Transitie HANDBOEK
-
Upload
paul-vijfd -
Category
Documents
-
view
164 -
download
35
description
Transcript of Transitie HANDBOEK
‘Dit boek van de visionaire architect van de Transitie-beweging is er een dat je moet lezen, en wel ‘onmiddellijk’. Meer en meer piekolie-specialisten zijn ervan overtuigd dat we zeer weinig tijd hebben om veerkracht te ontwikkelen in onze gemeenschappen voordat de laatste energiecrisis losbarst. Deze zou een dringend onderwerp moeten zijn voor alle mensen die bezorgd zijn om hun kinderen, en voor allen die hopen dat er na het olietijdperk een levensvatbare toekomst bestaat voor de menselijke beschaving.’ – Jeremy Leggett oprichter van Solarcentury en SolarAid, en auteur van The Carbon War en Half Gone
‘Het Transitie-concept is een van de grote ideeën van onze tijd. Piekolie en klimaatverandering kunnen zo vaak een neerslachtig en machteloos gevoel bij je teweegbrengen. Wat ik zo goed vind aan de Transitie-benadering is dat ze inspirerend is, dat ze hoop geeft in plaats van een schuldgevoel en optimisme in plaats van angst. Het Transitiehandboek zal beschouwd worden als een van de vruchtbare boeken die zijn verschenen aan het eind van het olietijdperk, een boek dat zachtjes een helpende hand bood in de overgang naar een lokalere, menselijker en uiteindelijk meer voedende toekomst.’ – Patrick Holden directeur van de Soil Association
HET TRANSITIEHAN DBOEK
Van olie-afhankelijkheid naar lokale veerkrachtROB HOPK I NS
Oprichter van de Transitiebeweging
Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transitie Vlaanderen en Transition Towns Nederland
Colofon
© Rob Hopkins 2008/2009Oorspronkelijke uitgave: Green Books, Foxhole, Dartington, Totnes, Devon TQ9 6EB, Verenigd Koninkrijk
Vertaling: Transitie-beweging Vlaanderen en NederlandRedactie: Jeanneke van de Ven, Lucas Brouns, Jan van ArkelOpmaak: Karel Oosting, AmsterdamDruk: Haasbeek, Alphen ad Rijn
isbn 978 90 6224 485 0Gedrukt op Reviva kringlooppaper
© Nederlandse uitgave:Uitgeverij Jan van ArkelGrifthoek 151, 3514 JK UtrechtTel 030 2731 840 fax 2733 614mail [email protected]
Transitiesteden en -dorpen Vlaanderen:www.transitie.be en [email protected] towns Nederland:www.transitiontowns.nl
Inhoud
8 Het Transitiehandboek De kleurrijkste vertaling ooit
10 Verantwoording Nederlandse uitgave
10 Opdracht
11 Dankbetuigingen
13 Voorwoord
16 Inleiding – Wondere, veerkrachtige wereld
21 Deel 1 Het hoofd
23 Waarom piekolie en klimaatverandering betekenen dat klein onvermijdelijk is
24 1. Piekolie en klimaatverandering – De twee blinde vlekken van onze tijd
32 Transitie-instrument 1: De ‘doe het zelf’-piekolie-presentatie
51 Economieën in transitie – Geld heeft groei nodig en groei heeft energie nodig
57 2. Het zicht vanaf de bergtop
68 3. Waarom opnieuw veerkracht opbouwen even belangrijk is als CO2-uitstoot verminderen
76 Transitie-instrument 2: De oefening van de Veerkracht-van-het-Web
82 4. Waarom klein onvermijdelijk is
92 Samenvatting deel 1 – Het olietijdperk nadert zijn einde
93 Deel 2 Het hart
95 Waarom een positief visionair toekomstbeeld cruciaal is
96 5. Hoe piekolie en klimaatverandering ons beïnvloeden – De Aardolie-afkick-stress-stoornis
100 6. De psychologie van verandering begrijpen
106 Transitie-instrument 3: De gewone aardappel als instrument om onze olieverslaving te doorbreken:
een oefening
111 7. Visioning: de kracht gebruiken van een visionair toekomstbeeld
114 Transitie-instrument 4: Bordspel als instrument om je toekomstvisioen te ontwikkelen en vorm te geven
118 Transitie-instrument 5: Post-piekolie-rondleidingen voor toeristen
120 8. Een toekomstbeeld voor 2030 – terugblikkend op de transitie
134 Transitie-instrument 6: Visualisatie als instrument gebruiken in piekolie-onderwijs op scholen
– Transitie-verhalen
139 9. Kinsale – een eerste poging tot gemeenschappelijke toekomstdromen
148 Samenvatting deel 2
149 Deel 3 De handen
151 Van ideeën naar actie: verkenning van het Transitie-model
voor een inspirerende opbouw van lokale veerkracht
152 10. Het Transitie-concept
165 11. Hoe start je een Transitie-initiatief?
174 Transitie-instrument 7: Haal zoveel mogelijk uit je evenementen
180 Transitie-instrument 8: Een goed persbericht schrijven
184 Transitie-instrument 9: Het opzetten van productieve bijeenkomsten
188 Transitie-instrument 10: Hoe zet je een Open-Space-evenement op?
193 Transitie-instrument 11: Hoe een ‘viskom’-discussie te houden?
196 12. Het begin van Transition Town Totnes
204 Transitie-instrument 12: Een Wereldcafé houden
214 Praktische manifestaties van de Totnes-transitie
222 13. De verspreiding van het aanstekelijke Transitie-concept
232 Transitiesteden en -dorpen in Vlaanderen – Kroniek van een stroomversnelling
239 Transition Towns in Nederland
246 Enige gedachten tot besluit
248 Bijlagen, noten, bronnen
249 Vragenlijst olie-uitputting zoals gebruikt in de Transitie-verhalen-workshops voor scholen
250 ‘De vier stadia die elk project doorloopt’ volgens John Croft
252 Opdrachtblad: Minder-Energie-Plan
253 Minder-Energie-Plan-Proces
254 Hoe word je een Transitie-initiatief?
256 Voorbeeld van een persbericht
257 Transitie-training
259 Noten
267 Bronnen
Wat je nu in handen hebt, is tegelijk de kleurrijkste, meest diverse en organische vertaling ooit. Ze is zo rijk als de natuur zelf, en ze wordt gedragen door onze be-zorgdheid voor onze wereld en het leven dat we delen. Dit is in alle opzichten een vertaling vol vertrouwen. Een vertaling die we nodig hebben in de Transition Towns-beweging die zich ook in Vlaanderen en Nederland – in al haar aanstekelijkheid – volop verspreidt. En we zullen nog veel meer mensen en hun talent, inzet, bezorgd-heid en creativiteit nodig hebben om de toekomsten te bouwen waar we samen van dromen. Vandaar dat we dit boek in verta-ling wilden: om meer mensen te kunnen aanspreken.
Het zit eigenlijk zo. Hoe maak je een ver-taling als je daar geen tijd voor hebt? Dan zoek je heel veel mensen die een beetje tijd hebben. Om de paar bladzijden kom je in dit boek dus een andere vertaler tegen. Mis-schien merk je dat. Misschien ook niet, want we wilden toch ook een vlot leesbaar geheel. Dus werd daar naderhand ook tijd ingestoken. Bedenk in ieder geval dat al die mensen een gezicht hebben en een eigen verhaal. Proef en verbeeld de diversiteit. Dit is de rijkdom van het geleefde leven. Deze vertaling is als een voedselbos.
Sommigen waren goed in schrijven en vertalen, anderen hadden het misschien wat
lastig met grammatica en spelling. Sommi-gen zijn bij iemand in de tuin gaan werken, hebben op kinderen gepast, of hebben lekker voor iemand anders gekookt omdat ze zelf geen Engels verstaan en toch aan deze ver-taling wilden meewerken. En dus gewoon ie-mand anders zochten die een stukje voor hen wilde vertalen.
Nu het vertaal- en nakijkwerk zo goed als achter de rug is – net geen jaar na het ver-schijnen van de originele versie –, kunnen we alleen maar vaststellen dat dit boek be-langrijker wordt met de dag: de nood om samen alternatieve toekomsten uit te teke-nen en waar te maken, is alleen maar gro-ter geworden. De werkelijkheid laat immers niet op zich wachten. Op dat ene jaar is er veel gebeurd, zelfs voor wie het allemaal niet van zo nabij volgt. Terwijl de meeste mensen de ene kant opkeken, en probeer-den te becijferen hoe lang olieproductie een stijgende vraag zou kunnen bijhouden, werd het piekmoment aan de andere kant voorbijgesneld door een kelderende vraag. Het gevolg van een economische reces-sie van formaat, die op haar beurt voor een belangrijk stuk op het conto van een crisis van het geldsysteem kan geschreven wor-den. Een geldsysteem overigens, dat mee in de problemen kwam doordat piekende energieprijzen halverwege 2008 een aantal zeepbellen deed uiteenspatten.
Het Transitiehandboek De kleurrijkste vertaling ooitBeste lezer,
We leven op een kantelpunt, waarin via do-mino-effecten duidelijk wordt hoe alles met alles te maken heeft: geld, klimaat, energie, voeding, diversiteit, samenlevingen. Mis-schien dachten of hoopten we (nog steeds) dat we gebeiteld zaten. Niets blijkt min-der waar. En in de chaos van dit kantelmo-ment zal allicht van alles tegelijk gebeu-ren. Binnen één jaar, of straks als het boek in de boekhandel ligt, zal er weer van alles gebeurd zijn. Een boek dat over dat kan-telpunt gaat, loopt het gevaar hier en daar gedateerd te geraken: alles is volop in be-weging. Maar een boek dat het over andere toekomsten heeft, loopt dat gevaar niet: het gaat over grondoorzaken en fundamenteel andere keuzes. Bovendien gaat het niet om het boek zelf, maar om de mensen, en die kunnen in beweging blijven. En dingen in beweging zetten.
Dit Transitiehandboek, deze vertaling is daarom wellicht tijdelijk en vluchtig. Ze zal misschien weer verslijten en terug op-genomen worden in onze eigen grond. Wij vinden dat niet erg, daar hoort ze immers thuis. Het wordt tijd dat we eens iets aan de grond teruggeven. Daarna schrijven an-deren, en wij, andere boeken. Maar nu, nu dat onze wereld het noorden kwijt is, von-den we even dat we deze vertaling moesten maken. Omdat ze helpt verspreiden wat we samen hard nodig hebben: ideeën om nieu-we toekomsten te bouwen.
Op de werkelijkheid staat tegenwoordig geen maat. Een oude droom ligt aan dig-gelen. Waarom geven we de toekomst niet de vorm van die prachtige planeet waar-op we thuis zijn? Dit Transitiehandboek is maar een eerste stap: het is het kleurrijke resultaat van heel wat vertaalhanden. En het wordt allicht een inspiratiebron van een nog kleurrijker gezelschap van mensen die bedachtzaam, maar resoluut en gedurfd an-dere toekomsten tegemoet gaan. De auteur, Rob Hopkins, maakt trouwens van zijn vol-gende transitiehandboek zelf een gemeen-schapsproject. De transitie wordt niet door iemand geschreven, ze wordt elke dag door iedereen geschreven.
Veel leesplezier. En veel ontmoetingen toegewenst.
Jeanneke en Rudy
In dit boek kom je de volgende vertalers en vertaalsters tegen:
Maarten, Natasja, Els, Vladimir, Kim, Kelly, Nahid, Yung Han, Luca, Eva, Kelly, Kris, Liesbeth, Jan, Dorien, Stefan, Lilly, Lotte, Sarah, Dorien, Eliane, Ana, Tina, Iris, Els, Lynn, Marilu, Xander, Jelle, Kirsten, Rik, Lieve, Stephanie, Kaatje, Kathleen, Céline, Charlotte, Sam, Fieke, Stefan, Franky, Luc, Christiane, Jochen, Hugo, Debbie, Lien, Ann, Auke, Pep, Wim, Nico, Alma, Anne, Paul, Hajé, Wivine, Esther, Anneleen, Adri, Latoya, Katrien, Jonas, Frank, Wim, Aagje, Jeanneke, Rudy.
Eindredactie: Jeanneke van de Ven, Lucas Brouns en Jan van Arkel
Pioniers en inspiratiebronnenSharif Abdullah, Christopher Alexander, Peter Andrews, Peter Bane, Albert Bates, Graham Bell, David Boyle, Lester Brown, Colin Campbell, Fritjof Capra, Skye en Robin Clayfield, Alec Clifton Taylor, Phil Corbett, Martin Crawford, Guy Dauncey, Josh Davis, Chris Day, Charles Dickens, dr Carlo DiClemente, Chris Dixon, Richard Douthwaite, Matt Dunwell, Paul Ekins, Ianto Evans, Simon Fairlie, David Fleming, Elizabeth Fraser, Masanobu Fukuoka, Chellis Glendinning, Stephan Harding, Tim en Maddy Harland, Peter Harper, Lea Harrison, Robert Hart, Matt Haynes, Emilia Hazelip, Richard Heinberg, Colin Hines, Arthur Hollins, David Holmgren, Barbara Jones, Ken Jones, Martin Luther King, David Korten, Satish Kumar, Andy Langford, John Lane, Jeremy Leggett, Aldo Leopold, Bernard Lietaer, Jan Lundberg, Mark Lynas, Richard Mabey, Lucas Macfadden, Joanna Macy, Marcus McCabe, Dennis Meadows, Bill Mollison, George Monbiot, Helena Norberg Hodge, Howard & Elisabeth Odum, Harrison Owen, Rosa Parks, dr Stephen Rollnick, Mark Rudd, Kirkpatrick Sale, E. F. Schumacher, John Seymour, Vandana Shiva, Michael Shuman, Andrew Simms, Chris Skrebowski, Linda Smiley, Gary Snyder, Ruth Stout, Tom Vague en Meg Wheatley.
Medewerkers, vormgevers en mede-samenzweerdersPaul Allen, Bart Anderson, Teresa Anderson, Sharon Astyk, Tom Atkins, Sophy Banks, Karen Blincoe, Ben Brangwyn, Lou Brown, Lynn Burke, Adrienne Campbell, Molly Scott Cato, Sky Chapman, Matthieu Daum, Catherine Dunne, Emma, Adam Fenderson, Naresh Giangrande, Brian Goodwin, Jennifer Gray, Mike Grenville, Pamela Grey, Colin Hines, Mike Jones, Marjana Kos, William Lana, Stephan Harding, Patrick Holden, David Johnson, Chris Johnstone, Tessa King, vroegere en huidige Kinsale Permacultuur studenten, Peter Lipman, Noel Longhurst, Caroline Lucas, Noni McKenzie, Rob Scott McLeod, Gavin Morris, Aaron Newton, Iain Oram, Dave Paul, Davie Philip, Adrian Porter, Tamzin Pinkerton, Hilary Prentice, Sarah Pugh, Thomas en Ulrike Riedmuller, Tom Rivett Carnac, Louise Rooney, Mary Jayne Rust, Chris Salisbury, Schumacher College, Simon Snowden, David Strahan, Graham Strouts, John Thuillier, Jill Tomalin, Nigel Topping, Totnes Sustainability Group, de mensen van Totnes, Robert Vint, Anne Ward en Patrick Whitefield.
Zonder wie je dit niet zou lezenDe dappere zielen die onze eerste ontwerp-en lazen: Ben Brangwyn, Colin Campbell, David Fleming, Naresh Giangrande,
Charles Hall, Stephan Harding, Tessa King, Peter Lipman, Mark Lynas, Rob Scot McLeod, Tamzin Pinkerton, Janet Richardson, David Strahan, Chris Vernon, mensen van verschillende Transitie-initiatieven en Carol Wellwood.Mijn fantastische uitgevers, John Elford en Amanda Cuthbert van Green Books. Louise Rooney en Catherine Dunne, die de term ‘Transition Town’ bedachten.
Fotografen en illustratorsDank aan Ron Hanna voor de Captain Future beelden, Les Editions Albert René voor de Asterix en Obelix prent, Tony Eriksen van de Oil Drum, The Ecologist magazine en Colin Campbell at ASPO voor de grafieken, dr Asgeir Sorteberg en National Snow en Ice Data Center voor de grafieken, Andy Goldring voor de foto's uit Oost-Europa, The Imperial War Museum voor dr Carrot en andere beelden, en Totnes Image Bank en Rural Archive voor het gebruik van hun archieffoto's. Ook Tulane Blyth, Adrienne Campbell, Stephen Gascoigne, Greenpeace/Ray Giguere, Nicholas Harvey, Sally Hewitt, istockphoto.com, Arthur Kay, Noel Longhurst, Nevenka Mulej, Rosalie Portman, Clare Richardson, Sally Stiles en Frankie Wellwood.
DankbetuigingenOpdracht
Voor mijn familie. Moeder, Vader, Jo, Ian, Jake, William, Steve, Hilary, Tessa, Robert, Harriet en Helen.Voor Colin Campbell, Richard Heinberg, David Holmgren, David Fleming en Howard Odum voor het zaaien van de zaadjes van dit concept.Voor David Heath, Alan Langmaid, Barrington Weekes, Muriel Langford en Douglas Matthews voor hun inzichten in historische veerkracht.Voor iedereen die het Transition-model uittest en daarmee helpt het te voeden, water te geven en tot wasdom te brengen.Voor Geshe Jampa Gyatso, die me alles leerde wat echt belangrijk is.Voor Omeli voor een snelle genezing.Voor mijn geweldige zonen, Rowan, Finn, Arlo en Cian; dat zij de mooie en overvloedige vruchten van dit werk mogen plukken.Voor Emma: partner, geliefde, vriendin en nu echtgenote.
Deze vertaalde uitgave van het Transi-tion Handbook bevat de integrale oor-spronkelijke tekst van de Engelse uitgave met een aanvulling van de oliesituatie van 2009 (door TT’er en geoloog John Mason, pag. 28), plus nieuwe kantlijnteksten op pag. 33 en 35 (toegevoegd door Jan van Arkel), een update van de economische crisis ‘Economieën in transitie’ (door Ben Brangwyn, Peter Lipman en Rob Hopkins, pp. 51-56), kantlijnteksten van deze economische aanvulling (pp.51-56, gekozen door Rudy Dhont) en de kader-teksten (pag. 52 en 53, gekozen door Jan van Arkel). De illustratie in dit hoofdstuk is van het boek The Transition Timeline (pag. 55), getekend door Jennifer John-son. De foto van pag. 164 is van TT-Gro-ningen. Op pag. 232 begint een hoofdstuk over Vlaanderen en Nederland dat uiter-aard nieuw is.De oorspronkelijke lijst Bronnen van Rob Hopkins (pag. 267 e.v.) is vanuit verschil-lende bronnen aangevuld om het boek zo up-to-date en Nederlands mogelijk te maken. De lijst voorin van de vijf noodza-kelijk te lezen boeken na dit Handboek is uiteraard die van Rob Hopkins.
Er is geprobeerd wat betreft de vertaling van sleuteltermen eenheid in deze kleur-rijkste vertaling aan te brengen. De mees-te Engelse termen zijn in het Nederlands vertaald, behalve self-reliance en self- efficacy. Wat self-reliance betekent is te lezen op pag. 121 in de kantlijn. Het bete-kent niet zelfvoorzienend (dat is self-suf-ficient in het Engels). Self-efficacy is een term uit de psychologie die we onvertaald hebben gelaten. Je vindt hem op pag. 108. Het sleutelbegrip 'veerkracht' wordt toe-gelicht op pag. 68 e.v.
Verantwoording Nederlandse uitgave
‘Rob Hopkins is de Zachte Meester van de groene beweging en zijn actuele en enorm belangrijke boek bevat een frisse en krachtige aanpak die ons zal helpen in de transitie naar een materieel afgeslankte, maar innerlijk rijkere menselijke ervaring. Dit boek, vol betrouwbare, leesbare, uitgebreide deskundigheid en warm praktisch advies over hoe je, waar je ook bent, een Transitie-cultuur in werking kunt zetten, zal je stimuleren en je verbondenheid met je plaats, gemeenschap en het eenvoudige leven herstellen. Er bestaat geen betere oproep tot actie dan dit boek en geen betere gids voor de doe-het-zelf-schepping van een leefbare toekomst.’ – Dr Stephan Harding coördinator van de Masteropleiding in Holistic
Science aan het Schumacher College en auteur van Animate Earth: Science, Intuition and Gaia
'Rob Hopkins heeft tot nu toe het nauwkeurigst beschreven hoe we kunnen evolueren van de huidige chaos van grote en kleinere steden, die dodelijk voor de planeet en voor hun bewoners zijn, naar leefbare, nieuwe ecologisch duurzame stedelijke en landelijke systemen. Dit is meer dan een theoretische handleiding. Het boek is gebaseerd op het baanbrekende werk van zijn eigen team, waarin hele gemeenschappen worden betrokken in een transformerend proces, die de absolute noodzaak inzien het roer om te gooien en erin geslaagd zijn dit te doen. Het Transitiehandboek is een uitstekende gids voor hoe we moeten leven in een toekomstige wereld waar de grenzen van de natuur worden gerespecteerd, maar ook de wezenlijke troost en vreugde van gemeenschappen die bij elkaar komen in een groots gezamenlijk doel. Er bestaat geen belangrijker boek dan dit voor elke gemeenschap die verandering naar ecologische duurzaamheid zoekt.’ – Jerry Mander oprichter/directeur van
het International Forum on Globalization en auteur van In the Absence of the Sacred
13
Mijn eerste ontmoeting met het fenomeen transi-tie was in november 2006, toen Rob Hopkins me uitnodigde om een avondlezing te geven in Totnes in Devon. Ik wist dat dit een tamelijk klein stadje was, dus hoopte ik op een vijftigtal aanwezigen. In plaats daarvan zaten vierhonderd mensen opeen-gepakt in de grootste zaal die er te vinden was. Het-zelfde gebeurde een paar dagen later in Penzance in Cornwall, waar Jennifer Gray me uitnodigde om het startschot te geven voor Transitie-Penwith; en een paar maanden later opnieuw op een soortgelijk evenement in Stroud.
Er tekende zich duidelijk een patroon af. De mensen op deze evenementen waren niet zomaar nieuwsgierig; zij zaten te popelen om in hun ge-meenschappen iets constructiefs te doen aan piek-olie en klimaatverandering. Al snel was ik ervan overtuigd dat het Transitie-virus het meest opwin-dende ding in het Verenigd Koninkrijk was. Op 5 augustus 2007 had de BBC Radio Schotland een uit-zending met als titel ‘Towns Prepare for Peak Oil Point’, die begon met de uitspraak van Rob dat de Transitie-inspanningen ‘een van de meest dynami-sche en belangrijke sociale bewegingen van de 21e eeuw’ zijn. Het vervolg van het radioprogramma leverde de bewijzen voor de juistheid van die uit-spraak.
Veel Transitie-gegons is terug te voeren op Rob Hopkins zelf. Als permacultuurdocent geschoold in ecologische ontwerpprincipes, is hij van nature een intelligente, praktische, zachtaardige kerel, een ge-
zinsman met geen andere agenda dan het overleven van het ecosysteem (hij wil graag dat zijn kinderen op een fatsoenlijke planeet kunnen leven).
Het was in 2003, toen Rob les gaf in Kinsale in Ier-land, dat hij voor het eerst hoorde over piekolie en wel direct van de belangrijkste deskundige in de we-reld over dit onderwerp, oliegeoloog Colin Camp-bell. Na de informatie met zijn studenten verwerkt te hebben, werkte hij samen met hen het Kinsa-le Energy Descent Plan uit, dat later in het beleid van de gemeenteraad werd opgenomen. Het was het eerste strategische document in zijn soort op het vlak van gemeenschapsplanning. Gelijkaardi-ge planningsprocessen voor energievermindering worden nu ook in andere dorpen en steden onder-nomen (met inbegrip van Portland, Oregon en Oak-land, Californië), en in tenminste één industriële staat (Zweden).
Rob besloot vervolgens een piekolieconferentie te organiseren in Kinsale in juni 2005 met als titel: Fuelling the Future en daar ontmoette ik hem voor het eerst. Na zijn verhuizing terug naar Engeland om af te studeren, besloot Rob het voorbereidings-proces op piekolie buiten het klaslokaal te brengen door begin 2006 met Transition Town Totnes te be-ginnen. Dat initiatief liep als een trein en groepen burgers in andere steden in het Verenigd Koninkrijk namen het snel over.
Waarom werkt het Transitie-fenomeen zo aan-stekelijk? Terwijl er op meer dan honderd plaatsen
Voorwoorddoor Richard Heinbergauteur van The Party’s Over, Powerdown, Peak Everything,The Oil Depletion Protocol en Blackout
14 15H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K V O O R W O O R D
In het algemeen zijn nationale overheden traag om deze noodzaak te begrijpen en ernaar te handelen, aangezien er te veel gevestigde belangen gemoeid zijn met het in stand houden van de status quo. Maar als de leiders van een land nauwelijks reage-ren op de grootste crisis waarmee de mensheid ge-confronteerd wordt, wat kan een bezorgde burger dan doen?
Het voor de hand liggende antwoord is: handel lokaal. Dit is in de huidige situatie des te meer zin-vol, aangezien economische herlokalisering een van de onvermijdelijke gevolgen zal zijn van het einde van de goedkope transportbrandstof. We moeten hoe dan ook meer van onze levensnoodzakelijkhe-den dichtbij produceren; waarom dus niet de on-middellijk nabije gemeenschap maken tot de bron en de focus van onze hele energetische Transitie-strategie?
Rob Hopkins heeft dit allemaal in het Transi-tie-concept gestopt en er een formule van gemaakt waar elke gemeenschap enthousiast in kan stappen. Gebruikmakend van permacultuurprincipes, van de psychologie van sociale marketing en van inclusie-ve processen als ‘Open Space’, heeft hij een manier gevonden waarop mensen die zich zorgen maken over een milieucrisis zich blijvend kunnen engage-ren in een collectieve actie die uiteindelijk meer op een feestje lijkt dan op een betoging.
Dit boek is een handleiding om het in werkelijkheid om te zetten. Het is zoals Rob zelf – toegankelijk, helder en vlot. Als jouw stad nog geen Transitie-stad is, dan heb je hier de leiddraad om er een van te maken. Als je het geluk hebt om op een plek te wonen die al in transitie is, dan heb je waarschijn-lijk mijn aanbeveling niet nodig; je hebt dan al door je eigen netwerk over dit boek gehoord.
Hoe dan ook, maak er wat van: we hebben weinig tijd en veel tot stand te brengen. En Rob Hopkins reikt ons een aantal onschatbare instrumenten aan om onze taak gemakkelijker en plezieriger te maken.
Richard HeinbergPost Carbon InstituteSanta Rosa, Californië
in de wereld pogingen worden ondernomen om om te gaan met de dreigende gevolgen van piekolie, is er onmiskenbaar iets anders aan Transition Towns – een gevoel van opwinding, perspectief en engage-ment. Misschien dat de gonzende uitstraling voor een deel terug te voeren is op het aanstekelijke op-timisme van Rob zelf. Maar het is geen persoonlijk-heidsverering, want Hopkins is de eerste om waar mogelijk anderen in de schijnwerpers te zetten en heeft het sturingsproces van de beweging zo ont-worpen dat het meer ‘van onderuit’ dan ‘van bo-venaf’ verloopt. Volgens mij is de beste verklaring voor dit fenomeen te vinden in het feit dat Rob een kopieerbare strategie heeft gevonden om de talen-ten, visies en goodwill van gewone mensen aan te spreken.
En hij heeft dit gedaan op een moment dat het buitengewoon hard nodig was.
Het valt gewoon op geen enkele manier te ontken-nen dat wij mensen moeilijke tijden tegemoet gaan. Niet alleen zijn er bewijzen dat de wereldoliepro-ductie zijn hoogste maximum ooit al bereikt heeft en aan zijn onvermijdelijke afname is begonnen, maar zijn ook voorspellingen voor gaswinningen in de Noordzee, Noord-Amerika en Rusland uiterst somber. Nieuwe studies naar wereldsteenkoolvoor-raden tonen intussen aan dat een piek in de ontgin-ning van steenkool binnen slechts vijftien jaar zou kunnen optreden, terwijl de productie van fosfaten (essentieel voor de landbouw) al naar beneden gaat, net zoals de wereldgraanproductie per persoon. Het wereldwijde klimaat is onstabiel geworden, het poolijs smelt sneller dan zelfs de meest grim-mige wetenschappelijke studies voorspeld hadden, terwijl veel landen al te maken hebben met een te-kort aan zoet water. En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan: waar de 20e eeuw er een was van nooit vertoonde groei in bijna elk belangrijk opzicht (be-volking, energieverbruik, consumptieniveaus per persoon, enzovoort), zo belooft de huidige eeuw ge-
kenmerkt te worden door afnamen in bijna al deze zelfde categorieën, gepaard met catastrofale weers-omstandigheden en verdrinkende kustlijnen.
Centraal in de transitie waarvoor Transitie-initi-atieven zich inzetten, staat energie. Bijna alle groei in bevolking en consumptie – gepaard met tech-nologische verandering – die zich in de 20e eeuw voordeed, kan toegeschreven worden aan een onge-kende overvloed van goedkope energie, vooral van fossiele brandstoffen. Steenkool, olie en gas maak-ten de winning en omzetting van andere natuurlij-ke bronnen in steeds hogere versnelling mogelijk, hetgeen leidde tot het creëren van enorme rijkdom temidden van uitdijende cirkels van habitatvernie-tiging, vervuiling en klimaatchaos.
De uitputting van fossiele brandstoffen zou be-schouwd kunnen worden als iets goeds, gezien de afschuwelijke milieukosten ten gevolge van het ver-bruik van deze brandstoffen. Maar onze afhanke-lijkheden als samenleving van olie, steenkool en gas betekenen een enorme collectieve kwetsbaarheid, aangezien er geen alternatieven beschikbaar zijn die hun diensten volledig kunnen vervangen. Wan-neer dus fossiele brandstoffen afnemen, zullen we een eeuw zien van krimpende consumptieniveaus, waardoor de mondiale economie zou kunnen im-ploderen, wat de vooruitzichten op overleving van de komende generatie zal ondermijnen. Tenzij we op een proactieve manier afkicken van deze brand-stoffen, zullen de maatschappelijke ondersteu-ningssystemen instorten juist op het moment dat het mondiale klimaat over zijn kantelmoment heen geduwd wordt, waarna er niets meer is wat men-sen nog kunnen doen om de worst-case-scenario’s af te wenden, met inbegrip van sterk stijgende zee-niveaus en vernietigde gewassen. Uitputting en kli-maat vallen samen om een bewuste coöperatieve transitie, weg van fossiele brandstoffen, centraal te stellen in onze menselijke overlevingsstrategie voor de rest van de 21e eeuw.
Drogende abrikozen op daken in Hunza. Een schets van de auteur, augustus 1990.
16 17H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K I N L E I D I N G
Veerkracht, daar draait het om in dit boek. Voor ecologen is veerkracht een vertrouwd begrip, voor de rest van ons veel minder. Veerkracht verwijst naar het vermogen van een systeem om zijn samen-hang te behouden en te blijven functioneren als het wordt blootgesteld aan verandering en schokken van buitenaf. Een ‘systeem’ kan een paar individu-en betreffen, maar ook hele economieën. Dit boek, Het Transitiehandboek, stelt dat we naast onze hui-dige (en veel te late) inspanningen om de CO2-uit-stoot drastisch te verminderen, evenveel aandacht zouden moeten besteden aan het bouwen aan veer-kracht, of om precies te zijn: aan het weer opnieuw opbouwen daarvan. Ik beweer feitelijk dat het ver-minderen van de CO2-uitstoot zonder het heropbou-wen van veerkracht uiteindelijk zinloos is.
Hoe ziet veerkracht er eigenlijk uit?In 1990 bezocht ik de Hunzavallei in Noord-Pa-
kistan. De Hunzavallei was tot de opening van de Karakorum Highway in 1978 bijna volledig van de buitenwereld afgesloten. Voor mijn bezoek wist ik niets over permacultuur of over veerkracht, en zelfs maar weinig over voedsel, landbouw of het milieu. Maar ik wist toen dat ik op een uitzonderlijke plek was aangekomen.
Ik vond een citaat in een boek dat ik las op weg naar Hunza (ik ben de titel ondertussen vergeten): ‘Als er op aarde een tuin van gelukzaligheid is, is het deze, is het deze, is het deze.’ Deze woorden bleven tijdens de twee weken die ik in Hunza verbleef, re-
gelmatig door mijn hoofd spelen. Dit was een sa-menleving die zijn grenzen respecteerde, en dit op een verbluffend geraffineerde en tegelijk eenvoudi-ge manier. Al het afval, met inbegrip van het mense-lijk afval, werd zorgvuldig gecomposteerd en terug-gegeven aan het land. De terrassen die eeuwenlang tegen de bergwanden waren gebouwd, werden be-vloeid via een netwerk van kanalen, dat met een ver-bazingwekkende precisie mineraalrijk water van de hoger liggende gletsjer naar de velden bracht.
Overal stonden er abrikozenbomen, en kersen-, appel-, amandel- en andere fruit- en notenbomen. Rondom en onder de bomen groeiden gerst, graan, aardappelen en andere groenten. De velden waren netjes, maar niet strak afgelijnd. Planten groeiden in kleine percelen eerder dan in grote monocultu-ren. Doordat ik op een bergwand verbleef, moest ik de hele tijd bergop en bergaf wandelen en voelde ik al snel de goede conditie ontstaan waar de Hunza om bekendstaan. De paden waren afgezoomd met stapelmuurtjes en waren bedoeld voor mensen en dieren, niet voor auto’s.
De mensen leken altijd tijd te hebben om even te stoppen en een praatje te maken met elkaar en tijd door te brengen met de kinderen, die blootsvoets en stoffig door de velden renden. Abrikozen werden geoogst en te drogen gelegd op de daken van de hui-zen, een verbluffend gezicht in de heldere bergzon. De gebouwen waren opgetrokken van lokaal gepro-duceerde modderbakstenen, warm in de winter en koel in de zomer. En er was altijd de majestueuze
pracht van het hooggebergte. Hunza is eenvoudig-weg de mooiste, rustigste, gelukkigste en overvloe-digste plaats die ik ooit heb bezocht.
In die tijd was ik kunstenaar en bracht ik mijn dagen door met een schetsboek in de hand, zwer-vend over de velden, landweggetjes en terrassen, verbluft door het licht en de kleuren, vele uren wer-kend aan één tekening in een uiteindelijk zinloze poging om de schoonheid van wat zich voor mij uit-strekte weer te geven.
Als Hunza toen afgesneden zou zijn geweest van de buitenwereld en van de wereldeconomie met zijn snelwegen met vrachtwagens volgepakt met goede-ren, zou het zich uitstekend gered hebben. Als er een mondiale economische recessie of zelfs ineen-storting zou zijn geweest, zou die weinig effect heb-ben gehad op de Hunzavallei. Ook de mensen waren veerkrachtig, gelukkig en gezond en hadden een sterke gemeenschapszin.
Het is niet mijn bedoeling dit te romantiseren of te idealiseren, maar toen ik in Hunza was ving ik een glimp op van iets dat resoneerde met een genetische herinnering ergens diep in mijzelf. Ik groeide op in Engeland, waar het feest van de fossiele brandstof in volle gang was, in een cultuur die onophoudelijk probeerde alle sporen van veerkracht uit te wissen en van elke gelegenheid gebruik maakte om dit idee tot nonsens te verklaren. Plattelandsmensen wer-den afgeschilderd als dom, het traditionele als ‘ou-derwets’ en groei en ‘vooruitgang’ als onvermijde-lijk. In deze afgelegen vallei voelde ik een verlangen naar iets waar ik niet echt mijn vinger op kon leg-gen, maar wat ik nu zie als veerkracht: een cultuur gebaseerd op het vermogen voor onbepaalde tijd te functioneren en te leven binnen haar grenzen, en die op deze manier kan bloeien.
Hoewel, zelfs toen, in 1990 begonnen dingen te veranderen. Toen ik daar was, zag ik lege zak-ken stikstofmest liggen in de hoeken van sommige velden. Zakken cement deden hun intrede, net als voedsel met geraffineerde suiker en dranken met
bubbels. Het was menens met het beginnen de veer-kracht te ondermijnen, net zoals dat al gebeurd was in de meeste delen van de wereld en nog steeds in een razend tempo doorgaat. Ik ben sindsdien niet meer terug geweest en kan dus geen nieuw verslag uitbrengen, maar het zou mij zeer verbazen als de verandering gericht zou zijn op het behoud van het vermogen van de vallei zichzelf te onderhouden. En inderdaad, te zien aan de hoeveelheid advertenties op het internet die ‘Hunza-producten’ verkopen, lij-ken ze te zijn overgegaan naar een op export gerich-te economie.
Krachten, die maken dat we kiezen voor het be-houden en versterken van veerkracht, in plaats van deze verder te laten afbrokkelen, groeien op dit mo-ment zeer snel naar elkaar toe, zozeer dat het veel meer is dan louter een academische kwestie. Het punt is niet langer of we de krachten van de econo-
Wondere, veerkrachtige wereldInleiding
18 19H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K I N L E I D I N G
ring. En toch zat hier een zaal vol mensen die in de wolken waren en die tegelijkertijd de dubbele uit-daging van piekolie en klimaatverandering recht in de ogen keken.
Hoe zouden acties rond het milieu eruitzien als die erop gericht waren dit gevoel van vervoering op te wekken, eerder dan de gevoelens van schuld, kwaadheid en afgrijzen die de meeste campagnes oproepen? Hoe zouden ze eruitzien als ze zouden proberen te inspireren, enthousiasmeren en focus-sen op de mogelijkheden in plaats van op de waar-schijnlijkheden? Het is nu nog niet helemaal dui-delijk, maar de transitiebeweging is een poging om nieuwe, overvloedige paden uit te tekenen. We ver-trekken op de top van de oliepiek en bedenken nieu-we verhalen over wat ons zou kunnen wachten aan het einde van de afdaling. En we zetten het opbou-wen van veerkracht opnieuw centraal in al onze toe-komstplannen.
Transitie-initiatieven zijn niet het enige antwoord op piekolie en klimaatverandering. Elk coherent na-tionaal antwoord zal op alle niveaus hand in hand moeten gaan met antwoorden vanuit de overheid en het bedrijfsleven. Toch zullen alle overheidsant-woorden gedoemd zijn te mislukken of zullen lang-durig moeten strijden tegen de wil van het volk, ten-zij we dit gevoel van verlangen, verrukking en een collectieve roep om avontuur op grote schaal kun-nen opwekken. Stel dat er een manier zou zijn om dat gevoel van positief engagement en het vertellen van nieuwe verhalen op te wekken op lokaal of zelfs op nationaal vlak. Dit boek is een verkenning van dat potentieel, een onderdompeling in de mogelijk-heden van toegepast optimisme en een inleiding in een beweging die zo snel groeit dat ze alweer groter zal zijn tegen de tijd dat je dit boek uit hebt.
De tijd dat we globalisering kunnen zien als een onoverwinnelijke en onaantastbare kolos, of loka-lisering als een soort levensstijl die je kunt kiezen, is voorbij. Het einde van het Tijdperk-van-goedko-
pe-olie komt snel op ons af en het leven zal radicaal veranderen, of we het nu willen of niet. Dit boek presenteert een nieuwe manier van kijken naar wat de toekomst kan brengen, en stelt dat door te kie-zen voor een pro-actief antwoord eerder dan een reactief, en door rekening te houden met de snel veranderende energiecontext, we die toekomst nog steeds zo vorm kunnen geven dat deze uiteindelijk de voorkeur verdient boven het heden.
Het opnieuw opbouwen van lokale landbouw en voedselproductie, decentralisering van de ener-gieproductie, het herdenken van de gezondheids-zorg, herontdekking van lokale bouwmaterialen in de context van nulenergiebouw, het opnieuw bekij-ken hoe we met afval omgaan, deze creëren allemaal veerkracht en dragen de mogelijkheid van een bui-tengewone renaissance in zich – economisch, cul-tureel en spiritueel. Ik ben niet bang van een we-reld die minder consumptie gericht is, waar minder ‘spullen’ zijn en geen economische groei. Ik ben in-derdaad veel banger voor het tegenovergestelde: dat het proces doorgaat dat zakken vol kunstmest bracht naar de meest vruchtbare velden waar ik ooit geweest ben. En dat daardoor na dit korte intermez-zo in de geschiedenis, waarin de industrie in staat was aardgas om te zetten in kunstmest en waarin de auto koning was, het vermogen van gemeenschap-pen om zichzelf te onderhouden aangetast wordt.
Dit is geen boek over hoe vreselijk de toekomst er uit zou kunnen zien; het is eerder een uitnodiging om je aan te sluiten bij de honderden gemeenschap-pen over heel de wereld die stappen ondernemen om een voedende en overvloedige toekomst te re-aliseren.
Rob HopkinsDartington, 2008
mische globalisering ter discussie zouden moeten stellen omdat deze onrechtvaardig en onbillijk zijn, of dat ze roofzuchtige vernietigers zijn van culturen en milieu. Het gaat erom te kijken naar de achil-leshiel van de economische globalisering, waarvoor geen andere bescherming bestaat dan veerkracht: namelijk haar mate van afhankelijkheid van olie. Economische globalisering was alleen maar moge-lijk door goedkope, vloeibare fossiele brandstoffen, en er bestaat geen bruikbaar alternatief voor op die schaal. De overgang naar meer gelokaliseerde, ener-gie-efficiënte en productieve manieren van leven is geen keuze; het is een onvermijdelijke richting die de mensheid móet inslaan.
Het Transitiehandboek is meer dan alleen een boek met problemen en ideeën. Het gaat over op-lossingen, en over het Transitie-model, waarvan ik denk dat het de grondslag zou kunnen blijken te zijn voor een van de belangrijkste sociale, politieke en culturele bewegingen van de eenentwintigste eeuw. Ik geef je graag een voorproefje.
Het is een koude voorjaarsavond in Totnes, een kleine stad in Devon. Zo’n 160 mensen zoeken een plaatsje in de St. Janskerk voor een avondbijeen-komst met als titel ‘Lokaal Geld, Lokale Vaardig-heden, Lokale Kracht’. De bijeenkomst is georga-niseerd door de Transition Town Totnes (TTT), het eerste Transitie-initiatief in het Verenigd Konink-rijk, en de avond op zich is al een succes: 160 men-sen die de deur uitgaan voor een bijeenkomst over economie, een onderwerp waarvoor mensen meest-al niet uit hun luie zetel komen.
Iedereen kreeg bij aankomst een Totnes-Pond, één van de driehonderd biljetten gedrukt door de TTT als proefproject om te kijken hoe een gedrukt betaalmiddel ontvangen zou worden in de stad. De ene kant is een reproductie van een bankbiljet uit Totnes uit 1810, een tijd waarin de bank van Tot-nes zijn eigen valuta uitgaf, een bankbiljet dat vier weken eerder werd opgemerkt aan de muur van een lokale filmmaker.
Om de avond te beginnen, nodig ik het publiek uit allemaal met hun ponden in de lucht te zwaai-en – het is een geweldig gezicht. 160 Mensen, pond in de hand, aan het begin van een indrukwekkende reis die bestaat uit nieuwe verhalen vertellen over geld, en ook over de toekomst en haar mogelijkhe-den, en over hun onderlinge afhankelijkheid als ge-meenschap.
Het vertellen van verhalen staat centraal in dit boek. Je zou het kunnen zien als een verhaal op zich: het verhaal van de opkomst van de Transitie-beweging, van het belangrijkste onderzoeksproject dat op dit moment loopt. Maar het gaat verder dan dat. Onze cultuur stoelt op verschillende verhalen, culturele mythen die we allemaal voor waar aannemen: dat de toekomst rijker zal zijn dan het heden, dat eco-nomische groei oneindig kan doorgaan, dat we zo’n individualistische samenleving zijn geworden dat elk gemeenschappelijk doel ondenkbaar is, dat bezit je gelukkig kan maken en dat economische globali-sering een onvermijdelijk proces is waarmee we al-lemaal hebben ingestemd. Zoals we zullen zien, zijn dit allemaal verhalen die fundamenteel misleidend en ook absoluut schadelijk zijn voor de uitdagingen waarmee we sneller geconfronteerd zullen worden dan we denken. We hebben nieuwe verhalen nodig die nieuwe mogelijkheden uittekenen, die ons op-nieuw positioneren in relatie tot de wereld om ons heen, die ons verleiden om in de komende veran-deringen vooral de mogelijkheden te zien die ze in zich dragen, en die ons uiteindelijk de kracht zullen geven om aan de andere kant weer te verrijzen in een nieuwe wereld die ons beter onderhoudt.
Toen ik daar vooraan stond, in een zaal vol met lachende mensen met twinkelende ogen, zwaai-end met hun Totnes-Ponden, was ik zeer ontroerd. Hier, dacht ik, is een kracht aanwezig die nog nau-welijks werd aangesproken. Natuurlijk zouden we ons geschokt, bang en overweldigd moeten voelen als we nadenken over piekolie en klimaatverande-
Deel 1
Het hoofd
'Een koolstofarme samenleving zou volgens mij een samenleving zijn die zich
herinnert dat onze planeet een uniek geschenk is – misschien wel het enige in zijn
soort in het hele universum – waarin wij het onbeschrijfelijke voorrecht hebben
geboren te zijn. Het zou een samenleving zijn die op het nachtmerriescenario van zes
graden opwarming kan terugblikken als precies dat – als een nachtmerrie, die de
mensheid wakker schudde en kon worden voorkomen voordat het te laat was.
Meer dan ooit, zou het een samenleving zijn die overleefde en bloeide, en die een
luisterrijke erfenis doorgaf – een erfenis van ijskappen, regenwouden en bloeiende
beschavingen – aan ontelbare generaties, tot ver in de toekomst.’ – Mark Lynas auteur
van Zes graden – onze toekomst op een warmere planeet
‘Geconfronteerd met een radicale crisis, wanneer de oude manier van zijn in de
wereld, van interactie met elkaar en met het rijk van de natuur niet meer werkt,
wanneer het voortbestaan wordt bedreigd door schijnbaar onoverkomelijke
problemen, zal een individuele mens – of een soort – sterven of uitsterven,
of uitstijgen boven zijn beperkingen door een evolutionaire sprong. Dit is de
toestand van de mensheid nu, en dit is haar uitdaging.’ – Eckhart Tolle auteur van
Een nieuwe aarde – de uitdaging van deze tijd
‘Vertel me, wat is het dat je van plan bent te doen met je ene wilde en
kostbare leven?’ – Mary Oliver
23D E E L 1
We leven in ernstige tijden: tijden waar-
in veranderingen steeds sneller gaan, en
waarin soms zowel het schrikbeeld van wat
er zou kunnen gebeuren als we niets doen,
als de glans van wat we zouden kunnen be-
reiken als we wel iets doen, overweldigend
kan zijn. Dit boek is gebaseerd op één een-
voudig uitgangspunt: het einde van wat we
kunnen omschrijven als het ‘Tijdperk van
de goedkope olie’ (dat duurde van 1859 tot
nu) is nabij, en dit zal een enorme veran-
dering betekenen voor een samenleving
die volledig van olie afhankelijk is; maar de
toekomst met minder olie zou te verkiezen
kunnen zijn boven het heden als we tijdig
genoeg plannen maken met verbeelding en
creativiteit.
Het boek bevat drie delen. Dit eerste deel
draagt de titel ‘Het hoofd’ omdat het ingaat
op de concepten en kwesties die we nodig
hebben bij het voorbereiden van een toe-
komst die er helemaal anders uitziet dan het
heden. Het begint met een verkenning van
piekolie en klimaatverandering, de twee-
ling aandrijvers van het Transitie-concept
en de twee grootste kwesties voor de mens-
heid aan het begin van de 21ste eeuw (ge-
volgd door een lange rij concurrenten). Ik
zal proberen ze zo toegankelijk mogelijk te
beschrijven. Daarna volgt een uiteenzetting
over de aard van de uitdagingen waarvoor
ze ons plaatsen, en waarom ze het zo drin-
gend noodzakelijk maken dat we een aantal
basisvooronderstellingen opnieuw bekij-
ken, alsook de schaal waarop we bezig zijn.
We gaan eerst, en meer gedetailleerd in op
piekolie, omdat je daarmee waarschijnlijk
minder vertrouwd bent. Terwijl klimaat-
verandering ruimschoots in de media aan
bod komt, moet piekolie zijn plaats als zeer
belangrijk onderwerp nog krijgen, hoewel
de recente buitensporige prijsverhogingen
van 2008 dit begonnen te veranderen. Het
is belangrijk om op de hoogte te zijn over
een onderwerp dat zo wezenlijk is voor
onze toekomst.
Ik zal daarna een beeld schetsen van het
soort wereld waarin we terecht zouden
kunnen komen als we niet met verbeelding
antwoorden op deze tweeledige uitdaging,
om vervolgens het denken en de concep-
ten uiteen te zetten die de basis vormen van
de Transitie-initiatieven. Deze initiatie-
ven vormen een groeiend antwoord, dat in
wezen neerkomt op een krachtige ‘techno-
logie’ voor de reductie van het verbruik van
fossiele brandstoffen en een nieuwe kijk op
hoe om te gaan met klimaatverandering en
piekolie. Deze zullen diepgaand behandeld
worden in de loop van het boek.
‘Het is zeer waarschijnlijk dat het tijdsinterval voordat de mondiale piek
zich aandient korter zal zijn dan de periode die samenlevingen nodig hebben
om zichzelf pijnloos aan te passen aan een ander energieregime.’
– Richard Heinberg 1
‘Elke intelligente gek kan dingen groter, complexer en gewelddadiger maken.
Er is genialiteit voor nodig – en veel moed – om de tegengestelde richting uit
te gaan.’ – Albert Einstein
‘Gezien de sociale en economische chaos die piekolie ongetwijfeld
zal veroorzaken, hoor ik zeer dicht bij verdedigbare veronderstellingen
te blijven. Maar als je me vraagt of ik persoonlijk denk of we 2010
zullen halen, is mijn antwoord ‘waarschijnlijk niet’. Toevallige factoren en
de Wet van Murphy sluiten min of meer uit dat alles vlekkeloos zal verlopen.
Dit is echter geen analyse, maar eerder instinct en intuïtie.’
– Chris Skrebowski 2
Waarom piekolie en klimaatverandering
betekenen dat klein onvermijdelijk is
24H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
25P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
genoeg tijdens twee perioden van opwarming van
de aarde. Ze zonken naar de bodem van de oceaan
en werden bedekt door afzettingsmateriaal dat aan-
spoelde vanaf het omringende land. Zo werden ze
dieper en dieper begraven en na verloop van tijd
verhit onder extreme druk door geologische proces-
sen. Uiteindelijk werd het olie.6 Aardgas werd ge-
vormd door processen van gelijke aard, maar eerder
uit plantaardige overblijfselen of uit olie die te heet
werd wanneer deze te diep in de aardkorst werd be-
graven. Eén liter olie bevat ongeveer 22 ton van de
oorspronkelijke op de bodem aaneenklonterende
algen, gedestilleerd gedurende millennia. Die algen
hadden zelf enorme hoeveelheden zonne-energie
verzameld op de golven van de prehistorische oce-
aan.7 Het is niet voor niets dat fossiele brandstoffen
soms ‘het oude zonlicht’ genoemd worden. Ze zijn
ongelooflijk energiecompact.
Ik denk graag aan fossiele brandstoffen als de ma-
gische toverdrank in de strips van Asterix en Obe-
lix. De Gallische helden van Goscinny en Uderzo
leven in het enige dorp dat standhoudt tegen de Ro-
meinse bezetting dankzij een magisch toverdrank-
je, gebrouwen volgens het geheime recept van hun
druïde, Panoramix. De toverdrank geeft hen bo-
venmenselijke krachten en maakt hen onoverwin-
nelijk, tot ergernis van Julius Caesar. Net zoals
het magische toverdrankje van Asterix en Obelix,
maakt olie ons veel sterker, sneller en productiever
dan we ooit geweest zijn. Ze laat onze maatschappij
70 tot 100 keer meer werk verzetten dan mogelijk
zou zijn zonder olie.8 We leven al 150 jaar met deze
toverdrank en, zoals Asterix en Obelix, zijn we ge-
wend aan de idee dat we hem altijd zullen hebben;
we hebben onze levensstijl er zelfs totaal afhanke-
lijk van gemaakt.
Piekolie: waarom het niet
de laatste druppel is die telt
Er zijn vele anderen beter geschikt dan ik om je over
piekolie te vertellen.4 Ik heb nooit in de olie-indu-
strie gewerkt, ben geen geoloog, en behalve dat ik
opgegroeid ben in wat nu een van de snelst opdro-
gende olieproducerende landen ter wereld is (het
Verenigd Koninkrijk), heb ik ook geen directe er-
varing met olieproductie of geologie. Vóór septem-
ber 2004 had ik nog nooit gehoord over het concept
piekolie en had ik altijd verondersteld dat olie in
onze economie op dezelfde manier werkt als ben-
zine in de tank van een auto. Of de tank nu vol is of
bijna leeg, de auto zou altijd op dezelfde manier rij-
den. Ik dacht dat we zouden kunnen blijven rondrij-
den, tot op een zekere dag in de verre toekomst ie-
mand de allerlaatste druppel brandstof in zijn auto
zou doen en dat zou het dan zijn. Het zou een beetje
zijn als de laatste Truffula-boom uit Dr. Seuss’ boek
The Lorax.5 Pas later, toen ik dieper begon te graven
in dit ontzettend belangrijke onderwerp, heb ik ont-
dekt dat ik er helemaal niets van afwist.
Leren over piekolie is voor mij zeer verhelderend
geweest, wat betreft de manier waarop ik de wereld
zie en hoe ze werkt: we zijn onzeker geworden over
de manier waarop een samenleving behoort te func-
tioneren en vragen ons af welke elementen nodig
zijn in de antwoorden die elke gemeenschap ont-
wikkelt. Je moet me niet zomaar geloven – lees er-
over, informeer jezelf. Klimaatverandering – een
zeer ernstig probleem – is maar de helft van het
verhaal; inzicht verwerven in het begrip piekolie
is zeker zo noodzakelijk. Naar deze twee kwesties
samen wordt verwezen als ‘koolwaterstoftweelin-
gen’ (‘Hydrocarbon Twins’). Ze zijn zodanig met el-
kaar vervlochten, dat een groot deel van het verhaal
onverteld blijft als je ze afzonderlijk bekijkt.
Zonder goedkope olie zou je dit boek nu niet
lezen. De gecentraliseerde distributie van boeken
zou niet haalbaar zijn, en als je een exemplaar zou
hebben, zou het een van de weinige boeken zijn die
je hebt. Sterker nog, je zou het beschouwen als een
zeer waardevol bezit. Ik zou niet in staat zijn ge-
weest om het te typen op mijn laptop, in een warm
huis, luisterend naar cd’s. Als je er echt over be-
gint na te denken, is het niet enkel dit boek dat hier
niet zou zijn. De meeste dingen om je heen zijn af-
hankelijk van goedkope olie voor hun fabricage en
transport. Je meubels, amusement, uitstapjes, eten,
huishoudelijke apparatuur, medicijnen en cosme-
tica zijn allemaal afhankelijk van deze wonderbare
grondstof. Dit is geen kritiek – het is enkel hoe het
is voor ons allemaal, en is geweest zolang de mees-
ten van ons zich kunnen herinneren. Het is prak-
tisch onmogelijk je het anders voor te stellen.
Het is volledig te begrijpen hoe we in deze situ-
atie terechtgekomen zijn. Olie is een opmerkelijke
substantie. Ze werd gevormd uit prehistorisch zoö-
plankton en algen, die vooral 150 tot 90 miljoen jaar
geleden de oceanen bedekten. Dit gebeurde ironisch
Piekolie en klimaatverandering
De twee blinde vlekken van onze tijd
‘Ergens in 2006 zal de dorst
van de mensheid naar olie de
grens van 86 miljoen vaten per
dag overschreden hebben. Dit
laat zich vertalen in het onthut-
sende cijfer van 1.000 vaten
per seconde! Stel je een met olie
gevuld Olympisch zwembad
voor: we zouden het binnen
15 seconden droogleggen. We
legen op één dag bijna 5.500
van die zwembaden.’
Peter Terzakian (2006), A Thousand Barrels a Second: the coming oil break point and the challenges facing an energy dependent world, McGraw Hill
Enkele dagelijkse dingen
die gemaakt zijn van olie:
Aspirines, plakband, sport-
schoenen, lycra sokken, plaksel,
verven, vernis, schuimrubber
matrassen, vloerkleden, nylon,
polyester, CD’s, DVD’s, plastic
flessen, contactlenzen, haargel,
borstels, tandenborstels, rubber
handschoenen, afwasteiltjes,
elektrische fittingen, pluggen,
schoensmeer, meubelwas,
computers, printers, kaarsen,
tassen, regenjassen, noppen-
folie, fietspompen, vruchtensap-
verpakking, bankkaarten,
dakisolatie, PVC ramen, bood-
schappentassen, lipstick en
dat zijn nog slechts een paar
van de dingen die direct van
olie gemaakt worden, niet die
zaken die fossiele brandstoffen
en energie nodig hebben om te
werken (en dat geldt voor onge-
veer alles).
'Vijftig jaar geleden consu-
meerde de wereld 4 miljard
vaten olie per jaar, terwijl de
gemiddelde ontdekking van
nieuwe olievelden rond de 30
miljard vaten lag. Vandaag
consumeren we 30 miljard
vaten per jaar en ligt de ontdek-
kingsgraad in de buurt van 4
miljard vaten ruwe olie.'
Asia newspaper, 4 mei 2005
© L
ES
ED
ITIO
NS
ALB
ER
T R
EN
É
Hoofdstuk 13
26H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
27P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
nieuwe ontdekkingen te komen, de eerste stap op de
maan te zetten en om de ‘Pop Tart’-snack te perfec-
tioneren. (Pop Tarts = een ontbijt dat in talloze va-
riaties te koop is.) Maar zal dit mooie liedje eeuwig
blijven duren? Natuurlijk niet. Zoals voor alle ein-
dige grondstoffen geldt: hoe sneller we ze verbrui-
ken, hoe sneller we ze kwijt zijn. We voelen ons net
zoals Asterix en Obelix, die terwijl de moed hen in
de schoenen zinkt, vaststellen dat de ketel met to-
verdrank die voor hen staat, de laatste is. We zien
de mogelijkheid van een leven zonder toverdrank
voor ons opdoemen.
Het maakt niet uit wanneer het moment komt
waarop we de laatste druppel verbruiken. Wat wel
van belang is, is het ogenblik van de piek, het mo-
ment waarop je beseft dat vanaf dit punt er jaar na
jaar steeds minder toverdrank zal zijn en dat deze
steeds duurder zal worden, omdat hij alsmaar schaar-
ser wordt. In 2008 doorbrak olie voor het eerst het
plafond van $100 per vat. Chris Skrebowski, redac-
teur van het tijdschrift Petroleum Review, definieert
piekolie als ‘het punt waarop verdere expansie van de
olieproductie onmogelijk wordt, omdat nieuwe pro-
ductiestromen de achteruitgang van de productie
niet meer kunnen compenseren’.14 Wat hier van be-
lang is, is het punt dat halverwege ligt; het moment
waarop de helft van de reserves opgebruikt is, en
waarnaar soms verwezen wordt als ‘piekolie’, of het
‘kantelpunt’. Het is een moment van historisch be-
lang. Sinds Drake de eerste olie oppompte in Penn-
sylvania, in 1859, en gedurende de hele weg bergop
daarna, heeft de vraag de productie versneld. Hoe
meer olie de wereldeconomie nodig had, des te meer
olie de olie industrie kon produceren.
‘Swing-producenten’ – dit zijn landen met grote
reserves die de productie naar believen kunnen
laten stijgen – verzekerden dat de productie kon
stijgen als dat nodig was. Gedurende de jaren ’30
en ’40 was het de Verenigde Staten die als ‘swing-
producent’ optrad; de afgelopen jaren was dit Saoe-
di-Arabië. Als we de piek eenmaal voorbij zijn, be-
gint de productie de vraag te dicteren, wat met zich
meebrengt dat de prijzen plots en scherp stijgen en
dat diegenen met controle over de overgebleven olie
pas echt de wetten kunnen stellen.
Enkele belangrijke aanwijzingen
die aantonen dat we de piek naderen
Hoe kunnen we nu weten dat we ons op de piek, of
dicht bij de piek bevinden? Er is, ten eerste, een ob-
serveerbaar patroon dat ons een indicatie geeft. De
meeste olieproducerende landen volgen hetzelfde
patroon – de piek in de ontdekking van olie komt
gewoonlijk dertig tot veertig jaar vóór de productie-
piek. Uiteraard moet je eerst olie ontdekken alvo-
rens je kan produceren en we hebben de neiging om
de grotere en gemakkelijkere voorraden als eerste
te ontginnen. Dit patroon werd vastgesteld in het
Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Rusland
en vele olieproducerende landen die nu minder olie
ontginnen. Door het feit dat de ontdekking van olie
voor de hele wereld in 1965 piekte, kunnen we, als
hetzelfde patroon wordt toegepast, ons inbeelden
dat we dichtbij, of op de productiepiek zitten. Dit
werd als eerste ontdekt door de geoloog M. King
Hubbert, die in 1956 voorspelde dat de Verenigde
Staten in 1970 zou pieken op het vlak van oliewin-
ning (de piek in ontdekking deed zich voor in de
jaren ’30). Er werd met hem gespot, maar uiteinde-
lijk bleek zijn theorie correct. 15
Een andere aanwijzing is dat tussen januari 2005
en juli 2008 de wereldolieproductie tussen 84 en
86,5 miljoen vaten per dag stagneerde, ondanks
de zeer hoge prijzen.16 Tot de economische ineen-
storting in de herfst van 2008 hield de vraag ge-
lijke tred met deze productieniveaus, of ging daar
zelfs overheen, en de olieprijzen stegen van $65 per
vat in 2005 tot ruim boven $100 in 2008, en zelfs
tot de hoogste piek aller tijden (deels ook te wijten
Men schat dat veertig liter benzine in de tank van
een auto energie bevat die gelijk is aan vier jaar men-
selijke handenarbeid.9 Het is geen wonder dat we in
het Westen per persoon gemiddeld zestien vaten olie
per jaar consumeren. Dit is minder dan in Koeweit,
waar ze er 36 verbruiken (wat doen ze ermee; nemen
ze er een bad in?), maar veel meer dan de twee vaten
van China, of India met minder dan één vat.10 De
hoeveelheid energie die nodig is om de gemiddel-
de burger van de Verenigde Staten te onderhouden
is gelijk aan vijftig mensen die zich dag en nacht in
hun achtertuin uit de naad fietsen.11 We zijn afhan-
kelijk geworden van deze fietsers – waarnaar som-
mige mensen verwijzen als ‘energieslaven’.12 Maar
we hebben, het moet gezegd worden, bijzonder veel
geluk dat we mogen leven in een tijdperk met toe-
gang tot hoeveelheden energie en een reeks materi-
alen, producten en mogelijkheden, die onze voorou-
ders zich niet eens konden voorstellen.
Figuur 1 geeft een van de best onderzochte grafi-
sche voorstellingen van wat we ‘Aardolie-interval’ 13
kunnen noemen. Dit interval is de korte tussenpe-
riode van tweehonderd jaar waarin we dit machti-
ge materiaal in zijn totaliteit uit de grond gehaald
en verbrand hebben. Vanuit de historische context
van duizenden jaren is dit een korte piek. Gezien
van waar we ons nu bevinden, lijkt het op de top
van een berg.
Olie heeft het ons mogelijk gemaakt om ver-
bluffende technologieën en culturen te creëren, tot
Figuur 1. Een grafische voorstelling van het ‘Aardolie- interval’. Deze grafiek van de samengestelde aardolie- en aardgasproductie van de Association for the Study of Peak Oil is een van de betrouwbaarste scenario’s van de mogelijke toekomstige aardolie- en aardgasproductie.Bron: The Association for the Study of Peak Oil
Niet conv. gas
Aardgas
Vloeibaar aardgas
Arctisch
Diepzee
Zwaar, enz.
Conventioneel1
93
0
19
40
19
50
19
60
19
70
19
80
19
90
20
00
20
10
20
20
20
30
20
40
20
50
Gig
abar
rels
of
oil
equi
vale
nt
1) Olie- en gasproductieUitgangsbasis 2006
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
‘Energie-experts discussiëren
niet langer over de vraag òf
Hubbert’s piek zal optreden,
maar wanneer.’
Fox News, 28 april 2006
‘Het is opmerkelijk dat poli-
tici er nog steeds niet in slagen
om op een of andere manier
plannen te gaan maken om
deze onvermijdelijke transitie
voor te bereiden, of zelfs maar
om te beginnen hun kiezers
voor te bereiden op de onaf-
wendbaarheid ervan.’
Jonathan Porritt (2007), Capitalism as if the Earth Matters, Earthscan
‘Piekolie is een keerpunt in de
geschiedenis van ongeëve-
naarde omvang. Nooit eerder
is een zo kritische hulpbron als
olie op weg geweest naar zijn
natuurlijke uitputting zonder
zicht op een beter alternatief.’
Colin Campbell
28H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
29P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
Er was een enorme discrepantie in de schattingen
van het aantal nog te ontdekken olievelden, tussen
aan de ene kant het US Geological Survey, dat de
meest optimistische scenario’s voorstelt, en aan de
andere kant wat andere organisaties geloven. De be-
doeling van de conferentie was om het enorme ver-
schil te verzoenen. Bedrijven brachten hun gedetail-
leerde vertrouwelijke onderzoeksgegevens mee, en
trachtten te zien of er zich een patroon vertoonde.
De resultaten van dit ‘ik zal jou mijn cijfers tonen
als jij me de jouwe toont’ waren verbluffend. De
USGS had een cijfer naar voren gebracht van 650
miljard vaten die nog te vinden waren, maar de con-
ferentie bracht een cijfer naar voren van maar net
250 miljard vaten. De andere organisaties stelden
ook dat de niet conventionele oliën zoals teerzanden
en diepzee-olie nooit méér dan 4 à 5 miljoen vaten
per dag zouden opbrengen en dit zelfs met moei-
te zouden halen, opnieuw een veel lager cijfer dan
de voorspellingen van de USGS. Een dergelijke ver-
trouwelijke conferentie achter gesloten deuren werd
ook gehouden in de eerste dagen van de klimaatver-
andering en leidde tot de oprichting van het Inter-
governmental Panel on Climate Change (IPCC).
Een verdere aanwijzing dat we dicht bij de piek
zijn is de aard van de nieuwe ontdekkingen waar-
van de markt dezer dagen opgewonden wordt. Van
deze ontdekkingen wordt verwacht dat ze het te-
kort zullen compenseren wanneer de conventio-
nele oliewinning begint te dalen. Een van de nieu-
we opwindende ‘onconventionele’ bronnen van de
olieproductie zijn de Alberta teerzanden in Cana-
da. Het probleem met de teerzanden is dat de olie
erg dik en kleverig is, het is meer zanderig bitumen
aan een als een zeepbel uiteenspattende markt voor
grondstoffen en landbouwproducten) van $147 per
vat in augustus 2008. Het onvermogen van oliepro-
ducenten om de groeiende vraag bij te houden (zie
figuur4, pag.36), doet vermoeden dat eerder geolo-
gische dan politieke of economische factoren een rol
speelden.17 De gevolgen van deze hoge prijzen voor
bedrijven en economieën waren natuurlijk ramp-
zalig en de inflatoire druk van die hoge olieprijzen
werkte door naar voedsel en andere producten.
Onder dergelijke condities verdergaan met econo-
mische groei is alleen mogelijk door grotere kre-
dietfaciliteiten: toen deze onder druk kwamen te
staan, stortte het systeem in elkaar. Omdat het niet
meer mogelijk was gemakkelijk krediet te verkrij-
gen en door andere negatieve factoren, zoals groei-
ende werkloosheid, trad er in het tweede deel van
2008 samen met de bovengenoemde uiteenspatten-
de zeepbel een ernstige daling van de vraag naar
olie op, en de prijs zakte in elkaar tot minder dan
$40 per vat.
De World Energy Outlook 2008 van het Inter-
nationaal Energie Agentschap (IEA) heeft als ge-
volg van de verslechterende economische situatie
zijn voorspellingen omtrent de olievraag voor 2030
naar beneden bijgesteld van 116 (de voorspelling
van 2007) tot 106 miljoen vaten per dag. Voor het
rapport van november 2008 deed het een uitgebrei-
de olieveld-per-olieveld-studie om een realistisch
cijfer te krijgen voor de afnamesnelheid in de pro-
ductie van bestaande velden die over hun piek heen
waren. Zij schatten die afnamesnelheid op 6,7% –
een scherpe aanpassing van het cijfer van 2007 van
3,7%. Er is duidelijk sprake van een tekort (onge-
veer 20 miljoen vaten per dag vergeleken bij de hui-
dige winning), wat een hoge ontdekkingsfrequentie
van belangrijke olievelden noodzakelijk maakt tus-
sen 2008 en 2030 – 2030 zijnde het jaar waarin de
IEA voorziet dat de mondiale conventionele olie-
productie zal pieken; hoewel in een recent interview
wordt toegegeven dat het plateau al tegen 2020 be-
reikt zal worden (zie kantlijn op pag.35).
Olie-ontdekkingen zijn gedaald sinds het piek-
moment in 1965. Deze dalende trend is ook te wijten
aan het feit dat, hoewel we nog steeds olie vinden,
de gemiddelde grootte van de velden die ontdekt
worden, kleiner wordt. In 1940 was de gemiddelde
opbrengst van de velden die vijf jaar voordien ont-
dekt waren, 1,5 miljard vaten. Tegen 1960 was die
opbrengst naar 300 miljoen vaten gezakt. In 2004
bedroeg ze amper 45 miljoen vaten en ook nu nog
blijft de opbrengst dalen.18 Tijdens het ‘Olietijdperk’
werden 47.500 olievelden ontdekt. Tot nu toe heb-
ben de veertig grootste velden 75 procent van al de
olie opgebracht.19 Zoals figuur 2 aantoont, gingen
de dalende olieontdekkingen gepaard met een stij-
gende olieconsumptie. 1981 was het jaar dat deze
kloof ontstond en sindsdien is hij gestaag dieper
geworden, tot op het punt waarop we nu ongeveer
vier vaten olie consumeren tegenover één vat dat
we ontdekken.* 20
In het openbaar spreken oliemaatschappijen over
de grote oliereserves en over een lucratieve toe-
komst. BP beweert dat ‘er geen problemen zijn met
de oliereserves’, Exxon beweert dat ‘er geen teken
is van een piek’ en Aramco beweert eveneens dat ‘er
geen problemen zijn met de oliereserves’.
Achter de schermen echter zijn ze zich steeds
meer bewust van de ernst van het probleem. In no-
vember 2006 vond er een conferentie plaats in Co-
lorado Springs, de ‘Hedberg Research Conference
on Understanding World Oil Resources’.21 De con-
ferentie was enkel met een uitnodiging toegankelijk
en bracht mensen samen uit heel de olie-industrie,
evenals organen zoals het United States Geological
Survey (USGS), het IEA en de Energy Information
Administration. De pers werd niet toegelaten en
de presentaties van de sprekers werden niet open-
baar gemaakt. Er vonden open en eerlijke discussies
plaats in de aard van ‘mijn bedrijf zegt dit, maar de
gegevens zeggen dat’.
19
30
19
40
19
50
19
60
19
70
19
80
19
90
20
00
20
10
20
20
20
30
20
40
20
50
60
50
40
30
20
10
0Milj
ard
vat
en p
er ja
ar
2) De groeiende kloofGewone conventionele aardolie
Figuur 2. De piek in ontdekkingen van aardolie en de groeiende kloof tussen ontdekking en productie.Bron: The Association for the Study of Peak Oil
Ontdekkingen uit verleden
Toekomstige ontdekkingen
Productie
Ontdekkingen uit het verleden gebaseerd op Exxon Mobile (2002).Herdatering van herzieningen.Afgerond op het driejaarlijks vlot-tend gemiddelde.
* Updates geschreven door John Mason, geoloog en lid van een transition town in Wales
Olie producerende
landen die hun piek reeds
voorbij zijn:
Albanië, Argentinië, Australië,
Bahrein, Barbados, Benin,
Bulgarije, Chili, Colombia,
Cuba, Democratische Repu-
bliek Congo, Denemarken,
Duitsland, Egypte, Frankrijk,
Gabon, Georgië, Ghana, Grie-
kenland, Hongarije, Indonesië,
Iran, Israël, Italië, Japan,
Jemen, Kameroen, Kirgizië,
Kroatië, Libië, Marokko,
Mexico, Myanmar, Monte-
negro, Nederland, Nieuw
Zeeland, Noorwegen, Oekraïne,
Oezbekistan, Oman, Oosten-
rijk, Pakistan, Papoea Nieuw-
Guinea, Peru, Polen, Roemenië,
Rusland, Senegal, Servië,
Slovakije, Spanje, Suriname,
Syrië, Taiwan, Tadzjikistan,
Tsjechië, Trinidad & Tobago,
Tunesië, Turkije, Turkmeni-
stan, Verenigd Koninkrijk,
Verenigde Staten, Wit-Rusland,
Zuid-Afrika
uit www.EnergyFiles.com
‘Brandstof is ons economisch
levensbloed. De prijs van olie
kan het verschil betekenen
tussen recessie en heropleving.
De Westerse wereld is afhanke-
lijk van de invoer ervan.’
Tony Blair, 7 april 2002
30H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
31P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
dan olie. De olie kan op twee manieren ontgonnen
worden uit de teerzanden. De eerste manier is om
de olie uit te graven met enorme graafmachines en
haar te transporteren in vrachtwagens ter grootte
van een huis en haar te ‘wassen’ in een soort enor-
me wasmachine. Ongeveer 20 procent van de olie
wordt op deze manier gewonnen. De rest wordt ter
plaatse onttrokken. Er wordt stoom onder de grond
gepompt en de olie wordt eruit gehaald.22 Het re-
sultaat is een synthetische brandstof (‘synfuel’) van
lage kwaliteit, die dan geraffineerd wordt tot bruik-
bare olieproducten. Als de Alberta teerzanden het
beste zijn wat we hebben, dan zitten we echt in de
problemen. Men schat dat Alberta 175 miljard olie-
vaten bevat, wat ervoor zorgt dat Canada in de top
vier of vijf van olieproducerende landen in de we-
reld staat. Olie uit teerzanden is veel duurder om
te produceren dan de meeste andere bronnen van
olie, maar met een stijgende olieprijs worden deze
oliebronnen steeds haalbaarder ondanks hun moei-
zamere ontginning. Er trekken oliemaatschappijen
naar dit gebied en Fort McMurray, de belangrijk-
ste stad van het district, is een snelgroeiende stad.
Clive Mather, de CEO van Shell Canada, beschrijft
de werkzaamheden in het gebied als de grootste die
hij het bedrijf ooit heeft zien ondernemen. Men-
sen van over de hele wereld verhuizen daar naartoe
voor de ‘nieuwe goudkoorts’.23
De winning uit teerzanden zou je kunnen verge-
lijken met de poging cacaopoeder uit een enorme
chocoladecake te verwijderen. Greenpeace schat dat
tegen 2011 de jaarlijkse winning uit teerzanden zal
zorgen voor meer dan 80 miljoen ton CO2-equiva-
lent. Dit is meer dan wat tegenwoordig door alle Ca-
nadese auto’s wordt uitgestoten.24 De winning uit
teerzanden vereist ook het omhakken van grote ge-
bieden zeer oud arctisch woud. De twee belangrijkste
zwaktes van het proces zijn hoe de stoom, die de olie
en het zand scheidt, geproduceerd wordt, en waar
het water, om de stoom te maken, vandaan komt.
Je kán zuiver, kostbaar aardgas (een grondstof die
ook stilaan uitgeput raakt)25 nemen en verbranden
tot stoom om synthetische brandstof te produceren,
een ruwe olie van lage kwaliteit. Maar het is waan-
zin. Dit is geen ‘goudkoorts’. Inderdaad, Matt Sim-
mons, een investeringsbankier in de energie-indu-
strie, beschreef het eens als: ‘Heren, we hebben net
goud in lood veranderd.’26 Het is het onderste uit
de jerrycan schrapen. En dit bevestigt eerder het
piekolie-argument dan het te ontkennen, wat diege-
nen doen die zeggen: ‘Zie je wel, er is nog veel over.’
Het maakt duidelijk dat we het middelpunt van het
Olietijdperk bereikt hebben, en dat het tijdperk van
goedkope olie werkelijk voorbij is.
Eén band alleen al van één van de enorme vracht-
wagens, kost meer dan ! 50.000. Productie uit teer-
zanden vereist dat de olieprijzen hoog blijven om
haar haalbaar te laten blijven. Maar we zouden ons
ook moeten afvragen hoe hoog de prijs van aard-
gas moet stijgen voor winning uit teerzanden weer
onrendabel wordt. De andere beperkende factor
in teerzandproductie, naast goedkoop aardgas, is
water. Men schat dat er tussen twee en vier vaten
water nodig zijn voor elk vat synthetische ruwe olie
dat gewonnen wordt uit teerzand.27 De hoeveelheid
water, die uit de Athabascarivier kan worden ge-
haald, is niet oneindig en het is een belangrijke fac-
tor die de winning beperkt. Ondanks de waanzin van
de winning uit teerzand, worden er grote sommen
geld bijeengebracht om dat te realiseren, wat op zijn
minst gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat het een
van de weinige plaatsen in de wereld is waar privé-
investeringen in de oliewinning mogelijk zijn.
Laat ons op dit punt de vergelijking maken met
een bar. Traditionele boring van goede ruwe olie,
zoals in Saoedi-Arabië, is alsof je aan een bar staat
terwijl een charmante barman je pint onmiddellijk
tapt uit het vat in de kelder. Teerzand is alsof je in
een bar aankomt en dan ontdekt dat al het bier op
is, maar je hebt zoveel dorst dat je begint te fan-
taseren over het equivalent van vijfduizend pintjes
die op het tapijt gemorst zijn in het dertigjarig be-
staan van deze bar. Daarom verzin je een methode
waarbij je het tapijt kookt om het bier er weer uit
te halen. Het is de wanhopige, nutteloze handeling
van een alcoholist die zich geen leven kan inbeelden
zonder het voorwerp van zijn verslaving, en dit is
alleen haalbaar omdat de olieprijzen hoog en aard-
gasprijzen laag zijn (hoge olieprijzen zijn het enige
van de twee waarop we kunnen rekenen).
Ook een ander recent verhaal geeft de minder ge-
ruststellende aard van onze nieuwe ontdekkingen
aan. Het gaat om een vermoedelijk enorme vondst
van nieuwe olievoorraden in de Golf van Mexico in
2006. ‘Tussen 3 en 15 miljard vaten’ volgens de over-
enthousiaste speculatie van de pers28 (dat is een héél
grote hoeveelheid), wat vele commentatoren ons
doet wijsmaken dat piekolie nu officieel onzin is en
dat we allemaal gerust kunnen slapen. Dit verhaal is
gekozen om aan te tonen dat er nog steeds enorme
onbenutte voorraden zijn, dat de zwartkijkers over
piekolie het bij het verkeerde eind hebben – en kijk,
het bewijs bevindt zich hier in de Golf van Mexico.
Als je tussen de regels van dit verhaal doorleest, zul
je merken dat het niet zo geweldig is als het op eer-
ste zicht lijkt. De olie, die overvloedig zou kunnen
zijn maar die waarschijnlijk eerder teleurstellend
zal blijken, bevindt zich onder anderhalve kilome-
ter oceaan en zes kilometer gesteente in de Golf van
Mexico, waar bovendien de meeste orkanen voorko-
men. De huur van gespecialiseerde werktuigen die
nodig zijn om in dergelijk water te boren, kan tot een
half miljoen dollar per dag bedragen.29 Bemerk het
verschil met het gemak waarmee we in land boren,
in de gigantische velden van Saoedi-Arabië of Mexi-
co, tel daarbij de dalende omvang van nieuwe ont-
dekkingen op en het wordt meteen duidelijk dat we
gewoon kruimels bijeengraaien.
In een rapport van 2007 30 heeft het IEA het over
iets wat eufemistisch een ‘voorraadtekort’ in 2012
wordt genoemd. De redenen daarvoor, beweren zij,
zijn complex en uiteenlopend, maar hebben niets te
maken met piekolie. Dit wordt herhaald in het rap-
port van 2008. Andrew Leonard schreef het volgen-
de op de website www.salon.com:
‘Om het rapport bondig samen te vatten: het
probleem is niet dat de olievoorraden van de aarde
uitgeput raken, maar dat op dit moment de boor-
torens in open zee schaars en duur zijn, dat ge-
schoolde werkkrachten zeldzaam zijn en dat de
transportinfrastructuur beperkt is; verder wordt
investering en ontwikkeling verhinderd door po-
litieke factoren zoals het inzetten van grondstof-
fen voor nationalistische doeleinden (resource na-
tionalism) in landen als Venezuela en Rusland en
geopolitieke risico’s in Iran en Nigeria. Het rap-
port lijkt te zeggen dat de logistiek het echte pro-
bleem is en niet de effectieve hoeveelheid olie in de
grond. De conclusie is dus dat, zelfs al zijn er bijna
drie miljoen nieuwe vaten nodig per jaar om de
afname van bestaande olievelden te compenseren,
de risico’s van bovengrondse aanvoer op middel-
lange termijn groter zullen worden dan de risico’s
van ondergrondse winning.’ 31
Leonard heeft echter sterke twijfels bij de gege-
ven redenen en besluit dat ‘wat ruikt naar piekolie,
het waarschijnlijk ook is’. Piekolie is een heel grote
‘Het is cruciaal wanneer de
mondiale piek zal plaatsvinden.
Wanneer dit snel gebeurt zullen
de gevolgen verschrikkelijk
zijn. Olie is uitgegroeid tot de
belangrijkste energiebron van
de wereld. Er bestaat geen
kant en klare vervanging en
er zullen tientallen jaren nodig
zijn om samenlevingen eraan
te ontwennen. Piekolie kan om
die reden de grootste economi-
sche uitdaging betekenen sinds
het begin van de Industriële
Revolutie.’
Richard Heinberg
‘Als de Irakese productie niet
exponentieel stijgt tegen 2015,
dan hebben we een zeer groot
probleem, zelfs als Saoedi-
Arabië al zijn beloften nakomt.
De getallen zijn heel eenvoudig,
je hoeft er geen expert voor te
zijn.’
Fatih Birol, hoofdeconoom Internationaal Energy Agentschap, 2007
‘Een andere reden waarom piek
voorspellingen vandaag waar-
schijnlijk accurater zijn, is dat
het aantal twijfelgebieden snel
afneemt. Dit punt werd me heel
duidelijk gemaakt door Jason
Nunn, een Britse directeur van
het PFC energy-consultancy-
bureau in Washington. “Toen
iedereen in de jaren ’70 en ’80
zei dat de olie op zou raken,
bevonden maar heel weinig
landen zich in de plateaufase,
laat staan in de dalende fase.
Vandaag zit de meerderheid
van de landen in de plateaufase
en vele zijn er al voorbij. Dertig
jaar geleden waren veel delen
van de wereld nog niet geëxplo-
reerd, terwijl er vandaag nog
maar weinig plekken zijn waar
dat nog niet is gebeurd. Het is
anders nu.”’
David Strahan (2007), The Last Oil Shock: a survival guide to the imminent extinc-tion of petroleum man, John Murray
De teerzanden in Alberta. Het wanhopige gevecht om ‘niet-conventionele olie’ leidt tot vernielde landschappen, huizenhoge koolstofemissies en een zeer lage EROEI.
© G
RE
EN
PE
AC
E /
RA
Y G
IGU
ER
E
32H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
33P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
olifant in de kamer, een die men steeds moeilijker
kan negeren. Hoewel alle kwesties, die aangekaart
zijn door het IEA, aan de orde zijn, worden ze steeds
meer verergerd door geologische beperkingen.
De laatste reden die me ervan overtuigt dat de
piek nabij is, is de verandering in de financiële prak-
tijken van de grote oliebedrijven. Ten eerste: de
steeds frequentere en spectaculairdere fusies tus-
sen oliebedrijven, een praktijk die soms ook ‘pros-
pecteren op Wall-Street’ genoemd wordt. De prijs
van de aandelen van een oliebedrijf hangt af van de
voorraden, met andere woorden van de toekomsti-
ge winning waartoe het de toegang verzekerd heeft.
Aangezien de dalende trend in de olieontdekkingen,
die al bezig is sinds 1965, zich voortzet (zie figuur 2,
pag.29), wordt het steeds moeilijker voor bedrijven
om hun voorraden tegenover hun winning op peil
te houden. Het is de gewoonte geworden bij grote
oliebedrijven om kleinere bedrijven op te kopen en
zo hun voorraden over te nemen. Hoewel oliebe-
drijven dit altijd al gedaan hebben, gebeurt dit nu
op steeds grotere schaal.
In een recent artikel onderzocht David Strahan
de waarschijnlijkheid van een fusie van Shell met
BP, iets wat in normale omstandigheden totaal on-
denkbaar zou geweest zijn.32 En dit ondanks hun
verklaring dat piekolie zo ver weg is, dat het zelfs
niet de moeite loont om erover na te denken. Mocht
deze transactie doorgaan, dan zou ze vooral inge-
geven zijn door het feit dat beide olie winnen, maar
steeds meer moeite hebben om de geproduceerde
grondstoffen te vervangen door nieuwe reserves.
Een andere fascinerende ontwikkeling is dat de
grote oliebedrijven hun eigen aandelen terugkopen.
Men schat dat als Chevron Corporation doorgaat
met het aankopen van haar eigen aandelen tegen
hun huidige waarde en aan het huidige tempo (voor
de volgende drie jaar heeft ze vijftien miljard dol-
lar uitgetrokken), ze haar aandelen geliquideerd
zal hebben tegen 2023.33 Exxon doet hetzelfde
met dertig miljard dollar per jaar. Door de huidi-
ge brandstofprijzen baden de oliebedrijven in geld
dat ze slechts op weinig plaatsen kunnen investe-
ren. Door de terugloop van het aantal ontdekkingen
wordt prospectie gezien als een slechte investering
die te weinig oplevert. Dat piekolie nu een factor is
in het beslissingsproces van oliebedrijven, werd in
de verf gezet in het rapport 2007 Global Upstream
Performance Review dat stelde:
‘We geloven dat het thema (piekolie) deel uit-
maakt van de langetermijnplanning van de sec-
tor. Als de theorie van piekolie klopt, en er een da-
ling in de wereldwijde winning op handen is, dan
zal een bedrijf moeten kiezen tussen vier mogelijk-
heden: proberen een dominante partij op de markt
te worden, zich toeleggen op een specifieke niche in
de oliemarkt, activa binnenhalen of tot een snelle
liquidatie overgaan.’ 34
De terugkoop van aandelen is een duidelijke aan-
wijzing van de voortdurend dalende ontdekkingen
en dalende opbrengst van de investeringen in explo-
ratie. Dit wijst erop dat oliemaatschappijen plannen
beginnen te maken voor hun eigen inkrimping.
Dit zijn, voor mij, de vijf belangrijkste redenen
waarom piekolie dichtbij is. Er zijn er nog veel meer,
zoals je zult ontdekken als je de bronnenlijst bestu-
deert achterin dit boek of sommige van de relevante
websites.35 Uiteindelijk zijn olie en gas eindige bron-
nen. Het is vandaag de dag duidelijk dat minstens
60 van de 98 olieproducerende landen inzakken
en dat zelfs de machtige olieproducerende landen
zoals Saoedi-Arabïë het moeilijk hebben om aan de
vraag te voldoen.36 Aangezien het bereiken van het
piekoliemoment een kantelpunt zal zijn van onge-
ziene proporties, is de vraag wanneer we dit kunnen
verwachten, gerechtvaardigd.
Piek wanneer?
Je kunt je voorstellen dat er uiteenlopende voor-
spellingen bestaan over wanneer precies de mon-
diale oliewinning haar piek zal bereiken, al worden
de verschillen tussen de meningen steeds kleiner.
Deze meningsverschillen zijn vooral te wijten aan
het feit dat veel van de informatie die nodig is om
een precieze voorspelling te doen, niet openbaar is.
Ongeveer 80 procent van de wereldolie is in han-
den van nationale oliemaatschappijen, die niet ver-
plicht zijn om gegevens betreffende hun reserves
vrij te geven. In Saoedi-Arabië en Koeweit, bijvoor-
beeld, zijn de gegevens over reële reserves staatsge-
heim en worden verwoed beschermd. Private olie-
maatschappijen – de Shells en de Totals van deze
wereld, verantwoordelijk voor een relatief klein aan-
deel van de wereldolie – moeten hun gegevens wél
openbaar maken. Toch moeten ze balanceren op de
dunne scheidslijn tussen het tevreden houden van
de regulerende overheid en de aandeelhouders en
tegelijkertijd het beschermen van concurrentiege-
voelige informatie. Gezien de ernstige gevolgen van
piekolie voor de wereld kunnen we enkel nog deze
beslissing nemen: geloven we de beweringen van re-
geringen en oliemaatschappijen dat alles goed gaat
en dat er geen reden tot ongerustheid is ondanks
alle bewijzen van het tegendeel, of zetten we vraag-
tekens achter deze zelfingenomenheid en richten we
ons eerder op wat de olie-industrie doet in plaats
van op wat ze zegt?
George Monbiot, milieuauteur en activist, zegt het
extreem: ‘We kunnen enkel hopen op een zachte lan-
ding als de cijfers van de olieproducenten juist zijn
en als de regeringen ingrijpen voor het te laat is. Ik
hoop dat dit u geruststelt.’ 37 In Ten onder te boven
(The Upside of Down) vergelijkt Thomas Homer-
Dixon onze situatie met een auto die in dichte mist
met hoge snelheid op een plattelandsweg rijdt.38
We weten dat we snel vooruitgaan en we horen de
motor draaien, maar daarbuiten hebben we geen
houvast om in te schatten hoe snel we gaan. Onze
kaart suggereert een rechte weg en we hebben ten-
slotte haast. ‘In de mist rijden is natuurlijk niet ver-
standig,’ schrijft hij, ‘en toch is dat precies wat we nu
aan het doen zijn.’ Rijden zonder zicht.
Kenneth Deffeyes, auteur van Beyond Oil 39 voor-
spelde openlijk dat de piek voor mondiale oliewin-
ning zou vallen op Thanksgiving Day 2005 (dat is
donderdag 24 november voor mensen buiten de
Verenigde Staten).40 Hoewel hij ongeveer dezelf-
de spot over zich heen kreeg als M. King Hubbert,
zou hij wel eens gelijk kunnen hebben als we enkel
naar conventionele olie kijken. De conventionele
Transitie-instrument 1De ‘doe het zelf’-piekolie-presentatie
Er zijn twee manieren om een piekolie presen-tatie te geven. De eerste manier is voor een groep gaan staan en een verhaal vertellen. De tweede is de groep aan te zetten zelf de pre-sentatie te geven. Hoe kan dat, zul je denken, als de groepsleden niets van het onderwerp weten? Aha! Hier komt de ‘doe het zelf’-piek-olie-presentatie op de proppen. Print gewoon een goede piekolie-(dia)presen-tatie uit (op www.transitionetwork.org staat er één die goed te gebruiken is) op A3- of A4-bladen en op de achterkant van elk blad schrijf je een korte en duidelijke uitleg van de dia op de voorkant. Daarna verdeel je de papieren onder de deelnemers en nodig je ze uit, zoals gasten op een feestje, om elkaar op te zoeken en elkaar de informatie te vertellen die op hun ‘dia’s’ staat. Naast het feit dat het een leuke manier is om kennis te maken met piekolie, werkt het ook als een fantastische ijsbreker tij-dens een grote bijeenkomst of aan het begin van een cursus.
‘Piekolie heeft met alles te
maken. Mensen zouden ervan
moeten weten, maar dat is niet
zo. Wanneer hij zal pieken, of
dat de piek al voorbij is, weet ik
niet, maar als er morgen geen
olie meer is, zitten we vast. We
zijn er voor alles afhankelijk
van.’
Zac Goldsmith, uit Flintoff, J.P. (2007) ‘You’re going green... or else’, The Sunday Times, 9 september 2007
‘Het meest intrigerende aan
dit hevige debat over de vraag
of de olieproductie binnenkort
zal pieken – en een einde zal
maken aan de discodagen van
het aardolietijdperk – is dat het
sowieso zal gebeuren.’
Christopher Flavin, Voorzitter van het Worldwatch Institute
‘De wereldolievoorraad is naar
ons oordeel groot genoeg om
tot 2030 aan de verwachte
vraag te voldoen.
World Energy Outlook 2007, IEA
‘Alhoewel de mondiale olie-
winning naar verwacht niet
zal pieken voor 2030, wordt
geschat dat de winning van
conventionele olie voor die tijd
zal afvlakken.’
World Energy Outlook 2008, IEA
34H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
35P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
oliewinning blijkt in mei 2005 gepiekt te hebben op
74,2 miljoen vaten per dag en is sindsdien aan het
dalen (zie figuur 3).41 De productie van alle vloeibare
brandstoffen (inclusief teerzanden, biobrandstoffen,
diepzee-olie, al het moeilijker-te-ontginnen-spul) is
eveneens de laatste twee jaar afgevlakt, ondanks de
sterk gestegen prijzen en de enorme sprong in de
vraag van China en India in de periode 2005-2008,
maar dat betekent niet noodzakelijk dat de piek fei-
telijk al bereikt is.
Andere onderzoekers geven een reeks data voor
de oliepiek. Het Oil Depletion Analysis Centre houdt
het op 2007 42, Colin Campbell 43 en Chris Skrebow-
ski 44 zeggen 2010, en Jean Laherrere 2015.45 De
sceptici, zoals de Cambridge Energy Research As-
sociates (CERA), discussiëren niet langer over de
vraag of de olie zal pieken, maar eerder wanneer het
zal gebeuren.46 De CERA-studie, die bij zijn publi-
catie in 2006 van de media een hoop commentaar
kreeg in de trant van ‘de piekolie-theorie is dood’,
werd (naar mijn mening) volledig weerlegd door
een uitstekend stuk van Dave Cohen, die de CERA-
argumentatie analyseerde en ontoereikend vond.47
Cohen weerlegde de stelling uit het rapport dat
‘CERA niet akkoord gaat met het eenvoudige idee van
een dreigende piek in oliewinning noch met het idee
dat de olie nadien snel zal opraken’. Cohen schrijft:
‘Niemand hier of elders beweert dat conventi-
onele olie in de nabije toekomst zal opraken. De
piekolie-theorie is eerder een evoluerende, geso-
fisticeerde blik op de conventionele oliewinning en
de mogelijkheid van vervangmiddelen om aan de
groeiende vraag naar deze cruciale fossiele brand-
stof te voldoen, terwijl de beschikbare voorraden
onvermijdelijk aan het krimpen zijn. Het gaat hier
alleen over het juiste tijdstip van die dalingen. We
kunnen hier enkel aan toevoegen dat de menselijke
psyche de sterke neiging tot ontkenning heeft wan-
neer ze met zeer bedreigende gebeurtenissen wordt
geconfronteerd.’
Ik ben niet gekwalificeerd om je een exacte voorspel-
ling te geven wanneer de piek zal plaatsvinden. An-
derzijds leun ik van nature aan bij diegenen die geen
gevestigde belangen hebben, die onafhankelijk zijn
van staats- of commerciële belangen, maar die de
gegevens grondig hebben geanalyseerd. Voorspellin-
gen over piekolie verschillen van ‘het is al gebeurd’
tot ‘het zal nooit gebeuren’. Gegeven echter het feit
dat sommige oliebedrijven nu niet enkel het concept
erkennen, maar er data beginnen op te plakken, leeft
iedereen die denkt dat er nog tweehonderd jaar lang
olie zal zijn in een sprookjeswereld.
Thierry Desmarest, directeur van de Franse
oliemaatschappij Total, zei onlangs dat de mondi-
ale oliewinning de honderd miljoen vaten per dag
nooit zal overschrijden.48 Hij vertelde op een con-
gres in Nederland: ‘Wij denken dat de oliepiek rond
2020 bereikt zou kunnen worden als we deze groei
in productie blijven aanhouden.’49 Lord Ron Ox-
burgh, voormalig voorzitter van Shell, zei onlangs
dat de mondiale oliewinning ‘zijn plateau zou kun-
nen bereiken binnen twintig jaar en ik zou verbaasd
zijn als dit niet gebeurt’. Hij voegde eraan toe: ‘We
komen misschien al slaapwandelend terecht in een
probleem dat in feite heel serieus zal worden, en op
het ogenblik dat het echt tot ons doordingt zou het
te laat kunnen zijn om er nog iets aan te doen.’50
Eind oktober 2007 publiceerde de Duitse Energy
Watch Group een rapport dat de gegevens herbe-
keek en zeer overtuigend stelde dat de wereldpro-
ductie eigenlijk al piekte in 2006 en ‘zal beginnen
te dalen met een snelheid van enkele procenten per
jaar’. Het rapport stelde ook dat de reserves in het
Midden-Oosten veel lager liggen dan voordien ge-
dacht en besloot als volgt:
‘De wereld staat aan het begin van een structure-
le verandering van zijn economisch systeem. Deze
verandering zal in gang gezet worden door de afne-
mende voorraden fossiele brandstoffen en zal vrij-
wel alle aspecten van ons dagelijks leven beïnvloe-
den. De huidige transitieperiode zal waarschijnlijk
zijn eigen regels kennen, die enkel gedurende deze
periode geldig zijn. Er kunnen dingen gebeuren die
we nog nooit eerder meegemaakt hebben en die we
misschien na deze transitieperiode ook nooit meer
mee zullen maken. De manier waarop we met ener-
gievraagstukken omgaan zal waarschijnlijk funda-
menteel moeten veranderen.’ 51
Tot relatief recent heeft de Britse regering piek-
olie niet erkend, althans niet publiekelijk. Een rap-
port over transport van een paar jaar geleden in
opdracht van het Britse Ministerie van Financiën
stelde dat ‘voorzien wordt dat brandstofprijzen met
26 procent zullen dalen tot 2025. Men gaat uit van
een olieprijs van $35 per vat in 2025.’ Toen deze
voorspelling werd gepubliceerd kostte de olie al $50
per vat! 52 Onlangs nog schreef de Britse regering in
antwoord op een online petitie over piekolie dat de
regering ‘op basis van de beschikbare analyses en
gegevens schat dat de wereldvoorraden olie en gas
voldoende zijn voor economische groei in de nabije
toekomst.’ 53
Ik denk dat we de verklaringen van Desmarest en
Oxburgh kunnen zien als begin- en eindpunt in de
voorspellingen van wanneer de piek zich zal voor-
doen. De meerderheid van de schattingen valt nu
tussen 2010 en 2015. Slechts weinig geloofwaardige
‘Voor niet-OPEC-landen
verwachten we dat de winning
van conventionele olie binnen
drie, vier jaar een plateau zal
bereiken, en gaat dalen...
Voor de wereld als geheel,
aangenomen dat OPEC tijdig
zal investeren, kan de mondiale
olie voort, maar we verwachten
toch dat ook deze rond 2020
zal afvlakken, wat natuurlijk
geen goed nieuws is vanuit
het oogpunt van de wereldolie-
voorziening.’
Fatih Birol, hoofdeconoom IEA, in een interview met George Monbiot ‘At Last A Date’, the Guardian, 15 december 2008
jan
‘02
–
mei
‘0
2
–
sep
‘0
2
–
jan
‘03
–
mei
‘0
3
–
sep
‘0
3
–
jan
‘04
–
mei
‘0
4
–
sep
‘0
4
–
jan
‘05
–
mei
‘0
5
–
sep
‘0
5
–
jan
‘06
–
mei
‘0
6
–
sep
‘0
6
–
jan
‘07
–
mei
‘0
7
–
sep
‘0
7
–
jan
‘08
–
mei
‘0
8
–
sep
‘0
8
–
jan
‘09
–
mei
‘0
9
–
sep
‘0
9
–
jan
’10
–
mei
’1
0
–
sep
’1
0
–
jan
’11
–
mei
’1
1
–
sep
’1
1
–
jan
’12
–
mei
’1
2
–
sep
’1
2
–
76
72
68
64
60
56
! "
voorspelling !
#daling -1% per jaar
daling -4% per jaar
3) Wereldproductie ruwe aardolie en lease condensate* (miljoen vaten per dag)
Vat
en p
er d
ag (
in m
iljo
enen
)
Piek mei 2005: 74.30
Piek december 2005: 74.27
Piek juli 2006: 74.14
* Lease condensate is een mengsel dat vooral bestaat uit pentaan en zwaardere koolwaterstoffen, dat wordt verkregen als bijproduct van aardgaswinning op de installatie zelf. Vloeistoffen, zoals butaan en propaan, die van nature met gas meekomen, worden verderop in het verwerkingsproces van het gas gescheiden. Zij behoren niet tot lease condensate.Bron: EIA, Skrebowski et al.
Figuur 3. De productie van conventionele aardolie lijkt op zijn minst te hebben gepiekt in 2005 en het neerwaartse plateau is ingezet. De vraag is of de niet conventionele olie-bronnen in staat zullen zijn de groeiende kloof te dichten.Overgenomen van: Tony Eriksen, www.theoildrum.com
36H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
37P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
onderzoekers plaatsen hun voorspelling na 2020.
Eigenlijk is de exacte datum van piekolie niet zo be-
langrijk. Wat wel van belang is, is het feit dat piek-
olie onvermijdelijk is, dat het binnenkort zal ge-
beuren en dat we nog niet eens begonnen zijn na te
denken over wat we eraan zouden kunnen doen.
Het valt nog af te wachten wat de invloed op onze
gemeenschappelijke psyche zal zijn als we over de
top de berg zien hoe de afdaling zich voor ons uit-
strekt. Figuur 4 geeft een samenvatting van ons pro-
bleem. We kunnen zien hoe dicht vraag en aanbod
samenvallen en hoe de winning in de afgelopen twee
jaar een plateau heeft bereikt. Ook al heeft de cri-
sis momenteel de vraag doen dalen, vraag en aan-
bod zullen elkaar onvermijdelijk opnieuw ontmoe-
ten. En dan zal blijken dat we ons bij gebrek aan
olie niet ‘uit de crisis kunnen groeien’. Wanneer dat
punt eenmaal bereikt is, zal de kloof tussen vraag en
aanbod gestaag breder worden en zal de prijs nave-
nant sterk stijgen. Men zegt vaak dat nieuwe ideeën
drie fasen doorlopen. Eerst worden ze in het bela-
chelijke getrokken, vervolgens genegeerd en uitein-
delijk worden ze geaccepteerd alsof het altijd zo ge-
weest is. Op de conferentie van de Association for
the Study of Peak Oil in Cork, Ierland, in september
2007, zei de voormalige minister van Energie van
de Verenigde Staten, James Schlesinger: ‘Wat het
concept betreft is het gevecht voorbij. De piekers
hebben gewonnen. We zijn allemaal piekers nu.’
Klimaatverandering
Tot ongeveer een jaar geleden werd klimaatveran-
dering gezien als een onderwerp dat te onaantrek-
kelijk was om je echt mee bezig te houden. De mees-
te mensen keken liever de andere kant op. Intussen
echter is klimaatverandering meer gemeengoed
geworden. Popidolen, overheden en organisaties
sloofden zich uit om ‘CO2-neutraal’ te worden. Van
de Live Earth-concerten tot de Global Cool-cam-
pagne, die beroemdheden inzet om het bewustzijn
te vergroten:54 de campagne tegen klimaatverande-
ring is snel gegroeid. Supermarkten zoals Tesco en
Walmart hebben verregaande analyses gemaakt van
hun CO2-voetafdruk en lijken de kwestie zeer seri-
eus te nemen, net zoals politici en beleidsmakers
(in theorie tenminste). Ik schrijf dit deel over kli-
maatverandering met een nog grotere ongerustheid
dan het deel over piekolie, omdat het een zo snel
evoluerend onderwerp is. Wat ik ook schrijf, het zal
bijna zeker door de feiten ingehaald zijn tegen de
tijd dat dit boek wordt uitgegeven. Klimaatverande-
ring gebeurt sneller dan de meeste modellen kun-
nen bijhouden, zodat verwachtingen voortdurend
overhoop gehaald worden; modellen worden steeds
herzien en bijgewerkt naarmate de schaal van deze
uitdaging duidelijker wordt.
Wanneer je het onderwerp begint te bestuderen
is klimaatverandering uitermate angstaanjagend.
Als je het niet angstaanjagend vindt, heb je het in
feite niet echt begrepen. Het is een terrein waar-
op men gemakkelijk zijn toevlucht kan nemen tot
apocalyptische angststrategieën, hoewel ik dat hier
zal proberen te vermijden. De informatie op zich
is al angstaanjagend genoeg zonder deze verder te
dramatiseren. Sharon Astyk schreef onlangs: ‘Wan-
neer men naar klimaatwetenschappers luistert, is
een van de meest verontrustende dingen de angst in
de stem en de woorden van mensen die gewoonlijk
niet bang zijn, en het gevoel dat over het algemeen
wetenschappers veel bezorgder zijn dan de mees-
ten van ons.’ 55
We moeten realistisch zijn over waar we staan
en ambitieus over wat we kunnen doen. Klimaat-
verandering is een enorm probleem maar de erg-
ste gevolgen kunnen nog steeds vermeden worden
als het lukt gezamenlijk het probleem aan te pak-
ken. Transitie-initiatieven zijn slechts één van de
vele CO2-reducerende technologieën, die, als ze op
tijd toegepast worden – en dit is een grote ‘als’ –
kunnen betekenen dat we de ergste extremen van
klimaatverandering kunnen vermijden. En ik moet
toegeven dat de trends er op dit ogenblik niet roos-
kleurig uitzien.
Het algemene klimaat op aarde is absoluut aan het
opwarmen; daarover is geen twijfel mogelijk. Ik heb
geen grafieken, lijstjes en wetenschappelijke publi-
caties nodig die me daarvan moeten overtuigen. Al-
leen al in de tijd van mijn eigen leven heb ik het kli-
‘De belangrijkste oliebedrijven
zijn begonnen te laten door-
schemeren dat ze weten dat de
toekomst van de olie-industrie
erg zal verschillen van hoe deze
tot nu toe geweest is. In plaats
van te investeren in productie
en ontdekking zijn alle belang-
rijkste bedrijven bezig met
personeelsafvloeiingen en het
consolideren van hun eigen
bedrijf. Niets van dit alles wijst
op een groeiende industrie.
Insiders weten dat er waar
dan ook erg weinig overtollige
capaciteit te vinden is.’
Dale Allen Pfeiffer (2006), Eating Fossil Fuels: oil, food and the coming crisis in agriculture, New Society Publishers
!
"
jan
‘02
–
mei
‘0
2
–
sep
‘0
2
–
jan
‘03
–
mei
‘0
3
–
sep
‘0
3
–
jan
‘04
–
mei
‘0
4
–
sep
‘0
4
–
jan
‘05
–
mei
‘0
5
–
sep
‘0
5
–
jan
‘06
–
mei
‘0
6
–
sep
‘0
6
–
jan
‘07
–
mei
‘0
7
–
sep
‘0
7
–
jan
‘08
–
mei
‘0
8
–
sep
‘0
8
–
jan
‘09
–
mei
‘0
9
–
sep
‘0
9
–
jan
’10
–
mei
’1
0
–
sep
’1
0
–
jan
’11
–
mei
’1
1
–
sep
’1
1
–
jan
’12
–
mei
’1
2
–
sep
’1
2
–
jan
’13
–
100
90
80
70
60
50
40
300
250
200
150
100
50
0MV
D (
milj
oen
en v
aten
per
dag
)
US$voorspelling !
4) Vraag en aanbod van geheel vloeibare brandstoffen* (MVD: miljoen vaten per dag) en olieprijs (in dollar: US$)
Vraag MVD
Aanbod MVD
Olieprijs US$
Piek-som vloeibare brand- stoffen Juli ‘06: 86,13 (IEA)
Juni ‘07: 84,19 (IEA)
Piek plateau 2006 – 2009: 85 – 86 MVD
*Geheel vloeibaar zijn: ruwe aardolie, lease concentrate, NGPL, ethanol, BTL, CTL, GTL en win ningen uit het raffinage-proces.Bron: Supply & Demand – IEA; prijs (USD) – EIA; Chris Skrebowski Megaprojects et al.
Figuur 4. Door de vraag en de stijgende olieprijs toe te voe-gen aan de gegevens van figuur 3, onthult deze grafiek het begin van de komende kloof tussen vraag en aanbod, wat de IEA eufemistisch een ‘kreukje in het aanbod’ noemde. Bron: Tony Eriksen, www.theoildrum.com
© I
ST
OC
KP
HO
TO
.CO
M
38H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
39P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
maat zíen veranderen. Ik herinner me als kind dat
de winters veel kouder waren; we moesten sneeuw
scheppen voor de voordeur en er waren stroomsto-
ringen door de sneeuwval. Daarna werd het weer
wisselvalliger. Nu is het weer absoluut wisselvallig
en zoals we zullen zien, zal het steeds onstabieler
worden. Er worden voortdurend records gebroken.
April in 2007 was de warmste aprilmaand ooit in
het Verenigd Koninkrijk, juni in 2007 was de natste
junimaand ooit, de maand augustus 2006 de warm-
ste ooit, de lente in 2007 was de warmste lente ooit
en juli 2006 de warmste julimaand, de zomer van
2007 was maar een paar millimeter verwijderd van
de natste zomer ooit.56 Of zoals iemand op The Now
Show op BBC Radio 4 zei: ‘Van CO2-uitstoot weet ik
niet veel, maar ik weet wel dat er iets niet klopt als
er een wesp op mijn kersttaart landt.’
Op de kletsnatte regennacht van vrijdag 20 juli
2007 (toen overstromingen grote delen van de Mid-
lands onder water zetten), hoorde ik op de radio dat
in twee uur tijd vier keer de gemiddelde neerslag van
juli was gevallen. Op hetzelfde moment kreeg Grie-
kenland te maken met uitzonderlijk heet weer, dat
een maand later leidde tot de vreselijke bosbranden
die het land overspoelden, met grote rookpluimen
zichtbaar op satellietfoto’s van het land. We hebben
allemaal klimaatverandering in ons dagelijks leven
opgemerkt: bloemen die veel eerder dan voorheen
beginnen te bloeien, zwaluwen die een maand vroe-
ger terugkomen dan normaal, zoals in 2007, of het
feit dat we onze verwarming in de winter minder
vaak hoeven aan te zetten. Soms gaan mensen tot
het uiterste om te doen alsof dit alles niet gebeurt
(zie het artikel over narcissen hierboven).
Het broeikaseffect
Het broeikaseffect is niet iets dat we recent hebben
uitgevonden – zonder zou er geen leven op deze pla-
neet bestaan. Zonder de laag van CO2 (koolstofdi-
oxide) en andere gassen die de warmte vasthoudt,
zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18°C be-
dragen. De aarde heeft verschillende perioden van
opwarming en afkoeling gekend gedurende haar ge-
schiedenis. Tijdens de op een na laatste ijstijd lag
de helft van Nederland en het Verenigd Koninkrijk
onder anderhalve kilometer ijs, en in die ijslagen
lag wereldwijd zoveel water opgeslagen dat de zee-
niveaus tot wel 75 meter lager waren dan vandaag.
Wetenschappers hebben recentelijk restanten ont-
dekt van volledige landschappen, met nederzet-
tingen, meren, bossen, moerassen en heuvels, 135
meter onder water in wat nu de Noordzee is. Deze
ontdekking werd gedaan door analyse van seismi-
sche gegevens van oliebedrijven en werd door we-
tenschappers ‘Doggerland’ gedoopt.57
Professor Vince Gaffney van het Institute of Ar-
cheology and Antiquity van de Universiteit van Bir-
mingham, die het onderzoek leidde, zei: ‘De kus-
ten, rivieren, moerassen en heuvels die we vonden
waren gedurende duizenden jaren deel van een
landschap dat vertrouwd moet geweest zijn voor
honderdduizenden mensen en talloze diersoorten.
Nu is het allemaal verdwenen.’ Hoewel het broei-
kaseffect dus een van de factoren geweest is die het
leven op aarde mogelijk heeft gemaakt, wordt het
een probleem wanneer de gassen die deze laag vor-
men (CO2, methaangas, lachgas, enzovoort) zich op-
stapelen en meer en meer warmte in de atmosfeer
insluiten. Het is alsof je meer en meer dekbedden
op een bed gooit; het leidt tot de problemen die we
hieronder bespreken.
Het aandeel CO2 in de totale atmosfeer om ons heen
is zo klein dat het gemeten wordt in deeltjes per mil-
joen (ppm). Normaal is alles wat gemeten wordt in
deeltjes per miljoen zo onbelangrijk dat het nau-
welijks de moeite is om je zorgen over te maken.
Het pre-industriële koolstofniveau bedroeg 278
ppm, maar begin 2009 bedroeg het 387 ppm. Deze
schijnbaar verwaarloosbare stijging heeft reeds be-
langrijke gevolgen gehad die het delicate evenwicht
van het klimaat op de planeet verstoren. Deze stij-
ging werd veroorzaakt door de aanhoudende en
steeds toenemende CO2-uitstoot in de atmosfeer
door de verbranding van fossiele brandstoffen, door
veranderingen in landgebruik, door ontbossing en
zo verder, naast de toename van methaanuitstoot
door mijnbouw, veeteelt en de drooglegging van
moeraslanden, evenals van lachgas door landbouw
en vliegtuigen. Hoewel antropogene (door mense-
lijke activiteit veroorzaakte) broeikasgassen slechts
ongeveer 30 procent van de totale uitstoot bedra-
gen, was het genoeg om het zeer delicate evenwicht
te doen kantelen.
De stijging van de concentraties CO2 van 278
ppm tot 387 ppm heeft wereldwijd geleid tot een ge-
middelde temperatuurstijging van 0,8°C boven pre-
industrieel niveau.58 Hoewel het misschien niet veel
lijkt, heeft net dit beetje stijging alarmerende veran-
deringen teweeggebracht over de hele wereld, zoals
het op grote schaal wegsmelten van het ijs in de Hi-
malaya, heviger moessonregens in India, Nepal en
Bangladesh, oprukkende droogte in Australië, stij-
gende frequentie van tropische orkanen, evenals,
zou je kunnen zeggen, de spectaculaire overstro-
mingen die de Midlands in het Verenigd Koninkrijk
troffen in de ‘zomer’ van 2007. In Alaska, waar de
gemiddelde temperatuur met 3 tot 4°C is gestegen,
zijn huizen en wegen onbruikbaar geworden omdat
de permafrost smelt. Dit zorgt voor het vrijkomen
van meer methaangas, dat een veel krachtiger broei-
kasgas is dan CO2. Zeeniveaus stijgen en de snel-
heid waarmee dit gebeurt neemt toe. In de periode
1993-2006 was er een gemiddelde stijging van 3,3
mm per jaar, veel meer dan de voorspelling in 2001
Het Lake District staat bekend, vooral ook door Wordsworth's gedicht, om zijn enor-me hoeveelheid narcissen in het voorjaar. Door de extreem warme winter en milde lente kwamen de bloemen dit jaar veel vroeger dan gebruikelijk tot bloei. Het toeristenseizoen is economisch belangrijk en toen dat begon waren de narcissen al weer uitgebloeid en verwelkt. Het vakan-tiepark bij Fallbarrow, aan de oever van het Windermere-meer, reageerde hierop door dan maar duizenden narcissen van plastic en zijde te planten.Woordvoerster Caroline Guffogg vertelt:‘Onze gasten vinden het prachtig om de narcissen in bloei te zien als ze hier komen voor de Paasvakantie, maar dit jaar waren de narcissen al half februari gaan bloeien. De kans was groot dat ze in april niet op
hun best zouden zijn en daarom hebben we besloten om ze te vervangen. De imita-tiebloemen zijn van hoge kwaliteit zijde en zien er heel realistisch uit. Ik denk niet dat veel mensen het verschil zullen zien, tenzij men de bloemen heel goed bekijkt.’Ik zie dit als iets typisch voor de tijd waar-in we leven. Ik vraag me af of de eige-naars van het park de link met klimaatver-andering gelegd hebben. Zouden ze naast het planten van de plastic narcissen ook hun caravans geïsoleerd hebben, voedsel lokaal zijn gaan verbouwen, notenbomen hebben geplant en zonnepanelen heb-ben geïnstalleerd? Zo niet, dan is dit een ongelooflijke vorm van ontkenning, een beetje vergelijkbaar met mannen van een bepaalde leeftijd die hun resterende haar over hun kalende hoofd kammen.
Wat is de volgende stap? Misschien moe-ten we duizenden tonnen nepsneeuw op de top van de berg Fuji spuiten om de toeristen tevreden te houden? Of mis-schien is het leuk om enorme plastic ijs-bergen naar de Noordpool te slepen zodat we net kunnen doen alsof het echte ijs niet smelt. We kunnen vakantiebaantjes creëren door studenten als Orang oetans te verkleden en ze in gebieden waar deze dieren bijna zijn uitgestorven door de bomen te laten slingeren.
Of we kunnen ophouden met doen alsof en eindelijk beginnen met het aanpakken van het probleem. Echt.
Transition Culture, dinsdag 20 maart 2007
‘We hebben op z’n best tien jaar
- geen tien jaar om te beslissen
om tot actie over te gaan, maar
tien jaar om het traject van
mondiale broeikasgasuitstoot
fundamenteel te veranderen.’
James Hansen, directeur, NASA Goddard Institute for Space Studies
‘De wetenschappelijke
consensus die in dit uitge-
breide rapport over de door de
mens veroorzaakte klimaat-
verandering gepresenteerd
wordt, zou alarmbellen moeten
doen rinkelen in elke natio-
nale hoofdstad en elke lokale
gemeenschap.’
Klaus Topfer, United Nations Environment Program, in reactie op het IPCC’s Third Assessment Report, januari 2001
‘We spreken hier niet over een
trage, gecontroleerde verande-
ring. Hij is snel, hij is onvoor-
spelbaar, en hij is ongezien in
de menselijke beschaving.’
Adam Markham, Wereld natuurfonds
Een massa plastic narcissen… Een vreemde manifestatie van de ontkenning van klimaatverandering
40H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
41P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
van 2 mm per jaar van het Intergovernmental Panel
on Climate Change (IPCC).59 Hier in het Verenigd
Koninkrijk moeten we opnieuw nadenken over het
soort bomen dat we planten, want het weer veran-
dert duidelijk. Het staat nu onomstotelijk vast dat
de wereld gevaarlijk hard en mogelijk catastrofaal
aan het opwarmen is, en voor de verandering zijn
wetenschappers het er bijna roerend over eens dat
onze olieverslaafde levensstijl de schuldige is.60
Tot hoe ver kunnen we realistisch gezien de tempe-
ratuurstijging op aarde laten komen? Het antwoord
hierop is dat we het best vandaag nog stoppen met
alle uitstoot van broeikasgassen. Dit zal echter dui-
delijk niet gebeuren. Mark Lynas beschrijft in zijn
boek Zes graden 61 beeldend dat iedere tempera-
tuurstijging van één graad nieuwe rampen op on-
gekende schaal zal teweegbrengen. We zitten nog
niet boven die 1°C, maar toch zijn de veranderin-
gen al duidelijk te zien. De ijsvlaktes op de Arctische
Oceaan zijn aan het smelten (waarover hieronder
meer). In 2007 was de Noordelijke Doorgang voor
de eerste keer sinds er gegevens over bestaan open
voor scheepvaart.62 Overal ter wereld krijgt men te
maken met droogtes en constant worden er weerre-
cords gebroken. We kampen steeds meer met orka-
nen, tyfonen en hittegolven. Het klimaat is aan het
veranderen, en zelfs sneller dan wetenschappelijke
modellen kunnen bijhouden.
Bestaat er zoiets
als een veilige grens?
Als we de grens van 1°C overschrijden, wat nu onver-
mijdelijk lijkt, zal er helemaal geen sneeuw meer lig-
gen op de Kilimanjaro. Ook zal het Great Barrier rif
bijna helemaal ten onder gaan en zal een aantal ei-
landstaten overstroomd worden door een stijgende
zeespiegel. Wanneer de temperatuur stijgt met 2°C,
zullen er vreselijke hittegolven en wereldwijd nog
meer droogtes ontstaan. Overschrijding van 3°C zou
betekenen dat het groeiseizoen in Noorwegen gelijk
zou zijn aan dat van zuidelijk Engeland van van-
daag. Maar de 3°C-grens zal ook het volledige Ama-
zone-ecosysteem doen ineenstorten en wereldwijd
zal een grote dreiging van strijd om watervoorraden
ontstaan. Sterftecijfers door hittegolven in Europa
zouden de zomer van 2003, met zijn 30.000 doden,
doen lijken op een kwakkelzomertje.63
Kort samengevat, een uit de hand lopende kli-
maatverandering is niet iets wat je wilt meema-
ken of nalaten voor je kinderen. Toch lijken we hier
alarmerend dichtbij te komen. De laatste jaren is
consensus ontstaan over het feit dat we koste wat
kost onder die grens van 2°C temperatuurstijging
moeten blijven. Zelfs al doen we dat, dan is dat nog
geen garantie dat wij niet al een op hol geslagen kli-
maatverandering hebben veroorzaakt. Zoals George
Monbiot stelt, twee graden is ‘alleen maar minder
gevaarlijk dan wat erboven ligt.’ 64 En inderdaad,
een recent paper van James Hansen e.a. van NASA
suggereert dat zelfs een stijging van 2°C te hoog is,
gezien het tempo waarin het poolijs en de ijsvlak-
tes van Groenland verdwijnen. Hansen stelt dat een
stijging van 1,5-1,7°C meer aanleunt bij het voor-
zorgsprincipe.65 De realiteit is dat de CO2 die al uit-
gestoten werd de temperaturen de volgende jaren
de hoogte in zal blijven jagen (een fenomeen dat
‘thermische inertie’ wordt genoemd) met nog min-
stens 0,6°C. Dit betekent dat we al aan een stijging
van 1,4°C zitten, wat we ook beslissen om nu te on-
dernemen. De opwarming die we nu ervaren is het
resultaat van broeikasgassen die werden uitgestoten
gedurende de jaren ’70.
Laten we even terugkeren naar het ijs van de Noor-
delijke IJszee, want dit zou uiteindelijk wel eens de
sleutel tot de toekomst van de menselijke bescha-
ving kunnen zijn. Het vierde evaluatierapport van
het Intergovernmental Panel on Climate Change
(IPCC) in 2007 leerde ons: ‘Het poolijs reageert ge-
voelig op de opwarming van de aarde. Terwijl de
veranderingen in de zee-ijslaag in de winter beperkt
blijven, vermoedt men dat het zomerijs tegen het
einde van de 21ste eeuw bijna volledig verdwenen
zal zijn.’ 66 Er verschijnt echter meer en meer infor-
matie over dit onderwerp,67 en hieruit blijkt dat het
ijs veel sneller smelt en dat het ook veel gevoeliger is
voor temperatuurstijgingen dan we eerder dachten.
De laatste twee jaar is 22 procent van het ijs al ge-
smolten. Het wordt ook steeds dunner. Sinds 2001
heeft het al de helft van zijn dikte verloren.68 Som-
migen voorspellen nu dat tegen 2013 al het poolijs
verdwenen zal zijn.69 Dit is honderd jaar eerder dan
de voorspelling van het IPCC. Dit zal op zijn beurt
voor een snellere smelting zorgen van de ijslaag in
Groenland. Het effect hiervan kan zijn dat het zee-
niveau tegen het einde van deze eeuw maar liefst
met vijf meter stijgt, wat twee miljoen vierkante ki-
lometer laaggelegen land en 669 miljoen mensen
zal treffen.70
Veel van deze herberekeningen zijn te wijten aan
het feit dat wetenschappers nu pas modellen begin-
nen te ontwikkelen voor de complexe terugkoppe-
lingsmechanismen die de smeltsnelheden beïn-
vloeden. James Hansen van de NASA schrijft dat
‘het uiteenvallen van de ijslaag langzaam begonnen
is maar dat veelvoudige positieve terugkoppelin-
‘De laatste tien jaren van
vorige eeuw vormden het
warmste decennium van de
vorige eeuw en de opwarming
in deze eeuw is warmer dan om
het even welke andere periode
tijdens de laatste duizend jaar
op het noordelijk halfrond.’
Robert Watson, IPCC
5) IJsoppervlakte Noordelijke IJszee
19
78
–
19
81
–
19
84
–
19
84
–
19
87
–
19
90
–
19
93
–
19
96
–
19
99
–
20
02
–
20
05
–
20
08
–
9
8,5
8
7,5
7
6,5
6
5,5
5Milj
oen
km
2
Figuur 5. De gemiddelde ijsoppervlakte van de maand augustus 1979 tot augustus 2008. Let op de steile achter-uitgang van augustus 2007. De maandelijks gemiddelde oppervlakte van augustus 2007 was 5,32 km2, 31% beneden het lange termijngemiddelde van 7,67 km2. Deze sterke afname kwam voor degenen die de observaties van de Noor-delijke IJszee verrichten als een complete verrassing.Bron: National Snow and Data Center
‘Een gemiddelde inwoner van
het Verenigd Koninkrijk zal
al na 22 weken van zijn leven
verantwoordelijk zijn voor de
uitstoot van evenveel CO2 als
iemand in Tanzania gedurende
zijn hele leven.’
Andrew Simms et al. (2006), The UK Interdependence Report, New Economics Foundation
‘Op het eiland waar ik woon is
het mogelijk een steen van de
ene kant naar de andere kant
te gooien. Onze angst dat het
zeeniveau zal stijgen is zeer
reëel. Ons kabinet heeft de
mogelijkheden onderzocht om
land te kopen in een buurland,
voor het geval we klimaat-
vluchtelingen zouden worden.’
Teleke Lauti, minister van Leefmilieu, Tuvalu
42H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
43P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
gen kunnen leiden tot snelle, niet-lineaire ineen-
storting’.71 Terwijl onder de drempel van 2°C blij-
ven van levensbelang is, suggereren meer en meer
mensen dat zelfs 2°C niet volstaat om oncontroleer-
bare klimaatveranderingen te voorkomen. David
Spratt van Carbon Equity heeft de meest recente
cijfers over de toenemende smeltratio van het pool-
ijs bestudeerd. Hij schrijft nu dat ‘het meest funda-
mentele en meest gestaafde basisprincipe [van het
IPCC] – namelijk dat een maximumgrens van 2°C
aanvaardbaar is om gevaarlijke klimaatveranderin-
gen te vermijden – niet goed genoeg meer is.’ Hoe-
wel de temperatuur niet eens 1°C gestegen is, zijn er
toch al catastrofale gevolgen zoals het uiteenvallen
van het poolijs. Het is dus volstrekt absurd om een
stijging van 2°C nog te beschouwen als een veilige
marge. Spratt suggereert dat als we de klok kon-
den terugdraaien en opnieuw konden beginnen, we
onze zogenaamd ‘veilige’ uitstootnorm zouden vast-
leggen op een punt waarbij de stabiele continuïteit
van de poolijskappen gegarandeerd wordt, wat on-
geveer rond de 0,5°C geweest zou zijn. De Industri-
ele Revolutie zou er helemaal anders hebben uitge-
zien – of we zouden misschien besloten hebben om
die over te slaan, hadden we toen beter geweten.
Spratt concludeert zijn studie als volgt:
‘We zijn simpelweg verplicht om koolstof zeer
snel uit de wereldeconomie te verwijderen en om
alle middelen aan te wenden om het teveel aan be-
staande CO2-concentraties terug te dringen. We
moeten doelstellingen vastleggen die het probleem
daadwerkelijk tijdig kunnen oplossen. Het is niet te
laat om eerlijk tegen onszelf en tegen onze mede-
burgers te zijn.’ 72
Afbouw van de uitstoot op een dergelijke schaal
zal niet gebeuren zonder buitengewone, ongekende,
wereldwijde, gezamenlijke inspanningen. Daarbij
zullen we moeten vertrekken van een beginsituatie
waarin in nog geen enkel land de hoeveelheid CO2-
uitstoot daadwerkelijk aan het dalen is. We gingen
er kort geleden nog van uit dat de mate van klimaat-
verandering ons pas tegen 2050 zou verplichten
onze emissie terug te schroeven met 90 procent, of
zelfs al tegen 2030, over ruim twintig jaar.73 Onze
huidige levensstijl behouden en tegelijkertijd slechts
10 procent van de huidige hoeveelheid CO2-uitsto-
ten is heel erg moeilijk – haast ondenkbaar. Er zit
echter een sterk staaltje onderzoekswerk verscholen
in een rapport van 2007 van het Intergovernmental
Panel on Climate Change. De IPCC-onderzoekers
die de methode van ‘gecombineerde modellen’ han-
teren (in feite het opstellen van modellen met inbe-
grip van sommige terugkoppelingseffecten) conclu-
deerden dat om onder de 2°C temperatuurstijging
te blijven, de mensheid haar emissies tegen 2060
tot nul moet hebben teruggedrongen.74 Dit wil niet
alleen zeggen een nulemissie van verbranding van
fossiele brandstoffen in onze auto’s, vliegtuigen en
krachtcentrales (wat al moeilijk genoeg lijkt), maar
gewoonweg een nulemissie voor alles wat we doen
– van bomen kappen tot het gebruik van kunstmest
(geproduceerd uit aardgas) en het houden van vee.
Zo vertelde George Monbiot, naar aanleiding van de
implicaties van James Hansens recente paper over
de afname van het poolijs, aan het Klimaatkamp
2007 op de luchthaven van Heathrow: ‘We spreken
niet langer over maatregelen die hier en daar kleine
aanpassingen of een beetje politiek getouwtrek ver-
eisen. We spreken over maatregelen die een mon-
diale revolutionaire verandering vergen.’ 90 pro-
cent van de emissies terugschroeven volstaat niet
langer, stelde hij, zelfs niet het terugschroeven met
100 procent. We worden geconfronteerd met reduc-
ties van 110-120 procent. Anders gezegd, we zou-
den meer CO2 moeten verwijderen dan we uitsto-
ten. Hoe het er daadwerkelijk zou kunnen uitzien
– als jij of ik ‘s avonds naar bed zouden gaan terwijl
we meer CO2 hadden verwijderd dan dat we gege-
nereerd hadden – zal ik later in het boek behande-
len, maar het is duidelijk dat dit een enorme en on-
gekende uitdaging is.75
Het verband tussen piekolie
en klimaatverandering
Een van de meest absurde fenomenen de laatste
jaren is dat er klimaatveranderingsactivisten zijn
die piekolie ontkennen en piekolie-activisten die
klimaatverandering relativeren. Het is net alsof
mensen een terrein hebben gevonden dat op een
of andere manier van hen is en van plan zijn dit fier
tegen iedereen te verdedigen. Ik heb met een aan-
tal toonaangevende klimaatveranderingsactivisten
gesproken, die groots werk verrichten op het ge-
bied van klimaatverandering, maar regelmatig het
piekolieprobleem relativeren. George Monbiot heeft
gemaand voorzichtig te zijn met het benadrukken
van de piekolieproblematiek, omdat hij vreest dat
het de biobrandstoffen zal legitimeren, alsook een
toenemend gebruik van steenkool, het ontginnen
van teerzanden en andere rampzalige acties voor
het klimaat. ‘We hoeven piekolie helemaal niet in
te roepen om de zin en de logica van de Transitie-
benadering in te zien, want zelfs als het piekolie-
probleem onder geen enkele vorm zou bestaan,
klimaatverandering bestaat wel’,76 vertelde hij op
een bijeenkomst in Lampeter.77 In een later artikel
‘Als je denkt dat matiging van
klimaatverandering duur is,
probeer dan eens ongematigde
klimaatverandering.’
Dr Richard Gammon, University of Washington, op de trappen van het Congres van de VS, 28 juni 1999
‘De analyse van de klimaat-
dynamiek is de laatste twee
jaar veel verder gegaan dan de
analyse die in het laatste IPCC
Assessment Report werd voor-
gesteld. Er was geen rekening
gehouden met het Stern Report.
De klimaatwet die momen-
teel door het parlement wordt
behandeld, is gebaseerd
op nog ouder materiaal en is
daarom absoluut ongeschikt
als antwoord op de huidige
crisis. Versnelling van klimaat-
opwarming is vandaag reeds
zichtbaar. Bijna elke para-
meter gaat sneller vooruit dan
wat voorspeld werd door de
verschillende internationale
klimaatmodellen.’
David Wasdell (2007), in Planet Earth, We Have a Problem: feedback dynamics and the acceleration of climate change, All party Parliamentary Climate Change Group
19
60
–
19
80
–
20
00
–
20
20
–
20
40
–
20
60
–
20
80
–
50
25
0
-25
-50
-75
-100% v
eran
der
ing
van
uit
het
gem
idd
eld
e va
n 19
79 –
1990
6) Noordelijke IJszee: vergelijking van de voorspellingen met het feitelijke smelten
Figuur 6. Vergelijking van het feitelijke oppervlakteverlies gedurende de zomer (tot september 2007) met voorspelling van het IPCC. De vette stippellijn dicht het IPCC de meeste kansen toe, de lichtgrijze zone de minste. Let op hoe de schaal van het smelten de IPCC-voorspellingen volledig heeft ingehaald.Bron: National Snow and Data Center
satelliet (1979 2007)
gemiddelde IPCC
IPCC bandbreedte
waarschijnlijkste ontwikkeling IPCC
44H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
45P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
kwam hij echter terug op piekolie. Hij onderzocht
de voorspellingen van de Britse regering over toene-
mend wegtransport en stelde daarbij de vraag wat
die auto’s zou aandrijven. Hij kwam tot de conclu-
sie dat ‘er nooit een onderzoek werd gevraagd door
de Britse regering over de vraag of er al dan niet ge-
noeg olie voorradig is om dat transportprogramma
te ondersteunen’.78
Tony Juniper van Friends of the Earth erkent
dat piekolie een echte uitdaging is: ‘We moeten het
vraagstuk van piekolie in gedachten houden, want,
los van onze maatregelen in verband met klimaat-
verandering, zal er een bijkomende schok komen,
die economisch belangrijk, of zelfs tamelijk gevaar-
lijk zal zijn, met name door de olieprijs die op een
gegeven moment in de nabije toekomst zal stijgen.’
Hij besluit echter met: ‘Dus deze twee houden ver-
band met elkaar, maar ik denk dat we ze gescheiden
moeten houden wat betreft de manier waarop we ze
voorstellen en aanpakken. Anders veroorzaken we
onbedoelde schadelijke reacties.’ 79
Ik ben het hier niet mee eens. In deze paragraaf
zal ik beargumenteren dat ik niet denk dat we ze ge-
scheiden kunnen houden en dat ze scheiden niet bij-
draagt tot de ontwikkeling van realistische en moge-
lijk succesvolle maatregelen. Jemery Leggett noemt
ze de ‘Twee blinde vlekken van onze tijd’,80 en om
even een uitdrukking van Al Gore te lenen: piekolie
is een even grote Ongemakkelijke waarheid voor kli-
maatveranderingsactivisten als klimaatverandering
dat is voor alle anderen. Beide zijn natuurlijk symp-
tomen van een maatschappij die hopeloos afhanke-
lijk is van fossiele brandstoffen en de levensstijlen
die daardoor mogelijk gemaakt worden. Het is, hoe
dan ook, te simplistisch om te beweren dat piek-
olie ervoor zal zorgen dat we klimaatverandering
onder controle zullen krijgen omdat wij dan zonder
betaalbare vloeibare brandstoffen zullen zitten. De
situatie is veel ingewikkelder.
De keuze hoe we reageren op piekolie is aan ons.
We kunnen het gebruiken als argument voor de
ontwikkeling van oplossingen, zoals de feitelijke
installatie van een infrastructuur voor na het Olie-
tijdperk. Of we kunnen het gebruiken om te recht-
vaardigen dat we ons koste wat kost blijven vast-
klampen aan andere fossiele brandstoffen. Monbiot
vreest dat de kloof die ontstaat door de slinkende
voorraad vloeibare brandstoffen gevuld zal worden
door andere brandstoffen – steenkool omgezet in
vloeibare brandstof, teerzanden, biodiesel, enzo-
voort – die elk in termen van klimaat veel schade-
lijker zijn dan olie. Als we de kloof niet dichten met
een besparende aanpak en een gezamenlijk pro-
gramma van herlokalisering (een concept dat ver-
derop grondig uitgewerkt wordt), en als we collec-
tief weigeren de realiteit van de energieafdaling te
erkennen (de neerwaartse trend in de netto-energie
waar de samenleving op draait), dan zullen we snel
over de kantelpunten van het klimaat heen zitten
en zullen we de klimaathel doen losbarsten. Als we
klimaatverandering beschouwen als een probleem
dat volledig los staat van piekolie, lopen we het ge-
vaar dat we een wereld van lagere emissies creëren,
maar een wereld die in termen van oliekwetsbaar-
heid even fragiel is als nu – of zelfs nog meer – wan-
neer de olieprijzen stijgen.
New York is hier een goed voorbeeld van. Een
recent onderzoek wees uit dat New York per inwo-
ner van alle grote westerse steden als een van de
laagste scoort op CO2-uitstoot, namelijk minder dan
een derde van het gemiddelde in de Verenigde Sta-
ten.81 Dit is te danken aan de hoge bevolkingsdicht-
heid, dat veel op loopafstand is, aan een goed open-
baar vervoer en het lage verwarmingsverbruik van
het wonen in een appartement. Dus, vanuit het per-
spectief van klimaatverandering kunnen we stellen
dat New York een goed voorbeeld is van lage CO2-
uitstoot dat we allemaal zouden moeten navolgen.
Laten we nu piekolie eens in die mix verwerken.
Wat gebeurt er met New York als er een stroom-
tekort ontstaat, of als de prijzen van geïmporteerd
voedsel sterk beginnen te stijgen? New York maakte
‘We hebben de risico’s onder-
schat... we hebben de schade
door temperatuurstijgingen
onderschat... en we hebben de
kans op temperatuurstijgingen
onderschat.’
Nicolas Stern in april 2008 over zijn eigen rapport uit 2006
een dergelijke stroomstoring mee in augustus 2003.
Deze duurde maar één dag, maar maakte een grote
indruk. New York mag dan wel een kleine CO2-
voetafdruk hebben, het heeft weinig of geen veer-
kracht tegen krimpende olievoorraden (een concept
dat grondig bekeken wordt in hoofdstuk 3).
Klimaatverandering zegt ons dat we zouden moeten
veranderen, terwijl piekolie zegt dat we gedwongen
zullen worden te veranderen. Beide stellen expliciet
dat fossiele brandstoffen geen rol meer zullen spe-
len in onze toekomst. Hoe sneller we ermee kunnen
stoppen, hoe beter. Belangrijk is dat klimaatveran-
dering en piekolie evenveel aandacht krijgen in alle
beslissingsprocessen.
Het is interessant te zien dat klimaatverandering
snel opgepakt wordt door bedrijven en in toene-
mende mate ook door overheden. Marks & Spencer
hangen nu labels aan hun kleding waarop staat: ‘Als
het niet vuil is, was het op 30°C’. Supermarkten val-
len over elkaar heen om toch maar als groener dan
hun concurrenten gezien te worden. Het idee om de
mondiale economie in stand te houden en alleen de
CO2-uitstoot ieder jaar te verminderen is aantrek-
kelijk en staat nu centraal in de concurrentiestrijd.
Op de Zweedse82 en mogelijk de Ierse83 regering na,
is er geen enkele regering of onderneming die al
echt bezig is met het aanpakken of zelfs het erken-
nen van piekolie, tenminste in het openbaar, omdat
ze grote moeilijkheden zullen ondervinden om hun
bedrijfsmodellen aan te passen. Daarom komt de
motivatie voor lagere CO2-emissies grotendeels top-
down, terwijl maatregelen tegen piekolie, die niet
zo leuk zijn voor regeringen en industrie, meer van
onderop (bottom-up) lijken te komen.
Het is eveneens belangrijk om aan te stippen dat
de recessie, die veroorzaakt wordt door op hol gesla-
gen olieprijzen, antwoorden op klimaatverandering
in de weg zal staan. We moeten dus vooraf plan-
nen maken voor piekolie en maatregelen nemen
zoals het Oil Depletion Protocol, dat voorgesteld
werd door Colin Campbell en Richard Heinberg.84
Antwoorden op klimaatverandering op voldoende
grote schaal vereist veel geld en een nooit geziene
wereldwijde samenwerking. De recessie fixeert onze
blik nu op de economie en doet de klimaataanpak
snel zakken op onze prioriteitenlijst. Geconfron-
teerd worden met een op hol geslagen klimaatver-
andering in een ineengestorte economie is echter
iets wat we absoluut willen vermijden en door deze
twee problemen van elkaar te scheiden benadelen
we onszelf. Je zou misschien ook kunnen stellen dat
terwijl klimaatverandering de kans geeft zich gelei-
delijk aan te passen aan een internationale han-
del met een lagere CO2-uitstoot, piekolie nog veel
zwaardere eisen stelt, waar de mondiale economie
mogelijk niet aan kan voldoen.
Figuur 7 geeft een idee van wat er gebeurt wanneer
piekolie en klimaatverandering gezamenlijk beke-
ken worden en niet als aparte kwesties. Het Hirsch
Report, dat we verderop zullen bestuderen, stelt
dat we piekolie kunnen opvangen met een nood-
plan waarbij we proberen uit alles wat we te pakken
kunnen krijgen olie te persen. Anderzijds meent het
Stern Report, geschreven in opdracht van de Britse
overheid om de kosten van klimaatverandering te
onderzoeken, dat matiging van klimaatopwarming
en mondiale economische groei allebei mogelijk en
verenigbaar zijn. Dit rapport negeert echter piek-
olie volledig met de bewering dat ‘er genoeg fos-
siele brandstof in de grond aanwezig is om zeker
tot 205085 voor een redelijke prijs aan de mondiale
consumptievraag te voldoen’. Dit is een volslagen
absurde bewering gezien de inhoud van dit hoofd-
stuk. Ik verdedig hier de stelling dat, zoals figuur 7
aantoont, wanneer de twee gecombineerd worden,
onze mogelijkheden helemaal anders liggen. Dat,
wanneer we de twee combineren, de heropbouw van
de veerkracht (een begrip dat we verder zullen on-
derzoeken) even belangrijk is als de vermindering
van CO2-uitstoot.
‘Piekolie en klimaatveran-
dering vormen samen een
bijna waterdicht argument.
We zouden onze afhankelijk-
heid van fossiele brandstoffen
moeten reduceren met het oog
op toekomstige generaties en
de rest van de biosfeer; maar
zelfs als we er voor kiezen om
dat niet te doen omwille van
de kosten die dat met zich
meebrengt, zullen de belang-
rijkste van die fossiele brand-
stoffen toch spoedig schaars
en duur worden, zodat zelfge-
noegzaamheid eenvoudigweg
geen optie is.’
Richard Heinberg
46H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
47P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
Kan piekolie mensen
beter wakker schudden dan
klimaatverandering?
Hier kom ik, voorzichtig maar vastberaden, op een
twistpunt. In het promoten van het Transitie-con-
cept is het mijn ervaring dat piekolie, indien voor-
gesteld zoals in dit boek, meer doet om mensen en
gemeenschappen over te halen en te betrekken dan
klimaatverandering. Richard Heinberg, piekoliedes-
kundige, maakt de vergelijking met een auto: ‘Als
we het wat simpel voorstellen, zouden we kunnen
zeggen dat klimaatverandering een probleem van de
uitlaat is, terwijl piekolie eerder een probleem van
de benzinetank is.’ 86 Je kan hier nog aan toevoegen
dat mensen gevoeliger zijn voor prijsstijgingen van
een basisproduct als benzine, dan voor klimaatver-
anderingen.
Piekolie houdt onder meer op een zeer effectieve
manier een spiegel voor aan een gemeenschap met
de vraag: ‘Wat is er gebeurd met het vermogen van
deze gemeenschap om in zijn basisbehoeften te voor-
zien?’ Mensen doen nadenken over hoe hun huidige
levensstijlen eruit zouden zien als de stroom goed-
kope olie zou droogvallen, is een goede manier om
ze over de kwetsbaarheid van hun olieafhankelijke
toestand te laten nadenken. Het trekt beter de aan-
dacht dan klimaatverandering, want het lijkt meer te
maken te hebben met het dagelijks leven van men-
sen. Olievaten zijn voor sommigen ook gemakkelij-
ker in te beelden dan tonnen broeikasgas.
Als de ‘eerste experts’, zoals Campbell en Skrebow-
ski gelijk hebben, zal piekolie binnen enkele jaren
ons leven zichtbaar gaan veranderen. Ondanks het
steeds snellere afbrokkelen van het poolijs worden
de gevolgen van klimaatverandering door velen nog
beschouwd als een proces dat zich geleidelijk aan
ontwikkelt, terwijl de gevolgen van piekolie sneller
zichtbaar kunnen zijn.
Klimaatverandering wordt, terecht of onterecht, ge-
zien als een probleem dat eerst de ontwikkelings-
landen zal treffen voor ze de ontwikkelde wereld
aantast, die ironisch genoeg zelf grotendeels ver-
antwoordelijk is voor dit probleem. Hetzelfde geldt,
tenminste aanvankelijk, ook voor piekolie. Terwijl
we in het Westen kunnen speculeren over de moge-
lijke gevolgen van piekolie, is dit voor veel ontwik-
kelingslanden vaak al een harde realiteit. Inderdaad
kan hun verplicht verminderde consumptie van olie,
soms ‘demand destruction’ (vraagvernietiging) ge-
noemd, beschouwd worden als een vermindering
van de wereldconsumptie, waarmee wordt verme-
den dat de prijzen uit de hand lopen voor degenen
onder ons die nog steeds vloeibare brandstoffen
kunnen betalen.
De meeste landen in Afrika, Azië en Zuid-Ame-
rika ondervonden in 2008 reeds de gevolgen van
piekolie. Argentinië stond voor zijn ergste energie-
tekort in twintig jaar, met wijd verbreide stroom-
onderbrekingen en aardgastekorten die het open-
baar vervoer bemoeilijkten. Stroomonderbrekingen
in Pakistan leidden tot rellen, en in Irak begon een
aantal provinciale ambtenaren met de loskoppeling
van elektriciteitscentrales van het nationale net om
zo de opgewekte energie voor zichzelf te houden.
Iran voerde petroleumrantsoenering in en de VN
waarschuwde de regering van Sri Lanka dat ze hun
humanitaire werkzaamheden in het land niet kon-
den voortzetten door gebrek aan brandstof. In Oe-
ganda werd door storingen in het nationale elek-
triciteitsnet de pijplijn afgesloten die diesel vanuit
Kenia naar Oeganda voert, een soort terugkoppe-
lingslus van piekolie.
In Nigeria werken er maar 19 van de 79 centrales,
en stroomstoringen kosten de economie 1 miljard
dollar per jaar. Nicaragua functioneert met een na-
tionaal energietekort van 20 tot 30 procent, waarbij
de nationale energiemaatschappij beurtelings hele
steden 6 tot 10 uur moet stilleggen. Costa Rica heeft
regelmatig stroomuitvallen, net als de Dominicaan-
Piekolie(à la Hirsch Report)
niet-conventionele olie
en noodvoorraden
Gezien als twee aspecten van hetzelfde probleem
Veerkracht opbouwen plùs verminderen van CO2-uitstoot
(lokale veerkracht opbouwen)
infrastructuur
(voedselvoetafdruk)
Klimaatverandering(à la Stern Report)
boomplantingen
emissierechten
Piek-olie
Klimaat-verandering
(Bewerking van Bryn Davidson: www.dynamiccities.squarespace.com)
7) Wat er gebeurt wanneer je piekolie en klimaatwijziging bekijkt als twee met elkaar verweven problemen.
48H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
49P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G
De invulling door het rapport van deze mogelijke op-
ties is volstrekt tegenstrijdig met wat dit boek voor-
stelt. Voor Hirsch worden haalbare matigingsopties
gezocht in het fundamentele uitgangspunt dat the
show must go on in zijn huidige vorm, en dat busi-
ness as usual koste wat kost behouden moet worden.
In een interview met Richard Heinberg vroeg ik hem
wat híj zag als de beperkingen van het rapport.
‘Het rapport heeft tot doel business as usual zo
lang mogelijk te laten doorgaan en dit met alle mo-
gelijke middelen. Dit houdt ook het gebruik in van
steenkool om vloeibare brandstof van te maken.
Als dit op grote schaal zou gebeuren, zou dit na-
tuurlijk leiden tot een klimaatcatastrofe, iets wat in
het rapport volledig over het hoofd wordt gezien.
Er is niet het minste spoor van bezorgdheid over
klimaatverandering in het rapport. Het doel van
de auteurs is om de motoren van de moderniteit zo
lang mogelijk draaiende te houden.’ 90
In 2006 hoorde ik op de conferentie van de As-
sociation for the Study of Peak Oil in Italië Robert
Hirsch spreken over ‘Matiging van piekolie: een
pleidooi, meer cijfers en enkele vragen’. Deze pre-
sentatie bouwde voort op het rapport uit 2005 en
trachtte een noodplan op te stellen om alle Ame-
rikaanse auto’s op de weg te houden. Zijn plan, zo
vertelde hij het verzamelde publiek, zou één tril-
joen dollar per jaar kosten en zou neerkomen op
een gigantische uitbreiding van de omzetting van
steenkool in vloeibare brandstoffen, op ontginning
uit teerzanden, omzetting van gas naar vloeiba-
re brandstoffen en zo verder. Ik bleek een van de
weinige toehoorders te zijn die uitermate geschokt
waren door dit voorstel, en dacht dat ik het verkeerd
begrepen moest hebben. Helaas niet.
Luidop dromend over Transitie-cultuur en over de
implicaties van het betoog van Hirsch schreef ik:
‘Hirsch toonde duidelijk wat er gebeurt wanneer
men alleen maar piekolie bekijkt zonder rekening te
houden met klimaatverandering. Persoonlijk vind
ik dat Hirsch een duidelijk en perfect redelijk argu-
ment gaf waarom we onmogelijk allemaal met onze
auto kunnen blijven rijden en waarom we moeten
breken met onze verslaving aan de auto. Alleen was
Hirsch zich daar zelf niet van bewust.’ 91
Beeld je in dat de lezers van dit boek elk jaar een
budget van één triljoen dollar zouden krijgen om
een programma voor mondiale energieverminde-
ring op te starten en uit te voeren. Wat zou er dan
niet allemaal gerealiseerd kunnen worden! De uit-
eenzetting van Hirsch was een gevaarlijke denkpiste
met even gevaarlijke uitgangspunten. Ik zou geen
afbreuk willen doen aan het Hirsch Report en aan
zijn werk op het vlak van uitputtingsvoorspellingen,
maar de adviezen die hij gaf in genoemde uiteen-
zetting kunnen, in de verkeerde handen, leiden tot
beleidskeuzes die eigenlijk op collectieve zelfmoord
neerkomen. Hetzelfde geldt in feite voor het oor-
spronkelijke Hirsch Report. Als je uitgangspunt is
dat de show koste wat kost verder moet gaan, dan
zul je zoeken naar eender welke strategie en techno-
logie die dat in theorie mogelijk zou kunnen maken.
Het noodplan zoals bepleit door Hirsch zou de niet
te stuiten opmars in de richting van de klimaatcha-
os zeer versnellen.
Zowel het Hirsch Report als het Stern Report,
zoals te zien in figuur 7, geeft de risico’s aan als je
deze twee problemen afzonderlijk bestudeert. Wan-
neer we echter piekolie en klimaatverandering be-
schouwen als onscheidbaar, dan moeten we onze
‘haalbare matigingsopties’ volledig herzien. En dan
moeten we ook toegeven dat business as usual on-
houdbaar is. Hoe de ‘haalbare matigingsopties’ er
zouden uitzien wanneer de twee samengebracht
worden, zal verder in dit boek behandeld worden.
Het Hirsch Report biedt ons alvast een klare kijk op
hoe het absoluut niet moet.
Het andere belangrijke aspect van het Hirsch
Report is de tijdsbepaling. Het rapport stelt dat we
een periode van ‘meer dan een decennium voor het
piekmoment’ nodig hebben om de economie op deze
se Republiek, waar stroomuitvallen vroeger de ar-
mere barrio’s troffen, maar nu ook naar rijke resi-
dentiële wijken zijn uitgedeid.87
Tot voor kort waren de rijkere landen in staat
om de kwestie van de olievoorraad wat op afstand
te houden dankzij een economische buffer, die hen
beschermde tegen stijgende prijzen, ook al was het
slechts tot op zekere hoogte. Het zag er in 2008
naar uit dat het omslagpunt binnen bereik kwam
toen snel stijgende olieprijzen bijdroegen aan een
van de ernstigste economische ineenstortingen van
de afgelopen honderd jaar. Piekolie en klimaatver-
andering moeten gezien worden als even dringende
redenen tot verandering.
De tegenstrijdigheden
in het Hirsch Report
Het Ministerie van Energiebeleid van de Verenig-
de Staten vroeg Robert Hirsch en zijn collega’s een
rapport op te stellen over interventiemaatregelen
tegen piekolie.88 Ze hadden amper kunnen vermoe-
den wat hen te wachten stond. Ook Hirsch zelf bleek
niet te beseffen welke richting het rapport zou uit-
gaan en wat hij uiteindelijk zou concluderen. Na het
rapport volgde een interview waarin hij mijmerde
over de conclusies van het rapport:
‘Ikzelf twijfel er niet aan dat olie zal pieken en dit
waarschijnlijk in de komende tien tot vijftien jaar.
Als de uitputting van de olie zo groot is als sommi-
ge mensen denken dat ze zou kunnen zijn, dan heb-
ben we een heel, heel ernstig probleem. Veel erger
dan het ergste wat we ons kunnen voorstellen. Dit
probleem is werkelijk beangstigend. Dit is niet ver-
gelijkbaar met enig ander probleem dat ik in mijn
leven heb meegemaakt. Hoe meer je erover na-
denkt en hoe meer je de cijfers analyseert, hoe on-
gemakkelijker iedere waarnemer zich erbij voelt.
Het is zo gemakkelijk alarmerend te klinken en
ik vrees dat een deel van wat ik zeg alarmerend zàl
klinken, maar het is overduidelijk dat niemand van
ons ooit eerder met zulke zware risico’s te maken
heeft gehad. De risico’s voor onze economieën en
onze beschaving zijn enorm en mensen willen het
niet horen. Ik wil daar niet over nadenken. Het
maakt me nerveus om daarover na te denken. En ik
moet zeggen dat het enige tijd duurde voordat ikzelf
hier wat van bekomen was en positief en opbou-
wend kon denken over deze kwestie. Het is een on-
gelooflijk moeilijk probleem, echt bar en boos.’ 89
‘Een ongelooflijk moeilijk probleem, echt bar en
boos,’ – duidelijk een man die geen blad voor de
mond neemt. Na ‘Hééélp’ is dit de beste manier om
de immense omvang van de uitdaging van piekolie
uit te drukken. Het Hirsch Report was dynamiet en
wordt door velen in de piekoliewereld gezien als een
sleutelstuk, het eerste ‘officiële’ document dat piek-
olie serieus nam. Maar het vraagt om een dieper
onderzoek aangezien het niet enkel een document
over piekolie is. Het biedt ook een verhelderend en
angstaanjagend inzicht in de antwoorden op de uit-
daging van piekolie die onze leiders zouden kunnen
geven om de lichten aan en de motoren draaiende
te houden. Wat ze zullen doen als we niets beters
kunnen bedenken.
De essentie van de problemen van het rapport
kan samengevat worden in de term: ‘haalbare ma-
tigingsopties’. Deze term komt voor in de vaak aan-
gehaalde paragraaf van de samenvatting:
‘Het pieken van de wereldoliewinning stelt de Ver-
enigde Staten en de rest van de wereld voor een on-
gekend probleem van risicomanagement. Naarmate
de piek dichterbij komt zullen de prijzen van vloei-
bare brandstof en de prijsgevoeligheid dramatisch
toenemen. Zonder tijdige matiging zullen de econo-
mische, sociale en politieke kosten ongekend hoog
zijn. Haalbare matigingsopties bestaan zowel voor
de vraag- als voor de aanbodzijde, maar om vol-
doende resultaat te hebben moeten ze meer dan een
decennium voor de piek geïntroduceerd worden.’
‘Piekolie en klimaatver-
andering zijn samen een
grotere bedreiging dan
apart. Onze grootste hoop is
dat we ze samen als geheel
leren begrijpen en leren om
te gaan met de problemen
die ze stellen. Piekolie en
klimaatverandering moeten
samengevoegd worden als
thema’s – een gemeenschap-
pelijke aanpak is nodig.
Als we op zoek zijn naar
antwoorden, de milieube-
weging heeft al sinds jaar
en dag goede maatregelen
voorgesteld. Piekolie biedt
een enorme kans om deze
oplossingen verder naar
voren te schuiven. Het niet
opnemen van een volledig
begrip van piekolie in de
oplossingen voor klimaat-
verandering zou een ramp-
zalige misser zijn.’
James Howard, Powerswitch.org.uk
De sleutelelementen uit
het Hirsch Report:
- hoewel de exacte datum
onzeker is, is piekolie zelf
onvermijdelijk;
- de economische gevolgen van
piekolie zullen ernstig zijn;
- piekolie is een uniek
probleem; zowel naar schaal
als aard is zoiets niet eerder
aan de hand geweest;
- het eerste en meest urgente
probleem zijn de vloeibare
brandstoffen, waarvoor het
moeilijkst vervanging te
vinden is;
- matigende maatregelen
zullen de nodige tijd vergen,
idealiter twintig jaar, op z’n
minst tien jaar;
- zowel vraag als aanbod moet
worden aangepakt;
- je voorbereiden op piekolie is
een uitdaging wat betreft risi-
comanagement;
- overheidsinterventie zal
nodig zijn, maar economische
ontreddering is niet onvermij-
delijk.
50H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
51E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E
Sinds het verschijnen van de Engelse editie van Het
Transitiehandboek hebben zich enorme en verrei-
kende veranderingen voorgedaan in de wereldeco-
nomie. Velen zien ze als het effect van het einde van
het tijdperk van goedkope olie, het onvermijdelij-
ke resultaat van de onmogelijkheid van een aan olie
verslaafde economie op wereldschaal om zich verder
te handhaven en meer in het bijzonder als het gevolg
van de piek in olieprijs van juli 2008, waarbij specu-
lanten de prijs opdreven tot 147 dollar per vat. Tegen
die prijs, en dat is overduidelijk, kan een wereldeco-
nomie zoals we die kennen niet functioneren.
Als we willen nagaan wat de wereldeconomie nu
precies overkomt, en meer bepaald ook hoe zich
dat verhoudt tot piekolie en klimaatverandering,
is het verstandig om ons af te vragen wat we zoal
voor vanzelfsprekend zijn gaan aannemen over die
economie. Kloppen deze aannames nog wel tegen
het licht van de gebeurtenissen van de voorbije
maanden? En, hebben ze eigenlijk ooit wel steek
gehouden? Wat zijn de vooronderstellingen over
de economie en het financiële systeem, en over de
hulpbronnen en rijkdommen, natuurlijke zowel als
culturele, waarop we onze beslissingen van de voor-
bije vijftig jaar gebaseerd hebben? Zijn ze nog ver-
dedigbaar? Chris Martenson, auteur van de Crash
Course, stelt het zo:
‘Het zit als volgt in elkaar. Er zijn een paar ge-
gevenheden. Zo weten we dat energie de bron is
van alle groei en complexiteit. We weten dat onze
energiereserve slinkt. We weten dat het tijdperk
van de goedkope olie voorbij is. En we weten dat
daarom de uitgaven aan olie een steeds groter aan-
deel zullen uitmaken in ons totale budget. Omwille
van deze gegevenheden lopen we een aantal risi-
co’s. Het risico dat ons exponentieel geldsysteem
ophoudt te functioneren in een wereld waarin de
energiereserve afneemt. Dat systeem is daar hele-
maal niet op gebouwd. En er is het risico dat onze
samenleving gedwongen zal zijn om minder com-
plex te worden. Dat is een zeer geladen uitspraak,
als je er even bij wil stilstaan.’
Chris Martenson: www.chrismartenson.com
In het kort zijn onze vooronderstellingen, totnog-
toe, de volgende:
• economieën kunnen eindeloos groeien, elk jaar
kunnen we meer verhandelen, meer geld verdie-
nen, meer goederen produceren en consumeren
en meer consumenten bereiken aan wie we die
goederen kwijt kunnen;
• deze eindeloze economische groei en de grond-
stoffen om steeds meer goederen te produceren
zullen altijd goedkoop beschikbaar zijn; hetzelf-
de geldt voor de energie die nodig is om ze te
maken;
• we zullen altijd toegang hebben tot goedkoop kre-
diet en we kunnen lenen van de toekomst omdat
we van de veronderstelling uitgaan dat de toe-
komst rijker zal zijn, technologisch meer onder-
legd en meer in staat om schulden af te betalen
dan het heden;
transitie voor te bereiden, bij voorkeur zelfs een pe-
riode van twintig jaar. Ook al geeft dit een ontnuch-
terende kijk op de reikwijdte van de uitdaging, toch
denk ik dat wanneer een samenleving eenmaal be-
slist om te veranderen, het heel vlug kan gaan. Les-
ter Brown haalt het voorbeeld aan van hoe de eco-
nomie van de Verenigde Staten zichzelf helemaal
heroriënteerde in het begin van de Tweede Wereld-
oorlog. President Roosevelt, die een ambitieuze wa-
penproductie beoogde, zei: ‘Laat niemand zeggen
dat het niet mogelijk is.’ De grootste productiegroei
was in 1942, toen men de productie en verkoop van
particuliere wagens opschortte, de bouw van huizen
en wegen stopzette, en autorijden om niet belang-
rijke redenen verbood. Brown schrijft:
‘In 1941 produceerde de automobielsector bijna
4 miljoen auto’s, en één jaar later waren dit 24.000
tanks en 17.000 pantserwagens, en slechts 223.000
auto’s, waarvan de meeste nog in het begin van dat
jaar vervaardigd werden, nog voor de omschake-
ling begon. In feite werd de automobielsector tus-
sen 1942 en eind 1944 gesloten. In 1940 bouwden
de Verenigde Staten ongeveer 4.000 vliegtuigen.
In 1942 waren dat er 48.000. Tegen het einde van
de oorlog waren er meer dan 5.000 schepen toe-
gevoegd aan de 1.000 waaruit de handelsvloot be-
stond in 1939.’ 92
Als een samenleving beslist om met haar volle
gewicht achter verandering te gaan staan, kunnen
de dingen heel snel gaan. Een aantal relatief kleine
veranderingen in de wetgeving kunnen het proces
aanzienlijk versnellen. Zo zou men bijvoorbeeld de
bevolking meer geld kunnen geven voor kleinscha-
lige energie-opwekking dan wat ze betalen aan de
grote maatschappijen, of een koolstofrantsoenering
kunnen invoeren, of een andere planning (bijvoor-
beeld lokale landbouw en woongemeenschappen)
kunnen promoten. Terwijl bepaalde veranderingen
vanuit nationaal niveau moeten gebeuren, kan veel
van de stootkracht en de druk, en een heel spectrum
van projecten die in aanmerking komen voor goed-
keuring of steun van de overheid, van het lokale ni-
veau komen. Mensen moeten hunkeren naar deze
veranderingen en ze als iets oneindig veel aantrek-
kelijkers zien dan wat we nu hebben.
Piekolie mag dan een cruciaal inzicht zijn in wat
ons te wachten staat, het is ook van groot belang
aandacht te hebben voor enkele wansmakelijke
voorstellen die heimelijk door de achterdeur bin-
nenglippen. Zoals klimaatverandering soms wordt
aangegrepen als rechtvaardiging voor nog meer
kernenergie, of voor de illusie van een waterstof-
economie, zo kan piekolie (zoals het Hirsch Report
treffend illustreert) gebruikt worden om in paniek
te grijpen naar nog meer vloeibare brandstoffen uit
eender welke bron die we te pakken kunnen krijgen.
Sommigen beweren dat dit een Gouden Eeuw van
de steenkool zal inluiden. Het is belangrijk om hier-
voor waakzaam te blijven. Zoals we in Deel Twee
zullen zien, is dit een crisis die veel meer omvat dan
de inhoud van onze benzinetank.
De les uit het Hirsch Report is dat we in de voor-
gestelde oplossingen voor klimaatverandering en
piekolie, altijd zeker moeten weten dat we de juiste
vragen stellen. De vraag is niet: hoe kunnen we alles
aan de gang houden zoals het is? We zouden eerder
de vraag moeten stellen hoe we kunnen leren leven
met realistische energiebeperkingen? In plaats van
eerst ons actieplan op te stellen en dan de bijbeho-
rende energieopties te kiezen, moeten we beginnen
onze keuzes te baseren op de juiste vragen over de
beschikbare energie voor onze plannen.
Het Hirsch Report stelt niet de juiste vragen.
Wanneer we nadenken over oplossingen, moeten
we van meet af aan zowel klimaatverandering als
piekolie aanpakken. De ‘haalbare matigingsopties’
die we voorstellen zullen volledig afhangen van de
aard van de gestelde vragen. Hopelijk is de ana-
lyse van dit Hirsch Report nuttig geweest om aan
te tonen waarom het afzonderlijk bestuderen van
piekolie of klimaatverandering zowel nutteloos als
potentieel gevaarlijk is.
‘Dames en heren, ik heb de
oplossing. Het mag ongeloof-
lijk klinken, maar ik heb de
ultieme technologie gevonden
om ons van een gierende
klimaatverandering te redden.
Uit liefde vertel ik u gratis wat
het is. Geen patent, geen kleine
lettertjes, geen trucs. Deze
technologie, een totaal nieuwe
vorm van koolstofafvangst en
-opslag, is onder wetenschap-
pers al het gesprek van de dag.
Het is goedkoop, efficiënt en
klaar voor gebruik. Het heet...
laat de brandstoffen in de
bodem.’
George Monbiot, ‘Rigged’, The Guardian (de volledige vertaling staat op www.hitte.nu) 11 december 2007
Economieën in transitie
Geld heeft groei nodig en groei heeft
energie nodig
De stroom waar we tegenop
roeien is eigenlijk ons eigen
geldsysteem.
Bernard Lietaer
Het kaartenhuis valt in elkaar.
Misschien, door miljarden te
spenderen om het voor consu-
menten mogelijk te maken om
steeds meer rommel op krediet
te kopen – rommel die ze niet
nodig hebben, en die komt van
de vernietiging van de Aarde
– kunnen we nog enkele jaren
groei persen uit een reeds
uitgeputte Aarde. Maar nu,
of straks, valt dit ecologisch
verschrikkelijke economische
systeem in elkaar.
Glen Barry
* Geschreven door Ben Brangwyn, Peter Lipman en Rob Hopkins
*
52H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
53E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E
• het Verenigd Koninkrijk kan gewoon overscha-
kelen van een samenleving met een diverse en
veerkrachtige landbouw en gestoeld op het ver-
vaardigen van dingen naar een economie geba-
seerd op diensten en kennis, of – zoals komiek
David Mitchell het verwoordt – van ‘beltonen en
espresso’s’;
• de waarde van onze huizen zal op lange termijn
toenemen en we kunnen ze dan ook gebruiken
als geldautomaten, en dus: hoe meer huizen we
bouwen, hoe meer mensen grote sommen geld
kunnen lenen, voor altijd;
• op de één of andere manier zal die extra econo-
mische groei en ‘vooruitgang’ ons florerende ge-
meenschappen en een goed leven opleveren; het
enige aannemelijke alternatief dat we daar im-
mers voor kunnen bedenken is armoede, werk-
loosheid en de teloorgang van gezag en orde.
Het is overduidelijk, deze vooronderstellingen zijn
ondertussen hoogst twijfelachtig.
Dat economische groei iets is dat altijd kan blijven
doorgaan, gaat al vele jaren door voor een onaan-
vechtbaar dogma; de idee opperen dat economische
groei niet langer houdbaar is in een wereld met min-
der energie stond gelijk met ketterij – volgens som-
migen was dit deels geworteld in de opvatting dat
de bevolking lichamelijk en geestelijk bezig moest
gehouden worden om de orde in de samenleving
te bewaren. Meer en meer mensen echter beginnen
deze orthodoxie openlijk in vraag te stellen. Profes-
sor Tim Jackson zei onlangs ter gelegenheid van de
publicatie van het baanbrekende rapport Prosperity
Without Growth? van de Sustainable Development
Commission:
‘Groei in vraag stellen wordt misschien gezien als
het werk van gekken, idealisten en revolutionairen,
maar de groei moet in vraag gesteld worden. De
mythe van de groei is onhoudbaar gebleken. Ze is
grandioos tekortgeschoten in wat ze zelf beweerde
te zullen doen: economische stabiliteit garanderen
en het levensonderhoud van mensen veilig stellen.’
Het rapport besluit: ‘Het verengde najagen van
groei is niets minder dan een verschrikkelijke ver-
minking van het algemeen welzijn en van onder-
liggende menselijke waarden. De markt is niet on-
deruit gehaald door criminele individuen of door
de toegeknepen ogen van incompetente mensen die
erop moesten toezien. De markt is onderuit gehaald
door de groei zelf.’
Wat is geld, en waar komt het vandaan? In 1920 zei
Josiah Stamp, voorzitter van de Bank of England en
tweede rijkste man in het Verenigd Koninkrijk:
‘Het moderne banksysteem produceert geld uit
het niets. Dat is misschien wel de meest verbazing-
wekkende goocheltoer die ooit werd bedacht. Het
banksysteem werd verwekt in onrechtvaardigheid
en in zonde geboren… Als je gewoon verder slaaf
wilt zijn van de bankiers en er bovendien zelf de
prijs voor wilt betalen, laat de bankiers dan ge-
woon verder geld maken en krediet beheren.’
Eigenlijk wordt, in moderne Westerse economieën,
meer en meer geld in het financiële systeem gecre-
eerd op het moment dat het simpelweg uitgeleend
wordt door een brede waaier van instellingen, en
dat zijn niet alleen banken. Als je meubelen koopt
op krediet, dan wordt er geld gecreëerd. Wat be-
tekent dat? Heel eenvoudig: er komt meer geld in
het systeem dat gebruikt kan worden om dingen te
kopen. En de meeste van die dingen moeten ergens,
op de één of andere manier, van iets gemaakt wor-
den. Of het nu om zaken gaat in de bedrijfswereld,
een persoonlijke lening of een hypotheek, hetzelfde
principe werkt overal. Wie geld uitleent gaat ervan
uit dat de grote meerderheid van de consumenten –
om hun leningen met rente af te betalen – het geld
zullen gebruiken om meer rijkdom te creëren dan
ze aanvankelijk hadden. En men gaat ervan uit dat
als iets mis gaat, er beslag kan gelegd worden op de
De lege huls van Lehman
Op 15 september 2008 ging de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers faillet. De cura-tor van de Nederlandse financieringsvennoot-schap van Lehman Brothers is de advocaat Rutger Schimmelpenninck. Wat trof hij aan?
‘Lehman hield zich hoofdzakelijk bezig met het uitgeven van notes. Dat zijn effecten waarmee beleggers speculeerden op aller-hande producten: van Shell tot een hedge-fund en van goud tot olie. Eigenlijk zijn deze notes gewoon obligaties. Het rendement is afhankelijk van de koersontwikkeling van de verbonden financiële waarden; bijvoorbeeld het aandeel Shell of de olieprijs.We hebben op dit moment 4.500 verschil-lende notes geïdentificeerd. Van de Europese Stoxx tot het aandeel Koninklijke Shell, tot koper en graan. Op zo’n beetje ieder denk-baar product kon je bij Lehman speculeren. Zelfs op het weer. Nee, dat is geen grap.Er is een ongekend grote schuld. Tegenover iedere dollar bezit is er vijfduizend dollar schuld. Wat mij heeft verrast is dat ik in de in-boedel geen aandeel of obligatie heb gevon-den. Misschien denk ik ouderwets maar als ik een prospectus lees over een product dat is verbonden aan Shell, dan verwacht ik dat er aandelen van dat bedrijf onderliggen. Dat is echter niet het geval.’
NRC Handelsblad 2 november 2008
De volle wereld van Daly
‘Wij zijn in één mensenleeftijd overgegaan van een wereld die relatief vrij was van ons en onze spullen, naar een wereld die relatief vol is van ons en onze spullen: driemaal zo-veel mensen en vele malen meer auto’s, hui-zen, vee, ijskasten, tv’s enzovoort. Naarmate we natuurlijk kapitaal omzetten in mensen-spul, wordt het eerste schaarser en ‘mense-lijk kapitaal’ (manmade capital) overvloedi-ger. Dit is een omkering van het traditionele schaarstepatroon. De omkering wordt nog bevorderd doordat menselijk kapitaal vaak privébezit is, terwijl natuurlijk kapitaal veel-vuldig gemeenschapsgoed is waartoe iederen zomaar toegang heeft. In de oude lege we-reldeconomie was menselijk kapitaal de be-perkende factor. De beschikbaarheid van vis-sersboten bepaalde de vangst. In de nieuwe volle wereld is het overgebleven natuurlijk kapitaal de beperkende factor. De overge-bleven vis bepaalt de vangst. We blijven in-vesteren in menselijk kapitaal in plaats van in het herstel van natuurlijk kapitaal. Zo put-ten we het natuurlijk kapitaal verder uit. Zo doet groei de ‘helvaart’ sneller groeien dan de welvaart.
Herman Daly, Climate policy: from ‘know how’ to ‘do now’, www.climatepolicy.org
Terwijl het slechte nieuws blijft
binnenstromen van klimaat-
wetenschappers, oliegeo-
logen en economen, groeit het
bewustzijn dat de beslissingen
die we zullen nemen in de
eerstvolgende paar jaar zullen
bepalen hoe de wereld er zal
uitzien voor de volgende gene-
raties, misschien zelfs voor de
volgende millennia. Dit histo-
risch moment van transitie is
een kostbare gelegenheid en er
is weinig tijd; we hebben alle-
maal een idee van wat er op
het spel staat en wat er kan
gebeuren als de samenleving
haar weg gewoon vervolgt.
Post Carbon Institute Manifesto
Wie denkt dat exponentiële
groei aldoor kan blijven duren,
is ofwel een krankzinnige ofwel
een economist.
Kenneth Boulding, econoom
Er is geen andere rijkdom
dan het leven zelf.
John Ruskin, econoom
54H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
55E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E
Chris Martenson verwoordt het opnieuw treffend in
zijn Crash Course:
‘Onze economie moet groeien om een geldsy-
steem te ondersteunen dat groei nodig heeft, maar
ze wordt begrensd door een energiesysteem dat
niet kan groeien, en beide hangen vast aan een na-
tuurlijke omgeving die in snel tempo leeggehaald
wordt.’
Het Transitie-model gaat ervan uit dat herlokalise-
ren van leven en werk nodig is omwille van het einde
van goedkope brandstoffen voor voedselproductie,
transport en energieopwekking, terwijl vandaag zo
goed als iedereen deel uitmaakt van een geglobali-
seerd economisch systeem dat cruciaal afhankelijk
is van invoer. Politici en zakenmensen hebben zich
de laatste tijd gedistantieerd van de ergste uitwas-
sen van de nauwelijks gereguleerde financiële acti-
viteiten, maar of het nu gaat om krediet-, energie- of
klimaatcrisis, de grootste crisis ooit van de werk-
gelegenheid ontvouwt zich nu, over internationale
grenzen heen.
Fantasieën over hoeveel rijkdom we hebben, in-
dividueel of als natiestaten, moedigen ons aan om
massaal meer uit te geven dan we hebben en schaar-
se grond- of brandstoffen, zoals olie, te over-ex-
ploiteren. Het doet ons ook geloven dat het beste
antwoord om de huidige financiële moeilijkheden
het hoofd te bieden, erin bestaat er geld tegenaan
te gooien. De financiële reddingsoperatie van de
bank- en automobielsector door de Britse overheid
illustreert deze misplaatste opvatting: het geloof dat
de manier van denken die ons in de problemen ge-
bracht heeft, ons er ook uit kan halen. Terwijl de
prijs van voeding, huisvesting en openbare diensten
gestegen is, is er voor de armsten heel vaak te weinig
bezittingen van de klant (een huis, grond, auto, …)
om de waarde te recupereren van de lening, plus de
interest en de kosten.
Het is belangrijk om te verstaan dat de relatie
tussen wie uitleent en wie ontleent niet op gelijk-
heid berust. Toenemende ongelijkheid en onrecht-
vaardigheid is een belangrijke motor in de zeepbel
van het consumentisme. Studies van MonNeta, een
denktank over geld, tonen dat zelfs in Duitsland,
één van de weinige landen in de wereld met histo-
risch gezien een positieve betalingsbalans, 80 pro-
cent van de bevolking jaarlijks tweemaal zoveel geld
betalen aan interesten als ze uit investeringen ont-
vangen. Van de rest van de bevolking is 10 procent
in balans, en zijn de overige 10 procent netto-ont-
vangers (die de interesten van de 80 procent net-
to-betalers opstrijken). In 2004 betaalden deze 80
procent samen 1 miljard euro, per dag, aan de 10
procent in de top. In het Verenigd Koninkrijk lig-
gen de cijfers zelfs nog hoger door de gemiddeld
zwaardere hypotheekschuld. De fortuinlijke kleine
groep, waar een gigantisch geldoverschot accumu-
leert, gaat dan op zoek naar altijd meer mensen aan
wie ze hun geld kunnen uitlenen, wat het hele sy-
steem nog meer doet aanzwellen.
Zoals de recente kredietcrisis heeft aangetoond,
is dit een riskant gokspel dat nog extra gevaarlijk
wordt als wie uitleent helemaal geen betrokken-
heid heeft met de mensen en organisaties die het
geld ontlenen, of inzicht heeft in waar schulden en
waardepapieren verhandeld worden op internatio-
nale markten. Dat gevaar wordt nog vergroot door-
dat het geld los is gaan zweven van elke band met
de tastbare werkelijkheid. Dat gebeurde op het mo-
ment dat Nixon in 1971 de Amerikaanse dollar, de
reservevaluta van de wereld, loskoppelde van de
goudstandaard. Voor steeds meer transacties is van-
daag geen vertrouwen nodig op persoonlijk niveau
en worden geen menselijke relaties opgebouwd. Het
geld dat voortdurend uitgewisseld wordt, lekt weg
uit de gemeenschap waarbinnen het gespendeerd
wordt. Het heropbouwen van het vertrouwen tus-
sen mensen en bedrijven in de toekomst wordt dan
ook een centraal gegeven in geherlokaliseerde eco-
nomieën.
De afhankelijkheid van groei in de economie
vormt nog een ander fundamenteel probleem dat
net met de kern van het creëren van duurzame ge-
meenschappen te maken heeft. Als iedereen geld
leent en dus ook wettelijk verplicht is dat geld met
rente terug te betalen, dan moet de economie in zijn
totaliteit ook verder gaan met groeien om die te-
rugbetaling mogelijk te maken. Anders begint het
systeem vervaarlijke barsten te vertonen – iets wat
we in de huidige financiële crisis merken. Maar eco-
nomische groei hangt historisch gezien heel nauw
samen met verhoogd energiegebruik. In feite heeft
een op fossiele brandstoffen gebaseerde ontwikke-
ling de economie grondig veranderd: weg van pro-
ductie gebaseerd op handenarbeid en landgebruik
naar een economie in hoofdzaak gebaseerd op de
snelheid van energiestromen en daarmee samen-
hangend eigenaarschap van technologie en infor-
matie. Economische modellen die het goed deden
in de weg naar boven – de eerste helft van het ener-
gietijdperk – zullen compleet ongeschikt blijken om
de energie-afdaling te maken in de tweede helft van
het energietijdperk.
Dit verband tussen economische activiteit en
energie lijkt misschien minder vanzelfsprekend
voor landen als het Verenigd Koninkrijk waar de
productiebasis achteruit is gegaan, maar de ver-
hoogde hoeveelheid energie (en CO2-uitstoot) die
onze levensstijl vereist, wordt gewoon verplaatst
naar andere landen die onze goederen voor ons
produceren. China is daarvan een voor de hand lig-
gend voorbeeld. Het financiële systeem dat we met
zijn allen gebruiken sluit ons op in een steeds gro-
ter wordende afhankelijkheid van betaalbare ener-
gie. En die energie, zoals we zagen, is net heel erg
problematisch en onzeker geworden.
Het probleem is dat we in een
wereld leven die geld met echte
rijkdom verwart, die geld en
wat je op de bank hebt neemt
voor diepe en blijvende mense-
lijke waarden.
David Boyle
Terwijl de 20ste eeuw er één
was van de grootste en snelste
expansie in schaal, bereik en
complexiteit van menselijke
samenlevingen, is het moei-
lijk om tot een andere conclusie
te komen dan dat de 21ste er
een zal zijn van inkrimping
en vereenvoudiging. De enige
echte vraag is of gemeen-
schappen of samenlevingen
dat op een intelligente en over-
dachte manier zullen doen, of
op een ongecontroleerde, chao-
tische manier.
Richard Heinberg
De omslagillustratie door Jennifer Johnson van het nieuwe boek The Transition Timeline, geschreven door Shaun Chamberlin, toont het Transitie-pad voor de komende twintig jaar.
56H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
57
geld beschikbaar. Waar we nu mee geconfronteerd
worden, is een ineenstorting van banken en nationa-
le munten. Iedereen zal de stijgende kosten voelen
van producten gaande van voedsel, over brandstof
tot diensten. En dat wordt een moeilijke test.
De plotse verlamming van een groei-afhankelij-
ke en op schulden gebaseerde verbruikerseconomie
heeft het financiële systeem uitgehold. Wat zullen,
met piekolie en klimaatverandering in het kielzog
van de kredietcrisis, de gevolgen zijn voor miljoe-
nen mensen die in grote winkelcentra werken en
in een gigantische reeks diensten die ontstaan zijn
rond onduurzame consumptie? Wat sommige piek-
olie-analisten heeft verbaasd, is dat de wereld de
piek in de vraag heeft bereikt nog voor de piek in het
aanbod plaats vond. De impact van de hoge olieprij-
zen van juli 2008 was van die aard dat de vraag er-
naar wereldwijd niet anders kon dan dalen. Op vele
plaatsen in de wereld is de eens zo bloeiende bouw-
sector tot stilstand gekomen en meer onduurzame
projecten om die zaak overeind te houden is niet
het goede antwoord, zelfs niet indien het mogelijk
was. Hoe erg wordt het waarschijnlijk? Daar heb-
ben we alleen het raden naar, maar in de tussentijd
kunnen mensen en bedrijven in transitie de kaarten
uittekenen voor een meer veerkrachtige, lokale en
genetwerkte economie van de toekomst. De kunst
zal erin bestaan bedrijfsmodellen te ontwikkelen die
het niet alleen in het huidige paradigma doen, maar
die ook zullen gedijen in een paradigma dat haast
onvoorstelbaar anders zal zijn.
Gezien nationale overheden totnogtoe verknocht
lijken te zijn aan het geloof dat fiscale stimuli zullen
werken – dat wil zeggen geld tegen een probleem
aangooien en hopen dat het probleem verdwijnt –
zijn het de mensen op een meer lokaal niveau die
een start zullen moeten nemen met het bedenken
van hun eigen antwoorden en oplossingen. Hoe de
economische inkrimping zal gebeuren in specifie-
ke regio’s, steden en dorpen, wordt best overwo-
gen door de mensen en gemeenschappen zelf die
erdoor geraakt worden. Kunnen wij bijdragen aan
het ontwikkelen van een nieuwe manier van eco-
nomisch denken die rechtvaardigheid, ecologische
duurzaamheid en menselijk welzijn als belangrijk-
ste doelen heeft? Dat zou meer regionale en loka-
le bedrijven kunnen betekenen die focussen op de
natuurlijke sterktes van de regio. Waar kunnen ge-
meenschappen de investeringsmogelijkheden vin-
den om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die
relevant zullen zijn in een toekomst zonder fossie-
le brandstoffen? Terwijl veel ondernemers kampen
met de realiteiten van kredietcrisis en piekolie, wat
worden dan de soorten bedrijven in de regio die het
goed zullen doen?
Op het macroniveau is er al degelijk ideeëngoed
om die aanpak te onderbouwen. Werk van Peter
Victor in Managing Without Growth toont dat zelfs
nu al een breed economisch beleid specifiek gericht
op het creëren van welzijn voor mensen in Canada
erin slaagt meer werkgelegenheid te scheppen even-
als gezondheidszorg voor iedereen, terwijl tegelij-
kertijd de wereld meer intact achtergelaten wordt
voor de volgende generatie. Victor besluit echter dat
dit op dit moment politiek onmogelijk zou zijn, ten-
zij het komt uit een grass roots-beweging. Herman
Daly’s werk over een steady-state economie is erop
gericht om een rechtvaardige kwalitatieve economi-
sche ontwikkeling te maximaliseren en tegemoet te
komen aan de echte noden van mensen en van de
planeet, in tegenstelling tot het huidige patroon dat
neerkomt op het maximaliseren van kwantitatieve
economische groei via het creëren van wensen en
koopwaar. Transitie-initiatieven kunnen aantonen
hoe zo’n samenleving zou kunnen werken en hoe
het aanvoelt te leven op mensenmaat. Zij vormen
de bottom up-ondersteuning en het levende bewijs
voor het werk van visionairen als Daly en tonen op
het lokale niveau de kracht en weerbaarheid van de
alternatieven die we nu kunnen beginnen bouwen.
maart 2009
Ik had eens een gesprek met
een oudere man in een café
en ik dacht dat het over piek-
olie ging. Ik vertelde hem hoe
ik het zag en hij onderbrak me
af en toe met wat argeloze op-
merkingen, dus ik dacht dat
de conversatie naar iets inte-
ressants zou leiden. Maar op
het einde zei hij als een soort
afsluiter tegen me: ‘Ja, ik heb
het ooit op een tafel gebruikt,
’t gaf een mooi resultaat’. Ik
hoop, nu je tot hier in dit boek geraakt bent, dat je
– in tegenstelling tot mijn oudere vriend – al door
hebt wat de aard is van de uitdagingen die ons te
wachten staan. Je zult al wel begrepen hebben dat
ons leven, dat gebaseerd is op fossiele energie, een
radicale wijziging zal ondergaan, of we dat nu willen
of niet. Wat je je waarschijnlijk wel zult afvragen, is
hoe dat leven er uit zou kunnen zien op het einde
van dat omschakelingsproces.
Welke oplossingsscenario’s
zijn er?
Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe de twee-
lingcrisis van piekolie en klimaatverandering zich
zal ontvouwen – niemand weet het. Ik ken niet de
exacte datum dat de olie piekt, niemand kent die. Ik
weet ook niet of, en zo ja wanneer, we de klimaat-
drempel van 2ºC zullen overschrijden, en wat er zal
gebeuren wanneer het zo ver is.
Waar ik wel zeker van ben is dat we buitenge-
woon grote veranderingen zullen zien in alle as-
pecten van ons leven. We zullen buitengewone ver-
anderingen móeten doormaken indien we onze
samenleving uit de afhankelijkheid van goedkope
olie willen halen en wel op zo’n manier dat we onze
sociale en ecologische samenhang en stabiliteit kun-
nen behouden en kunnen leven in een wereld met
een relatief stabiel klimaat. Vooruitkijkend hebben
al veel mensen verschillende scenario’s uitgedok-
terd over wat de toekomst in petto heeft. Ik heb me-
zelf door meerdere van die scenario’s heen gewor-
steld om inzicht te verwerven in hoe het leven na de
piek eruit zou kunnen zien.
Eerst heb ik voor figuur 8 een poging gedaan deze
scenario’s in volgorde zetten, met aan het ene eind
de scenario’s waarin technologie gezien wordt als
de oplossing voor elk probleem dat zich kan voor-
doen, en aan de andere eind de scenario’s waarin
de technologie geen plaats heeft en de fragmentatie
en decentralisatie van de samenleving onvermijde-
lijk lijkt. Ik dacht dat dit spectrum lineair zou zijn,
maar in feite leiden beide extremen in hun uitein-
delijke logica tot ondergang – wat David Holmgren
het ‘Atlantis scenario’ noemt – waarin de samenle-
ving implodeert en desintegreert.1
Het zicht vanaf de bergtop Hoofdstuk 2
‘Men ontdekt geen nieuw land
zonder bereid te zijn de kust
voor zeer lange tijd uit het zicht
te verliezen.’
André Gide
Het goede nieuws: de veran-
deringen die we nodig hebben
om de totale ineenstorting
te vermijden, zijn precies die
dingen die we moeten doen om
de wereld te creëren waar we
samen van dromen.
David Korten
56H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
57
geld beschikbaar. Waar we nu mee geconfronteerd
worden, is een ineenstorting van banken en nationa-
le munten. Iedereen zal de stijgende kosten voelen
van producten gaande van voedsel, over brandstof
tot diensten. En dat wordt een moeilijke test.
De plotse verlamming van een groei-afhankelij-
ke en op schulden gebaseerde verbruikerseconomie
heeft het financiële systeem uitgehold. Wat zullen,
met piekolie en klimaatverandering in het kielzog
van de kredietcrisis, de gevolgen zijn voor miljoe-
nen mensen die in grote winkelcentra werken en
in een gigantische reeks diensten die ontstaan zijn
rond onduurzame consumptie? Wat sommige piek-
olie-analisten heeft verbaasd, is dat de wereld de
piek in de vraag heeft bereikt nog voor de piek in het
aanbod plaats vond. De impact van de hoge olieprij-
zen van juli 2008 was van die aard dat de vraag er-
naar wereldwijd niet anders kon dan dalen. Op vele
plaatsen in de wereld is de eens zo bloeiende bouw-
sector tot stilstand gekomen en meer onduurzame
projecten om die zaak overeind te houden is niet
het goede antwoord, zelfs niet indien het mogelijk
was. Hoe erg wordt het waarschijnlijk? Daar heb-
ben we alleen het raden naar, maar in de tussentijd
kunnen mensen en bedrijven in transitie de kaarten
uittekenen voor een meer veerkrachtige, lokale en
genetwerkte economie van de toekomst. De kunst
zal erin bestaan bedrijfsmodellen te ontwikkelen die
het niet alleen in het huidige paradigma doen, maar
die ook zullen gedijen in een paradigma dat haast
onvoorstelbaar anders zal zijn.
Gezien nationale overheden totnogtoe verknocht
lijken te zijn aan het geloof dat fiscale stimuli zullen
werken – dat wil zeggen geld tegen een probleem
aangooien en hopen dat het probleem verdwijnt –
zijn het de mensen op een meer lokaal niveau die
een start zullen moeten nemen met het bedenken
van hun eigen antwoorden en oplossingen. Hoe de
economische inkrimping zal gebeuren in specifie-
ke regio’s, steden en dorpen, wordt best overwo-
gen door de mensen en gemeenschappen zelf die
erdoor geraakt worden. Kunnen wij bijdragen aan
het ontwikkelen van een nieuwe manier van eco-
nomisch denken die rechtvaardigheid, ecologische
duurzaamheid en menselijk welzijn als belangrijk-
ste doelen heeft? Dat zou meer regionale en loka-
le bedrijven kunnen betekenen die focussen op de
natuurlijke sterktes van de regio. Waar kunnen ge-
meenschappen de investeringsmogelijkheden vin-
den om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die
relevant zullen zijn in een toekomst zonder fossie-
le brandstoffen? Terwijl veel ondernemers kampen
met de realiteiten van kredietcrisis en piekolie, wat
worden dan de soorten bedrijven in de regio die het
goed zullen doen?
Op het macroniveau is er al degelijk ideeëngoed
om die aanpak te onderbouwen. Werk van Peter
Victor in Managing Without Growth toont dat zelfs
nu al een breed economisch beleid specifiek gericht
op het creëren van welzijn voor mensen in Canada
erin slaagt meer werkgelegenheid te scheppen even-
als gezondheidszorg voor iedereen, terwijl tegelij-
kertijd de wereld meer intact achtergelaten wordt
voor de volgende generatie. Victor besluit echter dat
dit op dit moment politiek onmogelijk zou zijn, ten-
zij het komt uit een grass roots-beweging. Herman
Daly’s werk over een steady-state economie is erop
gericht om een rechtvaardige kwalitatieve economi-
sche ontwikkeling te maximaliseren en tegemoet te
komen aan de echte noden van mensen en van de
planeet, in tegenstelling tot het huidige patroon dat
neerkomt op het maximaliseren van kwantitatieve
economische groei via het creëren van wensen en
koopwaar. Transitie-initiatieven kunnen aantonen
hoe zo’n samenleving zou kunnen werken en hoe
het aanvoelt te leven op mensenmaat. Zij vormen
de bottom up-ondersteuning en het levende bewijs
voor het werk van visionairen als Daly en tonen op
het lokale niveau de kracht en weerbaarheid van de
alternatieven die we nu kunnen beginnen bouwen.
maart 2009
Ik had eens een gesprek met
een oudere man in een café
en ik dacht dat het over piek-
olie ging. Ik vertelde hem hoe
ik het zag en hij onderbrak me
af en toe met wat argeloze op-
merkingen, dus ik dacht dat
de conversatie naar iets inte-
ressants zou leiden. Maar op
het einde zei hij als een soort
afsluiter tegen me: ‘Ja, ik heb
het ooit op een tafel gebruikt,
’t gaf een mooi resultaat’. Ik
hoop, nu je tot hier in dit boek geraakt bent, dat je
– in tegenstelling tot mijn oudere vriend – al door
hebt wat de aard is van de uitdagingen die ons te
wachten staan. Je zult al wel begrepen hebben dat
ons leven, dat gebaseerd is op fossiele energie, een
radicale wijziging zal ondergaan, of we dat nu willen
of niet. Wat je je waarschijnlijk wel zult afvragen, is
hoe dat leven er uit zou kunnen zien op het einde
van dat omschakelingsproces.
Welke oplossingsscenario’s
zijn er?
Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe de twee-
lingcrisis van piekolie en klimaatverandering zich
zal ontvouwen – niemand weet het. Ik ken niet de
exacte datum dat de olie piekt, niemand kent die. Ik
weet ook niet of, en zo ja wanneer, we de klimaat-
drempel van 2ºC zullen overschrijden, en wat er zal
gebeuren wanneer het zo ver is.
Waar ik wel zeker van ben is dat we buitenge-
woon grote veranderingen zullen zien in alle as-
pecten van ons leven. We zullen buitengewone ver-
anderingen móeten doormaken indien we onze
samenleving uit de afhankelijkheid van goedkope
olie willen halen en wel op zo’n manier dat we onze
sociale en ecologische samenhang en stabiliteit kun-
nen behouden en kunnen leven in een wereld met
een relatief stabiel klimaat. Vooruitkijkend hebben
al veel mensen verschillende scenario’s uitgedok-
terd over wat de toekomst in petto heeft. Ik heb me-
zelf door meerdere van die scenario’s heen gewor-
steld om inzicht te verwerven in hoe het leven na de
piek eruit zou kunnen zien.
Eerst heb ik voor figuur 8 een poging gedaan deze
scenario’s in volgorde zetten, met aan het ene eind
de scenario’s waarin technologie gezien wordt als
de oplossing voor elk probleem dat zich kan voor-
doen, en aan de andere eind de scenario’s waarin
de technologie geen plaats heeft en de fragmentatie
en decentralisatie van de samenleving onvermijde-
lijk lijkt. Ik dacht dat dit spectrum lineair zou zijn,
maar in feite leiden beide extremen in hun uitein-
delijke logica tot ondergang – wat David Holmgren
het ‘Atlantis scenario’ noemt – waarin de samenle-
ving implodeert en desintegreert.1
Het zicht vanaf de bergtop Hoofdstuk 2
‘Men ontdekt geen nieuw land
zonder bereid te zijn de kust
voor zeer lange tijd uit het zicht
te verliezen.’
André Gide
Het goede nieuws: de veran-
deringen die we nodig hebben
om de totale ineenstorting
te vermijden, zijn precies die
dingen die we moeten doen om
de wereld te creëren waar we
samen van dromen.
David Korten
58H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
59H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P
8) Waaier van post-piekscenario’s 3
Stedelijke kolonies (Foresight)Een toekomst van compacte duurzame steden met energie-efficiënte openbare vervoersystemen, meer afgezonderde landelijke gebieden en verminderde consumptie.
Conventionele werelden (Gallopin)Dit scenario is in wezen business as usual, niet wezenlijk anders dan vandaag.
Business as usual (Feasta) Plaatst piekolie in 2030 met een overheid die niets doet om zich daarop voor te bereiden.
Wachten op het Wonderdrankje (Heinberg)Een nieuwe energiebron, even overvloedig en veelzijdig als aardolie wordt ontwikkeld zoals koude kernfusie of de mythologische ‘free energy’.
Voortdurende beweging (Foresight)Een hoogtechnologische waterstofeconomie met nul uitstoot, veronderstelt dat de globalisering overeind blijft, met een grote vraag naar reizen.
Techno-explosie (Holmgren)Technologie lost al onze huidige problemen op en resulteert in een wereld met vakanties op de maan, onbeperkte koude kernfusie, enz.
De laatste mens (Heinberg)Beschrijft een scenario waarbij militaire macht gebruikt wordt om de overblijvende koolwaterstofreserves te bemachtigen. Dick Cheney’s ‘oorlog die tijdens ons leven nooit meer zal eindigen’.
Atlantis (Holmgren)Dit scenario beschrijft een plotse en catastrofale ineenstorting van de samenleving.
Powerdown, Heinberg’De weg van samenwerken, bewaren en delen’, een door de overheid geleide strategie die alle middelen die haar ter beschikking staan aanwendt om de consumptie per hoofd van de bevolking te verminderen en de postindustriële economie en infrastructuur zonder fossiele brandstoffen op te bouwen.
Goede bedoelingen (Foresight)Een wereld waarin een rigoureus systeem van koolstofrantsoenering is geïntrodu-ceerd dat leidt tot een verminderd transportvolume en meer massavervoer.
Eerlijk aandeel (Feasta)Veronderstelt piekolie in 2007, maar met een snelle reactie van de overheid met onder meer het invoeren van koolstofrantsoenering naast een gezamenlijke inspanning om op alle domeinen het energieverbruik te verminderen en de meeste aspecten van het dagelijks leven te herlokaliseren.
De grote transitie (Gallopin)Dit scenario ‘verenigt visionaire oplossingen voor de uitdaging waarvoor duurzaamheid ons stelt, waaronder zowel fundamentele veranderingen van de geldende waarden als nieuwe vormen van socio-economische ordening.’
Rentmeesterschap over de aarde (Holmgren)Hierbij ‘maakt de menselijke samenleving op een creatieve manier de afdaling langs de helling van de energievraag, in wezen als spiegelbeeld van de creatieve energieklim die zich voordeed tussen het begin van de industriële revolutie en vandaag.’
Gedwongen lokalisering (Feasta)Veronderstelt piekolie in 2007 met een drastische economische achteruitgang tot gevolg. De economie krimpt en stort vervolgens in elkaar, wat leidt tot een zeer gelokaliseerde toekomst die langzaam steeds verfijnder wordt, zij het binnen de perken van een sterk verminderde energie.
Reddingssloepen bouwen (Heinberg)Reddingssloepen bouwen ‘vertrekt vanuit de veronderstelling dat de industriële beschaving op geen enkele manier in haar huidige vorm kan worden behouden’ en bestaat uit een proces van opbouw van gemeenschapssolidariteit, ontwikkeling van een gelokaliseerde infrastructuur en het bewaren en versterken van wat levens-noodzakelijk is.
Ruilhandel (Foresight)Een wereld die een plotse en heftige energiecrisis heeft doorgemaakt. Een wereld-wijde recessie heeft miljoenen werkloos gemaakt en voor de meeste mensen ‘is de wereld gekrompen tot hun eigen gemeenschap’. Kenmerkende transportmiddelen zijn paard en fiets.
Groene techno-stabiliteit (Holmgren)Schetst de idee dat de gewone gang van zaken onbeperkt kan doorgaan met hernieuwbare energie die de conventionele vervangt, auto’s op waterstof die de bestaande auto’s vervangen, enz.
Verlichte transitie (Enlightened Transition, Feasta)Vertrekt vanuit de veronderstelling dat de regering beslist ‘om de energie, die nu veel goedkoper is dan ze ooit nog zal zijn, te gebruiken om Ierse energiebronnen te ontwikkelen en om de hoeveelheid energie, die nodig is om de Ierse economie op peil en draaiende te houden, te beperken.’ Dit leidt tot een economie die veel beter is voorbereid op de piek wanneer die zich uiteindelijk voordoet.
Verlichte transitie
Powerdown
Goede bedoelingen
Eerlijk aandeel
De grote transitie
Rentmeesterschap over de aarde
Gedwongen lokalisering
Reddingssloepen bouwen
Ruilhandel
Verlichte transitie
Atlantis
Verwilderde werelden
Verwilderde werelden (Gallopin)Zoals het Atlantisscenario van Holmgren, toont dit scenario een achteruitgang van de beschaving naarmate zowel de markt als het beleid de problemen niet meer kunnen hanteren.
Techno-explosie
Voortdurende beweging
Wachten op het wonderdrankje
Business as usual Conventionele werelden
Stedelijke kolonies
Groene techno-stabiliteit
Aan
pas
sing
Evolutie
Instorting ! "
Instort
ing
60H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
61H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P
Waarom een toekomst met
minder energie uiteindelijk min
of meer onvermijdelijk lijkt
Het werk van Bryn Davidson van het Dynamic
Cities Project in Vancouver BC, Canada, geeft mis-
schien een toegankelijker en beknopter overzicht
van post-piek-scenario’s. Hij heeft een figuur ont-
worpen met twee assen (figuur 9). De ene as (van
links naar rechts) toont de snelheid van de uitput-
ting. Zoals we al gezien hebben, zijn er veel indica-
ties dat piekolie veel dichterbij is dan we denken,4
waardoor we onzelf bijna zeker in het ‘snelle uitput-
ting’-deel van de figuur moeten situeren. De andere
as toont de mate van proactiviteit of reactiviteit van
regering en bedrijfsleven.
In wezen stelt Davidson dat trage uitputting en reac-
tieve antwoorden zullen resulteren in een ‘Burnout’,
een koppig vastklampen aan business as usual dat
ons blindelings zal katapulteren in de klimaatchaos.
Indien we een snelle uitputting hebben, samen met
een reactieve respons, zullen de gevolgen catastro-
faal zijn: sociale afbraak en ondergang op dezelfde
schaal als destijds gebeurde met de Maya’s en met
de Romeinen, zoals beschreven in het recente boek
Ondergang 5 van Jared Diamond of in Overshoot 6
van William R. Catton. Trage uitputting en een pro-
actief antwoord zouden kunnen leiden tot wat Da-
vidson ‘Techno Markets’ noemt: een duurzame ont-
wikkeling gestoeld op technologie. Echter, om terug
te komen op het Hirsch Report, dat is enkel moge-
lijk indien daar ten minste tien (en liefst twintig)
jaar voor de piek aan begonnen wordt – tijd die we
bijna zeker niet hebben.
Het laatste scenario noemt Davidson De Slan-
ke Economie,7 of Powerdown 8. In feite zou ik stel-
len (en Davidsons grafiek toont het duidelijk) dat
een snelle en geplande afname van de energiecon-
sumptie echt de enige nog wenselijke optie is die
ons overblijft. Zowel ‘Burnout’ als ‘Ondergang’ is
iets waar we niet naartoe willen.
Om het uitgebreide spectrum van mogelijkheden te
onderzoeken heb ik daarom drie denkrichtingen on-
derzocht:
- Aanpassing:
scenario’s die ervan uitgaan dat we op een of an-
dere manier met uitvindingen uit de problemen
kunnen komen;
- Evolutie:
scenario’s die een zekere mate van collectieve
evolutie vergen, een verandering van denkrich-
ting, maar die wel veronderstellen dat de samen-
leving haar coherentie zal behouden, zij het in
een lokalere en meer energiearme vorm;
- Ondergang:
scenario’s die veronderstellen dat de onvermij-
delijke uitkomst van piekolie en klimaatveran-
dering zal zijn dat de samenleving zoals we die
kennen geleidelijk of plotseling zal uiteenvallen
en desintegreren.
In figuur 8 kunnen we zien dat de scenario’s in de
linker bovenhoek (de Aanpassingswig) alle geba-
seerd zijn op technologie, econmische groei en voort-
zetting van de economische globalisering om de pro-
blemen ten gevolge van piekolie op te lossen. Velen
laten zelfs geen matiging van de klimaatverandering
toe. Om het simpel te stellen: ‘Verander je lampen,
niet jezelf’.
Scenario planner Pierre Wack zei dat dit type sce-
nario’s een fatale fout heeft, namelijk dat ze geba-
seerd zijn op wat hij de ‘drie mirakels’ 2 noemt:
- Een technologisch mirakel
(buitengewone, nieuwe exploratie- en productie-
niveaus van ‘gratis’ energie, bijvoorbeeld in de
vorm van waterstof);
- Een sociaal-politiek mirakel
(regeringsbeleid en culturele waarden zorgen er-
voor dat sociale uitsluiting wordt uitgeroeid);
- Een fiscaal mirakel
namelijk dat de publieke sector het scenario van
de nodige fondsen zal voorzien.
De Evolutiescenario’s vereisen daarentegen een fei-
telijke evolutie van onze cultuur in haar geheel, in
plaats van enkel te focussen op technologische op-
lossingen om het dreigende probleem te ‘repareren’.
In deze aanpak weerklinken de beroemde woorden
van Einstein: ‘We kunnen de problemen niet oplos-
sen met dezelfde denkwijze waarmee we deze pro-
blemen gecreëerd hebben.’ Deze scenario’s stellen
dat we uit de problematiek moeten weg evolueren.
Daar alle drie de mirakels van Wack onwaar-
schijnlijk zijn, geloof ik dat de Aanpassingssce-
nario’s niet zullen gebeuren, en dat de Evolutie-
scenario’s de meest waarschijnlijke zijn. Algehele
ondergang in natuurlijk altijd mogelijk, maar ik
denk liever aan een toekomst zoals in De Geest
van de Kerst-Die-Ons-Wacht uit Dickens’ verhaal
A Christmas Carol. Die toont ons namelijk hoe de
toekomst eruit zal zien, tenzij we onze levenswijze
veranderen. Het is niet onafwendbaar. Zoals we ver-
der in dit deel gedetailleerder zullen onderzoeken,
zal veel van wat we zouden moeten doen om ons
voor te bereiden op de Ondergangsscenario’s, hoe
dan ook nodig zijn ter voorbereiding van de Evolu-
tiescenario’s. In plaats van mensen aan te zetten tot
verandering door ze schrik aan te jagen met verha-
len over Ondergang, zou ik ervoor willen pleiten het
verleidelijk mooie van het einddoel van de Evolutie-
scenario’s te laten zien, zodat de samenleving vanuit
zichzelf geneigd zal zijn zich hieraan te engageren.
Scenario’s in het Evolutiespectrum variëren tus-
sen de idee dat er een gezamenlijk, nationaal actie-
plan nodig is om uit de afhankelijkheid van fossie-
le brandstoffen te breken (wat Heinberg omschrijft
als Powerdown) en anderzijds de lokalisering: het
concept dat we weer prioriteit geven aan het ‘lokale’,
en dat de invloed van centrale systemen zal achter-
uitgaan. Het is mijn overtuiging dat wanneer piek-
olie en de noodzaak te reageren op klimaatverande-
ring deel gaan uitmaken van de antwoorden in ons
leven, het afgelopen is met business as usual (en
met de andere Aanpassingsscenario’s).
Drie redenen waarom
kernenergie ons hier niet
uit zal helpen
1. De tijdsduur om goed
op gang te komen
De inbedrijfstelling en bouw
van nieuwe centrales is een tijd -
rovende aangelegenheid (min-
stens twintig jaar). Ze zouden
de komende twintig jaar dus
weinig tot geen invloed hebben
op het reduceren van de uitstoot
van broeikasgas, noch zouden
ze enige veerkracht opbouwen
met betrekking tot piekolie.
2. Verzekering
De verzekeringswereld weigert
nucleaire energie te verzekeren,
een leemte die blijkbaar door de
overheid moet opgevuld worden,
wat resulteert in een enorme
onzichtbare subsidie voor nucle-
aire energie.
(wordt vervolgd op de volgende bladzijde)
3. Afval
Kernafval is een enorm pro-
bleem. In het Verenigd Konin-
krijk alleen al ligt 10.000 ton
kernafval – een hoeveelheid
die nog 25 maal groter zal
worden wanneer alle bestaande
kerncentrales zullen worden
ontmanteld – waarvoor geen
oplossing bestaat behalve
‘opslaan onder de grond’. De
verwerking van kernafval
vereist een grote hoeveelheid
energie op zich, met inbegrip
van de energie in de materialen
gebruikt om de verwerkings-
installaties te onderhouden
(beton en staal). Vaak wordt
gezegd dat kernafval een halve-
ringstijd heeft van 100.000
jaar... en dan te bedenken dat
Stonehenge slechts 4.000 jaar
geleden gebouwd werd.
Een samenleving in de fase van
energie-afdaling, die afhanke-
lijk is van lokale bouwmateri-
alen met lagere energie in zich,
zal moeite hebben om kern-
afvalsites te onderhouden met
leemblokken en strobalen.
9) Vier energiescenario’s door Bryn Davidson: www.dynamiccities.squarespace.com
Proactief antwoordRegering, samenleving,technologie & markten
Slanke Economieof Powerdown
Instortingof Mad Max, of Paaseilandof Cuba/Rusland jaren ’90
Technomarktenof Duurzame ontwikkeling
Burn outof Klimaatchaosof Business as usual
Reactief antwoordTechnologie, markten
samenleving & regering
Snelle uitputtingen/of vroege piek
Trage uitputtingen/of latere piek
62H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
63H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P
Geschokt vertrouwen kan leiden tot vier neurotische
reacties die hun gevolgen zullen hebben op milieu-
gedrag: narcisme, depressie, paranoia en dwang-
matigheid.’ 11 De beste manier om met klimaatver-
andering en piekolie om te gaan, zal samenhangen
met ons vermogen om anderen te laten inzien dat
scenario 1 een avontuur is, waarin zij hun hoop en
energie kunnen investeren. Dit boek zal verder uit-
zoeken hoe we dit kunnen aanpakken.
Hoe zou de rol eruit kunnen zien van diegenen die
proberen die ‘evolutionaire’ scenario’s te realiseren?
David Korten ziet het als ‘een tweeledige rol: ster-
vensbegeleider en vroedvrouw’.12 Met andere woor-
den, iemand die zowel mensen door de terminale
fase van de huidige geglobaliseerde, olie-afhankelij-
ke infrastructuur helpt, maar ook de nieuwe, opko-
mende lokale economieën die daarvoor in de plaats
komen, helpt voeden. Sharif Abdullah schrijft dat
‘onze rol voor de nieuwe samenleving erin bestaat
om met mededogen te helpen bij de geboorte van
een nieuwe manier van in de wereld zijn. En zoals
met elk geboorteproces, zal dit gepaard gaan met
pijn en trauma. Onze rol zal zijn de pijn te verzach-
ten en de nieuwe samenleving tot volle wasdom te
laten opgroeien.’ 13
Ik geloof dat de enige weg door de monumentale
transitie die nodig is, nu het Tijdperk-van-de-goed-
kope-olie voorbij is, erin zal bestaan te bedenken
hoe we mensen kunnen engageren in een transitie
van deze omvang. De hulpmiddelen die we tot nu
toe voorhanden hadden zijn ontoereikend: we heb-
ben een nieuwe gereedschapskist nodig en een nieu-
we manier van hoe wij hierin onze rol definiëren.
Een van de bruikbaarste uitspraken in dit verband
komt niet van een ecoloog, maar van een kunste-
naar. De Franse schilder en beeldhouwer Jean Du-
buffet schreef: ‘Kunst gaat niet op het bed liggen dat
men voor haar opgemaakt heeft; zij loopt weg zodra
men haar naam uitspreekt; zij blijft graag incognito.
Haar beste momenten zijn die waarop zij vergeet
hoe zij genoemd wordt.’ 14
Misschien is ons werk om gemeenschappen voor
te bereiden op transitie gelijkaardig: voortdurend
zichzelf heruitvinden en vergeten hoe het genoemd
wordt. Een creatief, engagerend, speels proces,
waarin we onze gemeenschappen door het verlies
van het vertrouwde heen helpen en een nieuwe in-
frastructuur inspireren en ontwerpen, waarvoor
minder energie nodig is, die uiteindelijk een verbe-
tering is ten opzichte van de huidige.
Waarom ‘Energie-afdaling’?
In dit boek zal ik veelvuldig gebruikmaken van de
term ‘Energie-afdaling’. Dit is misschien een nieuw
begrip voor je, dus ik zal uitleggen wat ik ermee be-
doel. Toen ik voor het eerst het begrip piekolie ont-
dekte, was ik verbaasd dat de nadruk uitsluitend op
de top van de grafiek lag, op de piek zelf. Een hele
meute geologen, academici en schrijvers onderzocht
de top van de klassieke belvormige curve: zou het
een rustige afdaling zijn, een ‘schokkerig plateau’
of een steile afgrond? Niemand echter leek zich
bezig te houden met de dalende helft van de gra-
fiek. Deze kwam me voor als veel belangrijker dan
de piek op zich, maar ze scheen een gebied dat nog
niet in kaart was gebracht en dat iedereen trachtte
te vermijden.
Een gemeenschap zonder toegang tot fossiele
brandstoffen zou zeventig tot honderd keer minder
werk kunnen verzetten dan een gemeenschap die er
wel toegang tot heeft,15 en zou er natuurlijk ook heel
anders uitzien dan de huidige. Naast de vraag wan-
neer piekolie bereikt zal worden, is een ander even
belangrijk punt dat van de ‘netto’-energie. Netto-
energie, ook bekend als ‘Energy Return on Energy
Invested’ (EROEI) wordt gedefinieerd als ‘de gele-
verde energie door een energiewinningsproces in
verhouding tot de energie die nodig is om die ener-
gie te verkrijgen.’ 16 De olieproductie in de Verenigde
Voor nog een laatste manier om de essentie van de
vele verschillende scenario’s duidelijk te maken doe
ik beroep op het rapport Descending the Oil Peak
door de City of Portland Peak Oil Task Force, dat
de waaier van gevolgen van piekolie voor de stad
bepaalt en van daaruit drie mogelijke scenario’s
onderzoekt.9 Deze geven een beknopte en mooie
zienswijze op de realistische keuzemogelijkheden
waarvoor we staan.
1 Lange-termijn-Transitie
In dit scenario verlopen het krimpen van de voor-
raden en het stijgen van de prijs nogal geleidelijk,
zodat er maatregelen kunnen worden genomen
om een en ander op te vangen. Het voorziet in
een vermindering van vijftig procent van de olie-
consumptie in de komende twintig jaar. En ook
al is het begin van deze transitie nogal bruusk,
door de tijd heen zal deze neerwaartse trend wel
vanzelfsprekend worden.
2 Oliecrises
Dit scenario is vergelijkbaar met dat hierboven,
maar het wordt gekenmerkt door ‘plotse onder-
brekingen en prijsopstoten, die periodiek voor
aanhoudende noodsituaties zullen zorgen’.
3 Desintegratie
Hier zullen de gevolgen van piekolie zo ernstig
zijn dat het weefsel van de samenleving uiteen
begint te vallen, en dit zal leiden tot ‘maatschap-
pelijk catastrofale competitie om schaarse goe-
deren zoals voedsel, onderdak en energie’.
De opties zijn duidelijk weergegeven in dalende
volgorde van wenselijkheid. Het punt dat ik wil
maken is dat voorbereiding op alleen de klimaat-
wijziging zonder met piekolie rekening te houden,
weinig bescherming biedt tegen elk van boven ge-
stelde opties. In elk van deze scenario’s is het de
mate van reeds aanwezige veerkracht (een concept
dat verder in hoofdstuk 3 uitgewerkt wordt) die het
verschil zal maken.
Vandana Shiva, de Indiase activiste en pleitbe-
zorgster van duurzame landbouw, vertellend over
haar bezoek aan sommige van de regio’s die door
de tsunami van 2004 geteisterd werden, zegt dat
het de dorpen met de grootste veerkracht waren die
snel weer op de been kwamen, terwijl dorpen die
hun veerkrachtige economieën hadden ontmanteld
ten voordele van een economie afhankelijk van toe-
risme en import, het het moeilijkst hadden.
‘De inheemse volkeren van Andaman en Nico-
bar, de Onger, de Jawara’s, de Sentinelese en de
Shompen, die een kleine ecologische voetafdruk
hebben, hadden het minst te lijden, ook al bevonden
zij zich op het subcontinent van India het dichtst bij
het epicentrum van de aardschok.’ 10
In menig opzicht vereist elk van de drie scena-
rio’s dat we in meer moeten voorzien om op terug
te vallen dan wat we op dit moment hebben. In elk
van de scenario’s zullen we een sterkere, meer gelo-
kaliseerde infrastructuur nodig hebben en het ver-
mogen om onze basisbehoeften meer lokaal in te
vullen. Terwijl scenario’s 2 en 3 duidelijk minder
wenselijk zijn, betekent een voorbereiding erop dat
scenario 1 ook dichterbij komt. Onze kansen op een
positief resultaat zullen toenemen indien we naar
scenario 1 streven. Bij velen zullen de mogelijkhe-
den van scenario’s 2 en 3 paniek veroorzaken en er-
voor zorgen dat men eerder zijn eigen hachje pro-
beert te redden in plaats van te streven naar meer
gemeenschapsgerichte oplossingen. Dit is een na-
tuurlijk reactie, maar mijns inziens een niet zo ge-
zonde. In moeilijke tijden hebben we elkaar juist
meer nodig, niet minder.
Een van de sleutelargumenten van dit boek is dat
wanneer we geconfronteerd worden met deze drie
scenario’s, onze beste kans op een succesvolle, geza-
menlijke transitie niet bestaat in het mensen scena-
rio’s 2 en 3 voor te houden. De psychologen Winter
en Kroger schrijven dat ‘gezond functioneren veron-
derstelt dat we erin geloven dat aan onze behoeften
zal worden voldaan in de toekomst. Zonder dit ver-
trouwen zou ons geloof in de wereld geschaad zijn.
Nog drie redenen
waarom nucleaire energie
ons hier niet uit zal helpen
4. Kosten
Een nieuw kernenergiepro-
gramma zou ongelooflijk duur
zijn. Amory Lovins berekende
dat 10 geïnvesteerde US dollar-
cent in kernenergie 1 kWh
kernenergie kan genereren,
1,2-1,7 kWh windenergie,
2,2-6,5 kWh kleine warmte-
kracht koppeling, of 10 kWh
energie-efficiëntie. Boven-
dien betekent voldoende geld
hebben om zo onverstandig
te investeren dat uitgegaan
wordt van een economie die
nog steeds groeit. Dat is een
steeds minder waarschijnlijk
vooruitzicht.
5. Piek uranium
Op dit ogenblik is er nog voor
zestig jaar bruikbaar uranium.
Indien echter elektriciteits-
opwekking uit kernenergie
gestaag blijft groeien, zal dit
jaartal dalen. Tot het punt
bereikt is waarop alle elektrici-
teit ter wereld uit kernenergie
zou worden gegenereerd. Op
dat punt zouden we nog slechts
een voorraad voor drie jaar
hebben.
(vervolg op volgende bladzijde)
6. Koolstofuitstoot
Er wordt vaak naar kern-
energie verwezen als de
CO2-vrije manier om elektrici-
teit op te wekken. Hoewel dit
klopt voor de eigenlijke energie
opwekking, is dit niet meer
juist wanneer we het volledige
proces bekijken. De mijnbouw,
verwerking, verrijking, behan-
deling en verwijdering hebben
alle significante effecten, over-
eenkomend met een derde
van de CO2-uitstoot van een
conventionele gascentrale.
Voor een volledige argumentatie tegen kernenergie in het kader van piek-olie en klimaatverandering, zie Fleming, D. (2007), The Lean Guide to Nuclear Energy: a life cycle in trouble, The Lean Economy Connection
64H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
65H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P
waait). Zonnecelsystemen hebben een EROEI tus-
sen de 2,5:1 en 4,3:1. Waterkracht heeft de hoogste
opbrengst, namelijk 23:1, maar de meeste poten-
tiële plekken voor dammen zijn al in gebruik, en
veel van deze installaties hebben last van verzilting
en droge zomers door de klimaatverandering, zodat
de opbrengst op sommige plaatsen zakt. In Costa
Rica bijvoorbeeld is de hydro-elektrische capaciteit
in 2007 door de droge zomer met 25 procent terug-
gevallen.18 In termen van EROEI bieden de vervan-
gingsmiddelen voor de vloeibare brandstoffen die
nu onze samenleving mogelijk maken, dus helemaal
niet de noodzakelijke vervanging.
Bio-diesel heeft een netto-energie van 2:1, etha-
nol op basis van suiker heeft ongeveer 4:1 (in Bra-
zilië is dit zelfs 8:1 dankzij het gunstige klimaat),
en bio-ethanol uit graangewassen zit ergens tussen
0,8:1 en 1,6:1. Geen enkele komt dus in de buurt van
die van olie. Charles Hall van de State University
Staten had in de jaren ’30 van de twintigse eeuw een
netto-EROEI van boven de 100:1. Dit wil zeggen dat
voor elke eenheid energie die gebruikt werd om olie
te winnen er (meer dan) 100 in de plaats kwamen in
de vorm van gewonnen olie. Dit is een ongelooflijke
energiereturn, zonder precedent in de geschiedenis.
Maar, gegeven de toenemende hoeveelheid arbeid
die nodig is om de olie naar boven te krijgen, en
de toenemende noodzaak van raffinering omwille
van de lagere kwaliteit van de olie, was de EROEI
in 1970 nog maar 30:1. Tegenwoordig is het ergens
tussen de 11:1 en 18:1. Het wereldwijde gemiddelde
ligt nu ongeveer op 20:1.17 Dit geldt voor het winnen
van olie in rijpe velden. De EROEI voor nieuwe olie-
velden is naar verluidt nog veel lager.
Wind bijvoorbeeld heeft een netto-energie van
11:1 (hoewel de verhouding veel kleiner zou zijn
indien gecorrigeerd voor de backup-sytemen die
nodig zijn voor de momenten waarop het niet
Get
ijden
Rio
ol- e
n st
ortg
asse
n
Win
d (g
ewon
nen
op z
ee)
Kle
insc
halig
e w
ater
krac
ht
Win
d (g
ewon
nen
op la
nd)
Gro
otsc
halig
e w
ater
krac
ht
Gec
once
ntre
erde
zon
ne-e
nerg
ie
Get
ijden
stro
om
Gol
fsla
g
Vas
te b
iom
assa
Ther
mis
che
zonn
e-en
ergi
e
Zonn
ecel
len
Con
vent
ione
le s
teen
kool
Geo
ther
mis
ch
Nuc
leai
r
War
mte
pom
p
Sch
one
stee
nkoo
l
Bio
dies
el
Etha
nol
Teer
zand
35
30
25
20
15
10
5
0Ener
gieo
pbre
ngst
in v
erho
udin
g to
t ge
ïnve
stee
rde
ener
gie
87 40
10) Energiebalans 11) Koolstofvoetafdruk
Get
ijden
Rio
ol- e
n st
ortg
asse
n
Win
d (g
ewon
nen
op z
ee)
Kle
insc
halig
e w
ater
krac
ht
Win
d (g
ewon
nen
op la
nd)
Gro
otsc
halig
e w
ater
krac
ht
Gec
once
ntre
erde
zon
ne-e
nerg
ie
Get
ijden
stro
om
Gol
fsla
g
Vas
te b
iom
assa
Ther
mis
che
zonn
e-en
ergi
e
Zonn
ecel
len
Con
vent
ione
le s
teen
kool
Geo
ther
mis
ch
Nuc
leai
r
War
mte
pom
p
Sch
one
stee
nkoo
l
Bio
dies
el
Etha
nol
Teer
zand
250
200
150
100
50
40
30
20
10
0Koo
lsto
finte
nsit
eit
(gra
m C
O2
per
kilo
wat
tuur
)
974 465
Figuur 10. Energiebalans of energieopbrengst in verhouding tot geïnvesteerde energie (Engels: Energy Return on Energy Invested of EROEI) voor een waaier van energiebronnen.
Figuur 11. De koolstofvoetafdruk, van dezelfde energiebron-nen als in figuur 10, in gram CO2 per kilowattuur. Eens te meer bekrachtigt dit de onwenselijkheid van biobrandstoffen evenals de absolute noodzaak dat de steenkool in de grond blijft.
‘Het zal altijd moeilijk blijven
om duurzame manieren te
bedenken om onze onduurzame
levensstijl te ondersteunen.’
Charles Wyman, University of California on biofuels, New Scientist, 2 februari 2008
66H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
67H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P
mensen die de energiepiek als een kans tot positie-
ve verandering zien, en niet als een onontkoom-
bare ramp.’ 26
Zoals Colin Campbell van de Association for the
Study of Peak Oil uitlegt, is het belang van piekolie
niet zozeer wanneer deze zich voordoet, maar wel
dat men zich daardoor realiseert dat het Tijdperk-
van-de-gemakkelijke-olie voorbij is. Het is niet zo-
zeer de snelheid van de verandering die belangrijk
is, als wel de richting van de verandering. Het con-
cept van de Energie-afdaling, en van de Transitie-
benadering, is heel eenvoudig: dat de toekomst met
minder olie te verkiezen is boven de huidige, maar
alleen indien er op tijd voldoende creativiteit en
verbeelding in het ontwerpen van deze transitie ge-
stoken wordt. We hebben de keuze. We kúnnen de
heuvel waarop we nu staan afdalen indien we de-
zelfde creativiteit en gedrevenheid kunnen mobi-
liseren die ons tot op de top bracht. De realiteit is
dat de enige weg van hieruit die naar beneden is (in
termen van netto-energie), maar dat ‘beneden’ niet
noodzaklijk synoniem is met ontbering, ellende en
ondergang. Een poging om in Heath-Robinson-stijl
‘uitbreiding’ aan de heuvel te bouwen (gebaseerd
op kolen-naar-vloeibare-energie, teerzanden, en-
zovoorts) – een wankele, kunstmatige helling die
voorbij gaat aan de geologische realiteit van de heu-
vel zelf – betekent alleen maar dat we van nog hoger
zullen vallen.
De idee van Energie-afdaling is dat elke stap naar
beneden van de heuvel af een stap zou kunnen zijn
naar gezondheid, naar plaats, naar heelheid. Het
brengt ons terug tot wie we werkelijk zijn, zoals
leden van een druk gezin elkaar weer ontdekken tij-
dens een stroomstoring Energie-afdaling gaat uit-
eindelijk over energie-stijging – het opnieuw ener-
gie steken in onze gemeenschappen en cultuur – en
het is de sleutel tot een realistisch omgaan met de
mogelijkheden van onze situatie, in plaats van over-
weldigd te worden door de uitdagingen ervan.
van New York stelt dat om ook maar een enigszins
wezenlijke bijdrage te leveren tot de samenleving,
een vloeibare brandstof niet afhankelijk mag zijn
van olie, en een EROEI moet hebben van minstens
5:1. De achteruitgang van de EROEI van onze ener-
giebronnen, gecombineerd met piekolie, piekgas,
piekkolen en piekuranium (waarschijnlijk in deze
volgorde) 19 betekent dat we ons moeten realiseren
dat zo’n energierijke samenleving als we vandaag
de dag hebben, een toppunt is dat we waarschijnlijk
nooit meer zullen terugkrijgen.20
Bij nader onderzoek blijkt dat een handvol mensen
reeds begonnen was na te denken over hoe de reis
‘bergafwaarts’ er zou kunnen uitzien. De eersten
waren Howard en Elisabeth Odum, die in hun boek
van 2001 A Prosperous Way Down schreven:
‘Dat de weg naar beneden ook voorspoedig kan
zijn, is een opwindend idee waarvoor de tijd nu rijp
is. De afdaling is een nieuwe frontier die we met
enthousiasme tegemoet moeten treden. Indien ie-
dereen de noodzaak inziet dat de hele samenleving
zich moet aanpassen aan minder, kan de samenle-
ving in een gezamenlijke missie samenwerken om
te bepalen wat van wezenlijk belang is. Presiden-
ten, gouverneurs en lokale leiders kunnen het pro-
bleem uitleggen en de samenleving leiden in een
gedeelde missie. Miljoenen mensen overal ter we-
reld kunnen, indien ze de uitdaging zien, verenigd
worden in de gezamenlijke zoektocht naar een
voorspoedige reis naar beneden. Het alternatief is
een wereld vol egoïstische strijd om elke overblij-
vende hulpbron.’ 21
Zij pleiten voor de noodzaak om zich bij voor-
baat te wapenen tegen de onvermijdelijke vermin-
dering van de beschikbare netto-energie. We vin-
den dit terug in de grimmige bewering in het eerste
Hirsch Report dat zegt dat elk maatschappelijk ant-
woord op piekolie een tiental jaar voor de piek ge-
start moet worden.22
De term ‘energie-afdaling’ werd verder ontwik-
keld door David Holmgren, de mede grondlegger
van permacultuur, die in 2003 schreef: ‘Ik gebruik
de term ‘afdaling’ als het minst geladen woord dat
het eerlijkst de onvermijdelijke radicale verminde-
ring van materiële consumptie en/of wereldbevol-
king omschrijft, die de neergang zal kenmerken van
de decennia en eeuwen van overvloed en beschik-
baarheid van fossiele brandstof.’ 23
Onlangs zei Ted Trainer van de University of
New South Wales in zijn onmisbare werk Renewa-
ble Energy Cannot Sustain a Consumer Society 24
dat ook al zullen hernieuwbare energiebronnen een
sleutelrol vervullen na de piek, de idee dat de Wes-
terse, op consumptie gebaseerde samenleving zo
verder kan blijven draaien, laat staan groeien, enkel
en alleen op basis van duurzame energie, absurd is,
en dat een nieuw ontwerp voor een lage-energie-
samenleving onvermijdelijk is. Hij schrijft:
‘Er bestaat een wijdverbreide opvatting dat een
kapitalistische consumentensamenleving, geba-
seerd op het vaste voornemen om de productie, ver-
koop, wereldhandel, levensstandaard en het BNP
zo snel en ongelimiteerd mogelijk te verhogen, ook
gebaseerd kan zijn op duurzame energie... Maar
als deze veronderstelling onjuist is, dan wachten
ons catastrofale problemen in de zeer nabije toe-
komst en zullen we urgent radicale sociale alter-
natieven moeten onderzoeken.’ 25
Omdat er geen universele definitie bestaat voor
‘energie-afdaling’, zou ik deze als volgt willen de-
finiëren:
‘De voortdurende afdaling in de netto-energie
waarop de mensheid berust, een afdaling die het
spiegelbeeld is van de stijging in netto-energie die
sinds de Industriële Revolutie heeft plaatsgevon-
den. De term verwijst ook naar een toekomstig
scenario waarin de mensheid zich succesvol heeft
aangepast aan de dalende voorraad netto-fossiele
brandstof en lokaler en onafhankelijker is gewor-
den. Het is een term die graag gebruikt wordt door
De afdaling zal veel gevaar-
lijker zijn dan de beklim-
ming en misschien zullen we
moeten kamperen op een reeks
plateaus om uit te rusten en
stormen te laten uitrazen.
Na zo'n lange tijd op de berg
te hebben doorgebracht,
kunnen we ons nog nauwe-
lijks ons thuis voorstellen in
het afgelegen dal van waaruit
we gevlucht zijn toen het
steeds meer werd vernield
door krachten die we niet
begrepen. Maar we weten dat
elke stap ons dichter bij een
beschutte vallei brengt, waar
we opnieuw ons thuis kunnen
maken.’
David Holmgren (2002), Permaculture: Principles and Pathways Beyond Sustaina-bility, Holmgren Design Services
‘Als we ons de energieclimax
voorstellen als een spectacu-
laire, maar gevaarlijke bergtop
die wij (de mensheid) succesvol
hebben beklommen, dan lijkt
de afdaling naar veiligheid een
verstandig en aantrekkelijk
voorstel.
Voor de klim waren moed
en heldhaftige inspanningen
nodig. Er moesten offers
gebracht worden, maar er
was ook vreugde, en bij elke
stap verschenen er nieuwe
inzichten en mogelijkheden. Er
zijn verschillende valse toppen,
maar als we om ons heen
kijken en de hele wereld aan
onze voeten aanschouwen, dan
weten we dat we de top bereikt
hebben. Sommigen beweren
dat er nog hogere toppen
verscholen zijn in de mist, maar
het weer ziet er dreigend uit.
Het uitzicht vanaf de top brengt
ons opnieuw in verbinding
met het wonder en de groots-
heid van de wereld en hoe het
allemaal in elkaar past. Toch
kunnen we niet lang treuzelen.
We moeten profiteren van het
uitzicht om onze weg naar
beneden te zoeken, zolang we
nog gunstige weersomstandig-
heden en daglicht hebben.
(vervolg op volgende bladzijde)
68H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
69O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
Wat is veerkracht?
Het begrip ‘veerkracht’ staat centraal in dit boek.
In de ecologie verwijst de term veerkracht naar het
vermogen van een ecosysteem om te reageren op
schokken van buitenaf en pogingen tot geforceer-
de veranderingen. Walker et al. definiëren het als
volgt:
‘ Veerkracht is het vermogen van een systeem
om verstoring te absorberen en zich tijdens ver-
anderingen te reorganiseren, zodat het wezenlijk
dezelfde functie, structuur, identiteit en terugkop-
pelingen blijft behouden.’ 1
In de context van gemeenschappen en woonplaat-
sen verwijst veerkracht naar hun vermogen om niet
te bezwijken bij de eerste tekenen van olie- of voed-
seltekorten en naar hun vermogen om met aanpas-
singen te reageren op verstoring. Het conflict met
de vrachtwagenchauffeurs in Groot-Brittannië in
2000 biedt hier een waardevolle les. Binnen drie
dagen werd de economie van het land op de rand
van de afgrond gebracht. Het werd duidelijk dat het
land nog slechts één dag verwijderd was van voed-
selrantsoenering en relletjes.
Kort voor het conflict werd opgelost, schreef Sir
Peter Davis, voorzitter van de supermarktketen
Sainsbury’s, in een brief naar premier Tony Blair dat
voedseltekorten ‘eerder binnen dagen dan binnen
weken’ zouden optreden.2 De broosheid van de illu-
sie dat ‘nationale voedselgarantie nodig noch wense-
lijk is’,3 zoals het Ministerie van Milieu, Voedsel en
Plattelandszaken stelde in een verklaring in 2003,
werd zonneklaar. Het werd duidelijk dat we niet lan-
ger over enige veerkracht beschikken om op terug
te vallen en in werkelijkheid op elk moment slechts
drie dagen verwijderd zijn van de honger, zoals in het
oude gezegde dat ‘beschaving slechts drie maaltijden
diep is.’ We zijn volledig gaan vertrouwen op het to-
taal onbetrouwbare en we hebben geen plan B.
Het concept ‘veerkracht’ gaat veel verder dan
het beter bekende concept ‘duurzaamheid’. Een ge-
meenschap kan bijvoorbeeld campagne voeren voor
het hergebruik van plastic, waarbij alle industrieel
en huishoudelijk plastic afval wordt ingezameld
voor recyclage. Terwijl dit bijna zeker beter is voor
het milieu in zijn geheel, voegt het vrijwel niets toe
aan de veerkracht van de gemeenschap. Misschien
is het een betere oplossing (naast de vanzelfspre-
kende oplossing om minder plastic afval te produ-
ceren) om ander gebruik voor plastic afval te ont-
wikkelen, dat minimale bewerking vereist. Men zou
misschien sterk samengeperste bouwstenen kunnen
produceren, of een isolatieproduct voor lokaal ge-
bruik. Eenvoudigweg het afval inzamelen en weg-
brengen, brengt de gemeenschap niet in een ster-
kere positie en het verhoogt niet haar vermogen
om creatief te reageren op verandering en schok-
ken. Hetzelfde geldt voor sommige strategieën die
door campagnes tegen klimaatverandering naar
voor worden geschoven en die geen rekening hou-
den met piekolie. Bomen planten om bossen voor
de gemeenschap te creëren kan wel koolstof vast-
leggen (alhoewel de wetenschap hierover nog ver-
deeld is) en is goed voor de biodiversiteit, maar het
draagt weinig bij aan de opbouw van veerkracht.
Terwijl het aanplanten van goed ontworpen agro-
forestry/voedselbossen dit wel doet. Het ‘Millen-
niumbossen-initiatief’ heeft een grote kans gemist
om een fundamentele hulpbron te installeren: over
heel het Verenigd Koninkrijk hadden we dan voed-
selbossen die nu vrucht begonnen te dragen (zowel
spreekwoordelijk als letterlijk).
De econoom David Fleming stelt dat de voor-
delen voor een gemeenschap met verhoogde veer-
kracht de volgende zullen zijn:
• als één deel vernietigd wordt, zal de schokgolf
niet door het hele systeem gaan;
• er bestaat in zo’n gemeenschap een brede vari-
eteit aan eigenheid en oplossingen, die creatief
ontwikkeld werden in antwoord op lokale om-
standigheden;
• ze kan in haar behoeften voorzien ondanks het
grotendeels ontbreken van reizen en vervoer;
• de andere grote infrastructuren en bureaucratie-
en van de intermediaire economie worden ver-
vangen door doelmatige lokale initiatieven tegen
een drastisch verminderde prijs.4
Verhoogde veerkracht en een sterkere lokale econo-
mie betekenen niet dat we een hek rond onze ste-
den en gemeenten zetten en weigeren om er nog iets
binnen of buiten te laten. Het is geen afwijzing van
handel of op een of andere manier een terugkeer
naar een rozige versie van een ingebeeld verleden.
Wat het wel betekent is dat we beter voorbereid zijn
op een slankere toekomst, meer zelfvoorzienend
zijn en voorrang geven aan het lokale boven het ge-
importeerde.
De drie ingrediënten
van een veerkrachtig systeem
Studies over wat ecosystemen veerkrachtig maakt,5
geven aan dat er drie kenmerken zijn die centraal
staan in het vermogen van een systeem om zich na
schokken te reorganiseren. Dit zijn ze:
– diversiteit
– modulariteit
– korte terugkoppelingen
Diversiteit verwijst naar het aantal elementen
waaruit een bepaald systeem is samengesteld, of het
nu mensen zijn, soorten, ondernemingen, institu-
ten of voedselbronnen. De veerkracht van een sy-
steem is niet alleen een gevolg van het aantal soor-
ten waaruit die diversiteit bestaat, maar ook van
het aantal verbindingen ertussen. Diversiteit ver-
wijst ook naar de diversiteit van functies in onze
woonplaatsen (eerder dan te vertrouwen op één
zo’n functie – bijvoorbeeld toerisme of mijnbouw)
en naar een diversiteit aan mogelijke antwoorden
op uitdagingen, wat leidt tot meer flexibiliteit. Di-
Waarom opnieuw veerkracht
opbouwen even belangrijk is als
CO2-uitstoot verminderen
Hoofdstuk 3
Verkeersbord in Roemenië. Terwijl West Europa haar eigen veerkracht meedogenloos heeft afgebouwd, is deze in delen van Oost Europa vaak nog volop aanwezig.
‘Een veerkrachtig systeem is
flexibel en divers. Het kan tegen
een stootje. Een veerkrachtig
perspectief erkent dat in een
complexe en dynamische wereld
verandering permanent is en
elke voorspelling moeilijk. Het
begrijpt dat wanneer je indi-
viduele onderdelen van een
systeem manipuleert, je onbe-
doeld het volledige systeem
verandert. Denken in termen
van veerkracht is een nieuwe
lens om te kijken naar de
natuurlijke wereld waarvan we
deel uitmaken en naar de door
de mens gecreëerde wereld die
we daar bovenop hebben gezet.’
Ward, C. (2007)Diesel Driven Bee Slums and Impotent Turkeys: The Case for Resilience,www.tomdispatch.com
© A
ND
Y G
OLD
RIN
G
70H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
71O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
Het kenmerk korte terugkoppelingen verwijst
naar hoe snel en hoe sterk de gevolgen van een ver-
andering in één deel van het systeem zich laten voe-
len en tot reactie leiden in andere delen. Walker en
Salt schrijven: ‘Gecentraliseerd bestuur en globali-
sering kunnen terugkoppelingen verzwakken. Naar-
mate terugkoppelingen langer worden, is er een gro-
tere kans dat een grens wordt overschreden zonder
dat het op tijd wordt opgemerkt.’ 9 In een meer lo-
kaal systeem zijn de resultaten van onze handelin-
gen duidelijker. We willen geen overmatig gebruik
van pesticiden of andere vervuilende elementen in
onze directe omgeving, maar hebben een stuk min-
der moeite met dergelijk gebruik in andere delen
van de wereld. In een geglobaliseerd systeem leve-
ren de terugkoppelingen over de gevolgen van bo-
demerosie, lage lonen en pesticidengebruik zwakke
signalen. Het verkorten van terugkoppelingslussen
zal heilzame effecten hebben, die het ons mogelijk
maken om de gevolgen van onze handelingen dich-
ter bij huis te brengen, in plaats van dat ze zich zo
ver weg bevinden dat we ze zelfs niet opmerken. Als
mensen het stellen zonder aansluiting aan het elek-
triciteitsnet, zullen ze meer aandacht besteden aan
hun verbruik, omdat ze zich dichter bij de opwek-
king van de energie bevinden – de terugkoppelings-
lus is korter.
Het leven voor de olie
was nog niet zo slecht
Dit zijn geen nieuwe ideeën; het zijn eerder de on-
uitgesproken principes die de basis waren van hoe
de dingen altijd al waren tot het olietijdperk begon.
Het kan leerzaam zijn om terug te kijken in de ge-
schiedenis van onze woonplaatsen om te zien hoe
mensen vindingrijkheid en gezond verstand ge-
bruikten, voordat goedkope fossiele brandstof-
fen ons in staat stelden om het zonder deze eigen-
schappen te doen. In de jaren ’50 en ’60 werd in
Groot-Brittannië verwoed gepoogd om het lokale,
het kleine, het eenvoudige, het rustieke, het ‘ou-
bollige’ zwart te maken. Het is een proces dat zich
korter geleden ook voordeed in Ierland en nu nog
agressiever in China en India. Auto goed, paard en
wagen slecht; beton goed, stroleem slecht; kantoor-
job goed, landbouw slecht; tv goed, verhalen ver-
tellen rond de haard slecht. Zonder het verleden te
willen romantiseren of een idyllisch beeld te willen
schetsen van gelokaliseerde economieën is het zo
dat we zijn gaan geloven, ofwel dat het leven voor de
versiteit in landgebruik – boerderijen, groentekwe-
kerijen, aquacultuur, bostuinen, notenbomenaan-
plantingen, enzovoort – is een sleutelelement voor
de veerkracht van een woonplaats en de uitholling
daarvan de laatste jaren gaat gepaard met de toena-
me van monoculturen, die per definitie een afwezig-
heid van diversiteit betekenen.6
Een andere betekenis van diversiteit is die van
diversiteit tussen systemen. Precies dat geheel van
oplossingen dat werkt op de ene plaats, zal niet
noodzakelijk werken op andere plaatsen: elke ge-
meenschap zal haar eigen oplossingen, antwoorden
en instrumenten verzamelen. Dit is om twee rede-
nen van belang. Ten eerste omdat het een topdown
benadering bijna overbodig maakt, aangezien men-
sen aan de top de lokale omstandigheden en hoe
daarop te reageren niet kennen. Ten tweede is het
belangrijk omdat het opbouwen van veerkracht gaat
over het werken aan kleine veranderingen in vele
niches ter plaatse, met veel kleine ingrepen in plaats
van een paar grote.7
De term modulariteit verwijst volgens de ecologen
Brian Walker en David Salt naar ‘de manier waar-
op de componenten waaruit een systeem bestaat,
verbonden zijn’.8 Aan het einde van 2007 leidde de
Northern Rock-bankcrisis tot grote problemen en
onzekerheid in het Britse banksysteem. De crisis
werd veroorzaakt door te veel leningen toe te staan
aan hoog-risicokopers van huizen in de Verenigde
Staten, duizenden kilometers ver weg. Maar in korte
tijd had het ene systeem een ander in de problemen
gebracht en daarna nog een ander. (We weten intus-
sen hoe de crisis zich heeft ontwikkeld.)
Dit toont aan hoe geglobaliseerde netwerken,
waarvan vaak verkondigd wordt dat ze de grote
kracht van de globalisering vormen, in feite ook
een van haar grote zwakten kunnen zijn. De over-
vernetwerkte aard van moderne, sterk verbonden
systemen maakt dat schokken zich snel door deze
systemen voortplanten met mogelijk rampzalige ge-
volgen.
Een meer modulaire structuur betekent dat de
delen van een systeem zichzelf bij schokken effec-
tiever kunnen organiseren. Zo worden bijvoorbeeld
dieren en delen van dieren, als gevolg van de glo-
balisering van de voedingsindustrie, de hele wereld
rond vervoerd, wat leidt tot een toename van ziek-
tes zoals vogelgriep en mond- en klauwzeer. Dieren-
vervoer verminderen en plaatselijke slachthuizen en
vleesverwerking opnieuw invoeren zou tot een meer
modulair systeem leiden, met lokale rassen voor lo-
kale markten en een sterke vermindering van het ri-
sico dat ziektes zich verspreiden met de snelheid die
we in recente uitbraken gezien hebben.
Het concept van modulariteit is een sleutelbe-
grip voor Transitie-initiatieven die wegen zoeken
om het energieverbruik te verminderen: modulari-
teit maximaliseren met meer interne verbindingen
vermindert de kwetsbaarheid voor storingen in gro-
tere netwerken. Lokale voedselsystemen, lokale in-
vesteringsmodellen, enzovoort, verbeteren allemaal
de modulariteit. Dat betekent dat we ons verbinden
met de ruimere wereld, maar vanuit een ethiek van
netwerken en informatie delen, eerder dan vanuit
wederzijdse afhankelijkheid.
Deze markt in Slovenië toont een waaier van lokale produc-ten, de vruchten van een veel meer diverse landbouw dan in geïndustrialiseerde landen.
Appels oogsten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Oogsten met de zeis in Zuid-Devon, begin vorige eeuw.
‘In een veerkrachtig systeem
kunnen individuele knoop-
punten – zoals mensen,
bedrijven, gemeenschappen en
zelfs hele landen – ondersteu-
ning en middelen van elders
gebruiken, maar zijn ze even-
goed zelfvoorzienend genoeg
om, indien nodig, in hun eigen
essentiële behoeften te voor-
zien. Maar in ons hyperstreven
om de hele wereld met al zijn
economische en technologi-
sche netwerken met elkaar te
verbinden en te globaliseren,
zijn we de laatste helft van deze
definitie vergeten.’
Thomas Homer-Dixon (2007), Ten onder te boven: catastrofe, creati-viteit en de vernieuwing van de bescha-ving, Uitgeverij Jan van Arkel
© A
ND
Y G
OLD
RIN
G
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIE
F©
TO
TN
ES
IM
AG
E B
AN
K E
N R
UR
AL
AR
CH
IEF
‘Onderzoek door de Thames
Valley University onthult de
dramatische verdwijning
van kleine winkels in dorpen,
steden en districtscentra overal
in het land. Sinds de jaren ’40
zijn ongeveer 100.000 kleine
winkels verdwenen en elk jaar
daalt hun aantal met onge-
veer tien procent. Tussen 1995
en 2000 zagen onafhankelijke,
in verswaren gespecialiseerde
handelaars – inclusief bakkers,
slagers, vis- en groenteboeren
– hun verkoop dalen met
veertig procent, terwijl super-
markten hun greep verste-
vigden.’
New Economics Foundation, rapport Ghost Town Britain
72H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
73O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
reiken langs een dermate ingenieus kronkelpad,
dat het een hele tijd duurde om er te komen. En
in dit optrekje waren onze glazen al klaargezet.
Onze punch werd gekoeld in een decoratief meer,
op wiens oever het prieel was gebouwd. Dit stukje
water (met in het midden een eiland dat de sala-
de voor het avondmaal had kunnen zijn) was rond
van vorm en hij had er een fontein in gebouwd die,
als je een klein molentje aan het draaien bracht en
een kurk uit een pijp trok, zo sterk spoot dat de rug
van je hand behoorlijk nat werd.
“Ik ben mijn eigen ingenieur en mijn eigen meu-
belmaker en mijn eigen loodgieter en mijn eigen
tuinman, ik ben van alle markten thuis,” zei Wem-
mick in antwoord op mijn complimenten. “Wel, het
is een goede zaak, weet je. Het blaast de mufheid
van de gevangenis wat weg…” ’
Al is het fictief, toch schetst Dickens een beeld
van gebieden op wandelafstand van het centrum
van Londen rond 1870. Wemmick was tegelijker-
tijd consument en producent. De meesten van ons
hebben sinds lange tijd dat laatste laten vallen. Te-
genwoordig zouden we Mr Wemmicks manier van
leven ‘een gebouw met lage impact’ noemen, ‘ge-
maakt van plaatselijke materialen, opgetrokken in
een stedelijk eetbaar landschap met hoge biodiver-
siteit, met beschermde gewassen, aquacultuur en
kippen- en varkenshouderij’. In 2008 is het waar-
schijnlijk een parkeerterrein.
De analogie met de cake
Ik gebruik graag de analogie van een cake. In Totnes
bijvoorbeeld waren, vóór de komst van de spoorweg
rond 1850, de stad en haar omgeving grotendeels
zelfvoorzienend. Haar melk, kaas, vlees, seizoens-
groenten en -fruit, evenals de meeste bouwmate-
rialen en sommige stoffen werden allemaal lokaal
geproduceerd (tot de Industriële Revolutie, toen de
stoffenproductie verhuisde naar het noorden van
Engeland). Wat ingevoerd werd op kleine zeilbo-
ten over de rivier de Dart, om afgeladen te worden
op de kades, was hout uit de Baltische staten, ap-
pels uit Bretagne voor het maken van cider (het ge-
bied dronk en exporteerde veel cider, maar teelde
te weinig appels) en wat wol. Als deze boten om een
of andere reden niet meer zouden komen, zou het
gebied zich redden. Het was veerkrachtig. De cake
werd plaatselijk gemaakt en de glazuur en de kersen
erop werden ingevoerd.
Nu is het net omgekeerd. De cake wordt inge-
voerd van waar ook ter wereld waar hij goedkoper
is, en de lokale landbouw produceert de glazuur en
de kersen erop. We zijn van het veerkrachtige ver-
schoven naar het gevaarlijk onveerkrachtige. De
complexe en veelzijdige rurale economie, die ge-
durende eeuwen gemeenschappen ondersteunde
en die onbewust ontworpen was volgens de prin-
cipes van veerkracht, is dankzij de meedogenloze
krachten van de globalisering in de voorbije veertig
à vijftig jaar ontmanteld en op de grote puinhoop
van de geschiedenis gegooid. Zoals de ecoloog Aldo
Leopold zei: ‘Wie anders dan een dwaas zou schijn-
baar nutteloze onderdelen weggooien? Elke bout en
moer bewaren is de eerste voorzorgsmaatregel van
intelligent gesleutel.’ 11 Wij hebben maar heel weinig
onderdelen bewaard en het begint ons nog maar net
te dagen dat we sommige ervan misschien opnieuw
nodig zouden kunnen hebben.
Echo’s van een
veerkrachtig verleden
Twee voorbeelden uit het recente verleden van Tot-
nes geven meer inzicht, zowel in hoe onze neder-
zettingen functioneerden vóór de goedkope olie, als
in de strategieën en infrastructuur die zij mogelijk
zullen moeten overwegen voor de periode erna. In
olie bestond uit geploeter in de modder, incest, klei-
ne jongens door de schoorsteen duwen en niet veel
meer; ofwel dat het een idyllische wereld was waar
iedereen zijn ouders respecteerde en rozen boven
de voordeur had.
In werkelijkheid is er veel in onze geschiedenis
waaruit we lering kunnen trekken en waar we weer
naar kunnen teruggrijpen. In het algemeen hadden
de mensen veel meer vaardigheden en waren ze
praktischer. Lokale economieën waren verscheide-
ner en veerkrachtiger, en mensen waren meer ver-
bonden met waar hun energie en hun voedsel van-
daan kwam. In Totnes in Devon bijvoorbeeld was
er in de jaren ’30 in het stadscentrum een aantal
volkstuintjes en groentekwekerijen, dat het grootste
deel van de groenten en een deel van het fruit voor
de stad leverde. Behalve het spoorwegstation waren
alle ondernemingen eigendom van lokale mensen.
Zet dit tegenover een recent onderzoek van de New
Economics Foundation,10 dat vaststelde dat van de
103 steden en dorpen die onderzocht werden, er 42
procent ‘kloonsteden’ waren, zoals zij ze noemden,
gedefinieerd als ‘een stad die de individualiteit van
de winkels in zijn hoofdstraat vervangen had door
een eenvormige rij multinationale en nationale ke-
tens, wat betekent dat zijn winkelcentrum gemakke-
lijk verward kan worden met dozijnen andere saaie
stadscentra over het hele land’. Bedrijven in loka-
le handen zijn een uitstervend ras en we beginnen
nu pas te waarderen hoe belangrijk ze zijn en welke
veerkracht ze geven aan lokale gemeenschappen en
hun economieën.
Er was natuurlijk veel wat ellendig en afstom-
pend was, en er was op veel gebieden een gebrek aan
persoonlijke keuzemogelijkheden, wat wij vandaag
onaanvaardbaar zouden vinden. Het leven was kor-
ter en minder comfortabel. Zonder er een seconde
voorstander van te zijn om onze toekomst te model-
leren naar ons verleden, vind ik wel dat we het kind
niet met het badwater moeten weggooien. Wandel
eens door de eindeloze straten, winkelcentra, par-
keerterreinen en asfaltvlaktes van het hedendaagse
Londen, en vergelijk dat eens met dit fragment uit
Great Expectations van Charles Dickens:
‘Het huis van Wemmick was een kleine houten
hut temidden van lapjes tuin, en het dak was uitge-
sneden en geschilderd als een batterij geweren...
“Achterom is er een varken en er zijn kippen en
konijnen; en dan knutsel ik mijn eigen rekje ineen,
zie je, en kweek komkommers; en bij het avondeten
zal je kunnen proeven welke sla ik laat groeien.
Dus, mijnheer,” zei Wemmick, weer glimlachend,
maar ernstig ook, terwijl hij zijn hoofd schudde,
“als je je deze kleine plek belegerd voorstelt, dan
zou ze het verduiveld lang kunnen volhouden wat
betreft bevoorrading.”
Vervolgens leidde hij me naar een prieel, een
tiental meter verder, maar dat je slechts kon be-Kleine vrachtboten rond 1900. Voordat het spoor- en wegver-voer het overnamen, ging veel goederenvervoer per boot.
‘Ik wil niet dat mijn huis
wordt ommuurd of mijn ramen
worden gebarricadeerd. Ik
wil dat alle culturen van alle
landen zo vrij mogelijk rond
mijn huis kunnen waaien.
Maar ik weiger wel omver
geblazen te worden door één
cultuur.’
Mahatma Gandhi
V ©
TO
TN
ES
IM
AG
E B
AN
K E
N R
UR
AL
AR
CH
IEF
74H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
75O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
werden afgebroken (rond dezelfde tijd dat ze ook
bij de andere groentekwekerijen van de stad wer-
den afgebroken) en de grond werd aan de gemeen-
te verkocht, die er een parkeerterrein van maakte.
Beeld je die fantastische grond in, die verloren ging!
De plek stond bekend als vruchtbaar land zo ver de
kronieken reiken.
In 1980 werd George Heath als uit de tijd be-
schouwd, maar in feite was hij zowat dertig jaar vóór
op zijn tijd. Zijn model van gelokaliseerde voedsel-
productie, die de koolstof voorbij was en gebaseerd
op nul voedselkilometers (we kunnen hiervoor zelfs
de term ‘voedselmeters’ uitvinden) is een model dat
we de komende jaren opnieuw zullen moeten ont-
dekken en installeren. Maar vaak is deze optie door
de ontwikkelingen niet meer mogelijk voor ons. Een
deel van het gebied van Heath’s kwekerij wordt nu
bebouwd, waardoor de mogelijkheid om de kweke-
rij terug op te zetten voor de nabije toekomst is uit-
gesloten.14
Als we verder teruggaan in de lokale geschiede-
nis vinden we een ander verhaal, dat ons inzicht
biedt in hoe de samenleving functioneerde vóór de
olie, en ook in hoe ze zich zou kunnen reorganise-
ren daarna. De familie Blight werkte met paarden,
preciezer gezegd met trekpaarden, die voor de op-
komst van de verbrandingsmotor een groot deel van
de paardenkracht (letterlijk) van de stad leverden.
Net zoals er nu een geglobaliseerde, energie-inten-
sieve infrastructuur bestaat om het gemotoriseerde
transport gaande te houden, zo bestond er voor de
jaren ’30 een gelokaliseerde, energiearme, veelsoor-
tige infrastructuur die de op paarden gebaseerde
economie ondersteunde. Je kon overal binnen een
straal van maximaal tien kilometer een smid vin-
den.15 Er waren ook zadelmakers, tuigmakers, stal-
knechten, wagenmakers, vervoersdiensten, koet-
siers en dierenartsen.
De onderneming van Blight werd gestart door
David Blight, die rond 1870 begon met paarden-
het midden van de stad vind je het Heath’s Nursery
parkeerterrein. Al ziet het er voor het moderne oog
uit zoals elk ander parkeerterrein, toch kwam het
in de plaats van iets buitengewoons. Vroeger was
dit een levendige en productieve stadsgroentekwe-
kerij, net zoals twee andere parkeerterreinen in de
stad. Dit is niet uniek voor Totnes; het is een pa-
troon dat je in elk dorp of elke stad zult terugvin-
den. De boomgaarden, de groentekwekerijen, de
hakhoutbosjes, de notenbomen en de viskwekerij-
en werden allemaal omgespit en vervangen door de
meedogenloze golf van verstedelijking die onze dor-
pen en steden transformeerde. Nu vinden we hun
erfenis enkel nog terug in de straatnamen: ‘Boom-
gaardstraat’, ‘Kwekerijstraat’, ‘Zagerijstraat’. Zoals
James Howard Kunstler ons graag vertelt:12 ‘Plaat-
sen worden vaak genoemd naar wat vernietigd werd
om er ruimte voor te maken.’ 13
Heath’s Nursery werd opgericht door George
Heath in 1920, toen hij midden in de stad grond
kocht om een kwekerij te beginnen. In het Museum
van Totnes wordt een factuur bewaard van dat jaar,
voor het afbreken, het vervoeren en de heropbou-
wen van een kas, de eerste die op die plaats ge-
bouwd werd. In de jaren ’30 breidde de onderne-
ming uit, toen de zoon van Heath, die ook George
heette, mee in de zaak kwam. Ze kochten een win-
kelpand aan High Street.
De groentekwekerij bestond uit twee delen: het
eerste was een grote open zone, met één verwarmde
kas waar zaailingen werden opgekweekt; het twee-
de deel daarachter had een reeks kassen die ook
verwarmd werden. George Heath (de zoon) hield
er van 1940 tot eind jaren ’50 ook varkens. Men-
sen met wie ik sprak, die toen naar school gingen,
herinneren zich dat ze even uit school mochten om
naar Heath’s Nursery te lopen met het afval van de
schoolkeuken voor de varkens. Ook kwam de schil-
lenboer bij de andere plaatselijke scholen, winkels
en ziekenhuizen. Veel van de vruchtbaarheid kwam
van de plaatselijke baconfabriek, ofwel in de vorm
van varkensmest of (vegetariërs slaan deze zin mis-
schien liever over) als gestold bloed, dat als plan-
tenvoeding werd toegevoegd aan het water dat in
de serres werd gebruikt.
De kwekerij produceerde tomaten, rode biet,
kool, sla, pronkbonen, tuinbonen en ook een hele
waaier bloemen, zoals chrysanten en dahlia’s, die
allemaal in de winkel in High Street verkocht wer-
den. Zij kweekten geen aardappelen, omdat die
veel goedkoper geteeld konden worden door de
plaatselijke boeren en feitelijk te veel plaats inna-
men. Heath verkocht wel pootaardappelen en een
breed assortiment van verpakte zaden, die zeer ge-
liefd waren bij de lokale tuiniers. De kwekerij was
ook op andere manieren verbonden met de lokale
economie. Zo gebruikte ze hout van de plaatselijke
houtzagerij (‘Reeves’) om de zaaibakken te maken
en verkocht ze producten, zoals aardbeien, van an-
dere lokale telers.
Een kwekerij zoals die van Heath runnen was
zwaar werk. Dit was een ‘zeven dagen op zeven’
onderneming, maar ze verleende een onschatbare
dienst aan de stad en zorgde voor een redelijk in-
komen. In de vroege jaren ’80, toen Mr Heath met
pensioen ging, wou geen van zijn zonen de zaak
overnemen en ging het stilaan achteruit. De kassen
De straat ‘hakhoutbosje’ in Bradford on Avon in Wiltshire. Vaak zijn straten genoemd naar wat er voor ze moest plaatsmaken.
Voegt geen veerkracht toe
Gecentraliseerde recyclage
Sierbomen planten (bijv.: Millenniumbossen)
Biologisch voedsel internationaal organiseren
Geïmporteerde ecologische bouwmaterialen
Lage-energiegebouwen
Compenseren van koolstof
Ethisch investeren
CD’s met koorzang kopen
Luchtsporten
Consumentisme
Voegt veerkracht toe
Lokaal composteren
Productieve bomen planten
Lokale voorziening, door lokale productie te benoemen en opkomende en nieuwe ondernemingen te ondersteunen
Lokale bouwmaterialen benoemen (stro-leem, hennep, enz.)
Het lokale Passiefhuis (zie: een visie voor 2030, pag.133)
Mechanismen voor investeringen in de lokale gemeenschap
Lokale munt
In het plaatselijke koor zingen
Voetballen
Wederkerigheid
12) Het toevoegen van veerkracht leidt tot herziening van wat de beste handelswijze (best practice) zou kunnen zijn.
‘In de steden hebben motor-
voertuigen, naast het
afschrikken van de paarden,
ruw geconcurreerd met veel
andere weggebruikers. Op het
einde van de 19e eeuw waren
straten niet enkel transport-
aderen, maar ze vervulden ook
allerlei belangrijke functies
voor buurten en families. Clay
McShane vertelde: “Verko-
pers brachten met hun hand-
karren goederen tot bij de huis-
vrouwen in de stad... foto’s en
prenten uit die tijd tonen grote
troepen kinderen die op straat
spelen, vaak de enige open
ruimte.”
In de stadsstraten stonden
vaak kramen die allerlei
producten verkochten. Muzi-
kanten, goochelaars en andere
straatentertainers voor-
zagen de armen van goedkoop
vermaak. Aan dit gevarieerde,
sociale landschap motorvoer-
tuigen toevoegen betekent het
verdwijnen van vele enter-
tainers! Toen de auto voor
het eerst in films verscheen in
1890, was het vaak in de rol
van de lomperik, die fruitstal-
letjes en marktwagens omver-
reed. Het kan grappig geweest
zijn op het scherm, maar op
straat was het veel minder
grappig.’
Julian Pettifer & Nigel Turner (1984), Automania: Man and the Motor Car, Collins
© S
TE
PH
EN
GA
SC
OIG
NE
76H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
77O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
Hoewel deze oefening gaat over een bos, had het net zo goed kunnen gaan over een stad met de slager, de kerk, de scholen, de boeren enzovoort.Voordat er goedkope olie bestond waren onze economieën en gemeenschappen af-hankelijk van deze netwerken van weder-kerige relaties en verbanden. Goedkope olie heeft ons de twijfelachtige `luxe’ ge-geven te denken dat we zonder deze rela-ties kunnen leven. De meeste mensen heb-ben vandaag de dag geen idee meer wie er eigenlijk naast hen woont. Wat het leven na goedkope olie nodig zal hebben, en wat de kern is van permacultuur, is het opnieuw opbouwen van die relaties.Permacultuur gaat over de wederopbouw van dit complexe web van heilzame rela-ties. Dit spel is een goed instrument om te laten zien wat we hebben weggegooid en wat goedkope olie voor ons doet.’
Ik loop dan om de cirkel heen en maak hen er opmerkzaam op hoe sommigen meer touwtjes in handen hebben dan anderen. ‘Dit zijn de sleutelelementen van dit eco-systeem. Als we ingrijpen in dit systeem, doen we dat op eigen risico. We zouden een boer kunnen zijn die besluit om de eiken om te hakken en het moeras droog te leggen. We zouden ook een project-ontwikkelaar kunnen zijn in een stad met een sterke locale economie, die beslist vlak buiten een stad een grote supermarkt te bouwen. In beide gevallen hebben we vaak niet onmiddellijk zicht op de gevol-gen ervan.
Wat gebeurt er als we de eiken omhakken (de persoon met de eiken laat de touwtjes los)? We zien dat het weinig direct ver-schil maakt. Dus laten we vervolgens het moeras droogpompen (moeraspersoon laat touwtjes los). En opnieuw zien we welis-waar wat verslechtering, maar niet veel.’
Daarna laat je, in de vorm van een plau-sibel verhaal, (`toen deed de boer dit, en daarna dat…‘) de mensen één voor één de touwtjes loslaten. Op een bepaald punt stort het web in. Maak duidelijk dat je niet kunt weten wanneer dit zal gebeuren.
‘Je bouwt een grote supermarkt buiten de stad en drie jaar later ligt de oude win-kelstraat er verlaten bij. In feite hadden mensen vóór de goedkope olie goed uit-gedachte ontwerpen en netwerken van wederkerige relaties om de boel te laten draaien. Sinds de komst van de goedko-pe olie zijn we dat allemaal kwijt. Het zal nodig zijn om ze opnieuw op te bouwen.’
Voor een extra dramatisch effect kun je een schaar gebruiken en de touwtjes door-knippen! Dit is een zeer sterke oefening om mensen kennis te laten maken met de beginselen van permaculuur en hoe goed-kope olie onze samenleving heeft veran-derd.
Studenten Skilling Up for Powerdown: een veerkrachtig web weven.
Transitie-instrument 2De oefening van de Veerkracht-van-het-Web
In het begin van elke cursus die ik geef, en ook in het begin van bijeenkomsten waar-bij ik een oefening nodig heb om het Tran-sitie-concept uit te leggen, gebruik ik de volgende oefening. Het is een aangepas-te versie van een oefening die ik jarenlang gebruikt heb om mijn permacultuurcursus-sen mee te beginnen. Ik deed dit met aller-lei uiteenlopende groepen en ik heb nog nooit meegemaakt dat het niet werkt. Het is altijd heel effectief.Maak groepen van maximaal 15 deelne-mers (minimaal 6, ideaal is rond de 12). Als er meer dan 15 zijn, splits ze dan in kleine-re groepen. Laat ze in een gesloten schou-der-aan-schouder-cirkel gaan staan.
BenodigdhedenJe hebt een grote bol touw per groep nodig en een sticker per persoon in elke groep, met daarop de namen van verschil-lende elementen van een bosrijk gebied. Deze stickers worden vooraf gemaakt met duidelijk leesbare letters. Hier in het Verenigd Koninkrijk gebruik ik o.a. eik, bodem, heg, das, worm, muis, regenval, uil, humuslaag, vos, merel, moeras, haze-laar, tor, paddenstoel, bramen, enzovoort. Je kunt deze lijst aanpassen aan de soor-ten van je eigen gebied.
InstructiesDeze oefening speelt zich af in een bos (het mooiste is om de oefening echt bui-ten in een bos te doen, onder een grote eik, maar dat is niet altijd mogelijk, vooral ‘s avonds niet, dus vraag de deelnemers in dat geval om zich voor te stellen dat ze in een bos zijn).Deel de stickers uit en laat de mensen hun eigen sticker op hun borst plakken. Daarna wordt de bol touw binnen de cirkel kris-kras doorgegeven met als enige regel dat wanneer je de bol aan iemand doorgeeft, je duidelijk moet maken wat je relatie met de ander is. Terwijl de bal het web weeft kun je steeds extra informatie geven over de ecologie van het bos, die relevant is voor de relatie tussen de verschillende ele-menten.
Na enige tijd ontstaat er een complex web van draden dat iedereen met elkaar ver-bindt. Nadat het klaar is vraag je iedereen om de touwtjes strak aan te trekken en de andere hand op het web te leggen en te voelen hoe sterk het is. Je zult zien dat ie-dereen heel trots is op het web dat ze ge-weven hebben, en tevreden over zichzelf. Nadat het web klaar is kun je het volgende vertellen:
‘In de natuur bestaat dit web van relaties in alle ecosystemen en het is de diversiteit van relaties die ervoor zorgt dat deze eco-systemen zo goed werken. Dit soort web-structuren zijn heel complex en veerkrach-tig, maar tegelijkertijd heel kwetsbaar. Wij mensen grijpen op eigen risico in in die structuren, want we weten nooit echt wat de effecten zullen zijn, omdat we te weinig inzicht hebben in de complexiteit ervan.
78H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
79O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
meer als ze stierven. De paardenknechten gingen
gewoon op de tractor rijden.’
We kunnen de veerkrachtige plattelandsecono-
mie, waar deze beide voorbeelden in passen, zien als
een web van draden, dat al de verschillende elemen-
ten van de gemeenschap met elkaar verbond, zoals
in de oefening van het ‘Levensweb’ (zie pag.76). Dit
web van verbindingen was, hoewel complex en veer-
krachtig, toch heel fragiel. In feite zette het Tijd-
perk-van-de-goedkope-olie een schaar in dit web,
waardoor zijn functies vervangen werden door ener-
gieafhankelijkere versies. Het is makkelijk te begrij-
pen waarom dit gebeurde en waarom de mensen het
verwelkomden. We zouden allemaal hetzelfde ge-
daan hebben als we in die tijd geleefd hadden. Het
spaarde tijd, was minder hard werken, bood nieuwe
mogelijkheden, ontwikkeling, en werd beschouwd
als een beter leven voor de volgende generatie. Nie-
mand kon de gevolgen voorzien die zich vijftig jaar
later zouden voordoen.
We vergeten makkelijk de omstandigheden die
geleid hebben tot de vele veranderingen die we nu
vanzelfsprekend vinden. Het afstappen van steen-
kool bijvoorbeeld, werd sterk ingegeven door het
feit dat de stedelingen op een slechte dag niet meer
dan een paar meter ver konden kijken. Duizenden
stierven elk jaar aan de gevolgen van het inademen
van de rook.16 Hoe dan ook, nu duidelijk wordt dat
de goedkope olie, nodig om onze olieafhankelijke le-
vensstijl in stand te houden, niet voor eeuwig voor-
radig zal zijn, staan we te kijken naar de verbroken
draden van het web en beginnen ons af te vragen
welke draden met welke andere verbonden zouden
kunnen worden. De Transitie-benadering bestaat
uit het opnieuw weven van dit web en uit het her-
stellen van de verbindingen die nodig zullen zijn
voor een veerkrachtige post-olie-economie. Elke
nieuwe harmonieuze relatie die we smeden is een
stap terug naar het gezonde verstand.17
Kunnen we wat nuttigs leren
uit de laatste ‘oorlogsmobilisatie’
van Groot-Brittannië?
Kan er enige les getrokken worden uit de meest re-
cente nationale Powerdown van Groot-Brittannië in
de Tweede Wereldoorlog? Hoewel er duidelijk veel
verschillen zijn met de vorm van pro-actieve ener-
gie-afdalingplanning waar dit boek voor pleit, zijn
kracht te leveren voor de bouw van de South Devon-
spoorweglijn. Daarnaast leverde hij ook paarden
voor de paardentram, die van station Totnes naar
de kades liep. Toen hij in 1889 stierf, nam zijn zoon
Robert de zaak over.
Op het hoogtepunt bezaten de Blights acht paar-
den, die hun stal midden in de stad hadden, in wat
feitelijk de achterkamer van hun huis was. In die
tijd hadden de meeste hotels in de stad hun eigen
stallen, zodat ze de rijtuigen die door de stad pas-
seerden van paarden konden voorzien. De vervoers-
onderneming van de Blights liep tot 1930, toen de
brandweer van Totnes, een van hun belangrijkste
klanten, uitbreidde met een gemotoriseerde brand-
weerwagen. Op dat moment verkocht Robert Blight
zijn handel aan een plaatselijke vervoersmaatschap-
pij en trad bij hen in dienst als manager.
Wat ik interessant vind aan de Blights, en aan Ge-
orge Heath, is dat ze inzicht bieden in de infrastruc-
tuur die nodig was vóór de verbrandingsmotor. Als
er brand was, had de brandweer iets nodig om hun
machines te trekken en ze hadden het snel nodig. De
paarden van de omliggende velden gaan halen zou te
veel tijd kosten. Zelfs op stal in het huis van Blight
vormden de paarden nog een sleutelelement in het
functioneren van de stad. Met de komst van de auto
en de tractor zakte de infrastructuur die het gebruik
van paarden mogelijk maakte, snel in elkaar.
Ik vroeg een plaatselijke boer, die zo’n zes kilo-
meter van Totnes opgroeide in de jaren ’30, toen
paarden gebruikt werden op de boerderij, of hij het
verdwijnen van de werkpaarden betreurde. Hij ant-
woordde: ‘Het hing veel af van de persoon. Als je
in termen van winst dacht, dan was je heel blij met
het verdwijnen van de paarden. Als je artistiek en
poëtisch was, dan vond je het jammer. Ik begon het
gebruik van paarden af te bouwen in 1934, toen de
eerste tractor arriveerde; ik verving ze gewoon niet
George Heath in zijn kwekerij, 1970. De kwekerij van Heath vandaag.
Robert Blight en zijn zoon met een van zijn trekpaarden achter hun huis in Totnes.
De winkel van Heath in High Street, versierd voor het zilve-ren jubileum van de koningin in 1977.
‘De grote moeilijkheid om
zware materialen te vervoeren
leidde ertoe dat iedereen,
behalve de meest welgestelden,
tot aan het eind van de 18e
eeuw bouwde met materialen
die dichtbij voorhanden waren,
zelfs indien deze niet erg lang
meegingen Wanneer men een
steen wilde die niet ter plaatse
voorhanden was, werd deze
soms op een zeer moeizame
manier per boerenkar aange-
voerd, maar altijd tegen een
hoge prijs. Dit blijkt bijvoor-
beeld uit de goed bewaard
gebleven documenten van het
Ziekenhuis van St John in Sher-
borne (1438-48), waar op vijf
perkamenten rollen de kosten-
raming van het gebouw minu-
tieus werd bijgehouden. Dit
mooie aalmoezeniershuis werd
hoofdzakelijk opgetrokken uit
lokale kalksteen, maar voor de
afwerking werd Liaskalksteen
uit Ham Hill gebruikt. Hoewel
dit een tocht betekende van 12
mijl, toont de boekhouding aan
dat het vervoer meer kostte
dan de steen zelf.’
Alec Clifton Taylor (1987), The Pattern of English Building, Faber and Faber
‘Ik heb altijd gevonden dat de
vervanging van het paard door
de verbrandingsmotor een zeer
duistere mijlpaal betekende in
de vooruitgang van de mens-
heid.’
Winston Churchill (1954), Churchill Reader: a self portrait, Eyre and Spot-tiswoode
‘De tuinen en volkstuintjes
van Britannië brachten niet
enkel groenten voort: parti-
culiere kippenhouders voor-
zagen in een kwart van de offi-
ciële toevoer van verse eieren
en er waren 6.900 varkens-
verenigingen verspreid over
het land, die de dieren hielden
op stro in achtertuinen of op
volkstuintjes – en zelfs op meer
ondenkbare plaatsen zoals het
(lege) zwembad van de Ladies’
Carlton Club in Pall Mall.’
Gardiner, J. (2004). Wartime Britain 1939 1945, Headline Book Publishing
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIE
F
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIE
F
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIE
F
Jonge geëvacueerden uit Londen leggen een groentetuin aan bij de school in Totnes tijdens de Tweede Wereldoorlog.
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIE
F
80H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
81O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N
‘slechts’ tien procent van het nationale dieet pro-
duceerden, maar het belangrijke punt is dat de tien
procent die ze produceerden de tien procent waren
die de natie gezond hielden. Terwijl de landbouw
de koolhydraten en vetten produceerde, waren het
de achtertuintjes die het grootste deel van het verse
fruit en de verse groenten leverden.
Op 8 januari 1940 werd voedselrantsoenering in-
gevoerd, in het begin alleen voor bacon, boter en
suiker, maar daarna uitgebreid naar de meeste an-
dere voedingsstoffen (behalve fish and chips!) en
naar brandstof en kleding. Een van de successen
van rantsoenering was dat het de ongelijkheden in
de voeding wegwerkte. Terwijl de rijken hun dieet
beperkt zagen, betekende het voor de armen, zeker
in de industriële centra, een aanzienlijke verbete-
ring van hun voeding ten opzichte van de vooroor-
logse jaren. De totale voedselconsumptie daalde met
elf procent tegen 1944, evenals de vleesconsumptie.
Ook de kindersterfte daalde en de algemene gezond-
heid in het Verenigd Koninkrijk was aantoonbaar
beter dan ooit, zowel daarvoor als daarna. Wat be-
treft het autogebruik beperkte de benzinerantsoene-
ring, ingevoerd in 1939, niet-essentiële gebruikers
tot driezuizend kilometer per jaar en dan geleide-
lijk minder tot in 1942 de individuele toewijzingen
werden afgeschaft. Tussen 1938 en 1944 was er een
vermindering van 95 procent in het autogebruik in
het Verenigd Koninkrijk.
We kunnen veel leren uit de ervaring van de
Tweede Wereldoorlog over de manier waarop re-
geringen een dergelijke overgang voorbereiden. De
Britse regering slaagde erin tussen 1936, toen het
Food (Defence Plans) Department werd opgericht
binnen het Ministerie van Handel, en 1939, toen de
oorlog begon, een antwoord te formuleren dat (net)
in staat was om het land te onderhouden.22 De be-
langrijkste les uit de oorlogsperiode is, volgens And-
rew Simms, dat ‘als regeringen echt willen, ze bijna
alles kunnen, ook goede dingen.’
Het is duidelijk dat piekolie en klimaatverandering
bij de bevolking of binnen de regering een gevoel
van urgentie moeten opwekken dat veel weg heeft
van een Nazi-invasie. Maar, zoals het Hirsch Re-
port stelt, tegen de tijd dat een regering het poli-
tiek raadzaam acht om actie te ondernemen op
de schaal die piekolie vereist, is het te laat. Uitge-
drukt in termen van figuur 8 lag het antwoord tij-
dens de Tweede Wereldoorlog duidelijk het dichtst
bij de ‘Powerdown’ van Heinberg, alhoewel de na-
druk van de overheid op lokale actie en hernieuw-
de vaardigheidstraining meer in de buurt komt van
zijn ‘Reddingsboten bouwen’. Samen met de oor-
logsinspanning werd het opbouwen van veerkracht
een nationale prioriteit, die actief werd aangemoe-
digd en bevorderd door de nationale overheid.
er ook relevante overeenkomsten. We zijn duidelijk
een heel andere samenleving nu, met andere vaar-
digheden, verwachtingen en waarden. En de aard
van de uitdaging waarvoor we staan, is een heel an-
dere. Toch kan, ondanks dat, een terugblik naar die
tijd leerzaam zijn. Zoals Andrew Simms van de New
Economics Foundation opmerkt:
’De recente geschiedenis toont dat hele econo-
mieën in korte tijd herschikt kunnen worden, en
dat is precies de eis die de opwarming van de aarde
aan ons stelt… Zou het kunnen dat de ervaring van
de sociale en militaire mobilisatie in oorlogstijd de
grootste vraag in verband met de opwarming van
de aarde kan beantwoorden: zijn we in staat om
onze levensstijl en economieën voldoende en op tijd
te veranderen om deze opwarming te stoppen?’ 18
Er is veel wat we kunnen leren uit zowel de aan-
loop tot de oorlog als uit de periode 1939-1945 zelf.
In het licht van de nood aan een breed engagement
over alle sectoren heen als antwoord op een levens-
bedreigende situatie, kunnen we een paar lessen
trekken in hoe snel regeringen kunnen reageren (als
ze moeten) door te kijken naar hoe de Britse rege-
ring zich voorbereidde op de gevolgen die oorlog
zou hebben op de voedselproductie.
In april 1936, toen oorlog met Duitsland een mo-
gelijkheid maar nog helemaal geen zekerheid was,
werden door een parlementsbesluit twee comités ge-
vormd. Een comité werd belast met het ontwerpen
en voorbereiden van een schema voor het rantsoe-
neren van voedsel, het andere moest de producten
bepalen die voorrang moesten krijgen in een pro-
gramma van voedselopslag. Dit leidde tot de oprich-
ting van het Food (Defence Plans) Department in
het Ministerie van Handel, dat de drijvende kracht
werd in het voorbereiden van de voedingssector op
oorlog. Toch, stelt Alan Wilt,19 was het pas in 1940
dat de regering een langetermijnpolitiek uitwerkte.
In 476 districten over het hele land werden comi-
tés opgericht, die de heroriëntatie van de landbouw
moesten coördineren. Naast een poging om de hoe-
veelheid opgeslagen voedsel te verhogen, kreeg de
toename van de huishoudelijke voedselproductie de
hoogste aandacht. In 1936 werd twee derde van het
Britse voedsel ingevoerd en veel productief land be-
stond uit weiland.20
Tegen 1944 was de oppervlakte van in cultuur ge-
bracht land toegenomen van 4,9 miljoen hectaren in
1939 naar 8 miljoen; de voedselproductie was met
91 procent gestegen en Groot-Brittannië was feite-
lijk in staat zichzelf ongeveer 160 dagen per jaar te
voeden, in tegenstelling tot de 120 dagen in 1939.21
De voedselinvoer in het Verenigd Koninkrijk werd
tussen 1939 en 1944 gehalveerd. Plaatselijke over-
heden richtten tuinbouwcomités op om mensen
raad te geven op het vlak van het telen van voed-
sel, aangevuld met een uitgebreid programma om
de kwaliteiten van spaarzaamheid en zuinigheid te
promoten, en om praktische vaardigheden te leren.
Sommige affiches uit die periode zijn uitstekende
voorbeelden van hoe je verduurzaming, matigheid
en voedselproductie kunt promoten.
In 1942 had Bristol bijvoorbeeld vijftienduizend
volkstuintjes. Meer dan de helft van de arbeiders
in het land hadden een volkstuintje of lapje grond,
die samen zowat tien procent van het voedsel in
het land produceerden. Mensen merken soms op
dat volkstuintjes en achtertuinen tijdens de oorlog
‘Als me zou gevraagd worden
op welke manier ik liever zou
ploegen, met paard of met de
tractor, dan zou ik het moeilijk
vinden te antwoorden, aange-
zien ik het erg leuk vind om te
werken met een tractor en een
drievorenploeg. Toch weegt
niets op tegen het eenvoudige,
krachtige paardenwerk. Op de
eerste plaats bestaat er geen
ander vergelijkbaar fysiek
werk: er bestaat geen spel in de
wereld dat je nog maar half zo
goed kan doen voelen. En hoe
fascinerend het werken met
de machine ook is, je houdt de
ploeg niet vast. En het is juist
dit vasthouden van de hendels
van de ploeg, beide armen hele-
maal uitgestrekt en hem volle
kracht geven, dat de opperste
bevrediging geeft. Ach, zelfs als
ik deze woorden schrijf, zeg ik,
geef me de ploeghendels zodat
ik ze vast kan grijpen en het
veld in kan! Bevrijd me van
deze stoel! (Want het is zoveel
eenvoudiger om iets te doen
dan erover te schrijven, zoveel
makkelijker uit te voeren dan
te vertellen.)’
John Stewart Collis (1973), The Worm Forgives the Plough, Penguin
‘Op het einde van de maand
mei in 1941 had Bristol meer
dan 15.000 volkstuintjes,
Nothingham had er 6.500 –
in totaal 22.800 are, Norwich
4.000 verspreid over 16.000
are. Het aantal volkstuin-
tjes in Swansea was sinds
het uitbreken van de oorlog
verdubbeld en in Tottenham,
in Noord Londen waren er
ongeveer 3.000 volkstuintjes
die een oppervlakte besloegen
van 6.000 are. Er waren
volkstuintjes op schoolpleinen
en sommige fabriekseige-
naars moedigden werkne-
mers aan om tuintjes aan te
leggen op hun bedrijfsterrein.
De LMS spoorwegen (LMS =
Londen, Midway and Scot-
tish) hadden er 22.000 die zich,
volgens schattingen, zouden
uitstrekken van Londen tot
voorbij Dumfries (in Schot-
land) wanneer ze achter elkaar
zouden gelegd worden, en de
vrouw van de Bewaarder der
Munten en Medailles van het
British Museum plantte rijen
bonen, erwten, uien en sla op
het voorplein.’
Gardiner, J. (2004), Wartime Britain 1939 1945, Headline Book Publishing
© I
MP
ER
IAL
WA
R M
US
EU
M
© I
MP
ER
IAL
WA
R M
US
EU
M
82H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
83W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S
Herlokalisering
Een groeiend aantal schrijvers en denkers stelt op
dit moment dat de vermindering van de hoeveelheid
beschikbare vloeibare brandstoffen en hun stijgen-
de prijzen onvermijdelijk zullen leiden tot het be-
langrijker worden van de lokale schaal. David Fle-
ming schrijft: ‘Lokalisering is op zijn best mogelijk
tot aan de grenzen van de praktische haalbaarheid,
maar het heeft als doorslaggevend argument dat er
geen alternatief zal zijn.’ 1
Een recent rapport dat de mogelijke herlokalise-
ring van de Bay Area in Californië in de Verenigde
Staten onderzoekt, definieert herlokalisering zo:
‘Het proces waardoor een provincie, gemeen-
te, stad of zelfs een wijk zichzelf bevrijdt van zijn
overafhankelijkheid van de mondiale economie en
zijn eigen hulpbronnen investeert om een belang-
rijk gedeelte van de goederen, diensten, voedsel
en energie die het verbruikt te produceren met be-
hulp van wat er lokaal aan financieel, natuurlijk en
menselijk kapitaal voorhanden is.’ 2
Ik zou stellen dat we het vermogen moeten ontwik-
kelen om die dingen lokaal te produceren die we
lokaal kunnen produceren. Het is uiteraard gemak-
kelijk om dit idee aan te vallen door er op te wijzen
dat sommige dingen, zoals computers en braadpan-
nen, niet op lokaal niveau gemaakt kunnen worden.
Maar er zijn veel zaken die we wel lokaal zouden
kunnen produceren. Om er maar een paar te noe-
men: een brede waaier van seizoensgebonden fruit
en groenten, verse vis, hout, champignons, verven,
veel medicijnen, meubilair, keramiek, isolatiema-
teriaal, zeep, brood, glas, melkproducten, wol en
leder, papier, bouwmaterialen, parfums en verse
bloemen. We zijn niet op zoek naar het creëren van
een ‘niets erin, niets eruit’-economie, maar eerder
om economische kringlopen waar mogelijk te slui-
ten en om lokaal te produceren wat we kunnen.
Dit roept grote vragen op over hoe een meer gelo-
kaliseerde industriële sector er uit zou zien en over
de praktische en financiële aspecten van de weder-
opbouw van een CO2-neutrale (of liefst CO2-negatie-
ve) gelokaliseerde industriële sector, een sector die
gedurende de voorbije twee decennia grotendeels
ontmanteld is en uitbesteed aan China. Hoewel
China een vraatzuchtige verbruiker van olie, steen-
kool, gas en de meeste andere grondstoffen is gewor-
den, wordt meer dan de helft van de gebruikte ener-
gie en grondstoffen aangewend om exportproducten
te maken. Wanneer we spreken over vermindering
van koolstofemissies hier, is het goed te bedenken
dat we er op dit moment geen rekening mee houden
hoe het er met deze voor zou staan als we de dingen
opnieuw zelf zouden maken. Wat we dan wel zullen
moeten gaan doen. Het uitdenken van de industrie
op deze schaal en de praktische aspecten ervan val-
len buiten de opzet van dit boek. Ik ga niet beschrij-
ven hoe dit zou moeten gebeuren, maar wil wel zeg-
gen dat het onvermijdelijk zal moeten gebeuren.
In onze hedendaagse samenleving werkt alles tegen
de opbouw van het soort lokale veerkracht dat be-
sproken werd in hoofdstuk 3. We hadden daarvan
een zeer duidelijk voorbeeld in Totnes. Toen we het
Lokaal Ontwikkelingsagentschap vroegen of ze onze
Lokale Voedselgids wilden financieren, werd ons ge-
zegd dat ze dat niet konden, omdat ze volgens de re-
gels van de Wereldhandelorganisatie geen ideeën
konden promoten die lokale productie op een of an-
dere manier superieur verklaren aan productie van
internationale herkomst.
Het loslaten van het lokale in de ontwikkelde we-
reld was slechts gedeeltelijk een eigen keuze: het
werd bewerkstelligd door een aantal zeer invloed-
rijke krachten die nog steeds hier en elders verwoed
aan het werk zijn. Op dit moment is dat vooral het
geval in ontwikkelingslanden; zoals India, waar
mensen van het land worden verdreven en rura-
le economieën systematisch worden ondermijnd.
Maar uiteindelijk, wanneer de beschikbaarheid van
fossiele brandstoffen begint af te nemen, en dus ook
ons vermogen om goederen van hot naar her te ver-
voeren, zullen we onvermijdelijk de infrastructuur
voor lokale bevoorrading moeten beginnen op te
bouwen. We hebben geen keus – het is een realiteit
die ontstaat; een ‘wanneer’, niet een ‘als’.
Er zal altijd handel zijn tussen landen, maar er zal
in toenemende mate een situatie ontstaan waarin
meer door lokale bronnen in onze basisbehoeften
zal worden voorzien in plaats van door import, en
de afstanden waarover we goederen importeren
zullen kleiner worden. In import van computers en
elektronica zit meer logica dan in import van ap-
pelen en kippen. Voedsel is het meest voor de hand
liggende product om te beginnen met de wederop-
bouw van de veerkracht van de gemeenschap, maar
bouwmaterialen, stoffen, hout, energie en geld zul-
len snel volgen.
Het argument voor gedecentraliseerd leven gaat
terug via gemeenschapsbewegingen uit de jaren
’60 en ’70 helemaal tot Ebenezer Howard en Wil-
liam Morris in de Victoriaanse tijd. Mensen als He-
lena Norberg-Hodge,3 Paul Ekins 4 en Kirkpatrick
Sale 5 stelden onlangs dat de duurzaamste schaal
van leven de lokale schaal is, en dat de sleutel tot
een duurzame toekomst het terug delegeren van
de macht aan de gemeenschappen is. Het is een
langdurig debat geweest, dat echter zonder exter-
ne omstandigheden die op het onderwerp kwamen
wegen (zoals piekolie en klimaatverandering), waar-
schijnlijk als zodanig zou eindigen – als een debat –
omdat de krachten achter globalisering veel sterker
zijn dan de krachten voor lokalisering.
Anderen, zoals milieu-activist en schrijver George
Monbiot, hebben stelling genomen tegen het prin-
cipe van algehele lokalisering, met het argument dat
het in niemands belang is. De wereld is niet over-
al even begiftigd met mineralen en andere grond-
stoffen, dus is het logisch dat elke plek zou moeten
kunnen specialiseren. Er kunnen bijvoorbeeld niet
overal braadpannen geproduceerd worden. Mon-
biot stelt dat het principe van volledige lokalisering
‘dwingend, destructief en onrechtvaardig’ is en dat
‘het geld dat de arme wereld nodig heeft van ergens
moet komen, en als onze beweging handel verwerpt
als antwoord, is het verplicht een ander antwoord
te vinden.’ 6 Het punt is dat we het niet hebben over
volledige lokalisering, maar eerder over het opbou-
wen van veerkracht in beide werelden, in het Noor-
den en het Zuiden – twee processen die parallel ver-
lopen en die elkaar wederzijds versterken.
Voor Vandana Shiva kan het versterken van lo-
kale economieën in de ontwikkelingslanden slechts
gebeuren als ook de landbouw in het Westen zich
herlokaliseert. Ze zijn wederzijds met elkaar ver-
weven. Zoals ze aan de Soil Association Conference
van 2007 vertelde:
‘De toekomst van de wereld van de landbouw
ligt in de productie van meer divers voedsel op
lokaal vlak. En dit is onmogelijk zonder vervan-
ging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare
Hoofdstuk 4 Waarom klein onvermijdelijk is
‘Indien zich een belang-
rijke oliecrisis voordoet, zal
dit hoogstwaarschijnlijk
de geesten op een wonder-
baarlijke manier op één lijn
brengen. We zijn zo extreem
afhankelijk van aardolie dat
door elke significante toename
van schaarste of prijs mensen
met een schok zullen beseffen
dat radicaal andere sociale
regelingen zullen moeten
worden getroffen. Zonder olie
zal het zonneklaar worden
dat enkel lokale economieën
kunnen overleven.’
Ted Trainer (2007), Renewable Energy Cannot Sustain a Consumer Society,Springer Verlag
‘Mensen zijn slechts volledig
mens wanneer ze betrokken
zijn op elkaar, en de meeste
mensen vinden geluk het
eenvoudigst te bereiken door
samen dingen te realiseren. Als
we samen met onze buren het
avontuur aangaan een lokale
economie op te bouwen die
in onze behoeften voorziet en
ons allemaal ondersteunt, dan
wacht ons waar geluk en diepe
vreugde.’
Richard Douthwaite (1996), Short Circuit: strengthening local economies for secu-rity in an unstable world, Green Books
‘Het is gemakkelijk om de
principes van self reliance
af te wijzen door te duiden
op verschillende complexe
producten die gemeenschappen
niet zelf kunnen produceren.
Het doel van een veerkrachtige
gemeenschap is echter niet het
creëren van een soort Robinson
Crusoë-economie, waar geen
hulpbronnen, mensen of
goederen binnenkomen of naar
buiten gaan. Een veerkrach-
tige gemeenschap zou ernaar
moeten streven de controle
over haar eigen economie te
vergroten voor zo ver dit prak-
tisch is.’
Michael Shuman (2000), Going Local,Simon & Schuster
84H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
85W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S
bij hulpdiensten, openbaar vervoer en landbouw,
maar veel ervan is veroorzaakt door werkvoorkeu-
ren, ruimtelijke ordening, het systematisch onder-
mijnen van lokale economieën gedurende de laatste
vijftig jaar, en onze diep ingewortelde culturele per-
ceptie dat we het recht hebben te gaan waarheen we
willen, wanneer we dat willen en hoe we dat willen.
Zoals je kunt zien in het citaat hiernaast, heeft de
beschikbaarheid van goedkope vloeibare brandstof-
fen het ook mogelijk gemaakt een voedselvoorraad-
systeem te ontwerpen waarin grote hoeveelheden
energie worden gebruikt om voedsel en andere goe-
deren zomaar van hot naar her te verslepen. Zoals
Herman Daly het stelt: ‘Recepten uitwisselen zou
ongetwijfeld efficiënter zijn.’ 11
Fareed Zakariah schreef onlangs in de New York
Times: ‘Je kan die krachten (van economische glo-
balisering) niet uitschakelen behalve ten koste van
ons eigen economisch welzijn. Gedurende de laat-
ste eeuw stagneerden die landen die probeerden om
hun systemen, banen, cultuur of tradities te behou-
den door de rest van de wereld buiten te sluiten. De
landen die zich openstelden voor de wereld bloei-
den.’ 12 Hoewel deze verklaring nogal controversi-
eel is, is haar belangrijkste zwakte haar basis van
goedkope vloeibare brandstoffen. Niets kan de der-
tig miljoen auto’s en de iets meer dan twee miljoen
vrachtwagens 13 tot in het oneindige op de wegen
van het Verenigd Koninkrijk houden, en die conclu-
sie kunnen we doortrekken naar de meer dan 600
miljoen auto’s wereldwijd. Niets. Het volledig steu-
nen op wegtransport en gecentraliseerde distributie
is de achilleshiel van de economische globalisering.
Verschillende ‘alternatieve’ brandstoffen worden
voorgesteld, over het algemeen door diegenen die
de ‘haalbare matigingsoptie’ van de systematische
ontwenning van privétransport en gecentraliseer-
de distributie niet zien zitten. Maar zoals we zul-
len zien, blijken ze niet te voldoen als we ze kritisch
onderzoeken. De twee meest verbreide voorbeelden
van alternatieven voor vloeibare brandstoffen zijn:
Biodiesel
Aanvankelijk lijkt dit een geweldig idee. Je kweekt
gewassen, perst de olie eruit en laat er auto’s op rij-
den. In theorie is het CO2-neutraal en creëert het
nieuwe inkomsten voor boeren. De realiteit is ietwat
anders. Om te beginnen is er eenvoudig geen land
beschikbaar om dit te doen. Om het huidige, nati-
onale wagenpark van het Verenigd Koninkrijk van
energie te voorzien, zou bijna 26 miljoen hectare
landbouwgrond nodig zijn. Het probleem is dat het
land er slechts minder dan 6 heeft.14
De ethische kwestie die vanaf het begin van elk on-
derzoek van biobrandstoffen ontstaat is het conflict
over het gebruiken van land voor voedsel of voor
brandstofgewassen. Sterk uitgedrukt is het de vraag
of we kiezen voor eten of voor rijden. Met achthon-
derd miljoen ondervoede mensen in de wereld is
dit een levensbelangrijke vraag. Het slechtste voor-
beeld is bio-ethanol van maïs in de Verenigde Sta-
ten. De stijgende vraag daarnaar heeft de prijs van
maïs zozeer opgedreven dat er rellen in Mexico zijn
geweest, omdat mensen zich geen maïs voor tortil-
la’s meer konden veroorloven. Het land dat gebruikt
wordt om biobrandstoffen te kweken, vermindert
ook de hoeveelheid beschikbaar land voor het kwe-
ken van granen voor de mens en voor diervoeding
(waarbij we moeten opmerken dat vleesconsump-
tie sowieso al niet efficiënt is). Biodiesel is niet zo
slecht als bio-ethanol op basis van maïs, maar het
scheelt niet veel.
In elke gezonde samenleving zou het kweken van
voedsel altijd voorrang moeten krijgen op vloeibare
brandstof voor auto’s. Zoals David Strahan, auteur
van The Last Oil Shock, het beknopt uitdrukt: ‘Zelfs
als we al ons akkerland aan de productie van bio-
diesel zouden besteden, dan nog zouden we slechts
een kwart van ons huidige brandstofverbruik pro-
duceren. We zouden allemaal kunnen verhongeren
in een verkeersopstopping.’ 15
De laatste studie die men gedaan heeft om te on-
energie, inclusief menselijke energie. Dan zouden
we voor de eerste keer in de afgelopen vijfhonderd
jaar, sinds het kolonialisme ons opdeelde in Noord
en Zuid, in gekoloniseerde en kolonisator, feitelijk
de kans hebben om één familie te zijn met een één-
planeetlandbouw.’ 7
Vandana Shiva wijst er ook op dat duurzame in-
heemse economieën hun productie niet per vlieg-
tuig transporteren. Tegen de tijd dat een gebied dat
doet, zijn de inheemse boeren gewoonlijk al lang
vertrokken, verdreven van het voor intensieve ex-
portlandbouw bestemde land. Dit wil niet zeggen
dat we ons allemaal voor elkaar zouden moeten af-
sluiten, maar eerder dat we rechtvaardiger en nut-
tiger relaties moeten opbouwen in plaats van ‘spul-
len’ uitwisselen vanuit een ongelijkwaardige positie
– een positie die de nalatenschap van het kolonialis-
me doet voortleven en haar juist niet overstijgt.
Jarenlang hebben mensen gediscussieerd over
de economische voor- en nadelen van lokalise-
ring. Piekolie maakt een einde aan dat debat. Zoals
David Korten in zijn recente boek The Great Tur-
ning stelt:
‘Mensen zullen zeggen dat Korten “alles wil ver-
anderen”. Ze missen de crux. Alles gaat verande-
ren. De vraag is of we de veranderingen hun gang
laten gaan op steeds destructievere manieren of
dat we de toenemende crisis aangrijpen als onze
kans… Het is de grootste creatieve uitdaging waar-
voor de mensheid ooit gestaan heeft.’ 8
Wanneer piekolie aan de mix is toegevoegd, is loka-
lisering niet langer een keuze – het is de onvermijde-
lijke richting waarin we gaan, één waaraan we niets
kunnen doen, niets anders dan beslissen of we van
haar mogelijkheden gebruik willen maken, of dat we
ons blijven vastklampen aan wat wij als een verlies
beschouwen. Het Olietijdperk kan gezien worden als
een tweehonderdjarige periode die ons in staat stel-
de een hoofdzakelijk lokale gerichtheid los te laten,
om er dan opnieuw weer naar terug te keren.
De belangrijkste reden hiervoor is transport. Piek-
olie is hoofdzakelijk een probleem van vloeibare
brandstof, en vloeibare brandstof wordt in het Ver-
enigd Koninkrijk tegenwoordig zelden gebruikt om
kracht op te wekken. Meestal wordt steenkool ge-
bruikt om elektriciteit op te wekken, gas om kracht
op te wekken en ook voor huishoudelijke verwar-
ming, maar het zijn de vloeibare olieproducten die
essentieel zijn voor het transport.9 In 2004 werd 74
procent van de olieproducten gebruikt voor trans-
port en cijfers voor het jaar daarop tonen aan dat
bijna alle energie (98,8 procent) die door de trans-
portsector werd verbruikt, olie of benzine was.10 Een
deel van dit verbruik is van wezenlijk belang, zoals
13) Het aardolie-interval in zijn historische context
0 – –
10
00
– –
20
00
– –
30
00
– –
40
00
–
‘De politieke economie van de
toekomst zal slank zijn, flexibel,
lokaal zelfvoorzienend, inge-
nieus, gezond, intelligent en
zeer verschillend van die we
vandaag kennen.’
David Fleming, Lean Logic: A Dictionary of Environmental Manners
‘Het staat als een paal boven
water dat het leven in de
decennia die komen gaan,
steeds meer en intenser lokaal
en kleinschalig zal zijn. Het zal
geleidelijk aan gebeuren naar-
mate de hoeveelheid beschik-
bare goedkope energie vermin-
dert en de wereldwijde strijd
erom heviger wordt. De schaal
van alle menselijke onder-
nemingen zal tegelijk met de
energietoevoer krimpen. We
zullen door de omstandigheden
van de ‘Lange Noodsituatie’
gedwongen worden onze
dagelijkse activiteiten op een
kleinere schaal uit te voeren.
Of we dat nu leuk vinden of
niet. De enige intelligente actie
is ons er op voor te bereiden.’
James Howard Kunstler (2005), The Long Emergency; surviving the converging catastrophes of the twenty first century, Atlantic Monthly Press
‘In 2004 importeerde het
Verenigd Koninkrijk 17,2
miljoen kilo chocoladewafels
en voerde er 17,6 miljoen kilo
van uit; we importeerden 102
miljoen kilo melk en room uit
Frankrijk en exporteerden 9,9
miljoen kilo. De cijfers voor
dezelfde handel met Duitsland
waren 15,5 miljoen kilo en 17,2
miljoen. Duitsland stuurde ons
1,5 miljoen kilo aardappelen en
we stuurden hen, jazeker, 1,5
miljoen kilo aardappelen terug.
We importeerden 43.000 sjaals
uit Canada en exporteerden
er 39.000. De internationale
markten verzuipen in de drank.
Het Verenigd Koninkrijk
importeerde bier ter waarde
van £310 miljoen in 2004 en
exporteerde bier voor een
waarde van £313. Voor sterke
drank waren de cijfers respec-
tievelijk £344 miljoen en £463
miljoen. En zoals we 44.000
ton diepgevroren kipfilet
invoerden, voerden we 51.000
ton verse kipfilet uit.’
Andrew Simms et al. (2006)The UK Interdependence Report, New Economics Foundation
86H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
87W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S
zeggen dat er geen import en export meer zal zijn;
die zijn er altijd geweest en zullen ook altijd blijven
bestaan. Dit is een goed moment om te investeren in
door wind aangedreven zeilschepen op commerciële
schaal (sterker nog, sommige mensen doen dat al).
Wanneer de prijs van energie de hoogte inschiet, zal
het interessant zijn te zien welke dingen als eerste
weer opnieuw lokaal geproduceerd kunnen worden.
De oplossingen die ontstaan zullen afhankelijk zijn
van onze gezamenlijke inspanningen en van andere
lokale omstandigheden, zoals de beschikbaarheid
van landbouwgrond en andere hulpbronnen.
Het is duidelijk dat het in de loop der tijden zinniger
was om lokaal te produceren wat mogelijk was, en
om luxegoederen en de weinige dingen die we niet
zelf kunnen produceren te importeren. Sterker nog,
een andere handelwijze was volkomen onpraktisch
en financieel onbereikbaar voor de meeste mensen.
Het kernpunt hier is wederom veerkracht. Ook al
worden computers en plastic toiletborstels niet lan-
ger ingevoerd, als die veerkracht er is, hebben we
nog altijd voldoende voedsel, onderdak, brandstof,
basisgoederen en medicijnen om ons er doorheen te
slaan. Vanuit ons huidige perspectief bekeken zou
het niet ideaal zijn, maar het zou evenmin rampzalig
zijn. Zoals in de meeste steden en dorpen van voor
1850, zou de invoer moeten bestaan uit dingen die
onze levenskwaliteit verbeteren en die producten en
materiaal leveren die we hier niet kunnen produce-
ren, maar die we ook zouden kunnen missen zonder
risico op armoede en verhongering.
Om even kort samen te vatten, gegeven het feit
dat onze huidige geglobaliseerde, gecentraliseerde
bevoorradingssystemen volledig afhankelijk zijn
van goedkope vloeibare fossiele brandstoffen, en
dat de onafgebroken aanvoer van deze brandstof en
zijn laagblijvende prijs steeds meer in twijfel wordt
getrokken, moeten we onze aandacht opnieuw rich-
ten op de ontwikkeling van lokale productiesyste-
men. Jammer genoeg zijn deze de voorbije zestig
jaar stelselmatig en meedogenloos geminacht en
ondermijnd. Zoals James Howard Kunstler schreef,
zal de toekomst ‘in toenemende mate intensief lo-
kaal en kleiner in schaal’ zijn.21 Ik wil echter niet
gezien worden als iemand die lokale gemeenschap-
pen idealiseert: ik heb in zeer bekrompen landelijke
gemeenschappen gewoond en ik ken hun minder
goede en hun goede kwaliteiten.
Zoals de ontberingen van de Tweede Wereldoor-
log hebben geleid tot een heropleving van de rijk-
dommen van de Britse landbouw (waarover nog
steeds gesproken wordt als de ‘Gouden Eeuw’), zo
zouden piekolie en -gas kunnen leiden tot een her-
opleving van de landbouw en van de lokale, weinig
vervuilende productie. We kunnen niet terugkeren
in de tijd, en dat willen we ook niet. We hoeven niet
allemaal opnieuw te leren volksdansen, of vrouwen
hun stemrecht te ontnemen, of de feodaliteit op-
nieuw in te voeren. We kunnen met creativiteit onze
cultuur aanpassen aan een meer lokale context en
de resultaten zullen onze huidige verwachtingen
overtreffen.
Wat wel onvermijdelijk is, is de terugkeer van het
lokale en het kleinschalige, en het loslaten van het
geglobaliseerde. Dit zal geen isolationistisch pro-
ces zijn waarin we de mondiale gemeenschap onze
rug toekeren. Het zal eerder een proces zijn van ge-
meenschappen en landen die elkaar ontmoeten,
niet vanuit wederzijdse afhankelijkheid, maar van-
uit een grotere veerkracht.
De gevaren van je vastklampen
aan de illusie van grootschaligheid
Op weg gaan naar de soort laag energetische, meer
gelokaliseerde toekomst die in dit boek beschre-
ven wordt, is zeker niet de enige optie die op tafel
ligt. Op dit moment is het in feite een tafel die zucht
onder het gewicht van allerlei verschillende onprak-
derzoeken of het Verenigd Koninkrijk zichzelf zou
kunnen voeden van zijn eigen grondgebied, dateert
van 1975.16 Men ontdekte dat het theoretisch mo-
gelijk was, maar alleen als het dieet een aanzien-
lijk kleinere hoeveelheid vlees bevat, vergelijkbaar
was met dat van de Tweede Wereldoorlog, en dat
veel land dat op dat moment niet gebruikt werd, ook
productief gemaakt zal worden. De studie besloot:
‘Met een goede planning, een beetje zelfopoffering
van de vleeseters en een gezamenlijke inspanning
van alle delen van de samenleving, kunnen we een
beter gevoed en mooier Groot-Brittannië opbouwen
in de toekomst.’ Er werd geen melding gemaakt van
land dat overbleef voor biobrandstof.
Voorstanders van biodiesel zien het verkeerd. We
moeten prioriteiten stellen en we hebben een rege-
ringscommissie voor Voedselzekerheid nodig (zoals
voorgesteld door Europees parlementslid Caroline
Lucas 17,18 ) om die prioriteiten te bepalen. Voedsel
eerst, dan medicinale planten en materialen, dan
gewassen voor stoffen, dan bouwmaterialen, en dan
helemaal op het einde (net iets boven het bouwen
van supercasino’s) biobrandstoffen, als – en het is
een grote als – er nog land over is.
Waterstof
Waterstof is onder de energiesystemen de scien-
ce-fictionfantasie. Het belooft veel: het is brutaal,
schitterend, nogal onverschrokken en het heeft een
grote aantrekkingskracht op jongens van een be-
paalde leeftijd die houden van hebbedingetjes en
speelgoedjes. Maar zoals veel science fiction is het
een fantasie, voorbestemd om enigszins belachelijk
over te komen op de volgende generaties: een illusie
verstoken van enige werkelijkheid. Van dichtbij be-
keken, worden de tekortkomingen snel duidelijk.19
De zwakte van waterstof is dat het geen energiebron
is, maar een energiedrager. Om zuivere waterstof te
verkrijgen, moeten we elektriciteit door water laten
stromen. Waterstof is niet iets dat je zomaar in plas-
sen net onder het aardoppervlak aantreft, vanwaar
het gemakkelijk verzameld kan worden en in onze
brandstoftanks kan worden gegoten. Het probleem
ligt in de manier waarop we die elektriciteit produ-
ceren. David Strahan heeft berekend dat, om enkel
de auto’s in het Verenigd Koninkrijk op waterstof
te laten rijden, er ’67 Sizewell B kerncentrales [of
166 Borssele’s en 79 Tihange-3’s] nodig zouden
zijn, of zonne-energieinstallaties die heel Norfolk
en Derbyshire samen zou bedekken, of een wind-
molenpark groter dan de hele zuidwestelijke regio
van Engeland’.20 Niets daarvan is wenselijk of zelfs
maar haalbaar en elke op die manier opgewekte
hernieuwbare energie zou beter gebruikt worden
in de huisvestingssector.
In mondelinge verhalen die ik heb verzameld
rond Totnes, is een van de terugkerende thema’s
hoe tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de benzi-
ne op de bon ging, mensen veel meer op elkaar gin-
gen vertrouwen: de boeren, de ambachtslieden, de
buren. Ik denk dat, naarmate de prijs van vloeibare
brandstof hier begint te stijgen, we zullen zien dat
het zwaartepunt weer terug op het lokale zal gaan
liggen. Wanneer de krachten die de lokale econo-
mieën hebben ondermijnd en verwoest, beginnen
af te nemen, zullen we een heropleving van de men-
selijke schaal zien, van de juiste schaal. Dit wil niet
Eeuwig blijven rijden in de auto van de toekomst: een hype over een fata morgana, want waar zal de elektriciteit van-daan komen om de waterstof te maken?
‘Een weg die de primitieve
gift negeert of minacht, die
de aanraking met de grond
vreest, die geen voetpaden
heeft, geen gemeenschap of
eigenheid in het land om van te
genieten, die de wandelaar als
indringer wegjaagt, die geen
weg kent buiten de snelweg, de
rijbaan, die het draaikruis op
het voetpad vergeet, de voet-
brug... is een zekere weg naar
nog veel ernstiger ontaarding.’
John Burroughs (1875), ‘The Exhilarations of the Road in Winter Sunshine’, uit In Praise of Walking, Houghton Osgood
© I
ST
OC
KP
HO
TO
.CO
M
88H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
89W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S
heid een impuls te geven. Naarmate hun olie-im-
port vanuit Mexico blijft verminderen, zal de druk
in de VS groot zijn om meer ethanol te produceren
om zo het ontstane gat op te vullen, wat zal leiden
tot verminderende en steeds duurdere maïsimport
voor Mexico.28
Misschien werkt CO2-opvang en -opslag (CCS – car-
bon capture and storage, die in theorie de CO2 die
vrijkomt bij verbranding van steenkool opvangt en
ondergronds opslaat), en zal steenkool onze redder
zijn. CCS bevindt zich echter nog steeds in een ex-
perimenteel stadium en zelfs als het werkt bestaan
er twijfels of het op tijd uitgerold kan worden, en of
er genoeg steenkool is om het de moeite waard te
maken, en of het niet te veel zal kosten.
Het feit dat we er niet in slagen om het probleem
van klimaatverandering adequaat aan te pakken zal
duidelijke gevolgen hebben, met belangrijke veran-
deringen aan de kustlijn van het Verenigd Konink-
rijk en steeds extremere weerstoestanden en ern-
stige ecologische instortingen, massamigratie en
economische ontwrichting elders. Meer militaire
uitgaven zullen nodig zijn om de krimpende voor-
raden van conventionele olie en gas te garanderen.
‘De oorlog die nooit zal eindigen tijdens ons leven’
van Dick Cheney, zal werkelijkheid worden. Het is
een nachtmerriescenario dat koste wat kost verme-
den moet worden.
We kunnen een glimp opvangen van waar we op het
vlak van grootschalige landbouw misschien naar-
toe gaan in een artikel van Richard Girling in de
Sunday Times.29 Hij stelt dat de toekomst van de
landbouw, in het licht van de bevolkingsgroei, de
klimaatverandering en de energiekloof, het nodig
zal maken dat we stoppen met de landbouw zoals
wij die nu kennen. Zeg maar dag tegen grazende
koeien in de weiden. Hij voorspelt dat we naar een
‘door-rij, smetteloos, prairie-achtig Britannië’ gaan.
Het platteland zal gevuld zijn met ‘identieke voor-
steden met identieke blokken stenen huizen’, ‘het
gedreun van verkeer’ en ‘enorme velden met iden-
tieke gewassen’. Door de druk om meer mensen te
voeden met minder land zal men genoodzaakt zijn
voedselproductiviteit boven alle andere overwegin-
gen te stellen. ‘Er zijn maar twee manieren om meer
voedsel uit de grond te krijgen: door gewassen met
een hogere opbrengst te kweken of door meer land
te bewerken’, stelt Girling (hoewel er wel degelijk
meer manieren zijn dan hij beweert, zoals we zullen
zien in Deel 2). Hij haalt Mark Hill van Deloitte aan,
die zegt dat ‘De uitdaging voor boeren erin bestaat
dat ze hun voedselproductie in de komende veertig
jaar moeten verdubbelen. Hoe kunnen ze dat doen?’
Hoe inderdaad.
Girling zegt dat wij, net zoals in 1939, al het
land zullen moeten omploegen waar dat mogelijk
is, massaal de hoeveelheid vee zullen moeten ver-
minderen en genetische gemanipuleerde producten
zullen moeten accepteren als de enige manier om
ons door deze combinatie van uitdagingen heen te
slaan. Dit is echt een manier van denken waarvoor
de uitspraak van Einstein van pas komt, die zei dat
‘problemen niet opgelost kunnen worden door het-
zelfde denkniveau dat ze veroorzaakt heeft’. Probe-
ren de reis van de landbouw door deze transitie uit
te stippelen zal niet mogelijk zijn zonder de nodige
frisse ideeën en een aanpak waarin de juiste vragen
worden gesteld.
Natuurlijk zal er meer land ingezet moeten wor-
den. Het belachelijke idee dat land ‘uit cultuur ge-
nomen’ kan worden,30 was een raar neveneffect van
een land met te veel olie en met tot de nok gevuld
supermarktrekken met een duizelingwekkend scala
aan goedkope ingevoerde producten om uit te kie-
zen. Gelukkig is er van dat idee nu niet veel sprake
meer. De hoeveelheid vee verminderen zal ook on-
vermijdelijk zijn, aangezien vleesproductie op grote
schaal een absurde en onduurzame verspilling van
grondstoffen is. Nadenkend over hoe landbouw er
na de piek uit zal zien, is het belangrijk je af te vra-
tische en mogelijk apocalyptische oplossingen. Het
is de moeite om hier even stil te staan bij de sterke
trends en krachten die ons in een heel andere rich-
ting sturen. Er zijn twee Transities aan het werk in
de wereld: de transitie die het onderwerp is van dit
boek, en een andere transitie, die veel groter, krach-
tiger en beter bemiddeld is, en die snel ontmantelt
wat er nog aan veerkracht overblijft, onder de dek-
mantel van economische globalisering en groei.
Hoewel de toekomstige voorraden goedkope olie
en gas er heel kwetsbaar beginnen uit te zien, is er
waarschijnlijk genoeg steenkool om de term ‘einde
van het tijdperk van fossiele brandstoffen’ overdre-
ven te maken.
Er is veel discussie over het vaak genoemde ‘feit’
dat de wereld nog steeds voor vele honderden jaren
steenkool heeft. Veel landen die eerder gigantische
reserves steenkool beweerden te hebben, blijken nu
niet meer zo optimistisch.22 Maar het is waarschijn-
lijk dat er nog altijd genoeg steenkool is om het kli-
maat onomkeerbare schade toe te brengen en om,
via het proces van het omzetten van steenkool in
vloeibare brandstof, de motor van de ontwikkelde
landen die het zich kunnen veroorloven, nog een
tijdje te laten draaien. In feite lijkt zich steeds dui-
delijker te uiten dat de regering van het Verenigd
Koninkrijk beslist heeft dat een groot deel van haar
toekomstige energiezekerheid gelegen is in een her-
opleving van de steenkoolindustrie.23 Volgens Jere-
my Leggett betekent de beslissing om de overgeble-
ven steenkoolreserves van de wereld te gebruiken,
dat men probeert te bewijzen dat de klimaatweten-
schappers zich vergissen.24 Het is niet waarschijn-
lijk dat we die wedstrijd winnen.
Als alles overgelaten wordt aan een markt die
niet aan banden gelegd wordt door stringente inter-
nationale klimaatwetgeving, zullen voorraden vloei-
bare brandstoffen overal worden gewonnen waar ze
maar uitgeperst kunnen worden in een ijdele poging
om à la Hirsch aan de vraag te voldoen. We zien al
het kappen van het regenwoud en andere ecosyste-
men in Zuid-Azië om palmbomen te planten voor
biodiesel, die als ‘groene’ brandstof geëxporteerd
wordt naar het Westen.25 We zien overal ter wereld
een versnelde bouw van installaties om benzine te
maken uit steenkool. We zien de kloof die ontstaat
in de bevoorrading van het Verenigd Koninkrijk van
gas gedicht worden met een stijgend verbruik van
steenkool. In de winter van 2005-2006, toen het
Verenigd Koninkrijk geconfronteerd werd met een
substantieel gastekort, kwam het enkel door de win-
ter door 18 procent meer steenkool te verbranden
dan het normaal zou hebben gedaan.26 We kunnen
zien hoe de groeiende vraag naar vloeibare brand-
stoffen in China leidt tot het sluiten van deals over
olietoegang met regeringen en regimes die onze bui-
tenlandse politiek niet zou toelaten. Onze benzine-
tanken vol houden is een vuile business.
Als we de beperkingen die piekolie ons oplegt weige-
ren te erkennen, zullen we wanhopig proberen om
de show van de economische groei zo lang mogelijk
gaande te houden. We zullen een productie zien van
biobrandstoffen op een onthutsende schaal, waar-
voor grote biodieselraffinaderijen nodig zijn.27 (We
zien dit zelfs nu al.) We zullen parallel daarmee ook
zien dat de cijfers van ondervoeding en verhonge-
ring scherp zullen stijgen naarmate meer en meer
land aan de voedselproductie onttrokken wordt. Een
vreselijk voorbeeld hiervan zien we op dit moment
in Mexico. Het olieveld van Cantarell, verantwoor-
delijk voor 60 procent van Mexico’s olieproductie,
boort nu in het laatste stadium. De inkomsten voor
40 procent van Mexico’s staatsinkomsten komen uit
de verkoop van die olie aan de Verenigde Staten.
De uitputtingscijfers van Cantarell zijn onthutsend.
Tussen 2006 en 2007 daalden ze met 60 procent
vanaf hun piek. En in het jaar 2008 daalde de win-
ning verder met 38 procent!
Op hetzelfde moment verbruiken de Verenigde
Staten 20 procent van hun maïsoogst om maïsetha-
nol te maken in een poging om hun energiezeker-
hoe lang zal koning steen-
kool kunnen regeren?
‘Steenkool is het monster dat
zich verstopt in de struiken
langs de afdaling van de piek-
olieberg. De meeste mensen
beweren dat er nog voor drie-
honderd jaar steenkool is,
genoeg om ons levend te koken
in ons eigen klimaat. Toch stelt
een recent rapport deze veron-
derstelling ter discussie. De
Energy Watch Group onder-
zoekt in haar rapport Steen-
kool: bronnen en toekomstige
productie gegevens over natio-
nale steenkoolreserves wereld-
wijd en concludeert dat “de
kwaliteit van de gegevens zeer
onbetrouwbaar is”. Veel landen
hebben nagelaten om hun
gegevens up to date te houden,
in sommige gevallen gaan de
recentste gegevens terug tot
1960. Met uitzondering van
Australië en India hebben alle
grote steenkoolproducerende
landen sinds 1986 hun reserves
opnieuw ingeschat en – wat
het rapport noemt – “substan-
tiële neerwaartse bronherzie-
ningen” gemeld.
(vervolg op volgende bladzijde)
Sommige landen, zoals het
Verenigd Koninkrijk, Botswana
en Duitsland, hebben de schat-
tingen van hun reserves vermin-
derd met meer dan 90%, Polen
met 50%. De wereld heeft de
laatste 25 jaar in totaal de
inschattingen van de steenkool-
reserves met 60% verminderd.
Dit is waarschijnlijk te wijten
aan verbeterde onderzoekstech-
nieken waarmee nauwkeuriger
data konden worden verkregen.
Dit, gecombineerd met de vraat-
zuchtige en snel groeiende
honger naar steenkool in de
Verenigde Staten, China en
India, kan betekenen dat ‘piek-
steenkool’ veel dichterbij ligt
dan we aanvankelijk dachten.’
Energy Watch Group (2007), Coal: Resources and Future Production,downloadbaar van www.energywatch-group.org/files/Coalreport.pdf
90H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
91W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S
Belangrijk is echter dat we niet op dit alles hoe-
ven te wachten. Sterker nog, succesvolle nationale
en internationale oplossingen hebben meer kans in
een omgeving waar al sprake is van veel en krachti-
ge oplossingen vanuit de gemeenschap. We kunnen
niet wachten totdat overheden de leiding nemen. De
houding van de Britse regering betreffende piekolie
(volledige ontkenning van het probleem) bewijst dit.
Het Ministerie van Milieu, Voeding en Plattelands-
aangelegenheden stelde het kort en bondig in 2002:
‘Duurzame ontwikkeling kan niet van hogerhand
opgelegd worden. Het idee zal geen wortel schie-
ten zolang de bevolking er niet actief in betrokken
wordt.’ 32 (In de lage landen is het niet anders.)
Wat is de rol van
de overheid hierin?
Ik heb de indruk dat er sprake is van een breuk in de
politiek. De Britse regering kijkt naar het publiek en
beschouwt het als onverschillig, apathisch en niet
geïnteresseerd in het democratisch proces. Het pu-
bliek ziet politici als gevoelloze carrièremakers, die
niet geïnteresseerd zijn in de bevolking of in wat er
zich feitelijk in de gemeenschap afspeelt, behalve
één keer om de vier jaar in verkiezingstijd. Volks-
raadplegingen voor lokale planning kunnen hoog-
stens op een lauwe reactie rekenen. Dit allemaal in
een tijd waarin we, zoals we al gezien hebben, een
reactie op een nog nooit eerder vertoonde schaal
nodig hebben: de mobilisatie van individuen, ge-
meenschappen, ondernemingen, organisaties en
regeringsinstellingen om zo doeltreffend mogelijk
samen te werken om de kans op een soepele transi-
tie zo groot mogelijk te maken.
Regeringen nemen meestal geen leiding, ze rea-
geren. Ze zijn niet proactief, maar reactief. We moe-
ten ons ervan bewust zijn dat veel beslissingen die
zij zullen moeten nemen als onderdeel van de voor-
bereiding op de Powerdown ondenkbaar lijken van-
uit electoraal perspectief. Neem bijvoorbeeld CO2-
rantsoenering: slechts weinig mensen zouden in dit
stadium de moed hebben om zich verkiesbaar te
stellen op een thema, dat mensen belooft dat het elk
jaar minder zal zijn – minder autogebruik en min-
der beschikbare energie. Ik zie echter geen reden
waarom deze ideeën niet aantrekkelijk gemaakt
kunnen worden bij de kiezers door de juiste kandi-
daten. Als door het opstellen van een Minder-Ener-
gie-Plan, met medewerking van de gemeenschap en
met een positieve visie op een lagere-energie-toe-
komst, gemeenschappen bepaald hebben waar ze
naartoe willen, dan is er een zeer dynamisch raak-
vlak tussen de gemeenschappen en de lokale en de
nationale overheid gecreëerd. De gemeenschappen
zouden de agenda kunnen bepalen en tegen de re-
gering zeggen: ‘Hier is ons plan: het gaat over alle
onderwerpen die te maken hebben met de komende
uitdagingen rond klimaat en energie, en het zal de
lokale economie en het landbouwachterland nieuwe
kracht geven, maar het zal veel beter werken als er
een systeem van koolstofrantsoenering wordt inge-
voerd en als de echte kosten van fossiele brandstof-
fen verrekend worden in goederen en diensten.’ De
angst voor verandering bij de regering verdwijnt en
ze zal mee opgenomen worden in een grote veran-
deringsbeweging. Wat ooit beleid was dat stemmen-
verlies betekende, zal de norm worden.
Onlangs zijn bedrijven begonnen tegen de rege-
ring te zeggen: ‘Wij willen dat je krachtige actie on-
derneemt tegen klimaatverandering, want we moe-
ten hiervoor kunnen beginnen te plannen, en we
moeten dus de structuur kennen waarin we aan het
werken zijn.’
Gemeenschappen zouden dit ook moeten doen.
Vergeet niet dat we heel veel kunnen doen zonder
de regering, maar dat we nog veel meer mèt de re-
gering kunnen doen.
gen of het uitvergroten van wat we tot nu toe ge-
daan hebben wel echt de beste aanpak is. Het komt
erop neer dat de visie van Girling, hoe onvermijde-
lijk hij het ook voorstelt, geen veerkracht biedt, op
één paard wedt, ons overlevert aan internationale
gebeurtenissen en economieën, ons collectieve ver-
lies van vaardigheden voortzet, voor niemand be-
tekenisvol werk biedt, de afhankelijkheid van olie
in de landbouw handhaaft en zelfs versterkt, bio-
diversiteit vernietigt, niets doet om de economie
te versterken, ons niet gezonder maakt en zelfs de
ziel vernietigt. Ja, er zijn misschien een paar trends
naar grootschalige landbouw, maar deze zijn abso-
luut niet onvermijdelijk.
Top down of bottom up?
Dit alles bevestigt waarom het zo belangrijk is dat
we piekolie en klimaatverandering samen nemen in
onze beslissingen en dat we ze als intrinsiek met
elkaar verbonden zien. Het zijn geen afzonderlijke
problemen en, zoals we gezien hebben in figuur 7,
we kunnen alleen maar hopen op enige effectieve
oplossing als ze gezamenlijk gezien worden. Tran-
sitie-initiatieven zullen het best functioneren in
de context van een combinatie van top down- en
bottom up-antwoorden. Geen van die twee kan het
probleem alleen oplossen.
De werkelijkheid is dat er veel van dergelijke
antwoorden zitten aan te komen, en sneller dan we
zelfs een jaar geleden zouden hebben gedacht. Op
regeringsniveau wordt ernstig nagedacht over CO2-
rantsoenering. Uiteindelijk zal, wanneer de uitput-
ting van olie en gas begint, rantsoenering onvermij-
delijk zijn, zoals David Fleming (‘uitvinder’ van de
Klimaatdukaten/Verhandelbare Energie Quota 31)
opmerkte. Ofwel er wordt een rechtvaardig distri-
butiesysteem ingevoerd, ofwel energie zal verdeeld
worden op basis van de prijs, wat tot sociale onge-
lijkheid leidt. De vraag is niet meer of, maar wan-
neer de rantsoenering begint, en hoe vroeger we dit
doen, hoe rustiger ze zal verlopen. Er is sprake van
toenemende druk en internationale diplomatie in
de richting van sterke internationale actie tegen kli-
maatverandering, die veel verder gaat dan het jam-
merlijk ontoereikende Kyoto-Protocol. We zouden
op individueel niveau onze steun moeten verlenen
aan elke campagne die de bovenvermelde zaken
vooruithelpen, en als we gaan winkelen zouden we
onze koopkracht moeten gebruiken om die onder-
nemingen te steunen die zich echt verplichten om
hun energieverbruik te verminderen en om duur-
zaam te ondernemen, in het bijzonder de onderne-
mingen die aan lokale veerkracht bouwen.
14) Antwoorden van bovenaf (top down) of onderop (bottom up): we hebben ze allemaal nodig
Internationaal
Krachtige internationale protocol-
len betreffende klimaatverandering,
vermindering van emissie en verschil-
len (contractie en convergentie), een
moratorium op de productie van
biodiesel, het Oil Depletion Protocol,
herdefinëren van economische groei,
bescherming van biodiversiteit
Nationaal
Krachtige wetgeving betreffende
klimaatverandering, verhandelbare
energiequota (klimaatdukaten), een
nationale strategie voor voedsel-
zekerheid, delegatie van bevoegd-
heden naar lokale gemeenschappen
Lokaal
Transitie-initiatieven, Minder-
Energie-Plannen, klimaatvriendelijke
gemeenschappen, gemeenschaps-
ondersteunde landbouw, land trusts,
kredietunies, energiebedrijven in
lokale eigendom, lokale gerichtheid
‘Eigenlijk hebben alle geologi-
sche opslagmogelijkheden een
risico op lekken; ofwel door
niet of onvoldoende afgesloten
boorgaten of gangen (olie- en
gasvelden en steenkoolmijnen),
of door onbekende of nieuw
opduikende fouten of onder-
brekingen in kanalen in de
voor opslag bedoelde geologi-
sche formatie, of door lekken
veroorzaakt door seismische
activiteit. Hierdoor kan CO2
naar de oppervlakte stromen of
terecht komen in andere lagen
waar bijvoorbeeld grondwater
stroomt. De opname van CO2
in waterhoudende grondlagen
kan leiden tot verzuring van
het aanwezige water en hier-
door kan corrosie ontstaan in
rotsformaties en in de dichting
van tunnelgaten die niet op dit
soort corrosie waren voorzien.
De opslag van CO2 in diepe
steenkoollagen heeft het risico
methaan te verplaatsen, dat
een veel groter broeikasgaspo-
tentieel heeft dan CO2.’
Viebahn, P. et al (2007), ‘Comparison of carbon capture and storage with rene-wable energy technologies regarding structural, economic, and ecological aspects in Germany’, Int. J. Greenhouse Gas Control 1
Deel 2Het hart
92H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D
We hebben in dit eerste deel van het boek gezien
dat de samenvallende uitdagingen van piekolie en
klimaatverandering betekenen dat er verandering
op komst is op een bijna onvoorstelbare schaal, of
we dat nu willen of niet. Er is niet langer een com-
fortabel ‘als’ om ons gerust te stellen. We kunnen
de uitdaging van het CO2-vrijmaken van onze sa-
menleving niet adequaat aanpakken zonder ook te
werken aan de heropbouw van lokale veerkracht,
om lokale economieën op te bouwen die in staat
zijn ons te onderhouden in een postpiek-wereld.
Enkel CO2-uitstoot verminderen is, alhoewel zeer
dringend, op zich niet voldoende. Ik heb deze bood-
schap vele keren uitgedragen, in lezingen, cursus-
sen en blognotities, en moet nog altijd de eerste
persoon tegenkomen die denkt dat sterkere lokale
economieën, meer lokale democratie, een versterkte
lokale voedselcultuur en meer lokale energievoor-
ziening een slecht idee zijn. De meesten onder ons
weten instinctief dat we boven onze gezamenlijke
middelen van bestaan leven en voelen wel aan wat
we moeten doen.
De kernboodschap hier was dat de toekomst met
minder olie beter zou kunnen zijn dan de huidige
tijd, maar alleen als we proberen deze transitie met
voldoende creativiteit en verbeelding te ontwerpen.
We moeten een diversiteit aan individuen en orga-
nisaties bijeenbrengen die in het verleden zelden
werd gerealiseerd. We moeten hetzelfde aanpas-
singsvermogen en dezelfde creativiteit en vinding-
rijkheid inzetten, die ons oorspronkelijk naar de top
van piekolie brachten, om nu aan de andere kant
van de berg een weg naar beneden te ontwerpen.
De vraag is hoe we de obstakels op weg naar deze
Transitie kunnen overwinnen, zowel in onszelf als
in de wereld om ons heen.
Als je de woorden klimaatverandering en piek-
olie hoort, welk effect hebben die woorden dan op
jou? Welke aandrang of instincten roepen ze op?
Ik vermoed, als je bent zoals de meeste mensen die
ik deze vraag stelde, dat ze gevoelens van moede-
loosheid, droefheid, moeheid oproepen, en het ge-
voel met iets geconfronteerd te worden dat groot en
angstaanjagend is en waar je geen invloed op kunt
hebben. Deze gemoedstoestand is niet het goede
vertrekpunt als we iets willen bereiken, iets willen
doen of willen scheppen. Hij leidt meestal niet tot
dynamische, praktische actie, terwijl we ons juist
gemotiveerd en geïnspireerd zouden moeten voe-
len. Kortom, we staan aan de vooravond van de be-
langrijkste taak in de geschiedenis en we zijn aarts-
slecht voorbereid.
Samenvatting Deel 1:
Het olietijdperk nadert zijn einde
‘Nog niet zo lang geleden,
hoogstens twee eeuwen, zijn
we in de val getrapt van onze
energieverslaving, en zijn we
begonnen aan onze weg naar
de ondergang. Piekolie is een
kans om een pauze in te lassen,
om na te denken over onze
huidige koers en om een gezon-
dere weg naar de toekomst
in te slaan. We kunnen beter
de feiten onder ogen zien: we
hebben helemaal geen keuze.
Piekolie is een afschuwelijk
gevaarlijke toestand. Maar
het is evenzeer een prachtige
kans om het veel beter te doen.
Laat ons dit ogenblik niet
verkwisten.’
Albert Bates (2006), The Post Petro- leum Survival Guide and Cookbook, New Society Publishers
Stedelijke voedselproductie als integraal deel van het stedelijke weefsel in Slovenië.
© A
ND
Y G
OLD
RIN
G
95
Piekolie en klimaatverandering kunnen
intens en beangstigend zijn, zowel door
hun gevolgen als door het effect dat ze op
ons zullen hebben. Net zoals de meeste
mensen zich herinneren waar ze waren op
11 september 2001, of (voor de oudere
lezers) toen Kennedy werd vermoord, heb-
ben de meeste mensen die zich bewust zijn
van piekolie en klimaatverandering hun
eigen verhalen te vertellen over het
moment dat ‘er een lichtje ging branden’ –
wat ik soms hun ‘End of Suburbia-moment’
noem. Ik denk dat, naast een goed begrip
van wat de onderwerpen inhouden, het be-
langrijk is niet te doen alsof we ons bewust-
zijn hiervan kunnen beperken tot een puur
intellectueel ‘hoofd’-niveau, maar dat we
ons ook tot het ‘hart’ moeten richten en er-
kennen dat dit verontrustende informatie
is die ons raakt en dat de manier waarop
ze ons raakt, bepaalt hoe we erop reageren
– of niet.
Ook belangrijk (en behandeld in dit deel)
is het concept van de verbeelding en de
kracht die een visioen van de toekomst kan
hebben. Maar al te vaak proberen milieuac-
tivisten mensen op de been te brengen door
apocalyptische beelden van de toekomst te
schetsen in een poging ze vanuit angst tot
actie te bewegen. De vraag die dit deel van
het boek zich stelt is wat er zou gebeuren
als we juist het tegenovergestelde zouden
doen, en een toekomstbeeld zouden schet-
sen dat zo verleidelijk is dat mensen zich
er instinctief door aangetrokken zouden
voelen.
Als mijn bijdrage hieraan, zal ik een visioen
schetsen van hoe het land er uit zou kun-
nen zien in 2030, indien we ons creatief
engageren in dit proces van aanpassing aan
energieafdaling, van het uitkijken naar een
toekomst met verhoogde veerkracht, van
meer lokale economieën en van aanzienlijk
verminderd energieverbruik. De dubbele
uitdaging van piekolie en klimaatverande-
ring gaat gepaard met een buitengewone
kans tot het heruitvinden, herbekijken en
herbouwen van de wereld om ons heen.
Ten slotte staat in dit deel het begrip cen-
traal dat de schaal van deze Transitie-spe-
cifieke innerlijke bronnen nodig heeft, niet
alleen een abstract intellectueel begrip. Dit
is relatief nieuw voor de milieubeweging,
maar het is cruciaal voor ons succes en om
voldoende mensen op deze schaal te kun-
nen engageren.
‘Je kunt dit het best opvatten als een revolutie, niet met geweren,
maar als een bewustzijnsrevo lutie, die gewonnen zal worden met
behulp van pakkende mythen, archetypen, eschatologieën en extases, zodat
het leven slechts waard lijkt om geleefd te worden indien men zich bevindt
aan de kant van de transformerende energie.’
– Gary Snyder 1
‘Om de planeet te redden hebben we geen miraculeuze technologische
doorbraken nodig, of enorme hoeveelheden kapitaal. Wat we in wezen
nodig hebben is een radicale verandering in ons denken en doen.’
– Ted Trainer 2
‘De onzekerheid van onze tijd is geen reden om zeker te zijn van
de hopeloosheid ervan.’ – Vandana Shiva 3
Waarom een positief visionair
toekomstbeeld cruciaal is
96H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
97D E A A R D O L I E - A F K I C K - S T R E S S - S T O O R N I S
Voor we verder gaan loont het de moeite stil te
staan bij de manier waarop al dit denken over piek-
olie en de veranderingen die ons te wachten staan,
ons beïnvloedt. Ik heb het fenomeen piekolie al een
hele tijd gevolgd, en heb al vele mensen door de be-
wustwording van piekolie heen zien gaan. Ik heb
gezien hoe ze omgaan met wat ik hun ‘End of Sub-
urbia-moment’ noem, en hoe dat bewustzijn hen
beïnvloedt. Voor sommigen is het een traumatische
schok, voor anderen een bevestiging van wat ze al-
tijd al vermoedden. Voor velen is het echter niet zo
duidelijk het een of het ander. Ik heb gedurende al
die jaren bepaalde symptomen herkend van wat ik
de ‘aardolie-afkick-stress-stoornis’ ben gaan noe-
men. Misschien herken je er sommige van.
Klamme handen, misselijkheid en
lichte hartkloppingen
Iets ontdekken wat zulke verstrekkende gevolgen
heeft voor de manier waarop we leven, kan een
zware schok betekenen voor ons systeem. Er zijn
verschillende manieren waarop ons lichaam hierop
reageert en voor veel mensen is een van de eerste
reacties lichamelijk ongemak.
Een gevoel van verbijstering en
onwerkelijkheid
Veel spirituele tradities spreken over ‘de donkere
nacht van de ziel’ wanneer de aard van de leegte
van de realiteit wordt onthuld en we onze gehecht-
heden moeten loslaten. Piekolie en klimaatveran-
dering houden ons en onze samenleving een spiegel
voor, waarin we kunnen zien dat datgene, waarvan
we dachten dat het een eeuwigdurende werkelijk-
heid is, in feite een fragiele illusie is, een illusie die
afhangt van lange aanvoerlijnen en een ononder-
broken stroom goedkope olie. Wanneer je deze illu-
sie doorprikt, kan het je verbijsterd achterlaten.
Ik herinner me een sciencefictionfilm die ik en-
kele jaren geleden zag met de titel They Live. De
film begon met een man die een doos zonnebrillen
vindt achter een paar vuilnisbakken. Toen hij er een
opzette, kon hij zien dat veel mensen rondom hem
in feite buitenaardse wezens waren, bezig met het
overnemen van de aarde. Telkens wanneer hij re-
clameborden zag waarop stond ‘Drink X, en je voelt
je prettig’, veranderde de tekst in ‘Consumeer en
sterf’. Jammer genoeg ging het niveau van de film
daarna snel achteruit en de buitenaardse wezens
werden genadeloos neergeknald. De film was ech-
ter een krachtige metafoor voor wat een groeiend
bewustzijn van piekolie met onze perceptie van de
wereld doet.
Een irrationeel grijpen naar
onhaalbare oplossingen
‘Aha’, zeggen sommige mensen, ‘geen probleem,
we schakelen gewoon over naar waterstof.’ Of naar
kernenergie, of we gebruiken gratis energiemachi-
nes met technologie uit veroverde ufo’s’. Er wordt
zelfs verteld dat honderden in hun garages ploete-
rende brave zielen toestellen hebben ontworpen die
ongelooflijk veel gratis energie kunnen produceren,
compleet tegen de wetten van de thermodynamica
in. Maar dat ze, telkens als ze zo’n apparaat wereld-
kundig willen maken, worden uitgekocht door de
grote oliemaatschappijen, die de plannen in de lade
stoppen, of dat ze op een sinistere manier aan hun
einde komen. Ofwel, zou je kunnen zeggen, hebben
hun machines nooit gewerkt, of werden ze nooit uit-
gevonden.
In elk geval gaan mensen die lijden aan dit symp-
toom ervan uit dat er ergens wel een technologisch
wonder zal gebeuren, dat ervoor zorgt dat de busi-
ness as usual ononderbroken kan doorgaan en onze
economieën gestaag tot in het oneindige kunnen
doorgroeien. Zoals we al zagen in Deel Een, naar-
mate je je er meer in verdiept wordt duidelijk dat
er geen énkele technologie bestaat die ons in staat
zal stellen verder te gaan zoals we bezig zijn. Kern-
energie, waterstof, ‘schone’ steenkool en biobrand-
stoffen hebben alle ernstige beperkingen. Fossiele
brandstoffen zijn een eenmalig bonanzafeuilleton
geweest, en niets anders kan dit vervangen (er
wordt zelfs beweerd dat we bijna ‘Piek-Alles’ bereikt
hebben, om de naam van Richard Heinbergs een na
laatste boek te gebruiken 4). Dit belet echter niet dat
mensen zich vastklampen aan ideeën die eenvou-
digweg niet zullen werken. Het is wat Heinberg ‘het
wachten op het Magische Elixir’ 5 noemt. De realiteit
is echter dat alle technologieën en apparaten die we
nodig zullen hebben reeds bestaan; we moeten er
alleen aan doorwerken, in plaats van te fantaseren
over toekomstige wonderoplossingen.
Angst
In onze ijver om antwoorden voor piekolie en kli-
maatverandering te promoten, mogen we niet uit
het oog verliezen dat dit voor veel mensen een
angstaanjagend onderwerp is. Je zou inderdaad
kunnen stellen dat wanneer je het niet angstaanja-
gend vindt, je het eigenlijk niet goed begrepen hebt.
Voor sommigen kan die angst verlammend werken,
en voor anderen kan het de aanleiding zijn om zich
af te sluiten. Het is belangrijk om potentieel angst-
aanjagende informatie niet zomaar bij mensen te
dumpen, maar een gesprek met ze aan te gaan en ze
te helpen de nieuwe informatie te verwerken.
Nihilisme en/of overlevingsdrang
Voor sommigen zal piekolie de bevestiging zijn van
hun opvatting dat mensen sowieso per definitie
egoïstisch zijn, dus wat is het punt – niets nieuws
onder de zon. In plaats van te denken dat het niet
de moeite loont om iets te ondernemen, zal het ant-
woord van de overlever er in bestaan op de eerste
plaats voor het overleven van zichzelf en zijn dier-
baren te zorgen, en desnoods ‘terug de bergen in te
trekken’. Dit antwoord is typisch voor Noord-Ame-
rikanen, zoals ik na het schrijven van een stuk ge-
titeld ‘Waarom de overlevers ongelijk hebben’ uit
de antwoorden kon opmaken. Het lokte meer reac-
ties uit dan alle eerdere stukken die ik schreef over
Transitie-cultuur en gaf een fascinerend inzicht in
de denkwereld van degenen die individueel over-
leven beschouwen als een geldige optie. Sommige
‘pareltjes’ van reacties kwamen binnen via websi-
tes van ‘survivalists’ zoals ‘wat is beter, een geweer
of een knuppel? Je kan een geweer als een knuppel
gebruiken, maar een knuppel niet als een geweer.’
De mogelijkheid om de bergen in te trekken is na-
tuurlijk meer voorhanden in de Verenigde Staten,
maar wij hebben er hier eenvoudigweg de plaats
niet voor. Massaal emigreren naar Dartmoor of
Snowdonia zou een verre van interessante onder-
neming zijn. In Groot-Brittannië is het meest ge-
bruikelijke voorbeeld van dit symptoom: ‘Wel, we
zullen ons wel redden, we hebben nog een optrekje
in de Pyreneeën.’
Uiteindelijk gaat elk antwoord dat past bij de
omvang van de uitdaging over ‘thuiskomen’, over
het inzicht dat we deel uitmaken van de netwerken
rondom ons en dat we deze opnieuw moeten op-
bouwen en met zorg omringen, in de plaats van te
Hoofdstuk 5 Hoe piekolie en klimaatverandering
ons beïnvloeden
De Aardolie-afkick-stress-stoornis
98H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
99D E A A R D O L I E - A F K I C K - S T R E S S - S T O O R N I S
een echt veel grotere schaal toe te passen. De doe-
het-zelvers, de eigen-elektriciteitsopwekkers, de ei-
gen-groentekwekers, de thuiscomposteerders zullen
allemaal wel hun ‘zie je wel’-momenten hebben. Dit
is voor mij volslagen eerbaar en een natuurlijk re-
actie van degenen die reeds jaren tevoren verschil-
lende aspecten van de post-CO2-samenleving naar
voren schoven. Er zijn echter ook anderen die wach-
ten op piekolie om er op een niet zo mooie manier
hun ‘zie je wel’-moment van te maken.
De Britisch National Party heeft het thema piek-
olie gretig aangegrepen. Ze verschijnen op piekolie-
bijeenkomsten, waar ze verklaren dat in piek-
olie voor hen de kansen liggen om een overwicht
te halen. Historisch gezien hebben fascisten altijd
garen gesponnen bij tijden van economische crisis
en ontbering, en dat is nu niet anders.
Als wie dan ook met ‘Ik heb het wel gezegd’ tracht
dingen naar zich toe te trekken, dan moet daar
steeds met grote omzichtigheid en onderscheidings-
vermogen mee worden omgegaan.
Het is bijvoorbeeld duidelijk dat voor de makers
van de klassieke piekolie-film The End of Subur-
bia, die om te beginnen nooit fan waren van subur-
bia, piekolie een mooie kans bood om op de graven
ervan te dansen.
De verleiding om te zeggen ‘Ik heb het wel ge-
zegd’ kan ook betekenen dat we verzuimen de sterk-
tes en zwaktes van onze voorgestelde oplossingen
voor de verminderde energievoorziening echt te
onderzoeken. We moeten wel degelijk stilstaan bij
de gevolgen – in een energiearme context – van
onze oplossingen, en niet te sterk gehecht blijven
aan onze lang gekoesterde ideeën en overtuigingen.
Door deze overtuigingen te laten varen, kan er zich
iets beters aandienen, iets wat meer aangewezen is
voor een cultuur in transitie.
denken dat we zonder deze kunnen overleven. We
zouden inderdaad het geloof dat we kunnen functio-
neren en floreren zonder de gemeenschappen rond-
om ons, kunnen beschouwen als een dubieuze ‘luxe’
van het tijdperk van de goedkope olie. We zullen
weer opnieuw moeten leren samen te leven en leren
op welke manier we kunnen samenwerken en met
elkaar communiceren.
Ontkenning
Nu het publieke bewustzijn over klimaatverande-
ring en piekolie zo snel groeit en de gevolgen die zij
zullen hebben bij mensen beginnen door te dringen,
zien we sommigen reageren met ontkenning. Ont-
kenning kan zich in vele vormen manifesteren. Het
kan de man zijn naast wie ik op de bus zat die ver-
telde dat hij een tv documentaire had gezien waar-
in een wetenschapper vertelde dat de aarde in feite
van binnenuit (!) opwarmt. Of het kunnen mensen
zijn die zeggen dat klimaatverandering veroorzaakt
wordt door zonnevlekken, of door natuurlijke cycli,
ondanks de overvloedige bewijzen van het tegen-
overgestelde. Of sommigen die zeggen dat klimaat-
verandering eigenlijk een complot is van de Nieuwe
Wereldorde om zo onze vrijheid verder in te per-
ken. Of dat piekolie een samenzwering is van de
olie-industrie, om zodoende nog meer geld binnen
te krijgen. Het internet staat vol halve waarheden
en geruchten voor degenen die in een ontkennings-
verhaal willen vluchten.
Het mooiste ontkenningsverhaal komt van mijn
vriend Graham Strouts,6 die vertelt over zijn ge-
sprek met een vrouw. Het ging over de gevolgen van
piekolie op de voedselvoorziening. Ze spraken over
hoe olieafhankelijk ons voedsel is en hoe kwetsbaar
het systeem. Vervolgens zei de vrouw tot Graham’s
grote verbazing: ‘Wel, ik maak me er niet druk over
– mijn man heeft ooit een jaar lang niet gegeten.’
Een jaar lang niet gegeten!? Kennelijk had de man
een of andere meditatiepraktijk gedaan en was zij
ervan overtuigd dat hij een jaar lang niet gegeten
had. De stelling dat het een wetenschappelijk be-
wezen feit is dat wanneer je het voedsel wegneemt
van een bevolking, de mensen na een aantal weken
beginnen om te vallen, kon de vrouw natuurlijk niet
van dit idee afbrengen.
Er bestaat geen manier om ontkenning volledig
te vermijden en niemand van ons is er vrij van. Het
doet zich voor in allerlei onverwachte vermommin-
gen en is een natuurlijke reactie: we kunnen tenslot-
te niet altíjd aan klimaatverandering, piekolie en
het einde van de economische globalisering denken!
Het wordt een probleem als het ons afsluit voor de
realiteit en ervoor zorgt dat we niet meer kunnen re-
ageren. Ontkenning is een natuurlijke reactie, maar
we moeten ervoor op onze hoede zijn.
Exuberant optimisme
Op het einde van de eerste publieke filmvoorstelling
van The End of Suburbia die ik organiseerde in Ier-
land, zei een man in het publiek: ‘Er is ons zojuist
verteld dat het einde van het olietijdperk in zicht
is’, en ik zeg daarop: ‘Laat maar komen.’ Hoewel ik
het gevoel dat de man vertolkte kan waarderen, is
het toch niet zo evident. Volgens het Hirsch Report
zal de transitie uit de op olie gebaseerde economie
minstens tien jaar vergen, eerder zelfs twintig jaar,
en zal het rampzalig zijn als deze transitie niet ade-
quaat wordt voorbereid. Een exuberant optimisti-
sche reactie op piekolie moet afgewogen worden
tegen een inschatting van de ontzaglijke uitdaging
die deze stelt.
Het ‘Ik heb het altijd al gezegd’-syndroom
Ik moet toegeven dat ik mezelf in dit profiel her-
ken. Ik ben al jaren bezig met permacultuur en na-
tuurbouw, en zie piekolie natuurlijk als een uitgele-
zen kans om permacultuur en strobalen huizen met
henneppleister op een voordien ondenkbare schaal
onder de aandacht te brengen. Voor degenen die
bezig zijn met organische landbouw: piekolie wordt
beschouwd als dé kans om biologische landbouw op
Omgaan met je ‘End-of-Suburbia-moment’
Hoe kun je best omgaan met gevoelens van overweldiging, verslagenheid en radeloosheid die het gevolg kunnen zijn van je ‘End-of- Suburbia-moment’? Dit is het moment waarop je piekolie en de gevolgen ervan werkelijk begint te begrijpen en kunt invoelen.Het eerste punt is je te realiseren dat deze ge-voelens heel natuurlijk zijn. Het is zelfs veel natuurlijker dan er helemaal geen gevoel bij te hebben of het helemaal te ontkennen. Het is een gezonde reactie.Ten tweede is het goed om te zoeken naar wat Chris Johnstone ‘inspirationeel ongenoegen' noemt, een geestesgesteldheid die je moti-veert om veranderingen in je persoonlijk leven aan te brengen. Erken dat de verandering die je wilt zien, begint bij jezelf en beschouw het feit dat je leven op z'n kop is gezet als een waardevolle kans om een aantal fundamentele zienswijzen opnieuw te overdenken.Ten derde is het belangrijk om de tijd te nemen om de nieuwe informatie te verwerken en ermee in het reine te komen. Hoewel het ongemakkelijk voelt, is het een voorzichtige opening naar een groot avontuur. Je zult op deze tijd terug gaan kijken als het begin van een grote, maar positieve transformatie in je leven.
!
! ! !
! ! ! ! ! ! !
!
! ! !
! ! ! ! ! !
100H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
101D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N
Verandering mogelijk maken is altijd de Heilige
Graal geweest van de milieubeweging, maar telkens
weer zijn pogingen uitgelopen op grote frustraties.
Al zijn er ook succesvolle ervaringen geweest, toch
is de milieubeweging er over het algemeen niet in
geslaagd om mensen op grote schaal te betrekken
bij het veranderingsproces, zeker niet op de schaal
van de algemene ‘oorlogsmobilisatie’ die nu nodig
is voor piekolie en klimaatverandering. Misschien is
een van de redenen waarom dit nooit is gelukt, dat
we nooit goed begrepen wat verandering inhoudt,
hoe dat proces zich in feite voltrekt en wat er al-
lemaal bij komt kijken. Er zijn andere disciplines
die veel beter begrijpen wat verandering is, hoe zij
werkt en hoe zij kan worden bewerkstelligd. Eén van
die disciplines is de benadering van verslaving.
Een jaar geleden stootte ik op een boek dat mijn
denken hierover helemaal veranderd heeft. Indien
het boek een andere omslag had gehad en indien
het als titel iets in de aard van Piekolie en Lokale
Verandering gehad zou hebben, zou ik het een werk
van een genie hebben gevonden. Het boek had als
titel Addiction and Change (‘Verslaving en veran-
dering’)1 en is geschreven door Carlo DiClemente.
DiClemente ontwikkelt wat hij noemt het ‘Trans-
theoretische Model voor Verandering’ (TMV) – in
het Engels TTM genoemd – dat vooral ingaat op hoe
verandering precies gebeurt. Hij stelt dat het pro-
ces waarbij een individu verslaafd geraakt en zich
weer bevrijdt van die verslaving, hetzelfde is als
elk ander veranderingsproces. DiClementes model
heeft zich ontwikkeld uit een synthese van vroege-
re benaderingen en uit studies over een grote tijds-
spanne naar hoe mensen veranderen. In plaats van
verandering te zien als een proces van te beslissen
om te veranderen en dan ook effectief te verande-
ren, wijst DiClemente erop dat het proces veel sub-
tieler en complexer is. Ik vond zijn inzichten bijzon-
der verhelderend en rond diezelfde tijd ontmoette
ik dr Chris Johnstone, een specialist in verslavings-
patronen, die heel wat onderzoek heeft gedaan naar
de stadia van verandering en hun toepassingen op
sociale en ecologische verandering.
Chris is auteur van het boek Find your Power 2
(‘Vind je kracht’) en uitgever van The Great Turning
Times (Het tijdperk van de grote ommekeer).3 Op
verschillende plaatsen in Groot-Brittannië geeft hij
ook sessies over ‘The Work That Reconnects’ (Het
werk dat opnieuw verbindt). Ik vind zijn benadering
van verandering erg inspirerend en verhelderend
en de Transitie-benadering is op veel manieren ge-
baseerd op sommige van deze inzichten. In plaats
van te proberen jullie die benadering uit te leggen,
laat ik dit liever aan Chris over. Ik heb immers geen
achtergrondkennis over psychologie of verslaving.
Wat volgt is een dialoog met hem waarin we zijn be-
nadering verkennen.
Een interview met
dr Chris Johnstone
Wat zijn de verschillende stadia van verandering
en waar komen die vandaan?
Het model van de stadia van verandering is ont-
wikkeld door de psychologen Carlo DiClemente en
James Proschaska, begin jaren ’80. Ze wilden een
kader uitwerken dat veranderingsprocessen in-
zichtelijk maakt, dat toepasbaar is op verschillen-
de typen gedrag en kan worden gebruikt door men-
sen met verschillende theoretische achtergronden.
Daarom kreeg het de naam ‘transtheoretische be-
nadering’.
In dit model staat een eenvoudige en evidente
idee centraal: verandering gebeurt niet ineens. Het
gebeurt eerder geleidelijk en in verschillende sta-
dia. Dit geldt voor bijna elk type van verandering.
Wanneer je bijvoorbeeld naar huis gaat, dan wordt
naar die fase van je feitelijk naar huis bewegen ver-
wezen met ‘het actiestadium’. Maar vooraleer je ver-
trekt, was er een planning nodig. Dat is ‘het stadi-
um van de voorbereiding’. En voordat je plannen
maakt, neem je een beslissing na er een tijdje over
nagedacht te hebben – dat is de bezinningsfase. En
verder teruggaand in de tijd, vooraleer je bewust
nadacht over naar huis gaan, was er het ‘pre-bezin-
ningsstadium’. Er zijn nog twee andere belangrijke
stadia, maar daar kom ik later op terug.
Dit model is met veel enthousiasme overgenomen
door mensen die verslaafde personen behandelen,
omdat het een zeer nuttig schema aanreikt van waar
mensen zich kunnen bevinden in het proces van ver-
andering. Sommige cliënten bevinden zich in het ac-
tiestadium en zetten effectief stappen naar behande-
ling. Maar veel mensen die in klinieken behandeld
worden voor problemen die te maken hebben met
alcohol of tabak, hebben die beslissing om hun ge-
woontes aan te pakken nog niet genomen. Inzicht in
die verschillende stadia maakt het makkelijker om
te zien wat het veranderingsproces misschien blok-
keert. Het is mogelijk dat iemand in de voorberei-
dingsfase zit en wel wil veranderen, maar niet ziet
hoe hij dit kan doen. Iemand die in het stadium van
bezinning zit, kan verscheurd worden door twijfel,
waarbij een deel van zijn persoon wel wil verande-
ren, maar een ander deel toch niet zo overtuigd is.
De psychologie van verandering
begrijpen
Hoofdstuk 6
15) Model voor fasen van verandering naar DiClemente, 2003
‘De wereld creëren die we
willen is een subtielere en
krachtiger aanpak dan de
wereld die we niet willen
vernietigen.’
Marianne Williamson
Pre-bezinning Besef van nood aan verandering
BezinningToenemende voorde-len van verandering en afnemende nadelen
VoorbereidingEngagement en planning
Actie Uitvoeren en herzien van planning
ConsolideringIntegratie van de verandering in de levenswijze
Voltooiing
Terugval en herneming
102H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
103D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N
Waarom kan het nuttig zijn te zeggen dat we ‘ver-
slaafd zijn aan olie’?
In de industrielanden wordt een levensstijl die
afhangt van een zeer hoog olieverbruik als normaal
gezien. Het eerste stadium in de aanpak van een
probleem is het als zodanig te herkennen. En wan-
neer we een term als ‘verslaving’ toepassen op olie,
zet dat vraagtekens achter de manier waarop wij er
gebruik van maken. Wanneer je dan kijkt naar het
aspect ‘problematisch gebruik van een substantie’,
is het nuttig drie types van problemen te onder-
scheiden: gevaarlijk gebruik, schadelijk gebruik en
afhankelijkheidsgebruik. Elk van deze drie kan toe-
gepast worden op het overmatige gebruik van olie.
Gevaarlijk gebruik is wanneer iemands gebruik
van een substantie risico’s meebrengt voor de toe-
komst. Veel zware drinkers vinden van zichzelf niet
dat ze een probleem hebben. Maar wanneer ze in
die mate doorgaan met drinken, verhogen ze het ri-
sico op medische complicaties. Dat geldt ook voor
het olieverbruik: als we doorgaan met het overma-
tige verbruik van fossiele brandstoffen als olie, is
de kans reëel dat we afstevenen op twee gevaren:
gevaarlijke klimaatverandering en een energiehon-
gersnood wanneer de oliereserves schaars worden.
In de verslavingswereld bestaat er een gezegde:
‘Als je op die manier doorgaat, zul je eindigen waar
je naartoe gaat.’ Ons huidige patroon van oliever-
bruik is gevaarlijk omwille van het punt waar het
ons recht op af doet stevenen.
Schadelijk gebruik is wanneer het gebruik van een
substantie nu al problemen veroorzaakt. Klimaat-
verandering kan gezien worden als een toxisch ef-
fect van het zware verbruik van fossiele brandstof-
fen. In vele delen van de wereld ervaren mensen
vandaag al verstoorde weerspatronen. In Europa
zijn al duizenden mensen omgekomen door hitte-
golven. In Afrika hebben droogtes al tot conflicten
en hongersnood geleid. In Noord-Amerika heeft de
toegenomen intensiteit van orkanen geleid tot mas-
sale schade in steden, vooral in New Orleans. De
risico’s in de toekomst zullen nog veel groter zijn,
maar de schade door klimaatverandering is er nu
reeds.
Wanneer iemand inziet dat het gebruik van een
substantie levensbedreigend is, volstaat dit in nor-
male omstandigheden als motivatie voor verande-
ring. Maar wanneer iemand werkelijk verslaafd is,
is de idee om ermee te stoppen – of te minderen –
een bedreiging. Bij afhankelijk gebruik zie je dus
vaak dat mensen ofwel informatie, die suggereert
dat hun favoriete substantie schadelijk is, verdrin-
gen, ofwel ze gaan gewoon door het te gebruiken,
zelfs wanneer ze weten dat het dodelijk kan zijn.
Iemand is verslaafd wanneer hij of zij dit soort ge-
drag vertoont.
Het belang van de erkenning van verslaving is
dat je de bijkomende moeilijkheden die dat voor
het veranderingsproces meebrengt kunt inschatten
en aanpakken. Inzien dat het om een olieverslaving
gaat maakt het makkelijker om te begrijpen waarom
het zo moeilijk kan zijn om onszelf los te maken van
onze oliegewoonte. Tegelijk wijst dit ons op stra-
tegieën uit het verslavingsveld die hun effectiviteit
hebben bewezen en ons zouden kunnen helpen om
stappen vooruit te zetten.
Dus hoe kan verslavingsbehandeling helpen?
Klimaatverandering wordt meestal gezien als een
milieuprobleem en piekolie als een zaak van grond-
stoffen. Alle twee zouden gezien kunnen worden als
geworteld in oorzaken die veraf liggen en waar wij
toch geen vat op hebben. Maar olieverslaving heeft
te maken met menselijk gedrag. Dat ligt veel dichter
bij huis en ligt wél binnen onze macht om te veran-
deren. Het model van de veranderingsstadia is hier
erg bruikbaar omdat het het parcours uittekent dat
moet worden afgelegd voor herstel.
Het eerste stadium van verandering is het zich
bewust worden van het probleem. Dit zet ons aan
over het thema na te denken: het stadium van be-
Dit model kan ook toegepast worden op ons
denken en handelen in antwoord op klimaatver-
andering en piekolie. Tien jaar geleden dachten de
meeste mensen niet eens aan klimaatverandering.
Intussen is er een hele weg afgelegd. De meeste
mensen staan er op zijn minst bij stil en denken er
over na, en veel anderen ondernemen ook actie om
er iets aan te doen. Maar mensen bevinden zich in
verschillende stadia met verschillend gedrag. Som-
migen bevinden zich in het actiestadium van het ge-
bruik van spaarlampen, maar nog in het stadium
van bezinning wanneer het gaat over vliegen of au-
torijden. Wat maatregelen tegen piekolie betreft,
bevinden de meeste mensen zich nog in het pre-be-
zinningsstadium. Het publieke bewustzijn over het
opraken van de oliereserves is veel kleiner, al is dit
ook snel aan het veranderen.
De twee andere stadia zijn ‘terugvallen’ en ‘con-
solideren’ van de verandering. In elk veranderings-
proces kan men bewegen in twee richtingen: ach-
terwaarts of voorwaarts. Het kan zijn dat er in het
begin snel vooruitgang wordt geboekt, maar dan
verliezen mensen de moed en leggen zich neer bij
de situatie en vallen zo weer terug in een vroeger
stadium. Daarom is het consolideringsstadium van
de verandering zo belangrijk – dat we aandacht be-
steden aan het onderhouden van de gemaakte vor-
deringen en het volhouden ervan op lange termijn.
Hoe kunnen inzichten uit het domein van de ver-
slaving de milieubeweging helpen om te begrijpen
hoe verandering werkt?
Een ingeworteld idee in milieucampagnes is dat
als mensen maar eenmaal weten hoe vreselijk de
toestand wel is, zij wel zullen veranderen. De na-
druk van veel campagnes ligt dus op het aanbieden
van informatie, vaak met verontrustende grafieken
en griezelverhalen. Bewustmaking is van cruciaal
belang, maar je hoeft maar naar een pakje sigaret-
ten te kijken om de grenzen te zien van zo’n benade-
ring. De informatie ‘Roken is dodelijk’ in grote let-
ters is voor de meeste rokers onvoldoende om hen
te ontmoedigen.
Waar ze in de verslavingswereld goed in zijn is
het begrijpen van en het werken aan weerstand
tegen verandering. Benaderingen zoals Motive-
ringsgesprekken 4 zijn ontwikkeld om te werken
met mensen die gemengde gevoelens hebben over
gedragsverandering. Er is een gigantische weer-
stand om milieuproblemen aan te pakken en we
moeten beginnen te zoeken naar creatieve manie-
ren om daar een antwoord op te vinden. De benade-
ring van verslaving kan ons belangrijke lessen hier-
over leren.
In welke mate kun je zeggen dat wij ‘verslaafd zijn
aan olie’?
Als verslavingsspecialist durf ik te zeggen dat ge-
industrialiseerde samenlevingen vasthangen aan
olie op een manier die veel gelijkenis vertoont met
verslavingspatronen. Veel mensen geven dit ook
toe, zelfs George W. Bush! 5 Maar de term ‘versla-
ving’ kan moeilijkheden opleveren, omdat er geen
algemeen aanvaarde definitie van bestaat. Toch
vind ik het een bruikbare term, aangezien versla-
ving verwijst naar vastgeroeste gedragspatronen die
moeilijk te veranderen zijn, ook al weten we dat ze
schade berokkenen. Dat is precies wat er gebeurt
met ons huidige patroon van gebruik van fossiele
brandstoffen.
Veel van mijn alcohol cliënten vinden de term ‘ver-
slaving’ bruikbaar, omdat deze hen helpt verklaren
waarom het zo moeilijk is om te stoppen met drin-
ken. Er is meer nodig dat een bewuste, rationele
beslissing. Zelfs wanneer ze zo’n beslissing nemen,
kan blijken hoe moeilijk het is diepgewortelde ge-
woontes te veranderen en hoe tijdelijke vorderingen
weer verdwijnen als men terugvalt. Maar als ze een-
maal aanvaard hebben dat er een element van ver-
slaving meespeelt, kunnen ze er beter op letten en
strategieën ontwikkelen om die aan te pakken.
104H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
105D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N
per twee aan elkaar vertelden, voelde je dat er echt
iets gebeurde in de zaal. Dat was het moment waar-
op we gemeenschap werden.’
Wanneer we onze zorgen onder woorden bren-
gen, zeggen we ook aan onszelf dat we ze gaan
aanpakken. Wanneer we onze visioenen een stem
geven, dan kennen we de bestemming waar we
naartoe willen. En door de stappen te beschrijven
die we kunnen zetten, bereiden we onszelf voor op
actie. Dit eenvoudige hulpmiddel is een voorbeeld
van ‘motiverende duwtjes’. Het kan helpen om de
innerlijke stappen naar verandering in beweging te
zetten.
c) Wanneer een stap te moeilijk lijkt, las
dan een voorbereidingsfase in om onszelf te
trainen. Een verslavingsgedrag veranderen kan
zo moeilijk zijn dat mensen het soms opgeven en
denken dat het echt onmogelijk is. In mijn klinisch
werk leerde ik dat het hielp om over genezing na te
denken als een reis die door een ‘fase van ongeloof’
kan gaan. Ik haalde de inspiratie hiervoor uit avon-
turenverhalen, die vaak beginnen vanuit een gelijk-
aardige duistere en bedreigende plek. Wanneer de
hoofdpersonages oog in oog komen te staan met die
dreiging en naar een uitweg gaan zoeken, is de kans
groter dat ze die ook vinden. Het zoeken naar een
weg vooruit vraagt vaak ook het zoeken naar men-
tors en gidsen die de benodigde vaardigheden en
inzichten doorgeven om het onmogelijke mogelijk
te maken. Door een voorbereidingsfase in te lassen,
biedt het model van veranderingsstadia een alterna-
tief voor het opgeven van het proces, wanneer uitda-
gingen als piekolie of klimaatverandering te moei-
lijk lijken. De voorbereidingsfase is de fase waarin
we onze krachten verzamelen om de problemen het
hoofd te bieden.
Bij Transitie-initiatieven gaat het er niet alleen
om mensen over het probleem te informeren en
campagne te voeren. Het gaat ook om praktische
training in de vaardigheden die nodig zijn voor een
post-oliemaatschappij. En naast praktische training
is er ook psychologische training nodig in het ont-
wikkelen van positieve toekomstbeelden en het vin-
den van manieren om met innerlijke ‘droomblokka-
des’, zoals angst, cynisme en ongeloof om te gaan.
Ongeloof kan men het hoofd bieden door te zoe-
ken naar inspirerende voorbeelden. Genezingen van
verslaving, avonturenverhalen en Cuba’s reactie op
de dreiging van energie-hongersnood zijn aankno-
pingspunten die de mogelijkheid ondersteunen om
af te geraken van olieafhankelijkheid. In mijn boek
Find Your Power geef ik een gereedschapskist vol
strategieën om gevoelens van onvermogen om te
keren, en om door innerlijke blokkades voor veran-
dering heen te gaan. Zulke innerlijke training maakt
deel uit van de voorbereiding die nodig is voor een
creatieve transitie, weg uit het olietijdperk.
Op welke manier kan de integratie van deze instru-
menten en inzichten kracht geven aan Transitie-
initiatieven?
Campagnes voor het milieu richten zich vaak op
bewustmaking en actie. Maar tussen die twee ligt
een heel gamma van innerlijke stappen en de veran-
dering kan geblokkeerd raken bij elk van die stap-
pen. Transitie-initiatieven worden versterkt wan-
neer ze rekening houden zowel met de inwendige
als met de uitwendige dimensies van verandering.
Anders riskeren we te vervallen in reacties van kla-
gen en verwijten wanneer we op weerstand stoten,
eerder dan begripsvolle en inzichtgevende antwoor-
den te vinden.
Er is een nauwe parallel met wat er gebeurt wan-
neer iemand een drankprobleem heeft. Verwijtende
reacties van de omgeving zijn begrijpelijk, maar ze
kunnen de weerstand tegen verandering nog ver-
sterken. We moeten aanvaarden dat, wanneer men-
sen afhankelijk zijn van bepaalde substanties, zoals
wij afhankelijk zijn van olie, er weerstanden zijn om
te veranderen, die we onder ogen moeten zien.
Op verslavingsvlak is al decennialang gewerkt
zinning op het probleem, het onder ogen zien. Hier
kan men gemakkelijk vastlopen, wanneer er zich
een conflict ontwikkelt tussen dat deel in ons dat de
nood aan verandering onder ogen ziet en dat deel in
ons dat de substantie gebruikt en er niet van af wil.
Denk maar even aan al die dingen in je leven die je
erg waardeert en die je niet zou hebben zonder olie.
Het zijn er zoveel! En het worden allemaal redenen
die de aanpak van het probleem afremmen.
De benadering van motiveringsgesprekken is
ontstaan als een manier om zulke gemengde ge-
voelens aan te pakken. Door een luisterruimte te
creëren waar iemand de eigen dubbele gevoelens
en weerstanden kan verwoorden, wordt de ambiva-
lentie zichtbaar gemaakt en kan men het probleem
aanpakken. Dit helpt mensen om duidelijker in te
zien wat ze werkelijk willen, en om, als ze het pro-
bleem willen aanpakken, verder te evolueren naar
de volgende stadia.
Hoe kunnen inzichten in verslaving praktisch ge-
bruikt worden door Transitie-initiatieven?
Ik heb dit herleid tot drie principes die al worden
toegepast in de Transitie-beweging:
a) Besteed aandacht aan de diverse stappen
waarin veranderingsprocessen in mensen
zich voltrekken. Een van de lessen uit de versla-
vingsbenadering is dat informatie geven alleen niet
voldoende is. In het model van de veranderingssta-
dia is bewustwording van het probleem slechts de
eerste stap. Op die manier kom je van pre-bezinning
naar bezinning. Het is makkelijk om vast te lopen in
dit stadium van ‘denken over het probleem’, en dit
is precies het punt waarop inzichten uit het versla-
vingsveld erg nuttig kunnen zijn. Met ‘hart en ziel’-
groepen besteden Transitie-initiatieven aandacht
aan de stappen naar verandering en de weerstan-
den die daarbij komen kijken. Op die manier kan
je omgaan met zaken als motivatie, weerstand, am-
bivalentie.
b) Schep ruimte voor mensen om hun eigen
argumenten voor verandering te laten
horen. Een kerngedachte van motiveringsgesprek-
ken (MG) is dat wanneer mensen hun eigen argu-
menten hebben voor verandering, ze ook hun eigen
redeneringen vinden naar de aanpak van een pro-
bleem. Ruimte creëren om mensen te ondersteunen
en te luisteren naar hun hoop en hun zorgen is be-
langrijker dan mensen proberen te overtuigen. Op
die manier wordt de motivatie versterkt die nodig
is om door die gevoelens van ambivalentie en weer-
stand heen te gaan.
De meeste politieke samenkomsten hebben een
actieve spreker die zijn betoog houdt voor een tame-
lijk passief publiek. Een motiverende benadering in
de vorm van een gesprek geeft ook aan het publiek
de kans om gehoord te worden en om hun eigen
argumenten voor verandering te formuleren. Ver-
schillende Transitie-initiatieven hebben deze bena-
dering gevolgd in de vorm van luisteroefeningen in
paren. Bij de lancering van de Transitie-initiatie-
ven in Totnes, Lewes en Bristol, werden honderden
mensen per twee ingedeeld, waarbij de een vertelde
en de ander luisterde. De spreker kreeg twee minu-
ten luistertijd voor elk van de volgende open uit-
spraken:
• ‘Wanneer ik denk aan piekolie en klimaatveran-
dering, dan maak ik me zorgen over...’
• ‘Mijn positieve toekomstbeeld op wat ik graag in
mijn stad of dorp zou zien gebeuren, is...’
• ‘Wat ik zelf kan ondernemen om daaraan bij te
dragen, is...’
De taak van degene die luistert, bestaat erin om al-
leen heel aandachtig te luisteren naar wat er wordt
gezegd. Na de drie uitspraken werden de rollen om-
gekeerd zodat iedereen de kans kreeg om te spre-
ken. Dit proces nam zo’n twintig minuten in beslag
en deed duidelijk het niveau van energie en enthou-
siasme bij de deelnemers stijgen. Na de bijeenkomst
in Bristol zei een van de deelnemers: ‘Terwijl we zo
106H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
107D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N
Transitie-instrument 3De gewone aardappel als instrument om onze olieverslaving te doorbreken: een oefening
Deze oefening ontstond uit wat ze ‘Bunyips’ noemen in Skye en Robin Clayfield’s Manual of Teaching Permaculture Creatively, maar ik heb hem zelf aangepast. Het is een krachtig instrument om mensen aan te zetten bij zichzelf te onderzoeken hoe zij hun olie afhankelijkheid kunnen verminde-ren. Ik heb het altijd een zeer effectieve oefening gevonden, ongeacht het soort groepen.
Stap 1Ik gebruik deze oefening altijd in week 9 of 10 van de 10 weekse cursus Skilling up for Powerdown (meer vaardigheden voor minder energie). Het is een zeer bruikbare oefening om alle draden samen te brengen, maar het vraagt wel enige voorken-nis en enthousiasme en kan daarom het beste wat later in de cursus worden gedaan.
Stap 2Benadruk dat onze verhouding tot energiegebruik en consumentisme het best vergeleken kan worden met een verslaving, en geef de deelnemers daarna een vel papier waarop te lezen staat:‘Mijn 12-stappenplan voor het terugdringen van mijn olieverslaving. Om te zorgen dat mijn leven minder vertrouwd op het onbetrouwbare, beloof ik hierbij dat ik in de komende zes maanden zal streven naar het behalen van de volgende twaalf doelen.’
Vertel de deelnemers dat ze de week daarop het vel papier ingevuld moeten hebben met twaalf ac-ties die zowel haalbaar als praktisch maar ook am-bitieus zijn.
Stap 3Verdeel de mensen in duo’s en laat hen vijf minu-ten per persoon een ‘denk en luister’-oefening (zie pag.185) doen over de vraag: ‘Als je denkt aan praktische stappen naar het minder afhankelijk worden van olie, welke obstakels ga jij dan op je weg daar naartoe zetten? Welke stemmen hoor je in je hoofd die je belemmeren om stevige maatre-gelen te nemen?’ Na deze discussie laat je hen even in stilte naden-ken over de vraag: ‘Welke remedies zie ik hier tegen? Welke kwaliteiten zou ik nodig hebben om die obstakels weg te halen?’
Stap 4Vraag de deelnemers, indien zij deze kwaliteiten en krachten samen zouden kunnen brengen in een Superheld(in), hoe deze dan zou heten en wat zijn/haar krachten zouden zijn? Vraag hen om enige tijd over die vragen na te denken en geef daarna aan elke deelnemer vier aardappels en een paar cock-tailprikkertjes.Geef hen nu twintig minuten de tijd om hun eigen Superheld(in) te maken en vertel erbij dat ze later hun held aan de groep moeten voorstellen met zijn/haar naam en moeten uitleggen wat zijn/haar krachten zijn. Uiteraard mogen ze ook ande-re dingen die voorhanden zijn gebruiken om hun Superheld(in) te maken.Als ze klaar zijn met het maken van hun modellen, verdeel je de mensen in groepen van vijf of zes en laat je ze elkaar hun helden voorstellen. Vertel daarna dat ze hun Helden mee naar huis moeten nemen en ergens neerzetten waar ze de
kracht ervan kunnen voelen tijdens het schrijven van hun 12-stappenplan, maar dat ze aan niemand in huis mogen vertellen wat het is, omdat het dan zijn krachten verliest.
Stap 5De week daarop, als iedereen zijn ingevulde vel meegebracht heeft, begin ik altijd met vertellen over het Transitie-begrip en over energieafdaling, maar dat is afhankelijk van waarmee je bezig bent in je Transitie-initiatief.Daarna verdeel je de deelnemers in twee gelijke groepen. De eerste groep zit in een cirkel met het gezicht naar buiten en de andere groep zit daar omheen met de gezichten naar binnen, zodat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken. Dan doen ze een oefening die gebaseerd is op Speed daten. Ieder heeft vier minuten om aan de ander te ver-tellen wat zijn of haar 12-stappenplan precies in-houdt. Elke vier minuten moet de buitenste cirkel een plaats opschuiven naar rechts. Op deze manier krijgt iedereen de helft van de plannen in de groep te horen.
Stap 6Verdeel de deelnemers in groepen van vijf of zes en laat ze plaatsnemen rond een tafel. Dit laatste onderdeel is gebaseerd op het principe van World Cafe. (Zie pag.204) Eén persoon is de Tafel Gast-heer/vrouw, die aantekeningen maakt en de rest van de groep voert de discussie over het onder-werp. Na tien minuten staat iedereen op en gaat naar een andere tafel om verder te discussiëren. De drie vragen waar het om draait zijn:
‘Hoe kan mijn Transitie-initiatief (bijvoorbeeld Deventer of Gent) mij helpen om mijn 12-stappen-plan uit te voeren?’‘Hoe kan ik mijn Transitie-initiatief helpen?’‘Hoe kunnen we elkaar helpen bij het uitvoeren van het 12-stappenplan?’
Stap 7Nadat deze drie discussies hebben plaatsgevon-den en de aantekeningen gemaakt zijn, vertel je hen wanneer de volgende bijeenkomst is en dat hen dan gevraagd zal worden de aanwezigen raad te geven en te vertellen over hun 12-stappenplan en over wat ze sinds de vorige sessies gedaan heb-ben.
OverpeinzingenDeze oefening zorgt ervoor dat mensen echt aan de slag gaan om deze dingen in hun leven in te bouwen en uit te voeren. De stappen die ze willen nemen, variëren van het verwisselen van hun gloei-lampen tot het volgen van een cursus, of van het actief worden in hun lokale Transitie-groep tot het verkopen van hun auto.De oefening met de aardappels is heel effectief. Als je hen gevraagd zou hebben om hun helden in klei te maken, zouden ze er heel ambitieus en overdreven uit gaan zien. Maar gemaakt van aard-appel en cocktailprikkers móeten ze er wel onnozel uitzien, terwijl de mensen er toch alle krachten en kwaliteiten van hun Helden mee bezielen.
108H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
109D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N
met zulke weerstanden. Modellen om een goed be-
grip te krijgen van die blokkades tegen verandering
en ermee te werken, zijn geëvolueerd. Er zijn effec-
tieve instrumenten ontwikkeld. De uitdaging waar-
voor wij staan is de transitie te maken, en om dit te
doen kunnen instrumenten en inzichten van het ene
veld gebruikt worden in het andere veld.
Het FRAMES-model
Eén model uit het verslavingsveld vind ik bijzonder
bruikbaar. Het is een model dat de draden van dit
hoofdstuk samenbindt – eigenlijk van het boek tot
hier toe – en dat men het FRAMES-model noemt,
bedacht door Miller en Sanchez.6 In de context van
dit boek biedt het FRAMES-model een houvast om
inzichten van de verslavingsaanpak te gebruiken
om tot praktische antwoorden voor een energie-af-
daling te komen. De manier waarop deze twee vel-
den elkaar overlappen is zeer boeiend.
In essentie: het FRAMES-model bevat zes ele-
menten die over het algemeen verwerkt zijn in korte
interventies bij verslaving en die bewezen hebben
zeer afdoend te zijn. Het zijn eigenlijk best practi-
ces om verslaving het hoofd te bieden.
Het letterwoord FRAMES staat voor:
• Feedback – Feedback
• Responsibility – Verantwoordelijkheid
• Advice – Advies
• Menu of options – Menu van keuze-
mogelijkheden
• Empathy – Empathie
• Self-efficacy
(De volgorde is van geen belang)
Feedback van persoonlijk risico of schade
voor de gezondheid
Wanneer het gaat over drugs en alcohol wil dit
zeggen: de cliënt een eerlijke stand van zaken geven
van zijn/haar verslavingsprobleem en de potentiële
gevolgen, om zo bewustwording van het probleem
op te wekken.
Voor het thema van piekolie beginnen veel groe-
pen met het tonen van de film The End of Subur-
bia, een indringende reportage over de uitdaging
van piekolie.7 Een essentieel element om succesvol-
le reacties te krijgen, is het niveau van het probleem
in krachtige bewoordingen helder te krijgen. Uiter-
aard moet men het juiste evenwicht vinden tussen
enerzijds het potentiële gevoel van machteloosheid
en angst dat kan worden opgewekt en anderzijds
een positief oplossingsgericht programma.
Nadruk op persoonlijke verantwoordelijk-
heid voor verandering
Voor Miller en Sanchez betekent dit een (alcohol)
verslaafde bewust te maken van de mate van per-
soonlijke verantwoordelijkheid die het zal vereisen
om te breken met de verslaving. Wanneer het gaat
over energie-afdaling, verwijst dit naar het bena-
drukken van het feit dat het probleem van piekolie
en klimaatverandering het resultaat is van talloze in-
dividuele acties, en dat de oplossing erin bestaat ver-
antwoordelijkheid te nemen voor deze acties. Wan-
neer we het hebben over ‘een mobilisatie zoals in
oorlogstijd’, vereist dit uiteraard dat de grote meer-
derheid van de bevolking zijn verantwoordelijkheid
neemt. De nadruk ligt hier op individuele verant-
woordelijkheid en keuzemogelijkheid, eerder dan
mensen te vertellen wat ze moeten doen.
Duidelijk advies voor verandering
Duidelijk advies geven is belangrijk om een pa-
troon van verslaving te doorbreken. Het is bewe-
zen dat advies doeltreffend is, maar het moet over-
gebracht worden als een aanbeveling, niet als een
voorschrift. Het kan op twee manieren gebeuren:
ten eerste advies aan individuen om hun levensstijl
te veranderen, zoals advies over energie-efficiëntie,
en ten tweede, als strategieën voor energie-afdaling
op het niveau van de gemeenschap. Men zou een
Is piekolie de beste manier om hiernaar te kijken?
Als we naar de standaard Hubbert-curve kijken, zien we een berg: een opwaartse lijn die ge-volgd wordt door een neerwaartse, een stijging gevolgd door een daling. Er is een gevoel dat, nu we de piek bereikt hebben, we onze tanden op elkaar moeten zetten voor de lange tocht terug naar huis, te vergelijken met een opge-wonden kind op een verjaardagsfeestje dat te horen krijgt dat het tijd is om naar huis te gaan. Misschien zou het helpen als we de bekende grafiek omdraaien en spreken van ‘Dalolie’
In plaats van de grafiek te zien als een berg, kunnen we het tijdperk van de fossiele brand-stof ook zien als een vijver in een dal waar we ingedoken zijn. Men heeft ons verteld dat hele-maal onder in de vijver enorme rijkdommen be-graven liggen, als we maar diep genoeg zouden kunnen duiken om ze te vinden. Naarmate we er dieper en dieper in doken werd de vloeistof dik-ker, zwarter en kleveriger, en nu merken we dat we op de bodem zitten. Omgeven door weer-zinwekkende en plakkerige teerzanden doen we ons uiterste best om de laatste resten van de bodem van het olievat te schrapen. Boven ons zien we nog juist een laatste streepje zonlicht
dat zich door de vloeistof heen boort en ons wanhopige verlangen om weer schone lucht in te ademen, stuwt ons weer omhoog, happend naar zuurstof.
In plaats van ons met elke stap voort te moeten slepen, stuwt ons gevoel van doelgerichte hoog-dringendheid ons omhoog in de richting van warm zonlicht en schone, frisse lucht. Als je er op deze manier naar kijkt, wordt onze race naar een wereld zonder fossiele brandstoffen een massale instinctieve poging tot zelfbehoud; een collectief afstand nemen van een levensstijl die ons niet langer gelukkig maakt, gedreven door de drang om onze longen te vullen met iets wat we nog niet helemaal kennen, maar waar-van we instinctief weten dat het ons gelukkiger zal maken dan wat we nu hebben. Misschien dat onze aankomst in een lage-energiewereld het-zelfde gevoel van voldoening en verrukking zal geven als het eindelijk door de oppervlakte van de vijver heen breken en onze longen weer vul-len met frisse morgenlucht, ons weer verwonde-rend over de schoonheid om ons heen en over de vreugde van het leven.
110H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
111
In actie komen tegen klimaatverandering is één.
Een aanstekelijk toekomstbeeld van een post-CO2-
wereld schetsen, dat mensen warm doet lopen om
mee in te schepen voor een reis naar die nieuwe we-
reld, is een heel andere kwestie. We staan pas aan
het begin en zijn nog maar het buitenste laagje aan
het aanboren van de kracht die schuilt in een aan-
sprekend, positief beeld van een overvloedige toe-
komst: een toekomst met minder energie, meer tijd,
minder stress en een gezonder en gelukkiger leven.
Het is van wezenlijk belang om beelden en een hel-
dere visie te kunnen verbinden met hoe een toe-
komst met minder energie eruit zou kunnen zien.
Ik gebruik graag de analogie van een wat onwillige
vriend, die je wilt uitnodigen om mee op vakantie
te gaan. Wanneer je een gepassioneerd en poëtisch
beeld kunt schetsen van het strand, de zonsonder-
gang en de kroeg met kaarslicht aan zee, dan zal hij
er eerder iets voor voelen om met je mee te gaan.
Milieu-activisten hebben mensen jammer genoeg
vaak een beeld voorgeschoteld van ’s werelds minst
aantrekkelijke reisbestemming – een slonzige bed
and breakfast in de buurt van Knokke of Zandvoort
met nylon lakens, koude thee en kleffe toost – in de
verwachting dat zij opgetogen zouden raken bij het
vooruitzicht om daar NIET heen te gaan. De logica
en de psychologie zijn compleet verkeerd.
Waarom visionaire
toekomstbeelden werken
Ik heb de indruk dat het creëren van een visionair
toekomstbeeld werkt op verschillende manieren
die met elkaar in verband staan. Tom Atlee schrijft
over het creëren van wat hij een ‘alternatief ver-
halenveld’ noemt.1 In wezen betekent dit het cre-
eren van nieuwe mythen en verhalen die beginnen
te verwoorden hoe een gewenste duurzame wereld
eruit zou kunnen zien. Hij spreekt over de potentië-
le kracht van het samenbrengen van activisten, cre-
atieve schrijvers en journalisten in ‘denktanks’ die
nieuwe verhalen scheppen voor onze tijd. Wanneer
we aan Energie-afdaling beginnen te werken zou-
den we hier eveneens romanschrijvers, dichters, ar-
tiesten en verhalenvertellers bij moeten betrekken.
Het vertellen van nieuwe verhalen staat centraal. In
Totnes begonnen we hieraan met ons Transitie-ver-
haleninitiatief, dat de bedoeling heeft om mensen
vanuit verschillende standpunten verhalen te laten
schrijven tijdens de transitie van Totnes: krantenar-
tikels, verhalen of bijtende columns. Sommige hier-
van staan verderop in dit hoofdstuk. Dergelijke ver-
halen kunnen allerlei vormen aannemen.
Een ander voorbeeld hiervan was de proef met
het Totnes-Pond van Transition Town Totnes (TTT),
die tot juni 2007 liep. Mensen konden een prachtig,
tastbaar en besteedbaar bankbiljet in handen hou-
den. Het vertelde een nieuw verhaal over geld, over
MEP (Minder-Energie-Plan, zie pag.253) kunnen
zien als een duidelijk advies voor verandering op
het niveau van de gemeenschap, als een gemeen-
schappelijk plan om antwoord te geven op wat in
een heel snel tempo gezien wordt als een rampzalige
verslaving met mogelijk catastrofale gevolgen.
Een menu van keuzemogelijkheden voor
verandering
Om zich verantwoordelijk te voelen en zich echt te
kunnen identificeren met een Minder-Energie-Plan,
moeten mensen het gevoel hebben dat ze de alterna-
tieven verkend hebben. Om uit te komen bij de aan-
bevelingen van zo’n plan, is er een verkenningspro-
ces nodig van de verschillende keuzemogelijkheden.
Scenarioplanning is hierbij een heel nuttige metho-
de, omdat het mensen in staat stelt om in de toe-
komst te projecteren en verschillende mogelijke uit-
komsten te verkennen (sommige van deze scenario’s
werden uiteengezet in Deel 1). Andere instrumenten
die nuttig zijn, zijn visioning (het ontwikkelen van
visionaire toekomstbeelden) en backcasting (van
daaruit terugkoppelen naar wat we vandaag moeten
doen).8 Door Transitie-initiatieven is dit onder an-
dere aangewend in de vorm van het Transitie-verha-
lenproject (zie pag.134 en 220) dat in Totnes is uit-
gewerkt. Hierbij worden mensen uitgenodigd om op
allerlei verschillende manieren verhalen te vertellen,
met de bedoeling een toekomst van ‘Powerdown’ tot
zichtbare en tastbare realiteit te maken.
Therapeutische empathie als gespreksstijl
In het domein van de verslavingen wordt de op-
vatting dat een agressieve, autoritaire, op dwang ge-
baseerde aanpak effectief zou zijn, steeds meer ver-
laten. Tegenwoordig is men van mening dat betere
resultaten bereikt worden als je je opstelt als raad-
gever: ondersteunend, vriendelijk, bemoedigend en
empathisch.
Zo moet ook elk proces dat een aanzienlijk deel
van de bevolking wil betrekken bij het zoeken naar
methodes voor een afdalend energieverbruik, op
een deskundige manier mensen benaderen en hen
een gevoel van optimisme inboezemen ten aanzien
van de mogelijkheid voor verandering, eerder dan
ze te berispen voor hun gedrag dat de planeet in le-
vensgevaar brengt. Deze idee van samen in te chec-
ken voor een collectieve reis, waar Chris Johnstone
naar verwijst, is cruciaal om mensen mee aan boord
te krijgen.
Dit principe impliceert ook dat de dialoog een
tweerichtingsproces is: de persoon die informatie
verstrekt, staat ook open om informatie te ontvan-
gen. Eerder dan mensen te vertellen wat ze zouden
moeten denken en doen, helpt een empathische be-
nadering om mensen zowel te engageren en te be-
trekken, als om ze te vormen.
Stimuleren van self-efficacy, of optimisme
van de cliënt
Dit is cruciaal voor het succes van dit proces. De
term self-efficacy (waarvoor geen goede Nederland-
se vertaling bestaat) verwijst naar de individuele in-
schatting of persoonlijke beoordeling van het eigen
vermogen om een specifiek doel te kunnen bereiken,
zoals stoppen met alcohol of olieafhankelijkheid af-
bouwen. Dit gevoel van ‘yes, we can’ opbouwen is
essentieel om verandering op gang te brengen op
de schaal waarover wij hier spreken. In Deel 3 kan
je kennismaken met verschillende manieren waarop
Transitie-initiatieven dit gevoel van optimisme op-
bouwen en hoe ze via diverse benaderingen werken
aan self-efficacy – een geloof dat heel de gemeen-
schap ervan doordringt dat we het werkelijk ook
kunnen waarmaken. Dit is een sleuteldomein, dat
verder reikt dan de bekende aanpak van informa-
tieverspreiding van milieucampagnes. Het is even-
eens een echte uitdaging om na te gaan hoe je dit
gevoel van self-efficacy tot stand kunt brengen bij
een zeer verscheiden publiek. En hoe je een benade-
ring kunt uitwerken die de diversiteit van mensen,
waaruit onze samenleving toch bestaat, motiveert.
Visioning: de kracht gebruiken van
een visionair toekomstbeeld
Hoofdstuk 7
‘Doorheen de geschiedenis zijn
de echt fundamentele maat-
schappelijke veranderingen
er niet gekomen op bevel van
overheden of als resultaat van
oorlogen, maar doordat grote
aantallen mensen hun ideeën
veranderden, soms zelfs maar
een klein beetje.’
Willis Harman
De val van het optimisme/
pessimisme
‘Ik constateerde dat ik heen en
weer slingerde tussen optimisme
en pessimisme. “Het komt alle-
maal wel goed.” of: “Er komt
een ware catastrofe op ons af!”
Je werd er doodmoe van. Maar
sinds kort is er iets aan het
veranderen.
Ik merkte dat de hele optimisme/
pessimisme-tegenstelling een val
was voor mijn levendigheid en
aandacht. Ik zag mezelf dingen
doen alsof datgene wat volgens
mijn gevoel stond te gebeuren
ook klopte met de werkelijk-
heid. Wat ik merk is dat mijn
verwachtingen mijn wil om te
handelen hinderen, of ik nu het
beste of het slechtste verwacht.
Dit is zo belangrijk dat ik het nog
eens ga herhalen: of ik nu het
beste of het slechtste verwacht,
mijn verwachtingen zijn een
hindernis voor mijn wil om te
handelen.
Ik ben zowel optimisme als pessi-
misme gaan zien als kijksporten,
als vormen van disengagement
met een masker van betrokken-
heid. Zowel optimisme als pessi-
misme verleiden me tot oordelen
over het leven en erop te wedden,
in plaats van met mijn hele zelf,
lees verder op pagina 113
110H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
111
In actie komen tegen klimaatverandering is één.
Een aanstekelijk toekomstbeeld van een post-CO2-
wereld schetsen, dat mensen warm doet lopen om
mee in te schepen voor een reis naar die nieuwe we-
reld, is een heel andere kwestie. We staan pas aan
het begin en zijn nog maar het buitenste laagje aan
het aanboren van de kracht die schuilt in een aan-
sprekend, positief beeld van een overvloedige toe-
komst: een toekomst met minder energie, meer tijd,
minder stress en een gezonder en gelukkiger leven.
Het is van wezenlijk belang om beelden en een hel-
dere visie te kunnen verbinden met hoe een toe-
komst met minder energie eruit zou kunnen zien.
Ik gebruik graag de analogie van een wat onwillige
vriend, die je wilt uitnodigen om mee op vakantie
te gaan. Wanneer je een gepassioneerd en poëtisch
beeld kunt schetsen van het strand, de zonsonder-
gang en de kroeg met kaarslicht aan zee, dan zal hij
er eerder iets voor voelen om met je mee te gaan.
Milieu-activisten hebben mensen jammer genoeg
vaak een beeld voorgeschoteld van ’s werelds minst
aantrekkelijke reisbestemming – een slonzige bed
and breakfast in de buurt van Knokke of Zandvoort
met nylon lakens, koude thee en kleffe toost – in de
verwachting dat zij opgetogen zouden raken bij het
vooruitzicht om daar NIET heen te gaan. De logica
en de psychologie zijn compleet verkeerd.
Waarom visionaire
toekomstbeelden werken
Ik heb de indruk dat het creëren van een visionair
toekomstbeeld werkt op verschillende manieren
die met elkaar in verband staan. Tom Atlee schrijft
over het creëren van wat hij een ‘alternatief ver-
halenveld’ noemt.1 In wezen betekent dit het cre-
eren van nieuwe mythen en verhalen die beginnen
te verwoorden hoe een gewenste duurzame wereld
eruit zou kunnen zien. Hij spreekt over de potentië-
le kracht van het samenbrengen van activisten, cre-
atieve schrijvers en journalisten in ‘denktanks’ die
nieuwe verhalen scheppen voor onze tijd. Wanneer
we aan Energie-afdaling beginnen te werken zou-
den we hier eveneens romanschrijvers, dichters, ar-
tiesten en verhalenvertellers bij moeten betrekken.
Het vertellen van nieuwe verhalen staat centraal. In
Totnes begonnen we hieraan met ons Transitie-ver-
haleninitiatief, dat de bedoeling heeft om mensen
vanuit verschillende standpunten verhalen te laten
schrijven tijdens de transitie van Totnes: krantenar-
tikels, verhalen of bijtende columns. Sommige hier-
van staan verderop in dit hoofdstuk. Dergelijke ver-
halen kunnen allerlei vormen aannemen.
Een ander voorbeeld hiervan was de proef met
het Totnes-Pond van Transition Town Totnes (TTT),
die tot juni 2007 liep. Mensen konden een prachtig,
tastbaar en besteedbaar bankbiljet in handen hou-
den. Het vertelde een nieuw verhaal over geld, over
MEP (Minder-Energie-Plan, zie pag.253) kunnen
zien als een duidelijk advies voor verandering op
het niveau van de gemeenschap, als een gemeen-
schappelijk plan om antwoord te geven op wat in
een heel snel tempo gezien wordt als een rampzalige
verslaving met mogelijk catastrofale gevolgen.
Een menu van keuzemogelijkheden voor
verandering
Om zich verantwoordelijk te voelen en zich echt te
kunnen identificeren met een Minder-Energie-Plan,
moeten mensen het gevoel hebben dat ze de alterna-
tieven verkend hebben. Om uit te komen bij de aan-
bevelingen van zo’n plan, is er een verkenningspro-
ces nodig van de verschillende keuzemogelijkheden.
Scenarioplanning is hierbij een heel nuttige metho-
de, omdat het mensen in staat stelt om in de toe-
komst te projecteren en verschillende mogelijke uit-
komsten te verkennen (sommige van deze scenario’s
werden uiteengezet in Deel 1). Andere instrumenten
die nuttig zijn, zijn visioning (het ontwikkelen van
visionaire toekomstbeelden) en backcasting (van
daaruit terugkoppelen naar wat we vandaag moeten
doen).8 Door Transitie-initiatieven is dit onder an-
dere aangewend in de vorm van het Transitie-verha-
lenproject (zie pag.134 en 220) dat in Totnes is uit-
gewerkt. Hierbij worden mensen uitgenodigd om op
allerlei verschillende manieren verhalen te vertellen,
met de bedoeling een toekomst van ‘Powerdown’ tot
zichtbare en tastbare realiteit te maken.
Therapeutische empathie als gespreksstijl
In het domein van de verslavingen wordt de op-
vatting dat een agressieve, autoritaire, op dwang ge-
baseerde aanpak effectief zou zijn, steeds meer ver-
laten. Tegenwoordig is men van mening dat betere
resultaten bereikt worden als je je opstelt als raad-
gever: ondersteunend, vriendelijk, bemoedigend en
empathisch.
Zo moet ook elk proces dat een aanzienlijk deel
van de bevolking wil betrekken bij het zoeken naar
methodes voor een afdalend energieverbruik, op
een deskundige manier mensen benaderen en hen
een gevoel van optimisme inboezemen ten aanzien
van de mogelijkheid voor verandering, eerder dan
ze te berispen voor hun gedrag dat de planeet in le-
vensgevaar brengt. Deze idee van samen in te chec-
ken voor een collectieve reis, waar Chris Johnstone
naar verwijst, is cruciaal om mensen mee aan boord
te krijgen.
Dit principe impliceert ook dat de dialoog een
tweerichtingsproces is: de persoon die informatie
verstrekt, staat ook open om informatie te ontvan-
gen. Eerder dan mensen te vertellen wat ze zouden
moeten denken en doen, helpt een empathische be-
nadering om mensen zowel te engageren en te be-
trekken, als om ze te vormen.
Stimuleren van self-efficacy, of optimisme
van de cliënt
Dit is cruciaal voor het succes van dit proces. De
term self-efficacy (waarvoor geen goede Nederland-
se vertaling bestaat) verwijst naar de individuele in-
schatting of persoonlijke beoordeling van het eigen
vermogen om een specifiek doel te kunnen bereiken,
zoals stoppen met alcohol of olieafhankelijkheid af-
bouwen. Dit gevoel van ‘yes, we can’ opbouwen is
essentieel om verandering op gang te brengen op
de schaal waarover wij hier spreken. In Deel 3 kan
je kennismaken met verschillende manieren waarop
Transitie-initiatieven dit gevoel van optimisme op-
bouwen en hoe ze via diverse benaderingen werken
aan self-efficacy – een geloof dat heel de gemeen-
schap ervan doordringt dat we het werkelijk ook
kunnen waarmaken. Dit is een sleuteldomein, dat
verder reikt dan de bekende aanpak van informa-
tieverspreiding van milieucampagnes. Het is even-
eens een echte uitdaging om na te gaan hoe je dit
gevoel van self-efficacy tot stand kunt brengen bij
een zeer verscheiden publiek. En hoe je een benade-
ring kunt uitwerken die de diversiteit van mensen,
waaruit onze samenleving toch bestaat, motiveert.
Visioning: de kracht gebruiken van
een visionair toekomstbeeld
Hoofdstuk 7
‘Doorheen de geschiedenis zijn
de echt fundamentele maat-
schappelijke veranderingen
er niet gekomen op bevel van
overheden of als resultaat van
oorlogen, maar doordat grote
aantallen mensen hun ideeën
veranderden, soms zelfs maar
een klein beetje.’
Willis Harman
De val van het optimisme/
pessimisme
‘Ik constateerde dat ik heen en
weer slingerde tussen optimisme
en pessimisme. “Het komt alle-
maal wel goed.” of: “Er komt
een ware catastrofe op ons af!”
Je werd er doodmoe van. Maar
sinds kort is er iets aan het
veranderen.
Ik merkte dat de hele optimisme/
pessimisme-tegenstelling een val
was voor mijn levendigheid en
aandacht. Ik zag mezelf dingen
doen alsof datgene wat volgens
mijn gevoel stond te gebeuren
ook klopte met de werkelijk-
heid. Wat ik merk is dat mijn
verwachtingen mijn wil om te
handelen hinderen, of ik nu het
beste of het slechtste verwacht.
Dit is zo belangrijk dat ik het nog
eens ga herhalen: of ik nu het
beste of het slechtste verwacht,
mijn verwachtingen zijn een
hindernis voor mijn wil om te
handelen.
Ik ben zowel optimisme als pessi-
misme gaan zien als kijksporten,
als vormen van disengagement
met een masker van betrokken-
heid. Zowel optimisme als pessi-
misme verleiden me tot oordelen
over het leven en erop te wedden,
in plaats van met mijn hele zelf,
lees verder op pagina 113
112H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
113V I S I O N I N G
de mogelijkheden ervan en over hun gemeenschap.
Het concept van het nieuwe verhalen vertellen kwam
ook ter sprake op de Officiële-lancering van TTT in
september 2006 toen Chris Johnstone zei:
‘Totnes heeft hier een kans om een internatio-
nale pionier te zijn. Misschien dat binnen vier-
honderd jaar, wanneer de mens een uitweg heeft
gevonden, men op deze tijd aan het begin van de
21ste eeuw zal terugkijken als een cruciale perio-
de, als het laatste decennium van het olietijdperk.
Wie weet zal men verhalen vertellen over wat er
in Totnes gebeurde. Misschien zal deze avond wel
het begin van één van dergelijke verhalen blijken.
Wanneer je naar de toekomst kijkt zijn er sombere
mogelijkheden, maar er zijn ook inspirerende mo-
gelijkheden, en jullie maken deel uit van zo’n inspi-
rerende mogelijkheid door hier vanavond aanwe-
zig te zijn.’ 16
De methode van visioning (vertellen over visionaire
toekomstbeelden) biedt een krachtige nieuwe be-
nadering voor milieuactivisten. We zijn zo gewend
geraakt aan het campagne voeren tégen dingen, dat
we het zicht verloren zijn op waar we eigenlijk naar-
toe willen. Een van de beste voorbeelden hiervan
bracht recentelijk Transition Town Lewes (TTL).
Geconfronteerd met een lokale ontwikkelaar die een
centraal deel van de stad wilde ontwikkelen, rea-
geerde TTL niet met protesten of petities maar met
een toekomstbeeld – het denkbeeldige krantenarti-
kel op pagina 112.
Dit is een geweldig voorbeeld van wat Atlee ‘ver-
beelding’ noemt. Zoals de creatie van Het Ecotopisch
Geruchten Nieuwsblad, dat hij beschrijft als ‘vol
denkbeeldige nieuwsverhalen over gebeurtenissen
of vernieuwers die nog niet plaatsvonden maar waar-
van ik en anderen wensten dat ze wel gebeurd waren,
en geschreven alsof ze werkelijk plaatsvonden. Op
het einde van elk artikel plaats ik de contactnaam
van iemand waarnaar de lezers kunnen bellen om bij
te dragen aan het realiseren van dat verhaal.’ 17
Peter Russell, fysicus en schrijver, beschrijft een
collectief toekomstbeeld in termen van een Vreem-
de Aantrekker, zoals in de chaostheorie. In feite is
het als een draaikolk die je voor de voeten wordt ge-
gooid en die je dan naar zich toe trekt. Het heeft een
energie, het is dynamisch. Hij voegt eraan toe:
‘Er is iets diepers wat ik niet echt kan verklaren,
maar wanneer er een visionair toekomstbeeld is,
dan is er niet louter een drijfveer aanwezig, maar
op een of andere manier raakt de geest erbij be-
trokken, op zodanige wijze dat ze lijkt in wissel-
werking te treden met de wereld op een manier die
het makkelijker maakt voor dingen om werkelijk
te gebeuren, dingen lijken op hun plaats te vallen.
Rationeel kan ik dit niet verklaren, maar het is iets
wat mensen telkens weer opnieuw ervaren. Wan-
neer je een krachtig visionair toekomstbeeld hebt
van waar je naartoe gaat, lijkt het alsof de wereld
aan die visie wil meewerken. Het lijkt gewoon te
werken.’ 18
Visioning in deze zin heeft het bijkomende voor-
deel moedeloosheid tegen te gaan. Klimaatverande-
ring en piekolie kunnen angstaanjagend of verwar-
rend zijn, of als onvermijdelijk catastrofaal gezien
worden. De wraak van Gaia 19, een recent boek van
James Lovelock, met een kaft als van een B-horror-
film, en websites zoals www.dieoff.org voeren der-
mate grimmige scenario’s op dat de meeste mensen
gewoon afhaken; ze willen hiermee niet bezig zijn.
Ik ben me bewust van het feit dat ik, als een van
die mensen die een behoorlijk deprimerend boek
over piekolie en een ineenstortende samenleving
kan lezen en er inspiratie en drijfkracht uithaal om
iets praktisch te ondernemen, tot een extreem klei-
ne minderheid behoor.
Als soort met een creativiteit, aanpassingsvermo-
gen en tegenover elkaar staande duimen die ons om
te beginnen in staat stelden om het Olietijdperk te
creëren, kunnen we er redelijk zeker van zijn dat er
daarna ook leven mogelijk zal zijn. Zo zullen we de
door Mavis Happen
Afgelopen zaterdag vierde Lewes het feit dat
het de prijs Stad van het jaar 2017 gewon-
nen had. Dit werd gevierd met een festival in
het North Street Centrum met inbegrip van
een zonnedisco2 en een feest met lokale pro-
ducten. Lewes behoorde tot de 965 deelne-
mers voor de prijs voor het ‘meest creatieve
Minder-Energie-Plan3 met de beste verbete-
ring van de levensstandaard’. De jury was
vooral onder de indruk van de diepgang en
de doelmatigheid van het ‘Visioen 2020’ van
de stad, dat in 2008 unaniem door de Raad
werd aangenomen,4 samen met de strategie
inzake klimaatverandering, geschreven door
het duurzaamheidsteam in 2006, en de Nulaf-
val-Doelstelling5 die in 2012 bereikt werd.
‘We zijn echt trots op onze prestaties,’ zei
raadslid Billie Turner van de transitiecom-
missie. ‘Het was veel werk, maar heel span-
nend. Natuurlijk, de overstromingen van
2000 en 2009 en de orkaan van 2011 hebben
echt geholpen om onze aandacht goed te fo-
cussen. Dat en de economische crisis die nog
erger werd toen de olieprijs de $350 per vat
bereikte.’
Parel op de kroon van de stad is het North
Street Centrum, vijf hectare land die de kern
vormt van het ‘Visioen 2020’ van Lewes.
Jeugdwerker Toma Stevenson wees op het
Riverside ecodorp. ‘Dit dorp is gebouwd op
palen, zodat het bestand is tegen overstro-
mingen. Alle 200 huizen waren heel snel
verkocht. Het was het eerste klimaatneutra-
le bouwproject in het Verenigd Koninkrijk6
en omdat de helft daarvan betaalbare wonin-
gen waren, werken veel mensen die er wonen
ook in het North Street Centrum.’ Er is nu
een wachtlijst van tien jaar voor het autovrije
ecodorp:7 een recente enquête plaatst de be-
woners aan de top van de VN-Geluksindex.8
‘De biomassacentrale aldaar werd rond
2015 opgezet om snel groeiende wilg uit de
overstromingsgebieden om te zetten in elek-
triciteit,’ vervolgt Toma. ‘Die wilgen zui-
gen de stortvloeden op die we een paar jaar
geleden te verwerken kregen. De lancering
van het windmolenpark van de gemeenschap
(Lesco Lewes Energy Supply Company)9
maakte ons tot een van de eerste steden die
elektriciteit aan het nationale elektriciteitsnet
leverde.’
‘Ginds bij Furniture Now,10 heeft Plump-
ton een stedelijk opleidingscentrum voor
landbouw. Die verhoogde bedden hebben
al acht jaar lang 40 ton voedsel per hectare
geproduceerd. Het grootste deel ervan gaat
naar de grote wekelijkse Riverside-markt
en de tientallen streekproductenwinkels in
de stad en het eventuele overschot gaat naar
de Lewes Conservenfabriek. Dit zorgt er-
voor dat, tesamen met de twintig CSA-boer-
derijen (door de gemeenschap ondersteunde
landbouw)11 in de omgeving, met de Lewes
Volkstuinen 2020, en het ‘Home Grown’-ini-
tiatief, 75 procent van het fruit en de groen-
ten van Lewes worden gekweekt12 binnen een
straal van 8 kilometer rond de stad, net zoals
rond deze tijd in de vorige eeuw. De jury is
er nog niet uit of de supermarkten in de ge-
meente hun rechtszaak zullen winnen tegen
de kleine boeren die met voorrang de lokale
markten bevoorraden.’
‘Het North Street Centrum is het ver-
voerscentrum voor Lewes geworden en biedt
onderdak aan het biodiesel-busstation, het
fietsstation,13 de stallen voor de werkpaarden
en het depot voor de autoclub. Het autobezit14
in Lewes ligt nu ruim onder het landelijk ge-
middelde van 25 procent.’
‘Tien jaar geleden zouden we een project-
ontwikkelaar gehad hebben die hoogbouw-
woningen, parkeerterreinen en een winkel-
centrum in North Street uit de grond zou
hebben gestampt. Maar onze progressieve
gemeenteraad organiseerde een onderzoek15
naar de appreciatie voor deze locatie en ont-
dekte dat de mensen zeer bezorgd waren over
het milieu. Die vorm van goed overleg resul-
teerde in onze toekomstvisie voor 2020 van
North Street in de vorm van een transitie met
duurzame ontwikkeling die rekening hield
met mogelijke overstromingen.’
‘Gelukkig heeft onze provincieraad eind
2007 unaniem de 2020-Transitie-strategie
voor North Street goedgekeurd. De zaken
konden er heel anders uitgezien hebben!’
1 februari 2017
met al mijn creatieve energie in
het leven te duiken. Ik denk dat
de opkomende crises een beroep
op ons doen om deze bedrieglijke
‘hoe zal het aflopen spelletjes’,
zoals optimisme en pessimisme,
te overstijgen. Ik denk dat zij ons
oproepen om ons te gedragen
zoals een spiritueel gezonde
persoon die net gehoord heeft
dat hij een hartkwaal heeft: we
kunnen elke gruwelijke prognose
als een stimulans gebruiken om
dieper in het leven te reiken en
samen positieve verandering te
bewerkstelligen.
Dus ben ik tot het besluit
gekomen dat alle voorspellingen
– zowel goed als slecht – ons
absoluut niets vertellen over wat
mogelijk is. Trends en voorvallen
tonen enkel aan wat waarschijn-
lijk is. Waarschijnlijkheden zijn
abstracties. Mogelijkheden zijn
de ware dingen van het leven,
visies om naar te handelen,
deuren om door te wandelen.
Pessimisme en optimisme zijn
allebei afleidingen die ons ervan
weerhouden om volledig te
leven.’
Tom Atlee, Crisis Fatigue and the Co-crea-tion of Positive Possibilities, Co-Intelligence Institute, www.co intelligence.org
114H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
115V I S I O N I N G
door Naresh Giangrande Het bordspel is een effectief middel voor het benoemen en opzetten van de vele sta-dia van een project. Het werd ontwikkeld door John Croft van het Gaia Fonds van West-Australië (zie Bijlage 2). Met het spel maak je ook een checklist die je tijdens het project kunt raadplegen om te kijken hoe het project vordert. In een vroeg stadium van een Transitie-initiatief komen mensen die enthousiast zijn over het proces bij el-kaar. Ideaal is een kring van 6 tot 8 men-sen. Bij meer mensen splits je de groep op, speel je meerdere afzonderlijke spellen en voeg je later de resultaten bij elkaar.
Stap 1: Wat willen we bereiken? Iedere deelnemer krijgt de vraag voorge-legd: 'Wat moet dit project bereiken om jouw deelname honderd procent de moeite waard te maken?' Croft raadt het gebruik van een ‘praat-stok‘ of iets dergelijks aan, zodat het duidelijk is naar wie geluisterd dient te worden en die de hele kring rond-gaat tot iedereen al zijn of haar doelstellin-gen heeft kunnen verwoorden. Als je tevre-den bent over je inbreng geef je de stok door, en het kan wel drie of vier rondes duren voordat iedereen zijn zegje gedaan heeft. In dit stadium is er geen sprake van discussie, bekritisering of competitie. Het gaat alleen maar om het verzamelen van de doelen van de deelne-mers. Als dat klaar is heb je een lijst met doelen voor het project en het doel van
het bordspel is om het project zo te ont-werpen dat honderd procent van de doe-len gerealiseerd kan worden.
Stap 2: Maak Bordspel nr. 1Teken op een groot stuk papier, ter groot-te van een flipover, een cirkel. Aan de bo-venkant schrijf je ‘start' (dat is waar je nu bent en wat het project is) en aan de on-derkant van de cirkel ‘finish‘ (dat is waar je naar toe wilt en wat door de groep als een succes zou worden ervaren). Een project kan gepland en ontworpen worden tot het moment van zijn officiële lancering, of tot het moment dat de laatste champagnekurk geknald heeft, al het geld is uitgegeven en er echt niets meer te doen valt. Het hangt af van het soort project en van de gestelde doelen. Je kunt ook voor iedere fase van het project een bordspel maken.Nodig nu de groep uit voor een brain-stormsessie over welke stappen en acties ondernomen moeten worden om alle pro-jectdoelen te kunnen realiseren. Centraal in het Croft-model is dat elk project vier fasen kent: dromen, plannen, doen en vie-ren. Verdeel je papier in deze vier velden en schrijf de suggesties uit de brainstorm op in een van deze vier velden. Croft raadt groepen die nog geen of weinig ervaring hebben met deze methode, aan om eerst een lange lijst van alle taken en acties te maken en er simpelweg een 1,2, 3, of 4 achter te zetten voor elk van de vier sta-dia.
Als je je lijst met taken hebt, kun je een idee krijgen van de sterke en zwakke kan-ten van je groep en van het project. Je kunt dan namelijk zien of je voornamelijk dromers, planners, doeners of feestvier-ders in je groep hebt. Maak nu van elk ele-ment een kring.
Stap 3: Maak bordspel nr. 2Ga nu lijnen trekken om de verschillende taken logisch met elkaar te verbinden. Waar begin je mee en welke activiteit volgt daaruit? Elke activiteit moet minstens aan beide zijden een verbinding hebben. Als er taken zijn die je niet met elkaar kunt ver-binden, dan ontbreekt er een stap in het proces, die je misschien vergeten bent of waaraan je niet gedacht hebt. Dus voeg die stap waar nodig nog bij.
Stap 4: Gebruik je Bordspel Als alles met elkaar is verbonden, heb je een plan voor je project. Vraag nu elk groepslid:1. over welke taak/taken de persoon heel enthousiast is – zet de initialen van die per-soon in een bepaalde kleur erbij;2. welke taken de persoon echt heel bang maken om op te nemen – voeg de initialen in een tweede kleur toe;3. voor welke taak de persoon zichzelf competent voelt – initialen in een derde kleur.
Dit zijn de mensen die de taken moeten uitvoeren. Mensen die een taak op zich nemen waar ze bang voor zijn, hebben veel steun nodig van iemand die er verstand van heeft. Taken met veel verbindingen zijn erg belangrijk en je moet ervoor zor-gen dat ze goed begeleid en ondersteund worden.
Stap 5: Je Bordspel als begeleidend instrumentZo gauw je het Bordspel af hebt, bekijk je op het bord waar je nu staat met de voort-gang van je project (sommige taken zijn misschien al begonnen). Daarna:1. vink je de taken aan waarmee al is be-gonnen,2. kleur je het vak van elke taak die afge-rond is helemaal in.
Dit Bordspel vormt de agenda voor elke voortgangsbijeenkomst en is een score-board voor de gang van zaken. Blijf af-vinken en inkleuren gedurende het hele project en vier de momenten dat er iets belangrijks wordt afgerond. Als een taak heel gecompliceerd is, kan het helpen om daarvoor een apart Bord te maken, met ook daarin natuurlijk weer de vier stappen van het proces.
Transitie-instrument 4Bordspel als instrument om je toekomstvisioen te ontwikkelen en vorm te geven
Figuur 16) Een bordspel dat het proces van de productie van dit boek beschrijft, toont de verschillende fasen van het proces.
Figuur 17)Hetzelfde bordspel waarin de elementen verbonden zijn, zodat het de volgorde beschrijft waarin het proces zou moeten verlopen.
116H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
117V I S I O N I N G
sloegen. Hij scheen er ook van te houden om vrou-
wen in absurd kleine raketjes te persen die zelfs de
meest agorafobische piloot in paniek zouden bren-
gen (zie boven).
Natuurlijk kwam er niet veel uit van de toekomst-
dromen van Kapitein Toekomst. We hebben geen
huishoudrobots, we zullen gelukkig nooit gemene-
riken in de ruimte moeten achternazitten, en onze
toekomst is waarschijnlijk veel aardser en minder
bereisd, terwijl de robots beperkt blijven tot binnen
de autofabrieken. Deze aardse toekomst zal hoe dan
ook uiteindelijk te verkiezen zijn. Nonchalant enor-
me marshmallowmonsters naar de maan zappen is
iets waartoe we niet geroepen worden. Hoewel de
wetenschappelijke genialiteit van Kapitein Toekomst
en zijn grote fysieke kracht natuurlijk wel dingen zijn
die nuttig zouden kunnen blijken.
Visioenen van overvloed
Niet elk beeld van de toekomst hoeft zo absurd te
zijn als dat van Kapitein Toekomst. Ik ben het af-
gelopen jaar een vraatzuchtige ‘droombeeld-ver-
zamelaar’ geworden. Ik heb de neiging om de ver-
schillende ecologische denkers en beoefenaars die
ik tegenkom naar hun visie op een lage energietoe-
komst te vragen. Hun antwoorden zijn intrigerend.
Voor sommigen, zoals Stephan Harding, de auteur
van Animate Earth,20 is een terugkeer van de rol
van de wildernis in ons leven een centraal deel van
zijn toekomstbeeld, omdat onze verkleinde ecologi-
sche voetafdruk het mogelijk maakt dat de natuur
een deel van de ruimte om ons heen terugclaimt.
‘Ik zou weten’, vertelde hij me, ‘dat ik mijn rugzak
zou kunnen aandoen en het dorp (waar ik woon) uit
zou kunnen wandelen het bos in, en echt dagen- en
dagenlang in de vrije natuur zou kunnen doorbren-
gen als ik dat zou willen. Mijn ideaalbeeld zou er
een zijn van een onderling verbonden netwerk van
ecodorpen, met veel wilde natuur ertussen, maar
ook met enkele kleine en aangename steden met
theaters, cultuur, musea en goede bibliotheken, en
met goede koffieshops, en prachtige organische ar-
chitectuur.’ 21 De psychologische en culturele effec-
ten van zo’n nieuwe verbondenheid met Gaia zou-
den volgens hem uiterst heilzaam zijn.
zwaarste excessen van de klimaatcrisis misschien
ook kunnen voorkomen en zullen de maatregelen
die daarvoor genomen moeten worden bijna zeker
een veel betere wereld doen ontstaan. Maar het be-
langrijkste punt is dat de wereld en onze levensstij-
len er heel anders zullen uitzien dan nu het geval is.
Bedenk dat er een hoop goedkope energie nodig is
om het huidige peil van sociale ongelijkheid in stand
te houden, de mate van zwaarlijvigheid, de schul-
denrecords, het hoge autogebruik en de vervreem-
dende stedelijke landschappen. Enkel een cultuur
overspoeld door goedkope olie kon op een dermate
grote schaal onbekwaam worden, in die mate zelfs
dat sommige jonge mensen die ik ontmoette al blij
zijn dat al hun vingers er nog aan zitten na het af-
snijden van een sneetje brood. Het is niet overdre-
ven om te beweren dat wij in het Westen de meest
nutteloze generatie (op gebied van praktische vaar-
digheden) zijn die ooit op aarde leefde. Desondanks
is op dit moment visionair zicht op de mogelijkheid
de eerste stap naar het scheppen van een gelokali-
seerde, overvloedige lage-energietoekomst.
Ik kan natuurlijk geen aanspraak maken op het
idee dat het visionair verbeelden van de toekomst
iets unieks zou zijn aan dit boek. Door de geschie-
denis heen heeft de mensheid steeds voorstellingen
gecreëerd over hoe de toekomst er uit kon zien –
wonen in ruimtestations, naar het werk vliegen met
onze eigen vliegende schotel, of op vakantie gaan
naar de maan bijvoorbeeld. Deze dingen gebeuren
echter maar zelden, meestal omdat we onder ande-
re geen rekening houden met de hoeveelheid ener-
gie die de uitvoering van die dromen meebrengt. Ik
herinner mij hoe ik als kind op de vloer van mijn
slaapkamer het tijdschrift Look and Learn las, en
dacht dat vakanties op de maan waarschijnlijk tot
de mogelijkheden zouden behoren als ik volwassen
was. Ik ben nog steeds aan het wachten en, hoe-
wel Richard Branson ervan overtuigd mag zijn dat
ruimtereizen tot de mogelijkheden behoren, hou ik
er mijn adem niet echt voor in.
Kapitein Toekomst –
de wetenschapstovenaar
Rechts staat een foto van Kapitein Toekomst (Cap-
tain Future), de ‘man van morgen’, uitgegeven in de
Verenigde Staten tussen 1940 en 1951 als een soort
langlopende ‘ruimteopera’. Kapitein Toekomst is
het alter ego van Curtis Newton, een ruimtereiziger
en wetenschapper voor wie het leven een voortdu-
rende maalstroom is van overwinningen op super-
schurken, het aanpakken van buitenaardse bedrei-
gingen en, in het algemeen, een good guy te zijn in
een universum van bizar geschapen slechteriken.
De verhalen beginnen in 1990 (!) wanneer de we-
tenschappers Roger en Elaine Newton en hun bril-
jante wetenschappelijke collega Simon Wright hun
laboratorium naar de maan verhuizen om hun on-
derzoek in alle pais en vree te kunnen voortzetten.
Omdat Wright zeer oud en ziek is en aan het werk
wil blijven, transplanteert hij zijn brein in een door-
zichtige kijkdoos met elektrische draden erop, die,
verbonden met het hoofd van iemand anders, deze
persoon in staat stelt om Wrights gedachten op te
vangen (een zeer vroege maar enigszins weerzin-
wekkendere versie van het internet).
Newton en Wright creëren verschillende dingen
waaronder een robot met de naam Grag en een van
vorm veranderende androïde, Otho genaamd. Hun
wetenschappelijke maanidylle wordt wreed ver-
stoord wanneer de slechterik, de duivelse en vol-
slagen lafhartige Victor Kaslan arriveert en iedereen
doodt behalve hun zoon, die vervolgens op de maan
(ietwat onconventioneel) wordt grootgebracht door
een robot, een androïde en een brein in een doos.
Het wordt een kindertijd waarin hij toch goed gedijt
en opbloeit tot een ongelooflijke wetenschapper en
atleet voor wie geen enkele uitdaging te veel is.
Kapitein Toekomst had een zwak voor zwevende
ruimtelaarzen (die jammer genoeg nooit passeer-
den) en voor helmen die als bij wonder nooit be-
‘Nu we vandaag worden
overstelpt door planetaire
problemen bestaat het risico
dat we er op een pessimistische
en onproductieve manier mee
zullen omgaan... Onze verlam-
ming door een beeld van ons
eigen toekomstig verval zou
wel eens kunnen maken dat
dat beeld werkelijkheid wordt.
Volgens schrijver en filosoof
David Spangler “daagt een
positief beeld van de toekomst
deze toekomst uit om te durven,
om open te staan voor veran-
dering en om een geest van
creativiteit te aanvaarden die
zijn eigen structuur zou kunnen
veranderen”.’
Paul H. Ray & Sherry Ruth Anderson (2000), The Cultural Creatives: how 50 million people are changing the world,Three Rivers Press
118H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
119V I S I O N I N G
Volgens Brian Goodwin, de auteur van Nature’s
Due,22 is een lage-energietoekomst er een waar de
mensheid wat hij noemt ‘grotendeels onzichtbaar’
wordt, dat wil zeggen meer eengeworden en in har-
monie met onze natuurlijke omgeving. Hij vertelde
me: ‘Ik praat niet over een ‘terug naar de natuur’ à
la Rousseau; ik bedoel het gebruiken van toepas-
selijke technologie, natuurlijke materialen en ener-
gie om een levensstijl te bereiken die het mogelijk
maakt op te gaan in de natuurlijke wereld. We zul-
len geleerd hebben te leven zoals andere soorten dat
doen, wat wil zeggen dat we onze voetafdruk spec-
taculair hebben doen dalen, tot het punt waarop we
een van de vele soorten zijn in plaats van de abso-
luut dominante.’ 23
In zijn toekomstbeeld voor 2030 stelt systeem-
denker Fritjof Capra dat het principe van een ecolo-
gische gemeenschap de centrale organiserende fac-
tor van de samenleving is geworden. De natuur als
model gebruiken zou betekenen, zo vertelde hij me,
‘dat we onze gemeenschappen zouden vormgegeven
hebben volgens natuurlijke gemeenschappen, wat
betekent dat we zonne-energie zouden gebruiken als
belangrijkste energiebron, aangevuld met wind, bio-
massa, enzovoort. We zouden onze industrieën en
onze productiesystemen zo hebben georganiseerd
dat materie in een voortdurende cyclus beweegt, dat
alle materialen kringlopen beschrijven tussen pro-
ducenten en consumenten. We zouden ons voedsel
biologisch produceren en we zouden de afstand tus-
sen de boerderij en de tafel kleiner maken door het
voedsel vooral lokaal te produceren.’
‘Al deze dingen samen zouden een wereld creë-
ren met een drastisch verminderde vervuiling, waar
klimaatverandering onder controle is gebracht, met
banen in overvloed door al deze arbeidsintensieve
plannen, en met als wereldwijd gevolg dat er geen
afval zou zijn en dat de kwaliteit van het leven in
hoge mate zou stijgen.’ 24
Voor Meg Wheatley, de auteur van Leadership
and the New Science, zijn dergelijke toekomstbeel-
den niet moeilijk te realiseren, aangezien ze de kwa-
liteiten van een dergelijke toekomst en van de rela-
ties met degenen om ons heen herkent in bestaande
gemeenschappen waarin ze een tijd verbleef. Ze be-
schrijft deze als gemeenschappen ‘waarin je inziet
dat je allemaal zonder enige druk voor dezelfde
waarden werkt, voor een gedeelde droom en voor
gelijkaardige doelen. Je voelt je niet gespleten, je
bent niet bang voor waarachtige gesprekken en je
neemt geen afstand van elkaar, of dit nu te wijten
is aan een conflict, of omdat ik gewoon geen geduld
heb voor wat jij denkt.’ 25
Voor Tony Juniper, voormalig directeur van Friends
of the Earth, zou het voornaamste waarneembare
verschil zijn, dat het rustiger zou zijn en de mensen
minder gehaast. ‘Er zou meer geluid van mensen
en minder geluid van machines zijn,’ vertelde hij
me, ‘want gemeenschappen zouden veranderd zijn
zodat mensen elkaar weer op straat zouden ontmoe-
ten, in plaats van tegen elkaar te vloeken van ach-
ter de voorruiten van hun auto’s!’ De verbeterde le-
venskwaliteit zou duidelijk tastbaar zijn, in Junipers
toekomstbeeld. ‘Het zou frisser ruiken, en er zou
minder vervuiling zijn, minder lawaai ook Er zou-
den meer fietsen zijn en meer vogelgezang omdat de
vervuiling, die met de industriële landbouw samen-
ging, verminderd zou zijn. Er zouden meer biologi-
sche teeltmethoden gebruikt worden. Dus zouden er
op het platteland en in de steden weer meer dieren
in het wild voorkomen.’ 26
Wat er ook zal gebeuren, het is duidelijk dat het
bijna onvoorstelbaar is hoe de komende twintig jaar
eruit zullen zien. Toen ik het aan Dennis Meadows,
een van de co auteurs van de Grenzen aan de groei-
boekenreeks, vroeg, zei hij: ‘Als je de veranderingen
van de voorbije honderd jaar bekijkt – alle veran-
deringen op sociaal, technisch, cultureel, politiek en
milieuvlak – dan zijn deze nog altijd kleiner dan de
veranderingen die je de volgende twintig jaar zult
meemaken.’ 27 Dit zijn buitengewone tijden.
Dit is een visualisatie oefening, die ik vaak gebruik tijdens mijn permacultuurcursussen, meestal als we het in de tweede helft van de cursus hebben over permacultuur in de stad. Het scenario is dat we ons bevinden in het jaar 2030 en de stad of het dorp waarin je je bevindt heeft een succesvolle Transi-tie doorgemaakt naar een energie-arm en lokaler model. Als zodanig is het nu een lichtend voor-beeld voor de rest van de wereld die in een verge-lijkbaar proces zit. Mensen komen van heinde en verre om inspiratie op te doen en om te leren van wat hier al is bereikt.
De cursisten fungeren in deze oefening als gidsen die de mensen rondleiden.Neem de groep mee naar een centrale plaats in het dorp of de stad. Verdeel de mensen in groepen van vier of vijf en geef elke groep een onderwerp (huisvesting, voedsel, energie, afval, enzovoort). Vertel hen dat ze twintig minuten krijgen om een rondleiding van tien minuten te bedenken voor de rest van de groep, een rondleiding die vertrekt van dit centrale punt en er weer terugkomt. Tijdens deze rondleiding moet een goed beeld worden ge-schetst van alle fantastische ontwikkelingen waar-door deze plaats zo beroemd is geworden.Moedig hen tijdens hun rondleiding aan om ieder-een te helpen om datgene waar we naar ‘kijken’ echt te zien en te voelen, om verhalen te vertellen en het geheel echt tot leven te brengen.
Nadat alle rondleidingen gedaan zijn, is het nut-tig om eens te bekijken of de huidige architectuur deze ideeën mogelijk maakt of juist verhindert. Bijvoorbeeld, als de huizen allemaal op het zuiden gebouwd zouden zijn, hoeveel verschil zou dat ge-maakt hebben?
Eén kleine waarschuwing: hou er wel rekening mee dat je tijdens de rondleiding rondloopt in de ruimte die andere mensen gebruiken en zorg dat je cursisten daar respectvol mee omgaan. Het gaat er niet om kritiek te geven op hoe dingen gedaan zijn. Ik deed deze oefening eens in een stad ten noorden van Cork, in Ierland op een zaterdagmid-dag. Eén van de deelnemers was een zeer luidruch-tige Australische dame die tijdens de rondleiding, binnen gehoorsafstand van de bewoners die hun auto stonden te wassen en hun heggen stonden te knippen, riep: ‘Nou ja, ik begrijp niet hoe men-sen zo kunnen wonen! Het heeft echt allemaal met opvoeding te maken,’ enzovoort. Ik moest haar even apart nemen om haar tot rust te manen. Ook kunnen bewoners nerveus worden als ze groepjes mensen met klemborden en pennen in de aanslag door hun straat zien lopen. Al snel denkt men aan projectontwikkelaars die een snelweg door hun tuin aan het plannen zijn. Wees dus bereid om aan mensen uit te leggen wat je aan het doen bent. Dit is een erg populaire oefening die het concept van visualisatie neerzet in een alledaagse omge-ving.
Transitie-instrument 5Post-piekolie-rondleidingen voor toeristen
‘Als je luchtkastelen hebt
gebouwd hoeft je werk niet
voor niets te zijn geweest, ze
zijn waar ze moeten zijn. Nu
moet je er alleen fundamenten
onder plaatsen.’
Henry David Thoreau
120H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
121E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
Als ik over twintig jaar wakker zou worden in het
Verenigd Koninkrijk, nadat het de transitie waar-
over we hier spreken met succes heeft ondergaan,
dan zou het leven er helemaal anders zijn dan van-
daag. Het zou na zeer woelige tijden veranderd zijn
in een meer stabiele plek. Het zou veel meer lokaal
georiënteerd zijn dan vandaag en we zouden min-
der reden hebben om te reizen. Laten we eens kij-
ken hoe 2030 er zou kunnen uitzien vanuit het ge-
zichtspunt van iemand die in 2030 terugkijkt in de
tijd. Hieronder illustreer ik dit aan de hand van en-
kele krantenartikels op verschillende tijdstippen in
de toekomst.
Voedsel en landbouw
De landbouw heeft een opmerkelijke verandering
ondergaan en een renaissance beleefd die weinigen
in 2009 voor mogelijk hielden. Ongeveer twintig
jaar geleden zetten stijgende olieprijzen, interna-
tionale klimaatverdragen en de bevindingen van de
Koninklijke Commissie voor Voedselzekerheid 1 de
regering ertoe aan om haar verplichtingen te her-
zien ten aanzien van de Wereld-Handelsorganisatie
(WTO) – met haar globaliserende, liberaliserende,
onbeperkte vrijhandelsbenadering – en nationale
voedselzekerheid opnieuw voorrang te geven op in-
ternationale handel. Tegelijkertijd maakten lokale
overheden over het hele land lokale voedselproduc-
tie tot een prioriteit en gaven daarmee de snelle uit-
breiding van de markt voor lokaal voedsel een forse
steun in de rug. Boerderijen zijn nu in hoge mate
gediversifieerd en produceren meer dan alleen maar
voedsel. Zij voorzien onder andere ook in hernieuw-
bare energie op lokaal niveau, bouwmaterialen en
organisch geteelde geneeskrachtige planten.
Stijgende aardgasprijzen en onderbrekingen in
de bevoorrading maakten duidelijk hoe kwetsbaar
de landbouw was door haar afhankelijkheid van
stikstofkunstmest (dat van aardgas gemaakt wordt).
Het opbouwen van organisch materiaal in de bo-
dems, zodat ze beter koolstof vasthouden, is nu een
prioriteit en een belangrijk aspect van de overheids-
strategie om de CO2-uitstoot te verminderen. Het
planten van lang levende fruitbomen vormt een be-
langrijk kenmerk van de landbouw, zowel omwil-
le van hun oogst, als omwille van hun vermogen
tot koolstofopslag. Op de meeste boerderijen wer-
den groepjes speciaal geteelde variëteiten walnoot,
tamme kastanje en hazelnoot in het geheel geïnte-
greerd. Zij bieden zowel een proteïnerijke oogst, met
een waaier van toepassingen voor voedselconsump-
tie, als de productie van olie voor lokaal verbruikte
biodiesel.2 Door de klimaatverandering teelt men
nu een ruimere variatie aan vruchtbomen, druiven
en andere vaste planten.
De landbouw heeft geleerd om haar lagere brand-
stofverbruik te compenseren door het gedeeltelijk
opnieuw invoeren van werkpaarden,3 naast lokaal
geproduceerde machines op biobrandstof en door
HONDERDEN MENSEN kwamen afgelopen woensdag
af op de officiële opening van de groentekwekerij van de
Transitie-grondstichting, een kwekerij die bekend staat
als de New Gill’s Nursery, op de plek van een voorma-
lig parkeerterrein midden in Totnes. Twee jaar geleden
stemde de gemeenteraad met
een krappe meerderheid voor
een nieuwe bestemming van
het parkeerterrein. Het autobe-
zit daalde sinds 2012 zo sterk dat volgens de raad het
verlies van een van de vier parkeerterreinen geen gevol-
gen zou hebben voor de middenstand. Er zou zelfs een
attractie kunnen uitgroeien voor reizigers die per boot en
via de onlangs verbeterde spoorlijn naar de stad komen.
Tegelijkertijd maken de gestegen brandstofprijzen lokale
voedselproductie economisch haalbaar.
John Wheatcroft, manager van de groentekwekerij,
legt uit wat er allemaal gecreëerd is. “We hebben 2.000
m2 intensieve groenteteelt”, legt hij uit. “Alles wordt ge-
kweekt in tot 90 cm opgehoogde bedden. Zo kunnen
onze gehandicapte tuiniers er goed bij. Met onze twee
kassen kunnen we het hele jaar door salades en groene
groenten kweken, en het inpassen van kippen in het ont-
werp van de tuin verlost ons van het slakkenprobleem.”
Sarah Bishop, 8 jaar, komt hier graag. “Ik hou het
Sarah Bishop verzorgt haar tomatenplantjes
meest van de kippen”, zei ze.“Ze zijn zo grappig. Na
school breng ik hier de korsten van mijn boterhammen
en ik heb een heleboel verschillende soorten sla leren
eten. Vorige week hebben ze me zelfs bloemen laten
zien die je echt kunt opeten!”
De moestuin werd opgestart met geld uit een Grond-
stichting naast een subsidie van de Nationale Loterij.
Het lint werd doorgeknipt door de winnaar van ‘Ster-
ren die gek zijn op volkstuinen’ van vorig jaar, Letitia
Lloyd, die de tuin aanprees als een model voor dorpen
en steden in heel het land. “Veel beter dan een parkeer-
terrein!” vertelde ze de verzamelde menigte.
KIPPEN EN GROENTEN BRENGEN NIEUW LEVEN IN TOTNES! “Ik kom hier elke dag – Het is zo ontspannend”
door Nora Livingston
Henkvan hethelofyten-filter
Een toekomstbeeld voor 2030:
terugblikkend op de transitie
Hoofdstuk 8
biogasbegintbij boerBuisman
natuurlijkbouwenenormsucces
‘Een landbouwsysteem dat echt
ontwikkeld was om mensen te
voeden en dit te blijven doen
voor een onbepaalde toekomst,
zou vooral gebaseerd zijn op
het gemengde bedrijf en lokale
productie. In het algemeen zou
elk land (of andere geschikte
politieke of geografische
eenheid) in staat moeten zijn
om self reliant te zijn op het vlak
van voeding. Self reliance is niet
hetzelfde als autarkie. Een zelf-
voorzienend land zou absoluut
alles produceren dat het nodig
had en zou geen handel drijven
met andere landen. Dit zou voor
de meeste landen onzinnig zijn
... Self reliance echter betekent
dat elk land instaat voor zijn
eigen basisvoedsel en in staat is
een crisis te doorstaan. Strate-
gisch is dit hoogst aantrekkelijk.
Britannië kende die ervaring
gedurende de beide wereldoor-
logen, toen het hele land werd
belegerd. Vandaag zouden zeker
de meeste ontwikkelingslanden
gebaat zijn bij basis-Self reliance
en ze zouden hier hun hoofd-
doel van kunnen maken. Zelfs
als ze intussen ook proberen te
concurreren op de wereldmarkt
met rivalen die een voorsprong
hebben op andere vlakken.’
Colin Tudge (2003), So Shall We Reap: what’s gone wrong with the world’s food and how to fix it, Penguin
pag 3 pag 13-15 pag 6
122H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
123E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
meer mensen in dienst te nemen. De gemiddelde
grootte van een boerderij is nu veel kleiner dan in
2009 en het platteland is veel dichter bevolkt. Boer-
derijen bieden tegenwoordig onderdak aan diver-
se ondernemingen die meer doen dan louter voed-
sel produceren: sommige produceren grondstoffen
voor de bouwsector, die nu meer lokale materialen
gebruikt zoals kleipleister,4 leem,5 hennep/leem-
blokken 6 en lokale houtsoorten. Dit heeft op zijn
beurt geleid tot de ontwikkeling van kleinschalige
industrieën – veelal gelegen op of in de nabijheid
van de boerderijen – om deze materialen te verwer-
ken en te produceren.
Andere richten zich nu op de teelt van organische
paddestoelen zowel voor culinair 7 als voor genees-
kundig 8 gebruik. Sommige specialiseren zich in het
verbouwen van hennep voor stoffen,9 het maken
van houtpellets 10 of van biodiesel of ethanol voor
de lokale markt. Sommige boerderijen zijn door het
installeren van een methaanverwerker in staat om
de naburige gemeenschap van warmte en energie te
voorzien.11 Deze opnieuw ontdekte diversiteit in on-
dernemen, naast voedselproductie, heeft geleid tot
een grotendeels weer opgeleefde lokale economie,
waarbij het merendeel van de welvaart van een ge-
meenschap lokaal in omloop blijft in plaats van weg
te vloeien naar de ruimere economie.
De afgelopen vijfentwintig jaar werd voedsel en
landbouw opnieuw gezien als cruciaal voor de vei-
ligheid van het land. Voedselzekerheid wordt nu
niet langer beschouwd als een exclusief onderwerp
voor ontwikkelingslanden. Toen rond 2012 door de
stijgende brandstofprijzen en de vraag naar land
voor de biobrandstofindustrie – die overigens een
kort leven beschoren was – de voedselprijzen oplie-
pen, ontdekten we voor het eerst in vijftig jaar dat
het goedkoper was om lokaal biologisch voedsel te
eten. Tegelijkertijd werd ons dieet noodzakelijker-
wijs meer seizoensgebonden en minder op vlees ge-
baseerd.
Stedelijke landbouw is nu een prioriteit voor
stedelijke planologen en gemeenschappen.12 Ste-
den werden omgetoverd tot productieve plaatsen.13
Londen produceert nu in en rond de stad 60 pro-
cent van zijn verse groenten en 30 procent van zijn
fruit en Bristol haalt bijna 80 procent. Een omvang-
rijk programma van fruitbomenaanplant heeft fruit-
en notenbomen naar alle parken en schoolpleinen
gebracht. Stedelijke groentekwekers begonnen het
land aan de stadsrand te koloniseren en teelden een
variëteit van vers voedsel voor de lokale markt met
heel weinig voedselkilometers (wat leidde tot het
gebruik van de term ‘voedselvoetafdruk’). Het hou-
den van kleinvee, in het bijzonder kippen, is een fa-
voriet nationaal tijdverdrijf geworden. Waar ooit
grote parkeerterreinen waren, zien we nu een vari-
eteit aan volkstuinen, groentekwekerijen en oplei-
dingscentra voor tuinbouw.
Voedselproductie in achtertuinen en volkstui-
nen was al een populair tijdverdrijf in 2009, maar
in 2013 vaardigde de overheid wetgeving uit waarin
ze van tuinieren een essentieel onderdeel maakte
van haar strategieën voor CO2-vermindering en ge-
zondheidsbevordering. Tegenwoordig worden lo-
kale groente- en fruitvariëteiten zeer gewaardeerd
en het onderwijzen van intensieve biologische tuin-
bouwtechnieken vormt een wezenlijk bestanddeel
van de nationale leerplannen, als onderdeel van het
voedselzekerheidsprogramma van het land.
Geneeskunde en gezondheid
Vandaag is ons idee over gezondheid – hoe deze te
bereiken en te behouden – aanzienlijk veranderd
ten opzichte van twintig jaar geleden. De gezond-
heidssector moest zichzelf opnieuw overdenken
toen de brandstofprijzen veel van haar praktijken
en benaderingswijzen onbetaalbaar maakten en zij
geconfronteerd werd met de reële dreiging volledig
DE SENSUELE ZANGERES Leti-
tia Lloyd won gisteravond ITV’s ra-
zend populaire show Sterren die gek
zijn op volkstuinen. Met 72% van de
stemmen versloeg ze de andere fina-
list, rapper Stig Fresh.
De show begon vier weken gele-
den, met twaalf sterren, zes mannen
en zes vrouwen. Geen van de ster-
ren had voorheen ooit getuinierd en
om te winnen moesten ze een waai-
er van groenten kweken.
De aanvankelijke favoriet, soap-
ster Trixie Bishop, kon niet mee-
doen en de bekende chef Bob Lard
werd uit de show gezet nadat hij
sjoemelde met slakkenkorrels.
Ook de liefde zorgde voor hoog-
tepunten in de show. Letitia Lloyd
verklaarde dat haar hart brak toen
haar vriend (TV-presentator van
kinderprogrammas Nathaniel Ack-
royd), werd weggestemd in week
drie. De kijkcijfers bereikten een
hoogtepunt toen Pixie Hargeaves
en rugbyspeler Dwayne Adams ach-
ter de pronkbonen in elkaars armen
werden lagen. Het ‘deden ze het of
deden ze het niet’-debat hield de
roddelbladen wekenlang bezig. ‘Zij
probeerden alleen maar veilige spit-
technieken uit,’ aldus Pixie tegen
The Sun.
De show bracht een ongekende be-
langstelling voor voedselproductie
teweeg. Opgedirkte auto’s rijden
in Essex zelfs rond met bloembak-
ken vol kruiden. Een nieuwe show,
‘Pimp my Patio’, is nu in productie.
In de roes van haar overwinning
van Sterren die gek zijn op volks-
tuinen vertelde Letitia de verslag-
gevers toen ze de volkstuin verliet:
‘Er is niets leuker dan tuinieren en
groentjes kweken... korte nagels zijn
zo bevrijdend!
Ik ga een saladespeciaalzaak
beginnen in West End – “Letitia’s
heerlijke slaatjes”!’
LETITIA LLOYD WINT VAN DE ‘STERREN
DIE GEK ZIJN OP VOLKSTUINEN’
Een aangedane Letitia geeft een persconferentie op de plek waar het zich allemaal afspeelde.
14 SEPTEMBER 2014
‘Kan tuinieren werkelijk hopen
de landbouw te vervangen als
belangrijke voedselbron voor
stedelingen? In het interessante
rapport The Garden Contro-
versy, gepubliceerd in 1956,
wordt een antwoord op deze
vraag voorgesteld. De auteurs
stelden vast dat de productie
van voedsel op een gemid-
delde are grond in de voor-
steden van Londen dezelfde
waarde had als die van een
are landbouwgrond van meer
dan gemiddelde vruchtbaar-
heid. Dit was een vergelijking
in geldwaarden; het gewicht
van het voedsel uit de voorstad
was de helft van dat afkomstig
van de landbouwgrond, maar
werd verrekend aan kleinhan-
delsprijzen, terwijl de boerde-
rijgroenten aan grootmarkt-
prijzen werden verrekend.
Toch was dit een opmerke-
lijke bevinding, temeer omdat
slechts 14 procent van de
woonwijken gebruikt werd
om fruit en groenten te telen.
De rest werd ingenomen door
huizen, gazons, bloemen,
paadjes en opritten.
lees verder op volgebde pagina
Dit betekent dat de tuinen
drie keer efficiënter produ-
ceerden dan de boerderijen,
gemeten naar de hoeveel-
heid land die gebruikt werd.
Als een grotere proportie van
het gebied was gebruikt voor
voedselproductie, dan zouden
de voorsteden gemakkelijk
meer voedsel voortgebracht
hebben dan de gezamenlijke
boerderijen. Tuinieren is inhe-
rent productiever dan land-
bouw omwille van de grotere
aandacht en zorg die kan
worden besteed aan kleinere
oppervlakten.’
Patrick Whitefield (1996), How to Make a Forest Garden, Permanent Publications
124H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
125E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
Hieronder staan tien bomen/struiken die in de komende tientallen jaren, althans in Groot-Brittan-nië, groot agronomisch potentieel zullen hebben. In willekeurige volgorde gaat het om:
Tamme kastanje Nu impregneermiddelen stilaan verdwijnen van houten hekwerken, hebben we behoefte aan een duurzame bron voor natuurlijke, goed houdbare palen, en een ideale kandidaat is het hakhout van tamme kastanje. Elke boerderij zou enkele kas-tanjes moeten hebben staan! De tamme kastanje heeft ook een fantastisch economisch potentieel voor wat betreft de notenopbrengst. De juiste va-riëteiten doen het momenteel al goed in Enge-land en zullen het waarschijnlijk na verloop van tijd nog beter gaan doen. Onze testen in Devon wijzen uit dat sommige variëteiten 3 tot 4 ton per hectare opbrengen. Kastanjes zijn qua voedings-waarde vergelijkbaar met rijst en kunnen worden beschouwd als een ‘graan'-gewas afkomstig van bomen – in het verleden hingen volledige gemeen-schappen af van kastanjes als bron van koolhydra-ten; misschien herhaalt dit scenario zich in de toe-komst.
AppelTelers zijn nu al bezig met het opnieuw enten naar meer zuiderse variëteiten en dit zal nog meer uit-gebreid worden. Naarmate het klimaat opwarmt, zullen bepaalde streken gaandeweg moeten aan-vaarden dat hun 'lokale' variëteiten niet langer de beste zijn voor die locatie. In Groot-Brittannië heb-ben we nu al te maken gehad met een klimaatver-andering van meer dan 160 kilometer zuidwaarts tijdens de laatste 30-40 jaar, met als gevolg dat enkele Franse variëteiten nu redelijk goed aange-past zijn aan Zuid-Engelse condities.
BamboeNeen, dit is geen struik of boom, maar zo nuttig als houtige vaste plant, dat ik hem moest vermel-den. In Azië wordt bamboe natuurlijk gebruikt voor de meest uiteenlopende dingen. Bamboe is gemakkelijk te telen en ook kwalitatief zeer goede bamboescheuten voor keukengebruik zijn gemak-kelijk te produceren. Bamboestokken uit China zijn momenteel erg goedkoop, maar hoelang zal dat nog duren?
PruimDe enige andere fruitboom in deze lijst is zo pro-ductief en gemakkelijk te telen, dat ik hem moest vermelden. Pruimen zijn zoals appels niet inheems, en de meeste variëteiten zullen het beter doen naarmate de temperaturen stijgen.
Donzige eikDeze eik, die erg veel wordt toegepast in de Fran-se bosbouw, is hier nagenoeg onbekend. Naarmate temperaturen in Groot-Brittannië zullen stijgen, zal deze donzige of zachte eik uitgroeien tot een belangrijke boom voor bosbouw. Het hout is van uitstekende kwaliteit. Onze inheemse eiken zullen in sommige gebieden beginnen last te krijgen van een tekort aan water en zullen vervangen worden door deze donzige eik.
WalnootDe Fransen houden nu al rekening met een tekort in het aanbod van goedkoop tropisch hardhout en planten massaal een hybride walnoot (Amerikaans- Europees) met het oog op een snelle en hoogwaar-dige houtproductie. Wij zouden hun voorbeeld moeten volgen. De juiste notendragende variëtei-ten kunnen in de meeste delen van dit land ook voor economische opbrengst zorgen.
ElsElzen behoren tot de beste bomen in ons klimaat die stikstof fixeren. Ze zijn ook geweldig als wind-schermen en windschermen zijn dingen waar elke boer over na moet denken, omdat we in de toe-komst te maken zullen krijgen met steeds fellere stormen. Italiaanse of rode els groeit een meter of meer per jaar en fixeert grote hoeveelheden stik-stof, die vervolgens vrijkomt in het omliggende land als bemesting voor andere gewassen.
PijnboomNaast het produceren van goed timmerhout zijn pijnbomen een goede bron van koolwaterstof via aftapping. Het grootste deel van de wereldvoor-raad terpentijn is nog altijd afkomstig van afgetap-te pijnbomen, en enkele belangrijke producten die vandaag van aardolie gemaakt worden, kunnen op meer duurzame basis van pijnboomhars gemaakt worden. De maritieme pijnboom zal een belang-rijke bosbouwboom worden naarmate het klimaat opwarmt. En sommige pijnbomen, zoals de steen-pijnboom, leveren zeer goed eetbare pijnboompit-ten.
WilgZeer goede schermen tegen oostenwind, want ze schieten vroeg in het blad. Hakhout met snelle op-brengst (Eng. SRC = short rotation coppice) en met goed potentieel als warmtebron op de schaal van een boerderij, ook al is het gebruik als energiebron via SRC-energiecentrales dubieus.
LindeEen van onze nuttigste inheemse bomen! Groeit heel goed als hakhout, en één hele mooie toepas-sing voor de gekapte stronken is het telen van paddestoelen, bijvoorbeeld shiitake, op duurza-me wijze en met weinig energieverbruik. De linde heeft zeer goed eetbaar jong blad en behoort aldus tot onze meest gebruikte slaplanten.
Martin Crawford is directeur van het Agrofores-try Research Trust in Dartington, nabij Totnes in Devon. Hij is auteur van verschillende publicaties over dit thema en van het driemaal per jaar verschijnende tijdschrift Agroforestry News. www.agroforestry.co.uk. Momenteel schrijft hij een nieuw boek over akkerbosbouw, dat in 2009 ver-schijnt bij Green Books.
Voor informatie over bomen in Nederlands/Bel-gische omstandigheden is Natuurlijk bouwen met hout door Peter Fraanje een nuttig naslagwerk.
Tien bomen die we vaker zullen zien in de landbouw na piekolie
door Martin Crawford, Agroforestry Research
Een amandelboom planten om stedelijke voedselveiligheid te creëren.
126H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
127E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
in elkaar te storten. Het sluiten van lokale zieken-
huizen ten gunste van gecentraliseerde – twintig
jaar geleden een algemeen heersende praktijk –
werd omgekeerd. Lokale centra voor gezondheids-
zorg houden zich nu niet alleen bezig met het louter
behandelen van ziekten, maar ook – op allerlei ver-
schillende wijzen – met het bevorderen van gezond-
heid. Zij hebben samenwerkingsverbanden opgezet
met lokale scholen waarbij ze het kweken van voed-
sel promoten en jonge mensen vertrouwd maken
met de hele voedselcyclus van zaad tot salade. Het
welzijn van het individu kan niet gescheiden wor-
den van de gezondheid van de gemeenschap. De bi-
ologie van de mens is een verplicht schoolvak dat
werd uitgebreid met voedingsleer en basiskennis
van de kruidenkunde.
Ongeveer de helft van de medicijnen die dokters
voorschrijven is van lokale oorsprong. Plaatselijke
boeren telen de voornaamste geneeskrachtige plan-
ten, die men in lokale laboratoria verwerkt. Apothe-
kers maken meer dan 50 procent van de medicijnen
die ze verkopen zelf. Dokters kunnen een waaier van
aanvullende behandelingen voorschrijven en kun-
nen ook betrokkenheid bij lokale gemeenschapstui-
nen en toegang tot betaalbaar gezond voedsel bevor-
deren. De groei van de toegang tot zinvol werk, het
heropbouwen van het sociale weefsel en het groei-
ende gevoel een gemeenschappelijk doel te hebben,
hebben geleid tot minder stressgerelateerde ziekten
en depressies. Klassieke en alternatieve geneeskun-
de worden beschouwd als twee kanten van dezelf-
de medaille en de opvatting om eerder gezondheid
te bevorderen dan alleen maar ziekten te behande-
len, heeft geleid tot een waaier van vernieuwende
maatregelen.
Doordat mensen van zittende consumenten ge-
evolueerd zijn naar meer actieve producenten en
consumenten, namen spier- en gewrichtsproblemen
toe. Dokters kunnen nu bijvoorbeeld sessies Alexan-
dertechniek voorschrijven. Het komt nu meer voor
BRISTOL EVENING POST15 december 2013
Lof voor de opleiding Duurzaam Wonen
DE INSPECTEUR VAN ONDERWIJS, Bob
Sprout, prees gisteren de resultaten van de eerste-
jaarsstudenten van de opleiding Duurzaam Wonen.
Op de lokale scholengemeenschap Henbury haalde
70 procent een 8 of hoger. Een groot deel van dit
succes is toe te schrijven aan de praktische opzet
van de cursus, waaronder de inrichting van een ge-
meenschapsbostuin en de bouw van een klaslokaal
met stro en leem.
Directeur Michael Curtis zei dat Henbury (voor-
bestemd om de eerste ‘Powerdown-school’ in 2013
te worden), veel deskundigheid de school in haalde
met heel gunstige effecten voor alle studenten. ‘Het
is mij een groot genoegen te weten dat de Henbury
school de beste stro- en leembouwers, mulchers en
stukadoors in de West Country blijkt af te leveren’,
zei hij.
Meneer Sprout prees Henbury als een model-
school. ‘Veel andere scholen geven inmiddels deze
opleiding’, zei hij, ‘maar weinige hebben het niveau
van betrokkenheid bereikt van Henbury.’ De school,
die op dit moment een netto producent van energie
is, ligt in een landschap van fruitbomen, tuinen en
vijvers. Het doel om in 2015 in 30 procent van de
verse voedselproductie van de stad te voorzien gaan
ze vast halen.
‘De komende schaarste aan
fossiele brandstoffen, boven op
de steeds toenemende kosten
in de geneeskunde (de prijzen
van olie en gas waren in 2007
ongeveer vier keer zo hoog als
in 1999) en de uitgaven voor
de behandeling van de Baby
Boomers (een leeftijdsgroep
die twee maal zo groot is als
die ervoor), zou te veel kunnen
worden voor een medisch
systeem dat zich reeds in crisis
bevindt. We kunnen een ineen-
storting echter vermijden, door
het huidige energieconsump-
tieniveau van de geneeskunde
te verlagen en een gezond-
heidszorg te creëren die onze
feitelijke relatie met de hulp-
bronnen weergeeft. Ironisch
genoeg kan piekolie een kata-
lysator zijn voor het creëren
van een gezondheidssysteem
dat kosteneffectief, ecologisch
duurzaam en in harmonie
met een democratische sociale
moraal is.’
Daniel Bednarz (2007), ‘Geneeskunde na Olie’, Orion Magazine
Het zal mensen die dit jaar Oxford bezoeken misschien
opvallen dat de zaken sinds hun laatste bezoek een beetje
veranderd zijn... als ze ten minste naar de WC gaan! De
stad en verschillende hotels hebben immers urineschei-
dende toiletten geïnstalleerd. De WC’s zelf zien er niet
echt anders uit dan tevoren; de urinoirs bijvoorbeeld zijn
bijna identiek. Het is wat er na gebruik gebeurt dat hen
misschien zou kunnen verwonderen.
Het huidige ontwerp is een idee van N Pee K, een
nieuw initiatief uit Oxford. Waarom zou iemand über-
haupt de plasjes van de stad willen verzamelen? N Pee
K-directeur Imelda Platt legt uit: ‘Omdat het Noordzee-
gas bijna volledig is uitgeput, is de productie van stik-
stofbemesting problematisch geworden. Stikstof is cru-
ciaal voor onze gewassen, maar wordt onbetaalbaar. De
gemiddelde mens produceert in zijn urine ruwweg even-
veel stikstof als in de landbouw nodig is. We hebben be-
sloten niet langer preuts te zijn, maar praktisch te wor-
den.’
Elke deelnemende organisatie heeft een grote verze-
gelde tank, die doet denken aan de particuliere stook-
olietanks van voor het aardgastijdperk. De tank, discreet
achter het gebouw geplaatst, wordt iedere twee weken
geleegd; het wordt verdund en verkocht aan plaatselijke
boeren. Platt noemt haar product ‘vloeibaar goud’. ‘Toen
ik vroeger al deze plaatsen benaderde met de vraag om
de rechten van hun urine te kopen, dachten ze dat ik
gek was,’ zegt ze. ‘We betaalden de WC’s, een investe-
ring die binnen de zes maanden terugbetaald was. Het is
zaken doen met een toekomst’, besluit ze. ‘Wij stellen
ons tot doel te blijven uitbreiden. Het is niet erg waar-
schijnlijk dat onze eigen ruwe grondstoffen uitgeput zul-
len raken zoals gas dat deed!’ 26
OXFORT TIMES 15 MAART 2011
De plasophaaldienst ‘We hebben onze preutsheid opgeborgenen zijn praktisch geworden.’
DOOR PAUL HAIG
Imelda Platt toont trots het ‘vloeibare goud’ van haar
bedrijf. N Pee K is een van de snelst groeiende bedrij-
ven van Oxford.
128H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
129E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
ling. Zij bieden zowel herscholing aan voor beroeps-
mensen als een hele waaier cursussen voor het grote
publiek in diverse praktische, op duurzaamheid ge-
richte vaardigheden.
Rond 2016, toen bus en brommer voor scholie-
ren te duur werden, begon hier en daar het aan-
tal kleine, lokale scholen weer toe te nemen. Tegen
2019 was een groot deel van de hogescholen en uni-
versiteiten niet langer in staat om van veraf nieuwe-
lingen aan te trekken en moest gaan nadenken hoe
zij hun voorzieningen op een andere manier kon-
den gebruiken. Omdat ze met een hoop onbenut-
te ruimte zaten, hebben zij zich gediversifieerd en
bieden ze nu eveneens een onderkomen aan begin-
nende bedrijven, waarin bekwame vaklieden ate-
liers hebben, die ook leerjongens en -meisjes aan-
nemen. Dergelijke scholen die landbouwbedrijven
of groentekwekerijen zijn geworden, vallen ook op
door een verscheidenheid van waardetoevoegende
ondernemingen. Scholen zijn thans bruisende, pro-
ductieve, bezige plekken, met stevige wortels in en
belangrijke bijdragen aan de lokale economie.
Economie
De werking van de economie en hoe we over geld
denken is wezenlijk veranderd sinds 2009. Het
geglobaliseerde economisch model was al ern-
stig in moeilijkheden en dat werd er niet beter op
toen rond 2012 de wereldolieproductie piekte. Een
moeilijke overgang volgde waarin onze overmati-
ge afhankelijkheid van buitenlandse investeringen
en een geglobaliseerde wereldeconomie duidelijk
werden. Parallel aan deze recessie maakten meer
lokale economieën een sterke opmars. Door een
te kleine nationale muntvoorraad en met de pen-
sioenplannen aan diggelen, werden steden en ge-
meenten verplicht om hun eigen economische sy-
stemen te ontwikkelen. Nieuwe vormen van handel
zijn nu gemeengoed geworden, met bloeiende sy-
stemen als de lokale munt LETS en Tijdsbankieren
(Time Banks).
Zoals eerder in historisch moeilijke tijden, geven
steden en gemeenten hun eigen gedrukte munt uit,
die enkel binnen de stad kan worden gebruikt. Er
werden modellen voor lokale investering ontwikkeld
waarin mensen hun geld zodanig investeren dat zij
DEVIZES GAZETTE & HERALD 10 juni 2013
HENNEP HOODIE HEL ‘Krijgen we alstublieft onze hoodies terug?’ vraagt de dochter van de minister van Binnenlandse Zaken.
door Marcella Pruwitt
SANDRA MILTON, mede oprichtster van het eco-
textiel bedrijf ‘Devize’s Danskleding’ in Devize, las
haar vader, minister van Binnenlandse Zaken Au-
gustus Milton, de les door te vragen of de politie
de in beslag genomen hennep hoodies (sweatshirt
met capuchon) kon teruggegeven aan hun magazijn
in de stad. Haar oproep volgde op de inbeslagname
door de politie drie weken geleden van 500 hennep
hoodies als gevolg van het nationale hoodieverbod
van november 2011.
‘Dit is een flagrante aanslag op de vrijheid van
de mensen om te dragen wat ze willen’, vertelde ze
de Devizes Gazette & Herald. ‘We hebben een pio-
niersrol gespeeld bij de lokale productie van kledij
en hoewel we veel succes hadden, zal dit ons hard
treffen.’ Naast de hoodies, maakt Devizes Danskle-
ding ook jeans, T-shirts en jacks, allemaal met lo-
kale wol en hennep en met knopen van lokaal hout.
Het bedrijf verschaft werk aan twintig mensen in
zijn atelier op het stedelijk industrieterrein. Het is in
dit pand dat de politie afgelopen week binnenviel.
De minister van Binnenlandse Zaken weigerde
commentaar door te zeggen dat het een familie-aan-
gelegenheid was.
dat men ‘s morgens in lokale parken, zoals in China,
gratis T’ai Chi-sessies ziet. Technologie maakte ‘te-
legeneeskunde’ mogelijk: bepaalde tests en obser-
vaties die online bij de patiënt thuis worden uitge-
voerd.
Onderwijs
Het onderwijs in 2009 was, in het licht van de ko-
mende Transitie, bedroevend onaangepast. Rond
2011 werd duidelijk dat jonge schoolverlaters niet
voorbereid waren op de meer praktische eisen die de
ontluikende energiearme wereld hun stelde. Jaren
onderwijs hadden hen niets geleerd over bouwen,
koken, verstellen, tuinieren en repareren. De rege-
ring verklaarde dat de jeugd in crisis verkeerde en
dat het onderwijs fundamenteel veranderd moest
worden. In 2013 keurde men nieuwe leerplannen
goed waarin de nadruk weer gelegd werd op be-
roepsgericht onderwijs met stevige wortels in de
basisprincipes van duurzaamheid en het opbouwen
van veerkracht. Vanaf de basisschool zijn vaardig-
heden in tuinieren, koken en houtbewerking – voor
het eerst sinds vijftig jaar – een wezenlijk onder-
deel van het programma geworden. Schoolterreinen
veranderden in intensief bewerkte tuinen, waarin
veel leerlingen hun eigen onderneming runnen.
Vanaf de middelbare school leren jongeren zowel
bouwen als het ontwerpen, installeren en onderhou-
den van hernieuwbare energiesystemen, naast so-
ciale vaardigheden zoals omgaan met conflicten en
het ontwikkelen van leiderschapskwaliteiten voor
de gemeenschap.Voor volwassenen zijn er in de
meeste steden Academies voor de Grote Herscho-
EEN JAAR LANG LEVEN zonder officieel geld, dat
volbracht Bob Charles gisteren als eerste. Hij maakte
uitsluitend gebruik van het Lewes-Pond en de Tijds-
bank. ‘Ik kan niet zeggen dat het het rijkste jaar was
dat ik ooit heb meegemaakt’, zei voormalig advocaat
Bob Charles viert uitdaging met pint.
Bob, 43, ‘maar het was opwindend en ik heb er veel
nieuwe vrienden mee gemaakt.’
Bob begon zijn ‘Lokale Poen-Uitdaging’ in april
om (echt!) geld in te zamelen voor het eerste lokale
Grondstichting-initiatief van de gemeenschap, dat een
4 hectare groot terrein aan de rand van de stad wil aan-
kopen om er een ecodorp en een gemeenschapsboer-
derij te stichten.
Burgemeester Marcella DuPont feliciteerde de heer
Charles. ‘Al moest Bob het voorbije jaar heel wat of-
fers brengen, hij heeft laten zien hoever de economie
van deze stad zich ontwikkeld heeft sinds 2007. Hij
heeft ook 15.000 ‘normale’ ponden opgehaald voor
een zeer goed doel.’ De heer Charles vierde het suc-
ces van zijn uitdaging gisteravond in de kroeg met een
pint, die hij uiteraard betaalde met een splinternieuw
Lewes-Pond.
Lewes Today — 15 februari 2012
LOKALE POEN-UITDAGING IN LEWESdoor Dave Schmink, financieel redacteur
130H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
131E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
door, slapen in hun zomerhuis, maken lange fiets-
tochten en ontdekken de ecologie en de geschiede-
nis van hun ecoregio. De transformatie van onze ge-
meenten en steden van grote, koude plaatsen met
enkele uitgaanswijken tot gediversifieerde plaatsen
met tuinen, vijvers, kunstwerken, plaatsen om an-
deren te ontmoeten of met hen samen te werken, en
met over het algemeen meer om te zien en te doen,
heeft mensen minder redenen gegeven om te reizen
om elders vermaakt te worden.
In 2013, aan de vooravond van ‘piekauto’ (kort na
piekolie), begon de vraag naar parkeerplaatsen voor
auto’s te dalen, zodat gemeenteraden zochten naar
alternatieve gebruiksmogelijkheden voor de om-
vangrijke oppervlakken onbenut asfalt die ze moes-
ten onderhouden. Veel van deze gebieden werden
opnieuw in beheer gegeven van de gemeenschap en
werden groentekwekerijen voor de gemeenschap en
centra voor trainingen in het kader van de ‘Grote
Herscholing’. Het openbaar vervoer is tegenwoordig
fantastisch goed uitgewerkt en geïntegreerd. Ook
op het platteland werden nieuwe spoorlijnen aan-
gelegd ten voordele van zowel de gemeenschappen
als de lokale landbouwers, die ze gebruiken om hun
producten naar lokale markten te vervoeren. Stra-
ten in de stad geven nu voorrang aan voetgangers
en fietsers, terwijl auto’s uit veel openbare ruimten
worden geweerd.
Energie
Dank zij een buitengewoon ‘noodplan’, op gang ge-
bracht in 2011, heeft het Verenigd Koninkrijk op het
vlak van energie bijna het punt van zelfvoorziening
bereikt. Dit werd verwezenlijkt door het energiever-
bruik met 50 procent terug te dringen, terwijl een
massale uitbreiding van hernieuwbare energie zorg-
de voor de andere 50 procent van de energievraag.14
Dit werd onder andere tot stand gebracht door in
2010 koolstofrantsoenering in te voeren, gebaseerd
op het model van Klimaatdukaten ontwikkeld door
David Fleming.15 Hierbij werd aan iedere (volwas-
sen) burger en onderneming een koolstofbudget
toegekend, dat ieder jaar geleidelijk verminderde.
Op de bijbehorende ‘energierekening’ (compleet
met pinpas) wordt het gas-, elektriciteits- en ben-
zinegebruik afgeboekt. Sinds hun invoering zijn de
Klimaatdukaten tot het leven van alledag gaan be-
horen, waarbij sommige mensen een deel van hun
TOTNES TIMES
18 NOVEMBER 2011
Groen licht voor zonnedaken!door Nigel Slattery
De Districtsraad van South Ham keurde gisteren
een versoepeling goed op de regels om zonnepa-
nelen te installeren op daken van gebouwen die
vallen onder monumentenzorg. In 2010 en 2011
werden meer dan vijftig aanvragen geweigerd als
‘ongepast’ voor monumenten.
Wethouder Billy Teal verklaart deze ommekeer
in het beleid als volgt: ‘De internationale energie-
situatie maakt dat we zelfs lang gekoesterde over-
tuigingen ter discussie moeten stellen. Wat heb je
aan monumenten als je er niet van kan genieten
omdat nergens licht brandt? Laten we deze pane-
len voor lief nemen; over een poos merken we ze
eens meer op.’
Susan Simons uit South Street, vecht al jaren
voor toestemming om zonnepanelen op haar 17e
eeuwse huis te plaatsen. Zij vertelde de Totnes
Times ‘dat eindelijk het gezond verstand zege-
viert. Het is beter voor mijn bloeddruk om niet te
denken aan hoeveel CO2 bespaard was wanneer
deze verandering vijf jaar geleden had plaatsge-
vonden. Mijn aanvraag ligt zo gauw de kantoren
maandagochtend open gaan op hun bureau.’
het economisch herstel van de gemeenschap onder-
steunen. Naarmate men zich meer op het lokale ni-
veau richt, merken mensen dat hun transacties in
Euro’s steeds minder worden. Geld is thans meer
verantwoording verschuldigd aan de gemeenschap
die het dient. Deze lokale munten kunnen gedekt
worden door de nationale munt, maar zij worden
in toenemende mate gedekt door lokale energie-
en voedselproductie.
Iedere stad en gemeente heeft nu zijn eigen munt
die gebruikt wordt door alle lokale bedrijven en die
fier de koppen van vooraanstaande lokale histori-
sche figuren afbeeldt. Overheidssubsidies en -fond-
sen worden geïnvesteerd in lokale munt als onder-
deel van het nationale regeringsbeleid om lokale
economieën te versterken. Lokale overheden aan-
vaarden ook de betaling van gemeentebelastingen
in lokale munt. Winkels betalen er een deel van hun
bedrijfsbelasting en hun lokale leveranciers mee.
Naarmate geglobaliseerde bedrijfsmodellen uit-
een begonnen te vallen, vulden lokale ondernemers
het gat in de markt. In de jaren dertig van de vorige
eeuw waren bijna alle bedrijven eigendom van lo-
kale mensen. Een eeuw later is dat opnieuw zo. De
mythe dat een sterke economie zich alleen maar kan
ontwikkelen wanneer zij gebaseerd is op investerin-
gen van buitenaf beschouwt men nu als een vreemde
hersenkronkel uit het Tijdperk-van-de-goedkope-
olie. Vooral voor gemeenschappen die afhankelijk
waren van de geglobaliseerde bedrijfswereld was de
transitie bijzonder moeilijk, maar dit leidde tot een
vastberaden engagement om stabiele lokale econo-
mieën op te bouwen.
Vervoer
Het bezit van een eigen auto is niet langer de norm.
Behalve in sommige zeer landelijk gelegen gebieden
beschouwt men het bezit van een privéwagen als
volstrekt antisociaal gelet op het uitgebreide open-
bare vervoersnet en de voorrang die men in de stra-
ten van de steden verleent aan fietsers, voetgangers,
trams en bussen. De idee dat men in een landelijke
omgeving zou kunnen wonen en er een stedelijke
levensstijl op nahouden, behoort tot het verleden.
Landelijke gemeenschappen hebben zich gereorga-
niseerd rond het opnieuw creëren van lokale werk-
gelegenheid, productie en de gemeenschap. Dit
heeft er onvermijdelijk toe geleid dat de bevolking
de laatste twintig jaar veranderde: diegenen die een
actiever, productiever en landelijker leven wilden
leiden, verlieten de steden, terwijl zij die de gezel-
lige drukte van het stadsleven zochten in de tegen-
overgestelde richting trokken. Greenwheels-achtige
clubs voor autodelen, waarin mensen een auto kun-
nen gebruiken zonder er een te hoeven bezitten, zijn
algemeen verbreid, wat ook betekent dat auto’s ef-
ficiënter worden gebruikt.
Men kijkt met nostalgie terug op goedkope vlieg-
reizen. De onmogelijkheid om zich over lange af-
standen te verplaatsen heeft het extra voordeel dat
mensen zich nu meer verbonden voelen met hun
onmiddellijke omgeving en veel vertrouwder zijn
met alle hoeken en gaten ervan. Vroeger – in 2008
– waren mensen meer vertrouwd met Parijs of New
York dan met de stad in hun buurt! Sterke stijgin-
gen van brandstofprijzen en de regeringsbeslissing
van 2010 om kerosine te belasten deed menige low
budgetvliegmaatschappij op de fles gaan. Hoewel
vliegreizen en de privéauto een verlies betekenden
voor de vervoerssector, kende de commerciële zeil-
vaart een gezwinde heropleving. Tot de andere win-
naars behoorden ook tram- en fietsfabrikanten.
Een onderdeel van het proces van herlokalise-
ring was een vertraging van het krankzinnige tempo
dat het leven in 2009 nog kenmerkte. Daardoor ver-
minderde de behoefte om naar exotische oorden te
trekken om er te ‘relaxen’. Vandaag brengen men-
sen liever hun lange zomerdagen op hun stukje land
‘Wanneer ik een volwassene
op een fiets zie, heb ik hoop
voor het menselijke ras.’
H.G. Wells
‘De keuze is duidelijk: als
een minderheid van mach-
tige naties doorgaat met het
bevoordelen van een econo-
misch systeem dat steunt op
gecentraliseerde technologieën
en kwetsbare toevoerlijnen,
zullen ze dit moeten verde-
digen met enorme kosten en
risico’s voor onze burgerlijke
vrijheden als gevolg. Aan de
andere kant, als we opschuiven
naar een gedecentraliseerde
wereldeconomie, gebaseerd op
een rechtvaardig en efficiënt
gebruik van hernieuwbare
energiebronnen en naar de
eigen streek verlegde toevoer-
systemen, zullen we gemeen-
schappen krijgen die niet
makkelijk bedreigd worden en
die, wat nog belangrijker is,
niemand anders bedreigen.’
Paul Allen, directeur, Centre for Alterna-tive Technology
‘Wanneer we bouwen, laat ons
dan denken dat we dit voor altijd
doen. Laat het niet zijn voor
het huidige genot, noch voor
huidig gebruik alleen, laat het
een zodanig werk zijn dat onze
nakomelingen ons ervoor zullen
bedanken. En laat ons denken,
wanneer we de stenen op elkaar
leggen, dat er een moment zal
komen waarop deze stenen als
heilig beschouwd zullen worden,
omdat onze handen ze aange-
raakt hebben. En dat, wanneer
mensen kijken naar het werk
en de doorwrochte materie, zij
zullen zeggen: “Zie, dit is wat
onze vaders voor ons gedaan
hebben”.
Want inderdaad, de grootste
glorie van een gebouw zit niet
in zijn stenen, noch in zijn goud,
maar in zijn leeftijd en in dat
diepe gevoel van weerklinken,
of terugblikken, van mysteri-
euze sympathie, ja zelfs van
goedkeuring of veroordeling
die we voelen in de muren die
reeds lang gewassen zijn door
de steeds weerkerende golven
van de mensheid. Het is in dat
gouden brandmerk van de tijd
dat we moeten zoeken naar het
echte licht, de echte kleur en de
kostbaarheid van architectuur.’
John Ruskin (herdrukt in1961), The Seven Lamps of Architecture, Noonday Press
132H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
133E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
Dankzij de ruime subsidies voor zonne-energie
(passief of met zonnecellen) is het nu gebruikelijk
dat veel huizen, vooral nieuwbouw, netto-energie
opbrengen. Het geproduceerde energieoverschot
wordt naar het lokale mininet of naar het landelij-
ke elektriciteitsnet afgeleid. Ieder huis beschikt nu
over een slimme meter waarop de bewoners in één
oogopslag kunnen zien hoeveel energie er op dat
ogenblik wordt verbruikt.19 Energiemaatschappijen
gaan ook creatief om met tarieven door op bepaalde
tijdstippen minder te berekenen om zo een piek-
vraag op andere momenten te vermijden.
Mensen kijken met een gevoel van grote vol-
doening terug op de afgelopen twintig jaar. Wat in
2009 een onmogelijke uitdaging leek, werd met een
gezamenlijke inspanning en met enorme creativiteit
aangepakt. En men blikt met ongeloof en een zekere
walging terug op de spilzucht van twintig jaar gele-
den. De nieuwe energie-economie is slanker, maar
mensen zijn nu blij te weten dat de mate van hun
persoonlijk geluk niet recht evenredig is met de om-
vang van hun energieverbruik.
Huisvesting
Hoewel het nationale woningbestand er in wezen niet
veel anders uitziet dan in 2009, is het veel energie-
eficiënter geworden. In 2015 werd het model van het
Lokale Passiefhuis de norm voor elke nieuwbouw-
woning. Dit model is gebaseerd op het pionierswerk
2007 van Rob McLeod, dat de technologische voor-
uitgang van het Europese-Passiefhuis-concept com-
bineerde met het gebruik van lokale biomaterialen.20
Dit model maakt het mogelijk huizen te bouwen die
helemaal geen verwarmingsinstallatie nodig heb-
ben. Zij halen alle benodigde verwarming uit zon-
newarmte en de lichaamswarmte van de bewoners.
In de plaatselijke versie komt tot 80 procent van de
gebruikte materialen uit de regio.
Dit heeft op zijn beurt geleid tot een uitbarsting
van lokale bedrijven die kleipleister, natuurlijke iso-
latie en leem/hennepblokken produceren. De ade-
mende constructie en de materialen die men ge-
bruikt in het Passiefhuis levert gebouwen op met
een lage energie-input die zeer gezond zijn om in
te leven. Zij bevatten ook een aanzienlijke hoeveel-
heid opgeslagen koolstof en besparen op de vervui-
lende bouwkilometers.21 Alle nieuwe gebouwen zijn
zo ontworpen dat ze zelfvoorzienend zijn op het vlak
van aan- en afvoer van water en produceren boven-
dien meer energie dan zij in een blok – als een in
terrassen gebouwde huizenrij bijvoorbeeld – of los-
staand – verbruiken.22
Nieuwe woonvormen in grotere gebouwen en nieu-
we vormen van samenwonen – zoals cohousing,
waarbij mensen over privévertrekken beschikken,
maar ook een paar gemeenschappelijke ruimten
delen – zijn veel gebruikelijker geworden. De da-
ling van de woningprijzen betekende voor velen een
moeilijke tijd, maar zorgde er voor – samen met het
afnemende eigendom van een tweede woning – dat
het bezit van een eigen huis ook voor jongere men-
sen weer tot de mogelijkheden behoorde.
De gemiddelde ecologische voetafdruk van
nieuwbouwwoningen is gedaald en de grootste
kunst voor architecten is het efficiënt ontwerpen
van een kleine woning. Jaren geleden werd iemands
maatschappelijke status afgemeten aan de grootte
van zijn huis, nu is deze gebaseerd op criteria als
compactheid en efficiënt ontwerp.
Om zich aan te passen aan de behoeften van
een grotere groep mensen die in de landbouw wer-
ken, werden in landelijke gebieden op boerderij-
en groepjes kleine lage-impactwoningen gebouwd
met lokale materialen. Men heeft gebruikgemaakt
van erfdienstbaarheden om te beletten dat ze privé-
eigendom kunnen worden,23 zich baserend op de ‘15
Criteria voor Duurzame Ontwikkeling van het Plat-
teland’, ontwikkeld door de organisatie voor de her-
‘Er zit een zekere passendheid in
het bouwen van een eigen huis
door de mens, zoals die ook zit
in het bouwen van een eigen
nest door de vogel. Wie weet,
dat wanneer mensen hun eigen
verblijfplaats zouden bouwen
met hun eigen handen en zich-
zelf en hun familie van voedsel
zouden voorzien, gewoon
eenvoudig en eerlijk, het dichter-
lijke talent universeel ontwik-
keld zou worden, net zoals vogels
universeel zingen wanneer ze
daar mee bezig zijn?’
Henry David Thoreau, Walden,Meulenhoff
inkomen halen uit het verhandelen van hun over-
schot aan dukaten.
Een landelijk noodprogramma met betrekking
tot energie-efficiëntie en energieaanpassing, dat
begon in 2010, heeft het huishoudelijk verbruik met
60 procent verminderd. Een deel van het succes was
te danken aan het feit dat men van energie-efficiën-
tie een hoofdthema binnen de samenleving wist te
maken. Terwijl rond 2011 huishoudelijke toepas-
singen van zonnepanelen en windturbines hebbe-
dingen werden, de prijzen ervan daalden en er ver-
hoogde subsidies voor werden toegekend, had het
veel minder spectaculaire werk van energieaanpas-
sing nog wel een duwtje nodig.
Dit werd deels verwezenlijkt door lokale kun-
stenaars in de arm te nemen en hun het aanbren-
gen van isolatie en andere energiebesparende in-
grepen te laten opvatten als bouwwerkomvattende
kunstwerken, vergelijkbaar met het inpakken van
gebouwen en eilanden door Christo.16 Aan de reste-
rende energievraag werd tegemoet gekomen door
een combinatie van windenergie (voor ongeveer
de helft), met onder meer een groots programma
van windmolenparken op de Noordzee, energie van
door biomassa aangedreven warmtekrachtkoppelin-
gen en woestijnstroom (Concentrated Solar Power).
Vele steden deden minder beroep op het elektrici-
teitsnet door lokale mini-netten te creëren, die vaak
eigendom zijn van lokale energiemaatschappijen,
die ze ook beheren. Deze maken gebruik van het
ESCO-model 17 – een aanpak die vele jaren geleden
voor het eerst werd toegepast in Woking, in Sur-
rey.18 Hierbij wordt een infrastructuur voor her-
nieuwbare energie opgezet die eigendom is van en
in beheer is bij de lokale gemeenschap.
Deze mini netten worden gevoed door die energie-
bronnen die lokaal het meest voorhanden zijn: in
de kustgebieden kan dit zelfs getijdenenergie zijn.
Meestal gaat het om een mix van verschillende
bronnen. Ze zijn verbonden met het landelijke net
om hun energieoverschotten te verhandelen of om
– indien nodig – extra energieleveringen te krijgen.
Gemeenschappen die op deze wijze hun eigen ener-
gie produceren hebben een belangrijk instrument
ontwikkeld om hun lokale economieën te onder-
steunen omdat de opbrengst ervan binnen de lo-
kale economie blijft.
L I N C O L N S H I R E E C H O – 14 november 2014
Hoge onderschei-ding voor hennep bouwbedrijfdoor Nigel Tavish
HET LINCOLNSE BEDRIJF ‘HEMPIRE BUILDING’
kreeg gisteravond een prestigieuze onderscheiding
voor bouwinnovatie op de jaarlijkse prijsuitreiking
door de Dienst Nul-energie-bouwen in Londen.
Het bedrijf, een geesteskind van de in Lincoln ge-
boren Evan Field en Michael Spicer, ontwikkelde
een bouwmethode die nu gebruikt wordt in de re-
novatie van duizenden huizen in de regio, voorna-
melijk in en om Lincoln zelf.
Het bedrijf – met bakermat op het plaatselij-
ke industrieterrein – is pionier in het gebruik van
bouwmaterialen op basis van hennep, veelal ge-
teeld door lokale boeren. De onderscheiding ging
naar hun product ‘hennepplaat’, een board dat uit-
muntend isoleert, gemaakt van hennep, klei en
leem, dat gebruikt kan worden voor de binneniso-
latie van gebouwen, terwijl het tegelijkertijd het
binnenklimaat verbetert.
De onderscheiding had waardering voor de
trouw van het product aan de lokale markt, de
lage energiekosten bij de productie en zijn hoge
warmte-efficiëntie. Field en Spicer beogen geen
bedrijfsuitbreiding in Lincoln, maar zullen, in de
lijn van hun toegewijde steun aan lokale markten
en verminderde CO2-uitstoot door transport, eer-
der elders in het land gelijkaardige vestigingen op-
starten.
‘De meeste gebouwen waar de
meesten van ons in leven zijn
zielloos, anti-ecologisch en lelijk.
We sluiten onze zintuigen af
wanneer we er in zitten. Maar
er is een ander soort architec-
tuur, één die ziel en geest voedt,
die ons goed doet voelen, die
ons dagelijks leven verheft. De
oude dagen van Overheersing
van de Natuur zijn voorbij; we
hebben een ‘ecologische architec-
tuur’ nodig die ons weer op onze
plaats in de Natuur zet, waar
we voortdurend worden herin-
nerd aan de glorie van de wereld
om ons heen. Door het creëren
van natuurlijke gebouwen, zal
je extatische plaatsen creëren,
een plaats waar je geest zich kan
verheffen.’
Ianto Evans (2005), The Hand Sculpted House: a practical and philosophical guide to building a cob cottage, Chelsea Green
134H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
135E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
Hoe zou je piekolie en het Transitie-concept kun-nen introduceren bij jongeren? Hier volgt een aan-tal instrumenten dat ontwikkeld is voor het werken met studenten van het King Edward VI Communi-ty College in Totnes, als onderdeel van het project Transitie-verhalen. Aan deze instrumenten wordt nog steeds gewerkt, maar ik hoop dat je ze bruik-baar vindt.
SESSIE 1:DE ‘WAT IS PIEKOLIE?’-SESSIE
Verzamel in een grote zak allerlei huishoudelijke artikelen, zoals sportschoenen, haargel, binnen-banden, lepels enzovoort en vraag de studenten wat al deze producten met elkaar gemeen hebben. Haal de producten één voor één uit de zak. Laat ze een tijdje raden, totdat je de hele zak hebt uit-gepakt. Als het juiste antwoord dan nog niet is ge-noemd, vertel hen dan dat ze allemaal van olie zijn gemaakt. Haal dan een literfles olie tevoorschijn en vertel dat een paar eetlepels hiervan meer ener-gie bevat dan zij per dag zouden kunnen opwek-ken, en dat hun soort leven het equivalent vereist van vijftig personen die dag en nacht keihard in hun achtertuin aan het fietsen zijn. Deel de leerlin-gen daarna op in vijf groepen, elke groep aan een aparte tafel met een andere oefening erop. Laat de groepen elke vijftien minuten doorschuiven naar een andere tafel.
Tafel 1: De reis Waar komt olie vandaan en wat betekent piek-olie in de praktijk? Hoe is de situatie met betrek-king tot de voorraad waarvan we afhankelijk zijn? Voor deze oefening heb je een online computer nodig, ingelogd op David Strahan’s Oil Depleti-on Map (www.lastoilshock.com/map.html) en elke groep krijgt een vel papier (zie Bijlage 1, pag.249) waarop zes vragen staan die ze alleen kunnen be-antwoorden door de kaart goed uit te pluizen. Dit geeft een goede achtergrond en laat ze nadenken over wat Piekolie inhoudt en in het bijzonder over de groeiende kwetsbaarheid van hun eigen land op dit vlak.
Tafel 2: Oorlog en olieVerdeel aan deze tafel de leerlingen in twee teams en vraag hen om in debat te gaan over de stelling: ‘De oorlog in Irak werd veroorzaakt door olie.’ Leg kaarten op de tafel met allerlei redenen erop, zoals ‘massavernietigingswapens’ ‘olie’, ‘democra-tie’, enzovoort en vraag de leerlingen de kaarten te rangschikken in volgorde van belangrijkheid, zoals zij dat zien.
Tafel 3: Wat kun je allemaal doen met olie?Leg op de tafel met de van olie gemaakte huis-houdartikelen een kaart met de volgende tekst: ‘Olie kan gebruikt worden voor het maken van heel veel verschillende producten, zoals plastics, lijmen, verven, vernissen, medicijnen en andere dingen die we in ons leven als vanzelfsprekend ervaren. Op deze tafel vind je veel producten waar we al eer-der naar gekeken hebben. Het is jouw taak om de komende tien minuten te zoeken naar op z’n minst
Transitie-instrument 6Visualisatie als instrument gebruiken in piekolie-onderwijs op scholen – Transitie-verhalen
één product in deze ruimte waarbij géén gebruik is gemaakt van olie. Als dat je niet lukt, probeer dan iets te bedenken bij je thuis. Let daarbij op alle elementen en componenten van de voorwerpen waaraan je denkt.’Eigenaardig genoeg bedacht de groep waarmee we deze oefening deden de volgende drie dingen: ‘onszelf, haar en het water in die kan’.
Tafel 4: Hoe wordt olie gebruikt in Totnes…?Leg een stapel lokale kranten op de tafel, een paar markeerstiften en een aantal kopieën van diezelfde lokale krant uit de jaren ’30. (Met wat rondneuzen in de plaatselijke bibliotheek moet je die wel kun-nen vinden). Vraag de studenten in duo’s de kran-ten door te spitten en de artikelen waarvoor het gebruik van olie nodig is te omcirkelen, inclusief reclames.De knipsels uit de jaren ’30 geven een beeld van een tijd waarin het de uitdaging was om juist mín-der te gebruiken in plaats van méér. Het contrast tussen de twee kan erg verhelderend werken.
Tafel 5: Het leven na de olieOp de kaart die op deze tafel ligt, staat geschre-ven: ‘Of we het leven na de olie zien als een uitda-ging of een kans ligt aan ons. Zien we het vermin-deren van onze afhankelijkheid van olie als een ramp of als een kans om iets beters op te bou-wen?’Maak flipover vellen met twee kolommen met boven de ene kolom: ‘Waar kijk je naar uit?’ en boven de andere kolom: ‘Wat zou je missen?’ en vraag de studenten om voor elke kolom dingen te bedenken.
SESSIE 2: TRANSITIE-VERHALEN
Deze sessie gaat over het vertellen van verhalen. Het begint met een aantal oefeningen bedoeld om de ‘creatieve expressie en fantasie’ van de leerlin-gen te prikkelen.
1. StokverhalenVerdeel de leerlingen in groepen van vijf en geef elke groep een stok, een gewone stok die je onder elke willekeurige boom kan vinden. Ieder moet één minuut over de stok vertellen zonder te aarzelen, af te wijken of in herhalingen te vervallen en de stok daarna doorgeven aan de volgende leerling. De eerste leerlingen zullen gewoon over de stok vertellen, maar daarna komen al snel de wildste verhalen en fantasieën naar boven!
2. Vertel de grootste leugen!Vraag vervolgens aan de leerlingen een voorwerp in de klas te kiezen en daarna de grootst mogelij-ke leugens te vertellen over wat het is en waarvoor het gebruikt wordt. In deze oefening wisselen ex-tremen en totale onzin elkaar af.
3. Wat ben je aan het doen?Verdeel de leerlingen in duo’s. Vervolgens moet de ene leerling een activiteit uitbeelden en de ander moet vragen wat hij aan het doen is. De mimende leerling moet antwoorden met een andere, totaal verschillende activiteit, die de vraagsteller dan moet uitbeelden. Dit gaat zo een tijdje heen en weer.
136H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
137E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0
4. ‘In de stad Rome was een straat...’Deze oefening lijkt op ‘ik ga op vakantie en ik neem mee...’ waarbij de eerste persoon zegt wat hij meeneemt op vakantie en de tweede persoon moet beginnen met wat de eerste persoon mee-neemt en daaraan toevoegen wat hij zelf mee-neemt, enzovoort de hele groep rond, waarbij de lijst hoe langer hoe langer wordt.Bij deze versie voeg je dingen toe die observaties en beschrijvingen zijn in plaats van zelfstandige naamwoorden, zodat je in plaats van een verhaal te vertellen eerder een beschrijvend beeld schetst van een plaats.
5. De zwarte doosDe leerlingen zitten in tweetallen tegenover el-kaar en hen wordt gevraagd zich een denkbeel-dige zwarte doos tussen hen in voor te stellen. Om te beginnen steken ze hun handen in de doos en halen er iets uit. Vraag hen er niet te veel over na te denken, om geen idee in hun hoofd te heb-ben over wat er in de doos zit als zij beginnen er hun hand in te steken, en gewoon te kijken wat er uit komt. Een volgende verfijning hiervan is dat je je hand erin steekt, er iets uithaalt en vervol-gens moet de andere persoon een verhaal over het voorwerp uit je trekken door het stellen van vra-gen, waarop je op de meest fantastische manie-ren kunt antwoorden, zodat je samen een verhaal maakt over het voorwerp.
Het nieuws van 2030In groepen van vijf wordt de leerlingen gevraagd om een item voor het TV-nieuws te maken over hun energiezuinige gemeenschap in 2030. Ze kunnen nieuwsrubrieken maken, interviews, de weersvoor-spelling, wat ze maar willen. Dit is echt de proef op de som of de leerlingen zich echt geëngageerd hebben in de twee vorige sessies.Film hun presentaties (het gebruiken van een ca-mera zorgt ervoor dat ze veel beter hun best doen) en bewerk alles tot een nieuwsbericht. Bedenk dat wanneer je de film wilt gebruiken, je de schriftelij-ke toestemming van de ouders nodig hebt. Toen we dit deden in Totnes was er een groep die een autoprogramma in de trend van Top Gear maakte, waarbij ze de meest recente sensatie in de wereld van het personenvervoer bespraken door de ene leerling op de rug van een andere door de klas te laten rondhobbelen. Een andere groep had een weerbericht gemaakt (‘bewolkt en winderig, dus degenen met zonnepanelen zullen nog een dag moeten wachten voor ze hun wasje kunnen draaien, maar als je een windturbine hebt, heb je een fantastische dag!’) en een groep meisjes ver-kleed met traditionele jurken en parasols en def-tige hoedjes kwam vertellen dat ze geen zonne-crème meer nodig hadden omdat ze in de plaats daarvan gewoon parasols gebruikten.
Om de Transition Tales-film te zien ga naar: www.youtube.com/v/9c6ubbq4Hzo&rel=1
vorming van plattelandsplanning (Chapter 7).24
In 2011 begon de regering met de invoering van het
concept van de ‘Grote Herscholing’ in de bouwvak-
kersopleiding. De te leren vaardigheden werden
uitgebreid met het bouwen met hennep en kalk,
leemblokken, strobalen enzovoort – een veel rui-
mer geheel van vaardigheden dan voordien. Bij
een bezoek aan de lokale handel in bouwmateria-
len vandaag de dag wordt de aannemer een waaier
aan materialen voorgeschoteld: verpakte leem om
te pleisteren, stro en leem, riet- en leemplaten, hen-
nep- of leemblokken, natuurgips of gipsplaten van
natuurlijke materialen, lokaal geproduceerde na-
tuurlijke verven, pigmenten uit lokale leem en een
ruim assortiment lokaal geproduceerde en gezaagde
houtsoorten, alsook cellenglas: vloerisolatiekorrels
van gerecycleerd glas. Recyclage verloopt helemaal
anders dan in 2008, toen langeafstandsvervoer
nodig was voor gecentraliseerde industriële verwer-
king. Nu richt men zich eerder op lokale verwerking
met geringe technologie. Veel innovatieve bouwma-
terialen worden nu gemaakt van laagtechnologische
recyclage van plastic, papier, stoffen en glas.
HET TANKSTATION MOUNTBARROW bij Ulver-
ston leverde gisteren zijn laatste liter biodiesel af. De
gouden vloeistof, die zo veelbelovend leek in 2010,
heeft hard geworsteld om een gevestigde waarde te
worden, maar de Britse industrie voor biobrandstof-
fen gaf recent toe dat ‘biodiesel jammer genoeg geen
toekomst heeft’.
Het zag er aanvankelijk zo veelbelovend uit. Over-
heidssubsidies leidden in heel het land tot tankstations
met biodiesel en in 2016 was 30% van het Britse land-
bouwareaal bestemd voor de productie van biodiesel.
De oliecrises in hetzelfde jaar deden de regering het
Nationaal Plan voor Voedselzekerheid oprichten die
biobrandstoffen aan de kant schoof om voedselproduc-
tie prioriteit te geven.
Paul Tuckett, landbouwer in de buurt van Swath-
moor betreurt de voorbije gouden tijden van biodie-
sel. ‘Op een gegeven moment produceerden we meer
dan 160.000 liter’, vertelt hij. ‘Maar nu hebben we nog
slechts een klein beetje voor onze eigen tractoren en
voor de lokale brandweer. Daarnaast zijn we nu een ge-
mengd bedrijf van walnoten, bosbessen, olijven, Sze-
chuanpeper, karpers, kippen en varkens.’ Op de vraag
wat hij liever had, zegt hij het leven van een monocul-
tuur-biodieselproducent niet echt te missen. ‘Het nam
me helemaal in beslag’, zegt hij, ‘ik voelde me vijftien
jaar lang een computerchip.’
Mike Johnsson van Mountbarrow zei de diesel te
zullen missen. ‘Ik weet niet wat we nu aan de pomp
moeten verkopen’, zei hij. ‘Met de olie van $250 per
vat is het verkopen van benzine zo’n kleine markt ge-
worden dat enkel de aristrocratie het zich nog kan ver-
oorloven. Dat is voor ons niet genoeg om het hoofd
boven water te houden. Nu er zoveel paardenkarren
worden gebruikt, denken we erover om te schakelen
naar een smidse waar we ook hooi zouden verkopen.
Je moet natuurlijk met de tijd meegaan, al is dat niet
altijd even makkelijk.’
NORTH WEST EVENING MAIL 15 februari 2021
DE LAATSTE DRUPPEL‘Ik voelde me een chip’, zegt biodieselproducent.
‘Traditionele materialen, die
streekeigen technologieën
gebruiken, zijn het meest
geschikt voor lokale omstan-
digheden en worden voor het
grootste deel betrokken uit
beschikbare hulpbronnen…
Hun gebruik heeft ook belang-
rijke economische gevolgen
aangezien ze worden
verkregen met minimale trans-
portkosten en meestal met de
hand worden bewerkt, waarbij
relatief weinig energie inten-
sieve brandstoffen worden
gebruikt. Streekeigen architec-
tuur is daarom gevoelig voor
de ecologie en wanneer de regi-
onale hulpbronnen voorzichtig
worden beheerd is dit, zoals het
altijd al geweest is, economisch
en ecologisch duurzaam.’
Paul Oliver (2003), Dwellings: the Verna-cular House World Wide, Phaidon Press
138H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
139
De Kinsale Energie-afdaling-actie
en hoe deze ontstond
Kinsale (Cionn tSáile in het Keltisch) is een stadje
veertig kilometer ten zuiden van Cork City in County
Cork, Ierland. Het telt ongeveer 2.300 inwoners en
is een populaire bestemming voor toeristen, zowel
Ierse als internationaal, die komen om te vissen, te
zeilen, te golfen en voor de gourmetschotels waar
het stadje om bekend staat. In september 2000
begon ik met een cursus permacultuur in het Col-
lege voor Voortgezet Onderwijs van het stadje, dat
al een stevige reputatie had voor zijn kunst-, toneel-
en multimediacursussen. In het eerste jaar was de
cursus in feite een uitgebreide cursus over perma-
cultuur-ontwerp, maar in de drie jaar daarna werd
het een tweejarige, voltijdse cursus met modules in
permacultuur-ontwerp, biologisch kweken, natuur-
lijk bouwen, duurzaam houtbeheer, conflictbeheer-
sing, leiderschap in gemeenschappen, je eigen zaak
starten, voeding en veldecologie. Het is een van de
eerste cursussen ter wereld in zijn soort.1
De cursus was en is nog steeds heel populair en
trekt studenten aan uit de hele wereld. De grond
rond het college is getransformeerd door het ge-
inspireerde, harde werk van de verschillende ge-
neraties permacultuurstudenten. Wat vroeger het
verlengde van een grasveld was, is nu een divers
permacultuurlandschap dat bestaat uit een klein
hakhoutbosje, een strobalenhuis, een polytunnel en
groentebedden, een bostuin, een kleine vijver, en de
kroon op het werk: het leem/houten amfitheater,
volledig gebouwd met lokaal gevonden materiaal.
In september 2004, op de eerste dag van het se-
mester, werd aan de studenten een nieuwe film ge-
toond, The End of Suburbia, (de eerste keer dat
ik hem zag), en later die dag gaf Dr. Colin Camp-
bell van de ‘Association for the Study of Peak Oil’
een lezing voor de studenten. De combinatie van
deze ‘dubbele bezwering’ had een heel sterk effect
op de studenten. Het sloeg in als een bom en be-
Kinsale – een eerste poging tot
gemeenschappelijke toekomstdromen
Hoofdstuk 9
Het amfitheater van stro-leem-bouw en rondhout met specie is in 2005 net op tijd klaar.
David Beckham droeg gisteren-
avond zijn vrouw Victoria over
de drempel van het huis dat ze ge-
bouwd hebben voor hun oude dag.
Hij vertelde Hello! Magazine dat ze
‘verrukt en enthousiast waren. Het
is het meest fantastische huis waarin
we ooit gewoond hebben. Het past
helemaal bij ons.’
Twee jaar geleden besloten
David, 54, en Victoria, 55, ver-
vroegd met pensioen te gaan om
zich ten volle op hun passie, het
kweken van oude streekgebonden
groentesoorten, te kunnen toeleg-
gen. Vorige week toen onze repor-
ter op bezoek was, stond de achter-
kant van het huis vol met net gepotte
kruiden, stekken en bakken vol zaai-
lingen, meegebracht uit hun vorige
tuin. David wil voor zijn zestigste
verjaardag absoluut de kunst van het
‘warm composteren’ meester zijn.
Het huis van het paar tilt de nieu-
we mode van kleine, compacte, goed
ontworpen ruimten naar een hoger
niveau. Gebouwd met 1m dikke stro/
leem- en hennepmuren is het huis
met het rieten dak zoals Victoria in
haar glansdagen rond de eeuwwisse-
ling: mooi gewelfd en verleidelijk.
In een vroeg stadium wist het koppel
al dat ze geen hoeken wilden: ‘We
wilden een huis dat spotgoedkoop
was qua verwarming, dat lokale
materialen en zo gebruikte, niet op
het elektriciteitsnet was aangesloten
en waarin je bij het binnengaan van
een andere kamer het gevoel hebt
dat je een knuffel krijgt.’ ‘Corners
zijn mooi op een voetbalveld’, grapt
David, ‘maar sinds mijn pensioen
wil ik ze niet in mijn huis!’
Victoria vult enthousiast aan:
‘We hebben zonnepanelen, zo’n
speksteenstoofgeval voor de ver-
warming, een supercool composte-
ringstoilet en een koelkast die zon-
der elektriciteit werkt, maar gewoon
koude lucht van onder de grond
trekt. Echt slim bekeken allemaal.’
Nu de kinderen volwassen zijn,
besloten David en Victoria dat ze
alleen nog ruimte nodig hadden
voor hun tweetjes. ‘We wilden een
huis dat ons als gegoten zat’, vertelt
David aan Hello! Magazine. ‘Ter-
wijl we aan het ontwerpen waren en
kleimodellen maakten, bleef onze
architect erop aandringen om steeds
kleiner te gaan denken. Sommige
van zijn ideeën waren verbazing-
wekkend; het slaapgedeelte boven
de keuken, de laden in de trap, al
die alkoven en nissen, allemaal door
hem bedacht.’
Met dit kleine, goed ontworpen
huis loopt het paar voorop. Katie en
Tom Cruise probeerden recent een
half jaar in een joert te wonen, maar
vonden de wintermaanden toch wat
bar en vielen uiteindelijk terug op
hun strobalenhuis met drie slaapka-
mers. Topzangeres Letitia Lloyd ex-
perimenteert met Earthships en het
ronde huis van Charlotte Church
is een hoogst persoonlijk feest van
bouwen met hennep.
Terug naar wat David en Victo-
ria, nog steeds verliefd na 31 jaar
huwelijk, hun liefdesnestje noe-
men. David zit in de lemen zetel die
hij mee hielp ontwikkelen. ‘Kijk nu
toch’, zegt hij, ‘het is bijna beeld-
houwen. Na een lange dag wroeten
in de tuin, geniet ik ervan in deze
zetel te zitten. Kijk, mijn tuinboeken
staan in deze nis hier en als ik de
stoof in gang zet, stroomt de lucht
hierdoor en warmt ze de zetel op.
Wat wil een mens nog meer?’
Wat nog meer, inderdaad? David
en Victoria zijn, zoals altijd, hippe
trendzetters, lievelingen van het
post-olietijdperk. Terwijl ze knus
bij elkaar op hun verwarmde bank
zitten met een vers zelfgemaakt sla-
tje uit de tuin, mijmert David nog:
‘Als ik terugkijk naar foto’s van
twintig jaar geleden, naar alles wat
er intussen gebeurd is, dan vraag ik
mij zittend op deze warme bank af,
“Waar waren we in ’s hemelsnaam
mee bezig?”’
HUN FANTASTISCHE, NIEUWE NATUURLIJKE HUIS
David & Victoria Beckham vertellen waarom geluk een warme lemen bank is
Davids boeken over tuinieren verfraaien deze prachtige lemen nis in de woning van de Beckhams.
27 MAART 2029
138H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
139
De Kinsale Energie-afdaling-actie
en hoe deze ontstond
Kinsale (Cionn tSáile in het Keltisch) is een stadje
veertig kilometer ten zuiden van Cork City in County
Cork, Ierland. Het telt ongeveer 2.300 inwoners en
is een populaire bestemming voor toeristen, zowel
Ierse als internationaal, die komen om te vissen, te
zeilen, te golfen en voor de gourmetschotels waar
het stadje om bekend staat. In september 2000
begon ik met een cursus permacultuur in het Col-
lege voor Voortgezet Onderwijs van het stadje, dat
al een stevige reputatie had voor zijn kunst-, toneel-
en multimediacursussen. In het eerste jaar was de
cursus in feite een uitgebreide cursus over perma-
cultuur-ontwerp, maar in de drie jaar daarna werd
het een tweejarige, voltijdse cursus met modules in
permacultuur-ontwerp, biologisch kweken, natuur-
lijk bouwen, duurzaam houtbeheer, conflictbeheer-
sing, leiderschap in gemeenschappen, je eigen zaak
starten, voeding en veldecologie. Het is een van de
eerste cursussen ter wereld in zijn soort.1
De cursus was en is nog steeds heel populair en
trekt studenten aan uit de hele wereld. De grond
rond het college is getransformeerd door het ge-
inspireerde, harde werk van de verschillende ge-
neraties permacultuurstudenten. Wat vroeger het
verlengde van een grasveld was, is nu een divers
permacultuurlandschap dat bestaat uit een klein
hakhoutbosje, een strobalenhuis, een polytunnel en
groentebedden, een bostuin, een kleine vijver, en de
kroon op het werk: het leem/houten amfitheater,
volledig gebouwd met lokaal gevonden materiaal.
In september 2004, op de eerste dag van het se-
mester, werd aan de studenten een nieuwe film ge-
toond, The End of Suburbia, (de eerste keer dat
ik hem zag), en later die dag gaf Dr. Colin Camp-
bell van de ‘Association for the Study of Peak Oil’
een lezing voor de studenten. De combinatie van
deze ‘dubbele bezwering’ had een heel sterk effect
op de studenten. Het sloeg in als een bom en be-
Kinsale – een eerste poging tot
gemeenschappelijke toekomstdromen
Hoofdstuk 9
Het amfitheater van stro-leem-bouw en rondhout met specie is in 2005 net op tijd klaar.
David Beckham droeg gisteren-
avond zijn vrouw Victoria over
de drempel van het huis dat ze ge-
bouwd hebben voor hun oude dag.
Hij vertelde Hello! Magazine dat ze
‘verrukt en enthousiast waren. Het
is het meest fantastische huis waarin
we ooit gewoond hebben. Het past
helemaal bij ons.’
Twee jaar geleden besloten
David, 54, en Victoria, 55, ver-
vroegd met pensioen te gaan om
zich ten volle op hun passie, het
kweken van oude streekgebonden
groentesoorten, te kunnen toeleg-
gen. Vorige week toen onze repor-
ter op bezoek was, stond de achter-
kant van het huis vol met net gepotte
kruiden, stekken en bakken vol zaai-
lingen, meegebracht uit hun vorige
tuin. David wil voor zijn zestigste
verjaardag absoluut de kunst van het
‘warm composteren’ meester zijn.
Het huis van het paar tilt de nieu-
we mode van kleine, compacte, goed
ontworpen ruimten naar een hoger
niveau. Gebouwd met 1m dikke stro/
leem- en hennepmuren is het huis
met het rieten dak zoals Victoria in
haar glansdagen rond de eeuwwisse-
ling: mooi gewelfd en verleidelijk.
In een vroeg stadium wist het koppel
al dat ze geen hoeken wilden: ‘We
wilden een huis dat spotgoedkoop
was qua verwarming, dat lokale
materialen en zo gebruikte, niet op
het elektriciteitsnet was aangesloten
en waarin je bij het binnengaan van
een andere kamer het gevoel hebt
dat je een knuffel krijgt.’ ‘Corners
zijn mooi op een voetbalveld’, grapt
David, ‘maar sinds mijn pensioen
wil ik ze niet in mijn huis!’
Victoria vult enthousiast aan:
‘We hebben zonnepanelen, zo’n
speksteenstoofgeval voor de ver-
warming, een supercool composte-
ringstoilet en een koelkast die zon-
der elektriciteit werkt, maar gewoon
koude lucht van onder de grond
trekt. Echt slim bekeken allemaal.’
Nu de kinderen volwassen zijn,
besloten David en Victoria dat ze
alleen nog ruimte nodig hadden
voor hun tweetjes. ‘We wilden een
huis dat ons als gegoten zat’, vertelt
David aan Hello! Magazine. ‘Ter-
wijl we aan het ontwerpen waren en
kleimodellen maakten, bleef onze
architect erop aandringen om steeds
kleiner te gaan denken. Sommige
van zijn ideeën waren verbazing-
wekkend; het slaapgedeelte boven
de keuken, de laden in de trap, al
die alkoven en nissen, allemaal door
hem bedacht.’
Met dit kleine, goed ontworpen
huis loopt het paar voorop. Katie en
Tom Cruise probeerden recent een
half jaar in een joert te wonen, maar
vonden de wintermaanden toch wat
bar en vielen uiteindelijk terug op
hun strobalenhuis met drie slaapka-
mers. Topzangeres Letitia Lloyd ex-
perimenteert met Earthships en het
ronde huis van Charlotte Church
is een hoogst persoonlijk feest van
bouwen met hennep.
Terug naar wat David en Victo-
ria, nog steeds verliefd na 31 jaar
huwelijk, hun liefdesnestje noe-
men. David zit in de lemen zetel die
hij mee hielp ontwikkelen. ‘Kijk nu
toch’, zegt hij, ‘het is bijna beeld-
houwen. Na een lange dag wroeten
in de tuin, geniet ik ervan in deze
zetel te zitten. Kijk, mijn tuinboeken
staan in deze nis hier en als ik de
stoof in gang zet, stroomt de lucht
hierdoor en warmt ze de zetel op.
Wat wil een mens nog meer?’
Wat nog meer, inderdaad? David
en Victoria zijn, zoals altijd, hippe
trendzetters, lievelingen van het
post-olietijdperk. Terwijl ze knus
bij elkaar op hun verwarmde bank
zitten met een vers zelfgemaakt sla-
tje uit de tuin, mijmert David nog:
‘Als ik terugkijk naar foto’s van
twintig jaar geleden, naar alles wat
er intussen gebeurd is, dan vraag ik
mij zittend op deze warme bank af,
“Waar waren we in ’s hemelsnaam
mee bezig?”’
HUN FANTASTISCHE, NIEUWE NATUURLIJKE HUIS
David & Victoria Beckham vertellen waarom geluk een warme lemen bank is
Davids boeken over tuinieren verfraaien deze prachtige lemen nis in de woning van de Beckhams.
27 MAART 2029
140H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
141K I N S A L E
technologie, Toerisme, en Hernieuwbare energie.
De groepen kwamen met een pak ideeën en moge-
lijkheden, die vervolgens teruggekoppeld werden
naar de rest van de deelnemers.
Na het evenement verzamelden we de informatie
die uit de dag was gekomen en studentenduo’s se-
lecteerden verschillende inhoudelijke terreinen. Ik
bezorgde heel wat leesmateriaal voor achtergrond-
onderzoek en de studenten zochten op internet naar
zinvolle ideeën en voorbeelden uit de hele wereld.
Het uiteindelijke resultaat was het Kinsale Ener-
gy Descent Action Plan – Versie 1, 2005 (KEDAP)
(het Kinsale-energie-afdaling-actieplan),4 dat een
jaar-tot-jaar-plan voor de stad bedoelde te zijn. Elk
deel van het rapport begint met een sectie die ‘Het
heden’ heet. Deze probeert bondig op te sommen
wat het probleem nu, in 2005, is ten aanzien van
het onderwerp in kwestie.
‘Het heden’ wordt gevolgd door ‘Het toekomst-
beeld’, dat zo geschreven is dat het de lezer een idee
geeft hoe Kinsale eruit zou kunnen zien indien alle
aanbevelingen uitgevoerd worden. Daarna volgt een
lijst van suggesties en aanbevelingen in chronolo-
gische volgorde. De bedoeling is dat deze ambiti-
eus maar uitvoerbaar zijn, mits opgepakt met een
goeie portie toewijding en ondersteuning. Elk on-
derdeel wordt afgesloten met een verzameling bron-
nen en internetlinks. Daarna deed ik de redactie en
ontwierp het KEDAP en 500 exemplaren werden
op tijd geprint voor de ‘Fuelling the Future’-Confe-
rentie die in juni 2005 in Kinsale werd gehouden.
Op deze conferentie waren onder andere Richard
Heinberg,5 David Holmgren en Colin Campbell onze
gasten. Het was een memorabele conferentie met
veel resultaten, over de antwoorden van de gemeen-
schap op piekolie.6
tekende een behoorlijke schok voor iedereen, me-
zelf incluis. De Aardolie-afkick-stress-stoornis ma-
nifesteerde zich op verschillende manieren. Eens
het mentale stof neergedwarreld was, ontstond het
concept voor een project voor de tweedejaars per-
macultuurstudenten, die (in de veronderstelling dat
Campbells voorspellingen bewaarheid zouden wor-
den) onderzochten hoe Kinsale succesvol de transi-
tie zou kunnen maken naar een toekomst met min-
der energie.
Het eerste wat ik deed toen ik het project ont-
wierp, was op zoek gaan naar bestaande voorbeel-
den waar dit al gebeurde. Verbazend genoeg kon-
den we, ondanks een zoektocht op het internet, op
dat moment niets vinden dat een gemeenschapsant-
woord op piekolie vormde. Er werd een aantal bruik-
bare instrumenten aangereikt in James and Lahti’s
The Natural Step for Communities,2 het Post Car-
bon Institute had beginnend denkwerk gedaan, en
er waren de twee centrale boeken die het proces het
meest inspireerden: Powerdown van Richard Hein-
berg, en Permaculture – Principles and Pathways
Beyond Sustainability van David Holmgren.
‘Powerdown’ neemt de lezer mee op een reis die
de opties van de mensheid onderzoekt na de piek.
Heinberg stelt dat de wenselijke uitkomst ergens
ligt tussen wat hij noemt ‘Powerdown’ (een natio-
naal overheidsgestuurd programma van economi-
sche krimp en herlokalisering) en ‘Building Life-
boats’ (gemeenschappen die reageren door het
bouwen van lokale infrastructuur en zelfvoorzie-
ning). Hoewel het boek weinig praktische sugges-
ties geeft over hoe dit gewenste resultaat het best
bereikt wordt, blijft het een vruchtbare analyse van
de opties van de mensheid en het concept van ‘Po-
werdown’ is in het collectieve bewustzijn doorge-
drongen. (De instructies die ik voor dit project gaf
staan in Bijlage 3.)
Nadat ze hun projectbeschrijving kregen, verdeel-
den de studenten zich in paren en namen elk een
verschillend onderdeel voor hun rekening. Ze maak-
ten een lijst van relevante mensen in de stad en ik
stelde een aantal nuttige teksten en websites voor.
We nodigden deze mensen uit om voor de groep te
komen spreken en legden verschillende bezoeken af
aan permacultuurplaatsen, biologische boerderij-
en en groene gebouwen, om bijdragen en inzichten
te vragen aan degenen die in de buurt al vele jaren
praktisch met dit soort werk bezig waren.
Op zaterdag 12 februari 2005 organiseerden we een
evenement in het stadhuis van Kinsale, dat ‘Kinsale
in 2021: samen naar een voorspoedige, duurzame
toekomst’ heette. Het evenement werd voorgesteld
als een ‘denktank van de gemeenschap’ en had de
bedoeling de ideeën van de gemeenschap te horen
over wat de gevolgen van energie-afdaling voor de
gemeenschap zouden zijn en wat daaraan gedaan
zou kunnen worden. We nodigden de bewegers en
trekkers in de stad persoonlijk uit: mensen uit de
verschillende sectoren die stonden omschreven in
de projectbeschrijving. Het evenement stond ook
open voor het publiek, dus hingen we posters op in
de stad. Van de zestig genodigden kwam er een veer-
tigtal opdagen. Het evenement zelf werd geopend
door de toenmalige burgemeester van Kinsale, dhr.
Charles Henderson, die sprak over het belang van
energie als problematiek en over de manier waarop
energie alle aspecten van onze levens en onze eco-
nomie beïnvloedt. Dit werd gevolgd door een film-
vertoning van The End of Suburbia.
Na de film introduceerden we het concept van
Open-Space-technologie 3 als techniek om de ideeën
van de gemeenschap te verkennen. Mensen werden
uitgenodigd om specifieke problemen en kenmer-
ken te identificeren die de film voor hen naar boven
bracht. Deze werden op grote flappen geschreven,
aan de muur gehangen en dan verdeeld in onder-
werpen, waarvan elke flap de basis werd van een
discussiegroep. De groepen gingen over de volgen-
de onderwerpen: Voedsel, Heropbouw van gemeen-
schappen, Jongerengroep/Educatie, Bedrijven en
142H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
143K I N S A L E
Het amfitheater-project dat afgerond werd in mei
2005 deed veel om het College op de kaart te zet-
ten. Velen die de voorstelling The Merry Wives of
Windsor bijwoonden die door dramastudenten van
het College werd opgevoerd, spraken over het ‘ma-
gische’ gevoel van de plek. De combinatie van in-
teressante cursussen en baanbrekende praktische
projecten droeg ertoe bij dat de gemeenschap het
begin van het Actieplan-proces goed gezind was.
Toen het aankwam op het ontwikkelen van het plan
zelf waren mensen in de wolken dat ze hun bijdra-
ge konden leveren en de opgebouwde reputatie van
spannend werk dat welgemoed gedaan werd, droeg
daartoe bij.
Het gevoel creëren dat er iets aan het gebeuren
is, zou ook opgewekt kunnen worden door een prik-
kelende en opvallende conferentie te organiseren,
zoals in Kinsale gebeurde met Fuelling the Futu-
re. Zo’n evenement dat met veel uitstraling georga-
niseerd wordt en dat lokale mensen met relevante
vaardigheden en kennis erbij betrekt, kan een pro-
ces echt in de stad inbedden door het binnenbren-
gen van nieuwe informatie en inspiratie, terwijl het
tegelijkertijd versterkend en bevestigend is voor het
werk dat al door anderen wordt gedaan.
Een andere manier om het te laten gonzen is
een reputatie op te bouwen dat je ‘iets’ doet met
bezorgdheden die door meer mensen als belang-
rijker worden ervaren dan piekolie. Sommige stu-
denten bijvoorbeeld organiseerden een opruimactie
van een lokaal natuurgebied, waarover in de loka-
le pers werd geschreven. Andere ontwikkelden en
ontwierpen een permacultuurtuin voor een lokale
herberg. Een van mijn favoriete voorbeelden hier-
van is de Organisatie voor Stadsherstel in de staat
Oregon in de Verenigde Staten, die elk jaar het fes-
tival ‘Saamhorigheid Opbouwen in het Dorp’ orga-
niseert, waarbij lemen bushokjes worden gebouwd,
gemeenschapstuinen aangelegd en wat zij intersec-
tion repair noemen. Zij creëren een prachtig gevoel
van vernieuwing en positieve gebeurtenissen.7
We moeten duidelijk maken dat dit ‘iets’ een
diepe zin en transformatie in zich draagt, dat het
iets magisch en wonderlijks heeft. Zo’n sfeer creë-
ren is de olie die de motor van het proces van ener-
gie-afdaling smeert. Hoe meer je een gevoel kan cre-
eren dat er iets belangrijks, positiefs en dynamisch
gaande is, hoe minder spanning en weerstand je
zult tegenkomen.
Les 3: Creëer een beeld van een overvloedi-
ge toekomst
Als je voor de gemeenschap antwoorden ontwik-
kelt op piekolie, is een essentieel ingrediënt: die
gemeenschap de mogelijkheid geven een beeld te
ontwerpen van hoe de toekomst eruit zou kunnen
zien. In het werken met piekolie bewegen we ons
van waarschijnlijkheden (hoe waarschijnlijk is het
dat het vreselijk zal zijn, hoe waarschijnlijk is piek-
olie in 2009, enzovoort) naar mogelijkheden. De
omschakeling is subtiel maar verhelderend. Het
Open-Space-evenement dat we opzetten in Kinsale
Ik denk niet dat we op dat moment ten volle de
betekenis begrepen van wat we gecreëerd hadden.
Het KEDAP werd zelfs niet formeel gelanceerd op
de conferentie; het lag gewoon ter beschikking voor
de afgevaardigden op een tafel achter in de tent. Het
werd een aantal maanden niet vermeld in de lokale
pers en slipte eerder stilletjes naar buiten in plaats
van echt gelanceerd te zijn. De exemplaren werden
echter langzaamaan verkocht en al snel was het
enkel nog beschikbaar als download op de ‘Fuel-
ling the Future’-website en op www.transitioncul-
ture.org. Sindsdien werd het vele duizenden keren
gedownload en inspireerde het verschillende gelijk-
aardige initiatieven overal ter wereld.
Vier lessen uit het Kinsale-project
In de maanden die volgden op de publicatie van
het KEDAP werd het duidelijk dat we op iets be-
langrijks en krachtigs gestoten waren. Mensen uit
de hele wereld lieten ons weten dat dit het missen-
de puzzelstuk was, het ding waarnaar ze op zoek
waren. Naarmate de belangstelling groeide, begon
ik te mijmeren over Transitie-cultuur, over welke
lessen getrokken konden worden uit het proces die
als input konden dienen voor gelijkaardige proces-
sen. De resulterende inzichten hebben de stappen
onderbouwd die later overal werden ondernomen
in het opkomende Transitie-netwerk.
Les 1: Vermijd ‘zij en wij’
Het zou gemakkelijk geweest zijn om in dezelfde val
te trappen als veel campagnes en acties door een
gevoel van ‘wij en zij’ te creëren, waarbij lokale be-
stuursleden afgeschilderd worden als de schurken,
omdat zij tot dan toe nog niet bezig waren met ant-
woorden op piekolie, en sterker nog, heel weinig had-
den gedaan dat überhaupt ‘groen’ genoemd kan wor-
den. Het zou ook geleid kunnen hebben tot afgeven
op het bedrijfsleven voor zijn ongroene manier van
werken. Maar in tegenstelling hiermee werd er juist
gezocht hoe ze erin betrokken konden worden.
Leden van de gemeenteraad en andere ‘partijge-
noten’ waren zowel op de Open-Space-dag als op de
Fuelling-the-Future-conferentie uitgenodigd. Velen
van hen werden aangesproken en gevraagd naar hun
standpunten, en het Open-Space-evenement ging
door in het gemeentehuis en werd geopend door
de burgemeester. Het project stond steeds in het
teken van een inclusieve en open geest. De Prakti-
sche Duurzaamheidscursus trok vanaf het begin een
brede groep mensen aan, van wie velen uit Kinsale
zelf, die de ideeën hielpen verspreiden in de stad.
Hoe meer ik betrokken raakte in dit werk en
mensen ontmoette die bij overheidsinstanties
werkten, zoals planologen, ingenieurs, raadsleden
of zelfs politici, hoe meer ik zag dat zij ook gewone
mensen zijn, vaak met gezinnen, die even verbijs-
terd zijn over wat er gebeurt als alle anderen. Het
helpt niets als wij gaan staan roepen: ‘Waarom doen
zij hier niets aan?’
Les 2: Creëer een gevoel dat er iets aan het
gebeuren is
Vanaf het begin ontwikkelde de Praktische Duur-
zaamheidscursus een reputatie als een plek waar
ongewone maar fascinerende dingen gebeurden.
Het gonsde in het stadje en mensen vertelden me
vaak dat ze dat heerlijk vonden. De verschillende
bouwprojecten bij het College voor Voortgezet On-
derwijs werden met grote belangstelling gevolgd.
Sterker nog, soms brachten studenten de ochtend
door met het maken van leemblokken of het pleis-
teren met klei, en gingen daarna in de stad lunchen,
waardoor ze in de stad vertederd ‘de moddermen-
sen’ genoemd werden. We hielden ook een jaarlijk-
se Open Dag, waar bezoekers pizza aten uit de door
de studenten gebouwde kleioven en salade uit de
poly-tunnel, rondleidingen kregen en de sfeer kon-
den opsnuiven.
Op de openingsavond wordt ‘The Merry Wives of Windsor’ gespeeld.
144H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
145K I N S A L E
werd bereikt, opgenomen werd. Uit de ervaring van
de huidige mensen in het Kinsale-proces bleek dit
een te zware taak bovenop het echt uitvoeren van
het plan, wat uiteindelijk het belangrijkste punt is.
Toch blijft het principe overeind dat, wanneer het
eerste plan klaar is, het aan de gemeenschap wordt
voorgelegd en wordt ‘getest’ door een reeks van spe-
cifieke Open-Space-evenementen.
Het ergste dat kan gebeuren is een plan dat muur-
vast ligt, zoals het werk van die ingenieurs hierbo-
ven, onveranderlijk en onbespreekbaar. Dan krijg
je: ‘We werken ons plan af’, zelfs als dat plan al lang
niet meer relevant blijkt te zijn, of gebaseerd is op
uitgangspunten die al lang door de gebeurtenissen
achterhaald zijn. Door flexibiliteit in het proces in
te brengen, kunnen we het oneindig veel krachtiger
maken en geven we de gemeenschap een veel sterker
gevoel van betrokkenheid bij hun eigen plan.
Reflecties op het proces in Kinsale
Het KEDAP ontstond uit een programma van denk-
tanks uit de gemeenschap, bewustmakingsproces-
sen, het werk van de studenten en de bijdragen van
verschillende mensen uit de regio die hun ideeën
aandroegen. Het is goed om eens na te denken over
wat we anders hadden kunnen doen, en of dat enig
verschil zou hebben gemaakt.
Het proces was niet echt zo ingebed in de ge-
meenschap als het had kunnen zijn – zeker niet in
vergelijking met de schaal waarop dit gebeurde in
het daaropvolgende werk in Totnes, Lewes, Stroud
en de andere opkomende Transitie-initiatieven. Het
was hoofdzakelijk mijn initiatief en concept (met
de steun en inspiratie van een reeks anderen) en
hoewel veel van de studenten erin betrokken waren,
was er, toen ik aan het einde van het jaar verhuis-
de naar Totnes, geen duidelijke ondersteunende
structuur om het vervolg van het proces mogelijk te
maken. De teamleden die het in gang hadden gezet,
kwamen meestal niet uit Kinsale en er was geen ge-
meenschapsgroep ter plaatse om het voort te zet-
ten.
Als Louise Rooney en Catherine Dunne (beiden
voormalige studenten), die het Transitie-ontwerp
vormden, er niet waren geweest en er niet mee
doorgegaan waren, kon het verdwenen zijn zonder
enig spoor na te laten. Hieruit leerde ik dat het es-
sentieel is om het proces in de gemeenschap te wor-
telen. Wat anderzijds toch pleit voor de aanpak die
ik in Kinsale gebruikte is het feit dat het actieplan
een suggestie is voor verdere actie en toen het een-
maal af was aan de gemeenschap werd aangeboden
om die punten die zij het meest bruikbaar vonden
eruit te nemen en verder te ontwikkelen op om het
even welke manier. De les komt in feite erop neer
dat het proces een ingebouwde veerkracht vergt,
zodat één persoon kan wegvallen zonder dat dat ge-
volgen heeft voor het project, iets waar in volgende
Transitie-initiatieven beter voor gezorgd is.
nodigde de gemeenschap uit te dromen. Het had
iets heel krachtigs om dit te zien gebeuren. Mensen
gingen opgewonden naar huis over hoe de toekomst
er zou kunnen uitzien en ze voelden dat ze een aan-
tal verwante zielen hadden ontmoet met wie ze die
toekomst zouden kunnen waarmaken.
Het is belangrijk dat mensen zien waar ze heen gaan
en dat ze leuk vinden wat ze zien. Als we mensen
een visionair toekomstbeeld van rampen en sociale
ineenstorting voorhouden, welke stimulans hebben
ze dan om iets te doen? Dit wil niet zeggen dat we
het bewustzijn over die zaken niet moeten verhogen
en er niet over moeten spreken, maar tegelijk is het
extreem onrealistisch te denken dat je mensen kan
overladen met slecht nieuws en tegelijk kunt ver-
wachten dat ze als antwoord zich krachtig en met
verbeelding engageren. Ken Jones, de boeddhisti-
sche auteur, schrijft over ‘het klimaat veranderen
in plaats van de discussie winnen’.
Les 4: Ontwerp in flexibiliteit
De Australische permacultuurleraar Dave Clark
spreekt over zijn ervaringen met het implementeren
van permacultuur in Macedonische vluchtelingen-
kampen. Hij had daar te maken met grote groepen
mensen die verhuisden naar plaatsen zonder infra-
structuur, waar alles opgebouwd moest worden. Hij
deed ongelooflijk werk: zette strobalengebouwen
op, voedseltuinen, kilometerslange wateropvangs-
troken 8 en plantte honderdduizenden bomen. Eén
ding dat hij zei bleef me echt bij. Hij vertelde dat hij
moest werken met professionele ingenieurs die bij-
voorbeeld een drainagesysteem ontwierpen waar-
van Dave wist dat het niet zou werken, maar omdat
deze persoon een ‘deskundige’ was kon dit niet ter
discussie worden gesteld. Hij zag dat er veel geld
verspild werd door deze onbetwistbare ‘regel’ dat
de ‘deskundige’ altijd gelijk heeft. Hij vertelt hoe
hij er in zijn eigen werk altijd van uitgaat dat hij
fout zit. Deze aanpak in het proces inbouwen leidt
tot een openheid om in elke fase dingen opnieuw
te bekijken.
Ik begon te denken dat een Energie-afdaling-actie-
plan ook zo zou moeten werken. Het mag niet in
steen gebeiteld worden, maar moet eerder een ver-
zameling ideeën zijn die regelmatig wordt herbe-
werkt en herzien. Het oorspronkelijke idee in Kin-
sale was een jaarlijkse herziening te doen, waarin
in elke update het nieuwe dat sinds de vorige keer
KFEC directeur John Thuellier opent het amfitheater in mei 2005.
Werk aan het pompoenbed in de gemeenschapstuin in Kinsale.
Studenten op bezoek bij een lokale biologische boerderij als deel van hun onderzoek voor het Kinsale MEP.
© N
ICH
OLA
S H
AR
VE
Y
146H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
147K I N S A L E
Er zijn tegenwoordig vijf groepen die regelmatig
samenkomen: Voedsel, Energie, Transport, Evene-
menten en Afval. Toen ik raadslid Isabelle Sutton,
een lid van TTK, vroeg wat ze dacht van de manier
waarop het proces verlopen was en of het EDAP zin-
vol was geweest of niet, antwoordde ze: ‘Het was
een grote hulp; we zouden niet staan waar we nu
staan zonder het EDAP. We verwijzen er altijd naar
voordat we de volgende stap doen.’
Een hinderpaal voor het Kinsale-proces, en mis-
schien de belangrijkste reden waarom het niet ver-
der is gegaan, is dat Kinsale, in termen van de 12
stappen voor een Transitie-initiatief-proces zoals
uitgelegd in het Deel Drie (zie pag.167), direct bij
nummer twaalf begon, zonder de elf voorgaande
stappen. Dit betekende in feite dat het proces niet
echt gefundeerd was op een sterk gemeenschaps-
bewustzijn, dat het niet echt het momentum achter
zich had dat een Lancering teweeg brengt, dat het
niet uit de lokale groepen ontstond, dat het enkel
gebaseerd was op één algemene Open-Space-dag
en dat het niet samengewerkt had met de oudere
leden van de gemeenschap. Er waren, via de Perma-
cultuurcursus op het College, een paar goede zicht-
bare, praktische manifestaties, en het Grote Her-
scholingsconcept was goed doorgedrongen, maar
beide bleven op dat moment beperkt tot het Col-
lege. Daardoor moest TTK helemaal opnieuw be-
ginnen, van voren af aan, met het KEDAP als gids,
niet als actieplan dat door de gemeenschap wordt
onderschreven.11
Zoals we echter zagen, werden de effecten, tenmin-
ste tot nu toe, veel scherper gevoeld buiten Kinsa-
le dan in de stad zelf.12 Wat uit het werk in Kinsale
ontstond was een idee, een model en een gevoel dat
een succesvol antwoord op piekolie en klimaatver-
andering ‘meer op een feest lijkt dan op een protest-
mars’, zoals Richard Heinberg in zijn voorwoord op
dit boek schrijft.
Onvoldoende bewustzijnsverhoging
Wat ideaal geweest zou zijn, is dat de studenten in
een vroeg stadium getraind zouden zijn om work-
shops te begeleiden om het bewustzijn van piek-
olie te verhogen in scholen, jongerenorganisa-
ties, tuinierverenigingen – voor iedereen die het
wou horen. De reden waarom we dit in Kinsale
niet deden was tijdgebrek. Om te beginnen wisten
we niet hoe het proces dat we aan het ontwikke-
len waren, er zou uitzien en waren we zelfs zelf nog
volop aan het uitzoeken wat energie-afdaling in de
praktijk zou betekenen. In het Totnes-proces heb-
ben we nu de avondcursus ‘Skilling Up for Power-
down’ (‘Meer vaardigheden voor minder energie’)
om mensen hiervoor beter uit te rusten. Het zorgt
er ook voor dat het concept beter ingebed is in de
gemeenschap. Het probleem met Kinsale was dat
ik daar niet woonde, ik kende dus niet alle groepen
en netwerken, iets wat een trainingscursus wel had
kunnen omzeilen.
Wat gebeurt er nu in Kinsale?
Is Kinsale nu een Ierse utopie aan de kust, met lo-
kaal voedsel en fietsen? Nee. Werd het Kinsale
Energy Descent Action Plan strikt stap voor stap
uitgevoerd? Nee. Maar het heeft wel veel acties en
activiteiten losgemaakt. Oorspronkelijk werd het
proces getrokken door Louise Rooney, gesteund
door Catherine Dunne,9 onder de naam Transition
Town Kinsale (TTK), en na een tijd werd er een co-
mité opgezet waarin onder anderen een lid van de
gemeenteraad zat. TTK houdt maandelijkse, open-
bare vergaderingen en publiceert regelmatig up-
dates in de nieuwsbrief van de lokale gemeenschap
onder de naam ‘Transition Times’. Daarnaast deden
ze nog een aantal andere dingen:
• ze organiseerden een aantal filmvoorstellingen
en voordrachten, naast een eendaagse workshop
met Brian Weller uit Willits, een stadje in Cali-
fornië dat een pionier is in innovatieve strategie-
en voor economische herlokalisering;10
• ze kregen fondsen voor een tuinproject van de
gemeenschap, en begonnen met het ontwerpen
van een model-permacultuurtuin op gemeente-
lijke gronden;
• ze ontwierpen een composteringsprogramma
voor de gemeenschap in een woonwijk van de
stad;
• ze organiseerden een fondsenwerving voor
TTK op het College voor Voortgezet Onderwijs
dat meer dan duizend euro opbracht, met eten,
voordrachten, films en concerten in het amfi-
theather;
• ze maakten een brochure over hun activiteiten
(die huis aan huis in de stad bezorgd werd) en
één lid maakte met een aangepaste versie de
KEDAP bruikbaarder en toegankelijker;
• er werd een reeks workshops voor lokale scholen
georganiseerd waarin groentetuinen werden aan-
gelegd en fruitbosjes werden geplant.
Notenboomplanting, Kerstmis 2007, georganiseerd door Transi-tion Town Kinsale.
© N
ICH
OLA
S H
AR
VE
Y
Deel 3De handen
148H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T
Eind 2006 zei een vrouw uit Totnes tegen me: ‘Wan-
neer ik denk aan wat TTT doet, voel ik me zo vol hoop
dat ik zou kunnen huilen.’ Hoop is een van de kern-
emoties die we moeten voeden en bewaren om door
de komende woelige wateren heen te laveren. Het is
een emotie die milieucampagnes tot nog toe moeilijk
konden oproepen. We zagen in dit deel de verschil-
lende manieren waarin bewust worden van piekolie
mensen kan raken in verschillende vormen van een
Aardolie-afkick-stress-stoornis. We zagen ook hoe be-
langrijk het scheppen van beelden van een toekomst
met minder energie is, en ontdekten een aantal in-
strumenten, zoals het vertellen van verhalen, dat kan
helpen om deze toekomstbeelden te creëren.
Soms kunnen mensen afwijzend reageren op de
verwijzing naar inzichten uit de behandeling van
verslavingen of op het aanpakken van de angst die
de confrontatie met piekolie en klimaatverandering
kan veroorzaken, omdat ze dat als wat soft beschou-
wen, of als iets wat niet praktisch is of niet relevant
voor het actuele activisme. Ik waag dat te betwijfe-
len. Ik denk dat het naïef is te denken dat we mensen
een dvd van The End of Suburbia of An Inconvenient
Truth zouden kunnen geven, die zij dan thuis op hun
eentje bekijken, in een duister huis, en dan van hen
te verwachten dat die ervaring hen onberoerd laat.
Als het ontdekken van piekolie en het echt inzien van
de implicaties van klimaatverandering mij angstig
maakten, dan kun je veilig aannemen dat dit ook zo
is voor andere mensen.
We vinden het volkomen normaal dat iemand na
een pijnlijke gebeurtenis in zijn leven begeleiding
krijgt. Is het dan niet even logisch om, gezien de
schaal van de verandering die onze gemeenschappen
collectief zullen ondergaan, nu te gaan onderzoeken
hoe we ze effectief bij die transitie en alles wat die
zal omvatten, kunnen begeleiden, in feite dus eerder
een pre-trauma- dan een post-trauma-begeleiding.
Ik heb het gevoel dat het toevoegen van deze dimen-
sie aan de Transitie-initiatieven ze alleen maar kan
versterken, en dat de inzichten uit instrumenten als
het FRAMES-model de mogelijkheid openen voor
een heel nieuwe denkwijze over het betrekken van
gemeenschappen bij dit werk.
Ten slotte behandelde dit deel ook de eerste poging
om een toekomstbeeld op gemeenschapsniveau te cre-
eren van de Kinsale College-studenten. Hoewel in die
tijd niemand van de betrokkenen echt de omvang van
wat gecreëerd werd begreep, is het sindsdien de fun-
dering en inspiratie geworden voor de snel groeien-
de Transitie-beweging. Soms ontstaat er een idee dat
het juiste idee op het juiste moment blijkt te zijn, en
het Kinsale EDAP is zo’n idee. Sinds zijn publicatie is
het idee geëvolueerd en uitgebreid, en steeds dyna-
mischer geworden. Centraal is echter de boodschap,
die ook aan het Kinsale-plan ten grondslag ligt, dat
naast het verlangen tot verandering, we een toekomst-
beeld moeten creëren van waar we naartoe willen. Het
Kinsale EDAP begon met de volgende uitspraak van
Joel Barker: ‘Visie zonder actie is niet meer dan een
droom; actie zonder visie doet gewoon de tijd passe-
ren; visie met actie kan de wereld veranderen.’ 13
Samenvatting Deel Twee
Het planten van een hazelaar in Totnes tijdens een boomplantdag van de gemeenschap.
© T
ER
ES
A A
ND
ER
SO
N
151
Gegeven de schaal van de komende veran-
deringen zoals hierboven geschetst, is het
duidelijk dat het idee dat we ons er op een
veilige manier doorheen kunnen manoeu-
vreren door alleen maar onze gloeilampen
te vervangen en de thermostaat wat lager
te zetten, volstrekt ontoereikend is. In Deel
Drie, De Handen, zullen we bekijken hoe
we, samen met de gemeenschap om ons
heen, kunnen beginnen met een ontwikke-
ling naar een post-oliewereld die feitelijk
te verkiezen is boven de huidige. We staan
potentieel op een keerpunt van veel dingen,
waaronder een nooit eerder vertoonde eco-
nomische, culturele en sociale renaissance.
Het model dat ik mee ontwikkeld heb
is het Transitie-model, dat een positieve,
oplossingsgerichte manier is om mensen in
je omgeving te verzamelen om samen ant-
woorden op piekolie en klimaatverande-
ring te gaan onderzoeken op de schaal van
de gemeenschap. Toen we in september
2006 het eerste Britse Transitie-initiatief,
Transition Town Totnes, lanceerden, spra-
ken we schertsend over het idee ‘besmette-
lijk’ te worden. Nu zijn we dat geworden.
De Transitie-beweging is in korte tijd een
van de snelst groeiende initiatieven op het
niveau van de gemeenschap in de wereld
geworden. In dit deel zal ik proberen te
beschrijven wat een Transitie-initiatief is
en zal ik de Twaalf Transitie-stappen pre-
senteren die de essentiële bestanddelen
vormen van de eerste fase van een Tran-
sitie-proces en die je alles zouden moeten
aanreiken wat je nodig hebt om te kun-
nen beginnen. Het idee is dat je aan het
eind van Deel Drie volledig toegerust bent
om dit proces te beginnen op de plek waar
je woont. De essentiële boodschap van dit
deel is dat we dit niet kunnen als indivi-
duen en dat zowel klimaatverandering als
piekolie de uitgangspunten van zowel ons
denken als onze besluitvorming moeten
zijn. Het is nodig dat we groter gaan den-
ken, dat we samenwerken met anderen en
dat we grote haast gaan maken met onze
inspanningen.
‘De tijd is rijp om te kijken wat het voor het Verenigd Koninkrijk zou betekenen
om in een periode van vijftien tot twintig jaar een post-olie-economie te creëren;
niet zozeer een verklaring van ‘olie-onafhankelijkheid’, dan wel van het einde van
olie-afhankelijkheid.’ – David Miliband minister van Milieu van Groot-Brittannië 1
‘Vernieuwing vereist een goed idee, initiatief en een paar goede vrienden.’
– Herb Shepard 2
‘Laat de ideeën ontstaan uit de gemeenschap en laat de gemeenschap er
zeggenschap over houden. De taak van het gemeentebestuur is te faciliteren,
te luisteren, eventueel te zorgen voor advies, contacten of financiering en, het
allerbelangrijkste, te verzekeren dat bureaucratie de initiatieven vanuit de
basis niet voor de voeten gaat lopen.’ – een lokale bestuurder in contact met
het Transitie-netwerk
Van ideeën naar actie: verkenning van
het Transitie-model voor een inspirerende
opbouw van lokale veerkracht
152H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
153H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
Wat is nu eigenlijk een ‘Transitie-initiatief’? De
term die aanvankelijk werd gebruikt om dit idee te
beschrijven was ‘Transition Towns’ (Transitie-ge-
meenten), maar deze blijkt inmiddels nauwelijks
nog van toepassing, aangezien we intussen spreken
over Transitie-steden, -districten, -valleien, -schier-
eilanden, -postcodegebieden, -dorpen, -gehuchten
en -eilanden... Hoewel geen van deze zo’n mooie
alliteratie geeft als Transition Towns, lijkt ‘Transi-
tie-initiatieven’ de beste algemene term. Transitie-
initiatieven vormen een opkomende, nieuwe be-
nadering van duurzaamheid op het niveau van de
gemeenschap. Je ziet ze overal in het land verschij-
nen. Zij zijn, om een omschrijving van Jeremy Leg-
gett te gebruiken, ‘behapbare microkosmossen van
hoop’. Het idee begon, zoals we in hoofdstuk 9 heb-
ben gezien, in Ierland met het Kinsale Energy Des-
cent Action Plan (KEDAP, zie pag.141), en het heeft
zich sindsdien verspreid over gemeenschappen in
het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten.
Transitie-initiatieven zijn gebaseerd op vier ba-
sisveronderstellingen:
1) dat leven met een dramatisch lager energieverbruik
onvermijdelijk is en dat het beter is je hierop voor
te bereiden dan erdoor te worden overvallen;
2) dat onze gemeenschappen op dit moment de
veerkracht missen om zich teweer te stellen
tegen de ernstige energiecrises die met piekolie
gepaard zullen gaan;
3) dat we gezamenlijk moeten handelen en dat we
dat nu moeten doen;
4) dat we, door de collectieve intelligentie van de
mensen om ons heen te ontketenen om op een
creatieve en pro-actieve manier onze energie-af-
daling te ontwerpen, manieren van samenleven
kunnen opbouwen die meer verbonden en verrij-
kend zijn en die een erkenning inhouden van de
biologische grenzen van onze planeet.
Een toekomst met minder olie zou, als er van te-
voren voldoende over is nagedacht en er goede
ontwerpen zijn gemaakt, te verkiezen kunnen zijn
boven het heden. Er is geen reden te bedenken
waarom een toekomst met minder energie en meer
veerkracht een lagere kwaliteit van leven zou moe-
ten inhouden dan de huidige situatie. Een toekomst
met een versterkte lokale economie zou juist vele
voordelen hebben ten opzichte van het heden, zoals
een gelukkigere en minder gestresste bevolking, een
verbeterd milieu en meer stabiliteit. In feite begint
er op regeringsniveau een zeker bewustzijn hiervan
te ontstaan, althans in Australië. Andrew McNama-
ra, minister van Duurzaamheid, Klimaatverande-
ring en Innovatie van Queensland zei onlangs:
‘Er bestaat geen twijfel over dat lokale oplossin-
gen die uit de gemeenschap zelf voortkomen van
essentieel belang zullen zijn. In dat opzicht heeft
de overheid beslist een rol te spelen, door lokale
netwerken te stimuleren die kunnen bijdragen aan
lokale productie van voedsel, brandstof en water
en ook van banen en dingen die we nodig hebben
uit winkels.
We zullen een herlokalisering meemaken van de
manier waarop we leven, die ons zal herinneren,
niet aan de afgelopen eeuw, maar aan de eeuw
daarvóór. En dat is geen slechte zaak. Het lijdt geen
twijfel dat een van de goedkopere oplossingen, na-
melijk het versterken van lokale consumptie, pro-
ductie en distributie, zeer effectief zal zijn. Dit zal
bovendien een positief neveneffect hebben in die
zin dat we onze gemeenschappen beter leren ken-
nen. Van lokale netwerken voor mens en samenle-
ving zijn voordelen te verwachten, die ik graag zou
zien toenemen.’3
Hoe dit in de praktijk op iedere plek wordt uitge-
dacht en ontwikkeld, zal steeds weer anders zijn. In
plaats van voorgeschreven oplossingen aan te bie-
den, hebben Transitie-initiatieven eerder de bedoe-
ling als katalysator te werken voor gemeenschappen
om zelf dingen te onderzoeken en met hun eigen
antwoorden te komen.
Zij richten het collectieve denken op de prak-
tische kant van energie-afdaling die volgens een
groeiend aantal commentatoren het onvermijde-
lijk resultaat zal zijn van zowel piekolie als klimaat-
verandering, zoals we in Deel Een hebben gezien.
Transitie-initiatieven zijn erop gericht gemeen-
schappen te creëren die veerkrachtig zijn, dat wil
zeggen beter in staat schokken van buitenaf op te
vangen (dit idee is behandeld in hoofdstuk 3), of
die nu komen door klimaatverandering, problemen
met de energievoorziening of stijgende brandstof-
prijzen. Het is veel meer dan alleen maar een denk-
oefening. Zij onderzoeken de praktische kanten van
de bewuste herlokalisering van een woonplaats. In
de woorden van David Holmgren (die het heeft over
permacultuur, maar hetzelfde geldt ook in deze con-
text): Transitie-initiatieven zijn ‘de van ganser harte
en positieve acceptatie van energie-afdaling als niet
alleen onvermijdelijk, maar ook als een gewenste
realiteit.’4
Gegeven het feit dat olie en gas opraken en dat we
dringend CO2-emissies ingrijpend moeten verlagen,
zelfs in die mate dat we door onze dagelijkse manier
van leven meer koolstof opslaan dan uitstoten, stel-
len Transitie-initiatieven zich de vraag hoe zo’n we-
reld er feitelijk uit zou zien. Hoe zouden we leven?
Waar zou ons voedsel vandaan komen? Wat zou-
den we horen als we ‘s morgens het raam zouden
openen? Het Transitie-proces biedt een positieve,
oplossingsgerichte benadering die de verschillende
elementen uit een gemeenschap verbindt om deze
gemeenschappelijke uitdaging aan te gaan. Het ziet
een groot deel van de oplossing als iets dat van bin-
nenuit ontstaat, in een proces waarin wordt vrij-
gemaakt wat reeds aanwezig is, in plaats van een
oplossing die komt van experts en consultants van
buitenaf.
Hoofdstuk 10 Het Transitie-concept
Zomer 2008 waren deze
Transitie-initiatieven al
goedgekeurd
Alle cursieve plaatsen behoren
tot het Verenigd Koninkrijk.
Kinsale, Ierland – 2.300
Totnes – 8.500
Penwith (West Cornwall district)
– 63.000
Ivybridge – 12.000
Falmouth – 20.000
Moretonhampstead – 1.500
Lewes – 16.000
Stroud – 12.000
Ashburton – 3.500
Ottery St Mary – 7.500
Bristol – 400.000
Brixton – 65.000
Forest Row – 5.500
Mayfield – 2.,500
Glastonbury – 9.000
Lostwithiel – 2.700
Forest of Dean – 80.000
Nottingham – 280.000
Wrington – 2.000
Brighton & Hove – 250.000
Portobello, Schotland – 10.000
Market Harborough – 20.000
Sunshine Coast, Australië
– 200.000
West Kirby – 13.000
Llandeilo – 3.000
Bro Ddyfi – 13.000
Whitstable – 30.000
Marsden/Slaithwaite – 9.500
Frome – 27.000
Brampton – 4.000
Isle of Wight – 133.000
Waiheke Island, Nieuw-Zeeland
– 7.700
Dunbar, Schotland – 6.400
Orewa, Nieuw Zeeland – 6.000
Rhayader – 3.500
Seaton – 6.500
Bath – 85.000
Exeter – 120.000
Isle of Man – 85.000
Canterbury – 40.000
Kapiti District, Nieuw-Zeeland
– 40.000
Carbon Neutral Biggar – 2.000
Presteigne – 2.500
Wolverton – 9.000
Leicester – 280.000
Holywood, Noord Ierland
– 13.000
Westcliff-on-Sea – 40.000
Isles of Scilly – 2.000
Liverpool South – 60.000
Norwich – 126.000
Tring – 14.000
Crediton – 18.000
Boulder, CO, USA – 300.000
North Howe – 1.000
Lampeter – 3.500
South Petherton – 3.500
Armidale, NSW, Australië
– 25.000
Chichester – 22.000
Bell, VIC, Australië – 10.000
Bellingen, NSW, Australië
– 12.400
Berkhamsted – 19.000
Forres – 10.000
Sandpoint, ID, VS – 8.000
Opotiki Coast, Nieuw-Zeeland
– 9.000
Kippen integreren in groenteproductie is lang de heilige graal van permaculturisten geweest. Hier kippen op slakkenpa-trouille op de kleine permacultuurakker van Dominic Waldron in Co. Kerry, Ierland. De groenten zelf worden afgeschermd met netten.
154H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
155H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
In afbeelding 18 probeer ik te laten zien hoe de
Transitie-aanpak verschilt van meer conventionele
milieubenaderingen, met het opbouwen van veer-
kracht als een van de hoofddoelstellingen. Ik moet
toegeven dat ik in mijn kolom van de conventionele
milieubenadering tot op zekere hoogte generaliseer,
zozeer dat het grenst aan een stereotype, maar ik
denk dat dit werkt en essentieel is om het bijzon-
dere uitgangspunt van de Transitie-aanpak te kun-
nen verduidelijken.
De filosofische grondslagen
Een van de belangrijkste fundamenten van het
Transitie-concept is permacultuur. Permacultuur
is aartsmoeilijk om in één enkele zin te omschrij-
ven. Het laat zich niet vatten in een heldere defini-
tie die iemand in staat zou stellen zich er een juis-
te voorstelling van te vormen. In wezen is het een
ontwerp systeem voor het scheppen van duurza-
me menselijke woonplaatsen. Voor het ontwerpen
van de transitie die onze woonplaatsen en gemeen-
schappen onvermijdelijk zullen moeten onderne-
men, hebben we behoefte aan een ontwerp-sjabloon
waarmee we alle onderdelen – sociaal, economisch,
cultureel en technisch – op een succesvolle manier
en zo efficiënt mogelijk kunnen samenvoegen. Per-
macultuur kan worden gezien als het ethisch fun-
dament dat we gebruiken om het Transitie-werk te
onderbouwen en als de ontwerp-‘lijm’ om alle ele-
menten van een postpiek-gemeenschap samen te
smeden. De reden waarom mensen met een per-
macultuurachtergrond het Transitie-concept door-
gaans eerder te pakken hebben dan de meeste an-
dere mensen, is dat het op de ontwerpprincipes van
permacultuur is gebaseerd.5 Ik heb de afgelopen
tien jaar permacultuur gedoceerd en haar ethiek en
principes liggen in hoge mate aan de basis van mijn
manier van denken.
Permacultuur is oorspronkelijk ontwikkeld in de
jaren ’70 van de vorige eeuw ten tijde van de eerste
oliecrises, als een ‘permanente agricultuur’, die zich
afkeerde van de jaarlijkse teelten en monocultuur
van de landbouw en zich ontwikkelde tot meerlagi-
ge systemen met gebruik van productieve en nuttige
bomen en vaste planten.6 De aanvankelijke gericht-
heid op alleen landbouw werd al snel verbreed toen
duidelijk werd dat duurzame voedselproductie niet
los gezien kan worden van een hele reeks andere
aspecten van de samenleving, zoals economie, bou-
wen, energie, enzovoorts. Men begon de term ‘per-
macultuur’ te zien als een samentrekking van ‘per-
manente cultuur’, wat gaat over het creëren van een
cultuur van bestendigheid en permanentie. De eer-
ste grondige uiteenzetting hierover, Bill Mollison’s
Permaculture: a Designer’s Manual,7 was in feite
een handleiding voor het herstel van de aarde, een
verbazingwekkend breed opgezet, ambitieus, ency-
clopedisch werk dat de lezer een gereedschapskist
bood voor het herstel van de aarde. In de daaropvol-
gende vijftien jaar werd permacultuur door velen,
althans in de beleving van de goegemeente (on-
danks haar massale groei en de inspiratie en funda-
menten die zij bood aan duizenden projecten over
de hele wereld) beschouwd als een bizarre vorm van
tuinieren waarbij autobanden worden gebruikt en
obscure planten, die waarschijnlijk niemand graag
op zijn bord zag belanden.
In 2004 publiceerde David Holmgren, de mede
grondlegger van het concept, Permaculture: Princi-
18) Waarin de Transitie-benadering verschilt van andere milieubenaderingen
Traditionele milieubeweging
Individueel gedrag
Eén kwestie
Instrumenten: lobbyen, campagnes en protesten
Duurzame ontwikkeling
Angst, schuld en doen schrikken als aanzetten tot actie
Veranderen van nationaal en internationaal beleid door te lobbyen
De man in de straat als het probleem
Algemene campagnes
Engagement op één niveau
Voorschrijvend: bepleit bepaalde antwoorden en oplossingen
CO2-voetafdruk
Geloof dat economische groei nog mogelijk is, zij het een meer groene groei
Transitie-benadering
Groepsgedrag
Holistisch
Instrumenten: publieke deelname, ecopsychologie, kunst, cultuur en creatieve opleiding
Veerkracht / herlokalisering
Hoop, optimisme en pro-activiteit als aanzetten tot actie
Veranderen van nationaal en internationaal beleid door het verkiesbaar te maken
De man in de straat als oplossing
Doelgerichte interventies
Engagement op verschillende niveaus
Werkt als katalysator – geen pasklare antwoorden
CO2-voetafdruk en indicatoren van veerkracht
Ontwerpen van een economische renaissance, zij het een lokale
‘Permacultuur is een ontwerp-
systeem gebaseerd op ecologi-
sche principes die het orga-
niserend kader bieden voor
het in praktijk brengen van
een permanente of duur-
zame cultuur. Het… brengt
de verschillende vaardig-
heden en levenswijzen samen
die herontdekt en ontwik-
keld moeten worden om ons
in staat te stellen de overgang
van afhankelijke consumenten
naar verantwoordelijke produ-
centen te maken.
In die zin is permacultuur niet
het landschap op zich, of zelfs
niet de vaardigheid van het
biologisch tuinieren, duurzame
landbouw, energie-efficiënt
bouwen of de ontwikkeling van
ecodorpen op zich, maar kan
het gebruikt worden voor het
ontwerpen, oprichten, beheren
en verbeteren van deze en
alle andere pogingen die door
individuen, huishoudens en
gemeenschappen ondernomen
worden op weg naar een duur-
zame toekomst.’
David Holmgren (2002), Permaculture: Principles and Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design Services
‘Permacultuur is een filosofie
van werken mét in plaats van
tegen de natuur; van aanhou-
dende en aandachtige obser-
vatie eerder dan aanhoudende
en gedachteloze arbeid; en
van het kijken naar planten
en dieren in al hun func-
ties, eerder dan een gebied te
behandelen als een systeem
waar slechts één product van
belang is.’
Bill Mollison
Het Ark-permacultuurproject bij Clones, Co. Monaghan, Ierland is een prachtig voor-beeld van permacultuurprinci-pes in de praktijk. De slimme situering van de vijver zorgt voor zowel reflecterend winter-licht naar het huis, verwarming voor de groentetuin, water en voedingsstoffen voor irrigatie, als passieve afkoeling voor het huis. De groentetuin juist buiten de achterdeur maakt het onderhoud gemakkelijker en optimaliseert het door het huis gecreëerde microklimaat. Bij willekeurige samengestelling zouden deze heilzame relaties tussen vijver, huis en tuin ver-loren zijn gegaan.
156H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
157H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
1. Observeer en reageerHet gebruik en de kracht van goed obser-veren is een kunde die weinigen onder ons meester zijn. Gedetailleerde observaties van waar we staan dienen als basis voor alle te ondernemen acties. Een post-piek-wereld zal eerder steunen op gedetailleer-de observaties en goede ontwerpen dan op energie-intensieve oplossingen.
2. Vang en verzamel energieEnergie stroomt door onze natuurlijke sy-stemen en wordt op verschillende manie-ren opgeslagen in water, bomen, planten, bodems, zaden, enzovoort. We moeten bedreven worden in hoe hiervan het best gebruik te maken en ons idee van ‘kapi-taal’ verschuiven van wat we op de bank hebben staan naar de energiebronnen om ons heen. Ik hoorde Holmgren eens zeg-gen dat een goede houtstapel, zoals we die nu nog in Oost-Europa zien, een veel betere indicator is voor nationale rijkdom dan het BNP.
3. Zorg voor oogstDit principe stelt dat elke interventie die we in het systeem doen, elke verandering die we aanbrengen, elk element dat we in-troduceren een productieve meerwaarde moet hebben. Bijvoorbeeld noten- of fruit-bomen op openbare plaatsen, daktuinen vol etenswaar, of stedelijke landschappen vol etenswaar.
4. Gebruik zelfregulering en aanvaard feedbackEen goed met permacultuurprincipes ont-worpen systeem zou in feite zelf regule-rend moeten kunnen werken met een mini-mum aan interventies en onderhoud, zoals het ecosysteem van een bos waar niemand hoeft te wieden, bemesten of plagen be-strijden.
5. Gebruik en waardeer hernieuwbare bronnen en dienstenAls de natuur in staat is om aarde luchtig te maken (wormen), stikstof vast te leg-gen (klaver) en vruchtbare aarde te maken (bomen), dan zouden we daar beter ge-bruik van moeten maken in plaats van te denken hoe we die functies kunnen ver-vangen. Waar de natuur ons werk uit han-den kan nemen, moeten we dit (graag) toelaten.
6. Produceer geen afvalHet concept afval betekent feitelijk dat er sprake is van een slecht ontwerp. Elke output van een systeem kan de input wor-den van een ander systeem. Hiervoor zou-den we meer cyclisch moeten denken in plaats van lineair.
7. Ontwerp van patronen naar detailsWe moeten leren om ons werk vanuit ver-schillende perspectieven te bekijken. Dit principe stelt dat we ons werk moeten zien in de ruimere context van waterhuis-houding, regionale economie enzovoorts, zodat we beter zicht houden op het doek waarop we schilderen en op de krachten die ons handelen beïnvloeden.
8. Verenig liever dan te scheidenPermacultuur wordt wel eens omschre-ven als de wetenschap van het maxima-liseren van behulpzame relaties. Wat in een energie-arme gemeenschap duide-lijk aan belang wint zijn de relaties die we kunnen weven tussen de verschillende elementen van die plek (een principe dat aan bod komt in Transitie-instrument nr 5, (pag.118). Oplossingen zijn eerder te vin-den in een geïntegreerde, holistische aan-pak dan in een toenemende specialisatie en hokjesdenken.
9. Gebruik kleine en trage oplossingenDit principe geeft het kernargument van dit boek goed weer, namelijk dat, zoals Holmgren zegt ‘systemen zodanig ontwor-pen zouden moeten zijn dat functies op de kleinst mogelijke schaal werken, die voor die functie praktisch en energie-efficiënt is.’ Onze oplossingen zullen we baseren op het principe dat hoe kleiner en inten-siever ze kunnen zijn hoe veerkrachtiger ze zullen zijn.
10. Gebruik en waardeer diversiteitMonoculturen zijn uiterst fragiel en vat-baar voor ziekte en ongedierte, terwijl meer diverse systemen een veel grotere inherente veerkracht hebben. Onze ge-meenschappen zullen tijdens de energie-afdaling beter kunnen bloeien wanneer er veel kleine ondernemingen, lokale munt-eenheden, voedsel- en energiebronnen, enzovoorts zijn, dan wanneer ze helemaal afhankelijk zijn van gecentraliseerde syste-men van de globalisering, de monocultuur op de grootst mogelijke schaal.
11. Gebruik randen en waardeer het marginaleEen veelgebruikte observatie binnen per-macultuur is het idee van ‘randen’, het punt waar twee ecosystemen elkaar raken is vaak productiever dan elk van die syste-men apart. Dit principe herinnert ons aan de noodzaak om systemen waar mogelijk te laten overlappen om hun potentieel ten volle te benutten.
12. Beantwoord en gebruik veranderingen op een creatieve manierNatuurlijke systemen stromen, ontwikke-len en groeien voortdurend. De manier waarop ze reageren op schokken, zoals een bosbrand, kan ons veel leren over hoe wij om kunnen gaan met onze transi-tie, weg van fossiele grondstoffen. Blijven kijken naar de verandering om je heen, in plaats van vast te houden aan het idee dat alles vastligt, kan ook goed helpen.
* gebaseerd op Permaculture: principles and pathways beyond sustainability
David Holmgren’s permacultuurprincipes*
158H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
159H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
ples and Pathways Beyond Sustainability, dat per-
macultuur opnieuw op de kaart zette als een radicale
ontwerpwetenschap. Hij herdefinieerde de perma-
cultuurprincipes als de principes die nodig zullen
zijn om de postpiek-wereld te onderbouwen.
Toen ik met piekolie kennismaakte, was mijn
eerste instinctieve reactie om bij het formuleren van
een antwoord permacultuurprincipes te gebruiken.
Het verbaasde me dat de beweging waar ik zo van
hield en waarvan ik deel uitmaakte, nog maar zo
weinig bekendheid had in de bredere samenleving
voor wat betreft de bijdrage van haar inzichten aan
een grootschalige sociale transformatie. Ik besefte
dat we de dingen dus enorm moesten gaan versnel-
len. Ik begon me af te vragen waarom dit zo was.
Toen stuitte ik op een uitstekend en inzichtelijk ar-
tikel van Eric Stewart, waarin hij schreef:
‘Ik heb de indruk dat er in permacultuur sprake
is van twee vrijwel tegengestelde drijfveren. De ene
betekent terugtrekking uit de bredere samenleving
en de andere betekent werken aan de transforma-
tie van de samenleving. Terwijl je zou kunnen ver-
dedigen dat terugtrekking uit de bredere samenle-
ving ook een actie is die de samenleving verandert,
geloof ik toch dat er sprake is van een wanverhou-
ding in de zin dat permacultuur zich eerder mani-
festeert in het isolement dan in samenwerking in
onze cultuur. We hebben behoefte aan een cultuur-
omslag die neerkomt op groeiende samenwerking,
teneinde de beschikbaarheid van de rijkdommen
die permacultuur te bieden heeft, te vergroten.’ 8
Dit sloeg voor mij de spijker op de kop. Perma-
cultuur is een beweging die, zoals opnieuw gede-
finieerd door Holmgren, een ontwerpsysteem en
filosofische onderbouwing biedt voor een postpiek-
samenleving, maar die zich, volgens Stewart, tege-
lijkertijd schuldig maakt aan het bewaren van een
zekere afstand tot diezelfde samenleving. Piekolie is
voor mij een oproep aan de houtbewerkers en stoe-
lenmatters in de bossen, aan de groente- en fruit-
kwekers langs mistige landweggetjes, en aan de in-
stallateurs van kleine windmolens in de winderige
hooglanden, om alle prachtige vaardigheden die ze
hebben ontwikkeld en de inzichten die ze hebben
verkregen door jaren praktijk en bezinning, terug te
brengen naar de bredere bevolking die begint te be-
seffen dat de zaken fundamenteel fout lopen. Het is
een oproep om op een nieuwe manier met de goege-
meente te leren communiceren en om zich op nooit
geziene schaal met anderen te engageren op basis
van een ethiek van dienstbaarheid.
Ik hoop dat in de Transitie-benadering de prin-
cipes van permacultuur impliciet zijn en niet expli-
ciet. Ik probeer op die manier om te gaan met het
feit dat permacultuur een begrip is dat heel moei-
lijk uit te leggen is aan iemand die in het café aan
je vraagt wat het betekent, terwijl je niet over een
flipover, stiften en vijftien minuten tijd beschikt om
plaatjes te tekenen van kippen en vijvers en plan-
tenserres.
Permacultuurprincipes vormen de grondslag van
deze Transitie-benadering, die erop gericht is haar
concepten toegankelijk te maken door ze als fun-
damenteel voor te stellen voor ieder mogelijk ant-
woord op een lagere energietoekomst. Toch is het
idee van Transitie op een of andere manier gemak-
kelijker uit te leggen, zodat er meer tijd overblijft
om ook nog over andere onderwerpen te kunnen
praten. Dus, als je een achtergrond hebt in per-
macultuur en sommige van deze dingen je bekend
voorkomen, dan weet je nu waarom dat zo is.
De zes principes van het
Transitie-model
Er zijn zes principes die naar mijn idee kenmerkend
zijn voor het Transitie-concept. Ze zijn duidelijk ge-
worden door naar het proces te kijken zoals het zich
heeft ontwikkeld en ze vatten volgens mij precies
samen wat het bijzondere aan deze benadering is.
1. Visionaire toekomstbeelden ontwikkelen
Het concept van de ontwikkeling van visionaire toe-
komstbeelden is grondiger uitgewerkt in hoofdstuk
7. Binnen deze zes principes heeft het ontwikkelen
van toekomstbeelden betrekking op het feit dat de
Transitie-benadering ervan uitgaat dat we ons al-
leen in een bepaalde richting kunnen ontwikkelen
als we ons kunnen voorstellen hoe het eruit zal zien
als we er aankomen. Het plaatje dat we voor ogen
hebben als we aan dit werk beginnen is in hoge mate
bepalend voor waar we terecht gaan komen. Werken
we in de richting van Holmgrens ‘Techno Explosie’
(zie pag.58) of misschien naar iets wat realistischer
en wenselijker is? Het scheppen van een helder en
uitnodigend beeld van het gewenste einddoel is een
centraal principe in het Transitie-proces.
2. Inclusiviteit
Het is niet mogelijk de uitdaging van piekolie en kli-
maatverandering in zijn gehele omvang aan te pak-
ken zolang we ervoor kiezen binnen ons eigen vei-
lige gebiedje te blijven, zolang groenen alleen met
groenen praten, zakenlieden alleen met zakenlie-
den, enzovoort. De Transitie-benadering tracht een
mate van dialoog en inclusiviteit te bevorderen die
tot nu toe zelden is bereikt, en is bezig een aantal
nieuwe manieren te ontwikkelen om dit voor elkaar
te krijgen. Inclusiviteit wordt als een van de basis-
principes gezien om de eenvoudige reden dat we
zonder inclusiviteit geen kans van slagen hebben.
3. Bewustmaking
Het einde van het olietijdperk is een verwarrende
tijd. We worden voortdurend blootgesteld aan ver-
warrend tegenstrijdige berichten. De media laten
ons koppen zien als: ‘Sterke afname van olieproduc-
tie verhoogt de kans op oorlog en ongeregeldheden,
blijkt uit nieuw onderzoek’ 9 en ‘CO2-uitstoot stijgt
sneller dan verwacht, blijkt uit onderzoek’,10 terwijl
tegelijkertijd de reclame de tegenstrijdige boodschap
geeft dat business as usual de enige manier is om
‘Permacultuur is het weldoor-
dachte ontwerp en onderhoud
van productieve landbouwsys-
temen die de diversiteit, stabi-
liteit en veerkracht hebben van
natuurlijke ecosystemen. Het
is de harmonieuze integratie
in het landschap van mensen
die op een duurzame manier
voorzien in hun behoeften aan
voedsel, energie, beschutting
en andere materiële en niet-
materiële noden.’
Graham Bell
‘Alles is mogelijk zodra
voldoende mensen beseffen dat
alles op het spel staat.’
Norman Cousins
‘Onze eerste taak is het creëren
van een economische, sociale
en zelfs technologische scha-
duwstructuur, die klaar zal
staan om het over te nemen als
het huidige systeem faalt.’
David Ehrenfeld
Woningen in aanbouw bij Mal-low, Co. Cork, Ierland. Hier zijn permacultuurprincipes afwezig. Als het voorste gebouw op het zuiden gericht is (besparing op verwarmingskosten 15%), krijgt het huis rechts vooral zonlicht op zijn blinde kant. Het land rond de huizen is, zonder ont-werp, gewoon wat er overschiet na de bouw. In dit deel van Ierland was leembouw een tradi-tionele constructiemethode, met volop grondstof ter plaatse. Toch zijn alle huizen hier gemaakt van ver weg geproduceerd beton.
160H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
161H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
vooruit te komen, dat globalisering het enige model
is dat de wereld kan voeden en dat gewoon dit vol-
gende hebbedingetje kopen ons gelukkig zal maken.
(Het recept voor de economische crisis is de econo-
mische groei weer op gang te brengen.) Het contrast
is soms bepaald frappant, zoals een artikel over het
smelten van de poolkappen naast een advertentie
voor een nieuwe auto of goedkope vluchten.
De media, waar we in toenemende mate aan zijn
blootgesteld, geven voortdurend dubbele bood-
schappen die ons kunnen verbijsteren. Soms heb-
ben nieuwe Transitie-initiatieven het gevoel dat ze
niet veel aan bewustmaking hoeven te doen, omdat
iedereen zo langzamerhand wel bewust moet zijn
van hoe het zit, maar het is essentieel ervan uit te
gaan dat mensen niets van deze dingen afweten. We
moeten ervan uitgaan dat er geen voorkennis aan-
wezig is en het onderwerp zo duidelijk, toeganke-
lijk en onderhoudend mogelijk uiteen zetten, waar-
bij we mensen de hoofdargumenten geven, zodat ze
hun eigen antwoorden kunnen formuleren.
4. Veerkracht
In hoofdstuk 3 onderzochten we het begrip veer-
kracht, maar het is nuttig hier te herhalen dat het
weer opbouwen van veerkracht, naast de nood-
zaak om snel tot een CO2-neutrale samenleving te
komen, van centrale betekenis is in het Transitie-
concept. Het ene doen zonder het andere zou bete-
kenen dat we in beide uitdagingen falen.
5. Inzichten uit de psychologie
Inzichten uit de psychologie zijn ook essentieel voor
het Transitie-model. We weten dat een van de voor-
naamste belemmeringen voor mensen om zich in
te zetten bestaat uit gevoelens van machteloosheid,
isolement en overrompeling, die vaak door de mi-
lieuproblematiek worden opgewekt.11 Dit plaatst
mensen niet in een positie van waaruit zij in actie
kunnen komen, niet als individu, noch als gemeen-
schap. Het Transitie-model maakt gebruik van deze
inzichten door op de eerste plaats een positieve visie
te creëren (zie Principe 1, pag.159), door op de twee-
de plaats een veilige ruimte te creëren waar mensen
kunnen praten, overdenken en ervaren wat dit alles
met ze doet, en door ten derde stappen die men-
sen hebben gezet en acties die zij hebben onderno-
men te bekrachtigen en zo vaak mogelijk in het pro-
ces successen te vieren. Dit samenkomen geeft veel
kracht – het gevoel niet de enige dwaas te zijn die
zich bewust is van piekolie en klimaatverandering
en die het beangstigend vindt. Het geeft mensen de
mogelijkheid zich onderdeel te voelen van een col-
lectief antwoord en dat ze deel uitmaken van iets
dat groter is dan zij zelf.
6. Geloofwaardige en geschikte oplossingen
In de film Way to Go: Life at the End of Empire 12
spreekt Tim Bennett over wat hij noemt het ‘geluk-
kige hoofdstuk’ aan het eind van de meeste boeken
over het milieu, die negen hoofdstukken gebruiken
om je te vertellen hoe erg het allemaal is en eindi-
gen met een paar symbolische oplossingen. Zo heb
ik ook vele presentaties bijgewoond waar de spre-
ker de omvang van de klimaatuitdaging uiteenzet en
aan het eind nog één dia heeft over het lager zetten
van onze thermostaten en het vervangen van onze
gloeilampen.
Het is belangrijk dat Transitie-initiatieven, nadat ze
de argumentatie over piekolie en klimaatverande-
ring hebben uiteengezet, mensen in staat stellen op-
lossingen uit te werken die een geloofwaardige om-
vang hebben. Een van de oorzaken van wat we het
‘gloeilampensyndroom’ zouden kunnen noemen, is
dat mensen vaak slechts in staat zijn twee niveaus
van reactie te onderscheiden: individuen die dingen
in hun eigen huis doen, of de overheid die op nati-
onale schaal handelt. Het Transitie-model onder-
zoekt het gebied daartussen: dat wat op het niveau
van de gemeenschap kan worden bereikt.
Het Project-Steunt-Project-
concept
Een van de kenmerkende dingen van de Transitie-
benadering is het concept van het project dat pro-
jecten ondersteunt, kortweg Project-Steunt-Pro-
ject (PSP). Idealiter moeten Transitie-initiatieven
in staat zijn zichzelf te organiseren en richting te
geven aan de passie en het enthousiasme dat het
proces losmaakt. Op zoek naar zulke modellen ont-
moette ik door een ontzettend gelukkig toeval (se-
rendipity) John Croft van de Gaia Foundation uit
West Australië.13 Een paar maanden later kwam gaf
hij een ééndaagse training over zijn benadering voor
Transition Town Totnes. Een aantal van de instru-
menten die hij had ontwikkeld, in het bijzonder de
aanpak die hij ‘Drakendroom’ noemt, is te vinden in
Bijlage 2, maar het concept dat hier het meest rele-
vant is, is het Project-Steunt-Project.
De Gaia Foundation heeft honderden projecten
in gang gezet en ondersteund en heeft veel werk ge-
maakt van het ontwikkelen van organisatiemodel-
len. Het is een kleine groep mensen zonder centrale
figuur, die uitgaat van een aantal gedeelde princi-
pes. Ieder project dat door de Foundation wordt on-
dersteund, gaat akkoord met het volgende:
1. het project impliceert persoonlijke groei voor de
deelnemers;
2. het bouwt en/of versterkt de gemeenschap;
3. het dient de Aarde.
Alle projecten die aan deze criteria (Croft beveelt er
niet meer dan zes aan) voldoen, kunnen een aanvraag
indienen om een Gaia-Foundation-project te worden.
Ieder project heeft zijn eigen bankrekeningnummer,
neemt zijn eigen beslissingen, enzovoort. In essentie
houdt een PSP in dat het, in plaats van een organi-
satie te zijn die zelf en groot aantal projecten coördi-
neert en bestuurt, zich er juist op toelegt een atmos-
feer te scheppen waarin projecten ontstaan, om ze
vervolgens te ondersteunen wanneer ze zover zijn.
Dit betekent dat de organisatie veel slanker en res-
ponsiever kan zijn en daarmee werkelijk kan optre-
den als de katalysator die ze bedoelt te zijn.
We hebben dit tot een basisconcept van Transi-
tion Town Totnes (TTT) gemaakt. We zien Transi-
tion Town Totnes in de rol van een organisatie die
aan bewustmaking werkt, die voortdurend bezig
is de contouren en doelstellingen van het project
in de kijker te zetten en die enthousiasme opwekt
voor het ‘merk’ Transitie. Wij zijn er om inspiratie
en motivatie te wekken om projecten te doen ont-
staan en ze vervolgens in een netwerk op te nemen
en te voeden zodra ze zijn gestart. Binnen dit model
moeten we ervoor zorgen dat de integriteit van de
naam wordt bewaard. Mensen mogen hun project
pas een TTT-project noemen als zij eerst een A4 in-
sturen waarin zij hun voorstel formuleren.
Een voorbeeld hiervan is het Boeken-en-dvd-Pro-
ject waarbij een vrouw in Totnes een verzameling
boeken en dvd’s op het gebied van duurzaamheid
wilde aanleggen. De boeken zouden worden uitge-
leend via de bibliotheek en de dvd’s zouden gratis
uitgeleend worden in de plaatselijke dvd-winkel.
Ze had besloten dat dit was wat ze echt wilde doen,
vroeg om steun als TTT-project, kreeg die en er zijn
nu boeken ter waarde van ruim 1500 Euro in de bi-
bliotheek die er anders niet geweest zouden zijn.
Een van Crofts voorstellen is dat groepen zichzelf
een belangrijke vraag stellen over hun wezenlijke
betrokkenheid. Zodra het projectvoorstel is uitge-
werkt in een concreet plan en het voorlopige budget
is vastgesteld, stelt de projectgroep zich de volgende
vraag: ‘Als dit project er niet in zou slagen fondsen
van buitenaf te verwerven, zouden degenen die erbij
betrokken zijn dan bereid zijn de financiële lasten
te dragen als het project verliezen maakt?’ De groep
die de tweede lancering van het Totnes-Pond leidde,
vond dit zeer bruikbaar om de gemeenschappelijke
richting te bepalen en mensen tot een echt engage-
ment te brengen.
‘Wat nodig is, is een schaal
waarin men een bepaalde
graad van controle over de
processen van het leven kan
voelen, waarin individuen
buren en geliefden worden
en niet enkel kennissen en
nummers, makers en schep-
pers in plaats van alleen maar
gebruikers en consumenten,
deelnemers en voorvechters in
plaats van slechts stemmers en
belastingbetalers. Die schaal is
de menselijke schaal.’
Kirkpatrick Sale (1980), Human Scale, Coward, McCann & Geoghegan
162H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
163H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
Kwesties van schaal
Een van de vragen die ons vaak worden gesteld be-
treft de ideale schaal van een Transitie-initiatief. In
vele opzichten hebben kleine marktsteden, die de-
zelfde omvang hebben als veel van de eerste Tran-
sitie-initiatieven, de ideale grootte. Zij hebben een
duidelijk achterland, dat historisch bepaald werd
door de dorpen en ommelanden waarvan de inwo-
ners hun opbrengst juist naar díe stad brachten en
niet naar een andere stad in de buurt. Zo hebben
ook eilanden een goede schaal om mee te werken,
omdat ze een duidelijk afgebakende grens hebben.
De reden dat het begrip ‘Transition Town’ in het
begin zo goed voelde, was dat de kleine stad een
schaal heeft waar we ons allemaal van nature mee
kunnen verbinden. Veel mensen uit de grote stad
hunkeren naar de omvang van een kleine stad of, in
deze context, naar de buurt waarmee zij zich beter
kunnen identificeren. Veel mensen hebben het ge-
voel dat terwijl de globalisering is toegenomen, de
kring waarmee we ons verbonden voelen en waar-
op we daadwerkelijk invloed kunnen hebben, is ge-
krompen. Misschien dat zo weinig mensen nu gaan
stemmen, omdat ze het gevoel hebben gekregen dat
hun stem niets meer uitmaakt.
Ik ben tot het inzicht gekomen dat de ideale
schaal van een Transitie-initiatief er een is waar-
van je het gevoel hebt dat je er invloed op kunt heb-
ben. Een gemeente van 5.000 inwoners is bijvoor-
beeld iets waarmee je je kunt verbinden, waarmee
kun je nog vertrouwd kunt raken. Ik ben opgegroeid
in Bristol en weet dat de meeste steden historisch
gezien een verzameling dorpen waren en dat ge-
voel hangt er nog steeds. Dit idee van werken op de
schaal van een buurt is niet nieuw.14
Uiteindelijk zul je een gevoel krijgen van wat de
optimale schaal van je initiatief is. Waarschijnlijk
zul je hierover instinctief nu al wel een gevoel heb-
ben. Als je om je heen kijkt, wat voelt dan als de
optimale schaal om in te werken? Waar heb je in-
stinctief het gevoel dat je invloedsfeer ligt? Tran-
sitie-Bristol, het eerste initiatief op de schaal van
een stad, tracht de opkomende buurt-initiatieven
zoals Transition Redland en Transition Withywood
te helpen door te netwerken, te inspireren, trainin-
gen te geven en ondersteuning te bieden binnen hun
eigen Transitie-initiatief.15
Er bestaat geen magische formule voor het vraag-
stuk van de schaal. Je groep zal op haar instincten
moeten vertrouwen, maar maak je er geen zorgen
over – het zal vanzelf komen. Probeer de verleiding
te weerstaan, waar sommigen aan hebben bloot-
gestaan, om te proberen te groot te beginnen, bij-
voorbeeld door te denken op een schaal van Tran-
sitie Brabant of Transitie Nederland/Vlaanderen.
Hoewel bruikbaar als concepten, is dit werkelijk
het paard achter de wagen spannen. Het is moge-
lijk dat op een zeker moment in de toekomst het
brede spectrum van groepen in een geografisch ge-
bied gaat merken dat er behoefte is aan een net-
werk om hun doeltreffendheid te vergroten, maar
dan moet dit groeien vanuit een basis van een net-
werk van springlevende Transitie-gemeenschappen,
en niet van tevoren worden gecreëerd. (Je kunt in
Bijlage 5 ‘Hoe word je een Transitie-initiatief?’ zien
hoe het Transitie-netwerk groepen die op verschil-
lende schalen werken stimuleert.)
Het raakvlak tussen Transitie-
initiatieven en de lokale politiek
De kracht van het Transitie-proces is zijn vermo-
gen om een werkelijk gemeenschapgestuurd proces
op gang te brengen, dat vervolgens een samenwer-
kingsverband aangaat met de lokale politiek, maar
op zijn eigen voorwaarden. De rol van de lokale au-
toriteiten zoals wij die zien, is die van ondersteu-
ning, niet van sturing. Lokale Agenda 21 heeft wel-
iswaar vele interessante initiatieven opgeleverd,
maar was in wezen een top-down-proces dat pro-
beerde te doen alsof het dat niet was. Het is belang-
rijk dat Transitie-initiatieven onafhankelijk van de
inbreng van lokale politici opereren, althans in het
begin. Een Transitie-initiatief kan per definitie niet
een project zijn dat wordt ontwikkeld en geleid door
het gemeentebestuur, maar het is wel een project
waarbij de actieve en enthousiaste steun van de lo-
kale overheid van onschatbare waarde is. Het komt
de laatste tijd steeds vaker voor dat het eerste con-
tact met een gemeenschap kwam van iemand van
de lokale overheid. Soms zal een gemeenteraadslid
deel gaan uitmaken van een stuurgroep of zal de ge-
meente op diverse manieren steun gaan bieden.
In het boek Peak Oil Prep betoogt Mick Winter
dat het een van de belangrijkste taken van de over-
heid op het niveau van een Amerikaanse staat (lees
hiervoor dus de Nederlandse of Vlaamse overheid)
is ‘de lokale overheden niet voor de voeten te lopen’.
Hij schrijft:
‘Zij weten beter dan de staat wat ze nodig heb-
ben. Geef ze alles waaraan ze behoefte hebben.
Concentreer je op projecten die bedoeld zijn voor
de regio’s... Als er iets moet gebeuren op lokaal ni-
veau, dan zouden staten aan de gemeenschappen
moeten geven wat ze nodig hebben om het te ver-
wezenlijken – zonder de touwtjes in handen te wil-
len hebben. Als er iets is dat alleen op het niveau
van de staat kan worden gedaan, dan is dat de ver-
antwoordelijkheid van de staat.’ 16
In Nederland of Vlaanderen kun je dit model nog
een niveau verder doorvoeren en zeggen dat het de
rol van de lokale overheid is Transitie-processen al-
leen te faciliteren – niet om ze te leiden of te sturen,
maar om ze te ondersteunen. Bestuurders waarmee
we contact hebben, begrijpen dit steeds beter en gaan
actief op zoek naar manieren om het proces te faci-
literen. Een voorzitter van een gemeentebestuur die
contact opnam met het Transition Network schreef:
‘Terwijl ik graag zag dat het gemeentebestuur
ondersteuning bood aan een Transitie-beweging,
vond ik de betrokkenheid van gewone mensen uit
de gemeenschap juist een van de aantrekkelijkste
dingen aan Transitie-initiatieven. Ik heb ervaren
dat het allerbeste model is dat het gemeentebestuur
de verschillende gemeenschappen ondersteunt en
stimuleert, maar dat veel, zo niet de meeste, initia-
tieven uit de verschillende groepen van de gemeen-
schap zelf voortkomen.
Wij als bestuurders moeten ons ervan bewust
zijn dat Transitie-initiatieven geen dingen zijn die
wij verlenen aan de gemeenschap; het moet niet
zozeer een pluim zijn op de hoed van het gemeen-
tebestuur, het is iets dat hoe dan ook gebeurt. Hoe-
wel ondersteuning door het gemeentebestuur de
geboorte zal helpen en begeleiden, kan het gemeen-
tebestuur ook helpen de ideeën in die delen van de
gemeenschap ingang te doen vinden die anders
misschien niet bereikt zouden worden.’
Als Transitie-initiatieven daadwerkelijk hun lokale
of provinciale bestuurders benaderen, dan doen ze
dat als vertegenwoordiger van een aanzienlijk deel
van de gemeenschap met een stuwende kracht ach-
ter zich. Toen in Kinsale eenmaal het EDAP was op-
gesteld (zie pag. 141 e.v.), werd in de gemeenteraad
van Kinsale een motie van aanbeveling voor dit plan
ingediend, die unaniem werd aangenomen. In Tot-
nes nam de gemeenteraad zes maanden na de offici-
ele lancering een motie van aanbeveling aan voor de
activiteiten van Transition Town Totnes. Deze vorm
van ondersteuning is zeer belangrijk in die zin dat
deze het initiatief stuwkracht geeft door het een gro-
tere geloofwaardigheid te verlenen. Deze ondersteu-
ning zou echter pas gezocht moeten worden als het
project een behoorlijke staat van dienst heeft opge-
bouwd en zijn eigen identiteit heeft ontwikkeld.
In veel steden in de Verenigde Staten, zoals Port-
land en Oakland,17 wordt het aannemen van een
‘piekolieresolutie’ door de lokale overheid gezien
164H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
165
In dit stadium speel je, hopelijk, met de gedachte
om waar jij woont een Transitie-initiatief te star-
ten. Je hebt misschien al eens rondgekeken en je
afgevraagd waar je zou kunnen beginnen en hoe je
dat in ‘s hemelsnaam doet. Hieronder beschrijf ik
de ‘Twaalf Stappen van de Transitie’, die hopelijk
een antwoord geven op je ‘Waarmee beginnen we
en wat dan?’-vragen.
Maar eerst is het goed om even stil te staan bij
een aantal vragen, die vaak opkomen bij mensen die
al begonnen zijn met het plannen van een Transitie-
initiatief en die hen tegen kunnen houden om ermee
door te gaan. Ik noem ze ‘De Zeven Maren’.
De Zeven ‘Maren’
‘Maar… we hebben geen budget’
Dit is echt geen argument. Geld is een armzalig sub-
stituut voor enthousiasme en betrokkenheid bij je
gemeenschap die je door de eerste fasen van je tran-
sitie heen zullen leiden. Subsidieverleners kunnen
ook een zekere mate van controle eisen en kunnen
het initiatief in richtingen sturen die tegen de be-
langen van de gemeenschap en tegen je oorspronke-
lijke visie ingaan. Er is natuurlijk niets op tegen als
je initiatief redelijke inkomsten genereert. Transi-
tion Town Totnes begon in september 2005 zonder
geld en was tot voor kort voor het grootste deel zelf-
redzaam. Onze lezingen en filmvoorstellingen bren-
gen voldoende geld op om speciale evenementen,
zoals de Open-Space-dagen, gratis te kunnen orga-
niseren. Je zult op een punt komen waarop je geld
nodig zult hebben voor bepaalde projecten, maar
tot dan zul je het zeker redden. Hou zelf de touw-
tjes in handen van wat er met je belangrijke initi-
atief gebeurt en laat je niet tegenhouden door een
gebrek aan geld.
‘Maar… ze zullen ons niet laten doen’
Sommige groenen zijn bang dat elk initiatief dat er
op een of andere manier in slaagt om verandering te
bewerkstelligen, verhinderd, tegengewerkt of aan-
gevallen zal worden door anonieme bureaucraten
of bedrijven. Transitie-initiatieven werken ‘onder
de radar’; op zich lokken ze geen kwade reacties uit
bij enige bestaande instantie.
Integendeel, bedrijven zijn zich elke dag meer
bewust van duurzaamheid en klimaatverandering
en je zult er versteld van staan hoeveel mensen in
machtsposities enthousiast zullen zijn en geïnspi-
reerd worden door wat jullie doen. Ze zullen je ini-
tiatieven eerder steunen dan ondermijnen. Je zult
merken dat je Transitie-initiatief constant tegen
open deuren duwt. De unanieme ondersteuning van
veel Transitie-initiatieven door hun lokale overhe-
den is daar een voorbeeld van.
‘Maar… er zijn al groene groepen in deze
stad en die wil ik niet voor de voeten lopen’
In Stap 3 (pag.169) zullen we hier verder op ingaan,
als een mijlpaal. Dit kan zo zijn, maar ik heb het ge-
voel dat de belangrijke eerste stappen eruit bestaan
de gemeenschap bij het proces van bewustwording
te betrekken en energie voor het project op te bou-
wen, in plaats van in een vroeg stadium te verdwij-
nen in de verwarrende wereld van beleidsvorming
en bezig zijn op het niveau van de lokale overheid.
Zodra je dit bereikt hebt, zal de overheid aan het
proces willen deelnemen, want die ziet nu dat dit
de plek is waar de energie zit en waar het vernieu-
wende denken plaatsvindt.
Wat de interactie tussen TTT en de lokale over-
heid betreft is een van de belangrijkste onderde-
len de werkgroep Verbinding-met-de-lokale-over-
heid. Deze werd gevormd door een groep mensen
die een tijd als raadsleden bij de gemeente betrok-
ken waren geweest of die in diverse bestuursorga-
nen hadden gezeten en begrepen hoe de politieke
structuur werkt.
Deze groep loopt nu ieder nieuw programma van
evenementen door en ze nodigen die publieke ver-
tegenwoordigers uit die zij vinden dat erbij zouden
moeten zijn. Zij houden ook de komende gemeente-
lijke agenda in de gaten. Zij vormen een onderdeel
van centraal belang voor het TTT-initiatief. Je zou
kunnen stellen dat als prominente lokale politieke
figuren vanaf een vroeg stadium betrokken willen
zijn, zij het beste kunnen samenwerken met zo’n
groep om het bredere proces vooruit te helpen.
Hoe start je een Transitie-initiatief? Hoofdstuk 11
Transition Town-avond in Groningen. Sommigen in de Transitie-initiatieven waren hun tijd ver vooruit, zoals hier, zittend, de auteur van Olieslaaf of eigen baas - met een goed energiebeleid naar onafhankelijkheid, een boek uit 1983!
164H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
165
In dit stadium speel je, hopelijk, met de gedachte
om waar jij woont een Transitie-initiatief te star-
ten. Je hebt misschien al eens rondgekeken en je
afgevraagd waar je zou kunnen beginnen en hoe je
dat in ‘s hemelsnaam doet. Hieronder beschrijf ik
de ‘Twaalf Stappen van de Transitie’, die hopelijk
een antwoord geven op je ‘Waarmee beginnen we
en wat dan?’-vragen.
Maar eerst is het goed om even stil te staan bij
een aantal vragen, die vaak opkomen bij mensen die
al begonnen zijn met het plannen van een Transitie-
initiatief en die hen tegen kunnen houden om ermee
door te gaan. Ik noem ze ‘De Zeven Maren’.
De Zeven ‘Maren’
‘Maar… we hebben geen budget’
Dit is echt geen argument. Geld is een armzalig sub-
stituut voor enthousiasme en betrokkenheid bij je
gemeenschap die je door de eerste fasen van je tran-
sitie heen zullen leiden. Subsidieverleners kunnen
ook een zekere mate van controle eisen en kunnen
het initiatief in richtingen sturen die tegen de be-
langen van de gemeenschap en tegen je oorspronke-
lijke visie ingaan. Er is natuurlijk niets op tegen als
je initiatief redelijke inkomsten genereert. Transi-
tion Town Totnes begon in september 2005 zonder
geld en was tot voor kort voor het grootste deel zelf-
redzaam. Onze lezingen en filmvoorstellingen bren-
gen voldoende geld op om speciale evenementen,
zoals de Open-Space-dagen, gratis te kunnen orga-
niseren. Je zult op een punt komen waarop je geld
nodig zult hebben voor bepaalde projecten, maar
tot dan zul je het zeker redden. Hou zelf de touw-
tjes in handen van wat er met je belangrijke initi-
atief gebeurt en laat je niet tegenhouden door een
gebrek aan geld.
‘Maar… ze zullen ons niet laten doen’
Sommige groenen zijn bang dat elk initiatief dat er
op een of andere manier in slaagt om verandering te
bewerkstelligen, verhinderd, tegengewerkt of aan-
gevallen zal worden door anonieme bureaucraten
of bedrijven. Transitie-initiatieven werken ‘onder
de radar’; op zich lokken ze geen kwade reacties uit
bij enige bestaande instantie.
Integendeel, bedrijven zijn zich elke dag meer
bewust van duurzaamheid en klimaatverandering
en je zult er versteld van staan hoeveel mensen in
machtsposities enthousiast zullen zijn en geïnspi-
reerd worden door wat jullie doen. Ze zullen je ini-
tiatieven eerder steunen dan ondermijnen. Je zult
merken dat je Transitie-initiatief constant tegen
open deuren duwt. De unanieme ondersteuning van
veel Transitie-initiatieven door hun lokale overhe-
den is daar een voorbeeld van.
‘Maar… er zijn al groene groepen in deze
stad en die wil ik niet voor de voeten lopen’
In Stap 3 (pag.169) zullen we hier verder op ingaan,
als een mijlpaal. Dit kan zo zijn, maar ik heb het ge-
voel dat de belangrijke eerste stappen eruit bestaan
de gemeenschap bij het proces van bewustwording
te betrekken en energie voor het project op te bou-
wen, in plaats van in een vroeg stadium te verdwij-
nen in de verwarrende wereld van beleidsvorming
en bezig zijn op het niveau van de lokale overheid.
Zodra je dit bereikt hebt, zal de overheid aan het
proces willen deelnemen, want die ziet nu dat dit
de plek is waar de energie zit en waar het vernieu-
wende denken plaatsvindt.
Wat de interactie tussen TTT en de lokale over-
heid betreft is een van de belangrijkste onderde-
len de werkgroep Verbinding-met-de-lokale-over-
heid. Deze werd gevormd door een groep mensen
die een tijd als raadsleden bij de gemeente betrok-
ken waren geweest of die in diverse bestuursorga-
nen hadden gezeten en begrepen hoe de politieke
structuur werkt.
Deze groep loopt nu ieder nieuw programma van
evenementen door en ze nodigen die publieke ver-
tegenwoordigers uit die zij vinden dat erbij zouden
moeten zijn. Zij houden ook de komende gemeente-
lijke agenda in de gaten. Zij vormen een onderdeel
van centraal belang voor het TTT-initiatief. Je zou
kunnen stellen dat als prominente lokale politieke
figuren vanaf een vroeg stadium betrokken willen
zijn, zij het beste kunnen samenwerken met zo’n
groep om het bredere proces vooruit te helpen.
Hoe start je een Transitie-initiatief? Hoofdstuk 11
Transition Town-avond in Groningen. Sommigen in de Transitie-initiatieven waren hun tijd ver vooruit, zoals hier, zittend, de auteur van Olieslaaf of eigen baas - met een goed energiebeleid naar onafhankelijkheid, een boek uit 1983!
166H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
167H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
het allemaal is, maar mensen zullen je komen hel-
pen. Velen hebben inderdaad versteld gestaan van
de toevallige manier waarop belangrijke dingen in
het proces plaatsvinden, van hoe de juiste mensen
op het juiste moment kwamen opdagen. Het loont
de moeite voor die stoutmoedigheid te kiezen, de
sprong te wagen van ‘waarom doet niemand iets’
naar ‘laten we iets doen’, die de energie levert om
ermee door te gaan.
Vaak is het ontwikkelen van milieu-initiatieven
als een kapotte auto de helling opduwen: een zware,
ondankbare klus. Een Transitie-initiatief is als het
naar beneden rollen aan de andere kant – de auto
begint sneller naar beneden te rollen dan je kunt
bijhouden, in een alsmaar hoger tempo. Zodra je
hem daar boven op de heuvel een duw geeft, ont-
wikkelt hij zijn eigen vaart. Dat wil niet zeggen dat
het niet soms hard werken is, maar het is bijna al-
tijd een plezier.
De Twaalf Transitie-stappen
We hebben goed opgelet hoe het Transition Town
Totnes-initiatief zich ontwikkelde en ook in andere
gemeenschappen die contact opnamen om te horen
waarmee we bezig waren. Zo zijn De Twaalf Stappen
ontstaan. Ze nemen je niet mee van A tot Z, maar
eerder van A naar C; want dat is waar we met dit
model tot nu toe gekomen zijn. Deze stappen vol-
gen elkaar niet noodzakelijk op in dezelfde, logische
volgorde als hier beschreven. Zoals je zult merken
volgt ieder Transitie-initiatief zijn eigen weg door
de Stappen heen. Deze Twaalf Stappen evolueren
nog steeds en worden voor een deel gevormd door
jullie ervaring met het gebruiken ervan. Uiteinde-
lijk zouden het er maar zes kunnen zijn, of meer
dan vijftig!
Het is belangrijk voor ogen te houden dat ze niet
als dwingend bedoeld zijn; ze zijn er veeleer om je
stukjes van de door jullie zelf gekozen puzzel aan
te reiken. Je hoeft die Stappen niet rigoureus, stap
voor stap te volgen: gebruik die stappen die nut-
tig lijken, laat andere die dat niet lijken vallen, en
voeg indien nodig nieuwe toe. Je zult zien dat veel
gemeenschappen die al met dit proces begonnen
zijn, die stappen ieder op verschillende manieren
samenstellen.
1. Stel een stuurgroep samen en leg vanaf
het begin haar opheffing vast
Een bekende uitspraak van Bill Mollison, de me-
degrondlegger van het permacultuurconcept, is: ‘Ik
kan de wereld niet op mijn eentje redden. Daarvoor
moeten we minstens met z’n drieën zijn’, of iets in
die geest. Wanneer je met je Transitie-initiatief wilt
beginnen, zul je, om de eerste fase van het proces
in goede banen te kunnen leiden, een paar zielsver-
wanten moeten zoeken. Wat echter van essentieel
belang is, en dat wordt in toenemende mate dui-
delijk, is dat de groep reeds in de eerste vergade-
ring haar ontslag dient vast te leggen, met andere
woorden een vaste termijn voor haar functioneren
bepaalt.
Er zijn zoveel groepen die uitgeblust raken en
vastzitten met mensen die zich zo aan hun rol vast-
klampen dat het de voortgang van het project in de
weg staat. Op lange termijn is het belangrijk dat
het project geleid wordt door mensen die effectief
dingen doen. Daarom zou ik voorstellen een Stuur-
groep te vormen met betrouwbare mensen met als
doel de Stappen 2 tot en met 5 te doorlopen, en af te
spreken dat zodra er minstens vier subgroepen zijn
gevormd, jullie groep zich opheft, en de Stuurgroep
samengesteld wordt uit één persoon uit elk van die
subgroepen. Dat vergt een zekere mate van nederig-
heid, maar het is ontzettend belangrijk om het sla-
gen van het project voorrang te geven op de mensen
die erbij betrokken zijn. Het is ook een hele opluch-
ting! Het betekent namelijk dat je niet een groep
vormt die de volledige herlokalisering van de plek in
maar in feite zou je wel écht pech moeten hebben,
moest je in een territoriumstrijd met een andere
groep verwikkeld raken. Jullie Transitie-initiatief
zal bestaande groepen een gemeenschappelijk doel
en een gevoel van richting geven. Sommige van die
groepen zijn misschien een beetje uitgeblust en zul-
len de nieuwe wind die je laat waaien echt waar-
deren. Koppeling van een netwerk van bestaande
groepen aan een Minder-Energie-Plan zal hun werk
versterken en richting geven in plaats van het over
te nemen of te overvleugelen. Verwacht van hen dat
ze bondgenoten worden, van cruciaal belang voor
het slagen van je Transitie-proces.
‘Maar… hier in de stad geeft toch
niemand iets om het milieu?’
Deze gedachte kan je vergeven worden. We wor-
den inderdaad omringd door wat misschien lijkt op
een cultuur van onverschillige consumenten. Maar
als je een beetje dieper graaft, ontdek je dat men-
sen wel degelijk begaan zijn met allerlei aspecten
waar Transitie-initiatieven de nadruk op leggen. De
meest onverwachte mensen blijken vurige pleiters
voor sleutelelementen van een Transitie-initiatief –
lokale voeding, lokale ambachten, lokale geschiede-
nis en cultuur. Het geheim is naar hen toe te gaan,
in plaats van te verwachten dat zij naar jullie toeko-
men. Zoek een gemeenschappelijke basis en je zult
ontdekken dat je gemeenschap een veel interessan-
tere plek is dan je ooit gedacht had.
‘Maar… het is vast te laat om nog
iets te doen’
Het is misschien al te laat, maar dat is niet waar-
schijnlijk. Jouw inspanningen (en die van anderen)
zijn van cruciaal belang. Laat wanhoop je inspan-
ningen niet saboteren. Het ligt in jouw macht om de
mogelijkheid dat we hier doorgeraken te vergroten
– geef die macht niet uit handen.
‘Maar… ik heb niet de juiste
kwalificaties’
Als jij het niet doet, wie zal het dan wel doen? Je
hoeft er geen diploma in duurzaamheid voor te heb-
ben, of jarenlang ervaring in tuinieren of planning.
Wat belangrijk is, is dat je hart hebt voor de plaats
waar je leeft, dat je ziet dat er iets gedaan moet wor-
den en dat je openstaat voor nieuwe wegen om men-
sen enthousiast te maken om mee te doen.
Nuttige kwaliteiten voor iemand die een Transi-
tie-initiatief wil starten, zijn:
• een positieve instelling;
• goed met mensen kunnen omgaan;
• een basiskennis van de eigen gemeenschap hebben
en een aantal sleutelfiguren in de stad kennen.
Dat is het echt zo ongeveer. Je gaat tenslotte vanaf
het begin je eigen ontslag in het proces inbouwen (zie
Stap 1 verderop). Je rol in dit stadium is als die van
een tuinman die de bodem klaarmaakt voor de latere
tuin, die je misschien wel of niet meer zult zien.
‘Maar… ik heb de energie niet
om dat te doen!’
Het volgende citaat wordt vaak aan Goethe toege-
schreven: ‘Begin alles wat je kunt doen, of waarvan
je droomt dat je het kunt. Stoutmoedigheid heeft
iets geniaals, krachtigs en magisch in zich!’ De er-
varing met een Transitie-initiatief te beginnen toont
ons zonder twijfel dat dat waar is. Terwijl het idee
om je stad (of je dorp, gehucht, streek of eiland)
voor te bereiden op een leven na de olie onthutsend
kan lijken door alles wat erbij komt kijken, is er iets
in de energie die loskomt door het Transitie-proces,
dat niet tegen te houden is.
Iedereen met wie ik gesproken heb, die een Tran-
sitie-project gestart is, heeft na enkele weken een
tijdje lopen denken: ‘Waar zijn we aan begonnen?!’
Je kunt het gevoel hebben dat je het allemaal al-
leen moet doen. Je kunt overweldigd worden door
het vooruitzicht van de bergen werk en hoe complex
‘Laat onze tijd er een zijn die
herinnerd zal worden als een
tijd waarin een nieuwe eerbied
voor het leven ontwaakte, een
krachtig voornemen om duur-
zaamheid te bereiken, een
versnelling van de strijd voor
rechtvaardigheid en vrede en
de vreugdevolle viering van het
leven.’
The Earth Charter 2001
168H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
169H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
eenkomsten in te lassen zodat mensen met elkaar
kunnen praten en enige steun voelen wanneer der-
gelijke onderwerpen worden besproken.
Ook al gaat het er in je bewustmakingsproces in
eerste instantie om mensen te informeren en ideëen
te verspreiden, toch is het belangrijker dat je men-
sen met elkaar aan de praat krijgt en zo de sociale
netwerken begint te bouwen, waar het succes van
je Transitie-initiatief van zal afhangen. Zorg er dus
voor dat mensen bij ieder evenement tijd hebben
om te praten met de persoon naast hen.
Je zou ook avondlessen kunnen organiseren, in
scholen gaan praten, een artikel schrijven voor de
plaatselijke krant, of iets op de lokale televisie bren-
gen. Er is geen duidelijke manier om te weten of je
in dit stadium voldoende hebt gedaan om te kunnen
overschakelen naar Stap 3. Daar zul je zelf op een of
andere manier zicht op moeten krijgen. Zelf was ik
pas in staat de impact van wat we gedaan hadden
in te schatten, toen Richard Heinberg in december
2006 naar Totnes kwam, en voor hij met zijn toe-
spraak begon aan het publiek vroeg wie van hen be-
kend was met het concept van piekolie. Drie kwart
van de zaal (er zaten ongeveer 350 mensen) stak
zijn hand omhoog.
Het is ook in dit stadium dat je, indien je nieuw
bent in de stad waarin je werkt, mensen kunt ont-
moeten, ontdekken wie de mensen zijn die naar
dergelijke evenementen komen, wie je belangrijk-
ste bondgenoten kunnen worden. Dit zal je allemaal
goed van pas komen op het ogenblik dat je van start
gaat met het eigenlijke proces. De vorming van een
sociaal netwerk is hier even belangrijk, zo niet be-
langrijker, dan hoeveel mensen je kunnen vertellen
wie M. King Hubbert was en hoeveel olie er jaarlijks
in Mexico wordt gewonnen.
Transitie-tip
-
instanties erbij te betrekken is een lid van de
lokale overheid uit te nodigen, bij voorkeur ie-
mand met de portefeuille voor energie en mi-
lieu. Je zou ook een planoloog als panellid kun-
nen vragen om commentaar te geven bij de
thema’s die in de film aan bod komen. Dit heeft
zijn voordeel in twee richtingen: aan de ene
kant betrekt het hen bij de onderwerpen die jul-
lie initiatief onderzoekt en ook bij de organisa-
tie. Anderzijds geeft het je de mogelijkheid hen
te vragen wat zij over die thema’s denken.
3. Leg de fundamenten
Het is zeer onwaarschijnlijk dat je een Transitie-ini-
tiatief start op een plek waar in het verleden nooit
of nergens een milieu-initiatief werd genomen. Het
is mogelijk dat dergelijke plekken bestaan: indien
je op zo’n plek woont, loont het misschien de moei-
kwestie op zich dient te nemen; je zet enkel de eer-
ste paar Stappen – en dat is al veel beter haalbaar!
Transitie-tip
-
ringsmanager uit om je te helpen;
en grondbeginselen op papier voor de nieuwe
formatie (zie onze Wiki) en verwijs er regel matig
naar;
resultaten en laat je eigen agenda’s los;
zullen komen – welke mensen er ook komen op-
dagen, het zijn de juiste mensen;
-
richting heeft tijd nodig om wortel te schie-
ten. (door Adrienne Campbell, Transition Town
Lewes)
2. Bewustmaking
Je mag er niet van uitgaan dat mensen in je gemeen-
schap vertrouwd zijn met piekolie, klimaatveran-
dering of zelfs met elementaire milieubegrippen en
-principes die voor jou vanzelfsprekend zijn. Het is
zeer belangrijk om, alvorens een Officiële Lancering
op touw te zetten (zie onder 4), de nodige voorbe-
reidingen te treffen. In Totnes hebben we bijna een
vol jaar besteed aan lezingen, filmvertoningen en
netwerken, alvorens de Lancering te organiseren.
Gedurende die periode hebben we heel wat geleerd
over hoe dit zo efficiënt mogelijk aan te pakken.
We hebben drie keer The End of Suburbia ge-
draaid, elke keer voor een volle zaal en een totaal
ander publiek. Verschillende methoden om deze
filmvertoningen goed aan te pakken staan uitgelegd
in Transitie-instrument nummer 7 (zie pag.174). An-
dere films die we vertoond hebben waren The Power
of Community en Peak Oil: Imposed by Nature (an-
dere ideeën voor films vind je achterin het boek bij de
Bronnen en op de websites is te vinden welke films er
zijn met een Nederlandse ondertiteling). Een ander
belangrijk punt is dat je er nooit van uit mag gaan
dat iedereen de films gezien heeft en dat niemand zal
komen als je ze opnieuw draait. Deze films veroorza-
ken deining en veel mensen willen ze zien. Belangrijk
is dat ze op zo’n manier vertoond worden dat ze leuk
zijn en in het geheugen blijven hangen. Zo gonzen ze
verder. Mensen gaan naar huis en vertellen er hun
vrienden en familie over.
Transitie-tip
bespreking iedereen uit de persoon naast hem
of haar aan te spreken, te vertellen wie ze zijn,
waar ze vandaan komen en waarom ze hier zijn.
Doe hetzelfde na de film (of de bespreking),
maar nu met de persoon aan de andere kant,
deze keer om gedachten uit te wisselen over de
film. Mensen vinden het leuk om dit te doen.
Het maakt het plezier van de avond groter en is
een krachtig middel om te beginnen met het op-
bouwen van netwerken.
Een ander aspect van dit bewustmakingswerk zijn
toespraken. Het gaat dan niet over lezingen over
piekolie die bestaan uit avondvullende doemverha-
len over hoe de beschaving op het punt staat ten
onder te gaan en hoe we elkaar zullen beginnen op
te eten zodra de olie $150 per vat kost. Op die ma-
nier kan je er donder op zeggen dat je Transitie-
initiatief al bij de eerste horde zal struikelen. Zoek
sprekers die het onderwerp op een positieve, uit-
nodigende manier kunnen presenteren. Organiseer
bijeenkomsten die mensen tot nadenken stemmen,
maar die hen ook bijstaan wanneer ze beginnen te
beseffen dat de op olie gebaseerde wereld rondom
hen gebouwd is op drijfzand. Voor sommigen kan
dat echt traumatisch zijn. Je moet voorbereid zijn
op uiteenlopende uitingen van de ‘aardolie-afkick-
stress-stoornis’. Zorg ervoor voldoende tijd in je bij-
De eerste poster van Transition Town Totnes.
170H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
171H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Een selectie posters van Transitie initiatieven.
172H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
173H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
waarin benadrukt wordt dat dit Transitie-initiatief
geen proces is van hun werk nog eens overdoen,
maar een vraag om medewerking in deze nieuwe
manier om naar de toekomst kijken. Erken en eer
hun werk en benadruk dat zij een wezenlijke rol te
spelen hebben.
Transitie-tip
Nodig andere lokale groepen uit om samen met
jou evenementen te presenteren en ontwerp je
programma’s zo dat je zoveel mogelijk andere
groepen erbij kunt betrekken.
4. Organiseer een ‘Grote Lancering’
Ik gebruik de term ‘Lancering’ omdat die weergeeft
waar dit evenement voor zou moeten staan. Je hebt
de drie eerste fasen achter de rug en zou nu ideali-
ter een hele serie mensen moeten hebben die op de
hoogte zijn van piekolie en klimaatverandering, en
enthousiast zijn om iets beginnen te doen. Het is de
bedoeling van dit evenement je initiatief een voor-
waartse impuls te geven voor de volgende periode
van zijn werking.
De Officiële Lancering van Transition Town Tot-
nes (TTT) vond plaats in september 2006, voor-
afgegaan door zowat tien maanden van lezingen,
filmvertoningen en nog meer. Tegen de tijd van de
Lancering voelden we dat er voldoende energie in
de stad was om de Lancering te doen slagen. We ba-
seerden ons daarvoor, heel objectief, op het feit dat
het aantal deelnemers aan de evenementen steeds
maar toenam, dat steeds meer mensen ons op straat
aanhielden om erover te praten en ook op ons on-
geduld om ermee aan de slag te gaan. Hoe je beslist
wanneer je Lancering te laten plaatsvinden, is een
zaak van collectieve beoordeling.
Sommige groepen, zoals Transition Penwith, zijn
heel vroeg gestart met het organiseren van een Lan-
cering. Zij hadden namelijk het geluk Richard Hein-
berg te hebben om hun Lancering te presenteren,
en dat is een zeldzame kans. Het ideaal is volgens
mij toch zoals met zo’n speelgoedvulkaantje waar
kinderen graag mee spelen: je doet er een beetje
azijn bij, een beetje bakpoeder, dan nog een beetje
meer azijn en nog een beetje meer bakpoeder, tot
de druk binnenin zo groot wordt dat het geheel ont-
ploft. Dan krijg je BAM!, en je houdt je Lancering.
Dit is het teken dat het project op zijn poten staat
en de lancering is de viering van de wens van de ge-
meenschap om dingen te doen.
Belangrijk is te onderstrepen, zoals Chris Johns-
tone deed tijdens de TTT-lancering, dat dit een his-
torische avond is, het begin van een grote verande-
ring. De mensen die er die avond bij waren zullen
eraan terugdenken als de avond waarop alles begon.
Er is een evenwicht nodig tussen hoe mensen het
ervaren: tussen te geschift voor ernstige milieumen-
sen en te droog voor degenen die emotioneler zijn
over die dingen. Chris is perfect in staat een derge-
lijk evenwicht te vinden en ik ben ervan overtuigd
dat anderen dat ook kunnen. Vanuit zijn gezichts-
punt – zoals in zijn werk met verslaafden – vind
je, vanaf het moment dat je beslist te handelen, de
kracht ertoe, en dat zelfs in op het eerste zicht on-
mogelijke situaties. Het is door het te doen dat je
kwaliteiten en krachten in jezelf ontdekt waarvan
je niet eens vermoedde dat je ze had.
Wat we tijdens de Totnes-lancering ook deden was
mensen uitnodigen om in paren van twee met el-
kaar te praten over hun zorgen en angsten in ver-
band met piekolie en klimaatverandering en over
hun toekomstbeelden. Er werd hen gevraagd dit
alles op post its te schrijven en deze op de muur te
plakken. Na afloop werden die post its uitgetypt en
gemaild naar iedereen die aanwezig was. Alle moge-
lijke manieren werden ingebouwd om mensen met
elkaar in contact te brengen en met elkaar te laten
praten. Het moet een historisch en gedenkwaardig
moment zijn. Hoe je het doet zal voor iedere ge-
meenschap anders zijn.
te eens na te gaan waarom daar nooit eerder iets
gebeurd is! Binnen de gemeenschap zal je mensen
vinden die nog maar net met ideeën over het milieu
kennismaken; mensen die de intellectuele kant van
het verhaal al jaren kennen, maar praktisch nooit
veel ondernomen hebben; mensen met een siertuin
of moestuin, telers, bouwers en mensen die opge-
brand zijn na jaren dit werk gedaan te hebben, ter-
wijl niemand oren had naar wat ze te vertellen had-
den.
Er bestaat ook een groot aantal officiële en semi-
officiële organisaties en instanties, van lokale over-
heden tot vrouwenorganisaties. In dit stadium is
het zeer belangrijk met deze groepen een netwerk
op te bouwen. Maak hen duidelijk dat het gaat om
een wederzijds proces van ondersteuning en sa-
menwerking, niet om hun werk nog eens over te
doen, of erger nog, om hun jarenlange harde wer-
ken als irrelevant af te doen. Bied aan alle bestaande
milieu-organisaties en besluitvormingsinstanties
van de stad presentaties aan.
Wanneer je je initiatief aan andere groepen voor-
stelt, geef dan een kort en begrijpelijk overzicht van
wat piekolie is, wat het betekent, hoe het in verband
staat met klimaatverandering (dit zou een belang-
rijk punt kunnen zijn voor sommige milieugroepen,
die al wel met het probleem van de klimaatveran-
dering bezig zijn, maar niet echt op de hoogte zijn
van piekolie en het verband tussen beide). Vermeld
ook welke gevolgen piekolie kan hebben voor de ge-
meenschap in kwestie, welke de voornaamste uitda-
gingen zijn, maar ook welke kansen erin besloten
liggen. Leg uit hoe je denkt dat het Transitie-proces
als katalysator kan fungeren om de gemeenschap
zover te krijgen dat zij over oplossingen en over ver-
anderingsstrategieën van onderop gaat nadenken.
Je zult het voorzichtig moeten aanpakken wan-
neer je gemeenschappelijke evenementen organi-
seert met andere groepen: wanneer het lukt is het
prachtig, maar als het tot problemen leidt, kan het
moeilijk worden iedereen gelukkig te houden. Je
zult ervoor moeten zorgen dat elke groep tevreden is
met de manier waarop het evenement voorgesteld,
gepromoot en begeleid wordt. Zo hebben wij een
aantal voordrachten georganiseerd met het Schu-
macher College en de lokale Friends of the Earth-
groep (zie poster hierboven), en die zijn uitstekend
verlopen. In deze fase is het ook goed te proberen
groepen te bereiken waaraan door milieu-organi-
saties gewoonlijk wordt voorbijgegaan of die door
hen vergeten worden, bijvoorbeeld de lokale Kamer
van Koophandel of een rotary-afdeling. Om dit te
laten slagen is de medewerking vereist van een uit-
gebreidere kring van organisaties dan tot nu toe het
geval was.
‘De fundamenten leggen’ gaat eigenlijk over het
netwerken met bestaande groepen en activisten,
174H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
175H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Een filmvertoning is veel meer dan alleen een ge-legenheid om een groep mensen voor een scherm te zetten. Net zoals een lezing meer is dan alleen een kans om de overpeinzingen van een bekende denker te beluisteren. Beide bieden de gelegen-heid om mensen met elkaar aan de praat te krij-gen, sociale relaties aan te knopen en netwerken op te bouwen. Je zou zelfs kunnen stellen dat dit veel belangrijker is dan de film zelf; anders kunnen mensen evengoed de DVD ergens lenen en thuis-blijven.Als je wat organiseert is het ook belangrijk om ‘verwerkingstijd’ in te lassen, zodat deelnemers wat over de nieuwe informatie van gedachten kun-nen wisselen. Het is immers niet de bedoeling een massa informatie over hen uit te storten om hen vervolgens duizelig en overweldigd terug de we-reld in te sturen.Hieronder vind je een aantal dingen die je kunt verwachten bij een filmvertoning of voordracht van een gemiddeld Transitie-initiatief.
‘Denk en Luister’Juist voor een film of een lezing en onmiddellijk erna, nodigen we de mensen in het publiek uit om zich tot hun buur te richten en elk om beurten vijf minuten te praten terwijl de ander luistert. Voor het begin van de film is het onderwerp meest-al: ‘Wie ben je, wat heeft je hier gebracht en wat hoop je dat er vanavond zal gebeuren?’ Na de film of de lezing vragen we de mensen opnieuw om zich tot hun buur te richten, maar deze keer om hun gedachten en reacties te delen.
Voor het begin van de film is dit een nuttig instru-ment om al wat geroezemoes te creëren op de bij-eenkomst. Mensen vinden het echt leuk om ande-ren te ontmoeten en krijgen zo vanaf het begin het gevoel dat ze deel uitmaken van een groter geheel en van een levendige beweging.Na een film of lezing is een ‘denk en luister’-mo-ment dan weer een goed middel om mensen te helpen hun gedachten te ordenen voordat ze in staat zijn vragen te stellen of aan een groepsdis-cussie deel te nemen. Het geeft hen ook even de tijd om de informatie uit de film of lezing te ‘ver-teren’, informatie die voor sommigen wellicht ver-ontrustend of zelfs angstaanjagend is geweest.
De Commentaar-muur Ook de Commentaar-muur is een manier om men-sen de gelegenheid te geven om hun gedachten na het evenement te delen. Het stelt deelnemers, die niet zo gemakkelijk publiekelijk een opmerking maken of een vraag stellen, in de gelegenheid om toch hun gedachten en opinies te verwoorden.Achter in de zaal, waar de mensen naar buiten gaan, hangen we een heleboel grote vellen pa-pier tegen de muur met genoeg stiften en pennen erbij, zodat de deelnemers er al hun commentaren op kwijt kunnen.Dit levert soms nuttige feedback op en is een goede manier voor de meer verlegen deelnemers om hun zegje te kunnen doen.
Transitie-instrument 7Haal zoveel mogelijk uit je evenementen
Feestvieren!Feesten is iets waar wij ernstige groenen niet altijd even goed in zijn. Het is echter een belangrijk ele-ment dat we in elk stadium van ons werk moeten inbouwen. Een voorbeeld: Transition Town Stroud vertoonde een tijdje geleden de film The Power of Community. De vertoning werd gevolgd door een feestje met eten, drinken en live muziek. Wellicht is het niet haalbaar om tijdens elk evenement iets feestelijks van een dergelijke omvang te organise-ren. Maar het is een sterk concept om altijd in je achterhoofd te houden en het waar mogelijk in te bouwen in het programma van een bijeenkomst.
Mailadressen verzamelenEvenementen zijn het ideale moment om je lijst met mailadressen van geïnteresseerden uit de ge-meenschap verder uit te bouwen. Deze lijst kan je later gebruiken om nieuwsbrieven te versturen of aankondigingen en ander specifiek nieuws te ver-spreiden. Een dergelijke lijst is van onschatbare waarde voor je werk.In Totnes leggen we altijd een lijst bij de ingang. We spreken iedereen bij aankomst aan met de vraag om zijn of haar mailadres achter te laten. Ui-teraard benadrukken we dat die gegevens vertrou-welijk behandeld worden en niet aan derden wor-den gegeven. Je moet steeds attent blijven in het beschermen van de privacy. Zet daarom altijd de mailadressen in BCC als je een bericht naar een groep mensen stuurt.
Post-itsHoewel ze niet echt een sexy naam hebben, zijn post-its een fantastisch hulpmiddel. In Totnes hebben we dat idee, een beetje aangepast, over-genomen van Machynllet in Wales, toen zij The End of Suburbia draaiden. Als de mensen aankomen voor een film, krijgen ze elk 4 post-its in verschil-lende kleuren. Er wordt hen vervolgens gevraagd om er volgende ideeën op te schrijven:
Roze – Een ding dat ik kan doenGeel – Een ding dat Totnes kan doenOranje – Een ding dat de regering kan doenGroen – Een ander idee
NazorgEen schriftelijke opvolging werkt bijzonder goed na de post-it-oefening, maar kan evengoed dienen om na een andere activiteit de verschillende idee-en te verzamelen.Vraag iemand om na de bijeenkomst de post-its uit te typen en mail ze daarna naar alle deelnemers. Zo blijven de ideeën levendig in de hoofden van de mensen. Tegelijkertijd benadruk je nog eens dat hun ideeën deel uitmaken van een krachtige denk-beweging die in hun gemeenschap aan het groei-en is.
Aandacht op de ‘Big Event’ van Transition Bristol, november 2007
Een eerste post-it briefjes experiment, Totnes, december 2005.
Vertel bij het uitdelen van de post-it briefjes niet waar ze voor dienen om een gevoel van spanning op te bouwen.
176H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
177H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Een Lancering zal onvermijdelijk anders verlopen
dan een gewone piekoliepresentatie. Het gaat niet
over slecht nieuws, niet over doemgedachten of over
hoe hachelijk onze situatie wel is. Het is een vie-
ring van de mogelijkheden waar we voor staan, in-
dien we samen onze verbeeldingskracht inzetten en
gebruikmaken van onze collectieve talenten. Het is
een viering van de vindingrijkheid en de creativiteit
van de gemeenschap. Het is een feit dat de Totnes-
lancering een enorme stroom van energie en wel-
willendheid op gang bracht, die haar steeds maar
verder voortgestuwd heeft. Hetzelfde gebeurde in
Penwith en Lewes. Iets dat we hadden moeten doen,
en wat ik je aanraad te doen, is een lijst te maken
van uit te nodigen personen, zoals raadsleden, pla-
nologen, politici en plaatselijke sleutelfiguren.
De organisatie van een Lancering dient niet licht
opgevat te worden. Het is een éénmalige kans om
al die mensen bij elkaar te brengen en het Transi-
tie-initiatief te lanceren. Indien je het goed aan-
pakt, zal bij mensen de indruk blijven hangen dat
het gaat om een heel dynamisch project, dat grote
dingen zal realiseren. Indien je Lancering slecht
georganiseerd is, er maar weinig volk op afkomt
en het maar een halfslachtige bedoening is, dan
wordt de volgende fase van je werk gegarandeerd
een moeilijke klim bergopwaarts. Volgens mij is
zes maanden tot één jaar na je eerste filmverto-
ning ongeveer het juiste moment voor de Lance-
ring, maar het hangt uiteraard van je situatie af.
Het moet een krachtige, gepassioneerde, informa-
tieve en inspirerende avond worden, waar mensen
nog jarenlang aan zullen terugdenken. Ga dus niet
overhaast te werk.
Transitie-tip
Je Lancering moet niet alleen bestaan uit pra-
ten. Ze kan gepaard gaan met muziek, optre-
dens, beelden uit de lokale geschiedenis. Voor-
zie misschien ook ruimte voor lokale groepen
om zichzelf voor te stellen. Bij de Lancering
van Transition Town Lewes was naast de grote
zaal een ruimte voorzien waar alle lokale ‘groe-
ne’ groepen en gemeenschapsorganisaties een
kraampje hadden.
5. Vorm groepen
Het proces van het ontwikkelen van een Minder-
Energie-Plan bestaat voor een deel ook uit het ge-
bruikmaken van de collectieve talenten van de ge-
meenschap. Een van de efficiëntste manieren om dit
te doen is een aantal kleinere groepen te vormen,
die zich richten op specifieke aspecten van het pro-
ces. Iedere groep zal zijn eigen manieren van wer-
ken ontwikkelen en zijn eigen activiteiten, maar
toch onder de paraplu van een en hetzelfde project
vallen.
© S
ALL
Y H
EW
ITT
178H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
179H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Transitie-tip
Elke bijeenkomst van een werkgroep zou een
‘getuige’ kunnen uitnodigen, iemand die erva-
ring op het betreffende vlak heeft. Er zou dan
kunnen worden gevraagd naar zijn of haar visie
op de onderwerpen, naar zijn of haar ervaring
en naar ideeën voor verdere ‘getuigen’.
Als organisatoren van het initiatief kun je zeer pro-
actief optreden om te zorgen dat deze groepen er
komen. Wat we in Totnes deden, was het program-
ma zo opstellen dat het specifieke groepen aanmoe-
digde. Zo organiseerden we, om de vorming van
de Voedingsgroep in de hand te werken, eerst een
avondbijeenkomst over ‘Totness voeden: verleden,
heden en toekomst’, waarin sprekers om beurten
elk aspect van het thema bespraken. Op die manier
trokken we een heleboel mensen in de stad aan die
in voeding geïnteresseerd waren.
Drie dagen later hielden we dan een Open-Space-
dag over voeding. Tijdens deze dag werd grondig
onderzocht wat de mogelijkheden waren voor her-
lokalisering van voeding in Totnes en omgeving. Uit
deze bijeenkomst ontstond een aantal initiatieven
en boden zich mensen aan om de Voedingsgroep
op zich te nemen. Van toen af aan hebben we dit
model gebruikt om een aantal andere groepen op
te richten.
In TTT hebben we een aantal richtlijnen opgesteld.
Aan iedereen die overweegt een nieuwe groep te
starten, vragen we deze richtlijnen eerst door te
nemen. Ze luiden als volgt:
• Elke groep dient te beschikken over een kern van
mensen die de groep leidt en die regelmatig bij
elkaar komt, maar die zich ook openstelt voor al
wie er bij wil komen.
• Elke groep dient zich voortdurend de vraag te
stellen: ‘Wie is hier niet, die er zou moeten zijn?’
Dat betekent: altijd openstaan voor mogelijke
nieuwe ‘wegen’, zodat nieuwe mensen met rele-
vante capaciteiten bij de groep betrokken kunnen
worden.
• De voornaamste opdracht van iedere groep is
de vraag onderzoeken: ‘Wat is een visionair toe-
komstbeeld voor een laag-energie-Totnes met
betrekking tot dit thema en hoe zou een tijdslijn
daarvoor er kunnen uitzien?’ De groep verzamelt
ideeën en informatie om hun deel van het Totnes
Energy Descent Action Plan (Totnes Energie-af-
daling-Actieplan) op te kunnen stellen.
• Elke groep krijgt toegang krijgen tot het relevan-
te deel van de website van het project en zal ook
gebruik mogen maken van het logo voor haar pu-
bliciteitsmateriaal. In ruil daarvoor zal de groep
op de website bijhouden wat ze doet in de vorm
van verslagen of nota’s. Op dit ogenblik biedt het
Transitie-netwerk Wiki webspace aan voor nieu-
we Transitie-initiatieven die gemakkelijk te on-
derhouden en bij te werken is.
• Elke groep kan ook gebruik maken van de Wiki-
website. Zij zal er de eerste ontwerpen van haar
documenten, of van haar deel van het Minder-
Energie-Plan kunnen opzetten, zodat anderen het
online kunnen aanpassen. Dit is een krachtig in-
strument om samen informatie op te bouwen.
Ten slotte wil ik er in verband met het vormen van
groepen nog op wijzen dat je er niet van uit kunt
gaan dat iedereen die een groep wil vormen en lei-
den, daar ook de geschikte kwaliteiten voor heeft.
Het werd na een tijdje duidelijk dat het nuttig was
al onze groepsleiders vaardigheidstrainingen aan te
bieden in het organiseren en begeleiden van suc-
cesvolle bijeenkomsten. Wij organiseerden een dag
met Andy Langford en Liora Adler van de Gaia Uni-
versity over het Opzetten-van-productieve-verga-
deringen. Daarin werden elementaire begrippen
besproken, zoals ‘Rondjes’, ‘Denk en luister’, enzo-
voort (zie Transitie-instrument nr. 9 (pag.184) en
dat bleek heel nuttig te zijn.
OP DINSDAGAVOND vond de Officiële Lan-
cering van Transitie-stad Lewes plaats op het
gemeentehuis van Lewes. Lewes is nog maar
de derde gemeente die een dergelijke ‘lance-
ring’ organiseert en maakte er voor de betrok-
kenen een zeer gedenkwaardig moment van.
Meer dan vierhonderd mensen verzamelden
zich in het gemeentehuis om te horen hoe John
Webber, voorzitter van Transitie-stad Lewes,
de aanwezigen welkom heette en de avond in-
leidde. Daarna sprak Rob Hopkins gedurende
45 minuten over ‘piekolie’ en energieafdaling
van waaruit het proces van transitie ontstaan
is en hoe het op verschillende plaatsen vorm
gegeven werd.
Vervolgens sprak Adrienne Campbell van
TTL over wat ze tot nu toe gedaan hadden en
welke gebeurtenissen te wachten stonden op
hun uitstekende nieuwe programma. Ze sprak
ook heel ontroerend over hoe alle lokale be-
drijfjes in Lewes in 1900 in lokale handen
waren; ze noemde sommige ervan bij naam
en vertelde wat er met hen gebeurd was. Ze
nodigde iedere aanwezige uit om binnenkort
naar de eerste Open-Space-dag over voedsel
te komen.
Dan was het de beurt aan dr. Chris Johns-
tone, die vertelde over het vinden van je kracht
door je te engageren in het werken aan energie-
afdaling. Hij legde het model uit van de ver-
schillende veranderingsfasen dat uit het onder-
zoek naar verslaving afkomstig is en op welke
manier het kan gebruikt worden in het Tran-
sitie-werk. Hij praatte over ‘droomremmers’,
de stemmen in ons hoofd die ons tegenhouden
om dingen te doen en hoe we tijdens ons werk
aan energieafdaling in onze gemeenschappen
die droomremmers tegen zullen komen die ons
zullen zeggen dat het onmogelijk is.
Hij eindige zijn toespraak met een meesle-
pende salsa meezinger (je had erbij moeten
zijn!).
De burgemeester van Lewes tenslotte bood
de unanieme steun van de gemeenteraad aan.
Er was veel enthousiasme en passie voor het
project en mensen gaven zich op voor een van
de werkgroepen. Buiten in de hal werd er in de
verschillende stalletjes en kraampjes van loka-
le groepen lang nagepraat over de avond en de
thema's die aan bod kwamen. De kelen werden
gesmeerd met lokale wijn en vruchtensap.
Transitie-gemeente Lewes is een zeer dyna-
mische groep, het eerste Transitie-initiatief met
zijn eigen (voor de gelegenheid handgemaak-
te!) t-shirts en zelfs met een eigen kantoor! Fe-
licitaties aan iedereen die betrokken was bij
deze zeer succesvolle avond én voor al hetgeen
ze tot dusver gerealiseerd hebben.
De toespraak van Rob Hopkins bij deze ge-
beurtenis kan bekeken worden op YouTube op
www.youtube.com/watch?v-Vb7MncibAHs
TRANSITIE-CULTUUR 26 APRIL 2007
LEWES NU OFFICIEEL GELANCEERD!
180H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
181H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Omgaan met de media zal snel een belangrijke taak worden voor je Transitie-initiatief. Eén van de eerste vaardigheden die je zult moeten leren, is het schrijven van een goed persbericht. Je kan het schrijven van persberichten niet vermijden: ze zijn immers cruciaal om te communiceren met de bui-tenwereld over wat je doet. Het eerste wat je goed moet weten is dat journa-listen extreem drukbezette mensen zijn. Daarom moet hun aandacht al gevangen worden met de kop en de eerste zin van je persbericht. Wees bovendien zo bondig mogelijk en biedt de infor-matie die ze nodig hebben aan in een vorm die ze gemakkelijk kunnen overnemen.
Wanneer je een persbericht schrijft, is het belang-rijk eerst te bedenken wat je precies wilt zeggen. Wat wil je dat mensen meekrijgen als ze het lezen? En wat is er zo uniek aan het verhaal, waaraan je wilt dat de pers zijn kostbare kolommen besteedt?Je moet ook stilstaan bij de timing. Wanneer wil je je bericht in het betreffende medium gepubliceerd zien? Dagbladen hebben duidelijk kortere dead-lines dan driemaandelijkse bladen. Controleer die deadlines en maak een schema voor de versturing van je persberichten dat gebaseerd is op de pro-grammering van je evenementen. Het is ook goed om te weten dat redacties vaak nog voor de offici-ele deadline al de belangrijkste onderwerpen voor een publicatie beginnen voor te bereiden. Dus als je je persbericht vroeger aan hen kan bezorgen, heb je meer kans op een betere plaats in de publi-catie.
Zoek voor elk medium uit wie de beste journalist is om je bericht naar toe te sturen en adresseer je bericht dan ook aan ieder persoonlijk. Het kan slim zijn je e-mail te laten volgen door een exemplaar per post.Een goede formule waarop je de samenstelling van je persbericht kan baseren is ‘AIDA’:A Trek de Aandacht van de lezer (met een goede kop, subkop en eerste zin); I Geef de Informatie; D Geef de Details (wanneer, waar, contactgege-vens); A Inspireer de lezer tot Actie (met een ver-leidelijke eindzin).
STRUCTUUR VOOR EEN PERSBERICHT
Voorstel om een persbericht op te bouwen:Bovenaan‘Persbericht’ in duidelijke lettersDatumVermeld of dit persbericht ‘Voor Onmiddellijke Publicatie’ is of ‘Onder Embargo’ tot een bepaalde datum waarop je het wilt laten verschijnen.ContactgegevensVermeld naam, adres, telefoonnummer, mailadres en website van de organisatie die het bericht uit-stuurt.KopDe kop moet pakkend zijn om de lezer te verleiden om het hele stuk te lezen. Je kunt een idee krijgen van dit soort koppen door het blad waar je het be-richt naartoe stuurt eens door te nemen. De kans bestaat natuurlijk dat ze je kop wijzigen, maar hij blijft wel je belangrijkste eerste kans om hun aan-dacht te trekken.
Transitie-instrument 8Een goed persbericht schrijven
SubkopIn de subkop vat je, indien mogelijk, de essentie van het bericht samen in een of twee intrigerende, korte zinnen.OpeningsparagraafDe openingsparagraaf vat de inhoud van je be-richt samen en moet de lezer nieuwsgierig maken naar de rest. Hij moet vermelden wat de rest van de tekst verder nog aan nieuws bevat en de lezer een korte samenvatting van het verhaal geven. De eerste 20 tot 30 woorden zijn cruciaal om de lezer erbij te betrekken. Je moet de lezer er ook kort (5 à 6 woorden) aan herinneren waarover je project gaat. In onze lokale krant, de Totnes Times, werd TTT altijd omschreven als: ‘Het project dat de over-gang van de stad naar leven na de olie wil verken-nen’.De restProbeer ervoor te zorgen dat het volledige bericht niet langer wordt dan één A4. Dit is al meer dan lang genoeg voor drukbezette journalisten. Boven-dien loop je met meerdere pagina’s het risico dat er eentje verloren raakt.Illustreer je bericht met uitspraken van leden van het project. Zo stond in een TTT-persbericht om het najaarsprogramma van 2007 aan te kondigen: ‘Wij vinden dit ons sterkste programma tot nu toe. Dit maakt duidelijk hoeveel energie en toewijding de gemeenschap in dit initiatief heeft gestoken’, zei Rob Hopkins van TTT.
Foto’sAls je je bericht wilt illustreren met een foto, stuur die dan mee met je e-mail als een jpg-bestand in hoge resolutie. Of je kunt onder aan je bericht ver-melden dat je indien gewenst foto’s kunt bezorgen. Zorg ervoor dat de kwaliteit en de compositie goed zijn, en dat je foto ook in zwart-wit goed is. Beel-den met sterke contrasten tussen licht en donker werken het best. Een foto aan je bericht toevoegen kan soms net dat kleine verschil maken, waardoor een krant je bericht toch gaat publiceren.OnderaanOnderaan je bericht geef je bijkomende praktische informatie, zoals waar de tickets voor het evene-ment gekocht kunnen worden, of de contactgege-vens voor het geval de journalist een interview met de gastspreker wenst.
Om je persberichten door zoveel mogelijk journa-listen te laten oppikken, is het nuttig om een da-tabase met perscontacten bij te houden. Hou deze up-to-date en leg zo mogelijk bezoekjes af bij re-levante redacties om een goede werkrelatie op te bouwen. Het is ook nuttig om na het versturen van je pers-bericht even te telefoneren en te vragen of ze het goed ontvangen hebben en of ze nog bijkomende informatie nodig hebben. Zo’n telefonische opvol-ging kan het verschil maken of je bericht wel of niet wordt opgenomen. Zorg er wel voor dat je op het juiste moment belt. Als een eindredacteur net bezig is zijn stukken naar de drukker te sturen kan het juist contraproductief werken.
Tipstuur je bericht niet alleen als bijlage bij een e-mail, maar zet de tekst ook in de e-mail zelf.
Een voorbeeld van een persbericht is te vinden in Bijlage 6, pag.256
182H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
183H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Het is voor deze groepen eveneens belangrijk dat
ze elkaar (minstens) één keer per maand treffen.
In TTT komen de afgevaardigden van elke groep
maandelijks bijeen. Elke groep stuurt iemand naar
die bijeenkomst. We vergaderen en daarna lunchen
we samen. Zoveel mogelijk kansen inbouwen om te
netwerken en elkaar te ontmoeten is van cruciaal
belang voor de groepen.
Transitie-tip
Het is misschien niet altijd nodig een nieuwe
werkgroep te starten. Soms bestaan er ter plek-
ke al groepen die op een specifiek vlak al veel
werk verzet hebben. Het is bijvoorbeeld moge-
lijk dat er sterke groepen bestaan rond duur-
zame energie, of groepen rond lokale voeding.
Vermijd reeds bestaande groepen te dupliceren
door naar hen toe te stappen en hen te vragen
of ze niet graag een Transitie-groep zouden wil-
len vormen en op die manier met hun ideeën
bijdragen tot het MEP-proces.
6. Gebruik Open-Space
De Open-Space-technologie is een heel bijzonder
instrument. Het werd beschreven als ‘een eenvou-
dige manier om productieve bijeenkomsten te hou-
den met vijf tot meer dan tweeduizend mensen, en
een krachtige manier om elke soort organisatie te
leiden, zowel in de alledaagse praktijk als bij veran-
dering’. Theoretisch kan het niet werken. Een grote
groep mensen komt bijeen om een bepaald thema
of discussiepunt te bespreken, zonder agenda, zon-
der tijdsafspraken, zonder een duidelijke coördina-
tor en zonder verslagnemers. Toch heeft tegen het
eind van de vergadering iedereen gezegd wat hij/
zij te zeggen heeft, is er uitgebreid nota genomen
en zijn die notities uitgetypt, werd er genetwerkt,
werden ontzettend veel ideeën uitgewisseld en vi-
sies gedeeld. (Zie pag.188: over hoe je een Open-
Space-bijeenkomst houdt.)
Transitie-tip
Zorg dat je goed hebt nagedacht over de kern-
vraag waaraan je Open-Space-dag gewijd zal
zijn. Deze moet de deelnemers aanspreken en
mensen aantrekken die dit thema als passie heb-
ben. Bijvoorbeeld: ‘Hoe zou onze stad zichzelf
kunnen voeden wanneer er geen goedkope olie
meer is?’ of ‘Wat is de rol van het onderwijs in
een toekomst met minder energie?’
Op de TTT-Open-Space-dagen worden de ideeën
die tijdens het evenement opkomen, meteen live
op onze website gezet. Tot nu toe gingen deze over
Voeding, Energie, Huisvesting, Economie, Kunst,
de Psychologie van verandering, Onderwijs en
Transport. Hiervoor is iemand nodig die bereid is
de aantekeningen van de verschillende groepen ‘op
te schrijven’, toegang tot internet, twee laptops, een
USB stick of een overschrijfbare CD, en iemand die
de gegevens op de website kan zetten. Een digitale
camera is ook nuttig. Het mooie van dit alles ‘live’
op de Wiki-site te zetten, is dat iedereen, waar ook
ter wereld, die het evenement volgt, zijn gedachten
over het onderwerp kan doorsturen. Het betekent
ook dat er op het eind van de dag geen pechvogel
een massa notities mee naar huis moet nemen om
uit te typen, maar dat alle conclusies van de dag ge-
typt en beschikbaar zijn, zodat mensen er verder
over kunnen mijmeren en ze van commentaar kun-
nen voorzien wanneer ze thuiskomen.
Stel ruim op tijd voor elke Open-Space-dag een lijst
op van sleutelfiguren die volgens jou aanwezig zou-
den moeten zijn voor dat specifieke thema. Stuur
hen een persoonlijke uitnodiging, geen algemene.
Laat hen voelen dat ze speciaal uitgenodigd wor-
den omwille van hun kennis terzake. Er zijn nog
andere mogelijkheden, die lijken op Open-Space,
bijvoorbeeld Wereldcafé (zie pag.204) die veel ge-
lijkaardige resultaten opleveren. Het belangrijkste
is mensen aan de praat te krijgen, dat ze relaties op-
bouwen, over hun ideeën praten en verbindingen
leggen. Het kan een wereld van verschil maken om
prioriteiten vast te leggen voor het werk dat verzet
moet worden met betrekking tot dat onderwerp.
Transitie-tip
Er kan op verschillende manieren voor gezorgd
worden dat het energieniveau op peil blijft.
Zorg voor thee en koffie gedurende de hele
dag. Als je een lunch kunt organiseren voor de
mensen, is dat mooi meegenomen. Het voor-
komt namelijk dat ze geleidelijk aan vertrekken
om te gaan lunchen en dan pas laat terugko-
men. Wat we tijdens een Totnes-Open-Space-
dag ooit gedaan hebben, was een groep muzi-
kanten die later op de avond in Totnes zouden
optreden, uitnodigen om tijdens de lunchpauze
voor de Open-Spacers te komen spelen. Het was
goede reclame voor hen, het leidde de aandacht
helemaal af en gaf de dag weer nieuwe energie.
7. Ontwikkel zichtbare, praktische
manifestaties van het project
Met ideeën op de proppen komen is gemakkelijk, ze
concreet in de praktijk brengen al een heel stuk moei-
lijker. Vermijd vooral de indruk te geven dat je pro-
ject louter een praatgroepje is, waar mensen bij elkaar
zitten om eindeloze wenslijstjes op te stellen. Je pro-
ject dient, vanaf het begin, met praktische, zeer zicht-
bare manifestaties in de stad naar buiten te komen,
zodat duidelijk wordt dat het menens is. Dit heeft een
enorm effect op de perceptie van het project door de
mensen en op hun bereidheid mee te doen.
Deze manifestaties kunnen verschillende vormen
aannemen, zoals fruitboomaanplantingen, zonne-
panelen plaatsen of hennep/kalkbepleistering aan-
brengen. Het kan ook een prachtig bushokje zijn,
gebouwd met een mengsel van leem, grint en stro,
of een alternatieve munt die gedurende een bepaal-
de tijd wordt gebruikt. Ze moeten in dit stadium
zowel niet controversieel zijn als fotogeniek.
De openingskring van de eerste Open-Space-dag over voedsel van TTT, oktober 2006.
184H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
185H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Voor je het weet, merk je dat je in allerlei verga-deringen zit en dat er veel gedaan moet worden in korte tijd. Bij de meesten van ons wekt het woord vergadering alleen al associaties op van dezelfde orde als ‘een kies laten trekke’ of ‘je belastingen doen’. Een opvallend duurzaam pro-ject dat ik in de vroege jaren ’90 een tijdje volgde, hield het na vier jaar innovatief en productief werk voor gezien. Ik vroeg een van de oprichters wat er mis was gegaan. ‘We kwamen bij elkaar tot we erbij neervielen,’ vertelde hij. Zo hoeft het niet te gaan. Er is een aantal werkvormen die we kunnen gebruiken om onze bijeenkomsten productiever en, naar ik meen, leuker te maken.
Rondje doenDit is essentieel in een vergadering en binnen TTT gebruiken we dit meestal op twee manieren. Om te beginnen doen we aan het begin van een vergadering een rondje waarin iedereen vertelt wat er in hun groep gebeurd is sinds de laatste bij-eenkomst. Elke persoon krijgt 5-10 minuten, zon-der interruptie of discussie. Eenieder wordt tijdens hun beurt gevraagd te beginnen met ‘Hoe ik me nu voel…‘ en vervolgens, wanneer ze de vergadering op de hoogte hebben gebracht van de voortgang van hun groep, wat ze graag op de agenda zouden willen zien voor de bijeenkomst. In de begindagen, wanneer mensen elkaar nog moeten leren kennen, voegen we ook een ‘uit-smijter’ toe aan het einde van iemands sessie in de trant van ‘de heerlijkste maaltijd die ik ooit gegeten heb’ of ‘de mooiste plek waar ik ooit geweest ben’ of ‘het beste stuk muziek dat ik ooit
gehoord heb’. Uiteraard zijn er allerlei variaties op dit thema mogelijk maar deze vragen helpen de groepsleden elkaar te leren kennen en wat meer te ontspannen met elkaar.
Open agenda’sEr wordt vooraf geen agenda opgesteld. Het ge-vaar van vastgestelde agenda’s is dat er het gevoel kan ontstaan dat ‘ze’ een agenda hebben opge-steld en van te voren al hebben bedacht wat er be-sproken en zelfs besloten zal worden. Het is van vitaal belang dat elk gevoel wordt vermeden dat iemand met de intenties van de groep aan de haal kan gaan. We beginnen de vergadering met een blanco flipover papier en terwijl we het introduc-tierondje doen, schrijven we op welke kwesties en vragen mensen op de agenda willen zien. Wanneer de lijst compleet is, nemen we hem gezamenlijk door en geven elk punt een cijfer van één tot drie. Eén betekent ‘moet vandaag besproken worden’, twee staat voor ‘zou fijn zijn als het vandaag be-sproken kan worden, maar het kan eventueel wach-ten’ en drie betekent ‘dit kan tot de volgende keer wachten’.Vervolgens bekijken we hoeveel tijd we nog over hebben voor de vergadering en geven we elk punt een tijdslimiet, waar we ons dan ook strikt aan houden. Het is ook een goed idee om de rest van de bijeenkomst in te delen en te eindigen met een niet-controversiële kwestie, zodat je niet allemaal ziedend de vergadering verlaat! Het is belangrijk dat de agenda voor iedereen zichtbaar is en dat allen het erover eens zijn dat een onderwerp vol-doende is belicht en kan worden afgevinkt.
Transitie-instrument 9Het opzetten van productieve bijeenkomsten
Denk en luisterDit is hiervoor al uitgebreid aan de orde gekomen, maar kan ook goed ingezet worden wanneer je tij-dens de discussie van een zwaar onderwerp een pauze wilt inlassen en je mensen de ruimte wilt geven om hun gedachten op een rijtje te zetten alvorens ze het probleem gaan aanpakken. Het is ook handig om de hersens alert te houden – hal-verwege een vergadering begint er wel eens ie-mand te knikkebollen en ‘Denk en luister’ kan dan een goede oppepper zijn om de energie en focus terug te brengen.
Duidelijk begin en eindeZorg ervoor dat de bijeenkomst op een duidelijke manier geopend wordt. Dit kan door bijvoorbeeld een minuutje in stilte te reflecteren, maar je kan ook gewoon aankondigen dat de vergadering is begonnen. Aan het einde is het goed om de verga-dering formeel te beëindigen, zodat het ook echt voelt dat de vergadering voorbij is, in plaats van dat zaken onduidelijk in elkaar overvloeien.
Gezellig!Ook dit is een wezenlijk onderdeel van je bijeen-komsten. Een van de makkelijkste en bevredi-gendste manieren om dit te doen is door samen te eten. Op de TTT-vergaderingen brengt iedereen een gerecht mee om te delen en aan het einde van de vergadering lunchen we samen. Op die manier wordt niet alleen de behoefte aan voedsel bevre-digd, maar ook die langeretermijnbehoefte om el-kaar beter te leren kennen buiten de vergaderin-gen om.
Een typische bijeenkomst van de Transition-Town-Totnes-projectsteungroep ziet er als volgt uit:
– Welkom.– Rondje waarin iedereen 5-10 minuten onge-stoord vertelt over wat er in hun groep aan de orde is. – Brainstormen over wat mensen op de agen-da willen hebben voor de vergadering.– De lijst doornemen en prioriteiten stellen. Bepalen wat kan wachten tot de volgende keer, behandelen van kwesties en vragen die snel beantwoord of afgesproken kunnen wor-den en een tijdsplanning maken voor de over-gebleven onderwerpen. – Aan het einde spreken we een datum af voor de volgende vergadering en eten we het laatste uur samen om over andere dingen te praten en zodoende onze sociale samen-hang te bevorderen.
Een productieve vergadering opzetten is iets wat je kunt leren. Hier training voor TTT-leden met Andy Langford en Liora Adler van de Gaia Universiteit.
186H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
187H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
In de permacultuur spreken we over de noodzaak
een stuk land gedurende het eerste jaar te obser-
veren alvorens een ontwerp te maken of er iets
concreets mee te doen. Hetzelfde geldt voor een
Transitie-initiatief. Je eerste jaar is een jaar om te
netwerken, te brainstormen, bewust te maken, in-
formatie te verzamelen. Het is de tijd waarin je alle
stukjes verzamelt die later in elkaar gezet worden in
een Minder-Energie-Plan. Je moet zeker niet begin-
nen aan projecten waarvan je, als het Minder-Ener-
gie-Plan klaar is, ziet dat ze er niet in passen of dat
er onvoldoende over nagedacht is. Hoewel het be-
langrijk is je tijd te nemen en goed te plannen, dien
je hier een evenwicht in de gaten te houden; je moet
namelijk ook de gemeenschap zien mee te krijgen.
Kleine, duidelijk zichtbare projecten zullen mensen
doen inzien dat je het meent, dat je hier bent om te
blijven en ze zullen hen een tastbaar gevoel geven
waar je het over hebt.
Mensen moeten een zicht krijgen op het geheel
en dingen zien gebeuren, zodat ze naar huis kun-
nen gaan en het tegen hun vrienden kunnen vertel-
len. Met deze praktische manifestaties komen ook
de mensen over de brug die zich de eerste maanden
afzijdig hielden en dachten: ‘We zullen zien. Ik heb
dit allemaal al eerder gezien, dit is gewoon weer een
van die bevliegingen.’ Zodra ze echter zien dat het
handen en voeten krijgt, wordt het besmettelijk en
willen ze er deel van uitmaken.
Indien je de voorgaande stappen goed gezet hebt, zul
je merken dat de subgroepen hun eigen praktische
projecten automatisch gaan uitwerken. Als de vaart
er eenmaal in zit, zullen de praktische manifestaties
overal als paddestoelen uit de grond schieten.
Een ander bijkomend voordeel van deze prakti-
sche projecten is hun enorm teambuildingspoten-
tieel. Een groep die regelmatig vergadert over voe-
ding is één ding. Indien diezelfde groep op een dag
samenkomt en een boomgaard plant, samen pick-
nickt en naar huis gaat met een gevoel van grote
voldoening, draagt dit enorm bij tot het opbouwen
van de groepsdynamiek. Een Transitie-initiatief
met vuile nagels zal veel geloofwaardiger overko-
men. In Totnes is de meest succesvolle manifesta-
tie van deze Stap die van het Totnes-Pond geweest
(zie pag.210).
Transitie-tip
Zorg ervoor dat je goede publiciteit krijgt voor
al die praktische manifestaties. Het helpt een
wijdverspreid vertrouwen op te bouwen in wat
je doet. Betrek er lokale scholen bij, plaatselij-
ke notabelen en organiseer evenementen die de
aandacht trekken, zoals boomplantingen, pro-
jecten rond natuurbouw in scholen of voorzie de
plaatselijke bibliotheek van boeken. En zorg er-
voor dat dit alles er zo fotogeniek mogelijk uit-
ziet.
8. Faciliteer de Grote Herscholing
Volgens mij is een van de voornaamste redenen
waarom paniek vaak toeslaat op het moment dat
mensen zich bewust worden van piekolie, vooral bij
jongere mannen, dat mensen zich realiseren dat we
niet meer beschikken over de elementaire vaardig-
heden die voor onze grootouders nog vanzelfspre-
kend waren. Een van de nuttigste dingen die een
Transitie-initiatief kan doen, is voor iedereen toe-
gankelijke cursussen organiseren in een heleboel
van dergelijke vaardigheden.
Om welke vaardigheden zou het dan gaan? We
moeten onze ideeën over wat die vaardigheden zou-
den kunnen inhouden verruimen. Onderzoek kan
interessant zijn om na te gaan over welke vaardig-
heden mensen vroeger beschikten die nu nog van
pas zouden kunnen komen en ook uit te zoeken
welke vaardigheden mensen nu hebben en welke
ze nu nodig hebben. Deze Herscholingsevenemen-
ten hebben verschillende functies:
• ze brengen mensen samen, die zich ontspannen
terwijl ze nieuwe vaardigheden leren;
• ze bouwen netwerken;
• ze dragen bij tot het fundamentele ‘ik-kan-dat’-
gevoel;
• ze kunnen een band scheppen tussen jong en
oud, terwijl vaardigheden aan elkaar worden
doorgegeven;
• het kunnen praktische evenementen zijn, waarbij
iets in elkaar gezet wordt, bijvoorbeeld het bou-
wen van een bushokje met een mengsel van leem,
grint en stro tijdens een natuurbouwdag of iets
dergelijks; dat biedt tegelijkertijd een kans voor
een praktische manifestatie (zie Stap 7, pag.183).
Werk waar mogelijk samen met bestaande groepen,
lokale milieucentra, universiteiten, enzovoort. Doe
overal waar je kunt beroep op plaatselijke vaardig-
heden. Het zou fantastisch zijn indien je dergelij-
ke evenementen zo kunt organiseren, dat studen-
ten die de beginnerscursus gevolgd hebben, daarna
mee de studenten les geven die deelnemen aan de
volgende beginnerscursus.
Om te beginnen zal je Grote Herscholing vooral
cursussen omvatten van één tot twee dagen, of een
serie avondlessen, zoals de ‘Skilling Up for Power-
down’ (meer vaardigheden voor minder energie)
(zie pag.215). Op de lange duur zou je zoiets als de
tweejarige voltijdse Praktische Duurzaamheidscur-
sus van Kinsale FEC kunnen aanbieden. Dan kun je
veel doen om mensen erin te betrekken.
Een Transitie-initiatief nodigt een gemeenschap uit
voor een reis, om in te schepen voor een gemeen-
schappelijk avontuur. In onze moderne maatschap-
pij voelen mensen zich heel vaak machteloos, zodat
zelfs een gewone gloeilamp vervangen door een
spaarlamp al te veel gevraagd is. Jullie Grote Her-
scholing moet mensen weer het gevoel geven dat ze
de kracht hebben om zelf problemen op te lossen,
de kracht om praktische dingen te ondernemen in
plaats van er alleen maar over te praten en het ge-
De burgemeester en de stadsomroeper van Totnes met Noni McKenzie van TTT en een hele grote wortel lanceren het tweede Totnes-Pond en de TTT Lokale voedselgids op de natste dag sinds mensenheugenis.
Stoppen en mazen bij Transition Falmouth: een waaier van ambachten moeten we weer leren.
Kinsale studenten leren bouwen met stro-leem en rondhout met specie door te doen.
De twaalf stappen
toepassen: Lewes
Lewes begon met de vorming
van een stuurgroep, maar was
nog aan het bespreken hoe
zijn opheffing er zou uitzien.
Ze begonnen met het bewust-
makingsstadium en planden
vervolgens de Lancering. Maar
toen beslisten ze dat er nog
niet voldoende aan bewustma-
king gedaan was en stelden de
Lancering uit.
Ze toonden films en gaven
presentaties, en werkten
samen met verschillende lokale
groepen (De fundamenten
leggen, stap 3). Hun Officiële
Lancering op 24 april werd
gevolgd door het vormen van
werkgroepen (stap 5) en het
organiseren van hun eerste
Open-Space-dagen (stap 6). Ze
hebben een vrij logische opeen-
volging van de Twaalf Stappen
gevolgd.
De twaalf stappen
toepassen: Kinsale
Kinsale volgde een onge-
wone weg langs de Twaalf
Stappen. In feite sprong het
direct vanuit het niets tot het
opstellen van een Minder-
Energie-Plan. Hoewel er een
beetje aan bewustmaking werd
gedaan (2) en er Open-Space-
evenementen (6) georgani-
seerd werden, gebeurden de
meeste andere stappen, zoals
de vorming van werkgroepen
(5) binnen het College, waar
de praktische manifestatie (7)
en de Grote Herscholing (8) al
een feit waren. Omdat de rest
van de gemeenschap in Kinsale
de stappen 1-11 feitelijk gemist
heeft, begint Transitiestad
Kinsale opnieuw vanaf stap 1
(voor meer uitleg, zie pag.147).
‘We leren iets te doen door
het te doen. Er is geen andere
manier.’
John Holt
© N
EV
EN
KA
MU
LEJ
© S
ALL
Y S
TIL
ES
188H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
189H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
Als je een controlefreak bent, zal het organiseren van een Open-Space-Evenement (OSE) je zeker niet liggen. Je moet er namelijk heel veel vertrou-wen in hebben dat het proces goed zal verlopen. Toch heb ik nog nooit gehoord van een OSE dat niet goed liep. Open-Space 1 is een krachtig instru-ment om grote groepen mensen met elkaar in dis-cussie te brengen om bepaalde kwesties of vragen te onderzoeken. Het is geschikt voor groepen van 10 tot 1.000 mensen. Open-Space heeft vier regels en één wet (de Wet van de twee voeten).De vier regels zijn:1 De mensen die komen
zijn de juiste mensen.2 Wat er gebeurt is het enige
dat er had kunnen gebeuren.3 Het moment van aanvang
is altijd het juiste moment.4 Als ’t klaar is, is het klaar.
De Wet van de twee voeten zegt:‘Als mensen gedurende de bijeenkomst merken dat zij in een situatie niets leren of bijdragen, moeten zij hun twee voeten gebruiken om naar een meer productieve plek te gaan.’
De sleutel tot een succesvolle OSE is de centrale vraag, die meestal tevens de titel van het evene-ment is. Deze legt de basis voor wat er die dag besproken gaat worden. Een aantal voorbeelden van Totnes: – Hoe zal Totnes zich voeden na het
Tijdperk-van-goedkope-olie?– Stroom in Totnes als het uit is met de
Goedkope Olie...– De economische heropleving van
Totnes; hoe kunnen we een duurzame, rechtvaardige en gezonde economie opbouwen in Totnes?
Je kunt er voor kiezen om specifieke mensen uit te nodigen of je kunt het open houden voor wie er op komt dagen. Je lokatie moet groot genoeg zijn om alle aanwezigen in een grote cirkel te kunnen laten zitten. Je hebt muren nodig waar je dingen op kunt plakken en genoeg andere ruimte(s) waar je in subgroepjes verder kunt praten. Wanneer de mensen aankomen, nemen ze plaats in de cirkel en zodra iedereen er is begint het eve-nement. In het midden van de cirkel ligt een stapel A4-tjes en pennen; op de muur hangt een leeg uur-
Transitie-instrument 10Hoe zet je een Open-Space-evenement op?
rooster met op de ene as de tijden van de verschillende sessies en op de andere de verschillende werkruimtes (zie figuur).Elk vierkant op het rooster heeft de grootte van een A4. Leg om te beginnen de OSE regels uit: de enige voorwaarde voor het inbrengen van een vraag is dat je zelf de discussie daarover leidt, er no-tities van maakt voor degenen die er niet bij kunnen zijn, de naam van het onder-werp op een A4 schrijft en dat op het roos-ter hangt. Dan zeg je: ‘Start!’ Dit is het meest zenuwslopende deel: de eerste keer kan het je behoorlijk naar de keel grijpen, want je weet niet of er überhaupt iemand naar voren zal komen. Maar als het eer-ste schaap over de dam is, is er vaak geen houden meer aan.
Wat volgt is een tien minuten durende wir-war van mensen die vragen voorstellen en ze opplakken. Het is goed mogelijk dat je met meer onderwerpen eindigt dan er ses-sies gepland zijn. In dat geval kan je soms meerdere onderwerpen onder één noemer brengen, zoals diverse aspecten van het op-wekken van energie voor de gemeenschap, die dan tegelijk in één sessie behandeld kunnen worden. Wanneer de agenda vol is, geef je de mensen een paar minuten de tijd om te kijken waar ze bij willen zijn. Vervol-gens geef je met een bel of iets dergelijks aan dat het tijd is voor de eerste sessie.
In theorie organiseert de dag zich hierna vanzelf. Elke werkruimte moet genoeg flip-over papier en pennen hebben. Luidt aan het einde van elke sessie de bel om aan te geven dat deze afgelopen is, verzamel ver-volgens alle gemaakte notities en plak ze op een hiervoor bestemd deel van de muur dat je ‘Marktplaats’ hebt genoemd. Het kan ook handig zijn om iemand te hebben die de notities meteen intypt, wanneer je live op het internet verslag doet over de voortgang van het evenement of wanneer je na afloop niet met een hele stapel type-werk wilt zitten. Net zoals de afwas, ziet een stapel uit te typen flip-overs er de vol-gende dag een stuk afschrikwekkender uit.
Maak duidelijk wanneer elke sessie begint en herinner de mensen aan de Wet van de twee voeten. Vanaf dat moment loopt het OSE vanzelf. Laat aan het einde zo’n 30 à 40 minuten vrij voor een rondje, waarin de aanwezigen kunnen reflecteren op het evenement en het proces, maar niet over de besproken kwesties. In het boek Open Space Technology 2 van Harrison Owen staan manieren om Open-Space-Evenemen-ten van twee of drie dagen te organise-ren, waarin mensen na afloop met de vol-ledige notulen naar huis gaan, maar een evenement van een dergelijke omvang is geschikter voor bedrijven dan voor Tran-sitie-initiatieven, aangezien het lastig is
om mensen in de gemeenschap te vinden die zomaar drie dagen beschikbaar kun-nen zijn.
Het is verbazingwekkend makkelijk om een Open-Space te runnen, terwijl het een on-gelooflijk krachtige manier is om thema’s te verkennen. Die kracht zit hem in de ma-nier waarop Open-Space mensen aantrekt die echt gepassioneerd zijn over een be-paald onderwerp. Voor je eerste OSE kan het nuttig zijn om je te laten ondersteunen door iemand met ervaring,3 maar wanneer je eenmaal een succesvolle Open-Space achter de rug hebt, zul je versteld staan hoe simpel het is!
Een goede korte film over het runnen van een Open-Space, gebaseerd op de Openingsvergadering van het Transitie- netwerk (Inaugural Meeting of the Transition Network) vind je op www.youtube.com/watch?v=Ux_LFjFeCvg.
Het beste boek over dit onderwerp is: Harrison Owen, Open Space Technology: a user’s guide, Berrett-Koehler Books (1993).1 (tafel bij
het raam)2 (waar de bloemen op staan)
3 (zijkamer)
4 (kamer boven)
5 (eetkamer)
10.00u – 11.30u
11.30u – 13.00u
14.00u – 15.30u
Figuur 19 Een voorbeeld
van een Open-Space- open-agenda
190H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
191H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
voel geven erbij te horen, een gevoel dat je krijgt als
je zij aan zij met anderen samenwerkt. En het moet
bovenal leuk zijn.
9. Bouw een brug naar de lokale overheid
Hoeveel deining je Transitie-initiatief ook teweeg-
brengt, hoeveel praktische projecten je ook van de
grond krijgt en hoe geweldig je Minder-Energie-
Plan ook is, je zult niet ver komen, tenzij je een po-
sitieve en productieve band met de lokale overheid
hebt opgebouwd. Of het nu gaat om planning of
om het vinden van fondsen of wat dan ook, je moet
hen aan boord hebben. Je zult wel merken dat je
tegenwoordig op veel plaatsen tegen een open deur
duwt.
Het is raadzaam hen zo vroeg mogelijk bij het
proces te betrekken. Zoek de relevante personen in
de gemeenteraad op en stel jezelf en je project voor.
Belangrijk is in elk geval een ‘zij en wij’-gevoel te
vermijden. Het kan ook heel nuttig zijn te onderzoe-
ken welke ontwikkelingsplannen zij al hebben om
te zien wat zij al gedaan hebben. Je hoeft niet altijd
het wiel opnieuw uit te vinden: gemeenten hebben
vaak al heel wat werk verricht op het vlak van on-
derzoek en overleg en ook al is veel daarvan geba-
seerd op dubieuze opvattingen over oliereserves en
klimaatverandering, toch loont het de moeite dit uit
te zoeken.
Kortom, probeer mensen voor je te winnen. Het
zou wel eens kunnen dat je meer mensen tegenkomt
die hongeren naar je ideeën dan je vermoedde! In
Transition Town Totnes werkt onze Band-met-de-
lokale-overheid-groep manieren uit waarop het
TTT-initiatief het meest succesvol kan interfereren
met de lokale overheid. Ze doen veel van wat ik hier-
boven heb aangehaald en proberen het productieve
raakvlak tussen de twee zo groot mogelijk te maken.
Uiteindelijk zou, zodra een Minder-Energie-Plan
gemaakt is, de band met de lokale overheid mis-
schien wel uitgebreid kunnen worden tot iemand
die zich voor de gemeenteraad verkiesbaar stelt op
een Minder-Energie-Plan-thema. Indien stap 1 tot
en met 7 met succes gevolgd werden, zou deze een
verpletterende overwinning moeten halen!
Transitie-tip
Stel voor elk groot evenement dat je voorbereid
een lijst op van mensen die deel uitmaken van
de lokale overheid (en ook van lokale bedrijven,
de gemeenschap, enzovoort), van wie je vindt
dat ze erbij moeten zijn. Nodig ze persoonlijk
uit en begroet en verwelkom ze ook persoonlijk
bij hun aankomst.
10. Betuig eer aan de ouderen
Voor diegenen onder ons die geboren zijn tijdens of
na de jaren ’60, toen het feest van de goedkope olie
in volle gang was, is het heel moeilijk de idee van
een leven met minder olie te verbinden met onze
persoonlijke ervaring. Ieder jaar van mijn leven
(met uitzondering van de oliecrisis in de jaren ’70)
werd gekenmerkt door een groter energieverbruik
dan de jaren daarvoor. Ik heb geen flauw benul hoe
een meer lokaal werkende samenleving er in mijn
land uitzag. Het enige en meest nabije beeld dat ik
ervan heb, is dat van de stadjes in het landelijke Ier-
land, waarnaartoe ik in 1996 verhuisde. De meeste
winkels waren er nog eigendom van families die ter
plaatse woonden; de meest gedenkwaardige roken
een beetje muf, hadden nog houten vloeren, ver-
kochten de meest ongebruikelijke combinaties van
allerlei dingen (paraffinelampen, koekendozen en
schorten). Meestal werden ze gerund door een kop-
pel van bijna zeventig. We kunnen veel leren van de
mensen die zich nog precies de periode herinneren
van de overgang naar het Tijdperk-van-de-goedko-
pe-olie, vooral de periode tussen 1930 en 1960.
Een deel van het Transition-Town-Totnes-initia-
tief bestond erin oudere mensen uit de streek te in-
terviewen over de overgeleverde geschiedenis. Een
van die interviews werd gedaan met Muriel Lang-
ford, die nu midden tachtig is, en bevat een passage
die ik zeer verhelderend vond:
‘Jeremy lag boven in zijn wieg aan mijn kant
van het bed. Ik had een elektrische zaklamp bij
me, die ik zodra hij wakker werd aanzette. Met-
een daarna pakte Eric aan zijn kant van het bed de
kaars, die je niet aan de kant van de baby kon zet-
ten en stak die aan om de batterij in de zaklamp te
sparen. Ons systeempje werkte perfect!’
Dit was in 1945, en batterijen waren toen zo kost-
baar dat ze dit systeem uitgedacht hadden om het
gebruik ervan tot een minimum te beperken. In
die tijd importeerde Totnes heel weinig voedings-
middelen en in de bestaande woningen leefden
veel meer mensen bij elkaar dan nu (de – kleine-
re – woningen bestonden vaker uit zitslaapkamers
dan de woningen van nu). Er was zeer weinig ver-
keer. Zo vertelde Muriel Langford over een verhui-
zing naar een appartement in High Street in 1945.
De ramen dienden weggenomen te worden om de
grotere meubelstukken in het appartement te krij-
gen. Dit betekende dat de verhuiswagen meer dan
vier uur midden op straat bleef staan en er niets
meer doorkon. Tegenwoordig zou je na vier minu-
ten al een enorme verkeerschaos veroorzaakt heb-
ben en je zou te maken krijgen met een paar heel
boze chauffeurs!
Transitie-tip
Wanneer je interviews doet over overgeleverde
geschiedenis, vermijd dan dit te doen met meer
dan één persoon tegelijk. Zo wilde ik er onlangs
één doen met een dame die fascinerende verha-
len te vertellen had over haar leven als landar-
beidster op de boerderijen van Devon tijdens de
Tweede Wereldoorlog. Net toen we ons gesprek
begonnen waren, zei ze: ‘Beste meneer, ik heb
echt helemaal niks interessants te vertellen, dus
ik heb ik een vriend van mij mee uitgenodigd.’
Een paar minuten later kwam hij opdagen en ik
begon met hen allebei te praten. Het probleem
was dat ze herinneringen begonnen op te halen.
De een zei: ‘En beneden aan de Kaai was die
winkel, hoe heette die ook weer?’, waarop de
andere antwoordde ‘Jameson’s’, waarop de een
dan weer zei: ‘Oh ja, Jameson’s, die hadden drie
zonen, niet?’ ‘Oh ja, en Jason die zit nu in Au-
stralië...’ Enzovoort. Het was ontzettend moei-
lijk om ook maar enige interessante informatie
te krijgen!
Net als dit soort anekdotes, vind ik het ook bijzon-
der boeiend mensen te horen vertellen over hoe
ze toen leefden. De meeste mensen tuinierden in
die tijd – en dat was het. De mensen vertellen over
het gemeenschapsgevoel dat er toen nog was. In de
gesprekken met de mensen die in de oorlogsjaren
leefden is het fascinerend te zien hoe spaarzaam de
mensen leefden en welk gevoel van ‘genoeg’ ze had-
den. Hoe kunnen we dit gevoel terug opbouwen?
Mondelinge verhalen leren ons ook hoe vat te
krijgen op de vaardigheden die de mensen toen
hadden. Hiermee leg ik verband met Stap 7 (pag.
183). Tijdens mijn onderzoekswerk voor het Tran-
sition-Town-Totnes-proces kwam ik er bijvoorbeeld
achter dat er in Totnes tot begin jaren ’80 tuinderij-
en waren, waar nu de parkeerterreinen zijn, die de
winkels in de stad bevooraadden (zoals beschreven
in Hoofdstuk 3). Via mondelinge verhalen en histo-
Wereldcafé-evenement in het Schumacher College voor gemeente- en provincieraadsleden, februari 2007.
Ideeën voor de
Grote Herscholing
Beitels slijpen, conflictbemid-
deling, inmaken, confituur
maken, energie-efficiëntie
in huis, composteren, lokale
munten, succesvol vergaderen,
luistervaardigheden, eenvou-
dige energie-audits uitvoeren,
biodiesel produceren, reno-
vatie, kleipleister aanbrengen,
zonnepanelen installeren,
natuurlijke verf maken, krui-
dentincturen maken, huishou-
delijke financiën bijhouden,
maaien met de zeis, strobalen-
bouw, breien, weven, bomen
snoeien, een boomkwekerij
beginnen, een oven bouwen,
olie-kwetsbaarheids-audits
uitvoeren, gereedschap onder-
houden, rietbedden aanleggen,
open source software, fiets-
onderhoud, zingen, tijdsma-
nagement, verhoogde bedden
aanleggen in de moestuin,
biodynamische landbouw,
voedingsleer, gemeenschaps-
leiderschap, zuurdesembrood
maken, plantaardig verven,
stroleembouw, praktische
lessen in moestuinieren…
‘Enkele jaren geleden las ik dat
elementaire deeltjes ‘bundeltjes
van mogelijkheden’ waren. Ik
begon op die manier over ieder
van ons te denken, want uiter-
aard zijn we ondefinieerbaar,
niet analyseerbaar en gebun-
deld met potentieel zoals alles
in het universum. Niemand van
ons bestaat onafhankelijk van
onze relatie met anderen.’
Margaret J. Wheatley (1999), Leider-schap en de nieuwe fysica (oorspronkelijk verschenen als Leadership and the New Science - discovering order in a chaotic world), Business Contact/Berrett-Koehler
192H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
193H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
risch onderzoek krijg je een fascinerend beeld van
hoe mensen zich voedden, welk werk ze deden en
hoe ze zich verwarmden. Uiteraard is niet alles rele-
vant en herinneringen ophalen houdt het gevaar in
het verleden te romantiseren en het heden te deva-
lueren, maar er kan ook veel uit worden geleerd.
Je zou deze verhalen misschien kunnen verza-
melen en publiceren. Ik ben ervan overtuigd dat
het iets sterks is als je als een van de eerste stappen
van je proces naar de ouderen van de gemeenschap
stapt en naar hun inbreng vraagt. In veel culturen
wordt dit instinctief gedaan, maar in de onze is het
terzijde geschoven. Opvallend is dat, wanneer je een
interview zoals dit afneemt, het eerste wat de men-
sen altijd zeggen is: ‘Ik weet niet waarom je met mij
wilt praten, ik heb absoluut niks interessants te ver-
tellen...’, en je dan verrassen met schitterende ver-
halen en fascinerende informatie!
11. Laat het gaan waar het heen wil gaan
Stap 11 is echt heel duidelijk en vergt weinig uit-
leg. Het voornaamste is dat, indien je je Transitie-
proces begint te ontwikkelen met een duidelijk idee
van waar het naartoe moet gaan, het gegarandeerd
ergens anders heen zal gaan. Je moet ervoor open-
staan en de richting van de energie volgen van die-
genen die erbij betrokken raken. Indien je vasthoudt
aan de idee dat het op een bepaalde manier moet,
zal na een tijdje de energie die rond het proces op-
gebouwd werd, beginnen weg te sijpelen. Dat is nu
juist zo opwindend aan het hele gebeuren: kijken
naar wat er tevoorschijn komt. Het loont de moeite
steeds voor ogen te houden dat je rol die van kata-
lysator is voor de gemeenschap die deze transitie
vorm geeft en dat je mensen helpt de juiste vragen
te stellen, in plaats van de antwoorden te geven.
12. Ontwerp een Minder-Energie-Plan (MEP)
Op dit ogenblik bestaat er slechts één Minder-Ener-
gie-Plan, het plan dat gemaakt werd voor Kinsale
in Ierland.4 Het heeft niet de pretentie afdwingbaar
of allesomvattend te zijn; het begon tenslotte lou-
ter als studentenproject vooraleer we goed en wel
wisten wat we deden. Heel goed was dat het een
sjabloon opwierp dat gevolgd kan worden door an-
dere plaatsen die wegen zoeken uit hun olieafhan-
kelijkheid. Een Minder-Energie-Plan hoeft zelfs
geen Minder-Energie-Plan genoemd te worden.
Sommigen vonden de uitdrukking ‘minder energie’
nogal deprimerend en stelden andere namen voor,
zoals ‘Community Resilience Action Plan’ (deze be-
naming was omwille van het acroniem CRAP geen
lang leven beschoren) en ‘Energie-Transitie-pad’.
Welke naam er ook gebruikt wordt, het idee is dui-
delijk. Een MEP ontwerpt een visionair toekomst-
beeld, waarin minder energie verbruikt zal worden,
een toekomst die veerkrachtiger en opnieuw gelo-
kaliseerd zal zijn. Vervolgens geeft het plan ook, via
een reeks praktische stappen, een wegbeschrijving
van hoe je van hier naar daar kunt komen. Iedere
MEP van iedere gemeenschap zal anders zijn, zowel
wat inhoud als wat stijl betreft. Maar ze zullen alle-
maal een hele waaier gebieden bestrijken naast dat
van de energie. Minder energie is een thema dat een
rol speelt in elk aspect van ons leven. Je zult je ook
Herinneringen ophalen vertelt veel over de geleidelijke teloorgang van lokale veerkracht. Victoria Nurseries, bijvoorbeeld, hier rond de tijd dat deze kwekerij begin jaren ’80 gesloten werd.
bezig houden met voeding, toerisme, economie, on-
derwijs en nog zoveel meer.
Het MEP model wordt in Bijlage 4 voorgesteld
als een stroomschema. Het is werk dat zich steeds
verder ontwikkelt, dat steeds meer vorm krijgt naar-
gelang andere gemeenschappen er zich bij aanslui-
ten en met hun eigen MEP beginnen. Toch hebben
we tien stappen voor het opstellen van een MEP
vastgelegd:
Stap Een:
Leg een basislijn vast Dit houdt in dat je een aan-
tal elementaire gegevens over de lopende praktijken
van je stad verzamelt. Dit kan gaan over energiecon-
sumptie, voedselkilometers of de hoeveelheid ge-
consumeerd voedsel. Je kunt jaren besteden aan het
verzamelen van dit soort gegevens, maar je hoeft er
geen vreselijk gedetailleerd schema van te maken.
Het gaat veeleer om een aantal sleutelindicaties
rond belangrijke elementen in het functioneren van
je gemeente. Hoeveel landbouwgrond is er voorhan-
den, hoeveel auto’s rijden er dagelijks de stad in en
uit? Je gemeenteraad heeft daar sowieso al een he-
leboel informatie over. Je werkgroepen hebben mis-
schien al wat van deze informatie gevonden.6
Stap Twee:
Ga het Gemeentelijke Stadsplan halen De lo-
kale plannen voor het gebied bevatten heel waar-
schijnlijk tijdschalen en elementen waarmee je re-
kening moet houden in je MEP. Ze kunnen ook een
belangrijke bron van gegevens en informatie zijn.
Je zult zelf moeten beslissen of je ervan uitgaat dat
het bestaande plan op onrealistische uitgangspun-
ten gebaseerd is, en dus irrelevant is, of dat je je
eigen plannen erop wilt afstemmen.
Stap Drie:
De visie op lange termijn Hoe zou je gemeen-
schap er binnen vijftien of twintig jaar uitzien als
deze drastisch minder CO2 zou uitstoten, haar ge-
door Sophy Banks
Gebruik dit instrument als je een onderwerp dieper wilt verkennen en analyseren. Het blijft aan de ene kant een open forum, terwijl het toch een gerichte discussie is. Gebruik hiervoor een groep van op z’n minst tien men-sen, misschien honderd, of zelfs meer. Belangrijk is dat het gaat om de vraag – hou het open, zonder oordeel en stu-ring. Zet er een tijdslimiet op, meestal is anderhalf uur meer dan genoeg.
Plaats vijf of zes stoelen in een cirkel, naar binnen gericht, in het midden van de ruimte. Zet daar omheen nog een kring van stoelen, ook naar binnen ge-richt. Aanvankelijk zit iedereen op een stoel in de buitenste cirkel. Begin met iets om de aandacht van de mensen op het onderwerp te richten, misschien een korte introductie, visualisatie of een reflectie op het onderwerp.
Als iemand uit de buitenste cirkel iets wil zeggen over dat onderwerp mag hij of zij plaats nemen in de binnenste cirkel en meedoen met de discussie. Je kunt experts uitnodigen die geduren-de de hele discussie in de binnenste cirkel mee discussiëren, of die de dis-cussie op gang brengen. De discussie begint wanneer er twee mensen in de binnenste cirkel zitten. Als alle stoelen in de binnenste cirkel bezet zijn moet iemand, die vindt dat hij voldoende gezegd heeft, teruggaan naar de bui-tenste cirkel. Er moet meestentijds een stoel in de binnenste cirkel vrij zijn voor een nieuwe spreker.
Alleen de mensen in de binnenste cirkel mogen spreken en zij spreken alleen maar tegen elkaar. Er mag wel verwezen worden naar wat er eerder is gezegd, maar er mag geen directe dialoog ontstaan met iemand buiten de cirkel.
Geef iedereen naderhand wat tijd om te reflecteren op wat er gezegd is, ongeacht of die persoon daadwerkelijk iets gezegd heeft of niet.5
Transitie-instrument 11Hoe een ‘viskom’-discussie te houden?
De twaalf stappen
toepassen: Totnes
Totnes volgde een rede-
lijk eenduidig pad langs de
Twaalf Stappen. Tijdens het
bewustmakingsstadium (2)
was er echter geen Stuur-
groep (1), eerder twee of drie
mensen die nogal informeel de
evenementen coördineerden,
waarbij de naam ‘Transi-
tion Town Totnes’ zelfs niet
gebruikt werd.
Toen kwam de Lancering (4)
en een mislukte poging tot het
vormen van een Stuurgroep
(1). Vervolgens begonnen de
verschillende werkgroepen
zich te vormen (5), waarvan
sommige na en andere onaf-
hankelijk van Open-Space-
dagen (6) ontstonden. Het
verhalen vertellen (10)
gebeurde parallel hiermee, net
als andere stappen. Buiten de
vorming van werkgroepen,
viel elk gevoel dat de Twaalf
Stappen een chronologische
volgorde moeten volgen weg,
uitgezonderd het werken naar
een Minder-Energie-Plan (12).
© T
OT
NE
S I
MA
GE
BA
NK
EN
RU
RA
L A
RC
HIV
E
194H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
195H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?
met een korte samenvatting van de toestand in
2008, gevolgd door een toekomstbeeld in 2030. Dit
wordt gevolgd door een jaar-na-jaar-actieprogram-
ma, zoals besproken in de gedetailleerde stappen-
beschrijving. Wanneer het document klaar is, laat
het dan nakijken en nabespreken.
Indien wat je geestesoog als je uiteindelijke MEP
ziet veel lijkt op gemeentelijke planningsdocumen-
ten die je al eerder gezien hebt, denk dan opnieuw
na. Je MEP zou er eerder moeten uitzien als een va-
kantiebrochure. De gelokaliseerde minder-energie-
wereld die erin beschreven staat, moet zo verleide-
lijk voorgesteld zijn, dat eenieder die het leest het
gevoel krijgt dat zij zichzelf enorm tekort zouden
doen, indien zij hun verdere leven niet besteden aan
het verwezenlijken ervan.
Stap Negen:
Rond het MEP af Voeg de reacties die je krijgt
toe aan het MEP. In werkelijkheid zal dit document
nooit ‘af’ zijn – het zal voortdurend worden bijge-
werkt en alsmaar dikker worden naarmate de om-
standigheden veranderen en er ideeën bij komen.
Laat iedereen weten wanneer het wordt uitgege-
ven.
Stap Tien:
Vier feest! Altijd iets goeds om te doen. In feite
zou je dat eigenlijk na iedere hierboven beschreven
stap gedaan moeten hebben!
Transitie-tip
Gemeentelijke en provinciale structuurplannen
voor de volgende twintig jaar zullen voor wat
betreft piekolie en klimaatverandering lang niet
allemaal uitkomen. Indien er ideeën of voorstel-
len in staan die je zeer onrealistisch lijken (zoals
een nieuwe luchthaven of een overdreven sterke
uitbreiding van het wegtransport), voel je dan in
jouw planning niet gebonden aan elk woord dat
in die documenten geschreven staat.
Na de Twaalf Stappen . . .
De hierboven beschreven Twaalf Stappen zetten een
actieplan uiteen, en het is je vergeven als je denkt
dat Stap 12 de laatste stap is. Het tegendeel is waar:
het afwerken van Stap 12 is nog maar het begin van
je Transitie-initiatief! Het MEP geeft je een idee van
hoe je werk er in de toekomst zal uitzien. En ook,
indien je in theorie (en niemand is tot nu toe zover
geraakt) dit stadium bereikt, verandert je Transitie-
initiatief en wordt in feite dan een instantie voor
herlokalisering wier taak het is het MEP uit te voe-
ren.
bruik van niet-hernieuwbare energie drastisch zou
verlagen en goed op weg zou zijn met het opbou-
wen van veerkracht in alle zaken waar het leven om
draait? Dit proces zal gebruikmaken van informatie
die je tijdens je Open-Space-dagen verzameld hebt,
uit Transitie-verhalen en tijdens een reeks andere
dagen over een visionair toekomstbeeld, om een
globaal beeld te schetsen van hoe de stad er uit zou
kunnen zien. Sta julliezelf toe te dromen.
Stap Vier:
Gedetailleerde toekomstbeelden ontwer-
pen Hoe zou het terrein van iedere werkgroep, met
name die rond voeding, gezondheid, energie, enzo-
voort er in detail uitzien binnen de context van de
hierboven beschreven visie? (Dit is wel lastiger voor
bijvoorbeeld de Hart-en-ziel-groepen.)
Stap Vijf:
Maak een gedetailleerde stappenbeschrij-
ving in de tijd De werkgroepen maken een tijds-
lijn van de mijlpalen, de vereisten, de activiteiten en
processen, die nodig zijn om het project te kunnen
realiseren. Hier moet ook bepaald worden welke
de ‘veerkracht’-indicatoren zijn die je vertellen of
je de goede kant op gaat. Het terugkoppelen in de
tijd doet je ook bij een paar belangrijke vragen stil-
staan. Een voorbeeld hiervan is het model van het
lokale passiefhuis dat in Totnes ontwikkeld werd
(zie pag.133).
Dit neemt het model over van het Scandinavi-
sche passiefhuis, een huis dat al zijn verwarming
haalt uit een goede oriëntatie, superisolatie en de
lichaamswarmte van de bewoners. Bovendien is het
voor tachtig procent gebouwd met plaatselijk mate-
riaal. Hier een lokaal passiefhuis bouwen is echter
nog niet echt iets voor morgen. Daarvoor moeten we
eerst een aantal andere zaken opbouwen, zoals een
lokale hennepindustrie; er zou lokaal kalk of iets
dergelijks geproduceerd moeten worden; er moe-
ten mensen komen die leempleister maken; en nog
belangrijker misschien: er zijn werkkrachten nodig
die deze nieuwe bouwmaterialen en -technieken
kennen en opgeleid zijn om ermee te werken. Een
MEP biedt een mogelijkheid om de praktische kant
van de transitie helder te krijgen.
Transitie-tip
Je kan lokale fotografen of studenten fotogra-
fie opdracht geven foto’s van je gemeenschap in
2030 te maken ter illustratie van je MEP.
Stap Zes:
Transitie-verhalen Parallel aan het hierboven be-
schreven proces maakt de Transitie-verhalengroep
artikels, verhalen, voorstellingen en plaatjes van de
verbeelde toekomstige gemeenschap (zoals beschre-
ven in hoofdstuk 8), daarmee door een waaier van
creatieve media een tastbaar gevoel gevend van hoe
een wereld met minder energieverbruik er zou kun-
nen uitzien. Deze zullen later in het document wor-
den opgenomen.
Stap Zeven:
Breng alle gedetailleerde stappenbeschrij-
vingen samen in een totaalplan In een vol-
gende stap worden de tijdslijnen van de verschil-
lende groepen samengevoegd om na te gaan of ze
coherent zijn. Je kan dit doen via post its die op een
grote muur worden geplakt om er zeker van te zijn
dat bijvoorbeeld de Medische groep niet een par-
keerplaats wil gebruiken om er een medisch cen-
trum te bouwen, terwijl de Voedingsgroep van die-
zelfde parkeerplaats een tuinderij wil maken. Dit
proces moet niet te veel tijd nemen; het volstaat na
te gaan of bij combineren alle delen van het totaal-
plan wel een consistent verhaal vertellen.
Stap Acht:
Maak een eerste kladversie Maak van het to-
taalplan en de Transitie-verhalen een samenhan-
gend geheel, waarbij elk deel van het plan begint
Wat zijn veerkracht-
indicatoren?
De koolstofvoetafdruk bepalen
en de CO2-uitstoot vermin-
deren zijn duidelijk een
cruciaal onderdeel van de
voorbereiding op een energie-
slanke toekomst, maar ze zijn
niet de enige manier om de
vooruitgang van een gemeen-
schap naar meer veerkracht te
meten. In de Transitie-benade-
ring bekijken we de vermin-
dering van de CO2-uitstoot
slechts als een van de ‘veer-
krachtindicatoren’ die de
toenemende graad van weer-
baarheid van de gemeenschap
in kwestie kunnen weergeven.
Andere indicatoren zouden
kunnen zijn:
– percentage lokale handel in
lokale munt
– percentage lokaal geconsu-
meerd voedsel dat binnen een
bepaalde straal geproduceerd
wordt
– verhouding tussen parkeer-
ruimte en productief landge-
bruik
– graad van betrokkenheid van
de lokale gemeenschap in het
praktische Transitie-werk
(vervolg op de volgende bladzijde)
– hoeveelheid verkeer op de
lokale wegen
– aantal bedrijven in handen
van lokale mensen
– aandeel van de gemeenschap
dat lokaal zijn brood verdient
– percentage lokaal geprodu-
ceerde essentiële goederen
– percentage lokale bouwma-
terialen die gebruikt worden
bij nieuwbouwprojecten
– percentage energie geconsu-
meerd in de plaats die gegene-
reerd wordt door lokale ener-
gieproductie-coöperatieven
– aantal 16-jarigen dat tien
verschillende groenten met
enige basiscompetentie kan
kweken
– percentage medicijnen dat
lokaal voorgeschreven wordt
en geproduceerd binnen een
bepaalde straal.
Dit is een nieuw gebied dat
momenteel volop verkend
wordt door het Transitie-net-
werk. Jouw ideeën over andere
mogelijke veerkrachtindica-
toren zijn zeer welkom. Het
kernpunt is dat we meer nodig
hebben dan de koolstofvoet-
afdruk, want we zouden de
uitstoot van een gemeenschap
kunnen halveren, maar nog
steeds even kwetsbaar kunnen
zijn voor piekolie.
Zouden goed gedroogde houtstapels een goede veer-krachtindicator kunnen zijn, zoals deze in Slovenië?
© A
ND
Y G
OLD
RIN
G
196H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
197T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Eerst een beetje achtergrond
Totnes is een stadje in Devon met ongeveer 8.000
inwoners. Het heeft de reputatie en een geschiedenis
een nogal ‘alternatieve’ stad te zijn (iemand schreef
‘verzusterd met Narnia’ op een van de borden aan
de rand van de stad), een reputatie die begon met
de komst van Leonard en Dorothy Elmhirst in 1926.
Zij was een rijke Amerikaanse erfgename en beiden
waren ze op zoek naar een plek voor een experiment
in plattelandsvernieuwing in combinatie met kun-
sten, muziek en theater. Hun vernieuwing van het
landgoed Dartington vlak bij Totnes, de realisatie
van een kunstencollege, een hele waaier van lande-
lijke ondernemingen en een reputatie voor Darting-
ton als internationaal kunstcentrum heeft de regio
op de kaart gezet en trok vele creatieve en alterna-
tieve mensen naar deze regio.
Totnes is vele jaren een broedplaats geweest van
milieu-activisten, thuisbasis voor een van de meest
succesvolle groepen tegen genetische manipulatie
in het land. Totnes had ook enige jaren een van de
beste LETS-groepen van het land. Het lijdt, zoals
vele plattelands- en marktstadjes in Zuidwest-En-
geland, aan hoge vastgoedprijzen, lage lonen en een
ouder wordende bevolking. (Totnes heeft in het Ver-
enigd Koninkrijk het hoogste aandeel van mensen
boven de 60.) Het heeft een geanimeerde markt op
vrijdagen en zaterdagen en een sterke cultuur van
lokale voeding. Totnes is ongewoon in die zin dat
het er in geslaagd is om het Britse ‘Kloonstad’-ver-
schijnsel te vermijden met een ongewoon groot aan-
deel kleine, lokale winkels. Ik verhuisde van Ierland
naar Totnes in september 2005. Ik zou je hier de
verhalen kunnen vertellen van elk ander ontwikke-
lend Transitie-initiatief – Lewes, Penwith, Bristol
(ik zal dat ook doen, maar minder gedetailleerd) –
maar Totnes is in veel opzichten het vlaggeschip-
initiatief en ook het initiatief waarmee ik het meest
vertrouwd ben.
Dan een beetje voorgeschiedenis
Wat volgt is een poging om een geschiedenis te
schrijven van een project dat zeer breed, divers en
dynamisch is en nog steeds evolueert. Om beknopt
te blijven zijn sommige zaken er bewust uit gelaten.
En onvermijdelijk, aangezien TTT zo groot gewor-
den is in zo’n korte tijd, kan het zijn dat sommige
zaken, waarvan ik zelfs geen weet heb, ertussenuit
gevallen zijn, maar hopelijk zal dit je toch een over-
zicht geven van het verhaal van deze stad.
Transition Town Totnes begon in oktober 2005
met een vertoning van de film The End of Suburbia.
Tijdens de volgende maanden hielden piekolie-do-
cent Naresh Giangrande en ik een reeks voordrach-
ten en filmvertoningen en begonnen te netwerken
met bestaande groepen. In deze fase had het proces
nog niet de naam ‘Transition Town Totnes’, er was
zelfs geen collectieve naam tot de week voor de Of-
ficiële Lancering. We probeerden elke bijeenkomst
die we organiseerden zowel over het bouwen van
netwerken en relaties als over het bekijken van films
te laten gaan. Je kan sommige van de werkvormen
en oefeningen die we gebruikten terugvinden op pa-
gina 174.
September 2006
In het begin van de eerste week van september 2006
begonnen er overal in Totnes affiches te verschijnen
die een ‘Lancering’ aankondigden, wat ongetwij-
feld leidde tot verwondering bij veel mensen over
wat dat in hemelsnaam zou kunnen zijn. Alles werd
onthuld op woensdag 6 september in de Civic Hall
in Totnes, waar de ‘Official Launching of Transiti-
on Town Totnes’ plaatsvond. De avond werd bijge-
woond door meer dan 350 mensen, die samenpak-
ten in de zaal om presentaties te horen van mezelf
en van Dr Chris Johnstone. De opening gebeurde
door de toenmalige burgemeester van Totnes, Pruw
Boswell, die enthousiast sprak over het initiatief en
haar hoop dat het een succes mocht worden. ‘Als dit
ergens mogelijk is,’ zij ze tegen het publiek, ‘dan zal
het in Totnes zijn.’
Ik sprak over piekolie, wat het is en waarom het
zo’n urgent thema is. Ik sprak over het concept van
energie-afdaling en herlokalisering en vertelde het
verhaal van het Energy Descent Action Plan van
Kinsale. Ik zette mijn visie uiteen over hoe het Tot-
nes-proces zou kunnen verlopen en wat TTT’s plan-
nen waren voor haar eerste vier maanden.
Chris Johnstone sprak over hoe inzichten uit de
verslavingssector ons dingen kunnen leren om het
verbruik van energie te verminderen. Hij argumen-
teerde dat piekolie en klimaatverandering een be-
roep doen op onze kracht, het moment waarop we
Het begin van
Transition Town Totnes
Hoofdstuk 12
De naam Boterpromenade in Totnes gaat terug naar de da-gen van een veerkrachtiger economie. Hij werd zo genoemd omdat het de koelste plaats was voor verkopers van zuivel-producten om hun kraam op te zetten. Het allereerste TTT-evenementenprogramma.
‘Ik praat veel over avonturen-
verhalen en wat ik er zo leuk
aan vind is dat ze in het begin
bijna altijd hopeloos lijken.
Harry Potter begon zijn leven
in een kast onder de trap,
zonder enig zicht op een hoop-
volle toekomst, Frodo leek ook
geen voor de hand liggende
held en jij denkt misschien van
jezelf “Wat? Ik, die klimaat-
verandering en piekolie ga
aanpakken?”
Bij het begin van de reis heb je
misschien het gevoel dat je te
weinig kwaliteiten hebt voor
de taak, maar we vinden onze
sterktes en onze verborgen
talenten naarmate we de uitda-
ging meer aangaan. Een van
de zaken die ons kan helpen om
die uitdaging aan te gaan, is
het uitdrukking geven aan onze
toekomstbeelden, aan wat we
graag zouden zien gebeuren.’
Chris Johnstone tijdens de lancering van Transition Town Totnes, 6 september 2006
‘Een goede start – ik kijk er
naar uit om op een praktische
manier mee te helpen.’
‘Een veel duidelijker beeld van
de hele situatie. Voel me geïn-
spireerd en opgewonden. Niet
langer een gevoel van onmacht
– begrijp dat bewustmaking
net zo belangrijk is als weten
wat te doen.’
‘Zeer inspirerend. Ik kijk uit
naar de verdere ontwikke-
lingen.’
‘Uitstekend. Het deprimerende
nieuws te horen is goed, maar
de inspiratie, de kracht en de
opwinding zijn beter, best.’
‘Briljant! Ik ben hier echt opge-
wonden over, ik doe mee!’
‘Inspirerend, informatief,
opwindend, hoopvol, op actie
gericht en goed gestructureerd.
Bedankt.’
‘Uitstekende avond. Een gewel-
dige start van wat een grens-
verleggend project zal worden.
Bedankt voor jullie visionaire
toekomstbeelden!’
enkele reacties op de TTT-lancering
198H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
199T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
sprak over hoe het bedrijf (dat dicht bij Totnes ligt)
wordt bestuurd en over de stappen die zij zetten om
het bedrijf minder olieafhankelijk te maken.
Dit werd drie dagen later gevolgd door de eerste
TTT-Open-Space over voedsel. Deze bijeenkomst
werd bijgewoond door meer dan honderd mensen,
alhoewel mensen gedurende de hele dag kwamen
en gingen (de praktijk van Open-Space wordt uit-
gelegd op pag.188). Dit was de eerste keer dat we
probeerden een Open-Space-bijeenkomst op het
moment zelf op de Wiki-website te zetten. Dat ging
zeer goed, en bewees een zeer krachtige werkvorm
te zijn. Die dag resulteerde in veel netwerken en la-
tere projecten, zoals de Zadenruildag, ontstaan uit
de discussies van die dag.
Op 12 oktober gaf Paul Mobbs, auteur van Energy
Beyond Oil, een druk bezochte lezing waarin hij een
breed overzicht gaf van de energieuitdaging waar-
mee het Verenigd Koninkrijk geconfronteerd zal
worden, opnieuw gevolgd door een Open-Space-
dag over energie. Hoewel er wat minder mensen
opdaagden dan op de voedseldag, werd het toch
een levendige en productieve Open-Space.1 Op de
26e hadden we, last minute, een voordracht door
Bob Flowerdrew, expert in biologisch tuinieren. Bob
trok een groot publiek aan – en ook een ander pu-
bliek dan de vorige lezingen – en gaf veel inzichten
van zijn kennis over tuinieren door.
Op 17 oktober had de Hart-en-zielgroep haar lan-
cering. De Hart-en-zielgroep startte met het onder-
zoek naar de psychologie van verandering en formu-
leerde de vragen waar ze mee bezig wil zijn als volgt:
‘Hoe is het eigenlijk om mens te zijn, levend en
wakker op dit moment in de geschiedenis van de
planeet en van de mensheid? Hoe is het echt om
te leven in, en onvermijdelijk deel te zijn van ons
huidig mondiaal economisch systeem? Hoe zit het
met onze dromen en toekomstbeelden, angsten en
kwaadheid, verdriet, passie en inspiratie? Wat mo-
tiveert ons om onze manier van leven creatief te
veranderen, en evengoed, wat leidt ertoe dat we
ons afsluiten en in plaats daarvan het comfort op-
zoeken? Hoe werden we gevormd door de samenle-
ving waarin we leven en hoe werd de samenleving
die we allemaal samen maken op haar beurt gecre-
eerd door ons binnenste? En misschien het belang-
rijkst, welke ondersteunende structuren en proces-
sen hebben we nodig zowel bij het praktische werk
dat voor ons ligt, als voor de ‘verandering in ons
hart’ waarop dat werk berust.’
Hun lanceringsavond werd door veel mensen bij-
gewoond, met zingen, reflectie en discussie en ook
daarna bleken ze een van de groepen die het meest
bijgewoond werden. Naarmate het programma van
hun activiteiten verscheen, werden andere, meer
ervaringsgerichte zaken toegevoegd, met een hele
waaier verschillende werkvormen.
onze beslissende keuze maken, en dat we door ons-
zelf hierin te engageren een grote bron van inner-
lijke sterkte zullen vinden, waarvan we niet wisten
dat we die hadden. Op het einde van zijn voordracht
verdeelde hij het publiek in paren en vroeg hen om
met elkaar te spreken.
In paren hielden zij zich gedurende drie minuten
bezig met elk van de volgende vragen: ‘Als ik hoor
over klimaatverandering en piekolie maak ik mij
zorgen over de volgende dingen...’, ‘Mijn toekomst-
beeld voor Totnes na piekolie is...’, en ‘De stappen
die ik kan zetten in de richting van dit toekomst-
beeld zijn...’ Hierna werden de mensen uitgenodigd
om hun gedachten over deze vragen op te schrijven,
elk op een verschillend gekleurde post-it plakker,
die we vervolgens tegen de muur hingen zodat ie-
dereen ze kon lezen.
Achteraf vertelden de mensen dat ze werkelijk
genoten hadden van de mogelijkheid om van ge-
dachten te wisselen en om te kunnen verwerken wat
ze die avond hadden vernomen. De mensen verlie-
ten de bijeenkomst zeer enthousiast over het pro-
ces. Het was vanaf het begin opgezet om een histo-
rische gebeurtenis te zijn, de avond waarop mensen
terug zouden kijken als de start van het hele proces,
en dat was het gevoel dat er heerste. De ‘Lancering’
maakte veel energie los die TTT sindsdien voortge-
stuwd heeft...
Enkele dagen later vertoonden we, voor de tweede
keer, de film The Power of Community, die handelt
over de ervaring die Cuba had toen het haar eigen
piekolie meemaakte, ofschoon dit, door de ineen-
storting van de Sovjet Unie in 1990, een van bui-
tenaf opgelegde piek betrof. Ondanks het feit dat de
film de eerste keer volledig uitverkocht was, vulde
de zaal zich opnieuw met meer dan honderd men-
sen en was er een heftige discussie na de film.
Rond deze tijd begon voor het eerst de avond-
cursus Skilling Up for Powerdown (zie pag.215).
Een groep van 35 mensen van heel uiteenlopende
achtergronden begon aan deze cursus die een brede
waaier aan onderwerpen behandelt en ontworpen
was om veldwerkers te trainen voor het project.
Oktober 2006
Oktober begon met een avond over ‘Totnes voeden:
verleden, heden en toekomst’ die in de St Janskerk
werd gehouden. Daarvoor waren drie sprekers uit-
genodigd. De eerste, Mary Bartlett, gaf een fasci-
nerend verslag van haar ervaring als tuinbouw-
student in Dartington in de jaren ’60. De tweede,
Helena Norberg Hodge van de International Soci-
ety for Ecology and Culture, gaf een overzicht van
de gevaren van globalisering en hoe, in antwoord
daarop, gemeenschappen over de hele wereld hun
voedseleconomie versterken. De laatste spreker was
Guy Watson van Riverford Farm, een van de groot-
ste bioboerderijen in het Verenigd Koninkrijk. Hij
‘Het echte wezen van de
moderne Britse maatschappij
is dat de enige manier die
we tegenwoordig kennen om
plezier te maken het uitgeven
van geld en energie is. We
moeten opnieuw al die vaar-
digheden leren die onze groot-
ouders bezaten, om met weinig
veel plezier te hebben. Dat is
waar het echt over zal gaan.
Als je kijkt naar de menselijke
geschiedenis, kunnen we alles
verdragen, zolang we tegelij-
kertijd maar een beetje plezier
kunnen maken. Het aspect
plezier is iets waar we echt aan
moeten werken.’
Paul Mobbs, auteur van Energy Beyond Oil, geïnterviewd in Totnes, oktober 2006
200H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
201T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
over lokalisering en dergelijke haalden ze een inge-
lijst bankbiljet uit 1810 van de muur (het gebouw
was vroeger een bank). De gedachte aan lokaal geld
en bankbiljetten deed mijn hart sneller kloppen.
Ook rond deze periode begon een groep samen te
komen om het maken van een lokale voedselgids te
bespreken. Geïnspireerd door zo’n gids die gemaakt
werd in Forest of Dean, begon men uit te zoeken
hoe een dergelijke gids gemaakt kon worden voor
onze stad.
Een andere werkgroep die begon te werken in no-
vember was de Verbindingsgroep-met-de-loka-
le-overheid die bestond uit lokale beleidsmensen
en anderen die TTT met het lokale bestuur wilden
verbinden. In de TTT-elektronische nieuwsbrief
schreef men:
‘De voorgestelde TTT-Verbindingsgroep met de
lokale overheid wil de lokale beleidsmaatregelen
promoten die de noodzakelijke acties aanmoedigen
en belemmeringen uit de weg ruimen om Totnes en
omgeving minder afhankelijk te maken van fossiele
brandstoffen, in overeenstemming met de voorstel-
len van andere subgroepen en het TTT-proces.’
Ze werden snel een sleutelaspect van het TTT-
werk. Het laatste evenement van november, op de
22e, was een voordracht door Richard Heinberg in
de Civic Hall, bijgewoond door bijna vierhonderd
mensen. Mensen kwamen zelfs van het verre Leeds
om naar Richards’ lezing, die zeer goed werd ont-
vangen, te luisteren. Het was, samen met de Lance-
ring, ons grootste evenement van 2006.
December 2006
Er begon rond deze tijd van alles te gebeuren met
de Totnes Renewable Energy Society, (TRESOC). Dit
is een zusterproject van TTT, dat voortkwam uit de
Open-Space-dag over energie, dat ernaar streeft dat
lokale mensen kunnen investeren in infrastructuur
voor hernieuwbare energie. In die periode ontstond
ook de Groep-voor-economie-en-levensonderhoud.
Op 15 december vergaderde de Projectsteungroep
voor het eerst. Een eerdere poging om een stuur-
groep te vormen was niet echt gelukt, maar door
het model te gebruiken waarbij van elk van de werk-
groepen een persoon deel uitmaakt van de groep,
werd deze dynamischer en levendiger. Dit lukte zeer
goed en bleek een zeer effectieve werkvorm voor be-
sluitvorming.
Januari 2007
Het eerste evenement dat we in januari organiseer-
den was een trainingsdag met Andy Langford en
Liora Adler van de Gaia Universiteit, over het thema
‘Het opzetten van productieve vergaderingen’. Naar-
mate meer mensen zich aanmeldden om de verschil-
lende TTT-groepen te leiden, werd duidelijk dat niet
iedereen noodzakelijk de vaardigheden heeft in het
voorzitten van vergaderingen, het omgaan met con-
flicten, enzovoort – ook al hadden ze volop enthousi-
asme en passie voor het werk. Deze workshop bracht
de verschillende groepsvoorzitters samen voor een
erg nuttige dag over deze vaardigheden.
Op de 17e hadden we een gastlezing door Peter
Russel genaamd ‘Op tijd wakker worden’. Deze trok
de grootste menigte tot nog toe naar de St. Jans-
kerk, bijna 300 mensen. Peter sprak over het belang
Een andere groep die van start ging rond die tijd
was de Energiegroep die haar eerste vergadering in
het tuinhuis hield, waar, zoals in Tardis, een buiten-
gewoon groot aantal mensen het klaarspeelde zich
in te passen in een zeer kleine ruimte om de ener-
gie-aspecten van TTT te verkennen. Verder ont-
stond in oktober de Gezondheid-en-geneesmidde-
lengroep, waarvan de eerste vergadering een kleine
maar dynamische aangelegenheid was, die verken-
de wat zo’n groep zou kunnen gaan doen.
November 2006
Het eerste evenement van november was een avond
over bouwen, met als titel ‘Lokaal bouwen: moge-
lijkheden van natuurlijke bouwmaterialen’. Drie
sprekers kwamen praten over verschillende as-
pecten van bouwen en constructie: Gareth Walton
introduceerde het ‘Devon Sustainable Building’-
initiatief. Jim Carfrae besprak het proces van het
strobalenhuis dat hij bouwde in Totnes. En ik sprak
over de waaier van natuurlijke bouwmaterialen en
technieken. Dit werd drie dagen later gevolgd door
onze laatste Open-Space van 2006, met de titel
‘Totnes huisvesten in een energiearme toekomst’,
die opnieuw goed werd bijgewoond en een rijkdom
aan ideeën opleverde.
Op 8 november bracht Simon Snowden van de
Universiteit van Liverpool, die een Audit voor Olie
kwetsbaarheid (Oil Vulnerability Auditing, OVA)
ontwikkeld had, zijn eerste bezoek aan Totnes. Simon
organiseerde een ééndaagse workshop in de South
Hams District Council-kantoren voor tien lokale be-
drijven, waarin het OVA-proces werd toegelicht en de
inzichten die het de firma’s kon bieden in hun graad
van kwetsbaarheid en dus in hun risico’s.
Op 9 november had de TTT-Kunsten-en-am-
bachten-groep haar lancering. Een groep lokale ar-
tiesten kwam samen en besprak hoe hun kunstbe-
oefening het TTT-proces zou kunnen informeren,
documenteren en inspireren. Alhoewel proberen
om veel artiesten samen dingen te laten doen ver-
geleken wordt met ‘het hoeden van katten’, bleek er
energie te bestaan om verder te werken aan dit as-
pect van het project.
Rond deze tijd liep er in het Schumacher Col-
lege een opmerkelijke cursus ‘Leven na de olie’,
een tweeweekse intensieve onderdompeling in het
thema piekolie. Een van de lesgevers was David Fle-
ming, econoom en bedenker van de Klimaatduka-
ten/Verhandelbare Energie Quotas, die op 7 novem-
ber een avondlezing gaf voor TTT onder de titel ‘Een
praktische gids voor energie-afdaling’. In een volle
zaal weefde hij een aantrekkelijk tapijt van onder-
werpen, gaande van piekolie tot koormuziek en van
koolstofrantsoenering tot Wordsworth. De Tran-
sitie, zo beweerde hij, gaat evenzeer over het her-
vormen en heropbouwen van onze cultuur als over
zonnepanelen. Hij ging ruimschoots over zijn tijd,
maar iedereen vond het fantastisch. De voorgaande
avond zaten hij en ik samen met Stephan Harding
in een debat over de film An Inconvenient Truth in
de Barn Cinema, in Dartington. Iemand vroeg het
panel: ‘Wat geeft je hoop?’ David antwoordde, na
enig nadenken: ‘Bach’.
Later die week bezocht ik het kantoor van een
lokaal filmproductiehuis. Tijdens onze gesprekken
Simon Snowdon van de Universiteit van Liverpool legt het concept van de oliekwetsbaarheidaudit uit aan een publiek van lokale ondernemers.
Rommelen door de zaadzakjes op Zadige zondag van TTT.
Peter Russell over
transitie en bewustzijn
Denk je dat er een gevaar schuilt
in het benadrukken van bewust-
zijnsverandering boven prak-
tische actie? Dat het gevaar
bestaat dat sommige mensen
zullen denken dat we als het ware
gewoon op een magische manier
uit deze crisis zullen geraken, dat
het universum het wel op een of
andere manier zal regelen voor
ons, dat we onze handen niet zelf
vuil hoeven te maken?
‘Het is waar dat er een groot
gevaar schuilt in de keuze om
van bewustzijnsverandering
de prioriteit te maken. Er zal
heel wat fysiek werk gedaan
moeten worden, heel wat sociale
en economische veranderingen
zijn nodig, veranderingen die
werk, aanpassingen en beslis-
singen in de reële wereld zullen
vragen. Maar deze dingen zullen
wellicht vloeiender, gemak-
kelijker en ik denk zelfs meer
constructief verlopen als we op
hetzelfde moment ons bewust-
zijn van de oude egocentrische,
materialistische manier van
denken bevrijden. Een manier
van denken die uiteindelijk alom
de problemen gecreëerd heeft
waar we vandaag mee te maken
hebben.
(vervolg op volgende pagina)
Als we niet op het zelfde moment
ook op ons bewustzijn, onze
geest, onze psyche gericht
zijn, dan zullen we sommige
fouten herhalen. Ik denk dat het
minstens even belangrijk is de
omgekeerde fout te vermijden,
waarin we louter kijken naar
wat er gedaan moet worden
zonder het bewustzijnsele-
ment erbij te betrekken. Dat is
de manier waarop we gewoon-
lijk met de dingen omgaan: we
zien een probleem buiten ons en
willen het oplossen, het veran-
deren, er iets aan doen. We
moeten gaan nadenken over wat
het precies is in ons denken dat
onze problemen veroorzaakt, of
wat maakt dat we ze niet op de
juiste manier oplossen.
Er moet dus zeker een balans
tussen beide zijn, waarbij beide
elkaar ondersteunen, maar hoe
dan ook zal een bewustzijnsver-
andering het externe werk dat
we moeten doen ondersteunen.
Ik geloof niet dat de wereld zich-
zelf op wonderbaarlijke wijze
zal regelen door alleen maar
allemaal achterover te leunen
en te mediteren. Ik geloof dat
van geen kanten. Het gaat abso-
luut een hoop zeer uitdagend
werk vergen. We gaan heel wat
uitdagende beslissingen moeten
nemen die ons hoogst waar-
schijnlijk persoonlijke onge-
makken en misschien zelfs ontbe-
ringen zullen kosten. Dat zal
niet gemakkelijk zijn en dat is
de reden waarom ik denk dat
wij tezelfdertijd ook naar ons
bewustzijn moeten kijken, om op
die manier onze weg door dat
proces heen lichter te maken.’
Peter Russell, geïnterviewd in Totnes op 18 januari 2007.
© F
RA
NK
IE W
ELL
WO
OD
202H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
203T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
hetgeen gezegd werd in de vergadering, daarbuiten
geciteerd mag worden, maar niet aan een individu
mag worden toegeschreven.
Enkele dagen later ging het eerste Totnes-Pond
(waarover later meer) naar de drukker, met op een
kant een opdruk van het Totnes-bankbiljet uit 1810
dat ik drie maanden geleden had zien hangen in de
oude bank.
Nog twee andere opmerkelijke evenementen in fe-
bruari waren op de eerste plaats de Hart-en-ziel-
Open-Space-dag, die alle verschillende elementen
van dit aspect van TTT onderzocht. De drukke dag
droeg veel bij om het werk van die groep vorm te
geven en te bezielen. Het andere evenement was
de eerste samenkomst van de Transitie-verhalen
groep. Je kan over het werk van deze TTT-groep
meer lezen op de pagina 215.
Maart 2007
Begin maart stond in het teken van de Totnes-Pond-
opwinding in een poging de biljetten gedrukt en
klaar te krijgen voor hun lancering op 7 maart. In
de korte beschikbare tijd hadden achttien winkels
ingetekend voor het programma en werden de bil-
jetten ontworpen en gedrukt. Het eerste biljet werd
aan het Totnes Museum gegeven en de volgende aan
de gemeenteraadsleden van Totnes.
De gemeenteraad had me uitgenodigd om haar
van de laatste vorderingen van TTT op de hoogte te
komen brengen. Op het einde van mijn voordracht
zei ik de leden dat, hoewel ik er geen gewoonte van
maakte om geld in bruine enveloppen aan politici
te geven, ik voor hen een uitzondering wilde maken
(de biljetten waren verpakt in bruin papier van de
drukker gekomen) en ik gaf aan elk van hen een van
de eerste Totnes-Ponden. Op de daaropvolgende
vergadering stemde de gemeenteraad unaniem om
het werk van TTT te onderschrijven, wat een enor-
me impuls gaf aan het project.
De biljetten zelf werden op 7 maart gelanceerd op
een evenement met als titel ‘Lokaal geld, lokale
vaardigheden, lokale kracht’, samen met een lezing
door Molly Scott Cato van gaianeconomics.org, een
economiste en lid van het net beginnende Transi-
tion-Stroud-project. Het Pond kreeg goede publi-
citeit door foto’s van het parlementslid voor onze
streek Anthony Steen, zwaaiend met een handvol
biljetten. Vervolgens hadden we een Open-Space-
dag over economie, die veel ideeën opleverde over
de rol van het pond, tezamen met andere systemen
zoals LETS, Tijdsbankieren en Credit Unions.
van bewustzijn in de Transitie, iets waar we nog niet
mee bezig waren geweest.
Zondag de 28e was ‘Zaadjeszondag’, de TTT-za-
denruil, met honderden mensen die hun zaadjes
meebrachten – de rare, de wonderlijke en de echte
familiestukken – om met elkaar te ruilen. De dag
bestond ook uit lezingen en demonstraties, en was
een zeer energetisch gebeuren. TTT haalde op dat
moment ook zijn eerste vermelding in de nationa-
le pers. The Guardians’ Eco Soundingsectie schreef
een kort artikel:
‘Het idee dat Totnes, Devon, zonder fossiele
brandstof komt te zitten roept beelden op van lif-
tende matrones naar Exeter en gepensioneerde ke-
rels kokend op open vuren, maar de stad is bloed-
serieus over het produceren van lokaal voedsel als
het zwarte goedje opraakt. Het heeft zichzelf nu
tot Groot-Brittanniës eerste ‘Transitie’-stad ver-
klaard, en permacultuurgoeroe Rob Hopkins te-
kent een 25-jarig plan uit om te zien hoe Totnes
het zonder olie zou kunnen stellen. Er zijn verga-
deringen geweest over hoe voedsel en energie lo-
kaal geproduceerd kunnen worden, maar het plan
is om een lokaal energiebedrijf op te zetten, het lo-
kale ontwikkelingsplan te herschrijven en anderen
aan te sporen om deel te nemen aan de beweging.
En het werkt. Stroud in Gloucestershire en Lewes,
Oost Sussex zijn ook net mee gaan doen.’
Februari 2007
Het Transitie-proces in Totnes begon zich te verdie-
pen, met goedlopende Projectsteungroep-vergade-
ringen, verder nadenken over de structuur, enzo-
voort. In februari liep er in het Schumacher College
een drie weken durende cursus over klimaatveran-
dering, met enkele excellente sprekers. We leenden
enkelen van hen voor publieksevenementen, die we
samen presenteerden met Friends of the Earth van
South Ham, Schumacher College en TRESOC.
De eerste was Aubrey Meyer, de bedenker van
‘Contractie en Convergentie’ (plan voor verminde-
ring van emissies en verschillen), en de tweede was
Tony Juniper, de coördinator van Friends of the
Earth. Beide lezingen werden door zeer veel mensen
bijgewoond. Terwijl Tony op het Schumacher Col-
lege verbleef, nam hij deel aan een evenement dat
georganiseerd werd door de Verbindingsgroep-met-
de-lokale-overheid, een Wereldcafédag voor loka-
le beleidsmensen. Wereldcafé lijkt op Open-Space,
maar het kan meer geleid worden, is minder chao-
tisch, en minder zelf organiserend (hoe een Wereld-
café te begeleiden kan je lezen op pag.204). Het eve-
nement werd bijgewoond door 23 beleidsmensen
van gemeentelijk, stads- en districtniveau en het lo-
kale parlementslid Anthony Steen. De bijeenkomst
begon met een uitleg over piekolie en klimaatver-
andering. We constateerden dat het lokale beleid
is gebaseerd op de veronderstelling dat olieprijzen
voorlopig laag zullen blijven en dat klimaatveran-
dering voorlopig geen impact zal hebben en op de
verwachting dat de beweging om mensen die zich-
zelf probeerden te helpen los te laten, steeds maar
door zal blijven gaan.
We vroegen de beleidsmensen hoe hun planning
er uit zou zien als dit niet de uitgangspunten waren.
Dit bracht een rijke gedachtestroom op gang, over
uiteenlopende onderwerpen als toerisme, planning,
transport en de economie. We maakten hierbij ge-
bruik van de Chatham-huisregels, die stellen dat
Het originele Totnes bankbiljet uit 1810, ontdekt aan de muur van een lokale filmmaatschappij, diende als inspiratie voor het eerste moderne Totnes-Pondbiljet.
Lokale burgers tonen op de avond van de lancering trots het gloednieuwe Totnes-Pond.
Burgemeester Pruw Boswell balanceert met walnoten op het eerste TTT-notenboomplantevenement.
Tony Juniper over piekolie
en energievermindering
‘Ik denk dat er een transitie zal
komen en ik denk dat het vrij
onmogelijk zal zijn voor ons om
een snelle, ordelijke terugtrek-
king uit het Koolstoftijdperk
te hebben. Dat is niet moge-
lijk. Onze infrastructuur, onze
transportsystemen, onze brand-
stofmix, in het bijzonder onze
landbouw, al deze zaken zijn
vandaag zwaar afhankelijk van
fossiele brandstoffen. Het zal
een tijdje duren om hieruit te
geraken, maar hoe sneller we
ermee beginnen, hoe sneller we
er zullen zijn, en ook hoe orde-
lijker de transitie zal verlopen.
De samenloop van deze ‘kool-
stofontwenning’ met de schok
die rond de snel toenemende
prijs van olie zal ontstaan, zal
de zaak er niet gemakkelijker op
maken. We moeten dan ook nu
al beginnen met de koolstofont-
wenning, met alle technologische
middelen die we al hebben, van
de fiets tot zonne-energie. Al die
dingen bestaan al, we moeten ze
snel in beweging en op de markt
krijgen, (vervolg op volgende pagina)
zodat we dit proces kunnen
beginnen nu we nog de econo-
mische stabiliteit, het geld en het
sociale comfort hebben om dit te
doen zonder het zelfs echt op te
merken.
De plaats waar we kunnen
eindigen, zou zoveel leuker
kunnen zijn dan wat wij nu
hebben! En dat is de andere
belangrijke manier om mensen
mee te krijgen: we gaan niet
terug naar een nieuw Stenen
Tijdperk of naar de Middel-
eeuwen, we zijn op weg naar
een veel rooskleuriger, veiliger
toekomst, een toekomst waarin
gemeenschappen heropgebouwd
worden, vervuiling iets is van
een ver verleden, we voedsel-
zekerheid verworven hebben,
biodiversiteit, waarin mensen
lange en comfortabele levens
hebben en er voor eeuwig ener-
giezekerheid is. Het is natuur-
lijk erg moeilijk dat beeld goed
over te brengen, omdat het
enige waar je ooit een accurate
tekening van kunt maken, het
verleden is.
Als mensen in gedachten terug-
kijken naar de pre-olie, de
pre-CO2-wereld zien ze iets
ellendigs. Ze zien een wereld
waar mensen op jonge leef-
tijd stierven, met veel ziektes
en weinig sociaal comfort. De
tendens is om dat beeld met de
toekomst te vergelijken, terwijl
de toekomst in werkelijkheid
vast heel anders zal zijn. Het is
belangrijk een positief toekomst-
beeld te schetsen, maar dat is
niet gemakkelijk, omdat wij
nog nooit in de toekomst zijn
geweest. Je kunt mensen er dus
geen film over laten zien. Maar
dat is wel het soort beelden dat
wij moeten creëren.’
Tony Juniper, geïnterviewd in Totnes in februari 2007
© A
RT
HU
R K
AY
204H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
205T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
met grote papieren tafelkleden. Op elke tafel leg je ook een aantal pennen en zet je bloemen en een kaars.Een andere factor tot succes van de hele operatie is de aanwezigheid van eten en drinken. Bied de mensen iets aan als ze binnen komen, maar ook tijdens de ses-sie moet er eten en drinken aanwezig zijn, zodat mensen even op kunnen staan om iets te gaan halen. Wat wijn en vruchten-sappen en een mix van hartige hapjes en zoetigheden doen het altijd goed.
3. ONDERZOEK DE VRAGEN DIE BELANGRIJK ZIJNZoals ik al eerder aangaf moet er goed na-gedacht worden over de vraag die je stelt. De manier waarop je vraag wordt geformu-leerd, kan je bijeenkomst maken of breken. Je kunt ervoor kiezen om een grote over-koepelende vraag te stellen die in meerde-re ronden steeds verder wordt uitgediept, of je kunt meerdere losse vragen stellen die verschillende aspecten van het onder-werp behandelen. Je vraag moet relevant zijn voor de groep; ze moet duidelijk zijn en uitnodigen tot nadenken en diepere re-flectie. Het zou een uitnodiging moeten zijn tot het verkennen van mogelijkheden en het moet voor de aanwezigen duidelijk te maken hebben met de motivatie waar-om ze gekomen zijn.
Een Wereldcafé waar ik aanwezig was, ge-organiseerd door Second Nature3 in het Cultivate Centre in Dublin, had één heel specifieke vraag: ‘te plannen hoe gemeen-schappen na piekolie en door energie-af-daling kunnen bloeien en overleven’. Om dit te kunnen doen waren een viertal vra-gen opgesteld, elk als onderwerp voor een gespreksronde:– is piekolie een crisis of een kans voor
lokale gemeenschappen? – hoe relevant is het model van energie-
afdaling voor mij en mijn situatie? – hoe communiceren we antwoorden op
piekolie vanuit de gemeenschap zowel binnen de gemeenschap als tussen verschillende gemeenschappen?
– welke vaardigheden moeten we leren en welke trainingen en scholing moeten we organiseren om adequaat te kunnen reageren op piekolie?
4. MOEDIG IEDEREEN AAN OM BIJ TE DRAGEN AAN DE DISCUSSIE Iedereen die een Wereldcafé bijwoont wordt onderdeel van een groter geheel, een levend netwerk. De idee achter We-reldcafé is dat er zoveel mogelijk verbin-dingen tussen de deelnemers gemaakt moeten worden, omdat hoe meer verbin-dingen er gemaakt worden, hoe meer col-lectieve intelligentie er wordt vrijgemaakt. Dit doe je door elk kwartier een bel of iets
dergelijks te luiden, als teken dat de deel-nemers moeten doorschuiven naar een an-dere tafel. Zo ontmoet je in de tijd die de bijeenkomst duurt in feite de meeste, zo niet alle deelnemers en kun je met hen van gedachten wisselen.
5. VERBIND DE DIVERSE INVALSHOEKENHet verbinden van de diverse invalshoe-ken vindt plaats door maximale interactie en kruisbestuiving, wat een hecht web van verbindingen tot stand brengt. Elke keer als de bel klinkt en de deelnemers door-schuiven, nemen zij de draden van hun eerdere discussies mee naar een volgende groep mensen. Aan het begin van de bij-eenkomst wordt een tafelgastheer/vrouw gekozen, die gedurende alle ronden aan dezelfde tafel blijft. Het is de verantwoor-delijkheid van deze persoon om alle uit-komsten van de gesprekken op het tafel-kleed te schrijven, zodat alles wat ter tafel kwam in een accuraat (en leesbaar) verslag wordt vastgelegd.Elke keer als de groepen veranderen, vertelt de gastheer/vrouw eerst wat er in de voorafgaande gesprekken al besproken is en de nieuwe mensen vertellen elkaar kort wat er is besproken in eerdere ge-sprekken die zij hebben gevoerd. Dit zorgt voor een maximaal samenweven van de verschillende draden.
>>
Transitie-instrument 12Een Wereldcafé houden
Wereldcafé wordt omschreven als ‘de bewustwording en inschakeling van de col-lectieve intelligentie door middel van ge-sprekken over belangrijke onderwerpen.’ 2 Het is een heel effectief middel voor het verkennen van specifieke vragen en onder-werpen. Het is minder chaotisch dan Open-Space en een sterke methode om specifie-ke vragen en onderwerpen te verkennen. Het is gebaseerd op de idee dat de meest waardevolle gesprekken gevoerd worden op plaatsen waar mensen zich ontspannen voelen: aan een tafel, of dat nu in de keu-ken is of in een café, met een kopje (of een glaasje) in hun handen en misschien wat lekkere koekjes.
Het is een middel om mensen samen te brengen om hen heel specifieke vragen of onderwerpen voor te leggen, in plaats van hen, zoals in Open-Space, zelf de vragen te laten bepalen. Wereldcafé vergt ook meer voorbereiding dan Open-Space, maar als het op de juiste wijze wordt uitgevoerd, kan het een zeer effectieve en gedenk-waardige verkenning zijn van de vragen die je had voorbereid.
World Café, een wereldwijd netwerk van beoefenaars, heeft zeven principes voor een Wereldcafé ontworpen, die heel duide-lijk maken hoe het proces verloopt:
1. CREËER DE CONTEXT De sleutel tot een succesvolle Wereldcafé-bijeenkomst is een goede voorbereiding. Dat houdt in dat je zorgvuldig nadenkt over het onderwerp waarover het zal gaan, hoe je je vragen formuleert waarover ge-discussieerd zal worden, wie je vindt dat er moet zijn en hoe je die mensen uitnodigt, waar en wanneer het zal zijn en wat de ge-wenste uitkomsten van je bijeenkomst zijn.
2. ZORG VOOR EEN GASTVRIJE PLAATS De plaats waar je het Wereldcafé gaat hou-den, moet zo gastvrij mogelijk gemaakt worden. Sommige plaatsen lenen zich van nature beter voor een ontspannen sfeer dan andere plaatsen. Een felverlicht con-ferentieoord of een wegrestaurant zul-len waarschijnlijk geen goede sfeer geven, terwijl een intiemere plaats het beter zal doen. De plaats moet veilig voelen, zowel fysiek als voor het uitwisselen van ideeën.Het maken van een goede sfeer begint al bij het versturen van de uitnodiging. Deze moet vrolijk en sprankelend zijn en er dui-delijk anders uitzien dan de rest van de post die mensen ontvangen. Hierin moeten ook de vragen staan waarover gesproken gaat worden. Gebruik bij het inrichten van de kamer ronde tafels waar ongeveer vijf mensen aan kunnen zitten en zet die wille-keurig neer in de ruimte. Dek de tafels af
Deelnemers aan een Wereldcafé-sessie in het Culti-vate Center in Dublin zetten hun ideeën op papier.
206H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
207T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Eveneens in maart organiseerden we een boomplan-
ting op Vire Island in het centrum van Totnes, waar
we 5 amandelbomen en 2 walnootbomen plantten.
De toenmalige burgemeester, Pruw Boswell, kwam
er ook een planten en we kregen enkele prachtige
foto’s in de krant om ons ‘Totnes, Notenboomhoofd-
stad van Groot-Brittannië’-initiatief te lanceren.
De volgende lezing in onze serie van evenemen-
ten werd gegeven door Jerry Mander, een van de
mede oprichters van het ‘Internationaal Forum over
Globalisering’. Zijn lezing droeg de titel ‘Het einde
van het tijdperk van de globalisering: terugkeer
naar het lokale’. Hij gaf een zeer grondig overzicht
van de globalisering, waarom de levensduur ervan
beperkt is, en van de mogelijkheden van een meer
gelokaliseerde toekomst.
April 2007
Op 5 april presenteerde TTT, in de Barn Cinema in
Dartington, de South-West première van de film A
Crude Awakening. De avond was uitverkocht, en de
film, een uitstekende documentaire die voor piekolie
doet wat An Inconvenient Truth doet voor klimaat-
verandering, werd zeer goed onthaald. Hij werd ge-
volgd door een discussie met een panel van lokale
mensen die betrokken waren bij het onderwerp.
Op 12 april kwam een van de meest dynami-
sche groepen, die uit de TTT-Kunsten-en-ambach-
ten-groep was ontstaan, het Duurzame-vaklieden-
project, voor het eerst samen. Ze brachten een
verzameling vaklieden bijeen uit een waaier van
werkterreinen om te bekijken hoe men het best het
concept van nuttige lokale ambachten kon onder-
steunen.
Op 19 april kreeg ik een zeer vreemd telefoon-
tje van een journalist uit Mexico die op een of an-
dere manier over TTT gehoord had en er een artikel
over wilde schrijven. Haar hoofdvraag, echter, die ze
maar bleef stellen, was: “Dus in hoeverre is Transi-
tion Towns zoals John Lennons’ Imagine?’ Tsja, hoe
moet je die vraag beantwoorden? Het leidde tot een
verwarrend stukje in een Mexicaanse krant, en een
amusant stukje in de Totnes Times (zie hieronder).
Op 22 april organiseerde TTT haar eerste Tran-
sitie-verhalen-evenement. Het idee was om verha-
lenvertellers en schrijvers samen te brengen, alsook
andere creatievelingen, om te beginnen met het ver-
6. LUISTER NAAR ELKAAR EN LET OP PATRONENCentraal voor een succesvol Wereldcafé is de kunst van het goed luisteren, een kunst waar velen van ons niet zo heel bedreven in zijn, maar het kan geleerd worden. Luis-teren is meer dan niets zeggen met je oren open. Volgens theworldcafe.com 4 heeft goed luisteren bepaalde kenmerken:– luister naar de spreker vanuit de
overtuiging dat de ander iets wijs en be-langrijks te zeggen heeft;
– luister met een bereidheid om je te laten beïnvloeden;
– respecteer de mening van de spreker, ongeacht hoeveel deze verschilt van de jouwe. Die mening is even belangrijk als de jouwe en is een deel van het grotere geheel waarover geen van ons zelf het hele overzicht heeft;
– ben je zelf aan het woord, probeer dan kort en bondig te zijn en geen beslag te leggen op de ruimte; probeer als luiste-raar te voorkomen dat je tijdens het luis-teren al een antwoord aan het bedenken bent, maar luister op een open manier; probeer ook tussen de regels door te luisteren en vast te stellen welke dieper liggende patronen er ontstaan en welke nieuwe vragen er opkomen.
7. DEEL GEZAMENLIJKE ONTDEKKINGENAan het einde van het proces kunnen de uitkomsten op verschillende wijzen ge-deeld worden. Om te beginnen kunnen alle tafelkleden opgehangen worden, zodat iedereen ze kan zien. Daarna kun je een rondje houden, waarbij elke tafelgastheer of -vrouw kort samenvattend aan de groep vertelt wat de belangrijkste gesprekson-derwerpen van zijn of haar tafel waren. Daarna kan er een meer algemeen rondje gehouden worden waarbij deelnemers de kans krijgen hun gedachten over het pro-ces, over hoe het was voor hen en over welke diepere vragen er ontstonden, met de groep te delen. In het verlengde hier-van kan een mooi verslag van de bijeen-komst worden uitgetypt, dat je vervolgens een paar dagen later aan alle deelnemers als ‘verslag’ van de discussie mailt.Voilà, dat is het: een goede sfeer, goed eten, levendige gesprekken, veel contac-ten en een grote stroom ideeën. Wereld-café in een notendop! 5
TRANSTION TOWN TOTNES is
groot nieuws in Mexico, maar de vraag
is waarom en hoe zijn ze dit aan de
weet gekomen?
De Mexicaanse krant Excelsior
brengt een artikel van driekwart pa-
gina over de organisatie die de stad
voorbereidt op een leven na de olie.
En Mister Transition – Rob Hopkins
– en voormalig burgemeester raadslid
Pruw Boswell mailden citaten om in
het verhaal te gebruiken.
‘Ik weet dat ze het gebruikt hebben,
want ik zie daar mijn naam staan’, zei
raadslid Boswell. ‘Maar ik begrijp
niet wat er in staat, want het is in het
Spaans. En Rob ziet zijn naam staan,
maar hij snapt het ook niet.’ Ze voeg-
de eraan toe: ‘Het punt is hoe Mexico
Transition Town Totnes ontdekte?’
De burgemeester is ook verbijsterd
door een kaart van Engeland bovenaan
de bladzijde, waarop Liverpool, Lon-
den en Totnes staan alsof dat de enige
plaatsen van belang zijn.
Verwarring in Mexico
Uit de Totnes Times, mei 2007. Herdruk met toestemming.
208H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
209T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Op 8 mei kwam internationaal-permacultuur-trai-
ner Penny Livingston-Stark naar Totnes, als on-
derdeel van een cursus op het Schumacher College
en we namen haar in ons programma op om een
avond te spreken over ‘Permacultuur: ontwerpen
voor transitie’. Haar ideeën over de kracht van per-
macultuur als instrument voor het ontwerpen van
samenlevingen na de fossiele brandstoffen gaven
ons veel inzicht.
Op 15 mei werd er een avondbijeenkomst gehouden
in Totnes met als titel ‘Geinig geld: welke volgende
stap voor het Totnes-Pond?’, waarop de mogelijkhe-
den van een tweede fase werden verkend. Het trok
veel mensen aan om samen de mogelijkheden van
een groter programma te bekijken en bracht ook
een aantal nieuwe vrijwilligers op de been voor het
project. Het eerste programma liep nog een aantal
weken, maar ze wilden verder kijken naar wat er
daarna zou kunnen volgen.
De volgende grote avondlezing was 23 mei en
deze onderzocht ‘Nieuwe strategieën voor nulener-
gie-huisvesting’. De sprekers waren Bob Tomlinson
van de Living Villages Trust en Bill Dunster, de ont-
werper van BedZed in Londen. Er kwamen veel men-
sen op af en er was veel discussie over wat geschikte
strategieën voor Totnes zouden kunnen zijn.
Op 26 mei hielden we de Totnes-Notenboom-
hoofdstad-van-Groot-Brittannië-ontwerpdag’.
Zestien mensen kwamen samen en bekeken wat
de beste plaatsen in Totnes zouden zijn voor het
planten van notenbomen. Een paar sprekers open-
den de dag: een van hen was Martin Crawford van
het Agroforestry Research Trust 8 die uitlegde dat
walnoten geen goede keuze waren voor stedelijke
boomaanplantingen, tenzij je een grote eekhoorn-
jacht wenst! Hij raadde tamme kastanje en hartno-
ten (Japanse walnoot) aan als betere keuzes (zie ook
pag.124). De groep splitste zich in twee, en gewa-
pend met kaarten ‘inspecteerden’ ze het centrum
van Totnes op zoek naar goede plekken.
31 mei was de laatste dag van het eerste Totnes-
Pond-programma. De winkeliers werden geïnter-
viewd, de laatste biljetten vergaard, en we door-
stonden een lawine van media-verslaggeving. BBC
Devon news maakte er een groot stuk over en de
verslaggeving bereikte de pagina’s van de Daily
Mirror en zelfs van de Buenos Aires Herald (om
onze Zuid-Amerikaanse belangstelling op peil te
houden!). Je kan verderop en op pagina 217 meer
lezen over het pond.
Juni 2007
Het volgende evenement was een lezing door An-
drew Simms en Nic Marks van de New Economics
Foundation, met als titel ‘De nieuwe economie: van
groei naar welzijn’. De voordracht van Andrew fo-
custe op de uitdaging van klimaatverandering en
Nic keek naar het concept van de ‘geluksindicato-
ren’, nieuwe manieren van kijken naar wat voor-
uitgang is en hoe ondanks de verhoging van de na-
tionale welvaart, ons geluksgevoel sinds de jaren
zeventig gestaag gedaald is.
Op 11 juni vonden twee van onze grootste evene-
menten tot dan toe plaats in de Great Hall in Dar-
tington. De eerste was overdag en heette ‘Land-
goederen in Transitie’. Het idee was dat, als je de
tellen van verhalen over verschillende momenten
in de Transitie van de stad. Om dit te kunnen doen
maakten enkelen van ons een paar dagen daarvoor
een tijdslijn, een chronologie van de volgende 25
jaar, met onder andere sleutelgebeurtenissen als
de oliepiek in 2011, de brandstofrantsoenering in
2013 en het eerste parkeerterrein dat tot een groen-
tekwekerij werd omgevormd in 2015. De mensen
werden vervolgens uitgenodigd om krantenartikels
te schrijven vanuit een of ander punt van de tijds-
lijn. Dit evenement leverde enkele hilarische en ook
enkele treffende verhalen op. We lachten samen wat
af, terwijl we, denk ik, intussen toch ook een aantal
intense ideeën en mogelijkheden verkenden.
Enkele dagen later, als onderdeel van het Tran-
sitie-verhalen-initiatief, traden we als gastheer op
voor een namiddagevenement voor leerkrachten
in het Schumacher College. We wilden hen vragen
naar hun opinies over het Transitie-verhalen-pro-
ject tot dan toe, en met hen onderzoeken hoe dit
zou kunnen passen in hun schoolwerk. Zowel la-
gere als middelbare scholen waren aanwezig en de
gesprekken hielpen goed om het verdere werk vorm
te geven.
Tegen eind april schonk TTT de bibliotheek van
Totnes voor meer dan 1500 Euro aan boeken, die
elk afzonderlijk gesponsord werden door lokale
winkels en personen, en ook enkele DVD’s die gratis
gehuurd kunnen worden in de lokale DVD-winkel.
Eind april vond ook met enige vertraging de start
van de TTT-Bouwen-en-huisvesting-groep plaats.
Hun eerste vergadering, waar veel mensen waren,
werd eigenlijk een kennismakingsvergadering, en
de groep begon ook na te denken over wat ze graag
zou willen doen.
Mei 2007
Op 1 mei organiseerde TTT een ‘Ruilbeurs voor be-
drijven’ op het industrieterrein van Totnes, de eer-
ste workshop van dien aard, waarin groepen be-
drijven samen gebracht worden om te kijken wat ze
nodig hebben en wat ze aan afval produceren, geba-
seerd op het principe dat de een zijn afval de ander
zijn grondstof is. Een verscheidenheid aan bedrij-
ven kwam samen en ontdekte dat er inderdaad veel
verbindingen gemaakt konden worden. Die week
werd het, dankzij de gulheid van een inwoner van
Totnes, die ons aanbood om enkele aspecten van
TTT te sponsoren, mogelijk om een advertentie te
zetten voor onze eerste betaalde kracht.
Keith Ellis van Moving Sounds 6 en Transition
Town Lewes 7 kwam naar Totnes om een ééndaag-
se cursus te geven over het maken van korte films
met behulp van een digitale camera en een laptop
en deze op YouTube te zetten. Een van onze weinige
teleurstellingen met het TTT-proces tot nu toe was
dat niemand het gefilmd had. Verschillende produc-
tiehuizen wilden wel, maar waren om een of andere
reden niet in staat geweest om fondsen te werven, of
ze wilden het doen vanuit een invalshoek waar we
niet blij mee waren, dus hadden we alleen foto’s en
notulen. Het mooie van Keiths’ benadering is dat
dit het mogelijk maakt om korte films te maken die
de verschillende aspecten van TTT’s werk vastleg-
gen. Er werden tijdens de cursus vier korte films
gemaakt en het was heel leuk om te doen. Je kunt
enkele van deze filmpjes bekijken op YouTube als je
zoekt op ‘Transition Town Totnes’.Lokale landeigenaars en rentmeesters bespreken in een Wereldcafé-sessie de gevolgen van energieafdaling.
Een stad die klaar is
voor zijn eigen munt
‘Na een maandenlang expe-
riment heeft een stad in Zuid
Devon een stap gezet naar een
eigen munt.
In maart werden driehonderd
Totnes-Ponden gedrukt die enkel
voor omloop in lokale verkoop-
punten dienden. Achttien
winkels sloten zich reeds aan bij
Transition Town Totnes (TTT),
een nieuwe groep die campagne
voert voor een meer zelfvoorzie-
nende gemeenschap. Het experi-
ment dat net geëindigd is, wordt
mogelijk later dit jaar gevolgd
door een nieuwe druk van drie-
duizend biljetten.
TTT baseerde het idee op een
gelijkaardig model in de regio
Zuid-Berkshire in Massachu-
setts in de Verenigde Staten.
Daar kan de alternatieve munt,
de Berkshares, in banken voor
dollars geruild worden. In
Totnes gaf TTT in maart 300
biljetten weg op een openbare
vergadering. Marjana Kos, van
TTT, stelt: “Het houdt de rijkdom
hier. Het houdt lokale handel
levend en ondersteunt lokale
ondernemingen.”
(vervolg op volgende pagina)
‘Louise King, manager van de
Riverford landbouwwinkel in
Totnes, stelde: “Wij houden van
onze eigen producten, dus lijkt
het alleen maar logisch om ook
onze eigen munt te hebben.” Wat
op het eerste gezicht een crimi-
nele activiteit zou kunnen lijken,
is in feite volkomen legaal. De
gedrukte biljetten zijn kopieën
van het lokale pond dat tot 1810
in Totnes in omloop was. Paul
Hall van de Colour Works druk-
kerij, die de bovengenoemde
biljetten drukte, zei: “In het
begin vonden wij het een beetje
vreemd, drukkerijen worden
gewoonlijk niet gevraagd om
geld te produceren, maar na de
uitleg dat het een reproductie
was van het Totnes-Pond zoals
dat vroeger bestond, in tegen-
stelling tot een officieel Engels
pond, waren wij blij hieraan mee
te kunnen werken.”
Het Totnes-Pond dat aan de éne
zijde een afbeelding van het oude
Totnes-Pond heeft, heeft aan de
andere zijde een lijst van deelne-
mende verkooppunten.
Op het biljet wordt ook aange-
kruist hoeveel keer het omge-
ruild is. TTT zegt dat het enige
bezwaar dat mensen hadden, is
dat het biljet te groot is en er zal
dan ook een kleiner, moeilijker
na te maken biljet geproduceerd
worden als de leden akkoord
gaan dat er een nieuwe druk
komt later in het jaar.’
BBC Nieuws online, 4 juni, 2007
210H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
211T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
dat mogelijk een grote rol zou kunnen spelen in de
toekomstige evolutie van TTT. Het concept van de
‘Huisgroepen’ wordt hieronder gedetailleerder toe-
gelicht. De avond werd erg positief gevonden, met
twee nieuwe groepen die gevormd werden en een die
al eerder ontstaan was en die ons vertelde hoezeer
dit proces hen tot op heden tot steun geweest was.
Juni eindigde met een team van Radio Schotland
dat een groot aantal sleutelfiguren in TTT kwam
interviewen voor een lang stuk dat ze wilden doen
over het Transitie-idee.
De laatste belangrijke ontwikkeling eind juni was
de Training-in-doorlichting-op-oliekwetsbaarheid,
gegeven door Simon Snowden in Totnes. Zoals al
vermeld, hadden we deze training al een tijdje ge-
pland en 16 mensen namen deel aan Simons’ twee-
daagse training. De training verliep zeer goed en
enkelen van hen zouden verdergaan met drie proef-
doorlichtingen in juli. TTT is de eerste groep die
dergelijke trainingen organiseert.
Juli 2007
Juli begon met ons eigen Parlementslid, Anthony
Steen, die in zijn maandelijkse column in de lokale
pers over TTT, piekolie en herlokalisering schreef.
Daarin schreef hij het volgende:
‘Wanneer we geen goedkope olie meer hebben,
wat zal er dan met onze levensstijl gebeuren? Met
klimaatverandering boven aan de globale actie-
agenda moeten we ons bezighouden met ‘Leven na
de olie’. Zou minder olie kunnen resulteren in een
herboren Britse landbouw en in meer kleine bedrij-
ven? Zou piekolie ons gedrag kunnen helpen veran-
deren en opnieuw een ‘sociaal kapitaal’ kunnen op-
bouwen door mensen en een verscheidenheid van
groepen samen te brengen, met elkaar verbonden
in de aanpak van een gemeenschappelijk wereld-
probleem?’
Sprekers voor TTT in juli waren Alastair McIntosh,
auteur van Soul and Soil,9 die sprak over landher-
vorming in de context van Keltische spiritualiteit,
en Marianne Williamson, die er een spirituele di-
mensie daadwerkelijk aan toevoegde. Als onder-
deel van de beslissing die TTT na John Croft nam
om meer viering te weven in haar dagelijkse struc-
tuur, hielden we een TTT-zomerpicnic bij de Dart-
rivier op een erg fijne zomeravond (dezelfde avond
in feite dat de Midlands onder water verdwenen in
de hevigste regenval sinds men begon te meten).
Eten, gesprekken en liederen gingen door tot laat
in de nacht.
praktische realisering van de transitie nastreefde,
het voor een stad als Totnes weinig voorstelt als de
nauwe relatie met de ommelanden niet opnieuw
vorm zou krijgen. Historisch waren er nauwe ban-
den, veel meer dan nu. Landgoedmanagers, beheer-
ders en directeuren van over de hele SouthWest
werden uitgenodigd en er was die dag een mix van
Open-Space-stijl-groepsdiscussies en presentaties
door mensen als David Furzedon, hoofd van de Lan-
delijke Vereniging van Landeigenaren, Chris Skre-
bowski, redacteur van de Petroleum Review, zonne-
energie-expert Jeremy Legett, van Patrick Holden
van de Grondvereniging en ikzelf.
De dag was een zeer krachtige verkenning van
de problematiek en introduceerde het TTT-werk en
de concepten die eraan ten grondslag liggen bij een
breed publiek.
Ook in de Great Hall was er ’s avonds een bijeen-
komst met de titel ‘Voedsel en landbouw in Tran-
sitie’, waar de hoofdsprekers van de dag ook be-
schikbaar waren voor het publiek. Behalve Chris
Skrebowski, Jeremy Legett en Patrick Holden was er
Vandana Shiva. De bijeenkomst was uitverkocht met
bijna driehonderd mensen en anderen konden niet
meer binnen. Het was een energierijke verkenning
van de gevolgen die piekolie en klimaatverandering
op de landbouw zouden kunnen hebben en een blik
op hoe de landbouw eruit zou kunnen gaan zien.
Rond deze tijd werden er ook plannen gemaakt voor
de tweede uitgave van Totnes-Ponden. Uit de eerste
uitgave leerden we dat het tweede Pond beter be-
schikbaar zou moeten zijn en kleiner en in grotere
aantallen. Het ontwerp was klaar en ze gingen naar
de lokale drukker om gedrukt te worden met een
aantal slimme veiligheidskenmerken op elk biljet.
Ze werden uitgegeven op de 20e.
In feite werden ze drie keer gelanceerd. De eer-
ste was tijdens de herlancering van de Kamer van
Koophandel van Totnes (een van de sponsors van
de biljetten), waarin TTT prominent aanwezig was.
Vervolgens werd het pond, later die avond, gelan-
ceerd op een lezing in het Schumacher College door
de econoom Wolfgang Sachs. Met name tijdens de
Schumacher-lezing was er enorm veel enthousias-
me voor het project. Toen ik achteraf naar huis ging,
tolde mijn hoofd nog van de potentiële mogelijkhe-
den van de hele zaak, zozeer zelfs dat ik moeite had
om in slaap te vallen.
Twee dagen later werd het pond voor de laatste
keer gelanceerd, samen met de lancering van de
Totnes-gids-voor-lokaal-voedsel, het resultaat van
het harde werk van de Voedselgidsgroep, onder
de titel ‘Lang leve lokaal voedsel’. Deze gids com-
bineerde een adressenlijst zelf met artikels, recep-
ten en werk van lokale artiesten. De lanceringsdag
was waarschijnlijk de natste dag van het jaar tot dan
toe (juni 2007 was de natste maand ooit gemeten).
Op het Civic Square, waar het pijpenstelen regen-
de, opende de Stadsomroeper de gebeurtenis, en
sprak de nieuwe burgemeester van Totnes over de
nood aan meer lokale voeding, waarna de Gids en
het Pond officieel werden gelanceerd. Er waren ook
lezingen over het Pond en de Gids, gevolgd door een
speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd lied
over lokaal voedsel gezongen door een lokaal koor.
De groep deelde de rest van de dag voedselgidsen
uit in High Street.
Die week was er ook de lancering van de ‘Huis-
groepen’ door de Hart-en-ziel-groep, een initiatief Noni McKenzie en de nieuwe burgemeester van Totnes David Horsburgh lanceren de Totnes Voedselgids.
© N
EV
EN
KA
MU
LEJ
212H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
213T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Crest te saneren, voorheen de voornaamste werkge-
ver van de stad was en nu gesloten met een verlies
van 160 banen. Het Totnes-Pond blijft wijdverbreid
in gebruik. We hebben gesprekken met een lokale
projectontwikkelaar over ‘het in transitie brengen’
van een groot huisvestingsproject in de stad. TTT
kreeg de kans zich te verantwoorden bij de Local
Development Framework toen die voor een inspec-
tie kwamen en begin november werd de ‘Vereniging
voor hernieuwbare energie van Totnes’ gelanceerd.
Transitie-verhalen gaat met een grotere groep kin-
deren werken in de KEVICC-School en breidt zich
ook uit naar andere gebieden, zoals het werken met
de lokale kunstacademie, aan wie we vroegen om
met enkele transitieverhalen voor de dag te komen.
Het programma voor 2008 focust veel meer op
praktische projecten, en we organiseren ook een
wedstrijd voor een vijf minuten durende film over
het thema ‘Totnes in 2030’.
Op 19 juli bracht het TTT-Internationaal-jeugdmu-
ziekfestival studenten (vooral uit Spanje), die stu-
deerden aan de ‘Totnes School of English’ en lokale
jongeren samen voor een avond met muziek, circus
en ander entertainment, in Bowden House dicht bij
Totnes. Het thema van de avond was TTT en ze be-
schilderden een geweldige spandoek met het TTT-lo-
go. De avond werd aangedreven door zonne-energie
en was zowel een culturele uitwisseling als een feest.
De laatste dag van juli was zeer speciaal. Na
weken van juridische haarkloverijen en puntjes
op de i, had TTT eindelijk voor de eerste keer zijn
eigen kantoor. De vergadering van 31 juli vond voor
het eerst daar plaats; het voelde goed om wortel te
schieten in het centrum van de stad.
August 2007
Augustus is de maand waarin we een pauze pro-
beren te nemen, en daar slaagden we, buiten het
voorbereiden van het evenementenprogramma dat
daarna zou volgen, grotendeels in. Een van de wei-
nige dingen die gebeurde was de uitzending op BBC
Radio Schotland over hetgeen zowat een maand
eerder in Totnes werd opgenomen. Het resulteren-
de stuk was een van de beste die de media ooit had-
den gemaakt over TTT.10 Men kon erna opbellen en
zowat iedereen die belde zei dat ze het een schitte-
rend idee vonden, of dat ze al bezig waren om ook
in hun gemeenschappen met een Transitie-initia-
tief te starten.
September 2007
Het was hartverwarmend om begin september te
ontdekken dat volgens het Style Magazine in de
Sunday Times ‘gemeenschapszin opnieuw in de
mode is’. Een artikel met de titel ‘Heb uw buren lief’
sprak met Duncan Law van Transition Brixton en
vierde het feit dat praten met je buren eigenlijk de
nieuwe Gucci is.
Op donderdag 6 september, precies een jaar na
de Officiële Lancering, vierde Transition Town Tot-
nes haar eerste verjaardag in het Royal Seven Stars
Hotel in Totnes. Het uitverkochte evenement was
een kans om de prestaties van het voorbije jaar te
evalueren en om vooruit te kijken waarheen TTT
vervolgens zou kunnen leiden. Het was een fantas-
tisch voorbeeld van de aanbeveling van John Croft
dat Transitie-initiatieven zo vaak mogelijk feestjes
zouden moeten bouwen.
De avond was een prachtige viering van het jaar,
met lekker eten, muziek, dans en plezier. Het was de
perfecte afsluiter van een uitzonderlijk jaar en een
perfect begin voor een volgend. De eerste lezing in
het nieuwe programma was een avond over Nieuwe-
ontwerpen-voor-onze-steden-en-dorpen-voor-een-
leven-na-de-auto, met lezingen van Herbert Girar-
det en Peter Lipman. Een duizelingwekkende reeks
ideeën werd uiteengezet over hoe een stad als Tot-
nes haar liefdesrelatie met de auto kon verbreken.
Hierop volgde een Open-Space-dag over transport,
waar enkele goede ideeën uit voortkwamen.
Eind september werden de eerste stappen gezet
naar het opstellen van een Minder-Energie-Plan
voor de stad. TTT is een hoofdrolspeler in een co-
alitie die gevormd wordt om het terrein van Dairy
Lokale en internationale uitwisselingsstudenten in een toneelstuk over de geschiedenis van de olie op het TTT Internationaal Jeugd Muziek Festival.
De eerste verjaardagstaart voor TTT met voorop marsepei-nen kopieën van het Totnes-Pond.
Totnes presenteert zijn
Eigen-Munt-project
‘De gemeente Totnes in Devon
breidt het proefproject van zijn
eigen munt uit en zal 10.000
nieuwe Totnes-Ponden produ-
ceren die in de loop van de
volgende zes maanden in omloop
gebracht zullen worden.
De gemeente heeft het idee reeds
getest met 300 Totnes-Ponden.
Het doel is dat het geld in de
stad zelf in omloop blijft en zo
de lokale economie versterkt. De
biljetten, die plaatselijk gedrukt
zijn, zijn legaal en fungeren als
penningen. Zij kunnen aange-
kocht worden naar rato van 10
Totnes-Ponden voor £9.50.
De voedselgids
Initiatiefneemster Marjana
Kos van Transition Town
Totnes, zegt: “De tweede fase is
ontworpen als een groter expe-
riment met de bedoeling de
ontwikkeling van een permanent
lokaal geldsysteem te bevor-
deren. Het doel is op die manier
te zorgen voor ondersteuning
van de lokale economie en te
verhinderen dat geld hieruit
‘weglekt’.”
Transition Town Totnes is een
vrijwilligersgroep die probeert
de stad meer zelfvoorzienend te
maken. Deze groep heeft ook een
nieuwe gids ontworpen om het
kopen en eten van lokaal voedsel
te promoten. Symbolen geven
aan welk voedsel biologisch
geteeld is en van hoe dicht bij
Totnes het voedsel en de drank
afkomstig zijn.’
BBC Nieuws online, 22 juni, 2007
214H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
215T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Hieronder volgt slechts een kleine selectie van de
vele initiatieven die in Totnes tot stand zijn geko-
men sinds de lancering. Op het moment dat je dit
leest, zullen er zeker alweer veel meer zijn bijge-
komen. Toch hopen we dat het je een beter inzicht
geeft in de diversiteit van de genomen initiatieven.
1. Olie-kwetsbaarheids-audits
Olie-kwetsbaarheids-audits (Oil Vulnerability Au-
diting, OVA) omvatten een krachtig nieuw instru-
ment voor het betrekken van bedrijven in transi-
tiewerk. De relevantie van dit instrument spreekt
voor zich en het sluit aan op de fundamentele be-
langen van de bedrijven. Het is naïef om te ver-
wachten dat er meer dan een handjevol ethisch ge-
richte bedrijven zullen zijn die grote aanpassingen
zullen doen in hun bedrijfsvoering zonder dat een
of andere grote ramp hen daartoe dwingt. Veel be-
drijven hebben hun handen hoe dan ook al vol om
het hoofd enigszins boven water te houden. Als een
Transitie-initiatief er echter niet in slaagt de lokale
bedrijfswereld erbij te betrekken, mist het een door-
slaggevende factor en wordt de kans op slagen dras-
tisch verkleind.
Simon Snowden van de Liverpool University
heeft dit nader onderzocht en werkt aan de ontwik-
keling van het instrument Olie-kwetsbaarheids-au-
dits. Het komt er in wezen op neer de diverse werk-
wijzen van een bedrijf door te lichten en in kaart te
brengen waar het olie verbruikt: direct als brand-
stof, als smeerolie, voor transport, voor verwerking,
voor verpakking, enzovoort. Zo kan degene die de
audit uitvoert zich een duidelijk beeld vormen van
waar de olie wordt verbruikt en vervolgens, door
middel van een prijsverhoging van die olie, uitzoe-
ken waar de zwakke plekken van dat bedrijf liggen.
Wat bij $100 per vat? $120? $150 per vat? Welke
werkzaamheden van het bedrijf worden als eerste
onuitvoerbaar? Is het de mate waarin ze van trans-
port afhankelijk zijn voor de goederen die zij ver-
kopen, waardoor ze genoodzaakt zijn meer lokale
bronnen te gaan verkennen, of is het het hoge ener-
gieverbruik dat nodig is voor hun productie-acti-
viteiten?
OVA is een instrument voor risicoanalyse. Het
richt zich op de fundamenten van een onderneming
en hoeft niet te verwijzen naar argumenten omtrent
piekolie/klimaatverandering. Iedereen, met name
bedrijven, weet dat de olieprijzen zullen stijgen en
dat de werkzaamheden van een bedrijf daar steeds
meer onder zullen lijden. Totnes is de eerste ge-
meenschap die een training in OVA organiseert en
deze begint te gebruiken in plaatselijke bedrijven.
Dit instrument is breed inzetbaar: het kan niet al-
leen gebruikt worden om bedrijven door te lichten,
maar ook voor beleidsplanning van overheden en
voor onderzoek naar de kwetsbaarheid van nieuwe
ontwikkelingen zoals wanneer er een plek voor een
nieuwe woonwijk wordt gezocht.
2. Skilling Up for Powerdown
Skilling Up for Powerdown is een tienweekse
avondcursus die mensen traint om veldwerker voor
het project te worden. De cursus wordt één keer per
week gegeven in het stadscentrum en is tot dusver
druk bezocht geweest. Velen die de cursus hebben
afgerond, zijn zeer actief geworden in Transtition
Town Totnes (TTT). Het programma voor de cur-
sus ziet er min of meer als volgt uit:
Week 1: Piekolie en klimaatverandering
De beginselen van de twee onderwerpen als funda-
ment voor de rest van de cursus.
Week 2: Principes van permacultuur
Een spoedcursus in de principes van permacultuur
en de manier waarop Transitie-aanpak hierop ge-
baseerd is.
Week 3: Voedsel
Hoe afhankelijk de hedendaagse voedselvoorzie-
ning is van olie en hoe een systeem zonder olie er
uit zou kunnen zien.
Week 4: Energie
Hoe we die nu gebruiken, hoe we het verbruik ervan
kunnen terugdringen, waar een energie-arme ge-
meenschap haar energie vandaan kan halen.
Week 5: Bouw
Het verschil tussen ‘groene’ en ‘natuurlijke’ bouw,
de potentiële vernieuwing in het gebruik van plaat-
selijke bouwmaterialen, voorbeelden en een prakti-
sche cursus lemen.
Week 6: Afval, water en toiletten
De verkwisting door ons huidige systeem, compost-
toiletten, gemeentelijke urine-ophaling, hoeveel re-
genwater je kunt opvangen van je dak, waterbespa-
ring.
Week 7: Economie
Wat is geld en waar gaat het heen, waarom we plaat-
selijke geldsystemen nodig hebben, LETS, tijdban-
ken, gedrukte valuta, de Totnes-Ponden.
Week 8: Bomen en bosrijke gebieden
Bostuinen, de behoefte aan bomen, noten en fruit
in steden, het ontwerpen van bostuinen, mijn tien
favoriete bomen.
Week 9: De psychologie van verandering
Waarom veranderen we en hoe kunnen we anderen
helpen te veranderen? Waar komt verandering van-
daan en hoe wordt ze geblokkeerd? Bij dit onder-
deel doen we ook de Twaalf-stappen-oefening die
op pagina 106 beschreven staat.
Week 10: Alles nog eens samengevat
Op welke manier staat datgene wat we in de cursus
hebben geleerd in relatie tot het Transition-Town-
Totnes-proces en andersom?
De cursus omvat ook een heleboel spellen, activi-
teiten en groepswerk en er worden dia’s getoond.
Het wordt ondersteund door een breed scala aan
online-bronnen, links en literatuurlijsten waar de
cursisten nog meer van kunnen leren. Ik zal in de
nabije toekomst een Skilling Up Teacher’s Guide sa-
menstellen.
3. Totnes, de Britse
notenboomhoofdstad
We hebben het geluk dat het Agro Research Trust,
een van ‘s werelds leidinggevende autoriteiten op
het gebied van het kweken van notenbomen en an-
dere nuttige bomen, in Totnes pal voor de deur ligt.
In de afgelopen vijftien jaar hebben zij geëxperi-
menteerd en gekweekt met verschillende soorten
notenbomen die veelbelovend lijken voor het gema-
tigde klimaat van het Verenigd Koninkrijk. Het gaat
hierbij onder andere om tamme kastanjes, walno-
ten, hartnoten (Japanse walnoot), hazelnoten, pe-
cannoten, amandelen, boternoten en buartnoten
(een kruising tussen hartnoten en boternoten (but-
ternuts) – een verschrikkelijke naam, maar heer-
lijke noten).
Praktische manifestaties van de
Totnes-transitie
‘Je kunt niet over antigloba-
lisering spreken als je niet
kunt aantonen dat levensvat-
bare lokale systemen mogelijk
en positief zijn, dat gemeen-
schappen hen zullen onder-
steunen... en dat het leven van
mensen als resultaat hiervan
verbetert.
Transition Town Totnes
creëert modellen voor mensen.
Het creëert zichtbare demon-
straties van hoe mensen op
een bevredigende manier
duurzaam kunnen leven. Het
ontwikkelt duidelijke principes
en manieren om dingen aan te
pakken met als doel de impact
die we op de Aarde hebben in
hoge mate te veranderen.
Zonder dit kunnen wij niet
verder. Als we dit soort
modellen niet hebben, dan
staan we nergens, omdat het
dan enkel fantasie is. Dan zijn
er enkel maar wij die zeggen
“laten we dit doen” en alle
anderen die zeggen ‘ja, maar
hoe?’. Maar als iemand laat
zien hoe het kan, dan heb je
daar plots een idee van, en dan
kan je op weg gaan, proberen
het na te streven. Dus het is
absoluut cruciaal dat deze
dingen doorgaan.’
(vervolg op volgende pagina)
‘Op grotere schaal zullen er
nieuwe regionale systemen
nodig zijn; ik bedoel, treinen
rijden van hier naar de andere
kant van het land; er moeten
werkende aansluitpunten zijn;
dus we moeten ook op een regi-
onaal niveau werken. Het kan
niet alleen lokaal zijn. Waar-
schijnlijk moet het in bepaalde
contexten zelfs mondiaal zijn;
we moeten bijvoorbeeld enkele
mondiale instellingen hebben
om vereend wereldwijde catas-
trofes aan te pakken. (...)
Er zijn veel redenen waarom er
gemeenschappelijke belangen
op mondiale en internatio-
nale schaal zijn, dus heb je
hiervoor ook enkele systemen
nodig, maar we willen niet
dat het economische aspect
hierin dominant is. We willen
dat zaken als samenwerking
en bewustzijn een belang-
rijk deel van het verhaal zijn.
Cruciaal is of goed werkende
lokale systemen opgezet kunnen
worden, en als dat zo is, dan
kan er moeilijk echt verzet zijn
om die richting verder in te
slaan. Dat is de reden waarom
de spirit erg belangrijk is.’
Jerry Mander, geïnterviewd in Totnes, maart 2007
216H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
217T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
Lokale voedselgidsen zijn geen nieuw idee en zeker
niet uniek voor Totnes. Veel ontwikkelingen van
Lokale Agenda 21 hebben geleid tot het maken van
dergelijke gidsen en er bestaan er nu al heel wat
voor steden, streken en regio’s. Ze zijn nog steeds
een bijzonder nuttig instrument in het herlokalise-
ringsproces. Hoewel er één bestaat voor de streek
van South Hams heeft Totnes er nooit een gehad.
De groep die de Totnes-gids maakte, is ontstaan uit
de cursus Skilling Up for Powerdown. Zij zijn een
bezoek gaan brengen aan alle voedselgerelateerde
bedrijven in de stad en hebben een database aan-
gelegd van de dingen die zij verbouwden, produ-
ceerden of verkochten. Ze hebben er bewust voor
gekozen de supermarkten niet mee op te nemen en
om de gids op te zetten zonder reclame. Er werd
een klein bedrag voor het drukken opzij gelegd en
verscheidene plaatselijke schrijvers en kunstenaars
droegen een steentje bij. De gids wordt gratis uitge-
deeld in voedingswinkels in de stad en mensen zijn
er zeer positief over.
5. Het Totnes-Pond
Een van de grootste uitdagingen voor een herloka-
liseringsproces is die van de economie. Het is een
feit dat veel geld – en de mogelijkheid om er dingen
mee te doen – uit de gemeenschap wegstroomt zoals
water uit een gebarsten emmer wegloopt. Het idee
voor het Totnes-Pond ontstond tijdens een voor-
dracht die ik bijwoonde op het Schumacher College
door de alternatieve econoom Bernard Lietaer. Hij
had het over twee zeer opvallende dingen. Ten eer-
ste zei hij dat herlokalisering alleen mogelijk is wan-
neer er een nationale munteenheid is èn een plaatse-
lijke, en ten tweede dat een dergelijke munteenheid
vanaf de start moet worden ontwikkeld, zodat be-
drijven deze ook gaan gebruiken. Dit maakte voor
mij heel helder waarom LETS-schema’s (Local Ex-
change Trading Systems) economische herlokalise-
ring niet echt aankunnen. Hoewel ze een essentiële
rol te spelen hebben, hebben ze vaak een beperkte
levensduur en zijn zelden echt bruikbaar voor plaat-
selijke bedrijven. Gezien de omvang van de uitda-
ging die piekolie stelt en de mate van urgentie voor
de wederopbouw van een plaatselijke veerkrachtige
infrastructuur – door sommigen vergeleken met een
‘oorlogstijdmobilisatie’ – hadden we het gevoel dat
Totnes meer nodig had dan LETS.
Van alle initiatieven die in Totnes zijn ontstaan
sinds de lancering, is het Totnes-Pond het vaakst in
de pers verschenen en in de stad het meest bekend.
Als project is het een goed voorbeeld van gewoon be-
sluiten om ervoor te gaan in plaats van jezelf ervan
proberen te overtuigen dat zoiets onmogelijk is of op
de een of andere manier stilgelegd zal worden.
Na de voordracht van Bernard Lietaer begonnen
we een gedrukte munteenheid te bedenken, die al-
leen plaatselijk gebruikt zou kunnen worden. We
hebben wat rondgevraagd over de wettigheid van je
eigen geld drukken en er werd ons gezegd dat dat
prima was zolang het niet pretendeerde een sterling
te zijn. We vroegen ons af waarom niet iedereen dat
deed, aangezien het zo gemakkelijk bleek. Daar heb-
ben we nog steeds geen goed antwoord op gevonden.
De inspirerendste ontwerpen waren de munteen-
heid van Berkshare in de regio Southern Berkshire
in Massachusetts en de Salt Spring Dollar die wordt
gemaakt op Salt Spring Island vlakbij Vancouver.
Dit zijn beide gedrukte valuta met briefjes van
$1, $5, $10, $20 en $50. Op elk briefje staat aan de
ene kant een persoon afgebeeld die van groot belang
werd geacht voor de vorming en ontwikkeling van
de gemeenschap en aan de andere kant het werk van
plaatselijke kunstenaars. Beide valuta zijn door ver-
koop in omloop gebracht. De Berkshares verschil-
len in aankoop 10 procent in waarde van de natio-
nale valuta; je kunt met 20 US dollars voor $22 aan
Berkshare-geld kopen en een Berkshare kan worden
gebruikt in plaatselijke winkels als een equivalent
Ik beweer vaak dat gemakkelijke olie ons pas in de
afgelopen veertig jaar de luxe is gaan bieden om
volledig nutteloze landschappen te creëren. Daar-
vóór stonden onze steden nog vol met perceeltjes,
tuintjes, boomgaarden, enzovoorts. Vandaag de dag
ontwerpen we een landschap om een kersvers indu-
strieterrein heen. Bomen worden vaak alleen nog
maar gekozen om hun esthetische waarde en niet
meer om hun praktische waarde en worden geplant
bij bodembedekkers die zo weinig mogelijk onder-
houd behoeven en speciaal gekweekt worden om he-
lemaal nergens voor te dienen. Waarom zou je een
bloeiende kersenboom planten als je ook een vruch-
tendragende kersenboom kunt planten, die toch al
moet gaan bloeien om vruchten te krijgen? Dit ge-
steriliseerde, ‘nette’, zo-min-mogelijk-onderhoud-
concept van hoe ons stedelijke landschap eruit zou
moeten zien, is totaal niet functioneel en een gemis-
te kans om veerkracht te creëren.
Ik weet nog dat ik een aantal jaren geleden, toen
ik in Italië woonde, een keer in de herfst een na-
burig dorpje genaamd Santa Luce heb bezocht. De
hoofdstraat lag op een heuvel en aan weerskanten
stonden oude, eerbiedwaardige tamme-kastanjebo-
men. De straat lag vol met grote, rijpe kastanjes,
maar niemand raapte ze op, niemand toonde ook
maar het geringste beetje interesse. Toen ik vroeg
hoe dat kwam, werd mij verteld dat de kastanjes als
‘oorlogsvoedsel’ werden beschouwd, iets dat nood-
gedwongen gegeten moest worden en niet omdat
men er zin in had. Dat beeld van die hoofdstraat
vol met kastanjes is mij altijd bijgebleven. Walnoot
en kastanjebomen produceren per hectare ongeveer
evenveel koolhydraten en proteïne als de meeste
granen en slaan voortdurend koolstof op; ze bieden
beschutting en verzachten het stedelijke klimaat.
Het idee is om zoveel mogelijk noten- en fruitbo-
men in het stedelijke weefsel van Totnes te krijgen.
Walnoten zijn niet echt de eerste keuze hiervoor,
want om er ooit een paar te kunnen oogsten, heb je
ook een redelijk drastisch eekhoornbeheersingspro-
gramma nodig, terwijl tamme kastanjes en hartnoten
een betere kans op een productieve oogst bieden.
We zijn begonnen met de burgemeester van Tot-
nes als gastheer voor de aanplant van een walnoot
en een amandelboom midden in de stad. Vervolgens
organiseerden we een ontwerpdag, waarbij men-
sen kaarten kregen uitgedeeld en in de stad op zoek
moesten gaan naar plekken waar er meer bomen ge-
plant zouden kunnen worden. Hierbij werden we on-
dersteund door de bomenbeambte van de gemeente.
In december 2007 werden er nog eens 30 bomen ge-
plant en in februari 2008 nog weer een aantal.
4. De Lokale voedselgids
van Totnes
De omslag van de Lokale voedselgids van Totnes.
‘Eén reden waarom het Tran-
sitie-initiatief de verbeelding
van mensen heeft weten aan te
spreken is dat het in zijn kern
een hoopvolle boodschap is.
Vele ‘transitioners’ zijn niet
enkel gemotiveerd om hun
energieverbruik te veranderen
omwille van energietekorten
in de toekomst, maar zijn ook
gemotiveerd voor een zelfop-
gelegde energiebeperking nu
– omdat het verminderen van
het gebruik van fossiele brand-
stoffen essentieel is in de strijd
tegen klimaatverandering.
De Transitie-beweging
schudt de mistroostigheid
en gevraagde opoffering die
gewoonlijk met de boodschap
gepaard gaan van zich af door
op te roepen tot positieve en
pro-actieve veranderingen.
Deze zijn gebaseerd op hoe de
wereld werkelijk is, in plaats
van op hoe we graag zouden
hebben dat die zou zijn als er
maar ergens iemand met die
wonderbare oplossing op de
proppen zou komen die ons in
staat zou stellen voor eeuwig
en oneindig uit te breiden
binnen een eindige wereld.
(vervolg op volgende pagina)
In plaats van een visie van
uitgestelde beloftes en ongefun-
deerde hoop biedt het gemeen-
schapsbrede participatie
om realistische en werkbare
antwoorden te vinden.
Of de benadering van Tran-
sition Towns op het niveau
van de stad kan werken en
of zijn oproep tot vermin-
derde consumptie een ruimere
invloed zal hebben, bijvoor-
beeld tot op het niveau van
het internationale handels-
systeem en zijn inherente
immense gebruik van fossiele
brandstoffen, valt nog af te
wachten. In Totnes suggereert
de opkomst van nieuwe onder-
nemingen en initiatieven in
ieder geval dat de transitioners
gemotiveerd zijn voor het werk
van lange adem.’
Melanie Jarman, ‘Voices of Descent’, Red Pepper magazine
218H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
219T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
den kunnen slaan voor het geval we het compleet
bij het verkeerde eind hadden en iets belangrijks
over het hoofd hadden gezien: ‘Dit is een particu-
liere munteenheid die u, in wederzijdse overeen-
stemming, kunt behandelen als een ruw equivalent
van Eén Pond.’ Door niet voor een exacte eenheid
te kiezen, hoopten we belastingproblemen voor de
winkels tot een minimum te beperken. Een plaat-
selijke drukkerij bood aan de druk te sponsoren en
dus drukten we 300 exemplaren in kleur.
We lanceerden het Totnes-Pond op woensdag 7
maart 2007 tijdens een avond ‘Lokaal Geld, Lokale
Vaardigheden, Lokale mensen’. Op deze avond hield
econoom Molly Scott Cato een toespraak en werd
tevens onze Economie-en-levensonderhoud-groep
gelanceerd. Een van de factoren voor het lanceren
van het pond was de vraag hoe je mensen naar een
avond over economie trekt. Het is een onderwerp
waarvoor je mensen nauwelijks uit hun luie stoel
kan krijgen, dus dachten we, waarom deze men-
sen niet betalen om te komen! We overhandigden
hen een Totnes-Pond bij de ingang. Mensen werden
aangespoord om de Totnes-Ponden te gebruiken en
ze in de stad te laten circuleren, maar ik vermoed
dat minstens de helft van de briefjes geëindigd is op
de deur van de koelkast om elke morgen netjes te
worden afgestoft, daar ze er schitterend uitzien en
een collector’s item zijn. Achttien plaatselijke win-
kels, van voedingswinkels tot drukkerijen, kajakver-
kopers en theewinkels, toonden zich bereid de brief-
jes te accepteren. Bij elk van deze winkels werd een
bordje in de etalage geplaatst met ‘Totnes-Ponden
worden hier geaccepteerd’ erop plus een lijst van
alle winkels die de ponden accepteerden. Er werd
de mensen ook aangeraden te vragen naar de pon-
den bij het wisselgeld dat ze terugkregen.
Aanvankelijk maakten sommige winkels zich een
beetje zorgen dat ze uiteindelijk met te veel Totnes-
Ponden in de kassa zouden worden opgescheept. We
namen wat van die zorgen weg door de formule als
een adverteermogelijkheid voor te stellen door de
naam van hun zaak gratis af te drukken op allerlei
dingen die door honderden mensen rondgebracht
zouden worden. Uit nader onderzoek bleek dat de
winkels die geen bordje met ‘Vraag naar de Totnes-
Ponden bij uw wisselgeld’ bij de kassa hadden staan
de winkels waren die de boot misten. Toen we deze
winkels eenmaal zo’n bordje hadden overhandigd,
ontdekten ze dat op het moment dat mensen bij de
kassa stonden ze inderdaad vaak naar de ponden
vroegen. Uiteindelijk werd er in de winkels vaker
naar de ponden gevraagd dan zij konden uitbetalen
als wisselgeld en waren er veel teleurgestelde toeris-
ten die over het Totnes-Pond hadden gehoord en er
graag een mee naar huis hadden willen nemen.
Enkele leden van het Totnes-Pond-team die een
korte film aan het maken waren, spraken een toe-
rist aan en vroegen haar of ze ooit van het Totnes-
Pond had gehoord. Ze antwoordde: ‘Is dat zo’n huis
van bewaring waar ze slechte mensen in stoppen?’
Sommige betrokken winkels kwamen al snel op de
proppen met leuke verhalen over het Pond. De ei-
genaar van een boekwinkel vertelde dat een vrouw
zijn winkel was binnengekomen, een boek had ge-
kocht met een Totnes-Pond, weer was weggegaan
en twee minuten later weer was teruggekomen om
nog een boek te kopen, zodat ze haar Pond bij het
voor $1. Deze ‘subsidie’ aan de plaatselijke inwo-
ner is erg belangrijk, omdat deze valuta daardoor
aantrekkelijk zijn voor de koper en dus een belang-
rijk instrument vormen voor het ondersteunen van
plaatselijke bedrijven boven winkelketens en mul-
tinationals. De ervaring met de Berkshare-valuta is
dat ongeveer 25 procent van de briefjes die in de
omloop zijn als souvenir meegenomen worden door
toeristen, wat betekent dat het geld waarmee ze ge-
kocht zijn in de gemeenschap achter blijft.
De ene kant van de eerste briefjes die we hebben
ontworpen, was een exacte kopie van een briefje van
een pond uit 1810, dat was gedrukt in de tijd dat
de banken in Totnes bevoegd waren hun eigen geld
te drukken. Op de andere kant stonden de achttien
winkels vermeld waar de briefjes gebruikt konden
worden en ook enkele vakjes waarin mensen ver-
zocht werden elke keer iets aan te duiden als een
briefje gebruikt werd, zodat we konden bijhouden
waar de briefjes heen gingen en hoe vaak ze ge-
bruikt werden (zie vorige pagina). We formuleer-
den de tekst zodanig dat we nog een zijweg in zou-
Op de markt betalen met een Totnes-Pond.
‘Misschien klinken ze [Transitie-
initiatieven] een beetje te senti-
menteel voor jou – een beetje
ecofreaky – maar wat is daar
verkeerd aan? Het is niet de
eerste keer dat we dit doen. Toen
onze voedselvoorziening gedu-
rende de laatste oorlog bedreigd
werd, spoorde de overheid ons
aan om te gaan voor de over-
winning (...) en dat hebben we
gedaan. Nooit in onze geschie-
denis hebben wij een gezonder
dieet gehad dan toen. En het is
een feit dat de Transitie-ideeën
mensen aanspreken. Overal in
het land vullen zij zaaltjes en
zalen tot de nok om deze initia-
tieven te ondersteunen.
U gelooft niet dat er enige reden
is om ook maar over dit soort
dingen na te denken? U denkt
dat de recentste oliecrisis niet
meer dan een nieuwe manier is
om u schrik aan te jagen en dat
het gevaar van de klimaatop-
warming overdreven wordt?
Oké, misschien hebt u gelijk. Ik
hoop zelfs dat u gelijk hebt. Maar
als u ongelijk hebt, klinkt het
dan niet logisch eerder lokaal te
denken dan te rekenen op natio-
nale of internationale politici om
ons uit te ellende te helpen die zij
mee gecreëerd hebben?”
John Humphrys, The Sunday Mirror 25 november, 2007
© N
OE
L LO
NG
HU
RS
T
In je hand heb je een krachtig instru-ment voor het economisch herstel van Totnes. Op de keerzijde staat een duplicaat van een Totnesbiljet van Een Pond, uitgegeven in Totnes in 1810, en gebruikt voor het verhandelen van echte goederen en diensten. Om de lancering van de Transition Town Totnes Economie-en-Levensonderhoudgroep te vieren hebben we 300 van deze biljet-ten uitgebracht, die alleen in Totnes uitgegeven kunnen worden. Dit is een private munt, die, zonder enige officiële waarde te hebben, je met wederzijds goedvinden kunt behandelen als min of meer equivalent van £1.
Je kunt deze biljetten als geldige munt gebruiken op alle Transition Town Totnes evenementen. We zullen hem gebruiken als ongeveer equivalent aan £1 als entree voor al onze voordrachten of filmvertoningen of voor een lunch op een Open Space-dag. Hij zal ook als een geldige munt geaccepteerd worden in Greenfibres, The Greenlife Shop, Riverford Farm Shops & Vegetable Boxes, Schumacher College, Totnes Kayaks, Tge Red< Wizard Internet Cafe, Colourworks Print & Design, Totnes Per & Garden, Totnes Museum, Totnes TV & Electrical, Grey’s Tea Room, Sacks Wholefoods, Harberton Arts Workshop,
Creative Crafts & Needlework, World Video and Music, Willow Restaurant, Harlequin Bookshop.
Dit is een experiment. Wie weet zal Totnes eens haar eigen munt hebben, die naast de andere nationale munt ge-bruikt wordt, maar die ervoor zorgt dat veel meer rijkdom lokaal vastgehouden wordt. Geef hem door, geef hem uit en stel je de kracht voor die hij vertegen-woordigt.
Transition Town TotnesThe Guildhall Offices, 5 Ramparts Walk, Totnes TQ9 5QH
220H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
221T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S
betrekken. Het idee is om met de verbeelding te
werken en mensen te helpen zichzelf echt in de toe-
komst voor te stellen. We zijn begonnen de volwas-
senen uit te nodigen verhalen vanuit de toekomst
te bedenken. Enkele voorbeelden hiervan zijn al
eerder in dit boek vermeld (de krantenartikelen in
hoofdstuk 7).
Dit werk biedt een fantastische mogelijkheid om
kunstenaars, schrijvers, dichters en creatieve den-
kers aan te zetten om vooruit te kijken. Een onlangs
gehouden ‘Verteldag van Transitie-verhalen’ in Tot-
nes werd geopend door een schrijver uit de streek
die de deelnemers een spoedcursus creatief schrij-
ven gaf. De verhalen die daar uit voortkwamen,
konden worden gebruikt om een Futures Gazette
te creëren – een krant vanuit de toekomst – of om
het Minder-Energie-Plan te illustreren.
Het werken met kinderen vereist een andere aan-
pak. We hebben een serie workshops ontwikkeld
die een inleiding voor kinderen geven in het concept
piekolie en hen aansporen positieve toekomstbeel-
den te bedenken voor als de olie schaarser wordt.
We zijn met dit project van start gegaan op de plaat-
selijke middelbare school, het King Edward VI Com-
munity College. De resultaten zijn veelbelovend en
de workshops lopen vanaf april 2008 over het hele
zevende schooljaar. Ons doel is het idee verder te
ontwikkelen op andere scholen (een gedeelte van
wat we aan het ontwikkelen zijn, vind je op pag.
134). We willen graag een Futures-krant maken,
waarin enkele van deze verhalen in krantformaat
kunnen worden gedrukt.
7. TTT-thuisgroepen
Verandering is moeilijk op gang te brengen, maar
nog moeilijker in stand te houden; om de woorden
van de stadia van het Veranderingsmodel (figuur
15) uit hoofdstuk 6 te gebruiken: als we eenmaal
hebben besloten om actie te ondernemen, moeten
we die verandering ook in stand kunnen houden.
We voelen ons vaak geïnspireerd om iets te onder-
nemen, maar het leven van alledag neemt het even
vaak weer van ons over en onze plannen komen uit-
eindelijk in een hoekje terecht. Een aantal bewe-
gingen in de recente geschiedenis hebben gevon-
den hoe ze verandering in stand konden houden,
met name de vrouwenbeweging in de jaren ’70 van
de vorige eeuw. Een van de instrumenten waarmee
zij geëxperimenteerd hebben en dat ze verder heb-
ben ontwikkeld, was het concept van ‘bewustma-
kingsgroepen’, praatgroepen waarin mensen elkaar
steun boden bij moeilijke veranderingen in hun
leven. Datzelfde model is aangepast en overgeno-
men door de vredesbeweging en, meer recentelijk,
de mannenbeweging.
Thuisgroepen zijn een initiatief van de Hart-en-
ziel-groep van TTT, die de psychologie van veran-
dering onderzoekt. Ze zijn bezorgd dat mensen die
met piekolie en klimaatverandering geconfronteerd
worden, zich overweldigd kunnen voelen door de
omvang en de implicaties van de informatie die ze
aangereikt krijgen en moeite hebben om zinvolle
veranderingen in hun leven aan te brengen. Door
het opzetten van Thuisgroepen, die beschreven wor-
den als ‘kleine, besloten groepen waarin gelijkge-
stemde mensen elkaar goed leren kennen’, kan er
een bepaalde mate van steun en wederzijde verster-
king geboden worden die milieubeschermers zelden
zullen ervaren. In deze groepen kunnen mensen
hun enthousiasme, hun vaardigheden en talenten
en de energie die zij in praktische veranderingen
willen stoppen, met elkaar delen.
Sommige van deze groepen zijn in TTT ontstaan
als een vervolg op de avondcursus Skilling Up for
Powerdown, die verdeeld is over blokken van tien
avonden. Ze bieden een dynamische manier om de
energie van de cursus vast te houden en elkaar te
steunen in het verwezenlijken van de door de cur-
sus geïnspireerde veranderingen.
wisselgeld terug kon vragen. Ook enkele handelaars
op de markt begonnen het Pond te accepteren.
Deze eerste uitgave van de Totnes-Ponden werd
gezien als een proef. Hij zou lopen tot 1 juni, zodat
we konden bekijken hoe de zaken liepen, maar ook
zodat we een einddatum hadden voor het geval er
om een of andere onvoorziene reden iets vrese-
lijk mis zou gaan. De week voordat het zou eindi-
gen, maakten we de ronde en interviewden we alle
winkels die hadden meegedaan. Wat we het vaakst
hoorden tijdens deze gesprekken was dat de men-
sen vonden dat er niet genoeg briefjes in omloop
waren, dat ze te groot waren (ze waren zo groot als
een briefkaart) en dat de winkeliers, de klanten en
de bezoekers van de stad ze geweldig vonden.
Daarop werd een Totnes-Pond-team gevormd met
als doel een groter plan te bedenken, waarin de erva-
ring die we met de eerste briefjes hadden opgedaan,
verwerkt zou worden. We onderzochten hoe andere
valuta in de omloop waren gebracht en van het team
achter de munteenheid van Berkshare leerden we
dat 10 procent een te hoge marge was en dus gingen
we voor 5 procent om zodoende toch een stimulans
voor het gebruik te kunnen bieden, maar niet te veel
druk te leggen op de plaatselijke winkels. Die 5 pro-
cent leek ons net genoeg om mensen te doen geloven
dat de briefjes £1 waard waren. De briefjes werden
kleiner, gedrukt op duurzamer papier en meer win-
kels werden uitgenodigd mee te doen.
Vijf winkels in de stad werden uitgenodigd om de
briefjes in omloop te brengen, zodat elke bewoner
10 Totnes-Ponden kon kopen voor £9,50 Pond Ster-
ling. De winkels kregen de volgende opties:
• de briefjes zelf gebruiken in een van de andere
betrokken bedrijven
• ze uitdelen als wisselgeld (dit had de voorkeur)
• hun personeel gedeeltelijk met Totnes-Ponden
uitbetalen
• of ze opnieuw inwisselen met TTT voor 95 pence
(cent) per stuk.
Het idee was dat de 5 procent ‘devaluatie’ op de in-
wisseling een stimulans zou bieden om de briefjes in
omloop te houden. We denken dat dit systeem veel
mogelijkheden heeft. Zouden liefdadigheidsinstellin-
gen, of buurtwerk, hun investeringen in de gemeen-
schap willen doen met Totnes-Ponden, waardoor de
potentiële hoeveelheid werk die hun geld kan ver-
richten met 5 procent zou stijgen? In welke mate
zouden ze naast bedrijven gebruikt worden door par-
ticulieren? Zullen ze gebruikt worden om de babysit-
ter en de tuinhulp te betalen? De tijd zal het leren.
Als zichtbare manifestatie van TTT is het een
groot succes geworden. Uit een informele peiling in
de stad bleek dat meer mensen over het pond had-
den gehoord dan over TTT! Deze briefjes vertellen
een nieuw verhaal over geld en onze verhouding tot
geld. De derde fase van de Totnes-Pond werd in ja-
nuari 2008 gelanceerd. Naar mijn mening is het het
mooiste briefje van de drie tot nu toe. Als onderdeel
van het lopende experiment is de wisselkoers voor
het nieuwe briefje één op één: hiermee hopen we te
voorkomen dat de winkels met de grootste omzet
het moeilijk krijgen met het uitbetalen van de brief-
jes, en de verantwoordelijkheid bij TTT en niet bij
de winkels te leggen om ze te promoten. Ik denk dat
de mensen enthousiast zijn over het potentieel van
deze briefjes. Waar ze allemaal heen gaan, moeten
we nog afwachten. Kijk daarvoor op www.totnes.
transitionnetwork.org/totnespound/home.
6. Transitie-verhalen
Transitie-verhalen is een grootschalig initiatief dat
als doel heeft met het vertellen van verhalen en
fantaseren vooruit te kijken naar een toekomst met
minder energieverbruik. Dit maakt deel uit van het
werken met visionaire toekomstbeelden, zoals be-
schreven in Deel Twee, pagina 111-138. Het is ont-
wikkeld om zowel volwassen als kinderen erbij te
Studenten van het King Edward VI College in Totnes bespreken wat zij zouden missen en waar-naar zij zouden uitkijken in een olie-arme wereld, als onderdeel van een workshop Transitie-verhalen.
‘Wij hebben in een periode
geleefd waarin het huidige
geldsysteem een status heeft
bereikt die onbetwistbaar leek.
Terwijl er ooit een debat was
over hoe het anders georga-
niseerd zou kunnen worden,
leek er plotseling absolute stilte
te zijn. Mensen die vragen
stelden, werden bekeken als
gekken. De reeks van mone-
taire crisissen, de gammele
staat van het internationale
financiële systeem, de komst
van de Euro, allemaal hebben
ze een rol gespeeld in het feit
dat het vandaag opnieuw
mogelijk is vragen te stellen.’
David Boyle (2002), The Money Changers: currency reform from Aristotle to e cash,Earthscan
222H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
223D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
enkele stadjes, maar er zijn ook vele verspreid lig-
gende gehuchten.
Transition Penwith (TP) ontstond toen Jennifer
Gray een kleine, informele denktank-bijeenkomst bij-
woonde met mijzelf en een aantal anderen om na te
denken over diverse aspecten van het Transitie-pro-
ces. Dit ging vooraf aan de Lancering van TTT en Jen-
nifer had het idee dat wat in Totnes leek te ontstaan
ook zou kunnen werken in Penwith. Toen bekend
raakte dat Richard Heinberg binnenkort in het land
zou zijn, ontstond het plan dat Transition Penwith
van start zou gaan met wat Jennifer een ‘Big Bang’
noemde, in plaats van eerst met de bewustwordings-
fase. In de aanloop naar Heinbergs lezing werd een
heleboel tijd en energie geïnvesteerd in publiciteit en
in het uitnodigen van vele mensen uit alle lagen van
de bevolking en een hele reeks organisaties. Uiteinde-
lijk kwamen meer dan vierhonderd mensen opdagen,
inclusief het eigen Parlementslid en de burgemees-
ters van Penzance, St Just, Hayle and St Ives.
Het evenement zorgde voor een grote golf van
belangstelling. Jennifer vertelt hoe het door de stad
gonsde en hoe nog tot enkele weken nadien ieder-
een op straat napraatte over de avond, over Tran-
sition Penwith en over de implicaties van de lezing.
TP’s eerste programma was tamelijk nauwgezet vol-
gens het model van TTT opgezet en nam qua op-
maak en uiterlijk ook de huisstijl over. Het bood
onder meer lezingen door David Fleming en mijzelf,
en ook filmvertoningen zoals The End of Suburbia
en The Power of Community, allemaal begeleid op
de manier zoals uiteengezet op pagina 174. Er wer-
den spontaan werkgroepen opgericht en een groot
aantal samenwerkingsverbanden werd gevormd
met een breed scala aan groepen. Deze samenwer-
kingsverbanden hadden als belangrijk voordeel dat
het wiel niet opnieuw uitgevonden hoefde te wor-
den en tevens dat ze integraal deel uitmaakten van
de strategische netwerken in de regio. Transition
Penwith heeft sindsdien vele activiteiten opgezet
met die partner-organisaties.
Een aantal van de praktische projecten die door
de TP-werkgroepen zijn geïnitieerd, zijn:
• Een onderzoek naar energiegebruik en behoef-
ten voor de hele regio;
• Transition Energy Tours – rondreizen langs lo-
kale, duurzame energie-installaties;
• ‘Chutney Rules’ – workshops aan huis, met din-
gen als het maken van een wormenbak, het in-
stalleren van een zonnepaneel, het aanleggen van
een permacultuur-moestuin, enzovoort;
• Workshops op het gebied van een breed scala aan
vaardigheden zoals het bouwen van een compost-
toilet;
• Een twintig weken durende vaardigheidscursus
rond duurzame energievoorziening;
• Een Transition Roadshow opgezet door de Edu-
catie-groep om rond te reizen langs gemeente-
huizen en scholen in de meer afgelegen gebieden
van Penwith.
Transition Penwith heeft samen met Transition Fal-
mouth gefungeerd als aanjager voor de vele in op-
bouw zijnde Transitie-initiatieven in Cornwall. Ze
worden ondersteund door de regionale Districts-
raad, die deelneemt als partner-organisatie en mid-
delen verschaft zoals vergaderplekken en audio-vi-
suele apparatuur.
www.transitionpenwith.com
Parallel aan de uitbouw van het Transitie-proces in
Totnes en Kinsale werd het idee ook elders snel op-
gepakt. Binnen een tijdsbestek van enkele weken
na de Lancering namen andere plaatsen contact op
om te vragen wat we aan het doen waren en al gauw
nam dit aanstekelijke vormen aan.
Belangrijkste gebeurtenissen waren onder meer:
• ‘One Planet Agriculture’, de conferentie van de
Soil Association in januari 2007 in Cardiff, richt-
te zich op piekolie en herlokalisering en bleek
hun drukst bezochte conferentie ooit te zijn.
• Een lezing in Lampeter in West-Wales, georga-
niseerd door de West Wales Soil Association, die
het idee opperde om Transition Town Lampeter
te starten, werd bijgewoond door meer dan vier-
honderd mensen. Sindsdien staat de Associatie
bekend als katalysator voor de start van Transi-
tie-processen in een heleboel dorpen en stadjes
rond Lampeter, met Lampeter zelf als het onder-
steunende centrum.
• Heel veel media-aandacht, van onder meer ITN
News, The Guardian, een heel programma op
BBC Wales en ook een heel goede reportage op
BBC Radio Schotland.
• De Officiële Lancering van Transition Town
Lewes, die plaatsvond in het Stadhuis, werd bij-
gewoond door zo’n 450 mensen en deed naast
het Lanceren van het proces in Lewes ook soort-
gelijke projecten starten in omringende gemeen-
schappen.
• Een bijeenkomst met Prins Charles in zijn Food
and Farming Summer School te Highgrove waar-
bij hij een Totnes-Pond overhandigd kreeg.
Sinds de lancering van Transition Town Totnes is
het Transitie-model opgepakt door gemeenschap-
pen in heel Groot Britannië en in toenemende mate
ook daarbuiten. De vraag nam dusdanig toe dat we
een organisatie opzetten, The Transition Network
genaamd, om hen zo effectief mogelijk te kunnen
ondersteunen (zie Bijlage 5). Het Transitie-model is
eenvoudig en iedere gemeenschap die ermee aan de
slag gaat, draagt waardevolle ervaringen aan over
wat wel en niet werkt en hoe het model aangepast
dient te worden aan verschillende schalen, omstan-
digheden en culturen.
Hierna volgt een momentopname van zeven
Transitie-initiatieven van verschillende grootte, in
de volgorde waarin zij ontstonden, om je een idee
te geven van hoe dit idee op verschillende plaatsen
is opgevat. Vergeet niet dat op het moment van dit
schrijven de meest vergevorderde van deze zeven
niet veel langer dan achttien maanden bestaat.
Transition Penwith
Penwith is geen dorp of stad maar een schiereiland,
het meest westelijk gelegen district van het Britse
vasteland. Het telt 63.000 inwoners, maar gezien
het landoppervlak van Penwith betekent dit een
gemiddelde bevolkingsdichtheid van slechts 2,07
mensen per hectare. De meeste mensen wonen in
De verspreiding van het aanstekelijke
Transitie-concept
Hoofdstuk 13
‘Kijk naar de wereld om je
heen. Hij lijkt misschien een
onwrikbare, onverbiddelijke
plaats. Maar dat is het niet.
Met een kleine duw – op de
juiste plaats – kan een kante-
ling plaatsvinden.’
Malcolm Gladwell, The Tipping Point: how little things can make a big diffe-rence, Abacus
‘Wat de Transitie-beweging
zo aantrekkelijk maakt is dat
haar boodschap eenvoudig
is en absoluut positief. Zij is
plaatsgebonden in die zin dat
zij op de noden van individuele
gemeenschappen gericht is. Zij
kijkt eerder naar wat gedaan
kan worden dan naar de moge-
lijkheid dat het misschien te
laat zou kunnen zijn om de
planeet te redden van uit de
hand lopende klimaatverande-
ring of van een mondiale olie-
crisis met falende systemen als
gevolg. (...) Het is ook een teken
des tijds en een antwoord voor
iedereen die Een ongemak-
kelijke waarheid gezien heeft
en zich afvroeg: “Wat kan ik
doen?” De Transitie-beweging
is ingegaan op de collectieve
vraag naar actie en fungeert
als een lijm die het gescheurde
weefsel van onze gemeen-
schappen herstelt.’
Cliona O’ Conaill (2007), ‘Carbon Descent: the Transition movement is a local solution to a global crisis’, Resur-gence Nr. 244, september / oktober 2007
224H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
225D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
kan het zich meer concentreren op concrete projec-
ten. Er bestaan ook plannen om in samenwerking
met het Gemeentebestuur, de moestuinvereniging
(Allotment Association) en Falmouth Green Cen-
tre, een duurzaamheidscentrum op te richten waar-
in plaats is voor educatie, omscholing en activitei-
ten rond gemeenschapsontwikkeling. Ze doen ook
aan fondsenwerving voor ‘eetbare’ voetpaden in de
wijde omgeving. Terugblikkend op het eerste jaar
van Transition Falmouth, zegt Lorely:
‘Als gemeente die drijft op toerisme en havenbe-
drijvigheid met een groot aandeel ouderen en stu-
denten in zijn bevolking, vinden we het een hele op-
gave om de meerderheid van de mensen betrokken
te krijgen, maar Transitie is een uitstekende kap-
stok voor allerhande soorten groepen en individu-
en om hun hoop op een betere toekomst aan op te
hangen. We vormen geleidelijk aan een gemêleerd
en toegewijd team dat projecten en samenwer-
kingsverbanden opzet ten behoeve van iedereen
die met ons wil meewerken aan onze veerkrachti-
ge gemeenschap. Samenwerken met andere lokale
Transitie-initiatieven blijkt perfect te gaan.’
Transition Town Lewes
Lewes in Sussex was een van de eerste Transitie-initi-
atieven die op dreef kwamen. Ze hebben hun aanpak
sterk geënt op die van Totnes, en hebben ook andere
nieuwe initiatieven in de regio weten te inspireren.
Transition Town Lewes (TTL) begon toen Adrienne
Campbell via een vriend over de Totnes-lancering
hoorde. Daardoor geïnspireerd zette ze samen met
anderen een stuurgroep op en TTL was geboren.
Het eerste evenementenprogramma dat ze organi-
seerden heette ‘Energy Transition Comes to Lewes’,
en het bevatte onder andere lezingen door Jeremy
Leggett en Caroline Lucas, evenals filmvoorstellingen
van The End of Suburbia en The Power of Commu-
nity. Dit leidde tot de Officiële Lancering (waarmee
Lewes het derde Initiatief werd dat dit deed) op 24
april 2007. Meer dan vierhonderd mensen waren er.
De gemeenteraad beëindigde zijn reguliere vergade-
ring extra vroeg om er bij te kunnen zijn. En het stond
vol met kraampjes van andere lokale groepen.
Na een openingswoord door de burgemeester
kreeg ik het woord, gevolgd door Dr. Chris Johns-
tone. Het was een bruisend evenement met veel en-
thousiasme over de toekomst. Nadien is Transiti-
on Town Lewes erg druk bezig geweest. Ze hebben
Open-Space-dagen gehouden (zie pag.188) over
voedsel, huisvesting, energie en hun Minder-Ener-
gie-Plan, evenals een vol programma met lezingen,
filmvertoningen en andere evenementen, met Slow-
Food-banketten en een goed gevuld programma
voor de Grote Herscholing.
Nog steeds niet tevreden met het voorgaande,
heeft TTL nog een aantal interessante projecten
aangezwengeld. Onder andere:
• Werk in lokale scholen;
• ‘Heat your greens’, een lokale zonnepanelen-
kopersclub;
• ‘Verbouw je eigen groenten’, een serie praktische
workshops;
• De Lewes Community Bag – een stoffen bood-
schappentas, bedrukt met ‘Hou van Lewes, koop
lokaal’ op de ene kant en de logo’s van twintig lo-
kale winkels op de andere, uitgegeven in een be-
perkte oplage van duizend exemplaren.
Transition Falmouth
Tijdens de Permacultuursamenkomst in Dorset in
2006 woonde Lorely Lloyd een lezing van mij bij
over piekolie en het Transitie-concept, en had haar
‘piekolie-moment’. Ze ging naar huis in Falmouth,
waar ze tevens gemeenteraadslid was, en dacht drie
weken na totdat ze tijdens een bijeenkomst over
milieubescherming in de stad begon mensen aan
te spreken om een stuurgroep te vormen van wat
Transition Falmouth zou worden.
In oktober ging ik naar Falmouth en gaf in de
vergaderzaal van de Gemeenteraad een lezing voor
de startersgroep. De deelnemers varieerden van
een 13-jarige jongen tot de gemeentesecretaris en
de eerstverantwoordelijke ambtenaar voor de bin-
nenstad, en de lezing gaf hen een overzicht van het
wat, waarom en hoe van de Transitie-aanpak. Na de
lezing werden er elke veertien dagen bijeenkomsten
georganiseerd, met lezingen, films of discussies. Er
was ook een Powerdown-Kerstfeest en gaandeweg
ontstonden er enkele werkgroepen.
Een van de voornaamste activiteiten van Transi-
tion Falmouth (TF) was het vormen van samenwer-
kingsverbanden. Ze vormden strategische partner-
schappen met Friends of the Earth, het Town Centre
Forum, de Gemeenteraad, Falmouth Green Centre
en vele andere groepen. Een van de belangrijkste
resultaten van hun samenwerkingsgerichtheid is
de ontwikkeling van een integrale verkeersaanpak
voor het stadscentrum, inclusief het afsluiten van de
hoofdstraat voor gemotoriseerd verkeer. De Tran-
sitie-werkwijze waarin piekolie en klimaatverande-
ring tezamen worden aangepakt en waarbij telkens
wordt gezocht naar gemeenschappelijke belangen,
wist voorheen gescheiden groepen samen te bren-
gen om belangrijke lokale activiteiten te onderne-
men. Sommige van de concrete projecten die uit TF
zijn voortgekomen, zijn:
• ‘Darnit’ – een kunstnijverheidsgroep die mensen
samenbrengt om te leren breien, weven en der-
gelijke;
• De aanzet van een campagne om Falmouth plas-
tictas-vrij te maken;
• Een voedselgroep die als eerste evenement een
Zaadjes-zaterdag organiseerde – een planten-
zaad-ruildag;
• Ondersteuning voor Falmouth School als toe-
komstige ‘Eco-School’.
Omdat hun plaatselijke creativiteitscentrum de
film A Crude Awakening vertoont en Falmouth
University College meer lezingen begint te orga-
niseren rond Transitie-gerelateerde onderwerpen,
hoeft TF zich minder bezig te houden met het or-
ganiseren van programma’s en evenementen, en
De Zadige zaterdag van Transitie Falmouth.©
GA
LLY
ST
ILE
S
226H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
227D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
Transition Ottery St Mary
Dit initiatief begon met Sara Drew die een lezing
bijwoonde van Peter Russell in januari 2007, die
deel uitmaakte van het programma van Transition
Town Totnes. ‘Ik voelde de energie tijdens het eve-
nement, en dacht ‘wauw!’ Hier had ik eindelijk een
aanpak die positief in plaats van negatief was en die
je niet in een poel van wanhoop onderdompelde!’ Ze
ging naar huis en schreef een brief aan de plaatse-
lijke krant, die als volgt ging:
‘Ik woon in Ottery St Mary en heb veel tijd besteed
aan nadenken over de toestand van de planeet en
de ophanden zijnde grondstoffencrisissen – die van
olie in het bijzonder. Om een voorbeeld te noemen,
we verbruiken zes vaten olie voor ieder vat dat we
er nieuw bij winnen! Tel dat op bij de CO2-uitstoot,
smeltende ijskappen en onbeheersbare klimaatver-
andering en het is niet moeilijk om je te realiseren
dat we met zijn allen op de rand van de afgrond ba-
lanceren. Het systeem is volstrekt onduurzaam.
Maar onlangs woonde ik een lezing bij in Tot-
nes waar de gemeenschap bijeenkomt om concre-
te manieren te ontwikkelen om aan al deze zaken
iets te doen in hun eigen achtertuin. Hun project
heet Transition Town Totnes en gaat over het ont-
wikkelen van bij uitstek lokale manieren om ener-
gieverbruik te verminderen, een hechtere gemeen-
schap te bouwen en hun eigen leven in handen te
nemen om succesvol het hoofd te kunnen bieden
aan een wereld na het olietijdperk – een Post-fos-
siele-brandstof-gemeenschap. Hun ideeën betref-
fen onder meer het werken met moestuingroepen,
carpoolen en energiezuinig leven. Groepen zoals
deze komen nu overal ter wereld bij elkaar. Ik ben
er zeker van dat we een Post-Olie-Ottery kunnen
creëren dat de kwaliteit van onze levens zal verbe-
teren en dat ons zal helpen de komende jaren door
te komen – samen. Als je geïnteresseerd bent om
samen te komen om dit mogelijk te maken, neem
dan contact met mij op (adresgegevens).’
Een aantal mensen reageerde en de kerngroep van
Transition Ottery werd gevormd. Zij telt twaalf
leden en doet het in principe kalm aan, de tijd ne-
mend om diep te wortelen en verbindingen te leg-
gen in de gemeenschap. Ze hebben een reeks bijeen-
komsten georganiseerd, meer dan honderd mensen
getrokken met een vertoning van An Inconvenient
Truth, een Groene Familie-dag georganiseerd (een
evenement met lokaal voedsel, zonne-energie, en
onder meer een computer waar men zijn koolstof-
voetafdruk kon berekenen).
Ze richten een groot deel van hun programma
op gezinnen met jonge kinderen en werken met het
plaatselijke Later Life Forum, om ook oudere leden
van de gemeenschap erbij te betrekken. Vertonin-
gen van The End of Suburbia en The Power of Com-
munity staan gepland, en ze willen Lanceren in de
zomer van 2008. Ze kenschetsen hun ontwikke-
ling als langzaam maar gestaag en ze hebben sterke
netwerken gecreëerd met reeds bestaande groepen,
zoals plaatselijke composteringsgroepen en volks-
tuiniers.
www.transitiontowns.org/Ottery-St-Mary
Transition Bristol
De geboorte van Transition Bristol (TB) kwam voort
uit een permacultuurcursus die plaatsvond in Bris-
tol in 2006. Tijdens discussies gedurende de cursus
onderzochten deelnemers bij welk soort projecten
ze graag betrokken zouden zijn en het idee ontstond
om een Minder-Energie-Plan voor de hele stad te
maken. Hoewel het idee nogal overweldigend leek
(Bristol telt ruim 400.000 inwoners), werd het toch
opgepakt. Enige tijd later bracht een Permacultuur-
Dagschool een grote groep mensen bijeen voor een
dag vol workshops en trainingen in praktische vaar-
digheden, waarna zich een groep vormde (oorspron-
kelijk onder de naam ‘Transition City Bristol’).
Niemand had enig idee hoe het concept zou kun-
nen werken op zo’n grote schaal, maar alle deelne-
Er staan nog meer dingen op stapel. Daaronder zijn
het Lewes-Pond (inmiddels gelanceerd – vert), een
autoclub, iets wat de ‘Book Crossing of TT Books’
heet – wat gaat over het achterlaten van boeken in
openbare ruimten om te lezen en dan door te geven
– het in kaart brengen van bestaande boomgaar-
den en het creëren van een bostuin, evenals het op-
zetten van OVESCo (een door de gemeenschap be-
heerde energiemaatschappij voor de Ouse Valley
Ecoregio).
Hoewel het niet het eerste Transitie-initiatief was,
was TTL in een aantal zaken wel de eerste. Een
daarvan is dat het de eerste
is die werkelijk Stap 1 van
de Twaalf Transitiestappen
heeft uitgevoerd: ‘Vorm een
Stuurgroep en bouw haar op-
heffing in vanaf het begin’
(pag.167). Na een toegewijde
groep te hebben gevormd van
mensen die het project door
de eerste paar stappen heen
hadden geleid, werd beslo-
ten om de groep op te heffen
en het project over te dragen
aan vertegenwoordigers van
de Werkgroepen. Dit was geenszins een eenvoudig
proces; van de mensen die er vanaf het begin bij
waren, vroeg het veel om los te laten en erop te ver-
trouwen dat het zou werken.
Terugblikkend vindt men het hoe dan ook een
nuttig proces geweest. Adrienne beschrijft het als
volgt:
‘Uit de Lancering waren twaalf mensen voort-
gekomen die bereid waren om werkgroepen te vor-
men en als kerngroep begonnen we onze opheffing
te bespreken. Gelukkig meldden er zich een paar
professionele veranderingsdeskundigen die de
groepsvertegenwoordigers uitnodigden om nieu-
we doelen en uitgangspunten te formuleren. Indien
die worden toegepast met verantwoordelijkheids-
gevoel en openheid, geven deze de werkgroepen de
kracht om zelfstandig te werken. Onze opheffing
was voor mij een pijnlijk proces, een soort para-
digmaverschuiving, die veel vertrouwen vereis-
te. Sommige leden van de oorspronkelijke kern-
groep hebben TTL verlaten, en sommige groepen
hebben het moeilijk, maar ik heb het gevoel dat de
overdracht noodzakelijk was om Transition Town
Lewes echt van de grond te laten komen.
Er heeft altijd een spanningsverschil bestaan
tussen mensen die meer zijn gemotiveerd door
piekolie of door klimaatverandering. Er is ook
vaak een dynamiek tussen de actiegerichte types
– voor verandering nú – en de op Minder-Ener-
gie/permacultuur gerichte personen. We hebben
een voortdurende discussie over hoe uiteenlopend
onze houdingen kunnen zijn en zelfs of we wel echt
toe moeten naar een ‘leven met minder olie’. En als
dat niet zo is, wat is dan de transitie die we in-
zetten? Tegen de achtergrond van de voortgaan-
de mondiale groei en afbraak, plus het ontbreken
van een taal om de onvermijdelijke paradigmaver-
schuiving te beschrijven, wordt dit hele gemeen-
schapsombouw-vraagstuk rijk, beangstigend, in-
spirerend en surrealistisch tegelijkertijd.’
www.transitiontowns.org/LewesTransition Town Lewes houdt een workshop over piekolie en klimaatverandering in een lokale school.
© A
DR
IEN
NE
CA
MP
BE
LL
228H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
229D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
dag was een dynamische, positieve en inspirerende
introductie van het hele concept van Transitie en te-
gelijkertijd voor mensen ook een praktische ingang
om hun eigen lokale Transitie-intiatieven te starten
of te ondersteunen.
www.transitionbristol.org
Transition Town Brixton
Mogelijk de grootste klus die door een Transitie-
initiatief is opgepakt, is Transition Town Brixton
in Londen. Transition Town Brixton startte als de
Lambeth Climate Action Group, die opgericht werd
na vertoningen van An Inconvenient Truth in de
Ritzy Bioscoop in 2006. Begin 2007 liep een van
de leden, Duncan Law, tegen het Transitie-model
aan en werd gegrepen door de idee om ergens actie
vóór te voeren in plaats van tegen. Hij was ook ge-
troffen door de mate waarin het toevoegen van piek-
olie aan het klimaatveranderingsdebat de argumen-
ten van beide zijden van het verhaal versterkten en
verdiepten.
Duncan stelde voor om de groep om te vormen
tot een Transitie-initiatief, wat unaniem werd aan-
vaard. De groep startte vervolgens haar bewustwor-
dingsfase en heeft tot dusver vijf filmvertoningen
gehouden en heeft bijna twintig verschillende spre-
kers in huis gehaald. Transition Brixton heeft ver-
der ‘groene’ wandelingen georganiseerd, bezoeken
aan interessante projecten en paneldiscussies. Dit
heeft het imago van het initiatief aanzienlijk ver-
sterkt en heeft landelijke media-aandacht opgele-
verd. De groep heeft ook sterke banden met het be-
stuur van de deelgemeente gevormd.
Werkgroepen beginnen vorm te krijgen, maar de
groep is nog steeds bezig om de infrastructuur op
te zetten die het functioneren van werkgroepen zo
effectief mogelijk kan ondersteunen. Op de vraag
hoe nuttig de Twaalf Stappen zijn geweest, vertel-
de Duncan me: ‘Ze zijn uitermate handig geweest,
maar helaas kwamen ze een beetje te laat onder
onze aandacht! We hadden al een stuurgroep ge-
vormd voor de Lambeth Climate Action Group, die
niet was opgezet met de intentie om een TT te wor-
den of om zichzelf na verloop van tijd op te heffen.
We denken nog steeds na over hoe we die eerste
Stap zouden kunnen uitvoeren en we werken op het
moment zeker niet met alle Stappen. In velerlei op-
zichten zitten we nog steeds in de fasen van het leg-
gen van de fundamenten en de bewustmaking.’
Ze waren oorspronkelijk van plan om op het
einde van de zomer van 2007 een Lancering te
doen, maar merkten dat ze nog steeds niet de kritie-
ke massa hadden bereikt die een explosie zou garan-
deren, dus werd hij uitgesteld tot voorjaar 2008.
Omdat ze nog steeds in de Bewustmakingsfase
zitten, zijn er nog weinig zichtbare manifestaties
mers vonden het belangrijk om het te proberen.
De eerste stappen betroffen het vormen van een
Stuurgroep en starten met de bewustwordingsfase.
De eerste opmerkelijke lezing werd gegeven door
Dr Chris Johnstone en haalde het plaatselijke BBC-
avondnieuws.
In mei 2007 gaf ik een lezing aan het Trinity Cen-
tre in Bristol, waarin op het eind mensen vanuit de
diverse delen van de stad zich groepeerden volgens
hun eigen ‘dorpskernen’ en discussieerden over de
manier waarop zij dit proces op lokaal niveau graag
zouden willen zien verdergaan. Bristol bestaat, zoals
alle steden, feitelijk uit een verzameling ‘dorpen’
(wijken met elk een eigen identiteit) en dit lijkt een
ideaal schaalniveau voor dit soort werk.
Transition Bristol functioneert dientengevolge op
twee niveaus. Op het ene wordt het Transitie-proces
doorlopen om toe te werken naar een Minder-Ener-
gie-Plan voor de hele stad en op het andere niveau
wordt gewerkt aan netwerken, inspireren, trainen
en ondersteunen van de ‘dorpsniveau’-initiatieven
in de stad. Om de dorpen te ondersteunen organi-
seert TB maandelijkse bijeenkomsten om uit te kun-
nen wisselen wat wel en niet werkt. Daarnaast loopt
er een programma met evenementen en lezingen,
een website en promoten ze een ‘virtuele boom-
gaard’-initiatief, waar fruitbomen in de hele stad
tegen kostprijs beschikbaar zullen worden gesteld.
Werken op een schaal van 400.000 mensen is dui-
delijk anders dan werken op het niveau van een
dorp of kleine stad. Volgens Peter Lipman, een
van de oorspronkelijke initiatiefnemers, waren de
Twaalf Stappen van de Transitie heel bruikbaar tij-
dens het ontwikkelen van hun strategie:
‘Ze hielpen ons om onszelf wat af te remmen en
om te gaan met de druk om alles meteen en tege-
lijk te doen op de beide niveaus waarop we wer-
ken. Die druk is onvermijdelijk, gezien de omvang
van de uitdagingen en het gevoel van grote urgen-
tie – maar als we die niet weerstaan, zou dat ertoe
kunnen leiden dat we het proces niet voor een zo
breed mogelijk publiek kunnen openstellen en dat
we onszelf een burn-out bezorgen. De Twaalf Stap-
pen hebben ook geholpen bij ons werk met de lo-
kale Transitie-districten om ze erop te wijzen dat
het belangrijk is niet te snel te willen gaan, en hoe
cruciaal het is om je draagvlak te verbreden en er
niet vanuit te gaan dat het bewustwordingsproces
al voltooid is.’
Nog iets wat erg nuttig is geweest zijn de Toelatings-
criteria om een Transitie-initiatief te worden. (zie
Bijlage 5, pag.254), die Transition Bristol heeft ge-
bruikt voor de ‘dorps’-initiatieven, benadrukkend
dat ze aan deze criteria moeten voldoen indien ze
hun kansen op succes willen vergroten. TB is van
plan te Lanceren in het voorjaar 2008, en heeft
steeds meer overleg met enkele van de andere initi-
atieven van flinke steden zoals Nottingham, om hun
ervaringen met elkaar te delen.
In november 2007 hield Transition Bristol ‘The
BIG Event’, het grootste Transitie-evenement tot
het moment dat ik dit schrijf. De voornaamste
sprekers waren Richard Heinberg, Jeremy Leggett,
David Strahan, Dr Chris Johnstone en ikzelf, maar
er was ook een compleet programma van workshops
en lezingen over een hele reeks andere onderwer-
pen. Bijna vierhonderd mensen namen deel en de Informatiebord op de ‘Big Event’ van Transition Bristol.
© T
ULA
NE
BLY
TH
230H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
231D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T
zij als antwoord kregen dat dat niet veel was omdat
zij uit de gemeenschap geen signalen kregen dat het
een belangrijk onderwerp werd gevonden. Rond die
tijd begon Sue op een meer lokaal niveau te wer-
ken en in maart 2007 viel haar oog op de websi-
te van het Transition Network. Toen ze zag dat de
oprichtingsbijeenkomst van het Transition Net-
work binnenkort gehouden zou worden in Ruskin
Mill nabij Nailsworth, meldde zij zich aan en ging
er naar toe.
Geïnspireerd en geënthousiasmeerd door het
evenement nam ze thuis het initiatief om Transiti-
on Forest of Dean op te richten. Ze wilde een stuur-
groep oprichten die niet voornamelijk zou bestaan
uit mensen met een ‘groene’ achtergrond, maar die
de bredere gemeenschap zou weerspiegelen. Ze be-
schrijft de samenstelling van de groep als volgt:
‘We hebben twee mensen met een achtergrond
van wetenschap/milieu/bestuurskundig adviseur,
drie met een permacultuur achtergrond, een lid van
Friends of the Earth, een lid van de Groenen, een
vanuit de ‘groene’ bedrijfssector (een plaatselijke
hout-coöperatie), een vanuit een woningcorpora-
tie, en nog een belangrijke vertegenwoodiger van
“Foresters”, die zich bezighouden met het bewaren
van onze plaatselijke tradities en rechten (erg be-
langrijk voor de gemeenschap hier). We tellen ook
nog twee mensen die feitelijk gewoon bezorgde in-
dividuen zijn die de rest van ons met beide benen
op de grond houden en die genoeg gemotiveerd zijn
om de verandering te willen inzetten.’
Gezien het uitgestrekte karakter van Forest of Dean
en het feit dat rijden van de ene kant naar de an-
dere ongeveer veertig minuten kost, realiseerde de
groep zich al snel dat ze naar de gemeenschap toe
moesten gaan in plaats van te verwachten dat deze
wel naar hen toe zou komen. Ze ontwikkelden daar-
om een ‘reizend circus’-aanpak waarmee ze langs de
voornaamste stadjes trokken met het vertonen van
films met discussie na, waarbij ze tijdens sommige
van hun bijeenkomsten vooral ingingen op piekolie
en tijdens andere op de mogelijke gevolgen van kli-
maatverandering specifiek voor Forest of Dean.
Hun vertrekpunt is dat de meeste mensen zich-
zelf in de eerste plaats zien als ‘Foresters’, en pas in
de tweede plaats als inwoners van hun eigen stad-
jes, ook al zijn er enkele plaatsen met een regionale
verzorgingsfunctie. Ze hebben daarom het idee dat
de beste aanpak is om op het niveau van de hele
regio te werken.
In het begin waren ze bang dat men zou denken dat
Transition Forest of Dean alles voor iedereen zou
opknappen. Maar nu hun bekendheid toeneemt,
melden mensen zich uit eigen beweging en meer en
meer mensen bieden hulp en tijd aan. Tot op dit
moment heeft hun publiek voornamelijk bestaan
uit 40-plussers, en dus zetten ze hun activiteiten en
publiciteit zodanig op dat ze een bredere aantrek-
kingskracht hebben. Ze werden recentelijk ook uit-
genodigd om zich voor te stellen voor middelbare
schoolkinderen.
Andere evenementen die ze hebben georgani-
seerd, betreffen onder meer een maandelijkse soci-
ale netwerkbijeenkomst, een driemaandelijks lokaal
voedselfeest en kramen bij plaatselijke evenemen-
ten. Wat de Twaalf Stappen (pag.167) betreft, situ-
eren ze zichzelf nog steeds bij de eerste drie, ook al
is er de recente aanschaf van een aantal Electrisa-
ve-meters, die worden uitgeleend aan ieder die zijn
energieverbruik in de gaten wil houden, een zicht-
bare actie die directe voordelen zal opleveren zodra
mensen zich bewust worden van hun energiecon-
sumptiegewoonten en van hoe ze hun consumptie-
patroon kunnen verminderen.
www.transitionforest.org.uk
van het project, hoewel er plannen zijn voor een
Groene Kaart van Brixton en een stedelijk tuinier-
project op het terrein van een bestaand volkstuin-
complex. Het Hyde-Farm-Klimaat-Actie-Netwerk
is opgericht op een plaatselijk landgoed, verbouwt
groenten in voortuinen en heeft workshops gegeven
over energiezuinig leven, films vertoond en fruit-
plukbijeenkomsten georganiseerd.
Ik vroeg Duncan wat hij zag als het voornaamste
verschil tussen het toepassen van het Transitie-mo-
del in Brixton en ergens anders. Hij vertelde me:
‘Een van de dingen die zo anders zijn aan het
proberen om dit model in Brixton te implementeren
in tegenstelling tot een klein stadje of een dorp, is
dat Brixton een post-industrieel fenomeen is – het
is niet gebaseerd op een aloud duurzaam model.
Er is geen pre-olie-infrastructuur waarvan we wat
kunnen leren. Piekolie zal een plaats als Brixton to-
taal op zijn kop zetten. Niemand kijkt op een nuch-
tere manier naar de afhankelijkheid van steden
– hoe ze van voedsel te voorzien en wat er zal ge-
beuren als de werkloosheid stijgt en de huizenprij-
zen op catastrofale wijze kelderen, als de subsidie-
potten geen geld meer hebben en de lokale overheid
klem zit. Het gemeentebestuur is nog steeds aan
het bezuinigen. Wij zeggen tegen hen: investeer nu
in deze nieuwe vorm van infrastructuur. We zoe-
ken ook uit hoe relaties te leggen buiten de stad die
de stad zullen kunnen ondersteunen; relaties met
boeren en het oprichten van lokale voorzieningen
zoals biologische voedsel-inkooppunten.’
De Transitie-aanpak toepassen op stedelijke ge-
bieden is een van de uitdagende noviteiten van dit
werk en informatie-uitwisseling tussen de verschil-
lende projecten is belangrijk; Brixton, Bristol, Not-
tingham, Brighton en andere stedelijke projecten
putten dan ook een hoop inspiratie en bemoediging
uit elkaars inspanningen.
www.transitiontownbrixton.org
Transition Forest of Dean
Forest of Dean in Gloucestershire heeft duidelijk te
maken met een heel ander soort uitdagingen dan
de stad Bristol. Het bestrijkt ongeveer 200 vierkan-
te kilometer en huisvest ongeveer 75.000 mensen.
Het Forest wordt begrensd door de rivier de Wye
(en Wales) in het westen en de rivier de Servern in
het oosten. De noordelijke grens van het district ligt
ten noordwesten van de stad Gloucester in de Vale
of Leadon.
Transition Forest of Dean ontstond dankzij Sue
en Andrew Clarke, die beiden als milieudeskundi-
gen werkten en gefrustreerd raakten door het ge-
brek aan lokale actie rond klimaatverandering. Ze
namen contact op met hun gemeenteraad om te vra-
gen wat zij deden aan klimaatverandering, waarop
‘Als we niet leven waar we
werken, en wanneer we
werken, dan zijn we onze
levens aan het verspillen,
en ons werk ook.’
Wendell Berry (1977), The Unsettling of America: Culture and Agriculture, Sierra Club Books
‘De uren waarin onze geest
helemaal in beslag wordt
genomen door schoonheid zijn
de enige uren dat we werkelijk
leven.’
Richard Jefferies
232H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
233T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N
Mei 2008:
Een artikel in Oikos
Tijdens zijn verblijf in Schumacher College in
2007 maakt Rudy Dhont kennis met Transition
Town Totnes (TTT) en met verschillende van de
mensen in en achter het initiatief. In de maanden
daarna wordt het een belangrijk onderwerp in tal-
loze gesprekken. Om in Vlaanderen nog meer men-
sen te laten delen in de inspiratie, schrijft hij er een
artikel over in Oikos, tijdschrift voor sociaal-ecolo-
gische verandering. Plotseling wil iedereen er meer
over weten.
Juni 2008:
Tijdens de opleiding van Aardewerk
Rudy wordt uitgenodigd om in de opleiding van
Aardewerk over TTT te komen vertellen: het wordt
een enthousiast onthaald verhaal tesamen met de
vertoning van de inspirerende film The Power of
Community: How Cuba survived Peak Oil. Het
Transition Handbook wordt gretig ingekeken en
verschillende deelnemers willen er graag mee aan
de slag.
Juli 2008:
Zomerweek Aardewerk: planning voor een eerste
tweedaags programma
Het artikel en de presentatie binnen de opleiding
leiden tot vele vragen om meer informatie. Dat zet
Rudy, Jeanneke en Nico van Aardewerk, die intus-
sen alledrie het Transitie-handboek gelezen heb-
ben, ertoe aan om tijdens de zomerweek de kop-
pen bij elkaar te steken om te overleggen hoe op al
die vragen ingegaan kan worden. Al snel wordt dui-
delijk dat, in plaats van rond te rennen om her en
der voor een paar mensen een presentatie te gaan
geven, we zinvoller met onze energie om kunnen
gaan en bovendien een bewegingsmomentum kun-
nen creëren door al deze mensen samen te bren-
gen. Tot onze eigen verbazing resulteert dit in een
eerste tweedaags programma, dat we plannen voor
september.
Naast dromen om in onze eigen gemeenschap
iets te beginnen, is onze belangrijkste doelstelling
het faciliteren van lokale bottom-up initiatieven.
We willen mensen niet alleen degelijke informatie
geven over transition towns en de onderliggende
principes ervan, maar hen ook instrumenten mee-
geven die zij nodig kunnen hebben om iets in hun
eigen dorp of stad te beginnen.
Augustus 2008:
Website www.transitie.be
Rudy start een website voor lokale Transitie in
Vlaanderen boordevol informatie met bijna dage-
lijkse updates.
September 2008:
De eerste vertalingen
Een en ander betekent een hoop vertaalwerk,
aangezien Transitie-mensen in Vlaanderen (en
Nederland) Nederlandstalig materiaal nodig heb-
Transitiesteden en -dorpen in VlaanderenKroniek van een stroomversnelling
ben. Dus nemen we contact op met de filmmakers
in Ohio en vertalen en ondertitelen we de film The
Power of Community: How Cuba survived Peak
Oil, evenals één van de belangrijke instrumenten
in de transition towns beweging: de Transition Pri-
mer.
Intussen begint onze zwerffilm over Cuba aan
zijn tocht door Vlaanderen en Nederland om zo-
veel mogelijk in de context van het Transitie-con-
cept vertoond te worden.
Eind september/begin oktober 2008:
Eerste Transitie-inlooptweedaagse
Een eerste kennismaking met Transition Towns
in Veltem. We vragen mensen om te proberen twee
of drie extra mensen uit hun eigen gemeenschap
mee te brengen en zodoende als kleine lokale groep
deel te nemen. Uiteindelijk nemen meer dan 60
mensen daar op die zolder in Veltem, met nog 20 op
de wachtlijst. We werken een vol programma af, en
het worden twee dagen vol inspiratie en enthousi-
aste actieplannen. De eerste dag begint helemaal in
TTT-stijl met een originele kennismaking en babbel
links en rechts, gevolgd door Rudy die ons inwijdt in
de dreigingen van piekolie, een zeer verontrustend
thema dat in Vlaanderen nog vrijwel onbesproken
is; Jeanneke die vertelt over het hoopvolle en aan-
stekelijke veranderingsmodel van Transition Towns
in Engeland als antwoord op piekolie en klimaatver-
andering; Nico en Bert die ons wegwijs maken in de
geheimen van de permacultuur; Rudy die in deze
tijd van financiële en economische ineenstorting
een fris verhaal brengt over geld en zwarte gaten
waarin ons geld verdwijnt en over hoe het eigenlijk
zou moeten, Alma die naar Totnes trok en ons een
reisverslag brengt van wat ze daar aantrof aan in-
teressante mensen en projecten... om uiteindelijk
te belanden bij het uur van de waarheid, bij waar
het allemaal om te doen was: de start van lokale
groepen in Vlaanderen. We houden een beetje ons
hart vast, maar hoe fantastisch is het niet als ze één
voor één naar voren komen om hun groep en hun
plannen voor te stellen: echte stevige lokale groe-
pen, en startende kleinere groepen: Gent, Merksem,
Brussel, regio Leuven, Wijgmaal, Scherpenheuvel...
naast de vele andere, die na afloop met concrete
plannen op Transitievlak naar huis vertrekken om
aan de slag te gaan. En het kost geen energie, het
geeft energie! Want wat is er fantastischer en tege-
lijkertijd 'gewoner' dan samen de krachten te bun-
delen om je eigen lokale gemeenschap weer vorm
te geven op ecologisch, sociaal en energetisch vlak,
qua voedsel, mobiliteit, gezondheid...
Op het moment ziet het er naar uit dat er min-
Permancultuur als muziek voor een wereld in transitie
De eerste transitie-inloopdagen in Vlaanderen op een zolder in Veltem
© T
RA
NS
ITIE
VLA
AN
DE
RE
N
© T
RA
NS
ITIE
VLA
AN
DE
RE
N
234H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
235T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N
stens twee of drie plaatsen zijn die stevig genoeg
zijn om lokaal iets in gang te zetten. Anderen gaan
in hun eigen gemeente op zoek naar vrienden die
mee willen dromen-denken-doen in de richting van
Transitie.
Eind oktober 2008:
De Basishandleiding
De Nederlandstalige versie van de Transition
Primer is klaar en staat op de website. Deze basis-
handleiding wordt in december ook door Jan van
Arkel in de vorm van een boekje uitgegeven, te be-
stellen op www.transitie.be en eveneens te koop in
de boekhandel. De vertaling is het werk van Jean-
neke van de Ven en Hugo Klip.
Nog eens eind oktober 2008:
Het Transitiehandboek
Om op korte termijn het Transition Handbook
in het Nederlands èn goedkoop (want dat is wat we
nodig hebben) in de boekwinkel te krijgen heeft
Rudy tijdens een slapeloze nacht het krankzinni-
ge maar kleurrijke idee om het handboek in ware
Transitiestijl met een hele ploeg vertalers samen
te vertalen: zie de inleiding van dit boek. Jeanneke
vindt het een geweldig idee en stelt voor om de co-
ordinatie en de eindredactie te doen. Uitgever Jan
van Arkel ziet het vol vertrouwen allemaal helemaal
zitten en wordt bereid gevonden om het vertaalde
boek snel en goedkoop uit te geven. En zo zitten er
plots binnen een tweetal weken meer dan 20 en-
thousiaste vrijwillige vertalers en nog twee hele ho-
geschoolklassen duchtig te vertalen, werken, zwe-
ten, denken, worstelen aan ‘de meest kleurrijke
vertaling ooit’. Het streven is om het boek voorjaar
2009 in de boekhandel te hebben.
Eveneens eind oktober 2008:
Trainingen
Er zijn contacten met Engeland onder andere in
de persoon van Ann Lamot, een Vlaamse vrouw die
al zeer lang in Wales woont, daar in een Transitie-
initiatief zit en veel contacten heeft met het Transi-
tie-netwerk. We hebben een geïnspireerde ontmoe-
ting met haar in Gent en zij is bereid om trainingen
in Vlaanderen te komen geven, vooral rond inner-
lijke Transitie. Dat wordt iets voor later, misschien
mei/juni 2009.
En in oktober/november 2008:
Transitie-stad Gent
In Gent laten ze er geen gras over groeien: de
groep is zeer geïnspireerd bezig, wordt alsmaar
groter en sterker, en staat stevig in haar schoenen.
Trouw aan het oorspronkelijke Transitie-concept
wordt stap voor stap een pad uitgetekend dat moet
leiden naar Gent als eerste echte Vlaamse Transi-
tie-stad met wijkinitiatieven en straks een duidelijk
Minder-Energie-Plan. Een viertal mensen ging al
naar Engeland voor een conferentie over Transitie
in grote steden. Volg hun activiteiten op www.gent.
transitie.be. Je kan hen contacteren op gent@tran-
sitie.be. Naast dit algemene overzicht vindt u een
eigen verhaal over het Transitie-avontuur in Gent.
Vier Gentenaars trokken in november naar de
eerste Transition Cities conferentie in Nottingham
om wijzer te worden over hoe je zo’n Transitie in
een grote stad aanpakt.Transitiegesprekken in Gent: een toekomst voor onze kinderen
25 November 2008:
In Leuven is de zaal te klein
Rudy spreekt nog op een druk bijgewoonde
avond van het Masereelfonds in Leuven over piek-
olie, piekalles en Transitie-steden en -dorpen.
Begin december 2008:
Regio Leuven komt samen
Ook in de regio Leuven broeit er van alles: de vele
kleine groepjes komen begin december samen voor
overleg over de manier waarop ze in deze startfase
best beginnen, om vervolgens hun eerste stappen
op het lokale Transitie-pad te zetten in hun eigen
gemeenschap.
Half december 2008:
Hoe verder?
Eerste bijeenkomst met verschillende mensen
van Gent, Leuven en het faciliterende groepje om te
kijken hoe we Transitie-steden en -dorpen in Vlaan-
deren verder vorm kunnen geven.
Januari 2009:
Merchtem stapt resoluut mee
Na een startschot in de plaatselijke 'Klakson' ste-
ken ze ook in Merchtem de handen uit te mouwen
en organiseren een geslaagde filmavond, een debat-
avond over geld, en ze schrijven Transitie-verhalen.
Eind januari 2009:
Nieuwe inloopdagen in Gent
Een tweede tweedaagse staat op het programma
voor januari, deze keer in Gent in de Vooruit, een
tweedaagse die eind november alweer helemaal vol
zit. Gezocht wordt naar mogelijkheden om iedereen
toe te kunnen laten. In de Vooruit vinden we een
grotere zaal en voegen we weer nieuwe elementen
aan ons programma toe. De groep van Gent komt
met veel sprankel en energie vertellen over hun er-
varingen en doen een visioning met de aanwezigen.
Ook de psychologie van de verandering wordt in het
programma opgenomen.
De oogst van deze tweedaagse: de reeds bestaan-
de groepen worden beduidend versterkt, nieuwe
groepen gaan van start en in tal van gemeenten ont-
staan lokale contactpunten (Antwerpen, Bierbeek,
Geraardsbergen, …).
Eind januari 2009:
De vertaling is af
Alles is naar de uitgever, maar er resten nog vele de-
tails op te lossen.
Wapperende transitiepost-it’s tijdens inloopdagen in Gent.
Natuurlijke waterzuivering.
© T
RA
NS
ITIE
VLA
AN
DE
RE
N
© T
RA
NS
ITIE
VLA
AN
DE
RE
N
© O
SW
ALD
NO
PP
E
236H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
237T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N
en digitalisering. Op het einde prijkten allemaal leuke ideeën op een kaart van Gent. Na een muzi-kale koffie-, thee-, koekjes- en babbelpauze wer-den wijkgroepjes gevormd en de eerste plannen op dat niveau gesmeed. Met succes, want onder-tussen zijn er vier wijken echt actief. In het zin-gende Sint-Amandsberg hadden ze al een eerste activiteit rond de vertoning van The Power of Com-munity met een veertigtal geïnteresseerden en een heuse ideeënoogst als resultaat. En nu wordt er gewerkt aan een standje voor de markt. In de Brugsepoort brachten ze een alternatief geschie-denisverhaal van hun buurt met oude foto’s om de afhankelijkheid van olie in te leiden, waarna de 20 aanwezigen hun dromen voor de buurt lie-ten horen. Er werd ook al overlegd met de buurt-werking en het stadsbestuur voor de inrichting van het Pierkespark. De volgende activiteit daar is een echte ‘doe-dag’ met het uitwisselen van ken-nis en vaardigheden bijvoorbeeld over het maken van vlierbloesemsiroop, tuinkruiden kweken, fiet-sen herstellen. Gent Zuidwest, een samensmelting van vier wijken, organiseert samen met het lokale vegetarische restaurant een ‘tussen de soep en de patatten’-visioning-avond voor hun wijk. In Le-deberg/Gentbrugge staat een piekoliefilm op het programma en wordt een cursusavond over groen-
ten en fruit telen in potten en bakken voorbereid, in samenwerking met Velt. Maar ook in de wijken Rabot, Macharius en Sluizeken-Tolhuis-Ham wordt er alleen maar gewacht op extra enthousiastelin-gen om er in te vliegen.
Op Gents niveau blijven we ongeveer maandelijks samenkomen, met binnenkort ons eerste Transi-tie-café, een moment om ongedwongen en zonder strakke agenda gewoon gezellig samen te komen. Het enthousiasme reikt ver, want iemand van onze Gentse groep trok met boot, trein en plooifiets naar het Verenigd Koninkrijk voor een eerste tran-sition training. We gingen ook in op de uitdaging van de stad Gent om onze visie over Gent in 2020 te laten horen. We maakten een voorpagina van een krant uit 2020, rond verschillende thema’s met leuke beelden en een tijdslijn. Er werd ook gebrainstormd over complementair geld samen met een aantal mensen van Lets Gent. Er is zelfs sprake van een complementair geldexperiment in samenwerking met Netwerk Vlaanderen en Ber-nard Lietaer. De website groeit verder en het aan-tal actieve mensen gaat in golven. Af en toe gaan we spreken over Transitie, zoals bij de Brusselse architectuurstudenten, JNM, op de tweede reeks Vlaamse inloopdagen en voor de raadsleden van Groen. Maar de meeste energie komt echt wel van het werk in de eigen wijken en de vele Transitie-ideeën die hopelijk op een dag werkelijkheid zul-len worden in Transitie-stad Gent!
Alles is up-to-date te volgen op de website www.gent.transitie.be
Transitie-initiatief Gent
De pioniers van Transitie Initiatief Gent
Na een enthousiasmerende uiteenzetting van Rudy over Transition Town Totnes en het bekijken van The Power of Community op een afsluitend week-end van de cursus Ecologische Filosofie en Politiek van Aardewerk in juni 2008, begon bij enkele Gen-tenaars het transitie-idee te borrelen. Na veel the-orie hebben we wel zin in wat praktijk en hoe mooi brengt TT alles samen! Enkelen kochten het hand-boek, lieten het een zomertje broeden en kwamen vol enthousiasme naar de eerste Vlaamse Transi-tie-inloopdagen. Bij Rudy thuis, in het landelijke Veltem, op zolder en in de tuin vonden een tien-tal Gentenaars elkaar in een gelijkaardige visie en begon onze transitierit, in volle vaart.
Een paar weken later was er onze eerste brunchvergadering, overladen met veel zelfge-maakt lekkers, waarbij we de breinen lieten stor-men. Veel enthousiasme, vooral om ook snel iets concreets te gaan doen, maar ook de overtuiging om doordacht en met het hart aan het werk te gaan, brachten ons nog verschillende keren samen op Gents niveau. Er werd in dit beginstadium voor-al nagedacht over hoe we ons best konden organi-seren en wat de beste structuur van een transitie initiatief in een stad is. Er werd geëxperimenteerd met verschillende vergadertechnieken zodat ieder-een aan het woord kon komen en het niet alleen droge bijeenkomsten werden. De praatsmurf, ge-kleurde blaadjes, moderator, kernzakenbord, het transitieschriftje en stellingenspel passeerden de revue. Met succes, want er was telkens veel en-thousiasme en er konden veel ideeën en meningen op een opbouwende manier uitgewisseld worden. De groep breidde telkens weer uit en we probeer-den steeds iedereen mee op het pad te krijgen dat we aan het bewandelen waren en voor uitbreiding open stond. Er werden verschillende werkgroep-
jes opgestart om de verschillende vragen die in de groep ontstonden samen aan te pakken. Werk-groepen rond onder andere het uitwerken van een visietekst, het maken van een presentatie, netwer-ken met andere organisaties, nadenken over een eerste actie, uitwerken website, ontwerpen van een logo, materialen verzamelen en een coördine-rend verbindingsgroepje gingen aan de slag.
Vier Gentenaars trokken in november naar de eer-ste Transition Cities-conferentie in Nottingham en konden er leren en vooral ervaren dat vele steden in het Verenigd Koninkrijk met dezelfde vragen zitten: hoe pak je zo’n transitie in een (groot)stad aan? Hoe betrek je de lokale mensen in zo’n bewe-ging? Hoe kweek je je eigen voedsel in een stad?Ondertussen begon in Gent ook het idee van tran-sitiewijken te leven. Trouw aan het Transitie-mo-del, waarbij je in de eigen buurt aan de slag gaat met de heel diverse groep aan mensen, leek het ons noodzakelijk om niet alleen op Gents niveau te blijven samenkomen, maar ook zo snel moge-lijk in de wijken aan de slag te gaan. Dat was één van de hoofddoelen voor het organiseren van een Open Dag: meer mensen vinden om in verschil-lende wijken met een voldoende grote groep te kunnen starten. Maar ook samen dromen en een visie vormen die door een bredere groep ge-steund werd. Op 20 december barstte ons lokaal-tje uit zijn voegen, van energie en aantal mensen. Met een 60-tal kregen we eerst een korte presen-tatie over piekolie en het transitiemodel waarna we aan het ‘visievormen’ gingen rond een tien-tal thema’s: de voor de hand liggende Transitie-thema’s voedselvoorziening, energie, mobiliteit, groene ruimten, kledij en materialen en huisves-ting kwamen aan bod, maar we gingen ook die-per in op kansarmoede, gezondheid, wonderwijs
Transitie-initiatief Gent: een kleine geschiedenis
© T
RA
NS
ITIE
VLA
AN
DE
RE
N
238H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
239T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D
Februari 2009:
Wel of geen subsidies?
Tot nu toe is alles vrijwilligerswerk en proberen
we de kosten voor inloopdagen aan de absoluut de-
mocratische kant te houden om iedereen in de ge-
legenheid te stellen om mee te doen. Toch moeten
we constateren dat verdere trainingen hier in het
land of in Engeland duur zijn en niet voor iedereen
financieel haalbaar. Dus wel subsidies: we dienen
een dossier in voor trainingen, vertaalwerk, onder-
titelingen, materiaal etc: keep fingers crossed voor
de uitslag eind mei.
Februari 2009:
Scherpenheuvel-Zichem in actie
Een artikel in 'Den Eik' met een uitnodiging voor
een open avond over Transitie resulteert op die be-
wuste avond in een bij wijlen verhit gesprek over
het 'wel of niet' van klimaatverandering, maar ook
in de uitbreiding van het initiatiefgroepje tot een
kleine stuurgroep van zes mensen. Op het program-
ma voor later staat een heuse fietsspeurtocht voor
volwassenen en kinderen om zoveel mogelijk reeds
bestaande Transitie-elementen in de gemeente te
ontdekken en verzamelen.
Maart 2009:
Op weg naar Transitie-netwerk Vlaanderen
Tot hier toe wordt een groot deel van het alge-
meen ondersteunende en faciliterende werk gedaan
tijdens bijna dagelijkse avondlijke overlegtelefoons
door een paar enthousiastelingen: heel efficiënt,
zodat het lekker vooruit gaat. Maar intussen is er
ook een flinke beweging in de lokale initiatieven
ontstaan, gedreven mensen die natuurlijk mee wil-
len dromen en werken en beslissen over het reilen
en zeilen van hun eigen Transitie-beweging. Dus
organiseren we een 'nationaal' Wereldcafé met pro-
fessionele begeleiding om in onze harten en zielen
te kijken hoe ons aller talenten tot hun recht kun-
nen komen, en in welke vorm ieders stem kan mee-
beslissen over de toekomst van de Vlaamse Tran-
sitie-beweging en het tegelijkertijd toch nog een
werkbaar geheel blijft: voorwaar een uitdaging die
kan tellen!
Maart 2009:
Derde inlooptweedaagse in kasteel Nieuwenhoven
(Sint Truiden)
Ook hier weer een grote groep enthousiastelingen
die naar het mooie Haspengouw is afgezakt om zich
te laten informeren en inspireren door Transitie-
mensen en Transitie-ideeën. Taco laat ons proeven
van permacultuur op het prachtige permacultuurdo-
mein van het kasteel, waar op dat moment ook juist
een nieuwe jaaropleiding permacultuur begint.
Nieuwe groepen gaan van start: Tervuren, Malde-
gem, Stekene, Putte..., anderen sluiten zich aan bij
reeds bestaande groepen in hun eigen gemeenschap.
Ook de kasteelgemeenschap zelf, die al zozeer met
transformatie bezig is, slaat het Transitie-pad in.
Wordt dagelijks door velen vervolgd...
... want dit is ongetwijfeld maar een deel van het
verhaal van de Vlaamse Transitie-steden en -dor-
pen, het deel waar wij weet van hebben, want on-
dertussen waait de Transitiewind op meer plaatsen
dan we hadden durven dromen: te veel om op te
noemen...
Als iemand je zou vragen waar de energie vandaan
komt als je eenmaal met het Transitie-idee vertrok-
ken bent, zeg dan maar dat wij het ook niet weten.
Maar zij is er als je haar nodig hebt.
Jeanneke en Rudy
maart 2009
www.transitie.be
Het begin
In de loop van 2008 begon de term ‘Transition
Towns’ ook in Nederland rond te zoemen. Het idee
kwam mee met mensen die in Totnes waren geweest
of in Ecovillage Findhorn (Schotland); anderen ont-
dekten het fenomeen tijdens klimaatactiekampen.
Stichting Peak Oil Nederland nam in september
2008 het initiatief voor een eerste brainstormbij-
eenkomst over de vraag of het Transition Towns-
concept ook interessant zou kunnen zijn voor Ne-
derland. Bij dit overleg waren vertegenwoordigers
aanwezig van Peak Oil Nederland, GroenFront, Om-
slag Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling, de
Permacultuurschool Nederland, Stichting Perma-
cultuur, projectgroep Vóór de Verandering, Stich-
ting Aarde, Gezonde Gronden (Den Haag), Uitge-
verij Jan van Arkel en Stichting Kleureneconomie.
Ook werden enkele mensen uitgenodigd die al met
prille TT-initiatieven bezig waren in Amsterdam,
Deventer en Groningen. Het enthousiasme en de
daadkracht tijdens dit overleg bleken zo groot, dat
de ‘of’ vraag overbodig bleek.
Het was duidelijk: Transition Towns had zich al
uitgezaaid en bleek ook in Nederland aan het ontkie-
men. Omdat er mensen met zoveel verschillende ta-
lenten rond de tafel zaten, werd besloten de groep in
eerste instantie niet veel groter te maken. Al tijdens
de eerste bijeenkomst ontstond op vrij organische
wijze een onderlinge taakverdeling. Door deze groep
van doeners is in korte tijd enorm veel werk verzet.
Er werd een website opgezet (www.transitiontowns.
nl) en een redactiecollectief ging aan de slag om
die te vullen met Nederlandstalige basisinforma-
tie over het TT-concept. Er werd een algemene fol-
der geschreven, die als downloadbaar bestand op
de website werd geplaatst. Vervolgens werden pa-
gina’s toegevoegd met inspirerende voorbeelden uit
de Nederlandse praktijk, een overzicht van informa-
tieve en inspirerende films, suggesties voor bruik-
bare werk- en spelvormen. En er kwam een actuele
nieuwsrubriek. Niet lang daarna kwamen ook lokale
TT-groepen met eigen websites, al dan niet gelinkt
aan de structuur van de landelijke site.
Mensen in Groningen bleken al contacten te
hebben met de initiatiefgroep van Transitienet-
werk Vlaanderen. Zo ontstond de samenwerking
om de Basishandleiding Transition Towns (de
‘primer’) te vertalen, het kleine boekje dat de vraag
beantwoordt: Hoe word je een transitiestad, -dorp,
-streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland? Ook deze
vertaling kwam via de website beschikbaar en ver-
scheen gedrukt in boekvorm bij Uitgeverij Jan van
Arkel (zie www.hitte.nu).
De eerste initiatieven in Nederland
Overal doken spontane initiatieven op. Er verschenen
artikelen in de media, waarop weer nieuwe mensen
reageerden. In Deventer, Groningen, Amsterdam en
Den Haag werd begonnen met film- en discussiebij-
eenkomsten. De initiatiefgroep in Deventer liep het
Transition Towns in Nederland
240H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
241T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D
hardst van stapel: het ‘keukentafel-initiatief’ van zes
mensen breidde zich snel uit (zie kader).
In Groningen startten twee mensen aarzelend met
een eerste filmavond; enigszins overrompeld zagen
ze zich geconfronteerd met een zaal vol enthousias-
telingen. In de nagesprekken bleek dat veel mensen
méér wilden. Dus kwamen er meer filmavonden, ge-
zamenlijke maaltijden, een Wereldcafé en andere ver-
diepingsbijeenkomsten. En gelukkig kwamen er ook
meer mensen die actief wilden worden in de kern-
groep. Sommige bleken het leuk te vinden om gastles-
sen te geven op scholen. Er kwam een lokale nieuws-
brief en al na een paar maanden werden de eerste
thema-werkgroepen opgezet. Vervolgens kwam er
een aparte groep voor Groningen-Noord.
Op een braakliggend stuk grond in de Amsterdam-
se Pijp legden krakers en sympathisanten van Groen-
Front een buurtmoestuin aan (SWOMP4). Ze begon-
nen met het organiseren van een Transition Tea voor
de buurt, in combinatie met meewerken in de buurt-
tuin en voorlichting over permacultuur en Transition
Towns. Elders in de stad werden film- en discussiebij-
eenkomsten georganiseerd onder de prikkelende noe-
mer ‘Kan Amsterdam zonder olie?’ De ideeën voor
het opzetten van een Mokumse voedselcoöperatie en
een door de lokale gemeenschap gedragen ecologi-
sche boerderij (Pergola) krijgen steeds meer vorm.
In een andere wijk ontstond het initiatief om een
groenstrook te veranderen in een buurtmoestuin. De
buurt reageerde enthousiast. Een tuinder bood aan
om moestuincursussen te organiseren in het gebouw
van de naastgelegen speeltuin.
Het Haagse centrum Gezonde Gronden was al
eerder gestart met een frequent film- en lezingen-
programma, soms afgewisseld met een biologische
maaltijd met streekproducten. Aansluitend bij al lo-
pende initiatieven rond lokaal voedsel en gezond-
heid, begon hier een jaarcursus ‘permacultuur in de
stad’. Deze zat in no time vol. De wachtlijst bevat-
te voldoende mensen voor een extra cursus en die
kwam er ook.
Ook voor de Permacultuurschool Nederland braken
drukke tijden aan: de ene cursus na de andere werd
opgestart, wat voor enkele cursisten de aanleiding
was tot het maken van een voorlichtingsfilm over de
groeiende permacultuurpraktijk in Nederland. De
film ging in april 2009 in première en wordt inmid-
dels veel gebruikt bij voorlichting over Transition
Towns. De principes van permacultuur- zorg voor
mensen, zorg voor de aarde en delen van de overvloed
zijn immers een rode draad binnen het TT-model.
De beweging groeit
Door de gewekte belangstelling, mede door enke-
le artikelen in het tijdschrift ZOZ van Omslag, ont-
stond er behoefte aan introductiebijeenkomsten
over het Transition Towns concept. In november
2008 belegde Omslag een eerste landelijke bij-
eenkomst in Eindhoven. De dag was binnen twee
weken volgeboekt. Er kwamen nog drie van zulke
dagen. Ook die zaten telkens overvol met mensen
van allerlei leeftijden en met zeer uiteenlopende
maatschappelijke achtergronden en interesses. Tij-
dens deze Aanloopdagen verzorgde Paul Hendrik-
sen, mede initiator van Transition Town Deventer,
het inhoudelijke programma. (Zie voor verslagen en
foto’s www.omslag.nl.)TT-Groningen
De kernthema’s van Transition Towns – piekolie
en klimaatverandering als drijfveren tot een brede
culturele omslag – bleken breed aan te spreken.
Evenals het appèl dat wordt gedaan op ieders eigen
kracht en creativiteit om in de eigen omgeving te
werken aan het zoeken en uitwerken van oplossin-
gen. Telkens weer blijkt er een enorme wil en moti-
vatie om zelf aan de slag te gaan om die veranderin-
gen van onderaf aan te zwengelen. Elke bijeenkomst
leverde naast veel herkenning ook een stroom van
ideeën op waarmee mensen zelf aan de slag zouden
willen. En dat gebeurde ook. Aan het eind van elke
Aanloopdag konden weer flink wat nieuwe namen
aan de lijst van lokale contactpersonen worden toe-
gevoegd. Binnen de tijdspanne van amper een half
jaar waren er al lokale contactpersonen en actieve
groepen in minstens veertig grote en kleine plaat-
sen, verspreid over alle twaalf provincies. Met De-
venter en Groningen als koplopers: de eerste Tran-
sition Towns in Nederland!
Zo groeit er geleidelijk een heel netwerk van
mensen en groepen, die elk op hun eigen manier
aan de slag gaan om medestanders te vinden voor
het veranderen van hun dorp, wijk of stad in een
Transition Town. De Aktie Agenda biedt een over-
zicht van de activiteiten die overal in het land wor-
den georganiseerd: www.aktieagenda.nl.
De eerste maanden van 2009 waren in menig op-
zicht hectisch. De initiatiefgroepen in Deventer, Gro-
ningen en Den Haag draaiden op volle toeren en er
kwamen steeds meer actieve groepen bij: Den Hel-
der, Tiel, Nijmegen. Reek/Grave, Enschede, Zwolle.
Het werd tijd voor Nederland om een officiële ‘na-
tional hub’ te worden in het internationale netwerk.
Dat bleek nog niet zo eenvoudig, omdat het kleine
kantoor in ‘Totnes’ werkelijk wordt overspoeld met
vragen en initiatieven vanuit de hele wereld. Ook in-
ternationaal breidt het netwerk fors uit, met initia-
tieven tot in Chili, Japan en de Verenigde Staten.
Door de landelijke initiatiefgroep werd intussen
ook de oprichting van Stichting Transition Towns
Nederland voorbereid. Er werd nagedacht over een
onderlinge informatie en organisatiestructuur die
recht doet aan de beginselen van het TT-concept.
En daarvoor werden open beleidsdagen georgani-
seerd waaraan alle lokaal actieve mensen konden
deelnemen.
Door de sterk toenemende lokale activiteit ont-
stond ook behoefte aan vormen van onderlinge uit-
wisseling. Ook daarbij werd zoveel mogelijk aan-
sluiting gezocht bij de al ontwikkelde structuren
binnen het internationale TT-netwerk. Er wordt
veel gewerkt met ‘open source’ en vrij beschikba-
re materialen; daarnaast zijn er discussiegroepen,
TT-Groningen De oogst aan memobriefjes van een TT-avond in Deventer
© T
T-G
RO
NIN
GE
N
© T
T-G
RO
NIN
GE
N
© T
T-D
EV
EN
TE
R
242H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
243T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D
De zestig mensen die vervolgens naar de Open-Space-dag toe kwamen, hebben samen gedurende een hele dag met ruim twintig workshops en brain-storm sessies de basis gelegd voor het `landen’ van het TT-initiatief in Deventer. Diverse project idee-en en werkgroepen zijn die dag ontstaan en zijn begonnen hun eigen leven te leiden. Ze beslaan een breed spectrum: van een eigen televisiekanaal (TT-TV) en een radioproject om in het kader van ‘le-vende geschiedenis’ de verhalen van ouderen over een energie-zuiniger verleden vast te leggen, tot de werkgroepen Eetbare Stad (eetbaar groen in straat en plantsoen) en Hart&Ziel (over de psychologie van verandering, consumptie-verslaving en de overgang naar energieslank leven), een maandelijks Transiti-on Café als ontmoetingsplek en initiatieven als Pro-ject Zonnedak (decentraal opgewekte zonne-ener-gie voor wijken en buurten) en De Biodiverste Stad (biodiversiteit in de stedelijke omgeving terugbren-gen door midel van onder meer geveltuinen en be-groeide platte daken).
In een tijdsbestek van nog geen drie maanden zijn zo honderden mensen in de gemeente Deventer be-trokken geraakt bij het Transition Town-initiatief. Ook van buiten Deventer kwamen mensen kijken bij de activiteiten en gingen geïnspireerd weer terug.
Het TT-virus verspreidde zich zo al snel naar Apel-doorn, Enschede, Epe, Voorst, Zutphen en Zwolle. Met het ontstaan van zelfstandige werkgroepen gaat TT-Deventer & omstreken nu een nieuwe fase in. De oorspronkelijke initiatiefgroep zal zich voor-al toeleggen op het bij elkaar brengen van mensen met gedeelde interesses, het creëren van ontmoe-tingsplekken (op de website en elders) en het pe-riodiek verzorgen van voorlichtingsbijeenkomsten van algemene aard. Er wordt daarbij niet verder dan een paar maanden vooruit gepland. Want het is en blijft de gemeenschap zelf die de richting en inhoud van TT-Deventer & omstreken uiteindelijk bepaalt.
Zie verder www.deventer.transitiontowns.nl
Kennesmaken op een TT-avond in Deventer
Uitwisselen tijdens een TT-avond in Deventer
door Paul Hendriksen, mede initiator TT-Deventer en TT-Nederland
Het bijzondere van het Transition Town-concept is, dat geen enkel lokaal initiatief hetzelfde is. Transi-tion Towns zijn gemodelleerd naar wat er lokaal aan diversiteit en mogelijkheden beschikbaar is. Het nu volgende relaas over de eerste stappen van Deven-ter op het TT-pad is dan ook slechts voorbeeld van een, en niet de lokale praktijk.
In september 2008 kwamen in een huiskamer in De-venter zes mensen op uitnodiging van een van hen bij elkaar. Na een gezamenlijke maaltijd en het be-kijken van de film What a way to go – Life at the end of Empire namen zij zich voor om in Deventer een van de eerste TT-initiatieven in Nederland te helpen ontstaan. Nog een aantal maaltijden en aan-sluitende vergaderingen later ontstond het plan om op tien verschillende lokaties in de stad en het lan-delijke gebied rond Deventer filmvertoningen te organiseren (documentaires over piekolie en de ge-volgen daarvan), met als voorlopig slot een Open Space bijeenkomst over Deventer na de piekolie.Vrijwel direct was te merken dat het TT-concept veel mensen snel weet te inspireren. Een grafisch vorm-gever meldde zich om bij wijze van sponsoring een flyer, folder en affiche te ontwerpen ter aankondi-ging van het programma. Een ervaren ICT-specialist wierp zich op als webmaster. Diverse van de aange-zochte lokaties voor de filmbijeenkomsten stelden hun faciliteiten gratis ter beschikking. De provincie Overijssel stelde een subsidiebedrag in het vooruit-zicht waarmee alle lopende kosten zouden kunnen worden gedekt. De lokale media pikten het nieuws snel op en een paar maal wist het initiatief grote koppen in de krant te krijgen, naast een filmpje op de lokale TV dat al snel ook op YouTube was terug
te vinden. Naar aanleiding daarvan kwamen per email de eerste verzoeken binnen om meer infor-matie, en meldden mensen zich om mee te helpen met de organisatie. Een ‘email-bommetje’ onder de gecombineerde netwerken van de initiatiefgroeple-den deed de rest. TT-Deventer & omstreken kon een vliegende start maken.Het werden uiteindelijk dertien bijeenkomsten, waarbij telkens een van drie piekolie-films werd ver-toond. Drie hiervan vonden plaats op verzoek van (en in samenwerking met) mensen uit dorpen in de directe omgeving van Deventer. De lokaties waren heel divers: een (uitverkocht) filmhuis, het lokale milieucentrum, de gemeenschappelijke huiskamer van Centraal Wonen, culturele centra, een voormali-ge paardenstal op het terrein van een centrum voor lokale economie, een buurthuis, de deel van een boerderij, en een café-restaurant, een moskee en een kerkgebouw.
Rode draad binnen deze waaier aan verschillende omgevingen vormde het programma van de bijeen-komsten: kennismaking, filmvertoning en een uitge-breide nabespreking waarbij de deelnemers werden uitgenodigd om na afloop hun reacties, tips, ideeën en persoonlijke acties op memo briefjes te schrij-ven en die op een groot ‘oogstbord’ te plakken. De in totaal vele honderden memo-briefjes zijn op de website www.transitiontowndeventer.nl onderge-bracht in een openbare inspiratie database.De bijeenkomsten trokken tussen de twintig en vijf-tig mensen per keer. Merendeels waren het telkens nieuwe gezichten uit de buurt waar de filmavond op dat moment werd gehouden. Juist die diversiteit maakte dat geen van de nabesprekingen een her-haling van zetten werd. Ieder had zijn eigen unieke inbreng; het gesprek nam telkens een andere wen-ding.
TT-Deventer & omstreken: het ontstaan van een lokale praktijk
© T
T-D
EV
EN
TE
R
© T
T-D
EV
EN
TE
R
244H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
245T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D
o.a. Deventer, Groningen en Den Haag laten zien
hoeveel er in korte tijd kan ontstaan. Kijk eens rond
op hun websites om een indruk te krijgen van hun
aanpak en resultaten (www.transitiontowndeven-
ter.nl, www.transitiontowngroningen.nl en www.
denhaag.transitiontowns.nl).
Films
Binnen het internationale TT-netwerk blijken som-
mige films als belangrijke eye openers te werken. De
film The end of suburbia is zeker aan te raden. Het
was deze film die Transition Towns initiator Rob
Hopkins aanzette om alternatieven te gaan ontwik-
kelen om de oliecrisis het hoofd te bieden. Ande-
re belangrijke bewustmakingsfilms, die zich goed
lenen voor bijeenkomsten met een nagesprek zijn:
A crude awakening, Escape from suburbia, An in-
convenient truth en The age of stupid. Bij vrijwel al
deze films is een Nederlandse ondertiteling gemaakt
(of in de maak). Een absolute, wereldwijde favoriet
tijdens informatiebijeenkomsten is de film Power of
community - how Cuba survived peak oil. Deze film
gaat over het grote scala van duurzame ontwikke-
lingen dat in Cuba tot stand kwam nadat Rusland in
1990 de oliekraan naar dat land dichtdraaide. In het
voorjaar van 2009 kwam nog een sterk inspireren-
de film in omloop: A farm for the future – over de
succesvolle omschakeling van een ‘reguliere’ boer-
derij in Devon (GB) naar een low-energy-perma-
cultuurboerderij.
Er zijn ook enkele zeer bruikbare Nederlands
films. In april 2009 ging de documentaire Perma-
cultuur in Nederland in première, en ook de do-
cumentaireserie Here comes the sun van VPRO’s
Tegenlicht biedt voldoende stof tot discussie over
het olieloze tijdperk én over een zonnige toekomst.
Tijdens de derde internationale Transition Towns-
conferentie, in mei 2009 in Londen, beleefde de
eerste film over Transition Towns zijn première:
The Transition Movie: dé film om mensen enthou-
siast te maken. Film- en boekentips zijn verzameld
op de website van Transition Towns Nederland en
Transitienetwerk Vlaanderen. Daar is ook te zien
welke films voor uitleen beschikbaar zijn.
Een eigen dynamiek
Transition Towns brengen in Nederland niet alleen
een heel nieuwe aanpak van maatschappelijk acti-
visme teweeg. Er worden ook allerlei nieuwe bond-
genootschappen gesloten. En bruggen gebouwd tus-
sen mensen en organisaties die elkaar niet zo snel
elders zouden tegenkomen. De Nederlandse ‘cul-
tuur’ is in menig opzicht anders is dan die in Enge-
land, waar nog veel kleine stadjes (towns) zijn met
een paar duizend inwoners, waar mensen over het
algemeen veel meer grond en grotere tuinen tot hun
beschikking hebben, waar de coöperatieve traditie
nog veel meer aanwezig is, het lokale bestuur anders
is geregeld, andere wetten en regels gelden, zoveel
dingen ‘anders’ gaan dan hier. We kunnen, denken
wij, over al deze (vermeende) verschillen heenstap-
pen – althans we hoeven ons er niet door te laten
weerhouden. Het TT-concept is immers geen blauw-
druk – elke groep en elke stad zoekt zijn eigen weg
binnen de gegeven situatie.
Ga er mee aan de slag!
Marta Resink
werkzaam bij Omslag Werkplaats
voor Duurzame Ontwikkeling, Eindhoven
(www.omslag.nl)
Zie voor Transition Towns Nederland
www.transitiontowns.nl
mailinglijsten en elektronische nieuwsbrieven voor
onderlinge uitwisseling. En er kwamen bijeenkom-
sten voor mensen die lokaal actief zijn: om elkaar
persoonlijk te ontmoeten en ideeën uit te wisselen,
en om ervaringen en vooral ook het plezier met el-
kaar te delen!
Transition Trainingen
Er komen steeds meer vragen: Waar vind ik me-
destanders in mijn eigen dorp of stad? Kun je zo-
maar een initiatief starten en hoe pak ik dat aan?
Anderzijds komen er ook voorzichtige toenaderin-
gen van organisaties die in Transition Towns een
interessant vervolg van hun eigen campagnes zien.
Dat vergt enig wederzijds begrip, want Transition
Towns is geen concept dat door een bestaande orga-
nisatie kan worden ‘overgenomen’. Een organisatie
met één onderwerp of thema kan geen Transition
Town kan zijn.
Transition Towns gaat uit van – en doet een be-
roep op – het zelforganiserend vermogen van (groe-
pen) mensen. Transition Towns zijn autonome ba-
sisinitiatieven, zonder centrale ‘sturing’. Er zijn
geen voorschriften van wat per se moet. Wel zijn er
uitgangspunten en criteria waaraan elk initiatief dat
zich Transition Town wil noemen, moet voldoen.
Die criteria gelden waar ook ter wereld. Daarop
worden lokale initiatieven getoetst.
Ook de landelijke initiatiefgroep toetst zijn aan-
pak aan de internationale uitgangspunten en ziet
voor zichzelf als belangrijkste taken: een basis-
structuur opzetten, TT Nederland door de opstart-
fase heen loodsen, lokale groepen faciliteren en het
bewaken van de kwaliteit van het TT-concept en de
daaruit voortkomende initiatieven. Train de trai-
ners is eveneens een zaak voor de landelijke initia-
tiefgroep, evenals het bijhouden van de lijst van be-
schikbare sprekers met hun onderwerpen.
Om lokale transitie-processen een zo groot mo-
gelijke kans van slagen te geven, is het een ‘voor-
waarde’ dat minstens twee leden van een lokale
initiatiefgroep een ‘Transition Training’ volgen.
Inmiddels worden deze trainingen ook in Neder-
land aangeboden. Tijdens deze intensieve weeken-
den wordt het concept van Transition Towns in de
breedte en in de diepte verkend: hoe werkt het, wat
kun je er mee en hoe ontwikkelt het model zich?
Hoe kom je tot een plaatselijk initiatief, hoe vorm
je een groep en: zijn er al resultaten bereikt? Daar-
naast is er veel tijd voor onderlinge uitwisseling tus-
sen de deelnemers. Er zijn verschillende spelvor-
men, Open Spaces en werkgroepen rond gedeelde
interesses (onder andere projectmatig werken en
omgaan met de media). De training gaat in op alle
aspecten – Hoofd, Hart en Handen – van het TT-
model. Het twaalf stappenplan wordt uitgebreid be-
sproken, evenals de mogelijkheden van permacul-
tuur. De eerste trainingen werden verzorgd door
TT-initiatiefnemers uit Deventer en Groningen en
medewerkers van Omslag.
Verschillende mensen van lokale TT-groepen reis-
den naar Engeland om cursussen te volgen over de
ins en outs van TT-concept. Die ervaringen waren
belangrijk om het proces in Nederland ‘in het goede
spoor’ te houden, maar ook om in Nederland op
een verantwoorde manier voorlichting en cursus-
sen te kunnen geven. Boordevol nieuwe informatie
en inspiratie en met usb-sticks vol praktische werk-
vormen kwamen ze terug. Enkele mensen die een
langere poos in Totnes hadden gewoond en mee-
gewerkt binnen de Transition-beweging, kwamen
terug naar Nederland om hun ervaringen en en-
thousiasme hier in te zetten.
In het traject naar een ‘echte’ Transition Town
wordt – naast het volgen van Transition Training
– ook sterk aangeraden dat een paar mensen uit ie-
dere lokale groep zich verdiepen in de principes van
permacultuur. Het volgen van trainingen biedt na-
tuurlijk geen garantie voor succes; wel vergroot het
de slagingskans van een initiatief. De ervaringen in
238H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
239T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D
Februari 2009:
Wel of geen subsidies?
Tot nu toe is alles vrijwilligerswerk en proberen
we de kosten voor inloopdagen aan de absoluut de-
mocratische kant te houden om iedereen in de ge-
legenheid te stellen om mee te doen. Toch moeten
we constateren dat verdere trainingen hier in het
land of in Engeland duur zijn en niet voor iedereen
financieel haalbaar. Dus wel subsidies: we dienen
een dossier in voor trainingen, vertaalwerk, onder-
titelingen, materiaal etc: keep fingers crossed voor
de uitslag eind mei.
Februari 2009:
Scherpenheuvel-Zichem in actie
Een artikel in 'Den Eik' met een uitnodiging voor
een open avond over Transitie resulteert op die be-
wuste avond in een bij wijlen verhit gesprek over
het 'wel of niet' van klimaatverandering, maar ook
in de uitbreiding van het initiatiefgroepje tot een
kleine stuurgroep van zes mensen. Op het program-
ma voor later staat een heuse fietsspeurtocht voor
volwassenen en kinderen om zoveel mogelijk reeds
bestaande Transitie-elementen in de gemeente te
ontdekken en verzamelen.
Maart 2009:
Op weg naar Transitie-netwerk Vlaanderen
Tot hier toe wordt een groot deel van het alge-
meen ondersteunende en faciliterende werk gedaan
tijdens bijna dagelijkse avondlijke overlegtelefoons
door een paar enthousiastelingen: heel efficiënt,
zodat het lekker vooruit gaat. Maar intussen is er
ook een flinke beweging in de lokale initiatieven
ontstaan, gedreven mensen die natuurlijk mee wil-
len dromen en werken en beslissen over het reilen
en zeilen van hun eigen Transitie-beweging. Dus
organiseren we een 'nationaal' Wereldcafé met pro-
fessionele begeleiding om in onze harten en zielen
te kijken hoe ons aller talenten tot hun recht kun-
nen komen, en in welke vorm ieders stem kan mee-
beslissen over de toekomst van de Vlaamse Tran-
sitie-beweging en het tegelijkertijd toch nog een
werkbaar geheel blijft: voorwaar een uitdaging die
kan tellen!
Maart 2009:
Derde inlooptweedaagse in kasteel Nieuwenhoven
(Sint Truiden)
Ook hier weer een grote groep enthousiastelingen
die naar het mooie Haspengouw is afgezakt om zich
te laten informeren en inspireren door Transitie-
mensen en Transitie-ideeën. Taco laat ons proeven
van permacultuur op het prachtige permacultuurdo-
mein van het kasteel, waar op dat moment ook juist
een nieuwe jaaropleiding permacultuur begint.
Nieuwe groepen gaan van start: Tervuren, Malde-
gem, Stekene, Putte..., anderen sluiten zich aan bij
reeds bestaande groepen in hun eigen gemeenschap.
Ook de kasteelgemeenschap zelf, die al zozeer met
transformatie bezig is, slaat het Transitie-pad in.
Wordt dagelijks door velen vervolgd...
... want dit is ongetwijfeld maar een deel van het
verhaal van de Vlaamse Transitie-steden en -dor-
pen, het deel waar wij weet van hebben, want on-
dertussen waait de Transitiewind op meer plaatsen
dan we hadden durven dromen: te veel om op te
noemen...
Als iemand je zou vragen waar de energie vandaan
komt als je eenmaal met het Transitie-idee vertrok-
ken bent, zeg dan maar dat wij het ook niet weten.
Maar zij is er als je haar nodig hebt.
Jeanneke en Rudy
maart 2009
www.transitie.be
Het begin
In de loop van 2008 begon de term ‘Transition
Towns’ ook in Nederland rond te zoemen. Het idee
kwam mee met mensen die in Totnes waren geweest
of in Ecovillage Findhorn (Schotland); anderen ont-
dekten het fenomeen tijdens klimaatactiekampen.
Stichting Peak Oil Nederland nam in september
2008 het initiatief voor een eerste brainstormbij-
eenkomst over de vraag of het Transition Towns-
concept ook interessant zou kunnen zijn voor Ne-
derland. Bij dit overleg waren vertegenwoordigers
aanwezig van Peak Oil Nederland, GroenFront, Om-
slag Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling, de
Permacultuurschool Nederland, Stichting Perma-
cultuur, projectgroep Vóór de Verandering, Stich-
ting Aarde, Gezonde Gronden (Den Haag), Uitge-
verij Jan van Arkel en Stichting Kleureneconomie.
Ook werden enkele mensen uitgenodigd die al met
prille TT-initiatieven bezig waren in Amsterdam,
Deventer en Groningen. Het enthousiasme en de
daadkracht tijdens dit overleg bleken zo groot, dat
de ‘of’ vraag overbodig bleek.
Het was duidelijk: Transition Towns had zich al
uitgezaaid en bleek ook in Nederland aan het ontkie-
men. Omdat er mensen met zoveel verschillende ta-
lenten rond de tafel zaten, werd besloten de groep in
eerste instantie niet veel groter te maken. Al tijdens
de eerste bijeenkomst ontstond op vrij organische
wijze een onderlinge taakverdeling. Door deze groep
van doeners is in korte tijd enorm veel werk verzet.
Er werd een website opgezet (www.transitiontowns.
nl) en een redactiecollectief ging aan de slag om
die te vullen met Nederlandstalige basisinforma-
tie over het TT-concept. Er werd een algemene fol-
der geschreven, die als downloadbaar bestand op
de website werd geplaatst. Vervolgens werden pa-
gina’s toegevoegd met inspirerende voorbeelden uit
de Nederlandse praktijk, een overzicht van informa-
tieve en inspirerende films, suggesties voor bruik-
bare werk- en spelvormen. En er kwam een actuele
nieuwsrubriek. Niet lang daarna kwamen ook lokale
TT-groepen met eigen websites, al dan niet gelinkt
aan de structuur van de landelijke site.
Mensen in Groningen bleken al contacten te
hebben met de initiatiefgroep van Transitienet-
werk Vlaanderen. Zo ontstond de samenwerking
om de Basishandleiding Transition Towns (de
‘primer’) te vertalen, het kleine boekje dat de vraag
beantwoordt: Hoe word je een transitiestad, -dorp,
-streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland? Ook deze
vertaling kwam via de website beschikbaar en ver-
scheen gedrukt in boekvorm bij Uitgeverij Jan van
Arkel (zie www.hitte.nu).
De eerste initiatieven in Nederland
Overal doken spontane initiatieven op. Er verschenen
artikelen in de media, waarop weer nieuwe mensen
reageerden. In Deventer, Groningen, Amsterdam en
Den Haag werd begonnen met film- en discussiebij-
eenkomsten. De initiatiefgroep in Deventer liep het
Transition Towns in Nederland
246H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
247E N I G E G E D A C H T E N T O T B E S L U I T
De enorm uitdagende tijd waarin we leven vind ik
ontzettend opwindend. Het is duidelijk dat piekolie
en klimaatverandering in potentie rampzalige uitda-
gingen zijn. Het is niet moeilijk er een somber plaat-
je van sociale afbraak en ecologische ineenstorting
van te schetsen. Het ligt voor de hand om er nach-
tenlang wakker van te liggen en je er zorgen over
te maken – velen van ons deden dat ook. Echter,
met een kleine verschuiving in ons denken, zoals
beschreven in dit boek, kunnen we straks misschien
de slaap niet vatten omdat onze hoofden duizelen
van de mogelijkheden en ideeën en van de opwin-
ding deel uit te maken van een cultuur die in staat is
over zichzelf na te denken en zichzelf opnieuw uit te
vinden op een nooit eerder vertoonde manier.
Ik geloof in een energie-arme, meer lokale toe-
komst, waarin we veranderen van consumenten
naar producent/consumenten, waarin voeding,
energie en andere levensbehoeften lokaal geprodu-
ceerd worden, waarin lokale economie wordt ver-
sterkt en waarin we hebben geleerd om te leven
binnen onze mogelijkheden. Het is een stap op weg
naar iets buitengewoons, niet een stap weg van iets
inherent onvervangbaars. En wat zijn we nu precies
zo bang te verliezen? De New Economics Founda-
tion heeft het volgende aangetoond:
• Sinds ongeveer 1961 maakt meer inkomen ons
niet gelukkiger;6
• Toen werd gevraagd in welke tijd vanaf 1950 men
het liefst wilde leven, bleken de jaren 1960 het
meest populair;7
• 62 procent van de Britse bevolking heeft saai of
stress veroorzakend werk;
• 87 procent van de Britten is het eens met deze
stelling: ‘De maatschappij is te materialistisch
geworden, met te veel nadruk op geld en niet ge-
noeg op de zaken die echt belangrijk zijn’;
• We vertrouwen elkaar nog maar half zoveel als in
de jaren ’50.8
Verder is het duidelijk, met een nationale schuld
die voor de economische crisis al 1,2 biljoen pond
bedroeg, dat we ons suf betalen aan iets dat onze
fundamentele menselijke aspiraties niet kan waar-
maken: geluk, veiligheid, tijd voor ontspanning, be-
vredigend werk en toegang tot gezonde voeding.
Mensen die bezig zijn met Transitie-initiatieven
(jij misschien ook nu je tot hier in dit boek bent ge-
komen) maken deel uit van een van de grootste en
belangrijkste lopende onderzoeksprojecten waar
ook ter wereld. Je zet de mensen om je heen aan om
vragen te stellen, vragen die de overheid nog steeds
moeilijk vindt om te stellen, maar die wezenlijk zijn
voor ons aller overleven. Je erkent dat echte veran-
dering bij onszelf begint en dat het aan ons is of we
deze verantwoordelijkheid nemen of haar uit de weg
gaan. Ik hoop dat je de in dit boek aangereikte in-
strumenten bruikbaar vindt. Wat je ermee doet, hoe
je de stukjes in elkaar puzzelt, is aan jou. Al gaande
banen we de weg waarover we reizen.
Centraal in dit boek staat de vooronderstelling
dat een toekomst met minder olie te verkiezen is
Enige gedachten tot besluit
boven het heden, als we in staat zijn er met genoeg
verbeelding en creativiteit tegenaan te gaan, lang
genoeg voor de piek. Ik heb dit een paar keer ver-
woord in dit boek, omdat dit het Transitie-concept
in een notendop is. Hoe die betrokkenheid er in elke
gemeenschap uitziet, zal in die gemeenschap zelf
blijken. Het idee dat elk dorp, elke stad, gehucht,
eiland of provincie een Transitie-initiatief kan wor-
den is misschien vergezocht, maar het is heel wel
mogelijk. De tijd is rijp voor dit idee. Het is belang-
rijk te bedenken dat dit niet een proces is dat pas
iets bereikt heeft als de hele gemeenschap energie-
arm is geworden. Integendeel, wat telt is de reis, het
proces, het samenkomen en iets doen.
Toen ik dit boek begon te schrijven, kostte olie on-
geveer $70 per vat. In juni 2008 was die prijs ver-
dubbeld tot $140. Fatih Birol, de hoofdeconoom van
de IEA zei: ‘We moeten de olie verlaten voordat de
olie ons verlaat.’ In december kondige Birol een pla-
teau aan rond 2020, op voorwaarde dat OPEC ‘tij-
dig investeert’. Voorjaar 2009 was de prijs $40 per
vat, niet bepaald een aansporing voor OPEC om te
investeren.* Laat deze lage prijs je geen dus zand
in de ogen strooien. Hij zal snel genoeg weer gaan
stijgen. Het Tijdperk-van-goedkope-energie is defi-
nitief voorbij. Hoe eerder we dat toegeven en onze
gezamenlijke creativiteit inschakelen, des te kleiner
de kans dat we wegzinken in wanhoop, beschuldi-
gingen en krachteloosheid, en des te groter de kans
dat we de meest buitengewone en historische tran-
sitie lanceren. We leven op een keerpunt in de men-
selijke geschiedenis.
Hoewel niet te ontkennen valt dat piekolie en kli-
maatverandering enorme uitdagingen zijn, dragen
ze in potentie een economische, culturele en sociale
renaissance in zich zoals we nog nooit eerder heb-
ben gezien. Een bloeiend lokaal zakenleven, lokale
vaardigheden en oplossingen en een opleving van
vernuft en scheppingskracht. Het is een Transitie
waarin we onvermijdelijk zullen groeien en waar-
in onze ontwikkeling een voorwaarde is voor voor-
uitgang. Uiteindelijk zullen we niet meer zijn wie
we ooit waren; we zullen nederiger zijn geworden,
meer verbonden met de natuurlijke wereld, fitter,
magerder, vaardiger en vooral wijzer.
We zullen versteld staan van een nieuwe manier van
leven, maar het zal prettiger voelen en vertrouwder
dan wat we hebben achtergelaten. Als we mobili-
teit, groei en overdadige rijkdom willen ruilen voor
iets anders, moeten we in staat zijn om iets te for-
muleren dat ervoor in de plaats komt, iets dat beter
en meer voedend is. Ik hoop dat dit boek je geïnspi-
reerd heeft om een katalysator te zijn voor het ver-
kennen van deze nieuwe mogelijkheden, in je leven,
je gemeenschap en je wereld. Dat je ervan wakker
mag liggen, maar nu om alle goede redenen.
Het Totnes-Pond van 2008. Zou een dergelijke munt in de nabije toekomst centraal kunnen staan in het dagelijks leven van ons allemaal?
De paradox van onze tijd
- Wij hebben grotere huizen
maar kleinere gezinnen; meer
gemakken, maar minder tijd.
- Wij hebben meer diploma’s
maar minder verstand; meer
kennis maar minder beoorde-
lingsvermogen; meer deskun-
digen, maar meer problemen;
meer geneesmiddelen maar
minder gezondheid.
- Wij zijn helemaal naar de
Maan geweest en terug, maar
hebben problemen om de
straat over te steken om onze
nieuwe buur te ontmoeten.
- Wij maakten meer computers
die meer teksten dan ooit te
bevatten, maar hebben minder
echte communicatie.
- We zijn goed geworden in
kwantiteit, maar slecht in
kwaliteit.
- Dit zijn tijden van fast foods
maar trage vertering; lange
mensen met een kort lontje;
hoge winsten maar lage
betrokkenheid.
- Het is een tijd met veel uiter-
lijk vertoon, maar weinig
inhoud.
His Holiness de 14de Dalai Lama
‘In de diepte van de winter
leerde ik eindelijk dat er in
mij een onwankelbare zomer
huist.”’
Albert Camus
*) update in deze alinea door Jan van Arkel
Bijlagennotenbronnen
248H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N
249B I J L A G E N
Landen in het rood hebben hun piek in olie-productie al bereikt, landen in het groen nog niet. Ga met je muis over de kaart om te ontdekken wanneer ze hun piek bereik-ten, wat hun huidige productie is en hoe-veel zij zullen produceren of produceerden op hun piek. Als je dubbelklikt op een land kan je inzoomen; rechtsklikken om weer uit te zoomen. Gebruik de kaart om de volgen-de vragen te beantwoorden.
Om dit werkblad in te vullen moet je www.last-oilshock.com/map.html geopend voor je hebben
1. Finland, Zweden en Griekenland exporte-ren geen olie. Waarom niet ?
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______ ________________________________________
____________________________________
2. Welk land produceerde het meeste olie in 2005: China, India of Saoedi-Arabië?
______________________________________________
______________________________________________
______________________________
3. In welk jaar piekte de productie in de Verenigde Staten?
______________________________________________
______________________________________________
________________________________
4. In Groot-Brittannië piekten de olie- en gasproductie in 1999. De Britten vertrou-wen in toenemende mate op gas uit Noor-wegen en de Russische Federatie. Waarom zou dit niet zo'n goed idee kunnen zijn?
______________________________________________
______________________________________________
____ __________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
________________________________________
5. Welk van de volgende landen heeft de meest veelbelovende olievoorraad op lange termijn: Koeweit, Iran, Irak of Syrië? Waar-om?
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______ ________________________________________
________ ______________________________________
______________________________________________
______________________________________________
__________________________________________
6. Landen als China en Venezuela bieden toenemende weerstand aan de Verenigde Staten. Waarom zouden ze zich dit kunnen permitteren, denk je?
______________________________________________
______________________________________________
______________________________________________
______ ________________________________________
________ ______________________________________
______________________________________________
______________________________________________
__________________________________________
Vragenlijst olie-uitputting zoals gebruikt in de Transitie-verhalen-workshops voor scholen
Bijlage 1
permacultuurbedden
© O
SW
ALD
NO
PP
E
250H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K
251B I J L A G E N
door Naresh Giangrande van Transition Training
In Transition Town Totnes hebben we onder-vonden dat deze vier stadia een uiterma-te nuttig hulpmiddel zijn en waar mogelijk integreren we ze in ons werk. Begin 2007 bezocht John Croft, de coördinator van de Gaia Stichting van West-Australië, Totnes en deelde de volgende inzichten met ons. Hij ontwikkelde wat hij noemt de ‘Draken-droom’-methode door honderden projecten uit de hele wereld te bestuderen: projecten op het vlak van milieu, sociale rechtvaardig-heid of gemeenschapsprojecten. Hij merkte op dat er vier stadia zijn in succesvolle pro-jecten. Hij definieert die stadia als volgt:
toekomstbeeld voorstellen
Hij constateerde ook dat 90 procent van de projecten er niet in slaagde om voorbij het eerste stadium te raken – dromen. Van de 10 procent die hier wel in slaagde, raakte 90 procent niet voorbij het tweede stadium – planning. Dat wil zeggen dat maar 1 pro-cent van de projecten effectief van de grond komt en doet wat ze van plan waren. In een poging dit lage slaagpercentage op te krik-ken ontwikkelde hij de Drakendroom bena-dering. Zijn boodschap is dat elk van deze vier stappen essentieel is voor het welsla-gen van je project. Laat eender welke stap weg en het project zal zonder twijfel falen.
Laten we elk van deze vier eens nader bekijken:
1. DROMEN Elk project is een ontmoeting tussen de be-denker (elk project, beweert Croft, ontstaat als de droom van één persoon) en de om-geving, en tussen theorie en praktijk. Als je het project ziet als een stroom energie, zal de hoofdstroom in het begin van de ‘dro-mer’ naar de omgeving gaan en naar de ge-meenschap rond de dromer. Er zal maar heel weinig terugstromen.In termen van theorie en praktijk zal het project ook bijna volledig theorie zijn, aan-gezien de praktijk nog gecreëerd moet wor-den. Naarmate het project vordert, reageert de omgeving eromheen. Hierdoor weet je dat je een ‘succesformule’ hebt, een levens-vatbaar project. Als je bijvoorbeeld een pro-duct aan het ontwikkelen bent en je hebt je doelpubliek bepaald, en zij zeggen dat ze in de rij zullen staan om je product te kopen, dan weet je dat je een winnend nummer hebt; de omgeving reageert goed. Als je an-derzijds een lauwe reactie krijgt, dan moet je terug naar de tekentafel. Misschien had je je doelpubliek verkeerd ingeschat; misschien is de prijs te hoog.In elk geval moet er in deze fase een even-wicht zijn tussen de bedenker met zijn of haar idee en de omgeving waar het project gelanceerd wordt, vóór je overstapt naar de volgende fase. Op dezelfde manier neemt de theorie geleidelijk aan meer materiële vormen aan en groeit van alleen maar een schittering in de ogen van de uitvinder naar iets echts en tastbaars. In dit stadium wordt het soort vragen gesteld als:
mensen toegang zouden hebben tot…?
De Droomfase is de noodzakelijke eerste fase, maar om verder te komen is het be-langrijk om over te gaan naar de volgende fase, de Planningsfase.
2. PLANNING Dit is het stadium van een project waarin een idee wordt uitgewerkt, waar onderzoek en opzoekwerk gebeurt. Dit is waar het pro-ject ‘voeten in de aarde’ krijgt. Het soort vragen dat beantwoord moet worden in deze fase van het project is:
of hebben we?
Hier begint een idee het conceptuele sta-dium te verlaten en zich in de buitenwereld te begeven. Zijn er al soortgelijke ideeën daarbuiten? Wat kunnen we leren van an-dere succesvolle modellen? Wat hebben we nodig om ons idee praktisch vorm te geven in de wereld?
Zie ook pagina 161
‘De vier stadia die elk project doorloopt’ volgens John Croft
Bijlage 2
3. DOENIn dit stadium wordt het idee geïmplemen-teerd. Iets echts en tastbaars wordt gelan-ceerd. Wat gedroomd en gepland werd, wordt nu realiteit. Alle plannen kunnen nu (als je droom en planfase met succes vol-tooid zijn) in de praktijk omgezet worden. Je hebt je voor iets geëngageerd en kunt nu zien hoe dat zich in de praktijk gedraagt. De droom en planningssessies van Stadi-um 1 en 2 kunnen vragen opwerpen die je naar beste vermogen beantwoordt, maar de enige echte test is om het echt te doen. In Stadium 3 heb je je contracten getekend, je werklui aangeworven, de telefoonlijnen ge-installeerd en je kind is tot leven gekomen. De theorie is nu praktijk en na een tijdje, als je er vertrouwd mee bent, wordt het zozeer een tweede natuur dat je vergeet dat het nog niet zo lang geleden alleen maar theo-rie was. Dit is de tijd van geboorte.
4. VIEREN EN EVALUEREN Het laatste stadium is vieren en evalueren. Hiermee vier je het succes van het project en kijk je naar de mislukkingen en proble-men, vóór je de cyclus opnieuw begint. De volgende fase van het project (als er één is) wordt dan gedroomd, gepland, uitgevoerd en gevierd. Dit proces kan almaar voortgaan naarmate iedere fase van een project wer-kelijkheid wordt. Het is een fractaal proces: elke fase bevat ook de andere drie delen van het proces.
ingelost?
vooropstelde of die je financiers jou oplegden, gehaald?
worden of zou dat moeten?
doelgroepen bereikt?
verliepen goed?
werken?
middelen, of hing het af van de toewijding en het niet vol te houden harde werk van één persoon?
-ten op persoonlijk vlak? Verwierven ze nieuwe vaardigheden, of haalden ze persoonlijke bevrediging uit al hun harde werk?
Wanneer je deze vragen hebt beantwoord en je eerlijke evaluatie afgerond, kan de volgende fase plaatsvinden. Die zal zeker beter en met meer creativiteit verlopen, aangezien je nu de ervaring hebt opgedaan. Je kan wat meer riskeren en het iets groter aanpakken: als je dat wilt. Het kan verder en verder gaan in een spiraalvormige cyclus van succes.
En nu kan je vieren! Je hebt het gereali-seerd. Het is belangrijk, zowel op het ni-veau van de groep als op persoonlijk niveau, om te vieren en het nieuwe vertrouwen, de nieuwe vaardigheden en het nieuwe be-wustzijn te integreren. Eén van de opdrach-ten zal zijn om een geschikte manier te vin-den om te vieren! Als dat als een corvee klinkt, dan weet je welk deel van het project zwak is!
Lees meer op www.gaia.iinet.net.au
252H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K
253B I J L A G E N
Bijlage 3
Dit is het grootste deel van je cursuswerk voor de toegepaste permacultuurmodule en het omvat 50 procent van je totale cij-fer voor de module. Je wordt geacht bij te dragen aan twee hoofdstukken van het uit-eindelijke Actieplan-rapport. Dit project is jouw kans om alles wat je door de jaren heen als permacultuurstudent geleerd hebt samen te brengen. Ga ervoor: dit is een werkstuk waarover mensen in de toekomst zullen praten als datgene waarmee het alle-maal begon in Kinsale! Elk hoofdstuk zou de volgende structuur moeten volgen:
TITEL (vb) Voedsel, Toerisme, enzovoort.
AUTEURS Jullie namen
HET HEDENDit deel mag niet langer dan een enkele ali-nea zijn (zes tot acht zinnen) en moet de huidige situatie en problemen opsommen, alsmede de uitdagingen die gesteld worden door piekolie met betrekking tot het betref-fende onderwerp.
DE VISIE Dit deel mag niet langer zijn dan twee ali-nea’s en zou moeten bekijken hoe, volgens jou, Kinsale eruit zal zien tegen 2021 met betrekking tot jouw onderwerp. Stel je Kin-sale voor met slechts 25 procent van de fos-siele brandstoffen die nu beschikbaar zijn. Hoe zie je in dat scenario dat Kinsale zich hieraan aangepast heeft op zo’n manier dat het in feite een leukere plaats is geworden om te wonen? Hou zou het eruitzien?
Hoe zou het zijn om daar te wonen? Dit deel moet duidelijk en gepassioneerd jouw visie uitstralen voor een post-koolstof Kinsale.
PRAKTISCHE STAPPENDit is het belangrijkste deel van dit project. In dit deel ga je, in chronologische volgorde, de praktische stappen uittekenen die onder-nomen moeten worden om naar jouw visie toe te werken. Hoe ga je, vanaf vandaag, beginnen toe te werken naar het duurzame lage-energie-Kinsale op zo’n manier dat het grootste deel van de gemeenschap mee is in het proces? Hoe kun je de bestaande orga-nisaties in Kinsale erin betrekken en integre-ren? Wie zal het werk uitvoeren dat je voor-stelt? Als je kunt uitmaken of een bepaalde stap zou moeten worden uitgevoerd door de gemeenschap, de gemeenteraad of de pro-vincie, zet dat er dan in. Je voorstellen moe-ten uitdagend maar haalbaar zijn. Steun op best practices daar waar je goeie voorbeel-den kunt vinden; je kunt de gebruikte bron-nen vermelden in het laatste deel (zie ver-der). Elk van je stappen zou op een tijdslijn uitgezet moeten worden.
BRONNENHier kan je een lijst maken van bruikba-re websites in het kader van je onderzoek, boeken en bruikbare organisaties. Het idee van dit onderdeel is dat iedereen die dit rapport leest, onderwerpen kan opvolgen waarin ze geïnteresseerd zijn. Je kunt er in-ternationale links bij zetten, maar ook links en contactgegevens van organisaties die al aan het werk zijn in de omgeving (hoe wei-nig effectief je ze ook mag vinden), zoals Sustainable Energy Ireland of de mensen
van het Afvalmanagement in de Raad van het Graafschap Cork.
VERDERAls je foto’s of illustraties hebt die je graag zou willen opnemen, doe dat dan. Ik heb een reeks foto’s van de cursus en van excur-sies die we gemaakt hebben, die in het uit-eindelijke rapport kunnen worden opgeno-men, maar andere grafische suggesties zijn heel erg welkom.De essentie van dit rapport is dat het be-knopt en leesbaar is, en dat het de lezers stimuleert met een pak ideeën, die ze daar-voor nooit zouden hebben overwogen. Het is jouw taak om alles wat je weet over per-macultuur en duurzame oplossingen te dis-tilleren en toe te passen op een echt be-staande plek. Dit is permacultuur op de schaal van een stad. Maak het uitdagend en spannend zodat het de verbeelding van mensen kan aanspreken.
INDIENDATUMJe moet een kladversie van je hoofdstukken voorstellen tegen 13 april 2005. Die dag gaan we met de groep door de tekst, waar-bij iedereen de hoofdstukken van de an-deren leest en becommentarieert. Deze worden daarna geamendeerd, ook met com-mentaar van mezelf, zodat ze klaar zijn voor de uiteindelijke voorlegging op 27 april 2005. Wat je voorlegt MOET in een tekst-verwerker verwerkt zijn en gemaild worden, ofwel afgegeven op een floppy of CD.Ik zal dan het document redigeren en hele-maal in orde maken en tegen het einde van het semester zullen we het geprint hebben.
Opdrachtblad: Minder-Energie-Plan(gebruikt voor studenten die de toegepaste permacultuurmodule volgden aan het Kinsale College, Ierland)
Minder-Energie-Plan-Proces Bijlage 4
EXTERNE INPUTS
Input Transitie-netwerkSjabloon auditlokale hulpbronnen
Maak een overzicht van lo-kale hulpbronnen (aanwezig, potentieel, consumptie)
Beeld van lokaal beschikbare hulpbronnen
Toekomstbeeld van een ‘getransitioneerde’ lokale gemeenschap 15-20 jaar in de toekomst
Uitgewerkt plan: lijst vanstappen, projecten enveerkracht-indicatorenvoor ALLE werkgroepen
Ontwerp-Minder-Energie- Pad
Herziening Ontwerp- Minder-Energie-Pad
DEFINITIEFMinder-Energie-Pad
Fantaseer: ontwerp een gedurfde visie voor de helegemeenschap
Terugkoppelen: Maak een lijst van stappen, projecten en veerkrachtindicatoren
Combineer hoofdlijnen van het plan met Transitie-verhalen om Voorlopig- Minder-Energie-Pad te maken voor discussie
Herzie het voorlopigeMinder-Energie-Pad
Amendeer, publiceer en onderhoud het Minder- Energie-Pad
Toepassen MEP
Input Transitie-netwerkAanbevolen reeks“veerkrachtindicatoren”
Input Transitie-netwerkTransitie-tijdslijnVerenigd Koninkrijk
Input lokale overheidGemeentelijkontwikkelingsplan
Input lokale overheidStrategie voor strategischepartnerschappen
Input Transitie-netwerkVernieuwde Transitietijdslijn
LEGENDA
proces of actie
documenten of media
procesrichting
informatiestroom
Versie: 7.0Datum: 18 dec 2007Auteur: Ben BrangwynToepassen MEP
LOKALE TRANSITIE:MEP-TEAM
LOKALE TRANSITIE:HOOFDDOCUMENTEN
LOKALE TRANSITIE: TEAM TRANSITIE-VERHALEN
Creëer ‘Transitie-Verhalen – verhalen uit de toekomst’:verhalen, persartikelen,beelden
Transitie-verhalen,artikelen, media
254H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K
255B I J L A G E N
Door Ben Brangwyn, coördinator van het Transition Network
Nu je dit boek gelezen hebt, voel je je mis-schien geïnspireerd om ofwel met je eigen Transitie-initiatief te beginnen, ofwel mee te gaan werken met een bestaand initiatief. Als dat zo is, weet je dan gesterkt door de we-tenschap dat je niet de eerste bent die dit doet. In Groot-Brittannië en daarbuiten be-staat al een snel groeiend netwerk van der-gelijke initiatieven. Het Transition Network is opgericht om gemeenschappen die een Transitie-initiatief overwegen, ertoe beslissen en er een oprichten, te inspireren, informe-ren, ondersteunen, trainen en ermee te net-werken. Het bouwt een hele waaier uit van materiaal, trainingscursussen, evenementen, instrumenten en technieken, bronnen en een algemene ondersteuningscapaciteit om deze gemeenschappen te helpen.Als het aantal gemeenschappen dat zich en-gageert in dit proces van energieverminde-ringsplannen doorgroeit, bouwen we een bloeiend netwerk van samenwerking op, waarin mensen succesvolle praktijken met el-kaar delen, elkaar helpen en een manier van leven creëren die vele malen beter is dat de geatomiseerde, losgeslagen, onduurzame en onrechtvaardige samenleving die we gewor-den zijn, voornamelijk op de rug van over-vloedige goedkope olie.
EEN TRANSITIE-INITIATIEF BEGINNEN
We hebben een voorlopige lijst van criteria opgesteld, die aanduidt in hoeverre een ge-meenschap klaar is om echt op pad te gaan naar een lagere-energie-toekomst. Als je over-
weegt om met jouw gemeenschap voor het Transitie-model te kiezen, kijk dan eens naar deze lijst en beoordeel op een eerlijke manier waar je staat ten aanzien van deze punten. In-dien er gaten zijn, dan verdienen deze extra aandacht bij het opbouwen van de initiële energie en contacten rond dit initiatief.We hebben om verschillende redenen geko-zen voor deze min of meer formele benade-ring van registratie van Transitie-initiatieven:
-tief ondersteunen, willen onze beheerders en subsidieverleners er zeker van zijn dat we alleen die gemeenschappen de ‘offici-ele’ status verlenen, waarvan we denken dat ze klaar zijn om naar het stadium van de bewustmaking over te gaan. Deze sta-tus geeft hen recht op extra begeleiding, zoals sprekers, trainingen, wiki en forums, die we in Groot-Brittannië op dit moment aanbieden.
zetten (zoals gecombineerde fondsenwer-ving bij de Nationale Loterij) hebben we een formele categorie van Transitie-initi-atieven nodig, waarin we alle vertrouwen hebben dat deze de betreffende program-ma’s kunnen ondersteunen en uitvoeren.
-meenschap mis zien gaan, omdat ze niet de juiste houding hadden of niet een geschik-te groep mensen en omdat ze niet echt be-grepen waar ze aan begonnen.
De gemeenschappen die dit aanvankelijk formele proces hebben doorlopen, zijn het er allemaal over eens dat het hun capaciteit om een stevig en goed ondersteund initiatief uit te bouwen heeft vergroot.
CRITERIA OM EEN TRANSITIE-INITIATIEF TE WORDEN
Deze criteria zijn steeds in ontwikkeling en zijn zeker geen tien geboden. Zij zijn bedoeld om je zoveel mogelijk te helpen. De criteria zijn:
-ring als tweelingaandrijvers (deze dienen in de basisdocumenten of bestuursdocumen-ten van je groep ingeschreven te worden);
een leidende rol op zich te nemen (het grenzeloze enthousiasme van één persoon is niet voldoende);
bereid zijn een trainingscursus te volgen;
overheid;
Transitiestappen;
initiatief op het web te updaten – ofwel de wiki, (gemeenschappelijke werkruimte op het web die we voor je toegankelijk zullen maken), of je eigen website;
iets voor de blog van Transition Towns te schrijven (de wereld zal toekijken…);
Transitie zit, minstens twee voordrachten te geven voor andere gemeenschappen (in de buurt) die ook overwegen om in Tran-sitie te gaan – een soort ‘dit is de manier waarop wij het deden’ of ‘dit waren onze ervaringen’-voordracht;
-schappen in Transitie te netwerken;
Hoe word je een Transitie-initiatief? Bijlage 5
-team;
-werk samen te werken bij het aanvragen van fondsen bij nationale subsidiërende in-stellingen – met je eigen lokale fondsen ga je naar eigen goeddunken om;
streven doorheen je hele initiatief;het bewustzijn dat, hoewel je hele provin-cie of regio deze Transitie zou moeten aan-vatten, de eerste plaats om te starten je eigen lokale gemeenschap is. Het is moge-lijk dat het aantal Transitie-gemeenten in jouw streek na verloop van tijd een cen-trale groep machtigen om lokale steun te verlenen, maar dit zal te gepasten tijde wel duidelijk worden, eerder dan dat het wordt opgelegd. We noemen dit punt omdat er enkele voorbeelden geweest zijn van men-sen die hun hele streek in de Transitie wil-den storten in plaats van hun eigen loka-le gemeenschap. In uitzonderlijke situaties waarin een coördinerende of initiërende hub opgezet moet worden (zoals in Bristol, Forest of Dean, Brighton & Hove), is die hub verantwoordelijk om er voor te zorgen dat deze criteria worden toegepast in alle initi-atieven die in hun gebied starten. Verdere verantwoordelijkheden voor blijvende on-dersteuning en mogelijke training worden gaandeweg wel duidelijk.
Er zijn nog meer criteria voor initiërende/coördinerende hubs – deze kunnen in onder-ling overleg besproken worden.
ten minste één persoon in het kernteam een permacultuur-ontwerpcursus heeft ge-volgd… het schijnt echt veel uit te maken.
Wanneer je eenmaal aan het Transition Net-work kunt aantonen dat je aan deze crite-ria beantwoordt en klaar bent om je Transi-tie-reis aan te vangen, open je de deur voor allerlei prachtige steun, begeleiding, ma-terialen, web ruimte, training, netwerkmo-gelijkheden en gecoördineerde fondsenwer-vingsinitiatieven.
EEN TRANSITIE-INITIATIEF BEGINNEN: VERSCHILLENDE SOORTEN
Er lijken tot nu toe binnen het Transitie- model drie soorten initiatieven te ontstaan:
in zijn eigen plaats, waarin de stuurgroep de lokale gemeenschap inspireert en orga-niseert. Dit is het meest voorkomende en gemakkelijkst te hanteren initiatief, typisch voor gemeenschappen tot 15.000 inwoners. Voorbeelden hiervan zijn Totnes, Lewes, Wrington.
een groot congruent/samenhangend gebied met zijn eigen identiteit (bijv. een stad). De rol van deze groep is Transitie-initiatieven in de omgeving te bezielen en deze initia-tieven te inspireren, aan te moedigen, te registreren, ondersteunen, mogelijk te trai-nen en met ze te netwerken. Voorbeelden hiervan zijn Bristol, Brighton & Hove en Fo-rest of Dean. De Lokale Transitie-hub zorgt voor min of meer alle communicatie met de lokale initiatieven in dat gebied.
-de uit een verzameling mensen/groepen uit verschillende plaatsen in dezelfde regio, die gewend zijn om samen te werken in een of ander activistisch/milieukader. Deze groep
helpt elkaar om lokale Transitie-initiatieven in de regio te bezielen en wordt vervol-gens opgeheven, waarna de oorspronkelij-ke leden zich engageren in hun eigen lokale Transitie-initiatief, zodra dit een kritische omvang heeft bereikt om een lokale stuur-groep te vormen. West-Berkshire en een aantal andere groepen volgen deze werk-wijze. In dit scenario wenden de lokale ini-tiatieven zich na hun start tot het Transition Network voor ondersteuning, training etc.
MEER OVER DE ROL VAN DE ‘LOKALE TRANSITIE-HUB’
Wanneer een groep de rol van een Lokale Transitie-Hub op zich wil nemen, dan willen wij in de Transition Network er echt zeker van zijn dat je weet waaraan je begint en dat je in staat zult zijn om het te hanteren. Dit vraagt mogelijk een paar gesprekken en misschien een persoonlijke discussie met het team.We hebben het plan een ‘Lokale Transitie-Hub’ groep op te zetten om de complexitei-ten van deze benadering te bespreken – en dat zijn er heel wat. Ik denk dat dit Lokale Transitie-Hub-model cruciaal is voor de ste-den, maar degenen die er als eerste mee be-ginnen, zullen voorzichtig hun weg in deze rol moeten zoeken. Het is maagdelijk gebied en geenszins een simpele onderneming, dus zet je stappen weldoordacht.We kijken ernaar uit om van je te horen en om met je samen te werken in dit opwinden-de proces. Contacteer voor meer informatie het Transition Network op:43 Fore Street, Totnes, Devon TQ9 5HN
256H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K
257B I J L A G E N
Bijlage 6
PERSBERICHT – voor onmiddellijke verspreiding
Afzender: Transition Town Totnes, 43 Fore Street, Totnes, Devon TQ9 5HN, 31 augustus 2007
TRANSITION TOWN TOTNES KONDIGT NIEUW ACTIVITEITENPROGRAMMA AAN
Transition Town Totnes (TTT), het project dat de overgang van de stad verkent naar een leven na de olie, heeft zojuist zijn nieuwe programma voor de volgende vier maanden bekendgemaakt. Startmoment is donder-dag 6 september met het eerste verjaar-dagsfeest van TTT in het Seven Stars Hotel in Totnes om de wonderlijke successen en resultaten te vieren van zijn eerste transitie-jaar. Een avond vol muziek, toespraken, co-medy, gesprekken, poëzie en dans. Op het menu staan dichter Matt Harvey, Bert Miller and the Animal Folk, Rooh Star, clowns, Bre-ton Dance Band Poisson Rouge, uitgekook-te wedstrijden, een verrukkelijke loterij en vele andere verrassingen.Stichter Rob Hobkins vertelde de Totnes Times ‘dat het programma van het tweede seizoen een overrompelende reeks avond-activiteiten en Open-Space-dagen belooft, waarbij gefocust zal worden op mogelijke toekomstscenario’s voor transport, onder-wijs en landbouw zonder de beschikbaarheid van goedkope olie en gas. Bovendien zal er een speciale dag voor jongeren zijn. We vin-den dit ons sterkste programma tot nu toe, een getuigenis van de energie en toewijding die de gemeenschap al in dit initiatief gesto-ken heeft.’ (Zie Transition-instrument 7)
Andere hoogtepunten zijn onder andere toespraken van Herbert Girardet, David Strahan, auteur van The Last Oil Shock, Paul Allen, directeur van het Centrum voor Alter-natieve Energie in Wales, Bernard Lietaer, Richard Douthwaite, Peter Lipman van Sus-trans en Craig Sams, stichter van Green & Black’s chocolade en nog vele anderen.
Er zal ook een voorstelling zijn van ‘Dit Boerenleven’, een buitengewone verzame-ling van traditionele liederen, verhalen en archiefstukken over landbouw in dit ge-bied tot helemaal terug in de jaren 1920. Verder is er een interreligieuze activiteit in de St Jans kerk, plus een programma van Grote Herscholingscursussen en -workshops, die de mogelijkheid bieden nieuwe prakti-sche vaardigheden te leren. Zou je graag je eigen YouTube-video willen maken? Heb je een passie voor inmaken of wil je de fijne kunst van het broodbakken leren? Van het koken van heerlijke stoverijen tot het leren over lokale kleisoorten en het bewaren van zaden, het nieuwe activiteitenprogramma bevat alles wat je maar voor deze herfst kunt wensen.
In een verjaardagskaart aan Transition Town Totnes schreef Andrew Simms, de directeur van de New Economics Foundation, die on-langs nog in Totnes kwam spreken, het vol-gende: ‘Of we het nu leuk vinden of niet, de wereld gaat een belangrijk keerpunt te-gemoet, weg van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Ofwel besluiten we die overgang voor iedereen zo goed moge-lijk te begeleiden, ofwel zullen we er zelf door overvallen worden op een manier die
waarschijnlijk chaotisch, gevaarlijk en mo-gelijk dodelijk wordt voor miljoenen men-sen. Door dit initiatief te nemen leidt Totnes ons door het voorbeeld te geven. Transition Town Totnes is een pionier. Het is een van de eerste slagen van een percussieconcert dat de komst van een nieuw tijdperk aan-kondigt; een tijdperk waarin we zullen gaan inzien dat goed leven niet ten koste van de aarde hoeft te gaan.’
Het activiteitenprogramma van seizoen twee wordt ruim in Totnes verspreid, ook op informatieborden in de bibliotheek, in Wil-low Café en Greenlife Shop, en natuurlijk in het nieuwe TTT-kantoor, in Fore Street 43 in Totnes, dat vanaf 10 september open is van dinsdag tot en met vrijdag van 10u tot 15u. Voorverkoop van kaartjes in Greenfibres en Totnes Pet and Garden voor £6. Lotjes kunnen gekocht worden in het Red Wizard Café, Riverford Goes To Town en de Har-lequin boekhandel. Totnes-Ponden worden voor alle activiteiten geaccepteerd.
Voor meer informatie over deze activiteiten neem contact op met het TTT kantoor op 01803 867358 of breng een bezoekje aan de TTT website www.transitiontowns.org/Totnes. E-mail: [email protected]
Voorbeeld van een persbericht Bijlage 7
Transiti-training is ontstaan om tegemoet te komen aan de groeiende behoefte van gemeenschappen aan inhoudelijke training en aan de behoefte van zich ontwikkelende Transitie-initiatieven aan praktische hulp-middelen. We bieden een waaier van trai-ningen, materialen en activiteiten aan om het werk van Transitie-initiatieven overal te ondersteunen en te ontwikkelen.Onze aanvankelijke projecten, opgezet in 2007, waren bedoeld om een basistraining in het Transitie-model en -proces aan te bie-den en om trainingsbehoeften in heel het netwerk te onderzoeken. In 2008 ontwik-kelen we een breder programma, met meer mensen die worden betrokken in het ont-werpen en geven van trainingen en onder-steunen we Transitie-projecten in het opzet-ten van eigen trainingsinitiatieven. Inbreng en suggesties voor dit proces zijn welkom.Twee cursussen zijn reeds ter beschikking:
TRAINING VOOR TRANSITIE
Deze workshop wil een gedetailleerde inlei-ding geven in de belangrijkste vaardighe-den die nodig zijn om met succes een Tran-sitie-project in je woonplaats op te starten, te ontwikkelen en te laten voortgaan. Het is bedoeld voor mensen die overwegen of al begonnen zijn een lokaal Transitie-project op poten te zetten en bestrijkt de volgende thema’s:
de huidige mondiale situatie en de transfor merende mogelijkheden die klimaatverandering, piekolie en -gas bieden;
Transitie-model;
project op te starten;
gebied verder kan ontwikkelen.
De workshop is participatief, op basis van praktijkgericht leren en is plezierig, want de deelnemers worden uitgenodigd hun eigen ervaring te delen en te leren van de vele verschillende Transitie-projecten die in de groep aanwezig zijn.
HOE GEEF JE EEN TRANSITION-TOWN-VOORSTELLING?
Een belangrijk deel van het Transitie-pro-ces bestaat erin mensen te informeren over wat er in de wereld aan de hand is en ze te inspireren met een visie op een positieve toekomst. We hebben de expertise hiervoor gehaald bij diegenen die dergelijke toe-spraken hebben gehouden voor bedrijven, gemeenschappen, conferenties, overheids-groepen en zelfs voor mensen van konink-lijke huize en hebben een eendaagse trai-ning ontworpen in hoe je een informatieve, onderhoudende en motiverende toespraak kunt geven.
De initiatiefnemers van de Transitie-training zijn Naresh Giangrande en Sophy Banks. Naresh, die zich reeds toelegde op de Ener-giegroep en een van de stichters is van het Totnes-project, is betrokken geweest bij het ontwerpen, begeleiden en uitbouwen van vele activiteiten en groepen die zich in de kern van het Totnes-project bevinden. Sophy combineert deelname aab de ‘Hart-en-ziel/psychologie-van-de-verandering-groep’ met de coördinatie van het centra-le kantoor en de systemen. Zij geeft reeds meer dan twintig jaar vorming, werkte als ingenieur, systeeminformatieconsultant en psychotherapeute en heeft veel ervaring in de vrijwilligerssector en in gemeenschaps-projecten.
Er worden voortdurend nieuwe trainingen en cursussen ontwikkeld. De laatste infor-matie kunt u vinden op www.transition-towns.org/TransitionNetwork/Transition Training.
Transitie-training
258H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K
259N O T E N
DEEL EÉN & HOOFDSTUK 1:
PIEKOLIE EN KLIMAATVERANDERING
1. Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:
A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic
Collapse. Clairview Publications.
2. Chris Skrebowski is de uitgever van het magazine
Petroleum Review. Dit citaat is afkomstig uit een
gesprek tussen hem en Richard Heinberg, april
2006.
3. Een uitdrukking die oorspronkelijk komt van Jere-
my Leggett.
4. Een selectie van aanbevolen lectuur over piekolie
vind je in het deel Bronnen (pag.267). Een uitste-
kende en bondige inleiding vind je in Heinberg,
R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak’. www.richard-
heinberg.com/museletter/184.
5. Dr. Seuss (2004) The Lorax. Collins.
6. Voor een kort overzicht over hoe olie ontstaat, zie
paginas 29-51 in: Oil Crisis van dr. Colin Campbell
(2005). Multi-Science Publishing.
7. Siegel, L. (2003) ‘Bad Mileage: 98 tons of plants
per gallon: study shows vast amounts of ‘buried
sunshine’ needed to fuel society’. University of
Utah. www.eurekalert.org/pub_releases/2003 10/
uou bm9102603.php
8. FEASTA (2007) ‘The Great Emissions Rights Give-
away’. www.feasta.org.
9. Ibid.
10. Frances, H. (2007) uit een presentatie getiteld
‘Global Energy Demand Trends’ gegeven op de
ASPO 6 conferentie, Cork, Ierland, 17 september
2007.
11. Heinberg, R. (2003) The Party’s Over: oil, war and
the fate of industrial societies. Clairview Books,
p.31.
12. Ibid.
13. Ibid, p.44.
14. Uit een presentatie in Dartington Hall gedurende
het evenement: ‘Food and Farming in Transition,
georganiseerd door Transition Town Totnes. Je
kan deze presentatie zien op www.transitioncul-
ture.org/2007/06/12/chris skrebowski at estates in
transition/
15. Hubberts verhaal kan je uitvoeriger vinden in
Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: The Immi-
nent Extinction of Petroleum Man. John Murray
Publishing.
16. Cohen, D. (2007) ‘The Perfect Storm’.
ASPO USA/Energy Bulletin. 31 oktober 2007.
www.energybulletin.net/36510.html
17. Energy Watch Group (2007) Crude Oil: The Sup-
ply Outlook. EWG Series No.3. Op pagina 46 staat
het volgende: ‘De groei van de productie is tot
stilstand gekomen en de productie bevindt zich
nu min of meer op een plateau. Dit is gebeurd on-
danks historisch hoge olieprijzen.’
18. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: The Immi-
nent Extinction of Petroleum Man. John Murray
Publishing, p.62.
19. Energy Watch Group (2007) Crude Oil: The Supply
Outlook. EWG Series no.3, p.101.
20. Dit cijfer varieert nogal, met schattingen van drie
vaten (Strahan, D., ‘What Stern really got wrong’,
Prospect, 16 mei 2007), tot zes of meer vaten voor
ieder vat dat ontdekt wordt. Colin Campbell van
ASPO schrijft in een mail, dat de totale ontdekkin-
gen in 2006 tot 5,2 Gb bedroegen, en dat de we-
reldconsumptie volgens BP 30,56 Gb was, resulte-
rend in een ratio van 1:6, maar hij zegt ook dat de
onzekerheid over de exacte ontdekkingscijfers be-
tekent dat er geen absolute zekerheid is (private
communicatie per mail, 13 september 2007).
21. Meer informatie over de Hedberg Conferentie
kan je vinden in Strahan, D. (2007) ‘Private Industry
Conference finds much less oil’. www.LastOilShock.
com. Vrijdag 28 september 2007.
22. Mawdsley, J., Mikhareva, J. & Tennison, J. (2001)
‘The Oil Sands of Canada: the world wakes up:
first to peak oil, second to the oil sands of Cana-
da’. Equity Research of Canada, Raymond James.
23. Dit is afkomstig uit een stuk dat ik geschreven heb
ter recensie van een aflevering van het programma
In Business van BBC Radio 4, dat een onderzoek
deed naar de Alberta Tar Sands.
www.transitionculture.org/2006/01/27/the alberta
oil rush on radio 4/
24. Greenpeace Canada (2007) ‘Questions and Ans-
wers about the Alberta Tar Sands’.
www.greenpeace.org/canada/en/recent/
tarsandsfaq#4
25. Zie bijvoorbeeld Darley, J. (2004) High Noon for
Natural Gas: The New Energy Crisis. Chelsea
Green Publishing Company.
26. Simmons, M. (2006) ‘Tough Times Ahead for
Energy’. Financial Sense Newsletter.
www.financialsense.com/transcriptions/2006/
0429Simmons.html
27. Nelder, C. (2007) ‘Tar Sands: The Oil Junkie’s Last
Fix, Part Two’. The Oil Drum, 9 september 2007,
www.canada.theoildrum.com/node/2931. Dit arti-
kel is een vernietigende kritiek op de olieproduc-
tie uit teerzanden.
28. Bijvoorbeeld, Morrison, M. (2007) ‘Plenty of Oil –
Just Drill Deeper: The discovery of reserves in the
Gulf of Mexico means supply isn’t topping out’.
BusinessWeek.com, 7 september 2006.
29. Cohen, D. (2006) ‘Jack 2 and the Lower Tertiary
of the Deepwater Gulf of Mexico’. Gepost op
TheOilDrum.com.
www.theoildrum.com/story/2006/9/8/11274/83638
30. International Energy Agency (2007) Medium Term
Oil Market Report. 10 augustus 2007.
www.omrpublic.iea.org/currentissues/full.pdf. Een
zeer bruikbare analyse van dit rapport is Cohen,
D. (2007) ‘Inside the IEA’s Medium Term Oil Mar-
ket Report’. ASPO USA. www.aspo usa.com
31. Leonard, A. (2007) ‘If It Smells Like Peak Oil, It
Probably Is’.
www.salon.com/tech/htww/2007/07/09/iea_re-
port/index.html
32. Strahan, D. (2007) ‘Why BP and Shell are bound to
merge’. The Independent, Zondag 15 juli 2007.
33. Pauly, D. (2007) ‘Slow, Steady Liquidation of the
World Oil Industry’. Bloomberg.com. 1 oktober
2007.
Noten
260H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
261N O T E N
www.bloomberg.com/apps/news?pid=20601039&
sid=akIQ2arQB4Qs&refer=columnist_pauly.
34. John S. Herold Inc. (2007) 2007 Global Upstream
Performance Review. John S. Herold Inc. & Harri-
son Lovegrove & Co.
35. Mijn dag gaat zelden voorbij zonder het checken
van www.energybulletin.net en www.theoildrum.
com
36. De oorspronkelijke referentie hiervoor is Simmons,
M. (2005) Twilight in the Desert: The Coming
Saudi Oil Shock and the World Economy. John
Wiley and Sons. Ook bruikbaar is Stuart Staniford’s
doorlopende analyse van de Saoedische productie
op www.theoildrum.com
37. Monbiot, G. (2005) ‘Crying Sheep: we had better
start preparing for a decline in global oil supply’.
The Guardian, 27 september 2005.
38. Homer Dixon, T. (2009) Ten onder te boven, Uit-
geverij Jan van Arkel, oorspronkelijk (2007) ‘The
Upside of Down: Catastrophe, Creativity and the
Renewal of Civilization’. Souvenir Press.
39. Deffeyes, K. (2006) Beyond Oil: The View from
Hubbert’s Peak. Hill & Wang.
40. Je kan de audiobestanden van deze voordracht,
met als titel ‘The Peak of World Oil Production:
Thanksgiving Day, 2005’, horen op www.globalpu-
blicmedia.com. Hij deed deze voorspelling ook al
in een artikel: ‘Join Us As We Watch The Crisis Un-
folding’, op www.princeton.edu/hubbert/current
events 05 11.html
41. Heinberg, R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak.
Museletter #184, augustus 2007.
www.richardheinberg.com/museletter/184
42. Oil Depletion Analysis Centre (2004) Oil field
mega projects: E&P Review. Beschikbaar op
www.odac info.org/bulletin/documents/MEGA-
PROJECTSREPORT.pdf
43. Campbell, C. (2002) ‘Peak Oil: an Outlook on
Crude Oil Depletion’.
www.greatchange.org/ov campbell,outlook.html
44. Chris Skrebowski, redacteur van Petroleum Re-
view, geïnterviewd door Julian Darley, 11 april
2005.
www.globalpublicmedia.com/interviews/378
45. Laherrère, Jean. (2003) ‘Hydrocarbons Resources
Forecast of oil and gas supply to 2050’. Petrotech
Conference, New Delhi. www.hubbertpeak.com/
laherrere/Petrotech090103.pdf
46. Jackson, P.M. (2007) Why the ‘Peak Oil’ Theory
Falls Down: Myths, Legends and the Future of Oil
Resources. Cambridge Energy Research Associa-
tes.
47. Cohen, D. (2007) ‘Does the Peak Oil ‘Myth’ Just
Fall Down? Our Response to CERA’.
www.theoildrum.com/story/2006/11/15/83857/186
48. Mortished, C. (2006) "Total chief says world will
find oil target tough", The Times, 8 september
2006.
49. Bergin, T. (2006) ‘Total sees peak oil output
around 2020’, Reuters. Te vinden op
www.energybulletin.net/16850.html
50. Strahan, D. & Watson., A. (2007) ‘Oil industry
sleep walking into crisis., The Independent, 17
september 2007.
51. Energy Watch Group (2007) Crude Oil; The Supply
Outlook. Rapport voor de Energy Watch Group.
Oktober 2007. EWG Series no. 3/2007.
52. Leake, J. (2007) ‘The Road Fix’. Sunday Times,
9 augustus 2007.
53. Prime Minister’s Office (2007) ‘The Government’s
response to the Peak Oil Petition’. 3 oktober
2007,
www.pm.gov.uk/output/Page 13388.asp
54. www.globalcool.org
55. Astyk, S. (2007) ‘How fast is global warming hap-
pening?’ www.casaubonsbook.blogspot.com, 27
september, 2007
56. McCarthy, M. (2007) ‘What’s happening to our
weather?’ The Independent, 28 augustus 2007.
57. Leake, J. & Carpenter, J. (2007) ‘Britain’s Atlantis
Under the North Sea’. Sunday Times, 2 september
2007.
58. Hansen, J., L. Nazarenko, R. Ruedy, Mki. Sato, J.
Willis, A. Del Genio, D. Koch, A. Lacis, K. Lo, S.
Menon, T. Novakov, Ju. Perlwitz, G. Russell, G. A.
Schmidt, & N. Tausnev. (2005) ‘Earth’s Energy Im-
balance: Confirmation and implications’. Science,
308, pp.1431 1435.
59. Brahic, C. (2007) ‘Sea level rise outpacing key pre-
dictions’. New Scientist News Service, 1 februari
2007. www.environment.newscientist.com/article/
dn11083
60. Het ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’s
Four Assessment Report’, gepubliceerd in 2007,
stelt dat het ‘very high confidence’ heeft (gedefi-
nieerd als een kans van minstens 9 op 10 dat het
correct is) dat ‘the global net effect of human acti-
vities since 1750 has been one of warming’. IPCC
Summary for Policymakers, p.3.
61. Lynas, M. (2008) Zes graden, Uitgeverij Jan van
Arkel (zie www.hitte.nu), oorspronkelijk (2008) ‘Six
Degrees: our future on a hotter planet’. Fourth
Estate.
62. McKie, R. (2007) ‘Arctic thaw opens fabled trade
route’. The Observer, 16 september 2007.
63. Jha, A. (2006) ‘Boiled Alive’. The Guardian, 26 juli
2006.
64. Monbiot, G. (2008) Hitte, Uitgeverij Jan van Arkel
(zie hitte.nu), oorspronkelijk (2007) ‘Heat: how to
stop the planet burning’. Penguin.
65. Hansen, J, Sato, M, Kharecha, P, Russell, G, Lea, D.
W. & Siddall, M. (2007) ‘Climate change and trace
gases. Philosophical Transactions of The Royal So-
ciety A, Volume 365, no. 1856, 15 juli 2007.
www.journals.royalsoc.ac.uk/content/
l3h462k7p4068780/fulltext.html
66. IPCC (2007) ‘Global climate projections, Climate
Change 2007: The Physical Sciences Basis’.
www.ipccwg1.ucar.edu/wg1/wg1 report.html
67. Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the
Arctic Summer of 2007. Carbon Equity. Beschik-
baar op www.carbonequity.info. Een van de angst-
aanjagendste dingen die je ooit zult lezen.
68. Bjornes, C. (2007) ‘International polar day’. Cicero,
17 september 2007. www.cicero.uio.no/webnews/
index_e.aspx?id=10868
69. Revkin, A. C. (2007) ‘Retreating Ice: A blue Arc-
tic Ocean in summers by 2013?’ International
Herald Tribune. 1 oktober 2007. www.iht.com/
articles/2007/10/01/sports/arcticweb.php
70. Kahn, M. (2007) ‘Sudden sea level surges
threaten 1 billion’. Reuters, 19 april 2007.
www.uk.reuters.com/article/scienceNews/
idUKN1941671620070419
71. Hansen, J., L. Nazarenko, R. Ruedy, Mki. Sato, J.
Willis, A. Del Genio, D. Koch, A. Lacis, K. Lo, S.
Menon, T. Novakov, Ju. Perlwitz, G. Russell, G.A.
Schmidt, and N. Tausnev. (2005) ‘Earth’s energy
imbalance: Confirmation and implications’. Scien-
ce, 308, 1431 1435.
72. Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the
Arctic Summer of 2007. Carbon Equity. Beschik-
baar op www.carbonequity.info, p.13.
73. Het cijfer waarop George Monbiot’s boek Hitte is
gebaseerd (zie www.hiite.nu).
74. Global Commons Institute (2007) ‘A Briefing for
Channel Four’.
www.gci.org.uk/briefings/Channel_Four.pdf
75. Een van de beste, inzichtelijkste studies over waar
de veilige grens ligt, net verschenen toen dit boek
door zijn laatste redactiefase ging, is: Spratt, D. &
Sutton, P. (2007) Target Practice: where should we
aim to avoid dangerous climate change? Carbon
Equity / GreenLEAP Strategic Institute. Beschik-
baar op: www.carbonequity.info/PDFs/targets.pdf
76. Uit een antwoord dat hij gaf gedurende een eve-
nement in Lampeter. Gepost op TransitionCulture.
org op 10 april 2007, getiteld ‘George Monbiot on
Peak Oil and Transition Towns’.
www.transitionculture.org/2007/04/10/george
monbiot on peak oil and transition towns
77. Ibid.
78. Monbiot, G. (2007) ‘What if the oil runs out?’ The
Guardian, 29 mei 2007. www.monbiot.com; een
Nederlandse vertaling staat op www.hitte.nu/mon-
biot.
79. Interview met Tony Juniper, www.transitionculture.
org, 23 februari 2007.
80. Leggett, J. (2006) ‘Peak time viewing’. The Guar-
dian, 15 maart 2006.
81. Environmental News Service (2007) ‘New York
Tallies Its Greenhouse Gas Emissions’. www.ens
newswire.com/ens/apr2007/2007 04 11 03.asp
82. BBC News Online (2006) ‘Sweden aims for oil free
economy’. 8 februari 2006.
news.bbc.co.uk/1/hi/sci/tech/4694152.stm
83. Hopkins, R. (2007) ‘In Praise of ASPO 6. #4. Eamon
Ryan’. www.transitionculture.org/2007/09/26/aspo
6 in praise of 5 eamon ryan/
84. Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:
A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic
Collapse. Clairview Books.
85. Stern, N., S. Peters, V. Bakhshi, A. Bowen, C. Ca-
meron, S. Catovsky, D. Crane, S. Cruickshank, S.
Dietz, N. Edmonson, S. L. Garbett, L. Hamid, G.
Hoffman, D. Ingram, B. Jones, N. Patmore, H. Rad-
cliffe, R. Sathiyarajah, M. Stock, C. Taylor, T. Ver-
non, H. Wanjie, and D. Zenghelis (2006) Stern Re-
view: ‘The Economics of Climate Change. Part III
The Economics of Stabilisation’. London: HM
Treasury, p.185.
86. Heinberg, R. (2007) ‘Bridging Peak Oil and Cli-
mate Change Activism’. Museletter # 177. januari
2007. www.richardheinberg.com/museletter/177
87. Nelder, C. (2007) ‘Peak Oil Hits the Third World:
high oil prices bring energy shortages’. Energy-
andcapital.com, 10 augustus 2007.
www.energyandcapital.com/articles/peak+oil
renewable+energy shortages/490
88. Hirsch, R.L., Bezdek, R. Wendling, R. (2005a)
‘Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-
tion and Risk Management’. National Energy Tech-
nology Laboratory, US Department of Energy.
89. Hirsch, R. L. (2005) ‘Robert Hirsch on Peak Oil Mi-
tigation’. Global Public Media.
www.globalpublicmedia.com/transcripts/2459
90. Interview met Richard Heinberg in Stroud, Glou-
cestershire, maart 2007.
91. Hopkins, R. (2006) ‘ASPO 5: Robert Hirsch Scares
Me Out of My Wits’. TransitionCulture.org, 18 au-
gustus 2006.
92. Brown, L. (2003) ‘Plan B: Rescuing a Planet Under
Stress and a Civilization in Trouble’. W. W.Norton/
Earth Policy Institute.
HOOFDSTUK 2:
HET ZICHT VANAF DE BERGTOP
1. Holmgren’s vier scenario’s worden uiteengezet in
Holmgren, D. (2005) ‘The End of Suburbia or the
Beginning of Mainstream Permaculture?’ Perma-
culture Magazine 46, pp.7 9.
2. Kleiner, A. (1996) The Age of Heretics. Nicholas
Brealey Publishers.
3. Gallopin, C.G. (2002) ‘Planning For Resilience:
Scenarios, Surprises and Branch Points’. In: Gun-
derson L.H. & C.S. Holling. Panarchy: Understan-
ding Transformations in Human and Natural Sy-
stems. Washington: Island Press; Holmgren, D.
(2003) ‘What is Sustainability?’ Sustainability Net-
work Update 31E, 9 september 2003; Heinberg,
R. (2004) Powerdown: Options and actions for a
Post Carbon World. Clairview Books; Curry, A., T.
Hodgson, R., Kelnar and A. Wilson (2005) ‘Intelli-
gent Future Infrastructure: The Scenarios Towards
2055’. Foresight, Office of Science of Technology,
FEASTA (2006) Energy Scenarios Ireland.
4. Voor een korte samenvatting van dit debat, zie
bijvoorbeeld, Howden, D. (2007) ‘World oil sup-
plies are set to run out faster than expected, warn
scientists’. The Independent, 14 juni 2007 of Hein-
berg, R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak’. Muse-
letter #184, augustus 2007. www.richardheinberg.
com/museletter/184
5. Diamond, J. (2005) Ondergang, Het Spectrum,
oorspronkelijk (2005) ‘Collapse: How Societies
Choose to Fail or Survive’. Penguin.
6. Catton, W.R. (1982) Overshoot: The Ecological
Basis of Revolutionary Change. University of Illi-
nois Press.
7. David Fleming ontwikkelde in 1995 de term ‘Lean
Economy’, en heeft sindsdien regelmatig gepu-
bliceerd over dit begrip, bijv. ‘After Growth – Cli-
max: Rising Unemployment as the Cue for Evolu-
tion to the Lean Economy’. European Environment
(1998) Vol. 8, pp.41 49. Het begrip was oorspron-
kelijk afkomstig uit het Japanse systeem van ‘lean
production’. Zijn boek, Lean Logic: The Book of
Environmental Manners wordt in 2009 verwacht.
Zie www.theleaneconomyconnection.net
8. De term ‘Powerdown’ is afkomstig van Heinberg,
R. (2004) Powerdown: options and actions for a
post carbon world. Clairview Books.
9. City of Portland Peak Oil Task Force (2007) ‘Des-
cending the Oil Peak: Navigating the Transition
from Oil and Natural Gas’. Te downloaden van
www.portlandonline.com/shared/cfm/image.
cfm?id=145732
10. Shiva, V. (2005) ‘Tsunami Teachings: Reflections for
the New Year’. www.zmag.org, 23 januari 2005.
11. Winter, D. D. & S.M. Kroger (2004) The Psychology
of Environmental Problems. New Jersey, Lawrence
Erlbam Associates.
12. Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:
Life After Capitalism. Berrett-Koehler Publishers.
13. Abdullah, S. (1999) Creating a World That Works
For All. Berrett-Koehler Publishers.
14. Ik kan me niet herinneren waar ik dit citaat voor
het eerst heb gelezen, en mijn zoektocht op inter-
net leverde geen bron op. Toch kan het gevonden
worden, samen met andere citaten van Debuffet,
op www.quote.robertgenn.com/auth_search.php?
authid=636
15. FEASTA (2006) ‘The Great Emissions Rights Give
Away’. FEASTA, maart 2006.
16. Hall, C. (2008) ‘Provisional Results from EROI As-
sessments’. State University of New York (draft).
17. Palcer, S., M. C. Herweyer & C. Hall (2008) ‘Crude
Oil Imported to the United States’. Bijlage bij het
voorgaande.
18. Nelder, C. (2007) ‘Peak Oil Hits the Third World:
High Oil Prices Bring Energy Shortages’.
EnergyandCapital.com, 10 augustus 2007.
www.energyandcapital.com/articles/peak+oil
renewable+energy shortages/490
19. Uitgebreider onderzocht in Heinberg, R. (2007)
Peak Everything: Waking Up to the Century of De-
clines. New Society Publishers.
20. Charles Hall’s thesis van 2008 lijkt tot nu toe het
grondigste werk, maar er gingen belangrijke ar-
262H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
263N O T E N
tikelen over dit onderwerp aan vooraf, waaron-
der Cleveland, C.J., R. Constanza, C.A.S. Hall & R.
Kaufmann (1984) ‘Energy and the U.S. Economy:
A Biophysical Perspective’. Science 225: 890 897;
Hall, C.A.S., C.J. Cleveland & R. Kaufmann (1986)
‘Energy and Resource Quality: The Ecology of the
Economic Process’, John Wiley & Sons, pp.221
228; Cleveland, C. (2005) ‘Net energy obtained
from extracting oil and gas in the United States’.
Energy 30:769 782.
21. Odum, H.T. & Odum, E.C. (2001) A Prosperous
Way Down: principles and policies. University
Press of Colorado.
22. Hirsch, R.L., Bezdek, R., Wendling, R. (2005a)
‘Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-
tion and Risk Management’. National Energy Tech-
nology Laboratory, US Department of Energy.
23. Holmgren, D. (2003b) ‘What Is Sustainability?’ van
het Sustainability Network, Update 31E, 9 septem-
ber 2003, CSIRO Sustainability Network.
www.bml.csiro.au/susnetnl/netwl31Eb.pdf
24. Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot
Sustain a Consumer Society. Springer Verlag.
25. Ibid. p.9
26. Eerst verschenen in Hopkins, R. (2007) Energy
Descent Pathways: evaluating potential respon-
ses to peak oil. Masterscriptie aan de University of
Plymouth. Beschikbaar op www.transitionculture.
org
HOOFDSTUK 3:
WAAROM OPNIEUW VEERKRACHT
OPBOUWEN EVEN BELANGRIJK IS ALS
CO2-UITSTOOT VERMINDEREN
1. Walker, B, Hollinger, C.S., Carpenter, S.R. & Kin-
zig, A. (2004) ‘Resilience, Adaptability and Trans-
formability in Social ecological Systems’. Ecology
and Society 9 (2) p.5.
2. Voor een gedetailleerder overzicht van het geschil
van de vrachtwagenchauffeurs, zie Strahan, D.
(2007) The Last Oil Shock: A Survival Guide to the
Imminent Extinction of Petroleum Man. John Mur-
ray.
3. Department of Environment. ‘Food and Rural Af-
fairs’. Persverklaring op de Royal Show van 2003.
4. Fleming, D. (2007) Lean Logic, a Dictionary of En-
vironmental Manners. In voorbereiding.
5. Bijvoorbeeld Levin, S. A. (1999) Fragile Dominion.
Perseus Books Group.
6. Voor een grondige kritiek op het begrip monocul-
tuur, zie Shiva, V. (1998) Monocultures of the Mind:
Biodiversity, Biotechnology and Scientific Agricul-
ture. Zed Books. (en U. Melle en F. Janssens: Voe-
ten In de Aarde, Uitgeverij Jan van Arkel, 1996)
7. Met dank aan David Fleming voor zijn mail waarin
hij deze twee punten aandroeg.
8. Walker, B. & Salt, D. (2007) Resilience Thinking:
Sustaining Ecosystems and People in a Changing
World. Island Press.
9. Ibid. p.121
10. New Economics Foundation (2007) ‘Clone Town
Britain: The survey results on the bland state of
the nation’.
www.neweconomics.org/gen/z_sys_publicationde-
tail.aspx?pid=206
11. Leopold, A. (1972) Round River. Oxford University
Press.
12. Kunstler, J. J. (2005) The Long Emergency: survi-
ving the converging catastrophes of the twenty-
first century. Atlantic Monthly Press.
13. Zie bijvoorbeeld, de dvd The End of Suburbia:
Oil Depletion and the Collapse of the American
Dream. Electric Wallpaper Company.
14. Met veel dank aan David, de zoon van George
Heath, voor de tijd die hij besteedde aan het on-
derzoeken van de geschiedenis van Heath’s Nur-
sery, en ook aan Alan Langmaid van het Totnes
Museum, de Totnes Image Bank en het Rural Ar-
chive voor hun inzichten.
15. Dartington Rural Archive (1985) Horsepower. Spin-
dle Press.
16. Voor een gedetailleerde geschiedenis van steen-
kool, zie Freese, B. (2006) Coal: A Human History.
Arrow Books.
17. Ik las dit citaat ergens jaren geleden en noteer-
de het in mijn boekje als afkomstig van Richard
Mabey. Toen ik dit boek aan het samenstellen was
en besloot dat ik het wilde gebruiken, mailde ik
Mabey om hem te vragen waarvan dit citaat af-
komstig was. Hij mailde terug met de woorden:
‘Die zin is niet van mij afkomstig!’ dus heb ik geen
idee wie dit heeft gezegd. Misschien heb ik het
zelf verzonnen. Als iemand mij alsnog kan ver-
tellen wie dit gezegd heeft, zou ik daarvoor erg
dankbaar zijn, gezien het een van mijn favoriete ci-
taten is.
18. Simms, A. (2005) Ecological Debt: The Health of
the Planet and the Wealth of Nations.. Pluto Press.
19. Wilt, A.F. (2001) Food for War: Agriculture and Re-
armament in Britain before the Second World War.
Oxford University Press.
20. Gardiner, J. (2004) Wartime Britain 1939-1945.
Headline Book Publishing.
21. Ibid.
22. Hammond, R.J. (1954) Food and Agriculture in
Britain 1939-45. Food Research Institute. Stanford
University Press. Een moeilijk te vinden titel, maar
een fascinerende officiële geschiedenis van de
oorlogsvoorbereidingen van de Britse regering.
HOOFDSTUK 4:
WAAROM KLEIN ONVERMIJDELIJK IS
1. Fleming, D. (2009) Lean Logic: A Dictionary of
Environmental Manners. In voorbereiding.
2. Talberth, J. et.al. (2006) ‘Building a Resilient and
Equitable Bay Area: towards a coordinated strate-
gy for economic localization’. Je kan dit downloa-
den van www.regionalprogress.org
3. Norberg Hodge, H. (2000) Ancient Futures: lear-
ning from Ladakh. Rider Books.
4. Ekins, P. (1989) The Living Economy: New Econo-
mics in the Making. Routledge.
5. Sale, K. (1980) Human Scale. Coward, McCann and
Geoghegan.
6. Monbiot, G. (2003) ‘I Was Wrong About Trade’.
The Guardian, 24 juni 2003.
7. Vandana Shiva, gedurende een toespraak op de
Soil Association conferentie in Cardiff, januari
2007. www.soilassociation.org/web/sa/saweb.nsf/
(UNID)/6BB05A7D57DAF6A28025727200416A64?
OpenDocument
8. Korten, D. C. (2006) The Great Turning: From
Empire to Earth Community. Berrett-Koehler
Publishers.
9. Bird, J. (2007) ‘Energy Security in the UK: an
IPPC Factfile’. Institute for Public Policy Research.
www.ippr.org.uk/publicationsandreports/publica-
tion.asp?id=555
10. Department for Transport (2006) ‘Transport Statis-
tics Great Britain: 2006 Edition’. London: The Sta-
tionery Office.
11. Daly, H. (1993) ‘The Perils of Free Trade’. Scientific
American, november 1993.
12. Geciteerd in Hawkes, P. (2007) Blessed Unrest:
How the Largest Movement in the World Came
into Being, and Why No One Saw it Coming.
Viking.
13. Department of Transport (2006) ‘Road Freight
Statistics’. Juni 2006. Gevonden op
www.dft.gov.uk/162259/162469/221412/22152
2/222944/coll_roadfreightstatistics2005in/road-
freightstatistics2005int5135
14. Monbiot, G. (2008) Hitte. Uitgeverij Jan van Arkel
(zie www.hitte.nu). Oorspronkelijke uitgave (2007)
‘Heat: How to Stop the Planet Burning’. Penguin.
15. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival
Guide to the Imminent Extinction of Petroleum
Man. John Murray.
16. Mellanby, K. (1975) Can Britain Feed Itself?. Merlin
Press.
17. Voor lezers buiten het Verenigd Koninkrijk, MEP
staat voor ‘Member of the European Parliament’.
18. Lucas, C., Jones, A. & Hines, C. (2006). ‘Fuelling
a Food Crisis’. Beschikbaar om te downloaden op
www.carolinelucasmep.org.uk
19. Zie bijvoorbeeld Romm, J. (2005) The Hype About
Hydrogen: Fact and Fiction in the Race to Save the
Climate. Island Press.
20. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival
Guide to the Imminent Extinction of Petroleum
Man. London: John Murray.
21. Kunstler, J.H. (2005) The Long Emergency: Survi-
ving the Converging Catastrophes of the 21st Cen-
tury. Atlantic Monthly Press.
22. Energy Watch Group (2007) ‘Coal: Resour-
ces and Future Production’. EWG. www.energy-
watchgroup.org/files/coalreport.pdf
23. Monbiot, G. (2007) ‘The New Coal Age’.
www.monbiot.com, 9 october 2007.
www.monbiot.com/archives/2007/10/09/the-new-
coal-age/. Een Nederlandse vertaling staat op
www.hitte.nu/monbiot.
24. Leggett, J. (2005) Half Gone: Oil, Gas, Hot Air and
the Global Energy Crisis. Portobello Books.
25. Monbiot, G. (2007) ‘A Lethal Solution’. The Guar-
dian, 27 maart 2007. Een Nederlandse vertaling
staat op www.hitte.nu/monbiot.
26. Department of Trade and Industry (2006) ‘Energy
Trends June 2006’. Beschikbaar op
www.dti.gov.uk/files/file30881.pdf. Ook belangrijk
is Chris Vernon’s commentaar hierop, ‘UK Energy
Trends, Coal’. Gepost op The Oil Drum Europe,
www.theoildrum.com/story/2006/7/5/15249/17646
27. Voor een angstaanjagende analyse , zie Vidal, J.
(2001) ‘The Looming Food Crisis’. The Guardian
G2 section, 29 augustus 2007, pp.5 9.
28. Chefurka, P. (2007) ‘Mexico: peak oil in action’.
www.paulchefurka.ca/Mexico%20and%20the%20
Problematique.html
29. Girling, R. (2007) ‘Goodbye Beautiful Britain’.
Sunday Times, 26 augustus 2007.
30. Zie bijvoorbeeld, DEFRA (2007) ‘Hilary Benn an-
nounces action to monitor impact of EU Agricul-
ture Council’s decision on 0% set aside rate for
2008’. DEFRA persbericht, 26 september 2007.
www.defra.gov.uk/news/2007/070926b.htm
31. Fleming, D. (2009) Energieslank leven met klimaat-
dukaten, stapsgewijs minder energieverbruik voor
allemaal, met extra Inleiding en bijlagen. Uitgeve-
rij Jan van Arkel (zie www.hitte.nu). Oorspronke-
lijk (2005) ‘Energy and the Common Purpose: des-
cending the energy staircase with Tradable Energy
Quotas’. London: Lean Connection Press.
32. Department of Environment, Food and Rural Af-
fairs (2002) ‘Achieving a Better Quality of Life:
review of progress towards sustainable develop-
ment’.
DEEL TWEE & HOOFDSTUK 5:
HOE PIEKOLIE EN KLIMAATVERANDERING
ONS BEÏNVLOEDEN
1. Snyder, G. (1974) Four Changes in Turtle Island.
New Directions Publications, p.101.
2. Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot
Sustain a Consumer Society. Springer Verlag.
3. Het antwoord op een vraag die gesteld werd aan
het panel tijdens de Soil Association conferentie in
Cardiff, januari 2007.
4. Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking
Up to the Century of Declines. New Society Pu-
blishing.
5. Heinberg, R. (2004) Powerdown: options and acti-
ons for a post carbon world. Clairview Books.
6. Een permacultuurleraar te Kinsale FEC, die www.
Zone5.org uitgeeft.
HOOFDSTUK 6:
DE PSYCHOLOGIE VAN VERANDERING
BEGRIJPEN
1. DiClemente, C. (2006) Addiction and Change: how
addictions develop and addicted people recover.
Guilford Publications.
2. Johnstone, C. (2006) Find Your Power: Boost Your
Inner Strengths, Break Through Blocks and Achie-
ve Inspired Action. Nicholas Brealey Publishing.
3. www.greatturningtimes.org.
4. Lees bijvoorbeeld: Miller, W. R. & Rollnick, S.
(2002) Motivational Interviewing: Preparing Peop-
le for Change. (2e druk), Guilford Press.
5. Bush maakte deze beruchte opmerking in zijn
State of the Union toespraak van 2006:
www.whitehouse.gov/news/releases/2006/01/
20060131-10.html
6. Miller, W.R. & Sanchez, V.C. (1993) ‘Motivating
young adults for treatment and lifestyle change’.
In: Howard, G. [ed.] Issues in Alcohol Use and Mi-
suse by young adults. University of Notre Dame
Press.
7. Zie bij ‘Bronnen’.
8. Meer in detail onderzocht in James, S & Lahti, T.
(2004) The Natural Step for Communities: how ci-
ties and towns can change to sustainable practi-
ces. New Society Publishers.
HOOFDSTUK 7:
DE KRACHT GEBRUIKEN VAN EEN
AANSPREKEND TOEKOMSTBEELD
1. Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy: Using Co
Intelligence to Create a World That Works For All.
The Writers’ Collective.
2. www.southernsolar.co.uk/
3. www.transitionculture.org/?p=318
4. www.lewes.gov.uk/environment/8261.asp
5. www.zerowaste.co.nz/
6. www.politics.guardian.co.uk/economics/
story/0,,1965497,00.html
7. www.en.wikipedia.org/wiki/Vauban,_Freiburg
8. www.en.wikipedia.org/wiki/Gross_national_
happiness
9. www.business.scotsman.com/topics.
cfm?tid=605&id=1868722006
10. www.furniturenow.org.uk
11. www.stroudcommunityagriculture.org/promoting
CSA.php.
12. www.bbc.co.uk/dna/h2g2/A2263529
13. www.cyclestations.co.uk
14. www.carplus.org.uk/
15. www.en.wikipedia.org/wiki/Appreciative_inquiry
16. Chris is ook de auteur van Johnstone, C. (2006)
Find Your Power: Boost your inner strengths, break
through blocks and achieve inspired action. Nicho-
las Brealey Publishing.
17. Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy: Using Co
Intelligence to Create a World That Works For All.
The Writers’ Collective.
264H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
265N O T E N
18. Uit ‘Exclusive to Transition Culture! Peter Russell
on life after oil, change and consciousness’. Transi-
tionCulture.org, 5 februari 2007.
19. Lovelock, J. (2007) De wraak van Gaia, Bert Bak-
ker. Oorspronkelijke uitgave: (2007) ‘The Revenge
of Gaia: Why the Earth Is Fighting Back, and How
We Can Still Save Humanity’. Penguin Books.
20. Harding, S. (2006) Animate Earth: Science, Intui-
tion and Gaia. Green Books. Herziene versie ver-
schijnt 2009.
21. Uit: ‘Stephan Harding on Peak Oil’. TransitionCul-
ture.org, 14 juni 2006.
22. Goodwin, B. (2007) Nature’s Due: Healing Our
Fragmented Culture. Floris Books.
23. Uit: ‘Brian Goodwin on Peak Oil: An Interview’.
TransitionCulture.org, 8 mei 2006.
24. Uit: ‘Exclusive to Transition Culture. Fritjof Capra
on Peak Oil: an Interview’. TransitionCulture.org,
10 mei 2006.
25. Uit: ‘Meg Wheatley on Energy Descent Planning:
an Interview’. TransitionCulture.org, 13 september
2006.
26. Uit: ‘Exclusive to Transition Culture: An Interview
with Tony Juniper. Part 1. Peak oil, climate change
and the role of local communities’. TransitionCul-
ture.org, 23 februari 2007.
27. Uit: ‘An Interview with Dennis Meadows, co aut-
hor of Limits to Growth’. TransitionCulture.org, 18
september 2006.
HOOFDSTUK 8:
EEN VISIONAIR TOEKOMSTBEELD VOOR 2030
1. Zoals voorgesteld in Lucas, C., A. Jones & C.
Hines, ‘Fuelling a Food Crisis: the impact of peak
oil on food security’. Green Party/European Free
Alliance.
www.carolinelucasmep.org.uk/2006/12/08/fuel-
ling-a-food-crisis/
2. Zie bijvoorbeeld de Badgersett Research Corpora-
tion op www.badgersett.com en de Agroforestry
Research Trust op www.agroforestry.co.uk
3. ‘Cart Horse Machinery’. www.carthorsemachinery.
com
4. ‘Natural Building Technologies’. www.natural
buildingproducts.co.uk
5. ‘S & S Cob Blocks’. www.cobblocks.co.uk.
6. Shearer, P. (2006) ‘The Weetabix house: This eco
charity’s new HQ is packed with bales of natural
fibre’. The Times, 10 november 2006.
www.property.timesonline.co.uk/article/0,,14049
2443927,00.html
7. ‘The Humungus Fungus Project’. www.jac-by-the-
stowl.co.uk
8. ‘Fruiting Bodies’. www.fruiting bodies.co.uk
9. Bioregional Development Group
www.bioregional.com/programme_projects/pap_
fibres_prog/hemp%20textiles/hemp_reports.
htm#project
10. Wood Energy Limited, www.woodenergyltd.co.uk/
ft_pellets.html
11. Healion, K. (2005) ‘Case Study: Camphill Commu-
nity Ballytobin, Co. Kilkenny, Ireland’. Een rapport
voor Sustainable Energy Ireland.
www.sei.ie/uploadedfiles/RenewableEnergy/Tas-
k29CamphilCommunityBallytobin.pdf
12. Bryson, L, Jones, A, Beedle, L & York, A. ‘The Gle-
belands Unicorn Model: A Cooperative approach
to sustainable urban food supply’.
www.unicorn grocery.co.uk/glebelands_model.php
13. Viljoen, A.(ed) (2005). CPULs: Continuous Produc-
tive Urban Landscapes, Architectural Press.
14. Een formule bedacht in het Centre for Alternative
Technology (2007) ‘Zero Carbon Britain’. CAT Pu-
blications.
15. Fleming, D.(2009) Energieslank leven met klimaat-
dukaten - stapsgewijs minder energieverbruik voor
allemaal, met extra Inleiding en bijlagen. Uitgeve-
rij Jan van Arkel (zie www.hitte.nu). Oorspronke-
lijk (2005) ‘Energy and the Common Purpose: des-
cending the Energy Staircase with Tradable Energy
Quotas (TEQs)’. The Lean Economy Connection.
16. Chiappini, R. (2006) Christo and Jeanne Claude:
Revealing an Object by Concealing It. Skira Edito-
re.
17. Uitvoerig uiteengezet in Greenpeace (2005) ‘De-
centralising Power: An Energy Revolution for the
21st Century. Te downloaden op www.greenpeace.
org.uk
18. Jones, A (2002) ‘Woking: Energy Services, DG and
Fuel Cells for the New Millenium’. Cogeneration
and On site Power Production, Vol. 3, no. 3, mei
juni 2002.
19. Zo’n ding bestaat al, namelijk de Electrisave. Ik
heb er een en hij is geweldig. Ze zijn net voorzien
van een nieuwe merknaam: de Owl wireless ener-
gy monitor. www.electricity monitor.com
20. McLeod, R. (2007) Passiv Haus, Local House: an in-
tegrated approach to zero carbon housing. Mas-
terscriptie Architecture AEES, University of East
London / CAT.
21. Een idee dat ik oorspronkelijk verkend heb in een
artikel in Resurgence Magazine met als tital ‘Buil-
ding Miles’. Te downloaden op www.resurgence.
org/2006/hopkins236.htm
22. Een concept onderzocht in Vale, R. & Vale, B.
(2002) The New Autonomous House: Design and
Planning for Sustainability. Thames & Hudson.
23. Voor een grondiger onderzoek van dit concept,
zie Fairlie, S. (1996) Low Impact Development:
Planning and People in a Sustainable Countryside.
Jon Carpenter Publishing; Hopkins, R. (1996) Per-
maculture: A New Approach for Rural Planning?
Bachelorscriptie aan de University of the West of
England. Het belangrijkste contactpunt hiervoor is
Hoofdstuk 7 op www.tlio.org.uk/chapter7/index.
html
24. The Land is Ours (1999) ‘Defining Rural Sustainabi-
lity: Fifteen Criteria for Sustainable Developments
in the Countryside together with Three Model Po-
licies for Local Plans’. Verkrijgbaar op het Chap-
ter 7 office: The Potato Store, Flax Drayton Farm,
South Petherton, Somerset, TA13, U.K. of op
www.tlio.org.uk/chapter7/defining.html
25. Deze oefeningen werden ontwikkeld door Chris
Salisbury van Wildwise, een uitstekende organisa-
tie voor lokale milieueducatie. www.wildwise.co.uk
26. Dit is niet zomaar een krankzinnig idee van me –
dit gebeurt al in Zweden. Zie voor een geweldig
rapport over dit onderwerp, Schonning, C. (2001)
‘Urine Diversion: hygienic risks and microbial gui-
delines’. Beschikbaar als pdf op
www.who.int/water_sanitation_health/wastewater/
urineguidelines.pdf
HOOFDSTUK 9:
KINSALE – EEN EERSTE POGING TOT
GEMEENSCHAPPELIJKE TOEKOMSTDROMEN
1. Deze cursus loopt nog; zie www.kinsalefurthered.ie
2. James, S. & Lahti, T. (2004) Natural Step for Com-
munities: How Cities and Towns Can Change to
Sustainable Practices. New Society Publishing.
3. Je kan meer lezen over Open Space Technology in
Tools for Transition no. 10, p.168.
4. Vrij te downloaden op www.transitionculture.org
5. Je kan luisteren naar een interview met Richard,
opgenomen gedurende de laatste dag van de
conferentie Fuelling the Future, dat tevens ook
een idee geeft van de sfeer van het evenement,
op www.globalpublicmedia.com/richard_
heinberg_on_the_lifeboat_radio_show
6. Je kan luisteren naar de audiobestanden van de
lezingen gedurende de conferentie op
www.fuellingthefuture.org/audio.htm
7. Een uitstekende introductie tot de Village Building
Convergence kan gevonden worden op www.ci-
tyrepair.org/wiki.php/ waar je een kort geweldig
filmpje vindt over VBC.
8. Bill Mollison (in Permaculture: a Designer’s Manu-
al. Tagari Publications, 1988) definieert ‘swales’ als
‘long level excavations, which can vary greatly in
width and treatment from small ridges in gardens,
rock piles across slopes, or deliberately excava-
ted hollows in flatlands and low slope landscapes’.
Deze worden gebruikt om de waterafloop van het
land op te vangen, te stoppen en te infiltreren.
9. Een interview met Catherine gedurende de eerste
fasen van Transition Town Kinsale kan beluistered
worden op Global Public Media, op
www.globalpublicmedia.com/catherine_dunne_
transition_design
10. Voor meer informatie zie www.willitseconomicloca-
lization.org
11. Het meest recente interview op Global Public
Media over TTK was met Klaus Harvey in oktober
2007, en kan beluisterd worden op www.global
publicmedia.com/kinsale_two_years_on
12. Een stuk dat ik schreef op Transition Culture in
2006, 6 maanden na de publicatie van de Kinsale
EDAP, geeft een idee van de schaal van de ver-
spreiding. www.transitionculture.org/2006/02/13/
kinsale-action-plan-sending-up-shoots-around-the-
world
13. Genomen uit Joel Barkers DVD ‘The Power of Vi-
sion’. Verkrijgbaar bij www.joelbarkertraining
videos.com/The_Power_Of_Vision.htm#Purchase
DEEL DRIE & HOOFDSTUK 10:
HET TRANSITIE-CONCEPT
1. Uit een lezing over Public Policy op de Universiteit
van Cambridge getiteld: ‘The transition economy:
a future beyond oil’ (terwijl hij nog minister van
Milieu was), 5 maart 2007. Beschikbaar op
www.defra.gov.uk/corporate/ministers/speeches/
david miliband/dm070305.htm
2. Shepard, H. A. (1974) Rules of Thumb for Change
Agents, herdruk op
www.nickheap.co.uk/articles.asp?ART_ID=257
3. McNamara, A. (2007) ‘New Queensland Sustai-
nability Minister on the future with less oil’. Een
interview met Andi Hazelwood van Global Public
Media. www.globalpublicmedia.com/new_queens-
land_sustainability_minister_on_the_future_with_
less_oil
4. Holmgren, D. (2003) ‘What Is Sustainability?’ van
het Sustainability Network Update 31E, 9 septem-
ber 2003, CSIRO Sustainability Network. Beschik-
baar op www.bml.csiro.au/susnetnl/netwl31Eb.pdf
5. Aanvankelijke uiteenzetting in Mollison, B. &
Holmgren, D. (1978) Permaculture One: A Peren-
nial Agriculture for Human Settlements. Tagari Pu-
blications; maar het best omschreven in Holmgren,
D. (2007) Permaculture: Principles and Pathways
beyond Sustainability. Holmgren Design Services.
6. Om er meer over te weten, kan je deelnemen
aan een permacultuurcursus (in de UK), de web-
site van de Permaculture Association bekijken (de
Britse) op www.permaculture.org.uk. Cursussen
in verschillende formats lopen door heel het Ver-
enigd Koninkrijk. Een permacultuurcursus is een
levensveranderende ervaring, en is, zou ik zeggen,
noodzakelijk voor dit werk.
7. Mollison, B. (1988) Permaculture: A Designers
Manual. Tagari Publications.
8. Stewart, E. ‘A Second Challenge to the Move-
ment’. Permaculture Activist, no. 57.
9. Seager, A. (2007) ‘Steep decline in oil production
brings risk of war and unrest, says new study’. The
Guardian, 22 oktober 2007.
10. Adam, D. (2007) ‘Carbon output rising faster than
forecast, says study’. The Guardian, 23 oktober
2007.
11. Deze kwesties worden grondiger en met veel meer
deskundigheid onderzocht in Joanna Macy (1999)
Coming Back to Life: Practices to Reconnect Our
Lives, Our World. New Society Publishing.
12. Je kan kopieën van de dvd verkrijgen en meer
informatie vinden op www.whatawaytogomovie.
com. Een zeer goede film die de ‘hart’ aspecten
van energievermindering verkent. Sterk, aangrij-
pend, uitdagend en motiverend; naar mijn mening
erg verhelderend, maar niet voor beginners.
13. De website van de Gaia Foundation van West-
Australië is www.gaia.iinet.net.au
14. Zie bijvoorbeeld: Sale, K. (1980) Human Scale.
Coward, McCann & Geoghegan; en Morris, D. &
Hess, K. (1975) Neighbourhood Power: The New
Localism. Beacon Press.
15. www.transitioncitybristol.org
16. Winter, M. (2006) Peak Oil Prep: three things you
can do to prepare for peak oil, climate change and
economic collapse. Westsong Publishing.
17. Een uitstekend overzicht van dit werk op gemeen-
telijk niveau kan je vinden in Lerch, D. (2007) Post
Carbon Cities: Planning for Energy and Climate
Uncertainty. A guidebook on peak oil and global
warming for local governments. Post Carbon
Institute. Kan gekocht worden bij www.postcarbon
cities.net
HOOFDSTUK 11:
HOE START JE EEN TRANSITIE-INITIATIEF?
1. De beste plaats op het internet om meer te vinden
over Open Space is www.openspaceworld.org
2. Owen, H. (1993) Open Space Technology: A Users
Guide. Berrett-Koehler.
3. Voor een lijst van Open-Space-beoefenaars in het
Verenigd Koninkrijk, zie
www.openspaceuk.com/index.php/practictioners
of contacteer het Transition Network.
4. Dit kan je downloaden van www.transitionculture.
org
5. Meer informatie over de ‘Fishbowl’-techniek kan je
vinden in de Wikipedia, op www.en.wikipedia.org/
wiki/Fishbowl_(conversation)
6. Het Transition Network ontwikkelt momenteel een
model hiervoor, evenals een voorstel voor een
‘tijdslijn’ waarop evenementen kunnen worden ge-
organiseerd.
HOOFDSTUK 12:
HET BEGIN VAN TRANSITION TOWN TOTNES
1. Je kan de aantekeningen die gedurende de dag
gemaakt werden bekijken op www.transition-
towns.org/Totnes/
2. Van www.theworldcafe.com
3. www.secondnature.ie
4. www.theworldcafe.com. ‘From Café Principles
in Action’. www.theworldcafe.com/know-how.
htm#explore
5. Naast www.theworldcafe.com, zijn andere be-
langrijke referenties over World Café: World Café
Community (2002) Café to Go! A quick reference
guide for putting conversations to work. Whole
Systems Associates, verkrijgbaar bij
www.theworldcafe.com/articles/cafetogo.pdf
266H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
267B R O N N E N
en Brown, J., Isaacs, D. & The World Cafe
Community (2005) The World Café: Shaping Our
Futures Through Conversations That Matter.
Berrett- Koehler Publishing. Nog andere bronnen
kunnen gevonden worden op www.theworldcafe.
com/hosting.htm
6. www.movingsounds.org
7. Je kunt de film die Keith maakte voor Transition
Town Lewes ter promotie van hun Lancering op
YouTube zien. De lokale bioscoop vertoonde hem
als trailer gedurende de twee maanden voor hun
Lancering.
8. Agroforestry Research Trust, 46 Hunters Moon,
Dartington, Totnes, Devon TQ9 6JT. www.agrofo-
restry.co.uk
9. McIntosh, A. (2004) Soil and Soul: People Versus
Corporate Power. Aurum Press.
10. Je kan het Radio Schotland stuk beluisteren op
www.transitiontowns.org/TransitionNetwork/Tran
sitionNetwork
11. University of Liverpool Oil Depletion Impact
Group. www.liv.ac.uk/managementschool/odig/
index.htm
12. Je kunt een meer gedetailleerd overzicht van
het studiemateriaal van de cursus lezen op
www.transitionculture.org/skilling up for power
down course notes/
13. www.agroforestry.co.uk
14. www.berkshares.org.
15. www.saltspringtoday.com
16. Je kunt deze film zien op www.youtube.com/
watch?v=ZwNl9Tse7k8
17. Een publikatie die we enorm nuttig vonden bij
het ontwerpen van de Totnes-Pond was Lietaer,
B. & Hallsmith, G. (2006) ‘Community Currency
Guide, Global Community Initiatives’. Beschikbaar
als een free download van www.lyttelton.net.nz/
documents/timebank/community_currency.pdf
HOOFDSTUK 13:
DE VERSPREIDING VAN HET AANSTEKELIJKE
TRANSITIE-CONCEPT
1. Je kunt naar the podcasts van de conferentie luis-
teren op www.soilassociation.org/conference en
het boekje lezen dat voor het evenement werd ge-
maakt op www.transitionculture.org/2007/01/30/
one-planet-agriculture-the-case-for-action-down
load-the-booklet/
2. Om het verloop hiervan te volgen, bezoek www.
lampeter.org/english/tt/index.html
3. Dat je kan horen op www.transitiontowns.org/
TransitionNetwork/TransitionNetwork
4. Vergelijkbaar met www.bookcrossing.com
5. Je kunt een korte film zien waarin Duncan vertelt
over Transition Brixton op www.transitionculture.
org/2007/08/30/duncan law/
6. Meer in detail onderzocht in Thompson, S., Abdul-
lah, S., Marks, N., Simms, A. & Johnson, V. (2007)
The European unHappy Planet Index: an index of
carbon efficiency and well being in the EU. Lon-
don: New Economics Foundation.
7. news.bbc.co.uk/1/hi/magazine/6676967.stm
8. Statistieken genomen van Boyle, D., Cordon, C.,
Potts, R. & Simms, A. (2007) Are You Happy? New
Economics Foundation.
DVDS
– The Transition Movie: première mei 2009 - Londen
(De eerste film over Transition Towns wereldwijd!
www.transitionculture.org.)
Over olie, klimaat, energie en economie:
– The Power of Community: How Cuba Survived
Peak Oil door Community Solution. www.powerof-
community.org. Nederlands ondertiteld, via info@
transitie.be
– The End of Suburbia: Oil Depletion and the Col-
lapse of The American Dream door The Electric
Wallpaper Co. www.endofsuburbia.com.
– A Crude Awakening: The Oil Crash door Lava Pro-
ductions AG. www.oilcrashmovie.com.
– Crude Impact door Vista Clara Films. www.vistacla-
rafilms.com.
– Peak Oil: Imposed by Nature door Tropos Doku-
mentar. www.troposdoc.com.
– Escape from Suburbia: Beyond the American
Dream: www.escapefromsuburbia.com
– What a Way to Go: Life at the End of Empire door
Tim Bennett/VisionQuest Pictures. www.whataway-
togomovie.com.
– An Inconvenient Truth/Een ongemakkelijke waar-
heid: door Paramount Classics and Participant
Productions. www.aninconvenienttruth.co.uk. Al
Gore, - Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar
van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen
doen. Web: www.climatecrisis.net/
– Energy Crossroads: a burning need to change
course: Mike Grenville van TT Forest Row: over
piekolie en energie: waar staan we en wat kan er
gedaan worden?
– The Great Warming: over de opwarming van de
aarde - gefilmd in 8 landen, verteld door Alanis
Morissette en Keanu Reeves; https://www.thegre-
atwarming.com/
– Manufactured Landscapes: James Samuel in Tran-
sition Waheke Island, Nieuw Zeeland: over piek-
olie; www.mongrelmedia.com/films/Manufactured-
Landscapes.html
– The Carbon Connection: over de gevolgen van
koolstofhandel op twee verschillende gemeen-
schappen; Fenceline Films
– Permaculture and Peak Oil: interview met David
Holmgren; www.chelseagreen.com/content/video-
david-holmgren-on-permaculture-and-peak-oil/
– Sustainability in Community: door Albert Köp-
finger und Heidi Sieker, 2003; www.oekofilm.de/
index.php
– The Corporation: over de ware aard en schadelij-
ke gevolgen van het concept onderneming; door
Mark Achbar en Jennifer Abbott; www.thecorpora-
tion.com/
– Oil, Smoke & Mirrors: documentaire van Ronan
Doyle over de link tussen 9/11 en piekolie. 50 min.
Integraal op internet te bekijken. (Nederlandse
ondertiteling komt medio 2009); www.OilSmoke-
AndMirrors.com
– The Age of Stupid: klimaatdocumentaire die be-
gint in het jaar 2055, als de wereld in puin ligt na
een ecologische ramp. In een raamvertelling blikt
de beheerder van het Arctic Global Archive, een
mausoleum van de menselijke beschaving, terug
op onze tijd. ‘We hadden onszelf kunnen redden.’
www.ageofstupid.net. Nederlandse vertaling is
waarschijnlijk zomer 2009 beschikbaar.
– Wake up Freak out: animatiefilm over klimaatver-
andering. www.wakeupfreakout.org/film/tipping.
html
– The 11th Hour: DiCaprio, L. - Turn mankind’s dar-
kest hour into its finest, www.11thhouraction.com
– A Convenient Truth - Urban Solutions from Curi-
tiba, Brazil: www.mariavazphoto.com.
– Nederland: energieland van zon, water, wind:
VPRO Tegenlicht documentaire. www.vpro.nl/pro-
gramma/tegenlicht/afleveringen/40025880/
– Here comes the Sun: VPRO Tegenlicht docu-
mentaire. www.vpro.nl/programma/tegenlicht/
afleveringen/40025880/
– The Story of Stuff: animatiefilm over de consump-
tiemaatschappij en de werking van de economie.
Ook Nederlands ondertiteld. www.storyofstuff.
com/international)
– Money as Debt: hoe komt het dat vrijwel iedereen,
zowel overheden als individuen in de schulden zit-
ten? Tevens pleidooi voor lokale economie. Ook te
bekijken op internet (47 min). www.moneyasdebt.
net
– Message in the Waves: BBC Natural World 2007;
over plastic afval in de oceanen; www.messagein-
thewaves.com/
Over voedsel, permacultuur en landbouw:
– The Solar Power Village in Tamera - Autonomous
energy and food supply, the core of future peace
settlements. www.solarpowervillage.info
– The Future of Food: door Deborah Koons Garcia;
over de controverse over genetisch gemanipu-
leerd voedsel; www.thefutureoffood.com/
– Gen zoekt Boer: over genetische manipulatie in de
landbouw; door Dumitriu/Verbeek, 2008, Neder-
land; coproductie van A SEED Europe en Milieu-
defensie; www.aseed.net/
– De Wereld volgens Monsanto: te zien op internet:
video.google.com/videoplay?docid=59959448621
21634838; Nederlandse versie www.livingcolours.
nl
– Permacultuur in Nederland - introductie in een
ontwerpsysteem: Buckinx, M. & P. Biesta, Infor-
matiefilm het eetbare landschap in landbouw en
tuinen, bouwen met natuurlijke materialen, af-
valwaterzuivering, duurzame energie en de soci-
aal-economische aspecten. 20 min. www.transitie-
cultuur.nl/
– Bridging Industry To Permaculture. Permacultu-
re Design, Sustainable Living, Energy Solutions:
Berns, D., R. Wexler, www.ecosutra.com
– Our Daily Bread: Geyrhalter, N. www.ourdaily-
bread.at
– We Feed the World: Wagenhofer, E. www.wefeed-
theworld.nl
– Koe 80 heeft een probleem: www.globalsociety.be
(zie ook onder boeken)
Bronnen*
266H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
267B R O N N E N
en Brown, J., Isaacs, D. & The World Cafe
Community (2005) The World Café: Shaping Our
Futures Through Conversations That Matter.
Berrett- Koehler Publishing. Nog andere bronnen
kunnen gevonden worden op www.theworldcafe.
com/hosting.htm
6. www.movingsounds.org
7. Je kunt de film die Keith maakte voor Transition
Town Lewes ter promotie van hun Lancering op
YouTube zien. De lokale bioscoop vertoonde hem
als trailer gedurende de twee maanden voor hun
Lancering.
8. Agroforestry Research Trust, 46 Hunters Moon,
Dartington, Totnes, Devon TQ9 6JT. www.agrofo-
restry.co.uk
9. McIntosh, A. (2004) Soil and Soul: People Versus
Corporate Power. Aurum Press.
10. Je kan het Radio Schotland stuk beluisteren op
www.transitiontowns.org/TransitionNetwork/Tran
sitionNetwork
11. University of Liverpool Oil Depletion Impact
Group. www.liv.ac.uk/managementschool/odig/
index.htm
12. Je kunt een meer gedetailleerd overzicht van
het studiemateriaal van de cursus lezen op
www.transitionculture.org/skilling up for power
down course notes/
13. www.agroforestry.co.uk
14. www.berkshares.org.
15. www.saltspringtoday.com
16. Je kunt deze film zien op www.youtube.com/
watch?v=ZwNl9Tse7k8
17. Een publikatie die we enorm nuttig vonden bij
het ontwerpen van de Totnes-Pond was Lietaer,
B. & Hallsmith, G. (2006) ‘Community Currency
Guide, Global Community Initiatives’. Beschikbaar
als een free download van www.lyttelton.net.nz/
documents/timebank/community_currency.pdf
HOOFDSTUK 13:
DE VERSPREIDING VAN HET AANSTEKELIJKE
TRANSITIE-CONCEPT
1. Je kunt naar the podcasts van de conferentie luis-
teren op www.soilassociation.org/conference en
het boekje lezen dat voor het evenement werd ge-
maakt op www.transitionculture.org/2007/01/30/
one-planet-agriculture-the-case-for-action-down
load-the-booklet/
2. Om het verloop hiervan te volgen, bezoek www.
lampeter.org/english/tt/index.html
3. Dat je kan horen op www.transitiontowns.org/
TransitionNetwork/TransitionNetwork
4. Vergelijkbaar met www.bookcrossing.com
5. Je kunt een korte film zien waarin Duncan vertelt
over Transition Brixton op www.transitionculture.
org/2007/08/30/duncan law/
6. Meer in detail onderzocht in Thompson, S., Abdul-
lah, S., Marks, N., Simms, A. & Johnson, V. (2007)
The European unHappy Planet Index: an index of
carbon efficiency and well being in the EU. Lon-
don: New Economics Foundation.
7. news.bbc.co.uk/1/hi/magazine/6676967.stm
8. Statistieken genomen van Boyle, D., Cordon, C.,
Potts, R. & Simms, A. (2007) Are You Happy? New
Economics Foundation.
DVDS
– The Transition Movie: première mei 2009 - Londen
(De eerste film over Transition Towns wereldwijd!
www.transitionculture.org.)
Over olie, klimaat, energie en economie:
– The Power of Community: How Cuba Survived
Peak Oil door Community Solution. www.powerof-
community.org. Nederlands ondertiteld, via info@
transitie.be
– The End of Suburbia: Oil Depletion and the Col-
lapse of The American Dream door The Electric
Wallpaper Co. www.endofsuburbia.com.
– A Crude Awakening: The Oil Crash door Lava Pro-
ductions AG. www.oilcrashmovie.com.
– Crude Impact door Vista Clara Films. www.vistacla-
rafilms.com.
– Peak Oil: Imposed by Nature door Tropos Doku-
mentar. www.troposdoc.com.
– Escape from Suburbia: Beyond the American
Dream: www.escapefromsuburbia.com
– What a Way to Go: Life at the End of Empire door
Tim Bennett/VisionQuest Pictures. www.whataway-
togomovie.com.
– An Inconvenient Truth/Een ongemakkelijke waar-
heid: door Paramount Classics and Participant
Productions. www.aninconvenienttruth.co.uk. Al
Gore, - Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar
van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen
doen. Web: www.climatecrisis.net/
– Energy Crossroads: a burning need to change
course: Mike Grenville van TT Forest Row: over
piekolie en energie: waar staan we en wat kan er
gedaan worden?
– The Great Warming: over de opwarming van de
aarde - gefilmd in 8 landen, verteld door Alanis
Morissette en Keanu Reeves; https://www.thegre-
atwarming.com/
– Manufactured Landscapes: James Samuel in Tran-
sition Waheke Island, Nieuw Zeeland: over piek-
olie; www.mongrelmedia.com/films/Manufactured-
Landscapes.html
– The Carbon Connection: over de gevolgen van
koolstofhandel op twee verschillende gemeen-
schappen; Fenceline Films
– Permaculture and Peak Oil: interview met David
Holmgren; www.chelseagreen.com/content/video-
david-holmgren-on-permaculture-and-peak-oil/
– Sustainability in Community: door Albert Köp-
finger und Heidi Sieker, 2003; www.oekofilm.de/
index.php
– The Corporation: over de ware aard en schadelij-
ke gevolgen van het concept onderneming; door
Mark Achbar en Jennifer Abbott; www.thecorpora-
tion.com/
– Oil, Smoke & Mirrors: documentaire van Ronan
Doyle over de link tussen 9/11 en piekolie. 50 min.
Integraal op internet te bekijken. (Nederlandse
ondertiteling komt medio 2009); www.OilSmoke-
AndMirrors.com
– The Age of Stupid: klimaatdocumentaire die be-
gint in het jaar 2055, als de wereld in puin ligt na
een ecologische ramp. In een raamvertelling blikt
de beheerder van het Arctic Global Archive, een
mausoleum van de menselijke beschaving, terug
op onze tijd. ‘We hadden onszelf kunnen redden.’
www.ageofstupid.net. Nederlandse vertaling is
waarschijnlijk zomer 2009 beschikbaar.
– Wake up Freak out: animatiefilm over klimaatver-
andering. www.wakeupfreakout.org/film/tipping.
html
– The 11th Hour: DiCaprio, L. - Turn mankind’s dar-
kest hour into its finest, www.11thhouraction.com
– A Convenient Truth - Urban Solutions from Curi-
tiba, Brazil: www.mariavazphoto.com.
– Nederland: energieland van zon, water, wind:
VPRO Tegenlicht documentaire. www.vpro.nl/pro-
gramma/tegenlicht/afleveringen/40025880/
– Here comes the Sun: VPRO Tegenlicht docu-
mentaire. www.vpro.nl/programma/tegenlicht/
afleveringen/40025880/
– The Story of Stuff: animatiefilm over de consump-
tiemaatschappij en de werking van de economie.
Ook Nederlands ondertiteld. www.storyofstuff.
com/international)
– Money as Debt: hoe komt het dat vrijwel iedereen,
zowel overheden als individuen in de schulden zit-
ten? Tevens pleidooi voor lokale economie. Ook te
bekijken op internet (47 min). www.moneyasdebt.
net
– Message in the Waves: BBC Natural World 2007;
over plastic afval in de oceanen; www.messagein-
thewaves.com/
Over voedsel, permacultuur en landbouw:
– The Solar Power Village in Tamera - Autonomous
energy and food supply, the core of future peace
settlements. www.solarpowervillage.info
– The Future of Food: door Deborah Koons Garcia;
over de controverse over genetisch gemanipu-
leerd voedsel; www.thefutureoffood.com/
– Gen zoekt Boer: over genetische manipulatie in de
landbouw; door Dumitriu/Verbeek, 2008, Neder-
land; coproductie van A SEED Europe en Milieu-
defensie; www.aseed.net/
– De Wereld volgens Monsanto: te zien op internet:
video.google.com/videoplay?docid=59959448621
21634838; Nederlandse versie www.livingcolours.
nl
– Permacultuur in Nederland - introductie in een
ontwerpsysteem: Buckinx, M. & P. Biesta, Infor-
matiefilm het eetbare landschap in landbouw en
tuinen, bouwen met natuurlijke materialen, af-
valwaterzuivering, duurzame energie en de soci-
aal-economische aspecten. 20 min. www.transitie-
cultuur.nl/
– Bridging Industry To Permaculture. Permacultu-
re Design, Sustainable Living, Energy Solutions:
Berns, D., R. Wexler, www.ecosutra.com
– Our Daily Bread: Geyrhalter, N. www.ourdaily-
bread.at
– We Feed the World: Wagenhofer, E. www.wefeed-
theworld.nl
– Koe 80 heeft een probleem: www.globalsociety.be
(zie ook onder boeken)
Bronnen*
268H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
269B R O N N E N
– Meat the Truth: Pierson Foundation, Nicolaas G.
- Mariane Thieme over klimaat en veeteelt. www.
meatthetruth.nl
– Mother Earth - a new Future for small Farmers: bij-
zonder inspirerende film over kleinschalige biolo-
gische landbouw in India, Nederlands ondertiteld.
www.paulenkelaarfilms.nl
– The Real Dirt on Farmer John (It ain’t easy being
green): www.farmerjohnmovie.com (Nederlands
ondertiteld)
– A Farm for the Future: BBC-documentaire uit fe-
bruari 2009. 50 min. over de omschakeling van
een `reguliere’ boerderij in Devon (GB) naar een
low-energy permacultuur-farm. Nederlandse on-
dertiteling in voorbereiding)
– Made in Detroit: M. & M. Poppenk - Tienermoe-
ders worden stadsboeren. www.madeindetroit.tv
– De Groene Hemel, de schooltuin van meester
Bert: Boek + film, B. Ydema (filmregie: Roel van
Dalen), NCRV, IDTV Docs
– The Living School: Rerun Producties, Amsterdam,
www.rerunproductie.nl
Over bouwen, wonen, samenleven:
– Zie ook korte video’s op www.transitie.be en www.
transitiontowns.nl
– Visions of Utopia (2 delen!: Experiments in Sustai-
nable Culture. www.ic.org)
– Garbage Warrior: O. Hogde. Over Earthship ont-
werper en bouwer Michael Reynolds. Earthships
101, dvd en cd-rom
– Ecovillage Pioneers: H. Iles, Undercurrents News
Network, www.undercurrents.org
– Voices of Cohousing: Reis door Centraal Wonen.
Dorpjes in de steden bouwen. www.notsocrazy.net
– Houses of Straw: over strobalenbouw;
www.oekofilm.de/index.php?id=6,3,0,0,1,0
Over kunst en natuur:
– Rivers and Tides: door Thomas Riedelsheimer -
over Andy Goldsworthy working with time, The
Call of the Mountain: Rerun Producties 1997, Am-
sterdam, www.rerunproducties.nl (Portret van Arne
Naess en diepe ecologie; via [email protected]:
Nederlands ondertiteld)
Online videos
– Real Oil Crisis: ABC, the Australian Broadcasting
Corporation. www.abc.net.au/catalyst/stories/
s1515141.htm
– Our Oil Addiction: door WCCO-TV. www.wcco.
com/energy
– Peak Oil by ABC: www.abc.net.au/4corners/spe-
cial_eds/20060710/default_full.htm.
– Global Public Media: essentieel online bronnenar-
chief voor interviews en films over piekolie en op-
lossingen.
– Crude: the incredible journey of oil: ABC Science.
www.abc.net.au/science/crude/.
– Afval=voedsel (www.vpro.nl/programma/tegen-
licht/afleveringen/35180292/)
– Eat the suburbs: www.eatthesuburbs.org/2009/01/
eat-the-suburbs-the-film/
– Energy wars 2008: www.vpro.nl/programma/te-
genlicht/afleveringen/40004334/
– Money as debt: video.google.com/videoplay?doci
d=9175976647812762597&hl=nl
BOEKEN
Vijf noodzakelijk te lezen boeken
als je dit Handboek uit hebt
– Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking
Up to the Century of Declines, New Society Pu-
blishing.
– Holmgren, D. (2003) Permaculture: Principles and
Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design
Services.
– Homer-Dixon, T. (2009) Ten onder te boven - ca-
tastrofe, creativiteit en de vernieuwing van de sa-
menleving, Uitgeverij Jan van Arkel; oorspronkelij-
ke titel: The Upside of Down, Souvenir Press.
– Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival
Guide to the Imminent Extinction of Petroleum
Man, John Murray Publishing.
– Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot
Sustain a Consumer Society, Springer Verlag.
Piekolie
– Bakas, A. & Creemers, R. (2007) Leven zonder olie,
Scriptum
– Bentley, R.W. (2002) ‘Global oil & gas depletion:
an overview’, Energy Policy 30, pp.189–205.
– Boer, J. & J. Oudelohuis (1983), Olieslaaf of eigen
baas - met een goed energiebeleid naar onafhan-
kelijkheid, Uitgeverij Jan van Arkel (uitverkocht)
– Brangwyn, B. & Hopkins, R. (2009) Basishandlei-
ding Transition Towns – hoe word je een transi-
tie-stad, -dorp, -streek, -gemeenschap of zelfs
-eiland. Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transition
Towns Nederland en Transitie Vlaanderen.
– Brown, L.R. (2006a) Plan B. 2.0: Rescuing a Planet
Under Stress and a Civilization in Trouble, W.W.
Norton & Co Ltd.
– Brown, L.R. (2008) Plan B 3.0: Mobilizing to Save
Civilization, Earth Policy Institute
– Campbell, C.J. & Laherrere, J. (1998). ‘The End of
Cheap Oil’, Scientific American, Vol. 278, No. 3.
pp. 78-83.
– Campbell, C.J. (2005a) Oil Crisis, Multi-Science
Publishing Co. Ltd.
– Deffeyes, K.S. (2001) Hubbert’s Peak: The Impen-
ding World Oil Shortage, Princeton University
Press.
– Deffeyes, K.S. (2005) Beyond Oil: The View from
Hubbert’s Peak, Hill and Wang.
– Fleming, D (2009) Energieslank leven met klimaat-
dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor
allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel.
– Hartmann, T. (1999) The Last Hours of Ancient
Sunlight: waking up to personal and global trans-
formation, Hodder & Stoughton.
– Heinberg, R. (2003) The Party’s Over: Oil, War and
the Fate of Industrial Societies, New Society.
– Heinberg, R. (2004) Powerdown: Options and Acti-
ons for a Post-Carbon World, New Society.
– Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:
A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic
Collapse, Clairview Books.
– Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking
Up to the Century of Declines, New Society Pu-
blishing.
– Heinberg, R. (2009) Blackout: Coal, Climate and
the Last Energy Crisis, New Society
– Hirsch, R.L., Bezdek, R. Wendling, R. (2005a.)
Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-
tion and Risk Management, National Energy Tech-
nology Laboratory, US Department of Energy.
– Hirsch, R.L. (2005b.) ‘Supply and Demand. Sha-
ping the peak of world oil production’, World Oil,
October 2005.
– Howe, J.G. (2003) The End of Fossil Energy and
the Last Chance for Sustainability, McIntire Pu-
blishing.
– Klare, M.T. (2004) Blood and Oil: The Dangers and
Consequences of America’s Growing Dependen-
cy on Imported Petroleum (The American Empire
Project), Metropolitan Books.
– Klare, M.T. (2008) Rising Powers: the New Geopo-
litics of Energy, Metropolitan Books
– Koppelaar, R. e.a. (2008) Olieschaarstebeleid,
Stichting Peakoil Nederland, www.peakoil.nl
– Kraemer, T.D. (2006) Addicted to Oil: Strategic Im-
plications of American Oil Policy, Strategic Studies
Institute of the US Army War College.
– Kunstler, J.H. (2005) The Long Emergency: Sur-
viving the Converging Catastrophes of the 21st
Century, Atlantic Monthly Press.
– Leggett, J. (2005) Half Gone: oil, gas, hot air and
the global energy crisis, Portobello Books.
– Middelkoop, W. & Koppelaar, R. (2008) De perma-
nente oliecrisis – waarom benzine, gas en voedsel
steeds duurder worden. Nieuw Amsterdam Uitge-
vers.
– Mobbs, P. (2005) Energy Beyond Oil, Matador
Books.
– Simmons, M.R. (2005) Twilight in the Desert: The
Coming Saudi Oil Shock and the World Economy,
John Wiley.
– Op Het Veld, R. (2008) De strijd om energie: hoe
de groeiende honger naar olie en gas de wereld in
een crisis stort, Business Contact.
– Stichting Peakoil Nederland (2008) Minder oilie,
meer CO2? – de wisselwerking tussen klimaatver-
andering en toenemende olieschaarste. Stichting
Peakoil Nederland.
– Tertzakian, P. (2006) A Thousand Barrels a Second:
The Coming Oil Break Point and The Challenges
Facing An Energy Dependent World, McGraw-Hill.
– Staniford, S. (2006) Why peak oil is probably about
now. The Oil Drum.com. www.theoildrum.com/
story/2006/3/1/3402/63420
Klimaatverandering
– Archer, D (2009) The Long Thaw – how humans are
changing the next 100.000 years of Earth’s clima-
te, Princeton University Press.
– Arkel, J. van (1984) Wat is er mis met het weer? -
broeikaseffekt of nieuwe ijstijd?, Ekologie 21/22
pp. 1-236, Aktie Strohalm
– Climatesafety.org (2008) Climate Safety – In case
of emergency, Public Interest Research Centre.
– Dow, K. & Downing, T.A. (2006) The Atlas of Cli-
mate Change, Earthscan Books.
– Duyvendak, W. (2008) Klimaatactivist in de poli-
tiek, Bert Bakker
– Fleming, D (2009) Energieslank leven met klimaat-
dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor
allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel.
– Hillman, M. (2005). How to Save The Planet, Pen-
guin Books.
– Goodall, C. (2007) How to Live a Low-Carbon Life.
The Individual’s Guide to Stopping Climate Chan-
ge, Earthscan.
– Henson, R. (2006) The Rough Guide to Climate
Change: the symptoms, the science, the solutions,
Rough Guides, London.
– I-Count (2006) Your step-by-step guide to Climate
Bliss, Penguin Books.
– Jones, P.T & Jacobs, P. (2006) Terra Incognita: Glo-
balisering, ecologie en rechtvaardige duurzaam-
heid. Academia Press.
– Lovelock, J. (2007) De wraak van Gaia, Bert Bak-
ker, (oorspronkelijke titel: The Revenge of Gaia:
Why the Earth Is Fighting Back, and How We Can
Still Save Humanity, Penguin Books).
– Lovelock, J. (2009) The Vanishing Face of Gaia – A
Final Warning, Penguin.
– Lynas, M. (2008) Zes graden: onze toekomst op
een warmere planeet, Uitgeverij Jan van Arkel,
(oorspronkelijk: Six Degrees: our future on a hot-
ter planet, Fourth Estate).
– Monbiot, G. (2008) Hitte: hoe te voorkomen dat
de planeet verbrandt, Uitgeverij Jan van Arkel
(oorspronkelijk: Heat: how to stop the planet bur-
ning, Penguin Books).
– Pearce, F. (2007) De laatste generatie: hoe de na-
tuur wraak neemt voor het broeikaseffect, Uitge-
verij Jan van Arkel (oorspronkelijk: Last Gene-
ration: How Nature Will Take Her Revenge for
Climate Change, Eden Books/Transworld).
– Roos, R. (red.) (2005) Opgewarmd Nederland. kli-
maatverandering, natuur, water, landbouw, effec-
ten, aanpak, Uitgeverij Jan van Arkel
– Simms, A, Kjell, P. & Woodland, D. (2005) Mirage
and Oasis: energy choices in an age of global war-
ming, New Economics Foundation. Free download
from www.neweconomics.org.
– Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the
Arctic Summer of 2007, Carbon Equity. Available
from www.carbonequity.info.
– Keytsman E. & Jones P.J. (2007) Het Klimaatboek,
pleidooi voor een ecologische omslag, EPO.
– Welzer, H. (2009) De klimaatoorlogen, Ambo/An-
thos
Energievermindering / Transities
– Abdullah, S. (1999) Creating a World That Works
For All, Berrett-Koehler.
– Bates, A. (2007) The Post-Petroleum Survi-
val Guide and Cookbook: Recipes for Changing
Times. New Society Publishers.
– Brand, S. (1999) The Clock of the Long Now: Time
and Responsibility, Phoenix Press.
– Brangwyn, B. & Hopkins, R. (2009) Basishandlei-
ding Transition Towns – hoe word je een transi-
tie-stad, -dorp, -streek, -gemeenschap of zelfs
–eiland. Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transition
Towns Nederland en Transitie Vlaanderen.
– Centre for Alternative Technology (2007) Zero
Carbon Britain, CAT Publications, Machynlleth.
– Chamberlin, S. (2009) Transition Timeline, Green
Books.
– Daey Ouwens, K. (2007) Energievraagstuk OP-
LOSBAAR!, www.bezinningsgroepenergie.nl/files/
Boek%20definitief.pdf
– Geurts, G. (2008) Regionalisering als alternatief
voor neoliberale globalisering. Projectgroep Voor
de Verandering. www.globalternatives.nl
– Gladwell, M. (2000) The Tipping Point: how little
things can make a big difference, Abacus.
– Haggis, G. (2007) The Energy Challenge: Finding
Solutions to the Problems of Global Warming and
Future Energy Supply, Matador, Leicester.
– Holmgren, D. (2004) Permaculture: Principles and
Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design
Press.
– Hopkins, R. (2007) Energy Descent Pathways: eva-
luating potential responses to peak oil. MSc dis-
sertation for the University of Plymouth. Available
from www.transitionculture.org.
– Korten, D.C. (2006) The Great Turning: from Empi-
re to Earth Community, Berett-Koehler Publishers.
– Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:
Life After Capitalism, Berrett-Koehler Publishers.
– Laszlo, E. (1994) The Choice: Evolution or Extinc-
tion? A Thinking Person’s Guide to Global Issues,
Tarcher/Putnam.
– Laszlo, E. (2006) Het Chaos punt: de wereld op
een tweesprong, Ankh Hermes (oorspronkelijk:
The Chaos Point: the world at the crossroads, Piat-
kus Press).
– McCartney K. (1982), Het Zonwerkboek, Uitgeverij
Jan van Arkel (uitverkocht)
270H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
271B R O N N E N
– Murphy, P. (2008) Plan C: Community Planning for
Peak Oil and Climate Change, New Society Publis-
hers.
– Passieve zonne-energie - een energiebewuste ma-
nier van bouwen, (1981) Werkplaats Energie-aktie
Haarlem/Uitgeverij Jan van Arkel (uitverkocht)
– Post Carbon Institute (2007) Post Carbon Cities:
Planning for Energy and Climate Uncertainty, New
Society Publishers.
– Odum, H.T. & Odum, E.C. (2001) A Prosperous
Way Down: principles and policies, University
Press of Colorado.
– Solnit, R. (2004) Hope in the Dark: the Untold
History of People Power, Canongate.
– Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot
Sustain a Consumer Society, Springer Verlag.
– Walker, B & Salt, D. (2006) Resilience Thinking:
sustaining ecosystems and people in a changing
world, Island Press.
– Westra, C. & H. Tossijn (1980), Het Windwerkboek
- wat mogelijk is met windenergie, Uitgeverij Jan
van Arkel (uitverkocht)
– Winter, M. (2006) Peak Oil Prep: three things you
can do to prepare for peak oil, climate change and
economic collapse, Westsong Publishing.
Permacultuur ontwerp
– Beerda, D. (2008) Permacultuur, ontwerpen met
de natuur.
– Holmgren, D. (2004) Permaculture: Principles and
Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design
Press. Gewoon het beste boek van de afgelopen
15 jaar.
– Krater J. Permacultuur, in de tuin, Buiten de
Orde, www.permacultuurnederland.org/index.
php?id=31. www.permacultuurnederland.org/
permacultuurtk/indetuin.pdf
– Mollison, B. (1988) Permaculture: a Designers
Manual, Tagari Press.
– Permacultuurmagazine, www.permaculture-maga-
zine.nl
– Whitefield, P. (2000) Permaculture in a Nutshell,
Permanent Publications.
– Whitefield, P. (2005) The Earth Care Manual,
Permanent Publications.
– Ook zeer aanbevolen is een abonnement op Per-
maculture Magazine (www.permaculture.co.uk) en
op The Permaculture Activist (www.permaculture-
actvist.net).
Voedsel, tuinieren en kweken
– Ableman, M. (1998) On Good Land: The Autobio-
graphy of an Urban Farm, Chronicle Books.
– Bates, A.K. (2006) The post-petroleum Survival
Guide and cookbook - recipes for changing times,
New Society Publishers
– Barrez, D. (2007) Koe nummer 80 heeft een pro-
bleem. Boer tegen landbouwindustrie, EPO. Zie
ook www.globalsociety.be
– Bartholemew, M. (2006) All New Square Foot Garde-
ning: Grow More in Less Space!, Cool Springs Press.
– Boukema, E. & P. Vélez McIntyre (2007) Een tuin
op loopafstand. De tuinreis van Maria Evelein,
www.smaaktepakken.nl
– Boxem, H. van (2006) Handboek ecologisch tuinie-
ren: de moestuin, Velt. Voor Nederland: Uitgeverij
Jan van Arkel.
– Bussink, M. (2006) Lekker landschap, Stichting
wAarde (distributie Uitgeverij Jan van Arkel)
– Deblare, J. en G. Gommers (2007) Het ecologisch
houden van kippen, Velt. Voor Nederland: Uitge-
verij Jan van Arkel.
– Fern, K. (1997) Plants for a Future: Edible and Use-
ful Plants for a Healthier World, Permanent Publi-
cations.
– Heinberg, R. e.a. (2009) The Food and Farming
Transition - towards a Post-Carbon Food System,
Post Carbon Institute, pdf
– Hermy, M. (2005) Groenbeheer: een verhaal met
toekomst, Velt. Voor Nederland Uitgeverij Jan van
Arkel
– Hickmott, S. (2003) Growing Unusual Vegetables:
weird and wonderful vegetables and how to grow
them, Ecologic Books.
– Jeavons, J. (2005) How to grow more vegetables
than you ever thought possible on less land than
you can imagine, Ten Speed Press.
– Guerra, M. (2005) The Edible Container Garden:
Fresh Food from Tiny Spaces, Gaia Books.
– Gommers G & G. Tijskens (2000) De ecologische
teelt van kleinfruit, Velt. Voor Nederland Uitgeverij
Jan van Arkel.
– Lucas, C, Jones, A.& Hines, C. (2007) Fuelling a
Food Crisis: the impact of peak oil on food securi-
ty. Vrij te downloaden van www.carolinelucasmep.
org.uk/publications/pdfs_and_word/Fuelling%20
a%20food%20crisis%20FINAL%20Dec06.pdf
– Melgers, J. (1993), Biologische akkerbouw - hand-
leiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij Jan van
Arkel
– Mellanby, K. (1975) Can Britain Feed Itself?, Merlin
Press.
– Parlevliet, J. e.a. (2008) Groen moet je doen!, Par-
levliet, www.groenmoetjedoen.nl
– Petherick, Tom (2009) Genoeg, moderne gids voor
duurzaam leven: minder consumeren - energiezui-
nig leven - eten uit eigen tuin - recyclen - een ver-
schil maken, Kosmos Uitgeverij
– Pinterton T. & R. Hopkins (2009) Transition Guide
to Food: how to unleash a food revolution where
you live, Green Books (Transition Guides series).
– Pullen, M. (2004) Valuable Vegetables: Growing
for Pleasure and Profit, Ecologic Books.
– Tudge, C. (2003) So Shall We Reap: What’s Gone
Wrong With the World’s Food: And How To Fix It,
Penguin.
– Veluw, K. van (1994) Biologische veehouderij -
handleiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij
Jan van Arkel
– Vriend, H. & P. Schenkelaars (2008), Oogst uit het
lab - biotechnologie en voedselproductie, Uitge-
verij Jan van Arkel
– Waard, F. de (1996) Tuinen van overvloed: perma-
cultuur als duurzame inspiratie voor de leefomge-
ving, Uitgeverij Het Spectrum.
– Whitefield, P. (1996) How to Make a Forest Gar-
den, Permanent Publications.
– Whitefield, P. (2004) The earth care manual, Per-
manent Publications
– Willems, B. (1996) Biologische groenteteelt -
handleiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij
Jan van Arkel
– Larkcom, J. (1998) Grow Your Own, Frances Lin-
coln.
Natuurlijk bouwen en begrippen voor
postpiekbouw
– Adriaens, M., F. Dubbeling, e.a. (2005) Duurza-
me stedenbouw - Perspectieven en voorbeelden
(tweetalig NE), Uitgeverij Blauwdruk
– Alexander, C. (2002-2005) The Nature of Order:
An Essay on the Art of Building and the Nature of
the Universe (4 volume series), Centre for Environ-
mental Structure, Berkeley, California.
– Alexander, C. et al (1977) A Pattern Langu-
age, Oxford University Press. In het Neder-
lands verkrijgbaar op CD-rom onder de titel
Steden*Gebouwen*Constructie: Een patroontaal,
– Clocquet, R, Boonstra, R. & Joosten L. (2007) Pas-
siefhuizen in Nederland, Aeneas
– Borer, P & Harris, C. (2000) The Whole House
Book, CAT Publications. Machynlleth.
– Clifton-Taylor, A. (1987) The Pattern of English
Building (4th edition), Faber and Faber.
– Crawford, J.H. (2000) Carfree Cities, International
Books (Uitgeverij Jan van Arkel)
– Crawford, J.H. (2009) Carfree Design Manual, In-
ternational Books (Uitgeverij Jan van Arkel)
– Daey Ouwens, K. (2007) Energievraagstuk OP-
LOSBAAR!, www.bezinningsgroepenergie.nl/files/
Boek%20definitief.pdf
– Day, C. (2003) Consensus Design: socially inclusive
process, Architectural Press.
– Day, C. (2004) Places of the Soul: Architecture and
Environmental Design as a Healing Art, Architectu-
ral Press.
– De duurzame stad, (1998) De Kleine Aarde/Aeneas
– Evans, I, Smith, M & Smiley, L. (2002) Hand Sculp-
ted House: a practical and philosophical guide to
building a cob cottage, Chelsea Green.
– Fraanje, Peter (2006 herdruk), Natuurlijk bouwen
met hout: 33 boomsoorten die zich thuisvoelen in
Nederland en België, Uitgeverij Jan van Arkel
– Haas, M. (2005) Elektrostress & Gezondheid - in-
vloed van elektriciteit en zenders, Nibe/Uitgeverij
Jan van Arkel
– Haas, M. (2008) 111 DUBO tips, NIBE
– Haas, M. (2008) Gezond en alternatief bouwen,
NIBE
– Haas, M. (2008) Kinderen, dieren en water in de
woonomgeving, NIBE
– Haas, M. (2008) Basiswerk Milieuclassificaties
Bouwproducten. Dl.1 Draagconstructies, Dl. 2 Ge-
vels en Daken, Dl. 3 Afwerkingen, NIBE (distributie
NIBE-boeken: Uitgeverij Jan van Arkel
– Kennedy, J., Smith, M. and Wanek, C. eds. (2002).
The Art of Natural Building: Design, Construction,
Resources, New Society Publishers
– Korthals Altes, H.J. (2004) Tuinsteden - tussen uto-
pie en realiteit, Uitgeverij Thoth
– Magwood, C & Mack, P. (2000) Straw Bale Buil-
ding: how to plan, design and build with straw.
Gabriola Island, New Society Publishing.
– Oei, P. (2007) Bouwen met groen en glas. Innova-
ties uit de glastuinbouw voor wonen en werken,
Aeneas
– Register, R. (2006) Ecocities: Rebuilding cities in
balance with nature, New Society Publishers.
– Roaf, S, Crichton, D. & Nicol, F. (2005) Adapting
Buildings and Cities for Climate Change: A 21st
Century Survival Guide. Architectural Press.
– Roy, R. (2003) Cordwood Building: state of the art,
New Society Publishing.
– Stibbe, A. (editor) (2009) Handbook of Sustaina-
bility Literacy: Skills for a Changing world. Green
Books.
– Woolley, T. (2006) Natural Building: A Guide to
Materials and Techniques, The Crowood Press.
Denkkaders, instrumenten en
veranderingsprocessen
– Arnolds, E. (2000) Weg van de natuur - leidraad
voor natuurbeleving en natuurbeschouwing,
Uitgeverij Jan van Arkel
– Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy. Using
Co-Intelligence to create a world that works for
all, The Writers’ Collective.
– Breeveld J. (1992) De risico’s van het denken - het
treffen tussen Indiaanse spiritualiteit en techniek,
Uitgeverij Jan van Arkel
– Geus, M. de (1996) Ecologische utopieën. Ecoto-
pia’s en het milieudebat, Uitgeverij Jan van Arkel
– Girardet, H. & M. Mendoca (2009) A Renewable
World: Policies, Practices, Technologies, Green
Books.
– Hamming, G. (1996) Het Sumerisch testament -
wat is de werkelijkheid van Genesis, Uitgeverij Jan
van Arkel
– Hodgkinson, T. (2007) Leve de vrijheid: hoe ont-
kom ik aan de cultuur van het moeten?, Uitgeverij
Meulenhoff
– Holman, P & Devane, T. (1999) The Change Hand-
book: Group Methods for Shaping the Future, Ber-
rett-Koehler.
– Hoogendijk, W. (1994) De grote ommekeer, eigen
uitgave Stichting Aarde
– James, S. & Lahti, T. (2004) The Natural Step for
Communities: how cities and towns can change to
sustainable practices, New Society Publishing.
– Janssens, F & U. Melle (red.) (1996) Voeten in de
Aarde - radicale groene denkers, Uitgeverij Jan
van Arkel/Hadewijch.
– Johnstone, C. (2006) Find Your Power: Boost your
inner strengths, break through blocks and achieve
inspired action, Nicholas Brealey Publishing.
– Juffermans, Jan (2006) Nut & Noodzaak van de
Mondiale Voetafdruk. Over de mondiale gebruiks-
ruimte, duurzaamheid en mensenrechten. Uitgeve-
rij Lemniscaat
– Laszlo, E. (2004) Je kunt de wereld veranderen.
Naar duurzaamheid en vrede in een nieuwe we-
reld, Ankh Hermes
– Macy, J. & Brown, M.Y. (1998) Coming Back to
Life: Practices to Reconnect Out Lives, Our World,
New Society Publishers.
– Macy, J. (2000) Widening Circles: A Memoir. Ga-
briola Island, New Society Publishers.
– Macy, J. The work that reconnects, training dvd;
www.joannamacy.net
– Macy, J. World as Lover, World as Self - Courage
for Global Justice and Ecological Renewal, Paral-
lax Press, 2007.
– McKenzie-Mohr, D. & Smith, W. (1999) Fostering
Sustainable Behaviour: An introduction to commu-
nity-based social marketing, New Society.
– Owen, H. (1993) Open Space Technology: A Users
Guide, Berrett-Koehler.
– Seligman, M.E.P. (2006) Learned Optimism: how to
change your mind and your life, Vintage.
– Schumacher, E.F. (1973) Hou het klein, Ambo/An-
thos
– Trapese Collective (2007) Do It Yourself: A Hand-
book For Changing Our World, Pluto Press.
– Westley, F, Zimmerman, B. & Patton, M.Q. (2007)
Getting to Maybe: How the World is Changed,
Vintage.
– World Café Community (2002) Café to Go! A quick
reference guide for putting conversations to work,
Whole Systems Associates.
– Zerubavel, E. (2006) The Elephant in the Room:
Silence and Denial in Everyday Life, Oxford Uni-
versity Press.
Inzichten in veerkracht en de historische
verdwijning ervan
– Berger, J. (1992) Pig Earth, Chatto & Windus.
Het varken aarde is opgenomen in de bundel De
vrucht van hun arbeid, de Bezige Bij
– Callandar, R. (2000) History in Birse: Volumes 1-4,
Birse Community Trust.
– Collis, J.S. (1973) The Worm Forgives The Plough,
Penguin.
– Couto, D. (2002) ‘How Resilience Works’, Harvard
Business Review Vol. 80, No. 5. May 2002.
272H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
273B R O N N E N
– Dartington Rural Archive (1985) Horsepower,
Spindle Press.
– Dekker, I. & T. Jongkind (2008) Pioniers van zelf-
beheer. De praktijk in Utrecht. Milieucentrum
Utrecht. www.milieuplein.nl
– Drummond, J.C. & Wilbraham, A. (1958) The
Englishman’s Food: A History of 5 Centuries of
English Diet, Readers Union/Jonathan Cape.
– Fleming, D. (2009) Lean Logic: The Dictionary of
Environmental Manners. Forthcoming.
– Gardiner, J. (2004) Wartime Britain 1939-45, Head-
line Book Publishing.
– Hammond, R.J. (1954) Food and Agriculture in
Britain 1939-45. Aspects of Wartime Control,
Stanford University Press.
– Homer-Dixon, T. (2009) Ten onder te boven, Uitge-
verij Jan van Arkel (oorspronkelijk: The Upside of
Down: Catastrophe, Creativity and the Renewal of
Civilisation, Souvenir Press.
– Hyams, E. (1952) Soil and Civilisation, Thames and
Hudson.
– Jones, S.R. (1936) English Village Homes, Batsford.
– Mak, G. (1996) Hoe God verdween uit Jorwerd,
Atlas
– Newby, H. (1980) Green and Pleasant Land? Social
Change in Rural England, Pelican Books.
– Norberg-Hodge, H. (2000) Ancient Futures:
Learning from Ladakh, Rider Publishing.
– Ponting, C. (1992) Een groene geschiedenis van
de wereld, De Boekerij (oorspronkelijk: A Green
History of the World; The Environment and the
Collapse of Great Civilisations, Penguin.
– Rackham, O. (1995) Trees and Woodlands in the
British Landscape. The Complete History of Bri-
tain’s Trees, Woods and Hedgerows, Weidenfeld &
Nicolson.
– Reader, J. (1988) Man on Earth, Penguin Books.
– Shiva, Vandana (1997) De armoedige levensvisie
van het rijke westen, Uitgeverij Ten Have.
– Sturt, G. (1963) The Wheelwrights Shop, Cam-
bridge University Press.
– Surendonk, H. Een kwart eeuw eenvoudig bezig.
De Twaalf Ambachten (1978-2003)
– Viljoen, A. (2006) CPULs: Continuous Productive
Urban Landscapes, Architectural Press.
– Walker, B & Salt, D. (2006) Resilience Thinking:
Sustaining Ecosystems and People in a Changing
World. Washington, Island Press.
– Wilkinson, R.G. (1973) Poverty and Progress,
Cambridge University Press.
– Zweiniger-Bargielowska, I. (2000) Austerity in
Britain: rationing, controls, and consumption
1939-1955, Oxford University Press.
Inzichten vanuit verslaving
– DiClemente, C.C. (2003) Addiction and Change:
how addictions develop and addicted people re-
cover, Guilford Press.
– Glendinning, C. (1994) My Name is Chellis and I’m
In Recovery from Western Civilisation, Shambhala
Publishing.
– La Chance, A. (1991) Greenspirit: Twelve Steps in
Ecological Spirituality – an individual, cultural and
planetary therapy, Element Books.
– Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002) Motivational In-
terviewing: preparing people for change, Guilford
Press.
– Schaef, A.W. (1987) When Society Becomes an
Addict, Harper Row Publishers.
Economie herdenken
– Arkel, Henk van, & Guur Peterse (z.j.) Voor hetzelf-
de geld: hoe geld de wereld stuurt en welke alter-
natieven er zijn, Strohalm/Uitgeverij Jan van Arkel
– Arkel, Henk van & Camilo Ramada (2001) Arm
door geld: maar ook... nieuwe kansen op bevrij-
ding van de globaliseringsmachine, Strohalm
– Boyle, D. (2002) The Money Changers: currency
reform from Aristotle to e-cash, Earthscan.
– Cato, M.S. (2006) Market Schmarket: building the
post-capitalist economy, New Clarion Press.
– Dawson, J. (2006) Ecovillages: New Frontiers for
Sustainability. Schumacher Briefing no. 12, Green
Books.
– Dieren, W. van (2009), New Green Deal, IMSA
Amsterdam.
– Douthwaite, R. (1996) Short Circuit: strengthening
local economies for security in an unstable world,
Green Books.
– Douthwaite, R. (1999) The Growth Illusion: How Eco-
nomic Growth Has Enriched the Few, Impoverished
the Many and Endangered the Planet, Green Books.
– Fleming, D. (2009) Energieslank leven met klimaat-
dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor
allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel (oorspronkelijk:
Energy and the Common Purpose: descending
the energy staircase with Tradable Energy Quotas,
Lean Connection Press, London.
– Greco, T. (2001) Money: understanding and cre-
ating alternatives to legal tender, Chelsea Green
Publishing.
– The first report of the Green New Deal Group
(2008) A Green New Deal: Joined-up policies to
solve the triple crunch of the credit crisis, climate
change and high oil prices, www.neweconomics.
org
– Habets, J. & Gloudemans H. red. (2005) Gezichten
van globalisering (interviews), Uitgeverij Jan van
Arkel
– Hoogendijk, Willem (1991) The Economic Revolu-
tion: towards a sustainable future by freeing the
economy from money-making, International Books
(Uitgeverij Jan van Arkel)
– Hoogendijk, Willem (1993) Economie onderstebo-
ven, Uitgeverij Jan van Arkel
– Johanisova, N. (2005) Living in the Cracks: a look
at rural social enterprises in Britain and the Czech
Republic, Green Books.
– Peter Tom Jones (2006) Globaal ten Onder? Plei-
dooi voor een Ecologische Economie, Attac Vlaan-
deren
– Klein, Naomi (2007) De shock doctrine. Over de
opkomst van het ramp-kapitalisme. Uitgeverij De
Geus
– Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:
Life After Capitalism. San Francisco, Berrett-
Koehler Publishing.
– Lietaer, B. (2001) The Future of Money: creating
new wealth, work and a wiser world, Century
– Lietar, B. Het Geld van de Toekomst: een nieuwe
visie op welzijn, werk en een humanere wereld,
De Boekerij 2001
– Mulder, F. & F. Koster (2008) Moet Groei?, Uitge-
verij Pepijn
– North, P. (2009) Transition Guide to Money –
Creating alternative systems for your community,
Green Books (Transition Guides series).
– Perkins, J. (2005) Confessions of an Economic
Hit Man, Ebury Press/Berret-Koehler.
– Scott Cato, M. (2006) Market Schmarket: Building
the Post Capitalist Economy, New Clarion Press.
– Simms, A. (2005) Ecological Debt: The Health of
the Planet and the Wealth of Nations, Pluto Press.
– Simms, A. (2008) Do good lives have to cost the
earth?, Constable and Robinson
– Voeten, B. (2008) Een Evenwichtige Economie,
www.kleureneconomie.nl/boek/boek.zip
Lokalisering
– Cavanagh, J. & Mander, J. (2004) Alternatives to
Economic Globalisation: a better world is possible,
Berrett-Koehler.
– Ekins, P. (1989) Towards a New Economics: on the
theory and practice of self reliance, Routledge.
– Goldsmith, E. & Mander, J. (eds) (2001) The Case
Against the Global Economy and For a Turn
Towards Localisation, Earthscan.
– Greenpeace (2006) Decentralising Power: An
Energy Revolution for the 21st Century.
www.greenpeace.org.uk.
– Hines, C. (2000) Localisation: A Global Manifesto,
Earthscan.
– Norberg-Hodge, H. (2000) Ancient Futures: Lear-
ning from Ladakh, Rider Publishing.
– Norberg-Hodge, H. (2002) Bringing the Local Eco-
nomy Home: Local Alternatives to Global Agribusi-
ness, Zed Books.
– Sale, K. (1980) Human Scale, Coward, McCann &
Geoghegan.
– Sale, K. (1985) Dwellers in the Land: The Bioregio-
nal Vision, Sierra Club Books.
– Shuman, M. (2000) Going Local: creating self reli-
ant communities in a global age, Routledge.
– Woodin, M. & Lucas, C. (2004) Green Alternatives
to Globalisation: a manifesto, Pluto Press.
Moeilijk in een vakje onder te brengen,
maar niettemin fantastisch
– Cockayne, E. (2007) Hubbub: Filth, Noise and
Stench in England, Yale University Press.
– Freese, B. (2006) Coal: A Human History, Arrow
Books.
– Harding, S. (2006) Animate Earth: science, intui-
tion and Gaia, Green Books.
– Tijdschrift: ZOZ - tijdschrift voor doen-denkers:
www.omslag.nl/zoz.htm
WEBSITES
Een paar belangrijke websites
– www.transitionculture.org. Waarin de concepten
van dit boek diepgaander onderzocht worden.
– www.energybulletin.net. Essentieel – maak deze
tot de website die je elke dag bezoekt
– www.poweringdown.blogspot.com. Een uitsteken-
de blog site over onderwerpen rond energiever-
mindering
– www.richardheinberg.com. De site van Richard
Heinberg met het archief van zijn uitstekende
overpeinzingsbrieven
– www.theoildrum.com. Nogal technisch, en niet
echt voor de beginneling, maar een uitstekende
bron voor up-to-date analyses.
– www.dynamiccities.squarespace.com. Het Dyna-
mic Cities Project, dat wezenlijk denkwerk op dit
vlak verricht
– www.postcarbon.org. Post Koolstof Instituut.
– www.zone5.org. Permacultuur and energievermin-
dering in Ierland.
– www.casaubonsbook.blogspot.com. De uitsteken-
de blog van Sharon Astyk.
– www.pathtofreedom.com. Een fantastische han-
den-uit-de-mouwen site.
– www.livingonthecusp.org. De website van Naresh
Giangrande.
– www.globalpublicmedia.com. Een onschatbare
bron van films, transripten, en audiobestanden van
Interviews en atikelen door veel toonaangevende
denkers op dit gebied.
– www.lastoilshock.com. De website van David Stra-
han met een aantal uitstekende Interviews en arti-
kelen.
– www.community solution.org. The Community
Solution, een fantastische organisatie In de VS,
de mensen die oa The Power of Community DVD
maakten.
– www.powerswitch. org.uk. Een van de beste Britse
piekoliewebsites.
– www.gen.org Global Ecovillage Network
– www.carfree.com. Denkwerk over de volledig au-
toloze stad.
Vlaamse websites
– www.transitie.be; website van Transitiesteden en
-dorpen in Vlaanderen
– www.gent.transitie.be; website van transitie-initia-
tief Gent
– www.aardewerk.be; beweging voor radicale ecolo-
gie
– www.voedselteams.be; voor directe produ-
cent-consumentrelaties op voedselvlak
– www.permacultuur.be; vlaamse permacultuursite
– lowimpactman.wordpress.com. Blog van de Gent-
se Low Impact Man die zijn eologische voetafdruk
drastisch verlaagde.
– www.tandemweb.be. Milieu- en Natuurverenigin-
gen voor duurzaam lokaal milieubeleid.
– www.terrareversa.be. Denk- en doegroep die een
andere ontwikkelingsmodel nastreeft.
– vodo.yichalal.be. Vlaams Overleg Duurzame Ont-
wikkeling.
– www.wervel.be. Werkgroep voor een rechtvaardi-
ge en verantwoorde landbouw vzw.
– www.duwobo.be. Vernieuwingsplatform Duurzaam
Wonen en Bouwen
– www.duurzameontwikkeling.be. Brengt alle info
rond duurzame ontwikkeling en projecten in Bel-
gië samen.
– www.velt.be. Vereniging voor Ecologische Leef en
Teeltwijzen.
– www.plan.be/press/press_det.php?lang=nl&TM=4
1&IS=67&KeyPub=625. Rapport van het Federaal
Planbureau: De Transitie naar een duurzame ont-
wikkeling versnellen.
– www.planclanceert.be. Vlaams TransitieNetwerk
Duurzaam Materialenbeheer.
– www.transitie.be/r/home
– www.vbv.be. Vereniging voor Bos in Vlaanderen.
– www.greenbazaar.be. Portaalsite voor duurzame
producten in België.
– www.yabasta.be. Globalisering van onderop. Ar-
tikels van feminisme tot ecologische economie,
steeds systeemkritisch.
– www.netwerkvlaanderen.be, Netwerk Vlaanderen
vzw promoot het anders omgaan met geld.
– www.bondbeterleefmilieu.be. Koepel voor Milieu-
verenigingen in Vlaanderen met een hele hoop
informatie en een uitgebreid forum rond zeer uit-
eenlopende thema’s.
– www.vibe.be. Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch
bouwen en wonen.
– www.consuminderen.be. Startpagina met links
naar sites mbt ...consuminderen.
– www.klimaatwijken.be. Klimaatwijken zijn groepen
bewoners die samen gedurende 6 maanden min-
stens 8% energie proberen te besparen.
– www.energiesparen.be. Site van het Vlaams Ener-
gie Agentschap met informatie en tips over ener-
gie besparen en info over subsidies.
– www.dialoog.be. Vzw die workshops geeft rond
duurzaam bouwen, energie- en waterverbruik en
het magazine De Koevoet uitgeeft
– www.ecolife.be. Vzw die voornamelijk aan be-
wustmaking doet rond de ecologische voetafdruk,
maar bvb ook workshops ecodriving organiseert.
– www.klimaatcoalitie.be
– www.letsvlaanderen.be
274H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K
– www.lowtechmagazine.be. Site die (zogenaamd)
duurzame alternatieven kritisch, maar rechtvaar-
dig, onder de loep neemt
– www.netwerkbewustverbruiken.be
– www.ode.be. Organisatie voor Duurzame Energie
Vlaanderen.
– www.yggdra.be; over permacultuur
– www.kasteelnieuwenhoven.be: over permacultuur
en community supported agriculture
– www.autopia.be; over autodelen
– www.gaia.be; dierenrechtenorganisatie
– www.fietsersbond.be
– www.samenhuizen.be
Nederlandse websites
– www.transitiontowns.nl: de website van de Neder-
landse Transitie-beweging; kijk daar ook voor de
sites van de lokale Transitie-initistieven in Neder-
land
– www.hitte.nu: met o.a. alle klimaatboeken van Uit-
geverij Jan van Arkel als pdf, ook daar te vinden
dit Transitiehandboek, de Basishandleiding, enz.
– www.peakoil.nl: Stichting Peak Oil Nederland
– www.omslag.nl: Omslag Werkplaats voor Duurza-
me Ontwikkeling
– www.aarde.org: Stichting Aarde - projecten voor
regionalisering en zelfvoorziening
– www.tegenstroomnl: World Information Service on
Energy (WISE)
– www.hier.nu: Hier-campagne voor Nederland kli-
maatneutraal
– www.opgewarmdnederland.nl: site behorend bij
het boek met dvd’s Opgewarmd Nederland – kli-
maatverandering, natuur, water, landbouw, effec-
ten, aanpak
– www.duurzameenergie.org: ODE - Organisatie
voor Duurzame Energie (ook particuliere wind- en
zonnecooperaties)
– www.globalternatives.nl: Voor de Verandering
– www.guerrillagardeners.nl: Guerilla Gardening in
Nederland
– www.WereldDelen.nl: Stichting Werelddelen (o.a.
Wereldmaaltijd)
– www.biologica.nl: Biologica
– www.permacultuurnederland.org
– www.permacultuurnederland.org/map.php: Online
overzicht van Nederlandse en Belgische permacul-
tuurprojecten met beschrijvingen van de projecten
en contactgegevens.
– www.permacultuurnederland.org/planten.php: Ne-
derlandse eetbare planten en paddenstoelen da-
tabase
– www.permacultuur.eu
– www.velt-nederland.nl: Vereniging VELT (Vereni-
ging voor Ecologische Leef- en Teeltijze); zie ook
Vlaanderen
– www.de12ambachten.nl: De Twaalf Ambachten -
centrum voor ecologische technieken
– www.hofvantwello.nl: De Hof van Twello - centrum
voor lokale economie
– www.dekleineaarde.nl: De Kleine Aarde
– www.voetenbank.nl: Ecologische Voerafdruk (Jan
Juffermans)
– www.kleureneconomie.nl Voor een evenwichtige
economie
– www.complementaire-economie.startpagina.
nl.lokale economie
– www.solidair.nl: Vereniging Solidair
– www.stichtingoase.nl: Stichting Oase - netwerk
voor natuurrijke tuinen, parken en plantsoenen
– www.imsa.nl: IMSA Amsterdam (Wouter van Die-
ren)
– www.genoeg.nl. Genoeg / Stichting Zuinigheid
met Stijl
– www.handvestvandeaarde.nl: Het Earth Charter in
actie - Naar een duurzame wereld.
– www.omslag.nl/wonen: Servicepunt Anders Wonen
Anders Leven.
– www.wnf.nl: Wereld Natuur Fonds met o.a. Living
Planet Report.
– www.aktieagenda.nl/bin/select?q=permacult: De
online Permacultuur Aktie Agenda, Overzicht van
permacultuur aktiviteiten in en rond Nederland.
– www.transitiecultuur.nl: Permacultuur in Neder-
land
– www.innovatienetwerkorg/nl/concepten/view/74/
NewInfrastructureforPublicUtilities.html Oei, P.T.
(2008) Nieuwe Nuts. Duurzame bronnen - lokale
business. Integrale visie. (Er is ook een dvd met
tien korte filmpjes),
– www.nederlandduurzaam.nl. G. van de Kerk en A.
Manuel, Nederland duurzaam? De Index voor een
Duurzame Samenleving.
– www.genzoektboer.nl, Gen zoekt boer - maar is de
liefde wederzijds? - Aseed/Milieudefensie
– www.milieudefensie.nl: Vereniniging Milieudefen-
sie (Nederlandse afdeling Friends of the Earth)
– www.greenpeace.nl
– www.snm.nl: Stichting Natuur en Milieu
– www.aarde-werk.nl Duurzaam op Aarde, daar
maken we werk van, Stichting Aardewerk
– www.dwars.org Groenlinkse jongerenorganisatie
– www.rainforestinfo.org.au/background/maxneef.
htm. Neef, Manfred Max: Human Scale Develop-
ment
In plaats van af te wachten wat anderen doen aan de komende olie- en klimaatcrisis, kunnen we beter zelf de handen uit de mou-wen steken. Met lokaal voedsel, eigen stroomopwekking en materialen uit de buurt worden we minder afhankelijk. Met zijn allen schep-pen we een veerkrachtige ge-meenschap die het individu steun biedt. Ieder van ons kan verschil maken, kan anderen inspireren, heeft kwaliteiten die van pas komen.In Engeland zijn er al vele tiental-len succesvolle Tansition Towns. Deze basishandleiding vertelt over hun ervaringen, hoe je kan beginnen, wat de criteria zijn.
En ook over de stappen die je moet zetten en over het Minder Energie Plan. Transitie is een plan voor gewone mensen ter voor-bereiding op het einde van het olietijdperk.
Geen gemaar, we kunnen het aan. Wie tijdig begint is het beste voorbereid.
Een uitgave van Transitienetwerk Vlaanderen en Transition Towns Nederland i.s.m. Uitgeverij Jan van Arkel
isbn 978 90 6224 484 3100 pagina’s
5,– (plus porto) bestellen op www.hitte.nu
De toestand van het Noordpoolijs lijkt kritiek. De gevolgen van een ijsvrije Noordpool zullen enorm zijn. De gekelderde olieprijs lijkt geruststellend. Maar het Interna-tionaal Energie Agentschap kon-digt een oliecrisis aan voor 2010. Intussen woedt de kredietcrisis.Wij zijn er niet voor toegerust om deze drievoudige mokerslag op te vangen. We moeten n’u af van onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. We moeten wat we straks overhouden eerlijk verde-len. Er moet worden gerantsoe-neerd.Aangevuld met achtergrond-informatie van de hand van Jan van Arkel, Al Gore, A Green New Deal en Thomas Homer-Dixon.
David Fleming heeft een simpel plan om een nachtmerrie te ver-mijden. Bouwen aan een kool-stofarme samenleving wordt met klimaatdukaten leuk en uitda-gend. Ons leven verandert, onze waarden zullen veranderen en we zullen leren onze unieke planeet weer echt te waarderen.
isbn 978 90 6224 480 5160 pagina’s
5,– (plus porto) bestellen op www.hitte.nu
Ben Brangwyn & Rob Hopkins
Basishandleiding Transition Towns Hoe word je een transitiestad, -dorp, -streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland?
David Fleming
Energieslank leven met klimaatdukaten Stapsgewijs minder energie verbruik voor allemaal