wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het...

45
Hoofdstuk 2: basisconcepten en modellen 2.1 Inleiding “communicatie”: er bestaat geen eenduidige, allesomvattende definitie 2.2 Wat is communicatie? Communicatie = 1) Mededeling, kennisgeving Klemtoon op zender 2) Verbinding Communicatie als transport 3) (gelegenheid tot) uitwisseling van gedachten, het geestelijk met elkaar verkeren Klemtoon op uitwisseling ideeën, geen eenzijdig proces, beide partners gelijkwaardig Definitie is goed wanneer: - Bruikbaar binnen wetenschappelijke visie - Logisch en coherent is - Niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid - Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere maatschappelijke verschijnselen Twee benaderingen van communicatie: 1) Processchool : communicatie als transmissie van boodschappen Nadruk op hoe zender en ontvanger encoderen en decoderen, hoe kanalen en media efficiënt kunnen worden ingezet Proces waarbij de ene persoon het gedrag/gedachten van de andere beïnvloedt (zo niet: communicatiefout, dan zoeken waar het is misgelopen) “acts of communication” 2) Betekenis-creatieschool : communicatie als productie en uitwisseling van betekenissen Hoe interageren boodschappen/”teksten” met mensen om betekenissen te creëren? Communicatie is de studie van “teksten” (een andere interpretatie ≠ fout): semiotiek Richt zich primair op producten van communicatie (kunstwerken, reclamespots…

Transcript of wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het...

Page 1: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Hoofdstuk 2: basisconcepten en modellen

2.1 Inleiding“communicatie”: er bestaat geen eenduidige, allesomvattende definitie

2.2 Wat is communicatie?Communicatie =

1) Mededeling, kennisgevingKlemtoon op zender

2) VerbindingCommunicatie als transport

3) (gelegenheid tot) uitwisseling van gedachten, het geestelijk met elkaar verkerenKlemtoon op uitwisseling ideeën, geen eenzijdig proces, beide partners gelijkwaardig

Definitie is goed wanneer:- Bruikbaar binnen wetenschappelijke visie- Logisch en coherent is- Niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid- Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere maatschappelijke

verschijnselen

Twee benaderingen van communicatie:1) Processchool : communicatie als transmissie van boodschappen

Nadruk op hoe zender en ontvanger encoderen en decoderen, hoe kanalen en media efficiënt kunnen worden ingezetProces waarbij de ene persoon het gedrag/gedachten van de andere beïnvloedt (zo niet: communicatiefout, dan zoeken waar het is misgelopen)“acts of communication”

2) Betekenis-creatieschool : communicatie als productie en uitwisseling van betekenissenHoe interageren boodschappen/”teksten” met mensen om betekenissen te creëren?Communicatie is de studie van “teksten” (een andere interpretatie ≠ fout): semiotiekRicht zich primair op producten van communicatie (kunstwerken, reclamespots…“works of communication”

2.3 Breek- of discussiepunten in de definities van communicatie2.3.1 Intentionaliteit als breekpuntIntentie/bedoeling: basis van teleologische opvatting = pas communicatie wanneer de zender de bedoeling had een boodschap uit te sturen en de ontvanger de bedoeling had deze te ontvangen (enkel situatie 1, processchool)

Zie schema

Page 2: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Bedoeld door zender/ actieve zender

Niet bedoeld door zender/ passieve zender

Intentioneel ontvangen/ actieve ontvanger

1. Bv. Brood bestellen bij de bakker, verkoper luistert

2. Bv. Gesprek afluisteren tussen treinreizigers

Niet intentioneel ontvangen/passieve ontvanger

3. Bv. Niet opletten in de les 4. Bv. Indrukken van voorbijgangers

“gedragsopvatting”: communicatie veel ruimer (ook non-verbaal/situatie 2,3,4)Alle gedrag is communicatief, je kan niet niet-communiceren vs elk gedrag is geen communicatie, evt wel informatief

2.3.2 Geslaagdheid als criterium?Wat is geslaagde communicatie: voorwaardenGC = E + T + OX + Ib + Ub?E = expressieT = transmissieO = ontvangstX = ontvangerI = interpretatieU = uitwerking zoals bedoeld (=b) door de zender

Alles kan, zowel dat er een transmissie van een boodschap is maar geen ontvangst, maar ook dat heel het proces zoals bedoeld verloopt

2.3.3 Eenrichtings- of tweerichtingsverkeerProcesschool: eenrichting voldoende, feedbak/reactie ontvanger = nieuw procesGedragscommunicatief: proces van wisselwerking/tweerichtingsverkeerInterpersoonlijke communicatie: circulair proces

Hangt af van het bestudeerde communicatieniveau

2.3.4 ObservatieniveauCommunicatiewetenschap beperkt zich tot de “menselijke” communicatie

≠ observatie-/communicatieniveaus:- (Intrapersoonlijke communicatie)- Interpersoonlijke communicatie- Groepscommunicatie- Organisatiecommunicatie- Massacommunicatie

2.4 Elementen van het communicatieproces2.4.1 Zender/bronZender: het technische apparaat dat de boodschap verstuurtBron: de persoon (of mond/brein) die de boodschap verstuurtVroeger: zender almachtig, actief ontvanger: passief (makkelijk beïnvloedbaar)Nu: publiek actief, selecteren en interpreteren/evalueren van info

Page 3: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

2.4.2 Ontvanger/bestemmeling(dezelfde opmerking voor bron/zender hier, maar meestal enkel ontvanger)Ontvanger: “ontvangt” de boodschap en interpreteert en decodeert die

2.4.3 Boodschap= datgene wat wordt uitgedrukt door de zender en overgedragen naar de ontvanger

Wat wordt overgedragen?- Meaning (betekenis) : de boodschap krijgt pas betekenis bij de interpretatie ervan, de

boodschap bevat dus iets dat een betekenis kan hebben- Iets = tekens, verbale of non-verbale stimuli die betekenis dragen

Teken bestaat uit: signifiant = betekenaar en een signifié = betekende3 categorieën:

1) Symbolen: afspraak tussen mensen om op een bepaalde manier uitdrukking te geven aan een bewustzijnsinhoud, staan dus niet vast (geen natuurlijke relatie tussen signifiant en signifié)

2) Iconen: fysieke gelijkenis tussen betekenaar en betekende bv. Foto van iemand3) Indices: sensorische ervaring A verwijst naar B bv. Donkere wolken -> regen

een code is een systeem van betekenissen, gemeenschappelijk voor de leden van een cultuur(en)coderen= omzetten in een code die transmissie mogelijk maakt decoderen

2.4.4 Signaal= dragers van tekens bv. Luchttrillingen, lichtgolven

- Primaire signalen: natuurlijk, face-to-face-communicatie (hoorafstand), overbrengen van boodschappen via rechtstreekse zintuigelijke prikkels

- Secundaire signalen: technisch, indirecte communicatieo Mechanische wijze: dmv instrumenten of werktuigeno Elektrische wijze

2.4.5 Kanaal= drager van signalen bv.telefoonlijnOverbrugt scheiding tussen zender en ontvanger

2.4.6 Medium= object dat boodschap draagt of kan dragen= technische middel om boodschap om te zetten in signalen die verzonden en ontvangen kunnen worden via een kanaal dat tijd en of ruimte overbrugt (Fauconnier)

Indeling Bordewijk en Van Kaam obv 2 dimensies:1) Controle over de informatiebron2) Controle over tijd en onderwerpkeuze

Page 4: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

4 commmunicatiepatronen:- Allocutie (typische one-way-communicatie, zender bepaalt alles)- Conversatie (interactief informatie uitwisselen, volledige controle)- Consultatie (centraal beheerde databank geconsulteerd door individu, die heeft controle)- Registratie (centraal orgaan info over individuen in periferie)

2.4.7 Ruis= elke stimulus die de ontvangst van een boodschap belemmert4 categorieen:

1. Fysieke/mechanische kanaalruis (‘noise’) bv. Luide muziek in café bemoeilijkt gesprek2. Psychologische ruis bv. Met zijn gedachten ergens anders zitten3. Fysiologische ruis bv. Als je ziek bent kan je je niet concentreren4. Semantische ruis: wanneer betrokkenen verschillende codes hanteren, ontvanger is niet in

staat om tekens die de zender gebruikt correct te decoderen bv. Vakjargon

2.4.8 Feedback= informatie die de ontvanger stuurt naar zender om het communicatieproces te evalueren

- Verbaal of non-verbaal- Onmiddellijk of uitgesteld- Mogelijkheid verschilt per kanaal/medium

2.5 Communicatiemodellen2.5.1 Inleiding= vereenvoudigde voorstellingen die de voornaamste elementen van het communicatieproces en hun onderlinge relaties tonenFuncties:

- Ordening- Verklaring- Voorspelling

Page 5: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Soorten modellen1) Structurele modellen: ontleding, aandacht “ingredienten”2) Functionele modellen: relaties tussen onderdelen

Vormen:- Verbale modellen- Diagrammen- Mathematische modellen

Beperkingen/gevaren van modellen- Eng denkkader?- Onvolledig- Oververeenvoudigd

2.5.2 De communicatieformule van LasswellWie? (Communicator / controlestudies) Zegt wat? (Boodschap/ inhoudsanalyse) Via welk kanaal? (Medium / media-analyse) Tegen wie? (Ontvanger / publieksanalyse) Met welk effect? (Effect / effectenanalyse)

Kritiek:- Communicator altijd bedoeling ontvanger te beïnvloeden- Communicatie is persuasief proces- Altijd effecten- Geen oog voor feedback

2.5.3 Het mathematische model van Shannon en Weaver

- Lineair eenrichtingsproces- 5 functies moeten vervuld worden, 1 disfunctionele factor (ruis)- Signaal is kwetsbaar, ruis kan zorgen voor een verschil tussen verzonden en ontvangen

signaal en uiteindelijk ook tussen verzonden en ontvangen boodschap

Page 6: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

2.5.4 Verdere uitwerking S&W-model door DeFleur

Betekenis getransformeerd in boodschap (door bron), die wordt omgezet in informatie (door zender), die door een kanaal wordt verzonden (! DeFleur stelt een medium voor als een kanaal)Ontvanger doet hetzelfde proces: wanneer er overeenkomst is tussen de 2 betekenissen, dan is de communicatie geslaagd.Mogelijkheid tot feedback

2.5.5 Het circulair model van Osgood en Schramm

Aandacht belangrijkste actoren, geen onderscheid tussen bron en zender en bestemmeling en ontvangerGeschikt voor interpersoonlijke communicatie, minder voor massacommunicatie

Page 7: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

2.5.6 De spiraal van Dance

“helical model” (verdere ontwikkeling O&S)Communicatie is een proces dat voorwaarts beweegt en eindigt niet op hetzelfde punt als waar ze vertrokken isDynamisch model Interpersoonlijke communicatie: relaties ontwikkelen zich over de tijd, van klein en oppervlakkig naar breed en diepgaand, selfdisclosure (zelfonthulling)

2.5.7 Gerbners algemeen model van communicatieIemand (M)Neemt een gebeurtenis (E) waarEn reageertIn een situatieMet bepaalde middelen Door iets beschikbaar te stellen In een bepaalde vorm (S)In een bepaalde context Met een zekere inhoud (E)En dat heeft gevolgen

Page 8: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

! Perceptie: afstand tussen de realiteit, hoe die gepercipieerd wordt en hoe die opnieuw gecommuniceerd wordt

2.5.8 Het ABX-model van NewcombUitbreiding van werk psycholoog Heider: graad van (in)consistentie die bestaat tussen 2 personen in relatie met een 3e persoon/object

- Evenwicht (vinden elkaar en het object leuk)- Onevenwicht (vinden elkaar leuk, verschillende attitude

tov het object) pogingen balans herstellen

Heider: interne, cognitieve processenNewcomb: geexternaliseerde handelingen

Communicatie = tool onevenwicht herstellenNewcomb: communicatie treedt vooral op onder deze omstandigheden:

1) Sterke aantrekkingskracht tussen personen2) Object belangrijk voor minstens 1 van de betrokken personen3) Object gemeenschappelijke relevantie voor beide personen

Aansluitend: Cognitieve dissonantietheorie FestingerConsonant, dissonant en irrelevant: men probeert dissonantie te verminderen/opheffen

2.5.9 Westley en MacLeans aanpassing van Newcombs ABX-model

Beeld van massacommunicatie, vertrekken vanuit eenvoudig model Newcomb (2grootste verschillen tussen massa- en interpersoonlijke communicatie)

1. Feedbackmogelijkheden bij massacommunicatie beperkter2. Grotere aantallen A’s (alternatieve mediabronnen) en X’en (objecten in omgeving) waaraan B

(publiekslid) wordt blootgesteld en waaruit het moet selecteren

A maakt selectie uit verschillende gebeurtenissen (X), om te communiceren met B, B kan ook directe ervaring hebben met X en kan feedback geven aan A

Page 9: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Nu toevoeging C (communicator) = “gatekeeper” voor verzending van boodschappen, A is hier bron in de samenleving

2.5.10 Het massacommunicatiemodel van Maletzke

Druk/beperking van de boodschap, communicator moet vorm aanpassen aan inhoudOntvanger: gelijkaardige reeks factoren die selectie en effecten van media-inhouden kunnen beïnvloedenPrestige en betrouwbaarheid van het medium

2.5.11 Een ritueel model van communicatie (Carey)focus op representatie van gedeelde opvattingen en overtuigingen over de tijd heen

communicatie te vergelijken met een ceremonie (brengen mensen samen)

Page 10: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

geen onderscheid tussen zender en ontvanger, iedereen gelijkwaardig, iedereen participant

Memes vanuit transmissie vs rituele visie:Meme= idee, gedrag, stijl of gebruik dat zich binnen een cultuur verspreidt van persoon tot persoonTransmissievisie: memes als strategische communicatie, “going viral”Rituele visie; creeeren en recreeren (“mutatie”), gemeenschapsgevoel

2.5.12 Het aandachtsmodel van McQuail

Bedoeling van massamedia is aandacht trekken en behouden

Page 11: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Hoofdstuk 3: verbale communicatie3.1 inleidingVerbale communicatie= communicatie via woorden

3.2 kenmerken van de “natuurlijke taal”‘natuurlijke taal’ = talen die in een menselijke gemeenschap oudsher worden gebruikt voor algemene communicatie, essentieel, maakt deel uit van de eigenheid van de mens bv. Nederlands, Frans, DuitsIndividu: weinig vat op taal, niet veranderbaar artificiële talen = talen door de mens gemaakt en dus ook veranderbaar door de mens

3.2.1 Taal is symbolischManier om gedachte-inhouden uit te drukken

Natuurlijke tekenrelatie bv. Rook (indicatie) of teken van brandArbitraire tekenrelatie = een door mensen gecreëerde relatie bv. Het woord ‘kat’ verwijst naar katCulturen kunnen ook ergens betekenis aan geven, het gaat om (onbewuste) afspraken of conventiesBv. Rood in VS: liefde, seksualiteit, woede en warmteBv. Rood in China: kleur van rijkdom en overvloed

3.2.2 Taal is een soort kennisMentaal, kennis die is opgeslagen in onze hersenenTaal enkel indirect bestuderen“speech”: gesproken taal, als het fysieke aspect“language”: interne en geestelijke kant van “speech”

3.2.3 Taal is op regels gebaseerd en productiefTaalkennis laat ons toe zinnen te begrijpen en vormen die we nog nooit gehoord hebben = linguïstische productiviteittaal Bij het leren van een taal leren we algemene regels die ons toelaten om betekenis te creëren

Teken: verbindt inh

Signifié: datgene wat wordt uitgeroepen in het hoofd van de commun

Signifiant: de vorm waarin het idee wordt uitgedrukt

Natuurlijke taal: geheel van klanken

artificiële taal: bv elektrische impulsen, gebaren…

Page 12: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

3.2.4 Taal beïnvloedt de manier waarop we de wereld zienMenselijke taal is sterk verbonden met denken“inner speech”: gedachten die niet luidop worden gezegdWe denken in taal en slaan herinneringen op in woordenTaal beïnvloedt de aard van ons denken, ons beeld van de werkelijkheid

- Experiment van Carmichael (plaatje bril/gewichten)- Sapir-Whorf hypothese:

o Linguïstisch determinisme: taal beïnvloedt onze waarneming + geheugeno Linguïstische relativiteit: mensen die een andere taal spreken zien de wereld op een

andere manier (want taal beïnvloedt ons denken) talen zijn een soort raster dat op de realiteit wordt gelegd, ≠ taal/cultuur, ≠ raster

bv. Meest voorkomende woorden in een taal zijn belangrijk voor die cultuur: sneeuw (wij hebben 1 woord, eskimos hebben er meerdere) grammaticale verschillen vestigen onze aandacht op bepaalde aspecten van de sociale wereld bv. In het Nederlands ‘je’ en ‘u’ ,in het Engels enkel ‘you’

3.2.5 Taalvormen1) Dialecten: subgroep verschillende woordenschat, grammatica of uitspraak2) Pidgins: eenvoudige taal, bewust gecreëerd (voor nieuwe mensen in een regio, zodat die

gemakkelijk kunnen communiceren met mensen die er al langer leven)3) Lingua franca: derde taal om te communiceren tussen twee mensen die een ≠ taal spreken4) Jargon: gebruik van speciale technische woorden van leden van bepaalde beroepsgroepen5) Argot: gebruik van woorden in een andere dan de klassieke betekenis (Bargoens =

dieventaal, geheimtaal)

3.3 De subsystemen van taalStudie van taal

Linguistiek: studie van de natuurlijke taal - Systeemlinguistiek: taal als systeem met regels (fonologie, semantiek, syntactiek)- Psycholinguistiek: taalvermogen: kennis grammaticale regels -acquisition en production- Etnolinguistiek: relatie tussen taalsysteem en samenleving/cultuur

Pragmatiek: taal in gebruikscontext

3.3.1 KlankenFonologie: studie van het klankensysteem

- Kleinste significant klankpatroon: foneem- Correcte uitspraak en herkenning relevante klanken

3.3.2 WoordenSemantiek = de studie die zich bezighoudt met de betekeniseenheden in onze taal

- Kleinste betekeniseenheid: morfeem o Vrij morfeem : zelfstandig woord o Gebonden morfeem: voor of achter vrij morfeem

- Vorming en betekenis van woorden (incl. meervouden, vervoegingen…) - Lexicon

Page 13: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

3.3.3 ZinnenSyntaxis = studie van de structuur van zinnen

- Kleinste eenheid is de zin (zinsdeel) - Correcte volgorde van woorden en variaties in betekenis

vb. “de man slaat de hond met de tak” (ambigue zin)- Syntactische kennis

3.4 De sociale context van taalPragmatiek = studie van de sociale context van taal (4e subsysteem)“adaptability of language”: interactanten dienen hun taalgedrag steeds aan te passen aan de eisen van de contextTradities:

1) Functionele structuralisme (Jakobson)Functies die taal moet vervullen bij sprake van een communicatieproces:6 factoren: zender, ontvanger, (fysisch en psychologisch) contact, boodschap, context, codeHieraan functies van taal verbonden:

emotieve functie (zender)conatieve functie (klemtoon op ontvanger, bv imperatief)fatische functie (contact, communicatieproces afsluiten, tot stand brengen,

verderzetten, aandacht trekken en checken of er nog contact is)poëtische functie (boodschap)referentiele, cognitieve of denotatieve functie (nadruk op referent, context)metalinguïstische functie (klemtoon op code, met taal over taal spreken)

2) Taalhandelingstheorie/ speech acts theory (Anglo-Amerikaans)Taal gebruiken, communiceren is een vorm van handelen, taal om doelen mee te bereikenDoel = speech act1 zin kan verschillende doelen hebben, afhankelijk van contextCorrecte pragmatische keuzes rekening houden met contextCMM-theorie: rekening houden met 4 soorten context

1. Episode: situatie2. Relatie: rolverplichtingen3. Life-script: professionele of persoonlijke identiteit4. Cultureel patroon: culturele normen

3.5 Pragmatische stijlen en structuren“discours”-stijlen, basiseenheid van pragmatiek is het discours = taleneenheid groter dan de zinBestaat uit: meerdere met elkaar verbonden zinnen die een identificeerbare structuur vormen om een bepaalde communicatieve functie te vervullen bv. klasdiscussie, krantenartikel lezen…2 vormen van discours:

3.5.1 De conversatieMeest private en persoonlijke vorm van communicatie, meest wederkerige en evenwichtige vorm van discours (participatiegraad gelijk), vrijheid partners, informele taal, persoonlijke informatie, spontaan… (zie schema)

Page 14: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

3.5.2 Interactie binnen de klasOnevenwichtige machtsverhouding, formeel, onpersoonlijk, jargon… (zie schema)

3.6 Interactief discours: coherentie en structuur3.6.1 De coördinatie van conversatiebijdragen4 regels (“maximes”) van het coöperatieve principe (Grice):

- Kwaliteit: zeg alleen wat je denkt dat waar is- Kwantiteit: bijdrage voldoende informatief, maar niet te veel informatie- Relevantie: bijdrage moet relevant zijn voor het gesprek- Manier: duidelijk, ondubbelzinnig, ordelijk

deze regels worden al dan niet bewust overtreden

3.6.2 Small talkFatische functie van Jakobson:

- Processen die organiseren en structureren: interactie beginnen/eindigen, topic af te sluiten en een nieuwe te beginnen etc.“conversational management/control” of “interaction management”Bv. En wat denk jij daarvan jan?

- Processen met een ritueel en routinematig karakterInhoud minder belangrijk, nadruk op relatie/band (=SMALL TALK)

Small talk- Vooral bij begin of einde van interactie (2 moeilijke overgangsmomenten)- 2 functies:

o “transitional functions” Ijsbreker, over ongevaarlijke, niet-controversiële zaken pratenTot eenzelfde definitie van situatie komen (wat heeft men aan elkaar)

o “explorerende functie” (zie interpersoonlijke communicatie)Onzekerheid uit de weg ruimen: oppervlakkige zaken: eerste indruk -denotatief en connotatief: verbaal of non-verbaal

- Vreemden maar ook voor vrienden om relatie terug op te nemenSoorten small talk volgens Laver (veilige onderwerpen)

1. Neutrale topics: betrekking op directe omgeving, raakt zender en ontvanger2. Ego-georiënteerde topics: betrekking op spreker, declaratief gezegde (“zwaar werk”)3. Alter-georiënteerde topics: betrekking op toehoorder, vraag (“kom je hier vaak?”)

machtsonevenwicht: keuze 1 gaat, zelf ondergeschikt 2, zelf bovengeschikt: 3 einde van een conversatie: verzachtende functie (afscheid gelegitimeerd) , consolidatiefunctie

Page 15: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

3.7 Taal en sociale identiteitHet behoren tot een bepaalde groep heeft een invloed op het taalgebruik

Mannen Vrouwen“trouble talk” Probleem minimaliseren +

advies gevenVerhalen over eigen problemen

gespreksonderwerpen succesverhalen Negatieve ervaringenSoort gesprekken

- Focus op- Geschikt in

“report talk” = taakgerelateerde gesprekken

- Inhoud- Publieke situaties,

beslissingen nemenUitwisselen van opinies

“rapport-talk” = relatie-georiënteerde gesprekken

- Relatie- Interpersoonlijke

topicsInitieme context

woordenschat vloeken Uitgebreider palet aan woorden

Verschillen tussen spreekstijlen zijn cultureel bepaald en niet absoluut (niet alle vrouwen zijn gevoelig en gespecialiseerd in rapport talk)

3.8 Taal en culturele verschillenMiscommunicatie niet enkel tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen verschillende culturen1. Contextafhankelijkheid:

a. Lage-context-culturen: alles wat ze bedoelen wordt expliciet uitgedrukt, ze gaan ervanuit dat de toehoorder niet veel van de situatie af weet

b. Hoge-context-culturen: niet noodzakelijk om alles letterlijk te zeggen, hoe iets gezegd wordt is even belangrijk als wat er gezegd wordt

2. Verbale (in)directheida. Zeer direct, komen snel to-the-pointb. Indirect, subtiel, rond de pot draaien

3. (in)formaliteitFormeel: protocol zeer belangrijk: respect tov hogergeplaatsten, via gepaste kanalen in culturen met veel machtshiërarchie

Hoofdstuk 4: Non-verbale communicatie! Trenholm komt regelmatig voor in dit hoofdstuk!

4.2 kenmerken van non-verbale communicatie4.2.1 non-verbale communicatie kan onbedoeld zijnNiet gecontroleerd bv. Blozen tijdens een mondelinge examenSoms bewust bv. Een mooi pak aantrekken bij het examen om er ernstig uit te zien

Page 16: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

4.2.2 Non-verbale communicatie bestaat uit verschillende codesBestaat uit afzonderlijke codes die elkaar versterken als ze samen voorkomen, maar voor verwariing zorgen wanneer ze elkaar tegenspreken

Lichaamshouding, -beweging en gestures (kinesics)

Emblemen, illustratoren, regulatoren, affectvertoners, adaptoren

Gelaatsuitdrukkingen en ooggedrag (kinesics) Culturele, professionele en persoonlijke “display rules”

Vocale kenmerken (paralanguage) Vocale kwaliteiten, vocalizations, vocal segregates

Ruimtegebruik (proxemics) Territorialiteit, ruimtegebruik, persoonlijke ruimte, aanrakingsgedrag (haptics)

Tijdsgebruik (proxemics) Psychologische, biologische en culturele tijdsoriëntatie

Uiterlijk en objecttaal Lichaamsvorm, kleding, objecttaalZie verder uitgewerkt

4.2.3 Non-verbale communicatie in onmiddellijk, continu en natuurlijkNo-verbale tekens verbonden aan ons lichaam: onmiddellijk, uitstellen niet mogelijkContinu, vloeien in elkaar over, hebben geen precies begin of einde, Betekenis vaak afleiden uit contextMinder arbitrair dan verbale communicatie

4.2.4 Non-verbale communicatie is zowel universeel als cultureel, aangeboren als aangeleerdEkman en Friesen: emoties (+meeste gebaren) op dezelfde manier in elke cultuur (aangeboren)Cultuur en socialisatie kunnen uitingsvorm van aangeboren emoties veranderenEkman: Amerikaanse vs Japanse studenten bloederige operaties tonenWanneer ze dachten niet geobserveerd te worden: = reactie (afkeer)Wanneer ze dachten wel geobserveerd te worden: Japanners afkeer verbergen door te glimlachenVerschillen tussen mannen en vrouwenMannen uiten minder snel verdrietVrouwen minder gevoelens van woede en agressie

4.3 Voor welke soort informatie is non-verbale communicatie belangrijk4.3.1 eerste indrukkenPersoonlijke info afleiden vanuit non-verbale kanalen

4.3.2 relationele informatieMehrabian:

1) Mogen2) Status: meestal diegene die de meeste plaats inneemt, meeste initiatief tot aanrakingen en

zich het meest op zijn gemak voelt = hoogste status

Page 17: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

3) Responsiviteit: mate van psychologische betrokkenheid bij de interactie info over hoe de interactie verloopt en hoe we moeten communiceren

4.3.3 emoties uitdrukkenEffectiever in het communiceren van emoties dan verbale communicatie

4.4 non-verbale versus verbale communicatieVerbale communicatie Non-verbale communicatie

Controleerbaarheid* goed Minder (kan wel gecontroleerd en gestuurd zijn)

Fylogenese (ontwikkeling van de soort)

tweede eerst

Ontogenese (ontwikkeling van het individu)

tweede eerst

*Leakage: wanneer non-verbale en verbale tekens niet overeenkomen, baseren op non-verbale cues die meestal ware emoties laten “uitlekken”Non-verbale communicatie kan de verbale vervangen, herhalen, tegenspreken, aanvullen, accentueren en reguleren

4.5 Kinesics= studie van de lichaamshouding, -beweging en gestures, gelaatsuitdrukkingen en oogbewegingenVijf categorieen volgens Ekman en Friesen:

1) Emblemen = gedraging waarvan de directe verbale vertaling gekend is door alle leden van een sociale groep, stille woorden, “autonome gebaren” (los van natuurlijke taal een eigen betekenis), cultureel bepaald

2) Illustratoren: beelden taal uit3) Regulatoren: verkeerssignaal tijdens interactie, automatisch en onbewust4) Affectvertoners (uitingen van emoties): “leakage cues” en “strategic cues”5) Adaptoren: repetitief, nerveus gedrag, gebruikt om zich aan te passen aan stressoren en om

persoonlijke behoeften te vervullen, onbewust

4.5.1 Lichaamshouding Open houding: hogere status, meer zelfvertrouwen (asymmetrie in armen en benen) Gesloten houding: ongemak (armen over elkaar geslagen en symmetrie tussen armen en

benen) Imiteren non-verbaal gedrag = “pacing”/”interactional synchrony”/spiegelen

Hoger geschikten worden meestal geïmiteerd door ondergeschikten (bewust/onbewust)

4.5.2 Handen en armenCultuurgebonden en natuurlijke/universele gebarenHoofd aanraken: vaak negatiefVuist: agressief, beledigend, dominantOpen handen, handpalmen boven: niet-agressieve, onderdanige en smekende betekenis

4.5.3 GelaatsuitdrukkingenDeels aangeboren, deels aangeleerd

- “cultural display rules”: wat cultuur verwacht- “professional dislpay rules”: regels die voortvloeien uit de professionele context

Page 18: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

- “personal display rules”: manieren waarop we onze emoties leren uitdrukken door individuele ervaringen

4.5.4 Ooggedrag- Expressie van persoonlijke info (macht, emoties, karaktertrekken) - Initieren en reguleren van conversatie- Monitoren van feedback

4.6 Proxemics: territorialiteit en ruimtegebruik4.6.1 soorten territoria en inbreuken op territoriaSoorten territoria:

- Publieke: die we delen met anderen, verwacht dat we ons aan bepaalde regels houden- Thuis/private: eigendom van individuen, grotere vrijheid- Interactie: sociaal gemarkeerd- Lichaams: meest privaat

Soorten schendingen:- Contaminatie: vervuild of onaanvaardbaar gemaakt territorium- Overtreding: oneigenlijk gebruik van een territorium- Invasie: mensen die geen recht hebben op het territorium die het toch innemen

4.6.2 Ruimtegebruik: zit- en kantoorindelingRuimtelijke indeling: effect op hoeveelheid en aard van de interacties

4.6.3 Persoonlijke ruimte- Verschilt volgens aantrekking, status, geslacht, soort interactie en fysieke mogelijkheden- Hall: soorten interactiezones

o Intieme afstando Persoonlijke afstando Sociale afstando Publieke afstand

- Crowding: fysieke beperkingen dwingen ons soms om dichter te staan bij vreemden dan we willen barrièregedrag

4.7 Haptics= aanrakingsgedrag

- Sterk cultureel bepaald- Definitie van relatie- Emotionele behoefte, essentieel- De “power of touch” bv. meer fooi wanneer opdienster aanraakt

4.8 Chronemics= tijdsorientaties

- Psychologische tijdsoriëntatie (verleden, heden, toekomst)

Page 19: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

- Biologische tijdsoriëntatie- Culturele tijdsoriëntatie

o Monochromatische culturen: nadruk op 1 ding tegelijk, stiptheid, afsprakeno Polychromatische culturen: nadruk op meerdere dingen tegelijk, niet-bindende

tijdsafspraken… tijd helpt bij: regulering, beurtwisseling, uitdrukking van intimiteit, uitdrukken van gevoelens, oproepen van emoties, indicatie van statusInsel en Lindgren: iemand laten wachten is een teken van dominantie, in conversaties praten machtigeren meer

4.9 Fysieke kenmerken- Lichaamsbouw:

o Endomorf (klein, rond, dik)o Mesomorf (gemiddelde grootte, gespierd, atletisch)o Ectomorf (groot, mager, schril)

het hebben van een bepaalde lichaamsvorm wordt geassocieerd met het hebben van bepaalde persoonlijkheidskenmerken

- Grootte: weerslag op succeso Mannen: groot meer succes bij vrouwen, sneller een job en meer kans op

promotieo Vrouwen: slank

- Kledingo Comfort en beschermingo Lichaamsdelen bedekken die als taboe worden beschouwdo Vertellen wie we zijn + plaats in verschillende hiërarchieën

kleding aanpassen aan situatie men reageert beter op mensen met dezelfde kledingstijl als zijzelf

4.10 De “taal” van objectenVoorwerpen zijn publieke symbolen van waarden, status, financieel succes…Architectuur en interieur

4.11 ParalinguïstiekNauw verbonden met verbale communicatie, betekenis uit de manier waarop iets gezegd wordt

- vocale kwaliteiten: stem, toon, intonatiepatroon…- vocalisations: kreten, gegiechel…- vocal segregates: pauzes, vulmiddelen zoals ‘euhm’ beïnvloeden de betekenis van de gesproken woorden oordelen over iemands status worden hierdoor beïnvloed stiltes kunnen veelzeggend zijn

4.12 Hoe ziet non-verbale communicatie eruit in een online context?“Computer mediated communication”: interacties vaak tekstgebaseerd, mist heel wat “cues”

Page 20: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

gemakkelijker miscommunicatie: emoticons hulpmiddelniet altijd louter tekstueel bv. Skypen, foto’s postenwat we posten gestuurd door impressiemanagement (we willen zo goed mogelijk overkomen)

Hoofdstuk 5: Interpersoonlijke en groepscommunicatie5.1 InleidingParallellen:

Relatief beperkt aantal mensen Proces van toenadering en van “verwijdering” Macht en solidariteit spelen een rol …

Verschillen In groepen (van min 3 personen) mogelijkheid tot coalititievorming

5.2 Interpersoonlijke communicatie5.2.1 Interpersoonlijke communicatie als een speciale vorm van dyadische communicatieInterpersoonlijke communicatie 4 visies:

1. Communicatie tussen mensen2. Interactie tussen twee personen (dyadische communicatie), kan face-to-face of gemedieerd3. Dyadische communicatie waarbij de gesprekspartners zich in elkaars directe omgeving

bevinden (persoonlijk, op elkaar inspelen, hoge kwaliteit feedback, spontaan, informeel, rollen wisselen voortdurend)

4. Gewone, onpersoonlijke dyadische interactie kan veranderen in interpersoonlijke communicatie

Communicatie geleid door regels: Culturele regels : meest algemeen, bij mensen die we niet goed kennen (beleefd, formeel) Sociale of sociologische regels : gebonden aan lidmaatschap van een bepaalde groep

(informeel) Psychologische regels : partners zelf bepalen de regels, brede range aan

gespreksonderwerpen hoe beter we elkaar kennen: hoe groter onze informatiebronnen over elkaarVisie 4: interpersoonlijke communicatie ontstaat over de tijd heen en veronderstelt de ontwikkeling van persoonlijk genegotieerde regels, een toegenomen informatie-uitwisseling en steeds dieper wordende kennisniveaus steun en toeverlaat (veiligheid) + ontwikkeling zelfbeeld

Pygmalion-effectbv. Normaal meisje dat door iedereen mee wordt uitgevraagd omdat ze zogezegd het knapste en populairste meisje van de school is

Page 21: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

5.2.2 De ontwikkeling van interpersoonlijke communicatie5.2.2.1 Toenaderings- en verwijderingsfasen volgens KnappToenaderingsfasen

1) Initiatiefase: positieve indruk, elkaar observeren en zoeken naar manieren om communicatiekanalen te openen

2) Experimenteringsfase: op zoek naar een gemeenschappelijke basis voor een relatie, communicatie is fatisch (bestaat vooral uit small-talk) ontspannen, onkritisch, nog niet bindend en redelijk ambigue

3) Intensifiëring: meer betrokkenheid tonen, “we” en “ons”, men begint elkaars (non-) verbale stijl te kennen, verbale shortcuts, tevredenheid en opwinding zijn zeer hoog

4) Integratiefase: men wordt een koppel in andermans ogen (eenheid), gedeelde attitudes en interesses, samenvloeien vriendengroepen, dezelfde wijze praten + non-verbaal communiceren, “intimiteitstrofeeën” Onzekerheid: betrokkenheid testen (Baxter en Wilmor) Indirecte suggesties: grappen omtrent ernst situatie (reactie peilen) Scheidingstesten: zien hoe ze zich zonder elkaar voelen Uithoudingstesten: hoeveel tijd + energie me, wil vrijmaken voor de ander Jaloezietesten: hoe worden relaties en reacties van derden met of tov partner onthaald

5) Bondingfase: publiek ritueel bv.huwelijkVerwijderingsfasen

1. Differentiëringsfase: voorheen niet opgemerkte verschillen becommentariëren, praten over “jij” en “ik”, verschillen worden conversatietopics en onderwerp van ruzies en discussies

2. Inperkingsfase: beperken van communicatie, bepaalde topics zeer gevoelig, weinig info uitwisselen, uitdrukkingen van verbondenheid dalen

3. Stagnatie: stilte, inactiviteit, communicatie is zeldzaam en als die er is rigide en vreemd, formeel en beleefd, negatieve emoties non-verbaal tot uitdrukking

4. Vermijdingsfase: scheiden fysiek of emotioneel5. Beëindigingsfase: beide partijen bewust van spaaklopende relatie, echte beëindiging:

opluchting of harde klapCommunicatie vervult 3 functies:

Aankondiging Samenvatting Beëindiging

Dit gebeurt vaak, maar niet onvermijdelijk Partners zullen niet altijd op hetzelfde moment in dezelfde fase zitten Tijdsduur van fases verschilt

5.2.2.2 Interpersoonlijke aantrekkingskracht: de filtertheorieDuck: aantrekking is een proces van eliminatie, gebruiken filtersHet punt waarop iemand eruit gefilterd wordt, bepaalt het soort relatie4 soorten filters (Duck)1) Sociologische/incidentele cues: demografische of omgevingsfactoren, fysieke nabijheid,

vertrouwdheid en nabijheid leiden tot aantrekking (dezelfde klasse)

Page 22: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

2) Pre-interactiefactoren: non-verbale impressies om ideeën te vormen over de anderen, je zoekt vaak naar gelijkenissen bv. Wanneer je langst iemand in de trein gaat zitten

3) Interactiefactoren: contact aangaan vlot en aangenaam?4) Cognitieve cues: psychologische factoren, dezelfde waarden, normen, kijk op het leven…5.2.2.3 Zelfonthulling in de ontwikkeling van interpersoonlijke relatiesDisclosure of zelfonthulling = wanneer een persoon op vrijwillige basis dingen over zichzelf vertelt, die de andere waarschijnlijk niet kan kennen of ontdekken via andere bronnen Effectieve zelfonhulling: verder dan zichtbare dingen“Johari-venster” (Joseph Luft en Harry Ingham) toont aan wat mensen over zichzelf weten en wat anderen over iemand weten 4 luiken of “panels”:

Open luik: aspecten van onszelf die wij en anderen van onszelf weten

Blinde luik: dingen die anderen van ons weten en zien, maar die we zelf niet kennen

Verborgen luik: bevat informatie over onszelf die we zelf kennen, maar anderen niet

Onbekende luik: dingen die wij en anderen niet van onszelf weten, wordt ontdekt door nieuwe ervaringen (die zetten aan tot persoonlijke groei)

risico’s (wanneer je zeer persoonlijke info geeft, geef je macht) aanbevelingen: Niet aangewezen in alle relaties Goed afwegen van zelfonthullingen, kan een graad van intimiteit creëren die

ongewenst is Onthulling op juiste plaats en juiste moment Verband houden met het hier en nu Gradueel onthullen Wederkerig onthullen (= reciprociteit)

vrouwen zijn beter in zelfonthulling dan mannenMannen onthullen meer bij vrouwenGemengde genderinteracties onthullen het meest

Mannen zullen onderling minder aan zelfonthulling doen

5.2.2.4 Online interactiesEerste beeld van partner, om onzekerheid te reduceren3 types van strategieën:

Passieve: de ene persoon observeert de andere Actieve: betrekking op inspanningen om een persoon te leren kennen, zonder deze zelf

te confronteren bv. Derden vragen naar mening persoon Interactieve: directe interacties tussen de 2 personen in kwestie (vaardigheden om

tekstuele cues zoals taalfouten decoderen om zo een beeld te vormen van de ander)

Page 23: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

5.2.3 (Potentiële) probleemaspecten binnen relatiesSpanningsvelden:

1) Expressie vs. afscherming : spanning tussen het delen van persoonlijke info en privacy balans zoeken (zelfonthulling mogelijk maken zonder ze te eisen)

2) Autonomie vs. samenhorigheid : hoe (on)afhankelijk zijn partners van elkaar?3) Innovativiteit vs. voorspelbaarheid : wanneer individuen elkaar goed kennen vallen ze in

patronen, bepaalde voorspelbaarheid is noodzakelijk voor gecoördineerde actie en stabiliteit, teveel routine wordt saai

Hoe met spanningen omgaan? 1) Dialectische druk: 1 van de 2 polen wordt genegeerd bv. Nood samenzijn negeren2) Pseudo-synthese: de twee tegenstelden combineren bv. Autonoom én samen-zijn3) Reaffirmatie: bewegen tussen 2 uitersten bv. Soms druk(autonoom), achteraf

goedmaken door veel tijd samen

Macht verdelen:1) Complementair patroon: iemand dominant, iemand onderdanig (snel beslissingen)2) Symmetrische patroon:

a. competitieve symmetrie (men vecht voor de dominante positie)b. onderdanige symmetrie (beide partijen willen van de controle afzien)

niet-rigide machtsverhoudingen werken het best (afwisselend 1 en 2)

Communicatie: bij interactie kan partner ons bevestigen of afwijzen Vormen afwijzing, weerlegbare communicatie volgens Sieburg:

ondoordringbare antwoord: negeren onderbrekend antwoord: terwijl iemand iets aan het zeggen is, zelf beginnen praten tijdens conversatie onmiddellijk van onderwerp veranderen koersveranderende antwoord: huidige antwoord snel afsluiten en nieuw topic starten afstandelijk antwoord: formeel incoherente antwoord: onsamenhangende dingen zeggen incongruent antwoord: wanneer verbale- en non-verbale cues elkaar tegenspreken

5.3 Groepscommunicatie Groepen verschillen in omvang (kwantitatieve heeft invloed op kwalitatieve aspect) Sommigen vinden een groep en groep vanaf “dyad” (2pers)

Anderen vanaf een “trio” (mogelijkheid tot coalitievorming) Hoe groter de groep, doelstelling duidelijker en geformaliseerder, structuur meer

georganiseerd overgang in organisatie

5.3.1 Wat is een groep?Mensen toevallig op dezelfde plaats = collectiviteit (wanneer men niet regelmatig samenkomt)Voorwaarden om van een groep te spreken:

Beperkt aantal individuen (min 3 max 20)

Page 24: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Gemeenschappelijke identiteit Gemeenschappelijk doel Informele structuur Leiderschap Regelmatig persoonlijk contact

5.3.1.1 Omvang van groepenMin 3 personen: kwantitatieve aspect heeft kwalitatieve gevolgenVoordelen: grotere groepsomvang, grotere hoeveelheid ideeënNadelen: grotere groep, minder deelname aan gesprek (zwijgzame mensen nog stiller), minder samenhang en vallen dus sneller uiteen in subgroepen, grotere mogelijkheid tot misverstanden…5.3.1.2 Aard van de groepGraad van betrokkenheid

Primaire groep Secundaire groepPersoonlijk OnpersoonlijkWie je bent Wat je bentOnvervangbaar Vervangbaar Informeel FormeelSterke persoonlijke betrokkenheid Afstandelijke, statusbepaalde betrokkenheid

Aspectomvang: verschillende functies die groepen vervullen (grote aspectomvang: primaire groep)

Gezin: zeer hechte groep, lange duur, verschillende taken vervullen, eigen territorium, eigen rituelen, sterke betrokkenheid op elkaar…

Adolescentengroep: vriendengroepen bij jongeren, sociale behoeften bevredigen, brug tussen kinder- en volwassenwereld, kleine groep, intense interacties, sociale acceptatie van groot belang (normen worden slaafs gevolgd)

Arbeidsgroepen: vervullen van taak, samenwerking nodig, geen scherpe grenzen, groep verandert dikwijls, territorium vaag, veranderlijk, groot en toegankelijk voor anderen, lid om werk en sociaal gebonden redenen, leider

5.3.1.3 GroepsstructuurNiet alle leden zijn gelijk: actievere leden meer in het centrum, passievere leden in periferie, aanvaarden of verwerpen suggesties leidende leden (soms oppositiekliek, samenklitten periferie)Voorstelling in sociogram: visuele voorstelling van alle interacties5.3.1.4 GroepsleiderschapAlle groepen zijn hiërarchisch georganiseerd:Leiderschap: afhankelijk gewaardeerde eigenschappen, situatie (gezagsstructuur: wanneer groep leider nodig heeft om activiteiten te coördineren en richting te geven)

Leiderschap volgens Bales: Mate van bijdragen: gespreksbijdragen nog ongelijker wanneer groep groter wordt,

deskundigheid + status verschillen, veel praat, veel aangesproken Kwaliteit bijdragen Essentiële informatie toegankelijk

Page 25: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Cultuur Persoonlijkheidskenmerken

Twee dingen belangrijk: bereiken groepsdoel + opbouwen en in stand houden groep zelf Twee soorten leiderschap:

Ideeënspecialist (instrumenteel leiderschap): praat veel, maar is niet populair, doel Relatiespecialist (sociaal-emotioneel leiderschap): populair, meeste invloed op

samenhang van de groep

5.3.2 Groepsprocessen= alle verschijnselen die in het bestaan van een groep met zekere regelmaat en volgens een wetmatig verloop voorkomen5.3.2.1 Het binnenkomen in een groepWanneer men in een bestaande groep binnenkom: voorzichtig, aftoetsen leden en functioneren, beslissen daarna deel uitmaken en op welke manier1. Introductie door bestaand lid, welkom heten, voorstellen (soms taak en werkwijzen groep

meedelen), veel nieuweling zelf ontdekken zwaar (nieuwkomer), uitdagend (leden)2. Er wordt geluisterd naar nieuwelingen, maar die hebben geen macht, die moet nog verdiend

worden Meerdere nieuwe leden tegelijk: wel invloed op korte termijn wanneer zij elkaar steunen

5.3.2.2 GroepsontwikkelingDoelen groep op sociaal-emotioneel terrein: basisbehoeften individu: erkenning, invloed en genegenheid zijn kernthema’s

Groepsopbouw:1. Beleefdheids- en oriëntatiefase: behoefte om erbij te horen (inclusie): probleem identiteit,

hierin wordt over “veilige onderwerpen” gepraat2. Macht: wanneer er een formele leider is, zijn macht proberen te verminderen of alle

verantwoordelijkheid op hem leggen3. Genegenheid: angst om niet aardig gevonden te worden, vrees te veel intimiteit, samenhang

sterker ontwikkeld, groep ontwikkelt eigen gebruiken en jargon

Groepsafbouw:1. Onderlinge relaties herzien en vrijblijvender maken2. Invloedsverdeling verandert3. Meer en meer gedragen alsof men niet meer tot die groep behoort

Taakgerichte groepen:1. Oriëntatie of beeldvorming2. Evaluatie of oordeelsvorming3. Controle of besluitvorming

Page 26: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

5.3.2.3 Groepsnormen en conformismeSociale normen = gedragsregels waarvan men weet of aanneemt dat ze in de maatschappij van kracht zijnGroepsnormen: eigen normen die buiten de groep niet gelden, evenredig aan samenhorigheid tussen de ledenRedenen waarom conformiteit nodig is in groep: Taken regelen die van direct belang zijn voor de taak en doelen van de groep Interactie regelen binnen groep met oog op taakverdeling en sociale behoeften Eenheid van de groep tov buitenwacht vertonen

Fouten door nieuweling groepsdrukGewenste gedrag bekrachtigen en belonenAanvaarding groepsnormen geleidelijk procesZelfs in groepen die maar kort samenwerken conformiteit bv. Sherif – lichtpuntje, Ash – lijnen normatieve beïnvloeding

5.3.2.4 Online groepen (“communities”)Afgebakende sociale sferen: relaties ontwikkelen obv vertrouwenToegang online gemeenschappen eenvoudig, online interacties eerder op gelijke voet (statussymbolen onzichtbaar) na verloop van tijd toch zichtbaar

Hoofdstuk 7: massacommunicatie: de mediaorganisatie7.1 InleidingMassacommunicatie: institutionele zender die zich richt tot een grote, diverse groep ontvangersGrote groep diverse ontvangers, weinig mogelijkheden tot feedbackSmaak van “gemiddelde kijker” domineertSchema Shoemaker en Reese: organisatie-interne en -externe invloeden op media-inhoud3 niveaus van organisatie-interne factoren:

- Individueel niveau- Niveau van mediaroutines- Niveau van organisatie

Daarnaast beïnvloed door: allerlei drukkingen van buitenuit- Economische, politieke, sociale, publieks-, technologische invloeden- Culturele/ideologische invloeden

Page 27: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

7.2 Een organisationele benadering van de nieuwsproductie7.2.1 De inhoud van het nieuwsGans: obv participerende observatie op nieuwsredacties en inhoudsanalyses van hun output: specifieke groepen van actoren en activiteiten domineerden het nieuws (governement + law&order)

1. Regeringsbenoemingen, beslissingen en onenigheid, protesten, misdaden, schandalen en onderzoeken en rampen

2. ‘traditie en innovatie’ en ‘nationale ceremonies“verschraling” op diverse vlakken: (Boone)

- Thematisch: meestal ernstige zaken, negatieve gebeurtenissen- Geografisch: oververtegenwoordiging geïndustrialiseerde landen, vooral nationaal nieuws- Personeel: dominantie welbepaalde figuren en groepen, personen die in de maatschappij de

sterkste posities innemen- Journalistiek: natuurlijke of technische beperkingen ivm productie van nieuws- Maatschappelijk (Fauconnier): minderheden, alternatieve groepen minder

interessante mensenverhalen: tijdloos, opgeslagen en later gebruikenTabloidization: groter gebruik narratives (persoonlijke verhalen), meer sensationalism

7.2.2 Organisatie-interne en -externe factoren die de nieuwsinhoud beïnvloeden7.2.2.1 Invloeden op het individueel niveau van de professionele mediawerkersAchtergrond en persoonlijke kenmerkenMeerderheid journalisten in beroep mannen, hangt samen met leeftijd (ouder=vooral mannen, jonger=balans), geboren in België, hooggeschooldPolitiek-ideologisch profielLinks, progressiefRolopvatting‘neutralen’ zien zichzelf louter als transmissiekanalen, taak zo snel mogelijk info bezorgen aan een zo groot mogelijk publiek (=disseminatiefunctie)‘participanten’ journalisten moeten info uitpluizen om een verhaal te ontdekken en ontwikkelen (=interpretatieve functie)Tegenstanderfunctie: tegenstanders politici en bedrijfsleiders fungeren meeste journalisten pluralistische rolopvatting

7.2.2.2 Invloeden op het niveau van de mediaroutinesMediaroutines: beperken mediawerkers, beperkte middelen en een oneindige toevoer van ruw materiaalTaak mediaorganisaties om binnen beperkingen van tijd en ruimte het meest aanvaardbare product op de meest efficiënte manier aan te bieden aan de consumentPubliekgeoriënteerde routinesNieuwswaarden, objectiviteit, omgekeerde piramideGaltung en Ruge; “nieuwsfactoren”

- Frequentie: gebeurtenis evolueert zich in hetzelfde ritme als het nieuwsmedium

Page 28: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

- Drempelwaarde - Ondubbelzinnigheid- Betekenis: cultureel gelijkaardig- Consonantie: gebeurtenis voorspellen, ‘pre-image’- Het onverwachte- Continuïteit: bepaalde hoofdpunt een tijdje in de spotlights- Compositie: past in balans van het nieuwsmedium- Referentie elitelanden- Referentie elitepersonen- Verwijzing personen (personificatie)- Verwijzing naar iets negatief

Amplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking) het is niet per se een probleem als het vaker in het nieuws komt bv. 1x iets over dopen die mislopen in het nieuws, opeens al het nieuws over dopen extra aandacht en extra dingen over gezegd“Update” : Harcup & O’Neill, 2001:

1. De machtselite (organisaties, personen…)2. Beroemdheden 3. Entertainment(verhalen over seks, showbusiness, dieren, drama of gebeurtenissen die zich

lenen tot een humoristische behandeling, entertainende foto’s of aansprekende titels)4. Verrassing, 5. Slecht nieuws, 6. Goed nieuws, 7. Omvang, 8. Relevantie, 9. Follow-up, 10.

Nieuwsagenda van de nieuwsorganisatie.Objectiviteit: 1. Zich toeleggen op controleerbare feiten2. Statements tussen aanhalingstekens plaatsen3. Zoveel mogelijk namen betrekken om het doorschijnen van persoonlijke visie te elimineren4. Bijkomend materiaal verzamelen voor een ‘feit’

Gangbare formulering van nieuwswaarden:- Selectie: niet alles wordt nieuws- Disortie: vervormd, niet alles wordt verteld maar wel over alles wordt iets gezegd- Replicatie: het compenseert, selectie en dissortie worden elke dag herhaald Is nieuws waarheid?: antwoord verstoord door 3 bovenste, sceptisch zijn, altijd filter! Nieuws

≠spiegelOmgekeerde piramide: voor het structureren van een nieuwsverhaal

Lead: belangrijkste info op een beknopte manier weergeven (samenvatting als inleiding)

Body: verschillende elementen verder uitgewerkt

Page 29: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Onderkant: minst belangrijke informatie

Organisatiegeörienteerde routinesRoutines om de organisatie zelf te helpen met het verwerken van informatie, op een efficiënte wijze ruw materiaal verzamelen en evalueren, routines gestandaardiseerd en geïnstitutionaliseerd

- Gatekeeping = aanpassing aan de fysische beperkingen, niet alle informatie opnemenVast nieuwsformaat, bureaus plaatsen op locaties waar nieuws te rapen valt

- Beat-reporters: informatie zoeken op een bepaald gebied, bij een bepaalde institutie- Bijhouden nieuwsagenda: werk plannen, grote lijnen liggen op voorhand vast

Brongeörienteerde routinesAfhankelijkheid van bronnen of voorzieners van ruw materiaal, grote invloed op media-inhoudInformatiekanalen van een journalist volgens Sigal

1. Routinekanalen: (persberichten, persconferenties, officiële handelingen…)2. Informele kanalen: (informele briefings, lekken, verslagen van andere nieuwsorganisaties…)3. Ondernemingskanalen: (interviews van journalist, spontane gebeurtenissen journalist

ooggetuige…) vooral gebruik routinekanalen: werk plannen, job vergemakkelijken, objectief, interessant voor overheden en bedrijven om info aan de pers ter beschikking te stellen)

Soorten bronnen volgens Vasterman en Aerden:- Professionele bronnen: mensen die obv hun functie beroepsmatig met de pers te maken

hebben, frequente contacten met de media, beschikken over communicatieve knowhow bv. Politici, deskundigen, wetenschappers…

- Niet-professionele bronnen: mensen die niet beroepsmatig met de media te maken hebben bv. Ooggetuigen, getroffen mensen…

7.2.2.3 Invloeden op het niveau van de organisatie1. Wat zijn de organisationele rollen? (wie doet wat?)2. Hoe is de organisatie gestructureerd? (verbindingen tussen functies)3. Wat is het beleid en hoe wordt het geïmplementeerd? (wie antwoordt wie, niet precies

zeggen wat de inhoud van het beleid is, prioriteiten en doelstellingen…)4. Hoe wordt het beleid opgelegd? (autoriteit, controle over werknemers)

Organisaties en hun doelstellingenMediaorganisatie = een sociale, formele, gewoonlijk economische entiteit die mediaprofessionals te werk stelt om media-inhoud te producerenDoelstelling: winst maken

Page 30: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

De organisatie: rollen en structuur3 niveaus (verticale opdeling)

1. Laagste niveau: schrijvers, reporters, creatieve staf2. Middenniveau: redacteurs, productenten3. Topniveau: eigenaar/baas

3 departementen (horizontale opdeling)- Mediaprofessionals- Technisch personeel- Commercieel personeel

Invloed structuur op inhoud: conflicten, controleHet (traditionele) dagbladbedrijf3 departementen (horizontale opdeling)

- Sales and business- Mechanical/technical- Editorial

Uiteindelijke autoriteit en wettelijke verantwoordelijkheid bij uitgeverRedactie opgedeeld in deelredactiesTuchman: beat-systeem aka ‘news net’ (gebeurtenissen op specifieke plaatsen, activiteiten van bepaalde organisaties, specifieke topcis)Het (traditionele) televisiestation

Gelijkenissen (met dagbladbedrijven) Verschillen - Produceren van product bestemd voor

publieke consumptie- Nieuws bij televisie een klein onderdeel

van media-inhoud- Dezelfde departementen - Indeling nieuwspersoneel

Dagbladen: beat-systeem, specialisatie aanmoedigenTv-reporters: generalisten

Invloed van de organisatiestructuur op de media-inhoudConflicten: horizontaal en verticaalSigal: bureaucratisch conflict frontpaginapatroon: het aantal berichten uit de verschillende deelredacties balanceertJournalistieke autonomie wordt bedreigd door de toenemende complexiteit van de mediaorganisatiestructuur Grotere meer complexe organisatie meer interconnecties tussen topniveausControle: hoe wordt macht uitgeoefend?Controle:

- rechtstreeks dmv een beloningssysteem- subtiel en onbevraagd

uitgebreide directe supervisie onmogelijk door de veelheid van dagelijkse nieuwsbeslissingen, daarom grenzen en richtlijnen voor deze beslissingencontrole wordt zelfcontrole (wanneer mediawerkers superieuren geven wat ze afleiden dat deze superieuren willen)Breed: ‘social control in the newsroom’ manieren waarop de nieuweling op de redactie wordt gesocialiseerd:

- imitatie en afkijken van andermans gedrag

Page 31: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

- bijwonen dagelijks redactieoverleg- goed lezen eigen krant- overnemen en bediscussiëren van schriftelijke correcties in stukken- aanhoren van reprimandes, kritiek, opmerkingen…- het bedrijfsinterne roddelcircuit: waar liggen de voorkeuren van de chefs en waarom?

inwerkingsperiode: ‘learning by doing’

7.2.2.4 Drukkingen van buitenuitEconomische drukkingenWinstdoel, adverteerders (reclame)Eisen adverteerders hebben invloed op nieuws-inhoud, afgestemd op gewenste doelpubliek

private sectorpublieke sector: wordt gesubsidieerd en gereguleerd door de staatTechnologische drukkingenVideo, satellietverbindingen, grafische technieken, elektronische redactie, internet‘computer assistent reporting’ – Porteman: het toenemend belang van internet als journalistiek hulpmiddelConsequenties van internet voor het journalistieke werk:

- informatieverzameling vanuit de werkplek- verschuiving van verslaggeving naar redactie versnelt- belang informatiemanagement neemt toe- vergt toenemende technische vaardigheid van de journalist op het internet zelf ontstaan nieuwe nieuwskanalen

Politieke en sociale drukkingenStaat/regering, belangengroepenVrijheid van de pers, bescherming individu tegen excessen van de regering, beschouwd als de hoeksteen van de democratie mythe, altijd wel controleJournalisten zijn ‘vierde macht’: op zoek naar corruptie en opkomen voor rechten van gewone mensInvloed belangengroepen: rekening houden met de noden van ‘kwetsbare groepen’Drukkingen afkomstig van het publiekDoelgroep, conceptie ‘publiek’ bij journalisten

7.2.2.5 Het algemene kader waarbinnen de media-organisaties opereren: culturele/ideologische invloedenWesterse maatschappij, kapitalisme, democratieReflecteren ideologie die in de cultuur aanwezig is, deze waarden worden gearticuleerd en geaffirmeerd

7.3 Een organisationele benadering van de fictieproductie (in casu: de soapproductie)Chandler:

Page 32: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

Serials= 1 verhaallijn over meerdere afleveringen, bepaald aantal afleveringen (zie hieronder)bv. PLL, Cougar Town…

o Traditionele soaps : elke weekdag op hetzelfde moment in de namiddag of vroege avond uitgezonden

o Prime time/evening serials : minder frequent te zien, duren langer, meer actie, meer snelheid, op diverse locaties gefilmd (soaps/soap opera)

Series= hoofdrolspelers en formaat blijven hetzelfde elke keer opnieuw maar elke episode een nieuw plot, kan oneindig veel afleveringen hebben, diverse afleveringen bestaan op zichzelf bv. De kampioenen, familie, neighbours…

7.3.1 De inhoud van soap opera’sBeperkt aantal:

- Thema’s: familie, romantiek, jaloezie, misdaad, ziekte etc. ‘sociale problemen’- Personages: 5 archetypes (romantische, sexy, ‘heilige’, aristocratische, ‘big daddy’)

Vijf belangrijke personages:1. Het stijlvolle voorstedelijke type: hoogopgeleid, prestatiegericht, alleenstaand, tussen 20

en 40, modebewust, zorgeloos en egoïstisch2. Subtiele alleenstaande persoon: jong, goed opgeleid en professioneel, vriendelijk en

begaan met familie en vrienden3. Traditionele familiepersoon: getrouwd (vrouw die het bijeenhouden vd familie vertoont’4. Succesvolle workaholic: middelbare leeftijd, man, in toenemende mate een vrouw,

volledig gericht op werk, alleenstaand of gescheiden, goed maar ontaard5. Elegante socialite: vrouw van middelbare leeftijd, middenklasse, rijk en verspillen geld,

ongewoon/vreemd, in staat goede daden te verrichten, egoïstisch en onbetrouwbaarSecundaire personages: omhoog gewerkt in zakenwereld, (on)tevreden, (on)gelukkig, gepensioneerden, gefrustreerde arbeiders

- Locaties: thuis, café, restaurant, hospitaal, werk en straat: de wereld ‘binnenshuis’- Demografische kenmerken: ongeveer evenveel mannen als vrouwen, tussen 35 en 55 jaar,

behoren tot hogere klassen- Organisatie van tijd: gebeurtenissen in heden, hetzelfde tempo als in de buitenwereld (valt

samen met de reële tijd)- Never ending story- Trage ontwikkeling van gebeurtenissen geeft een meer realistisch karakter ‘unrecorded

existence’ (= hun leven gaat door tussen 2 afleveringen in)- Snelheid: traditionele soap prime-time soap

Over diverse afleveringen heen climax opbouwen verschillende hoogtepunten in elke episode

- Verstrengelde verhaallijnen- Groot aantal personages- ‘cliffhanger’ op het einde van elke episode (close-up)- Dehouck: burgerlijke staat

Aandeel getrouwde mensen in tv-fictie lager dan in werkelijke leven, in soaps: nadruk romances en familierelaties realistischer beeld van aandeel getrouwde mensen, toch aandeel mensen die gescheiden zijn of geweest zijn opmerkelijk hoger

- Uitgeoefende jobs: soaps overdrijven in aandeel tewerkgestelde personages, vooral in de “professionals”

Page 33: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

7.3.2 De organisatie-interne en -externe drukkingen die de inhoud van soaps beïnvloeden7.3.2.1 Invloeden op het individueel niveau van de mediawerkers‘prime time’-televisie: producer meeste controleSoap: schrijversmedium verhaal, plots en personages belangrijker dan de acteurs en de productiekwaliteit hoofdschrijver meeste macht om inhoud te bepalenProducer zorgt voor goede verloop soapproductie, eindverantwoordelijke voor creatieve aspecten (rechtstreekse invloed op inhoud soap is beperkt), zorgt voor relatie met de pers (‘selectieve lekken’)Cantor: 3 soorten tv-producers

1. Filmmakers: jong, goed opgeleid, ambitie om filmregisseur te worden2. Schrijvers-producers: verhalen met waardevolle boodschap vertellen aan breed publiek

(meest in conflict met tv-managers)3. Carriere-producers: ouder, minder goed opgeleid, begaan met carriere, zo groot mogelijk

publiek bereikenSoapregisseurs minder sterke invloed op media-inhoud (elke aflevering moet dezelfde toon/stijl hebben)

7.3.2.2 Invloeden op het niveau van mediaroutinesOrganisatiegeoriënteerde routinesEfficiëntiedruk geeft aanleiding tot routinewerk, behoefte aan continuïteit verzekeren en kosten te minimaliseren (daarom altijd dezelfde locaties, weinig tijd en geld voor creativiteit)Gevolgen efficiëntiedruk:

- Grote hoeveelheden tekst/scripts moeten op korte termijn geschreven worden (verregaande arbeidsdeling binnen het schrijversteam)

- Tijd- en geldbeperkingen: scènes meestal maar 1x opgenomen- Beperkt aantal decors (schrijvers script aanpassen aan aanwezige decors)

Publiek georienteerde routines‘habitual viewing’: typische inhoudselementen om een zo groot mogelijk publiek zo lang mogelijk vast te houden

- Gebeurtenissen verlopen traag (iedereen moet kunnen blijven volgen, ook wanneer ze 1 aflevering gemist hebben)

- Verstrengelde verhaallijnen rond diverse personages zorgen voor variëteit- Kijkers moeten de personages kennen om de verhaallijnen te kunnen begrijpen: herkenbare

situaties en problemen, identificatie met een bepaald personage- cliffhanger

7.3.2.3 Invloeden op het niveau van de organisatieGrote publiek belangrijke plaats in programmatie (imago van de zender)Rivaliteit met producenten: producenten van soaps vinden dat zij geld genereren dat dan voor een groot stuk terugvloeit naar producenten van andere programma’s

7.3.2.4 Drukkingen van buitenuitEconomische drukkingenSoap verwijst naar fabricanten van wasmiddelen op de radio sponsorden dramaseries om zo in jaren ’30 een heel groot publiek vrouwen te bereiken kijkers om kijkers op een regelmatige en voorspelbare basis te bereiken

Page 34: wiki.foso.be · Web viewAmplicatiespiraal: plots lijkt een bepaald fenomeen versterkt zodat het lijkt alsof iets opeens een probleem is, terwijl het al langer speelt (amplificatie=versterking)

‘reduceren van onzekerheid’ + rekening houden met concurrerende oproepen Mislukkingskansen verlagen, daarom op zeker spelen bv. Bekende mensen uitnodigen + in ere houden van bewezen formules en rituelenAdverteerders vaak rechtstreekse invloed op inhoud en narratieve structuur van televisiefictie: daytime soaps worden zeer vaak onderbroken door reclame verhaal opdelen in verschillende segmenten die telkens eindigen met een kleine climaxTechnologische drukkingenVideo laat meer flexibiliteit toe, maakt het mogelijk langere uitzendingen te makenPolitieke en sociale drukkingenSoap opera’s gerekend tot ‘ontspanningsprogramma’s’ gevrijwaard van seks en geweld (negaief effect op jeugdige kijkers)

nationale verschillen op het vertonen van seksuele handelingen in soaps minder geweld dan in andere tv-fictie: vooral verbaal geweld (realistischer) + tussen

kennissenDrukkingen afkomstig van het publiekVooral vrouwen van 18-49 jaar (op vrouwen gerichte karakter van soaps)Doorheen de tijd vrouwelijke publiek minder centraal, het thuis-zijn is bepalend voor kijkgedragDaling kijkerspubliek soaps door de dag en in vroege avond door komst van de video (opnemen)Kijkcijfers directe indicatie succes soap bij het publiek: hoeveel, welke soort mensen (=evaluatie)Het algemene kader waarbinnen de media-organisaties opereren: culturele/ideologische invloedenMorele standaarden van de maatschappij op een conventionele manier behandelen: normen overtreden gestraftConservatief bij afbeelding sekserollenTijdsgebonden karakter van soaps: conversatieonderwerpen veranderen, vrouwen werken buitenshuisCultuurgebonden: kledingDoelbewust waarden overbrengen en gedragingen beïnvloeden