wiki.foso.be · Web viewHistorische methode is problematisch omdat is aangezien het in veel...

165
Publiekrec ht Inleiding Basisbegrippen & centrale thema’s Citaat 1 : Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring (Jefferson, 1887) o Allereerste grondwet, zijn “uitvinders” Citaat 2 : Franse verklaring van de Rechten van de Mens & de Burger (de Lafayet, 1791) Amerikaanse & Franse revoluties Grondwetten invloed Belgische Gw & Europese constitutionele verdragen. De functies van de Grondwet 1) 1e functie: democratische organisatie van de overheidsmacht Brengt een regering, overheid en/of staat tot stand Geeft macht aan een vorst Door ambten uit te delen, wordt macht een bevoegdheid Constitution: constitueren: via een grondwet kan een overheid zichzelf constitueren (vormgeven) Fundamentele regels voor de organisatie en werking van de staatsmachten Grondwet is primaire rechtsbron vh rechtssysteem: bevat de regels over de totstandkoming & geldigheid van overige rechtsnormen. Door het aannemen van een grondwet constitueert een politieke gemeenschap zich tot een rechtsgemeenschap. Volkssoevereiniteit/consent 1 | 165 Tosh Joostens

Transcript of wiki.foso.be · Web viewHistorische methode is problematisch omdat is aangezien het in veel...

Publiekrecht InleidingBasisbegrippen & centrale thema’s

Citaat 1 : Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring (Jefferson, 1887)o Allereerste grondwet, zijn “uitvinders”

Citaat 2 : Franse verklaring van de Rechten van de Mens & de Burger (de Lafayet, 1791) Amerikaanse & Franse revoluties Grondwetten invloed Belgische Gw & Europese constitutionele

verdragen.

De functies van de Grondwet1) 1e functie: democratische organisatie van de overheidsmacht

Brengt een regering, overheid en/of staat tot stand Geeft macht aan een vorst Door ambten uit te delen, wordt macht een bevoegdheid Constitution: constitueren: via een grondwet kan een overheid zichzelf constitueren

(vormgeven) Fundamentele regels voor de organisatie en werking van de staatsmachten

Grondwet is primaire rechtsbron vh rechtssysteem: bevat de regels over de totstandkoming & geldigheid van overige rechtsnormen.

Door het aannemen van een grondwet constitueert een politieke gemeenschap zich tot een rechtsgemeenschap.

Volkssoevereiniteit/consent Vb. Iran: is constitutionele staat (heeft GW) maar is geen democratie Moderne grondwetsconcept: Volk moet instemmen om een democratische

grondwet te vormen, anders is het een gewone grondwet.o => Niet democratische grondwetten = Façadegrondwetten

De Belgische grondwet is gebaseerd op de nationale soevereiniteit, niet de volkssoevereiniteit

2) 2e functie: beperking van de overheidsmacht De macht van de vorst moest aan banden worden gelegd om de macht & vrijheid van het

volk te garanderen

1 | 118

Tosh Joostens

Grondwet moet machtsmisbruik door de overheid & haar organen tegengaan & zo de vrijheid van de burgers beschermen.

Twee technieken:1) Verdelen van overheidsmacht tussen diverse ambten, instellingen of

organen. (zie infra)2) Inperken vd overheidsmacht door het verankeren van fundamentele

rechten & vrijheden. (zie infra)

1) Horizontale & verticale machtenscheiding (spreiding van de macht) A. Verticale machtenscheiding:

o Gelaagde rechtsorde Duidt op verdeling van taken tussen lokale, regionale,

supranationale & internationale niveaus. Constitutioneel pluralisme: Er is op elk van die niveaus een

grondwet Vb. Duitsland: federale staat met federale grondwet

Ook deelstaten Lid van EU: verdragen zijn constitutionele teksten

Er zijn dus verschillende rechtsorden naast elkaar, Duitsers volgen dus drie verschillende grondwetten

o Decentralisatie, federalisme…1. Decentralisatie = bevoegdheden/taken worden toegekend aan

ondergeschikte besturen (gemeente & provincies), zijn niet autonoom doordat zij onder bestuurlijk toezicht staan van de centrale overheid. Ze hebben geen hiërarchisch toezicht. Wel bestuurlijk toezicht: centrale overheid kan nagaan of de besturen de wet & algemene belang naleven.

Algemene nut: vb. Toback kan niet zomaar het gemeentehuis afbreken want beschermd monument.

Centrale overheid kan zich dus niet in de plaats stellen van de lokale overheid.

Toezicht door Gewesten

2. Federalisme = bevoegdheden toedienen aan autonome rechtsordes. Deze staan niet onder toezicht van de centrale overheid, kunnen dus zelf normen aannemen.

Eerste federale staat: Amerikaanse; idee was machtenscheiding

o Amerikaanse revolutie: “Instemming der geregeerden” Verdelen van bevoegdheden, ook naar lagere niveaus

machtsmisbruik tegen gaan & democratische gehalte van besluitvorming versterken.

Subsidiariteitsbeginsel = Overheid moet zich niet inlaten met taken die ook door

lagere instanties kunnen worden afgehandeld. Hoe dichter bij de burger: hoe beter => democratische

organisatie van de overheidsmacht

2 | 118

Tosh Joostens

Pas bij goede argumenten worden dingen naar boven geheveld.

B. Horizontale machtenscheiding: o Machtsmisbruik tegengaan door overheid horizontaal te verdelen tussen

meerdere instellingen. => Trias Politica1) Wetgevende functie2) Uitvoerende functie3) Rechterlijke functie

o Grondlegger: Montesquieu: elke persoon die macht heeft is geneigd deze te misbruiken.

Door 3 overheidsfuncties te spreiden over verschillende machten; gevaar op willekeur geminimaliseerd.

De l’Esprit des Lois (boek): Checks & Balances Absolute macht: er staat een muur tussen de drie machten

(ze kunnen zich niet moeien met de activiteiten van de andere macht)

C&B: ze moeten met elkaar samenwerken & controlereno Vb. het maken van wetgeving: samenwerking tussen

P & Regering Vond de grondwet van de Engelsen de beste

o Geen absolute machtenscheiding

1) Absolute machtenscheiding 3 overheidsfuncties zuiver afbakenen.

Moeten elk afzonderlijk aan drie onafhankelijke organen toebedeeld worden.

Vb. Franse Grondwet van 1791. Elke controle van geldigheid van bestuurshandelingen (UM)

door de gewone rechter (RM) verboden. De bestuurlijke overheden stonden zelf in voor het toezicht

op hun eigen handelingen => Administration-juge. Dus: nood aan meer controle, niet door rechterlijke macht

maar wel door administratieve bestuurlijke rechtbanken (vb. Raad van State, behoort tot de UM.)

Dus toch nog steeds absolute scheiding in Frankrijk. = Jurisdictioneel pluralisme

o Twee rechterlijke machten bestaan naast elkaar. Jurisdictioneel monisme = de gewone rechte is ook

bevoegd voor geschillen tussen overheid & bestuur. In VSA heb je dit niet, Supreme Court is onze Hof van

Cassatie => Madison pleitte hiervoor.

2) Machtsevenwicht/systeem van check & balances Evenwicht: wederzijdse participatie in de uitoefening van elkaar

functie. VSA:

Presidentiele regeringsvorm, wel strakkere scheiding tussen Parlement & Regering, maar er zijn wel meer

3 | 118

Tosh Joostens

controlemechanismen daarnaast (veto, overruling, benoeming rechters, impeachment)

Madison: Montesquieu bedoelde dus dat hij fan was van de Checks & Balances en niet absolute scheiding.

o Voordeel: Arbeidsverdeling Functionele specialisatie

o RM & politieke instellingen: wel nog absolute machtenscheiding Moet onafhankelijk zijn rechtsprekende functie kunnen uitvoeren.

o Onafhankelijkheid Nationale bank: onafhankelijk t.o.v. de overheid Unia (gelijkekansencentrum) Kritiek: worden niet democratisch gelegitimeerd & gecontroleerd

2) Verankering rechten & vrijheden Locke: “drie onvervreemdbare rechten aan de mens: Life, Liberty & Property”; taak

vd overheid om deze te beschermen “Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken

worden geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven na geluk.”

1215: Magna Cartao Koning Jan Zonder Land: was vrij autoritair en zo hebben de edellieden hem

overtuigd om een charter te tekenen wat zijn macht beperkte o => Habeas Corpus principe

De idee dat niemand van zijn vrijheid kan worden beroofd zonder de tussenkomst van een rechter.

o Actueel: men moet binnen de 24u na arrestatie voor een onderzoeksrechter komen, regering wil hier 48u van maken.

1356: Blijde Inkomst Brabanto Niet de vorst mag beslissen over belastingen, wel de steden & gewesten.o Beperkte de macht van de Hertog van Brabant & bevat o.a. het recht van

vrijheid van meningsuiting van parlementsleden & het principe dat geen belastingen mogen worden geheven zonder instemming van de steden & het gewest.

1689: Bill of Rightso Soevereiniteit van Parlement, grondwettelijke dingen (verbod van foltering)o Amerikaanse grondwetten niet in deze lijst opgenomen omdat deze geen

grondrechten Men vond dit niet nodig, men beschouwde die rechten als

vanzelfsprekend. Nadien opgenomen: Amerikaanse Bill of Rights => Amendementen Later toegevoegd omdat de originele grondwet niet door alle

lidstaten waren geratificeerd. Grondrechten werden toegevoegd om hen toch te overtuigen om dit te doen => autonomie van de staten.

1789: Déclaration des droits de l’Homme et du citoyen 1948: Universele Verklaring van de Rechten van de Men

4 | 118

Tosh Joostens

1950: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

België; Titel II “De Belgen en hun rechten”

Verankering van grondrechten als constitutionele techniek =/= machtenscheidingo Trias politica: machtsmisbruik vermijden door bevoegdheden aan

verschillende, elkaar controleren organen toe kenneno Grondrechten: houden inhoudelijke beperking in.

Locke & Montesquieu zijn de grondleggers van het grondwettelijk recht

o Overige functies: i. Natie- en staatsvorming

ii. Programmatorische functie GW’en formuleren doelstellingen voor de overheid

o Vb. recht voor duurzame ontwikkeling.

o Conclusie: Grondwet = maatschappelijk contract: fictieve overeenkomst tussen vrije individuen om een

georganiseerde politieke gemeenschap te vormen & staat zo individuele vrijheid af. Blijft overheid in gebreke, dan heeft de burger het recht om in opstand te komen en

het maatschappelijk verdrag te verbreken. Einde natuurstaat

Iedereen heeft vanaf zijn geboren vrijheid,… maar dat leidt tot conflicten Zie Hobbes: iedereen tegen allen we willen veiligheid maatschappelijk contract

om vrijheid af te staan aan overheid, in ruil daarvoor is de overheid ons wel iets verschuldigd: ze mag de grondrechten niet schenden.

De grondwet in materiële en formele zino Materiële zin : fundamentele regels in de organisatie in de beperking van de overheido Formele zin : specifieke tekst die we “grondwet” noemen & die met bijzonder gezag is bekleed

Vb. de regel dat de vlag rood geel zwart is. Gevolg van 2 eigenschappen:

1) Gw kan enkel met een bijzondere procedure worden gewijzigd. 2) Is hiërarchisch hoogste rechtsregel binnen een rechtssysteem.

o Gw in formele & materiële zin vallen niet samen: Niet alle fundamentele regels over de werking vd overheid hebben plaats gevonden in de

tekst van de formele Gw. Vb. BWHI (niet opgenomen in de grondwet)

o Bijzondere wet op de Hervorming der Instellingen o Alle bevoegdheden van de gemeenschappen & de gewesten

Sommige landen hebben geen gecodificeerd materiële grondwet.

Enkele belangrijke classificaties A. De grondwet & de democratievorm

Directe democratieo Bestuursvorm waarbij bevolking zelf wetten maakt & burgers rechtsreeks

deelnemen aan politieke besluitvorming. o Vb. volksvergaderingen in Oude Griekenland of Town Meetings in VSA

5 | 118

Tosh Joostens

Representatieve/indirecte democratieo Burgers kiezen vertegenwoordigers die politieke beslissingen nemen. o De vertegenwoordigers vertegenwoordigen de kiezers hun belangen. o Voordelen :

Makkelijker organiseerbaar in grote maatschappijen. Laat professionalisering van politiek toe. Burgers moeten zich niet op dagelijkse basis met het bestuur

bezighouden. o Nadelen :

Bestuur in handen van beperkte groep professionele politici Verkiezingen worden herleid tot selectie van leiders

Representatieve democ aanvullen met participatie/deliberatieve democ.

Participatie & deliberatieve democratie o Participatief : Burgers rechtstreekser bij beleid betrekken

Vb. Petitierecht, niet-bindende volksraadpleging (verboden op federaal regionaal vlak)

o Deliberatief : burgertop (mensen samen brengen, info geven, hen laten discussiëren & conclusies worden naar de organen gestuurd)

Centraal: kwaliteit van argumentatie & discussie Meerderheidsdemocratie/pacificatiedemocratie

o Meerderheidsdemocratie: De meerderheid besluit Zorgt ervoor dat aande stem van elke burger een gelijk gewicht

toekomt & dat elke kiezer dezelfde kansen krijgt om politieke beslissingen te beïnvloeden.

Art. 53 Gwo Pacificatie-/consensusdemocratie:

Consensus tussen verschillende segmenten vd SL Wanneer een minderheid in gevaar gebracht wordt, zal men

trachten die minderheid te beschermen. Vb. alarmbelprocedure

B. De grondwet en de regeringsvorm Parlementair systeem

o Regering samengesteld uit (of minstens verantwoording verschuldigd is aan) de meerderheid in het parlement.

o Zwaartepunt: regeringo Nadeel: sterke machtsconcentratie naar regering, gevaarlijk

Coalitie beslist wat er wel/niet goed wordt goedgekeurd Presidentieel systeem

o President afzonderlijk verkozen, maakt geen deel uit van parlement & is daaraan geen verantwoording verschuldigd.

o Mont soms uit naar in een dictatuur als de president te veel macht krijgto Nadeel: Dreigt vast te lopen

Verban tussen beide categorieën:o Parlementair systeem :

Institutionele samenhang tussen UM & WM; afhankelijke relatie WM voorziet ook in samenwerking van P & R; oefenen samen

wetgevende functie uit. 6 | 118

Tosh Joostens

R wordt gekozen/gevormd/gecontroleerd door Parlement Kunnen elkaar ten val brengen Checks & balances: P & R moeten samenwerken

o Presidentieel systeem : Strikte scheiding tussen beide politieke machten. Toch ook C&B

o Hybride model : Semi-presidentiële systemen Vb. Frankrijk: 5e Republiek Rechtstreekse verkiezing President: heeft belangrijke bevoegdheden

waarvoor hij geen verantwoording moet afleggen aan het Parlement Deelt de UM wel met 1e minister& regering die wél afh zijn van het P Cohabitation = President & 1e minister hebben andere kleur.

C. Grondwet & staatsvorm Staatsvorm = wijze waarop de verhoudingen worden geregeld & bevoegdheden

worden verdeeld tussen verschillende overheden in de gelaagde rechtsorde; bouwt verder op verticale machtenscheiding.

Classificatie mogelijk, maar in werkelijkheid zijn niet altijd alle kenmerken aanwezig. Begrippen:

o Soevereiniteit = Soeverein is diegene die aan geen hogere macht is onderworpen.

Extern : Wanneer hij onafhankelijk is van andere staten & bovenstatelijke verbanden

Intern : Wanneer hij de hoogste rechtsbevoegdheid heeft binnen een overheidsverband

o => kompetenz-kompetenz = het hoogste gezag berust bij de overheid of het niveau dat bevoegd is om te beslissen over de verdeling van de bevoegdheden tussen de verschillende overheden.

a) Eenheidsstaat, centralisatie & decentralisatie o Eenheidsstaat

Soevereiniteit/kompetenz-kompetenz bij centrale niveau. Alle overheidsfuncties bij zelfde niveau. Wel soms sprake van decentralisatie = overdragen van bepaalde

taken vanuit het centrale bestuur naar lagere instanties/ambten. Hebben zelf geen rechtspersoonlijkheid, maken deel uit van

centrale niveau Staan onder hiërarchisch toezicht. Substitutiebevoegdheid = overheid kan bevelen geven &

zich in de plaats stellen van het ondergeschikte bestuur.

o Gecentraliseerde eenheidsstaat Criterium van onderscheid:

Soevereiniteit ( externe onafhankelijkheid) Kompetenz-kompentez = bevoegdheid van de bevoegdheid

Soevereiniteit onderverdeeld bij centrale overheid Interne & externe deconcentratie

Kenmerkeno Geen rechtspersoonlijkheid

7 | 118

Tosh Joostens

o Hiërarchisch toezicht

o Gedecentraliseerde eenheidsstaat Territoriale decentralisatie

Een aantal algemeen omschreven bevoegdheden worden toegekend aan overheden die voor een bepaald grondgebied bevoegd zijn.

Vb. Gemeenten & provincies Publiekrechtelijke lichamen, gesteund op politieke

vertegenwoordiging Functionele decentralisatie

Het centrale niveau kent specifieke bevoegdheden toe aan overheidsdiensten die in een bepaald beleidsdomein over de nodige expertise bezitten.

Organieke autonomie, niet gesteund op politieke vertegenwoordiging.

Kenmerken Eigen rechtspersoonlijkheid Geen hiërarchische controle Wel administratief toezicht = toezichthoudende overheid

gaat na of bestuur handelt in overeenstemming met de hogere normen & het algemeen belang.

Beschikken over bevoegdheden die in de grondwet zijn geschreven.

Gedecentraliseerde besturen zijn niet autonoom: moeten hogere normen steeds respecteren

Bemerkingen: Begrippen slaan niet enkel op gezagsstructuur binnen een

staat, ook gebruikt als organisatiebeginsel binnen één bestuurslaag.

Lokale besturen behouden rol van betekenis: decentralisatie & federalisme zijn complementair.

b) Federale staat / Confederatie o Federalisme = toekenning van autonome bevoegdheden aan geografisch

afgebakende deelgebieden van een groter federaal geheel. o Federale staat (=bondstaat)

= Bevoegdheid verdeeld tussen 2 onderscheidde & autonome rechtsordeningen.

Kenmerken Een of meer autonome rechtsordeningen

o Autonoom: staan niet onder toezicht van federale overheid.

Autonoom maar niet soevereino Soeverein: bevoegdheid van bevoegdheid blijft bij

federale overheid berusten; hoogste gezag dus nog bij centrale federale niveau.

o Vb. Federale overheid kan steeds beslissen om een bepaalde bevoegdheid terug te nemen van de regionale overheden.

8 | 118

Tosh Joostens

Deelstaten nemen wel deel aan het uitoefenen van de k-k. o Zijn vertegenwoordigd in federale instellingen.

Extern is federale staat één rechtspersoon Residuaire bevoegdheden bij deelstaten

o Confederatie (=statenbond) Is geen staat: internationaal samenwerkingsverband van soevereine

staten. Basis is Verdrag

Staten beslissen bij bedrag om bepaalde dingen op een hoger niveau te beslissen.

Verschil federale staat: juridische grondslag is verdrag i.p.v. grondwet

Internationale samenwerking tussen onafhankelijke en soevereine (lid)staten

Wijziging verdrag: toestemming alle partijen nodig. K-k blijft dus bij staten.

Recht van secessie = staten kunnen eenzijdig uit de confederatie treden & hun bevoegdheden terugnemen.

o Federatie of unie van staten Federale samenwerkingsverbanden die zich situeren tussen 2

uitersten van de federale staat & de confederatie. Soevereiniteit: verdeeld tussen federatie & lidstaten. Geen hiërarchie (Kompetenz-Kompetenz)

Federale besluitvorming (Federaties & confederaties)o Democratisch principe federale principe

Democratisch principe : beslissingen in beginsel moeten bij gewone meerderheid worden genomen + iedere burger moet gelijke kansen hebben om de politieke besluitvorming te beïnvloeden.

Samenstelling van federale parlement moet worden samengesteld op proportionaliteit

Er wordt beslist bij gewone meerderheid Probleem:

Federale principe : rechten van kleinere deelgebieden binnen de federatie moet worden beschermd tegen de (electorale) overmacht van de grotere staten.

Elke staat kan een gelijk aantal mensen afvaardigen in een orgaan

o 2 kamerstelsel: compromis grote & kleine staten Gekwalificeerde meerderheden & vetorecht.

Dualiteit oplossen: tweekamerstelsel.

o Kenmerken: Centripetaal – centrifugaal

Centripetaal = van veelheid naar eenheido Vb. VSA, Zwitserland, Duitsland, EU

Centrifugaal = van eenheid naar veelheido Vb. België, Spanje

Symmetrisch – asymmetrisch

9 | 118

Tosh Joostens

Symmetrisch = alle deelnemende entiteiten van de federatie dezelfde graad van autonomie & oefenen zij dezelfde bevoegdheden uit.

o Vb. VSA, EU Asymmetrisch = niet alle entiteiten hebben dezelfde graad

van autonomie. o Vb. Spanje, VK met Schotland

Duaal – coöperatief Duaal = federatie & deelstaten hebben duidelijk

onderscheiden bevoegdheden die zij los van elkaar uitoefenen.

Coöperatief = Verschillende niveaus delen bepaalde (aspecten van) bevoegdheden of werken samen bij de uitoefening ervan.

Voor- en nadelen federalisme/devolutieo Voordelen :

Subsidiariteitsbeginsel: laat toe bevoegdheden te verdelen tussen niveaus & te zoeken naar het niveau waar zij het beste thuishoren.

Bestuur dichter bij burger Vergroot democratische inspraak; rekening gehouden met lokale omstandigheden Stemmen met de voet: Kiezers kunnen tussen staten bewegen en zo naar een staat gaan die beter bij hun idee van wat een staat zou moeten hebben & doen.

Machtsmisbruik tegengaan Manier om vrede & veiligheid te garanderen.

o Nadelen : Duur Verlies aan efficiëntie Beleid ene overheid heeft consequentie voor de andere. Gevaar voor race-to-the-bottom: deelgebieden die met elkaar

concurreren voor investeringen door lagere belastingen te heffen en de sociale bescherming af te bouwen.

o Enkele centrale thema’s van het publiekrecht Verankering grondwet

Counter-majoritarian difficultyo = is het wel democratisch dat wij gebonden zijn door een tekst die we

moeilijk kunnen wijzigen die aangenomen is in 1831 door een vergadering die niet democratisch verkozen was, moeten we niet bij meerderheid kunnen beslissen hoe wij onszelf besturen?

1) Men kan toegeven dat men de belangrijkste grondrechten, trias politica & beginselen van federalisme en decentralisatie belangrijke politieke waarden zijn die niet onder het democratiebeginsel vallen.

2) Of men zegt dat constitutionele verankering geen beperking, wél een voorwaarde vormt voor het functioneren van de democratie.

Men veronderstelt bij democratische besluitvorming (beslissen bij meerderheid) een # afspraken & waarborgen.

10 | 118

Tosh Joostens

Als we deze regels niet vastleggen in een stabiele tekst, zou het democratische proces ondenkbaar zijn.

Verder vinden auteurs dat er naast procedurele, ook inhoudelijke componenten zijn:

Het individu is pas gebonden door de collectieve beslissingen van de gemeenschap als het ook volwaardig lid van die gemeenschap vormt. Dit veronderstelt bescherming van de persoonlijke vrijheden & rechten van de minderheden in de SL.

Vb. Oddyseus: door je eigen zwakheden te kennen, jezelf beschermen

Procedurele VS inhoudelijke democratieopvattingo Procedureel : minstens om bij meerderheid te beslissen heb je procedures

nodig, die neem je in een tekst op die moeilijk te wijzigen is om zo de democratie te beschermen.

o Inhoudelijk : democratie veronderstelt dat elke burger met respect wordt bejegend.

Rechterlijke controle wetgever & bestuur => Merbury VS Madison Afhankelijk van het stelsel, zullen de … bevoegd zijn om na te gaan of de regering &

bestuur de hogere normen respecteren:o Gewone hoven & rechtbanken: Jurisdictioneel monisme o Administratieve rechtscolleges: Jurisdictioneel dualisme

Algemeen: wettigheids- of rechtamtigheidstoezicht op niet-gecodificeerde beginselen aanvaardbaar geacht, opportuniteitstoets gaat te ver.

Beslist Amerikaanse Gerechtshof dat ze zelf bevoegd was om wetten te toetsen aan de grondwet.

Marshall: doel van geschreven grondwet is herschrijven & beperken van bevoegdheden van wetgever. Wat zou het punt zijn van een zo’n tekst als de wetgever hem gewoon naast zich neer zou kunnen leggen? Het is de taak van de rechter om conflicten tussen grondwetsbepalingen & gewone wetgeving op te lossen.

o Probleem in redenering: Het is juist dat de Gw de hoogste norm is en dat de regering & parlement die moeten volgen, maar het is niet aan een rechter om dat te controleren. Een vorst, college van wetenschappers of het parlement kunnen dit ook doen.

o Logica zelf dicteert geen oplossing voor het probleem van de rechterlijke controle.

o Het is dus niet normaal dat een niet verkozen rechter de wetten van een verkozen instantie kan controleren.

Vb. Nederland doet dit niet VSA was de eerste die dit toeliet.

Voordelen hiervan:o Minderheden kunnen worden beschermd door de mogelijks tyrannieke

overheid (& meerderheid in het land) doordat ze onpartijdig is en heeft haar functie voor het leven (ze moet dus niet herverkozen worden)

o Gerechtelijke procedure is anders: hier kunnen alle argumenten op tafel worden gelegd i.p.v. parlementaire procedure

11 | 118

Tosh Joostens

Nadelen:o Niet democratisch gekozeno Gaat in tegen machtenscheiding.

De meeste constitutionele democratieën voorzien vandaag een vorm van grondwettigheidscontrole. Wijze dat dit gebeurt verschilt:

Centraal: bevoegdheid naar Grondwettelijk Hof Diffuus: elke rechter kan uitspraken doen over de grondwettigheid van wetgeving.

Amerikaans grondwettelijk hof Mogen de UM & WM controleren Elke rechter in de VS is bevoegd om de OM & WM te controleren, maar wel onder

controle van het Amerikaanse grondwettelijk hof Diffuus toetsing stelsel

o Elke rechter kan toetsen aan grondwet.

België Centrale toetsing

o Een specifiek rechtscollege dat losstaat van andere hoven en rechtbanken is bevoegd voor de toetsing aan de grondwet.

Door het ontstaan van federale staten zijn er colleges gecreëerd die de wet toetsen aan de grondwet.

o Dit college is niet samengesteld door de rechters maar… o 6 Franse

3 ex-politici 3 ex-juristen

o 6 Nederlandstalige 3 ex-politici 3 ex-juristen

o Deze samenstelling = compromis o Democratische controle is nodig van politici o Maar toch ook onafhankelijkheid: juristen zijn levenslang benoemd.

Bronnen van het grondwettelijk rechtI. De Belgische Grondwet

o Historische context Kritiek op Nederlandse bestuursmodel

1. Positie van de Koning Grondwet gaf veel macht aan de vorst; hijzelf was bevoegd voor de

residuaire bevoegdheden. Geen ministeriële verantwoordelijkheid => geen verantwoording in het

parlement Zoals presidentieel systeem: UM & WM staan los van elkaar

“Koninklijke Besluitenregering” Taken dat door de volksvertegenwoordiging werd uitgevoerd,

werd de facto door de Koning alleen gedaan Parlement had enkel toegewezen bevoegdheden

12 | 118

Tosh Joostens

Residuaire bevoegdheden kwamen allemaal bij Willem I Conflictenbesluit van 1822

Koning aanvaarde niet dat de beslissingen van de Koning & zijn regering konden worden beslecht door de gewone rechters, rechtbanken & hoven.

o Vb. van Franse “absolute Scheiding der Machten“ o België via Raad van State of art. 159 GW

2. Andere institutionele twistappels Oververtegenwoordiging Zuidelijke Nederlanden 10 jaarlijkse beweging

3. Godsdienst- en onderwijspolitiek Inmenging opleiding/benoeming geestelijken Secularisatie onderwijsstelsel/voorafgaande toelating. Nederland: protestanten, België: katholiek

Nederlanders: onderwijs moest seculair (overheid ging onderwijs regelen)

o Nu bij ons ook: moslims kunnen eigen school oprichten

Belgen: katholicisme binnen onderwijs4. De rechten & vrijheden

Inbreuken persvrijheid Vrijheid in de pers zolang het geen commentaar was op de

vorst/regime Persprocessen tegen de Potter

o Kritiek tegen Willem I o Verbannen & vervolgd

Inbreuken vrijheid van vereniging5. Taalpolitiek

Nederlands als enige officiële taal Vernederlandsing Fransen Taal gebruikt voor eenheid van de nieuwe staat (later in Be met het

Frans)

o “Monsterverbond” tussen katholieken & liberalen (= Unionisme) Scharniermomenten van de revolutie:

25 aug 1830 – Stomme van Portici o Orde werd niet meer gehandhaafd in Brussel

De “septemberdagen”o 24 september 1830: Voorlopige Regering

4 oktober 1830: voorlopige onafhankelijkheid van het Voorlopig Bewind

o Was eerst een commissie om orde te handhaven. o de Potter, Rogier,…

6 oktober 1830o Instellen van Grondwetcommissie o de Gerlache, zie p. 38o Veel overgeschreven van Franse & Nederlandse

grondwet: 10% is origineelo Op 16 oktober af

3 november: verkiezing Volksraad: oorspronkelijke grondwetgevende raad

13 | 118

Tosh Joostens

o Afgeleide grondwetgeving: Constituante o Was censitair & capitair kiesstelsel 0.75% vd

bevolking deed mee. 24 november: Grondwet officieel afgekondigd. Engelse elementen:

o Checks & balanceso Tweekamerstelselo Monarchie o Ministeriële verantwoordelijkheid

o Spraakmaker: Charles Rogier

Latere historische evoluties o Democratisering & uitbreiding kiezerskorps

1. Verlaging kiescijns (zonder wijziging grondwet) - 18932. Enkelvoudig stemrecht3. Vrouwenstemrecht

o Communautaire geschiedenis 1970: eerste wijziging voor hervorming tot federale staat 1980 1988 1993 2001 2012-2014

o Basisbeginselen van Belgische Grondwet Soevereiniteit : “Alle machten gaan uit na de natie”

o “Soevereiniteit” kwam er oorspronkelijk niet in voor, maar wel indirect: art. 33 Gw: alle machten gaan uit van de natie

Art. 33 Gw; breuk met vorstelijk absolutismeo Soevereiniteit berust dus bij de natie o SdM: “uitgeoefend op de wijze bij de Gw bepaald.”

Het is dus de Grondwet, welke een systeem van machtenscheiding heeft ingesteld, die de grenzen van de bevoegdheden van de staatsmachten bepaald.

Bedoeling was vooral te breken met vorstelijk absolutisme: hoogste macht bij natie.

o Twee soorten:1. Volkssoevereiniteit: Rousseau

De hoogste macht bij de wil van het volk, is één en ondeelbaar.

Het volk is soeverein & de afgevaardigden zijn hoogstens zijn lasthebbers.

2. Nationale soevereiniteit: Sieyès De hoogste macht niet bij het volk, wel bij de natie Natie = abstract concept van alle burgers van het heden &

verleden & toekomst omvat Natie valt niet samen met het heden, is een transhistorische

groep Hiervoor gekozen door grondwetgever

o Gevolgen: 14 | 118

Tosh Joostens

Geen bindend referenda en/of volksraadpleging

Het volk zelf is dus niet soeverein: ze vertegenwoordigt niet de wil van de gehele natie. Dit kan enkel door vertegenwoordigers na deliberatie & door representatieve instellingen tot uiting worden gebracht.

o Art. 42 Gw: De leden van de Kamer (& dus gekozen door het volk) vertegenwoordigen de natie & niet het volk, hun kiezers.

o Maar: in 1830 was men niet echt bezig met dit verschil, de interpretatie kwam pas later.

o Scheiding der Machten: “Uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald”o Betekenis onduidelijk

Democratievorm : representatief stelsel of pacificatiedemocratieo Geen directe democratie

Is niet persé verboden: hangt af van definitie soevereiniteit. o Initieel een meerderheidsdemocratie (art. 59 Gw)o Pas later een pacificatiedemocratie

= rekening houden met minderheden: niet met meerderheid beslissen.

Eind jaren 60: Vlamingen in meerderheid in het federale parlement uitbouw pacificatiedemocratie

o Art. 61: iedere kiezer heeft recht op 1 stem, weg met de cijns.o Alarmprocedure: art. 54 Gwo Bijzondere meerderheiswetten: art. 4 Gwo Paritaire samenstelling ministerraad: art. 99 Gw

Regeringsvorm : parlementaire-democratie o Parlementaire-monarchie

“Republikeinse monarchie” We moesten monarchie worden om onze onafhankelijkheid

te krijgen. “Le roi règne mais ne gouverne pas” Art. 88 Gw

“De persoons de konings is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk”

Koning heeft geen politieke macht Ministers zijn ter verantwoording te roepen binnen het

parlement. Reactie tegen Willem I

Art. 105 Gw “Koning geen andere machten dan die welke de Grondwet

heb uitdrukkelijk toekennen” Koning heeft geen residuaire bevoegdheden dus

Onafhankelijke rechterlijke machto Art. 40 Gw : De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven &

rechtbanken o Art. 144-145 Gw : rechterlijke macht bevoegd voor alle geschillen subjectieve

rechten => Checks & Balanceso Art. 158 Gw : Bevoegdheidsconflicten voor gewone administratieve

rechtscolleges. 15 | 118

Tosh Joostens

o Art. 159 Gw : Rechterlijke macht bevoegd om onwettige bestuurshandelingen niet toe te passen

Montesquieu: rechter kan overheid controleren Liberale grondrechtencatalogus

o Persvrijheido Godsdienstvrijheid: art. 21 Gwo Onderwijsvrijheid

Art. 24 Gw: Het onderwijs is rij Je moet geen toelating vragen om scholen op te rechten

Scheiding Kerk & Staat o Art. 21 Gw: De staat heeft niet het recht zich te bemoeien met de

benoeming… Taalvrijheid

o Art. 30 Gw: Het gebruik van de in B gesproken talen is vrij. Het kan niet worden geregeld dan door de wet en alleen voor handelingen van het openbaar gezag & voor gerechtszaken.”

1e zin: absolute taalvrijheid in de private verhoudingen. In principe sprake van taalvrijheid, zorgde deze wet wel voor

verfransing. Staatsvorm : van gedecentraliseerde eenheidsstaat naar federatie

o Gedecentraliseerde eenheidsstaat Art. 41 Gw: provincies & gemeenten hebben enige autonomie:

behartiging gemeentelijke & provinciale belangen met voortdurend toezicht van centrale overheid.

o Federale staat gewordeno Federatie van staten – confederatie?

o Wijziging & interpretatie van de Grondwet Oorspronkelijke grondwetgever => Volksraad

o Grondwet van 1831 = Grondwet in formele zin Kan enkel via een grondwettelijk vastgelegde procedure worden

aangepast. o Onderscheid:

Oorspronkelijke grondwetgever; Volksraad Kon grondwet aannemen zonder gebonden te zijn aan

regels. Afgeleide grondwetgever; (Pre)constituante

Afgeleide grondwetgever => art. 195 GWo Strakke procedure?

1) Drie takken (Kamer, Senaat, Regering => Preconstituante) moeten allemaal een kopie nemen en daar de teksten aanduiden welke artikelen zullen worden veranderd.

Bij bedoeling van nieuwe bepalingen toe te voegen: onderwerp van nieuwe regeling hierbij gemeld.

Kamer & Senaat: Gewone meerderheid, meerderheid van leden wél aanwezig.

Herziening is geen wet in formele/materiële zin RvS brengt geen advies uit over voorstel of ontwerp van

herzieningsverklaring.

16 | 118

Tosh Joostens

2) Aannemen van deze verklaring ontbinding kamers; onmiddellijk verkiezingen; Raadpleging kiezerkorps

3) Constituante zijn grondwetgevend voor de bepalingen die als herzienbaar werden verklaard.

2/3-meerderheid op de ja & nee stemmen Aanwezigheidsquorum: 2/3

In welke mate is de constituante gebonden aan de preconstituante? Men is er niet tot gebonden, wél tot het onderwerp van een

artikel. o Evaluatie

Rol deelgebieden? Senaat; deelstaten kunnen indirect mee werken in de

kompetenz-kompetenz In theorie zijn we een federale stijl (op dit niveau wordt er

beslist) en kunnen deelstaten indirect inwegen via senaato Dus via dat er allemaal pacificatiemechanismen zijn

zodat je op federaal niveau steeds in onderhandeling bent tussen de twee taalgemeenschappen.

Hervormingsvoorstellen – art. 195 GW voor wijziging vatbaar (2003, 2007, 2010)

Inhoudelijke grenzen? Supraconstitutionele normen? Bij art. 195 staat gewoon de procedure, er staat niet bij dat

bepaalde artikelen niet mogen aangepast worden. Er is dus enkel een strakke procedure.

Duitsland: hier zijn er wel artikelen die niet kunnen worden aangepast

Jefferson was tegen een grondwet, de wereld behoort toe aan de levenden & niet aan de doden.

Wat ze dus in 1830 beslist hebben Kan de grondwet ongrondwettig zijn?

Niet elke grondwet beantwoord die vraag op dezelfde wijze Sommige grondwetten verbieden bepaalde clausules te

herzien. Soms is het de rechtspraak die bepaalde regels

supragrondwettelijk karakter toedicht. Het bestaan van owijzigbare clausules kan vaak historisch

worden verklaard. Soms wordt ook vermeld dat bepaalde “natuurrechtelijke

regels” boven het positieve recht staat. Belangrijkste tegenargument: democratische

zelfbeschikkingsrecht van huidige generaties wordt aangetast.

Belgische grondwet:o Vb. artikelen 17 & 18 Gw. Zeggen dat de burgerlijke

dood niet meer mag worden heringevoerd. o Vb. art. 25 Gw: censuur mag nooit worden

ingevoerd

17 | 118

Tosh Joostens

o Niet duidelijk of dat de volksraad bedoeld heeft dit voor eeuwig vast te zetten.

o Ontwijking/omzeiling1) Bijzondere meerderheidswetten

Vb. bevoegdheidsverdelende regeling (BWHI), zou in de GW moeten staan maar dat is irritant om dan ze steeds te wijzigingen, dus zijn ze onder het luikje “bijzondere meerderheidswetten” gestopt zodat er niet steeds gestemd moet worden

Vb. bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof Deconstitutionalisering = maakt het mogelijk om bepaalde

regels te verankeren en tegelijkertijd te vermijden dat de ganse procedure van art. 195 Gw., incl. de ontbinding van het Parlement, moet worden doorlopen.

2) Impliciete wijziging De betekenis van een artikel wordt veranderd zonder dat ze

werd aangeduid door de preconstituante doordat een ander artikel dat wel mag veranderd worden daar een bepaling in wijzigt.

Art. 129 GW: het legt extra beperkingen op aan de taalvrijheid; de gemeenschappen mogen zich mengen in de taal van scholen

Dit mag niet, maar er kan niets aan gedaan worden want Grondwettelijk Hof mag de grondwet niet toetsen.

Art. 43 & art. 42:o Art. 42 zegt dat mensen in het parlement de hele

natie vertegenwoordigeno Art. 43 zegt dat mensen in het parlement hun

gemeenschap/gewest vertegenwoordigen 3) 2012: overgangsbepaling

Art. 195 was zelf aangeduid, dus mocht worden gewijzigd. Men heeft tijdelijk aan dit artikel een overgangsbepaling toegevoegd dat enkele artikels konden worden gewijzigd zonder dat de kamers zouden worden ontbonden

Hiermee wel gevaarlijk precedent gecreëerd. o Interpretatiemethodes

Grondwet => algemene begrippen, open normen Vb. art. 105 GW: ratio is dat men de macht van de Koning wou

inperken, residuaire bevoegdheden komen dus bij het parlement. Hoe deze vandaag wordt geïnterpreteerd: men kan nu meer

macht geven door bijzondere machtenwetten goed te keuren zodat de Regering meer kan doen.

Twee groepen1) Tekstuele/historische interpretatiemethodes (=

organialism)o Moet onderzoek doen naar wat de betekenis was

van bepaalde woorden & wat de intentie was vd grondwetgever

18 | 118

Tosh Joostens

o Vb.: grondwettigheid doodstraf VSA: cruel and unusual punishment. Dit heeft nu een andere betekenis dan in 1791.

o Argumenten voor & tegeno Geen hiërarchie o België => weinig theorievormingo Vb. drukpers art. 150 GWo Voorstanders:

Evolutieve interpretaties komen neer op het omzeilen van de wijzigingsprocedure.

Een te flexibele omgang zou op gespannen voet staan met het democratiebeginsel wanneer het de rechter is die de grondwet interpreteert.

2) Evolutieve(teleologische) interpretatiemethodeso Hierbij moeten we bij de interpretatie van de

grondwet rekening houden met de hedendaagse politieke, sociale & culturele opvattingen.

o Voorstanders: Meest pragmatische oplossing omdat de

interpretatie vd Grondwet a.d.h.v. achterhaalde opvattingen tot onwenselijke resultaten zou leiden.

Historische methode is problematisch omdat is aangezien het in veel gevallen onbegonnen werk is om originele intenties van de grondwetgever te achterhalen.

Voorbeeld: Grondwettigheid doodstraf VSA Geen hiërarchie tussen de 2 methodes

Gebruikte methode hangt van land tot land af. België => Weinig theorievorming: worden beiden teruggevonden

Vb. drukpers art. 150 Gw: gaat het hier enkel om gedrukte pers of ook over radio, televisie,…?

Vraag: in hoeverre kan een rechter voor de interpretatie van de Grondwet steun zoeken bij rechtsontwikkelingen in andere staten of in het internationaal recht?

Comparatieve interpretatiemethode: Meestal zullen de ontwikkelingen in andere democratische staten of op het internationale niveau worden aangegrepen om een nieuwe, dynamische lezing van de eigen grondwet te ondersteunen.

Die openbaarheid naar internationaal recht vindt men ook terug in de Belgische constitutionele rechtspraak.

Veel kritiek op gekregen van voorstanders van de historische methode.

o Men is bang dat men te veel naar het internationaal recht gaat kijken de eigen rechtspraak gaat negeren of dat men te veel naar dingen gaat kijken die bij de eigen subjectieve opvattingen gaat liggen & andere

19 | 118

Tosh Joostens

minder bruikbaar internationaal materiaal laat liggen.

II. Overige Belgische publiekrechtelijke bronnen o Wet, decreet & ordonnantie

= akten die uitgaan van de verschillende WM’en van de federatie Belangrijke bron van publiekrecht Wetsbegrip

Wet in formele/materiële zin 1) Materieel : elke regel die is uitgevaardigd door de overheid met een

algemeen & onpersoonlijk karakter en die van toepassing is op een onbepaald # gevallen.

2) Formeel : akte van wetgevende macht (wet, decreet, ordonnantie)o Meeste wetten in formele zin zijn ook wetten in materiële zin.

Enkel materieel: naturalisatiewetten & begrotingswetten Onderscheid heeft juridische gevolgen: vb. beroep bij Hof van

Cassatie enkel mogelijk bij wet in materiële zin. Gewone/bijzondere meerderheidswetten

o Bevoegdheid Grondwettelijk Hof: bevoegd om gewone wetten te toetsen aan de bevoegdheidsverdelende regels in de bijzondere meerderheidsw’en

o Bevoegdheid Hof van Cassatie o Adviesverplichting Raad van Stateo Grondslag reglementair besluit

Wetsbegrip in de grondweto Gewone wet

Art. 53 G.W. – Meerderheidsquorum/aanwezigheidsquorum Helft + 1 van de stemmen & helft leden aanwezig

o Bijzondere meerderheidswet Art. 4 G.W. – Meerderheidsquorum/aanwezigheidsquorum

Gewone meerderheid in elke taalgroep + meerderheid in elke groep aanwezig + tweederdemeerderheid van het totaal

Hiërarchie: Bijzondere meerderheidswetten > gewone meerderheidswetten

Bijzondere decreten/ordonnanties – Constitutieve autonomie Veronderstellen tweederdemeerderheid stemmen +

aanwezigheidsmeerderheid Staan hiërarchisch op gelijk niveau met bijz wetten.

o Woord “wet” => doorgaans wet in formele zin Uitzondering; vb. art. 10 GW

o Ratio: reactie tegen Willem I: voorbehouden aan WM “Bij” of “door” = voorbehouden aangelegenheden

= bedoeling van deze bepalingen was bepaalde materies voor te behouden aan de WM & te onttrekken aan de UM.

“Krachtens” = basisregels voorbehouden, delegatie regelingsbevoegdheid

Wetgevende delegatie toegestaan: voorwaarde rechtspraak cf. infra

o Verhouding federale wetgever/wetgever gemeenschappen & gewesten? Voor staatshervorming:

20 | 118

Tosh Joostens

“wet” = “wet in formele zin”: had dus enkel bedoeling dit te onttrekken van de UM.

Sedert de Staatshervorming (art. 19, §1, eerste lid BWHI) Voor 1980 : “Wet” = “Wetgevende norm”

o Dus ook decreet/ordonnantie indien: Uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheid in

BWHI Nauw verband met deelstatelijke

bevoegdheid Impliciete bevoegdheden art. 10 BWHI

Na 1980 : “Wet” = “Federale wet”o Toelaatbare afwijking in BWHI zelfo Impliciete bevoegdheden art. 10 BWHI

Voorbeeldeno Art. 182 G.W.: 1831, doch geen aanknopingspunt o Art. 7 G.W.: 1831, gewestbevoegdheid, art. 6, § 1,

VIII BWHIo Art. 162 G.W., gewestbevoegdheid, art. 6, § 1 VIII

BWHIo Art. 16 G.W.: art. 79, § 1 BWHIo Art. 161 G.W: 1993

Besluitwetten WOI & WOIIo Als wetgevende akten gekwalificeerd; kunnen enkel door gewone wetten

worden aangepast. Administratieve besluiten & verordeningen

o = verzamelterm voor akten die uitgaan van de verschillende uitvoerende machten van het land en de territoriaal en functioneel gedecentraliseerde besturen en diensten.

o Staan onder de wet/dec/ordo Drie opdelingen:

Verordeningen/Reglementaire besluiten = formuleren rechtsregel, zijn dus wetten in materiële zin

Organieke besluiten = Organiseren een openbare dienst en zijn dus institutioneel van aard

Individuele besluiten = besluiten die een algemene regel toepassen op een concreet geval.

o Drie groepen:1. K.B./Besluit Gem./Gew. Regeringen (art. 105, 106 & 108 GW/ 20 &

78 BWHI)2. M.B./Besluit van de staatssecr.

Beslissingen met individuele draagwijdte of verordeningen. Staan trede lager dan KB/BGGR Ook: Omzendbrieven van ministers/leidende ambtenaren

o = nota met instructies gericht aan de diensten van de minister, waarin deze aangeeft hoe naar zijn mening de wetten & besluiten moeten worden toegepast & geïnterpreteerd.

o Soms: Verordende omzendbrief = omzendbrief met algemene regels.

21 | 118

Tosh Joostens

3. Besluiten/verordening gedecentraliseerde besturen en diensten Vb. Nationale bank/Rijksinstituut voor Ziekte- &

Invaliditeitsverzekering. (Grondwettelijk) gewoonterecht/praktijk

o In grondwettelijk recht spelen ongeschreven gewoonten & gebruiken een belangrijke rol

o Gewoonteregels: omschrijven een vaste gedragslijn die door diegene die eraan onderworpen is als verplichtend wordt ervaren (opinio iuris).

o Zijn deze juridisch afdwingbaar? Soms Vb. RvS kijkt of ontslagnemende regering haar bevoegdheden niet te

buiten is gegaan. o Tegenover bindende gewoonte staat het gebruik

Vb. wijze van totstandkoming regering & de rol van de koning daarin Algemene rechtsbeginselen

o = ethische, staatkundige, socio-economische of culturele basisbeginselen die ten grondslag liggen aan de gehele rechtsorde maar zelf (nog) geen recht zijn.

o Rechter leidt ze af uit het geheel van geschreven & ongeschreven regels. o Onderscheid:

Algemene rechtsbeginselen met grondwettelijke waarde Staat boven de wet & het GH acht zicht bevoegd om de wet

aan deze beginselen te toetsen Algemene rechtsbeginselen met wettelijke waarde

Staat boven verordeningen & individuele besluiten maar onder de formele wet.

III. Het Europees bestuursniveau o Voorgeschiedenis

Schumanverklaring, 9 mei 1950 Twee basiskenmerken vh Europese eenamkingsproces:

o Functionalisme = Europese integratie opgevat als een functioneel proces, gericht op het realiseren van concrete doelstellingen.

Output (realiseren van vrede & welvaart) centraal Men hoopte op spillover = succesvolle integratie in één domein zou

aanleiding geven tot integratie in andere sferen zo resulteren in bijkomende bevoegdheidsoverdrachten.

o Supranationalistisch karakter van de Commissie Was bovenstatelijk omdat zij:

Beslissingen kon nemen die rechtstreeks (zonder omzetting) toepasselijk waren in de lidstaten

Er voor deze beslissingen geen unanimiteit vereist was. o Europese Unie

Verdragen = hoogste rechtsbron binnen EU = primaire Europese wetgeving Europees recht = recht van de Europese Unie. 1951 (Parijs): EGKS-Verdrag

o Idee: productie van kolen en staal onder een gemeenschappelijk beleid brengen.

1957 (Rome): EEG-Verdrag / Euratom-Verdrago Naast Commissie: Raad, Vergadering (later: Parlement) & Hof van Justitie o Doestelling: instellen van een gemeenschappelijk markt => 4 economische

vrijheden22 | 118

Tosh Joostens

o Zwaartepuntverschuiving van supranationale Commissie naar internationale Raad (was samengesteld met vertegenwoordigers vd lidstaten)

1992 (Maastricht): EU-Verdrag o Naast vorigen: Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders. o Unie had vanaf dan drie pijlers:

1e pijler: Beleidsdomeinen vd drie gemeenschappen 2e pijler: Gemeenschappelijk buitenlands & veiligheidsbeleid 3e pijler: Samenwerking op het gebied van strafrecht,

vreemdelingen, justitie & politieo Juridische verdeling van de munt

2007 (Lissabon):o Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) = Unieverdrag

Vroegere Verdrag van Maastricht Hoofdzaken

o Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) = Werkingsverdrag

Vroegere Verdrag van Rome Verschillende bevoegdheden, procedures en juridische

instrumenten o Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000)

Basisbeginselen van de Unieverdragen Grondwet: vergelijkbaar?

o Unieverdragen vervullen klassieke grondwettelijke functies: organiseren & beperken van de overheidsmacht.

o = Constitutioneel handvest Democratievorm

o Representatieve democratie (art. 10 VEU)o Verkiezingen vanaf 1979o Democratisch tekort

Vertoont kenmerken van consensusdemocratie Zou moeten evolueren naar een “one man, one vote”-

principe; er is geen goed evenwicht tussen het democratisch & het federaal principe.

Onvoldoende sprake van een Europees “volk”.o UM: Commissie (personen gekozen vanwege bekwaamheid) & Europese

Raad Regeringsvorm?

o Semi-parlementair systeemo Commissie-voorzitter: gekozen met meerderheid in Parlement

(voorgedragen door Europese Raad)o Commissie is verantwoording verschuldigd aan Parlement. o Europese Raad komt tot stand zonder inmenging Parlement.

Staatsvorm? o Supranationaal – sui generiso Confederatie o Federatie van state

Meeste geschikt door het duale karakter. Wijziging van de Unieverdragen

o Art. 48 Unieverdrag

23 | 118

Tosh Joostens

o Bijeenroeping Conventie van afgevaardigden van de lidstaten & Europese instellingen

o Pas van kracht wanneer zij door alle lidstaten grondwettelijk hebben bekrachtigd.

Kompetenz-kompetenz ligt dus bij de leden. Interpretatie van de Unieverdragen

o Teleologische methode => Van Gend & Loos: Bepalingen kunnen directe werking hebben.

Wetgevings- en uitvoeringshandelingen Art. 288 VWEU (de afgeleide/secundaire wetgeving, worden tot stand gebracht door

instellingen van de Unie):o Verordeningeno Richtlijneno Besluiteno Aanbevelingeno Adviezen

Verschil wetgevings- & uitvoeringshandelingen – drie categorieën: o Legislatieve/wetgevingshandelingen die volgens de gewone OF bijzondere

wetgevingsprocedure zijn vastgesteld => art. 289 VWEUo Gedelegeerde handelingen genomen door de Commissie in niet-legislatieve

materies of in verband met niet-essentiële elementen van legislatieve materies => art. 290 VWEU

o Uitvoeringshandelingen die door de Commissie of Raad zijn genomen in aan hen toevertrouwde materies => art. 291 VWEU

o Raad van Europa 47 verdragstaten Comité van Ministers: ministers van BuZA Parlementaire vergaderingen: vertegenwoordigers van nationale parlemenen Kan enkel niet-bindende resoluties aannemen. EVRM Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens & de Fundamentele

Vrijheden 1950 (EVRM) Supranationaal afdwingingsmechanisme

Zowel particulieren als andere verdragsluitende staten kunnen een klacht indienen tegen een staat die partij is bij het verdrag.

Arresten zijn bindend voor de verdragstaten. IV. Het internationale bestuursniveau

o Bronnen van internationaal recht: art. 38 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshofo Internationale organisaties

Verenigde naties (1945) BUPO (1966): burger- & politieke rechten IVESCR (1966): internationaal verdrag inzake economische, sociale & culturele

rechten Wereldhandelsorganisaties …

Verhoudingen in de gelaagde rechtsorde Inleiding:

24 | 118

Tosh Joostens

o Verticale machtenscheiding: overheidstaken verdelen tussen lokale/regionale/nationale/… overheidsverbanden.

o Onderscheid maken tussen 3 soorten verhoudingen:I. Verhoudingen tussen internationale, het Europese & nationale recht

II. Verhoudingen tussen rechtsnormen in een federale staatIII. Verhoudingen tussen de centrale overheid & de ondergeschikte besturen bij

centralisatie & decentralisatie. o I. Algemene begrippen

Rechtsorde Geldigheid (direct applicability)

o Dualisme/monisme Dualistisch systeem = een regel van internationaal recht verwerft de

status van geldig recht in de nationale rechtsorde nadat ze is omgezet door een regel van nationaal recht.

=> Onrechtstreekse validatie/toepasselijkheid Monistisch systeem = Tussenstap is niet nodig: een bindend

internationaal verdrag maakt automatisch deel uit van de nationale rechtsorde.

=> Rechtstreekse validatie/toepasselijkheid. o Gedecentraliseerde/federale staat: geïntegreerde rechtsorde

Voorrang (primacy)o Conflict? 1. Monistisch stelsel: voorrang internationaal recht2. Dualistisch stelsel: klassieke conflictsregels.

Wet die het verdrag omzette in nationaal recht, kan worden aangepast door een nieuwe, latere wet => Lex-posterior-beginsel.

o Ook binnen één staatsverbond mogelijkheid tot conflict Regel: hogere norm gaat voor op een lagere Federale staten bepalen ook hoe federale wetgeving zich verhoudt

tot die van de deelstaten – 2 manieren:1. Bundesrecht bricht Landesrecht:

o In geval van conflict, gaat federale recht voor2. Nevenschikking (i.p.v. hiërarchie)

o Federale & deelstatelijke normen zijn “=” Inroepbaarheid (justiciability)

o Is de regel voldoende volledig, duidelijk & onvoorwaardelijk geformuleerd? Zo ja: Self-sufficient/directe werking/effect (

rechtstreekse/directe toepasselijkheid)o Rol rechter

Gevolgen conflict o Strijdige regel buiten toepassing lateno Strijdige regel vernietigen => verdwijnt uit rechtsorde

Grondslag verhoudingen o Binnen zelfde rechtsorde zal de (federale) grondwet die verhoudingen

tussen verschillende bestuursniveau vastleggen. o Moeilijker te beantwoorden bij internationaal recht: antwoord hangt af van

degene waaraan het gevraagd wordt Een rechtsorde is autonoom & onafhankelijk als het zelf-referentieel

is (= het kan bepalen wat de normatieve kracht is van rechtsregels binnen haar territorium).

25 | 118

Tosh Joostens

o II. Verhoudingen tussen de rechtsnormen van de internationale, Europese & en nationale rechtsordes

1) Internationaal perspectief Staat neutraal t.o.v. de vraag wie voorrang heeft

o Autonomie nationale (grond)wetgever: mogen zelf kiezen hoe ze zich hierover verhouden.

Internationale rechtsorde o Pacta sunt servanda = de staat kan zich niet op zijn nationaal recht

beroepen om verplichtingen van internationaal recht opzij te schuiven Art. 26, 27 WVV

o Internationaalrechtelijke aansprakelijkheid2) Europees unie perspectief

Art. 288 VWEU: verordening “rechtstreeks toepasselijk” o Voor de rest staat hier niets over in de verdragen o Verordeningen rechtstreeks toepasselijk: breuk met internationaal recht

omdat dat hierover zwijgt, het laat het over aan de staat zelf (monisme/dualisme)

Mijlpaalarresten ivm directe werking en voorrang o Hof van Justitie heeft beslist dat Verdragen & het afgeleide EU-recht directe

werking kunnen hebben & voorrang genieten op het nationale recht. o HfJ claimt dat ze de bevoegdheid heeft om hier zelf over te oordelen. o Grondslag: EU is “eigen rechtsorde”, onafhankelijk van het nationale recht.

Verschil tussen directe werking & Rechtstreekse toepasselijkheid o Directe werking: Horizontale machtenscheiding: is de rechter bevoegd om

het te gebruiken? o Rechtstreeks toepasselijk: moet een norm worden omgezet?

Rechtstreekse toepasselijkheid en directe werkingo Van Gend & Loos, 1963

Hierin vestigde het Hof het principe dat bepaalde bepalingen van EU-recht:

Directe werking: “Voldoende duidelijk & onvoorwaardelijk” Rechtstreekse toepasselijkheid: “Geen wettelijke tussenkomst ten

state behoeft”. Belangrijke argumenten hiervoor putten zij uit:

1. Dat de verdragen een eigen rechtsorde gecreëerd hebben2. Dat nationale rechters prejudiciële vragen kunnen stellen

Voorrang o Costa t. Enel, 1964

Italiaan die weigerde zijn elektriciteitsrekening te betalen, de staat had de elektriciteitsleverancier volledig genationaliseerd; was in strijd met het EU-wet

Die nationalisatiewet dateerde van na de datum dat Italië (duaal systeem) het EEG-verdrag had omgezet

Lex specialis derogat generali Analyse:

“het zou aanleiding geven tot een ongelijkheid/discriminatie tussen de burgers van de lidstaten van de EU”

“anders zou het niet mogelijk zijn om de uniforme toepassing van het EU-recht af te dwingen & uit te voeren”

Waar haalt het HvJ de macht vandaan om dat te beslissen?26 | 118

Tosh Joostens

o “Dat is om dat we niet te vergelijken zijn met het klassieke internationale recht, wij zijn een nieuwe, autonome rechtsorde die kan beslissen over de normatieve kracht van haar normen.”

Dit is nadien nooit tegengesproken door de lidstaten, maar hebben dit ook nooit bevestigd.

De Unie zou haar doelen niet kunnen bereiken als latere nationale wetten zouden kunnen voorgaan nop het EU-recht & het EU-recht daardoor van staat tot staat zou verschillen.

Later toegelicht: het voorrangsbeginsel is absoluut & onvoorwaardelijk en alle overheidsorganen zijn eraan onderworpen.

Een regel van Unierecht gaat steeds voor op een regel van nationaal recht, ongeacht de rangorde ervan in de interne rechtsorde.

Ook de datum is niet relevant voor de toepassing van dit beginsel.

o Internationale Handelsgesellschaft, 1970 Wie past het vorrangsbeginsel toe? Rechtsgevolgen?

o Simmenthal, 1974 Elke rechter kan van de hoogste tot de laatste krijgt de bevoegdheid

om de wetten te controleren Dit was dus iets raars voor Europa: Normaler in VSA

Wie is daar bij ons voor bevoegd: Grondwettelijk Hof Binnen de 6 maanden Nadien via prejudiciële vraag

Centraal/diffuus stelsel: Centraal : Het Grondwettelijk Hof: de enige rechtsorde die

iets kan toetsen. Diffuus toetsingstelsel : elke rechter kan iets doen

Gevolgen: Simmenthal: rechter moet nationale regel buiten toepassing

laten Regel verliest hier niet mee zijn geldigheid

o Fratelli Costanzo, 1989o IN.CO.GE ’90, 1998

Onderscheid “buiten toepassing laten” & “nietigheid”3) Nationale perspectieven

HvJ kan deze uitspraken wel doen, de nationale overheden moeten dit wel accepteren.

Monisme (Be, Fr, Ne) Dualisme (Denemarken, It, VK) Voor & Nadelen

o Voordelen dualisme : Bescherming nationale soevereiniteit Democratischer

In veel landen speelt Parlement minimale rol in sluiten & goedkeuren van verdragen. Om dit toch te legitimeren, wordt het verdrag goedgekeurd in het Parlement.

o Voordeel monisme : Laat beste zijn internationaalrechtelijke verplichtingen toe na te

komen.

27 | 118

Tosh Joostens

Doorwerking Eu-rechto Visie HvJ grotendeels geaccepteerd; maar:1. Eerste voorbehoud: grondslag

Grondslag blijft nationaal Sommigen zeggen dat het EU voorrang heeft, maar alleen

omdat het in elke de Grondwet staat Paradoxaal gaat dus de grondwet steeds voor op de EU,

maar de grondwet geeft voorrang aan de EU: Café Jacques Vabre (art. 55 Franse G.W.)

Geldig gesloten internationale verdragen hebben voorrang op interne wetgeving.

België: art. 34 GW Honeywell (art. 23 Duitse GW/Costa)

Halen de grondwet aan + de uitspraak van HvJ Hoge Raad (Nederland)

Voorrang van het EU-recht volgt uit het EU-Recht zelf (zij onderwerpen zich dus volledig)

Art. 34 GW: De uitoefening van bepaalde machten kan door een verdrag

of door een wet worden opgedragen aan volkenrechtelijke instellingen.

2. Tweede voorbehoud: grenzen voorrang Een # nationaal (grondwettelijke) hoven kunnen grenzen stellen aan

die voorrang Kern nationale grondwet heeft voorrang op EU-Recht Voorrang dus niet absoluut Vb. Solange I & II We aanvaarden de EU-recht tot op zekere hoogte Voorbeelden:

Italië: Theorie van de Controlimi: beperking van de soevereiniteit door het overdragen van de machten aan de EU wordt op zijn beurt gelimiteerd door diezelfde Grondwet beschermde fundamentele waarden, waaronder de grondrechten.

Du: Solange Io Hof oordeelde dat het Unierecht geen afbreuk mag

doen aan de basisstructuur van de Duitse Gw Du: Solange II

o Stelde vast dat het Europese niveau van grondrechtenbescherming volstond & dat het bijgevolg het EU-recht zelf niet langer in individuele gevallen zou toetsen, zolang het door de EU & HfJ gegarandeerde beschermingsniveau blijft volstaan.

3. Derde voorbehoud: ultra vires (= buiten bevoegdheid) Kompetenz-Kompetenz blijft bij lidstaten Wie oordeelt over bevoegdheidsconflict?

Duitse Hof acht zich in het arrest Honeywell zelf bevoegd. Vb. Honeywell

28 | 118

Tosh Joostens

EU-Recht heeft enkel toegewezen bevoegdheden & binnen deze bevoegdheden gaat EU-Recht voor, maar daarbuiten mag ze niets zeggen.

Deze beslissing berust eigenlijk bij HvJ Dit is momenteel nog nooit gebeurd: er is nog nooit een

werkelijk conflict geweest. o Conclusie

Praktijk: grote consensus normatieve kracht EU-recht Conflicterende soevereiniteitsaanspraken Constitutioneel pluralisme, dialoog i.p.v. zoeken naar een hiërarchie

tussen lidstaten & Unie. 4) Belgisch perspectief

Grondwet stilzwijgen, wel aanknopingspunten: Art. 167, §2 en §3 G.W., art. 34 G.W. (Rechtstreekse toepasselijkheid)

o §2: koning sluit de verdragen maar met instemming van Kamer => instemming; is dit een omzetting of een gewone goedkeuring?

o Tot smeerkaasarrest was België een dualistisch systeem, zij hebben gezegd dat instemming geen omzetting is; Hof van Cassatie heeft voor het monistische systeem gekozen.

o Instemming =/= inhoudelijke omzetting Rechtstreekse toepasselijkheid

o Cass; 1971, Franco-Suisse Le Ski : België wordt monistischo Art. 167 – Instemming geen inhoudelijke omzetting, is wél een formele

democratische controleo GrWH acht zich bevoegd om de inhoud v verdragen te toetsen aan de Gw.

Directe werking o Cass. 1983, Thonono Objectief criterium: voldoende precies, duidelijk & onvoorwaardelijk o Subjectief criterium: kijkt of verdragspartijen bedoeling hadden om een

bepaling directe werking te geven. o Flexibele houding HfJ

Voorrango Hof van Cassatie :

“Zowel het internationaal als het EU-recht hebben voorrang op elke daarmee strijdige nationale norm, incl. de Gw.”

De voorrang van het internationale recht vloeit voor uit het bij het verdrag bepaald internationaal recht: internationaal recht vloeit voort uit het internationaal recht

Maar: onzin: internationaal recht zwijgt of het recht voorrang heeft op nationaal recht, lidstaten moeten dit zelf beslissen

Ze trekken hier de visie van Europees recht door naar het volledig Internationaal recht

Noot: Smeerkaasarrest heeft betrekking op lidstaat-EU, niet op internationaal verdrag.

Conclusie: HfC heeft het monisme gevestigd & voorrang van internationaal recht bevestigd

o GrWH en RvSt Maakt onderscheid tussen internationaal verdragsrecht & secundair

recht van volkenrechtelijke instellingen (vb. EU)29 | 118

Tosh Joostens

Internationaal verdragsrecht o Wat de wetgever niet rechtstreeks kan (een wet

aannemen die in strijd is met Gw) kan hij ook niet onrechtstreeks (instemmen met een verdrag dat in strijd is met Gw).

o GrWH toetst verdrag aan GW via instemmingsweto Kan België in het gedrang brengen, dus GrWH zal

zich terughoudend opstellen. Bijzondere wet van 6 jan ’89: voor een

beroep tot vernietiging tegen instemmingswetten geldt een verkorte ontvankelijkheidstermijn van 60 dagen.

Gehoopt: regering zou pas na deze 60d’en ratificeren.

Er kunnen ook geen prejudiciële vragen meer gesteld worden aan het Hof.

Afgeleid EU-recht o Voorrang: art. 34o Absoluut & onvoorwaardelijk?

o HfC heeft later nog bevestigd dat die voorrang ook geldt t.a.v. de Grondwet RvS & GrWH zijn hier niet mee eens, vloeit volgens hun voort uit art.

34 Gw. Art. 2, 3 & 26 §1bis Wet GrWH

o Arrest 2/2016, B.8.7 Grondwettelijke hoven van Duitsland & België hebben overlegd Wanneer machten worden overgedragen, kunnen de

volkenrechtelijke machten autonoom uitoefenen Maar het overdraven van die bevoegdheden aan de EU is geen

vrijbrief; er zijn grenzen aan de bevoegdheden die zijn overgedragen o Gevolgen

Gewone rechtscolleges zijn verplicht de nationale norm buiten toepassing te laten.

Bevestigd in Smeerkaasarrest. o Grondslag

Meningen ook verdeeld Hof van Cassatie:

Internationaal & Eu-recht gaan voor op eigen gezag, grondwetgever kan hier niets aan veranderen.

RvS & GrWH: Baseren zich op art. 34 Gw: bevestigen autoriteit Gw. Benadering is niet volledig juist: als de voorrang voortvloeit

uit 34Gw, kan dan niet van dat principe worden afgeweken door een bepaling van diezelfde Gw of door de Gw te wijzigen door vb. 34 te schrappen? Zo zou de grondwetgever het laatste woord hebben.

Smeerkaasarrest: Voorrang vh internationaal recht “volgt uit de aard zelf van

het bij verdrag bepaald internationaal recht” & dat “zulks des te meer geldt voor het Unierecht”

30 | 118

Tosh Joostens

o Oorsprong ligt dus niet in Gw, wel in verdrag zelf. Gwgever kan hier geen afbreuk aan doen.

Gans-hof van der Meersch Pacta sunt Servanda = voorrang internationaal recht op

basis van contractenrechtelijke argumenten.

o III. Verhoudingen tussen rechtsnormen in een federale staat Binnen één staatsverband: wetgevende bevoegdheden toegekend aan autonome

deelgebieden. Rechtstreekse geldigheid/toepasselijkheid: ja

Grondwet legt bevoegdheden van verschillende niveaus vast. Hiërarchische verhoudingen

Hier gelden klassieke conflictregels hogere norm > lagere norm Systeem bevoegdheidsverdeling:

o Exclusieve bevoegdheden: Voor één materie, één overheid. Geen voorrangsregel/nevenschikking

o Vb. Belgiëo Gedeelde/concurrerende bevoegdheden: doorgaans voorrang federale wet

=> Bundesrecht bricht Landesrecht ! Voorrangsregel pas in werking als er effectief sprake is van een

conflict Om na te gaan of er sprake is van conflict, toepassing gemaakt van

het preëmptiebeginsel Preëmptie = bij uitoefening van gedeelde/concurrerende

bevoegdheden, kunnen de deelgebieden slechts optreden zolang en voor zover het federale niveau het terrein niet bezet heeft.

Sterkt gevestigd in Amerikaans rechtsorde, wordt opdeling gemaakt: Rule preemption = slechts sprake van preëmptie wanneer

er een conflict is tussen de federale & de statelijke regel Obstacle preemption = wanneer de statelijke norm een

obstakel is voor de doelstellingen van de federale wet Field preemtion = Federale wetgever neemt ganse veld in,

zodat staten mogelijkheid verliezen om nog in een bepaald veld te treden.

Deel 2: Democratievorm I. Algemene principes

1) Representatief stelsel & directe democratie “Grondwettelijk, representatieve & erfelijke monarchie” Art. 3 Eerste protocol EVRM (“vrije, geheime verkiezingen”)

Actief kiesrechto Recht om te kiezen

Passief kiesrecht o Recht om zich kandidaat te stellen

Moeit zich niet met keuze van kiesstelsel “Eén persoon, één stem”?

o Electorale gelijkheid; spanning tussen democratische & federale beginsel o Moet de stem van elke burger even zwaar doortellen?

31 | 118

Tosh Joostens

o Vb. ongelijk verdeelde kieskringen; sommige kieskringen zijn groter/kleiner, hebben meer/minder mensen ongelijkheid.

Grondwettigheid referenda? Meeste landen verbieden directe democratie niet, maar zien het als aanvullend (niet

bindend) op de indirecte democratie Ons land verbiedt het

o Voorstanders DD: Democratische inspraak van de burger te vergroten Geldt als correctiemechanisme op bestaan politieke partijen

o Nadelen: Gebrek aan tijd Gebrek aan interesse & expertise van de gemiddelde burger (niet eens mogelijk bij ons)

Afd. Wetg. R.v.St.: twee tegenargumenten, gebaseerd op art. 33 GW. 1) De natie valt niet samen met het volk (1e lid artikel)

Volksvertegenwoordigers kunnen wél reflecteren over het belang van de natie, niet alleen het volk. Zij delibereren & reflecteren over de wil van de natie.

2) Machten worden uitgedeeld via de procedures bepaald in de Grondwet: de grondwet voorziet representatieve democratie, geen directe. (2e lid artikel)

3) In principe ook 3e argument, los van art. 33 Gw: Kan harmonische coëxistentie tussen de gemeenschappen in gevaar brengen. (zie koningskwestie)

Zowel m.b.t. tot volksraadpleging als bindend referendum op niveau van fed overheid & deelstaten

o Zo’n volksraadpleging is juridisch gezien niet bindend, maar de partijen gaan zich wel aan de beslissing houden, partijen willen niet zo’n beslissing negeren.

Uitzondering :1) Lokale volksraadpleging (of art. 41 GW/Gemeentedecreet)

Er moet een # handtekeningen moeten worden verzameld Mag niet over personen gaan MOET over gemeentelijke/provinciale belangen gaan Deelname is niet verplicht & niet-bindend

2) Gewestelijke volksraadpleging (of art. 39bisGW) Grondwettelijk Hof moet dit eerst goedkeuren Gewestelijke materie

2) Politieke partijen Niet uitdrukkelijk vermeld in Grondwet Genieten de verenigingsvrijheid (art. 11 EVRM)

Volgens Hof: polpartij is niet zomaar een vereniging, wel een vereniging die essentieel is voor de goede werking van de democratie

Impliciet (art. 27 GW & art. 62, lid 2 GW) Art. 27 GW; vrijheid van vereniging & dus ook politieke partijen. Art. 62, lid 2 GW; verankering van systeem van evenredige vertegenwoordiging:

samenstelling van de kiescolleges worden door de wet geregeldo 1899; stelsel van evenredige vertegenwoordiging o Verdwijnen van de liberale partij o Erkent bestaan van partijen doordat er lijsten moeten bestaan van

verkiesbare personen zodat die evenredig kunnen vertegenwoordigen.

32 | 118

Tosh Joostens

Partijfinancieringswet 1989 Publieke dotatie

o Voorwaarde: 1 verkozene in de Kamero Dan krijg je per stem nog een extra bedrag

Beperking private inkomsten (geen giften rechtspersonen)o Gevaar van belangenvermenging

Vb. VSo Agusta-schandaal; corruptie

Partijen hadden geld nodig om de verkiezingen te financieren.o Rechtspersonen = vb. bedrijven o Wel nog giften van private personen, maar dat is max. €500

Beperking verkiezingsuitgaven en controle boekhouding o Beperking campagnemiddelen o Gebruik van bepaalde propagandamiddelen zoals radiospots, tvspots…

verboden. o Je kan per kandidaat maar een bepaald bedrag uitgeven

Kritiek : Schending partijvrijheid & gelijkheid. o Doelen zijn legitiem1. Maar dit maakt het veel moeilijker om nieuwe partijen op te starten;

beperkingen worden opgelegd vanaf het begin2. Hierdoor verliezen politieke partijen nog meer de voeling met de

maatschappijo Dit soort beperkingen worden door de Amerikanen als “illegaal” gezien

3) Constitutionele monarchie Enkele sleutelbepalingen (art. 85 t.e.m. 95 Gw.)

Art. 85 GW: erfopvolging Art. 90 Gw: interregnum

o Alle machten worden uitgeoefend door de ministerraad indien er iets gebeurd met de koning.

Art; 88 Gw; Civiele Lijst Art. 92, 93, 95 G; regent

o 3 situaties waarin een regent kan worden aangeduid;1) Wanneer de troonopvolger minderjarig is. 2) Wanneer er geen nakomelingen zijn van Leopold I. 3) Situatie waar de Koning in de onmogelijkheid verkeerd om te

regeren. Psychisch: King George van Engeland Fysiek: WOI & WOII Moreel: Abortuswet

o Historische achtergrond art. 93GW Madness of King George; George III was koning in Engeland, die was

gek, had een psychische ziekte & men heeft zijn opvolger aangeduid als regent.

Bij overlijden van George was de opvolger koning geworden (zijn zoon)

o Nadien is deze bepaling in andere contexten toegepast: In het begin van België was er een regent: voor dat Leopold koning

was geworden.

33 | 118

Tosh Joostens

o Tijdens WOII: Koning was in de fysieke onmogelijkheid tot regeren; gevangen Ministerraad nam zijn taken over

o Na WOII: tot Leopold terugkeerde, was er de regent prins Karel o Abortuswet: Boudewijn even afgezet

Hij was in de morele onmogelijkheid tot regeren Geen regent aangesteld Ministerraad heeft de bevoegdheden van de Koning overgenomen

Positie koning: persoon van de Konings Koning als instelling Art. 36 & 37 GW; wetgevende & uitvoerende macht Art. 88 Gw: “de persoon de Konings is onschendbaar, zijn ministers zijn

verantwoordelijk” o Alle handelingen met politieke gevolgen o Koning is onschendbaar & onverantwoordelijk (ook strafrechtelijk en

burgerrechtelijk) (art. 88 & 101 Gw) Kan niet ter verantwoording worden geroepen in het Parlement Wat moet er gebeuren als hij iets illegaal doet? Zijn civiele lijst zal

worden aangepast “The King can do no wrong”

o Geen macht, wel Invloed? De koning heerst, maar regeert niet Koning heeft de macht om aan te moedigen, te overleggen,… Colloque singulier = samenspraak tussen Koning & ministers dient

vertrouwelijk te blijven. Het politieke standpunt van de koning mag nooit worden

vrijgegeven: dat doet teniet aan zijn neutrale karakter. o Is wel al gebeurd: abortus-affaire o Leopold III: koningskwestie, hij weigerde mee te

gaan met de regering; breuk tussen regering & koning maakte zijn standpunt bekend.

o Wel ministeriële verantwoordelijkheid Moeten samen wetten ondertekenen Elke daad dat de Koning wil doen (staatsbezoek, huwelijk…) moet

worden goedgekeurd worden door de regering. Art. 106 Gw.

o Koning heeft formeel gezien geen macht; het is de regering die macht heeft. Is dat nu goed, een monarchie?

o Hij is niet verkozeno Hij heeft nog steeds invloed terwijl hij geen democratische legitimiteit heeft

Tijdens regeringsvorming geldt er vb. geen ministeriële verantwoordelijkheid.

o In de volksraad wou men een republiek, was niet echt een optie Men zag het probleem in dat de koning te veel macht zou hebben Men heeft dus de macht aan banden proberen leggen

o Als hij geen formele macht heeft, kan hij wel als neutrale actor spelen. Komt naar boven in de regeringsvormen; een neutraal persoon kan

de regeringsvorming op gang trekken.4) Constitutieve autonomie

Deelstaten geen eigen grondwet Beperkte mate van constitutieve autonomie

Art. 118, §2 en 123 §3 GW34 | 118

Tosh Joostens

Voorwaarden :1) Enkel voor aangelegenheden aangeduid bij bijzondere wet

Vb. art. 24 BWHI (aantal parlementsleden), art. 63 §4 BWHI (max. # regeringsleden)

2) Via bijzondere meerderheidsdecreten uitgeoefend Vb. Bijz. Decreet Vlaamse Instellingen

II. Samenstelling, statuur & werking vh parlement A. De federale overheid

1) Kiesstelsel Kiesstelsel = geheel v regels dat bepaalt hoe de op de kandidaten of de lijsten

uitgebrachte stemmen worden gebruikt om de beschikbare zetels te verdelen. A. Meerderheidsstelsel

o Zetel(s) die in een bepaalde kieskring te verdelen zijn, gaan naar de kandidat(en) die de meerderheid van de stemmen heeft behaald.

1) Uninominaal: één zetel/kieskring2) Plurionominaal: meerdere zetels 1) Absoluut: absolute meerderheid (ballottage)2) Relatief: hoogste # stemmen (FPTP)o Voordeel

Geen kleine partijen Homogene stabiele regering Inspraak regering

o Nadeel Mogelijke wanverhouding stemmen/zetels

B. Stelsel van evenredige vertegenwoordiging o Een lijst krijg hier een # zetels in verhouding tot het # stemmen dat op die

lijst is uitgebracht. o Steeds in multinomiale stelsels o Grootte van de kieskringen van variëren o Vaak een formele kiesdrempel o Gesloten, open of flexibele lijsten

Flexibele lijst: kiezers kunnen stem uitbrengen voor een lijst en/of 1(+) kandidaten. Eerst worden de zetels toegekend aan de kandidaten die op eigen kracht voldoende voorkeurstemmen hebben gehaald. Vervolgens worden de lijststemmen overgedragen aan de andere kandidaten in volgorde van hun plaats op de lijst tot zij het verkiesbaarheidscijfer hebben behaald. = devolutieve werking van de lijststem

Hierdoor hebben partijen grote invloed op de samenstelling van het parlement.

o Voordeel : Weerspiegeling voorkeur kiezers

o Nadeel : Verbrokkeling partijen

Correcties: kiesdrempel + kieskring Coalitieregeringen Indirecte inspraak regering.

35 | 118

Tosh Joostens

C. Gemengde stelsels o Vb. Duits kiesstelsel voor Bundestag

Elke kiezer: twee stemmen: Erstimme = Één waarmee hij binnen zijn kieskring een

kandidaat verkiest volgens het uninominale relatieve meerderheidsstelsel.

Zweitstimme = Eén waarmee hij tussen vooraf door de partijen vastgelegde lijsten kan kiezen.

Het Belgisch kiesstelsel – historische evolutie o 1831: cijnskiesstelsel + absoluut meerderheidsstelselo 1831-1847: Geen partijvorming; unionismeo 1847-1894: Tweepartijenstelsel (katholieken VS liberalen)o 1848: verlaging kiescijns tot grondwettelijk minimumo 1893: algemeen meervoudig stemrecht(plicht) mannen o 1894 - …: Meerpartijenstelselo 1899: stelsel van de evenredige vertegenwoordiging (in 1920 in G.W.)o 1919 (1921 aanpassing in Gw): algemeen enkelvoudig stemrecht manneno 1948: uitbreiding tot vrouwen

Het Belgisch kiesstelsel – Huidig systeemo Art. 61 G.W.: elke kiezer recht op één stem + kiesvoorwaarden (cf. art. 8

G.W.)o Art. 62, 2e lid G.W.: Evenredige vertegenwoordiging (cf. Kieswetboek)o Art. 62, laatste lid G.W.: stemming verplicht en geheim (opkomstplicht)o Art. 63 G.W.: verdeling zetels tussen kieskringen op basis bevolkingsaantal

o Systeem D’Hondt V/s+1

o Correcties evenredige vertegenwoordiging (2002)

Arrondissementen afgeschaft, kieskringen nu provincies (behalve BHV):

10 provinciale kieskringen Kieskring Brussel-Hoofdstad

Kieskringen: 11 Kiesdrempel: 5% totaal uitgebrachte stemmen kieskring

GwH is hier niet tegen.o Vroegere kieskring “Brussel-Halle-Vilvoorde”

Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (tweetalig gebied)+Administratief arrondissement Halle-Vilvoorde (provincie Vlaams-Brabant)

Splitsing kieskring BHV voor Kamer / Eur. Parl. o Kieskringen B-H, Vlaams-Brabant, Waals-Brabant o Kiezers in de zes randgemeenten keuze (niet verplaatsen)

Lijsten kieskring Vlaams-Brabant Lijsten kieskring Brussel-Hoofdstad

o Bijzondere modaliteiten: grondwettelijk gewaarborgd Wijziging kieswetboek => verankerd via art. 63, §4 Gw.

36 | 118

Tosh Joostens

o 2003: Grondwettelijk hof oordeelde dat wettelijke regeling rond BHV in

strijd was met het gelijkheidsbeginsel Kandidaten die in de kieskring BHV kandideerde in concurrentie

treden met kandidaten die elders dan in die provincie kandideren Kandidaten die in kieskring Leuven kandideerde werden niet op

dezelfde wijze behandeld als zij die kandideren in de kieskring BHVo Pas in 2012 dus een oplossing: kieskring Brussel-Hoofdstad & kieskring

Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. o Splitsing gepaard met compensatie: kiezers in de zes randgemeenten

behouden de mogelijkheid om te stemmen hetzij voor een lijst van de kieskring Vlaams-Brabant, het zij voor een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad. (art. 63, §4 Gw)

Federale kieskringo Voorstelo Paviagroep: 15 van de huidige 150 leden van de Kamer worden verkozen in

een kieskring die het hele grondgebied omvat. De kiezer zou dan 2 stemmen krijgen.

Hierbij: qoutamechanisme: 9 Nederlandstalige & 6 Franstalige taalgroep

o Dubbele doelstelling :1. Federale cohesie verstevigen; meer efficiënte federale

besluitvorming. 2. Democratisch tekort van federale besluitvorming verlichten.

o Kritiek :1. Incentives zouden te beperkt zijn om de communautaire dynamiek

binnen de gesplitste politieke partijen een halt toe te roepen. 2. Quotaregeling: was het net niet de bedoeling om de communautaire

opdeling te overstijgen?

2) Samenstelling Kamer & Senaat Art. 63, §1 G.W.: Kamer 150 leden Art. 64 Gw.: Verkiesbaarheidsvoorwaarden:

o Belgo Genot burgerlijke & politieke rechteno 18jo Woonplaats in België o ! art. 11bis Gw: geslachtsquota

Art. 43 Gw.: indeling in taalgroepen van leden van Kamero Objectief criterium : Volksvertegenwoordiges gekozen in kieskring die tot het

Nederlandse taalgebied behoort, maken deel uit van de Nederlandse taalgroep, die tot de Franstalige behoren maken deel uit van de Franstalige taalgroep.

o Subjectief criterium : Afhankelijk van de taal waarin zij hun eed het eerst afleggen, zullen zij tot de ene dan wel de andere taalgroep behoren.

37 | 118

Tosh Joostens

o Er is geen Duitse taalgroep. Senaat

o Geschiedenis Aanvankelijk samengesteld uit edellieden & grootgrondbezitters Verkiesbaarheidscijns eerst verlaagd, dan afgeschaft & kwamen er

andere voorwaarden & andere soort senatoren. o Tot 2014: 71 verkozen leden

40 rechtstreeks verkozen senatoren (25N/15F) 21 gemeenschapssenatoren (10N/10F/1D) 10 gecoöpteerde senatoren (6N/4F)

Erop gericht mensen met deskundigheid een waardevolle bijdrage te kunnen laten leveren aan het wetgevend werk.

Senatoren van rechtswegeo Sinds 2014: 60 leden (art. 67 G.W.) Deelstatenkamer

29 deelstaatsenatoren aangewezen door het Vlaams Parlement (uit Vlaams Parl. Of Ned. Taalgroep Brusselse Hfd. Parl.)

10 deelstaatsenatoren aangewezen door en uit Parlement Franse Gemeenschap

8 deelstaatsenatoren aangewezen door en uit het Waals Parlement 2 deelstaatsenatoren aangewezen door en uit de Franse taalgroep

van het Brusselse Hfd. Parl. 1 deelstaatsenator aangewezen door en uit het Parlement van de

Duitstalige Gemeenschap Wordt hier het federale principe gebruikt?

Nee: De Vlamingen hebben de meerderheid: er is geen pariteit

Is niet nodig in België, België is naast een federale staat ook een pacificatiedemocratie, waardoor je de federale beschermingsprocedure niet meer nodig hebt, je hebt in de kamer al een alarmprocedure. Anders zou het een overbescherming zijn.

De vertegenwoordiging van de deelstaten is wel de bevoegdheid van de Senaat.

Max. 2/3 senatoren van hetzelfde geslacht. Art. 67 G.W.: 60 leden

o 6 gecoöpteerde senatoren door Nederlandse taalgroepo 4 gecoöpteerde senatoren door Franse taalgroepo Idee: Intelligente mensen (experts, professoren,…) te coöpteren, mensen die

niet onmiddellijk voldoende populair zijn om verkiezingen te winnen, iemand die een belangrijke bijdrage kan geven aan de wetgevende procedure.

o Vandaag wordt het gebruikt om mensen die nog geen mandaat hebben eentje te geven.

Zetelverdeling o Deelstaatsenatoren: uitslag deelstaatparlementeno Gecoöpteerde senatoren: uitslag Kamer

Voor de 4 gecoöpteerde senatoren aan Franse kant wordt bij het totale stemcijfer van de lijsten van de vijf Waalse kieskringen en de kring Brussel-Hoofdstad ook nog het stemcijfer van het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde opgeteld.

38 | 118

Tosh Joostens

Deze logica impliceert dat de Franstalige politieke partijen er belang bij hebben om met afzonderlijke lijsten in Halle-Vilvoorde op te komen.

3) Werking van Kamer & Senaat Art. 60: elke kamer heeft een reglement

o Meeste belangrijke regels staan in de reglementen van Kamer en Senaat, downloadbaar op hun website.

o Staat dus niet in een wet, wel in een gewoon reglement Dit om te vermijden dat de UM zich gaat moeien in de manier hoe

dat de WM zich organiseert. Art. 48: goedkeuring geloofsbrieven

o Onderzoek regelmatigheid verkiezingen/verkiesbaarheidsvoorwaarden Art. 47 G.W.: openbaarheid Art. 52 G.W.: verkiezing voorzitter/bureau Art. 53 G.W.: stemming: Gewone Meerderheid (aanwezigheid & stemmingsquorum) Art. 55 G.W.

4) Statuut van de parlementsleden De ambtsduur (arts. 65 en 70 G.W.)

o Tot 2014 : 4 jaar, behoudens voortijdige ontbinding / opvolgero Na 2014 : 5 jaar, samen met verk. Eur Parl.

Bij vroegtijdige ontbinding: legislatuur zal duren tot eerstvolgende E. Parlementaire verkiezingen.

Art. 65 Gw bepaalt echter een bepaling die stelt dat het verplicht samenvallen van de federale & Europese verkiezingen pas in werking treedt op een datum die bij bijzondere wet moet worden vastgesteld.

De onverenigbaarheden (art. 49, 50 & 51 Gw)o Kamer/Senaat – Gemeenschaps- of Gewestparlemento Uitzondering: Senaat is samengesteld uit mensen van de parlementen en

raden van de gemeenschappen & gewesten

De immuniteiten1. Parlementaire onverantwoordelijkheid (art. 58 Gw; Freedom of Speech)

Mening of stem in uitoefening van de functie Volstrekt, absoluut en permanent

Volstrekt : Permanent : Blijft gelden nadat WM niet meer in het

Parlement zetelt: nooit kan men vervolgd worden Absoluut : toepassingsgebied wordt beperkt tot een mening

of een stem uitgebracht in de uitoefening van de functieo Dus wat je zegt vanuit de functieo Geldt ook voor vb. commissievergaderingen o Kan ook buiten Parlement, zolang dat het met de

functie te maken heeft. o Een interview afleggen voor Story in een café is dus

niet beschermd. o Rechter is dus niet bevoegd een onderzoek in te

stellen naar de eventuele misbruiken van de uitingsvrijheid van het parlementslid.

39 | 118

Tosh Joostens

Niet beschermd: activiteiten die verband houden me het “politicus” zijn & niet het “parlementslid zijn” vallen hier niet onder, als vb. parlementariërs beginnen vechten, dat is niet beschermd voor Slagen en Verwondingen.

Vrijheid van meningsuiting van parlementsleden, niet dezelfde soort die voor gewone mensen geldt.

Privilege ter bescherming van de wetgever t.a.v. inmenging van de UM.

Zo kan UM geen WM’ers gaan vervolgen Afbakening van het toepassingsgebied in art. 58 Gw vindt plaats op

drie niveaus: Toepassingsgebied ratione temporis : Het treedt ter

bescherming in werking bij de verkiezing en loopt af bij het einde van het mandaat.

Toepassingsgebied ratione personae : Betreffende leden van beide kamers en personen die een schriftelijke weergave geven van de beschermde meningsuitingen.

Toepassingsgebied ratione materiae : Onverantwoordelijkheid van het parlementslid voor een mening of een stem in de uitoefening van zijn functie uitgebracht.

o Elke mening, ook een strafbare (vb. laster, eerroof,…) valt binnen de beschermingssfeer van art. 58 Gw.

o Ook handelingen vallen hieronder zolang zij gesteld zijn ter beoefening van het parlementair mandaat & daarmee verband houden.

Voorbeeld: rapport betreffende een strengere wetgeving voor sekten. Er zat een lijst in dit rapport waar Scientology op stond. Scientology vond dit niet fijn en klaagde de Belgische staat aan. Hof van Cassatie zei dat dit mocht door het bestaan van dit artikel.

2. Parlementaire onschendbaarheid (art. 59 G.W.) Relatieve & tijdelijke bescherming: alleen in strafzaken, tijdens

mandaat en zitting Ook ruimer omdat het niet enkel gaat over

meningen/stemmen uitgebracht tijdens de functie, het gaat over alle handelingen die men doet, ook buiten de functie.

Heeft dus geen betrekking tot burgerlijke zaken Voorafgaand verlof betrokken kamer aanhouding en

verwijzing/rechtstreekse dagvaarding strafrechter. Art. 59 Gw zorgt er dus voor dat onschendbaarheid niet verhindert

dat een strafrechtelijke vervolging tegen een parlementslid wordt ingesteld en dat bepaalde dwangmaatregelen worden genomen.

o Immuniteiten garanderen de uiting van de nationale wil door de volksvertegenwoordiging zonder inmenging van de andere staatsmachten.

Ze zijn dus ter bescherming van het mandaat & niet het individuele parlementslid.

B. De gemeenschappen en gewesten

40 | 118

Tosh Joostens

Regeling hieromtrent zou normaal gezien in de deelstatelijke grondwet staan, maar België heeft dit niet.

1) Kiesstelsel Art. 116 G.W.: parlementen verkozen Art. 118, § 1 G.W.: nadere regels bijzondere wetten (en decreten)

o Kies- en verkiesbaarheidsvoorwaarden quasi identiek federale overheido Stemming verplicht, geheim, in gemeente woonplaatso Verdeling zetels tussen kieskringen op basis bevolkingscijfero Verdeling zetels op basis evenredige vertegenwoordiging o Indeling in kieskringen => constitutieve autonomie Vl. Parl. En W. Parl.

Een van de enige verschillen met het federale regeling Autonomie wordt aan banden gelegd zodat Vlaanderen vb. niet kan

omvormen tot een meerderheidsstelsel Er zijn 11 kieskringen op federaal niveau In Vlaanderen volgen de kieskringen de provincies, dus zoals

federaal niveau. Voordeel voor partijen die grote kopstukken hebben Hierdoor wettelijke kiesdrempel.

Wallonië: hier gelden nog de kleinere arrondisionele kieskringen + de kiesdrempel van 5%

Voordeel voor grotere partijen (vooral PS)o Kiesdrempel 5%

2) Samenstelling parlementen 3 gemeenschappen, 3 gewesten => ‘slechts’ 5 parlementen & regeringen

o Art. 137 Gw: bevoegdheden gewest uitgeoefend instellingen gemeenschapo Enkel langs Vlaamse zijde uitgevoerd

Parlementen samengesteld op gewestelijke basis Gemeenschapsparlementen samengesteld door gewestmandatarissen + Brusselse leden

o Uitzondering: Duitstalige Gemeenschap

1. Vlaams Parlement: 124 leden (118 V + 6 B)o De 6 Brusselse leden worden rechtstreeks verkozen door de kiezers die bij

de verkiezing van het Brussels Hoofdstedelijke Parlement voor een Nederlandstalige lijst gestemd hebben of zich hebben onthouden.

o Maar: er bestaat geen subnationaliteit in België, dus men doet dit door: als men in Brussel gaat stemmen en men kiest voor SPA, dan kan men daarna nog eens stemmen voor een van de 6 Brusselaren voor het Vlaamse Parlement.

2. Waals Parlement: 75 leden3. Parlement van de Franse Gemeenschap: 94 leden (75 W + 19 B)4. Brussels Hoofdstedelijk Parlement: 89 leden (17 N + 72 F)

o De 6 Brusselaren in Vlaamse Parlement worden dus apart verkozen, er zijn geen overlappende mandaten met het BHP

o Spiegelbeeld pacificatiemechanismen op federaal niveau: er is geen pariteit, maar het # Nederlandstaligen en # Franstaligen.

5. Parlement Duitstalige Gemeenschap: 25 leden verkozen in gemeenschap zelf Verkiesbaarheidsvoorwaarden; analoog aan federale niveau

3) Werking parlementen Analoog federale overheid (bijzondere wetten/decreten)

41 | 118

Tosh Joostens

Geloofsbrieven, openbaarheid van vergadering, wijze van stemmen, samenstelling bureau,…

4) Statuut van de parlementsleden Art. 119 Gw.: onverenigbaarheden (lidmaatschap Kamer/gecoöpteerd senator) Art. 120 Gw.: immuniteiten idem federale overheid Art. 117 Gw.: ambtsduur max 5j

III. Samenstelling, statuut & werking vd regering A. De federale overheid

1) Samenstelling van de regering Art. 37 G.W.: Koning hoofd uitvoerende macht Art. 96 G.W.: Koning benoemt en ontslaat ministers

o Koning hier; Koning als instelling = Koning gedekt door een ministero Regeringo Eerste minister

Gebruik dat uit G-B komt Initieel zetelde de koning zelf de ministerraad voor Zetelt nu de ministerraad/kabinetsraad voor Waakt over regeerakkoord Coördineert ministers Is meestal voormalige formateur

o Ministers Max. 15, inclusief eerste minister, Paritaire ministerraad, verschillend geslacht (art. 99, 2e lid Gw.)

o Staatssecretarissen (art. 104 G.W.) Zijn toegevoegd aan een voogdijminister, de minister kan steeds een

dossier naar zich toetrekken Kan niet zelf een wet ondertekenen, moet samen met een minister Geen deel van ministerraad => ontsnappen pariteitsregel.

o (Ministers van staat/Kroonraad) Is in onbruik geraakt Voor personen die zich in het openbaar leven verdienstelijk hebben

gemaakt. Eretitel, geen bevoegdheden & maken ook geen deel uit van de

regering. Vormen samen de Kroonraad

2) Werking van de regering Individuele bevoegdheden ministers (recht medeondertekening) Regeringsbeleid in werkelijkheid uitgetekend door Ministerraad

o Geen stemmingen: Beslissen bij consensus steeds meer collectieve verantwoordelijkheid

Hierdoor: als één minister voor een bepaalde beslissing een motie krijgt, valt de facto heel de regering omdat de beslissing collectief genomen is.

o Regeringssolidariteit; elke minister dient zich achter de consensus te scharen & zich te onthouden van kritiek op de genomen beslissing.

Individuele beslissingen < collectieve beslissingen/verantwoordelijkheid

o Verplicht overleg – substantiële op straffe van onwettigheid voorgeschreven vormvereiste

42 | 118

Tosh Joostens

3) Statuut van de regeringsleden Belg (art. 97 G.W.) Geen lid Koninklijke familie (art. 98 G.W.) Onverenigbaarheden (bv. art. 50 G.W. parlementair mandaat) Art. 101, tweede lid G.W.: onverantwoordelijkheid (cf. art. 58 G.W.) Art. 103 G.W.: bijzondere regeling burgerrechtelijk en strafrechtelijke

aansprakelijkheido Voorafgaande toestemming Kamer aanhouding/verwijzing strafrechter o Strafvervolging door procureur-generaal Hof van Beroep/berechting Hof van

Beroepo Uitsluitend cassatieberoep bij Hof van Cassatie o Toepassingsgebied :

1. Misdrijven die door ministers worden gepleegd in de uitoefening van hun ambt.

2. Misdrijven die ministers buiten de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd, maar waarvoor zij worden berecht tijdens hun ambtstermijn.

B. Gemeenschappen & gewesten 1) Samenstelling van de regering

Art. 122 G.W.: leden verkozen door parlement (i.t.t. federale overheid)o Hierdoor: government making power bij Parlementen.o Binnen regering wordt minister-president gekozen.

Minister-president bekrachtigd door Koning Nadere regels in (bijzondere) wetten: art. 121 & 123 Gw. Constitutieve autonomie m.b.t. max. aantal leden Art. 11bis G.W.: personen verschillend geslacht1. Vlaamse regering: max. 11 leden, voorzitter inbegrepen ( minstens 1 lid woonplaats

tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad)2. Franse gemeenschapsregering: max. 8 leden, voorzitter inbegrepen (minstens 1 lid

woonplaats tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad)3. Waalse Regering: max. 9 leden, voorzitter inbegrepen 4. Brusselse Hoofdstedelijke Regering: 5 leden (2 N + 2 F + V) + 3 gewestelijke

staatssecretarissen 5. Regering Duitstalige Gemeenschap: minstens 3, max. 5 leden, voorzitter inbegrepen

2) Werking van de regering Collegiaal orgaan

o Leden in beginsel geen eigen beslissingsmachto Beslissingen dus bij consensus

Elk lid vd regering moet zich dus achter de genomen beslissing scharen & hiervoor verantwoordelijkheid dragen & zo niet, dient hij ontslag te nemen.

Bijzondere wetten alten toe dat regering aan individuele ministers bevoegdheden delegeert.

Werking behoort tot constitutieve autonomie 3) Statuut van de regeringsleden

Belg zijn Burgerlijke & politieke rechten hebben 18j+ Woonplaatsvereiste Ook onverenigbaarheden

43 | 118

Tosh Joostens

o Deelstaatregering & deelstaatparlemento Lid gemeenschaps- of gewestregering & federale regering of meerdere

gemeenschaps- of gewestenregeringen. Art. 124-126 Gw.

C. Europese Unie 1) Samenstelling Europese Commissie:

Leden gekozen op grond van bekwaamheid, moeten zich onafhankelijk gedragen (art. 17, §3 VEU).

Één onderdaan/lidstaat, incl. voorzitter & Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken & Veiligheidsbeleid (art. 17, §4 VEU).

# leden in Commissie = 2/3 # lidstaten EU Ambtstermijn: 5j Collegiaal, beslist bij meerderheid van de stemmen

2) Europese Raad Staatshoofden & regeringsleiders van lidstaten, voorzitter & voorzitter van de

Commissie (art. 15, §2 VEU). Voorzitter: 2,5j (art. 15, §5 VEU). Consensusvorming (art. 15, §4 VEU).

IV. De pacificatiemechanismen A. Parallellisme federaal/Brussel

De federale overheid Bijzondere meerderheidswetten (art. 4 G.W.)

o Veronderstelt naast klassieke tweederdemeerderheid een meerderheid in elke taalgroep.

o Oorspronkelijk voor bescherming communautaire wetgeving, nu meer gebruikt voor andere dingen.

Gewone meerderheid blijft echter de regel, bijzondere is uitzondering

Alarmbelprocedure (art. 54 G.W.)o Grondwet:

¾ van de leden van een taalgroep kunnen in een gemotiveerde motie verklaren dat een ontwerp/voorstel van wet de betrekking tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrang kan brengen.

Gevolg is dat ook voorstellen waarvoor er een meerderheid in het Parlement bestaat, naar de Ministerraad kunnen verhuizen.

Gaat niet voor begrotingen & bijzondere meerderheidswetten

Parlementaire zitting wordt dan opgeschort & verschuift naar Ministerraad die 30d’en heeft om zich hierover uit te spreken.

Kan slechts 1x worden toegepast per ontwerp/voorstel per taalgroep.

Ministerraad zal ofwel een aangepaste tekst voorleggen ofwel oorspronkelijke tekst verdedigen. Geen beslissing: ontslag.

Pariteit ministerraad (art. 99 Gw.)o Garantie voor gelijke deelname van de beide gemeenschappen aan het

bestuur van het land. B. De gemeenschappen en gewesten

1) De Brusselse instellingen Vaste zetelverdeling & pariteit BHR

44 | 118

Tosh Joostens

Alarmbelprocedure (cf. supra) Meerderheidsvereiste elke taalgroep:

1. Wijzigingen van het eigen regelement 2. Ordonnanties in het bevoegdheidsdomein van de ondergeschikte besturen. o Geen meerderheid in één van de taalgroepen: tweede stemming bij gewone

meerderheid & een derde van de stemmen in elke taalgroep. Ook nog:

o Gewaarborgde bevoegdheidspakketten (art; 37 Bijz. Wet. Brussel)o Bijzonder systeem voor de verkiezing van ministers & voor de constructieve

motie van wantrouwen (art. 35 & 36 Bijz. Wet Brussel).2) De gemeenschapsparlementen: filosofische en ideologische alarmbel

Geen communautaire, wel ideologische breuklijn Mechanisme:

o ¼ van de leden van het betrokken gemeenschapsparlement kan in een met redenen omklede motie voor de eindstemming in de openbare vergadering verklaren dat een ontwerp/voorstel van decreet een discriminatie om ideologische/filosofische redenen inhoudt.

o Indien motie ontvankelijk wordt verklaard door een college (voorzitters van federale kamers & gemeenschapsparlementen), verhuist motie naar federale Parlement dat zich hierover moet uitspreken.

Deel 3: RegeringsvormI. Tweekamerstelsel

o Historisch overzicht Aanvankelijk Senaat = selecte club van rijke notabelen; conservatief tegengewicht voor meer

democratisch samengestelde Kamer. Senaat moest bemiddelende rol spelen tussen Kamer & Koning. Afschaffing kiescijns & democratisering kiezercorps hervorming van dit systeem Lang waren Senaat & Kamer gelijkwaardige partners; zelfde teksten in beide kamers

aannemen. 4e & 6e staatshervorming (niet-permanente) deelstatenkamer

II. Institutionele samenhang tussen Parlement & Regering A. Rechtsvergelijkend overzicht

Essentie parlementair stelsel = regering (ministers) genieten vertrouwen van het Parlement UM: tweedelig (Staatshoofd + ministers)

Staatshoofd benoemt Eerste Minister & is onschendbaar Art. 96: Koning benoemt/ontslaat zijn ministers

Duidt er dus op dat er mogelijks geen parlementair regime is Parlementaire systeem is een Engelse uitvinding, is een lange historische groeiing

De vorsten hadden voor vb. het heffen van belastingen toestemming van Parlement nodig.

Die koning moest dus regeringsleden zoeken die de steun hadden van het Parlement zodat hij zijn beleid kon voeren.

Op het moment dat de ministers gingen vergaderen zonder de vorst, ontstond de Eerste Minister.

Dit is dan overgewaaid naar het continent & VSA.

45 | 118

Tosh Joostens

Veel verschillende parlementaire regimes:1) Verschillen op wijze waarop ministers worden benoemd & mate waarin parlement

daar formeel betrokken bij wordto Benoeming door vorst, geen goedkeuring Parlement o Keuze van president wel formeel goedkeuren

2) Is het lidmaatschap van de regering verenigbaar met het parlementair mandaat?o VK: ministers leden van Parlement o Fr, Ne: geen verenigbaarheid

3) Variatie m.b.t. parlementair regimes naargelang de mate waarin het staatshoofd of de regering over de mogelijkheid beschikken het parlement voortijdig te ontbinden

o Noorwegen: geen enkele mogelijkheido Soms: regering kan te allen tijde parlement ontbinden & vroegtijdige

verkiezingen uitschrijven o Anders: limitatief # situaties, zoals verwerpen van motie van vertrouwen

4) Verschillen in de mate waarin het Parlement de macht heeft om de Regering tot ontslag te dwingen

o Wel/niet constructiviteit van de motie.

B. Historisch overzicht België Vroeger was België geen expliciet parlementair regime, enige wat er in de Grondwet van

was dat het parlement de ministers kon vorderen. Meerderheid parlement moest dus geen vertrouwen geven aan de Regering in het

begin. Enige wat er in stond was art. 100 Gw; recht om regering te vorderen door

Parlement. Ook stonden artikels 96 & voormalig 71 (Koning kon Parlement ontbinden) Gw erin.

1) Tot 1847: duaal, “orleanistisch” systeem Koning had regeringsmacht: koos zijn eigen ministers. Duaal: tegenstelling parlement – regering

o Koning benoemt/ontslaat zijn ministers, hield geen rekening met het parlement. Ging zo thema per thema zoeken naar een meerderheid in het Parlement.

o Er waren nog koninklijke veto’s tegen wetten van het Parlement. Doet dit doordat hij de wetten moet afkondigen (als hoofd UM) en

bekrachtigen (als tak van WM). Nu zou dit niet meer kunnen.

o Het kon zijn dus dat Parlement weigerde een tekst van de regering/koning te bekrachtigen & dat de koning/regering een tekst weigeren van het Parlement.

Tot 1847 omdat daarvoor het land werd georganiseerd in unionisme: er waren nog geen partijen met partijbelangen

o In 1847 ontstond liberale partij & kreeg deze meerderheid in Parlement “Eerste Minister”: Roger

o Doordat er nog geen fracties solidair stemden met elkaar: Koning had veel macht.

2) Monaal systeem Regeringsvorming evolueerde naar een zuiver parlementair systeem.

o Hierbij moet de regering te allen tijde bogen op het steeds herroepbaar vertrouwen van het parlement.

46 | 118

Tosh Joostens

o Wanneer de regering in de minderheid is voor een bepaald ontwerp, moet deze ontslag nemen.

o Parlement & politieke partijen hadden nu hoofdrol in regeringsvorming Parlement kon dus Regering tot ontslag dwingen, maar regering/koning kon het

Parlement ook ontbinden & nieuwe verkiezingen uitschrijven.o In het Verenigd Koninkrijk kan dit nog steeds. o Bij het Vlaamse & Europese Parlement kan dit niet.

3) Vanaf 1993: gemengd monaal/duaal systeem Probleem: politieke samenhang & regering:

o Grote regeringsinstabiliteit; regeringen vielen constant & deden Parlement constant ten val brengen.

o Hierdoor heeft men dit proberen veranderen: gemengd monaal/duaal systeem.

Parlementair stelsel werd gerationaliseerd:o Regering moet zich enkel nog t.o.v. de Kamer verantwoordeno Regering moest niet meer ontslag nemen bij verlies van impliciet/expliciet

vertrouwen; situaties worden limitatief opgesteld (art. 96 Gw.). Ook om Parlement te ontbinden: art. 46 Gw.

o Hierdoor: grotere stabiliteit regering & parlement + versterking controlefunctie van het parlement t.o.v. regering.

C. Huidig stelsel: federale overheid 1) Vorming Regering

Zijn allemaal gebruiken & gewoonten: moet dus wel van buiten gekend zijn. 1. Raadplegingen door de Koning

o Koning trekt regeringsvorming op gango Koning ontvangt belangrijke vertegenwoordigers van de partijen,

vertegenwoordigers van de werknemers & werkgeversorganisaties 2. Informateur (Koninklijk bemiddelaar, onderhandelaar,…)

o Eerste stap: aanduiding informateuro Gaat kijken welke coalitie mogelijk is o Wanneer er duidelijkheid is: formateur

3. Formateur o Stelt regeringsprogramma op met partijen die meerderheid willen vormen o Indien het lang duurt: ook koninklijke bemiddelaars & ontmijners

4. Eedaflegging in handen van de Koning o Vanaf dat moment bestaat de Regering & heeft deze de volheid van

bevoegdhedeno Het Parlement moet dit dus in beginsel niet goedkeureno Zij hebben vanaf de volheid van bevoegdheid

5. Regeringsverklaring o Is een gebruiko Onmiddellijk na eedaflegging gaat eerste minister een verklaring voorlezen

aan het Parlement & geeft het Parlement dan de vertrouwen in de Regering o Tot dan stelt de regering zich terughoudend op.

Kritiek rol koning:o Sommigen zeggen dat de koning deze rol niet zou mogen doen.

47 | 118

Tosh Joostens

o In theorie is dit de regering: ook deze handelingen van de Koning worden in principe gedekt door de (ontslagnemende) regering & dus de ministeriële verantwoordelijkheid.

Maar: hij wordt tijdens de regeringsvorming niet voor elk initiatief geraadpleegd door minister.

o Contra : De koning als persoon heeft dus wel heel wat speelruimte: het feit dat hij niet verkozen is maakt dus dat sommigen hierop kritiek geven

o Pro : Als “neutrale kracht” kan hij de formatie opstarten & begeleiden. Formeel is het dus zo dat de ontslagnemende regering actief blijft tot het koninklijke

besluit dat de nieuwe regering benoemt2) Parlementaire controle middelen (parlement => regering)

1) Ministeriële verantwoordelijkheid t.o.v. het parlement (art. 101 Gw) 2) Zittings- en spreekrecht van ministers in Kamer & Senaat (Art. 100, lid 1 Gw)

o Ministers mogen zitten & spreken in Parlement, zijn geen lid: mogen niet stemmen.

3) Vordering aanwezigheid (differentiatie Kamer & Senaat (art 100, lid 2 Gw)o Parlement kan aanwezigheid van minister vorderen

4) Vragenrecht (Regl. Kamer & Senaat)o Mondeling & schriftelijko Sinds 1993: Kamer is enige plaats waar regering ter verantwoording kan

worden geroepen. o Komt in Bulletin van Vragen & Antwoorden. o Eénmaal per week een vragenuuro Naar aanleiding van het antwoord op een vraag mag geen motie worden

ingediend. 5) Interpellatierecht (Regl. Kamer)

o Middel waarmee parlementsleden een minister of de voltallige regering ter verantwoording kunnen roepen. Dus enkel in Kamer.

o Kan gevolgd worden door een debat & dat kan gevolgd worden door een motie van wantrouwen tegen minister/regering

o Niet te verwarren met vragenrechto “Eenvoudige Motie” gaat altijd voor op alle andere moties: vervallen van alle

andere moties & men gaat dan voort met de orde van de dag. Motie van vertrouwen/wantrouwen Motie van aanbeveling Eenvoudige Motie

6) Recht van onderzoek (art. 56 Gw)o Via Onderzoekscommissies o Gebeurt meestal na belangrijke politieke gebeurtenissen.

Vb. bende van Nijvel, na de aanslagen van Brussel, dioxinecrisiso Elk parlementslid heeft individueel het recht van vragen & interpellatie, bij

onderzoekscommissies moet de meerderheid van het Parlement dit goedkeuren: regering moet dus akkoord zijn.

o Doel: inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om haar wetgevende & controletaken uit te oefenen.

Doel is dus informatieverwerving Gerechtelijk onderzoek voor beslechting van burgerrechtelijke & strafrechtelijke geschillen.

o Wet 3 mei 1880: op het parlementair onderzoek

48 | 118

Tosh Joostens

o Collectief recht: kamers/onderzoekscommissies o Leden genieten parlementaire onverantwoordelijkheid (“sektenarrest”)

Parlementaire onverantwoordelijkheid = art. 58 Gw. Recht van onderzoek: art. 56 Gw. Voorbeeld Scientology

o Gevolg: Verslag opgesteld met belangrijkste conclusies Hof van Cassatie gingen hier niet mee akkoord: de rechten van de

mensen werden geschonden. Hierdoor zijn mensen vrij uitgegaan

Nu is de wetgeving aangepast: Parlementaire onderzoek mag het gerechtelijke onderzoek niet hypothekeren.

Onderzoekscommissie mag geen individuele verantwoordelijkheden vaststellen.

De door de Kamer ingestelde commissies mogen onderzoeken van de RM niet in de plaats treden.

Senaat heeft geen recht tot onderzoek, kan wel informatieverslagen goedkeuren die betrekking hebben op GMS of GWS (art. 56, 2e lid Gw)

7) Goedkeuring begroting & rekeningen (art. 174 Gw)o Begroting/rekening

Begroting = raming van de inkomsten & uitgaven van de overheid, opgesteld door regering & ingediend bij Kamer

Middelenbegroting = bevat raming van de ontvangsten vd fed. overheid en verleent machtiging aan de regering voor de invordering van de belastingen & aangaan van leningen.

Algemene uitgavenbegroting = voorziet in & verleent machtiging aan de regering voor de uitgaven, per programma

Rekening = de staat van werkelijke ontvangsten & uitgaven. Begrotingswet = wet in enkel formele zin; niet materiële

i. Annaliteitsbeginsel Elk jaar moet de begroting & rekening worden gestemd. Was reactie tegen Verenigd Koninkrijk der Nederland: er moest

maar om de 10j de begroting worden voorgesteld. Begrotingsjaar valt samen met kalenderjaar, Telkens na de vakantie:

15 oktober Wat gebeurt er indien de begrotingswet niet op tijd wordt

goedgekeurd: men gaat met voorlopige kredieten werken De regering kan de uitgaven doen die voorzien zijn in de

vorige begroting. Ook een begrotingscontrole in het voorjaar om te kijken of alles in

orde is.ii. Universaliteitsbeginsel

Elke inkomst & elke uitgaven moet in de begroting staan.iii. Specialiteitsbeginsel

Het is niet mogelijk om nadien te schuiven tussen of schrappen van artikels.

iv. Openbaarheidsbeginsel

49 | 118

Tosh Joostens

De wet in de formele zin wordt gepubliceerd in het Belgisch staatsblad.

D. Huidig stelsel: federale overheid Ontslag van de regering/ontbinding parlement

Algemeeno Regeringsontslag:

Vrijwillige beslissing van regering Beslissing van de Kamer om de regering te dwingen

1) Het gedwongen regeringsontslag o Art. 96 Gw.: Koning ontslaat ministers1. Constructieve motie van wantrouwen

Constructief: er moet meteen een nieuwe kandidaat eerste minister worden voorgesteld.

2. Voordracht opvolger van de eerste minister, 3 dagen na constructieve verwerping motie van vertrouwen

Gewone motie (zonder voordracht) Regering is niet verplicht op te stappen, in praktijk niet veel andere

keuzes: vrijwillige ontslag regering Ook mogelijk om gewone motie tegen regeringslid in te dienen. Door

regeringssolidariteit zal dan hele regering ontslag nemen. 2) De voortijdige parlementsontbinding

o Art. 46 Gw1) Motie van vertrouwen in regering verwerpen, zonder binnen drie

dagen een opvolger voor de eerste minister voor te stellen. 2) Motie van wantrouwen goedkeuren, zonder direct een opvolger

voor de eerste minister voor te stellen. 3) Bij vrijwillig ontslag van de regering kan de Koning ontbinden nadat

de Kamer zelf bij meerderheid heeft ingestemd met de ontbinding. Bij niet-constructieve motie dient FR geen ontslag te nemen, Koning

kan dan wel Kamer ontbinden. “Eerste minister-formateur” niet succesvol

Het is misschien niet mogelijk om een nieuwe regering te vormen: Koning ontbindt het Parlement

Bij vervroegde ontbinding, zal nieuwe federale zittingsperiode uiterlijk duren tot de dag van de eerstvolgende verkiezingen van eht Europese Parlement die op deze ontbinding zal volgen (art. 46, 6e lid Gw., deze wet moet echter nog in werking treden).

o Art. 195 Gw: verklaring herziening Grondwet Betekent automatisch dat het parlement wordt ontbonden Komt neer op het tweede luik van art. 46 Gw

3) “lopende zaken” o Koning kan ontslag:

Weigeren Aanvaarden In beraad houden: tijd kopen

Als blijkt dat de partij(en) zich niet verandert van gedachten, dan aanvaardt hij het toch

o Wanneer? 1. Vrijwillig/gedwongen ontslag Koning aanvaardt “officieus”

50 | 118

Tosh Joostens

2. Bij benoeming nieuwe regering Koning aanvaardt “officieus” Tussentijd: ontslagnemende regering Bevoegdheid: beperkt tot lopende zaken (gewoonte)

Parlement kan regering niet meer controleren & regering heeft geen democratisch

Vier categorieën:1) Daden van dagelijks bestuur

Beslissingen die geen politieke beslissingen hebben: vb. aankoop printerpapier

Moet de continuïteit van de overheid kunnen

2) Belangrijke politieke beslissingen wanneer die dringend zijn

3) Niet dringende beslissingen kunnen verder worden afgehandeld

4) Alle beslissingen die door het Parlement gedragen worden: ook als ze dus niet dringend zijn en als ze belangrijk zijn.

Vb. stel de regering komt in lopende zaken & is er in het Parlement een initiatief om vb. het recht op abortus terug te nemen, het ontwerp komt dus op de tafel van de regering van lopende zaken: dan heeft deze regering de plicht om dit goed te keuren.

Het Parlement zelf (een meerderheid) doet dit voorstel: als die meerderheid een beslissing maakt, dan is het geen probleem, dan moet de regering die bekrachtigen: veto’s vanuit de UM mag niet meer.

Vb. Kan een regering in lopende zaken nog een verklaring aannemen tot herziening van de grondwet? (niet dagelijks bestuur, niet dringend & niets dat al is beslist geweest)

Ja, als er een ondersteuning is in het Parlement

Idem: wanneer geen ontslag regering maar ontbinding Parlement

E. Huidig stelsel: gemeenschappen & gewesten Belangrijkste verschillen

1) Vorming regering o Je hebt een formele investituur: MP licht in een regeringsverklaring het

regeerakkoord toe, waarop een debat en dan een formele stemming volgt. o Eedaflegging t.a.v. voorzitter van het parlemento Geen rol voor Koning: art. 122 Gw.

Enkel aanwijzing voorzitter (Minister-President) wordt bekrachtigdo Regeringsvorming door partijen.

2) Parlementaire controle o Zie artikels 37, 40 & 70 BWHIo Controle op begroting & rekening komen overeen met die van fed. overheid.

3) Ontslag van de regering

51 | 118

Tosh Joostens

o Regering(slid) ontslagnemend wanneer het parlement bij volstrekte meerderheid van haar leden een constructieve motie van wantrouwen aanneemt.

Moties moet steeds constructief zijn (verschil fed. overheid) Deelstatelijke moties van wantrouwen kunnen ook tegen 1(+)

individueel lid/leden (i.p.v. gehele regering zoals bij fed. overheid)o Art. 72 BWHI: regering is ontslagnemend wanneer een motie van

vertrouwen wordt verworpen door parlementaire meerderheid. Verschil fed. overheid: FR moet enkel ontslag nemen indien de

Kamer binnen drie dagen na het verwerpen van een motie van vertrouwen een opvolger voor de eerste minister voordraagt.

4) Ontbinding van het Parlement o Er zijn geen vroegtijdige verkiezingen mogelijk: mandaten van 5j (verschil

Fed. overheid) (art. 117 Gw.)o Heeft te maken met soort bevoegdheden: op federaal niveau zijn er meer

conflicterende materies: de twee gemeenschappen zitten daar t.o.v. elkaar, de regionale politiek is niet zo belangrijk dat er grote tegenstellingen zijn.

III. Functionele samenwerking tussen Parlement & RegeringA. Algemeen

Belgische systeem: Checks & balances = overheidsfuncties zijn niet het exclusieve domein van één welbepaalde

overheidsinstelling; parlement moet samenwerking met regering voor opstellen van wetten.

Kanttekening: niet zo bedoeld in 1831 Visie grondwetgever: WM = belangrijkste staatsmacht & beschikt over volheid van

bevoegdheden;o UM; toegewezen bevoegdheden (art. 105 Gw.)o WM; toegewezen & residuele bevoegdheden

Politieke realiteit heeft deze realiteit omgekeerdo Verklaringen :

1. Ontwikkeling parlementair stelsel met politieke samenhang tussen regering & parlement

2. Toegenomen overheidsinterventie 3. Europeanisering & internationalisering recht

B. Wetgevende functie 1) Initiatiefrecht

Principe: initiatiefrecht elke tak van de WM Wet, decreet & ordonnantie: komen overeen in manier van totstandkoming

o Kleine verschillen: Tussenkomst Koning Tweekamerstelsel

Senaat: beperkt tot volledig bicamerale materies (art. 75 Gw.) Indicatief kamer/parlementen deelstaten

o Wetsvoorstel/voorstel van decreet/ordonnantieo Inoverwegingneming door plenaire vergaderingo Geen voorafgaandelijk advies

Initiatief Koning/regering deelstateno Voorontwerp van wet/decreet => wetsontwerp/ontwerp van de decreeto Voorafgaandelijk advies RvS

52 | 118

Tosh Joostens

o Geen inoverwegingneming2) Behandeling in de bevoegde parlementaire commissie

Parlementaire commissieo Beperkt # leden volgens evenredige vertegenwoordigingo Aanwezigheid bevoegde minister/kabinet/administratieo Over voorstel/ontwerp gediscussieerd & gestemdo In beginsel openbaar

Doel: snelheid & specialisatie van parlementsleden Beslissing: gewone meerderheid + verslag openbaar gemaakt

o Gewone meerderheid ook als in plenaire vergadering gestemd wordt met andere stemmingsprocedure.

3) Behandeling in de plenaire vergadering Algemene bespreking Artikelsgewijze bespreking Stemming per artikel/amendement Hoofdelijke eindstemming gehele ontwerp => Besluit meerderheid aanwezig & volstrekte meerderheid Ook hier van beraadslaging & stemming een verslag gepubliceerd. Verdere behandeling:

o FedNiv1) Monocamerale procedure (art. 74 Gw.):

Parlementaire procedure afgerond na stemming.2) Volledig bicamerale procedure (art. 77 Gw.):

Tekst die door ene kamer aangenomen is moet in de andere kamer dezelfde procedure doorlopen.

Wanneer beide kamers het eens zijn over zelfde teksten: naar Koning.

3) Optioneel bicamerale procedure (art. 78 Gw.): Senaat heeft 15d om de door de Kamer aangenomen tekst

te evoceren. o Verzoek moet uitgaan van een meerderheid binnen

Senaat + 1/3 van elke taalgroep. Senaat heeft 30d om de tekst te onderzoeken.

o Indien amenderingen: Kamer heeft eindbeslissing. 4) Bekrachtiging

= Koning/regering verklaart zich als tak van de WM akkoord met de door het parlement aangenomen tekst.

Art. 109 Gw.: Koning moet de wetten bekrachtigen, ook al lijkt het in dit artikel dat hij deze verplichting niet heeft.

Vetorechto In onbruik: verklaring: verdwijnen tegenstelling Plm & Ro Mini-Koningskwestie 1990o Vermomde uitoefening vetorecht

5) Afkondiging = Koning/regering bevestigd bestaan van de wet & beveelt dat die ten uitvoer moet

worden gelegd. Art. 109 Gw.: als hoofd van de UM Bevestiging bij Gw. voorgeschreven totstandkoming

6) Bekendmaking 190 Gw: Verbindend vanaf bekendmaking

53 | 118

Tosh Joostens

o Rechten inroepbaar vanaf afkondiging o Verplichtingen tegenstelbaar na bekendmaking

Principe: 10 dagen na publicatie Belgisch Staatsblad Nemo censetur ignorare legem: vanaf dan wordt iedereen geacht de wet te kennen. RvS: toezicht redelijke termijn

Bevoegdheidsverdeling tussen Kamer & Senaat Drie soorten aangelegenheden

1) Monocamerale aangelegenheden (art. 74 GW): Controlefunctie van Kamer (vb. begrotingswetten) Residuele bevoegdheid: exclusiviteit

2) Verplicht Bicamerale aangelegenheden (art. 77 GW): Belangrijke materies (domeinen die raken aan bestaan & organisatie

van FedOvh, Gem & Gew); nood aan 2e lezing. 3) Optioneel bicamerale aangelegenheden (art. 78 GW):

Andere domeinen die raken aan bevoegdheden deelstaten. Gevolgen onderscheid

o Bevoegdheidsconflicten Parlementaire overlegcommissie (art. 82 Gw.)

Paritair samengesteld met leden van Kamer & Senaat. Spreekt zich uit over eventuele bevoegdheidsconflicten

tussen beide assemblees. Geen toetsing rechter, wel afdeling wetgeving RvS

o Probleem van de gemengde ontwerpen & voorstellen: art. 83 Gw. Bepaalt dat elk wetsvoorstel of ontwerp moet vermelden tot welke

van de drie categorieën van aangelegenheden het behoort. C. Uitvoerende functie

Algemeen: Art. 37 Gw: federale UM berust bij de Koning Deelstatelijk niveau: UM uitgeoefend door Gem & GewReg’s Functie UM:

o Stippelt algemeen beleid uit & staat in voor dagelijks bestuur vh lando Onderdeel hiervan: uitvoering wetten die door WM zijn aangenomen.

Art. 108Gw; 1. Verordeningen: reglementaire bestuurshandelingen2. Besluiten: individuele bestuurshandelingeno Koning kan deze stellen voor de uitvoering van wetten.

Verordeningsbevoegdheid gebaseerd op de Gw (art. 107 Gw; art. 20 BWHI) Art. 107 Gw kent Koning rechtstreekse verordende bevoegdheid toe Art. 20. BWHI kent verordeningsbevoegdheid toe aan regeringen van Gem & Gew. Koning & regeringen hebben ambtshalve zowel bevoegdheid als verplichting om

wetten uit te voeren. o Overheid kan aansprakelijk worden gesteld a.d.h.v. art. 1382 BW als ze dit

niet doet. Geen uitdrukkelijke machtiging vereist Aansprakelijkheid verzuim Legaliteitsbeginsel

o = Koning & regeringen dienen bij uitvoering van wetten hogere rechtsnormen te eerbiedigen.

54 | 118

Tosh Joostens

o Mogen wetten niet schorsen of vrijstelling van hun uitvoering verlenen; art. 108 Gw & art. 20 BWHI.

Verordeningsbevoegdheid gebaseerd op de Gw in specifieke domeinen Art. 107 Gw.; benoeming ambtenaren & vastleggen statuut Art. 87 BWHI: Deelstaatregeringen zijn bevoegd om het administratief & geldelijk

statuut van hun personeel vast te stellen. Art. 37 Gw.; Zelfstandige verordende politiebevoegdheid

Verordeningsbevoegdheid gebaseerd op de wet (art. 105 Gw./art. 78 BWHI) Algemeen:

o Historiek : reactie “koninklijke besluitenregering” van Willem I Residuaire bevoegdheden zouden niet langer bij regering, wel bij de

Parlement liggen. .

o Vandaag : basis uitbreiden bevoegdheden UM o Bevoegdheden R kunnen wel uitgebreid worden; art. 105 Gw.

Art. 105 Gw. kan naast art. 108 Gw. ook dus gebruikt worde voor de verordende bevoegdheid van de Koning.

Machtiging geldende wetten op te heffen, aan te vullen, wijzigen of vervangen.

Voorbehouden aangelegenheden => in beginsel geen delegatieo Als aangelegenheden “bij”, “door” of “krachtens” een wet moeten worden

geregeld, zijn ze aangelegenheden voor de WM. Onderscheid

“bij”/”door” ; formele wetgever uitsluitend bevoegdo Deze kan zijn bevoegdheid niet doorspelen naar UM

“krachtens” ; wetgever heeft mogelijkheid om regelingsbevoegdheid op te dragen aan UM.

o Voorwaarde: moet grondbeginselen zelf regelen. Materies die niet in Gw aan WM zijn voorbehouden, staat het de

WM vrij om met toepassing van art. 105 Gw. in een opdracht aaan de Koning te voorzien.

o Niet-essentiële bestanddelen Een delegatie ad Koning is niet in strijd met wettigheidsbeginsel voor

zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven & betrekking heeft op de tenuitvoerlegging v maatregelen waarvan de essentiële elementen voorafgaandelijk door de WM zijn vastgesteld.

o Essentiële bestanddelen: 3 voorwaarden Uitzonderlijke omstandigheden zijn die machtiging verantwoorden Machtiging aan uitvoerende orgaan moet uitdrukkelijk &

ondubbelzinnig zijn De door de uitvoerend orgaan genomen maatregelen moeten door

de WM worden onderzocht binnen een relatief korte termijn, vastgesteld in de machtigingswet, met oog op hun bekrachtiging.

o Afwijkingen legaliteitsbeginsel: Versterkt legaliteitsbeginsel; regeling van essentiële elementen kan

nooit worden gedelegeerd aan de UM, zelfs niet als aan VW’en zijn voldaan.

Afgezwakt legaliteitsbeginsel

55 | 118

Tosh Joostens

Residuaire materies => wel delegatie mogelijk, ook van essentiële bestanddelen 3 soorten bijzondere wetten

o Onderscheidingscriterium : omvang van de aan de Koning toegekende bevoegdheden.

1. Opdrachtwetten Attributie van een welomschreven aangelegenheid Wetgever geeft zelf het te bereiken objectief aan.

Bevoegdheid R is zo strak omlijnd 2. Kaderwetten

WM legt essentiële beginselen van een regeling vast & belast UM om bij besluit de nadere regels te bepalen die nodig zijn voor de toepassing van die principes.

3. Bijzondere machtenwetten Ruime bevoegdheid naar UM op een groot # domeinen. Kan wetten wijzigen & aanvullen Beschikt over discretionaire macht.

o RvS heeft vier voorwaarden genoemd waarvoor deze delegatie mogen gebruikt worden:

1) Uitzonderlijke omstandigheden 2) Slechts voor beperkte periode 3) Nauwkeurig omschreven zijn 4) Wetgever dient hogere normen na te leven.

o Statuut de hiervoor genomen besluiten: bijzondere machtenbesluiten/genummerde besluiten

Hebben geen kracht van wet Kunnen bestaande wetten wel opheffen, aanvullen of wijzigen. Na verstrekking termijn: enkel door een wet worden opgeheven,

aangevuld of gewijzigd. Blijven onderhevig aan rechterlijk wettigheidstoezicht van gewone &

administratieve rechter. Mogelijkheid tot toetsing aan machtigingswet & hogere

normen.

Delegatie van verordeningsbevoegdheid Algemeen:

o Art. 33 Gw.: potestas delegata delegari non potest: staatsmachten mogen hun door de Natie middels de Grondwet toegekende bevoegdheden niet overdragen aan andere overheden.

o Toch is dit wel al gebeurd; door zowel WM als regering Delegatie aan minister; 68 BWHI

o Toekenning van verordeningsbevoegdheid door het uitvoerend orgaan aan individuele ministers.

o Federaal niveau: mag nadat grondbeginselen reeds werden vastgesteld. o Deelstatelijk niveau: delegatiebevoegdheid is ruimer: art. 69 BWHI

Regeringen beraadslagen collegiaal, “onverminderd de door haar toegestane delegaties”.

Soms kent de Wetgever verordende bevoegdheid aan een individuele minister toe.

o Rechtstreekse delegatie door de wetgever aan een minister schendt het grondwettelijk prerogatief van de regering. Behoudens in de voorbehouden

56 | 118

Tosh Joostens

aangelegenheden, acht het GH zich echter niet bevoegd om hiertegen op te treden.

Delegatie aan autonomie overheidsinstellingeno Vb. regulatoren of organen die instaan voor handhaving van bepaalde

grondrechten. o Gemotiveerd vanuit de vaststelling dat de uitoefening van bepaalde

overheidstaken baat heeft bij onafhankelijkheid & expertise. Keerzijde: verminderde democratische legitimiteit van deze org’s.

o Sommige verzelfstandigde besturen beschikken over reglementaire bevoegdheden

RvS kant zich hier tegen. Afwezigheid rechtstreekse parlementaire controle. Ontbreken waarborging waarmee klassieke regelgeving

gepaard gaat. Enkel toelaatbaar als aan voorwaarden is voldaan:

1) Deze delegatie een beperkte, welbepaalde & volledige reikwijdte heeft

2) Goedgekeurde verordening ter goedkeuring wordt voorgelegd aan een politiek verantwoordelijke overheid

Autonomie moet dus beperkt blijven.

Overige bevoegdheden UM Buitenlandse betrekkingen (art. 167 Gw); sluiten van verdragen

o Onderhandeling, parafering, ondertekening, ratificatie & opschorting/opzegging

Defensie (art. 167 Gw) Genaderecht (art. 110 & 111 Gw) Munt (art. 112 Gw)

Europa: p. 204-205

Staatsvorm I. Historisch overzicht

A. Achtergrond Federalisme stroomt met dubbele bron

Art. 30 Gw.: wetgever kan taalgebruik regelen voor handelingen van het openbaar gezag & gerechtsaken

Reactie hierop => Vlaamse Beweging (door verfransing)o Er waren steeds meer wetten aangenomen die tegen in gaan tegen de

Franse eentaligheid o Eisten gelijkberechtiging van de Nederlandse taal binnen de Belgische

eenheidsstaat; Initieel waren de eisen “tweetaligheid in Vlaanderen”.o Samen met taalstrijd was er een cultuurstrijd oprichting

gemeenschappen Economische achteruitgang Wallonië => Waals autonomiestreven

o Ze wouden autonoom beslissen over economische sociale kwesties o Door achteruitgang koolindustrie,…

Belangrijke gebeurtenissen die deze dingen in gang hebben gezet: Koningskwestie, Eenheidswet, Leuven Vlaams,..

Koningskwestie : belangrijk omdat er twee vaststellingen naar boven kwamen:

57 | 118

Tosh Joostens

o Visies over bepaalde thema’s enorm verschilde van regel tot regel o Het is onmogelijk om de visie van de ene gemeenschap op te leggen aan de

andere gemeenschap. Eenheidswet :

o Men legde besparingen & economische hervormingen opo Hier was tegen protest van o.a. vakverbonden o Maar: Nederlandstaligen waren vrij snel weer gestopt, Walen vonden dit

niet fijn Leuven Vlaams :

o Taalgrens was vastgelegd, in Vl was Nederlands de enige taalo Maar in KUL waren er nog colleges in het Frans splitsing

Eyskens: unitaire staat achterhaald, moest omgevormd worden Er was hier nooit een visie die door iedereen gedeeld werd over hoe België moest

worden omgevormd. B. Overzicht staatshervormingen

1) 1970: 1 e staatshervorming Pacificatiegrondwet; vastleggen pacificatiedemocratie (cf. supra) Opdeling 4 Taalgebieden (art. 4 Gw) Cultuurgemeenschappen (taal & cultuur)

o Hadden vanaf dag 1 decreetgevendebevoegdheid: stonden op zelfde hoogte als federale wetten

o Niet onder bestuurlijk toezicht Gewesten (art. 107quater Gw.)

o Werden vermeld in de Grondwet, niet verder uitgewerkto Krachtlijn Belgisch federalisme: tegenstelling

Vlaamse zijde: tweeledig gemeenschapsfederalisme Twee grote gemeenschappen

Franstalige zijde: drieledig gewestfederalisme Franstalige beduchtwaarden: tweeledige staten

o Waren bang dat Vlaamse te groot ging zijn t.o.v. die van de Franstaligen

Vlaamse beduchtwaarden: driedelige stateno Twee Franstalige staten versus 1 Nederlandstalige

Vandaar: er kwamen twee soorten deelstateno Men had eerst een andere opvatting over Gewesten

Waarom het in 1970 was: Vanaf eind jaren 60 waren de Nederlandstaligen in de meerderheid in de Kamer. Er waren ook meer & duidelijkere tegenstellingen.

2) 1980: 2 e staatshervorming Gemeenschappen (persoonsgebonden aangelegenheden) Vlaamse & Waals gewest

o Autonomieo Egmontpact & Stuyvenbergakkoord:

Gewesten met volwaardige decreetgevende bevoegdheid Hervorming tweekamerstelsel Splitsing kieskring BHV

Inschrijvingsrecht voor Franstaligen in Brusselse rando Brussel: geen compromis

Arbitragehofo België kende geen constitutionele toetsing

58 | 118

Tosh Joostens

Marbury V Madisono Het heeft dus geduurd tot ’80 tot dat men nodig vond dit te hebben

Reden: oprichting deelstaten o Scheidsrechter bij bevoegdheidsconflicten

3) 1988-1989: 3 e staatshervorming Gemeenschappen (onderwijs) Oprichting Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

o Geen gewoon gewest: Hoofdstedelijk gewest (zie infra) Normen =/= decreten, wel ordonnanties; afwijkend niveau m.b.t.

decreten. o Bestond uit 19 gemeenten van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad

4) 1992-1993: 4 e staatshervorming ( Sint-Michielsakkoord ) Wijzigingen aan organisatie & werking van de instellingen van de federale overheid,

gemeenschappen & gewesten. Rechtstreekse verkiezing deelstaatparlementen Hervorming tweekamerstelsel Art. 35 Gw: principe wordt ingeschreven maar

5) 2001-2003: 5 e staatshervorming ( Lambermont - & Lombard-akkoord ) Gewesten (ondergeschikte besturen)

o Gemeente & provincies worden bij decreet geregeld BWHI wijzigingen

6) 2012-2014: 6 e staatshervorming ( Vlinderakkoord ) Gemeenschappen (gezondheidszorg, kinderbijslag,…) Gewesten (werkgelegenheid, mobiliteit,…) Herziening financieringswet Hervorming Senaat Art. 195 Gw. – constitutionalisering uitvoeringswetgeving

C. Resultaat 1. Centrifugaal federalisme

Verklaard vb. de plaats van de residuaire bevoegdheden Richting veelheid & zelfstandigheid van de deelstaten.

2. Bipolair federalisme Andere federaties: veel deelstaten wisselende coalities mogelijk Hier niet

3. Confederale/paritaire besluitvorming Federaal niveau wordt op paritaire wijze beheerd.

o Bijzondere meerderheidswetten (art. 4 Gw.)o Pariteit in de ministerraad (art. 99 Gw.)o Alarmbelprocedure (art. 54 Gw.)o Samenstelling GH, RvS, HvC & Hoge Raad voor de Justitie

Confederale kenmerken betreffende besluitvorming Consensusmechanismen: je kan in vrede samenwerken

4. Joint decision trap 1e soort inherente zwakte van pacificatiemechanismen. = beleid dreigt te blokkeren Inefficiëntie Bezwaar tegen consensusdemocratie; versterkt breuklijnen nog meer “wafelijzerpolitiek”

5. Democratisch tekort 2e soort inherente zwakte van pacificatiemechanismen.

59 | 118

Tosh Joostens

Vb. op Europees niveau:o Institutionele argumento Discussie over de demos

Problemen:1) Gebrek aan politieke concurrentie

Voorwaarde consensusdemocratie: bestaan van politieke elites die in een gemeenschappelijk streven naar een bestendiging van het regime & zijn bereid om compromissen te sluiten en deze bij de achterban te verdedigen.

2) Pacificatiemodel staat op gespannenvoet met moderne opvatting over de participatieve democratie, waarin een actievere rol is weggelegd voor de burger.

Ondoorzichtige karkater & achterkamerpolitiek zorgen ervoor dat er weinig ruimte overblijft voor directe inspraak.

3) Kritiek op antimajoritaire karakter van de consensusdemocratie Permanente uitschakeling meerderheidsregel als

beslissingsmethode.4) Ontbreken van een federale politieke ruimte

Gevolg van ontbreken pan-Belgische politieke partijen/verkiezingen/media.

Ook bij Europees Parlementaire verkiezingen. Federale demos:

o Franstalige zijde : men is gericht op Frankrijk & Franse media issues in Frankrijk stromen makkelijk over naar die van Wallonië.

o Nederlandstalige zijde : niemand is bezig met die dingen, hierdoor wordt het niet naar federaal niveau overgeheveld.

Twee oplossingen:o Werken aan Belgische demos

Instellen federale kieskring: toch toe te komen dat in heel België een bepaald # kopstukken kunnen beoordeeld door de kiezers

o Verder overhevelen van Belgische niveau naar deelstaten.

II. BasisconceptenA. 4 taalgebieden (art. 4 Gw.)

Nederlands taalgebied: provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen & Vlaams-Brabant (Leuven & Halle-Vilvoorde)

Franse taalgebied: provincies Luxemburg, Henegouwen, Luik (excl. Duitse gemeenten), Namen & Waals-Brabant (Nijvel)

Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad: 19 gemeenten administratief arrondissement Brussel-Hoofdstak

Duitse taalgebied: 9 gemeenten provincie Luik Gegroeid uit taalwetgeving

Beginjaren: taalrechten/tweetaligheid Vl, eentaligheid Wallonië Introductie territorialiteitsbeginsel: spreektaal = bestuurstaal

o Gelijkheidswet van 1898: Alle wetten/besluiten/reglementen moesten voortaan in beide

landstalen worden aangenomen & bekendgemaakt. o Wet 31 juli 1921 taalgebruik in bestuurszaken:

Introductie territorialiteitsbeginsel

60 | 118

Tosh Joostens

Taalstatuut van een gemeente werd verdeeld a.d.h.v. tienjaarlijkse taaltellingen.

o Wet 28 juni 1932 Taalgebruik in bestuurszaken

o 1961: Afschaffing taaltellingen

o Wet 8 november 1962: Vastlegging taalgrens

o Wet 2 augustus 1963 taalgebruik in bestuurszaken (coördinatie 1966)

Territorialiteitsbeginsel = taal van het bestuur wordt bepaald door de taal van het gebied. Dubbele betekenis

1) Voorrang taal van het taalgebied + gelijkheid Nederlands en Frans in Brussel 27 faciliteitengemeenten (6 + 10 + 9 + 2) Taalgebruik en taalkennis gemeentelijke mandatarissen

2) Wetgevings-, regerings- en bestuursactiviteit deelgebieden beperkt tot taalgebied (= territorium) waarvoor zij bevoegd zijn; territoriale afbakening van de bevoegdheden van de Gem & Gew (zie infra)

Franse gemeenschap is dus enkel bevoegd voor Franse taalgebied & Brussel, andersom voor Vlaanderen.

Sommige Fransen bepleiten het personaliteitsbeginsel o = burgers hebben het recht om zich in hun eigen taal tot het bestuur te

wenden; individuele taalkeuze staat centraal. o Is afgewezen door het Europees Grondwettelijk Hof

Territorialiteitsbeginsel zou op gespannen voet staan met minderheidsrechten, maar het Hof heeft het in overeenstemming met het EVRM gevonden.

o Grondwettelijk Hof accepteren in beperkte maten dat gemeenschap normen aannemen dat extraterritoriale gevolgen heeft voor andere gemeenschappen (zie infra).

Nuance: faciliteitengemeenten o # gemeenten worden onderworpen aan een “eigen speciale taalregeling” o Totaal: 27 gemeenten

6 randgemeenten Nederlandse taalgebied die grenzen aan tweetalig gebied B-H.

10 taalgrensgemeenten 6 Nederlandstalige taalgrensgemeenten met Franstalige

faciliteiten; Bever, Herstappe, Mesen, Rondse, Spiere-Helkijn & Voeren.

4 Franstalige taalgrensgemeenten met Nederlandstalige faciliteiten: Edingen, Komen-Waasten, Moeskroen & Vloesberg.

9 gemeenten die behoren tot het Duitse taalgebied: faciliteiten voor Franstaligen.

2 gemeenten uit Malmedyse: Malmédy & Waimes; faciliteiten voor Duitstaligen

o Voor de binnendiensten & betrekkingen met andere diensten moeten de betrokken gemeenten de taal van het taalgebied waartoe zij behoren gebruiken.

61 | 118

Tosh Joostens

o De berichten & mededelingen die voor het publiek bestemd zijn, moeten echter in 2 talen worden opgesteld.

o Betreffende particulieren: faciliteitengemeenten moeten de door de betrokkene gehanteerde/gevraagde taal hanteren

o Ook bijzondere regels voor opstelling van akten die particulieren betreft. o Controverse betreffende art. 4 Gw.: manier hoe voorschriften inzake

taalgebruik & taalkennis moeten worden afgeleid; zie p. 226-227

B. 3 Gemeenschappen (art. 2 Gw.) Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap, Duitstalige Gemeenschap Entiteiten met eigen rechtspersoonlijkheid Bevoegd eigen taalgebied/specifieke regeling Brussel Materiële bevoegdheid in Gw vastgelegd (BWHI bevat nadere omschrijving)

Art. 127 & 130 Gw.; bevoegd voor eigen grondgebied. Grondgebied niet uitdrukkelijk in Gw.

Tweetalige taalgebied B-H; zowel Vlaamse als de Franse Gem Bevoegdheden beperken zich tot de instellingen die wegens hun

activiteit/organisatie moeten worden beschouwd uitsluitend tot de ene/andere Gem te behoren; art. 127, §2 & 128, §2 Gw.

Ze kunnen zich niet rechtstreeks tot personen richten. C. 3 Gewesten (art. 3 Gw.)

Vlaams Gewest, Waals Gewest, Brusselse Hoofdstedelijke Gewest Waals Gewest: Bevoegd voor het Duitse & Franse taalgebied

Bevoegdheden in bijzondere wetten (art. 39 Gw.); BWHI Dus niets in Gw.

Entiteiten met eigen rechtspersoonlijkheidD. Pacificatiewet: 4 principes

Aangestelde gemeentelijke mandatarissen worden vermoed het Nederlands machtig te zijn Dat vermoeden is ook weer weerlegbaar Behoudens voor de rechtstreeks verkozen mandatarissen

Gemeenteraad & provincieraad Wie is niet rechtstreeks verkozen: schepenen, burgemeester & OCMW-raad

o Dit is zo in heel België, buiten in Voeren, Komonwaaste & de 6 randgemeenten van Brussel

Hier worden de schepenen en OCMW-raad rechtstreeks verkozen, zo worden zij vermoed het Nederlands machtig te zijn.

E. Assymetriën

62 | 118

Tosh Joostens

Algemeen Symmetrisch federalisme = alle deelstaten hebben eenzelfde mate van autonomie. Asymmetrisch federalisme = sommige regio’s meer bevoegdheden dan andere.

België: Historische ontwikkeling asymmetrisch federlalisme Andersluidende opvattingen tussen beide grote landsgedeelten Voorkeur

o Nederlandstaligen : tweeledig gemeenschapsmodelo Franstaligen : drieledig gewestmodelo Nederlandstalige zijde : uitoefening gewestbevoegdheden door de

gemeenschapsinstellingen.o Franstalige zijde : onderscheiden organen en gedeeltelijke uitoefening

gemeenschapsbevoegdheden door de gewestinstellingen. Art. 137 Gw.: Vlaanderen

Organen Vlaamse & Franse Gemeenschap; uitvoering bevoegdheden gewesten Enkel uitgevoerd aan Vlaamse zijde: cf. art 1, §1 BWHI Vlaamse gemeenschap & Vlaams Gewest zijn de facto samengesmolten – juridisch

niet; blijven afzonderlijke rechtspersonen. Toepassingsgebied van gemeenschaps- & gewestdecreten verschillen ook wel: er

moet steeds vermeld worden of het Parlement een Gem of een Gew-bevoegdheid regelt.

Hebben gescheiden begrotingen. Art. 138 Gw.: Wallonië & de Franse Gemeenschap

Bevoegdheden Franse Gemeenschap uitgeoefend door Waalse Gewest/Franse Gemeenschapscommissie

o Franse Gemeenschapscommissie: bestaat uit Franse taalgroep van het Parlement & regering van het BHG

Voor overheveling van bevoegdheden: gelijkluidende decreten dienen worden aangenomen in beide parlementen.

o Die decreten kunnen ook de financiën regelen.o Overgehevelde bevoegdheden worden naargelang het geval uitgeoefend bij

wege van decreten, besluiten of verordeningen Asymmetrie met Vlaamse Gemeenschapscommissie: FGC heeft wél

decreetgevende bevoegdheid. Art. 137 Gw.: Duits taalgebied

Organen Duitstalige Gemeenschap bevoegdheden Waalse Gewest. Voor overheveling van bevoegdheden: gelijkluidende decreten dienen worden

aangenomen in beide parlementen. Brussel

“Hoofdstedelijk” gewest Verschillen gewoon gewest:

o Institutioneel: Vooral symbolisch

o Omvang van autonomie: Brussel heeft zelfde bevoegdheden als Vlaamse & Waalse Gewest. Daarnast nog andere bevoegdheden => “Supergewest”

Ordonnanties 1) Beperkt rechterlijk toezicht

Gewone wetten & decreten zijn niet onderworpen aan toezicht van de gewone rechter, enkel Grondwettelijk Hof is hiervoor bevoegd.

63 | 118

Tosh Joostens

Gewone & administratieve rechtscollege kunnen ordonnanties aan Gw. & BWHI toetsen, behalve die zaken die voorbehouden zijn aan het GH.

2) Beperkt administratief toezicht Botst op beginsel van het federalisme Net name voor ordonnanties betreffende mobiliteit, ruimtelijke

ordening Federale overheid kan tussenkomen als beslissingen

gevolgen hebben voor heel het land. 3) Aanvankelijk (tot 6 e SH) beschikte BHG niet over constitutieve autonomie

“Supergewest” of “Gewestgemeenschap”o Praktijk ; Brussel heeft veel meer bevoegdheden dan de twee andere

gewesten. o Gewestbevoegdheden

+ provinciale bevoegdheden van gewestelijke aard + bevoegdheden Brusselse agglomeratie+ culturele aangelegenheden (art. 135bis Gw.) die traditioneel toekomen aan de gemeenschappen. (voorheen door FedOvh uitgevoerd)

o FedOvh: Bevoegd gebleven voor biculturele instellingen; instellingen die

wegens hun activiteiten niet kunnen worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vl’se of Fr’se Gem.

Na 6e staatshervorming zijn deze dus overgeheveld naar BHG zelf.

III. Algemene beginselen inzake bevoegdheidsverdelingA. Toegewezen, residuaire en impliciete bevoegdheden

a. Rechtsvergelijkend overzicht Algemeen

o Bevoegdheid = beleidsdomein waarbinnen een overheid regelgeving kan aannemen.

1. Toegewezen bevoegdheden = bevoegdheden uitdrukkelijk toewijzen aan verschillende niveaus in de federatie.

2. Residuaire bevoegdheden = bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan een overheid zijn toegewezen.

Restcategorie van onbenoemde bevoegdheden. o Theorie : zowel FedOvh als deelstaten kunnen beide soorten hebben. o Praktijk : hangt af van federatie haar ontstaansgeschiedenis

Centripetale systemen: residuaire bevoegdheden bij staten (VSA) Centrifugale systemen: residuaire bevoegdheden bij FedOvh (Be)

Stelselmatig meer & meer bevoegdheden naar deelstaten Enumerated powers (=bevoegdheden van de unie) (VSA) & principle of conferral (=

beginsel van bevoegdheidstoedeling) (EU)o Federaal : toegewezen/toegekende bevoegdhedeno Lidstaten : alle andere bevoegdheden

Commerce Clause, Necessary and Proper Clause, Flexibiliteitsclausule o Federaal niveau heeft in principe heel weinig bevoegdheden, maar federale

politieke instellingen & constitutionele rechters interpreteren toegewezen bevoegdheden ruim.

Commerce Clause: wordt gebruikt om alles te regelen wat ze wil regelen (VSA)

64 | 118

Tosh Joostens

Heel veel federale wetten zijn daarop gebaseerd. “interstatelijke handel”; zorgt ervoor dat federaal niveau

overal kan regulereno In constitutionele teksten echter vaak brede bevoegdheidsgronden:

EU: Flexibiliteitsclausule (art. 352 VWEU); “aanvullende” bevoegdheidsgrond; geeft Unie mogelijkheid om op te treden buiten toepassingsgebied van verdragsbepalingen wanneer dat “nodig” is om “een van de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken”.

VSA: Necessary and Proper Clause; Concept van de impliciete bevoegdheden; FedOvh heeft bevoegdheid om op te treden in domein die haar niet uitdrukkelijk zijn toegewezen, als dat nodig is om een bevoegdheid uit te oefenen die haar wel is toebedeeld.

Politieke safeguard : De deelstaten zijn toch vertegenwoordigd in het federale Parlement (Senaat), dus als zij vinden dat een wetgeving buiten haar bevoegdheid gaat, dan zouden ze het daar wel zeggen

Juridische safeguard : Grondwettelijk Hof komt tussen indien zij meent dat de federale overheid buiten haar bevoegdheden treedt.

Vb. Obama care: federale overheid is daar niet voor bevoegd, er staat niet in de Grondwet dat de federale overheid garant staat voor

o Maar niet vernietigd doordat het uiteindelijk op een andere clausule dan de Commerce Clausule werd gebaseerd.

Vb. Hof van Justitie: gaat maar zeer zelden de EU terugfluiten indien zij haar bevoegdheden treedt

o Vb. tabaksreclame: op een bepaald moment verboden.

b. België Deelstaten : toegewezen bevoegdheden

o Ruim geïnterpreteerd o Art. 35 Gw

Bijzondere wetgeving bepaalt wijze van uitoefening Lijst federale bevoegdheden in Grondwet Voorwaarden opdat het van kracht gaat:

1. Er moet in een bijzondere wet worden opgenomen hoe residuaire bevoegdheden moeten worden uitgevoerd door de verschillende deelstaten.

2. Je moet ook een lijst maken waar de federale bevoegdheid nog voor bevoegd is.

Vb. uitoefening van de geneeskundeo Welke handelingen mogen artsen stellen, ethische

discussies over abortus, medische bedrijven & voortplanting, homeopathie,…

o Alles wat hiermee te maken heeft, is een residuaire bevoegdheid

o Als dat naar de deelstaten gaat, moet er beslist worden welke deelstaat dit krijgt. Er is een andere visie tussen Vlamingen & Franstaligen over waar deze thuishoren: is dus moeilijk om te beslissen.

Federale overheid : toegewezen bevoegdheden

65 | 118

Tosh Joostens

Federale overheid : residuaire bevoegdhedeno Onbepaalde/onbenoemde bevoegdheden

Nog de grondwet, nog de BWHI duidt een bevoegdheid toe aan een van de niveaus, maar in de arresten van RvS & GH worden deze wel genoemd bij naam.

Vb. bij bevoegdheidsgeschilleno Voorbeelden rechtspraak (burgerlijk recht, strafrecht)

Federale overheid : voorbehouden bevoegdheden1. Door de Grondwet voorbehouden

“bij, door of krachtens”2. Specifieke uitzonderingen deelstaatbevoegdheden (= gedeelde exclusieve

bevoegdheden ) Dus bevoegdheden voor overheid in Grondwet én BWHI Vormen uitzonderingen op bevoegdheden van deelstaten Bij elke toewijzing is er een uitzondering: versnippering van

bevoegdheden Vb. gemeenschappen zijn bevoegd voor jeugdbescherming

o Uitz.: bepaalde aspecten zijn federaal niveau, zoals bevoegdheden van de jeugdrechtbank.

Vb. mobiliteito Gewestwegen zijn voor gewesteno Uitz.: autosnelwegen zijn voor federaal niveau

3. Algemene bevoegdheidsvoorbehouden (art. 6, §1, VI, 5 e lid BWHI) Artikel waarin je de lijst krijgt van alle bevoegdheden van de

gewesten Economie: “Bovendien is alleen de federale overheid bevoegd

voor…” Wordt gezien als algemene bevoegdheidsvoorbehouden

voor de federale overheid Heel de lijst is dus ook bevoegdheid voor de overheid

Met de 6e staatshervorming om vb. de kinderbijslag (deel van de bevoegdheid “sociale zekerheid”) over te hevelen naar de deelstaten: men heeft het BWHI artikel gewijzigd.

De voorbehouden zijn toen niet gewijzigd, maar art. 5 heeft dat voorbehoud op een bepaalde manier impliciet gewijzigd; interpretatie wordt aangepast.

Artikel 35 Grondweto Algemeen:

Plaatst residuaire bevoegdheden bij deelgebieden Stelt dat overheid slechts bevoegd is voor de aangelegenheden die

Gw & wetten, krachtens de Gw zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen & dat overige bepalingen aangelegenheden zijn voor Gem’en & Gew’en.

o Voorlopig nog niet in werking. Pas gedaan bij vervulling twee voorwaarden:

1) Bijzondere wetgever dient de wijze te bepalen waarop de deelgebieden de residuaire bevoegdheden kunnen uitoefenen.

66 | 118

Tosh Joostens

2) Een nieuwe grondwetsbepaling dient te worden aangenomen die federale bevoegdheden bepaalt.

o Huidige problemen:1) Geen akkoord over de lijst van federale bevoegdheden2) Geen akkoord over wie residuele bevoegdheden krijgt; Gem-Gew

o Reële impact van activering van dit artikel moet worden genuanceerd: Situeren van residuaire bevoegdheden op niveau van deelgebieden

of federale staat zegt niets over omvang van de bevoegdheden van de beide niveaus of over de plaats van de soevereiniteit.

Staatsvorm: deelgebieden zouden niet zomaar van “aard” veranderen; soevereiniteit zou nog steeds op federaal niveau blijven berusten: uitvoering van art. 35 Gw. maakt van Be geen confederale staat.

c. Impliciete bevoegdheden (art. 10 BWHI) Nuance dat deelgebieden slechts binnen toegewezen bevoegdheden kunnen

optreden; krijgen ruimte in uitvoering. Art. 10 BWHI; decreten van de Gem & Gew kunnen “rechtsbepalingen bevatten in

aangelegenheden waarvoor de parlementen niet bevoegd zijn, voor zover die bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun bevoegdheid.”

o Deze bepaling vormt grondslag impliciete bevoegdheid = een deelgebied betreedt een bevoegdheid betreedt die niet is toegewezen & waarvoor ze dus in beginsel niet bevoegd voor is.

o Zowel FedOvh als deelstaten kunnen hierop beroep doen. Voorwaarden:

1. Noodzakelijk voor uitoefening eigen bevoegdheid Er mogen geen minder belastende alternatieven zijn om het

vooropgestelde doel te bereiken. 2. Gedifferentieerde regeling

Aspect van evenredigheid in strikte zin: impact op betreden bevoegdheid moet beperkt blijven; er mag geen afbreuk gedaan worden aan fundamenteel beginsel van de geregelde aangelegenheid.

Het moet mogelijk zijn om iets anders te regelen op het ene en andere niveau

Het moet mogelijk zijn dus dat de gemeenschappen iets anders doen dan de federale overheid

3. Marginale weerslag op de betreden bevoegdheid Weerslag op de overheid die echt bevoegdheid is, moet marginaal

zijno Eerste voorwaarde vloeit voort uit art. 10 BWHI, 2e & 3e vloeien voort uit GH:

2e & 3e: Gaat om bijzondere formulering proportionaliteits- of evenredigheidbeginsel (zie infra.)

Evenredigheidsbeginsel & toetsingsintensiteito Manier waarop rechter een maatregel toetst aan verschillende stappen van

evenredigheidstoets is afhankelijk van de toetsingsintensiteit o Waarneembare evolutie: hoge naar lage toetsingsintensiteit

Een maatregel van de decreetgever zal de noodzakelijkheidstoets doorstaan tenzij deze zijn motieven “kennelijk onjuist” zijn.

Voorbeeld: art. 161 Gw.

67 | 118

Tosh Joostens

o Geen administratief rechtscollege kan worden ingesteld dan krachtens een wet

o Wet; federale wet want na 1993 o Is dus een voorbehouden aangelegenheid o Zelfs deze voorbehouden aangelegenheden kunnen de decreetgevers

“negeren” mits aan drie volwaarden is voldaan. Vb. Raad voor Vergunningsbetwistingen omdat gewesten bevoegd

zijn voor Leefmilieu, maar eigenlijk is dus de federale overheid bevoegd.

Is het noodzakelijk: ja Gedifferentieerde regeling: ja

Federale kader moet hiervoor niet verdwijnen Marginaal:

RvS wordt hierdoor niet werkloos, het gaat enkel om de bouwvergunningen of milieuvergunningen.

Aanvullende impliciete inherent impliciete bevoegdhedeno Inherent impliciete bevoegdheden = deelstaten zijn bevoegd om regels uit

te vaardigen die “inherent” zijn aan de hen toegewezen bevoegdheden. Hiervoor moeten ze geen beroep doen op art. 10 BWHI.

Vaak gaat het om instrumentele bevoegdheden = bevoegdheden die een overheid in staat moeten stellen om haar hoofdbevoegdheden op een nuttige & efficiënte manier uit te oefenen.

Vaak gaat het om accessoire bevoegdheden = kunnen enkel worden uitgeoefend binnen de perken van een hoofdbevoegdheid.

o Aanvullende impliciete bevoegdheden = gereserveerd voor situaties waarin wel een beroep art. 10 BWHI nodig is.

o Theoretische verschil : uitoefenen van AIB, de overheden hun eigen bevoegdheden te buitengaan & bijgevolg aan de hoger vermelde voorwaarden moet zijn voldaan.

o Praktijk : Onderscheid tussen beiden niet altijd vast te stellen. B. Exclusieve VS concurrerende bevoegdheden

Twee categorieën: 1. Exclusieve bevoegdheden

o In centrifugale systemen gebruikto Vb. in België gebruikt o Elk bestuursniveau beschikt in beginsel over bevoegdheidsmonopolie o Bevoegdheid ene overheid sluit bevoegdheid andere overheden uit

Middel om bevoegdheidsconflicten te voorkomen Middel om autonomie deelgebieden te beschermen

o Dus: Twee redenen voor exclusieve materie: Het sluit aan bij het autonomiesteven Juridisch technisch: preemption

2. Concurrerende/gedeelde bevoegdhedeno In centripetale systemen gebruikt o Verschillende overheden zijn bevoegd om dezelfde bevoegdheden te

regelen Conflictsregel: Bundesrecht bricht Landesrecht

Concurrentie in het voordeel van het hogere niveau68 | 118

Tosh Joostens

o Vb. EU Exclusieve materiële & exclusieve territoriale bevoegdheden

Exclusieve materiële bevoegdhedeno GH: Bevoegdheidsverdeling FedNiv & deelstaten berust in beginsel op stelsel

van exclusieve bevoegdheden & sluit toekenning ve bevoegdheid aan de ene overheid het optreden van de andere overheid uit.

o Praktijk: toepassing niet eenvoudig; doorgaans is er geen één-op-één-relatie tussen een maatregel & juridische bevoegdheidscategorieën.

o Zwaartepuntleer = overheid wiens bevoegdheid de norm net nauwste aanleunt, zal bevoegd zijn.

In praktijk wordt hier dus onderzoek naar gedaan. Exclusieve territoriale bevoegdheden

o Territorialiteitsbeginsel: dubbele betekenis1. De streektaal is bestuurstaal: de taal van het territorium krijgt

voorrang2. Bevoegdheid van de gemeenschap & gewest zijn beperkt tot het

eigen taalgebied. Bevoegdheden knopen zich vast aan het territorium en niet

de personen exclusieve bevoegdheid Maar: in beperkte mate kunnen extraterritoriale gevolgen

kunnen worden aanvaard. GH: onderwerp van iedere regeling die een wetgever

uitvaardigt, moet kunnen worden gelokaliseerd binnen het gebied waarvoor deze bevoegd is.

o Afwijkende technieken1. Gedeelde exclusieve bevoegdheden

= sommige deelaspecten van een aangelegenheid komen aan de ene overheid toe, andere deelaspecten aan de andere.

o Beide zijn dan exclusief bevoegd voor een bepaald aspect van een aangelegenheid.

Geen echte afwijking exclusiviteitsbeginsel Gevolg: versnippering bevoegdheden

o Gevolg: overheden moeten samenwerken voor een gecoördineerd beleid.

Vb. art. 127 Gw: Onderwijso De gemeenschappen zijn bevoegd voor onderwijs,

in uitzondering van Bepalen leerplicht …

Een aspect wordt dus toegewezen, maar er worden uitzonderingen genoemd.

2. Parallelle bevoegdheden Overheden parallel naast elkaar bevoegd om hetzelfde te

doen, zonder aanwezigheid van een hiërarchie. Geen hiërarchie

=> geen nood aan conflictregel => mogelijkheid om bevoegdheden cumulatief naast elkaar uit te oefenen.

Wél echte afwijking exclusiviteitsbeginsel

69 | 118

Tosh Joostens

Vb. ontwikkelingssamenwerking3. Parallelle uitoefening exclusieve bevoegdheden (dubbelaspect-

leer) Te maken met het zwaartepuntleer: het principe dat het

heel vaak moeilijk is om een 1-op-1 relatie te bepalen tussen een bevoegdheidscategorie en een politieke maatregel.

Soms aanvaard men, als beleid naast elkaar kan worden uitgeoefend, dat dat kan i.p.v. zwaartepuntleer.

Het Hof kan vaststellen dat een gelijksoortig beleid zowel door de Vlaamse als door de federale overheid kan worden uitgevoerd, maar beide op basis van een ander bevoegdheidsrechterlijk aanknopingspunt.

Dus:o Parallelle bevoegdheid:

Verschillende overheden Op basis van eenzelfde bevoegdheidsgrond

o Dubbelaspect-leer: Verschillende overheden Op basis van andere bevoegdheidsgronden

Examenvraag : leg het verschil uit tussen parallelle bevoegdhedne & parallelle uitoefening van exclusieve bevoegdheid & geef voorbeelden.

o Parallelle bevoegdheid: twee overheden kunnen zelfde bevoegdheid doen dat gebaseerd is op hetzelfde bevoegdheidsrechterlijke aanknopingspunten, het 2e is hetzelfde maar dan zonder dezelfde bevoegdheidsrechterlijke aanknopingspunten.

4. Integrale/eigenlijke concurrerende bevoegdheden (art. 170, §2 Gw) = algemene/autonome belastingbevoegdheden die door art.

170 Gw. aan de FedOvh, Gem & Gew wordt toegewezen. Beslissing is niet gebonden aan materiële bevoegdheid. Wel hiërarchie tussen federale overheid & deelgebieden:

federale fiscale wet gaat voor op fiscale decreet. o FedOvh kan die deelstatelijke belastingen afschaffen

Belangrijk: vraag wanneer er sprake is van een conflict dat voorrangsregel in werking doet treden: preëmptiebeginsel

o GH heeft geoordeeld dat FW zowel vooraf kan bepalen welke belastingen niet door de Gem & Gew kunnen worden geheven, als achteraf een deelstatelijke belasting kan afschaffen.

Enige voorbeeld van een concurrerende bevoegdheden Voorbeeld van Bundesrecht bricht Landesrecht De facto is het een lege doos: federale overheid belast bijna

al alles dat kanC. Verticaliteitsbeginsel

Doel: autonomie van de verschillende overheidsverbanden te vrijwaren. (zoals exclusiviteitsbeginsel).

Houdt in dat FedOvh geen taken/bevoegdheden kan toekennen ad instellingen van de Gem/Gew & vice versa. Dit kan wel vrijwillig.

70 | 118

Tosh Joostens

De overheid die bevoegd is om regelgeving aan te nemen, is ook bevoegd om deze regelgeving ten uitvoer te leggen.

Decreten worden uitgevoerd door de Vlaamse administratie, wetten door de Federale administratie

Kan ook anders:o EU: lidstaten moeten Europese wetgevingen omzetten & ten uitvoer te

brengen. o Du: Länder moeten wetgeving van boven af ook ten uit voer leggen;

uitvoeringsfederalisme Afwijkende technieken

1. Soms horizontale opdeling tussen normeringsbevoegdheid & uitvoeringsbevoegdheid.

2. Normeringsbevoegdheid opgesplitst: Kaderbevoegdheden = beperkte/oneigenlijke concurrerende bevoegdheden

o FedOvh creëert algemeen kader, normering wordt aangevuld door deelstaten.

Men kan dus normen toevoegen, zolang men niet afwijkt van de federale overheid haar kader.

o Vb. beginsel van behoorlijk bestuur: alle bestuurshandelingen moeten worden gemotiveerd

Is ook van toepassing op deelstaten Maar de deelstaten kunnen extra garanties ter aanvulling uitwerken,

zolang ze niet afwijken van het door de federale overheid ingestelde minimum.

D. Algemene beperkingen bevoegdheidsrechtelijke autonomie Evenredigheidsbeginsel

Als je exclusief bevoegd bent, dan nog moet je oppassen van het impact van het beleid op de andere federale partners: naleving evenredigheids- of proportionaliteitsbeginsel

Rechtspraak stelt zich bij het toetsen van deze invloed terughoudend op. EMU: Economische Monetaire Unie

Impliceert vrije verkeer van personen, goederen, diensten & kapitaal. o Gebaseerd op Europeesrechtelijke principes, maar vallen niet steeds samen. o FedOvh voorbehouden bevoegdheden (art. 6, §1, VI BWHI):

1) interne/externe muntbeleid2) financieel beleid 3) bescherming spaarwezen

Ook België is een economische monetaire unie Muntbeleid is een federale bevoegdheid Stond initieel niet in de Gw of BWHI

pas nadien na aanleiding van een Waals decreet om belasting te heffen op water naar andere gewesten. GH, schending vrij verkeer binnen België, later opgenomen in BWHI als algemene beperking op deelstaten (art. 6, §1, VI BWHI).

Federale loyauteit (art. 143, §1 Gw.) Principe van de federale loyauteit = Budestreue = verschillende overheden vd Fed

staat moeten zich ten aanzien van elkaar loyaal opstellen. Had in beginsel enkel politieke & geen juridische belangen Belangenconflicten: politieke conflicten die enkel politiek worden opgelost. Loyaliteitsbeginsel: sinds 6e staatshervorming ook juridisch

71 | 118

Tosh Joostens

GH heeft daarvoor al het evenredigheidsbeginsel gecreëerd, waardoor de betekenissen van de twee hedentendage samenvallen.

IV. Bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten A. De gemeenschapsbevoegdheden

Overzicht (Art. 127-130 Gw) Onderwijs

o Grondslag art. 127 & 130 Gwo Onderwijsbevoegdheid van Gem’en wordt ruim geïnterpreteerd,

uitzonderingen strikt. Uitzonderingen

Bepaling begin & einde leerplicht Minimale voorwaarden uitreiken diploma’s Pensioen

o Deelstaten zijn dus niet bevoegd voor arbeidsrecht, behalve voor onderwijs & personeel in het onderwijs

Taalgebruiko Vlaamse & Franse Gemeenschap (art. 129, §1 Gw)

1) Bestuurszaken2) Onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of

erkende instellingen3) Sociale betrekkingen tussen de werkgevers & hun personeel Art. 30 Gw. is impliciet gewijzigd door dit artikel Het gebruik van taal is vrij (art. 30 Gw), maar bepalingen in art. 129

zeggen dat de taal voor bestuurszaken & het vrije onderwijs kan worden geregeld door de gemeenschappen.

o Duitstalige Gemeenschap (art. 130, §1 Gw)o Federale overheid:

Alle zaken die niet met bestuurszaken te maken hebben maar die toch betrekking hebben op het openbaar gezag blijft op federaal niveau.

1) Gemeenten specifieke taalregeling 2) Diensten verder reiken dan taalgebied3) Federale en internationale instellingen 4) Taalgebruik tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad (en Duitse

taalgebied)o Tip van Sottiaux: maak een schema wie op welk niveau bevoegd is voor

welke taal waar te gebruiken. Culturele aangelegenheden (art. 4 BWHI)

o 17 culturele aangelegenheden o Ruim omschreven o Vb. bibliotheken, musea, audiovisuele & auditieve mediadiensten o Dus:

Content: Vlaanderen Netwerken van vb. kabels onder de wegen is een residuaire

bevoegdheid van de federale overheid Dat is geen “mediadienst”, het valt onder telecommunicatie Netwerken worden ook gebruikt voor andere dingen, vb.

internet (is geen audiovisueel iets). Persoonsgebonden aangelegenheden (art. 5 BWHI)

72 | 118

Tosh Joostens

o Eis Brusselse Vlamingen o Gem’en kunnen op grond van art. 5, §1, II BWHI een bijstandregeling

instellen t.a.v. personen die eveneens in aanmerking komen voor het systeem van sociale zekerheid.

o 5 categorieën 1. Gezondheidsbeleid

Maar uitzondering naar FedOvh2. Bijstand aan de persoon

Maar uitzonderingen naar FedOvh:o Vb. Hoogte van het leefloonloon

3. De justitiehuizen4. De gezinsbijslagen 5. De filmkeuring

B. Gewestbevoegdheden Art. 39 Gw. & 6, §1 BWHI

I. Ruimtelijke ordeningII. Leefmilieu & waterbeleid

III. Landinrichting en natuurbehoudIV. Huisvesting

o Uitgebreid bij 6e staatshervorming o Alles wat met huur te maken heeft o Initieel enkel sociale huisvesting.

V. Landbouwbeleid en de zeevisserij (niet zee want dat is federaal)VI. Economie

o Uitzondering muntbeleid, sociale zekerheid, arbeidsrechtVII. Energiebeleid

VIII. Ondergeschikte besturen = gemeenten & provincies o Sinds paarse regering

IX. Tewerkstellingsbeleid o “arbeidsmarkt anders”; gewesten mogelijkheid geven om te kunnen

inspelen. o Samenwerking tussen federaal & deelstatelijk niveau

X. Openbare werken en vervoerC. Instrumentele bevoegdheden

Algemeen = Bevoegdheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de eigen bevoegdheden. = Bevoegdheden die samenhangen met een hoofdbevoegdheid Soms impliciete bevoegdheden Retributies = Belasting waar een onmiddellijke prestatie tegenover staan.

o Elke overheid kan deze heffen m.b.t. haar eigen bevoegdheden. Daarnaast wijzen de Gw. & BWHI een # instrumentele bevoegdheden uitdrukkelijk

aan de deelstaten toe: o Art. 170 Gw.: belastingheffing o Art. 173 Gw.: retributieheffing o Art. 167 Gw.: sluiten van verdrageno Art. 8 BWHI: uitbouwen eigen infrastructuuro Art. 9 BWHI: oprichten gedecentraliseerde diensten/instellingen/

ondernemingeno Art. 11 BWHI: strafbaar stellen van niet-naleving van wettelijke bepalingen

73 | 118

Tosh Joostens

o Art. 14 BWHI: invoeren van het recht van voorkoop o Art. 79 BWHI: overgaan tot onteigenen ten algemene nutte

Strafrechtelijke bevoegdheden (art. 11 BWHI) Strafbaar stellen van het niet naleven van bepalingen Vb. Moord, verkrachting,… Algemeen strafrechtelijke bepalingen; FedOvh Maar vb. spieken op het examen: bevoegdheid van onderwijs => gemeenschappen Indien een handelingen betrekking heeft op de bevoegdheid van een deelstaat, kan

deze deelstaat de overtreder bestraffen. o Art. 11bis BWHI; positief injunctierecht voor deelstaten

Kunnen vraag richten aan FedMin van Justitie die dan vervolging beveelt & verzoek overzendt aan het Openbaar Ministerie.

Vedragsbevoegdheden (art. 167, §1 Gw.) Beginsel : FedOvh (UM) is bevoegd voor het buitenlands beleid. België : Elke overheid is bevoegd om de verdragen te sluiten die betrekking hebben

op hun eigen bevoegdhedeno Beginsel in foro interno, in for externo: overheid die voor een bepaalde

materie internrechtelijk bevoegd is, beschikt tevens over de bevoegdheid om over die aangelegenheid internationale verdragen te sluiten.

o Gevolg: 3 soorten verdragen:1. Exclusief federale verdragen2. Exclusief deelstatelijke verdragen3. Gemengde verdragen

Belangrijke voorwaarde: Elk bevoegd parlement moet daarmee instemmen alvorens het actief is.

V. Gemeenschapsbevoegdheden in BrusselA. Vlaamse & Franse Gemeenschap

Decreten gelden t.a.v. instellingen die vanwege “activiteiten” or “organisaties” uitsluitend behoren tot 1 vd 2 gemeenschappen.

Vb. Ancien Belgique; instelling van VG Gemeenschapsdecreten kunnen dus niet rechtstreeks rechten toekennen of verplichtingen

opleggen aan personen met woonplaats in het tweetalige B-H. Wel kunnen ze deze indirect bereiken door het vrijwillig te laten kiezen voor het

aanbod van een van hun instellingen. Hiermee wordt invoering van de subnationaliteit vermeden.

B. Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissie Maatregelen t.a.v. fysieke personen bipersoonsgebonden instellingen (art. 5 BWHI) die niet

kunnen worden uitgeoefend door de Vl’se of Fr’se Gem. => maatregelen t.a.v. fysieke personen & initiatieven die betrekking hebben op een

tweetalige instelling. Vb. tweetalige ziekenhuizen T.a.v. personen, vb. in het kader van jeugdsanctierecht of het voeren van een

campagne (vb. anti-rook campagne) Ook bevoegd: kinderbijslag

Waarom is dit niet aan de Vlaamse & Franse Gemeenschapscommissie gegeven? o Zou enorme kost zijn voor diegene die het meest genereus iso Paradox: door het overdragen van nieuwe sociale bevoegdheden, wat

tegemoet komt aan de Nederlandstalige verzuchtingen, je onvermijdelijk Brussel zal versterken, wat tegemoet komt aan de Franstalige verzuchtingen.

74 | 118

Tosh Joostens

Asymmetrie met andere gewesten: heeft ook culturele bevoegdheden voor biculturele activiteiten.

Dit maakt Brussel dus een supergewest of een gewestgemeenschap Is soort van “vierde” gemeenschap; kan wetskrachtige normen aannemen =

bipersoonsgebonden ordonnanties Samenstelling:

1) Vlaamse Gemeenschapscommissie2) Franse Gemeenschapscommissie Beraadslagende organen van beide gemeenschapscommies (= “vergaderingen”)

bestaan uit leden van Nederlandse & Franse taalgroep van het BHP. Uitvoerende organen van beide gemeenschapscommissies (= college) bestaan uit de

leden die respectievelijk tot de Nederlandse & Franse taalgroep vd BHR horen. C. Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie

Inrichtende machten en door gemeenschappen opgedragen bevoegdheden Zijn eigenlijk de taalgroepen Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie: 17 Nederlandstaligen (dus: de Nederlandse

taalgroep) die in het BHG in het Parlement zetelen. College hiervan; Nederlandstalige groep van het BHG; 2 mensen

Raad van de Franstalige Gemeenschapscommissie: 72 Franstaligen (dus: de Franstalige taalgroep) die in het BHG in het Parlement zetelen.

VGC is bevoegd om de Vlaamse decreten in Brussel t.a.v. instellingen te … FGC is belangrijker:

Bevoegdheden van de Franse Gemeenschap is deel naar het Waalse Gewest gegeven, bij Brussel hebben ze dat naar de FGC overgeheveld.

Asymmetrie: VGC: onbelangrijke ondergeschikte instantie, verlengstuk van de VG

o Heeft geen wetgevende bevoegdheden FGC: decreetgevende instantie

o Vb. sportD. Federale overheid

Taalgebruik Biculturele & bi-onderwijsinstellingen Maatregelen inzake cultuur & onderwijs die rechtstreeks tot personen gericht zijn. Vb. Muntschouwburg

VI. Coöperatief federalismeA. Algemeen

Duaal federalisme = zuiver geschieden bevoegdheidssferen waarbinnen iedere overheid het eigen beleid uitstippelt zonder rekening te houden met andere federale partners

Coöperatief federalisme = zuivere scheiding van bevoegdheden is een utopie, materies zijn vervlochten met elkaar & wederzijdse beïnvloeding is onvermijdelijk.

Nadruk op onderlinge coördinatie & samenwerking => effectiviteit & efficiëntie. Nadeel: federale samenwerking is veelal een zaak van regeringen, met een

verminderde rol voor het parlement & dus toenemend democratisch tekort (executive federalism).

België : evolutie duaal => coöperatief Technieken van samenwerking:

Overlegprocedures Vertegenwoordiging in beheers- & beslissingsorganen van andere overheden Overlegcomité & interministeriële conferenties

75 | 118

Tosh Joostens

Samenwerkingsakkoorden & gezamenlijke wetskrachtige normen. B. Overlegcomité (art. 31/1 GWHI)

= orgaan, samengesteld uit afgevaardigden van de verschillende regeringen van het land. 31/1bis GWHI: kan gespecialiseerde interministeriële conferenties oprichten, samengesteld

uit bevoegde vakministers. Taken:

Moet Interministeriële Conferentie voor het buitenlands beleid oprichteno Hierin informeert FedReg de regeringen van de deelstaten regelmatig over

het buitenlands beleid. o Kan bindende beslissingen nemen betreffende verdragsbevoegdheden van

deelstaten. Taken van andere interministeriële conferenties zijn beperkt tot beleidsuitvoering.

o Vb. maken van samenwerkingsakkoorden. Opvolging omzetting Europese richtlijnen Opvolging samenwerkingsakkoorden

C. Interministeriële conferenties (art. 31bis GWHI) D. Samenwerkingsakkoorden (art. 92bis BWHI)

= contractuele afspraken tussen autonome overheden. Onderscheid:

Facultatief o Betreffende gezamenlijke oprichting & beheer van gemeenschappelijke

diensten/instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven.

Verplicht o Opgesomd in art. 92bis BWHIo Uitzonderlijk volgt verplichting uit rechtspraak

GH: wanneer bevoegdheden dermate met elkaar verstrengeld zijn, dat zij alleen in onderlinge samenwerking kunnen worden uitgeoefend, zou een eenzijdig optreden het evenredigheidsbeginsel schenden.

! FedOvh kan geen partij zijn voor samenwerkingsakkoorden omtrent een bevoegdheid dat zij niet bezit.

! Het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden via een samenwerkingsakkoord mag niet leiden tot een overdracht/afstand van bevoegdheden tussen samenwerkende overheden.

E. Gezamenlijke decreten en ordonnanties (art. 92bis/1 BWHI) Betreffende gezamenlijke oprichting & beheer van gemeenschappelijke diensten &

instellingen, gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden of op gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven.

Zijn wetskrachtige normen die afzonderlijk of in overleg worden aangenomen door de WM van meerdere deelstaten, maar die eenzelfde inhoud hebben.

Alternatief voor samenwerkingsakkoorden Bedoeling: zwaartepunt van UM => WM Ook hier verboden om bevoegdheden door te schuiven.

Grondrechten: Algemene Inleiding I. Filosofische grondslagen/historische evolutie/bronnen

76 | 118

Tosh Joostens

A. Algemeen Beperking overheidsmacht

Horizontale machtenscheiding Verticale machtenscheiding Grondrechten:

o Inhoudelijke beperking; verhinderen dat de overheid bepaalde handelingen stelt of verplichten die overheid een bepaalde gedragslijn aan te nemen.

Grondrechten = fundamentele rechtsnormen die de macht van de overheid aan banden leggen &

tot doel hebben de menselijke waardigheid te verzekeren. B. Filosofische achtergrond

Filosofische uitgangspunten 1. Preambule UVRM

o “Overwegende, dat de erkenning van de inherente waardigheid (…) van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld.”

2. Art. 1 UVRM o “Alle mensen worden vrij & gelijk in waardigheid & rechten geboren zij zijn

begiftigd met verstand en geweten en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.”

o Bevat verwijzingen naar klassieke rechtvaardigingstheorie Menselijke waardigheid ligt ten grondslag aan de mensenrechten. Menselijke waardigheid wordt gekoppeld aan welbepaald beeld

over het wezen van de mens: mens als autonoom individu dat in staat is zijn driften en natuurlijke neigingen te overstijgen en zijn persoonlijke levensdoelen na te streven.

o Kant: individu is begiftigd met een geweten & vrije wil en heeft de capaciteit om als een vrij & rationeel handelend wezen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn beslissingen.

Overheid moet autonomie van het individu waarborgen. o Volgens Locke is de mens van nature vrij & kan hij aanspraak maken op

bepaalde natuurlijke rechten: Recht op leven/vrijheid/eigendom Deze “door de natuur gegeven” rechten zijn onvervreemdbaar &

moeten door de overheid worden geëerbiedigd. Kritiek :

o Het is niet duidelijk waaruit welke rechten uit de natuur zouden voortvloeien.

o Gevaar: inhoud van de natuurlijke rechten worden gekleurd door opvattingen van de “ontdekker” ervan.

“Natural rights” = “rhetorical nonsense, nonsense upon stilts” o Marxistische kritiek: Mens gedetermineerd/individualistische mensbeeld

Rechten die erop gericht zijn om het kapitalistische gedachtengoed te doen functioneren; individualisme

Zijn mensenrechte universeel? Manier waarop rechten worden ingevuld hangt af van tijd & ruimte:

o Vb. in 20e eeuw zal het anders gedaan worden als nu Cultuur-relativistische benadering:

o Mensenrechten zijn het product van westerse cultuur & liberale democratie die de vrijheid van het individu centraal stellen.

77 | 118

Tosh Joostens

o Zo is het moeilijk ze te veralgemenen naar culturen waar familie/groep centraal staan.

Nuance: o Mensenrechten als abstracte beginselen zijn universeel, bij hun concrete

invulling moet voldoende ruimte worden voorzien voor plaats-, cultuur-, tijdgebonden verschillen.

C. Historische achtergrond a) Nationaal niveau

Historische documenteno 1215: Magna Carta

Eerste grondrecht: recht op persoonlijke vrijheid (recht op habeas corpus)

o 1689: Bill of Rights Charter afgedwongen t.a.v. protestantse Koning; Willem Parlementair systeem werd hierin opgestart Verbod op cruel & unusual punishment.

o 1789: Decleration des droits de l’Homme et du citoyen Voorloper huidige mensenverdragen Proclameert klassiek-liberale rechten & vrijheden.

o 1791 : Amendments Grondwet V.S. Niet in initiële teksten want het werd als “self evident” gevonden,

daarom pas later toegevoegd. o 1948: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

Rechten op internatinoaal niveau beschermd Tekst die niet juridisch bindend is.

De Belgische Grondwet o Titel II: “De Belgen & hun Rechten”o Oorspronkelijk: klassiek-liberale rechteno Latere toevoegingen:

Sociaal-economische rechten, privé-leven, rechten kind,… o Overige bepalingen: oa art. 191 Gw. o Basiskenmerk Grondwet: Formeel beperkingssysteem

Waarborg tegen UM, niet tegen WM (vb. art. 19 Gw. First Amendement)

Wantrouwen UM; weerspiegelt tirannie Willem I Vertrouwen WM; Franse invloed:

o Rousseau: wet bevat “volonté générale” Niet zozeer de inhoud, maar de vorm van de beperking is

belangrijk o “behoudens de … van de misdrijven” =>

“misdrijven”; formele wet => WMo Strafbaarstelling van een misdrijf kan enkel door de

WM, niet door de Koning VSA: First amendement: ook parlement kan geen wetgeving

aannemen tegen de vrijheid van mening Dus wantrouwen t.o.v. UM & WM

b) Internationaal niveau/Verenigde Naties 1948: Universele verklaring van de rechten van de mens (UVRM)

1. Klassiek liberale rechten & vrijheden2. Sociale & economische rechten

78 | 118

Tosh Joostens

o Niet juridisch bindend 1966: Internationaal verdrag inzake burgerrechten & politieke rechten (BUPO) 1966: Internationaal verdrag inzake economische, sociale & culturele rechten

(IVESCR) Waarom 2 verdragen: politieke & economische scheiden:

o Kapitalistische landen zagen meer de burgerrechten zitten, communistische zagen meer de sociaaleconomische rechten zitten

o Landen konden toen kiezen met welk verdrag ze instemden Westerse landen stemden dus vooral met 1e verdrag in,

communistische met 2e verdrag. Vandaag hebben meeste landen beide verdragen geratificeerd.

Specifieke verdragen voor specifieke groepen:o VN-rassendiscriminatieverdrag: 1966o VN-Vrouwenverdrag: 1979o VN-Kinderrechtenvedrag: 1989o VN-handicapverdrag: 2006

c) Europees niveau Raad van Europa

o 1950: Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) + aanvullende protocollen

Reactie op holocaust Werd gezien als statement t.a.v. het Oostblok, persoonlijke rechten

werden vastgelegd. o Basiskenmerken:

1) Inhoudelijke beperkingssysteem ( Be) Art. 10 (aanduiden in het artikel)

o Bij wet voorzien: niet noodzakelijk een formele wet (wel in Be)

Betekent een rechtsgrond; kan ook uitvoerend besluit zijn of vaste rechtspraak

Dus geen formeel beperkingssysteem Wel inhoudelijk: moet noodzakelijk zijn in

een democratische SLo Noodzakelijk in een democratische SL om een van

de functies te garanderen. 2) Supranationaal toezichtsmechanisme

o 1961: Europees Sociaal Handvesto EVRM => Rechtsorde sui guneris – “Supranationaal“

Supranationale instelling – kenmerken: Landen kunnen worden gebonden tegen hun wil

o Omdat landen gebonden zijn aan arresten; zijn bindend voor alle lidstaten, ook al hebben deze hier niet mee ingestemd

Rechtstreekse toepasselijkheid; moeten niet worden omgezet.

Handelingsbekwaamheid individu (particulier klachtenrecht) Bindende beslissingen Europees Hof Rechten Mens

o Beschermingsmechanisme Subsidiair

Uitputting nuttige interne rechtsmiddelen, 6 maanden.79 | 118

Tosh Joostens

Het is aan de rechters van de verdragstaten om deze te handhaven

o Er is directe werking: de burger kan op de nationale rechtbank zich hierop beroepen.

o Procedure (cf. 11e & 14e Protocol) Alleenzittende rechter – ontvankelijkheid Comité van 3 rechters – ontvankelijkheid / ten gronde repetitieve

zaak Kamer van 7 rechters – ontvankelijkheid / gegrondheid Grote Kamer van 17 rechters – verwijzing kamer Nieuw ontvankelijkheidscriterium: “geen wezenlijk nadeel

Europese Unie o Rechtspraak HvJ: Grondrechten algemene rechtsbeginselen

EU-recht gaat voor op nationale recht en op nationale grondwet. Duitse Grondwet wou dit niet totdat EU zelf EVRM ging handhaven.

HvJ heeft toen gezegd dat ze dit gingen doen, ook al hadden ze dit niet geïncorporeerd in hun eigen rechtsorde.

o Handvest te Nice (2000): liberale + sociale en economische rechten Handvest is bevestiging van de rechten die voortvloeien uit de

constitutionele tradities & internationale verplichtingen die de lidstaten gemeen hebben + jurisprudentie van het HvJ & van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Vanaf toen had Unie een handvest van de grondrechten aangenomen

Vanaf Verdrag van Lissabon was het juridisch bindend; o Art. 6 Verdrag Europese Unie

§1: Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zelfde waarde verdragen

§2: Unie treedt toe tot EVRM §3: Grondrechten EVRM & lidstaten algemene beginselen EU-recht Is nog niet gebeurd:

Indien dit gebeurt, is HvJ in Luxembourg niet meer het hoogste rechtscollege, dan mensen kunnen nog naar het rechtscollege van de EVRM gaan.

II. De categorieën van grondrechten o Drie categorieën

1. Eerste generatie: burgerlijke & politieke rechten Negatieve vrijheid : afweerrechten, onthoudingsplicht Positieve vrijheid : deelneming uitoefening staatsgezag Verschil positief/negatief:

o Klassieke vrijheid: positieve vrijheid Vrijheid om collectieve beslissingen te nemen Vrijheid van participatie aan het bestuur Vrijheid om jezelf te kunnen ontwikkelen

Burgerlijke rechten impliceren voor de overheid een verplichting van onthouding of niet-inmenging.

o Zijn afweerrechten ten aanzien van de overheid. Politieke rechten moeten de burger toelaten te participeren aan het

gemeenschapsleven, aan de politieke besluitvorming.

80 | 118

Tosh Joostens

Bronnen: Constitutionele teksten 18e/19e eeuw 2. Tweede generatie: economische, sociale culturele rechten

Men heeft zo lang voor deze rechten moeten vechten, dat men deze wou vastleggen in een moeilijk aanpasbare tekst.

“doe-rechten”; positieve handelingsplicht Sociale rechtvaardigheid Sociale wetgeving, IVESCR, art. 23 Gw (sociaal economische rechten)

3. Derde generatie: de collectieve of solidariteitsrechten Idee: bpeaalde wereldwijde problemen kunnen enkel door een gezamenlijk

optreden van de hele wereldgemeenschap worden aangepakt. 1e & 2e generatie: de gene die ze zich hierop kunnen beroepen zijn individuen.

o Op de 3e generatie kunnen hele collectieve samenleving zich op beroepen. Vb. gezond leefmilieu, recht op wereldvrede,… Bronnen: internationale verklaringen met een “soft-law” karakter.

Gelijkenissen & verschillen Belangrijkste verschilpunt: directe werking/inroepbaarheid

o 1e generatie: Vanwege hun duidelijk & onvoorwaardelijk karakter zouden de klassiek-liberale grondrechten zich perfect lenen tot rechterlijke toepassing & dus bij de rechter kunnen worden afgedwongen.

o 2e generatie: geen directe werking 2 centrale argumenten tegen hun inroepbaarheid:

Rechten beschikt niet over nodige middelen & expertise om algemeen geformuleerde rechten om te zetten in concrete aanspraken.

Rechter ontbeert democratische legitimiteit om dergelijke knopen door te hakken.

o Realisatie van deze rechten heeft belangrijke consequenties voor het overheidsbudget en is afhankelijk van de inzet van schaarse middelen.

o Idee van progressieve realisatie = gebruik streefdoelen die politiek geleidelijk moet verwezenlijken, rekening houdende met de beschikbare middelen.

Art. 2 IVESC: progressieve realisatie Art. 52, lid 5 Handvest: onderscheid rechten

en beginselen. Relatief onderscheid : nuance

I. Enerzijds : Ook burgerlijke & politieke rechten vergen actieve tussenkomst/investeringen overheid

Negatieve rechten impliceren dus positieve verplichtingen voor de overheido Hiervoor ook maatregelen gecreëert die ervoor moeten zorgen dat de

rechten ook worden geëerbiedigd in de verhoudingen tussen privépersonen. => derdenwerking = indirecte horizontale werking

o Bronnen: Uitdrukkelijk in tekst, vb. art. 11bis, 22, lid 2 Gw.

Vergadervrijheido Recht om in groep bijeen te komen & mening te

uiten o Overheid mag dit niet beperken

Rechtspraak

81 | 118

Tosh Joostens

vb. EVRM 11: vergadervrijheido EHRM , plattform Artze für das Leben, 1988. o Vereniging tegen abortus; betogingo Maar ook tegenbetoging geweldo Oostenrijk had vergadervrijheid geschonden: ze

hadden niet genoeg maatregelen genomen om de betoging tegen de tegenbetoging te beschermen; negatieve vorm dus.

II. Anderzijds , ook (zwakkere) vorm van rechterlijke controle handhaving sociale & economische rechten

o Afdwinging voor de rechter op verschillende manieren: 1. Standstill-verplichting

Het bestaande beschermingsniveau kan niet worden afgebouwd. Gaat om negatieve verplichting die zich goed kan lenen tot

rechterlijke controle. Vb. men beslist om leefniveau af te schaffen; zou het beginsel

schenden Als rechter kan je dit nagaan: wat was op bepaald moment

het beschermingsniveau en 2. Ruime interpretatie eerste generatie-rechten zodat bepaalde

sociaaleconomische garanties binnen hun toepassingsgebied vallen Vb. sociaalzekerheidsuitkering = “vermogensrecht” art. 1, Eerste

Protocol3. Redelijkheid van de bestaande overheidsprogramma’s onderzoeken i.p.v.

uitspraak te doen over de te garanderen inhoudelijke (minimum) standaard. Vb. zaak Mazibuko: recht op toegang tot water

Conclusie : Onderscheid tussen generaties mag niet te strak gezien worden Mensenrechten zijn “ondeelbaar en onderling afhankelijk”

o Ene generatie kan niet zonder de andere bestaan. Juridische literatuur: stelling verdedigd dat alle grondrechten 3 verplichtingen

inhouden voor de staten:1. To respect : Overheid heeft plicht de rechten zelf te eerbiedigen2. To protect : Overheid heeft plicht ze te “beschermen” tegen inbreuken van

andere burgers. 3. To fulfil : Overheid heeft plicht de nodige maatregelen te treffen voor hun

“verwezenlijking”. Dit betekent niet dat de rechter steeds dezelfde rol zal aannemen:

o Verplichting tot eerbieding & bescherming: geniet volle controle o Effectieve verwezenlijking van rechten: taak van wetgever & regering,

rechter stelt zich terughoudend op. III. Toepassingsgebied van grondrechten

A. Verticale & horizontale verhoudingen Verticale verhouding :

Mensenrechten in eerste instantie publiekrechtelijk karakter Zijn afdwingbaar t.a.v. de overheid Beperkingssysteem ook betrekking op overheid: moet “bij wet” zijn voorzien;

tussenkomst overheid veronderstelt. Horizontale verhouding :

In beginsel gaat het niet: o Rechten dienen om macht van overheid aan banden te leggen;

82 | 118

Tosh Joostens

o In principe vrijheid in private verhoudingen. Algemeen: mensenrechten werken ook door in private verhoudingen.

1) Ook privépersonen kunnen machtsposities innemen die aanleiding kunnen geven tot machtsmisbruik

2) Aangezien grondrechten de fundamentele waarden van het rechtssysteem verwoorden, doet het er weinig toe of het de overheid of een privépersoon is die verantwoordelijk is voor de inbreuk hierop.

Manier van doorwerking op horizontale verhouding: optreden wetgever:o Via strafwet of horizontaal werkende wetgeving

Vb. antidiscriminatieweto Via privaatrechtelijke inschakelingsmechanismen

=> Indirecte derdenwerking o Soms directe horizontale werking:

Rechtspraak spreekt zichzelf hierop tegen: Traditioneel: aangenomen dat hoven & rechtbanken niet

rechtstreeks maar slechts indirect kunnen waken over naleving grondrechten in verhoudingen tussen particulieren: wanneer bestaande wetgeving interpreteren of invulling geven aan de open normen van het privaatrecht.

o Vb. openbare orde, rechtsmisbruik, zorgvuldigheid,…

Soms laat rechter directe werking toe: HvC/GHo EVRM: via positieve verplichtingen

Vb. VN-Rassendiscriminatieverdrag Europese Unie

Tendens om in bepaalde situaties ook particulieren gebonden te achten door de bepaling betreffende de fundamentele economische vrijheden, zoals het vrij verkeer van personen & diensten.

In verschillende arresten moest het Hof een afweging maken tussen de conflicterende belangen van private partijen, waarbij langs de ene zijde een beroep werd gedaan op een economische vrijheid & langs andere zijde een klassiek mensenrecht werd ingeroepen.

B. Toepassingsgebied ratione personae Mensenrechten zijn rechten van de mens & dus van toepassing op alle mensen.

Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen zich op deze rechten beroepen. Groepen kunnen niet collectief rechten afdwingen; enkel individuen

Titel II: “De Belgen en hun Rechten” Gelden voor Belgen & niet-Belgen Vloeit voort uit art. 191 Gw. Een door de WM in het leven geroepen ongelijkheid tussen Belgen & niet-Belgen

dient de inhoudelijke toets aan het discriminatieverbod te doorstaan & mag geen afbreuk doen aan internationale verdragen.

Nuance politieke rechteno Internationale & Europese mensenrechtenverdragen & de Gw. laten toe om

deze rechten te beperken tot eigen burgers/onderdanen. (art. 8 Gw.)C. Toepassingsgebied ratione loci

= Territoriale draagwijdte Binnen “rechtsmacht” of “jurisdictie” staat Gevolg van principe dat elke staat soeverein is binnen het eigen grondgebied. Soms treed rechtsmacht zich buiten dit territorium: extraterritoriale jurisdictie

83 | 118

Tosh Joostens

Wanneer handelingen van (agenten van) de staat buiten worden verricht, kunnen worden toegerekend aan de staat of wanneer een staat “effectieve controle” uitoefent over het grondgebied van een andere staat.

IV. De interpretatie van grondrechten o Bepaling inhoudelijke draagwijdte/toepassingsgebiedo Uitgangspunt art. 31 Verdrag Wenen: “in het licht van het voorwerp & doel van het verdrag”

“Gewone betekenis” van de conventiebepalingen bepalen Maar: niet voldoende

I. Klassieke methodes :1. Teleologisch/evolutieve interpretatie (bv. EHRM, Tyrer t. VK)

Centraal: voorwerp & doel Hof verkiest deze methode i.p.v. die van het effectiviteitsbeginsel

o => flexibiliteit Maar: ze mogen geen nieuwe rechten in het verdrag lezen.

2. Effectiviteitsbeginsel = EVRM moet zo worden uitgelegd dat de rechten praktisch & effectief zijn, niet

theoretisch & illusoir. Gevolg: reikwijdte van de rechten moeten extensief worden uitgelegd, terwijl de

beperkingen restrictief worden opgevat. II. Andere integratiebeginselen :

1. Autonome interpretatie (bv. ‘strafvordering’) Nationale betekenis van begrippen uit nationale rechtsordes die gelijknamige

begrippen hebben in de internationale verdragen staan los van elkaar. Het Hof zal autonoom bepalen hode die begrippen op het EVRM-niveau invulling

krijgen. 2. Comparatieve methode/‘common ground’ (EHRM, Vo t. Frankrijk)

Gebruik van internationale & buitenlandse bronnen bij interpretatie van nationale grondwetten.

Europees Hof zal voor interpretatie van een verdragsbepaling soms op zoek gaan naar gemeenschappelijke Europese standaarden.

Wanneer er zich in de rechtssystemen van de 47 Verdragsstaten een voldoende mate van consensus/”common ground” aftekent, zal het hof zich gesterkt voelen wanneer het zelf een nieuwe invulling van een verdragsbepaling naar voren wenst te schuiven.

Wanneer er geen consensus is, mag het Hof geen uniforme EVRM-standaard aan de Verdragsstaten opdringen.

V. Beperking van grondrechten A. Algemene beginselen

Grondrechten zijn niet absoluut (wel uitz.’en) Normatieve aard van grondrechten:

Grondrechten = beginselen o => niet van toepassing op een “alles of niets”-wijzeo Wanneer een beginsel wordt toegepast op feiten, staat de uitkomst niet vast

=> Beoordelingsruimte aan degene die hem toepast Grondrechten =/= regels

o Wanneer een regel wordt toegepast op feiten, staat de uitkomst vast Mensenrechten = optimalisatievereisten (= optimalisation requirments)

o Rechten = normen die vereisen dat een bepaald rechtsgoed zo veel mogelijk wordt gerealiseerd, rekening houdend met conflicterende regels/beginselen

84 | 118

Tosh Joostens

Kunnen dus meer/minder worden vervuld, afh van het belang van de tegengestelde waarden.

Hoe dient rechter de beperkingen die door andere overheidsorganen aan rechten worden gesteld te beoordelen:

o Sommige rechten = absoluut Kunnen niet worden beperkt

o Meeste rechten =/= absoluut Overheid kan ze beperken & rechter moet nagaan of die

beperkingen verantwoord zijn. Hiervoor # methoden: zie infra.

Beperking Conflict met andere grondrechten

o Geen hiërarchieo “botsing” van rechten

Conflict met mts’e belangenB. Algemeen rechterlijk beoordelingsschema (tweestappenmodel)

I. Rechter gaat na of er sprake is van inbreuk op of een inmenging in de uitoefening van een recht (= interference)

Bepaling reikwijdte van het grondrecht (scope) => interpretatiemethodes (zie supra)II. Kan de inmenging worden gerechtvaardigd? (= rechtvaardigingstoets ) :

1. Wettigheidsbeginsel o Grondrechtenbeperking moet “Bij wet voorzien” zijn

Heeft niet steeds dezelfde betekenis Vb. Be: regeling voorbehouden aan WM, uit wantrouwen

van UM. o Hof heeft autonome betekenis hieraan gegeven:

“wet” verwijst op internationaal niveau niet naar een formele wet. Kan vb. ook gaan om administratieve beslissingen/verordeningen,

vaste rechtspraak & zelfs ongeschreven recht. i.p.v. formele vereisten, stelt het Hof een #

inhoudelijke/kwalitatieve voorwaarden aan de regel die als basis dient voor een grondrechtenbeperking:

1) Voldoende toegankelijk o = rechtsonderhorige moet in staat zijn om de regels

die op hem van toepassing zijn, te kennen. o Moet minstens een wet in materiële zin zijn: nood

aan algemene draagwijdte.2) Voldoende voorspelbaar

o = norm moet voldoende nauwkeurig zijn, zodat de rechtsonderhorige zijn gedrag erop kan afstemmen.

o Betekent niet dat geen enkele vaagheid/algemeenheid wordt getolereerd: absolute zekerheid is onmogelijk.

3) Overheid moet kunnen aantonen dat de inmenging een juridische grondslag heeft in het nationaal recht.

2. Proportionaliteitstoets – proportinaliteits- of evenredigheidsbeginsel o Definitie:

Beslissingsmethode die de rechter toelaat om zich uit te spreken over de juiste verhouding tussen 2 elementen/waarden/belangen

85 | 118

Tosh Joostens

tussen enerzijds de grondwet en anderzijds de conflicterend recht/maatschappelijk belang.

o Rol van dit beginsel is niet beperkt tot het grondrechtencontenieux. Is de algemene beslissingsmethode die toelaat het juiste evenwicht

te vinden tussen overheidsinterventie & individuele autonomie. Kan ook mediëren tussen conflicterende aanspraken van

verschillende overheden. o Verschillende deeltoetsen van de “evenredigheid in de ruime zin”:

Doel van de inperking moet legitiem zijn Vb. leeftijdsgrens homoseksuele contacten

Middelen = pertinent om het doel te bereiken Nood aan rationeel verband tussen doel & middel Vb. tabaksreclame

Noodzakelijk Zijn er geen minder belastende alternatieven om het doel te

realiseren? Vb. arbeidscontracten enkel in Nederlands

Evenredigheid in de strikte zin Rechter maakt afweging tussen het doel van de maatregel &

het belang van het grondrecht. Vb. religieuze gevoelens

o Jurisprudentiële ontwikkeling Oorsprong Duits administratief recht/Polizierecht

o Verspreiding o.a. via EHRM/HvJo Tekstuele basis

vb. “noodzakelijke in een democratische samenleving”o Toetsingsintensiteit

Rechter stelt zich bij de beoordeling van alle stappen niet altijd even streng op.

Definitie Strengheid waarmee rechter de evenredigheidstoets

toepast. Mogelijkheden:

Marginaal: gaat na of verhouding doel-middel niet “kennelijk” onredelijk is.

Strenge toetsing: strengere eisen en verhoogde toetsingsintensiteit.

Relevant voor elke stap van het verantwoordingsproces Rechter kan zich wel/niet strenger opstellen bij de

beoordeling van een doel. o Soms zal een legitiem doel niet volstaan, maar zal

een “dwingend” overheidsbelang moeten worden aangevoerd.

o Rechter kan zo hogere eisen stellen aangaande de legitimiteit van het doel.

Controle relatie doel-middelo Bij strengere toetsing: hogere eisen voor bewijs van

functionaliteit (pertinentie) of noodzakelijkheid vh middel.

Belangrijk te weten wie de bewijslast draagt

86 | 118

Tosh Joostens

o Marginale toetsing: slachtoffer moet disproportionaliteit bewijzen.

o Strenge toetsing: overheid zal dit op voorhand moeten aantonen.

Factoren die rechter beïnvloeden: Rechter dient zich terughoudend op te stellen bij de

beoordeling van proportionaliteit van het beleid dat door politieke instellingen is uitgestippeld.

Rechter stelt zich streng op wanneer een voor de constitutionele orde belangrijke waarde in het geding is.

Praktijk : schema zal niet altijd volledig worden toegepast. Uit sommige rechten vloeien beperkingen voort uit de restrictieve definiete van de

waarborgen in kwestie. Casus : De burgemeester van Brussel verbiedt een anti-Islam betoging. Volgens de

organisatoren schendt deze beslissing de vrijheid van vergadering in art. 11 van het EVRM. Hoe zou u dit als rechter beoordelen?

Stappen van de proportionaliteitstoetsing :a) Legitiem doel

o Bestaat er een legitiem/geoorloofd doel voor de beperking vh grondrecht? o Elk doel dat zijn grondslag vindt in het algemeen belang. o Voor de bescherming van de grondrechten van anderen.

Botsing van grondrechten = recht vh ene individu wordt beperkt om de rechten van andere individuen veilig te stellen.

o Rechter stelt zich terughoudend op. Soms bepaalt grondrechtencatalogus zelf welke doelen legitiem zijn

o Welke doeleinden een overheid mag nastreven, hangt van democratievorm af.

o Ongeoorloofd: doelen waarvoor de overheid niet bevoegd is om maatregelen over te treffen.

o Private sfeer: private personen kunnen enkel doelen nastreven die beantwoorden aan een eigen, werkelijke behoefte van degene die ze stelt.

b) Pertinentie => pertinentietoets o Een gecontesteerde maatregel of actie moet een “geschikt” of “passend”

middel zijn om het vooropgestelde doel te bereiken; suitability Middel kan enkel evenredig zijn als het ook werkelijk een middel is.

o Of het middel toelaat het doel te realiseren, is geen normatieve, wel een feitelijke kwestie; pertinentietoets veronderstelt een controle van de functionaliteit van de maatregel op basis van de beschikbare empirische gegevens/prognoses.

o Onderhevig aan mate van toetsingsintensiteitc) Noodzakelijkheid (necessity)

o Het doel kan niet op een andere, voor het betrokken grondrecht minder belastende manier worden verwezenlijkt.

o Pareto-optimum: situatie waarin niemand zijn positie kan verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van anderen.

Zolang er minder belastende middelen voorhanden zijn, kunnen de rechten van het individu nog beter worden gehandhaafd, zonder dat dit het voor de overheid moeilijker maakt om haar doel te verwezenlijken.

o Onderzoek: empirisch oordeel over functionaliteit van alternatieve middelen87 | 118

Tosh Joostens

Weer een feitenkwestieo Onderhevig aan mate van toetsingsintensiteito Schendingen:

In beginsel enkel geschonden wanneer het minder belastende alternatief even efficiënt is als het oorspronkelijke middel.

Wanneer alternatieve middelen minder doeltreffend/duurder zijn, zal inmenging noodzakelijk zijn.

Belangrijk voor fase 4 Belangenafweging: mate waarin het grondrecht wordt

aangetast zal afgezet worden tegen het gewicht van de overheidsdoelstelling.

o Concepten uit het Amerikaanse grondwettelijk recht Een grondrechtenbeperking zal in bepaalde gevallen slechts

toegelaten zijn als het middel “nauwkeurig afgemeten” is om het door de overheid vooropgestelde doel te bereiken: narrowly tailoired.

Noodzakelijkheidstest: wanneer er minder belastende alternatieven zijn, is de maatregel niet nauwkeurig bemeten

Twee bijkomende voorwaarden: mag niet onder- en niet overinclusief zijn:

1. Onderinclusief = een maatregel die n.v.t. is op alle personen of situaties die een bedreiging vormen voor het nagestreefde doel.

Problematisch: tast geloofwaardigheid beweegredenen van overheid aan

2. Overinclusief = een maatregel die de rechten van een grotere groep mensen beperkt dan vereist om het doel te bereiken.

Een middel kan wél overinclusief zijn maar niettemin de meest efficiënte manier zijn om het vooropgestelde doel te bereiken.

d) Evenredigheid in strikte zin (proportionality in the strict sense) o Conflicterende belangen moeten tegen elkaar worden opgewogen. o Proportionaliteit sensu stricto veronderstelt een evenredige verhouding

tussen het belang van het grondrecht enerzijds & gewicht van het doel dat met de beperking wordt nagestreefd anderzijds.

o Onderzoek: waardenoordeel, geen feitenkwestie; subjectiviteit onvermijdelijk

o Alexy stelt voor de wet van de afweging te gebruiken; Hoe groter de mate van niet-verwezenlijking van, of schade aan, het

ene principe, des te groter moet het belang zijn van het realiseren van het andere principe.

Rechter moet dus rekening houden met het belang van het recht dat wordt beperkt & mate waarin

dit gebeurt het belang van de conflicterende waarde & mate waarin die

wordt gerealiseerd. Rechter moet zich laten leiden door de morele waarden die in de SL

prevaleren & de wetgeving/rechtspraak die hierin zijn uitgebracht. Afwegen VS categoriseren

88 | 118

Tosh Joostens

Efficiënte handhaving van de mensenrechten veronderstelt een zekere mate van duidelijkheid over de draagwijdte van het recht & manier waarop dat zich tot andere waarden verhoudt.

o Structureren van de proportionaliteitsbeoordeling Rechter maakt duidelijker wanneer deze wel/niet streng zal toetsen

& hoe die er concreet zal uitzien. o Uitkomst evenredigheidsanalyse een meer specifieke test/regel zijn die ook

in andere, latere zaken kan worden toegepast. = definitional balancing = ad hoc balancing = resultaat van deze belangenafweging is een test/regel die

richtinggevend is voor toekomstige geschillen waarin dezelfde problematiek aan de orde is.

Afwijking in tijden van nood & rechtsmisbruik Afwijking

oC. Bijzondere beperkingsclausules

Art. 17 EVRM: misbruik van rechten Opstellers wensten hiermee te vermijden dat het EVRM een instrument zou worden

voor zij die terug wensten te keren naar de totalitaire fascistische & communistische regimes.

Toepassingsgebied is beperkt: enkel voor die rechten die effectief worden aangewend om de democratie te ondermijnen.

Art. 15 EVRM: afwijking in geval van noodtoestand Is het toegestaan om in bepaalde extreme omstandigheden de rechten opzij te

schuiven voor het hogere goed van het zelfbehoud van de gemeenschap? Niet alle rechtspraak beantwoorden die vraag op zelfde manier.

o VSA: Hoogste Gerechtshof zegt van niet Heeft ogen wel bij bepaalde gevallen gesloten.

o Be: Gw: art. 187 Gw: zij kan “noch geheel, noch ten dele kan worden geschorst”.

Is het dan beter om enkele zaken uitdrukkelijk vast te leggen, zodat een reeks waarborgen kan worden ingebouwd om misbruik te voorkomen?

o Onderzoek wijst uit dat wanneer constitutionele waarborgen tijdens een noodtoestand volledig worden omzeild, de rechtsonderhorige uiteindelijk slechter af is dan wanneer bepaalde afwijkingen plaatsvinden binnen een duidelijk juridisch kader.

o Derogatiemogelijkheid =/= gewone beperkingssysteem Gaat om tijdelijke maatregelen voor uitzonderlijke situaties

Art. 15 EVRM bepaalt dat een afwijking enkel geldig is wanneer aan een # inhoudelijke & procedurele voorwaarden is voldaan:

1) Sprake van “oorlog” of “enig andere algemene noodtoestand die het bestaand van het land bedreigt.”

2) Er moet aangetoond worden dat de maatregelen “strikt vereist” zijn door de “ernst van de situatie”

3) Mogen niet in strijd zijn met andere verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal recht

4) Secretaris-generaal van de RvE moet volledig op de hoogte gehouden worden van de genomen maatregelen & beweegredenen

5) Art. 15, lid 2: Niet toegestaan om van enkele artikelen af te wijken. = notstandfeste rechten

89 | 118

Tosh Joostens

Voorwaarde dat de maatregelen “strikt vereist” zijn, impliceert een proportionaliteitsoordeel.

Afwijking moet in verhouding staan tot de ernst van de dreiging. D. Grondwettelijk beperkingssysteem = vormelijk

Wet in formele zin vereist: Bij/door de wet/bestraffing/misdrijven (vb. art. 19 & 30 Gw.) 3 soorten beperkingen

1. Regelende maatregelen : toegelateno = doelen de ordelijke uitoefening van een recht mogelijk maken zonder het

wezen van het recht zelf aan te tasten.2. Repressieve maatregelen : toegelaten

o = a posteriori beoordeling van het misbruik van vrijheid.3. Preventieve maatregelen : verboden

o = maatregel die de uitoefening van een grondrecht afhankelijk stelt van een voorafgaande toelating van de overheid.

o Uitzondering: “bijeenkomsten in open lucht” (art. 26 G.W.) Gemeenten kunnen een kunnen een systeem van voorafgaande

toelating instellen. o HvC heeft deze uitzondering uitgebreid naar elke uitoefening van de rechten

& vrijheden in open lucht. o RvS is hier niet mee eens & verspreidde daaromtrent enkele regelingen.

E. Beperkingssysteem verdragen = inhoudelijk Vormelijk onderscheid: afwezig in de mensenrechtenverdragen

Alle beperkingen worden aan dezelfde inhoudelijke voorwaarden getoetst. Mensenrechtenverdragen: inhoudelijk beperkingsmodel

Uit rechtspraak EHRM blijkt dat het zich strenger opstelt bij beoordeling van preventieve beperkingen van de expressievrijheid (prior restraints).

Belangrijke verschillen tussen verdragen & tussen individuele rechten onderling. Art. 52, § 1 EU-Handvest: transversale beperkingsbepaling EVRM: drie categorieën rechten:

1. Absolute rechten Kunnen nooit worden beperkt Vb. art. 3, 4 & 7 EVRM

2. Algemene beperkingsclausules (artikelen 8 t.e.m. 11 EVRM) Inmenging moet bij de wet worden voorzien zijn & noodzakelijk zijn

in een democratische SL = evenredigheid in ruime zin. 3. Bepalingen waarvoor meer specifieke beperkingsclausules gelden

Afwezigheid van een expliciete beperkingsclause betekent niet dat de waarborgen in kwestie absoluut zijn

Hof aanvaardt dat sommige rechten het voorwerp kunnen zijn van “impliciete beperkingen”.

In andere gevallen zijn restricties het gevolg van een beperkende definitie van de verdragswaarborgen.

Vb. art. 2 EVRMVI. Grondrechten in de gelaagde rechtsorde

A. Incorporatie & toepassingsbereik van grondrechtencatalogi Tegen welke overheid kunnen de grondrechten worden ingeroepen? Federale staat: volledige incorporatie

Hoogste rechtsnorm is federale grondwet & daarin verankerde rechten zullen ook afdwingbaar zijn t.a.v. deelgebieden.

Gem’en & Gew’en moeten federale grondrechten naleven.

90 | 118

Tosh Joostens

EVRM: van toepassing op elk overheidsoptreden van de Verdragsstaten EU: bereik Handvest beperkt

Artikel 51, lid 1: wanneer Lidstaten Unierecht “ten uitvoer brengen”o Controverse over wat dit juist betekent. o Toelichting: gaat om optreden van de lidstaten “binnen het

toepassingsgebied van het recht van de Unie.” Rechtspraak HvJ: Unierechtelijke grondrechten zijn van toepassing op lidstaten in 2

gevallen:1. Wanneer nationale maatregelen EU-recht uitvoeren2. Wanneer nationale maatregelen een belemmering vormen van het vrij

verkeer & de lidstaat zich daarop beroept op een rechtvaardigingsgrond. HvJ gebruikt dit in de volgende formule: “EU-grondrechten kunnen

toepassing vinden “in alle situaties die door het Unierecht worden beheerst, maar niet daarbuiten”.”

HvJ stelt dat de toepassingssfeer van het Handvest zeer ruim geïnterpreteerd wordt door haar, wat maakt dat het Handvest dus betrekking heeft op bijna alles.

Toepasselijkheid van de EU-grondrechtencatalogus op nationale uitvoeringshandelingen verhindert niet noodzakelijk de parallelle toepassing van de nationale grondrechten.

o Voorwaarde: toepassing mag niet afdoen aan het door het Handvest geboden beschermingsniveau, zoals uitgelegd door het Hof, noch aan de voorrang, eenheid & doeltreffendheid van het Unierecht.

Toepassingsgebied EVRM: In beginsel: van toepassing op elk overheidsoptreden van de Verdragstaten. Art. 6, lid 2 VEU: HvJ is nog niet toegetreden tot EVRM & dus heeft HvJ nog laatste

woord over mensenrechtenconformiteit van Uniehandelingen. o Dit maakt niet dat het EU-recht aan controle van HvJ ontsnapt:

Eu-Recht wordt onrechtstreeks aan EVRM getoetst. Dit gebeurt door een controle op de handelingen waarmee

Verdragstaten uitvoering geven aan hun Unieverplichtingen. Redenering: zo kunnen staten zich niet aan hun EVRM-

verplichtingen onttrekken door bevoegdheden over te dragen aan internationale organisaties zoals de Unie.

Toetsingsintensiteit is hierbij laag. Zolang mensenrechtenstandaard vd Unie equivalent is aan

beschermingsniveau van het EVRM, hanteert het Hof het vermoeden dat de lidstaat het EVRM niet geschonden heeft.

B. Samenloop van grondrechten Samenloop = eenzelfde grondrecht komt in zowel nationale, Europese & internationale

teksten voor. 1. Samenlezen & ruimste bescherming

Rechter zal samenlopende bepalingen op een verzoenende wijze trachten te interpreteren.

o Wanneer verzoenende lezing niet mogelijk is: dient overeenkomstig de Europese & internationale teksten in principe voorrang te worden verleend aan de meest gunstige clausule.

Zie o.a. art 53 EVRM, art. 53 Handvest: Maximalisatie beschermingsniveauo In gelijkluidende termen stellen deze bepalingen dat de gewaarborgde

rechten niet mogen worden uitgelegd “als zouden zij een beperking vormen

91 | 118

Tosh Joostens

van of afbreuk doen aan de rechten die door andere (inter)nationale teksten worden gewaarborgd.

o Internationale beschermingsniveau = minimum Combinatie formeel / inhoudelijk beperkingsmodel (bv. privacy) Be: gecombineerde werking van de verzoenende lezing & beginsel van de voorrang

van de ruimste bescherming zorgt ervoor dat het beschermingsniveau wordt gemaximaliseerd.

2. Subsidiariteit en marge van appreciatie Internationale mensenrechtenverdragen vormen steeds een minimum,

verdragstaten kunnen steeds meer uitgebreide regelgeving voorzien. => subsidiariteit van het internationale & Europese beschermingsmechanisme =

het hogere niveau moet zich niet inlaten met taken die ook door lagere instanties kunnen worden afgehandeld.

Europees Hof heeft steeds gezegd dat zij een subsidiaire positie inneemt t.a.v. de nationale waarborgsystemen & dat het in 1e plaats aan de Verdragstaten zelf toekomt om de rechten uit het EVRM op het nationale niveau te beschermen.

“Fourth instance”-doctrine = Hof zal niet optreden als een beroepsorgaan t.a.v. de beslissingen die zijn genomen door de interne rechtscolleges & regels inzake rechtsherstel.

“Marge van appreciatie”-doctrine = beslissingsmethode die inhoudt dat de Verdragsstaten over een zekere beoordelingsruimte beschikken wanneer zij een maatregel treffen die een inmenging vormen in de verdragsrechten.

o Ze zal zich dus terughoudend opstellen bij de beoordeling van de wettelijke, administratieve of rechterlijke maatregelen van de Verdragsstaten.

o Het is een graadmater voor de toetsingsintensiteit. o Factoren die bepalen welke toetsingsintensiteit het Hof gebruikt:

1. Het betrokken Verdragsrecht2. Aard & gewicht van de doelstellingen die met de beperking wordt

nagestreefd 3. Al dan niet bestaan van een Europese consensus

o Maar: redenen voor het Europese Hof om zich terughoudend op te stellen, gelden niet noodzakelijk voor de rechter: deze kan nog handelen.

3. Botsing en voorrang Appreciatiemarge geldt niet alleen voor nationale wetgever & administratie maar

ook voor nationale rechtscolleges. Er zouden echter problemen kunnen rijzen inden nationale beschermingsniveau

hoger is dan de EU-standaard & de voorrang van de nationale grondrechten de eenheid van het EU-recht in gedrang zou brengen.

EHRM; von Hannover t. Duitsland Nr. 1 en Nr. 2 HvJ, Melloni (impact art. 53 Handvest op voorrang?)

C. Bevoegdheidsverdeling inzake grondrechten 1. Bevoegde rechter?

Cf. procedurele samenloop Be: geopteerd voor combinatie centrale & diffuse toetsingsstelsel. Gewone hoven & rechtbanken: bevoegd om te toetsen aan

mensenrechtenbepalingen met directe werking in de internationale verdragen Grondwettelijk Hof: exclusief bevoegd voor toetsing van wetten aan de rechten in

Titel II van de Gw. 2. Bevoegde wetgever?

Cf. positieve verplichting om te beschermen en verwezenlijken

92 | 118

Tosh Joostens

Zowel FedOvh als Gem & Gew zijn bevoegd voor actieve tussenkomst van de overheid om te rechten (1e & 2e generatie) te beschermen en te verzekeren.

Federatie & deelgebieden zijn bevoegd om elk binnen hun eigen bevoegdheidsdomeinen grondrechten te waarborgen.

Er moet dus wel steeds een aanknopingspunt worden gezocht met een hoofdbevoegdheid => acessoire bevoegdheid

o Indien dus in de Gw. voorkomt dat een beperking bij of krachtens de wet dient te gebeuren, hoeft het niet per se om een federale wet te gaan.

Overzicht van enkele belangrijke grondrechten

A. Recht op vrijheid van mening & meningsuiting I. Vindplaats

Grondwet Art. 19 Gw. (Vrijheid meningsuiting) Art. 25, 148, 150 (Persvrijheid)

Mensenrechtenverdragen Art. 10 EVRM (Vrijheid meningsuiting)

o Omvat expressievrijheid om recht om een mening te “koesteren”, “door te geven” & de vrijheid om “inlichtingen of denkbeelden” te ontvangen.

Art. 19 BUPO (Vrijheid meningsuiting) Art. 10 & 11 EU-Handvest

II. Grondslagen Vaak verdeeld in twee groepen:1. Instrumentele argumenten

Vrijheid van meningsuiting moeten worden gekoesterd vanwege de gunstige gevolgen die zij heeft voor het individu en de SL.

a) Democratieargumenten = democratische besluitvorming veronderstelt dat de burgers & hun vertegenwoordigers vrij hun mening kunnen uiten en hun politieke denkbeelden kunnen verspreiden en over alle relevante informatie kunnen beschikken alvorens zij hun stem uitbrengen.

b) Persoonlijke ontwikkeling individu o Pas wanneer de mens vrij kan spreken & schrijven, wanneer hij ideeën kan

ontvangen & uitwisselen, zal hij zich als mens ten volle kunnen ontplooien. c) Waarheidsvinding/vrije markt van ideeën/dood dogma

o Door ideeën vrij met elkaar te laten concurreren, zullen de juiste/waardevolle opinies bovendrijven.

o Botsing van ideeën is de beste garantie voor het achterhalen van de waarheid.

d) Veiligheidsventiel o Door “foute” of “gevaarlijke” opinies te onderdrukken, bestaat het gevaar

dat zij onderhuids aan kracht winnen of het aura van de verboden vrucht krijgen.

2. Niet-instrumenteel

93 | 118

Tosh Joostens

Uitingsvrijheid is ook waardevol omdat het naast gunstige effecten ook een essentieel & constitutief bestanddeel is van een rechtvaardige SL;

o Overheid dient haar burgers te behandelen als rationele en autonome wezens.

III. Toepassingsgebied Betekenis “meningsuiting”

Ruime draagwijdte Art. 10 EVRM:

o Beschermt niet alleen de inhoud van de ideeën en informatie, maar ook de vorm waarin deze zijn weergegeven.

o Beschermt alle media / zelfs non-verbale handelingeno Omvat ook het recht om informatie te ontvangeno Beschermt ook meningen die kwetsen, schokken, of verontrusteno Bevat ook positieve verplichtingen voor de staat.

Ook positieve verplichtingen Persvrijheid

Vrij politiek debat kern democratie Middel om ideeën politieke leiders te kennen Pers is de “waakhond” van de democratie (Sunday Times t. VK)

o Als “publieke waakhond” zorgt zij ervoor dat het beleid & regering worden gecontroleerd & voorwerp zijn van een publiek debat.

Specifieke regeling bronnengeheim1. Aspect Art. 10 EVRM (Goodwin t. VK)

Enkel een rechter of een onpartijdige derde kan, na een zorgvuldige belangenafweging, journalisten bevelen hun bronnen prijs te geven of beleven documenten in beslag te laten nemen die de identiteit van journalistieke bronnen kunnen verhullen.

2. Wet 7 april 2005: informatie cruciaal én strikt noodzakelijk Alleen de rechter kan journalisten dwingen hun informatiebronnen

vrij te geven & enkel voor zover dit cruciaal is voor het voorkomen van ernstige misdrijven tegen de fysieke integriteit van een persoon & voor zover de info op geen enkele andere wijze kan verkregen worden.

IV. Beperkingen Algemeen:

Vrije meningsuiting is niet absoluut Twee grote tradities betreffende limieten van vrije meningsuiting

1. Verenigde Staten : verregaande bescherming Eerste Amendement; freedom of speech is in absolute termen

beschreven, bevat geen beperkingsclausule Art. 10 EVRM heeft deze wél.

Praktijk: geen absolute bescherming. Hoogste Gerechtshof stelt zich wél bijzonder streng op ten aanzien

van pogingen van de overheid om die vrijheid aan banden te leggen. Beperkingen worden enkel toegelaten mits er van een

mening een onmiddellijke dreiging uitgaat; uitingsvormen die rechtstreeks schadelijke effecten sorteren & geen ruimte/tijd voor tegenargumentatie laten.

Vb.: opzettelijk aanzetten tot imminent wetteloos handelen.

94 | 118

Tosh Joostens

Oorsprong: traditie van wantrouwen in de overheid & geloof in individuele vrijheid.

2. EVRM (Europa): Oorsprong: naoorlogse traditie

Meer sociaal & gemeenschapsgericht Art. 10, §2; uitoefening van vrijheid van meningsuiting brengt

“plichten & verantwoordelijkheden” met zich mee. België:

o Moest bijzondere bescherming genieten. o Grondwetgever was afkerig t.o.v. de creatie van “opiniedelicten”; strafbaar

stellen van loutere opinies die geen rechtstreekse schade voor de rechten van anderen/SL zouden inhouden.

o Men vond dat “foute”/”gevaarlijk” meningen in de 1e plaats moesten worden bestreden met andere meningen, niet met overheidsinterventie.

o Lijkt dus meer op de Amerikaanse traditie, maar vandaag wordt ook de Straatsburgse interpretatie gebruikt.

Art. 10 EVRM; algemene proportionaliteitstoets Bij wet voorzien

o Geen formele weto Art. 19 Gw. wél

Wettig doel/noodzakelijk in een democratische samenleving o Art. 10 EVRM bevat legitieme beperkingsgronden. o => zowel legaliteits- als evenredigheidstoets moet doorlopen worden. o Evenredigheid in de strikte zino Bij toetsing van Hof; steeds rekening houdende met context, inhoud &

specifieke situatie van betrokkenen. Variërende toetsingsintensiteit

o Journalisme geniet hoog beschermingsniveau o Grenzen van toelaatbare kritkek t.a.v. regering/politici is ruimer dan t.a.v.

privépersonen. o Hof maakt onderscheid tussen feitelijke gegevens & waardeoordelen.

Preventieve beperkingen mogelijk maar strenge controle o Art. 10 EVRM maakt geen onderscheid tussen preventieve & repressieve

maatregelen. o Beiden moeten inhoudelijke beperkingstoets doorstaan, al stelt het Hof zich

strenger op tegen preventieve inmengingen. o Grondwet:

Gaat verder & behelst een volledig verbod van preventieve beperkingen van expressievrijheid.

Volksraad was tegen de censuur van het Ancien Regime & Napoleontische periode.

Art. 19 Gw. “De vrijheid (…) om op elk gebied zijn mening te uiten [is] gewaarborgd, behoudens

bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die [vrijheid] worden aangewend.”

Art. 25 Gw.; stelsel van cascadeaansprakelijkeheid “De drukpers is vrij, de censuur kan nooit worden ingevoerd (…).” Algemeen verbod preventieve maatregelen Rechterlijk verspreidingsverbod (criterium van de “reële verspreiding”)

Specifieke regeling i.v.m. de drukpersvrijheid 95 | 118

Tosh Joostens

A. Artikel 25 Gw.: Cascadesysteem aansprakelijkheid; o voor vervolging van drukpersmisdrijven geldt een trapsgewijze

aansprakelijkheid:1. Schrijver 2. Uitgever3. Drukker4. Verspreider

o Vormt uitzondering op algemene regels inzake medeplichtigheid & verleent uitgevers, drukkers & verspreiders het voorrecht om zich aan elke vorm van aansprakelijkheid te onttrekken wanneer de schrijver bekend is & zijn woonplaats in België heeft.

Zowel op straf- als op burgerrechtelijk vlak Beperkt dus gebruik van art. 1382 BW

o Doel: vermijden privé-censuur o Nog actueel? => journalisten ook aansprakelijk voor lichte fout

B. Art. 150 Gw.: bevoegdheid van assisen voor drukpersmisdrijven. o Ratio: volksjury (lekenrechters) geschikter te oordelen over grenzen van vrije

meningsuiting dan beroepsrechters. o 1999: beslist om “drukpersmisdrijven die door racisme/xenofobie ingegeven

zijn” te “correctionaliseren” Gewone correctionele rechtbank is bevoegd voor de toepassing van

o.a. de antiracismewetgeving op via de drukpers verspreide meningsuitingen.

“drukpers” & “drukpersmisdrijf”o Hof van Cassatie: twee voorwaarden

Mening die door WG strafbaar gesteld is (= gaat om een “opinie”) Enkel geschreven meningen vallen onder art. 150 Gw.

Zowel geschreven áls digitale meningen vallen onder 150 Gw.

Maar: het moet wel degelijk over geschreven teksten gaan. o Voorwaarden

Een mening/opinie Een door de wetgever strafbaar gestelde meningsuiting Het misdrijf gepleegd via ‘drukpers”

Geschreven mening/niet audiovisuele boodschappen Fysiek gedrukte tekst, sinds 2012 ook digitale verspreiding

Art. 148 Gw. Drukpersmisdrijven, sluiting deuren met algemene stemmen

V. Enkele toepassingsgevallen Hate speech

= Aanzetten haat/discriminatie, beledigen op grond bepaalde persoonskenmerken, verspreiden racistische ideeën,…

Wetgeving, art. 20 BUPO, art. 4 VN-Rassendiscriminatieverdrag Argumenten pro/contra verbod

o Voorstanders Zeggen dat het om meningsuitingen gaat die indruisen tegen het

recht op erkenning van de gelijkwaardigheid van ieder mens & verbod van discriminatie.

Wijzen op de negatieve impact op individu/SL. o Tegenstanders

96 | 118

Tosh Joostens

Vanwege het vage karakter van de strafbepalingen zou de toepassing van dit soort wetten onvermijdelijk resulteren in het censureren van legitieme politieke opinies.

Gevaar zou bestaan dat de onderdrukte frustraties ondergronds aan kracht winnen; bestraffen van meningen zou een symboolmaatregel zijn die de aandacht afleidt van meer duurzame & betekenisvolle manieren om discriminatie/geweld aan te pakken.

Contrast rechtspraak EHRM – GwH o EHRM, bv. Féret t. België

Vrijwel alle mogelijke vormen van kwetsende haatboodschappen kunnen worden aangepakt.

o GwH, bv. nr. 17/2009 Inperking door strikte, grondwetsconforme interpretatie Strafbaarstellingen moeten worden beperkt tot uitingen die

“opzettelijk aansporen om iets te doen”. Meningsuiting VS privacy

Vb. publicatie van foto’s bij roddelpers Bij de afweging van meningsuiting & recht op privacy houdt rechter rekening met

een veelheid aan factoren. Doorslaggevend is volgens het Hof het onderscheid tussen verslaggeving die er

louter op gericht is de nieuwsgierigheid naar het privéleven van beroemdheden te bevredigen, en verslaggeving die een bijdrage levert aan een debat van algemeen belang.

o Enkel in het laatste deel weegt de expressievrijheid zwaarder door dan het recht op privacy.

BVerfG, 1 BvR 653/96 EHRM, Von Hannover t. Duitsland (Nr. 1)

P. 363-364; Reglementering die voorzag in preventieve inhoudelijke controle op politiek

verkiezingsdrukwerk door de Post Rechterlijk publicatie- of verschijningsverbod

o Ook rechter mag geen censuur veroorzakeno Indien dus een persoon vraagt om de verschijning van een bepaald

document tegen te gaan bij een strafrechtelijke procedure, mag deze het enkel verbieden na de verspreiding haar preventieve karakter verloren heeft en dus de tekst al genoeg in omloop is.

B. Vrijheid van vergadering/vereniging I. Vindplaats

Art. 26 G.W. (vergadering) “De Belgen hebben het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zij zich

gedragen naar de wetten die de uitoefening van dit recht kunnen regelen zonder echter het echter aan een voorafgaand verlof te onderwerpen.Deze bepaling is niet van toepassing op bijeenkomsten in open lucht, die ten volle aan de politiewetten onderworpen blijven.”

Art. 27 G.W. (vereniging) Art. 11 EVRM (vreedzame vergadering / vereniging) Arts. 21 en 22 IVBPR (vreedzame vergadering / vereniging) Art. 12 EU-Handvest

II. Grondslagen

97 | 118

Tosh Joostens

Zij maken het mogelijk dat mensen samenkomen om hun gezamenlijke belangen te beschermen & te verkondigen, en schepen dan ook mee de randvoorwaarden voor de vrijheid van meningsuiting.

Nauwe band expressievrijheid Art 11 EVRM = lex specialis tot art. 10 EVRM

Speelt essentiële rol in het garanderen van pluralisme & democratie. Democratie-ondersteunende rol geldt voor politieke partijen en manifestaties maar

ook voor culturele/religieuze/socio-economische & andere organisaties. III. Toepassingsgebied

A. Vrijheid van Vergadering Vergadering = private of publieke bijeenkomsten Inhoud boodschap/motief van de vergadering is niet relevant voor de afbakening

van het toepassingsgebied. ‘Vreedzame vergadering’

o = manifestaties die een ordeverstorend karkater hebben of waarvan de organisatoren/deelnemers een gewelddadige intentie hebben, zijn niet beschermd.

In beginsel geen recht op toegang privé-eigendom (winkelcentra)B. Vrijheid van Vereniging

Vereniging; veronderstelt een minimale organisatorische structuur, een gemeenschappelijk doel & mate van stabiliteit.

Ruim toepassingsgebiedo Publiekrechtelijke instanties van buiten het toepassingsgebied.

Brede reeks activiteiten/handelingen (ook negatieve vrijheid; recht om zich niet te verenigen)

Ook vakverenigingen, politieke partijenIV. Beperkingen

A. Vrijheid van vergadering Art. 11 EVRM: traditionele beperkingsgronden Algemene beperkingsclausules:

1) Preventieve restricties : Vb. toelating van een vergadering

2) Regelende/restrictieve restricties : Vb. bestraffing van deelnemers aan een verboden vergadering.

o Mogen beiden indien zij wettigheids- & evenredigheidstoets doorstaan.o Toetsingsintensiteit: afhankelijk van context & aard

Drie soorten bijeenkomsten :1. Privévergaderingen in besloten plaatsen

Beschermd door garanties inzake onschendbaarheid vd woning (art. 15 Gw.)

2. Openbare vergaderingen in besloten plaatsen Kunnen niet aan een voorafgaande toestemming worden

onderworpen. Wel mogen er maatregelen getroffen worden voor de uitoefening

van het recht te regelen. Vb. meldingsplicht; handhaving openbare orde

Bevoegde overheid kan ingrijpen wanneer deze voorwaarden niet langer vervuld zijn.

3. Vergaderingen in open lucht (art. 26 Gw.)

98 | 118

Tosh Joostens

Overheid kan preventieve maatregelen treffen; Onderworpen aan politiewetten.

B. Vrijheid van vereniging Traditionele beperkingsmodel: art. 11, §2 EVRM

o Laat beperkingen toe die bij de wet voorzien zijn & noodzakelijk zijn in een democratische samenleving

Art. 27 Gw. o Stipuleert dat het recht niet aan enige preventieve maatregel kan worden

onderworpen. o Verbiedt wetgever niet te voorzien in werkings- & toezichtmodaliteiten voor

verenigingen die overheidssubsidies ontvangen/taken van algemeen belang uitoefenen, zolang deze niet op evenredige wijze afbreuk doen aan de verenigingsvrijheid.

V. Enkele toepassingsgevallen Maatregelen tegen antidemocratische politieke partijen

Politieke partijen; organisaties die binnen de beschermingssfeer van de verenigingsvrijheid vallen.

Verenigde Communistische Partij van Turkije t. Turkijeo Politieke partijen essentiële rol democratie o Beperkingen dienen restrictief te worden opgevat

Refah Partisi t. Turkije, test partijverbodo Een polpartij kan enkel beroep doen op art. 11 indien:

Zij zich bedient van actiemiddelen die legaal & democratisch zijn Haar partijprogramma & standpunten in overeenstemming zijn met

de democratische beginselen. Een partij die oproept tot geweld/opstand; niet beschermd

Wanneer een partij een voldoende “imminent” gevaar voor de democratie vormt, kunnen bijzonderlijke restricties worden opgeworpen

Vb. een verenigingsverbod GwH, nr. 10/2001; RvS, nr. 213.879, De Coene

o Gw. bevat bij ons geen bepaling om verenigingsvrijheid op te werpen. o Wel laat art. 15ter van de wet op partijfinanciering toe publieke financiering

van een politieke partij in te trekken wanneer deze “vijandig staat” t.o.v. de rechten & vrijheden die worden gewaarborgd door het EVRM.

Vergaderingsvrijheid & sluitingsuur van cafés en discotheken Cass. RvS

o Raad van State: Van mening dat lineair sluitingsuur voor gehele gemeente =

disproportioneelo HfC:

Ziet geen probleem. Van mening dat deze soort maatregel tot de discretionaire

beoordelingsbevoegdheid van de gemeenten toebehoort. Verschil uitkomst prop. toets

C. Vrijheid van gedachte, geweten & godsdienst I. Vindplaats

Arts. 19, 20, 21 en 181 G.W. Art. 9 EVRM Art. 18 IVBRP

99 | 118

Tosh Joostens

Art. 10 EU-HandvestII. Grondslagen

Menselijke waardigheid/persoonlijke autonomie Persoonlijke identiteit Scheiding kerk en staat

III. Toepassingsgebied Ruim

1. Forum Internum: Recht overtuiging te kiezen/veranderen 2. Forum Externum: Recht overtuiging (publiek) te belijden 3. Vrijheid van interne organisatie van een godsdienstige gemeenschap4. Negatieve recht geen godsdienst te hebben/uiten Rechter: geen definitie (zowel ‘oude’ als ‘nieuwe’ religies/filosofische stromingen) Komt niet aan overheid toe ‘ernst of legitimiteit’ van godsdienst te beoordelen Niet elke handeling gemotiveerd of geïnspireerd door religie.

o => “cogency, seriousness, cohesion and importance” Art. 21 Gw.

Collectieve vrijheid van kerken om zelf hun inwendige organisatie te bepalen. Verankert scheiding tussen Kerk & Staat, maar bevestigt eveneens dat die scheiding

niet absoluut is; art. 181 Gw. Installatie bedienaren eredienst etc. Organisatorisch autonomie van godsdiensten

Art. 181 Gw. Scheiding niet absoluut Wedden/pensioenen bedienaren eredienst ten laste staat Enkel voor erkende erediensten (zie ook art. 24, § 1 GW) Erkenning betekent wel dat de godsdienst een minimum aan structuur kan worden

verlangd met het oog op het aanwijzen van een instantie die bevoegd mag worden geacht als gesprekspartner voor de overheid.

IV. Beperkingen Interne aspect (= forum internum) => onbegrensd; vrijheid = absoluut Externe aspect (= forum externum) => klassiek beperkingsmodel

Art. 9, § 2 EVRM: Bij wet voorzien & noodzakelijk voor een democratische SL. Art. 19 Gw.: Onderscheid preventief/repressief Art. 21 Gw.: Burgerlijk huwelijk voor religieus

V. Toepassingsgevallen Religieuze kledij

Kledingvoorschriften aspect geloofsbeleving Beoordeling al dan niet religieuze verplichting, is niet aan rechter Kan verbod verantwoordingstoets doorstaan?

o EHRM, Leyla Sahin t. Turkijke, 2005 Klacht van een Turkse universiteitsstudente aan wie de toegang tot

examens/college was ontnomen omdat ze weigerde haar hoofddoek af te doen om zo aan de kledingsvoorschriften van de unief te voldoen.

Hof stelde geen schending van art. 9 EVRM vast; was van oordeel dat, gelet op de zeer grote verscheidenheid van nationale tradities & opvattingen over de verhouding tussen Kerk & Staat en de regulering van religieuze symbolen in de educatieve context, de Verdragsstaten over een ruime marge van appreciatie beschikken.

100 | 118

Tosh Joostens

Aangezien het GH een ruime appreciatiemarge aan Staten laat, zullen de nationale autoriteiten in de 1e plaats zelf moeten bepalen waar de grenzen van de godsdienstvrijheid liggen, rekening houdend met de eigen nationale context.

o RvS, afd. wetg., 20 mei 2008 Afdeling Wetgeving:

Voorstel dat later werd ingetrokken. Hield in dat overheidsbeambten zich dienden te onthouden

“van elke uiterlijke manifestatie van een niet-confessionele/religieuze levensbeschouwing” in de uitoefening van hun functie.

Afdeling Bestuursrechtspraak Vereiste van neutraliteit van het door de overheid ingerichte

onderwijs vormde naar oordeel van de Raad een rechtvaardiging voor een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens voor leraren van algemene vakken.

Betreffende leerlingen: verbod zou te ver gaan. o GwH, nr. 2012/145

Sprak zich nog niet uit over verenigbaarheid van een regeling inzake het dragen van levensbeschouwelijke kentekens met godsdienstvrijheid

Wel: gezichts-bedekkende kleding Verbod op vb. boerka toegestaan indien er wordt gestreefd

naar drie verschillende doeleinden. D. Recht op eerbiediging van het privé-leven

I. Vindplaats De Grondwet

Art. 15 G.W. (onschendbaarheid woning) Art. 22 G.W. (privé-leven en gezinsleven) Art. 22bis G.W. (integriteit kinderen) Art. 29 G.W. (onschendbaarheid briefgeheim)

De mensenrechtenverdragen/EU-Handvest Art. 8 EVRM Art. 17 IVBRR Arts. 7 en 8 EU-Handvest

Art. 22 G.W., opgenomen in 1994 “Iedereen heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven,

behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht.”

Verbod (eerste lid) en gebod (tweede lid) Verbod

o Federale overheid algemene beperkingeno Deelgebieden kunnen in specifieke beperkingen voorzien

Gebod => elk binnen zijn bevoegdhedenII. Grondslagen

Warren/Brandeis – 1890 The right to Privacy; betoogde da teen # eigendomsgaranties uit de common law

een meer algemeen recht op bescherming van de privésfeer ten grondslag lag.

101 | 118

Tosh Joostens

Dit werd opgevat in: Cooley: “right to be let alone” 4de Amendement Grondwet VSA

“right of the people to be secure in their persons, houses, papers, and effects, against unreasonable searches and seizures”

Charter van Luik 1196 « pauvre homme en sa maison est roi » Vandaag : opgevat als een algemeen vrijheidsrecht; functie die voorwaarden moet scheppen

waarin vrije keuze & zelfrealisatie tot stand kunnen komen zonder overheidsbemoeienis. III. Toepassingsgebied

Betekenis ‘Privé-leven’ Ruim begrip, exhaustieve definitie Niemietz t. Duitsland “Het Hof acht het mogelijk noch noodzakelijk om een exhaustieve definitie te geven

van de notie privéleven. Het zou echter te beperkt zijn om de notie te beperken tot een ‘inner circle’ binnen de welke het individu zijn eigen persoonlijke leven kan leven zoals hij kiest en de buitenwereld daarvan volledig uit te sluiten. Respect voor het privéleven moet ook in zekere mate het recht omvatten om relaties met andere menselijke wezens aan te gaan en te ontwikkelen.”

Privé-leven Toepassingsgebied van het recht op eerbiediging van het privéleven strekt zich zelfs

uit tot bescherming tegen buitensporige geluids- & milieuhinder. o Grenzen aan werkingssfeer “privéleven”; Voor activiteiten die zich in de

publieke ruimte afspelen, zal het Hof rekening houden met de verwachtingen van de persoon: Reasonable expectations to privacy.

Voorbeelden inmengingen Publicatie privégegevens (Von Hannover t. Duitsland) Bescherming fysieke, morele integriteit (X en Y t. Nederland) Recht op naam en identiteit (Gaskin t. VK) Inmenging seksuele vrijheid (Dudgeon t. VK) Verzameling persoonsgegevens (Leander t. VK) Bescherming tegen milieuhinder (López Ostra t. Spanje) Beslissingen abortus en euthanasie (Pretty t. VK) Activiteiten publieke ruimte

o “reasonable expectations to privacy”o Bv.: camerabewaking publieke plaatsen

Wooning (art. 15 G.W.) Begrip ‘woning’ ruim geïnterpreteerd = plaats, met inbegrip van de erdoor omsloten eigen aanhorigheden, die een

persoon bewoont om er zijn verblijf of zijn werkelijke verblijfplaats te vestigen en waar hij uit dient hoofde recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zijn rust & meer in het algemeen zijn privéleven.

Elke feitelijke verblijfplaats mits in hoofdzaak tot woning bestemd Begrip “huis” in art. 8 EVRM zeer ruim, ook beroeps- en bedrijfslokalen (Niemietz t.

Duitsland) Huiszoeking slechts in gevallen bij “wet” bepaalt en op bevel van de rechter.

Briefgeheim (art. 29 G.W.) (& correspondentie) Absoluut geformuleerd, beperkingen mogelijk volgens GrWH Bij wet uitgebreid tot telegrafische en telefonische mededelingen

IV. Beperkingen Art. 8, § 2 EVRM, algemene proportionaliteitstoets

Bij wet voorzien

102 | 118

Tosh Joostens

Wettig doel Noodzakelijk in een democratische samenleving Toetsingsintensiteit (bv. seksuele contacten, euthanasie)

Arts. 22, 29 Gw. Ofschoon geen (inhoudelijke) beperkingsclausule Moet samengelezen worden met art. 8 EVRM zodat haar inhoudelijke beperkingen

worden geïncorporeerd. “wet” in dit artikel impliceert wet in formele zin

o Verwijst in beginsel naar federale weto Maar, GH heeft geoordeeld dat enkel het instellen van algemene

beperkingen een aan de federale wetgever voorbehouden materie is. o Deelstaten behouden de mogelijkheid om, binnen hun bevoegdheden,

specifieke beperkingen te voorzien op vw dat zij het algemene federale kader respecteren.

Voorwaarden huiszoeking; art. 15 Gw. Nationale/Europese rechtspraak Principe tussenkomst onafhankelijke derde; rechter (87 Sv.: onderzoeksrechter) Uitzonderingen bijzondere aangelegenheden/andere waarborgen Uitzondering heterdaad/schriftelijke voorafgaande toestemming Rechterlijk bevel niet te ruim/info oorzaak, plaats, tijdstip

V. Enkele toepassingsgevallen Afluisteren en opnemen privé-communicatie en – telecommunicatie (art. 8, §2 EVRM)

Strenge eisen t.a.v. kwaliteit van de wet1. Voldoende duidelijke bewoordingen2. Waarborgen tegen misbruik 3. Regels betreffende de duur van opnames & behandeling van vergaande informatie Tussenkomst rechter?

o EHRM, Klass t. Duitsland, 1978o Wegens gevaar op misbruik, heeft Europees Hof meermaals voor de

tussenkomst van een rechter gepleit, maar ze is wel bereid om ook andere vormen van adequate & onafhankelijke controle te aanvaarden indien nodig

o Hof zal op basis van het geheel van de waarborgen onderzoeken of de inmenging wettig & evenredig is.

Seksuele relaties “bijzonder zwaarwichtige redenen” Sadomasochisme

o EHRM, K.A. en A.D. t. België, 2005E. Het gelijkheidsbeginsel

I. Vindplaats De Grondwet

Art. 10 Gw.: gelijkheidsbeginselo Sinds 2002: Art. 10 G.W., derde lid (gelijkheid vrouwen mannen)

Art. 11 Gw.: discriminatieverbodo Slechts een in de verbiedende vorm geformuleerde herhaling van het

gelijkheidsbeginsel in art. 10 Gw. Art 11bis Gw.: basis positieve acties bevorderen feitelijke gelijkheid vrouwen en

mannen Bijzondere bepalingen: gelijke toegang rechter, gelijkheid inzake onderwijs,

gelijkheid inzake belastingen, … De mensenrechtenverdragen, o.a.

103 | 118

Tosh Joostens

Art. 14 EVRM Twaalfde Protocol EVRM Art. 26 BUPO Specifieke verdragen, bvb. VN-Rassendiscriminatieverdrag, VN-Vrouwenverdrag, ….

EU-recht: art. 19 VWEU Verschaft de Eu de bevoegdheid om passende maatregelen te nemen om

discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden.

II. Grondslagen Onderscheid formele & materiële gelijkheid

1. Formele gelijkheid = gelijke behandeling van gelijke/vergelijkbare gevallen. 2. Materiële gelijkheid = pakt feitelijke ongelijkheden aan. Voor het realiseren van meer feitelijke/materiële gelijkheid kan het dus noodzakelijk

zijn om personen/groepen die van elkaar verschillen ongelijk te behandelen. Art. 10 Gw.: Belgen zijn gelijk voor de wet

Traditioneel onderscheid gemaakt tussen:1. Gelijkheid voor de wet: betrekking op wetstoepassing door rechter &

bestuur; wet moet op gelijke wijze worden toegepast op elkeen die binnen haar toepassingsgebied valt.

Gelijkheidsbeginsel is hier gewoon een herformulering van het legaliteits- & rechtszekerheidsbeginsel.

2. Gelijkheid in & door de wet: nu ook gericht naar normsteller zelf. Ook discriminatie in de wet werd verboden

=> gelijkheidsbeginsel groeide uit tot een beginsel van behoorlijke politieke besluitvorming.

Discriminatie = schending van het gelijkheidsbeginsel = “onredelijke”/”arbitraire” overheidshandeling (= één waarvoor geen deugdelijke of aanvaardbare redenen voor bestaan).

Comparatief element vereist: het discriminatieverbod is geschonden wanneer voor een verschil in behandeling tussen 2(+) personen/situaties/gevallen geen redelijke verantwoording bestaat.

Rechter maakt gebruik van proportionaliteitstoets. Vandaag wordt discriminatieverbod ook opgevat als een mensenrechtelijk

beschermingsbeginsel Gelijkheidsbeginsel heeft dan niet echt tot doel onredelijk overheidshandelen te

beteugelen, maar wel het bestrijden van de onterende, vernederende of schadelijke uitsluiting van mensen uit een # belangrijke domeinen van het mts leven.

Centraal: persoonskenmerken/discriminatiegronden die in de gelijkheidsbepaling zijn opgenomen.

# juridische instrumenten ontwikkeld om meer materiële gelijkheid te realiseren. Het is soms nodig om verder te gaan & ook feitelijke ongelijkheden weg te werken.

o Doestelling: historisch gegroeide vormen van achterstelling compenseren of tot een meer rechtvaardige verdeling van mts goederen te komen.

III. Toepassingsgebied Arts. 10 en 11 Gw.:

Algemene draagwijdte: elke juridisch beschermd recht Art. 14 EVRM

Accessoir of subsidiair karakter: kan enkel worden ingeroepen in samenhang met een ander Verdragsrecht

o Art. 14 EVRM, accessoir maar autonoom

104 | 118

Tosh Joostens

Impliceert dat een schending van het discriminatieverbod mogelijk is zonder dat er sprake hoeft te zijn van een inbreuk op een materiële verdragsbepaling.

Accessoire karkater veronderstelt wel dat de aangevochten maatregel binnen de “invloedssfeer” (= “within the ambit”) van een van de overige rechten valt.

Dit ander recht hoeft echter niet zelf geschonden te zijn. o Casus: E.B. t. Frankrijk

“Het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit Verdrag zijn vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals (…).”

Twaalfde Protocol EVRM Algemene draagwijdte Verbiedt discriminatie in het genot van “elk juridisch beschermd recht” “Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder

enige discriminatie op welke grond ook, zoals (…). Art. 26 BUPO

Algemene draagwijdte Verticale VS horizontale verhoudingen

GH: van oordeel dat een discriminatie een foutief gedrag uitmaakt & bijgevolg aanleiding kan geven tot een burgerrechtelijke sanctie.

Horizontale werking antidiscriminatiewetgeving:o Zowel ruimer als beperkter dan dat van de Gw. & mesnenrechtenverdragen:

Ruimer: ook rechtstreeks van toepassing op verhoudingen tussen private personen.

Beperkter: geen algemene draagwijdte, van toepassing in bepaalde sectoren.

Personeel toepassingsgebied: de discriminatiegronden = lijst van persoonskenmerken op basis waarvan discriminatie verboden is. 1. Sommige gelijkheidsbepalingen bevatten geen lijst

o => elke discriminatie is verboden 2. Andere bepalingen werken met een niet-limitatieve opsomming van

discriminatiegronden o => rechter kan deze lijst uitbreiden

3. Wetgeving met horizontale werking; gewerkt met gesloten lijst. Is elk van de differentiatiecriteria even problematisch?:

Suspect classifications (= verdachte discriminatiegronden); strengere rechtsvaardigingsplicht

o Verhoogde toetsingsintensiteit/gesloten wettelijk rechtvaardigingsysteem Very weighty reasons;

o Europees Hof heeft aangegeven dat onderscheid op grond van bepaalde criteria enkel kan worden verantwoord door “bijzonder gewichtige redenen”

Beperkt toepassingsgebied Unierechtelijk verbod nationaliteitsdiscriminatie Terwijl het recht op gelijke beloning van vrouwen & mannen (art. 157, §1 VWEU)

voor iedereen geldt, is dat niet het geval voor het Unierechtelijk verbod van nationaliteitsdiscriminatie (art. 18 VWEU).

o Volgens deze bepaling is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden “binnen de werkingssfeer van de Verdragen”.

In “zuiver interne situaties”, die geen enkel aanknopingspunt hebben met het EU-recht, kan echter geen beroep worden gedaan op deze bepaling

105 | 118

Tosh Joostens

o => Omgekeerde discriminatie = wanneer een lidstaat eigen onderdanen in een zuiver interne situatie minder gunstig behandelt dan andere Unieburgers die zich in een situatie bevinden die wel onder het EU-recht valt.

Kan enkel worden getoetst aan nationale discriminatieverbod. IV. Discriminatievormen & -concepten

Verschil tussen ‘discriminatie’ en ‘onderscheid’ => Discriminatie = onverantwoord onderscheid

Discriminatiegronden (open/gesloten lijst) Niet elke ongelijke behandeling = discriminatie VerantwoordingstoetsA. Formeel & materieel onderscheid

Formeel onderscheid o Gelijkheidsbeginsel verbiedt niet alleen de ongelijke behandeling van gelijke

gevallen… Materieel onderscheid

o … maar ook de gelijke behandeling van ongelijke gevallen. GH: discriminatieverbod = geschonden wanneer categorieën van personen die zich

ten aanzien aan de uitgevochten maatregel in “wezenlijk verschillende situaties” bevinden, gelijk worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

B. Direct & indirect onderscheid Directe onderscheid

o Regeling is rechtstreeks gebaseerd op een al dan niet uitdrukkelijk vermelde discriminatiegrond

o “De situatie die zich voordoet wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld op basis van één van de beschermde criteria.”

Indirecte onderscheid o “De situatie die zich voordoet wanneer een ogenschijnlijke neutrale

bepaling, maatstaf of handelswijze personen gekenmerkt door een bepaald beschermd criterium, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen.”

o Vooral nuttig voor discriminatiebepalingen die met een limitatieve lijst van verdachte gronden werken.

o Bedoeling van verbod van indirecte discriminatie is tweevoudig:1. Verkapte discriminatie = Het verhindert dat het discriminatieverbod

wordt omzeild door bewust gebruik te maken van neutrale criteria.2. Institutionele discriminatie = Het laat toe de strijd aan te binden

met maatregelen die onbedoeld discriminerend werken & vaak verband houden met hoe we traditioneel onze mts organiseren.

o Dader hoeft dus niet een intentie tot discriminatie hebben: effect = genoegC. Positieve actie

Positieve actie/discriminatie = moedwillig een juridische ongelijkheid creëren, met de bedoeling meer feitelijke gelijkheid van achtergestelde groepen te bekomen.

Onder 4 voorwaarden verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel:1. Er moet sprake zijn van een kennelijke ongelijkheid.2. Het verdwijnen van die ongelijkheid moet door de WG als een te

bevorderen doelstelling worden aangewezen.

106 | 118

Tosh Joostens

3. Maatregel moet van tijdelijke aard zijn & verdwijnen wanneer het door de WG beoogde doel eenmaal bereikt is.

4. Moeten niet onnodig andermans rechten beperken. Maatregelen komen neer op de algemene rechtvaardigingstoets (zie infra). EHRM; in bepaalde omstandigheden kan er op staten een positieve verplichting

rusten om feitelijke ongelijkheden te corrigeren & dat discriminatie het gevolg kan zijn van een “de facto situatie”.

o Afwezigheid van een positieve actie houdt dus soms een schending van het discriminatieverbod in.

o Inroepbaarheid van deze norm is echter beperkt. D. Overige

Wetgever kan beslissen om nog andere handelingen als discriminatie te kwalificerenV. Toetsingschema art. 10 & 11 Gw.

Evolutie Van gelijkheid voor de wet naar gelijkheid door de wet Van formele gelijkheid naar materiële gelijkheid

Basis huidige gelijkheidstoets Belgische taalzaak

Marie Popelin Vraag of (on)gelijke behandeling (niet) aanvaardbaar is, hangt af van de

keuzes van de wetgever of de uitkomst van de rechterlijke toetsing aan het discriminatieverbod. => onderscheid tussen 2 verantwoordingssystemen:

1. Gesloten systeem; wetgever geeft zelf aan welke onderscheiden wel/niet toelaatbaar zijn => bij voorbaat vastgelegd.

o Niet elk onderscheid dat binnen het toepassingsgebied van deze wetten valt is voor een “objectieve & redelijke verantwoording” vatbaar.

2. Open systeem; rechter oordeelt of een (on)gelijkheid al dan niet kan worden gerechtvaardigd.

Rechterlijke toetsing aan gelijkheidsbeginsel gebeurt in twee fases:A. Toetsingsingang / Vergelijkbaarheidstoets

o = fase waarin de rechter onderzoekt of een klager op het 1e gezicht aanspraak kan maken op een andere behandeling dan degene waarvan hij het voorwerp was.

o Komt discriminatiegrief ongeloofwaardig over => afwijzing. 1. Klassiek : Vergelijkbaarheidstoets

=> rechter gaat na of degene die zich over een ongelijke behandeling klaagt, zich in een vergelijkbare situatie bevindt als een gunstiger behandelde categorie van personen, dan wel of de eiser die een gelijke behandeling aan de kaak stelt, zich in een onvergelijkbare situatie bevindt in relatie tot een comparator.

Hiervoor noodzakelijk: vergelijkbaarheidsmaatstaf/referentiekader Vergelijkbaarheid zal worden beoordeeld in het licht van de

aard & doel van de kwestieuze norm & het daaruit vloeiende onderscheid.

Rechter gebruikt geen vast toetsingsstramien bij de toepassing. Vaak een middel voor de rechter om het rechtvaardigingsproces in

te korten of een lastige verantwoording te omzeilen. 2 bijzondere toepassingsgevallen :

1) Factor tijd

107 | 118

Tosh Joostens

o Er kan geen schending van het discriminatieverbod worden afgeleid uit een verandering van een juridisch toestand in de tijd.

2) Niet-vergelijkbaarheid van normen uitgaande van verschillende normstellerso Zowel binnen de staats als tussen staten in.

2. Alternatief : Behandelingstoets => klager moet enkel bewijzen dat hij in vergelijking met andere

personen/groepen minder gunstig werd behandeld; B. Proportionaliteitstoets / Evenredigheidstoets (cf. algemene proportionaliteitstoets)

o Vaststelling van een ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen/behandelingen volstaat niet om van discriminatie te spreken; enkel als onderscheid inhoudelijk niet kan worden verantwoord.

1. Legitiem doel voor het onderscheid2. Pertinent3. Noodzakelijk4. Evenredig in de strikte zin o Twee extra voorwaarden:

1. Objectiviteitstoets Objectief differentiatiecriterium = criterium dat berust op

feitelijke & vanzelfsprekende vaststellingen die niet afhangen van enige subjectieve appreciatie.

o Om objectief te zijn, moet het kenmerk kenbaar, algemeen & onpersoonlijk zijn.

o Voorbeelden objectieve criteria: nationaliteit, bezit van diploma & laureaat van een examen.

Deze voorwaarde belet niet dat de wg’er “de verscheidenheid van toestanden opvangt in categorieën die met de werkelijkheid slechts overeenstemmen op benaderende wijze.”

2. Differentiatiecriterium moet voldoende nauwkeurig afgemeten zijn. Overinclusief = criterium dat te ruim gemeten is Onderinclusief = criterium dat te eng gedefinieerd is Een volmaakte afbakening is de facto onmogelijk. Vereiste mate van nauwkeurigheid is afhankelijk van de

intensiteit van de toetsing. Praktijk

Geen consequente toepassing verschillende stappen Toetsingsintensiteit

o Principe : terughoudendheid rechter (niet zelfde beoordelingsvrijheid als de “democratisch verkozen wetgevende vergadering”)

o Striktere toetsing : “wanneer een grondrecht in het geding is” “grondbeginsel van de Belgische rechtsorde”

VI. Enkele toepassingsgevallenA. Huwelijk & geregistreerd partnerschap voor personen van hetzelfde geslacht

EHRM; “staten zijn niet verplicht het huwelijk open te stellen voor personen van hetzelfde geslacht.”

108 | 118

Tosh Joostens

Ze beslisten wel dat een wettelijke regeling die het geregistreerd partnerschap enkel openstelt voor personen van verschillend geslacht, een discriminatie op grond van seksuele geaardheid uitmaakt.

B. Verenigbaarheid van maatregelen van positieve actie met discriminatieverbod Zie pp. 420-422

VII. Lacune in de wetgeving Ontbreken wettelijke regeling Oorsprong discriminatie: niet wetsbepaling maar lacune Casus

Beroep bestuurshandelingen wetgevende organen Art. 14 W. RvS: enkel beroep tegen bestuurlijke overheden Wetgever uitgebreid tot administratieve handelingen en reglementen wetgevende

organen.F. Overige rechten in de Grondwet

I. De vrijheid van godsdienst Bronnen

Arts. 9 EVRM en 18 IVBPR Arts. 19, 20 en 21 Gw.

Toepassingsgebied Interne aspect : recht godsdienst of overtuiging te hebben Externe aspect : recht godsdienst met andere te belijden Vrijheid van interne organisatie

Beperkingen Art. 9 EVRM en 18 ICBPR: traditionele beperkingsgronden Art. 19 Gw.

o “De vrijheid van eredienst (…) [is] gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die [vrijheid] worden aangewend.”

Art. 20 Gw.o “Niemand kan worden gedwongen op enigerlei wijze deel te nemen aan

handelingen en aan plechtigheden van een eredienst of de rustdagen ervan te onderhouden.”

Scheiding van Kerk en Staat Art. 21 Gw., Staat heeft niet het recht

o Zich te bemoeien met benoeming bedienaren erediensto Hun te verbieden briefwisseling te houden met hun overheido De akten van deze overheid openbaar te maken

Elke godsdienst vrij zijn eigen organisatie in te richten Bedienaren eredienst geen ambtenaren, geen controle motieven ontslag

Een “bijzondere scheiding”: De erkende erediensten Erkenning op grond van “algemeen maatschappelijk nut” Art. 181, § 1 Gw.: wedden en pensioenen erkende erediensten komen ten laste van

de federale Staat Oorsprong: deels vergoeding nationalisatie 1789 Zes huidige erkende erediensten

o De rooms-katholieke (1802)o De protestantse (1802)o De Israëlitische (1808)o De anglicaanse (1870)o De islamitische (1974)

109 | 118

Tosh Joostens

o De orthodoxe (1985) Casus: religieuze kledij

EHRM, Leyla Sahin t. Turkije R.v.St. advies 20 mei 2008 GwH, nr. 2012/145, 6 december 2012

II. Het recht op persoonlijke vrijheid Art. 12 Gw.: recht op persoonlijke vrijheid

=> behalve bij betrapping op heterdaad, kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren.

=> recht op habeos corpus Reactie tegen lettres de cachet

Art. 5 EVRM: recht op persoonlijke vrijheid/veiligheidIII. Het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel

Art. 12, lid 2 Gw. => niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de

vorm die zij voorschrijft. Art. 14 Gw.

=> geen straf kan worden ingevoerd dan krachtens de wet. => principe nullum crimen, nulla poena sine lege = strafrechterlijk

legaliteitsbeginsel

Arts. 7 EVRM, 15 IVBPR en 49 van het EU-Handvest Twee componenten: formele wetgever + voorzienbaarheid

1. Formele vereiste : Verhouding wg’er & andere staatsmachteno Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel in de Gw. vereist dat het de WM & niet de

RM/UM is die gedragingen strafbaar stelt & straffen oplegt. o Een delegatie aan een andere macht is volgens het GH niet in strijd met het

legaliteitsbeginsel, voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven & betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen voorafgaandelijk door de wg’er zijn vastgesteld.

2. Voorzienbaarheid : strafwet moet voldoende nauwkeurig zijno = Beginsel van de voorzienbaarheid van de strafbaarstellingo Maar: wettigheidsbeginsel in strafzaken is verzoenbaar met een zekere

rechterlijke beoordelingsmarge. IV. Het recht op behoorlijke rechtsbedeling

Grondwet bevat geen centrale bepaling die een algemeen recht op een eerlijk proces waarborgt – in de mensenrechtenverdragen is dat wel het geval.

Gw. verzekert wel bepaalde aspecten van een behoorlijke rechtsbedeling over verschillende artikelen heen.

Art. 6, § 1 EVRM “Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen

van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld.”

Art. 13, 146, 148, 149, 151, 152, … Gw.V. Het eigendomsrecht

Art. 16 Gw.

110 | 118

Tosh Joostens

Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dat ten algemene nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling.

4 voorwaarden voor onteigening: 1. Dient algemene belang na te streven2. Is enkel mogelijk in “de gevallen” 3. En “op wijze bij de wet bepaald”4. En na een “billijke” schadevergoeding die “voorafgaand” aan de onteigening

moet zijn. o Verdere ontleding;

Vw 2 & 3 zijn formele wetten => ook Gem & Gew kunnen bij decreet/ordonnantie de gevallen waarin & procedure volgens welke een onteigening kan plaatsvinden, bepalen.

Art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM Art. 17 EU-Handvest

VI. De economische, sociale en culturele rechten Art. 23 Gw.

=> algemeen “recht een menswaardig leven te leiden” => niet-exhaustieve opsomming van economische, sociale en culturele rechten

Positieve verplichting voor verschillende bevoegde wg’ers Realiseren van grondrechten is een accessoire bevoegdheid

Volgens art. 23 Gw. mag enkel WM optreden, maar Hof laat veel ruimte voor delegaties aan de UM bij de uitwerking van het sociaal beleid.

Geen: directe werking Wél: standstill-principe

Rechten die reeds erkend waren inde wetgeving, zouden niet meer zonder overtreding van de Gw. kunnen worden afgebouwd.

O.a. voor recht op sociale bijstand Principe is niet absoluut: er is een verbod voor bevoegde wg’er om het

beschermingsniveau “aanzienlijk te verminderen zonder dat daartoe redenen van algemeen belang bestaan.”

Rechtspraak: Soms laat GH een verwijzing naar het standstill-beginsel achterwege & lijkt het de

wetgeving rechtstreeks te toetsen aan art. 23 Gw. Stelt zich hierbij terughoudend op

VII. De vrijheid van onderwijs Art. 24 Gw.

Bevat verschillende garanties daterende vanuit 1831 & latere toegevoegde bepalingen:

1. Actieve & passieve onderwijsvrijheid Actieve onderwijsvrijheid

Omvat het recht om (zonder voorafgaande toestemming & onder voorbehoud van de inachtneming van de fundamentele rechten & vrijheden) een onderwijsinstelling op te richten, er onderwijs te laten verstrekken volgens de eigen levensbeschouwelijke/filosofische overtuiging of volgens een bepaalde pedagogische methode, en het recht van het schoolbestuur/inrichtende macht om de organisatie van het onderwijs & van de instelling te bepalen.

Passieve onderwijsvrijheid

111 | 118

Tosh Joostens

Biedt ouders & leerlingen de mogelijkheid om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun levensbeschouwelijke/pedagogische opvattingen.

Overheid dient de passieve onderwijsvrijheid op 2 manieren te realiseren:

1. Plicht om “neutraal” onderwijs in te richten.2. Recht op subsidiëring van vrije scholen & andere

instellingen die niet van de gemeenschap afhangen. Niet absoluut: subsidiëring mag afhangen

van het algemeen belang; behoorlijke onderwijsverstrekking & bepaalde schoolbevolkingsnormen.

2. Sociaaleconomisch recht op onderwijs (art. 23, §3 Gw.) Eenieder heeft recht op onderwijs & de toegang tot het onderwijs is

kosteloos tot het einde van de leerplicht. Alle lln. die leerplichtig zijn hebben het recht op een

morele/religieuze opvoeding ten laste van de gemeenschap. 3. Gelijkheidsbeginsel (art. 24, §4 Gw.)

Alle lln./studenten/ouders/personeelsleden/onderwijsinstellingen zijn gelijk voor de wet/decreet.

hetzelfde toetsingsmodel is van toepassing bij art. 10 & 11 Gw. 4. Wettigheidsbeginsel inzake onderwijs (art. 24, §5 Gw.)

Bepaalt dat de inrichting, erkenning of subsidiëring vh onderwijs door de gemeenschap, wet of het decreet worden geregeld.

5. Decentralisatie & gemeenschapsonderwijs Art. 24, §2 Gw. geeft aan decreetgever de mogelijkheid om bij

decreet, aangenomen met een 2/3-meerderheid de bevoegdheid als inrichtende macht over te dragen aan 1(+) “autonome organen”.

Art. 2 – Eerste protocol EVRM, art. 13 IVESCR, art. 18, §4 BUPO-verdrag, 28 & 29 VN-Kinderrechtenverdrag.

VIII. De kinderrechten Art. 22bis Gw.

Niet alle hierin genoemde rechten hebben directe werking. VN-Verdrag Rechten van het Kind (1989)

IX. De vrijheid van taalgebruik Art. 30 Gw.; gebruik van talen in België is vrij

Impliciet gewijzigd door art. 129 & 130 Gw. Onderscheid taalgebruik in publieke & private verhoudingen:

A. Private verhoudingen : o Absolute taalvrijheido Nuance; beperkingen kunnen voortvloeien uit een restrictieve definitie van

het toepassingsgebied van het recht. o Notie “Regelen van het taalgebruik” sterkt zich vb. niet uit tot het opleggen

van vereisten inzake taalkennis. B. Publieke verhoudingen :

o Wel beperkingen mogelijk => twee voorwaarden: Enkel de formele wg’er is hiervoor bevoegd Wg’er mag enkel optreden in de uitdrukkelijk in de Gw. benoemde

domeinen.

112 | 118

Tosh Joostens

Art. 129 Gw. heeft deze lijst uitgebreid door de parlementen van de Vl’se & Fr’se Gemeenschap bevoegd te maken om “bij decreet” het taalgebruik te regelen voor:

o Bestuurszakeno Onderwijs in de door de overheid opgerichte,

gesubsidieerde & erkende instellingen o Sociale betrekkingen tss wg’rs & hun personeel

Krachtens art. 130 Gw. is ook de DG bevoegd voor het taalgebruik in het onderwijs.

Over reikwijdte van verschillende domeinen bestaat discussie;

o FedWg’er; bevoegd voor taalgebruik voor “handelingen van het openbaar gezag”

o Vl/FrGem; bevoegd voor “bestuurszaken”X. Het petitierecht

Art. 28 Gw. Lid 1; recht op verzoekschrift, door 1(+) personen ondertekend, bij de openbare

overheden in te dienen. Lid 2; alleen “gestelde overheden” hebben het recht verzoekschriften in

gemeenschappelijke naam in te dienen “Ieder heeft het recht verzoekschriften, door een of meer personen ondertekend, bij de

openbare overheden in te dienen. Alleen, de gestelde overheden hebben het recht verzoekschriften in gemeenschappelijke naam in te dienen.”

Verzoekschriften belangrijke rol in verzet tegen Willem I. Verboden in persoon verzoekschriften aan Wetgevende Kamers aan te bieden.

Rechtsbescherming tegen de wetgever

A. Overzicht modellen I. Diffuus & Centraal toetsingsstelsel

VSA: elke rechter bevoegd om wet te toetsen aan de Gw.; Marbury V Madison => diffuus toetsingsstelsel

Meeste Europese landen: gecentraliseerd toetsingsstelsel, waarbij een gespecialiseerde instelling, buiten de rechterlijke macht, de monopolie op de toetsing van de wet aan de Gw.

Evolutie na WOII: meeste Europese landen besloten tot oprichting van een GH. Succes centrale toetsingstelsel:

1. WOII : Introductie van grondwettigheidscontrole was reactie op totalitaire regimes uit het verleden.

2. Federalisme : Nood aan onafhankelijke arbiter om bevoegdheidsconflicten te beslechten in groeiend # Europese federale & quasi-federale staten.

3. EU/EVRM : door arresten als Costa t. ENEL behoorde de onschendbaarheid van de wet voortaan tot het verleden.

Succes vooral doordat het Kelseniaanse systeem beter aansluit bij de constitutionele cultuur van de meeste West-Europese landen, die sterk doordrongen is van de idee van de SdM & parlementaire soevereiniteit; parlement maakt de wet, rechter past toe.

113 | 118

Tosh Joostens

II. Ex ante & Ex post controle Ex ante controle = onderzoek naar rechtmatigheid van een wetgevende norm vindt plaats

voordat die norm in werking treedt. Ex post controle = toezicht dat wordt georganiseerd nadat de wetgevende norm in werking

is getreden & dus deel is gaan uitmaken van het recht. B. Ex ante: afdeling wetgeving van de RvS

I. Historiek Raad van State Franse Conseil d’Etat, Nederlandse Raad van State Oorspronkelijk Belgische Grondwetgever gekant tegen RvS Wet 1946: oprichting Raad van State op basis van art. 146 Gw.

Afdeling administratie (sinds 2007 bestuursrechtspraak) Afdeling wetgeving

1993: bestaan Raad van State bevestigd in art. 160 Gw.II. De rol

Preventieve rol bij de totstandkoming van normatieve regelen => adviezen met moreel gezag

o Eerbiediging hogere rechtsnormeno Bevoegdheid in licht bevoegdheidsverdelingo Bevoegdheid in licht bevoegdheidsverdeling Wetgevende Kamerso Technische kwaliteit

III. Voornaamste gevallen van adviesverplichting Voorontwerp van wet, decreet, ordonnantie

Steeds, tenzij geen algemene draagwijdte Ook goedkeuring verdragen/samenwerkingsakkoorden Afgezwakte ingeval hoogdringendheid

Ontwerpen van reglementaire besluiten regeringen Steeds, tenzij geen algemene draagwijdte Uitzondering ingeval met bijzondere redenen omklede hoogdringendheid

IV. Sancties Voorontwerp wetgevende norm: geen sanctie Ontwerp van reglementair besluit

Niet naleving onwettigheid tot gevolg (substantiële vormvereiste van openbare orde)

o Wanneer advies niet werd gevraagdo Wanneer ingeroepen redenen van hoogdringendheid onjuist, ongegrond,

niet pertinent of onvoldoende zijn C. Ex post: gewone hoven & rechtbanken

o Art. 159: diffuse toetsing besluiten en verordeningen o Controle wet?

Verworpen, zie o.a. Cass. 1849 => geen Belgische versie van MvM Discussie rechtsleer/AG Hof van Cassatie Grondwetsconforme interpretatie

o Dat gewone rechter de formele wet niet kan toetsen aan de Gw., betekent niet dat elke vorm van rechtsbescherming door de hoven/rechtbanken is uitgesloten; “onschendbaarheid” van de wet moet genuanceerd:

1. Gewone rechter is sinds Smeerkaasarrest bevoegd om de wetten te toetsen aan internationale bepalingen met rechtstreekse werking & in geval van conflict, de nationale wet buiten toepassing te laten.

Betreffende verhouding wet-internationaal/EU-recht: diffuus toetsingsstelsel 2. Grondwetsconforme interpretatie: techniek van de verzoenende lezing

114 | 118

Tosh Joostens

Verzoenende lezing houdt in dat de rechter een wet die onduidelijk is of voor 2(+) interpretaties vatbaar is, in overeenstemming met de Gw. leest => Interpretatieregel

3. Ordonnanties; zijn onderworpen aan bijkomende controle door gewone hoven, rechtbanken & administratieve rechter.

D. Ex post: het Grondwettelijk Hof I. Historisch overzicht

1980: In art. 142 Gw. & bijzondere wet van 6 jan 1989 op het Grondwettelijk Hof Evolutie: scheidsrechterlijk orgaan met beperkte bevoegdheden => quasi-volwaardig GH

1980 : bevoegdheidsconflicten o Reden van afstapping “onschendbaarheid vd wet”; ontstaan deelgebieden

1988 : wetten toetsen aan art. 10, 11 & 24 Gw.; gelijkheidsbeginsel & rechte inzake onderwijs waarborgen.

o Hierdoor was het een GH i.p.v. een AH geworden. 2003 : Hof bevoegd om te toetsen aan alle bepalingen onder Titel II, art. 170/172

Gw. & 191 Gw. 2007 : Naamaanpassing naar “GH” 6 e staatshervorming : bevoegdheid om uitspraak te doen over grondwettigheid van

gewestelijke volksraadpleging, over de beroepen tot vernietiging die worden ingesteld tegen beslissingen van de parlementaire controlecommissie betreffende verkiezingsuitgaven & om te toetsen aan het beginsel van de federale loyauteit in art 143, §1 Gw.

II. Algemeen: de aard van het rechtscollege Maakt geen deel uit van RM, maar is ook geen administratief rechtscollege

Heeft wel alle kenmerken van een rechtscollege:o Doet uitspraken als “arresten”.o Die zijn voor iedereen bindend.o Meeste principes die gelden voor gewone hoven/rechtbanken zijn ook van

toepassing op Hof: Rechters; onafhankelijkheid, benoeming voor het leven,

onderworpen aan strenge onverenigbaarheidsvereisten. Procedurele waarborgen; verbod van rechtsweigering,

openbaarheid van terechtzitting, verplichting om uitspraak te doen binnen een redelijke termijn & motiveringsplicht.

12 rechters => Dubbele pariteit (6N – 6F, 6 “juristen” - 6 “politici”) Politici;

o Voorstanders: bevordert democratische legitimiteit van het Hofo Tegenstanders: komt onafhankelijkheid van het Hof niet ten goede

2 voorzitters: een Fr’talige & Ne’talige; om de beurt 1j effectieve voorzitterschap Zaken meestal behandelt in een kamer van 7 rechters, soms voltallige Hof. Beraadslaging is geheim => afwijkende meningen (dissenting opinions); verboden

III. Bevoegdheden : Normen die door het Hof worden getoetst Art. 142 Gw.: “een wet, decreet of een in artikel 134 bedoelde regel” Centrale toetsingsstelsel => wetten in formele zin => alleen wetgevende normen: “normen

met wetgevend karakter” Ook instemmingswetten verdragen en goedkeuring samenwerkingsakkoorden,

formele wetten, bijzondere meerderheidswetten, formele wetten die geen wetten in materiële zin zijn, bij wet bekrachtigde bijzondere machtenbesluiten, besluitwetten,…

Niet: grondwetsbepalingen zelf en administratieve besluiten/verordeningen

115 | 118

Tosh Joostens

IV. Bevoegdheden : Referentienormen (= normen waaraan het Hof toetst)A. Overzicht

Hof is nog steeds niet bevoegd alle bepalingen vd Gw. te toetsen. Algemene regel: bij de toetsing van bevoegdheidsverdelende regels wordt uitgegaan

van de regels zoals die van kracht waren op het moment dat de wet werd aangenomen, terwijl de toetsing van de grondrechten gebeurt a.d.h.v. de norm zoals die geldt op het ogenblik van de toetsing.

B. De bevoegdheidsverdelende regels = Grondwettelijke of wettelijke bepalingen die ofwel bevoegdheden toekennen aan

de gemeenschappen en de gewesten, ofwel bevoegdheden voorbehouden aan de federale overheid”

o Dus niet alleen Gw.; ook bepalingen in (bijzondere) wetten/decreten & uitzonderlijk besluiten kunnen allemaal bevoegdheidsverdelend karakter hebben.

Geen precieze lijst – ruime armslag HofC. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet

“het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en non-discriminatie” Discriminatieverbod negatieve keerzijde gelijkheidsbeginsel Basis voor jurisprudentiële bevoegdheidsuitbreiding

o => toetsing “in samenhang gelezen met” Principes

o Autonome toetsingsgrond (geen verband met andere rechten vereist)o Algemene draagwijdte, ten aanzien van alle rechten, ook de rechten in

verdragen die België binden (al dan niet met rechtstreekse werking)o Ook: algemene rechtsbeginselen, bepalingen van internationaal en Europees

recht, waaronder de regels inzake het vrij verkeer, grondwetsbepalingen over voorbehouden materies,…

D. Grondrechten: Titel II en de artikelen 170, 172 en 191 Gw. Rechtstreekse toetsing sinds 2003 Arts. 170, 172 en 191 Gw.: wettigheidsbeginsel (drie cumulatieve voorwaarden) en

specifiek gelijkheidsbeginsel Toetsing aan Titel II: Hof houdt rekening met internationaalrechtelijke bepalingen

die analoge rechten of vrijheden waarborgen (inhoudelijk beperkingsmodel) Geen rechtstreekse toetsing verdragen: samenlezing

V. Rechtswegen Twee manieren om een zaak aanhangig te maken bij het GH:

Beroep tot vernietiging (soms gepaard met schorsingsverzoek) Prejudiciële vraag

In beide gevallen: abstracte normcontrole: gaat enkel na of wet in overeenstemming is met hogere normen, doet geen uitspraak over subjectieve rechten van de procespartijen = objectieve geschillenbeslechting

VI. Procedure I: De beroepen tot vernietiging Verzoekende partijen

Institutionele verzoekers: van rechtswege belango Regeringeno Voorzitters van wetgevende vergaderingen die op verzoek van 2/3 van hun

leden een beroep kunnen instellen. Niet-institutionele verzoekers:

o Iedere natuurlijke/rechtspersoon die doet blijken van een belang

116 | 118

Tosh Joostens

o Belang: wanneer zijn situatie “rechtstreeks en ongunstig geraakt” door bestreden norm wordt geraakt.

o Moet om persoonlijk, niet algemeen belang gaan.o Men mag als rechtspersoon wel voor een collectief belang opkomen.

De beroepstermijn 6 maanden na bekendmaking B.S. 60 dagen instemming verdrag 3 maanden schorsing Heropening in bepaalde gevallen

Rechtsgevolgen Verwerping bindend – geen prejudiciële vragen meer mogelijk Vernietiging: absoluut gezag van gewijsde Terugwerkende kracht Tempering: tijdelijk of definitief handhaven gevolgen

VII. Procedure II: De prejudiciële vragen p. 457 Wat?

Doel: verzekeren eenheid van het recht Methode: vraagstelling aan hoger rechtscollege Naar aanleiding concreet geschil, doch via abstracte vraag Grondwettelijk Hof oordeelt niet over

o Toepasselijkheid wetgevende norm in bodemgeschilo Nut van de prejudiciële vraago Interpretatie, tenzij grondwetsconforme interpretatie

Een vergelijking met het Europese gemeenschapsrecht Hof van Justitie, Art. 267 VWEU-Verdrag

o Over interpretatie: lagere rechters kunneno Over interpretatie: hogere rechters moeten, tenzij (arrest-CILFIT)

Vraag niet relevant Gemeenschapsbepaling reeds vroeger uitgelegd (acte éclairé) Acte clair

o Over geldigheid norm steeds verplicht (Foto-Frost) Verwijzingsverplichting Grondwettelijk Hof

Voor alle rechtscolleges, verplicht, tenzij,o Rechtscollege onbevoegd of zaak onontvankelijk o GrWH reeds uitspraak over “identiek” onderwerpo Spoedeisende vorderingen of voorlopige hechtenis

Voor lagere rechtscolleges, twee bijkomende uitzonderingeno Norm schendt Grondwet klaarblijkelijk niet (acte clair)o Antwoord niet “onontbeerlijk” om uitspraak te doen

VIII. Grondwetsconforme interpretatie De verzoenende lezing De inperkende lezing De verruimende lezing

E. Procedurele samenloop van grondrechtenI. Samenloop grondrechten Grondwet en internationaal recht/EU-recht

Cass. 2004: geen prej. vraag in geval geen ruimere bescherming G.W. => Conflict Cass. tussen Grondwettelijk Hof => Compromis: art. 26, § 4 van de Bijzondere Wet

Volgorde van toetsing: eerst Grondwettelijk Hof Gewone rechter kan nadien zelf nog toetsen

117 | 118

Tosh Joostens

Art. 26, § 4 van bijkomende uitzonderingen op de verwijzingsplichtII. Artikel 26, § 4 in overeenstemming EU-recht?

Cf. Simmenthal en art. 267 VWEU H.v.J., Melki en Abdeli, 2010: ok mits 4 voorwaarden:

1) Prej. vraag elk passend ogenblik mogelijk indien noodzakelijk2) Voorlopige maatregelen bescherming EU rechten3) Na grondwettigheidstoetsing moet rechter norm nog buiten toepassing kunnen

laten4) Indien omzetting dwingende bepalingen EU-recht (richtlijn), eerst prej. vraag

118 | 118

Tosh Joostens