wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie,...

59
Brent Swinnen 2015-2016 Methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek LES 1 Hoofdstuk 1 Verklaren van de titel van het handboek: Sociaal wetenschappelijk Onderzoek bestudeert Sociaal gedrag of de sociale werkelijkheid Voorbeelden van sociaal wetenschappelijk onderzoek: - Politieke wetenschap - Sociologie - Communicatie Wetenschappen -Antropologie, economie, psychologie, pedagogie… Sociaal wetenschappelijk onderzoek verloopt volgens een zeer specifieke methodologie: Wat is methodologie? Methodologie =/= Gebruikte methoden en technieken Methodologie = Manier waarop het hele proces van wetenschapsbeoefening hoort te functioneren Methodologie omvat methoden en technieken! Opletten voor de sociale context waarin het onderzoek gebeurt (dingen buiten het onderzoek die invloed kunnen hebben op het onderzoek!): Wijze van organisatie -Wijze van de organisatie (Gespecialiseerde, bureaucratische onderzoeksinstellingen) - Financiering (Onderzoeksgeld van overheden en/of privébedrijven) - Gevolgen van de onderzoeksoutput (Bv Beleidsonderzoek of feitenonderzoek) Doelstellingen van de cursus: 1) Kennismaken met kennistheoretische fundamenten, basistypes en basisprocedures van sociaalwetenschappelijk onderzoek: Kennistheoretische fundamenten - Wat is er wetenschappelijk aan onderzoek 1

Transcript of wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie,...

Page 1: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Methoden en technieken van sociaal wetenschappelijk onderzoek

LES 1

Hoofdstuk 1Verklaren van de titel van het handboek: Sociaal wetenschappelijk Onderzoek bestudeert Sociaal gedrag of de sociale werkelijkheid

Voorbeelden van sociaal wetenschappelijk onderzoek:- Politieke wetenschap- Sociologie- Communicatie Wetenschappen-Antropologie, economie, psychologie, pedagogie…

Sociaal wetenschappelijk onderzoek verloopt volgens een zeer specifieke methodologie: Wat is methodologie?Methodologie =/= Gebruikte methoden en technieken

Methodologie = Manier waarop het hele proces van wetenschapsbeoefening hoort te functionerenMethodologie omvat methoden en technieken!

Opletten voor de sociale context waarin het onderzoek gebeurt (dingen buiten het onderzoek die invloed kunnen hebben op het onderzoek!): Wijze van organisatie

-Wijze van de organisatie (Gespecialiseerde, bureaucratische onderzoeksinstellingen)- Financiering (Onderzoeksgeld van overheden en/of privébedrijven)- Gevolgen van de onderzoeksoutput (Bv Beleidsonderzoek of feitenonderzoek)

Doelstellingen van de cursus:1) Kennismaken met kennistheoretische fundamenten, basistypes en basisprocedures van sociaalwetenschappelijk onderzoek: Kennistheoretische fundamenten

- Wat is er wetenschappelijk aan onderzoek-Hoe komen we aan kennis van sociaal wetenschappelijk onderzoek?

Basistypes en –procedures- Concreet werken- Welke methoden gebruiken we?

2) Zelf wetenschappelijk onderzoek opstarten en uitvoeren3) Discussies binnen de sociale wetenschap kunnen volgen, evalueren en eraan deelnemen

1

Page 2: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Voorbeelden uit sociaal wetenschappelijk onderzoek:1) War against crime Broken Windows theory (Kelly en Wilson) 0-Tolerance beleid - er is inderdaad een daling in criminaliteit maar als we kijken of er causaliteit is zien we dat er een probleem is met:

- De temporale orde: de daling gebeurt voor de maatregel (y begint al voor x)- Er is een storende factor “z” die samenhang veroorzaakt (Ook daling in LA, …)

Conclusie: Er is geen gebeurtenis x die gebeurtenis y veroorzaakt

2) Peiling stemgedrag Vanwaar komen de grote fluctuaties in peilingen? -Wanneer is een steekproef geldig:

- Genoeg representatieve respondenten- Toevalssteekproef, geen selectie

Conclusie: men laat de non-respons weg bij peilingen in de media en die kunnen het hele resultaat beïnvloeden.

3) Games causaliteit met agressie Veel conflict in bevindingen van onderzoek:

- Door veel cross-sectioneel onderzoek (enkel geldig op 1 plaats in 1 tijd) Mensen meten de agressie op 1 tijdstip (bij gamen) als het subject daarvoor al agressief

gedrag vertoonde is de causaliteit mogelijks omgekeerd!- Moeilijk te operationaliseren (wat is agressie?)- Te weinig aandacht voor intermediaire variabelen (bv leeftijd, geslacht,…)- Onduidelijkheid over de termijn- Tests worden in ongebruikelijke omgeving uitgevoerd (laboratorium-resultaat

veralgemeenbaar naar het echte leven? M.a.w is er wel naturalistische geldigheid? –> ZIE HFDST 5)

LES 2!

Wetenschappelijke kennis is superieur aan lekenkennisWetenschappelijk kennis: gebaseerd op methodologie die de kwaliteit en het waarheidsgehalte maximaliseren (niet perfectioneren)

Wetenschappelijke kennis komt tot stand door een combinatie van methoden, technieken en filosofische uitgangspunten (samenwerkingsverband van Empirie en theorie)

Lekenkennis: Gebaseerd op eigen ervaring, populaire media of ideologische overtuiging. Persoonlijke ervaring veralgemenen (bv: ik ken niemand ziek van roken= niet schadelijk) Ideologische overtuiging (bv Religie) Populaire media (bv vluchtelingencrisis heel minimaal in beeld gebracht)

Dit creëert een neiging tot over veralgemening, selectieve observatie en zorgt dat veel bewijsmateriaal à decharge (bewijs die je idee tegen spreken) genegeerd wordt.

2

Page 3: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Samenwerking theorie en empirie:Theorie:-3 theoretische niveaus:

- Macro: Verklaren van patronen op een niveau van ruimere sociale systemen- Meso: Binnen kleine gemeenschappen, organisaties of bedrijven- Micro: Tussen individuele personen

-2Grote groepen van methoden en technieken leveren:- Kwantitatieve data (cijfers, neutraal bv Man en Vrouw zijn 0 en 1) OF - Kwalitatieve data (diepte interviews, …)

Hoofdstuk 2

Theorie: Geheel van samenhangende uitspraken of proposities die bepaalde fenomenen beschrijven of verklaren

Een theorie geeft uitleg over hoe de wereld in elkaar zit(wie, wat, waarom + Voorspelling) Bv: Job Demand, Job Control theorie van Karasek. (hoe stressvol is jouw job?)

Theorie moet aan enkele basiswaarden voldoen:1) Het moet een logisch samenhangend geheel zijn van uitspraken over relaties(= correlatie of causaliteit) tussen concepten ( abstracte ideeën als label om waarneembare fenomen te categoriseren bv: Geweld) Causaliteit(= relatie) tussen gamen en geweld(= concept)

2) Hij moet empirisch toetsbaar, en dus verifieerbaar en falsifieerbaar, zijn.- Verifieerbaar: Ik kan door objectieve waarneming zien dat de theorie klopt- Falsifieerbaar: Indien de theorie foutief is kan ik dit zien door falsifiëring

Een theorie die gefalsifieerd is moet aangepast of in zijn geheel verworpen worden Blijft in hetzelfde paradigma zitten! Geen ruimte voor paradigmawissel

3) Theoretische veralgemeenbaarheid (theoretische veralgemening =/= statistische veralgemening)- Geldig op meer dan 1 plaats en tijd- De mate van de veralgemeenbaarheid hangt af van het soort theorie.

Formele theorie: Allerlei, inhoudelijk verschillende, fenomenen verklaren adhv een set basisprincipes.

- Theory of Rational Choice (Becker 1976)Mensen berekenen het nut van elke situatie (studiekeuze, beroepskeuze etc) deze theorie is unaniem “geldig”

Grand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele van de theorie dan met het verklaren van de werkelijkheid.

3

Page 4: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

- Functionalisme (Parsons, 1951)Maatschappij is geheel met delen, elk deel heeft een eigen functie dat gericht is op het behoud van het geheel.

Beide soorten theorieën zijn moeilijk empirisch te controleren en zijn niet bruikbaar voor onderzoek.

Middle-range theorie: Houden het midden tussen de vorige 2 soorten theorieën en loutere veralgemening uit empirisch materiaal. Ze berusten op aannames over één bepaald sociaal fenomeen, waaruit hypotheses kunnen worden afgeleid die op hun beurt empirisch getoetst kunnen worden.

- Job demand, Job Control (Karasek)

Een hypothese is een verwachting van wat je gaat zien op basis van een theorie! (men gebruikt hypotheses om te falsifiëren. Bv: Ik verwacht dat ik dit ga zien waardoor mijn theorie niet klopt…)

Empirie: Het ervaren van de wereld rondom ons door waarneming (observatie) =/= Bekijken vanuit een ivoren toren!

Probleem: Is objectieve waarneming wel mogelijk?- Waarneming hangt af van tal van persoonlijke en contextuele factoren ( bv wat is “laat“ thuiskomen?)Bhalla en Proffitt (1999)

- Mensen moesten hellingsgraad van een heuvel inschatten (waarnemen) - 3 groepen: Onbelaste controle groep en 2 groepen vermoeid door hindering. (hindering= Rugzak voor 1 groep. Net gejogd voor de andere) - Belastte en vermoeide groepen schatten de heuvel beduidend steiler in.

Conclusie: Samenspel van Empirie en Theorie zijn de bouwstenen van sociaal wetenschappelijk onderzoek, maar het houdt daar niet op!

LES 3!

Deductie= gevolgtrekking van het algemene naar het bijzonder-> Hypothese: concrete verwachting over een observatie die uit een algemene theorie komt.

Theorie: Alle Zwanen zijn wit Hypothese/deductie: Volgende zwaan die ik zie is wit (= verfiëring, moet eig falsifiëren)

Empirie: Zwarte zwaan Hypothese wordt verworpen en de theorie is gefalsifieerd Inductie: theorie wordt aangepast a.d.h.v de observatie (ik zie witte en zwarte zwanen)

Theorie: alle zwanen zijn of wit, of zwart.

4

Page 5: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Deze theorie klopt maar pas op: Alle theorieën hebben enkel een voorlopig waarheidsgehalte, niets is waar voor altijd. (verklaring in les 4)

Hierboven is een voorbeeld van de “Kringloop v/h wetenschappelijk onderzoek” :Empirie Inductie Theorie Deductie Klopt?Klopt niet: Empirie InductietheorieDeductie Klopt?

Waarneming/Empirie: Doelgericht verzamelen/groeperen en beschrijven van gegevens over de werkelijkheid (data)Inductie: Vanuit het empirisch feitenmateriaal wordt een theorie ontwikkeld.Deductie: Vanuit de abstracte algemene kennis die de theorie geeft worden Hypotheses veralgemeend. Hypothese: Ik verwacht x te bemerken (Falsifiërende hypotheses!)Toetsen: Nagaan of de hypotheses al dan niet kloppen. Wordt de theorie ondersteund of verworpen.

Alles wat we leren is een ideaaltypische weergave van de werkelijkheid. In de praktijk is alles veel complexer en wordt vaak niet de hele cyclus doorlopen of herhaald tot het einde

Voorbeeld Empirische cyclus: Semmelweis: Bekijk powerpoints voor een voorbeeld!

Conclusie: de empirische cyclus is een samenspel van inductie en deductie, empirie en theorie.

Het ‘waarheidsgehalte’ van sociaal wetenschappelijk onderzoek evalueren. 2Criteria: -Geldigheid-Betrouwbaarheid

De kwaliteit van het onderzoek wordt bepaald door de afwezigheid van fouten

2soorten fouten:-Toevallige fouten die de betrouwbaarheid van het onderzoek aantasten-Systematische fouten die de geldigheid van het onderzoek aantasten.

Toevalsfouten: Geen regelmatig patroon, af en toe erboven of eronder, gemiddelde blijft goed. Error.Systematische fouten: Vertonen een patroon, allemaal aan dezelfde richting. Bias.

Metafoor schietschijf: Willekeurig links en rechts ernaast schieten= OnbetrouwbaarConsistent links schieten= Ongeldig

5

Page 6: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Bv: Gewicht op datingsites is gemiddeld lager dan het echte resultaar Geen toevalsfout want er is een systematische onder-rapportering.

Toevalsfouten heffen elkaar op en men kan de betrouwbaarheid van het onderzoek verhogen door veel metingen te doen. Betrouwbaarheid= afwezigheid van toevalsfouten

Definitie: De mate van consistentie van een meting, de mate waarin een meetinstrument dezelfde resultaten oplevert bij herhaalde meting.

Geldigheid= afwezigheid van systematische fouten

3 soorten geldigheid:MeetgeldigheidExterne geldigheidInterne geldigheid

1)Meetgeldigheid Definitie: De mate waarin een meetinstrument weet wat het zou moeten meten

Theoretische concepten vertalen naar meetbare zaken= Operationalisering Correct verlopen v/d operationalisering?

Bv: Criminaliteit kan men meten adhv misdaadcijfers (aantal diefstallen/moorden /100000 inwoners)

is zo goed als een Geldige indicator

2)Interne GeldigheidDefinitie: De mate waarin waargenomen relaties een correcte weerspiegeling zijn van de werkelijke relaties.

Operationalisering van relaties Is er wel causaliteit of is het een schijnverband? Worden de concepten op de juiste manier met elkaar in verband gebracht?

Causaliteit: Gebeurtenis x Gebeurtenis y (oorzaak gevolg) 3 voorwaarden causaliteit (temporele orde, afwezigheid van storende factor z, correlatie) Zijn we zeker dat x een effect heeft op y en niet omgekeerd? Houden we rekening met mogelijke storende variabelen?

Bv: Onderzoek gamen en agressie: is er echt een causaliteit, of gewoon een correlatie die veroorzaakt wordt door minstens 1 storende factor?

Schijnverband= Wanneer men een factor Z uit het oog verliest die zowel invloed heeft op X en Y- Risico te besluiten dat x de oorzaak is van y- Terwijl Z eigenlijk de oorzaak is van X en van Y

Systematische fout Betrekking op de operationalisering van relaties tussen concepten/variabelen

6

Page 7: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

bv: Veel ooievaars/veel babies = correlaties. Maar geen causaliteit want het aantal huizen is factor Z.

3) Externe geldigheid

Definitie: de mate waarin bevindingen uit onderzoek bij een specifieke populatie ook gelden voor een ruimere populatie. Synoniem: Veralgemeenbaarheid Kunnen we de resultaten uit de steekproef veralgemenen naar ene grotere populatie.

Veralgemening vanuit statistische gegevens= Statistische veralgemening.

Dit is anders dan theoretische veralgemening!

Vakmanschap-Kent de onderzoeker het vak?-Zelfreflectie-Reflectie = ongeveer Peer-Review

2 manieren om soorten onderzoek af te bakenen

1) Toepassingsgebied: Wat en wie men wil bereiken met de resultaten van het onderzoek1)Theoriegericht (weten om te weten)

-Puur wetenschappelijke interesse-Primaire drijfveer= bijdragen aan kennis (begrijpen en verklaren)-Synoniem= fundamenteel onderzoek-Peers= Wetenschappelijke gemeenschap.

2)Praktijkgericht (met een doel)- Onderzoek vanuit een probleemervaring- Proberen verschijnselen te beïnvloeden en veranderen

De behoefte komt vanuit de praktijk-Synoniem: Beleidsonderzoek of Toegepast onderzoek

Evaluatieonderzoek: onderzoekt effectiviteit v/d sociale interventietussenkomst in sociale toestand = Sociaal probleem oplossen/reduceren

Actieonderzoek: Kennis als vorm van macht voor burgers. ‘empowerment’

2) Gehanteerde methode: Aard v/d observaties en de technieken om ze te verzamelen/analyseren-Kwantitatief-Kwalitatief

Opmerking: De best gehanteerde methode is het gebruiken van zowel kwantitatief als kwalitatieve data. Dit doen heet TRIANGULEREN

7

Page 8: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Les 4

Statistische veralgemening = steekproef naar populatie veralgemenen

=/=Theoretische veralgemening= Theorie verklaart meer dan eigen onderzochte fenomeen. bv: Alleenstaande moeders meer stress dan alleenstaande vaders:

Vrouwen schuldgevoel, dit is ook buiten alleenstaande ouders.

Zie slide met tekening van kruis en bolletjes erop etc

3Grote vraagstukken voedden het filosofische debat:Ontologie: De aard van de werkelijkheid. Wat is?Epistemologie: Wat is de oorsprong van kennis?Methodologie: Hoe kunnen we tot kennis komen?

1)Galilei (17e eeuw)Gaat in tegen GEOCENTRISME (dit is gebaseerd op geloof)

Op basis van waarnemingen met de telescoop In de plaats daarvan Heliocentrisme

Kennis is objectief en niet persoonsgebonden. Het kennend subject is dus verwisselbaar.

2)Bacon (17e eeuw)

Rationalisme steunt op axiomas <-> empirie, steunt op waarnemingen Hij had zowel kritiek op het rationalisme van Descartes als op kennis uit louter empirie!

Rationalisme: axioma’s komen enkel door redenering, deze klopt door intellectuele intuitie = Louter deductie ( 1ste weg)

Galileï = Louter inductie (2de weg)

3de weg van Bacon: Waarneming + rede = uitspraken over de werkelijkheid. Metafoor van de bijen, hoe wordt honing gemaakt?Honing is het product van Nectar + speekselZo is kennis het product van waarneming + rede

3)Hume (18de eeuw)Geheugen gaat pas in werking nadat er waarnemingen zijn gebeurd.

Geen ideeën A Priori (tabula rasa) Geen natuurlijke redelijkheid

Correspondentietheorie van de waarheid(vergelijkbaar met de verificatietheorie): Een stelling is waar als ze overeenstemt met wat kan worden waargenomen (~verificatie)

Kanttekening: Heeft empirie wel de geldigheid om tot algemene uitspraken te komen?

8

Page 9: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Scepticisme: -Bv: het zintuigelijk vaststellen van causaliteit is onmogelijk

-Causaliteit is uitvinding van onze verbeelding: Gevolg van observeren van twee zaken die regelmatig samen voorkomen: Regelmatigheidsvisie op de causaliteit

Metafoor biljartballen: Bal 1 stoten Bal 2 beweegt oorzaak Gevolg Causaliteit?

Hume zegt van niet! -Stoot tegen bal 2 en bal 3 komen elke keer samen voor= quasi als constant conjunction

Sprong van regelmatigheid naar causaliteit is geen waarneming. Dit is een hersenspinsel! (cognitieve eigenschap) het is immers onmogelijk om waar te nemen dat bal 1 altijd en overal bal 2 in beweging brengt.

Fundamentele scepsis: Theorie niet veralgemenen buiten de werkelijkheid. Causaliteit bestaat niet, enkel correlaties!

4) Wiener Kreis (20ste eeuw)

Logisch-positivisten!

Ze verfijnen de ideeën van Hume & Bacon

Hume: onderscheid tussen-Empirische kennis:

-Feiten, waarnemingen, observaties = objectief-Normatieve kennis:

-Waarden, normen, overtuigingen = subjectief

Welke kennis is nu juist wetenschappelijke kennis?Er is een criterium nodig om dit te controleren= een principe van demarcatie Een manier om wetenschappelijke kennis en niet-wet kennis te onderscheiden

Empirische observatie is niet voldoende:Verificatie: Testen/toetsen van je stellingen

Ontstaan van het principe van de verifieerbaarheid -Dit is vergelijkbaar met de correspondentietheorie van de waarheid van Hume!-Dit is vergelijkbaar (in mindere mate) met de 2de weg van Bacon

Maar hoe testen we dit? Bv: Hoe testen we dat alle zwanen van het heden, verleden en de toekomst wit zijn?Inductieprobleem: Op basis van beperkt # observaties tot algemene universele uitspraken komen?

9

Page 10: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

5) Popper (20ste eeuw)

Er bestaat geen zintuigelijke waarneming die niet theoriegestuurd is. Observatie gebeurt niet vanuit een cognitief vacuüm Mensen worden geboren met een cognitieve predispositie Belang Empirisch materiaal maar mag geen loutere inductie zijn Wetenschap niet gevolg van observeren maar van kritische ingesteldheid van onderzoekers om theorieën te testen.

Maakt gebruik van rationaliteit en deductie. Empirische cyclus

Popper zegt dat het verficationisme niet houdbaar is.- De waarheid van een theorie is niet bewezen door een waarneming die de theorie bevestigt“Wie zoekt die vindt”-Lanceert het principe van de falsificatie Het principe dat theorieën slechts wetenschappelijk zijn voor zover ze door empirische observaties verworpen kunnen worden

Daarom start de cyclus bij Theorie-deductie. - het moet om een weerlegbare hypothese gaan- Indien hij niet weerlegt wordt is hij voorlopig waar- Wetenschappelijke kennis is nooit permanent- Enkel het ontkrachten van een theorie geeft zekerheid, namelijk dat hij niet klopt.

Een ware theorie is een theorie die al heel wat pogingen tot falsificatie heeft doorstaan.

Vb van falsificatie: Theorie: Alle zwanen zijn wit.Verificatie-hypothese: Als ik een zwaan zie zal ze wit zijn

De meeste zwanen zijn wit en dus zal deze theorie makkelijk te bevestigen zijnFalsificatie-hypothese: Als ik een zwaan zie, zal ze een andere kleur dan wit zijn.

Je doet dus je best om een zwaan te vinden die niet wit is. Theorie is waar tot je een andere kleur zwaan zit

Conclusie: Met zekerheid stellen dat iets niet waar is. Doet wetenschap meer vooruitgaan dan te stellen dat iets waar is. Dit geeft immers geenzekerheid.

6)Kuhn (20ste eeuw)Correspondentietheorie schiet tekortWetenschap is het product van allerhande sociale en psychologische processenWat als waar beschouwd wordt heeft een maatschappelijke inbedding-Wetenschappers zijn immers niet de kritische, vrije geesten die Popper schetst.

Niet los van hun dogmas Niet onbevooroordeeld

-Ze zijn kinderen van hun tijd-Ze beofenen de wetenschap binnen een bepaald Paradigma

10

Page 11: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Paradigma: Geheel van oriënterende ideeën, modellen en raamtheorieën die op een bepaald moment gedeeld worden door wetenschappers.Het paradigma is als een bril waarmee we aan onderzoek doen. Eens we hem opzetten kunnen we hem moeilijk af zeggen.

Bv: Iedereen gelooft in klimaatopwarming, maar er zijn ook non-believers wiens onderzoek veelal genegeerd wordt.

Mensen missen soms bewijs à décharge door hun paradigma.

Wetenschap gaat dus niet gestaag vooruit maar beweegt in revoluties.Zo’n revolutie kan enkel gebeuren wanneer de maatschappelijke context het toestaat en wanneer observaties niet begrepen worden door bestaande theoretische kaders. Wetenschappelijke revolutie = Paradigma wissel

7) Lakatos (20ste eeuw)Je zou theorieën niet mogen aanpassen omdat er slechts 1 tegensprekelijke waarneming is gedaan.

Probleem: Theorie gefalsifieerd?(zelfs al is het door 1 kleine anomalie) Theorie aanpassen theorie redt het Hierdoor bijft ook het paradigma in leven.

Evolutie v/d wetenschap:Als er zich voldoende bewijs verzameld tegen theoretisch kader (T) en een ander theoretisch kader (T’) zich laat spreken en bevestigt wordt door empirie. Er zijn 3 voorwaarden om (T’) de plaats van (T) kan innemen. 1) T’ heeft meer empirische inhoud dan T en kan dus meer zaken verklaren die T niet kan verklaren. Meerinhoud

2) T’ omvat het succes van T3) Een deel van de meerinhoud van T’ wordt empirisch bevestigd.

Les 5

Natuurwetenschap = monoparadigmatisch: Consensus over WAT en HOE onderzoeken.

Binnen de sociale wetenschappen is dit minder duidelijk. Er is minder vaak een mono-causaliteit. Er zijn 2 grote paradigma’s in de sociale wetenschap.

1)Naturalisme: Spiegelt de natuurwetenschappen: Methodologisch nomisme-Zoekt wetmadigheden in menselijk gedrag en causale verklaringen-Streven naar objectiviteit Objectiviteit heeft 2 betekenissen.1) Observeren en analyseren los van het subject (inwisselbaarheid van het kennend subject)2) Productie van waardenvrije kennis (geen institutionele inbedding)

Synoniemen: Objectivisme, empirisch realisme, positivisme

11

Page 12: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2)Constructivisme: Specifiek voor de sociale wetenschappen. Methodologisch Pluralisme -Focus op betekenissen die mensen toekennen-Subjectiviteit geconstrueerd-Focus op begrijpen Interpretatieve sociale wetenschap.

3grote vraagstukken van sociale wetenschap (ontologie, epistemologie, methodologie) toegepast op beide paradigma’s. (zie slides voor extra duiding bij deze termen)

Bij naturalisme:1) Ontologie: Realisme, werkelijkheid bestaat los van waarnemingen. Universele wetmatigheden- terugkerende patronen

2)Epistemologie: Empirisme, waarnemingen oorsprong van kennis. Causaliteit wordt gezocht om te verklaren.

3)Methodologie: Waarheidsclaim, theorie waar indien overeenstemming met observaties. Toetsen van hypotheses aan empirie Correspondentietheorie van de waarheid Grote kwantitatieve datasets

Bij constructivisme:1) Ontologie: Nominalisme: Werkelijkheid kennen via taal. Dé enige juiste werkelijkheid bestaat niet Mensen construeren hun eigen realiteit – sociale constructies Geen universele wetmatigheden – heterogeniteit

2) EpistemologieEmpirisme: waarnemingen oorsprong van kennis. maar: meerdere werkelijkheden: Pluralisme.

3)MethodologieObjectiviteit is niet mogelijk en niet wenselijkMinder uitgesproken waarheidsclaim dan naturalisten, participerende observatie.

Achtergrond van het constructivisme

1) Kant (18e eeuw)Zintuigelijke waarneming + verstand om ideeën betekenis te geven. Verstand heeft a priori kennis. Kennis is competenties die men meekrijgt bij de geboorte

Dinge an sich: Objectieve werk v/d naturalistenDinge für mich: Constructivistische visie.

Relatie: Biedt ongelijkheid om causaliteit te begrijpen op basis van een beperkt aantal waarnemingen =/= Hume.

12

Page 13: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2)Hermeneutiek

Niet kijken naar kleine onderdelen en proberen de werking te verklaren. Gedrag v/d mens moet men in de hele context plaatsen.

-Mensen handelen in historische, sociale en economische context-Belang empathisch vermogen van de onderzoeker

3) Dilthey (19e – 20ste eeuw)

Naturwissenschaffen: ErklärenGeisteswissenschaffen: Verstehen

Zie papieren nota’s voor bordschema! (p16)

Voorbeeld van constructivistisch onderzoek: We hechten een idee aan een huidskleur. - Ons gedrag t.o.v van die mensen wordt niet gestuurd door hun huidskleur, maar door de betekenis die wij aan de huidskleur geven.

Naturalistisch vs Constructivistisch idee: Stemgedrag! Zie slides voor voorbeeld.

Les 6

Hoofdstuk 4

Ethiek= geheel aan morele principesMorele principes= wat goed en slecht is

De ethiek wordt bepaald door socialisatie

Maatschappelijke context bepaald ons handelen en krijgt vorm door ons handelen.

Maatschappelijke context stelt ethische principes op.Die gelden als waarden en overtuigingen= quasi ideologische vooringenomenheid

Leidraad voor het handelen van de ledenWaarden Normen

Wat al dan niet mag Ook voor wetenschapsbeoefening Wat mag en niet mag in naam van de wetenschap.

Universele ethische waarden: Niet frauderen met data, verbod op plagiaat

Specifieke ethische waarden: respect voor privacy cruciaal in Soc. Wet.

13

Page 14: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

In Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek gelden 3 grote domeinen van ethische principes.

1) Het ethisch bejegenen van deelnemers aan onderzoek

Principe 1: Schade vermijden- Deelname aan het onderzoek mag geen schade berokkenen aan deelnemers- Noch fysieke, noch psychische, nog sociale pijn.

Lichamelijke gezondheid/ zelfwaardering / positie in groep- Individuen, mensen, hebben basisrechten

Slecht voorbeeld: Berkun met oorlogspiloten crash

Als schade niet vermeden kan worden, zijn de meningen verdeeld:- Onderzoek stoppen of afwegen van de schade tegen het belang van wetenschappelijkevooruitgang die geboekt kan worden. - Bij twijfel moet men de ethische commissie inschakelen- Wat is schade? (bv Experiment van Jane Eliott over racisme in de klas)

Principe 2: Informed consent- Deelnemer moet expliciet instemmen met hun deelname aan het onderzoek- Deelnemers moeten grondig geïnformeerd zijn- Deelname blijft 100% vrijwillig (uitstappen kan)

Informed consent is niet altijd mogelijk, bv bij Participerende observatie Hawthorn probleem Toch vinden sommige sociologen dat het altijd nodig zou moeten zijn. Anderen zijn van mening dat er een belangrijk verschil is tussen actief en passief deelnemen.

Men moet soms oppassen met de informatie die men geeft om vertekening te voorkomen Onderzoek naar thuisbevallingen ‘maskeren’ als onderzoek naar moederschap.

Principe 3: Privacy, vertrouwelijkheid, anonimiteit - Sociaal wet onderzoek bevat vaak persoonlijke en gevoelige data- Data mogen niet verspreid worden - Enkel voor wet doeleinden gebruikt- Persoonsgegevens anonimiseren Overheid ziet hier streng op toe (wetgeving + privacy commissie)

14

Page 15: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2) Deontologie van de onderzoek deontologie is plichtleer van een bepaald beroep

- Wetenschappers moeten deontologische code kennen en naleven- Eerlijkheid! (niet frauderen)- Bekende voorbeelden van fraude

Bevindingen vervalsen, resultaten ‘verbeteren’ Selectieve rapportering Data fingeren Collega’s plagiëren

-Belang van correct refereren en citeren

- Bv piltdown man en Stapel-Waarom is er zoveel fraude?

Publicatiedruk! Publish or perish-Het kan ook dat men ‘gevangen’ zit in een paradigma

Empirisch materiaal proberen vinden dat die theorie bevestigt.-Als het gevonden materiaal de theorie tegenspreekt is dit een grote ontgoocheling

neiging groot om tegenvallende resultaten bij te kleuren

-Belang aan transparantie en openheid Alle informatie moet controleerbaar en repliceerbaar zijn

-Zorgvuldig-Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

3) Invloed van ethiek op aard van het onderzoek. (Wetenschap en de samenleving)-Sociale wetenschap gebeurt niet in een maatschappelijk vacuüm-Wisselwerking beleid – onderzoek

Het beleid en de maatschappij hebben een invloed op wat onderzocht wordt. - Impliciet sturen van onderzoek door financiering van de overheid, … - Expliciet sturen van onderzoek door algemene bezorgdheid, …

Het onderzoek heeft een invloed op het beleid en de maatschappij - traag, beleid is meer dan wetenschap - Ideologische vooringenomenheid - Machtsstrategieën

Les 7

Onderzoek Marion van San. Onderzoek gevraagd door Marc Verwilghen. ‘is er causaliteit tussen etniciteit en criminaliteit’

Criminaliteitsprevalentie berekend: de mate waarin criminaliteit gepleegd wordt.

Grafische voorstelling conceptueel model (frame) (v/h onderzoek)Etniciteit Criminaliteit Kritiek: Geen rekening gehouden met de socio-economische stand Onderzoek was niet waardenvrij!

15

Page 16: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Hoe volgens critici het conceptueel model moest zijn:Etniciteit Socio-economisch stand Criminaliteit

Is waardenvrije wetenschap wel mogelijk? (Weber)- Waardeoordeel bij start is onvermijdelijk (dit stuurt je om dat te onderzoeken)- Maar bedenken, uitvoeren en analyse moeten daar los van staan- Wetenschap als beroep: taak is om aangename zaken naar boven te brengen

Dit beeld is achterhaald!

- Men erkent nu dat waardenoordelen van wetenschappers een effect hebben op de keuze van onderwerpen, frames en zelfs interpretatie- Belangrijk: bewustzijn van die vooringenomenheid

DEEL 2: “Het onderzoeksplan”

Onderzoeksplan: De omschrijving van wat je gaat onderzoeken, waartoe en waarom en adhv welke methoden en technieken!

Het onderzoeksplan is het sturend mechanisme achter je onderzoek (Wat wil je precies ontdekken)Stuurt het ontwerpen en uitvoeren van je onderzoek: Blauwdruk van je onderzoek!

Hiervoor heb je analytisch denkvermogen nodig:

1)Mogelijkheid uiteenhalen complex probleem.

2)Deelproblemen ordenen

3)Oplossing voorzien

2grote onderdelen: De inhoudelijke, theoretische uitwerking

(probleemformulering/probleemstelling) De praktische vertaling van 1.

(Onderzoeksopzet of onderzoekstechnisch ontwerp)

16

Page 17: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Functies van het onderzoeksplan:

1. Voorkomen dat je onrealistische doelen stelt of dat je iets doet dat al gedaan is geweest 2. Verkrijgen van financiering (vb. FWO, BOF,…)

- Projectvoorstel = embryonale versie OP 3. Verzekert transparantie

-Afstemmen met opdrachtgevers/geldschieters & medewerkers -Makkelijk nieuwe onderzoekers integreren (“lees het OP, dan weet je wat je moet doen”)

4. Gids voor empirisch onderzoek & voor analyse5. Verzekertefficiëntie en effectiviteit

“Goed gepland is half gewonnen” 6. Tool voor evaluatie

Hoe stel ik mijn OP op?

1) Probleemformulering: Omschrijving van het probleem en relevantie van het onderzoek:

3aspecten/onderdelen: 1: De algemene vraagstelling & onderzoeksdoelstelling2: Status quaestionis= literatuurstudie = quasi theoretisch kader3: Meer verfijnde vraagstelling & concrete onderzoeksvragen

1.1a) Algemene vraagstelling:Wat gaan we onderzoeken? Formuleren in algemene termen. Bv: in hoeverre geeft het stellen van hoge eisen werkstress en hoe bieden de collega’s steun.

1.1b) Doelstelling:Waartoe gaat het onderzoek dienen? Kennis probleem / Knowledge gap

- Bestaande kennis- Nog niet bestaande kennis/ voldoet niet: hoe verhelpen

Relevantie- Maatschappelijke relevantie: praktijkgericht onderzoek (gezien bij Hfdst 2!)

Praktische kennis aanleveren bij beleidsmakers!- Wetenschappelijke relevantie: Theoriegericht onderzoek!

genereren van nieuwe theoretische inzichten, kennis omwille v/d kennis. Zet dit bij HFDST 2 als je delen studeert!

Verschillen tussen theoriegericht en praktijkgericht onderzoek:(dit onderscheid is hier ideaaltypisch, meestal is het een mengvorm ergens op het continuüm)Praktijkgericht .______________________.Theoriegericht

Elke concreet onderzoek bevat in meerdere of in mindere mate een fundamentele en een toegepaste oriëntatie. Bovendien biedt uitoefenen van ene vorm ook altijd mogelijkheden voor uitoefenen van een andere vorm.

17

Page 18: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

een voorbeeld van de mengvorm tussen theorie en praktijk:

Cultuurparticipatie in Vlaanderen: Schone kunsten

Praktisch probleem: Hoge klasse was oververtegenwoordigd, men wil de sociale mix nastreven in cultuurhuizenOververtegenwoordiging: Meer mensen van die klasse zijn vertegenwoordigd daar dan in de samenleving

Theoretisch probleem: Klopt de individualiseringstheorie van Beck dan wel?Individualiseringstheorie: Mensen handelen steeds minder naar hun sociale positie.

Theoriegericht onderzoek: Voortgang van wetenschap als dusdanig- Nieuwe theorieën ontwikkelen- Stukje theorie aanpassen- Theoretische veralgemeenbaarheid vergroten

bv combinatie arbeid en gezin niet alleen testen op heterosexuele gezinnen. Ook bij alleenstaande ouders en holebis

(Theorie over combinatie arbeid gezin (Bellavia en Frone): Combineren van deze 2 kan negatieve gevolgen hebben door oververmoeidheid. Deze theorie werd getest bij heterosexuele gezinnen)

-Empirische anomalieën verklaren Fenomenen die zich niet gedragen zoals theorie voorspelt(bv weinig stress bij actieve jobs als je hoge autonomie hebt)

-Empirisch beschrijven van fenomenen met oog op theoretische toetsing.(bv ESS)

1.2) Literatuurstudie

Uitkomst: stand van zaken – status quaestionis variatie in diepgang en reikwijdte van het onderzoek. (scope)

Inhoud: Hoe werd het onderwerp al onderzocht? Wat is al geweten?- Theorieën- Werkwijzen- Onderzoeksresultaten- Incluis invulling van kernbegrippen (concepten)- Ook onderdelen waar nog geen aandacht aan geschonken is of behandeling niet voldoet!

Dit is zeer informatief en kritisch!

18

Page 19: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Werkwijze: Verkennen, bestuderen, rapporteren. Literatuur:

-Algemene literatuur-Vergelijkbare studies-Methodologische literatuur

Bronnen:

-Wet. Encyclopedieën -Wet. Boeken – monografieën -Wet. Artikels-Doctoraten -Overheids en beleidsdocumenten

Concreet: - Bibliotheek bureauwerk bibliotheek bureauwerk

Bronnen online:- SBIB- Zoekmachine LIMO!

Wet. Databanken Trefwoorden

Voordelen:

- Zicht op wat er al gekend is- Zicht op debatten, discussies, consensus- Verbreding zienswijze Kennis!-Vernetwerking bijdrage: je bijdrage kan een ander plaatsje in het thema innemen- Focus- Definities van concepten en kernbegrippen

Incluis subdimensies

Belangrijk, examen: concepten definiërenConcepten zijn vaak abstract (bv: agressie,…) Je maakt door ze te definiëren duidelijk wat de inhoud is binnen je eigen onderzoek! Eerst zicht krijgen op bestaande definities

- Ze zijn niet eenduidig (bv cultuur) Cultuur in sociologie: Geheel van waarden en normen van een volk Cultuur in onderzoek: te maken met participatie Cultuur soms: Symbolen en rituelen

19

Page 20: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Les 8

1.3) Verfijnde vraagstelling en concrete onderzoeksvragen

Je maakt van je algemene vraagstelling een heel specifieke vraag, de onderzoeksvraag!Die onderzoeksvraag is wat je wilt onderzoeken. (duh)

Algemene vraagstelling Deelvragen Onderzoeksvragen WaarnemingsvragenProbleemformulering 3 Onderzoeksopzet

Strategie om je vragen te verfijnen:Concepten definiëren

- Meetgeldigheid Meet ik het juiste?- Interne geldigheid Hoe goed is de representatie van wat ik zie met de realiteit

Conceptueel model definiëren en relaties uittekenen Gamen - Agressie (maar er moet nog de mediërende factor van ouders tussengeplaatst worden!)

Hierna kan je je specifieke onderzoeksvraag formuleren, bv:- Bestaat er een relatie tussen de duur van het spelen van “Call of Duty” bij adolescenten en woordenwisselingen met de leraar op de speelplaats de afgelopen maand?

Onderzoeksvragen zijn afhankelijk van het soort kennis die vergaard wordt:- Beschrijvende kennis- Verklarende kennis- Voorspellende kennis- Evaluatieve kennis

2) Onderzoeksopzet

2.1) PlaatsWaar en in welke situatie waarnemen? = quasi de plek waar het SW-onderzoek gebeurt. Bv in de bib/ op straat, …Kan implicaties hebben voor resultaten! Dit beïnvloedt de naturalistische geldigheid van het onderzoek

Kunstmatigheid: Mate waarin de onderzoekslocatie lijkt op de natuurlijke setting Participerende observatie: Lage kunstmatigheid Experiment in labo: Hoge kunstmatigheid, weghalen mediërende factor Interview: Probleem van de kans op impression Dan geeft de deelnemer antwoorden zoals verwacht wordt. “Sociale wenselijkheid”

Toegankelijkheid: Mate van toegang tot populatie waar onderzoek van toepassing is. - Afhankelijk van populatie (verborgen of niet)- Mogelijke praktische en juridische bezwaren

20

Page 21: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Complexiteit: Mate waarin de werkelijkheid die bestudeerd wordt voldoende overzichtelijk is Voorbeeld Berghman:Algemene vraagstelling: Waardoor laten mensen zich beïnvloeden bij vellen van oordeel over kunst?Onderzoeksvraag: In hoeverre stuurt de plek waar schilderijen getoond worden de waardering? Waarneming in alledaagse setting is te complex!

Dus hij gebruikt een experimenteel design: 2 plaatsen Mukha en PAVOBalans tussen complexiteitsreductie en naturalistische geldigheid

2.2) Tijd

Wanneer en hoelang we waarnemen.3 tijdsaspecten waarover je moet nadenken en waarover je beslissingen moet nemen1) Het tijdstip, of moment waarop je waarneemt 2) De periode waarop die waarneming betrekking heeft3) De duur van de waarneming

1) Het tijdstip- Cross-sectioneel onderzoek

Momentopname - Longitudinaal onderzoek

Minimaal 2 meetmomenten verspreid over tijdGeschikt voor evoluties – ontwikkelingen. 2 belangrijke types:

PANEL-onderzoek: je onderzoekt dezelfde groep mensen op verschillende tijdstippenVia PSBH (p 126)-Voordeel: Levenstraject-Nadeel: Selectieve uitval!

TREND-onderzoek: Je onderzoek een andere groep mensen op dezelfde eigenschappen later.-Voordeel: Geen selectieve uitval-Nadeel: Geen levenstraject

2) Periode3periodes waarop waarnemen betrekking kan hebben: Verleden, heden en toekomst

Opgelet het geheugen kan selectief zijn bij het verleden!

3) Duur: Hoe lang waarnemen? Dit is belangrijk om vertekening te voorkomen

Bv seizoensgebonden effecten uitsluiten. Verschillen in verleden bij retrospectieve vragen. (bv de laatste week is elke dag anders)

2.3) Eenheden

Wie gaan we onderzoeken? Doelpopulatie van het onderzoek In populatie: eenheden

= groepen van mensen (organisaties)Maar ook objecten of gebeurtenissen

Dragers van kenmerken/eigenschappen waarin we geïnteresseerd zijn. Variëren–Variabelen(sekse, leeftijd, …) steekproef omdat we niet de hele populatie kunnen checken.

21

Page 22: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2.4) Operationalisering:

Wat ga je waarnemen bij de eenheden? Welke indicatoren?

Hoe gaan we dit waarnemen? Empirische onderzoeksstrategie? Welke methode van dataverzameling?

1) Indicatoren: Concrete meetinstrumentenHoe bekomen?

- Abstracte concepten in waarneembare zaken plaatsen= Operationalisering van concepten.

Warm water heruitvinden?Nee: Er zijn internationaal gevalideerde indicatoren Dit maakt vergelijking met andere onderzoeken makkelijkerJa: Als er nog geen internationaal gevalideerde indicatoren zijn (zie HFDST 6)

Voorbeeld van een indicator: Stress in Arbeid-gezin conflictEr is een schaal met 4 items die hier als universele indicator wordt geaccepteerd zie slide

2) Onderzoeksstrategie6 verschillende onderzoeksstrategieën

1: Experimenteel ontwerp – Kwantitatief2: Surveyonderzoek – Kwantitatief3: Analyse bestaande databestanden – Kwantitatief / kwalitatief4: Participerende observatie – Kwalitatief / kwantitatief5: Diepte-interview – Kwalitatief6: Historisch-vergelijkend onderzoek – Kwalitatief /Kwantitatief

De te gebruiken onderzoeksstrategie wordt bepaald door onze onderzoeksvraag Inhoudelijke stelling, geen voorkeur

Belang: Coherentie tussen probleemformulering en onderzoeksontwerp.

Les 9

Zie papieren notities! Veel tekeningen (pagina 26-27)Zie slides!

22

Page 23: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Les 10

Concepten meten

1) Eenvoudige, niet abstracte concepten meten-Makkelijkste te meten: 1 Indicator verwijst naar het conceptOpgelet:

- Ook concrete werkelijkheid kan verborgen zijn Sociale wenselijkheid (vooral bij privézaken zoals sexpartners)

2) Complexe concrete concepten meten- Overzicht van mogelijke deelaspecten- Deelaspecten die gemeten moeten worden- Elk onderzocht deelaspect heeft een andere indicator

3) Abstracte kenmerken meten- Meestal complex- Meerdere indirecte indicatoren, die het abstracte concept op indirecte wijze vatten- Meerdere vragen over hetzelfde onderwerp

Bv survey

Op basis van de antwoorden op vragen komen we tot een globale meting van religieuze orthodoxie Elke vraag meet een meetaspect of een dimensie van religieuze orthodoxie

Fouten die gemaakt worden bij meten (bovenop vernauwing en verschuiving van het concept)

1) Veralgemeningsfouten - Bij complexe concepten- O.b.v slechts enkele dimensies van concept conclusies trekken over dat concept- Als gevolg van betekenisvernauwing Bv: Seculariseringsdebat: einde van religie?

Religiositeit is een complex kenmerk.

2)Abstractiefout- Bij abstracte concepten- Conclusies van A o.b.v een indicator die ook B kan eten- Als gevolg van betekenisverschuiving Bv Politieke aliënatie o.b.v opkomstgedrag meten

Niet komen stemmen kan ook een vorm zijn van politiek protest

23

Page 24: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Waarschuwing:Veel abstracte concepten zijn complex dus je kan er ook een veralgemeningsfout maken.

Kwalitatief vs Kwantitatief meten

- Kwantitatief- Theoretisch concept vertalen in numerieke score- Score verwerkt met behulp van statistische analyse- Naturalistische opvatting onderzoek- Stappen van het meetproces worden strikt opgevolgd

- Kwalitatief- Niet-numerieke gegevens: tekst, geluid, beeld - In-depth interpretatie - Constructivistische opvatting over onderzoek - Stappen in meetproces kunnen door elkaar lopen

Schwartz (1992) Waardentheorie

Waarden: -Algemene principes die bepaalde situaties overstijgen -Principes die menselijk handelen sturen -Opvattingen over het wenselijke

- 10 individuele basiswaarden- Komen voort uit de noden van menselijk bestaan

- Noden van individuen - Hoe waarden meten? - Welke soort concepten?- Conceptuele definitie:

Uiteenleggen in verschillende dimensies Elk van de definities eenduidig omschrijven en definiëren

Kwantitatief metenxi = ti + l i+ ei

Xi = Geobserveerde waarde Ti = True waarde (zonder fouten in de meting)Ii = Invalidity (systematische fout)Ei= Errors (toevalsfouten)

Meting bij onderzoekseenheid i

Bv: Bij een examenscore is geen weergave van de kennis van de studenten Slordigheid als systematische fout Slecht geslapen als toevalsfout

24

Page 25: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2 Strategieën die meetfouten tegen gaanPreventief:Meetinstrumenten zo ontwerpen dat fouten geminimaliseerd wordenCuratief: Na meting aanwezigheid van fouten opsporen

Continue variabele- Oneindig aantal waarden- Altijd waarde tussen 2 gemeten waarden- Heel kleine afstand tussen waarden Dus continuüm: glijdend

Bv gewicht

Discrete variabele- Beperkter aantal waarden- Grotere afstand tussen waarden- Dus trapsgewijs - Bv #kinderen

Het meetniveau

Metrisch (hoog)OrdinaalNominaal (laag)

Hiërarchisch geordend

Het meetniveau drukt aard uit van relatie tussen waarden die variabele kan aannemen en numerieke scores die aan waarden worden toegekend

KenmerkenVerschillende indicatoren voor zelfde concept ook verschillende meetniveaus Bv religiositeit1) Religieuze denominatie: Moslim/Jood, … : Nominaal2) Subjectieve relgiositeit: Erg gelovig Niet zo gelovig : Ordinaal3) Publieke praktijk: # naar de kerk : Metrisch

Les 11

Abstract concept geldig meten, schaal gebruikenSchaal= Meetconstructie waarin meerdere metingen gecombineerd worden door 1 score.

Schaal is een manier om toevalsfouten te neutraliseren. Bv schaal met 4 vragen om stress arbeid-gezin te meten

Soorten schalen

1) Likert-schaal-Meerdere items naar 1 enkel onderwerp-Zelfde antwoordschaal voor elk item-Antwoordschaal= meerkeuzeschaal-Keuze uit beperkt aantal categorieën (5-7)

Schaalscore is optellen van alle antwoorden of gemiddelde Wat het makkelijkst is

25

Page 26: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2) Guttman-schaal- Meerdere liniaire items- Stijgende moeilijkehidsgraad- Logische volgorde- beperkt aantal antwoordpatronen- vooraf te bedenken- Schaalscore: tellen #Ja- Bestaat vooral uit consistente antwoordpatronen- Soms enkele inconsistente antwoordpatronen

Reproduceerbaarheid komt in gedrang

R= Guttmans reproduceerbaarheidscoëfficiënt

Formule p 142 in handboek!

Likert vs GuttmanGetest bij het meten van de perceptie van etnische dreiging door Meuleman (2003) (zie slides voor gestelde vragen, …)

Resultaten van beide schalen komen quasi perfect overeen

Operationaliseren van relaties tussen concepten Kenmerken worden grafisch voorgesteld op een conceptueel model

Conventies met betrekking tot kenmerken:-Rechtstreeks te meten (manifeste) variabelen in een rechthoek-Niet rechtstreeks te meten (latente) variabelen: in een ovaal

Conventies met betrekking tot relaties tussen variabelen:

1) Geen relatie: Niets tekenen tussen 2 variabelen

2) Samenhang (correlatie)- Symmetrisch verband- Geen beïnvloeding correlatie- sterk of zwak- Postief (hoge score x1 is hoge score x2)- Negatief (hoge score x1 is lage score x2)

Samenhang impliceert geen causaliteit(tekenen als gebogen pijl onderaan x1 naar x2 of andersom)

3) Causaliteit of Effect! (Mill) - Som omstandigheden die gebeurtenis veroorzaken

Voorwaarden voor causaliteit: examen 1) Voldoende voorwaarde

B treedt op als A opgetreden isB treedt ook op als A niet opgetreden is

2) Noodzakelijke voorwaardeB treedt enkel op als A opgetreden isB treedt niet op als alleen A opgetreden is

Als men aan beide voorwaarden voldoet is er sprake van unicausaliteitA is zowel voldoende als noodzakelijk voor B zijn optreden

26

Page 27: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Sociale wetenschap: zelden monocausaliteit Veelal multicausaal Weinig determinisme (100% zeker), vooral probabiliteit (kans)

Effect van 1 kenmerk op een ander wordt volgens conventie weergegeven met een rechtstreekse pijl van x1 naar x2 of andersom. OV= Onafhankelijke variabeleAV= Afhankelijke variabele

X beïnvloedt y DUS OV beïnvloedt AV

Samenhang of effect?-Besluiten tot een effect mag niet zomaar; effect impliceert causaliteit-Belang van Mills visie op causaliteit-Hangt af van onderzoeksontwerp en theoretische argumenten-Voorwaarden om van een causaal effect te spreken

- Covariatie - Tijdsorde - Afwezigheid van schijnrelaties - Sterke theoretische gronden

Examen: Bij cross-sectioneel onderzoek kan men nooit van causaliteit of effecten spreken.

Les 12Schaal: voor complex of abstract gegeven metenExamenvraag: Verwar meetniveau variabele niet met continuïteit

De 3 meetniveaus voor variabelen zijn? (Metrisch, Ordinaal, Nominaal)

4) Mediatie

- Effect tussen x en y verloopt gedeeltelijk of helemaal via Z(zie slides of notities pagina 35-38 voor tekeningen!)

Z als intermediaire variabele- Tegelijkertijd OV (Y wordt beïnvloed door Z)- en AV (X beïnvloedt Z)

Partiële mediatie: Effect tussen x en y verloopt gedeeltelijk via ZVolledige mediatie: Effect tussen x en y verloopt volledig via Z

Onderscheid maken tussen direct en indirect effect:X Z Y (X heeft een indirect effect op Y)X Y (X heeft een direct effect op Y)

Je kan het totale mediatieëffect berekenen (totale effect van x op y) = Direct effect + product indirecte effecten

Bv: Examenresultaten (zie slides of notities)Direct effect= 0.2 Indirect effect= 0.4 X 0.5 = 0.2Totaal effect= 0.2 + 0.2= 0.4Per resultaat dat je OV stijgt, stijgt je AV met een constante hoeveelheid

27

Page 28: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Schijnverband =/= mediatie 1 kenmerk lijkt een ander te beïnvloeden omdat een niet geobserveerde waarde beide resultaten beïnvloedt.Conventie in conceptueel model: Stippelijn

4) Moderatie; Relatie tussen 2 variabelen wijzigt onder invloed van een derde

Interactiecoëfficient (zie tekening + voorbeeld op slides/notities).Bij mediatie= Effect helpen, versterkenBij Moderatie= effect veranderen, effect op het effect

Kruistabellen- Handig middel om relaties op te sporen - Bij categorische variabelen

Dus variabelen die maar een beperkt #discrete waarden aannemenslechts 2 waarden= dichotome variabele

- Werkwijze AV in rijen, OV in kolommen Bekomt # cellen met absolute frequenties Kolom% berekenen

- Relatie OV & AVVerschil tussen kolom% over kolommen berekenen (delta)

Dus binnen de categorieën van de AV Als delta beduidend van 0 verschilt Relatie

ZIE SLIDES VAN 10-11-2016 voor een duidelijke weergave tabellen

Mediatieeffect- Derde variabele introduceren Controlevariabele- Verandert de effectsterkte van delta?

Nee: Geen mediatieJa, maar effect groter dan 0: Partiële mediatieJa, maar effect wordt overgenomen: Volledige mediatie

Les 13

Soorten relaties:Samenhang, effect effect tussen 2variabelenMediatie, moderatie effect tussen Meer dan 2 variabelen

The Simpson Paradox- De manier waarop je iets voorstelt beïnvloedt de resultaten. Omdat sommige variabelen inrelatie tot de rest van de gegevens weinig voorkomen en dus verdwijnen in het geheel. Zie voorbeeld blanken/zwarte criminaliteit Voorkomen door marginale kolompercentages te berekenen

Definitie:- Relatie bestaat in subgroepen data, ze verdwijnt bij sommeren data Omdat deel met relatie kleine % totaal uitmaakt.

28

Page 29: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Betrouwbaarheid nagaanBetrouwbaarheid= afwezigheid toevalsfouten

Herinner: Klassieke testtheorie: X= T + i + ee= Error, toevalsfouten

Technieken om betrouwbaarheid na te gaan

1: Test, retest2: Split-half betrouwbaarheid Interne consistentie3: Cronbachs alfa Interne consistentie

1) Test retest-Exact zelfde meetinstrument 2x gebruiken -Bij zelfde onderzoekseenheden -Met bepaalde tijd tussen de 2 metingen -Kijken naar overeenstemming in resultaten -Overeenstemming meten met correlatiecoëffiënt (r) (moet zo dicht mogelijk bij +1 liggen;minimaal 0,80) - Bv:zelfde vragenlijst twee keer voorleggen aan zelfde mensen met twee weken tussentijd

Mogelijke problemen: 1)Te korte tijd tussen twee metingen Geheugeneffect (gevaar op overschatting) 2)Te lange tijd tussen twee metingen Reële wijziging in opinie (onderschatten)

2 en 3) Interne consistentie-Betrouwbaarheid van schalen-Meerdere indicatoren in schaal moeten replicaties zijn-Hoe consistent zijn de metingen onderling

2) Split-half betrouwbaarheid-Batterij items op toevallige wijze in twee verdelen -Gemiddelde scores op de twee helften berekenen -Correlatie tussen deze twee gemiddelden berekenen = de split-half betrouwbaarheid -Sterke positieve samenhang (minimaal 0.80) wijst op goede betrouwbaarheid

Mogelijke problemen: 1)Sterk afhankelijk van toevallige verdeling helften

3) Cronbachs Alfa-Interne consistentie = items die onderling sterk samenhangen

ipv. samenhang gemiddelde scores helft schalen (cf. split-half) -Maat die gemiddelde samenhang tussen scores van items weergeeft:Zie slide of papieren notities pagina 39

Met K= aantal items en Met r= De gemiddelde correlatie tussen items

-de gemiddelde correlatie tussen items:Hoge alfa = hoge betrouwbaarheid; 0,70 als ondergrens

-Populairder dan split-half want gesofisticeerder- Niet afhankelijk van toevallige splitsing, wel afhankelijk van # items (K) dus grote schalenhalen sneller ondergrens 2

29

Page 30: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Meetgeldigheid nagaanStap van theoretische definitie naar operationele definitie is wanneer systeemfouten komen.

Vier methoden:1)Inhoud, theorie: Inhoudsgeldigheid/ Criteriumgeldigheid2)Toetssteen bij criteriumgeldigheid: Gelijktijdige/predictieve geldigheid3)Relaties: Begripsgeldigheid/discriminerende geldigheid

Inhoudsgeldigheid (content validity) - Meest algemene, theoretische, kwalitatieve test

- Dekt de meting voldoende de relevante aspecten af van het theoretisch concept?- Maw: meten de indicatoren een representatieve selectie v/ddimensies van het concept?- Niet steunen op “statistische” resultaten maar op inhoudelijk/theoretische overwegingen-Proces van operationalisering systematisch evalueren

-Gerelateerd met indruksgeldigheid (Face validity) -Meet het instrument ook op het eerste zicht wat het claimt te meten?

Criteriumgeldigheid-De meting vergelijken met een criterium waarvan de geldigheid onomstotelijk vaststaat

- Gebeurtenis/ ander meetinstrument als toetsstenen-Hoe meer overeenstemmingen met criterium, hoe geldiger het meetinstrument- wee vormen: Gelijktijdige en predictieve

1) Gelijktijdige geldigheid-Maakt gebruik van criterium dat beschikbaar is op moment van meting

-Nieuw instrument om hetzelfde concept te meten -Beide meetinstrumenten bij zelfde onderzoekseenheden gebruiken-Nagaan of scores op nieuwe instrument voldoende samenhangen met scores op oudeinstrument -Zo ja: nieuwe instrument is even geldig als oude Bv, borstkanker testen- Scores spiegelen indien nodig Postieve scores als je iets negatief meet Negatieve scores als je iets positief meet

2) Predictieve geldigheid-Maakt gebruik van criterium dat zich in de toekomst bevindt

-Geldigheid van een meting evalueren in het licht van een latere gebeurtenis die per definitie“geldig” is - Scores spiegelen indien nodig

Vb. Assessment bij aanwerving van sollicitanten-Bedoeld om werkperformantie te voorspellen -Assessment op t1-Werkperformantie op t2 (bv. na 1 jaar).

Predictieve geldigheid indien assessment een goede voorspeller bleek van werkperformantie

Les 14

Teken van de relatie= Postief of negatiefSterkte/Zwakte relatie visueel voorstellen: kijk naar de plot v/d punten

Inhoudsgeldigheid: kwalitatieve test van kwantitatieve metingen

30

Page 31: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Begripsgeldigheid:- Op basis van theorie voorspelling maken over relaties waarin het te valideren concept voorkomt- Door middel van statistische analyse nagaan of de geobserveerde relaties qua teken en sterkte overeenkomen met de hypothesen- Zo ja: empirische steun voor meetgeldigheid - Heel belangrijk dat er correctheid van de hypothesen en geldigheid van meting van andere concepten is

Bv jobtevredenheid meten (zie slide)

Discriminerende geldigheid- Focus op concept waarmee te valideren concept niet in relatie mag staan

-Op basis van de theorie- Concepten die theoretisch duidelijk van elkaar verschillen moeten ook lage empirische correlatie hebben

-Je moet ertussen kunnen “discrimineren”

Kwalitatief onderzoek:- Aandacht voor het uitkijkpunt van de onderzochte- Constructivistische opvatting- Objectiverende meetprocedures van kwantitatieve meting zijn (mogelijk) minder geschikt

Verschilt van kwantitatieve meting. Die is namelijk gebaseerd op 1 uitgangspunt (X=T+invalidity+e)Bij kwalitatief onderzoek zijn er veel verschillende uitgangspunten

We moeten zicht krijgen op die diversiteit

Gesloten of open meetprocesGesloten meetproces:

- Stadia doorlopen in strikte volgorde- Voorgestructureerde aard van data- Heeft een afzonderlijke fase in het meetproces

Open meetproces:- er is een wisselwerking tussen de stadia in het meetproces (volgorde is niet zo belangrijk)- Flexibele data- het meetproces is sterk verbonden met andere data.

2 voorbeelden van meetproces. Heel belangrijk voor examen maar best gewoon slides bekijken. QCA en Grounded theorie

Bij grounded theorie: -Open coderen= zinnen die iets impliceren aanduiden als dezelfde code (bv allemaal racisten,..)- Axiaal coderen= Open codes samennemen tot een overkoepelende term (bv Beeld van België)- Selectief coderen= Axiale codes samennemen tot kernideeën.

Kwantitatieve metingen: consensus- Betrouwbaarheid nagaan?- Meetgeldigheid nagaan?

2 manieren van het te bekijken, verdeeld in kampen

31

Page 32: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Kamp A: - Gebruik zelfde criteria als bij kwant-metingen- vb intercodeur-betrouwbaarheid (Kappa-coëfficiënt)

Kamp B: - Eigen set kwaliteitscriteria- Meetgeldigheid en betrouwbaarheid zijn nog mogelijk, noch wenselijk- de subjectiviteit is niet alleen aanwezig, ook cruciaal (dus linken met geïnterviewde zelf)- “Credibilitiet” Vragen aan geïnterviewde of jouw codes kloppen met wat ze bedoelen- “reflexiviteit” Vragen aan andere onderzoekers om na te kijken.

Les 14

Grounded theory= inductieve werkwijze

Hoofdstuk 7: Selectie van onderzoekseenhedenSteekproeven

-Operationele definitie eenheden In detail omschrijven (bv alleenstaande ouder exact definiëren)

- Mensen, artikels, partijprogramma’s zijn allemaal subjecten/objecten van studie - 3 niveaus: Macro, meso, micro

populatie: Alle eenheden waarover het onderzoek gaatSteekproef: Deel van de populatie dat we onderzoeken

Soms kan men populatie onderzoeken: populatieonderzoekMeestal steekproef voor onderzoek= makkelijker

Steekproef moet representatief zijn Anders heb je problemen met externe geldigheid en statistische veralgemeenbaarheid.

Selectie onderzoekseenheden voor steekproevenBasisbegrippen onderzoekseenheden

1) Analyse-eenheid:- Eenheden waarover we uitspraken gaan doen

2) Waarnemingseenheid:- Eenheden waarbij we de waarnemingen doen

De analyse en waarnemingseenheid zijn heel vaak het zelfdeLeerlingen en hun testresultaten

Dit is echter niet altijd het gevalHuwelijkskwaliteit Je onderzoekt personen(waarnemingseenheid) die koppel uitmaken

maar het huwelijk is de analyse-eenheid

Sociale realiteiten zijn hiërarchisch gestructureerd- Eenheden op lager niveau Nestelen zich in in eenheden op een hoger niveau (leerling is deel van klas van school)

32

Page 33: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Onderzoeksvragen kunnen voorgenoemde niveaus doorkruisen Stimuleert diversiteit klassen de prestaties van de leerlingen?

Klas= hoger niveau maar vraag gaat over leerlingen =doorkruising

Onderzoekseenheden en analyse-eenheden kunnen zich op verschillende niveaus bevinden- Etnische achtergrond leerlingen uitspraak over school doen

Om voorgaande stellingen als waar te kunnen aannemen moeten we de processen van aggregatie en desagratie leren begrijpen

1) Aggregatie: Van laag naar hoog niveau o.b.v de individuele kenmerken komen tot collectieve kenmerken

2) Desagratie: Van hoger naar lager niveau o.b.v collectieve kenmerken iets zeggen over individuele kenmerken

Bv iedereen in klas heeft goede leerkracht. Alle leerlingen in die klas krijgen individueel kenmerk “Goede leerkracht”

Resultaat: Voor elke eenheid op een lager niveau van dezelfde collectieve eenheid is de waarde op variabele hoger niveau dezelfde collectieve eenheid.

Fouten:1)Ecologische fout (Ecological fallacy)

- op foute manier relatie van hoger naar lager niveau Desagratie fout

- Zie slides voor een voorbeeld of p167 incursus

2) Individualiseringsfout- Louter op basis van data van een lager niveau besluit nemen op hoger niveau

Aggregatie fout- Men heeft geen oog voor groepsinteracties of kenmerken op groepsniveau

75% van de Amerikanen wil strengere wapenwetgeving Amerika zelf wel geen strengere wapenwetgeving

- een groep is meer dan de som van de individuen Meerderheid Belgen wil vermogentaks maar België als land niet.

Deel 2

Steekproef= goed beeld van populatie

Visies op steekproeven

1) Visie #1- Miniatuurversie populatie- Spreiding kenmerken= spreiding populatie- Representatief- O.b.v toeval- Grote ‘n’ (zodat betrouwbaarheidsfouten elkaar uitbalanceren)

Toevalssteekproef (naturalistische insteek)

33

Page 34: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2) Visie #2- Geen miniatuurversie v/d populatie- Diepe inzichten populatie- Focus op klein #eenheden ‘rijke’ info- Doelbewust o.b.v theoretische gronden

Theoretische steekproef (constructivistische insteek)

Basisprincipe toevalsteekproef -Onderzoekseenheden op toevallige wijze geselecteerd- Elke eenheid heeft bekende/berekenbare kans om in steekproef te belanden

-Merk op: niet “gelijke kans” (cf. bepaalde steekproefdesigns) -Tijdens analyse rekening mee houden (“wegen”)

-Wel: alles in design ingepland -Geen zelfselectie van onderzoekseenheden (toevallige passant =/= toevalsteekproef)

=> “aselecte” steekproef

Algemeen universum- Denkbeeldig theoretische populatie (niet plaats en/of tijdsgebonden)- Onderzoeksresultaten geldig zelfs na sterfte/ geboorte mensen

Speciaal universum- Populatie die concreet betrokken is bij het onderzoek

Plaats en tijdsgebonden Operationale definitie van het algemeen universumBv alleenstaande ouders die minstens 3dagen in de week voor een kind tussen x-x zorgen

Steekproefkader- Lijst van alle eenheden in de populatie waaruit men steekproef zal trekken Zo dicht mogelijk bij de populatie aansluiten (verdelingsgraad etc) anders dekkingsfout

Geplande steekproef- Ad-random selectie van onderzoekseenheden uit steekproefkader- Geselecteerde eenheden= steekproefeenheden- Verhouding geselecteerde eenheden vs populatie = steekproeffractie

Steekproeffractie is ook de kans op opname i/d steekproef

Gerealiseerde steekproef- Eenheden die ook werkelijk meewerken aan het onderzoek

- Weigeringsuitval: mensen willen niet meedoen aan onderzoek- Non-contacts: Mensen die je niet kan bereiken

= Non-respons groep

Soorten toevalsteekproefen 1) Enkelvoudige steekproef

Simple random sample steekproef- Elke populatie-eenheid dezelfde kans tot opname in steekproef (=steekproeffractie) Willekeurige loting, zeer representatief

34

Page 35: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Voordelen: - Relatief eenvoudig te realiseren- Relatief eenvoudig te analyseren

Formules relatief eenvoudig Klassieke statistische analyses zijn erop gericht

Niet vaak gebruikt door Praktische nadelen:- Kleine groepen in populatie leveren te kleine aantallen in steekproef om betrouwbare uitspraken over te doen

Werkende alleenstaande ouders Veel minder mannen

Variant op enkelvoudige toevalsteekproef- Eerste element per toeval geselecteerd Daarna de eenheid met ‘n’ als vast interval

(tussen elke selectie exact evenveel waarden laten op steekproefkader) Kan leiden tot systeembias

Les 15

Mesoniveau= maatschappelijk middenveldLager niveau genest in de eenheden van een hoger niveau

Aggregeren op basis van berekeningen

4 Alternatieve toevalssteekproeven

1: Gestratificeerde toevalsteekproef-Rekening houden met kenmerken Onder controle houden- Toeval ‘manipuleren’/bijsturen

Werkwijze: - Eenheden in strata (subgroepen) opdelen volgens kenmerk op variabelen- Binnen elk stratum enkelvoudige toevalsteekproef trekken.

of andere steekproef

2 varianten: 1) Proportionele gestratificeerde toevalsteekproef

- Verdeling van de kenmerken stratum= populatieProbleem: kleine strata geen betrouwbare analyse

2) Disproportionele gestratificeerde toevalsteekproef- In steekproef bepaalde waarden over/ondervertegenwoordigen- Bepaalde groep oververtegenwoordigd maakt de anderen ondervertegenwoordigd.wegen resultaten om tot een goed beeld te komen.

Als je een bepaalde groep oververtegenwoordigd zijn de anderen sowieso ondervertegenwoordigd.

35

Page 36: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Wegen: Aantal deel populatie/ aantal in steekproef

>1= ondervertegenwoordigd<1= oververtegenwoordigdQuasi 1 = gelijk vertegenwoordigd

2) Cluster en tweetrapssteekproef- Twee toevalstrekkingen na elkaar

1) PSE primaire selectie eenheid 2) SSE trekken uit de eenheden gekozen in SSE.

dit gaat van hoger naar lager niveau. Bv PSE kiest scholen, dan kiest SSE klassen

1: Tweetrapssteekproef- kans op selectie uit PSE met SSE dient recht evenredig te zijn met keuze tijdens PSE - Dubbel toeval dus- Elke SSE moet evenveel kans hebben op geselecteerd te worden

Kans op selectie uit SSE is recht evenredig met kans op selectie voor PSE

2:Clustersteekproef- SSE is alle eenheden uit de PSE’s

Voordelen zijn van praktische aard:- Beperkte geografische spreiding minder kosten- Minder eisen m.b.t steekproefkader

Nadeel- Fysieke nabijheid van steekproefeenheden Gelijkenissen? Grotere kans op foute conclusies

3) Tweefasensteekproef- Geen hiërarchie van laag niveau in hoog niveau

2 fasen: 1) Brede selectie 2) verfijnen

dit is nuttig als er geen steekproefkader is. Zie slide of cursus voor voorbeeld.

Foutbronnen bij steekproeftrekking (wss bij volgende les)

1) Dekkingsfout2) Steekproeffouten (m.b.t betrouwbaarheidsinterval 100% zeker op examen) 3) Non-respons fouten

36

Page 37: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Les 17DekkingsfoutenPopulatie =/= iedereen in speciaal universumGevolg van gebrekkig registratieToevalsfouten: bv incorrect/dubbel ingevuld in registerSystematische fouten:

- Steekproefkader te ruim (meer dan speciaal universum) Niet verkiesbare eenheden uit analyse weren

- Steekproefkader te beperkt (minder dan speciaal universum) bv eenoudergezinnen gecreëerd door enkel ouder adoptie niet meegerekend

Steekproeffouten- Geen dekkingsfout- Toeval voor hoogste representativiteit, maar niet perfect Onzekerheid/foutenmarge/…- Gevolg van de essentie van het toeval- Enkel betrouwbaarheidsprobleem- Zekerheid over onzekerheid: We kunnen de fouten berekenen

Betrouwbaarheidsinterval.

BetrouwbaarheidsintervalUitdrukking foutenmarge van schattingSchatting rond werkelijke waarde Bereik waarbinnen werkelijke waarden zich bevindt met bepaalde zekerheid

Steekproef Schatting: XPopulatiewaarde OnbekendBetrouwbaarheids interval [X-y; X+y] met 95% of 99% zekerheid dat de populatiewaarde in het interval zit.

Hierover rapporteren: Elementaire wetenschappelijke transparantie

Theorie achter B.I Experiment muntstuk: steekproef 10 eenheden in populatieAls men oneindig aantal keren dezelfde steekproef herhaalt is de kans dat we bepaalde uitkomste berekenen X groot.

Bij 10 x gooien= gemiddelde 5 en betrouwbaarheidsinterval [1;9] Bij 100 x gooien= gemiddelde 5 en betrouwbaarheidsinterval [4;6]

=steekproevenverdeling

Steekproevenverdeling= verdeling over mogelijke woorden van steekproef als je diezelfde steekproef oneindig herhaalt

95% zeker dat resultaten binnen dit interval zitten.

Hoe groter de steekproef, hoe nauwer het betrouwbaarheidsinterval

37

Page 38: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Steekproefgemiddelde: hoe betrouwbaarBI: berekenen

- Steekproefomvang- Variantie op geschatte waarde- Steekproefgemiddelde- Kans op steekproeffout (alpha= a)

- meestal 5% (0.05 alph) 95% betrouwbaarheidsinterval- soms 1% (0.01 alph) 99% betrouwbaarheidsinterval

- ‘Z’ waarden geven aan alpha

Indien a= 5% dan is Z: 1.96Indien a= 1% dan is Z: 2.56a=onzekerheid

B.I. = y +/- Za* vierkantswortel van s2 / n (zie geschreven notities pagina 51) of powerpoint voor formules die je moet kennen!

Steekproevenverdeling: onbetrouwbaarheid schatting berekenen Omvang= steekproef cruciaal Gewenste kans op vergissing= cruciaal

hoe kleiner a, hoe minder nauwkeurig de schatting, hoe groter de kans op vergissing hoe zekerder dat de schatting in het BI ligt

Non-responsfoutenVerschil tussen geplande en werkelijke steekproef 2oorzaken:

- non contacts- Weigeraars

= Responsgraad

2 gevolgen:- Minder betrouwbaarheid- Non-respons bias (vertekening)

Wanneer non-respondenten een uitgesproken ander profiel hebben dan respondenten Bv politieke opiniepeiling.

Geeft grote fluctuaties in peilingen- toevallige steekproef voor kiezers- Non-respons is vaak genegeerd

Hoe groot moeten steekproeven zijn?Algemeen: Hoe groter hoe beter Absolute grote, moet niet relatieve grote zijn.

wanneer is het groot genoeg?

Meer specifiek: Hangt af van 5 elementen3 die in de formule zitten, 2 die niet in de formule zitten

38

Page 39: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

1) Gewenste nauwkeurigheid- Verwijst naar breedte B.I- Afhankelijk van de aard onderzoeksvroeg- Niet significant als de betrouwbaarheidsintervallen overlappen!

2) Gewenste kans op vergissing- Staat in verband met B.I- Hoe meer zekerheid

Hoe breder BI (meer waarden geven meer zekerheid maar ook breder interval)- Kleinere kans op vergissing hebben kleinere precisie- Compenseren door grotere steekproef (n)

3) Heterogeniteit- Diversiteitspopulatie- Variantie= spreiding- Als populatie= heterogeen dan BI’s groter- Dit tegenwerken met grotere steekproef- Als populatie= homogeen

minder grote steekproef nodig en minder BI 3 elementen in formule, zie handboek pagina 188Formule= vaak onbruikbaar

-variantie niet altijd bekend- Variantie verschilt per kenmerk

Toch gebruiken op examen

4) Analysebehoefte - hoe meer variabelen je gaat observeren, hoe groter je n want meer deelcategorieën in kruistabel!

Meer categorieën= grotere steekproefbv: job Klasse Vol/deeltijds

5) Praktische overweging -tijd, geld, financiering, …

Les 18

Kwantitatieve niet-toevalsteekproeven - Voldoen niet aan de definitie van toevalsteekproef - Inferieure steekproefdesigns

- grote kans vertekening- Niet representatief (of niet geheel representatief)- Geen veralgemenende uitspraken mogelijk

- Gebruik in commercieel onderzoek

39

Page 40: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

1) Quotasteekproef Eenheden in populatie opdelen in subgroepen op basis van relevante kenmerk(en)

zoeken naar eenheden tot quota bereikt zijn

Probleem: - geen toevalselectie- Wordt gestuurd door interviewer Risico op selectiviteit

(bv mensen uit eigen sociale omgeving)

Conclusie: -Quotasteekproef= proportioneel gestratificeerde zonder aselecte selectie binnen strata. -Representatief naar stratificatiekenmerken -Niet-representatief naar andere kenmerken

Om problemen te voorkomen mengt men dit vaak met een random-walk principe Vanuit startpunt willekeurig wandelen en daar aanbellen.

met random walk methode voorkom je selectiviteit van interviewer maar nog steeds minder goed.- Geïsoleerde wijken- Selectie sterk afhankelijk van wie thuis is- Moeilijk te controleren of interviewers regels strikt volgen

2) Online acces panels - Personen die zich opgeven voor wetenschappelijk onderzoek. - Mensen moeten socio-demo’s opgeven

Onderzoekers houden hier rekening mee bij opstellen steekproef

Conclusie: - Steekproef is representatief naar socio-demo’s - Zeer waarschijnlijk niet representatief naar andere kenmerken- Panelleden hebben erg specifiek proifel

- Groep mensen met tijd en interesse- Groep mensen die op de duur “expert” worden in het beantwoorden van enquêtes.

3) Gelegenheidssteekproef - Gebruik maken van eenheden die ‘toevallig’ voor handen zijn.

- Prof unief & studenten bv- Selectie volledig afhankelijk van behoren tot een groep. Helemaal niet representatief.

P191= zelfstudie

Theoretische steekproevenConstructivistisch paradigma

Synoniem: Natuurlijke steekproef- Niet toevallige selectie- Weloverwogen selectie- Op basis van theoretische gronden- Doel= cases vinden die theoretisch interessant zijn- Zoek naar grootst mogelijke variatie- Om te zien of theorie blijft kloppen bij al deze mogelijke cases.

40

Page 41: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Steekproeftrekking is een:Niet gestructureerd pdrocesmaar heeft een open karakter, interactief proces

- Twee keer flexibiliteit (mbt afbakenen populatie en steekproefomvang)

Analytische inductie (Znaniecki)

Je komt op een punt dat je geen nieuwe info vindt= theoretische saturatie

Becker: Oorzaak marihuanagebruikHypothese: Niet persoonlijke maar sociale ervaringSaturatiepunt: 50 diepte interviewsVerfijnde hypothese:

Stap 1: technischStap 2: HerkenningStap 3: Aangenaam

- noodzakelijke voorwaarden om marihuana verslaafd te worden.

Verschillen tussen theoretische en toevalssteekproeven- Selectie toeval vs informatieve waarde- Gesloten vs interactief en open- Vooraf bepaalde sample size vs criteria van theoretische verzadiging en actief zoeken naar

negatieve getallen

Deel 21) Doelgerichte steekproef - Selectie van informatierijke elementen- Overlap tussen onderzoeksvraag en selectiecriteria

Bv studie naar vrouwen die actief zijn in racistische organisaties - Steekproeven met:

- Doorsnee of extreme, afwijkende, typische contrasterende gevallen - Homogeen of zo groot mogelijke verscheidenheid

41

Page 42: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

2) Sneeuwbalsteekproef - bij verborgen populatie - Een of meer starteenheden

- die je in contact brengt met anderen- Gevaar= blijven steken in ‘kliekjes’

Oplossing: meerdere sneeuwballen opgooien3) Gelegenheidssteekproef 4) Adaptieve steekproef

- open karakter- Vrij putten uit voorgaande en andere technieken- Steekproefontwerp op maat van de onderzoeksvraag

Silent community Delph: zie slide voor voorbeeld. (DR e. Homo’s onderzoeken)

Hoofdstuk 11

Hiervoor zijn slides DE leerstof en de informatie. M.a.w extra notities nemen is overbodig. Studeer slides van hoofdstuk 10-13

Les 19Hfdst 11, 12, 13 ppt = cursus

Hfdst 11Methodologische nota= denken aan problemen bij methodologieTheoretische steekproef: nooit conclusies over populatie

Hfdst 131 case= case study

Les 20

Hfdst 13Selecteren op de afhankelijke variabele

Hoofdstuk 8

Experimenteel onderzoek opdat je causaliteit zou vinden

Noodzaak voor er sprake is van causaliteit:- Covariatie van 2 kenmerken- tijdsvolgorde- Afwezigheid van schijnrelaties- Sterke theoretische grond

Basisprincipe: - Kennis komt voort uit observatie- Een aspect van realiteit isoleren en manipuleren - Kijken welke effecten deze manipulatie voortbrengt

42

Page 43: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Naturalistische traditie

2 belangrijke types experimenten in de soc.wet

1) Laboratorium experiment In labo, sterke controle maar zeer artificieel Veel bij sociaal psychologen

2)Veldexperiment experimenten in werkelijke wereld Voelt echt aan maar veel factoren die onderzoek kunnen beïnvloeden Vooral bij sociologen, politicologen, comwetters

4 belangrijke elementen onderzoek1) Hypothese

-vermoeden van wat iets veroorzaakt - Afkomstig uit theorie of vroeger onderzoek

2) Twee situaties definiëren-Het optreden van de oorzakelijke factor kan worden gecontroleerd

door isolatie en manipulatie-Condities (Experimentele conditie/ controle conditie)

Stimulus, experimentele manipulatie- Enige verschil tussen beide condities= stimulus

3) Eenheden op toevalsbasis aan een van beide situaties toewijzen-Randomiseren voor statistische equivalentie- Als je niet kan randomiseren matching

4) Vergelijken van groepen- Respons- Voormeting Nameting Significant? Causaliteit!

Soorten experimenten:

1) Klassieke experimentR O1 X 02

R O3 04

R= Random toegewezenO= ObservatieX= Experimentele manipulatie

Voormeting:- Toevalstoewijzing zorgt voor gelijk samengestelde groepen- Soms werkt toeval niet perfect Dus voormeting om netto-effect te kunnen berekenen

43

Page 44: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Soms is het onmogelijk om een voormeting te doen Daarom variant op klassiek experiment.

Experiment met vergelijkingsgroep en enkel een nameting

Voormeting kan neveneffecten hebben! Hawthorne effect!

Dan komt voormeting als interactie-effect van stimulus.

De reactiviteit van de voormeting testen we via een Solomon four group design (kunnen tekenen, zie slide)

Zie slides over geldigheid in experimenten! (waren duidelijker dan notities)

1. Buitenexperimentele gebeurtenissen-History en/of intra-session history

2. Maturatie of spontane veranderingen 3. Testeffect

-Practice effect 4. Instrumentatie5. Statistische regressie 6. Selectie 7. Uitval (experimentele mortaliteit)

-Differentiële uitval 8. Verwachtingen van de onderzoeker

- Blind & Double Blind experiment- Placebo

Les 21Alternatieven voor het klassieke experiment

- Quasi-Experimenteel onderzoek- Pre-experimenteel onderzoek

Minderwaardig design

Enkel gebruiken als klassiek design niet realiseerbaar is!Redenen die experimenteel experiment niet-realiseerbaar maken:

- Praktische bezwaren - Ethisch onverantwoord

(zie Milgram)

Quasi-experimenteel- Afwijking van klassiek onderzoek op 1 aspect wat het minder goed maakt- OF: Geen randomisatie/voormeting/vergelijkingsgroep (1 aspect)- Interne geldigheid is beperkter- Causale uitspraken problematischer

44

Page 45: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

3 Quasi-experimentele designs

1) Tijdsreeksontwerp- Geen vergelijkingsgroep- Heel veel metingen ter compensatie- Stimulus toedienen halverwege Na X trendbreuk zal waarschijnlijk aan X liggen Controleren voor bedreiging interne geldigheid

Vaak geen zekerheid over causaliteit (zie foto in dia) omdat tijdsreeksen lastig te interpreteren zijn

2) Niet-equivalent ontwerp met vergelijkingsgroep- Bij onderzoek naar groepen die al in vivo bestaan- Groepen niet persé gelijkwaardig: Differentiële groepssamenstelling=wss

Geen R dus geen statistische equivalentieSelectie

- Besluit tot causaliteit is betwijfelbaar- Verschillen kunnen te wijten zijn aan stimulus tho- Ook aan selectie

- Remediëren Voormeting

- Gevaar voor alternatieve verklaring blijft!- Verschillen van impact stimulus door kenmerken die men niet vergeleek

Interactie-effect selectie en maturatie als alternatieve verklaring voor effect stimulus

3) Afzonderlijk-steekproefontwerp met voor- en nametingR O XR X O

- Nuttig als hele populatie stimulus krijgt toegediend - Steekproef trekken uit populatie en in twee delen splitsen - Nadeel= interne geldigheid

Buitenexperimentele gebeurtenissen hebben invloed (zie slide/cursus voor meer uitleg)

45

Page 46: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Pre-experimenteel onderzoek- Slechter dan quasi-experimenteel- Nog minder controle over interne geldigheid

(interne geldigheid= De mate waarin gemeten relaties corresponderen met werkelijke relaties)

1) Ontwerp met alleen nameting- één groep, geen voormeting Niks om mee te vergelijken Zwak design, kunnen logisch gezien geen uitspraak doen over effect zonder voormeting Vaak gebruikt bij evaluatie beleidsmaatregelen (omdat vaak niet anders kan)

-Maatregel nameten Maatregel leidt tot X veel alternatieve verklaringen mogelijk

2) Ontwerp met voor- en nameting- Zelfde als (1), nu wel voormeting- Voormeting= “controle groep”- Nameting= “experimentele groep” Buitenexperimentele gebeurtenissen Wat als voormeting reactief was Etc…

3) groepen in vivo met alleen nameting- twee groepen 1 groep stimulus geven. Effect is Groep1 – Groep 2

Verschil kan aan vanalles te wijten zijn.

Belangrijk: Kader der goden

46

Page 47: wiki.foso.be · Web viewGrand theorie: meer omvattend en nog abstracter dan formele theorie, Universeel voor alles. Ze streven hun doel voorbij, er is meer aandacht voor het formele

Brent Swinnen 2015-2016

Hoofdstuk 9: Survey onderzoek (deeltje gemist, zie cursus/slides, sorry, rugklachten)

Samenvatting van veel wat we tot nu toe zagen:

47