuws dat de vervuilde SAP’s uit luiers terug
winbaar zijn maar deze ook herbruikbaar maken, is nu de
uitdaging.”

nieuws
28 GRAM | juni 2016
Nieuwe strategische visie NVRD:De leden centraalTijdens de Algemene Ledenvergadering voorafgaand aan het NVRD Jaarcongres werd woensdag 25 mei een nieuwe
strategische visie unaniem aangenomen. “Deze nieuwe strategische visie is een visie waarin we aangeven wie wij
als vereniging zijn, wat wij leden kunnen bieden en hoe we werken. Een concrete agenda mist heel bewust, deze is
namelijk zo dynamisch dat we die met de leden constant bijwerken”, vertelt NVRD-directeur Olaf Prinsen.
DE LEDEN CENTRAALSTRATEGISCHE VISIE
“De nieuwe visie is tot stand gekomen
door heel goed te luisteren naar de wen-
sen van onze belangrijkste leden, de
ideeën van bureaumedewerkers en de in-
put vanuit ledensessies. Waarom bestaan
wij? Wat willen wij bereiken? Wat bieden
wij aan wie? Vragen die centraal stonden
in de gesprekken die we met meer dan
100 leden hebben gevoerd”, aldus Olaf
Prinsen. Ook opmerkingen van leden
over de organisatiestructuur, rond de
waarde van het lidmaatschap en rond de
zichtbaarheid van verenigingsactivitei-
ten vormden een belangrijke aanleiding.
In gesprekEen ingevuld business model canvas, een
model waarop in één pagina de belang-
rijkste vragen zijn beantwoord, is het
resultaat. Op basis van dit model is de
strategische visie geschreven. Overigens
geen visie met een vaste looptijd. Prin-
sen: “Onze leden veranderen, techniek
en daarmee werkwijzen veranderen, ver-
wachtingen veranderen. Kortom: zodra
wij merken dat er reden voor is, gaan wij
weer in gesprek met onze leden. Want als
er één ding is dat niet verandert, dan is
dat het feit dat de Koninklijke NVRD er is
voor haar leden en dat deze leden cen-
traal staan.”
De leden van de NVRD zijn verbonden in
de woorden: publiek, afval, grondstof-
fen en beheer openbare ruimte. De ge-
mêleerde achterban heeft nóg een ding
gemeen: ze blijkt hetzelfde te zoeken
bij een vereniging, namelijk uitwisseling
en ontwikkeling van kennis, ontmoeting
tijdens bijeenkomsten en opbouwen
van een netwerk. Daarbij komt natuur-
lijk ook de belangenbehartiging waarbij
de vereniging meepraat in bijvoorbeeld
wetgevingstrajecten. En tot slot heeft de
vereniging een taak in de bewaking van
de moraal, wat betekent dat de publieke
waarden voorrang moet houden op eco-
nomische motieven.
PlatformsOlaf Prinsen legt uit wat er gaat veran-
deren. “Om meer ruimte te geven aan
strategische discussies, worden drie
strategische platforms ingericht, met ie-
der een andere focus. Na het bepalen van
de belangrijkste vraagstukken van dat
moment, worden tijdelijke werkgroepen
opgericht die hiermee aan de slag gaan.
Deze werkgroepen worden bemenst
door de beste mensen uit de achterban
rond het thema.”
De strategische sessies waren een mooie
eerste aanzet om onderwerpen zoals
circulaire economie en innovaties, ge-
zamenlijk te bespreken, maar de be-
langrijkste les is dat deze discussie een
vaste plek moet krijgen in de vereni-
ging. Prinsen: “We blijven bij onze leest
qua kerngebied en kiezen in de randen
voor samenwerking met andere partijen.
Behalve de traditionele redenen om te
verenigen, kiezen wij er ook voor de mo-
raliteit van de achterban een belangrijke
plek te geven. We organiseren minder
en staan bekend om kwalitatief hoog-
staande bijeenkomsten. We verenigen
ook specialisten en professionals in onze
achterban. We hebben oog voor de diver-
siteit binnen de vereniging, maar maken
ook duidelijk voor wie we wat doen. Het
bureau is ondersteunend aan de vereni-
ging en moet de meerwaarde van bij-
voorbeeld de belangenbehartiging laten
zien. We stoppen met commissies, geven
meer plek voor strategische discussies
en gaan werken met flexibele werk- en
productgroepen.”
VervolgHet bureau heeft nu een heel concrete
opdracht van de leden. Prinsen: “Nu
gaan we aan de slag. Zo ga ik langs bij
alle commissies en worden de strategi-
sche platforms ingericht om met hen te
komen tot het jaarplan 2017. Kortom,
wordt vervolgd!”
U vindt de strategische visie op de web-
site van de NVRD.

column
Het NVRD Jaarcongres In Alphen aan den Rijn vorige maand voelde deze keer voor de eerste keer als ‘mijn’ congres. Vorig jaar mocht ik er overdag bij zijn en werd ik voorgesteld als nieuwe directeur. Achter de schermen heb ik nu pas gezien hoeveel voorbereiding hierin zit en wat er allemaal gedaan moet worden om het congres ‘geruisloos’ te laten verlopen. Volgend jaar houden wij het congres in Maastricht. Tegen de tijd dat dit nummer van GRAM verschijnt, heeft de uitverkorene voor 2018 dit ook gehoord en kan deze niet meer terug. Dus ik kan nu gerust schrijven dat ze zich een hoop werk op de hals hebben gehaald, ook het organiserend lid is er namelijk druk mee!
En zo kom ik als vanzelf bij de leden. En dat kan ook niet anders, nu we een strategische visie hebben die de leden centraal stelt. Op de vorige pagina staat veel meer over deze visie, dus daarover weid ik hier niet uit. Maar ik pak nog wel een voorbeeld dat weer goed illustreert dat het werkelijk de leden zijn die de vereniging maken.
Tijdens het congres lanceerden wij het project ‘Wij maken werk van circulair’. Omrin, Midwaste, Rotterdam, Utrecht, Meerlanden en Dar zijn de leden die kwamen met dit initiatief om meer producten van door ons ingezamelde grondstoffen in te zetten in de bedrijfsvoering. Wij als NVRD werken het uit. We beginnen met drie concrete producten, bouwen een platform waarop inkopers kunnen zien wat er allemaal is en bieden proeftuinen aan producenten om zo innovatie te stimuleren. Al tijdens het congres werden er meer handtekeningen gezet onder het initiatief. Meer weten of ook tekenen? Neem contact op!NVRD agenda
29 juni Commissie Afvalpreventie
30 juni Werkgroep P90
30 juni Commissie KAM
30 juni Commissie Inzameling & Recycling
30 juni Regiobijeenkomst Noord-Nederland
1 juli Matrasketenbijeenkomst 2
5 juli VANG workshop ‘Grip op Papier’ bij Saver in Roosendaal
GRAM | juni 2016 29
Veel belangstelling initiatief
'circulair inkopen'
Tijdens het NVRD congres op 26 mei is
een initiatief gelanceerd om de circulaire
economie vorm te gaan geven. Gemeen-
ten en bedrijven zijn uitgenodigd om
‘werk te maken van circulair’. Een aan-
tal gemeenten en bedrijven heeft hier
al gehoor aan gegeven. De animo onder
de leden is groot. Inmiddels zijn de eer-
ste afspraken met geïnteresseerden ge-
pland. Met dit initiatief laten partijen in
het afvalbeheer zien een belangrijke stap
richting de circulaire economie te willen
zetten. Niet iedereen voor zichzelf, maar
met elkaar kijken we hoe de circulaire
economie gerealiseerd kan worden. Het
initiatief zal zich richten op drie stap-
pen: (1) concrete (circulaire) producten
aanbieden voor inkoop aan de leden,
(2) bestaande initiatieven verzamelen
en delen en (3) nieuwe circulaire produc-
ten een proeftuin aanbieden. Bent u be-
nieuwd naar het initiatief of wilt u ook
aansluiten. Neem dan contact op met be-
leidsmedewerker Frank Donkers:
Werkplaats Keukenafval
De NVRD start met een ‘Werkplaats Keu-
kenafval’ om gemeenten en afvalbedrij-
ven bij elkaar te brengen die actief met
deze stroom aan de slag zijn of willen.
Het doel is enerzijds om elkaar te helpen
en te inspireren door kennis en ervarin-
gen uit te wisselen en anderzijds om te
komen tot meer inzicht in ‘wat werkt’ om
deze weerbarstige stroom uit het restaf-
val te weren. De bedoeling is om vanuit
die inzichten nieuwe acties te ontwikke-
len.
Organisch keukenafval is de grootste
(zwaarste) fractie in het restafval en bo-
vendien een fractie waar weinig gemeen-
ten een goed antwoord op hebben. Het
scheiden van deze stroom is essentieel
bij het halen van de VANG-doelstelling.
Onderdeel van de Werkplaats Keukenaf-
val wordt een digitaal kennisplatform.
Ook wordt in september een ‘live’ werk-
plaats georganiseerd waarin deelnemers
aan de slag gaan met dit onderwerp en
gaan zoeken naar ‘wat werkt’.
De Werkplaats is op zoek naar gemeen-
ten die ervaring hebben of plannen heb-
ben met expliciete aandacht voor de in-
zameling van keukenafval. Denk hierbij
aan acties op het gebied van communi-
catie, inzamelmiddelen, aparte inzame-
ling en verwerking. De werkplaats wil
graag zicht krijgen op wat er gebeurt en
gebeurd is op dit gebied. Wilt u meewer-
ken en uw kennis en ervaringen delen in
de Werkplaats, meldt u aan bij Koos van
Dael, [email protected]

GEMEENTENG25*OVERIG
DEELNEMENDE GEMEENTEN VERKIEZING SCHOONSTE WINKELGEBIED 2016
*De G25 betreffen de grootste 25 gemeenten van Nederland.
NederlandSchoon_Landkaart_Schoonste_winkelgebied_Zonder nummers.indd 1 20/05/16 17:34Een schoon winkelgebied heeft een enorm eff ect op de beleving ervan, zo blijkt uit het jaarlijkse onder-
zoek van NederlandSchoon. ‘Een schoon winkelgebied zorgt voor een positi eve beleving en een pretti ger verblijf voor bezoekers’, legt projectleider Dorien Bosselaar uit. Een gedachte die wordt herkend door gemeenten, zo blijkt uit het aantal deelnemers aan de verkiezing. ‘In 2013 begonnen we met de 25 grootste steden in Nederland’, vervolgt Bosselaar. ‘Ieder jaar kwamen daar meer bij en inmiddels kunnen gemeenten hun eigen winkelgebieden opgeven. Dit jaar dingen 63 gemeenten met in totaal 561 winkel-gebieden mee naar de felbegeerde ti tel Schoonste Winkelgebied van Nederland. Onder de 75 grootste Nederlandse gemeenten hebben we inmiddels een dekking van bijna 70 procent.’
Eigen stoepjeToch is een aantrekkelijk winkelgebied veel meer dan alleen een schone stoep en het ontbreken van zwerfafval. Het heeft
alles te maken met organisati e en samen-werking. Bosselaar: ‘Als gemeenten en ondernemers goed samenwerken en er een acti eve ondernemersvereniging of bewonerscommissie is die de vinger aan de pols houdt, is het er vaak ook schoner.’ Honderd jaar geleden hield iedereen zijn eigen stoepje schoon, ook de winkeliers. Tegenwoordig zijn sommige onderne-mers, gechargeerd gezegd, geneigd te zeggen: ‘mijn verantwoordelijkheid loopt tot aan de voordeur. De stoep, die maakt de gemeente wel schoon.’ Maar zo werkt het natuurlijk niet. We hebben niet voor niets de 25 meter regel, waarbinnen ze hun eigen stoep moeten schoonhouden. Ook ondernemers hebben hierin een verantwoordelijkheid. Een acti eve onder-nemersverenging met wat enthousiaste koplopers, kan hierbij helpen. Bij winkel-gebieden die hoog scoren in onze verkie-zing, zie je dat dan ook vaak terug.’
Vooral bewustwordingDe verkiezing van het Schoonste Winkelgebied is vooral bedoeld ter
Veel meer dan alleen een schone stoep
NederlandSchoon kiest Schoonste Winkelgebied van 2016
bewustwording. ‘Natuurlijk is het leuk om te zien dat jouw winkelcentrum goed scoort en waar je staat ten opzichte van andere gemeenten’, zegt Bosselaar. ‘Wat dat betreft , is het ook een soort bench-mark. Maar het gaat ons vooral om de
verandering die het teweeg kan brengen. Niet alleen bij gemeenten die het al heel goed doen maar juist ook bij gebieden die minder hoog scoren. Daarnaast wordt de verkiezing door diverse gemeentes gebruikt om met hun ondernemers aan de slag
te gaan. Een nauwe samenwerking met economische zaken ligt dan voor de hand. Zo is de gemeente Groningen een interne competi ti e tussen winkelgebieden gestart om de bewustwording te vergroten en zo haar winkelgebieden schoner te krijgen.
Samenwerken is het sleutelwoordOm winkelgebieden nog schoner te krijgen, werkt NederlandSchoon samen met verschillende parti jen, waaronder Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de brancheorganisati e voor super-markten in Nederland. ‘Een klant stapt liever bij een supermarkt binnen als de stoep en de entree schoon zijn’, zegt René Roorda van het CBL. ‘Om supermarkten schoon te houden, werken wij al langere ti jd samen met NederlandSchoon. Zo is bij alle super-markten de bekende blauw-groene Supporter van Schoon afvalbak te vinden als signaal dat afval in de afvalbak hoort en niet op straat. In winkelcentra heeft de supermarktmanager vaak een prominente rol, die hij kan inzett en om het onderwerp schoon geregeld op de gezamenlijke agenda te zett en. Maar het gaat ook om de aanwezigheid van genoeg afvalbakken, of het straat-meubilair schoon en heel is en of het openbaar groen goed is onderhouden. Allemaal zaken die, eventueel ook door de gemeente in te schakelen, op orde moeten zijn. Niet alleen omdat dit wett elijk in een straal van 25 meter verplicht is, maar vooral om de klant een aantrekkelijke winkelervaring te kunnen bieden. Want dat zijn de klanten die graag terugkomen.’
Het Schoonste Winkelgebied van 2016Om het belang van schoon hoger op de agenda te krijgen bij betrokkenen, organiseert NederlandSchoon sinds 2013 jaar-lijks de Schoonste Winkelgebied Verkiezing. Voor deze verkie-zing wordt elke zomer een onderzoek uitgevoerd. In 2015 zijn zo’n 22 duizend bezoekers van 476 winkelgebieden ondervraagd over hun schoonbeleving. Voor 2016 zijn dat er inmiddels al 561. Maar wat hebben gemeenten er nu eigenlijk zelf aan? ‘Een schoon winkelgebied heeft een aantrekkende werking’, vindt Arjan uit het Broek, specialist openbare ruimte bij de gemeente Eindhoven, waar vorig jaar maar liefst drie locati es in de top ti en eindigden. Hun geheim? Een zeer acti eve winkeliersvereniging die zelf het heft in handen neemt. ‘Natuurlijk maakt de gemeente hier ook schoon. Maar door zelf een extra mannetje in te zett en, wordt dat rondslingerende papiertje wél direct opgeraapt
en niet pas over twee dagen. En als het eenmaal netjes is, blijft het ook langer netjes. Dan ben je zelf ook eerder geneigd je troep in de afvalbak en niet op straat te gooien. Alle lof dus voor onze schoonmaakteams.’ Helmond scoorde goed in 2015. Winkelcentrum Brandevoort eindigde op nummer één. Ook hier mede dankzij goede samenwerking tussen de betrokken parti jen, denkt Jeroen van Helmond, technisch medewerker afval en reiniging. ‘We zitt en als gemeente dicht op de mensen en de ondernemers. De wijkbeheerder heeft rechtstreeks contact met de voorzitt er van de winkeliersvereniging. De winkeliers zelf doen ook veel om het schoon en netjes te houden. En last but not least, we hebben daar een geweldige wijkveger zitt en. Iemand die enorm betrokken is en zijn werk echt goed wil doen. Uiteindelijk draait het dus ook gewoon om mensen. Dáár moet je het van hebben.’
Maar liefst drie Eindhovense winkelgebieden eindigden vorig jaar in de top tien.
In een aantrekkelijk winkel-
gebied komen meer mensen,
die langer blijven en meer
kopen. Dat heeft niet alleen
te maken met schoon, heel
en veilig, maar ook met
winkeluitstraling en inrichti ng
van de openbare ruimte. Een
totaalplaatje dus, dat alleen
wordt bereikt door samen
te werken. Steeds meer
gemeenten en ondernemers
hebben dat in de gaten.
De verkiezing van het
Schoonste Winkelgebied
sti muleert ze hierbij.
Het onderzoek vindt in de zomermaanden plaats. In het najaar wordt de winnaar bekendgemaakt.
Meer informati e over het Schoonste Winkelgebied van 2016 vind je opwww.nederlandschoon.nl/winkelgebiedverkiezing
Ingezonden mededeling
30 GRAM | juni 2016

GEMEENTENG25*OVERIG
DEELNEMENDE GEMEENTEN VERKIEZING SCHOONSTE WINKELGEBIED 2016
*De G25 betreffen de grootste 25 gemeenten van Nederland.
NederlandSchoon_Landkaart_Schoonste_winkelgebied_Zonder nummers.indd 1 20/05/16 17:34Een schoon winkelgebied heeft een enorm eff ect op de beleving ervan, zo blijkt uit het jaarlijkse onder-
zoek van NederlandSchoon. ‘Een schoon winkelgebied zorgt voor een positi eve beleving en een pretti ger verblijf voor bezoekers’, legt projectleider Dorien Bosselaar uit. Een gedachte die wordt herkend door gemeenten, zo blijkt uit het aantal deelnemers aan de verkiezing. ‘In 2013 begonnen we met de 25 grootste steden in Nederland’, vervolgt Bosselaar. ‘Ieder jaar kwamen daar meer bij en inmiddels kunnen gemeenten hun eigen winkelgebieden opgeven. Dit jaar dingen 63 gemeenten met in totaal 561 winkel-gebieden mee naar de felbegeerde ti tel Schoonste Winkelgebied van Nederland. Onder de 75 grootste Nederlandse gemeenten hebben we inmiddels een dekking van bijna 70 procent.’
Eigen stoepjeToch is een aantrekkelijk winkelgebied veel meer dan alleen een schone stoep en het ontbreken van zwerfafval. Het heeft
alles te maken met organisati e en samen-werking. Bosselaar: ‘Als gemeenten en ondernemers goed samenwerken en er een acti eve ondernemersvereniging of bewonerscommissie is die de vinger aan de pols houdt, is het er vaak ook schoner.’ Honderd jaar geleden hield iedereen zijn eigen stoepje schoon, ook de winkeliers. Tegenwoordig zijn sommige onderne-mers, gechargeerd gezegd, geneigd te zeggen: ‘mijn verantwoordelijkheid loopt tot aan de voordeur. De stoep, die maakt de gemeente wel schoon.’ Maar zo werkt het natuurlijk niet. We hebben niet voor niets de 25 meter regel, waarbinnen ze hun eigen stoep moeten schoonhouden. Ook ondernemers hebben hierin een verantwoordelijkheid. Een acti eve onder-nemersverenging met wat enthousiaste koplopers, kan hierbij helpen. Bij winkel-gebieden die hoog scoren in onze verkie-zing, zie je dat dan ook vaak terug.’
Vooral bewustwordingDe verkiezing van het Schoonste Winkelgebied is vooral bedoeld ter
Veel meer dan alleen een schone stoep
NederlandSchoon kiest Schoonste Winkelgebied van 2016
bewustwording. ‘Natuurlijk is het leuk om te zien dat jouw winkelcentrum goed scoort en waar je staat ten opzichte van andere gemeenten’, zegt Bosselaar. ‘Wat dat betreft , is het ook een soort bench-mark. Maar het gaat ons vooral om de
verandering die het teweeg kan brengen. Niet alleen bij gemeenten die het al heel goed doen maar juist ook bij gebieden die minder hoog scoren. Daarnaast wordt de verkiezing door diverse gemeentes gebruikt om met hun ondernemers aan de slag
te gaan. Een nauwe samenwerking met economische zaken ligt dan voor de hand. Zo is de gemeente Groningen een interne competi ti e tussen winkelgebieden gestart om de bewustwording te vergroten en zo haar winkelgebieden schoner te krijgen.
Samenwerken is het sleutelwoordOm winkelgebieden nog schoner te krijgen, werkt NederlandSchoon samen met verschillende parti jen, waaronder Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de brancheorganisati e voor super-markten in Nederland. ‘Een klant stapt liever bij een supermarkt binnen als de stoep en de entree schoon zijn’, zegt René Roorda van het CBL. ‘Om supermarkten schoon te houden, werken wij al langere ti jd samen met NederlandSchoon. Zo is bij alle super-markten de bekende blauw-groene Supporter van Schoon afvalbak te vinden als signaal dat afval in de afvalbak hoort en niet op straat. In winkelcentra heeft de supermarktmanager vaak een prominente rol, die hij kan inzett en om het onderwerp schoon geregeld op de gezamenlijke agenda te zett en. Maar het gaat ook om de aanwezigheid van genoeg afvalbakken, of het straat-meubilair schoon en heel is en of het openbaar groen goed is onderhouden. Allemaal zaken die, eventueel ook door de gemeente in te schakelen, op orde moeten zijn. Niet alleen omdat dit wett elijk in een straal van 25 meter verplicht is, maar vooral om de klant een aantrekkelijke winkelervaring te kunnen bieden. Want dat zijn de klanten die graag terugkomen.’
Het Schoonste Winkelgebied van 2016Om het belang van schoon hoger op de agenda te krijgen bij betrokkenen, organiseert NederlandSchoon sinds 2013 jaar-lijks de Schoonste Winkelgebied Verkiezing. Voor deze verkie-zing wordt elke zomer een onderzoek uitgevoerd. In 2015 zijn zo’n 22 duizend bezoekers van 476 winkelgebieden ondervraagd over hun schoonbeleving. Voor 2016 zijn dat er inmiddels al 561. Maar wat hebben gemeenten er nu eigenlijk zelf aan? ‘Een schoon winkelgebied heeft een aantrekkende werking’, vindt Arjan uit het Broek, specialist openbare ruimte bij de gemeente Eindhoven, waar vorig jaar maar liefst drie locati es in de top ti en eindigden. Hun geheim? Een zeer acti eve winkeliersvereniging die zelf het heft in handen neemt. ‘Natuurlijk maakt de gemeente hier ook schoon. Maar door zelf een extra mannetje in te zett en, wordt dat rondslingerende papiertje wél direct opgeraapt
en niet pas over twee dagen. En als het eenmaal netjes is, blijft het ook langer netjes. Dan ben je zelf ook eerder geneigd je troep in de afvalbak en niet op straat te gooien. Alle lof dus voor onze schoonmaakteams.’ Helmond scoorde goed in 2015. Winkelcentrum Brandevoort eindigde op nummer één. Ook hier mede dankzij goede samenwerking tussen de betrokken parti jen, denkt Jeroen van Helmond, technisch medewerker afval en reiniging. ‘We zitt en als gemeente dicht op de mensen en de ondernemers. De wijkbeheerder heeft rechtstreeks contact met de voorzitt er van de winkeliersvereniging. De winkeliers zelf doen ook veel om het schoon en netjes te houden. En last but not least, we hebben daar een geweldige wijkveger zitt en. Iemand die enorm betrokken is en zijn werk echt goed wil doen. Uiteindelijk draait het dus ook gewoon om mensen. Dáár moet je het van hebben.’
Maar liefst drie Eindhovense winkelgebieden eindigden vorig jaar in de top tien.
In een aantrekkelijk winkel-
gebied komen meer mensen,
die langer blijven en meer
kopen. Dat heeft niet alleen
te maken met schoon, heel
en veilig, maar ook met
winkeluitstraling en inrichti ng
van de openbare ruimte. Een
totaalplaatje dus, dat alleen
wordt bereikt door samen
te werken. Steeds meer
gemeenten en ondernemers
hebben dat in de gaten.
De verkiezing van het
Schoonste Winkelgebied
sti muleert ze hierbij.
Het onderzoek vindt in de zomermaanden plaats. In het najaar wordt de winnaar bekendgemaakt.
Meer informati e over het Schoonste Winkelgebied van 2016 vind je opwww.nederlandschoon.nl/winkelgebiedverkiezing
Ingezonden mededeling
GRAM | juni 2016 31

32 GRAM | juni 2016
N I E U W S U I T D E B R A N C H E
Dat de vergoedingen voor huishoudelijk
kunststof verpakkingsafval dalen, is bij
de meeste gemeenten bekend. Hoe hier
goed op in te spelen, minder. Voor ge-
meenten die meer zicht en grip willen op
de eigen kosten, prestaties en verbeter-
kansen organiseert het Learning Center
Kunststof Verpakkingsafval (LCKVA) werk-
sessies op het gebied van kostenoptima-
lisatie. Inmiddels zijn twee sessies achter
de rug. Door vergelijking van feiten en
cijfers, praktijkvoorbeelden en een aantal
rekenoefeningen, kregen alle deelnemers
inzicht in de knelpunten. Ook waren zij in
staat om de ‘quick wins’ en kansen op de
langere termijn voor de eigen gemeente
te identificeren. Daarnaast werd stilge-
staan bij de kansen en bedreigingen van
ontwikkelingen waar gemeenten minder
direct invloed op hebben. Tijdens de ses-
sie kwamen diverse vragen aan bod: ‘Wat
is efficiënter: een breng- of haalsysteem?’
Gemeenten spelen in op dalende vergoedingen kunststof
‘Welke invloed heeft een tariefsysteem of
omgekeerd inzamelen?’ ‘Welke invloed
kan ik uitoefenen met contractmanage-
ment en aanbestedingen?’ Door de aan-
wezigheid van uiteenlopende gemeenten
kon het vraagstuk vanuit verschillende
invalshoeken worden bekeken. Deelne-
mer Wil Welvaarts van gemeente Etten-
Leur: “Ik heb het als erg positief ervaren.
Goed initiatief van het Learning Center
om met verschillende gemeenten elkaars
systemen te vergelijken en van elkaar te
leren. Door de jaren heen is de regierol
van gemeenten op het gebied van kunst-
stof steeds complexer geworden. Ik vond
het erg waardevol om te zien hoe ande-
ren hiermee omgaan. Nuttig om concrete
aanknopingspunten te vinden om het ei-
gen inzamelsysteem te verbeteren.”
Nog veel winst mogelijk
Een aantal interessante conclusies na
twee werksessies: de verschillen in kos-
ten tussen de deelnemende gemeenten
zijn soms zeer groot, terwijl beleid en in-
zameling op het eerste gezicht vrijwel ge-
lijk zijn. De oorzaken hiervan zijn zeer di-
vers en dat toont aan dat op hoofdlijnen
prestaties vergelijken niet altijd nuttig is,
maar verdieping en maatwerk nodig is.
Daarnaast was te zien dat ook gemeenten
met verschillende lastige weerstanden,
zoals een weerbarstige politieke werke-
lijkheid of een gebrek aan beleidscapaci-
teit, een aantal opties konden identifice-
ren om concreet mee aan de slag te gaan.
Verder waren deelnemers verrast over
de invloed die contractmanagement kan
hebben op de kosten: anders dan vooraf
werd gedacht liggen er nog flinke kansen
om te sturen op kostenoptimalisatie in
contracten van inzameling en sortering.
Het Learning Center organiseert dit jaar
nog een aantal werksessies kostenopti-
malisatie. Aanmelden kan op
www.lckva.nl (deelname gratis).
Op de kennisbibliotheek van VANG
www.vang-hha.nl/kennisbibliotheek
zijn de volgende nieuwe documenten te
vinden:
• Intergemeentelijke samenwerking
bij ontwikkeling en uitvoering van
afvalbeleid
2016 - NVRD / VANG HHA
• Stappenplan afvalscheidingsgedrag in
huis en in de buitenruimte
VANG-kennisbibliotheek 2016 - D&B i.o.v. Rijkswaterstaat
•Deskstudie Afvalpreventie,
Het stimuleren van consumenten om
minder afval te produceren
2016 - Milieu Centraal
•Infographic Vergoeding voor de
vermarkting van de kunststofstromen
2016 - Learning Center Kunststof
Verpakkingsafval
•De (on)mogelijkheden van reparatie
2016 - Natuur & Milieu en Stichting
Repair Café
•Handreiking Samenwerken met scholen
rondom zwerfafval en afvalscheiding
2016 - Public result i.o.v. Rijkswaterstaat
en Gemeente Schoon
• Handhaven op afvalscheiden in Tilburg
2015 - Gemeente Tilburg, afdeling BAT

GRAM | juni 2016 33
N I E U W S U I T D E B R A N C H E
In 2012 kreeg Akwadraat Consultancy van Gemeente Doetinchem (ca. 25.000 aanslui-
tingen) opdracht advies uit te brengen over de organisatiestructuur van Team Afval, de
eigen reinigings- en inzameldienst. Eén van de aanbevelingen betrof de planning en
registratie rondom de inzameling: een betere, efficiëntere aansturing van de werkpro-
cessen. Daartoe is, in eigen beheer, met behulp van een software engineer, een op maat
planning-registratie tool ontwikkeld, waarbij telkens nieuwe mogelijkheden en koppe-
lingen naar andere systemen zijn ingebouwd.
Om een adequate aansturing van de werkzaamheden te realiseren, is een splitsing in
functies aangebracht. Voor de uitvoering is een uitvoerder aangetrokken die zich con-
centreert op de aansturing van het personeel dat de taken uitvoert. De planner kreeg als
opdracht om de planning van de uit te voeren taken en de registratie van de uitgevoerde
taken te organiseren.
Integratie systemen
Team Afval registreerde veel informatie, maar in verschillende, niet gekoppelde bestan-
den. De planning was gebaseerd op pragmatische, organisch gegroeide kennis en in-
zichten. Er was behoefte aan een integraal planning-registratiepakket.
Eerst is met de belangrijkste aanbieders van ERP-software een marktconsultatie uitge-
voerd. De kosten-baten verhouding bleek niet in balans. Via Midwaste, waarvan Doe-
tinchem partner is, is een software engineer ingezet die een klantspecifiek planning-
registratiesysteem in eigen beheer heeft opgezet. Hierin zijn onder andere opgenomen:
beschikbaarheid medewerkers, beschikbaarheid materieel, eenduidige toewijzing
medewerker(s) aan materieel, urenregistratie, (digitale) afvalkalender, rolemmer regis-
tratie per huishouden, contractbeheer, Logistiek Zonder Papier (digitale begeleidings-
brieven), en diverse koppelingen met andere (voertuig)registratiesystemen. Uitbreiding
is mogelijk.
In bijgaande tabel is een overzicht gegeven van voor- en nadelen van ontwikkelen in
eigen beheer.
Voordelen Nadelen
• planner is nauw betrokken bij opzet en
uitwerking
• geen overbodige ballast (mogelijkheden
in ERP-pakketten waarvan toch geen
gebruik wordt gemaakt)
• standaard basissoftware
• lage ontwikkelkosten
• geen dure softwarelicenties
• lage onderhoudskosten
Resultaat
Door eenduidige toewijzing van medewerker(s) aan materieel zijn er in de planning geen
ongewenste doublures of gaten meer. De registratie is gestroomlijnd en verloopt nu
veel efficiënter. Door goede registratie is in voorkomende gevallen bijsturing van mede-
werkers goed onderbouwd. Routeoptimalisaties zijn gerichter door te voeren. Sinds de
planning-registratie tool volop in gebruik en ontwikkeling is, is nog geen 40 procent van
de eerder geschatte en begrote minimale aanschafkosten voor een ERP-systeem uitge-
geven aan ontwikkeling, begeleiding en aan soft- en hardware. Inl. www.akwadraat.nl
Taxussnoeisel als medicijn tegen kankerOp steeds meer plekken worden in-
zamelacties georganiseerd om taxus-
snoeisel op te halen. Het snoeisel van
een taxushaag is waardevol, omdat het
een belangrijke grondstof bevat voor
het maken van geneesmiddelen voor
chemotherapie. Elke kubieke meter
taxussnoeisel is goed voor één chemo-
therapie. Verschillende afvalbedrijven
waaronder Saver, Spaarnelanden en
Avalex doen mee aan het initiatief ‘Ver-
groot de hoop en verklein de kanker’,
waarbij bewoners gratis het snoeiafval
van de Taxus Baccata naar de milieu-
straten kunnen brengen. Daarnaast
keert Vergroot de Hoop per kubieke
meter een bedrag uit aan een organi-
satie die werkt rond kankerpreventie.
Ook Dar spoort aan om taxussnoeisel
te scheiden en zo een bijdrage te leve-
ren aan de strijd tegen kanker. Samen
met verschillende gemeenten roept zij
bewoners en organisaties die taxus in
de tuin/op het terrein hebben staan, op
hun taxussnoeisel aan te bieden aan de
Stichting Taxus Taxi. Na het indienen
van een ophaalverzoek (via website of
telefonisch) haalt deze stichting het
taxussnoeisel gratis aan huis op. Ook
het taxussnoeisel dat Dar GROEN! snoeit
gaat naar Taxus Taxi.
Planning-registratie tool opzetten in eigen beheer
• enige onzekerheid over eindresultaat
• een-op-een relatie tussen planner en
software-ontwikkelaar
• beschikbaarheid van de
softwareontwikkelaar
• ontwikkeltijd

34 GRAM | juni 2016
Agenda7 - 10 september
AgroTechniek Holland, Biddinghuizen
13 september
Themadag Beheer Openbare Ruimte
28 - 29 september
Dag van de openbare ruimte, Jaarbeurs Utrecht
5 oktober
Afvalconferentie, Stadion Galgenwaard Utrecht
13 oktober
Kennisbijeenkomst P&O KAM
ColofonUitgeverNVRD, WTC ArnhemNieuwe Stationsstraat 106811 KS ARNHEMTelefoon 088 - 3770000E-mail [email protected] www.nvrd.nl
RedactiecommissieMarc Veenhuizen, gemeente Apeldoorn (hoofdredacteur) Riny de Jonge, stadsdeel Amsterdam-OostWilly Brinkbäumer, Twente MilieuAddie Weenk, RijkswaterstaatDiederik Notenboom, MeerlandenFabienne Mantes, AvalexDico Kuiper, gemeente Alphen aan den RijnMarianne Zegwaard, MWH GlobalIlse van der Grift, NVRD
EindredactieKarin Hegeman en Berit Aagten Postbus 1218, 6801 BE Arnhemtel. 088 - 3770000e-mail: [email protected]
Advertentie-exploitatieBureau Van VlietPostbus 20, 2040 AA Zandvoorttel. 023 - 5714745e-mail: [email protected]
Opmaak en drukWeevers, www.weevers.nl
Gemeentereiniging en Afvalmanagementis het officiële vakblad van de
AbonnementenadministratieNVRD, Postbus 1218, 6801 BE ArnhemJaarabonnement ad €106,04 ex btw. België €124,95 (Europa en buiten Europa op aanvraag). Los: €11,50.
Beëindiging abonnementAbonnementen moeten schriftelijk bij de NVRD en uiterlijk op 15 november worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd.
ISSN 1569-0458
© NVRD
GRAM wordt gedrukt op papier
met het FSC®-keurmerk en verschijnt 10x per jaar.
Hoewel door de uitgever de uiterste zorgvuldigheid is betracht, wordt voor de inhoud geen aansprakelijkheid aanvaard.

MAAK EEN PERSOONLIJK PROFIEL AAN OP HET NVRD LEDENNETWerkzaam binnen een organisatie die lid is
van de NVRD? De NVRD vertegenwoordigt
alle gemeenten in Nederland en hun be-
drijven actief in afvalbeheer en het beheer
van de openbare ruimte.
Omdat de organisatie waar je werkzaam
bent lid is van de NVRD krijg je toegang
tot het ledennet. Op het ledennet vind je
onder andere dossiers, collega professio-
nals en kun je online discussies starten en/
of volgen. Daarnaast ontvang je in de toe-
komst op je zelf aangegeven interesse/ex-
pertise gebied berichten.
BLIJF OP DE HOOGTE VAN
ACTUALITEITEN
LEES AL HET NIEUWS IN ÉÉN
OOGOPSLAG
LEG CONTACT MET COLLEGA-
PROFESSIONALS EN EXPERTS
DISCUSSIEER MET VAKGENOTEN
DOE JE VOORDEEL MET HET
KENNISPLATFORM
HEB JE AL EEN PROFIEL? Veel medewerkers van bedrijven die
lid zijn van de NVRD hebben al een
profi el zonder dit zelf te weten. Dit is
alvast voor je aangemaakt. Check jouw
profi el en vul het aan door naar www.
nvrd.nl te gaan en je rechtsboven in te
loggen op het ledennet. Wachtwoord
vergeten? Gebruik de ‘wachtwoord
vergeten functionaliteit’.
AANMELDENAls er nog geen automatisch profi el voor je
is aangemaakt door NVRD maar het bedrijf
of de gemeente waar je werkzaam bent is
wel lid, ga dan naar www.nvrd.nl/account-
aanvragen om je direct aan te melden.
WWW.NVRD.NL
6109 Adv Gram Leden betrekken 190x270 DEF.indd 1 21-11-14 11:25

verbindt circulaire en sociale
economie
WECYCLE