Transitie HANDBOEK

144
‘Dit boek van de visionaire architect van de Transitie-beweging is er een dat je moet lezen, en wel ‘onmiddellijk’. Meer en meer piekolie-specialisten zijn ervan overtuigd dat we zeer weinig tijd hebben om veerkracht te ontwikkelen in onze gemeenschappen voordat de laatste energiecrisis losbarst. Deze zou een dringend onderwerp moeten zijn voor alle mensen die bezorgd zijn om hun kinderen, en voor allen die hopen dat er na het olietijdperk een levensvatbare toekomst bestaat voor de menselijke beschaving.’ Jeremy Leggett oprichter van Solarcentury en SolarAid, en auteur van The Carbon War en Half Gone ‘Het Transitie-concept is een van de grote ideeën van onze tijd. Piekolie en klimaatverandering kunnen zo vaak een neerslachtig en machteloos gevoel bij je teweegbrengen. Wat ik zo goed vind aan de Transitie-benadering is dat ze inspirerend is, dat ze hoop geeft in plaats van een schuldgevoel en optimisme in plaats van angst. Het Transitiehandboek zal beschouwd worden als een van de vruchtbare boeken die zijn verschenen aan het eind van het olietijdperk, een boek dat zachtjes een helpende hand bood in de overgang naar een lokalere, menselijker en uiteindelijk meer voedende toekomst.’ – Patrick Holden directeur van de Soil Association

description

Transitie HANDBOEK

Transcript of Transitie HANDBOEK

Page 1: Transitie HANDBOEK

‘Dit boek van de visionaire architect van de Transitie-beweging is er een dat je moet lezen, en wel ‘onmiddellijk’. Meer en meer piekolie-specialisten zijn ervan overtuigd dat we zeer weinig tijd hebben om veerkracht te ontwikkelen in onze gemeenschappen voordat de laatste energiecrisis losbarst. Deze zou een dringend onderwerp moeten zijn voor alle mensen die bezorgd zijn om hun kinderen, en voor allen die hopen dat er na het olietijdperk een levensvatbare toekomst bestaat voor de menselijke beschaving.’ – Jeremy Leggett oprichter van Solarcentury en SolarAid, en auteur van The Carbon War en Half Gone

‘Het Transitie-concept is een van de grote ideeën van onze tijd. Piekolie en klimaatverandering kunnen zo vaak een neerslachtig en machteloos gevoel bij je teweegbrengen. Wat ik zo goed vind aan de Transitie-benadering is dat ze inspirerend is, dat ze hoop geeft in plaats van een schuldgevoel en optimisme in plaats van angst. Het Transitiehandboek zal beschouwd worden als een van de vruchtbare boeken die zijn verschenen aan het eind van het olietijdperk, een boek dat zachtjes een helpende hand bood in de overgang naar een lokalere, menselijker en uiteindelijk meer voedende toekomst.’ – Patrick Holden directeur van de Soil Association

Page 2: Transitie HANDBOEK

HET TRANSITIEHAN DBOEK

Van olie-afhankelijkheid naar lokale veerkrachtROB HOPK I NS

Oprichter van de Transitiebeweging

Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transitie Vlaanderen en Transition Towns Nederland

Colofon

© Rob Hopkins 2008/2009Oorspronkelijke uitgave: Green Books, Foxhole, Dartington, Totnes, Devon TQ9 6EB, Verenigd Koninkrijk

Vertaling: Transitie-beweging Vlaanderen en NederlandRedactie: Jeanneke van de Ven, Lucas Brouns, Jan van ArkelOpmaak: Karel Oosting, AmsterdamDruk: Haasbeek, Alphen ad Rijn

isbn 978 90 6224 485 0Gedrukt op Reviva kringlooppaper

© Nederlandse uitgave:Uitgeverij Jan van ArkelGrifthoek 151, 3514 JK UtrechtTel 030 2731 840 fax 2733 614mail [email protected]

Transitiesteden en -dorpen Vlaanderen:www.transitie.be en [email protected] towns Nederland:www.transitiontowns.nl

Page 3: Transitie HANDBOEK

Inhoud

8 Het Transitiehandboek De kleurrijkste vertaling ooit

10 Verantwoording Nederlandse uitgave

10 Opdracht

11 Dankbetuigingen

13 Voorwoord

16 Inleiding – Wondere, veerkrachtige wereld

21 Deel 1 Het hoofd

23 Waarom piekolie en klimaatverandering betekenen dat klein onvermijdelijk is

24 1. Piekolie en klimaatverandering – De twee blinde vlekken van onze tijd

32 Transitie-instrument 1: De ‘doe het zelf’-piekolie-presentatie

51 Economieën in transitie – Geld heeft groei nodig en groei heeft energie nodig

57 2. Het zicht vanaf de bergtop

68 3. Waarom opnieuw veerkracht opbouwen even belangrijk is als CO2-uitstoot verminderen

76 Transitie-instrument 2: De oefening van de Veerkracht-van-het-Web

82 4. Waarom klein onvermijdelijk is

92 Samenvatting deel 1 – Het olietijdperk nadert zijn einde

93 Deel 2 Het hart

95 Waarom een positief visionair toekomstbeeld cruciaal is

96 5. Hoe piekolie en klimaatverandering ons beïnvloeden – De Aardolie-afkick-stress-stoornis

100 6. De psychologie van verandering begrijpen

106 Transitie-instrument 3: De gewone aardappel als instrument om onze olieverslaving te doorbreken:

een oefening

111 7. Visioning: de kracht gebruiken van een visionair toekomstbeeld

114 Transitie-instrument 4: Bordspel als instrument om je toekomstvisioen te ontwikkelen en vorm te geven

118 Transitie-instrument 5: Post-piekolie-rondleidingen voor toeristen

120 8. Een toekomstbeeld voor 2030 – terugblikkend op de transitie

134 Transitie-instrument 6: Visualisatie als instrument gebruiken in piekolie-onderwijs op scholen

– Transitie-verhalen

139 9. Kinsale – een eerste poging tot gemeenschappelijke toekomstdromen

148 Samenvatting deel 2

Page 4: Transitie HANDBOEK

149 Deel 3 De handen

151 Van ideeën naar actie: verkenning van het Transitie-model

voor een inspirerende opbouw van lokale veerkracht

152 10. Het Transitie-concept

165 11. Hoe start je een Transitie-initiatief?

174 Transitie-instrument 7: Haal zoveel mogelijk uit je evenementen

180 Transitie-instrument 8: Een goed persbericht schrijven

184 Transitie-instrument 9: Het opzetten van productieve bijeenkomsten

188 Transitie-instrument 10: Hoe zet je een Open-Space-evenement op?

193 Transitie-instrument 11: Hoe een ‘viskom’-discussie te houden?

196 12. Het begin van Transition Town Totnes

204 Transitie-instrument 12: Een Wereldcafé houden

214 Praktische manifestaties van de Totnes-transitie

222 13. De verspreiding van het aanstekelijke Transitie-concept

232 Transitiesteden en -dorpen in Vlaanderen – Kroniek van een stroomversnelling

239 Transition Towns in Nederland

246 Enige gedachten tot besluit

248 Bijlagen, noten, bronnen

249 Vragenlijst olie-uitputting zoals gebruikt in de Transitie-verhalen-workshops voor scholen

250 ‘De vier stadia die elk project doorloopt’ volgens John Croft

252 Opdrachtblad: Minder-Energie-Plan

253 Minder-Energie-Plan-Proces

254 Hoe word je een Transitie-initiatief?

256 Voorbeeld van een persbericht

257 Transitie-training

259 Noten

267 Bronnen

Page 5: Transitie HANDBOEK

Wat je nu in handen hebt, is tegelijk de kleurrijkste, meest diverse en organische vertaling ooit. Ze is zo rijk als de natuur zelf, en ze wordt gedragen door onze be-zorgdheid voor onze wereld en het leven dat we delen. Dit is in alle opzichten een vertaling vol vertrouwen. Een vertaling die we nodig hebben in de Transition Towns-beweging die zich ook in Vlaanderen en Nederland – in al haar aanstekelijkheid – volop verspreidt. En we zullen nog veel meer mensen en hun talent, inzet, bezorgd-heid en creativiteit nodig hebben om de toekomsten te bouwen waar we samen van dromen. Vandaar dat we dit boek in verta-ling wilden: om meer mensen te kunnen aanspreken.

Het zit eigenlijk zo. Hoe maak je een ver-taling als je daar geen tijd voor hebt? Dan zoek je heel veel mensen die een beetje tijd hebben. Om de paar bladzijden kom je in dit boek dus een andere vertaler tegen. Mis-schien merk je dat. Misschien ook niet, want we wilden toch ook een vlot leesbaar geheel. Dus werd daar naderhand ook tijd ingestoken. Bedenk in ieder geval dat al die mensen een gezicht hebben en een eigen verhaal. Proef en verbeeld de diversiteit. Dit is de rijkdom van het geleefde leven. Deze vertaling is als een voedselbos.

Sommigen waren goed in schrijven en vertalen, anderen hadden het misschien wat

lastig met grammatica en spelling. Sommi-gen zijn bij iemand in de tuin gaan werken, hebben op kinderen gepast, of hebben lekker voor iemand anders gekookt omdat ze zelf geen Engels verstaan en toch aan deze ver-taling wilden meewerken. En dus gewoon ie-mand anders zochten die een stukje voor hen wilde vertalen.

Nu het vertaal- en nakijkwerk zo goed als achter de rug is – net geen jaar na het ver-schijnen van de originele versie –, kunnen we alleen maar vaststellen dat dit boek be-langrijker wordt met de dag: de nood om samen alternatieve toekomsten uit te teke-nen en waar te maken, is alleen maar gro-ter geworden. De werkelijkheid laat immers niet op zich wachten. Op dat ene jaar is er veel gebeurd, zelfs voor wie het allemaal niet van zo nabij volgt. Terwijl de meeste mensen de ene kant opkeken, en probeer-den te becijferen hoe lang olieproductie een stijgende vraag zou kunnen bijhouden, werd het piekmoment aan de andere kant voorbijgesneld door een kelderende vraag. Het gevolg van een economische reces-sie van formaat, die op haar beurt voor een belangrijk stuk op het conto van een crisis van het geldsysteem kan geschreven wor-den. Een geldsysteem overigens, dat mee in de problemen kwam doordat piekende energieprijzen halverwege 2008 een aantal zeepbellen deed uiteenspatten.

Het Transitiehandboek De kleurrijkste vertaling ooitBeste lezer,

We leven op een kantelpunt, waarin via do-mino-effecten duidelijk wordt hoe alles met alles te maken heeft: geld, klimaat, energie, voeding, diversiteit, samenlevingen. Mis-schien dachten of hoopten we (nog steeds) dat we gebeiteld zaten. Niets blijkt min-der waar. En in de chaos van dit kantelmo-ment zal allicht van alles tegelijk gebeu-ren. Binnen één jaar, of straks als het boek in de boekhandel ligt, zal er weer van alles gebeurd zijn. Een boek dat over dat kan-telpunt gaat, loopt het gevaar hier en daar gedateerd te geraken: alles is volop in be-weging. Maar een boek dat het over andere toekomsten heeft, loopt dat gevaar niet: het gaat over grondoorzaken en fundamenteel andere keuzes. Bovendien gaat het niet om het boek zelf, maar om de mensen, en die kunnen in beweging blijven. En dingen in beweging zetten.

Dit Transitiehandboek, deze vertaling is daarom wellicht tijdelijk en vluchtig. Ze zal misschien weer verslijten en terug op-genomen worden in onze eigen grond. Wij vinden dat niet erg, daar hoort ze immers thuis. Het wordt tijd dat we eens iets aan de grond teruggeven. Daarna schrijven an-deren, en wij, andere boeken. Maar nu, nu dat onze wereld het noorden kwijt is, von-den we even dat we deze vertaling moesten maken. Omdat ze helpt verspreiden wat we samen hard nodig hebben: ideeën om nieu-we toekomsten te bouwen.

Op de werkelijkheid staat tegenwoordig geen maat. Een oude droom ligt aan dig-gelen. Waarom geven we de toekomst niet de vorm van die prachtige planeet waar-op we thuis zijn? Dit Transitiehandboek is maar een eerste stap: het is het kleurrijke resultaat van heel wat vertaalhanden. En het wordt allicht een inspiratiebron van een nog kleurrijker gezelschap van mensen die bedachtzaam, maar resoluut en gedurfd an-dere toekomsten tegemoet gaan. De auteur, Rob Hopkins, maakt trouwens van zijn vol-gende transitiehandboek zelf een gemeen-schapsproject. De transitie wordt niet door iemand geschreven, ze wordt elke dag door iedereen geschreven.

Veel leesplezier. En veel ontmoetingen toegewenst.

Jeanneke en Rudy

In dit boek kom je de volgende vertalers en vertaalsters tegen:

Maarten, Natasja, Els, Vladimir, Kim, Kelly, Nahid, Yung Han, Luca, Eva, Kelly, Kris, Liesbeth, Jan, Dorien, Stefan, Lilly, Lotte, Sarah, Dorien, Eliane, Ana, Tina, Iris, Els, Lynn, Marilu, Xander, Jelle, Kirsten, Rik, Lieve, Stephanie, Kaatje, Kathleen, Céline, Charlotte, Sam, Fieke, Stefan, Franky, Luc, Christiane, Jochen, Hugo, Debbie, Lien, Ann, Auke, Pep, Wim, Nico, Alma, Anne, Paul, Hajé, Wivine, Esther, Anneleen, Adri, Latoya, Katrien, Jonas, Frank, Wim, Aagje, Jeanneke, Rudy.

Eindredactie: Jeanneke van de Ven, Lucas Brouns en Jan van Arkel

Page 6: Transitie HANDBOEK

Pioniers en inspiratiebronnenSharif Abdullah, Christopher Alexander, Peter Andrews, Peter Bane, Albert Bates, Graham Bell, David Boyle, Lester Brown, Colin Campbell, Fritjof Capra, Skye en Robin Clayfield, Alec Clifton Taylor, Phil Corbett, Martin Crawford, Guy Dauncey, Josh Davis, Chris Day, Charles Dickens, dr Carlo DiClemente, Chris Dixon, Richard Douthwaite, Matt Dunwell, Paul Ekins, Ianto Evans, Simon Fairlie, David Fleming, Elizabeth Fraser, Masanobu Fukuoka, Chellis Glendinning, Stephan Harding, Tim en Maddy Harland, Peter Harper, Lea Harrison, Robert Hart, Matt Haynes, Emilia Hazelip, Richard Heinberg, Colin Hines, Arthur Hollins, David Holmgren, Barbara Jones, Ken Jones, Martin Luther King, David Korten, Satish Kumar, Andy Langford, John Lane, Jeremy Leggett, Aldo Leopold, Bernard Lietaer, Jan Lundberg, Mark Lynas, Richard Mabey, Lucas Macfadden, Joanna Macy, Marcus McCabe, Dennis Meadows, Bill Mollison, George Monbiot, Helena Norberg Hodge, Howard & Elisabeth Odum, Harrison Owen, Rosa Parks, dr Stephen Rollnick, Mark Rudd, Kirkpatrick Sale, E. F. Schumacher, John Seymour, Vandana Shiva, Michael Shuman, Andrew Simms, Chris Skrebowski, Linda Smiley, Gary Snyder, Ruth Stout, Tom Vague en Meg Wheatley.

Medewerkers, vormgevers en mede-samenzweerdersPaul Allen, Bart Anderson, Teresa Anderson, Sharon Astyk, Tom Atkins, Sophy Banks, Karen Blincoe, Ben Brangwyn, Lou Brown, Lynn Burke, Adrienne Campbell, Molly Scott Cato, Sky Chapman, Matthieu Daum, Catherine Dunne, Emma, Adam Fenderson, Naresh Giangrande, Brian Goodwin, Jennifer Gray, Mike Grenville, Pamela Grey, Colin Hines, Mike Jones, Marjana Kos, William Lana, Stephan Harding, Patrick Holden, David Johnson, Chris Johnstone, Tessa King, vroegere en huidige Kinsale Permacultuur studenten, Peter Lipman, Noel Longhurst, Caroline Lucas, Noni McKenzie, Rob Scott McLeod, Gavin Morris, Aaron Newton, Iain Oram, Dave Paul, Davie Philip, Adrian Porter, Tamzin Pinkerton, Hilary Prentice, Sarah Pugh, Thomas en Ulrike Riedmuller, Tom Rivett Carnac, Louise Rooney, Mary Jayne Rust, Chris Salisbury, Schumacher College, Simon Snowden, David Strahan, Graham Strouts, John Thuillier, Jill Tomalin, Nigel Topping, Totnes Sustainability Group, de mensen van Totnes, Robert Vint, Anne Ward en Patrick Whitefield.

Zonder wie je dit niet zou lezenDe dappere zielen die onze eerste ontwerp-en lazen: Ben Brangwyn, Colin Campbell, David Fleming, Naresh Giangrande,

Charles Hall, Stephan Harding, Tessa King, Peter Lipman, Mark Lynas, Rob Scot McLeod, Tamzin Pinkerton, Janet Richardson, David Strahan, Chris Vernon, mensen van verschillende Transitie-initiatieven en Carol Wellwood.Mijn fantastische uitgevers, John Elford en Amanda Cuthbert van Green Books. Louise Rooney en Catherine Dunne, die de term ‘Transition Town’ bedachten.

Fotografen en illustratorsDank aan Ron Hanna voor de Captain Future beelden, Les Editions Albert René voor de Asterix en Obelix prent, Tony Eriksen van de Oil Drum, The Ecologist magazine en Colin Campbell at ASPO voor de grafieken, dr Asgeir Sorteberg en National Snow en Ice Data Center voor de grafieken, Andy Goldring voor de foto's uit Oost-Europa, The Imperial War Museum voor dr Carrot en andere beelden, en Totnes Image Bank en Rural Archive voor het gebruik van hun archieffoto's. Ook Tulane Blyth, Adrienne Campbell, Stephen Gascoigne, Greenpeace/Ray Giguere, Nicholas Harvey, Sally Hewitt, istockphoto.com, Arthur Kay, Noel Longhurst, Nevenka Mulej, Rosalie Portman, Clare Richardson, Sally Stiles en Frankie Wellwood.

DankbetuigingenOpdracht

Voor mijn familie. Moeder, Vader, Jo, Ian, Jake, William, Steve, Hilary, Tessa, Robert, Harriet en Helen.Voor Colin Campbell, Richard Heinberg, David Holmgren, David Fleming en Howard Odum voor het zaaien van de zaadjes van dit concept.Voor David Heath, Alan Langmaid, Barrington Weekes, Muriel Langford en Douglas Matthews voor hun inzichten in historische veerkracht.Voor iedereen die het Transition-model uittest en daarmee helpt het te voeden, water te geven en tot wasdom te brengen.Voor Geshe Jampa Gyatso, die me alles leerde wat echt belangrijk is.Voor Omeli voor een snelle genezing.Voor mijn geweldige zonen, Rowan, Finn, Arlo en Cian; dat zij de mooie en overvloedige vruchten van dit werk mogen plukken.Voor Emma: partner, geliefde, vriendin en nu echtgenote.

Deze vertaalde uitgave van het Transi-tion Handbook bevat de integrale oor-spronkelijke tekst van de Engelse uitgave met een aanvulling van de oliesituatie van 2009 (door TT’er en geoloog John Mason, pag. 28), plus nieuwe kantlijnteksten op pag. 33 en 35 (toegevoegd door Jan van Arkel), een update van de economische crisis ‘Economieën in transitie’ (door Ben Brangwyn, Peter Lipman en Rob Hopkins, pp. 51-56), kantlijnteksten van deze economische aanvulling (pp.51-56, gekozen door Rudy Dhont) en de kader-teksten (pag. 52 en 53, gekozen door Jan van Arkel). De illustratie in dit hoofdstuk is van het boek The Transition Timeline (pag. 55), getekend door Jennifer John-son. De foto van pag. 164 is van TT-Gro-ningen. Op pag. 232 begint een hoofdstuk over Vlaanderen en Nederland dat uiter-aard nieuw is.De oorspronkelijke lijst Bronnen van Rob Hopkins (pag. 267 e.v.) is vanuit verschil-lende bronnen aangevuld om het boek zo up-to-date en Nederlands mogelijk te maken. De lijst voorin van de vijf noodza-kelijk te lezen boeken na dit Handboek is uiteraard die van Rob Hopkins.

Er is geprobeerd wat betreft de vertaling van sleuteltermen eenheid in deze kleur-rijkste vertaling aan te brengen. De mees-te Engelse termen zijn in het Nederlands vertaald, behalve self-reliance en self- efficacy. Wat self-reliance betekent is te lezen op pag. 121 in de kantlijn. Het bete-kent niet zelfvoorzienend (dat is self-suf-ficient in het Engels). Self-efficacy is een term uit de psychologie die we onvertaald hebben gelaten. Je vindt hem op pag. 108. Het sleutelbegrip 'veerkracht' wordt toe-gelicht op pag. 68 e.v.

Verantwoording Nederlandse uitgave

Page 7: Transitie HANDBOEK

‘Rob Hopkins is de Zachte Meester van de groene beweging en zijn actuele en enorm belangrijke boek bevat een frisse en krachtige aanpak die ons zal helpen in de transitie naar een materieel afgeslankte, maar innerlijk rijkere menselijke ervaring. Dit boek, vol betrouwbare, leesbare, uitgebreide deskundigheid en warm praktisch advies over hoe je, waar je ook bent, een Transitie-cultuur in werking kunt zetten, zal je stimuleren en je verbondenheid met je plaats, gemeenschap en het eenvoudige leven herstellen. Er bestaat geen betere oproep tot actie dan dit boek en geen betere gids voor de doe-het-zelf-schepping van een leefbare toekomst.’ – Dr Stephan Harding coördinator van de Masteropleiding in Holistic

Science aan het Schumacher College en auteur van Animate Earth: Science, Intuition and Gaia

'Rob Hopkins heeft tot nu toe het nauwkeurigst beschreven hoe we kunnen evolueren van de huidige chaos van grote en kleinere steden, die dodelijk voor de planeet en voor hun bewoners zijn, naar leefbare, nieuwe ecologisch duurzame stedelijke en landelijke systemen. Dit is meer dan een theoretische handleiding. Het boek is gebaseerd op het baanbrekende werk van zijn eigen team, waarin hele gemeenschappen worden betrokken in een transformerend proces, die de absolute noodzaak inzien het roer om te gooien en erin geslaagd zijn dit te doen. Het Transitiehandboek is een uitstekende gids voor hoe we moeten leven in een toekomstige wereld waar de grenzen van de natuur worden gerespecteerd, maar ook de wezenlijke troost en vreugde van gemeenschappen die bij elkaar komen in een groots gezamenlijk doel. Er bestaat geen belangrijker boek dan dit voor elke gemeenschap die verandering naar ecologische duurzaamheid zoekt.’ – Jerry Mander oprichter/directeur van

het International Forum on Globalization en auteur van In the Absence of the Sacred

13

Mijn eerste ontmoeting met het fenomeen transi-tie was in november 2006, toen Rob Hopkins me uitnodigde om een avondlezing te geven in Totnes in Devon. Ik wist dat dit een tamelijk klein stadje was, dus hoopte ik op een vijftigtal aanwezigen. In plaats daarvan zaten vierhonderd mensen opeen-gepakt in de grootste zaal die er te vinden was. Het-zelfde gebeurde een paar dagen later in Penzance in Cornwall, waar Jennifer Gray me uitnodigde om het startschot te geven voor Transitie-Penwith; en een paar maanden later opnieuw op een soortgelijk evenement in Stroud.

Er tekende zich duidelijk een patroon af. De mensen op deze evenementen waren niet zomaar nieuwsgierig; zij zaten te popelen om in hun ge-meenschappen iets constructiefs te doen aan piek-olie en klimaatverandering. Al snel was ik ervan overtuigd dat het Transitie-virus het meest opwin-dende ding in het Verenigd Koninkrijk was. Op 5 augustus 2007 had de BBC Radio Schotland een uit-zending met als titel ‘Towns Prepare for Peak Oil Point’, die begon met de uitspraak van Rob dat de Transitie-inspanningen ‘een van de meest dynami-sche en belangrijke sociale bewegingen van de 21e eeuw’ zijn. Het vervolg van het radioprogramma leverde de bewijzen voor de juistheid van die uit-spraak.

Veel Transitie-gegons is terug te voeren op Rob Hopkins zelf. Als permacultuurdocent geschoold in ecologische ontwerpprincipes, is hij van nature een intelligente, praktische, zachtaardige kerel, een ge-

zinsman met geen andere agenda dan het overleven van het ecosysteem (hij wil graag dat zijn kinderen op een fatsoenlijke planeet kunnen leven).

Het was in 2003, toen Rob les gaf in Kinsale in Ier-land, dat hij voor het eerst hoorde over piekolie en wel direct van de belangrijkste deskundige in de we-reld over dit onderwerp, oliegeoloog Colin Camp-bell. Na de informatie met zijn studenten verwerkt te hebben, werkte hij samen met hen het Kinsa-le Energy Descent Plan uit, dat later in het beleid van de gemeenteraad werd opgenomen. Het was het eerste strategische document in zijn soort op het vlak van gemeenschapsplanning. Gelijkaardi-ge planningsprocessen voor energievermindering worden nu ook in andere dorpen en steden onder-nomen (met inbegrip van Portland, Oregon en Oak-land, Californië), en in tenminste één industriële staat (Zweden).

Rob besloot vervolgens een piekolieconferentie te organiseren in Kinsale in juni 2005 met als titel: Fuelling the Future en daar ontmoette ik hem voor het eerst. Na zijn verhuizing terug naar Engeland om af te studeren, besloot Rob het voorbereidings-proces op piekolie buiten het klaslokaal te brengen door begin 2006 met Transition Town Totnes te be-ginnen. Dat initiatief liep als een trein en groepen burgers in andere steden in het Verenigd Koninkrijk namen het snel over.

Waarom werkt het Transitie-fenomeen zo aan-stekelijk? Terwijl er op meer dan honderd plaatsen

Voorwoorddoor Richard Heinbergauteur van The Party’s Over, Powerdown, Peak Everything,The Oil Depletion Protocol en Blackout

Page 8: Transitie HANDBOEK

14 15H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K V O O R W O O R D

In het algemeen zijn nationale overheden traag om deze noodzaak te begrijpen en ernaar te handelen, aangezien er te veel gevestigde belangen gemoeid zijn met het in stand houden van de status quo. Maar als de leiders van een land nauwelijks reage-ren op de grootste crisis waarmee de mensheid ge-confronteerd wordt, wat kan een bezorgde burger dan doen?

Het voor de hand liggende antwoord is: handel lokaal. Dit is in de huidige situatie des te meer zin-vol, aangezien economische herlokalisering een van de onvermijdelijke gevolgen zal zijn van het einde van de goedkope transportbrandstof. We moeten hoe dan ook meer van onze levensnoodzakelijkhe-den dichtbij produceren; waarom dus niet de on-middellijk nabije gemeenschap maken tot de bron en de focus van onze hele energetische Transitie-strategie?

Rob Hopkins heeft dit allemaal in het Transi-tie-concept gestopt en er een formule van gemaakt waar elke gemeenschap enthousiast in kan stappen. Gebruikmakend van permacultuurprincipes, van de psychologie van sociale marketing en van inclusie-ve processen als ‘Open Space’, heeft hij een manier gevonden waarop mensen die zich zorgen maken over een milieucrisis zich blijvend kunnen engage-ren in een collectieve actie die uiteindelijk meer op een feestje lijkt dan op een betoging.

Dit boek is een handleiding om het in werkelijkheid om te zetten. Het is zoals Rob zelf – toegankelijk, helder en vlot. Als jouw stad nog geen Transitie-stad is, dan heb je hier de leiddraad om er een van te maken. Als je het geluk hebt om op een plek te wonen die al in transitie is, dan heb je waarschijn-lijk mijn aanbeveling niet nodig; je hebt dan al door je eigen netwerk over dit boek gehoord.

Hoe dan ook, maak er wat van: we hebben weinig tijd en veel tot stand te brengen. En Rob Hopkins reikt ons een aantal onschatbare instrumenten aan om onze taak gemakkelijker en plezieriger te maken.

Richard HeinbergPost Carbon InstituteSanta Rosa, Californië

in de wereld pogingen worden ondernomen om om te gaan met de dreigende gevolgen van piekolie, is er onmiskenbaar iets anders aan Transition Towns – een gevoel van opwinding, perspectief en engage-ment. Misschien dat de gonzende uitstraling voor een deel terug te voeren is op het aanstekelijke op-timisme van Rob zelf. Maar het is geen persoonlijk-heidsverering, want Hopkins is de eerste om waar mogelijk anderen in de schijnwerpers te zetten en heeft het sturingsproces van de beweging zo ont-worpen dat het meer ‘van onderuit’ dan ‘van bo-venaf’ verloopt. Volgens mij is de beste verklaring voor dit fenomeen te vinden in het feit dat Rob een kopieerbare strategie heeft gevonden om de talen-ten, visies en goodwill van gewone mensen aan te spreken.

En hij heeft dit gedaan op een moment dat het buitengewoon hard nodig was.

Het valt gewoon op geen enkele manier te ontken-nen dat wij mensen moeilijke tijden tegemoet gaan. Niet alleen zijn er bewijzen dat de wereldoliepro-ductie zijn hoogste maximum ooit al bereikt heeft en aan zijn onvermijdelijke afname is begonnen, maar zijn ook voorspellingen voor gaswinningen in de Noordzee, Noord-Amerika en Rusland uiterst somber. Nieuwe studies naar wereldsteenkoolvoor-raden tonen intussen aan dat een piek in de ontgin-ning van steenkool binnen slechts vijftien jaar zou kunnen optreden, terwijl de productie van fosfaten (essentieel voor de landbouw) al naar beneden gaat, net zoals de wereldgraanproductie per persoon. Het wereldwijde klimaat is onstabiel geworden, het poolijs smelt sneller dan zelfs de meest grim-mige wetenschappelijke studies voorspeld hadden, terwijl veel landen al te maken hebben met een te-kort aan zoet water. En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan: waar de 20e eeuw er een was van nooit vertoonde groei in bijna elk belangrijk opzicht (be-volking, energieverbruik, consumptieniveaus per persoon, enzovoort), zo belooft de huidige eeuw ge-

kenmerkt te worden door afnamen in bijna al deze zelfde categorieën, gepaard met catastrofale weers-omstandigheden en verdrinkende kustlijnen.

Centraal in de transitie waarvoor Transitie-initi-atieven zich inzetten, staat energie. Bijna alle groei in bevolking en consumptie – gepaard met tech-nologische verandering – die zich in de 20e eeuw voordeed, kan toegeschreven worden aan een onge-kende overvloed van goedkope energie, vooral van fossiele brandstoffen. Steenkool, olie en gas maak-ten de winning en omzetting van andere natuurlij-ke bronnen in steeds hogere versnelling mogelijk, hetgeen leidde tot het creëren van enorme rijkdom temidden van uitdijende cirkels van habitatvernie-tiging, vervuiling en klimaatchaos.

De uitputting van fossiele brandstoffen zou be-schouwd kunnen worden als iets goeds, gezien de afschuwelijke milieukosten ten gevolge van het ver-bruik van deze brandstoffen. Maar onze afhanke-lijkheden als samenleving van olie, steenkool en gas betekenen een enorme collectieve kwetsbaarheid, aangezien er geen alternatieven beschikbaar zijn die hun diensten volledig kunnen vervangen. Wan-neer dus fossiele brandstoffen afnemen, zullen we een eeuw zien van krimpende consumptieniveaus, waardoor de mondiale economie zou kunnen im-ploderen, wat de vooruitzichten op overleving van de komende generatie zal ondermijnen. Tenzij we op een proactieve manier afkicken van deze brand-stoffen, zullen de maatschappelijke ondersteu-ningssystemen instorten juist op het moment dat het mondiale klimaat over zijn kantelmoment heen geduwd wordt, waarna er niets meer is wat men-sen nog kunnen doen om de worst-case-scenario’s af te wenden, met inbegrip van sterk stijgende zee-niveaus en vernietigde gewassen. Uitputting en kli-maat vallen samen om een bewuste coöperatieve transitie, weg van fossiele brandstoffen, centraal te stellen in onze menselijke overlevingsstrategie voor de rest van de 21e eeuw.

Page 9: Transitie HANDBOEK

Drogende abrikozen op daken in Hunza. Een schets van de auteur, augustus 1990.

16 17H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K I N L E I D I N G

Veerkracht, daar draait het om in dit boek. Voor ecologen is veerkracht een vertrouwd begrip, voor de rest van ons veel minder. Veerkracht verwijst naar het vermogen van een systeem om zijn samen-hang te behouden en te blijven functioneren als het wordt blootgesteld aan verandering en schokken van buitenaf. Een ‘systeem’ kan een paar individu-en betreffen, maar ook hele economieën. Dit boek, Het Transitiehandboek, stelt dat we naast onze hui-dige (en veel te late) inspanningen om de CO2-uit-stoot drastisch te verminderen, evenveel aandacht zouden moeten besteden aan het bouwen aan veer-kracht, of om precies te zijn: aan het weer opnieuw opbouwen daarvan. Ik beweer feitelijk dat het ver-minderen van de CO2-uitstoot zonder het heropbou-wen van veerkracht uiteindelijk zinloos is.

Hoe ziet veerkracht er eigenlijk uit?In 1990 bezocht ik de Hunzavallei in Noord-Pa-

kistan. De Hunzavallei was tot de opening van de Karakorum Highway in 1978 bijna volledig van de buitenwereld afgesloten. Voor mijn bezoek wist ik niets over permacultuur of over veerkracht, en zelfs maar weinig over voedsel, landbouw of het milieu. Maar ik wist toen dat ik op een uitzonderlijke plek was aangekomen.

Ik vond een citaat in een boek dat ik las op weg naar Hunza (ik ben de titel ondertussen vergeten): ‘Als er op aarde een tuin van gelukzaligheid is, is het deze, is het deze, is het deze.’ Deze woorden bleven tijdens de twee weken die ik in Hunza verbleef, re-

gelmatig door mijn hoofd spelen. Dit was een sa-menleving die zijn grenzen respecteerde, en dit op een verbluffend geraffineerde en tegelijk eenvoudi-ge manier. Al het afval, met inbegrip van het mense-lijk afval, werd zorgvuldig gecomposteerd en terug-gegeven aan het land. De terrassen die eeuwenlang tegen de bergwanden waren gebouwd, werden be-vloeid via een netwerk van kanalen, dat met een ver-bazingwekkende precisie mineraalrijk water van de hoger liggende gletsjer naar de velden bracht.

Overal stonden er abrikozenbomen, en kersen-, appel-, amandel- en andere fruit- en notenbomen. Rondom en onder de bomen groeiden gerst, graan, aardappelen en andere groenten. De velden waren netjes, maar niet strak afgelijnd. Planten groeiden in kleine percelen eerder dan in grote monocultu-ren. Doordat ik op een bergwand verbleef, moest ik de hele tijd bergop en bergaf wandelen en voelde ik al snel de goede conditie ontstaan waar de Hunza om bekendstaan. De paden waren afgezoomd met stapelmuurtjes en waren bedoeld voor mensen en dieren, niet voor auto’s.

De mensen leken altijd tijd te hebben om even te stoppen en een praatje te maken met elkaar en tijd door te brengen met de kinderen, die blootsvoets en stoffig door de velden renden. Abrikozen werden geoogst en te drogen gelegd op de daken van de hui-zen, een verbluffend gezicht in de heldere bergzon. De gebouwen waren opgetrokken van lokaal gepro-duceerde modderbakstenen, warm in de winter en koel in de zomer. En er was altijd de majestueuze

pracht van het hooggebergte. Hunza is eenvoudig-weg de mooiste, rustigste, gelukkigste en overvloe-digste plaats die ik ooit heb bezocht.

In die tijd was ik kunstenaar en bracht ik mijn dagen door met een schetsboek in de hand, zwer-vend over de velden, landweggetjes en terrassen, verbluft door het licht en de kleuren, vele uren wer-kend aan één tekening in een uiteindelijk zinloze poging om de schoonheid van wat zich voor mij uit-strekte weer te geven.

Als Hunza toen afgesneden zou zijn geweest van de buitenwereld en van de wereldeconomie met zijn snelwegen met vrachtwagens volgepakt met goede-ren, zou het zich uitstekend gered hebben. Als er een mondiale economische recessie of zelfs ineen-storting zou zijn geweest, zou die weinig effect heb-ben gehad op de Hunzavallei. Ook de mensen waren veerkrachtig, gelukkig en gezond en hadden een sterke gemeenschapszin.

Het is niet mijn bedoeling dit te romantiseren of te idealiseren, maar toen ik in Hunza was ving ik een glimp op van iets dat resoneerde met een genetische herinnering ergens diep in mijzelf. Ik groeide op in Engeland, waar het feest van de fossiele brandstof in volle gang was, in een cultuur die onophoudelijk probeerde alle sporen van veerkracht uit te wissen en van elke gelegenheid gebruik maakte om dit idee tot nonsens te verklaren. Plattelandsmensen wer-den afgeschilderd als dom, het traditionele als ‘ou-derwets’ en groei en ‘vooruitgang’ als onvermijde-lijk. In deze afgelegen vallei voelde ik een verlangen naar iets waar ik niet echt mijn vinger op kon leg-gen, maar wat ik nu zie als veerkracht: een cultuur gebaseerd op het vermogen voor onbepaalde tijd te functioneren en te leven binnen haar grenzen, en die op deze manier kan bloeien.

Hoewel, zelfs toen, in 1990 begonnen dingen te veranderen. Toen ik daar was, zag ik lege zak-ken stikstofmest liggen in de hoeken van sommige velden. Zakken cement deden hun intrede, net als voedsel met geraffineerde suiker en dranken met

bubbels. Het was menens met het beginnen de veer-kracht te ondermijnen, net zoals dat al gebeurd was in de meeste delen van de wereld en nog steeds in een razend tempo doorgaat. Ik ben sindsdien niet meer terug geweest en kan dus geen nieuw verslag uitbrengen, maar het zou mij zeer verbazen als de verandering gericht zou zijn op het behoud van het vermogen van de vallei zichzelf te onderhouden. En inderdaad, te zien aan de hoeveelheid advertenties op het internet die ‘Hunza-producten’ verkopen, lij-ken ze te zijn overgegaan naar een op export gerich-te economie.

Krachten, die maken dat we kiezen voor het be-houden en versterken van veerkracht, in plaats van deze verder te laten afbrokkelen, groeien op dit mo-ment zeer snel naar elkaar toe, zozeer dat het veel meer is dan louter een academische kwestie. Het punt is niet langer of we de krachten van de econo-

Wondere, veerkrachtige wereldInleiding

Page 10: Transitie HANDBOEK

18 19H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K I N L E I D I N G

ring. En toch zat hier een zaal vol mensen die in de wolken waren en die tegelijkertijd de dubbele uit-daging van piekolie en klimaatverandering recht in de ogen keken.

Hoe zouden acties rond het milieu eruitzien als die erop gericht waren dit gevoel van vervoering op te wekken, eerder dan de gevoelens van schuld, kwaadheid en afgrijzen die de meeste campagnes oproepen? Hoe zouden ze eruitzien als ze zouden proberen te inspireren, enthousiasmeren en focus-sen op de mogelijkheden in plaats van op de waar-schijnlijkheden? Het is nu nog niet helemaal dui-delijk, maar de transitiebeweging is een poging om nieuwe, overvloedige paden uit te tekenen. We ver-trekken op de top van de oliepiek en bedenken nieu-we verhalen over wat ons zou kunnen wachten aan het einde van de afdaling. En we zetten het opbou-wen van veerkracht opnieuw centraal in al onze toe-komstplannen.

Transitie-initiatieven zijn niet het enige antwoord op piekolie en klimaatverandering. Elk coherent na-tionaal antwoord zal op alle niveaus hand in hand moeten gaan met antwoorden vanuit de overheid en het bedrijfsleven. Toch zullen alle overheidsant-woorden gedoemd zijn te mislukken of zullen lang-durig moeten strijden tegen de wil van het volk, ten-zij we dit gevoel van verlangen, verrukking en een collectieve roep om avontuur op grote schaal kun-nen opwekken. Stel dat er een manier zou zijn om dat gevoel van positief engagement en het vertellen van nieuwe verhalen op te wekken op lokaal of zelfs op nationaal vlak. Dit boek is een verkenning van dat potentieel, een onderdompeling in de mogelijk-heden van toegepast optimisme en een inleiding in een beweging die zo snel groeit dat ze alweer groter zal zijn tegen de tijd dat je dit boek uit hebt.

De tijd dat we globalisering kunnen zien als een onoverwinnelijke en onaantastbare kolos, of loka-lisering als een soort levensstijl die je kunt kiezen, is voorbij. Het einde van het Tijdperk-van-goedko-

pe-olie komt snel op ons af en het leven zal radicaal veranderen, of we het nu willen of niet. Dit boek presenteert een nieuwe manier van kijken naar wat de toekomst kan brengen, en stelt dat door te kie-zen voor een pro-actief antwoord eerder dan een reactief, en door rekening te houden met de snel veranderende energiecontext, we die toekomst nog steeds zo vorm kunnen geven dat deze uiteindelijk de voorkeur verdient boven het heden.

Het opnieuw opbouwen van lokale landbouw en voedselproductie, decentralisering van de ener-gieproductie, het herdenken van de gezondheids-zorg, herontdekking van lokale bouwmaterialen in de context van nulenergiebouw, het opnieuw bekij-ken hoe we met afval omgaan, deze creëren allemaal veerkracht en dragen de mogelijkheid van een bui-tengewone renaissance in zich – economisch, cul-tureel en spiritueel. Ik ben niet bang van een we-reld die minder consumptie gericht is, waar minder ‘spullen’ zijn en geen economische groei. Ik ben in-derdaad veel banger voor het tegenovergestelde: dat het proces doorgaat dat zakken vol kunstmest bracht naar de meest vruchtbare velden waar ik ooit geweest ben. En dat daardoor na dit korte intermez-zo in de geschiedenis, waarin de industrie in staat was aardgas om te zetten in kunstmest en waarin de auto koning was, het vermogen van gemeenschap-pen om zichzelf te onderhouden aangetast wordt.

Dit is geen boek over hoe vreselijk de toekomst er uit zou kunnen zien; het is eerder een uitnodiging om je aan te sluiten bij de honderden gemeenschap-pen over heel de wereld die stappen ondernemen om een voedende en overvloedige toekomst te re-aliseren.

Rob HopkinsDartington, 2008

mische globalisering ter discussie zouden moeten stellen omdat deze onrechtvaardig en onbillijk zijn, of dat ze roofzuchtige vernietigers zijn van culturen en milieu. Het gaat erom te kijken naar de achil-leshiel van de economische globalisering, waarvoor geen andere bescherming bestaat dan veerkracht: namelijk haar mate van afhankelijkheid van olie. Economische globalisering was alleen maar moge-lijk door goedkope, vloeibare fossiele brandstoffen, en er bestaat geen bruikbaar alternatief voor op die schaal. De overgang naar meer gelokaliseerde, ener-gie-efficiënte en productieve manieren van leven is geen keuze; het is een onvermijdelijke richting die de mensheid móet inslaan.

Het Transitiehandboek is meer dan alleen een boek met problemen en ideeën. Het gaat over op-lossingen, en over het Transitie-model, waarvan ik denk dat het de grondslag zou kunnen blijken te zijn voor een van de belangrijkste sociale, politieke en culturele bewegingen van de eenentwintigste eeuw. Ik geef je graag een voorproefje.

Het is een koude voorjaarsavond in Totnes, een kleine stad in Devon. Zo’n 160 mensen zoeken een plaatsje in de St. Janskerk voor een avondbijeen-komst met als titel ‘Lokaal Geld, Lokale Vaardig-heden, Lokale Kracht’. De bijeenkomst is georga-niseerd door de Transition Town Totnes (TTT), het eerste Transitie-initiatief in het Verenigd Konink-rijk, en de avond op zich is al een succes: 160 men-sen die de deur uitgaan voor een bijeenkomst over economie, een onderwerp waarvoor mensen meest-al niet uit hun luie zetel komen.

Iedereen kreeg bij aankomst een Totnes-Pond, één van de driehonderd biljetten gedrukt door de TTT als proefproject om te kijken hoe een gedrukt betaalmiddel ontvangen zou worden in de stad. De ene kant is een reproductie van een bankbiljet uit Totnes uit 1810, een tijd waarin de bank van Tot-nes zijn eigen valuta uitgaf, een bankbiljet dat vier weken eerder werd opgemerkt aan de muur van een lokale filmmaker.

Om de avond te beginnen, nodig ik het publiek uit allemaal met hun ponden in de lucht te zwaai-en – het is een geweldig gezicht. 160 Mensen, pond in de hand, aan het begin van een indrukwekkende reis die bestaat uit nieuwe verhalen vertellen over geld, en ook over de toekomst en haar mogelijkhe-den, en over hun onderlinge afhankelijkheid als ge-meenschap.

Het vertellen van verhalen staat centraal in dit boek. Je zou het kunnen zien als een verhaal op zich: het verhaal van de opkomst van de Transitie-beweging, van het belangrijkste onderzoeksproject dat op dit moment loopt. Maar het gaat verder dan dat. Onze cultuur stoelt op verschillende verhalen, culturele mythen die we allemaal voor waar aannemen: dat de toekomst rijker zal zijn dan het heden, dat eco-nomische groei oneindig kan doorgaan, dat we zo’n individualistische samenleving zijn geworden dat elk gemeenschappelijk doel ondenkbaar is, dat bezit je gelukkig kan maken en dat economische globali-sering een onvermijdelijk proces is waarmee we al-lemaal hebben ingestemd. Zoals we zullen zien, zijn dit allemaal verhalen die fundamenteel misleidend en ook absoluut schadelijk zijn voor de uitdagingen waarmee we sneller geconfronteerd zullen worden dan we denken. We hebben nieuwe verhalen nodig die nieuwe mogelijkheden uittekenen, die ons op-nieuw positioneren in relatie tot de wereld om ons heen, die ons verleiden om in de komende veran-deringen vooral de mogelijkheden te zien die ze in zich dragen, en die ons uiteindelijk de kracht zullen geven om aan de andere kant weer te verrijzen in een nieuwe wereld die ons beter onderhoudt.

Toen ik daar vooraan stond, in een zaal vol met lachende mensen met twinkelende ogen, zwaai-end met hun Totnes-Ponden, was ik zeer ontroerd. Hier, dacht ik, is een kracht aanwezig die nog nau-welijks werd aangesproken. Natuurlijk zouden we ons geschokt, bang en overweldigd moeten voelen als we nadenken over piekolie en klimaatverande-

Page 11: Transitie HANDBOEK

Deel 1

Het hoofd

'Een koolstofarme samenleving zou volgens mij een samenleving zijn die zich

herinnert dat onze planeet een uniek geschenk is – misschien wel het enige in zijn

soort in het hele universum – waarin wij het onbeschrijfelijke voorrecht hebben

geboren te zijn. Het zou een samenleving zijn die op het nachtmerriescenario van zes

graden opwarming kan terugblikken als precies dat – als een nachtmerrie, die de

mensheid wakker schudde en kon worden voorkomen voordat het te laat was.

Meer dan ooit, zou het een samenleving zijn die overleefde en bloeide, en die een

luisterrijke erfenis doorgaf – een erfenis van ijskappen, regenwouden en bloeiende

beschavingen – aan ontelbare generaties, tot ver in de toekomst.’ – Mark Lynas auteur

van Zes graden – onze toekomst op een warmere planeet

‘Geconfronteerd met een radicale crisis, wanneer de oude manier van zijn in de

wereld, van interactie met elkaar en met het rijk van de natuur niet meer werkt,

wanneer het voortbestaan wordt bedreigd door schijnbaar onoverkomelijke

problemen, zal een individuele mens – of een soort – sterven of uitsterven,

of uitstijgen boven zijn beperkingen door een evolutionaire sprong. Dit is de

toestand van de mensheid nu, en dit is haar uitdaging.’ – Eckhart Tolle auteur van

Een nieuwe aarde – de uitdaging van deze tijd

‘Vertel me, wat is het dat je van plan bent te doen met je ene wilde en

kostbare leven?’ – Mary Oliver

Page 12: Transitie HANDBOEK

23D E E L 1

We leven in ernstige tijden: tijden waar-

in veranderingen steeds sneller gaan, en

waarin soms zowel het schrikbeeld van wat

er zou kunnen gebeuren als we niets doen,

als de glans van wat we zouden kunnen be-

reiken als we wel iets doen, overweldigend

kan zijn. Dit boek is gebaseerd op één een-

voudig uitgangspunt: het einde van wat we

kunnen omschrijven als het ‘Tijdperk van

de goedkope olie’ (dat duurde van 1859 tot

nu) is nabij, en dit zal een enorme veran-

dering betekenen voor een samenleving

die volledig van olie afhankelijk is; maar de

toekomst met minder olie zou te verkiezen

kunnen zijn boven het heden als we tijdig

genoeg plannen maken met verbeelding en

creativiteit.

Het boek bevat drie delen. Dit eerste deel

draagt de titel ‘Het hoofd’ omdat het ingaat

op de concepten en kwesties die we nodig

hebben bij het voorbereiden van een toe-

komst die er helemaal anders uitziet dan het

heden. Het begint met een verkenning van

piekolie en klimaatverandering, de twee-

ling aandrijvers van het Transitie-concept

en de twee grootste kwesties voor de mens-

heid aan het begin van de 21ste eeuw (ge-

volgd door een lange rij concurrenten). Ik

zal proberen ze zo toegankelijk mogelijk te

beschrijven. Daarna volgt een uiteenzetting

over de aard van de uitdagingen waarvoor

ze ons plaatsen, en waarom ze het zo drin-

gend noodzakelijk maken dat we een aantal

basisvooronderstellingen opnieuw bekij-

ken, alsook de schaal waarop we bezig zijn.

We gaan eerst, en meer gedetailleerd in op

piekolie, omdat je daarmee waarschijnlijk

minder vertrouwd bent. Terwijl klimaat-

verandering ruimschoots in de media aan

bod komt, moet piekolie zijn plaats als zeer

belangrijk onderwerp nog krijgen, hoewel

de recente buitensporige prijsverhogingen

van 2008 dit begonnen te veranderen. Het

is belangrijk om op de hoogte te zijn over

een onderwerp dat zo wezenlijk is voor

onze toekomst.

Ik zal daarna een beeld schetsen van het

soort wereld waarin we terecht zouden

kunnen komen als we niet met verbeelding

antwoorden op deze tweeledige uitdaging,

om vervolgens het denken en de concep-

ten uiteen te zetten die de basis vormen van

de Transitie-initiatieven. Deze initiatie-

ven vormen een groeiend antwoord, dat in

wezen neerkomt op een krachtige ‘techno-

logie’ voor de reductie van het verbruik van

fossiele brandstoffen en een nieuwe kijk op

hoe om te gaan met klimaatverandering en

piekolie. Deze zullen diepgaand behandeld

worden in de loop van het boek.

‘Het is zeer waarschijnlijk dat het tijdsinterval voordat de mondiale piek

zich aandient korter zal zijn dan de periode die samenlevingen nodig hebben

om zichzelf pijnloos aan te passen aan een ander energieregime.’

– Richard Heinberg 1

‘Elke intelligente gek kan dingen groter, complexer en gewelddadiger maken.

Er is genialiteit voor nodig – en veel moed – om de tegengestelde richting uit

te gaan.’ – Albert Einstein

‘Gezien de sociale en economische chaos die piekolie ongetwijfeld

zal veroorzaken, hoor ik zeer dicht bij verdedigbare veronderstellingen

te blijven. Maar als je me vraagt of ik persoonlijk denk of we 2010

zullen halen, is mijn antwoord ‘waarschijnlijk niet’. Toevallige factoren en

de Wet van Murphy sluiten min of meer uit dat alles vlekkeloos zal verlopen.

Dit is echter geen analyse, maar eerder instinct en intuïtie.’

– Chris Skrebowski 2

Waarom piekolie en klimaatverandering

betekenen dat klein onvermijdelijk is

Page 13: Transitie HANDBOEK

24H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

25P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

genoeg tijdens twee perioden van opwarming van

de aarde. Ze zonken naar de bodem van de oceaan

en werden bedekt door afzettingsmateriaal dat aan-

spoelde vanaf het omringende land. Zo werden ze

dieper en dieper begraven en na verloop van tijd

verhit onder extreme druk door geologische proces-

sen. Uiteindelijk werd het olie.6 Aardgas werd ge-

vormd door processen van gelijke aard, maar eerder

uit plantaardige overblijfselen of uit olie die te heet

werd wanneer deze te diep in de aardkorst werd be-

graven. Eén liter olie bevat ongeveer 22 ton van de

oorspronkelijke op de bodem aaneenklonterende

algen, gedestilleerd gedurende millennia. Die algen

hadden zelf enorme hoeveelheden zonne-energie

verzameld op de golven van de prehistorische oce-

aan.7 Het is niet voor niets dat fossiele brandstoffen

soms ‘het oude zonlicht’ genoemd worden. Ze zijn

ongelooflijk energiecompact.

Ik denk graag aan fossiele brandstoffen als de ma-

gische toverdrank in de strips van Asterix en Obe-

lix. De Gallische helden van Goscinny en Uderzo

leven in het enige dorp dat standhoudt tegen de Ro-

meinse bezetting dankzij een magisch toverdrank-

je, gebrouwen volgens het geheime recept van hun

druïde, Panoramix. De toverdrank geeft hen bo-

venmenselijke krachten en maakt hen onoverwin-

nelijk, tot ergernis van Julius Caesar. Net zoals

het magische toverdrankje van Asterix en Obelix,

maakt olie ons veel sterker, sneller en productiever

dan we ooit geweest zijn. Ze laat onze maatschappij

70 tot 100 keer meer werk verzetten dan mogelijk

zou zijn zonder olie.8 We leven al 150 jaar met deze

toverdrank en, zoals Asterix en Obelix, zijn we ge-

wend aan de idee dat we hem altijd zullen hebben;

we hebben onze levensstijl er zelfs totaal afhanke-

lijk van gemaakt.

Piekolie: waarom het niet

de laatste druppel is die telt

Er zijn vele anderen beter geschikt dan ik om je over

piekolie te vertellen.4 Ik heb nooit in de olie-indu-

strie gewerkt, ben geen geoloog, en behalve dat ik

opgegroeid ben in wat nu een van de snelst opdro-

gende olieproducerende landen ter wereld is (het

Verenigd Koninkrijk), heb ik ook geen directe er-

varing met olieproductie of geologie. Vóór septem-

ber 2004 had ik nog nooit gehoord over het concept

piekolie en had ik altijd verondersteld dat olie in

onze economie op dezelfde manier werkt als ben-

zine in de tank van een auto. Of de tank nu vol is of

bijna leeg, de auto zou altijd op dezelfde manier rij-

den. Ik dacht dat we zouden kunnen blijven rondrij-

den, tot op een zekere dag in de verre toekomst ie-

mand de allerlaatste druppel brandstof in zijn auto

zou doen en dat zou het dan zijn. Het zou een beetje

zijn als de laatste Truffula-boom uit Dr. Seuss’ boek

The Lorax.5 Pas later, toen ik dieper begon te graven

in dit ontzettend belangrijke onderwerp, heb ik ont-

dekt dat ik er helemaal niets van afwist.

Leren over piekolie is voor mij zeer verhelderend

geweest, wat betreft de manier waarop ik de wereld

zie en hoe ze werkt: we zijn onzeker geworden over

de manier waarop een samenleving behoort te func-

tioneren en vragen ons af welke elementen nodig

zijn in de antwoorden die elke gemeenschap ont-

wikkelt. Je moet me niet zomaar geloven – lees er-

over, informeer jezelf. Klimaatverandering – een

zeer ernstig probleem – is maar de helft van het

verhaal; inzicht verwerven in het begrip piekolie

is zeker zo noodzakelijk. Naar deze twee kwesties

samen wordt verwezen als ‘koolwaterstoftweelin-

gen’ (‘Hydrocarbon Twins’). Ze zijn zodanig met el-

kaar vervlochten, dat een groot deel van het verhaal

onverteld blijft als je ze afzonderlijk bekijkt.

Zonder goedkope olie zou je dit boek nu niet

lezen. De gecentraliseerde distributie van boeken

zou niet haalbaar zijn, en als je een exemplaar zou

hebben, zou het een van de weinige boeken zijn die

je hebt. Sterker nog, je zou het beschouwen als een

zeer waardevol bezit. Ik zou niet in staat zijn ge-

weest om het te typen op mijn laptop, in een warm

huis, luisterend naar cd’s. Als je er echt over be-

gint na te denken, is het niet enkel dit boek dat hier

niet zou zijn. De meeste dingen om je heen zijn af-

hankelijk van goedkope olie voor hun fabricage en

transport. Je meubels, amusement, uitstapjes, eten,

huishoudelijke apparatuur, medicijnen en cosme-

tica zijn allemaal afhankelijk van deze wonderbare

grondstof. Dit is geen kritiek – het is enkel hoe het

is voor ons allemaal, en is geweest zolang de mees-

ten van ons zich kunnen herinneren. Het is prak-

tisch onmogelijk je het anders voor te stellen.

Het is volledig te begrijpen hoe we in deze situ-

atie terechtgekomen zijn. Olie is een opmerkelijke

substantie. Ze werd gevormd uit prehistorisch zoö-

plankton en algen, die vooral 150 tot 90 miljoen jaar

geleden de oceanen bedekten. Dit gebeurde ironisch

Piekolie en klimaatverandering

De twee blinde vlekken van onze tijd

‘Ergens in 2006 zal de dorst

van de mensheid naar olie de

grens van 86 miljoen vaten per

dag overschreden hebben. Dit

laat zich vertalen in het onthut-

sende cijfer van 1.000 vaten

per seconde! Stel je een met olie

gevuld Olympisch zwembad

voor: we zouden het binnen

15 seconden droogleggen. We

legen op één dag bijna 5.500

van die zwembaden.’

Peter Terzakian (2006), A Thousand Barrels a Second: the coming oil break point and the challenges facing an energy dependent world, McGraw Hill

Enkele dagelijkse dingen

die gemaakt zijn van olie:

Aspirines, plakband, sport-

schoenen, lycra sokken, plaksel,

verven, vernis, schuimrubber

matrassen, vloerkleden, nylon,

polyester, CD’s, DVD’s, plastic

flessen, contactlenzen, haargel,

borstels, tandenborstels, rubber

handschoenen, afwasteiltjes,

elektrische fittingen, pluggen,

schoensmeer, meubelwas,

computers, printers, kaarsen,

tassen, regenjassen, noppen-

folie, fietspompen, vruchtensap-

verpakking, bankkaarten,

dakisolatie, PVC ramen, bood-

schappentassen, lipstick en

dat zijn nog slechts een paar

van de dingen die direct van

olie gemaakt worden, niet die

zaken die fossiele brandstoffen

en energie nodig hebben om te

werken (en dat geldt voor onge-

veer alles).

'Vijftig jaar geleden consu-

meerde de wereld 4 miljard

vaten olie per jaar, terwijl de

gemiddelde ontdekking van

nieuwe olievelden rond de 30

miljard vaten lag. Vandaag

consumeren we 30 miljard

vaten per jaar en ligt de ontdek-

kingsgraad in de buurt van 4

miljard vaten ruwe olie.'

Asia newspaper, 4 mei 2005

© L

ES

ED

ITIO

NS

ALB

ER

T R

EN

É

Hoofdstuk 13

Page 14: Transitie HANDBOEK

26H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

27P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

nieuwe ontdekkingen te komen, de eerste stap op de

maan te zetten en om de ‘Pop Tart’-snack te perfec-

tioneren. (Pop Tarts = een ontbijt dat in talloze va-

riaties te koop is.) Maar zal dit mooie liedje eeuwig

blijven duren? Natuurlijk niet. Zoals voor alle ein-

dige grondstoffen geldt: hoe sneller we ze verbrui-

ken, hoe sneller we ze kwijt zijn. We voelen ons net

zoals Asterix en Obelix, die terwijl de moed hen in

de schoenen zinkt, vaststellen dat de ketel met to-

verdrank die voor hen staat, de laatste is. We zien

de mogelijkheid van een leven zonder toverdrank

voor ons opdoemen.

Het maakt niet uit wanneer het moment komt

waarop we de laatste druppel verbruiken. Wat wel

van belang is, is het ogenblik van de piek, het mo-

ment waarop je beseft dat vanaf dit punt er jaar na

jaar steeds minder toverdrank zal zijn en dat deze

steeds duurder zal worden, omdat hij alsmaar schaar-

ser wordt. In 2008 doorbrak olie voor het eerst het

plafond van $100 per vat. Chris Skrebowski, redac-

teur van het tijdschrift Petroleum Review, definieert

piekolie als ‘het punt waarop verdere expansie van de

olieproductie onmogelijk wordt, omdat nieuwe pro-

ductiestromen de achteruitgang van de productie

niet meer kunnen compenseren’.14 Wat hier van be-

lang is, is het punt dat halverwege ligt; het moment

waarop de helft van de reserves opgebruikt is, en

waarnaar soms verwezen wordt als ‘piekolie’, of het

‘kantelpunt’. Het is een moment van historisch be-

lang. Sinds Drake de eerste olie oppompte in Penn-

sylvania, in 1859, en gedurende de hele weg bergop

daarna, heeft de vraag de productie versneld. Hoe

meer olie de wereldeconomie nodig had, des te meer

olie de olie industrie kon produceren.

‘Swing-producenten’ – dit zijn landen met grote

reserves die de productie naar believen kunnen

laten stijgen – verzekerden dat de productie kon

stijgen als dat nodig was. Gedurende de jaren ’30

en ’40 was het de Verenigde Staten die als ‘swing-

producent’ optrad; de afgelopen jaren was dit Saoe-

di-Arabië. Als we de piek eenmaal voorbij zijn, be-

gint de productie de vraag te dicteren, wat met zich

meebrengt dat de prijzen plots en scherp stijgen en

dat diegenen met controle over de overgebleven olie

pas echt de wetten kunnen stellen.

Enkele belangrijke aanwijzingen

die aantonen dat we de piek naderen

Hoe kunnen we nu weten dat we ons op de piek, of

dicht bij de piek bevinden? Er is, ten eerste, een ob-

serveerbaar patroon dat ons een indicatie geeft. De

meeste olieproducerende landen volgen hetzelfde

patroon – de piek in de ontdekking van olie komt

gewoonlijk dertig tot veertig jaar vóór de productie-

piek. Uiteraard moet je eerst olie ontdekken alvo-

rens je kan produceren en we hebben de neiging om

de grotere en gemakkelijkere voorraden als eerste

te ontginnen. Dit patroon werd vastgesteld in het

Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Rusland

en vele olieproducerende landen die nu minder olie

ontginnen. Door het feit dat de ontdekking van olie

voor de hele wereld in 1965 piekte, kunnen we, als

hetzelfde patroon wordt toegepast, ons inbeelden

dat we dichtbij, of op de productiepiek zitten. Dit

werd als eerste ontdekt door de geoloog M. King

Hubbert, die in 1956 voorspelde dat de Verenigde

Staten in 1970 zou pieken op het vlak van oliewin-

ning (de piek in ontdekking deed zich voor in de

jaren ’30). Er werd met hem gespot, maar uiteinde-

lijk bleek zijn theorie correct. 15

Een andere aanwijzing is dat tussen januari 2005

en juli 2008 de wereldolieproductie tussen 84 en

86,5 miljoen vaten per dag stagneerde, ondanks

de zeer hoge prijzen.16 Tot de economische ineen-

storting in de herfst van 2008 hield de vraag ge-

lijke tred met deze productieniveaus, of ging daar

zelfs overheen, en de olieprijzen stegen van $65 per

vat in 2005 tot ruim boven $100 in 2008, en zelfs

tot de hoogste piek aller tijden (deels ook te wijten

Men schat dat veertig liter benzine in de tank van

een auto energie bevat die gelijk is aan vier jaar men-

selijke handenarbeid.9 Het is geen wonder dat we in

het Westen per persoon gemiddeld zestien vaten olie

per jaar consumeren. Dit is minder dan in Koeweit,

waar ze er 36 verbruiken (wat doen ze ermee; nemen

ze er een bad in?), maar veel meer dan de twee vaten

van China, of India met minder dan één vat.10 De

hoeveelheid energie die nodig is om de gemiddel-

de burger van de Verenigde Staten te onderhouden

is gelijk aan vijftig mensen die zich dag en nacht in

hun achtertuin uit de naad fietsen.11 We zijn afhan-

kelijk geworden van deze fietsers – waarnaar som-

mige mensen verwijzen als ‘energieslaven’.12 Maar

we hebben, het moet gezegd worden, bijzonder veel

geluk dat we mogen leven in een tijdperk met toe-

gang tot hoeveelheden energie en een reeks materi-

alen, producten en mogelijkheden, die onze voorou-

ders zich niet eens konden voorstellen.

Figuur 1 geeft een van de best onderzochte grafi-

sche voorstellingen van wat we ‘Aardolie-interval’ 13

kunnen noemen. Dit interval is de korte tussenpe-

riode van tweehonderd jaar waarin we dit machti-

ge materiaal in zijn totaliteit uit de grond gehaald

en verbrand hebben. Vanuit de historische context

van duizenden jaren is dit een korte piek. Gezien

van waar we ons nu bevinden, lijkt het op de top

van een berg.

Olie heeft het ons mogelijk gemaakt om ver-

bluffende technologieën en culturen te creëren, tot

Figuur 1. Een grafische voorstelling van het ‘Aardolie- interval’. Deze grafiek van de samengestelde aardolie- en aardgasproductie van de Association for the Study of Peak Oil is een van de betrouwbaarste scenario’s van de mogelijke toekomstige aardolie- en aardgasproductie.Bron: The Association for the Study of Peak Oil

Niet conv. gas

Aardgas

Vloeibaar aardgas

Arctisch

Diepzee

Zwaar, enz.

Conventioneel1

93

0

19

40

19

50

19

60

19

70

19

80

19

90

20

00

20

10

20

20

20

30

20

40

20

50

Gig

abar

rels

of

oil

equi

vale

nt

1) Olie- en gasproductieUitgangsbasis 2006

55

50

45

40

35

30

25

20

15

10

5

0

‘Energie-experts discussiëren

niet langer over de vraag òf

Hubbert’s piek zal optreden,

maar wanneer.’

Fox News, 28 april 2006

‘Het is opmerkelijk dat poli-

tici er nog steeds niet in slagen

om op een of andere manier

plannen te gaan maken om

deze onvermijdelijke transitie

voor te bereiden, of zelfs maar

om te beginnen hun kiezers

voor te bereiden op de onaf-

wendbaarheid ervan.’

Jonathan Porritt (2007), Capitalism as if the Earth Matters, Earthscan

‘Piekolie is een keerpunt in de

geschiedenis van ongeëve-

naarde omvang. Nooit eerder

is een zo kritische hulpbron als

olie op weg geweest naar zijn

natuurlijke uitputting zonder

zicht op een beter alternatief.’

Colin Campbell

Page 15: Transitie HANDBOEK

28H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

29P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

Er was een enorme discrepantie in de schattingen

van het aantal nog te ontdekken olievelden, tussen

aan de ene kant het US Geological Survey, dat de

meest optimistische scenario’s voorstelt, en aan de

andere kant wat andere organisaties geloven. De be-

doeling van de conferentie was om het enorme ver-

schil te verzoenen. Bedrijven brachten hun gedetail-

leerde vertrouwelijke onderzoeksgegevens mee, en

trachtten te zien of er zich een patroon vertoonde.

De resultaten van dit ‘ik zal jou mijn cijfers tonen

als jij me de jouwe toont’ waren verbluffend. De

USGS had een cijfer naar voren gebracht van 650

miljard vaten die nog te vinden waren, maar de con-

ferentie bracht een cijfer naar voren van maar net

250 miljard vaten. De andere organisaties stelden

ook dat de niet conventionele oliën zoals teerzanden

en diepzee-olie nooit méér dan 4 à 5 miljoen vaten

per dag zouden opbrengen en dit zelfs met moei-

te zouden halen, opnieuw een veel lager cijfer dan

de voorspellingen van de USGS. Een dergelijke ver-

trouwelijke conferentie achter gesloten deuren werd

ook gehouden in de eerste dagen van de klimaatver-

andering en leidde tot de oprichting van het Inter-

governmental Panel on Climate Change (IPCC).

Een verdere aanwijzing dat we dicht bij de piek

zijn is de aard van de nieuwe ontdekkingen waar-

van de markt dezer dagen opgewonden wordt. Van

deze ontdekkingen wordt verwacht dat ze het te-

kort zullen compenseren wanneer de conventio-

nele oliewinning begint te dalen. Een van de nieu-

we opwindende ‘onconventionele’ bronnen van de

olieproductie zijn de Alberta teerzanden in Cana-

da. Het probleem met de teerzanden is dat de olie

erg dik en kleverig is, het is meer zanderig bitumen

aan een als een zeepbel uiteenspattende markt voor

grondstoffen en landbouwproducten) van $147 per

vat in augustus 2008. Het onvermogen van oliepro-

ducenten om de groeiende vraag bij te houden (zie

figuur4, pag.36), doet vermoeden dat eerder geolo-

gische dan politieke of economische factoren een rol

speelden.17 De gevolgen van deze hoge prijzen voor

bedrijven en economieën waren natuurlijk ramp-

zalig en de inflatoire druk van die hoge olieprijzen

werkte door naar voedsel en andere producten.

Onder dergelijke condities verdergaan met econo-

mische groei is alleen mogelijk door grotere kre-

dietfaciliteiten: toen deze onder druk kwamen te

staan, stortte het systeem in elkaar. Omdat het niet

meer mogelijk was gemakkelijk krediet te verkrij-

gen en door andere negatieve factoren, zoals groei-

ende werkloosheid, trad er in het tweede deel van

2008 samen met de bovengenoemde uiteenspatten-

de zeepbel een ernstige daling van de vraag naar

olie op, en de prijs zakte in elkaar tot minder dan

$40 per vat.

De World Energy Outlook 2008 van het Inter-

nationaal Energie Agentschap (IEA) heeft als ge-

volg van de verslechterende economische situatie

zijn voorspellingen omtrent de olievraag voor 2030

naar beneden bijgesteld van 116 (de voorspelling

van 2007) tot 106 miljoen vaten per dag. Voor het

rapport van november 2008 deed het een uitgebrei-

de olieveld-per-olieveld-studie om een realistisch

cijfer te krijgen voor de afnamesnelheid in de pro-

ductie van bestaande velden die over hun piek heen

waren. Zij schatten die afnamesnelheid op 6,7% –

een scherpe aanpassing van het cijfer van 2007 van

3,7%. Er is duidelijk sprake van een tekort (onge-

veer 20 miljoen vaten per dag vergeleken bij de hui-

dige winning), wat een hoge ontdekkingsfrequentie

van belangrijke olievelden noodzakelijk maakt tus-

sen 2008 en 2030 – 2030 zijnde het jaar waarin de

IEA voorziet dat de mondiale conventionele olie-

productie zal pieken; hoewel in een recent interview

wordt toegegeven dat het plateau al tegen 2020 be-

reikt zal worden (zie kantlijn op pag.35).

Olie-ontdekkingen zijn gedaald sinds het piek-

moment in 1965. Deze dalende trend is ook te wijten

aan het feit dat, hoewel we nog steeds olie vinden,

de gemiddelde grootte van de velden die ontdekt

worden, kleiner wordt. In 1940 was de gemiddelde

opbrengst van de velden die vijf jaar voordien ont-

dekt waren, 1,5 miljard vaten. Tegen 1960 was die

opbrengst naar 300 miljoen vaten gezakt. In 2004

bedroeg ze amper 45 miljoen vaten en ook nu nog

blijft de opbrengst dalen.18 Tijdens het ‘Olietijdperk’

werden 47.500 olievelden ontdekt. Tot nu toe heb-

ben de veertig grootste velden 75 procent van al de

olie opgebracht.19 Zoals figuur 2 aantoont, gingen

de dalende olieontdekkingen gepaard met een stij-

gende olieconsumptie. 1981 was het jaar dat deze

kloof ontstond en sindsdien is hij gestaag dieper

geworden, tot op het punt waarop we nu ongeveer

vier vaten olie consumeren tegenover één vat dat

we ontdekken.* 20

In het openbaar spreken oliemaatschappijen over

de grote oliereserves en over een lucratieve toe-

komst. BP beweert dat ‘er geen problemen zijn met

de oliereserves’, Exxon beweert dat ‘er geen teken

is van een piek’ en Aramco beweert eveneens dat ‘er

geen problemen zijn met de oliereserves’.

Achter de schermen echter zijn ze zich steeds

meer bewust van de ernst van het probleem. In no-

vember 2006 vond er een conferentie plaats in Co-

lorado Springs, de ‘Hedberg Research Conference

on Understanding World Oil Resources’.21 De con-

ferentie was enkel met een uitnodiging toegankelijk

en bracht mensen samen uit heel de olie-industrie,

evenals organen zoals het United States Geological

Survey (USGS), het IEA en de Energy Information

Administration. De pers werd niet toegelaten en

de presentaties van de sprekers werden niet open-

baar gemaakt. Er vonden open en eerlijke discussies

plaats in de aard van ‘mijn bedrijf zegt dit, maar de

gegevens zeggen dat’.

19

30

19

40

19

50

19

60

19

70

19

80

19

90

20

00

20

10

20

20

20

30

20

40

20

50

60

50

40

30

20

10

0Milj

ard

vat

en p

er ja

ar

2) De groeiende kloofGewone conventionele aardolie

Figuur 2. De piek in ontdekkingen van aardolie en de groeiende kloof tussen ontdekking en productie.Bron: The Association for the Study of Peak Oil

Ontdekkingen uit verleden

Toekomstige ontdekkingen

Productie

Ontdekkingen uit het verleden gebaseerd op Exxon Mobile (2002).Herdatering van herzieningen.Afgerond op het driejaarlijks vlot-tend gemiddelde.

* Updates geschreven door John Mason, geoloog en lid van een transition town in Wales

Olie producerende

landen die hun piek reeds

voorbij zijn:

Albanië, Argentinië, Australië,

Bahrein, Barbados, Benin,

Bulgarije, Chili, Colombia,

Cuba, Democratische Repu-

bliek Congo, Denemarken,

Duitsland, Egypte, Frankrijk,

Gabon, Georgië, Ghana, Grie-

kenland, Hongarije, Indonesië,

Iran, Israël, Italië, Japan,

Jemen, Kameroen, Kirgizië,

Kroatië, Libië, Marokko,

Mexico, Myanmar, Monte-

negro, Nederland, Nieuw

Zeeland, Noorwegen, Oekraïne,

Oezbekistan, Oman, Oosten-

rijk, Pakistan, Papoea Nieuw-

Guinea, Peru, Polen, Roemenië,

Rusland, Senegal, Servië,

Slovakije, Spanje, Suriname,

Syrië, Taiwan, Tadzjikistan,

Tsjechië, Trinidad & Tobago,

Tunesië, Turkije, Turkmeni-

stan, Verenigd Koninkrijk,

Verenigde Staten, Wit-Rusland,

Zuid-Afrika

uit www.EnergyFiles.com

‘Brandstof is ons economisch

levensbloed. De prijs van olie

kan het verschil betekenen

tussen recessie en heropleving.

De Westerse wereld is afhanke-

lijk van de invoer ervan.’

Tony Blair, 7 april 2002

Page 16: Transitie HANDBOEK

30H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

31P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

dan olie. De olie kan op twee manieren ontgonnen

worden uit de teerzanden. De eerste manier is om

de olie uit te graven met enorme graafmachines en

haar te transporteren in vrachtwagens ter grootte

van een huis en haar te ‘wassen’ in een soort enor-

me wasmachine. Ongeveer 20 procent van de olie

wordt op deze manier gewonnen. De rest wordt ter

plaatse onttrokken. Er wordt stoom onder de grond

gepompt en de olie wordt eruit gehaald.22 Het re-

sultaat is een synthetische brandstof (‘synfuel’) van

lage kwaliteit, die dan geraffineerd wordt tot bruik-

bare olieproducten. Als de Alberta teerzanden het

beste zijn wat we hebben, dan zitten we echt in de

problemen. Men schat dat Alberta 175 miljard olie-

vaten bevat, wat ervoor zorgt dat Canada in de top

vier of vijf van olieproducerende landen in de we-

reld staat. Olie uit teerzanden is veel duurder om

te produceren dan de meeste andere bronnen van

olie, maar met een stijgende olieprijs worden deze

oliebronnen steeds haalbaarder ondanks hun moei-

zamere ontginning. Er trekken oliemaatschappijen

naar dit gebied en Fort McMurray, de belangrijk-

ste stad van het district, is een snelgroeiende stad.

Clive Mather, de CEO van Shell Canada, beschrijft

de werkzaamheden in het gebied als de grootste die

hij het bedrijf ooit heeft zien ondernemen. Men-

sen van over de hele wereld verhuizen daar naartoe

voor de ‘nieuwe goudkoorts’.23

De winning uit teerzanden zou je kunnen verge-

lijken met de poging cacaopoeder uit een enorme

chocoladecake te verwijderen. Greenpeace schat dat

tegen 2011 de jaarlijkse winning uit teerzanden zal

zorgen voor meer dan 80 miljoen ton CO2-equiva-

lent. Dit is meer dan wat tegenwoordig door alle Ca-

nadese auto’s wordt uitgestoten.24 De winning uit

teerzanden vereist ook het omhakken van grote ge-

bieden zeer oud arctisch woud. De twee belangrijkste

zwaktes van het proces zijn hoe de stoom, die de olie

en het zand scheidt, geproduceerd wordt, en waar

het water, om de stoom te maken, vandaan komt.

Je kán zuiver, kostbaar aardgas (een grondstof die

ook stilaan uitgeput raakt)25 nemen en verbranden

tot stoom om synthetische brandstof te produceren,

een ruwe olie van lage kwaliteit. Maar het is waan-

zin. Dit is geen ‘goudkoorts’. Inderdaad, Matt Sim-

mons, een investeringsbankier in de energie-indu-

strie, beschreef het eens als: ‘Heren, we hebben net

goud in lood veranderd.’26 Het is het onderste uit

de jerrycan schrapen. En dit bevestigt eerder het

piekolie-argument dan het te ontkennen, wat diege-

nen doen die zeggen: ‘Zie je wel, er is nog veel over.’

Het maakt duidelijk dat we het middelpunt van het

Olietijdperk bereikt hebben, en dat het tijdperk van

goedkope olie werkelijk voorbij is.

Eén band alleen al van één van de enorme vracht-

wagens, kost meer dan ! 50.000. Productie uit teer-

zanden vereist dat de olieprijzen hoog blijven om

haar haalbaar te laten blijven. Maar we zouden ons

ook moeten afvragen hoe hoog de prijs van aard-

gas moet stijgen voor winning uit teerzanden weer

onrendabel wordt. De andere beperkende factor

in teerzandproductie, naast goedkoop aardgas, is

water. Men schat dat er tussen twee en vier vaten

water nodig zijn voor elk vat synthetische ruwe olie

dat gewonnen wordt uit teerzand.27 De hoeveelheid

water, die uit de Athabascarivier kan worden ge-

haald, is niet oneindig en het is een belangrijke fac-

tor die de winning beperkt. Ondanks de waanzin van

de winning uit teerzand, worden er grote sommen

geld bijeengebracht om dat te realiseren, wat op zijn

minst gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat het een

van de weinige plaatsen in de wereld is waar privé-

investeringen in de oliewinning mogelijk zijn.

Laat ons op dit punt de vergelijking maken met

een bar. Traditionele boring van goede ruwe olie,

zoals in Saoedi-Arabië, is alsof je aan een bar staat

terwijl een charmante barman je pint onmiddellijk

tapt uit het vat in de kelder. Teerzand is alsof je in

een bar aankomt en dan ontdekt dat al het bier op

is, maar je hebt zoveel dorst dat je begint te fan-

taseren over het equivalent van vijfduizend pintjes

die op het tapijt gemorst zijn in het dertigjarig be-

staan van deze bar. Daarom verzin je een methode

waarbij je het tapijt kookt om het bier er weer uit

te halen. Het is de wanhopige, nutteloze handeling

van een alcoholist die zich geen leven kan inbeelden

zonder het voorwerp van zijn verslaving, en dit is

alleen haalbaar omdat de olieprijzen hoog en aard-

gasprijzen laag zijn (hoge olieprijzen zijn het enige

van de twee waarop we kunnen rekenen).

Ook een ander recent verhaal geeft de minder ge-

ruststellende aard van onze nieuwe ontdekkingen

aan. Het gaat om een vermoedelijk enorme vondst

van nieuwe olievoorraden in de Golf van Mexico in

2006. ‘Tussen 3 en 15 miljard vaten’ volgens de over-

enthousiaste speculatie van de pers28 (dat is een héél

grote hoeveelheid), wat vele commentatoren ons

doet wijsmaken dat piekolie nu officieel onzin is en

dat we allemaal gerust kunnen slapen. Dit verhaal is

gekozen om aan te tonen dat er nog steeds enorme

onbenutte voorraden zijn, dat de zwartkijkers over

piekolie het bij het verkeerde eind hebben – en kijk,

het bewijs bevindt zich hier in de Golf van Mexico.

Als je tussen de regels van dit verhaal doorleest, zul

je merken dat het niet zo geweldig is als het op eer-

ste zicht lijkt. De olie, die overvloedig zou kunnen

zijn maar die waarschijnlijk eerder teleurstellend

zal blijken, bevindt zich onder anderhalve kilome-

ter oceaan en zes kilometer gesteente in de Golf van

Mexico, waar bovendien de meeste orkanen voorko-

men. De huur van gespecialiseerde werktuigen die

nodig zijn om in dergelijk water te boren, kan tot een

half miljoen dollar per dag bedragen.29 Bemerk het

verschil met het gemak waarmee we in land boren,

in de gigantische velden van Saoedi-Arabië of Mexi-

co, tel daarbij de dalende omvang van nieuwe ont-

dekkingen op en het wordt meteen duidelijk dat we

gewoon kruimels bijeengraaien.

In een rapport van 2007 30 heeft het IEA het over

iets wat eufemistisch een ‘voorraadtekort’ in 2012

wordt genoemd. De redenen daarvoor, beweren zij,

zijn complex en uiteenlopend, maar hebben niets te

maken met piekolie. Dit wordt herhaald in het rap-

port van 2008. Andrew Leonard schreef het volgen-

de op de website www.salon.com:

‘Om het rapport bondig samen te vatten: het

probleem is niet dat de olievoorraden van de aarde

uitgeput raken, maar dat op dit moment de boor-

torens in open zee schaars en duur zijn, dat ge-

schoolde werkkrachten zeldzaam zijn en dat de

transportinfrastructuur beperkt is; verder wordt

investering en ontwikkeling verhinderd door po-

litieke factoren zoals het inzetten van grondstof-

fen voor nationalistische doeleinden (resource na-

tionalism) in landen als Venezuela en Rusland en

geopolitieke risico’s in Iran en Nigeria. Het rap-

port lijkt te zeggen dat de logistiek het echte pro-

bleem is en niet de effectieve hoeveelheid olie in de

grond. De conclusie is dus dat, zelfs al zijn er bijna

drie miljoen nieuwe vaten nodig per jaar om de

afname van bestaande olievelden te compenseren,

de risico’s van bovengrondse aanvoer op middel-

lange termijn groter zullen worden dan de risico’s

van ondergrondse winning.’ 31

Leonard heeft echter sterke twijfels bij de gege-

ven redenen en besluit dat ‘wat ruikt naar piekolie,

het waarschijnlijk ook is’. Piekolie is een heel grote

‘Het is cruciaal wanneer de

mondiale piek zal plaatsvinden.

Wanneer dit snel gebeurt zullen

de gevolgen verschrikkelijk

zijn. Olie is uitgegroeid tot de

belangrijkste energiebron van

de wereld. Er bestaat geen

kant en klare vervanging en

er zullen tientallen jaren nodig

zijn om samenlevingen eraan

te ontwennen. Piekolie kan om

die reden de grootste economi-

sche uitdaging betekenen sinds

het begin van de Industriële

Revolutie.’

Richard Heinberg

‘Als de Irakese productie niet

exponentieel stijgt tegen 2015,

dan hebben we een zeer groot

probleem, zelfs als Saoedi-

Arabië al zijn beloften nakomt.

De getallen zijn heel eenvoudig,

je hoeft er geen expert voor te

zijn.’

Fatih Birol, hoofdeconoom Internationaal Energy Agentschap, 2007

‘Een andere reden waarom piek

voorspellingen vandaag waar-

schijnlijk accurater zijn, is dat

het aantal twijfelgebieden snel

afneemt. Dit punt werd me heel

duidelijk gemaakt door Jason

Nunn, een Britse directeur van

het PFC energy-consultancy-

bureau in Washington. “Toen

iedereen in de jaren ’70 en ’80

zei dat de olie op zou raken,

bevonden maar heel weinig

landen zich in de plateaufase,

laat staan in de dalende fase.

Vandaag zit de meerderheid

van de landen in de plateaufase

en vele zijn er al voorbij. Dertig

jaar geleden waren veel delen

van de wereld nog niet geëxplo-

reerd, terwijl er vandaag nog

maar weinig plekken zijn waar

dat nog niet is gebeurd. Het is

anders nu.”’

David Strahan (2007), The Last Oil Shock: a survival guide to the imminent extinc-tion of petroleum man, John Murray

De teerzanden in Alberta. Het wanhopige gevecht om ‘niet-conventionele olie’ leidt tot vernielde landschappen, huizenhoge koolstofemissies en een zeer lage EROEI.

© G

RE

EN

PE

AC

E /

RA

Y G

IGU

ER

E

Page 17: Transitie HANDBOEK

32H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

33P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

olifant in de kamer, een die men steeds moeilijker

kan negeren. Hoewel alle kwesties, die aangekaart

zijn door het IEA, aan de orde zijn, worden ze steeds

meer verergerd door geologische beperkingen.

De laatste reden die me ervan overtuigt dat de

piek nabij is, is de verandering in de financiële prak-

tijken van de grote oliebedrijven. Ten eerste: de

steeds frequentere en spectaculairdere fusies tus-

sen oliebedrijven, een praktijk die soms ook ‘pros-

pecteren op Wall-Street’ genoemd wordt. De prijs

van de aandelen van een oliebedrijf hangt af van de

voorraden, met andere woorden van de toekomsti-

ge winning waartoe het de toegang verzekerd heeft.

Aangezien de dalende trend in de olieontdekkingen,

die al bezig is sinds 1965, zich voortzet (zie figuur 2,

pag.29), wordt het steeds moeilijker voor bedrijven

om hun voorraden tegenover hun winning op peil

te houden. Het is de gewoonte geworden bij grote

oliebedrijven om kleinere bedrijven op te kopen en

zo hun voorraden over te nemen. Hoewel oliebe-

drijven dit altijd al gedaan hebben, gebeurt dit nu

op steeds grotere schaal.

In een recent artikel onderzocht David Strahan

de waarschijnlijkheid van een fusie van Shell met

BP, iets wat in normale omstandigheden totaal on-

denkbaar zou geweest zijn.32 En dit ondanks hun

verklaring dat piekolie zo ver weg is, dat het zelfs

niet de moeite loont om erover na te denken. Mocht

deze transactie doorgaan, dan zou ze vooral inge-

geven zijn door het feit dat beide olie winnen, maar

steeds meer moeite hebben om de geproduceerde

grondstoffen te vervangen door nieuwe reserves.

Een andere fascinerende ontwikkeling is dat de

grote oliebedrijven hun eigen aandelen terugkopen.

Men schat dat als Chevron Corporation doorgaat

met het aankopen van haar eigen aandelen tegen

hun huidige waarde en aan het huidige tempo (voor

de volgende drie jaar heeft ze vijftien miljard dol-

lar uitgetrokken), ze haar aandelen geliquideerd

zal hebben tegen 2023.33 Exxon doet hetzelfde

met dertig miljard dollar per jaar. Door de huidi-

ge brandstofprijzen baden de oliebedrijven in geld

dat ze slechts op weinig plaatsen kunnen investe-

ren. Door de terugloop van het aantal ontdekkingen

wordt prospectie gezien als een slechte investering

die te weinig oplevert. Dat piekolie nu een factor is

in het beslissingsproces van oliebedrijven, werd in

de verf gezet in het rapport 2007 Global Upstream

Performance Review dat stelde:

‘We geloven dat het thema (piekolie) deel uit-

maakt van de langetermijnplanning van de sec-

tor. Als de theorie van piekolie klopt, en er een da-

ling in de wereldwijde winning op handen is, dan

zal een bedrijf moeten kiezen tussen vier mogelijk-

heden: proberen een dominante partij op de markt

te worden, zich toeleggen op een specifieke niche in

de oliemarkt, activa binnenhalen of tot een snelle

liquidatie overgaan.’ 34

De terugkoop van aandelen is een duidelijke aan-

wijzing van de voortdurend dalende ontdekkingen

en dalende opbrengst van de investeringen in explo-

ratie. Dit wijst erop dat oliemaatschappijen plannen

beginnen te maken voor hun eigen inkrimping.

Dit zijn, voor mij, de vijf belangrijkste redenen

waarom piekolie dichtbij is. Er zijn er nog veel meer,

zoals je zult ontdekken als je de bronnenlijst bestu-

deert achterin dit boek of sommige van de relevante

websites.35 Uiteindelijk zijn olie en gas eindige bron-

nen. Het is vandaag de dag duidelijk dat minstens

60 van de 98 olieproducerende landen inzakken

en dat zelfs de machtige olieproducerende landen

zoals Saoedi-Arabïë het moeilijk hebben om aan de

vraag te voldoen.36 Aangezien het bereiken van het

piekoliemoment een kantelpunt zal zijn van onge-

ziene proporties, is de vraag wanneer we dit kunnen

verwachten, gerechtvaardigd.

Piek wanneer?

Je kunt je voorstellen dat er uiteenlopende voor-

spellingen bestaan over wanneer precies de mon-

diale oliewinning haar piek zal bereiken, al worden

de verschillen tussen de meningen steeds kleiner.

Deze meningsverschillen zijn vooral te wijten aan

het feit dat veel van de informatie die nodig is om

een precieze voorspelling te doen, niet openbaar is.

Ongeveer 80 procent van de wereldolie is in han-

den van nationale oliemaatschappijen, die niet ver-

plicht zijn om gegevens betreffende hun reserves

vrij te geven. In Saoedi-Arabië en Koeweit, bijvoor-

beeld, zijn de gegevens over reële reserves staatsge-

heim en worden verwoed beschermd. Private olie-

maatschappijen – de Shells en de Totals van deze

wereld, verantwoordelijk voor een relatief klein aan-

deel van de wereldolie – moeten hun gegevens wél

openbaar maken. Toch moeten ze balanceren op de

dunne scheidslijn tussen het tevreden houden van

de regulerende overheid en de aandeelhouders en

tegelijkertijd het beschermen van concurrentiege-

voelige informatie. Gezien de ernstige gevolgen van

piekolie voor de wereld kunnen we enkel nog deze

beslissing nemen: geloven we de beweringen van re-

geringen en oliemaatschappijen dat alles goed gaat

en dat er geen reden tot ongerustheid is ondanks

alle bewijzen van het tegendeel, of zetten we vraag-

tekens achter deze zelfingenomenheid en richten we

ons eerder op wat de olie-industrie doet in plaats

van op wat ze zegt?

George Monbiot, milieuauteur en activist, zegt het

extreem: ‘We kunnen enkel hopen op een zachte lan-

ding als de cijfers van de olieproducenten juist zijn

en als de regeringen ingrijpen voor het te laat is. Ik

hoop dat dit u geruststelt.’ 37 In Ten onder te boven

(The Upside of Down) vergelijkt Thomas Homer-

Dixon onze situatie met een auto die in dichte mist

met hoge snelheid op een plattelandsweg rijdt.38

We weten dat we snel vooruitgaan en we horen de

motor draaien, maar daarbuiten hebben we geen

houvast om in te schatten hoe snel we gaan. Onze

kaart suggereert een rechte weg en we hebben ten-

slotte haast. ‘In de mist rijden is natuurlijk niet ver-

standig,’ schrijft hij, ‘en toch is dat precies wat we nu

aan het doen zijn.’ Rijden zonder zicht.

Kenneth Deffeyes, auteur van Beyond Oil 39 voor-

spelde openlijk dat de piek voor mondiale oliewin-

ning zou vallen op Thanksgiving Day 2005 (dat is

donderdag 24 november voor mensen buiten de

Verenigde Staten).40 Hoewel hij ongeveer dezelf-

de spot over zich heen kreeg als M. King Hubbert,

zou hij wel eens gelijk kunnen hebben als we enkel

naar conventionele olie kijken. De conventionele

Transitie-instrument 1De ‘doe het zelf’-piekolie-presentatie

Er zijn twee manieren om een piekolie presen-tatie te geven. De eerste manier is voor een groep gaan staan en een verhaal vertellen. De tweede is de groep aan te zetten zelf de pre-sentatie te geven. Hoe kan dat, zul je denken, als de groepsleden niets van het onderwerp weten? Aha! Hier komt de ‘doe het zelf’-piek-olie-presentatie op de proppen. Print gewoon een goede piekolie-(dia)presen-tatie uit (op www.transitionetwork.org staat er één die goed te gebruiken is) op A3- of A4-bladen en op de achterkant van elk blad schrijf je een korte en duidelijke uitleg van de dia op de voorkant. Daarna verdeel je de papieren onder de deelnemers en nodig je ze uit, zoals gasten op een feestje, om elkaar op te zoeken en elkaar de informatie te vertellen die op hun ‘dia’s’ staat. Naast het feit dat het een leuke manier is om kennis te maken met piekolie, werkt het ook als een fantastische ijsbreker tij-dens een grote bijeenkomst of aan het begin van een cursus.

‘Piekolie heeft met alles te

maken. Mensen zouden ervan

moeten weten, maar dat is niet

zo. Wanneer hij zal pieken, of

dat de piek al voorbij is, weet ik

niet, maar als er morgen geen

olie meer is, zitten we vast. We

zijn er voor alles afhankelijk

van.’

Zac Goldsmith, uit Flintoff, J.P. (2007) ‘You’re going green... or else’, The Sunday Times, 9 september 2007

‘Het meest intrigerende aan

dit hevige debat over de vraag

of de olieproductie binnenkort

zal pieken – en een einde zal

maken aan de discodagen van

het aardolietijdperk – is dat het

sowieso zal gebeuren.’

Christopher Flavin, Voorzitter van het Worldwatch Institute

‘De wereldolievoorraad is naar

ons oordeel groot genoeg om

tot 2030 aan de verwachte

vraag te voldoen.

World Energy Outlook 2007, IEA

‘Alhoewel de mondiale olie-

winning naar verwacht niet

zal pieken voor 2030, wordt

geschat dat de winning van

conventionele olie voor die tijd

zal afvlakken.’

World Energy Outlook 2008, IEA

Page 18: Transitie HANDBOEK

34H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

35P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

oliewinning blijkt in mei 2005 gepiekt te hebben op

74,2 miljoen vaten per dag en is sindsdien aan het

dalen (zie figuur 3).41 De productie van alle vloeibare

brandstoffen (inclusief teerzanden, biobrandstoffen,

diepzee-olie, al het moeilijker-te-ontginnen-spul) is

eveneens de laatste twee jaar afgevlakt, ondanks de

sterk gestegen prijzen en de enorme sprong in de

vraag van China en India in de periode 2005-2008,

maar dat betekent niet noodzakelijk dat de piek fei-

telijk al bereikt is.

Andere onderzoekers geven een reeks data voor

de oliepiek. Het Oil Depletion Analysis Centre houdt

het op 2007 42, Colin Campbell 43 en Chris Skrebow-

ski 44 zeggen 2010, en Jean Laherrere 2015.45 De

sceptici, zoals de Cambridge Energy Research As-

sociates (CERA), discussiëren niet langer over de

vraag of de olie zal pieken, maar eerder wanneer het

zal gebeuren.46 De CERA-studie, die bij zijn publi-

catie in 2006 van de media een hoop commentaar

kreeg in de trant van ‘de piekolie-theorie is dood’,

werd (naar mijn mening) volledig weerlegd door

een uitstekend stuk van Dave Cohen, die de CERA-

argumentatie analyseerde en ontoereikend vond.47

Cohen weerlegde de stelling uit het rapport dat

‘CERA niet akkoord gaat met het eenvoudige idee van

een dreigende piek in oliewinning noch met het idee

dat de olie nadien snel zal opraken’. Cohen schrijft:

‘Niemand hier of elders beweert dat conventi-

onele olie in de nabije toekomst zal opraken. De

piekolie-theorie is eerder een evoluerende, geso-

fisticeerde blik op de conventionele oliewinning en

de mogelijkheid van vervangmiddelen om aan de

groeiende vraag naar deze cruciale fossiele brand-

stof te voldoen, terwijl de beschikbare voorraden

onvermijdelijk aan het krimpen zijn. Het gaat hier

alleen over het juiste tijdstip van die dalingen. We

kunnen hier enkel aan toevoegen dat de menselijke

psyche de sterke neiging tot ontkenning heeft wan-

neer ze met zeer bedreigende gebeurtenissen wordt

geconfronteerd.’

Ik ben niet gekwalificeerd om je een exacte voorspel-

ling te geven wanneer de piek zal plaatsvinden. An-

derzijds leun ik van nature aan bij diegenen die geen

gevestigde belangen hebben, die onafhankelijk zijn

van staats- of commerciële belangen, maar die de

gegevens grondig hebben geanalyseerd. Voorspellin-

gen over piekolie verschillen van ‘het is al gebeurd’

tot ‘het zal nooit gebeuren’. Gegeven echter het feit

dat sommige oliebedrijven nu niet enkel het concept

erkennen, maar er data beginnen op te plakken, leeft

iedereen die denkt dat er nog tweehonderd jaar lang

olie zal zijn in een sprookjeswereld.

Thierry Desmarest, directeur van de Franse

oliemaatschappij Total, zei onlangs dat de mondi-

ale oliewinning de honderd miljoen vaten per dag

nooit zal overschrijden.48 Hij vertelde op een con-

gres in Nederland: ‘Wij denken dat de oliepiek rond

2020 bereikt zou kunnen worden als we deze groei

in productie blijven aanhouden.’49 Lord Ron Ox-

burgh, voormalig voorzitter van Shell, zei onlangs

dat de mondiale oliewinning ‘zijn plateau zou kun-

nen bereiken binnen twintig jaar en ik zou verbaasd

zijn als dit niet gebeurt’. Hij voegde eraan toe: ‘We

komen misschien al slaapwandelend terecht in een

probleem dat in feite heel serieus zal worden, en op

het ogenblik dat het echt tot ons doordingt zou het

te laat kunnen zijn om er nog iets aan te doen.’50

Eind oktober 2007 publiceerde de Duitse Energy

Watch Group een rapport dat de gegevens herbe-

keek en zeer overtuigend stelde dat de wereldpro-

ductie eigenlijk al piekte in 2006 en ‘zal beginnen

te dalen met een snelheid van enkele procenten per

jaar’. Het rapport stelde ook dat de reserves in het

Midden-Oosten veel lager liggen dan voordien ge-

dacht en besloot als volgt:

‘De wereld staat aan het begin van een structure-

le verandering van zijn economisch systeem. Deze

verandering zal in gang gezet worden door de afne-

mende voorraden fossiele brandstoffen en zal vrij-

wel alle aspecten van ons dagelijks leven beïnvloe-

den. De huidige transitieperiode zal waarschijnlijk

zijn eigen regels kennen, die enkel gedurende deze

periode geldig zijn. Er kunnen dingen gebeuren die

we nog nooit eerder meegemaakt hebben en die we

misschien na deze transitieperiode ook nooit meer

mee zullen maken. De manier waarop we met ener-

gievraagstukken omgaan zal waarschijnlijk funda-

menteel moeten veranderen.’ 51

Tot relatief recent heeft de Britse regering piek-

olie niet erkend, althans niet publiekelijk. Een rap-

port over transport van een paar jaar geleden in

opdracht van het Britse Ministerie van Financiën

stelde dat ‘voorzien wordt dat brandstofprijzen met

26 procent zullen dalen tot 2025. Men gaat uit van

een olieprijs van $35 per vat in 2025.’ Toen deze

voorspelling werd gepubliceerd kostte de olie al $50

per vat! 52 Onlangs nog schreef de Britse regering in

antwoord op een online petitie over piekolie dat de

regering ‘op basis van de beschikbare analyses en

gegevens schat dat de wereldvoorraden olie en gas

voldoende zijn voor economische groei in de nabije

toekomst.’ 53

Ik denk dat we de verklaringen van Desmarest en

Oxburgh kunnen zien als begin- en eindpunt in de

voorspellingen van wanneer de piek zich zal voor-

doen. De meerderheid van de schattingen valt nu

tussen 2010 en 2015. Slechts weinig geloofwaardige

‘Voor niet-OPEC-landen

verwachten we dat de winning

van conventionele olie binnen

drie, vier jaar een plateau zal

bereiken, en gaat dalen...

Voor de wereld als geheel,

aangenomen dat OPEC tijdig

zal investeren, kan de mondiale

olie voort, maar we verwachten

toch dat ook deze rond 2020

zal afvlakken, wat natuurlijk

geen goed nieuws is vanuit

het oogpunt van de wereldolie-

voorziening.’

Fatih Birol, hoofdeconoom IEA, in een interview met George Monbiot ‘At Last A Date’, the Guardian, 15 december 2008

jan

‘02

mei

‘0

2

sep

‘0

2

jan

‘03

mei

‘0

3

sep

‘0

3

jan

‘04

mei

‘0

4

sep

‘0

4

jan

‘05

mei

‘0

5

sep

‘0

5

jan

‘06

mei

‘0

6

sep

‘0

6

jan

‘07

mei

‘0

7

sep

‘0

7

jan

‘08

mei

‘0

8

sep

‘0

8

jan

‘09

mei

‘0

9

sep

‘0

9

jan

’10

mei

’1

0

sep

’1

0

jan

’11

mei

’1

1

sep

’1

1

jan

’12

mei

’1

2

sep

’1

2

76

72

68

64

60

56

! "

voorspelling !

#daling -1% per jaar

daling -4% per jaar

3) Wereldproductie ruwe aardolie en lease condensate* (miljoen vaten per dag)

Vat

en p

er d

ag (

in m

iljo

enen

)

Piek mei 2005: 74.30

Piek december 2005: 74.27

Piek juli 2006: 74.14

* Lease condensate is een mengsel dat vooral bestaat uit pentaan en zwaardere koolwaterstoffen, dat wordt verkregen als bijproduct van aardgaswinning op de installatie zelf. Vloeistoffen, zoals butaan en propaan, die van nature met gas meekomen, worden verderop in het verwerkingsproces van het gas gescheiden. Zij behoren niet tot lease condensate.Bron: EIA, Skrebowski et al.

Figuur 3. De productie van conventionele aardolie lijkt op zijn minst te hebben gepiekt in 2005 en het neerwaartse plateau is ingezet. De vraag is of de niet conventionele olie-bronnen in staat zullen zijn de groeiende kloof te dichten.Overgenomen van: Tony Eriksen, www.theoildrum.com

Page 19: Transitie HANDBOEK

36H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

37P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

onderzoekers plaatsen hun voorspelling na 2020.

Eigenlijk is de exacte datum van piekolie niet zo be-

langrijk. Wat wel van belang is, is het feit dat piek-

olie onvermijdelijk is, dat het binnenkort zal ge-

beuren en dat we nog niet eens begonnen zijn na te

denken over wat we eraan zouden kunnen doen.

Het valt nog af te wachten wat de invloed op onze

gemeenschappelijke psyche zal zijn als we over de

top de berg zien hoe de afdaling zich voor ons uit-

strekt. Figuur 4 geeft een samenvatting van ons pro-

bleem. We kunnen zien hoe dicht vraag en aanbod

samenvallen en hoe de winning in de afgelopen twee

jaar een plateau heeft bereikt. Ook al heeft de cri-

sis momenteel de vraag doen dalen, vraag en aan-

bod zullen elkaar onvermijdelijk opnieuw ontmoe-

ten. En dan zal blijken dat we ons bij gebrek aan

olie niet ‘uit de crisis kunnen groeien’. Wanneer dat

punt eenmaal bereikt is, zal de kloof tussen vraag en

aanbod gestaag breder worden en zal de prijs nave-

nant sterk stijgen. Men zegt vaak dat nieuwe ideeën

drie fasen doorlopen. Eerst worden ze in het bela-

chelijke getrokken, vervolgens genegeerd en uitein-

delijk worden ze geaccepteerd alsof het altijd zo ge-

weest is. Op de conferentie van de Association for

the Study of Peak Oil in Cork, Ierland, in september

2007, zei de voormalige minister van Energie van

de Verenigde Staten, James Schlesinger: ‘Wat het

concept betreft is het gevecht voorbij. De piekers

hebben gewonnen. We zijn allemaal piekers nu.’

Klimaatverandering

Tot ongeveer een jaar geleden werd klimaatveran-

dering gezien als een onderwerp dat te onaantrek-

kelijk was om je echt mee bezig te houden. De mees-

te mensen keken liever de andere kant op. Intussen

echter is klimaatverandering meer gemeengoed

geworden. Popidolen, overheden en organisaties

sloofden zich uit om ‘CO2-neutraal’ te worden. Van

de Live Earth-concerten tot de Global Cool-cam-

pagne, die beroemdheden inzet om het bewustzijn

te vergroten:54 de campagne tegen klimaatverande-

ring is snel gegroeid. Supermarkten zoals Tesco en

Walmart hebben verregaande analyses gemaakt van

hun CO2-voetafdruk en lijken de kwestie zeer seri-

eus te nemen, net zoals politici en beleidsmakers

(in theorie tenminste). Ik schrijf dit deel over kli-

maatverandering met een nog grotere ongerustheid

dan het deel over piekolie, omdat het een zo snel

evoluerend onderwerp is. Wat ik ook schrijf, het zal

bijna zeker door de feiten ingehaald zijn tegen de

tijd dat dit boek wordt uitgegeven. Klimaatverande-

ring gebeurt sneller dan de meeste modellen kun-

nen bijhouden, zodat verwachtingen voortdurend

overhoop gehaald worden; modellen worden steeds

herzien en bijgewerkt naarmate de schaal van deze

uitdaging duidelijker wordt.

Wanneer je het onderwerp begint te bestuderen

is klimaatverandering uitermate angstaanjagend.

Als je het niet angstaanjagend vindt, heb je het in

feite niet echt begrepen. Het is een terrein waar-

op men gemakkelijk zijn toevlucht kan nemen tot

apocalyptische angststrategieën, hoewel ik dat hier

zal proberen te vermijden. De informatie op zich

is al angstaanjagend genoeg zonder deze verder te

dramatiseren. Sharon Astyk schreef onlangs: ‘Wan-

neer men naar klimaatwetenschappers luistert, is

een van de meest verontrustende dingen de angst in

de stem en de woorden van mensen die gewoonlijk

niet bang zijn, en het gevoel dat over het algemeen

wetenschappers veel bezorgder zijn dan de mees-

ten van ons.’ 55

We moeten realistisch zijn over waar we staan

en ambitieus over wat we kunnen doen. Klimaat-

verandering is een enorm probleem maar de erg-

ste gevolgen kunnen nog steeds vermeden worden

als het lukt gezamenlijk het probleem aan te pak-

ken. Transitie-initiatieven zijn slechts één van de

vele CO2-reducerende technologieën, die, als ze op

tijd toegepast worden – en dit is een grote ‘als’ –

kunnen betekenen dat we de ergste extremen van

klimaatverandering kunnen vermijden. En ik moet

toegeven dat de trends er op dit ogenblik niet roos-

kleurig uitzien.

Het algemene klimaat op aarde is absoluut aan het

opwarmen; daarover is geen twijfel mogelijk. Ik heb

geen grafieken, lijstjes en wetenschappelijke publi-

caties nodig die me daarvan moeten overtuigen. Al-

leen al in de tijd van mijn eigen leven heb ik het kli-

‘De belangrijkste oliebedrijven

zijn begonnen te laten door-

schemeren dat ze weten dat de

toekomst van de olie-industrie

erg zal verschillen van hoe deze

tot nu toe geweest is. In plaats

van te investeren in productie

en ontdekking zijn alle belang-

rijkste bedrijven bezig met

personeelsafvloeiingen en het

consolideren van hun eigen

bedrijf. Niets van dit alles wijst

op een groeiende industrie.

Insiders weten dat er waar

dan ook erg weinig overtollige

capaciteit te vinden is.’

Dale Allen Pfeiffer (2006), Eating Fossil Fuels: oil, food and the coming crisis in agriculture, New Society Publishers

!

"

jan

‘02

mei

‘0

2

sep

‘0

2

jan

‘03

mei

‘0

3

sep

‘0

3

jan

‘04

mei

‘0

4

sep

‘0

4

jan

‘05

mei

‘0

5

sep

‘0

5

jan

‘06

mei

‘0

6

sep

‘0

6

jan

‘07

mei

‘0

7

sep

‘0

7

jan

‘08

mei

‘0

8

sep

‘0

8

jan

‘09

mei

‘0

9

sep

‘0

9

jan

’10

mei

’1

0

sep

’1

0

jan

’11

mei

’1

1

sep

’1

1

jan

’12

mei

’1

2

sep

’1

2

jan

’13

100

90

80

70

60

50

40

300

250

200

150

100

50

0MV

D (

milj

oen

en v

aten

per

dag

)

US$voorspelling !

4) Vraag en aanbod van geheel vloeibare brandstoffen* (MVD: miljoen vaten per dag) en olieprijs (in dollar: US$)

Vraag MVD

Aanbod MVD

Olieprijs US$

Piek-som vloeibare brand- stoffen Juli ‘06: 86,13 (IEA)

Juni ‘07: 84,19 (IEA)

Piek plateau 2006 – 2009: 85 – 86 MVD

*Geheel vloeibaar zijn: ruwe aardolie, lease concentrate, NGPL, ethanol, BTL, CTL, GTL en win ningen uit het raffinage-proces.Bron: Supply & Demand – IEA; prijs (USD) – EIA; Chris Skrebowski Megaprojects et al.

Figuur 4. Door de vraag en de stijgende olieprijs toe te voe-gen aan de gegevens van figuur 3, onthult deze grafiek het begin van de komende kloof tussen vraag en aanbod, wat de IEA eufemistisch een ‘kreukje in het aanbod’ noemde. Bron: Tony Eriksen, www.theoildrum.com

© I

ST

OC

KP

HO

TO

.CO

M

Page 20: Transitie HANDBOEK

38H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

39P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

maat zíen veranderen. Ik herinner me als kind dat

de winters veel kouder waren; we moesten sneeuw

scheppen voor de voordeur en er waren stroomsto-

ringen door de sneeuwval. Daarna werd het weer

wisselvalliger. Nu is het weer absoluut wisselvallig

en zoals we zullen zien, zal het steeds onstabieler

worden. Er worden voortdurend records gebroken.

April in 2007 was de warmste aprilmaand ooit in

het Verenigd Koninkrijk, juni in 2007 was de natste

junimaand ooit, de maand augustus 2006 de warm-

ste ooit, de lente in 2007 was de warmste lente ooit

en juli 2006 de warmste julimaand, de zomer van

2007 was maar een paar millimeter verwijderd van

de natste zomer ooit.56 Of zoals iemand op The Now

Show op BBC Radio 4 zei: ‘Van CO2-uitstoot weet ik

niet veel, maar ik weet wel dat er iets niet klopt als

er een wesp op mijn kersttaart landt.’

Op de kletsnatte regennacht van vrijdag 20 juli

2007 (toen overstromingen grote delen van de Mid-

lands onder water zetten), hoorde ik op de radio dat

in twee uur tijd vier keer de gemiddelde neerslag van

juli was gevallen. Op hetzelfde moment kreeg Grie-

kenland te maken met uitzonderlijk heet weer, dat

een maand later leidde tot de vreselijke bosbranden

die het land overspoelden, met grote rookpluimen

zichtbaar op satellietfoto’s van het land. We hebben

allemaal klimaatverandering in ons dagelijks leven

opgemerkt: bloemen die veel eerder dan voorheen

beginnen te bloeien, zwaluwen die een maand vroe-

ger terugkomen dan normaal, zoals in 2007, of het

feit dat we onze verwarming in de winter minder

vaak hoeven aan te zetten. Soms gaan mensen tot

het uiterste om te doen alsof dit alles niet gebeurt

(zie het artikel over narcissen hierboven).

Het broeikaseffect

Het broeikaseffect is niet iets dat we recent hebben

uitgevonden – zonder zou er geen leven op deze pla-

neet bestaan. Zonder de laag van CO2 (koolstofdi-

oxide) en andere gassen die de warmte vasthoudt,

zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18°C be-

dragen. De aarde heeft verschillende perioden van

opwarming en afkoeling gekend gedurende haar ge-

schiedenis. Tijdens de op een na laatste ijstijd lag

de helft van Nederland en het Verenigd Koninkrijk

onder anderhalve kilometer ijs, en in die ijslagen

lag wereldwijd zoveel water opgeslagen dat de zee-

niveaus tot wel 75 meter lager waren dan vandaag.

Wetenschappers hebben recentelijk restanten ont-

dekt van volledige landschappen, met nederzet-

tingen, meren, bossen, moerassen en heuvels, 135

meter onder water in wat nu de Noordzee is. Deze

ontdekking werd gedaan door analyse van seismi-

sche gegevens van oliebedrijven en werd door we-

tenschappers ‘Doggerland’ gedoopt.57

Professor Vince Gaffney van het Institute of Ar-

cheology and Antiquity van de Universiteit van Bir-

mingham, die het onderzoek leidde, zei: ‘De kus-

ten, rivieren, moerassen en heuvels die we vonden

waren gedurende duizenden jaren deel van een

landschap dat vertrouwd moet geweest zijn voor

honderdduizenden mensen en talloze diersoorten.

Nu is het allemaal verdwenen.’ Hoewel het broei-

kaseffect dus een van de factoren geweest is die het

leven op aarde mogelijk heeft gemaakt, wordt het

een probleem wanneer de gassen die deze laag vor-

men (CO2, methaangas, lachgas, enzovoort) zich op-

stapelen en meer en meer warmte in de atmosfeer

insluiten. Het is alsof je meer en meer dekbedden

op een bed gooit; het leidt tot de problemen die we

hieronder bespreken.

Het aandeel CO2 in de totale atmosfeer om ons heen

is zo klein dat het gemeten wordt in deeltjes per mil-

joen (ppm). Normaal is alles wat gemeten wordt in

deeltjes per miljoen zo onbelangrijk dat het nau-

welijks de moeite is om je zorgen over te maken.

Het pre-industriële koolstofniveau bedroeg 278

ppm, maar begin 2009 bedroeg het 387 ppm. Deze

schijnbaar verwaarloosbare stijging heeft reeds be-

langrijke gevolgen gehad die het delicate evenwicht

van het klimaat op de planeet verstoren. Deze stij-

ging werd veroorzaakt door de aanhoudende en

steeds toenemende CO2-uitstoot in de atmosfeer

door de verbranding van fossiele brandstoffen, door

veranderingen in landgebruik, door ontbossing en

zo verder, naast de toename van methaanuitstoot

door mijnbouw, veeteelt en de drooglegging van

moeraslanden, evenals van lachgas door landbouw

en vliegtuigen. Hoewel antropogene (door mense-

lijke activiteit veroorzaakte) broeikasgassen slechts

ongeveer 30 procent van de totale uitstoot bedra-

gen, was het genoeg om het zeer delicate evenwicht

te doen kantelen.

De stijging van de concentraties CO2 van 278

ppm tot 387 ppm heeft wereldwijd geleid tot een ge-

middelde temperatuurstijging van 0,8°C boven pre-

industrieel niveau.58 Hoewel het misschien niet veel

lijkt, heeft net dit beetje stijging alarmerende veran-

deringen teweeggebracht over de hele wereld, zoals

het op grote schaal wegsmelten van het ijs in de Hi-

malaya, heviger moessonregens in India, Nepal en

Bangladesh, oprukkende droogte in Australië, stij-

gende frequentie van tropische orkanen, evenals,

zou je kunnen zeggen, de spectaculaire overstro-

mingen die de Midlands in het Verenigd Koninkrijk

troffen in de ‘zomer’ van 2007. In Alaska, waar de

gemiddelde temperatuur met 3 tot 4°C is gestegen,

zijn huizen en wegen onbruikbaar geworden omdat

de permafrost smelt. Dit zorgt voor het vrijkomen

van meer methaangas, dat een veel krachtiger broei-

kasgas is dan CO2. Zeeniveaus stijgen en de snel-

heid waarmee dit gebeurt neemt toe. In de periode

1993-2006 was er een gemiddelde stijging van 3,3

mm per jaar, veel meer dan de voorspelling in 2001

Het Lake District staat bekend, vooral ook door Wordsworth's gedicht, om zijn enor-me hoeveelheid narcissen in het voorjaar. Door de extreem warme winter en milde lente kwamen de bloemen dit jaar veel vroeger dan gebruikelijk tot bloei. Het toeristenseizoen is economisch belangrijk en toen dat begon waren de narcissen al weer uitgebloeid en verwelkt. Het vakan-tiepark bij Fallbarrow, aan de oever van het Windermere-meer, reageerde hierop door dan maar duizenden narcissen van plastic en zijde te planten.Woordvoerster Caroline Guffogg vertelt:‘Onze gasten vinden het prachtig om de narcissen in bloei te zien als ze hier komen voor de Paasvakantie, maar dit jaar waren de narcissen al half februari gaan bloeien. De kans was groot dat ze in april niet op

hun best zouden zijn en daarom hebben we besloten om ze te vervangen. De imita-tiebloemen zijn van hoge kwaliteit zijde en zien er heel realistisch uit. Ik denk niet dat veel mensen het verschil zullen zien, tenzij men de bloemen heel goed bekijkt.’Ik zie dit als iets typisch voor de tijd waar-in we leven. Ik vraag me af of de eige-naars van het park de link met klimaatver-andering gelegd hebben. Zouden ze naast het planten van de plastic narcissen ook hun caravans geïsoleerd hebben, voedsel lokaal zijn gaan verbouwen, notenbomen hebben geplant en zonnepanelen heb-ben geïnstalleerd? Zo niet, dan is dit een ongelooflijke vorm van ontkenning, een beetje vergelijkbaar met mannen van een bepaalde leeftijd die hun resterende haar over hun kalende hoofd kammen.

Wat is de volgende stap? Misschien moe-ten we duizenden tonnen nepsneeuw op de top van de berg Fuji spuiten om de toeristen tevreden te houden? Of mis-schien is het leuk om enorme plastic ijs-bergen naar de Noordpool te slepen zodat we net kunnen doen alsof het echte ijs niet smelt. We kunnen vakantiebaantjes creëren door studenten als Orang oetans te verkleden en ze in gebieden waar deze dieren bijna zijn uitgestorven door de bomen te laten slingeren.

Of we kunnen ophouden met doen alsof en eindelijk beginnen met het aanpakken van het probleem. Echt.

Transition Culture, dinsdag 20 maart 2007

‘We hebben op z’n best tien jaar

- geen tien jaar om te beslissen

om tot actie over te gaan, maar

tien jaar om het traject van

mondiale broeikasgasuitstoot

fundamenteel te veranderen.’

James Hansen, directeur, NASA Goddard Institute for Space Studies

‘De wetenschappelijke

consensus die in dit uitge-

breide rapport over de door de

mens veroorzaakte klimaat-

verandering gepresenteerd

wordt, zou alarmbellen moeten

doen rinkelen in elke natio-

nale hoofdstad en elke lokale

gemeenschap.’

Klaus Topfer, United Nations Environment Program, in reactie op het IPCC’s Third Assessment Report, januari 2001

‘We spreken hier niet over een

trage, gecontroleerde verande-

ring. Hij is snel, hij is onvoor-

spelbaar, en hij is ongezien in

de menselijke beschaving.’

Adam Markham, Wereld natuurfonds

Een massa plastic narcissen… Een vreemde manifestatie van de ontkenning van klimaatverandering

Page 21: Transitie HANDBOEK

40H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

41P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

van 2 mm per jaar van het Intergovernmental Panel

on Climate Change (IPCC).59 Hier in het Verenigd

Koninkrijk moeten we opnieuw nadenken over het

soort bomen dat we planten, want het weer veran-

dert duidelijk. Het staat nu onomstotelijk vast dat

de wereld gevaarlijk hard en mogelijk catastrofaal

aan het opwarmen is, en voor de verandering zijn

wetenschappers het er bijna roerend over eens dat

onze olieverslaafde levensstijl de schuldige is.60

Tot hoe ver kunnen we realistisch gezien de tempe-

ratuurstijging op aarde laten komen? Het antwoord

hierop is dat we het best vandaag nog stoppen met

alle uitstoot van broeikasgassen. Dit zal echter dui-

delijk niet gebeuren. Mark Lynas beschrijft in zijn

boek Zes graden 61 beeldend dat iedere tempera-

tuurstijging van één graad nieuwe rampen op on-

gekende schaal zal teweegbrengen. We zitten nog

niet boven die 1°C, maar toch zijn de veranderin-

gen al duidelijk te zien. De ijsvlaktes op de Arctische

Oceaan zijn aan het smelten (waarover hieronder

meer). In 2007 was de Noordelijke Doorgang voor

de eerste keer sinds er gegevens over bestaan open

voor scheepvaart.62 Overal ter wereld krijgt men te

maken met droogtes en constant worden er weerre-

cords gebroken. We kampen steeds meer met orka-

nen, tyfonen en hittegolven. Het klimaat is aan het

veranderen, en zelfs sneller dan wetenschappelijke

modellen kunnen bijhouden.

Bestaat er zoiets

als een veilige grens?

Als we de grens van 1°C overschrijden, wat nu onver-

mijdelijk lijkt, zal er helemaal geen sneeuw meer lig-

gen op de Kilimanjaro. Ook zal het Great Barrier rif

bijna helemaal ten onder gaan en zal een aantal ei-

landstaten overstroomd worden door een stijgende

zeespiegel. Wanneer de temperatuur stijgt met 2°C,

zullen er vreselijke hittegolven en wereldwijd nog

meer droogtes ontstaan. Overschrijding van 3°C zou

betekenen dat het groeiseizoen in Noorwegen gelijk

zou zijn aan dat van zuidelijk Engeland van van-

daag. Maar de 3°C-grens zal ook het volledige Ama-

zone-ecosysteem doen ineenstorten en wereldwijd

zal een grote dreiging van strijd om watervoorraden

ontstaan. Sterftecijfers door hittegolven in Europa

zouden de zomer van 2003, met zijn 30.000 doden,

doen lijken op een kwakkelzomertje.63

Kort samengevat, een uit de hand lopende kli-

maatverandering is niet iets wat je wilt meema-

ken of nalaten voor je kinderen. Toch lijken we hier

alarmerend dichtbij te komen. De laatste jaren is

consensus ontstaan over het feit dat we koste wat

kost onder die grens van 2°C temperatuurstijging

moeten blijven. Zelfs al doen we dat, dan is dat nog

geen garantie dat wij niet al een op hol geslagen kli-

maatverandering hebben veroorzaakt. Zoals George

Monbiot stelt, twee graden is ‘alleen maar minder

gevaarlijk dan wat erboven ligt.’ 64 En inderdaad,

een recent paper van James Hansen e.a. van NASA

suggereert dat zelfs een stijging van 2°C te hoog is,

gezien het tempo waarin het poolijs en de ijsvlak-

tes van Groenland verdwijnen. Hansen stelt dat een

stijging van 1,5-1,7°C meer aanleunt bij het voor-

zorgsprincipe.65 De realiteit is dat de CO2 die al uit-

gestoten werd de temperaturen de volgende jaren

de hoogte in zal blijven jagen (een fenomeen dat

‘thermische inertie’ wordt genoemd) met nog min-

stens 0,6°C. Dit betekent dat we al aan een stijging

van 1,4°C zitten, wat we ook beslissen om nu te on-

dernemen. De opwarming die we nu ervaren is het

resultaat van broeikasgassen die werden uitgestoten

gedurende de jaren ’70.

Laten we even terugkeren naar het ijs van de Noor-

delijke IJszee, want dit zou uiteindelijk wel eens de

sleutel tot de toekomst van de menselijke bescha-

ving kunnen zijn. Het vierde evaluatierapport van

het Intergovernmental Panel on Climate Change

(IPCC) in 2007 leerde ons: ‘Het poolijs reageert ge-

voelig op de opwarming van de aarde. Terwijl de

veranderingen in de zee-ijslaag in de winter beperkt

blijven, vermoedt men dat het zomerijs tegen het

einde van de 21ste eeuw bijna volledig verdwenen

zal zijn.’ 66 Er verschijnt echter meer en meer infor-

matie over dit onderwerp,67 en hieruit blijkt dat het

ijs veel sneller smelt en dat het ook veel gevoeliger is

voor temperatuurstijgingen dan we eerder dachten.

De laatste twee jaar is 22 procent van het ijs al ge-

smolten. Het wordt ook steeds dunner. Sinds 2001

heeft het al de helft van zijn dikte verloren.68 Som-

migen voorspellen nu dat tegen 2013 al het poolijs

verdwenen zal zijn.69 Dit is honderd jaar eerder dan

de voorspelling van het IPCC. Dit zal op zijn beurt

voor een snellere smelting zorgen van de ijslaag in

Groenland. Het effect hiervan kan zijn dat het zee-

niveau tegen het einde van deze eeuw maar liefst

met vijf meter stijgt, wat twee miljoen vierkante ki-

lometer laaggelegen land en 669 miljoen mensen

zal treffen.70

Veel van deze herberekeningen zijn te wijten aan

het feit dat wetenschappers nu pas modellen begin-

nen te ontwikkelen voor de complexe terugkoppe-

lingsmechanismen die de smeltsnelheden beïn-

vloeden. James Hansen van de NASA schrijft dat

‘het uiteenvallen van de ijslaag langzaam begonnen

is maar dat veelvoudige positieve terugkoppelin-

‘De laatste tien jaren van

vorige eeuw vormden het

warmste decennium van de

vorige eeuw en de opwarming

in deze eeuw is warmer dan om

het even welke andere periode

tijdens de laatste duizend jaar

op het noordelijk halfrond.’

Robert Watson, IPCC

5) IJsoppervlakte Noordelijke IJszee

19

78

19

81

19

84

19

84

19

87

19

90

19

93

19

96

19

99

20

02

20

05

20

08

9

8,5

8

7,5

7

6,5

6

5,5

5Milj

oen

km

2

Figuur 5. De gemiddelde ijsoppervlakte van de maand augustus 1979 tot augustus 2008. Let op de steile achter-uitgang van augustus 2007. De maandelijks gemiddelde oppervlakte van augustus 2007 was 5,32 km2, 31% beneden het lange termijngemiddelde van 7,67 km2. Deze sterke afname kwam voor degenen die de observaties van de Noor-delijke IJszee verrichten als een complete verrassing.Bron: National Snow and Data Center

‘Een gemiddelde inwoner van

het Verenigd Koninkrijk zal

al na 22 weken van zijn leven

verantwoordelijk zijn voor de

uitstoot van evenveel CO2 als

iemand in Tanzania gedurende

zijn hele leven.’

Andrew Simms et al. (2006), The UK Interdependence Report, New Economics Foundation

‘Op het eiland waar ik woon is

het mogelijk een steen van de

ene kant naar de andere kant

te gooien. Onze angst dat het

zeeniveau zal stijgen is zeer

reëel. Ons kabinet heeft de

mogelijkheden onderzocht om

land te kopen in een buurland,

voor het geval we klimaat-

vluchtelingen zouden worden.’

Teleke Lauti, minister van Leefmilieu, Tuvalu

Page 22: Transitie HANDBOEK

42H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

43P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

gen kunnen leiden tot snelle, niet-lineaire ineen-

storting’.71 Terwijl onder de drempel van 2°C blij-

ven van levensbelang is, suggereren meer en meer

mensen dat zelfs 2°C niet volstaat om oncontroleer-

bare klimaatveranderingen te voorkomen. David

Spratt van Carbon Equity heeft de meest recente

cijfers over de toenemende smeltratio van het pool-

ijs bestudeerd. Hij schrijft nu dat ‘het meest funda-

mentele en meest gestaafde basisprincipe [van het

IPCC] – namelijk dat een maximumgrens van 2°C

aanvaardbaar is om gevaarlijke klimaatveranderin-

gen te vermijden – niet goed genoeg meer is.’ Hoe-

wel de temperatuur niet eens 1°C gestegen is, zijn er

toch al catastrofale gevolgen zoals het uiteenvallen

van het poolijs. Het is dus volstrekt absurd om een

stijging van 2°C nog te beschouwen als een veilige

marge. Spratt suggereert dat als we de klok kon-

den terugdraaien en opnieuw konden beginnen, we

onze zogenaamd ‘veilige’ uitstootnorm zouden vast-

leggen op een punt waarbij de stabiele continuïteit

van de poolijskappen gegarandeerd wordt, wat on-

geveer rond de 0,5°C geweest zou zijn. De Industri-

ele Revolutie zou er helemaal anders hebben uitge-

zien – of we zouden misschien besloten hebben om

die over te slaan, hadden we toen beter geweten.

Spratt concludeert zijn studie als volgt:

‘We zijn simpelweg verplicht om koolstof zeer

snel uit de wereldeconomie te verwijderen en om

alle middelen aan te wenden om het teveel aan be-

staande CO2-concentraties terug te dringen. We

moeten doelstellingen vastleggen die het probleem

daadwerkelijk tijdig kunnen oplossen. Het is niet te

laat om eerlijk tegen onszelf en tegen onze mede-

burgers te zijn.’ 72

Afbouw van de uitstoot op een dergelijke schaal

zal niet gebeuren zonder buitengewone, ongekende,

wereldwijde, gezamenlijke inspanningen. Daarbij

zullen we moeten vertrekken van een beginsituatie

waarin in nog geen enkel land de hoeveelheid CO2-

uitstoot daadwerkelijk aan het dalen is. We gingen

er kort geleden nog van uit dat de mate van klimaat-

verandering ons pas tegen 2050 zou verplichten

onze emissie terug te schroeven met 90 procent, of

zelfs al tegen 2030, over ruim twintig jaar.73 Onze

huidige levensstijl behouden en tegelijkertijd slechts

10 procent van de huidige hoeveelheid CO2-uitsto-

ten is heel erg moeilijk – haast ondenkbaar. Er zit

echter een sterk staaltje onderzoekswerk verscholen

in een rapport van 2007 van het Intergovernmental

Panel on Climate Change. De IPCC-onderzoekers

die de methode van ‘gecombineerde modellen’ han-

teren (in feite het opstellen van modellen met inbe-

grip van sommige terugkoppelingseffecten) conclu-

deerden dat om onder de 2°C temperatuurstijging

te blijven, de mensheid haar emissies tegen 2060

tot nul moet hebben teruggedrongen.74 Dit wil niet

alleen zeggen een nulemissie van verbranding van

fossiele brandstoffen in onze auto’s, vliegtuigen en

krachtcentrales (wat al moeilijk genoeg lijkt), maar

gewoonweg een nulemissie voor alles wat we doen

– van bomen kappen tot het gebruik van kunstmest

(geproduceerd uit aardgas) en het houden van vee.

Zo vertelde George Monbiot, naar aanleiding van de

implicaties van James Hansens recente paper over

de afname van het poolijs, aan het Klimaatkamp

2007 op de luchthaven van Heathrow: ‘We spreken

niet langer over maatregelen die hier en daar kleine

aanpassingen of een beetje politiek getouwtrek ver-

eisen. We spreken over maatregelen die een mon-

diale revolutionaire verandering vergen.’ 90 pro-

cent van de emissies terugschroeven volstaat niet

langer, stelde hij, zelfs niet het terugschroeven met

100 procent. We worden geconfronteerd met reduc-

ties van 110-120 procent. Anders gezegd, we zou-

den meer CO2 moeten verwijderen dan we uitsto-

ten. Hoe het er daadwerkelijk zou kunnen uitzien

– als jij of ik ‘s avonds naar bed zouden gaan terwijl

we meer CO2 hadden verwijderd dan dat we gege-

nereerd hadden – zal ik later in het boek behande-

len, maar het is duidelijk dat dit een enorme en on-

gekende uitdaging is.75

Het verband tussen piekolie

en klimaatverandering

Een van de meest absurde fenomenen de laatste

jaren is dat er klimaatveranderingsactivisten zijn

die piekolie ontkennen en piekolie-activisten die

klimaatverandering relativeren. Het is net alsof

mensen een terrein hebben gevonden dat op een

of andere manier van hen is en van plan zijn dit fier

tegen iedereen te verdedigen. Ik heb met een aan-

tal toonaangevende klimaatveranderingsactivisten

gesproken, die groots werk verrichten op het ge-

bied van klimaatverandering, maar regelmatig het

piekolieprobleem relativeren. George Monbiot heeft

gemaand voorzichtig te zijn met het benadrukken

van de piekolieproblematiek, omdat hij vreest dat

het de biobrandstoffen zal legitimeren, alsook een

toenemend gebruik van steenkool, het ontginnen

van teerzanden en andere rampzalige acties voor

het klimaat. ‘We hoeven piekolie helemaal niet in

te roepen om de zin en de logica van de Transitie-

benadering in te zien, want zelfs als het piekolie-

probleem onder geen enkele vorm zou bestaan,

klimaatverandering bestaat wel’,76 vertelde hij op

een bijeenkomst in Lampeter.77 In een later artikel

‘Als je denkt dat matiging van

klimaatverandering duur is,

probeer dan eens ongematigde

klimaatverandering.’

Dr Richard Gammon, University of Washington, op de trappen van het Congres van de VS, 28 juni 1999

‘De analyse van de klimaat-

dynamiek is de laatste twee

jaar veel verder gegaan dan de

analyse die in het laatste IPCC

Assessment Report werd voor-

gesteld. Er was geen rekening

gehouden met het Stern Report.

De klimaatwet die momen-

teel door het parlement wordt

behandeld, is gebaseerd

op nog ouder materiaal en is

daarom absoluut ongeschikt

als antwoord op de huidige

crisis. Versnelling van klimaat-

opwarming is vandaag reeds

zichtbaar. Bijna elke para-

meter gaat sneller vooruit dan

wat voorspeld werd door de

verschillende internationale

klimaatmodellen.’

David Wasdell (2007), in Planet Earth, We Have a Problem: feedback dynamics and the acceleration of climate change, All party Parliamentary Climate Change Group

19

60

19

80

20

00

20

20

20

40

20

60

20

80

50

25

0

-25

-50

-75

-100% v

eran

der

ing

van

uit

het

gem

idd

eld

e va

n 19

79 –

1990

6) Noordelijke IJszee: vergelijking van de voorspellingen met het feitelijke smelten

Figuur 6. Vergelijking van het feitelijke oppervlakteverlies gedurende de zomer (tot september 2007) met voorspelling van het IPCC. De vette stippellijn dicht het IPCC de meeste kansen toe, de lichtgrijze zone de minste. Let op hoe de schaal van het smelten de IPCC-voorspellingen volledig heeft ingehaald.Bron: National Snow and Data Center

satelliet (1979 2007)

gemiddelde IPCC

IPCC bandbreedte

waarschijnlijkste ontwikkeling IPCC

Page 23: Transitie HANDBOEK

44H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

45P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

kwam hij echter terug op piekolie. Hij onderzocht

de voorspellingen van de Britse regering over toene-

mend wegtransport en stelde daarbij de vraag wat

die auto’s zou aandrijven. Hij kwam tot de conclu-

sie dat ‘er nooit een onderzoek werd gevraagd door

de Britse regering over de vraag of er al dan niet ge-

noeg olie voorradig is om dat transportprogramma

te ondersteunen’.78

Tony Juniper van Friends of the Earth erkent

dat piekolie een echte uitdaging is: ‘We moeten het

vraagstuk van piekolie in gedachten houden, want,

los van onze maatregelen in verband met klimaat-

verandering, zal er een bijkomende schok komen,

die economisch belangrijk, of zelfs tamelijk gevaar-

lijk zal zijn, met name door de olieprijs die op een

gegeven moment in de nabije toekomst zal stijgen.’

Hij besluit echter met: ‘Dus deze twee houden ver-

band met elkaar, maar ik denk dat we ze gescheiden

moeten houden wat betreft de manier waarop we ze

voorstellen en aanpakken. Anders veroorzaken we

onbedoelde schadelijke reacties.’ 79

Ik ben het hier niet mee eens. In deze paragraaf

zal ik beargumenteren dat ik niet denk dat we ze ge-

scheiden kunnen houden en dat ze scheiden niet bij-

draagt tot de ontwikkeling van realistische en moge-

lijk succesvolle maatregelen. Jemery Leggett noemt

ze de ‘Twee blinde vlekken van onze tijd’,80 en om

even een uitdrukking van Al Gore te lenen: piekolie

is een even grote Ongemakkelijke waarheid voor kli-

maatveranderingsactivisten als klimaatverandering

dat is voor alle anderen. Beide zijn natuurlijk symp-

tomen van een maatschappij die hopeloos afhanke-

lijk is van fossiele brandstoffen en de levensstijlen

die daardoor mogelijk gemaakt worden. Het is, hoe

dan ook, te simplistisch om te beweren dat piek-

olie ervoor zal zorgen dat we klimaatverandering

onder controle zullen krijgen omdat wij dan zonder

betaalbare vloeibare brandstoffen zullen zitten. De

situatie is veel ingewikkelder.

De keuze hoe we reageren op piekolie is aan ons.

We kunnen het gebruiken als argument voor de

ontwikkeling van oplossingen, zoals de feitelijke

installatie van een infrastructuur voor na het Olie-

tijdperk. Of we kunnen het gebruiken om te recht-

vaardigen dat we ons koste wat kost blijven vast-

klampen aan andere fossiele brandstoffen. Monbiot

vreest dat de kloof die ontstaat door de slinkende

voorraad vloeibare brandstoffen gevuld zal worden

door andere brandstoffen – steenkool omgezet in

vloeibare brandstof, teerzanden, biodiesel, enzo-

voort – die elk in termen van klimaat veel schade-

lijker zijn dan olie. Als we de kloof niet dichten met

een besparende aanpak en een gezamenlijk pro-

gramma van herlokalisering (een concept dat ver-

derop grondig uitgewerkt wordt), en als we collec-

tief weigeren de realiteit van de energieafdaling te

erkennen (de neerwaartse trend in de netto-energie

waar de samenleving op draait), dan zullen we snel

over de kantelpunten van het klimaat heen zitten

en zullen we de klimaathel doen losbarsten. Als we

klimaatverandering beschouwen als een probleem

dat volledig los staat van piekolie, lopen we het ge-

vaar dat we een wereld van lagere emissies creëren,

maar een wereld die in termen van oliekwetsbaar-

heid even fragiel is als nu – of zelfs nog meer – wan-

neer de olieprijzen stijgen.

New York is hier een goed voorbeeld van. Een

recent onderzoek wees uit dat New York per inwo-

ner van alle grote westerse steden als een van de

laagste scoort op CO2-uitstoot, namelijk minder dan

een derde van het gemiddelde in de Verenigde Sta-

ten.81 Dit is te danken aan de hoge bevolkingsdicht-

heid, dat veel op loopafstand is, aan een goed open-

baar vervoer en het lage verwarmingsverbruik van

het wonen in een appartement. Dus, vanuit het per-

spectief van klimaatverandering kunnen we stellen

dat New York een goed voorbeeld is van lage CO2-

uitstoot dat we allemaal zouden moeten navolgen.

Laten we nu piekolie eens in die mix verwerken.

Wat gebeurt er met New York als er een stroom-

tekort ontstaat, of als de prijzen van geïmporteerd

voedsel sterk beginnen te stijgen? New York maakte

‘We hebben de risico’s onder-

schat... we hebben de schade

door temperatuurstijgingen

onderschat... en we hebben de

kans op temperatuurstijgingen

onderschat.’

Nicolas Stern in april 2008 over zijn eigen rapport uit 2006

een dergelijke stroomstoring mee in augustus 2003.

Deze duurde maar één dag, maar maakte een grote

indruk. New York mag dan wel een kleine CO2-

voetafdruk hebben, het heeft weinig of geen veer-

kracht tegen krimpende olievoorraden (een concept

dat grondig bekeken wordt in hoofdstuk 3).

Klimaatverandering zegt ons dat we zouden moeten

veranderen, terwijl piekolie zegt dat we gedwongen

zullen worden te veranderen. Beide stellen expliciet

dat fossiele brandstoffen geen rol meer zullen spe-

len in onze toekomst. Hoe sneller we ermee kunnen

stoppen, hoe beter. Belangrijk is dat klimaatveran-

dering en piekolie evenveel aandacht krijgen in alle

beslissingsprocessen.

Het is interessant te zien dat klimaatverandering

snel opgepakt wordt door bedrijven en in toene-

mende mate ook door overheden. Marks & Spencer

hangen nu labels aan hun kleding waarop staat: ‘Als

het niet vuil is, was het op 30°C’. Supermarkten val-

len over elkaar heen om toch maar als groener dan

hun concurrenten gezien te worden. Het idee om de

mondiale economie in stand te houden en alleen de

CO2-uitstoot ieder jaar te verminderen is aantrek-

kelijk en staat nu centraal in de concurrentiestrijd.

Op de Zweedse82 en mogelijk de Ierse83 regering na,

is er geen enkele regering of onderneming die al

echt bezig is met het aanpakken of zelfs het erken-

nen van piekolie, tenminste in het openbaar, omdat

ze grote moeilijkheden zullen ondervinden om hun

bedrijfsmodellen aan te passen. Daarom komt de

motivatie voor lagere CO2-emissies grotendeels top-

down, terwijl maatregelen tegen piekolie, die niet

zo leuk zijn voor regeringen en industrie, meer van

onderop (bottom-up) lijken te komen.

Het is eveneens belangrijk om aan te stippen dat

de recessie, die veroorzaakt wordt door op hol gesla-

gen olieprijzen, antwoorden op klimaatverandering

in de weg zal staan. We moeten dus vooraf plan-

nen maken voor piekolie en maatregelen nemen

zoals het Oil Depletion Protocol, dat voorgesteld

werd door Colin Campbell en Richard Heinberg.84

Antwoorden op klimaatverandering op voldoende

grote schaal vereist veel geld en een nooit geziene

wereldwijde samenwerking. De recessie fixeert onze

blik nu op de economie en doet de klimaataanpak

snel zakken op onze prioriteitenlijst. Geconfron-

teerd worden met een op hol geslagen klimaatver-

andering in een ineengestorte economie is echter

iets wat we absoluut willen vermijden en door deze

twee problemen van elkaar te scheiden benadelen

we onszelf. Je zou misschien ook kunnen stellen dat

terwijl klimaatverandering de kans geeft zich gelei-

delijk aan te passen aan een internationale han-

del met een lagere CO2-uitstoot, piekolie nog veel

zwaardere eisen stelt, waar de mondiale economie

mogelijk niet aan kan voldoen.

Figuur 7 geeft een idee van wat er gebeurt wanneer

piekolie en klimaatverandering gezamenlijk beke-

ken worden en niet als aparte kwesties. Het Hirsch

Report, dat we verderop zullen bestuderen, stelt

dat we piekolie kunnen opvangen met een nood-

plan waarbij we proberen uit alles wat we te pakken

kunnen krijgen olie te persen. Anderzijds meent het

Stern Report, geschreven in opdracht van de Britse

overheid om de kosten van klimaatverandering te

onderzoeken, dat matiging van klimaatopwarming

en mondiale economische groei allebei mogelijk en

verenigbaar zijn. Dit rapport negeert echter piek-

olie volledig met de bewering dat ‘er genoeg fos-

siele brandstof in de grond aanwezig is om zeker

tot 205085 voor een redelijke prijs aan de mondiale

consumptievraag te voldoen’. Dit is een volslagen

absurde bewering gezien de inhoud van dit hoofd-

stuk. Ik verdedig hier de stelling dat, zoals figuur 7

aantoont, wanneer de twee gecombineerd worden,

onze mogelijkheden helemaal anders liggen. Dat,

wanneer we de twee combineren, de heropbouw van

de veerkracht (een begrip dat we verder zullen on-

derzoeken) even belangrijk is als de vermindering

van CO2-uitstoot.

‘Piekolie en klimaatveran-

dering vormen samen een

bijna waterdicht argument.

We zouden onze afhankelijk-

heid van fossiele brandstoffen

moeten reduceren met het oog

op toekomstige generaties en

de rest van de biosfeer; maar

zelfs als we er voor kiezen om

dat niet te doen omwille van

de kosten die dat met zich

meebrengt, zullen de belang-

rijkste van die fossiele brand-

stoffen toch spoedig schaars

en duur worden, zodat zelfge-

noegzaamheid eenvoudigweg

geen optie is.’

Richard Heinberg

Page 24: Transitie HANDBOEK

46H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

47P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

Kan piekolie mensen

beter wakker schudden dan

klimaatverandering?

Hier kom ik, voorzichtig maar vastberaden, op een

twistpunt. In het promoten van het Transitie-con-

cept is het mijn ervaring dat piekolie, indien voor-

gesteld zoals in dit boek, meer doet om mensen en

gemeenschappen over te halen en te betrekken dan

klimaatverandering. Richard Heinberg, piekoliedes-

kundige, maakt de vergelijking met een auto: ‘Als

we het wat simpel voorstellen, zouden we kunnen

zeggen dat klimaatverandering een probleem van de

uitlaat is, terwijl piekolie eerder een probleem van

de benzinetank is.’ 86 Je kan hier nog aan toevoegen

dat mensen gevoeliger zijn voor prijsstijgingen van

een basisproduct als benzine, dan voor klimaatver-

anderingen.

Piekolie houdt onder meer op een zeer effectieve

manier een spiegel voor aan een gemeenschap met

de vraag: ‘Wat is er gebeurd met het vermogen van

deze gemeenschap om in zijn basisbehoeften te voor-

zien?’ Mensen doen nadenken over hoe hun huidige

levensstijlen eruit zouden zien als de stroom goed-

kope olie zou droogvallen, is een goede manier om

ze over de kwetsbaarheid van hun olieafhankelijke

toestand te laten nadenken. Het trekt beter de aan-

dacht dan klimaatverandering, want het lijkt meer te

maken te hebben met het dagelijks leven van men-

sen. Olievaten zijn voor sommigen ook gemakkelij-

ker in te beelden dan tonnen broeikasgas.

Als de ‘eerste experts’, zoals Campbell en Skrebow-

ski gelijk hebben, zal piekolie binnen enkele jaren

ons leven zichtbaar gaan veranderen. Ondanks het

steeds snellere afbrokkelen van het poolijs worden

de gevolgen van klimaatverandering door velen nog

beschouwd als een proces dat zich geleidelijk aan

ontwikkelt, terwijl de gevolgen van piekolie sneller

zichtbaar kunnen zijn.

Klimaatverandering wordt, terecht of onterecht, ge-

zien als een probleem dat eerst de ontwikkelings-

landen zal treffen voor ze de ontwikkelde wereld

aantast, die ironisch genoeg zelf grotendeels ver-

antwoordelijk is voor dit probleem. Hetzelfde geldt,

tenminste aanvankelijk, ook voor piekolie. Terwijl

we in het Westen kunnen speculeren over de moge-

lijke gevolgen van piekolie, is dit voor veel ontwik-

kelingslanden vaak al een harde realiteit. Inderdaad

kan hun verplicht verminderde consumptie van olie,

soms ‘demand destruction’ (vraagvernietiging) ge-

noemd, beschouwd worden als een vermindering

van de wereldconsumptie, waarmee wordt verme-

den dat de prijzen uit de hand lopen voor degenen

onder ons die nog steeds vloeibare brandstoffen

kunnen betalen.

De meeste landen in Afrika, Azië en Zuid-Ame-

rika ondervonden in 2008 reeds de gevolgen van

piekolie. Argentinië stond voor zijn ergste energie-

tekort in twintig jaar, met wijd verbreide stroom-

onderbrekingen en aardgastekorten die het open-

baar vervoer bemoeilijkten. Stroomonderbrekingen

in Pakistan leidden tot rellen, en in Irak begon een

aantal provinciale ambtenaren met de loskoppeling

van elektriciteitscentrales van het nationale net om

zo de opgewekte energie voor zichzelf te houden.

Iran voerde petroleumrantsoenering in en de VN

waarschuwde de regering van Sri Lanka dat ze hun

humanitaire werkzaamheden in het land niet kon-

den voortzetten door gebrek aan brandstof. In Oe-

ganda werd door storingen in het nationale elek-

triciteitsnet de pijplijn afgesloten die diesel vanuit

Kenia naar Oeganda voert, een soort terugkoppe-

lingslus van piekolie.

In Nigeria werken er maar 19 van de 79 centrales,

en stroomstoringen kosten de economie 1 miljard

dollar per jaar. Nicaragua functioneert met een na-

tionaal energietekort van 20 tot 30 procent, waarbij

de nationale energiemaatschappij beurtelings hele

steden 6 tot 10 uur moet stilleggen. Costa Rica heeft

regelmatig stroomuitvallen, net als de Dominicaan-

Piekolie(à la Hirsch Report)

niet-conventionele olie

en noodvoorraden

Gezien als twee aspecten van hetzelfde probleem

Veerkracht opbouwen plùs verminderen van CO2-uitstoot

(lokale veerkracht opbouwen)

infrastructuur

(voedselvoetafdruk)

Klimaatverandering(à la Stern Report)

boomplantingen

emissierechten

Piek-olie

Klimaat-verandering

(Bewerking van Bryn Davidson: www.dynamiccities.squarespace.com)

7) Wat er gebeurt wanneer je piekolie en klimaatwijziging bekijkt als twee met elkaar verweven problemen.

Page 25: Transitie HANDBOEK

48H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

49P I E K O L I E E N K L I M A AT V E R A N D E R I N G

De invulling door het rapport van deze mogelijke op-

ties is volstrekt tegenstrijdig met wat dit boek voor-

stelt. Voor Hirsch worden haalbare matigingsopties

gezocht in het fundamentele uitgangspunt dat the

show must go on in zijn huidige vorm, en dat busi-

ness as usual koste wat kost behouden moet worden.

In een interview met Richard Heinberg vroeg ik hem

wat híj zag als de beperkingen van het rapport.

‘Het rapport heeft tot doel business as usual zo

lang mogelijk te laten doorgaan en dit met alle mo-

gelijke middelen. Dit houdt ook het gebruik in van

steenkool om vloeibare brandstof van te maken.

Als dit op grote schaal zou gebeuren, zou dit na-

tuurlijk leiden tot een klimaatcatastrofe, iets wat in

het rapport volledig over het hoofd wordt gezien.

Er is niet het minste spoor van bezorgdheid over

klimaatverandering in het rapport. Het doel van

de auteurs is om de motoren van de moderniteit zo

lang mogelijk draaiende te houden.’ 90

In 2006 hoorde ik op de conferentie van de As-

sociation for the Study of Peak Oil in Italië Robert

Hirsch spreken over ‘Matiging van piekolie: een

pleidooi, meer cijfers en enkele vragen’. Deze pre-

sentatie bouwde voort op het rapport uit 2005 en

trachtte een noodplan op te stellen om alle Ame-

rikaanse auto’s op de weg te houden. Zijn plan, zo

vertelde hij het verzamelde publiek, zou één tril-

joen dollar per jaar kosten en zou neerkomen op

een gigantische uitbreiding van de omzetting van

steenkool in vloeibare brandstoffen, op ontginning

uit teerzanden, omzetting van gas naar vloeiba-

re brandstoffen en zo verder. Ik bleek een van de

weinige toehoorders te zijn die uitermate geschokt

waren door dit voorstel, en dacht dat ik het verkeerd

begrepen moest hebben. Helaas niet.

Luidop dromend over Transitie-cultuur en over de

implicaties van het betoog van Hirsch schreef ik:

‘Hirsch toonde duidelijk wat er gebeurt wanneer

men alleen maar piekolie bekijkt zonder rekening te

houden met klimaatverandering. Persoonlijk vind

ik dat Hirsch een duidelijk en perfect redelijk argu-

ment gaf waarom we onmogelijk allemaal met onze

auto kunnen blijven rijden en waarom we moeten

breken met onze verslaving aan de auto. Alleen was

Hirsch zich daar zelf niet van bewust.’ 91

Beeld je in dat de lezers van dit boek elk jaar een

budget van één triljoen dollar zouden krijgen om

een programma voor mondiale energieverminde-

ring op te starten en uit te voeren. Wat zou er dan

niet allemaal gerealiseerd kunnen worden! De uit-

eenzetting van Hirsch was een gevaarlijke denkpiste

met even gevaarlijke uitgangspunten. Ik zou geen

afbreuk willen doen aan het Hirsch Report en aan

zijn werk op het vlak van uitputtingsvoorspellingen,

maar de adviezen die hij gaf in genoemde uiteen-

zetting kunnen, in de verkeerde handen, leiden tot

beleidskeuzes die eigenlijk op collectieve zelfmoord

neerkomen. Hetzelfde geldt in feite voor het oor-

spronkelijke Hirsch Report. Als je uitgangspunt is

dat de show koste wat kost verder moet gaan, dan

zul je zoeken naar eender welke strategie en techno-

logie die dat in theorie mogelijk zou kunnen maken.

Het noodplan zoals bepleit door Hirsch zou de niet

te stuiten opmars in de richting van de klimaatcha-

os zeer versnellen.

Zowel het Hirsch Report als het Stern Report,

zoals te zien in figuur 7, geeft de risico’s aan als je

deze twee problemen afzonderlijk bestudeert. Wan-

neer we echter piekolie en klimaatverandering be-

schouwen als onscheidbaar, dan moeten we onze

‘haalbare matigingsopties’ volledig herzien. En dan

moeten we ook toegeven dat business as usual on-

houdbaar is. Hoe de ‘haalbare matigingsopties’ er

zouden uitzien wanneer de twee samengebracht

worden, zal verder in dit boek behandeld worden.

Het Hirsch Report biedt ons alvast een klare kijk op

hoe het absoluut niet moet.

Het andere belangrijke aspect van het Hirsch

Report is de tijdsbepaling. Het rapport stelt dat we

een periode van ‘meer dan een decennium voor het

piekmoment’ nodig hebben om de economie op deze

se Republiek, waar stroomuitvallen vroeger de ar-

mere barrio’s troffen, maar nu ook naar rijke resi-

dentiële wijken zijn uitgedeid.87

Tot voor kort waren de rijkere landen in staat

om de kwestie van de olievoorraad wat op afstand

te houden dankzij een economische buffer, die hen

beschermde tegen stijgende prijzen, ook al was het

slechts tot op zekere hoogte. Het zag er in 2008

naar uit dat het omslagpunt binnen bereik kwam

toen snel stijgende olieprijzen bijdroegen aan een

van de ernstigste economische ineenstortingen van

de afgelopen honderd jaar. Piekolie en klimaatver-

andering moeten gezien worden als even dringende

redenen tot verandering.

De tegenstrijdigheden

in het Hirsch Report

Het Ministerie van Energiebeleid van de Verenig-

de Staten vroeg Robert Hirsch en zijn collega’s een

rapport op te stellen over interventiemaatregelen

tegen piekolie.88 Ze hadden amper kunnen vermoe-

den wat hen te wachten stond. Ook Hirsch zelf bleek

niet te beseffen welke richting het rapport zou uit-

gaan en wat hij uiteindelijk zou concluderen. Na het

rapport volgde een interview waarin hij mijmerde

over de conclusies van het rapport:

‘Ikzelf twijfel er niet aan dat olie zal pieken en dit

waarschijnlijk in de komende tien tot vijftien jaar.

Als de uitputting van de olie zo groot is als sommi-

ge mensen denken dat ze zou kunnen zijn, dan heb-

ben we een heel, heel ernstig probleem. Veel erger

dan het ergste wat we ons kunnen voorstellen. Dit

probleem is werkelijk beangstigend. Dit is niet ver-

gelijkbaar met enig ander probleem dat ik in mijn

leven heb meegemaakt. Hoe meer je erover na-

denkt en hoe meer je de cijfers analyseert, hoe on-

gemakkelijker iedere waarnemer zich erbij voelt.

Het is zo gemakkelijk alarmerend te klinken en

ik vrees dat een deel van wat ik zeg alarmerend zàl

klinken, maar het is overduidelijk dat niemand van

ons ooit eerder met zulke zware risico’s te maken

heeft gehad. De risico’s voor onze economieën en

onze beschaving zijn enorm en mensen willen het

niet horen. Ik wil daar niet over nadenken. Het

maakt me nerveus om daarover na te denken. En ik

moet zeggen dat het enige tijd duurde voordat ikzelf

hier wat van bekomen was en positief en opbou-

wend kon denken over deze kwestie. Het is een on-

gelooflijk moeilijk probleem, echt bar en boos.’ 89

‘Een ongelooflijk moeilijk probleem, echt bar en

boos,’ – duidelijk een man die geen blad voor de

mond neemt. Na ‘Hééélp’ is dit de beste manier om

de immense omvang van de uitdaging van piekolie

uit te drukken. Het Hirsch Report was dynamiet en

wordt door velen in de piekoliewereld gezien als een

sleutelstuk, het eerste ‘officiële’ document dat piek-

olie serieus nam. Maar het vraagt om een dieper

onderzoek aangezien het niet enkel een document

over piekolie is. Het biedt ook een verhelderend en

angstaanjagend inzicht in de antwoorden op de uit-

daging van piekolie die onze leiders zouden kunnen

geven om de lichten aan en de motoren draaiende

te houden. Wat ze zullen doen als we niets beters

kunnen bedenken.

De essentie van de problemen van het rapport

kan samengevat worden in de term: ‘haalbare ma-

tigingsopties’. Deze term komt voor in de vaak aan-

gehaalde paragraaf van de samenvatting:

‘Het pieken van de wereldoliewinning stelt de Ver-

enigde Staten en de rest van de wereld voor een on-

gekend probleem van risicomanagement. Naarmate

de piek dichterbij komt zullen de prijzen van vloei-

bare brandstof en de prijsgevoeligheid dramatisch

toenemen. Zonder tijdige matiging zullen de econo-

mische, sociale en politieke kosten ongekend hoog

zijn. Haalbare matigingsopties bestaan zowel voor

de vraag- als voor de aanbodzijde, maar om vol-

doende resultaat te hebben moeten ze meer dan een

decennium voor de piek geïntroduceerd worden.’

‘Piekolie en klimaatver-

andering zijn samen een

grotere bedreiging dan

apart. Onze grootste hoop is

dat we ze samen als geheel

leren begrijpen en leren om

te gaan met de problemen

die ze stellen. Piekolie en

klimaatverandering moeten

samengevoegd worden als

thema’s – een gemeenschap-

pelijke aanpak is nodig.

Als we op zoek zijn naar

antwoorden, de milieube-

weging heeft al sinds jaar

en dag goede maatregelen

voorgesteld. Piekolie biedt

een enorme kans om deze

oplossingen verder naar

voren te schuiven. Het niet

opnemen van een volledig

begrip van piekolie in de

oplossingen voor klimaat-

verandering zou een ramp-

zalige misser zijn.’

James Howard, Powerswitch.org.uk

De sleutelelementen uit

het Hirsch Report:

- hoewel de exacte datum

onzeker is, is piekolie zelf

onvermijdelijk;

- de economische gevolgen van

piekolie zullen ernstig zijn;

- piekolie is een uniek

probleem; zowel naar schaal

als aard is zoiets niet eerder

aan de hand geweest;

- het eerste en meest urgente

probleem zijn de vloeibare

brandstoffen, waarvoor het

moeilijkst vervanging te

vinden is;

- matigende maatregelen

zullen de nodige tijd vergen,

idealiter twintig jaar, op z’n

minst tien jaar;

- zowel vraag als aanbod moet

worden aangepakt;

- je voorbereiden op piekolie is

een uitdaging wat betreft risi-

comanagement;

- overheidsinterventie zal

nodig zijn, maar economische

ontreddering is niet onvermij-

delijk.

Page 26: Transitie HANDBOEK

50H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

51E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E

Sinds het verschijnen van de Engelse editie van Het

Transitiehandboek hebben zich enorme en verrei-

kende veranderingen voorgedaan in de wereldeco-

nomie. Velen zien ze als het effect van het einde van

het tijdperk van goedkope olie, het onvermijdelij-

ke resultaat van de onmogelijkheid van een aan olie

verslaafde economie op wereldschaal om zich verder

te handhaven en meer in het bijzonder als het gevolg

van de piek in olieprijs van juli 2008, waarbij specu-

lanten de prijs opdreven tot 147 dollar per vat. Tegen

die prijs, en dat is overduidelijk, kan een wereldeco-

nomie zoals we die kennen niet functioneren.

Als we willen nagaan wat de wereldeconomie nu

precies overkomt, en meer bepaald ook hoe zich

dat verhoudt tot piekolie en klimaatverandering,

is het verstandig om ons af te vragen wat we zoal

voor vanzelfsprekend zijn gaan aannemen over die

economie. Kloppen deze aannames nog wel tegen

het licht van de gebeurtenissen van de voorbije

maanden? En, hebben ze eigenlijk ooit wel steek

gehouden? Wat zijn de vooronderstellingen over

de economie en het financiële systeem, en over de

hulpbronnen en rijkdommen, natuurlijke zowel als

culturele, waarop we onze beslissingen van de voor-

bije vijftig jaar gebaseerd hebben? Zijn ze nog ver-

dedigbaar? Chris Martenson, auteur van de Crash

Course, stelt het zo:

‘Het zit als volgt in elkaar. Er zijn een paar ge-

gevenheden. Zo weten we dat energie de bron is

van alle groei en complexiteit. We weten dat onze

energiereserve slinkt. We weten dat het tijdperk

van de goedkope olie voorbij is. En we weten dat

daarom de uitgaven aan olie een steeds groter aan-

deel zullen uitmaken in ons totale budget. Omwille

van deze gegevenheden lopen we een aantal risi-

co’s. Het risico dat ons exponentieel geldsysteem

ophoudt te functioneren in een wereld waarin de

energiereserve afneemt. Dat systeem is daar hele-

maal niet op gebouwd. En er is het risico dat onze

samenleving gedwongen zal zijn om minder com-

plex te worden. Dat is een zeer geladen uitspraak,

als je er even bij wil stilstaan.’

Chris Martenson: www.chrismartenson.com

In het kort zijn onze vooronderstellingen, totnog-

toe, de volgende:

• economieën kunnen eindeloos groeien, elk jaar

kunnen we meer verhandelen, meer geld verdie-

nen, meer goederen produceren en consumeren

en meer consumenten bereiken aan wie we die

goederen kwijt kunnen;

• deze eindeloze economische groei en de grond-

stoffen om steeds meer goederen te produceren

zullen altijd goedkoop beschikbaar zijn; hetzelf-

de geldt voor de energie die nodig is om ze te

maken;

• we zullen altijd toegang hebben tot goedkoop kre-

diet en we kunnen lenen van de toekomst omdat

we van de veronderstelling uitgaan dat de toe-

komst rijker zal zijn, technologisch meer onder-

legd en meer in staat om schulden af te betalen

dan het heden;

transitie voor te bereiden, bij voorkeur zelfs een pe-

riode van twintig jaar. Ook al geeft dit een ontnuch-

terende kijk op de reikwijdte van de uitdaging, toch

denk ik dat wanneer een samenleving eenmaal be-

slist om te veranderen, het heel vlug kan gaan. Les-

ter Brown haalt het voorbeeld aan van hoe de eco-

nomie van de Verenigde Staten zichzelf helemaal

heroriënteerde in het begin van de Tweede Wereld-

oorlog. President Roosevelt, die een ambitieuze wa-

penproductie beoogde, zei: ‘Laat niemand zeggen

dat het niet mogelijk is.’ De grootste productiegroei

was in 1942, toen men de productie en verkoop van

particuliere wagens opschortte, de bouw van huizen

en wegen stopzette, en autorijden om niet belang-

rijke redenen verbood. Brown schrijft:

‘In 1941 produceerde de automobielsector bijna

4 miljoen auto’s, en één jaar later waren dit 24.000

tanks en 17.000 pantserwagens, en slechts 223.000

auto’s, waarvan de meeste nog in het begin van dat

jaar vervaardigd werden, nog voor de omschake-

ling begon. In feite werd de automobielsector tus-

sen 1942 en eind 1944 gesloten. In 1940 bouwden

de Verenigde Staten ongeveer 4.000 vliegtuigen.

In 1942 waren dat er 48.000. Tegen het einde van

de oorlog waren er meer dan 5.000 schepen toe-

gevoegd aan de 1.000 waaruit de handelsvloot be-

stond in 1939.’ 92

Als een samenleving beslist om met haar volle

gewicht achter verandering te gaan staan, kunnen

de dingen heel snel gaan. Een aantal relatief kleine

veranderingen in de wetgeving kunnen het proces

aanzienlijk versnellen. Zo zou men bijvoorbeeld de

bevolking meer geld kunnen geven voor kleinscha-

lige energie-opwekking dan wat ze betalen aan de

grote maatschappijen, of een koolstofrantsoenering

kunnen invoeren, of een andere planning (bijvoor-

beeld lokale landbouw en woongemeenschappen)

kunnen promoten. Terwijl bepaalde veranderingen

vanuit nationaal niveau moeten gebeuren, kan veel

van de stootkracht en de druk, en een heel spectrum

van projecten die in aanmerking komen voor goed-

keuring of steun van de overheid, van het lokale ni-

veau komen. Mensen moeten hunkeren naar deze

veranderingen en ze als iets oneindig veel aantrek-

kelijkers zien dan wat we nu hebben.

Piekolie mag dan een cruciaal inzicht zijn in wat

ons te wachten staat, het is ook van groot belang

aandacht te hebben voor enkele wansmakelijke

voorstellen die heimelijk door de achterdeur bin-

nenglippen. Zoals klimaatverandering soms wordt

aangegrepen als rechtvaardiging voor nog meer

kernenergie, of voor de illusie van een waterstof-

economie, zo kan piekolie (zoals het Hirsch Report

treffend illustreert) gebruikt worden om in paniek

te grijpen naar nog meer vloeibare brandstoffen uit

eender welke bron die we te pakken kunnen krijgen.

Sommigen beweren dat dit een Gouden Eeuw van

de steenkool zal inluiden. Het is belangrijk om hier-

voor waakzaam te blijven. Zoals we in Deel Twee

zullen zien, is dit een crisis die veel meer omvat dan

de inhoud van onze benzinetank.

De les uit het Hirsch Report is dat we in de voor-

gestelde oplossingen voor klimaatverandering en

piekolie, altijd zeker moeten weten dat we de juiste

vragen stellen. De vraag is niet: hoe kunnen we alles

aan de gang houden zoals het is? We zouden eerder

de vraag moeten stellen hoe we kunnen leren leven

met realistische energiebeperkingen? In plaats van

eerst ons actieplan op te stellen en dan de bijbeho-

rende energieopties te kiezen, moeten we beginnen

onze keuzes te baseren op de juiste vragen over de

beschikbare energie voor onze plannen.

Het Hirsch Report stelt niet de juiste vragen.

Wanneer we nadenken over oplossingen, moeten

we van meet af aan zowel klimaatverandering als

piekolie aanpakken. De ‘haalbare matigingsopties’

die we voorstellen zullen volledig afhangen van de

aard van de gestelde vragen. Hopelijk is de ana-

lyse van dit Hirsch Report nuttig geweest om aan

te tonen waarom het afzonderlijk bestuderen van

piekolie of klimaatverandering zowel nutteloos als

potentieel gevaarlijk is.

‘Dames en heren, ik heb de

oplossing. Het mag ongeloof-

lijk klinken, maar ik heb de

ultieme technologie gevonden

om ons van een gierende

klimaatverandering te redden.

Uit liefde vertel ik u gratis wat

het is. Geen patent, geen kleine

lettertjes, geen trucs. Deze

technologie, een totaal nieuwe

vorm van koolstofafvangst en

-opslag, is onder wetenschap-

pers al het gesprek van de dag.

Het is goedkoop, efficiënt en

klaar voor gebruik. Het heet...

laat de brandstoffen in de

bodem.’

George Monbiot, ‘Rigged’, The Guardian (de volledige vertaling staat op www.hitte.nu) 11 december 2007

Economieën in transitie

Geld heeft groei nodig en groei heeft

energie nodig

De stroom waar we tegenop

roeien is eigenlijk ons eigen

geldsysteem.

Bernard Lietaer

Het kaartenhuis valt in elkaar.

Misschien, door miljarden te

spenderen om het voor consu-

menten mogelijk te maken om

steeds meer rommel op krediet

te kopen – rommel die ze niet

nodig hebben, en die komt van

de vernietiging van de Aarde

– kunnen we nog enkele jaren

groei persen uit een reeds

uitgeputte Aarde. Maar nu,

of straks, valt dit ecologisch

verschrikkelijke economische

systeem in elkaar.

Glen Barry

* Geschreven door Ben Brangwyn, Peter Lipman en Rob Hopkins

*

Page 27: Transitie HANDBOEK

52H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

53E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E

• het Verenigd Koninkrijk kan gewoon overscha-

kelen van een samenleving met een diverse en

veerkrachtige landbouw en gestoeld op het ver-

vaardigen van dingen naar een economie geba-

seerd op diensten en kennis, of – zoals komiek

David Mitchell het verwoordt – van ‘beltonen en

espresso’s’;

• de waarde van onze huizen zal op lange termijn

toenemen en we kunnen ze dan ook gebruiken

als geldautomaten, en dus: hoe meer huizen we

bouwen, hoe meer mensen grote sommen geld

kunnen lenen, voor altijd;

• op de één of andere manier zal die extra econo-

mische groei en ‘vooruitgang’ ons florerende ge-

meenschappen en een goed leven opleveren; het

enige aannemelijke alternatief dat we daar im-

mers voor kunnen bedenken is armoede, werk-

loosheid en de teloorgang van gezag en orde.

Het is overduidelijk, deze vooronderstellingen zijn

ondertussen hoogst twijfelachtig.

Dat economische groei iets is dat altijd kan blijven

doorgaan, gaat al vele jaren door voor een onaan-

vechtbaar dogma; de idee opperen dat economische

groei niet langer houdbaar is in een wereld met min-

der energie stond gelijk met ketterij – volgens som-

migen was dit deels geworteld in de opvatting dat

de bevolking lichamelijk en geestelijk bezig moest

gehouden worden om de orde in de samenleving

te bewaren. Meer en meer mensen echter beginnen

deze orthodoxie openlijk in vraag te stellen. Profes-

sor Tim Jackson zei onlangs ter gelegenheid van de

publicatie van het baanbrekende rapport Prosperity

Without Growth? van de Sustainable Development

Commission:

‘Groei in vraag stellen wordt misschien gezien als

het werk van gekken, idealisten en revolutionairen,

maar de groei moet in vraag gesteld worden. De

mythe van de groei is onhoudbaar gebleken. Ze is

grandioos tekortgeschoten in wat ze zelf beweerde

te zullen doen: economische stabiliteit garanderen

en het levensonderhoud van mensen veilig stellen.’

Het rapport besluit: ‘Het verengde najagen van

groei is niets minder dan een verschrikkelijke ver-

minking van het algemeen welzijn en van onder-

liggende menselijke waarden. De markt is niet on-

deruit gehaald door criminele individuen of door

de toegeknepen ogen van incompetente mensen die

erop moesten toezien. De markt is onderuit gehaald

door de groei zelf.’

Wat is geld, en waar komt het vandaan? In 1920 zei

Josiah Stamp, voorzitter van de Bank of England en

tweede rijkste man in het Verenigd Koninkrijk:

‘Het moderne banksysteem produceert geld uit

het niets. Dat is misschien wel de meest verbazing-

wekkende goocheltoer die ooit werd bedacht. Het

banksysteem werd verwekt in onrechtvaardigheid

en in zonde geboren… Als je gewoon verder slaaf

wilt zijn van de bankiers en er bovendien zelf de

prijs voor wilt betalen, laat de bankiers dan ge-

woon verder geld maken en krediet beheren.’

Eigenlijk wordt, in moderne Westerse economieën,

meer en meer geld in het financiële systeem gecre-

eerd op het moment dat het simpelweg uitgeleend

wordt door een brede waaier van instellingen, en

dat zijn niet alleen banken. Als je meubelen koopt

op krediet, dan wordt er geld gecreëerd. Wat be-

tekent dat? Heel eenvoudig: er komt meer geld in

het systeem dat gebruikt kan worden om dingen te

kopen. En de meeste van die dingen moeten ergens,

op de één of andere manier, van iets gemaakt wor-

den. Of het nu om zaken gaat in de bedrijfswereld,

een persoonlijke lening of een hypotheek, hetzelfde

principe werkt overal. Wie geld uitleent gaat ervan

uit dat de grote meerderheid van de consumenten –

om hun leningen met rente af te betalen – het geld

zullen gebruiken om meer rijkdom te creëren dan

ze aanvankelijk hadden. En men gaat ervan uit dat

als iets mis gaat, er beslag kan gelegd worden op de

De lege huls van Lehman

Op 15 september 2008 ging de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers faillet. De cura-tor van de Nederlandse financieringsvennoot-schap van Lehman Brothers is de advocaat Rutger Schimmelpenninck. Wat trof hij aan?

‘Lehman hield zich hoofdzakelijk bezig met het uitgeven van notes. Dat zijn effecten waarmee beleggers speculeerden op aller-hande producten: van Shell tot een hedge-fund en van goud tot olie. Eigenlijk zijn deze notes gewoon obligaties. Het rendement is afhankelijk van de koersontwikkeling van de verbonden financiële waarden; bijvoorbeeld het aandeel Shell of de olieprijs.We hebben op dit moment 4.500 verschil-lende notes geïdentificeerd. Van de Europese Stoxx tot het aandeel Koninklijke Shell, tot koper en graan. Op zo’n beetje ieder denk-baar product kon je bij Lehman speculeren. Zelfs op het weer. Nee, dat is geen grap.Er is een ongekend grote schuld. Tegenover iedere dollar bezit is er vijfduizend dollar schuld. Wat mij heeft verrast is dat ik in de in-boedel geen aandeel of obligatie heb gevon-den. Misschien denk ik ouderwets maar als ik een prospectus lees over een product dat is verbonden aan Shell, dan verwacht ik dat er aandelen van dat bedrijf onderliggen. Dat is echter niet het geval.’

NRC Handelsblad 2 november 2008

De volle wereld van Daly

‘Wij zijn in één mensenleeftijd overgegaan van een wereld die relatief vrij was van ons en onze spullen, naar een wereld die relatief vol is van ons en onze spullen: driemaal zo-veel mensen en vele malen meer auto’s, hui-zen, vee, ijskasten, tv’s enzovoort. Naarmate we natuurlijk kapitaal omzetten in mensen-spul, wordt het eerste schaarser en ‘mense-lijk kapitaal’ (manmade capital) overvloedi-ger. Dit is een omkering van het traditionele schaarstepatroon. De omkering wordt nog bevorderd doordat menselijk kapitaal vaak privébezit is, terwijl natuurlijk kapitaal veel-vuldig gemeenschapsgoed is waartoe iederen zomaar toegang heeft. In de oude lege we-reldeconomie was menselijk kapitaal de be-perkende factor. De beschikbaarheid van vis-sersboten bepaalde de vangst. In de nieuwe volle wereld is het overgebleven natuurlijk kapitaal de beperkende factor. De overge-bleven vis bepaalt de vangst. We blijven in-vesteren in menselijk kapitaal in plaats van in het herstel van natuurlijk kapitaal. Zo put-ten we het natuurlijk kapitaal verder uit. Zo doet groei de ‘helvaart’ sneller groeien dan de welvaart.

Herman Daly, Climate policy: from ‘know how’ to ‘do now’, www.climatepolicy.org

Terwijl het slechte nieuws blijft

binnenstromen van klimaat-

wetenschappers, oliegeo-

logen en economen, groeit het

bewustzijn dat de beslissingen

die we zullen nemen in de

eerstvolgende paar jaar zullen

bepalen hoe de wereld er zal

uitzien voor de volgende gene-

raties, misschien zelfs voor de

volgende millennia. Dit histo-

risch moment van transitie is

een kostbare gelegenheid en er

is weinig tijd; we hebben alle-

maal een idee van wat er op

het spel staat en wat er kan

gebeuren als de samenleving

haar weg gewoon vervolgt.

Post Carbon Institute Manifesto

Wie denkt dat exponentiële

groei aldoor kan blijven duren,

is ofwel een krankzinnige ofwel

een economist.

Kenneth Boulding, econoom

Er is geen andere rijkdom

dan het leven zelf.

John Ruskin, econoom

Page 28: Transitie HANDBOEK

54H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

55E C O N O M I E Ë N I N T R A N S I T I E

Chris Martenson verwoordt het opnieuw treffend in

zijn Crash Course:

‘Onze economie moet groeien om een geldsy-

steem te ondersteunen dat groei nodig heeft, maar

ze wordt begrensd door een energiesysteem dat

niet kan groeien, en beide hangen vast aan een na-

tuurlijke omgeving die in snel tempo leeggehaald

wordt.’

Het Transitie-model gaat ervan uit dat herlokalise-

ren van leven en werk nodig is omwille van het einde

van goedkope brandstoffen voor voedselproductie,

transport en energieopwekking, terwijl vandaag zo

goed als iedereen deel uitmaakt van een geglobali-

seerd economisch systeem dat cruciaal afhankelijk

is van invoer. Politici en zakenmensen hebben zich

de laatste tijd gedistantieerd van de ergste uitwas-

sen van de nauwelijks gereguleerde financiële acti-

viteiten, maar of het nu gaat om krediet-, energie- of

klimaatcrisis, de grootste crisis ooit van de werk-

gelegenheid ontvouwt zich nu, over internationale

grenzen heen.

Fantasieën over hoeveel rijkdom we hebben, in-

dividueel of als natiestaten, moedigen ons aan om

massaal meer uit te geven dan we hebben en schaar-

se grond- of brandstoffen, zoals olie, te over-ex-

ploiteren. Het doet ons ook geloven dat het beste

antwoord om de huidige financiële moeilijkheden

het hoofd te bieden, erin bestaat er geld tegenaan

te gooien. De financiële reddingsoperatie van de

bank- en automobielsector door de Britse overheid

illustreert deze misplaatste opvatting: het geloof dat

de manier van denken die ons in de problemen ge-

bracht heeft, ons er ook uit kan halen. Terwijl de

prijs van voeding, huisvesting en openbare diensten

gestegen is, is er voor de armsten heel vaak te weinig

bezittingen van de klant (een huis, grond, auto, …)

om de waarde te recupereren van de lening, plus de

interest en de kosten.

Het is belangrijk om te verstaan dat de relatie

tussen wie uitleent en wie ontleent niet op gelijk-

heid berust. Toenemende ongelijkheid en onrecht-

vaardigheid is een belangrijke motor in de zeepbel

van het consumentisme. Studies van MonNeta, een

denktank over geld, tonen dat zelfs in Duitsland,

één van de weinige landen in de wereld met histo-

risch gezien een positieve betalingsbalans, 80 pro-

cent van de bevolking jaarlijks tweemaal zoveel geld

betalen aan interesten als ze uit investeringen ont-

vangen. Van de rest van de bevolking is 10 procent

in balans, en zijn de overige 10 procent netto-ont-

vangers (die de interesten van de 80 procent net-

to-betalers opstrijken). In 2004 betaalden deze 80

procent samen 1 miljard euro, per dag, aan de 10

procent in de top. In het Verenigd Koninkrijk lig-

gen de cijfers zelfs nog hoger door de gemiddeld

zwaardere hypotheekschuld. De fortuinlijke kleine

groep, waar een gigantisch geldoverschot accumu-

leert, gaat dan op zoek naar altijd meer mensen aan

wie ze hun geld kunnen uitlenen, wat het hele sy-

steem nog meer doet aanzwellen.

Zoals de recente kredietcrisis heeft aangetoond,

is dit een riskant gokspel dat nog extra gevaarlijk

wordt als wie uitleent helemaal geen betrokken-

heid heeft met de mensen en organisaties die het

geld ontlenen, of inzicht heeft in waar schulden en

waardepapieren verhandeld worden op internatio-

nale markten. Dat gevaar wordt nog vergroot door-

dat het geld los is gaan zweven van elke band met

de tastbare werkelijkheid. Dat gebeurde op het mo-

ment dat Nixon in 1971 de Amerikaanse dollar, de

reservevaluta van de wereld, loskoppelde van de

goudstandaard. Voor steeds meer transacties is van-

daag geen vertrouwen nodig op persoonlijk niveau

en worden geen menselijke relaties opgebouwd. Het

geld dat voortdurend uitgewisseld wordt, lekt weg

uit de gemeenschap waarbinnen het gespendeerd

wordt. Het heropbouwen van het vertrouwen tus-

sen mensen en bedrijven in de toekomst wordt dan

ook een centraal gegeven in geherlokaliseerde eco-

nomieën.

De afhankelijkheid van groei in de economie

vormt nog een ander fundamenteel probleem dat

net met de kern van het creëren van duurzame ge-

meenschappen te maken heeft. Als iedereen geld

leent en dus ook wettelijk verplicht is dat geld met

rente terug te betalen, dan moet de economie in zijn

totaliteit ook verder gaan met groeien om die te-

rugbetaling mogelijk te maken. Anders begint het

systeem vervaarlijke barsten te vertonen – iets wat

we in de huidige financiële crisis merken. Maar eco-

nomische groei hangt historisch gezien heel nauw

samen met verhoogd energiegebruik. In feite heeft

een op fossiele brandstoffen gebaseerde ontwikke-

ling de economie grondig veranderd: weg van pro-

ductie gebaseerd op handenarbeid en landgebruik

naar een economie in hoofdzaak gebaseerd op de

snelheid van energiestromen en daarmee samen-

hangend eigenaarschap van technologie en infor-

matie. Economische modellen die het goed deden

in de weg naar boven – de eerste helft van het ener-

gietijdperk – zullen compleet ongeschikt blijken om

de energie-afdaling te maken in de tweede helft van

het energietijdperk.

Dit verband tussen economische activiteit en

energie lijkt misschien minder vanzelfsprekend

voor landen als het Verenigd Koninkrijk waar de

productiebasis achteruit is gegaan, maar de ver-

hoogde hoeveelheid energie (en CO2-uitstoot) die

onze levensstijl vereist, wordt gewoon verplaatst

naar andere landen die onze goederen voor ons

produceren. China is daarvan een voor de hand lig-

gend voorbeeld. Het financiële systeem dat we met

zijn allen gebruiken sluit ons op in een steeds gro-

ter wordende afhankelijkheid van betaalbare ener-

gie. En die energie, zoals we zagen, is net heel erg

problematisch en onzeker geworden.

Het probleem is dat we in een

wereld leven die geld met echte

rijkdom verwart, die geld en

wat je op de bank hebt neemt

voor diepe en blijvende mense-

lijke waarden.

David Boyle

Terwijl de 20ste eeuw er één

was van de grootste en snelste

expansie in schaal, bereik en

complexiteit van menselijke

samenlevingen, is het moei-

lijk om tot een andere conclusie

te komen dan dat de 21ste er

een zal zijn van inkrimping

en vereenvoudiging. De enige

echte vraag is of gemeen-

schappen of samenlevingen

dat op een intelligente en over-

dachte manier zullen doen, of

op een ongecontroleerde, chao-

tische manier.

Richard Heinberg

De omslagillustratie door Jennifer Johnson van het nieuwe boek The Transition Timeline, geschreven door Shaun Chamberlin, toont het Transitie-pad voor de komende twintig jaar.

Page 29: Transitie HANDBOEK

56H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

57

geld beschikbaar. Waar we nu mee geconfronteerd

worden, is een ineenstorting van banken en nationa-

le munten. Iedereen zal de stijgende kosten voelen

van producten gaande van voedsel, over brandstof

tot diensten. En dat wordt een moeilijke test.

De plotse verlamming van een groei-afhankelij-

ke en op schulden gebaseerde verbruikerseconomie

heeft het financiële systeem uitgehold. Wat zullen,

met piekolie en klimaatverandering in het kielzog

van de kredietcrisis, de gevolgen zijn voor miljoe-

nen mensen die in grote winkelcentra werken en

in een gigantische reeks diensten die ontstaan zijn

rond onduurzame consumptie? Wat sommige piek-

olie-analisten heeft verbaasd, is dat de wereld de

piek in de vraag heeft bereikt nog voor de piek in het

aanbod plaats vond. De impact van de hoge olieprij-

zen van juli 2008 was van die aard dat de vraag er-

naar wereldwijd niet anders kon dan dalen. Op vele

plaatsen in de wereld is de eens zo bloeiende bouw-

sector tot stilstand gekomen en meer onduurzame

projecten om die zaak overeind te houden is niet

het goede antwoord, zelfs niet indien het mogelijk

was. Hoe erg wordt het waarschijnlijk? Daar heb-

ben we alleen het raden naar, maar in de tussentijd

kunnen mensen en bedrijven in transitie de kaarten

uittekenen voor een meer veerkrachtige, lokale en

genetwerkte economie van de toekomst. De kunst

zal erin bestaan bedrijfsmodellen te ontwikkelen die

het niet alleen in het huidige paradigma doen, maar

die ook zullen gedijen in een paradigma dat haast

onvoorstelbaar anders zal zijn.

Gezien nationale overheden totnogtoe verknocht

lijken te zijn aan het geloof dat fiscale stimuli zullen

werken – dat wil zeggen geld tegen een probleem

aangooien en hopen dat het probleem verdwijnt –

zijn het de mensen op een meer lokaal niveau die

een start zullen moeten nemen met het bedenken

van hun eigen antwoorden en oplossingen. Hoe de

economische inkrimping zal gebeuren in specifie-

ke regio’s, steden en dorpen, wordt best overwo-

gen door de mensen en gemeenschappen zelf die

erdoor geraakt worden. Kunnen wij bijdragen aan

het ontwikkelen van een nieuwe manier van eco-

nomisch denken die rechtvaardigheid, ecologische

duurzaamheid en menselijk welzijn als belangrijk-

ste doelen heeft? Dat zou meer regionale en loka-

le bedrijven kunnen betekenen die focussen op de

natuurlijke sterktes van de regio. Waar kunnen ge-

meenschappen de investeringsmogelijkheden vin-

den om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die

relevant zullen zijn in een toekomst zonder fossie-

le brandstoffen? Terwijl veel ondernemers kampen

met de realiteiten van kredietcrisis en piekolie, wat

worden dan de soorten bedrijven in de regio die het

goed zullen doen?

Op het macroniveau is er al degelijk ideeëngoed

om die aanpak te onderbouwen. Werk van Peter

Victor in Managing Without Growth toont dat zelfs

nu al een breed economisch beleid specifiek gericht

op het creëren van welzijn voor mensen in Canada

erin slaagt meer werkgelegenheid te scheppen even-

als gezondheidszorg voor iedereen, terwijl tegelij-

kertijd de wereld meer intact achtergelaten wordt

voor de volgende generatie. Victor besluit echter dat

dit op dit moment politiek onmogelijk zou zijn, ten-

zij het komt uit een grass roots-beweging. Herman

Daly’s werk over een steady-state economie is erop

gericht om een rechtvaardige kwalitatieve economi-

sche ontwikkeling te maximaliseren en tegemoet te

komen aan de echte noden van mensen en van de

planeet, in tegenstelling tot het huidige patroon dat

neerkomt op het maximaliseren van kwantitatieve

economische groei via het creëren van wensen en

koopwaar. Transitie-initiatieven kunnen aantonen

hoe zo’n samenleving zou kunnen werken en hoe

het aanvoelt te leven op mensenmaat. Zij vormen

de bottom up-ondersteuning en het levende bewijs

voor het werk van visionairen als Daly en tonen op

het lokale niveau de kracht en weerbaarheid van de

alternatieven die we nu kunnen beginnen bouwen.

maart 2009

Ik had eens een gesprek met

een oudere man in een café

en ik dacht dat het over piek-

olie ging. Ik vertelde hem hoe

ik het zag en hij onderbrak me

af en toe met wat argeloze op-

merkingen, dus ik dacht dat

de conversatie naar iets inte-

ressants zou leiden. Maar op

het einde zei hij als een soort

afsluiter tegen me: ‘Ja, ik heb

het ooit op een tafel gebruikt,

’t gaf een mooi resultaat’. Ik

hoop, nu je tot hier in dit boek geraakt bent, dat je

– in tegenstelling tot mijn oudere vriend – al door

hebt wat de aard is van de uitdagingen die ons te

wachten staan. Je zult al wel begrepen hebben dat

ons leven, dat gebaseerd is op fossiele energie, een

radicale wijziging zal ondergaan, of we dat nu willen

of niet. Wat je je waarschijnlijk wel zult afvragen, is

hoe dat leven er uit zou kunnen zien op het einde

van dat omschakelingsproces.

Welke oplossingsscenario’s

zijn er?

Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe de twee-

lingcrisis van piekolie en klimaatverandering zich

zal ontvouwen – niemand weet het. Ik ken niet de

exacte datum dat de olie piekt, niemand kent die. Ik

weet ook niet of, en zo ja wanneer, we de klimaat-

drempel van 2ºC zullen overschrijden, en wat er zal

gebeuren wanneer het zo ver is.

Waar ik wel zeker van ben is dat we buitenge-

woon grote veranderingen zullen zien in alle as-

pecten van ons leven. We zullen buitengewone ver-

anderingen móeten doormaken indien we onze

samenleving uit de afhankelijkheid van goedkope

olie willen halen en wel op zo’n manier dat we onze

sociale en ecologische samenhang en stabiliteit kun-

nen behouden en kunnen leven in een wereld met

een relatief stabiel klimaat. Vooruitkijkend hebben

al veel mensen verschillende scenario’s uitgedok-

terd over wat de toekomst in petto heeft. Ik heb me-

zelf door meerdere van die scenario’s heen gewor-

steld om inzicht te verwerven in hoe het leven na de

piek eruit zou kunnen zien.

Eerst heb ik voor figuur 8 een poging gedaan deze

scenario’s in volgorde zetten, met aan het ene eind

de scenario’s waarin technologie gezien wordt als

de oplossing voor elk probleem dat zich kan voor-

doen, en aan de andere eind de scenario’s waarin

de technologie geen plaats heeft en de fragmentatie

en decentralisatie van de samenleving onvermijde-

lijk lijkt. Ik dacht dat dit spectrum lineair zou zijn,

maar in feite leiden beide extremen in hun uitein-

delijke logica tot ondergang – wat David Holmgren

het ‘Atlantis scenario’ noemt – waarin de samenle-

ving implodeert en desintegreert.1

Het zicht vanaf de bergtop Hoofdstuk 2

‘Men ontdekt geen nieuw land

zonder bereid te zijn de kust

voor zeer lange tijd uit het zicht

te verliezen.’

André Gide

Het goede nieuws: de veran-

deringen die we nodig hebben

om de totale ineenstorting

te vermijden, zijn precies die

dingen die we moeten doen om

de wereld te creëren waar we

samen van dromen.

David Korten

Page 30: Transitie HANDBOEK

56H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

57

geld beschikbaar. Waar we nu mee geconfronteerd

worden, is een ineenstorting van banken en nationa-

le munten. Iedereen zal de stijgende kosten voelen

van producten gaande van voedsel, over brandstof

tot diensten. En dat wordt een moeilijke test.

De plotse verlamming van een groei-afhankelij-

ke en op schulden gebaseerde verbruikerseconomie

heeft het financiële systeem uitgehold. Wat zullen,

met piekolie en klimaatverandering in het kielzog

van de kredietcrisis, de gevolgen zijn voor miljoe-

nen mensen die in grote winkelcentra werken en

in een gigantische reeks diensten die ontstaan zijn

rond onduurzame consumptie? Wat sommige piek-

olie-analisten heeft verbaasd, is dat de wereld de

piek in de vraag heeft bereikt nog voor de piek in het

aanbod plaats vond. De impact van de hoge olieprij-

zen van juli 2008 was van die aard dat de vraag er-

naar wereldwijd niet anders kon dan dalen. Op vele

plaatsen in de wereld is de eens zo bloeiende bouw-

sector tot stilstand gekomen en meer onduurzame

projecten om die zaak overeind te houden is niet

het goede antwoord, zelfs niet indien het mogelijk

was. Hoe erg wordt het waarschijnlijk? Daar heb-

ben we alleen het raden naar, maar in de tussentijd

kunnen mensen en bedrijven in transitie de kaarten

uittekenen voor een meer veerkrachtige, lokale en

genetwerkte economie van de toekomst. De kunst

zal erin bestaan bedrijfsmodellen te ontwikkelen die

het niet alleen in het huidige paradigma doen, maar

die ook zullen gedijen in een paradigma dat haast

onvoorstelbaar anders zal zijn.

Gezien nationale overheden totnogtoe verknocht

lijken te zijn aan het geloof dat fiscale stimuli zullen

werken – dat wil zeggen geld tegen een probleem

aangooien en hopen dat het probleem verdwijnt –

zijn het de mensen op een meer lokaal niveau die

een start zullen moeten nemen met het bedenken

van hun eigen antwoorden en oplossingen. Hoe de

economische inkrimping zal gebeuren in specifie-

ke regio’s, steden en dorpen, wordt best overwo-

gen door de mensen en gemeenschappen zelf die

erdoor geraakt worden. Kunnen wij bijdragen aan

het ontwikkelen van een nieuwe manier van eco-

nomisch denken die rechtvaardigheid, ecologische

duurzaamheid en menselijk welzijn als belangrijk-

ste doelen heeft? Dat zou meer regionale en loka-

le bedrijven kunnen betekenen die focussen op de

natuurlijke sterktes van de regio. Waar kunnen ge-

meenschappen de investeringsmogelijkheden vin-

den om de nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die

relevant zullen zijn in een toekomst zonder fossie-

le brandstoffen? Terwijl veel ondernemers kampen

met de realiteiten van kredietcrisis en piekolie, wat

worden dan de soorten bedrijven in de regio die het

goed zullen doen?

Op het macroniveau is er al degelijk ideeëngoed

om die aanpak te onderbouwen. Werk van Peter

Victor in Managing Without Growth toont dat zelfs

nu al een breed economisch beleid specifiek gericht

op het creëren van welzijn voor mensen in Canada

erin slaagt meer werkgelegenheid te scheppen even-

als gezondheidszorg voor iedereen, terwijl tegelij-

kertijd de wereld meer intact achtergelaten wordt

voor de volgende generatie. Victor besluit echter dat

dit op dit moment politiek onmogelijk zou zijn, ten-

zij het komt uit een grass roots-beweging. Herman

Daly’s werk over een steady-state economie is erop

gericht om een rechtvaardige kwalitatieve economi-

sche ontwikkeling te maximaliseren en tegemoet te

komen aan de echte noden van mensen en van de

planeet, in tegenstelling tot het huidige patroon dat

neerkomt op het maximaliseren van kwantitatieve

economische groei via het creëren van wensen en

koopwaar. Transitie-initiatieven kunnen aantonen

hoe zo’n samenleving zou kunnen werken en hoe

het aanvoelt te leven op mensenmaat. Zij vormen

de bottom up-ondersteuning en het levende bewijs

voor het werk van visionairen als Daly en tonen op

het lokale niveau de kracht en weerbaarheid van de

alternatieven die we nu kunnen beginnen bouwen.

maart 2009

Ik had eens een gesprek met

een oudere man in een café

en ik dacht dat het over piek-

olie ging. Ik vertelde hem hoe

ik het zag en hij onderbrak me

af en toe met wat argeloze op-

merkingen, dus ik dacht dat

de conversatie naar iets inte-

ressants zou leiden. Maar op

het einde zei hij als een soort

afsluiter tegen me: ‘Ja, ik heb

het ooit op een tafel gebruikt,

’t gaf een mooi resultaat’. Ik

hoop, nu je tot hier in dit boek geraakt bent, dat je

– in tegenstelling tot mijn oudere vriend – al door

hebt wat de aard is van de uitdagingen die ons te

wachten staan. Je zult al wel begrepen hebben dat

ons leven, dat gebaseerd is op fossiele energie, een

radicale wijziging zal ondergaan, of we dat nu willen

of niet. Wat je je waarschijnlijk wel zult afvragen, is

hoe dat leven er uit zou kunnen zien op het einde

van dat omschakelingsproces.

Welke oplossingsscenario’s

zijn er?

Ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe de twee-

lingcrisis van piekolie en klimaatverandering zich

zal ontvouwen – niemand weet het. Ik ken niet de

exacte datum dat de olie piekt, niemand kent die. Ik

weet ook niet of, en zo ja wanneer, we de klimaat-

drempel van 2ºC zullen overschrijden, en wat er zal

gebeuren wanneer het zo ver is.

Waar ik wel zeker van ben is dat we buitenge-

woon grote veranderingen zullen zien in alle as-

pecten van ons leven. We zullen buitengewone ver-

anderingen móeten doormaken indien we onze

samenleving uit de afhankelijkheid van goedkope

olie willen halen en wel op zo’n manier dat we onze

sociale en ecologische samenhang en stabiliteit kun-

nen behouden en kunnen leven in een wereld met

een relatief stabiel klimaat. Vooruitkijkend hebben

al veel mensen verschillende scenario’s uitgedok-

terd over wat de toekomst in petto heeft. Ik heb me-

zelf door meerdere van die scenario’s heen gewor-

steld om inzicht te verwerven in hoe het leven na de

piek eruit zou kunnen zien.

Eerst heb ik voor figuur 8 een poging gedaan deze

scenario’s in volgorde zetten, met aan het ene eind

de scenario’s waarin technologie gezien wordt als

de oplossing voor elk probleem dat zich kan voor-

doen, en aan de andere eind de scenario’s waarin

de technologie geen plaats heeft en de fragmentatie

en decentralisatie van de samenleving onvermijde-

lijk lijkt. Ik dacht dat dit spectrum lineair zou zijn,

maar in feite leiden beide extremen in hun uitein-

delijke logica tot ondergang – wat David Holmgren

het ‘Atlantis scenario’ noemt – waarin de samenle-

ving implodeert en desintegreert.1

Het zicht vanaf de bergtop Hoofdstuk 2

‘Men ontdekt geen nieuw land

zonder bereid te zijn de kust

voor zeer lange tijd uit het zicht

te verliezen.’

André Gide

Het goede nieuws: de veran-

deringen die we nodig hebben

om de totale ineenstorting

te vermijden, zijn precies die

dingen die we moeten doen om

de wereld te creëren waar we

samen van dromen.

David Korten

Page 31: Transitie HANDBOEK

58H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

59H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P

8) Waaier van post-piekscenario’s 3

Stedelijke kolonies (Foresight)Een toekomst van compacte duurzame steden met energie-efficiënte openbare vervoersystemen, meer afgezonderde landelijke gebieden en verminderde consumptie.

Conventionele werelden (Gallopin)Dit scenario is in wezen business as usual, niet wezenlijk anders dan vandaag.

Business as usual (Feasta) Plaatst piekolie in 2030 met een overheid die niets doet om zich daarop voor te bereiden.

Wachten op het Wonderdrankje (Heinberg)Een nieuwe energiebron, even overvloedig en veelzijdig als aardolie wordt ontwikkeld zoals koude kernfusie of de mythologische ‘free energy’.

Voortdurende beweging (Foresight)Een hoogtechnologische waterstofeconomie met nul uitstoot, veronderstelt dat de globalisering overeind blijft, met een grote vraag naar reizen.

Techno-explosie (Holmgren)Technologie lost al onze huidige problemen op en resulteert in een wereld met vakanties op de maan, onbeperkte koude kernfusie, enz.

De laatste mens (Heinberg)Beschrijft een scenario waarbij militaire macht gebruikt wordt om de overblijvende koolwaterstofreserves te bemachtigen. Dick Cheney’s ‘oorlog die tijdens ons leven nooit meer zal eindigen’.

Atlantis (Holmgren)Dit scenario beschrijft een plotse en catastrofale ineenstorting van de samenleving.

Powerdown, Heinberg’De weg van samenwerken, bewaren en delen’, een door de overheid geleide strategie die alle middelen die haar ter beschikking staan aanwendt om de consumptie per hoofd van de bevolking te verminderen en de postindustriële economie en infrastructuur zonder fossiele brandstoffen op te bouwen.

Goede bedoelingen (Foresight)Een wereld waarin een rigoureus systeem van koolstofrantsoenering is geïntrodu-ceerd dat leidt tot een verminderd transportvolume en meer massavervoer.

Eerlijk aandeel (Feasta)Veronderstelt piekolie in 2007, maar met een snelle reactie van de overheid met onder meer het invoeren van koolstofrantsoenering naast een gezamenlijke inspanning om op alle domeinen het energieverbruik te verminderen en de meeste aspecten van het dagelijks leven te herlokaliseren.

De grote transitie (Gallopin)Dit scenario ‘verenigt visionaire oplossingen voor de uitdaging waarvoor duurzaamheid ons stelt, waaronder zowel fundamentele veranderingen van de geldende waarden als nieuwe vormen van socio-economische ordening.’

Rentmeesterschap over de aarde (Holmgren)Hierbij ‘maakt de menselijke samenleving op een creatieve manier de afdaling langs de helling van de energievraag, in wezen als spiegelbeeld van de creatieve energieklim die zich voordeed tussen het begin van de industriële revolutie en vandaag.’

Gedwongen lokalisering (Feasta)Veronderstelt piekolie in 2007 met een drastische economische achteruitgang tot gevolg. De economie krimpt en stort vervolgens in elkaar, wat leidt tot een zeer gelokaliseerde toekomst die langzaam steeds verfijnder wordt, zij het binnen de perken van een sterk verminderde energie.

Reddingssloepen bouwen (Heinberg)Reddingssloepen bouwen ‘vertrekt vanuit de veronderstelling dat de industriële beschaving op geen enkele manier in haar huidige vorm kan worden behouden’ en bestaat uit een proces van opbouw van gemeenschapssolidariteit, ontwikkeling van een gelokaliseerde infrastructuur en het bewaren en versterken van wat levens-noodzakelijk is.

Ruilhandel (Foresight)Een wereld die een plotse en heftige energiecrisis heeft doorgemaakt. Een wereld-wijde recessie heeft miljoenen werkloos gemaakt en voor de meeste mensen ‘is de wereld gekrompen tot hun eigen gemeenschap’. Kenmerkende transportmiddelen zijn paard en fiets.

Groene techno-stabiliteit (Holmgren)Schetst de idee dat de gewone gang van zaken onbeperkt kan doorgaan met hernieuwbare energie die de conventionele vervangt, auto’s op waterstof die de bestaande auto’s vervangen, enz.

Verlichte transitie (Enlightened Transition, Feasta)Vertrekt vanuit de veronderstelling dat de regering beslist ‘om de energie, die nu veel goedkoper is dan ze ooit nog zal zijn, te gebruiken om Ierse energiebronnen te ontwikkelen en om de hoeveelheid energie, die nodig is om de Ierse economie op peil en draaiende te houden, te beperken.’ Dit leidt tot een economie die veel beter is voorbereid op de piek wanneer die zich uiteindelijk voordoet.

Verlichte transitie

Powerdown

Goede bedoelingen

Eerlijk aandeel

De grote transitie

Rentmeesterschap over de aarde

Gedwongen lokalisering

Reddingssloepen bouwen

Ruilhandel

Verlichte transitie

Atlantis

Verwilderde werelden

Verwilderde werelden (Gallopin)Zoals het Atlantisscenario van Holmgren, toont dit scenario een achteruitgang van de beschaving naarmate zowel de markt als het beleid de problemen niet meer kunnen hanteren.

Techno-explosie

Voortdurende beweging

Wachten op het wonderdrankje

Business as usual Conventionele werelden

Stedelijke kolonies

Groene techno-stabiliteit

Aan

pas

sing

Evolutie

Instorting ! "

Instort

ing

Page 32: Transitie HANDBOEK

60H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

61H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P

Waarom een toekomst met

minder energie uiteindelijk min

of meer onvermijdelijk lijkt

Het werk van Bryn Davidson van het Dynamic

Cities Project in Vancouver BC, Canada, geeft mis-

schien een toegankelijker en beknopter overzicht

van post-piek-scenario’s. Hij heeft een figuur ont-

worpen met twee assen (figuur 9). De ene as (van

links naar rechts) toont de snelheid van de uitput-

ting. Zoals we al gezien hebben, zijn er veel indica-

ties dat piekolie veel dichterbij is dan we denken,4

waardoor we onzelf bijna zeker in het ‘snelle uitput-

ting’-deel van de figuur moeten situeren. De andere

as toont de mate van proactiviteit of reactiviteit van

regering en bedrijfsleven.

In wezen stelt Davidson dat trage uitputting en reac-

tieve antwoorden zullen resulteren in een ‘Burnout’,

een koppig vastklampen aan business as usual dat

ons blindelings zal katapulteren in de klimaatchaos.

Indien we een snelle uitputting hebben, samen met

een reactieve respons, zullen de gevolgen catastro-

faal zijn: sociale afbraak en ondergang op dezelfde

schaal als destijds gebeurde met de Maya’s en met

de Romeinen, zoals beschreven in het recente boek

Ondergang 5 van Jared Diamond of in Overshoot 6

van William R. Catton. Trage uitputting en een pro-

actief antwoord zouden kunnen leiden tot wat Da-

vidson ‘Techno Markets’ noemt: een duurzame ont-

wikkeling gestoeld op technologie. Echter, om terug

te komen op het Hirsch Report, dat is enkel moge-

lijk indien daar ten minste tien (en liefst twintig)

jaar voor de piek aan begonnen wordt – tijd die we

bijna zeker niet hebben.

Het laatste scenario noemt Davidson De Slan-

ke Economie,7 of Powerdown 8. In feite zou ik stel-

len (en Davidsons grafiek toont het duidelijk) dat

een snelle en geplande afname van de energiecon-

sumptie echt de enige nog wenselijke optie is die

ons overblijft. Zowel ‘Burnout’ als ‘Ondergang’ is

iets waar we niet naartoe willen.

Om het uitgebreide spectrum van mogelijkheden te

onderzoeken heb ik daarom drie denkrichtingen on-

derzocht:

- Aanpassing:

scenario’s die ervan uitgaan dat we op een of an-

dere manier met uitvindingen uit de problemen

kunnen komen;

- Evolutie:

scenario’s die een zekere mate van collectieve

evolutie vergen, een verandering van denkrich-

ting, maar die wel veronderstellen dat de samen-

leving haar coherentie zal behouden, zij het in

een lokalere en meer energiearme vorm;

- Ondergang:

scenario’s die veronderstellen dat de onvermij-

delijke uitkomst van piekolie en klimaatveran-

dering zal zijn dat de samenleving zoals we die

kennen geleidelijk of plotseling zal uiteenvallen

en desintegreren.

In figuur 8 kunnen we zien dat de scenario’s in de

linker bovenhoek (de Aanpassingswig) alle geba-

seerd zijn op technologie, econmische groei en voort-

zetting van de economische globalisering om de pro-

blemen ten gevolge van piekolie op te lossen. Velen

laten zelfs geen matiging van de klimaatverandering

toe. Om het simpel te stellen: ‘Verander je lampen,

niet jezelf’.

Scenario planner Pierre Wack zei dat dit type sce-

nario’s een fatale fout heeft, namelijk dat ze geba-

seerd zijn op wat hij de ‘drie mirakels’ 2 noemt:

- Een technologisch mirakel

(buitengewone, nieuwe exploratie- en productie-

niveaus van ‘gratis’ energie, bijvoorbeeld in de

vorm van waterstof);

- Een sociaal-politiek mirakel

(regeringsbeleid en culturele waarden zorgen er-

voor dat sociale uitsluiting wordt uitgeroeid);

- Een fiscaal mirakel

namelijk dat de publieke sector het scenario van

de nodige fondsen zal voorzien.

De Evolutiescenario’s vereisen daarentegen een fei-

telijke evolutie van onze cultuur in haar geheel, in

plaats van enkel te focussen op technologische op-

lossingen om het dreigende probleem te ‘repareren’.

In deze aanpak weerklinken de beroemde woorden

van Einstein: ‘We kunnen de problemen niet oplos-

sen met dezelfde denkwijze waarmee we deze pro-

blemen gecreëerd hebben.’ Deze scenario’s stellen

dat we uit de problematiek moeten weg evolueren.

Daar alle drie de mirakels van Wack onwaar-

schijnlijk zijn, geloof ik dat de Aanpassingssce-

nario’s niet zullen gebeuren, en dat de Evolutie-

scenario’s de meest waarschijnlijke zijn. Algehele

ondergang in natuurlijk altijd mogelijk, maar ik

denk liever aan een toekomst zoals in De Geest

van de Kerst-Die-Ons-Wacht uit Dickens’ verhaal

A Christmas Carol. Die toont ons namelijk hoe de

toekomst eruit zal zien, tenzij we onze levenswijze

veranderen. Het is niet onafwendbaar. Zoals we ver-

der in dit deel gedetailleerder zullen onderzoeken,

zal veel van wat we zouden moeten doen om ons

voor te bereiden op de Ondergangsscenario’s, hoe

dan ook nodig zijn ter voorbereiding van de Evolu-

tiescenario’s. In plaats van mensen aan te zetten tot

verandering door ze schrik aan te jagen met verha-

len over Ondergang, zou ik ervoor willen pleiten het

verleidelijk mooie van het einddoel van de Evolutie-

scenario’s te laten zien, zodat de samenleving vanuit

zichzelf geneigd zal zijn zich hieraan te engageren.

Scenario’s in het Evolutiespectrum variëren tus-

sen de idee dat er een gezamenlijk, nationaal actie-

plan nodig is om uit de afhankelijkheid van fossie-

le brandstoffen te breken (wat Heinberg omschrijft

als Powerdown) en anderzijds de lokalisering: het

concept dat we weer prioriteit geven aan het ‘lokale’,

en dat de invloed van centrale systemen zal achter-

uitgaan. Het is mijn overtuiging dat wanneer piek-

olie en de noodzaak te reageren op klimaatverande-

ring deel gaan uitmaken van de antwoorden in ons

leven, het afgelopen is met business as usual (en

met de andere Aanpassingsscenario’s).

Drie redenen waarom

kernenergie ons hier niet

uit zal helpen

1. De tijdsduur om goed

op gang te komen

De inbedrijfstelling en bouw

van nieuwe centrales is een tijd -

rovende aangelegenheid (min-

stens twintig jaar). Ze zouden

de komende twintig jaar dus

weinig tot geen invloed hebben

op het reduceren van de uitstoot

van broeikasgas, noch zouden

ze enige veerkracht opbouwen

met betrekking tot piekolie.

2. Verzekering

De verzekeringswereld weigert

nucleaire energie te verzekeren,

een leemte die blijkbaar door de

overheid moet opgevuld worden,

wat resulteert in een enorme

onzichtbare subsidie voor nucle-

aire energie.

(wordt vervolgd op de volgende bladzijde)

3. Afval

Kernafval is een enorm pro-

bleem. In het Verenigd Konin-

krijk alleen al ligt 10.000 ton

kernafval – een hoeveelheid

die nog 25 maal groter zal

worden wanneer alle bestaande

kerncentrales zullen worden

ontmanteld – waarvoor geen

oplossing bestaat behalve

‘opslaan onder de grond’. De

verwerking van kernafval

vereist een grote hoeveelheid

energie op zich, met inbegrip

van de energie in de materialen

gebruikt om de verwerkings-

installaties te onderhouden

(beton en staal). Vaak wordt

gezegd dat kernafval een halve-

ringstijd heeft van 100.000

jaar... en dan te bedenken dat

Stonehenge slechts 4.000 jaar

geleden gebouwd werd.

Een samenleving in de fase van

energie-afdaling, die afhanke-

lijk is van lokale bouwmateri-

alen met lagere energie in zich,

zal moeite hebben om kern-

afvalsites te onderhouden met

leemblokken en strobalen.

9) Vier energiescenario’s door Bryn Davidson: www.dynamiccities.squarespace.com

Proactief antwoordRegering, samenleving,technologie & markten

Slanke Economieof Powerdown

Instortingof Mad Max, of Paaseilandof Cuba/Rusland jaren ’90

Technomarktenof Duurzame ontwikkeling

Burn outof Klimaatchaosof Business as usual

Reactief antwoordTechnologie, markten

samenleving & regering

Snelle uitputtingen/of vroege piek

Trage uitputtingen/of latere piek

Page 33: Transitie HANDBOEK

62H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

63H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P

Geschokt vertrouwen kan leiden tot vier neurotische

reacties die hun gevolgen zullen hebben op milieu-

gedrag: narcisme, depressie, paranoia en dwang-

matigheid.’ 11 De beste manier om met klimaatver-

andering en piekolie om te gaan, zal samenhangen

met ons vermogen om anderen te laten inzien dat

scenario 1 een avontuur is, waarin zij hun hoop en

energie kunnen investeren. Dit boek zal verder uit-

zoeken hoe we dit kunnen aanpakken.

Hoe zou de rol eruit kunnen zien van diegenen die

proberen die ‘evolutionaire’ scenario’s te realiseren?

David Korten ziet het als ‘een tweeledige rol: ster-

vensbegeleider en vroedvrouw’.12 Met andere woor-

den, iemand die zowel mensen door de terminale

fase van de huidige geglobaliseerde, olie-afhankelij-

ke infrastructuur helpt, maar ook de nieuwe, opko-

mende lokale economieën die daarvoor in de plaats

komen, helpt voeden. Sharif Abdullah schrijft dat

‘onze rol voor de nieuwe samenleving erin bestaat

om met mededogen te helpen bij de geboorte van

een nieuwe manier van in de wereld zijn. En zoals

met elk geboorteproces, zal dit gepaard gaan met

pijn en trauma. Onze rol zal zijn de pijn te verzach-

ten en de nieuwe samenleving tot volle wasdom te

laten opgroeien.’ 13

Ik geloof dat de enige weg door de monumentale

transitie die nodig is, nu het Tijdperk-van-de-goed-

kope-olie voorbij is, erin zal bestaan te bedenken

hoe we mensen kunnen engageren in een transitie

van deze omvang. De hulpmiddelen die we tot nu

toe voorhanden hadden zijn ontoereikend: we heb-

ben een nieuwe gereedschapskist nodig en een nieu-

we manier van hoe wij hierin onze rol definiëren.

Een van de bruikbaarste uitspraken in dit verband

komt niet van een ecoloog, maar van een kunste-

naar. De Franse schilder en beeldhouwer Jean Du-

buffet schreef: ‘Kunst gaat niet op het bed liggen dat

men voor haar opgemaakt heeft; zij loopt weg zodra

men haar naam uitspreekt; zij blijft graag incognito.

Haar beste momenten zijn die waarop zij vergeet

hoe zij genoemd wordt.’ 14

Misschien is ons werk om gemeenschappen voor

te bereiden op transitie gelijkaardig: voortdurend

zichzelf heruitvinden en vergeten hoe het genoemd

wordt. Een creatief, engagerend, speels proces,

waarin we onze gemeenschappen door het verlies

van het vertrouwde heen helpen en een nieuwe in-

frastructuur inspireren en ontwerpen, waarvoor

minder energie nodig is, die uiteindelijk een verbe-

tering is ten opzichte van de huidige.

Waarom ‘Energie-afdaling’?

In dit boek zal ik veelvuldig gebruikmaken van de

term ‘Energie-afdaling’. Dit is misschien een nieuw

begrip voor je, dus ik zal uitleggen wat ik ermee be-

doel. Toen ik voor het eerst het begrip piekolie ont-

dekte, was ik verbaasd dat de nadruk uitsluitend op

de top van de grafiek lag, op de piek zelf. Een hele

meute geologen, academici en schrijvers onderzocht

de top van de klassieke belvormige curve: zou het

een rustige afdaling zijn, een ‘schokkerig plateau’

of een steile afgrond? Niemand echter leek zich

bezig te houden met de dalende helft van de gra-

fiek. Deze kwam me voor als veel belangrijker dan

de piek op zich, maar ze scheen een gebied dat nog

niet in kaart was gebracht en dat iedereen trachtte

te vermijden.

Een gemeenschap zonder toegang tot fossiele

brandstoffen zou zeventig tot honderd keer minder

werk kunnen verzetten dan een gemeenschap die er

wel toegang tot heeft,15 en zou er natuurlijk ook heel

anders uitzien dan de huidige. Naast de vraag wan-

neer piekolie bereikt zal worden, is een ander even

belangrijk punt dat van de ‘netto’-energie. Netto-

energie, ook bekend als ‘Energy Return on Energy

Invested’ (EROEI) wordt gedefinieerd als ‘de gele-

verde energie door een energiewinningsproces in

verhouding tot de energie die nodig is om die ener-

gie te verkrijgen.’ 16 De olieproductie in de Verenigde

Voor nog een laatste manier om de essentie van de

vele verschillende scenario’s duidelijk te maken doe

ik beroep op het rapport Descending the Oil Peak

door de City of Portland Peak Oil Task Force, dat

de waaier van gevolgen van piekolie voor de stad

bepaalt en van daaruit drie mogelijke scenario’s

onderzoekt.9 Deze geven een beknopte en mooie

zienswijze op de realistische keuzemogelijkheden

waarvoor we staan.

1 Lange-termijn-Transitie

In dit scenario verlopen het krimpen van de voor-

raden en het stijgen van de prijs nogal geleidelijk,

zodat er maatregelen kunnen worden genomen

om een en ander op te vangen. Het voorziet in

een vermindering van vijftig procent van de olie-

consumptie in de komende twintig jaar. En ook

al is het begin van deze transitie nogal bruusk,

door de tijd heen zal deze neerwaartse trend wel

vanzelfsprekend worden.

2 Oliecrises

Dit scenario is vergelijkbaar met dat hierboven,

maar het wordt gekenmerkt door ‘plotse onder-

brekingen en prijsopstoten, die periodiek voor

aanhoudende noodsituaties zullen zorgen’.

3 Desintegratie

Hier zullen de gevolgen van piekolie zo ernstig

zijn dat het weefsel van de samenleving uiteen

begint te vallen, en dit zal leiden tot ‘maatschap-

pelijk catastrofale competitie om schaarse goe-

deren zoals voedsel, onderdak en energie’.

De opties zijn duidelijk weergegeven in dalende

volgorde van wenselijkheid. Het punt dat ik wil

maken is dat voorbereiding op alleen de klimaat-

wijziging zonder met piekolie rekening te houden,

weinig bescherming biedt tegen elk van boven ge-

stelde opties. In elk van deze scenario’s is het de

mate van reeds aanwezige veerkracht (een concept

dat verder in hoofdstuk 3 uitgewerkt wordt) die het

verschil zal maken.

Vandana Shiva, de Indiase activiste en pleitbe-

zorgster van duurzame landbouw, vertellend over

haar bezoek aan sommige van de regio’s die door

de tsunami van 2004 geteisterd werden, zegt dat

het de dorpen met de grootste veerkracht waren die

snel weer op de been kwamen, terwijl dorpen die

hun veerkrachtige economieën hadden ontmanteld

ten voordele van een economie afhankelijk van toe-

risme en import, het het moeilijkst hadden.

‘De inheemse volkeren van Andaman en Nico-

bar, de Onger, de Jawara’s, de Sentinelese en de

Shompen, die een kleine ecologische voetafdruk

hebben, hadden het minst te lijden, ook al bevonden

zij zich op het subcontinent van India het dichtst bij

het epicentrum van de aardschok.’ 10

In menig opzicht vereist elk van de drie scena-

rio’s dat we in meer moeten voorzien om op terug

te vallen dan wat we op dit moment hebben. In elk

van de scenario’s zullen we een sterkere, meer gelo-

kaliseerde infrastructuur nodig hebben en het ver-

mogen om onze basisbehoeften meer lokaal in te

vullen. Terwijl scenario’s 2 en 3 duidelijk minder

wenselijk zijn, betekent een voorbereiding erop dat

scenario 1 ook dichterbij komt. Onze kansen op een

positief resultaat zullen toenemen indien we naar

scenario 1 streven. Bij velen zullen de mogelijkhe-

den van scenario’s 2 en 3 paniek veroorzaken en er-

voor zorgen dat men eerder zijn eigen hachje pro-

beert te redden in plaats van te streven naar meer

gemeenschapsgerichte oplossingen. Dit is een na-

tuurlijk reactie, maar mijns inziens een niet zo ge-

zonde. In moeilijke tijden hebben we elkaar juist

meer nodig, niet minder.

Een van de sleutelargumenten van dit boek is dat

wanneer we geconfronteerd worden met deze drie

scenario’s, onze beste kans op een succesvolle, geza-

menlijke transitie niet bestaat in het mensen scena-

rio’s 2 en 3 voor te houden. De psychologen Winter

en Kroger schrijven dat ‘gezond functioneren veron-

derstelt dat we erin geloven dat aan onze behoeften

zal worden voldaan in de toekomst. Zonder dit ver-

trouwen zou ons geloof in de wereld geschaad zijn.

Nog drie redenen

waarom nucleaire energie

ons hier niet uit zal helpen

4. Kosten

Een nieuw kernenergiepro-

gramma zou ongelooflijk duur

zijn. Amory Lovins berekende

dat 10 geïnvesteerde US dollar-

cent in kernenergie 1 kWh

kernenergie kan genereren,

1,2-1,7 kWh windenergie,

2,2-6,5 kWh kleine warmte-

kracht koppeling, of 10 kWh

energie-efficiëntie. Boven-

dien betekent voldoende geld

hebben om zo onverstandig

te investeren dat uitgegaan

wordt van een economie die

nog steeds groeit. Dat is een

steeds minder waarschijnlijk

vooruitzicht.

5. Piek uranium

Op dit ogenblik is er nog voor

zestig jaar bruikbaar uranium.

Indien echter elektriciteits-

opwekking uit kernenergie

gestaag blijft groeien, zal dit

jaartal dalen. Tot het punt

bereikt is waarop alle elektrici-

teit ter wereld uit kernenergie

zou worden gegenereerd. Op

dat punt zouden we nog slechts

een voorraad voor drie jaar

hebben.

(vervolg op volgende bladzijde)

6. Koolstofuitstoot

Er wordt vaak naar kern-

energie verwezen als de

CO2-vrije manier om elektrici-

teit op te wekken. Hoewel dit

klopt voor de eigenlijke energie

opwekking, is dit niet meer

juist wanneer we het volledige

proces bekijken. De mijnbouw,

verwerking, verrijking, behan-

deling en verwijdering hebben

alle significante effecten, over-

eenkomend met een derde

van de CO2-uitstoot van een

conventionele gascentrale.

Voor een volledige argumentatie tegen kernenergie in het kader van piek-olie en klimaatverandering, zie Fleming, D. (2007), The Lean Guide to Nuclear Energy: a life cycle in trouble, The Lean Economy Connection

Page 34: Transitie HANDBOEK

64H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

65H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P

waait). Zonnecelsystemen hebben een EROEI tus-

sen de 2,5:1 en 4,3:1. Waterkracht heeft de hoogste

opbrengst, namelijk 23:1, maar de meeste poten-

tiële plekken voor dammen zijn al in gebruik, en

veel van deze installaties hebben last van verzilting

en droge zomers door de klimaatverandering, zodat

de opbrengst op sommige plaatsen zakt. In Costa

Rica bijvoorbeeld is de hydro-elektrische capaciteit

in 2007 door de droge zomer met 25 procent terug-

gevallen.18 In termen van EROEI bieden de vervan-

gingsmiddelen voor de vloeibare brandstoffen die

nu onze samenleving mogelijk maken, dus helemaal

niet de noodzakelijke vervanging.

Bio-diesel heeft een netto-energie van 2:1, etha-

nol op basis van suiker heeft ongeveer 4:1 (in Bra-

zilië is dit zelfs 8:1 dankzij het gunstige klimaat),

en bio-ethanol uit graangewassen zit ergens tussen

0,8:1 en 1,6:1. Geen enkele komt dus in de buurt van

die van olie. Charles Hall van de State University

Staten had in de jaren ’30 van de twintigse eeuw een

netto-EROEI van boven de 100:1. Dit wil zeggen dat

voor elke eenheid energie die gebruikt werd om olie

te winnen er (meer dan) 100 in de plaats kwamen in

de vorm van gewonnen olie. Dit is een ongelooflijke

energiereturn, zonder precedent in de geschiedenis.

Maar, gegeven de toenemende hoeveelheid arbeid

die nodig is om de olie naar boven te krijgen, en

de toenemende noodzaak van raffinering omwille

van de lagere kwaliteit van de olie, was de EROEI

in 1970 nog maar 30:1. Tegenwoordig is het ergens

tussen de 11:1 en 18:1. Het wereldwijde gemiddelde

ligt nu ongeveer op 20:1.17 Dit geldt voor het winnen

van olie in rijpe velden. De EROEI voor nieuwe olie-

velden is naar verluidt nog veel lager.

Wind bijvoorbeeld heeft een netto-energie van

11:1 (hoewel de verhouding veel kleiner zou zijn

indien gecorrigeerd voor de backup-sytemen die

nodig zijn voor de momenten waarop het niet

Get

ijden

Rio

ol- e

n st

ortg

asse

n

Win

d (g

ewon

nen

op z

ee)

Kle

insc

halig

e w

ater

krac

ht

Win

d (g

ewon

nen

op la

nd)

Gro

otsc

halig

e w

ater

krac

ht

Gec

once

ntre

erde

zon

ne-e

nerg

ie

Get

ijden

stro

om

Gol

fsla

g

Vas

te b

iom

assa

Ther

mis

che

zonn

e-en

ergi

e

Zonn

ecel

len

Con

vent

ione

le s

teen

kool

Geo

ther

mis

ch

Nuc

leai

r

War

mte

pom

p

Sch

one

stee

nkoo

l

Bio

dies

el

Etha

nol

Teer

zand

35

30

25

20

15

10

5

0Ener

gieo

pbre

ngst

in v

erho

udin

g to

t ge

ïnve

stee

rde

ener

gie

87 40

10) Energiebalans 11) Koolstofvoetafdruk

Get

ijden

Rio

ol- e

n st

ortg

asse

n

Win

d (g

ewon

nen

op z

ee)

Kle

insc

halig

e w

ater

krac

ht

Win

d (g

ewon

nen

op la

nd)

Gro

otsc

halig

e w

ater

krac

ht

Gec

once

ntre

erde

zon

ne-e

nerg

ie

Get

ijden

stro

om

Gol

fsla

g

Vas

te b

iom

assa

Ther

mis

che

zonn

e-en

ergi

e

Zonn

ecel

len

Con

vent

ione

le s

teen

kool

Geo

ther

mis

ch

Nuc

leai

r

War

mte

pom

p

Sch

one

stee

nkoo

l

Bio

dies

el

Etha

nol

Teer

zand

250

200

150

100

50

40

30

20

10

0Koo

lsto

finte

nsit

eit

(gra

m C

O2

per

kilo

wat

tuur

)

974 465

Figuur 10. Energiebalans of energieopbrengst in verhouding tot geïnvesteerde energie (Engels: Energy Return on Energy Invested of EROEI) voor een waaier van energiebronnen.

Figuur 11. De koolstofvoetafdruk, van dezelfde energiebron-nen als in figuur 10, in gram CO2 per kilowattuur. Eens te meer bekrachtigt dit de onwenselijkheid van biobrandstoffen evenals de absolute noodzaak dat de steenkool in de grond blijft.

‘Het zal altijd moeilijk blijven

om duurzame manieren te

bedenken om onze onduurzame

levensstijl te ondersteunen.’

Charles Wyman, University of California on biofuels, New Scientist, 2 februari 2008

Page 35: Transitie HANDBOEK

66H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

67H E T Z I C H T VA N A F D E B E R G T O P

mensen die de energiepiek als een kans tot positie-

ve verandering zien, en niet als een onontkoom-

bare ramp.’ 26

Zoals Colin Campbell van de Association for the

Study of Peak Oil uitlegt, is het belang van piekolie

niet zozeer wanneer deze zich voordoet, maar wel

dat men zich daardoor realiseert dat het Tijdperk-

van-de-gemakkelijke-olie voorbij is. Het is niet zo-

zeer de snelheid van de verandering die belangrijk

is, als wel de richting van de verandering. Het con-

cept van de Energie-afdaling, en van de Transitie-

benadering, is heel eenvoudig: dat de toekomst met

minder olie te verkiezen is boven de huidige, maar

alleen indien er op tijd voldoende creativiteit en

verbeelding in het ontwerpen van deze transitie ge-

stoken wordt. We hebben de keuze. We kúnnen de

heuvel waarop we nu staan afdalen indien we de-

zelfde creativiteit en gedrevenheid kunnen mobi-

liseren die ons tot op de top bracht. De realiteit is

dat de enige weg van hieruit die naar beneden is (in

termen van netto-energie), maar dat ‘beneden’ niet

noodzaklijk synoniem is met ontbering, ellende en

ondergang. Een poging om in Heath-Robinson-stijl

‘uitbreiding’ aan de heuvel te bouwen (gebaseerd

op kolen-naar-vloeibare-energie, teerzanden, en-

zovoorts) – een wankele, kunstmatige helling die

voorbij gaat aan de geologische realiteit van de heu-

vel zelf – betekent alleen maar dat we van nog hoger

zullen vallen.

De idee van Energie-afdaling is dat elke stap naar

beneden van de heuvel af een stap zou kunnen zijn

naar gezondheid, naar plaats, naar heelheid. Het

brengt ons terug tot wie we werkelijk zijn, zoals

leden van een druk gezin elkaar weer ontdekken tij-

dens een stroomstoring Energie-afdaling gaat uit-

eindelijk over energie-stijging – het opnieuw ener-

gie steken in onze gemeenschappen en cultuur – en

het is de sleutel tot een realistisch omgaan met de

mogelijkheden van onze situatie, in plaats van over-

weldigd te worden door de uitdagingen ervan.

van New York stelt dat om ook maar een enigszins

wezenlijke bijdrage te leveren tot de samenleving,

een vloeibare brandstof niet afhankelijk mag zijn

van olie, en een EROEI moet hebben van minstens

5:1. De achteruitgang van de EROEI van onze ener-

giebronnen, gecombineerd met piekolie, piekgas,

piekkolen en piekuranium (waarschijnlijk in deze

volgorde) 19 betekent dat we ons moeten realiseren

dat zo’n energierijke samenleving als we vandaag

de dag hebben, een toppunt is dat we waarschijnlijk

nooit meer zullen terugkrijgen.20

Bij nader onderzoek blijkt dat een handvol mensen

reeds begonnen was na te denken over hoe de reis

‘bergafwaarts’ er zou kunnen uitzien. De eersten

waren Howard en Elisabeth Odum, die in hun boek

van 2001 A Prosperous Way Down schreven:

‘Dat de weg naar beneden ook voorspoedig kan

zijn, is een opwindend idee waarvoor de tijd nu rijp

is. De afdaling is een nieuwe frontier die we met

enthousiasme tegemoet moeten treden. Indien ie-

dereen de noodzaak inziet dat de hele samenleving

zich moet aanpassen aan minder, kan de samenle-

ving in een gezamenlijke missie samenwerken om

te bepalen wat van wezenlijk belang is. Presiden-

ten, gouverneurs en lokale leiders kunnen het pro-

bleem uitleggen en de samenleving leiden in een

gedeelde missie. Miljoenen mensen overal ter we-

reld kunnen, indien ze de uitdaging zien, verenigd

worden in de gezamenlijke zoektocht naar een

voorspoedige reis naar beneden. Het alternatief is

een wereld vol egoïstische strijd om elke overblij-

vende hulpbron.’ 21

Zij pleiten voor de noodzaak om zich bij voor-

baat te wapenen tegen de onvermijdelijke vermin-

dering van de beschikbare netto-energie. We vin-

den dit terug in de grimmige bewering in het eerste

Hirsch Report dat zegt dat elk maatschappelijk ant-

woord op piekolie een tiental jaar voor de piek ge-

start moet worden.22

De term ‘energie-afdaling’ werd verder ontwik-

keld door David Holmgren, de mede grondlegger

van permacultuur, die in 2003 schreef: ‘Ik gebruik

de term ‘afdaling’ als het minst geladen woord dat

het eerlijkst de onvermijdelijke radicale verminde-

ring van materiële consumptie en/of wereldbevol-

king omschrijft, die de neergang zal kenmerken van

de decennia en eeuwen van overvloed en beschik-

baarheid van fossiele brandstof.’ 23

Onlangs zei Ted Trainer van de University of

New South Wales in zijn onmisbare werk Renewa-

ble Energy Cannot Sustain a Consumer Society 24

dat ook al zullen hernieuwbare energiebronnen een

sleutelrol vervullen na de piek, de idee dat de Wes-

terse, op consumptie gebaseerde samenleving zo

verder kan blijven draaien, laat staan groeien, enkel

en alleen op basis van duurzame energie, absurd is,

en dat een nieuw ontwerp voor een lage-energie-

samenleving onvermijdelijk is. Hij schrijft:

‘Er bestaat een wijdverbreide opvatting dat een

kapitalistische consumentensamenleving, geba-

seerd op het vaste voornemen om de productie, ver-

koop, wereldhandel, levensstandaard en het BNP

zo snel en ongelimiteerd mogelijk te verhogen, ook

gebaseerd kan zijn op duurzame energie... Maar

als deze veronderstelling onjuist is, dan wachten

ons catastrofale problemen in de zeer nabije toe-

komst en zullen we urgent radicale sociale alter-

natieven moeten onderzoeken.’ 25

Omdat er geen universele definitie bestaat voor

‘energie-afdaling’, zou ik deze als volgt willen de-

finiëren:

‘De voortdurende afdaling in de netto-energie

waarop de mensheid berust, een afdaling die het

spiegelbeeld is van de stijging in netto-energie die

sinds de Industriële Revolutie heeft plaatsgevon-

den. De term verwijst ook naar een toekomstig

scenario waarin de mensheid zich succesvol heeft

aangepast aan de dalende voorraad netto-fossiele

brandstof en lokaler en onafhankelijker is gewor-

den. Het is een term die graag gebruikt wordt door

De afdaling zal veel gevaar-

lijker zijn dan de beklim-

ming en misschien zullen we

moeten kamperen op een reeks

plateaus om uit te rusten en

stormen te laten uitrazen.

Na zo'n lange tijd op de berg

te hebben doorgebracht,

kunnen we ons nog nauwe-

lijks ons thuis voorstellen in

het afgelegen dal van waaruit

we gevlucht zijn toen het

steeds meer werd vernield

door krachten die we niet

begrepen. Maar we weten dat

elke stap ons dichter bij een

beschutte vallei brengt, waar

we opnieuw ons thuis kunnen

maken.’

David Holmgren (2002), Permaculture: Principles and Pathways Beyond Sustaina-bility, Holmgren Design Services

‘Als we ons de energieclimax

voorstellen als een spectacu-

laire, maar gevaarlijke bergtop

die wij (de mensheid) succesvol

hebben beklommen, dan lijkt

de afdaling naar veiligheid een

verstandig en aantrekkelijk

voorstel.

Voor de klim waren moed

en heldhaftige inspanningen

nodig. Er moesten offers

gebracht worden, maar er

was ook vreugde, en bij elke

stap verschenen er nieuwe

inzichten en mogelijkheden. Er

zijn verschillende valse toppen,

maar als we om ons heen

kijken en de hele wereld aan

onze voeten aanschouwen, dan

weten we dat we de top bereikt

hebben. Sommigen beweren

dat er nog hogere toppen

verscholen zijn in de mist, maar

het weer ziet er dreigend uit.

Het uitzicht vanaf de top brengt

ons opnieuw in verbinding

met het wonder en de groots-

heid van de wereld en hoe het

allemaal in elkaar past. Toch

kunnen we niet lang treuzelen.

We moeten profiteren van het

uitzicht om onze weg naar

beneden te zoeken, zolang we

nog gunstige weersomstandig-

heden en daglicht hebben.

(vervolg op volgende bladzijde)

Page 36: Transitie HANDBOEK

68H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

69O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

Wat is veerkracht?

Het begrip ‘veerkracht’ staat centraal in dit boek.

In de ecologie verwijst de term veerkracht naar het

vermogen van een ecosysteem om te reageren op

schokken van buitenaf en pogingen tot geforceer-

de veranderingen. Walker et al. definiëren het als

volgt:

‘ Veerkracht is het vermogen van een systeem

om verstoring te absorberen en zich tijdens ver-

anderingen te reorganiseren, zodat het wezenlijk

dezelfde functie, structuur, identiteit en terugkop-

pelingen blijft behouden.’ 1

In de context van gemeenschappen en woonplaat-

sen verwijst veerkracht naar hun vermogen om niet

te bezwijken bij de eerste tekenen van olie- of voed-

seltekorten en naar hun vermogen om met aanpas-

singen te reageren op verstoring. Het conflict met

de vrachtwagenchauffeurs in Groot-Brittannië in

2000 biedt hier een waardevolle les. Binnen drie

dagen werd de economie van het land op de rand

van de afgrond gebracht. Het werd duidelijk dat het

land nog slechts één dag verwijderd was van voed-

selrantsoenering en relletjes.

Kort voor het conflict werd opgelost, schreef Sir

Peter Davis, voorzitter van de supermarktketen

Sainsbury’s, in een brief naar premier Tony Blair dat

voedseltekorten ‘eerder binnen dagen dan binnen

weken’ zouden optreden.2 De broosheid van de illu-

sie dat ‘nationale voedselgarantie nodig noch wense-

lijk is’,3 zoals het Ministerie van Milieu, Voedsel en

Plattelandszaken stelde in een verklaring in 2003,

werd zonneklaar. Het werd duidelijk dat we niet lan-

ger over enige veerkracht beschikken om op terug

te vallen en in werkelijkheid op elk moment slechts

drie dagen verwijderd zijn van de honger, zoals in het

oude gezegde dat ‘beschaving slechts drie maaltijden

diep is.’ We zijn volledig gaan vertrouwen op het to-

taal onbetrouwbare en we hebben geen plan B.

Het concept ‘veerkracht’ gaat veel verder dan

het beter bekende concept ‘duurzaamheid’. Een ge-

meenschap kan bijvoorbeeld campagne voeren voor

het hergebruik van plastic, waarbij alle industrieel

en huishoudelijk plastic afval wordt ingezameld

voor recyclage. Terwijl dit bijna zeker beter is voor

het milieu in zijn geheel, voegt het vrijwel niets toe

aan de veerkracht van de gemeenschap. Misschien

is het een betere oplossing (naast de vanzelfspre-

kende oplossing om minder plastic afval te produ-

ceren) om ander gebruik voor plastic afval te ont-

wikkelen, dat minimale bewerking vereist. Men zou

misschien sterk samengeperste bouwstenen kunnen

produceren, of een isolatieproduct voor lokaal ge-

bruik. Eenvoudigweg het afval inzamelen en weg-

brengen, brengt de gemeenschap niet in een ster-

kere positie en het verhoogt niet haar vermogen

om creatief te reageren op verandering en schok-

ken. Hetzelfde geldt voor sommige strategieën die

door campagnes tegen klimaatverandering naar

voor worden geschoven en die geen rekening hou-

den met piekolie. Bomen planten om bossen voor

de gemeenschap te creëren kan wel koolstof vast-

leggen (alhoewel de wetenschap hierover nog ver-

deeld is) en is goed voor de biodiversiteit, maar het

draagt weinig bij aan de opbouw van veerkracht.

Terwijl het aanplanten van goed ontworpen agro-

forestry/voedselbossen dit wel doet. Het ‘Millen-

niumbossen-initiatief’ heeft een grote kans gemist

om een fundamentele hulpbron te installeren: over

heel het Verenigd Koninkrijk hadden we dan voed-

selbossen die nu vrucht begonnen te dragen (zowel

spreekwoordelijk als letterlijk).

De econoom David Fleming stelt dat de voor-

delen voor een gemeenschap met verhoogde veer-

kracht de volgende zullen zijn:

• als één deel vernietigd wordt, zal de schokgolf

niet door het hele systeem gaan;

• er bestaat in zo’n gemeenschap een brede vari-

eteit aan eigenheid en oplossingen, die creatief

ontwikkeld werden in antwoord op lokale om-

standigheden;

• ze kan in haar behoeften voorzien ondanks het

grotendeels ontbreken van reizen en vervoer;

• de andere grote infrastructuren en bureaucratie-

en van de intermediaire economie worden ver-

vangen door doelmatige lokale initiatieven tegen

een drastisch verminderde prijs.4

Verhoogde veerkracht en een sterkere lokale econo-

mie betekenen niet dat we een hek rond onze ste-

den en gemeenten zetten en weigeren om er nog iets

binnen of buiten te laten. Het is geen afwijzing van

handel of op een of andere manier een terugkeer

naar een rozige versie van een ingebeeld verleden.

Wat het wel betekent is dat we beter voorbereid zijn

op een slankere toekomst, meer zelfvoorzienend

zijn en voorrang geven aan het lokale boven het ge-

importeerde.

De drie ingrediënten

van een veerkrachtig systeem

Studies over wat ecosystemen veerkrachtig maakt,5

geven aan dat er drie kenmerken zijn die centraal

staan in het vermogen van een systeem om zich na

schokken te reorganiseren. Dit zijn ze:

– diversiteit

– modulariteit

– korte terugkoppelingen

Diversiteit verwijst naar het aantal elementen

waaruit een bepaald systeem is samengesteld, of het

nu mensen zijn, soorten, ondernemingen, institu-

ten of voedselbronnen. De veerkracht van een sy-

steem is niet alleen een gevolg van het aantal soor-

ten waaruit die diversiteit bestaat, maar ook van

het aantal verbindingen ertussen. Diversiteit ver-

wijst ook naar de diversiteit van functies in onze

woonplaatsen (eerder dan te vertrouwen op één

zo’n functie – bijvoorbeeld toerisme of mijnbouw)

en naar een diversiteit aan mogelijke antwoorden

op uitdagingen, wat leidt tot meer flexibiliteit. Di-

Waarom opnieuw veerkracht

opbouwen even belangrijk is als

CO2-uitstoot verminderen

Hoofdstuk 3

Verkeersbord in Roemenië. Terwijl West Europa haar eigen veerkracht meedogenloos heeft afgebouwd, is deze in delen van Oost Europa vaak nog volop aanwezig.

‘Een veerkrachtig systeem is

flexibel en divers. Het kan tegen

een stootje. Een veerkrachtig

perspectief erkent dat in een

complexe en dynamische wereld

verandering permanent is en

elke voorspelling moeilijk. Het

begrijpt dat wanneer je indi-

viduele onderdelen van een

systeem manipuleert, je onbe-

doeld het volledige systeem

verandert. Denken in termen

van veerkracht is een nieuwe

lens om te kijken naar de

natuurlijke wereld waarvan we

deel uitmaken en naar de door

de mens gecreëerde wereld die

we daar bovenop hebben gezet.’

Ward, C. (2007)Diesel Driven Bee Slums and Impotent Turkeys: The Case for Resilience,www.tomdispatch.com

© A

ND

Y G

OLD

RIN

G

Page 37: Transitie HANDBOEK

70H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

71O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

Het kenmerk korte terugkoppelingen verwijst

naar hoe snel en hoe sterk de gevolgen van een ver-

andering in één deel van het systeem zich laten voe-

len en tot reactie leiden in andere delen. Walker en

Salt schrijven: ‘Gecentraliseerd bestuur en globali-

sering kunnen terugkoppelingen verzwakken. Naar-

mate terugkoppelingen langer worden, is er een gro-

tere kans dat een grens wordt overschreden zonder

dat het op tijd wordt opgemerkt.’ 9 In een meer lo-

kaal systeem zijn de resultaten van onze handelin-

gen duidelijker. We willen geen overmatig gebruik

van pesticiden of andere vervuilende elementen in

onze directe omgeving, maar hebben een stuk min-

der moeite met dergelijk gebruik in andere delen

van de wereld. In een geglobaliseerd systeem leve-

ren de terugkoppelingen over de gevolgen van bo-

demerosie, lage lonen en pesticidengebruik zwakke

signalen. Het verkorten van terugkoppelingslussen

zal heilzame effecten hebben, die het ons mogelijk

maken om de gevolgen van onze handelingen dich-

ter bij huis te brengen, in plaats van dat ze zich zo

ver weg bevinden dat we ze zelfs niet opmerken. Als

mensen het stellen zonder aansluiting aan het elek-

triciteitsnet, zullen ze meer aandacht besteden aan

hun verbruik, omdat ze zich dichter bij de opwek-

king van de energie bevinden – de terugkoppelings-

lus is korter.

Het leven voor de olie

was nog niet zo slecht

Dit zijn geen nieuwe ideeën; het zijn eerder de on-

uitgesproken principes die de basis waren van hoe

de dingen altijd al waren tot het olietijdperk begon.

Het kan leerzaam zijn om terug te kijken in de ge-

schiedenis van onze woonplaatsen om te zien hoe

mensen vindingrijkheid en gezond verstand ge-

bruikten, voordat goedkope fossiele brandstof-

fen ons in staat stelden om het zonder deze eigen-

schappen te doen. In de jaren ’50 en ’60 werd in

Groot-Brittannië verwoed gepoogd om het lokale,

het kleine, het eenvoudige, het rustieke, het ‘ou-

bollige’ zwart te maken. Het is een proces dat zich

korter geleden ook voordeed in Ierland en nu nog

agressiever in China en India. Auto goed, paard en

wagen slecht; beton goed, stroleem slecht; kantoor-

job goed, landbouw slecht; tv goed, verhalen ver-

tellen rond de haard slecht. Zonder het verleden te

willen romantiseren of een idyllisch beeld te willen

schetsen van gelokaliseerde economieën is het zo

dat we zijn gaan geloven, ofwel dat het leven voor de

versiteit in landgebruik – boerderijen, groentekwe-

kerijen, aquacultuur, bostuinen, notenbomenaan-

plantingen, enzovoort – is een sleutelelement voor

de veerkracht van een woonplaats en de uitholling

daarvan de laatste jaren gaat gepaard met de toena-

me van monoculturen, die per definitie een afwezig-

heid van diversiteit betekenen.6

Een andere betekenis van diversiteit is die van

diversiteit tussen systemen. Precies dat geheel van

oplossingen dat werkt op de ene plaats, zal niet

noodzakelijk werken op andere plaatsen: elke ge-

meenschap zal haar eigen oplossingen, antwoorden

en instrumenten verzamelen. Dit is om twee rede-

nen van belang. Ten eerste omdat het een topdown

benadering bijna overbodig maakt, aangezien men-

sen aan de top de lokale omstandigheden en hoe

daarop te reageren niet kennen. Ten tweede is het

belangrijk omdat het opbouwen van veerkracht gaat

over het werken aan kleine veranderingen in vele

niches ter plaatse, met veel kleine ingrepen in plaats

van een paar grote.7

De term modulariteit verwijst volgens de ecologen

Brian Walker en David Salt naar ‘de manier waar-

op de componenten waaruit een systeem bestaat,

verbonden zijn’.8 Aan het einde van 2007 leidde de

Northern Rock-bankcrisis tot grote problemen en

onzekerheid in het Britse banksysteem. De crisis

werd veroorzaakt door te veel leningen toe te staan

aan hoog-risicokopers van huizen in de Verenigde

Staten, duizenden kilometers ver weg. Maar in korte

tijd had het ene systeem een ander in de problemen

gebracht en daarna nog een ander. (We weten intus-

sen hoe de crisis zich heeft ontwikkeld.)

Dit toont aan hoe geglobaliseerde netwerken,

waarvan vaak verkondigd wordt dat ze de grote

kracht van de globalisering vormen, in feite ook

een van haar grote zwakten kunnen zijn. De over-

vernetwerkte aard van moderne, sterk verbonden

systemen maakt dat schokken zich snel door deze

systemen voortplanten met mogelijk rampzalige ge-

volgen.

Een meer modulaire structuur betekent dat de

delen van een systeem zichzelf bij schokken effec-

tiever kunnen organiseren. Zo worden bijvoorbeeld

dieren en delen van dieren, als gevolg van de glo-

balisering van de voedingsindustrie, de hele wereld

rond vervoerd, wat leidt tot een toename van ziek-

tes zoals vogelgriep en mond- en klauwzeer. Dieren-

vervoer verminderen en plaatselijke slachthuizen en

vleesverwerking opnieuw invoeren zou tot een meer

modulair systeem leiden, met lokale rassen voor lo-

kale markten en een sterke vermindering van het ri-

sico dat ziektes zich verspreiden met de snelheid die

we in recente uitbraken gezien hebben.

Het concept van modulariteit is een sleutelbe-

grip voor Transitie-initiatieven die wegen zoeken

om het energieverbruik te verminderen: modulari-

teit maximaliseren met meer interne verbindingen

vermindert de kwetsbaarheid voor storingen in gro-

tere netwerken. Lokale voedselsystemen, lokale in-

vesteringsmodellen, enzovoort, verbeteren allemaal

de modulariteit. Dat betekent dat we ons verbinden

met de ruimere wereld, maar vanuit een ethiek van

netwerken en informatie delen, eerder dan vanuit

wederzijdse afhankelijkheid.

Deze markt in Slovenië toont een waaier van lokale produc-ten, de vruchten van een veel meer diverse landbouw dan in geïndustrialiseerde landen.

Appels oogsten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Oogsten met de zeis in Zuid-Devon, begin vorige eeuw.

‘In een veerkrachtig systeem

kunnen individuele knoop-

punten – zoals mensen,

bedrijven, gemeenschappen en

zelfs hele landen – ondersteu-

ning en middelen van elders

gebruiken, maar zijn ze even-

goed zelfvoorzienend genoeg

om, indien nodig, in hun eigen

essentiële behoeften te voor-

zien. Maar in ons hyperstreven

om de hele wereld met al zijn

economische en technologi-

sche netwerken met elkaar te

verbinden en te globaliseren,

zijn we de laatste helft van deze

definitie vergeten.’

Thomas Homer-Dixon (2007), Ten onder te boven: catastrofe, creati-viteit en de vernieuwing van de bescha-ving, Uitgeverij Jan van Arkel

© A

ND

Y G

OLD

RIN

G

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIE

TO

TN

ES

IM

AG

E B

AN

K E

N R

UR

AL

AR

CH

IEF

‘Onderzoek door de Thames

Valley University onthult de

dramatische verdwijning

van kleine winkels in dorpen,

steden en districtscentra overal

in het land. Sinds de jaren ’40

zijn ongeveer 100.000 kleine

winkels verdwenen en elk jaar

daalt hun aantal met onge-

veer tien procent. Tussen 1995

en 2000 zagen onafhankelijke,

in verswaren gespecialiseerde

handelaars – inclusief bakkers,

slagers, vis- en groenteboeren

– hun verkoop dalen met

veertig procent, terwijl super-

markten hun greep verste-

vigden.’

New Economics Foundation, rapport Ghost Town Britain

Page 38: Transitie HANDBOEK

72H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

73O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

reiken langs een dermate ingenieus kronkelpad,

dat het een hele tijd duurde om er te komen. En

in dit optrekje waren onze glazen al klaargezet.

Onze punch werd gekoeld in een decoratief meer,

op wiens oever het prieel was gebouwd. Dit stukje

water (met in het midden een eiland dat de sala-

de voor het avondmaal had kunnen zijn) was rond

van vorm en hij had er een fontein in gebouwd die,

als je een klein molentje aan het draaien bracht en

een kurk uit een pijp trok, zo sterk spoot dat de rug

van je hand behoorlijk nat werd.

“Ik ben mijn eigen ingenieur en mijn eigen meu-

belmaker en mijn eigen loodgieter en mijn eigen

tuinman, ik ben van alle markten thuis,” zei Wem-

mick in antwoord op mijn complimenten. “Wel, het

is een goede zaak, weet je. Het blaast de mufheid

van de gevangenis wat weg…” ’

Al is het fictief, toch schetst Dickens een beeld

van gebieden op wandelafstand van het centrum

van Londen rond 1870. Wemmick was tegelijker-

tijd consument en producent. De meesten van ons

hebben sinds lange tijd dat laatste laten vallen. Te-

genwoordig zouden we Mr Wemmicks manier van

leven ‘een gebouw met lage impact’ noemen, ‘ge-

maakt van plaatselijke materialen, opgetrokken in

een stedelijk eetbaar landschap met hoge biodiver-

siteit, met beschermde gewassen, aquacultuur en

kippen- en varkenshouderij’. In 2008 is het waar-

schijnlijk een parkeerterrein.

De analogie met de cake

Ik gebruik graag de analogie van een cake. In Totnes

bijvoorbeeld waren, vóór de komst van de spoorweg

rond 1850, de stad en haar omgeving grotendeels

zelfvoorzienend. Haar melk, kaas, vlees, seizoens-

groenten en -fruit, evenals de meeste bouwmate-

rialen en sommige stoffen werden allemaal lokaal

geproduceerd (tot de Industriële Revolutie, toen de

stoffenproductie verhuisde naar het noorden van

Engeland). Wat ingevoerd werd op kleine zeilbo-

ten over de rivier de Dart, om afgeladen te worden

op de kades, was hout uit de Baltische staten, ap-

pels uit Bretagne voor het maken van cider (het ge-

bied dronk en exporteerde veel cider, maar teelde

te weinig appels) en wat wol. Als deze boten om een

of andere reden niet meer zouden komen, zou het

gebied zich redden. Het was veerkrachtig. De cake

werd plaatselijk gemaakt en de glazuur en de kersen

erop werden ingevoerd.

Nu is het net omgekeerd. De cake wordt inge-

voerd van waar ook ter wereld waar hij goedkoper

is, en de lokale landbouw produceert de glazuur en

de kersen erop. We zijn van het veerkrachtige ver-

schoven naar het gevaarlijk onveerkrachtige. De

complexe en veelzijdige rurale economie, die ge-

durende eeuwen gemeenschappen ondersteunde

en die onbewust ontworpen was volgens de prin-

cipes van veerkracht, is dankzij de meedogenloze

krachten van de globalisering in de voorbije veertig

à vijftig jaar ontmanteld en op de grote puinhoop

van de geschiedenis gegooid. Zoals de ecoloog Aldo

Leopold zei: ‘Wie anders dan een dwaas zou schijn-

baar nutteloze onderdelen weggooien? Elke bout en

moer bewaren is de eerste voorzorgsmaatregel van

intelligent gesleutel.’ 11 Wij hebben maar heel weinig

onderdelen bewaard en het begint ons nog maar net

te dagen dat we sommige ervan misschien opnieuw

nodig zouden kunnen hebben.

Echo’s van een

veerkrachtig verleden

Twee voorbeelden uit het recente verleden van Tot-

nes geven meer inzicht, zowel in hoe onze neder-

zettingen functioneerden vóór de goedkope olie, als

in de strategieën en infrastructuur die zij mogelijk

zullen moeten overwegen voor de periode erna. In

olie bestond uit geploeter in de modder, incest, klei-

ne jongens door de schoorsteen duwen en niet veel

meer; ofwel dat het een idyllische wereld was waar

iedereen zijn ouders respecteerde en rozen boven

de voordeur had.

In werkelijkheid is er veel in onze geschiedenis

waaruit we lering kunnen trekken en waar we weer

naar kunnen teruggrijpen. In het algemeen hadden

de mensen veel meer vaardigheden en waren ze

praktischer. Lokale economieën waren verscheide-

ner en veerkrachtiger, en mensen waren meer ver-

bonden met waar hun energie en hun voedsel van-

daan kwam. In Totnes in Devon bijvoorbeeld was

er in de jaren ’30 in het stadscentrum een aantal

volkstuintjes en groentekwekerijen, dat het grootste

deel van de groenten en een deel van het fruit voor

de stad leverde. Behalve het spoorwegstation waren

alle ondernemingen eigendom van lokale mensen.

Zet dit tegenover een recent onderzoek van de New

Economics Foundation,10 dat vaststelde dat van de

103 steden en dorpen die onderzocht werden, er 42

procent ‘kloonsteden’ waren, zoals zij ze noemden,

gedefinieerd als ‘een stad die de individualiteit van

de winkels in zijn hoofdstraat vervangen had door

een eenvormige rij multinationale en nationale ke-

tens, wat betekent dat zijn winkelcentrum gemakke-

lijk verward kan worden met dozijnen andere saaie

stadscentra over het hele land’. Bedrijven in loka-

le handen zijn een uitstervend ras en we beginnen

nu pas te waarderen hoe belangrijk ze zijn en welke

veerkracht ze geven aan lokale gemeenschappen en

hun economieën.

Er was natuurlijk veel wat ellendig en afstom-

pend was, en er was op veel gebieden een gebrek aan

persoonlijke keuzemogelijkheden, wat wij vandaag

onaanvaardbaar zouden vinden. Het leven was kor-

ter en minder comfortabel. Zonder er een seconde

voorstander van te zijn om onze toekomst te model-

leren naar ons verleden, vind ik wel dat we het kind

niet met het badwater moeten weggooien. Wandel

eens door de eindeloze straten, winkelcentra, par-

keerterreinen en asfaltvlaktes van het hedendaagse

Londen, en vergelijk dat eens met dit fragment uit

Great Expectations van Charles Dickens:

‘Het huis van Wemmick was een kleine houten

hut temidden van lapjes tuin, en het dak was uitge-

sneden en geschilderd als een batterij geweren...

“Achterom is er een varken en er zijn kippen en

konijnen; en dan knutsel ik mijn eigen rekje ineen,

zie je, en kweek komkommers; en bij het avondeten

zal je kunnen proeven welke sla ik laat groeien.

Dus, mijnheer,” zei Wemmick, weer glimlachend,

maar ernstig ook, terwijl hij zijn hoofd schudde,

“als je je deze kleine plek belegerd voorstelt, dan

zou ze het verduiveld lang kunnen volhouden wat

betreft bevoorrading.”

Vervolgens leidde hij me naar een prieel, een

tiental meter verder, maar dat je slechts kon be-Kleine vrachtboten rond 1900. Voordat het spoor- en wegver-voer het overnamen, ging veel goederenvervoer per boot.

‘Ik wil niet dat mijn huis

wordt ommuurd of mijn ramen

worden gebarricadeerd. Ik

wil dat alle culturen van alle

landen zo vrij mogelijk rond

mijn huis kunnen waaien.

Maar ik weiger wel omver

geblazen te worden door één

cultuur.’

Mahatma Gandhi

V ©

TO

TN

ES

IM

AG

E B

AN

K E

N R

UR

AL

AR

CH

IEF

Page 39: Transitie HANDBOEK

74H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

75O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

werden afgebroken (rond dezelfde tijd dat ze ook

bij de andere groentekwekerijen van de stad wer-

den afgebroken) en de grond werd aan de gemeen-

te verkocht, die er een parkeerterrein van maakte.

Beeld je die fantastische grond in, die verloren ging!

De plek stond bekend als vruchtbaar land zo ver de

kronieken reiken.

In 1980 werd George Heath als uit de tijd be-

schouwd, maar in feite was hij zowat dertig jaar vóór

op zijn tijd. Zijn model van gelokaliseerde voedsel-

productie, die de koolstof voorbij was en gebaseerd

op nul voedselkilometers (we kunnen hiervoor zelfs

de term ‘voedselmeters’ uitvinden) is een model dat

we de komende jaren opnieuw zullen moeten ont-

dekken en installeren. Maar vaak is deze optie door

de ontwikkelingen niet meer mogelijk voor ons. Een

deel van het gebied van Heath’s kwekerij wordt nu

bebouwd, waardoor de mogelijkheid om de kweke-

rij terug op te zetten voor de nabije toekomst is uit-

gesloten.14

Als we verder teruggaan in de lokale geschiede-

nis vinden we een ander verhaal, dat ons inzicht

biedt in hoe de samenleving functioneerde vóór de

olie, en ook in hoe ze zich zou kunnen reorganise-

ren daarna. De familie Blight werkte met paarden,

preciezer gezegd met trekpaarden, die voor de op-

komst van de verbrandingsmotor een groot deel van

de paardenkracht (letterlijk) van de stad leverden.

Net zoals er nu een geglobaliseerde, energie-inten-

sieve infrastructuur bestaat om het gemotoriseerde

transport gaande te houden, zo bestond er voor de

jaren ’30 een gelokaliseerde, energiearme, veelsoor-

tige infrastructuur die de op paarden gebaseerde

economie ondersteunde. Je kon overal binnen een

straal van maximaal tien kilometer een smid vin-

den.15 Er waren ook zadelmakers, tuigmakers, stal-

knechten, wagenmakers, vervoersdiensten, koet-

siers en dierenartsen.

De onderneming van Blight werd gestart door

David Blight, die rond 1870 begon met paarden-

het midden van de stad vind je het Heath’s Nursery

parkeerterrein. Al ziet het er voor het moderne oog

uit zoals elk ander parkeerterrein, toch kwam het

in de plaats van iets buitengewoons. Vroeger was

dit een levendige en productieve stadsgroentekwe-

kerij, net zoals twee andere parkeerterreinen in de

stad. Dit is niet uniek voor Totnes; het is een pa-

troon dat je in elk dorp of elke stad zult terugvin-

den. De boomgaarden, de groentekwekerijen, de

hakhoutbosjes, de notenbomen en de viskwekerij-

en werden allemaal omgespit en vervangen door de

meedogenloze golf van verstedelijking die onze dor-

pen en steden transformeerde. Nu vinden we hun

erfenis enkel nog terug in de straatnamen: ‘Boom-

gaardstraat’, ‘Kwekerijstraat’, ‘Zagerijstraat’. Zoals

James Howard Kunstler ons graag vertelt:12 ‘Plaat-

sen worden vaak genoemd naar wat vernietigd werd

om er ruimte voor te maken.’ 13

Heath’s Nursery werd opgericht door George

Heath in 1920, toen hij midden in de stad grond

kocht om een kwekerij te beginnen. In het Museum

van Totnes wordt een factuur bewaard van dat jaar,

voor het afbreken, het vervoeren en de heropbou-

wen van een kas, de eerste die op die plaats ge-

bouwd werd. In de jaren ’30 breidde de onderne-

ming uit, toen de zoon van Heath, die ook George

heette, mee in de zaak kwam. Ze kochten een win-

kelpand aan High Street.

De groentekwekerij bestond uit twee delen: het

eerste was een grote open zone, met één verwarmde

kas waar zaailingen werden opgekweekt; het twee-

de deel daarachter had een reeks kassen die ook

verwarmd werden. George Heath (de zoon) hield

er van 1940 tot eind jaren ’50 ook varkens. Men-

sen met wie ik sprak, die toen naar school gingen,

herinneren zich dat ze even uit school mochten om

naar Heath’s Nursery te lopen met het afval van de

schoolkeuken voor de varkens. Ook kwam de schil-

lenboer bij de andere plaatselijke scholen, winkels

en ziekenhuizen. Veel van de vruchtbaarheid kwam

van de plaatselijke baconfabriek, ofwel in de vorm

van varkensmest of (vegetariërs slaan deze zin mis-

schien liever over) als gestold bloed, dat als plan-

tenvoeding werd toegevoegd aan het water dat in

de serres werd gebruikt.

De kwekerij produceerde tomaten, rode biet,

kool, sla, pronkbonen, tuinbonen en ook een hele

waaier bloemen, zoals chrysanten en dahlia’s, die

allemaal in de winkel in High Street verkocht wer-

den. Zij kweekten geen aardappelen, omdat die

veel goedkoper geteeld konden worden door de

plaatselijke boeren en feitelijk te veel plaats inna-

men. Heath verkocht wel pootaardappelen en een

breed assortiment van verpakte zaden, die zeer ge-

liefd waren bij de lokale tuiniers. De kwekerij was

ook op andere manieren verbonden met de lokale

economie. Zo gebruikte ze hout van de plaatselijke

houtzagerij (‘Reeves’) om de zaaibakken te maken

en verkocht ze producten, zoals aardbeien, van an-

dere lokale telers.

Een kwekerij zoals die van Heath runnen was

zwaar werk. Dit was een ‘zeven dagen op zeven’

onderneming, maar ze verleende een onschatbare

dienst aan de stad en zorgde voor een redelijk in-

komen. In de vroege jaren ’80, toen Mr Heath met

pensioen ging, wou geen van zijn zonen de zaak

overnemen en ging het stilaan achteruit. De kassen

De straat ‘hakhoutbosje’ in Bradford on Avon in Wiltshire. Vaak zijn straten genoemd naar wat er voor ze moest plaatsmaken.

Voegt geen veerkracht toe

Gecentraliseerde recyclage

Sierbomen planten (bijv.: Millenniumbossen)

Biologisch voedsel internationaal organiseren

Geïmporteerde ecologische bouwmaterialen

Lage-energiegebouwen

Compenseren van koolstof

Ethisch investeren

CD’s met koorzang kopen

Luchtsporten

Consumentisme

Voegt veerkracht toe

Lokaal composteren

Productieve bomen planten

Lokale voorziening, door lokale productie te benoemen en opkomende en nieuwe ondernemingen te ondersteunen

Lokale bouwmaterialen benoemen (stro-leem, hennep, enz.)

Het lokale Passiefhuis (zie: een visie voor 2030, pag.133)

Mechanismen voor investeringen in de lokale gemeenschap

Lokale munt

In het plaatselijke koor zingen

Voetballen

Wederkerigheid

12) Het toevoegen van veerkracht leidt tot herziening van wat de beste handelswijze (best practice) zou kunnen zijn.

‘In de steden hebben motor-

voertuigen, naast het

afschrikken van de paarden,

ruw geconcurreerd met veel

andere weggebruikers. Op het

einde van de 19e eeuw waren

straten niet enkel transport-

aderen, maar ze vervulden ook

allerlei belangrijke functies

voor buurten en families. Clay

McShane vertelde: “Verko-

pers brachten met hun hand-

karren goederen tot bij de huis-

vrouwen in de stad... foto’s en

prenten uit die tijd tonen grote

troepen kinderen die op straat

spelen, vaak de enige open

ruimte.”

In de stadsstraten stonden

vaak kramen die allerlei

producten verkochten. Muzi-

kanten, goochelaars en andere

straatentertainers voor-

zagen de armen van goedkoop

vermaak. Aan dit gevarieerde,

sociale landschap motorvoer-

tuigen toevoegen betekent het

verdwijnen van vele enter-

tainers! Toen de auto voor

het eerst in films verscheen in

1890, was het vaak in de rol

van de lomperik, die fruitstal-

letjes en marktwagens omver-

reed. Het kan grappig geweest

zijn op het scherm, maar op

straat was het veel minder

grappig.’

Julian Pettifer & Nigel Turner (1984), Automania: Man and the Motor Car, Collins

© S

TE

PH

EN

GA

SC

OIG

NE

Page 40: Transitie HANDBOEK

76H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

77O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

Hoewel deze oefening gaat over een bos, had het net zo goed kunnen gaan over een stad met de slager, de kerk, de scholen, de boeren enzovoort.Voordat er goedkope olie bestond waren onze economieën en gemeenschappen af-hankelijk van deze netwerken van weder-kerige relaties en verbanden. Goedkope olie heeft ons de twijfelachtige `luxe’ ge-geven te denken dat we zonder deze rela-ties kunnen leven. De meeste mensen heb-ben vandaag de dag geen idee meer wie er eigenlijk naast hen woont. Wat het leven na goedkope olie nodig zal hebben, en wat de kern is van permacultuur, is het opnieuw opbouwen van die relaties.Permacultuur gaat over de wederopbouw van dit complexe web van heilzame rela-ties. Dit spel is een goed instrument om te laten zien wat we hebben weggegooid en wat goedkope olie voor ons doet.’

Ik loop dan om de cirkel heen en maak hen er opmerkzaam op hoe sommigen meer touwtjes in handen hebben dan anderen. ‘Dit zijn de sleutelelementen van dit eco-systeem. Als we ingrijpen in dit systeem, doen we dat op eigen risico. We zouden een boer kunnen zijn die besluit om de eiken om te hakken en het moeras droog te leggen. We zouden ook een project-ontwikkelaar kunnen zijn in een stad met een sterke locale economie, die beslist vlak buiten een stad een grote supermarkt te bouwen. In beide gevallen hebben we vaak niet onmiddellijk zicht op de gevol-gen ervan.

Wat gebeurt er als we de eiken omhakken (de persoon met de eiken laat de touwtjes los)? We zien dat het weinig direct ver-schil maakt. Dus laten we vervolgens het moeras droogpompen (moeraspersoon laat touwtjes los). En opnieuw zien we welis-waar wat verslechtering, maar niet veel.’

Daarna laat je, in de vorm van een plau-sibel verhaal, (`toen deed de boer dit, en daarna dat…‘) de mensen één voor één de touwtjes loslaten. Op een bepaald punt stort het web in. Maak duidelijk dat je niet kunt weten wanneer dit zal gebeuren.

‘Je bouwt een grote supermarkt buiten de stad en drie jaar later ligt de oude win-kelstraat er verlaten bij. In feite hadden mensen vóór de goedkope olie goed uit-gedachte ontwerpen en netwerken van wederkerige relaties om de boel te laten draaien. Sinds de komst van de goedko-pe olie zijn we dat allemaal kwijt. Het zal nodig zijn om ze opnieuw op te bouwen.’

Voor een extra dramatisch effect kun je een schaar gebruiken en de touwtjes door-knippen! Dit is een zeer sterke oefening om mensen kennis te laten maken met de beginselen van permaculuur en hoe goed-kope olie onze samenleving heeft veran-derd.

Studenten Skilling Up for Powerdown: een veerkrachtig web weven.

Transitie-instrument 2De oefening van de Veerkracht-van-het-Web

In het begin van elke cursus die ik geef, en ook in het begin van bijeenkomsten waar-bij ik een oefening nodig heb om het Tran-sitie-concept uit te leggen, gebruik ik de volgende oefening. Het is een aangepas-te versie van een oefening die ik jarenlang gebruikt heb om mijn permacultuurcursus-sen mee te beginnen. Ik deed dit met aller-lei uiteenlopende groepen en ik heb nog nooit meegemaakt dat het niet werkt. Het is altijd heel effectief.Maak groepen van maximaal 15 deelne-mers (minimaal 6, ideaal is rond de 12). Als er meer dan 15 zijn, splits ze dan in kleine-re groepen. Laat ze in een gesloten schou-der-aan-schouder-cirkel gaan staan.

BenodigdhedenJe hebt een grote bol touw per groep nodig en een sticker per persoon in elke groep, met daarop de namen van verschil-lende elementen van een bosrijk gebied. Deze stickers worden vooraf gemaakt met duidelijk leesbare letters. Hier in het Verenigd Koninkrijk gebruik ik o.a. eik, bodem, heg, das, worm, muis, regenval, uil, humuslaag, vos, merel, moeras, haze-laar, tor, paddenstoel, bramen, enzovoort. Je kunt deze lijst aanpassen aan de soor-ten van je eigen gebied.

InstructiesDeze oefening speelt zich af in een bos (het mooiste is om de oefening echt bui-ten in een bos te doen, onder een grote eik, maar dat is niet altijd mogelijk, vooral ‘s avonds niet, dus vraag de deelnemers in dat geval om zich voor te stellen dat ze in een bos zijn).Deel de stickers uit en laat de mensen hun eigen sticker op hun borst plakken. Daarna wordt de bol touw binnen de cirkel kris-kras doorgegeven met als enige regel dat wanneer je de bol aan iemand doorgeeft, je duidelijk moet maken wat je relatie met de ander is. Terwijl de bal het web weeft kun je steeds extra informatie geven over de ecologie van het bos, die relevant is voor de relatie tussen de verschillende ele-menten.

Na enige tijd ontstaat er een complex web van draden dat iedereen met elkaar ver-bindt. Nadat het klaar is vraag je iedereen om de touwtjes strak aan te trekken en de andere hand op het web te leggen en te voelen hoe sterk het is. Je zult zien dat ie-dereen heel trots is op het web dat ze ge-weven hebben, en tevreden over zichzelf. Nadat het web klaar is kun je het volgende vertellen:

‘In de natuur bestaat dit web van relaties in alle ecosystemen en het is de diversiteit van relaties die ervoor zorgt dat deze eco-systemen zo goed werken. Dit soort web-structuren zijn heel complex en veerkrach-tig, maar tegelijkertijd heel kwetsbaar. Wij mensen grijpen op eigen risico in in die structuren, want we weten nooit echt wat de effecten zullen zijn, omdat we te weinig inzicht hebben in de complexiteit ervan.

Page 41: Transitie HANDBOEK

78H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

79O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

meer als ze stierven. De paardenknechten gingen

gewoon op de tractor rijden.’

We kunnen de veerkrachtige plattelandsecono-

mie, waar deze beide voorbeelden in passen, zien als

een web van draden, dat al de verschillende elemen-

ten van de gemeenschap met elkaar verbond, zoals

in de oefening van het ‘Levensweb’ (zie pag.76). Dit

web van verbindingen was, hoewel complex en veer-

krachtig, toch heel fragiel. In feite zette het Tijd-

perk-van-de-goedkope-olie een schaar in dit web,

waardoor zijn functies vervangen werden door ener-

gieafhankelijkere versies. Het is makkelijk te begrij-

pen waarom dit gebeurde en waarom de mensen het

verwelkomden. We zouden allemaal hetzelfde ge-

daan hebben als we in die tijd geleefd hadden. Het

spaarde tijd, was minder hard werken, bood nieuwe

mogelijkheden, ontwikkeling, en werd beschouwd

als een beter leven voor de volgende generatie. Nie-

mand kon de gevolgen voorzien die zich vijftig jaar

later zouden voordoen.

We vergeten makkelijk de omstandigheden die

geleid hebben tot de vele veranderingen die we nu

vanzelfsprekend vinden. Het afstappen van steen-

kool bijvoorbeeld, werd sterk ingegeven door het

feit dat de stedelingen op een slechte dag niet meer

dan een paar meter ver konden kijken. Duizenden

stierven elk jaar aan de gevolgen van het inademen

van de rook.16 Hoe dan ook, nu duidelijk wordt dat

de goedkope olie, nodig om onze olieafhankelijke le-

vensstijl in stand te houden, niet voor eeuwig voor-

radig zal zijn, staan we te kijken naar de verbroken

draden van het web en beginnen ons af te vragen

welke draden met welke andere verbonden zouden

kunnen worden. De Transitie-benadering bestaat

uit het opnieuw weven van dit web en uit het her-

stellen van de verbindingen die nodig zullen zijn

voor een veerkrachtige post-olie-economie. Elke

nieuwe harmonieuze relatie die we smeden is een

stap terug naar het gezonde verstand.17

Kunnen we wat nuttigs leren

uit de laatste ‘oorlogsmobilisatie’

van Groot-Brittannië?

Kan er enige les getrokken worden uit de meest re-

cente nationale Powerdown van Groot-Brittannië in

de Tweede Wereldoorlog? Hoewel er duidelijk veel

verschillen zijn met de vorm van pro-actieve ener-

gie-afdalingplanning waar dit boek voor pleit, zijn

kracht te leveren voor de bouw van de South Devon-

spoorweglijn. Daarnaast leverde hij ook paarden

voor de paardentram, die van station Totnes naar

de kades liep. Toen hij in 1889 stierf, nam zijn zoon

Robert de zaak over.

Op het hoogtepunt bezaten de Blights acht paar-

den, die hun stal midden in de stad hadden, in wat

feitelijk de achterkamer van hun huis was. In die

tijd hadden de meeste hotels in de stad hun eigen

stallen, zodat ze de rijtuigen die door de stad pas-

seerden van paarden konden voorzien. De vervoers-

onderneming van de Blights liep tot 1930, toen de

brandweer van Totnes, een van hun belangrijkste

klanten, uitbreidde met een gemotoriseerde brand-

weerwagen. Op dat moment verkocht Robert Blight

zijn handel aan een plaatselijke vervoersmaatschap-

pij en trad bij hen in dienst als manager.

Wat ik interessant vind aan de Blights, en aan Ge-

orge Heath, is dat ze inzicht bieden in de infrastruc-

tuur die nodig was vóór de verbrandingsmotor. Als

er brand was, had de brandweer iets nodig om hun

machines te trekken en ze hadden het snel nodig. De

paarden van de omliggende velden gaan halen zou te

veel tijd kosten. Zelfs op stal in het huis van Blight

vormden de paarden nog een sleutelelement in het

functioneren van de stad. Met de komst van de auto

en de tractor zakte de infrastructuur die het gebruik

van paarden mogelijk maakte, snel in elkaar.

Ik vroeg een plaatselijke boer, die zo’n zes kilo-

meter van Totnes opgroeide in de jaren ’30, toen

paarden gebruikt werden op de boerderij, of hij het

verdwijnen van de werkpaarden betreurde. Hij ant-

woordde: ‘Het hing veel af van de persoon. Als je

in termen van winst dacht, dan was je heel blij met

het verdwijnen van de paarden. Als je artistiek en

poëtisch was, dan vond je het jammer. Ik begon het

gebruik van paarden af te bouwen in 1934, toen de

eerste tractor arriveerde; ik verving ze gewoon niet

George Heath in zijn kwekerij, 1970. De kwekerij van Heath vandaag.

Robert Blight en zijn zoon met een van zijn trekpaarden achter hun huis in Totnes.

De winkel van Heath in High Street, versierd voor het zilve-ren jubileum van de koningin in 1977.

‘De grote moeilijkheid om

zware materialen te vervoeren

leidde ertoe dat iedereen,

behalve de meest welgestelden,

tot aan het eind van de 18e

eeuw bouwde met materialen

die dichtbij voorhanden waren,

zelfs indien deze niet erg lang

meegingen Wanneer men een

steen wilde die niet ter plaatse

voorhanden was, werd deze

soms op een zeer moeizame

manier per boerenkar aange-

voerd, maar altijd tegen een

hoge prijs. Dit blijkt bijvoor-

beeld uit de goed bewaard

gebleven documenten van het

Ziekenhuis van St John in Sher-

borne (1438-48), waar op vijf

perkamenten rollen de kosten-

raming van het gebouw minu-

tieus werd bijgehouden. Dit

mooie aalmoezeniershuis werd

hoofdzakelijk opgetrokken uit

lokale kalksteen, maar voor de

afwerking werd Liaskalksteen

uit Ham Hill gebruikt. Hoewel

dit een tocht betekende van 12

mijl, toont de boekhouding aan

dat het vervoer meer kostte

dan de steen zelf.’

Alec Clifton Taylor (1987), The Pattern of English Building, Faber and Faber

‘Ik heb altijd gevonden dat de

vervanging van het paard door

de verbrandingsmotor een zeer

duistere mijlpaal betekende in

de vooruitgang van de mens-

heid.’

Winston Churchill (1954), Churchill Reader: a self portrait, Eyre and Spot-tiswoode

‘De tuinen en volkstuintjes

van Britannië brachten niet

enkel groenten voort: parti-

culiere kippenhouders voor-

zagen in een kwart van de offi-

ciële toevoer van verse eieren

en er waren 6.900 varkens-

verenigingen verspreid over

het land, die de dieren hielden

op stro in achtertuinen of op

volkstuintjes – en zelfs op meer

ondenkbare plaatsen zoals het

(lege) zwembad van de Ladies’

Carlton Club in Pall Mall.’

Gardiner, J. (2004). Wartime Britain 1939 1945, Headline Book Publishing

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIE

F

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIE

F

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIE

F

Jonge geëvacueerden uit Londen leggen een groentetuin aan bij de school in Totnes tijdens de Tweede Wereldoorlog.

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIE

F

Page 42: Transitie HANDBOEK

80H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

81O P N I E U W V E E R K R A C H T O P B O U W E N

‘slechts’ tien procent van het nationale dieet pro-

duceerden, maar het belangrijke punt is dat de tien

procent die ze produceerden de tien procent waren

die de natie gezond hielden. Terwijl de landbouw

de koolhydraten en vetten produceerde, waren het

de achtertuintjes die het grootste deel van het verse

fruit en de verse groenten leverden.

Op 8 januari 1940 werd voedselrantsoenering in-

gevoerd, in het begin alleen voor bacon, boter en

suiker, maar daarna uitgebreid naar de meeste an-

dere voedingsstoffen (behalve fish and chips!) en

naar brandstof en kleding. Een van de successen

van rantsoenering was dat het de ongelijkheden in

de voeding wegwerkte. Terwijl de rijken hun dieet

beperkt zagen, betekende het voor de armen, zeker

in de industriële centra, een aanzienlijke verbete-

ring van hun voeding ten opzichte van de vooroor-

logse jaren. De totale voedselconsumptie daalde met

elf procent tegen 1944, evenals de vleesconsumptie.

Ook de kindersterfte daalde en de algemene gezond-

heid in het Verenigd Koninkrijk was aantoonbaar

beter dan ooit, zowel daarvoor als daarna. Wat be-

treft het autogebruik beperkte de benzinerantsoene-

ring, ingevoerd in 1939, niet-essentiële gebruikers

tot driezuizend kilometer per jaar en dan geleide-

lijk minder tot in 1942 de individuele toewijzingen

werden afgeschaft. Tussen 1938 en 1944 was er een

vermindering van 95 procent in het autogebruik in

het Verenigd Koninkrijk.

We kunnen veel leren uit de ervaring van de

Tweede Wereldoorlog over de manier waarop re-

geringen een dergelijke overgang voorbereiden. De

Britse regering slaagde erin tussen 1936, toen het

Food (Defence Plans) Department werd opgericht

binnen het Ministerie van Handel, en 1939, toen de

oorlog begon, een antwoord te formuleren dat (net)

in staat was om het land te onderhouden.22 De be-

langrijkste les uit de oorlogsperiode is, volgens And-

rew Simms, dat ‘als regeringen echt willen, ze bijna

alles kunnen, ook goede dingen.’

Het is duidelijk dat piekolie en klimaatverandering

bij de bevolking of binnen de regering een gevoel

van urgentie moeten opwekken dat veel weg heeft

van een Nazi-invasie. Maar, zoals het Hirsch Re-

port stelt, tegen de tijd dat een regering het poli-

tiek raadzaam acht om actie te ondernemen op

de schaal die piekolie vereist, is het te laat. Uitge-

drukt in termen van figuur 8 lag het antwoord tij-

dens de Tweede Wereldoorlog duidelijk het dichtst

bij de ‘Powerdown’ van Heinberg, alhoewel de na-

druk van de overheid op lokale actie en hernieuw-

de vaardigheidstraining meer in de buurt komt van

zijn ‘Reddingsboten bouwen’. Samen met de oor-

logsinspanning werd het opbouwen van veerkracht

een nationale prioriteit, die actief werd aangemoe-

digd en bevorderd door de nationale overheid.

er ook relevante overeenkomsten. We zijn duidelijk

een heel andere samenleving nu, met andere vaar-

digheden, verwachtingen en waarden. En de aard

van de uitdaging waarvoor we staan, is een heel an-

dere. Toch kan, ondanks dat, een terugblik naar die

tijd leerzaam zijn. Zoals Andrew Simms van de New

Economics Foundation opmerkt:

’De recente geschiedenis toont dat hele econo-

mieën in korte tijd herschikt kunnen worden, en

dat is precies de eis die de opwarming van de aarde

aan ons stelt… Zou het kunnen dat de ervaring van

de sociale en militaire mobilisatie in oorlogstijd de

grootste vraag in verband met de opwarming van

de aarde kan beantwoorden: zijn we in staat om

onze levensstijl en economieën voldoende en op tijd

te veranderen om deze opwarming te stoppen?’ 18

Er is veel wat we kunnen leren uit zowel de aan-

loop tot de oorlog als uit de periode 1939-1945 zelf.

In het licht van de nood aan een breed engagement

over alle sectoren heen als antwoord op een levens-

bedreigende situatie, kunnen we een paar lessen

trekken in hoe snel regeringen kunnen reageren (als

ze moeten) door te kijken naar hoe de Britse rege-

ring zich voorbereidde op de gevolgen die oorlog

zou hebben op de voedselproductie.

In april 1936, toen oorlog met Duitsland een mo-

gelijkheid maar nog helemaal geen zekerheid was,

werden door een parlementsbesluit twee comités ge-

vormd. Een comité werd belast met het ontwerpen

en voorbereiden van een schema voor het rantsoe-

neren van voedsel, het andere moest de producten

bepalen die voorrang moesten krijgen in een pro-

gramma van voedselopslag. Dit leidde tot de oprich-

ting van het Food (Defence Plans) Department in

het Ministerie van Handel, dat de drijvende kracht

werd in het voorbereiden van de voedingssector op

oorlog. Toch, stelt Alan Wilt,19 was het pas in 1940

dat de regering een langetermijnpolitiek uitwerkte.

In 476 districten over het hele land werden comi-

tés opgericht, die de heroriëntatie van de landbouw

moesten coördineren. Naast een poging om de hoe-

veelheid opgeslagen voedsel te verhogen, kreeg de

toename van de huishoudelijke voedselproductie de

hoogste aandacht. In 1936 werd twee derde van het

Britse voedsel ingevoerd en veel productief land be-

stond uit weiland.20

Tegen 1944 was de oppervlakte van in cultuur ge-

bracht land toegenomen van 4,9 miljoen hectaren in

1939 naar 8 miljoen; de voedselproductie was met

91 procent gestegen en Groot-Brittannië was feite-

lijk in staat zichzelf ongeveer 160 dagen per jaar te

voeden, in tegenstelling tot de 120 dagen in 1939.21

De voedselinvoer in het Verenigd Koninkrijk werd

tussen 1939 en 1944 gehalveerd. Plaatselijke over-

heden richtten tuinbouwcomités op om mensen

raad te geven op het vlak van het telen van voed-

sel, aangevuld met een uitgebreid programma om

de kwaliteiten van spaarzaamheid en zuinigheid te

promoten, en om praktische vaardigheden te leren.

Sommige affiches uit die periode zijn uitstekende

voorbeelden van hoe je verduurzaming, matigheid

en voedselproductie kunt promoten.

In 1942 had Bristol bijvoorbeeld vijftienduizend

volkstuintjes. Meer dan de helft van de arbeiders

in het land hadden een volkstuintje of lapje grond,

die samen zowat tien procent van het voedsel in

het land produceerden. Mensen merken soms op

dat volkstuintjes en achtertuinen tijdens de oorlog

‘Als me zou gevraagd worden

op welke manier ik liever zou

ploegen, met paard of met de

tractor, dan zou ik het moeilijk

vinden te antwoorden, aange-

zien ik het erg leuk vind om te

werken met een tractor en een

drievorenploeg. Toch weegt

niets op tegen het eenvoudige,

krachtige paardenwerk. Op de

eerste plaats bestaat er geen

ander vergelijkbaar fysiek

werk: er bestaat geen spel in de

wereld dat je nog maar half zo

goed kan doen voelen. En hoe

fascinerend het werken met

de machine ook is, je houdt de

ploeg niet vast. En het is juist

dit vasthouden van de hendels

van de ploeg, beide armen hele-

maal uitgestrekt en hem volle

kracht geven, dat de opperste

bevrediging geeft. Ach, zelfs als

ik deze woorden schrijf, zeg ik,

geef me de ploeghendels zodat

ik ze vast kan grijpen en het

veld in kan! Bevrijd me van

deze stoel! (Want het is zoveel

eenvoudiger om iets te doen

dan erover te schrijven, zoveel

makkelijker uit te voeren dan

te vertellen.)’

John Stewart Collis (1973), The Worm Forgives the Plough, Penguin

‘Op het einde van de maand

mei in 1941 had Bristol meer

dan 15.000 volkstuintjes,

Nothingham had er 6.500 –

in totaal 22.800 are, Norwich

4.000 verspreid over 16.000

are. Het aantal volkstuin-

tjes in Swansea was sinds

het uitbreken van de oorlog

verdubbeld en in Tottenham,

in Noord Londen waren er

ongeveer 3.000 volkstuintjes

die een oppervlakte besloegen

van 6.000 are. Er waren

volkstuintjes op schoolpleinen

en sommige fabriekseige-

naars moedigden werkne-

mers aan om tuintjes aan te

leggen op hun bedrijfsterrein.

De LMS spoorwegen (LMS =

Londen, Midway and Scot-

tish) hadden er 22.000 die zich,

volgens schattingen, zouden

uitstrekken van Londen tot

voorbij Dumfries (in Schot-

land) wanneer ze achter elkaar

zouden gelegd worden, en de

vrouw van de Bewaarder der

Munten en Medailles van het

British Museum plantte rijen

bonen, erwten, uien en sla op

het voorplein.’

Gardiner, J. (2004), Wartime Britain 1939 1945, Headline Book Publishing

© I

MP

ER

IAL

WA

R M

US

EU

M

© I

MP

ER

IAL

WA

R M

US

EU

M

Page 43: Transitie HANDBOEK

82H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

83W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S

Herlokalisering

Een groeiend aantal schrijvers en denkers stelt op

dit moment dat de vermindering van de hoeveelheid

beschikbare vloeibare brandstoffen en hun stijgen-

de prijzen onvermijdelijk zullen leiden tot het be-

langrijker worden van de lokale schaal. David Fle-

ming schrijft: ‘Lokalisering is op zijn best mogelijk

tot aan de grenzen van de praktische haalbaarheid,

maar het heeft als doorslaggevend argument dat er

geen alternatief zal zijn.’ 1

Een recent rapport dat de mogelijke herlokalise-

ring van de Bay Area in Californië in de Verenigde

Staten onderzoekt, definieert herlokalisering zo:

‘Het proces waardoor een provincie, gemeen-

te, stad of zelfs een wijk zichzelf bevrijdt van zijn

overafhankelijkheid van de mondiale economie en

zijn eigen hulpbronnen investeert om een belang-

rijk gedeelte van de goederen, diensten, voedsel

en energie die het verbruikt te produceren met be-

hulp van wat er lokaal aan financieel, natuurlijk en

menselijk kapitaal voorhanden is.’ 2

Ik zou stellen dat we het vermogen moeten ontwik-

kelen om die dingen lokaal te produceren die we

lokaal kunnen produceren. Het is uiteraard gemak-

kelijk om dit idee aan te vallen door er op te wijzen

dat sommige dingen, zoals computers en braadpan-

nen, niet op lokaal niveau gemaakt kunnen worden.

Maar er zijn veel zaken die we wel lokaal zouden

kunnen produceren. Om er maar een paar te noe-

men: een brede waaier van seizoensgebonden fruit

en groenten, verse vis, hout, champignons, verven,

veel medicijnen, meubilair, keramiek, isolatiema-

teriaal, zeep, brood, glas, melkproducten, wol en

leder, papier, bouwmaterialen, parfums en verse

bloemen. We zijn niet op zoek naar het creëren van

een ‘niets erin, niets eruit’-economie, maar eerder

om economische kringlopen waar mogelijk te slui-

ten en om lokaal te produceren wat we kunnen.

Dit roept grote vragen op over hoe een meer gelo-

kaliseerde industriële sector er uit zou zien en over

de praktische en financiële aspecten van de weder-

opbouw van een CO2-neutrale (of liefst CO2-negatie-

ve) gelokaliseerde industriële sector, een sector die

gedurende de voorbije twee decennia grotendeels

ontmanteld is en uitbesteed aan China. Hoewel

China een vraatzuchtige verbruiker van olie, steen-

kool, gas en de meeste andere grondstoffen is gewor-

den, wordt meer dan de helft van de gebruikte ener-

gie en grondstoffen aangewend om exportproducten

te maken. Wanneer we spreken over vermindering

van koolstofemissies hier, is het goed te bedenken

dat we er op dit moment geen rekening mee houden

hoe het er met deze voor zou staan als we de dingen

opnieuw zelf zouden maken. Wat we dan wel zullen

moeten gaan doen. Het uitdenken van de industrie

op deze schaal en de praktische aspecten ervan val-

len buiten de opzet van dit boek. Ik ga niet beschrij-

ven hoe dit zou moeten gebeuren, maar wil wel zeg-

gen dat het onvermijdelijk zal moeten gebeuren.

In onze hedendaagse samenleving werkt alles tegen

de opbouw van het soort lokale veerkracht dat be-

sproken werd in hoofdstuk 3. We hadden daarvan

een zeer duidelijk voorbeeld in Totnes. Toen we het

Lokaal Ontwikkelingsagentschap vroegen of ze onze

Lokale Voedselgids wilden financieren, werd ons ge-

zegd dat ze dat niet konden, omdat ze volgens de re-

gels van de Wereldhandelorganisatie geen ideeën

konden promoten die lokale productie op een of an-

dere manier superieur verklaren aan productie van

internationale herkomst.

Het loslaten van het lokale in de ontwikkelde we-

reld was slechts gedeeltelijk een eigen keuze: het

werd bewerkstelligd door een aantal zeer invloed-

rijke krachten die nog steeds hier en elders verwoed

aan het werk zijn. Op dit moment is dat vooral het

geval in ontwikkelingslanden; zoals India, waar

mensen van het land worden verdreven en rura-

le economieën systematisch worden ondermijnd.

Maar uiteindelijk, wanneer de beschikbaarheid van

fossiele brandstoffen begint af te nemen, en dus ook

ons vermogen om goederen van hot naar her te ver-

voeren, zullen we onvermijdelijk de infrastructuur

voor lokale bevoorrading moeten beginnen op te

bouwen. We hebben geen keus – het is een realiteit

die ontstaat; een ‘wanneer’, niet een ‘als’.

Er zal altijd handel zijn tussen landen, maar er zal

in toenemende mate een situatie ontstaan waarin

meer door lokale bronnen in onze basisbehoeften

zal worden voorzien in plaats van door import, en

de afstanden waarover we goederen importeren

zullen kleiner worden. In import van computers en

elektronica zit meer logica dan in import van ap-

pelen en kippen. Voedsel is het meest voor de hand

liggende product om te beginnen met de wederop-

bouw van de veerkracht van de gemeenschap, maar

bouwmaterialen, stoffen, hout, energie en geld zul-

len snel volgen.

Het argument voor gedecentraliseerd leven gaat

terug via gemeenschapsbewegingen uit de jaren

’60 en ’70 helemaal tot Ebenezer Howard en Wil-

liam Morris in de Victoriaanse tijd. Mensen als He-

lena Norberg-Hodge,3 Paul Ekins 4 en Kirkpatrick

Sale 5 stelden onlangs dat de duurzaamste schaal

van leven de lokale schaal is, en dat de sleutel tot

een duurzame toekomst het terug delegeren van

de macht aan de gemeenschappen is. Het is een

langdurig debat geweest, dat echter zonder exter-

ne omstandigheden die op het onderwerp kwamen

wegen (zoals piekolie en klimaatverandering), waar-

schijnlijk als zodanig zou eindigen – als een debat –

omdat de krachten achter globalisering veel sterker

zijn dan de krachten voor lokalisering.

Anderen, zoals milieu-activist en schrijver George

Monbiot, hebben stelling genomen tegen het prin-

cipe van algehele lokalisering, met het argument dat

het in niemands belang is. De wereld is niet over-

al even begiftigd met mineralen en andere grond-

stoffen, dus is het logisch dat elke plek zou moeten

kunnen specialiseren. Er kunnen bijvoorbeeld niet

overal braadpannen geproduceerd worden. Mon-

biot stelt dat het principe van volledige lokalisering

‘dwingend, destructief en onrechtvaardig’ is en dat

‘het geld dat de arme wereld nodig heeft van ergens

moet komen, en als onze beweging handel verwerpt

als antwoord, is het verplicht een ander antwoord

te vinden.’ 6 Het punt is dat we het niet hebben over

volledige lokalisering, maar eerder over het opbou-

wen van veerkracht in beide werelden, in het Noor-

den en het Zuiden – twee processen die parallel ver-

lopen en die elkaar wederzijds versterken.

Voor Vandana Shiva kan het versterken van lo-

kale economieën in de ontwikkelingslanden slechts

gebeuren als ook de landbouw in het Westen zich

herlokaliseert. Ze zijn wederzijds met elkaar ver-

weven. Zoals ze aan de Soil Association Conference

van 2007 vertelde:

‘De toekomst van de wereld van de landbouw

ligt in de productie van meer divers voedsel op

lokaal vlak. En dit is onmogelijk zonder vervan-

ging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare

Hoofdstuk 4 Waarom klein onvermijdelijk is

‘Indien zich een belang-

rijke oliecrisis voordoet, zal

dit hoogstwaarschijnlijk

de geesten op een wonder-

baarlijke manier op één lijn

brengen. We zijn zo extreem

afhankelijk van aardolie dat

door elke significante toename

van schaarste of prijs mensen

met een schok zullen beseffen

dat radicaal andere sociale

regelingen zullen moeten

worden getroffen. Zonder olie

zal het zonneklaar worden

dat enkel lokale economieën

kunnen overleven.’

Ted Trainer (2007), Renewable Energy Cannot Sustain a Consumer Society,Springer Verlag

‘Mensen zijn slechts volledig

mens wanneer ze betrokken

zijn op elkaar, en de meeste

mensen vinden geluk het

eenvoudigst te bereiken door

samen dingen te realiseren. Als

we samen met onze buren het

avontuur aangaan een lokale

economie op te bouwen die

in onze behoeften voorziet en

ons allemaal ondersteunt, dan

wacht ons waar geluk en diepe

vreugde.’

Richard Douthwaite (1996), Short Circuit: strengthening local economies for secu-rity in an unstable world, Green Books

‘Het is gemakkelijk om de

principes van self reliance

af te wijzen door te duiden

op verschillende complexe

producten die gemeenschappen

niet zelf kunnen produceren.

Het doel van een veerkrachtige

gemeenschap is echter niet het

creëren van een soort Robinson

Crusoë-economie, waar geen

hulpbronnen, mensen of

goederen binnenkomen of naar

buiten gaan. Een veerkrach-

tige gemeenschap zou ernaar

moeten streven de controle

over haar eigen economie te

vergroten voor zo ver dit prak-

tisch is.’

Michael Shuman (2000), Going Local,Simon & Schuster

Page 44: Transitie HANDBOEK

84H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

85W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S

bij hulpdiensten, openbaar vervoer en landbouw,

maar veel ervan is veroorzaakt door werkvoorkeu-

ren, ruimtelijke ordening, het systematisch onder-

mijnen van lokale economieën gedurende de laatste

vijftig jaar, en onze diep ingewortelde culturele per-

ceptie dat we het recht hebben te gaan waarheen we

willen, wanneer we dat willen en hoe we dat willen.

Zoals je kunt zien in het citaat hiernaast, heeft de

beschikbaarheid van goedkope vloeibare brandstof-

fen het ook mogelijk gemaakt een voedselvoorraad-

systeem te ontwerpen waarin grote hoeveelheden

energie worden gebruikt om voedsel en andere goe-

deren zomaar van hot naar her te verslepen. Zoals

Herman Daly het stelt: ‘Recepten uitwisselen zou

ongetwijfeld efficiënter zijn.’ 11

Fareed Zakariah schreef onlangs in de New York

Times: ‘Je kan die krachten (van economische glo-

balisering) niet uitschakelen behalve ten koste van

ons eigen economisch welzijn. Gedurende de laat-

ste eeuw stagneerden die landen die probeerden om

hun systemen, banen, cultuur of tradities te behou-

den door de rest van de wereld buiten te sluiten. De

landen die zich openstelden voor de wereld bloei-

den.’ 12 Hoewel deze verklaring nogal controversi-

eel is, is haar belangrijkste zwakte haar basis van

goedkope vloeibare brandstoffen. Niets kan de der-

tig miljoen auto’s en de iets meer dan twee miljoen

vrachtwagens 13 tot in het oneindige op de wegen

van het Verenigd Koninkrijk houden, en die conclu-

sie kunnen we doortrekken naar de meer dan 600

miljoen auto’s wereldwijd. Niets. Het volledig steu-

nen op wegtransport en gecentraliseerde distributie

is de achilleshiel van de economische globalisering.

Verschillende ‘alternatieve’ brandstoffen worden

voorgesteld, over het algemeen door diegenen die

de ‘haalbare matigingsoptie’ van de systematische

ontwenning van privétransport en gecentraliseer-

de distributie niet zien zitten. Maar zoals we zul-

len zien, blijken ze niet te voldoen als we ze kritisch

onderzoeken. De twee meest verbreide voorbeelden

van alternatieven voor vloeibare brandstoffen zijn:

Biodiesel

Aanvankelijk lijkt dit een geweldig idee. Je kweekt

gewassen, perst de olie eruit en laat er auto’s op rij-

den. In theorie is het CO2-neutraal en creëert het

nieuwe inkomsten voor boeren. De realiteit is ietwat

anders. Om te beginnen is er eenvoudig geen land

beschikbaar om dit te doen. Om het huidige, nati-

onale wagenpark van het Verenigd Koninkrijk van

energie te voorzien, zou bijna 26 miljoen hectare

landbouwgrond nodig zijn. Het probleem is dat het

land er slechts minder dan 6 heeft.14

De ethische kwestie die vanaf het begin van elk on-

derzoek van biobrandstoffen ontstaat is het conflict

over het gebruiken van land voor voedsel of voor

brandstofgewassen. Sterk uitgedrukt is het de vraag

of we kiezen voor eten of voor rijden. Met achthon-

derd miljoen ondervoede mensen in de wereld is

dit een levensbelangrijke vraag. Het slechtste voor-

beeld is bio-ethanol van maïs in de Verenigde Sta-

ten. De stijgende vraag daarnaar heeft de prijs van

maïs zozeer opgedreven dat er rellen in Mexico zijn

geweest, omdat mensen zich geen maïs voor tortil-

la’s meer konden veroorloven. Het land dat gebruikt

wordt om biobrandstoffen te kweken, vermindert

ook de hoeveelheid beschikbaar land voor het kwe-

ken van granen voor de mens en voor diervoeding

(waarbij we moeten opmerken dat vleesconsump-

tie sowieso al niet efficiënt is). Biodiesel is niet zo

slecht als bio-ethanol op basis van maïs, maar het

scheelt niet veel.

In elke gezonde samenleving zou het kweken van

voedsel altijd voorrang moeten krijgen op vloeibare

brandstof voor auto’s. Zoals David Strahan, auteur

van The Last Oil Shock, het beknopt uitdrukt: ‘Zelfs

als we al ons akkerland aan de productie van bio-

diesel zouden besteden, dan nog zouden we slechts

een kwart van ons huidige brandstofverbruik pro-

duceren. We zouden allemaal kunnen verhongeren

in een verkeersopstopping.’ 15

De laatste studie die men gedaan heeft om te on-

energie, inclusief menselijke energie. Dan zouden

we voor de eerste keer in de afgelopen vijfhonderd

jaar, sinds het kolonialisme ons opdeelde in Noord

en Zuid, in gekoloniseerde en kolonisator, feitelijk

de kans hebben om één familie te zijn met een één-

planeetlandbouw.’ 7

Vandana Shiva wijst er ook op dat duurzame in-

heemse economieën hun productie niet per vlieg-

tuig transporteren. Tegen de tijd dat een gebied dat

doet, zijn de inheemse boeren gewoonlijk al lang

vertrokken, verdreven van het voor intensieve ex-

portlandbouw bestemde land. Dit wil niet zeggen

dat we ons allemaal voor elkaar zouden moeten af-

sluiten, maar eerder dat we rechtvaardiger en nut-

tiger relaties moeten opbouwen in plaats van ‘spul-

len’ uitwisselen vanuit een ongelijkwaardige positie

– een positie die de nalatenschap van het kolonialis-

me doet voortleven en haar juist niet overstijgt.

Jarenlang hebben mensen gediscussieerd over

de economische voor- en nadelen van lokalise-

ring. Piekolie maakt een einde aan dat debat. Zoals

David Korten in zijn recente boek The Great Tur-

ning stelt:

‘Mensen zullen zeggen dat Korten “alles wil ver-

anderen”. Ze missen de crux. Alles gaat verande-

ren. De vraag is of we de veranderingen hun gang

laten gaan op steeds destructievere manieren of

dat we de toenemende crisis aangrijpen als onze

kans… Het is de grootste creatieve uitdaging waar-

voor de mensheid ooit gestaan heeft.’ 8

Wanneer piekolie aan de mix is toegevoegd, is loka-

lisering niet langer een keuze – het is de onvermijde-

lijke richting waarin we gaan, één waaraan we niets

kunnen doen, niets anders dan beslissen of we van

haar mogelijkheden gebruik willen maken, of dat we

ons blijven vastklampen aan wat wij als een verlies

beschouwen. Het Olietijdperk kan gezien worden als

een tweehonderdjarige periode die ons in staat stel-

de een hoofdzakelijk lokale gerichtheid los te laten,

om er dan opnieuw weer naar terug te keren.

De belangrijkste reden hiervoor is transport. Piek-

olie is hoofdzakelijk een probleem van vloeibare

brandstof, en vloeibare brandstof wordt in het Ver-

enigd Koninkrijk tegenwoordig zelden gebruikt om

kracht op te wekken. Meestal wordt steenkool ge-

bruikt om elektriciteit op te wekken, gas om kracht

op te wekken en ook voor huishoudelijke verwar-

ming, maar het zijn de vloeibare olieproducten die

essentieel zijn voor het transport.9 In 2004 werd 74

procent van de olieproducten gebruikt voor trans-

port en cijfers voor het jaar daarop tonen aan dat

bijna alle energie (98,8 procent) die door de trans-

portsector werd verbruikt, olie of benzine was.10 Een

deel van dit verbruik is van wezenlijk belang, zoals

13) Het aardolie-interval in zijn historische context

0 – –

10

00

– –

20

00

– –

30

00

– –

40

00

‘De politieke economie van de

toekomst zal slank zijn, flexibel,

lokaal zelfvoorzienend, inge-

nieus, gezond, intelligent en

zeer verschillend van die we

vandaag kennen.’

David Fleming, Lean Logic: A Dictionary of Environmental Manners

‘Het staat als een paal boven

water dat het leven in de

decennia die komen gaan,

steeds meer en intenser lokaal

en kleinschalig zal zijn. Het zal

geleidelijk aan gebeuren naar-

mate de hoeveelheid beschik-

bare goedkope energie vermin-

dert en de wereldwijde strijd

erom heviger wordt. De schaal

van alle menselijke onder-

nemingen zal tegelijk met de

energietoevoer krimpen. We

zullen door de omstandigheden

van de ‘Lange Noodsituatie’

gedwongen worden onze

dagelijkse activiteiten op een

kleinere schaal uit te voeren.

Of we dat nu leuk vinden of

niet. De enige intelligente actie

is ons er op voor te bereiden.’

James Howard Kunstler (2005), The Long Emergency; surviving the converging catastrophes of the twenty first century, Atlantic Monthly Press

‘In 2004 importeerde het

Verenigd Koninkrijk 17,2

miljoen kilo chocoladewafels

en voerde er 17,6 miljoen kilo

van uit; we importeerden 102

miljoen kilo melk en room uit

Frankrijk en exporteerden 9,9

miljoen kilo. De cijfers voor

dezelfde handel met Duitsland

waren 15,5 miljoen kilo en 17,2

miljoen. Duitsland stuurde ons

1,5 miljoen kilo aardappelen en

we stuurden hen, jazeker, 1,5

miljoen kilo aardappelen terug.

We importeerden 43.000 sjaals

uit Canada en exporteerden

er 39.000. De internationale

markten verzuipen in de drank.

Het Verenigd Koninkrijk

importeerde bier ter waarde

van £310 miljoen in 2004 en

exporteerde bier voor een

waarde van £313. Voor sterke

drank waren de cijfers respec-

tievelijk £344 miljoen en £463

miljoen. En zoals we 44.000

ton diepgevroren kipfilet

invoerden, voerden we 51.000

ton verse kipfilet uit.’

Andrew Simms et al. (2006)The UK Interdependence Report, New Economics Foundation

Page 45: Transitie HANDBOEK

86H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

87W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S

zeggen dat er geen import en export meer zal zijn;

die zijn er altijd geweest en zullen ook altijd blijven

bestaan. Dit is een goed moment om te investeren in

door wind aangedreven zeilschepen op commerciële

schaal (sterker nog, sommige mensen doen dat al).

Wanneer de prijs van energie de hoogte inschiet, zal

het interessant zijn te zien welke dingen als eerste

weer opnieuw lokaal geproduceerd kunnen worden.

De oplossingen die ontstaan zullen afhankelijk zijn

van onze gezamenlijke inspanningen en van andere

lokale omstandigheden, zoals de beschikbaarheid

van landbouwgrond en andere hulpbronnen.

Het is duidelijk dat het in de loop der tijden zinniger

was om lokaal te produceren wat mogelijk was, en

om luxegoederen en de weinige dingen die we niet

zelf kunnen produceren te importeren. Sterker nog,

een andere handelwijze was volkomen onpraktisch

en financieel onbereikbaar voor de meeste mensen.

Het kernpunt hier is wederom veerkracht. Ook al

worden computers en plastic toiletborstels niet lan-

ger ingevoerd, als die veerkracht er is, hebben we

nog altijd voldoende voedsel, onderdak, brandstof,

basisgoederen en medicijnen om ons er doorheen te

slaan. Vanuit ons huidige perspectief bekeken zou

het niet ideaal zijn, maar het zou evenmin rampzalig

zijn. Zoals in de meeste steden en dorpen van voor

1850, zou de invoer moeten bestaan uit dingen die

onze levenskwaliteit verbeteren en die producten en

materiaal leveren die we hier niet kunnen produce-

ren, maar die we ook zouden kunnen missen zonder

risico op armoede en verhongering.

Om even kort samen te vatten, gegeven het feit

dat onze huidige geglobaliseerde, gecentraliseerde

bevoorradingssystemen volledig afhankelijk zijn

van goedkope vloeibare fossiele brandstoffen, en

dat de onafgebroken aanvoer van deze brandstof en

zijn laagblijvende prijs steeds meer in twijfel wordt

getrokken, moeten we onze aandacht opnieuw rich-

ten op de ontwikkeling van lokale productiesyste-

men. Jammer genoeg zijn deze de voorbije zestig

jaar stelselmatig en meedogenloos geminacht en

ondermijnd. Zoals James Howard Kunstler schreef,

zal de toekomst ‘in toenemende mate intensief lo-

kaal en kleiner in schaal’ zijn.21 Ik wil echter niet

gezien worden als iemand die lokale gemeenschap-

pen idealiseert: ik heb in zeer bekrompen landelijke

gemeenschappen gewoond en ik ken hun minder

goede en hun goede kwaliteiten.

Zoals de ontberingen van de Tweede Wereldoor-

log hebben geleid tot een heropleving van de rijk-

dommen van de Britse landbouw (waarover nog

steeds gesproken wordt als de ‘Gouden Eeuw’), zo

zouden piekolie en -gas kunnen leiden tot een her-

opleving van de landbouw en van de lokale, weinig

vervuilende productie. We kunnen niet terugkeren

in de tijd, en dat willen we ook niet. We hoeven niet

allemaal opnieuw te leren volksdansen, of vrouwen

hun stemrecht te ontnemen, of de feodaliteit op-

nieuw in te voeren. We kunnen met creativiteit onze

cultuur aanpassen aan een meer lokale context en

de resultaten zullen onze huidige verwachtingen

overtreffen.

Wat wel onvermijdelijk is, is de terugkeer van het

lokale en het kleinschalige, en het loslaten van het

geglobaliseerde. Dit zal geen isolationistisch pro-

ces zijn waarin we de mondiale gemeenschap onze

rug toekeren. Het zal eerder een proces zijn van ge-

meenschappen en landen die elkaar ontmoeten,

niet vanuit wederzijdse afhankelijkheid, maar van-

uit een grotere veerkracht.

De gevaren van je vastklampen

aan de illusie van grootschaligheid

Op weg gaan naar de soort laag energetische, meer

gelokaliseerde toekomst die in dit boek beschre-

ven wordt, is zeker niet de enige optie die op tafel

ligt. Op dit moment is het in feite een tafel die zucht

onder het gewicht van allerlei verschillende onprak-

derzoeken of het Verenigd Koninkrijk zichzelf zou

kunnen voeden van zijn eigen grondgebied, dateert

van 1975.16 Men ontdekte dat het theoretisch mo-

gelijk was, maar alleen als het dieet een aanzien-

lijk kleinere hoeveelheid vlees bevat, vergelijkbaar

was met dat van de Tweede Wereldoorlog, en dat

veel land dat op dat moment niet gebruikt werd, ook

productief gemaakt zal worden. De studie besloot:

‘Met een goede planning, een beetje zelfopoffering

van de vleeseters en een gezamenlijke inspanning

van alle delen van de samenleving, kunnen we een

beter gevoed en mooier Groot-Brittannië opbouwen

in de toekomst.’ Er werd geen melding gemaakt van

land dat overbleef voor biobrandstof.

Voorstanders van biodiesel zien het verkeerd. We

moeten prioriteiten stellen en we hebben een rege-

ringscommissie voor Voedselzekerheid nodig (zoals

voorgesteld door Europees parlementslid Caroline

Lucas 17,18 ) om die prioriteiten te bepalen. Voedsel

eerst, dan medicinale planten en materialen, dan

gewassen voor stoffen, dan bouwmaterialen, en dan

helemaal op het einde (net iets boven het bouwen

van supercasino’s) biobrandstoffen, als – en het is

een grote als – er nog land over is.

Waterstof

Waterstof is onder de energiesystemen de scien-

ce-fictionfantasie. Het belooft veel: het is brutaal,

schitterend, nogal onverschrokken en het heeft een

grote aantrekkingskracht op jongens van een be-

paalde leeftijd die houden van hebbedingetjes en

speelgoedjes. Maar zoals veel science fiction is het

een fantasie, voorbestemd om enigszins belachelijk

over te komen op de volgende generaties: een illusie

verstoken van enige werkelijkheid. Van dichtbij be-

keken, worden de tekortkomingen snel duidelijk.19

De zwakte van waterstof is dat het geen energiebron

is, maar een energiedrager. Om zuivere waterstof te

verkrijgen, moeten we elektriciteit door water laten

stromen. Waterstof is niet iets dat je zomaar in plas-

sen net onder het aardoppervlak aantreft, vanwaar

het gemakkelijk verzameld kan worden en in onze

brandstoftanks kan worden gegoten. Het probleem

ligt in de manier waarop we die elektriciteit produ-

ceren. David Strahan heeft berekend dat, om enkel

de auto’s in het Verenigd Koninkrijk op waterstof

te laten rijden, er ’67 Sizewell B kerncentrales [of

166 Borssele’s en 79 Tihange-3’s] nodig zouden

zijn, of zonne-energieinstallaties die heel Norfolk

en Derbyshire samen zou bedekken, of een wind-

molenpark groter dan de hele zuidwestelijke regio

van Engeland’.20 Niets daarvan is wenselijk of zelfs

maar haalbaar en elke op die manier opgewekte

hernieuwbare energie zou beter gebruikt worden

in de huisvestingssector.

In mondelinge verhalen die ik heb verzameld

rond Totnes, is een van de terugkerende thema’s

hoe tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de benzi-

ne op de bon ging, mensen veel meer op elkaar gin-

gen vertrouwen: de boeren, de ambachtslieden, de

buren. Ik denk dat, naarmate de prijs van vloeibare

brandstof hier begint te stijgen, we zullen zien dat

het zwaartepunt weer terug op het lokale zal gaan

liggen. Wanneer de krachten die de lokale econo-

mieën hebben ondermijnd en verwoest, beginnen

af te nemen, zullen we een heropleving van de men-

selijke schaal zien, van de juiste schaal. Dit wil niet

Eeuwig blijven rijden in de auto van de toekomst: een hype over een fata morgana, want waar zal de elektriciteit van-daan komen om de waterstof te maken?

‘Een weg die de primitieve

gift negeert of minacht, die

de aanraking met de grond

vreest, die geen voetpaden

heeft, geen gemeenschap of

eigenheid in het land om van te

genieten, die de wandelaar als

indringer wegjaagt, die geen

weg kent buiten de snelweg, de

rijbaan, die het draaikruis op

het voetpad vergeet, de voet-

brug... is een zekere weg naar

nog veel ernstiger ontaarding.’

John Burroughs (1875), ‘The Exhilarations of the Road in Winter Sunshine’, uit In Praise of Walking, Houghton Osgood

© I

ST

OC

KP

HO

TO

.CO

M

Page 46: Transitie HANDBOEK

88H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

89W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S

heid een impuls te geven. Naarmate hun olie-im-

port vanuit Mexico blijft verminderen, zal de druk

in de VS groot zijn om meer ethanol te produceren

om zo het ontstane gat op te vullen, wat zal leiden

tot verminderende en steeds duurdere maïsimport

voor Mexico.28

Misschien werkt CO2-opvang en -opslag (CCS – car-

bon capture and storage, die in theorie de CO2 die

vrijkomt bij verbranding van steenkool opvangt en

ondergronds opslaat), en zal steenkool onze redder

zijn. CCS bevindt zich echter nog steeds in een ex-

perimenteel stadium en zelfs als het werkt bestaan

er twijfels of het op tijd uitgerold kan worden, en of

er genoeg steenkool is om het de moeite waard te

maken, en of het niet te veel zal kosten.

Het feit dat we er niet in slagen om het probleem

van klimaatverandering adequaat aan te pakken zal

duidelijke gevolgen hebben, met belangrijke veran-

deringen aan de kustlijn van het Verenigd Konink-

rijk en steeds extremere weerstoestanden en ern-

stige ecologische instortingen, massamigratie en

economische ontwrichting elders. Meer militaire

uitgaven zullen nodig zijn om de krimpende voor-

raden van conventionele olie en gas te garanderen.

‘De oorlog die nooit zal eindigen tijdens ons leven’

van Dick Cheney, zal werkelijkheid worden. Het is

een nachtmerriescenario dat koste wat kost verme-

den moet worden.

We kunnen een glimp opvangen van waar we op het

vlak van grootschalige landbouw misschien naar-

toe gaan in een artikel van Richard Girling in de

Sunday Times.29 Hij stelt dat de toekomst van de

landbouw, in het licht van de bevolkingsgroei, de

klimaatverandering en de energiekloof, het nodig

zal maken dat we stoppen met de landbouw zoals

wij die nu kennen. Zeg maar dag tegen grazende

koeien in de weiden. Hij voorspelt dat we naar een

‘door-rij, smetteloos, prairie-achtig Britannië’ gaan.

Het platteland zal gevuld zijn met ‘identieke voor-

steden met identieke blokken stenen huizen’, ‘het

gedreun van verkeer’ en ‘enorme velden met iden-

tieke gewassen’. Door de druk om meer mensen te

voeden met minder land zal men genoodzaakt zijn

voedselproductiviteit boven alle andere overwegin-

gen te stellen. ‘Er zijn maar twee manieren om meer

voedsel uit de grond te krijgen: door gewassen met

een hogere opbrengst te kweken of door meer land

te bewerken’, stelt Girling (hoewel er wel degelijk

meer manieren zijn dan hij beweert, zoals we zullen

zien in Deel 2). Hij haalt Mark Hill van Deloitte aan,

die zegt dat ‘De uitdaging voor boeren erin bestaat

dat ze hun voedselproductie in de komende veertig

jaar moeten verdubbelen. Hoe kunnen ze dat doen?’

Hoe inderdaad.

Girling zegt dat wij, net zoals in 1939, al het

land zullen moeten omploegen waar dat mogelijk

is, massaal de hoeveelheid vee zullen moeten ver-

minderen en genetische gemanipuleerde producten

zullen moeten accepteren als de enige manier om

ons door deze combinatie van uitdagingen heen te

slaan. Dit is echt een manier van denken waarvoor

de uitspraak van Einstein van pas komt, die zei dat

‘problemen niet opgelost kunnen worden door het-

zelfde denkniveau dat ze veroorzaakt heeft’. Probe-

ren de reis van de landbouw door deze transitie uit

te stippelen zal niet mogelijk zijn zonder de nodige

frisse ideeën en een aanpak waarin de juiste vragen

worden gesteld.

Natuurlijk zal er meer land ingezet moeten wor-

den. Het belachelijke idee dat land ‘uit cultuur ge-

nomen’ kan worden,30 was een raar neveneffect van

een land met te veel olie en met tot de nok gevuld

supermarktrekken met een duizelingwekkend scala

aan goedkope ingevoerde producten om uit te kie-

zen. Gelukkig is er van dat idee nu niet veel sprake

meer. De hoeveelheid vee verminderen zal ook on-

vermijdelijk zijn, aangezien vleesproductie op grote

schaal een absurde en onduurzame verspilling van

grondstoffen is. Nadenkend over hoe landbouw er

na de piek uit zal zien, is het belangrijk je af te vra-

tische en mogelijk apocalyptische oplossingen. Het

is de moeite om hier even stil te staan bij de sterke

trends en krachten die ons in een heel andere rich-

ting sturen. Er zijn twee Transities aan het werk in

de wereld: de transitie die het onderwerp is van dit

boek, en een andere transitie, die veel groter, krach-

tiger en beter bemiddeld is, en die snel ontmantelt

wat er nog aan veerkracht overblijft, onder de dek-

mantel van economische globalisering en groei.

Hoewel de toekomstige voorraden goedkope olie

en gas er heel kwetsbaar beginnen uit te zien, is er

waarschijnlijk genoeg steenkool om de term ‘einde

van het tijdperk van fossiele brandstoffen’ overdre-

ven te maken.

Er is veel discussie over het vaak genoemde ‘feit’

dat de wereld nog steeds voor vele honderden jaren

steenkool heeft. Veel landen die eerder gigantische

reserves steenkool beweerden te hebben, blijken nu

niet meer zo optimistisch.22 Maar het is waarschijn-

lijk dat er nog altijd genoeg steenkool is om het kli-

maat onomkeerbare schade toe te brengen en om,

via het proces van het omzetten van steenkool in

vloeibare brandstof, de motor van de ontwikkelde

landen die het zich kunnen veroorloven, nog een

tijdje te laten draaien. In feite lijkt zich steeds dui-

delijker te uiten dat de regering van het Verenigd

Koninkrijk beslist heeft dat een groot deel van haar

toekomstige energiezekerheid gelegen is in een her-

opleving van de steenkoolindustrie.23 Volgens Jere-

my Leggett betekent de beslissing om de overgeble-

ven steenkoolreserves van de wereld te gebruiken,

dat men probeert te bewijzen dat de klimaatweten-

schappers zich vergissen.24 Het is niet waarschijn-

lijk dat we die wedstrijd winnen.

Als alles overgelaten wordt aan een markt die

niet aan banden gelegd wordt door stringente inter-

nationale klimaatwetgeving, zullen voorraden vloei-

bare brandstoffen overal worden gewonnen waar ze

maar uitgeperst kunnen worden in een ijdele poging

om à la Hirsch aan de vraag te voldoen. We zien al

het kappen van het regenwoud en andere ecosyste-

men in Zuid-Azië om palmbomen te planten voor

biodiesel, die als ‘groene’ brandstof geëxporteerd

wordt naar het Westen.25 We zien overal ter wereld

een versnelde bouw van installaties om benzine te

maken uit steenkool. We zien de kloof die ontstaat

in de bevoorrading van het Verenigd Koninkrijk van

gas gedicht worden met een stijgend verbruik van

steenkool. In de winter van 2005-2006, toen het

Verenigd Koninkrijk geconfronteerd werd met een

substantieel gastekort, kwam het enkel door de win-

ter door 18 procent meer steenkool te verbranden

dan het normaal zou hebben gedaan.26 We kunnen

zien hoe de groeiende vraag naar vloeibare brand-

stoffen in China leidt tot het sluiten van deals over

olietoegang met regeringen en regimes die onze bui-

tenlandse politiek niet zou toelaten. Onze benzine-

tanken vol houden is een vuile business.

Als we de beperkingen die piekolie ons oplegt weige-

ren te erkennen, zullen we wanhopig proberen om

de show van de economische groei zo lang mogelijk

gaande te houden. We zullen een productie zien van

biobrandstoffen op een onthutsende schaal, waar-

voor grote biodieselraffinaderijen nodig zijn.27 (We

zien dit zelfs nu al.) We zullen parallel daarmee ook

zien dat de cijfers van ondervoeding en verhonge-

ring scherp zullen stijgen naarmate meer en meer

land aan de voedselproductie onttrokken wordt. Een

vreselijk voorbeeld hiervan zien we op dit moment

in Mexico. Het olieveld van Cantarell, verantwoor-

delijk voor 60 procent van Mexico’s olieproductie,

boort nu in het laatste stadium. De inkomsten voor

40 procent van Mexico’s staatsinkomsten komen uit

de verkoop van die olie aan de Verenigde Staten.

De uitputtingscijfers van Cantarell zijn onthutsend.

Tussen 2006 en 2007 daalden ze met 60 procent

vanaf hun piek. En in het jaar 2008 daalde de win-

ning verder met 38 procent!

Op hetzelfde moment verbruiken de Verenigde

Staten 20 procent van hun maïsoogst om maïsetha-

nol te maken in een poging om hun energiezeker-

hoe lang zal koning steen-

kool kunnen regeren?

‘Steenkool is het monster dat

zich verstopt in de struiken

langs de afdaling van de piek-

olieberg. De meeste mensen

beweren dat er nog voor drie-

honderd jaar steenkool is,

genoeg om ons levend te koken

in ons eigen klimaat. Toch stelt

een recent rapport deze veron-

derstelling ter discussie. De

Energy Watch Group onder-

zoekt in haar rapport Steen-

kool: bronnen en toekomstige

productie gegevens over natio-

nale steenkoolreserves wereld-

wijd en concludeert dat “de

kwaliteit van de gegevens zeer

onbetrouwbaar is”. Veel landen

hebben nagelaten om hun

gegevens up to date te houden,

in sommige gevallen gaan de

recentste gegevens terug tot

1960. Met uitzondering van

Australië en India hebben alle

grote steenkoolproducerende

landen sinds 1986 hun reserves

opnieuw ingeschat en – wat

het rapport noemt – “substan-

tiële neerwaartse bronherzie-

ningen” gemeld.

(vervolg op volgende bladzijde)

Sommige landen, zoals het

Verenigd Koninkrijk, Botswana

en Duitsland, hebben de schat-

tingen van hun reserves vermin-

derd met meer dan 90%, Polen

met 50%. De wereld heeft de

laatste 25 jaar in totaal de

inschattingen van de steenkool-

reserves met 60% verminderd.

Dit is waarschijnlijk te wijten

aan verbeterde onderzoekstech-

nieken waarmee nauwkeuriger

data konden worden verkregen.

Dit, gecombineerd met de vraat-

zuchtige en snel groeiende

honger naar steenkool in de

Verenigde Staten, China en

India, kan betekenen dat ‘piek-

steenkool’ veel dichterbij ligt

dan we aanvankelijk dachten.’

Energy Watch Group (2007), Coal: Resources and Future Production,downloadbaar van www.energywatch-group.org/files/Coalreport.pdf

Page 47: Transitie HANDBOEK

90H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

91W A A R O M K L E I N O N V E R M I J D E L I J K I S

Belangrijk is echter dat we niet op dit alles hoe-

ven te wachten. Sterker nog, succesvolle nationale

en internationale oplossingen hebben meer kans in

een omgeving waar al sprake is van veel en krachti-

ge oplossingen vanuit de gemeenschap. We kunnen

niet wachten totdat overheden de leiding nemen. De

houding van de Britse regering betreffende piekolie

(volledige ontkenning van het probleem) bewijst dit.

Het Ministerie van Milieu, Voeding en Plattelands-

aangelegenheden stelde het kort en bondig in 2002:

‘Duurzame ontwikkeling kan niet van hogerhand

opgelegd worden. Het idee zal geen wortel schie-

ten zolang de bevolking er niet actief in betrokken

wordt.’ 32 (In de lage landen is het niet anders.)

Wat is de rol van

de overheid hierin?

Ik heb de indruk dat er sprake is van een breuk in de

politiek. De Britse regering kijkt naar het publiek en

beschouwt het als onverschillig, apathisch en niet

geïnteresseerd in het democratisch proces. Het pu-

bliek ziet politici als gevoelloze carrièremakers, die

niet geïnteresseerd zijn in de bevolking of in wat er

zich feitelijk in de gemeenschap afspeelt, behalve

één keer om de vier jaar in verkiezingstijd. Volks-

raadplegingen voor lokale planning kunnen hoog-

stens op een lauwe reactie rekenen. Dit allemaal in

een tijd waarin we, zoals we al gezien hebben, een

reactie op een nog nooit eerder vertoonde schaal

nodig hebben: de mobilisatie van individuen, ge-

meenschappen, ondernemingen, organisaties en

regeringsinstellingen om zo doeltreffend mogelijk

samen te werken om de kans op een soepele transi-

tie zo groot mogelijk te maken.

Regeringen nemen meestal geen leiding, ze rea-

geren. Ze zijn niet proactief, maar reactief. We moe-

ten ons ervan bewust zijn dat veel beslissingen die

zij zullen moeten nemen als onderdeel van de voor-

bereiding op de Powerdown ondenkbaar lijken van-

uit electoraal perspectief. Neem bijvoorbeeld CO2-

rantsoenering: slechts weinig mensen zouden in dit

stadium de moed hebben om zich verkiesbaar te

stellen op een thema, dat mensen belooft dat het elk

jaar minder zal zijn – minder autogebruik en min-

der beschikbare energie. Ik zie echter geen reden

waarom deze ideeën niet aantrekkelijk gemaakt

kunnen worden bij de kiezers door de juiste kandi-

daten. Als door het opstellen van een Minder-Ener-

gie-Plan, met medewerking van de gemeenschap en

met een positieve visie op een lagere-energie-toe-

komst, gemeenschappen bepaald hebben waar ze

naartoe willen, dan is er een zeer dynamisch raak-

vlak tussen de gemeenschappen en de lokale en de

nationale overheid gecreëerd. De gemeenschappen

zouden de agenda kunnen bepalen en tegen de re-

gering zeggen: ‘Hier is ons plan: het gaat over alle

onderwerpen die te maken hebben met de komende

uitdagingen rond klimaat en energie, en het zal de

lokale economie en het landbouwachterland nieuwe

kracht geven, maar het zal veel beter werken als er

een systeem van koolstofrantsoenering wordt inge-

voerd en als de echte kosten van fossiele brandstof-

fen verrekend worden in goederen en diensten.’ De

angst voor verandering bij de regering verdwijnt en

ze zal mee opgenomen worden in een grote veran-

deringsbeweging. Wat ooit beleid was dat stemmen-

verlies betekende, zal de norm worden.

Onlangs zijn bedrijven begonnen tegen de rege-

ring te zeggen: ‘Wij willen dat je krachtige actie on-

derneemt tegen klimaatverandering, want we moe-

ten hiervoor kunnen beginnen te plannen, en we

moeten dus de structuur kennen waarin we aan het

werken zijn.’

Gemeenschappen zouden dit ook moeten doen.

Vergeet niet dat we heel veel kunnen doen zonder

de regering, maar dat we nog veel meer mèt de re-

gering kunnen doen.

gen of het uitvergroten van wat we tot nu toe ge-

daan hebben wel echt de beste aanpak is. Het komt

erop neer dat de visie van Girling, hoe onvermijde-

lijk hij het ook voorstelt, geen veerkracht biedt, op

één paard wedt, ons overlevert aan internationale

gebeurtenissen en economieën, ons collectieve ver-

lies van vaardigheden voortzet, voor niemand be-

tekenisvol werk biedt, de afhankelijkheid van olie

in de landbouw handhaaft en zelfs versterkt, bio-

diversiteit vernietigt, niets doet om de economie

te versterken, ons niet gezonder maakt en zelfs de

ziel vernietigt. Ja, er zijn misschien een paar trends

naar grootschalige landbouw, maar deze zijn abso-

luut niet onvermijdelijk.

Top down of bottom up?

Dit alles bevestigt waarom het zo belangrijk is dat

we piekolie en klimaatverandering samen nemen in

onze beslissingen en dat we ze als intrinsiek met

elkaar verbonden zien. Het zijn geen afzonderlijke

problemen en, zoals we gezien hebben in figuur 7,

we kunnen alleen maar hopen op enige effectieve

oplossing als ze gezamenlijk gezien worden. Tran-

sitie-initiatieven zullen het best functioneren in

de context van een combinatie van top down- en

bottom up-antwoorden. Geen van die twee kan het

probleem alleen oplossen.

De werkelijkheid is dat er veel van dergelijke

antwoorden zitten aan te komen, en sneller dan we

zelfs een jaar geleden zouden hebben gedacht. Op

regeringsniveau wordt ernstig nagedacht over CO2-

rantsoenering. Uiteindelijk zal, wanneer de uitput-

ting van olie en gas begint, rantsoenering onvermij-

delijk zijn, zoals David Fleming (‘uitvinder’ van de

Klimaatdukaten/Verhandelbare Energie Quota 31)

opmerkte. Ofwel er wordt een rechtvaardig distri-

butiesysteem ingevoerd, ofwel energie zal verdeeld

worden op basis van de prijs, wat tot sociale onge-

lijkheid leidt. De vraag is niet meer of, maar wan-

neer de rantsoenering begint, en hoe vroeger we dit

doen, hoe rustiger ze zal verlopen. Er is sprake van

toenemende druk en internationale diplomatie in

de richting van sterke internationale actie tegen kli-

maatverandering, die veel verder gaat dan het jam-

merlijk ontoereikende Kyoto-Protocol. We zouden

op individueel niveau onze steun moeten verlenen

aan elke campagne die de bovenvermelde zaken

vooruithelpen, en als we gaan winkelen zouden we

onze koopkracht moeten gebruiken om die onder-

nemingen te steunen die zich echt verplichten om

hun energieverbruik te verminderen en om duur-

zaam te ondernemen, in het bijzonder de onderne-

mingen die aan lokale veerkracht bouwen.

14) Antwoorden van bovenaf (top down) of onderop (bottom up): we hebben ze allemaal nodig

Internationaal

Krachtige internationale protocol-

len betreffende klimaatverandering,

vermindering van emissie en verschil-

len (contractie en convergentie), een

moratorium op de productie van

biodiesel, het Oil Depletion Protocol,

herdefinëren van economische groei,

bescherming van biodiversiteit

Nationaal

Krachtige wetgeving betreffende

klimaatverandering, verhandelbare

energiequota (klimaatdukaten), een

nationale strategie voor voedsel-

zekerheid, delegatie van bevoegd-

heden naar lokale gemeenschappen

Lokaal

Transitie-initiatieven, Minder-

Energie-Plannen, klimaatvriendelijke

gemeenschappen, gemeenschaps-

ondersteunde landbouw, land trusts,

kredietunies, energiebedrijven in

lokale eigendom, lokale gerichtheid

‘Eigenlijk hebben alle geologi-

sche opslagmogelijkheden een

risico op lekken; ofwel door

niet of onvoldoende afgesloten

boorgaten of gangen (olie- en

gasvelden en steenkoolmijnen),

of door onbekende of nieuw

opduikende fouten of onder-

brekingen in kanalen in de

voor opslag bedoelde geologi-

sche formatie, of door lekken

veroorzaakt door seismische

activiteit. Hierdoor kan CO2

naar de oppervlakte stromen of

terecht komen in andere lagen

waar bijvoorbeeld grondwater

stroomt. De opname van CO2

in waterhoudende grondlagen

kan leiden tot verzuring van

het aanwezige water en hier-

door kan corrosie ontstaan in

rotsformaties en in de dichting

van tunnelgaten die niet op dit

soort corrosie waren voorzien.

De opslag van CO2 in diepe

steenkoollagen heeft het risico

methaan te verplaatsen, dat

een veel groter broeikasgaspo-

tentieel heeft dan CO2.’

Viebahn, P. et al (2007), ‘Comparison of carbon capture and storage with rene-wable energy technologies regarding structural, economic, and ecological aspects in Germany’, Int. J. Greenhouse Gas Control 1

Page 48: Transitie HANDBOEK

Deel 2Het hart

92H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H O O F D

We hebben in dit eerste deel van het boek gezien

dat de samenvallende uitdagingen van piekolie en

klimaatverandering betekenen dat er verandering

op komst is op een bijna onvoorstelbare schaal, of

we dat nu willen of niet. Er is niet langer een com-

fortabel ‘als’ om ons gerust te stellen. We kunnen

de uitdaging van het CO2-vrijmaken van onze sa-

menleving niet adequaat aanpakken zonder ook te

werken aan de heropbouw van lokale veerkracht,

om lokale economieën op te bouwen die in staat

zijn ons te onderhouden in een postpiek-wereld.

Enkel CO2-uitstoot verminderen is, alhoewel zeer

dringend, op zich niet voldoende. Ik heb deze bood-

schap vele keren uitgedragen, in lezingen, cursus-

sen en blognotities, en moet nog altijd de eerste

persoon tegenkomen die denkt dat sterkere lokale

economieën, meer lokale democratie, een versterkte

lokale voedselcultuur en meer lokale energievoor-

ziening een slecht idee zijn. De meesten onder ons

weten instinctief dat we boven onze gezamenlijke

middelen van bestaan leven en voelen wel aan wat

we moeten doen.

De kernboodschap hier was dat de toekomst met

minder olie beter zou kunnen zijn dan de huidige

tijd, maar alleen als we proberen deze transitie met

voldoende creativiteit en verbeelding te ontwerpen.

We moeten een diversiteit aan individuen en orga-

nisaties bijeenbrengen die in het verleden zelden

werd gerealiseerd. We moeten hetzelfde aanpas-

singsvermogen en dezelfde creativiteit en vinding-

rijkheid inzetten, die ons oorspronkelijk naar de top

van piekolie brachten, om nu aan de andere kant

van de berg een weg naar beneden te ontwerpen.

De vraag is hoe we de obstakels op weg naar deze

Transitie kunnen overwinnen, zowel in onszelf als

in de wereld om ons heen.

Als je de woorden klimaatverandering en piek-

olie hoort, welk effect hebben die woorden dan op

jou? Welke aandrang of instincten roepen ze op?

Ik vermoed, als je bent zoals de meeste mensen die

ik deze vraag stelde, dat ze gevoelens van moede-

loosheid, droefheid, moeheid oproepen, en het ge-

voel met iets geconfronteerd te worden dat groot en

angstaanjagend is en waar je geen invloed op kunt

hebben. Deze gemoedstoestand is niet het goede

vertrekpunt als we iets willen bereiken, iets willen

doen of willen scheppen. Hij leidt meestal niet tot

dynamische, praktische actie, terwijl we ons juist

gemotiveerd en geïnspireerd zouden moeten voe-

len. Kortom, we staan aan de vooravond van de be-

langrijkste taak in de geschiedenis en we zijn aarts-

slecht voorbereid.

Samenvatting Deel 1:

Het olietijdperk nadert zijn einde

‘Nog niet zo lang geleden,

hoogstens twee eeuwen, zijn

we in de val getrapt van onze

energieverslaving, en zijn we

begonnen aan onze weg naar

de ondergang. Piekolie is een

kans om een pauze in te lassen,

om na te denken over onze

huidige koers en om een gezon-

dere weg naar de toekomst

in te slaan. We kunnen beter

de feiten onder ogen zien: we

hebben helemaal geen keuze.

Piekolie is een afschuwelijk

gevaarlijke toestand. Maar

het is evenzeer een prachtige

kans om het veel beter te doen.

Laat ons dit ogenblik niet

verkwisten.’

Albert Bates (2006), The Post Petro- leum Survival Guide and Cookbook, New Society Publishers

Stedelijke voedselproductie als integraal deel van het stedelijke weefsel in Slovenië.

© A

ND

Y G

OLD

RIN

G

Page 49: Transitie HANDBOEK

95

Piekolie en klimaatverandering kunnen

intens en beangstigend zijn, zowel door

hun gevolgen als door het effect dat ze op

ons zullen hebben. Net zoals de meeste

mensen zich herinneren waar ze waren op

11 september 2001, of (voor de oudere

lezers) toen Kennedy werd vermoord, heb-

ben de meeste mensen die zich bewust zijn

van piekolie en klimaatverandering hun

eigen verhalen te vertellen over het

moment dat ‘er een lichtje ging branden’ –

wat ik soms hun ‘End of Suburbia-moment’

noem. Ik denk dat, naast een goed begrip

van wat de onderwerpen inhouden, het be-

langrijk is niet te doen alsof we ons bewust-

zijn hiervan kunnen beperken tot een puur

intellectueel ‘hoofd’-niveau, maar dat we

ons ook tot het ‘hart’ moeten richten en er-

kennen dat dit verontrustende informatie

is die ons raakt en dat de manier waarop

ze ons raakt, bepaalt hoe we erop reageren

– of niet.

Ook belangrijk (en behandeld in dit deel)

is het concept van de verbeelding en de

kracht die een visioen van de toekomst kan

hebben. Maar al te vaak proberen milieuac-

tivisten mensen op de been te brengen door

apocalyptische beelden van de toekomst te

schetsen in een poging ze vanuit angst tot

actie te bewegen. De vraag die dit deel van

het boek zich stelt is wat er zou gebeuren

als we juist het tegenovergestelde zouden

doen, en een toekomstbeeld zouden schet-

sen dat zo verleidelijk is dat mensen zich

er instinctief door aangetrokken zouden

voelen.

Als mijn bijdrage hieraan, zal ik een visioen

schetsen van hoe het land er uit zou kun-

nen zien in 2030, indien we ons creatief

engageren in dit proces van aanpassing aan

energieafdaling, van het uitkijken naar een

toekomst met verhoogde veerkracht, van

meer lokale economieën en van aanzienlijk

verminderd energieverbruik. De dubbele

uitdaging van piekolie en klimaatverande-

ring gaat gepaard met een buitengewone

kans tot het heruitvinden, herbekijken en

herbouwen van de wereld om ons heen.

Ten slotte staat in dit deel het begrip cen-

traal dat de schaal van deze Transitie-spe-

cifieke innerlijke bronnen nodig heeft, niet

alleen een abstract intellectueel begrip. Dit

is relatief nieuw voor de milieubeweging,

maar het is cruciaal voor ons succes en om

voldoende mensen op deze schaal te kun-

nen engageren.

‘Je kunt dit het best opvatten als een revolutie, niet met geweren,

maar als een bewustzijnsrevo lutie, die gewonnen zal worden met

behulp van pakkende mythen, archetypen, eschatologieën en extases, zodat

het leven slechts waard lijkt om geleefd te worden indien men zich bevindt

aan de kant van de transformerende energie.’

– Gary Snyder 1

‘Om de planeet te redden hebben we geen miraculeuze technologische

doorbraken nodig, of enorme hoeveelheden kapitaal. Wat we in wezen

nodig hebben is een radicale verandering in ons denken en doen.’

– Ted Trainer 2

‘De onzekerheid van onze tijd is geen reden om zeker te zijn van

de hopeloosheid ervan.’ – Vandana Shiva 3

Waarom een positief visionair

toekomstbeeld cruciaal is

Page 50: Transitie HANDBOEK

96H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

97D E A A R D O L I E - A F K I C K - S T R E S S - S T O O R N I S

Voor we verder gaan loont het de moeite stil te

staan bij de manier waarop al dit denken over piek-

olie en de veranderingen die ons te wachten staan,

ons beïnvloedt. Ik heb het fenomeen piekolie al een

hele tijd gevolgd, en heb al vele mensen door de be-

wustwording van piekolie heen zien gaan. Ik heb

gezien hoe ze omgaan met wat ik hun ‘End of Sub-

urbia-moment’ noem, en hoe dat bewustzijn hen

beïnvloedt. Voor sommigen is het een traumatische

schok, voor anderen een bevestiging van wat ze al-

tijd al vermoedden. Voor velen is het echter niet zo

duidelijk het een of het ander. Ik heb gedurende al

die jaren bepaalde symptomen herkend van wat ik

de ‘aardolie-afkick-stress-stoornis’ ben gaan noe-

men. Misschien herken je er sommige van.

Klamme handen, misselijkheid en

lichte hartkloppingen

Iets ontdekken wat zulke verstrekkende gevolgen

heeft voor de manier waarop we leven, kan een

zware schok betekenen voor ons systeem. Er zijn

verschillende manieren waarop ons lichaam hierop

reageert en voor veel mensen is een van de eerste

reacties lichamelijk ongemak.

Een gevoel van verbijstering en

onwerkelijkheid

Veel spirituele tradities spreken over ‘de donkere

nacht van de ziel’ wanneer de aard van de leegte

van de realiteit wordt onthuld en we onze gehecht-

heden moeten loslaten. Piekolie en klimaatveran-

dering houden ons en onze samenleving een spiegel

voor, waarin we kunnen zien dat datgene, waarvan

we dachten dat het een eeuwigdurende werkelijk-

heid is, in feite een fragiele illusie is, een illusie die

afhangt van lange aanvoerlijnen en een ononder-

broken stroom goedkope olie. Wanneer je deze illu-

sie doorprikt, kan het je verbijsterd achterlaten.

Ik herinner me een sciencefictionfilm die ik en-

kele jaren geleden zag met de titel They Live. De

film begon met een man die een doos zonnebrillen

vindt achter een paar vuilnisbakken. Toen hij er een

opzette, kon hij zien dat veel mensen rondom hem

in feite buitenaardse wezens waren, bezig met het

overnemen van de aarde. Telkens wanneer hij re-

clameborden zag waarop stond ‘Drink X, en je voelt

je prettig’, veranderde de tekst in ‘Consumeer en

sterf’. Jammer genoeg ging het niveau van de film

daarna snel achteruit en de buitenaardse wezens

werden genadeloos neergeknald. De film was ech-

ter een krachtige metafoor voor wat een groeiend

bewustzijn van piekolie met onze perceptie van de

wereld doet.

Een irrationeel grijpen naar

onhaalbare oplossingen

‘Aha’, zeggen sommige mensen, ‘geen probleem,

we schakelen gewoon over naar waterstof.’ Of naar

kernenergie, of we gebruiken gratis energiemachi-

nes met technologie uit veroverde ufo’s’. Er wordt

zelfs verteld dat honderden in hun garages ploete-

rende brave zielen toestellen hebben ontworpen die

ongelooflijk veel gratis energie kunnen produceren,

compleet tegen de wetten van de thermodynamica

in. Maar dat ze, telkens als ze zo’n apparaat wereld-

kundig willen maken, worden uitgekocht door de

grote oliemaatschappijen, die de plannen in de lade

stoppen, of dat ze op een sinistere manier aan hun

einde komen. Ofwel, zou je kunnen zeggen, hebben

hun machines nooit gewerkt, of werden ze nooit uit-

gevonden.

In elk geval gaan mensen die lijden aan dit symp-

toom ervan uit dat er ergens wel een technologisch

wonder zal gebeuren, dat ervoor zorgt dat de busi-

ness as usual ononderbroken kan doorgaan en onze

economieën gestaag tot in het oneindige kunnen

doorgroeien. Zoals we al zagen in Deel Een, naar-

mate je je er meer in verdiept wordt duidelijk dat

er geen énkele technologie bestaat die ons in staat

zal stellen verder te gaan zoals we bezig zijn. Kern-

energie, waterstof, ‘schone’ steenkool en biobrand-

stoffen hebben alle ernstige beperkingen. Fossiele

brandstoffen zijn een eenmalig bonanzafeuilleton

geweest, en niets anders kan dit vervangen (er

wordt zelfs beweerd dat we bijna ‘Piek-Alles’ bereikt

hebben, om de naam van Richard Heinbergs een na

laatste boek te gebruiken 4). Dit belet echter niet dat

mensen zich vastklampen aan ideeën die eenvou-

digweg niet zullen werken. Het is wat Heinberg ‘het

wachten op het Magische Elixir’ 5 noemt. De realiteit

is echter dat alle technologieën en apparaten die we

nodig zullen hebben reeds bestaan; we moeten er

alleen aan doorwerken, in plaats van te fantaseren

over toekomstige wonderoplossingen.

Angst

In onze ijver om antwoorden voor piekolie en kli-

maatverandering te promoten, mogen we niet uit

het oog verliezen dat dit voor veel mensen een

angstaanjagend onderwerp is. Je zou inderdaad

kunnen stellen dat wanneer je het niet angstaanja-

gend vindt, je het eigenlijk niet goed begrepen hebt.

Voor sommigen kan die angst verlammend werken,

en voor anderen kan het de aanleiding zijn om zich

af te sluiten. Het is belangrijk om potentieel angst-

aanjagende informatie niet zomaar bij mensen te

dumpen, maar een gesprek met ze aan te gaan en ze

te helpen de nieuwe informatie te verwerken.

Nihilisme en/of overlevingsdrang

Voor sommigen zal piekolie de bevestiging zijn van

hun opvatting dat mensen sowieso per definitie

egoïstisch zijn, dus wat is het punt – niets nieuws

onder de zon. In plaats van te denken dat het niet

de moeite loont om iets te ondernemen, zal het ant-

woord van de overlever er in bestaan op de eerste

plaats voor het overleven van zichzelf en zijn dier-

baren te zorgen, en desnoods ‘terug de bergen in te

trekken’. Dit antwoord is typisch voor Noord-Ame-

rikanen, zoals ik na het schrijven van een stuk ge-

titeld ‘Waarom de overlevers ongelijk hebben’ uit

de antwoorden kon opmaken. Het lokte meer reac-

ties uit dan alle eerdere stukken die ik schreef over

Transitie-cultuur en gaf een fascinerend inzicht in

de denkwereld van degenen die individueel over-

leven beschouwen als een geldige optie. Sommige

‘pareltjes’ van reacties kwamen binnen via websi-

tes van ‘survivalists’ zoals ‘wat is beter, een geweer

of een knuppel? Je kan een geweer als een knuppel

gebruiken, maar een knuppel niet als een geweer.’

De mogelijkheid om de bergen in te trekken is na-

tuurlijk meer voorhanden in de Verenigde Staten,

maar wij hebben er hier eenvoudigweg de plaats

niet voor. Massaal emigreren naar Dartmoor of

Snowdonia zou een verre van interessante onder-

neming zijn. In Groot-Brittannië is het meest ge-

bruikelijke voorbeeld van dit symptoom: ‘Wel, we

zullen ons wel redden, we hebben nog een optrekje

in de Pyreneeën.’

Uiteindelijk gaat elk antwoord dat past bij de

omvang van de uitdaging over ‘thuiskomen’, over

het inzicht dat we deel uitmaken van de netwerken

rondom ons en dat we deze opnieuw moeten op-

bouwen en met zorg omringen, in de plaats van te

Hoofdstuk 5 Hoe piekolie en klimaatverandering

ons beïnvloeden

De Aardolie-afkick-stress-stoornis

Page 51: Transitie HANDBOEK

98H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

99D E A A R D O L I E - A F K I C K - S T R E S S - S T O O R N I S

een echt veel grotere schaal toe te passen. De doe-

het-zelvers, de eigen-elektriciteitsopwekkers, de ei-

gen-groentekwekers, de thuiscomposteerders zullen

allemaal wel hun ‘zie je wel’-momenten hebben. Dit

is voor mij volslagen eerbaar en een natuurlijk re-

actie van degenen die reeds jaren tevoren verschil-

lende aspecten van de post-CO2-samenleving naar

voren schoven. Er zijn echter ook anderen die wach-

ten op piekolie om er op een niet zo mooie manier

hun ‘zie je wel’-moment van te maken.

De Britisch National Party heeft het thema piek-

olie gretig aangegrepen. Ze verschijnen op piekolie-

bijeenkomsten, waar ze verklaren dat in piek-

olie voor hen de kansen liggen om een overwicht

te halen. Historisch gezien hebben fascisten altijd

garen gesponnen bij tijden van economische crisis

en ontbering, en dat is nu niet anders.

Als wie dan ook met ‘Ik heb het wel gezegd’ tracht

dingen naar zich toe te trekken, dan moet daar

steeds met grote omzichtigheid en onderscheidings-

vermogen mee worden omgegaan.

Het is bijvoorbeeld duidelijk dat voor de makers

van de klassieke piekolie-film The End of Subur-

bia, die om te beginnen nooit fan waren van subur-

bia, piekolie een mooie kans bood om op de graven

ervan te dansen.

De verleiding om te zeggen ‘Ik heb het wel ge-

zegd’ kan ook betekenen dat we verzuimen de sterk-

tes en zwaktes van onze voorgestelde oplossingen

voor de verminderde energievoorziening echt te

onderzoeken. We moeten wel degelijk stilstaan bij

de gevolgen – in een energiearme context – van

onze oplossingen, en niet te sterk gehecht blijven

aan onze lang gekoesterde ideeën en overtuigingen.

Door deze overtuigingen te laten varen, kan er zich

iets beters aandienen, iets wat meer aangewezen is

voor een cultuur in transitie.

denken dat we zonder deze kunnen overleven. We

zouden inderdaad het geloof dat we kunnen functio-

neren en floreren zonder de gemeenschappen rond-

om ons, kunnen beschouwen als een dubieuze ‘luxe’

van het tijdperk van de goedkope olie. We zullen

weer opnieuw moeten leren samen te leven en leren

op welke manier we kunnen samenwerken en met

elkaar communiceren.

Ontkenning

Nu het publieke bewustzijn over klimaatverande-

ring en piekolie zo snel groeit en de gevolgen die zij

zullen hebben bij mensen beginnen door te dringen,

zien we sommigen reageren met ontkenning. Ont-

kenning kan zich in vele vormen manifesteren. Het

kan de man zijn naast wie ik op de bus zat die ver-

telde dat hij een tv documentaire had gezien waar-

in een wetenschapper vertelde dat de aarde in feite

van binnenuit (!) opwarmt. Of het kunnen mensen

zijn die zeggen dat klimaatverandering veroorzaakt

wordt door zonnevlekken, of door natuurlijke cycli,

ondanks de overvloedige bewijzen van het tegen-

overgestelde. Of sommigen die zeggen dat klimaat-

verandering eigenlijk een complot is van de Nieuwe

Wereldorde om zo onze vrijheid verder in te per-

ken. Of dat piekolie een samenzwering is van de

olie-industrie, om zodoende nog meer geld binnen

te krijgen. Het internet staat vol halve waarheden

en geruchten voor degenen die in een ontkennings-

verhaal willen vluchten.

Het mooiste ontkenningsverhaal komt van mijn

vriend Graham Strouts,6 die vertelt over zijn ge-

sprek met een vrouw. Het ging over de gevolgen van

piekolie op de voedselvoorziening. Ze spraken over

hoe olieafhankelijk ons voedsel is en hoe kwetsbaar

het systeem. Vervolgens zei de vrouw tot Graham’s

grote verbazing: ‘Wel, ik maak me er niet druk over

– mijn man heeft ooit een jaar lang niet gegeten.’

Een jaar lang niet gegeten!? Kennelijk had de man

een of andere meditatiepraktijk gedaan en was zij

ervan overtuigd dat hij een jaar lang niet gegeten

had. De stelling dat het een wetenschappelijk be-

wezen feit is dat wanneer je het voedsel wegneemt

van een bevolking, de mensen na een aantal weken

beginnen om te vallen, kon de vrouw natuurlijk niet

van dit idee afbrengen.

Er bestaat geen manier om ontkenning volledig

te vermijden en niemand van ons is er vrij van. Het

doet zich voor in allerlei onverwachte vermommin-

gen en is een natuurlijke reactie: we kunnen tenslot-

te niet altíjd aan klimaatverandering, piekolie en

het einde van de economische globalisering denken!

Het wordt een probleem als het ons afsluit voor de

realiteit en ervoor zorgt dat we niet meer kunnen re-

ageren. Ontkenning is een natuurlijke reactie, maar

we moeten ervoor op onze hoede zijn.

Exuberant optimisme

Op het einde van de eerste publieke filmvoorstelling

van The End of Suburbia die ik organiseerde in Ier-

land, zei een man in het publiek: ‘Er is ons zojuist

verteld dat het einde van het olietijdperk in zicht

is’, en ik zeg daarop: ‘Laat maar komen.’ Hoewel ik

het gevoel dat de man vertolkte kan waarderen, is

het toch niet zo evident. Volgens het Hirsch Report

zal de transitie uit de op olie gebaseerde economie

minstens tien jaar vergen, eerder zelfs twintig jaar,

en zal het rampzalig zijn als deze transitie niet ade-

quaat wordt voorbereid. Een exuberant optimisti-

sche reactie op piekolie moet afgewogen worden

tegen een inschatting van de ontzaglijke uitdaging

die deze stelt.

Het ‘Ik heb het altijd al gezegd’-syndroom

Ik moet toegeven dat ik mezelf in dit profiel her-

ken. Ik ben al jaren bezig met permacultuur en na-

tuurbouw, en zie piekolie natuurlijk als een uitgele-

zen kans om permacultuur en strobalen huizen met

henneppleister op een voordien ondenkbare schaal

onder de aandacht te brengen. Voor degenen die

bezig zijn met organische landbouw: piekolie wordt

beschouwd als dé kans om biologische landbouw op

Omgaan met je ‘End-of-Suburbia-moment’

Hoe kun je best omgaan met gevoelens van overweldiging, verslagenheid en radeloosheid die het gevolg kunnen zijn van je ‘End-of- Suburbia-moment’? Dit is het moment waarop je piekolie en de gevolgen ervan werkelijk begint te begrijpen en kunt invoelen.Het eerste punt is je te realiseren dat deze ge-voelens heel natuurlijk zijn. Het is zelfs veel natuurlijker dan er helemaal geen gevoel bij te hebben of het helemaal te ontkennen. Het is een gezonde reactie.Ten tweede is het goed om te zoeken naar wat Chris Johnstone ‘inspirationeel ongenoegen' noemt, een geestesgesteldheid die je moti-veert om veranderingen in je persoonlijk leven aan te brengen. Erken dat de verandering die je wilt zien, begint bij jezelf en beschouw het feit dat je leven op z'n kop is gezet als een waardevolle kans om een aantal fundamentele zienswijzen opnieuw te overdenken.Ten derde is het belangrijk om de tijd te nemen om de nieuwe informatie te verwerken en ermee in het reine te komen. Hoewel het ongemakkelijk voelt, is het een voorzichtige opening naar een groot avontuur. Je zult op deze tijd terug gaan kijken als het begin van een grote, maar positieve transformatie in je leven.

Page 52: Transitie HANDBOEK

!

! ! !

! ! ! ! ! ! !

!

! ! !

! ! ! ! ! !

100H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

101D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N

Verandering mogelijk maken is altijd de Heilige

Graal geweest van de milieubeweging, maar telkens

weer zijn pogingen uitgelopen op grote frustraties.

Al zijn er ook succesvolle ervaringen geweest, toch

is de milieubeweging er over het algemeen niet in

geslaagd om mensen op grote schaal te betrekken

bij het veranderingsproces, zeker niet op de schaal

van de algemene ‘oorlogsmobilisatie’ die nu nodig

is voor piekolie en klimaatverandering. Misschien is

een van de redenen waarom dit nooit is gelukt, dat

we nooit goed begrepen wat verandering inhoudt,

hoe dat proces zich in feite voltrekt en wat er al-

lemaal bij komt kijken. Er zijn andere disciplines

die veel beter begrijpen wat verandering is, hoe zij

werkt en hoe zij kan worden bewerkstelligd. Eén van

die disciplines is de benadering van verslaving.

Een jaar geleden stootte ik op een boek dat mijn

denken hierover helemaal veranderd heeft. Indien

het boek een andere omslag had gehad en indien

het als titel iets in de aard van Piekolie en Lokale

Verandering gehad zou hebben, zou ik het een werk

van een genie hebben gevonden. Het boek had als

titel Addiction and Change (‘Verslaving en veran-

dering’)1 en is geschreven door Carlo DiClemente.

DiClemente ontwikkelt wat hij noemt het ‘Trans-

theoretische Model voor Verandering’ (TMV) – in

het Engels TTM genoemd – dat vooral ingaat op hoe

verandering precies gebeurt. Hij stelt dat het pro-

ces waarbij een individu verslaafd geraakt en zich

weer bevrijdt van die verslaving, hetzelfde is als

elk ander veranderingsproces. DiClementes model

heeft zich ontwikkeld uit een synthese van vroege-

re benaderingen en uit studies over een grote tijds-

spanne naar hoe mensen veranderen. In plaats van

verandering te zien als een proces van te beslissen

om te veranderen en dan ook effectief te verande-

ren, wijst DiClemente erop dat het proces veel sub-

tieler en complexer is. Ik vond zijn inzichten bijzon-

der verhelderend en rond diezelfde tijd ontmoette

ik dr Chris Johnstone, een specialist in verslavings-

patronen, die heel wat onderzoek heeft gedaan naar

de stadia van verandering en hun toepassingen op

sociale en ecologische verandering.

Chris is auteur van het boek Find your Power 2

(‘Vind je kracht’) en uitgever van The Great Turning

Times (Het tijdperk van de grote ommekeer).3 Op

verschillende plaatsen in Groot-Brittannië geeft hij

ook sessies over ‘The Work That Reconnects’ (Het

werk dat opnieuw verbindt). Ik vind zijn benadering

van verandering erg inspirerend en verhelderend

en de Transitie-benadering is op veel manieren ge-

baseerd op sommige van deze inzichten. In plaats

van te proberen jullie die benadering uit te leggen,

laat ik dit liever aan Chris over. Ik heb immers geen

achtergrondkennis over psychologie of verslaving.

Wat volgt is een dialoog met hem waarin we zijn be-

nadering verkennen.

Een interview met

dr Chris Johnstone

Wat zijn de verschillende stadia van verandering

en waar komen die vandaan?

Het model van de stadia van verandering is ont-

wikkeld door de psychologen Carlo DiClemente en

James Proschaska, begin jaren ’80. Ze wilden een

kader uitwerken dat veranderingsprocessen in-

zichtelijk maakt, dat toepasbaar is op verschillen-

de typen gedrag en kan worden gebruikt door men-

sen met verschillende theoretische achtergronden.

Daarom kreeg het de naam ‘transtheoretische be-

nadering’.

In dit model staat een eenvoudige en evidente

idee centraal: verandering gebeurt niet ineens. Het

gebeurt eerder geleidelijk en in verschillende sta-

dia. Dit geldt voor bijna elk type van verandering.

Wanneer je bijvoorbeeld naar huis gaat, dan wordt

naar die fase van je feitelijk naar huis bewegen ver-

wezen met ‘het actiestadium’. Maar vooraleer je ver-

trekt, was er een planning nodig. Dat is ‘het stadi-

um van de voorbereiding’. En voordat je plannen

maakt, neem je een beslissing na er een tijdje over

nagedacht te hebben – dat is de bezinningsfase. En

verder teruggaand in de tijd, vooraleer je bewust

nadacht over naar huis gaan, was er het ‘pre-bezin-

ningsstadium’. Er zijn nog twee andere belangrijke

stadia, maar daar kom ik later op terug.

Dit model is met veel enthousiasme overgenomen

door mensen die verslaafde personen behandelen,

omdat het een zeer nuttig schema aanreikt van waar

mensen zich kunnen bevinden in het proces van ver-

andering. Sommige cliënten bevinden zich in het ac-

tiestadium en zetten effectief stappen naar behande-

ling. Maar veel mensen die in klinieken behandeld

worden voor problemen die te maken hebben met

alcohol of tabak, hebben die beslissing om hun ge-

woontes aan te pakken nog niet genomen. Inzicht in

die verschillende stadia maakt het makkelijker om

te zien wat het veranderingsproces misschien blok-

keert. Het is mogelijk dat iemand in de voorberei-

dingsfase zit en wel wil veranderen, maar niet ziet

hoe hij dit kan doen. Iemand die in het stadium van

bezinning zit, kan verscheurd worden door twijfel,

waarbij een deel van zijn persoon wel wil verande-

ren, maar een ander deel toch niet zo overtuigd is.

De psychologie van verandering

begrijpen

Hoofdstuk 6

15) Model voor fasen van verandering naar DiClemente, 2003

‘De wereld creëren die we

willen is een subtielere en

krachtiger aanpak dan de

wereld die we niet willen

vernietigen.’

Marianne Williamson

Pre-bezinning Besef van nood aan verandering

BezinningToenemende voorde-len van verandering en afnemende nadelen

VoorbereidingEngagement en planning

Actie Uitvoeren en herzien van planning

ConsolideringIntegratie van de verandering in de levenswijze

Voltooiing

Terugval en herneming

Page 53: Transitie HANDBOEK

102H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

103D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N

Waarom kan het nuttig zijn te zeggen dat we ‘ver-

slaafd zijn aan olie’?

In de industrielanden wordt een levensstijl die

afhangt van een zeer hoog olieverbruik als normaal

gezien. Het eerste stadium in de aanpak van een

probleem is het als zodanig te herkennen. En wan-

neer we een term als ‘verslaving’ toepassen op olie,

zet dat vraagtekens achter de manier waarop wij er

gebruik van maken. Wanneer je dan kijkt naar het

aspect ‘problematisch gebruik van een substantie’,

is het nuttig drie types van problemen te onder-

scheiden: gevaarlijk gebruik, schadelijk gebruik en

afhankelijkheidsgebruik. Elk van deze drie kan toe-

gepast worden op het overmatige gebruik van olie.

Gevaarlijk gebruik is wanneer iemands gebruik

van een substantie risico’s meebrengt voor de toe-

komst. Veel zware drinkers vinden van zichzelf niet

dat ze een probleem hebben. Maar wanneer ze in

die mate doorgaan met drinken, verhogen ze het ri-

sico op medische complicaties. Dat geldt ook voor

het olieverbruik: als we doorgaan met het overma-

tige verbruik van fossiele brandstoffen als olie, is

de kans reëel dat we afstevenen op twee gevaren:

gevaarlijke klimaatverandering en een energiehon-

gersnood wanneer de oliereserves schaars worden.

In de verslavingswereld bestaat er een gezegde:

‘Als je op die manier doorgaat, zul je eindigen waar

je naartoe gaat.’ Ons huidige patroon van oliever-

bruik is gevaarlijk omwille van het punt waar het

ons recht op af doet stevenen.

Schadelijk gebruik is wanneer het gebruik van een

substantie nu al problemen veroorzaakt. Klimaat-

verandering kan gezien worden als een toxisch ef-

fect van het zware verbruik van fossiele brandstof-

fen. In vele delen van de wereld ervaren mensen

vandaag al verstoorde weerspatronen. In Europa

zijn al duizenden mensen omgekomen door hitte-

golven. In Afrika hebben droogtes al tot conflicten

en hongersnood geleid. In Noord-Amerika heeft de

toegenomen intensiteit van orkanen geleid tot mas-

sale schade in steden, vooral in New Orleans. De

risico’s in de toekomst zullen nog veel groter zijn,

maar de schade door klimaatverandering is er nu

reeds.

Wanneer iemand inziet dat het gebruik van een

substantie levensbedreigend is, volstaat dit in nor-

male omstandigheden als motivatie voor verande-

ring. Maar wanneer iemand werkelijk verslaafd is,

is de idee om ermee te stoppen – of te minderen –

een bedreiging. Bij afhankelijk gebruik zie je dus

vaak dat mensen ofwel informatie, die suggereert

dat hun favoriete substantie schadelijk is, verdrin-

gen, ofwel ze gaan gewoon door het te gebruiken,

zelfs wanneer ze weten dat het dodelijk kan zijn.

Iemand is verslaafd wanneer hij of zij dit soort ge-

drag vertoont.

Het belang van de erkenning van verslaving is

dat je de bijkomende moeilijkheden die dat voor

het veranderingsproces meebrengt kunt inschatten

en aanpakken. Inzien dat het om een olieverslaving

gaat maakt het makkelijker om te begrijpen waarom

het zo moeilijk kan zijn om onszelf los te maken van

onze oliegewoonte. Tegelijk wijst dit ons op stra-

tegieën uit het verslavingsveld die hun effectiviteit

hebben bewezen en ons zouden kunnen helpen om

stappen vooruit te zetten.

Dus hoe kan verslavingsbehandeling helpen?

Klimaatverandering wordt meestal gezien als een

milieuprobleem en piekolie als een zaak van grond-

stoffen. Alle twee zouden gezien kunnen worden als

geworteld in oorzaken die veraf liggen en waar wij

toch geen vat op hebben. Maar olieverslaving heeft

te maken met menselijk gedrag. Dat ligt veel dichter

bij huis en ligt wél binnen onze macht om te veran-

deren. Het model van de veranderingsstadia is hier

erg bruikbaar omdat het het parcours uittekent dat

moet worden afgelegd voor herstel.

Het eerste stadium van verandering is het zich

bewust worden van het probleem. Dit zet ons aan

over het thema na te denken: het stadium van be-

Dit model kan ook toegepast worden op ons

denken en handelen in antwoord op klimaatver-

andering en piekolie. Tien jaar geleden dachten de

meeste mensen niet eens aan klimaatverandering.

Intussen is er een hele weg afgelegd. De meeste

mensen staan er op zijn minst bij stil en denken er

over na, en veel anderen ondernemen ook actie om

er iets aan te doen. Maar mensen bevinden zich in

verschillende stadia met verschillend gedrag. Som-

migen bevinden zich in het actiestadium van het ge-

bruik van spaarlampen, maar nog in het stadium

van bezinning wanneer het gaat over vliegen of au-

torijden. Wat maatregelen tegen piekolie betreft,

bevinden de meeste mensen zich nog in het pre-be-

zinningsstadium. Het publieke bewustzijn over het

opraken van de oliereserves is veel kleiner, al is dit

ook snel aan het veranderen.

De twee andere stadia zijn ‘terugvallen’ en ‘con-

solideren’ van de verandering. In elk veranderings-

proces kan men bewegen in twee richtingen: ach-

terwaarts of voorwaarts. Het kan zijn dat er in het

begin snel vooruitgang wordt geboekt, maar dan

verliezen mensen de moed en leggen zich neer bij

de situatie en vallen zo weer terug in een vroeger

stadium. Daarom is het consolideringsstadium van

de verandering zo belangrijk – dat we aandacht be-

steden aan het onderhouden van de gemaakte vor-

deringen en het volhouden ervan op lange termijn.

Hoe kunnen inzichten uit het domein van de ver-

slaving de milieubeweging helpen om te begrijpen

hoe verandering werkt?

Een ingeworteld idee in milieucampagnes is dat

als mensen maar eenmaal weten hoe vreselijk de

toestand wel is, zij wel zullen veranderen. De na-

druk van veel campagnes ligt dus op het aanbieden

van informatie, vaak met verontrustende grafieken

en griezelverhalen. Bewustmaking is van cruciaal

belang, maar je hoeft maar naar een pakje sigaret-

ten te kijken om de grenzen te zien van zo’n benade-

ring. De informatie ‘Roken is dodelijk’ in grote let-

ters is voor de meeste rokers onvoldoende om hen

te ontmoedigen.

Waar ze in de verslavingswereld goed in zijn is

het begrijpen van en het werken aan weerstand

tegen verandering. Benaderingen zoals Motive-

ringsgesprekken 4 zijn ontwikkeld om te werken

met mensen die gemengde gevoelens hebben over

gedragsverandering. Er is een gigantische weer-

stand om milieuproblemen aan te pakken en we

moeten beginnen te zoeken naar creatieve manie-

ren om daar een antwoord op te vinden. De benade-

ring van verslaving kan ons belangrijke lessen hier-

over leren.

In welke mate kun je zeggen dat wij ‘verslaafd zijn

aan olie’?

Als verslavingsspecialist durf ik te zeggen dat ge-

industrialiseerde samenlevingen vasthangen aan

olie op een manier die veel gelijkenis vertoont met

verslavingspatronen. Veel mensen geven dit ook

toe, zelfs George W. Bush! 5 Maar de term ‘versla-

ving’ kan moeilijkheden opleveren, omdat er geen

algemeen aanvaarde definitie van bestaat. Toch

vind ik het een bruikbare term, aangezien versla-

ving verwijst naar vastgeroeste gedragspatronen die

moeilijk te veranderen zijn, ook al weten we dat ze

schade berokkenen. Dat is precies wat er gebeurt

met ons huidige patroon van gebruik van fossiele

brandstoffen.

Veel van mijn alcohol cliënten vinden de term ‘ver-

slaving’ bruikbaar, omdat deze hen helpt verklaren

waarom het zo moeilijk is om te stoppen met drin-

ken. Er is meer nodig dat een bewuste, rationele

beslissing. Zelfs wanneer ze zo’n beslissing nemen,

kan blijken hoe moeilijk het is diepgewortelde ge-

woontes te veranderen en hoe tijdelijke vorderingen

weer verdwijnen als men terugvalt. Maar als ze een-

maal aanvaard hebben dat er een element van ver-

slaving meespeelt, kunnen ze er beter op letten en

strategieën ontwikkelen om die aan te pakken.

Page 54: Transitie HANDBOEK

104H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

105D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N

per twee aan elkaar vertelden, voelde je dat er echt

iets gebeurde in de zaal. Dat was het moment waar-

op we gemeenschap werden.’

Wanneer we onze zorgen onder woorden bren-

gen, zeggen we ook aan onszelf dat we ze gaan

aanpakken. Wanneer we onze visioenen een stem

geven, dan kennen we de bestemming waar we

naartoe willen. En door de stappen te beschrijven

die we kunnen zetten, bereiden we onszelf voor op

actie. Dit eenvoudige hulpmiddel is een voorbeeld

van ‘motiverende duwtjes’. Het kan helpen om de

innerlijke stappen naar verandering in beweging te

zetten.

c) Wanneer een stap te moeilijk lijkt, las

dan een voorbereidingsfase in om onszelf te

trainen. Een verslavingsgedrag veranderen kan

zo moeilijk zijn dat mensen het soms opgeven en

denken dat het echt onmogelijk is. In mijn klinisch

werk leerde ik dat het hielp om over genezing na te

denken als een reis die door een ‘fase van ongeloof’

kan gaan. Ik haalde de inspiratie hiervoor uit avon-

turenverhalen, die vaak beginnen vanuit een gelijk-

aardige duistere en bedreigende plek. Wanneer de

hoofdpersonages oog in oog komen te staan met die

dreiging en naar een uitweg gaan zoeken, is de kans

groter dat ze die ook vinden. Het zoeken naar een

weg vooruit vraagt vaak ook het zoeken naar men-

tors en gidsen die de benodigde vaardigheden en

inzichten doorgeven om het onmogelijke mogelijk

te maken. Door een voorbereidingsfase in te lassen,

biedt het model van veranderingsstadia een alterna-

tief voor het opgeven van het proces, wanneer uitda-

gingen als piekolie of klimaatverandering te moei-

lijk lijken. De voorbereidingsfase is de fase waarin

we onze krachten verzamelen om de problemen het

hoofd te bieden.

Bij Transitie-initiatieven gaat het er niet alleen

om mensen over het probleem te informeren en

campagne te voeren. Het gaat ook om praktische

training in de vaardigheden die nodig zijn voor een

post-oliemaatschappij. En naast praktische training

is er ook psychologische training nodig in het ont-

wikkelen van positieve toekomstbeelden en het vin-

den van manieren om met innerlijke ‘droomblokka-

des’, zoals angst, cynisme en ongeloof om te gaan.

Ongeloof kan men het hoofd bieden door te zoe-

ken naar inspirerende voorbeelden. Genezingen van

verslaving, avonturenverhalen en Cuba’s reactie op

de dreiging van energie-hongersnood zijn aankno-

pingspunten die de mogelijkheid ondersteunen om

af te geraken van olieafhankelijkheid. In mijn boek

Find Your Power geef ik een gereedschapskist vol

strategieën om gevoelens van onvermogen om te

keren, en om door innerlijke blokkades voor veran-

dering heen te gaan. Zulke innerlijke training maakt

deel uit van de voorbereiding die nodig is voor een

creatieve transitie, weg uit het olietijdperk.

Op welke manier kan de integratie van deze instru-

menten en inzichten kracht geven aan Transitie-

initiatieven?

Campagnes voor het milieu richten zich vaak op

bewustmaking en actie. Maar tussen die twee ligt

een heel gamma van innerlijke stappen en de veran-

dering kan geblokkeerd raken bij elk van die stap-

pen. Transitie-initiatieven worden versterkt wan-

neer ze rekening houden zowel met de inwendige

als met de uitwendige dimensies van verandering.

Anders riskeren we te vervallen in reacties van kla-

gen en verwijten wanneer we op weerstand stoten,

eerder dan begripsvolle en inzichtgevende antwoor-

den te vinden.

Er is een nauwe parallel met wat er gebeurt wan-

neer iemand een drankprobleem heeft. Verwijtende

reacties van de omgeving zijn begrijpelijk, maar ze

kunnen de weerstand tegen verandering nog ver-

sterken. We moeten aanvaarden dat, wanneer men-

sen afhankelijk zijn van bepaalde substanties, zoals

wij afhankelijk zijn van olie, er weerstanden zijn om

te veranderen, die we onder ogen moeten zien.

Op verslavingsvlak is al decennialang gewerkt

zinning op het probleem, het onder ogen zien. Hier

kan men gemakkelijk vastlopen, wanneer er zich

een conflict ontwikkelt tussen dat deel in ons dat de

nood aan verandering onder ogen ziet en dat deel in

ons dat de substantie gebruikt en er niet van af wil.

Denk maar even aan al die dingen in je leven die je

erg waardeert en die je niet zou hebben zonder olie.

Het zijn er zoveel! En het worden allemaal redenen

die de aanpak van het probleem afremmen.

De benadering van motiveringsgesprekken is

ontstaan als een manier om zulke gemengde ge-

voelens aan te pakken. Door een luisterruimte te

creëren waar iemand de eigen dubbele gevoelens

en weerstanden kan verwoorden, wordt de ambiva-

lentie zichtbaar gemaakt en kan men het probleem

aanpakken. Dit helpt mensen om duidelijker in te

zien wat ze werkelijk willen, en om, als ze het pro-

bleem willen aanpakken, verder te evolueren naar

de volgende stadia.

Hoe kunnen inzichten in verslaving praktisch ge-

bruikt worden door Transitie-initiatieven?

Ik heb dit herleid tot drie principes die al worden

toegepast in de Transitie-beweging:

a) Besteed aandacht aan de diverse stappen

waarin veranderingsprocessen in mensen

zich voltrekken. Een van de lessen uit de versla-

vingsbenadering is dat informatie geven alleen niet

voldoende is. In het model van de veranderingssta-

dia is bewustwording van het probleem slechts de

eerste stap. Op die manier kom je van pre-bezinning

naar bezinning. Het is makkelijk om vast te lopen in

dit stadium van ‘denken over het probleem’, en dit

is precies het punt waarop inzichten uit het versla-

vingsveld erg nuttig kunnen zijn. Met ‘hart en ziel’-

groepen besteden Transitie-initiatieven aandacht

aan de stappen naar verandering en de weerstan-

den die daarbij komen kijken. Op die manier kan

je omgaan met zaken als motivatie, weerstand, am-

bivalentie.

b) Schep ruimte voor mensen om hun eigen

argumenten voor verandering te laten

horen. Een kerngedachte van motiveringsgesprek-

ken (MG) is dat wanneer mensen hun eigen argu-

menten hebben voor verandering, ze ook hun eigen

redeneringen vinden naar de aanpak van een pro-

bleem. Ruimte creëren om mensen te ondersteunen

en te luisteren naar hun hoop en hun zorgen is be-

langrijker dan mensen proberen te overtuigen. Op

die manier wordt de motivatie versterkt die nodig

is om door die gevoelens van ambivalentie en weer-

stand heen te gaan.

De meeste politieke samenkomsten hebben een

actieve spreker die zijn betoog houdt voor een tame-

lijk passief publiek. Een motiverende benadering in

de vorm van een gesprek geeft ook aan het publiek

de kans om gehoord te worden en om hun eigen

argumenten voor verandering te formuleren. Ver-

schillende Transitie-initiatieven hebben deze bena-

dering gevolgd in de vorm van luisteroefeningen in

paren. Bij de lancering van de Transitie-initiatie-

ven in Totnes, Lewes en Bristol, werden honderden

mensen per twee ingedeeld, waarbij de een vertelde

en de ander luisterde. De spreker kreeg twee minu-

ten luistertijd voor elk van de volgende open uit-

spraken:

• ‘Wanneer ik denk aan piekolie en klimaatveran-

dering, dan maak ik me zorgen over...’

• ‘Mijn positieve toekomstbeeld op wat ik graag in

mijn stad of dorp zou zien gebeuren, is...’

• ‘Wat ik zelf kan ondernemen om daaraan bij te

dragen, is...’

De taak van degene die luistert, bestaat erin om al-

leen heel aandachtig te luisteren naar wat er wordt

gezegd. Na de drie uitspraken werden de rollen om-

gekeerd zodat iedereen de kans kreeg om te spre-

ken. Dit proces nam zo’n twintig minuten in beslag

en deed duidelijk het niveau van energie en enthou-

siasme bij de deelnemers stijgen. Na de bijeenkomst

in Bristol zei een van de deelnemers: ‘Terwijl we zo

Page 55: Transitie HANDBOEK

106H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

107D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N

Transitie-instrument 3De gewone aardappel als instrument om onze olieverslaving te doorbreken: een oefening

Deze oefening ontstond uit wat ze ‘Bunyips’ noemen in Skye en Robin Clayfield’s Manual of Teaching Permaculture Creatively, maar ik heb hem zelf aangepast. Het is een krachtig instrument om mensen aan te zetten bij zichzelf te onderzoeken hoe zij hun olie afhankelijkheid kunnen verminde-ren. Ik heb het altijd een zeer effectieve oefening gevonden, ongeacht het soort groepen.

Stap 1Ik gebruik deze oefening altijd in week 9 of 10 van de 10 weekse cursus Skilling up for Powerdown (meer vaardigheden voor minder energie). Het is een zeer bruikbare oefening om alle draden samen te brengen, maar het vraagt wel enige voorken-nis en enthousiasme en kan daarom het beste wat later in de cursus worden gedaan.

Stap 2Benadruk dat onze verhouding tot energiegebruik en consumentisme het best vergeleken kan worden met een verslaving, en geef de deelnemers daarna een vel papier waarop te lezen staat:‘Mijn 12-stappenplan voor het terugdringen van mijn olieverslaving. Om te zorgen dat mijn leven minder vertrouwd op het onbetrouwbare, beloof ik hierbij dat ik in de komende zes maanden zal streven naar het behalen van de volgende twaalf doelen.’

Vertel de deelnemers dat ze de week daarop het vel papier ingevuld moeten hebben met twaalf ac-ties die zowel haalbaar als praktisch maar ook am-bitieus zijn.

Stap 3Verdeel de mensen in duo’s en laat hen vijf minu-ten per persoon een ‘denk en luister’-oefening (zie pag.185) doen over de vraag: ‘Als je denkt aan praktische stappen naar het minder afhankelijk worden van olie, welke obstakels ga jij dan op je weg daar naartoe zetten? Welke stemmen hoor je in je hoofd die je belemmeren om stevige maatre-gelen te nemen?’ Na deze discussie laat je hen even in stilte naden-ken over de vraag: ‘Welke remedies zie ik hier tegen? Welke kwaliteiten zou ik nodig hebben om die obstakels weg te halen?’

Stap 4Vraag de deelnemers, indien zij deze kwaliteiten en krachten samen zouden kunnen brengen in een Superheld(in), hoe deze dan zou heten en wat zijn/haar krachten zouden zijn? Vraag hen om enige tijd over die vragen na te denken en geef daarna aan elke deelnemer vier aardappels en een paar cock-tailprikkertjes.Geef hen nu twintig minuten de tijd om hun eigen Superheld(in) te maken en vertel erbij dat ze later hun held aan de groep moeten voorstellen met zijn/haar naam en moeten uitleggen wat zijn/haar krachten zijn. Uiteraard mogen ze ook ande-re dingen die voorhanden zijn gebruiken om hun Superheld(in) te maken.Als ze klaar zijn met het maken van hun modellen, verdeel je de mensen in groepen van vijf of zes en laat je ze elkaar hun helden voorstellen. Vertel daarna dat ze hun Helden mee naar huis moeten nemen en ergens neerzetten waar ze de

kracht ervan kunnen voelen tijdens het schrijven van hun 12-stappenplan, maar dat ze aan niemand in huis mogen vertellen wat het is, omdat het dan zijn krachten verliest.

Stap 5De week daarop, als iedereen zijn ingevulde vel meegebracht heeft, begin ik altijd met vertellen over het Transitie-begrip en over energieafdaling, maar dat is afhankelijk van waarmee je bezig bent in je Transitie-initiatief.Daarna verdeel je de deelnemers in twee gelijke groepen. De eerste groep zit in een cirkel met het gezicht naar buiten en de andere groep zit daar omheen met de gezichten naar binnen, zodat de deelnemers elkaar aan kunnen kijken. Dan doen ze een oefening die gebaseerd is op Speed daten. Ieder heeft vier minuten om aan de ander te ver-tellen wat zijn of haar 12-stappenplan precies in-houdt. Elke vier minuten moet de buitenste cirkel een plaats opschuiven naar rechts. Op deze manier krijgt iedereen de helft van de plannen in de groep te horen.

Stap 6Verdeel de deelnemers in groepen van vijf of zes en laat ze plaatsnemen rond een tafel. Dit laatste onderdeel is gebaseerd op het principe van World Cafe. (Zie pag.204) Eén persoon is de Tafel Gast-heer/vrouw, die aantekeningen maakt en de rest van de groep voert de discussie over het onder-werp. Na tien minuten staat iedereen op en gaat naar een andere tafel om verder te discussiëren. De drie vragen waar het om draait zijn:

‘Hoe kan mijn Transitie-initiatief (bijvoorbeeld Deventer of Gent) mij helpen om mijn 12-stappen-plan uit te voeren?’‘Hoe kan ik mijn Transitie-initiatief helpen?’‘Hoe kunnen we elkaar helpen bij het uitvoeren van het 12-stappenplan?’

Stap 7Nadat deze drie discussies hebben plaatsgevon-den en de aantekeningen gemaakt zijn, vertel je hen wanneer de volgende bijeenkomst is en dat hen dan gevraagd zal worden de aanwezigen raad te geven en te vertellen over hun 12-stappenplan en over wat ze sinds de vorige sessies gedaan heb-ben.

OverpeinzingenDeze oefening zorgt ervoor dat mensen echt aan de slag gaan om deze dingen in hun leven in te bouwen en uit te voeren. De stappen die ze willen nemen, variëren van het verwisselen van hun gloei-lampen tot het volgen van een cursus, of van het actief worden in hun lokale Transitie-groep tot het verkopen van hun auto.De oefening met de aardappels is heel effectief. Als je hen gevraagd zou hebben om hun helden in klei te maken, zouden ze er heel ambitieus en overdreven uit gaan zien. Maar gemaakt van aard-appel en cocktailprikkers móeten ze er wel onnozel uitzien, terwijl de mensen er toch alle krachten en kwaliteiten van hun Helden mee bezielen.

Page 56: Transitie HANDBOEK

108H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

109D E P S Y C H O L O G I E VA N V E R A N D E R I N G B E G R I J P E N

met zulke weerstanden. Modellen om een goed be-

grip te krijgen van die blokkades tegen verandering

en ermee te werken, zijn geëvolueerd. Er zijn effec-

tieve instrumenten ontwikkeld. De uitdaging waar-

voor wij staan is de transitie te maken, en om dit te

doen kunnen instrumenten en inzichten van het ene

veld gebruikt worden in het andere veld.

Het FRAMES-model

Eén model uit het verslavingsveld vind ik bijzonder

bruikbaar. Het is een model dat de draden van dit

hoofdstuk samenbindt – eigenlijk van het boek tot

hier toe – en dat men het FRAMES-model noemt,

bedacht door Miller en Sanchez.6 In de context van

dit boek biedt het FRAMES-model een houvast om

inzichten van de verslavingsaanpak te gebruiken

om tot praktische antwoorden voor een energie-af-

daling te komen. De manier waarop deze twee vel-

den elkaar overlappen is zeer boeiend.

In essentie: het FRAMES-model bevat zes ele-

menten die over het algemeen verwerkt zijn in korte

interventies bij verslaving en die bewezen hebben

zeer afdoend te zijn. Het zijn eigenlijk best practi-

ces om verslaving het hoofd te bieden.

Het letterwoord FRAMES staat voor:

• Feedback – Feedback

• Responsibility – Verantwoordelijkheid

• Advice – Advies

• Menu of options – Menu van keuze-

mogelijkheden

• Empathy – Empathie

• Self-efficacy

(De volgorde is van geen belang)

Feedback van persoonlijk risico of schade

voor de gezondheid

Wanneer het gaat over drugs en alcohol wil dit

zeggen: de cliënt een eerlijke stand van zaken geven

van zijn/haar verslavingsprobleem en de potentiële

gevolgen, om zo bewustwording van het probleem

op te wekken.

Voor het thema van piekolie beginnen veel groe-

pen met het tonen van de film The End of Subur-

bia, een indringende reportage over de uitdaging

van piekolie.7 Een essentieel element om succesvol-

le reacties te krijgen, is het niveau van het probleem

in krachtige bewoordingen helder te krijgen. Uiter-

aard moet men het juiste evenwicht vinden tussen

enerzijds het potentiële gevoel van machteloosheid

en angst dat kan worden opgewekt en anderzijds

een positief oplossingsgericht programma.

Nadruk op persoonlijke verantwoordelijk-

heid voor verandering

Voor Miller en Sanchez betekent dit een (alcohol)

verslaafde bewust te maken van de mate van per-

soonlijke verantwoordelijkheid die het zal vereisen

om te breken met de verslaving. Wanneer het gaat

over energie-afdaling, verwijst dit naar het bena-

drukken van het feit dat het probleem van piekolie

en klimaatverandering het resultaat is van talloze in-

dividuele acties, en dat de oplossing erin bestaat ver-

antwoordelijkheid te nemen voor deze acties. Wan-

neer we het hebben over ‘een mobilisatie zoals in

oorlogstijd’, vereist dit uiteraard dat de grote meer-

derheid van de bevolking zijn verantwoordelijkheid

neemt. De nadruk ligt hier op individuele verant-

woordelijkheid en keuzemogelijkheid, eerder dan

mensen te vertellen wat ze moeten doen.

Duidelijk advies voor verandering

Duidelijk advies geven is belangrijk om een pa-

troon van verslaving te doorbreken. Het is bewe-

zen dat advies doeltreffend is, maar het moet over-

gebracht worden als een aanbeveling, niet als een

voorschrift. Het kan op twee manieren gebeuren:

ten eerste advies aan individuen om hun levensstijl

te veranderen, zoals advies over energie-efficiëntie,

en ten tweede, als strategieën voor energie-afdaling

op het niveau van de gemeenschap. Men zou een

Is piekolie de beste manier om hiernaar te kijken?

Als we naar de standaard Hubbert-curve kijken, zien we een berg: een opwaartse lijn die ge-volgd wordt door een neerwaartse, een stijging gevolgd door een daling. Er is een gevoel dat, nu we de piek bereikt hebben, we onze tanden op elkaar moeten zetten voor de lange tocht terug naar huis, te vergelijken met een opge-wonden kind op een verjaardagsfeestje dat te horen krijgt dat het tijd is om naar huis te gaan. Misschien zou het helpen als we de bekende grafiek omdraaien en spreken van ‘Dalolie’

In plaats van de grafiek te zien als een berg, kunnen we het tijdperk van de fossiele brand-stof ook zien als een vijver in een dal waar we ingedoken zijn. Men heeft ons verteld dat hele-maal onder in de vijver enorme rijkdommen be-graven liggen, als we maar diep genoeg zouden kunnen duiken om ze te vinden. Naarmate we er dieper en dieper in doken werd de vloeistof dik-ker, zwarter en kleveriger, en nu merken we dat we op de bodem zitten. Omgeven door weer-zinwekkende en plakkerige teerzanden doen we ons uiterste best om de laatste resten van de bodem van het olievat te schrapen. Boven ons zien we nog juist een laatste streepje zonlicht

dat zich door de vloeistof heen boort en ons wanhopige verlangen om weer schone lucht in te ademen, stuwt ons weer omhoog, happend naar zuurstof.

In plaats van ons met elke stap voort te moeten slepen, stuwt ons gevoel van doelgerichte hoog-dringendheid ons omhoog in de richting van warm zonlicht en schone, frisse lucht. Als je er op deze manier naar kijkt, wordt onze race naar een wereld zonder fossiele brandstoffen een massale instinctieve poging tot zelfbehoud; een collectief afstand nemen van een levensstijl die ons niet langer gelukkig maakt, gedreven door de drang om onze longen te vullen met iets wat we nog niet helemaal kennen, maar waar-van we instinctief weten dat het ons gelukkiger zal maken dan wat we nu hebben. Misschien dat onze aankomst in een lage-energiewereld het-zelfde gevoel van voldoening en verrukking zal geven als het eindelijk door de oppervlakte van de vijver heen breken en onze longen weer vul-len met frisse morgenlucht, ons weer verwonde-rend over de schoonheid om ons heen en over de vreugde van het leven.

Page 57: Transitie HANDBOEK

110H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

111

In actie komen tegen klimaatverandering is één.

Een aanstekelijk toekomstbeeld van een post-CO2-

wereld schetsen, dat mensen warm doet lopen om

mee in te schepen voor een reis naar die nieuwe we-

reld, is een heel andere kwestie. We staan pas aan

het begin en zijn nog maar het buitenste laagje aan

het aanboren van de kracht die schuilt in een aan-

sprekend, positief beeld van een overvloedige toe-

komst: een toekomst met minder energie, meer tijd,

minder stress en een gezonder en gelukkiger leven.

Het is van wezenlijk belang om beelden en een hel-

dere visie te kunnen verbinden met hoe een toe-

komst met minder energie eruit zou kunnen zien.

Ik gebruik graag de analogie van een wat onwillige

vriend, die je wilt uitnodigen om mee op vakantie

te gaan. Wanneer je een gepassioneerd en poëtisch

beeld kunt schetsen van het strand, de zonsonder-

gang en de kroeg met kaarslicht aan zee, dan zal hij

er eerder iets voor voelen om met je mee te gaan.

Milieu-activisten hebben mensen jammer genoeg

vaak een beeld voorgeschoteld van ’s werelds minst

aantrekkelijke reisbestemming – een slonzige bed

and breakfast in de buurt van Knokke of Zandvoort

met nylon lakens, koude thee en kleffe toost – in de

verwachting dat zij opgetogen zouden raken bij het

vooruitzicht om daar NIET heen te gaan. De logica

en de psychologie zijn compleet verkeerd.

Waarom visionaire

toekomstbeelden werken

Ik heb de indruk dat het creëren van een visionair

toekomstbeeld werkt op verschillende manieren

die met elkaar in verband staan. Tom Atlee schrijft

over het creëren van wat hij een ‘alternatief ver-

halenveld’ noemt.1 In wezen betekent dit het cre-

eren van nieuwe mythen en verhalen die beginnen

te verwoorden hoe een gewenste duurzame wereld

eruit zou kunnen zien. Hij spreekt over de potentië-

le kracht van het samenbrengen van activisten, cre-

atieve schrijvers en journalisten in ‘denktanks’ die

nieuwe verhalen scheppen voor onze tijd. Wanneer

we aan Energie-afdaling beginnen te werken zou-

den we hier eveneens romanschrijvers, dichters, ar-

tiesten en verhalenvertellers bij moeten betrekken.

Het vertellen van nieuwe verhalen staat centraal. In

Totnes begonnen we hieraan met ons Transitie-ver-

haleninitiatief, dat de bedoeling heeft om mensen

vanuit verschillende standpunten verhalen te laten

schrijven tijdens de transitie van Totnes: krantenar-

tikels, verhalen of bijtende columns. Sommige hier-

van staan verderop in dit hoofdstuk. Dergelijke ver-

halen kunnen allerlei vormen aannemen.

Een ander voorbeeld hiervan was de proef met

het Totnes-Pond van Transition Town Totnes (TTT),

die tot juni 2007 liep. Mensen konden een prachtig,

tastbaar en besteedbaar bankbiljet in handen hou-

den. Het vertelde een nieuw verhaal over geld, over

MEP (Minder-Energie-Plan, zie pag.253) kunnen

zien als een duidelijk advies voor verandering op

het niveau van de gemeenschap, als een gemeen-

schappelijk plan om antwoord te geven op wat in

een heel snel tempo gezien wordt als een rampzalige

verslaving met mogelijk catastrofale gevolgen.

Een menu van keuzemogelijkheden voor

verandering

Om zich verantwoordelijk te voelen en zich echt te

kunnen identificeren met een Minder-Energie-Plan,

moeten mensen het gevoel hebben dat ze de alterna-

tieven verkend hebben. Om uit te komen bij de aan-

bevelingen van zo’n plan, is er een verkenningspro-

ces nodig van de verschillende keuzemogelijkheden.

Scenarioplanning is hierbij een heel nuttige metho-

de, omdat het mensen in staat stelt om in de toe-

komst te projecteren en verschillende mogelijke uit-

komsten te verkennen (sommige van deze scenario’s

werden uiteengezet in Deel 1). Andere instrumenten

die nuttig zijn, zijn visioning (het ontwikkelen van

visionaire toekomstbeelden) en backcasting (van

daaruit terugkoppelen naar wat we vandaag moeten

doen).8 Door Transitie-initiatieven is dit onder an-

dere aangewend in de vorm van het Transitie-verha-

lenproject (zie pag.134 en 220) dat in Totnes is uit-

gewerkt. Hierbij worden mensen uitgenodigd om op

allerlei verschillende manieren verhalen te vertellen,

met de bedoeling een toekomst van ‘Powerdown’ tot

zichtbare en tastbare realiteit te maken.

Therapeutische empathie als gespreksstijl

In het domein van de verslavingen wordt de op-

vatting dat een agressieve, autoritaire, op dwang ge-

baseerde aanpak effectief zou zijn, steeds meer ver-

laten. Tegenwoordig is men van mening dat betere

resultaten bereikt worden als je je opstelt als raad-

gever: ondersteunend, vriendelijk, bemoedigend en

empathisch.

Zo moet ook elk proces dat een aanzienlijk deel

van de bevolking wil betrekken bij het zoeken naar

methodes voor een afdalend energieverbruik, op

een deskundige manier mensen benaderen en hen

een gevoel van optimisme inboezemen ten aanzien

van de mogelijkheid voor verandering, eerder dan

ze te berispen voor hun gedrag dat de planeet in le-

vensgevaar brengt. Deze idee van samen in te chec-

ken voor een collectieve reis, waar Chris Johnstone

naar verwijst, is cruciaal om mensen mee aan boord

te krijgen.

Dit principe impliceert ook dat de dialoog een

tweerichtingsproces is: de persoon die informatie

verstrekt, staat ook open om informatie te ontvan-

gen. Eerder dan mensen te vertellen wat ze zouden

moeten denken en doen, helpt een empathische be-

nadering om mensen zowel te engageren en te be-

trekken, als om ze te vormen.

Stimuleren van self-efficacy, of optimisme

van de cliënt

Dit is cruciaal voor het succes van dit proces. De

term self-efficacy (waarvoor geen goede Nederland-

se vertaling bestaat) verwijst naar de individuele in-

schatting of persoonlijke beoordeling van het eigen

vermogen om een specifiek doel te kunnen bereiken,

zoals stoppen met alcohol of olieafhankelijkheid af-

bouwen. Dit gevoel van ‘yes, we can’ opbouwen is

essentieel om verandering op gang te brengen op

de schaal waarover wij hier spreken. In Deel 3 kan

je kennismaken met verschillende manieren waarop

Transitie-initiatieven dit gevoel van optimisme op-

bouwen en hoe ze via diverse benaderingen werken

aan self-efficacy – een geloof dat heel de gemeen-

schap ervan doordringt dat we het werkelijk ook

kunnen waarmaken. Dit is een sleuteldomein, dat

verder reikt dan de bekende aanpak van informa-

tieverspreiding van milieucampagnes. Het is even-

eens een echte uitdaging om na te gaan hoe je dit

gevoel van self-efficacy tot stand kunt brengen bij

een zeer verscheiden publiek. En hoe je een benade-

ring kunt uitwerken die de diversiteit van mensen,

waaruit onze samenleving toch bestaat, motiveert.

Visioning: de kracht gebruiken van

een visionair toekomstbeeld

Hoofdstuk 7

‘Doorheen de geschiedenis zijn

de echt fundamentele maat-

schappelijke veranderingen

er niet gekomen op bevel van

overheden of als resultaat van

oorlogen, maar doordat grote

aantallen mensen hun ideeën

veranderden, soms zelfs maar

een klein beetje.’

Willis Harman

De val van het optimisme/

pessimisme

‘Ik constateerde dat ik heen en

weer slingerde tussen optimisme

en pessimisme. “Het komt alle-

maal wel goed.” of: “Er komt

een ware catastrofe op ons af!”

Je werd er doodmoe van. Maar

sinds kort is er iets aan het

veranderen.

Ik merkte dat de hele optimisme/

pessimisme-tegenstelling een val

was voor mijn levendigheid en

aandacht. Ik zag mezelf dingen

doen alsof datgene wat volgens

mijn gevoel stond te gebeuren

ook klopte met de werkelijk-

heid. Wat ik merk is dat mijn

verwachtingen mijn wil om te

handelen hinderen, of ik nu het

beste of het slechtste verwacht.

Dit is zo belangrijk dat ik het nog

eens ga herhalen: of ik nu het

beste of het slechtste verwacht,

mijn verwachtingen zijn een

hindernis voor mijn wil om te

handelen.

Ik ben zowel optimisme als pessi-

misme gaan zien als kijksporten,

als vormen van disengagement

met een masker van betrokken-

heid. Zowel optimisme als pessi-

misme verleiden me tot oordelen

over het leven en erop te wedden,

in plaats van met mijn hele zelf,

lees verder op pagina 113

Page 58: Transitie HANDBOEK

110H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

111

In actie komen tegen klimaatverandering is één.

Een aanstekelijk toekomstbeeld van een post-CO2-

wereld schetsen, dat mensen warm doet lopen om

mee in te schepen voor een reis naar die nieuwe we-

reld, is een heel andere kwestie. We staan pas aan

het begin en zijn nog maar het buitenste laagje aan

het aanboren van de kracht die schuilt in een aan-

sprekend, positief beeld van een overvloedige toe-

komst: een toekomst met minder energie, meer tijd,

minder stress en een gezonder en gelukkiger leven.

Het is van wezenlijk belang om beelden en een hel-

dere visie te kunnen verbinden met hoe een toe-

komst met minder energie eruit zou kunnen zien.

Ik gebruik graag de analogie van een wat onwillige

vriend, die je wilt uitnodigen om mee op vakantie

te gaan. Wanneer je een gepassioneerd en poëtisch

beeld kunt schetsen van het strand, de zonsonder-

gang en de kroeg met kaarslicht aan zee, dan zal hij

er eerder iets voor voelen om met je mee te gaan.

Milieu-activisten hebben mensen jammer genoeg

vaak een beeld voorgeschoteld van ’s werelds minst

aantrekkelijke reisbestemming – een slonzige bed

and breakfast in de buurt van Knokke of Zandvoort

met nylon lakens, koude thee en kleffe toost – in de

verwachting dat zij opgetogen zouden raken bij het

vooruitzicht om daar NIET heen te gaan. De logica

en de psychologie zijn compleet verkeerd.

Waarom visionaire

toekomstbeelden werken

Ik heb de indruk dat het creëren van een visionair

toekomstbeeld werkt op verschillende manieren

die met elkaar in verband staan. Tom Atlee schrijft

over het creëren van wat hij een ‘alternatief ver-

halenveld’ noemt.1 In wezen betekent dit het cre-

eren van nieuwe mythen en verhalen die beginnen

te verwoorden hoe een gewenste duurzame wereld

eruit zou kunnen zien. Hij spreekt over de potentië-

le kracht van het samenbrengen van activisten, cre-

atieve schrijvers en journalisten in ‘denktanks’ die

nieuwe verhalen scheppen voor onze tijd. Wanneer

we aan Energie-afdaling beginnen te werken zou-

den we hier eveneens romanschrijvers, dichters, ar-

tiesten en verhalenvertellers bij moeten betrekken.

Het vertellen van nieuwe verhalen staat centraal. In

Totnes begonnen we hieraan met ons Transitie-ver-

haleninitiatief, dat de bedoeling heeft om mensen

vanuit verschillende standpunten verhalen te laten

schrijven tijdens de transitie van Totnes: krantenar-

tikels, verhalen of bijtende columns. Sommige hier-

van staan verderop in dit hoofdstuk. Dergelijke ver-

halen kunnen allerlei vormen aannemen.

Een ander voorbeeld hiervan was de proef met

het Totnes-Pond van Transition Town Totnes (TTT),

die tot juni 2007 liep. Mensen konden een prachtig,

tastbaar en besteedbaar bankbiljet in handen hou-

den. Het vertelde een nieuw verhaal over geld, over

MEP (Minder-Energie-Plan, zie pag.253) kunnen

zien als een duidelijk advies voor verandering op

het niveau van de gemeenschap, als een gemeen-

schappelijk plan om antwoord te geven op wat in

een heel snel tempo gezien wordt als een rampzalige

verslaving met mogelijk catastrofale gevolgen.

Een menu van keuzemogelijkheden voor

verandering

Om zich verantwoordelijk te voelen en zich echt te

kunnen identificeren met een Minder-Energie-Plan,

moeten mensen het gevoel hebben dat ze de alterna-

tieven verkend hebben. Om uit te komen bij de aan-

bevelingen van zo’n plan, is er een verkenningspro-

ces nodig van de verschillende keuzemogelijkheden.

Scenarioplanning is hierbij een heel nuttige metho-

de, omdat het mensen in staat stelt om in de toe-

komst te projecteren en verschillende mogelijke uit-

komsten te verkennen (sommige van deze scenario’s

werden uiteengezet in Deel 1). Andere instrumenten

die nuttig zijn, zijn visioning (het ontwikkelen van

visionaire toekomstbeelden) en backcasting (van

daaruit terugkoppelen naar wat we vandaag moeten

doen).8 Door Transitie-initiatieven is dit onder an-

dere aangewend in de vorm van het Transitie-verha-

lenproject (zie pag.134 en 220) dat in Totnes is uit-

gewerkt. Hierbij worden mensen uitgenodigd om op

allerlei verschillende manieren verhalen te vertellen,

met de bedoeling een toekomst van ‘Powerdown’ tot

zichtbare en tastbare realiteit te maken.

Therapeutische empathie als gespreksstijl

In het domein van de verslavingen wordt de op-

vatting dat een agressieve, autoritaire, op dwang ge-

baseerde aanpak effectief zou zijn, steeds meer ver-

laten. Tegenwoordig is men van mening dat betere

resultaten bereikt worden als je je opstelt als raad-

gever: ondersteunend, vriendelijk, bemoedigend en

empathisch.

Zo moet ook elk proces dat een aanzienlijk deel

van de bevolking wil betrekken bij het zoeken naar

methodes voor een afdalend energieverbruik, op

een deskundige manier mensen benaderen en hen

een gevoel van optimisme inboezemen ten aanzien

van de mogelijkheid voor verandering, eerder dan

ze te berispen voor hun gedrag dat de planeet in le-

vensgevaar brengt. Deze idee van samen in te chec-

ken voor een collectieve reis, waar Chris Johnstone

naar verwijst, is cruciaal om mensen mee aan boord

te krijgen.

Dit principe impliceert ook dat de dialoog een

tweerichtingsproces is: de persoon die informatie

verstrekt, staat ook open om informatie te ontvan-

gen. Eerder dan mensen te vertellen wat ze zouden

moeten denken en doen, helpt een empathische be-

nadering om mensen zowel te engageren en te be-

trekken, als om ze te vormen.

Stimuleren van self-efficacy, of optimisme

van de cliënt

Dit is cruciaal voor het succes van dit proces. De

term self-efficacy (waarvoor geen goede Nederland-

se vertaling bestaat) verwijst naar de individuele in-

schatting of persoonlijke beoordeling van het eigen

vermogen om een specifiek doel te kunnen bereiken,

zoals stoppen met alcohol of olieafhankelijkheid af-

bouwen. Dit gevoel van ‘yes, we can’ opbouwen is

essentieel om verandering op gang te brengen op

de schaal waarover wij hier spreken. In Deel 3 kan

je kennismaken met verschillende manieren waarop

Transitie-initiatieven dit gevoel van optimisme op-

bouwen en hoe ze via diverse benaderingen werken

aan self-efficacy – een geloof dat heel de gemeen-

schap ervan doordringt dat we het werkelijk ook

kunnen waarmaken. Dit is een sleuteldomein, dat

verder reikt dan de bekende aanpak van informa-

tieverspreiding van milieucampagnes. Het is even-

eens een echte uitdaging om na te gaan hoe je dit

gevoel van self-efficacy tot stand kunt brengen bij

een zeer verscheiden publiek. En hoe je een benade-

ring kunt uitwerken die de diversiteit van mensen,

waaruit onze samenleving toch bestaat, motiveert.

Visioning: de kracht gebruiken van

een visionair toekomstbeeld

Hoofdstuk 7

‘Doorheen de geschiedenis zijn

de echt fundamentele maat-

schappelijke veranderingen

er niet gekomen op bevel van

overheden of als resultaat van

oorlogen, maar doordat grote

aantallen mensen hun ideeën

veranderden, soms zelfs maar

een klein beetje.’

Willis Harman

De val van het optimisme/

pessimisme

‘Ik constateerde dat ik heen en

weer slingerde tussen optimisme

en pessimisme. “Het komt alle-

maal wel goed.” of: “Er komt

een ware catastrofe op ons af!”

Je werd er doodmoe van. Maar

sinds kort is er iets aan het

veranderen.

Ik merkte dat de hele optimisme/

pessimisme-tegenstelling een val

was voor mijn levendigheid en

aandacht. Ik zag mezelf dingen

doen alsof datgene wat volgens

mijn gevoel stond te gebeuren

ook klopte met de werkelijk-

heid. Wat ik merk is dat mijn

verwachtingen mijn wil om te

handelen hinderen, of ik nu het

beste of het slechtste verwacht.

Dit is zo belangrijk dat ik het nog

eens ga herhalen: of ik nu het

beste of het slechtste verwacht,

mijn verwachtingen zijn een

hindernis voor mijn wil om te

handelen.

Ik ben zowel optimisme als pessi-

misme gaan zien als kijksporten,

als vormen van disengagement

met een masker van betrokken-

heid. Zowel optimisme als pessi-

misme verleiden me tot oordelen

over het leven en erop te wedden,

in plaats van met mijn hele zelf,

lees verder op pagina 113

Page 59: Transitie HANDBOEK

112H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

113V I S I O N I N G

de mogelijkheden ervan en over hun gemeenschap.

Het concept van het nieuwe verhalen vertellen kwam

ook ter sprake op de Officiële-lancering van TTT in

september 2006 toen Chris Johnstone zei:

‘Totnes heeft hier een kans om een internatio-

nale pionier te zijn. Misschien dat binnen vier-

honderd jaar, wanneer de mens een uitweg heeft

gevonden, men op deze tijd aan het begin van de

21ste eeuw zal terugkijken als een cruciale perio-

de, als het laatste decennium van het olietijdperk.

Wie weet zal men verhalen vertellen over wat er

in Totnes gebeurde. Misschien zal deze avond wel

het begin van één van dergelijke verhalen blijken.

Wanneer je naar de toekomst kijkt zijn er sombere

mogelijkheden, maar er zijn ook inspirerende mo-

gelijkheden, en jullie maken deel uit van zo’n inspi-

rerende mogelijkheid door hier vanavond aanwe-

zig te zijn.’ 16

De methode van visioning (vertellen over visionaire

toekomstbeelden) biedt een krachtige nieuwe be-

nadering voor milieuactivisten. We zijn zo gewend

geraakt aan het campagne voeren tégen dingen, dat

we het zicht verloren zijn op waar we eigenlijk naar-

toe willen. Een van de beste voorbeelden hiervan

bracht recentelijk Transition Town Lewes (TTL).

Geconfronteerd met een lokale ontwikkelaar die een

centraal deel van de stad wilde ontwikkelen, rea-

geerde TTL niet met protesten of petities maar met

een toekomstbeeld – het denkbeeldige krantenarti-

kel op pagina 112.

Dit is een geweldig voorbeeld van wat Atlee ‘ver-

beelding’ noemt. Zoals de creatie van Het Ecotopisch

Geruchten Nieuwsblad, dat hij beschrijft als ‘vol

denkbeeldige nieuwsverhalen over gebeurtenissen

of vernieuwers die nog niet plaatsvonden maar waar-

van ik en anderen wensten dat ze wel gebeurd waren,

en geschreven alsof ze werkelijk plaatsvonden. Op

het einde van elk artikel plaats ik de contactnaam

van iemand waarnaar de lezers kunnen bellen om bij

te dragen aan het realiseren van dat verhaal.’ 17

Peter Russell, fysicus en schrijver, beschrijft een

collectief toekomstbeeld in termen van een Vreem-

de Aantrekker, zoals in de chaostheorie. In feite is

het als een draaikolk die je voor de voeten wordt ge-

gooid en die je dan naar zich toe trekt. Het heeft een

energie, het is dynamisch. Hij voegt eraan toe:

‘Er is iets diepers wat ik niet echt kan verklaren,

maar wanneer er een visionair toekomstbeeld is,

dan is er niet louter een drijfveer aanwezig, maar

op een of andere manier raakt de geest erbij be-

trokken, op zodanige wijze dat ze lijkt in wissel-

werking te treden met de wereld op een manier die

het makkelijker maakt voor dingen om werkelijk

te gebeuren, dingen lijken op hun plaats te vallen.

Rationeel kan ik dit niet verklaren, maar het is iets

wat mensen telkens weer opnieuw ervaren. Wan-

neer je een krachtig visionair toekomstbeeld hebt

van waar je naartoe gaat, lijkt het alsof de wereld

aan die visie wil meewerken. Het lijkt gewoon te

werken.’ 18

Visioning in deze zin heeft het bijkomende voor-

deel moedeloosheid tegen te gaan. Klimaatverande-

ring en piekolie kunnen angstaanjagend of verwar-

rend zijn, of als onvermijdelijk catastrofaal gezien

worden. De wraak van Gaia 19, een recent boek van

James Lovelock, met een kaft als van een B-horror-

film, en websites zoals www.dieoff.org voeren der-

mate grimmige scenario’s op dat de meeste mensen

gewoon afhaken; ze willen hiermee niet bezig zijn.

Ik ben me bewust van het feit dat ik, als een van

die mensen die een behoorlijk deprimerend boek

over piekolie en een ineenstortende samenleving

kan lezen en er inspiratie en drijfkracht uithaal om

iets praktisch te ondernemen, tot een extreem klei-

ne minderheid behoor.

Als soort met een creativiteit, aanpassingsvermo-

gen en tegenover elkaar staande duimen die ons om

te beginnen in staat stelden om het Olietijdperk te

creëren, kunnen we er redelijk zeker van zijn dat er

daarna ook leven mogelijk zal zijn. Zo zullen we de

door Mavis Happen

Afgelopen zaterdag vierde Lewes het feit dat

het de prijs Stad van het jaar 2017 gewon-

nen had. Dit werd gevierd met een festival in

het North Street Centrum met inbegrip van

een zonnedisco2 en een feest met lokale pro-

ducten. Lewes behoorde tot de 965 deelne-

mers voor de prijs voor het ‘meest creatieve

Minder-Energie-Plan3 met de beste verbete-

ring van de levensstandaard’. De jury was

vooral onder de indruk van de diepgang en

de doelmatigheid van het ‘Visioen 2020’ van

de stad, dat in 2008 unaniem door de Raad

werd aangenomen,4 samen met de strategie

inzake klimaatverandering, geschreven door

het duurzaamheidsteam in 2006, en de Nulaf-

val-Doelstelling5 die in 2012 bereikt werd.

‘We zijn echt trots op onze prestaties,’ zei

raadslid Billie Turner van de transitiecom-

missie. ‘Het was veel werk, maar heel span-

nend. Natuurlijk, de overstromingen van

2000 en 2009 en de orkaan van 2011 hebben

echt geholpen om onze aandacht goed te fo-

cussen. Dat en de economische crisis die nog

erger werd toen de olieprijs de $350 per vat

bereikte.’

Parel op de kroon van de stad is het North

Street Centrum, vijf hectare land die de kern

vormt van het ‘Visioen 2020’ van Lewes.

Jeugdwerker Toma Stevenson wees op het

Riverside ecodorp. ‘Dit dorp is gebouwd op

palen, zodat het bestand is tegen overstro-

mingen. Alle 200 huizen waren heel snel

verkocht. Het was het eerste klimaatneutra-

le bouwproject in het Verenigd Koninkrijk6

en omdat de helft daarvan betaalbare wonin-

gen waren, werken veel mensen die er wonen

ook in het North Street Centrum.’ Er is nu

een wachtlijst van tien jaar voor het autovrije

ecodorp:7 een recente enquête plaatst de be-

woners aan de top van de VN-Geluksindex.8

‘De biomassacentrale aldaar werd rond

2015 opgezet om snel groeiende wilg uit de

overstromingsgebieden om te zetten in elek-

triciteit,’ vervolgt Toma. ‘Die wilgen zui-

gen de stortvloeden op die we een paar jaar

geleden te verwerken kregen. De lancering

van het windmolenpark van de gemeenschap

(Lesco Lewes Energy Supply Company)9

maakte ons tot een van de eerste steden die

elektriciteit aan het nationale elektriciteitsnet

leverde.’

‘Ginds bij Furniture Now,10 heeft Plump-

ton een stedelijk opleidingscentrum voor

landbouw. Die verhoogde bedden hebben

al acht jaar lang 40 ton voedsel per hectare

geproduceerd. Het grootste deel ervan gaat

naar de grote wekelijkse Riverside-markt

en de tientallen streekproductenwinkels in

de stad en het eventuele overschot gaat naar

de Lewes Conservenfabriek. Dit zorgt er-

voor dat, tesamen met de twintig CSA-boer-

derijen (door de gemeenschap ondersteunde

landbouw)11 in de omgeving, met de Lewes

Volkstuinen 2020, en het ‘Home Grown’-ini-

tiatief, 75 procent van het fruit en de groen-

ten van Lewes worden gekweekt12 binnen een

straal van 8 kilometer rond de stad, net zoals

rond deze tijd in de vorige eeuw. De jury is

er nog niet uit of de supermarkten in de ge-

meente hun rechtszaak zullen winnen tegen

de kleine boeren die met voorrang de lokale

markten bevoorraden.’

‘Het North Street Centrum is het ver-

voerscentrum voor Lewes geworden en biedt

onderdak aan het biodiesel-busstation, het

fietsstation,13 de stallen voor de werkpaarden

en het depot voor de autoclub. Het autobezit14

in Lewes ligt nu ruim onder het landelijk ge-

middelde van 25 procent.’

‘Tien jaar geleden zouden we een project-

ontwikkelaar gehad hebben die hoogbouw-

woningen, parkeerterreinen en een winkel-

centrum in North Street uit de grond zou

hebben gestampt. Maar onze progressieve

gemeenteraad organiseerde een onderzoek15

naar de appreciatie voor deze locatie en ont-

dekte dat de mensen zeer bezorgd waren over

het milieu. Die vorm van goed overleg resul-

teerde in onze toekomstvisie voor 2020 van

North Street in de vorm van een transitie met

duurzame ontwikkeling die rekening hield

met mogelijke overstromingen.’

‘Gelukkig heeft onze provincieraad eind

2007 unaniem de 2020-Transitie-strategie

voor North Street goedgekeurd. De zaken

konden er heel anders uitgezien hebben!’

1 februari 2017

met al mijn creatieve energie in

het leven te duiken. Ik denk dat

de opkomende crises een beroep

op ons doen om deze bedrieglijke

‘hoe zal het aflopen spelletjes’,

zoals optimisme en pessimisme,

te overstijgen. Ik denk dat zij ons

oproepen om ons te gedragen

zoals een spiritueel gezonde

persoon die net gehoord heeft

dat hij een hartkwaal heeft: we

kunnen elke gruwelijke prognose

als een stimulans gebruiken om

dieper in het leven te reiken en

samen positieve verandering te

bewerkstelligen.

Dus ben ik tot het besluit

gekomen dat alle voorspellingen

– zowel goed als slecht – ons

absoluut niets vertellen over wat

mogelijk is. Trends en voorvallen

tonen enkel aan wat waarschijn-

lijk is. Waarschijnlijkheden zijn

abstracties. Mogelijkheden zijn

de ware dingen van het leven,

visies om naar te handelen,

deuren om door te wandelen.

Pessimisme en optimisme zijn

allebei afleidingen die ons ervan

weerhouden om volledig te

leven.’

Tom Atlee, Crisis Fatigue and the Co-crea-tion of Positive Possibilities, Co-Intelligence Institute, www.co intelligence.org

Page 60: Transitie HANDBOEK

114H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

115V I S I O N I N G

door Naresh Giangrande Het bordspel is een effectief middel voor het benoemen en opzetten van de vele sta-dia van een project. Het werd ontwikkeld door John Croft van het Gaia Fonds van West-Australië (zie Bijlage 2). Met het spel maak je ook een checklist die je tijdens het project kunt raadplegen om te kijken hoe het project vordert. In een vroeg stadium van een Transitie-initiatief komen mensen die enthousiast zijn over het proces bij el-kaar. Ideaal is een kring van 6 tot 8 men-sen. Bij meer mensen splits je de groep op, speel je meerdere afzonderlijke spellen en voeg je later de resultaten bij elkaar.

Stap 1: Wat willen we bereiken? Iedere deelnemer krijgt de vraag voorge-legd: 'Wat moet dit project bereiken om jouw deelname honderd procent de moeite waard te maken?' Croft raadt het gebruik van een ‘praat-stok‘ of iets dergelijks aan, zodat het duidelijk is naar wie geluisterd dient te worden en die de hele kring rond-gaat tot iedereen al zijn of haar doelstellin-gen heeft kunnen verwoorden. Als je tevre-den bent over je inbreng geef je de stok door, en het kan wel drie of vier rondes duren voordat iedereen zijn zegje gedaan heeft. In dit stadium is er geen sprake van discussie, bekritisering of competitie. Het gaat alleen maar om het verzamelen van de doelen van de deelne-mers. Als dat klaar is heb je een lijst met doelen voor het project en het doel van

het bordspel is om het project zo te ont-werpen dat honderd procent van de doe-len gerealiseerd kan worden.

Stap 2: Maak Bordspel nr. 1Teken op een groot stuk papier, ter groot-te van een flipover, een cirkel. Aan de bo-venkant schrijf je ‘start' (dat is waar je nu bent en wat het project is) en aan de on-derkant van de cirkel ‘finish‘ (dat is waar je naar toe wilt en wat door de groep als een succes zou worden ervaren). Een project kan gepland en ontworpen worden tot het moment van zijn officiële lancering, of tot het moment dat de laatste champagnekurk geknald heeft, al het geld is uitgegeven en er echt niets meer te doen valt. Het hangt af van het soort project en van de gestelde doelen. Je kunt ook voor iedere fase van het project een bordspel maken.Nodig nu de groep uit voor een brain-stormsessie over welke stappen en acties ondernomen moeten worden om alle pro-jectdoelen te kunnen realiseren. Centraal in het Croft-model is dat elk project vier fasen kent: dromen, plannen, doen en vie-ren. Verdeel je papier in deze vier velden en schrijf de suggesties uit de brainstorm op in een van deze vier velden. Croft raadt groepen die nog geen of weinig ervaring hebben met deze methode, aan om eerst een lange lijst van alle taken en acties te maken en er simpelweg een 1,2, 3, of 4 achter te zetten voor elk van de vier sta-dia.

Als je je lijst met taken hebt, kun je een idee krijgen van de sterke en zwakke kan-ten van je groep en van het project. Je kunt dan namelijk zien of je voornamelijk dromers, planners, doeners of feestvier-ders in je groep hebt. Maak nu van elk ele-ment een kring.

Stap 3: Maak bordspel nr. 2Ga nu lijnen trekken om de verschillende taken logisch met elkaar te verbinden. Waar begin je mee en welke activiteit volgt daaruit? Elke activiteit moet minstens aan beide zijden een verbinding hebben. Als er taken zijn die je niet met elkaar kunt ver-binden, dan ontbreekt er een stap in het proces, die je misschien vergeten bent of waaraan je niet gedacht hebt. Dus voeg die stap waar nodig nog bij.

Stap 4: Gebruik je Bordspel Als alles met elkaar is verbonden, heb je een plan voor je project. Vraag nu elk groepslid:1. over welke taak/taken de persoon heel enthousiast is – zet de initialen van die per-soon in een bepaalde kleur erbij;2. welke taken de persoon echt heel bang maken om op te nemen – voeg de initialen in een tweede kleur toe;3. voor welke taak de persoon zichzelf competent voelt – initialen in een derde kleur.

Dit zijn de mensen die de taken moeten uitvoeren. Mensen die een taak op zich nemen waar ze bang voor zijn, hebben veel steun nodig van iemand die er verstand van heeft. Taken met veel verbindingen zijn erg belangrijk en je moet ervoor zor-gen dat ze goed begeleid en ondersteund worden.

Stap 5: Je Bordspel als begeleidend instrumentZo gauw je het Bordspel af hebt, bekijk je op het bord waar je nu staat met de voort-gang van je project (sommige taken zijn misschien al begonnen). Daarna:1. vink je de taken aan waarmee al is be-gonnen,2. kleur je het vak van elke taak die afge-rond is helemaal in.

Dit Bordspel vormt de agenda voor elke voortgangsbijeenkomst en is een score-board voor de gang van zaken. Blijf af-vinken en inkleuren gedurende het hele project en vier de momenten dat er iets belangrijks wordt afgerond. Als een taak heel gecompliceerd is, kan het helpen om daarvoor een apart Bord te maken, met ook daarin natuurlijk weer de vier stappen van het proces.

Transitie-instrument 4Bordspel als instrument om je toekomstvisioen te ontwikkelen en vorm te geven

Figuur 16) Een bordspel dat het proces van de productie van dit boek beschrijft, toont de verschillende fasen van het proces.

Figuur 17)Hetzelfde bordspel waarin de elementen verbonden zijn, zodat het de volgorde beschrijft waarin het proces zou moeten verlopen.

Page 61: Transitie HANDBOEK

116H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

117V I S I O N I N G

sloegen. Hij scheen er ook van te houden om vrou-

wen in absurd kleine raketjes te persen die zelfs de

meest agorafobische piloot in paniek zouden bren-

gen (zie boven).

Natuurlijk kwam er niet veel uit van de toekomst-

dromen van Kapitein Toekomst. We hebben geen

huishoudrobots, we zullen gelukkig nooit gemene-

riken in de ruimte moeten achternazitten, en onze

toekomst is waarschijnlijk veel aardser en minder

bereisd, terwijl de robots beperkt blijven tot binnen

de autofabrieken. Deze aardse toekomst zal hoe dan

ook uiteindelijk te verkiezen zijn. Nonchalant enor-

me marshmallowmonsters naar de maan zappen is

iets waartoe we niet geroepen worden. Hoewel de

wetenschappelijke genialiteit van Kapitein Toekomst

en zijn grote fysieke kracht natuurlijk wel dingen zijn

die nuttig zouden kunnen blijken.

Visioenen van overvloed

Niet elk beeld van de toekomst hoeft zo absurd te

zijn als dat van Kapitein Toekomst. Ik ben het af-

gelopen jaar een vraatzuchtige ‘droombeeld-ver-

zamelaar’ geworden. Ik heb de neiging om de ver-

schillende ecologische denkers en beoefenaars die

ik tegenkom naar hun visie op een lage energietoe-

komst te vragen. Hun antwoorden zijn intrigerend.

Voor sommigen, zoals Stephan Harding, de auteur

van Animate Earth,20 is een terugkeer van de rol

van de wildernis in ons leven een centraal deel van

zijn toekomstbeeld, omdat onze verkleinde ecologi-

sche voetafdruk het mogelijk maakt dat de natuur

een deel van de ruimte om ons heen terugclaimt.

‘Ik zou weten’, vertelde hij me, ‘dat ik mijn rugzak

zou kunnen aandoen en het dorp (waar ik woon) uit

zou kunnen wandelen het bos in, en echt dagen- en

dagenlang in de vrije natuur zou kunnen doorbren-

gen als ik dat zou willen. Mijn ideaalbeeld zou er

een zijn van een onderling verbonden netwerk van

ecodorpen, met veel wilde natuur ertussen, maar

ook met enkele kleine en aangename steden met

theaters, cultuur, musea en goede bibliotheken, en

met goede koffieshops, en prachtige organische ar-

chitectuur.’ 21 De psychologische en culturele effec-

ten van zo’n nieuwe verbondenheid met Gaia zou-

den volgens hem uiterst heilzaam zijn.

zwaarste excessen van de klimaatcrisis misschien

ook kunnen voorkomen en zullen de maatregelen

die daarvoor genomen moeten worden bijna zeker

een veel betere wereld doen ontstaan. Maar het be-

langrijkste punt is dat de wereld en onze levensstij-

len er heel anders zullen uitzien dan nu het geval is.

Bedenk dat er een hoop goedkope energie nodig is

om het huidige peil van sociale ongelijkheid in stand

te houden, de mate van zwaarlijvigheid, de schul-

denrecords, het hoge autogebruik en de vervreem-

dende stedelijke landschappen. Enkel een cultuur

overspoeld door goedkope olie kon op een dermate

grote schaal onbekwaam worden, in die mate zelfs

dat sommige jonge mensen die ik ontmoette al blij

zijn dat al hun vingers er nog aan zitten na het af-

snijden van een sneetje brood. Het is niet overdre-

ven om te beweren dat wij in het Westen de meest

nutteloze generatie (op gebied van praktische vaar-

digheden) zijn die ooit op aarde leefde. Desondanks

is op dit moment visionair zicht op de mogelijkheid

de eerste stap naar het scheppen van een gelokali-

seerde, overvloedige lage-energietoekomst.

Ik kan natuurlijk geen aanspraak maken op het

idee dat het visionair verbeelden van de toekomst

iets unieks zou zijn aan dit boek. Door de geschie-

denis heen heeft de mensheid steeds voorstellingen

gecreëerd over hoe de toekomst er uit kon zien –

wonen in ruimtestations, naar het werk vliegen met

onze eigen vliegende schotel, of op vakantie gaan

naar de maan bijvoorbeeld. Deze dingen gebeuren

echter maar zelden, meestal omdat we onder ande-

re geen rekening houden met de hoeveelheid ener-

gie die de uitvoering van die dromen meebrengt. Ik

herinner mij hoe ik als kind op de vloer van mijn

slaapkamer het tijdschrift Look and Learn las, en

dacht dat vakanties op de maan waarschijnlijk tot

de mogelijkheden zouden behoren als ik volwassen

was. Ik ben nog steeds aan het wachten en, hoe-

wel Richard Branson ervan overtuigd mag zijn dat

ruimtereizen tot de mogelijkheden behoren, hou ik

er mijn adem niet echt voor in.

Kapitein Toekomst –

de wetenschapstovenaar

Rechts staat een foto van Kapitein Toekomst (Cap-

tain Future), de ‘man van morgen’, uitgegeven in de

Verenigde Staten tussen 1940 en 1951 als een soort

langlopende ‘ruimteopera’. Kapitein Toekomst is

het alter ego van Curtis Newton, een ruimtereiziger

en wetenschapper voor wie het leven een voortdu-

rende maalstroom is van overwinningen op super-

schurken, het aanpakken van buitenaardse bedrei-

gingen en, in het algemeen, een good guy te zijn in

een universum van bizar geschapen slechteriken.

De verhalen beginnen in 1990 (!) wanneer de we-

tenschappers Roger en Elaine Newton en hun bril-

jante wetenschappelijke collega Simon Wright hun

laboratorium naar de maan verhuizen om hun on-

derzoek in alle pais en vree te kunnen voortzetten.

Omdat Wright zeer oud en ziek is en aan het werk

wil blijven, transplanteert hij zijn brein in een door-

zichtige kijkdoos met elektrische draden erop, die,

verbonden met het hoofd van iemand anders, deze

persoon in staat stelt om Wrights gedachten op te

vangen (een zeer vroege maar enigszins weerzin-

wekkendere versie van het internet).

Newton en Wright creëren verschillende dingen

waaronder een robot met de naam Grag en een van

vorm veranderende androïde, Otho genaamd. Hun

wetenschappelijke maanidylle wordt wreed ver-

stoord wanneer de slechterik, de duivelse en vol-

slagen lafhartige Victor Kaslan arriveert en iedereen

doodt behalve hun zoon, die vervolgens op de maan

(ietwat onconventioneel) wordt grootgebracht door

een robot, een androïde en een brein in een doos.

Het wordt een kindertijd waarin hij toch goed gedijt

en opbloeit tot een ongelooflijke wetenschapper en

atleet voor wie geen enkele uitdaging te veel is.

Kapitein Toekomst had een zwak voor zwevende

ruimtelaarzen (die jammer genoeg nooit passeer-

den) en voor helmen die als bij wonder nooit be-

‘Nu we vandaag worden

overstelpt door planetaire

problemen bestaat het risico

dat we er op een pessimistische

en onproductieve manier mee

zullen omgaan... Onze verlam-

ming door een beeld van ons

eigen toekomstig verval zou

wel eens kunnen maken dat

dat beeld werkelijkheid wordt.

Volgens schrijver en filosoof

David Spangler “daagt een

positief beeld van de toekomst

deze toekomst uit om te durven,

om open te staan voor veran-

dering en om een geest van

creativiteit te aanvaarden die

zijn eigen structuur zou kunnen

veranderen”.’

Paul H. Ray & Sherry Ruth Anderson (2000), The Cultural Creatives: how 50 million people are changing the world,Three Rivers Press

Page 62: Transitie HANDBOEK

118H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

119V I S I O N I N G

Volgens Brian Goodwin, de auteur van Nature’s

Due,22 is een lage-energietoekomst er een waar de

mensheid wat hij noemt ‘grotendeels onzichtbaar’

wordt, dat wil zeggen meer eengeworden en in har-

monie met onze natuurlijke omgeving. Hij vertelde

me: ‘Ik praat niet over een ‘terug naar de natuur’ à

la Rousseau; ik bedoel het gebruiken van toepas-

selijke technologie, natuurlijke materialen en ener-

gie om een levensstijl te bereiken die het mogelijk

maakt op te gaan in de natuurlijke wereld. We zul-

len geleerd hebben te leven zoals andere soorten dat

doen, wat wil zeggen dat we onze voetafdruk spec-

taculair hebben doen dalen, tot het punt waarop we

een van de vele soorten zijn in plaats van de abso-

luut dominante.’ 23

In zijn toekomstbeeld voor 2030 stelt systeem-

denker Fritjof Capra dat het principe van een ecolo-

gische gemeenschap de centrale organiserende fac-

tor van de samenleving is geworden. De natuur als

model gebruiken zou betekenen, zo vertelde hij me,

‘dat we onze gemeenschappen zouden vormgegeven

hebben volgens natuurlijke gemeenschappen, wat

betekent dat we zonne-energie zouden gebruiken als

belangrijkste energiebron, aangevuld met wind, bio-

massa, enzovoort. We zouden onze industrieën en

onze productiesystemen zo hebben georganiseerd

dat materie in een voortdurende cyclus beweegt, dat

alle materialen kringlopen beschrijven tussen pro-

ducenten en consumenten. We zouden ons voedsel

biologisch produceren en we zouden de afstand tus-

sen de boerderij en de tafel kleiner maken door het

voedsel vooral lokaal te produceren.’

‘Al deze dingen samen zouden een wereld creë-

ren met een drastisch verminderde vervuiling, waar

klimaatverandering onder controle is gebracht, met

banen in overvloed door al deze arbeidsintensieve

plannen, en met als wereldwijd gevolg dat er geen

afval zou zijn en dat de kwaliteit van het leven in

hoge mate zou stijgen.’ 24

Voor Meg Wheatley, de auteur van Leadership

and the New Science, zijn dergelijke toekomstbeel-

den niet moeilijk te realiseren, aangezien ze de kwa-

liteiten van een dergelijke toekomst en van de rela-

ties met degenen om ons heen herkent in bestaande

gemeenschappen waarin ze een tijd verbleef. Ze be-

schrijft deze als gemeenschappen ‘waarin je inziet

dat je allemaal zonder enige druk voor dezelfde

waarden werkt, voor een gedeelde droom en voor

gelijkaardige doelen. Je voelt je niet gespleten, je

bent niet bang voor waarachtige gesprekken en je

neemt geen afstand van elkaar, of dit nu te wijten

is aan een conflict, of omdat ik gewoon geen geduld

heb voor wat jij denkt.’ 25

Voor Tony Juniper, voormalig directeur van Friends

of the Earth, zou het voornaamste waarneembare

verschil zijn, dat het rustiger zou zijn en de mensen

minder gehaast. ‘Er zou meer geluid van mensen

en minder geluid van machines zijn,’ vertelde hij

me, ‘want gemeenschappen zouden veranderd zijn

zodat mensen elkaar weer op straat zouden ontmoe-

ten, in plaats van tegen elkaar te vloeken van ach-

ter de voorruiten van hun auto’s!’ De verbeterde le-

venskwaliteit zou duidelijk tastbaar zijn, in Junipers

toekomstbeeld. ‘Het zou frisser ruiken, en er zou

minder vervuiling zijn, minder lawaai ook Er zou-

den meer fietsen zijn en meer vogelgezang omdat de

vervuiling, die met de industriële landbouw samen-

ging, verminderd zou zijn. Er zouden meer biologi-

sche teeltmethoden gebruikt worden. Dus zouden er

op het platteland en in de steden weer meer dieren

in het wild voorkomen.’ 26

Wat er ook zal gebeuren, het is duidelijk dat het

bijna onvoorstelbaar is hoe de komende twintig jaar

eruit zullen zien. Toen ik het aan Dennis Meadows,

een van de co auteurs van de Grenzen aan de groei-

boekenreeks, vroeg, zei hij: ‘Als je de veranderingen

van de voorbije honderd jaar bekijkt – alle veran-

deringen op sociaal, technisch, cultureel, politiek en

milieuvlak – dan zijn deze nog altijd kleiner dan de

veranderingen die je de volgende twintig jaar zult

meemaken.’ 27 Dit zijn buitengewone tijden.

Dit is een visualisatie oefening, die ik vaak gebruik tijdens mijn permacultuurcursussen, meestal als we het in de tweede helft van de cursus hebben over permacultuur in de stad. Het scenario is dat we ons bevinden in het jaar 2030 en de stad of het dorp waarin je je bevindt heeft een succesvolle Transi-tie doorgemaakt naar een energie-arm en lokaler model. Als zodanig is het nu een lichtend voor-beeld voor de rest van de wereld die in een verge-lijkbaar proces zit. Mensen komen van heinde en verre om inspiratie op te doen en om te leren van wat hier al is bereikt.

De cursisten fungeren in deze oefening als gidsen die de mensen rondleiden.Neem de groep mee naar een centrale plaats in het dorp of de stad. Verdeel de mensen in groepen van vier of vijf en geef elke groep een onderwerp (huisvesting, voedsel, energie, afval, enzovoort). Vertel hen dat ze twintig minuten krijgen om een rondleiding van tien minuten te bedenken voor de rest van de groep, een rondleiding die vertrekt van dit centrale punt en er weer terugkomt. Tijdens deze rondleiding moet een goed beeld worden ge-schetst van alle fantastische ontwikkelingen waar-door deze plaats zo beroemd is geworden.Moedig hen tijdens hun rondleiding aan om ieder-een te helpen om datgene waar we naar ‘kijken’ echt te zien en te voelen, om verhalen te vertellen en het geheel echt tot leven te brengen.

Nadat alle rondleidingen gedaan zijn, is het nut-tig om eens te bekijken of de huidige architectuur deze ideeën mogelijk maakt of juist verhindert. Bijvoorbeeld, als de huizen allemaal op het zuiden gebouwd zouden zijn, hoeveel verschil zou dat ge-maakt hebben?

Eén kleine waarschuwing: hou er wel rekening mee dat je tijdens de rondleiding rondloopt in de ruimte die andere mensen gebruiken en zorg dat je cursisten daar respectvol mee omgaan. Het gaat er niet om kritiek te geven op hoe dingen gedaan zijn. Ik deed deze oefening eens in een stad ten noorden van Cork, in Ierland op een zaterdagmid-dag. Eén van de deelnemers was een zeer luidruch-tige Australische dame die tijdens de rondleiding, binnen gehoorsafstand van de bewoners die hun auto stonden te wassen en hun heggen stonden te knippen, riep: ‘Nou ja, ik begrijp niet hoe men-sen zo kunnen wonen! Het heeft echt allemaal met opvoeding te maken,’ enzovoort. Ik moest haar even apart nemen om haar tot rust te manen. Ook kunnen bewoners nerveus worden als ze groepjes mensen met klemborden en pennen in de aanslag door hun straat zien lopen. Al snel denkt men aan projectontwikkelaars die een snelweg door hun tuin aan het plannen zijn. Wees dus bereid om aan mensen uit te leggen wat je aan het doen bent. Dit is een erg populaire oefening die het concept van visualisatie neerzet in een alledaagse omge-ving.

Transitie-instrument 5Post-piekolie-rondleidingen voor toeristen

‘Als je luchtkastelen hebt

gebouwd hoeft je werk niet

voor niets te zijn geweest, ze

zijn waar ze moeten zijn. Nu

moet je er alleen fundamenten

onder plaatsen.’

Henry David Thoreau

Page 63: Transitie HANDBOEK

120H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

121E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

Als ik over twintig jaar wakker zou worden in het

Verenigd Koninkrijk, nadat het de transitie waar-

over we hier spreken met succes heeft ondergaan,

dan zou het leven er helemaal anders zijn dan van-

daag. Het zou na zeer woelige tijden veranderd zijn

in een meer stabiele plek. Het zou veel meer lokaal

georiënteerd zijn dan vandaag en we zouden min-

der reden hebben om te reizen. Laten we eens kij-

ken hoe 2030 er zou kunnen uitzien vanuit het ge-

zichtspunt van iemand die in 2030 terugkijkt in de

tijd. Hieronder illustreer ik dit aan de hand van en-

kele krantenartikels op verschillende tijdstippen in

de toekomst.

Voedsel en landbouw

De landbouw heeft een opmerkelijke verandering

ondergaan en een renaissance beleefd die weinigen

in 2009 voor mogelijk hielden. Ongeveer twintig

jaar geleden zetten stijgende olieprijzen, interna-

tionale klimaatverdragen en de bevindingen van de

Koninklijke Commissie voor Voedselzekerheid 1 de

regering ertoe aan om haar verplichtingen te her-

zien ten aanzien van de Wereld-Handelsorganisatie

(WTO) – met haar globaliserende, liberaliserende,

onbeperkte vrijhandelsbenadering – en nationale

voedselzekerheid opnieuw voorrang te geven op in-

ternationale handel. Tegelijkertijd maakten lokale

overheden over het hele land lokale voedselproduc-

tie tot een prioriteit en gaven daarmee de snelle uit-

breiding van de markt voor lokaal voedsel een forse

steun in de rug. Boerderijen zijn nu in hoge mate

gediversifieerd en produceren meer dan alleen maar

voedsel. Zij voorzien onder andere ook in hernieuw-

bare energie op lokaal niveau, bouwmaterialen en

organisch geteelde geneeskrachtige planten.

Stijgende aardgasprijzen en onderbrekingen in

de bevoorrading maakten duidelijk hoe kwetsbaar

de landbouw was door haar afhankelijkheid van

stikstofkunstmest (dat van aardgas gemaakt wordt).

Het opbouwen van organisch materiaal in de bo-

dems, zodat ze beter koolstof vasthouden, is nu een

prioriteit en een belangrijk aspect van de overheids-

strategie om de CO2-uitstoot te verminderen. Het

planten van lang levende fruitbomen vormt een be-

langrijk kenmerk van de landbouw, zowel omwil-

le van hun oogst, als omwille van hun vermogen

tot koolstofopslag. Op de meeste boerderijen wer-

den groepjes speciaal geteelde variëteiten walnoot,

tamme kastanje en hazelnoot in het geheel geïnte-

greerd. Zij bieden zowel een proteïnerijke oogst, met

een waaier van toepassingen voor voedselconsump-

tie, als de productie van olie voor lokaal verbruikte

biodiesel.2 Door de klimaatverandering teelt men

nu een ruimere variatie aan vruchtbomen, druiven

en andere vaste planten.

De landbouw heeft geleerd om haar lagere brand-

stofverbruik te compenseren door het gedeeltelijk

opnieuw invoeren van werkpaarden,3 naast lokaal

geproduceerde machines op biobrandstof en door

HONDERDEN MENSEN kwamen afgelopen woensdag

af op de officiële opening van de groentekwekerij van de

Transitie-grondstichting, een kwekerij die bekend staat

als de New Gill’s Nursery, op de plek van een voorma-

lig parkeerterrein midden in Totnes. Twee jaar geleden

stemde de gemeenteraad met

een krappe meerderheid voor

een nieuwe bestemming van

het parkeerterrein. Het autobe-

zit daalde sinds 2012 zo sterk dat volgens de raad het

verlies van een van de vier parkeerterreinen geen gevol-

gen zou hebben voor de middenstand. Er zou zelfs een

attractie kunnen uitgroeien voor reizigers die per boot en

via de onlangs verbeterde spoorlijn naar de stad komen.

Tegelijkertijd maken de gestegen brandstofprijzen lokale

voedselproductie economisch haalbaar.

John Wheatcroft, manager van de groentekwekerij,

legt uit wat er allemaal gecreëerd is. “We hebben 2.000

m2 intensieve groenteteelt”, legt hij uit. “Alles wordt ge-

kweekt in tot 90 cm opgehoogde bedden. Zo kunnen

onze gehandicapte tuiniers er goed bij. Met onze twee

kassen kunnen we het hele jaar door salades en groene

groenten kweken, en het inpassen van kippen in het ont-

werp van de tuin verlost ons van het slakkenprobleem.”

Sarah Bishop, 8 jaar, komt hier graag. “Ik hou het

Sarah Bishop verzorgt haar tomatenplantjes

meest van de kippen”, zei ze.“Ze zijn zo grappig. Na

school breng ik hier de korsten van mijn boterhammen

en ik heb een heleboel verschillende soorten sla leren

eten. Vorige week hebben ze me zelfs bloemen laten

zien die je echt kunt opeten!”

De moestuin werd opgestart met geld uit een Grond-

stichting naast een subsidie van de Nationale Loterij.

Het lint werd doorgeknipt door de winnaar van ‘Ster-

ren die gek zijn op volkstuinen’ van vorig jaar, Letitia

Lloyd, die de tuin aanprees als een model voor dorpen

en steden in heel het land. “Veel beter dan een parkeer-

terrein!” vertelde ze de verzamelde menigte.

KIPPEN EN GROENTEN BRENGEN NIEUW LEVEN IN TOTNES! “Ik kom hier elke dag – Het is zo ontspannend”

door Nora Livingston

Henkvan hethelofyten-filter

Een toekomstbeeld voor 2030:

terugblikkend op de transitie

Hoofdstuk 8

biogasbegintbij boerBuisman

natuurlijkbouwenenormsucces

‘Een landbouwsysteem dat echt

ontwikkeld was om mensen te

voeden en dit te blijven doen

voor een onbepaalde toekomst,

zou vooral gebaseerd zijn op

het gemengde bedrijf en lokale

productie. In het algemeen zou

elk land (of andere geschikte

politieke of geografische

eenheid) in staat moeten zijn

om self reliant te zijn op het vlak

van voeding. Self reliance is niet

hetzelfde als autarkie. Een zelf-

voorzienend land zou absoluut

alles produceren dat het nodig

had en zou geen handel drijven

met andere landen. Dit zou voor

de meeste landen onzinnig zijn

... Self reliance echter betekent

dat elk land instaat voor zijn

eigen basisvoedsel en in staat is

een crisis te doorstaan. Strate-

gisch is dit hoogst aantrekkelijk.

Britannië kende die ervaring

gedurende de beide wereldoor-

logen, toen het hele land werd

belegerd. Vandaag zouden zeker

de meeste ontwikkelingslanden

gebaat zijn bij basis-Self reliance

en ze zouden hier hun hoofd-

doel van kunnen maken. Zelfs

als ze intussen ook proberen te

concurreren op de wereldmarkt

met rivalen die een voorsprong

hebben op andere vlakken.’

Colin Tudge (2003), So Shall We Reap: what’s gone wrong with the world’s food and how to fix it, Penguin

pag 3 pag 13-15 pag 6

Page 64: Transitie HANDBOEK

122H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

123E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

meer mensen in dienst te nemen. De gemiddelde

grootte van een boerderij is nu veel kleiner dan in

2009 en het platteland is veel dichter bevolkt. Boer-

derijen bieden tegenwoordig onderdak aan diver-

se ondernemingen die meer doen dan louter voed-

sel produceren: sommige produceren grondstoffen

voor de bouwsector, die nu meer lokale materialen

gebruikt zoals kleipleister,4 leem,5 hennep/leem-

blokken 6 en lokale houtsoorten. Dit heeft op zijn

beurt geleid tot de ontwikkeling van kleinschalige

industrieën – veelal gelegen op of in de nabijheid

van de boerderijen – om deze materialen te verwer-

ken en te produceren.

Andere richten zich nu op de teelt van organische

paddestoelen zowel voor culinair 7 als voor genees-

kundig 8 gebruik. Sommige specialiseren zich in het

verbouwen van hennep voor stoffen,9 het maken

van houtpellets 10 of van biodiesel of ethanol voor

de lokale markt. Sommige boerderijen zijn door het

installeren van een methaanverwerker in staat om

de naburige gemeenschap van warmte en energie te

voorzien.11 Deze opnieuw ontdekte diversiteit in on-

dernemen, naast voedselproductie, heeft geleid tot

een grotendeels weer opgeleefde lokale economie,

waarbij het merendeel van de welvaart van een ge-

meenschap lokaal in omloop blijft in plaats van weg

te vloeien naar de ruimere economie.

De afgelopen vijfentwintig jaar werd voedsel en

landbouw opnieuw gezien als cruciaal voor de vei-

ligheid van het land. Voedselzekerheid wordt nu

niet langer beschouwd als een exclusief onderwerp

voor ontwikkelingslanden. Toen rond 2012 door de

stijgende brandstofprijzen en de vraag naar land

voor de biobrandstofindustrie – die overigens een

kort leven beschoren was – de voedselprijzen oplie-

pen, ontdekten we voor het eerst in vijftig jaar dat

het goedkoper was om lokaal biologisch voedsel te

eten. Tegelijkertijd werd ons dieet noodzakelijker-

wijs meer seizoensgebonden en minder op vlees ge-

baseerd.

Stedelijke landbouw is nu een prioriteit voor

stedelijke planologen en gemeenschappen.12 Ste-

den werden omgetoverd tot productieve plaatsen.13

Londen produceert nu in en rond de stad 60 pro-

cent van zijn verse groenten en 30 procent van zijn

fruit en Bristol haalt bijna 80 procent. Een omvang-

rijk programma van fruitbomenaanplant heeft fruit-

en notenbomen naar alle parken en schoolpleinen

gebracht. Stedelijke groentekwekers begonnen het

land aan de stadsrand te koloniseren en teelden een

variëteit van vers voedsel voor de lokale markt met

heel weinig voedselkilometers (wat leidde tot het

gebruik van de term ‘voedselvoetafdruk’). Het hou-

den van kleinvee, in het bijzonder kippen, is een fa-

voriet nationaal tijdverdrijf geworden. Waar ooit

grote parkeerterreinen waren, zien we nu een vari-

eteit aan volkstuinen, groentekwekerijen en oplei-

dingscentra voor tuinbouw.

Voedselproductie in achtertuinen en volkstui-

nen was al een populair tijdverdrijf in 2009, maar

in 2013 vaardigde de overheid wetgeving uit waarin

ze van tuinieren een essentieel onderdeel maakte

van haar strategieën voor CO2-vermindering en ge-

zondheidsbevordering. Tegenwoordig worden lo-

kale groente- en fruitvariëteiten zeer gewaardeerd

en het onderwijzen van intensieve biologische tuin-

bouwtechnieken vormt een wezenlijk bestanddeel

van de nationale leerplannen, als onderdeel van het

voedselzekerheidsprogramma van het land.

Geneeskunde en gezondheid

Vandaag is ons idee over gezondheid – hoe deze te

bereiken en te behouden – aanzienlijk veranderd

ten opzichte van twintig jaar geleden. De gezond-

heidssector moest zichzelf opnieuw overdenken

toen de brandstofprijzen veel van haar praktijken

en benaderingswijzen onbetaalbaar maakten en zij

geconfronteerd werd met de reële dreiging volledig

DE SENSUELE ZANGERES Leti-

tia Lloyd won gisteravond ITV’s ra-

zend populaire show Sterren die gek

zijn op volkstuinen. Met 72% van de

stemmen versloeg ze de andere fina-

list, rapper Stig Fresh.

De show begon vier weken gele-

den, met twaalf sterren, zes mannen

en zes vrouwen. Geen van de ster-

ren had voorheen ooit getuinierd en

om te winnen moesten ze een waai-

er van groenten kweken.

De aanvankelijke favoriet, soap-

ster Trixie Bishop, kon niet mee-

doen en de bekende chef Bob Lard

werd uit de show gezet nadat hij

sjoemelde met slakkenkorrels.

Ook de liefde zorgde voor hoog-

tepunten in de show. Letitia Lloyd

verklaarde dat haar hart brak toen

haar vriend (TV-presentator van

kinderprogrammas Nathaniel Ack-

royd), werd weggestemd in week

drie. De kijkcijfers bereikten een

hoogtepunt toen Pixie Hargeaves

en rugbyspeler Dwayne Adams ach-

ter de pronkbonen in elkaars armen

werden lagen. Het ‘deden ze het of

deden ze het niet’-debat hield de

roddelbladen wekenlang bezig. ‘Zij

probeerden alleen maar veilige spit-

technieken uit,’ aldus Pixie tegen

The Sun.

De show bracht een ongekende be-

langstelling voor voedselproductie

teweeg. Opgedirkte auto’s rijden

in Essex zelfs rond met bloembak-

ken vol kruiden. Een nieuwe show,

‘Pimp my Patio’, is nu in productie.

In de roes van haar overwinning

van Sterren die gek zijn op volks-

tuinen vertelde Letitia de verslag-

gevers toen ze de volkstuin verliet:

‘Er is niets leuker dan tuinieren en

groentjes kweken... korte nagels zijn

zo bevrijdend!

Ik ga een saladespeciaalzaak

beginnen in West End – “Letitia’s

heerlijke slaatjes”!’

LETITIA LLOYD WINT VAN DE ‘STERREN

DIE GEK ZIJN OP VOLKSTUINEN’

Een aangedane Letitia geeft een persconferentie op de plek waar het zich allemaal afspeelde.

14 SEPTEMBER 2014

‘Kan tuinieren werkelijk hopen

de landbouw te vervangen als

belangrijke voedselbron voor

stedelingen? In het interessante

rapport The Garden Contro-

versy, gepubliceerd in 1956,

wordt een antwoord op deze

vraag voorgesteld. De auteurs

stelden vast dat de productie

van voedsel op een gemid-

delde are grond in de voor-

steden van Londen dezelfde

waarde had als die van een

are landbouwgrond van meer

dan gemiddelde vruchtbaar-

heid. Dit was een vergelijking

in geldwaarden; het gewicht

van het voedsel uit de voorstad

was de helft van dat afkomstig

van de landbouwgrond, maar

werd verrekend aan kleinhan-

delsprijzen, terwijl de boerde-

rijgroenten aan grootmarkt-

prijzen werden verrekend.

Toch was dit een opmerke-

lijke bevinding, temeer omdat

slechts 14 procent van de

woonwijken gebruikt werd

om fruit en groenten te telen.

De rest werd ingenomen door

huizen, gazons, bloemen,

paadjes en opritten.

lees verder op volgebde pagina

Dit betekent dat de tuinen

drie keer efficiënter produ-

ceerden dan de boerderijen,

gemeten naar de hoeveel-

heid land die gebruikt werd.

Als een grotere proportie van

het gebied was gebruikt voor

voedselproductie, dan zouden

de voorsteden gemakkelijk

meer voedsel voortgebracht

hebben dan de gezamenlijke

boerderijen. Tuinieren is inhe-

rent productiever dan land-

bouw omwille van de grotere

aandacht en zorg die kan

worden besteed aan kleinere

oppervlakten.’

Patrick Whitefield (1996), How to Make a Forest Garden, Permanent Publications

Page 65: Transitie HANDBOEK

124H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

125E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

Hieronder staan tien bomen/struiken die in de komende tientallen jaren, althans in Groot-Brittan-nië, groot agronomisch potentieel zullen hebben. In willekeurige volgorde gaat het om:

Tamme kastanje Nu impregneermiddelen stilaan verdwijnen van houten hekwerken, hebben we behoefte aan een duurzame bron voor natuurlijke, goed houdbare palen, en een ideale kandidaat is het hakhout van tamme kastanje. Elke boerderij zou enkele kas-tanjes moeten hebben staan! De tamme kastanje heeft ook een fantastisch economisch potentieel voor wat betreft de notenopbrengst. De juiste va-riëteiten doen het momenteel al goed in Enge-land en zullen het waarschijnlijk na verloop van tijd nog beter gaan doen. Onze testen in Devon wijzen uit dat sommige variëteiten 3 tot 4 ton per hectare opbrengen. Kastanjes zijn qua voedings-waarde vergelijkbaar met rijst en kunnen worden beschouwd als een ‘graan'-gewas afkomstig van bomen – in het verleden hingen volledige gemeen-schappen af van kastanjes als bron van koolhydra-ten; misschien herhaalt dit scenario zich in de toe-komst.

AppelTelers zijn nu al bezig met het opnieuw enten naar meer zuiderse variëteiten en dit zal nog meer uit-gebreid worden. Naarmate het klimaat opwarmt, zullen bepaalde streken gaandeweg moeten aan-vaarden dat hun 'lokale' variëteiten niet langer de beste zijn voor die locatie. In Groot-Brittannië heb-ben we nu al te maken gehad met een klimaatver-andering van meer dan 160 kilometer zuidwaarts tijdens de laatste 30-40 jaar, met als gevolg dat enkele Franse variëteiten nu redelijk goed aange-past zijn aan Zuid-Engelse condities.

BamboeNeen, dit is geen struik of boom, maar zo nuttig als houtige vaste plant, dat ik hem moest vermel-den. In Azië wordt bamboe natuurlijk gebruikt voor de meest uiteenlopende dingen. Bamboe is gemakkelijk te telen en ook kwalitatief zeer goede bamboescheuten voor keukengebruik zijn gemak-kelijk te produceren. Bamboestokken uit China zijn momenteel erg goedkoop, maar hoelang zal dat nog duren?

PruimDe enige andere fruitboom in deze lijst is zo pro-ductief en gemakkelijk te telen, dat ik hem moest vermelden. Pruimen zijn zoals appels niet inheems, en de meeste variëteiten zullen het beter doen naarmate de temperaturen stijgen.

Donzige eikDeze eik, die erg veel wordt toegepast in de Fran-se bosbouw, is hier nagenoeg onbekend. Naarmate temperaturen in Groot-Brittannië zullen stijgen, zal deze donzige of zachte eik uitgroeien tot een belangrijke boom voor bosbouw. Het hout is van uitstekende kwaliteit. Onze inheemse eiken zullen in sommige gebieden beginnen last te krijgen van een tekort aan water en zullen vervangen worden door deze donzige eik.

WalnootDe Fransen houden nu al rekening met een tekort in het aanbod van goedkoop tropisch hardhout en planten massaal een hybride walnoot (Amerikaans- Europees) met het oog op een snelle en hoogwaar-dige houtproductie. Wij zouden hun voorbeeld moeten volgen. De juiste notendragende variëtei-ten kunnen in de meeste delen van dit land ook voor economische opbrengst zorgen.

ElsElzen behoren tot de beste bomen in ons klimaat die stikstof fixeren. Ze zijn ook geweldig als wind-schermen en windschermen zijn dingen waar elke boer over na moet denken, omdat we in de toe-komst te maken zullen krijgen met steeds fellere stormen. Italiaanse of rode els groeit een meter of meer per jaar en fixeert grote hoeveelheden stik-stof, die vervolgens vrijkomt in het omliggende land als bemesting voor andere gewassen.

PijnboomNaast het produceren van goed timmerhout zijn pijnbomen een goede bron van koolwaterstof via aftapping. Het grootste deel van de wereldvoor-raad terpentijn is nog altijd afkomstig van afgetap-te pijnbomen, en enkele belangrijke producten die vandaag van aardolie gemaakt worden, kunnen op meer duurzame basis van pijnboomhars gemaakt worden. De maritieme pijnboom zal een belang-rijke bosbouwboom worden naarmate het klimaat opwarmt. En sommige pijnbomen, zoals de steen-pijnboom, leveren zeer goed eetbare pijnboompit-ten.

WilgZeer goede schermen tegen oostenwind, want ze schieten vroeg in het blad. Hakhout met snelle op-brengst (Eng. SRC = short rotation coppice) en met goed potentieel als warmtebron op de schaal van een boerderij, ook al is het gebruik als energiebron via SRC-energiecentrales dubieus.

LindeEen van onze nuttigste inheemse bomen! Groeit heel goed als hakhout, en één hele mooie toepas-sing voor de gekapte stronken is het telen van paddestoelen, bijvoorbeeld shiitake, op duurza-me wijze en met weinig energieverbruik. De linde heeft zeer goed eetbaar jong blad en behoort aldus tot onze meest gebruikte slaplanten.

Martin Crawford is directeur van het Agrofores-try Research Trust in Dartington, nabij Totnes in Devon. Hij is auteur van verschillende publicaties over dit thema en van het driemaal per jaar verschijnende tijdschrift Agroforestry News. www.agroforestry.co.uk. Momenteel schrijft hij een nieuw boek over akkerbosbouw, dat in 2009 ver-schijnt bij Green Books.

Voor informatie over bomen in Nederlands/Bel-gische omstandigheden is Natuurlijk bouwen met hout door Peter Fraanje een nuttig naslagwerk.

Tien bomen die we vaker zullen zien in de landbouw na piekolie

door Martin Crawford, Agroforestry Research

Een amandelboom planten om stedelijke voedselveiligheid te creëren.

Page 66: Transitie HANDBOEK

126H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

127E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

in elkaar te storten. Het sluiten van lokale zieken-

huizen ten gunste van gecentraliseerde – twintig

jaar geleden een algemeen heersende praktijk –

werd omgekeerd. Lokale centra voor gezondheids-

zorg houden zich nu niet alleen bezig met het louter

behandelen van ziekten, maar ook – op allerlei ver-

schillende wijzen – met het bevorderen van gezond-

heid. Zij hebben samenwerkingsverbanden opgezet

met lokale scholen waarbij ze het kweken van voed-

sel promoten en jonge mensen vertrouwd maken

met de hele voedselcyclus van zaad tot salade. Het

welzijn van het individu kan niet gescheiden wor-

den van de gezondheid van de gemeenschap. De bi-

ologie van de mens is een verplicht schoolvak dat

werd uitgebreid met voedingsleer en basiskennis

van de kruidenkunde.

Ongeveer de helft van de medicijnen die dokters

voorschrijven is van lokale oorsprong. Plaatselijke

boeren telen de voornaamste geneeskrachtige plan-

ten, die men in lokale laboratoria verwerkt. Apothe-

kers maken meer dan 50 procent van de medicijnen

die ze verkopen zelf. Dokters kunnen een waaier van

aanvullende behandelingen voorschrijven en kun-

nen ook betrokkenheid bij lokale gemeenschapstui-

nen en toegang tot betaalbaar gezond voedsel bevor-

deren. De groei van de toegang tot zinvol werk, het

heropbouwen van het sociale weefsel en het groei-

ende gevoel een gemeenschappelijk doel te hebben,

hebben geleid tot minder stressgerelateerde ziekten

en depressies. Klassieke en alternatieve geneeskun-

de worden beschouwd als twee kanten van dezelf-

de medaille en de opvatting om eerder gezondheid

te bevorderen dan alleen maar ziekten te behande-

len, heeft geleid tot een waaier van vernieuwende

maatregelen.

Doordat mensen van zittende consumenten ge-

evolueerd zijn naar meer actieve producenten en

consumenten, namen spier- en gewrichtsproblemen

toe. Dokters kunnen nu bijvoorbeeld sessies Alexan-

dertechniek voorschrijven. Het komt nu meer voor

BRISTOL EVENING POST15 december 2013

Lof voor de opleiding Duurzaam Wonen

DE INSPECTEUR VAN ONDERWIJS, Bob

Sprout, prees gisteren de resultaten van de eerste-

jaarsstudenten van de opleiding Duurzaam Wonen.

Op de lokale scholengemeenschap Henbury haalde

70 procent een 8 of hoger. Een groot deel van dit

succes is toe te schrijven aan de praktische opzet

van de cursus, waaronder de inrichting van een ge-

meenschapsbostuin en de bouw van een klaslokaal

met stro en leem.

Directeur Michael Curtis zei dat Henbury (voor-

bestemd om de eerste ‘Powerdown-school’ in 2013

te worden), veel deskundigheid de school in haalde

met heel gunstige effecten voor alle studenten. ‘Het

is mij een groot genoegen te weten dat de Henbury

school de beste stro- en leembouwers, mulchers en

stukadoors in de West Country blijkt af te leveren’,

zei hij.

Meneer Sprout prees Henbury als een model-

school. ‘Veel andere scholen geven inmiddels deze

opleiding’, zei hij, ‘maar weinige hebben het niveau

van betrokkenheid bereikt van Henbury.’ De school,

die op dit moment een netto producent van energie

is, ligt in een landschap van fruitbomen, tuinen en

vijvers. Het doel om in 2015 in 30 procent van de

verse voedselproductie van de stad te voorzien gaan

ze vast halen.

‘De komende schaarste aan

fossiele brandstoffen, boven op

de steeds toenemende kosten

in de geneeskunde (de prijzen

van olie en gas waren in 2007

ongeveer vier keer zo hoog als

in 1999) en de uitgaven voor

de behandeling van de Baby

Boomers (een leeftijdsgroep

die twee maal zo groot is als

die ervoor), zou te veel kunnen

worden voor een medisch

systeem dat zich reeds in crisis

bevindt. We kunnen een ineen-

storting echter vermijden, door

het huidige energieconsump-

tieniveau van de geneeskunde

te verlagen en een gezond-

heidszorg te creëren die onze

feitelijke relatie met de hulp-

bronnen weergeeft. Ironisch

genoeg kan piekolie een kata-

lysator zijn voor het creëren

van een gezondheidssysteem

dat kosteneffectief, ecologisch

duurzaam en in harmonie

met een democratische sociale

moraal is.’

Daniel Bednarz (2007), ‘Geneeskunde na Olie’, Orion Magazine

Het zal mensen die dit jaar Oxford bezoeken misschien

opvallen dat de zaken sinds hun laatste bezoek een beetje

veranderd zijn... als ze ten minste naar de WC gaan! De

stad en verschillende hotels hebben immers urineschei-

dende toiletten geïnstalleerd. De WC’s zelf zien er niet

echt anders uit dan tevoren; de urinoirs bijvoorbeeld zijn

bijna identiek. Het is wat er na gebruik gebeurt dat hen

misschien zou kunnen verwonderen.

Het huidige ontwerp is een idee van N Pee K, een

nieuw initiatief uit Oxford. Waarom zou iemand über-

haupt de plasjes van de stad willen verzamelen? N Pee

K-directeur Imelda Platt legt uit: ‘Omdat het Noordzee-

gas bijna volledig is uitgeput, is de productie van stik-

stofbemesting problematisch geworden. Stikstof is cru-

ciaal voor onze gewassen, maar wordt onbetaalbaar. De

gemiddelde mens produceert in zijn urine ruwweg even-

veel stikstof als in de landbouw nodig is. We hebben be-

sloten niet langer preuts te zijn, maar praktisch te wor-

den.’

Elke deelnemende organisatie heeft een grote verze-

gelde tank, die doet denken aan de particuliere stook-

olietanks van voor het aardgastijdperk. De tank, discreet

achter het gebouw geplaatst, wordt iedere twee weken

geleegd; het wordt verdund en verkocht aan plaatselijke

boeren. Platt noemt haar product ‘vloeibaar goud’. ‘Toen

ik vroeger al deze plaatsen benaderde met de vraag om

de rechten van hun urine te kopen, dachten ze dat ik

gek was,’ zegt ze. ‘We betaalden de WC’s, een investe-

ring die binnen de zes maanden terugbetaald was. Het is

zaken doen met een toekomst’, besluit ze. ‘Wij stellen

ons tot doel te blijven uitbreiden. Het is niet erg waar-

schijnlijk dat onze eigen ruwe grondstoffen uitgeput zul-

len raken zoals gas dat deed!’ 26

OXFORT TIMES 15 MAART 2011

De plasophaaldienst ‘We hebben onze preutsheid opgeborgenen zijn praktisch geworden.’

DOOR PAUL HAIG

Imelda Platt toont trots het ‘vloeibare goud’ van haar

bedrijf. N Pee K is een van de snelst groeiende bedrij-

ven van Oxford.

Page 67: Transitie HANDBOEK

128H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

129E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

ling. Zij bieden zowel herscholing aan voor beroeps-

mensen als een hele waaier cursussen voor het grote

publiek in diverse praktische, op duurzaamheid ge-

richte vaardigheden.

Rond 2016, toen bus en brommer voor scholie-

ren te duur werden, begon hier en daar het aan-

tal kleine, lokale scholen weer toe te nemen. Tegen

2019 was een groot deel van de hogescholen en uni-

versiteiten niet langer in staat om van veraf nieuwe-

lingen aan te trekken en moest gaan nadenken hoe

zij hun voorzieningen op een andere manier kon-

den gebruiken. Omdat ze met een hoop onbenut-

te ruimte zaten, hebben zij zich gediversifieerd en

bieden ze nu eveneens een onderkomen aan begin-

nende bedrijven, waarin bekwame vaklieden ate-

liers hebben, die ook leerjongens en -meisjes aan-

nemen. Dergelijke scholen die landbouwbedrijven

of groentekwekerijen zijn geworden, vallen ook op

door een verscheidenheid van waardetoevoegende

ondernemingen. Scholen zijn thans bruisende, pro-

ductieve, bezige plekken, met stevige wortels in en

belangrijke bijdragen aan de lokale economie.

Economie

De werking van de economie en hoe we over geld

denken is wezenlijk veranderd sinds 2009. Het

geglobaliseerde economisch model was al ern-

stig in moeilijkheden en dat werd er niet beter op

toen rond 2012 de wereldolieproductie piekte. Een

moeilijke overgang volgde waarin onze overmati-

ge afhankelijkheid van buitenlandse investeringen

en een geglobaliseerde wereldeconomie duidelijk

werden. Parallel aan deze recessie maakten meer

lokale economieën een sterke opmars. Door een

te kleine nationale muntvoorraad en met de pen-

sioenplannen aan diggelen, werden steden en ge-

meenten verplicht om hun eigen economische sy-

stemen te ontwikkelen. Nieuwe vormen van handel

zijn nu gemeengoed geworden, met bloeiende sy-

stemen als de lokale munt LETS en Tijdsbankieren

(Time Banks).

Zoals eerder in historisch moeilijke tijden, geven

steden en gemeenten hun eigen gedrukte munt uit,

die enkel binnen de stad kan worden gebruikt. Er

werden modellen voor lokale investering ontwikkeld

waarin mensen hun geld zodanig investeren dat zij

DEVIZES GAZETTE & HERALD 10 juni 2013

HENNEP HOODIE HEL ‘Krijgen we alstublieft onze hoodies terug?’ vraagt de dochter van de minister van Binnenlandse Zaken.

door Marcella Pruwitt

SANDRA MILTON, mede oprichtster van het eco-

textiel bedrijf ‘Devize’s Danskleding’ in Devize, las

haar vader, minister van Binnenlandse Zaken Au-

gustus Milton, de les door te vragen of de politie

de in beslag genomen hennep hoodies (sweatshirt

met capuchon) kon teruggegeven aan hun magazijn

in de stad. Haar oproep volgde op de inbeslagname

door de politie drie weken geleden van 500 hennep

hoodies als gevolg van het nationale hoodieverbod

van november 2011.

‘Dit is een flagrante aanslag op de vrijheid van

de mensen om te dragen wat ze willen’, vertelde ze

de Devizes Gazette & Herald. ‘We hebben een pio-

niersrol gespeeld bij de lokale productie van kledij

en hoewel we veel succes hadden, zal dit ons hard

treffen.’ Naast de hoodies, maakt Devizes Danskle-

ding ook jeans, T-shirts en jacks, allemaal met lo-

kale wol en hennep en met knopen van lokaal hout.

Het bedrijf verschaft werk aan twintig mensen in

zijn atelier op het stedelijk industrieterrein. Het is in

dit pand dat de politie afgelopen week binnenviel.

De minister van Binnenlandse Zaken weigerde

commentaar door te zeggen dat het een familie-aan-

gelegenheid was.

dat men ‘s morgens in lokale parken, zoals in China,

gratis T’ai Chi-sessies ziet. Technologie maakte ‘te-

legeneeskunde’ mogelijk: bepaalde tests en obser-

vaties die online bij de patiënt thuis worden uitge-

voerd.

Onderwijs

Het onderwijs in 2009 was, in het licht van de ko-

mende Transitie, bedroevend onaangepast. Rond

2011 werd duidelijk dat jonge schoolverlaters niet

voorbereid waren op de meer praktische eisen die de

ontluikende energiearme wereld hun stelde. Jaren

onderwijs hadden hen niets geleerd over bouwen,

koken, verstellen, tuinieren en repareren. De rege-

ring verklaarde dat de jeugd in crisis verkeerde en

dat het onderwijs fundamenteel veranderd moest

worden. In 2013 keurde men nieuwe leerplannen

goed waarin de nadruk weer gelegd werd op be-

roepsgericht onderwijs met stevige wortels in de

basisprincipes van duurzaamheid en het opbouwen

van veerkracht. Vanaf de basisschool zijn vaardig-

heden in tuinieren, koken en houtbewerking – voor

het eerst sinds vijftig jaar – een wezenlijk onder-

deel van het programma geworden. Schoolterreinen

veranderden in intensief bewerkte tuinen, waarin

veel leerlingen hun eigen onderneming runnen.

Vanaf de middelbare school leren jongeren zowel

bouwen als het ontwerpen, installeren en onderhou-

den van hernieuwbare energiesystemen, naast so-

ciale vaardigheden zoals omgaan met conflicten en

het ontwikkelen van leiderschapskwaliteiten voor

de gemeenschap.Voor volwassenen zijn er in de

meeste steden Academies voor de Grote Herscho-

EEN JAAR LANG LEVEN zonder officieel geld, dat

volbracht Bob Charles gisteren als eerste. Hij maakte

uitsluitend gebruik van het Lewes-Pond en de Tijds-

bank. ‘Ik kan niet zeggen dat het het rijkste jaar was

dat ik ooit heb meegemaakt’, zei voormalig advocaat

Bob Charles viert uitdaging met pint.

Bob, 43, ‘maar het was opwindend en ik heb er veel

nieuwe vrienden mee gemaakt.’

Bob begon zijn ‘Lokale Poen-Uitdaging’ in april

om (echt!) geld in te zamelen voor het eerste lokale

Grondstichting-initiatief van de gemeenschap, dat een

4 hectare groot terrein aan de rand van de stad wil aan-

kopen om er een ecodorp en een gemeenschapsboer-

derij te stichten.

Burgemeester Marcella DuPont feliciteerde de heer

Charles. ‘Al moest Bob het voorbije jaar heel wat of-

fers brengen, hij heeft laten zien hoever de economie

van deze stad zich ontwikkeld heeft sinds 2007. Hij

heeft ook 15.000 ‘normale’ ponden opgehaald voor

een zeer goed doel.’ De heer Charles vierde het suc-

ces van zijn uitdaging gisteravond in de kroeg met een

pint, die hij uiteraard betaalde met een splinternieuw

Lewes-Pond.

Lewes Today — 15 februari 2012

LOKALE POEN-UITDAGING IN LEWESdoor Dave Schmink, financieel redacteur

Page 68: Transitie HANDBOEK

130H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

131E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

door, slapen in hun zomerhuis, maken lange fiets-

tochten en ontdekken de ecologie en de geschiede-

nis van hun ecoregio. De transformatie van onze ge-

meenten en steden van grote, koude plaatsen met

enkele uitgaanswijken tot gediversifieerde plaatsen

met tuinen, vijvers, kunstwerken, plaatsen om an-

deren te ontmoeten of met hen samen te werken, en

met over het algemeen meer om te zien en te doen,

heeft mensen minder redenen gegeven om te reizen

om elders vermaakt te worden.

In 2013, aan de vooravond van ‘piekauto’ (kort na

piekolie), begon de vraag naar parkeerplaatsen voor

auto’s te dalen, zodat gemeenteraden zochten naar

alternatieve gebruiksmogelijkheden voor de om-

vangrijke oppervlakken onbenut asfalt die ze moes-

ten onderhouden. Veel van deze gebieden werden

opnieuw in beheer gegeven van de gemeenschap en

werden groentekwekerijen voor de gemeenschap en

centra voor trainingen in het kader van de ‘Grote

Herscholing’. Het openbaar vervoer is tegenwoordig

fantastisch goed uitgewerkt en geïntegreerd. Ook

op het platteland werden nieuwe spoorlijnen aan-

gelegd ten voordele van zowel de gemeenschappen

als de lokale landbouwers, die ze gebruiken om hun

producten naar lokale markten te vervoeren. Stra-

ten in de stad geven nu voorrang aan voetgangers

en fietsers, terwijl auto’s uit veel openbare ruimten

worden geweerd.

Energie

Dank zij een buitengewoon ‘noodplan’, op gang ge-

bracht in 2011, heeft het Verenigd Koninkrijk op het

vlak van energie bijna het punt van zelfvoorziening

bereikt. Dit werd verwezenlijkt door het energiever-

bruik met 50 procent terug te dringen, terwijl een

massale uitbreiding van hernieuwbare energie zorg-

de voor de andere 50 procent van de energievraag.14

Dit werd onder andere tot stand gebracht door in

2010 koolstofrantsoenering in te voeren, gebaseerd

op het model van Klimaatdukaten ontwikkeld door

David Fleming.15 Hierbij werd aan iedere (volwas-

sen) burger en onderneming een koolstofbudget

toegekend, dat ieder jaar geleidelijk verminderde.

Op de bijbehorende ‘energierekening’ (compleet

met pinpas) wordt het gas-, elektriciteits- en ben-

zinegebruik afgeboekt. Sinds hun invoering zijn de

Klimaatdukaten tot het leven van alledag gaan be-

horen, waarbij sommige mensen een deel van hun

TOTNES TIMES

18 NOVEMBER 2011

Groen licht voor zonnedaken!door Nigel Slattery

De Districtsraad van South Ham keurde gisteren

een versoepeling goed op de regels om zonnepa-

nelen te installeren op daken van gebouwen die

vallen onder monumentenzorg. In 2010 en 2011

werden meer dan vijftig aanvragen geweigerd als

‘ongepast’ voor monumenten.

Wethouder Billy Teal verklaart deze ommekeer

in het beleid als volgt: ‘De internationale energie-

situatie maakt dat we zelfs lang gekoesterde over-

tuigingen ter discussie moeten stellen. Wat heb je

aan monumenten als je er niet van kan genieten

omdat nergens licht brandt? Laten we deze pane-

len voor lief nemen; over een poos merken we ze

eens meer op.’

Susan Simons uit South Street, vecht al jaren

voor toestemming om zonnepanelen op haar 17e

eeuwse huis te plaatsen. Zij vertelde de Totnes

Times ‘dat eindelijk het gezond verstand zege-

viert. Het is beter voor mijn bloeddruk om niet te

denken aan hoeveel CO2 bespaard was wanneer

deze verandering vijf jaar geleden had plaatsge-

vonden. Mijn aanvraag ligt zo gauw de kantoren

maandagochtend open gaan op hun bureau.’

het economisch herstel van de gemeenschap onder-

steunen. Naarmate men zich meer op het lokale ni-

veau richt, merken mensen dat hun transacties in

Euro’s steeds minder worden. Geld is thans meer

verantwoording verschuldigd aan de gemeenschap

die het dient. Deze lokale munten kunnen gedekt

worden door de nationale munt, maar zij worden

in toenemende mate gedekt door lokale energie-

en voedselproductie.

Iedere stad en gemeente heeft nu zijn eigen munt

die gebruikt wordt door alle lokale bedrijven en die

fier de koppen van vooraanstaande lokale histori-

sche figuren afbeeldt. Overheidssubsidies en -fond-

sen worden geïnvesteerd in lokale munt als onder-

deel van het nationale regeringsbeleid om lokale

economieën te versterken. Lokale overheden aan-

vaarden ook de betaling van gemeentebelastingen

in lokale munt. Winkels betalen er een deel van hun

bedrijfsbelasting en hun lokale leveranciers mee.

Naarmate geglobaliseerde bedrijfsmodellen uit-

een begonnen te vallen, vulden lokale ondernemers

het gat in de markt. In de jaren dertig van de vorige

eeuw waren bijna alle bedrijven eigendom van lo-

kale mensen. Een eeuw later is dat opnieuw zo. De

mythe dat een sterke economie zich alleen maar kan

ontwikkelen wanneer zij gebaseerd is op investerin-

gen van buitenaf beschouwt men nu als een vreemde

hersenkronkel uit het Tijdperk-van-de-goedkope-

olie. Vooral voor gemeenschappen die afhankelijk

waren van de geglobaliseerde bedrijfswereld was de

transitie bijzonder moeilijk, maar dit leidde tot een

vastberaden engagement om stabiele lokale econo-

mieën op te bouwen.

Vervoer

Het bezit van een eigen auto is niet langer de norm.

Behalve in sommige zeer landelijk gelegen gebieden

beschouwt men het bezit van een privéwagen als

volstrekt antisociaal gelet op het uitgebreide open-

bare vervoersnet en de voorrang die men in de stra-

ten van de steden verleent aan fietsers, voetgangers,

trams en bussen. De idee dat men in een landelijke

omgeving zou kunnen wonen en er een stedelijke

levensstijl op nahouden, behoort tot het verleden.

Landelijke gemeenschappen hebben zich gereorga-

niseerd rond het opnieuw creëren van lokale werk-

gelegenheid, productie en de gemeenschap. Dit

heeft er onvermijdelijk toe geleid dat de bevolking

de laatste twintig jaar veranderde: diegenen die een

actiever, productiever en landelijker leven wilden

leiden, verlieten de steden, terwijl zij die de gezel-

lige drukte van het stadsleven zochten in de tegen-

overgestelde richting trokken. Greenwheels-achtige

clubs voor autodelen, waarin mensen een auto kun-

nen gebruiken zonder er een te hoeven bezitten, zijn

algemeen verbreid, wat ook betekent dat auto’s ef-

ficiënter worden gebruikt.

Men kijkt met nostalgie terug op goedkope vlieg-

reizen. De onmogelijkheid om zich over lange af-

standen te verplaatsen heeft het extra voordeel dat

mensen zich nu meer verbonden voelen met hun

onmiddellijke omgeving en veel vertrouwder zijn

met alle hoeken en gaten ervan. Vroeger – in 2008

– waren mensen meer vertrouwd met Parijs of New

York dan met de stad in hun buurt! Sterke stijgin-

gen van brandstofprijzen en de regeringsbeslissing

van 2010 om kerosine te belasten deed menige low

budgetvliegmaatschappij op de fles gaan. Hoewel

vliegreizen en de privéauto een verlies betekenden

voor de vervoerssector, kende de commerciële zeil-

vaart een gezwinde heropleving. Tot de andere win-

naars behoorden ook tram- en fietsfabrikanten.

Een onderdeel van het proces van herlokalise-

ring was een vertraging van het krankzinnige tempo

dat het leven in 2009 nog kenmerkte. Daardoor ver-

minderde de behoefte om naar exotische oorden te

trekken om er te ‘relaxen’. Vandaag brengen men-

sen liever hun lange zomerdagen op hun stukje land

‘Wanneer ik een volwassene

op een fiets zie, heb ik hoop

voor het menselijke ras.’

H.G. Wells

‘De keuze is duidelijk: als

een minderheid van mach-

tige naties doorgaat met het

bevoordelen van een econo-

misch systeem dat steunt op

gecentraliseerde technologieën

en kwetsbare toevoerlijnen,

zullen ze dit moeten verde-

digen met enorme kosten en

risico’s voor onze burgerlijke

vrijheden als gevolg. Aan de

andere kant, als we opschuiven

naar een gedecentraliseerde

wereldeconomie, gebaseerd op

een rechtvaardig en efficiënt

gebruik van hernieuwbare

energiebronnen en naar de

eigen streek verlegde toevoer-

systemen, zullen we gemeen-

schappen krijgen die niet

makkelijk bedreigd worden en

die, wat nog belangrijker is,

niemand anders bedreigen.’

Paul Allen, directeur, Centre for Alterna-tive Technology

‘Wanneer we bouwen, laat ons

dan denken dat we dit voor altijd

doen. Laat het niet zijn voor

het huidige genot, noch voor

huidig gebruik alleen, laat het

een zodanig werk zijn dat onze

nakomelingen ons ervoor zullen

bedanken. En laat ons denken,

wanneer we de stenen op elkaar

leggen, dat er een moment zal

komen waarop deze stenen als

heilig beschouwd zullen worden,

omdat onze handen ze aange-

raakt hebben. En dat, wanneer

mensen kijken naar het werk

en de doorwrochte materie, zij

zullen zeggen: “Zie, dit is wat

onze vaders voor ons gedaan

hebben”.

Want inderdaad, de grootste

glorie van een gebouw zit niet

in zijn stenen, noch in zijn goud,

maar in zijn leeftijd en in dat

diepe gevoel van weerklinken,

of terugblikken, van mysteri-

euze sympathie, ja zelfs van

goedkeuring of veroordeling

die we voelen in de muren die

reeds lang gewassen zijn door

de steeds weerkerende golven

van de mensheid. Het is in dat

gouden brandmerk van de tijd

dat we moeten zoeken naar het

echte licht, de echte kleur en de

kostbaarheid van architectuur.’

John Ruskin (herdrukt in1961), The Seven Lamps of Architecture, Noonday Press

Page 69: Transitie HANDBOEK

132H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

133E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

Dankzij de ruime subsidies voor zonne-energie

(passief of met zonnecellen) is het nu gebruikelijk

dat veel huizen, vooral nieuwbouw, netto-energie

opbrengen. Het geproduceerde energieoverschot

wordt naar het lokale mininet of naar het landelij-

ke elektriciteitsnet afgeleid. Ieder huis beschikt nu

over een slimme meter waarop de bewoners in één

oogopslag kunnen zien hoeveel energie er op dat

ogenblik wordt verbruikt.19 Energiemaatschappijen

gaan ook creatief om met tarieven door op bepaalde

tijdstippen minder te berekenen om zo een piek-

vraag op andere momenten te vermijden.

Mensen kijken met een gevoel van grote vol-

doening terug op de afgelopen twintig jaar. Wat in

2009 een onmogelijke uitdaging leek, werd met een

gezamenlijke inspanning en met enorme creativiteit

aangepakt. En men blikt met ongeloof en een zekere

walging terug op de spilzucht van twintig jaar gele-

den. De nieuwe energie-economie is slanker, maar

mensen zijn nu blij te weten dat de mate van hun

persoonlijk geluk niet recht evenredig is met de om-

vang van hun energieverbruik.

Huisvesting

Hoewel het nationale woningbestand er in wezen niet

veel anders uitziet dan in 2009, is het veel energie-

eficiënter geworden. In 2015 werd het model van het

Lokale Passiefhuis de norm voor elke nieuwbouw-

woning. Dit model is gebaseerd op het pionierswerk

2007 van Rob McLeod, dat de technologische voor-

uitgang van het Europese-Passiefhuis-concept com-

bineerde met het gebruik van lokale biomaterialen.20

Dit model maakt het mogelijk huizen te bouwen die

helemaal geen verwarmingsinstallatie nodig heb-

ben. Zij halen alle benodigde verwarming uit zon-

newarmte en de lichaamswarmte van de bewoners.

In de plaatselijke versie komt tot 80 procent van de

gebruikte materialen uit de regio.

Dit heeft op zijn beurt geleid tot een uitbarsting

van lokale bedrijven die kleipleister, natuurlijke iso-

latie en leem/hennepblokken produceren. De ade-

mende constructie en de materialen die men ge-

bruikt in het Passiefhuis levert gebouwen op met

een lage energie-input die zeer gezond zijn om in

te leven. Zij bevatten ook een aanzienlijke hoeveel-

heid opgeslagen koolstof en besparen op de vervui-

lende bouwkilometers.21 Alle nieuwe gebouwen zijn

zo ontworpen dat ze zelfvoorzienend zijn op het vlak

van aan- en afvoer van water en produceren boven-

dien meer energie dan zij in een blok – als een in

terrassen gebouwde huizenrij bijvoorbeeld – of los-

staand – verbruiken.22

Nieuwe woonvormen in grotere gebouwen en nieu-

we vormen van samenwonen – zoals cohousing,

waarbij mensen over privévertrekken beschikken,

maar ook een paar gemeenschappelijke ruimten

delen – zijn veel gebruikelijker geworden. De da-

ling van de woningprijzen betekende voor velen een

moeilijke tijd, maar zorgde er voor – samen met het

afnemende eigendom van een tweede woning – dat

het bezit van een eigen huis ook voor jongere men-

sen weer tot de mogelijkheden behoorde.

De gemiddelde ecologische voetafdruk van

nieuwbouwwoningen is gedaald en de grootste

kunst voor architecten is het efficiënt ontwerpen

van een kleine woning. Jaren geleden werd iemands

maatschappelijke status afgemeten aan de grootte

van zijn huis, nu is deze gebaseerd op criteria als

compactheid en efficiënt ontwerp.

Om zich aan te passen aan de behoeften van

een grotere groep mensen die in de landbouw wer-

ken, werden in landelijke gebieden op boerderij-

en groepjes kleine lage-impactwoningen gebouwd

met lokale materialen. Men heeft gebruikgemaakt

van erfdienstbaarheden om te beletten dat ze privé-

eigendom kunnen worden,23 zich baserend op de ‘15

Criteria voor Duurzame Ontwikkeling van het Plat-

teland’, ontwikkeld door de organisatie voor de her-

‘Er zit een zekere passendheid in

het bouwen van een eigen huis

door de mens, zoals die ook zit

in het bouwen van een eigen

nest door de vogel. Wie weet,

dat wanneer mensen hun eigen

verblijfplaats zouden bouwen

met hun eigen handen en zich-

zelf en hun familie van voedsel

zouden voorzien, gewoon

eenvoudig en eerlijk, het dichter-

lijke talent universeel ontwik-

keld zou worden, net zoals vogels

universeel zingen wanneer ze

daar mee bezig zijn?’

Henry David Thoreau, Walden,Meulenhoff

inkomen halen uit het verhandelen van hun over-

schot aan dukaten.

Een landelijk noodprogramma met betrekking

tot energie-efficiëntie en energieaanpassing, dat

begon in 2010, heeft het huishoudelijk verbruik met

60 procent verminderd. Een deel van het succes was

te danken aan het feit dat men van energie-efficiën-

tie een hoofdthema binnen de samenleving wist te

maken. Terwijl rond 2011 huishoudelijke toepas-

singen van zonnepanelen en windturbines hebbe-

dingen werden, de prijzen ervan daalden en er ver-

hoogde subsidies voor werden toegekend, had het

veel minder spectaculaire werk van energieaanpas-

sing nog wel een duwtje nodig.

Dit werd deels verwezenlijkt door lokale kun-

stenaars in de arm te nemen en hun het aanbren-

gen van isolatie en andere energiebesparende in-

grepen te laten opvatten als bouwwerkomvattende

kunstwerken, vergelijkbaar met het inpakken van

gebouwen en eilanden door Christo.16 Aan de reste-

rende energievraag werd tegemoet gekomen door

een combinatie van windenergie (voor ongeveer

de helft), met onder meer een groots programma

van windmolenparken op de Noordzee, energie van

door biomassa aangedreven warmtekrachtkoppelin-

gen en woestijnstroom (Concentrated Solar Power).

Vele steden deden minder beroep op het elektrici-

teitsnet door lokale mini-netten te creëren, die vaak

eigendom zijn van lokale energiemaatschappijen,

die ze ook beheren. Deze maken gebruik van het

ESCO-model 17 – een aanpak die vele jaren geleden

voor het eerst werd toegepast in Woking, in Sur-

rey.18 Hierbij wordt een infrastructuur voor her-

nieuwbare energie opgezet die eigendom is van en

in beheer is bij de lokale gemeenschap.

Deze mini netten worden gevoed door die energie-

bronnen die lokaal het meest voorhanden zijn: in

de kustgebieden kan dit zelfs getijdenenergie zijn.

Meestal gaat het om een mix van verschillende

bronnen. Ze zijn verbonden met het landelijke net

om hun energieoverschotten te verhandelen of om

– indien nodig – extra energieleveringen te krijgen.

Gemeenschappen die op deze wijze hun eigen ener-

gie produceren hebben een belangrijk instrument

ontwikkeld om hun lokale economieën te onder-

steunen omdat de opbrengst ervan binnen de lo-

kale economie blijft.

L I N C O L N S H I R E E C H O – 14 november 2014

Hoge onderschei-ding voor hennep bouwbedrijfdoor Nigel Tavish

HET LINCOLNSE BEDRIJF ‘HEMPIRE BUILDING’

kreeg gisteravond een prestigieuze onderscheiding

voor bouwinnovatie op de jaarlijkse prijsuitreiking

door de Dienst Nul-energie-bouwen in Londen.

Het bedrijf, een geesteskind van de in Lincoln ge-

boren Evan Field en Michael Spicer, ontwikkelde

een bouwmethode die nu gebruikt wordt in de re-

novatie van duizenden huizen in de regio, voorna-

melijk in en om Lincoln zelf.

Het bedrijf – met bakermat op het plaatselij-

ke industrieterrein – is pionier in het gebruik van

bouwmaterialen op basis van hennep, veelal ge-

teeld door lokale boeren. De onderscheiding ging

naar hun product ‘hennepplaat’, een board dat uit-

muntend isoleert, gemaakt van hennep, klei en

leem, dat gebruikt kan worden voor de binneniso-

latie van gebouwen, terwijl het tegelijkertijd het

binnenklimaat verbetert.

De onderscheiding had waardering voor de

trouw van het product aan de lokale markt, de

lage energiekosten bij de productie en zijn hoge

warmte-efficiëntie. Field en Spicer beogen geen

bedrijfsuitbreiding in Lincoln, maar zullen, in de

lijn van hun toegewijde steun aan lokale markten

en verminderde CO2-uitstoot door transport, eer-

der elders in het land gelijkaardige vestigingen op-

starten.

‘De meeste gebouwen waar de

meesten van ons in leven zijn

zielloos, anti-ecologisch en lelijk.

We sluiten onze zintuigen af

wanneer we er in zitten. Maar

er is een ander soort architec-

tuur, één die ziel en geest voedt,

die ons goed doet voelen, die

ons dagelijks leven verheft. De

oude dagen van Overheersing

van de Natuur zijn voorbij; we

hebben een ‘ecologische architec-

tuur’ nodig die ons weer op onze

plaats in de Natuur zet, waar

we voortdurend worden herin-

nerd aan de glorie van de wereld

om ons heen. Door het creëren

van natuurlijke gebouwen, zal

je extatische plaatsen creëren,

een plaats waar je geest zich kan

verheffen.’

Ianto Evans (2005), The Hand Sculpted House: a practical and philosophical guide to building a cob cottage, Chelsea Green

Page 70: Transitie HANDBOEK

134H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

135E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

Hoe zou je piekolie en het Transitie-concept kun-nen introduceren bij jongeren? Hier volgt een aan-tal instrumenten dat ontwikkeld is voor het werken met studenten van het King Edward VI Communi-ty College in Totnes, als onderdeel van het project Transitie-verhalen. Aan deze instrumenten wordt nog steeds gewerkt, maar ik hoop dat je ze bruik-baar vindt.

SESSIE 1:DE ‘WAT IS PIEKOLIE?’-SESSIE

Verzamel in een grote zak allerlei huishoudelijke artikelen, zoals sportschoenen, haargel, binnen-banden, lepels enzovoort en vraag de studenten wat al deze producten met elkaar gemeen hebben. Haal de producten één voor één uit de zak. Laat ze een tijdje raden, totdat je de hele zak hebt uit-gepakt. Als het juiste antwoord dan nog niet is ge-noemd, vertel hen dan dat ze allemaal van olie zijn gemaakt. Haal dan een literfles olie tevoorschijn en vertel dat een paar eetlepels hiervan meer ener-gie bevat dan zij per dag zouden kunnen opwek-ken, en dat hun soort leven het equivalent vereist van vijftig personen die dag en nacht keihard in hun achtertuin aan het fietsen zijn. Deel de leerlin-gen daarna op in vijf groepen, elke groep aan een aparte tafel met een andere oefening erop. Laat de groepen elke vijftien minuten doorschuiven naar een andere tafel.

Tafel 1: De reis Waar komt olie vandaan en wat betekent piek-olie in de praktijk? Hoe is de situatie met betrek-king tot de voorraad waarvan we afhankelijk zijn? Voor deze oefening heb je een online computer nodig, ingelogd op David Strahan’s Oil Depleti-on Map (www.lastoilshock.com/map.html) en elke groep krijgt een vel papier (zie Bijlage 1, pag.249) waarop zes vragen staan die ze alleen kunnen be-antwoorden door de kaart goed uit te pluizen. Dit geeft een goede achtergrond en laat ze nadenken over wat Piekolie inhoudt en in het bijzonder over de groeiende kwetsbaarheid van hun eigen land op dit vlak.

Tafel 2: Oorlog en olieVerdeel aan deze tafel de leerlingen in twee teams en vraag hen om in debat te gaan over de stelling: ‘De oorlog in Irak werd veroorzaakt door olie.’ Leg kaarten op de tafel met allerlei redenen erop, zoals ‘massavernietigingswapens’ ‘olie’, ‘democra-tie’, enzovoort en vraag de leerlingen de kaarten te rangschikken in volgorde van belangrijkheid, zoals zij dat zien.

Tafel 3: Wat kun je allemaal doen met olie?Leg op de tafel met de van olie gemaakte huis-houdartikelen een kaart met de volgende tekst: ‘Olie kan gebruikt worden voor het maken van heel veel verschillende producten, zoals plastics, lijmen, verven, vernissen, medicijnen en andere dingen die we in ons leven als vanzelfsprekend ervaren. Op deze tafel vind je veel producten waar we al eer-der naar gekeken hebben. Het is jouw taak om de komende tien minuten te zoeken naar op z’n minst

Transitie-instrument 6Visualisatie als instrument gebruiken in piekolie-onderwijs op scholen – Transitie-verhalen

één product in deze ruimte waarbij géén gebruik is gemaakt van olie. Als dat je niet lukt, probeer dan iets te bedenken bij je thuis. Let daarbij op alle elementen en componenten van de voorwerpen waaraan je denkt.’Eigenaardig genoeg bedacht de groep waarmee we deze oefening deden de volgende drie dingen: ‘onszelf, haar en het water in die kan’.

Tafel 4: Hoe wordt olie gebruikt in Totnes…?Leg een stapel lokale kranten op de tafel, een paar markeerstiften en een aantal kopieën van diezelfde lokale krant uit de jaren ’30. (Met wat rondneuzen in de plaatselijke bibliotheek moet je die wel kun-nen vinden). Vraag de studenten in duo’s de kran-ten door te spitten en de artikelen waarvoor het gebruik van olie nodig is te omcirkelen, inclusief reclames.De knipsels uit de jaren ’30 geven een beeld van een tijd waarin het de uitdaging was om juist mín-der te gebruiken in plaats van méér. Het contrast tussen de twee kan erg verhelderend werken.

Tafel 5: Het leven na de olieOp de kaart die op deze tafel ligt, staat geschre-ven: ‘Of we het leven na de olie zien als een uitda-ging of een kans ligt aan ons. Zien we het vermin-deren van onze afhankelijkheid van olie als een ramp of als een kans om iets beters op te bou-wen?’Maak flipover vellen met twee kolommen met boven de ene kolom: ‘Waar kijk je naar uit?’ en boven de andere kolom: ‘Wat zou je missen?’ en vraag de studenten om voor elke kolom dingen te bedenken.

SESSIE 2: TRANSITIE-VERHALEN

Deze sessie gaat over het vertellen van verhalen. Het begint met een aantal oefeningen bedoeld om de ‘creatieve expressie en fantasie’ van de leerlin-gen te prikkelen.

1. StokverhalenVerdeel de leerlingen in groepen van vijf en geef elke groep een stok, een gewone stok die je onder elke willekeurige boom kan vinden. Ieder moet één minuut over de stok vertellen zonder te aarzelen, af te wijken of in herhalingen te vervallen en de stok daarna doorgeven aan de volgende leerling. De eerste leerlingen zullen gewoon over de stok vertellen, maar daarna komen al snel de wildste verhalen en fantasieën naar boven!

2. Vertel de grootste leugen!Vraag vervolgens aan de leerlingen een voorwerp in de klas te kiezen en daarna de grootst mogelij-ke leugens te vertellen over wat het is en waarvoor het gebruikt wordt. In deze oefening wisselen ex-tremen en totale onzin elkaar af.

3. Wat ben je aan het doen?Verdeel de leerlingen in duo’s. Vervolgens moet de ene leerling een activiteit uitbeelden en de ander moet vragen wat hij aan het doen is. De mimende leerling moet antwoorden met een andere, totaal verschillende activiteit, die de vraagsteller dan moet uitbeelden. Dit gaat zo een tijdje heen en weer.

Page 71: Transitie HANDBOEK

136H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

137E E N T O E K O M S T B E E L D V O O R 2 0 3 0

4. ‘In de stad Rome was een straat...’Deze oefening lijkt op ‘ik ga op vakantie en ik neem mee...’ waarbij de eerste persoon zegt wat hij meeneemt op vakantie en de tweede persoon moet beginnen met wat de eerste persoon mee-neemt en daaraan toevoegen wat hij zelf mee-neemt, enzovoort de hele groep rond, waarbij de lijst hoe langer hoe langer wordt.Bij deze versie voeg je dingen toe die observaties en beschrijvingen zijn in plaats van zelfstandige naamwoorden, zodat je in plaats van een verhaal te vertellen eerder een beschrijvend beeld schetst van een plaats.

5. De zwarte doosDe leerlingen zitten in tweetallen tegenover el-kaar en hen wordt gevraagd zich een denkbeel-dige zwarte doos tussen hen in voor te stellen. Om te beginnen steken ze hun handen in de doos en halen er iets uit. Vraag hen er niet te veel over na te denken, om geen idee in hun hoofd te heb-ben over wat er in de doos zit als zij beginnen er hun hand in te steken, en gewoon te kijken wat er uit komt. Een volgende verfijning hiervan is dat je je hand erin steekt, er iets uithaalt en vervol-gens moet de andere persoon een verhaal over het voorwerp uit je trekken door het stellen van vra-gen, waarop je op de meest fantastische manie-ren kunt antwoorden, zodat je samen een verhaal maakt over het voorwerp.

Het nieuws van 2030In groepen van vijf wordt de leerlingen gevraagd om een item voor het TV-nieuws te maken over hun energiezuinige gemeenschap in 2030. Ze kunnen nieuwsrubrieken maken, interviews, de weersvoor-spelling, wat ze maar willen. Dit is echt de proef op de som of de leerlingen zich echt geëngageerd hebben in de twee vorige sessies.Film hun presentaties (het gebruiken van een ca-mera zorgt ervoor dat ze veel beter hun best doen) en bewerk alles tot een nieuwsbericht. Bedenk dat wanneer je de film wilt gebruiken, je de schriftelij-ke toestemming van de ouders nodig hebt. Toen we dit deden in Totnes was er een groep die een autoprogramma in de trend van Top Gear maakte, waarbij ze de meest recente sensatie in de wereld van het personenvervoer bespraken door de ene leerling op de rug van een andere door de klas te laten rondhobbelen. Een andere groep had een weerbericht gemaakt (‘bewolkt en winderig, dus degenen met zonnepanelen zullen nog een dag moeten wachten voor ze hun wasje kunnen draaien, maar als je een windturbine hebt, heb je een fantastische dag!’) en een groep meisjes ver-kleed met traditionele jurken en parasols en def-tige hoedjes kwam vertellen dat ze geen zonne-crème meer nodig hadden omdat ze in de plaats daarvan gewoon parasols gebruikten.

Om de Transition Tales-film te zien ga naar: www.youtube.com/v/9c6ubbq4Hzo&rel=1

vorming van plattelandsplanning (Chapter 7).24

In 2011 begon de regering met de invoering van het

concept van de ‘Grote Herscholing’ in de bouwvak-

kersopleiding. De te leren vaardigheden werden

uitgebreid met het bouwen met hennep en kalk,

leemblokken, strobalen enzovoort – een veel rui-

mer geheel van vaardigheden dan voordien. Bij

een bezoek aan de lokale handel in bouwmateria-

len vandaag de dag wordt de aannemer een waaier

aan materialen voorgeschoteld: verpakte leem om

te pleisteren, stro en leem, riet- en leemplaten, hen-

nep- of leemblokken, natuurgips of gipsplaten van

natuurlijke materialen, lokaal geproduceerde na-

tuurlijke verven, pigmenten uit lokale leem en een

ruim assortiment lokaal geproduceerde en gezaagde

houtsoorten, alsook cellenglas: vloerisolatiekorrels

van gerecycleerd glas. Recyclage verloopt helemaal

anders dan in 2008, toen langeafstandsvervoer

nodig was voor gecentraliseerde industriële verwer-

king. Nu richt men zich eerder op lokale verwerking

met geringe technologie. Veel innovatieve bouwma-

terialen worden nu gemaakt van laagtechnologische

recyclage van plastic, papier, stoffen en glas.

HET TANKSTATION MOUNTBARROW bij Ulver-

ston leverde gisteren zijn laatste liter biodiesel af. De

gouden vloeistof, die zo veelbelovend leek in 2010,

heeft hard geworsteld om een gevestigde waarde te

worden, maar de Britse industrie voor biobrandstof-

fen gaf recent toe dat ‘biodiesel jammer genoeg geen

toekomst heeft’.

Het zag er aanvankelijk zo veelbelovend uit. Over-

heidssubsidies leidden in heel het land tot tankstations

met biodiesel en in 2016 was 30% van het Britse land-

bouwareaal bestemd voor de productie van biodiesel.

De oliecrises in hetzelfde jaar deden de regering het

Nationaal Plan voor Voedselzekerheid oprichten die

biobrandstoffen aan de kant schoof om voedselproduc-

tie prioriteit te geven.

Paul Tuckett, landbouwer in de buurt van Swath-

moor betreurt de voorbije gouden tijden van biodie-

sel. ‘Op een gegeven moment produceerden we meer

dan 160.000 liter’, vertelt hij. ‘Maar nu hebben we nog

slechts een klein beetje voor onze eigen tractoren en

voor de lokale brandweer. Daarnaast zijn we nu een ge-

mengd bedrijf van walnoten, bosbessen, olijven, Sze-

chuanpeper, karpers, kippen en varkens.’ Op de vraag

wat hij liever had, zegt hij het leven van een monocul-

tuur-biodieselproducent niet echt te missen. ‘Het nam

me helemaal in beslag’, zegt hij, ‘ik voelde me vijftien

jaar lang een computerchip.’

Mike Johnsson van Mountbarrow zei de diesel te

zullen missen. ‘Ik weet niet wat we nu aan de pomp

moeten verkopen’, zei hij. ‘Met de olie van $250 per

vat is het verkopen van benzine zo’n kleine markt ge-

worden dat enkel de aristrocratie het zich nog kan ver-

oorloven. Dat is voor ons niet genoeg om het hoofd

boven water te houden. Nu er zoveel paardenkarren

worden gebruikt, denken we erover om te schakelen

naar een smidse waar we ook hooi zouden verkopen.

Je moet natuurlijk met de tijd meegaan, al is dat niet

altijd even makkelijk.’

NORTH WEST EVENING MAIL 15 februari 2021

DE LAATSTE DRUPPEL‘Ik voelde me een chip’, zegt biodieselproducent.

‘Traditionele materialen, die

streekeigen technologieën

gebruiken, zijn het meest

geschikt voor lokale omstan-

digheden en worden voor het

grootste deel betrokken uit

beschikbare hulpbronnen…

Hun gebruik heeft ook belang-

rijke economische gevolgen

aangezien ze worden

verkregen met minimale trans-

portkosten en meestal met de

hand worden bewerkt, waarbij

relatief weinig energie inten-

sieve brandstoffen worden

gebruikt. Streekeigen architec-

tuur is daarom gevoelig voor

de ecologie en wanneer de regi-

onale hulpbronnen voorzichtig

worden beheerd is dit, zoals het

altijd al geweest is, economisch

en ecologisch duurzaam.’

Paul Oliver (2003), Dwellings: the Verna-cular House World Wide, Phaidon Press

Page 72: Transitie HANDBOEK

138H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

139

De Kinsale Energie-afdaling-actie

en hoe deze ontstond

Kinsale (Cionn tSáile in het Keltisch) is een stadje

veertig kilometer ten zuiden van Cork City in County

Cork, Ierland. Het telt ongeveer 2.300 inwoners en

is een populaire bestemming voor toeristen, zowel

Ierse als internationaal, die komen om te vissen, te

zeilen, te golfen en voor de gourmetschotels waar

het stadje om bekend staat. In september 2000

begon ik met een cursus permacultuur in het Col-

lege voor Voortgezet Onderwijs van het stadje, dat

al een stevige reputatie had voor zijn kunst-, toneel-

en multimediacursussen. In het eerste jaar was de

cursus in feite een uitgebreide cursus over perma-

cultuur-ontwerp, maar in de drie jaar daarna werd

het een tweejarige, voltijdse cursus met modules in

permacultuur-ontwerp, biologisch kweken, natuur-

lijk bouwen, duurzaam houtbeheer, conflictbeheer-

sing, leiderschap in gemeenschappen, je eigen zaak

starten, voeding en veldecologie. Het is een van de

eerste cursussen ter wereld in zijn soort.1

De cursus was en is nog steeds heel populair en

trekt studenten aan uit de hele wereld. De grond

rond het college is getransformeerd door het ge-

inspireerde, harde werk van de verschillende ge-

neraties permacultuurstudenten. Wat vroeger het

verlengde van een grasveld was, is nu een divers

permacultuurlandschap dat bestaat uit een klein

hakhoutbosje, een strobalenhuis, een polytunnel en

groentebedden, een bostuin, een kleine vijver, en de

kroon op het werk: het leem/houten amfitheater,

volledig gebouwd met lokaal gevonden materiaal.

In september 2004, op de eerste dag van het se-

mester, werd aan de studenten een nieuwe film ge-

toond, The End of Suburbia, (de eerste keer dat

ik hem zag), en later die dag gaf Dr. Colin Camp-

bell van de ‘Association for the Study of Peak Oil’

een lezing voor de studenten. De combinatie van

deze ‘dubbele bezwering’ had een heel sterk effect

op de studenten. Het sloeg in als een bom en be-

Kinsale – een eerste poging tot

gemeenschappelijke toekomstdromen

Hoofdstuk 9

Het amfitheater van stro-leem-bouw en rondhout met specie is in 2005 net op tijd klaar.

David Beckham droeg gisteren-

avond zijn vrouw Victoria over

de drempel van het huis dat ze ge-

bouwd hebben voor hun oude dag.

Hij vertelde Hello! Magazine dat ze

‘verrukt en enthousiast waren. Het

is het meest fantastische huis waarin

we ooit gewoond hebben. Het past

helemaal bij ons.’

Twee jaar geleden besloten

David, 54, en Victoria, 55, ver-

vroegd met pensioen te gaan om

zich ten volle op hun passie, het

kweken van oude streekgebonden

groentesoorten, te kunnen toeleg-

gen. Vorige week toen onze repor-

ter op bezoek was, stond de achter-

kant van het huis vol met net gepotte

kruiden, stekken en bakken vol zaai-

lingen, meegebracht uit hun vorige

tuin. David wil voor zijn zestigste

verjaardag absoluut de kunst van het

‘warm composteren’ meester zijn.

Het huis van het paar tilt de nieu-

we mode van kleine, compacte, goed

ontworpen ruimten naar een hoger

niveau. Gebouwd met 1m dikke stro/

leem- en hennepmuren is het huis

met het rieten dak zoals Victoria in

haar glansdagen rond de eeuwwisse-

ling: mooi gewelfd en verleidelijk.

In een vroeg stadium wist het koppel

al dat ze geen hoeken wilden: ‘We

wilden een huis dat spotgoedkoop

was qua verwarming, dat lokale

materialen en zo gebruikte, niet op

het elektriciteitsnet was aangesloten

en waarin je bij het binnengaan van

een andere kamer het gevoel hebt

dat je een knuffel krijgt.’ ‘Corners

zijn mooi op een voetbalveld’, grapt

David, ‘maar sinds mijn pensioen

wil ik ze niet in mijn huis!’

Victoria vult enthousiast aan:

‘We hebben zonnepanelen, zo’n

speksteenstoofgeval voor de ver-

warming, een supercool composte-

ringstoilet en een koelkast die zon-

der elektriciteit werkt, maar gewoon

koude lucht van onder de grond

trekt. Echt slim bekeken allemaal.’

Nu de kinderen volwassen zijn,

besloten David en Victoria dat ze

alleen nog ruimte nodig hadden

voor hun tweetjes. ‘We wilden een

huis dat ons als gegoten zat’, vertelt

David aan Hello! Magazine. ‘Ter-

wijl we aan het ontwerpen waren en

kleimodellen maakten, bleef onze

architect erop aandringen om steeds

kleiner te gaan denken. Sommige

van zijn ideeën waren verbazing-

wekkend; het slaapgedeelte boven

de keuken, de laden in de trap, al

die alkoven en nissen, allemaal door

hem bedacht.’

Met dit kleine, goed ontworpen

huis loopt het paar voorop. Katie en

Tom Cruise probeerden recent een

half jaar in een joert te wonen, maar

vonden de wintermaanden toch wat

bar en vielen uiteindelijk terug op

hun strobalenhuis met drie slaapka-

mers. Topzangeres Letitia Lloyd ex-

perimenteert met Earthships en het

ronde huis van Charlotte Church

is een hoogst persoonlijk feest van

bouwen met hennep.

Terug naar wat David en Victo-

ria, nog steeds verliefd na 31 jaar

huwelijk, hun liefdesnestje noe-

men. David zit in de lemen zetel die

hij mee hielp ontwikkelen. ‘Kijk nu

toch’, zegt hij, ‘het is bijna beeld-

houwen. Na een lange dag wroeten

in de tuin, geniet ik ervan in deze

zetel te zitten. Kijk, mijn tuinboeken

staan in deze nis hier en als ik de

stoof in gang zet, stroomt de lucht

hierdoor en warmt ze de zetel op.

Wat wil een mens nog meer?’

Wat nog meer, inderdaad? David

en Victoria zijn, zoals altijd, hippe

trendzetters, lievelingen van het

post-olietijdperk. Terwijl ze knus

bij elkaar op hun verwarmde bank

zitten met een vers zelfgemaakt sla-

tje uit de tuin, mijmert David nog:

‘Als ik terugkijk naar foto’s van

twintig jaar geleden, naar alles wat

er intussen gebeurd is, dan vraag ik

mij zittend op deze warme bank af,

“Waar waren we in ’s hemelsnaam

mee bezig?”’

HUN FANTASTISCHE, NIEUWE NATUURLIJKE HUIS

David & Victoria Beckham vertellen waarom geluk een warme lemen bank is

Davids boeken over tuinieren verfraaien deze prachtige lemen nis in de woning van de Beckhams.

27 MAART 2029

Page 73: Transitie HANDBOEK

138H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

139

De Kinsale Energie-afdaling-actie

en hoe deze ontstond

Kinsale (Cionn tSáile in het Keltisch) is een stadje

veertig kilometer ten zuiden van Cork City in County

Cork, Ierland. Het telt ongeveer 2.300 inwoners en

is een populaire bestemming voor toeristen, zowel

Ierse als internationaal, die komen om te vissen, te

zeilen, te golfen en voor de gourmetschotels waar

het stadje om bekend staat. In september 2000

begon ik met een cursus permacultuur in het Col-

lege voor Voortgezet Onderwijs van het stadje, dat

al een stevige reputatie had voor zijn kunst-, toneel-

en multimediacursussen. In het eerste jaar was de

cursus in feite een uitgebreide cursus over perma-

cultuur-ontwerp, maar in de drie jaar daarna werd

het een tweejarige, voltijdse cursus met modules in

permacultuur-ontwerp, biologisch kweken, natuur-

lijk bouwen, duurzaam houtbeheer, conflictbeheer-

sing, leiderschap in gemeenschappen, je eigen zaak

starten, voeding en veldecologie. Het is een van de

eerste cursussen ter wereld in zijn soort.1

De cursus was en is nog steeds heel populair en

trekt studenten aan uit de hele wereld. De grond

rond het college is getransformeerd door het ge-

inspireerde, harde werk van de verschillende ge-

neraties permacultuurstudenten. Wat vroeger het

verlengde van een grasveld was, is nu een divers

permacultuurlandschap dat bestaat uit een klein

hakhoutbosje, een strobalenhuis, een polytunnel en

groentebedden, een bostuin, een kleine vijver, en de

kroon op het werk: het leem/houten amfitheater,

volledig gebouwd met lokaal gevonden materiaal.

In september 2004, op de eerste dag van het se-

mester, werd aan de studenten een nieuwe film ge-

toond, The End of Suburbia, (de eerste keer dat

ik hem zag), en later die dag gaf Dr. Colin Camp-

bell van de ‘Association for the Study of Peak Oil’

een lezing voor de studenten. De combinatie van

deze ‘dubbele bezwering’ had een heel sterk effect

op de studenten. Het sloeg in als een bom en be-

Kinsale – een eerste poging tot

gemeenschappelijke toekomstdromen

Hoofdstuk 9

Het amfitheater van stro-leem-bouw en rondhout met specie is in 2005 net op tijd klaar.

David Beckham droeg gisteren-

avond zijn vrouw Victoria over

de drempel van het huis dat ze ge-

bouwd hebben voor hun oude dag.

Hij vertelde Hello! Magazine dat ze

‘verrukt en enthousiast waren. Het

is het meest fantastische huis waarin

we ooit gewoond hebben. Het past

helemaal bij ons.’

Twee jaar geleden besloten

David, 54, en Victoria, 55, ver-

vroegd met pensioen te gaan om

zich ten volle op hun passie, het

kweken van oude streekgebonden

groentesoorten, te kunnen toeleg-

gen. Vorige week toen onze repor-

ter op bezoek was, stond de achter-

kant van het huis vol met net gepotte

kruiden, stekken en bakken vol zaai-

lingen, meegebracht uit hun vorige

tuin. David wil voor zijn zestigste

verjaardag absoluut de kunst van het

‘warm composteren’ meester zijn.

Het huis van het paar tilt de nieu-

we mode van kleine, compacte, goed

ontworpen ruimten naar een hoger

niveau. Gebouwd met 1m dikke stro/

leem- en hennepmuren is het huis

met het rieten dak zoals Victoria in

haar glansdagen rond de eeuwwisse-

ling: mooi gewelfd en verleidelijk.

In een vroeg stadium wist het koppel

al dat ze geen hoeken wilden: ‘We

wilden een huis dat spotgoedkoop

was qua verwarming, dat lokale

materialen en zo gebruikte, niet op

het elektriciteitsnet was aangesloten

en waarin je bij het binnengaan van

een andere kamer het gevoel hebt

dat je een knuffel krijgt.’ ‘Corners

zijn mooi op een voetbalveld’, grapt

David, ‘maar sinds mijn pensioen

wil ik ze niet in mijn huis!’

Victoria vult enthousiast aan:

‘We hebben zonnepanelen, zo’n

speksteenstoofgeval voor de ver-

warming, een supercool composte-

ringstoilet en een koelkast die zon-

der elektriciteit werkt, maar gewoon

koude lucht van onder de grond

trekt. Echt slim bekeken allemaal.’

Nu de kinderen volwassen zijn,

besloten David en Victoria dat ze

alleen nog ruimte nodig hadden

voor hun tweetjes. ‘We wilden een

huis dat ons als gegoten zat’, vertelt

David aan Hello! Magazine. ‘Ter-

wijl we aan het ontwerpen waren en

kleimodellen maakten, bleef onze

architect erop aandringen om steeds

kleiner te gaan denken. Sommige

van zijn ideeën waren verbazing-

wekkend; het slaapgedeelte boven

de keuken, de laden in de trap, al

die alkoven en nissen, allemaal door

hem bedacht.’

Met dit kleine, goed ontworpen

huis loopt het paar voorop. Katie en

Tom Cruise probeerden recent een

half jaar in een joert te wonen, maar

vonden de wintermaanden toch wat

bar en vielen uiteindelijk terug op

hun strobalenhuis met drie slaapka-

mers. Topzangeres Letitia Lloyd ex-

perimenteert met Earthships en het

ronde huis van Charlotte Church

is een hoogst persoonlijk feest van

bouwen met hennep.

Terug naar wat David en Victo-

ria, nog steeds verliefd na 31 jaar

huwelijk, hun liefdesnestje noe-

men. David zit in de lemen zetel die

hij mee hielp ontwikkelen. ‘Kijk nu

toch’, zegt hij, ‘het is bijna beeld-

houwen. Na een lange dag wroeten

in de tuin, geniet ik ervan in deze

zetel te zitten. Kijk, mijn tuinboeken

staan in deze nis hier en als ik de

stoof in gang zet, stroomt de lucht

hierdoor en warmt ze de zetel op.

Wat wil een mens nog meer?’

Wat nog meer, inderdaad? David

en Victoria zijn, zoals altijd, hippe

trendzetters, lievelingen van het

post-olietijdperk. Terwijl ze knus

bij elkaar op hun verwarmde bank

zitten met een vers zelfgemaakt sla-

tje uit de tuin, mijmert David nog:

‘Als ik terugkijk naar foto’s van

twintig jaar geleden, naar alles wat

er intussen gebeurd is, dan vraag ik

mij zittend op deze warme bank af,

“Waar waren we in ’s hemelsnaam

mee bezig?”’

HUN FANTASTISCHE, NIEUWE NATUURLIJKE HUIS

David & Victoria Beckham vertellen waarom geluk een warme lemen bank is

Davids boeken over tuinieren verfraaien deze prachtige lemen nis in de woning van de Beckhams.

27 MAART 2029

Page 74: Transitie HANDBOEK

140H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

141K I N S A L E

technologie, Toerisme, en Hernieuwbare energie.

De groepen kwamen met een pak ideeën en moge-

lijkheden, die vervolgens teruggekoppeld werden

naar de rest van de deelnemers.

Na het evenement verzamelden we de informatie

die uit de dag was gekomen en studentenduo’s se-

lecteerden verschillende inhoudelijke terreinen. Ik

bezorgde heel wat leesmateriaal voor achtergrond-

onderzoek en de studenten zochten op internet naar

zinvolle ideeën en voorbeelden uit de hele wereld.

Het uiteindelijke resultaat was het Kinsale Ener-

gy Descent Action Plan – Versie 1, 2005 (KEDAP)

(het Kinsale-energie-afdaling-actieplan),4 dat een

jaar-tot-jaar-plan voor de stad bedoelde te zijn. Elk

deel van het rapport begint met een sectie die ‘Het

heden’ heet. Deze probeert bondig op te sommen

wat het probleem nu, in 2005, is ten aanzien van

het onderwerp in kwestie.

‘Het heden’ wordt gevolgd door ‘Het toekomst-

beeld’, dat zo geschreven is dat het de lezer een idee

geeft hoe Kinsale eruit zou kunnen zien indien alle

aanbevelingen uitgevoerd worden. Daarna volgt een

lijst van suggesties en aanbevelingen in chronolo-

gische volgorde. De bedoeling is dat deze ambiti-

eus maar uitvoerbaar zijn, mits opgepakt met een

goeie portie toewijding en ondersteuning. Elk on-

derdeel wordt afgesloten met een verzameling bron-

nen en internetlinks. Daarna deed ik de redactie en

ontwierp het KEDAP en 500 exemplaren werden

op tijd geprint voor de ‘Fuelling the Future’-Confe-

rentie die in juni 2005 in Kinsale werd gehouden.

Op deze conferentie waren onder andere Richard

Heinberg,5 David Holmgren en Colin Campbell onze

gasten. Het was een memorabele conferentie met

veel resultaten, over de antwoorden van de gemeen-

schap op piekolie.6

tekende een behoorlijke schok voor iedereen, me-

zelf incluis. De Aardolie-afkick-stress-stoornis ma-

nifesteerde zich op verschillende manieren. Eens

het mentale stof neergedwarreld was, ontstond het

concept voor een project voor de tweedejaars per-

macultuurstudenten, die (in de veronderstelling dat

Campbells voorspellingen bewaarheid zouden wor-

den) onderzochten hoe Kinsale succesvol de transi-

tie zou kunnen maken naar een toekomst met min-

der energie.

Het eerste wat ik deed toen ik het project ont-

wierp, was op zoek gaan naar bestaande voorbeel-

den waar dit al gebeurde. Verbazend genoeg kon-

den we, ondanks een zoektocht op het internet, op

dat moment niets vinden dat een gemeenschapsant-

woord op piekolie vormde. Er werd een aantal bruik-

bare instrumenten aangereikt in James and Lahti’s

The Natural Step for Communities,2 het Post Car-

bon Institute had beginnend denkwerk gedaan, en

er waren de twee centrale boeken die het proces het

meest inspireerden: Powerdown van Richard Hein-

berg, en Permaculture – Principles and Pathways

Beyond Sustainability van David Holmgren.

‘Powerdown’ neemt de lezer mee op een reis die

de opties van de mensheid onderzoekt na de piek.

Heinberg stelt dat de wenselijke uitkomst ergens

ligt tussen wat hij noemt ‘Powerdown’ (een natio-

naal overheidsgestuurd programma van economi-

sche krimp en herlokalisering) en ‘Building Life-

boats’ (gemeenschappen die reageren door het

bouwen van lokale infrastructuur en zelfvoorzie-

ning). Hoewel het boek weinig praktische sugges-

ties geeft over hoe dit gewenste resultaat het best

bereikt wordt, blijft het een vruchtbare analyse van

de opties van de mensheid en het concept van ‘Po-

werdown’ is in het collectieve bewustzijn doorge-

drongen. (De instructies die ik voor dit project gaf

staan in Bijlage 3.)

Nadat ze hun projectbeschrijving kregen, verdeel-

den de studenten zich in paren en namen elk een

verschillend onderdeel voor hun rekening. Ze maak-

ten een lijst van relevante mensen in de stad en ik

stelde een aantal nuttige teksten en websites voor.

We nodigden deze mensen uit om voor de groep te

komen spreken en legden verschillende bezoeken af

aan permacultuurplaatsen, biologische boerderij-

en en groene gebouwen, om bijdragen en inzichten

te vragen aan degenen die in de buurt al vele jaren

praktisch met dit soort werk bezig waren.

Op zaterdag 12 februari 2005 organiseerden we een

evenement in het stadhuis van Kinsale, dat ‘Kinsale

in 2021: samen naar een voorspoedige, duurzame

toekomst’ heette. Het evenement werd voorgesteld

als een ‘denktank van de gemeenschap’ en had de

bedoeling de ideeën van de gemeenschap te horen

over wat de gevolgen van energie-afdaling voor de

gemeenschap zouden zijn en wat daaraan gedaan

zou kunnen worden. We nodigden de bewegers en

trekkers in de stad persoonlijk uit: mensen uit de

verschillende sectoren die stonden omschreven in

de projectbeschrijving. Het evenement stond ook

open voor het publiek, dus hingen we posters op in

de stad. Van de zestig genodigden kwam er een veer-

tigtal opdagen. Het evenement zelf werd geopend

door de toenmalige burgemeester van Kinsale, dhr.

Charles Henderson, die sprak over het belang van

energie als problematiek en over de manier waarop

energie alle aspecten van onze levens en onze eco-

nomie beïnvloedt. Dit werd gevolgd door een film-

vertoning van The End of Suburbia.

Na de film introduceerden we het concept van

Open-Space-technologie 3 als techniek om de ideeën

van de gemeenschap te verkennen. Mensen werden

uitgenodigd om specifieke problemen en kenmer-

ken te identificeren die de film voor hen naar boven

bracht. Deze werden op grote flappen geschreven,

aan de muur gehangen en dan verdeeld in onder-

werpen, waarvan elke flap de basis werd van een

discussiegroep. De groepen gingen over de volgen-

de onderwerpen: Voedsel, Heropbouw van gemeen-

schappen, Jongerengroep/Educatie, Bedrijven en

Page 75: Transitie HANDBOEK

142H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

143K I N S A L E

Het amfitheater-project dat afgerond werd in mei

2005 deed veel om het College op de kaart te zet-

ten. Velen die de voorstelling The Merry Wives of

Windsor bijwoonden die door dramastudenten van

het College werd opgevoerd, spraken over het ‘ma-

gische’ gevoel van de plek. De combinatie van in-

teressante cursussen en baanbrekende praktische

projecten droeg ertoe bij dat de gemeenschap het

begin van het Actieplan-proces goed gezind was.

Toen het aankwam op het ontwikkelen van het plan

zelf waren mensen in de wolken dat ze hun bijdra-

ge konden leveren en de opgebouwde reputatie van

spannend werk dat welgemoed gedaan werd, droeg

daartoe bij.

Het gevoel creëren dat er iets aan het gebeuren

is, zou ook opgewekt kunnen worden door een prik-

kelende en opvallende conferentie te organiseren,

zoals in Kinsale gebeurde met Fuelling the Futu-

re. Zo’n evenement dat met veel uitstraling georga-

niseerd wordt en dat lokale mensen met relevante

vaardigheden en kennis erbij betrekt, kan een pro-

ces echt in de stad inbedden door het binnenbren-

gen van nieuwe informatie en inspiratie, terwijl het

tegelijkertijd versterkend en bevestigend is voor het

werk dat al door anderen wordt gedaan.

Een andere manier om het te laten gonzen is

een reputatie op te bouwen dat je ‘iets’ doet met

bezorgdheden die door meer mensen als belang-

rijker worden ervaren dan piekolie. Sommige stu-

denten bijvoorbeeld organiseerden een opruimactie

van een lokaal natuurgebied, waarover in de loka-

le pers werd geschreven. Andere ontwikkelden en

ontwierpen een permacultuurtuin voor een lokale

herberg. Een van mijn favoriete voorbeelden hier-

van is de Organisatie voor Stadsherstel in de staat

Oregon in de Verenigde Staten, die elk jaar het fes-

tival ‘Saamhorigheid Opbouwen in het Dorp’ orga-

niseert, waarbij lemen bushokjes worden gebouwd,

gemeenschapstuinen aangelegd en wat zij intersec-

tion repair noemen. Zij creëren een prachtig gevoel

van vernieuwing en positieve gebeurtenissen.7

We moeten duidelijk maken dat dit ‘iets’ een

diepe zin en transformatie in zich draagt, dat het

iets magisch en wonderlijks heeft. Zo’n sfeer creë-

ren is de olie die de motor van het proces van ener-

gie-afdaling smeert. Hoe meer je een gevoel kan cre-

eren dat er iets belangrijks, positiefs en dynamisch

gaande is, hoe minder spanning en weerstand je

zult tegenkomen.

Les 3: Creëer een beeld van een overvloedi-

ge toekomst

Als je voor de gemeenschap antwoorden ontwik-

kelt op piekolie, is een essentieel ingrediënt: die

gemeenschap de mogelijkheid geven een beeld te

ontwerpen van hoe de toekomst eruit zou kunnen

zien. In het werken met piekolie bewegen we ons

van waarschijnlijkheden (hoe waarschijnlijk is het

dat het vreselijk zal zijn, hoe waarschijnlijk is piek-

olie in 2009, enzovoort) naar mogelijkheden. De

omschakeling is subtiel maar verhelderend. Het

Open-Space-evenement dat we opzetten in Kinsale

Ik denk niet dat we op dat moment ten volle de

betekenis begrepen van wat we gecreëerd hadden.

Het KEDAP werd zelfs niet formeel gelanceerd op

de conferentie; het lag gewoon ter beschikking voor

de afgevaardigden op een tafel achter in de tent. Het

werd een aantal maanden niet vermeld in de lokale

pers en slipte eerder stilletjes naar buiten in plaats

van echt gelanceerd te zijn. De exemplaren werden

echter langzaamaan verkocht en al snel was het

enkel nog beschikbaar als download op de ‘Fuel-

ling the Future’-website en op www.transitioncul-

ture.org. Sindsdien werd het vele duizenden keren

gedownload en inspireerde het verschillende gelijk-

aardige initiatieven overal ter wereld.

Vier lessen uit het Kinsale-project

In de maanden die volgden op de publicatie van

het KEDAP werd het duidelijk dat we op iets be-

langrijks en krachtigs gestoten waren. Mensen uit

de hele wereld lieten ons weten dat dit het missen-

de puzzelstuk was, het ding waarnaar ze op zoek

waren. Naarmate de belangstelling groeide, begon

ik te mijmeren over Transitie-cultuur, over welke

lessen getrokken konden worden uit het proces die

als input konden dienen voor gelijkaardige proces-

sen. De resulterende inzichten hebben de stappen

onderbouwd die later overal werden ondernomen

in het opkomende Transitie-netwerk.

Les 1: Vermijd ‘zij en wij’

Het zou gemakkelijk geweest zijn om in dezelfde val

te trappen als veel campagnes en acties door een

gevoel van ‘wij en zij’ te creëren, waarbij lokale be-

stuursleden afgeschilderd worden als de schurken,

omdat zij tot dan toe nog niet bezig waren met ant-

woorden op piekolie, en sterker nog, heel weinig had-

den gedaan dat überhaupt ‘groen’ genoemd kan wor-

den. Het zou ook geleid kunnen hebben tot afgeven

op het bedrijfsleven voor zijn ongroene manier van

werken. Maar in tegenstelling hiermee werd er juist

gezocht hoe ze erin betrokken konden worden.

Leden van de gemeenteraad en andere ‘partijge-

noten’ waren zowel op de Open-Space-dag als op de

Fuelling-the-Future-conferentie uitgenodigd. Velen

van hen werden aangesproken en gevraagd naar hun

standpunten, en het Open-Space-evenement ging

door in het gemeentehuis en werd geopend door

de burgemeester. Het project stond steeds in het

teken van een inclusieve en open geest. De Prakti-

sche Duurzaamheidscursus trok vanaf het begin een

brede groep mensen aan, van wie velen uit Kinsale

zelf, die de ideeën hielpen verspreiden in de stad.

Hoe meer ik betrokken raakte in dit werk en

mensen ontmoette die bij overheidsinstanties

werkten, zoals planologen, ingenieurs, raadsleden

of zelfs politici, hoe meer ik zag dat zij ook gewone

mensen zijn, vaak met gezinnen, die even verbijs-

terd zijn over wat er gebeurt als alle anderen. Het

helpt niets als wij gaan staan roepen: ‘Waarom doen

zij hier niets aan?’

Les 2: Creëer een gevoel dat er iets aan het

gebeuren is

Vanaf het begin ontwikkelde de Praktische Duur-

zaamheidscursus een reputatie als een plek waar

ongewone maar fascinerende dingen gebeurden.

Het gonsde in het stadje en mensen vertelden me

vaak dat ze dat heerlijk vonden. De verschillende

bouwprojecten bij het College voor Voortgezet On-

derwijs werden met grote belangstelling gevolgd.

Sterker nog, soms brachten studenten de ochtend

door met het maken van leemblokken of het pleis-

teren met klei, en gingen daarna in de stad lunchen,

waardoor ze in de stad vertederd ‘de moddermen-

sen’ genoemd werden. We hielden ook een jaarlijk-

se Open Dag, waar bezoekers pizza aten uit de door

de studenten gebouwde kleioven en salade uit de

poly-tunnel, rondleidingen kregen en de sfeer kon-

den opsnuiven.

Op de openingsavond wordt ‘The Merry Wives of Windsor’ gespeeld.

Page 76: Transitie HANDBOEK

144H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

145K I N S A L E

werd bereikt, opgenomen werd. Uit de ervaring van

de huidige mensen in het Kinsale-proces bleek dit

een te zware taak bovenop het echt uitvoeren van

het plan, wat uiteindelijk het belangrijkste punt is.

Toch blijft het principe overeind dat, wanneer het

eerste plan klaar is, het aan de gemeenschap wordt

voorgelegd en wordt ‘getest’ door een reeks van spe-

cifieke Open-Space-evenementen.

Het ergste dat kan gebeuren is een plan dat muur-

vast ligt, zoals het werk van die ingenieurs hierbo-

ven, onveranderlijk en onbespreekbaar. Dan krijg

je: ‘We werken ons plan af’, zelfs als dat plan al lang

niet meer relevant blijkt te zijn, of gebaseerd is op

uitgangspunten die al lang door de gebeurtenissen

achterhaald zijn. Door flexibiliteit in het proces in

te brengen, kunnen we het oneindig veel krachtiger

maken en geven we de gemeenschap een veel sterker

gevoel van betrokkenheid bij hun eigen plan.

Reflecties op het proces in Kinsale

Het KEDAP ontstond uit een programma van denk-

tanks uit de gemeenschap, bewustmakingsproces-

sen, het werk van de studenten en de bijdragen van

verschillende mensen uit de regio die hun ideeën

aandroegen. Het is goed om eens na te denken over

wat we anders hadden kunnen doen, en of dat enig

verschil zou hebben gemaakt.

Het proces was niet echt zo ingebed in de ge-

meenschap als het had kunnen zijn – zeker niet in

vergelijking met de schaal waarop dit gebeurde in

het daaropvolgende werk in Totnes, Lewes, Stroud

en de andere opkomende Transitie-initiatieven. Het

was hoofdzakelijk mijn initiatief en concept (met

de steun en inspiratie van een reeks anderen) en

hoewel veel van de studenten erin betrokken waren,

was er, toen ik aan het einde van het jaar verhuis-

de naar Totnes, geen duidelijke ondersteunende

structuur om het vervolg van het proces mogelijk te

maken. De teamleden die het in gang hadden gezet,

kwamen meestal niet uit Kinsale en er was geen ge-

meenschapsgroep ter plaatse om het voort te zet-

ten.

Als Louise Rooney en Catherine Dunne (beiden

voormalige studenten), die het Transitie-ontwerp

vormden, er niet waren geweest en er niet mee

doorgegaan waren, kon het verdwenen zijn zonder

enig spoor na te laten. Hieruit leerde ik dat het es-

sentieel is om het proces in de gemeenschap te wor-

telen. Wat anderzijds toch pleit voor de aanpak die

ik in Kinsale gebruikte is het feit dat het actieplan

een suggestie is voor verdere actie en toen het een-

maal af was aan de gemeenschap werd aangeboden

om die punten die zij het meest bruikbaar vonden

eruit te nemen en verder te ontwikkelen op om het

even welke manier. De les komt in feite erop neer

dat het proces een ingebouwde veerkracht vergt,

zodat één persoon kan wegvallen zonder dat dat ge-

volgen heeft voor het project, iets waar in volgende

Transitie-initiatieven beter voor gezorgd is.

nodigde de gemeenschap uit te dromen. Het had

iets heel krachtigs om dit te zien gebeuren. Mensen

gingen opgewonden naar huis over hoe de toekomst

er zou kunnen uitzien en ze voelden dat ze een aan-

tal verwante zielen hadden ontmoet met wie ze die

toekomst zouden kunnen waarmaken.

Het is belangrijk dat mensen zien waar ze heen gaan

en dat ze leuk vinden wat ze zien. Als we mensen

een visionair toekomstbeeld van rampen en sociale

ineenstorting voorhouden, welke stimulans hebben

ze dan om iets te doen? Dit wil niet zeggen dat we

het bewustzijn over die zaken niet moeten verhogen

en er niet over moeten spreken, maar tegelijk is het

extreem onrealistisch te denken dat je mensen kan

overladen met slecht nieuws en tegelijk kunt ver-

wachten dat ze als antwoord zich krachtig en met

verbeelding engageren. Ken Jones, de boeddhisti-

sche auteur, schrijft over ‘het klimaat veranderen

in plaats van de discussie winnen’.

Les 4: Ontwerp in flexibiliteit

De Australische permacultuurleraar Dave Clark

spreekt over zijn ervaringen met het implementeren

van permacultuur in Macedonische vluchtelingen-

kampen. Hij had daar te maken met grote groepen

mensen die verhuisden naar plaatsen zonder infra-

structuur, waar alles opgebouwd moest worden. Hij

deed ongelooflijk werk: zette strobalengebouwen

op, voedseltuinen, kilometerslange wateropvangs-

troken 8 en plantte honderdduizenden bomen. Eén

ding dat hij zei bleef me echt bij. Hij vertelde dat hij

moest werken met professionele ingenieurs die bij-

voorbeeld een drainagesysteem ontwierpen waar-

van Dave wist dat het niet zou werken, maar omdat

deze persoon een ‘deskundige’ was kon dit niet ter

discussie worden gesteld. Hij zag dat er veel geld

verspild werd door deze onbetwistbare ‘regel’ dat

de ‘deskundige’ altijd gelijk heeft. Hij vertelt hoe

hij er in zijn eigen werk altijd van uitgaat dat hij

fout zit. Deze aanpak in het proces inbouwen leidt

tot een openheid om in elke fase dingen opnieuw

te bekijken.

Ik begon te denken dat een Energie-afdaling-actie-

plan ook zo zou moeten werken. Het mag niet in

steen gebeiteld worden, maar moet eerder een ver-

zameling ideeën zijn die regelmatig wordt herbe-

werkt en herzien. Het oorspronkelijke idee in Kin-

sale was een jaarlijkse herziening te doen, waarin

in elke update het nieuwe dat sinds de vorige keer

KFEC directeur John Thuellier opent het amfitheater in mei 2005.

Werk aan het pompoenbed in de gemeenschapstuin in Kinsale.

Studenten op bezoek bij een lokale biologische boerderij als deel van hun onderzoek voor het Kinsale MEP.

© N

ICH

OLA

S H

AR

VE

Y

Page 77: Transitie HANDBOEK

146H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

147K I N S A L E

Er zijn tegenwoordig vijf groepen die regelmatig

samenkomen: Voedsel, Energie, Transport, Evene-

menten en Afval. Toen ik raadslid Isabelle Sutton,

een lid van TTK, vroeg wat ze dacht van de manier

waarop het proces verlopen was en of het EDAP zin-

vol was geweest of niet, antwoordde ze: ‘Het was

een grote hulp; we zouden niet staan waar we nu

staan zonder het EDAP. We verwijzen er altijd naar

voordat we de volgende stap doen.’

Een hinderpaal voor het Kinsale-proces, en mis-

schien de belangrijkste reden waarom het niet ver-

der is gegaan, is dat Kinsale, in termen van de 12

stappen voor een Transitie-initiatief-proces zoals

uitgelegd in het Deel Drie (zie pag.167), direct bij

nummer twaalf begon, zonder de elf voorgaande

stappen. Dit betekende in feite dat het proces niet

echt gefundeerd was op een sterk gemeenschaps-

bewustzijn, dat het niet echt het momentum achter

zich had dat een Lancering teweeg brengt, dat het

niet uit de lokale groepen ontstond, dat het enkel

gebaseerd was op één algemene Open-Space-dag

en dat het niet samengewerkt had met de oudere

leden van de gemeenschap. Er waren, via de Perma-

cultuurcursus op het College, een paar goede zicht-

bare, praktische manifestaties, en het Grote Her-

scholingsconcept was goed doorgedrongen, maar

beide bleven op dat moment beperkt tot het Col-

lege. Daardoor moest TTK helemaal opnieuw be-

ginnen, van voren af aan, met het KEDAP als gids,

niet als actieplan dat door de gemeenschap wordt

onderschreven.11

Zoals we echter zagen, werden de effecten, tenmin-

ste tot nu toe, veel scherper gevoeld buiten Kinsa-

le dan in de stad zelf.12 Wat uit het werk in Kinsale

ontstond was een idee, een model en een gevoel dat

een succesvol antwoord op piekolie en klimaatver-

andering ‘meer op een feest lijkt dan op een protest-

mars’, zoals Richard Heinberg in zijn voorwoord op

dit boek schrijft.

Onvoldoende bewustzijnsverhoging

Wat ideaal geweest zou zijn, is dat de studenten in

een vroeg stadium getraind zouden zijn om work-

shops te begeleiden om het bewustzijn van piek-

olie te verhogen in scholen, jongerenorganisa-

ties, tuinierverenigingen – voor iedereen die het

wou horen. De reden waarom we dit in Kinsale

niet deden was tijdgebrek. Om te beginnen wisten

we niet hoe het proces dat we aan het ontwikke-

len waren, er zou uitzien en waren we zelfs zelf nog

volop aan het uitzoeken wat energie-afdaling in de

praktijk zou betekenen. In het Totnes-proces heb-

ben we nu de avondcursus ‘Skilling Up for Power-

down’ (‘Meer vaardigheden voor minder energie’)

om mensen hiervoor beter uit te rusten. Het zorgt

er ook voor dat het concept beter ingebed is in de

gemeenschap. Het probleem met Kinsale was dat

ik daar niet woonde, ik kende dus niet alle groepen

en netwerken, iets wat een trainingscursus wel had

kunnen omzeilen.

Wat gebeurt er nu in Kinsale?

Is Kinsale nu een Ierse utopie aan de kust, met lo-

kaal voedsel en fietsen? Nee. Werd het Kinsale

Energy Descent Action Plan strikt stap voor stap

uitgevoerd? Nee. Maar het heeft wel veel acties en

activiteiten losgemaakt. Oorspronkelijk werd het

proces getrokken door Louise Rooney, gesteund

door Catherine Dunne,9 onder de naam Transition

Town Kinsale (TTK), en na een tijd werd er een co-

mité opgezet waarin onder anderen een lid van de

gemeenteraad zat. TTK houdt maandelijkse, open-

bare vergaderingen en publiceert regelmatig up-

dates in de nieuwsbrief van de lokale gemeenschap

onder de naam ‘Transition Times’. Daarnaast deden

ze nog een aantal andere dingen:

• ze organiseerden een aantal filmvoorstellingen

en voordrachten, naast een eendaagse workshop

met Brian Weller uit Willits, een stadje in Cali-

fornië dat een pionier is in innovatieve strategie-

en voor economische herlokalisering;10

• ze kregen fondsen voor een tuinproject van de

gemeenschap, en begonnen met het ontwerpen

van een model-permacultuurtuin op gemeente-

lijke gronden;

• ze ontwierpen een composteringsprogramma

voor de gemeenschap in een woonwijk van de

stad;

• ze organiseerden een fondsenwerving voor

TTK op het College voor Voortgezet Onderwijs

dat meer dan duizend euro opbracht, met eten,

voordrachten, films en concerten in het amfi-

theather;

• ze maakten een brochure over hun activiteiten

(die huis aan huis in de stad bezorgd werd) en

één lid maakte met een aangepaste versie de

KEDAP bruikbaarder en toegankelijker;

• er werd een reeks workshops voor lokale scholen

georganiseerd waarin groentetuinen werden aan-

gelegd en fruitbosjes werden geplant.

Notenboomplanting, Kerstmis 2007, georganiseerd door Transi-tion Town Kinsale.

© N

ICH

OLA

S H

AR

VE

Y

Page 78: Transitie HANDBOEK

Deel 3De handen

148H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : H E T H A R T

Eind 2006 zei een vrouw uit Totnes tegen me: ‘Wan-

neer ik denk aan wat TTT doet, voel ik me zo vol hoop

dat ik zou kunnen huilen.’ Hoop is een van de kern-

emoties die we moeten voeden en bewaren om door

de komende woelige wateren heen te laveren. Het is

een emotie die milieucampagnes tot nog toe moeilijk

konden oproepen. We zagen in dit deel de verschil-

lende manieren waarin bewust worden van piekolie

mensen kan raken in verschillende vormen van een

Aardolie-afkick-stress-stoornis. We zagen ook hoe be-

langrijk het scheppen van beelden van een toekomst

met minder energie is, en ontdekten een aantal in-

strumenten, zoals het vertellen van verhalen, dat kan

helpen om deze toekomstbeelden te creëren.

Soms kunnen mensen afwijzend reageren op de

verwijzing naar inzichten uit de behandeling van

verslavingen of op het aanpakken van de angst die

de confrontatie met piekolie en klimaatverandering

kan veroorzaken, omdat ze dat als wat soft beschou-

wen, of als iets wat niet praktisch is of niet relevant

voor het actuele activisme. Ik waag dat te betwijfe-

len. Ik denk dat het naïef is te denken dat we mensen

een dvd van The End of Suburbia of An Inconvenient

Truth zouden kunnen geven, die zij dan thuis op hun

eentje bekijken, in een duister huis, en dan van hen

te verwachten dat die ervaring hen onberoerd laat.

Als het ontdekken van piekolie en het echt inzien van

de implicaties van klimaatverandering mij angstig

maakten, dan kun je veilig aannemen dat dit ook zo

is voor andere mensen.

We vinden het volkomen normaal dat iemand na

een pijnlijke gebeurtenis in zijn leven begeleiding

krijgt. Is het dan niet even logisch om, gezien de

schaal van de verandering die onze gemeenschappen

collectief zullen ondergaan, nu te gaan onderzoeken

hoe we ze effectief bij die transitie en alles wat die

zal omvatten, kunnen begeleiden, in feite dus eerder

een pre-trauma- dan een post-trauma-begeleiding.

Ik heb het gevoel dat het toevoegen van deze dimen-

sie aan de Transitie-initiatieven ze alleen maar kan

versterken, en dat de inzichten uit instrumenten als

het FRAMES-model de mogelijkheid openen voor

een heel nieuwe denkwijze over het betrekken van

gemeenschappen bij dit werk.

Ten slotte behandelde dit deel ook de eerste poging

om een toekomstbeeld op gemeenschapsniveau te cre-

eren van de Kinsale College-studenten. Hoewel in die

tijd niemand van de betrokkenen echt de omvang van

wat gecreëerd werd begreep, is het sindsdien de fun-

dering en inspiratie geworden voor de snel groeien-

de Transitie-beweging. Soms ontstaat er een idee dat

het juiste idee op het juiste moment blijkt te zijn, en

het Kinsale EDAP is zo’n idee. Sinds zijn publicatie is

het idee geëvolueerd en uitgebreid, en steeds dyna-

mischer geworden. Centraal is echter de boodschap,

die ook aan het Kinsale-plan ten grondslag ligt, dat

naast het verlangen tot verandering, we een toekomst-

beeld moeten creëren van waar we naartoe willen. Het

Kinsale EDAP begon met de volgende uitspraak van

Joel Barker: ‘Visie zonder actie is niet meer dan een

droom; actie zonder visie doet gewoon de tijd passe-

ren; visie met actie kan de wereld veranderen.’ 13

Samenvatting Deel Twee

Het planten van een hazelaar in Totnes tijdens een boomplantdag van de gemeenschap.

© T

ER

ES

A A

ND

ER

SO

N

Page 79: Transitie HANDBOEK

151

Gegeven de schaal van de komende veran-

deringen zoals hierboven geschetst, is het

duidelijk dat het idee dat we ons er op een

veilige manier doorheen kunnen manoeu-

vreren door alleen maar onze gloeilampen

te vervangen en de thermostaat wat lager

te zetten, volstrekt ontoereikend is. In Deel

Drie, De Handen, zullen we bekijken hoe

we, samen met de gemeenschap om ons

heen, kunnen beginnen met een ontwikke-

ling naar een post-oliewereld die feitelijk

te verkiezen is boven de huidige. We staan

potentieel op een keerpunt van veel dingen,

waaronder een nooit eerder vertoonde eco-

nomische, culturele en sociale renaissance.

Het model dat ik mee ontwikkeld heb

is het Transitie-model, dat een positieve,

oplossingsgerichte manier is om mensen in

je omgeving te verzamelen om samen ant-

woorden op piekolie en klimaatverande-

ring te gaan onderzoeken op de schaal van

de gemeenschap. Toen we in september

2006 het eerste Britse Transitie-initiatief,

Transition Town Totnes, lanceerden, spra-

ken we schertsend over het idee ‘besmette-

lijk’ te worden. Nu zijn we dat geworden.

De Transitie-beweging is in korte tijd een

van de snelst groeiende initiatieven op het

niveau van de gemeenschap in de wereld

geworden. In dit deel zal ik proberen te

beschrijven wat een Transitie-initiatief is

en zal ik de Twaalf Transitie-stappen pre-

senteren die de essentiële bestanddelen

vormen van de eerste fase van een Tran-

sitie-proces en die je alles zouden moeten

aanreiken wat je nodig hebt om te kun-

nen beginnen. Het idee is dat je aan het

eind van Deel Drie volledig toegerust bent

om dit proces te beginnen op de plek waar

je woont. De essentiële boodschap van dit

deel is dat we dit niet kunnen als indivi-

duen en dat zowel klimaatverandering als

piekolie de uitgangspunten van zowel ons

denken als onze besluitvorming moeten

zijn. Het is nodig dat we groter gaan den-

ken, dat we samenwerken met anderen en

dat we grote haast gaan maken met onze

inspanningen.

‘De tijd is rijp om te kijken wat het voor het Verenigd Koninkrijk zou betekenen

om in een periode van vijftien tot twintig jaar een post-olie-economie te creëren;

niet zozeer een verklaring van ‘olie-onafhankelijkheid’, dan wel van het einde van

olie-afhankelijkheid.’ – David Miliband minister van Milieu van Groot-Brittannië 1

‘Vernieuwing vereist een goed idee, initiatief en een paar goede vrienden.’

– Herb Shepard 2

‘Laat de ideeën ontstaan uit de gemeenschap en laat de gemeenschap er

zeggenschap over houden. De taak van het gemeentebestuur is te faciliteren,

te luisteren, eventueel te zorgen voor advies, contacten of financiering en, het

allerbelangrijkste, te verzekeren dat bureaucratie de initiatieven vanuit de

basis niet voor de voeten gaat lopen.’ – een lokale bestuurder in contact met

het Transitie-netwerk

Van ideeën naar actie: verkenning van

het Transitie-model voor een inspirerende

opbouw van lokale veerkracht

Page 80: Transitie HANDBOEK

152H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

153H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

Wat is nu eigenlijk een ‘Transitie-initiatief’? De

term die aanvankelijk werd gebruikt om dit idee te

beschrijven was ‘Transition Towns’ (Transitie-ge-

meenten), maar deze blijkt inmiddels nauwelijks

nog van toepassing, aangezien we intussen spreken

over Transitie-steden, -districten, -valleien, -schier-

eilanden, -postcodegebieden, -dorpen, -gehuchten

en -eilanden... Hoewel geen van deze zo’n mooie

alliteratie geeft als Transition Towns, lijkt ‘Transi-

tie-initiatieven’ de beste algemene term. Transitie-

initiatieven vormen een opkomende, nieuwe be-

nadering van duurzaamheid op het niveau van de

gemeenschap. Je ziet ze overal in het land verschij-

nen. Zij zijn, om een omschrijving van Jeremy Leg-

gett te gebruiken, ‘behapbare microkosmossen van

hoop’. Het idee begon, zoals we in hoofdstuk 9 heb-

ben gezien, in Ierland met het Kinsale Energy Des-

cent Action Plan (KEDAP, zie pag.141), en het heeft

zich sindsdien verspreid over gemeenschappen in

het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten.

Transitie-initiatieven zijn gebaseerd op vier ba-

sisveronderstellingen:

1) dat leven met een dramatisch lager energieverbruik

onvermijdelijk is en dat het beter is je hierop voor

te bereiden dan erdoor te worden overvallen;

2) dat onze gemeenschappen op dit moment de

veerkracht missen om zich teweer te stellen

tegen de ernstige energiecrises die met piekolie

gepaard zullen gaan;

3) dat we gezamenlijk moeten handelen en dat we

dat nu moeten doen;

4) dat we, door de collectieve intelligentie van de

mensen om ons heen te ontketenen om op een

creatieve en pro-actieve manier onze energie-af-

daling te ontwerpen, manieren van samenleven

kunnen opbouwen die meer verbonden en verrij-

kend zijn en die een erkenning inhouden van de

biologische grenzen van onze planeet.

Een toekomst met minder olie zou, als er van te-

voren voldoende over is nagedacht en er goede

ontwerpen zijn gemaakt, te verkiezen kunnen zijn

boven het heden. Er is geen reden te bedenken

waarom een toekomst met minder energie en meer

veerkracht een lagere kwaliteit van leven zou moe-

ten inhouden dan de huidige situatie. Een toekomst

met een versterkte lokale economie zou juist vele

voordelen hebben ten opzichte van het heden, zoals

een gelukkigere en minder gestresste bevolking, een

verbeterd milieu en meer stabiliteit. In feite begint

er op regeringsniveau een zeker bewustzijn hiervan

te ontstaan, althans in Australië. Andrew McNama-

ra, minister van Duurzaamheid, Klimaatverande-

ring en Innovatie van Queensland zei onlangs:

‘Er bestaat geen twijfel over dat lokale oplossin-

gen die uit de gemeenschap zelf voortkomen van

essentieel belang zullen zijn. In dat opzicht heeft

de overheid beslist een rol te spelen, door lokale

netwerken te stimuleren die kunnen bijdragen aan

lokale productie van voedsel, brandstof en water

en ook van banen en dingen die we nodig hebben

uit winkels.

We zullen een herlokalisering meemaken van de

manier waarop we leven, die ons zal herinneren,

niet aan de afgelopen eeuw, maar aan de eeuw

daarvóór. En dat is geen slechte zaak. Het lijdt geen

twijfel dat een van de goedkopere oplossingen, na-

melijk het versterken van lokale consumptie, pro-

ductie en distributie, zeer effectief zal zijn. Dit zal

bovendien een positief neveneffect hebben in die

zin dat we onze gemeenschappen beter leren ken-

nen. Van lokale netwerken voor mens en samenle-

ving zijn voordelen te verwachten, die ik graag zou

zien toenemen.’3

Hoe dit in de praktijk op iedere plek wordt uitge-

dacht en ontwikkeld, zal steeds weer anders zijn. In

plaats van voorgeschreven oplossingen aan te bie-

den, hebben Transitie-initiatieven eerder de bedoe-

ling als katalysator te werken voor gemeenschappen

om zelf dingen te onderzoeken en met hun eigen

antwoorden te komen.

Zij richten het collectieve denken op de prak-

tische kant van energie-afdaling die volgens een

groeiend aantal commentatoren het onvermijde-

lijk resultaat zal zijn van zowel piekolie als klimaat-

verandering, zoals we in Deel Een hebben gezien.

Transitie-initiatieven zijn erop gericht gemeen-

schappen te creëren die veerkrachtig zijn, dat wil

zeggen beter in staat schokken van buitenaf op te

vangen (dit idee is behandeld in hoofdstuk 3), of

die nu komen door klimaatverandering, problemen

met de energievoorziening of stijgende brandstof-

prijzen. Het is veel meer dan alleen maar een denk-

oefening. Zij onderzoeken de praktische kanten van

de bewuste herlokalisering van een woonplaats. In

de woorden van David Holmgren (die het heeft over

permacultuur, maar hetzelfde geldt ook in deze con-

text): Transitie-initiatieven zijn ‘de van ganser harte

en positieve acceptatie van energie-afdaling als niet

alleen onvermijdelijk, maar ook als een gewenste

realiteit.’4

Gegeven het feit dat olie en gas opraken en dat we

dringend CO2-emissies ingrijpend moeten verlagen,

zelfs in die mate dat we door onze dagelijkse manier

van leven meer koolstof opslaan dan uitstoten, stel-

len Transitie-initiatieven zich de vraag hoe zo’n we-

reld er feitelijk uit zou zien. Hoe zouden we leven?

Waar zou ons voedsel vandaan komen? Wat zou-

den we horen als we ‘s morgens het raam zouden

openen? Het Transitie-proces biedt een positieve,

oplossingsgerichte benadering die de verschillende

elementen uit een gemeenschap verbindt om deze

gemeenschappelijke uitdaging aan te gaan. Het ziet

een groot deel van de oplossing als iets dat van bin-

nenuit ontstaat, in een proces waarin wordt vrij-

gemaakt wat reeds aanwezig is, in plaats van een

oplossing die komt van experts en consultants van

buitenaf.

Hoofdstuk 10 Het Transitie-concept

Zomer 2008 waren deze

Transitie-initiatieven al

goedgekeurd

Alle cursieve plaatsen behoren

tot het Verenigd Koninkrijk.

Kinsale, Ierland – 2.300

Totnes – 8.500

Penwith (West Cornwall district)

– 63.000

Ivybridge – 12.000

Falmouth – 20.000

Moretonhampstead – 1.500

Lewes – 16.000

Stroud – 12.000

Ashburton – 3.500

Ottery St Mary – 7.500

Bristol – 400.000

Brixton – 65.000

Forest Row – 5.500

Mayfield – 2.,500

Glastonbury – 9.000

Lostwithiel – 2.700

Forest of Dean – 80.000

Nottingham – 280.000

Wrington – 2.000

Brighton & Hove – 250.000

Portobello, Schotland – 10.000

Market Harborough – 20.000

Sunshine Coast, Australië

– 200.000

West Kirby – 13.000

Llandeilo – 3.000

Bro Ddyfi – 13.000

Whitstable – 30.000

Marsden/Slaithwaite – 9.500

Frome – 27.000

Brampton – 4.000

Isle of Wight – 133.000

Waiheke Island, Nieuw-Zeeland

– 7.700

Dunbar, Schotland – 6.400

Orewa, Nieuw Zeeland – 6.000

Rhayader – 3.500

Seaton – 6.500

Bath – 85.000

Exeter – 120.000

Isle of Man – 85.000

Canterbury – 40.000

Kapiti District, Nieuw-Zeeland

– 40.000

Carbon Neutral Biggar – 2.000

Presteigne – 2.500

Wolverton – 9.000

Leicester – 280.000

Holywood, Noord Ierland

– 13.000

Westcliff-on-Sea – 40.000

Isles of Scilly – 2.000

Liverpool South – 60.000

Norwich – 126.000

Tring – 14.000

Crediton – 18.000

Boulder, CO, USA – 300.000

North Howe – 1.000

Lampeter – 3.500

South Petherton – 3.500

Armidale, NSW, Australië

– 25.000

Chichester – 22.000

Bell, VIC, Australië – 10.000

Bellingen, NSW, Australië

– 12.400

Berkhamsted – 19.000

Forres – 10.000

Sandpoint, ID, VS – 8.000

Opotiki Coast, Nieuw-Zeeland

– 9.000

Kippen integreren in groenteproductie is lang de heilige graal van permaculturisten geweest. Hier kippen op slakkenpa-trouille op de kleine permacultuurakker van Dominic Waldron in Co. Kerry, Ierland. De groenten zelf worden afgeschermd met netten.

Page 81: Transitie HANDBOEK

154H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

155H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

In afbeelding 18 probeer ik te laten zien hoe de

Transitie-aanpak verschilt van meer conventionele

milieubenaderingen, met het opbouwen van veer-

kracht als een van de hoofddoelstellingen. Ik moet

toegeven dat ik in mijn kolom van de conventionele

milieubenadering tot op zekere hoogte generaliseer,

zozeer dat het grenst aan een stereotype, maar ik

denk dat dit werkt en essentieel is om het bijzon-

dere uitgangspunt van de Transitie-aanpak te kun-

nen verduidelijken.

De filosofische grondslagen

Een van de belangrijkste fundamenten van het

Transitie-concept is permacultuur. Permacultuur

is aartsmoeilijk om in één enkele zin te omschrij-

ven. Het laat zich niet vatten in een heldere defini-

tie die iemand in staat zou stellen zich er een juis-

te voorstelling van te vormen. In wezen is het een

ontwerp systeem voor het scheppen van duurza-

me menselijke woonplaatsen. Voor het ontwerpen

van de transitie die onze woonplaatsen en gemeen-

schappen onvermijdelijk zullen moeten onderne-

men, hebben we behoefte aan een ontwerp-sjabloon

waarmee we alle onderdelen – sociaal, economisch,

cultureel en technisch – op een succesvolle manier

en zo efficiënt mogelijk kunnen samenvoegen. Per-

macultuur kan worden gezien als het ethisch fun-

dament dat we gebruiken om het Transitie-werk te

onderbouwen en als de ontwerp-‘lijm’ om alle ele-

menten van een postpiek-gemeenschap samen te

smeden. De reden waarom mensen met een per-

macultuurachtergrond het Transitie-concept door-

gaans eerder te pakken hebben dan de meeste an-

dere mensen, is dat het op de ontwerpprincipes van

permacultuur is gebaseerd.5 Ik heb de afgelopen

tien jaar permacultuur gedoceerd en haar ethiek en

principes liggen in hoge mate aan de basis van mijn

manier van denken.

Permacultuur is oorspronkelijk ontwikkeld in de

jaren ’70 van de vorige eeuw ten tijde van de eerste

oliecrises, als een ‘permanente agricultuur’, die zich

afkeerde van de jaarlijkse teelten en monocultuur

van de landbouw en zich ontwikkelde tot meerlagi-

ge systemen met gebruik van productieve en nuttige

bomen en vaste planten.6 De aanvankelijke gericht-

heid op alleen landbouw werd al snel verbreed toen

duidelijk werd dat duurzame voedselproductie niet

los gezien kan worden van een hele reeks andere

aspecten van de samenleving, zoals economie, bou-

wen, energie, enzovoorts. Men begon de term ‘per-

macultuur’ te zien als een samentrekking van ‘per-

manente cultuur’, wat gaat over het creëren van een

cultuur van bestendigheid en permanentie. De eer-

ste grondige uiteenzetting hierover, Bill Mollison’s

Permaculture: a Designer’s Manual,7 was in feite

een handleiding voor het herstel van de aarde, een

verbazingwekkend breed opgezet, ambitieus, ency-

clopedisch werk dat de lezer een gereedschapskist

bood voor het herstel van de aarde. In de daaropvol-

gende vijftien jaar werd permacultuur door velen,

althans in de beleving van de goegemeente (on-

danks haar massale groei en de inspiratie en funda-

menten die zij bood aan duizenden projecten over

de hele wereld) beschouwd als een bizarre vorm van

tuinieren waarbij autobanden worden gebruikt en

obscure planten, die waarschijnlijk niemand graag

op zijn bord zag belanden.

In 2004 publiceerde David Holmgren, de mede

grondlegger van het concept, Permaculture: Princi-

18) Waarin de Transitie-benadering verschilt van andere milieubenaderingen

Traditionele milieubeweging

Individueel gedrag

Eén kwestie

Instrumenten: lobbyen, campagnes en protesten

Duurzame ontwikkeling

Angst, schuld en doen schrikken als aanzetten tot actie

Veranderen van nationaal en internationaal beleid door te lobbyen

De man in de straat als het probleem

Algemene campagnes

Engagement op één niveau

Voorschrijvend: bepleit bepaalde antwoorden en oplossingen

CO2-voetafdruk

Geloof dat economische groei nog mogelijk is, zij het een meer groene groei

Transitie-benadering

Groepsgedrag

Holistisch

Instrumenten: publieke deelname, ecopsychologie, kunst, cultuur en creatieve opleiding

Veerkracht / herlokalisering

Hoop, optimisme en pro-activiteit als aanzetten tot actie

Veranderen van nationaal en internationaal beleid door het verkiesbaar te maken

De man in de straat als oplossing

Doelgerichte interventies

Engagement op verschillende niveaus

Werkt als katalysator – geen pasklare antwoorden

CO2-voetafdruk en indicatoren van veerkracht

Ontwerpen van een economische renaissance, zij het een lokale

‘Permacultuur is een ontwerp-

systeem gebaseerd op ecologi-

sche principes die het orga-

niserend kader bieden voor

het in praktijk brengen van

een permanente of duur-

zame cultuur. Het… brengt

de verschillende vaardig-

heden en levenswijzen samen

die herontdekt en ontwik-

keld moeten worden om ons

in staat te stellen de overgang

van afhankelijke consumenten

naar verantwoordelijke produ-

centen te maken.

In die zin is permacultuur niet

het landschap op zich, of zelfs

niet de vaardigheid van het

biologisch tuinieren, duurzame

landbouw, energie-efficiënt

bouwen of de ontwikkeling van

ecodorpen op zich, maar kan

het gebruikt worden voor het

ontwerpen, oprichten, beheren

en verbeteren van deze en

alle andere pogingen die door

individuen, huishoudens en

gemeenschappen ondernomen

worden op weg naar een duur-

zame toekomst.’

David Holmgren (2002), Permaculture: Principles and Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design Services

‘Permacultuur is een filosofie

van werken mét in plaats van

tegen de natuur; van aanhou-

dende en aandachtige obser-

vatie eerder dan aanhoudende

en gedachteloze arbeid; en

van het kijken naar planten

en dieren in al hun func-

ties, eerder dan een gebied te

behandelen als een systeem

waar slechts één product van

belang is.’

Bill Mollison

Het Ark-permacultuurproject bij Clones, Co. Monaghan, Ierland is een prachtig voor-beeld van permacultuurprinci-pes in de praktijk. De slimme situering van de vijver zorgt voor zowel reflecterend winter-licht naar het huis, verwarming voor de groentetuin, water en voedingsstoffen voor irrigatie, als passieve afkoeling voor het huis. De groentetuin juist buiten de achterdeur maakt het onderhoud gemakkelijker en optimaliseert het door het huis gecreëerde microklimaat. Bij willekeurige samengestelling zouden deze heilzame relaties tussen vijver, huis en tuin ver-loren zijn gegaan.

Page 82: Transitie HANDBOEK

156H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

157H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

1. Observeer en reageerHet gebruik en de kracht van goed obser-veren is een kunde die weinigen onder ons meester zijn. Gedetailleerde observaties van waar we staan dienen als basis voor alle te ondernemen acties. Een post-piek-wereld zal eerder steunen op gedetailleer-de observaties en goede ontwerpen dan op energie-intensieve oplossingen.

2. Vang en verzamel energieEnergie stroomt door onze natuurlijke sy-stemen en wordt op verschillende manie-ren opgeslagen in water, bomen, planten, bodems, zaden, enzovoort. We moeten bedreven worden in hoe hiervan het best gebruik te maken en ons idee van ‘kapi-taal’ verschuiven van wat we op de bank hebben staan naar de energiebronnen om ons heen. Ik hoorde Holmgren eens zeg-gen dat een goede houtstapel, zoals we die nu nog in Oost-Europa zien, een veel betere indicator is voor nationale rijkdom dan het BNP.

3. Zorg voor oogstDit principe stelt dat elke interventie die we in het systeem doen, elke verandering die we aanbrengen, elk element dat we in-troduceren een productieve meerwaarde moet hebben. Bijvoorbeeld noten- of fruit-bomen op openbare plaatsen, daktuinen vol etenswaar, of stedelijke landschappen vol etenswaar.

4. Gebruik zelfregulering en aanvaard feedbackEen goed met permacultuurprincipes ont-worpen systeem zou in feite zelf regule-rend moeten kunnen werken met een mini-mum aan interventies en onderhoud, zoals het ecosysteem van een bos waar niemand hoeft te wieden, bemesten of plagen be-strijden.

5. Gebruik en waardeer hernieuwbare bronnen en dienstenAls de natuur in staat is om aarde luchtig te maken (wormen), stikstof vast te leg-gen (klaver) en vruchtbare aarde te maken (bomen), dan zouden we daar beter ge-bruik van moeten maken in plaats van te denken hoe we die functies kunnen ver-vangen. Waar de natuur ons werk uit han-den kan nemen, moeten we dit (graag) toelaten.

6. Produceer geen afvalHet concept afval betekent feitelijk dat er sprake is van een slecht ontwerp. Elke output van een systeem kan de input wor-den van een ander systeem. Hiervoor zou-den we meer cyclisch moeten denken in plaats van lineair.

7. Ontwerp van patronen naar detailsWe moeten leren om ons werk vanuit ver-schillende perspectieven te bekijken. Dit principe stelt dat we ons werk moeten zien in de ruimere context van waterhuis-houding, regionale economie enzovoorts, zodat we beter zicht houden op het doek waarop we schilderen en op de krachten die ons handelen beïnvloeden.

8. Verenig liever dan te scheidenPermacultuur wordt wel eens omschre-ven als de wetenschap van het maxima-liseren van behulpzame relaties. Wat in een energie-arme gemeenschap duide-lijk aan belang wint zijn de relaties die we kunnen weven tussen de verschillende elementen van die plek (een principe dat aan bod komt in Transitie-instrument nr 5, (pag.118). Oplossingen zijn eerder te vin-den in een geïntegreerde, holistische aan-pak dan in een toenemende specialisatie en hokjesdenken.

9. Gebruik kleine en trage oplossingenDit principe geeft het kernargument van dit boek goed weer, namelijk dat, zoals Holmgren zegt ‘systemen zodanig ontwor-pen zouden moeten zijn dat functies op de kleinst mogelijke schaal werken, die voor die functie praktisch en energie-efficiënt is.’ Onze oplossingen zullen we baseren op het principe dat hoe kleiner en inten-siever ze kunnen zijn hoe veerkrachtiger ze zullen zijn.

10. Gebruik en waardeer diversiteitMonoculturen zijn uiterst fragiel en vat-baar voor ziekte en ongedierte, terwijl meer diverse systemen een veel grotere inherente veerkracht hebben. Onze ge-meenschappen zullen tijdens de energie-afdaling beter kunnen bloeien wanneer er veel kleine ondernemingen, lokale munt-eenheden, voedsel- en energiebronnen, enzovoorts zijn, dan wanneer ze helemaal afhankelijk zijn van gecentraliseerde syste-men van de globalisering, de monocultuur op de grootst mogelijke schaal.

11. Gebruik randen en waardeer het marginaleEen veelgebruikte observatie binnen per-macultuur is het idee van ‘randen’, het punt waar twee ecosystemen elkaar raken is vaak productiever dan elk van die syste-men apart. Dit principe herinnert ons aan de noodzaak om systemen waar mogelijk te laten overlappen om hun potentieel ten volle te benutten.

12. Beantwoord en gebruik veranderingen op een creatieve manierNatuurlijke systemen stromen, ontwikke-len en groeien voortdurend. De manier waarop ze reageren op schokken, zoals een bosbrand, kan ons veel leren over hoe wij om kunnen gaan met onze transi-tie, weg van fossiele grondstoffen. Blijven kijken naar de verandering om je heen, in plaats van vast te houden aan het idee dat alles vastligt, kan ook goed helpen.

* gebaseerd op Permaculture: principles and pathways beyond sustainability

David Holmgren’s permacultuurprincipes*

Page 83: Transitie HANDBOEK

158H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

159H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

ples and Pathways Beyond Sustainability, dat per-

macultuur opnieuw op de kaart zette als een radicale

ontwerpwetenschap. Hij herdefinieerde de perma-

cultuurprincipes als de principes die nodig zullen

zijn om de postpiek-wereld te onderbouwen.

Toen ik met piekolie kennismaakte, was mijn

eerste instinctieve reactie om bij het formuleren van

een antwoord permacultuurprincipes te gebruiken.

Het verbaasde me dat de beweging waar ik zo van

hield en waarvan ik deel uitmaakte, nog maar zo

weinig bekendheid had in de bredere samenleving

voor wat betreft de bijdrage van haar inzichten aan

een grootschalige sociale transformatie. Ik besefte

dat we de dingen dus enorm moesten gaan versnel-

len. Ik begon me af te vragen waarom dit zo was.

Toen stuitte ik op een uitstekend en inzichtelijk ar-

tikel van Eric Stewart, waarin hij schreef:

‘Ik heb de indruk dat er in permacultuur sprake

is van twee vrijwel tegengestelde drijfveren. De ene

betekent terugtrekking uit de bredere samenleving

en de andere betekent werken aan de transforma-

tie van de samenleving. Terwijl je zou kunnen ver-

dedigen dat terugtrekking uit de bredere samenle-

ving ook een actie is die de samenleving verandert,

geloof ik toch dat er sprake is van een wanverhou-

ding in de zin dat permacultuur zich eerder mani-

festeert in het isolement dan in samenwerking in

onze cultuur. We hebben behoefte aan een cultuur-

omslag die neerkomt op groeiende samenwerking,

teneinde de beschikbaarheid van de rijkdommen

die permacultuur te bieden heeft, te vergroten.’ 8

Dit sloeg voor mij de spijker op de kop. Perma-

cultuur is een beweging die, zoals opnieuw gede-

finieerd door Holmgren, een ontwerpsysteem en

filosofische onderbouwing biedt voor een postpiek-

samenleving, maar die zich, volgens Stewart, tege-

lijkertijd schuldig maakt aan het bewaren van een

zekere afstand tot diezelfde samenleving. Piekolie is

voor mij een oproep aan de houtbewerkers en stoe-

lenmatters in de bossen, aan de groente- en fruit-

kwekers langs mistige landweggetjes, en aan de in-

stallateurs van kleine windmolens in de winderige

hooglanden, om alle prachtige vaardigheden die ze

hebben ontwikkeld en de inzichten die ze hebben

verkregen door jaren praktijk en bezinning, terug te

brengen naar de bredere bevolking die begint te be-

seffen dat de zaken fundamenteel fout lopen. Het is

een oproep om op een nieuwe manier met de goege-

meente te leren communiceren en om zich op nooit

geziene schaal met anderen te engageren op basis

van een ethiek van dienstbaarheid.

Ik hoop dat in de Transitie-benadering de prin-

cipes van permacultuur impliciet zijn en niet expli-

ciet. Ik probeer op die manier om te gaan met het

feit dat permacultuur een begrip is dat heel moei-

lijk uit te leggen is aan iemand die in het café aan

je vraagt wat het betekent, terwijl je niet over een

flipover, stiften en vijftien minuten tijd beschikt om

plaatjes te tekenen van kippen en vijvers en plan-

tenserres.

Permacultuurprincipes vormen de grondslag van

deze Transitie-benadering, die erop gericht is haar

concepten toegankelijk te maken door ze als fun-

damenteel voor te stellen voor ieder mogelijk ant-

woord op een lagere energietoekomst. Toch is het

idee van Transitie op een of andere manier gemak-

kelijker uit te leggen, zodat er meer tijd overblijft

om ook nog over andere onderwerpen te kunnen

praten. Dus, als je een achtergrond hebt in per-

macultuur en sommige van deze dingen je bekend

voorkomen, dan weet je nu waarom dat zo is.

De zes principes van het

Transitie-model

Er zijn zes principes die naar mijn idee kenmerkend

zijn voor het Transitie-concept. Ze zijn duidelijk ge-

worden door naar het proces te kijken zoals het zich

heeft ontwikkeld en ze vatten volgens mij precies

samen wat het bijzondere aan deze benadering is.

1. Visionaire toekomstbeelden ontwikkelen

Het concept van de ontwikkeling van visionaire toe-

komstbeelden is grondiger uitgewerkt in hoofdstuk

7. Binnen deze zes principes heeft het ontwikkelen

van toekomstbeelden betrekking op het feit dat de

Transitie-benadering ervan uitgaat dat we ons al-

leen in een bepaalde richting kunnen ontwikkelen

als we ons kunnen voorstellen hoe het eruit zal zien

als we er aankomen. Het plaatje dat we voor ogen

hebben als we aan dit werk beginnen is in hoge mate

bepalend voor waar we terecht gaan komen. Werken

we in de richting van Holmgrens ‘Techno Explosie’

(zie pag.58) of misschien naar iets wat realistischer

en wenselijker is? Het scheppen van een helder en

uitnodigend beeld van het gewenste einddoel is een

centraal principe in het Transitie-proces.

2. Inclusiviteit

Het is niet mogelijk de uitdaging van piekolie en kli-

maatverandering in zijn gehele omvang aan te pak-

ken zolang we ervoor kiezen binnen ons eigen vei-

lige gebiedje te blijven, zolang groenen alleen met

groenen praten, zakenlieden alleen met zakenlie-

den, enzovoort. De Transitie-benadering tracht een

mate van dialoog en inclusiviteit te bevorderen die

tot nu toe zelden is bereikt, en is bezig een aantal

nieuwe manieren te ontwikkelen om dit voor elkaar

te krijgen. Inclusiviteit wordt als een van de basis-

principes gezien om de eenvoudige reden dat we

zonder inclusiviteit geen kans van slagen hebben.

3. Bewustmaking

Het einde van het olietijdperk is een verwarrende

tijd. We worden voortdurend blootgesteld aan ver-

warrend tegenstrijdige berichten. De media laten

ons koppen zien als: ‘Sterke afname van olieproduc-

tie verhoogt de kans op oorlog en ongeregeldheden,

blijkt uit nieuw onderzoek’ 9 en ‘CO2-uitstoot stijgt

sneller dan verwacht, blijkt uit onderzoek’,10 terwijl

tegelijkertijd de reclame de tegenstrijdige boodschap

geeft dat business as usual de enige manier is om

‘Permacultuur is het weldoor-

dachte ontwerp en onderhoud

van productieve landbouwsys-

temen die de diversiteit, stabi-

liteit en veerkracht hebben van

natuurlijke ecosystemen. Het

is de harmonieuze integratie

in het landschap van mensen

die op een duurzame manier

voorzien in hun behoeften aan

voedsel, energie, beschutting

en andere materiële en niet-

materiële noden.’

Graham Bell

‘Alles is mogelijk zodra

voldoende mensen beseffen dat

alles op het spel staat.’

Norman Cousins

‘Onze eerste taak is het creëren

van een economische, sociale

en zelfs technologische scha-

duwstructuur, die klaar zal

staan om het over te nemen als

het huidige systeem faalt.’

David Ehrenfeld

Woningen in aanbouw bij Mal-low, Co. Cork, Ierland. Hier zijn permacultuurprincipes afwezig. Als het voorste gebouw op het zuiden gericht is (besparing op verwarmingskosten 15%), krijgt het huis rechts vooral zonlicht op zijn blinde kant. Het land rond de huizen is, zonder ont-werp, gewoon wat er overschiet na de bouw. In dit deel van Ierland was leembouw een tradi-tionele constructiemethode, met volop grondstof ter plaatse. Toch zijn alle huizen hier gemaakt van ver weg geproduceerd beton.

Page 84: Transitie HANDBOEK

160H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

161H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

vooruit te komen, dat globalisering het enige model

is dat de wereld kan voeden en dat gewoon dit vol-

gende hebbedingetje kopen ons gelukkig zal maken.

(Het recept voor de economische crisis is de econo-

mische groei weer op gang te brengen.) Het contrast

is soms bepaald frappant, zoals een artikel over het

smelten van de poolkappen naast een advertentie

voor een nieuwe auto of goedkope vluchten.

De media, waar we in toenemende mate aan zijn

blootgesteld, geven voortdurend dubbele bood-

schappen die ons kunnen verbijsteren. Soms heb-

ben nieuwe Transitie-initiatieven het gevoel dat ze

niet veel aan bewustmaking hoeven te doen, omdat

iedereen zo langzamerhand wel bewust moet zijn

van hoe het zit, maar het is essentieel ervan uit te

gaan dat mensen niets van deze dingen afweten. We

moeten ervan uitgaan dat er geen voorkennis aan-

wezig is en het onderwerp zo duidelijk, toeganke-

lijk en onderhoudend mogelijk uiteen zetten, waar-

bij we mensen de hoofdargumenten geven, zodat ze

hun eigen antwoorden kunnen formuleren.

4. Veerkracht

In hoofdstuk 3 onderzochten we het begrip veer-

kracht, maar het is nuttig hier te herhalen dat het

weer opbouwen van veerkracht, naast de nood-

zaak om snel tot een CO2-neutrale samenleving te

komen, van centrale betekenis is in het Transitie-

concept. Het ene doen zonder het andere zou bete-

kenen dat we in beide uitdagingen falen.

5. Inzichten uit de psychologie

Inzichten uit de psychologie zijn ook essentieel voor

het Transitie-model. We weten dat een van de voor-

naamste belemmeringen voor mensen om zich in

te zetten bestaat uit gevoelens van machteloosheid,

isolement en overrompeling, die vaak door de mi-

lieuproblematiek worden opgewekt.11 Dit plaatst

mensen niet in een positie van waaruit zij in actie

kunnen komen, niet als individu, noch als gemeen-

schap. Het Transitie-model maakt gebruik van deze

inzichten door op de eerste plaats een positieve visie

te creëren (zie Principe 1, pag.159), door op de twee-

de plaats een veilige ruimte te creëren waar mensen

kunnen praten, overdenken en ervaren wat dit alles

met ze doet, en door ten derde stappen die men-

sen hebben gezet en acties die zij hebben onderno-

men te bekrachtigen en zo vaak mogelijk in het pro-

ces successen te vieren. Dit samenkomen geeft veel

kracht – het gevoel niet de enige dwaas te zijn die

zich bewust is van piekolie en klimaatverandering

en die het beangstigend vindt. Het geeft mensen de

mogelijkheid zich onderdeel te voelen van een col-

lectief antwoord en dat ze deel uitmaken van iets

dat groter is dan zij zelf.

6. Geloofwaardige en geschikte oplossingen

In de film Way to Go: Life at the End of Empire 12

spreekt Tim Bennett over wat hij noemt het ‘geluk-

kige hoofdstuk’ aan het eind van de meeste boeken

over het milieu, die negen hoofdstukken gebruiken

om je te vertellen hoe erg het allemaal is en eindi-

gen met een paar symbolische oplossingen. Zo heb

ik ook vele presentaties bijgewoond waar de spre-

ker de omvang van de klimaatuitdaging uiteenzet en

aan het eind nog één dia heeft over het lager zetten

van onze thermostaten en het vervangen van onze

gloeilampen.

Het is belangrijk dat Transitie-initiatieven, nadat ze

de argumentatie over piekolie en klimaatverande-

ring hebben uiteengezet, mensen in staat stellen op-

lossingen uit te werken die een geloofwaardige om-

vang hebben. Een van de oorzaken van wat we het

‘gloeilampensyndroom’ zouden kunnen noemen, is

dat mensen vaak slechts in staat zijn twee niveaus

van reactie te onderscheiden: individuen die dingen

in hun eigen huis doen, of de overheid die op nati-

onale schaal handelt. Het Transitie-model onder-

zoekt het gebied daartussen: dat wat op het niveau

van de gemeenschap kan worden bereikt.

Het Project-Steunt-Project-

concept

Een van de kenmerkende dingen van de Transitie-

benadering is het concept van het project dat pro-

jecten ondersteunt, kortweg Project-Steunt-Pro-

ject (PSP). Idealiter moeten Transitie-initiatieven

in staat zijn zichzelf te organiseren en richting te

geven aan de passie en het enthousiasme dat het

proces losmaakt. Op zoek naar zulke modellen ont-

moette ik door een ontzettend gelukkig toeval (se-

rendipity) John Croft van de Gaia Foundation uit

West Australië.13 Een paar maanden later kwam gaf

hij een ééndaagse training over zijn benadering voor

Transition Town Totnes. Een aantal van de instru-

menten die hij had ontwikkeld, in het bijzonder de

aanpak die hij ‘Drakendroom’ noemt, is te vinden in

Bijlage 2, maar het concept dat hier het meest rele-

vant is, is het Project-Steunt-Project.

De Gaia Foundation heeft honderden projecten

in gang gezet en ondersteund en heeft veel werk ge-

maakt van het ontwikkelen van organisatiemodel-

len. Het is een kleine groep mensen zonder centrale

figuur, die uitgaat van een aantal gedeelde princi-

pes. Ieder project dat door de Foundation wordt on-

dersteund, gaat akkoord met het volgende:

1. het project impliceert persoonlijke groei voor de

deelnemers;

2. het bouwt en/of versterkt de gemeenschap;

3. het dient de Aarde.

Alle projecten die aan deze criteria (Croft beveelt er

niet meer dan zes aan) voldoen, kunnen een aanvraag

indienen om een Gaia-Foundation-project te worden.

Ieder project heeft zijn eigen bankrekeningnummer,

neemt zijn eigen beslissingen, enzovoort. In essentie

houdt een PSP in dat het, in plaats van een organi-

satie te zijn die zelf en groot aantal projecten coördi-

neert en bestuurt, zich er juist op toelegt een atmos-

feer te scheppen waarin projecten ontstaan, om ze

vervolgens te ondersteunen wanneer ze zover zijn.

Dit betekent dat de organisatie veel slanker en res-

ponsiever kan zijn en daarmee werkelijk kan optre-

den als de katalysator die ze bedoelt te zijn.

We hebben dit tot een basisconcept van Transi-

tion Town Totnes (TTT) gemaakt. We zien Transi-

tion Town Totnes in de rol van een organisatie die

aan bewustmaking werkt, die voortdurend bezig

is de contouren en doelstellingen van het project

in de kijker te zetten en die enthousiasme opwekt

voor het ‘merk’ Transitie. Wij zijn er om inspiratie

en motivatie te wekken om projecten te doen ont-

staan en ze vervolgens in een netwerk op te nemen

en te voeden zodra ze zijn gestart. Binnen dit model

moeten we ervoor zorgen dat de integriteit van de

naam wordt bewaard. Mensen mogen hun project

pas een TTT-project noemen als zij eerst een A4 in-

sturen waarin zij hun voorstel formuleren.

Een voorbeeld hiervan is het Boeken-en-dvd-Pro-

ject waarbij een vrouw in Totnes een verzameling

boeken en dvd’s op het gebied van duurzaamheid

wilde aanleggen. De boeken zouden worden uitge-

leend via de bibliotheek en de dvd’s zouden gratis

uitgeleend worden in de plaatselijke dvd-winkel.

Ze had besloten dat dit was wat ze echt wilde doen,

vroeg om steun als TTT-project, kreeg die en er zijn

nu boeken ter waarde van ruim 1500 Euro in de bi-

bliotheek die er anders niet geweest zouden zijn.

Een van Crofts voorstellen is dat groepen zichzelf

een belangrijke vraag stellen over hun wezenlijke

betrokkenheid. Zodra het projectvoorstel is uitge-

werkt in een concreet plan en het voorlopige budget

is vastgesteld, stelt de projectgroep zich de volgende

vraag: ‘Als dit project er niet in zou slagen fondsen

van buitenaf te verwerven, zouden degenen die erbij

betrokken zijn dan bereid zijn de financiële lasten

te dragen als het project verliezen maakt?’ De groep

die de tweede lancering van het Totnes-Pond leidde,

vond dit zeer bruikbaar om de gemeenschappelijke

richting te bepalen en mensen tot een echt engage-

ment te brengen.

‘Wat nodig is, is een schaal

waarin men een bepaalde

graad van controle over de

processen van het leven kan

voelen, waarin individuen

buren en geliefden worden

en niet enkel kennissen en

nummers, makers en schep-

pers in plaats van alleen maar

gebruikers en consumenten,

deelnemers en voorvechters in

plaats van slechts stemmers en

belastingbetalers. Die schaal is

de menselijke schaal.’

Kirkpatrick Sale (1980), Human Scale, Coward, McCann & Geoghegan

Page 85: Transitie HANDBOEK

162H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

163H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

Kwesties van schaal

Een van de vragen die ons vaak worden gesteld be-

treft de ideale schaal van een Transitie-initiatief. In

vele opzichten hebben kleine marktsteden, die de-

zelfde omvang hebben als veel van de eerste Tran-

sitie-initiatieven, de ideale grootte. Zij hebben een

duidelijk achterland, dat historisch bepaald werd

door de dorpen en ommelanden waarvan de inwo-

ners hun opbrengst juist naar díe stad brachten en

niet naar een andere stad in de buurt. Zo hebben

ook eilanden een goede schaal om mee te werken,

omdat ze een duidelijk afgebakende grens hebben.

De reden dat het begrip ‘Transition Town’ in het

begin zo goed voelde, was dat de kleine stad een

schaal heeft waar we ons allemaal van nature mee

kunnen verbinden. Veel mensen uit de grote stad

hunkeren naar de omvang van een kleine stad of, in

deze context, naar de buurt waarmee zij zich beter

kunnen identificeren. Veel mensen hebben het ge-

voel dat terwijl de globalisering is toegenomen, de

kring waarmee we ons verbonden voelen en waar-

op we daadwerkelijk invloed kunnen hebben, is ge-

krompen. Misschien dat zo weinig mensen nu gaan

stemmen, omdat ze het gevoel hebben gekregen dat

hun stem niets meer uitmaakt.

Ik ben tot het inzicht gekomen dat de ideale

schaal van een Transitie-initiatief er een is waar-

van je het gevoel hebt dat je er invloed op kunt heb-

ben. Een gemeente van 5.000 inwoners is bijvoor-

beeld iets waarmee je je kunt verbinden, waarmee

kun je nog vertrouwd kunt raken. Ik ben opgegroeid

in Bristol en weet dat de meeste steden historisch

gezien een verzameling dorpen waren en dat ge-

voel hangt er nog steeds. Dit idee van werken op de

schaal van een buurt is niet nieuw.14

Uiteindelijk zul je een gevoel krijgen van wat de

optimale schaal van je initiatief is. Waarschijnlijk

zul je hierover instinctief nu al wel een gevoel heb-

ben. Als je om je heen kijkt, wat voelt dan als de

optimale schaal om in te werken? Waar heb je in-

stinctief het gevoel dat je invloedsfeer ligt? Tran-

sitie-Bristol, het eerste initiatief op de schaal van

een stad, tracht de opkomende buurt-initiatieven

zoals Transition Redland en Transition Withywood

te helpen door te netwerken, te inspireren, trainin-

gen te geven en ondersteuning te bieden binnen hun

eigen Transitie-initiatief.15

Er bestaat geen magische formule voor het vraag-

stuk van de schaal. Je groep zal op haar instincten

moeten vertrouwen, maar maak je er geen zorgen

over – het zal vanzelf komen. Probeer de verleiding

te weerstaan, waar sommigen aan hebben bloot-

gestaan, om te proberen te groot te beginnen, bij-

voorbeeld door te denken op een schaal van Tran-

sitie Brabant of Transitie Nederland/Vlaanderen.

Hoewel bruikbaar als concepten, is dit werkelijk

het paard achter de wagen spannen. Het is moge-

lijk dat op een zeker moment in de toekomst het

brede spectrum van groepen in een geografisch ge-

bied gaat merken dat er behoefte is aan een net-

werk om hun doeltreffendheid te vergroten, maar

dan moet dit groeien vanuit een basis van een net-

werk van springlevende Transitie-gemeenschappen,

en niet van tevoren worden gecreëerd. (Je kunt in

Bijlage 5 ‘Hoe word je een Transitie-initiatief?’ zien

hoe het Transitie-netwerk groepen die op verschil-

lende schalen werken stimuleert.)

Het raakvlak tussen Transitie-

initiatieven en de lokale politiek

De kracht van het Transitie-proces is zijn vermo-

gen om een werkelijk gemeenschapgestuurd proces

op gang te brengen, dat vervolgens een samenwer-

kingsverband aangaat met de lokale politiek, maar

op zijn eigen voorwaarden. De rol van de lokale au-

toriteiten zoals wij die zien, is die van ondersteu-

ning, niet van sturing. Lokale Agenda 21 heeft wel-

iswaar vele interessante initiatieven opgeleverd,

maar was in wezen een top-down-proces dat pro-

beerde te doen alsof het dat niet was. Het is belang-

rijk dat Transitie-initiatieven onafhankelijk van de

inbreng van lokale politici opereren, althans in het

begin. Een Transitie-initiatief kan per definitie niet

een project zijn dat wordt ontwikkeld en geleid door

het gemeentebestuur, maar het is wel een project

waarbij de actieve en enthousiaste steun van de lo-

kale overheid van onschatbare waarde is. Het komt

de laatste tijd steeds vaker voor dat het eerste con-

tact met een gemeenschap kwam van iemand van

de lokale overheid. Soms zal een gemeenteraadslid

deel gaan uitmaken van een stuurgroep of zal de ge-

meente op diverse manieren steun gaan bieden.

In het boek Peak Oil Prep betoogt Mick Winter

dat het een van de belangrijkste taken van de over-

heid op het niveau van een Amerikaanse staat (lees

hiervoor dus de Nederlandse of Vlaamse overheid)

is ‘de lokale overheden niet voor de voeten te lopen’.

Hij schrijft:

‘Zij weten beter dan de staat wat ze nodig heb-

ben. Geef ze alles waaraan ze behoefte hebben.

Concentreer je op projecten die bedoeld zijn voor

de regio’s... Als er iets moet gebeuren op lokaal ni-

veau, dan zouden staten aan de gemeenschappen

moeten geven wat ze nodig hebben om het te ver-

wezenlijken – zonder de touwtjes in handen te wil-

len hebben. Als er iets is dat alleen op het niveau

van de staat kan worden gedaan, dan is dat de ver-

antwoordelijkheid van de staat.’ 16

In Nederland of Vlaanderen kun je dit model nog

een niveau verder doorvoeren en zeggen dat het de

rol van de lokale overheid is Transitie-processen al-

leen te faciliteren – niet om ze te leiden of te sturen,

maar om ze te ondersteunen. Bestuurders waarmee

we contact hebben, begrijpen dit steeds beter en gaan

actief op zoek naar manieren om het proces te faci-

literen. Een voorzitter van een gemeentebestuur die

contact opnam met het Transition Network schreef:

‘Terwijl ik graag zag dat het gemeentebestuur

ondersteuning bood aan een Transitie-beweging,

vond ik de betrokkenheid van gewone mensen uit

de gemeenschap juist een van de aantrekkelijkste

dingen aan Transitie-initiatieven. Ik heb ervaren

dat het allerbeste model is dat het gemeentebestuur

de verschillende gemeenschappen ondersteunt en

stimuleert, maar dat veel, zo niet de meeste, initia-

tieven uit de verschillende groepen van de gemeen-

schap zelf voortkomen.

Wij als bestuurders moeten ons ervan bewust

zijn dat Transitie-initiatieven geen dingen zijn die

wij verlenen aan de gemeenschap; het moet niet

zozeer een pluim zijn op de hoed van het gemeen-

tebestuur, het is iets dat hoe dan ook gebeurt. Hoe-

wel ondersteuning door het gemeentebestuur de

geboorte zal helpen en begeleiden, kan het gemeen-

tebestuur ook helpen de ideeën in die delen van de

gemeenschap ingang te doen vinden die anders

misschien niet bereikt zouden worden.’

Als Transitie-initiatieven daadwerkelijk hun lokale

of provinciale bestuurders benaderen, dan doen ze

dat als vertegenwoordiger van een aanzienlijk deel

van de gemeenschap met een stuwende kracht ach-

ter zich. Toen in Kinsale eenmaal het EDAP was op-

gesteld (zie pag. 141 e.v.), werd in de gemeenteraad

van Kinsale een motie van aanbeveling voor dit plan

ingediend, die unaniem werd aangenomen. In Tot-

nes nam de gemeenteraad zes maanden na de offici-

ele lancering een motie van aanbeveling aan voor de

activiteiten van Transition Town Totnes. Deze vorm

van ondersteuning is zeer belangrijk in die zin dat

deze het initiatief stuwkracht geeft door het een gro-

tere geloofwaardigheid te verlenen. Deze ondersteu-

ning zou echter pas gezocht moeten worden als het

project een behoorlijke staat van dienst heeft opge-

bouwd en zijn eigen identiteit heeft ontwikkeld.

In veel steden in de Verenigde Staten, zoals Port-

land en Oakland,17 wordt het aannemen van een

‘piekolieresolutie’ door de lokale overheid gezien

Page 86: Transitie HANDBOEK

164H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

165

In dit stadium speel je, hopelijk, met de gedachte

om waar jij woont een Transitie-initiatief te star-

ten. Je hebt misschien al eens rondgekeken en je

afgevraagd waar je zou kunnen beginnen en hoe je

dat in ‘s hemelsnaam doet. Hieronder beschrijf ik

de ‘Twaalf Stappen van de Transitie’, die hopelijk

een antwoord geven op je ‘Waarmee beginnen we

en wat dan?’-vragen.

Maar eerst is het goed om even stil te staan bij

een aantal vragen, die vaak opkomen bij mensen die

al begonnen zijn met het plannen van een Transitie-

initiatief en die hen tegen kunnen houden om ermee

door te gaan. Ik noem ze ‘De Zeven Maren’.

De Zeven ‘Maren’

‘Maar… we hebben geen budget’

Dit is echt geen argument. Geld is een armzalig sub-

stituut voor enthousiasme en betrokkenheid bij je

gemeenschap die je door de eerste fasen van je tran-

sitie heen zullen leiden. Subsidieverleners kunnen

ook een zekere mate van controle eisen en kunnen

het initiatief in richtingen sturen die tegen de be-

langen van de gemeenschap en tegen je oorspronke-

lijke visie ingaan. Er is natuurlijk niets op tegen als

je initiatief redelijke inkomsten genereert. Transi-

tion Town Totnes begon in september 2005 zonder

geld en was tot voor kort voor het grootste deel zelf-

redzaam. Onze lezingen en filmvoorstellingen bren-

gen voldoende geld op om speciale evenementen,

zoals de Open-Space-dagen, gratis te kunnen orga-

niseren. Je zult op een punt komen waarop je geld

nodig zult hebben voor bepaalde projecten, maar

tot dan zul je het zeker redden. Hou zelf de touw-

tjes in handen van wat er met je belangrijke initi-

atief gebeurt en laat je niet tegenhouden door een

gebrek aan geld.

‘Maar… ze zullen ons niet laten doen’

Sommige groenen zijn bang dat elk initiatief dat er

op een of andere manier in slaagt om verandering te

bewerkstelligen, verhinderd, tegengewerkt of aan-

gevallen zal worden door anonieme bureaucraten

of bedrijven. Transitie-initiatieven werken ‘onder

de radar’; op zich lokken ze geen kwade reacties uit

bij enige bestaande instantie.

Integendeel, bedrijven zijn zich elke dag meer

bewust van duurzaamheid en klimaatverandering

en je zult er versteld van staan hoeveel mensen in

machtsposities enthousiast zullen zijn en geïnspi-

reerd worden door wat jullie doen. Ze zullen je ini-

tiatieven eerder steunen dan ondermijnen. Je zult

merken dat je Transitie-initiatief constant tegen

open deuren duwt. De unanieme ondersteuning van

veel Transitie-initiatieven door hun lokale overhe-

den is daar een voorbeeld van.

‘Maar… er zijn al groene groepen in deze

stad en die wil ik niet voor de voeten lopen’

In Stap 3 (pag.169) zullen we hier verder op ingaan,

als een mijlpaal. Dit kan zo zijn, maar ik heb het ge-

voel dat de belangrijke eerste stappen eruit bestaan

de gemeenschap bij het proces van bewustwording

te betrekken en energie voor het project op te bou-

wen, in plaats van in een vroeg stadium te verdwij-

nen in de verwarrende wereld van beleidsvorming

en bezig zijn op het niveau van de lokale overheid.

Zodra je dit bereikt hebt, zal de overheid aan het

proces willen deelnemen, want die ziet nu dat dit

de plek is waar de energie zit en waar het vernieu-

wende denken plaatsvindt.

Wat de interactie tussen TTT en de lokale over-

heid betreft is een van de belangrijkste onderde-

len de werkgroep Verbinding-met-de-lokale-over-

heid. Deze werd gevormd door een groep mensen

die een tijd als raadsleden bij de gemeente betrok-

ken waren geweest of die in diverse bestuursorga-

nen hadden gezeten en begrepen hoe de politieke

structuur werkt.

Deze groep loopt nu ieder nieuw programma van

evenementen door en ze nodigen die publieke ver-

tegenwoordigers uit die zij vinden dat erbij zouden

moeten zijn. Zij houden ook de komende gemeente-

lijke agenda in de gaten. Zij vormen een onderdeel

van centraal belang voor het TTT-initiatief. Je zou

kunnen stellen dat als prominente lokale politieke

figuren vanaf een vroeg stadium betrokken willen

zijn, zij het beste kunnen samenwerken met zo’n

groep om het bredere proces vooruit te helpen.

Hoe start je een Transitie-initiatief? Hoofdstuk 11

Transition Town-avond in Groningen. Sommigen in de Transitie-initiatieven waren hun tijd ver vooruit, zoals hier, zittend, de auteur van Olieslaaf of eigen baas - met een goed energiebeleid naar onafhankelijkheid, een boek uit 1983!

Page 87: Transitie HANDBOEK

164H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

165

In dit stadium speel je, hopelijk, met de gedachte

om waar jij woont een Transitie-initiatief te star-

ten. Je hebt misschien al eens rondgekeken en je

afgevraagd waar je zou kunnen beginnen en hoe je

dat in ‘s hemelsnaam doet. Hieronder beschrijf ik

de ‘Twaalf Stappen van de Transitie’, die hopelijk

een antwoord geven op je ‘Waarmee beginnen we

en wat dan?’-vragen.

Maar eerst is het goed om even stil te staan bij

een aantal vragen, die vaak opkomen bij mensen die

al begonnen zijn met het plannen van een Transitie-

initiatief en die hen tegen kunnen houden om ermee

door te gaan. Ik noem ze ‘De Zeven Maren’.

De Zeven ‘Maren’

‘Maar… we hebben geen budget’

Dit is echt geen argument. Geld is een armzalig sub-

stituut voor enthousiasme en betrokkenheid bij je

gemeenschap die je door de eerste fasen van je tran-

sitie heen zullen leiden. Subsidieverleners kunnen

ook een zekere mate van controle eisen en kunnen

het initiatief in richtingen sturen die tegen de be-

langen van de gemeenschap en tegen je oorspronke-

lijke visie ingaan. Er is natuurlijk niets op tegen als

je initiatief redelijke inkomsten genereert. Transi-

tion Town Totnes begon in september 2005 zonder

geld en was tot voor kort voor het grootste deel zelf-

redzaam. Onze lezingen en filmvoorstellingen bren-

gen voldoende geld op om speciale evenementen,

zoals de Open-Space-dagen, gratis te kunnen orga-

niseren. Je zult op een punt komen waarop je geld

nodig zult hebben voor bepaalde projecten, maar

tot dan zul je het zeker redden. Hou zelf de touw-

tjes in handen van wat er met je belangrijke initi-

atief gebeurt en laat je niet tegenhouden door een

gebrek aan geld.

‘Maar… ze zullen ons niet laten doen’

Sommige groenen zijn bang dat elk initiatief dat er

op een of andere manier in slaagt om verandering te

bewerkstelligen, verhinderd, tegengewerkt of aan-

gevallen zal worden door anonieme bureaucraten

of bedrijven. Transitie-initiatieven werken ‘onder

de radar’; op zich lokken ze geen kwade reacties uit

bij enige bestaande instantie.

Integendeel, bedrijven zijn zich elke dag meer

bewust van duurzaamheid en klimaatverandering

en je zult er versteld van staan hoeveel mensen in

machtsposities enthousiast zullen zijn en geïnspi-

reerd worden door wat jullie doen. Ze zullen je ini-

tiatieven eerder steunen dan ondermijnen. Je zult

merken dat je Transitie-initiatief constant tegen

open deuren duwt. De unanieme ondersteuning van

veel Transitie-initiatieven door hun lokale overhe-

den is daar een voorbeeld van.

‘Maar… er zijn al groene groepen in deze

stad en die wil ik niet voor de voeten lopen’

In Stap 3 (pag.169) zullen we hier verder op ingaan,

als een mijlpaal. Dit kan zo zijn, maar ik heb het ge-

voel dat de belangrijke eerste stappen eruit bestaan

de gemeenschap bij het proces van bewustwording

te betrekken en energie voor het project op te bou-

wen, in plaats van in een vroeg stadium te verdwij-

nen in de verwarrende wereld van beleidsvorming

en bezig zijn op het niveau van de lokale overheid.

Zodra je dit bereikt hebt, zal de overheid aan het

proces willen deelnemen, want die ziet nu dat dit

de plek is waar de energie zit en waar het vernieu-

wende denken plaatsvindt.

Wat de interactie tussen TTT en de lokale over-

heid betreft is een van de belangrijkste onderde-

len de werkgroep Verbinding-met-de-lokale-over-

heid. Deze werd gevormd door een groep mensen

die een tijd als raadsleden bij de gemeente betrok-

ken waren geweest of die in diverse bestuursorga-

nen hadden gezeten en begrepen hoe de politieke

structuur werkt.

Deze groep loopt nu ieder nieuw programma van

evenementen door en ze nodigen die publieke ver-

tegenwoordigers uit die zij vinden dat erbij zouden

moeten zijn. Zij houden ook de komende gemeente-

lijke agenda in de gaten. Zij vormen een onderdeel

van centraal belang voor het TTT-initiatief. Je zou

kunnen stellen dat als prominente lokale politieke

figuren vanaf een vroeg stadium betrokken willen

zijn, zij het beste kunnen samenwerken met zo’n

groep om het bredere proces vooruit te helpen.

Hoe start je een Transitie-initiatief? Hoofdstuk 11

Transition Town-avond in Groningen. Sommigen in de Transitie-initiatieven waren hun tijd ver vooruit, zoals hier, zittend, de auteur van Olieslaaf of eigen baas - met een goed energiebeleid naar onafhankelijkheid, een boek uit 1983!

Page 88: Transitie HANDBOEK

166H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

167H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

het allemaal is, maar mensen zullen je komen hel-

pen. Velen hebben inderdaad versteld gestaan van

de toevallige manier waarop belangrijke dingen in

het proces plaatsvinden, van hoe de juiste mensen

op het juiste moment kwamen opdagen. Het loont

de moeite voor die stoutmoedigheid te kiezen, de

sprong te wagen van ‘waarom doet niemand iets’

naar ‘laten we iets doen’, die de energie levert om

ermee door te gaan.

Vaak is het ontwikkelen van milieu-initiatieven

als een kapotte auto de helling opduwen: een zware,

ondankbare klus. Een Transitie-initiatief is als het

naar beneden rollen aan de andere kant – de auto

begint sneller naar beneden te rollen dan je kunt

bijhouden, in een alsmaar hoger tempo. Zodra je

hem daar boven op de heuvel een duw geeft, ont-

wikkelt hij zijn eigen vaart. Dat wil niet zeggen dat

het niet soms hard werken is, maar het is bijna al-

tijd een plezier.

De Twaalf Transitie-stappen

We hebben goed opgelet hoe het Transition Town

Totnes-initiatief zich ontwikkelde en ook in andere

gemeenschappen die contact opnamen om te horen

waarmee we bezig waren. Zo zijn De Twaalf Stappen

ontstaan. Ze nemen je niet mee van A tot Z, maar

eerder van A naar C; want dat is waar we met dit

model tot nu toe gekomen zijn. Deze stappen vol-

gen elkaar niet noodzakelijk op in dezelfde, logische

volgorde als hier beschreven. Zoals je zult merken

volgt ieder Transitie-initiatief zijn eigen weg door

de Stappen heen. Deze Twaalf Stappen evolueren

nog steeds en worden voor een deel gevormd door

jullie ervaring met het gebruiken ervan. Uiteinde-

lijk zouden het er maar zes kunnen zijn, of meer

dan vijftig!

Het is belangrijk voor ogen te houden dat ze niet

als dwingend bedoeld zijn; ze zijn er veeleer om je

stukjes van de door jullie zelf gekozen puzzel aan

te reiken. Je hoeft die Stappen niet rigoureus, stap

voor stap te volgen: gebruik die stappen die nut-

tig lijken, laat andere die dat niet lijken vallen, en

voeg indien nodig nieuwe toe. Je zult zien dat veel

gemeenschappen die al met dit proces begonnen

zijn, die stappen ieder op verschillende manieren

samenstellen.

1. Stel een stuurgroep samen en leg vanaf

het begin haar opheffing vast

Een bekende uitspraak van Bill Mollison, de me-

degrondlegger van het permacultuurconcept, is: ‘Ik

kan de wereld niet op mijn eentje redden. Daarvoor

moeten we minstens met z’n drieën zijn’, of iets in

die geest. Wanneer je met je Transitie-initiatief wilt

beginnen, zul je, om de eerste fase van het proces

in goede banen te kunnen leiden, een paar zielsver-

wanten moeten zoeken. Wat echter van essentieel

belang is, en dat wordt in toenemende mate dui-

delijk, is dat de groep reeds in de eerste vergade-

ring haar ontslag dient vast te leggen, met andere

woorden een vaste termijn voor haar functioneren

bepaalt.

Er zijn zoveel groepen die uitgeblust raken en

vastzitten met mensen die zich zo aan hun rol vast-

klampen dat het de voortgang van het project in de

weg staat. Op lange termijn is het belangrijk dat

het project geleid wordt door mensen die effectief

dingen doen. Daarom zou ik voorstellen een Stuur-

groep te vormen met betrouwbare mensen met als

doel de Stappen 2 tot en met 5 te doorlopen, en af te

spreken dat zodra er minstens vier subgroepen zijn

gevormd, jullie groep zich opheft, en de Stuurgroep

samengesteld wordt uit één persoon uit elk van die

subgroepen. Dat vergt een zekere mate van nederig-

heid, maar het is ontzettend belangrijk om het sla-

gen van het project voorrang te geven op de mensen

die erbij betrokken zijn. Het is ook een hele opluch-

ting! Het betekent namelijk dat je niet een groep

vormt die de volledige herlokalisering van de plek in

maar in feite zou je wel écht pech moeten hebben,

moest je in een territoriumstrijd met een andere

groep verwikkeld raken. Jullie Transitie-initiatief

zal bestaande groepen een gemeenschappelijk doel

en een gevoel van richting geven. Sommige van die

groepen zijn misschien een beetje uitgeblust en zul-

len de nieuwe wind die je laat waaien echt waar-

deren. Koppeling van een netwerk van bestaande

groepen aan een Minder-Energie-Plan zal hun werk

versterken en richting geven in plaats van het over

te nemen of te overvleugelen. Verwacht van hen dat

ze bondgenoten worden, van cruciaal belang voor

het slagen van je Transitie-proces.

‘Maar… hier in de stad geeft toch

niemand iets om het milieu?’

Deze gedachte kan je vergeven worden. We wor-

den inderdaad omringd door wat misschien lijkt op

een cultuur van onverschillige consumenten. Maar

als je een beetje dieper graaft, ontdek je dat men-

sen wel degelijk begaan zijn met allerlei aspecten

waar Transitie-initiatieven de nadruk op leggen. De

meest onverwachte mensen blijken vurige pleiters

voor sleutelelementen van een Transitie-initiatief –

lokale voeding, lokale ambachten, lokale geschiede-

nis en cultuur. Het geheim is naar hen toe te gaan,

in plaats van te verwachten dat zij naar jullie toeko-

men. Zoek een gemeenschappelijke basis en je zult

ontdekken dat je gemeenschap een veel interessan-

tere plek is dan je ooit gedacht had.

‘Maar… het is vast te laat om nog

iets te doen’

Het is misschien al te laat, maar dat is niet waar-

schijnlijk. Jouw inspanningen (en die van anderen)

zijn van cruciaal belang. Laat wanhoop je inspan-

ningen niet saboteren. Het ligt in jouw macht om de

mogelijkheid dat we hier doorgeraken te vergroten

– geef die macht niet uit handen.

‘Maar… ik heb niet de juiste

kwalificaties’

Als jij het niet doet, wie zal het dan wel doen? Je

hoeft er geen diploma in duurzaamheid voor te heb-

ben, of jarenlang ervaring in tuinieren of planning.

Wat belangrijk is, is dat je hart hebt voor de plaats

waar je leeft, dat je ziet dat er iets gedaan moet wor-

den en dat je openstaat voor nieuwe wegen om men-

sen enthousiast te maken om mee te doen.

Nuttige kwaliteiten voor iemand die een Transi-

tie-initiatief wil starten, zijn:

• een positieve instelling;

• goed met mensen kunnen omgaan;

• een basiskennis van de eigen gemeenschap hebben

en een aantal sleutelfiguren in de stad kennen.

Dat is het echt zo ongeveer. Je gaat tenslotte vanaf

het begin je eigen ontslag in het proces inbouwen (zie

Stap 1 verderop). Je rol in dit stadium is als die van

een tuinman die de bodem klaarmaakt voor de latere

tuin, die je misschien wel of niet meer zult zien.

‘Maar… ik heb de energie niet

om dat te doen!’

Het volgende citaat wordt vaak aan Goethe toege-

schreven: ‘Begin alles wat je kunt doen, of waarvan

je droomt dat je het kunt. Stoutmoedigheid heeft

iets geniaals, krachtigs en magisch in zich!’ De er-

varing met een Transitie-initiatief te beginnen toont

ons zonder twijfel dat dat waar is. Terwijl het idee

om je stad (of je dorp, gehucht, streek of eiland)

voor te bereiden op een leven na de olie onthutsend

kan lijken door alles wat erbij komt kijken, is er iets

in de energie die loskomt door het Transitie-proces,

dat niet tegen te houden is.

Iedereen met wie ik gesproken heb, die een Tran-

sitie-project gestart is, heeft na enkele weken een

tijdje lopen denken: ‘Waar zijn we aan begonnen?!’

Je kunt het gevoel hebben dat je het allemaal al-

leen moet doen. Je kunt overweldigd worden door

het vooruitzicht van de bergen werk en hoe complex

‘Laat onze tijd er een zijn die

herinnerd zal worden als een

tijd waarin een nieuwe eerbied

voor het leven ontwaakte, een

krachtig voornemen om duur-

zaamheid te bereiken, een

versnelling van de strijd voor

rechtvaardigheid en vrede en

de vreugdevolle viering van het

leven.’

The Earth Charter 2001

Page 89: Transitie HANDBOEK

168H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

169H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

eenkomsten in te lassen zodat mensen met elkaar

kunnen praten en enige steun voelen wanneer der-

gelijke onderwerpen worden besproken.

Ook al gaat het er in je bewustmakingsproces in

eerste instantie om mensen te informeren en ideëen

te verspreiden, toch is het belangrijker dat je men-

sen met elkaar aan de praat krijgt en zo de sociale

netwerken begint te bouwen, waar het succes van

je Transitie-initiatief van zal afhangen. Zorg er dus

voor dat mensen bij ieder evenement tijd hebben

om te praten met de persoon naast hen.

Je zou ook avondlessen kunnen organiseren, in

scholen gaan praten, een artikel schrijven voor de

plaatselijke krant, of iets op de lokale televisie bren-

gen. Er is geen duidelijke manier om te weten of je

in dit stadium voldoende hebt gedaan om te kunnen

overschakelen naar Stap 3. Daar zul je zelf op een of

andere manier zicht op moeten krijgen. Zelf was ik

pas in staat de impact van wat we gedaan hadden

in te schatten, toen Richard Heinberg in december

2006 naar Totnes kwam, en voor hij met zijn toe-

spraak begon aan het publiek vroeg wie van hen be-

kend was met het concept van piekolie. Drie kwart

van de zaal (er zaten ongeveer 350 mensen) stak

zijn hand omhoog.

Het is ook in dit stadium dat je, indien je nieuw

bent in de stad waarin je werkt, mensen kunt ont-

moeten, ontdekken wie de mensen zijn die naar

dergelijke evenementen komen, wie je belangrijk-

ste bondgenoten kunnen worden. Dit zal je allemaal

goed van pas komen op het ogenblik dat je van start

gaat met het eigenlijke proces. De vorming van een

sociaal netwerk is hier even belangrijk, zo niet be-

langrijker, dan hoeveel mensen je kunnen vertellen

wie M. King Hubbert was en hoeveel olie er jaarlijks

in Mexico wordt gewonnen.

Transitie-tip

-

instanties erbij te betrekken is een lid van de

lokale overheid uit te nodigen, bij voorkeur ie-

mand met de portefeuille voor energie en mi-

lieu. Je zou ook een planoloog als panellid kun-

nen vragen om commentaar te geven bij de

thema’s die in de film aan bod komen. Dit heeft

zijn voordeel in twee richtingen: aan de ene

kant betrekt het hen bij de onderwerpen die jul-

lie initiatief onderzoekt en ook bij de organisa-

tie. Anderzijds geeft het je de mogelijkheid hen

te vragen wat zij over die thema’s denken.

3. Leg de fundamenten

Het is zeer onwaarschijnlijk dat je een Transitie-ini-

tiatief start op een plek waar in het verleden nooit

of nergens een milieu-initiatief werd genomen. Het

is mogelijk dat dergelijke plekken bestaan: indien

je op zo’n plek woont, loont het misschien de moei-

kwestie op zich dient te nemen; je zet enkel de eer-

ste paar Stappen – en dat is al veel beter haalbaar!

Transitie-tip

-

ringsmanager uit om je te helpen;

en grondbeginselen op papier voor de nieuwe

formatie (zie onze Wiki) en verwijs er regel matig

naar;

resultaten en laat je eigen agenda’s los;

zullen komen – welke mensen er ook komen op-

dagen, het zijn de juiste mensen;

-

richting heeft tijd nodig om wortel te schie-

ten. (door Adrienne Campbell, Transition Town

Lewes)

2. Bewustmaking

Je mag er niet van uitgaan dat mensen in je gemeen-

schap vertrouwd zijn met piekolie, klimaatveran-

dering of zelfs met elementaire milieubegrippen en

-principes die voor jou vanzelfsprekend zijn. Het is

zeer belangrijk om, alvorens een Officiële Lancering

op touw te zetten (zie onder 4), de nodige voorbe-

reidingen te treffen. In Totnes hebben we bijna een

vol jaar besteed aan lezingen, filmvertoningen en

netwerken, alvorens de Lancering te organiseren.

Gedurende die periode hebben we heel wat geleerd

over hoe dit zo efficiënt mogelijk aan te pakken.

We hebben drie keer The End of Suburbia ge-

draaid, elke keer voor een volle zaal en een totaal

ander publiek. Verschillende methoden om deze

filmvertoningen goed aan te pakken staan uitgelegd

in Transitie-instrument nummer 7 (zie pag.174). An-

dere films die we vertoond hebben waren The Power

of Community en Peak Oil: Imposed by Nature (an-

dere ideeën voor films vind je achterin het boek bij de

Bronnen en op de websites is te vinden welke films er

zijn met een Nederlandse ondertiteling). Een ander

belangrijk punt is dat je er nooit van uit mag gaan

dat iedereen de films gezien heeft en dat niemand zal

komen als je ze opnieuw draait. Deze films veroorza-

ken deining en veel mensen willen ze zien. Belangrijk

is dat ze op zo’n manier vertoond worden dat ze leuk

zijn en in het geheugen blijven hangen. Zo gonzen ze

verder. Mensen gaan naar huis en vertellen er hun

vrienden en familie over.

Transitie-tip

bespreking iedereen uit de persoon naast hem

of haar aan te spreken, te vertellen wie ze zijn,

waar ze vandaan komen en waarom ze hier zijn.

Doe hetzelfde na de film (of de bespreking),

maar nu met de persoon aan de andere kant,

deze keer om gedachten uit te wisselen over de

film. Mensen vinden het leuk om dit te doen.

Het maakt het plezier van de avond groter en is

een krachtig middel om te beginnen met het op-

bouwen van netwerken.

Een ander aspect van dit bewustmakingswerk zijn

toespraken. Het gaat dan niet over lezingen over

piekolie die bestaan uit avondvullende doemverha-

len over hoe de beschaving op het punt staat ten

onder te gaan en hoe we elkaar zullen beginnen op

te eten zodra de olie $150 per vat kost. Op die ma-

nier kan je er donder op zeggen dat je Transitie-

initiatief al bij de eerste horde zal struikelen. Zoek

sprekers die het onderwerp op een positieve, uit-

nodigende manier kunnen presenteren. Organiseer

bijeenkomsten die mensen tot nadenken stemmen,

maar die hen ook bijstaan wanneer ze beginnen te

beseffen dat de op olie gebaseerde wereld rondom

hen gebouwd is op drijfzand. Voor sommigen kan

dat echt traumatisch zijn. Je moet voorbereid zijn

op uiteenlopende uitingen van de ‘aardolie-afkick-

stress-stoornis’. Zorg ervoor voldoende tijd in je bij-

De eerste poster van Transition Town Totnes.

Page 90: Transitie HANDBOEK

170H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

171H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Een selectie posters van Transitie initiatieven.

Page 91: Transitie HANDBOEK

172H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

173H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

waarin benadrukt wordt dat dit Transitie-initiatief

geen proces is van hun werk nog eens overdoen,

maar een vraag om medewerking in deze nieuwe

manier om naar de toekomst kijken. Erken en eer

hun werk en benadruk dat zij een wezenlijke rol te

spelen hebben.

Transitie-tip

Nodig andere lokale groepen uit om samen met

jou evenementen te presenteren en ontwerp je

programma’s zo dat je zoveel mogelijk andere

groepen erbij kunt betrekken.

4. Organiseer een ‘Grote Lancering’

Ik gebruik de term ‘Lancering’ omdat die weergeeft

waar dit evenement voor zou moeten staan. Je hebt

de drie eerste fasen achter de rug en zou nu ideali-

ter een hele serie mensen moeten hebben die op de

hoogte zijn van piekolie en klimaatverandering, en

enthousiast zijn om iets beginnen te doen. Het is de

bedoeling van dit evenement je initiatief een voor-

waartse impuls te geven voor de volgende periode

van zijn werking.

De Officiële Lancering van Transition Town Tot-

nes (TTT) vond plaats in september 2006, voor-

afgegaan door zowat tien maanden van lezingen,

filmvertoningen en nog meer. Tegen de tijd van de

Lancering voelden we dat er voldoende energie in

de stad was om de Lancering te doen slagen. We ba-

seerden ons daarvoor, heel objectief, op het feit dat

het aantal deelnemers aan de evenementen steeds

maar toenam, dat steeds meer mensen ons op straat

aanhielden om erover te praten en ook op ons on-

geduld om ermee aan de slag te gaan. Hoe je beslist

wanneer je Lancering te laten plaatsvinden, is een

zaak van collectieve beoordeling.

Sommige groepen, zoals Transition Penwith, zijn

heel vroeg gestart met het organiseren van een Lan-

cering. Zij hadden namelijk het geluk Richard Hein-

berg te hebben om hun Lancering te presenteren,

en dat is een zeldzame kans. Het ideaal is volgens

mij toch zoals met zo’n speelgoedvulkaantje waar

kinderen graag mee spelen: je doet er een beetje

azijn bij, een beetje bakpoeder, dan nog een beetje

meer azijn en nog een beetje meer bakpoeder, tot

de druk binnenin zo groot wordt dat het geheel ont-

ploft. Dan krijg je BAM!, en je houdt je Lancering.

Dit is het teken dat het project op zijn poten staat

en de lancering is de viering van de wens van de ge-

meenschap om dingen te doen.

Belangrijk is te onderstrepen, zoals Chris Johns-

tone deed tijdens de TTT-lancering, dat dit een his-

torische avond is, het begin van een grote verande-

ring. De mensen die er die avond bij waren zullen

eraan terugdenken als de avond waarop alles begon.

Er is een evenwicht nodig tussen hoe mensen het

ervaren: tussen te geschift voor ernstige milieumen-

sen en te droog voor degenen die emotioneler zijn

over die dingen. Chris is perfect in staat een derge-

lijk evenwicht te vinden en ik ben ervan overtuigd

dat anderen dat ook kunnen. Vanuit zijn gezichts-

punt – zoals in zijn werk met verslaafden – vind

je, vanaf het moment dat je beslist te handelen, de

kracht ertoe, en dat zelfs in op het eerste zicht on-

mogelijke situaties. Het is door het te doen dat je

kwaliteiten en krachten in jezelf ontdekt waarvan

je niet eens vermoedde dat je ze had.

Wat we tijdens de Totnes-lancering ook deden was

mensen uitnodigen om in paren van twee met el-

kaar te praten over hun zorgen en angsten in ver-

band met piekolie en klimaatverandering en over

hun toekomstbeelden. Er werd hen gevraagd dit

alles op post its te schrijven en deze op de muur te

plakken. Na afloop werden die post its uitgetypt en

gemaild naar iedereen die aanwezig was. Alle moge-

lijke manieren werden ingebouwd om mensen met

elkaar in contact te brengen en met elkaar te laten

praten. Het moet een historisch en gedenkwaardig

moment zijn. Hoe je het doet zal voor iedere ge-

meenschap anders zijn.

te eens na te gaan waarom daar nooit eerder iets

gebeurd is! Binnen de gemeenschap zal je mensen

vinden die nog maar net met ideeën over het milieu

kennismaken; mensen die de intellectuele kant van

het verhaal al jaren kennen, maar praktisch nooit

veel ondernomen hebben; mensen met een siertuin

of moestuin, telers, bouwers en mensen die opge-

brand zijn na jaren dit werk gedaan te hebben, ter-

wijl niemand oren had naar wat ze te vertellen had-

den.

Er bestaat ook een groot aantal officiële en semi-

officiële organisaties en instanties, van lokale over-

heden tot vrouwenorganisaties. In dit stadium is

het zeer belangrijk met deze groepen een netwerk

op te bouwen. Maak hen duidelijk dat het gaat om

een wederzijds proces van ondersteuning en sa-

menwerking, niet om hun werk nog eens over te

doen, of erger nog, om hun jarenlange harde wer-

ken als irrelevant af te doen. Bied aan alle bestaande

milieu-organisaties en besluitvormingsinstanties

van de stad presentaties aan.

Wanneer je je initiatief aan andere groepen voor-

stelt, geef dan een kort en begrijpelijk overzicht van

wat piekolie is, wat het betekent, hoe het in verband

staat met klimaatverandering (dit zou een belang-

rijk punt kunnen zijn voor sommige milieugroepen,

die al wel met het probleem van de klimaatveran-

dering bezig zijn, maar niet echt op de hoogte zijn

van piekolie en het verband tussen beide). Vermeld

ook welke gevolgen piekolie kan hebben voor de ge-

meenschap in kwestie, welke de voornaamste uitda-

gingen zijn, maar ook welke kansen erin besloten

liggen. Leg uit hoe je denkt dat het Transitie-proces

als katalysator kan fungeren om de gemeenschap

zover te krijgen dat zij over oplossingen en over ver-

anderingsstrategieën van onderop gaat nadenken.

Je zult het voorzichtig moeten aanpakken wan-

neer je gemeenschappelijke evenementen organi-

seert met andere groepen: wanneer het lukt is het

prachtig, maar als het tot problemen leidt, kan het

moeilijk worden iedereen gelukkig te houden. Je

zult ervoor moeten zorgen dat elke groep tevreden is

met de manier waarop het evenement voorgesteld,

gepromoot en begeleid wordt. Zo hebben wij een

aantal voordrachten georganiseerd met het Schu-

macher College en de lokale Friends of the Earth-

groep (zie poster hierboven), en die zijn uitstekend

verlopen. In deze fase is het ook goed te proberen

groepen te bereiken waaraan door milieu-organi-

saties gewoonlijk wordt voorbijgegaan of die door

hen vergeten worden, bijvoorbeeld de lokale Kamer

van Koophandel of een rotary-afdeling. Om dit te

laten slagen is de medewerking vereist van een uit-

gebreidere kring van organisaties dan tot nu toe het

geval was.

‘De fundamenten leggen’ gaat eigenlijk over het

netwerken met bestaande groepen en activisten,

Page 92: Transitie HANDBOEK

174H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

175H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Een filmvertoning is veel meer dan alleen een ge-legenheid om een groep mensen voor een scherm te zetten. Net zoals een lezing meer is dan alleen een kans om de overpeinzingen van een bekende denker te beluisteren. Beide bieden de gelegen-heid om mensen met elkaar aan de praat te krij-gen, sociale relaties aan te knopen en netwerken op te bouwen. Je zou zelfs kunnen stellen dat dit veel belangrijker is dan de film zelf; anders kunnen mensen evengoed de DVD ergens lenen en thuis-blijven.Als je wat organiseert is het ook belangrijk om ‘verwerkingstijd’ in te lassen, zodat deelnemers wat over de nieuwe informatie van gedachten kun-nen wisselen. Het is immers niet de bedoeling een massa informatie over hen uit te storten om hen vervolgens duizelig en overweldigd terug de we-reld in te sturen.Hieronder vind je een aantal dingen die je kunt verwachten bij een filmvertoning of voordracht van een gemiddeld Transitie-initiatief.

‘Denk en Luister’Juist voor een film of een lezing en onmiddellijk erna, nodigen we de mensen in het publiek uit om zich tot hun buur te richten en elk om beurten vijf minuten te praten terwijl de ander luistert. Voor het begin van de film is het onderwerp meest-al: ‘Wie ben je, wat heeft je hier gebracht en wat hoop je dat er vanavond zal gebeuren?’ Na de film of de lezing vragen we de mensen opnieuw om zich tot hun buur te richten, maar deze keer om hun gedachten en reacties te delen.

Voor het begin van de film is dit een nuttig instru-ment om al wat geroezemoes te creëren op de bij-eenkomst. Mensen vinden het echt leuk om ande-ren te ontmoeten en krijgen zo vanaf het begin het gevoel dat ze deel uitmaken van een groter geheel en van een levendige beweging.Na een film of lezing is een ‘denk en luister’-mo-ment dan weer een goed middel om mensen te helpen hun gedachten te ordenen voordat ze in staat zijn vragen te stellen of aan een groepsdis-cussie deel te nemen. Het geeft hen ook even de tijd om de informatie uit de film of lezing te ‘ver-teren’, informatie die voor sommigen wellicht ver-ontrustend of zelfs angstaanjagend is geweest.

De Commentaar-muur Ook de Commentaar-muur is een manier om men-sen de gelegenheid te geven om hun gedachten na het evenement te delen. Het stelt deelnemers, die niet zo gemakkelijk publiekelijk een opmerking maken of een vraag stellen, in de gelegenheid om toch hun gedachten en opinies te verwoorden.Achter in de zaal, waar de mensen naar buiten gaan, hangen we een heleboel grote vellen pa-pier tegen de muur met genoeg stiften en pennen erbij, zodat de deelnemers er al hun commentaren op kwijt kunnen.Dit levert soms nuttige feedback op en is een goede manier voor de meer verlegen deelnemers om hun zegje te kunnen doen.

Transitie-instrument 7Haal zoveel mogelijk uit je evenementen

Feestvieren!Feesten is iets waar wij ernstige groenen niet altijd even goed in zijn. Het is echter een belangrijk ele-ment dat we in elk stadium van ons werk moeten inbouwen. Een voorbeeld: Transition Town Stroud vertoonde een tijdje geleden de film The Power of Community. De vertoning werd gevolgd door een feestje met eten, drinken en live muziek. Wellicht is het niet haalbaar om tijdens elk evenement iets feestelijks van een dergelijke omvang te organise-ren. Maar het is een sterk concept om altijd in je achterhoofd te houden en het waar mogelijk in te bouwen in het programma van een bijeenkomst.

Mailadressen verzamelenEvenementen zijn het ideale moment om je lijst met mailadressen van geïnteresseerden uit de ge-meenschap verder uit te bouwen. Deze lijst kan je later gebruiken om nieuwsbrieven te versturen of aankondigingen en ander specifiek nieuws te ver-spreiden. Een dergelijke lijst is van onschatbare waarde voor je werk.In Totnes leggen we altijd een lijst bij de ingang. We spreken iedereen bij aankomst aan met de vraag om zijn of haar mailadres achter te laten. Ui-teraard benadrukken we dat die gegevens vertrou-welijk behandeld worden en niet aan derden wor-den gegeven. Je moet steeds attent blijven in het beschermen van de privacy. Zet daarom altijd de mailadressen in BCC als je een bericht naar een groep mensen stuurt.

Post-itsHoewel ze niet echt een sexy naam hebben, zijn post-its een fantastisch hulpmiddel. In Totnes hebben we dat idee, een beetje aangepast, over-genomen van Machynllet in Wales, toen zij The End of Suburbia draaiden. Als de mensen aankomen voor een film, krijgen ze elk 4 post-its in verschil-lende kleuren. Er wordt hen vervolgens gevraagd om er volgende ideeën op te schrijven:

Roze – Een ding dat ik kan doenGeel – Een ding dat Totnes kan doenOranje – Een ding dat de regering kan doenGroen – Een ander idee

NazorgEen schriftelijke opvolging werkt bijzonder goed na de post-it-oefening, maar kan evengoed dienen om na een andere activiteit de verschillende idee-en te verzamelen.Vraag iemand om na de bijeenkomst de post-its uit te typen en mail ze daarna naar alle deelnemers. Zo blijven de ideeën levendig in de hoofden van de mensen. Tegelijkertijd benadruk je nog eens dat hun ideeën deel uitmaken van een krachtige denk-beweging die in hun gemeenschap aan het groei-en is.

Aandacht op de ‘Big Event’ van Transition Bristol, november 2007

Een eerste post-it briefjes experiment, Totnes, december 2005.

Vertel bij het uitdelen van de post-it briefjes niet waar ze voor dienen om een gevoel van spanning op te bouwen.

Page 93: Transitie HANDBOEK

176H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

177H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Een Lancering zal onvermijdelijk anders verlopen

dan een gewone piekoliepresentatie. Het gaat niet

over slecht nieuws, niet over doemgedachten of over

hoe hachelijk onze situatie wel is. Het is een vie-

ring van de mogelijkheden waar we voor staan, in-

dien we samen onze verbeeldingskracht inzetten en

gebruikmaken van onze collectieve talenten. Het is

een viering van de vindingrijkheid en de creativiteit

van de gemeenschap. Het is een feit dat de Totnes-

lancering een enorme stroom van energie en wel-

willendheid op gang bracht, die haar steeds maar

verder voortgestuwd heeft. Hetzelfde gebeurde in

Penwith en Lewes. Iets dat we hadden moeten doen,

en wat ik je aanraad te doen, is een lijst te maken

van uit te nodigen personen, zoals raadsleden, pla-

nologen, politici en plaatselijke sleutelfiguren.

De organisatie van een Lancering dient niet licht

opgevat te worden. Het is een éénmalige kans om

al die mensen bij elkaar te brengen en het Transi-

tie-initiatief te lanceren. Indien je het goed aan-

pakt, zal bij mensen de indruk blijven hangen dat

het gaat om een heel dynamisch project, dat grote

dingen zal realiseren. Indien je Lancering slecht

georganiseerd is, er maar weinig volk op afkomt

en het maar een halfslachtige bedoening is, dan

wordt de volgende fase van je werk gegarandeerd

een moeilijke klim bergopwaarts. Volgens mij is

zes maanden tot één jaar na je eerste filmverto-

ning ongeveer het juiste moment voor de Lance-

ring, maar het hangt uiteraard van je situatie af.

Het moet een krachtige, gepassioneerde, informa-

tieve en inspirerende avond worden, waar mensen

nog jarenlang aan zullen terugdenken. Ga dus niet

overhaast te werk.

Transitie-tip

Je Lancering moet niet alleen bestaan uit pra-

ten. Ze kan gepaard gaan met muziek, optre-

dens, beelden uit de lokale geschiedenis. Voor-

zie misschien ook ruimte voor lokale groepen

om zichzelf voor te stellen. Bij de Lancering

van Transition Town Lewes was naast de grote

zaal een ruimte voorzien waar alle lokale ‘groe-

ne’ groepen en gemeenschapsorganisaties een

kraampje hadden.

5. Vorm groepen

Het proces van het ontwikkelen van een Minder-

Energie-Plan bestaat voor een deel ook uit het ge-

bruikmaken van de collectieve talenten van de ge-

meenschap. Een van de efficiëntste manieren om dit

te doen is een aantal kleinere groepen te vormen,

die zich richten op specifieke aspecten van het pro-

ces. Iedere groep zal zijn eigen manieren van wer-

ken ontwikkelen en zijn eigen activiteiten, maar

toch onder de paraplu van een en hetzelfde project

vallen.

© S

ALL

Y H

EW

ITT

Page 94: Transitie HANDBOEK

178H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

179H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Transitie-tip

Elke bijeenkomst van een werkgroep zou een

‘getuige’ kunnen uitnodigen, iemand die erva-

ring op het betreffende vlak heeft. Er zou dan

kunnen worden gevraagd naar zijn of haar visie

op de onderwerpen, naar zijn of haar ervaring

en naar ideeën voor verdere ‘getuigen’.

Als organisatoren van het initiatief kun je zeer pro-

actief optreden om te zorgen dat deze groepen er

komen. Wat we in Totnes deden, was het program-

ma zo opstellen dat het specifieke groepen aanmoe-

digde. Zo organiseerden we, om de vorming van

de Voedingsgroep in de hand te werken, eerst een

avondbijeenkomst over ‘Totness voeden: verleden,

heden en toekomst’, waarin sprekers om beurten

elk aspect van het thema bespraken. Op die manier

trokken we een heleboel mensen in de stad aan die

in voeding geïnteresseerd waren.

Drie dagen later hielden we dan een Open-Space-

dag over voeding. Tijdens deze dag werd grondig

onderzocht wat de mogelijkheden waren voor her-

lokalisering van voeding in Totnes en omgeving. Uit

deze bijeenkomst ontstond een aantal initiatieven

en boden zich mensen aan om de Voedingsgroep

op zich te nemen. Van toen af aan hebben we dit

model gebruikt om een aantal andere groepen op

te richten.

In TTT hebben we een aantal richtlijnen opgesteld.

Aan iedereen die overweegt een nieuwe groep te

starten, vragen we deze richtlijnen eerst door te

nemen. Ze luiden als volgt:

• Elke groep dient te beschikken over een kern van

mensen die de groep leidt en die regelmatig bij

elkaar komt, maar die zich ook openstelt voor al

wie er bij wil komen.

• Elke groep dient zich voortdurend de vraag te

stellen: ‘Wie is hier niet, die er zou moeten zijn?’

Dat betekent: altijd openstaan voor mogelijke

nieuwe ‘wegen’, zodat nieuwe mensen met rele-

vante capaciteiten bij de groep betrokken kunnen

worden.

• De voornaamste opdracht van iedere groep is

de vraag onderzoeken: ‘Wat is een visionair toe-

komstbeeld voor een laag-energie-Totnes met

betrekking tot dit thema en hoe zou een tijdslijn

daarvoor er kunnen uitzien?’ De groep verzamelt

ideeën en informatie om hun deel van het Totnes

Energy Descent Action Plan (Totnes Energie-af-

daling-Actieplan) op te kunnen stellen.

• Elke groep krijgt toegang krijgen tot het relevan-

te deel van de website van het project en zal ook

gebruik mogen maken van het logo voor haar pu-

bliciteitsmateriaal. In ruil daarvoor zal de groep

op de website bijhouden wat ze doet in de vorm

van verslagen of nota’s. Op dit ogenblik biedt het

Transitie-netwerk Wiki webspace aan voor nieu-

we Transitie-initiatieven die gemakkelijk te on-

derhouden en bij te werken is.

• Elke groep kan ook gebruik maken van de Wiki-

website. Zij zal er de eerste ontwerpen van haar

documenten, of van haar deel van het Minder-

Energie-Plan kunnen opzetten, zodat anderen het

online kunnen aanpassen. Dit is een krachtig in-

strument om samen informatie op te bouwen.

Ten slotte wil ik er in verband met het vormen van

groepen nog op wijzen dat je er niet van uit kunt

gaan dat iedereen die een groep wil vormen en lei-

den, daar ook de geschikte kwaliteiten voor heeft.

Het werd na een tijdje duidelijk dat het nuttig was

al onze groepsleiders vaardigheidstrainingen aan te

bieden in het organiseren en begeleiden van suc-

cesvolle bijeenkomsten. Wij organiseerden een dag

met Andy Langford en Liora Adler van de Gaia Uni-

versity over het Opzetten-van-productieve-verga-

deringen. Daarin werden elementaire begrippen

besproken, zoals ‘Rondjes’, ‘Denk en luister’, enzo-

voort (zie Transitie-instrument nr. 9 (pag.184) en

dat bleek heel nuttig te zijn.

OP DINSDAGAVOND vond de Officiële Lan-

cering van Transitie-stad Lewes plaats op het

gemeentehuis van Lewes. Lewes is nog maar

de derde gemeente die een dergelijke ‘lance-

ring’ organiseert en maakte er voor de betrok-

kenen een zeer gedenkwaardig moment van.

Meer dan vierhonderd mensen verzamelden

zich in het gemeentehuis om te horen hoe John

Webber, voorzitter van Transitie-stad Lewes,

de aanwezigen welkom heette en de avond in-

leidde. Daarna sprak Rob Hopkins gedurende

45 minuten over ‘piekolie’ en energieafdaling

van waaruit het proces van transitie ontstaan

is en hoe het op verschillende plaatsen vorm

gegeven werd.

Vervolgens sprak Adrienne Campbell van

TTL over wat ze tot nu toe gedaan hadden en

welke gebeurtenissen te wachten stonden op

hun uitstekende nieuwe programma. Ze sprak

ook heel ontroerend over hoe alle lokale be-

drijfjes in Lewes in 1900 in lokale handen

waren; ze noemde sommige ervan bij naam

en vertelde wat er met hen gebeurd was. Ze

nodigde iedere aanwezige uit om binnenkort

naar de eerste Open-Space-dag over voedsel

te komen.

Dan was het de beurt aan dr. Chris Johns-

tone, die vertelde over het vinden van je kracht

door je te engageren in het werken aan energie-

afdaling. Hij legde het model uit van de ver-

schillende veranderingsfasen dat uit het onder-

zoek naar verslaving afkomstig is en op welke

manier het kan gebruikt worden in het Tran-

sitie-werk. Hij praatte over ‘droomremmers’,

de stemmen in ons hoofd die ons tegenhouden

om dingen te doen en hoe we tijdens ons werk

aan energieafdaling in onze gemeenschappen

die droomremmers tegen zullen komen die ons

zullen zeggen dat het onmogelijk is.

Hij eindige zijn toespraak met een meesle-

pende salsa meezinger (je had erbij moeten

zijn!).

De burgemeester van Lewes tenslotte bood

de unanieme steun van de gemeenteraad aan.

Er was veel enthousiasme en passie voor het

project en mensen gaven zich op voor een van

de werkgroepen. Buiten in de hal werd er in de

verschillende stalletjes en kraampjes van loka-

le groepen lang nagepraat over de avond en de

thema's die aan bod kwamen. De kelen werden

gesmeerd met lokale wijn en vruchtensap.

Transitie-gemeente Lewes is een zeer dyna-

mische groep, het eerste Transitie-initiatief met

zijn eigen (voor de gelegenheid handgemaak-

te!) t-shirts en zelfs met een eigen kantoor! Fe-

licitaties aan iedereen die betrokken was bij

deze zeer succesvolle avond én voor al hetgeen

ze tot dusver gerealiseerd hebben.

De toespraak van Rob Hopkins bij deze ge-

beurtenis kan bekeken worden op YouTube op

www.youtube.com/watch?v-Vb7MncibAHs

TRANSITIE-CULTUUR 26 APRIL 2007

LEWES NU OFFICIEEL GELANCEERD!

Page 95: Transitie HANDBOEK

180H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

181H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Omgaan met de media zal snel een belangrijke taak worden voor je Transitie-initiatief. Eén van de eerste vaardigheden die je zult moeten leren, is het schrijven van een goed persbericht. Je kan het schrijven van persberichten niet vermijden: ze zijn immers cruciaal om te communiceren met de bui-tenwereld over wat je doet. Het eerste wat je goed moet weten is dat journa-listen extreem drukbezette mensen zijn. Daarom moet hun aandacht al gevangen worden met de kop en de eerste zin van je persbericht. Wees bovendien zo bondig mogelijk en biedt de infor-matie die ze nodig hebben aan in een vorm die ze gemakkelijk kunnen overnemen.

Wanneer je een persbericht schrijft, is het belang-rijk eerst te bedenken wat je precies wilt zeggen. Wat wil je dat mensen meekrijgen als ze het lezen? En wat is er zo uniek aan het verhaal, waaraan je wilt dat de pers zijn kostbare kolommen besteedt?Je moet ook stilstaan bij de timing. Wanneer wil je je bericht in het betreffende medium gepubliceerd zien? Dagbladen hebben duidelijk kortere dead-lines dan driemaandelijkse bladen. Controleer die deadlines en maak een schema voor de versturing van je persberichten dat gebaseerd is op de pro-grammering van je evenementen. Het is ook goed om te weten dat redacties vaak nog voor de offici-ele deadline al de belangrijkste onderwerpen voor een publicatie beginnen voor te bereiden. Dus als je je persbericht vroeger aan hen kan bezorgen, heb je meer kans op een betere plaats in de publi-catie.

Zoek voor elk medium uit wie de beste journalist is om je bericht naar toe te sturen en adresseer je bericht dan ook aan ieder persoonlijk. Het kan slim zijn je e-mail te laten volgen door een exemplaar per post.Een goede formule waarop je de samenstelling van je persbericht kan baseren is ‘AIDA’:A Trek de Aandacht van de lezer (met een goede kop, subkop en eerste zin); I Geef de Informatie; D Geef de Details (wanneer, waar, contactgege-vens); A Inspireer de lezer tot Actie (met een ver-leidelijke eindzin).

STRUCTUUR VOOR EEN PERSBERICHT

Voorstel om een persbericht op te bouwen:Bovenaan‘Persbericht’ in duidelijke lettersDatumVermeld of dit persbericht ‘Voor Onmiddellijke Publicatie’ is of ‘Onder Embargo’ tot een bepaalde datum waarop je het wilt laten verschijnen.ContactgegevensVermeld naam, adres, telefoonnummer, mailadres en website van de organisatie die het bericht uit-stuurt.KopDe kop moet pakkend zijn om de lezer te verleiden om het hele stuk te lezen. Je kunt een idee krijgen van dit soort koppen door het blad waar je het be-richt naartoe stuurt eens door te nemen. De kans bestaat natuurlijk dat ze je kop wijzigen, maar hij blijft wel je belangrijkste eerste kans om hun aan-dacht te trekken.

Transitie-instrument 8Een goed persbericht schrijven

SubkopIn de subkop vat je, indien mogelijk, de essentie van het bericht samen in een of twee intrigerende, korte zinnen.OpeningsparagraafDe openingsparagraaf vat de inhoud van je be-richt samen en moet de lezer nieuwsgierig maken naar de rest. Hij moet vermelden wat de rest van de tekst verder nog aan nieuws bevat en de lezer een korte samenvatting van het verhaal geven. De eerste 20 tot 30 woorden zijn cruciaal om de lezer erbij te betrekken. Je moet de lezer er ook kort (5 à 6 woorden) aan herinneren waarover je project gaat. In onze lokale krant, de Totnes Times, werd TTT altijd omschreven als: ‘Het project dat de over-gang van de stad naar leven na de olie wil verken-nen’.De restProbeer ervoor te zorgen dat het volledige bericht niet langer wordt dan één A4. Dit is al meer dan lang genoeg voor drukbezette journalisten. Boven-dien loop je met meerdere pagina’s het risico dat er eentje verloren raakt.Illustreer je bericht met uitspraken van leden van het project. Zo stond in een TTT-persbericht om het najaarsprogramma van 2007 aan te kondigen: ‘Wij vinden dit ons sterkste programma tot nu toe. Dit maakt duidelijk hoeveel energie en toewijding de gemeenschap in dit initiatief heeft gestoken’, zei Rob Hopkins van TTT.

Foto’sAls je je bericht wilt illustreren met een foto, stuur die dan mee met je e-mail als een jpg-bestand in hoge resolutie. Of je kunt onder aan je bericht ver-melden dat je indien gewenst foto’s kunt bezorgen. Zorg ervoor dat de kwaliteit en de compositie goed zijn, en dat je foto ook in zwart-wit goed is. Beel-den met sterke contrasten tussen licht en donker werken het best. Een foto aan je bericht toevoegen kan soms net dat kleine verschil maken, waardoor een krant je bericht toch gaat publiceren.OnderaanOnderaan je bericht geef je bijkomende praktische informatie, zoals waar de tickets voor het evene-ment gekocht kunnen worden, of de contactgege-vens voor het geval de journalist een interview met de gastspreker wenst.

Om je persberichten door zoveel mogelijk journa-listen te laten oppikken, is het nuttig om een da-tabase met perscontacten bij te houden. Hou deze up-to-date en leg zo mogelijk bezoekjes af bij re-levante redacties om een goede werkrelatie op te bouwen. Het is ook nuttig om na het versturen van je pers-bericht even te telefoneren en te vragen of ze het goed ontvangen hebben en of ze nog bijkomende informatie nodig hebben. Zo’n telefonische opvol-ging kan het verschil maken of je bericht wel of niet wordt opgenomen. Zorg er wel voor dat je op het juiste moment belt. Als een eindredacteur net bezig is zijn stukken naar de drukker te sturen kan het juist contraproductief werken.

Tipstuur je bericht niet alleen als bijlage bij een e-mail, maar zet de tekst ook in de e-mail zelf.

Een voorbeeld van een persbericht is te vinden in Bijlage 6, pag.256

Page 96: Transitie HANDBOEK

182H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

183H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Het is voor deze groepen eveneens belangrijk dat

ze elkaar (minstens) één keer per maand treffen.

In TTT komen de afgevaardigden van elke groep

maandelijks bijeen. Elke groep stuurt iemand naar

die bijeenkomst. We vergaderen en daarna lunchen

we samen. Zoveel mogelijk kansen inbouwen om te

netwerken en elkaar te ontmoeten is van cruciaal

belang voor de groepen.

Transitie-tip

Het is misschien niet altijd nodig een nieuwe

werkgroep te starten. Soms bestaan er ter plek-

ke al groepen die op een specifiek vlak al veel

werk verzet hebben. Het is bijvoorbeeld moge-

lijk dat er sterke groepen bestaan rond duur-

zame energie, of groepen rond lokale voeding.

Vermijd reeds bestaande groepen te dupliceren

door naar hen toe te stappen en hen te vragen

of ze niet graag een Transitie-groep zouden wil-

len vormen en op die manier met hun ideeën

bijdragen tot het MEP-proces.

6. Gebruik Open-Space

De Open-Space-technologie is een heel bijzonder

instrument. Het werd beschreven als ‘een eenvou-

dige manier om productieve bijeenkomsten te hou-

den met vijf tot meer dan tweeduizend mensen, en

een krachtige manier om elke soort organisatie te

leiden, zowel in de alledaagse praktijk als bij veran-

dering’. Theoretisch kan het niet werken. Een grote

groep mensen komt bijeen om een bepaald thema

of discussiepunt te bespreken, zonder agenda, zon-

der tijdsafspraken, zonder een duidelijke coördina-

tor en zonder verslagnemers. Toch heeft tegen het

eind van de vergadering iedereen gezegd wat hij/

zij te zeggen heeft, is er uitgebreid nota genomen

en zijn die notities uitgetypt, werd er genetwerkt,

werden ontzettend veel ideeën uitgewisseld en vi-

sies gedeeld. (Zie pag.188: over hoe je een Open-

Space-bijeenkomst houdt.)

Transitie-tip

Zorg dat je goed hebt nagedacht over de kern-

vraag waaraan je Open-Space-dag gewijd zal

zijn. Deze moet de deelnemers aanspreken en

mensen aantrekken die dit thema als passie heb-

ben. Bijvoorbeeld: ‘Hoe zou onze stad zichzelf

kunnen voeden wanneer er geen goedkope olie

meer is?’ of ‘Wat is de rol van het onderwijs in

een toekomst met minder energie?’

Op de TTT-Open-Space-dagen worden de ideeën

die tijdens het evenement opkomen, meteen live

op onze website gezet. Tot nu toe gingen deze over

Voeding, Energie, Huisvesting, Economie, Kunst,

de Psychologie van verandering, Onderwijs en

Transport. Hiervoor is iemand nodig die bereid is

de aantekeningen van de verschillende groepen ‘op

te schrijven’, toegang tot internet, twee laptops, een

USB stick of een overschrijfbare CD, en iemand die

de gegevens op de website kan zetten. Een digitale

camera is ook nuttig. Het mooie van dit alles ‘live’

op de Wiki-site te zetten, is dat iedereen, waar ook

ter wereld, die het evenement volgt, zijn gedachten

over het onderwerp kan doorsturen. Het betekent

ook dat er op het eind van de dag geen pechvogel

een massa notities mee naar huis moet nemen om

uit te typen, maar dat alle conclusies van de dag ge-

typt en beschikbaar zijn, zodat mensen er verder

over kunnen mijmeren en ze van commentaar kun-

nen voorzien wanneer ze thuiskomen.

Stel ruim op tijd voor elke Open-Space-dag een lijst

op van sleutelfiguren die volgens jou aanwezig zou-

den moeten zijn voor dat specifieke thema. Stuur

hen een persoonlijke uitnodiging, geen algemene.

Laat hen voelen dat ze speciaal uitgenodigd wor-

den omwille van hun kennis terzake. Er zijn nog

andere mogelijkheden, die lijken op Open-Space,

bijvoorbeeld Wereldcafé (zie pag.204) die veel ge-

lijkaardige resultaten opleveren. Het belangrijkste

is mensen aan de praat te krijgen, dat ze relaties op-

bouwen, over hun ideeën praten en verbindingen

leggen. Het kan een wereld van verschil maken om

prioriteiten vast te leggen voor het werk dat verzet

moet worden met betrekking tot dat onderwerp.

Transitie-tip

Er kan op verschillende manieren voor gezorgd

worden dat het energieniveau op peil blijft.

Zorg voor thee en koffie gedurende de hele

dag. Als je een lunch kunt organiseren voor de

mensen, is dat mooi meegenomen. Het voor-

komt namelijk dat ze geleidelijk aan vertrekken

om te gaan lunchen en dan pas laat terugko-

men. Wat we tijdens een Totnes-Open-Space-

dag ooit gedaan hebben, was een groep muzi-

kanten die later op de avond in Totnes zouden

optreden, uitnodigen om tijdens de lunchpauze

voor de Open-Spacers te komen spelen. Het was

goede reclame voor hen, het leidde de aandacht

helemaal af en gaf de dag weer nieuwe energie.

7. Ontwikkel zichtbare, praktische

manifestaties van het project

Met ideeën op de proppen komen is gemakkelijk, ze

concreet in de praktijk brengen al een heel stuk moei-

lijker. Vermijd vooral de indruk te geven dat je pro-

ject louter een praatgroepje is, waar mensen bij elkaar

zitten om eindeloze wenslijstjes op te stellen. Je pro-

ject dient, vanaf het begin, met praktische, zeer zicht-

bare manifestaties in de stad naar buiten te komen,

zodat duidelijk wordt dat het menens is. Dit heeft een

enorm effect op de perceptie van het project door de

mensen en op hun bereidheid mee te doen.

Deze manifestaties kunnen verschillende vormen

aannemen, zoals fruitboomaanplantingen, zonne-

panelen plaatsen of hennep/kalkbepleistering aan-

brengen. Het kan ook een prachtig bushokje zijn,

gebouwd met een mengsel van leem, grint en stro,

of een alternatieve munt die gedurende een bepaal-

de tijd wordt gebruikt. Ze moeten in dit stadium

zowel niet controversieel zijn als fotogeniek.

De openingskring van de eerste Open-Space-dag over voedsel van TTT, oktober 2006.

Page 97: Transitie HANDBOEK

184H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

185H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Voor je het weet, merk je dat je in allerlei verga-deringen zit en dat er veel gedaan moet worden in korte tijd. Bij de meesten van ons wekt het woord vergadering alleen al associaties op van dezelfde orde als ‘een kies laten trekke’ of ‘je belastingen doen’. Een opvallend duurzaam pro-ject dat ik in de vroege jaren ’90 een tijdje volgde, hield het na vier jaar innovatief en productief werk voor gezien. Ik vroeg een van de oprichters wat er mis was gegaan. ‘We kwamen bij elkaar tot we erbij neervielen,’ vertelde hij. Zo hoeft het niet te gaan. Er is een aantal werkvormen die we kunnen gebruiken om onze bijeenkomsten productiever en, naar ik meen, leuker te maken.

Rondje doenDit is essentieel in een vergadering en binnen TTT gebruiken we dit meestal op twee manieren. Om te beginnen doen we aan het begin van een vergadering een rondje waarin iedereen vertelt wat er in hun groep gebeurd is sinds de laatste bij-eenkomst. Elke persoon krijgt 5-10 minuten, zon-der interruptie of discussie. Eenieder wordt tijdens hun beurt gevraagd te beginnen met ‘Hoe ik me nu voel…‘ en vervolgens, wanneer ze de vergadering op de hoogte hebben gebracht van de voortgang van hun groep, wat ze graag op de agenda zouden willen zien voor de bijeenkomst. In de begindagen, wanneer mensen elkaar nog moeten leren kennen, voegen we ook een ‘uit-smijter’ toe aan het einde van iemands sessie in de trant van ‘de heerlijkste maaltijd die ik ooit gegeten heb’ of ‘de mooiste plek waar ik ooit geweest ben’ of ‘het beste stuk muziek dat ik ooit

gehoord heb’. Uiteraard zijn er allerlei variaties op dit thema mogelijk maar deze vragen helpen de groepsleden elkaar te leren kennen en wat meer te ontspannen met elkaar.

Open agenda’sEr wordt vooraf geen agenda opgesteld. Het ge-vaar van vastgestelde agenda’s is dat er het gevoel kan ontstaan dat ‘ze’ een agenda hebben opge-steld en van te voren al hebben bedacht wat er be-sproken en zelfs besloten zal worden. Het is van vitaal belang dat elk gevoel wordt vermeden dat iemand met de intenties van de groep aan de haal kan gaan. We beginnen de vergadering met een blanco flipover papier en terwijl we het introduc-tierondje doen, schrijven we op welke kwesties en vragen mensen op de agenda willen zien. Wanneer de lijst compleet is, nemen we hem gezamenlijk door en geven elk punt een cijfer van één tot drie. Eén betekent ‘moet vandaag besproken worden’, twee staat voor ‘zou fijn zijn als het vandaag be-sproken kan worden, maar het kan eventueel wach-ten’ en drie betekent ‘dit kan tot de volgende keer wachten’.Vervolgens bekijken we hoeveel tijd we nog over hebben voor de vergadering en geven we elk punt een tijdslimiet, waar we ons dan ook strikt aan houden. Het is ook een goed idee om de rest van de bijeenkomst in te delen en te eindigen met een niet-controversiële kwestie, zodat je niet allemaal ziedend de vergadering verlaat! Het is belangrijk dat de agenda voor iedereen zichtbaar is en dat allen het erover eens zijn dat een onderwerp vol-doende is belicht en kan worden afgevinkt.

Transitie-instrument 9Het opzetten van productieve bijeenkomsten

Denk en luisterDit is hiervoor al uitgebreid aan de orde gekomen, maar kan ook goed ingezet worden wanneer je tij-dens de discussie van een zwaar onderwerp een pauze wilt inlassen en je mensen de ruimte wilt geven om hun gedachten op een rijtje te zetten alvorens ze het probleem gaan aanpakken. Het is ook handig om de hersens alert te houden – hal-verwege een vergadering begint er wel eens ie-mand te knikkebollen en ‘Denk en luister’ kan dan een goede oppepper zijn om de energie en focus terug te brengen.

Duidelijk begin en eindeZorg ervoor dat de bijeenkomst op een duidelijke manier geopend wordt. Dit kan door bijvoorbeeld een minuutje in stilte te reflecteren, maar je kan ook gewoon aankondigen dat de vergadering is begonnen. Aan het einde is het goed om de verga-dering formeel te beëindigen, zodat het ook echt voelt dat de vergadering voorbij is, in plaats van dat zaken onduidelijk in elkaar overvloeien.

Gezellig!Ook dit is een wezenlijk onderdeel van je bijeen-komsten. Een van de makkelijkste en bevredi-gendste manieren om dit te doen is door samen te eten. Op de TTT-vergaderingen brengt iedereen een gerecht mee om te delen en aan het einde van de vergadering lunchen we samen. Op die manier wordt niet alleen de behoefte aan voedsel bevre-digd, maar ook die langeretermijnbehoefte om el-kaar beter te leren kennen buiten de vergaderin-gen om.

Een typische bijeenkomst van de Transition-Town-Totnes-projectsteungroep ziet er als volgt uit:

– Welkom.– Rondje waarin iedereen 5-10 minuten onge-stoord vertelt over wat er in hun groep aan de orde is. – Brainstormen over wat mensen op de agen-da willen hebben voor de vergadering.– De lijst doornemen en prioriteiten stellen. Bepalen wat kan wachten tot de volgende keer, behandelen van kwesties en vragen die snel beantwoord of afgesproken kunnen wor-den en een tijdsplanning maken voor de over-gebleven onderwerpen. – Aan het einde spreken we een datum af voor de volgende vergadering en eten we het laatste uur samen om over andere dingen te praten en zodoende onze sociale samen-hang te bevorderen.

Een productieve vergadering opzetten is iets wat je kunt leren. Hier training voor TTT-leden met Andy Langford en Liora Adler van de Gaia Universiteit.

Page 98: Transitie HANDBOEK

186H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

187H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

In de permacultuur spreken we over de noodzaak

een stuk land gedurende het eerste jaar te obser-

veren alvorens een ontwerp te maken of er iets

concreets mee te doen. Hetzelfde geldt voor een

Transitie-initiatief. Je eerste jaar is een jaar om te

netwerken, te brainstormen, bewust te maken, in-

formatie te verzamelen. Het is de tijd waarin je alle

stukjes verzamelt die later in elkaar gezet worden in

een Minder-Energie-Plan. Je moet zeker niet begin-

nen aan projecten waarvan je, als het Minder-Ener-

gie-Plan klaar is, ziet dat ze er niet in passen of dat

er onvoldoende over nagedacht is. Hoewel het be-

langrijk is je tijd te nemen en goed te plannen, dien

je hier een evenwicht in de gaten te houden; je moet

namelijk ook de gemeenschap zien mee te krijgen.

Kleine, duidelijk zichtbare projecten zullen mensen

doen inzien dat je het meent, dat je hier bent om te

blijven en ze zullen hen een tastbaar gevoel geven

waar je het over hebt.

Mensen moeten een zicht krijgen op het geheel

en dingen zien gebeuren, zodat ze naar huis kun-

nen gaan en het tegen hun vrienden kunnen vertel-

len. Met deze praktische manifestaties komen ook

de mensen over de brug die zich de eerste maanden

afzijdig hielden en dachten: ‘We zullen zien. Ik heb

dit allemaal al eerder gezien, dit is gewoon weer een

van die bevliegingen.’ Zodra ze echter zien dat het

handen en voeten krijgt, wordt het besmettelijk en

willen ze er deel van uitmaken.

Indien je de voorgaande stappen goed gezet hebt, zul

je merken dat de subgroepen hun eigen praktische

projecten automatisch gaan uitwerken. Als de vaart

er eenmaal in zit, zullen de praktische manifestaties

overal als paddestoelen uit de grond schieten.

Een ander bijkomend voordeel van deze prakti-

sche projecten is hun enorm teambuildingspoten-

tieel. Een groep die regelmatig vergadert over voe-

ding is één ding. Indien diezelfde groep op een dag

samenkomt en een boomgaard plant, samen pick-

nickt en naar huis gaat met een gevoel van grote

voldoening, draagt dit enorm bij tot het opbouwen

van de groepsdynamiek. Een Transitie-initiatief

met vuile nagels zal veel geloofwaardiger overko-

men. In Totnes is de meest succesvolle manifesta-

tie van deze Stap die van het Totnes-Pond geweest

(zie pag.210).

Transitie-tip

Zorg ervoor dat je goede publiciteit krijgt voor

al die praktische manifestaties. Het helpt een

wijdverspreid vertrouwen op te bouwen in wat

je doet. Betrek er lokale scholen bij, plaatselij-

ke notabelen en organiseer evenementen die de

aandacht trekken, zoals boomplantingen, pro-

jecten rond natuurbouw in scholen of voorzie de

plaatselijke bibliotheek van boeken. En zorg er-

voor dat dit alles er zo fotogeniek mogelijk uit-

ziet.

8. Faciliteer de Grote Herscholing

Volgens mij is een van de voornaamste redenen

waarom paniek vaak toeslaat op het moment dat

mensen zich bewust worden van piekolie, vooral bij

jongere mannen, dat mensen zich realiseren dat we

niet meer beschikken over de elementaire vaardig-

heden die voor onze grootouders nog vanzelfspre-

kend waren. Een van de nuttigste dingen die een

Transitie-initiatief kan doen, is voor iedereen toe-

gankelijke cursussen organiseren in een heleboel

van dergelijke vaardigheden.

Om welke vaardigheden zou het dan gaan? We

moeten onze ideeën over wat die vaardigheden zou-

den kunnen inhouden verruimen. Onderzoek kan

interessant zijn om na te gaan over welke vaardig-

heden mensen vroeger beschikten die nu nog van

pas zouden kunnen komen en ook uit te zoeken

welke vaardigheden mensen nu hebben en welke

ze nu nodig hebben. Deze Herscholingsevenemen-

ten hebben verschillende functies:

• ze brengen mensen samen, die zich ontspannen

terwijl ze nieuwe vaardigheden leren;

• ze bouwen netwerken;

• ze dragen bij tot het fundamentele ‘ik-kan-dat’-

gevoel;

• ze kunnen een band scheppen tussen jong en

oud, terwijl vaardigheden aan elkaar worden

doorgegeven;

• het kunnen praktische evenementen zijn, waarbij

iets in elkaar gezet wordt, bijvoorbeeld het bou-

wen van een bushokje met een mengsel van leem,

grint en stro tijdens een natuurbouwdag of iets

dergelijks; dat biedt tegelijkertijd een kans voor

een praktische manifestatie (zie Stap 7, pag.183).

Werk waar mogelijk samen met bestaande groepen,

lokale milieucentra, universiteiten, enzovoort. Doe

overal waar je kunt beroep op plaatselijke vaardig-

heden. Het zou fantastisch zijn indien je dergelij-

ke evenementen zo kunt organiseren, dat studen-

ten die de beginnerscursus gevolgd hebben, daarna

mee de studenten les geven die deelnemen aan de

volgende beginnerscursus.

Om te beginnen zal je Grote Herscholing vooral

cursussen omvatten van één tot twee dagen, of een

serie avondlessen, zoals de ‘Skilling Up for Power-

down’ (meer vaardigheden voor minder energie)

(zie pag.215). Op de lange duur zou je zoiets als de

tweejarige voltijdse Praktische Duurzaamheidscur-

sus van Kinsale FEC kunnen aanbieden. Dan kun je

veel doen om mensen erin te betrekken.

Een Transitie-initiatief nodigt een gemeenschap uit

voor een reis, om in te schepen voor een gemeen-

schappelijk avontuur. In onze moderne maatschap-

pij voelen mensen zich heel vaak machteloos, zodat

zelfs een gewone gloeilamp vervangen door een

spaarlamp al te veel gevraagd is. Jullie Grote Her-

scholing moet mensen weer het gevoel geven dat ze

de kracht hebben om zelf problemen op te lossen,

de kracht om praktische dingen te ondernemen in

plaats van er alleen maar over te praten en het ge-

De burgemeester en de stadsomroeper van Totnes met Noni McKenzie van TTT en een hele grote wortel lanceren het tweede Totnes-Pond en de TTT Lokale voedselgids op de natste dag sinds mensenheugenis.

Stoppen en mazen bij Transition Falmouth: een waaier van ambachten moeten we weer leren.

Kinsale studenten leren bouwen met stro-leem en rondhout met specie door te doen.

De twaalf stappen

toepassen: Lewes

Lewes begon met de vorming

van een stuurgroep, maar was

nog aan het bespreken hoe

zijn opheffing er zou uitzien.

Ze begonnen met het bewust-

makingsstadium en planden

vervolgens de Lancering. Maar

toen beslisten ze dat er nog

niet voldoende aan bewustma-

king gedaan was en stelden de

Lancering uit.

Ze toonden films en gaven

presentaties, en werkten

samen met verschillende lokale

groepen (De fundamenten

leggen, stap 3). Hun Officiële

Lancering op 24 april werd

gevolgd door het vormen van

werkgroepen (stap 5) en het

organiseren van hun eerste

Open-Space-dagen (stap 6). Ze

hebben een vrij logische opeen-

volging van de Twaalf Stappen

gevolgd.

De twaalf stappen

toepassen: Kinsale

Kinsale volgde een onge-

wone weg langs de Twaalf

Stappen. In feite sprong het

direct vanuit het niets tot het

opstellen van een Minder-

Energie-Plan. Hoewel er een

beetje aan bewustmaking werd

gedaan (2) en er Open-Space-

evenementen (6) georgani-

seerd werden, gebeurden de

meeste andere stappen, zoals

de vorming van werkgroepen

(5) binnen het College, waar

de praktische manifestatie (7)

en de Grote Herscholing (8) al

een feit waren. Omdat de rest

van de gemeenschap in Kinsale

de stappen 1-11 feitelijk gemist

heeft, begint Transitiestad

Kinsale opnieuw vanaf stap 1

(voor meer uitleg, zie pag.147).

‘We leren iets te doen door

het te doen. Er is geen andere

manier.’

John Holt

© N

EV

EN

KA

MU

LEJ

© S

ALL

Y S

TIL

ES

Page 99: Transitie HANDBOEK

188H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

189H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

Als je een controlefreak bent, zal het organiseren van een Open-Space-Evenement (OSE) je zeker niet liggen. Je moet er namelijk heel veel vertrou-wen in hebben dat het proces goed zal verlopen. Toch heb ik nog nooit gehoord van een OSE dat niet goed liep. Open-Space 1 is een krachtig instru-ment om grote groepen mensen met elkaar in dis-cussie te brengen om bepaalde kwesties of vragen te onderzoeken. Het is geschikt voor groepen van 10 tot 1.000 mensen. Open-Space heeft vier regels en één wet (de Wet van de twee voeten).De vier regels zijn:1 De mensen die komen

zijn de juiste mensen.2 Wat er gebeurt is het enige

dat er had kunnen gebeuren.3 Het moment van aanvang

is altijd het juiste moment.4 Als ’t klaar is, is het klaar.

De Wet van de twee voeten zegt:‘Als mensen gedurende de bijeenkomst merken dat zij in een situatie niets leren of bijdragen, moeten zij hun twee voeten gebruiken om naar een meer productieve plek te gaan.’

De sleutel tot een succesvolle OSE is de centrale vraag, die meestal tevens de titel van het evene-ment is. Deze legt de basis voor wat er die dag besproken gaat worden. Een aantal voorbeelden van Totnes: – Hoe zal Totnes zich voeden na het

Tijdperk-van-goedkope-olie?– Stroom in Totnes als het uit is met de

Goedkope Olie...– De economische heropleving van

Totnes; hoe kunnen we een duurzame, rechtvaardige en gezonde economie opbouwen in Totnes?

Je kunt er voor kiezen om specifieke mensen uit te nodigen of je kunt het open houden voor wie er op komt dagen. Je lokatie moet groot genoeg zijn om alle aanwezigen in een grote cirkel te kunnen laten zitten. Je hebt muren nodig waar je dingen op kunt plakken en genoeg andere ruimte(s) waar je in subgroepjes verder kunt praten. Wanneer de mensen aankomen, nemen ze plaats in de cirkel en zodra iedereen er is begint het eve-nement. In het midden van de cirkel ligt een stapel A4-tjes en pennen; op de muur hangt een leeg uur-

Transitie-instrument 10Hoe zet je een Open-Space-evenement op?

rooster met op de ene as de tijden van de verschillende sessies en op de andere de verschillende werkruimtes (zie figuur).Elk vierkant op het rooster heeft de grootte van een A4. Leg om te beginnen de OSE regels uit: de enige voorwaarde voor het inbrengen van een vraag is dat je zelf de discussie daarover leidt, er no-tities van maakt voor degenen die er niet bij kunnen zijn, de naam van het onder-werp op een A4 schrijft en dat op het roos-ter hangt. Dan zeg je: ‘Start!’ Dit is het meest zenuwslopende deel: de eerste keer kan het je behoorlijk naar de keel grijpen, want je weet niet of er überhaupt iemand naar voren zal komen. Maar als het eer-ste schaap over de dam is, is er vaak geen houden meer aan.

Wat volgt is een tien minuten durende wir-war van mensen die vragen voorstellen en ze opplakken. Het is goed mogelijk dat je met meer onderwerpen eindigt dan er ses-sies gepland zijn. In dat geval kan je soms meerdere onderwerpen onder één noemer brengen, zoals diverse aspecten van het op-wekken van energie voor de gemeenschap, die dan tegelijk in één sessie behandeld kunnen worden. Wanneer de agenda vol is, geef je de mensen een paar minuten de tijd om te kijken waar ze bij willen zijn. Vervol-gens geef je met een bel of iets dergelijks aan dat het tijd is voor de eerste sessie.

In theorie organiseert de dag zich hierna vanzelf. Elke werkruimte moet genoeg flip-over papier en pennen hebben. Luidt aan het einde van elke sessie de bel om aan te geven dat deze afgelopen is, verzamel ver-volgens alle gemaakte notities en plak ze op een hiervoor bestemd deel van de muur dat je ‘Marktplaats’ hebt genoemd. Het kan ook handig zijn om iemand te hebben die de notities meteen intypt, wanneer je live op het internet verslag doet over de voortgang van het evenement of wanneer je na afloop niet met een hele stapel type-werk wilt zitten. Net zoals de afwas, ziet een stapel uit te typen flip-overs er de vol-gende dag een stuk afschrikwekkender uit.

Maak duidelijk wanneer elke sessie begint en herinner de mensen aan de Wet van de twee voeten. Vanaf dat moment loopt het OSE vanzelf. Laat aan het einde zo’n 30 à 40 minuten vrij voor een rondje, waarin de aanwezigen kunnen reflecteren op het evenement en het proces, maar niet over de besproken kwesties. In het boek Open Space Technology 2 van Harrison Owen staan manieren om Open-Space-Evenemen-ten van twee of drie dagen te organise-ren, waarin mensen na afloop met de vol-ledige notulen naar huis gaan, maar een evenement van een dergelijke omvang is geschikter voor bedrijven dan voor Tran-sitie-initiatieven, aangezien het lastig is

om mensen in de gemeenschap te vinden die zomaar drie dagen beschikbaar kun-nen zijn.

Het is verbazingwekkend makkelijk om een Open-Space te runnen, terwijl het een on-gelooflijk krachtige manier is om thema’s te verkennen. Die kracht zit hem in de ma-nier waarop Open-Space mensen aantrekt die echt gepassioneerd zijn over een be-paald onderwerp. Voor je eerste OSE kan het nuttig zijn om je te laten ondersteunen door iemand met ervaring,3 maar wanneer je eenmaal een succesvolle Open-Space achter de rug hebt, zul je versteld staan hoe simpel het is!

Een goede korte film over het runnen van een Open-Space, gebaseerd op de Openingsvergadering van het Transitie- netwerk (Inaugural Meeting of the Transition Network) vind je op www.youtube.com/watch?v=Ux_LFjFeCvg.

Het beste boek over dit onderwerp is: Harrison Owen, Open Space Technology: a user’s guide, Berrett-Koehler Books (1993).1 (tafel bij

het raam)2 (waar de bloemen op staan)

3 (zijkamer)

4 (kamer boven)

5 (eetkamer)

10.00u – 11.30u

11.30u – 13.00u

14.00u – 15.30u

Figuur 19 Een voorbeeld

van een Open-Space- open-agenda

Page 100: Transitie HANDBOEK

190H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

191H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

voel geven erbij te horen, een gevoel dat je krijgt als

je zij aan zij met anderen samenwerkt. En het moet

bovenal leuk zijn.

9. Bouw een brug naar de lokale overheid

Hoeveel deining je Transitie-initiatief ook teweeg-

brengt, hoeveel praktische projecten je ook van de

grond krijgt en hoe geweldig je Minder-Energie-

Plan ook is, je zult niet ver komen, tenzij je een po-

sitieve en productieve band met de lokale overheid

hebt opgebouwd. Of het nu gaat om planning of

om het vinden van fondsen of wat dan ook, je moet

hen aan boord hebben. Je zult wel merken dat je

tegenwoordig op veel plaatsen tegen een open deur

duwt.

Het is raadzaam hen zo vroeg mogelijk bij het

proces te betrekken. Zoek de relevante personen in

de gemeenteraad op en stel jezelf en je project voor.

Belangrijk is in elk geval een ‘zij en wij’-gevoel te

vermijden. Het kan ook heel nuttig zijn te onderzoe-

ken welke ontwikkelingsplannen zij al hebben om

te zien wat zij al gedaan hebben. Je hoeft niet altijd

het wiel opnieuw uit te vinden: gemeenten hebben

vaak al heel wat werk verricht op het vlak van on-

derzoek en overleg en ook al is veel daarvan geba-

seerd op dubieuze opvattingen over oliereserves en

klimaatverandering, toch loont het de moeite dit uit

te zoeken.

Kortom, probeer mensen voor je te winnen. Het

zou wel eens kunnen dat je meer mensen tegenkomt

die hongeren naar je ideeën dan je vermoedde! In

Transition Town Totnes werkt onze Band-met-de-

lokale-overheid-groep manieren uit waarop het

TTT-initiatief het meest succesvol kan interfereren

met de lokale overheid. Ze doen veel van wat ik hier-

boven heb aangehaald en proberen het productieve

raakvlak tussen de twee zo groot mogelijk te maken.

Uiteindelijk zou, zodra een Minder-Energie-Plan

gemaakt is, de band met de lokale overheid mis-

schien wel uitgebreid kunnen worden tot iemand

die zich voor de gemeenteraad verkiesbaar stelt op

een Minder-Energie-Plan-thema. Indien stap 1 tot

en met 7 met succes gevolgd werden, zou deze een

verpletterende overwinning moeten halen!

Transitie-tip

Stel voor elk groot evenement dat je voorbereid

een lijst op van mensen die deel uitmaken van

de lokale overheid (en ook van lokale bedrijven,

de gemeenschap, enzovoort), van wie je vindt

dat ze erbij moeten zijn. Nodig ze persoonlijk

uit en begroet en verwelkom ze ook persoonlijk

bij hun aankomst.

10. Betuig eer aan de ouderen

Voor diegenen onder ons die geboren zijn tijdens of

na de jaren ’60, toen het feest van de goedkope olie

in volle gang was, is het heel moeilijk de idee van

een leven met minder olie te verbinden met onze

persoonlijke ervaring. Ieder jaar van mijn leven

(met uitzondering van de oliecrisis in de jaren ’70)

werd gekenmerkt door een groter energieverbruik

dan de jaren daarvoor. Ik heb geen flauw benul hoe

een meer lokaal werkende samenleving er in mijn

land uitzag. Het enige en meest nabije beeld dat ik

ervan heb, is dat van de stadjes in het landelijke Ier-

land, waarnaartoe ik in 1996 verhuisde. De meeste

winkels waren er nog eigendom van families die ter

plaatse woonden; de meest gedenkwaardige roken

een beetje muf, hadden nog houten vloeren, ver-

kochten de meest ongebruikelijke combinaties van

allerlei dingen (paraffinelampen, koekendozen en

schorten). Meestal werden ze gerund door een kop-

pel van bijna zeventig. We kunnen veel leren van de

mensen die zich nog precies de periode herinneren

van de overgang naar het Tijdperk-van-de-goedko-

pe-olie, vooral de periode tussen 1930 en 1960.

Een deel van het Transition-Town-Totnes-initia-

tief bestond erin oudere mensen uit de streek te in-

terviewen over de overgeleverde geschiedenis. Een

van die interviews werd gedaan met Muriel Lang-

ford, die nu midden tachtig is, en bevat een passage

die ik zeer verhelderend vond:

‘Jeremy lag boven in zijn wieg aan mijn kant

van het bed. Ik had een elektrische zaklamp bij

me, die ik zodra hij wakker werd aanzette. Met-

een daarna pakte Eric aan zijn kant van het bed de

kaars, die je niet aan de kant van de baby kon zet-

ten en stak die aan om de batterij in de zaklamp te

sparen. Ons systeempje werkte perfect!’

Dit was in 1945, en batterijen waren toen zo kost-

baar dat ze dit systeem uitgedacht hadden om het

gebruik ervan tot een minimum te beperken. In

die tijd importeerde Totnes heel weinig voedings-

middelen en in de bestaande woningen leefden

veel meer mensen bij elkaar dan nu (de – kleine-

re – woningen bestonden vaker uit zitslaapkamers

dan de woningen van nu). Er was zeer weinig ver-

keer. Zo vertelde Muriel Langford over een verhui-

zing naar een appartement in High Street in 1945.

De ramen dienden weggenomen te worden om de

grotere meubelstukken in het appartement te krij-

gen. Dit betekende dat de verhuiswagen meer dan

vier uur midden op straat bleef staan en er niets

meer doorkon. Tegenwoordig zou je na vier minu-

ten al een enorme verkeerschaos veroorzaakt heb-

ben en je zou te maken krijgen met een paar heel

boze chauffeurs!

Transitie-tip

Wanneer je interviews doet over overgeleverde

geschiedenis, vermijd dan dit te doen met meer

dan één persoon tegelijk. Zo wilde ik er onlangs

één doen met een dame die fascinerende verha-

len te vertellen had over haar leven als landar-

beidster op de boerderijen van Devon tijdens de

Tweede Wereldoorlog. Net toen we ons gesprek

begonnen waren, zei ze: ‘Beste meneer, ik heb

echt helemaal niks interessants te vertellen, dus

ik heb ik een vriend van mij mee uitgenodigd.’

Een paar minuten later kwam hij opdagen en ik

begon met hen allebei te praten. Het probleem

was dat ze herinneringen begonnen op te halen.

De een zei: ‘En beneden aan de Kaai was die

winkel, hoe heette die ook weer?’, waarop de

andere antwoordde ‘Jameson’s’, waarop de een

dan weer zei: ‘Oh ja, Jameson’s, die hadden drie

zonen, niet?’ ‘Oh ja, en Jason die zit nu in Au-

stralië...’ Enzovoort. Het was ontzettend moei-

lijk om ook maar enige interessante informatie

te krijgen!

Net als dit soort anekdotes, vind ik het ook bijzon-

der boeiend mensen te horen vertellen over hoe

ze toen leefden. De meeste mensen tuinierden in

die tijd – en dat was het. De mensen vertellen over

het gemeenschapsgevoel dat er toen nog was. In de

gesprekken met de mensen die in de oorlogsjaren

leefden is het fascinerend te zien hoe spaarzaam de

mensen leefden en welk gevoel van ‘genoeg’ ze had-

den. Hoe kunnen we dit gevoel terug opbouwen?

Mondelinge verhalen leren ons ook hoe vat te

krijgen op de vaardigheden die de mensen toen

hadden. Hiermee leg ik verband met Stap 7 (pag.

183). Tijdens mijn onderzoekswerk voor het Tran-

sition-Town-Totnes-proces kwam ik er bijvoorbeeld

achter dat er in Totnes tot begin jaren ’80 tuinderij-

en waren, waar nu de parkeerterreinen zijn, die de

winkels in de stad bevooraadden (zoals beschreven

in Hoofdstuk 3). Via mondelinge verhalen en histo-

Wereldcafé-evenement in het Schumacher College voor gemeente- en provincieraadsleden, februari 2007.

Ideeën voor de

Grote Herscholing

Beitels slijpen, conflictbemid-

deling, inmaken, confituur

maken, energie-efficiëntie

in huis, composteren, lokale

munten, succesvol vergaderen,

luistervaardigheden, eenvou-

dige energie-audits uitvoeren,

biodiesel produceren, reno-

vatie, kleipleister aanbrengen,

zonnepanelen installeren,

natuurlijke verf maken, krui-

dentincturen maken, huishou-

delijke financiën bijhouden,

maaien met de zeis, strobalen-

bouw, breien, weven, bomen

snoeien, een boomkwekerij

beginnen, een oven bouwen,

olie-kwetsbaarheids-audits

uitvoeren, gereedschap onder-

houden, rietbedden aanleggen,

open source software, fiets-

onderhoud, zingen, tijdsma-

nagement, verhoogde bedden

aanleggen in de moestuin,

biodynamische landbouw,

voedingsleer, gemeenschaps-

leiderschap, zuurdesembrood

maken, plantaardig verven,

stroleembouw, praktische

lessen in moestuinieren…

‘Enkele jaren geleden las ik dat

elementaire deeltjes ‘bundeltjes

van mogelijkheden’ waren. Ik

begon op die manier over ieder

van ons te denken, want uiter-

aard zijn we ondefinieerbaar,

niet analyseerbaar en gebun-

deld met potentieel zoals alles

in het universum. Niemand van

ons bestaat onafhankelijk van

onze relatie met anderen.’

Margaret J. Wheatley (1999), Leider-schap en de nieuwe fysica (oorspronkelijk verschenen als Leadership and the New Science - discovering order in a chaotic world), Business Contact/Berrett-Koehler

Page 101: Transitie HANDBOEK

192H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

193H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

risch onderzoek krijg je een fascinerend beeld van

hoe mensen zich voedden, welk werk ze deden en

hoe ze zich verwarmden. Uiteraard is niet alles rele-

vant en herinneringen ophalen houdt het gevaar in

het verleden te romantiseren en het heden te deva-

lueren, maar er kan ook veel uit worden geleerd.

Je zou deze verhalen misschien kunnen verza-

melen en publiceren. Ik ben ervan overtuigd dat

het iets sterks is als je als een van de eerste stappen

van je proces naar de ouderen van de gemeenschap

stapt en naar hun inbreng vraagt. In veel culturen

wordt dit instinctief gedaan, maar in de onze is het

terzijde geschoven. Opvallend is dat, wanneer je een

interview zoals dit afneemt, het eerste wat de men-

sen altijd zeggen is: ‘Ik weet niet waarom je met mij

wilt praten, ik heb absoluut niks interessants te ver-

tellen...’, en je dan verrassen met schitterende ver-

halen en fascinerende informatie!

11. Laat het gaan waar het heen wil gaan

Stap 11 is echt heel duidelijk en vergt weinig uit-

leg. Het voornaamste is dat, indien je je Transitie-

proces begint te ontwikkelen met een duidelijk idee

van waar het naartoe moet gaan, het gegarandeerd

ergens anders heen zal gaan. Je moet ervoor open-

staan en de richting van de energie volgen van die-

genen die erbij betrokken raken. Indien je vasthoudt

aan de idee dat het op een bepaalde manier moet,

zal na een tijdje de energie die rond het proces op-

gebouwd werd, beginnen weg te sijpelen. Dat is nu

juist zo opwindend aan het hele gebeuren: kijken

naar wat er tevoorschijn komt. Het loont de moeite

steeds voor ogen te houden dat je rol die van kata-

lysator is voor de gemeenschap die deze transitie

vorm geeft en dat je mensen helpt de juiste vragen

te stellen, in plaats van de antwoorden te geven.

12. Ontwerp een Minder-Energie-Plan (MEP)

Op dit ogenblik bestaat er slechts één Minder-Ener-

gie-Plan, het plan dat gemaakt werd voor Kinsale

in Ierland.4 Het heeft niet de pretentie afdwingbaar

of allesomvattend te zijn; het begon tenslotte lou-

ter als studentenproject vooraleer we goed en wel

wisten wat we deden. Heel goed was dat het een

sjabloon opwierp dat gevolgd kan worden door an-

dere plaatsen die wegen zoeken uit hun olieafhan-

kelijkheid. Een Minder-Energie-Plan hoeft zelfs

geen Minder-Energie-Plan genoemd te worden.

Sommigen vonden de uitdrukking ‘minder energie’

nogal deprimerend en stelden andere namen voor,

zoals ‘Community Resilience Action Plan’ (deze be-

naming was omwille van het acroniem CRAP geen

lang leven beschoren) en ‘Energie-Transitie-pad’.

Welke naam er ook gebruikt wordt, het idee is dui-

delijk. Een MEP ontwerpt een visionair toekomst-

beeld, waarin minder energie verbruikt zal worden,

een toekomst die veerkrachtiger en opnieuw gelo-

kaliseerd zal zijn. Vervolgens geeft het plan ook, via

een reeks praktische stappen, een wegbeschrijving

van hoe je van hier naar daar kunt komen. Iedere

MEP van iedere gemeenschap zal anders zijn, zowel

wat inhoud als wat stijl betreft. Maar ze zullen alle-

maal een hele waaier gebieden bestrijken naast dat

van de energie. Minder energie is een thema dat een

rol speelt in elk aspect van ons leven. Je zult je ook

Herinneringen ophalen vertelt veel over de geleidelijke teloorgang van lokale veerkracht. Victoria Nurseries, bijvoorbeeld, hier rond de tijd dat deze kwekerij begin jaren ’80 gesloten werd.

bezig houden met voeding, toerisme, economie, on-

derwijs en nog zoveel meer.

Het MEP model wordt in Bijlage 4 voorgesteld

als een stroomschema. Het is werk dat zich steeds

verder ontwikkelt, dat steeds meer vorm krijgt naar-

gelang andere gemeenschappen er zich bij aanslui-

ten en met hun eigen MEP beginnen. Toch hebben

we tien stappen voor het opstellen van een MEP

vastgelegd:

Stap Een:

Leg een basislijn vast Dit houdt in dat je een aan-

tal elementaire gegevens over de lopende praktijken

van je stad verzamelt. Dit kan gaan over energiecon-

sumptie, voedselkilometers of de hoeveelheid ge-

consumeerd voedsel. Je kunt jaren besteden aan het

verzamelen van dit soort gegevens, maar je hoeft er

geen vreselijk gedetailleerd schema van te maken.

Het gaat veeleer om een aantal sleutelindicaties

rond belangrijke elementen in het functioneren van

je gemeente. Hoeveel landbouwgrond is er voorhan-

den, hoeveel auto’s rijden er dagelijks de stad in en

uit? Je gemeenteraad heeft daar sowieso al een he-

leboel informatie over. Je werkgroepen hebben mis-

schien al wat van deze informatie gevonden.6

Stap Twee:

Ga het Gemeentelijke Stadsplan halen De lo-

kale plannen voor het gebied bevatten heel waar-

schijnlijk tijdschalen en elementen waarmee je re-

kening moet houden in je MEP. Ze kunnen ook een

belangrijke bron van gegevens en informatie zijn.

Je zult zelf moeten beslissen of je ervan uitgaat dat

het bestaande plan op onrealistische uitgangspun-

ten gebaseerd is, en dus irrelevant is, of dat je je

eigen plannen erop wilt afstemmen.

Stap Drie:

De visie op lange termijn Hoe zou je gemeen-

schap er binnen vijftien of twintig jaar uitzien als

deze drastisch minder CO2 zou uitstoten, haar ge-

door Sophy Banks

Gebruik dit instrument als je een onderwerp dieper wilt verkennen en analyseren. Het blijft aan de ene kant een open forum, terwijl het toch een gerichte discussie is. Gebruik hiervoor een groep van op z’n minst tien men-sen, misschien honderd, of zelfs meer. Belangrijk is dat het gaat om de vraag – hou het open, zonder oordeel en stu-ring. Zet er een tijdslimiet op, meestal is anderhalf uur meer dan genoeg.

Plaats vijf of zes stoelen in een cirkel, naar binnen gericht, in het midden van de ruimte. Zet daar omheen nog een kring van stoelen, ook naar binnen ge-richt. Aanvankelijk zit iedereen op een stoel in de buitenste cirkel. Begin met iets om de aandacht van de mensen op het onderwerp te richten, misschien een korte introductie, visualisatie of een reflectie op het onderwerp.

Als iemand uit de buitenste cirkel iets wil zeggen over dat onderwerp mag hij of zij plaats nemen in de binnenste cirkel en meedoen met de discussie. Je kunt experts uitnodigen die geduren-de de hele discussie in de binnenste cirkel mee discussiëren, of die de dis-cussie op gang brengen. De discussie begint wanneer er twee mensen in de binnenste cirkel zitten. Als alle stoelen in de binnenste cirkel bezet zijn moet iemand, die vindt dat hij voldoende gezegd heeft, teruggaan naar de bui-tenste cirkel. Er moet meestentijds een stoel in de binnenste cirkel vrij zijn voor een nieuwe spreker.

Alleen de mensen in de binnenste cirkel mogen spreken en zij spreken alleen maar tegen elkaar. Er mag wel verwezen worden naar wat er eerder is gezegd, maar er mag geen directe dialoog ontstaan met iemand buiten de cirkel.

Geef iedereen naderhand wat tijd om te reflecteren op wat er gezegd is, ongeacht of die persoon daadwerkelijk iets gezegd heeft of niet.5

Transitie-instrument 11Hoe een ‘viskom’-discussie te houden?

De twaalf stappen

toepassen: Totnes

Totnes volgde een rede-

lijk eenduidig pad langs de

Twaalf Stappen. Tijdens het

bewustmakingsstadium (2)

was er echter geen Stuur-

groep (1), eerder twee of drie

mensen die nogal informeel de

evenementen coördineerden,

waarbij de naam ‘Transi-

tion Town Totnes’ zelfs niet

gebruikt werd.

Toen kwam de Lancering (4)

en een mislukte poging tot het

vormen van een Stuurgroep

(1). Vervolgens begonnen de

verschillende werkgroepen

zich te vormen (5), waarvan

sommige na en andere onaf-

hankelijk van Open-Space-

dagen (6) ontstonden. Het

verhalen vertellen (10)

gebeurde parallel hiermee, net

als andere stappen. Buiten de

vorming van werkgroepen,

viel elk gevoel dat de Twaalf

Stappen een chronologische

volgorde moeten volgen weg,

uitgezonderd het werken naar

een Minder-Energie-Plan (12).

© T

OT

NE

S I

MA

GE

BA

NK

EN

RU

RA

L A

RC

HIV

E

Page 102: Transitie HANDBOEK

194H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

195H O E S TA R T J E E E N T R A N S I T I E - I N I T I AT I E F ?

met een korte samenvatting van de toestand in

2008, gevolgd door een toekomstbeeld in 2030. Dit

wordt gevolgd door een jaar-na-jaar-actieprogram-

ma, zoals besproken in de gedetailleerde stappen-

beschrijving. Wanneer het document klaar is, laat

het dan nakijken en nabespreken.

Indien wat je geestesoog als je uiteindelijke MEP

ziet veel lijkt op gemeentelijke planningsdocumen-

ten die je al eerder gezien hebt, denk dan opnieuw

na. Je MEP zou er eerder moeten uitzien als een va-

kantiebrochure. De gelokaliseerde minder-energie-

wereld die erin beschreven staat, moet zo verleide-

lijk voorgesteld zijn, dat eenieder die het leest het

gevoel krijgt dat zij zichzelf enorm tekort zouden

doen, indien zij hun verdere leven niet besteden aan

het verwezenlijken ervan.

Stap Negen:

Rond het MEP af Voeg de reacties die je krijgt

toe aan het MEP. In werkelijkheid zal dit document

nooit ‘af’ zijn – het zal voortdurend worden bijge-

werkt en alsmaar dikker worden naarmate de om-

standigheden veranderen en er ideeën bij komen.

Laat iedereen weten wanneer het wordt uitgege-

ven.

Stap Tien:

Vier feest! Altijd iets goeds om te doen. In feite

zou je dat eigenlijk na iedere hierboven beschreven

stap gedaan moeten hebben!

Transitie-tip

Gemeentelijke en provinciale structuurplannen

voor de volgende twintig jaar zullen voor wat

betreft piekolie en klimaatverandering lang niet

allemaal uitkomen. Indien er ideeën of voorstel-

len in staan die je zeer onrealistisch lijken (zoals

een nieuwe luchthaven of een overdreven sterke

uitbreiding van het wegtransport), voel je dan in

jouw planning niet gebonden aan elk woord dat

in die documenten geschreven staat.

Na de Twaalf Stappen . . .

De hierboven beschreven Twaalf Stappen zetten een

actieplan uiteen, en het is je vergeven als je denkt

dat Stap 12 de laatste stap is. Het tegendeel is waar:

het afwerken van Stap 12 is nog maar het begin van

je Transitie-initiatief! Het MEP geeft je een idee van

hoe je werk er in de toekomst zal uitzien. En ook,

indien je in theorie (en niemand is tot nu toe zover

geraakt) dit stadium bereikt, verandert je Transitie-

initiatief en wordt in feite dan een instantie voor

herlokalisering wier taak het is het MEP uit te voe-

ren.

bruik van niet-hernieuwbare energie drastisch zou

verlagen en goed op weg zou zijn met het opbou-

wen van veerkracht in alle zaken waar het leven om

draait? Dit proces zal gebruikmaken van informatie

die je tijdens je Open-Space-dagen verzameld hebt,

uit Transitie-verhalen en tijdens een reeks andere

dagen over een visionair toekomstbeeld, om een

globaal beeld te schetsen van hoe de stad er uit zou

kunnen zien. Sta julliezelf toe te dromen.

Stap Vier:

Gedetailleerde toekomstbeelden ontwer-

pen Hoe zou het terrein van iedere werkgroep, met

name die rond voeding, gezondheid, energie, enzo-

voort er in detail uitzien binnen de context van de

hierboven beschreven visie? (Dit is wel lastiger voor

bijvoorbeeld de Hart-en-ziel-groepen.)

Stap Vijf:

Maak een gedetailleerde stappenbeschrij-

ving in de tijd De werkgroepen maken een tijds-

lijn van de mijlpalen, de vereisten, de activiteiten en

processen, die nodig zijn om het project te kunnen

realiseren. Hier moet ook bepaald worden welke

de ‘veerkracht’-indicatoren zijn die je vertellen of

je de goede kant op gaat. Het terugkoppelen in de

tijd doet je ook bij een paar belangrijke vragen stil-

staan. Een voorbeeld hiervan is het model van het

lokale passiefhuis dat in Totnes ontwikkeld werd

(zie pag.133).

Dit neemt het model over van het Scandinavi-

sche passiefhuis, een huis dat al zijn verwarming

haalt uit een goede oriëntatie, superisolatie en de

lichaamswarmte van de bewoners. Bovendien is het

voor tachtig procent gebouwd met plaatselijk mate-

riaal. Hier een lokaal passiefhuis bouwen is echter

nog niet echt iets voor morgen. Daarvoor moeten we

eerst een aantal andere zaken opbouwen, zoals een

lokale hennepindustrie; er zou lokaal kalk of iets

dergelijks geproduceerd moeten worden; er moe-

ten mensen komen die leempleister maken; en nog

belangrijker misschien: er zijn werkkrachten nodig

die deze nieuwe bouwmaterialen en -technieken

kennen en opgeleid zijn om ermee te werken. Een

MEP biedt een mogelijkheid om de praktische kant

van de transitie helder te krijgen.

Transitie-tip

Je kan lokale fotografen of studenten fotogra-

fie opdracht geven foto’s van je gemeenschap in

2030 te maken ter illustratie van je MEP.

Stap Zes:

Transitie-verhalen Parallel aan het hierboven be-

schreven proces maakt de Transitie-verhalengroep

artikels, verhalen, voorstellingen en plaatjes van de

verbeelde toekomstige gemeenschap (zoals beschre-

ven in hoofdstuk 8), daarmee door een waaier van

creatieve media een tastbaar gevoel gevend van hoe

een wereld met minder energieverbruik er zou kun-

nen uitzien. Deze zullen later in het document wor-

den opgenomen.

Stap Zeven:

Breng alle gedetailleerde stappenbeschrij-

vingen samen in een totaalplan In een vol-

gende stap worden de tijdslijnen van de verschil-

lende groepen samengevoegd om na te gaan of ze

coherent zijn. Je kan dit doen via post its die op een

grote muur worden geplakt om er zeker van te zijn

dat bijvoorbeeld de Medische groep niet een par-

keerplaats wil gebruiken om er een medisch cen-

trum te bouwen, terwijl de Voedingsgroep van die-

zelfde parkeerplaats een tuinderij wil maken. Dit

proces moet niet te veel tijd nemen; het volstaat na

te gaan of bij combineren alle delen van het totaal-

plan wel een consistent verhaal vertellen.

Stap Acht:

Maak een eerste kladversie Maak van het to-

taalplan en de Transitie-verhalen een samenhan-

gend geheel, waarbij elk deel van het plan begint

Wat zijn veerkracht-

indicatoren?

De koolstofvoetafdruk bepalen

en de CO2-uitstoot vermin-

deren zijn duidelijk een

cruciaal onderdeel van de

voorbereiding op een energie-

slanke toekomst, maar ze zijn

niet de enige manier om de

vooruitgang van een gemeen-

schap naar meer veerkracht te

meten. In de Transitie-benade-

ring bekijken we de vermin-

dering van de CO2-uitstoot

slechts als een van de ‘veer-

krachtindicatoren’ die de

toenemende graad van weer-

baarheid van de gemeenschap

in kwestie kunnen weergeven.

Andere indicatoren zouden

kunnen zijn:

– percentage lokale handel in

lokale munt

– percentage lokaal geconsu-

meerd voedsel dat binnen een

bepaalde straal geproduceerd

wordt

– verhouding tussen parkeer-

ruimte en productief landge-

bruik

– graad van betrokkenheid van

de lokale gemeenschap in het

praktische Transitie-werk

(vervolg op de volgende bladzijde)

– hoeveelheid verkeer op de

lokale wegen

– aantal bedrijven in handen

van lokale mensen

– aandeel van de gemeenschap

dat lokaal zijn brood verdient

– percentage lokaal geprodu-

ceerde essentiële goederen

– percentage lokale bouwma-

terialen die gebruikt worden

bij nieuwbouwprojecten

– percentage energie geconsu-

meerd in de plaats die gegene-

reerd wordt door lokale ener-

gieproductie-coöperatieven

– aantal 16-jarigen dat tien

verschillende groenten met

enige basiscompetentie kan

kweken

– percentage medicijnen dat

lokaal voorgeschreven wordt

en geproduceerd binnen een

bepaalde straal.

Dit is een nieuw gebied dat

momenteel volop verkend

wordt door het Transitie-net-

werk. Jouw ideeën over andere

mogelijke veerkrachtindica-

toren zijn zeer welkom. Het

kernpunt is dat we meer nodig

hebben dan de koolstofvoet-

afdruk, want we zouden de

uitstoot van een gemeenschap

kunnen halveren, maar nog

steeds even kwetsbaar kunnen

zijn voor piekolie.

Zouden goed gedroogde houtstapels een goede veer-krachtindicator kunnen zijn, zoals deze in Slovenië?

© A

ND

Y G

OLD

RIN

G

Page 103: Transitie HANDBOEK

196H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

197T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Eerst een beetje achtergrond

Totnes is een stadje in Devon met ongeveer 8.000

inwoners. Het heeft de reputatie en een geschiedenis

een nogal ‘alternatieve’ stad te zijn (iemand schreef

‘verzusterd met Narnia’ op een van de borden aan

de rand van de stad), een reputatie die begon met

de komst van Leonard en Dorothy Elmhirst in 1926.

Zij was een rijke Amerikaanse erfgename en beiden

waren ze op zoek naar een plek voor een experiment

in plattelandsvernieuwing in combinatie met kun-

sten, muziek en theater. Hun vernieuwing van het

landgoed Dartington vlak bij Totnes, de realisatie

van een kunstencollege, een hele waaier van lande-

lijke ondernemingen en een reputatie voor Darting-

ton als internationaal kunstcentrum heeft de regio

op de kaart gezet en trok vele creatieve en alterna-

tieve mensen naar deze regio.

Totnes is vele jaren een broedplaats geweest van

milieu-activisten, thuisbasis voor een van de meest

succesvolle groepen tegen genetische manipulatie

in het land. Totnes had ook enige jaren een van de

beste LETS-groepen van het land. Het lijdt, zoals

vele plattelands- en marktstadjes in Zuidwest-En-

geland, aan hoge vastgoedprijzen, lage lonen en een

ouder wordende bevolking. (Totnes heeft in het Ver-

enigd Koninkrijk het hoogste aandeel van mensen

boven de 60.) Het heeft een geanimeerde markt op

vrijdagen en zaterdagen en een sterke cultuur van

lokale voeding. Totnes is ongewoon in die zin dat

het er in geslaagd is om het Britse ‘Kloonstad’-ver-

schijnsel te vermijden met een ongewoon groot aan-

deel kleine, lokale winkels. Ik verhuisde van Ierland

naar Totnes in september 2005. Ik zou je hier de

verhalen kunnen vertellen van elk ander ontwikke-

lend Transitie-initiatief – Lewes, Penwith, Bristol

(ik zal dat ook doen, maar minder gedetailleerd) –

maar Totnes is in veel opzichten het vlaggeschip-

initiatief en ook het initiatief waarmee ik het meest

vertrouwd ben.

Dan een beetje voorgeschiedenis

Wat volgt is een poging om een geschiedenis te

schrijven van een project dat zeer breed, divers en

dynamisch is en nog steeds evolueert. Om beknopt

te blijven zijn sommige zaken er bewust uit gelaten.

En onvermijdelijk, aangezien TTT zo groot gewor-

den is in zo’n korte tijd, kan het zijn dat sommige

zaken, waarvan ik zelfs geen weet heb, ertussenuit

gevallen zijn, maar hopelijk zal dit je toch een over-

zicht geven van het verhaal van deze stad.

Transition Town Totnes begon in oktober 2005

met een vertoning van de film The End of Suburbia.

Tijdens de volgende maanden hielden piekolie-do-

cent Naresh Giangrande en ik een reeks voordrach-

ten en filmvertoningen en begonnen te netwerken

met bestaande groepen. In deze fase had het proces

nog niet de naam ‘Transition Town Totnes’, er was

zelfs geen collectieve naam tot de week voor de Of-

ficiële Lancering. We probeerden elke bijeenkomst

die we organiseerden zowel over het bouwen van

netwerken en relaties als over het bekijken van films

te laten gaan. Je kan sommige van de werkvormen

en oefeningen die we gebruikten terugvinden op pa-

gina 174.

September 2006

In het begin van de eerste week van september 2006

begonnen er overal in Totnes affiches te verschijnen

die een ‘Lancering’ aankondigden, wat ongetwij-

feld leidde tot verwondering bij veel mensen over

wat dat in hemelsnaam zou kunnen zijn. Alles werd

onthuld op woensdag 6 september in de Civic Hall

in Totnes, waar de ‘Official Launching of Transiti-

on Town Totnes’ plaatsvond. De avond werd bijge-

woond door meer dan 350 mensen, die samenpak-

ten in de zaal om presentaties te horen van mezelf

en van Dr Chris Johnstone. De opening gebeurde

door de toenmalige burgemeester van Totnes, Pruw

Boswell, die enthousiast sprak over het initiatief en

haar hoop dat het een succes mocht worden. ‘Als dit

ergens mogelijk is,’ zij ze tegen het publiek, ‘dan zal

het in Totnes zijn.’

Ik sprak over piekolie, wat het is en waarom het

zo’n urgent thema is. Ik sprak over het concept van

energie-afdaling en herlokalisering en vertelde het

verhaal van het Energy Descent Action Plan van

Kinsale. Ik zette mijn visie uiteen over hoe het Tot-

nes-proces zou kunnen verlopen en wat TTT’s plan-

nen waren voor haar eerste vier maanden.

Chris Johnstone sprak over hoe inzichten uit de

verslavingssector ons dingen kunnen leren om het

verbruik van energie te verminderen. Hij argumen-

teerde dat piekolie en klimaatverandering een be-

roep doen op onze kracht, het moment waarop we

Het begin van

Transition Town Totnes

Hoofdstuk 12

De naam Boterpromenade in Totnes gaat terug naar de da-gen van een veerkrachtiger economie. Hij werd zo genoemd omdat het de koelste plaats was voor verkopers van zuivel-producten om hun kraam op te zetten. Het allereerste TTT-evenementenprogramma.

‘Ik praat veel over avonturen-

verhalen en wat ik er zo leuk

aan vind is dat ze in het begin

bijna altijd hopeloos lijken.

Harry Potter begon zijn leven

in een kast onder de trap,

zonder enig zicht op een hoop-

volle toekomst, Frodo leek ook

geen voor de hand liggende

held en jij denkt misschien van

jezelf “Wat? Ik, die klimaat-

verandering en piekolie ga

aanpakken?”

Bij het begin van de reis heb je

misschien het gevoel dat je te

weinig kwaliteiten hebt voor

de taak, maar we vinden onze

sterktes en onze verborgen

talenten naarmate we de uitda-

ging meer aangaan. Een van

de zaken die ons kan helpen om

die uitdaging aan te gaan, is

het uitdrukking geven aan onze

toekomstbeelden, aan wat we

graag zouden zien gebeuren.’

Chris Johnstone tijdens de lancering van Transition Town Totnes, 6 september 2006

‘Een goede start – ik kijk er

naar uit om op een praktische

manier mee te helpen.’

‘Een veel duidelijker beeld van

de hele situatie. Voel me geïn-

spireerd en opgewonden. Niet

langer een gevoel van onmacht

– begrijp dat bewustmaking

net zo belangrijk is als weten

wat te doen.’

‘Zeer inspirerend. Ik kijk uit

naar de verdere ontwikke-

lingen.’

‘Uitstekend. Het deprimerende

nieuws te horen is goed, maar

de inspiratie, de kracht en de

opwinding zijn beter, best.’

‘Briljant! Ik ben hier echt opge-

wonden over, ik doe mee!’

‘Inspirerend, informatief,

opwindend, hoopvol, op actie

gericht en goed gestructureerd.

Bedankt.’

‘Uitstekende avond. Een gewel-

dige start van wat een grens-

verleggend project zal worden.

Bedankt voor jullie visionaire

toekomstbeelden!’

enkele reacties op de TTT-lancering

Page 104: Transitie HANDBOEK

198H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

199T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

sprak over hoe het bedrijf (dat dicht bij Totnes ligt)

wordt bestuurd en over de stappen die zij zetten om

het bedrijf minder olieafhankelijk te maken.

Dit werd drie dagen later gevolgd door de eerste

TTT-Open-Space over voedsel. Deze bijeenkomst

werd bijgewoond door meer dan honderd mensen,

alhoewel mensen gedurende de hele dag kwamen

en gingen (de praktijk van Open-Space wordt uit-

gelegd op pag.188). Dit was de eerste keer dat we

probeerden een Open-Space-bijeenkomst op het

moment zelf op de Wiki-website te zetten. Dat ging

zeer goed, en bewees een zeer krachtige werkvorm

te zijn. Die dag resulteerde in veel netwerken en la-

tere projecten, zoals de Zadenruildag, ontstaan uit

de discussies van die dag.

Op 12 oktober gaf Paul Mobbs, auteur van Energy

Beyond Oil, een druk bezochte lezing waarin hij een

breed overzicht gaf van de energieuitdaging waar-

mee het Verenigd Koninkrijk geconfronteerd zal

worden, opnieuw gevolgd door een Open-Space-

dag over energie. Hoewel er wat minder mensen

opdaagden dan op de voedseldag, werd het toch

een levendige en productieve Open-Space.1 Op de

26e hadden we, last minute, een voordracht door

Bob Flowerdrew, expert in biologisch tuinieren. Bob

trok een groot publiek aan – en ook een ander pu-

bliek dan de vorige lezingen – en gaf veel inzichten

van zijn kennis over tuinieren door.

Op 17 oktober had de Hart-en-zielgroep haar lan-

cering. De Hart-en-zielgroep startte met het onder-

zoek naar de psychologie van verandering en formu-

leerde de vragen waar ze mee bezig wil zijn als volgt:

‘Hoe is het eigenlijk om mens te zijn, levend en

wakker op dit moment in de geschiedenis van de

planeet en van de mensheid? Hoe is het echt om

te leven in, en onvermijdelijk deel te zijn van ons

huidig mondiaal economisch systeem? Hoe zit het

met onze dromen en toekomstbeelden, angsten en

kwaadheid, verdriet, passie en inspiratie? Wat mo-

tiveert ons om onze manier van leven creatief te

veranderen, en evengoed, wat leidt ertoe dat we

ons afsluiten en in plaats daarvan het comfort op-

zoeken? Hoe werden we gevormd door de samenle-

ving waarin we leven en hoe werd de samenleving

die we allemaal samen maken op haar beurt gecre-

eerd door ons binnenste? En misschien het belang-

rijkst, welke ondersteunende structuren en proces-

sen hebben we nodig zowel bij het praktische werk

dat voor ons ligt, als voor de ‘verandering in ons

hart’ waarop dat werk berust.’

Hun lanceringsavond werd door veel mensen bij-

gewoond, met zingen, reflectie en discussie en ook

daarna bleken ze een van de groepen die het meest

bijgewoond werden. Naarmate het programma van

hun activiteiten verscheen, werden andere, meer

ervaringsgerichte zaken toegevoegd, met een hele

waaier verschillende werkvormen.

onze beslissende keuze maken, en dat we door ons-

zelf hierin te engageren een grote bron van inner-

lijke sterkte zullen vinden, waarvan we niet wisten

dat we die hadden. Op het einde van zijn voordracht

verdeelde hij het publiek in paren en vroeg hen om

met elkaar te spreken.

In paren hielden zij zich gedurende drie minuten

bezig met elk van de volgende vragen: ‘Als ik hoor

over klimaatverandering en piekolie maak ik mij

zorgen over de volgende dingen...’, ‘Mijn toekomst-

beeld voor Totnes na piekolie is...’, en ‘De stappen

die ik kan zetten in de richting van dit toekomst-

beeld zijn...’ Hierna werden de mensen uitgenodigd

om hun gedachten over deze vragen op te schrijven,

elk op een verschillend gekleurde post-it plakker,

die we vervolgens tegen de muur hingen zodat ie-

dereen ze kon lezen.

Achteraf vertelden de mensen dat ze werkelijk

genoten hadden van de mogelijkheid om van ge-

dachten te wisselen en om te kunnen verwerken wat

ze die avond hadden vernomen. De mensen verlie-

ten de bijeenkomst zeer enthousiast over het pro-

ces. Het was vanaf het begin opgezet om een histo-

rische gebeurtenis te zijn, de avond waarop mensen

terug zouden kijken als de start van het hele proces,

en dat was het gevoel dat er heerste. De ‘Lancering’

maakte veel energie los die TTT sindsdien voortge-

stuwd heeft...

Enkele dagen later vertoonden we, voor de tweede

keer, de film The Power of Community, die handelt

over de ervaring die Cuba had toen het haar eigen

piekolie meemaakte, ofschoon dit, door de ineen-

storting van de Sovjet Unie in 1990, een van bui-

tenaf opgelegde piek betrof. Ondanks het feit dat de

film de eerste keer volledig uitverkocht was, vulde

de zaal zich opnieuw met meer dan honderd men-

sen en was er een heftige discussie na de film.

Rond deze tijd begon voor het eerst de avond-

cursus Skilling Up for Powerdown (zie pag.215).

Een groep van 35 mensen van heel uiteenlopende

achtergronden begon aan deze cursus die een brede

waaier aan onderwerpen behandelt en ontworpen

was om veldwerkers te trainen voor het project.

Oktober 2006

Oktober begon met een avond over ‘Totnes voeden:

verleden, heden en toekomst’ die in de St Janskerk

werd gehouden. Daarvoor waren drie sprekers uit-

genodigd. De eerste, Mary Bartlett, gaf een fasci-

nerend verslag van haar ervaring als tuinbouw-

student in Dartington in de jaren ’60. De tweede,

Helena Norberg Hodge van de International Soci-

ety for Ecology and Culture, gaf een overzicht van

de gevaren van globalisering en hoe, in antwoord

daarop, gemeenschappen over de hele wereld hun

voedseleconomie versterken. De laatste spreker was

Guy Watson van Riverford Farm, een van de groot-

ste bioboerderijen in het Verenigd Koninkrijk. Hij

‘Het echte wezen van de

moderne Britse maatschappij

is dat de enige manier die

we tegenwoordig kennen om

plezier te maken het uitgeven

van geld en energie is. We

moeten opnieuw al die vaar-

digheden leren die onze groot-

ouders bezaten, om met weinig

veel plezier te hebben. Dat is

waar het echt over zal gaan.

Als je kijkt naar de menselijke

geschiedenis, kunnen we alles

verdragen, zolang we tegelij-

kertijd maar een beetje plezier

kunnen maken. Het aspect

plezier is iets waar we echt aan

moeten werken.’

Paul Mobbs, auteur van Energy Beyond Oil, geïnterviewd in Totnes, oktober 2006

Page 105: Transitie HANDBOEK

200H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

201T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

over lokalisering en dergelijke haalden ze een inge-

lijst bankbiljet uit 1810 van de muur (het gebouw

was vroeger een bank). De gedachte aan lokaal geld

en bankbiljetten deed mijn hart sneller kloppen.

Ook rond deze periode begon een groep samen te

komen om het maken van een lokale voedselgids te

bespreken. Geïnspireerd door zo’n gids die gemaakt

werd in Forest of Dean, begon men uit te zoeken

hoe een dergelijke gids gemaakt kon worden voor

onze stad.

Een andere werkgroep die begon te werken in no-

vember was de Verbindingsgroep-met-de-loka-

le-overheid die bestond uit lokale beleidsmensen

en anderen die TTT met het lokale bestuur wilden

verbinden. In de TTT-elektronische nieuwsbrief

schreef men:

‘De voorgestelde TTT-Verbindingsgroep met de

lokale overheid wil de lokale beleidsmaatregelen

promoten die de noodzakelijke acties aanmoedigen

en belemmeringen uit de weg ruimen om Totnes en

omgeving minder afhankelijk te maken van fossiele

brandstoffen, in overeenstemming met de voorstel-

len van andere subgroepen en het TTT-proces.’

Ze werden snel een sleutelaspect van het TTT-

werk. Het laatste evenement van november, op de

22e, was een voordracht door Richard Heinberg in

de Civic Hall, bijgewoond door bijna vierhonderd

mensen. Mensen kwamen zelfs van het verre Leeds

om naar Richards’ lezing, die zeer goed werd ont-

vangen, te luisteren. Het was, samen met de Lance-

ring, ons grootste evenement van 2006.

December 2006

Er begon rond deze tijd van alles te gebeuren met

de Totnes Renewable Energy Society, (TRESOC). Dit

is een zusterproject van TTT, dat voortkwam uit de

Open-Space-dag over energie, dat ernaar streeft dat

lokale mensen kunnen investeren in infrastructuur

voor hernieuwbare energie. In die periode ontstond

ook de Groep-voor-economie-en-levensonderhoud.

Op 15 december vergaderde de Projectsteungroep

voor het eerst. Een eerdere poging om een stuur-

groep te vormen was niet echt gelukt, maar door

het model te gebruiken waarbij van elk van de werk-

groepen een persoon deel uitmaakt van de groep,

werd deze dynamischer en levendiger. Dit lukte zeer

goed en bleek een zeer effectieve werkvorm voor be-

sluitvorming.

Januari 2007

Het eerste evenement dat we in januari organiseer-

den was een trainingsdag met Andy Langford en

Liora Adler van de Gaia Universiteit, over het thema

‘Het opzetten van productieve vergaderingen’. Naar-

mate meer mensen zich aanmeldden om de verschil-

lende TTT-groepen te leiden, werd duidelijk dat niet

iedereen noodzakelijk de vaardigheden heeft in het

voorzitten van vergaderingen, het omgaan met con-

flicten, enzovoort – ook al hadden ze volop enthousi-

asme en passie voor het werk. Deze workshop bracht

de verschillende groepsvoorzitters samen voor een

erg nuttige dag over deze vaardigheden.

Op de 17e hadden we een gastlezing door Peter

Russel genaamd ‘Op tijd wakker worden’. Deze trok

de grootste menigte tot nog toe naar de St. Jans-

kerk, bijna 300 mensen. Peter sprak over het belang

Een andere groep die van start ging rond die tijd

was de Energiegroep die haar eerste vergadering in

het tuinhuis hield, waar, zoals in Tardis, een buiten-

gewoon groot aantal mensen het klaarspeelde zich

in te passen in een zeer kleine ruimte om de ener-

gie-aspecten van TTT te verkennen. Verder ont-

stond in oktober de Gezondheid-en-geneesmidde-

lengroep, waarvan de eerste vergadering een kleine

maar dynamische aangelegenheid was, die verken-

de wat zo’n groep zou kunnen gaan doen.

November 2006

Het eerste evenement van november was een avond

over bouwen, met als titel ‘Lokaal bouwen: moge-

lijkheden van natuurlijke bouwmaterialen’. Drie

sprekers kwamen praten over verschillende as-

pecten van bouwen en constructie: Gareth Walton

introduceerde het ‘Devon Sustainable Building’-

initiatief. Jim Carfrae besprak het proces van het

strobalenhuis dat hij bouwde in Totnes. En ik sprak

over de waaier van natuurlijke bouwmaterialen en

technieken. Dit werd drie dagen later gevolgd door

onze laatste Open-Space van 2006, met de titel

‘Totnes huisvesten in een energiearme toekomst’,

die opnieuw goed werd bijgewoond en een rijkdom

aan ideeën opleverde.

Op 8 november bracht Simon Snowden van de

Universiteit van Liverpool, die een Audit voor Olie

kwetsbaarheid (Oil Vulnerability Auditing, OVA)

ontwikkeld had, zijn eerste bezoek aan Totnes. Simon

organiseerde een ééndaagse workshop in de South

Hams District Council-kantoren voor tien lokale be-

drijven, waarin het OVA-proces werd toegelicht en de

inzichten die het de firma’s kon bieden in hun graad

van kwetsbaarheid en dus in hun risico’s.

Op 9 november had de TTT-Kunsten-en-am-

bachten-groep haar lancering. Een groep lokale ar-

tiesten kwam samen en besprak hoe hun kunstbe-

oefening het TTT-proces zou kunnen informeren,

documenteren en inspireren. Alhoewel proberen

om veel artiesten samen dingen te laten doen ver-

geleken wordt met ‘het hoeden van katten’, bleek er

energie te bestaan om verder te werken aan dit as-

pect van het project.

Rond deze tijd liep er in het Schumacher Col-

lege een opmerkelijke cursus ‘Leven na de olie’,

een tweeweekse intensieve onderdompeling in het

thema piekolie. Een van de lesgevers was David Fle-

ming, econoom en bedenker van de Klimaatduka-

ten/Verhandelbare Energie Quotas, die op 7 novem-

ber een avondlezing gaf voor TTT onder de titel ‘Een

praktische gids voor energie-afdaling’. In een volle

zaal weefde hij een aantrekkelijk tapijt van onder-

werpen, gaande van piekolie tot koormuziek en van

koolstofrantsoenering tot Wordsworth. De Tran-

sitie, zo beweerde hij, gaat evenzeer over het her-

vormen en heropbouwen van onze cultuur als over

zonnepanelen. Hij ging ruimschoots over zijn tijd,

maar iedereen vond het fantastisch. De voorgaande

avond zaten hij en ik samen met Stephan Harding

in een debat over de film An Inconvenient Truth in

de Barn Cinema, in Dartington. Iemand vroeg het

panel: ‘Wat geeft je hoop?’ David antwoordde, na

enig nadenken: ‘Bach’.

Later die week bezocht ik het kantoor van een

lokaal filmproductiehuis. Tijdens onze gesprekken

Simon Snowdon van de Universiteit van Liverpool legt het concept van de oliekwetsbaarheidaudit uit aan een publiek van lokale ondernemers.

Rommelen door de zaadzakjes op Zadige zondag van TTT.

Peter Russell over

transitie en bewustzijn

Denk je dat er een gevaar schuilt

in het benadrukken van bewust-

zijnsverandering boven prak-

tische actie? Dat het gevaar

bestaat dat sommige mensen

zullen denken dat we als het ware

gewoon op een magische manier

uit deze crisis zullen geraken, dat

het universum het wel op een of

andere manier zal regelen voor

ons, dat we onze handen niet zelf

vuil hoeven te maken?

‘Het is waar dat er een groot

gevaar schuilt in de keuze om

van bewustzijnsverandering

de prioriteit te maken. Er zal

heel wat fysiek werk gedaan

moeten worden, heel wat sociale

en economische veranderingen

zijn nodig, veranderingen die

werk, aanpassingen en beslis-

singen in de reële wereld zullen

vragen. Maar deze dingen zullen

wellicht vloeiender, gemak-

kelijker en ik denk zelfs meer

constructief verlopen als we op

hetzelfde moment ons bewust-

zijn van de oude egocentrische,

materialistische manier van

denken bevrijden. Een manier

van denken die uiteindelijk alom

de problemen gecreëerd heeft

waar we vandaag mee te maken

hebben.

(vervolg op volgende pagina)

Als we niet op het zelfde moment

ook op ons bewustzijn, onze

geest, onze psyche gericht

zijn, dan zullen we sommige

fouten herhalen. Ik denk dat het

minstens even belangrijk is de

omgekeerde fout te vermijden,

waarin we louter kijken naar

wat er gedaan moet worden

zonder het bewustzijnsele-

ment erbij te betrekken. Dat is

de manier waarop we gewoon-

lijk met de dingen omgaan: we

zien een probleem buiten ons en

willen het oplossen, het veran-

deren, er iets aan doen. We

moeten gaan nadenken over wat

het precies is in ons denken dat

onze problemen veroorzaakt, of

wat maakt dat we ze niet op de

juiste manier oplossen.

Er moet dus zeker een balans

tussen beide zijn, waarbij beide

elkaar ondersteunen, maar hoe

dan ook zal een bewustzijnsver-

andering het externe werk dat

we moeten doen ondersteunen.

Ik geloof niet dat de wereld zich-

zelf op wonderbaarlijke wijze

zal regelen door alleen maar

allemaal achterover te leunen

en te mediteren. Ik geloof dat

van geen kanten. Het gaat abso-

luut een hoop zeer uitdagend

werk vergen. We gaan heel wat

uitdagende beslissingen moeten

nemen die ons hoogst waar-

schijnlijk persoonlijke onge-

makken en misschien zelfs ontbe-

ringen zullen kosten. Dat zal

niet gemakkelijk zijn en dat is

de reden waarom ik denk dat

wij tezelfdertijd ook naar ons

bewustzijn moeten kijken, om op

die manier onze weg door dat

proces heen lichter te maken.’

Peter Russell, geïnterviewd in Totnes op 18 januari 2007.

© F

RA

NK

IE W

ELL

WO

OD

Page 106: Transitie HANDBOEK

202H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

203T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

hetgeen gezegd werd in de vergadering, daarbuiten

geciteerd mag worden, maar niet aan een individu

mag worden toegeschreven.

Enkele dagen later ging het eerste Totnes-Pond

(waarover later meer) naar de drukker, met op een

kant een opdruk van het Totnes-bankbiljet uit 1810

dat ik drie maanden geleden had zien hangen in de

oude bank.

Nog twee andere opmerkelijke evenementen in fe-

bruari waren op de eerste plaats de Hart-en-ziel-

Open-Space-dag, die alle verschillende elementen

van dit aspect van TTT onderzocht. De drukke dag

droeg veel bij om het werk van die groep vorm te

geven en te bezielen. Het andere evenement was

de eerste samenkomst van de Transitie-verhalen

groep. Je kan over het werk van deze TTT-groep

meer lezen op de pagina 215.

Maart 2007

Begin maart stond in het teken van de Totnes-Pond-

opwinding in een poging de biljetten gedrukt en

klaar te krijgen voor hun lancering op 7 maart. In

de korte beschikbare tijd hadden achttien winkels

ingetekend voor het programma en werden de bil-

jetten ontworpen en gedrukt. Het eerste biljet werd

aan het Totnes Museum gegeven en de volgende aan

de gemeenteraadsleden van Totnes.

De gemeenteraad had me uitgenodigd om haar

van de laatste vorderingen van TTT op de hoogte te

komen brengen. Op het einde van mijn voordracht

zei ik de leden dat, hoewel ik er geen gewoonte van

maakte om geld in bruine enveloppen aan politici

te geven, ik voor hen een uitzondering wilde maken

(de biljetten waren verpakt in bruin papier van de

drukker gekomen) en ik gaf aan elk van hen een van

de eerste Totnes-Ponden. Op de daaropvolgende

vergadering stemde de gemeenteraad unaniem om

het werk van TTT te onderschrijven, wat een enor-

me impuls gaf aan het project.

De biljetten zelf werden op 7 maart gelanceerd op

een evenement met als titel ‘Lokaal geld, lokale

vaardigheden, lokale kracht’, samen met een lezing

door Molly Scott Cato van gaianeconomics.org, een

economiste en lid van het net beginnende Transi-

tion-Stroud-project. Het Pond kreeg goede publi-

citeit door foto’s van het parlementslid voor onze

streek Anthony Steen, zwaaiend met een handvol

biljetten. Vervolgens hadden we een Open-Space-

dag over economie, die veel ideeën opleverde over

de rol van het pond, tezamen met andere systemen

zoals LETS, Tijdsbankieren en Credit Unions.

van bewustzijn in de Transitie, iets waar we nog niet

mee bezig waren geweest.

Zondag de 28e was ‘Zaadjeszondag’, de TTT-za-

denruil, met honderden mensen die hun zaadjes

meebrachten – de rare, de wonderlijke en de echte

familiestukken – om met elkaar te ruilen. De dag

bestond ook uit lezingen en demonstraties, en was

een zeer energetisch gebeuren. TTT haalde op dat

moment ook zijn eerste vermelding in de nationa-

le pers. The Guardians’ Eco Soundingsectie schreef

een kort artikel:

‘Het idee dat Totnes, Devon, zonder fossiele

brandstof komt te zitten roept beelden op van lif-

tende matrones naar Exeter en gepensioneerde ke-

rels kokend op open vuren, maar de stad is bloed-

serieus over het produceren van lokaal voedsel als

het zwarte goedje opraakt. Het heeft zichzelf nu

tot Groot-Brittanniës eerste ‘Transitie’-stad ver-

klaard, en permacultuurgoeroe Rob Hopkins te-

kent een 25-jarig plan uit om te zien hoe Totnes

het zonder olie zou kunnen stellen. Er zijn verga-

deringen geweest over hoe voedsel en energie lo-

kaal geproduceerd kunnen worden, maar het plan

is om een lokaal energiebedrijf op te zetten, het lo-

kale ontwikkelingsplan te herschrijven en anderen

aan te sporen om deel te nemen aan de beweging.

En het werkt. Stroud in Gloucestershire en Lewes,

Oost Sussex zijn ook net mee gaan doen.’

Februari 2007

Het Transitie-proces in Totnes begon zich te verdie-

pen, met goedlopende Projectsteungroep-vergade-

ringen, verder nadenken over de structuur, enzo-

voort. In februari liep er in het Schumacher College

een drie weken durende cursus over klimaatveran-

dering, met enkele excellente sprekers. We leenden

enkelen van hen voor publieksevenementen, die we

samen presenteerden met Friends of the Earth van

South Ham, Schumacher College en TRESOC.

De eerste was Aubrey Meyer, de bedenker van

‘Contractie en Convergentie’ (plan voor verminde-

ring van emissies en verschillen), en de tweede was

Tony Juniper, de coördinator van Friends of the

Earth. Beide lezingen werden door zeer veel mensen

bijgewoond. Terwijl Tony op het Schumacher Col-

lege verbleef, nam hij deel aan een evenement dat

georganiseerd werd door de Verbindingsgroep-met-

de-lokale-overheid, een Wereldcafédag voor loka-

le beleidsmensen. Wereldcafé lijkt op Open-Space,

maar het kan meer geleid worden, is minder chao-

tisch, en minder zelf organiserend (hoe een Wereld-

café te begeleiden kan je lezen op pag.204). Het eve-

nement werd bijgewoond door 23 beleidsmensen

van gemeentelijk, stads- en districtniveau en het lo-

kale parlementslid Anthony Steen. De bijeenkomst

begon met een uitleg over piekolie en klimaatver-

andering. We constateerden dat het lokale beleid

is gebaseerd op de veronderstelling dat olieprijzen

voorlopig laag zullen blijven en dat klimaatveran-

dering voorlopig geen impact zal hebben en op de

verwachting dat de beweging om mensen die zich-

zelf probeerden te helpen los te laten, steeds maar

door zal blijven gaan.

We vroegen de beleidsmensen hoe hun planning

er uit zou zien als dit niet de uitgangspunten waren.

Dit bracht een rijke gedachtestroom op gang, over

uiteenlopende onderwerpen als toerisme, planning,

transport en de economie. We maakten hierbij ge-

bruik van de Chatham-huisregels, die stellen dat

Het originele Totnes bankbiljet uit 1810, ontdekt aan de muur van een lokale filmmaatschappij, diende als inspiratie voor het eerste moderne Totnes-Pondbiljet.

Lokale burgers tonen op de avond van de lancering trots het gloednieuwe Totnes-Pond.

Burgemeester Pruw Boswell balanceert met walnoten op het eerste TTT-notenboomplantevenement.

Tony Juniper over piekolie

en energievermindering

‘Ik denk dat er een transitie zal

komen en ik denk dat het vrij

onmogelijk zal zijn voor ons om

een snelle, ordelijke terugtrek-

king uit het Koolstoftijdperk

te hebben. Dat is niet moge-

lijk. Onze infrastructuur, onze

transportsystemen, onze brand-

stofmix, in het bijzonder onze

landbouw, al deze zaken zijn

vandaag zwaar afhankelijk van

fossiele brandstoffen. Het zal

een tijdje duren om hieruit te

geraken, maar hoe sneller we

ermee beginnen, hoe sneller we

er zullen zijn, en ook hoe orde-

lijker de transitie zal verlopen.

De samenloop van deze ‘kool-

stofontwenning’ met de schok

die rond de snel toenemende

prijs van olie zal ontstaan, zal

de zaak er niet gemakkelijker op

maken. We moeten dan ook nu

al beginnen met de koolstofont-

wenning, met alle technologische

middelen die we al hebben, van

de fiets tot zonne-energie. Al die

dingen bestaan al, we moeten ze

snel in beweging en op de markt

krijgen, (vervolg op volgende pagina)

zodat we dit proces kunnen

beginnen nu we nog de econo-

mische stabiliteit, het geld en het

sociale comfort hebben om dit te

doen zonder het zelfs echt op te

merken.

De plaats waar we kunnen

eindigen, zou zoveel leuker

kunnen zijn dan wat wij nu

hebben! En dat is de andere

belangrijke manier om mensen

mee te krijgen: we gaan niet

terug naar een nieuw Stenen

Tijdperk of naar de Middel-

eeuwen, we zijn op weg naar

een veel rooskleuriger, veiliger

toekomst, een toekomst waarin

gemeenschappen heropgebouwd

worden, vervuiling iets is van

een ver verleden, we voedsel-

zekerheid verworven hebben,

biodiversiteit, waarin mensen

lange en comfortabele levens

hebben en er voor eeuwig ener-

giezekerheid is. Het is natuur-

lijk erg moeilijk dat beeld goed

over te brengen, omdat het

enige waar je ooit een accurate

tekening van kunt maken, het

verleden is.

Als mensen in gedachten terug-

kijken naar de pre-olie, de

pre-CO2-wereld zien ze iets

ellendigs. Ze zien een wereld

waar mensen op jonge leef-

tijd stierven, met veel ziektes

en weinig sociaal comfort. De

tendens is om dat beeld met de

toekomst te vergelijken, terwijl

de toekomst in werkelijkheid

vast heel anders zal zijn. Het is

belangrijk een positief toekomst-

beeld te schetsen, maar dat is

niet gemakkelijk, omdat wij

nog nooit in de toekomst zijn

geweest. Je kunt mensen er dus

geen film over laten zien. Maar

dat is wel het soort beelden dat

wij moeten creëren.’

Tony Juniper, geïnterviewd in Totnes in februari 2007

© A

RT

HU

R K

AY

Page 107: Transitie HANDBOEK

204H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

205T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

met grote papieren tafelkleden. Op elke tafel leg je ook een aantal pennen en zet je bloemen en een kaars.Een andere factor tot succes van de hele operatie is de aanwezigheid van eten en drinken. Bied de mensen iets aan als ze binnen komen, maar ook tijdens de ses-sie moet er eten en drinken aanwezig zijn, zodat mensen even op kunnen staan om iets te gaan halen. Wat wijn en vruchten-sappen en een mix van hartige hapjes en zoetigheden doen het altijd goed.

3. ONDERZOEK DE VRAGEN DIE BELANGRIJK ZIJNZoals ik al eerder aangaf moet er goed na-gedacht worden over de vraag die je stelt. De manier waarop je vraag wordt geformu-leerd, kan je bijeenkomst maken of breken. Je kunt ervoor kiezen om een grote over-koepelende vraag te stellen die in meerde-re ronden steeds verder wordt uitgediept, of je kunt meerdere losse vragen stellen die verschillende aspecten van het onder-werp behandelen. Je vraag moet relevant zijn voor de groep; ze moet duidelijk zijn en uitnodigen tot nadenken en diepere re-flectie. Het zou een uitnodiging moeten zijn tot het verkennen van mogelijkheden en het moet voor de aanwezigen duidelijk te maken hebben met de motivatie waar-om ze gekomen zijn.

Een Wereldcafé waar ik aanwezig was, ge-organiseerd door Second Nature3 in het Cultivate Centre in Dublin, had één heel specifieke vraag: ‘te plannen hoe gemeen-schappen na piekolie en door energie-af-daling kunnen bloeien en overleven’. Om dit te kunnen doen waren een viertal vra-gen opgesteld, elk als onderwerp voor een gespreksronde:– is piekolie een crisis of een kans voor

lokale gemeenschappen? – hoe relevant is het model van energie-

afdaling voor mij en mijn situatie? – hoe communiceren we antwoorden op

piekolie vanuit de gemeenschap zowel binnen de gemeenschap als tussen verschillende gemeenschappen?

– welke vaardigheden moeten we leren en welke trainingen en scholing moeten we organiseren om adequaat te kunnen reageren op piekolie?

4. MOEDIG IEDEREEN AAN OM BIJ TE DRAGEN AAN DE DISCUSSIE Iedereen die een Wereldcafé bijwoont wordt onderdeel van een groter geheel, een levend netwerk. De idee achter We-reldcafé is dat er zoveel mogelijk verbin-dingen tussen de deelnemers gemaakt moeten worden, omdat hoe meer verbin-dingen er gemaakt worden, hoe meer col-lectieve intelligentie er wordt vrijgemaakt. Dit doe je door elk kwartier een bel of iets

dergelijks te luiden, als teken dat de deel-nemers moeten doorschuiven naar een an-dere tafel. Zo ontmoet je in de tijd die de bijeenkomst duurt in feite de meeste, zo niet alle deelnemers en kun je met hen van gedachten wisselen.

5. VERBIND DE DIVERSE INVALSHOEKENHet verbinden van de diverse invalshoe-ken vindt plaats door maximale interactie en kruisbestuiving, wat een hecht web van verbindingen tot stand brengt. Elke keer als de bel klinkt en de deelnemers door-schuiven, nemen zij de draden van hun eerdere discussies mee naar een volgende groep mensen. Aan het begin van de bij-eenkomst wordt een tafelgastheer/vrouw gekozen, die gedurende alle ronden aan dezelfde tafel blijft. Het is de verantwoor-delijkheid van deze persoon om alle uit-komsten van de gesprekken op het tafel-kleed te schrijven, zodat alles wat ter tafel kwam in een accuraat (en leesbaar) verslag wordt vastgelegd.Elke keer als de groepen veranderen, vertelt de gastheer/vrouw eerst wat er in de voorafgaande gesprekken al besproken is en de nieuwe mensen vertellen elkaar kort wat er is besproken in eerdere ge-sprekken die zij hebben gevoerd. Dit zorgt voor een maximaal samenweven van de verschillende draden.

>>

Transitie-instrument 12Een Wereldcafé houden

Wereldcafé wordt omschreven als ‘de bewustwording en inschakeling van de col-lectieve intelligentie door middel van ge-sprekken over belangrijke onderwerpen.’ 2 Het is een heel effectief middel voor het verkennen van specifieke vragen en onder-werpen. Het is minder chaotisch dan Open-Space en een sterke methode om specifie-ke vragen en onderwerpen te verkennen. Het is gebaseerd op de idee dat de meest waardevolle gesprekken gevoerd worden op plaatsen waar mensen zich ontspannen voelen: aan een tafel, of dat nu in de keu-ken is of in een café, met een kopje (of een glaasje) in hun handen en misschien wat lekkere koekjes.

Het is een middel om mensen samen te brengen om hen heel specifieke vragen of onderwerpen voor te leggen, in plaats van hen, zoals in Open-Space, zelf de vragen te laten bepalen. Wereldcafé vergt ook meer voorbereiding dan Open-Space, maar als het op de juiste wijze wordt uitgevoerd, kan het een zeer effectieve en gedenk-waardige verkenning zijn van de vragen die je had voorbereid.

World Café, een wereldwijd netwerk van beoefenaars, heeft zeven principes voor een Wereldcafé ontworpen, die heel duide-lijk maken hoe het proces verloopt:

1. CREËER DE CONTEXT De sleutel tot een succesvolle Wereldcafé-bijeenkomst is een goede voorbereiding. Dat houdt in dat je zorgvuldig nadenkt over het onderwerp waarover het zal gaan, hoe je je vragen formuleert waarover ge-discussieerd zal worden, wie je vindt dat er moet zijn en hoe je die mensen uitnodigt, waar en wanneer het zal zijn en wat de ge-wenste uitkomsten van je bijeenkomst zijn.

2. ZORG VOOR EEN GASTVRIJE PLAATS De plaats waar je het Wereldcafé gaat hou-den, moet zo gastvrij mogelijk gemaakt worden. Sommige plaatsen lenen zich van nature beter voor een ontspannen sfeer dan andere plaatsen. Een felverlicht con-ferentieoord of een wegrestaurant zul-len waarschijnlijk geen goede sfeer geven, terwijl een intiemere plaats het beter zal doen. De plaats moet veilig voelen, zowel fysiek als voor het uitwisselen van ideeën.Het maken van een goede sfeer begint al bij het versturen van de uitnodiging. Deze moet vrolijk en sprankelend zijn en er dui-delijk anders uitzien dan de rest van de post die mensen ontvangen. Hierin moeten ook de vragen staan waarover gesproken gaat worden. Gebruik bij het inrichten van de kamer ronde tafels waar ongeveer vijf mensen aan kunnen zitten en zet die wille-keurig neer in de ruimte. Dek de tafels af

Deelnemers aan een Wereldcafé-sessie in het Culti-vate Center in Dublin zetten hun ideeën op papier.

Page 108: Transitie HANDBOEK

206H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

207T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Eveneens in maart organiseerden we een boomplan-

ting op Vire Island in het centrum van Totnes, waar

we 5 amandelbomen en 2 walnootbomen plantten.

De toenmalige burgemeester, Pruw Boswell, kwam

er ook een planten en we kregen enkele prachtige

foto’s in de krant om ons ‘Totnes, Notenboomhoofd-

stad van Groot-Brittannië’-initiatief te lanceren.

De volgende lezing in onze serie van evenemen-

ten werd gegeven door Jerry Mander, een van de

mede oprichters van het ‘Internationaal Forum over

Globalisering’. Zijn lezing droeg de titel ‘Het einde

van het tijdperk van de globalisering: terugkeer

naar het lokale’. Hij gaf een zeer grondig overzicht

van de globalisering, waarom de levensduur ervan

beperkt is, en van de mogelijkheden van een meer

gelokaliseerde toekomst.

April 2007

Op 5 april presenteerde TTT, in de Barn Cinema in

Dartington, de South-West première van de film A

Crude Awakening. De avond was uitverkocht, en de

film, een uitstekende documentaire die voor piekolie

doet wat An Inconvenient Truth doet voor klimaat-

verandering, werd zeer goed onthaald. Hij werd ge-

volgd door een discussie met een panel van lokale

mensen die betrokken waren bij het onderwerp.

Op 12 april kwam een van de meest dynami-

sche groepen, die uit de TTT-Kunsten-en-ambach-

ten-groep was ontstaan, het Duurzame-vaklieden-

project, voor het eerst samen. Ze brachten een

verzameling vaklieden bijeen uit een waaier van

werkterreinen om te bekijken hoe men het best het

concept van nuttige lokale ambachten kon onder-

steunen.

Op 19 april kreeg ik een zeer vreemd telefoon-

tje van een journalist uit Mexico die op een of an-

dere manier over TTT gehoord had en er een artikel

over wilde schrijven. Haar hoofdvraag, echter, die ze

maar bleef stellen, was: “Dus in hoeverre is Transi-

tion Towns zoals John Lennons’ Imagine?’ Tsja, hoe

moet je die vraag beantwoorden? Het leidde tot een

verwarrend stukje in een Mexicaanse krant, en een

amusant stukje in de Totnes Times (zie hieronder).

Op 22 april organiseerde TTT haar eerste Tran-

sitie-verhalen-evenement. Het idee was om verha-

lenvertellers en schrijvers samen te brengen, alsook

andere creatievelingen, om te beginnen met het ver-

6. LUISTER NAAR ELKAAR EN LET OP PATRONENCentraal voor een succesvol Wereldcafé is de kunst van het goed luisteren, een kunst waar velen van ons niet zo heel bedreven in zijn, maar het kan geleerd worden. Luis-teren is meer dan niets zeggen met je oren open. Volgens theworldcafe.com 4 heeft goed luisteren bepaalde kenmerken:– luister naar de spreker vanuit de

overtuiging dat de ander iets wijs en be-langrijks te zeggen heeft;

– luister met een bereidheid om je te laten beïnvloeden;

– respecteer de mening van de spreker, ongeacht hoeveel deze verschilt van de jouwe. Die mening is even belangrijk als de jouwe en is een deel van het grotere geheel waarover geen van ons zelf het hele overzicht heeft;

– ben je zelf aan het woord, probeer dan kort en bondig te zijn en geen beslag te leggen op de ruimte; probeer als luiste-raar te voorkomen dat je tijdens het luis-teren al een antwoord aan het bedenken bent, maar luister op een open manier; probeer ook tussen de regels door te luisteren en vast te stellen welke dieper liggende patronen er ontstaan en welke nieuwe vragen er opkomen.

7. DEEL GEZAMENLIJKE ONTDEKKINGENAan het einde van het proces kunnen de uitkomsten op verschillende wijzen ge-deeld worden. Om te beginnen kunnen alle tafelkleden opgehangen worden, zodat iedereen ze kan zien. Daarna kun je een rondje houden, waarbij elke tafelgastheer of -vrouw kort samenvattend aan de groep vertelt wat de belangrijkste gesprekson-derwerpen van zijn of haar tafel waren. Daarna kan er een meer algemeen rondje gehouden worden waarbij deelnemers de kans krijgen hun gedachten over het pro-ces, over hoe het was voor hen en over welke diepere vragen er ontstonden, met de groep te delen. In het verlengde hier-van kan een mooi verslag van de bijeen-komst worden uitgetypt, dat je vervolgens een paar dagen later aan alle deelnemers als ‘verslag’ van de discussie mailt.Voilà, dat is het: een goede sfeer, goed eten, levendige gesprekken, veel contac-ten en een grote stroom ideeën. Wereld-café in een notendop! 5

TRANSTION TOWN TOTNES is

groot nieuws in Mexico, maar de vraag

is waarom en hoe zijn ze dit aan de

weet gekomen?

De Mexicaanse krant Excelsior

brengt een artikel van driekwart pa-

gina over de organisatie die de stad

voorbereidt op een leven na de olie.

En Mister Transition – Rob Hopkins

– en voormalig burgemeester raadslid

Pruw Boswell mailden citaten om in

het verhaal te gebruiken.

‘Ik weet dat ze het gebruikt hebben,

want ik zie daar mijn naam staan’, zei

raadslid Boswell. ‘Maar ik begrijp

niet wat er in staat, want het is in het

Spaans. En Rob ziet zijn naam staan,

maar hij snapt het ook niet.’ Ze voeg-

de eraan toe: ‘Het punt is hoe Mexico

Transition Town Totnes ontdekte?’

De burgemeester is ook verbijsterd

door een kaart van Engeland bovenaan

de bladzijde, waarop Liverpool, Lon-

den en Totnes staan alsof dat de enige

plaatsen van belang zijn.

Verwarring in Mexico

Uit de Totnes Times, mei 2007. Herdruk met toestemming.

Page 109: Transitie HANDBOEK

208H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

209T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Op 8 mei kwam internationaal-permacultuur-trai-

ner Penny Livingston-Stark naar Totnes, als on-

derdeel van een cursus op het Schumacher College

en we namen haar in ons programma op om een

avond te spreken over ‘Permacultuur: ontwerpen

voor transitie’. Haar ideeën over de kracht van per-

macultuur als instrument voor het ontwerpen van

samenlevingen na de fossiele brandstoffen gaven

ons veel inzicht.

Op 15 mei werd er een avondbijeenkomst gehouden

in Totnes met als titel ‘Geinig geld: welke volgende

stap voor het Totnes-Pond?’, waarop de mogelijkhe-

den van een tweede fase werden verkend. Het trok

veel mensen aan om samen de mogelijkheden van

een groter programma te bekijken en bracht ook

een aantal nieuwe vrijwilligers op de been voor het

project. Het eerste programma liep nog een aantal

weken, maar ze wilden verder kijken naar wat er

daarna zou kunnen volgen.

De volgende grote avondlezing was 23 mei en

deze onderzocht ‘Nieuwe strategieën voor nulener-

gie-huisvesting’. De sprekers waren Bob Tomlinson

van de Living Villages Trust en Bill Dunster, de ont-

werper van BedZed in Londen. Er kwamen veel men-

sen op af en er was veel discussie over wat geschikte

strategieën voor Totnes zouden kunnen zijn.

Op 26 mei hielden we de Totnes-Notenboom-

hoofdstad-van-Groot-Brittannië-ontwerpdag’.

Zestien mensen kwamen samen en bekeken wat

de beste plaatsen in Totnes zouden zijn voor het

planten van notenbomen. Een paar sprekers open-

den de dag: een van hen was Martin Crawford van

het Agroforestry Research Trust 8 die uitlegde dat

walnoten geen goede keuze waren voor stedelijke

boomaanplantingen, tenzij je een grote eekhoorn-

jacht wenst! Hij raadde tamme kastanje en hartno-

ten (Japanse walnoot) aan als betere keuzes (zie ook

pag.124). De groep splitste zich in twee, en gewa-

pend met kaarten ‘inspecteerden’ ze het centrum

van Totnes op zoek naar goede plekken.

31 mei was de laatste dag van het eerste Totnes-

Pond-programma. De winkeliers werden geïnter-

viewd, de laatste biljetten vergaard, en we door-

stonden een lawine van media-verslaggeving. BBC

Devon news maakte er een groot stuk over en de

verslaggeving bereikte de pagina’s van de Daily

Mirror en zelfs van de Buenos Aires Herald (om

onze Zuid-Amerikaanse belangstelling op peil te

houden!). Je kan verderop en op pagina 217 meer

lezen over het pond.

Juni 2007

Het volgende evenement was een lezing door An-

drew Simms en Nic Marks van de New Economics

Foundation, met als titel ‘De nieuwe economie: van

groei naar welzijn’. De voordracht van Andrew fo-

custe op de uitdaging van klimaatverandering en

Nic keek naar het concept van de ‘geluksindicato-

ren’, nieuwe manieren van kijken naar wat voor-

uitgang is en hoe ondanks de verhoging van de na-

tionale welvaart, ons geluksgevoel sinds de jaren

zeventig gestaag gedaald is.

Op 11 juni vonden twee van onze grootste evene-

menten tot dan toe plaats in de Great Hall in Dar-

tington. De eerste was overdag en heette ‘Land-

goederen in Transitie’. Het idee was dat, als je de

tellen van verhalen over verschillende momenten

in de Transitie van de stad. Om dit te kunnen doen

maakten enkelen van ons een paar dagen daarvoor

een tijdslijn, een chronologie van de volgende 25

jaar, met onder andere sleutelgebeurtenissen als

de oliepiek in 2011, de brandstofrantsoenering in

2013 en het eerste parkeerterrein dat tot een groen-

tekwekerij werd omgevormd in 2015. De mensen

werden vervolgens uitgenodigd om krantenartikels

te schrijven vanuit een of ander punt van de tijds-

lijn. Dit evenement leverde enkele hilarische en ook

enkele treffende verhalen op. We lachten samen wat

af, terwijl we, denk ik, intussen toch ook een aantal

intense ideeën en mogelijkheden verkenden.

Enkele dagen later, als onderdeel van het Tran-

sitie-verhalen-initiatief, traden we als gastheer op

voor een namiddagevenement voor leerkrachten

in het Schumacher College. We wilden hen vragen

naar hun opinies over het Transitie-verhalen-pro-

ject tot dan toe, en met hen onderzoeken hoe dit

zou kunnen passen in hun schoolwerk. Zowel la-

gere als middelbare scholen waren aanwezig en de

gesprekken hielpen goed om het verdere werk vorm

te geven.

Tegen eind april schonk TTT de bibliotheek van

Totnes voor meer dan 1500 Euro aan boeken, die

elk afzonderlijk gesponsord werden door lokale

winkels en personen, en ook enkele DVD’s die gratis

gehuurd kunnen worden in de lokale DVD-winkel.

Eind april vond ook met enige vertraging de start

van de TTT-Bouwen-en-huisvesting-groep plaats.

Hun eerste vergadering, waar veel mensen waren,

werd eigenlijk een kennismakingsvergadering, en

de groep begon ook na te denken over wat ze graag

zou willen doen.

Mei 2007

Op 1 mei organiseerde TTT een ‘Ruilbeurs voor be-

drijven’ op het industrieterrein van Totnes, de eer-

ste workshop van dien aard, waarin groepen be-

drijven samen gebracht worden om te kijken wat ze

nodig hebben en wat ze aan afval produceren, geba-

seerd op het principe dat de een zijn afval de ander

zijn grondstof is. Een verscheidenheid aan bedrij-

ven kwam samen en ontdekte dat er inderdaad veel

verbindingen gemaakt konden worden. Die week

werd het, dankzij de gulheid van een inwoner van

Totnes, die ons aanbood om enkele aspecten van

TTT te sponsoren, mogelijk om een advertentie te

zetten voor onze eerste betaalde kracht.

Keith Ellis van Moving Sounds 6 en Transition

Town Lewes 7 kwam naar Totnes om een ééndaag-

se cursus te geven over het maken van korte films

met behulp van een digitale camera en een laptop

en deze op YouTube te zetten. Een van onze weinige

teleurstellingen met het TTT-proces tot nu toe was

dat niemand het gefilmd had. Verschillende produc-

tiehuizen wilden wel, maar waren om een of andere

reden niet in staat geweest om fondsen te werven, of

ze wilden het doen vanuit een invalshoek waar we

niet blij mee waren, dus hadden we alleen foto’s en

notulen. Het mooie van Keiths’ benadering is dat

dit het mogelijk maakt om korte films te maken die

de verschillende aspecten van TTT’s werk vastleg-

gen. Er werden tijdens de cursus vier korte films

gemaakt en het was heel leuk om te doen. Je kunt

enkele van deze filmpjes bekijken op YouTube als je

zoekt op ‘Transition Town Totnes’.Lokale landeigenaars en rentmeesters bespreken in een Wereldcafé-sessie de gevolgen van energieafdaling.

Een stad die klaar is

voor zijn eigen munt

‘Na een maandenlang expe-

riment heeft een stad in Zuid

Devon een stap gezet naar een

eigen munt.

In maart werden driehonderd

Totnes-Ponden gedrukt die enkel

voor omloop in lokale verkoop-

punten dienden. Achttien

winkels sloten zich reeds aan bij

Transition Town Totnes (TTT),

een nieuwe groep die campagne

voert voor een meer zelfvoorzie-

nende gemeenschap. Het experi-

ment dat net geëindigd is, wordt

mogelijk later dit jaar gevolgd

door een nieuwe druk van drie-

duizend biljetten.

TTT baseerde het idee op een

gelijkaardig model in de regio

Zuid-Berkshire in Massachu-

setts in de Verenigde Staten.

Daar kan de alternatieve munt,

de Berkshares, in banken voor

dollars geruild worden. In

Totnes gaf TTT in maart 300

biljetten weg op een openbare

vergadering. Marjana Kos, van

TTT, stelt: “Het houdt de rijkdom

hier. Het houdt lokale handel

levend en ondersteunt lokale

ondernemingen.”

(vervolg op volgende pagina)

‘Louise King, manager van de

Riverford landbouwwinkel in

Totnes, stelde: “Wij houden van

onze eigen producten, dus lijkt

het alleen maar logisch om ook

onze eigen munt te hebben.” Wat

op het eerste gezicht een crimi-

nele activiteit zou kunnen lijken,

is in feite volkomen legaal. De

gedrukte biljetten zijn kopieën

van het lokale pond dat tot 1810

in Totnes in omloop was. Paul

Hall van de Colour Works druk-

kerij, die de bovengenoemde

biljetten drukte, zei: “In het

begin vonden wij het een beetje

vreemd, drukkerijen worden

gewoonlijk niet gevraagd om

geld te produceren, maar na de

uitleg dat het een reproductie

was van het Totnes-Pond zoals

dat vroeger bestond, in tegen-

stelling tot een officieel Engels

pond, waren wij blij hieraan mee

te kunnen werken.”

Het Totnes-Pond dat aan de éne

zijde een afbeelding van het oude

Totnes-Pond heeft, heeft aan de

andere zijde een lijst van deelne-

mende verkooppunten.

Op het biljet wordt ook aange-

kruist hoeveel keer het omge-

ruild is. TTT zegt dat het enige

bezwaar dat mensen hadden, is

dat het biljet te groot is en er zal

dan ook een kleiner, moeilijker

na te maken biljet geproduceerd

worden als de leden akkoord

gaan dat er een nieuwe druk

komt later in het jaar.’

BBC Nieuws online, 4 juni, 2007

Page 110: Transitie HANDBOEK

210H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

211T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

dat mogelijk een grote rol zou kunnen spelen in de

toekomstige evolutie van TTT. Het concept van de

‘Huisgroepen’ wordt hieronder gedetailleerder toe-

gelicht. De avond werd erg positief gevonden, met

twee nieuwe groepen die gevormd werden en een die

al eerder ontstaan was en die ons vertelde hoezeer

dit proces hen tot op heden tot steun geweest was.

Juni eindigde met een team van Radio Schotland

dat een groot aantal sleutelfiguren in TTT kwam

interviewen voor een lang stuk dat ze wilden doen

over het Transitie-idee.

De laatste belangrijke ontwikkeling eind juni was

de Training-in-doorlichting-op-oliekwetsbaarheid,

gegeven door Simon Snowden in Totnes. Zoals al

vermeld, hadden we deze training al een tijdje ge-

pland en 16 mensen namen deel aan Simons’ twee-

daagse training. De training verliep zeer goed en

enkelen van hen zouden verdergaan met drie proef-

doorlichtingen in juli. TTT is de eerste groep die

dergelijke trainingen organiseert.

Juli 2007

Juli begon met ons eigen Parlementslid, Anthony

Steen, die in zijn maandelijkse column in de lokale

pers over TTT, piekolie en herlokalisering schreef.

Daarin schreef hij het volgende:

‘Wanneer we geen goedkope olie meer hebben,

wat zal er dan met onze levensstijl gebeuren? Met

klimaatverandering boven aan de globale actie-

agenda moeten we ons bezighouden met ‘Leven na

de olie’. Zou minder olie kunnen resulteren in een

herboren Britse landbouw en in meer kleine bedrij-

ven? Zou piekolie ons gedrag kunnen helpen veran-

deren en opnieuw een ‘sociaal kapitaal’ kunnen op-

bouwen door mensen en een verscheidenheid van

groepen samen te brengen, met elkaar verbonden

in de aanpak van een gemeenschappelijk wereld-

probleem?’

Sprekers voor TTT in juli waren Alastair McIntosh,

auteur van Soul and Soil,9 die sprak over landher-

vorming in de context van Keltische spiritualiteit,

en Marianne Williamson, die er een spirituele di-

mensie daadwerkelijk aan toevoegde. Als onder-

deel van de beslissing die TTT na John Croft nam

om meer viering te weven in haar dagelijkse struc-

tuur, hielden we een TTT-zomerpicnic bij de Dart-

rivier op een erg fijne zomeravond (dezelfde avond

in feite dat de Midlands onder water verdwenen in

de hevigste regenval sinds men begon te meten).

Eten, gesprekken en liederen gingen door tot laat

in de nacht.

praktische realisering van de transitie nastreefde,

het voor een stad als Totnes weinig voorstelt als de

nauwe relatie met de ommelanden niet opnieuw

vorm zou krijgen. Historisch waren er nauwe ban-

den, veel meer dan nu. Landgoedmanagers, beheer-

ders en directeuren van over de hele SouthWest

werden uitgenodigd en er was die dag een mix van

Open-Space-stijl-groepsdiscussies en presentaties

door mensen als David Furzedon, hoofd van de Lan-

delijke Vereniging van Landeigenaren, Chris Skre-

bowski, redacteur van de Petroleum Review, zonne-

energie-expert Jeremy Legett, van Patrick Holden

van de Grondvereniging en ikzelf.

De dag was een zeer krachtige verkenning van

de problematiek en introduceerde het TTT-werk en

de concepten die eraan ten grondslag liggen bij een

breed publiek.

Ook in de Great Hall was er ’s avonds een bijeen-

komst met de titel ‘Voedsel en landbouw in Tran-

sitie’, waar de hoofdsprekers van de dag ook be-

schikbaar waren voor het publiek. Behalve Chris

Skrebowski, Jeremy Legett en Patrick Holden was er

Vandana Shiva. De bijeenkomst was uitverkocht met

bijna driehonderd mensen en anderen konden niet

meer binnen. Het was een energierijke verkenning

van de gevolgen die piekolie en klimaatverandering

op de landbouw zouden kunnen hebben en een blik

op hoe de landbouw eruit zou kunnen gaan zien.

Rond deze tijd werden er ook plannen gemaakt voor

de tweede uitgave van Totnes-Ponden. Uit de eerste

uitgave leerden we dat het tweede Pond beter be-

schikbaar zou moeten zijn en kleiner en in grotere

aantallen. Het ontwerp was klaar en ze gingen naar

de lokale drukker om gedrukt te worden met een

aantal slimme veiligheidskenmerken op elk biljet.

Ze werden uitgegeven op de 20e.

In feite werden ze drie keer gelanceerd. De eer-

ste was tijdens de herlancering van de Kamer van

Koophandel van Totnes (een van de sponsors van

de biljetten), waarin TTT prominent aanwezig was.

Vervolgens werd het pond, later die avond, gelan-

ceerd op een lezing in het Schumacher College door

de econoom Wolfgang Sachs. Met name tijdens de

Schumacher-lezing was er enorm veel enthousias-

me voor het project. Toen ik achteraf naar huis ging,

tolde mijn hoofd nog van de potentiële mogelijkhe-

den van de hele zaak, zozeer zelfs dat ik moeite had

om in slaap te vallen.

Twee dagen later werd het pond voor de laatste

keer gelanceerd, samen met de lancering van de

Totnes-gids-voor-lokaal-voedsel, het resultaat van

het harde werk van de Voedselgidsgroep, onder

de titel ‘Lang leve lokaal voedsel’. Deze gids com-

bineerde een adressenlijst zelf met artikels, recep-

ten en werk van lokale artiesten. De lanceringsdag

was waarschijnlijk de natste dag van het jaar tot dan

toe (juni 2007 was de natste maand ooit gemeten).

Op het Civic Square, waar het pijpenstelen regen-

de, opende de Stadsomroeper de gebeurtenis, en

sprak de nieuwe burgemeester van Totnes over de

nood aan meer lokale voeding, waarna de Gids en

het Pond officieel werden gelanceerd. Er waren ook

lezingen over het Pond en de Gids, gevolgd door een

speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd lied

over lokaal voedsel gezongen door een lokaal koor.

De groep deelde de rest van de dag voedselgidsen

uit in High Street.

Die week was er ook de lancering van de ‘Huis-

groepen’ door de Hart-en-ziel-groep, een initiatief Noni McKenzie en de nieuwe burgemeester van Totnes David Horsburgh lanceren de Totnes Voedselgids.

© N

EV

EN

KA

MU

LEJ

Page 111: Transitie HANDBOEK

212H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

213T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Crest te saneren, voorheen de voornaamste werkge-

ver van de stad was en nu gesloten met een verlies

van 160 banen. Het Totnes-Pond blijft wijdverbreid

in gebruik. We hebben gesprekken met een lokale

projectontwikkelaar over ‘het in transitie brengen’

van een groot huisvestingsproject in de stad. TTT

kreeg de kans zich te verantwoorden bij de Local

Development Framework toen die voor een inspec-

tie kwamen en begin november werd de ‘Vereniging

voor hernieuwbare energie van Totnes’ gelanceerd.

Transitie-verhalen gaat met een grotere groep kin-

deren werken in de KEVICC-School en breidt zich

ook uit naar andere gebieden, zoals het werken met

de lokale kunstacademie, aan wie we vroegen om

met enkele transitieverhalen voor de dag te komen.

Het programma voor 2008 focust veel meer op

praktische projecten, en we organiseren ook een

wedstrijd voor een vijf minuten durende film over

het thema ‘Totnes in 2030’.

Op 19 juli bracht het TTT-Internationaal-jeugdmu-

ziekfestival studenten (vooral uit Spanje), die stu-

deerden aan de ‘Totnes School of English’ en lokale

jongeren samen voor een avond met muziek, circus

en ander entertainment, in Bowden House dicht bij

Totnes. Het thema van de avond was TTT en ze be-

schilderden een geweldige spandoek met het TTT-lo-

go. De avond werd aangedreven door zonne-energie

en was zowel een culturele uitwisseling als een feest.

De laatste dag van juli was zeer speciaal. Na

weken van juridische haarkloverijen en puntjes

op de i, had TTT eindelijk voor de eerste keer zijn

eigen kantoor. De vergadering van 31 juli vond voor

het eerst daar plaats; het voelde goed om wortel te

schieten in het centrum van de stad.

August 2007

Augustus is de maand waarin we een pauze pro-

beren te nemen, en daar slaagden we, buiten het

voorbereiden van het evenementenprogramma dat

daarna zou volgen, grotendeels in. Een van de wei-

nige dingen die gebeurde was de uitzending op BBC

Radio Schotland over hetgeen zowat een maand

eerder in Totnes werd opgenomen. Het resulteren-

de stuk was een van de beste die de media ooit had-

den gemaakt over TTT.10 Men kon erna opbellen en

zowat iedereen die belde zei dat ze het een schitte-

rend idee vonden, of dat ze al bezig waren om ook

in hun gemeenschappen met een Transitie-initia-

tief te starten.

September 2007

Het was hartverwarmend om begin september te

ontdekken dat volgens het Style Magazine in de

Sunday Times ‘gemeenschapszin opnieuw in de

mode is’. Een artikel met de titel ‘Heb uw buren lief’

sprak met Duncan Law van Transition Brixton en

vierde het feit dat praten met je buren eigenlijk de

nieuwe Gucci is.

Op donderdag 6 september, precies een jaar na

de Officiële Lancering, vierde Transition Town Tot-

nes haar eerste verjaardag in het Royal Seven Stars

Hotel in Totnes. Het uitverkochte evenement was

een kans om de prestaties van het voorbije jaar te

evalueren en om vooruit te kijken waarheen TTT

vervolgens zou kunnen leiden. Het was een fantas-

tisch voorbeeld van de aanbeveling van John Croft

dat Transitie-initiatieven zo vaak mogelijk feestjes

zouden moeten bouwen.

De avond was een prachtige viering van het jaar,

met lekker eten, muziek, dans en plezier. Het was de

perfecte afsluiter van een uitzonderlijk jaar en een

perfect begin voor een volgend. De eerste lezing in

het nieuwe programma was een avond over Nieuwe-

ontwerpen-voor-onze-steden-en-dorpen-voor-een-

leven-na-de-auto, met lezingen van Herbert Girar-

det en Peter Lipman. Een duizelingwekkende reeks

ideeën werd uiteengezet over hoe een stad als Tot-

nes haar liefdesrelatie met de auto kon verbreken.

Hierop volgde een Open-Space-dag over transport,

waar enkele goede ideeën uit voortkwamen.

Eind september werden de eerste stappen gezet

naar het opstellen van een Minder-Energie-Plan

voor de stad. TTT is een hoofdrolspeler in een co-

alitie die gevormd wordt om het terrein van Dairy

Lokale en internationale uitwisselingsstudenten in een toneelstuk over de geschiedenis van de olie op het TTT Internationaal Jeugd Muziek Festival.

De eerste verjaardagstaart voor TTT met voorop marsepei-nen kopieën van het Totnes-Pond.

Totnes presenteert zijn

Eigen-Munt-project

‘De gemeente Totnes in Devon

breidt het proefproject van zijn

eigen munt uit en zal 10.000

nieuwe Totnes-Ponden produ-

ceren die in de loop van de

volgende zes maanden in omloop

gebracht zullen worden.

De gemeente heeft het idee reeds

getest met 300 Totnes-Ponden.

Het doel is dat het geld in de

stad zelf in omloop blijft en zo

de lokale economie versterkt. De

biljetten, die plaatselijk gedrukt

zijn, zijn legaal en fungeren als

penningen. Zij kunnen aange-

kocht worden naar rato van 10

Totnes-Ponden voor £9.50.

De voedselgids

Initiatiefneemster Marjana

Kos van Transition Town

Totnes, zegt: “De tweede fase is

ontworpen als een groter expe-

riment met de bedoeling de

ontwikkeling van een permanent

lokaal geldsysteem te bevor-

deren. Het doel is op die manier

te zorgen voor ondersteuning

van de lokale economie en te

verhinderen dat geld hieruit

‘weglekt’.”

Transition Town Totnes is een

vrijwilligersgroep die probeert

de stad meer zelfvoorzienend te

maken. Deze groep heeft ook een

nieuwe gids ontworpen om het

kopen en eten van lokaal voedsel

te promoten. Symbolen geven

aan welk voedsel biologisch

geteeld is en van hoe dicht bij

Totnes het voedsel en de drank

afkomstig zijn.’

BBC Nieuws online, 22 juni, 2007

Page 112: Transitie HANDBOEK

214H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

215T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Hieronder volgt slechts een kleine selectie van de

vele initiatieven die in Totnes tot stand zijn geko-

men sinds de lancering. Op het moment dat je dit

leest, zullen er zeker alweer veel meer zijn bijge-

komen. Toch hopen we dat het je een beter inzicht

geeft in de diversiteit van de genomen initiatieven.

1. Olie-kwetsbaarheids-audits

Olie-kwetsbaarheids-audits (Oil Vulnerability Au-

diting, OVA) omvatten een krachtig nieuw instru-

ment voor het betrekken van bedrijven in transi-

tiewerk. De relevantie van dit instrument spreekt

voor zich en het sluit aan op de fundamentele be-

langen van de bedrijven. Het is naïef om te ver-

wachten dat er meer dan een handjevol ethisch ge-

richte bedrijven zullen zijn die grote aanpassingen

zullen doen in hun bedrijfsvoering zonder dat een

of andere grote ramp hen daartoe dwingt. Veel be-

drijven hebben hun handen hoe dan ook al vol om

het hoofd enigszins boven water te houden. Als een

Transitie-initiatief er echter niet in slaagt de lokale

bedrijfswereld erbij te betrekken, mist het een door-

slaggevende factor en wordt de kans op slagen dras-

tisch verkleind.

Simon Snowden van de Liverpool University

heeft dit nader onderzocht en werkt aan de ontwik-

keling van het instrument Olie-kwetsbaarheids-au-

dits. Het komt er in wezen op neer de diverse werk-

wijzen van een bedrijf door te lichten en in kaart te

brengen waar het olie verbruikt: direct als brand-

stof, als smeerolie, voor transport, voor verwerking,

voor verpakking, enzovoort. Zo kan degene die de

audit uitvoert zich een duidelijk beeld vormen van

waar de olie wordt verbruikt en vervolgens, door

middel van een prijsverhoging van die olie, uitzoe-

ken waar de zwakke plekken van dat bedrijf liggen.

Wat bij $100 per vat? $120? $150 per vat? Welke

werkzaamheden van het bedrijf worden als eerste

onuitvoerbaar? Is het de mate waarin ze van trans-

port afhankelijk zijn voor de goederen die zij ver-

kopen, waardoor ze genoodzaakt zijn meer lokale

bronnen te gaan verkennen, of is het het hoge ener-

gieverbruik dat nodig is voor hun productie-acti-

viteiten?

OVA is een instrument voor risicoanalyse. Het

richt zich op de fundamenten van een onderneming

en hoeft niet te verwijzen naar argumenten omtrent

piekolie/klimaatverandering. Iedereen, met name

bedrijven, weet dat de olieprijzen zullen stijgen en

dat de werkzaamheden van een bedrijf daar steeds

meer onder zullen lijden. Totnes is de eerste ge-

meenschap die een training in OVA organiseert en

deze begint te gebruiken in plaatselijke bedrijven.

Dit instrument is breed inzetbaar: het kan niet al-

leen gebruikt worden om bedrijven door te lichten,

maar ook voor beleidsplanning van overheden en

voor onderzoek naar de kwetsbaarheid van nieuwe

ontwikkelingen zoals wanneer er een plek voor een

nieuwe woonwijk wordt gezocht.

2. Skilling Up for Powerdown

Skilling Up for Powerdown is een tienweekse

avondcursus die mensen traint om veldwerker voor

het project te worden. De cursus wordt één keer per

week gegeven in het stadscentrum en is tot dusver

druk bezocht geweest. Velen die de cursus hebben

afgerond, zijn zeer actief geworden in Transtition

Town Totnes (TTT). Het programma voor de cur-

sus ziet er min of meer als volgt uit:

Week 1: Piekolie en klimaatverandering

De beginselen van de twee onderwerpen als funda-

ment voor de rest van de cursus.

Week 2: Principes van permacultuur

Een spoedcursus in de principes van permacultuur

en de manier waarop Transitie-aanpak hierop ge-

baseerd is.

Week 3: Voedsel

Hoe afhankelijk de hedendaagse voedselvoorzie-

ning is van olie en hoe een systeem zonder olie er

uit zou kunnen zien.

Week 4: Energie

Hoe we die nu gebruiken, hoe we het verbruik ervan

kunnen terugdringen, waar een energie-arme ge-

meenschap haar energie vandaan kan halen.

Week 5: Bouw

Het verschil tussen ‘groene’ en ‘natuurlijke’ bouw,

de potentiële vernieuwing in het gebruik van plaat-

selijke bouwmaterialen, voorbeelden en een prakti-

sche cursus lemen.

Week 6: Afval, water en toiletten

De verkwisting door ons huidige systeem, compost-

toiletten, gemeentelijke urine-ophaling, hoeveel re-

genwater je kunt opvangen van je dak, waterbespa-

ring.

Week 7: Economie

Wat is geld en waar gaat het heen, waarom we plaat-

selijke geldsystemen nodig hebben, LETS, tijdban-

ken, gedrukte valuta, de Totnes-Ponden.

Week 8: Bomen en bosrijke gebieden

Bostuinen, de behoefte aan bomen, noten en fruit

in steden, het ontwerpen van bostuinen, mijn tien

favoriete bomen.

Week 9: De psychologie van verandering

Waarom veranderen we en hoe kunnen we anderen

helpen te veranderen? Waar komt verandering van-

daan en hoe wordt ze geblokkeerd? Bij dit onder-

deel doen we ook de Twaalf-stappen-oefening die

op pagina 106 beschreven staat.

Week 10: Alles nog eens samengevat

Op welke manier staat datgene wat we in de cursus

hebben geleerd in relatie tot het Transition-Town-

Totnes-proces en andersom?

De cursus omvat ook een heleboel spellen, activi-

teiten en groepswerk en er worden dia’s getoond.

Het wordt ondersteund door een breed scala aan

online-bronnen, links en literatuurlijsten waar de

cursisten nog meer van kunnen leren. Ik zal in de

nabije toekomst een Skilling Up Teacher’s Guide sa-

menstellen.

3. Totnes, de Britse

notenboomhoofdstad

We hebben het geluk dat het Agro Research Trust,

een van ‘s werelds leidinggevende autoriteiten op

het gebied van het kweken van notenbomen en an-

dere nuttige bomen, in Totnes pal voor de deur ligt.

In de afgelopen vijftien jaar hebben zij geëxperi-

menteerd en gekweekt met verschillende soorten

notenbomen die veelbelovend lijken voor het gema-

tigde klimaat van het Verenigd Koninkrijk. Het gaat

hierbij onder andere om tamme kastanjes, walno-

ten, hartnoten (Japanse walnoot), hazelnoten, pe-

cannoten, amandelen, boternoten en buartnoten

(een kruising tussen hartnoten en boternoten (but-

ternuts) – een verschrikkelijke naam, maar heer-

lijke noten).

Praktische manifestaties van de

Totnes-transitie

‘Je kunt niet over antigloba-

lisering spreken als je niet

kunt aantonen dat levensvat-

bare lokale systemen mogelijk

en positief zijn, dat gemeen-

schappen hen zullen onder-

steunen... en dat het leven van

mensen als resultaat hiervan

verbetert.

Transition Town Totnes

creëert modellen voor mensen.

Het creëert zichtbare demon-

straties van hoe mensen op

een bevredigende manier

duurzaam kunnen leven. Het

ontwikkelt duidelijke principes

en manieren om dingen aan te

pakken met als doel de impact

die we op de Aarde hebben in

hoge mate te veranderen.

Zonder dit kunnen wij niet

verder. Als we dit soort

modellen niet hebben, dan

staan we nergens, omdat het

dan enkel fantasie is. Dan zijn

er enkel maar wij die zeggen

“laten we dit doen” en alle

anderen die zeggen ‘ja, maar

hoe?’. Maar als iemand laat

zien hoe het kan, dan heb je

daar plots een idee van, en dan

kan je op weg gaan, proberen

het na te streven. Dus het is

absoluut cruciaal dat deze

dingen doorgaan.’

(vervolg op volgende pagina)

‘Op grotere schaal zullen er

nieuwe regionale systemen

nodig zijn; ik bedoel, treinen

rijden van hier naar de andere

kant van het land; er moeten

werkende aansluitpunten zijn;

dus we moeten ook op een regi-

onaal niveau werken. Het kan

niet alleen lokaal zijn. Waar-

schijnlijk moet het in bepaalde

contexten zelfs mondiaal zijn;

we moeten bijvoorbeeld enkele

mondiale instellingen hebben

om vereend wereldwijde catas-

trofes aan te pakken. (...)

Er zijn veel redenen waarom er

gemeenschappelijke belangen

op mondiale en internatio-

nale schaal zijn, dus heb je

hiervoor ook enkele systemen

nodig, maar we willen niet

dat het economische aspect

hierin dominant is. We willen

dat zaken als samenwerking

en bewustzijn een belang-

rijk deel van het verhaal zijn.

Cruciaal is of goed werkende

lokale systemen opgezet kunnen

worden, en als dat zo is, dan

kan er moeilijk echt verzet zijn

om die richting verder in te

slaan. Dat is de reden waarom

de spirit erg belangrijk is.’

Jerry Mander, geïnterviewd in Totnes, maart 2007

Page 113: Transitie HANDBOEK

216H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

217T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

Lokale voedselgidsen zijn geen nieuw idee en zeker

niet uniek voor Totnes. Veel ontwikkelingen van

Lokale Agenda 21 hebben geleid tot het maken van

dergelijke gidsen en er bestaan er nu al heel wat

voor steden, streken en regio’s. Ze zijn nog steeds

een bijzonder nuttig instrument in het herlokalise-

ringsproces. Hoewel er één bestaat voor de streek

van South Hams heeft Totnes er nooit een gehad.

De groep die de Totnes-gids maakte, is ontstaan uit

de cursus Skilling Up for Powerdown. Zij zijn een

bezoek gaan brengen aan alle voedselgerelateerde

bedrijven in de stad en hebben een database aan-

gelegd van de dingen die zij verbouwden, produ-

ceerden of verkochten. Ze hebben er bewust voor

gekozen de supermarkten niet mee op te nemen en

om de gids op te zetten zonder reclame. Er werd

een klein bedrag voor het drukken opzij gelegd en

verscheidene plaatselijke schrijvers en kunstenaars

droegen een steentje bij. De gids wordt gratis uitge-

deeld in voedingswinkels in de stad en mensen zijn

er zeer positief over.

5. Het Totnes-Pond

Een van de grootste uitdagingen voor een herloka-

liseringsproces is die van de economie. Het is een

feit dat veel geld – en de mogelijkheid om er dingen

mee te doen – uit de gemeenschap wegstroomt zoals

water uit een gebarsten emmer wegloopt. Het idee

voor het Totnes-Pond ontstond tijdens een voor-

dracht die ik bijwoonde op het Schumacher College

door de alternatieve econoom Bernard Lietaer. Hij

had het over twee zeer opvallende dingen. Ten eer-

ste zei hij dat herlokalisering alleen mogelijk is wan-

neer er een nationale munteenheid is èn een plaatse-

lijke, en ten tweede dat een dergelijke munteenheid

vanaf de start moet worden ontwikkeld, zodat be-

drijven deze ook gaan gebruiken. Dit maakte voor

mij heel helder waarom LETS-schema’s (Local Ex-

change Trading Systems) economische herlokalise-

ring niet echt aankunnen. Hoewel ze een essentiële

rol te spelen hebben, hebben ze vaak een beperkte

levensduur en zijn zelden echt bruikbaar voor plaat-

selijke bedrijven. Gezien de omvang van de uitda-

ging die piekolie stelt en de mate van urgentie voor

de wederopbouw van een plaatselijke veerkrachtige

infrastructuur – door sommigen vergeleken met een

‘oorlogstijdmobilisatie’ – hadden we het gevoel dat

Totnes meer nodig had dan LETS.

Van alle initiatieven die in Totnes zijn ontstaan

sinds de lancering, is het Totnes-Pond het vaakst in

de pers verschenen en in de stad het meest bekend.

Als project is het een goed voorbeeld van gewoon be-

sluiten om ervoor te gaan in plaats van jezelf ervan

proberen te overtuigen dat zoiets onmogelijk is of op

de een of andere manier stilgelegd zal worden.

Na de voordracht van Bernard Lietaer begonnen

we een gedrukte munteenheid te bedenken, die al-

leen plaatselijk gebruikt zou kunnen worden. We

hebben wat rondgevraagd over de wettigheid van je

eigen geld drukken en er werd ons gezegd dat dat

prima was zolang het niet pretendeerde een sterling

te zijn. We vroegen ons af waarom niet iedereen dat

deed, aangezien het zo gemakkelijk bleek. Daar heb-

ben we nog steeds geen goed antwoord op gevonden.

De inspirerendste ontwerpen waren de munteen-

heid van Berkshare in de regio Southern Berkshire

in Massachusetts en de Salt Spring Dollar die wordt

gemaakt op Salt Spring Island vlakbij Vancouver.

Dit zijn beide gedrukte valuta met briefjes van

$1, $5, $10, $20 en $50. Op elk briefje staat aan de

ene kant een persoon afgebeeld die van groot belang

werd geacht voor de vorming en ontwikkeling van

de gemeenschap en aan de andere kant het werk van

plaatselijke kunstenaars. Beide valuta zijn door ver-

koop in omloop gebracht. De Berkshares verschil-

len in aankoop 10 procent in waarde van de natio-

nale valuta; je kunt met 20 US dollars voor $22 aan

Berkshare-geld kopen en een Berkshare kan worden

gebruikt in plaatselijke winkels als een equivalent

Ik beweer vaak dat gemakkelijke olie ons pas in de

afgelopen veertig jaar de luxe is gaan bieden om

volledig nutteloze landschappen te creëren. Daar-

vóór stonden onze steden nog vol met perceeltjes,

tuintjes, boomgaarden, enzovoorts. Vandaag de dag

ontwerpen we een landschap om een kersvers indu-

strieterrein heen. Bomen worden vaak alleen nog

maar gekozen om hun esthetische waarde en niet

meer om hun praktische waarde en worden geplant

bij bodembedekkers die zo weinig mogelijk onder-

houd behoeven en speciaal gekweekt worden om he-

lemaal nergens voor te dienen. Waarom zou je een

bloeiende kersenboom planten als je ook een vruch-

tendragende kersenboom kunt planten, die toch al

moet gaan bloeien om vruchten te krijgen? Dit ge-

steriliseerde, ‘nette’, zo-min-mogelijk-onderhoud-

concept van hoe ons stedelijke landschap eruit zou

moeten zien, is totaal niet functioneel en een gemis-

te kans om veerkracht te creëren.

Ik weet nog dat ik een aantal jaren geleden, toen

ik in Italië woonde, een keer in de herfst een na-

burig dorpje genaamd Santa Luce heb bezocht. De

hoofdstraat lag op een heuvel en aan weerskanten

stonden oude, eerbiedwaardige tamme-kastanjebo-

men. De straat lag vol met grote, rijpe kastanjes,

maar niemand raapte ze op, niemand toonde ook

maar het geringste beetje interesse. Toen ik vroeg

hoe dat kwam, werd mij verteld dat de kastanjes als

‘oorlogsvoedsel’ werden beschouwd, iets dat nood-

gedwongen gegeten moest worden en niet omdat

men er zin in had. Dat beeld van die hoofdstraat

vol met kastanjes is mij altijd bijgebleven. Walnoot

en kastanjebomen produceren per hectare ongeveer

evenveel koolhydraten en proteïne als de meeste

granen en slaan voortdurend koolstof op; ze bieden

beschutting en verzachten het stedelijke klimaat.

Het idee is om zoveel mogelijk noten- en fruitbo-

men in het stedelijke weefsel van Totnes te krijgen.

Walnoten zijn niet echt de eerste keuze hiervoor,

want om er ooit een paar te kunnen oogsten, heb je

ook een redelijk drastisch eekhoornbeheersingspro-

gramma nodig, terwijl tamme kastanjes en hartnoten

een betere kans op een productieve oogst bieden.

We zijn begonnen met de burgemeester van Tot-

nes als gastheer voor de aanplant van een walnoot

en een amandelboom midden in de stad. Vervolgens

organiseerden we een ontwerpdag, waarbij men-

sen kaarten kregen uitgedeeld en in de stad op zoek

moesten gaan naar plekken waar er meer bomen ge-

plant zouden kunnen worden. Hierbij werden we on-

dersteund door de bomenbeambte van de gemeente.

In december 2007 werden er nog eens 30 bomen ge-

plant en in februari 2008 nog weer een aantal.

4. De Lokale voedselgids

van Totnes

De omslag van de Lokale voedselgids van Totnes.

‘Eén reden waarom het Tran-

sitie-initiatief de verbeelding

van mensen heeft weten aan te

spreken is dat het in zijn kern

een hoopvolle boodschap is.

Vele ‘transitioners’ zijn niet

enkel gemotiveerd om hun

energieverbruik te veranderen

omwille van energietekorten

in de toekomst, maar zijn ook

gemotiveerd voor een zelfop-

gelegde energiebeperking nu

– omdat het verminderen van

het gebruik van fossiele brand-

stoffen essentieel is in de strijd

tegen klimaatverandering.

De Transitie-beweging

schudt de mistroostigheid

en gevraagde opoffering die

gewoonlijk met de boodschap

gepaard gaan van zich af door

op te roepen tot positieve en

pro-actieve veranderingen.

Deze zijn gebaseerd op hoe de

wereld werkelijk is, in plaats

van op hoe we graag zouden

hebben dat die zou zijn als er

maar ergens iemand met die

wonderbare oplossing op de

proppen zou komen die ons in

staat zou stellen voor eeuwig

en oneindig uit te breiden

binnen een eindige wereld.

(vervolg op volgende pagina)

In plaats van een visie van

uitgestelde beloftes en ongefun-

deerde hoop biedt het gemeen-

schapsbrede participatie

om realistische en werkbare

antwoorden te vinden.

Of de benadering van Tran-

sition Towns op het niveau

van de stad kan werken en

of zijn oproep tot vermin-

derde consumptie een ruimere

invloed zal hebben, bijvoor-

beeld tot op het niveau van

het internationale handels-

systeem en zijn inherente

immense gebruik van fossiele

brandstoffen, valt nog af te

wachten. In Totnes suggereert

de opkomst van nieuwe onder-

nemingen en initiatieven in

ieder geval dat de transitioners

gemotiveerd zijn voor het werk

van lange adem.’

Melanie Jarman, ‘Voices of Descent’, Red Pepper magazine

Page 114: Transitie HANDBOEK

218H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

219T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

den kunnen slaan voor het geval we het compleet

bij het verkeerde eind hadden en iets belangrijks

over het hoofd hadden gezien: ‘Dit is een particu-

liere munteenheid die u, in wederzijdse overeen-

stemming, kunt behandelen als een ruw equivalent

van Eén Pond.’ Door niet voor een exacte eenheid

te kiezen, hoopten we belastingproblemen voor de

winkels tot een minimum te beperken. Een plaat-

selijke drukkerij bood aan de druk te sponsoren en

dus drukten we 300 exemplaren in kleur.

We lanceerden het Totnes-Pond op woensdag 7

maart 2007 tijdens een avond ‘Lokaal Geld, Lokale

Vaardigheden, Lokale mensen’. Op deze avond hield

econoom Molly Scott Cato een toespraak en werd

tevens onze Economie-en-levensonderhoud-groep

gelanceerd. Een van de factoren voor het lanceren

van het pond was de vraag hoe je mensen naar een

avond over economie trekt. Het is een onderwerp

waarvoor je mensen nauwelijks uit hun luie stoel

kan krijgen, dus dachten we, waarom deze men-

sen niet betalen om te komen! We overhandigden

hen een Totnes-Pond bij de ingang. Mensen werden

aangespoord om de Totnes-Ponden te gebruiken en

ze in de stad te laten circuleren, maar ik vermoed

dat minstens de helft van de briefjes geëindigd is op

de deur van de koelkast om elke morgen netjes te

worden afgestoft, daar ze er schitterend uitzien en

een collector’s item zijn. Achttien plaatselijke win-

kels, van voedingswinkels tot drukkerijen, kajakver-

kopers en theewinkels, toonden zich bereid de brief-

jes te accepteren. Bij elk van deze winkels werd een

bordje in de etalage geplaatst met ‘Totnes-Ponden

worden hier geaccepteerd’ erop plus een lijst van

alle winkels die de ponden accepteerden. Er werd

de mensen ook aangeraden te vragen naar de pon-

den bij het wisselgeld dat ze terugkregen.

Aanvankelijk maakten sommige winkels zich een

beetje zorgen dat ze uiteindelijk met te veel Totnes-

Ponden in de kassa zouden worden opgescheept. We

namen wat van die zorgen weg door de formule als

een adverteermogelijkheid voor te stellen door de

naam van hun zaak gratis af te drukken op allerlei

dingen die door honderden mensen rondgebracht

zouden worden. Uit nader onderzoek bleek dat de

winkels die geen bordje met ‘Vraag naar de Totnes-

Ponden bij uw wisselgeld’ bij de kassa hadden staan

de winkels waren die de boot misten. Toen we deze

winkels eenmaal zo’n bordje hadden overhandigd,

ontdekten ze dat op het moment dat mensen bij de

kassa stonden ze inderdaad vaak naar de ponden

vroegen. Uiteindelijk werd er in de winkels vaker

naar de ponden gevraagd dan zij konden uitbetalen

als wisselgeld en waren er veel teleurgestelde toeris-

ten die over het Totnes-Pond hadden gehoord en er

graag een mee naar huis hadden willen nemen.

Enkele leden van het Totnes-Pond-team die een

korte film aan het maken waren, spraken een toe-

rist aan en vroegen haar of ze ooit van het Totnes-

Pond had gehoord. Ze antwoordde: ‘Is dat zo’n huis

van bewaring waar ze slechte mensen in stoppen?’

Sommige betrokken winkels kwamen al snel op de

proppen met leuke verhalen over het Pond. De ei-

genaar van een boekwinkel vertelde dat een vrouw

zijn winkel was binnengekomen, een boek had ge-

kocht met een Totnes-Pond, weer was weggegaan

en twee minuten later weer was teruggekomen om

nog een boek te kopen, zodat ze haar Pond bij het

voor $1. Deze ‘subsidie’ aan de plaatselijke inwo-

ner is erg belangrijk, omdat deze valuta daardoor

aantrekkelijk zijn voor de koper en dus een belang-

rijk instrument vormen voor het ondersteunen van

plaatselijke bedrijven boven winkelketens en mul-

tinationals. De ervaring met de Berkshare-valuta is

dat ongeveer 25 procent van de briefjes die in de

omloop zijn als souvenir meegenomen worden door

toeristen, wat betekent dat het geld waarmee ze ge-

kocht zijn in de gemeenschap achter blijft.

De ene kant van de eerste briefjes die we hebben

ontworpen, was een exacte kopie van een briefje van

een pond uit 1810, dat was gedrukt in de tijd dat

de banken in Totnes bevoegd waren hun eigen geld

te drukken. Op de andere kant stonden de achttien

winkels vermeld waar de briefjes gebruikt konden

worden en ook enkele vakjes waarin mensen ver-

zocht werden elke keer iets aan te duiden als een

briefje gebruikt werd, zodat we konden bijhouden

waar de briefjes heen gingen en hoe vaak ze ge-

bruikt werden (zie vorige pagina). We formuleer-

den de tekst zodanig dat we nog een zijweg in zou-

Op de markt betalen met een Totnes-Pond.

‘Misschien klinken ze [Transitie-

initiatieven] een beetje te senti-

menteel voor jou – een beetje

ecofreaky – maar wat is daar

verkeerd aan? Het is niet de

eerste keer dat we dit doen. Toen

onze voedselvoorziening gedu-

rende de laatste oorlog bedreigd

werd, spoorde de overheid ons

aan om te gaan voor de over-

winning (...) en dat hebben we

gedaan. Nooit in onze geschie-

denis hebben wij een gezonder

dieet gehad dan toen. En het is

een feit dat de Transitie-ideeën

mensen aanspreken. Overal in

het land vullen zij zaaltjes en

zalen tot de nok om deze initia-

tieven te ondersteunen.

U gelooft niet dat er enige reden

is om ook maar over dit soort

dingen na te denken? U denkt

dat de recentste oliecrisis niet

meer dan een nieuwe manier is

om u schrik aan te jagen en dat

het gevaar van de klimaatop-

warming overdreven wordt?

Oké, misschien hebt u gelijk. Ik

hoop zelfs dat u gelijk hebt. Maar

als u ongelijk hebt, klinkt het

dan niet logisch eerder lokaal te

denken dan te rekenen op natio-

nale of internationale politici om

ons uit te ellende te helpen die zij

mee gecreëerd hebben?”

John Humphrys, The Sunday Mirror 25 november, 2007

© N

OE

L LO

NG

HU

RS

T

In je hand heb je een krachtig instru-ment voor het economisch herstel van Totnes. Op de keerzijde staat een duplicaat van een Totnesbiljet van Een Pond, uitgegeven in Totnes in 1810, en gebruikt voor het verhandelen van echte goederen en diensten. Om de lancering van de Transition Town Totnes Economie-en-Levensonderhoudgroep te vieren hebben we 300 van deze biljet-ten uitgebracht, die alleen in Totnes uitgegeven kunnen worden. Dit is een private munt, die, zonder enige officiële waarde te hebben, je met wederzijds goedvinden kunt behandelen als min of meer equivalent van £1.

Je kunt deze biljetten als geldige munt gebruiken op alle Transition Town Totnes evenementen. We zullen hem gebruiken als ongeveer equivalent aan £1 als entree voor al onze voordrachten of filmvertoningen of voor een lunch op een Open Space-dag. Hij zal ook als een geldige munt geaccepteerd worden in Greenfibres, The Greenlife Shop, Riverford Farm Shops & Vegetable Boxes, Schumacher College, Totnes Kayaks, Tge Red< Wizard Internet Cafe, Colourworks Print & Design, Totnes Per & Garden, Totnes Museum, Totnes TV & Electrical, Grey’s Tea Room, Sacks Wholefoods, Harberton Arts Workshop,

Creative Crafts & Needlework, World Video and Music, Willow Restaurant, Harlequin Bookshop.

Dit is een experiment. Wie weet zal Totnes eens haar eigen munt hebben, die naast de andere nationale munt ge-bruikt wordt, maar die ervoor zorgt dat veel meer rijkdom lokaal vastgehouden wordt. Geef hem door, geef hem uit en stel je de kracht voor die hij vertegen-woordigt.

Transition Town TotnesThe Guildhall Offices, 5 Ramparts Walk, Totnes TQ9 5QH

Page 115: Transitie HANDBOEK

220H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

221T R A N S I T I O N T O W N T O T N E S

betrekken. Het idee is om met de verbeelding te

werken en mensen te helpen zichzelf echt in de toe-

komst voor te stellen. We zijn begonnen de volwas-

senen uit te nodigen verhalen vanuit de toekomst

te bedenken. Enkele voorbeelden hiervan zijn al

eerder in dit boek vermeld (de krantenartikelen in

hoofdstuk 7).

Dit werk biedt een fantastische mogelijkheid om

kunstenaars, schrijvers, dichters en creatieve den-

kers aan te zetten om vooruit te kijken. Een onlangs

gehouden ‘Verteldag van Transitie-verhalen’ in Tot-

nes werd geopend door een schrijver uit de streek

die de deelnemers een spoedcursus creatief schrij-

ven gaf. De verhalen die daar uit voortkwamen,

konden worden gebruikt om een Futures Gazette

te creëren – een krant vanuit de toekomst – of om

het Minder-Energie-Plan te illustreren.

Het werken met kinderen vereist een andere aan-

pak. We hebben een serie workshops ontwikkeld

die een inleiding voor kinderen geven in het concept

piekolie en hen aansporen positieve toekomstbeel-

den te bedenken voor als de olie schaarser wordt.

We zijn met dit project van start gegaan op de plaat-

selijke middelbare school, het King Edward VI Com-

munity College. De resultaten zijn veelbelovend en

de workshops lopen vanaf april 2008 over het hele

zevende schooljaar. Ons doel is het idee verder te

ontwikkelen op andere scholen (een gedeelte van

wat we aan het ontwikkelen zijn, vind je op pag.

134). We willen graag een Futures-krant maken,

waarin enkele van deze verhalen in krantformaat

kunnen worden gedrukt.

7. TTT-thuisgroepen

Verandering is moeilijk op gang te brengen, maar

nog moeilijker in stand te houden; om de woorden

van de stadia van het Veranderingsmodel (figuur

15) uit hoofdstuk 6 te gebruiken: als we eenmaal

hebben besloten om actie te ondernemen, moeten

we die verandering ook in stand kunnen houden.

We voelen ons vaak geïnspireerd om iets te onder-

nemen, maar het leven van alledag neemt het even

vaak weer van ons over en onze plannen komen uit-

eindelijk in een hoekje terecht. Een aantal bewe-

gingen in de recente geschiedenis hebben gevon-

den hoe ze verandering in stand konden houden,

met name de vrouwenbeweging in de jaren ’70 van

de vorige eeuw. Een van de instrumenten waarmee

zij geëxperimenteerd hebben en dat ze verder heb-

ben ontwikkeld, was het concept van ‘bewustma-

kingsgroepen’, praatgroepen waarin mensen elkaar

steun boden bij moeilijke veranderingen in hun

leven. Datzelfde model is aangepast en overgeno-

men door de vredesbeweging en, meer recentelijk,

de mannenbeweging.

Thuisgroepen zijn een initiatief van de Hart-en-

ziel-groep van TTT, die de psychologie van veran-

dering onderzoekt. Ze zijn bezorgd dat mensen die

met piekolie en klimaatverandering geconfronteerd

worden, zich overweldigd kunnen voelen door de

omvang en de implicaties van de informatie die ze

aangereikt krijgen en moeite hebben om zinvolle

veranderingen in hun leven aan te brengen. Door

het opzetten van Thuisgroepen, die beschreven wor-

den als ‘kleine, besloten groepen waarin gelijkge-

stemde mensen elkaar goed leren kennen’, kan er

een bepaalde mate van steun en wederzijde verster-

king geboden worden die milieubeschermers zelden

zullen ervaren. In deze groepen kunnen mensen

hun enthousiasme, hun vaardigheden en talenten

en de energie die zij in praktische veranderingen

willen stoppen, met elkaar delen.

Sommige van deze groepen zijn in TTT ontstaan

als een vervolg op de avondcursus Skilling Up for

Powerdown, die verdeeld is over blokken van tien

avonden. Ze bieden een dynamische manier om de

energie van de cursus vast te houden en elkaar te

steunen in het verwezenlijken van de door de cur-

sus geïnspireerde veranderingen.

wisselgeld terug kon vragen. Ook enkele handelaars

op de markt begonnen het Pond te accepteren.

Deze eerste uitgave van de Totnes-Ponden werd

gezien als een proef. Hij zou lopen tot 1 juni, zodat

we konden bekijken hoe de zaken liepen, maar ook

zodat we een einddatum hadden voor het geval er

om een of andere onvoorziene reden iets vrese-

lijk mis zou gaan. De week voordat het zou eindi-

gen, maakten we de ronde en interviewden we alle

winkels die hadden meegedaan. Wat we het vaakst

hoorden tijdens deze gesprekken was dat de men-

sen vonden dat er niet genoeg briefjes in omloop

waren, dat ze te groot waren (ze waren zo groot als

een briefkaart) en dat de winkeliers, de klanten en

de bezoekers van de stad ze geweldig vonden.

Daarop werd een Totnes-Pond-team gevormd met

als doel een groter plan te bedenken, waarin de erva-

ring die we met de eerste briefjes hadden opgedaan,

verwerkt zou worden. We onderzochten hoe andere

valuta in de omloop waren gebracht en van het team

achter de munteenheid van Berkshare leerden we

dat 10 procent een te hoge marge was en dus gingen

we voor 5 procent om zodoende toch een stimulans

voor het gebruik te kunnen bieden, maar niet te veel

druk te leggen op de plaatselijke winkels. Die 5 pro-

cent leek ons net genoeg om mensen te doen geloven

dat de briefjes £1 waard waren. De briefjes werden

kleiner, gedrukt op duurzamer papier en meer win-

kels werden uitgenodigd mee te doen.

Vijf winkels in de stad werden uitgenodigd om de

briefjes in omloop te brengen, zodat elke bewoner

10 Totnes-Ponden kon kopen voor £9,50 Pond Ster-

ling. De winkels kregen de volgende opties:

• de briefjes zelf gebruiken in een van de andere

betrokken bedrijven

• ze uitdelen als wisselgeld (dit had de voorkeur)

• hun personeel gedeeltelijk met Totnes-Ponden

uitbetalen

• of ze opnieuw inwisselen met TTT voor 95 pence

(cent) per stuk.

Het idee was dat de 5 procent ‘devaluatie’ op de in-

wisseling een stimulans zou bieden om de briefjes in

omloop te houden. We denken dat dit systeem veel

mogelijkheden heeft. Zouden liefdadigheidsinstellin-

gen, of buurtwerk, hun investeringen in de gemeen-

schap willen doen met Totnes-Ponden, waardoor de

potentiële hoeveelheid werk die hun geld kan ver-

richten met 5 procent zou stijgen? In welke mate

zouden ze naast bedrijven gebruikt worden door par-

ticulieren? Zullen ze gebruikt worden om de babysit-

ter en de tuinhulp te betalen? De tijd zal het leren.

Als zichtbare manifestatie van TTT is het een

groot succes geworden. Uit een informele peiling in

de stad bleek dat meer mensen over het pond had-

den gehoord dan over TTT! Deze briefjes vertellen

een nieuw verhaal over geld en onze verhouding tot

geld. De derde fase van de Totnes-Pond werd in ja-

nuari 2008 gelanceerd. Naar mijn mening is het het

mooiste briefje van de drie tot nu toe. Als onderdeel

van het lopende experiment is de wisselkoers voor

het nieuwe briefje één op één: hiermee hopen we te

voorkomen dat de winkels met de grootste omzet

het moeilijk krijgen met het uitbetalen van de brief-

jes, en de verantwoordelijkheid bij TTT en niet bij

de winkels te leggen om ze te promoten. Ik denk dat

de mensen enthousiast zijn over het potentieel van

deze briefjes. Waar ze allemaal heen gaan, moeten

we nog afwachten. Kijk daarvoor op www.totnes.

transitionnetwork.org/totnespound/home.

6. Transitie-verhalen

Transitie-verhalen is een grootschalig initiatief dat

als doel heeft met het vertellen van verhalen en

fantaseren vooruit te kijken naar een toekomst met

minder energieverbruik. Dit maakt deel uit van het

werken met visionaire toekomstbeelden, zoals be-

schreven in Deel Twee, pagina 111-138. Het is ont-

wikkeld om zowel volwassen als kinderen erbij te

Studenten van het King Edward VI College in Totnes bespreken wat zij zouden missen en waar-naar zij zouden uitkijken in een olie-arme wereld, als onderdeel van een workshop Transitie-verhalen.

‘Wij hebben in een periode

geleefd waarin het huidige

geldsysteem een status heeft

bereikt die onbetwistbaar leek.

Terwijl er ooit een debat was

over hoe het anders georga-

niseerd zou kunnen worden,

leek er plotseling absolute stilte

te zijn. Mensen die vragen

stelden, werden bekeken als

gekken. De reeks van mone-

taire crisissen, de gammele

staat van het internationale

financiële systeem, de komst

van de Euro, allemaal hebben

ze een rol gespeeld in het feit

dat het vandaag opnieuw

mogelijk is vragen te stellen.’

David Boyle (2002), The Money Changers: currency reform from Aristotle to e cash,Earthscan

Page 116: Transitie HANDBOEK

222H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

223D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

enkele stadjes, maar er zijn ook vele verspreid lig-

gende gehuchten.

Transition Penwith (TP) ontstond toen Jennifer

Gray een kleine, informele denktank-bijeenkomst bij-

woonde met mijzelf en een aantal anderen om na te

denken over diverse aspecten van het Transitie-pro-

ces. Dit ging vooraf aan de Lancering van TTT en Jen-

nifer had het idee dat wat in Totnes leek te ontstaan

ook zou kunnen werken in Penwith. Toen bekend

raakte dat Richard Heinberg binnenkort in het land

zou zijn, ontstond het plan dat Transition Penwith

van start zou gaan met wat Jennifer een ‘Big Bang’

noemde, in plaats van eerst met de bewustwordings-

fase. In de aanloop naar Heinbergs lezing werd een

heleboel tijd en energie geïnvesteerd in publiciteit en

in het uitnodigen van vele mensen uit alle lagen van

de bevolking en een hele reeks organisaties. Uiteinde-

lijk kwamen meer dan vierhonderd mensen opdagen,

inclusief het eigen Parlementslid en de burgemees-

ters van Penzance, St Just, Hayle and St Ives.

Het evenement zorgde voor een grote golf van

belangstelling. Jennifer vertelt hoe het door de stad

gonsde en hoe nog tot enkele weken nadien ieder-

een op straat napraatte over de avond, over Tran-

sition Penwith en over de implicaties van de lezing.

TP’s eerste programma was tamelijk nauwgezet vol-

gens het model van TTT opgezet en nam qua op-

maak en uiterlijk ook de huisstijl over. Het bood

onder meer lezingen door David Fleming en mijzelf,

en ook filmvertoningen zoals The End of Suburbia

en The Power of Community, allemaal begeleid op

de manier zoals uiteengezet op pagina 174. Er wer-

den spontaan werkgroepen opgericht en een groot

aantal samenwerkingsverbanden werd gevormd

met een breed scala aan groepen. Deze samenwer-

kingsverbanden hadden als belangrijk voordeel dat

het wiel niet opnieuw uitgevonden hoefde te wor-

den en tevens dat ze integraal deel uitmaakten van

de strategische netwerken in de regio. Transition

Penwith heeft sindsdien vele activiteiten opgezet

met die partner-organisaties.

Een aantal van de praktische projecten die door

de TP-werkgroepen zijn geïnitieerd, zijn:

• Een onderzoek naar energiegebruik en behoef-

ten voor de hele regio;

• Transition Energy Tours – rondreizen langs lo-

kale, duurzame energie-installaties;

• ‘Chutney Rules’ – workshops aan huis, met din-

gen als het maken van een wormenbak, het in-

stalleren van een zonnepaneel, het aanleggen van

een permacultuur-moestuin, enzovoort;

• Workshops op het gebied van een breed scala aan

vaardigheden zoals het bouwen van een compost-

toilet;

• Een twintig weken durende vaardigheidscursus

rond duurzame energievoorziening;

• Een Transition Roadshow opgezet door de Edu-

catie-groep om rond te reizen langs gemeente-

huizen en scholen in de meer afgelegen gebieden

van Penwith.

Transition Penwith heeft samen met Transition Fal-

mouth gefungeerd als aanjager voor de vele in op-

bouw zijnde Transitie-initiatieven in Cornwall. Ze

worden ondersteund door de regionale Districts-

raad, die deelneemt als partner-organisatie en mid-

delen verschaft zoals vergaderplekken en audio-vi-

suele apparatuur.

www.transitionpenwith.com

Parallel aan de uitbouw van het Transitie-proces in

Totnes en Kinsale werd het idee ook elders snel op-

gepakt. Binnen een tijdsbestek van enkele weken

na de Lancering namen andere plaatsen contact op

om te vragen wat we aan het doen waren en al gauw

nam dit aanstekelijke vormen aan.

Belangrijkste gebeurtenissen waren onder meer:

• ‘One Planet Agriculture’, de conferentie van de

Soil Association in januari 2007 in Cardiff, richt-

te zich op piekolie en herlokalisering en bleek

hun drukst bezochte conferentie ooit te zijn.

• Een lezing in Lampeter in West-Wales, georga-

niseerd door de West Wales Soil Association, die

het idee opperde om Transition Town Lampeter

te starten, werd bijgewoond door meer dan vier-

honderd mensen. Sindsdien staat de Associatie

bekend als katalysator voor de start van Transi-

tie-processen in een heleboel dorpen en stadjes

rond Lampeter, met Lampeter zelf als het onder-

steunende centrum.

• Heel veel media-aandacht, van onder meer ITN

News, The Guardian, een heel programma op

BBC Wales en ook een heel goede reportage op

BBC Radio Schotland.

• De Officiële Lancering van Transition Town

Lewes, die plaatsvond in het Stadhuis, werd bij-

gewoond door zo’n 450 mensen en deed naast

het Lanceren van het proces in Lewes ook soort-

gelijke projecten starten in omringende gemeen-

schappen.

• Een bijeenkomst met Prins Charles in zijn Food

and Farming Summer School te Highgrove waar-

bij hij een Totnes-Pond overhandigd kreeg.

Sinds de lancering van Transition Town Totnes is

het Transitie-model opgepakt door gemeenschap-

pen in heel Groot Britannië en in toenemende mate

ook daarbuiten. De vraag nam dusdanig toe dat we

een organisatie opzetten, The Transition Network

genaamd, om hen zo effectief mogelijk te kunnen

ondersteunen (zie Bijlage 5). Het Transitie-model is

eenvoudig en iedere gemeenschap die ermee aan de

slag gaat, draagt waardevolle ervaringen aan over

wat wel en niet werkt en hoe het model aangepast

dient te worden aan verschillende schalen, omstan-

digheden en culturen.

Hierna volgt een momentopname van zeven

Transitie-initiatieven van verschillende grootte, in

de volgorde waarin zij ontstonden, om je een idee

te geven van hoe dit idee op verschillende plaatsen

is opgevat. Vergeet niet dat op het moment van dit

schrijven de meest vergevorderde van deze zeven

niet veel langer dan achttien maanden bestaat.

Transition Penwith

Penwith is geen dorp of stad maar een schiereiland,

het meest westelijk gelegen district van het Britse

vasteland. Het telt 63.000 inwoners, maar gezien

het landoppervlak van Penwith betekent dit een

gemiddelde bevolkingsdichtheid van slechts 2,07

mensen per hectare. De meeste mensen wonen in

De verspreiding van het aanstekelijke

Transitie-concept

Hoofdstuk 13

‘Kijk naar de wereld om je

heen. Hij lijkt misschien een

onwrikbare, onverbiddelijke

plaats. Maar dat is het niet.

Met een kleine duw – op de

juiste plaats – kan een kante-

ling plaatsvinden.’

Malcolm Gladwell, The Tipping Point: how little things can make a big diffe-rence, Abacus

‘Wat de Transitie-beweging

zo aantrekkelijk maakt is dat

haar boodschap eenvoudig

is en absoluut positief. Zij is

plaatsgebonden in die zin dat

zij op de noden van individuele

gemeenschappen gericht is. Zij

kijkt eerder naar wat gedaan

kan worden dan naar de moge-

lijkheid dat het misschien te

laat zou kunnen zijn om de

planeet te redden van uit de

hand lopende klimaatverande-

ring of van een mondiale olie-

crisis met falende systemen als

gevolg. (...) Het is ook een teken

des tijds en een antwoord voor

iedereen die Een ongemak-

kelijke waarheid gezien heeft

en zich afvroeg: “Wat kan ik

doen?” De Transitie-beweging

is ingegaan op de collectieve

vraag naar actie en fungeert

als een lijm die het gescheurde

weefsel van onze gemeen-

schappen herstelt.’

Cliona O’ Conaill (2007), ‘Carbon Descent: the Transition movement is a local solution to a global crisis’, Resur-gence Nr. 244, september / oktober 2007

Page 117: Transitie HANDBOEK

224H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

225D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

kan het zich meer concentreren op concrete projec-

ten. Er bestaan ook plannen om in samenwerking

met het Gemeentebestuur, de moestuinvereniging

(Allotment Association) en Falmouth Green Cen-

tre, een duurzaamheidscentrum op te richten waar-

in plaats is voor educatie, omscholing en activitei-

ten rond gemeenschapsontwikkeling. Ze doen ook

aan fondsenwerving voor ‘eetbare’ voetpaden in de

wijde omgeving. Terugblikkend op het eerste jaar

van Transition Falmouth, zegt Lorely:

‘Als gemeente die drijft op toerisme en havenbe-

drijvigheid met een groot aandeel ouderen en stu-

denten in zijn bevolking, vinden we het een hele op-

gave om de meerderheid van de mensen betrokken

te krijgen, maar Transitie is een uitstekende kap-

stok voor allerhande soorten groepen en individu-

en om hun hoop op een betere toekomst aan op te

hangen. We vormen geleidelijk aan een gemêleerd

en toegewijd team dat projecten en samenwer-

kingsverbanden opzet ten behoeve van iedereen

die met ons wil meewerken aan onze veerkrachti-

ge gemeenschap. Samenwerken met andere lokale

Transitie-initiatieven blijkt perfect te gaan.’

Transition Town Lewes

Lewes in Sussex was een van de eerste Transitie-initi-

atieven die op dreef kwamen. Ze hebben hun aanpak

sterk geënt op die van Totnes, en hebben ook andere

nieuwe initiatieven in de regio weten te inspireren.

Transition Town Lewes (TTL) begon toen Adrienne

Campbell via een vriend over de Totnes-lancering

hoorde. Daardoor geïnspireerd zette ze samen met

anderen een stuurgroep op en TTL was geboren.

Het eerste evenementenprogramma dat ze organi-

seerden heette ‘Energy Transition Comes to Lewes’,

en het bevatte onder andere lezingen door Jeremy

Leggett en Caroline Lucas, evenals filmvoorstellingen

van The End of Suburbia en The Power of Commu-

nity. Dit leidde tot de Officiële Lancering (waarmee

Lewes het derde Initiatief werd dat dit deed) op 24

april 2007. Meer dan vierhonderd mensen waren er.

De gemeenteraad beëindigde zijn reguliere vergade-

ring extra vroeg om er bij te kunnen zijn. En het stond

vol met kraampjes van andere lokale groepen.

Na een openingswoord door de burgemeester

kreeg ik het woord, gevolgd door Dr. Chris Johns-

tone. Het was een bruisend evenement met veel en-

thousiasme over de toekomst. Nadien is Transiti-

on Town Lewes erg druk bezig geweest. Ze hebben

Open-Space-dagen gehouden (zie pag.188) over

voedsel, huisvesting, energie en hun Minder-Ener-

gie-Plan, evenals een vol programma met lezingen,

filmvertoningen en andere evenementen, met Slow-

Food-banketten en een goed gevuld programma

voor de Grote Herscholing.

Nog steeds niet tevreden met het voorgaande,

heeft TTL nog een aantal interessante projecten

aangezwengeld. Onder andere:

• Werk in lokale scholen;

• ‘Heat your greens’, een lokale zonnepanelen-

kopersclub;

• ‘Verbouw je eigen groenten’, een serie praktische

workshops;

• De Lewes Community Bag – een stoffen bood-

schappentas, bedrukt met ‘Hou van Lewes, koop

lokaal’ op de ene kant en de logo’s van twintig lo-

kale winkels op de andere, uitgegeven in een be-

perkte oplage van duizend exemplaren.

Transition Falmouth

Tijdens de Permacultuursamenkomst in Dorset in

2006 woonde Lorely Lloyd een lezing van mij bij

over piekolie en het Transitie-concept, en had haar

‘piekolie-moment’. Ze ging naar huis in Falmouth,

waar ze tevens gemeenteraadslid was, en dacht drie

weken na totdat ze tijdens een bijeenkomst over

milieubescherming in de stad begon mensen aan

te spreken om een stuurgroep te vormen van wat

Transition Falmouth zou worden.

In oktober ging ik naar Falmouth en gaf in de

vergaderzaal van de Gemeenteraad een lezing voor

de startersgroep. De deelnemers varieerden van

een 13-jarige jongen tot de gemeentesecretaris en

de eerstverantwoordelijke ambtenaar voor de bin-

nenstad, en de lezing gaf hen een overzicht van het

wat, waarom en hoe van de Transitie-aanpak. Na de

lezing werden er elke veertien dagen bijeenkomsten

georganiseerd, met lezingen, films of discussies. Er

was ook een Powerdown-Kerstfeest en gaandeweg

ontstonden er enkele werkgroepen.

Een van de voornaamste activiteiten van Transi-

tion Falmouth (TF) was het vormen van samenwer-

kingsverbanden. Ze vormden strategische partner-

schappen met Friends of the Earth, het Town Centre

Forum, de Gemeenteraad, Falmouth Green Centre

en vele andere groepen. Een van de belangrijkste

resultaten van hun samenwerkingsgerichtheid is

de ontwikkeling van een integrale verkeersaanpak

voor het stadscentrum, inclusief het afsluiten van de

hoofdstraat voor gemotoriseerd verkeer. De Tran-

sitie-werkwijze waarin piekolie en klimaatverande-

ring tezamen worden aangepakt en waarbij telkens

wordt gezocht naar gemeenschappelijke belangen,

wist voorheen gescheiden groepen samen te bren-

gen om belangrijke lokale activiteiten te onderne-

men. Sommige van de concrete projecten die uit TF

zijn voortgekomen, zijn:

• ‘Darnit’ – een kunstnijverheidsgroep die mensen

samenbrengt om te leren breien, weven en der-

gelijke;

• De aanzet van een campagne om Falmouth plas-

tictas-vrij te maken;

• Een voedselgroep die als eerste evenement een

Zaadjes-zaterdag organiseerde – een planten-

zaad-ruildag;

• Ondersteuning voor Falmouth School als toe-

komstige ‘Eco-School’.

Omdat hun plaatselijke creativiteitscentrum de

film A Crude Awakening vertoont en Falmouth

University College meer lezingen begint te orga-

niseren rond Transitie-gerelateerde onderwerpen,

hoeft TF zich minder bezig te houden met het or-

ganiseren van programma’s en evenementen, en

De Zadige zaterdag van Transitie Falmouth.©

GA

LLY

ST

ILE

S

Page 118: Transitie HANDBOEK

226H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

227D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

Transition Ottery St Mary

Dit initiatief begon met Sara Drew die een lezing

bijwoonde van Peter Russell in januari 2007, die

deel uitmaakte van het programma van Transition

Town Totnes. ‘Ik voelde de energie tijdens het eve-

nement, en dacht ‘wauw!’ Hier had ik eindelijk een

aanpak die positief in plaats van negatief was en die

je niet in een poel van wanhoop onderdompelde!’ Ze

ging naar huis en schreef een brief aan de plaatse-

lijke krant, die als volgt ging:

‘Ik woon in Ottery St Mary en heb veel tijd besteed

aan nadenken over de toestand van de planeet en

de ophanden zijnde grondstoffencrisissen – die van

olie in het bijzonder. Om een voorbeeld te noemen,

we verbruiken zes vaten olie voor ieder vat dat we

er nieuw bij winnen! Tel dat op bij de CO2-uitstoot,

smeltende ijskappen en onbeheersbare klimaatver-

andering en het is niet moeilijk om je te realiseren

dat we met zijn allen op de rand van de afgrond ba-

lanceren. Het systeem is volstrekt onduurzaam.

Maar onlangs woonde ik een lezing bij in Tot-

nes waar de gemeenschap bijeenkomt om concre-

te manieren te ontwikkelen om aan al deze zaken

iets te doen in hun eigen achtertuin. Hun project

heet Transition Town Totnes en gaat over het ont-

wikkelen van bij uitstek lokale manieren om ener-

gieverbruik te verminderen, een hechtere gemeen-

schap te bouwen en hun eigen leven in handen te

nemen om succesvol het hoofd te kunnen bieden

aan een wereld na het olietijdperk – een Post-fos-

siele-brandstof-gemeenschap. Hun ideeën betref-

fen onder meer het werken met moestuingroepen,

carpoolen en energiezuinig leven. Groepen zoals

deze komen nu overal ter wereld bij elkaar. Ik ben

er zeker van dat we een Post-Olie-Ottery kunnen

creëren dat de kwaliteit van onze levens zal verbe-

teren en dat ons zal helpen de komende jaren door

te komen – samen. Als je geïnteresseerd bent om

samen te komen om dit mogelijk te maken, neem

dan contact met mij op (adresgegevens).’

Een aantal mensen reageerde en de kerngroep van

Transition Ottery werd gevormd. Zij telt twaalf

leden en doet het in principe kalm aan, de tijd ne-

mend om diep te wortelen en verbindingen te leg-

gen in de gemeenschap. Ze hebben een reeks bijeen-

komsten georganiseerd, meer dan honderd mensen

getrokken met een vertoning van An Inconvenient

Truth, een Groene Familie-dag georganiseerd (een

evenement met lokaal voedsel, zonne-energie, en

onder meer een computer waar men zijn koolstof-

voetafdruk kon berekenen).

Ze richten een groot deel van hun programma

op gezinnen met jonge kinderen en werken met het

plaatselijke Later Life Forum, om ook oudere leden

van de gemeenschap erbij te betrekken. Vertonin-

gen van The End of Suburbia en The Power of Com-

munity staan gepland, en ze willen Lanceren in de

zomer van 2008. Ze kenschetsen hun ontwikke-

ling als langzaam maar gestaag en ze hebben sterke

netwerken gecreëerd met reeds bestaande groepen,

zoals plaatselijke composteringsgroepen en volks-

tuiniers.

www.transitiontowns.org/Ottery-St-Mary

Transition Bristol

De geboorte van Transition Bristol (TB) kwam voort

uit een permacultuurcursus die plaatsvond in Bris-

tol in 2006. Tijdens discussies gedurende de cursus

onderzochten deelnemers bij welk soort projecten

ze graag betrokken zouden zijn en het idee ontstond

om een Minder-Energie-Plan voor de hele stad te

maken. Hoewel het idee nogal overweldigend leek

(Bristol telt ruim 400.000 inwoners), werd het toch

opgepakt. Enige tijd later bracht een Permacultuur-

Dagschool een grote groep mensen bijeen voor een

dag vol workshops en trainingen in praktische vaar-

digheden, waarna zich een groep vormde (oorspron-

kelijk onder de naam ‘Transition City Bristol’).

Niemand had enig idee hoe het concept zou kun-

nen werken op zo’n grote schaal, maar alle deelne-

Er staan nog meer dingen op stapel. Daaronder zijn

het Lewes-Pond (inmiddels gelanceerd – vert), een

autoclub, iets wat de ‘Book Crossing of TT Books’

heet – wat gaat over het achterlaten van boeken in

openbare ruimten om te lezen en dan door te geven

– het in kaart brengen van bestaande boomgaar-

den en het creëren van een bostuin, evenals het op-

zetten van OVESCo (een door de gemeenschap be-

heerde energiemaatschappij voor de Ouse Valley

Ecoregio).

Hoewel het niet het eerste Transitie-initiatief was,

was TTL in een aantal zaken wel de eerste. Een

daarvan is dat het de eerste

is die werkelijk Stap 1 van

de Twaalf Transitiestappen

heeft uitgevoerd: ‘Vorm een

Stuurgroep en bouw haar op-

heffing in vanaf het begin’

(pag.167). Na een toegewijde

groep te hebben gevormd van

mensen die het project door

de eerste paar stappen heen

hadden geleid, werd beslo-

ten om de groep op te heffen

en het project over te dragen

aan vertegenwoordigers van

de Werkgroepen. Dit was geenszins een eenvoudig

proces; van de mensen die er vanaf het begin bij

waren, vroeg het veel om los te laten en erop te ver-

trouwen dat het zou werken.

Terugblikkend vindt men het hoe dan ook een

nuttig proces geweest. Adrienne beschrijft het als

volgt:

‘Uit de Lancering waren twaalf mensen voort-

gekomen die bereid waren om werkgroepen te vor-

men en als kerngroep begonnen we onze opheffing

te bespreken. Gelukkig meldden er zich een paar

professionele veranderingsdeskundigen die de

groepsvertegenwoordigers uitnodigden om nieu-

we doelen en uitgangspunten te formuleren. Indien

die worden toegepast met verantwoordelijkheids-

gevoel en openheid, geven deze de werkgroepen de

kracht om zelfstandig te werken. Onze opheffing

was voor mij een pijnlijk proces, een soort para-

digmaverschuiving, die veel vertrouwen vereis-

te. Sommige leden van de oorspronkelijke kern-

groep hebben TTL verlaten, en sommige groepen

hebben het moeilijk, maar ik heb het gevoel dat de

overdracht noodzakelijk was om Transition Town

Lewes echt van de grond te laten komen.

Er heeft altijd een spanningsverschil bestaan

tussen mensen die meer zijn gemotiveerd door

piekolie of door klimaatverandering. Er is ook

vaak een dynamiek tussen de actiegerichte types

– voor verandering nú – en de op Minder-Ener-

gie/permacultuur gerichte personen. We hebben

een voortdurende discussie over hoe uiteenlopend

onze houdingen kunnen zijn en zelfs of we wel echt

toe moeten naar een ‘leven met minder olie’. En als

dat niet zo is, wat is dan de transitie die we in-

zetten? Tegen de achtergrond van de voortgaan-

de mondiale groei en afbraak, plus het ontbreken

van een taal om de onvermijdelijke paradigmaver-

schuiving te beschrijven, wordt dit hele gemeen-

schapsombouw-vraagstuk rijk, beangstigend, in-

spirerend en surrealistisch tegelijkertijd.’

www.transitiontowns.org/LewesTransition Town Lewes houdt een workshop over piekolie en klimaatverandering in een lokale school.

© A

DR

IEN

NE

CA

MP

BE

LL

Page 119: Transitie HANDBOEK

228H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

229D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

dag was een dynamische, positieve en inspirerende

introductie van het hele concept van Transitie en te-

gelijkertijd voor mensen ook een praktische ingang

om hun eigen lokale Transitie-intiatieven te starten

of te ondersteunen.

www.transitionbristol.org

Transition Town Brixton

Mogelijk de grootste klus die door een Transitie-

initiatief is opgepakt, is Transition Town Brixton

in Londen. Transition Town Brixton startte als de

Lambeth Climate Action Group, die opgericht werd

na vertoningen van An Inconvenient Truth in de

Ritzy Bioscoop in 2006. Begin 2007 liep een van

de leden, Duncan Law, tegen het Transitie-model

aan en werd gegrepen door de idee om ergens actie

vóór te voeren in plaats van tegen. Hij was ook ge-

troffen door de mate waarin het toevoegen van piek-

olie aan het klimaatveranderingsdebat de argumen-

ten van beide zijden van het verhaal versterkten en

verdiepten.

Duncan stelde voor om de groep om te vormen

tot een Transitie-initiatief, wat unaniem werd aan-

vaard. De groep startte vervolgens haar bewustwor-

dingsfase en heeft tot dusver vijf filmvertoningen

gehouden en heeft bijna twintig verschillende spre-

kers in huis gehaald. Transition Brixton heeft ver-

der ‘groene’ wandelingen georganiseerd, bezoeken

aan interessante projecten en paneldiscussies. Dit

heeft het imago van het initiatief aanzienlijk ver-

sterkt en heeft landelijke media-aandacht opgele-

verd. De groep heeft ook sterke banden met het be-

stuur van de deelgemeente gevormd.

Werkgroepen beginnen vorm te krijgen, maar de

groep is nog steeds bezig om de infrastructuur op

te zetten die het functioneren van werkgroepen zo

effectief mogelijk kan ondersteunen. Op de vraag

hoe nuttig de Twaalf Stappen zijn geweest, vertel-

de Duncan me: ‘Ze zijn uitermate handig geweest,

maar helaas kwamen ze een beetje te laat onder

onze aandacht! We hadden al een stuurgroep ge-

vormd voor de Lambeth Climate Action Group, die

niet was opgezet met de intentie om een TT te wor-

den of om zichzelf na verloop van tijd op te heffen.

We denken nog steeds na over hoe we die eerste

Stap zouden kunnen uitvoeren en we werken op het

moment zeker niet met alle Stappen. In velerlei op-

zichten zitten we nog steeds in de fasen van het leg-

gen van de fundamenten en de bewustmaking.’

Ze waren oorspronkelijk van plan om op het

einde van de zomer van 2007 een Lancering te

doen, maar merkten dat ze nog steeds niet de kritie-

ke massa hadden bereikt die een explosie zou garan-

deren, dus werd hij uitgesteld tot voorjaar 2008.

Omdat ze nog steeds in de Bewustmakingsfase

zitten, zijn er nog weinig zichtbare manifestaties

mers vonden het belangrijk om het te proberen.

De eerste stappen betroffen het vormen van een

Stuurgroep en starten met de bewustwordingsfase.

De eerste opmerkelijke lezing werd gegeven door

Dr Chris Johnstone en haalde het plaatselijke BBC-

avondnieuws.

In mei 2007 gaf ik een lezing aan het Trinity Cen-

tre in Bristol, waarin op het eind mensen vanuit de

diverse delen van de stad zich groepeerden volgens

hun eigen ‘dorpskernen’ en discussieerden over de

manier waarop zij dit proces op lokaal niveau graag

zouden willen zien verdergaan. Bristol bestaat, zoals

alle steden, feitelijk uit een verzameling ‘dorpen’

(wijken met elk een eigen identiteit) en dit lijkt een

ideaal schaalniveau voor dit soort werk.

Transition Bristol functioneert dientengevolge op

twee niveaus. Op het ene wordt het Transitie-proces

doorlopen om toe te werken naar een Minder-Ener-

gie-Plan voor de hele stad en op het andere niveau

wordt gewerkt aan netwerken, inspireren, trainen

en ondersteunen van de ‘dorpsniveau’-initiatieven

in de stad. Om de dorpen te ondersteunen organi-

seert TB maandelijkse bijeenkomsten om uit te kun-

nen wisselen wat wel en niet werkt. Daarnaast loopt

er een programma met evenementen en lezingen,

een website en promoten ze een ‘virtuele boom-

gaard’-initiatief, waar fruitbomen in de hele stad

tegen kostprijs beschikbaar zullen worden gesteld.

Werken op een schaal van 400.000 mensen is dui-

delijk anders dan werken op het niveau van een

dorp of kleine stad. Volgens Peter Lipman, een

van de oorspronkelijke initiatiefnemers, waren de

Twaalf Stappen van de Transitie heel bruikbaar tij-

dens het ontwikkelen van hun strategie:

‘Ze hielpen ons om onszelf wat af te remmen en

om te gaan met de druk om alles meteen en tege-

lijk te doen op de beide niveaus waarop we wer-

ken. Die druk is onvermijdelijk, gezien de omvang

van de uitdagingen en het gevoel van grote urgen-

tie – maar als we die niet weerstaan, zou dat ertoe

kunnen leiden dat we het proces niet voor een zo

breed mogelijk publiek kunnen openstellen en dat

we onszelf een burn-out bezorgen. De Twaalf Stap-

pen hebben ook geholpen bij ons werk met de lo-

kale Transitie-districten om ze erop te wijzen dat

het belangrijk is niet te snel te willen gaan, en hoe

cruciaal het is om je draagvlak te verbreden en er

niet vanuit te gaan dat het bewustwordingsproces

al voltooid is.’

Nog iets wat erg nuttig is geweest zijn de Toelatings-

criteria om een Transitie-initiatief te worden. (zie

Bijlage 5, pag.254), die Transition Bristol heeft ge-

bruikt voor de ‘dorps’-initiatieven, benadrukkend

dat ze aan deze criteria moeten voldoen indien ze

hun kansen op succes willen vergroten. TB is van

plan te Lanceren in het voorjaar 2008, en heeft

steeds meer overleg met enkele van de andere initi-

atieven van flinke steden zoals Nottingham, om hun

ervaringen met elkaar te delen.

In november 2007 hield Transition Bristol ‘The

BIG Event’, het grootste Transitie-evenement tot

het moment dat ik dit schrijf. De voornaamste

sprekers waren Richard Heinberg, Jeremy Leggett,

David Strahan, Dr Chris Johnstone en ikzelf, maar

er was ook een compleet programma van workshops

en lezingen over een hele reeks andere onderwer-

pen. Bijna vierhonderd mensen namen deel en de Informatiebord op de ‘Big Event’ van Transition Bristol.

© T

ULA

NE

BLY

TH

Page 120: Transitie HANDBOEK

230H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

231D E V E R S P R E I D I N G VA N H E T T R A N S I T I E - C O N C E P T

zij als antwoord kregen dat dat niet veel was omdat

zij uit de gemeenschap geen signalen kregen dat het

een belangrijk onderwerp werd gevonden. Rond die

tijd begon Sue op een meer lokaal niveau te wer-

ken en in maart 2007 viel haar oog op de websi-

te van het Transition Network. Toen ze zag dat de

oprichtingsbijeenkomst van het Transition Net-

work binnenkort gehouden zou worden in Ruskin

Mill nabij Nailsworth, meldde zij zich aan en ging

er naar toe.

Geïnspireerd en geënthousiasmeerd door het

evenement nam ze thuis het initiatief om Transiti-

on Forest of Dean op te richten. Ze wilde een stuur-

groep oprichten die niet voornamelijk zou bestaan

uit mensen met een ‘groene’ achtergrond, maar die

de bredere gemeenschap zou weerspiegelen. Ze be-

schrijft de samenstelling van de groep als volgt:

‘We hebben twee mensen met een achtergrond

van wetenschap/milieu/bestuurskundig adviseur,

drie met een permacultuur achtergrond, een lid van

Friends of the Earth, een lid van de Groenen, een

vanuit de ‘groene’ bedrijfssector (een plaatselijke

hout-coöperatie), een vanuit een woningcorpora-

tie, en nog een belangrijke vertegenwoodiger van

“Foresters”, die zich bezighouden met het bewaren

van onze plaatselijke tradities en rechten (erg be-

langrijk voor de gemeenschap hier). We tellen ook

nog twee mensen die feitelijk gewoon bezorgde in-

dividuen zijn die de rest van ons met beide benen

op de grond houden en die genoeg gemotiveerd zijn

om de verandering te willen inzetten.’

Gezien het uitgestrekte karakter van Forest of Dean

en het feit dat rijden van de ene kant naar de an-

dere ongeveer veertig minuten kost, realiseerde de

groep zich al snel dat ze naar de gemeenschap toe

moesten gaan in plaats van te verwachten dat deze

wel naar hen toe zou komen. Ze ontwikkelden daar-

om een ‘reizend circus’-aanpak waarmee ze langs de

voornaamste stadjes trokken met het vertonen van

films met discussie na, waarbij ze tijdens sommige

van hun bijeenkomsten vooral ingingen op piekolie

en tijdens andere op de mogelijke gevolgen van kli-

maatverandering specifiek voor Forest of Dean.

Hun vertrekpunt is dat de meeste mensen zich-

zelf in de eerste plaats zien als ‘Foresters’, en pas in

de tweede plaats als inwoners van hun eigen stad-

jes, ook al zijn er enkele plaatsen met een regionale

verzorgingsfunctie. Ze hebben daarom het idee dat

de beste aanpak is om op het niveau van de hele

regio te werken.

In het begin waren ze bang dat men zou denken dat

Transition Forest of Dean alles voor iedereen zou

opknappen. Maar nu hun bekendheid toeneemt,

melden mensen zich uit eigen beweging en meer en

meer mensen bieden hulp en tijd aan. Tot op dit

moment heeft hun publiek voornamelijk bestaan

uit 40-plussers, en dus zetten ze hun activiteiten en

publiciteit zodanig op dat ze een bredere aantrek-

kingskracht hebben. Ze werden recentelijk ook uit-

genodigd om zich voor te stellen voor middelbare

schoolkinderen.

Andere evenementen die ze hebben georgani-

seerd, betreffen onder meer een maandelijkse soci-

ale netwerkbijeenkomst, een driemaandelijks lokaal

voedselfeest en kramen bij plaatselijke evenemen-

ten. Wat de Twaalf Stappen (pag.167) betreft, situ-

eren ze zichzelf nog steeds bij de eerste drie, ook al

is er de recente aanschaf van een aantal Electrisa-

ve-meters, die worden uitgeleend aan ieder die zijn

energieverbruik in de gaten wil houden, een zicht-

bare actie die directe voordelen zal opleveren zodra

mensen zich bewust worden van hun energiecon-

sumptiegewoonten en van hoe ze hun consumptie-

patroon kunnen verminderen.

www.transitionforest.org.uk

van het project, hoewel er plannen zijn voor een

Groene Kaart van Brixton en een stedelijk tuinier-

project op het terrein van een bestaand volkstuin-

complex. Het Hyde-Farm-Klimaat-Actie-Netwerk

is opgericht op een plaatselijk landgoed, verbouwt

groenten in voortuinen en heeft workshops gegeven

over energiezuinig leven, films vertoond en fruit-

plukbijeenkomsten georganiseerd.

Ik vroeg Duncan wat hij zag als het voornaamste

verschil tussen het toepassen van het Transitie-mo-

del in Brixton en ergens anders. Hij vertelde me:

‘Een van de dingen die zo anders zijn aan het

proberen om dit model in Brixton te implementeren

in tegenstelling tot een klein stadje of een dorp, is

dat Brixton een post-industrieel fenomeen is – het

is niet gebaseerd op een aloud duurzaam model.

Er is geen pre-olie-infrastructuur waarvan we wat

kunnen leren. Piekolie zal een plaats als Brixton to-

taal op zijn kop zetten. Niemand kijkt op een nuch-

tere manier naar de afhankelijkheid van steden

– hoe ze van voedsel te voorzien en wat er zal ge-

beuren als de werkloosheid stijgt en de huizenprij-

zen op catastrofale wijze kelderen, als de subsidie-

potten geen geld meer hebben en de lokale overheid

klem zit. Het gemeentebestuur is nog steeds aan

het bezuinigen. Wij zeggen tegen hen: investeer nu

in deze nieuwe vorm van infrastructuur. We zoe-

ken ook uit hoe relaties te leggen buiten de stad die

de stad zullen kunnen ondersteunen; relaties met

boeren en het oprichten van lokale voorzieningen

zoals biologische voedsel-inkooppunten.’

De Transitie-aanpak toepassen op stedelijke ge-

bieden is een van de uitdagende noviteiten van dit

werk en informatie-uitwisseling tussen de verschil-

lende projecten is belangrijk; Brixton, Bristol, Not-

tingham, Brighton en andere stedelijke projecten

putten dan ook een hoop inspiratie en bemoediging

uit elkaars inspanningen.

www.transitiontownbrixton.org

Transition Forest of Dean

Forest of Dean in Gloucestershire heeft duidelijk te

maken met een heel ander soort uitdagingen dan

de stad Bristol. Het bestrijkt ongeveer 200 vierkan-

te kilometer en huisvest ongeveer 75.000 mensen.

Het Forest wordt begrensd door de rivier de Wye

(en Wales) in het westen en de rivier de Servern in

het oosten. De noordelijke grens van het district ligt

ten noordwesten van de stad Gloucester in de Vale

of Leadon.

Transition Forest of Dean ontstond dankzij Sue

en Andrew Clarke, die beiden als milieudeskundi-

gen werkten en gefrustreerd raakten door het ge-

brek aan lokale actie rond klimaatverandering. Ze

namen contact op met hun gemeenteraad om te vra-

gen wat zij deden aan klimaatverandering, waarop

‘Als we niet leven waar we

werken, en wanneer we

werken, dan zijn we onze

levens aan het verspillen,

en ons werk ook.’

Wendell Berry (1977), The Unsettling of America: Culture and Agriculture, Sierra Club Books

‘De uren waarin onze geest

helemaal in beslag wordt

genomen door schoonheid zijn

de enige uren dat we werkelijk

leven.’

Richard Jefferies

Page 121: Transitie HANDBOEK

232H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

233T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N

Mei 2008:

Een artikel in Oikos

Tijdens zijn verblijf in Schumacher College in

2007 maakt Rudy Dhont kennis met Transition

Town Totnes (TTT) en met verschillende van de

mensen in en achter het initiatief. In de maanden

daarna wordt het een belangrijk onderwerp in tal-

loze gesprekken. Om in Vlaanderen nog meer men-

sen te laten delen in de inspiratie, schrijft hij er een

artikel over in Oikos, tijdschrift voor sociaal-ecolo-

gische verandering. Plotseling wil iedereen er meer

over weten.

Juni 2008:

Tijdens de opleiding van Aardewerk

Rudy wordt uitgenodigd om in de opleiding van

Aardewerk over TTT te komen vertellen: het wordt

een enthousiast onthaald verhaal tesamen met de

vertoning van de inspirerende film The Power of

Community: How Cuba survived Peak Oil. Het

Transition Handbook wordt gretig ingekeken en

verschillende deelnemers willen er graag mee aan

de slag.

Juli 2008:

Zomerweek Aardewerk: planning voor een eerste

tweedaags programma

Het artikel en de presentatie binnen de opleiding

leiden tot vele vragen om meer informatie. Dat zet

Rudy, Jeanneke en Nico van Aardewerk, die intus-

sen alledrie het Transitie-handboek gelezen heb-

ben, ertoe aan om tijdens de zomerweek de kop-

pen bij elkaar te steken om te overleggen hoe op al

die vragen ingegaan kan worden. Al snel wordt dui-

delijk dat, in plaats van rond te rennen om her en

der voor een paar mensen een presentatie te gaan

geven, we zinvoller met onze energie om kunnen

gaan en bovendien een bewegingsmomentum kun-

nen creëren door al deze mensen samen te bren-

gen. Tot onze eigen verbazing resulteert dit in een

eerste tweedaags programma, dat we plannen voor

september.

Naast dromen om in onze eigen gemeenschap

iets te beginnen, is onze belangrijkste doelstelling

het faciliteren van lokale bottom-up initiatieven.

We willen mensen niet alleen degelijke informatie

geven over transition towns en de onderliggende

principes ervan, maar hen ook instrumenten mee-

geven die zij nodig kunnen hebben om iets in hun

eigen dorp of stad te beginnen.

Augustus 2008:

Website www.transitie.be

Rudy start een website voor lokale Transitie in

Vlaanderen boordevol informatie met bijna dage-

lijkse updates.

September 2008:

De eerste vertalingen

Een en ander betekent een hoop vertaalwerk,

aangezien Transitie-mensen in Vlaanderen (en

Nederland) Nederlandstalig materiaal nodig heb-

Transitiesteden en -dorpen in VlaanderenKroniek van een stroomversnelling

ben. Dus nemen we contact op met de filmmakers

in Ohio en vertalen en ondertitelen we de film The

Power of Community: How Cuba survived Peak

Oil, evenals één van de belangrijke instrumenten

in de transition towns beweging: de Transition Pri-

mer.

Intussen begint onze zwerffilm over Cuba aan

zijn tocht door Vlaanderen en Nederland om zo-

veel mogelijk in de context van het Transitie-con-

cept vertoond te worden.

Eind september/begin oktober 2008:

Eerste Transitie-inlooptweedaagse

Een eerste kennismaking met Transition Towns

in Veltem. We vragen mensen om te proberen twee

of drie extra mensen uit hun eigen gemeenschap

mee te brengen en zodoende als kleine lokale groep

deel te nemen. Uiteindelijk nemen meer dan 60

mensen daar op die zolder in Veltem, met nog 20 op

de wachtlijst. We werken een vol programma af, en

het worden twee dagen vol inspiratie en enthousi-

aste actieplannen. De eerste dag begint helemaal in

TTT-stijl met een originele kennismaking en babbel

links en rechts, gevolgd door Rudy die ons inwijdt in

de dreigingen van piekolie, een zeer verontrustend

thema dat in Vlaanderen nog vrijwel onbesproken

is; Jeanneke die vertelt over het hoopvolle en aan-

stekelijke veranderingsmodel van Transition Towns

in Engeland als antwoord op piekolie en klimaatver-

andering; Nico en Bert die ons wegwijs maken in de

geheimen van de permacultuur; Rudy die in deze

tijd van financiële en economische ineenstorting

een fris verhaal brengt over geld en zwarte gaten

waarin ons geld verdwijnt en over hoe het eigenlijk

zou moeten, Alma die naar Totnes trok en ons een

reisverslag brengt van wat ze daar aantrof aan in-

teressante mensen en projecten... om uiteindelijk

te belanden bij het uur van de waarheid, bij waar

het allemaal om te doen was: de start van lokale

groepen in Vlaanderen. We houden een beetje ons

hart vast, maar hoe fantastisch is het niet als ze één

voor één naar voren komen om hun groep en hun

plannen voor te stellen: echte stevige lokale groe-

pen, en startende kleinere groepen: Gent, Merksem,

Brussel, regio Leuven, Wijgmaal, Scherpenheuvel...

naast de vele andere, die na afloop met concrete

plannen op Transitievlak naar huis vertrekken om

aan de slag te gaan. En het kost geen energie, het

geeft energie! Want wat is er fantastischer en tege-

lijkertijd 'gewoner' dan samen de krachten te bun-

delen om je eigen lokale gemeenschap weer vorm

te geven op ecologisch, sociaal en energetisch vlak,

qua voedsel, mobiliteit, gezondheid...

Op het moment ziet het er naar uit dat er min-

Permancultuur als muziek voor een wereld in transitie

De eerste transitie-inloopdagen in Vlaanderen op een zolder in Veltem

© T

RA

NS

ITIE

VLA

AN

DE

RE

N

© T

RA

NS

ITIE

VLA

AN

DE

RE

N

Page 122: Transitie HANDBOEK

234H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

235T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N

stens twee of drie plaatsen zijn die stevig genoeg

zijn om lokaal iets in gang te zetten. Anderen gaan

in hun eigen gemeente op zoek naar vrienden die

mee willen dromen-denken-doen in de richting van

Transitie.

Eind oktober 2008:

De Basishandleiding

De Nederlandstalige versie van de Transition

Primer is klaar en staat op de website. Deze basis-

handleiding wordt in december ook door Jan van

Arkel in de vorm van een boekje uitgegeven, te be-

stellen op www.transitie.be en eveneens te koop in

de boekhandel. De vertaling is het werk van Jean-

neke van de Ven en Hugo Klip.

Nog eens eind oktober 2008:

Het Transitiehandboek

Om op korte termijn het Transition Handbook

in het Nederlands èn goedkoop (want dat is wat we

nodig hebben) in de boekwinkel te krijgen heeft

Rudy tijdens een slapeloze nacht het krankzinni-

ge maar kleurrijke idee om het handboek in ware

Transitiestijl met een hele ploeg vertalers samen

te vertalen: zie de inleiding van dit boek. Jeanneke

vindt het een geweldig idee en stelt voor om de co-

ordinatie en de eindredactie te doen. Uitgever Jan

van Arkel ziet het vol vertrouwen allemaal helemaal

zitten en wordt bereid gevonden om het vertaalde

boek snel en goedkoop uit te geven. En zo zitten er

plots binnen een tweetal weken meer dan 20 en-

thousiaste vrijwillige vertalers en nog twee hele ho-

geschoolklassen duchtig te vertalen, werken, zwe-

ten, denken, worstelen aan ‘de meest kleurrijke

vertaling ooit’. Het streven is om het boek voorjaar

2009 in de boekhandel te hebben.

Eveneens eind oktober 2008:

Trainingen

Er zijn contacten met Engeland onder andere in

de persoon van Ann Lamot, een Vlaamse vrouw die

al zeer lang in Wales woont, daar in een Transitie-

initiatief zit en veel contacten heeft met het Transi-

tie-netwerk. We hebben een geïnspireerde ontmoe-

ting met haar in Gent en zij is bereid om trainingen

in Vlaanderen te komen geven, vooral rond inner-

lijke Transitie. Dat wordt iets voor later, misschien

mei/juni 2009.

En in oktober/november 2008:

Transitie-stad Gent

In Gent laten ze er geen gras over groeien: de

groep is zeer geïnspireerd bezig, wordt alsmaar

groter en sterker, en staat stevig in haar schoenen.

Trouw aan het oorspronkelijke Transitie-concept

wordt stap voor stap een pad uitgetekend dat moet

leiden naar Gent als eerste echte Vlaamse Transi-

tie-stad met wijkinitiatieven en straks een duidelijk

Minder-Energie-Plan. Een viertal mensen ging al

naar Engeland voor een conferentie over Transitie

in grote steden. Volg hun activiteiten op www.gent.

transitie.be. Je kan hen contacteren op gent@tran-

sitie.be. Naast dit algemene overzicht vindt u een

eigen verhaal over het Transitie-avontuur in Gent.

Vier Gentenaars trokken in november naar de

eerste Transition Cities conferentie in Nottingham

om wijzer te worden over hoe je zo’n Transitie in

een grote stad aanpakt.Transitiegesprekken in Gent: een toekomst voor onze kinderen

25 November 2008:

In Leuven is de zaal te klein

Rudy spreekt nog op een druk bijgewoonde

avond van het Masereelfonds in Leuven over piek-

olie, piekalles en Transitie-steden en -dorpen.

Begin december 2008:

Regio Leuven komt samen

Ook in de regio Leuven broeit er van alles: de vele

kleine groepjes komen begin december samen voor

overleg over de manier waarop ze in deze startfase

best beginnen, om vervolgens hun eerste stappen

op het lokale Transitie-pad te zetten in hun eigen

gemeenschap.

Half december 2008:

Hoe verder?

Eerste bijeenkomst met verschillende mensen

van Gent, Leuven en het faciliterende groepje om te

kijken hoe we Transitie-steden en -dorpen in Vlaan-

deren verder vorm kunnen geven.

Januari 2009:

Merchtem stapt resoluut mee

Na een startschot in de plaatselijke 'Klakson' ste-

ken ze ook in Merchtem de handen uit te mouwen

en organiseren een geslaagde filmavond, een debat-

avond over geld, en ze schrijven Transitie-verhalen.

Eind januari 2009:

Nieuwe inloopdagen in Gent

Een tweede tweedaagse staat op het programma

voor januari, deze keer in Gent in de Vooruit, een

tweedaagse die eind november alweer helemaal vol

zit. Gezocht wordt naar mogelijkheden om iedereen

toe te kunnen laten. In de Vooruit vinden we een

grotere zaal en voegen we weer nieuwe elementen

aan ons programma toe. De groep van Gent komt

met veel sprankel en energie vertellen over hun er-

varingen en doen een visioning met de aanwezigen.

Ook de psychologie van de verandering wordt in het

programma opgenomen.

De oogst van deze tweedaagse: de reeds bestaan-

de groepen worden beduidend versterkt, nieuwe

groepen gaan van start en in tal van gemeenten ont-

staan lokale contactpunten (Antwerpen, Bierbeek,

Geraardsbergen, …).

Eind januari 2009:

De vertaling is af

Alles is naar de uitgever, maar er resten nog vele de-

tails op te lossen.

Wapperende transitiepost-it’s tijdens inloopdagen in Gent.

Natuurlijke waterzuivering.

© T

RA

NS

ITIE

VLA

AN

DE

RE

N

© T

RA

NS

ITIE

VLA

AN

DE

RE

N

© O

SW

ALD

NO

PP

E

Page 123: Transitie HANDBOEK

236H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

237T R A N S I T I E I N V L A A N D E R E N

en digitalisering. Op het einde prijkten allemaal leuke ideeën op een kaart van Gent. Na een muzi-kale koffie-, thee-, koekjes- en babbelpauze wer-den wijkgroepjes gevormd en de eerste plannen op dat niveau gesmeed. Met succes, want onder-tussen zijn er vier wijken echt actief. In het zin-gende Sint-Amandsberg hadden ze al een eerste activiteit rond de vertoning van The Power of Com-munity met een veertigtal geïnteresseerden en een heuse ideeënoogst als resultaat. En nu wordt er gewerkt aan een standje voor de markt. In de Brugsepoort brachten ze een alternatief geschie-denisverhaal van hun buurt met oude foto’s om de afhankelijkheid van olie in te leiden, waarna de 20 aanwezigen hun dromen voor de buurt lie-ten horen. Er werd ook al overlegd met de buurt-werking en het stadsbestuur voor de inrichting van het Pierkespark. De volgende activiteit daar is een echte ‘doe-dag’ met het uitwisselen van ken-nis en vaardigheden bijvoorbeeld over het maken van vlierbloesemsiroop, tuinkruiden kweken, fiet-sen herstellen. Gent Zuidwest, een samensmelting van vier wijken, organiseert samen met het lokale vegetarische restaurant een ‘tussen de soep en de patatten’-visioning-avond voor hun wijk. In Le-deberg/Gentbrugge staat een piekoliefilm op het programma en wordt een cursusavond over groen-

ten en fruit telen in potten en bakken voorbereid, in samenwerking met Velt. Maar ook in de wijken Rabot, Macharius en Sluizeken-Tolhuis-Ham wordt er alleen maar gewacht op extra enthousiastelin-gen om er in te vliegen.

Op Gents niveau blijven we ongeveer maandelijks samenkomen, met binnenkort ons eerste Transi-tie-café, een moment om ongedwongen en zonder strakke agenda gewoon gezellig samen te komen. Het enthousiasme reikt ver, want iemand van onze Gentse groep trok met boot, trein en plooifiets naar het Verenigd Koninkrijk voor een eerste tran-sition training. We gingen ook in op de uitdaging van de stad Gent om onze visie over Gent in 2020 te laten horen. We maakten een voorpagina van een krant uit 2020, rond verschillende thema’s met leuke beelden en een tijdslijn. Er werd ook gebrainstormd over complementair geld samen met een aantal mensen van Lets Gent. Er is zelfs sprake van een complementair geldexperiment in samenwerking met Netwerk Vlaanderen en Ber-nard Lietaer. De website groeit verder en het aan-tal actieve mensen gaat in golven. Af en toe gaan we spreken over Transitie, zoals bij de Brusselse architectuurstudenten, JNM, op de tweede reeks Vlaamse inloopdagen en voor de raadsleden van Groen. Maar de meeste energie komt echt wel van het werk in de eigen wijken en de vele Transitie-ideeën die hopelijk op een dag werkelijkheid zul-len worden in Transitie-stad Gent!

Alles is up-to-date te volgen op de website www.gent.transitie.be

Transitie-initiatief Gent

De pioniers van Transitie Initiatief Gent

Na een enthousiasmerende uiteenzetting van Rudy over Transition Town Totnes en het bekijken van The Power of Community op een afsluitend week-end van de cursus Ecologische Filosofie en Politiek van Aardewerk in juni 2008, begon bij enkele Gen-tenaars het transitie-idee te borrelen. Na veel the-orie hebben we wel zin in wat praktijk en hoe mooi brengt TT alles samen! Enkelen kochten het hand-boek, lieten het een zomertje broeden en kwamen vol enthousiasme naar de eerste Vlaamse Transi-tie-inloopdagen. Bij Rudy thuis, in het landelijke Veltem, op zolder en in de tuin vonden een tien-tal Gentenaars elkaar in een gelijkaardige visie en begon onze transitierit, in volle vaart.

Een paar weken later was er onze eerste brunchvergadering, overladen met veel zelfge-maakt lekkers, waarbij we de breinen lieten stor-men. Veel enthousiasme, vooral om ook snel iets concreets te gaan doen, maar ook de overtuiging om doordacht en met het hart aan het werk te gaan, brachten ons nog verschillende keren samen op Gents niveau. Er werd in dit beginstadium voor-al nagedacht over hoe we ons best konden organi-seren en wat de beste structuur van een transitie initiatief in een stad is. Er werd geëxperimenteerd met verschillende vergadertechnieken zodat ieder-een aan het woord kon komen en het niet alleen droge bijeenkomsten werden. De praatsmurf, ge-kleurde blaadjes, moderator, kernzakenbord, het transitieschriftje en stellingenspel passeerden de revue. Met succes, want er was telkens veel en-thousiasme en er konden veel ideeën en meningen op een opbouwende manier uitgewisseld worden. De groep breidde telkens weer uit en we probeer-den steeds iedereen mee op het pad te krijgen dat we aan het bewandelen waren en voor uitbreiding open stond. Er werden verschillende werkgroep-

jes opgestart om de verschillende vragen die in de groep ontstonden samen aan te pakken. Werk-groepen rond onder andere het uitwerken van een visietekst, het maken van een presentatie, netwer-ken met andere organisaties, nadenken over een eerste actie, uitwerken website, ontwerpen van een logo, materialen verzamelen en een coördine-rend verbindingsgroepje gingen aan de slag.

Vier Gentenaars trokken in november naar de eer-ste Transition Cities-conferentie in Nottingham en konden er leren en vooral ervaren dat vele steden in het Verenigd Koninkrijk met dezelfde vragen zitten: hoe pak je zo’n transitie in een (groot)stad aan? Hoe betrek je de lokale mensen in zo’n bewe-ging? Hoe kweek je je eigen voedsel in een stad?Ondertussen begon in Gent ook het idee van tran-sitiewijken te leven. Trouw aan het Transitie-mo-del, waarbij je in de eigen buurt aan de slag gaat met de heel diverse groep aan mensen, leek het ons noodzakelijk om niet alleen op Gents niveau te blijven samenkomen, maar ook zo snel moge-lijk in de wijken aan de slag te gaan. Dat was één van de hoofddoelen voor het organiseren van een Open Dag: meer mensen vinden om in verschil-lende wijken met een voldoende grote groep te kunnen starten. Maar ook samen dromen en een visie vormen die door een bredere groep ge-steund werd. Op 20 december barstte ons lokaal-tje uit zijn voegen, van energie en aantal mensen. Met een 60-tal kregen we eerst een korte presen-tatie over piekolie en het transitiemodel waarna we aan het ‘visievormen’ gingen rond een tien-tal thema’s: de voor de hand liggende Transitie-thema’s voedselvoorziening, energie, mobiliteit, groene ruimten, kledij en materialen en huisves-ting kwamen aan bod, maar we gingen ook die-per in op kansarmoede, gezondheid, wonderwijs

Transitie-initiatief Gent: een kleine geschiedenis

© T

RA

NS

ITIE

VLA

AN

DE

RE

N

Page 124: Transitie HANDBOEK

238H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

239T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D

Februari 2009:

Wel of geen subsidies?

Tot nu toe is alles vrijwilligerswerk en proberen

we de kosten voor inloopdagen aan de absoluut de-

mocratische kant te houden om iedereen in de ge-

legenheid te stellen om mee te doen. Toch moeten

we constateren dat verdere trainingen hier in het

land of in Engeland duur zijn en niet voor iedereen

financieel haalbaar. Dus wel subsidies: we dienen

een dossier in voor trainingen, vertaalwerk, onder-

titelingen, materiaal etc: keep fingers crossed voor

de uitslag eind mei.

Februari 2009:

Scherpenheuvel-Zichem in actie

Een artikel in 'Den Eik' met een uitnodiging voor

een open avond over Transitie resulteert op die be-

wuste avond in een bij wijlen verhit gesprek over

het 'wel of niet' van klimaatverandering, maar ook

in de uitbreiding van het initiatiefgroepje tot een

kleine stuurgroep van zes mensen. Op het program-

ma voor later staat een heuse fietsspeurtocht voor

volwassenen en kinderen om zoveel mogelijk reeds

bestaande Transitie-elementen in de gemeente te

ontdekken en verzamelen.

Maart 2009:

Op weg naar Transitie-netwerk Vlaanderen

Tot hier toe wordt een groot deel van het alge-

meen ondersteunende en faciliterende werk gedaan

tijdens bijna dagelijkse avondlijke overlegtelefoons

door een paar enthousiastelingen: heel efficiënt,

zodat het lekker vooruit gaat. Maar intussen is er

ook een flinke beweging in de lokale initiatieven

ontstaan, gedreven mensen die natuurlijk mee wil-

len dromen en werken en beslissen over het reilen

en zeilen van hun eigen Transitie-beweging. Dus

organiseren we een 'nationaal' Wereldcafé met pro-

fessionele begeleiding om in onze harten en zielen

te kijken hoe ons aller talenten tot hun recht kun-

nen komen, en in welke vorm ieders stem kan mee-

beslissen over de toekomst van de Vlaamse Tran-

sitie-beweging en het tegelijkertijd toch nog een

werkbaar geheel blijft: voorwaar een uitdaging die

kan tellen!

Maart 2009:

Derde inlooptweedaagse in kasteel Nieuwenhoven

(Sint Truiden)

Ook hier weer een grote groep enthousiastelingen

die naar het mooie Haspengouw is afgezakt om zich

te laten informeren en inspireren door Transitie-

mensen en Transitie-ideeën. Taco laat ons proeven

van permacultuur op het prachtige permacultuurdo-

mein van het kasteel, waar op dat moment ook juist

een nieuwe jaaropleiding permacultuur begint.

Nieuwe groepen gaan van start: Tervuren, Malde-

gem, Stekene, Putte..., anderen sluiten zich aan bij

reeds bestaande groepen in hun eigen gemeenschap.

Ook de kasteelgemeenschap zelf, die al zozeer met

transformatie bezig is, slaat het Transitie-pad in.

Wordt dagelijks door velen vervolgd...

... want dit is ongetwijfeld maar een deel van het

verhaal van de Vlaamse Transitie-steden en -dor-

pen, het deel waar wij weet van hebben, want on-

dertussen waait de Transitiewind op meer plaatsen

dan we hadden durven dromen: te veel om op te

noemen...

Als iemand je zou vragen waar de energie vandaan

komt als je eenmaal met het Transitie-idee vertrok-

ken bent, zeg dan maar dat wij het ook niet weten.

Maar zij is er als je haar nodig hebt.

Jeanneke en Rudy

maart 2009

www.transitie.be

[email protected]

Het begin

In de loop van 2008 begon de term ‘Transition

Towns’ ook in Nederland rond te zoemen. Het idee

kwam mee met mensen die in Totnes waren geweest

of in Ecovillage Findhorn (Schotland); anderen ont-

dekten het fenomeen tijdens klimaatactiekampen.

Stichting Peak Oil Nederland nam in september

2008 het initiatief voor een eerste brainstormbij-

eenkomst over de vraag of het Transition Towns-

concept ook interessant zou kunnen zijn voor Ne-

derland. Bij dit overleg waren vertegenwoordigers

aanwezig van Peak Oil Nederland, GroenFront, Om-

slag Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling, de

Permacultuurschool Nederland, Stichting Perma-

cultuur, projectgroep Vóór de Verandering, Stich-

ting Aarde, Gezonde Gronden (Den Haag), Uitge-

verij Jan van Arkel en Stichting Kleureneconomie.

Ook werden enkele mensen uitgenodigd die al met

prille TT-initiatieven bezig waren in Amsterdam,

Deventer en Groningen. Het enthousiasme en de

daadkracht tijdens dit overleg bleken zo groot, dat

de ‘of’ vraag overbodig bleek.

Het was duidelijk: Transition Towns had zich al

uitgezaaid en bleek ook in Nederland aan het ontkie-

men. Omdat er mensen met zoveel verschillende ta-

lenten rond de tafel zaten, werd besloten de groep in

eerste instantie niet veel groter te maken. Al tijdens

de eerste bijeenkomst ontstond op vrij organische

wijze een onderlinge taakverdeling. Door deze groep

van doeners is in korte tijd enorm veel werk verzet.

Er werd een website opgezet (www.transitiontowns.

nl) en een redactiecollectief ging aan de slag om

die te vullen met Nederlandstalige basisinforma-

tie over het TT-concept. Er werd een algemene fol-

der geschreven, die als downloadbaar bestand op

de website werd geplaatst. Vervolgens werden pa-

gina’s toegevoegd met inspirerende voorbeelden uit

de Nederlandse praktijk, een overzicht van informa-

tieve en inspirerende films, suggesties voor bruik-

bare werk- en spelvormen. En er kwam een actuele

nieuwsrubriek. Niet lang daarna kwamen ook lokale

TT-groepen met eigen websites, al dan niet gelinkt

aan de structuur van de landelijke site.

Mensen in Groningen bleken al contacten te

hebben met de initiatiefgroep van Transitienet-

werk Vlaanderen. Zo ontstond de samenwerking

om de Basishandleiding Transition Towns (de

‘primer’) te vertalen, het kleine boekje dat de vraag

beantwoordt: Hoe word je een transitiestad, -dorp,

-streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland? Ook deze

vertaling kwam via de website beschikbaar en ver-

scheen gedrukt in boekvorm bij Uitgeverij Jan van

Arkel (zie www.hitte.nu).

De eerste initiatieven in Nederland

Overal doken spontane initiatieven op. Er verschenen

artikelen in de media, waarop weer nieuwe mensen

reageerden. In Deventer, Groningen, Amsterdam en

Den Haag werd begonnen met film- en discussiebij-

eenkomsten. De initiatiefgroep in Deventer liep het

Transition Towns in Nederland

Page 125: Transitie HANDBOEK

240H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

241T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D

hardst van stapel: het ‘keukentafel-initiatief’ van zes

mensen breidde zich snel uit (zie kader).

In Groningen startten twee mensen aarzelend met

een eerste filmavond; enigszins overrompeld zagen

ze zich geconfronteerd met een zaal vol enthousias-

telingen. In de nagesprekken bleek dat veel mensen

méér wilden. Dus kwamen er meer filmavonden, ge-

zamenlijke maaltijden, een Wereldcafé en andere ver-

diepingsbijeenkomsten. En gelukkig kwamen er ook

meer mensen die actief wilden worden in de kern-

groep. Sommige bleken het leuk te vinden om gastles-

sen te geven op scholen. Er kwam een lokale nieuws-

brief en al na een paar maanden werden de eerste

thema-werkgroepen opgezet. Vervolgens kwam er

een aparte groep voor Groningen-Noord.

Op een braakliggend stuk grond in de Amsterdam-

se Pijp legden krakers en sympathisanten van Groen-

Front een buurtmoestuin aan (SWOMP4). Ze begon-

nen met het organiseren van een Transition Tea voor

de buurt, in combinatie met meewerken in de buurt-

tuin en voorlichting over permacultuur en Transition

Towns. Elders in de stad werden film- en discussiebij-

eenkomsten georganiseerd onder de prikkelende noe-

mer ‘Kan Amsterdam zonder olie?’ De ideeën voor

het opzetten van een Mokumse voedselcoöperatie en

een door de lokale gemeenschap gedragen ecologi-

sche boerderij (Pergola) krijgen steeds meer vorm.

In een andere wijk ontstond het initiatief om een

groenstrook te veranderen in een buurtmoestuin. De

buurt reageerde enthousiast. Een tuinder bood aan

om moestuincursussen te organiseren in het gebouw

van de naastgelegen speeltuin.

Het Haagse centrum Gezonde Gronden was al

eerder gestart met een frequent film- en lezingen-

programma, soms afgewisseld met een biologische

maaltijd met streekproducten. Aansluitend bij al lo-

pende initiatieven rond lokaal voedsel en gezond-

heid, begon hier een jaarcursus ‘permacultuur in de

stad’. Deze zat in no time vol. De wachtlijst bevat-

te voldoende mensen voor een extra cursus en die

kwam er ook.

Ook voor de Permacultuurschool Nederland braken

drukke tijden aan: de ene cursus na de andere werd

opgestart, wat voor enkele cursisten de aanleiding

was tot het maken van een voorlichtingsfilm over de

groeiende permacultuurpraktijk in Nederland. De

film ging in april 2009 in première en wordt inmid-

dels veel gebruikt bij voorlichting over Transition

Towns. De principes van permacultuur- zorg voor

mensen, zorg voor de aarde en delen van de overvloed

zijn immers een rode draad binnen het TT-model.

De beweging groeit

Door de gewekte belangstelling, mede door enke-

le artikelen in het tijdschrift ZOZ van Omslag, ont-

stond er behoefte aan introductiebijeenkomsten

over het Transition Towns concept. In november

2008 belegde Omslag een eerste landelijke bij-

eenkomst in Eindhoven. De dag was binnen twee

weken volgeboekt. Er kwamen nog drie van zulke

dagen. Ook die zaten telkens overvol met mensen

van allerlei leeftijden en met zeer uiteenlopende

maatschappelijke achtergronden en interesses. Tij-

dens deze Aanloopdagen verzorgde Paul Hendrik-

sen, mede initiator van Transition Town Deventer,

het inhoudelijke programma. (Zie voor verslagen en

foto’s www.omslag.nl.)TT-Groningen

De kernthema’s van Transition Towns – piekolie

en klimaatverandering als drijfveren tot een brede

culturele omslag – bleken breed aan te spreken.

Evenals het appèl dat wordt gedaan op ieders eigen

kracht en creativiteit om in de eigen omgeving te

werken aan het zoeken en uitwerken van oplossin-

gen. Telkens weer blijkt er een enorme wil en moti-

vatie om zelf aan de slag te gaan om die veranderin-

gen van onderaf aan te zwengelen. Elke bijeenkomst

leverde naast veel herkenning ook een stroom van

ideeën op waarmee mensen zelf aan de slag zouden

willen. En dat gebeurde ook. Aan het eind van elke

Aanloopdag konden weer flink wat nieuwe namen

aan de lijst van lokale contactpersonen worden toe-

gevoegd. Binnen de tijdspanne van amper een half

jaar waren er al lokale contactpersonen en actieve

groepen in minstens veertig grote en kleine plaat-

sen, verspreid over alle twaalf provincies. Met De-

venter en Groningen als koplopers: de eerste Tran-

sition Towns in Nederland!

Zo groeit er geleidelijk een heel netwerk van

mensen en groepen, die elk op hun eigen manier

aan de slag gaan om medestanders te vinden voor

het veranderen van hun dorp, wijk of stad in een

Transition Town. De Aktie Agenda biedt een over-

zicht van de activiteiten die overal in het land wor-

den georganiseerd: www.aktieagenda.nl.

De eerste maanden van 2009 waren in menig op-

zicht hectisch. De initiatiefgroepen in Deventer, Gro-

ningen en Den Haag draaiden op volle toeren en er

kwamen steeds meer actieve groepen bij: Den Hel-

der, Tiel, Nijmegen. Reek/Grave, Enschede, Zwolle.

Het werd tijd voor Nederland om een officiële ‘na-

tional hub’ te worden in het internationale netwerk.

Dat bleek nog niet zo eenvoudig, omdat het kleine

kantoor in ‘Totnes’ werkelijk wordt overspoeld met

vragen en initiatieven vanuit de hele wereld. Ook in-

ternationaal breidt het netwerk fors uit, met initia-

tieven tot in Chili, Japan en de Verenigde Staten.

Door de landelijke initiatiefgroep werd intussen

ook de oprichting van Stichting Transition Towns

Nederland voorbereid. Er werd nagedacht over een

onderlinge informatie en organisatiestructuur die

recht doet aan de beginselen van het TT-concept.

En daarvoor werden open beleidsdagen georgani-

seerd waaraan alle lokaal actieve mensen konden

deelnemen.

Door de sterk toenemende lokale activiteit ont-

stond ook behoefte aan vormen van onderlinge uit-

wisseling. Ook daarbij werd zoveel mogelijk aan-

sluiting gezocht bij de al ontwikkelde structuren

binnen het internationale TT-netwerk. Er wordt

veel gewerkt met ‘open source’ en vrij beschikba-

re materialen; daarnaast zijn er discussiegroepen,

TT-Groningen De oogst aan memobriefjes van een TT-avond in Deventer

© T

T-G

RO

NIN

GE

N

© T

T-G

RO

NIN

GE

N

© T

T-D

EV

EN

TE

R

Page 126: Transitie HANDBOEK

242H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

243T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D

De zestig mensen die vervolgens naar de Open-Space-dag toe kwamen, hebben samen gedurende een hele dag met ruim twintig workshops en brain-storm sessies de basis gelegd voor het `landen’ van het TT-initiatief in Deventer. Diverse project idee-en en werkgroepen zijn die dag ontstaan en zijn begonnen hun eigen leven te leiden. Ze beslaan een breed spectrum: van een eigen televisiekanaal (TT-TV) en een radioproject om in het kader van ‘le-vende geschiedenis’ de verhalen van ouderen over een energie-zuiniger verleden vast te leggen, tot de werkgroepen Eetbare Stad (eetbaar groen in straat en plantsoen) en Hart&Ziel (over de psychologie van verandering, consumptie-verslaving en de overgang naar energieslank leven), een maandelijks Transiti-on Café als ontmoetingsplek en initiatieven als Pro-ject Zonnedak (decentraal opgewekte zonne-ener-gie voor wijken en buurten) en De Biodiverste Stad (biodiversiteit in de stedelijke omgeving terugbren-gen door midel van onder meer geveltuinen en be-groeide platte daken).

In een tijdsbestek van nog geen drie maanden zijn zo honderden mensen in de gemeente Deventer be-trokken geraakt bij het Transition Town-initiatief. Ook van buiten Deventer kwamen mensen kijken bij de activiteiten en gingen geïnspireerd weer terug.

Het TT-virus verspreidde zich zo al snel naar Apel-doorn, Enschede, Epe, Voorst, Zutphen en Zwolle. Met het ontstaan van zelfstandige werkgroepen gaat TT-Deventer & omstreken nu een nieuwe fase in. De oorspronkelijke initiatiefgroep zal zich voor-al toeleggen op het bij elkaar brengen van mensen met gedeelde interesses, het creëren van ontmoe-tingsplekken (op de website en elders) en het pe-riodiek verzorgen van voorlichtingsbijeenkomsten van algemene aard. Er wordt daarbij niet verder dan een paar maanden vooruit gepland. Want het is en blijft de gemeenschap zelf die de richting en inhoud van TT-Deventer & omstreken uiteindelijk bepaalt.

Zie verder www.deventer.transitiontowns.nl

Kennesmaken op een TT-avond in Deventer

Uitwisselen tijdens een TT-avond in Deventer

door Paul Hendriksen, mede initiator TT-Deventer en TT-Nederland

Het bijzondere van het Transition Town-concept is, dat geen enkel lokaal initiatief hetzelfde is. Transi-tion Towns zijn gemodelleerd naar wat er lokaal aan diversiteit en mogelijkheden beschikbaar is. Het nu volgende relaas over de eerste stappen van Deven-ter op het TT-pad is dan ook slechts voorbeeld van een, en niet de lokale praktijk.

In september 2008 kwamen in een huiskamer in De-venter zes mensen op uitnodiging van een van hen bij elkaar. Na een gezamenlijke maaltijd en het be-kijken van de film What a way to go – Life at the end of Empire namen zij zich voor om in Deventer een van de eerste TT-initiatieven in Nederland te helpen ontstaan. Nog een aantal maaltijden en aan-sluitende vergaderingen later ontstond het plan om op tien verschillende lokaties in de stad en het lan-delijke gebied rond Deventer filmvertoningen te organiseren (documentaires over piekolie en de ge-volgen daarvan), met als voorlopig slot een Open Space bijeenkomst over Deventer na de piekolie.Vrijwel direct was te merken dat het TT-concept veel mensen snel weet te inspireren. Een grafisch vorm-gever meldde zich om bij wijze van sponsoring een flyer, folder en affiche te ontwerpen ter aankondi-ging van het programma. Een ervaren ICT-specialist wierp zich op als webmaster. Diverse van de aange-zochte lokaties voor de filmbijeenkomsten stelden hun faciliteiten gratis ter beschikking. De provincie Overijssel stelde een subsidiebedrag in het vooruit-zicht waarmee alle lopende kosten zouden kunnen worden gedekt. De lokale media pikten het nieuws snel op en een paar maal wist het initiatief grote koppen in de krant te krijgen, naast een filmpje op de lokale TV dat al snel ook op YouTube was terug

te vinden. Naar aanleiding daarvan kwamen per email de eerste verzoeken binnen om meer infor-matie, en meldden mensen zich om mee te helpen met de organisatie. Een ‘email-bommetje’ onder de gecombineerde netwerken van de initiatiefgroeple-den deed de rest. TT-Deventer & omstreken kon een vliegende start maken.Het werden uiteindelijk dertien bijeenkomsten, waarbij telkens een van drie piekolie-films werd ver-toond. Drie hiervan vonden plaats op verzoek van (en in samenwerking met) mensen uit dorpen in de directe omgeving van Deventer. De lokaties waren heel divers: een (uitverkocht) filmhuis, het lokale milieucentrum, de gemeenschappelijke huiskamer van Centraal Wonen, culturele centra, een voormali-ge paardenstal op het terrein van een centrum voor lokale economie, een buurthuis, de deel van een boerderij, en een café-restaurant, een moskee en een kerkgebouw.

Rode draad binnen deze waaier aan verschillende omgevingen vormde het programma van de bijeen-komsten: kennismaking, filmvertoning en een uitge-breide nabespreking waarbij de deelnemers werden uitgenodigd om na afloop hun reacties, tips, ideeën en persoonlijke acties op memo briefjes te schrij-ven en die op een groot ‘oogstbord’ te plakken. De in totaal vele honderden memo-briefjes zijn op de website www.transitiontowndeventer.nl onderge-bracht in een openbare inspiratie database.De bijeenkomsten trokken tussen de twintig en vijf-tig mensen per keer. Merendeels waren het telkens nieuwe gezichten uit de buurt waar de filmavond op dat moment werd gehouden. Juist die diversiteit maakte dat geen van de nabesprekingen een her-haling van zetten werd. Ieder had zijn eigen unieke inbreng; het gesprek nam telkens een andere wen-ding.

TT-Deventer & omstreken: het ontstaan van een lokale praktijk

© T

T-D

EV

EN

TE

R

© T

T-D

EV

EN

TE

R

Page 127: Transitie HANDBOEK

244H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

245T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D

o.a. Deventer, Groningen en Den Haag laten zien

hoeveel er in korte tijd kan ontstaan. Kijk eens rond

op hun websites om een indruk te krijgen van hun

aanpak en resultaten (www.transitiontowndeven-

ter.nl, www.transitiontowngroningen.nl en www.

denhaag.transitiontowns.nl).

Films

Binnen het internationale TT-netwerk blijken som-

mige films als belangrijke eye openers te werken. De

film The end of suburbia is zeker aan te raden. Het

was deze film die Transition Towns initiator Rob

Hopkins aanzette om alternatieven te gaan ontwik-

kelen om de oliecrisis het hoofd te bieden. Ande-

re belangrijke bewustmakingsfilms, die zich goed

lenen voor bijeenkomsten met een nagesprek zijn:

A crude awakening, Escape from suburbia, An in-

convenient truth en The age of stupid. Bij vrijwel al

deze films is een Nederlandse ondertiteling gemaakt

(of in de maak). Een absolute, wereldwijde favoriet

tijdens informatiebijeenkomsten is de film Power of

community - how Cuba survived peak oil. Deze film

gaat over het grote scala van duurzame ontwikke-

lingen dat in Cuba tot stand kwam nadat Rusland in

1990 de oliekraan naar dat land dichtdraaide. In het

voorjaar van 2009 kwam nog een sterk inspireren-

de film in omloop: A farm for the future – over de

succesvolle omschakeling van een ‘reguliere’ boer-

derij in Devon (GB) naar een low-energy-perma-

cultuurboerderij.

Er zijn ook enkele zeer bruikbare Nederlands

films. In april 2009 ging de documentaire Perma-

cultuur in Nederland in première, en ook de do-

cumentaireserie Here comes the sun van VPRO’s

Tegenlicht biedt voldoende stof tot discussie over

het olieloze tijdperk én over een zonnige toekomst.

Tijdens de derde internationale Transition Towns-

conferentie, in mei 2009 in Londen, beleefde de

eerste film over Transition Towns zijn première:

The Transition Movie: dé film om mensen enthou-

siast te maken. Film- en boekentips zijn verzameld

op de website van Transition Towns Nederland en

Transitienetwerk Vlaanderen. Daar is ook te zien

welke films voor uitleen beschikbaar zijn.

Een eigen dynamiek

Transition Towns brengen in Nederland niet alleen

een heel nieuwe aanpak van maatschappelijk acti-

visme teweeg. Er worden ook allerlei nieuwe bond-

genootschappen gesloten. En bruggen gebouwd tus-

sen mensen en organisaties die elkaar niet zo snel

elders zouden tegenkomen. De Nederlandse ‘cul-

tuur’ is in menig opzicht anders is dan die in Enge-

land, waar nog veel kleine stadjes (towns) zijn met

een paar duizend inwoners, waar mensen over het

algemeen veel meer grond en grotere tuinen tot hun

beschikking hebben, waar de coöperatieve traditie

nog veel meer aanwezig is, het lokale bestuur anders

is geregeld, andere wetten en regels gelden, zoveel

dingen ‘anders’ gaan dan hier. We kunnen, denken

wij, over al deze (vermeende) verschillen heenstap-

pen – althans we hoeven ons er niet door te laten

weerhouden. Het TT-concept is immers geen blauw-

druk – elke groep en elke stad zoekt zijn eigen weg

binnen de gegeven situatie.

Ga er mee aan de slag!

Marta Resink

werkzaam bij Omslag Werkplaats

voor Duurzame Ontwikkeling, Eindhoven

(www.omslag.nl)

Zie voor Transition Towns Nederland

www.transitiontowns.nl

mailinglijsten en elektronische nieuwsbrieven voor

onderlinge uitwisseling. En er kwamen bijeenkom-

sten voor mensen die lokaal actief zijn: om elkaar

persoonlijk te ontmoeten en ideeën uit te wisselen,

en om ervaringen en vooral ook het plezier met el-

kaar te delen!

Transition Trainingen

Er komen steeds meer vragen: Waar vind ik me-

destanders in mijn eigen dorp of stad? Kun je zo-

maar een initiatief starten en hoe pak ik dat aan?

Anderzijds komen er ook voorzichtige toenaderin-

gen van organisaties die in Transition Towns een

interessant vervolg van hun eigen campagnes zien.

Dat vergt enig wederzijds begrip, want Transition

Towns is geen concept dat door een bestaande orga-

nisatie kan worden ‘overgenomen’. Een organisatie

met één onderwerp of thema kan geen Transition

Town kan zijn.

Transition Towns gaat uit van – en doet een be-

roep op – het zelforganiserend vermogen van (groe-

pen) mensen. Transition Towns zijn autonome ba-

sisinitiatieven, zonder centrale ‘sturing’. Er zijn

geen voorschriften van wat per se moet. Wel zijn er

uitgangspunten en criteria waaraan elk initiatief dat

zich Transition Town wil noemen, moet voldoen.

Die criteria gelden waar ook ter wereld. Daarop

worden lokale initiatieven getoetst.

Ook de landelijke initiatiefgroep toetst zijn aan-

pak aan de internationale uitgangspunten en ziet

voor zichzelf als belangrijkste taken: een basis-

structuur opzetten, TT Nederland door de opstart-

fase heen loodsen, lokale groepen faciliteren en het

bewaken van de kwaliteit van het TT-concept en de

daaruit voortkomende initiatieven. Train de trai-

ners is eveneens een zaak voor de landelijke initia-

tiefgroep, evenals het bijhouden van de lijst van be-

schikbare sprekers met hun onderwerpen.

Om lokale transitie-processen een zo groot mo-

gelijke kans van slagen te geven, is het een ‘voor-

waarde’ dat minstens twee leden van een lokale

initiatiefgroep een ‘Transition Training’ volgen.

Inmiddels worden deze trainingen ook in Neder-

land aangeboden. Tijdens deze intensieve weeken-

den wordt het concept van Transition Towns in de

breedte en in de diepte verkend: hoe werkt het, wat

kun je er mee en hoe ontwikkelt het model zich?

Hoe kom je tot een plaatselijk initiatief, hoe vorm

je een groep en: zijn er al resultaten bereikt? Daar-

naast is er veel tijd voor onderlinge uitwisseling tus-

sen de deelnemers. Er zijn verschillende spelvor-

men, Open Spaces en werkgroepen rond gedeelde

interesses (onder andere projectmatig werken en

omgaan met de media). De training gaat in op alle

aspecten – Hoofd, Hart en Handen – van het TT-

model. Het twaalf stappenplan wordt uitgebreid be-

sproken, evenals de mogelijkheden van permacul-

tuur. De eerste trainingen werden verzorgd door

TT-initiatiefnemers uit Deventer en Groningen en

medewerkers van Omslag.

Verschillende mensen van lokale TT-groepen reis-

den naar Engeland om cursussen te volgen over de

ins en outs van TT-concept. Die ervaringen waren

belangrijk om het proces in Nederland ‘in het goede

spoor’ te houden, maar ook om in Nederland op

een verantwoorde manier voorlichting en cursus-

sen te kunnen geven. Boordevol nieuwe informatie

en inspiratie en met usb-sticks vol praktische werk-

vormen kwamen ze terug. Enkele mensen die een

langere poos in Totnes hadden gewoond en mee-

gewerkt binnen de Transition-beweging, kwamen

terug naar Nederland om hun ervaringen en en-

thousiasme hier in te zetten.

In het traject naar een ‘echte’ Transition Town

wordt – naast het volgen van Transition Training

– ook sterk aangeraden dat een paar mensen uit ie-

dere lokale groep zich verdiepen in de principes van

permacultuur. Het volgen van trainingen biedt na-

tuurlijk geen garantie voor succes; wel vergroot het

de slagingskans van een initiatief. De ervaringen in

Page 128: Transitie HANDBOEK

238H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

239T R A N S I T I O N T O W N S N E D E R L A N D

Februari 2009:

Wel of geen subsidies?

Tot nu toe is alles vrijwilligerswerk en proberen

we de kosten voor inloopdagen aan de absoluut de-

mocratische kant te houden om iedereen in de ge-

legenheid te stellen om mee te doen. Toch moeten

we constateren dat verdere trainingen hier in het

land of in Engeland duur zijn en niet voor iedereen

financieel haalbaar. Dus wel subsidies: we dienen

een dossier in voor trainingen, vertaalwerk, onder-

titelingen, materiaal etc: keep fingers crossed voor

de uitslag eind mei.

Februari 2009:

Scherpenheuvel-Zichem in actie

Een artikel in 'Den Eik' met een uitnodiging voor

een open avond over Transitie resulteert op die be-

wuste avond in een bij wijlen verhit gesprek over

het 'wel of niet' van klimaatverandering, maar ook

in de uitbreiding van het initiatiefgroepje tot een

kleine stuurgroep van zes mensen. Op het program-

ma voor later staat een heuse fietsspeurtocht voor

volwassenen en kinderen om zoveel mogelijk reeds

bestaande Transitie-elementen in de gemeente te

ontdekken en verzamelen.

Maart 2009:

Op weg naar Transitie-netwerk Vlaanderen

Tot hier toe wordt een groot deel van het alge-

meen ondersteunende en faciliterende werk gedaan

tijdens bijna dagelijkse avondlijke overlegtelefoons

door een paar enthousiastelingen: heel efficiënt,

zodat het lekker vooruit gaat. Maar intussen is er

ook een flinke beweging in de lokale initiatieven

ontstaan, gedreven mensen die natuurlijk mee wil-

len dromen en werken en beslissen over het reilen

en zeilen van hun eigen Transitie-beweging. Dus

organiseren we een 'nationaal' Wereldcafé met pro-

fessionele begeleiding om in onze harten en zielen

te kijken hoe ons aller talenten tot hun recht kun-

nen komen, en in welke vorm ieders stem kan mee-

beslissen over de toekomst van de Vlaamse Tran-

sitie-beweging en het tegelijkertijd toch nog een

werkbaar geheel blijft: voorwaar een uitdaging die

kan tellen!

Maart 2009:

Derde inlooptweedaagse in kasteel Nieuwenhoven

(Sint Truiden)

Ook hier weer een grote groep enthousiastelingen

die naar het mooie Haspengouw is afgezakt om zich

te laten informeren en inspireren door Transitie-

mensen en Transitie-ideeën. Taco laat ons proeven

van permacultuur op het prachtige permacultuurdo-

mein van het kasteel, waar op dat moment ook juist

een nieuwe jaaropleiding permacultuur begint.

Nieuwe groepen gaan van start: Tervuren, Malde-

gem, Stekene, Putte..., anderen sluiten zich aan bij

reeds bestaande groepen in hun eigen gemeenschap.

Ook de kasteelgemeenschap zelf, die al zozeer met

transformatie bezig is, slaat het Transitie-pad in.

Wordt dagelijks door velen vervolgd...

... want dit is ongetwijfeld maar een deel van het

verhaal van de Vlaamse Transitie-steden en -dor-

pen, het deel waar wij weet van hebben, want on-

dertussen waait de Transitiewind op meer plaatsen

dan we hadden durven dromen: te veel om op te

noemen...

Als iemand je zou vragen waar de energie vandaan

komt als je eenmaal met het Transitie-idee vertrok-

ken bent, zeg dan maar dat wij het ook niet weten.

Maar zij is er als je haar nodig hebt.

Jeanneke en Rudy

maart 2009

www.transitie.be

[email protected]

Het begin

In de loop van 2008 begon de term ‘Transition

Towns’ ook in Nederland rond te zoemen. Het idee

kwam mee met mensen die in Totnes waren geweest

of in Ecovillage Findhorn (Schotland); anderen ont-

dekten het fenomeen tijdens klimaatactiekampen.

Stichting Peak Oil Nederland nam in september

2008 het initiatief voor een eerste brainstormbij-

eenkomst over de vraag of het Transition Towns-

concept ook interessant zou kunnen zijn voor Ne-

derland. Bij dit overleg waren vertegenwoordigers

aanwezig van Peak Oil Nederland, GroenFront, Om-

slag Werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling, de

Permacultuurschool Nederland, Stichting Perma-

cultuur, projectgroep Vóór de Verandering, Stich-

ting Aarde, Gezonde Gronden (Den Haag), Uitge-

verij Jan van Arkel en Stichting Kleureneconomie.

Ook werden enkele mensen uitgenodigd die al met

prille TT-initiatieven bezig waren in Amsterdam,

Deventer en Groningen. Het enthousiasme en de

daadkracht tijdens dit overleg bleken zo groot, dat

de ‘of’ vraag overbodig bleek.

Het was duidelijk: Transition Towns had zich al

uitgezaaid en bleek ook in Nederland aan het ontkie-

men. Omdat er mensen met zoveel verschillende ta-

lenten rond de tafel zaten, werd besloten de groep in

eerste instantie niet veel groter te maken. Al tijdens

de eerste bijeenkomst ontstond op vrij organische

wijze een onderlinge taakverdeling. Door deze groep

van doeners is in korte tijd enorm veel werk verzet.

Er werd een website opgezet (www.transitiontowns.

nl) en een redactiecollectief ging aan de slag om

die te vullen met Nederlandstalige basisinforma-

tie over het TT-concept. Er werd een algemene fol-

der geschreven, die als downloadbaar bestand op

de website werd geplaatst. Vervolgens werden pa-

gina’s toegevoegd met inspirerende voorbeelden uit

de Nederlandse praktijk, een overzicht van informa-

tieve en inspirerende films, suggesties voor bruik-

bare werk- en spelvormen. En er kwam een actuele

nieuwsrubriek. Niet lang daarna kwamen ook lokale

TT-groepen met eigen websites, al dan niet gelinkt

aan de structuur van de landelijke site.

Mensen in Groningen bleken al contacten te

hebben met de initiatiefgroep van Transitienet-

werk Vlaanderen. Zo ontstond de samenwerking

om de Basishandleiding Transition Towns (de

‘primer’) te vertalen, het kleine boekje dat de vraag

beantwoordt: Hoe word je een transitiestad, -dorp,

-streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland? Ook deze

vertaling kwam via de website beschikbaar en ver-

scheen gedrukt in boekvorm bij Uitgeverij Jan van

Arkel (zie www.hitte.nu).

De eerste initiatieven in Nederland

Overal doken spontane initiatieven op. Er verschenen

artikelen in de media, waarop weer nieuwe mensen

reageerden. In Deventer, Groningen, Amsterdam en

Den Haag werd begonnen met film- en discussiebij-

eenkomsten. De initiatiefgroep in Deventer liep het

Transition Towns in Nederland

Page 129: Transitie HANDBOEK

246H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

247E N I G E G E D A C H T E N T O T B E S L U I T

De enorm uitdagende tijd waarin we leven vind ik

ontzettend opwindend. Het is duidelijk dat piekolie

en klimaatverandering in potentie rampzalige uitda-

gingen zijn. Het is niet moeilijk er een somber plaat-

je van sociale afbraak en ecologische ineenstorting

van te schetsen. Het ligt voor de hand om er nach-

tenlang wakker van te liggen en je er zorgen over

te maken – velen van ons deden dat ook. Echter,

met een kleine verschuiving in ons denken, zoals

beschreven in dit boek, kunnen we straks misschien

de slaap niet vatten omdat onze hoofden duizelen

van de mogelijkheden en ideeën en van de opwin-

ding deel uit te maken van een cultuur die in staat is

over zichzelf na te denken en zichzelf opnieuw uit te

vinden op een nooit eerder vertoonde manier.

Ik geloof in een energie-arme, meer lokale toe-

komst, waarin we veranderen van consumenten

naar producent/consumenten, waarin voeding,

energie en andere levensbehoeften lokaal geprodu-

ceerd worden, waarin lokale economie wordt ver-

sterkt en waarin we hebben geleerd om te leven

binnen onze mogelijkheden. Het is een stap op weg

naar iets buitengewoons, niet een stap weg van iets

inherent onvervangbaars. En wat zijn we nu precies

zo bang te verliezen? De New Economics Founda-

tion heeft het volgende aangetoond:

• Sinds ongeveer 1961 maakt meer inkomen ons

niet gelukkiger;6

• Toen werd gevraagd in welke tijd vanaf 1950 men

het liefst wilde leven, bleken de jaren 1960 het

meest populair;7

• 62 procent van de Britse bevolking heeft saai of

stress veroorzakend werk;

• 87 procent van de Britten is het eens met deze

stelling: ‘De maatschappij is te materialistisch

geworden, met te veel nadruk op geld en niet ge-

noeg op de zaken die echt belangrijk zijn’;

• We vertrouwen elkaar nog maar half zoveel als in

de jaren ’50.8

Verder is het duidelijk, met een nationale schuld

die voor de economische crisis al 1,2 biljoen pond

bedroeg, dat we ons suf betalen aan iets dat onze

fundamentele menselijke aspiraties niet kan waar-

maken: geluk, veiligheid, tijd voor ontspanning, be-

vredigend werk en toegang tot gezonde voeding.

Mensen die bezig zijn met Transitie-initiatieven

(jij misschien ook nu je tot hier in dit boek bent ge-

komen) maken deel uit van een van de grootste en

belangrijkste lopende onderzoeksprojecten waar

ook ter wereld. Je zet de mensen om je heen aan om

vragen te stellen, vragen die de overheid nog steeds

moeilijk vindt om te stellen, maar die wezenlijk zijn

voor ons aller overleven. Je erkent dat echte veran-

dering bij onszelf begint en dat het aan ons is of we

deze verantwoordelijkheid nemen of haar uit de weg

gaan. Ik hoop dat je de in dit boek aangereikte in-

strumenten bruikbaar vindt. Wat je ermee doet, hoe

je de stukjes in elkaar puzzelt, is aan jou. Al gaande

banen we de weg waarover we reizen.

Centraal in dit boek staat de vooronderstelling

dat een toekomst met minder olie te verkiezen is

Enige gedachten tot besluit

boven het heden, als we in staat zijn er met genoeg

verbeelding en creativiteit tegenaan te gaan, lang

genoeg voor de piek. Ik heb dit een paar keer ver-

woord in dit boek, omdat dit het Transitie-concept

in een notendop is. Hoe die betrokkenheid er in elke

gemeenschap uitziet, zal in die gemeenschap zelf

blijken. Het idee dat elk dorp, elke stad, gehucht,

eiland of provincie een Transitie-initiatief kan wor-

den is misschien vergezocht, maar het is heel wel

mogelijk. De tijd is rijp voor dit idee. Het is belang-

rijk te bedenken dat dit niet een proces is dat pas

iets bereikt heeft als de hele gemeenschap energie-

arm is geworden. Integendeel, wat telt is de reis, het

proces, het samenkomen en iets doen.

Toen ik dit boek begon te schrijven, kostte olie on-

geveer $70 per vat. In juni 2008 was die prijs ver-

dubbeld tot $140. Fatih Birol, de hoofdeconoom van

de IEA zei: ‘We moeten de olie verlaten voordat de

olie ons verlaat.’ In december kondige Birol een pla-

teau aan rond 2020, op voorwaarde dat OPEC ‘tij-

dig investeert’. Voorjaar 2009 was de prijs $40 per

vat, niet bepaald een aansporing voor OPEC om te

investeren.* Laat deze lage prijs je geen dus zand

in de ogen strooien. Hij zal snel genoeg weer gaan

stijgen. Het Tijdperk-van-goedkope-energie is defi-

nitief voorbij. Hoe eerder we dat toegeven en onze

gezamenlijke creativiteit inschakelen, des te kleiner

de kans dat we wegzinken in wanhoop, beschuldi-

gingen en krachteloosheid, en des te groter de kans

dat we de meest buitengewone en historische tran-

sitie lanceren. We leven op een keerpunt in de men-

selijke geschiedenis.

Hoewel niet te ontkennen valt dat piekolie en kli-

maatverandering enorme uitdagingen zijn, dragen

ze in potentie een economische, culturele en sociale

renaissance in zich zoals we nog nooit eerder heb-

ben gezien. Een bloeiend lokaal zakenleven, lokale

vaardigheden en oplossingen en een opleving van

vernuft en scheppingskracht. Het is een Transitie

waarin we onvermijdelijk zullen groeien en waar-

in onze ontwikkeling een voorwaarde is voor voor-

uitgang. Uiteindelijk zullen we niet meer zijn wie

we ooit waren; we zullen nederiger zijn geworden,

meer verbonden met de natuurlijke wereld, fitter,

magerder, vaardiger en vooral wijzer.

We zullen versteld staan van een nieuwe manier van

leven, maar het zal prettiger voelen en vertrouwder

dan wat we hebben achtergelaten. Als we mobili-

teit, groei en overdadige rijkdom willen ruilen voor

iets anders, moeten we in staat zijn om iets te for-

muleren dat ervoor in de plaats komt, iets dat beter

en meer voedend is. Ik hoop dat dit boek je geïnspi-

reerd heeft om een katalysator te zijn voor het ver-

kennen van deze nieuwe mogelijkheden, in je leven,

je gemeenschap en je wereld. Dat je ervan wakker

mag liggen, maar nu om alle goede redenen.

Het Totnes-Pond van 2008. Zou een dergelijke munt in de nabije toekomst centraal kunnen staan in het dagelijks leven van ons allemaal?

De paradox van onze tijd

- Wij hebben grotere huizen

maar kleinere gezinnen; meer

gemakken, maar minder tijd.

- Wij hebben meer diploma’s

maar minder verstand; meer

kennis maar minder beoorde-

lingsvermogen; meer deskun-

digen, maar meer problemen;

meer geneesmiddelen maar

minder gezondheid.

- Wij zijn helemaal naar de

Maan geweest en terug, maar

hebben problemen om de

straat over te steken om onze

nieuwe buur te ontmoeten.

- Wij maakten meer computers

die meer teksten dan ooit te

bevatten, maar hebben minder

echte communicatie.

- We zijn goed geworden in

kwantiteit, maar slecht in

kwaliteit.

- Dit zijn tijden van fast foods

maar trage vertering; lange

mensen met een kort lontje;

hoge winsten maar lage

betrokkenheid.

- Het is een tijd met veel uiter-

lijk vertoon, maar weinig

inhoud.

His Holiness de 14de Dalai Lama

‘In de diepte van de winter

leerde ik eindelijk dat er in

mij een onwankelbare zomer

huist.”’

Albert Camus

*) update in deze alinea door Jan van Arkel

Page 130: Transitie HANDBOEK

Bijlagennotenbronnen

248H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K : D E H A N D E N

249B I J L A G E N

Landen in het rood hebben hun piek in olie-productie al bereikt, landen in het groen nog niet. Ga met je muis over de kaart om te ontdekken wanneer ze hun piek bereik-ten, wat hun huidige productie is en hoe-veel zij zullen produceren of produceerden op hun piek. Als je dubbelklikt op een land kan je inzoomen; rechtsklikken om weer uit te zoomen. Gebruik de kaart om de volgen-de vragen te beantwoorden.

Om dit werkblad in te vullen moet je www.last-oilshock.com/map.html geopend voor je hebben

1. Finland, Zweden en Griekenland exporte-ren geen olie. Waarom niet ?

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

______ ________________________________________

____________________________________

2. Welk land produceerde het meeste olie in 2005: China, India of Saoedi-Arabië?

______________________________________________

______________________________________________

______________________________

3. In welk jaar piekte de productie in de Verenigde Staten?

______________________________________________

______________________________________________

________________________________

4. In Groot-Brittannië piekten de olie- en gasproductie in 1999. De Britten vertrou-wen in toenemende mate op gas uit Noor-wegen en de Russische Federatie. Waarom zou dit niet zo'n goed idee kunnen zijn?

______________________________________________

______________________________________________

____ __________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

________________________________________

5. Welk van de volgende landen heeft de meest veelbelovende olievoorraad op lange termijn: Koeweit, Iran, Irak of Syrië? Waar-om?

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

______ ________________________________________

________ ______________________________________

______________________________________________

______________________________________________

__________________________________________

6. Landen als China en Venezuela bieden toenemende weerstand aan de Verenigde Staten. Waarom zouden ze zich dit kunnen permitteren, denk je?

______________________________________________

______________________________________________

______________________________________________

______ ________________________________________

________ ______________________________________

______________________________________________

______________________________________________

__________________________________________

Vragenlijst olie-uitputting zoals gebruikt in de Transitie-verhalen-workshops voor scholen

Bijlage 1

permacultuurbedden

© O

SW

ALD

NO

PP

E

Page 131: Transitie HANDBOEK

250H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K

251B I J L A G E N

door Naresh Giangrande van Transition Training

In Transition Town Totnes hebben we onder-vonden dat deze vier stadia een uiterma-te nuttig hulpmiddel zijn en waar mogelijk integreren we ze in ons werk. Begin 2007 bezocht John Croft, de coördinator van de Gaia Stichting van West-Australië, Totnes en deelde de volgende inzichten met ons. Hij ontwikkelde wat hij noemt de ‘Draken-droom’-methode door honderden projecten uit de hele wereld te bestuderen: projecten op het vlak van milieu, sociale rechtvaardig-heid of gemeenschapsprojecten. Hij merkte op dat er vier stadia zijn in succesvolle pro-jecten. Hij definieert die stadia als volgt:

toekomstbeeld voorstellen

Hij constateerde ook dat 90 procent van de projecten er niet in slaagde om voorbij het eerste stadium te raken – dromen. Van de 10 procent die hier wel in slaagde, raakte 90 procent niet voorbij het tweede stadium – planning. Dat wil zeggen dat maar 1 pro-cent van de projecten effectief van de grond komt en doet wat ze van plan waren. In een poging dit lage slaagpercentage op te krik-ken ontwikkelde hij de Drakendroom bena-dering. Zijn boodschap is dat elk van deze vier stappen essentieel is voor het welsla-gen van je project. Laat eender welke stap weg en het project zal zonder twijfel falen.

Laten we elk van deze vier eens nader bekijken:

1. DROMEN Elk project is een ontmoeting tussen de be-denker (elk project, beweert Croft, ontstaat als de droom van één persoon) en de om-geving, en tussen theorie en praktijk. Als je het project ziet als een stroom energie, zal de hoofdstroom in het begin van de ‘dro-mer’ naar de omgeving gaan en naar de ge-meenschap rond de dromer. Er zal maar heel weinig terugstromen.In termen van theorie en praktijk zal het project ook bijna volledig theorie zijn, aan-gezien de praktijk nog gecreëerd moet wor-den. Naarmate het project vordert, reageert de omgeving eromheen. Hierdoor weet je dat je een ‘succesformule’ hebt, een levens-vatbaar project. Als je bijvoorbeeld een pro-duct aan het ontwikkelen bent en je hebt je doelpubliek bepaald, en zij zeggen dat ze in de rij zullen staan om je product te kopen, dan weet je dat je een winnend nummer hebt; de omgeving reageert goed. Als je an-derzijds een lauwe reactie krijgt, dan moet je terug naar de tekentafel. Misschien had je je doelpubliek verkeerd ingeschat; misschien is de prijs te hoog.In elk geval moet er in deze fase een even-wicht zijn tussen de bedenker met zijn of haar idee en de omgeving waar het project gelanceerd wordt, vóór je overstapt naar de volgende fase. Op dezelfde manier neemt de theorie geleidelijk aan meer materiële vormen aan en groeit van alleen maar een schittering in de ogen van de uitvinder naar iets echts en tastbaars. In dit stadium wordt het soort vragen gesteld als:

mensen toegang zouden hebben tot…?

De Droomfase is de noodzakelijke eerste fase, maar om verder te komen is het be-langrijk om over te gaan naar de volgende fase, de Planningsfase.

2. PLANNING Dit is het stadium van een project waarin een idee wordt uitgewerkt, waar onderzoek en opzoekwerk gebeurt. Dit is waar het pro-ject ‘voeten in de aarde’ krijgt. Het soort vragen dat beantwoord moet worden in deze fase van het project is:

of hebben we?

Hier begint een idee het conceptuele sta-dium te verlaten en zich in de buitenwereld te begeven. Zijn er al soortgelijke ideeën daarbuiten? Wat kunnen we leren van an-dere succesvolle modellen? Wat hebben we nodig om ons idee praktisch vorm te geven in de wereld?

Zie ook pagina 161

‘De vier stadia die elk project doorloopt’ volgens John Croft

Bijlage 2

3. DOENIn dit stadium wordt het idee geïmplemen-teerd. Iets echts en tastbaars wordt gelan-ceerd. Wat gedroomd en gepland werd, wordt nu realiteit. Alle plannen kunnen nu (als je droom en planfase met succes vol-tooid zijn) in de praktijk omgezet worden. Je hebt je voor iets geëngageerd en kunt nu zien hoe dat zich in de praktijk gedraagt. De droom en planningssessies van Stadi-um 1 en 2 kunnen vragen opwerpen die je naar beste vermogen beantwoordt, maar de enige echte test is om het echt te doen. In Stadium 3 heb je je contracten getekend, je werklui aangeworven, de telefoonlijnen ge-installeerd en je kind is tot leven gekomen. De theorie is nu praktijk en na een tijdje, als je er vertrouwd mee bent, wordt het zozeer een tweede natuur dat je vergeet dat het nog niet zo lang geleden alleen maar theo-rie was. Dit is de tijd van geboorte.

4. VIEREN EN EVALUEREN Het laatste stadium is vieren en evalueren. Hiermee vier je het succes van het project en kijk je naar de mislukkingen en proble-men, vóór je de cyclus opnieuw begint. De volgende fase van het project (als er één is) wordt dan gedroomd, gepland, uitgevoerd en gevierd. Dit proces kan almaar voortgaan naarmate iedere fase van een project wer-kelijkheid wordt. Het is een fractaal proces: elke fase bevat ook de andere drie delen van het proces.

ingelost?

vooropstelde of die je financiers jou oplegden, gehaald?

worden of zou dat moeten?

doelgroepen bereikt?

verliepen goed?

werken?

middelen, of hing het af van de toewijding en het niet vol te houden harde werk van één persoon?

-ten op persoonlijk vlak? Verwierven ze nieuwe vaardigheden, of haalden ze persoonlijke bevrediging uit al hun harde werk?

Wanneer je deze vragen hebt beantwoord en je eerlijke evaluatie afgerond, kan de volgende fase plaatsvinden. Die zal zeker beter en met meer creativiteit verlopen, aangezien je nu de ervaring hebt opgedaan. Je kan wat meer riskeren en het iets groter aanpakken: als je dat wilt. Het kan verder en verder gaan in een spiraalvormige cyclus van succes.

En nu kan je vieren! Je hebt het gereali-seerd. Het is belangrijk, zowel op het ni-veau van de groep als op persoonlijk niveau, om te vieren en het nieuwe vertrouwen, de nieuwe vaardigheden en het nieuwe be-wustzijn te integreren. Eén van de opdrach-ten zal zijn om een geschikte manier te vin-den om te vieren! Als dat als een corvee klinkt, dan weet je welk deel van het project zwak is!

Lees meer op www.gaia.iinet.net.au

Page 132: Transitie HANDBOEK

252H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K

253B I J L A G E N

Bijlage 3

Dit is het grootste deel van je cursuswerk voor de toegepaste permacultuurmodule en het omvat 50 procent van je totale cij-fer voor de module. Je wordt geacht bij te dragen aan twee hoofdstukken van het uit-eindelijke Actieplan-rapport. Dit project is jouw kans om alles wat je door de jaren heen als permacultuurstudent geleerd hebt samen te brengen. Ga ervoor: dit is een werkstuk waarover mensen in de toekomst zullen praten als datgene waarmee het alle-maal begon in Kinsale! Elk hoofdstuk zou de volgende structuur moeten volgen:

TITEL (vb) Voedsel, Toerisme, enzovoort.

AUTEURS Jullie namen

HET HEDENDit deel mag niet langer dan een enkele ali-nea zijn (zes tot acht zinnen) en moet de huidige situatie en problemen opsommen, alsmede de uitdagingen die gesteld worden door piekolie met betrekking tot het betref-fende onderwerp.

DE VISIE Dit deel mag niet langer zijn dan twee ali-nea’s en zou moeten bekijken hoe, volgens jou, Kinsale eruit zal zien tegen 2021 met betrekking tot jouw onderwerp. Stel je Kin-sale voor met slechts 25 procent van de fos-siele brandstoffen die nu beschikbaar zijn. Hoe zie je in dat scenario dat Kinsale zich hieraan aangepast heeft op zo’n manier dat het in feite een leukere plaats is geworden om te wonen? Hou zou het eruitzien?

Hoe zou het zijn om daar te wonen? Dit deel moet duidelijk en gepassioneerd jouw visie uitstralen voor een post-koolstof Kinsale.

PRAKTISCHE STAPPENDit is het belangrijkste deel van dit project. In dit deel ga je, in chronologische volgorde, de praktische stappen uittekenen die onder-nomen moeten worden om naar jouw visie toe te werken. Hoe ga je, vanaf vandaag, beginnen toe te werken naar het duurzame lage-energie-Kinsale op zo’n manier dat het grootste deel van de gemeenschap mee is in het proces? Hoe kun je de bestaande orga-nisaties in Kinsale erin betrekken en integre-ren? Wie zal het werk uitvoeren dat je voor-stelt? Als je kunt uitmaken of een bepaalde stap zou moeten worden uitgevoerd door de gemeenschap, de gemeenteraad of de pro-vincie, zet dat er dan in. Je voorstellen moe-ten uitdagend maar haalbaar zijn. Steun op best practices daar waar je goeie voorbeel-den kunt vinden; je kunt de gebruikte bron-nen vermelden in het laatste deel (zie ver-der). Elk van je stappen zou op een tijdslijn uitgezet moeten worden.

BRONNENHier kan je een lijst maken van bruikba-re websites in het kader van je onderzoek, boeken en bruikbare organisaties. Het idee van dit onderdeel is dat iedereen die dit rapport leest, onderwerpen kan opvolgen waarin ze geïnteresseerd zijn. Je kunt er in-ternationale links bij zetten, maar ook links en contactgegevens van organisaties die al aan het werk zijn in de omgeving (hoe wei-nig effectief je ze ook mag vinden), zoals Sustainable Energy Ireland of de mensen

van het Afvalmanagement in de Raad van het Graafschap Cork.

VERDERAls je foto’s of illustraties hebt die je graag zou willen opnemen, doe dat dan. Ik heb een reeks foto’s van de cursus en van excur-sies die we gemaakt hebben, die in het uit-eindelijke rapport kunnen worden opgeno-men, maar andere grafische suggesties zijn heel erg welkom.De essentie van dit rapport is dat het be-knopt en leesbaar is, en dat het de lezers stimuleert met een pak ideeën, die ze daar-voor nooit zouden hebben overwogen. Het is jouw taak om alles wat je weet over per-macultuur en duurzame oplossingen te dis-tilleren en toe te passen op een echt be-staande plek. Dit is permacultuur op de schaal van een stad. Maak het uitdagend en spannend zodat het de verbeelding van mensen kan aanspreken.

INDIENDATUMJe moet een kladversie van je hoofdstukken voorstellen tegen 13 april 2005. Die dag gaan we met de groep door de tekst, waar-bij iedereen de hoofdstukken van de an-deren leest en becommentarieert. Deze worden daarna geamendeerd, ook met com-mentaar van mezelf, zodat ze klaar zijn voor de uiteindelijke voorlegging op 27 april 2005. Wat je voorlegt MOET in een tekst-verwerker verwerkt zijn en gemaild worden, ofwel afgegeven op een floppy of CD.Ik zal dan het document redigeren en hele-maal in orde maken en tegen het einde van het semester zullen we het geprint hebben.

Opdrachtblad: Minder-Energie-Plan(gebruikt voor studenten die de toegepaste permacultuurmodule volgden aan het Kinsale College, Ierland)

Minder-Energie-Plan-Proces Bijlage 4

EXTERNE INPUTS

Input Transitie-netwerkSjabloon auditlokale hulpbronnen

Maak een overzicht van lo-kale hulpbronnen (aanwezig, potentieel, consumptie)

Beeld van lokaal beschikbare hulpbronnen

Toekomstbeeld van een ‘getransitioneerde’ lokale gemeenschap 15-20 jaar in de toekomst

Uitgewerkt plan: lijst vanstappen, projecten enveerkracht-indicatorenvoor ALLE werkgroepen

Ontwerp-Minder-Energie- Pad

Herziening Ontwerp- Minder-Energie-Pad

DEFINITIEFMinder-Energie-Pad

Fantaseer: ontwerp een gedurfde visie voor de helegemeenschap

Terugkoppelen: Maak een lijst van stappen, projecten en veerkrachtindicatoren

Combineer hoofdlijnen van het plan met Transitie-verhalen om Voorlopig- Minder-Energie-Pad te maken voor discussie

Herzie het voorlopigeMinder-Energie-Pad

Amendeer, publiceer en onderhoud het Minder- Energie-Pad

Toepassen MEP

Input Transitie-netwerkAanbevolen reeks“veerkrachtindicatoren”

Input Transitie-netwerkTransitie-tijdslijnVerenigd Koninkrijk

Input lokale overheidGemeentelijkontwikkelingsplan

Input lokale overheidStrategie voor strategischepartnerschappen

Input Transitie-netwerkVernieuwde Transitietijdslijn

LEGENDA

proces of actie

documenten of media

procesrichting

informatiestroom

Versie: 7.0Datum: 18 dec 2007Auteur: Ben BrangwynToepassen MEP

LOKALE TRANSITIE:MEP-TEAM

LOKALE TRANSITIE:HOOFDDOCUMENTEN

LOKALE TRANSITIE: TEAM TRANSITIE-VERHALEN

Creëer ‘Transitie-Verhalen – verhalen uit de toekomst’:verhalen, persartikelen,beelden

Transitie-verhalen,artikelen, media

Page 133: Transitie HANDBOEK

254H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K

255B I J L A G E N

Door Ben Brangwyn, coördinator van het Transition Network

Nu je dit boek gelezen hebt, voel je je mis-schien geïnspireerd om ofwel met je eigen Transitie-initiatief te beginnen, ofwel mee te gaan werken met een bestaand initiatief. Als dat zo is, weet je dan gesterkt door de we-tenschap dat je niet de eerste bent die dit doet. In Groot-Brittannië en daarbuiten be-staat al een snel groeiend netwerk van der-gelijke initiatieven. Het Transition Network is opgericht om gemeenschappen die een Transitie-initiatief overwegen, ertoe beslissen en er een oprichten, te inspireren, informe-ren, ondersteunen, trainen en ermee te net-werken. Het bouwt een hele waaier uit van materiaal, trainingscursussen, evenementen, instrumenten en technieken, bronnen en een algemene ondersteuningscapaciteit om deze gemeenschappen te helpen.Als het aantal gemeenschappen dat zich en-gageert in dit proces van energieverminde-ringsplannen doorgroeit, bouwen we een bloeiend netwerk van samenwerking op, waarin mensen succesvolle praktijken met el-kaar delen, elkaar helpen en een manier van leven creëren die vele malen beter is dat de geatomiseerde, losgeslagen, onduurzame en onrechtvaardige samenleving die we gewor-den zijn, voornamelijk op de rug van over-vloedige goedkope olie.

EEN TRANSITIE-INITIATIEF BEGINNEN

We hebben een voorlopige lijst van criteria opgesteld, die aanduidt in hoeverre een ge-meenschap klaar is om echt op pad te gaan naar een lagere-energie-toekomst. Als je over-

weegt om met jouw gemeenschap voor het Transitie-model te kiezen, kijk dan eens naar deze lijst en beoordeel op een eerlijke manier waar je staat ten aanzien van deze punten. In-dien er gaten zijn, dan verdienen deze extra aandacht bij het opbouwen van de initiële energie en contacten rond dit initiatief.We hebben om verschillende redenen geko-zen voor deze min of meer formele benade-ring van registratie van Transitie-initiatieven:

-tief ondersteunen, willen onze beheerders en subsidieverleners er zeker van zijn dat we alleen die gemeenschappen de ‘offici-ele’ status verlenen, waarvan we denken dat ze klaar zijn om naar het stadium van de bewustmaking over te gaan. Deze sta-tus geeft hen recht op extra begeleiding, zoals sprekers, trainingen, wiki en forums, die we in Groot-Brittannië op dit moment aanbieden.

zetten (zoals gecombineerde fondsenwer-ving bij de Nationale Loterij) hebben we een formele categorie van Transitie-initi-atieven nodig, waarin we alle vertrouwen hebben dat deze de betreffende program-ma’s kunnen ondersteunen en uitvoeren.

-meenschap mis zien gaan, omdat ze niet de juiste houding hadden of niet een geschik-te groep mensen en omdat ze niet echt be-grepen waar ze aan begonnen.

De gemeenschappen die dit aanvankelijk formele proces hebben doorlopen, zijn het er allemaal over eens dat het hun capaciteit om een stevig en goed ondersteund initiatief uit te bouwen heeft vergroot.

CRITERIA OM EEN TRANSITIE-INITIATIEF TE WORDEN

Deze criteria zijn steeds in ontwikkeling en zijn zeker geen tien geboden. Zij zijn bedoeld om je zoveel mogelijk te helpen. De criteria zijn:

-ring als tweelingaandrijvers (deze dienen in de basisdocumenten of bestuursdocumen-ten van je groep ingeschreven te worden);

een leidende rol op zich te nemen (het grenzeloze enthousiasme van één persoon is niet voldoende);

bereid zijn een trainingscursus te volgen;

overheid;

Transitiestappen;

initiatief op het web te updaten – ofwel de wiki, (gemeenschappelijke werkruimte op het web die we voor je toegankelijk zullen maken), of je eigen website;

iets voor de blog van Transition Towns te schrijven (de wereld zal toekijken…);

Transitie zit, minstens twee voordrachten te geven voor andere gemeenschappen (in de buurt) die ook overwegen om in Tran-sitie te gaan – een soort ‘dit is de manier waarop wij het deden’ of ‘dit waren onze ervaringen’-voordracht;

-schappen in Transitie te netwerken;

Hoe word je een Transitie-initiatief? Bijlage 5

-team;

-werk samen te werken bij het aanvragen van fondsen bij nationale subsidiërende in-stellingen – met je eigen lokale fondsen ga je naar eigen goeddunken om;

streven doorheen je hele initiatief;het bewustzijn dat, hoewel je hele provin-cie of regio deze Transitie zou moeten aan-vatten, de eerste plaats om te starten je eigen lokale gemeenschap is. Het is moge-lijk dat het aantal Transitie-gemeenten in jouw streek na verloop van tijd een cen-trale groep machtigen om lokale steun te verlenen, maar dit zal te gepasten tijde wel duidelijk worden, eerder dan dat het wordt opgelegd. We noemen dit punt omdat er enkele voorbeelden geweest zijn van men-sen die hun hele streek in de Transitie wil-den storten in plaats van hun eigen loka-le gemeenschap. In uitzonderlijke situaties waarin een coördinerende of initiërende hub opgezet moet worden (zoals in Bristol, Forest of Dean, Brighton & Hove), is die hub verantwoordelijk om er voor te zorgen dat deze criteria worden toegepast in alle initi-atieven die in hun gebied starten. Verdere verantwoordelijkheden voor blijvende on-dersteuning en mogelijke training worden gaandeweg wel duidelijk.

Er zijn nog meer criteria voor initiërende/coördinerende hubs – deze kunnen in onder-ling overleg besproken worden.

ten minste één persoon in het kernteam een permacultuur-ontwerpcursus heeft ge-volgd… het schijnt echt veel uit te maken.

Wanneer je eenmaal aan het Transition Net-work kunt aantonen dat je aan deze crite-ria beantwoordt en klaar bent om je Transi-tie-reis aan te vangen, open je de deur voor allerlei prachtige steun, begeleiding, ma-terialen, web ruimte, training, netwerkmo-gelijkheden en gecoördineerde fondsenwer-vingsinitiatieven.

EEN TRANSITIE-INITIATIEF BEGINNEN: VERSCHILLENDE SOORTEN

Er lijken tot nu toe binnen het Transitie- model drie soorten initiatieven te ontstaan:

in zijn eigen plaats, waarin de stuurgroep de lokale gemeenschap inspireert en orga-niseert. Dit is het meest voorkomende en gemakkelijkst te hanteren initiatief, typisch voor gemeenschappen tot 15.000 inwoners. Voorbeelden hiervan zijn Totnes, Lewes, Wrington.

een groot congruent/samenhangend gebied met zijn eigen identiteit (bijv. een stad). De rol van deze groep is Transitie-initiatieven in de omgeving te bezielen en deze initia-tieven te inspireren, aan te moedigen, te registreren, ondersteunen, mogelijk te trai-nen en met ze te netwerken. Voorbeelden hiervan zijn Bristol, Brighton & Hove en Fo-rest of Dean. De Lokale Transitie-hub zorgt voor min of meer alle communicatie met de lokale initiatieven in dat gebied.

-de uit een verzameling mensen/groepen uit verschillende plaatsen in dezelfde regio, die gewend zijn om samen te werken in een of ander activistisch/milieukader. Deze groep

helpt elkaar om lokale Transitie-initiatieven in de regio te bezielen en wordt vervol-gens opgeheven, waarna de oorspronkelij-ke leden zich engageren in hun eigen lokale Transitie-initiatief, zodra dit een kritische omvang heeft bereikt om een lokale stuur-groep te vormen. West-Berkshire en een aantal andere groepen volgen deze werk-wijze. In dit scenario wenden de lokale ini-tiatieven zich na hun start tot het Transition Network voor ondersteuning, training etc.

MEER OVER DE ROL VAN DE ‘LOKALE TRANSITIE-HUB’

Wanneer een groep de rol van een Lokale Transitie-Hub op zich wil nemen, dan willen wij in de Transition Network er echt zeker van zijn dat je weet waaraan je begint en dat je in staat zult zijn om het te hanteren. Dit vraagt mogelijk een paar gesprekken en misschien een persoonlijke discussie met het team.We hebben het plan een ‘Lokale Transitie-Hub’ groep op te zetten om de complexitei-ten van deze benadering te bespreken – en dat zijn er heel wat. Ik denk dat dit Lokale Transitie-Hub-model cruciaal is voor de ste-den, maar degenen die er als eerste mee be-ginnen, zullen voorzichtig hun weg in deze rol moeten zoeken. Het is maagdelijk gebied en geenszins een simpele onderneming, dus zet je stappen weldoordacht.We kijken ernaar uit om van je te horen en om met je samen te werken in dit opwinden-de proces. Contacteer voor meer informatie het Transition Network op:43 Fore Street, Totnes, Devon TQ9 5HN

Page 134: Transitie HANDBOEK

256H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K

257B I J L A G E N

Bijlage 6

PERSBERICHT – voor onmiddellijke verspreiding

Afzender: Transition Town Totnes, 43 Fore Street, Totnes, Devon TQ9 5HN, 31 augustus 2007

TRANSITION TOWN TOTNES KONDIGT NIEUW ACTIVITEITENPROGRAMMA AAN

Transition Town Totnes (TTT), het project dat de overgang van de stad verkent naar een leven na de olie, heeft zojuist zijn nieuwe programma voor de volgende vier maanden bekendgemaakt. Startmoment is donder-dag 6 september met het eerste verjaar-dagsfeest van TTT in het Seven Stars Hotel in Totnes om de wonderlijke successen en resultaten te vieren van zijn eerste transitie-jaar. Een avond vol muziek, toespraken, co-medy, gesprekken, poëzie en dans. Op het menu staan dichter Matt Harvey, Bert Miller and the Animal Folk, Rooh Star, clowns, Bre-ton Dance Band Poisson Rouge, uitgekook-te wedstrijden, een verrukkelijke loterij en vele andere verrassingen.Stichter Rob Hobkins vertelde de Totnes Times ‘dat het programma van het tweede seizoen een overrompelende reeks avond-activiteiten en Open-Space-dagen belooft, waarbij gefocust zal worden op mogelijke toekomstscenario’s voor transport, onder-wijs en landbouw zonder de beschikbaarheid van goedkope olie en gas. Bovendien zal er een speciale dag voor jongeren zijn. We vin-den dit ons sterkste programma tot nu toe, een getuigenis van de energie en toewijding die de gemeenschap al in dit initiatief gesto-ken heeft.’ (Zie Transition-instrument 7)

Andere hoogtepunten zijn onder andere toespraken van Herbert Girardet, David Strahan, auteur van The Last Oil Shock, Paul Allen, directeur van het Centrum voor Alter-natieve Energie in Wales, Bernard Lietaer, Richard Douthwaite, Peter Lipman van Sus-trans en Craig Sams, stichter van Green & Black’s chocolade en nog vele anderen.

Er zal ook een voorstelling zijn van ‘Dit Boerenleven’, een buitengewone verzame-ling van traditionele liederen, verhalen en archiefstukken over landbouw in dit ge-bied tot helemaal terug in de jaren 1920. Verder is er een interreligieuze activiteit in de St Jans kerk, plus een programma van Grote Herscholingscursussen en -workshops, die de mogelijkheid bieden nieuwe prakti-sche vaardigheden te leren. Zou je graag je eigen YouTube-video willen maken? Heb je een passie voor inmaken of wil je de fijne kunst van het broodbakken leren? Van het koken van heerlijke stoverijen tot het leren over lokale kleisoorten en het bewaren van zaden, het nieuwe activiteitenprogramma bevat alles wat je maar voor deze herfst kunt wensen.

In een verjaardagskaart aan Transition Town Totnes schreef Andrew Simms, de directeur van de New Economics Foundation, die on-langs nog in Totnes kwam spreken, het vol-gende: ‘Of we het nu leuk vinden of niet, de wereld gaat een belangrijk keerpunt te-gemoet, weg van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Ofwel besluiten we die overgang voor iedereen zo goed moge-lijk te begeleiden, ofwel zullen we er zelf door overvallen worden op een manier die

waarschijnlijk chaotisch, gevaarlijk en mo-gelijk dodelijk wordt voor miljoenen men-sen. Door dit initiatief te nemen leidt Totnes ons door het voorbeeld te geven. Transition Town Totnes is een pionier. Het is een van de eerste slagen van een percussieconcert dat de komst van een nieuw tijdperk aan-kondigt; een tijdperk waarin we zullen gaan inzien dat goed leven niet ten koste van de aarde hoeft te gaan.’

Het activiteitenprogramma van seizoen twee wordt ruim in Totnes verspreid, ook op informatieborden in de bibliotheek, in Wil-low Café en Greenlife Shop, en natuurlijk in het nieuwe TTT-kantoor, in Fore Street 43 in Totnes, dat vanaf 10 september open is van dinsdag tot en met vrijdag van 10u tot 15u. Voorverkoop van kaartjes in Greenfibres en Totnes Pet and Garden voor £6. Lotjes kunnen gekocht worden in het Red Wizard Café, Riverford Goes To Town en de Har-lequin boekhandel. Totnes-Ponden worden voor alle activiteiten geaccepteerd.

Voor meer informatie over deze activiteiten neem contact op met het TTT kantoor op 01803 867358 of breng een bezoekje aan de TTT website www.transitiontowns.org/Totnes. E-mail: [email protected]

Voorbeeld van een persbericht Bijlage 7

Transiti-training is ontstaan om tegemoet te komen aan de groeiende behoefte van gemeenschappen aan inhoudelijke training en aan de behoefte van zich ontwikkelende Transitie-initiatieven aan praktische hulp-middelen. We bieden een waaier van trai-ningen, materialen en activiteiten aan om het werk van Transitie-initiatieven overal te ondersteunen en te ontwikkelen.Onze aanvankelijke projecten, opgezet in 2007, waren bedoeld om een basistraining in het Transitie-model en -proces aan te bie-den en om trainingsbehoeften in heel het netwerk te onderzoeken. In 2008 ontwik-kelen we een breder programma, met meer mensen die worden betrokken in het ont-werpen en geven van trainingen en onder-steunen we Transitie-projecten in het opzet-ten van eigen trainingsinitiatieven. Inbreng en suggesties voor dit proces zijn welkom.Twee cursussen zijn reeds ter beschikking:

TRAINING VOOR TRANSITIE

Deze workshop wil een gedetailleerde inlei-ding geven in de belangrijkste vaardighe-den die nodig zijn om met succes een Tran-sitie-project in je woonplaats op te starten, te ontwikkelen en te laten voortgaan. Het is bedoeld voor mensen die overwegen of al begonnen zijn een lokaal Transitie-project op poten te zetten en bestrijkt de volgende thema’s:

de huidige mondiale situatie en de transfor merende mogelijkheden die klimaatverandering, piekolie en -gas bieden;

Transitie-model;

project op te starten;

gebied verder kan ontwikkelen.

De workshop is participatief, op basis van praktijkgericht leren en is plezierig, want de deelnemers worden uitgenodigd hun eigen ervaring te delen en te leren van de vele verschillende Transitie-projecten die in de groep aanwezig zijn.

HOE GEEF JE EEN TRANSITION-TOWN-VOORSTELLING?

Een belangrijk deel van het Transitie-pro-ces bestaat erin mensen te informeren over wat er in de wereld aan de hand is en ze te inspireren met een visie op een positieve toekomst. We hebben de expertise hiervoor gehaald bij diegenen die dergelijke toe-spraken hebben gehouden voor bedrijven, gemeenschappen, conferenties, overheids-groepen en zelfs voor mensen van konink-lijke huize en hebben een eendaagse trai-ning ontworpen in hoe je een informatieve, onderhoudende en motiverende toespraak kunt geven.

De initiatiefnemers van de Transitie-training zijn Naresh Giangrande en Sophy Banks. Naresh, die zich reeds toelegde op de Ener-giegroep en een van de stichters is van het Totnes-project, is betrokken geweest bij het ontwerpen, begeleiden en uitbouwen van vele activiteiten en groepen die zich in de kern van het Totnes-project bevinden. Sophy combineert deelname aab de ‘Hart-en-ziel/psychologie-van-de-verandering-groep’ met de coördinatie van het centra-le kantoor en de systemen. Zij geeft reeds meer dan twintig jaar vorming, werkte als ingenieur, systeeminformatieconsultant en psychotherapeute en heeft veel ervaring in de vrijwilligerssector en in gemeenschaps-projecten.

Er worden voortdurend nieuwe trainingen en cursussen ontwikkeld. De laatste infor-matie kunt u vinden op www.transition-towns.org/TransitionNetwork/Transition Training.

Transitie-training

Page 135: Transitie HANDBOEK

258H E T T R A N S I T I E - H A N D B O E K

259N O T E N

DEEL EÉN & HOOFDSTUK 1:

PIEKOLIE EN KLIMAATVERANDERING

1. Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:

A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic

Collapse. Clairview Publications.

2. Chris Skrebowski is de uitgever van het magazine

Petroleum Review. Dit citaat is afkomstig uit een

gesprek tussen hem en Richard Heinberg, april

2006.

3. Een uitdrukking die oorspronkelijk komt van Jere-

my Leggett.

4. Een selectie van aanbevolen lectuur over piekolie

vind je in het deel Bronnen (pag.267). Een uitste-

kende en bondige inleiding vind je in Heinberg,

R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak’. www.richard-

heinberg.com/museletter/184.

5. Dr. Seuss (2004) The Lorax. Collins.

6. Voor een kort overzicht over hoe olie ontstaat, zie

paginas 29-51 in: Oil Crisis van dr. Colin Campbell

(2005). Multi-Science Publishing.

7. Siegel, L. (2003) ‘Bad Mileage: 98 tons of plants

per gallon: study shows vast amounts of ‘buried

sunshine’ needed to fuel society’. University of

Utah. www.eurekalert.org/pub_releases/2003 10/

uou bm9102603.php

8. FEASTA (2007) ‘The Great Emissions Rights Give-

away’. www.feasta.org.

9. Ibid.

10. Frances, H. (2007) uit een presentatie getiteld

‘Global Energy Demand Trends’ gegeven op de

ASPO 6 conferentie, Cork, Ierland, 17 september

2007.

11. Heinberg, R. (2003) The Party’s Over: oil, war and

the fate of industrial societies. Clairview Books,

p.31.

12. Ibid.

13. Ibid, p.44.

14. Uit een presentatie in Dartington Hall gedurende

het evenement: ‘Food and Farming in Transition,

georganiseerd door Transition Town Totnes. Je

kan deze presentatie zien op www.transitioncul-

ture.org/2007/06/12/chris skrebowski at estates in

transition/

15. Hubberts verhaal kan je uitvoeriger vinden in

Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: The Immi-

nent Extinction of Petroleum Man. John Murray

Publishing.

16. Cohen, D. (2007) ‘The Perfect Storm’.

ASPO USA/Energy Bulletin. 31 oktober 2007.

www.energybulletin.net/36510.html

17. Energy Watch Group (2007) Crude Oil: The Sup-

ply Outlook. EWG Series No.3. Op pagina 46 staat

het volgende: ‘De groei van de productie is tot

stilstand gekomen en de productie bevindt zich

nu min of meer op een plateau. Dit is gebeurd on-

danks historisch hoge olieprijzen.’

18. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: The Immi-

nent Extinction of Petroleum Man. John Murray

Publishing, p.62.

19. Energy Watch Group (2007) Crude Oil: The Supply

Outlook. EWG Series no.3, p.101.

20. Dit cijfer varieert nogal, met schattingen van drie

vaten (Strahan, D., ‘What Stern really got wrong’,

Prospect, 16 mei 2007), tot zes of meer vaten voor

ieder vat dat ontdekt wordt. Colin Campbell van

ASPO schrijft in een mail, dat de totale ontdekkin-

gen in 2006 tot 5,2 Gb bedroegen, en dat de we-

reldconsumptie volgens BP 30,56 Gb was, resulte-

rend in een ratio van 1:6, maar hij zegt ook dat de

onzekerheid over de exacte ontdekkingscijfers be-

tekent dat er geen absolute zekerheid is (private

communicatie per mail, 13 september 2007).

21. Meer informatie over de Hedberg Conferentie

kan je vinden in Strahan, D. (2007) ‘Private Industry

Conference finds much less oil’. www.LastOilShock.

com. Vrijdag 28 september 2007.

22. Mawdsley, J., Mikhareva, J. & Tennison, J. (2001)

‘The Oil Sands of Canada: the world wakes up:

first to peak oil, second to the oil sands of Cana-

da’. Equity Research of Canada, Raymond James.

23. Dit is afkomstig uit een stuk dat ik geschreven heb

ter recensie van een aflevering van het programma

In Business van BBC Radio 4, dat een onderzoek

deed naar de Alberta Tar Sands.

www.transitionculture.org/2006/01/27/the alberta

oil rush on radio 4/

24. Greenpeace Canada (2007) ‘Questions and Ans-

wers about the Alberta Tar Sands’.

www.greenpeace.org/canada/en/recent/

tarsandsfaq#4

25. Zie bijvoorbeeld Darley, J. (2004) High Noon for

Natural Gas: The New Energy Crisis. Chelsea

Green Publishing Company.

26. Simmons, M. (2006) ‘Tough Times Ahead for

Energy’. Financial Sense Newsletter.

www.financialsense.com/transcriptions/2006/

0429Simmons.html

27. Nelder, C. (2007) ‘Tar Sands: The Oil Junkie’s Last

Fix, Part Two’. The Oil Drum, 9 september 2007,

www.canada.theoildrum.com/node/2931. Dit arti-

kel is een vernietigende kritiek op de olieproduc-

tie uit teerzanden.

28. Bijvoorbeeld, Morrison, M. (2007) ‘Plenty of Oil –

Just Drill Deeper: The discovery of reserves in the

Gulf of Mexico means supply isn’t topping out’.

BusinessWeek.com, 7 september 2006.

29. Cohen, D. (2006) ‘Jack 2 and the Lower Tertiary

of the Deepwater Gulf of Mexico’. Gepost op

TheOilDrum.com.

www.theoildrum.com/story/2006/9/8/11274/83638

30. International Energy Agency (2007) Medium Term

Oil Market Report. 10 augustus 2007.

www.omrpublic.iea.org/currentissues/full.pdf. Een

zeer bruikbare analyse van dit rapport is Cohen,

D. (2007) ‘Inside the IEA’s Medium Term Oil Mar-

ket Report’. ASPO USA. www.aspo usa.com

31. Leonard, A. (2007) ‘If It Smells Like Peak Oil, It

Probably Is’.

www.salon.com/tech/htww/2007/07/09/iea_re-

port/index.html

32. Strahan, D. (2007) ‘Why BP and Shell are bound to

merge’. The Independent, Zondag 15 juli 2007.

33. Pauly, D. (2007) ‘Slow, Steady Liquidation of the

World Oil Industry’. Bloomberg.com. 1 oktober

2007.

Noten

Page 136: Transitie HANDBOEK

260H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

261N O T E N

www.bloomberg.com/apps/news?pid=20601039&

sid=akIQ2arQB4Qs&refer=columnist_pauly.

34. John S. Herold Inc. (2007) 2007 Global Upstream

Performance Review. John S. Herold Inc. & Harri-

son Lovegrove & Co.

35. Mijn dag gaat zelden voorbij zonder het checken

van www.energybulletin.net en www.theoildrum.

com

36. De oorspronkelijke referentie hiervoor is Simmons,

M. (2005) Twilight in the Desert: The Coming

Saudi Oil Shock and the World Economy. John

Wiley and Sons. Ook bruikbaar is Stuart Staniford’s

doorlopende analyse van de Saoedische productie

op www.theoildrum.com

37. Monbiot, G. (2005) ‘Crying Sheep: we had better

start preparing for a decline in global oil supply’.

The Guardian, 27 september 2005.

38. Homer Dixon, T. (2009) Ten onder te boven, Uit-

geverij Jan van Arkel, oorspronkelijk (2007) ‘The

Upside of Down: Catastrophe, Creativity and the

Renewal of Civilization’. Souvenir Press.

39. Deffeyes, K. (2006) Beyond Oil: The View from

Hubbert’s Peak. Hill & Wang.

40. Je kan de audiobestanden van deze voordracht,

met als titel ‘The Peak of World Oil Production:

Thanksgiving Day, 2005’, horen op www.globalpu-

blicmedia.com. Hij deed deze voorspelling ook al

in een artikel: ‘Join Us As We Watch The Crisis Un-

folding’, op www.princeton.edu/hubbert/current

events 05 11.html

41. Heinberg, R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak.

Museletter #184, augustus 2007.

www.richardheinberg.com/museletter/184

42. Oil Depletion Analysis Centre (2004) Oil field

mega projects: E&P Review. Beschikbaar op

www.odac info.org/bulletin/documents/MEGA-

PROJECTSREPORT.pdf

43. Campbell, C. (2002) ‘Peak Oil: an Outlook on

Crude Oil Depletion’.

www.greatchange.org/ov campbell,outlook.html

44. Chris Skrebowski, redacteur van Petroleum Re-

view, geïnterviewd door Julian Darley, 11 april

2005.

www.globalpublicmedia.com/interviews/378

45. Laherrère, Jean. (2003) ‘Hydrocarbons Resources

Forecast of oil and gas supply to 2050’. Petrotech

Conference, New Delhi. www.hubbertpeak.com/

laherrere/Petrotech090103.pdf

46. Jackson, P.M. (2007) Why the ‘Peak Oil’ Theory

Falls Down: Myths, Legends and the Future of Oil

Resources. Cambridge Energy Research Associa-

tes.

47. Cohen, D. (2007) ‘Does the Peak Oil ‘Myth’ Just

Fall Down? Our Response to CERA’.

www.theoildrum.com/story/2006/11/15/83857/186

48. Mortished, C. (2006) "Total chief says world will

find oil target tough", The Times, 8 september

2006.

49. Bergin, T. (2006) ‘Total sees peak oil output

around 2020’, Reuters. Te vinden op

www.energybulletin.net/16850.html

50. Strahan, D. & Watson., A. (2007) ‘Oil industry

sleep walking into crisis., The Independent, 17

september 2007.

51. Energy Watch Group (2007) Crude Oil; The Supply

Outlook. Rapport voor de Energy Watch Group.

Oktober 2007. EWG Series no. 3/2007.

52. Leake, J. (2007) ‘The Road Fix’. Sunday Times,

9 augustus 2007.

53. Prime Minister’s Office (2007) ‘The Government’s

response to the Peak Oil Petition’. 3 oktober

2007,

www.pm.gov.uk/output/Page 13388.asp

54. www.globalcool.org

55. Astyk, S. (2007) ‘How fast is global warming hap-

pening?’ www.casaubonsbook.blogspot.com, 27

september, 2007

56. McCarthy, M. (2007) ‘What’s happening to our

weather?’ The Independent, 28 augustus 2007.

57. Leake, J. & Carpenter, J. (2007) ‘Britain’s Atlantis

Under the North Sea’. Sunday Times, 2 september

2007.

58. Hansen, J., L. Nazarenko, R. Ruedy, Mki. Sato, J.

Willis, A. Del Genio, D. Koch, A. Lacis, K. Lo, S.

Menon, T. Novakov, Ju. Perlwitz, G. Russell, G. A.

Schmidt, & N. Tausnev. (2005) ‘Earth’s Energy Im-

balance: Confirmation and implications’. Science,

308, pp.1431 1435.

59. Brahic, C. (2007) ‘Sea level rise outpacing key pre-

dictions’. New Scientist News Service, 1 februari

2007. www.environment.newscientist.com/article/

dn11083

60. Het ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’s

Four Assessment Report’, gepubliceerd in 2007,

stelt dat het ‘very high confidence’ heeft (gedefi-

nieerd als een kans van minstens 9 op 10 dat het

correct is) dat ‘the global net effect of human acti-

vities since 1750 has been one of warming’. IPCC

Summary for Policymakers, p.3.

61. Lynas, M. (2008) Zes graden, Uitgeverij Jan van

Arkel (zie www.hitte.nu), oorspronkelijk (2008) ‘Six

Degrees: our future on a hotter planet’. Fourth

Estate.

62. McKie, R. (2007) ‘Arctic thaw opens fabled trade

route’. The Observer, 16 september 2007.

63. Jha, A. (2006) ‘Boiled Alive’. The Guardian, 26 juli

2006.

64. Monbiot, G. (2008) Hitte, Uitgeverij Jan van Arkel

(zie hitte.nu), oorspronkelijk (2007) ‘Heat: how to

stop the planet burning’. Penguin.

65. Hansen, J, Sato, M, Kharecha, P, Russell, G, Lea, D.

W. & Siddall, M. (2007) ‘Climate change and trace

gases. Philosophical Transactions of The Royal So-

ciety A, Volume 365, no. 1856, 15 juli 2007.

www.journals.royalsoc.ac.uk/content/

l3h462k7p4068780/fulltext.html

66. IPCC (2007) ‘Global climate projections, Climate

Change 2007: The Physical Sciences Basis’.

www.ipccwg1.ucar.edu/wg1/wg1 report.html

67. Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the

Arctic Summer of 2007. Carbon Equity. Beschik-

baar op www.carbonequity.info. Een van de angst-

aanjagendste dingen die je ooit zult lezen.

68. Bjornes, C. (2007) ‘International polar day’. Cicero,

17 september 2007. www.cicero.uio.no/webnews/

index_e.aspx?id=10868

69. Revkin, A. C. (2007) ‘Retreating Ice: A blue Arc-

tic Ocean in summers by 2013?’ International

Herald Tribune. 1 oktober 2007. www.iht.com/

articles/2007/10/01/sports/arcticweb.php

70. Kahn, M. (2007) ‘Sudden sea level surges

threaten 1 billion’. Reuters, 19 april 2007.

www.uk.reuters.com/article/scienceNews/

idUKN1941671620070419

71. Hansen, J., L. Nazarenko, R. Ruedy, Mki. Sato, J.

Willis, A. Del Genio, D. Koch, A. Lacis, K. Lo, S.

Menon, T. Novakov, Ju. Perlwitz, G. Russell, G.A.

Schmidt, and N. Tausnev. (2005) ‘Earth’s energy

imbalance: Confirmation and implications’. Scien-

ce, 308, 1431 1435.

72. Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the

Arctic Summer of 2007. Carbon Equity. Beschik-

baar op www.carbonequity.info, p.13.

73. Het cijfer waarop George Monbiot’s boek Hitte is

gebaseerd (zie www.hiite.nu).

74. Global Commons Institute (2007) ‘A Briefing for

Channel Four’.

www.gci.org.uk/briefings/Channel_Four.pdf

75. Een van de beste, inzichtelijkste studies over waar

de veilige grens ligt, net verschenen toen dit boek

door zijn laatste redactiefase ging, is: Spratt, D. &

Sutton, P. (2007) Target Practice: where should we

aim to avoid dangerous climate change? Carbon

Equity / GreenLEAP Strategic Institute. Beschik-

baar op: www.carbonequity.info/PDFs/targets.pdf

76. Uit een antwoord dat hij gaf gedurende een eve-

nement in Lampeter. Gepost op TransitionCulture.

org op 10 april 2007, getiteld ‘George Monbiot on

Peak Oil and Transition Towns’.

www.transitionculture.org/2007/04/10/george

monbiot on peak oil and transition towns

77. Ibid.

78. Monbiot, G. (2007) ‘What if the oil runs out?’ The

Guardian, 29 mei 2007. www.monbiot.com; een

Nederlandse vertaling staat op www.hitte.nu/mon-

biot.

79. Interview met Tony Juniper, www.transitionculture.

org, 23 februari 2007.

80. Leggett, J. (2006) ‘Peak time viewing’. The Guar-

dian, 15 maart 2006.

81. Environmental News Service (2007) ‘New York

Tallies Its Greenhouse Gas Emissions’. www.ens

newswire.com/ens/apr2007/2007 04 11 03.asp

82. BBC News Online (2006) ‘Sweden aims for oil free

economy’. 8 februari 2006.

news.bbc.co.uk/1/hi/sci/tech/4694152.stm

83. Hopkins, R. (2007) ‘In Praise of ASPO 6. #4. Eamon

Ryan’. www.transitionculture.org/2007/09/26/aspo

6 in praise of 5 eamon ryan/

84. Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:

A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic

Collapse. Clairview Books.

85. Stern, N., S. Peters, V. Bakhshi, A. Bowen, C. Ca-

meron, S. Catovsky, D. Crane, S. Cruickshank, S.

Dietz, N. Edmonson, S. L. Garbett, L. Hamid, G.

Hoffman, D. Ingram, B. Jones, N. Patmore, H. Rad-

cliffe, R. Sathiyarajah, M. Stock, C. Taylor, T. Ver-

non, H. Wanjie, and D. Zenghelis (2006) Stern Re-

view: ‘The Economics of Climate Change. Part III

The Economics of Stabilisation’. London: HM

Treasury, p.185.

86. Heinberg, R. (2007) ‘Bridging Peak Oil and Cli-

mate Change Activism’. Museletter # 177. januari

2007. www.richardheinberg.com/museletter/177

87. Nelder, C. (2007) ‘Peak Oil Hits the Third World:

high oil prices bring energy shortages’. Energy-

andcapital.com, 10 augustus 2007.

www.energyandcapital.com/articles/peak+oil

renewable+energy shortages/490

88. Hirsch, R.L., Bezdek, R. Wendling, R. (2005a)

‘Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-

tion and Risk Management’. National Energy Tech-

nology Laboratory, US Department of Energy.

89. Hirsch, R. L. (2005) ‘Robert Hirsch on Peak Oil Mi-

tigation’. Global Public Media.

www.globalpublicmedia.com/transcripts/2459

90. Interview met Richard Heinberg in Stroud, Glou-

cestershire, maart 2007.

91. Hopkins, R. (2006) ‘ASPO 5: Robert Hirsch Scares

Me Out of My Wits’. TransitionCulture.org, 18 au-

gustus 2006.

92. Brown, L. (2003) ‘Plan B: Rescuing a Planet Under

Stress and a Civilization in Trouble’. W. W.Norton/

Earth Policy Institute.

HOOFDSTUK 2:

HET ZICHT VANAF DE BERGTOP

1. Holmgren’s vier scenario’s worden uiteengezet in

Holmgren, D. (2005) ‘The End of Suburbia or the

Beginning of Mainstream Permaculture?’ Perma-

culture Magazine 46, pp.7 9.

2. Kleiner, A. (1996) The Age of Heretics. Nicholas

Brealey Publishers.

3. Gallopin, C.G. (2002) ‘Planning For Resilience:

Scenarios, Surprises and Branch Points’. In: Gun-

derson L.H. & C.S. Holling. Panarchy: Understan-

ding Transformations in Human and Natural Sy-

stems. Washington: Island Press; Holmgren, D.

(2003) ‘What is Sustainability?’ Sustainability Net-

work Update 31E, 9 september 2003; Heinberg,

R. (2004) Powerdown: Options and actions for a

Post Carbon World. Clairview Books; Curry, A., T.

Hodgson, R., Kelnar and A. Wilson (2005) ‘Intelli-

gent Future Infrastructure: The Scenarios Towards

2055’. Foresight, Office of Science of Technology,

FEASTA (2006) Energy Scenarios Ireland.

4. Voor een korte samenvatting van dit debat, zie

bijvoorbeeld, Howden, D. (2007) ‘World oil sup-

plies are set to run out faster than expected, warn

scientists’. The Independent, 14 juni 2007 of Hein-

berg, R. (2007) ‘The View from Oil’s Peak’. Muse-

letter #184, augustus 2007. www.richardheinberg.

com/museletter/184

5. Diamond, J. (2005) Ondergang, Het Spectrum,

oorspronkelijk (2005) ‘Collapse: How Societies

Choose to Fail or Survive’. Penguin.

6. Catton, W.R. (1982) Overshoot: The Ecological

Basis of Revolutionary Change. University of Illi-

nois Press.

7. David Fleming ontwikkelde in 1995 de term ‘Lean

Economy’, en heeft sindsdien regelmatig gepu-

bliceerd over dit begrip, bijv. ‘After Growth – Cli-

max: Rising Unemployment as the Cue for Evolu-

tion to the Lean Economy’. European Environment

(1998) Vol. 8, pp.41 49. Het begrip was oorspron-

kelijk afkomstig uit het Japanse systeem van ‘lean

production’. Zijn boek, Lean Logic: The Book of

Environmental Manners wordt in 2009 verwacht.

Zie www.theleaneconomyconnection.net

8. De term ‘Powerdown’ is afkomstig van Heinberg,

R. (2004) Powerdown: options and actions for a

post carbon world. Clairview Books.

9. City of Portland Peak Oil Task Force (2007) ‘Des-

cending the Oil Peak: Navigating the Transition

from Oil and Natural Gas’. Te downloaden van

www.portlandonline.com/shared/cfm/image.

cfm?id=145732

10. Shiva, V. (2005) ‘Tsunami Teachings: Reflections for

the New Year’. www.zmag.org, 23 januari 2005.

11. Winter, D. D. & S.M. Kroger (2004) The Psychology

of Environmental Problems. New Jersey, Lawrence

Erlbam Associates.

12. Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:

Life After Capitalism. Berrett-Koehler Publishers.

13. Abdullah, S. (1999) Creating a World That Works

For All. Berrett-Koehler Publishers.

14. Ik kan me niet herinneren waar ik dit citaat voor

het eerst heb gelezen, en mijn zoektocht op inter-

net leverde geen bron op. Toch kan het gevonden

worden, samen met andere citaten van Debuffet,

op www.quote.robertgenn.com/auth_search.php?

authid=636

15. FEASTA (2006) ‘The Great Emissions Rights Give

Away’. FEASTA, maart 2006.

16. Hall, C. (2008) ‘Provisional Results from EROI As-

sessments’. State University of New York (draft).

17. Palcer, S., M. C. Herweyer & C. Hall (2008) ‘Crude

Oil Imported to the United States’. Bijlage bij het

voorgaande.

18. Nelder, C. (2007) ‘Peak Oil Hits the Third World:

High Oil Prices Bring Energy Shortages’.

EnergyandCapital.com, 10 augustus 2007.

www.energyandcapital.com/articles/peak+oil

renewable+energy shortages/490

19. Uitgebreider onderzocht in Heinberg, R. (2007)

Peak Everything: Waking Up to the Century of De-

clines. New Society Publishers.

20. Charles Hall’s thesis van 2008 lijkt tot nu toe het

grondigste werk, maar er gingen belangrijke ar-

Page 137: Transitie HANDBOEK

262H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

263N O T E N

tikelen over dit onderwerp aan vooraf, waaron-

der Cleveland, C.J., R. Constanza, C.A.S. Hall & R.

Kaufmann (1984) ‘Energy and the U.S. Economy:

A Biophysical Perspective’. Science 225: 890 897;

Hall, C.A.S., C.J. Cleveland & R. Kaufmann (1986)

‘Energy and Resource Quality: The Ecology of the

Economic Process’, John Wiley & Sons, pp.221

228; Cleveland, C. (2005) ‘Net energy obtained

from extracting oil and gas in the United States’.

Energy 30:769 782.

21. Odum, H.T. & Odum, E.C. (2001) A Prosperous

Way Down: principles and policies. University

Press of Colorado.

22. Hirsch, R.L., Bezdek, R., Wendling, R. (2005a)

‘Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-

tion and Risk Management’. National Energy Tech-

nology Laboratory, US Department of Energy.

23. Holmgren, D. (2003b) ‘What Is Sustainability?’ van

het Sustainability Network, Update 31E, 9 septem-

ber 2003, CSIRO Sustainability Network.

www.bml.csiro.au/susnetnl/netwl31Eb.pdf

24. Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot

Sustain a Consumer Society. Springer Verlag.

25. Ibid. p.9

26. Eerst verschenen in Hopkins, R. (2007) Energy

Descent Pathways: evaluating potential respon-

ses to peak oil. Masterscriptie aan de University of

Plymouth. Beschikbaar op www.transitionculture.

org

HOOFDSTUK 3:

WAAROM OPNIEUW VEERKRACHT

OPBOUWEN EVEN BELANGRIJK IS ALS

CO2-UITSTOOT VERMINDEREN

1. Walker, B, Hollinger, C.S., Carpenter, S.R. & Kin-

zig, A. (2004) ‘Resilience, Adaptability and Trans-

formability in Social ecological Systems’. Ecology

and Society 9 (2) p.5.

2. Voor een gedetailleerder overzicht van het geschil

van de vrachtwagenchauffeurs, zie Strahan, D.

(2007) The Last Oil Shock: A Survival Guide to the

Imminent Extinction of Petroleum Man. John Mur-

ray.

3. Department of Environment. ‘Food and Rural Af-

fairs’. Persverklaring op de Royal Show van 2003.

4. Fleming, D. (2007) Lean Logic, a Dictionary of En-

vironmental Manners. In voorbereiding.

5. Bijvoorbeeld Levin, S. A. (1999) Fragile Dominion.

Perseus Books Group.

6. Voor een grondige kritiek op het begrip monocul-

tuur, zie Shiva, V. (1998) Monocultures of the Mind:

Biodiversity, Biotechnology and Scientific Agricul-

ture. Zed Books. (en U. Melle en F. Janssens: Voe-

ten In de Aarde, Uitgeverij Jan van Arkel, 1996)

7. Met dank aan David Fleming voor zijn mail waarin

hij deze twee punten aandroeg.

8. Walker, B. & Salt, D. (2007) Resilience Thinking:

Sustaining Ecosystems and People in a Changing

World. Island Press.

9. Ibid. p.121

10. New Economics Foundation (2007) ‘Clone Town

Britain: The survey results on the bland state of

the nation’.

www.neweconomics.org/gen/z_sys_publicationde-

tail.aspx?pid=206

11. Leopold, A. (1972) Round River. Oxford University

Press.

12. Kunstler, J. J. (2005) The Long Emergency: survi-

ving the converging catastrophes of the twenty-

first century. Atlantic Monthly Press.

13. Zie bijvoorbeeld, de dvd The End of Suburbia:

Oil Depletion and the Collapse of the American

Dream. Electric Wallpaper Company.

14. Met veel dank aan David, de zoon van George

Heath, voor de tijd die hij besteedde aan het on-

derzoeken van de geschiedenis van Heath’s Nur-

sery, en ook aan Alan Langmaid van het Totnes

Museum, de Totnes Image Bank en het Rural Ar-

chive voor hun inzichten.

15. Dartington Rural Archive (1985) Horsepower. Spin-

dle Press.

16. Voor een gedetailleerde geschiedenis van steen-

kool, zie Freese, B. (2006) Coal: A Human History.

Arrow Books.

17. Ik las dit citaat ergens jaren geleden en noteer-

de het in mijn boekje als afkomstig van Richard

Mabey. Toen ik dit boek aan het samenstellen was

en besloot dat ik het wilde gebruiken, mailde ik

Mabey om hem te vragen waarvan dit citaat af-

komstig was. Hij mailde terug met de woorden:

‘Die zin is niet van mij afkomstig!’ dus heb ik geen

idee wie dit heeft gezegd. Misschien heb ik het

zelf verzonnen. Als iemand mij alsnog kan ver-

tellen wie dit gezegd heeft, zou ik daarvoor erg

dankbaar zijn, gezien het een van mijn favoriete ci-

taten is.

18. Simms, A. (2005) Ecological Debt: The Health of

the Planet and the Wealth of Nations.. Pluto Press.

19. Wilt, A.F. (2001) Food for War: Agriculture and Re-

armament in Britain before the Second World War.

Oxford University Press.

20. Gardiner, J. (2004) Wartime Britain 1939-1945.

Headline Book Publishing.

21. Ibid.

22. Hammond, R.J. (1954) Food and Agriculture in

Britain 1939-45. Food Research Institute. Stanford

University Press. Een moeilijk te vinden titel, maar

een fascinerende officiële geschiedenis van de

oorlogsvoorbereidingen van de Britse regering.

HOOFDSTUK 4:

WAAROM KLEIN ONVERMIJDELIJK IS

1. Fleming, D. (2009) Lean Logic: A Dictionary of

Environmental Manners. In voorbereiding.

2. Talberth, J. et.al. (2006) ‘Building a Resilient and

Equitable Bay Area: towards a coordinated strate-

gy for economic localization’. Je kan dit downloa-

den van www.regionalprogress.org

3. Norberg Hodge, H. (2000) Ancient Futures: lear-

ning from Ladakh. Rider Books.

4. Ekins, P. (1989) The Living Economy: New Econo-

mics in the Making. Routledge.

5. Sale, K. (1980) Human Scale. Coward, McCann and

Geoghegan.

6. Monbiot, G. (2003) ‘I Was Wrong About Trade’.

The Guardian, 24 juni 2003.

7. Vandana Shiva, gedurende een toespraak op de

Soil Association conferentie in Cardiff, januari

2007. www.soilassociation.org/web/sa/saweb.nsf/

(UNID)/6BB05A7D57DAF6A28025727200416A64?

OpenDocument

8. Korten, D. C. (2006) The Great Turning: From

Empire to Earth Community. Berrett-Koehler

Publishers.

9. Bird, J. (2007) ‘Energy Security in the UK: an

IPPC Factfile’. Institute for Public Policy Research.

www.ippr.org.uk/publicationsandreports/publica-

tion.asp?id=555

10. Department for Transport (2006) ‘Transport Statis-

tics Great Britain: 2006 Edition’. London: The Sta-

tionery Office.

11. Daly, H. (1993) ‘The Perils of Free Trade’. Scientific

American, november 1993.

12. Geciteerd in Hawkes, P. (2007) Blessed Unrest:

How the Largest Movement in the World Came

into Being, and Why No One Saw it Coming.

Viking.

13. Department of Transport (2006) ‘Road Freight

Statistics’. Juni 2006. Gevonden op

www.dft.gov.uk/162259/162469/221412/22152

2/222944/coll_roadfreightstatistics2005in/road-

freightstatistics2005int5135

14. Monbiot, G. (2008) Hitte. Uitgeverij Jan van Arkel

(zie www.hitte.nu). Oorspronkelijke uitgave (2007)

‘Heat: How to Stop the Planet Burning’. Penguin.

15. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival

Guide to the Imminent Extinction of Petroleum

Man. John Murray.

16. Mellanby, K. (1975) Can Britain Feed Itself?. Merlin

Press.

17. Voor lezers buiten het Verenigd Koninkrijk, MEP

staat voor ‘Member of the European Parliament’.

18. Lucas, C., Jones, A. & Hines, C. (2006). ‘Fuelling

a Food Crisis’. Beschikbaar om te downloaden op

www.carolinelucasmep.org.uk

19. Zie bijvoorbeeld Romm, J. (2005) The Hype About

Hydrogen: Fact and Fiction in the Race to Save the

Climate. Island Press.

20. Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival

Guide to the Imminent Extinction of Petroleum

Man. London: John Murray.

21. Kunstler, J.H. (2005) The Long Emergency: Survi-

ving the Converging Catastrophes of the 21st Cen-

tury. Atlantic Monthly Press.

22. Energy Watch Group (2007) ‘Coal: Resour-

ces and Future Production’. EWG. www.energy-

watchgroup.org/files/coalreport.pdf

23. Monbiot, G. (2007) ‘The New Coal Age’.

www.monbiot.com, 9 october 2007.

www.monbiot.com/archives/2007/10/09/the-new-

coal-age/. Een Nederlandse vertaling staat op

www.hitte.nu/monbiot.

24. Leggett, J. (2005) Half Gone: Oil, Gas, Hot Air and

the Global Energy Crisis. Portobello Books.

25. Monbiot, G. (2007) ‘A Lethal Solution’. The Guar-

dian, 27 maart 2007. Een Nederlandse vertaling

staat op www.hitte.nu/monbiot.

26. Department of Trade and Industry (2006) ‘Energy

Trends June 2006’. Beschikbaar op

www.dti.gov.uk/files/file30881.pdf. Ook belangrijk

is Chris Vernon’s commentaar hierop, ‘UK Energy

Trends, Coal’. Gepost op The Oil Drum Europe,

www.theoildrum.com/story/2006/7/5/15249/17646

27. Voor een angstaanjagende analyse , zie Vidal, J.

(2001) ‘The Looming Food Crisis’. The Guardian

G2 section, 29 augustus 2007, pp.5 9.

28. Chefurka, P. (2007) ‘Mexico: peak oil in action’.

www.paulchefurka.ca/Mexico%20and%20the%20

Problematique.html

29. Girling, R. (2007) ‘Goodbye Beautiful Britain’.

Sunday Times, 26 augustus 2007.

30. Zie bijvoorbeeld, DEFRA (2007) ‘Hilary Benn an-

nounces action to monitor impact of EU Agricul-

ture Council’s decision on 0% set aside rate for

2008’. DEFRA persbericht, 26 september 2007.

www.defra.gov.uk/news/2007/070926b.htm

31. Fleming, D. (2009) Energieslank leven met klimaat-

dukaten, stapsgewijs minder energieverbruik voor

allemaal, met extra Inleiding en bijlagen. Uitgeve-

rij Jan van Arkel (zie www.hitte.nu). Oorspronke-

lijk (2005) ‘Energy and the Common Purpose: des-

cending the energy staircase with Tradable Energy

Quotas’. London: Lean Connection Press.

32. Department of Environment, Food and Rural Af-

fairs (2002) ‘Achieving a Better Quality of Life:

review of progress towards sustainable develop-

ment’.

DEEL TWEE & HOOFDSTUK 5:

HOE PIEKOLIE EN KLIMAATVERANDERING

ONS BEÏNVLOEDEN

1. Snyder, G. (1974) Four Changes in Turtle Island.

New Directions Publications, p.101.

2. Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot

Sustain a Consumer Society. Springer Verlag.

3. Het antwoord op een vraag die gesteld werd aan

het panel tijdens de Soil Association conferentie in

Cardiff, januari 2007.

4. Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking

Up to the Century of Declines. New Society Pu-

blishing.

5. Heinberg, R. (2004) Powerdown: options and acti-

ons for a post carbon world. Clairview Books.

6. Een permacultuurleraar te Kinsale FEC, die www.

Zone5.org uitgeeft.

HOOFDSTUK 6:

DE PSYCHOLOGIE VAN VERANDERING

BEGRIJPEN

1. DiClemente, C. (2006) Addiction and Change: how

addictions develop and addicted people recover.

Guilford Publications.

2. Johnstone, C. (2006) Find Your Power: Boost Your

Inner Strengths, Break Through Blocks and Achie-

ve Inspired Action. Nicholas Brealey Publishing.

3. www.greatturningtimes.org.

4. Lees bijvoorbeeld: Miller, W. R. & Rollnick, S.

(2002) Motivational Interviewing: Preparing Peop-

le for Change. (2e druk), Guilford Press.

5. Bush maakte deze beruchte opmerking in zijn

State of the Union toespraak van 2006:

www.whitehouse.gov/news/releases/2006/01/

20060131-10.html

6. Miller, W.R. & Sanchez, V.C. (1993) ‘Motivating

young adults for treatment and lifestyle change’.

In: Howard, G. [ed.] Issues in Alcohol Use and Mi-

suse by young adults. University of Notre Dame

Press.

7. Zie bij ‘Bronnen’.

8. Meer in detail onderzocht in James, S & Lahti, T.

(2004) The Natural Step for Communities: how ci-

ties and towns can change to sustainable practi-

ces. New Society Publishers.

HOOFDSTUK 7:

DE KRACHT GEBRUIKEN VAN EEN

AANSPREKEND TOEKOMSTBEELD

1. Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy: Using Co

Intelligence to Create a World That Works For All.

The Writers’ Collective.

2. www.southernsolar.co.uk/

3. www.transitionculture.org/?p=318

4. www.lewes.gov.uk/environment/8261.asp

5. www.zerowaste.co.nz/

6. www.politics.guardian.co.uk/economics/

story/0,,1965497,00.html

7. www.en.wikipedia.org/wiki/Vauban,_Freiburg

8. www.en.wikipedia.org/wiki/Gross_national_

happiness

9. www.business.scotsman.com/topics.

cfm?tid=605&id=1868722006

10. www.furniturenow.org.uk

11. www.stroudcommunityagriculture.org/promoting

CSA.php.

12. www.bbc.co.uk/dna/h2g2/A2263529

13. www.cyclestations.co.uk

14. www.carplus.org.uk/

15. www.en.wikipedia.org/wiki/Appreciative_inquiry

16. Chris is ook de auteur van Johnstone, C. (2006)

Find Your Power: Boost your inner strengths, break

through blocks and achieve inspired action. Nicho-

las Brealey Publishing.

17. Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy: Using Co

Intelligence to Create a World That Works For All.

The Writers’ Collective.

Page 138: Transitie HANDBOEK

264H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

265N O T E N

18. Uit ‘Exclusive to Transition Culture! Peter Russell

on life after oil, change and consciousness’. Transi-

tionCulture.org, 5 februari 2007.

19. Lovelock, J. (2007) De wraak van Gaia, Bert Bak-

ker. Oorspronkelijke uitgave: (2007) ‘The Revenge

of Gaia: Why the Earth Is Fighting Back, and How

We Can Still Save Humanity’. Penguin Books.

20. Harding, S. (2006) Animate Earth: Science, Intui-

tion and Gaia. Green Books. Herziene versie ver-

schijnt 2009.

21. Uit: ‘Stephan Harding on Peak Oil’. TransitionCul-

ture.org, 14 juni 2006.

22. Goodwin, B. (2007) Nature’s Due: Healing Our

Fragmented Culture. Floris Books.

23. Uit: ‘Brian Goodwin on Peak Oil: An Interview’.

TransitionCulture.org, 8 mei 2006.

24. Uit: ‘Exclusive to Transition Culture. Fritjof Capra

on Peak Oil: an Interview’. TransitionCulture.org,

10 mei 2006.

25. Uit: ‘Meg Wheatley on Energy Descent Planning:

an Interview’. TransitionCulture.org, 13 september

2006.

26. Uit: ‘Exclusive to Transition Culture: An Interview

with Tony Juniper. Part 1. Peak oil, climate change

and the role of local communities’. TransitionCul-

ture.org, 23 februari 2007.

27. Uit: ‘An Interview with Dennis Meadows, co aut-

hor of Limits to Growth’. TransitionCulture.org, 18

september 2006.

HOOFDSTUK 8:

EEN VISIONAIR TOEKOMSTBEELD VOOR 2030

1. Zoals voorgesteld in Lucas, C., A. Jones & C.

Hines, ‘Fuelling a Food Crisis: the impact of peak

oil on food security’. Green Party/European Free

Alliance.

www.carolinelucasmep.org.uk/2006/12/08/fuel-

ling-a-food-crisis/

2. Zie bijvoorbeeld de Badgersett Research Corpora-

tion op www.badgersett.com en de Agroforestry

Research Trust op www.agroforestry.co.uk

3. ‘Cart Horse Machinery’. www.carthorsemachinery.

com

4. ‘Natural Building Technologies’. www.natural

buildingproducts.co.uk

5. ‘S & S Cob Blocks’. www.cobblocks.co.uk.

6. Shearer, P. (2006) ‘The Weetabix house: This eco

charity’s new HQ is packed with bales of natural

fibre’. The Times, 10 november 2006.

www.property.timesonline.co.uk/article/0,,14049

2443927,00.html

7. ‘The Humungus Fungus Project’. www.jac-by-the-

stowl.co.uk

8. ‘Fruiting Bodies’. www.fruiting bodies.co.uk

9. Bioregional Development Group

www.bioregional.com/programme_projects/pap_

fibres_prog/hemp%20textiles/hemp_reports.

htm#project

10. Wood Energy Limited, www.woodenergyltd.co.uk/

ft_pellets.html

11. Healion, K. (2005) ‘Case Study: Camphill Commu-

nity Ballytobin, Co. Kilkenny, Ireland’. Een rapport

voor Sustainable Energy Ireland.

www.sei.ie/uploadedfiles/RenewableEnergy/Tas-

k29CamphilCommunityBallytobin.pdf

12. Bryson, L, Jones, A, Beedle, L & York, A. ‘The Gle-

belands Unicorn Model: A Cooperative approach

to sustainable urban food supply’.

www.unicorn grocery.co.uk/glebelands_model.php

13. Viljoen, A.(ed) (2005). CPULs: Continuous Produc-

tive Urban Landscapes, Architectural Press.

14. Een formule bedacht in het Centre for Alternative

Technology (2007) ‘Zero Carbon Britain’. CAT Pu-

blications.

15. Fleming, D.(2009) Energieslank leven met klimaat-

dukaten - stapsgewijs minder energieverbruik voor

allemaal, met extra Inleiding en bijlagen. Uitgeve-

rij Jan van Arkel (zie www.hitte.nu). Oorspronke-

lijk (2005) ‘Energy and the Common Purpose: des-

cending the Energy Staircase with Tradable Energy

Quotas (TEQs)’. The Lean Economy Connection.

16. Chiappini, R. (2006) Christo and Jeanne Claude:

Revealing an Object by Concealing It. Skira Edito-

re.

17. Uitvoerig uiteengezet in Greenpeace (2005) ‘De-

centralising Power: An Energy Revolution for the

21st Century. Te downloaden op www.greenpeace.

org.uk

18. Jones, A (2002) ‘Woking: Energy Services, DG and

Fuel Cells for the New Millenium’. Cogeneration

and On site Power Production, Vol. 3, no. 3, mei

juni 2002.

19. Zo’n ding bestaat al, namelijk de Electrisave. Ik

heb er een en hij is geweldig. Ze zijn net voorzien

van een nieuwe merknaam: de Owl wireless ener-

gy monitor. www.electricity monitor.com

20. McLeod, R. (2007) Passiv Haus, Local House: an in-

tegrated approach to zero carbon housing. Mas-

terscriptie Architecture AEES, University of East

London / CAT.

21. Een idee dat ik oorspronkelijk verkend heb in een

artikel in Resurgence Magazine met als tital ‘Buil-

ding Miles’. Te downloaden op www.resurgence.

org/2006/hopkins236.htm

22. Een concept onderzocht in Vale, R. & Vale, B.

(2002) The New Autonomous House: Design and

Planning for Sustainability. Thames & Hudson.

23. Voor een grondiger onderzoek van dit concept,

zie Fairlie, S. (1996) Low Impact Development:

Planning and People in a Sustainable Countryside.

Jon Carpenter Publishing; Hopkins, R. (1996) Per-

maculture: A New Approach for Rural Planning?

Bachelorscriptie aan de University of the West of

England. Het belangrijkste contactpunt hiervoor is

Hoofdstuk 7 op www.tlio.org.uk/chapter7/index.

html

24. The Land is Ours (1999) ‘Defining Rural Sustainabi-

lity: Fifteen Criteria for Sustainable Developments

in the Countryside together with Three Model Po-

licies for Local Plans’. Verkrijgbaar op het Chap-

ter 7 office: The Potato Store, Flax Drayton Farm,

South Petherton, Somerset, TA13, U.K. of op

www.tlio.org.uk/chapter7/defining.html

25. Deze oefeningen werden ontwikkeld door Chris

Salisbury van Wildwise, een uitstekende organisa-

tie voor lokale milieueducatie. www.wildwise.co.uk

26. Dit is niet zomaar een krankzinnig idee van me –

dit gebeurt al in Zweden. Zie voor een geweldig

rapport over dit onderwerp, Schonning, C. (2001)

‘Urine Diversion: hygienic risks and microbial gui-

delines’. Beschikbaar als pdf op

www.who.int/water_sanitation_health/wastewater/

urineguidelines.pdf

HOOFDSTUK 9:

KINSALE – EEN EERSTE POGING TOT

GEMEENSCHAPPELIJKE TOEKOMSTDROMEN

1. Deze cursus loopt nog; zie www.kinsalefurthered.ie

2. James, S. & Lahti, T. (2004) Natural Step for Com-

munities: How Cities and Towns Can Change to

Sustainable Practices. New Society Publishing.

3. Je kan meer lezen over Open Space Technology in

Tools for Transition no. 10, p.168.

4. Vrij te downloaden op www.transitionculture.org

5. Je kan luisteren naar een interview met Richard,

opgenomen gedurende de laatste dag van de

conferentie Fuelling the Future, dat tevens ook

een idee geeft van de sfeer van het evenement,

op www.globalpublicmedia.com/richard_

heinberg_on_the_lifeboat_radio_show

6. Je kan luisteren naar de audiobestanden van de

lezingen gedurende de conferentie op

www.fuellingthefuture.org/audio.htm

7. Een uitstekende introductie tot de Village Building

Convergence kan gevonden worden op www.ci-

tyrepair.org/wiki.php/ waar je een kort geweldig

filmpje vindt over VBC.

8. Bill Mollison (in Permaculture: a Designer’s Manu-

al. Tagari Publications, 1988) definieert ‘swales’ als

‘long level excavations, which can vary greatly in

width and treatment from small ridges in gardens,

rock piles across slopes, or deliberately excava-

ted hollows in flatlands and low slope landscapes’.

Deze worden gebruikt om de waterafloop van het

land op te vangen, te stoppen en te infiltreren.

9. Een interview met Catherine gedurende de eerste

fasen van Transition Town Kinsale kan beluistered

worden op Global Public Media, op

www.globalpublicmedia.com/catherine_dunne_

transition_design

10. Voor meer informatie zie www.willitseconomicloca-

lization.org

11. Het meest recente interview op Global Public

Media over TTK was met Klaus Harvey in oktober

2007, en kan beluisterd worden op www.global

publicmedia.com/kinsale_two_years_on

12. Een stuk dat ik schreef op Transition Culture in

2006, 6 maanden na de publicatie van de Kinsale

EDAP, geeft een idee van de schaal van de ver-

spreiding. www.transitionculture.org/2006/02/13/

kinsale-action-plan-sending-up-shoots-around-the-

world

13. Genomen uit Joel Barkers DVD ‘The Power of Vi-

sion’. Verkrijgbaar bij www.joelbarkertraining

videos.com/The_Power_Of_Vision.htm#Purchase

DEEL DRIE & HOOFDSTUK 10:

HET TRANSITIE-CONCEPT

1. Uit een lezing over Public Policy op de Universiteit

van Cambridge getiteld: ‘The transition economy:

a future beyond oil’ (terwijl hij nog minister van

Milieu was), 5 maart 2007. Beschikbaar op

www.defra.gov.uk/corporate/ministers/speeches/

david miliband/dm070305.htm

2. Shepard, H. A. (1974) Rules of Thumb for Change

Agents, herdruk op

www.nickheap.co.uk/articles.asp?ART_ID=257

3. McNamara, A. (2007) ‘New Queensland Sustai-

nability Minister on the future with less oil’. Een

interview met Andi Hazelwood van Global Public

Media. www.globalpublicmedia.com/new_queens-

land_sustainability_minister_on_the_future_with_

less_oil

4. Holmgren, D. (2003) ‘What Is Sustainability?’ van

het Sustainability Network Update 31E, 9 septem-

ber 2003, CSIRO Sustainability Network. Beschik-

baar op www.bml.csiro.au/susnetnl/netwl31Eb.pdf

5. Aanvankelijke uiteenzetting in Mollison, B. &

Holmgren, D. (1978) Permaculture One: A Peren-

nial Agriculture for Human Settlements. Tagari Pu-

blications; maar het best omschreven in Holmgren,

D. (2007) Permaculture: Principles and Pathways

beyond Sustainability. Holmgren Design Services.

6. Om er meer over te weten, kan je deelnemen

aan een permacultuurcursus (in de UK), de web-

site van de Permaculture Association bekijken (de

Britse) op www.permaculture.org.uk. Cursussen

in verschillende formats lopen door heel het Ver-

enigd Koninkrijk. Een permacultuurcursus is een

levensveranderende ervaring, en is, zou ik zeggen,

noodzakelijk voor dit werk.

7. Mollison, B. (1988) Permaculture: A Designers

Manual. Tagari Publications.

8. Stewart, E. ‘A Second Challenge to the Move-

ment’. Permaculture Activist, no. 57.

9. Seager, A. (2007) ‘Steep decline in oil production

brings risk of war and unrest, says new study’. The

Guardian, 22 oktober 2007.

10. Adam, D. (2007) ‘Carbon output rising faster than

forecast, says study’. The Guardian, 23 oktober

2007.

11. Deze kwesties worden grondiger en met veel meer

deskundigheid onderzocht in Joanna Macy (1999)

Coming Back to Life: Practices to Reconnect Our

Lives, Our World. New Society Publishing.

12. Je kan kopieën van de dvd verkrijgen en meer

informatie vinden op www.whatawaytogomovie.

com. Een zeer goede film die de ‘hart’ aspecten

van energievermindering verkent. Sterk, aangrij-

pend, uitdagend en motiverend; naar mijn mening

erg verhelderend, maar niet voor beginners.

13. De website van de Gaia Foundation van West-

Australië is www.gaia.iinet.net.au

14. Zie bijvoorbeeld: Sale, K. (1980) Human Scale.

Coward, McCann & Geoghegan; en Morris, D. &

Hess, K. (1975) Neighbourhood Power: The New

Localism. Beacon Press.

15. www.transitioncitybristol.org

16. Winter, M. (2006) Peak Oil Prep: three things you

can do to prepare for peak oil, climate change and

economic collapse. Westsong Publishing.

17. Een uitstekend overzicht van dit werk op gemeen-

telijk niveau kan je vinden in Lerch, D. (2007) Post

Carbon Cities: Planning for Energy and Climate

Uncertainty. A guidebook on peak oil and global

warming for local governments. Post Carbon

Institute. Kan gekocht worden bij www.postcarbon

cities.net

HOOFDSTUK 11:

HOE START JE EEN TRANSITIE-INITIATIEF?

1. De beste plaats op het internet om meer te vinden

over Open Space is www.openspaceworld.org

2. Owen, H. (1993) Open Space Technology: A Users

Guide. Berrett-Koehler.

3. Voor een lijst van Open-Space-beoefenaars in het

Verenigd Koninkrijk, zie

www.openspaceuk.com/index.php/practictioners

of contacteer het Transition Network.

4. Dit kan je downloaden van www.transitionculture.

org

5. Meer informatie over de ‘Fishbowl’-techniek kan je

vinden in de Wikipedia, op www.en.wikipedia.org/

wiki/Fishbowl_(conversation)

6. Het Transition Network ontwikkelt momenteel een

model hiervoor, evenals een voorstel voor een

‘tijdslijn’ waarop evenementen kunnen worden ge-

organiseerd.

HOOFDSTUK 12:

HET BEGIN VAN TRANSITION TOWN TOTNES

1. Je kan de aantekeningen die gedurende de dag

gemaakt werden bekijken op www.transition-

towns.org/Totnes/

2. Van www.theworldcafe.com

3. www.secondnature.ie

4. www.theworldcafe.com. ‘From Café Principles

in Action’. www.theworldcafe.com/know-how.

htm#explore

5. Naast www.theworldcafe.com, zijn andere be-

langrijke referenties over World Café: World Café

Community (2002) Café to Go! A quick reference

guide for putting conversations to work. Whole

Systems Associates, verkrijgbaar bij

www.theworldcafe.com/articles/cafetogo.pdf

Page 139: Transitie HANDBOEK

266H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

267B R O N N E N

en Brown, J., Isaacs, D. & The World Cafe

Community (2005) The World Café: Shaping Our

Futures Through Conversations That Matter.

Berrett- Koehler Publishing. Nog andere bronnen

kunnen gevonden worden op www.theworldcafe.

com/hosting.htm

6. www.movingsounds.org

7. Je kunt de film die Keith maakte voor Transition

Town Lewes ter promotie van hun Lancering op

YouTube zien. De lokale bioscoop vertoonde hem

als trailer gedurende de twee maanden voor hun

Lancering.

8. Agroforestry Research Trust, 46 Hunters Moon,

Dartington, Totnes, Devon TQ9 6JT. www.agrofo-

restry.co.uk

9. McIntosh, A. (2004) Soil and Soul: People Versus

Corporate Power. Aurum Press.

10. Je kan het Radio Schotland stuk beluisteren op

www.transitiontowns.org/TransitionNetwork/Tran

sitionNetwork

11. University of Liverpool Oil Depletion Impact

Group. www.liv.ac.uk/managementschool/odig/

index.htm

12. Je kunt een meer gedetailleerd overzicht van

het studiemateriaal van de cursus lezen op

www.transitionculture.org/skilling up for power

down course notes/

13. www.agroforestry.co.uk

14. www.berkshares.org.

15. www.saltspringtoday.com

16. Je kunt deze film zien op www.youtube.com/

watch?v=ZwNl9Tse7k8

17. Een publikatie die we enorm nuttig vonden bij

het ontwerpen van de Totnes-Pond was Lietaer,

B. & Hallsmith, G. (2006) ‘Community Currency

Guide, Global Community Initiatives’. Beschikbaar

als een free download van www.lyttelton.net.nz/

documents/timebank/community_currency.pdf

HOOFDSTUK 13:

DE VERSPREIDING VAN HET AANSTEKELIJKE

TRANSITIE-CONCEPT

1. Je kunt naar the podcasts van de conferentie luis-

teren op www.soilassociation.org/conference en

het boekje lezen dat voor het evenement werd ge-

maakt op www.transitionculture.org/2007/01/30/

one-planet-agriculture-the-case-for-action-down

load-the-booklet/

2. Om het verloop hiervan te volgen, bezoek www.

lampeter.org/english/tt/index.html

3. Dat je kan horen op www.transitiontowns.org/

TransitionNetwork/TransitionNetwork

4. Vergelijkbaar met www.bookcrossing.com

5. Je kunt een korte film zien waarin Duncan vertelt

over Transition Brixton op www.transitionculture.

org/2007/08/30/duncan law/

6. Meer in detail onderzocht in Thompson, S., Abdul-

lah, S., Marks, N., Simms, A. & Johnson, V. (2007)

The European unHappy Planet Index: an index of

carbon efficiency and well being in the EU. Lon-

don: New Economics Foundation.

7. news.bbc.co.uk/1/hi/magazine/6676967.stm

8. Statistieken genomen van Boyle, D., Cordon, C.,

Potts, R. & Simms, A. (2007) Are You Happy? New

Economics Foundation.

DVDS

– The Transition Movie: première mei 2009 - Londen

(De eerste film over Transition Towns wereldwijd!

www.transitionculture.org.)

Over olie, klimaat, energie en economie:

– The Power of Community: How Cuba Survived

Peak Oil door Community Solution. www.powerof-

community.org. Nederlands ondertiteld, via info@

transitie.be

– The End of Suburbia: Oil Depletion and the Col-

lapse of The American Dream door The Electric

Wallpaper Co. www.endofsuburbia.com.

– A Crude Awakening: The Oil Crash door Lava Pro-

ductions AG. www.oilcrashmovie.com.

– Crude Impact door Vista Clara Films. www.vistacla-

rafilms.com.

– Peak Oil: Imposed by Nature door Tropos Doku-

mentar. www.troposdoc.com.

– Escape from Suburbia: Beyond the American

Dream: www.escapefromsuburbia.com

– What a Way to Go: Life at the End of Empire door

Tim Bennett/VisionQuest Pictures. www.whataway-

togomovie.com.

– An Inconvenient Truth/Een ongemakkelijke waar-

heid: door Paramount Classics and Participant

Productions. www.aninconvenienttruth.co.uk. Al

Gore, - Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar

van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen

doen. Web: www.climatecrisis.net/

– Energy Crossroads: a burning need to change

course: Mike Grenville van TT Forest Row: over

piekolie en energie: waar staan we en wat kan er

gedaan worden?

– The Great Warming: over de opwarming van de

aarde - gefilmd in 8 landen, verteld door Alanis

Morissette en Keanu Reeves; https://www.thegre-

atwarming.com/

– Manufactured Landscapes: James Samuel in Tran-

sition Waheke Island, Nieuw Zeeland: over piek-

olie; www.mongrelmedia.com/films/Manufactured-

Landscapes.html

– The Carbon Connection: over de gevolgen van

koolstofhandel op twee verschillende gemeen-

schappen; Fenceline Films

– Permaculture and Peak Oil: interview met David

Holmgren; www.chelseagreen.com/content/video-

david-holmgren-on-permaculture-and-peak-oil/

– Sustainability in Community: door Albert Köp-

finger und Heidi Sieker, 2003; www.oekofilm.de/

index.php

– The Corporation: over de ware aard en schadelij-

ke gevolgen van het concept onderneming; door

Mark Achbar en Jennifer Abbott; www.thecorpora-

tion.com/

– Oil, Smoke & Mirrors: documentaire van Ronan

Doyle over de link tussen 9/11 en piekolie. 50 min.

Integraal op internet te bekijken. (Nederlandse

ondertiteling komt medio 2009); www.OilSmoke-

AndMirrors.com

– The Age of Stupid: klimaatdocumentaire die be-

gint in het jaar 2055, als de wereld in puin ligt na

een ecologische ramp. In een raamvertelling blikt

de beheerder van het Arctic Global Archive, een

mausoleum van de menselijke beschaving, terug

op onze tijd. ‘We hadden onszelf kunnen redden.’

www.ageofstupid.net. Nederlandse vertaling is

waarschijnlijk zomer 2009 beschikbaar.

– Wake up Freak out: animatiefilm over klimaatver-

andering. www.wakeupfreakout.org/film/tipping.

html

– The 11th Hour: DiCaprio, L. - Turn mankind’s dar-

kest hour into its finest, www.11thhouraction.com

– A Convenient Truth - Urban Solutions from Curi-

tiba, Brazil: www.mariavazphoto.com.

– Nederland: energieland van zon, water, wind:

VPRO Tegenlicht documentaire. www.vpro.nl/pro-

gramma/tegenlicht/afleveringen/40025880/

– Here comes the Sun: VPRO Tegenlicht docu-

mentaire. www.vpro.nl/programma/tegenlicht/

afleveringen/40025880/

– The Story of Stuff: animatiefilm over de consump-

tiemaatschappij en de werking van de economie.

Ook Nederlands ondertiteld. www.storyofstuff.

com/international)

– Money as Debt: hoe komt het dat vrijwel iedereen,

zowel overheden als individuen in de schulden zit-

ten? Tevens pleidooi voor lokale economie. Ook te

bekijken op internet (47 min). www.moneyasdebt.

net

– Message in the Waves: BBC Natural World 2007;

over plastic afval in de oceanen; www.messagein-

thewaves.com/

Over voedsel, permacultuur en landbouw:

– The Solar Power Village in Tamera - Autonomous

energy and food supply, the core of future peace

settlements. www.solarpowervillage.info

– The Future of Food: door Deborah Koons Garcia;

over de controverse over genetisch gemanipu-

leerd voedsel; www.thefutureoffood.com/

– Gen zoekt Boer: over genetische manipulatie in de

landbouw; door Dumitriu/Verbeek, 2008, Neder-

land; coproductie van A SEED Europe en Milieu-

defensie; www.aseed.net/

– De Wereld volgens Monsanto: te zien op internet:

video.google.com/videoplay?docid=59959448621

21634838; Nederlandse versie www.livingcolours.

nl

– Permacultuur in Nederland - introductie in een

ontwerpsysteem: Buckinx, M. & P. Biesta, Infor-

matiefilm het eetbare landschap in landbouw en

tuinen, bouwen met natuurlijke materialen, af-

valwaterzuivering, duurzame energie en de soci-

aal-economische aspecten. 20 min. www.transitie-

cultuur.nl/

– Bridging Industry To Permaculture. Permacultu-

re Design, Sustainable Living, Energy Solutions:

Berns, D., R. Wexler, www.ecosutra.com

– Our Daily Bread: Geyrhalter, N. www.ourdaily-

bread.at

– We Feed the World: Wagenhofer, E. www.wefeed-

theworld.nl

– Koe 80 heeft een probleem: www.globalsociety.be

(zie ook onder boeken)

Bronnen*

Page 140: Transitie HANDBOEK

266H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

267B R O N N E N

en Brown, J., Isaacs, D. & The World Cafe

Community (2005) The World Café: Shaping Our

Futures Through Conversations That Matter.

Berrett- Koehler Publishing. Nog andere bronnen

kunnen gevonden worden op www.theworldcafe.

com/hosting.htm

6. www.movingsounds.org

7. Je kunt de film die Keith maakte voor Transition

Town Lewes ter promotie van hun Lancering op

YouTube zien. De lokale bioscoop vertoonde hem

als trailer gedurende de twee maanden voor hun

Lancering.

8. Agroforestry Research Trust, 46 Hunters Moon,

Dartington, Totnes, Devon TQ9 6JT. www.agrofo-

restry.co.uk

9. McIntosh, A. (2004) Soil and Soul: People Versus

Corporate Power. Aurum Press.

10. Je kan het Radio Schotland stuk beluisteren op

www.transitiontowns.org/TransitionNetwork/Tran

sitionNetwork

11. University of Liverpool Oil Depletion Impact

Group. www.liv.ac.uk/managementschool/odig/

index.htm

12. Je kunt een meer gedetailleerd overzicht van

het studiemateriaal van de cursus lezen op

www.transitionculture.org/skilling up for power

down course notes/

13. www.agroforestry.co.uk

14. www.berkshares.org.

15. www.saltspringtoday.com

16. Je kunt deze film zien op www.youtube.com/

watch?v=ZwNl9Tse7k8

17. Een publikatie die we enorm nuttig vonden bij

het ontwerpen van de Totnes-Pond was Lietaer,

B. & Hallsmith, G. (2006) ‘Community Currency

Guide, Global Community Initiatives’. Beschikbaar

als een free download van www.lyttelton.net.nz/

documents/timebank/community_currency.pdf

HOOFDSTUK 13:

DE VERSPREIDING VAN HET AANSTEKELIJKE

TRANSITIE-CONCEPT

1. Je kunt naar the podcasts van de conferentie luis-

teren op www.soilassociation.org/conference en

het boekje lezen dat voor het evenement werd ge-

maakt op www.transitionculture.org/2007/01/30/

one-planet-agriculture-the-case-for-action-down

load-the-booklet/

2. Om het verloop hiervan te volgen, bezoek www.

lampeter.org/english/tt/index.html

3. Dat je kan horen op www.transitiontowns.org/

TransitionNetwork/TransitionNetwork

4. Vergelijkbaar met www.bookcrossing.com

5. Je kunt een korte film zien waarin Duncan vertelt

over Transition Brixton op www.transitionculture.

org/2007/08/30/duncan law/

6. Meer in detail onderzocht in Thompson, S., Abdul-

lah, S., Marks, N., Simms, A. & Johnson, V. (2007)

The European unHappy Planet Index: an index of

carbon efficiency and well being in the EU. Lon-

don: New Economics Foundation.

7. news.bbc.co.uk/1/hi/magazine/6676967.stm

8. Statistieken genomen van Boyle, D., Cordon, C.,

Potts, R. & Simms, A. (2007) Are You Happy? New

Economics Foundation.

DVDS

– The Transition Movie: première mei 2009 - Londen

(De eerste film over Transition Towns wereldwijd!

www.transitionculture.org.)

Over olie, klimaat, energie en economie:

– The Power of Community: How Cuba Survived

Peak Oil door Community Solution. www.powerof-

community.org. Nederlands ondertiteld, via info@

transitie.be

– The End of Suburbia: Oil Depletion and the Col-

lapse of The American Dream door The Electric

Wallpaper Co. www.endofsuburbia.com.

– A Crude Awakening: The Oil Crash door Lava Pro-

ductions AG. www.oilcrashmovie.com.

– Crude Impact door Vista Clara Films. www.vistacla-

rafilms.com.

– Peak Oil: Imposed by Nature door Tropos Doku-

mentar. www.troposdoc.com.

– Escape from Suburbia: Beyond the American

Dream: www.escapefromsuburbia.com

– What a Way to Go: Life at the End of Empire door

Tim Bennett/VisionQuest Pictures. www.whataway-

togomovie.com.

– An Inconvenient Truth/Een ongemakkelijke waar-

heid: door Paramount Classics and Participant

Productions. www.aninconvenienttruth.co.uk. Al

Gore, - Een ongemakkelijke waarheid. Het gevaar

van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen

doen. Web: www.climatecrisis.net/

– Energy Crossroads: a burning need to change

course: Mike Grenville van TT Forest Row: over

piekolie en energie: waar staan we en wat kan er

gedaan worden?

– The Great Warming: over de opwarming van de

aarde - gefilmd in 8 landen, verteld door Alanis

Morissette en Keanu Reeves; https://www.thegre-

atwarming.com/

– Manufactured Landscapes: James Samuel in Tran-

sition Waheke Island, Nieuw Zeeland: over piek-

olie; www.mongrelmedia.com/films/Manufactured-

Landscapes.html

– The Carbon Connection: over de gevolgen van

koolstofhandel op twee verschillende gemeen-

schappen; Fenceline Films

– Permaculture and Peak Oil: interview met David

Holmgren; www.chelseagreen.com/content/video-

david-holmgren-on-permaculture-and-peak-oil/

– Sustainability in Community: door Albert Köp-

finger und Heidi Sieker, 2003; www.oekofilm.de/

index.php

– The Corporation: over de ware aard en schadelij-

ke gevolgen van het concept onderneming; door

Mark Achbar en Jennifer Abbott; www.thecorpora-

tion.com/

– Oil, Smoke & Mirrors: documentaire van Ronan

Doyle over de link tussen 9/11 en piekolie. 50 min.

Integraal op internet te bekijken. (Nederlandse

ondertiteling komt medio 2009); www.OilSmoke-

AndMirrors.com

– The Age of Stupid: klimaatdocumentaire die be-

gint in het jaar 2055, als de wereld in puin ligt na

een ecologische ramp. In een raamvertelling blikt

de beheerder van het Arctic Global Archive, een

mausoleum van de menselijke beschaving, terug

op onze tijd. ‘We hadden onszelf kunnen redden.’

www.ageofstupid.net. Nederlandse vertaling is

waarschijnlijk zomer 2009 beschikbaar.

– Wake up Freak out: animatiefilm over klimaatver-

andering. www.wakeupfreakout.org/film/tipping.

html

– The 11th Hour: DiCaprio, L. - Turn mankind’s dar-

kest hour into its finest, www.11thhouraction.com

– A Convenient Truth - Urban Solutions from Curi-

tiba, Brazil: www.mariavazphoto.com.

– Nederland: energieland van zon, water, wind:

VPRO Tegenlicht documentaire. www.vpro.nl/pro-

gramma/tegenlicht/afleveringen/40025880/

– Here comes the Sun: VPRO Tegenlicht docu-

mentaire. www.vpro.nl/programma/tegenlicht/

afleveringen/40025880/

– The Story of Stuff: animatiefilm over de consump-

tiemaatschappij en de werking van de economie.

Ook Nederlands ondertiteld. www.storyofstuff.

com/international)

– Money as Debt: hoe komt het dat vrijwel iedereen,

zowel overheden als individuen in de schulden zit-

ten? Tevens pleidooi voor lokale economie. Ook te

bekijken op internet (47 min). www.moneyasdebt.

net

– Message in the Waves: BBC Natural World 2007;

over plastic afval in de oceanen; www.messagein-

thewaves.com/

Over voedsel, permacultuur en landbouw:

– The Solar Power Village in Tamera - Autonomous

energy and food supply, the core of future peace

settlements. www.solarpowervillage.info

– The Future of Food: door Deborah Koons Garcia;

over de controverse over genetisch gemanipu-

leerd voedsel; www.thefutureoffood.com/

– Gen zoekt Boer: over genetische manipulatie in de

landbouw; door Dumitriu/Verbeek, 2008, Neder-

land; coproductie van A SEED Europe en Milieu-

defensie; www.aseed.net/

– De Wereld volgens Monsanto: te zien op internet:

video.google.com/videoplay?docid=59959448621

21634838; Nederlandse versie www.livingcolours.

nl

– Permacultuur in Nederland - introductie in een

ontwerpsysteem: Buckinx, M. & P. Biesta, Infor-

matiefilm het eetbare landschap in landbouw en

tuinen, bouwen met natuurlijke materialen, af-

valwaterzuivering, duurzame energie en de soci-

aal-economische aspecten. 20 min. www.transitie-

cultuur.nl/

– Bridging Industry To Permaculture. Permacultu-

re Design, Sustainable Living, Energy Solutions:

Berns, D., R. Wexler, www.ecosutra.com

– Our Daily Bread: Geyrhalter, N. www.ourdaily-

bread.at

– We Feed the World: Wagenhofer, E. www.wefeed-

theworld.nl

– Koe 80 heeft een probleem: www.globalsociety.be

(zie ook onder boeken)

Bronnen*

Page 141: Transitie HANDBOEK

268H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

269B R O N N E N

– Meat the Truth: Pierson Foundation, Nicolaas G.

- Mariane Thieme over klimaat en veeteelt. www.

meatthetruth.nl

– Mother Earth - a new Future for small Farmers: bij-

zonder inspirerende film over kleinschalige biolo-

gische landbouw in India, Nederlands ondertiteld.

www.paulenkelaarfilms.nl

– The Real Dirt on Farmer John (It ain’t easy being

green): www.farmerjohnmovie.com (Nederlands

ondertiteld)

– A Farm for the Future: BBC-documentaire uit fe-

bruari 2009. 50 min. over de omschakeling van

een `reguliere’ boerderij in Devon (GB) naar een

low-energy permacultuur-farm. Nederlandse on-

dertiteling in voorbereiding)

– Made in Detroit: M. & M. Poppenk - Tienermoe-

ders worden stadsboeren. www.madeindetroit.tv

– De Groene Hemel, de schooltuin van meester

Bert: Boek + film, B. Ydema (filmregie: Roel van

Dalen), NCRV, IDTV Docs

– The Living School: Rerun Producties, Amsterdam,

www.rerunproductie.nl

Over bouwen, wonen, samenleven:

– Zie ook korte video’s op www.transitie.be en www.

transitiontowns.nl

– Visions of Utopia (2 delen!: Experiments in Sustai-

nable Culture. www.ic.org)

– Garbage Warrior: O. Hogde. Over Earthship ont-

werper en bouwer Michael Reynolds. Earthships

101, dvd en cd-rom

– Ecovillage Pioneers: H. Iles, Undercurrents News

Network, www.undercurrents.org

– Voices of Cohousing: Reis door Centraal Wonen.

Dorpjes in de steden bouwen. www.notsocrazy.net

– Houses of Straw: over strobalenbouw;

www.oekofilm.de/index.php?id=6,3,0,0,1,0

Over kunst en natuur:

– Rivers and Tides: door Thomas Riedelsheimer -

over Andy Goldsworthy working with time, The

Call of the Mountain: Rerun Producties 1997, Am-

sterdam, www.rerunproducties.nl (Portret van Arne

Naess en diepe ecologie; via [email protected]:

Nederlands ondertiteld)

Online videos

– Real Oil Crisis: ABC, the Australian Broadcasting

Corporation. www.abc.net.au/catalyst/stories/

s1515141.htm

– Our Oil Addiction: door WCCO-TV. www.wcco.

com/energy

– Peak Oil by ABC: www.abc.net.au/4corners/spe-

cial_eds/20060710/default_full.htm.

– Global Public Media: essentieel online bronnenar-

chief voor interviews en films over piekolie en op-

lossingen.

– Crude: the incredible journey of oil: ABC Science.

www.abc.net.au/science/crude/.

– Afval=voedsel (www.vpro.nl/programma/tegen-

licht/afleveringen/35180292/)

– Eat the suburbs: www.eatthesuburbs.org/2009/01/

eat-the-suburbs-the-film/

– Energy wars 2008: www.vpro.nl/programma/te-

genlicht/afleveringen/40004334/

– Money as debt: video.google.com/videoplay?doci

d=9175976647812762597&hl=nl

BOEKEN

Vijf noodzakelijk te lezen boeken

als je dit Handboek uit hebt

– Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking

Up to the Century of Declines, New Society Pu-

blishing.

– Holmgren, D. (2003) Permaculture: Principles and

Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design

Services.

– Homer-Dixon, T. (2009) Ten onder te boven - ca-

tastrofe, creativiteit en de vernieuwing van de sa-

menleving, Uitgeverij Jan van Arkel; oorspronkelij-

ke titel: The Upside of Down, Souvenir Press.

– Strahan, D. (2007) The Last Oil Shock: A Survival

Guide to the Imminent Extinction of Petroleum

Man, John Murray Publishing.

– Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot

Sustain a Consumer Society, Springer Verlag.

Piekolie

– Bakas, A. & Creemers, R. (2007) Leven zonder olie,

Scriptum

– Bentley, R.W. (2002) ‘Global oil & gas depletion:

an overview’, Energy Policy 30, pp.189–205.

– Boer, J. & J. Oudelohuis (1983), Olieslaaf of eigen

baas - met een goed energiebeleid naar onafhan-

kelijkheid, Uitgeverij Jan van Arkel (uitverkocht)

– Brangwyn, B. & Hopkins, R. (2009) Basishandlei-

ding Transition Towns – hoe word je een transi-

tie-stad, -dorp, -streek, -gemeenschap of zelfs

-eiland. Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transition

Towns Nederland en Transitie Vlaanderen.

– Brown, L.R. (2006a) Plan B. 2.0: Rescuing a Planet

Under Stress and a Civilization in Trouble, W.W.

Norton & Co Ltd.

– Brown, L.R. (2008) Plan B 3.0: Mobilizing to Save

Civilization, Earth Policy Institute

– Campbell, C.J. & Laherrere, J. (1998). ‘The End of

Cheap Oil’, Scientific American, Vol. 278, No. 3.

pp. 78-83.

– Campbell, C.J. (2005a) Oil Crisis, Multi-Science

Publishing Co. Ltd.

– Deffeyes, K.S. (2001) Hubbert’s Peak: The Impen-

ding World Oil Shortage, Princeton University

Press.

– Deffeyes, K.S. (2005) Beyond Oil: The View from

Hubbert’s Peak, Hill and Wang.

– Fleming, D (2009) Energieslank leven met klimaat-

dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor

allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel.

– Hartmann, T. (1999) The Last Hours of Ancient

Sunlight: waking up to personal and global trans-

formation, Hodder & Stoughton.

– Heinberg, R. (2003) The Party’s Over: Oil, War and

the Fate of Industrial Societies, New Society.

– Heinberg, R. (2004) Powerdown: Options and Acti-

ons for a Post-Carbon World, New Society.

– Heinberg, R. (2006) The Oil Depletion Protocol:

A Plan to Avert Oil Wars, Terrorism and Economic

Collapse, Clairview Books.

– Heinberg, R. (2007) Peak Everything: Waking

Up to the Century of Declines, New Society Pu-

blishing.

– Heinberg, R. (2009) Blackout: Coal, Climate and

the Last Energy Crisis, New Society

– Hirsch, R.L., Bezdek, R. Wendling, R. (2005a.)

Peaking of World Oil Production: Impacts, Mitiga-

tion and Risk Management, National Energy Tech-

nology Laboratory, US Department of Energy.

– Hirsch, R.L. (2005b.) ‘Supply and Demand. Sha-

ping the peak of world oil production’, World Oil,

October 2005.

– Howe, J.G. (2003) The End of Fossil Energy and

the Last Chance for Sustainability, McIntire Pu-

blishing.

– Klare, M.T. (2004) Blood and Oil: The Dangers and

Consequences of America’s Growing Dependen-

cy on Imported Petroleum (The American Empire

Project), Metropolitan Books.

– Klare, M.T. (2008) Rising Powers: the New Geopo-

litics of Energy, Metropolitan Books

– Koppelaar, R. e.a. (2008) Olieschaarstebeleid,

Stichting Peakoil Nederland, www.peakoil.nl

– Kraemer, T.D. (2006) Addicted to Oil: Strategic Im-

plications of American Oil Policy, Strategic Studies

Institute of the US Army War College.

– Kunstler, J.H. (2005) The Long Emergency: Sur-

viving the Converging Catastrophes of the 21st

Century, Atlantic Monthly Press.

– Leggett, J. (2005) Half Gone: oil, gas, hot air and

the global energy crisis, Portobello Books.

– Middelkoop, W. & Koppelaar, R. (2008) De perma-

nente oliecrisis – waarom benzine, gas en voedsel

steeds duurder worden. Nieuw Amsterdam Uitge-

vers.

– Mobbs, P. (2005) Energy Beyond Oil, Matador

Books.

– Simmons, M.R. (2005) Twilight in the Desert: The

Coming Saudi Oil Shock and the World Economy,

John Wiley.

– Op Het Veld, R. (2008) De strijd om energie: hoe

de groeiende honger naar olie en gas de wereld in

een crisis stort, Business Contact.

– Stichting Peakoil Nederland (2008) Minder oilie,

meer CO2? – de wisselwerking tussen klimaatver-

andering en toenemende olieschaarste. Stichting

Peakoil Nederland.

– Tertzakian, P. (2006) A Thousand Barrels a Second:

The Coming Oil Break Point and The Challenges

Facing An Energy Dependent World, McGraw-Hill.

– Staniford, S. (2006) Why peak oil is probably about

now. The Oil Drum.com. www.theoildrum.com/

story/2006/3/1/3402/63420

Klimaatverandering

– Archer, D (2009) The Long Thaw – how humans are

changing the next 100.000 years of Earth’s clima-

te, Princeton University Press.

– Arkel, J. van (1984) Wat is er mis met het weer? -

broeikaseffekt of nieuwe ijstijd?, Ekologie 21/22

pp. 1-236, Aktie Strohalm

– Climatesafety.org (2008) Climate Safety – In case

of emergency, Public Interest Research Centre.

– Dow, K. & Downing, T.A. (2006) The Atlas of Cli-

mate Change, Earthscan Books.

– Duyvendak, W. (2008) Klimaatactivist in de poli-

tiek, Bert Bakker

– Fleming, D (2009) Energieslank leven met klimaat-

dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor

allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel.

– Hillman, M. (2005). How to Save The Planet, Pen-

guin Books.

– Goodall, C. (2007) How to Live a Low-Carbon Life.

The Individual’s Guide to Stopping Climate Chan-

ge, Earthscan.

– Henson, R. (2006) The Rough Guide to Climate

Change: the symptoms, the science, the solutions,

Rough Guides, London.

– I-Count (2006) Your step-by-step guide to Climate

Bliss, Penguin Books.

– Jones, P.T & Jacobs, P. (2006) Terra Incognita: Glo-

balisering, ecologie en rechtvaardige duurzaam-

heid. Academia Press.

– Lovelock, J. (2007) De wraak van Gaia, Bert Bak-

ker, (oorspronkelijke titel: The Revenge of Gaia:

Why the Earth Is Fighting Back, and How We Can

Still Save Humanity, Penguin Books).

– Lovelock, J. (2009) The Vanishing Face of Gaia – A

Final Warning, Penguin.

– Lynas, M. (2008) Zes graden: onze toekomst op

een warmere planeet, Uitgeverij Jan van Arkel,

(oorspronkelijk: Six Degrees: our future on a hot-

ter planet, Fourth Estate).

– Monbiot, G. (2008) Hitte: hoe te voorkomen dat

de planeet verbrandt, Uitgeverij Jan van Arkel

(oorspronkelijk: Heat: how to stop the planet bur-

ning, Penguin Books).

– Pearce, F. (2007) De laatste generatie: hoe de na-

tuur wraak neemt voor het broeikaseffect, Uitge-

verij Jan van Arkel (oorspronkelijk: Last Gene-

ration: How Nature Will Take Her Revenge for

Climate Change, Eden Books/Transworld).

– Roos, R. (red.) (2005) Opgewarmd Nederland. kli-

maatverandering, natuur, water, landbouw, effec-

ten, aanpak, Uitgeverij Jan van Arkel

– Simms, A, Kjell, P. & Woodland, D. (2005) Mirage

and Oasis: energy choices in an age of global war-

ming, New Economics Foundation. Free download

from www.neweconomics.org.

– Spratt, D. (2007) The Big Melt: lessons from the

Arctic Summer of 2007, Carbon Equity. Available

from www.carbonequity.info.

– Keytsman E. & Jones P.J. (2007) Het Klimaatboek,

pleidooi voor een ecologische omslag, EPO.

– Welzer, H. (2009) De klimaatoorlogen, Ambo/An-

thos

Energievermindering / Transities

– Abdullah, S. (1999) Creating a World That Works

For All, Berrett-Koehler.

– Bates, A. (2007) The Post-Petroleum Survi-

val Guide and Cookbook: Recipes for Changing

Times. New Society Publishers.

– Brand, S. (1999) The Clock of the Long Now: Time

and Responsibility, Phoenix Press.

– Brangwyn, B. & Hopkins, R. (2009) Basishandlei-

ding Transition Towns – hoe word je een transi-

tie-stad, -dorp, -streek, -gemeenschap of zelfs

–eiland. Uitgeverij Jan van Arkel i.s.m. Transition

Towns Nederland en Transitie Vlaanderen.

– Centre for Alternative Technology (2007) Zero

Carbon Britain, CAT Publications, Machynlleth.

– Chamberlin, S. (2009) Transition Timeline, Green

Books.

– Daey Ouwens, K. (2007) Energievraagstuk OP-

LOSBAAR!, www.bezinningsgroepenergie.nl/files/

Boek%20definitief.pdf

– Geurts, G. (2008) Regionalisering als alternatief

voor neoliberale globalisering. Projectgroep Voor

de Verandering. www.globalternatives.nl

– Gladwell, M. (2000) The Tipping Point: how little

things can make a big difference, Abacus.

– Haggis, G. (2007) The Energy Challenge: Finding

Solutions to the Problems of Global Warming and

Future Energy Supply, Matador, Leicester.

– Holmgren, D. (2004) Permaculture: Principles and

Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design

Press.

– Hopkins, R. (2007) Energy Descent Pathways: eva-

luating potential responses to peak oil. MSc dis-

sertation for the University of Plymouth. Available

from www.transitionculture.org.

– Korten, D.C. (2006) The Great Turning: from Empi-

re to Earth Community, Berett-Koehler Publishers.

– Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:

Life After Capitalism, Berrett-Koehler Publishers.

– Laszlo, E. (1994) The Choice: Evolution or Extinc-

tion? A Thinking Person’s Guide to Global Issues,

Tarcher/Putnam.

– Laszlo, E. (2006) Het Chaos punt: de wereld op

een tweesprong, Ankh Hermes (oorspronkelijk:

The Chaos Point: the world at the crossroads, Piat-

kus Press).

– McCartney K. (1982), Het Zonwerkboek, Uitgeverij

Jan van Arkel (uitverkocht)

Page 142: Transitie HANDBOEK

270H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

271B R O N N E N

– Murphy, P. (2008) Plan C: Community Planning for

Peak Oil and Climate Change, New Society Publis-

hers.

– Passieve zonne-energie - een energiebewuste ma-

nier van bouwen, (1981) Werkplaats Energie-aktie

Haarlem/Uitgeverij Jan van Arkel (uitverkocht)

– Post Carbon Institute (2007) Post Carbon Cities:

Planning for Energy and Climate Uncertainty, New

Society Publishers.

– Odum, H.T. & Odum, E.C. (2001) A Prosperous

Way Down: principles and policies, University

Press of Colorado.

– Solnit, R. (2004) Hope in the Dark: the Untold

History of People Power, Canongate.

– Trainer, T. (2007) Renewable Energy Cannot

Sustain a Consumer Society, Springer Verlag.

– Walker, B & Salt, D. (2006) Resilience Thinking:

sustaining ecosystems and people in a changing

world, Island Press.

– Westra, C. & H. Tossijn (1980), Het Windwerkboek

- wat mogelijk is met windenergie, Uitgeverij Jan

van Arkel (uitverkocht)

– Winter, M. (2006) Peak Oil Prep: three things you

can do to prepare for peak oil, climate change and

economic collapse, Westsong Publishing.

Permacultuur ontwerp

– Beerda, D. (2008) Permacultuur, ontwerpen met

de natuur.

– Holmgren, D. (2004) Permaculture: Principles and

Pathways Beyond Sustainability, Holmgren Design

Press. Gewoon het beste boek van de afgelopen

15 jaar.

– Krater J. Permacultuur, in de tuin, Buiten de

Orde, www.permacultuurnederland.org/index.

php?id=31. www.permacultuurnederland.org/

permacultuurtk/indetuin.pdf

– Mollison, B. (1988) Permaculture: a Designers

Manual, Tagari Press.

– Permacultuurmagazine, www.permaculture-maga-

zine.nl

– Whitefield, P. (2000) Permaculture in a Nutshell,

Permanent Publications.

– Whitefield, P. (2005) The Earth Care Manual,

Permanent Publications.

– Ook zeer aanbevolen is een abonnement op Per-

maculture Magazine (www.permaculture.co.uk) en

op The Permaculture Activist (www.permaculture-

actvist.net).

Voedsel, tuinieren en kweken

– Ableman, M. (1998) On Good Land: The Autobio-

graphy of an Urban Farm, Chronicle Books.

– Bates, A.K. (2006) The post-petroleum Survival

Guide and cookbook - recipes for changing times,

New Society Publishers

– Barrez, D. (2007) Koe nummer 80 heeft een pro-

bleem. Boer tegen landbouwindustrie, EPO. Zie

ook www.globalsociety.be

– Bartholemew, M. (2006) All New Square Foot Garde-

ning: Grow More in Less Space!, Cool Springs Press.

– Boukema, E. & P. Vélez McIntyre (2007) Een tuin

op loopafstand. De tuinreis van Maria Evelein,

www.smaaktepakken.nl

– Boxem, H. van (2006) Handboek ecologisch tuinie-

ren: de moestuin, Velt. Voor Nederland: Uitgeverij

Jan van Arkel.

– Bussink, M. (2006) Lekker landschap, Stichting

wAarde (distributie Uitgeverij Jan van Arkel)

– Deblare, J. en G. Gommers (2007) Het ecologisch

houden van kippen, Velt. Voor Nederland: Uitge-

verij Jan van Arkel.

– Fern, K. (1997) Plants for a Future: Edible and Use-

ful Plants for a Healthier World, Permanent Publi-

cations.

– Heinberg, R. e.a. (2009) The Food and Farming

Transition - towards a Post-Carbon Food System,

Post Carbon Institute, pdf

– Hermy, M. (2005) Groenbeheer: een verhaal met

toekomst, Velt. Voor Nederland Uitgeverij Jan van

Arkel

– Hickmott, S. (2003) Growing Unusual Vegetables:

weird and wonderful vegetables and how to grow

them, Ecologic Books.

– Jeavons, J. (2005) How to grow more vegetables

than you ever thought possible on less land than

you can imagine, Ten Speed Press.

– Guerra, M. (2005) The Edible Container Garden:

Fresh Food from Tiny Spaces, Gaia Books.

– Gommers G & G. Tijskens (2000) De ecologische

teelt van kleinfruit, Velt. Voor Nederland Uitgeverij

Jan van Arkel.

– Lucas, C, Jones, A.& Hines, C. (2007) Fuelling a

Food Crisis: the impact of peak oil on food securi-

ty. Vrij te downloaden van www.carolinelucasmep.

org.uk/publications/pdfs_and_word/Fuelling%20

a%20food%20crisis%20FINAL%20Dec06.pdf

– Melgers, J. (1993), Biologische akkerbouw - hand-

leiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij Jan van

Arkel

– Mellanby, K. (1975) Can Britain Feed Itself?, Merlin

Press.

– Parlevliet, J. e.a. (2008) Groen moet je doen!, Par-

levliet, www.groenmoetjedoen.nl

– Petherick, Tom (2009) Genoeg, moderne gids voor

duurzaam leven: minder consumeren - energiezui-

nig leven - eten uit eigen tuin - recyclen - een ver-

schil maken, Kosmos Uitgeverij

– Pinterton T. & R. Hopkins (2009) Transition Guide

to Food: how to unleash a food revolution where

you live, Green Books (Transition Guides series).

– Pullen, M. (2004) Valuable Vegetables: Growing

for Pleasure and Profit, Ecologic Books.

– Tudge, C. (2003) So Shall We Reap: What’s Gone

Wrong With the World’s Food: And How To Fix It,

Penguin.

– Veluw, K. van (1994) Biologische veehouderij -

handleiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij

Jan van Arkel

– Vriend, H. & P. Schenkelaars (2008), Oogst uit het

lab - biotechnologie en voedselproductie, Uitge-

verij Jan van Arkel

– Waard, F. de (1996) Tuinen van overvloed: perma-

cultuur als duurzame inspiratie voor de leefomge-

ving, Uitgeverij Het Spectrum.

– Whitefield, P. (1996) How to Make a Forest Gar-

den, Permanent Publications.

– Whitefield, P. (2004) The earth care manual, Per-

manent Publications

– Willems, B. (1996) Biologische groenteteelt -

handleiding, achtergrond en praktijk, Uitgeverij

Jan van Arkel

– Larkcom, J. (1998) Grow Your Own, Frances Lin-

coln.

Natuurlijk bouwen en begrippen voor

postpiekbouw

– Adriaens, M., F. Dubbeling, e.a. (2005) Duurza-

me stedenbouw - Perspectieven en voorbeelden

(tweetalig NE), Uitgeverij Blauwdruk

– Alexander, C. (2002-2005) The Nature of Order:

An Essay on the Art of Building and the Nature of

the Universe (4 volume series), Centre for Environ-

mental Structure, Berkeley, California.

– Alexander, C. et al (1977) A Pattern Langu-

age, Oxford University Press. In het Neder-

lands verkrijgbaar op CD-rom onder de titel

Steden*Gebouwen*Constructie: Een patroontaal,

[email protected]

– Clocquet, R, Boonstra, R. & Joosten L. (2007) Pas-

siefhuizen in Nederland, Aeneas

– Borer, P & Harris, C. (2000) The Whole House

Book, CAT Publications. Machynlleth.

– Clifton-Taylor, A. (1987) The Pattern of English

Building (4th edition), Faber and Faber.

– Crawford, J.H. (2000) Carfree Cities, International

Books (Uitgeverij Jan van Arkel)

– Crawford, J.H. (2009) Carfree Design Manual, In-

ternational Books (Uitgeverij Jan van Arkel)

– Daey Ouwens, K. (2007) Energievraagstuk OP-

LOSBAAR!, www.bezinningsgroepenergie.nl/files/

Boek%20definitief.pdf

– Day, C. (2003) Consensus Design: socially inclusive

process, Architectural Press.

– Day, C. (2004) Places of the Soul: Architecture and

Environmental Design as a Healing Art, Architectu-

ral Press.

– De duurzame stad, (1998) De Kleine Aarde/Aeneas

– Evans, I, Smith, M & Smiley, L. (2002) Hand Sculp-

ted House: a practical and philosophical guide to

building a cob cottage, Chelsea Green.

– Fraanje, Peter (2006 herdruk), Natuurlijk bouwen

met hout: 33 boomsoorten die zich thuisvoelen in

Nederland en België, Uitgeverij Jan van Arkel

– Haas, M. (2005) Elektrostress & Gezondheid - in-

vloed van elektriciteit en zenders, Nibe/Uitgeverij

Jan van Arkel

– Haas, M. (2008) 111 DUBO tips, NIBE

– Haas, M. (2008) Gezond en alternatief bouwen,

NIBE

– Haas, M. (2008) Kinderen, dieren en water in de

woonomgeving, NIBE

– Haas, M. (2008) Basiswerk Milieuclassificaties

Bouwproducten. Dl.1 Draagconstructies, Dl. 2 Ge-

vels en Daken, Dl. 3 Afwerkingen, NIBE (distributie

NIBE-boeken: Uitgeverij Jan van Arkel

– Kennedy, J., Smith, M. and Wanek, C. eds. (2002).

The Art of Natural Building: Design, Construction,

Resources, New Society Publishers

– Korthals Altes, H.J. (2004) Tuinsteden - tussen uto-

pie en realiteit, Uitgeverij Thoth

– Magwood, C & Mack, P. (2000) Straw Bale Buil-

ding: how to plan, design and build with straw.

Gabriola Island, New Society Publishing.

– Oei, P. (2007) Bouwen met groen en glas. Innova-

ties uit de glastuinbouw voor wonen en werken,

Aeneas

– Register, R. (2006) Ecocities: Rebuilding cities in

balance with nature, New Society Publishers.

– Roaf, S, Crichton, D. & Nicol, F. (2005) Adapting

Buildings and Cities for Climate Change: A 21st

Century Survival Guide. Architectural Press.

– Roy, R. (2003) Cordwood Building: state of the art,

New Society Publishing.

– Stibbe, A. (editor) (2009) Handbook of Sustaina-

bility Literacy: Skills for a Changing world. Green

Books.

– Woolley, T. (2006) Natural Building: A Guide to

Materials and Techniques, The Crowood Press.

Denkkaders, instrumenten en

veranderingsprocessen

– Arnolds, E. (2000) Weg van de natuur - leidraad

voor natuurbeleving en natuurbeschouwing,

Uitgeverij Jan van Arkel

– Atlee, T. (2003) The Tao of Democracy. Using

Co-Intelligence to create a world that works for

all, The Writers’ Collective.

– Breeveld J. (1992) De risico’s van het denken - het

treffen tussen Indiaanse spiritualiteit en techniek,

Uitgeverij Jan van Arkel

– Geus, M. de (1996) Ecologische utopieën. Ecoto-

pia’s en het milieudebat, Uitgeverij Jan van Arkel

– Girardet, H. & M. Mendoca (2009) A Renewable

World: Policies, Practices, Technologies, Green

Books.

– Hamming, G. (1996) Het Sumerisch testament -

wat is de werkelijkheid van Genesis, Uitgeverij Jan

van Arkel

– Hodgkinson, T. (2007) Leve de vrijheid: hoe ont-

kom ik aan de cultuur van het moeten?, Uitgeverij

Meulenhoff

– Holman, P & Devane, T. (1999) The Change Hand-

book: Group Methods for Shaping the Future, Ber-

rett-Koehler.

– Hoogendijk, W. (1994) De grote ommekeer, eigen

uitgave Stichting Aarde

– James, S. & Lahti, T. (2004) The Natural Step for

Communities: how cities and towns can change to

sustainable practices, New Society Publishing.

– Janssens, F & U. Melle (red.) (1996) Voeten in de

Aarde - radicale groene denkers, Uitgeverij Jan

van Arkel/Hadewijch.

– Johnstone, C. (2006) Find Your Power: Boost your

inner strengths, break through blocks and achieve

inspired action, Nicholas Brealey Publishing.

– Juffermans, Jan (2006) Nut & Noodzaak van de

Mondiale Voetafdruk. Over de mondiale gebruiks-

ruimte, duurzaamheid en mensenrechten. Uitgeve-

rij Lemniscaat

– Laszlo, E. (2004) Je kunt de wereld veranderen.

Naar duurzaamheid en vrede in een nieuwe we-

reld, Ankh Hermes

– Macy, J. & Brown, M.Y. (1998) Coming Back to

Life: Practices to Reconnect Out Lives, Our World,

New Society Publishers.

– Macy, J. (2000) Widening Circles: A Memoir. Ga-

briola Island, New Society Publishers.

– Macy, J. The work that reconnects, training dvd;

www.joannamacy.net

– Macy, J. World as Lover, World as Self - Courage

for Global Justice and Ecological Renewal, Paral-

lax Press, 2007.

– McKenzie-Mohr, D. & Smith, W. (1999) Fostering

Sustainable Behaviour: An introduction to commu-

nity-based social marketing, New Society.

– Owen, H. (1993) Open Space Technology: A Users

Guide, Berrett-Koehler.

– Seligman, M.E.P. (2006) Learned Optimism: how to

change your mind and your life, Vintage.

– Schumacher, E.F. (1973) Hou het klein, Ambo/An-

thos

– Trapese Collective (2007) Do It Yourself: A Hand-

book For Changing Our World, Pluto Press.

– Westley, F, Zimmerman, B. & Patton, M.Q. (2007)

Getting to Maybe: How the World is Changed,

Vintage.

– World Café Community (2002) Café to Go! A quick

reference guide for putting conversations to work,

Whole Systems Associates.

– Zerubavel, E. (2006) The Elephant in the Room:

Silence and Denial in Everyday Life, Oxford Uni-

versity Press.

Inzichten in veerkracht en de historische

verdwijning ervan

– Berger, J. (1992) Pig Earth, Chatto & Windus.

Het varken aarde is opgenomen in de bundel De

vrucht van hun arbeid, de Bezige Bij

– Callandar, R. (2000) History in Birse: Volumes 1-4,

Birse Community Trust.

– Collis, J.S. (1973) The Worm Forgives The Plough,

Penguin.

– Couto, D. (2002) ‘How Resilience Works’, Harvard

Business Review Vol. 80, No. 5. May 2002.

Page 143: Transitie HANDBOEK

272H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

273B R O N N E N

– Dartington Rural Archive (1985) Horsepower,

Spindle Press.

– Dekker, I. & T. Jongkind (2008) Pioniers van zelf-

beheer. De praktijk in Utrecht. Milieucentrum

Utrecht. www.milieuplein.nl

– Drummond, J.C. & Wilbraham, A. (1958) The

Englishman’s Food: A History of 5 Centuries of

English Diet, Readers Union/Jonathan Cape.

– Fleming, D. (2009) Lean Logic: The Dictionary of

Environmental Manners. Forthcoming.

– Gardiner, J. (2004) Wartime Britain 1939-45, Head-

line Book Publishing.

– Hammond, R.J. (1954) Food and Agriculture in

Britain 1939-45. Aspects of Wartime Control,

Stanford University Press.

– Homer-Dixon, T. (2009) Ten onder te boven, Uitge-

verij Jan van Arkel (oorspronkelijk: The Upside of

Down: Catastrophe, Creativity and the Renewal of

Civilisation, Souvenir Press.

– Hyams, E. (1952) Soil and Civilisation, Thames and

Hudson.

– Jones, S.R. (1936) English Village Homes, Batsford.

– Mak, G. (1996) Hoe God verdween uit Jorwerd,

Atlas

– Newby, H. (1980) Green and Pleasant Land? Social

Change in Rural England, Pelican Books.

– Norberg-Hodge, H. (2000) Ancient Futures:

Learning from Ladakh, Rider Publishing.

– Ponting, C. (1992) Een groene geschiedenis van

de wereld, De Boekerij (oorspronkelijk: A Green

History of the World; The Environment and the

Collapse of Great Civilisations, Penguin.

– Rackham, O. (1995) Trees and Woodlands in the

British Landscape. The Complete History of Bri-

tain’s Trees, Woods and Hedgerows, Weidenfeld &

Nicolson.

– Reader, J. (1988) Man on Earth, Penguin Books.

– Shiva, Vandana (1997) De armoedige levensvisie

van het rijke westen, Uitgeverij Ten Have.

– Sturt, G. (1963) The Wheelwrights Shop, Cam-

bridge University Press.

– Surendonk, H. Een kwart eeuw eenvoudig bezig.

De Twaalf Ambachten (1978-2003)

– Viljoen, A. (2006) CPULs: Continuous Productive

Urban Landscapes, Architectural Press.

– Walker, B & Salt, D. (2006) Resilience Thinking:

Sustaining Ecosystems and People in a Changing

World. Washington, Island Press.

– Wilkinson, R.G. (1973) Poverty and Progress,

Cambridge University Press.

– Zweiniger-Bargielowska, I. (2000) Austerity in

Britain: rationing, controls, and consumption

1939-1955, Oxford University Press.

Inzichten vanuit verslaving

– DiClemente, C.C. (2003) Addiction and Change:

how addictions develop and addicted people re-

cover, Guilford Press.

– Glendinning, C. (1994) My Name is Chellis and I’m

In Recovery from Western Civilisation, Shambhala

Publishing.

– La Chance, A. (1991) Greenspirit: Twelve Steps in

Ecological Spirituality – an individual, cultural and

planetary therapy, Element Books.

– Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002) Motivational In-

terviewing: preparing people for change, Guilford

Press.

– Schaef, A.W. (1987) When Society Becomes an

Addict, Harper Row Publishers.

Economie herdenken

– Arkel, Henk van, & Guur Peterse (z.j.) Voor hetzelf-

de geld: hoe geld de wereld stuurt en welke alter-

natieven er zijn, Strohalm/Uitgeverij Jan van Arkel

– Arkel, Henk van & Camilo Ramada (2001) Arm

door geld: maar ook... nieuwe kansen op bevrij-

ding van de globaliseringsmachine, Strohalm

– Boyle, D. (2002) The Money Changers: currency

reform from Aristotle to e-cash, Earthscan.

– Cato, M.S. (2006) Market Schmarket: building the

post-capitalist economy, New Clarion Press.

– Dawson, J. (2006) Ecovillages: New Frontiers for

Sustainability. Schumacher Briefing no. 12, Green

Books.

– Dieren, W. van (2009), New Green Deal, IMSA

Amsterdam.

– Douthwaite, R. (1996) Short Circuit: strengthening

local economies for security in an unstable world,

Green Books.

– Douthwaite, R. (1999) The Growth Illusion: How Eco-

nomic Growth Has Enriched the Few, Impoverished

the Many and Endangered the Planet, Green Books.

– Fleming, D. (2009) Energieslank leven met klimaat-

dukaten: stapsgewijs minder energieverbruik voor

allemaal, Uitgeverij Jan van Arkel (oorspronkelijk:

Energy and the Common Purpose: descending

the energy staircase with Tradable Energy Quotas,

Lean Connection Press, London.

– Greco, T. (2001) Money: understanding and cre-

ating alternatives to legal tender, Chelsea Green

Publishing.

– The first report of the Green New Deal Group

(2008) A Green New Deal: Joined-up policies to

solve the triple crunch of the credit crisis, climate

change and high oil prices, www.neweconomics.

org

– Habets, J. & Gloudemans H. red. (2005) Gezichten

van globalisering (interviews), Uitgeverij Jan van

Arkel

– Hoogendijk, Willem (1991) The Economic Revolu-

tion: towards a sustainable future by freeing the

economy from money-making, International Books

(Uitgeverij Jan van Arkel)

– Hoogendijk, Willem (1993) Economie onderstebo-

ven, Uitgeverij Jan van Arkel

– Johanisova, N. (2005) Living in the Cracks: a look

at rural social enterprises in Britain and the Czech

Republic, Green Books.

– Peter Tom Jones (2006) Globaal ten Onder? Plei-

dooi voor een Ecologische Economie, Attac Vlaan-

deren

– Klein, Naomi (2007) De shock doctrine. Over de

opkomst van het ramp-kapitalisme. Uitgeverij De

Geus

– Korten, D.C. (2000) The Post Corporate World:

Life After Capitalism. San Francisco, Berrett-

Koehler Publishing.

– Lietaer, B. (2001) The Future of Money: creating

new wealth, work and a wiser world, Century

– Lietar, B. Het Geld van de Toekomst: een nieuwe

visie op welzijn, werk en een humanere wereld,

De Boekerij 2001

– Mulder, F. & F. Koster (2008) Moet Groei?, Uitge-

verij Pepijn

– North, P. (2009) Transition Guide to Money –

Creating alternative systems for your community,

Green Books (Transition Guides series).

– Perkins, J. (2005) Confessions of an Economic

Hit Man, Ebury Press/Berret-Koehler.

– Scott Cato, M. (2006) Market Schmarket: Building

the Post Capitalist Economy, New Clarion Press.

– Simms, A. (2005) Ecological Debt: The Health of

the Planet and the Wealth of Nations, Pluto Press.

– Simms, A. (2008) Do good lives have to cost the

earth?, Constable and Robinson

– Voeten, B. (2008) Een Evenwichtige Economie,

www.kleureneconomie.nl/boek/boek.zip

Lokalisering

– Cavanagh, J. & Mander, J. (2004) Alternatives to

Economic Globalisation: a better world is possible,

Berrett-Koehler.

– Ekins, P. (1989) Towards a New Economics: on the

theory and practice of self reliance, Routledge.

– Goldsmith, E. & Mander, J. (eds) (2001) The Case

Against the Global Economy and For a Turn

Towards Localisation, Earthscan.

– Greenpeace (2006) Decentralising Power: An

Energy Revolution for the 21st Century.

www.greenpeace.org.uk.

– Hines, C. (2000) Localisation: A Global Manifesto,

Earthscan.

– Norberg-Hodge, H. (2000) Ancient Futures: Lear-

ning from Ladakh, Rider Publishing.

– Norberg-Hodge, H. (2002) Bringing the Local Eco-

nomy Home: Local Alternatives to Global Agribusi-

ness, Zed Books.

– Sale, K. (1980) Human Scale, Coward, McCann &

Geoghegan.

– Sale, K. (1985) Dwellers in the Land: The Bioregio-

nal Vision, Sierra Club Books.

– Shuman, M. (2000) Going Local: creating self reli-

ant communities in a global age, Routledge.

– Woodin, M. & Lucas, C. (2004) Green Alternatives

to Globalisation: a manifesto, Pluto Press.

Moeilijk in een vakje onder te brengen,

maar niettemin fantastisch

– Cockayne, E. (2007) Hubbub: Filth, Noise and

Stench in England, Yale University Press.

– Freese, B. (2006) Coal: A Human History, Arrow

Books.

– Harding, S. (2006) Animate Earth: science, intui-

tion and Gaia, Green Books.

– Tijdschrift: ZOZ - tijdschrift voor doen-denkers:

www.omslag.nl/zoz.htm

WEBSITES

Een paar belangrijke websites

– www.transitionculture.org. Waarin de concepten

van dit boek diepgaander onderzocht worden.

– www.energybulletin.net. Essentieel – maak deze

tot de website die je elke dag bezoekt

– www.poweringdown.blogspot.com. Een uitsteken-

de blog site over onderwerpen rond energiever-

mindering

– www.richardheinberg.com. De site van Richard

Heinberg met het archief van zijn uitstekende

overpeinzingsbrieven

– www.theoildrum.com. Nogal technisch, en niet

echt voor de beginneling, maar een uitstekende

bron voor up-to-date analyses.

– www.dynamiccities.squarespace.com. Het Dyna-

mic Cities Project, dat wezenlijk denkwerk op dit

vlak verricht

– www.postcarbon.org. Post Koolstof Instituut.

– www.zone5.org. Permacultuur and energievermin-

dering in Ierland.

– www.casaubonsbook.blogspot.com. De uitsteken-

de blog van Sharon Astyk.

– www.pathtofreedom.com. Een fantastische han-

den-uit-de-mouwen site.

– www.livingonthecusp.org. De website van Naresh

Giangrande.

– www.globalpublicmedia.com. Een onschatbare

bron van films, transripten, en audiobestanden van

Interviews en atikelen door veel toonaangevende

denkers op dit gebied.

– www.lastoilshock.com. De website van David Stra-

han met een aantal uitstekende Interviews en arti-

kelen.

– www.community solution.org. The Community

Solution, een fantastische organisatie In de VS,

de mensen die oa The Power of Community DVD

maakten.

– www.powerswitch. org.uk. Een van de beste Britse

piekoliewebsites.

– www.gen.org Global Ecovillage Network

– www.carfree.com. Denkwerk over de volledig au-

toloze stad.

Vlaamse websites

– www.transitie.be; website van Transitiesteden en

-dorpen in Vlaanderen

– www.gent.transitie.be; website van transitie-initia-

tief Gent

– www.aardewerk.be; beweging voor radicale ecolo-

gie

– www.voedselteams.be; voor directe produ-

cent-consumentrelaties op voedselvlak

– www.permacultuur.be; vlaamse permacultuursite

– lowimpactman.wordpress.com. Blog van de Gent-

se Low Impact Man die zijn eologische voetafdruk

drastisch verlaagde.

– www.tandemweb.be. Milieu- en Natuurverenigin-

gen voor duurzaam lokaal milieubeleid.

– www.terrareversa.be. Denk- en doegroep die een

andere ontwikkelingsmodel nastreeft.

– vodo.yichalal.be. Vlaams Overleg Duurzame Ont-

wikkeling.

– www.wervel.be. Werkgroep voor een rechtvaardi-

ge en verantwoorde landbouw vzw.

– www.duwobo.be. Vernieuwingsplatform Duurzaam

Wonen en Bouwen

– www.duurzameontwikkeling.be. Brengt alle info

rond duurzame ontwikkeling en projecten in Bel-

gië samen.

– www.velt.be. Vereniging voor Ecologische Leef en

Teeltwijzen.

– www.plan.be/press/press_det.php?lang=nl&TM=4

1&IS=67&KeyPub=625. Rapport van het Federaal

Planbureau: De Transitie naar een duurzame ont-

wikkeling versnellen.

– www.planclanceert.be. Vlaams TransitieNetwerk

Duurzaam Materialenbeheer.

– www.transitie.be/r/home

– www.vbv.be. Vereniging voor Bos in Vlaanderen.

– www.greenbazaar.be. Portaalsite voor duurzame

producten in België.

– www.yabasta.be. Globalisering van onderop. Ar-

tikels van feminisme tot ecologische economie,

steeds systeemkritisch.

– www.netwerkvlaanderen.be, Netwerk Vlaanderen

vzw promoot het anders omgaan met geld.

– www.bondbeterleefmilieu.be. Koepel voor Milieu-

verenigingen in Vlaanderen met een hele hoop

informatie en een uitgebreid forum rond zeer uit-

eenlopende thema’s.

– www.vibe.be. Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch

bouwen en wonen.

– www.consuminderen.be. Startpagina met links

naar sites mbt ...consuminderen.

– www.klimaatwijken.be. Klimaatwijken zijn groepen

bewoners die samen gedurende 6 maanden min-

stens 8% energie proberen te besparen.

– www.energiesparen.be. Site van het Vlaams Ener-

gie Agentschap met informatie en tips over ener-

gie besparen en info over subsidies.

– www.dialoog.be. Vzw die workshops geeft rond

duurzaam bouwen, energie- en waterverbruik en

het magazine De Koevoet uitgeeft

– www.ecolife.be. Vzw die voornamelijk aan be-

wustmaking doet rond de ecologische voetafdruk,

maar bvb ook workshops ecodriving organiseert.

– www.klimaatcoalitie.be

– www.letsvlaanderen.be

Page 144: Transitie HANDBOEK

274H E T T R A N S I T I E H A N D B O E K

– www.lowtechmagazine.be. Site die (zogenaamd)

duurzame alternatieven kritisch, maar rechtvaar-

dig, onder de loep neemt

– www.netwerkbewustverbruiken.be

– www.ode.be. Organisatie voor Duurzame Energie

Vlaanderen.

– www.yggdra.be; over permacultuur

– www.kasteelnieuwenhoven.be: over permacultuur

en community supported agriculture

– www.autopia.be; over autodelen

– www.gaia.be; dierenrechtenorganisatie

– www.fietsersbond.be

– www.samenhuizen.be

Nederlandse websites

– www.transitiontowns.nl: de website van de Neder-

landse Transitie-beweging; kijk daar ook voor de

sites van de lokale Transitie-initistieven in Neder-

land

– www.hitte.nu: met o.a. alle klimaatboeken van Uit-

geverij Jan van Arkel als pdf, ook daar te vinden

dit Transitiehandboek, de Basishandleiding, enz.

– www.peakoil.nl: Stichting Peak Oil Nederland

– www.omslag.nl: Omslag Werkplaats voor Duurza-

me Ontwikkeling

– www.aarde.org: Stichting Aarde - projecten voor

regionalisering en zelfvoorziening

– www.tegenstroomnl: World Information Service on

Energy (WISE)

– www.hier.nu: Hier-campagne voor Nederland kli-

maatneutraal

– www.opgewarmdnederland.nl: site behorend bij

het boek met dvd’s Opgewarmd Nederland – kli-

maatverandering, natuur, water, landbouw, effec-

ten, aanpak

– www.duurzameenergie.org: ODE - Organisatie

voor Duurzame Energie (ook particuliere wind- en

zonnecooperaties)

– www.globalternatives.nl: Voor de Verandering

– www.guerrillagardeners.nl: Guerilla Gardening in

Nederland

– www.WereldDelen.nl: Stichting Werelddelen (o.a.

Wereldmaaltijd)

– www.biologica.nl: Biologica

– www.permacultuurnederland.org

– www.permacultuurnederland.org/map.php: Online

overzicht van Nederlandse en Belgische permacul-

tuurprojecten met beschrijvingen van de projecten

en contactgegevens.

– www.permacultuurnederland.org/planten.php: Ne-

derlandse eetbare planten en paddenstoelen da-

tabase

– www.permacultuur.eu

– www.velt-nederland.nl: Vereniging VELT (Vereni-

ging voor Ecologische Leef- en Teeltijze); zie ook

Vlaanderen

– www.de12ambachten.nl: De Twaalf Ambachten -

centrum voor ecologische technieken

– www.hofvantwello.nl: De Hof van Twello - centrum

voor lokale economie

– www.dekleineaarde.nl: De Kleine Aarde

– www.voetenbank.nl: Ecologische Voerafdruk (Jan

Juffermans)

– www.kleureneconomie.nl Voor een evenwichtige

economie

– www.complementaire-economie.startpagina.

nl.lokale economie

– www.solidair.nl: Vereniging Solidair

– www.stichtingoase.nl: Stichting Oase - netwerk

voor natuurrijke tuinen, parken en plantsoenen

– www.imsa.nl: IMSA Amsterdam (Wouter van Die-

ren)

– www.genoeg.nl. Genoeg / Stichting Zuinigheid

met Stijl

– www.handvestvandeaarde.nl: Het Earth Charter in

actie - Naar een duurzame wereld.

– www.omslag.nl/wonen: Servicepunt Anders Wonen

Anders Leven.

– www.wnf.nl: Wereld Natuur Fonds met o.a. Living

Planet Report.

– www.aktieagenda.nl/bin/select?q=permacult: De

online Permacultuur Aktie Agenda, Overzicht van

permacultuur aktiviteiten in en rond Nederland.

– www.transitiecultuur.nl: Permacultuur in Neder-

land

– www.innovatienetwerkorg/nl/concepten/view/74/

NewInfrastructureforPublicUtilities.html Oei, P.T.

(2008) Nieuwe Nuts. Duurzame bronnen - lokale

business. Integrale visie. (Er is ook een dvd met

tien korte filmpjes),

– www.nederlandduurzaam.nl. G. van de Kerk en A.

Manuel, Nederland duurzaam? De Index voor een

Duurzame Samenleving.

– www.genzoektboer.nl, Gen zoekt boer - maar is de

liefde wederzijds? - Aseed/Milieudefensie

– www.milieudefensie.nl: Vereniniging Milieudefen-

sie (Nederlandse afdeling Friends of the Earth)

– www.greenpeace.nl

– www.snm.nl: Stichting Natuur en Milieu

– www.aarde-werk.nl Duurzaam op Aarde, daar

maken we werk van, Stichting Aardewerk

– www.dwars.org Groenlinkse jongerenorganisatie

– www.rainforestinfo.org.au/background/maxneef.

htm. Neef, Manfred Max: Human Scale Develop-

ment

In plaats van af te wachten wat anderen doen aan de komende olie- en klimaatcrisis, kunnen we beter zelf de handen uit de mou-wen steken. Met lokaal voedsel, eigen stroomopwekking en materialen uit de buurt worden we minder afhankelijk. Met zijn allen schep-pen we een veerkrachtige ge-meenschap die het individu steun biedt. Ieder van ons kan verschil maken, kan anderen inspireren, heeft kwaliteiten die van pas komen.In Engeland zijn er al vele tiental-len succesvolle Tansition Towns. Deze basishandleiding vertelt over hun ervaringen, hoe je kan beginnen, wat de criteria zijn.

En ook over de stappen die je moet zetten en over het Minder Energie Plan. Transitie is een plan voor gewone mensen ter voor-bereiding op het einde van het olietijdperk.

Geen gemaar, we kunnen het aan. Wie tijdig begint is het beste voorbereid.

Een uitgave van Transitienetwerk Vlaanderen en Transition Towns Nederland i.s.m. Uitgeverij Jan van Arkel

isbn 978 90 6224 484 3100 pagina’s

5,– (plus porto) bestellen op www.hitte.nu

De toestand van het Noordpoolijs lijkt kritiek. De gevolgen van een ijsvrije Noordpool zullen enorm zijn. De gekelderde olieprijs lijkt geruststellend. Maar het Interna-tionaal Energie Agentschap kon-digt een oliecrisis aan voor 2010. Intussen woedt de kredietcrisis.Wij zijn er niet voor toegerust om deze drievoudige mokerslag op te vangen. We moeten n’u af van onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. We moeten wat we straks overhouden eerlijk verde-len. Er moet worden gerantsoe-neerd.Aangevuld met achtergrond-informatie van de hand van Jan van Arkel, Al Gore, A Green New Deal en Thomas Homer-Dixon.

David Fleming heeft een simpel plan om een nachtmerrie te ver-mijden. Bouwen aan een kool-stofarme samenleving wordt met klimaatdukaten leuk en uitda-gend. Ons leven verandert, onze waarden zullen veranderen en we zullen leren onze unieke planeet weer echt te waarderen.

isbn 978 90 6224 480 5160 pagina’s

5,– (plus porto) bestellen op www.hitte.nu

Ben Brangwyn & Rob Hopkins

Basishandleiding Transition Towns Hoe word je een transitiestad, -dorp, -streek, -gemeenschap, of zelfs -eiland?

David Fleming

Energieslank leven met klimaatdukaten Stapsgewijs minder energie verbruik voor allemaal