Wetenschappelijke verhandeling - Ghent University...
Transcript of Wetenschappelijke verhandeling - Ghent University...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
FREEK VAN DEYNZE
MASTERPROEF EU-STUDIES
PROMOTOR: PROF. DR. JAN ORBIE
COMMISSARIS: PROF. DR. SVEN BISCOP
COMMISSARIS: EDITH VANDEN BRANDE
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
Het uitbesteden van oorlog. Een principal-agent perspectief op het gebruik van Private Military Firms.
23670 woorden
Abstract
De laatste twintig jaar zag men een toename in het gebruik van Private Military Firms (PMF) door sterke,
Westerse staten. Bepaalde militaire diensten worden niet langer door de eigen instituties uitgevoerd, maar
worden overgelaten aan private bedrijven.
In deze paper willen we aan de hand van het principal-agent model op zoek gaan naar de mogelijke
problemen waarmee de sterke, Westerse staat als principal kan geconfronteerd worden indien het beroep doet
op een PMF als agent.
Het eerste deel van deze paper is gericht op het kaderen van dit fenomeen en het duidelijk definiëren en
afbakenen van de gebruikte methode. Vervolgens passen we het principal-agent model toe op de eerder
vermelde delegatie van staat naar PMF. Hierbij zullen we aandacht besteden aan de verschillen tussen deze
relatie en de principal-agent burger-leger relatie.
Het economisch karakter van een PMF zorgt ervoor dat er een grotere divergentie ontstaat tussen de
preferenties van de staat en haar agent, het nastreven van winst door de agent kan in botsing komen met de
staatsvoorkeur voor veiligheid en kosten-efficiëntie. Met betrekking tot de informatie-asymmetrie zullen we
besluiten dat de informatiekloof tussen PMF en staat sterk afhankelijk is van de specifieke situatie, maar dat
de balans doorgaans in het voordeel van de PMF uitslaat.
Dit zal er dan ook toe leiden dat een staat te maken krijgt met problemen van adverse selection en moral
hazard die ertoe kunnen leiden dat het veiligheidsdoel en de kosten-efficiëntie voorkeur van de principal in
het gedrag komen, wat we dan ook uitvoerig zullen bespreken. We besteden ook een hoofdstuk aan het
gevaar van een afhankelijke en verlaten principal. Tenslotte tonen we aan hoe verschillende kenmerken van
de PMF-industrie het moeilijk maken voor een principal om op efficiënte wijze het gedrag van haar agents te
controleren en te bestraffen.
Bedankingen
...aan professor Jan Orbie, die bereid was om op te treden als promotor voor een exotisch thema als dit. Het
was fantastisch om te mogen schrijven over een thema dat mij passioneert.
...aan Francis Baert die mij een duwtje in de goede richting gaf en mij aanzette om mijn blik te verbreden
naar de algemene commodificatie van veiligheid, wat in deze paper helaas slechts gedeeltelijk aan bod
kon komen.
...aan Irène Creyf van het FSA die mij toeliet om de titel van mijn masterproef te veranderen ook al was de
deadline overschreden. Opnieuw: Sorry!
...aan al mijn vrienden die de afgelopen jaren niet alleen voor plezier zorgden, maar mij ook veel bijleerden.
Indien er nog geen filosoof is die een patent heeft op het gezegde 'Men leert zichzelf kennen door de
andere', dan claim ik het nu met alle plezier voor mezelf.
...aan Michiel die mij de juiste manier gewichtheffen aanleerde, een activiteit die me fysiek en mentaal
sterker maakte en deze afgelopen maanden een goede tegenhanger vormde voor de uren die ik
spendeerde achter het computerscherm.
...aan Bert voor de gratis Graspop-tickets. Rock on.
...aan mijn broer en zus, die met geheven hoofd mijn plagerijen ondergaan, waardoor ik af en toe wat stoom
kon loslaten.
...en last but not least mijn ouders die mij de kans geven om te studeren en het veel te gemakkelijk maakten
voor mij om me terug te trekken op mijn kamer als een kluizenaar die aan zijn manuscript werkt.
Aan studenten die deze thesis lezen en erover denken om zelf over dit onderwerp te schrijven: ik heb een
unieke naam en contactgegevens zijn dan ook makkelijk te vinden op het internet. Contacteer mij gerust
als u vragen heeft over dit onderwerp.
inhoudsopgave1. Inleiding............................................................................................................................................12. Wat zijn PMF's?................................................................................................................................33. Het principal-agent model..............................................................................................................104. Waarom delegeren? .......................................................................................................................12
4. 1. Politieke kosten......................................................................................................................124.2. Locking in distributional benefits..........................................................................................154.3. Functionalistische en economische verklaring.......................................................................174.4. Sociologisch institutionalistische verklaring..........................................................................204.5. Conclusie................................................................................................................................22
5. Onderzoeksvraag en onderzoeksafbakening..................................................................................235.1. Onderzoeksvraag....................................................................................................................235.2. Afbakening..............................................................................................................................245.2.1. Onze agent: De sterke, Westerse staat.................................................................................245.2.2. Onze agent: De PMF ...........................................................................................................26
6. Divergent preferences.....................................................................................................................277. Informatie-asymmetrie...................................................................................................................328. Adverse selection...........................................................................................................................369. Moral Hazard..................................................................................................................................3910. Een afhankelijke, verlaten principal............................................................................................4611. Controlemechanismen en uitdagingen.........................................................................................5112. Conclusie......................................................................................................................................5713. Bibliografie...................................................................................................................................60
1
1. Inleiding
“Welcome to the wonderful, and frequently wacky, world of military and foreign policy outsourcing and
privatization." (Isenberg, 2010f).
Blackwater, DynCorp, Aegis, Military Professional Resources Inc., Custer Battles, AirScan Inc., Kellogg
Brown & Root, ArmorGroup, Triple Canopy...
Wat hebben deze namen gemeen? Het zijn allemaal private bedrijven die militaire diensten leveren aan
sterke, Westerse staten zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en Canada.
Deze Private Military Firms (PMF) trainen soldaten, bouwen legerkampen, bevoorraden kampen, bewaken
konvooien, voeren luchtverkenning uit, beschermen belangrijk personeel, helpen bij strategische planning en
hervormingen van het leger, onderhouden vliegtuigen en wapensystemen, vervoeren zwaar materiaal via zee
en lucht, etc...
Indien dit nog steeds geen belletje doet rinkelen, hoeft u zich niet schuldig te voelen. Ondanks de immense
aanwezigheid van dergelijke firma's in gemediatiseerde conflictgebieden zoals Irak en Afghanistan, blijft het
in de media akelig stil rond de rol die dergelijke bedrijven spelen (Singer, 2007, p. 5). Zoals u in deze paper
zult merken, is deze rol gigantisch groot. David Isenberg heeft dan ook gelijk wanneer hij dit wereldje
omschrijft als verbazingwekkend en occassioneel geschift, zo ervaarde de auteur de ontdekkingstocht
waarvan deze paper het reisverslag is althans.
Als wetenschapper, maar vooral als kritische burger is het onze taak om in de gaten te houden hoe staten
omspringen met het monopolie op geweld dat haar is toevertrouwd. Wanneer staten beslissen om voor
bepaalde militaire diensten een beroep te doen op economische actoren, moeten we dan ook aandacht
besteden aan de mogelijke gevolgen van een dergelijke delegatie. De auteur stelt echter vast dat maar
weinigen weten over deze evolutie of hier slecht anekdotische kennis over hebben. Deze paper dient dan ook
om dit onderbelicht thema bekend te maken bij meer mensen.
In deze paper zullen we de gevaren van deze delegatie uitleggen dit aan de hand van het principal-agent
model, dat ons erop wijst hoe de uiteenlopende belangen van principal en agent in combinatie met een
asymmetrische verdeling van informatie ertoe leiden dat de principal te maken heeft met adverse selection en
moral hazard problemen, indien de principal geen effectieve controle- en bestraffingsmechanismes gebruikt.
1
Eerst zullen we dieper ingaan op het fenomeen van Private Military Firms en ook duidelijk afbakenen wat
we precies bedoelen met militaire diensten. Vervolgens besteden we een hoofdstuk aan het uitleggen van het
principal-agent model, dat we in de rest van de paper zullen gebruiken.
In het hoofdstuk dat daarop volgt scheppen we orde in de verschillende verklaringen die gegeven worden
voor het gebruik van PMF's door sterke, Westerse staten, zodat de lezer gewapend is met meer inzicht in dit
thema.
Na onze onderzoeksvraag duidelijk te definiëren en verder af te bakenen, bouwen we verder op de
voorgaande hoofdstukken en passen we het principal-agent model toe op PMF's. Divergente preferenties en
informatie-asymmetrie worden besproken vooraleer we kijken naar wat voor gevolgen dit heeft voor de
adverse selection en moral hazard problemen. We besteden ook een hoofdstuk aan het gevaar van een staat
die afhankelijk is van een agent en zelfs verlaten kan worden door een PMF. Tenslotte gaan we na hoe de
typische kenmerken van het uitbesteden van militaire diensten aan bedrijven het moeilijk maakt om PMF's te
controleren en te bestraffen.
2
2. Wat zijn PMF's?
Vooraleer we verder kunnen gaan, is het nodig om te verduidelijken wat we juist verstaan onder de term
'Private Military Firm' .
Eerst zullen we kort en bondig wijzen op historische antecedenten die duidelijk maken dat het
staatsmonopolie op geweld eerder een uitzondering is in de geschiedenis. Vervolgens leggen we uit hoe we
een PMF definiëren, wat voor soorten diensten ze leveren en waarom we juist deze term kozen en niet een
van de vele anderen die gebruikt worden om bepaalde facetten van dit fenomeen te beschrijven. Tenslotte
beschrijven we kort de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek omtrent dit thema, voor zo ver dit
niet aan bod komt in de rest van deze paper.
Friedrichs conceptualiseert het monopolie op geweld1 aan de hand van een driehoek, in plaats van een
markt-staat dichtomie (2010, p. 177-178). Deze drie ideaaltypes bestaan uit een monopolie dat ofwel in
handen is van de staat, een monopolie dat onderhevig is aan de wetten van de markt, of een monopolie dat in
handen is van maatschappelijke actoren.
Het eerste ideaaltype beantwoordt het meest met onze opvatting over het geweldsmonopolie, dat gestoeld is
op Weber's conceptualisering van de moderne staat (Friedrichs, 2010, pp. 178-179; Deitelhoff, 2009, pp. 3-
4). Dit monopolie is verbonden met de andere twee definiërende kenmerken van het Weberiaanse staatsidee,
namelijk het bezit van een territorium en het bestaan van een publieke administratie. Dit monopolie op
geweld heeft een interne en een externe dimensie, respectievelijk de politie en het leger. Volgens dit ideaal
bezit de staat als enige over het legitiem gebruik van geweld, wat haar toestaat om territorium te veroveren,
wetten op te leggen, belastingen te innen, haar burgers te beschermen, etc... (Wulf, 2007, pp. 10-11). Het
private gebruik van geweld is sterk onderworpen aan regelgeving of verboden (Friedrichs, 2010, p. 179-180).
Dit ideaaltype wordt het sterkst benaderd door totalitaire regime's zoals Nazi-Duitsland en Noord-Korea
maar ook in sterke mate door de continentale, West-Europese welvaartsstaat.
Het tweede ideaaltype legt het monopolie op geweld bij de gemeenschap (Friedrichs, 2010, p. 180). Sociale
groepen, elk met hun eigen hiërarchie, zorgen voor hun eigen veiligheid, leggen hun eigen regels op en
dwingen de navolging hiervan af.
1 De term 'dwang' wordt ook wel gebruikt. Weber gebruikt de Duitse term 'Gewalt' die geen onderscheid maakt tussen 'dwang' en 'geweld' (Wulf, 2007, p. 4). Ook wij maken geen onderscheid tussen de twee.
3
Dit ideaaltype was het heersende model in de prehistorie, maar is nooit volledig van de aardbol verdwenen.
We kunnen elementen van dit ideaaltype ondermeer herkennen in het Middeleeuwse feodalisme, bendes die
een schaduwsamenleving vormen in de favela's van Rio de Janeiro, Islamitische milities en sharia-
rechtbanken in Somalië of krijgsheren in Afghanistan (Friedrichs, 2010, pp. 180-187).
Het laatste ideaaltype is de totale commodificatie van geweld (Friedrichs, 2010, p. 179). De voorziening en
de regulering van geweld wordt overgelaten aan de vrije markt.
Om dit ideaaltype voor ogen te halen zijn we echter aangewezen op onze verbeelding. Boeken zoals Jennifer
Government, Neuromancer en Snow Crash schetsen ons een (dystopisch) beeld van een dergelijke toekomst,
waar de National Rifle Association een privé-leger is dat iedereen voor de juiste prijs kan inhuren, waar
lokale veiligheid gegarandeerd wordt door MetaCops Unlimited (“Dial 1-800-THE COPS : All Major Credit
Cards”) of waar de staatspolitie enkel onderzoek doet naar misdaden indien het slachtoffer het onderzoek kan
betalen (Barry, 2003; Gibson, 1984; Rubin, 2011). Hoewel dit ideaaltype vooralsnog science-fiction blijft,
kunnen we bepaalde elementen ervan terugvinden in onze geschiedenis (Friedrichs, 2010, p. 184).
De eerste officiële historische verwijzing naar huurlingen dateren al van duizenden jaren voor Christus:
Numidiërs werden ingehuurd door Farao Ramses II, Phoeniciëers door Alexander de Grote en Hannibal stak
de Alpen over met zijn ervaren huurlingen (Singer, 2003, pp. 21-21).
In de zestiende eeuw emigreren Zwitserse mannen in groepen uit hun geboorteregio om hun diensten te
verhuren aan wie ze kon betalen (Singer, 2003, p. 27). De Zwitserse piekeniers vormden hechte eenheden die
geroemd werden om hun expertise. Hun nalatenschap zet zich tot op de dag van vandaag voort in de
Zwitserse garde, de persoonlijke bescherming van de Paus.
In de zeventiende eeuw beschikten de Britse en Nederlandse Oost-Indische Compagnie over quasi-absolute
macht in de regio's die ze koloniseerden en ze kerfden met gehuurde zwaarden en vuurwapens een rijk uit
voor zichzelf (Singer, 2003, pp. 34-37).
De Napoleontische oorlogen worden beschouwd als een ommekeer van de eeuwenoude huurlingentraditie
(Avant, 2000b, pp. 43-44; Singer, 2003, pp. 30-32). Massale legers bestaande uit dienstplichtigen begonnen
de nieuwe norm uit te maken. Toch verdwenen huurlingen niet geheel van de kaart.Voor de Krim-oorlog van
1853 huurden de Britten 16.000 Zwitserse en Duitse soldaten in en tijdens de onafhankelijkheidsoorlog
werden zo'n dertigduizend Duitse soldaten2 door Groot-Britannië ingehuurd om het rebelse Amerika door de
kniëen te doen buigen (Singer, 2003, p. 32-33).
2 De meerderheid van hen uit Hesse-Kassel, wat tot de bijnaam 'Hessians' of “Hessenaren' leidde.
4
Er was echter een trend in beweging gezet die sterker en sterker werd. De verspreiding van het statensysteem
en de soevereiniteitsnorm zorgden ervoor dat nationale legers de norm werden (Singer, 2003, p. 37). Het
nationale leger was een baken van patriotisme en burgerplicht, de huurling een verachtelijke crimineel die in
de marge louche zaakjes deed. Individuelen lieten zich op informele manier rekruteren en sleepten zich als
avonturiers van conflict tot conflict. Onstabiele landen in het dekoloniserende Afrika vormden een
vruchtbare habitat voor deze huurlingen.
Op de markt van militaire diensten zijn ook andere actoren dan individuele huurlingen te vinden.
Tegenwoordig bestaan er een heleboel bedrijven die een alternatief bieden voor het staatsmonopolie op
geweld. Een uiteenlopend aantal diensten wordt aangeboden door deze bedrijven, oa. veiligheidsagenten,
gevechtspiloten, inlichtingenverzamelen, wapenonderhoud, militaire training, privé-gevangenissen,
raadgeving, bodyguards en de opbouw en het onderhoud van militaire basissen.
Een heleboel verschillende termen worden gebruikt om de verschillende verschijningsvormen van dit
fenomeen te benoemen, soms zonder een duidelijk te maken wat de auteur juist bedoelt met de term
(Schreier & Caparini, 2005, p. 18). Daarom moeten we eerst duidelijk afbakenen welk deel van dit fenomeen
wij juist willen bespreken.
Singer definieert Private Military Firms3 als volgt; “They are business organizations that trade in
professional services intricately linked to warfare. They are corporate bodies that specialize in the provision
of military skills, including combat operations, strategic planning, intelligence risk assessment, operational
support, traning and technical skills. ” (Singer, 2003, p. 8).
Het gaat hier dus om militaire diensten en niet om diensten die men eerder associeert met het behoud van de
binnenlandse orde, zoals politie en burgergevangenissen. Het bewaken van konvooien in een oorlogssituatie
beschouwen we dus als een militaire dienst, het bewaken van een geldtransport tegen criminelen is dat niet.
Hoewel deze indeling gevoelsmatig vrij gemakkelijk verloopt, is het soms moeilijker om de lijn juist te
trekken. Zijn de acties van het IRA van criminele aard of gaat het om een oorlog tegen de Britse
heerschappij? Is een bedrijf dat medewerkers van NGO's transporteert in gevaarlijke gebieden een PMF of
niet? De grens tussen de taken van politie en leger is tevens flexibel: zo wordt het leger soms ingezet bij
natuurrampen of om de orde te bewaren.
3 Andere termen die soms gebruikt worden zijn Private Military and/or Security Companies, Military Service Providers,
Private Military Corporations, etc. Wij zullen ons voor de duidelijkheid echter beperken tot de term Private Military
Firm. Werknemers van PMF's zullen we 'Private Military Contractors (PMC)' noemen, maar we zullen meestal kiezen
voor de term 'contractor' om verwarring te voorkomen met de term 'Private Military Company' dat dezelfde afkorting
heeft.
5
Stellen dat militaire diensten, diensten zijn die traditioneel of 'normaal' uitgeoefend worden staat open voor
discussie. Hoe wordt bepaald wat 'dé' norm is en wat als de norm veranderd? De indeling is dus niet zwart-
wit, maar houdt enige keuze in. Indien we enkel zouden kijken naar diensten die geleverd worden aan het
leger zelf, zouden we onze blik nodeloos beperken. Zoals we later zullen zien worden PMF's in sommige
gevallen juist ingehuurd om geen gebruik te moeten maken van het leger.
Enkel kijken naar de oorlogssituatie is ook geen oplossing. Zo beschouwen we militaire training en
raadgeving ook als een militaire dienst, ook al vind deze plaats in vredestijd. Bovendien, als we enkel zouden
kijken naar formele oorlogsverklaringen, dan was Wereldoorlog II de laatste oorlog van de Verenigde Staten
(Symes, n.d.).
Er is dus geen harde afbakening voor wat juist een PMF is of niet. Voor ons wordt deze afbakening iets
makkelijker gemaakt omdat we ons enkel zullen focussen op diensten geleverd aan sterke, Westerse staten4.
We hoeven dus geen rekening te houden met diensten die geleverd worden aan NGO's, journalisten, staten
met fragiele instituties, bedrijven, etc.
Bij het afwegen van wat een PMF is of niet, zullen we ons dus laten leiden door de mate waarvan de taak
kan beschouwd worden als een onderdeel van oorlogsvoering, door de mate waarvan er sprake is van een
oorlogssituatie en door de mate waarin een taak wordt beschouwd als een die traditioneel door de overheid
wordt uitgeoefend.
Bedrijven die worden ingehuurd voor logistieke ondersteuning of bescherming in Irak en Afghanistan door
bijvoorbeeld Nederland en Engeland zullen we beschouwen als PMF's, hetzelfde met bedrijven die voor de
Verenigde Staten opereren in Colombia in het kader van de War on Drugs. Bodyguards die Amerikaanse
ambtenaren beschermen in Irak zullen we beschouwen als werknemers van een PMF.
Verschillende auteurs deden een poging om een typologie op te stellen van de industrie. Het soort diensten
dat wordt aangeboden is dan ook zeer uiteenlopend. Sommigen delen de sector in volgens 'actief' en 'passief'
of 'defensief' en 'offensief' (Schreier & Caparini, 2005, pp. 33-35; Singer, 2003, p. 89-90).
Maar is het trainen van soldaten een offensieve daad of niet? Is het beschermen van een militaire basis in een
conflictgebied een passieve daad of niet? De hoge inwisselbaarheid van de termen maakt het gebruik van
deze onderscheidingen onhandig.
4 In een later hoofdstuk zullen we dit criterium duidelijker omschrijven.
6
De Green Paper die in 2002 door de Britse Foreign and Commonwealth Office gepubliceerd werd, deelt de
diensten in volgens 'Combat and Operational Support', 'Military Advice and Training', 'Arms Procurement',
'Intelligence Gathering', 'Security and Crime Prevention Services' en 'Logistical Support' (British Foreign &
Commonwealth Office, 2002, p. 10). Deze indeling is al een stuk handiger, maar maakt geen onderscheid
tussen vb. bewaking in een oorlogsgebied en bewaking in een stabiele omgeving.
Singer zelf maakt het onderscheid tussen Military Support Firms (Non-Lethal Aid and Assistance), Military
Consultant Firms (Advisory and Training) en Military Provider Firms (Implementation/Command) (Singer,
2003, pp. 91-100). Hij laat zich bij deze indeling inspireren door hoe legers hun troepen indelen (Namelijk
de mate waarin een bepaalde eenheid betrokken is bij gevechten of niet) evenals hoe bedrijven hun vormen
van outsourcing indelen (service providers, consultancy en non-core service outsourcing).
Deze typologiëen zijn echter van weinig praktisch nut voor deze paper. In deze paper zullen we vooral op
zoek gaan naar de gedeelde algemene kenmerken van PMF's met betrekking tot het principal-agent model, in
plaats van verschillende soorten PMF's te vergelijken. Voor zover deze kenmerken variëren afhankelijk van
het soort dienst, zullen we dit verduidelijken door te verwijzen naar het soort dienst. We zullen dus verder
geen gebruik maken van deze indelingen en hier ook niet dieper op ingaan5.
Een andere benaming die soms wordt gebruikt is de term 'huurling' of 'mercenary'. Om verschillende
redenen zullen we deze ook niet gebruiken in deze paper. Het is een begrip dat sterk ideologisch geladen is
en bovendien niet echt van toepassing op ons onderwerp. Huurlingenactiviteiten zijn onder internationale
wetgeving verboden maar men slaagt er niet in om een unaniem aanvaarde definitie te vinden (Schreier &
Caparini, 2005, p. 15-17). Het omschrijven van PMF's als moderne huurlingen is dan ook vaak ingegeven
door een politieke motivatie.
Bovendien, zo stelt Singer, zijn er grote verschillen tussen PMF's en wat men traditioneel als huurlingen
omschrijft (Singer, 2003, pp. 41-48).
Huurlingen zijn geen burgers van de staat waarin of waarvoor hij vecht terwijl PMF's en hun werknemers in
vele gevallen vooral werken voor hun staat van afkomst. Huurlingen werken op individuele basis of in
tijdelijke ad-hoc groepen terwijl PMF's georganiseerd zijn als bedrijven. Huurlingen vechten dan ook voor
individuele, korte-termijn winst terwijl PMF's gedreven zijn door bedrijfswinst. Huurlingen leveren enkel
gevechtsdiensten terwijl PMF's een veel bredere catalogus aan diensten aan te bieden hebben. Huurlingen
leven in de illegaliteit terwijl PMF's legale bedrijven zijn die op de markt op legale wijze hun diensten
kunnen aanbieden. Het gebruiken van de term 'huurling' zou dus twee sterk verschillende fenomenen op
hetzelfde hoopje gooien.
5 Voor meer typologiëen, zie ondermeer Schreier & Caparini 2005, Mandel 2001,
7
Reeds vanuit verschillende vakgebieden werden al bijdragen geleverd over dit thema, ondermeer
vertrekkende vanuit economie, sociologie, moraalwetenschappen, politiek en rechten. Een groot deel hiervan
zullen verder in de paper aan bod komen. Om de vele verschillende aspecten van dit fenomeen duidelijk te
maken, sommen we er hier enkele van op.
Sommige hiervan houdt zich bezig met de wetgeving omtrent dit thema, in welke mate bestaande wetgeving
van toepassing kan zijn op PMF's, wat de wetgeving zou moeten zijn en hoe dit best georganiseerd wordt6.
Anderen onderzoeken dan weer wat voor rol PMF's spelen of kunnen spelen binnen het eigen leger of in een
conflictgebied waarin het leger opereert7. Anderen gaan op zoek naar manieren waarop PMF's een gevaar
kunnen zijn voor de democratie8. Andere auteurs zien ze als een onderdeel van de oplossing voor conflicten
in Afrika9, terwijl Leander stelt dat het bestaan van PMF's juist de vraag naar die diensten nog meer doet
stijgen en dat hun bestaan de opbouw van staatsinstituties voorkomt (Leander, 2002).
Abrahamsen & Williams stellen dan weer dat de private voorziening van veiligheid niet gevat kan worden
als een automatische afbreuk van staatsmacht of legitimiteit, maar ziet beide als een mogelijk gevolg van het
overlaten van veiligheid aan de privé-sector ( Abrahamsen & Williams, 2006). Volgens hen is het nodig om
de staat te zien als een 'knooppunt' in een breder netwerk van macht en authoriteit die nationale grenzen
overstijgt (Abrahamsen & Williams, 2000, p. 14). Zij zien een nieuwe evolutie waarbij, “Security
governance, in the sense of the authoritative setting and enforcement of collective norms, now increasingly
transcends the nation-state and includes private actors in extensive and influential roles.” (Abrahamsen &
Williams, 2000, p. 15).
Sommige Internationale Relaties wetenschappers zien in de opkomst van PMF's geen relevant verschijnsel,
omdat deze toch gewoon dienen om 'foreign policy by proxy' te voeren en dus niks fundamenteels veranderen
aan de macht van de staat (Leander, 2006, p. 31). Leander valt deze stelling echter aan en stelt dat privé-
bedrijven juist meer en meer invloed krijgen in de beslissing over het gebruik van geweld door hun gestegen
aanwezigheid op het slagveld, omdat ze controle hebben over expertise die van essentieel belang is van
legers, omdat ze verkopen aan wie ze willen, omdat hun inlichtingen en analyses gebruikt worden door
overheden en omdat ze mensen opleiden en trainen, informeren, adviseren en lobbyen (Leander, 2006).
6 Zie ondermeer PRIV-WAR, een onderzoeksproject van Europese universiteiten die de regularisering van wat zij Private Military and Security Companies noemen, zowel op nationaal, Europees als internationaal vlak onderzoeken (Te vinden op http://priv-war.eu/ ).
7 Zie bijvoorbeeld Wallwork 2005, Zamparelli 1999, Singer 2007.8 Zie bijvoorbeeld Minow 2005, Schooner & Swan 2011.9 Zie onderandere Shearer 1998, Brooks 2000.
8
Dit is maar een beperkt aantal voorbeelden van onderzoek over Private Military Firms, maar deze getuigen
van het grote aantal mogelijke invalshoeken. Tegelijk zijn er weinig echt verankerde theoretische
invalshoeken, het gebruik van oude theoretische kaders wordt dan ook bemoeilijkt door de relatief recente
opkomst van PMF's en door de moeilijkheid om het zomaar in bestaande theoretische kaders te steken. Voor
deze paper maken we gebruik van het principal-agent perspectief, wat we in het volgend hoofdstuk
bespreken.
9
3. Het principal-agent model
Het principal-agent model ontstond vanuit een economische invalshoek, maar werd al snel een framework
dat werd toegepast op een breed aantal uiteenlopende cases waarbij sprake is van een actor die een akkoord
sluit met een andere actor om een taak uit te voeren (Feaver, 2003, p. 54-55; Kassim & Menon, 2003, p. 122;
Eisenhardt, 1989, p. 58). De principal is de actor die de taak delegeert, de agent is de actor die de
gedelegeerde taak uitvoert.
De principal heeft echter te kampen met een problemen dat onstaan door de asymmetrische verdeling van
informatie en het mogelijke bestaan van verschillen tussen de voorkeuren van de principal en de agent.
Het delegeren van een taak zorgt ervoor dat een principal niet meer volledig zicht heeft over de uitvoering
ervan, hij is dus niet volkomen op de hoogte van de voorkeuren, capaciteiten en het gedrag van de agent. Het
mogelijke bestaan van divergente preferenties zorgt er dan weer voor dat agents een eigenbelang kunnen
hebben dat ingaat tegen de belangen van de principal.
Agents kunnen dan ook worken of shirken (Feaver, 2003, p. 60-61; Kassim & Menon, 2003, p. 122). Worken
is gedrag dat overeenstemt met de voorkeuren van de pricipal, shirken is gedrag dat ingaat tegen de belangen
van de principal. Aangezien de kans bestaat dat onvoorziene omstandigheden die buiten controle van zowel
principal als agent liggen, het uitvoeren van de gedelegeerde taak kan verhinderen, vernauwen meeste
toepassingen van het principal agent model de betekenis van worken. Worken slaat dan op de best mogelijke
inspanning van de agent om de wensen van de principal te vervullen.
Een van de problemen waarmee de principal te kampen heeft is adverse selection (Eisenhardt, 1989, p. 61;
Feaver, 2003, pp. 72-75). Averechtse selectie slaat op de selectie van de agent of van voorstellen van de
agent. Een principal is zich niet bewust van wat de achterliggende agenda van de agent is, dus kan hij de
agent of zijn voorstellen niet altijd juist beoordelen.
We spreken van averechtse selectie omdat het vaak net de voorstellen en agents zijn die de principal niet wil
die aangeboden worden, omdat de agent vooral een contract wil dat overeenstemt met de eigen voorkeuren.
Een ondergekwalificeerde werknemer kijkt anders naar een hoog loon dan een overgekwalificeerde
werknemer en een werknemer zal eerder een voorstel doen dat hem iets oplevert, dan iets wat hem iets kost,
ook al is dat laatste beter voor de principal.
Moral hazard slaat dan weer op het gedrag van de agent terwijl hij een gedelegeerde taak aan het uitvoeren is
(Eisenhardt, 1989, p. 61; Feaver, 2003, pp. 72-75). Een principal is door de eerder vernoemde informatie-
asymmetrie niet altijd op de hoogte van het gedrag van de agent waardoor een agent de kans krijgt om zijn
eigen belangen na te streven, die mogelijk ingaan tegen de wensen van de principal.
10
In deze paper zullen we nog een derde probleem behandelen, namelijk het gevaar dat een principal
afhankelijk wordt van een agent en het gevaar dat de principal dan als het ware gegijzeld wordt of in de steek
wordt gelaten door de agent.
De taak van de principal bestaat er dan ook uit om de agent te monitoren en indien nodig te straffen (Kassim
& Menon, 2003, p. 124; Feaver, 2003, pp. 75-95). Een principal kan bijvoorbeeld routineuze controles
uitoefenen (police patrol oversight), optreden als er iets mis gaat (fire alarm oversight), bepaalde incentives
inbouwen in het contract, etc...
Het principal-agent model werd reeds toegepast op een uiteenlopend aantal fenomenen, gaande van
economie, verzekeringen, marketing, delegatie in het congress, democratie als een delegatie van de kiezer
naar politici, organisatiegedrag, de Europese Unie en haar instellingen als agents van de lidstaten, etc...
(Eisenhardt, 1989, p. 57; Khassim & Menon, 2003, pp. 125-126). Wij zullen ons echter vooral laten leiden
door de principal-agent toepassing van Feaver.
Feaver gebruikte het principal-agent model in zijn boek 'Armed Servants. Agency, Oversight, and Civil-
Military Relations' als alternatief voor andere modellen van civil-militaire relaties, zoals dat van Huntington
en Janowitz ( Feaver, 2003, pp. 7-10). Het model analyseert hoe de burger het militaire apparaat creëert om
zichzelf te beschermen tegen externe vijanden en hoe de burger tracht te voorkomen dat het leger de wens
van de burger niet uitvoert of in het slechtste geval, dat het leger de macht grijpt en zo als agent de principal
van de troon stoot (Feaver, 2003, pp. 54-55).
Waar Feaver het leger als agent ziet, zullen wij het hebben over Private Military Firms. Door ons te baseren
op het werk van Feaver, kunnen we zo niet alleen het principal-agent model toepassen op de hedendaagse
uitbesteding van militaire diensten, maar kunnen we dit ook beter kaderen door het te contrasteren met de
delegatie tussen de burger en het leger. De private voorziening van militaire diensten deelt dan ook
kenmerken van economische vormen van delegatie met meer politieke vormen van delegatie, zoals we
verder in deze paper zullen zien.
Net zoals een groot deel van de literatuur over civiel-militaire relaties, is het werk van Feaver vooral
geschreven vanuit een Amerikaans perspectief. Het merendeel van zijn toepassing van het principal-agent
model is echter generaliseerbaar en makkelijk uit te breiden naar de civiel-militaire relaties van gelijkaardige
sterke, Westerse naties. Hierdoor hoeven we ons niet te beperken tot de specifieke situatie in de Verenigde
Staten, maar kunnen we op een theoretische manier op zoek gaan naar de kenmerken van de burger-PMF
principal-agent delegatie en hoe deze zich verhoudt met de traditionele civiel-militaire delegatie.
11
4. Waarom delegeren?
Volgens de theorie van Feaver gaat de burger-principal een contract aan met het leger, dat als agent
geweldsmiddelen ontwikkelt die op vraag van de principal kunnen ingezet worden (Feaver, 2003, p. 57).
Maar waarom vonden staten zoals het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Nederland en Duitsland het
in de laatste 20 jaar nodig om elementen hiervan uit te besteden aan PMF's?
Bij het analyseren van de literatuur die tracht een antwoord te bieden op de vraag waarom organisaties taken
delegeren kunnen we verschillende verklaringen vinden. Wanneer we deze toepassen op het inhuren van
PMF's door staten, vinden we de volgende verklaringen: de politieke kostenverklaring, het verankeren van
distributionele voordelen, functionalistisch en economische verklaring en tenslotte een sociologisch
institutionalistisch/constructivistische verklaring.
Met dit hoofdstuk willen we de veelvoud aan verklaringen voor het uitbesteden van militaire diensten
overzichtelijker maken. Daarnaast zal dit hoofdstuk de lezer ook voorzien van meer inzicht in het fenomeen
van PMF's, zodat we over meer kennis beschikken waar we later in deze paper kunnen op verder bouwen.
4. 1. Politieke kosten verklaring
De eerste verklaring is gestoeld op het verminderen van politieke kosten. Zo vindt delegatie soms plaats om
de verantwoordelijkheid voor onpopulaire maatregelen te verschuiven van de principal naar de agent
(Epstein & O'Halloran, 1999, p. 5). Om dit te vatten is het nodig om regeringen te zien als agent van de
bevolking die in een representatieve democratie door middel van verkiezingen een keuze maakt voor een
bepaalde agent. Waar vroeger handelingen zouden moeten uitgevoerd worden door het leger, kan men de
verantwoordelijkheid fragmenteren door bepaalde zaken uit te besteden aan PMF's. Een regering kan zich zo
onttrekken aan kritiek van andere regeringen, maar ook van haar eigen bevolking, de media en haar
parlement.
Een voorbeeld hiervan is het inzetten van PMF's in Colombia door de Verenigde Staten in het kader van de
'War on Drugs' (Singer, 2003, p. 206-207). Het Congres legt strikte beperkingen op de inzet van het
Amerikaanse leger in deze kwestie. Vanaf de tweede Clinton-administratie werden deze restricties echter
omzeilt door het inzetten van PMF's.
12
Aangezien de drugshandel een van de meest lucratieve inkomstenbronnen is van een heleboel
rebellenbewegingen, inclusief de gauchistische FARC, komt dit neer op het steunen van het Colombiaanse
leger in het vechten van een guerilla-oorlog. Doordat de inhoud van contracten met PMF's die actief zijn
Colombia niet vrijgegeven worden, kunnen de Verenigde Staten verhullen wat voor steun zij precies leveren
en is het ingedekt indien er iets fout gaat.
Zoals voormalig VS-ambassadeur voor Colombia het samenvat, “If somebody gets killed or whatever, you
can say it's not a member of the armed forces. Nobody wants to see American military men killed“ (Adams
& De La Garza, 2000). De dood van enkele piloten van de PMF Dyncorp in Colombia zou volgens de firma
zelf het gevolg zijn van enkele accidenten (Singer, 2003, p. 208-209). Publieke verontwaardiging bleef uit en
aangezien de piloten geen deel uitmaakten van het Amerikaanse leger, bleef verder onderzoek uit.
De tijd van de Eerste Wereldoorlog waarin loopgraven jarenlang de frontlijn duidelijk afbakenden is voorbij.
Guerilla-oorlogen zoals die in Irak en Afghanistan zorgen ervoor dat individuen die zogenaamde non-
combatieve rollen uitvoeren ook het gevaar lopen het slachtoffer te zijn van een hinderlaag, een bermbom of
raketaanval.
Een honderdtal werknemers van de firma Kellogg Brown & Root zou al omgekomen zijn in Irak (Ivanovich
2008). De firma biedt logistieke ondersteuning aan het Amerikaanse leger in de vorm van transport, opbouw
en kampen en onderhoud van faciliteiten, maaltijden, etc... (Singer, 2003, p. 136-137). Ook het uitbesteden
van minder controversiële componenten van het leger kan dus een besparing op politieke kosten betekenen.
Statistieken over het aantal omgekomen soldaten in de conflicten van Irak en Afghanistan zijn eenvoudig
beschikbaar. Zo houdt ondermeer de website van de Washington Post en de site icasualties.org niet alleen het
aantal gesneuvelde militairen bij, maar ook hun naam, afkomst, doodsoorzaak en foto (Washington Post,
n.d.). Hierdoor krijgt het ruwe cijfermateriaal een menselijk gezicht.
Dergelijke post-mortem luxe bestaat niet voor werknemers van PMF's. Het verzamelen van dergelijke data
wordt bemoeilijkt door het ontbreken van een eenduidige definitie over PMF's, de verschillende
nationaliteiten van medewerkers, de complexiteit van contractors die in onderaanneming van elkaar werken,
het ontbreken van gecentraliseerde databanken aan wie verplicht moet gerapporteerd worden, etc.
In 2008 werd er een poging gedaan om de transparantie omtrent de inzet van PMF's te verhogen. De US
State Department, the Department of Defense en USAID verbonden zich ertoe om een centraal datapunt op
te stellen onder de naam van 'Synchronized Predeployment and Operation Tracker (SPOT) dat informatie
zou verzamelen over al het gecontracteerd personeel die zij tewerkstellen, inclusief informatie over
mogelijke gewonden en doden (United States Government Accountability Office, 2009, p. 2).
13
In de praktijk loopt deze SPOT nogal mank en is het slechts op gebrekkige wijze in staat om informatie te
verzamelen omtrent het aantal contractors die gewond raken of omkomen waardoor men afhankelijk blijft
van het proberen bijeenplakken van onvolledige bronnen om een beeld te kunnen scheppen (Isenberg, 2010).
Op basis van cijfermateriaal van het US Labor Department zouden 2008 contractors omgekomen zijn in de
oorlogen in Afghanistan en Irak in de periode 2001-2010 (Schooner & Swan, 2010, pp. 16-18).
Dit is echter een lage schatting, aangezien deze enkel rekening houdt met verzekeringsclaims die ingediend
werden onder de Defense Base Act10. Deze houdt geen rekening met PMF's die niet in dienst staan van de
Amerikaanse overheid, noch met nabestaanden en gewonden die geen claim indienen. Het werkelijke cijfer
ligt dus waarschijnlijk nog hoger. In diezelfde periode kwamen 5531 Amerikaanse soldaten om. Gezien het
aantal omgekomen contractors, had dit aantal nog een pak hoger kunnen liggen indien bepaalde legertaken
niet waren uitbesteed aan de privé-sector.
Uit de cijfers blijkt ook dat er verhoudingsgewijs steeds meer contractors omkomen dan Amerikaanse
soldaten (Schooner & Swan, 2010, pp. 16-18). In 2010 kwamen zelfs meer contractors in dienst van de
Verenigde Staten om dan soldaten. Deze cijfers suggereren dat de leegte die wordt gecreëerd door het vertrek
van Amerikaanse troepen uit Irak en Afghanistan in toenemende mate zal worden opgevuld door PMF's die
hiervoor ook de risico's zullen dragen11. Alleen zullen zij met stille trom in een bescheiden kist terugkeren, in
plaats van onder ogen van het Amerikaanse volk ontvangen te worden in een kist gedrapeerd in stars and
stripes, vergezeld van trompetgeschal en met vlaggen halfstok12.
Het optimisme dat volgde op het einde van de Koude Oorlog bleek van voorbijgaande aard. Enkele
incidenten verminderden al snel de bereidheid van staten om troepen in te zetten in gevaarlijke gebieden.
Vietnam begon nog maar net een verhaal uit grootvaders tijd te worden toen het Amerikaanse publiek
getrakteerd werd op beelden van verminkte Amerikaanse soldaten die door de met bloed en zand besmeurde
straten van Mogadishu werden gesleurd. Ook het optimisme van andere landen kreeg een deuk. België had
haar Rwanda, Nederland haar Srebrenica. Frankrijk zette een punt achter haar rol als gendarme in het post-
kolonialistische Afrika en verminderde drastisch het aantal soldaten die overzees gestationeerd werden
(Singer, 2003, p. 58).
10 De Base Defense Act omvat een verplichte verzekering voor alle aannemers en onderaannemers in dienst van de Amerikaanse overheid die werken in het buitenland (United States Department of Labor, n.d.).
11 De plannen van het US State Department in Irak zijn indrukwekkend en tonen hoe bereid men wel niet is om taken die men traditioneel zou beschouwen als onderdeel van het takenpakket van het leger te delegeren. Na de terugtrekking van de Amerikaanse soldaten zou het aantal private security contractors in dienst van het State Department verdubbelen tot maar liefst 7000 (Gordon, 2010). De bewaking van een vijftal verstevigde gebouwcomplexen wordt breed geïnterpreteerd, zo zouden ze naast de gewone bewakingsopdracht ook op zoek gaan naar bermbommen, onbemande verkenningsvliegtuigen besturen en ook mobiele eenheden inzetten die om burgers in gevaar te ontzetten.
12 Zie hiervoor ook Schooner & Swan 2011, 'Dead Contractors: The un-examined effect of surrogates on the public's casualty sensitivity.”
14
Zowel het totale aantal ingezette troepen als het aantal gesneuvelden wordt artificieel laag gehouden door de
het inschakelen van PMF's (Schooner, 2008, pp. 87-89). Door het gebrek aan transparantie dat gepaard gaat
met de inzet van PMF's is het moeilijker voor de burger om een correcte inschatting te maken van de kost
van een oorlog. In deze context is de delegatie van militaire taken voor regeringen een welkome besparing
van politieke kosten, vooral in conflicten waar de bevolking het nut (niet meer) van inziet.
4.2. Locking in distributional benefits verklaring
Logrolling is een term die slaat op een vorm van stemmenhandel onder politici (Weingast & Marshall, 1988,
p. 138). Politici moeten hun achterban tevreden stellen om hun eigen herverkiezing te garanderen, maar
beschikken niet altijd over de meerderheid om voorstellen goed te keuren. Hierdoor ontstaat een soort
stemmenhandel onder politici waarbij men elkaars voorstellen steunt.
Dit wordt mogelijk gemaakt omdat de kosten van dergelijke voorstellen wordt gedragen door alle
belastingsbetalers en niet enkel door hen die rechtstreeks profijt halen uit bepaalde voorstellen13. Volgens
Weingast en Marshall vindt dergelijke stemmenhandel eerder plaats in de vorm van een handel over de zetels
binnen de commissies van het Congres (1988, pp. 143-148).
Deze zijn volgens hen te beschouwen als agents van de rest van het Congres, aangezien de
verantwoordelijkheid over bepaalde kwesties naar hen gedelegeerd wordt. Het creëren van agents en het
delegeren van taken, zo beweren sommige auteurs, kan dan ook plaatsvinden om bepaalde voorkeuren en
verdeling van middelen te verankeren (Kassim & Menon, 2003, p. 123-124).
Ook met betrekking tot het uitbesteden van taken aan PMF's kan men argumenteren dat bepaalde actoren
binnen de regering en binnen de PMF-industrie zich te goed doen aan de middelen van de staat en dat het
inhuren van PMF's eerder gedreven is door privaat dan door het publieke belang.
In Amerika kwamen de banden tussen de politieke wereld en de militaire industrie al meerdere malen in
opspraak. Zo onderzocht socioloog Charles Wright Mills in The Power Elite hoe het leger, de staat en grote
bedrijven in de Verenigde Staten een machtselite gecreëerd hebben waardoor de democratie uitgehold werd
en er de facto geen scheiding meer bestaat tussen de grote machtscentra in de Amerikaanse samenleving
(Wright Mills, 1956).
13 Wordt gebruikt om ondermeer te beschrijven hoe lokale infrastructuurprojecten geld kosten aan de gehele staat, maar de lokale politicus hier de voordelen van plukt in zijn kiesdistrict.
15
Een van de meest geciteerde voorbeelden van connecties tussen de Amerikaanse politiek en een PMF is de
figuur Dick Cheney en de firma's Halliburton en KBR14. Met Cheney als U.S. Secretary of Defense onder
Bush Senior werd KBR ingehuurd door het Pentagon om te onderzoeken hoe de private sector Amerikaanse
soldaten kan ondersteunen in oorlogszones (Singer, 2003, p. 140-142).
Drie jaar later huurde Halliburton Cheney in als nieuwe CEO. Na 5 jaar keerde Cheney terug naar de
politiek, deze keer als vice-president van Bush Junior. Voor bewezen diensten ontving hij een riant
pensioenpakket ter waarde van 33,7 miljoen dollar en zo zou hij ook na zijn ontslag als CEO nog steeds
financiële banden hebben met de firma (Singer, 2003, p. 140; CBS News, 2009).
De oorlogen die begonnen werden onder het presidentschap van Bush bleken een belangrijke bron van
inkomsten voor beide firma's. Een verslag van een onderzoekscomité in het Amerikaanse Congres kwam tot
de conclusie dat Halliburton op verschillende momenten de Amerikaanse staat teveel aanrekende (United
States Congress, 2005). Dit zorgde er echter niet voor dat er een eind kwam aan de verschillende contracten
ter waarde van miljarden dollars die het bedrijf had met de Amerikaanse staat. Meer nog, bij verschillende
gelegenheden werd kon het bedrijf rekenen op een bevoorrechte positie voor het ontvangen van nieuwe
overheidscontracten.
Ook andere figuren tussen de politieke en militair-economische wereld maakten de overstap van de politieke
wereld naar PMF's.
Joe Albaugh, de campagnemanager van George W. Bush voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen voor
2000 , werd medevoorzitter van Diligence LLC dat zorgt voor de beveiliging van reconstructieprojecten in
Irak (Isenberg, 2004, p. 39). Andere bestuursleden en adviseurs van de firma hebben een voorgeschiedenis
als directeur van FBI en CIA, VS-ambassadeur, assistenten van Bush Senior en voormalige adviseurs van
Britse conservatieve regeringen.
In een omkering van het gezegde dat stelt dat gewezen stropers de beste boswachters zijn, komt het voor dat
ambtenaren die als taak hebben om de PMF-industrie te monitoren, later gaan werken bij net die bedrijven
die zij in de gaten moesten houden toen zij nog voor de staat werkten (Singer, 2003, p. 154). Voormalige
leidinggevende militairen die later aan de slag gaan bij PMF's onderhouden vaak nog nauwe banden met ex-
collega's, inclusief voormalige ondergeschikten, wat voor belangenvermenging kan zorgen.
14 Oorspronkelijk begonnen als Brown & Root in de periode na de Eerste Wereldoorlog (Singer, 2003, pp.137-139). Later werd het bedrijf overgenomen door Halliburton. In de jaren '90 begon Brown & Root Services als dochteronderneming van Halliburton uit te breiden naar de militaire dienstenmarkt. In 2007 kwam er een einde aan het 44-jarige huwelijk nadat Halliburton haar aandelen in het bedrijf verkocht (Reuters, 2007). De nieuwe naam werd KBR Inc.
16
Net zoals politici belastingsgeld van alle burgers gebruiken om de kiezer in zijn district gunstig te stemmen,
worden Amerikaanse politici voor hun verkiezing ook afhankelijk van de goodwill van PMF's. Bedrijven en
lobbygroepen financiëren immers bijdragen voor verkiezingscampagnes.
In 2001 zouden de tien grootste PMF's zo'n 12 miljoen dollar geïnvesteerd hebben in de campagnes van
politici (Singer, 2004b). Enkele van deze donoren waren Dyncorp, CACI, Titan en Halliburton, die allebei
een merendeel van hun donaties reserveerden voor de Republikeinen (Isenberg, 2004, p. 40).
Daarnaast investeren verschillende PMF's ook in de diensten van verschillende lobbying bedrijven. Singer
merkt hierbij op dat de uitgaven van Halliburton aan lobbying daalden nadat de voormalige CEO van het
bedrijf, Dick Cheney, als vicepresident in het Witte Huis terechtkwam (Singer, 2004b). Deze lagere
investering zorgde er echter niet voor dat het aantal contracten voor het bedrijf terugliep, integendeel, deze
verdriedubbelden.
Als we voorgaande voorbeelden bij elkaar gieten, kunnen we de volgende dynamiek formuleren.
De burger delegeert bepaalde verantwoordelijkheden aan parlementsleden, ambtenaren, de regering of
kortweg aan de staat. Actoren binnen de staat nemen de beslissing om bepaalde taken niet langer over te
laten aan het leger, maar om deze verder te delegeren aan PMF's. De kosten hiervoor worden niet door hen
gedragen, maar door de belastingsbetaler.
In ruil voor het delegeren van taken naar de PMF, het scheppen van een klimaat waarin het gebruik van
PMF's acceptabel is en eventueel door bepaalde PMF's te bevoorrechten, krijgen actoren binnen de staat
steun van PMF's in de vorm van campagnemiddelen of de mogelijkheid om later aan de slag te gaan bij in de
PMF-sector. Op deze manier distribueren PMF's en actoren met een invloed op de besluitsvorming de
middelen van hun principal, de burger, onder elkaar.
4.3. Functionalistische en economische verklaring
Een andere reden waarom delegatie plaatsvindt, is omdat een principal nood heeft aan de kennis en expertise
waar een gespecialiseerde agent over beschikt om zo een efficiënt beleid te kunnen voeren (Egan, 1998, p.
487). Volgens functionalistische logica zullen principals taken delegeren indien zij anticiperen dat de
opbrengst van die delegatie groter is dan de verwachte kosten (Pollack, 1997, pp. 4-5). Uit deze verklaring
kunnen we dus twee voorwaarden halen waarom staten bepaalde taken delegeren naar PMF's.
17
Ten eerste is er nood aan expertise en middelen die niet aanwezig zijn in het leger en ten tweede acht men
het efficiënter om dit te laten doen door PMF's dan deze expertise en middelen zelf te ontwikkelen binnen
het leger.
Het belang van expertise kunnen we linken aan het toenemende belang van technologie en informatie in
oorlogsvoering (Singer, 2003, pp. 62-62).
De afgelopen 20 jaar brachten ons niet enkel begrippen als 'internet', 'iPod' en 'Tom Tom' bij, maar ook
'cyberwarfare', 'drones'15 of 'Blue Force Tracker'16. Onderhoud van wapensystemen, bijtanken in de lucht,
onderhoud van vliegtuigen en gepantserde voortuigen zijn essentiele taken waarvoor ondermeer het
Amerikaanse leger beroep doet op PMF's (Singer, 2003, p. 64, Leander, 2006, pp. 53).
Taken die traditioneel door geuniformeerd personeel werden gedaan, worden nu in toenemende mate door
aannemers gedaan die over meer technologische expertise beschikken dan het leger (Zamperelli, 1999, p.6)
Ook op het vlak van inlichtingen worden contractors ingeschakeld door de VS (Chesterman, 2009, pp. 2-9).
De firma's CACI en Titan leverden niet alleen vertalers maar ook ondervragers om gevangenen in de Abu
Graib gevangenis te ondervragen (Chesterman, 2009, pp. 6-8; Isenberg, 2004, pp. 50-53). Deze worden er
ondermeer van beschuldigd om ook een rol te hebben gespeeld bij de toepassing van zogenaamde 'versterkte'
ondervragingstechnieken.
Verschillende auteurs zien een verschuiving van conventionele oorlogsvoering met een focus op defensie,
duidelijke frontlijnen tussen staten naar interventies voor conflicten binnen staten. Met een focus op
peacekeeping, reconstructie en asymmetrische oorlogsvoering brengt dit ook andere noden met zich mee,
zowel op het vlak van fysieke middelen als meer immateriele middelen (Baum & Mcgahan, 2009; pp. 20-25,
Berndtsson, 2009, pp. 122-128; Leander, 2006, p.53; Singer, 2003, pp. 49-70).
Het inzetten van troepen in verre oorden vergt soms meer dan wat een land op eigen kracht logistiek kan
ondersteunen. Zo is de Nederlandse missie in Afghanistan sterk afhankelijk van de privé-sector (Adviesraad
Internationale Vraagstukken, 2007, pp. 24-29). De bevoorrading en bereiding van voedsel,
brandstoftransport, lokaal luchttransport van goederen en personen, gewapende beveiliging van kampen en
ambassades zijn allen taken waarvoor Nederland beroep doet op PMF's. Bovendien zorgen de vele
intrastatelijke conflicten die gevoerd worden met guerillatechnieken ervoor dat het leger steeds meer als
politie dient op te treden, een taak waarvoor het niet altijd is uitgerust (Leander, 2006, p. 53; Singer, 2003,
pp. 64-66).
15 Zogenaamde Unmanned Aerial Vehicles (UAV). Onbemande vliegtuigen die uitgerust worden met spionage- of wapensystemen.
16 Genetwerkt GPS-systeem dat het mogelijk maakt om in real-time de positie van andere eenheden te volgen (Shachtman & Axe, 2006)
18
Ook op het vlak van training spelen PMF's een belangrijke rol in de wereld. PMF's leiden Britse piloten van
de Royal Air Force op om ondermeer te vliegen met Tornado jets, Chinook transporthelikopters en Apache
aanvalshelikopters (Krahmann, 2003, p. 5). De Amerikaanse Cubic Corporation ondersteunt de training van
het Britse leger met hoogtechnologische middelen en hielp Hongarije met de herstructurering van haar leger
(Cubic, 2010; Avant, 2000, p. 1). De ROTC-opleiding17 in meer dan 200 Amerikaanse universiteiten wordt
verzorgd door de Amerikaanse firma MPRI18 (Singer, 2004a, p. 522). Voor de opbouw van een capabele
politiemacht in het door sectarische conflicten verscheurde Irak werd Dyncorp ingehuurd (Isenberg, 2004,
pp. 32-33).
Deze groei aan de 'vraag'-zijde ging echter ook gepaard met een groei aan de 'aanbod'-zijde. Het einde van
de Koude Oorlog zorgde voor besparingen een het leger dat grotendeels overbodig leek te zijn geworden, nu
de dreiging van een andere supermacht verdween (Singer, 2003, p. 53; Berndtsson, 2009, 113; Mandel, 1998,
pp. 3-4). Het zogenaamde vredesdividend dat hieruit voortvloeide had echter ook een schaduwzijde. Door de
besparingsgolf verloren miljoenen soldaten hun job. Dit zorgde voor een explosie in de hoeveelheid
mankracht en militaire expertise dat beschikbaar was op de markt.
De verkoop en diefstal van materiaal, vooral uit de voormalige Sovjetunie, zorgde er dan weer voor dat het
mogelijk was om met een relatief klein budget een PMF uit de grond te stampen en uit te rusten.
In Zuid-Afrika, waar deze evoluties gepaard gingen met het einde van de Apartheid, ontstonden firma's zoals
het bekende Executive Outcomes (EO), dat ondermeer werd ingehuurd door de regimes in Angola en Sierra-
Leone (Shearer, 1998, pp. 5-6). De firma, die vooral bestond uit voormalige elitesoldaten van de South
African Defence Force, werd al snel berucht door haar rol in Afrikaanse conflicten, waarbij het optrad als een
privé-leger pur sang en daarbij zelfs gebruik maakte van aanvalshelikopters en jets (Singer, 2003, pp. 101-
118).
Over de werkelijke kost-efficientie van het gebruiken van PMF's is echter geen eenduidig antwoord, zelfs
indien men enkel naar financiële kosten kijkt (Caparini & Schreier, 2005, pp. 80-86; Deitelhoff, 2009, pp.
18-21). Het is dan ook moeilijk om een correcte inschatting te maken gezien de diversiteit van de industrie,
de geheimhouding, de onduidelijke verhouding van korte- en langetermijnkosten, etc. Dit onderwerp komt
verder in deze paper uitgebreider aan bod wanneer we het zullen hebben over de divergerende preferenties
tussen de principal-burger en de PMF-agent.
17 Reserve Officer Training Corps. Optionele opleiding tot reserve-officier aan Amerikaanse universiteiten 18 Military Professional Resources Incorporated.
19
Deze verklaring sluit dicht aan bij rational choice verklaringen. Staten delegeren bepaalde zaken naar PMF's
omdat zij expertise en middelen kunnen leveren die het eigen leger niet kan en omdat het kosten-efficiënter
is om dit te delegeren naar de private sector dan om het zelf te ontwikkelen. De veranderingen die volgden
op het einde van de Koude Oorlog versterkten de vraag van de staat-principals en creëerden daarnaast ook
een groep van PMF-agents die capabel en bereid waren om deze vraag te beantwoorden.
4.4. Sociologisch institutionalistische verklaring
Bij het vorige deel zagen we al het belang van de gepercipieerde kosten en baten die zullen bepalen of er
delegatie zal plaatsvinden. Dit brengt ons bij het belang van ideëen en perceptie.
De sociologische stroming binnen het nieuw institutionalisme breekt met de assumpties van rational choice
theorieën. De structuur en het ontstaan van instituties zijn volgens het sociologisch institutionalisme niet het
resultaat van een kosten-baten analyse gestoeld op een soort transcendente rationaliteit, maar zijn het
resultaat van culturele gewoontes (Hall & Taylor, 1996, pp. 946-950). Het gedrag van actoren wordt dan ook
gestuurd door een zogenaamde 'logic of appropriateness' en niet zozeer een 'logic of consequences' ( March
& Olsen, 1989, p. 162).
Actoren worden gestuurd door rolpatronen, normen, verwachtingen en identiteit in plaats van steeds een
strategische afweging van kosten en baten te doen om zo het eigen nut te maximaliseren, wat het
sociologisch institutionalisme een sterk constructivistische basis geeft (Hall & Taylor, 1996, pp. 948-949).
Dit sluit niet uit dat actoren kunnen geleid worden door rationele overwegingen, maar deze overwegingen
zijn zelf ook sociaal geconstrueerd in plaats van inherent aanwezig in elke actor. Onderzoekers die zich
binnen deze stroming van het nieuw-institutionalisme situeren gaan dan ook op zoek naar hoe deze sociale
geconstrueerde gewoontes, normen, rolpatronen en dergelijke tot stand komen maar ook hoe deze zich
verspreiden en waarom welke ideeën wel sociaal aanvaard worden of zelfs de norm worden.
Verschillende auteurs die de hedendaagse opkomst van Private Military Firms bestuderen, kaderen dit als een
symptoom van een bredere transformatie van opvattingen over de rol van de staat, waarbij steeds meer zaken
geprivatiseerd worden, inclusief veiligheid in de brede zin van het woord (Zie hiervoor ondermeer Deitelhoff
2009, Mandel 2001, Singer 2003, Abrahamsen & Williams 2006, Leander 2004,...).
Op het einde van de twintigste eeuw maakte het idee dat de markt het best geplaatst was om de noden van
mensen in te vullen opmars (Singer, 2003, pp. 66-67, Leander, 2004, pp. 5-6, Berndtsson 2009, pp. 115-117).
20
De privatiseringsgolf die in gang werd gezet onder het Thatcher regime zou zich over de hele wereld
verspreiden, geholpen door internationale instituties zoals het IMF en de Wereldbank die hun geloof in het
liberalisme belijden door het koppelen van privatiseringsprogramma's aan de steun die zij gaven aan de
kwakkelende economieën van de jaren '80 en '90. De markt werd de norm, de overheid een noodzakelijk
kwaad dat men zo veel mogelijk diende in te krimpen. Het ineenstorten van de Sovjetunie en haar
planeconomie werd gezien als het ultieme bewijs dat de private sector de enige weg vooruit was.
Deze privatisering zette zich ook voort op het vlak van veiligheid en gaat verder dan de PMF's die wij
bespreken in deze paper. Ondermeer in Groot-Brittanië, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Australië zijn
meer veiligheidsagenten aan de slag in de private sector dan er agenten in dienst zijn van de overheid
(Mandel, 2001, p. 143-146; Singer, 2003, p. 69). In verschillende landen, ontstaan 'gated communities' die
zich afsluiten van de rest van de buitenwereld met hoge hekkens en ingangen die bewaakt door ingehuurde
wachters (Rice, 2004).
Ook in Belgische winkelcentra en treinstations wordt veiligheid verzorgt door de privé-sector. Group 4
Securior (G4S), een van de grootste veiligheidsbedrijven ter wereld en veelvuldig te zien in de Europawijk in
Brussel, is actief in meer dan 100 landen, telt meer dan een half miljoen werknemers en runt gevangenissen,
immigratiecentra, gevangenenvervoer, voert elektronisch toezicht uit, levert beveiligingsagenten aan
bedrijven en individuen en meer (Clarke, 2009). In 2008 nam het Armorgroup over, een PMF die beveiliging
leverde aan konvooien en ambassades (Robertson, 2008). De commodificatie van veiligheid heeft geleid tot
een booming business waar PMF's maar een specifieke verschijningsvorm van zijn.
Eerder bespraken we al de discussie binnen de literatuur over het afbrokkelen van het staatsmonopolie op
geweld en of dit nu een uitholling van de staat betekent of niet. Wat echter moeilijk te ontkennen valt is dat
de privatisering van veiligheid gepaard gaat met een sterke mate van aanvaarding door een groot aantal
staten (Krahmann, 2009).
Vanuit constructivistisch, sociologisch institutionalistisch perspectief werd het ontstaan van private military
firm mogelijk door haar compatabiliteit met het heersende liberale gedachtengoed. Delegatie vond dus
plaats omdat dit beschouwd werd als 'appropriate'. Het feit dat de PMF-industrie vooral sterk staat in de
Angelsaksische wereld en minder in continentale staten, waar het model van de welvaartsstaat sterker
geïnstitutionaliseerd is, is volgens deze verklaring dan ook een bewijs van het belang van heersende culturele
gewoonten.
21
4.5. Conclusie
In dit hoofdstuk probeerden we een verklaring te vinden voor de explosieve groei aan private military firms
in de laatste twintig jaar. Hierbij kwamen we tot vier verschillende verklaringen die elk hun eigen sterktes en
zwaktes hadden.
Zo toonden de politieke kosten- en de distributional benefitsverklaring ons waarom het voordelig is voor
regeringen en andere actoren binnen de staatsstructuur om militaire taken uit te besteden aan PMF's, maar
deze hadden het dan weer moeilijker om te verklaren waarom er net de laatste twintig jaar er zo'n groei is in
de PMF-sector.
De functionalistische/economische verklaring deed dit wel. We zagen hoe de ontwikkelingen die volgden op
het einde van de Koude Oorlog ervoor zorgden dat er een gestegen vraag naar de invulling van bepaalde
functies en tegelijk ook de voorwaarden aanwezig waren om een aanbod te genereren dat in staat was om
deze vraag te beantwoorden.
De laatste verklaring tenslotte, dwingt ons te kijken naar de rol die sociaal geconstrueerde normen, waarden,
ideeën spelen. Het verklaart waarom sommige staten eerder taken zullen delegeren aan PMF's dan andere,
zelfs indien deze eigenlijk niet kosten-efficiënt zijn, en waarom andere staten niet delegeren, ook al zou dit
rationeel gezien een efficiënte keuze zijn.
22
5. Onderzoeksvraag en onderzoeksafbakening
5.1. Onderzoeksvraag
In deze paper zullen we het principal-agent model toepassen op het inhuren van Private Military Firms door
sterke, Westerse staten. Aan de hand van dit theoretisch framework formuleren we de volgende vragen:
-Wanneer we kijken naar informatie-asymmetrie en divergente preferenties, hoe verschillen deze voor de
principal-agent relatie burger-leger van de staat-PMF relatie?
-Vertrekkende vanuit deze informatie-asymmetrie en divergente preferenties, wat voor gevolgen heeft dit
voor de adverse selection, moral hazard-problemen?
-Kunnen staten afhankelijk worden van PMF's? Wat voor gevolgen heeft dit als een principal verlaten wordt
door een PMF en waarom kunnen PMF's beslissen om hun principal in de steek te laten?
–Welke factoren maken het moeilijk voor een staat om een PMF te monitoren en te straffen?
23
5.2. Afbakening
Voorgaande onderzoeksvraag moet nog verder afgebakend worden. Enige afbakening is al in eerdere delen
van deze paper gedaan. Zo hebben we al uitvoerig uitgelegd wat we precies verstaan onder PMF's en dat we
ons niet zullen bezighouden met PMF's die ingehuurd worden door non-state actors. Ook kwam al aan bod
waarom staten vooral na het einde van de Koude Oorlog in stijgende mate gebruik begonnen te maken van
PMF's. We zullen ons in de rest van de paper dan ook focussen op ruwweg de laatste twintig jaar. Het
principal-agent model hebben we ook al uitgelegd.
Wel moeten we erop wijzen dat onze toepassing van het principal-agent model vooral gericht zal zijn op de
probleem-kant van de relatie en niet zozeer de oplossings-kant. Bij de meeste toepassingen van het principal-
agent model vertrekt men met het bestaan van divergente preferenties en informatie-asymmetrie en gaat men
vooral op zoek hoe de principal de agent op de meest efficient mogelijke manier kan monitoren.
Wij willen eerder op zoek gaan naar hoe de relatie PMF-staat verschilt van die van burger-leger en wat voor
implicaties dit heeft voor de problemen waarmee de principal geconfronteerd wordt. Maar vooraleer we
hiermee kunnen beginnen, moeten we eerst nog verduidelijken wat we precies als principal en als agent
nemen in deze paper.
5.2.1. Onze agent: De sterke, Westerse staat.
Feaver's model gaat uit van een delegatie vanuit de burger naar de militair (Feaver, 2003, pp. 54-55). Dit is
natuurlijk een conceptualisering, aangezien er meer delegaties plaatsvinden dan die tussen 'de burger' en 'het
leger'. Burgers gaan stemmen en delegeren een deel van hun macht aan parlementsleden die op hun beurt dan
weer de principal worden van een regering die taken delegeert aan het leger, dat op zijn beurt dan weer
delegeert aan bepaalde onderdelen van het militair apparaat, enzovoort.
Als men een specifieke gebeurtenis neemt, kan men bijna ad infinitum op zoek gaan naar delegatie na
delegatie, maar het is al te gemakkelijk om zo het overzicht en inzicht te verliezen. Daarom is enige
conceptualisering nodig.
We zullen het hebben over de burger in de hoedanigheid van 'staat'. Zoals al eerder werd verduidelijkt, zullen
we het hebben over PMF's als private verleners van militaire diensten aan staten. We zullen het dus niet
hebben over de burger die als bedrijf, NGO of zelfs als individu een beroep doet op bedrijven die militaire
diensten leveren.
24
Zoals we net hebben aangeduid, is de delegatie tussen de burger en het leger een simplificatie van de wirwar
aan delegaties die hebben plaatsgevonden. Daardoor zal de praktische invulling van de principal variëren van
geval tot geval. Verschillende onderdelen van verschillende staten doen immers beroep op PMF's.
Zo deed in Irak bijvoorbeeld het Britse Foreign Office beroep op veiligheidsbewakers van ArmorGroup,
werd Erinyes door de Coalition Provisional Authority gecontracteerd om kwetsbare oliebronnen en pijplijnen
te beschermen en beschermen bodyguards van Blackwater het ambassadepersoneel van de VS in Irak
(Isenberg, 2004, pp. 30-34). Ook het leger zelf kan optreden als principal. Een voorbeeld hiervan is MPRI
dat Amerikaanse soldaten training verschaft in het in konvooi rijden op gevaarlijke bevoorradingsroutes
(Isenberg, 2004, p. 36). Voor wat deze paper betreft, zullen we deze delegaties echter reduceren tot een
delegatie van staat naar PMF.
Daarnaast zullen we als principal enkel sterke, Westerse staten behandelen. Dit onderscheid is niet nieuw bij
onderzoekers die PMF's onderzoeken. Deitelhoff maakt het onderscheid tussen sterke en zwakke staten, maar
legt dit verder niet uit (Deitelhoff, 2009, p. 12-21). In de praktijk spreekt ze over Afrikaanse staten wanneer
ze het heeft over zwakke staten en over de Verenigde Staten wanneer ze het heeft over sterke staten.
Leander's boek 'Eroding State Authority? Private Military Companies and the Legitimate Use of Force.'
focust zich op Westerse staten (Leander, 2006, pp. 12-15). Ze stelt dat de betekenis van het woord 'staat' ter
discussie staat en ook dat het zien van staten als ongedifferentieerde entiteiten niet overeenstemt met de
realiteit en bovendien van weinig wetenschappelijk nut is.
Petersohn maakt ook een onderscheid tussen sterke en zwakke staten en stelt dat 'Strong states have capable
professional forces to conduct military operations and an effective administration to oversee contracts (This
is not to say that the oversight is always effective.). Weak states suffer from ineffective and corrupt
administration and their armed forces lack capabilities and are often not reliable.' (Petersohn, 2008, p. 3).
In de praktijk zullen wij in deze paper Canada, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en
Duitsland aanhalen als voorbeelden van staten die beroep doen op PMF's. Hoewel er natuurlijk verschillen
zijn in zowel staatsstructuur als de mate waarop ze gebruik maken van PMF's, delen ze als Westerse,
democratische staten met relatief sterke en legitieme instituties een groot aantal kenmerken.
Ook zullen we bij het bepalen van de preferenties van staten vertrekken vanuit de functionalistische
verklaring voor het gebruik van PMF's, wat het dichtst aansluit bij het rationalistische principal-agent model
waarbij we de staat behandelen als één geheel.
25
5.2.2. Onze agent: De PMF
Waar Feaver het leger als agent ziet, zullen wij het hebben over Private Military Firms als agent. Naast
verschillen tussen het leger als agent en PMF's als agent, zijn er zoals we reeds eerder bespraken ook grote
verschillen tussen verschillende soorten PMF's. In deze paper zullen we vooral op zoek gaan naar de
gedeelde algemene kenmerken van PMF's met betrekking tot het principal-agent model. Voor zover deze
variëren zullen we dit verduidelijken. Zo zal de informatie-asymmetrie tusssen principal en agent groter zijn
wanneer we het hebben over een PMF die bevoorradingskonvooien beschermt in een oorlogszone, dan
wanneer een bedrijf gevechtspiloten van het leger traint binnen de grenzen van de principal-staat.
Ook aan de agent-zijde vinden verdere delegaties plaats. Het gaat hier niet alleen aan de delegatie naar de
werknemers toe, maar ook om PMF's in dienst van de staat die op hun beurt ook weer andere PMF's
inschakelen. Wat deze paper betreft zullen deze ook behandeld worden als één geheel. Indien een bedrijf
voor een staat voor een bevoorradingskonvooi zorgt en het hiervoor beroep doet op een ander bedrijf om het
konvooi te beschermen, zullen we beide beschouwen als agents van de staat.
26
6. Divergent preferences
Een van de grote uitgangspunten waar het principal-agent model op gestoeld is, is het bestaan van divergente
preferenties. Deze uiteenlopende voorkeuren tussen principal en agent kunnen verschillen van case to case.
Wat civiel-militaire relaties betreft stelt Feaver dat de voorkeuren van de actoren verschillen van de
preferenties die in in een standaard economische relatie het gedrag van de principal en agent zullen sturen
(Feaver, 2003, p. 59).
In een economische relatie zijn beide actoren gemotiveerd door de winst die zij uit de relatie kunnen halen.
De principal zal daarom zoveel mogelijk productie verwachten van de agent voor een zo laag mogelijke
vergoeding, terwijl de agent juist een zo groot mogelijke vergoeding wil in ruil voor een minimum aan werk.
Dit is niet het geval bij civiel-militaire relaties. Beide actoren delen namelijk een overkoepelend doel,
namelijk het garanderen van de veiligheid van de staat. Immers, als de staat valt is het zowel gedaan met de
principal als de agent.
Waar er wel uiteenlopende voorkeuren over kunnen bestaan, is over de precieze invulling van dit streven
naar staatsveiligheid. Het leger en de burger kunnen immers verschillende opvattingen hebben over hoe de
veiligheid van de staat juist bewerkstelligd dient te worden.
Het 'don't ask don't tell'-beleid ten aanzien van homoseksuelen wordt door sommigen in het leger beschouwd
als een manier om groepscohesie te bevorderen, terwijl de burger dit misschien ziet als een manier om het
leger representatiever te maken door een stijgend aantal rekruten die zich meer identificeren in een leger met
een minder conservatieve moraal.
Het leger kan een agressieve pre-emptive strike wensen om zo een vijandige natie op zijn zwakst te treffen,
terwijl dit misschien niet in het plan past van de burger die liever de diplomatieke weg bewandelt. Het
omgekeerde is ook mogelijk. De burger kan een interventie wensen die door het leger als nutteloos of
onnodig gevaarlijk wordt beschouwd. De precieze voorkeuren van het leger en van de burger zijn daarnaast
ook veranderlijk (Feaver, 2003, p. 59). De mate waarin zij divergeren kan dus groter en kleiner worden.
Burger en leger delen dus een overkoepelend doel, namelijk de veiligheid van de staat, wat echter niet in de
weg staat dat er mogelijks spanningen optreden.
Deze kwestie is echter een stuk complexer als we kijken hoe het zit met de voorkeuren bij de relatie tussen
de staat en bedrijven die militaire diensten leveren aan die staat. Zoals zovele kenmerken van deze relatie, is
deze een mengeling van de kenmerken van economische en politieke relaties.
27
De prioriteit van de staat is ook hier het veilige voortbestaan van de eigen staat. Voor de PMF is dit echter
niet het geval, winstmaximalisatie is namelijk voor bedrijven het belangrijkste doel (Singer, 2003, pp. 154-
155). Het leveren van veiligheid aan de staat in ruil voor een monetaire beloning heeft het karakter van een
economische transactie, maar heeft een eigen dynamiek aangezien deze van intrinsiek belang is voor de staat.
Volgens Feaver zijn de voorkeuren van de de burger op het vlak van civiel-militaire relaties
multidimensionaal (Feaver, 2003, p. 61).
De eerste dimensie is functioneel en slaat op de bescherming die het leger biedt tegenover externe vijanden.
Hier gaat het om de vraag of het leger de wensen van de burger uitvoert op de manier waarop het bevolen
werd, of het leger zich hiervoor ten volle inzet, of het leger capabel is om de bevelen op te volgen, etc.
De tweede dimensie is relationeel en slaat op de verhouding tussen het leger en burger. In een democratisch
regime is het essentieel dat het de burger is die beslist en niet het leger. Gezien de macht die in handen is van
het leger, is het niet ondenkbaar dat het leger de burgerlijke staat omverwerpt en de leiding van de staat
overneemt.
Men hoeft maar terug te denken aan het einde van de Romeinse Republiek, in gang gezet toen toenmalig
generaal Julius Caesar de Rubikon overstak, Rome innam en de burgerlijke instituties ontbond en verving
door een dictatuur. Het fenomeen van een militaire staatsgreep, een zogenaamde coup d'étât is nog steeds een
hedendaags verschijnsel. In de tweede helft van de twintigste eeuw vonden in Afrika maar liefst 85
succesvolle staatsgrepen plaats door het leger, in het merendeel van de gevallen waren deze staatsgrepen
door het leger in gang gezet tegen een burgerlijk regime, maar in 27 gevallen waren het andere elementen
binnen het leger die een zetelend militair regime onttroonden (Klay Kieh, 2004, pp. 44-45).
Er hoeft echter geen sprake zijn van een militaire staatsgreep om te spreken over een verstoring van de
relationele hiërarchie (Feaver, 2003, pp. 61-62).Elk gedrag dat de hiërarchische positie van de principal-
burger ondergraaft kan hiertoe gerekend worden. Feaver haalt hier het voorbeeld boven van de
herstructureringen binnen het leger die volgden op het trauma dat het had opgelopen in Vietnam (2004, p.
67).
Belangrijke logistieke ondersteuningstaken werden door het leger gedelegeerd naar de reservisten. Het
mobiliseren van reserves zou een grote reactie teweegbrengen onder het kiespubliek, waardoor de politieke
kost voor politici groter zou zijn indien zij beslisten om ten strijde te trekken. Hierdoor zou het niet meer
mogelijk zijn om het leger in te zetten zonder de steun van het Amerikaanse volk, wat initieel het geval was
bij de Vietnam oorlog toen President Johnson het leger inzette.
28
Het Amerikaanse leger zorgde er dus voor dat de keuzemogelijkheden van zijn principal beperkt werd, wat
dus een aantasting is van het relationele doel dat door de civiele principal wordt nagestreefd19.
We zullen deze dimensies echter aanpassen wat deze paper betreft. De functionele dimensie behouden we.
Staten willen immers nog steeds dat de veiligheid gevrijwaard blijft, dat PMF's de doelen nastreven die ze
volgens de staat moeten nastreven en dit doen op de manier die de principal wenst dat ze nastreeft.
De relationele dimensie, zoals Feaver ze hanteert, is echter minder relevant voor ons. We onderzoeken
immers de relatie tussen PMF's en sterke, Westerse staten. Een machtsgreep door een PMF in een land zoals
de Verenigde Staten, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk is hoogst onwaarschijnlijk. Dit wil echter niet
zeggen dat er verstoringen kunnen optreden in de hiërarchische relatie, waarbij de PMF de keuzevrijheid van
de staat beïnvloed. Hiervan zullen we ook voorbeelden zien in deze paper, maar we zullen deze bespreken in
functie van de eerste dimensie, de functionele, en in functie van de tweede dimensie die wij zullen
gebruiken, namelijk de kosten-efficiëntie.
Hiermee grijpen we terug naar de functionalistische logica voor delegatie die we eerder bespraken. Staten
besteden bepaalde onderdelen van het leger uit wanneer zij bepaalde functies beter kunnen vervullen dan het
eigen leger en als deze uitbesteding kosten-efficiënter is dan deze functies in het eigen leger te ontwikkelen
en te onderhouden. Volgens onze toepassing van dit model wil de staat dus dat PMF's de aan hen
gedelegeerde functies uitvoeren zoals de staat het wenst en dat het uitbesteden de staat zo weinig mogelijk
kost.
Volgens Feaver zijn de voorkeuren van de agent, het leger, ook multidimensioneel (2004, pp. 62-65). Deze
preferenties gaan over de beleidsuitkomst, hoe het gedrag van de agent geïnterpreteerd wordt en over hoe de
relatie gemonitord wordt.
Het leger is geen economische agent die gewoon zo veel mogelijk producten wil verkopen, maar een
politieke agent die een voorkeur voor een bepaald beleid heeft . De militaire agent is wel bereid om zijn
leven te wagen, maar wil niet nodeloos sterven. Het leger verkiest om te beschikken over een groot aantal
manschappen en materiaal dat superieur is aan dat van mogelijke vijanden. Het leger hecht dus belang aan
wat voor beleid zij dient te volgen, het is geen agent die zich als een willoos instrument laat gebruiken.
19 Dit geval geeft ons bovendien een voorbeeld van gevallen waarbij het inhuren van PMF's een besparing op politieke kosten kan inhouden. Hoewel het principal-agent model uitgaat van een mogelijk verlies van controle door de principal, mogen we niet uit het oog verliezen dat delegeren op andere vlakken de controle kan doen toenemen. Het inhuren van PMF's zorgt ervoor dat regeringen niet langer volledig afhankelijk zijn van hun leger, maar dat het nu kan beslissen uit een bredere waaier aan agents om zaken aan uit te besteden.
29
De tweede dimensie gaat over de voorkeur voor hoe het gedrag van de agent geïnterpreteerd wordt. Dit gaat
om het verlangen om gerespecteerd te worden. Het idee van 'eer' doordringt de hele militaire leefwereld en
speelt ook mee in de civiel-militaire relatie.
Dit kan een militaire agent er zelfs van overtuigen om bevelen van een principal te aanvaarden ook al gaan
deze in tegen andere preferenties, aangezien het gezag van de burger als legitiem beschouwd wordt. Deze
drang is ook te zien in het eerder aangehaalde voorbeeld over de hervormingen na de Vietnamoorlog. Het
besmeuren van het militaire imago door burgers, terwijl soldaten aan de andere kant van de oceaan stierven,
het terugkeren van veteranen niet als gevierde oorlogshelden maar als bloeddorstige babymoordenaars,
gingen sterk in tegen de militaire voorkeur voor erkenning.
Ten derde wil het leger haar taken uitvoeren met een minimum aan inmenging van de burger-principal. Dit
komt overeen met traditionele organisatietheorie die stelt dat organisaties autonomie willen om te kunnen
beslissen over wat ze doen en over hoe ze het doen.
Aangezien PMF's echter agents zijn die gestuurd worden door economische belangen, vallen deze
preferenties terug te brengen naar een voorkeur voor het maximaliseren van winst. Zoals Andrew Bearpark,
voorzitter van de British Association of Private Security Companies het nogal cru verwoordde in een
toespraak voor het Europacollege in Brugge:
'None of my members wake up in the morning worrying about International Humanitarian Law. If you invite
them to a conference like this they will happily pay lip service to the subject, but they do not wake up in the
morning worrying about it. They do wake up in the morning worrying about insurance premiums because
that is the single biggest problem they have got in terms of paying money out.' (College of Europe, 2006, p.
70)
Dit wil echter niet zeggen dat de eerder vermelde voorkeursdimensies van het leger niet meespelen voor
PMF's. Natuurlijk hebben PMF's een voorkeur naar wat voor beleid een staat voert, dit blijkt ondermeer uit
het gelobby van de sector. Maar deze voorkeur voor een bepaald type beleid is slechts een functie van het
winstmotief en niet gedreven door een oordeel over wat een gerechtvaardigde of morele beleidskoers is.
PMF's wensen ook een positief imago, niet vanwege een eergevoel of een diepmenselijke drang naar respect,
maar omdat een negatief imago voor minder winst kan zorgen. Verzekeringsmaatschappijen kunnen grotere
premie's eisen, aandeelhouders kunnen hun aandelen van de hand doen, potentiële klanten doen liever beroep
op een ander bedrijf, publieke verontwaardiging kan tot strengere wetgeving leiden, etc.20
20 Deze bezorgdheid om imagoschade is ondermeer te merken bij het bedrijf Blackwater dat het nogal agressief
30
De laatste dimensie die van toepassing was op het leger, namelijk de drang naar autonomie, heeft twee
zijden. Staatsinmenging is niet in se goed of slecht voor PMF's, deze is afhankelijk van de invulling die eraan
wordt gegeven. Strenge wetgeving kan er immers voor zorgen dat PMF's bijvoorbeeld makkelijker
verantwoordelijk kunnen gehouden worden voor het gerecht, anderzijds kunnen overheidsinitiatieven zoals
het uitdelen van vergunningen ervoor zorgen dat sommige PMF's het hoofd boven water kunnen houden in
een markt die anders misschien gedomineerd wordt door bedrijven die minder scrupules tentoonspreiden.
Het stellen dat het enige motief van PMF's winst is, is al onder aanval gekomen van verschillende figuren uit
de industrie. Die wijzen ondermeer naar de militaire waarden die worden gedragen door de vele ex-militairen
die aan de slag zijn bij PMF's of naar het feit dat zij gedreven worden door patriotisme (Singer, 2003, p.
154).
Hoewel het zeker waar kan zijn dat velen in de industrie een zekere loyaliteit voelen ten opzichte van de
staat die hen inhuurt en ex-militairen nog steeds een sterk eergevoel hebben, speelt tegelijk het winstmotief
mee, wat zo goed als niet het geval is bij het traditionele leger. Het is dan niet ondenkbaar dat als deze twee
in botsing komen, het niet altijd patriotische drijfveren zijn die het halen. Voor het vervolg van deze paper
zullen we uitgaan van de stelling dat winst de belangrijkste drijfveer is voor PMF's. Winst bepaalt het
verdere voortbestaan en de groei van PMF's en is daarom essentieel onderdeel van haar overleven.
Later in deze paper zullen we trouwens voorbeelden genoeg zien waarbij problemen optreden niet omwille
van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar door een bewuste keuze om meer winst te halen
uit de relatie, ook al heeft dit negatieve gevolgen voor de principal.
Wat betreft dit hoofdstuk kunnen we besluiten dat er een groter potentieel voor divergente preferenties is bij
de relatie tussen staat en PMF dan burger en militair. In combinatie met het begrip dat we in het volgende
hoofdstuk bespreken, assymetrische informatie, zal dit er dan ook tot leiden dat de agent gaat shirken.
uitziende logo veranderde naar iets minder aanstootgevend en uiteindelijk zelfs compleet van naam veranderde van Blackwater naar Xe Services (Von Zielbauer, 2007; Associated Press, 2009). Ook Halliburton investeerde in initiatieven om haar publieke imago te verbeteren, dit aan de hand van enkele melige TV-spots (HalliburtonWatch, n.d.). Hoewel dit toont dat het imago van PMF's belangrijk is, zullen we er later ook op wijzen hoe het flexibel karakter van deze economische sector het mogelijk maakt om bedrijven te ontbinden, te hervormen, te heropstarten, etc. en zo geleden imagoschade tegen te gaan.
31
7. Informatie-asymmetrie
Met het delegeren van taken gaat zo goed als altijd enige informatie- asymmetrie gepaard (Feaver, 2004, pp.
68-69). Principal en agent hebben enige informatie gemeen, maar andere informatie is verdeeld onder
verschillende actoren. De principal kan niet ten allen tijde de agent in de gaten houden: dit zou dan ook het
nut van een taak te delegeren weer teniet doen.
Hierdoor kan de principal niet altijd op de hoogte zijn van de acties van de agent en kan hij niet altijd de
waarde van voorstellen van de agent inschatten. Deze informatie- asymmetrie, gekoppeld aan de
uiteenlopende belangen van principal en agent, maakt het mogelijk dat agents shirken in plaats van steeds de
wensen van de principal op te volgen.
Feaver stelt vast dat het leger over gemiddeld meer informatie beschikt dan haar burger-principal. Hierbij
gaat het dan zowel over de ongelijke verdeling van expertise, als de ongelijke verdeling van informatie over
wat de agent nu juist doet. Het leger beschikt over een grote hoeveelheid beroepskennis, kennis die er juist
voor zorgt dat de soldaat zich onderscheidt van de burger (Feaver, 2004, p. 70).
Het gebruik van geweld en kennis hierover is net hetgeen het leger definieert. De burger weet dus niet altijd
wat mogelijk is en wat niet, wat de beste manier is om een probleem aan te pakken, of de aankoop van beter
materiaal werkelijk zo dringend nodig is, etc. Dit verschil aan expertise maakt het moeilijk voor de principal
om te oordelen of een agent nu aan het shirken is of niet, zelfs als dit open en bloot gebeurt.
Daarnaast beschikt de burger-principal niet over alle informatie van wat het leger juist doet (Feaver, 2004, p.
69; pp. 317-318). Het moet het gedrag van het militaire apparaat beoordelen aan de hand van
fragmentarische informatie, waardoor het niet altijd mogelijk is om te controleren of alles wel naar wens
wordt uitgevoerd, op de wijze waarop het gevraagd werd.
Dit probleem wordt nog eens groter wanneer het leger werkelijk wordt ingezet in een oorlog. In de
zogenaamde 'fog of war' wordt het des te moeilijker voor de principal om te weten wat het leger juist doet.
Pas achteraf, wanneer de mist wat is opgeklaard, kan de principal een beter beeld proberen scheppen aan de
hand van de gevolgen van het conflict.
Informatie-asymmetrie kan echter beide richtingen uit gaan (Feaver, 2004, p. 69). De principal beschikt ook
over kennis waar enkel hij over beschikt. Het leger-agent handelt op basis van de bevelen die het krijgt,
maar het weet niet altijd wat de beweegredenen van de principal hiervoor juist zijn.
32
Bovendien kunnen externe invloeden ervoor zorgen dat de preferenties van de principal enigszins
veranderen, aangezien de agent geen complete kennis heeft van de motivatie van de principal, noch van alle
invloeden die op de principal inwerken en de mogelijke effecten die dit kan hebben, kan het gebeuren dat de
principal plots andere wensen heeft van het leger. Volgens Feaver is het deze informatie-asymmetrie die het
leger aanleiding geeft om te vrezen voor een steek in de rug van civiele leiders, wat volgens sommigen
gebeurde tijdens de Vietnam oorlog.
Deze elementen zijn ook terug te vinden bij de relatie tussen PMF's en staten, maar tegelijk zijn er ook
enkele aanzienlijke verschillen. Deze informatie- asymmetrie kan worden teruggebracht met een goed
uitgewerkte monitoring relatie, waarover we later in deze paper meer over zullen spreken. Daarom zullen we
ons beperken tot de grote lijnen wat betreft de verdeling van informatie tussen de principal en agent.
Wat betreft het verschil in expertise tussen staat en PMF en burger en leger, kunnen we stellen dat dit sterk
afhankelijk zal zijn van geval tot geval. Enerzijds heeft de staat door haar reeds bestaande leger zelf al
beschikking over een grote hoeveelheid kennis binnen het domein van de PMF, maar anderzijds zijn er veel
technische en specifieke zaken waarover de staat dan weer niet beschikt, wat net een drijfveer is voor de staat
om deze taak over te laten aan de privé-sector.
Zoals we in het hoofdstuk over de dreiging van een afhankelijke agent zullen zien, kan het gebruik van
PMF's bovendien deze bestaande eigen expertise verder uithollen. De mate van asymmetrie zal ook sterk
verschillen afhankelijk van wat voor taak er juist uitbesteed wordt. Hoogtechnologische wapensystemen
laten onderhouden zal meestal gepaard gaan met een groter verschil in expertise dan het inhuren van een
bedrijf om de vuile was van soldaten te doen. Het is dus moeilijk om hier een eenduidig antwoord over te
geven.
Dit geldt evenzeer voor het gebrek aan informatie van de principal over wat de agent juist aan het doen is.
Het is eenvoudiger om op de hoogte te blijven van wat een agent doet als deze op het eigen grondgebied
blijft en daar enkele trainingcentra opereert, dan op te volgen wat er juist gebeurt met een ander deel van het
bedrijf, dat op een chaotisch slagveld konvooien begeleidt.
Dit komt ondermeer omdat er niet alleen onzekerheid bestaat tussen de agent en de principal, maar ook van
deze twee tegenover hun omgeving (Feaver, 2004, pp. 64-65). Zelfs indien principal en agent volkomen op
elkaar afgestemd zijn en perfecte kennis hebben van elkaar, is dit nog geen garantie dat hun doelen bereikt
worden. Dit geld zowel voor het leger als voor een PMF. Beiden kunnen immers slechts een gedeeltelijke
inschatting maken van een derde actor, de vijand. Dit betekent dat een operatie kan slagen zelfs als de agent
shirkend gedrag vertoond, of zelfs kan mislukken indien deze doet zoals bevolen.
33
De vrees om een steek in de rug te krijgen is potentieel sterker tussen PMF's en staten dan tussen het leger en
de burger-principal. In sommige gevallen is het immers mogelijk om een PMF volledig te laten vallen. In
tegenstelling tot de relatie met het leger, is de band met een PMF slechts contractueel en dus makkelijker op
te zeggen en heeft de staat niet dezelfde verantwoordelijkheid tegenover de werknemers van een PMF dan
tegenover een soldaat.
Drie van de gijzelaars die samen met Ingrid Betancourt door het Colombiaanse leger bevrijd werden uit de
handen van de FARC, waren Amerikaanse contractors die vijf jaar eerder gevangen waren genomen terwijl
ze voor het Amerikaanse Department of Defense actief waren in Colombia (Arana, 2010; CNN World,
2008). Hun gevangenname kreeg weinig publiciteit in de Verenigde Staten, een sterk contrast met de moeite
die gedaan werd om soldaten te redden uit de handen van milities in Mogadishu, of de publiciteit rond de
gevangenname en redding van Jessica Lynch tijdens de invasie van Irak (BBC News, 2003). Andere
voorbeelden hiervan zagen we al bij de politieke kosten verklaring voor delegatie.
Daarnaast bestaat ook het gevaar van 'blue on blue' of 'friendly fire' incidenten bij het inzetten van PMF's in
gevaarlijke situaties. Hoewel deze incidenten niet uniek zijn aan het gebruik van PMC's, wijst Singer erop
dat het inzetten van PMF's, elk met hun eigen commandostructuur, voor wrijving kan zorgen op het slagveld
(Phinney, 2005). Het inzetten van verschillende gewapende groeperingen, zonder eenduidige uniformering
en met minder dan perfecte communicatienetwerken, draagt dan ook bij tot de complexiteit van het
operationeel theater en maakt van de 'fog of war' een dikke mist die de kans op incidenten vergroot.
Een andere imbalans wordt duidelijk wanneer we kijken naar wat Feaver 'morele competentie' noemt (2004,
pp. 71-72). Omdat het leger bereid is om haar leven te riskeren om de burger te beschermen, beschikt het
leger potentieel over een soort morele legitimiteit die kan ingeroepen worden wanneer het leger de wil van
de principal weerstaat.
Dit balanceert de politieke competentie die de burger haalt uit haar hiërarchische superioriteit als principal.
Het is nog maar de vraag in welke mate een PMF en haar werknemers hierop beroep kunnen doen. De
morele competentie van het leger, die zich uitdrukt in uitspraken zoals 'onze jongens', 'support the troops' en
dergelijke lijkt minder weggelegd voor contractors. Het publiek voelt een zekere liefde voor de eigen
soldaten en wenst die ook niet in nodeloos gevaar te zien, ook al was het de vrije keuze van die soldaten om
lid te worden van het leger. Contractors kunnen minder rekenen op deze sentimentele steun, zij doen het
immers voor het geld en wisten maar al te goed de risico's toen ze hun een contract aangingen.
34
Al bij al kunnen we besluiten dat de mate van informatie-asymmetrie sterk afhankelijk is van welke taak juist
uitbesteed wordt en onder welke omstandigheden. Hierbij speelt ook de monitoring, die we later zullen
bespreken, een grote rol. Wel zagen we enkele elementen waaruit bleek dat de kloof tussen PMF en staat
groter kan uitvallen dan die tussen leger en burger.
De informatie-asymmetrie bevoordeeld nog steeds de PMF, die hiervan gebruik kan maken om te shirken,
maar tegelijk beschikt de staat ook over meer informatie en een onafhankelijkere relatie tegenover
individuele PMF's dan tegenover het leger. De kans dat een staat een PMF in de steek laat is dan ook groter
dan dat een staat het leger in de steek laat.
35
8. Adverse selection
Door het bestaan van divergente preferenties en informatie-asymmetrie, ontstaat zogenaamde averechtse
selectie (Moe, 1984, pp. 754-755). Een principal beschikt niet over alle informatie over een agent, zijn
voorkeuren, zijn vaardigheden, zijn waarden, zijn informatie, etc.
Dit is problematisch omdat de voorkeuren van de agent kunnen verschillen van die van de principal, die dit
moeilijk en soms zelfs onmogelijk te weten kan komen en dus moet afgaan op andere indicatoren.
Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar een werkgever die op zoek is naar een capabele werknemer, moet hij
afgaan op kenmerken die de kans vergroten dat dit de persoon is die hij zoekt. Zo kan hij kijken naar
diploma's, voormalige werkervaring, etc... maar deze geven slechts een gedeeltelijk beeld.
Deze onmogelijkheid om een agent correct in te schatten, is des te problematisch omdat de daad van selectie
juist dié mensen of voorstellen aantrekt die een principal niet wil. Zo zal een hospitalisatieverzekering zal
mensen aantrekken die hier het meeste voordeel uit kunnen halen, wat een verzekeringsmaatschappij juist
niet wil. Of als we terugkeren naar het aannemen van werknemers, zullen vooral mensen solliciteren die het
potentieel loon vergelijken met de eigen vaardigheden en besluiten dat dit een zeer goed loon is in
vergelijking met de eigen vaardigheden. Potentiële werknemers die juist zeer productief en capabel zijn,
zullen sneller geneigd zijn om op zoek te gaan naar een hoger loon.
Een principal kan dus niet altijd een voorstel van een agent correct inschatten. Meer nog, de daad van
selectie door de principal trekt soms net die voorstellen aan die de principal niet wil en zorgt ervoor dat een
agent gedwongen is om bepaalde voorstellen beter voor te stellen dan ze zijn indien hij wil dat zijn
voorstellen geselecteerd worden.
In de civiel-militaire context komt dit probleem voor bij de selectie van militair personeel, het promoveren
van bepaalde individuen en bij voorstellen en raad afkomstig van het leger (Feaver, 2004, pp. 73-74).
Volgens Feaver is het redelijk te veronderstellen dat de verschillen tussen soldaten en burgers niet alleen het
gevolg zijn van de socialisatie binnen de eigen structuren, maar ook het gevolg van zelf-selectie. Zo stelt hij
droog dat '...the peculiar mission of the military – to kill people and blow things up – attracts a special kind
of person, one who may make the principal-agent relationship particulary problematic' (Feaver, 2004, p. 73).
Hiermee bedoelt hij niet dat elke soldaat per se in schietgrage maniak is, maar dat het type dat aangetrokken
is tot het leger, zich onderscheidt van de principal door een gevoel voor avontuur, voorliefde voor orde en
discipline, bereidheid om harde omstandigheden te doorstaan, etc.
36
Een staat heeft echter veel minder inzage en controle op wie aan de slag gaat bij een PMF die het inhuurt, of
wie een PMF opricht. Robert Young Pelton, die tijd doorbracht onder contractors in Irak, beschrijft hen als
bont allegaartje van “former Apartheid-era enforcers, dictators’ body-guards, bounty hunters, and
mercenaries” maar ook met “seasoned cops, decorated veterans, and highly educated, intellectuals working
on the same teams” (Pelton, 2006, p. 343).
Figuren die niet welkom zijn in het eigen leger of mensen die het belangrijk vinden om een fortuin te
verdienen zullen geneigd zijn om zich aan te bieden voor een bestaan als een contractor. Het spreekt voor
zich dat het gevaar dat uitgaat van dergelijke individuen des te groter is wanneer zij aan de slag gaan als
bewapende veiligheidsagenten. Dit probleem was vooral acuut in het begin van de Irakoorlog, toen de vraag
naar personeel het aanbod oversteeg (Isenberg, 2004, p. 46).
Ook bij het beoordelen van voorstellen afkomstig van militaire organisaties, heeft de burger-principal te
kampen met averechtse selectie (Feaver, 2004, p. 74). Overdrijft het leger de dreiging die uitgaat van een
ander land, zodat het de kans krijgt om aan te vallen terwijl de vijand niet zo sterk staat? Zijn hervormingen
van het leger om het autonomer te maken werkelijk nodig om de overhand over de tegenstander behouden of
is deze vraag gemotiveerd naar een drang om zich te onttrekken van ongewenste inmenging van de burger?
Als het leger advies geeft, zal het eerder geneigd zijn om advies te geven dat strookt met de eigen
preferenties dan advies dat de principal liever krijgt.
Deze elementen kunnen we ook terugvinden bij de relatie tussen PMF's en staten. De mix van het
economisch karakter en het unieke karakter eigen aan de militaire wereld, zorgt ervoor dat het probleem van
averechtse selectie des te acuter wordt voor de principal.
In tegenstelling tot gebruikelijke civiel-militaire relaties waarbij men een vaste agent heeft, ligt de zaak bij
het inhuren van PMF's iets anders. Hoewel het leger extra voordeel kan halen uit extra middelen, is het
maken van zoveel mogelijk winst het hoofddoel van een bedrijf. Het heeft dus extra motivatie om zichzelf
anders voor te stellen om een contract te kunnen binnenhalen.
Staten zijn vooral kwetsbaar voor voorstellen van PMF's omdat zij die vaak inhuren voor raadgevende
functies (Leander, 2004, pp. 6-8). Bij het verzamelen van informatie vindt al een zekere mate van selectie
plaats aangezien sommige informatie als relevanter wordt beschouwd dan andere. Als analyse van ruwe data
ook wordt overgelaten aan PMF's, wat ook gebeurd, bepalens PMF's voor een deel op basis van welke
informatie de principal een beslissing moet nemen. Voor een bedrijf is de macht om een probleem en de
oplossing ervoor te definiëren dan ook een aanlokkelijk middel om zelf vraag naar het eigen product te
genereren.
37
Zo werd MPRI betaald door de United States Agency for International Development om onderzoek te doen
naar wat nodig was om het Nigeriaanse leger te 'herprofessionaliseren' (Singer, 2003, pp. 131-132). Na het
uitvoeren van dit onderzoek werd het ineens ook ingehuurd om de aanbevelingen die het gemaakt had uit te
voeren.
Hoewel het niet mogelijk is om de preferenties van de principal zomaar te dicteren, kunnen PMF-agents wel
invloed uitoefenen op de manier waarop de principal bepaalde zaken percipieert (Leander, 2004, pp. 10-12).
Dit verklaart dan ook het belang dat in de private sector wordt gehecht aan lobby-activiteiten die tot doel
hebben om het eigen bedrijf uit te roepen als veiligheidsexperts die het best geplaatst zijn om problemen op
een kost-efficiënte wijze aan te pakken.
Zo slaagde MPRI er in 2000 in om de goedkeuring van de Amerikaanse regering te verwerven voor een
contract met het regime van Equitoriaal Guinee om een kustwacht te vormen die zou instaan voor de
defensie van de watergrenzen van het land (Singer, 2003, p. 132). De twee grootste bondgenoten van het
regime zijn Cuba en Noord-Korea en het regime zelf staat bekend voor het schenden van mensenrechten,
politieke moorden, plegen van verkiezingsfraude en meer.
Om geostrategische en humanitaire overwegingen was het dus niet slim om toelating te geven voor een
contract dat het regime een sterkere greep op haar samenleving zou geven. Na intensief gelobby door MPRI
overtuigde het bedrijf de Amerikaanse beleidsmakers echter ervan dat indien het geen goedkeuring kreeg
voor het contract, een Franse PMF het contract wel zou uitvoeren. Tot op vandaag de dag plukt het bedrijf
nog altijd de vruchten van dit contract, in 2010 sloot het het eerste deel van een meerjarencontract af dat kan
oplopen tot een waarde van 250 miljoen dollar (L-3 MPRI, 2010).
Door haar preferentie voor winst heeft een PMF de incentive om shirkend gedrag te vertonen bij het zichzelf
aanbieden bij een principal. Aangezien deze staat-principal niet over alle informatie beschikt, kan het niet
altijd een correcte inschatting maken van een PMF. Hierdoor huurt het niet altijd de beste mogelijke keuze
in, als er al een goede keuze bestaat. De preferentie voor kosten-efficiëntie en het vervullen van het
functioneel doel komt dan ook in het gevaar door het inhuren van agents die niet capabel of geschikt zijn, of
door het volgen van advies dat de kosten voor de principal omhoog jaagt.
38
9. Moral Hazard
Net zoals adverse selection, is moral hazard het gevolg van information assymetry en divergent preferences.
Maar waar adverse selection van toepassing is bij het aangaan van een contract en bij het beoordelen van
voorstellen van de agent, komt moral hazard voor bij de expost contractsituatie (Moe, 1984, p. 755).
Het probleem is dan niet het gebrek van kennis over de expertise en beweegredenen van de agent, maar over
de onmogelijkheid om de agent altijd in de gaten te houden. Hierdoor krijgen agents de mogelijkheid om
verborgen, shirkende acties te ondernemen, wat ze ook zullen doen indien ze het voordeel dat ze halen uit dit
gedrag hoger inschatten dan de kans dat ze betrapt en gestraft worden.
Eerder bespraken we enkele vormen van shirking bij het leger. Deze konden daden zijn die afbreuk deden
aan de hiërarchische positie van de principal, of daden die het functionele doel van de principal tegengaan.
Maar leger en burger deelden wel een overkoepelend doel, namelijk de veiligheid van de staat. De invulling
hiervan kan dan welverschillen van die van de burger-principal, het algemene doel wordt wel gedeeld door
zowel de burger als de militair.
Deze kwestie ligt echter anders bij private military firms. Het streven naar winstmaximalisatie kan leiden tot
gedrag waarbij het functionele doel en de kosten-efficiëntie voor de principal in gevaar raakt. In dit
hoofdstuk zullen we shirkend gedrag van PMF's bespreken dat gedreven is door de divergente preferenties
tussen de PMF en de staat.
Een PMF kan een contract binnenhalen dat aanvankelijk niet zo lucratief lijkt, maar achteraf deze
misgelopen winst weer goed maken door zogenaamde 'ex-post rent extraction' (Singer, 2003, p. 155-156).
Indien een contract afgesloten is, kan een bedrijf achteraf nog extra winst halen uit de relatie. Dit wordt
gefaciliteerd door het gebruik van zogenaamde 'cost-plus' contracten21 door de Verenigde Staten.
Zo getuigde een voormalig werkneemster van Halliburton/KBR voor een commissie in de Amerikaanse
senaat hoe haar bedrijf de gemaakte kosten inflateerde door zaken aan te kopen voor privé-gebruik en
frauduleus om te springen met het aantal soldaten dat gebruik maakte van de faciliteiten van het bedrijf
(United States Senate, 2006). Het bedrijf was echter niet aan haar proefstuk toe.
21 Cost-plus contracten zijn contracten waarbij een aannemer vergoed wordt voor alle onkosten die hij maakt. (Center For Strategic & International Studies, n.d.). Dit model wordt vaak gehanteerd voor contracten waarbij de verwachte eindkost onduidelijk is.
39
Het was eerder al aan de slag geweest in de Balkanlanden om kampen te bouwen voor het Amerikaanse
leger, onder een cost-plus contract waarbij de winst van het bedrijf een percentage van te totale onkosten was
(United States Government Accountability Office, 2000, p. 8-9). Een commandant in Bosnië merkte op
dat maar liefst 85% van de projecten te kampen hadden met een excessief aantal arbeiders en dat bij meer
dan de helft hiervan 40% van de werknemers geen arbeid uitvoerde (United States Government
Accountability Office, 2000, p. 21).
De incidenten waren alvast niet genoeg om ervoor te zorgen dat het bedrijf niet meer ingehuurd werd. Aan
deze incidenten kwam ook geen einde. Naast de eerder vermelde gevallen, kwam Halliburton/KBR
ondermeer in opspraak voor de hoge benzineprijzen die het aanrekende en voor het aanrekenen van meer
maaltijden dan het serveerde, beide ter waarde miljoenen dollars (Van Natta, 2003; Brinkley & Schmitt,
2004). Deze vorm van shirking, waarbij de agent extra winst krijgt door de principal hogere bedragen aan te
rekenen, is niet uniek. Zo werd ook het bedrijf Custer Battles na een lange juridische strijd veroordeeld
wegens het aanrekenen van bedragen die boven de werkelijke kostprijs lagen (Nakashima, 2009).
Kost-plus contracten zijn dan ook een voorbeeld van 'slippage'. Slippage is een proces dat voorkomt
wanneer “... the structure of delegation itself provides perverse incentives for the agent to behave in ways
inimical to the preferences of the principals.” (Pollack; 1997, p. 108). Het vergoeden van een bedrijf voor
alle onkosten dat het maakt en het een percentage geven van de totale uitgaven van bedrijf bij het uitvoeren
van dit contract, zorgt er dan ook voor dat een bedrijf zo veel mogelijk kosten aanrekent aan de principal.
Deze vormen van shirking zijn voornamelijk een schending van de kosten-efficiëntie voor de principal, het
belangrijkere functionele doel komt slechts gedeeltelijk in het gedrang. Erger wordt het wanneer PMF's door
shirkend gedrag het functionele doel in gevaar brengen.
Het gebruik van fixed-cost contracten waarbij een bedrijf een vast bedrag krijgt, motiveert het bedrijf om te
besparen op haar kosten om zo veel mogelijk winst uit een contract te halen (Singer, 2003, p. 155). Dit zorgt
er dan weer voor dat de kwaliteit van de verleende diensten in gevaar komt. Dit spanningsveld tussen de
economische belangen van een PMF en de veiligheidsbelangen van de staat die haar inhuurt, leidde al meer
malen tot wrijvingen.
Een van de eerste incidenten waardoor het publiek op schokkende wijze kennis maakte met de aanwezigheid
van PMF's in Irak was de dood van vier Blackwater-contractors (Parker, 2007; Barstow, 2004). In maart
2004 begeleidden de vier een konvooi lege trucks van het cateringbedrijf ESS toen ze in een hinderlaag
terecht kwamen en om het leven kwamen.
40
Op de gruwelijke beelden die de wereld rondgingen viel te zien hoe de verbrande lichamen van de vier door
de straten van Fallujah gesleurd werden alvorens opgehangen te worden aan een brug over de Eufraat.
Nabestaanden van de omgekomen werknemers spanden een proces aan tegen Blackwater omdat het de
mannen op pad had gestuurd zonder de benodigde en beloofde bescherming, zowel op het vlak van
uitrusting, mankracht, voorbereiding en inlichtingen (PBS, n.d., pp. 5-7).
Het inhuren van ondergekwalificeerde werknemers bij gebrek aan beter of omdat deze werkkrachten
goedkoper zijn is een techniek die meerdere PMF's toepasten. Zo bleken sommige ondervragers van CACI
die actief waren in de Abu Graibh gevangenis nooit enige opleiding hiervoor gekregen te hebben (Wallwork,
2005, pp. 39-40). Een van hen bleek eigenlijk een vrachtwagenchauffeur te zijn.
Aangezien de lonen van voormalige Special Forces soldaten uit Westerse staten kunnen oplopen tot meer
dan duizend dollar per dag, gaan sommige bedrijven op zoek naar goedkopere alternatieven ( The Guardian,
2004). Zo haalde het Britse Global Risk Strategies 1300 Fijische en Nepalese Gurkha's naar Irak om voor
beveiliging te zorgen. Deze goedkopere werkkrachten kosten het bedrijf tientallen keren minder dan hun
Westerse collega's.
Een ander Brits bedrijf, Aegis Defence Services, werd bekritiseerd wegens het inzetten van Irakees personeel
dat het onvoldoende gecontroleerd had bij het rekruteren (Stöber, 2007, p. 130). Het rapport van het SIGIR22
besloot dan ook dat er geen garantie was dat Aegis de best mogelijke bescherming en veiligheid leverde aan
het overheids- en heropbouwingspersonneel.
Een van de taken waarvoor Dyncorp wordt ingeschakeld door de Verenigde Staten, is het onderhouden van
haar luchtvloot (Singer, 2003, p. 156). Verschillende werknemers klapten uit de biecht en klaagden het
rekruteringsbeleid van het bedrijf aan (O'Meara, 2002). Dyncorp zou voor het technische onderhoud
sollicitanten aannemen wiens werkervaring onvoldoende was voor de taken die ze moesten uitvoeren,
sommigen onder hen zelfs zonder enige technische expertise. Het gebruik maken van deze deze werknemers
in plaats van gekwalificeerde, maar duurdere arbeidskrachten zou volgens de klokkenluiders ervoor gezorgd
hebben dat verschillende vliegtuigen crashten wegens gebrekkig onderhoud.
Dyncorp werd tevens ingehuurd om rekruten voor de Afghan National Police op te leiden (Miller, Hosenball
& Moreau, 2010; Isenberg, 2010b). Het opleidingsprogramma wordt als een mislukking beschouwd, een
mislukking die te wijten valt aan de omstandigheden binnen het land, maar ook aan gebrekkige opvolging
door publieke instanties en de kwaliteit van de diensten die Dyncorp leverde.
22 Special Inspector General for Iraqi Reconstruction
41
De kwaliteit van de trainers die voor Dyncorp werkten zou sterk gevarieerd hebben. Zo ontdekten Italiaanse
Carabinieri die het opleidingsprogramma kwamen ondersteunen dat de Dyncorp-werknemers niet eens de
richtsystemen van de wapens voor de rekruten hadden scherpgesteld. Pas nadat deze essentiële
basishandeling was voltooid, gingen de scores van de rekruten op de schietbaan dramatisch naar omhoog.
Duitse soldaten drukten hun ontevredenheid uit toen ze in Congo geconfronteerd worden met het gebrekkige
werk dat een Spaanse firma verricht had bij het opbouwen van hun kamp en het voorzien van voedsel
(Petersohn, 2008, pp. 28-29). Tenten waren niet geschikt voor het tropisch klimaat en beschermden niet
tegen insecten. Ook de hygiëne en kwaliteit van andere installaties waren ondermaats. Wat de situatie erger
maakte, was het feit dat het niet mogelijk was om de firma in kwestie te vervangen.
Kostenbesparende maatregelen kunnen ook leiden tot een lagere veiligheidsstandaard bij privé-bedrijven dan
bij het leger, dat minder gemotiveerd is om kosten laag te houden. De opkomst van cyberwarfare kan er dan
ook toe leiden dat belangrijke informatie in de verkeerde handen valt. Door het gevoelige werk dat sommige
PMF's verrichten, heeft dit niet enkel repercussies voor bijvoorbeeld de omzet van het bedrijf, maar ook voor
de veiligheid van klanten. De inbraak in de netwerken van bedrijven in de Amerikaanse wapenindustrie23
toont aan dat een dergelijke cyberaanval tot de realiteit behoord (Finkel & Shalal-Esa, 2011).
Soms is kwaadwillig opzet zelfs niet nodig, zo was het in 2002 mogelijk om met een satelietontvanger om
televisiebeelden te ontvangen, mee te kijken naar beelden die genomen werden door een spionagevliegtuig
van Airscan dat was ingehuurd door het Amerikaanse leger in de Balkan (Campbell, 2002).
Het vastleggen van indicatoren waaraan het gedrag van een agent wordt beoordeeld is een mogelijke manier
waarop een principal het gedrag van een agent kan beoordelen. Dit kan echter leiden tot goal displacement,
waarbij een agent zijn inzet richt op het maximaliseren van die indicatoren en niet naar het vervullen van de
geest van het contract (Moe, 1984, p. 755). Een van de klachten over PMF's is dan ook dat zij bij het
verwijderen van landmijnen hun aandacht richten op het veilig maken van wegen die het belangrijkst en
makkelijkst te beveiligen zijn, maar de gevaarlijkere voetpaden aan de kant laten liggen24 (Singer, 2003, p.
157).
23 Een van de bedrijven die slachtoffer was van de aanval was Northrop Grumman, de moederonderneming van de Vinnell Corporation (Calbreath, 2004). Dit bedrijf werd in 2003 door de VS ingehuurd om rekruten van het hervormde Irakese leger op te leiden, een opdracht die volgens velen falikant mislukte, zowel om redenen die binnen als buiten de verantwoordelijk van Vinnell lagen.
24 Onderzoek van Matthew Bolton suggereert echter dat dit ook kan liggen aan de verschillende visie op het ruimen van mijnen tussen de Verenigde Staten, dat veel gebruik maakt van de commerciele sector voor dit werk, en andere landen, zoals Noorwegen (Bolton, 2011). De eerste zou daarbij vooral gedreven zijn door militaire en commerciële strategische belangen terwijl de laatste vooral gedreven zou zijn door humanitaire belangen, mogelijk een gevolg van een lager strategisch belang van Noorwegen in landen als Afghanistan.
42
Een andere bezorgdheid over het gebruik van PMF's in een oorlogssituatie, is dat deze minder bezorgd zijn
om het functionele doel van hun principal en dat zij deze dus sneller in gevaar zullen brengen. Het is
moeilijk om de 'hearts and minds' van de lokale bevolking te winnen wanneer veiligheidsagenten van een
PMF door de straten rijden en onschuldige inwoners neerschieten en intimideren. Het gebruiken van
excessief geweld, het vuren op wagens die te dicht bij een konvooi komen of het neerschieten van verdachte
individuen is mogelijks een goede keuze om ervoor te zorgen dat een contract vervuld wordt zonder zware
kosten voor de agent25, maar dit gedrag kan afbreuk doen aan het globale functionele doel van de principal.
Dit wordt zelfs een groter gevaar indien de lokale bevolking het verschil niet maakt tussen het leger en
tussen contractors, wat volgens sommige Amerikaanse officieren ook gebeurt in Irak (Towery, 2006, pp. 4-
5). Het voeren van een counter-insurgency operatie wordt dan ook ernstig bemoeilijkt wanneer de afkeer van
de plaatselijke bevolking tegen de aanwezige troepenmacht toeneemt. Zo stelde de Amerikaanse brigadier-
generaal die verantwoordelijk was voor de veiligheid rond Baghdad dat;
“These guys run loose in this country and do stupid stuff. There's no authority over them, so you can't come
down on them hard when they escalate force. They shoot people, and someone else has to deal with the
aftermath. It happens all over the place.” (Towery, 2006, p. 6)
Een van de meest bekende incidenten is de schietpartij die plaatsvond op Nisour Square in Baghdad.
In 2007 kwamen hier 17 Irakese burgers om toen een veiligheidsdetachement van Blackwater het vuur
opende (BBC News, 2009). De gewapende veiligheidsagenten van Blackwater waren ingehuurd om een
konvooi van medewerkers van het US State Department te beschermen. .
Het precieze verloop van de omstandigheden is nog steeds een twistpunt. Blackwater beweert dat haar
personeelsleden beschoten werden en daarom het vuur openden op 'bedreigende doelwitten' (Reuters,
2007b). Een later onderzoek uitgevoerd door de FBI suggereert echter dat de Blackwater contractors het vuur
openden op een wagen die volgens hen gevaarlijk dicht bij het konvooi reed (Johnston & Broder, 2007). Dit
geweervuur zou voor verwarring gezocht hebben voor de werknemers van Blackwater die achter hun
collega's reden, waarop zij dan het vuur openden op onschuldige omstaanders.
Het proces tegen de contractors die voor de doden verantwoordelijk zijn werd uiteindelijk gesloten omdat
het gebruik van bewijsmateriaal, dat door de contractors gegeven was omdat hen immuniteit beloofd was,
hun het recht op een eerlijk proces zou beroven (Schmidt, 2011). Het proces werd in 2011 heropend
waardoor er alsnog een kans bestaat dat de schuldigen een veroordeling krijgen.
25 Of zoals sommige contractors stelden dat ze “liever veroordeeld werden door twaalf, dan gedragen door zes”. (Towery, 2006, p.7)
43
Een adviseur voor de Coalition Provisional Authority die zowel door professionele soldaten als door
contractors van Blackwater en Dyncorp beschermd was, vat het mooi samen: "What they told me was, 'Our
mission is to protect the principal at all costs. If that means pissing off the Iraqis, too bad,' " (Fainaru, 2007)
De mentaliteit waarbij het contract belangrijker was dan de globale interventie van de principal uitte zorgde
dan ook voor konvooien die aan de verkeerde kant van de weg rijden, rookgranaten gooien, andere
voertuigen uit de weg rammen en machinegeweren als claxon te gebruiken (Singer, 2007, p. 6).
Het incident op Nisour Square was niet het eerste en zou ook niet het laatste zijn voor Blackwater. In een
GAO-rapport26 opgemaakt net na het Nisour Square incident gaf Blackwater toe dat het in minsten 195
gevallen het vuur had geopend, in 80% van deze gevallen opende het zelfs eerst het vuur (United States
Congress, 2007, pp. 1-2). Minstens 16 andere Irakezen zouden hierbij zijn omgekomen, maar het werkelijke
aantal ligt waarschijnlijk hoger aangezien de meeste schoten gelost werden vanuit een rijdend voertuig en
men niet ter plaatse blijft om de schade op te meten, zo blijkt uit verschillende rapporten.
Zo schoot een dronken Blackwater werknemer een veiligheidsagent van de Irakese Vice-President neer en
zorgde het State Department ervoor dat de schuldige werknemer het land werd uitgevlogen en onderhandelde
het een geldprijs om de zaak te regelen (United States Congress, 2007, p. 2). De man werd ontslagen maar
vond later werk bij een andere PMF die ingehuurd werd door het DoD (CBS News, 2009).
Niet alle incidenten worden echter gerapporteerd in de media of in officiële archieven, het is dus moeilijk
om een compleet beeld te scheppen van de schade die aangericht werd door PMF's in Irak, zowel op
menselijk en materieel vlak, als op de imagoschade voor de Coalitie troepenmacht. Op basis van het
materiaal dat wel beschikbaar is, is het duidelijk dat het niet alleen Blackwater was die betrokken was bij
incidenten.
Contractors van Zapata werden even gevangen genomen door Amerikaanse troepen die meenden dat de
mannen het vuur hadden geopend op Irakese burgers, maar ook op Amerikaanse mariniers (Singer, 2007, p.
7). Op videobeelden gemaakt vanuit hun voertuig valt te zien hoe contractors die zouden werken voor Aegis
het vuur openen op burgervoertuigen die te dicht komen, hierdoor chaos en ongevallen veroorzakend(Singer,
2007, p. 7).
26 Onafhankelijk agentschap dat werkt voor het Congress en de uitgaven van de federale overheid controleert (United States Government Accountability Office, n.d.).
44
Een voorbeeld dat de aanwezigheid van PMF's in Irak mooi aantoont, is een incident dat plaatsvond in 2005
op de belangrijkste verkeersader naar de luchthaven van Baghdad (Glanz & Lehren, 2010). Toen een
betonwagen een verkeersstrook opreed die gereserveerd was voor voertuigen van het DoD, opende een
veiligheidsagent van het Britse bedrijf Global een waarschuwingsschot. De bestuurder sprong uit het
voertuig en probeerde weg te lopen, terwijl andere bewakers het vuur openden. Op dat moment openden
werknemers van een Irakese veiligheidsfirma het vuur. Deze raakten echter niet de bestuurder van de
betonwagen, maar een werknemer van DynCorp. De bestuurder bleek uiteindelijk een Filipijnse truckdriver
te zijn die aan de slag was voor KBR. Dit is maar een van de incidenten die bekend raakte door Wikileaks.
Een ander voorbeeld waarbij de commerciële belangen van de agent het halen op het functionele doel van de
principal, is de betaling van beschermingsgeld door PMF's aan het vijandige kamp. Een onderzoek van een
commissie binnen het Amerikaanse Congress kwam tot de conclusie dat logistieke bedrijven die ingehuurd
waren om de Coalitietroepen te bevoorraden voor bescherming een beroep deden op lokale Afghaanse
veiligheidsbedrijven27 (United States House of Representatives, 2010, pp. 1-5). Er zijn sterke aanwijzingen
dat deze dan op hun beurt beschermingsgeld zouden betalen aan Taliban en andere lokale krijgsheren zodat
konvooien niet aangevallen zouden worden. Op deze manier zou overheidsgeld terecht komen in handen van
groeperingen die concurreren met het centrale Afghaanse gezag. Een slimme zet vanuit zakenperspectief,
maar een gevaar voor het centrale doel van de missie in Afghanistan.
Het introduceren van commerciële belangen bij taken die voordien door het leger werden uitgevoerd, blijkt
dus niet zonder enig risico. Doordat een PMF-agent onthecht is van het globale functionele doel van de
principal-staat en doordat het voornaamste belang het nastreven van winst is, loopt de principal het gevaar
dat de agent shirkend gedrag vertoont. De kosten-efficiëntie komt in het gedrang door agents die de principal
te veel aanrekenen, terwijl het functionele doel in gevaar komt door agents die geld trachten te besparen en
agents die vanuit een op zichzelf gericht perspectief daden stellen die de veiligheid van de principal in gevaar
brengen.
27 Of althans, milities van krijgsheren die zich door het hervormen tot een privé-veiligheidsbedrijf salonfähig maken.
45
10. Een afhankelijke, verlaten principal
Een van de mogelijke gevaren voor een principal bestaat uit het afhankelijk worden van de agent. Zonder de
capaciteit en expertise om de gedelegeerde taak zelf uit te voeren, loopt de principal het gevaar dat de agent
misbruik maakt van zijn onmisbare positie. In sommige gevallen kan de principal zelfs in de steek gelaten
worden, wat hem in een kwetsbare positie plaatst.
Eerder bespraken we al dat taken gedelegeerd worden aan PMF's omdat in het eigen leger deze expertise niet
beschikbaar is. Het inzetten van een PMF die snel en flexibel kan ingehuurd en weer ontslaan worden kan
dienen als een korte-termijn oplossing voor een nieuwe problematische situatie. Afhankelijkheid ontstaat
echter wanneer de ontbrekende expertise niet opgebouwd wordt binnen het leger of wanneer taken die
voordien door het leger werden uitgevoerd, overgelaten worden aan een PMF terwijl de eigen expertise
verloren gaat.
Binnen verschillende landen kwam men reeds tot de constatering dat men in meer of mindere mate
afhankelijk was geworden van de private sector voor het inzetten van troepen.
De Adviesraad Internationale Vraagstukken kwam tot de conclusie dat dit het geval was voor de Nederlandse
missie in Afghanistan, die beroep doet op de private sector voor het strategisch transport – van thuisland naar
het operatiegebied- maar ook voor de tactische ondersteuning in het operatiegebied zelf (Adviesraad
Internationale Vraagstukken, 2007, pp. 28-29). Het stelt vraagtekens bij de stelling dat indien nodig
Nederlandse militairen deze taak kunnen overnemen aangezien dit een substantiele verhoging van het aantal
ingezette soldaten vereist, wat ondermeer politiek moeilijk ligt.
Het Canadese leger was lang afhankelijk van de privé-sector om haar zwaar materiaal overzees te
transporteren aangezien haar lucht- en zeevloot hier niet voor uitgerust was, tot het in 2007 C-17
vrachtvliegtuigen aankocht die wel in staat zouden zijn om zwaar materiaal overal ter wereld te laten
ontplooien (Associated Press, 2000; Canadian Press, 2007)
Dit volgde echter pas na een genant incident dat plaatsvond in 2000. Om 580 voertuigen28 en 390 containers
aan ander materieel terug te brengen van Bosnië had het Canadese leger beroep gedaan op SVD Logistics
Canada Ltd., deze huurde een andere firma in, Andromeda Navigation Co. dat dan op haar beurt een boot
van een ander bedrijf charterde (Singer, 2003, p. 160; CEFCOM, n.d.; Associated Press, 2000).
28 Waaronder vijf tanks en 200 pantservoertuigen.
46
Omwille van een financieel dispuut tussen deze bedrijven bleef de ingehuurde boot, de GTS Katie, cirkels
varen net voor de Canadese kust. Hierdoor werd gedurende enige tijd een aanzienlijk deel van het Canadese
arsenaal effectief gegijzeld omwille van een zakelijk dispuut. Pas nadat het de toestemming hiervoor kreeg
van Saint Vincent and the Grenadines, de eilandstaat waar de boot geregistreerd stond, kaapte de Canadese
vloot de GTS Katie en dwong het de kapitein om de lading op Canadese grond af te leveren.
Hoewel het aanschaffen van transportcapaciteiten een zet was die het eigen leger weer aansterkte29, bleef
Canada nog steeds een beroep doen op de privé-sector voor andere logistieke ondersteuning (Perry, 2007, pp.
8-11). In navolging van het Amerikaanse LOGCAP programma, zorgde het CANCAP programma ervoor dat
het Canadese leger beroep kon doen op een bedrijf voor allerlei ondersteunende logistieke taken, gaande van
energie en watervoorziening tot constructie en communicatiesystemen. Hoewel het oorspronkelijk niet de
bedoeling was om beroep te doen op dit contract wanneer de situatie niet stabiel was, werd het programma
gebruikt om kampen op te bouwen en onderhouden in een onstabiele regio van Afghanistan omdat er geen
andere manier was om Canadese troepen tijdig in te zetten (Perry, 2007, pp. 17-18).
Maar de staat die waarschijnlijk het sterkst afhankelijk is van het gebruik van PMF's is waarschijnlijk de
Verenigde Staten. De VS maakte in de voorbije twee decennia in toenemende mate gebruik van PMF's,
zowel in het aantal contractors aan als voor steeds meer verschillende taken (Singer, 2010).
Waar de verhouding tussen geuniformeerd personeel en contractors in de Eerste Golfoorlog nog 50:1
bedroeg, bedroeg deze verhouding volgens Singer 1:1 in Afghanistan in 201030. Van het onderhoud van
vliegtuigen, pantservoertuigen, wapensystemen, het verzamelen van inlichtingen, het opbouwen en
ondersteunen van kampen tot het opleiden van soldaten en het gewapend beschermen van konvooien,
kampen en individuen, de Verenigde Staten zijn steeds meer en meer afhankelijk van de private sector om
haar beleid te kunnen uitvoeren. Het is dan ook niet verbazend dat Singer het gebruik van PMF's door de
Verenigde Staten als een verslaving bestempeld (Singer, 2007, pp. 17-18).
Zoals voormalig CEO van Dyncorp, Paul Lombardi, opschepte; “You could fight without us, but it would be
difficult. Because we're so involved, it's difficult to extricate us from the process” (Schwartz, 2003).
29 Ook de Bundeswehr is vooralsnog afhankelijk van transport uit de private sector, zo deed het beroep op Antonov Airlines voor het vervoeren en verdelen van bevoorrading voor ISAF troepen in Afhanistan en werd eerder ook het vervoer van de Leopard tank naar Kosovo uitbesteed (Petersohn, 2008, p. 25).
30 Avant houdt het op 58:1 voor de eerste Golfoorlog en 6:1 voor de Irak oorlog tegen 2006 (Avant, 2006, p. 4). Het is echter niet steeds duidelijk welke contractors juist meegeteld worden en welke niet. Dit toont aan dat staten zelfs niet altijd zicht hebben op het aantal contractors dat aanwezig is in een conflictgebied. Even grappig als schrijnend is het feit dat het Pentagon in 2004 zelf Singer moet telefoneren om een schatting te krijgen van het aantal Amerikaanse contractors in Irak (Moody, 2007, p. 126).
47
Een mogelijk gevolg van het bestaan van PMF's, is een verzwakking van nationale legers. Als een PMF een
hoger loon kan aanbieden dan wat een soldaat kan verdienen binnen het eigen leger, gaat het de concurrentie
aan met het leger. Hierdoor kunnen legers het moeilijker hebben om vers bloed te rekruteren of om ervoor te
zorgen dat ervaren soldaten kiezen voor een lucratievere job bij een PMF. Isenberg stelt dan ook vast dat het
geld dat de staat spendeert aan de opleiding van soldaten die daarna gaan werken voor een PMF, een van de
verborgen kosten van het gebruik van PMF's is (Isenberg, 2008).
Vooral soldaten met ervaring bij Special Forces (SF) eenheden zijn gegeerd omwille van hun expertise en
het positieve imago dat hoort bij hun voormalige job (Spearin, 2007, pp. 27-33). Doordat er vaak beroep
wordt gedaan op netwerken tussen (ex-)militair personeel voor de rekrutering voor PMF's en gezien de
hechte band die heerst onder de SF-gemeenschap, vinden deze makkelijk de weg naar de privé-sector.
Verschillende landen zagen zich dan ook gedwongen om initiatieven te nemen om te voorkomen dat hun
soldaten het leger zouden verlaten om bij een PMF aan de slag te gaan31.
Een andere bezorgdheid stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van PMF's, een potentieel groot gevaar
gezien de delicate taken die zij vervullen. Een PMF beantwoordt niet alleen aan de staat die haar inhuurt,
maar ook aan de grillen van de markt. Indien het gevaar te groot wordt, het bedrijf failliet gaat of om andere
economische redenen een bedrijf niet langer diensten kan leveren, loopt de principal het gevaar om verlaten
te worden.
Eerder bespraken we al hoe een financieel dispuut ervoor zorgde dat een deel van het Canadese arsenaal
gegijzeld werd. Dit is echter niet het enige voorval waarbij contractuele problemen de levering van diensten
in gevaar brachten. Zo zou Halliburton te lang gewacht hebben om enkele onderaannemers te betalen,
waardoor die dreigden bankroet te gaan en er zelfs mee dreigden om hun steun op te zeggen, waardoor de
veiligheid en efficiëntie van de troepen onder druk kwam te staan (Minow, 2005, p. 1011).
Een ander voorval vond plaats bij het begin van de Irak oorlog in 2003 (Evans, 2006, p.5-6). Ingehuurde
mecaniciens die helikopters van een Amerikaanse infanteriedivisie reeds enkele malen hadden ontmanteld en
weer in elkaar gestoken, zouden dit opnieuw moeten doen voor het transport door Turkije. Het
oorspronkelijk Duitse contract werd echter stopgezet en weer afgesloten met het zelfde bedrijf, maar dan in
Turkije. Hierdoor verloren de werknemers echter een groot stuk van hun loon en ook een heel pak
belangrijke privileges die ze ontleenden aan hun Duitse werknemersstatuut.
31 Ondermeer de Canadese Joint Task Force 2, de Britse Special Air Service en verschillende United States Special Forces eenheden kregen extra bonussen om te voorkomen dat hun elitesoldaten het leger zouden verlaten (United States Military, 2005; CBC News, 2009; Smith, 2006). De groei van bedrijven die ook de rol van inlichtingendiensten beginnen over te nemen zorgt er voor dat ook die diensten het moeilijker krijgen om haar personeel aan te houden (Miller, 2006). Voormalig CIA-Director Goss zag zich zelfs genoodzaakt om enkele firma's te waarschuwen dat ze moesten stoppen met het rekruteren van zijn personeel in de cafetaria van het agentschap.
48
De werknemers kondigden aan dat ze onder deze voorwaarden het contract niet zouden uitvoeren, waardoor
de snelle ontplooiing van de helikopters in gevaar kwam. Uiteindelijk werd het probleem opgelost door de
beslissing van de Turkse regering om niet toe te laten dat de VS Irak aan zou vallen via haar grondgebied.
PMF's kunnen ook beslissen om contractbreuk te plegen of een verlenging van een contract niet meer te
aanvaarden als het risico dat met haar opdracht gepaard gaat te groot wordt. Zelfs indien het bedrijf zelf
bereid is om haar werk door te zetten, kan het gebeuren dat haar werknemers beslissen ontslag te nemen en
veiliger oorden op te zoeken (Singer, 2003, p. 159). De straf voor een dergelijke contractbreuk is dan ook een
stuk draaglijker dan wat een soldaat kan ontvangen voor desertie. Commandanten kunnen er dus niet zomaar
op rekenen dat contractors op het slagveld of zelfs maar in het operatiegebied blijven, ook al is dat van
militair belang (Zamperelli, 1999, p. 8).
Het wegvallen van een PMF kan dan ook mission creep32 veroorzaken (Isenberg, 2010c). Wanneer taken die
normaal aan een PMF gedelegeerd worden niet langer kunnen ingevuld worden door PMF's, moet het leger
inspringen ook al is het hier niet op voorbereid. De bescherming van reconstructiepersonneel dat tussen
verschillende werkplaatsen pendelde werd soms als te gevaarlijk bestempeld door contractors, zodat het
leger die verantwoordelijkheid moest beginnen opnemen.
Door de instabiliteit en het alomtegenwoordige geweld in Irak en Afghanistan merkten sommigen in het
leger dan ook op dat het lastiger en lastiger werd om ervoor te zorgen dat de PMF-industrie haar contracten
uitvoerde (Avant, 2006, p. 10). De opflakkering van het verzet tegen de Amerikaanse bezetting, waarbij
contractors aangevallen en gekidnapt werden, zorgde ervoor dat een aantal PMF's in Irak hun operaties
uitstelden of zelfs een punt zetten achter hun dienstenleveringen, wat zijn gevolgen had voor de
bevoorrading van de troepenmacht die in het land gelegerd was (Singer, 2004c, p. 8).
Het was niet de eerste keer dat het Amerikaanse leger te maken had met contractors die liever het hazenpad
kiezen dan hun leven te riskeren, zo vluchtten een klein aantal contractors weg van een Amerikaanse
luchtmachtbasis in Saudi-Arabië, omdat ze bang waren van een mogelijk aanval met chemische wapens
(Minow, 2005, p. 1021). Hoewel hun vertrek de operatie niet in gevaar bracht, maakte het gebeuren wel het
verschil tussen soldaten en contractors duidelijk.
32 Het uitbreiden van de oorspronkelijke doelstellingen van een missie.
49
Een bijkomend probleem is het feit dat men niet zomaar erop kan rekenen dat ingehuurde contractors de
wapens opnemen en meevechten in noodgevallen (Singer, 2003, p. 163). Een soldaat kan optreden als kok,
mecanicien, vrachtwagenbestuurder, maar hij blijft in de eerste plaats een soldaat die indien nodig de wapens
kan opnemen om te gaan vechten indien de situatie dit vereist. Contractors beschikken echter niet
noodzakelijk over de juiste training om ingezet te kunnen worden als strijdkracht, noch kunnen ze hiertoe
verplicht worden.
Zo bewapende het Amerikaanse leger tijdens het Ardennenoffensief soldaten die normaal ondersteunende
functies uitoefenden, om zo op kritieke momenten steun te gaan bieden aan verzwakte infanterie eenheden.
Iets gelijkaardigs gebeurde in 1993, toen Ranger-eenheden en piloten omsingeld werden in Mogadishu door
milities die de Amerikanen naar het leven stonden en het ondersteunend personneel ook de wapens opnam
om hun omsingelde collega's te ontzetten.
De mate waarin een staat met deze problemen zal te maken krijgen, zal afhangen van de specifieke situatie
waarin het zich bevindt. Een staat kan afhankelijk zijn van de PMF-industrie, maar als een PMF snel te
vervangen valt door een andere PMF zonder dat de vlotte uitvoering van het beleid in gevaar komt, is dit
minder problematisch dan wanneer het te maken heeft met een bedrijf dat zich in een monopoliepositie
bevindt.
Het uitbesteden van training of onderhoud van basissen in het thuisland tijdens vredestijd, is een andere
kwestie dan belangrijke bevoorrading tijdens een oorlogssituatie. Zelfs indien het leger deze rol zelf kan
overnemen, kan een kortstondige onderbreking van dergelijke taken een ernstig gevaar betekenen voor het
welzijn van de troepenmacht en het succes van de operatie. Door de uiteenlopende preferenties van de
principal en agent gaat het delegeren van taken aan PMF dan ook gepaard met een zeker verlies van controle.
50
11. Controlemechanismen en uitdagingen.
Delegatie betekent niet dat een principal weerloos is en zomaar zijn lot in de handen van een agent legt. Het
principal-agent model dwingt ons om te kijken naar de manieren waarop de principal ervoor kan zorgen dat
de agent geen shirkend gedrag vertoont (Kassim & Menon, 2003, pp. 124-125). Hiervoor beschikt hij over
een breed arsenaal van middelen. We zullen eerst deze middelen kort bespreken vooraleer we uitleggen hoe
kenmerken van PMF's het moeilijk maken voor de principal om deze toe te passen.
De principal kan bijvoorbeeld grenzen vastleggen die de bevoegdheid van de agent duidelijk afbakenen
(Pollack, 1997, p. 108; Feaver, 2003, pp. 75-77). Strakke procedures en het beperken van de
bewegingsvrijheid van de agent verminderen de mate waarin de agent zijn boekje te buiten kan gaan. Het
nadeel van dergelijke delegatie-afbakening is dat de agent dan minder flexibel en onafhankelijk wordt, wat
het moeilijker kan maken voor de agent om de taken te vervullen waarvoor de principal hem oorspronkelijk
had gevraagd.
Een andere methode die een principal kan hanteren is screening en selectie (Feaver, 2003, pp. 78-79). Een
principal is ermee gediend dat de agent die hij kiest om een bevoegdheid aan te delegeren, een agent is die
capabel is en die voorkeuren heeft die zo dicht mogelijk bij die van de principal liggen. Als een principal dit
middel op een correcte wijze gebruikt, kan hij voorkomen dat het probleem van averechtse selectie hem
opzadelt met ongewenste agents. Bij het beoordelen van een sollicitant kan een werkgever zich dan ook laten
leiden door de vroegere werkervaring van de sollicitant, zijn kwalificaties en referenties, zijn uitslag op
sollicitatietesten, etc...
Monitoring mechanisms zijn erop gericht om de informatie-asymmetrie tussen de principal en de agent te
doen verminderen. Een agent zal shirkend gedrag vertonen indien het voordeel dat het uit dit gedrag haalt
groter is dan de kans dat hij betrapt wordt, vermenigvuldigt met de kost van de straf die hij voor zijn gedrag
krijgt (Feaver, 2003, pp. 87-88). Sterkere monitoringsmechanismen verminderen dan ook de kans dat
shirkend gedrag van de agent onopgemerkt voorbij gaat.
McCubbins & Schwartz maken hierbij het onderscheid tussen police patrol oversight en fire alarm oversight
( McCubbins & Schwartz, 1984, p. 166). Police patrol oversight is gecentraliseerd, actief en direct. Net zoals
een politieagent die de straat patrouilleert, wordt constant of op regelmatige basis gekeken of een agent wel
op een correcte wijze werkt. Fire alarm oversight is minder gecentraliseerd, minder actief en minder direct.
Bij deze vorm van oversight kunnen allerlei actoren een alarm laten afgaan indien zij een agent betrappen op
shirkend gedrag.
51
Monitoring is echter betekenisloos als ze niet gesteund wordt door effectieve punishment (Feaver, 2003, pp.
87-88). Als een principal zich bewust is van het afwijkende gedrag van de agent, maar hij bestraft dit gedrag
niet, dan houdt niks de agent tegen om zijn eigenbelang na te streven. Een principal kan gebruik maken van
een breed arsenaal aan straffen. Zo kan een werkgever een werknemer bestraffen door hem te onderwerpen
aan strengere controles, hem een promotie te weigeren of hem te ontslaan.
Het is de taak van de principal om gebruik te maken van deze mechanismes en ervoor te zorgen dat de agent
zijn taken naar wens uitvoert. Zowat alle bronnen die schrijven over PMF's, stellen vast dat er een gebrek is
aan controlemechanismen en dat de bestaande mechanismes op gebrekkige wijze toegepast worden, hoewel
sommigen een langzame verbetering zien33. Dit varieert natuurlijk ook van land tot land en van het soort
contract34. Een gebrek aan politieke wil lijkt echter in veel gevallen de grootste oorzaak van gebrekkige
controle en bestraffing te zijn. Men kan zich dan ook afvragen of een principal die niet voor voldoende
controlemechanismen zorgt, niet medeverantwoordelijk is voor het gedrag van PMF's in zijn dienst.
Wat we in dit hoofdstuk echter zullen bespreken is niet zozeer hoe het gebrek aan politieke wil zorgt voor
een gebrek aan effectieve controle, maar welke kenmerken van de PMF-industrie het moeilijk maken voor
staten om een efficiënte controle tot stand te brengen, zelfs al is de wil aanwezig.
Het afbakenen van delegatie is een potentieel krachtig middel voor staten om problemen te voorkomen.
Staten kunnen immers beslissen om bepaalde bevoegdheden zelf uit te voeren in plaats van deze uit te
besteden aan PMF's. Het is misschien niet altijd politiek of financieel even makkelijk, maar voor de sterke
staten die we bespreken in deze paper, kan men op lange termijn weer gaan 'inbesteden' door capaciteiten
intern op te bouwen. Het ligt echter moeilijker wanneer een staat op korte-termijn afhankelijk is geworden,
een situatie die we in vorig hoofdstuk nog bespraken.
33 Voor een kleine selectie van kritiek op gebrekkige controlemechanismen, zie ondermeer Isenberg 2004, Singer 2003, Singer 2010, Walker & Whyte 2005, Wallwork 2005, Minow 2005, Avant 2006, Schreier & Caparini (2005). Recente verbeteringen zijn ondermeer de ondertekening van het Montreux-document, een internationaal akkoord met aanbevelingen over het gebruik van PMF's en een verandering in de Amerikaanse Uniform Code of Military Justice die het mogelijk maakt om burgers voor een militaire rechtbank te roepen (Montreux Document, 2008; Isenberg, 2010d). Deze eerste is echter niet-bindend en het is echter nog niet zeker dat de tweede ook werkelijk een groot verschil zal maken. Voor een klein overzicht aan veranderingen omtrent de controle van private veiligheidsbewakers in Irak, zie Isenberg 2010e.
34 Voor een vergelijking van hoe de VS, UK en Frankrijk gebruik maken van PMF's voor het opleiden van andere legers, zie Cusamano 2010. Voor een vergelijking van hoe de UK en Duitsland gebruik maken van publiek-private partnerschappen voor het uitbesteden van militaire diensten, zie Krahmann 2003.Voor een vergelijking van hoe Duitsland en de VS omgaan met het verlies van controle, zie Petersohn 2008.
52
Gezien de essentiële taken die PMF's geregeld uitvoeren en het feit dat zij vaak juist ingehuurd worden in
noodsituaties om een surge-capaciteit te voorzien, lopen staten dan ook het gevaar dat zij voor het succes van
een operatie afhankelijk zijn van de blijvende aanwezigheid van een PMF (Schreier & Caparini, 2005, pp.
80-81). De mogelijkheid om een PMF dan te straffen voor shirkend gedrag is dan ook beperkt, aangezien het
niet mogelijk is om op korte-termijn de PMF te vervangen door eigen capaciteiten.
Dit ligt ook aan de marktstructuur van de PMF-sector, die zich kenmerkt als een '...specialized and
entrenched industry where competition is fragmented and where the applicability of sanctions is limited'
(Schreier & Caparini, 2005, p. 51). Deze gespecialiseerde natuur en bijvoorbeeld ook de voorkeur van de VS
om voor bepaalde zaken enkel beroep te doen op Amerikaanse PMF's en vaak al op voorhand een
contractwinnaar te hebben vastgesteld, zorgt ervoor dat er soms geen breed aanbod van PMF's bestaat die als
alternatief ingeschakeld kunnen worden indien de huidige agent over de schreef gaat.
Het screenen en selecteren is een handig middel om ervoor te zorgen dat een staat niet opgezadeld wordt met
een ongewenste agent. Bovendien kan het ook gebruikt worden als straf, door het niet selecteren van een
agent die een vorige opdracht niet naar wens uitvoerde35. We hebben zonet al aangeduid dat een staat niet
altijd over evenveel keuze beschikt, maar er zijn nog elementen die meespelen die het moeilijker maken om
te screenen naar juiste kandidaten.
Feaver wijst erop hoe het leger haar rekruten screent met psychologische en lichamelijke testen, hoe het
Congres inspraak heeft over welke officieren gepromoveerd worden en hoe het cultiveren van
organisatienormen zoals gehoorzaamheid en respect voor de democratische hiërarchie ervoor zorgen dat de
voorkeuren van principal en agent enigszins in lijn blijven met elkaar (Feaver, 2003, pp. 87-89).
Het probleem van averechtse selectie bij het rekruteren van PMF-personeel kwam eerder al aan bod. Doug
Brooks, voorzitter van een PMF lobby group, omschreef werknemers van PMF's als “.... not nice guys. You
wouldn't want them to marry your sister.” (Singer, 2003, p. 222). Een staat heeft minder zicht en invloed op
de samenstelling van een PMF dan het heeft over haar eigen leger. Door haar identiteit als een privaat bedrijf
ligt de beslissing van wie aangenomen wordt en wie welke positie inneemt buiten de directe inspraak van een
staat.
35 Ondermeer het Duitse leger maakt voor een aantal uitbestede militaire diensten gebruikt van korte-termijn contracten, wat afhankelijkheid voorkomt en ervoor zorgt dat een agent sneller kan vervangen worden indien deze ondermaats presteert (Krahmann, 2003, p. 11)
53
Bovendien kan een PMF geneigd zijn om capabele werknemers aan te nemen, ook al hebben ze een
dubieuze achtergrond. Verschillende contractors hebben een achtergrond bij oude Sovjet of Apartheid
eenheden die het niet altijd zo nauw namen met mensenrechten (Singer, 2003, p. 222). Deze zijn dan
misschien uitermate geschikt om bepaalde contracten uit te voeren, maar het is twijfelachtig of sommige
staten dergelijke figuren wel zouden toelaten in het eigen leger. Zelfs indien een PMF wel gedreven is om
dergelijke figuren niet toe te laten, kan het niet voorkomen dat sollicitanten liegen over hun achtergrond.
Door de gevarieerde nationale afkomst van sollicitanten en het feit dat PMF's niet altijd toegang hebben tot
de juiste bronnen om de achtergrond van hun mogelijke werknemers te controleren, is het des te moeilijker
om hen eruit te filteren.
Een bijkomend probleem is dat wanneer er iets misgaat, dat weinig incentive is voor een PMF om het
incident publiek te maken. Integendeel, het heeft er baat bij om dergelijke problemen te verbergen, aangezien
een slecht imago voor een PMF kan betekenen dat het moeilijker is om klanten of werknemers te vinden. Bij
het verbergen van incidenten, kan men een beroep doen op haar status als privaat bedrijf, of zoals toenmalig
CEO van Blackwater, Erik Prince, tijdens een Congressionele hoorzitting antwoordde op de vraag naar
hoeveel winst het bedrijf maakte; “We're a private company, and there's a key word there – private."
(Milbank, 2007).
Het is natuurlijk zo goed als onmogelijk om als buitenstaander te weten te komen welke incidenten
succesvol in de doofpot zijn gestopt, maar verschillende gebeurtenissen wijzen er alvast op deze bezorgdheid
geen pure fictie is.
Julie McBride, die later hierover zou getuigen voor het Congress, werd onder toezicht geplaatst en bewaakt
door veiligheidsagenten van Halliburton nadat ze bij haar oversten was gaan klagen over hoe werknemers
van KBR misbruik maakten van het cost-plus contract dat het bedrijf had (United States Senate, 2006).
Uiteindelijk werd ze het land uitgevlogen. Verschillende andere vrouwen werden ontslagen nadat ze
klaagden over sexuele intimidatie en verkrachting door collega's (Risen, 2008).
Niet alleen Halliburton/KBR ontsloeg klokkenluiders die wantoestanden in het bedrijf aanklaagden.
Hetzelfde gebeurde al eerder met enkele werknemers van DynCorp (Singer, 2003, p. 222). Deze werden
ontslaan nadat ze naar buiten kwamen met informatie over andere werknemers die betrokken waren in
illegale wapenhandel, mensenhandel en gedwongen prostitutie.
54
Ook Blackwater probeerde om incidenten zo stil mogelijk te houden, gaande van het verzwijgen van hun
betrokkenheid, het betalen van een som geld aan nabestaanden en het vernietigen van bewijsmateriaal
(United States Congress, 2007; Apuzzo & Jakes Jordan, 2008). Het intimideren en ontslaan van werknemers
die de vuile was buitenhangen zorgt ervoor dat fire alarms niet altijd afgaan, aangezien werknemers vrezen
voor hun veiligheid en voor hun inkomen. Indien een bedrijf er succesvol in slaagt om informatie achter te
houden, is het dan ook onmogelijk voor een staat om op basis van de juist informatie een agent te selecteren
of te straffen.
Een bijkomend probleem is de immateriële, vluchtige aard van een bedrijf. Naamsveranderingen36, het
creëeren of aankopen en weer afstoten van dochterondernemingen37, personeelswisselingen38, het ontbinden
en heropstarten van bedrijven39,... zorgen ervoor dat een staat het moeilijk heeft om een oog te houden op wie
welke achtergrondgeschiedenis heeft. Dit is des te problematisch aangezien het niet altijd even duidelijk is
wie verantwoordelijk was voor het ongewenste gedrag. Waren het enkele individuele werknemers? Was het
voormalige management het probleem? Het is dus lastig voor een staat om te weten of de oorzaak van het
shirkend gedrag opgelost is.
Dergelijke ontwijkingsmaatregelen zijn makkelijker voor diensten-bedrijven aangezien zij minder
afhankelijk zijn van materieel kapitaal. Een veiligheidsfirma kan voertuigen, wapens en kogelvrije vesten
vaak relatief probleemloos op een lokale markt kopen, terwijl industriële bedrijven afhankelijk zijn van hun
productiemiddelen en zich dus niet zomaar kunnen ontdoen van hun activa om onder een andere identiteit of
in een ander land opnieuw te beginnen. De waarde die een diensten-bedrijf levert komt grotendeels voort uit
de expertise van haar werknemers, wat er dus voor zorgt dat zij zichzelf op flexibeler wijze kan omvormen.
Doordat een PMF op dergelijke wijze kan verdwijnen en weer kan heropstarten, kan het interacties met een
principal beginnen zien als wat in gametheoretische termen one-shot games genoemd worden, in plaats van
repeated games (Stanford Encyclopedia of Philosophy, 2010). In plaats van een positieve vertrouwensrelatie
over langere termijn op te bouwen, kan een PMF besluiten om een grote slag te slaan door alle mogelijke
voordelen uit een contract te halen.
36 Zoals bijvoorbeeld de naamsverandering van Blackwater naar Xe (Associated Press, 2009).37 Denk hierbij aan Halliburton dat dochteronderneming KBR verkocht (Reuters, 2007). 38 Zie bijvoorbeeld het ontslaan van individuele werknemers of het vertrek van Erik Prince als CEO bij Blackwater
(Pelton, 2010). Prince kwam later opnieuw in opspraak omdat hij betrokken zou zijn bij het oprichten en rekruteren voor Reflex Responses, een PMF die ingehuurd wordt door de Verenigde Arabische Emiraten (Hager & Mazzetti, 2011; Isenberg, 2011). Sommigen vrezen dan ook dat het autocratisch regime in het land gebruik maakt van PMF's om zich te verdedigen tegen een ontevreden bevolking.
39 Zie ondermeer Executive Outcomes dat na zware controverse ontbond, maar voortleefde in een groot aantal “spin-off” bedrijven waar voormalige werknemers aan de slag zijn en zo nog steeds in dezelfde sector aan het werk zijn (Singer, 2003, pp. 117-118). Het Britse Aegis wordt gelinked met het voormalige Sandline International, ondermeer omdat haar CEO als werknemer bij Sandline betrokken was bij verschillende schandalen die het einde betekenden voor het bedrijf (Isenberg, 2004, pp. 29-30).
55
Gepensioneerd kolonel Hammes maakt dan ook de opmerking dat PMF's zich elders kunnen vestigen om te
ontsnappen aan nationale regulering die het als te streng beschouwd, een fenomeen dat we zien bij
vrachtschepen die geregistreerd staan in landen met een zo gunstige mogelijke regulering (Hammes, 2008, p.
454). Nationale regelgeving kan daarom een minder dan ideaal middel zijn, aangezien PMF's monitoring en
bestraffingsmechanismen kunnen ontwijken door zich elders te laten registreren.
Sommige auteurs vrezen dat er een PMF' kan beslissen om een positief imago geheel te verzaken en zich
eerder te gaan focussen op het zogenaamde 'low rent district' (Singer, 2003, p. 219). In plaats van enkel te
werken voor respectabele overheden, kunnen zij een marktpositie veroveren als PMF die bereid is om zaken
uit te voeren waar andere PMF's zich niet mee willen associëren.
Op directe wijze is dit geen probleem voor een sterke staat die een dergelijk bedrijf niet wil inhuren, maar
indirect kan het bestaan van een dergelijke optie ertoe leiden dat een vooralsnog respectabel bedrijf shirkend
gedrag begint te vertonen. Punishment is immers pas effectief als de bestrafte hier ook de negatieve gevolgen
van ondervindt. Indien er genoeg vraag is naar zijn diensten, kan een PMF de verdere uitsluiting door een
respectabele staat dan ook zien als een aanvaardbaar risico, gezien de mogelijkheid om een alternatieve
markt aan te boren.
Uit voorgaande kunnen we besluiten dat de bedrijfsaard van een PMF ervoor zorgt dat effectieve monitoring
een kostelijke aangelegenheid kan worden. Deze problemen zijn echter niet helemaal uniek aan PMF's.
Outsourcing bestaat al veel langer dan het uitbesteden van militaire diensten, sommigen verlopen succesvol
en anderen lopen uit op een bankroet voor de principal (Singer, 2003, p. 160). Hoewel een failliet bedrijf veel
leed kan veroorzaken, is dit slechts een peulenschil in vergelijking met wat de gevolgen kunnen zijn als een
PMF logistieke steun stopzet, verkeerde informatie voorziet of onschuldige burgers neerschiet. Het
voorzichting omspringen met de mate van delegatie lijkt dan ook de voornaamste manier om dergelijke
problemen te voorkomen.
56
12. Conclusie
Het toepassen van het principal-agent model op het gebruik van PMF's levert een weinig rooskleurig beeld
op.
Burger en leger delen een overkoepelende voorkeur voor het vrijwaren van de veiligheid van de staat. De
invulling hiervan kan echter wel verschillen, wat kan leiden tot shirkend gedrag van de militaire agent. Dit
kan ingaan tegen het functionele doel en tegen het relationele doel. De belangen van een staat en een PMF
liggen echter verder uit elkaar. Als bedrijf is het bestaan en het groeien van een PMF gestoeld op het
vergaren van winst. Dit streven naar het accumuleren van winst kan echter in botsing komen met de
functionele voorkeuren en de voorkeur die voor kosten-efficiëntie die de staat heeft.
Afhankelijk van de taak die wordt uitbesteed en van de toestand waarin het leveren van de militaire diensten
plaats vindt, is er sprake van een grote of kleine informatie-asymmetrie. Elke delegatie gaat gepaard met een
zekere mate van informatie-asymmetrie, maar doordat een PMF een bedrijf is en geen onderdeel van de
staat, is deze groter dan het geval is bij de relatie tussen leger en burger. Deze informatie-asymmetrie valt uit
in het voordeel van de agent, maar er bestaat ook een mate van onzekerheid van de agent tegenover de
principal.
Het gebrek aan informatie over de agent zorgt ervoor dat de agent kan proberen om zijn eigen belangen na te
streven, in plaats van de belangen van de principal te volgen. Wanneer deze belangen in botsing komen,
spreken we van shirkend gedrag.
Bij het beoordelen van voorstellen van een PMF of bij het beoordelen van de PMF zelf, beschikt een staat
niet over de informatie waar de PMF over beschikt. Hierdoor krijgen PMF's de kans om voorstellen te doen
die vooral de eigen belangen dienen, ook al gaan deze in tegen belangen van de principal. Deze adverse
selection kan ertoe leiden dat men een ondergekwalificeerde PMF inhuurt of voorstellen aanneemt die teveel
kosten of ingaan tegen het functionele doel van de staat.
Het moral hazard probleem treed op bij het uitvoeren van de taak nadat een voorstel of PMF gekozen is. De
staat heeft niet altijd oog op wat de PMF uitvoert, dus kan een PMF geneigd zijn om zijn eigen belangen na
te streven ook al zijn die in botsing met de voorkeuren van de staat. Dit kan leiden tot PMF's die teveel
aanrekenen, minderwaardige diensten leveren om te besparen en PMF's die andere daden stellen die ingaan
tegen het overkoepelende veiligheidsbelang van de staat.
57
Het uitbesteden van diensten die direct of indirect van essentiëel belang zijn voor de staat zorgt ervoor dat ze
afhankelijk wordt van haar agents. Het ontwikkelen van de capaciteit om de uitbestede taak zelf uit te voeren
kan een dure aangelegenheid zijn, zeker indien gekwalificeerde soldaten het leger verlaten en aan de slag
gaan voor een PMF.
Indien een staat verlaten wordt door haar agent, kan het vervangen van een PMF door een andere PMF of
door eigen troepen op korte-termijn zelfs niet onmogelijk zijn. Economische overwegingen kunnen ervoor
zorgen dat de uitvoering van gedelegeerde taken in het gedrang komt en veiligheidsoverwegingen kunnen
ervoor zorgen dat PMF's of hun werknemers weigeren om zich in gevaarlijke situatie's te plaatsen.
Het controleren van PMF's wordt bemoeilijkt doordat ze als bedrijf geen deel uitmaken van de staatsstuctuur
en doordat een principal niet altijd geplaatst is om te zien wat er gebeurd in de chaos van een slagveld. Dit
leidt ertoe dat staten minder inzicht en inspraak hebben op wie er aan de slag is voor een PMF of dat PMF's
proberen om shirkend gedrag in de doofpot te stoppen in plaats van dit te melden.
De vloeibare en immateriële aard van PMF's zorgt er verder voor dat zij zich snel kunnen ontbinden en
omvormen om controle en bestraffing te ontsnappen. PMF kunnen zich vestigen in landen met gunstigere
wetgeving en kunnen zich laten verleiden om zoveel mogelijk te profiteren van een staat omdat zij ook nog
elders werk kunnen vinden.
Op basis hiervan komen we dan ook tot de conclusie dat het uitbesteden van militaire diensten met de nodige
voorzichtigheid dient te gebeuren. Het introduceren van een winstmotief kan leiden tot gedrag dat
belastingsbetalers onnodig veel geld kost en zelfs de nationale veiligheid in het gevaar brengt.
Toch is het belangrijk om dit enigszins te nuanceren. Het nastreven van winst is niet in se slecht of
kwaadaardig. Net zoals men het een kat niet kan kwalijk nemen als het eten van tafel weggritst, kan men het
een bedrijf niet kwalijk nemen dat het winst nastreeft. Zo is nu eenmaal de aard van het beestje. Net zoals het
baasje ervoor moet zorgen dat de kat leert wat wel en niet mag en deze regels ook afdwingt, is het de
verantwoordelijkheid van de staat om te beslissen in welke mate het taken wil uitbesteden en om er achteraf
op toe te zien dat deze op correcte wijze worden uitgevoerd.
58
Door de aard van onze probleemstelling hebben we ook geen aandacht besteed aan het positieve werk dat
verricht wordt door PMF's, noch voor de vele opdrachten die tot een goed einde werden gebracht. PMF's
kunnen zich immers ook richten op het uitbouwen van een positieve langetermijnrelatie met hun principal en
op die manier trachten om winst te vergaren. Het is ook zeker niet onze bedoeling om alle werknemers van
PMF's te demoniseren. Velen voeren gevaarlijk werk in moeilijke omstandigheden uit, niet zelden voor een
bescheiden loon. Bovendien zijn zij vaak zelf het slachtoffer van hun werkgever of zelfs van de staat die hun
werkgever inhuurt.
Het is zeker niet zo dat het uitvoeren van alle militaire diensten door de staat zelf een wondermiddel is dat
alle problemen voorkomt. Het waren soldaten die het Vietnamese dorp My Lai uitmoordden en het zijn
soldaten die zelfs vandaag de dag nog democratische regimes omverstoten. Bovendien is volledige politieke
controle door een regering niet altijd gewenst. Het gedrag van het Amerikaanse leger om ervoor te zorgen dat
het inzetten van het leger enkel mogelijk is met brede steun van de bevolking, kan beschouwd worden als
een versterking van de democratie. Staten hebben nu eenmaal niet altijd de beste bedoelingen. De holocaust,
bombardementen op Londen en Dresden, gebruik van chemische wapens,.. zijn allemaal daden die met
instemming van de staat gebeurden.
PMF's zijn dan ook niet in se goed of slecht. De auteur is van mening dat we het gebruik ervan op
pragmatische manier moet benaderen. Ze zijn een instrument met een eigen karakter, waardoor er enkel op
de juiste manier gebruik van mag gemaakt worden. Het is dan ook mijn hoop dat mensen die deze paper
lezen en nog niet vertrouwd waren met het thema, gemotiveerd zijn om met een kritische maar gefundeerde
blik naar dit fenomeen te kijken. Het is een proces dat nog volop in ontwikkeling is en de richting waarvan
het uitgaat wordt dan ook bepaald door zij die zich bezig houden ermee.
59
13. Bibliografie Abrahamsen, R. & Williams, M.C. (2006). Security Sector Reform: Bringing the Private In. Conflict,
Security & Development, 6(1), 1-23. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://users.aber.ac.uk/rbh/privatesecurity/article.pdf
Abrahamsen, R. & Williams, M.C. (2009). Security Beyond the State: Global Security Assemblages in International Politics. International Political Sociology, 2009(3), 1-17.
Adams , A. & De La Garza, P. (2000, 3 december). Military aid... from the private sector. St-Petersburg Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.sptimes.com/News/120300/Worldandnation/Military_aid____from_.shtml
Adviesraad Internationale Vraagstukken. (2007). De inhuur van private militaire bedrijven. Een kwestie van verantwoordelijkheid. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.aiv-advies.nl/ContentSuite/upload/aiv/doc/web_AIV_59%281%29.pdf
Apuzzo, M. & Jakes Jordan, L. (2008). FBI Finds Blackwater Trucks Patched. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/huff-wires/20080112/blackwater-prosecutions/
Arana, M. (2010). Review: U. S. contractors fall victim to the “Law of the Jungle” in Colombia. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.denverpost.com/lifestyles/ci_15761827
Associated Press. (2000). Canadian navy boards ship carrying military supplies. The Independent. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.independent.co.uk/news/world/americas/canadian-navy-boards-ship-carrying-military-supplies-711281.html
Associated Press. (2009). US security firm mired in Iraq controversy changes its name. Guardian. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.guardian.co.uk/world/2009/feb/13/blackwater-changes-name-xe
Avant, D. (2000). Privatizing Military Training. Foreign policy in focus, 5(17)
Avant, D. (2000b). From Mercenary to Citizen Armies: Explaining Change in the Practice of War. International Organization, 54(1), 41-72.
Avant, D. (2006). The Privatization of Security: Lessons from Iraq. Orbis, 50(2). Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.socsci.uci.edu/~davant/pub/20_avant_orbis.pdf
Barry, M. (2003). Jennifer Government. New York: Doubleday.
Barstow, D. (2004). The Struggle for Iraq: The Contractors; Security Firm Says Its Workers Were Lured Into Iraqi Ambush. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2004/04/09/world/struggle-for-iraq-contractors-security-firm-says-its-workers-were-lured-into.html
Baum, J., Mcgahan, A. (2009). The Transaction Cost dynamics of private military companies after the cold war. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www2.druid.dk/conferences/viewpaper.php?id=5334&cf=32
Brinkley, J. & Schmitt, E. (2004). Halliburton Will Repay U.S. Excess Charges for Troops' Meals. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2004/02/03/politics/03MEAL.html?ex=1076389200&en=6d5580c91136eb77&ei=5062&
60
BBC News. (2003). Jessica Lynch condemns Pentagon. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/3251731.stm.
BBC News. (2009). US judge dismisses charges in Blackwater Iraq killings. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/8436780.stm
Bolton, M. (2011). Landmine clearance: revealing differences in US and Norwegian approaches to insecurity. Atomium Culture. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://atomiumculture.eu/node/354
British Foreign & Commonwealth Office. (2002). Private Military Companies: Options for Regulation. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.globalsecurity.org/military/library/report/2002/mercenaries.pdf
Canadian Press. (2007). O'Connor announces military plane purchase. CTV News. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.ctv.ca/CTVNews/Canada/20070202/oconnor_plane_070202/
CBC News. (2009). Hundreds of special forces soldiers to get pay raise. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.cbc.ca/news/canada/story/2009/05/19/canadian-soldiers-allowance.html
CBS News. (2009). Waxman Questions Rice About Blackwater's Christmas Eve Shooter. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.cbsnews.com/stories/2007/10/05/politics/politico/thecrypt/main3337982.shtml
CEFCOM. (n.d.) Operation Megaphone. National Defence and the Canadian Forces. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.cefcom-comfec.forces.gc.ca/pa-ap/ops/megaphone-eng.asp
CNN World. (2008). Betancourt, U.S. Contractors Rescued from FARC. Geraadpleegd op 3 juli 2011 http://articles.cnn.com/2008-07-02/world/betancourt.colombia_1_ingrid-betancourt-colombian-presidential-candidate-colombian-police?_s=PM:WORLD
College of Europe. (2006). Proceedings of the Bruges Colloquium. Private Military/Security Companies Operating in Situations of Armed Conflict. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op www.coleurop.be/file/content/publications/pdf/Collegium%2036.pdf
Berndtsson, J. (2009). The Privatisation of Security and State Control of Force. Changes, challenges and the case of Iraq. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://gupea.ub.gu.se/bitstream/2077/19412/1/gupea_2077_19594_1.pdf
Brooks, D. (2000) Messiahs or Mercenaries? The Future of International Private Military Services. International Peacekeeping, 7(4), 129-144.
Calbreath, D. (2004). Iraqi army, police fall short on training. The San Diego Union-Tribune. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.signonsandiego.com/uniontrib/20040704/news_mz1b4iraqi.html
Campbell, D. (2002). Now showing on sattelite TV: secret American spy photos. The Guardian. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.guardian.co.uk/media/2002/jun/13/terrorismandthemedia.broadcasting
Caparini, M. & Schreier, F. (2005). Privatising Security: Law, Practice and Governance of Private Military and Security Companies. Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces. Occasional Paper nr. 6. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.dcaf.ch/Publications/Publication-Detail?lng=en&id=18346.
CBS News. (2009). Cheney's Halliburton Ties Remain. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.cbsnews.com/stories/2003/09/26/politics/main575356.shtml
61
Center For Strategic & International Studies. (n.d.). Defense Industrial Initiatives Current Issues: Cost-Plus Contracts. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://csis.org/files/media/csis/pubs/081016_diig_cost_plus.pdf
Chesterman, S. (2009). 'We can't spy.... if we can't buy!' The privatization of intelligence and the limits of outsourcing 'inherently governmental functions'. European University Insitute. Academy of European Law. Geraadpleegd op 3 juli 2010 op http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/11403/AEL_2009_02.pdf;jsessionid=C0937BDCE1094043EC5AA9810BE8A095?sequence=1
Clarke, M. (2009). JLS Consultation on priorities – additional comments from G4S plc. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://ec.europa.eu/justice/news/consulting_public/0001/contributions//g4s_en.pdf
Cubic Corporation. (2010). Cubic awarded $30 million follow-on contract to support British Army training sites in Canada and U.K.
Cusamano, E. (2010). Outsourcing military training: the use of security networks in foreign military assistance. European University Institute. Geraadpleegd op 3 juli op http://stockholm.sgir.eu/uploads/Outsourcing%20military%20training%20-%20Cusumano.pdf
Deitelhoff, N. (2009). The Business of Security and the Transformation of the State. TranState Working Papers, 87. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.econstor.eu/bitstream/10419/27898/1/598962247.PDF
Egan, M. (1998). Regulatory strategies, delegation and European market integration. Journal of European Public Policy, 5(3), 485-506.
Epstein, D., & O'Halloran, S. (1999). Asymmetric Information, Delegation, and the Structure of Policy-Making. Journal of Theoretical Politics, 11(1), 37-56.
Evans, Luitenant Kolonel S.S. (2006). There when you need them? Defining reliability in Army contracting for operation Iraqi Freedom. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.dtic.mil/cgi-bin/GetTRDoc?Location=U2&doc=GetTRDoc.pdf&AD=ADA449435
Fainaru, S. (2007). Where Military Rules Don't Apply. Blackwater's Security Force in Iraq Given Wide Latitude by State Dept. The Washington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2007/09/19/AR2007091902503_pf.html
Feaver, P.D. (2003). Armed Servants. Agency, Oversight, and Civil-Military Relations. Cambridge, Massachussets, and London, England: Harvard University Press.
Finkel, J. & Shalal-Esa, A. (2011). Hackers Breached Security Networks of U.S. Military Contractors, Says Source. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/2011/05/27/hackers-breached-security-networks-contractors_n_868342.html
Hall, P.A. & Taylor, R.C.R. (1996). Political Science and the Three New Institutionalisms. Political Studies, XLIV, 936-957.
HalliburtonWatch. (n.d.). Halliburton Advertisement Tries to Improve Its image. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.halliburtonwatch.org/about_hal/halad.html
62
Hammes, Kolonel T.X. (2008). Armed Groups: Changing the Rules. In Norwitz, J.H. (Ed.). Armed groups: Studies in National Security, Counterterrorism, and Counterinsurgency. Newport, Rhode Island : U.S. Naval War College. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://jeffnorwitz.com/Documents/32%20Armed%20Groups,%20Changing%20the%20Rules.pdf
Glanz, J. & Lehren, A.W. (2010). Use of Contractors Added to Iraq War's Chaos – Iraq War Logs – WikiLeaks Documents. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2010/10/24/world/middleeast/24contractors.html?pagewanted=1
Gibson, W. (1984). Neuromancer. New York: Ace.
Gordon, M. R. (2010, 10 augustus). Civilians to Take U.S. Lead as Military Leaves Iraq. New York Times. http://www.nytimes.com/2010/08/19/world/middleeast/19withdrawal.html?_r=1&ref=private_military_companies&pagewanted=1
Hager, E.B. & Mazzetti, M. (2011). Secret Desert Force Set up by Blackwater's Founder. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2011/05/15/world/middleeast/15prince.html?_r=1.
Isenberg, D. (2004). A fistful of contractors. The Case for a Pragmatic Assessment of Private Military Companies in Iraq. Washington DC, London: British-American Security Information Council.
Isenberg, D. (2008). Dogs of War: Cost-effective: Myth or fact? United Press International. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.upi.com/Top_News/Special/2008/04/25/Dogs-of-War-Cost-effective-Myth-or-fact/UPI-88971209135815/
Isenberg, D. (2010,). The Unknown Contractor. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/the-unknown-contractor_b_517885.html
Isenberg, D. (2010b). Dyncorp and the Afghan Police. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/dyncorp-and-the-afghan-po_b_477294.html
Isenberg, D. (2010c). The GAO Transcripts, part 20: When PSC Cause “Mission Creep”. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/the-gao-transcripts-part_b_658577.html
Isenberg, D. (2010d). Ahem: About That Great Chance to the UCMJ. The Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/ahem-about-that-great-cha_b_778024.html.
Isenberg, D. (2010e). Let's Have a Reality Based Discussion on PSC Use. Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/lets-have-reality-based-d_b_767362.html.
Isenberg, D. (2010f). PMC: Past, Present and Future. Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/pmc-past-present-and-futu_b_803074.html.
Isenberg, D. (2011). PMC und Drang in the Persian Gulf. Huffington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.huffingtonpost.com/david-isenberg/pmc-und-drang-in-the-pers_b_883825.html.
Ivanovich, D. (2008). Contractor deaths up 17 percent across Iraq in 2007. As 'surge' took effect, spike in killings subsided. Houston Chronicle. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.chron.com/disp/story.mpl/front/5528613.html
63
Johnston, D. & Broder, J.M. (2007). F.B.I. Says Guards Killed 14 Iraqis Without Cause. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2007/11/14/world/middleeast/14blackwater.html?ex=1352696400&en=4d3e7a7a4fbc5721&ei=5088
Kassim, H. & Menon, A. (2003). The principal-agent approach and the study of the European Union: Promise unfulfilled? Journal of European Public Policy, 10(1), 121-139
Klay Kieh, G. Jr. (2004). Military Engagement in Politics in Africa. In Klay Kieh, G.Jr. & Ogabe Agbese, P. (Eds.), The military and politics in Africa: from engagement to democratic and constitutional control (37-56). Burlington: Ashgate Publishing.
Krahmann, E. (2003). Controlling Private Military Companies. Geraadpleegd op 3 Juli 2011 op http://isanet.ccit.arizona.edu/portlandarchive/krahmann.pdf
Krahmann, E. (2009). Private Security Companies and the State Monopoly on Violence: A Case of Norm Change? Peace Research Institute Frankfurt Reports No. 88. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.humansecuritygateway.com/documents/PRIF_Prvt_Security_and_The%20State_Monopoly_on_Violence.pdf
L-3 MPRI. (2010). L-3 Awarded Maritime Security Work in Equitorial Guinea. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.mpri.com/web/index.php/content/press_release/l-3_awarded_maritime_security_work_in_equatorial_guinea/
Leander, A. (2004). The Power to Construct International Security: On the Significance of the Emergence of Private Military Companies. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://busieco.samnet.sdu.dk/politics/nyheder_og_begivenheder/power.pdf
Leander, A. (2002). Global Ungovernance: Mercenaries, States and the Control over Violence. COPRI Working Paper, 4/2002. Paper presented at the ‘Seminar on Private Military Companies’, Centre for Development Research, Copenhagen, 7 Dec. Geraadpleegd op 3 juli op http://privateforces.com/index.php?option=com_docman&task=doc_download&gid=179&Itemid=195
Leander, A. (2006). Eroding State Authority? Private Military Companies and the Legitimate Use of Force. Centro Militari di Studi Strategici: Rome. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://kms1.isn.ethz.ch/serviceengine/Files/ISN/20511/ipublicationdocument_singledocument/5bc56c89-a831-4ee0-bf3d-04b0ba41879d/en/Eroding_State_authority.pdf
March, J.G. & Olsen, J.P. (1989). Rediscovering institutions: the organizational basis of politics. New York: Simon and Schuster.
Mandel, R. (2001). The Privatization of Security. Armed Forces & Society, 28(1), 129-151.
McCubbins, M.D. & Schwart, T. (1984). Congressional Oversight Overlooked: Police Patrols versus Fire Alarms. American Journal of Political Science, 28(1), 165-179.
Milbank, D. (2007). The Man From Blackwater, Shooting From the Lip. The Washington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2007/10/02/AR2007100202022.html.
Miller, G. (2006). Spy Agencies Outsourcing to Fill Key Jobs. Los Angeles Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://articles.latimes.com/2006/sep/17/nation/na-contractors17
64
Miller, T.C., Hoseball, M. & Moreau, R. (2010). $6 Billion Later, Afghan Cops Aren't Ready to Serve. Pro Publica. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.propublica.org/article/six-billion-dollars-later-the-afghan-national-police-cant-begin-to-do
Milles, C.W. (1956). The Power Elite. Oxford: Oxford University Press.
Minow, M. (2005). Outsourcing Power: How Privatizing Military Efforts Challenges Accountability, Professionalism, and Democracy. Boston College Law Review, 46(5), 989-1026. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=2312&context=bclr&sei-redir=1
Moe, T.M. (1984). The New Economics of Organization. American Journal of Political Science, 28(4), 739-777
Montreux Document. (2008) The Montreux Document. On pertinent international legal obligations and good practices for States related to operations of private military and security companies during armed conflict. International Committee of the Red Cross.Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.icrc.org/eng/assets/files/other/icrc_002_0996.pdf
Moody, H. (2007). Soldiers for rent. The private contractors fighting America's wars. The New Atlantis. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.thenewatlantis.com/publications/soldiers-for-rent.
Nakashima, E. (2009). Court Revives Suit Over Iraq Work. The Washington Post. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2009/04/10/AR2009041003448.html?hpid=topnews
O'Meara, K.P. (2002). Broken Wings. Insight. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.privateforces.com/index2.php?option=com_docman&task=doc_view&gid=192&Itemid=195
Parker, L. (2007). What happened that day in Fallujah? USA Today. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.usatoday.com/news/world/iraq/2007-06-10-fallujah-deaths_N.htm
Perry, D. (2007). Contractors in Kandahar, eh? Canada's 'real' commitment to Afghanistan. Journal of Military and Strategic Studies, 9(4). Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.jmss.org/jmss/index.php/jmss/article/viewFile/98/108
Petersohn, U. (2008). Outsourcing the Big Stick: The Consequences of Using Private Military Companies. Working Paper 2008-0129, Weatherhead Center for International Affairs, Harvard University. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.wcfia.harvard.edu/node/3121.
Phinney, D. (2005). Marines Jail Contractors in Iraq. Tension and Confusion Grow Amid the “Fog of war”. CorpWatch. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.corpwatch.org/article.php?id=12349
Pollack, M.A. (1997). Delegation, agency, and agenda setting in the European Community. Internation Organization., 51(1), 99-134.
PBS. (n.d.). Complaint against Blackwater. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.pbs.org/wgbh/pages/frontline/shows/warriors/contractors/complaint.pdf
Pelton, R.Y. (2006). Licensed to Kill: Hired Guns in the War on Terror. New York: Crown Publishers.
Pelton, R.Y. (2010). An American Commando in Exile. Men's Journal. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.mensjournal.com/an-american-commando-in-exile.
Reuters. (2007). Halliburton, KBR split up. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.reuters.com/article/2007/04/05/us-halliburton-kbr-idUSN0523848520070405
65
Reuters. (2007b). Blackwater faulted by U.S. Military: report. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.reuters.com/article/2007/10/05/us-iraq-contractors-report-idUSN0439965120071005
Rice, A. (2004). Gates and ghettoes: A tale of two Britains? BBC News. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://news.bbc.co.uk/2/hi/programmes/if/3513980.stm
Risen, J. (2008). Limbo for U.S. Women Reporting Iraq Assaults. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2008/02/13/world/middleeast/13contractors.html?pagewanted=1&_r=2.
Robertson, D. (2008). G4S buys security firm rival ArmorGroup for £43m. The Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://business.timesonline.co.uk/tol/business/industry_sectors/support_services/article3593666.ece
Rubin, E. (2011). The possibilities and limitations of privatization. Public Law & Legal Theory Working Paper Number 11-09. Geraadpleegd op 21 juli 2011 op http://ssrn.com/abstract_id=1773832
Schachtman, N., & Axe, D. (2006). Winning-and Losing- the First Wired War. Popular Science. Geraadpleegd op 4 juli op http://www.popsci.com/scitech/article/2006-06/winning-and-losing-first-wired-war
Schmidt, M. S. (2011). Reopening of Blackwater Case Confuses Iraqi Victims. New York Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2011/04/26/world/middleeast/26blackwater.html
Schooner, S.L. (2008). Why Contractor Fatalities Matter. US Army War College Parameters, Autumn 2008, 78-91. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.carlisle.army.mil/usawc/parameters/Articles/08autumn/schooner.pdf
Schooner, S.L., & Swan, C. D. (2010). Contractors and the Ultimate Sacrifice. Service Contractor. Published byt he Professional Services Council, september 2010, 16-18. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.pscouncil.org/Content/NavigationMenu/Publications/ServiceContractorMagazine/SC_SEPT2010_Web.pdf
Schooner, S.L., & Swan, C. D. (2011). Dead contractors: The un-examined effect of surrogates on the public's casualty sensitivity. Journal of National Security Law & Policy, forthcoming 2011. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1826242
Schwartz, N.D. (2003). The Pentagon's Private Army. FORTUNE magazine. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://money.cnn.com/magazines/fortune/fortune_archive/2003/03/17/339252/index.htm
Shearer, D. (1998). Outsourcing War. Foreign Policy. No. 112, 68-81.
Singer, P.W. (2003). Corporate Warriors. The Rise of the Privatized Military Industry. Ithaca and London: Cornell University Press.
Singer, P.W. (2004a). War, Profits, and the Vacuum of Law; Privatized Military Firms and International Law. Columbia Journal of Transnational Law, 42(2), 521-549.
Singer, P. W. (2004b). Warriors for Hire in Iraq. Brookings Institute. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.brookings.edu/articles/2004/0415defenseindustry_singer.aspx
66
Singer, P.W. (2004c). The private military industry and Iraq: What have we learned and where to next? Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces Policy Paper. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.ssrnetwork.net/uploaded_files/3462.pdf
Singer, P.W. (2007). Can't Win With 'Em, Can't Go To War Without 'Em: Private Military Contractors and Counterinsurgency. Brookings Institute Policy Paper. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.brookings.edu/~/media/Files/rc/papers/2007/0927militarycontractors/0927militarycontractors.pdf
Singer, P.W. (2010). The Regulation of New Warfare. Brookings Institution. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.brookings.edu/opinions/2010/0227_defense_regulations_singer.aspx
Smith, M. (2006). SAS get 50% pay rise to halt quiters. The Times. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.timesonline.co.uk/tol/news/uk/article601436.ece
Spearin, C. (2007). SOF for sale: The Canadian Forces and the challenge of privatized security. Canadian Military Journal, 8(1), 27-34. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.journal.dnd.ca/vo8/no1/doc/spearin-eng.pdf
Stanford Encyclopedia of Philosophy. (2010). Game Theory. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op
http://plato.stanford.edu/entries/game-theory/.
Stöber, J. (2007). Contracting in the Fog of War... Private Security Providers in Iraq: A Principal-Agent Analyses. In Jäger, T. & Kümmel, G. (Eds.). Private military and security companies: chances, problems, pitfalls and prospects. Wiesbaden: VS Verlag.
Symes, F. (n.d.). Congress Q&A: Declaration of war. Congress.org. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://origin-www.congress.org/news/2011/03/25/congress_qa_declaration_of_war
The Guardian. (2004). Don't call us mercenaries, says British company with lucrative contracts and cheap labour. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.guardian.co.uk/uk/2004/may/17/military.iraq
Towery, Kolonel B.A. (2006). Phasing out private security contractors in Iraq. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.strategicstudiesinstitute.army.mil/pdffiles/ksil520.pdf
United States Congress. (2005). Halliburton's Questioned and Unsupported Costs in Iraq Exceed $1.4 Billion. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://dpc.senate.gov/hearings/hearing22/jointreport.pdf
United States Congress. (2007). Memorandum to members of the Committee on Oversight and Government Reform, Additional Information about Blackwater USA. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://graphics8.nytimes.com/packages/pdf/national/20071001121609.pdf
United States Department of Labor. (n.d.). Division of Longshore and Harbor Worker's Compensation. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.dol.gov/owcp/dlhwc/ExplainingDBA.htm
United States Government Accountability Office. (2000). Army Should Do More to Control Contract Cost in the Balkans. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.gao.gov/archive/2000/ns00225.pdf
United States Government Accountability Office. (2009). Contignency Contracting. Further Improvements Needed in Agency Tracking of Contractor Personnel and Contracts in Iraq and Afghanistan. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.gao.gov/new.items/d10187.pdf
67
United States House of Representatives. (2010). Warlord, Inc.Extortion and Corruption Along the U.S. Supply Chain in Afghanistan. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://www.cbsnews.com/htdocs/pdf/HNT_Report.pdf
United States Military. (2005). Retention Incentive Pays for Special Operations Forces. Geraadpleegd op 3 juli 2011 op http://usmilitary.about.com/od/militarypay/a/specoppay.htm
United States Senate. (2006). Senate Democratic Policy Committee Hearing “An Oversight Hearing on Accountability for Contracting Abuses in Iraq”. Julie McBride, Former KBR/Halliburton Employee. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://dpc.senate.gov/hearings/hearing37/mcbride.pdf
Van Natta, D. Jr. (2003). A Region Inflamed: Resources; High Payments to Halliburton For Fuel in Iraq. New York Times. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2003/12/10/world/a-region-inflamed-resources-high-payments-to-halliburton-for-fuel-in-iraq.html
Von Zielbauer, P. (2007). Blackwater Softens its Logo from Macho to Corporate. New York Times. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.nytimes.com/2007/10/22/business/media/22logo.html?_r=2&oref=slogin&oref=slogin
Walker, C. & Whyte, D. (2005). Contracting out war? Private Military Companies, Law and Regulation in the United Kingdom. The International and Comparative Law Quarterly, 54(3), 651-690.
Wallwork, Major R.D. (2005). Operational Implications of Private Military Companies in the Global War on Terror. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://www.dtic.mil/cgi-bin/GetTRDoc?AD=ADA436294
Washington Post (n.d.). Faces of the Fallen: Iraq and Afghanistan Casualties. Washington Post. Geraadpleegd op 3juli 2011 op http://projects.washingtonpost.com/fallen/
Weingast, B.R. Marshall, W.J. (1988). Industrial Organization of Congress; or, Why Legislatures, Like Firms, Are Not Organized as Markets. The Journal of Political Economy, 96(1), 132-163.
Wright Mills, C. (1956). The Power Elite. Oxford: Oxford University Press.
Zamperelli, S. J. (1999). 'Competitive sourcing and privatization; Contractors on the battlefield. What have we signed up for?', Air Force Journal of Logistics, 23(3), 1-17. Geraadpleegd op 19 juli 2011 op http://dodreports.com/pdf/ada369472.pdf
68