wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip...

23
THEORIEËN VAN DE INTERNATIONALE BETREKKINGEN Professor E. Drieskens

Transcript of wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip...

Page 1: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËN VAN DE

INTERNATIONALE

BETREKKINGENProfessor E. Drieskens

Page 2: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

LES 1: Inleiding (1)1. Focus en relevantie

In media worden beleidsmakers vaak geframed binnen een kader. Zo wordt Bart De Wever vaak als een realist voorgesteld, in vergelijking met Machiavelli. Ook Poetin wordt in datzelfde kader geplaatst, vaak ook in geopolitieke zin, of zelfs als een pragmaticus, realpoliticus, … Maar wat houden al deze termen nu precies in? Hoe kaderen we iemand als Donald Trump, als dat zelf al kan? Dit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker niet eenduidig: vaak worden beleidsbeslissingen niet binnen een kader, maar een breder perspectief bekeken. Dat is ook niet onlogisch aangezien politici zich nooit binnen een bijzondere of unieke mening proberen te positioneren, maar eerder een algemeen gedragen kader zoeken. Daarom is het essentieel alle kaders te kennen, om framing tegen te gaan of zelf te framen naar andere contexten.

2. Basisconcepten

Internationale betrekkingen betreft alle interacties tussen staten over grenzen heen, niet enkel op politiek niveau (= internationale politiek), maar ook voor bijvoorbeeld economische relaties. Als basiseenheid gebruiken we staten, al is dit niet steeds een succesvolle keuze. Ten eerste zijn niet alle staten hetzelfde en vaak heeft men te maken met failed states. Ten tweede zijn staten uiteindelijk een recent concept, dat pas vorm kreeg na de Vrede van Westfalen van 1648. De verspreiding van dit staatssysteem vond plaats in vier stappen: tussen 1600-1700 begon het in Europa, de volgende 100 jaar verspreidde het zich over het hele westen, tussen 1800 en 1900 voltrok een verdere globalisering in landen als Japan en het Ottomaanse Rijk, met daarna een ‘globalization’ in de rest van de wereld in de 20ste eeuw. Toch worden daarom niet alle staten als gelijk beschouwt: ook nu nog kan men de vraag stellen in hoeverre grenzen moeten gerespecteerd worden en frequent klagen derdewereldlanden van neo-kolonialisme door het westen. Pas na Wereldoorlog II kan men bovendien slechts spreken van een soevereine gelijkheid. Wie internationale relaties echter wil beperken tot staten als enige autonome eenheden heeft een te enge blik, ook moet men steeds dit statensysteem weten te relativeren in tijd en context: niet overal en op hetzelfde moment werd het ‘Westfaals’ systeem gehanteerd. De Grieken startten zo initieel met afzonderlijke, geïsoleerde stadsstaten. De Romeinen creëerde een imperium, waarbij er uiteindelijk enkel keuze voor een gemeenschap was tussen Rome of niet-Rome. Pas bij de splitsing van dit Rijk ontstaan meerdere hiërarchische structuren, ook bijvoorbeeld tussen geestelijke en wereldlijke macht. Uiteindelijk erkent men na Westfalen de concentratie van macht en autoriteit waarbij de soevereine staat als enige legitieme macht voorziet in basisbehoeften. Het is ook op dat moment dat diplomatie en internationaal recht ontstaan. Een kernconcept daarin is het machtsevenwicht dat tot nu nog als leidraad in de internationale politiek geldt. De definiëring van die term is evenwel niet steeds duidelijk; in essentie houdt het in dat staten het evenwicht moeten waarborgen. Machtige staten moeten in toom worden gehouden zodat zwakke staten hun onafhankelijkheid, identiteit en integriteit kunnen behouden. Hierbij maakt men vaak de vergelijking met Italië in de renaissance toen alle Italiaanse staten/steden samenspanden om Venetië ‘s macht binnen de perken te houden. Later, in de 18de eeuw, werd het concept verder uitgebreid in een harmoniserend kader dat het Europese systeem van staten in stand moest houden. Dit was de fase van het Concert d’ Europe

2017-2018 Daan Delespaul

2

Page 3: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

die Morgenthau ‘The Golden Age of the Balance of Power’ zal noemen. Volgens Walt heeft Donald Trump dit essentiële punt niet begrepen in zijn buitenlandpolitiek. Theorieën kunnen in enge zin worden opgevat als een falsificeerbaar causaal argument, maar in dit vak betreft het echter vaker gekleurde lenzen.

LES 2: Inleiding (2)1. Troeven handboek

Het gebruik van theorieën kent believers en non-believers. De problemen blijken vaak de te normatieve benadering, terwijl sociale wetenschappen zich niet graag in regels laat vatten. De troeven zijn haar vereenvoudiging, begrenzingen en helderheid en vaak leveren ze nieuwe vragen om vooroordelen uit de wereld te houden. Toch bestaat er vaak een kloof tussen theorie en beleid, wat wordt beschreven door Stephen Walt. Zijn vaststelling is dat beleidsmakers vaak naar de academische wereld kijken als zijnde te theoretisch en te algemeen, terwijl zij op zoek zijn naar specificiteit, unieke en vooral snelle antwoorden. De academici voeren ook te weinig beleidsrelevant onderzoek uit, omdat uiteindelijk toch enkel de publicaties in hun eigen vakgebied tellen. Walt (realist) wilt het daar niet bij laten: hij ziet veel kansen voor de theorie in het beleid. Theorieën kunnen een diagnose stellen, kunnen gevolgen voorspellen, adviseren en evalueren; de academische wereld kan dan ook maar beter de hand reiken en onderzoek in policymaking de kans geven, in het bijzonder in een geglobaliseerde wereld. Verder kan een theorie een tegenwicht bieden tegen manipulatie (bv. door fake news) en kan het debatten leveren waar de beleidsmakers veel uit kunnen halen. Ook Nye (liberaal) heeft interesse voor de kloof tussen theorie en praktijk. In de VSA wordt theorie dan wel meer toegepast dan elders in de wereld, dit neemt steeds verder af. Een van de redenen daarvoor ligt erin dat theoretici op lange termijn werken en weinig to-the-point zijn. Ze gebruiken daarnaast een specifiek jargon en een andere logica. Bovendien kent de academische wereld sterke concurrentie vanuit denktanks die wel de soort kennis leveren die beleidsmakers willen.

Voorbeeldvraag:

Bespreek de relevantie van theoretische inzichten over internationale betrekkingen voor de beleidspraktijk op basis van het werk van Stephen Walt: (a) hoe definieert Walt de verhouding tussen theorie en praktijk? (b) hoe verklaart Walt de verhouding tussen theorie en praktijk? (c) hoe ziet Walt de verhouding tussen theorie en praktijk in de toekomst? (d) in welke mate wordt zijn visie over theorie en praktijk gedeeld door Joseph Nye? (Antwoordruimte: maximum 1,5 pagina)

2. Een wereld van debat

Hoe studeren?Focus slides, aanvullen met handboekZombieboek: vooraf lezen als illustratieReader: voorbereiding oefensessies

De geschiedenis van de theorieën internationale betrekkingen valt te begrijpen als een opeenvolging van debatten. De meeste auteurs onderscheiden vier grote debatten, Jørgenson denkt daarentegen eerder in termen van inter- en intratraditiedebatten. Theorievorming in de internationale betrekkingen start na WO I en focust op het vermijden van oorlog. Daarin ontstaan twee visies: het idealisme en het realisme. De idealisten (o.m. Wilson) wensten oorlog compleet te vermijden en zagen het internationaal recht en instellingen als een garantie voor vrede door middel van

3

Page 4: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

interdependentie en vrede. Hierin speelt vooral kennis een belangrijke rol (kennis vermijdt oorlog (Aberystwyth)). De realisten denken veeleer in termen van macht, staten, conflict en veiligheid; het uitblijven van oorlog is dan ook een utopie. Zij kregen in zekere zin ook gelijk na WO II; het verwijt aan de idealisten bleef dat ze machtsrelaties hadden onderschat en samenwerking hadden overschat. Bovendien was het idealisme een weinig systematische en te sterk normatieve methode. Het realisme haalde dan ook de ‘overwinning’ binnen. Een aantal jaren later, in de jaren ’50/’60, kwamen weer twee kampen naar boven. De traditionalisten waren onderzoekers die focusten op het begrijpen door middel van interpretatie en historische kennis. Vanuit de VSA kwam echter een nieuwe stroming op poten, ook buiten dit vakgebied, die veel meer keken naar het verklaren via hypothesen en met data (behaviouristen). Zo werd wetenschappelijke kennis gecreëerd op basis van testen en konden zij de theorieën van het realisme en het liberalisme herdefiniëren. De moderne school haalt de bovenhand, maar blijft verzet creëren. Het derde debat vindt plaats in de jaren ‘60/’70. Aan de ene kant stonden de (hervormde) neo-liberalen en neo-realisten die nochtans onderling ook een debat kende, en anderzijds de neo-marxisten die veel meer actualiteit in hun theorieën hanteerden vanuit marxistische basis. Hier gaat het voor de eerste maal om verschillende paradigma’s en daarom is het misschien te verregaand te spreken van een ‘debat’, eerder een scheiding. De twee visies blijven bovendien bestaan, al hebben de neo-marxisten het moeilijker in de hedendaagse context. Sinds midden jaren ’80 ontstond er een afkeer van de huidige theorieën (onder de overkoepelende term van positivisme) door de neo-positivisten, zowel op vlak van methode als thema’s. Dit vierde debat leeft nog tot vandaag door en blijft de stand van zaken.Waever wil de debatvorming nuanceren: het label debat ontstond vooral na de perioden zelf, op het moment zelf was er weinig sprake van. De meeste teksten zijn bovendien niet zwart-wit op het scherpst van de snee, maar gaan eerder in dialoog. Dat zorgt er bijvoorbeeld ook voor dat er vele vormen van synthese ontstaan tussen de stromingen. Jørgenson ziet eigenlijk maar één debat: dat tussen liberalisme en realisme, en alle andere debatten vinden zich binnen deze tradities plaats. Tenslotte blijft hokjesdenken een gevaarlijke praktijk. De realisten blijven inderdaad vaak in hun eigen paradigma, maar de liberalen springen van het ene naar het andere kader. Veel auteurs zweren de indeling ook af; zij zien hun onderzoek eerder als een voortdurende reis (Keohane) en willen bovendien de vrijheid behouden van mening te veranderen (Wendt) en meerdere visies te combineren (Buzan).

Voorbeeldvraag:

De discipline van de Theorieën van de Internationale Betrekkingen wordt vaak weergegeven als een wereld van debat. Welke debatten onderscheidt Knud Erik Jorgensen in zijn werk? Beschrijf in welke mate hij in dit verband aansluit en/of afwijkt van andere auteurs? Hoe staat Ole Waever tegenover deze focus op debat? Geef en bespreek zijn standpunt hieromtrent. (5 punten; antwoordruimte: maximum 1,5 pagina’s)

De geschiedenis van het vakgebied van de “theorieën van de internationale betrekkingen” wordt vaak neergeschreven op basis van opeenvolgende debatten. Bespreek deze debatten (inclusief de evolutie en uitkomst van de debatten) en situeer hierbij het concept “neo-neo synthese” (inclusief definitie en auteur). Variant: Situeer Edward H. Carr hierbij (welk debat, welk kamp en waarom). (Antwoordruimte: maximum 1,5 pagina

LES 3: REALISME (1)1. Terminologie

4

Page 5: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

De realisten zijn vooral ontstaan als tegenstroom tegen de idealisten na Wereldoorlog II. Het uitgaanspunt is om met de wereld van de internationale politiek te werken zoals ze is, gebaseerd op historische kennis, en niet de wereld zoals we wensen dat ze is (Morgenthau). Realisme is daarom niet hetzelfde als de frequent gebruikte term ‘realpolitik’. Realpolitik is een filosofie van pragmatisme, waarbij bij elke concrete situatie een kosten-batenanalyse wordt gemaakt. Het begrip ontstond in de context van de Duitse eenmaking in de 19de eeuw. Bekende aanhangers zijn daarom Bismarck, maar ook Kissenger. Bismarck zorgde door zijn pragmatisme bovendien voor een afbrokkeling van het machtsevenwicht na de vrede van Westfalen. Realisme is eigenlijk een veel complexere koepelterm en kent een veel groter kader, maar kan uiteraard ook pragmatisme inhouden.

2. Uniformiteit

Voor ons is realisme een denkkader in de internationale politiek; hoe ziet hun wereld eruit? Realisme is een theorie van macht en veiligheid: staten vertrouwen elkaar niet en zoeken vooral naar autonomie om afhankelijkheid uit te sluiten. Andere staten zijn immers niet te vertrouwen en daarom is internationale samenwerking ook zinloos. Macht is iets dat steeds moet worden nagestreefd en moet groeien, de wereld van de realisten heeft dus iets Hobbesiaans: een oorlog van allen tegen allen. In een buitenlandse politiek is het steeds het nationale belang dat moet worden nagestreefd, een oorlog om democratie te promoten is dus volkomen zinloos. Het politieke spel op internationaal niveau is daarin het belangrijkste waardoor men geen rekening moet houden met interne aangelegenheden van anderen, louter hoe zij zich naar de buitenwereld opstellen. Realisten zijn vaak volop overtuigd van hun gelijk en komen daarom nauwelijks buiten hun eigen kader.

Neorealisme wordt vaak omschreven volgens de 3 s’en: states, survival en self-help. Kernactoren zijn staten die leven in anarchie: er zijn geen internationale actoren, wat niet uitsluit dat allianties kunnen worden opgericht. Neorealisten staan sceptisch ten opzichte van internationale organisaties omdat ze te zwak zijn en altijd opgericht in het eigenbelang van andere landen; staten zijn veeleer aangewezen op self-help. Het wereldbeeld van een neorealist is dan ook erg negatief en zwart.

3. Klassiek realisme

Realisten is erg veranderd in de tijd en is daarom geen eenduidige stroming. Zelfs voor 1930 heerste een opvatting van klassiek realisme, met denkers als Thucydides, Machiavelli en Hobbes. Deze auteurs zien politiek als een machtsveld en koppelen dit terug naar een negatief mensbeeld. De mens is machtswellustig en internationale politiek zorgt dan ook steeds voor conflict. Thucydides schrijft in de vierde eeuw v.C. over de Peloponnesische Oorlog. Hij reduceert de buitenlandse politiek van de stadsstaten tot menselijk gedrag. Dit wordt geïllustreerd in de dialoog tussen Melos en Athene: het kleine idealistische Melos stelt zich op als neutraal en gelooft in vrede, Athene antwoordt zeer simpel dat dat niet is hoe de menselijke natuur werkt: wie zwak is moet zich onderwerpen voor hun overleven. Machiavelli zoekt naar ‘de goede stadsprins’ die het eigenbelang moet laten primeren. De goede prins moet niet geliefd zijn, hij moet vooral zijn positie bewaren en de medemens als een vijand zien. Hobbes stelt een sociaal contract voorop als legitimatie van de machthebber om een oorlog van allen tegen allen te vermijden. Deze wereld van Hobbes is ook de wereld van realisten: vijanden, bedreiging en macht.Jørgenson ziet een daling van het realistisch sentiment. Na de Koude Oorlog zakte het bipolaire systeem immers in en de EU knaagde verder aan het idee van staten. Veel realisten starten nu vanuit rationaliteit en anarchie, maar uiteindelijk zijn deze beiden niet inherent aan realisme. De interesse neemt weer traag toe door het buitenlands beleid van Rusland en China in internationale politiek. Het advies van Jørgenson is om meer specifieke theorieën te hanteren, een bredere agenda te designen en terug te keren naar het Klassieke Realisme. De Europese Unie is bijvoorbeeld een onverwachte, weinig onderzochte speler in het realisme.

5

Page 6: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

4. Neoklassiek realisme De geboorteakte van de theorieën van internationale betrekkingen is allicht het boek “Politics Among Nations” van Morgenthau. Het is ook een realistisch boek en het eerste werk dat systematisch nadenkt over oorlog en vrede. Morgenthau is een van oorsprong Duits professor die zich steeds vragen heeft gesteld bij het geloof van de Amerikaanse elite in het ‘ethisch’ buitenlands beleid en het oplossen van internationale conflicten met wetten. Door de jaren heen merkte hij dat zijn aanpak wetenschappelijker moest worden om relevant te blijven. Wat niet veranderde was zijn idee van de machtswellustige mens in de internationale politiek en vanuit de kloof die hij merkt tussen zijn interpretatie en die van de idealistische elite zal hij veel publiceren (eerste debat). Wat hem vooral ergerde was het wetenschappelijke geloof in de vooruitgang van de rede in de politiek: het internationale toneel is voor hem geen wetenschappelijke wereld, het is niet kennis maar menselijk gedrag dat oorlog en vrede maakt. Dat schrijft hij neer in “Scientific man versus power politics”. In “Politics among Nations” gaat hij dieper in op het concept vrede. Als men statelijk gedrag wil verklaren moet men naar de mens kijken, een machtswellustige mens (animus dominandi), en dat betekent dat staten op het internationale niveau voortdurend in strijd is. De zes principes die zijn politiek realisme definiëren zijn dat:

1) De politieke wereld in kaders te vatten is die men kan terugbrengen op de menselijke natuur.

2) De beste manier om internationale betrekkingen te begrijpen is op basis van nationale belangen, die terug te brengen zijn op macht. Belangen gaat steeds over macht.

3) Macht is een globaal objectieve term, maar de betekenis kan veranderen. 4) Politieke acties moeten geanalyseerd worden op basis van tijd en ruimte, niet

moraliteit. 5) De morele ambities van een land gelden niet over de hele wereld.6) Een realist bewaart de autonomie van de politieke sfeer.

Moraliteit is een moeilijk begrip bij Morgenthau: hij heeft eigenlijk heimwee naar het verleden, de periode van het machtsevenwicht. Hetgeen wat die stabiliteit bracht was een deken van een morele consensus boven de staten, daarom neemt hij deze term ook mee in zijn principes. Hoe het komt dat die moraliteit is weggevallen heeft te maken met de democratisering van de politiek. De oplossing om de vrede te bewaren ligt erin te transformeren naar de ‘wereldstaat’. Men moet proberen op internationaal niveau een statelijke structuur (is geen internationale organisatie!) te komen op basis van old school diplomatie. Daarvoor geeft hij negen regels voor diplomaten die we niet moeten kennen, hoera! De goede diplomatie heeft steeds in haar achterhoofd dat staten bereid zijn een compromis te sluiten voor zaken die niet van essentieel belang zijn. Doelstellingen worden dan ook gedefinieerd in termen van nationaal belang, zodat men ook een inzicht krijgt in de belangen van anderen. Het zijn juist die belangen waarover men immers compromissen moet zoeken. Laat jezelf dus nooit leiden door de publieke opinie, het is enkel het nationale belang dat daarin moet gelden. De lessen uit het verleden voor de VSA zijn zich niet te bemoeien met oorlogen die niet in het nationaal belang zijn, de droom dat er vrede is opgeven en de veiligheid en vrede eerder garanderen via theorieën van machtsevenwicht.

LES 4: REALISME (2)Morgenthau was de grondlegger van het neoklassiek realisme. Staten zijn op zoek naar materiële macht, maar ook moraliteit komt ook voor in zijn werk. Waltz gaat hierop verder: in tegenstelling tot Morgenthau moet men niet bottom-up (vanuit menselijk gedrag) naar staten kijken, maar top-down, vanuit systemen (anarchie) die het gedrag

6

Page 7: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

van staten bepalen1. De personen veranderen immers steeds, terwijl het gedrag toch overeind blijft! Staten zien absolute macht als middel, geen doel (cf. Morgenthau), om te overleven. Deze macht is in tegenstelling tot Morgenthau relatief en louter materieel, dus niet zowel materieel als beperkt door factoren als moraliteit. Bovendien verwetenschappelijkt hij de stroming, maar daalt de invloed van moraliteit. Het internationale systeem is anarchistisch en dit verklaart het buitenlandse beleid. Anarchie betekent dat er geen internationale organisaties en geen vrienden zijn, enkel kan men allianties sluiten of zijn militaire capaciteiten opbouwen. Naast verklarende technieken gaat hij ook op zoek naar remedies: de theorieën moeten falsificeerbaar zijn. Een theorie kan op twee manieren tot stand komen: inductie en deductie. Zijn grote plan was een theorie te maken met een combinatieve methode (zowel inductie als deductie). Eerst moet men de theorie neerschrijven, daarna hypotheses testen, vervolgens wordt de theorie getest via toepassing.(zie video MACAT)

1. Polariteit

Staten handelen volgens het principe van self-help; zo kunnen ze overleven hetzij op interne manier, hetzij op externe wijze. Deze self-help is gesocialiseerd vanuit de anarchistische structuur, maar staten kunnen er naargelang capaciteiten anders op reageren. De verdeling van die capaciteiten bepaalt de polariteit. Volgens Waltz is bipolariteit stabieler dan multipolariteit: er zijn minder conflictpartijen of misrekeningen en meer kansen op een gelijke verdeling. Toch levert dit wat kritiek op: als men met meerderen is gaan er meer allianties ontstaan en kan men zich minder op elkaar blindstaren. Waltz doelde met zijn bipolaire wereld niet per se op de wereld van de Koude Oorlog, volgens hem was de USSR immers niet bekwaam de VSA te volgen. Nog een interessante case is zijn enthousiasme voor het nucleaire programma van Iran, wat volgens hem zou bijdragen aan de normaliseren: staten die proberen te overleven en daardoor de 3 s’en in stand houdt. Een unipolair systeem met de VSA aan de macht is desastreus, omdat er dan zowel intern als extern amper middelen tot checks and balances aanwezig zijn2.

2. The Israël Lobby Een boek dat het beleid met betrekking tot Israël beschrijft. De conclusie is dat de VSA uiteindelijk niet haar eigen belang volgt, maar dat van Israël. Stap voor stap wordt duidelijk gemaakt dat enkele motieven onverklaarbaar zijn vanuit Amerikaanse context.

LES 5: LIBERALISME (1)Throwback naar het realisme. Mearsheimer en Morgenthau denken in termen van absolute macht, Waltz en Walt denken aan relatieve macht. Die laatste gelooft ook in balance of threat, wat een top-down benadering vereist. Liberalisme schept een wereld van internationale samenwerking en verwevenheid. Die wereld is grotendeels gedomineerd door de VSA die de orde in stand houdt, maar met Donald Trump komt dit model onder vuur te liggen. Hier komt het concept van Liberale Orde aan bod: het in stand houden van de vrede via samenwerking. Ikenberry ziet hierin drie vormen: een eerste na WO I, een tweede na WO II en een derde die sinds 10 jaar opkomt. Hierin spelen ook niet-westerse landen op het toneel, wordt het post-Westfaalse soevereiniteitsbegrip herzien en komen groepen op als oplossing voor deadlocksituaties.

1. Terminologie

1 Waltz onderscheidt een third image (systeem), second image (staat) en first image (individu). In Theory of International Politics verklaart hij vanuit wetenschappelijke redenen enkel vanuit het derde perspectief.2 Volgens Waltz zijn die er intern niet in de VSA.

7

Page 8: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

Liberalisme kent geen particuliere exclusieve definitie. Het concept vindt haar oorsprong in de Verlichting (denkers als Hume en Locke) en wordt concreet gevormd in 1812 in het Spaanse Cadiz. Op dit moment zetelt een deel van het parlement daar door de oorlog met de Fransen. Omdat slechts een deel van de parlementariërs kon vluchten besloot men een aantal burgers in het parlement op te nemen. Hierdoor ontstond een tweedeling Serviles (koningsgezinden) en Liberales (burgers), waarbij de burgers uiteindelijk de elite konden overtuigen om een liberale, burgergerichte grondwet aan te nemen. Wat in dit vak wordt onderzocht is niet de politieke stroming van het liberalisme.

2. Uniformiteit

Het uitgangspunt van liberalisme is allicht internationale samenwerking. Dit kent enkele problemen, bijvoorbeeld met betrekking tot free-rinding of de tragedy of the commons3. Om die redenen is samenwerking ook geen automatisch proces, het kan ontstaan door economische interdependentie en de shadow of the future (ander gedrag als men verwacht lang met iemand te interageren). De wereld is positiever dan die van het realisme, er is meer vertrouwen in de menselijke rede en vooruitgang. Niet enkel politieke, maar ook economische factoren komen daarbij aan bod. Daarom wordt voorbij de staat als eenheden gekeken; er is aandacht voor de link die tussen staat en burgers bestaat. Als stroming staat het liberalisme dan ook fel tegenover het realisme. Een algemene regel is hierbij dat wanneer de ene stroming het goed doet, de ander dat vaak helemaal niet doet. Zo heerst het liberalisme als algemene opvatting na Wereldoorlog I en het einde van de Koude Oorlog, terwijl het realisme veel meer opleefde na de Tweede Wereldoorlog en 9/11.

3. Diversiteit

Het liberalisme kent verschillende stromingen, maar deze zijn moeilijker in tijd in te delen dan die van realisme. Ook de verschillende auteurs behoren zelden tot een enkele stroming. De grondleggers van het liberalisme leefden in de moderne tijd. In dit klassiek liberalisme wordt de staat bekeken als een katalysator voor vooruitgang en de burger gaat tot een gemeenschap behoren. Locke stelt volkssoevereiniteit centraal via een sociaal contract en zet ook rechten en plichten voor een staat ten aanzien van haar burgers voorop. Bentham denkt utilitaristisch en stelt de staat daarin ten dienste van de burgers. Kant tenslotte gaat op zoek naar eeuwige vrede en daarvoor kunnen binnenlandse structuren en culturen belangrijk zijn. Zijn wereld moet bestaan uit vredeszones met gezamenlijke morele en economische banden. Het sociologische liberalisme (Burton, Nye en Keohane) probeert verder te kijken dan staten door andere actoren te promoten. We zien uiteindelijk alleen maar het ‘topje’ van de ijsberg in internationale politiek, terwijl het beter zou zijn ook aandacht te hebben voor andere actoren (individuen, groepen, cultuur, …: Everest syndroom). Een andere naam voor deze stroming is het transnationaal liberalisme. Men gebruikt voor deze stroming de metafoor van een spinnenweb: des te dichter met elkaar verworven de banden zijn, des te minder kans op conflict. Op deze theorieën baseert ook Moravscik zich bij de uitwerking van zijn liberaal intergouvernementalisme. Het republikeins realisme wil democratieën promoten omdat zij geen oorlog voeren (Kant). Deze stroming probeert die stelling vaak te verdedigen met empirisch bewijs. De derde stroming van het interdependentie liberalisme vertrekt vanuit een geglobaliseerde wereld. In die wereld van interdependentie worden staten meer afhankelijk van elkaar waardoor oorlog vermindert. Interdependentie is een gezamenlijke verbondenheid en afhankelijkheid van staten en niet-staten. Deze actoren hangen samen via een aantal kanalen: handel, financiële transacties, communicatie en reizen. Het resultaat is dat grenzen steeds verder vervagen, al is dat afhankelijk van staat tot staat. Dit zal leiden tot een veiligere en welvarendere wereld.Het neoliberalisme (of neoliberaal institutionalisme) combineert liberalisme en realisme door terug meer aandacht te hebben voor staten en anarchie. Instituties hebben een autonome rol en staten opereren binnen anarchie. Een van de belangrijkste denkers binnen deze stroming, Keohane, spreekt zelf niet van neoliberalisme, maar

3 Wat goed is voor mij is daarom nog niet goed voor de hele gemeenschap.

8

Page 9: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

institutionalisme. Dit verschilt van het (liberaal) institutionalisme van Wilson omdat staten enkel zullen samenwerken als ze voordelen zien; er is dus geen automatische samenwerking, en door het toepassen van anarchie. Niet iedereen binnen het vakgebied is echter opgezet met deze inbreng van realisme; zij menen dat Keohane in feite gewoon een realist is.

LES 6: LIBERALISME (2)Er bestonden twee reacties op de opkomst van het neorealisme binnen het liberalisme. Keohane neemt elementen van de stroming over in zijn eigen neoliberalisme. Hij neemt elementen zoals de staat en anarchie als leidraad voor staten op in zijn denken, maar blijft bij termen als interdependentie en internationale samenwerking. De andere reactie zet zich juist af tegen dat neoliberalisme door hun eigen stroming verder door te drijven. Moravscik zal voortbouwen uit het sociologisch liberalisme, terwijl Wendt het institutionele in zijn denken zal integreren.

1. Keohane en Nye

Two Cheers for Multilateralism werd geschreven in 1985. Toen trok de VSA zich terug uit de UNESCO vanwege mismanagement en te anti-Amerikaans. De tekst bekritiseert de beslissing van Reagan vanuit een liberale bril. De auteurs zien immers heel wat voordelen voor staten in een context van interdependentie en anarchie. Ze zien een evolutie in het Amerikaans beleid: van grote pleitbezorgers van internationale samenwerking naar sceptici. Veel mensen vreesden dat deze organisaties de nationale autonomie immers zouden beperken. Keohane en Nye antwoorden met zeven adviezen om profijt te halen uit de wereld van internationale samenwerking. Regimes en instituties kunnen helpen om catastrofes te vermijden en de blik vooruit te houden. Maar wat betekenen die regimes juist? Voor hen betreft het een complex geheel van verwachtingen, met onder meer private actoren, staten, organisaties, etc. Dit web van actoren kan gedrag kanaliseren. De VN is maar een klein onderdeel van deze regimes. Door deel uit te maken van een regime kan men informatie delen, belangen kanaliseren, drempels verlagen en continuïteit in buitenlands beleid waarborgen. Men denkt dat regimes kansen kunnen geven voor peacekeeping, schuldenbeleid en wisselkoersenbeleid. Two Cheers for Multilateralism komt er dus op neer dat instituten voordelen geven aan staten in interdependentie en anarchie.

2. Moravscik

De tekst gaat over de stabiliteit van het Europees beleid. Volgens Moravscik is de Brexit geen probleem: het VK zal immers nooit uit de EU stappen en men zal een akkoord moeten sluiten binnen de realiteit. Welke is die realiteit? Een van interdependentie: het VK is nu eenmaal afhankelijk van de EU en de EU van het VK, het akkoord tussen de EU en het VK zal dus in feite weinig verschil maken met de huidige situatie. Moravscik is een van de weinige Amerikaanse auteurs die interesse toont in de EU, in het bijzonder in momenten waarin de EU zichzelf hervormd. Hij doet dat via een liberale bril, maar niet idealistisch. (zie slide 20: rood is liberalisme, blauw is intergouvernementalisme) Wie de EU wilt begrijpen, moet inzien dat het een bewuste keuze is binnen een context van (economische) interdependentie. Om hier grip op te krijgen gaan landen samenwerken; het liberale gaat over hoe interdependentie een invloed gaat hebben op het nationale belang, intergouvernementalisme over hoe dit een invloed heeft op de samenwerking zelf. De context waarin staten opereren, niet staten an sich, gaat de belangen van staten vormgeven. Hij zet zich hiermee af tegen zowel realisme als institutionalisme. De tekst behandelt de discussie rond de Europese grondwet. Het idee bij veel commentatoren is dat de EU een fiets is: je kan simpelweg niet stilvallen. Volgens Moravscik is het echter niet de EU die een probleem is, maar de context. De bewuste keuze binnen de externe context van interdependentie tot integratie zorgt ervoor dat

9

Page 10: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

men niet meer terug kan. De enige weg om vooruit te gaan is het taalgebruik aan te passen. Om de Europese integratie te verklaren moet men samenwerking zien vanuit drie opeenvolgende fases. Interdependentie vormt de belangen van staten, daarna wordt over de inhoud hiervan op internationaal niveau besloten, tenslotte komt men tot een akkoord om macht te delegeren. Zijn theorie is dus een rational choice. Wat er fout loopt in het integratiebeleid is het taalgebruik. De grootste troef van de EU is dat burgers er niet van wakker liggen, met moet met andere woorden het project depolitiseren zodat niemand er een probleem van maakt. Hij geeft het volgende voorbeeld: bij de Europese Grondwet had men er beter voor geopteerd om in plaats van van een buitenlandminister van een hoge ambtenaar of iets dergelijks moeten spreken.

3. Wendt

Wendt maakt een sociaal constructivistische analyse van de wereld in 1992. Walt ziet constructivisme eigenlijk als een derde stroming tussen realisme en liberalisme, Jørgenson ziet het eerder als een zijtak van liberalisme. Constructivisme ziet de wereld als een mentale constructie waarin mensen voortdurend regels aanpassen of bevestigen. Als iedereen morgen beslist dat de VSA niet meer bestaat, bestaat het daadwerkelijk ook niet meer. Zo moet men ook binnen internationale relaties denken: in hoeverre moet men de uitgewerkte structuren geloven en in stand houden? Wendt zet zich vooral af tegenover het structureel realisme van Waltz. Hij gelooft dat structuren en gedrag komen en gaan. Als anarchie inderdaad voor alle staten bestaat, zou het onderling toch tot hetzelfde gedrag moeten leiden? Volgens Wendt lossen realisten als Waltz dus maar een deel van de puzzel op, zijn (Wendt ’s) denken laat ruimte voor endogene processen en wisselwerking tussen ideeën. Waltz heeft dus soms gelijk: soms leidt anarchie inderdaad tot self-help als er geen regels zijn en instituten. Hoe kan het model van Waltz anders het verschil tussen voor en na de Koude Oorlog als de anarchie en structuur dezelfde blijft? Waarom gaan we opeens anders denken tussen 1989 en 1992? Anarchie is met andere woorden een keuze: men kiest ervoor de wereld als anarchie te zien en het is een keuze om de gevolgen eraan te koppelen. Het feit dat men kiest voor self-help en machtspolitiek is een keuze van staten, geen objectieve realiteit. Wendt ziet verschillen in de empirie en het denken van Waltz, structureel gezien zou de VSA geen verschillen moeten zien tussen Canada en Cuba. Het enige dat dat zou kunnen verklaren is ideeën. Het liberalisme waarin Wendt gelooft is dat instituties en ideeën positieve effecten kunnen hebben: staten kunnen veranderen. Men gaat ideeën anders definiëren door interactie met elkaar, daarom moet men ook naar deze interactie kijken om statelijk gedrag te begrijpen.

LES 7: ENGELSE SCHOOL1. Neoconservatisme

Neoconservatisme is een stroming die aansluiting zoekt met het republikeins liberalisme. Fukuyama is bijvoorbeeld een denker die van neoconservatisme naar republikeins liberalisme overschakelde. In tegenstelling tot het republikeins liberalisme is neoconservatisme eigenlijk meer een ideologie, en dus veel breder dan een theorie. Wat ze delen is het idee dat democratie vrede bestendigt, daarom moet men interveniëren bij staten die dit niet hebben (liberaal internationalisme). Het verschil is dat de liberalen veel meer naar internationale architectuur kijken, voor de ‘neocons’ is dit veel te beklemmend. Zij leggen veeleer de nadruk op soevereiniteit en zijn ook niet wild van internationaal recht. In die zin is het een mengvorm tussen realisme en liberalisme. Ook Fukuyama was geen fan van internationale instituties, maar ook daar treedt een evolutie op. Hij ging ervan uit dat uiteindelijk alle staten liberale democratieën zouden worden. Na 9/11 ging men ervan uit dat deze visie gedateerd was, er veel meer van uit gaande dat het zijn promotor Huntington was die het aan het juiste eind had. Fukuyama bleef echter bij zijn standpunt: volgens hem was 9/11 maar een

10

Page 11: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

klein probleem vergeleken met bijvoorbeeld begin 20ste eeuw. Er is inderdaad een kleine groep binnen de Islam die de moderniteit niet gunstig gezind is, maar dit mag men niet overdrijven. Recent, in 2014, paste hij deze visie nog lichtjes aan met een grotere appreciatie voor internationale organisaties.De ideologie ontstond in de jaren ’70 als een splinterbeweging binnen de Amerikaanse Democraten die naar de Republikeinen overstappen (Harrington). Zij wilden naar een wereld van absolute standaarden, waarheden en antwoorden naar het idee van Leo Strauss. Daarvoor moet men voorbij het conservatisme dat te veel op het verleden is gericht, naar een ‘nieuw’, liberaler conservatisme cf. Edmund Burke. Hierin heeft ook geloof een belangrijke rol. Twee belangrijke figuren van de stroming zijn Irving en William/Bill Kristol.

2. Engelse School

Zowel het neoconservatisme als de Engelse school zijn een middenweg tussen liberalisme en realisme. Na de Tweede Wereldoorlog vinden enkele auteurs van de Londense School of Economics elkaar in the British Committee on the Theory of International Politics. De stroming kent een trage start omdat men zeer traditioneel in hun methode werkt en zich teveel op zichzelf richt. Vanaf 1990-2000 kent de beweging wel veel succes door hun nieuwe thema’s op de schouders van Buzan. Verder terug vinden deze ideeën hun oorsprong bij het denken van Hugo Grotius. Hij geloofde dat conflicten konden worden ingeperkt door een breed gedragen morele consensus (of een systeem van algemene natuurwetten).De Engelse School maakt een tweedeling tussen een systeem van staten en een maatschappij van staten. Er is inderdaad binnen het internationale systeem een anarchie, maar anderzijds ook gemeenschappelijke normen en waarden, daarom geldt de stroming ook als een mengvorm. Er wordt een grote nadruk gelegd op persoonlijke interacties tussen politici en diplomaten. Daarom onderzoeken auteurs binnen de Engelse School ook vaak diplomatie, oorlog, recht, grootmachten en machtsbalans. Dit noemen ze instituten: het zijn symbolen van de aanwezigheid van de internationale maatschappij die ervoor zorgen dat we naar het gemeenschappelijke gaan. Hiervoor gebruiken ze een traditionele methodologie - interpretatief en normatief, maar niet verklarend - wat in Azië inspirerend werkt. Binnen de traditie bestaan twee stromingen. Het pluralisme gaat uit van een minimale (thin) samenleving waarin staten zelf bepalen wat ze goed vinden en de rechten en plichten van haar burgers bepalen. Solidarisme gaat uit van een thick samenleving en verplicht interventionisme wanneer een staat mensenrechten schendt. Wheeler ziet een verschuiving van pluralisme naar interventionalisme, maar met een aantal pijnpunten. Buzan gaf een nieuwe impuls aan het denken van de Engelse School. Hij ziet een nieuwe wereld in het kader van een gedecentraliseerd globalisme. Niet meer met twee grootmachten, maar meerdere machten. In een wereld waarin de macht van de VSA daalt, zullen China en de EU opkomen, maar niet komen tot het niveau van ‘super power’. Niemand wil dit immers en niemand kan dit. Als we de wereld willen begrijpen, moeten we rekening houden met de sociale macht van landen. Sociale macht bestaat uit aanvaardbaarheid, aantrekkelijkheid en legitimiteit. De VSA is ‘machtig’, maar niet op sociaal vlak. Materieel zijn er geen problemen, maar omdat het land sociaal minder aanvaard wordt zal haar status van super power afnemen. Ook China heeft geen materieel probleem, maar opnieuw is haar sociale macht een probleem. Hetzelfde voor de EU; er is te weinig legitimiteit bij de burgers voor haar sociale macht. We komen dus niet tot een wereld van een aantal super powers, maar vele grootmachten in een gedecentraliseerd systeem.

LES 8: INTERNATIONALE POLITIEKE THEORIEDe grondlegger van de Internationale politieke theorie (IPT) is de filosoof John Rawls. Rechtvaardigheid is volgens hem vooral billijkheid en een rechtvaardige samenleving moet haar goederen dan ook verdelen ‘met een sluier van onwetendheid’ in haar

11

Page 12: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

achterhoofd. Dit houdt geen ultieme gelijkheid in: ongelijkheid kan voorzover de kans bestaat dat iedereen een gelijke kans voor een positie heeft en wanneer ongelijkheid wordt gecreëerd om ongelijkheid te verhelpen.

1. (Humanitaire) interventie

Het liberaal interventionisme vindt een interventie gepast om democratie te creëren. De Engelse school dan weer vertrekt vanuit de society of states. Hierin was er het verschil tussen de minimale en maximale samenleving van belang. Voor de pluralismen (thin society) is een interventie steeds ongepast, terwijl het voor de solidaristen geen probleem vormt. Wheeler ziet vier belangrijke voorwaarden voor een interventie, die eigenlijk uit IPT werden geleend. Er moet een ‘just cause’ zijn, geweld moet als laatste middel worden ingezet en proportioneel aan het doel en er moet een kans op succes zijn. IPT probeert de vraag te beantwoorden aan de hand van het concept van de rechtvaardige oorlog. Michael Walzer denkt na over wanneer men in oorlog mag gaan, hoe men zich erin gedraagt en wat men daarna moet doen. In die oorlog mag men nooit burgers en hulpverleners schaden enkel en alleen in geval van een “supreme emergency”. Dit vereist dat de dreiging omvangrijk én imminent is (dus men kan er niet mee wachten).

2. Globalisering

Door globalisering worden de grenzen tussen staten vervaagd. Aan de andere kant worden er toch steeds meer muren gebouwd. Wendy Brown heeft veel over deze paradox geschreven. Volgens haar worden er meer muren gebouwd doordat de soevereiniteit verandert. Denkers die een wereld zonder grenzen zien en geloven in humanitaire interventionisme en globalisering, hebben het fout begrepen. Er zijn wel zaken die samenbrengen en grenzen die vervagen, maar anderzijds zijn er net zo goed grenzen die versterkt worden. De fantasie van globalisering komt niet overeen met de wereld van conflict, een realiteit van muren. De staat wordt vaker uitgedaagd door niet-statelijke actoren; individuen, bewegingen, transnationale actoren, en de staat probeert een hoofd te bieden aan die actoren. Omdat we die staatssoevereiniteit dus zien verminderen gaan we ons dan maar beschermen via muren. Die muren dienen vooral om actoren tegen te houden die an sich geen soevereiniteit hebben. Ook populisme is hier nauw aan gelieerd. America First dient als een bescherming voor mensen die wraak willen nemen op het vorige bestuur en mensen die concrete oplossingen willen (bv. mijnen terug openen). Deze problemen kunnen perfect geprojecteerd worden op het idee van immigranten. Het debat over de globalisering kwam vaak eigenlijk neer op een reductie van de staat als centrale actor, en dus van het neorealisme. In een dialoog tussen Buzan en Held wordt globalisering besproken vanuit een realistische (Buzan) en IPT-bril. Buzan verklaart realisme vanuit de staat; in essentie is het een politieke theorie met focus op interstatelijk gedrag. In de staat zelf is er vooruitgang mogelijk, daarbuiten niet. Ook Buzan ziet enkele problemen vanuit het realisme, maar voor hem betekent dat niet dat de hele stroming daarom fout is. Zaken zoals globalisering kan hij inderdaad moeilijk vatten vanuit de stroming. In bepaalde regio’s van de wereld lukt het wel nog om de wereld via realisme te verklaren, Zuid-Oost Azië bijvoorbeeld (deze tekst is vroeger dan die van de Engelse School, daar was zijn mening anders), in andere dan weer minder. Hij hamert dus op verschillende snelheden van globalisering, veeleer dan een universeel geldende vorm. David Held volgt ten dele wel: in de 19de en 20ste eeuw was realisme immers een goede theorie, maar macht wordt te eng bekeken. Economische, sociale en culturele macht zijn immers tegenwoordig even belangrijk als de materiële macht waarmee de realisten naar de wereld kijken. Zijn concept van kosmopolitalisme probeert op meerdere manieren naar macht te kijken. Nog zo’ n concept dat breder moet worden bekeken is burgerschap: als de mens inderdaad onderdeel is van een geheel van concentrische cirkels (kaders), moet dit wel met de structuren van vandaag de dag. Dit is volgens hem geen utopie, maar reeds realiteit. Burgers behoren volgens hem zo tot een lokale, nationale en globale gemeenschap en we moeten instituten

12

Page 13: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

uitwerken die dit burgerschap ondersteunen. Dit kan mits kleine aanpassingen, waarop verder wordt ingegaan in de reader.

3. The Global Covenant (Held)

Held wil een alternatief bieden voor de wereld die hij ziet. De verschillende dimensies van globalisering worden fout bekeken en moet volgens hem gedemocratiseerd worden. De wereld die Held nastreeft is een kosmopolitalistische wereld die door hem heel concreet wordt uitgetekend met als doel de geglobaliseerde wereld verder te democratiseren. Hoe moeten we dit institutioneel betonneren? De global governance en internationale organisaties moeten worden herbekeken. Op lange termijn moet de jurisdictie van de ICC en de ICJ zo worden uitgebreid. Rond 9/11 meende hij dat het beleid van Bush en Blair geen veiligere wereld zou opleveren. Een betere oplossing biedt hij op slide 57. Volgens hem kunnen globale uitdagingen maar worden opgevangen in een kosmopolistisch kader. Dit houdt een democratisering in, zodat mensen voelen dat naar hun stem wordt geluisterd.

LES 9: INTERNATIONALE POLITIEKE ECONOMIEDe hoofdlijn van deze stroming is de synergie tussen politiek en internationale economie. De stroming is erg divers en complex, met een breuk tussen denken in de VSA en het VK.

1. Diversiteit

IPE kent drie stromingen: het mercantilisme, economisch liberalisme en marxisme. Mercantilisme gaat steeds op zoek naar economische rijkdom voor een land. Donald Trump zou bijvoorbeeld in dit label kunnen worden geplakt. Men gaat actief op zoek naar economische instrumenten om het belang van de staat te verbeteren. Er is “goedaardig” mercantilisme waarbij economische belangen als onderdeel van de nationale veiligheid worden aanzien. Anderzijds is er “kwaadaardig” mercantilisme dat zich richt op een expansie (zie hier bv. China). Mercantilisme vindt eigenlijk haar oorsprong in het koloniale handelssysteem dat vooral het moederland moet versterken. Dat vereist een positieve handelsbalans: import verkleinen en export vergroten. Uit de kolonies werden zo de ruwe grondstoffen geïmporteerd, die vervolgens in het moederland werden verwerkt. Mercantilisme is nauw verwant aan “economisch nationalisme”: een economisch beleid met focus op de nationale belangen. Let op: mercantilisme is een actieve strategie, protectionisme is eerder passief, bijvoorbeeld door het opleggen van tarieven. De tweede stroming van het marxisme is eigenlijk het spiegelbeeld van mercantilisme; ze plaatsen niet politiek, maar economie naar boven. De wereld is vooral verdeeld door klassen, niet staten, en staten worden gedreven door de regerende klasse. Binnen de stroming is er klassiek en neo-marxisme, maar die laatste is pas voor de volgende les. De laatste stroming is het economisch liberalisme. Zij zien de economische sfeer als autonoom en losstaand van de politiek. Ze beïnvloeden elkaar wel, maar werken volgens fundamenteel andere systemen. Ze verzetten zich bovendien tegen de “zero-sum game”: wat goed is voor de ene kan ook goed zijn voor de andere. Het klassieke economische liberalisme (Hayek) verzet zich tegen het moderne klassiek liberalisme (Keynes). Het klassiek economisch liberalisme wil een zo minimale inbreng van de staat in de economie om zo de markt vrij te houden. Het modern klassiek liberalisme aan de andere kant kent wel een belangrijke rol voor de staat (ook huidig neoliberalisme valt hierin). Hayek is de auteur van het neoliberalisme (niet te verwarren met neoliberaal institutionalisme van Keohane en Nye, alsook het “nieuwe liberalisme” van Keynes4). Zijn recepten werden als eerste toegepast in Zuid-Amerika. Een linkse tegenbeweging van o.m. Chaves en Castro reageerde daarop met post-neoliberalisme met een sterkere overheid.

4 Let dus op want in feite kan neoliberalisme twee totaal omgekeerde dingen betekenen.

13

Page 14: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

2. Theorieën

Een neo-Marxistische onderontwikkelingstheorie is de dependentie-theorie: door het westers model te kopiëren zal men nooit tot dezelfde welvaart komen. Het westen gaat veel te simpel om met haar model om tot welvaart te komen, alsof er een soort neoliberale toverformule is hiervoor. In een heel aantal landen werden hiertegen bedenkingen geuit. (Zie video dependentietheorie) De derdewereldlanden worden beheerst door de belangen van de rijke staten. Men kan beter dus de banden met deze rijke landen doorknippen, maar hoe zit het dan met al die landen die wél rijk zin geworden door westerse recepten (bv. Korea)? Een variant hiervan is de Wereldsysteem-theorie. Ook zij ziet de band tussen een uitgebuite periferie en een rijke kern, maar gelooft niet dat daarom noodzakelijk verandering nodig is. Daarnaast is er ook een theorie van de hegemonische stabiliteit. Als men stabiliteit wil in het internationaal systeem is er nood aan een wereldleider. Veel auteurs binnen die discipline vragen zich dan ook af wat er gaat gebeuren nu de VSA, de traditionele wereldleider, haar status van wereldleider verliest.

3. The Persisted Myth of Lost Hegemony (Strange)

Volgens Strange is die status van de VSA helemaal niet afgenomen, daarom is er ook geen reden tot paniek. Auteurs kijken te vaak naar relationele macht (capaciteit via diplomatie je wil op te leggen), terwijl de structurele macht juist is toegenomen. Structurele macht gaat over de way of life, en hoe een land haar ethiek, denkwijze en politieke economie kan opleggen aan anderen. Het is met ander woorden de macht om de structuren van de globale politieke economie te kiezen en vorm te geven. Het bestaat volgens haar uit veiligheidsstructuren (de VSA heeft de meeste kernwapens: kan haar wil militair opleggen), productiestructuren (hoge olieproductie: kan haar wil betreffende productie en diensten opleggen), financiële structuren (financiële crisis, Amerikaanse banken geven kapitaal: kan haar wil binnen financieel systeem opleggen) en kennisstructuren (beheerst de wetenschap + technologie). Op basis van die stellingen leidt ze af dat de VSA nog steeds de belangrijkste actor is. Het probleem is dus niet de structurele macht, maar de uitdaging is vooral om het interne politieke spel te controleren. Omwille van grondwettelijke bepalingen en coalities is er immers een gebrek aan interne consistentie.

LES 10: POST-POSITIVISME (KRITISCHE THEORIE)1. Terminologie/hoofdlijnen

Positivisme is een stroming binnen de epistemologie die stelt dat kennis maar juist is wanneer het (positief) kan worden bevestigd. De wetenschappelijke methode staat daarbij centraal en die wetenschap leidt tot vooruitgang. In se worden dus wetenschappelijke methodes toegepast binnen de sociale wetenschappen. Post-positivisme is een tegenreactie en gaat verder dan dat. Een grote groep binnen de liberale stroom kon zich niet meer vinden in deze methodologie ten voordele van bv. normatieve, emancipatorische theorieën. Over het algemeen is het echter moeilijk om van een eenduidige stroming te spreken. Veel post-positivisten worden bovendien liever niet ingedeeld. Edith gaat de stroming introduceren aan de hand van vijf basisconcepten (positivisme, orientalisme, verveiliging, antropocentrisme en pluralisme).

2. Diversiteit

Het post-positivisme begon als een tegenbeweging ten aanzien van de huidige tradities, gebaseerd op het positivisme. Het bestaat uit drie voorname stromingen: de kritische theorie, het sociaal-constructivisme en het poststructuralisme (niet behandeld). Kritische theorie kant zich tegen de gekleurde blik op geschiedenis die vooral probeert de machtsbalans te bewaren. Alle kennis is dan ook nooit neutraal en het doel

14

Page 15: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

ervan is slechts om de macht te behouden. Vaak vinden zij hun inspiratie in de culturele hegemonietheorie van Gramsci. Een van de denkers binnen de stroming is Edward Saïd, een Palestijns taalkundige die meent dat de blik op geschiedenis die over de wereld geldt per definitie westers getint is. Dit geldt niet alleen voor geschiedenis, maar ook nieuwsberichten en algemene kennis. Deze stroming wordt het oriëntalisme genoemd. Door doelbewuste stereotypering bekomt men een culturele en politieke hegemonie.

3. Wendt en Duval

De auteurs kijken naar het taalgebruik over ufo’s. Daaruit wordt steeds gekeken vanuit antropocentristische blik. Bovendien worden deze fenomenen steeds geridiculiseerd en genegeerd. Let op: de auteurs proberen ufo’ s niet te verklaren, maar willen via een kritische blik het debat verklaren. Waarom zijn ufo’ s steeds fake news? Waarom wordt het idee niet onderzocht en geëxploreerd? Maar stel dat we toch wat meer geloven in ufo’ s; dan zouden we veel meer moeten inzetten op “verveiliging”. Verveiliging verwijst naar het concept van veiligheid als een idee los van de objectieve realiteit. Sociaal-constructivisten gaan kijken hoe beleidsmakers iets gaan omvormen tot een veiligheidsprobleem. De Kopenhaagse School is een belangrijke onderzoeksgroep in dit verband.

4. Katzenstein

Katzenstein gaat in tegen Huntington, die conflict ziet tussen verschillende eenduidige culturen. Er is echter geen clash tussen, maar binnen beschavingen. In zijn pluralistische visie is er zo maar een ‘globale oecumene’ met verschillende kleine verschillen onderling. De unitaire visie op beschavingen is een sociale constructie, waar sommigen in onzekere tijden baat bij hebben.

LES 11: POST-POSITIVISME (2; GENDER)1. Terminologie, hoofdlijnen en diversiteit

Binnen het post-positivisme wordt kritiek gegeven op het feit dat vrouwen niet aanwezig zijn op internationale fora, maar ook de traditionele man-vrouwrollen. Binnen de VN denkt men eerder in termen van gender, dat zich op beide geslachtsrollen richt, terwijl feminisme vooral op vrouwen mikt. Onderzoek loopt naar de oorzaken van dit onderscheid en het waarom, in samenloop met andere stromingen (behalve realisme, waar het menselijke relatief onbelangrijk is). Daarom kent de stroming ook een grote diversiteit.

2. Focus 1: afwezigheid van vrouwen

Tickner zit een tweedeling in de internationale politiek: vrouwen komen vooral voor in de informele relaties, maar nauwelijks in de formele relaties. Uit de literatuur komt alvast naar boven dat quota’s een positieve invloed kunnen hebben. Het is zo uitermate belangrijk vrouwen een verantwoordelijkheidsfunctie te geven. Nadat Hillary Clinton bijvoorbeeld BuZa-minister werd merkte auteurs dat het aantal vrouwelijke diplomaten toenam.

3. Focus 2: voorstellingen niet genderneutraal

Ten eerste valt op dat vrouwelijke ministers vaak de ‘zachtere’ posten binnen een kabinet krijgen. Er zijn bovendien heel wat onderzoeken die uitwijzen dat een groot deel van de Amerikanen geen vrouw als president zien zitten.

4. Auteurs

15

Page 16: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

Enloe probeert genderblindheid aan te kaarten in haar werk en biedt daardoor een unieke kijk op gender in internationale relaties. Genderanalyse is in het bijzonder belangrijk in IR omdat staten wel degelijk veronderstellingen over vrouwen vormen. Kijk bijvoorbeeld naar de perceptie van veiligheid, dit is vaak een erg mannelijke definitie. Een kritischere lijn komt van Tickner, die actief in dialoog gaat met andere auteurs. Tegen Morgenthau brengt ze in dat er geen objectieve wetten over menselijkheid bestaan, maar dat deze cultureel zijn bepaald. Bovendien is macht multidimensioneel en contextueel en moraliteit moet wel doorwegen in politieke acties. Er kunnen wel gemeenschappelijke morele normen bestaan en de politieke sfeer is niet autonoom, maar verbonden aan personen. Keohane heeft volgens haar een te beperkte methode omdat hij de status-quo bestendigt. Fukuyama kreeg tenslotte bakken kritiek vanwege een erg conservatieve en vrouwonvriendelijke tekst, volgens Tickner om vrouwen uit de politiek te houden. Hij denkt dat ‘mannelijk beleid’ moet worden gevoerd om de moeilijke problemen in de wereld zoals in geval van een kernoorlog op te lossen, en liefst door mannen omdat zij vanuit socio-biologische argumenten steeds naar macht zoeken; anders door mannelijke vrouwen.

5. VN-context

Gender is een relatief jong thema in de literatuur en de VN. In de 20 ste eeuw werden enkele vrouwenconferenties gehouden en in de 21ste eeuw werden die geïnstitutionaliseerd. Ze focust zich vooral op vertegenwoordiging enerzijds en geweld tegen vrouwen anderzijds. Daarom zet ze ook in op bv. vrouwelijke peacekeepingbataljons, om in traditionele samenlevingen een positief signaal te geven. Bovendien blijkt de peacekeeping met vrouwen effectiever: er is een betere aanvaarding bij de bevolking en een betere inschatting (bv. in situaties met seksueel geweld). Toch komen ze moeilijk in deze functie: er is weinig zin om in een volledig mannelijke omgeving te werken en het ligt vaak moeilijk binnen hun persoonlijke omgeving. Een tweede probleem is gendergebaseerd geweld. Men gaat zelfs zover om vrouwen als ‘biologisch wapen’ te gebruiken: in de traditionele manier van denken is het immers de man die zijn vrouw(en) moeten beschermen waardoor deze acties ook een wapen tegen motivering is. Ook mannen zijn bovendien slachtoffers van dit geweld.

LES 12: POST-POSITIVISME (3; MILIEU + NEO-NEO)1. Terminologie

Auteurs binnen het post-positivisme zijn in het algemeen kritisch ten aanzien van de mainstream literatuur. Deze thema’s dekken een brede laag, waaronder ook milieu. Binnen dat thema wordt de menselijke dominantie in vraag gesteld met de vraag voor meer aandacht voor milieu binnen het internationaal politiek gebeuren. Dat gaat van concrete problemen naar alomvattende theorieën.Het groene denken kwam op in de jaren ’70 en groeide sindsdien. Vanuit initieel voornamelijk kritiek op de industrie evolueerde dit naar een brede stroming van “environmental democracy”. De hoofdlijn is de kritiek op de menselijke privileges, de internationale politiek is immers ecologisch blind. Twee varianten ontwikkelden zich: ten eerste verlicht antropocentrisme waarbij de mens nog steeds centraal staat, maar er wel meer aandacht is voor de natuur. De kapitalistische maatschappij met groei moet verzoend worden met ecologie, er is met andere woorden nood aan duurzame ontwikkeling. De stroming is in die zin optimistisch over het menselijke kunnen (cf. liberalisme): door technologische ontwikkeling zal deze duurzaamheid mogelijk worden. De tweede stroming is er een van ecocentrisme (holisme) dat de natuur dan weer centraal stelt. Er moet een fundamenteel nieuw denkkader ontstaan want onze capaciteiten lopen tegen hun grenzen aan. Dat ligt in het verlengde van de Gaia-hypothese die de wereld ziet als een zichzelf regulerend systeem. Een ander voorbeeld is het economisch donutmodel dat een fundamenteel alternatief voor het neoliberalisme probeert te bieden. De mensheid verbruikt op dit moment meer dan de aarde kan dragen. Wetenschappers stelden daarop een model van negen planetaire grenzen op

16

Page 17: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

waarboven de mensheid niet mag gaan om het economisch model te vrijwaren. Daaronder liggen sociale grenzen waarboven de mensheid anderzijds moet geraken om welvaart te krijgen. Internationale samenwerking rond milieu is bijzonder moeilijk door de onderlinge verschillen tussen staten. Ten eerste treedt het gevaar op van ‘free-ridergedrag’. Bovendien hebben de staten vaak ook verschillende meningen naast elkaar gevormd. Tenslotte zijn ook niet alle landen ontwikkeld genoeg om zich op milieu te focussen.

2. Samenwerking rond klimaat via regimes

Regimes zijn een set van impliciete en expliciete normen, procedures, principes en regels die verwachtingen opwekken in internationale relaties (Krasner). Het regime voor klimaatverandering bestaat uit verschillende actoren waardoor er een convergentie is van verwachtingen. Er bestaan vier types van regimes, naargelang de verwachtingen op hetzelfde doelen. Lage formalisering en lage verwachtingen leiden tot een afwezigheid van regimes, als beiden hoog zijn is er een volwaardig regime. Een hoge formalisering met lage verwachtingen is een papieren regime, hoge verwachtingen met lage formalisering is een stilzwijgend regime. De vaststelling is dat er geen wereldautoriteit is (anarchie), maar dat er wel een gedeelde set regels is (dus geen anomie). Oran Young vatte de grote vragen over regimes en milieu samen. Zijn mening is dat regimes kunnen gecreëerd worden, ze zijn immers dynamisch en worden beïnvloed door contextfactoren. Het ontwerp van de regimes is daarin belangrijker dan hoe moeilijk het probleem nu in feite is. Er is geen hegemon nodig (aangezien regimes deze vervangen?) om de milieuproblematiek op te lossen, maar deze regimes moeten eerlijk en legitiem zijn. Of die normen legaal bindend zijn of niet haalt uiteindelijk weinig uit. Regimes zijn verschillend in neoliberalisme en neorealisme: bij neoliberalisme zijn de baten voor de partijen dezelfde (collaboration, absolute baten), terwijl ze bij neorealisme verschillend zijn (coordination, relatieve baten).

3. Regime als neo/neotopic

Neorealisme en neoliberalisme zijn het wel eens over regimes, maar niet over hoe die functioneren. Volgens liberalen zullen ze leiden tot samenwerking, terwijl het volgens realisten leidt tot coördinatie. Dat is een fundamenteel verschil: promoten regimes het gemeenschappelijk goed of leidt het tot relatieve/afzonderlijke baten voor staten? Zo komt er tussen de stromingen een synthese, maar enkele belangrijke verschillen blijven overeind.De neo-neosynthese vindt plaats op het einde van het derde debat, waarin neoliberalen en neorealisten opeens samenkomen, behalve over het aspect van internationale samenwerking. Waever noemt dit de neo-neosynthese, Keohane houdt het bij rationalisme. Het vierde debat tussen positivisme en post-positivisme kent zo eigenlijk ook nog een kleiner debat tussen de neorealisten en neoliberalen. De twee grote kanten in het vierde debat groeien uiteindelijk ook naar elkaar toe. De neo-neosynthese kon ontstaan door de zwakke liberalen die bereid waren realisme op te nemen en nog iets anders. Andere verschillen tussen de twee zijn dat neorealisten internationale samenwerking moeilijker te realiseren zullen vinden en hen meer als afhankelijk zien van statelijke macht. Bovendien gaan zij ervan uit dat anarchie veel meer belemmeringen op staten legt dan neoliberalen. Neoliberalen zullen uiteindelijk meer nadruk leggen op economie en realisten op veiligheid. Volgens neorealisten leggen neoliberalen te veel de nadruk op intenties en werken staten veeleer vanuit capaciteiten en zijn regimes niet zo behulpzaam binnen anarchie. Ook tussen de positivisten en de post-positivisten ontstond er toenadering. De positivisten waren hun methodes inderdaad in grote mate beu en de post-positivisten vreesden gemarginaliseerd te worden in de marge van de discipline. Dit maakte dialoog tussen de twee mogelijk.

LES 13: INTRODUCTIE IN GEOPOLITIEK

17

Page 18: wiki.foso.be · Web viewDit vak probeert die ‘brillen’ toe te lichten om zo een breder begrip te krijgen van de internationale politiek. Deze analyse is vaak complex en zeker

THEORIEËEN van de INTERNATIONALE BETREKKINGEN

Geopolitiek = study of the influence of geographical factors on politics and state behaviour, dealing with the question of how location, population, climate, natural resources and physical landscape determine a state’s foreign policy options as well as its position in the hierarchy of states.

Er is van alles op til in de internationale relaties de laatste jaren. West en oost lijken verder dan verwacht uiteen te drijven, hetgeen pijnlijk duidelijk werd tijdens de Oekraïnecrisis. De Russen hebben uit 1990 geleerd dat de NAVO geen millimeter verder ten oosten zou uitbreiden, maar de Europese liberale waarden bereiken al stillaan al haar grenzen. Men spreekt van een staat wanneer vijf kenmerken vervuld zijn: een grondgebied, een bevolking, een functionerende regering, internationale erkenning en een interne en externe monopolie op geweld. Dit is niet hetzelfde als een natie: een bepaalde bevolking met gedeelde identiteit, waarden, godsdienst, … die zich als een eenheid voorstelt. De Franse geopolitieke school ziet veel van de problemen die nu in het Midden-Oosten heersen als een conflict tussen natie en staat. Geopolitiek is het gemeenschappelijk studieveld tussen internationale betrekkingen en politieke geografie, dat kijkt naar ruimtelijke dimensie om politieke situaties te verklaren. Politieke geografen zullen naar dezelfde factoren kijken maar denken eerder beschrijvend. Het vakgebied van internationale betrekkingen ontstond na WO I teneinde een toekomstige oorlog te vermijden. Geopolitiek ontstond eigenlijk 20 jaar vroeger, op het moment van de tweede golf van kolonisatie. Op dat moment werd de Europese machtsverdeling gemondialiseerd. Een van de grondleggers is maritiem historicus Mahan. In 1890 komt hij met een artikel waarin hij proclameert dat de VSA naar buiten moet kijken, in het bijzonder naar Azië. Volgens hem is sea power enorm belangrijk en men moet te allen tijde vermijden dat Japan Hawaii overneemt. Dit zou zorgen voor een encirclement, maar is ook economisch gevaarlijk omdat Azië de toekomst is. Met deze analyse die economie en politiek combineert legt hij de basis voor geopolitiek. Met deze theorie beïnvloedt hij het beleid van Roosevelt in de oorlog met Spanje waarin ze de Fillipijnen, Guam en Cuba (in beperkte mate) overneemt. Op dat moment konden schepen de trip naar Azië nog niet maken zonder zich onderweg te bevoorraden, deze bezittingen zijn voor de zeemacht dus cruciaal. Ook nu is zeemacht nog van belang, kijk naar China in de Zuid-Chinese Zee.

State strength thanks to sea power, which is determined by six factors: - geographical location via-à-vis the sea; - natural aspects (e.g. coastline); - territorial width & length coastline; - population (nrs. called by the sea); - national character (commercial?); - governmental character.

Mackinder is de tegenhanger in de 20ste eeuw: volgens zijn analyse is het niet sea power maar land power. Hij zag hoe er in Siberië steeds meer spoorlijnen werden aangelegd, wat volgens hem betekende dat via technologische evolutie het land steeds meer een rol zou gaan spelen. De consequenties voor het Britse Rijk zullen de Britse posities in Azië zijn, het fundamentele probleem is echter een geopolitieke disbalans is Centraal- en Oost-Europa. Daarom moet Londen bufferstaten in deze regio aanleggen tegen de opkomende Russische macht. Een laatste auteur die wordt besproken is Nicholas John Spykman. Hij geraakt erg geïnspireerd door de Europese geopolitieke situatie. Daarin ziet hij een Heartland binnen de USSR, en een Rimland van vrije naties waarvoor de VSA moet zorgen zodat het Heartland wordt ingedamd. De VSA moet allianties sluiten, zoals de NAVO, die de mondiale politiek in het voordeel van de VSA duwt. Daarvoor zijn Duitsland en Japan bondgenoten, revolutionair in die periode.

18