ROm 9 2011

40
Op de hete blaren van de overmoed Einde actieve grondpolitiek eo Rietkerk ‘Is het Rijk wel in staat om provin- cies als Overijssel te volgen?’ WaboWijs Rijkswaterstaat coördineert vergunningentraject A28 www.romagazine.nl september 2011 Nederland Knooppuntenland

description

ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu

Transcript of ROm 9 2011

Op de hete blaren van de overmoedEinde actieve grondpolitiek

!eo Rietkerk‘Is het Rijk wel in staat om provin-

cies als Overijssel te volgen?’

WaboWijsRijkswaterstaat coördineert

vergunningentraject A28

www.romagazine.nl

september 2011

Nederland Knooppuntenland

4 ROm2 - Een nieuwe toekomst voor kerken - Provincie Utrecht kampioen binnenstedelijk ontwikkelen - Tegen de stroom in Achter de Lange Stallen - Groen shoppen: even geduld alstublieft - De Vrije Ruimte - Ingrijpende maatregelen voor betere lucht

kwaliteit ROmmers reageren: Krimp Column: Het Hiernogmaals

10 Ruimtelijk bekekenOp de hete blaren van de overmoed

Hoogtijdagen actieve grondpolitiek voorbij

12 Wabowijs Terugdringen van de vergunningen file

14 100% InspiratieHoogwaardig ov geleidt stedenbouw in Zürich

16 Traditie en tijdgeest in de RO!eo Rietkerk ‘Is het Rijk wel in staat provincies als Overijssel te volgen?’

18 TrendNederland Knooppuntenland

24 UitgesprokenCrisis- en herstelwet getoetst

25 Forum

Hoogspanning bij aanleg 380kV-net

28 Etalage

Herontwikkelen met beheerst opportunisme

31 PraktijkA2 Maastricht

Werk met werk maken boven de snelweg

38 RO-beroepsgroepenVVM

39 ROm SnippersAgenda, recensies

Voorpagina Artist-impression van Station Bleizo foto Projectorganisatie Bleizo

EmotiesDe ruimtelijke ordening blijft de gemoederen beroeren. Bezwaar vanwege klein ongemak als nieuwbouw die de zon uit de tuin houdt, breed verzet tegen ondergrondse CO2-opslag of de aanleg van een nieuwe autoweg; sinds jaar en dag heeft de overheid te maken met burgers die in het geweer komen bij aanpassingen in de ruimtelijke inrichting. Ook de afgelopen zomer was het weer raak. Het mogelijk recreatief medegebruik van Fort Benoorden Spaarndam leidde tot verhitte debatten in deze rustieke Hollandse gemeente. Om onderhoud en restauratie van de Stelling van Amsterdam te kunnen blijven financieren, zijn andere inkomstenbronnen noodzakelijk. Maar de plaatselijke actievoerders lopen al rood aan bij de gedachte dat een commerciële partij zich gaat bemoeien met wat zij als ‘hun erfgoed’ beschouwen. Ze knappen het fort liever zelf op en exploiteren zelf wel het zondagse theeterras.Een ander voorbeeld is de commotie over de zijtak van de IJssel onder Kampen. Mogelijk gaat er toch een streep door de mooie ambities van het Overijsselse provinciebestuur, tenminste als staatssecretaris Atsma en de Tweede Kamer hun oren laten hangen naar de emoties in Kampen. Ook hier gaat het om het verbinden van uiteenlopende opgaven en verbreden van de financiële basis. De rivier moet meer ruimte krijgen en met de bypass is een groter gebied in één keer aan te pakken. Kansen pakken, slim verknopen; hoe logisch het voor de vakwereld klinkt, zo argwanend staat de goegemeente er tegenover. Vooral als er projectontwikkelaars bij betrokken zijn en bestuurders zich iets te enthousiast tonen. Politieke partijen, vooral als ze in de oppositie zitten, gaan maar al te graag mee in het protest.Nederlanders zijn diep in hun hart een uiterst conservatief volkje, dat elke verandering bijkans als een bedreiging ziet. Daarom dringt de vraag zich op of het wel de regelgeving en de procedures zijn waar het voortdurend op vast loopt in de RO. Komt het niet veel meer aan op het beter omgaan met emoties?

é Marcel Bayer hoofdredacteur

Redactioneel

september 2011II

Inhoud

TrendNederland Knooppuntenland

Geen waaierige stations in niemandsland meer; geen woonwijken en kantoorgebieden die alleen met de auto bereikbaar zijn. Als je het negatief formuleert, zijn dat de ambities waarmee wordt geprobeerd om infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling met elkaar te verbinden. In 2007 werd de R van ruimte toegevoegd aan het MIRT, waarin de langjarige investeringen voor infrastructuur zijn vastgelegd. Afgelopen zomer is daar een schep bovenop gekomen met de ontwerp- Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van minister Schultz van Haegen. De ambitie is helder: burgers en bedrijven moeten in 2040 de beschikking hebben over optimale ketenmobiliteit, dankzij multimodale knooppunten én dankzij een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.Regionale OV-netwerken, snelwegverbredingen en miljarden voor hoogfrequent spoor. Investeringen genoeg, maar zonder betere benuttingsstrategieën blijft bereikbaarheid de achilleshiel van de Nederlandse economie. ‘De bal ligt nu bij de regio’s.’

Traditie en tijdgeest!eo Rietkerk‘Structuurvisie minister is nog niet af’

De Overijsselse gedeputeerde voor economie, energie en innovatie vindt het goed dat minister Schultz van Haegen de lijn van decentralisatie verder doorzet. Maar de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu is zeker nog niet af, meent !eo Rietkerk, ‘Ik mis de verbinding met het topsectorenbeleid van minister Verhagen.’ De rijksoverheid mist kansen bij het versterken van de grote vervoersknooppunten, ook buiten de Randstad, vindt hij. Overijssel investeert zelf stevig in de economische en ruimtelijke infrastructuur. ‘We zagen aankomen dat de structuurvisie van het Rijk bij Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven stopte. Daarom trekken we samen op met Gelderland om de achterlandverbindingen steviger op de kaart te krijgen.’ De twijfels bij menigeen of de provincie de regiefunctie in de ruimtelijke ordening aan kan, is hier niet aan de orde. Sterker, Rietkerk vraagt zich hardop af of de rijksoverheid wel klaar is om provincies als Overijssel te volgen.

PraktijkA2 Maastricht Meerwaardecreatie

In het project A2 Maastricht werd al ruim voor de introductie van het MIRT gewerkt aan het afstemmen van de infrastructurele en ruimtelijke opgaven. Na jarenlange voorbereiding werd in 2007 de uitvoering van de A2 Maastricht gegund aan het consortium Avenue2. Dit consortium won de aanbestedingsprocedure met een plan waarin de A2 werd gedoopt tot de Groene Loper. Bereikbaarheid, leefbaarheid en ontwikkeling van sociale projecten zijn in het prijswinnende plan samengebracht.Inmiddels wordt gebouwd aan de ecoducten over de A2 en A79 en worden de voorbereidingen getro"en voor de ondertunneling van een deel van de A2 in de stad Maastricht. Daarnaast heeft het sociale werkgelegenheidsproject – de A2 School – de eerste mensen afgeleverd die bijdragen aan de vele bouwactiviteiten in het kader van het project.

pag. 18 pag. 31pag. 16

september 20111

Kerken omgebouwd tot woning, winkel of kantoor. Er zijn in Nederland al veel voorbeelden van te vinden, zoals de Heilig Hartkerk in Roosendaal waarin een gezondheidscentrum is gevestigd of de inmiddels wereldberoemde Dominicanenkerk in Maastricht waarin een boekhandel zijn intrek heeft genomen. Om een verantwoorde herbestemming van kerken te stimuleren geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een gids uit, met de titel ‘Een toekomst voor kerken. Handreiking voor het herbestemmen van vrijkomende kerkgebouwen’.

De komende jaren komen gemiddeld twee kerkgebouwen per week vrij. Het maatschap-pelijk draagvlak voor het behoud van deze gebouwen is groot. Vaak is de kerk met de toren een herkenningsteken in dorp of stad en een baken voor de omgeving. Herbestemming biedt deze kerkgebouwen een toekomst. Eigenaren, architecten en ontwikkelaars vinden in de gids inspirerende voorbeelden maar ook praktische informatie over bijvoorbeeld regelgeving. Voor gemeen-ten, monumentencommissies en beleidsma-kers biedt de gids handvatten voor de vormgeving van een eigen, stimulerend monumentenbeleid. De gids biedt tevens ondersteuning bij het opstellen van een gezamenlijke kerkenvisie. Steeds meer gemeenten en provincies ontwikkelen samen met kerkbesturen en

Een nieuwe toekomst voor kerken

andere betrokken partijen een kerkenvisie, op grond waarvan beleid kan worden ontwikkeld voor historische kerkgebouwen. Hiermee anticiperen zij op het vrijkomen en leegstaan van kerken, wat voor kerkgangers en buurtgenoten vaak een emotionele gebeurte-nis is. Een kerkenvisie geeft duidelijkheid over welke kerken hun religieuze functie kunnen behouden, welke kerkgemeentes samengevoegd kunnen worden in één gebouw, welke kerken een nieuwe bestem-ming krijgen en voor welke kerken sloop aan de orde is. Het scheppen van duidelijkheid is een belangrijke voorwaarde voor een verantwoorde herbestemming. Een goed voorbeeld vanuit de provincie is de kerkenvisie die door de provincie Friesland is opgesteld. Dit ‘Deltaplan Fryske Tsjerken’ richt zich op behoud en ontwikkeling van

historische Friese kerkgebouwen. Daarvoor is een Deltateam ingesteld: een groep van onafhankelijke deskundigen die, samen met gemeenschappen rond een vrijkomend kerkgebouw, zoekt naar ideeën en oplossin-gen. Onderdelen van het Deltaplan zijn het instellen van een Kennispunt, het versterken van de Stichting Alde Fryske Tsjerken en het stimuleren van onderhoud en restauratie, hergebruik en herbestemming. De aanpak is gericht op samenwerking tussen overheden en andere partijen die betrokken zijn bij de kerkgebouwenproblematiek.

Voor meer informatie over de gidswww.cultureelerfgoed.nl

Provincie Utrecht kampioen binnenstedelijk ontwikkelenDe provincie Utrecht is de provincie die in haar coalitieakkoord de beste afspraken heeft gemaakt over binnenstedelijke ontwikkeling. Dit stelt ‘Nu de Stad’, een coalitie die bestaat uit een aantal promi-nente partijen op het gebied van ruimte-lijke ontwikkeling. Zowel gedeputeerde Bart Krol van Ruimtelijke Ordening als gedeputeerde Ralph de Vries van Stedelijke Vernieuwing zijn blij met deze erkenning. Gedeputeerde Krol: ‘Het inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling is een van de belangrijkste

Hei l ig Har tkerk , Roosend aal ; omgebouwd tot zorgcentr um

Beeld Rijksdienst

voor het Cultureel

Erfgoed

Dominicanen-kerk , Maastr icht , nu een boekhandel

Beeld Rijksdienst

voor het Cultureel

Erfgoed

RO

september 20112

In de Bredase binnenstad moet vanaf 2013 een bijzonder project gestalte krijgen: Achter de Lange Stallen. Woningen, retail en parkeerplaatsen; een investering van 170 miljoen euro. Het grootste binnenstedelijke ontwikkelingsproject van Nederland sinds het uitbreken van de financiële crisis. Gedurfd, maar wel een kans om de stad een nieuwe impuls te geven in deze moeilijke tijden.

‘Achter de Lange Stallen’ is mogelijk door de krachtenbundeling van drie grote bedrijven. Ontwikkelaars MAB Development en Dura Vermeer Vastgoed hebben het Molsparkeer-terrein en enkele omringende strategische panden verworven om het project op

Tegen de stroom in Achter de Lange Stallen

50/50-basis te realiseren. Syntrus Achmea krijgt de circa 24.000 vierkante meter winkelruimte, 71 appartementen en een ondergrondse parkeergarage met ongeveer 1.000 plaatsen in bezit. Jos Melchers, directeur MAB Development Nederland,

noemt het ‘een stuk stad waar men kan wonen, winkelen, uitgaan en parkeren’ en ‘bijzonder dat twee karakteristieke gebou-wen behouden blijven.’ Maar ook een samenwerking met woning-bouwcorporatie WonenBreburg is een belangrijk onderdeel van de plannen. WonenBreburg brengt twee karakteristieke en strategische panden in, waarvoor zij een aantal nieuwe woningen terugkrijgt. Daarnaast heeft de Bijenkorf interesse getoond in het vestigen van een warenhuis op de locatie van het huidige KPN-gebouw.

De gemeente Breda stelt als voorwaarde dat het project wat betreft winkelaanbod, uitstraling en beleving een toegevoegde waarde heeft voor de stad. Wethouder van Ruimtelijke Ontwikkeling Alfred Arbouw is blij dat marktpartijen het initiatief nemen om één van de laatste kenmerkende plekken in de binnenstad in te vullen. ‘Vanuit stedenbouwkundig opzicht hebben we hier de kans om een gebied te ontwikkelen dat zich qua kwaliteit kan meten met het niveau van het Chassépark en ’t Sas. Ruimtelijk gezien vormt Achter de Lange Stallen een cruciale schakel die de Ginnekenstraat via de Halstraat met de Grote Markt verbindt.’Collega-wethouder van Economische Zaken Cees Meeuwis noemt het een uitgelezen kans om een ‘litteken’ in de binnenstad weg te werken en de winkelstructuur van Breda te completeren. Hij zal de plannen nadruk-kelijk toetsen op kwaliteit. ‘Meer van hetzelfde is niet goed genoeg. Dit college hecht er veel waarde aan om de plannen niet op zichzelf te beoordelen, maar te plaatsen binnen de context van de hele binnenstad. Maar we bevinden ons nog in een pril stadium. Eerst zal uit marktonderzoek moeten blijken of de plannen inderdaad leiden tot een toevoeging in de stad. Als dat zo is, dan gaan we door.’

Provincie Utrecht kampioen binnenstedelijk ontwikkelenopgaven voor ons ruimtelijk beleid. Dit is nodig om een aantrekkelijke regio te blijven waar mensen zowel kunnen wonen en werken als recreëren. Ik ben blij dat ‘Nu de Stad’ deze mening met ons deelt, zodat wij samen aan de slag kunnen met het realiseren van deze binnenstedelijke opgave.’‘Nu de Stad’ heeft geoordeeld, dat de provincie Utrecht de kunst van het stimule-ren van bouwen en investeren in het binnenstedelijke gebied het beste begrijpt en toepast. Twynstra en Gudde-adviseur Corné Paris over de motivatie: ‘Hierdoor wordt het

recreatieve ommeland groen gehouden, de mobiliteit beperkt, de natuur gerespecteerd en het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer versterkt. Het provinci-aal bestuur werkt daarmee met verve aan een wervend leef-, vestigings- en investe-ringsklimaat in de provincie Utrecht.’De coalitie ‘Nu de Stad’ bestaat uit Natuur & Milieu, De alliantie, Twynstra en Gudde, Bouwinvest, AM, NS Poort en Proper Stok Groep. De coalitie pleit voor meer en beter bouwen in de stad en daarmee voor economisch sterkere steden.

Maquette Achter de L ange Stal len

Beeld MAB Development

september 20113

RO

Vijf grote marktpartijen hebben een Toolkit Duurzame Winkelcentra uitgebracht, een overzicht van alle technische en organisatorische kansen om winkelgebieden zo duurzaam mogelijk te bouwen en te vernieuwen. Helaas blijven de ‘milieu-onvriendelijke’ bestaande winkelcentra voorlopig buiten schot.

In het Lente-akkoord uit 2008 maakten de overheid en de bouwwereld afspraken over verduurzaming. Nieuwe winkelcentra moeten in 2017 een energieprestatiecoë!-cient (EPC) hebben dat kleiner is dan 1,7 (nu nog 2,6), en vanaf 2020 zouden er winkelge-bieden moeten komen die energieneutraal

Groen shoppen: even geduld alstublieft

zijn. Het winkelcentrum is dan evenveel opwekker van energie als verbruiker, bijvoorbeeld dankzij warmte/koude koppeling of door teruglevering aan het energienet. Om te zorgen dat de papieren ambities werkelijkheid worden, hebben Ahold, AM,

Corio, Grontmij en SCM een Toolkit Duurzame Winkelcentra uitgebracht. De kansen zijn legio: zo kunnen ‘intelligente’ deuren tot 40 procent van de warmtebe-hoefte wegnemen. Winkels met een ongunstige plaatsing verbruiken soms tot drie keer zoveel energie als hetzelfde type winkel op een andere plek in het winkelcen-trum. ‘Het is prachtig dat er nu een compleet overzicht ligt waarvan iedereen gebruik kan maken, want de verduurzaming van winkelcentra kreeg tot nu toe minder aandacht dan die van woningbouw,’ zegt Claudia Bouwens, programmabegeleider energie en duurzaamheid bij NEPROM, de koepel van ontwikkelaars. De grootste milieuwinst valt te halen in bestaand winkelgebied, omdat daar het meeste oppervlak ligt. Maar nieuwe, duurzame winkelgebieden kunnen volgens Bouwens een voorbeeldfunctie vervullen: ‘Winkeliers moeten ervan overtuigd zijn dat een gesloten energievoorziening geen extra kosten met zich meebrengt en even stabiel is als conventionele energielevering. Daarnaast vraagt duurzaamheid om beleggers met een langetermijnvisie, die bereid zijn om hogere aanvangsinvesteringen te betalen.’ Twee relatief jonge winkelcentra over de grens, Mediacité in Luik en Forum in Duisburg, presenteren zich nadrukkelijk als duurzaam, met onder meer groene daken, warmte/koude koppeling en gebruik van regenwater voor de toiletspoeling. In Nederland ontbreekt het vooralsnog aan dergelijke voorbeelden, moest Bouwens constateren toen ze begin dit jaar op zoek ging naar een aansprekende locatie voor een kennisdag: ‘We hebben stad en land afgezocht. Ze waren er niet. Nog niet.’

é Martin de Jong

Meer informatie op: www.toolkitonline.nl

Duurzaam For um, een nieuw winkelcentr um in Duisburg

RO

september 20114

Pop-ups schieten uit de grond

Pop-up stedenbouw & pop-up architectuurOp het Open Lab Ebbinge in Groningen, verrijzen mobiele paviljoens in een testtuin voor tijdelijke architectuur en stedenbouw. De Volkskrant betitelt het project als ‘de opkomst van tijdelijke architectuur’. Op het terrein zullen onder meer een jeugdherberg met kinderopvang verrijzen, maar ook starterswoningen en paviljoens van bamboe en aardappelzetmeel.

Het centrale Mobi-paviljoen, waar de betrokken creatieven hun ateliers huisves-ten, is een schoolvoorbeeld van tijdelijke slimheid. Met een kostprijs van 350.000 euro voor duizend vierkante meter, is het mogelijk om het gebouw van oude zeecontai-ners binnen vijf jaar af te schrijven. En dat voor een huurprijs van slechts 40 euro per vierkante meter per jaar.

Linkwww.ebbingekwartier.nl

Pop-up storesIn Leeuwarden opent Minerva, de academie voor popcultuur, heel toepasselijk een pop-up store. Studenten tonen hier een maand lang hun afstudeerwerk, vanaf 25 september aan het begin van de nationale week van de popcultuur. De pop-up store wordt – internationaal – steeds vaker toegepast in steden. Meestal zijn jonge ontwerpers betrokken, waarbij het bijvoor-beeld gaat om een tijdelijke galerie, vintage-winkel of kunstproject. Het zijn initiatieven die gepaard gaan met veel media-aandacht. Voor de ontwerpers een mooie kans om naam te maken, voor de stad een tijdelijke kwaliteitsimpuls en in het beste geval de start van zogenaamd verhippen van een wijk.

Zeeuws Vlaanderen: Krot of kans?In Zeeland, om precies te zijn in Oostburg op Zeeuws Vlaanderen, lanceerde de provinciale Commissie Beeldende Kunst - in samenwer-king met onder meer Bouwend Nederland - het initiatief “Krot of kans?”.

Met een voorbeeldhuis, dat al 3,5 jaar te koop staat, stelt de commissie de leegstand van woningen aan de kaak. Een reeks bewoners belicht het huis maandenlang in zijn omgeving. De eerste bewoonster, architect Hannah Frederiks, vraagt zich direct al hardop af of in de regio die kampt met afname van de bevolking überhaupt wel sprake is van krimp, gezien diverse nieuw-bouwprojecten in de regio. Na Frederiks komen stedenbouwers, kunstenaars en architecten in de woning die zich werpen op thema’s als vergrijzing, periferie, nieuwe landschappen en alternatieve strategieën voor ruimtelijke planning.

Linkwww.krotofkans.nl

In de Vrije Ruimte signaleren we twee trends. Ten eerste is na vier afleveringen van deze rubriek overduidelijk dat in Nederland op allerlei niveaus een ware hausse aan projecten en visies loskomt op braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen. Ten tweede duikt de term pop-up steeds vaker op. Zoals in pop-up stores, pop-up stedenbouw en pop-up architectuur.

RO

Veel stedelijke ontwikkellocaties liggen stil. Leegstand en braakliggende terreinen wachten als het ware op invulling, op stedelijke levendigheid. Deze nieuwe rubriek volgt maandelijks initiatieven die zich richten op tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen.

Vrije RuimteDe

september 20115

De vier grote steden bezinnen zich op ingrijpende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit naar aanleiding van het rapport van de vier rekenkamers in deze steden, dat half juni werd gepresenteerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. De rekenkamers constateren dat geen van de vier steden op alle plekken de Europese normen voor schone lucht in 2015 haalt.

‘Als we niet halen wat we hebben afgesproken, grijpen we hard in’, kondigt wethouder Verkeer in Utrecht Frits Lintmeijer aan tijdens een openbaar debat over luchtkwaliteit in de stad. Hij zegt nauw samen te werken met de collega’s in de drie andere steden om zowel het meetnetwerk nauwkeuriger te maken als beter inzicht te krijgen van de e"ecten van verschillende soorten maatregelen.

De rekenkamers vinden dat de gemeenten veel transparanter moet zijn met hun beleid voor luchtkwaliteit. Zo moeten zij duidelijk aangeven welk doel – gezondheidsbescher-ming, bereikbaarheid of ontwikkeling – wan-neer voorrang krijgt. Gemeenten moeten zelf vaker en intensiever meten, en de gegevens over de e"ecten van het beleid delen met de gemeenteraad en de burgers.

Ingrijpende maatregelen voor betere luchtkwaliteit

De informatievoorziening is nu versnipperd en ontoegankelijk.

Utrecht zal in ieder geval doorgaan met het beleid voor schonere bestelbussen en taxi’s, minder vrachtverkeer in de stad en grotere milieuzones. Er wordt met de andere steden gewerkt aan een plan om gezamenlijk een schoner wagenpark aan te scha"en. Mochten al

ROmmers reageren

KrimpGanzedijk is geen geïsoleerde isotoop. En, niet alles heeft met het krimpvraagstuk te maken. Er is ook sprake van ongoing business, aldus Auke ten Hoeve.

De conclusie in het artikel Leren van Ganzedijk. Krimpdorp behouden tegen hoge kostprijs in ROm 7/8 juli/augustus 2011 is: ‘eens, maar nooit weer!’ Dat heeft een diepere betekenis, zeker op bestuurlijk niveau. Doordringen tot deze diepere laag ligt gevoelig binnen een politiek-bestuurlij-

ke omgeving. In feite wordt het politiek-bestuur een spiegel voorgehouden.Ganzedijk is onderdeel van een krimpgebied. En voor het gehele gebied is er sprake van een krimpbeleid. Er is een bottom-up proces, maar dat vindt plaats binnen gebiedsbrede kaders om de samenhang te waarborgen. De

cruciale vraag is: hoe zit dat beleid eruit en hoe verhoudt zich dat met het initiatief van een gemeenschap? Goed met elkaar omgaan tijdens participa-tieprocessen is niet nieuw. Dat gaat met vallen en opstaan. De lessen om dat voortaan beter te doen, zijn van alle tijden en hebben niet alleen met het krimpvraag-stuk te maken.De sloop van woningen heeft met het krimpvraagstuk te maken, het verbeteren van de woningen niet. Bij dit project speelde meer dan alleen het krimpvraagstuk. Dit maakt dat de conclusies in het ROm-artikel op basis van de evaluatie van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) deels in een ander daglicht komen te staan. Immers, het goed in stand houden van woningen in voorraad is ongoing business. En, keuzes in het verleden zijn soms ook leidend.Of er nu groei of krimp is, gemeenschappen moeten continu plannen maken om duurzaam te zijn en toekomstbestendig, op basis van individuele en collectieve initiatie-ven. Echter, bij de ene gemeenschap is de leefbaarheid beter dan elders, of er nu groei

Kr impdor p Ganzedi jk

Beeld Arcantus

september 20116

RO

die maatregelen toch niet het gewenste e"ect hebben zijn knips op de knelpunten zeer wel denkbaar, laat Lintmeijer weten.

Veel meer dan in het verleden vormt de gezondheid de kern van het beleid. Daarmee nemen bestuurders in Amsterdam, Rotter-dam, Den Haag en Utrecht duidelijk afstand van de argumenten die in een eerder stadium van het debat zwaarder wogen, zoals ruimte voor bouwplannen en de bereikbaarheid van de stad. In het geval van Utrecht betekent dat bijvoorbeeld dat de GG&GD een steviger rol gaat spelen als beschermheer voor de gezondheid, zoals de Utrechtse Rekenkamer aanbeveelt.

é Marcel Bayer

ROmmers reageren

Krimpof krimp is. Maar, door bepaalde ontwik-kelingen kan een gemeenschap wel meer of minder in de benen komen. Er is spraakverwarring bij het begrip krimp. Bevolkingsdaling is er in allerlei soorten en maten. Bij de vakterm krimp gaat het om structurele bevolkingsdaling. Decennia lang zijn er beleidsontwikkelin-gen en deze staan los van de krimp. Maar, deze ontwikkelingen komen wel in een hogere versnelling door het krimpvraag-stuk. In het Groningse krimpgebied, waartoe Ganzedijk behoort, is curatief beleid nodig. Dit in tegenstelling tot nieuwe krimpgebie-den, daar is preventief beleid gewenst. De lessen zijn dus niet overal van toepassing.

Met andere woorden, er zijn op basis van ‘Ganzedijk’ nauwelijks lessen te trekken als het gaat om het krimpvraagstuk, wel door naar aanleiding daarvan breder te kijken.

é Auke ten Hoeve oud-wethouder Reiderland (tevens lid stuurgroep Ganzedijk)

RO Het Hiernogmaals Voorbij

september 20117

stippeld. Van een gedeputeerde weet ik dat het verslag van een zogeheten MIRT-overleg al geschreven was voordat het overleg plaats vond. Niet zelden zijn provinciaal bestuur-ders met een kater teruggekeerd naar hun provinciale hoofdstad. Als grote jongens en meisjes werden zij bij de provinciale voordeur verwachtingsvol uitgewuifd. Gekleineerd kropen zij via de achterdeur terug naar hun kamer, waar secretaresses moesten aanhoren dat de grabbelton al leeg was voordat ze er een bestuurlijke arm in mochten steken.

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte legt het kabinet de verantwoorde-lijkheid voor ruimtelijke ontwikkelingen zo dicht mogelijk bij particulieren. Provincies en gemeenten worden de overheden waar de burger het van moet hebben. Wel blijft ons belastingstelsel extreem centralistisch, waardoor 96 procent via blauwe envelop-pen bij het Rijk terecht komt. Waar het Rijk inzet op hoofdinfrastructuur, over vrijwel alle middelen beschikt en ruimtelijke taken met vertrouwen overdraagt aan de regio, is MIRT toe aan een volledig nieuwe invulling. Niet een beetje anders door meer transparantie, een verbeterde systematiek voor gebiedsagenda’s en meer betrokkenheid van private partijen. Fundamenteel anders. Stop als Rijk gekoket-teer met middelen en draag daadwerkelijk over aan regio’s inclusief middelen. Neem regio’s serieus. En reserveer als Rijk structureel een miljard per jaar voor Maatschappelijke Innovatie Ruimte en Transport. Initiatieven die de kans op A2-achtige successen vergroten, krijgen via een jury middelen om te investe-ren. Trefwoorden zijn transparantie, snelheid, creatieve concurrentie, regionale cofinancie-ring en realisatie binnen vier jaar. Babbelbox en grabbelton maken zo plaats voor vitale uitnodigingsplanologie.

é Peter van Rooij [email protected]

GrabbeltonEen mirt is een altijd groene heester met eironde of lancetvormige bladeren, alleen-staande witte bloemen en donkerblauwe bessen. In vervlogen tijden was het een symbool van liefde, huwelijk en vruchtbaar-heid. In lijn is het MIRT een beoogd symbool van liefde voor gebieden, een huwelijk tussen Rijk en regio’s en een voor ruimte vruchtbare infrastructuur. Beoogd, want in het vierjarige bestaan nog niet gerealiseerd. MIRT komt voort uit MIT, een megapot rijksmiddelen voor infrastructuur. Jaarlijks gevoed met belastinggelden en aardgasbaten. Een pot van Verkeer en Waterstaat, die budgetten van VROM als ko!egeld in de schaduw plaatsten. Uit de parlementaire wens van meer samenhang tussen infrastructuur en aanliggende ruimte, is MIT verrijkt met de R van ruimte. Vooralsnog doet de R voor iets meer dan spek en bonen mee. Middelen uit het MIRT gaan nog hoofdzakelijk naar infrastructurele opgaven inclusief landschap-pelijke inpassingen. En dat zou best weleens zo kunnen blijven. Uitgerekend op het moment dat VenW en VROM zijn gefuseerd, is sprake van publieke kapitaalschaarste. De MIRT-pot van 140 miljard voor de periode 2011-2028 wordt naar alle waarschijnlijkheid niet groter. Waar Camiel Eurlings een aanzienlijk voorschot heeft genomen op de toekomst door talloze verplichtingen aan te gaan, stelt Melanie Schultz zich bescheidener op. Zij wil zich be-perken tot uitgaven tot 2025. Bestedingen in de periode 2025-2028 laat zij over aan haar opvolger met MIRT in de portefeuille.

Waar het kabinet logischerwijs inzet op economisch meest renderende infrastruc-tuur en alleen al de regionale infrastructurele noden de beschikbare rijksmiddelen vele malen overtre"en, ligt het voor de hand dat de middelen uit MIRT voornamelijk worden bestemd voor onze hoofdinfrastructuur. En dan nog vooral in de economische kernre-gio’s. De R van Ruimte blijft in financiële zin een stiefkind van de meest armoedige soort. De R van Rijk-Regio krijgt vorm met gebiedsagenda’s, zo is de gedachte van het Rijk. Menig regionaal bestuurder is hierover sceptisch en spreekt van een rituele dans waarvan alle passen bij voorbaat zijn uitge

De een na de andere gemeente moet afboeken op grondposities en loopt het risico daardoor in de financiële problemen te komen, met de nodige gevolgen voor de inwoners. Het CBS becijferde begin deze zomer al een kostenpost van 424 miljoen over 2009. Maar de situatie voor vorig- en dit jaar blijkt nog veel rampzaliger. De vraag is of gemeenten zich nog wel op de hoogst risicovolle grondmarkt moeten begeven. Zij werken immers met gemeenschapsgeld. Erwin van der Krabben, hoog-leraar vastgoed- en locatieontwikkeling aan de Radboud Universiteit voorspelt het einde van dit typisch Nederlandse model voor ruimtelijke ontwikkeling.

september 20118

De bouwgrondexploitatie was lange tijd een belangrijke bron van inkomsten voor de gemeenten. In 2009 werd

die trend echter verstoord, constateert het CBS. Het gerealiseerde saldo van de lasten en baten op de bouwgrond-exploitatie lag voor heel Nederland ruim 1 miljard euro lager dan in 2008. Er werd voor het eerst een negatief saldo van 414 miljoen euro geboekt. Vooral bij de grondbedrijven van de grotere gemeenten zijn de klappen van de financiële crisis en de economische recessie hard aangekomen. Utrecht boekte het grootste verlies op de bouwgrond (-62 miljoen euro), gevolgd door Den Haag (-42 miljoen euro). Ook in Arnhem, Breda en Rotterdam waren de verliezen groot, aldus het CBS.

Van de vier grote gemeenten haalde Amsterdam als enige een positief resultaat. Wel was het exploitatiesaldo er met 86 miljoen lager dan het jaar ervoor, toen de hoofdstad nog ruim een half miljard euro verdiende aan het bouwrijp maken, verkopen en verpachten van grond.

StructureelVorig jaar al greep het Amsterdamse stadsbestuur hard in. Op een enkele uitzondering na werden alle nieuwe ruimte-lijke plannen in de ijskast gezet of er ging een streep door. Andere gemeenten deden hetzelfde in meer of mindere mate: temporiseren, faseren en schrappen, in de hoop dat het economisch tij spoedig zou keren. Dat gebeurde niet. Sterker, de vooruitzichten wijzen er niet op dat de markt op korte termijn aantrekt. Het lijkt erop of er sprake is van een structurele verandering in het grond- en dus ook ruimtelijke beleid, met grote gevolgen.

Dat is een hard gelag. Wat ooit een lucratieve bron van inkomsten was en een garantie voor evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling, is voor gemeenten – groot en klein – een molensteen geworden. De berichten over gemeenten die in de financiële problemen zijn gekomen stapelen zich op. In mei werd bekend dat de gemeente Apeldoorn in een zorgwek-kende financiële situatie verkeert, doordat er 49,8 miljoen euro moet worden afgeboekt op de grondreserves. Het Grondbedrijf van de gemeente Epe staat zwaar onder druk nu beoogde bouwplannen niet doorgaan en de rentelas-ten op de verworven grond steeds zwaarder op de begroting drukken. Hetzelfde geldt voor de gemeente Wierden in Twente en voor Tilburg. Onlangs moest de gemeente Groningen bekend maken dat ze er alleen voor staat bij de verdere ontwikkeling van Meerstad. De vier betrokken ontwikkelaars Hanzevast Ontwikkeling, AM, Bouwinvest en Heijmans Vastgoedontwikkeling uit Meerstad stappen uit het woon- en merenproject, evenals de provincie. De gemeente moet mogelijk 100 miljoen euro afboeken. Tegelijkertijd gaat het aantal woningen drastisch omlaag. OnderhandelingsplanologieAndere gemeenten lopen grote risico’s omdat plannen mogelijk niet doorgaan.

H""#$%&'(#)* (+$%),) #-"*'."/%$%)0 ,""-1%&

Op de hete blaren van

Gebiedsontwikkelingsmaatschappij (GOM) hele geschikte methode om projecten vlot te trekken

Ruimtelijk bekeken

september 20119

bezwaren tegen de plannen tegemoet komt? Voor hoogleraar Erwin van der Krabben is het evident dat de hoogtijdagen van de actieve grondpolitiek definitief voorbij zijn. De risico’s zijn veel te hoog en maatschappelijk niet langer te verkopen. ‘Overal elders in de wereld komen projectontwikkelaars en bouwondernemers met eigen plannen en verwerven zij zelf de benodigde grond. Lokale overheden kunnen dan nog een flinke vinger in de pap hebben. Via bestemmingsplannen kunnen gemeenten nog steeds regie voeren. En met instrumenten als onteigening kunnen ze bepaalde ontwikkelingen bevorderen of juist tegenhouden.’Onderhandelingsplanologie, daar moet het naar toe, vindt Van der Krabben. ‘Met een goed masterplan, zoals bijvoor-beeld de gemeente Nijmegen heeft opgesteld voor het Waalfront (gebiedsontwikkeling in Nijmegen-West) valt er, ook zonder dat de gemeente eigenaar is van de grond, te onderhandelen met marktpartijen: je kunt hier dure appartementen bouwen, maar dan moet je ook tekenen voor goedkopere huurwoningen elders. Of meebetalen aan het zwembad. Publieke investeringen verhalen, dat is ook geen probleem: dat kan door de grondexploitatiewet van 2008 nog steeds.’

GebiedsontwikkelingsmaatschappijVan der Krabben denkt dat het werken met een gebiedsont-wikkelingsmaatschappij (GOM) in combinatie met stedelijke herverkaveling een hele geschikte methode is om juist in deze tijden ruimtelijke projecten van de grond te krijgen. Stedelijke herverkaveling, vaak toegepast in bijvoorbeeld Duitsland, is een interessant instrument bij de aanpak van transformatieopgaven. Hij adviseerde daarover onder meer de Metropoolregio Amsterdam in het kader van de aanpak van transformatie van bedrijven- en kantoorgebieden

(Plabeka). ‘Een belangrijk voordeel is dat alle eigenaren in het gebied kosten en opbrengsten van de ontwikkeling delen op basis van een rechtvaardige verdeling en afhankelijk van hetgeen ze inbrengen. Ook de gemeente brengt eventueel eigen grond en openbare ruimte in. Zo kan bv bij transforma-

tie een impasse worden doorbroken doordat alle waardecre-atie wordt meegerekend, de kosten eerlijk gedeeld worden en de eigenaren gezamenlijk de opbrengsten én het risico delen dat de opbrengsten lager uitvallen dan verwacht.’ Praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft en Directeur Nieuwe Markten bij Bouwfonds Ontwikkeling Friso de Zeeuw verwacht in tegenstelling tot Van der Krabben niet dat de tijden van de actieve grondpolitiek definitief voorbij zijn. ‘Ik kan mij nog goed herinneren hoe veel gemeenten eind vorige eeuw leergeld betaalden na de crisis in de jaren tachtig, om vervolgens na de Vinex en in de euforie van de jaren negentig weer actief in te zetten op grondbeleid.’ Actief grondbeleid is diep in de Nederlandse cultuur verankerd, weet De Zeeuw. ‘Het is ook niet slecht mits selectief toegepast, professioneel aangestuurd, met een behoorlijke risicoreserve en met grijpgrage handen van de gemeentepolitiek op de rug gebonden. Wel denk ik dat gemeenten voorzichtiger zullen gaan opereren.’ In het idee van een GOM ziet hij wel perspectief, maar dan puur als aanvulling op het bestaande samenwerkingsreper-toire. ‘We moeten nu maar eens zien of we een voldoende sterke argumentatie op kunnen bouwen om stedelijke herverkaveling in onze wetgeving te introduceren. Dit kabinet zit niet op nieuwe regels te wachten en dat op zich is een prima uitgangspunt.’

é Marcel Bayer

Grondbeleid is voor gemeenten een molensteen geworden

Op de hete blaren van de overmoed

Zo heeft de gemeente Stein in Noord-Limburg landbouw-grond gekocht in Bramert-Noord om later te verkopen voor de ontwikkeling van een fraaie villawijk bij de kern Urmond. In Dagblad De Limburger van 26 mei wordt gewezen op de risico’s. Er is al voor 2,5 miljoen euro geïnvesteerd, de gemeente heeft daarmee zo’n derde van de benodigde grond in handen. Voor een kleine gemeente als Stein een substan-tieel bedrag. En wat als de regiogemeenten en de provincie niet mee willen werken vanwege het beleid om in te breiden in plaats van uit te breiden, of de Raad van State aan

september 201110

Achter de term wegverbreding gaat een keur van maatregelen schuil: vervanging van een groot deel van

het wegdek door geluidsarm asfalt, aanpassingen aan negen viaducten, plaatsing van geluidschermen en vergroting van de capaciteit van de weg met extra rij-, spits- en weefstroken. Vooruitlopend op de wegverbreding worden onderhouds-werkzaamheden uitgevoerd waarbij dankzij ‘faseringsstro-ken’ het verkeer tijdens de onderhoudswerkzaamheden zo weinig mogelijk hinder moet ondervinden. Zowel voor verbredings- als voor onderhoudswerkzaamhe-den zijn vergunningen nodig. Bij uitvoerder Rijkswaterstaat is intern veel kennis aanwezig omtrent vergunningen voor infrastructuur. Daarnaast heeft de dienst eigen Wabo-specia-

listen. Toch wordt per deelproject bekeken of en welke kennis extern in huis moet worden gehaald. Zo is vergunningenco-ordinator Lieneke Zuilhof fulltime bij Rijkswaterstaat gedeta-cheerd: ‘Deze dienst wil graag een meedenkende rol vervullen in het vergunningentraject bij gemeenten. De betrokken gemeenten krijgen veel op hun bord. Terwijl ze net de Wabo in de vingers hebben, worden ze geconfronteerd met een project waarvan een deel van het vergunningentraject onder de Spoedwet valt en een ander deel onder de Wabo.’

Trajecten‘Onder de Spoedwet vallen de omgevingsvergunningen voor maatregelen die rechtstreeks met de wegverbreding hebben

De verbreding van de A28 tussen Utrecht en Amersfoort is een van de dertig projecten onder de Spoedwet Wegverbreding. Hoe verloopt het vergunningentraject bij een wegverbreding, en welke rol speelt de Wabo daarin? Om de procedures daadwerkelijk sneller te laten verlopen en de betrokken gemeenten te ondersteunen in het vergunningentraject en de communicatie daarover, heeft Rijkswa-terstaat externe deskundigen aangetrokken. ‘Als je niet gezamenlijk optrekt, redt je het niet.’

-%&023($)-2$(($ +"4-'%*))-$ ,)-#5**%*#)*$-(&)+$

Terugdringen van de Fi les op de A28 bi j Utrecht

beeld Rijkswaterstaat

WaboWijs

WaboWijsROm besteedt in de serie WaboWijs aandacht aan de Wabo. Deze maand aandacht voor de relatie met de Spoedwet Wegverbreding. Bij de A28 tussen Utrecht en Amersfoort heeft Rijkswaterstaat de rol van coördinator.

september 201111

te maken en die zijn vastgelegd in het wegaanpassingsbesluit (WAB)’, legt Zuilhof uit. Deze specifieke omgevingsvergun-ningen worden ‘uitvoeringsbesluiten’ genoemd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bouw van geluidschermen. Onderhouds-werkzaamheden vallen daarentegen onder de Wabo, zoals de omgevingsvergunningen voor de tijdelijke faseringsstroken. Hoewel ze allebei ‘omgevingsvergunningen’ worden genoemd, verschilt het Wabo-traject op een aantal punten van de Spoedwetvergunningen. Bij de uitgebreide Wabo procedure loopt de inspraak via de gemeente, bij de Spoedwet heeft het ministerie van I&M publicatieplicht en gaan de reacties naar het Centrum voor Publieksparticipa-tie. Beroepsprocedures in het kader van de Wabo gaan eerst via de rechtbank, in het geval van de Spoedwetprocedure via de Raad van State. De proceduretermijn van 26 weken uit de Wabo geldt niet bij de Spoedwet, omdat de verlening van de uitvoeringsbesluiten is gekoppeld aan de vaststel-ling van het wegaanpassingsbesluit. Tenslotte schrijft de Spoedwet voor dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd nadat het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is, terwijl in de Wabo de gemeenteraad akkoord moet gaan met afwijkingen van het bestemmingsplan.

CommunicatieVoor omwonenden is het soms niet duidelijk wat precies in welke vergunningen wordt geregeld en wat in het wegaan-passingsbesluit. Zuilhof: ‘Tot plaatsing en hoogte van geluidschermen wordt besloten in het wegaanpassingsbe-sluit, maar de vraag of ze begroeid, dicht of doorzichtig

moeten zijn, is onderdeel van de omgevingsvergunning die als uitvoeringsbesluit bij het wegaanpassingsbesluit hoort. Soms is dat onderscheid moeilijk uitlegbaar. Goede communicatie is daarom extra belangrijk.’Zowel de Spoedwet Wegverbreding als de Wabo beoogt een versnelling van de vergunningenprocedures door bundeling en vereenvoudiging. In hoeverre lukt dat bij een complex project als de A28? ‘De grootste versnellende werking gaat uit van de Spoedwet, omdat die voorschrijft dat vergunnin-genprocedures die samenhangen met de wegverbreding parallel worden geschakeld aan de vaststelling van het wegaanpassingsbesluit’, zegt Zuilhof. ‘Vergunningplichtige activiteiten proberen we conform de Wabo in één aanvraag omgevingsvergunning te bundelen. In de praktijk blijft het beperkt tot activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, zoals slopen en bouwen.’

Tempo‘Verbreding van een rijksweg is voor de betrokken gemeen-ten meestal een onbekend en eenmalig project. Als je niet

gezamenlijk optrekt, redt je het niet binnen de gestelde vergunningtermijnen,’ stelt Patricia Hol vast. Zij is als omgevingsmanager bij Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het contact met de omliggende gemeenten. De vraag is steeds: ‘Hoe interpreteer je de Wabo binnen het kader van de Spoedwet?’ Vaak gaat het dan om heel basale zaken als wie de aanvraag moet publiceren. Ook in de communicatie proberen we samen op te trekken. In Soest alleen al waren we op de informatieavond samen met tien medewerkers en twee wethouders aanwezig om mensen gezamenlijk te kunnen informeren.’

Ook voor Rijkswaterstaat is het soms nog zoeken naar een goede aanpak. Hol: ‘We stonden bij aanvang van het project voor de keuze om het overleg met de betrokken gemeenten te bundelen of juist gescheiden te houden. Uiteindelijk hebben we gekozen voor het laatste. Amersfoort heeft andere wensen dan Zeist, en in elke gemeente heeft het vergunningtraject een eigen tempo. Daarnaast is het overleg intensief.’

DraagvlakIn de praktijk blijkt het ‘één loket’ idee nog niet altijd te werken: conform de Wabo was het de bedoeling om de aanvragen via het digitale omgevingsloket (OLO) in te dienen. Omdat Rijkswaterstaat echter nog geen account had, is met de gemeenten afgesproken om ze op CD-Rom en papier aan te leveren. Op dit moment zijn er twee omge-vingsvergunningen voor faseringsstroken verleend, een

derde is aangevraagd. Het spannendste moment voor de A28 komt pas volgend jaar, als het wegaanpassingsbesluit moet worden bekrachtigd en de tijdelijke stroken, naast de nieuwe, worden toegevoegd als extra rijstrook. Tussen Utrecht en Leusden-Zuid heeft de A28 dan twee keer drie rijstroken, tussen Leusden-Zuid en Hoevelaken spits- en weefstroken naast de bestaande twee rijstroken. Het helpt dat het vaak bekritiseerde ‘meer asfalt’ in dit geval door alle betrokken partijen wordt gewenst, zegt Patricia Hol: ‘Nut en noodzaak van het project staan niet ter discussie, want de A28 zit al jaren aan zijn maximum. De omliggende gemeenten hebben daar in de spitsuren last van in de vorm van files en bijbehorende milieue"ecten. Bij de werkzaamheden zorgt elke nieuwe barrière onmiddellijk voor vertragingen. Met behulp van gerichte mobiliteits-maatregelen, zoals de Minder-Hinderpas en twitter- en emailberichten over geplande werkzaamheden, proberen we dat zoveel mogelijk te ondervangen.’

é Martin de Jong

van de vergunningenfile

september 201112

De bekende blauwwitte trams in Zürich hebben een naam hoog te houden. Je moet er je Zwitserse precieze

uurwerken op gelijk kunnen zetten. Glanzende nieuwe trams scheren elke zeven minuten geluidloos over het straatopper-vlak. Het kwaliteitsniveau is even indrukwekkend als de dienstregeling. Zelfs de smalle oude trams zijn als nieuw gepoetst, deuren schuiven soepel uit smetteloze rubberen randen en de treeplanken vleien zich met een zacht elektro-nisch gepuf aan de voeten van de reiziger. De Verkehrsbe-triebe Zürich (VBZ) lijken goed te begrijpen welke kwaliteit

het openbaar vervoer moet bieden voor een economische topregio. Na het vroegere succes van de maakindustrie en de nog immer sterke zakelijke dienstverlening van bankenstad Zürich, zet de opkomst van de kenniseconomie de komende jaren de toon. Nieuwe banen betekenen voor vele werkne-mers meer reistijd in een groter wordende stedelijke regio. De treinen en trams mogen dan stipt op tijd rijden, net als in Nederland kunnen noch het huidige openbaar vervoer, noch de wegen de groei van mobiliteit op dat schaalniveau

In Zürich moet een ambitieus programma van stedelijke verdichting hand in hand gaan met inves-teringen in bereikbaarheid. Die ambitie hadden Nederlandse overheden bij het realiseren van de Vinex-opgave ook. De fijngeslepen radertjes van het precisiebestuur van de Zürcher metropolitane regio lijken beter te slagen in deze opgave van mobiliteitsgerichte gebiedsontwikkeling.

Z3%$2)-2) .-)+%2%) %* 6"1%/%$)%$2#)-%+7$) #)1%)'2"*$3%00)/%*#

Lezers doen in woord en beeld verslag van plekken, gebieden, ruimtelijke projecten en ontwikkelingen waar zij inspiratie uit halen voor hun werk. De redactie staat open voor inspirerende (beeld)verhalen. [email protected]

Hbf Zür ich, geplande zone voor verdicht ing.

Hoogwaardig ov geleidt stedenbouw

100 %inspiratie

100 procent inspiratie

september 201113

bijhouden. Files en ergernis zijn het gevolg, evenals een grote vraag naar woningen in het stedelijk gebied.

StedelijkheidNa decennia van trek naar het kleinschalige suburbia van de Zwitserse bergdorpen, bestaat er nu een grote vraag naar wonen in stad. ‘Empty nesters’ herontdekken de stad en een nieuwe generatie jonge gezinnen wil fileleed en reistijd beperken. In een regio met 1,7 miljoen inwoners stromen dagelijks 162.000 werknemers de stad binnen en reizen 44.000 stadsbewoners naar werk elders in de stedelijke regio. Cijfers vergelijkbaar met Utrecht. Van hen reist zo’n 40 procent met openbaar vervoer en, opvallend voor een Alpenland, neemt binnen de stad een toenemend aantal de fiets. Binnenstedelijke gebiedsontwikkeling op oude industrielo-caties en stedelijke verdichting zijn het devies in de Räumliche Entwicklungsstrategie voor Zürich van 2010. In de bestaande stad wordt gewerkt aan het herinrichten van verkeersruimte om openbaar vervoer, fiets en voetganger meer ruimte te geven. Bij gebiedsontwikkeling buiten het centrum is de voorinvestering in openbaar vervoer voor de forens een randvoorwaarde. Het past in de 2000 Watt ambitie van het stadsbestuur gericht op het creëren van woningen voor huishoudens met een energieverbruik dat op eenderde ligt van het gemiddelde. Bouwlocaties aan nieuwe openbaar vervoersassen helpen bij die ambitie. Hierbij richt de stad zich op samenwerking met de vele buurgemeenten, in het besef dat men een gezamenlijke metropoolregio vormt.

Stadsmaquette De enorme maquette in de kelder van het Züricher stadhuis geeft goed aan welke voortrekkersrol de grote stad vervult. Met hink-stap-sprongen gaat de stedelijke verdichting over de stadsgrenzen heen. Het Glattal is al lange tijd een belangrijke ontwikkelingscorridor met vliegveld Kloten als vanzelfsprekende trekker, maar ook het zuidwestelijk van Zürich gelegen Limmattal is als een logische ontwikkelings-as benoemd.Onderlegger voor deze ambitie is het lijnennetplan (“Liniennetzkonzept”) voor 2025 van het vervoersbedrijf VBZ en de visie van het stadsbestuur op de netwerkstad die zich tot in de regio uitstrekt: ‘Die Stadt erarbeitet ein Konzept zur stärkeren Vernetzung der Limmattalstadt mit der Glattalstadt’ . Met een stevig investeringsprogramma voor grote publieke voorzieningen zoals een stadion, woningbouw en de uitbouw van multifunctionele stations benut men de potentie op nieuwe knooppunten in de stad. Dat gaat over het algemeen in een goede verstandhouding. Toch willen niet alle buurgemeenten meewerken. Net als in Nederland is een aantal gemeenten bang voor herindeling. De spanningen worden wat getemperd door het kanton dat als regionaal bestuur de financier van grote infrastructuur-

projecten is. Bovendien werken de gemeenten, het kanton, federale regering en nationale spoorwegmaatschappij SBB samen in het Verkehrsverband Zürich, de opdrachtgever voor al het openbaar vervoer in de regio.

DrukteNationale spoorwegmaatschappij SBB en stadsvervoerder VBZ zijn in de regio de grootste vervoerders, maar de veel kleinere Verkehrsbetriebe Glattal (VBG) is bouwheer van het grootste Zürcher infrastructuurproject. De VBG is het vervoersbedrijf van de kleine Glattal gemeenten, dat #750 mln Zwitserse francs mag investeren in de Glattalbahn, een nieuwe trambaan die een schakel van 12 km lengte vormt tussen Zürich en luchthaven Kloten.De trambaan is – met enkele aftakkingen – de drager voor de stedelijke verdichtingstrategie in het Glattal. Er is bewust niet gekozen voor een monorail, om een geheel te vormen met het stadsvervoer. Het budget van het kanton, de betrokken gemeenten en de federale regering voorziet in de voorfinanciering van exploitatiekosten in de periode dat de bezettingsgraad nog niet hoog is. De bouw is in 2004 gestart en de tram is fasegewijs in gebruik genomen in 2006, 2008 en 2010.De soepele schakeling tussen uitrol van het regionale open baar vervoersnet en gebiedsontwikkeling mag tot voorbeeld strekken voor de Randstad infrastructuurautori-teit, waar het kabinet naar streeft. Wellicht geruststellend vanuit Nederlands perspectief: de precieze afstemming tussen de vele radertjes lukt ook de Zwitsers niet altijd. In het Limmattal wordt al druk gebouwd, onder meer op oude bedrijventerreinen, maar is de deal tussen regionale vervoersautoriteit, vervoersbedrijf en gemeente nog niet rond. De Limmattalbahn kan pas na 2020 in gebruik worden genomen.

é Willem BuunkLector Area Development Hogeschool Windesheim ZwolleRaadslid VVD Gemeente Utrecht

beeld Willem Buunk

Maquette van de stadsreg io Zür ich met boven de ontwikkel ingscor r i -dors in het Glattal en Limmattal .

Interview

september 201114

THEO RIETKERK

‘Is het Rijk wel in staat om provincies als Overijssel te volgen?’

‘Dat gemeenten a lt i jd maar wi l len uitbreiden, d aar geloof ik niet in . Mensen wi l len kwal ite it .’

Beeld Provincie Overijssel

september 201115

èè

Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleid

In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofd-aandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimte-lijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening voorleggen aan een panel van beleidsmakers, ontwerpers en wetenschappers. Eerder kwamen Maarten Hajer (directeur Planbureau voor de Leefomgeving), Willem Salet (hoogleraar planologie aan de UvA), stedenbouwkundige Riek Bakker, wethouder Adri Duivesteijn en minister Melanie Schultz van Haegen aan het woord.

Gedreven legt de gedeputeerde in zijn werkkamer uit wat de essentie is van ‘De kracht van Overijssel’, het

hoofdlijnenakkoord voor de huidige collegeperiode. De ondertitel zegt genoeg: inspireren, innoveren en investeren, meent $eo Rietkerk. ‘Inspireren heeft te maken met de verbeelding, de kwaliteit van leven, werken en wonen’. Hij heeft daar zelf de vorige collegeperiode als gedeputeerde voor ruimtelijk beleid de basis voor gelegd met de Provinciale Omgevingsvisie. Voor de hele provincie zijn kernkwaliteiten beschreven, vertaald naar een catalogus van gebiedskenmer-ken en een verordening om de kwalitatieve sturing vorm te geven. Met economie en innovatie in zijn portefeuille werkt hij nu aan de invulling daarvan.Mede dankzij de verkoop van energieleverancier Essent is de kas rijkelijk gevuld en ligt er een investeringsagenda van ruim een miljard euro. ‘Bedenk wel dat dit bedrag komt bovenop de 400 miljoen euro die we de afgelopen jaren al hebben bestemd. In totaal een fantastisch programma waar we samen met ondernemers, kennisinstellingen en gemeenten aan werken.’

VerbindingenBijna de helft van de nieuwe investeringen gaat naar de infrastructuur tussen de drie stedelijke kerngebieden Zwolle-Kampen, de Twentse stedenband en de stedendrie-hoek Deventer-Zutphen-Apeldoorn. ‘Daar zit de meeste dynamiek’, legt Rietkerk uit. ‘Om de kwaliteiten, die in de Omgevingsvisie zijn benoemd, te borgen en versterken,

moeten we zorgen dat de verbindingen tussen de stedelijke kerngebieden optimaal zijn. We concentreren ons op de hoofdassen: de A1, N35 van Twente naar Zwolle, N340 Zwolle-Hardenberg. Alleen al met de verbetering van die laatste ben je 200 miljoen verder.’ Opmerkelijk is dat de verbetering van de A1 ook op het lijstje van de provincie staat. Dat is toch een taak van de rijksoverheid?

De Overijsselse gedeputeerde: ‘Zeker, maar wij verkennen of wij samen met de regionale overheden en het bedrijfsle-ven via voorfinanciering de aanleg kunnen versnellen’.

AchterlandRietkerk trekt het breder en haalt ook de A15, het vervoer over water en de internationale spoorverbindingen erbij. ‘De economische kerngebieden in onze provincie vervullen een belangrijke schakelfunctie in de verbindingen met Noord-west- en Oost-Europa. Zwolle staat al jaren op de lijstjes snelst groeiende economische topgebieden. Twente is een stedelijk gebied van formaat op de as van Amsterdam naar Berlijn met een kennispark en bedrijven van internationaal formaat. We zagen aankomen dat de structuurvisie van het Rijk bij

Goed dat deze minister de lijn van decentralisatie verder doorzet. Maar de Structuurvisie Infra-structuur en Milieu is zeker nog niet af, meent Theo Rietkerk, Overijssels gedeputeerde voor econo-mie, energie en innovatie. ‘Ik mis de verbinding met het topsectorenbeleid van minister Verhagen.’ De rijksoverheid mist kansen bij het versterken van de grote vervoersknooppunten, ook buiten de Randstad, vindt hij. Overijssel investeert zelf stevig in de economische en ruimtelijke infrastruc-tuur. Rietkerk daagt het kabinet uit daaraan mee te doen.

Eindelijk economisch beleid aan ruimtelijk beleid knopen

Interview

september 201116

Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven stopte. Daarom trekken we samen op met Gelderland om de achterlandver-bindingen steviger op de kaart te krijgen. Dankzij onze investeringsagenda leveren we daar zelf een bijdrage aan.’Dat gaat zover dat beide provincies bereid zijn om mee te financieren in de vergroting van de capaciteit van het spoorwegnet aan de Duitse kant van de grens voorbij Zevenaar. ‘Onze programma’s voor herontwikkeling van de stationsomgeving lopen op verschillende plaatsen vast op de strenge milieucontouren en normen voor externe veiligheid.’

Rietkerk wijst op de kaart de verbindingen Deventer-Olden-zaal en Zutphen-Hengelo aan. ‘We zitten daar al aan de maximaal toegestane capaciteit. In plaatsen als Holten, Rijssen, Wierden, Almelo, Hengelo, Enschede, Oldenzaal, Borne kunnen we straks niets meer doen. Wij willen daarom dat de Betuwelijn maximaal wordt benut en zijn bereid voor een deel mee te betalen aan wat de Duitsers daarvoor aan hun kant van de grens moeten doen. Op voorwaarde dat de rijksoverheid daar ook aan meedoet en druk uitoefent in Brussel om minimaal een verdubbeling van Europees geld daarvoor te krijgen. Minister Schultz van Haegen heeft beloofd dat ze zich daar sterk voor gaat maken.’

EconomieEen ander fors deel van de Overijsselse investeringsagenda gaat naar de economische structuurversterking van de kerngebieden Zwolle en Twente. Rietkerk noemt de hoofdpunten: ‘We dragen 45 miljoen euro bij aan de herontwikkeling van Spoorzone Zwolle. Dat moeten we doen om de dynamiek te begeleiden, die hier ontstaat als knooppunt van infrastructuur, zeker als straks de Hanzelijn klaar is.’ In de Twentse ‘innovatiedriehoek’ met Kennispark Twente/Universiteit Twente, Centraal Station Twente/WTC Hengelo en de gebiedsontwikkeling van luchthaven Twente is een cluster van bedrijven en kennisinstellingen bezig met onder meer high tech materials, nanotechnologie, bio-energie. De provincie betaalt 100 miljoen euro mee aan investeringen ‘in de fysiek-ruimtelijke sfeer’. ‘Denk aan gebiedsontwikke-ling en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, randvoor-waarden om een economische boost te krijgen’, legt Rietkerk uit. Daarnaast gaat er 70-80 miljoen naar inno-vatie. De gedeputeerde vindt het merkwaardig dat de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Milieu is gepresenteerd voordat het kabinet z’n definitieve keuze heeft gemaakt voor die tien economische topsectoren. ‘Je kunt de topsec-toren niet los zien van het ruimtelijk-economische beleid in

de regio’s. We moeten niet meer puur vanuit gebieden denken, maar vanuit economische krachtenvelden.’

KrachtenveldenRietkerk geeft het voorbeeld van de ‘kunststoflijn’ Zwolle-Twente-Limburg met bedrijven als DSM en Ten Cate. ‘Dat is internationale business van groot belang voor de positie van Nederland als innovatief kennisland. Dat moet je dus ook ruimtelijk faciliteren. We onderzoeken momenteel de mogelijkheid voor de vestiging van een DSM Researchcen-trum bij Zwolle. Wij willen de helft van de startinvesterin-gen dragen als DSM de andere helft voor zijn rekening neemt, en op voorwaarde dat ook andere bedrijven en onderwijsinstellingen als Windesheim en ROC Deltion zich daarbij aansluiten.’Dergelijke ambities zijn beter te realiseren als de rijksover-heid meehelpt de positie van Zwolle te versterken in het kader van de rijksinfrastructuur, vindt hij. ‘Een goede moge-lijkheid daarvoor zou zijn dat je diensten van de rijksover-heid en investeringen in de economische topsectoren op dergelijke locaties concentreert.’ De Provincie Overijssel gebruikt het bestuurlijk overleg over het MIRT om de relatie tussen infrastructuur en economie steviger in het beleid te verankeren. Rietkerk: ‘De minister heeft de toezegging gedaan dat er een vertaling komt van de topsectorenbrief in september naar de definitieve struc-tuurvisie.’

EnergieOverijssel blijkt met een proactieve en constructieve opstelling precies die partner die de rijksoverheid zich graag wenst. De twijfels bij menigeen of de provincie de regiefunc-tie in de ruimtelijke ordening aan kan, is hier niet aan de orde. Sterker, Rietkerk vraagt zich hardop af of de rijksover-heid wel klaar is om provincies als Overijssel te volgen. ‘Nou, ik merk dat ze verrast zijn over de manier waarop wij de zaken hier aanpakken. Neem de energieagenda. Mijn stelling is, wil je revitaliseren en je voorbereiden op de toekomstige economie, dan moet je investeren in duurzame energievoorziening. Er zullen bedrijfstakken gaan afvallen. De bouw zal minder worden; een sector die nu nog heel sterk is in Overijssel. Investeren in duurzame energie en innovatie biedt perspectief. Wij gaan de economische energieagenda koppelen aan de ruimtelijke agenda.’$eo Rietkerk geeft aan dat Provinciale Staten in september naar verwachting goedkeuring geven aan een provinciaal energiefonds, met de doelstelling dat het aandeel nieuwe energie in 2020 20 procent bedraagt. Het gaat hier om bio-energie, aardwarmte en zonne-energie.Een voorziening van 250 miljoen euro; 150 daarvan is voor economie, energie en innovatie, 100 voor energiebesparing. ‘Let wel, dat doen we in de vorm van participaties, achterge-stelde leningen, risicodeelnemingen; zo weinig mogelijk subsidies. We faciliteren, net als bij de economieagenda,

We verleiden het Rijk door sneller rijksdoelen te realiseren

september 201117

ondernemers en kennisinstellingen met businesscases die even een zetje nodig hebben, maar uiteindelijk in de kracht van zichzelf komen. Die plannen hebben we klaarliggen.’En kritisch naar het kabinet: ‘In Den Haag worden grote woorden gesproken over de ‘green deal’. In mijn ogen vraagt dat om stabiliteit en consistentie in het beleid; niet het ene moment een regeling instellen, en die na korte tijd weer ophe"en. We zitten ook niet te wachten op nieuwe pilots. We doen hier al van alles, sluit je daar als rijksoverheid gewoon bij aan!’

KwaliteitGedeputeerde Rietkerk is absoluut niet bang dat decentrali-satie in de ruimtelijke ordening leidt tot verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. ‘Dat gemeenten altijd maar willen uitbreiden, daar geloof ik niet in. Mensen willen kwaliteit. Ze hechten aan cultuurhistorie, de eigenheid van een gebied.’ De Provinciale Omgevingsvisie is het integrale kader dat ruimte biedt aan ontwikkelingen en het kwetsbare be-schermt. ‘Wij vragen van iedere gemeente een woonvisie en een bedrijventerreinenvisie. Die moet zijn afgestemd met de buurgemeenten en passen bij de kernkwaliteiten voor dat gebied, zoals we die hebben afgesproken. De SER-aan-pak, nu de duurzaamheidladder, is daarbij de maatstaf; eerst kijken wat je binnen de bebouwde kom kunt doen, dan pas eventueel daarbuiten. Volgend jaar komt er voor de woningbouwplannen weer een peilmoment. Voor bedrijven-terreinen in 2015. Als gemeenten zich niet houden aan de afspraken, of voor ontwikkelingen gaan die niet passen bij hun profiel, dan krijgen ze een reactieve aanwijzing.’Gemeenten hikten aanvankelijk erg aan tegen het gebruik van de verordening. Nu zeggen ze: prima, vertelt $eo Rietkerk. ‘Het biedt hen een sterk argument tegen diegenen die juist meer willen bouwen.’

KernkwaliteitenHij maakt zich wel zorgen over de gevolgen van de crisis en bezuinigingen bij de gemeenten. ‘Dat zet de ruimtelijke en economische agenda onder druk. We zijn nu vooral bezig om te kijken hoe we het probleem van het overaanbod aan kantoren aan kunnen pakken. Daar hebben we zo’n 10 miljoen euro voor beschikbaar. We gaan dat geld niet gebruiken om af te boeken op in wezen verkeerde investe-ringen van gemeenten. We gaan zitten op de herstelagenda, dus revitaliseren en nieuwe functies geven aan bestaande kantoren.’ Voor de kwetsbare gebieden bijvoorbeeld in de EHS zit het provinciebestuur op de lijn dat de kernkwaliteiten behou-den moeten blijven en er tegelijk waar mogelijk wat meer flexibiliteit moet worden geboden.’ Rietkerk herinnert zich maar al te goed hoe het principe van migratiesaldo nul elke ontwikkeling blokkeerde. ‘Daarmee kwam de leefbaarheid

in een van de kleine kernen sterk onder druk te staan. Wil je de kwaliteit van bijzondere landschappen of natuurgebieden houden of ontwikkelen, dan moet je op sommige plekken kunnen herstructureren en kunnen toevoegen’.

é Marcel Bayer

‘ We zagen aankomen d at de str uctuur vis ie van het Ri jk bi j Amsterd am, Rotterd am en E indhoven stopte. Daarom trekken we samen op met Gelder land om de achter landverbindingen steviger op de kaar t te kr i jgen.

De achterlandverbindingen moeten steviger op de kaart komen

Geen waaierige stations in niemandsland meer; geen woonwijken en kantoorgebieden die alleen met de auto

bereikbaar zijn. Als je het negatief formuleert, zijn dat de ambities waarmee wordt geprobeerd om infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling met elkaar te verbinden. In 2007 werd de R van ruimte toegevoegd aan het MIRT, waarin de langjarige investeringen voor infrastructuur zijn vastgelegd. Afgelopen zomer is daar een schep bovenop gekomen met de ontwerp- Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van minister Schultz van Haegen. De ambitie is helder: burgers en bedrijven moeten in 2040 de beschikking hebben over optimale ketenmobiliteit, dankzij multimodale

knooppunten én dankzij een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

SpeelruimteDe omslag van ‘bouwen’ naar ‘verknopen en benutten’ is een spel dat we eigenlijk nog aan het leren zijn, zegt Ton Venhoe-ven, rijksadviseur voor de infrastructuur: ‘Onze bouw- en ontwikkelpraktijk is het product van honderd jaar suburbani-satie en daardoor vooral gericht op groei. Het is spannend om te zien hoe snel dat nu verandert, gedwongen door de omstan-digheden. Benutting en verknoping vereist nieuwe samenwer-kingsvormen, nieuwe financiële verdeelsleutels en nieuwe regelgeving. Zo zal het omgevingsrecht verder moeten worden toegespitst op de praktijk van bouwen in bestaand gebied.’ Het kabinet heeft een goede lijn ingezet met verlichting van de regeldruk en een verdere decentralisatie van het ruimte-

In 2007 werd de R van Ruimte geïntroduceerd in het MIT om een betere afstemming tussen inves-teringen in infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling te bevorderen. Tot nu blijkt dit een lastige opgave. Vier jaar later is er opeens veel veranderd. Het kabinet heeft de prioriteit verschoven naar investeringen die de hoogste economische meerwaarde hebben. Wat betekent dit alles voor de ambi-tie om RO en Infra beter op elkaar te laten aansluiten? Wordt de R van Ruimte alweer ingeruild voor de E van economie? Regionale OV-netwerken, snelwegverbredingen en miljarden voor hoogfrequent spoor. Investeringen genoeg, maar zonder betere benuttingsstrategieën blijft bereikbaarheid de achilleshiel van de Nederlandse economie. ‘De bal ligt nu bij de regio’s.’

I*8-(2$-5+$55- )* -5%6$), ))* 6")%9((6 753)/%&0

Nederland Knooppuntenland

‘De markt heeft eigenlijk al gekozen voor multimodaliteit’

Maquette Pale iskwar t ier

Beeld Marcel

Willems

Trend

september 201118

Nederland Knooppuntenlandlijk beleid, meent Venhoeven: ‘De vraag is nu hoe provincies, regio’s en gemeenten gebruik gaan maken van die grotere speelruimte.’

Voor wie nog twijfelt aan de noodzaak van het verstandshu-welijk tussen mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling: eind vorig jaar waarschuwde de OESO dat de matige bereikbaar-heid binnen en tussen stedelijke regio’s een van de structu-rele zwakten van Nederland is. Met vijftig minuten reistijd per dag is de Nederlander het langst van alle Europeanen onderweg tussen huis en werk. De ‘keuze’ tussen openbaar vervoer en auto bestaat in werkelijkheid vaak niet. Dat betekent economisch verlies; voor bedrijven omdat woon- en arbeidsplaatsen onnodig ver uit elkaar liggen, voor burgers omdat ze veel tijd en geld kwijt zijn aan verplaatsingen.

TegenkrachtenHet moet nog blijken hoe de door het kabinet aangekon-digde instrumenten uitpakken. De invoering van een SER-ladder voor duurzame verstedelijking geeft de benut-ting van bestaand gebied en bestaande infrastructuur prioriteit boven uitbreiding. Met de Bereikbaarheidstoets kan worden berekend op welke locaties het grootste rendement uit het mobiliteitssysteem is te halen; hoeveel mensen hebben toegang tot multimodale knooppunten en overstapplaatsen? Het zijn ambities die elkaar in de weg kunnen staan, waarschuwt het Planbureau voor de Leefom-geving (PBL) in een evaluatie van de ontwerpstructuurvisie. De praktijk is dat multimodale werklocaties vooral per auto worden bezocht en minder met het openbaar vervoer. Bij bedrijven is sprake van een tendens tot concentratie, terwijl er bij huishoudens een tendens naar verdere spreiding zichtbaar is, constateert het PBL. Het moet kortom nog blijken of de krachten rond bundeling en benutting voldoen-de tegenwicht bieden aan de krachten rond spreiding, vooral nu ook de stedelijke bu"erzones met de bijbehorende bouwrestricties zijn afgeschaft.

Metro-systeemGunstige voorwaarden voor ‘Nederland Knooppuntenland’ zijn er genoeg. Bovenop de regionale mobiliteitsnetwerken die al gerealiseerd of nog in ontwikkeling zijn (Stedenbaan in de Zuidvleugel, HOV-netwerken rond Eindhoven en in Twente, RegioRail in Arnhem-Nijmegen, Randstadspoor in Utrecht, de regiotram Groningen, de RijnGouweLijn, de Zuidtangent in de Metropoolregio Amsterdam) maakt het

kabinet miljarden vrij voor Hoog Frequent Spoor (HFS). De ambitie is om tussen de grote steden in de Randstad, Gelderland en Brabant een ‘metro-systeem’ zonder spoor-boekje te verkijgen, met elke vijf of zes minuten een trein. ‘Het is fenomaal zoals er door het Rijk in het spoor wordt geïnvesteerd, de bal ligt nu op de speelhelft van de regio’s om daar iets mee te doen,’ zegt Joost Schrijnen, hoogleraar planning en strategie aan de TU Delft. Schrijnen is vanaf het eerste uur pleitbezorger van een betere afstemming tussen infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. In 2001 stond hij aan de basis van het project Stedenbaan in de Zuidvleugel, waarin de verstedelijkingsopgave wordt gerealiseerd in een uitvoeringsovereenkomst tussen NS, Prorail en de regio’s

R andstadspoor Utrecht

september 201119

èè

Haaglanden en Rijnmond, na uitgebreide studie van de ontwikkelingspotenties op kansrijke locaties (zie ook kader: Station Bleizo). In de afgelopen maanden deed hij met collega’s onderzoek naar de benuttingsstrategieën in zes stedelijke regio’s. ‘Uit meer dan honderd interviews met bestuurders, vervoerders en marktpartijen blijkt een verrassend grote overeenstemming. We moeten de verstedelijking anders aanpakken dan voorheen, dat gevoel wordt breed gedeeld. Waar het nog aan ontbreekt, is een scherpe focus op de schaal van het hele regionale netwerk. Integrale ontwikkeling ondervindt in de praktijk nog veel weerstand, waardoor mobiliteitsprogramma’s

en verstedelijkingsstrategieën zich meestal tot het locatie-niveau beperken.’

Business-modellenOnder de naam Bestnet is besloten tot de oprichting van een community waarin private en publieke partijen samen met NS en ProRail kennis uitwisselen rond meervoudige benuttingsstrategieën. Schrijnen: ‘ De inzet is om tot een gemeenschappelijke taal te komen: hoe groot is het bereik van een station of halte, wat is een bruikbare hiërarchie van knooppunten en welke ruimtelijke programma’s horen

Het is er nu nog kaal en winderig, maar binnen vijf jaar moet het een levendig gebied zijn waar het goed

werken en recreëren is: Bleizo – een samentrekking van Bleiswijk en Zoetermeer – het gebied rond de A12 aan de zuidoostkant van Zoetermeer en ten noorden van Lansin-gerland. Aanjager voor deze ontwikkeling is de realisatie van een bijzonder vervoersknooppunt. Er komt een nieuw NS-station aan de spoorlijn Utrecht-Den Haag, gekoppeld

aan regionale buslijnen en de Verlengde Oosterheemlijn. Deze RandstadRail-lijn gaat lopen van station Javalaan in Zoetermeer tot bij de A12. P+R faciliteiten zorgen voor een rappe overstap van auto naar openbaar vervoer. Bleizo is onderdeel van het Stedenbaan-concept met meer en snellere treinen over bestaand spoor, beter voor- en natransport naar en van stations en een levendiger stationsomgeving met meer voorzieningen.

Aan de spoorlijn Utrecht-Den Haag wordt een knooppunt gerealiseerd waar werk en vrije tijd el-kaar vinden: Bleizo. Die positie moet Bleizo krijgen door de status van nieuw Stedenbaanstation. De meningen over de potentie van de locatie lopen echter uiteen.

Een vervoersknooppunt als aanjager voor gebiedsontwikkeling

L ocat ie van knooppunt B le izo aan de A12 tussen Zoeter meer en L ansingerland ter hoo g te van het HSL - tracé. Beeld Projectorganisatie Bleizo

Trend

september 201120

daarbij? Zo wordt het mogelijk de benuttingambities handen en voeten te geven.’Slimmere, beter op elkaar afgestemde netwerken zijn nodig, denkt ook rijksadviseur Venhoeven: ‘De mobiliteit zal nog flink toenemen. Multimodaliteit zorgt er voor dat die groei wordt geaccommodeerd en dat netwerken minder gevoelig zijn voor verstoringen. De tweede opgave is bundeling van de verstedelijkingsopgave rond multimodale knooppunten. Hierbij horen nieuwe businessmodellen en een regelgeving, die meer ruimte biedt aan gemengde functies en aan verdichting. Dat betekent aanscherping van de SER-ladder

voor duurzame ontwikkeling, en verdere uitwerking van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), zodat de meerwaarde van bundeling wordt vertaald in meerwaarde voor de partijen die daarin investeren.’

RekensomRealisatie van ruimtelijke programma’s rond mobiliteits-knooppunten is zelfs op een ‘weilandlocatie’ niet eenvoudig. Onder druk van de zwarte tijden op de vastgoedmarkt moest Kampen het bouwprogamma rond het nieuwe station aan de Hanzelijn (geplande openingsdatum: 12-12-12) aanpassen.

Erwin van der Krabben, hoogleraar vastgoed- en locatie-ontwikkeling aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is Bleizo in theorie een fraai voorbeeld van een ‘transit-oriented development’ dat dit kabinet voorstaat. ‘Er wordt niet eerst een gebied ontwikkeld waar vervolgens infrastructuur bijkomt, maar geplande (rijks)investerin-gen in infrastructuur, in dit geval de Stedenbaan, zijn juist een vertrekpunt voor een regionale gebiedsontwikkeling. Infrastructuur is een aanjager voor gebiedsontwikkeling.’ Net als De Roo vraagt hij zich af of er op deze plek een markt is voor deze ontwikkeling.Bert Klarus, oud-directeur Bleizo en werkzaam bij Movares, gelooft daarentegen in de ontwikkelpotentie van Bleizo omdat de combinatie met leisure en greenport past in de economische dynamiek van de omgeving en sterk onderscheidend is van andere Stedenbaanstations. Daar wordt ingezet op traditionele programma’s van kantoren, wonen en kleinschaliger voorzieningen. Klarus: ‘Er zijn voldoende concrete initiatieven om vertrouwen te hebben in de kansrijkheid van de gebiedsontwikkeling van Bleizo.’ Lastig is volgens hem wel dat de NS een grote mate van zekerheid wil over het ontwikkelprogramma. ‘Iets wat in de huidige economische omstandigheden maar moeilijk te geven is.’

é Karl Bijsterveld

VervoerswaardeHet vervoersknooppunt moet de basis bieden voor nieuwe economische ontwikkelingen. Voor een snelle en duurzame realisatie van Bleizo is een Gemeenschappelijke Regeling (GR) Bleizo opgetuigd, een publiekrechtelijk samenwerkingsver-band van de gemeenten Lansingerland en Zoetermeer. Beide gemeenten brengen grond in. Projectorganisatie Bleizo

realiseert het programma, een combinatie van leisure, bedrijventerreinen en kantoren. Nanne Zwiep, directeur van Bleizo: ‘Denk bij leisure aan de vestiging van Adventure World, het grootste attractie & game experience park van Europa, en de komst van een Factory Outlet Centre. Deze voorzieningen sluiten aan bij al aanwezige leisureactiviteiten in Zoetermeer, zoals Snowworld en Dutch Waterdreams.’ Verder biedt Bleizo vanwege zijn ligging in het ‘Greenport-netwerk’ ruimte aan innovatieve agro-gerelateerde bedrijven en zet men in op de vestiging van een ‘World Greenport Center’ en een ‘Food Experience Center’. Hier kan de tuin-bouwsector zich presenteren aan de zakelijke klant en consument. Bij huisvesting voor zakelijke dienstverlening wordt gemikt op tuinbouw- en leisure gerelateerde kantoor-functies. Zwiep: ‘Bleizo is aantrekkelijk vanwege zijn verschei-denheid: kleinschalige dienstverlening naast grote publieks-trekkers. Dit verhoogt de vervoerswaarde van het station.’

TwijfelsDe geplande hoeveelheid kantoren is vanwege de economi-sche crisis inmiddels bijgesteld van 80.000 naar 40.000 vierkante meter. Gert de Roo, hoogleraar planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, betwijfelt de potentie van Bleizo: ‘Het ligt wat perifeer ten opzichte van Den Haag. De kantorenmarkt ligt stil en de combinatie van leisure en ande-re bedrijvigheid heeft geen meerwaarde. De leisurevoorzie-ningen sluiten niet aan bij het aanwezige Snowworld, dat helemaal aan de westkant van Zoetermeer ligt.’ Volgens

Ar t ist- impression van Stat ion B le izo

Beeld Project-

organisatie Bleizo

‘Bleizo is aantrekkelijk vanwege zijn verscheidenheid’

september 201121

èè

Het aantal woningen werd teruggebracht van bijna 900 tot 700. Samen met de investeerders werd het kantoor- en winkelaanbod nog eens goed tegen het licht gehouden, nadat duidelijk werd dat de uitgifte op andere bedrijfslocaties in de gemeente achterbleef bij de verwachtingen.‘Dat er een nieuw station zou komen, stond vast,’ zegt projectleider Ivo Heijenrath. ‘De gemeente maakte zelf de keuze om een uitstapplaats in the middle of nowhere te voorkomen. Er is veel geïnvesteerd in de verbindingen om het station een functie te geven voor de zuidkant van de stad, waar met Onderdijks al een grote bouwlocatie ligt. Tegelijk blijft het een klein regionaal station. Het lastige was dat de juridische situatie bleek te zijn gebaseerd op

ontwikkeling in agrarisch gebied. De gemeente werd verrast door de hoge bedragen voor geluidwering en waterberging en door de hoeveelheid niet-uitgeefbare grond. Die kosten, bij elkaar 3,3 miljoen euro, moeten worden terugverdiend uit de exploitatie van het stationsgebied. Achteraf had de afstemming met ProRail daarover eerder en beter gekund.’

HiërarchieEen andere vraag bij het inschatten van ontwikkelingskan-sen rond infrastructuur is hoeveel ruimte er daadwerkelijk is. Begin dit jaar deed de provincie Noord-Holland een verkenning waaruit bleek dat er nog veel onderbenutte knooppunten zijn, waaronder langs het spoor in de Zaan-

De Rijnlandroute is een echt hoofdpijndossier. Al decennia wordt er in de Leidse regio gesproken over

een oost-west verbinding aan de zuidzijde van de stad die de A4 met de A44 verbindt en verder doorloopt naar Katwijk. Het ontbreekt aan een gesloten ‘ring’ rond Leiden, waardoor het autoverkeer dagelijks vast staat. Binnenkort moeten de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten in Holland-Rijnland een keuze maken uit de twee overgebleven varianten, Zoeken naar Balans en Churchill Avenue. De smaken verschillen nogal. In de eerste variant gaat het om een klassieke oplossing; een verlengde N11 door de Leidse buitenrand en door Voorschoten. De andere is een ‘stedelijker’ ontwerp met een tunneltracé door Leiden.

KansrijkOpmerkelijk genoeg is het tunnelplan op de kaart gezet door een groep betrokken Leidse burgers. ‘Iedereen wist dat er een nieuwe verbinding nodig was, de vraag is hoe je

er het meeste uit haalt voor de stad en de regio,’ zegt Gijs Holla, PvdA-raadslid in Leiden en lid van het ontwerpteam van Churchill Avenue. ‘Het gaat om een verbinding met tachtig procent bestemmingsverkeer. We denken dat er betere oplossingen zijn dan wéér een strook asfalt door de groene buitenrand, die toch al sterk onder druk staat We hebben aangetoond dat Churchill Avenue het hoogst scoort op milieu en leefbaarheid. Bovengronds moeten slechts enkele huizen worden gesloopt, waarna er veel ruimte vrijkomt voor ontwikkelingen die aansluiten op de bestaan-de Leidse troefkaarten als het Bio Science Park.’ Het dossier Rijnlandroute toont aan dat de MIRT-doelstel-ling om infrastructuur zoveel mogelijk te koppelen aan ontwikkelingskansen niet vanzelfsprekend in beeld komt. In het bestuursakkoord van de provincie was nog sprake van een weg door het buitengebied. Pas na aandringen van de regiogemeenten en van de Tweede Kamer kwam Churchill Avenue terug op de kaart en werd een onafhankelijke MER-commissie gevraagd om een vergelijking te maken.

De besluitvorming rond de Rijnlandroute bewijst dat de koppeling van mobiliteit en ruimtelijke ontwik-keling niet eenvoudig is. Bij de keuze uit de twee voorkeurstracés staan verkeerskundige en ruim-telijke argumenten tegen-over elkaar.

Trend

september 201122

Joost Schrijnen toont zich optimistisch: ‘Infrastructuur is geduldig, en de trend gaat in de goede richting. De leegstand in kantoren op stationslocaties is slechts twee procent. De meeste leegstand vind je op de locaties die alleen per auto bereikbaar zijn. De markt heeft eigenlijk al gekozen voor multimodaliteit. Het belangrijkste is om, ook op kleinere halteplaatsen, een goede mix van functies te creëren. Zo is er altijd een spits die beide kanten opgaat en krijgen multimo-dale knooppunten een duurzaam karakter.’

é Martin de Jong

streek. Hier is hiërarchie belangrijk. Vandaar de aanbeveling in de Noordhollandse verkenning om heldere keuzes te maken, bijvoorbeeld voor Koog-Zaandijk, dat aantrekkelijk is vanwege de nabijheid van de Zaanse Schans. De as langs IJ en Zaan heeft nu al een belangrijke plaats in de plannen van de regio, maar de Zaanstreek wordt regelmatig genoemd als een deel van de Noordvleugel waar een nóg groter deel van de opgave zou kunnen worden gerealiseerd, juist vanwege de goede ontsluiting. De vraag is hier, net als op andere plaatsen, in hoeverre theorie en praktijk elkaar in de weg zitten, want tijdens de spitsuren kan er nu al geen kip meer bij op het Zaanse spoor en bovendien wordt er al fors gebouwd in de regio.

Churchill Avenue. Voor Leiden biedt het een aantal kansen die Zoeken naar Balans niet biedt. Maar bij afsluiting van de tunnel voor onderhoud of ongevallen, zal het verkeer toch weer bovengronds door Leiden moeten. Dat maakt het plan ook kwetsbaar.’ Uiteindelijk moet bereikbaarheid het meest bepalend zijn voor de keuze, vindt De Bondt:. ‘Een koppeling tussen mobiliteit en ruimte betekent in de eerste plaats dat je robuuste infrastructuur biedt waar dat vereist is. Dat geldt zeker in de Leidse regio, waar we nog enkele duizenden woningen bouwen, zoals op de toekomstige locatie Valkenburg.’

é Martin de Jong

VerkeerskundigHet team Churchill Avenue bestaat uit vrijwilligers met een stedenbouwkundige achtergrond, die inmiddels vele duizenden uren hebben gestoken in ontwerp, kostenbereke-ningen en vergelijkingen met referentieprojecten in binnen- en buitenland. Veel discussie is er over de kosten. Na de laatste kostenraming heeft het team het verschil tussen de twee varianten teruggebracht tot 100 miljoen; 995 voor Churchill Avenue tegen 909 voor Zoeken naar Balans. ‘We hebben ons zeker niet rijk gerekend,’ zegt Holla. ‘Het is erg lastig om maatschappelijke en toekomstige baten uit ontwikkeling mee te nemen in de kostenramingen.’Vooralsnog is alleen Voorschoten ronduit voorstander van een tunnel. Niet verwonderlijk, want bij een weg door het buitengebied krijgt die gemeente te maken met een doorsnijding. De overige gemeenten in de regio en het regiobestuur willen Churchill Avenue alleen als deze variant betaalbaar is en vergelijkbaar met Zoeken naar Balans op de aspecten verkeersafwikkeling en milieu-leefbaarheid. En daar ligt mogelijk het probleem: minister Schultz van Haegen, die het meest bijdraagt aan de Rijnlandroute, heeft een voorkeur voor de variant Zoeken naar Balans omdat die de meest robuuste verkeerskundige oplossing zou bieden.

Robuust Beide varianten worden eerlijk gewogen, zegt de Zuidhol-landse verkeersgedeputeerde Ingrid de Bondt (VVD): ‘Het past bij een open planproces dat burgers een actieve rol op zich nemen. In mijn beleving bestaat het team van Churchill Avenue evenzeer uit professionals als de andere betrokkenen in de besluitvorming.’ Dit najaar bekijkt de provincie de resultaten van de tweede fase m.e.r. Uiteindelijk zal er een politieke keuze tussen twee sterk verschillende plannen moeten worden gemaakt. De Bondt: ‘Ik zie de potenties van

Leiden in verkeerslast

september 201123

september 201124

Uitgesproken

Relevante jurisprudentie

In de Crisis- en herstelwet (Chw) zijn voor “urgente projecten” afwijkende procedure-regels geïntroduceerd. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over diverse regels moeten buigen. Zo ook in de uitspraak van 6 juli 2011 over het tracébesluit A4 Delft-Schiedam (LJN: BR0472).

Uitgesproken

De aanleg van dit laatste stukje A4 is het schoolvoorbeeld van haperende besluitvorming. Al vele tientallen jaren is hierover gediscussieerd. Uiteindelijk heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op 2 september 2010 het tracébesluit vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 1 Chw van toepassing, wat onder meer betekent dat tegen het tracébesluit alleen binnen de beroepstermijn van 6 weken beroepsgronden mogen worden aangevoerd. Een pro forma beroep is dus niet toegestaan. Het aanvoeren van nieuwe gronden buiten de termijn evenmin. Appellanten meenden dat dit in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Verdrag van Aarhus. Daar kon de Afdeling kort over zijn. In zijn uitspraak van 17 november 2010 (LJN: BO42167) had de Afdeling al uitvoerig gemotiveerd dat van strijd geen sprake was.

De Afdeling liet de buiten de beroepstermijn aangevoerde grond dat het tracébesluit in strijd zou zijn met de Europese NEC-richtlijn dan ook buiten beschouwing. Echter, enkele andere stellingen, die ook buiten de termijn waren aangevoerd, accepteerde de Afdeling wel. Volgens de Afdeling ging het daarbij

namelijk niet om nieuwe gronden, maar om een nadere uitwerking en onderbouwing van tijdig ingediende gronden. Tegen zo’n latere aanvulling verzet de Chw zich niet, zie ook de uitspraak van 1 juni 2011 (LJN: BQ6838). Ondanks de Chw kunnen appellanten dus nog steeds na de beroepstermijn met aanvullende stukken en nieuwe argumenten komen, mits die voortborduren op tijdig ingediende gronden.

De Chw grijpt ook in bij het milieue"ectrapport. Allereerst schaft de Chw de verplichte advisering door de Commissie m.e.r. af. Dit is door de Afdeling bevestigd in de uitspraak van 27 april 2011 (LJN: BQ2688). Verder is met de Chw de verplichte beschrijving van alternatieven van de voorgenomen activiteit in een milieue"ectrapport voor projecten vervallen. Bij behandeling van de Chw in de Eerste Kamer zijn vragen gesteld of dit in strijd is met de Europese regelgeving. De Afdeling lijkt zich daar echter geen zorgen over te maken en accepteert het vervallen van de verplichte alternatievenbeschrijving. Dat betekent echter niet dat bij de keuze voor het tracé geen aandacht moet worden besteed aan

alternatieven, noch dat de te maken afweging niet door de bestuursrechter wordt getoetst. In deze uitspraak toetst de Afdeling dan ook of er voldoende onderzoek naar alternatieven heeft plaatsgevonden, wat het geval was. Kortom, het beschrijven van de alternatieven hoeft niet meer, maar onderzoek ernaar blijft nog steeds noodzakelijk.

Uiteindelijk concludeert de Afdeling na 31 pagina’s dat het tracébesluit in stand blijft. Het ontbrekende stukje A4 kan dus worden gerealiseerd. Hoewel de Chw zeker enkele procedurele voordelen bevat, die zoveel mogelijk moeten worden benut, blijft het twijfelachtig in hoeverre deze wet daadwerkelijk voor een versnelling van deze procedure heeft gezorgd.

é Aike Kamphuis advocaat bij Lexence advocaten & notarissen te Amsterdam

Crisis- en herstelwet getoetst

èè

september 201125

Tennet, een 100 procent overheidsorganisatie, is eigenaar en beheerder van het landelijke elektriciteitsnetwerk. Ze

is initiatiefnemer van de aanleg van de Randstad 380kV-verbinding en verzorgt het projectmanagement en de uitvoering. Het 380kV tracé wordt planologisch vastgelegd in een inpassingsplan, een ‘bestemmingsplan op Rijksni-veau’, zodat Tennet niet bij alle gemeenten waar de verbin-ding doorheen loopt bestemmingsplanwijzigingen hoeft aan te vragen. De ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en Infrastructuur & Milieu (I&M) vormen het bevoegd gezag. De gemeenten zijn verantwoor-

delijk voor de verlening van de vergunningen voor realisatie van het tracé. In het schema zijn de verantwoordelijkheden van de partijen in verschillende fasen van het project gesimplificeerd weergegeven.

Complexe opgaveDe aanleg van de 380kV-verbindingen is een complexe opgave. Het overgrote deel gaat bovengronds; volledige ondergrondse aanleg bevindt zich nog in een experimenteel stadium. De elektriciteitsmasten nemen op zich al veel ruimte in beslag. Daarnaast is er een aanzienlijke magneet-

Het Nederlandse hoogspanningsnet wordt met een aantal verbindin-gen vernieuwd en uitgebreid. In de Randstad is Tennet al begonnen met de aanleg van de Zuidring, de 380kV-verbinding van Wateringen naar Zoetermeer. De aanleg van de Noordring, van Beverwijk naar Bleiswijk , zal waarschijnlijk in 2012 van start gaan. Het project stuit echter op nogal wat weerstand en heeft een behoorlijke vertraging opgelopen. De auteurs, namens de gemeente Haarlemmermeer betrok-ken bij de inpassing van het tracé, stellen een ‘Sneller-en-beter-aan-pak’ voor, zoals bij grote infraprojecten.

R%&' ()*+,%-..)/ 0%&, .%*., 1..)-/+,2

Hoogspanning bij aanleg 380 kV-net

Hoo gspanningsmasten in het landschap bi j Zoeter meer

Beeld Hans Groot, Provincie

Zuid-Holland

Forum

september 201126

Plankaar t voor het deel van de Noordr ing bi j Hoofddor p en Haarlemmer meer.

beeld Tennet

Sneller en beterDe vertraging die de aanleg tot nu toe heeft opgelopen, wordt grotendeels veroorzaakt door de complexe context. Vertraging is nooit helemaal uit te sluiten. Wel kunnen het projectmanagement en de besluitvorming op een aantal punten worden verbeterd. Uitgangspunt voor onze suggesties is ‘Sneller en Beter’, de nieuwe procesarchitec-tuur die I&M heeft ontworpen voor grote infraprojecten en die gebaseerd is op de aanbevelingen van de commissie Elverding. Globaal ziet Sneller en Beter eruit als een viertrapsraket: initiatief, verkenning, planuitwerking en bouw. De initiatie"ase behelst het vaststellen van de opgave. In de verkenningsfase gaan overheden en betrokkenen aan tafel zitten om oplossingen te beden-ken. Dit gebeurt volgens het principe van convergeren en divergeren: eerst zoveel mogelijk oplossingen verzame-len, deze vervolgens trechteren tot een top 3 van kansrijke tracés en ten slotte kiezen voor één oplossing. Hierna start de planuitwerking. Na de vaststelling van een tracébesluit volgt de uitvoering. In de latere fasen van het project is het van belang dat bestuurlijk ‘de rug recht wordt gehouden’. Kortom: in de voorfase brede inspraak en na het tracébesluit snelle uitvoering.

OmgevingsmanagementHet betrekken van de omgeving bij de aanleg van het 380kV-net wil niet zo lukken, terwijl de versnel-de procedures en de grote impact juist voor zorgvuldigheid pleiten. De in Sneller en Beter voorgestelde trechtering komt niet tot stand. De verklaring ligt voor een groot deel in het feit dat de besluitvorming rondom het tracé geen duidelijke projectfasen kent. Gemeenten en bewoners worden niet of onvoldoende geïnfor-meerd, het tracé lijkt in beton gegoten want er

Ook voor regionale bestuurders blijft het een Nimby-project

veldzone waarbinnen het niet is toegestaan bepaalde voorzieningen te bouwen. De Nederlandse norm (0,4 µT) voor nieuwe verbindingen is daarin vele malen strenger dan de Europese (100 µT). En dan is er ook nog zoiets als de gevoelshinder van de hoogspanningskabels. Veel mensen vrezen de negatieve gezondheidse"ecten van elektromagne-tische straling. Al deze factoren maken van de inpassing een echt Nimby-project.

Forum

september 201127

wordt eerst getekend en dan gepresenteerd. Alleen als belanghebbenden zich stevig verzetten, hebben ze kans het tracé om te buigen. Met deze aanpak organiseren Tennet en EL&I hun eigen weerstand. Zo werden voor de Zuidring bij de Raad van State zestig beroepen behandeld. Dat het anders kan, zagen we in de gemeenten Zoetermeer en Bleiswijk. Hier is op initiatief van de gemeenten samen met de betrokkenen een tracéwijziging tot stand gekomen waarbij alle partijen baat hadden.Wie de omgeving vroegtijdig en breed wil betrekken, dient een grondige krachtenveldanalyse uit te voeren en alle luiken open te gooien. Nu lijken het ministerie van EL&I en Tennet nogal eens verrast door stakeholders die zij als ‘nieuw’ ervaren. Dat pleit voor het aanstellen van een omgevingsmanager zoals Rijkswaterstaat die kent.

BesluitvormingVerder verdient het aanbeveling om heldere besluitvor-mingsmomenten te bepalen. We zien dat in de Planologische Kernbeslissing voor het tracédeel door de gemeente Haarlemmermeer bewust zowel een west- als oostvariant is opengehouden. De oostvariant werd op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer en op basis van een haalbaarheidson-derzoek van de gemeente Haarlemmermeer naar een oostelijke variant, onder voorwaarden toegevoegd. De oostvariant is vervolgens uitgewerkt en eind 2009 in een voorbereidingsbesluit vastgelegd. In 2010 kwam door ontwikkelingen rondom vliegveiligheid nabij Schiphol de westvariant opnieuw op tafel. Afgezien van de vraag of de westvariant nu een goed idee is of niet: er laait een discussie op die een gepasseerd station leek. Dat zorgt voor vertraging en bovendien voor veel ergernis bij provincie, gemeente, bewoners, bedrijven, Tennet en het Rijk.

ProjectorganisatieKijken we naar de projectorganisatie, dan valt op dat EL&I regelmatig op de stoel zit waar je Tennet zou verwachten, bijvoorbeeld als voorzitter van ontwerpvergaderingen. Het ministerie heeft de neiging zich stevig met de uitvoering te bemoeien, zeker wanneer het project op problemen stuit. Dat is begrijpelijk, omdat het Rijk verantwoordelijk is voor de elektriciteitsvoorziening in Nederland, maar het lijkt ons niet verstandig die verantwoordelijkheid op deze wijze op te

pakken. Het gevolg is namelijk dat externe partijen niet meer weten wie ze waarvoor moeten aanspreken. Er ontstaat miscommunicatie, óók tussen Tennet en het ministerie.Daarnaast is de wijze waarop in het project wordt geësca-leerd verwarrend. Terwijl Tennet verantwoordelijk is voor het ontwerp, wordt ongeacht het onderwerp van een discussie direct geëscaleerd naar het niveau van de minister. Directeuren en managers van Tennet en het ministerie zijn niet of nauwelijks betrokken. Het Rijk organiseert wel regelmatig overleg op ambtelijk niveau tussen projectleiders en de betrokken overheden, maar niet op directieniveau of bestuurlijk niveau. Directeuren en bestuurders spreken elkaar eigenlijk alleen naar aanleiding van conflicten. Dit komt de betrokkenheid bij het project en daarmee het begrip voor elkaars belangen niet ten goede. Ons voorstel is dan ook naar analogie van ‘Sneller en Beter’ de bovenbouw

Bewoners en bedrijfsleven onvoldoende of niet betrokken

van het project zowel bestuurlijk als ambtelijk steviger te organiseren. Door een steviger bovenbouw zijn bestuurders, directeuren en managers beter geïnformeerd en kan het project sneller en e"ectiever worden gemanaged. Via de bovenbouw kan bovendien bestuurders van maatschappe-lijke organisaties en belangenvertegenwoordigers (zoals bewonersorganisaties, LTO, Kamer van Koophandel, Milieufederatie) een goede ingang worden geboden.

Veel belangenTot slot: maak een integrale afweging. Dat is zeker zaak in een project als dit, want het raakt per definitie de belangen van een grote hoeveelheid partijen. Een mooie stap om integraler te denken is al genomen: de inpassing van het 380 kV-net is onderdeel van het MIRT-onderzoek, met als leidend principe zoveel mogelijk bundeling met bestaande infrastructuur. We hebben nog heel wat kilometers te gaan, dus het is nog niet te laat.

é Maartje Rieter, Wouter Müller APPM Management Consultants

september 201128

Duurzame gebiedsontwikkeling vraagt om een fundamenteel andere aanpak. Hoe kunnen gemeenten evenwicht vinden tussen sturen (op duurzaamheid) en faciliteren (van initiatieven van bedrijven en burgers)? En hoe werkt u in deze nieuwe aanpak samen binnen en buiten de gemeente? En welke verschillen zijn er daarbij tussen grote, middelgrote en kleinere gemeenten? Wat kunnen zij leren van elkaar? Wat doet u met milieuzones als je functies meer wilt mengen?

horizon?

onzekerheid?

ontwikkelaars, corporaties en financiers?

Abonnees ROm

betalen slechts

"#195 (ex Btw,

normale prijs

"#295)

PRAKTIJ

KCONGRES Zoek de Ruimte!

Slim regels toepassen en beter samenwerken in RO & Milieu-projecten1 december 2011Caballero Fabriek, De Binckhorst, Den Haag

Programma9.30 Ontvangst met ko!e & thee10.00 Zoek de Ruimte! Het laboratorium voor de

organische stad Praktijkvoorbeelden van ruimte zoeken in regels &

samenwerkingsprocessen Door uw dagvoorzitter, Jeroen Saris, de Stad BV10.20 Dilemma’s en kansen in De Binckhorst in Den Haag Hans Sparreboom, Gemeente Den Haag Aan de hand van de casus ‘De Binckhorst’ zoomt

Hans Sparreboom nader met u in op de kansen en dilemma’s die centraal staan vandaag

11.00 Break met ko!e & thee11.15 Praktijksessies U kiest uit een van drie inspirerende sessies waarin

voorbeelden uit de praktijk aan de orde komen12.30 Netwerklunch met mogelijkheid tot wandeling door

De Binckhorst

13.30 Ruimte geven Wouter Groote, URbANMiND - Gemeente Nijmegen/

GEM Waalsprong & Andries Geerse, Andries Geerse Stedenbouwkundige BV Praktijkvoorbeelden voor het herpositioneren van stedelijke ontwikkelingen. ‘Ruimte geven’ is hierin de leidraad. Ruimte voor bewoners en ondernemers om weer zelf hun ding te doen

14.15 Praktijksessies U kiest nogmaals uit een van de inspirerende sessies!15.15 Hoe verder in uw eigen praktijk? Toets uw eigen casus aan de ervaringen van de

inleiders discussie o.l.v. Marcel Bayer, hoofdredacteur ROm16.00 Afsluiting door de dagvoorzitter

Direct aanmelden? Stuur een mail met uw gegevens o.v.v. ‘Aanmelding ROm Praktijkcongres’ naar [email protected] Vergeet niet te vermelden of u wel of geen ‘ROm-abonnee’ bent.

september 201129

èè

In het project A2 Maastricht werd al ruim voor de introductie van het MIRT gewerkt aan het afstemmen van

de infrastructurele en ruimtelijke opgaven. Na jarenlange voorbereiding werd in 2007 de uitvoering van de A2 Maastricht gegund aan het consortium Avenue2. Dit consortium won de aanbestedingsprocedure met een plan waarin de A2 werd gedoopt tot de Groene Loper. Bereikbaar-heid, leefbaarheid en ontwikkeling van sociale projecten zijn in het prijswinnende plan samengebracht.Inmiddels wordt gebouwd aan de ecoducten over de A2 en A79 en worden de voorbereidingen getro"en voor de ondertunneling van een deel van de A2 in de stad Maas-tricht. Daarnaast heeft het sociale werkgelegenheidsproject – de A2 School – de eerste mensen afgeleverd die bijdragen aan de vele bouwactiviteiten in het kader van het project. Dit artikel belicht de aanpak bij het integreren van opgaven, procedures en belangen.

Meervoudige integratieDe aanzet voor integrale gebiedsontwikkeling werd gegeven door het programma van eisen voor de aanbesteding. In hun voorstellen zijn de verschillende consortia verder gegaan dan in het programma van eisen werd voorgesteld. De slogan van het winnende Avenue2 consortium was: één plan voor stad en snelweg. De voornaamste onderdelen van het plan de Groene Loper zijn:1. Een groen, recreatief lint (de Groene Loper) voor

fietsers en voetgangers dat zich van Vaeshartelt naar Céramique door de stad slingert;

2. Een tunnel tussen knooppunten Geusselt en Euro-paplein met daarbovenop een rustige, sociaalveilige parklaan, alleen voor bestemmingsverkeer;

3. Veel verkeerscapaciteit onder de grond: een gestapelde tunnel met 2x2 tunnelbuizen over een lengte van 2,3 kilometer;

In de MIRT-projectenboeken valt te lezen dat het ruimtelijk domein bij uitstek geschikt is voor het creëren van meerwaarde door allerlei uiteenlopende maar samenhangende belan-gen ook echt te verbinden in concrete projecten. Maar hoe pakt dat in de praktijk uit? ROm volgt het project A2 in Maastricht op de voet om op die vraag een antwoord te geven. In het geval van de ondertunneling van de A2 in Maastricht gaat men heel ver door niet alleen de infrastructuur te koppelen aan gebiedsontwikkeling maar ook sociale ontwikkeling erbij te betrekken. Het project laat zien dat integratie van opgaven, procedures en belangen kansen biedt voor meerwaardecreatie, ook buiten het ruimtelijke domein.

A: MAASTRICHT: MEERWAARDECREATIE DOOR BREDE AANPAK

Werk met werk maken boven de snelweg

S loopwerkzaamheden voor de aanleg van de A2

Beeld Projectbureau A2

Maastricht

Praktijk

september 201130

4. Volledige verknoping van A2 en A79; 5. Nieuwe verbindingsweg tussen A2/A79 en bedrijventer-

rein Beatrixhaven; 6. Een vastgoedplan met allure en flexibiliteit dat aansluit

bij de aanwezige kwaliteit van de omgeving; 7. Behoud van de Gemeenteflat aan het Koningsplein; 8. Groen beboste stadsentrees Hertog van Brabant

(Geusselt) en Prinsbisschop van Luik (Europaplein);9. De Landgoederenzone wordt gerevitaliseerd en bereik-

baar gemaakt via een markante fietsbrug over de A2; 10. Duurzame, toekomstvaste oplossing van de lucht- en

geluidsproblematiek, o.a. door de lange tunnel en de versprongen tunnelmonden;

11 Impuls voor de lokale werkgelegenheid, de A2 School.Naast het opnemen van integrale gebiedsontwikkeling in de aanbestedingsprocedure werden ook de wettelijke procedu-res geïntegreerd. Er is gekozen voor een gecombineerde aanpak van Tracé/MER procedure, ruimtelijke ordenings-procedure, en aanbestedingsprocedure. Deze gecombineerde aanpak kent een fase die voorafging aan de aanbesteding en een fase naderhand:- Fase 1 (juni 2004 – juni 2006): eerste fase wettelijke

procedures; - Fase 2 (juni 2006 – juli 2009): aanbesteding/ontwerp-

wedstrijd;

- Fase 3 (juli 2009 en verder): tweede fase wettelijke procedures.

Het project heeft profijt gehad van de in het kabinet Balkenende IV geïntroduceerde Crisis- en herstelwet. De A2 Maastricht werd onderdeel van de lijst met projecten die onder de wet vallen. Een van de mogelijkheden was vervolgens om een verkorte procedure te gebruiken voor de Tracéwet.

Enthousiasme en geloof in kansen uitstralen

Riette Winkens is projecttrekker A2 School. Ze geldt als de verbindende kracht tussen gemeente, bouwbedrijven, UWV/CWI en provincie. ROm legde haar een aantal vragen voor over het verbinden van belangen, de hobbels onderweg en de resultaten tot dusver. Hoe kijken de marktpartners in het consortium inmiddels aan tegen dit project? ‘In april hebben wij als A2school een uitgebreide presentatie gegeven aan de verschillende projectleiders binnen het consortium. Onze ervaring is dat zij zich na deze presentatie een veel betere voorstelling kunnen maken van wat de A2 school kan. De directie en de desbetre"ende p en o willen graag de afspraken waarmaken, zoals in convenant zijn vastgelegd. Bij de projectleiders is het nog vaak een ver van mijn bed verhaal en hebben we zeker de steun van p en o van het consortium nodig. Wij gaan er vanuit dat dit verbetert als wij rond oktober onze intrek nemen in het kantoorpand van Avenu2 aan de Geusselt.’

In het artikel wordt gesproken over het nodige incasserings- en doorzettingsvermogen. Kunt u een voorbeeld geven van de manier waarop dat op de proef is gesteld tijdens dit eerste jaar en hoe u de voorliggende ‘problemen’ heeft aangepakt?‘Dat doorzettings- en incasseringsvermogen heeft met name

te maken met het wegnemen van weerstanden. Heel vaak kregen wij als antwoord van de consulenten van de sociale dienst dat zij de beoogde deelnemers niet in hun bestanden hadden. Met ruim drieduizend werkzoekende in de bakken van de gemeente klinkt het natuurlijk vreemd dat er ontzet-tend veel moeite gedaan moest worden om aan deelnemers voor het eerste infraproject te komen. Dit heeft enerzijds te maken met de “slechte kwaliteit” van het bestand, en ander-zijds met het niet goed kennen van het bestand, niet beschik-ken over de juiste vaardigheden om cliënten te stimuleren en enthousiasmeren. Door zelf als projectleiding enthousiast zijn, te blijven geloven in kansen en het blijven prikkelen van consulenten , directie en bestuur zijn we erin geslaagd voldoende deelnemers te vinden.We hebben er veel last van dat de consulenten en het netwerk het heel moeilijk vinden dat we relatief gezien nog weinig concrete vacatures hebben, omdat het werk nu pas echt begint. Aangezien de A2school met hoge verwachtingen in de publiciteit is gebracht, horen we vaak “die A2school heeft niet eens vacatures”, “ze hebben geen planning” enz. Door iedere keer weer opnieuw enthousiast uit te leggen hoe zo’n grootschalig project verloopt. Door zelf positief te blijven, door succesverhalen te vertellen lukt het ons deze weerstand

Dwarsdoorsnede tunnelbuizen

Praktijk

september 201131

èè

grotendeels weg te nemen. Tevens is het heel belangrijk dat de partners van de A2school onderling goed communiceren en zorgen dat er geen ruis op de lijn ontstaat.’

Zijn de eerste acht ‘geslaagden’ inmiddels aan de slag?‘Van de acht deelnemers is er een afgevallen. De overige zeven hebben allemaal hun diploma Infra medewerker niveau 1 behaald. Drie deelnemers gaan in september een vervolgopleiding volgen op niveau2. Ze hebben alle drie een betaalde leerarbeidsovereenkomst. De overige vier hebben een betaalde baan.’

Hoe gaat dit project verder? Is er een nieuwe lichting uitkeringsgerechtigden? Wat doet u met de belangstelling uit de rest van het land?‘Momenteel zijn we druk bezig met de voorbereidingen van een nieuw Infraproject waarmee we in september starten. Afhankelijk van de vraag gaan we ook andere opleidingspro-jecten opzetten. Er is veel belangstelling voor het project zowel binnen als buiten de provincie. Wij zijn een groot voorstander van kennis delen en proberen deze belangstel-lenden dan ook uitvoerig te informeren.’

Stakeholders en belangenHet besluitvormingsproces is geleid door het Projectbureau A2 Maastricht. De eerste wettelijke procedures en aanbeste-ding zijn door hen georganiseerd in opdracht van de Stuurgroep A2 (Ministerie I&M, Gemeente Maastricht, Gemeente Meerssen en Provincie Limburg). Naast de bundeling van de publieke belangen is veel aandacht besteed aan het betrekken van andere stakeholders. Zo is op initiatief van het projectbureau een buurtenplatform voor de omwonenden en een bedrijvenplatform voor omliggende bedrijven opgericht. Hierbij is de GGD Zuid-Limburg betrokken om de bewoners te informeren over de gezond-heidsaspecten van de aanleg en daadwerkelijke aanwezig-heid van de ondergrondse A2.

De woningcorporaties concentreren zich vooral op bouw-ontwikkelingen in Maastricht-Oost. Begin april 2007 hebben de gemeente Maastricht en de woningcorporaties Maasvallei, Servatius en Woonpunt het convenant ‘Gebieds-ontwikkeling Maastricht-Noordoost’ ondertekend. Het doel is een integrale herstructurering van de vier genoemde GroteStedenBeleid-buurten Limmel, Nazereth, Wittevrou-wenveld en Wijckerpoort. Hierbij wordt ingezet op een maximale afstemming met het project A2 Maastricht.

LuchtkwaliteitOm het project te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om woningen te slopen. Er zijn daarvoor de afgelopen tijd al veel panden aangekocht. Een aantal van 19 appartementen, van de in totaal 410, moest in juli 2011 nog worden verworven.Het besluitvormingsproces heeft met name op het dossier luchtkwaliteit te maken met vragen vanuit het A2 buurten-platform. Omwonenden, onder meer verenigd in Wijcker-poort Actief, zijn bezorgd over de uitstoot bij de tunnel-monden. Actiegroep Klaor Loch (Schone Lucht) twijfelde aan de gemaakte berekeningen over uitstoot bij de tunnel-monden. De omwonenden en de actiegroep hebben een voorstel ingediend voor aanvullende maatregelen, met tunnelfiltering. Deze maatregelen komen bovenop de wettelijke eisen. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de vraag of dit voorstel ook wordt aangenomen door de stuurgroep.

Een ander aandachtspunt voor de stuurgroep en het projectbureau is of de tunnel wel kan voldoen aan de eisen

Tracé A2 Maastr icht

Beeld Projectbureau A2

Maastricht

september 201132

Van A2 passage tot groene loper

In het begin van de jaren ’60 werd de A2 Passage als stadsboulevard aangelegd en vormt het vanaf dat moment een fysieke scheiding tussen de stadswijk Wijck en het stadscentrum. Naast een fysieke barrière is de A2 in Maastricht ook een zeer filegevoelige stadsdoorgang die – door een drietal stoplichten op belangrijke kruispunten met de N278 (knooppunt Europaplein) en de A79 – met name in vakantieperiodes volloopt met lange rijen auto’s. Wat in de jaren ’60 werd aangelegd als een stadsboulevard werd al snel een autoriool en al in de jaren ’80 van de vorige eeuw voerde Rijkswaterstaat een studie uit naar omlegging om de stad. Op dat moment werd er echter geen Rijksbudget beschikbaar gesteld. Ook na een uitgebreide Tracé/MER-procedure tussen 1992 en 1995 was de conclusie dat de traverse diende te worden aangepakt, maar weer werd er geen budget vrijgemaakt.

De Provincie Limburg en Gemeente Maastricht gingen daarom op zoek naar alternatieve financieringsvormen. Zodoende kwam het thema tolhe!ng op de agenda, maar het politieke draagvlak hiervoor ontbrak in Den Haag. De Maastrichtse gemeenteraad nam vervolgens in april 2000 een, zo bleek later, beslissende stap. Er werd een rapport opgesteld om de A2 Passage aan te pakken, met de titel: ‘Maastricht raakt de weg kwijt’. Het rapport werd opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maastricht en Meerssen, de Provincie Limburg en Rijkswaterstaat. In 2003 kwamen de partijen na onderhandelingen tot een

gezamenlijk bestuursakkoord. Een van de doelstellingen in dit akkoord betrof het samenstellen van ‘een integraal en duurzaam pakket van maatregelen op het gebied van infrastructuur en gebiedsontwikkeling, gericht op het garanderen van de doorstroming op de A2 en het verbete-ren van de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomge-ving van Maastricht en de regio.’

In het aanvullende bestuurlijk akkoord van februari 2006 is een projectbudget van 631,3 miljoen euro vastgesteld. Dit bestond uit 499 miljoen euro van het Rijk, #87,7 miljoen euro van de gemeente Maastricht, #1 miljoen euro van de gemeente Meerssen en #43,6 miljoen euro van de provincie Limburg. Het project A2 Maastricht is eind 2006 Europees aanbesteed volgens het principe van de concur-rentiegerichte dialoog. Op basis van een (globaal) programma van eisen, plangebiedomschrijving en het budget zijn bouwondernemingen gevraagd om tot de beste totaaloplossing te komen voor: verkeerskundige project-onderdelen (infrastructuur), milieu én stedenbouwkun-dige onderdelen (vastgoed), nauwkeurig afgestemd op de omgeving. Uiteindelijk zijn er vijf consortia geselecteerd die een voorstel mochten uitbrengen. Na een aanbeste-dingstraject van ruim 2 jaar is in juli 2009 het Consortium Avenue2 – bestaande uit Strukton, Ballast Nedam, Arcadis en Concise – tot winnaar uitgeroepen. Met dit gunningbe-sluit wordt gekozen voor het plan de ‘Groene Loper’.

voor tunnelveiligheid. Dit naar aanleiding van de dossiers over tunnelveiligheid bij de A2 Utrecht en de A73 in Noord-Limburg. Voorlopig voldoet de tunnel aan alle eisen.

VerdiepingDe projectorganisatie heeft bewust gekozen voor een brede integrale aanpak. Reeds in de voorbereidingen werden de betrokken publieke partijen samengebracht, zijn de procedures geïntegreerd en werd in de aanbesteding ingezet op een combinatie van opgaven. Deze aanpak heeft geleid tot de selectie van het plan de Groene Loper, dat ook daadwerkelijk de infrastructurele opgave verbindt met andere ruimtelijke opgaven zoals groen en kantoren, en de sociale ontwikkelingen.

Vanuit het MIRT gedachtegoed heerst de overtuiging dat het koppelen van opgaven voor infrastructuur en ruimte-lijke ontwikkelingen resulteert in snellere en slimmere infrastructuurontwikkeling. Echter, zoals we al eerder in ROm constateerden, is er nog maar weinig kennis over

welke beleid- en managementactiviteiten bijdragen aan het succes en falen van projecten, inclusief de vraag of koppe-ling daadwerkelijk leidt tot ‘betere’ infrastructuurontwikke-ling. Voor het totale A2 project zijn we ook nog niet zover. Om meer concreet zicht te krijgen op de succesfactoren die ertoe hebben bijgedragen dat opgaven, procedures en belangen daadwerkelijk zijn verbonden en tot uiting kwamen in het plan de Groene Loper, is een verdiepende studie noodzakelijk. Voor een onderdeel van het plan de A2 School hebben we wel alvast een verdiepingslag aange-bracht.

é Marcel van Gils [email protected] docent & onderzoeker in strategie, Strategy Academy Stefan Verweij en Lasse Gerrits, resp. promovendus en universitair docent bestuurskunde Erasmus Universi-teit Rotterdam

Praktijk

september 201133

A2 School: succes van een gedeelde missie

Gekoppeld aan de A2 Maastricht heeft zich de afgelopen jaren een voorbeeldproject op het gebied van sociale zekerheid ontwikkeld: de A2 School. In het project wordt een koppeling gemaakt tussen het grootschalige infrastruc-tuurproject en de re-integratie van uitkeringsgerechtigden.

Op 5 februari 2010 ondertekende de gemeente Maastricht een convenant met aannemersconsortium Avenue2. Het convenant beschrijft de ambitie om per jaar 75 leerwerk-plekken in te vullen tijdens de looptijd van de realisatie van het project. Dit plan werd omgedoopt tot het project A2 School. De School selecteert zelf de werkzoekenden en leerlingen en regelt de training en begeleiding. Op 1 november 2010 is de school met de eerste acht deelnemers van start gegaan. De jongste deelnemer was 19 en de oudste 27 jaar. Het zijn alle acht WIJ (Wet Investe-ren in Jongeren) of WWB (Wet Werk en Bijstand) uitkeringsgerechtigden. Hun werkzaamheden bestaan onder meer uit straatwerk en wegenbouw, grondsanering, het bouwrijp maken van grond, en het aanleggen en optimaliseren van rioolsystemen. Tijdens de opleiding krijgen de deelnemers tweemaal een contract van zes maanden. Ze ontvangen na goed gevolg het diploma Assistent Bouwen Infra Niveau 1 (te vergelijken met LBO grond-, weg- en waterbouw). Ze maken daarna kans op een vaste baan via de betrokken aannemersbedrijven. Inmiddels hebben de acht mannen van het eerste uur hun eerste examen (voor VCA, Veiligheid, gezondheid en milieu Certificaat Aannemers) met succes afgerond.

GeloofNa een lang voortraject is het project nu daadwerkelijk van start gegaan. De grootste uitdaging was om de gemeente, bouwbedrijven en Werkplein - naam voor de plaats waar sociale diensten van gemeenten en het UWV Werkbedrijf samenwerken - te laten inzien dat een gezamenlijke investering uiteindelijk ook gezamenlijke winst kan opleve-ren. Verkokering en ‘dat is toch niet mijn taak’-gedrag zorgden ervoor dat het uitwerken en in gang zetten van de A2

School tijd nodig had. Geen van de partijen hoefde initiatief te nemen voor de School en toen de gemeente het initiatief had genomen duurde het lang voordat de andere partijen mee gingen werken.De lange adem om de eigen achterban te overtuigen was mogelijk door een gedeelde missie bij het kernteam met individuele vertegenwoordigers van de organisaties (gemeen-te, bouwbedrijven en Werkplein). Zij staan voor het re-inte-greren van uitkeringsgerechtigden en hebben hun geloof en idealen altijd behouden in de strijd om de benadering ook tussen de oren te krijgen binnen de muren van het stadskan-toor, het Werkplein en bij de bouwbedrijven.

TeamgevoelDe gedeelde missie zorgde tevens voor de ontwikkeling van een sterk teamgevoel bij een groep van betrokkenen: de wethouder, ambtenaren van de gemeente, een afgevaardigde van de Provincie, het hoofd P&O van een bouwbedrijf en een werknemer van het UWV. Dit teamgevoel leidde weer tot incasseringsvermogen bij weerstand of gebrekkige voortgang. Daarnaast kon het team schakelen tussen niveaus van wethouders en gedeputeerden tot en met de acht mannen van het eerste uur en formeerde het team een sterk netwerk van mensen die het plan propageerde via de informele circuits.

Dit deelproject laat zien dat gedurfd initiatief, doorzettings-vermogen, een gedeelde missie, incasseringsvermogen, een sterk team het informele circuit en het kunnen schakelen tussen niveaus belangrijke succesfactoren zijn voor een project als A2 School. Daarmee is het project inmiddels uitgegroeid tot een voorbeeld in de provincie Limburg en groeit ook de interesse vanuit andere delen van het land voor de aanpak. Een aantal van de succesfactoren lijkt ook herkenbaar in de totale A2 aanpak, maar een verdiepende studie op A2 niveau zal dit scherper moeten maken.Marcel van Gils ([email protected])docent & onderzoeker in strategie, Strategy Academy Stefan Verweij en Lasse Gerrits, resp. promovendus en universitair docent bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam

Deelnemers aan het pro ject A2 School

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet

zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als

criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist

die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en in-

spirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is

het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

september 201134

Josquin des Prézstraat 1Postbus 2195, 5202 CD Den BoschT 073-6215985F 073-6216985E [email protected] www.vvm.info

VVM AgendaDe baten van groen: TEEB in de stadWoensdag 21 september 2011Kargadoor, Utrecht

Debat Duurzame EconomieDonderdag 29 septemberNieuwspoort, Den Haag

MilieubeursDinsdag 4 t/m donderdag 6 oktoberBrabanthallen, Den Bosch

Toekomst van transitiepolitiek in NLOktober 2011Centraal in Nederland

Presentatie Special: thema NatuurDinsdag 25 oktober 2011Nieuwspoort, Den Haag

Water Cities in TransitionMaandag 31 oktober 2011AmsterdamNCGG6Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november 2011Amsterdam

Basiscursus Meten van emissies naar lucht 2011Vrijdagen 2, 9, en 16 december 2011Amersfoort en Arnhem

Leren van duurzaamheidprestaties koplopersDe gebiedsontwikkeling in Neder-land bevindt zich in een impasse. Vraaguitval en leegstand grijpen om zich heen, investeringen drogen op en oude reflexen van een verko-kerde aanpak met een kortetermijn-focus blijken hardnekkig. Tegelijker-tijd is er een toenemende urgentie om duurzame oplossingen te vinden voor stedelijke problemen.

De studie ‘Urban Development, the state of the sustainable art’ laat zien dat slimme en radicale keuzes voor een duurzame stedelijke ontwikkeling bepaald geen luxe zijn voor betere tijden. In deze studie maakt een Nederlands onderzoeksteam een analyse van bewezen ‘best practices’ in duurzame stedelijke ontwikkeling. Van in totaal negen koplopersteden zijn integrale duurzaamheidanalyses gemaakt. Het betreft: Portland, Kopenhagen, Freiburg, Tampines, Canberra, Curitiba, San Francisco, Detroit en Chicago. Ter vergelijking is de nog jonge ontwikkeling van Almere eveneens aan een duurzaamheidana-lyse onderworpen.

Uit de internationale praktijkvoorbeel-den komen opmerkelijke duurzaam-heidprestaties naar voren. Zo heeft Kopenhagen de afgelopen decennia een indrukwekkende milieuprestatie geleverd met een CO2-reductie van nu al 30 procent ten opzichte van 1990. Portland geldt met zijn stedelijke groeigrens, gerichte verdichting en hoogwaardige voorzieningen voor de fiets en het openbaar vervoer als een schoolvoorbeeld voor duurzame stedenbouw. Dagelijks reizen in Curitiba zo’n 2 miljoen (!) mensen e!ciënt en comfortabel met een betaal-bare expresbus door deze ecologische hoofdstad van Brazilië. In Chicago zijn sinds de start van het ‘Green Streets Initiative’ in 1986 ruim een half miljoen bomen geplant, wat in sommige buurten heeft bijgedragen tot een waardestijging van het vastgoed met 10 procent. Ook de andere internationale koplopersteden kennen opmerkelijke duurzaamheidsprestaties.

In de studie wordt ingegaan op het geheim achter de successen. Met name slimme en radicale keuzes bieden

perspectief op structurele oplossingen voor de sociale, economische en ecologische problemen waarmee steden worstelen. Uit de studie blijkt dat bijna alle voorbeelden de kracht tonen van een inspirerende visie op duurzame stedelijke ontwikkeling. Kenmerkend is een gerichte aandacht voor de aanpak van maatschappelijke vraagstukken zoals de verarming van historische binnensteden, sociale onveiligheid, stijgende woonlasten en milieuvervui-ling. Een kerncompetentie lijkt het vermogen om een langetermijnvisie te vertalen in kortetermijnacties die direct duidelijke voordelen opleveren voor bewoners. Plus de vertaling van de visie in een beperkt aantal praktische regels die duidelijk richting geven. Essentieel daarbij is dat ze ruimte laten voor flexibiliteit en initiatieven van onderop.

é Jan de Graaf

In het komende nummer van Tijd-schrift Milieu gaan Marc Buiter (Urgenda), Chris Roorda (DRIFT) en Jan Rotmans (DRIFT) uitvoeriger in op hun bevindingen.

september 201135

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

RO snippers RO snippers

Participatie & leefbaarheid

Scho"elcontract. Boomspiegeladoptie. Rotzooi

bingo. Termen voor nieuwe concepten die alle tot

doel hebben bewoners nadrukkelijker te betrek-

ken bij hun eigen woonomgeving. Sommige

blijken echt te werken, maar in hoeverre

daardoor ook het verantwoordelijkheidsgevoel

op de lange termijn wordt gestimuleerd, is niet

duidelijk. Het verbeteren van de leefbaarheid

en het vergroten van de sociale cohesie vormen

vaak een langdurig proces. Bewoners (maar ook

bedrijven en organisaties) voelen zich weliswaar

betrokken bij de kwaliteit van hun directe leef-

of werkomgeving, maar ze komen pas echt in

actie wanneer die kwaliteit wordt bedreigd. Vaak

blijken ze dan trouwens te laat of onvoldoende

beargumenteerd aan de bel te trekken, ook al

omdat ruimtelijke planprocedures een lange

aanloop hebben en nogal ingewikkeld worden

gevonden. Daarbij is het ook niet altijd even

duidelijk welke bandbreedte er nog bestaat om

een serieuze gesprekspartner of ideeënaandra-

ger te zijn. En misschien nog wel wezenlijker:

claimende burgers blijken vaak zich niets te

willen aantrekken van reguliere procedures of

het verleden.

De Nationale Ombudsman heeft tien spelregels

voor participatie opgesteld, die overigens wat

verder gaan dan de in “Participeren doe je zo…”

beschreven experimenten. Het zijn eigenlijk

volstrekt logische regels, waardoor participatie

niet meer als een aardigheidje maar als een

volwaardig onderdeel van het besluitvormings-

proces is opgenomen. De rol van de burger (en

dus ook van zijn inspraakreactie) is daarin van

te voren vastgelegd, terwijl de gemeente tijdig

informeert en verantwoording aflegt.

In Vlissingen zijn – zo blijkt – in ieder geval

goede resultaten geboekt door burgerparticipatie

op een professionele en geïntegreerde wijze in

te zetten. Zo is in samenwerking met belangen-

organisaties het zwerfvuil aangepakt. Ook via

adoptie van groen, zandbakken, bloembakken of

zelfs binnentuinen is bereikt dat bewoners wat

zorgvuldiger omgaan met een omgeving waarvan

zij zich eigenaar voelen.

Het boek bevat twintig praktijkvoorbeelden,

praktische handvatten en tips. ‘Bewoners

kunnen op meerdere manieren participeren en

samenwerken met de gemeente of een corpora-

tie. In de praktijk is het vaak lastig de grens

aan te geven hoe ver een bewoner kan gaan in

dat participatieproces’, aldus Mariët Kaptein,

adviseur bij de gemeente Vlissingen. Zij heeft

gelijk, maar dat mag zeker geen argument zijn

om dergelijke experimenten niet met kracht door

te zetten. De kwaliteit van de openbare ruimte is

er immers mee gebaat.

DOMINIQUE BOELEN, M ARIË T K APT EIN EN M ARC

DE JONG 32011 4 : PART ICIPEREN DOE JE ZO…,

GEMEEN T E VLI SSINGEN/ADVIE S 5 EN INGENI 5

EUR SBURE AU OR ANJEWOUD, 88 BLZ . , VLI SSINGEN

3MKN6VLI SSINGEN.NL 4

Amsterdamse clustersDe internationale concurrentiepositie van

een regio hangt af van de mate waarin kennis

en competentie van de in die regio aanwezige

bedrijven is ingebed in een specifieke regionale

context. Die inbedding wordt ‘georganiseerd’

door bedrijven, instellingen en overheid die leidt

tot het toegankelijk maken van informatie en

kennis.

In opdracht van Bestuursforum Schiphol is

onderzoek verricht door de sectie Economische

Geografie van de Universiteit Utrecht naar de

economisch geografische relaties van elf bedrij-

venclusters in de metropoolregio Amsterdam.

Clusters, zoals mode, toerisme, logistiek of

ict, zijn concentraties van bedrijven die iets

met elkaar hebben. De ontwikkelingen (groei,

personeel, locatiekeuze en –voorwaarde, lokale

en internationale relaties en samenwerking)

zijn per cluster nauwkeurig in beeld gebracht

om te bezien of en in hoeverre het mogelijk is de

internationale concurrentiekracht bij creatieve

en kennisintensieve bedrijfsactiviteiten in de

regio Schiphol en Amsterdam te versterken. De

ruimtelijke en economische ontwikkeling loopt

via de stedelijke zone tussen Schiphol en de

Zuidas en bestaat uit een verzameling toploca-

ties. Om die ontwikkeling te faciliteren is het

wenselijk vestigingsmilieus zo in te richten dat

ze tegemoet komen aan de vestigingseisen van

de clusters.

Er blijkt sprake te zijn van grote verschillen

tussen de clusters en de dynamiek daarbinnen.

De behoefte aan flexibiliteit en diversiteit waar

het gaat om vestigingsmilieus zijn groot. Daar

zou – volgens de onderzoekers – ook wel eens

de ruimtelijk economische kracht van de regio

liggen: afzetmarkt en kennismarkt gekoppeld

aan flexibiliteit en diversiteit.

OEDZGE ATZEM A , ANNELIE S GOORT S EN

CHRI ST IAAN DE GROOT 32011 4 : T HE AMST ER DAM

FAMILY OF CLUST ER S; EEN ECONOMI SCHE

HERPOSI T IONERING VAN ELF K AN SRIJKE

CLUST ER S IN DE ME TROPOOLREGIO AMST ER DAM,

UNIVER SI T EI T VAN U TRECHT, U TRECHT, 148 BLZ .

Stadslandbouw in zes bedrijven

De e"ecten van oprukkende verstedelijking

en de behoefte aan duurzaam geproduceerd,

kwalitatief hoogwaardig voedsel leiden automa-

tisch tot allerlei vormen van stadslandbouw,

ook wel metropolitane landbouw genoemd.

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

RO snippers

september 201136

De in “Duurzaam agrarisch ondernemen”

geboekstaafde voorbeeldprojecten laten in dat

opzicht een genuanceerd beeld zien van hoe

dat in de praktijk gaat. Een aardig voorbeeld is

Landmarkt, een keten van moderne en overdekte

marktplaatsen aan de rand van steden die

gespecialiseerd zijn in dagverse en ambachtelijke

producten uit de streek. Producenten zijn hier

niet langer uitwisselbaar; consumenten worden

in rechtstreeks contact gebracht met boeren,

tuinders en ambachtslieden. Het is een concept

dat inhaakt op de veranderende consumentenbe-

hoeften (gezondheid, duurzaamheid, maatschap-

pelijk verantwoord ondernemen) maar dat ook

forse implicaties kent voor voedseldistributie

en de ruimtelijke ontwikkeling. Wat dat laatste

betreft gaat het niet alleen om de marktplaats

zelf, met aan- en afvoerwegen, maar ook om

de instandhouding dan wel uitbreiding van

agrarische functies in de omgeving. De eerste

vestiging van Landmarkt in Amsterdam (2011)

is weliswaar van recente datum maar betekent

een directe stimulans voor kleinschalige vormen

van agrarisch ondernemerschap in de omgeving.

Zo zijn er vele – vaak nog wat aarzelend

gestarte – initiatieven, zoals zorgboerderijen

(in Waterland) of ‘nieuwe gemengde bedrijven’,

een agroproductiepark waarin door combina-

ties van bedrijven uit verschillende sectoren,

kringlopen gekoppeld en gesloten kunnen. Zo

wordt duurzaamheidwinst behaald in de vorm

van e!ciënt grondgebruik of de reductie van

transport en CO2.

Duidelijk blijkt dat de tijd rijp is voor dit

soort experimenten en pilots. ‘Voor een meer

duurzame ontwikkeling van de Nederlandse

landbouw is blijvende interactie tussen de

landbouw en zijn verstedelijkte omgeving

onmisbaar. Hierdoor ontstaan nieuwe verbin-

dingen tussen landbouw en stad. Deze zijn

inspiratiebron voor innovaties, zijn winstgevend,

respecteren het milieu en verbeteren het welzijn

van mens en dier’, aldus het optimistisch getoon-

zette woord vooraf van TransForum, een innova-

tieprogramma dat de afgelopen jaren actief was

bij verschillende projecten in de agrosector en

de groene ruimte. Maar investeerders en zeker

ook ruimtelijke ordenaars zullen nog wel even

moeten wennen aan dit soort initiatieven en

plannen.

ANNE CL AIRE VAN ALT VOR ST, RIK EW EG , HENK

VAN L AT E ST EIJN, SANDER M AGER EN LIA SPAAN S

"2011 # : DUURZAAM AGR ARI SCH ONDERNE $

MEN; HE T ST EDELIJK GEBIED AL S MOTOR VOOR

NIEUW E BEDRIJVIGHEID: DE ZE S GEDAAN T EN

VAN DE SUCCE S VOLLE AGR ARI SCHE ONDERNEMER

TOEGELICHT AAN DE HAND VAN NEGEN PROJEC $

T EN, TR AN SFORUM, I SBN 978 $94 $90192 $03 $7, 179

BLZ . , ZOE T ERMEER

Agenda

Nieuw licht op de RORuimtelijke Ontwikkeling in DrievoudDebat naar aanleiding van het verschijnen van het boek Ruimtelijke Ontwikkeling in Drievoud’ en de ‘Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte’. Plaats: Auditorium van het NAi, (Museumpark 25, Rotterdam)Datum en tijd: 20 september, 20 u.Toegang: GratisInschrijven via www.nai.nl/inschrijven

Dossier RUD Bouwen aan onze veiligheidCongres over de taak, aanpak en het programma van de regionale uitvoeringsdiensten in het kader van de WaboPlaats: De Fabrique, UtrechtDatum en tijd 22 september, 9.30 u.Aanmelden: www.stadswerk.nl/omgevingsrecht

Wie voedt de wijk? Gezond leven in de stad!Debat over voesdelproductie in en om de stadPlaats: Janushof, Wageningen Datum en tijd: 6 oktober, 17 u. !Aanmelden: !www.schuttelaar.nl/maatschappelijk_cafe/2011

Nieuwe perspectieven voor locatieontwikkelingSymposium en excursies over duurzame businesscases voor markt en overheidPlaats: Geldmuseum, UtrechtDatum en tijd: 13 oktober, 9.45 u.Aanmelden www.vastgoedmarkt.nl/symposium

Dag van de Ruimte ‘Doe het zelf ’Er ontstaan totaal andere businessmodellen. Het leidt tot verrassende bewegingen, maar draagt ‘Doe Het Zelf ’ voldoende bij aan de opgaven rond bijvoorbeeld steden, klimaat en bereikbaarheid? Plaats: NUtrecht, Cartesiusgebied, UtrechtDatum en tijd: 10 november, 9.30 uurAanmelden: www.nirov.nl

Zoek de Ruimte!ROm praktijkcongres op locatieDuurzame gebiedsontwikkeling vraagt om een fundamenteel andere aanpak. Hoe kunnen gemeenten evenwicht vinden tussen sturen en faciliteren. En hoe werkt u samen binnen en buiten de gemeente.Plaats: Caballero Fabriek, De Binckhorst, Den HaagDatum: 1 december 2011Aanmelden: www.romagazine.nl

Leer alles over slimmere regelgeving, de beste praktijkcases en nieuwe tijdelijke verdienmodellen bij tijdelijk ruimtegebruik. Plaats: Floating Life, Almere PampushavenDatum: donderdag 23 juni 2011Aanmelden en info: www.tijdelijkandersbestemmenmanifestatie.nl

Colofon

ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen.Aanmelden kan via [email protected]

JaarabonnementEen jaarabonnement kost ! 168,35 exclusief BTW.Losse nummers kosten ! 24,00 inclusief BTW.

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beeindigd indien schriftelijk of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROm verschijnt in oktober.

ROM B.V.t.a.v. AdresregistratieJan van Nassaustraat 572596 BP Den [email protected]

ISSN 1571-0122© ROM B.V.Het is niet toegestaan om zonder vooraf-gaande toestemming van de uitgever artikelen, beeld of gedeelten daarvan over te nemen.

Jaargang 29 nr. 9September 2011

Ruimtelijke Ontwikkeling en milieu magazine (ROm) is het maandelijkse vakblad voor de professionals bij de gemeente, provincie, waterschap, rijksover-heid en bij bedrijven, universiteiten en overige organisaties die zich bezig houden met ruimtelijke ontwikkeling en milieu.ROm biedt actuele informatie over ontwik-kelingen in het beleid, beschrijft praktijk-voorbeelden in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling en milieu.Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresROM B.V.Jan van Nassaustraat 572596 BP Den [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Jaco Boer, Karl Bijsterveld, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersKarin Broer, Robbert Coops, Mark Hendriks, Bas Husslage, Michael Klijnstra, Aike Kamphuis, Loek Kusiak, Peter Lieven-se, Harry Perree, Boris Peters, Peter van Rooy, Paul Splinter

UitgeverLouise Bos

Websitewww.romagazine.nl

AdvertentiesPeper & Zout Media B.V.Achterom 100C1621 KW [email protected]

september 2011III

In oktoberTrendParochies in de ruimteDe scheiding tussen de openbare en particuliere ruimte vervaagt. Er ontstaan tussenvormen, zoals collectieve ruimten. Extreem voorbeeld is de gated community. Er is blijkbaar een behoefte om je soms af te scheiden van anderen. Dit staat haaks op de leidende gedachte in het ruimtelijke beleid tot nu toe om segregatie tegen te gaan. Toch is het streven van woonconsumenten om te wonen en leven tussen OSM (ons soort mensen) onmiskenbaar aanwezig. Krijgt deze trend impulsen door het wegvallen van de rijkssturing?

ForumVerbeter de uitvoering, niet het natuurbeleidHaperende uitvoering zet natuurbeleid in een verkeerd daglicht. Zo was in de jaren negentig de doorvertaling van EU-regelgeving in de nationale natuurwetgeving veel te traag en bleef praktische voorlichting over de aangepaste regelgeving lange tijd uit. Daardoor werden ondernemers overvallen door bestaande regelgeving. Projecten werden stilgelegd. Natuur kreeg daarbij de schuld terwijl die formeel lag bij projectontwikkelaars die echter de regels niet konden kennen. De les van deze ervaring (meer aandacht voor de uitvoering) kan vaker toegepast worden. Een signaal uit de praktijk van groene adviesbureaus.

PraktijkOmgaan met overstromingsrisico’s: een handreiking voor bestemmingsplannenIn het nationaal waterplan heeft het Rijk ingezet op het concept meerlaagse veiligheid. Dit houdt in dat het Rijk overstromingsrisico’s wil beheersen door het beperken van overstromingskansen, een goede ruimtelijke ordening en e!ectieve hulpverlening en zelfredzaamheid. De provincie Overijssel heeft in haar omgevingsverordening de tweede laag, duurzame ruimtelijke ontwikkeling, uitgewerkt op provinciaal niveau. Gemeenten zijn verplicht om in bestemmingsplannen in overstromingsgevoelig gebied een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen.

DE  WET  VAN  DE  REMMENDE  VOORSPRONG:

DOOR  TE  BERUSTEN  

IN  EEN  VOORSPRONG  

WORD  JE  GEREMD  

OM  VERDER  TE  GAAN

DE  WET  VAN  LEXENCE:

BLIJF  JEZELF  

VERNIEUWEN

Veel  advocatenkantoren  ontlenen  hun  status  aan  wapen-­  

feiten   en   indrukwekkende  namen  uit   een   roemrucht   ver-­  

leden.  De  advocaten  en  notarissen  van  Lexence  hebben  een  

andere  kijk  op  de  zaak.  Wij  werken  uitsluitend  in  het  heden.  

Omdat  we  weten  dat  de  juridische  werkelijkheid  iedere  dag  

anders  is.  We  gebruiken  onze  brede  ervaring,  maar  leunen  

er  niet  op.  Dat  remt  ons  alleen  maar  af.  Wij  blijven  onszelf  

altijd  vernieuwen.  Dat  is  nu  eenmaal  de  wet  van  Lexence.  

Wilt  u  meer  weten  over  Lexence,  de  mensen  en  de  wetten  

waarmee  wij  werken?  Ga  dan  naar  www.lexence.com  

ONTDEK  DE  WET  VAN  LEXENCE