Jeroen Van Raemdonck - Ghent University...

70
1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling Jeroen Van Raemdonck MASTERPROEF EU-STUDIES PROMOTOR: Dr. Fabienne Bossuyt COMMISSARIS: Marjolein Derous ACADEMIEJAAR 2015 – 2016 De Duitse, Franse en Britse posities in het EU-China handelsbeleid: doelstellingen, conflicten en overeenstemmingen. Aantal woorden: 19378

Transcript of Jeroen Van Raemdonck - Ghent University...

  • 1

    UNIVERSITEIT GENT

    FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

    Wetenschappelijke verhandeling

    Jeroen Van Raemdonck

    MASTERPROEF EU-STUDIES

    PROMOTOR: Dr. Fabienne Bossuyt

    COMMISSARIS: Marjolein Derous

    ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

    De Duitse, Franse en Britse posities in het EU-China handelsbeleid:

    doelstellingen, conflicten en overeenstemmingen.

    Aantal woorden: 19378

  • 2

  • 3

    Abstract

    Deze masterproef onderzoekt wat de preferenties van Duitsland, Frankrijk en het

    Verenigd Koninkrijk zijn inzake het EU-China handelsbeleid, en in welke mate deze

    preferenties overeenstemmen met de EU-positie. In de literatuur is reeds vastgesteld hoe de

    EU-lidstaten kunnen onderscheid worden in protectionistisch en vrijhandelsgezind, maar

    naar specifieke preferenties is nog geen diepgaand onderzoek gebeurd. In deze masterproef

    wordt getracht om dit hiaat op te vullen door de handelspreferenties van de drie grootste

    Europese handelspartners van China te onderzoeken aan de hand van drie cases. Deze cases

    situeren zich elk op een verschillend beleidsniveau en omvatten het unilateraal, bilateraal en

    multilateraal EU-China handelsbeleid. Concreet wordt de analyse toegepast op het anti-

    dumping dossier rond zonnepanelen, het EU-China bilateraal Investeringsakkoord en een

    WTO-geschil over zeldzame aardmetalen. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd

    dat de preferenties van de onderzochte lidstaten grotendeels afhankelijk zijn van de

    eigenbelangen die aan elk dossier zijn verbonden. De positie van de lidstaten is dus niet

    enkel afhankelijk van de marktideologie van de lidstaten maar ook van de concrete belangen

    die moeten verdedigd worden. Er wordt ook vastgesteld dat de preferenties in grote mate

    overlappen met de EU-positie, wat wijst op een EU-China handelsbeleid dat rekening houdt

    met de belangen van China’s grootste Europese handelspartners.

  • 4

    Inhoudstafel

    1. Inleiding .............................................................................................................................. 6

    1.1. Conceptueel kader en onderzoeksvragen ................................................................... 7

    1.2. Methodologie .............................................................................................................. 8

    2. De EU-China handel: too big to fail ...................................................................................... 10

    2.1. De handelsrelatie tussen de EU en China: een overzicht ............................................. 11

    2.1.1. Periode 1979 - 1990 ............................................................................................... 12

    2.1.2. Periode 2004-2014 ................................................................................................. 13

    2.2. Politieke ruggengraat van de handelsrelatie: van economisch engagement tot strategisch partnerschap ...................................................................................................... 16

    2.3. Het Duits, Frans en Brits belang van bilaterale (handels)betrekkingen met China ...... 18

    2.3.1. Duitsland ................................................................................................................ 19

    2.3.2. Frankrijk .................................................................................................................. 21

    2.3.3. Verenigd Koninkrijk ................................................................................................ 22

    2.4. EU-China handelsrelaties op drie niveaus ..................................................................... 24

    2.4.1. Unilateraal .............................................................................................................. 24

    2.4.2. Bilateraal................................................................................................................. 24

    2.4.3. Multilateraal ........................................................................................................... 25

    2.5. Conclusie ....................................................................................................................... 26

    3. Unilateraal EU-China handelsbeleid: het zonnepanelendispuut ......................................... 28

    3.1. Feitelijke gebeurtenissen en de EU-positie ................................................................... 28

    3.2. Positie van Duitsland ..................................................................................................... 31

    3.3. Positie van Frankrijk ...................................................................................................... 33

    3.4. Positie van het Verenigd Koninkrijk .............................................................................. 34

    3.5. Conclusie ....................................................................................................................... 36

    4. Bilateraal EU-China handelsbeleid: het bilateraal Investeringsakkoord .............................. 39

    4.1. De EU-China 2020 Strategie voor Samenwerking: verbreding en verdieping van het bilateraal economisch engagement. .................................................................................... 39

    4.2. Bilateraal investeringsakkoord: opstap naar een vrijhandelsakkoord? ........................ 41

    4.3. Positie van Duitsland ..................................................................................................... 42

    4.4. Positie van Frankrijk ...................................................................................................... 43

    4.5. Positie van het Verenigd Koninkrijk .............................................................................. 44

  • 5

    4.6. Conclusie ....................................................................................................................... 46

    5. Multilateraal EU-China handelsbeleid: WTO-zaak Commissie tegen China omtrent de Chinese exportquota voor de uitvoer van zeldzame aardmetalen ......................................... 48

    5.1. Feitelijke gebeurtenissen en de EU-positie ................................................................... 48

    5.2. Positie van Duitsland ..................................................................................................... 53

    5.3. Positie van Frankrijk ...................................................................................................... 54

    5.4. Positie van het Verenigd Koninkrijk .............................................................................. 56

    5.5. Conclusie ....................................................................................................................... 58

    6. Algemene conclusie .............................................................................................................. 61

    7. Literatuurlijst ........................................................................................................................ 65

  • 6

    1. Inleiding

    De afgelopen decennia is de Volksrepubliek China (voortaan: China) voor de EU een

    erg belangrijke partner geworden. Beide wereldgrootmachten hebben enkele verreikende

    strategische partnerschappen met elkaar afgesloten. Sinds 2003 verwijzen beide actoren

    naar elkaar met de term ‘strategische partner’, wat wijst op een bredere visie die het

    economische overstijgt. Maar zonder twijfel blijft het economisch aspect wel de lijm

    waarmee het strategisch partnerschap is bezegeld. Cijfers tonen een substantiële stijging van

    de EU-handel met China duidelijk aan gedurende de afgelopen decennia. De bilaterale

    handel in goederen bedroeg 428,1 miljard dollar in 2013 (DG Trade, 2014a). In vergelijking

    met enkele decennia daarvoor is het verschil enorm. In 1975 bedroeg de bilaterale handel in

    goederen amper 2 miljard dollar per jaar.

    Het EU-handelsbeleid ten aanzien van China is het resultaat van politiek getouwtrek

    tussen de lidstaten achter de schermen. Volgens de literatuur zijn hierbij onder de lidstaten

    twee kampen te onderscheiden die respectievelijk pleiten voor meer en minder

    handelsbelemmeringen ten aanzien van China (Yu, 2015 ; Heron, 2007 ; Zimmermann, 2007).

    De Commissie – de zogenaamde ‘agent’ – tracht een voor alle lidstaten zo aanvaardbaar

    mogelijk compromis te vinden. Echter, niet alle lidstaten – de zogenaamde ‘principalen’ –

    staan altijd helemaal achter het gekozen handelsbeleid van de Commissie. Er staan immers

    heel wat belangen op het spel wat betreft de EU-handel met China. Doorgaans zijn de meest

    protectionistische EU-lidstaten, zoals Griekenland en Portugal, ook die landen die het meest

    te winnen hebben bij een door tolmuren belemmerde EU-China handel (Heron, 2007). Niet

    zelden ervaren deze (vaak perifere) lidstaten directe concurrentie van China en trachten zij

    hun nationale industrieën hiervoor veilig te stellen. Andere EU-lidstaten, zoals Duitsland,

    Nederland en het Verenigd Koninkrijk, die veel bilaterale handel drijven met China en

    vandaar veel baat hebben bij vlotte EU-China handelsverhoudingen, pleiten dan weer voor

    een meer geliberaliseerde handel.

  • 7

    1.1. Conceptueel kader en onderzoeksvragen

    De bestaande literatuur gaat oppervlakkig om met de specifieke preferenties van de

    lidstaten inzake het EU-China handelsbeleid. Young & Peterson (2014) bestuderen

    bijvoorbeeld in detail de mechanismes die bepalend zijn voor het Europees extern

    handelsbeleid, maar graven niet in de diepte naar welke posities de lidstaten innemen

    tegenover dit extern handelsbeleid. Smith (2014) verwijst naar de belangenfragmentatie

    onder EU-lidstaten, dat de oorzaak is van een EU-China handelsbeleid dat een

    gemeenschappelijke strategie ontbreekt. De auteur verwijst naar Frankrijk, Duitsland en het

    Verenigd Koninkrijk, die allemaal een verschillende economische diplomatie tegenover China

    zouden praktiseren, parallel met het Europees handelsbeleid. Maar wat deze nationale

    diplomatie precies drijft, wat de preferenties zijn, daarover weidt Smith niet uit. Kundnani &

    Parello-Plesner (2012) redeneren dat de competitie tussen EU-lidstaten in het aantrekken

    van Chinese investeringen drastisch is verscherpt sinds de eurocrisis. De belangen van

    lidstaten zijn door de crisis meer uit elkaar gegroeid omdat sommige lidstaten veel

    exporteren naar China en andere weinig. Logischerwijze hebben de landen die veel

    exporteren meer urgente belangen betreffende het EU-China handelsbeleid dan lidstaten

    die weinig exporteren. Maar wat deze belangen precies zijn, wordt niet in detail bestudeerd.

    Daar poogt deze masterproef verandering in te brengen door de handelsagenda van

    drie belangrijke EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) inzake het EU-

    China handelsbeleid in kaart te brengen. Deze drie lidstaten zijn ook volgens Cameron &

    Shen (2012) de meest invloedrijke EU-landen om drie redenen. Ze zijn de grootste Europese

    handelspartners van China, institutioneel wegen ze zwaar door op de EU-besluitvorming

    omdat ze veel inwoners tellen, en ze hebben ook discursieve invloed op de besluitvorming.

    De drie landen hebben een groot aanzien in de Unie en niet zelden vaart de EU een koers die

    in bepaalde mate door de leiders van deze lidstaten wordt uitgestippeld. Denk hierbij aan de

    Frans-Duitse as die, eens tot een gezamenlijk besluit gekomen over bepaalde breuklijnen

    heen, vaak wordt bijgesprongen door verschillende andere EU-lidstaten. Frankrijk wordt

    overigens vaak gezien als een traditioneel protectionistisch land, terwijl Duitsland en het

    Verenigd Koninkrijk een reputatie als vrijhandelaars hebben opgebouwd (Stares, 2012).

  • 8

    Concreet tracht deze masterproef een antwoord te vinden op volgende onderzoeksvragen:

    - Wat zijn de preferenties van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien

    van het EU-China handelsbeleid?

    - In welke mate stemmen deze posities in met het EU-China handelsbeleid?

    1.2. Methodologie

    Het eigenlijke onderzoek zal gebeuren met behulp van drie empirische gevalstudies

    die een zo omvattend mogelijk beeld schetsen van het EU-handelsbeleid ten aanzien van

    China. Elk van de drie gevalstudies situeert zich op een ander beleidsniveau. Deze niveaus

    zijn het unilateraal, bilateraal en multilateraal EU-China handelsbeleid. Wanneer de

    onderzoeksvragen worden toegepast op deze drie beleidsniveaus, wordt de positie van de

    drie lidstaten ten aanzien van het brede EU-China handelsbeleid meer duidelijk.

    Op unilateraal vlak wordt een anti-dumping zaak rond Chinese zonnepanelen

    onderzocht, waarbij de EU unilaterale handelsbeperkingen invoerde op basis van een

    vermoeden van niet-marktconforme dumpingpraktijken. Op bilateraal vlak wordt het

    bilateraal Investeringsakkoord onderzocht, een onderdeel van de in 2013 geïntroduceerde

    EU-China 2020 Strategie voor Samenwerking. Op multilateraal vlak wordt een recente EU-

    zaak in het WTO-stelsel van geschillenbeslechting onderzocht, waarbij de EU zich burgerlijke

    partij stelde in een zaak tegen China omtrent de Chinese beperking op de uitvoer van

    zeldzame aardmetalen.

    Op methodologisch vlak is de masterproef gebaseerd op een documentanalyse van

    de primaire en secundaire bronnen, aangevuld met inzichten uit een diepte-interview. De

    officiële publicatiekanalen van DG Handel, de Raad van Ministers, de EEAS, het Chinees

    Ministerie van Buitenlandse Zaken, de nationale Ministeries van Buitenlandse Zaken/Handel

    van de drie lidstaten en de notulen van parlementaire debatten in de drie lidstaten vormen

    de primaire databasis van dit onderzoek. Naast de bestaande literatuur, die de voornaamste

    secundaire bron is waarop dit onderzoek zich baseert, worden gespecialiseerde media

  • 9

    geconsulteerd als EurActiv, Politico en EU Observer.

    Deze masterproef is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding volgt een

    literatuuroverzicht waarin het bestaande EU-China handelsbeleid wordt uiteengezet. In dit

    hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan het nationale handelsbeleid ten aanzien van

    China van de drie betrokken lidstaten. In hoofdstuk 3 komt een eerste empirische

    gevalstudie aan bod, gevolgd door een tweede gevalstudie in hoofdstuk 4 en een laatste in

    hoofdstuk 5. Telkens wordt op deze cases volgende onderzoeksvraag toegepast: welke zijn

    de preferenties van de lidstaten inzake het EU-China handelsbeleid? Tenslotte volgt een

    algemeen besluit dat de bevindingen overloopt.

  • 10

    2. De EU-China handel: too big to fail

    De Europese Commissie is in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid

    verantwoordelijk voor het intern Europees handelsbeleid en het voeren van internationale

    handelsonderhandelingen met niet-EU-landen. Dit is een exclusieve kernbevoegdheid van de

    EU die met het Verdrag van Rome (1957) tot stand is gekomen. Daarmee wordt bedoeld dat

    de Commissie als enige wetsvoorstellen over handelsbeleid mag doen, waarna de Raad

    (lidstaten) en het Europees Parlement als medewetgevers deze voorstellen moeten

    goedkeuren. Aspecten van dit handelsbeleid zijn onder andere het openen van nieuwe

    markten voor goederen en diensten, het zoeken van meer en betere

    investeringsmogelijkheden, het bepalen van de douanetarieven, het nastreven van

    compatibele technische – en veiligheidsnormen, concurrentie en openbare aanbestedingen,

    en het stimuleren van duurzame ontwikkeling (DG Communicatie, 2014).

    De EU-China handel is de laatste decennia exponentieel toegenomen. Terwijl de

    bilaterale handel in goederen in 1975 slechts 2 miljard euro bedroeg, is dit bedrag in 2013

    gestegen naar niet minder dan 428,1 miljard euro (zie figuur 1) (DG Trade, 2014a ; Eurostat,

    2015). Van dit bedrag bestaat 280,1 miljard euro uit Chinese export naar de EU en 148

    miljard euro uit Europese export naar China (DG Trade, 2014b). De EU importeert dus bijna

    dubbel zoveel uit China dan het exporteert. Chinese import is dus cruciaal voor het

    functioneren van de Europese economie. De Europese import uit China bedraagt bijna

    honderd miljard euro meer dan de Europese import uit de VS, die in 2013 maar 196,2 miljard

  • 11

    euro bedroeg (DG Trade, 2015a). Wat de toelevering van goederen betreft, is China voor de

    EU dus van groter belang dan de VS en too big to fail.

    Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de EU-China handelsrelatie

    beschouwd in een historisch perspectief. Hierbij vormde de Koude Oorlog, en het einde

    daarvan, een belangrijke mijlpaal in de wederzijdse relaties, samen met de almaar

    toenemende bilaterale handel. Vervolgens wordt het politiek partnerschap tussen de EU en

    China bekeken. Hoe meer beide economieën met elkaar verstrengelden doorheen de laatste

    decennia, hoe meer werk is gemaakt van nauwere politieke partnerschappen. Daarna komen

    de actuele uitdagingen aan bod die een obstakel kunnen vormen voor de bilaterale handel.

    Hierbij wordt in het bijzonder China’s asymmetrisch effect op de EU-lidstaten bestudeerd.

    De intensiteit waarmee China handel drijft met sommige EU-lidstaten bepaalt in sterke mate

    mee de positie van deze lidstaten ten aanzien van het EU-handelsbeleid tegenover China.

    Voorlaatst worden de bilaterale relaties van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk

    met China kort overlopen. Tenslotte wordt dezelfde oefening gemaakt, maar dan voor de

    EU-China handelsrelaties, meer bepaald op de drie beleidsniveaus: unilateraal, bilateraal en

    multilateraal.

    2.1. De handelsrelatie tussen de EU en China: een overzicht

    De EU is China’s grootste handelspartner en een van zijn belangrijkste investeerders.

    China is voor EU de tweede grootste handelspartner, naast de VS. Tussen 2004 en 2014, over

    de loop van een decennium, is de bilaterale handel tussen beide partners meer dan

    verdubbeld naar een recordbedrag van 466,8 miljard dollar in 2014 (zie figuur 2). Wat volgt

    is een overzicht van de handelsrelatie tussen beide partners voor en na de val van de Sovjet-

    Unie. De Koude Oorlog, die eindigde begin de jaren ’90, had een grote invloed op de

    bilaterale handel tussen de EU en China. China was en is nog altijd een land met een

    communistisch bewind. Toen er nog sprake was van een bipolaire wereld, en de EU nog

    onder de militaire paraplu van de NAVO en meer bepaald de Verenigde Staten schuilde, was

    het water tussen de EU en China te diep om de handelscontacten te intensifiëren. Maar

    begin de jaren ’90 veranderde dat omdat er geen Koude Oorlog meer dreigde. Er heerste

  • 12

    een voorzichtig optimisme en er werd volop geïnvesteerd in het buitenland. De Europese

    handelscontacten met China namen sindsdien exponentieel toe.

    2.1.1. Periode 1979 - 1990

    China heeft in volle Koude Oorlogstijd nauwelijks deelgenomen aan de bipolaire

    spanningen. Het land, dat een lange traditie van geslotenheid kent, had geen zichtbare

    ideologische doelstellingen en hield zich afzijdig van de vele proxy-wars die de Verenigde

    Staten en de Sovjet-Unie met elkaar uitvochten. China kende wel een diepgeworteld gevoel

    van wantrouwen jegens het Westen ten gevolge van wat men intern de “Eeuw van

    Vernedering” noemt ; een periode tussen 1839 en 1949 waarin het Chinese Rijk de speelbal

    was van verschillende Westerse mogendheden (zoals het Verenigd Koninkrijk – denk aan de

    Opiumoorlogen) en Japan. Hoewel de binnenlandse retoriek van de communistische CCP-

    partij regelmatig terug verwijst naar deze woelige periode, gebeurde er onder president

    Deng Xiaoping (1981 – 1987) een belangrijke koerswijziging waarbij het land zich terug open

    stelde naar buitenlandse investeerders en allerlei economische hervormingen doorvoerde.

    Dit zorgde voor een gestage toename van de bilaterale handel tussen de EU en China. De EU

    importeerde heel wat goedkope industriële producten en intermediaire goederen uit China.

    China was een gretig afnemer van Europese technologie en machines. Het land had immers

    heel wat technologische input en knowhow nodig om zijn economische groei te kunnen

    voortzetten.

  • 13

    In 1989 kwam er tijdelijke afname van de bilaterale handel naar aanleiding van het

    Europees wapenembargo op de export van wapens naar China. Met de Madridverklaring van

    26/27 juni 1989 veroordeelde de EU het geweld op het Plein van de Hemelse Vrede, waar

    een studentenprotest door het leger met tanks en vuurwapens werd neergeslagen, en

    kondigde ze het embargo aan. Dit was meer een symbolische daad dan een rechtsgeldig

    verbod voor de lidstaten. Elke lidstaat kon deze Madridverklaring naar eigen wens

    interpreteren, aangezien Art. 223 van het Verdrag van Rome lidstaten de vrijheid laat om

    zelf te kiezen hoe of met wie ze wapens willen verhandelen. Het Verdrag van Maastricht

    bevestigde dit eveneens en gaf de lidstaten de mogelijkheid om unilateraal een Europees

    wapenembargo teniet te verklaren (Yixiong, 2011). Er gaan binnen de EU veel stemmen op

    om dat wapenembargo af te schaffen, omdat het in de praktijk toch dode letter blijkt te zijn.

    Maar onder druk van de VS, die dreigden dat deze beslissing repercussies zou hebben op de

    EU-VS Veiligheidssamenwerking, is een afschaffing van het wapenembargo nog niet

    gebeurd. Dat nam echter niet weg dat de bilaterale handel tussen 1995 en 2000

    langzaamaan terug normaliseerde, mede door de geleidelijke uitdoving van overige

    economische EU-sancties op China en de toename in intensiteit van de bilaterale handel.

    2.1.2. Periode 2004-2014

    De EU-China handel heeft zich de laatste decennia naar recordhoogtes opgewerkt.

    Figuur 2 toonde hoger al aan hoe de totale handel tussen de EU en China 177,56 miljard

    euro bedroeg in 2004 en 466,83 miljard euro

    in 2014. Procentueel gezien is dit een stijging

    van 38,04 procent op tien jaar tijd.

    Wat nog opvalt aan deze cijfers is de

    grote discrepantie tussen wat de EU

    exporteert naar China en wat China

    exporteert naar de EU. Terwijl de EU in 2014

    voor 164,78 miljoen euro exporteerde naar

  • 14

    China, importeerde het een totaalwaarde van 302,05 miljoen euro aan goederen en

    diensten uit China in datzelfde jaar (zie figuur 2). Dit is een negatief handelssaldo, of

    handelsonevenwicht, dat verschillende gevolgen heeft op Europees politiek vlak die verder

    nog besproken zullen worden. Figuur 3 geeft een visuele weergave van dit

    handelsonevenwicht. Zoals is te zien, importeert de EU veel meer goederen (rood) uit China

    dan het exporteert (groen).

    Vooral de perifere EU-lidstaten, zoals de PIGS (Portugal, Ierland, Griekenland, Spanje),

    hebben grote handelstekorten opgebouwd (zie figuur 6). Dit heeft te maken met een aantal

    factoren. Ten eerste heeft China een betere markttoegang tot de EU (met minder tarifaire

    en niet-tarifaire barrières) dan de EU tot de Chinese markt. Dit druist in tegen de bestaande

    WTO-principe van gelijke behandeling en belemmert heel wat Europese bedrijven om zich te

    wortelen in de Chinese economie (zie onder). Het nivelleren van deze ongelijkheid is een van

    de gronddrijfveren van het EU-China bilateraal Investeringsakkoord uit 2013 en wordt

    verderop nog uitvoerig behandeld. Ten tweede zijn niet alle EU-lidstaten even competitief

    en bestaat er in China slechts veel vraag naar bepaalde goederen die in specifieke lidstaten

    worden vervaardigd. Meestal zijn dit de meer welvarende kernlanden, die zich vaak in West

    – en Noord-Europa situeren, zoals Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk. De Duitse

    export naar China, bijvoorbeeld, bestaat voor 16 procent uit auto’s en 10 procent uit auto-

    onderdelen (zie figuur 4). Op dergelijke producten zijn de winstmarges hoger en bestaat veel

    meer Chinese vraag dan naar Griekse olijven of Spaanse wijn.

  • 15

    In de EU-China handelsrelatie tekenen zich duidelijk enkele grote uitdagingen voor de

    toekomst af. Een eerste, China’s gebrekkige naleving van de WTO-regels, is zoals eerder

    aangehaald een van de oorzaken van het groeiend handelsdeficit van de EU tegenover

    China. De Europese Commissie stelt in een beleidsdocument dat ze China wil bewegen naar

    een betere implementatie van de verplichtingen die het land is aangegaan bij de toetreding

    tot de WTO in 2001. Angelos Pangratis, Ambassadeur van de EU bij de

    Wereldhandelsorganisatie, voegde hier in een officiële verklaring nog een paar andere EU-

    bezorgdheden aan toe (DG Trade, 2014c). Ten eerste bekritiseerde de ambassadeur de hoge

    graad van staatsinterventie in de economie, want dit zorgt voor oneerlijke concurrentie. Veel

    Chinese multinationals zijn groot geworden net omwille van die staatssteun, wat het andere

    spelers van hun marktsegment quasi onmogelijk maakt om zich hiertegen concurrentieel op

    te stellen. Daarnaast stelde de ambassadeur ook vast hoe China nauwelijks maatregelen

    neemt tegen schendingen van intellectuele eigendomsrechten. Zo bestaat er Chinese

    wetgeving die buitenlandse productontwikkelaars in China verplicht om gevoelige

    technologische informatie prijs te geven aan de Chinese overheid. Bij deze laatste kritiek

    moet de nuance worden gemaakt dat de laatste jaren veel is veranderd. China kopieert niet

    meer zomaar klakkeloos over van het Westen ; het land profileert steeds meer als

    innovatiegrootmacht in de wereld (Kundnani & Parello-Plesner, 2012). Het land kan zich

    omwille van zijn gigantische monetaire reserves, en bereidwilligheid om de eigen bedrijven

    heel wat staatssteun toe te stoppen, inkopen in tal van Westerse bedrijven die een goede

    reputatie hebben op vlak van Research & Development (R&D). De Chinese overname van

  • 16

    Volvo, een Zweeds autofabrikant, en Putzmeister, een Duits wereldleider van betonpompen,

    is een indicatie van een Chinese beweging richting een meer innovatiegeleide economie.

    Ook het zogenaamde zonnepanelendispuut, dat verder in deze masterproef nog in detail aan

    bod komt, is het rechtstreekse resultaat van deze Chinese positieverandering van kleine

    leergierige handelspartner, die gretig is om bij te leren over de modernste technologieën,

    naar grote concurrent.

    2.2. Politieke ruggengraat van de handelsrelatie: van economisch engagement tot strategisch partnerschap

    Dit jaar wordt de 40ste verjaardag gevierd van de officiële EU-China relaties. In 1975

    formaliseerden de EU en China hun diplomatieke contacten. Tussen 1975 en 1995, zoals

    hoger reeds aangehaald, werd het Chinabeleid van de EU sterk beïnvloed door de Verenigde

    Staten. Pas in 1994 nam de Commissie een eerste positie in waarin gewag wordt gemaakt

    van een EU-China strategie op maat. De officiële nota getiteld “Naar een nieuwe Azië-

    strategie” kende een grotere prioriteit toe aan Azië. De bedoeling was om meer in dialoog te

    treden met de Aziatische groeilanden over economische samenwerking (Commissie, 1994).

    Met deze eerste positiepaper erkende de EU expliciet het belang van China, dat toen al de

    grootste economie van Azië was. De Chinese regering publiceerde pas in 2003 met een

    gelijkaardige positiepaper waarin het voornemen stond geformuleerd om nauwer samen te

    werken met de EU in de internationale context, vertrekkende vanuit gemeenschappelijke

    belangen en uitdagingen. Dat zijn politieke woorden om de lotsverbondenheid te

    benadrukken en de EU werd expliciet erkend als strategisch relevante partner en

    wereldgrootmacht. De laattijdigheid van deze formele erkenning toont wel aan dat China de

    EU lange tijd als diplomatiek irrelevant heeft beschouwd (Coolsaet, 2015). Een eerste EU-

    China top op het hoogste niveau volgde in 1998 in Londen. Sindsdien vindt jaarlijkse een EU-

    China top plaats in afwisselend Beijing en een Europese hoofdstad van de lidstaat die op dat

    ogenblik het roterend voorzitterschap van de Raad bezit. Daarnaast houden ook veel EU-

    lidstaten een aparte top waarin de nationale belangen en doelstellingen met China worden

    besproken.

  • 17

    De EU-China relaties kregen nog een nieuwe boost in 2001, met de lancering van het

    Comprehensive Partnership, ook wel Global Partnership genoemd, gevolgd door de

    introductie van een Comprehensive Strategic Partnership in 2003. In dit laatste

    partnerschapsakkoord werd expliciet verwezen naar het strategisch belang dat de EU en

    China elkaar toekenden. Dit strategisch partnerschap van 2003 wordt door China beschouwd

    als de formele start van het EU-China partnerschap. Bij zijn officieel bezoek aan Europa in

    2013 sprak de Chinese premier Li Keqiang over “de tiende verjaardag van het China-EU

    relaties”, hiermee verwijzend naar de strategische samenwerking (Xin, 2010). In 2009

    werden de handelsrelaties verder geconsolideerd door de High Level Economic and Trade

    Dialogue en vanaf 2010 werd hieraan een politieke component gekoppeld ; de High Level

    Strategic Dialogue (EEAS, 2015). In 2013 kwam er een verdere integratie van het strategisch

    partnerschap met de EU-China 2020 Strategie voor Samenwerking.

    Op de vraag wat een strategisch partnerschap precies is, bestaat geen breed

    gedragen definitie. Wat de partijen van een strategisch partnerschap precies verwachten,

    hangt af van hoe zij hun wederzijdse relaties willen vormgeven. Holslag (2011) stelt wel dat

    een strategisch partnerschap beschikt over vijf kenmerken: de gemeenschappelijke belangen

    en verwachtingen van de partners zijn vertegenwoordigd, het strategisch partnerschap kent

    een globaal bereik en is veelzijdig en onderscheidend. Verder is het strategisch partnerschap

    van toepassing op economische, politieke of militaire samenwerking. Kenmerkend aan

    strategische partnerschappen is de institutionele vorm: regelmatige vinden bijeenkomsten

    op diverse niveaus plaats. Er bestaat een duidelijke hiërarchie van hoog naar laag tussen

    werkgroepen, sectorale dialogen, ministeriële meetings en af en toe een alomvattende top.

    De meeste dialogen vinden plaats achter gesloten deuren en er raken maar weinig details

    over bekend (ESPO, 2013). Feng & Huang (2014) schatten dat China strategische

    partnerschappen onderhoudt met 47 landen en drie internationale organisaties: de EU, de

    Afrikaanse Unie en de Associatie van Zuidoost-Aziatische Landen (ASEAN). China zelf

    communiceert hier niet over, wellicht om de landen die geen strategisch partner zijn van het

    land niet op de voeten te treden. De EU, anderzijds, is hier wel transparant over en

    onderhoudt vandaag een strategisch partnerschap met tien landen (ESPO, 2013).

    Ook alle verschillende EU-lidstaten onderhouden bilaterale (strategische) dialogen

  • 18

    met China (zie tabel 1). Duitsland onderhoudt 40 verschillende dialogen met China. Frankrijk

    is betrokken in 22 dialogen en het Verenigd Koninkrijk in 23. Wat opvalt aan deze inventaris,

    is het domein “trade and economic issues”: hierin is elke EU-lidstaat actief betrokken in een

    bilaterale dialoog. Ook “political relations” en “science, technology and innovation” staan bij

    bijna elke lidstaat aangekruist.

    2.3. Het Duits, Frans en Brits belang van bilaterale (handels)betrekkingen met China

    Voordat wordt aangevangen met het empirisch onderzoek, wordt eerst de

    handelsrelatie en politieke relatie van respectievelijk Duitsland, Frankrijk en het Verenigd

    Koninkrijk met China even kort overlopen. Deze drie landen zijn de grootste Europese

    handelspartners van China (zie figuur 5). Duitsland staat op kop met een totaal van 161,5

    miljard dollar bilaterale handel, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (70 miljard dollar

    bilaterale handel) en Frankrijk (49,8 miljard dollar bilaterale handel). Hoewel er een

    Europees Handelsbeleid bestaat, blijven de bilaterale handelscontacten heel belangrijk voor

    de EU-lidstaten. Bovendien mag de EU dan wel een gemeenschappelijk handelsbeleid

    hebben ; van een gemeenschappelijke handelsideologie is nog lang geen sprake.

  • 19

    De drie lidstaten onderhouden heel wat bilaterale (strategische) dialogen met China

    (zie tabel 1). Duitsland onderhoudt 40 verschillende dialogen met China. Frankrijk is

    betrokken in 22 dialogen en het Verenigd Koninkrijk in 23. Wat opvalt aan deze inventaris, is

    het domein “trade and economic issues”: hierin is elke EU-lidstaat actief betrokken in een

    bilaterale dialoog. Ook “political relations” en “science, technology and innovation” staan bij

    bijna elke lidstaat aangekruist.

    2.3.1. Duitsland

    Duitsland en China knoopten in 1972 officiële wederzijdse diplomatieke relaties aan.

    Geleidelijk aan groeiden deze twee sterk exportgerichte economieën uit tot elkaars

    belangrijkste handelspartner in respectievelijk Europa en in Azië. De diplomatieke relatie

    bestond in het begin uit niet meer dan wat intergouvernementele consultatierondes, waar

    het strategisch partnerschap, met nadruk op economische samenwerking, werd besproken

    (Auswärtiges Ambt, 2014). In 2004 werd het strategisch partnerschap herdoopt in een

  • 20

    strategic partnership in global responsibility, maar dat kwam op hetzelfde neer: de economie

    was de voornaamste overlapping tussen beide partners. Van een verdieping van de politieke

    relaties, en een horizontalisering weg van het louter economische, spreken we pas een goed

    decennium na de eeuwwisseling, in 2011. Toen richtten Duitsland en China de

    comprehensive dialogue mechanism (CDM) op, een alomvattend dialoogmechanisme waar

    ook niet-economische thema’s in werden besproken (Auswärtiges Ambt, 2014).

    Duitsland is met voorsprong de grootste EU-handelspartner van China. In 2011

    bedroeg de bilaterale handel 144 miljard euro (Ambassade Duitsland in China, 2015).

    Kundnani & Parello-Plesner (2012) stellen dat de economische activiteit tussen Duitsland en

    China zelfs een beetje is toegenomen na de mondiale economische crisis van 2008. De

    Chinese vraag bleef door een overheidssubsidieprogramma gevrijwaard van de crisis. Op 9

    november 2008 kondigde China het Chinees Economisch Stimulus Programma aan: een

    economisch heroplevingsprogramma ten bedrage van 4 triljoen yuan (586 miljard dollar) om

    de impact van de globale financiële crisis op te vangen. Er werden talloze

    overheidsinvesteringen in de economie opgestart en sommige Europese economische

    partners die producten leverden waarin China veel vraag naar was, zoals Duitsland,

    profiteerden hiervan mee. Volgens UniCredit, een Italiaanse bank, droeg de Duitse export

    naar China in 2011 bij tot 0,5 procentpunten groei – en dat in tijden waarin de meeste

    andere Europese landen achteruitgang boekten.

    Duitsland wordt door Fox & Godement (2009) omschreven als een ‘assertieve

    industrieel’: samen met Polen en Tsjechië stelt Duitsland zich volgens de auteurs regelmatig

    assertief op ten aanzien van China – op zowel politiek als economisch vlak. Dat Duitsland

    economisch veel te zeggen heeft, lijkt logisch gezien de grote handelscijfers met China. Maar

    dat Duitsland zich ook politiek assertief durft op te stellen, lijkt wat contra-intuïtief

    aangezien het land zich volgens de auteurs niet zuiver laat leiden door economische

    belangen. Een voorbeeld van politieke assertiviteit is de verwelkoming van de Dalai Lama, de

    geestelijke Tibetaanse leider, in 2007 in Berlijn. Merkel ontving de geestelijke leider hartelijk

    ondanks de afkeuring van China, dat Tibet in 1950 incorporeerde (Lawton, 2010). Deze

    ontmoeting kwam er niet toevallig want Duitsland veroordeelt openlijk de Chinese

    onderdrukking van politieke Tibetaanse voorvechters van onafhankelijkheid.

  • 21

    2.3.2. Frankrijk

    De betrekkingen tussen Frankrijk en China gingen officieel van start in 1964, toen

    Frankrijk de Volksrepubliek China officieel erkende na eerst 15 jaar de nationalistische

    Taiwanese regering in ballingschap als legitieme leiders van China te erkennen. De bilaterale

    relatie ging pas in 1997 daadwerkelijk van start toen een globaal strategisch partnerschap

    werd afgesloten (La France en Chine, 2015a). Sindsdien vonden regelmatig ontmoetingen

    plaats op topniveau. China is de eerste handelspartner van Frankrijk in Azië. In 2014 bedroeg

    de Franse import uit China zo’n 53,04 miljard dollar (Global Edge, 2015). Daarentegen

    exporteerde Frankrijk in 2014 voor maar 19,39 miljard dollar naar China. Dit baart het land

    zorgen want het kampt met een groot handelsdeficit tegenover China. Bijna 49 procent van

    het totale wereldwijde handelsdeficit van Frankrijk is veroorzaakt door de handel met China.

    Desondanks worden heel wat grote handelscontracten afgesloten en investeren Franse

    bedrijven fors in China. De groeiende Chinese middenklasse zorgt voor een steeds grotere

    vraag naar Franse producten zoals wijn, auto’s en autobanden.

    Frankrijk staat bekend als ‘swing state’ in de EU-China relaties omdat het onder

    verschillende presidenten in het verleden zowel een hevige voor – als tegenstander van

    China is geweest. Onder president Chirac was Frankrijk relatief China-optimistisch en waren

    de banden sterk aangehaald. Onder president Sarkozy is deze Franse positie tegenover China

    echter een bocht beginnen maken richting een meer kritisch beleid (Fox & Godement, 2009).

    Een goed voorbeeld hiervan was Sarkozy’s kritiek op de Chinese bezetting van Tibet en zijn

    weigering om de Olympische Spelen in Beijing bij te wonen.

    Het Frans Ministerie van Werk publiceerde op 8 november 2007 het rapport l’Europe

    dans la mondialisation waarin de visie van Frankrijk op de toekomst van Europa uit de

    doeken werd gedaan. De aanleiding van dit rapport was de top in Lissabon, waaruit een

    maand later het gelijknamige Verdrag zou volgen, en was een initiatief van de toenmalige

    minister van Werk en Economie Christine Lagarde (die intussen voorzitter is geworden van

    het Internationaal Monetair Fonds). China wordt in het rapport niet zo rooskleurig

    voorgesteld. Onder meer de manier waarop China zijn WTO-verantwoordelijkheden omgaat

  • 22

    wordt met diplomatieke bewoordingen gelaakt. Aanvankelijk was de WTO een select clubje

    voor de meest ontwikkelde landen zoals Japan, de Verenigde Staten en de EU. Nadien

    groeide de WTO uit tot een organisatie met meer dan 150 leden waaronder ook

    ontwikkelingslanden. Deze landen kregen omwille van hun status speciale concessies voor

    goedkope handel met meer welvarende landen. Maar sommige ontwikkelingslanden van

    weleer hebben zich intussen ontpopt tot economische tijgers. Een voorbeeld is uiteraard

    China, dat helemaal geen ontwikkelingsland meer is maar een opkomende economie met

    een sterk gegroeide middenklasse. China houdt echter vast aan zijn statuut van

    ontwikkelingsland want daardoor geniet het goedkopere handelstarieven bij sommige van

    zijn handelspartners waaronder de EU. (Gouvernement Travail-Emploi, 2007, p. 146). Dit is

    “een asymmetrie die moet heronderhandeld worden” zo stelt Frankrijk. Dit is volgens het

    rapport niet de enige grote uitdaging waar de EU voor staat wat betreft haar handelsbeleid

    met China. Er zijn heel wat zo genoemde “offensieve belangen” – intellectuele

    eigendomsrechten, gelijke behandeling, eerlijke markttoegang en de namaak – en

    “defensieve belangen” te verdedigen. Hiermee bedoelt men de Chinese dumpingpraktijken,

    die ook anno 2007 reeds actueel waren. Zo ontstond in 2006 het zogenaamde

    schoenendispuut waarbij de Commissie anti-dumping tarieven op Chinese schoenen oplegde

    om de stortvloed aan import tegen te gaan (Euractiv, 6-06-2006).

    2.3.3. Verenigd Koninkrijk

    Het Britse Lagerhuis beschouwt China als een erg belangrijke handelspartner en

    stelde in een positiepaper (2010) vast hoe de Chinese impact op Britse belangen alsmaar

    toeneemt (Parliament, EU Committee, 2010). In 2014 bedroeg de bilaterale handel tussen

    het Verenigd Koninkrijk en China 37,6 miljard Britse pond (Office for National Statistics,

    2015). Het Britse parlement heeft een Chinastrategie uitgestippeld die is gebaseerd op drie

    pijlers:

    1. Zoveel mogelijk voordeel halen uit de Chinese groei voor Groot-Brittannië

    2. China’s opmars als globale speler mee helpen bevorderen en het land stimuleren om

    verantwoordelijk met deze nieuwe rol om te gaan

    3. Duurzame ontwikkeling en binnenlandse Chinese hervormingen ondersteunen,

  • 23

    inclusief het respect voor mensenrechten

    De Britse strategie om deze doelstellingen te verwezenlijken bestaat uit het

    uitbouwen van het Britse diplomatieke netwerk in China en systematisch en regelmatig in

    dialoog treden met de Chinese overheid. Daarnaast beschouwt het Verenigd Koninkrijk de

    EU als ‘de meest effectieve vermenigvuldiger van Britse doelstellingen’. Vandaar staat

    samenwerking met de EU en samenwerking met andere EU-lidstaten centraal in de Britse

    strategie. Ook samenwerking met de Verenigde Staten en andere landen in de Oost-

    Aziatische regio wordt vernoemd in de Britse strategie, aangezien deze landen belangrijke

    partners zijn die allen op hun manier nauw met China verbonden zijn.

    In tegenstelling tot Frankrijk en Duitsland heeft het Verenigd Koninkrijk nauwelijks

    kritiek op China’s annexatie van Tibet. In 2012 ontving de Britse premier Cameron de Dalai

    Lama maar hierop schrapte de Chinese overheid zijn officieel bezoek aan Beijing dat enkele

    maanden later zou plaatsvinden (Guardian, 25-05-2012). De Britse delegatie was naar

    verluidt erg teleurgesteld dat dit is kunnen gebeuren. Nadien heeft er geen ontmoeting

    meer plaatsgevonden tussen Cameron en de Dalai Lama. Bovendien is het standpunt van het

    Verenigd Koninkrijk omtrent Tibet erg duidelijk gesteld door William Hague, de Britse

    minister van Buitenlandse Zaken. Hague stelde tijdens een parlementaire hoorzitting in 2014

    dat het Verenigd Koninkrijk Tibet niet erkent in zijn onafhankelijkheidsclaim maar wel als

    deelstaat van de Volksrepubliek China (Parliament, 17-06-2014).

    Het Verenigd Koninkrijk kan volgens Fox & Godement (2009) worden ingedeeld in de

    categorie van ‘ideologische vrijhandelaars’. Samen met Denemarken, Nederland en Zweden

    vormt het Verenigd Koninkrijk volgens de auteurs het voorfront van EU-lidstaten die een

    afkeer hebben van handelsbeperkingen. Recent ondersteunde het Verenigd Koninkrijk het

    idee van een Europees vrijhandelsakkoord met China (South China Morning Post, 2015).

    Chinees president Xi Jinping bracht een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk op 21 oktober

    2015 en naar aanleiding van dit bezoek publiceerden zowel China als het Verenigd Koninkrijk

    een gemeenschappelijke verklaring waarin het Verenigd Koninkrijk de Chinese diplomatieke

    manoeuvres richting een vrijhandelsakkoord met de EU openlijk steunde. China is al jaren

    vragende partij voor een dergelijk akkoord. Hierover wordt later nog in detail op ingegaan.

  • 24

    2.4. EU-China handelsrelaties op drie niveaus

    2.4.1. Unilateraal

    Wanneer wordt verwezen naar unilateraal EU-China handelsbeleid, komen

    voornamelijk enkele disputen naar boven die al jarenlang een heet hangijzer vormen in de

    EU-China handelspolitiek. Enkele bekende meningsverschillen situeren zich rond

    wapenexport en China’s internationale economische status. De disputen hebben

    verschillende aanleidingen waaronder het respect voor mensenrechten, te veel

    staatsinmenging, een gebrekkige faillissementsprocedure en misbruik rond intellectuele

    eigendomsrechten (Kanecka, 2012). Daarnaast bestaan er enkele handelsdisputen tussen de

    EU en China. De Europese Commissie heeft China in verschillende gevallen al beschuldigd

    van dumpingpraktijken, waarbij Chinese producten op de markt zouden worden gebracht

    aan een prijs die het voor de Europese concurrenten onmogelijk maakt om te concurreren.

    Voorbeelden van dergelijke disputen zijn het telecomdispuut (2013: onderzoek naar Chinese

    telecomproviders die van unfaire overheidssubsidies zouden genieten) en behadispuut

    (2005: Chinese beha’s raakten niet voorbij de Europese havens) (Heron, 2007). Ook het

    wapenembargo, dat eerder al werd besproken, zorgde voor heel wat controverse, aangezien

    de EU unilateraal had beslist om geen wapens meer naar China te exporteren. Uit deze

    dossiers blijkt vaak hoe de EU-lidstaten intern zijn verdeeld over de EU-handelspolitiek. In

    het zonnepanelendossier, verderop, wordt hier nog in detail op ingegaan. Dergelijke dossiers

    bewijzen volgens Erixon (2013) hoe “EU-handelspolitiek in de grond een afspiegeling is van

    nationale handelsbelangen”.

    2.4.2. Bilateraal

    Op bilateraal vlak bestaan er veel verschillende vormen van economische

    samenwerking tussen de EU en China. Zoals eerder al aangetoond, bestaan er op statelijk

    niveau heel wat bilaterale dialogen met China. De meeste van dergelijke dialogen vinden ook

    plaats op EU-niveau. Daarnaast bestaan er enkele belangrijke

    samenwerkingsovereenkomsten die economische samenwerking tussen beide partners

  • 25

    moeten bevorderen. De bekendste en meest recente van deze overeenkomsten is de EU-

    China 2020 Agenda voor Samenwerking. Hierin staat niet enkele economische

    samenwerking centraal, maar ook de thema’s vrede & veiligheid (meer samenwerking bij

    internationale veiligheidsvraagstukken) en people-to-people of intermenselijke dialoog

    (internationale uitwisselingsprojecten). Daarnaast komen de EU en China sinds 1998 jaarlijks

    samen op een internationale topontmoeting die afwisselend in China en in de EU

    plaatsvindt. In de marge van de politieke gesprekken die in dit kader plaatsvinden, worden

    vaak miljardencontracten getekend door de zakelijke delegatie die volgt in het kielzog van de

    politieke leiders.

    De EU heeft sinds 2006 een partnerschap – en samenwerkingsovereenkomst (PSO)

    met China waarin handel en investeringen centraal staan (DG Trade, 2009). De Commissie

    stelt in de PSO dat zij opkomt voor een “openheid van de Europese handel” en ijvert om

    “China zijn verplichtingen in het kader van de WTO te doen nakomen”. Deze laatste

    doelstelling is nauw verbonden met het EU-China bilateraal Investeringsakkoord dat in 2013

    werd afgesloten. Met dit akkoord verbonden de EU en China er zich toe om de

    markttoegang voor buitenlandse investeerders te versoepelen. Tenslotte zouden de

    Commissie en China plannen hebben om ooit een vrijhandelsakkoord te onderhandelen.

    Vooraleer deze onderhandelingen ooit zullen starten, moet China eerst enkele

    basisvoorwaarden vervullen wat betreft de Commissie, zoals het respecteren van de WTO-

    regels. Maar het Europees en Chinees draagvlak voor zo’n vrijhandelsakkoord neemt almaar

    meer toe. Op een bilaterale EU-China top in 2014 werd het idee zelfs formeel opgenomen in

    de samenvatting van de top (Foreign Trade Association, 2014).

    2.4.3. Multilateraal

    Het belangrijkste voorbeeld van multilaterale EU-China samenwerking is de

    samenwerking op het niveau van de Wereldhandelsorganisatie. Met grote steun van de EU

    trad China toe tot de WTO in 2001. Een internationale handelsorganisatie zonder China als

    lid wrong een beetje bij de EU. Immers, China was toen al een van de sterkst opkomende

    economieën ter wereld en had al heel wat WTO-leden voorbijgestoken qua internationale

    handelsomvang. Ook China wilde graag toetreden, want wie lid is van de WTO, wordt door

  • 26

    de andere WTO-leden gelijk behandelt (waardoor internationale handel goedkoper wordt).

    Een actuele uitdaging voor het EU-China handelsbeleid is dat China niet al zijn WTO-

    engagementen naleeft. Een voorbeeld is de geslotenheid van de Chinese markt voor

    buitenlandse ondernemingen. Een ander voorbeeld is de Chinese restrictie op de uitvoer van

    zeldzame aardmetalen (nodig in tal van Europese industrieën), wat resulteerde in een EU-

    China juridische zaak voor het WTO-stelsel van geschillenbeslechting. Daarnaast heeft de EU

    nog zes andere zaken tegen China voor het WTO-geschillenbeslechtingsmechanisme

    gebracht. China heeft in totaal vier dossiers opgestart tegen de EU voor het WTO-stelsel van

    geschillenbeslechting (DG Trade, 2015b).

    2.5. Conclusie

    In dit hoofdstuk werd de EU-China handelsrelatie besproken. De EU en China

    handelspartners zijn sterk afhankelijk van elkaar: de EU is de grootste handelspartner van

    China en China is de tweede grootste handelspartner van de EU. De laatste decennia is de

    bilaterale handel tussen beide handelspartners spectaculair gestegen. De afgelopen jaren is

    er wel een toenemend onevenwicht ontstaan tussen wat China importeert uit de EU en wat

    de EU importeert uit China. Doordat de EU veel meer importeert uit China dan het

    exporteert, is een handelsonevenwicht ontstaan dat verschillende EU-lidstaten in een

    moeilijke positie heeft gebracht. Maar de schuld is niet enkel in de schoenen van de lidstaten

    te schuiven. China leeft de WTO-afspraken van gelijke behandeling niet goed na waardoor

    veel Europese investeerders minder toegang krijgen tot de Chinese markt dan Chinese

    ondernemers toegang krijgen tot de Europese markt. Bovendien staan nog andere

    problematieken bij de EU hoog op de radar, zoals de schending van intellectuele

    eigendomsrechten en het disruptief effect van Chinese staatssteun op de Europese

    competitiviteit. De EU probeert China via diverse fora en mechanismen te conformeren naar

    de internationale standaarden, met wisselend succes. Het bilateraal Investeringsakkoord is

    een van de vele initiatieven die grote stappen vooruit betekenden voor de bilaterale

    handelsrelatie. Daarnaast belooft de EU ook dat onderhandelingen rond een

  • 27

    vrijhandelsakkoord tot de mogelijkheden zullen behoren eens China de internationale

    afspraken respecteert.

    Het zijn uiteraard de lidstaten die handel drijven met China: landen als het Verenigd

    Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland hebben veel producten die erg populair zijn bij de

    Chinezen. Elke lidstaat heeft zijn specialiteiten waarvoor hij bekend staat. De grootste

    handelspartner is Duitsland. De bilaterale handel tussen Duitsland en China is meer dan

    dubbel zo groot als de bilaterale handel tussen het Verenigd Koninkrijk en China, maar ook

    de andere twee lidstaten hebben significante handelscijfers. De drie lidstaten beschouwen

    de samenwerking met China daarom als erg belangrijk. Vandaar stelt men alles in het werk

    om de handelsrelatie zo vlot mogelijk te laten verlopen. Dit betekent echter niet dat men

    sommige Europese principes of gevoeligheden zomaar laat varen. Duitsland en Frankrijk

    aarzelen bijvoorbeeld niet om hun steun voor de onafhankelijkheidsclaim van Tibet te

    betuigen aan de Dalai Lama. Ook het Verenigd Koninkrijk ontving de geestelijke leider, wat

    een impliciete erkenning is van de legitimiteit van het leiderschap van de Dalai Lama, maar

    werd hiervoor afgerekend door China dat een Brits officieel bezoek aan Beijing annuleerde.

    Nadien verklaarde de Britse minister van Buitenlandse Zaken expliciet dat het Verenigd

    Koninkrijk Tibet uitsluitend erkent als autonome provincie van China. Het Verenigd

    Koninkrijk was met andere woorden wat op zijn stappen teruggekeerd en liet kennelijk

    ideologische motivaties plaatsmaken voor meer pragmatische, economische overwegingen.

    Dat laatste is ook, misschien niet altijd even expliciet, een belangrijke rode draad in de

    bilaterale handelsrelaties van de andere twee lidstaten. Hoewel er wel kritieken bestaan van

    de lidstaten op de manier waarop China zijn WTO-verplichtingen niet naleeft, blijft men heel

    constructief in de manier waarop men dit verwoordt. Duitsland hecht erg veel belang aan

    stabiele relaties met China omwille van de enorme handelsbelangen. Frankrijk beschouwt

    China eveneens als een belangrijke handelspartner – China is zijn grootste handelspartner

    van Azië.

  • 28

    3. Unilateraal EU-China handelsbeleid: het zonnepanelendispuut

    3.1. Feitelijke gebeurtenissen en de EU-positie

    China is de grootste producent van zonnepanelen ter wereld, goed voor zo’n 65

    procent van de totale globale productie (EU Prosun, 2014). Wat betreft afzetmarkt is de EU

    dan weer de grootste ter wereld wat zonnepanelen betreft. Er worden volgens EU Prosun,

    een van de grootste Europese koepelorganisaties van zonnepanelenproducenten, tien keer

    meer zonnepanelen geïnstalleerd in de EU dan in de Verenigde Staten. In 2012 exporteerde

    China voor zo’n 21 miljard dollar aan zonnepanelen naar China, goed voor 80 procent van de

    totale Chinese overzeese verkoop van zonnepanelen (Yu, 2015). Het belang van de Europese

    markt voor de Chinese producenten van zonnepanelen is dus enorm.

    Als onderdeel van China’s twaalfde vijfjarenplan, dat ingang vond in 2011 en eindigde

    in 2015, kondigde de Chinese overheid het Five-Year-Solar-Plan aan in 2008. Het Chinees

    Nationaal Energieagentschap zou hierbij enkele grote staatssubsidiëringsprojecten opstarten

    die de Chinese zonnepanelenindustrie een opwaartse stimulans moest geven. Na de

    aankondiging van dit Five-Year-Solar-Plan steeg de Chinese productie en export van

    zonnepanelen met gemiddeld 100

    procent per jaar (zie figuur 7)

    (Comtrade, 2013 ; Hallinan, 2013).

    Het was al zo dat de Chinese

    zonnepanelenindustrie, sinds de

    toetreding tot de WTO in 2001,

    spectaculair was gegroeid. Maar

    deze subsidiëring deed de

    productie van zonnepanelen als

    een raket de hoogte inschieten. Dat had zijn invloed op de internationale prijzen van Chinese

    zonnepanelen, die door de intense staatssubsidiëring van 3 euro per watt peak (WP) in 2008

    naar 0,40 eurocent per WP in 2011 waren gedaald (Yu, 2015).

  • 29

    De gevolgen voor de

    Europese producenten van

    zonnepanelen waren in sommige

    gevallen fataal. In 2012 alleen

    gingen 20 grote Europese

    producenten failliet. De koepels EU

    Prosun en Solarworld AG

    bundelden hierop de krachten en

    dienden op 6 september 2012 een

    formele klacht in bij de Commissie

    (Commissie, Press Release, 4-06-2013). De Commissie stelde een eerste, voorlopig

    onderzoek in waarna uit eerste vaststelling bleek dat het zogenaamd dumpingpercentage1

    88 procent bedroeg. Er werden zelfs een aantal Chinese invoerders gevonden waarbij dit

    dumpingpercentage 112,6 procent bedroeg. Op basis van deze gegevens besloot de

    Commissie op 13 juni 2013 om een anti-dumping tarief te heffen op Chinese zonnepanelen

    in twee fasen. In een eerste fase, die maar twee maanden van kracht bleef, werd een tarief

    van 11,8 procent gehanteerd. Vanaf 6 augustus 2013 zou dit tarief worden opgetrokken naar

    gemiddeld 47,6 procent indien tegen dan geen akkoord zou zijn gevonden met tussen de

    Commissie en de Chinese producenten en overheid.

    Omwille van deze deadline volgde reeds een akkoord met 90 procent van alle

    Chinese producenten op 26 juli 2013. Het akkoord omvatte een nieuwe prijsbepaling in

    overeenstemming met de EU-reglementering (Xinhuanet, 6-08-2013). Voortaan zouden de

    Chinese producenten zie zich hadden ingeschreven in het akkoord geen zonnepanelen meer

    naar de EU importeren aan een prijs lager dan 0,56 euro per WP (voor de producenten die

    zich niet neerlegden bij dit akkoord, bleven de hoge tarieven van gemiddeld 47,6 procent

    gelden). Daarnaast moesten Chinese producenten zich aan bepaalde kwantitatieve quota

    houden. Indien zij deze quota overschreden, moest eveneens gemiddeld 47,6 procent

    heffing worden betaald (Commissie, Press Release, 29-07-2013). Dit “vriendschappelijk

    akkoord”, aldus toenmalig Commissaris voor Handel De Gucht, zorgde voor een ontlading

    1 Een eerlijke prijs voor een Chinees zonnepaneel dat in de EU wordt verkocht, zou 88 procent hoger moeten liggen dan de actuele verkoopprijs.

  • 30

    van het tot dan erg gepolitiseerd debat rond de Europese anti-dumping maatregelen.

    Op 2 december 2013 besliste de Commissie, na goedkeuring door de Raad, dat de

    bestaande anti-dumping tarieven van gemiddeld 47,7% nog twee jaar verder van kracht

    zouden blijven (Commissie, Press Release, 2-12-2013). De vervaltermijn van deze

    maatregelen werd vastgelegd op 7 december 2015. Doordat over de zaak maandenlang was

    onderhandeld in de schoot van de Raad, kwamen via de media en zelfs via officiële kanalen

    heel wat standpunten naar buiten van diverse lidstaten. De beslissing van de Raad om de

    maatregelen van de Commissie goed te keuren, was niet over een nacht ijs gegaan en had

    voor heel wat intern debat gezorgd. Vooral de zuidelijke lidstaten, zoals Frankrijk, Italië en

    Spanje, juichten de handelsbeperkende maatregelen toe. Daar tegenover stond een grote

    coalitie van noordelijke lidstaten (die doorgaans heel veel handel met China dreven) die

    tegen dergelijke maatregelen waren. Hierbij nam Duitsland het voortouw, gevolgd door

    onder andere het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland. In totaal was een meerderheid

    van 18 van de 27 EU-lidstaten (Kroatië was toen nog geen lid van de EU) tegenstander van

    de handelsprotectionistische maatregelen (Kolk & Curran, 2015).

    China zelf verzette zich hevig tegen de aantijgingen en anti-dumping maatregelen en

    startte zelf ook een anti-dumping zaak tegen sommige Europese wijnen. Dit had grote

    gevolgen voor sommige Europese wijnproducenten aangezien China de tweede grootste

    afnemer is van Europese wijnen ; goed voor zo’n 285,1 miljoen euro aan import in 2012 (Yu,

    2015). De helft van dit bedrag werd besteed aan de import van Franse wijnen. Het doel bij

    dit anti-dumping onderzoek was strategisch van aard. China wilde op deze manier zijn

    onderhandelingspositie kracht bijzetten. Europese lidstaten die tegen de anti-dumping

    tarieven waren, zoals Duitsland, werden gevrijwaard van het Chinees anti-dumping

    onderzoek naar wijnen. Maar het land dreigde wel om nog een onderzoek te openen naar

    Europese wagens. Duitsland, de grootste producent van auto’s, voelde zich vanzelfsprekend

    meteen aangesproken, naast Frankrijk. Hoewel China de daad nooit bij het woord voegde,

    had het land zijn onderhandelingscapaciteiten wel versterkt door invloedrijke lidstaten tegen

    elkaar uit te spelen. De druk op de leden van de Raad en de Commissie was dus groot om

    snel een uitweg te vinden uit het moeilijk dossier dat door de pers reeds als een

    “handelsoorlog” werd bestempeld. Naarmate het onderzoek van de Commissie vorderde,

  • 31

    werden de protectionistische lidstaten echter almaar meer in het defensief gedrukt. Ze

    waren niet alleen in de minderheid maar kregen ook veel tegenstand van invloedrijke

    lidstaten als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, die zich expliciet tegen de anti-dumping

    maatregelen hadden gekant. Op 26 juli 2013 bereikte de Commissie een akkoord met China

    die het land het recht gaf om verder te exporteren naar de Europese markt zonder

    verhoogde douanetarieven. Hierop liet China zijn anti-dumping onderzoek naar Europese

    wijnen ook vallen. De gevreesde deadline van eind augustus werd zo alsnog vermeden (SETIS,

    2013).

    3.2. Positie van Duitsland

    Van alle EU-landen die zich tegen het anti-dumping dossier hadden gekant, stak

    Duitsland er met kop en schouders bovenuit. Het Duits ministerie van Economie en Energie

    stelde op 26 augustus 2015 dat Duitsland er altijd bijzonder sterk voor heeft geijverd om de

    zaak zo snel mogelijk uit te klaren. Duitsland zou er bij de Commissie sterk op gehamerd

    hebben om een compromisvoorstel, dat de Chinese Kamer van Koophandel aan de

    Commissie had voorgelegd, aan te nemen om een ‘zonnepanelenstrijd’ alsnog te kunnen

    vermijden (Deutscher Bundestag, 26-08-2015). De Commissie heeft dit ook gedaan en de

    formalisering van dit compromis gebeurde op 26 juli 2013. Dit impliceert echter niet dat

    Duitsland de Commissie over de hele lijn ongelijk verklaarde. Het ministerie stelde dat

    Duitsland alle Europese criteria waarop de anti-dumping maatregelen waren gebaseerd,

    “intensief heeft onderzocht”, en stelde dat het de EU steunt in haar anti-dumping

    maatregelen.

    Deze weerspannige positie tegen de verhoging van de importtarieven had

    grotendeels te maken met economische argumenten. Cijfers tonen aan dat de Duitse

    fotovoltaïsche export naar China bij de hoogste behoort van de hele Europese Unie (zie

    figuur 9). Duitsland is bijvoorbeeld een grote exporteur van ruwe materialen naar China. Het

    Duitse Wacker Chemie AG is de grootste Europese producent van poly-siliconen, een

    belangrijke grondstof van zonnepanelen. Karel De Gucht, de toenmalige Commissaris voor

    Handel, stelde in een interview dat de Europese Commissie en de Duitse overheid hand in

  • 32

    hand hebben samengewerkt om

    de export van Duitse poly-

    siliconen naar China veilig te

    stellen (Photovoltaic Magazine,

    18-03-2014). China dreigde op een

    gegeven moment immers om zelf

    ook handelsbarrières op te

    werpen voor de Europese export

    van poly-siliconen. Hierop startte

    Europees en Duits

    onderhandelingswerk dat

    specifiek op maat van Wacker

    Chemie AG was gesneden. Uiteindelijk bereikte men een akkoord waarbij de

    meningsverschillen over een minimumprijs van poly-siliconen waren bijgelegd, aldus CEO

    Rudolf Staudigl. Het belang van dit akkoord wordt ook door het Duits ministerie voor

    Economie en Energie onderschreven. “Het akkoord is een belangrijke eerste stap naar het

    vinden van een globale oplossing voor het zonnepanelendispuut met China”, aldus het

    ministerie.

    Een lid van de regeringspartij CDU stelde in de Duitse parlementaire commissie voor

    Technologie en Economie dat de sputterende Duitse zonnepanelensector niet uitsluitend het

    gevolg is van Chinese import. Het faillissement van bedrijven als Q-Cells, lange tijd de

    grootste Duitse producent van zonnepanelen, zou ook te wijten zijn aan het afbouwen van

    de nationale subsidies voor zonnepanelenproducenten. Jarenlang hebben de producenten

    door deze subsidies enorm veel verdiend zonder daarvan veel te investeren in onderzoek en

    ontwikkeling. Daardoor is de productietechnologie van Duitse producenten nauwelijks

    efficiënter en goedkoper geworden waardoor de sector volledig afhankelijk was geworden

    van subsidies. Wanneer deze subsidies werden afgebouwd, werd de sector diep getroffen

    aangezien concurrerende producenten uit China wel in onderzoek en ontwikkeling hadden

    geïnvesteerd. De goedkope zonnepanelen uit China hadden inderdaad als gevolg dat de

    Duitse sector getroffen werd, maar “CDU pleit desondanks voor een vrije markt” (Deutscher

    Bundestag, 15-05-2013).

  • 33

    Naast een bedreiging van de Duitse polysiliconenindustrie bepaalden nog andere

    factoren de Duitse positie. China had een anti-dumping onderzoek opgestart naar Europese

    wijnen, waarbij voornamelijk de wijnen van lidstaten die voorstander van de anti-dumping

    maatregelen op zonnepanelen, geviseerd werden. Duitsland bleef buiten schot en mocht dus

    wijn blijven exporteren naar China zonder verhoogde toltarieven. Dit was het direct gevolg

    van het handelsliberale discours dat Duitsland van bij aanvang van het zonnepanelendispuut

    had uitgedragen. Een directe link tussen de Duitse positie en de Duitse wijnindustrie is niet

    te vinden, maar het staat wel vast dat de Duitse economie wel heeft gevaren bij de Duitse

    positie (EU Business, 05-06-2013 ; EU Observer, 13-07-2013).

    3.3. Positie van Frankrijk

    Frankrijk stelde zich in de anti-dumping zaak bijzonder kritisch op ten aanzien van

    China. De Franse beleidsmakers verklaarden zich expliciet voorstander van de Europese anti-

    dumping maatregelen. Laurent Fabius, de Franse minister van Buitenlandse Zaken,

    verklaarde in 2013 dat Frankrijk zich achter de anti-dumping maatregelen van de Commissie

    schaart. De jaarlijkse bilaterale handel in zonnepanelen tussen de EU en China zou zo’n 20

    miljard euro bedragen. De Europese sector is in dit bedrag ondervertegenwoordigd door de

    “niet-loyale en oneerlijke” concurrentie van China. Meer dan 80 procent van de bilaterale

    handel zou in handen zijn van Chinese bedrijven. Terwijl er in 2010 nog 750 grote Europese

    bedrijven bestonden die actief waren in de industrie, zouden daar vandaag slechts 150 meer

    van overblijven. Deze 150 bedrijven voorzien in totaal zo’n 30 000 jobs, verspreid over de

    EU, en deze jobs zijn volgens de minister in gevaar. Hij geeft het voorbeeld van Frankrijk, dat

    het aantal jobs in de zonnepanelenindustrie zag halveren over een periode van amper drie

    jaar, tussen 2010 en 2013. Aangezien de Commissie met de anti-dumping maatregelen de

    bedoeling heeft om het evenwicht te herstellen, ondersteunt Frankrijk de Commissie

    volledig in het anti-dumping onderzoek (Assemblée Nationale, 17-07-2013).

    Nicole Bricq, Frans minister van Buitenlandse Handel tussen 2012 en 2014, stelde

    tijdens haar mandaat in 2013 dat de Europese Unie een van de machtigste handelsmachten

  • 34

    ter wereld is en dat China zich aan de interne marktregels van de Unie moet houden – niet

    omgekeerd. Ook, zo stelde de minister, mag China zijn WTO-verantwoordelijkheden niet

    ontlopen en moet er alles aan gedaan worden om zoiets te voorkomen (Assemblée

    Nationale, 15-05-2013). De anti-dumping maatregelen die de Commissie had ingevoerd, met

    een tariefverhoging van 11,8 procent, waren volgens Bricq noodzakelijk en gebaseerd op een

    grondig onderzoek. Becq stelde ook expliciet dat Frankrijk tijdens de Raad van 24 mei 2013,

    betreffende een stemming van het wetsvoorstel van de Commissie om de douanetarieven

    voor zonnepanelen te verhogen, voor zou stemmen.

    De Franse positie is dus unaniem pro-handelsbescherming van de

    zonnepanelenindustrie. De Franse positie leidde ertoe dat China een gelijkaardig anti-

    dumping onderzoek opstartte naar bepaalde Europese wijnproducenten, waaronder niet

    verwonderlijk Frankrijk. Ook andere Zuid-Europese lidstaten stonden op de Chinese

    ‘blacklist’ omwille van hun protectionistische positie en werden geconfronteerd met

    verhoogde exporttarieven op hun wijnen bestemd voor de Chinese markt (SETIS, 2013).

    3.4. Positie van het Verenigd Koninkrijk

    Het Verenigd Koninkrijk verwacht erg veel van haar bilaterale relatie met China. In

    2013 stelde William Hague, de Britse minister van Buitenlandse Zaken (FCO), dat er een

    “enorm potentieel schuilt in het bilateraal partnerschap tussen het Verenigd Koninkrijk en

    China”. China zou volgens de minister sterk aangetrokken zijn tot het Verenigd Koninkrijk

    omwille van het open investeringsklimaat van het land. Wat zonnepanelen betreft,

    verwelkomt het Verenigd Koninkrijk de Chinese expansie in de industrie. Conservatief

    parlementslid Tim Yeo verwees tijdens een parlementaire vragenronde in 2015 naar de

    enorme expansie van de Chinese zonnepanelenindustrie en de talrijke voordelen hiervan

    voor de Britse consumenten. De verlaagde prijs van zonnepanelen staat de gemiddelde

    consument namelijk toe om zelf dergelijke panelen aan te schaffen, zo luidt de redenering.

    Ook zou de Chinese opmars in de industrie Europa helpen om zijn doelstellingen rond

    hernieuwbare energie beter te behalen (Parliament, Commons Debates, 26-02-2015).

  • 35

    Het Verenigd Koninkrijk verzette zich in het anti-dumping dossier heel sterk tegen de

    Europese handelsbeperkingen op Chinese zonnepanelen. Het land deed er alles aan om zo

    snel mogelijk een oplossing te vinden voor het dispuut. Voormalig minister van Energie en

    Klimaatverandering Gregory Barker (2010-2014) stelde op 25 februari 2013 dat de Britse

    overheid elke anti-dumping zaak analyseert op basis van een kosten-baten analyse

    (Parliament, Commons Debates, 25-02-2013). Later dat jaar, in oktober 2013, stelde Barker

    de resultaten van zijn onderzoek voor aan het parlement. Hij verklaarde dat de Britse

    overheid tot de vaststelling was gekomen dat de Europese anti-dumping maatregelen

    proportioneel waren. Britse producenten van zonnepanelen waren inderdaad onvoldoende

    beschermd tegen de Chinese concurrentie en er stonden daardoor “Britse jobs op het spel”.

    Anderzijds benadrukte Barker dat ook aan de Britse consumenten moet worden gedacht, die

    baat hebben bij meer concurrentie in de sector want dat leidt tot goedkopere zonnepanelen.

    Tevens legde de minister uit hoe hij met zijn Britse delegatie van “key industry players” het

    vinden van een akkoord met China had helpen faciliteren. Op 26 juli 2013 sloten de EU en

    China immers een akkoord met betrekking tot de minimumvoorwaarden voor ingevoerde

    zonnepanelen in de EU. Barker heeft naar eigen zeggen mee gewogen op deze

    onderhandelingen tussen de Commissie en China en de EU zelfs een “veel sterker anti-

    dumping akkoord dan ervoor” helpen bereiken. Een van de veranderingen die er door Britse

    invloed zou zijn gekomen, is het inflatoir maken van de handelstarieven (Parliament,

    Commons Debates, 17-10-2013).

    De Chinese discriminatie ten aanzien van Westerse bedrijven die in China investeren,

    is een veelgehoord punt van Britse kritiek. Terwijl het Verenigd Koninkrijk pleit voor een

    liberaal Europees handelsbeleid, schendt China dit vrijhandelsprincipe zelf door tarifaire en

    non-tarifaire handelsbarrières op te werpen voor Westerse bedrijven. Het European Union

    Committee (EUC) publiceerde in 2010 een rapport met enkele Britse prioriteiten inzake het

    EU-China handelsbeleid (Parliament, EU Committee, 2010).

    1. Het belang van China als sleutelpartner inzake investeringen en handel met de EU zal

    met de jaren nog verder toenemen. Vandaar is het noodzakelijk dat bestaande

    problemen rond belemmerde markttoegang in China, een magere bescherming van

    intellectuele eigendomsrechten en de erkenning van China als markteconomie zo

  • 36

    snel mogelijk worden opgelost. Wat dit laatste probleem betreft, mag de EU niet

    ingaan op de eis van China om als markteconomie erkend te worden zolang China

    zijn WTO-verplichtingen niet naleeft.

    2. De EU moet sterker optreden wanneer dialoog niet de verhoopte resultaten oplevert.

    Hierbij mag de EU niet aarzelen om het WTO-s+telsel voor geschillenbeslechting in te

    schakelen wanneer nodig. Gelijkheid in markttoegang moet een van de

    topprioriteiten van de EU zijn.

    3. De EU en de EU-lidstaten moeten hun prioriteiten inzake de Chinese markt definiëren

    en uitsluitend hierop focussen tijdens onderhandelingen met de Chinese overheid.

    4. Het huidig handelsonevenwicht tussen China en het Westen is onhoudbaar. De EU

    moet werk maken van een oplossing in de context van de G20 en deze problematiek

    oplossen voordat een grote crisis plaatsvindt tussen de Verenigde Staten en China.

    Zo’n crisis zou onvermijdelijk ook een impact hebben op cruciale EU-belangen.

    3.5. Conclusie

    In dit hoofdstuk kwamen de unilaterale anti-dumping maatregelen aan bod die de

    Commissie had ingevoerd op basis van een klacht over Chinese dumpingpraktijken. Dit

    dossier zou geleidelijk aan uitgroeien tot een van de ‘heetste’ dossiers in de EU-China

    handelspolitiek, waarbij zelfs gevreesd werd voor een ‘handelsoorlog’. Dit zijn geladen

    termen die echter wel goed de sfeer schetste waarin de onderhandelingen zich bevonden. Er

    stonden heel veel belangen op het spel omdat de EU de grootste afzetmarkt is van Chinese

    zonnepanelen, en omdat China ermee dreigde om zelf ook enkele anti-dumping

    onderzoeken op te starten. In het geval van Europese wijnen heeft het land zelfs de daad bij

    het woord gevoegd.

    Uit de analyse van de Duitse positie blijkt dat Duitsland op enkele nuances na een

    tegenstander was van de Europese anti-dumping maatregelen. Ten eerste speelden in dit

    dossier duidelijke economische belangen mee, aangezien Duitsland de grootste Europese

    exporteur is van poly-siliconen naar China. China had al laten weten dat het zinspeelde met

    het idee om een anti-dumping onderzoek naar de poly-siliconen te openen. Om dit te

  • 37

    vermijden, drong Duitsland er bij de Commissie sterk op aan om snel een akkoord te vinden

    met China. Dat betekent echter niet dat Duitsland principieel voorstander was van

    vrijhandel. Het land stelde namelijk dat het de argumenten van de Commissie intensief had

    bestudeerd, en onderschreef op basis van deze analyse de anti-dumping maatregelen van de

    Commissie. Duitsland stelde dat China inderdaad de regels niet had gerespecteerd, maar

    pleitte anderzijds voor een snelle oplossing van het dispuut, omdat dit onzekerheid creëerde

    waardoor de bilaterale EU-China handel werd aangetast. Waar Duitsland niet mee akkoord

    ging, was de redenering van de Commissie en sommige lidstaten dat de Europese sector het

    slecht deed als gevolg van de goedkope Chinese zonnepanelen. Er speelden volgens

    Duitsland meer elementen mee die deze situatie hadden veroorzaakt. De Duitse

    regeringspartij CDU stelde dat de Europese producenten, ondanks jaren van winst door

    overheidssubsidies, nauwelijks in onderzoek en ontwikkeling hadden. Als gevolg daarvan

    waren de producenten plots veel duurder geworden dan hun Chinese concurrenten eens

    deze subsidiëring werd teruggeschroefd.

    Uit de analyse van de Franse positie blijkt dat het land onverdeeld achter de

    Europese positie stond. Zowel de Franse minister van Buitenlandse Zaken als de minister van

    Buitenlandse Handel waren het eens over de noodzaak van anti-dumping tarieven om de

    Chinese instroom van goedkope zonnepanelen tegen te houden. Er zouden namelijk heel

    wat jobs vasthangen aan de Europese sector, zo luidde de redenering van de minister van

    Buitenlandse Zaken. De Franse sector zou door de Chinese dumpingpraktijken zijn

    gehalveerd in amper 3 jaar tussen 2010 en 2013. Bovendien argumenteerde de minister van

    Buitenlandse Handel dat China zijn WTO-engagementen simpelweg moet leren naleven. Het

    land schendt deze afspraken regelmatig door zich niet aan de interne marktregels van de EU

    te houden, aldus de minister, die hierin voldoende grond zag voor het invoeren van anti-

    dumping sancties. De minister dat Frankrijk in de Raad van Ministers, waar over de

    voorgestelde maatregelen moest gestemd worden, zonder aarzeling pro de handelssancties

    zou stemmen. Het is ongewoon dat een land zo duidelijk in de kaarten van zijn stemgedrag

    in de Raad laat kijken. Dat Frankrijk dit doet, is veelbetekenend. Wat het

    zonnepanelendossier betreft, geldt Frankrijk onbetwist als protectionistisch.

  • 38

    Uit de analyse van de Britse positie blijkt dat het land heel wat minder sceptisch staat

    tegenover de anti-dumping zaak dan zijn buurland Frankrijk. Er werd gesproken over welke

    voordelen de instroom van goedkope Chinese zonnepanelen met zich zou meebrengen voor

    de Britse consumenten. Deze denkpiste werd ook mee in overweging genomen bij de

    analyse van de Europese anti-dumping maatregelen. Zoals gebruikelijk is, analyseerde het

    Verenigd Koninkrijk (net zoals elke andere EU-lidstaat) de Europese handelssancties door ze

    te toetsen aan enkele criteria. Uit dit onderzoek concludeerde de Britse regering dat ze de

    Commissie bijstond omdat ze de anti-dumping maatregelen voldoende noodzakelijk achtte.

    Er stonden immers jobs op het spel door China’s overtreding van de Europese regels.

    Daarnaast schond China al jaren de WTO-regels van gelijke behandeling voor Europese

    bedrijven, zo luidde het.

  • 39

    4. Bilateraal EU-China handelsbeleid: het bilateraal Investeringsakkoord

    4.1. De EU-China 2020 Strategie voor Samenwerking: verbreding en verdieping van het bilateraal economisch engagement.

    Het enige bilateraal handelsakkoord dat de EU en China tussen 1975 en 2012 hebben

    afsloten, is de EU-China Handels & Samenwerkingsovereenkomst (1985). Tijdens de 16de EU-

    China top in 2013 werden onderhandelingen gevoerd over een nieuw bilateraal

    Investeringsakkoord. Dit Investeringsakkoord, dat onderdeel is van de bredere EU-China

    2020 Agenda voor Samenwerking, komt er kortweg op neer dat de markttoegang voor

    investeerders in China en de EU nog zou versoepelen (EEAS, 2013). Voor de EU was het

    belangrijk dat een dergelijk akkoord tot stand kwam. Het Europese 2020-plan, een

    tienjarenplan om meer groei en werkgelegenheid in de EU te voorzien, is enkel haalbaar als

    een bepaald niveau van economische groei kan worden aangehouden. Hiervoor is

    internationale handel een cruciale bouwsteen. De Commissie stelt in de beleidsnota “Trade,

    Growth and World Affairs” (2010) letterlijk dat internationale handel erg belangrijk is voor

    het succes van het 2020-plan. De grootste internationale handelspartners van de EU, zoals

    China, zijn daarom topprioriteit geworden voor de Commissie. Ongeveer een derde van de

    economische groei buiten de EU wordt vertegenwoordigd door China. China stelt de EU in

    staat om goedkoop te importeren, biedt een grote exportmarkt en is interessant om in te

    investeren. Vandaar is het EU-China bilateraal Investeringsakkoord een belangrijke opstap

    naar meer geïntensifieerde internationale handel.

    Er wordt reeds heel wat geïnvesteerd op bilateraal vlak. Onderzoek van Godement &

    Stanzel (2015) toont aan hoe Chinese investeringen verspreid zijn over de lidstaten van de

    Unie (zie figuur 10). Grote economieën als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk

    zijn begeerde partijen van Chinese investeerders. In 2010 scoorde het Verenigd Koninkrijk

    het hoogst van alle EU-lidstaten met iets meer dan 50 miljard dollar aan directe Chinese

    investeringen. Het Verenigd Koninkrijk werd gevolgd door Duitsland en Frankrijk met beiden

    respectievelijk 47,5 miljard en 31 miljard dollar.

  • 40

    Omgekeerd zijn de Europese investeringen in China iets minder spectaculair. In 2010

    investeerde de hele EU 18,3 miljard euro in China (waarvan 7,8 miljard in Hong Kong)

    (Eurostat, 2014). In 2013 is dit met maar 0,2 miljard gestegen naar 18,5 miljard. Er vinden

    dus veel meer Chinese investeringen plaats in Europa dan Europese investeringen in China.

    Zo werd het Duitse Putzmeister (betonpompen) helemaal overgenomen door het Chinese

    bedrijf Sany. Nog andere Chinese investeringen in Europa zijn onder meer: 21 procent van

    het Portugese energiebedrijf Energias de Portugal, 25 procent van het Portugese

    elektriciteitsinfrastructuur netwerk Redes Energeticas Nacionais, 8,68 procent van Brits

    waterbedrijf Thames Water, 48 procent van de Franse luchtvaartmaatschappij Air Azur, en

    dit lijstje gaat lang door (Van Den Bulcke, 2012).

    Dergelijke overnames hebben er allemaal toe geleid dat de Chinese economische

    machtspositie in Europa is versterkt. Dit heeft niet alleen zijn invloed op de

    onderhandelingspositie van Europese lidstaten ten opzichte van China, maar ook op

    aspecten van nationale veiligheid (aangezien China bijvoorbeeld aandelen bezit van

    sommige ‘strategische’ bedrijven zoals de Portugese elektriciteitsmaatschappij).

    De grote discrepantie tussen Chinese investeringen in de EU en Europese

  • 41

    investeringen in China is niet te wijten aan een gebrek aan Europese investeringsbereidheid.

    De Chinese restrictie ten aanzien van Europese investeringen is de grootste factor die deze

    asymmetrie verklaart. Dat staat ook zo letterlijk te lezen op de website van DG Trade: “het

    Europees handelsdeficit tegenover China is minder een probleem dan het gebrek aan

    markttoegang voor Europese exporteurs en investeerders” (DG Trade, 2010). Met een

    eerlijke markttoegang zouden veel Europese lidstaten dit handelsdeficit kunnen

    verminderen. Vandaar is een EU-China bilateraal Investeringsakkoord van groot belang voor

    veel EU-lidstaten. Dit akkoord, wanneer de onderhandelingen gefinaliseerd zijn en het

    inwerking treedt, zal de lidstaten in staat stellen het handelsonevenwicht te bestrijden. Het

    bilateraal Investeringsakkoord draait immers helemaal rond het principe van gelijke

    behandeling: een meer eerlijke en verwelkomende behandeling van Europese investeerders

    in China.

    4.2. Bilateraal investeringsakkoord: opstap naar een vrijhandelsakkoord?

    Het EU-China bilateraal Investeringsakkoord, net zoals de volledige EU-China 2020

    Agenda voor Samenwerking, is niet zomaar een bilateraal akkoord. Het is mogelijks een

    soort tussenstap naar een vrijhandelsakkoord – althans dat stelt de Commissie. De

    gemeenschappelijke verklaring die de EU en China publiceerden na afloop van de 16de EU-

    China top kondigde aan hoe beide partners niet alleen een alomvattend investeringsakkoord

    hadden afgesloten, maar ook hoe – “indien de omstandigheden dit zouden toelaten” – een

    alomvattend vrijhandelsakkoord (FTA) tot de mogelijkheden zou behoren in de toekomst. Dit

    is niet enkel voordelig voor de EU, die reeds een dergelijk akkoord met de Verenigde Staten

    onderhandelt (deze onderhandelingen zitten reeds in een vergevorderde fase en zullen naar

    verwachting heel wat economische groei veroorzaken in de EU en in de VS). China dringt al

    langer aan op een FTA met de EU. Het land beschouwt een vrijhandelsakkoord met de EU als

    een nieuw kanaal om de wereldeconomie nog meer te openen en als hulpmiddel om zijn

    interne markthervormingen door te voeren (Xinhuanet, 2015). Maar voor het zover komt

    moeten eerst enkele voorwaarden worden vervuld wat betreft de Commissie ; de Chinese

    liberalisering van zijn investeringsmarkt is daar één van, samen met een hervorming van de

    Chinese staatsbedrijven (die in veel gevallen enkel financieel gezond zijn met behulp van

  • 42

    staatssteun). Of er ooit een FTA zal komen tussen de EU en China, hangt dus volledig af van

    China, dat eerst zijn WTO-verplichtingen meer tegemoet moet treden. Maar ook China stelt

    bepaalde eisen, zoals het afschaffen van het Europees wapenembargo en de Europese

    erkenning van China als volwaardige markteconomie (The Parliament Magazine, 21-09-

    2015).

    4.3. Positie van Duitsland

    Het Duits Instituut voor Ontwikkelingspolitiek noemt het EU-China bilateraal

    Investeringsakkoord een belangrijke stap voorwaarts. Behalve Ierland hebben alle EU-

    lidstaten hun eigen investeringsakkoord met China afgesloten op interstatelijk niveau. Deze

    bilaterale investeringsakkoorden hebben als bedoeling om de eigen investeringen in China

    zo veel mogelijk te beschermen – en omgekeerd. Maar, zo stelt het Instituut, een aspect dat

    doorgaans niet in zulke bilaterale akkoorden is vervat, is de liberalisering van de

    markttoegang (Berger, 2013). Hiermee wordt bedoeld dat landen als China bij traditionele

    investeringsakkoorden nog steeds buitenlandse investeerders kunnen buitensluiten in de

    pre-investeringsfase. Het EU-China bilateraal Investeringsakkoord kan dit vacuüm vullen.

    Daarnaast stelt het DIE dat de EU in het nieuw Investeringsakkoord veel meer verregaande

    handelsgaranties heeft onderhandeld, die verder gaan dan de bilaterale akkoorden die

    sommige EU-lidstaten hebben afgesloten.

    De Duitse minister voor Economie en Energie somde in 2014 de voordelen op voor

    Duitsland van het EU-China bilateraal Investeringsakkoord. Hierin volgde de minister in grote

    lijnen de standpunten van het DIO. Hij stelde dat het Investeringsakkoord zou leiden tot een

    betere investeringstoegang voor Duitse bedrijven in China. Ook, zo stelde de official, werd

    het bestaande Duitse investeringsakkoord met China meer verstevigd. Sinds 1983 heeft

    Duitsland met China een zogenaamde Investeringsbevordering en –

    beschermingsovereenkomst. Deze overeenkomst garandeerde reeds een bepaald niveau van

    investeringsbescherming tussen de twee landen. Nu een gelijkaardige overeenkomst is

    afgesloten tussen de EU en China zal Duitsland zijn eigen investeringsovereenkomst met

    China minder moeten bewaken en zelfs kunnen opgeven. Het EU-China bilateraal

  • 43

    Investering