ROm 1/2 2011

52
januari /februari 2011 www.romagazine.nl januari /februari 2011 www.romagazine.nl 1/2 Sturen op schaarste Lees verder NIEUW: Traditie en tijdgeest + Wabo: Omgevingsloket Online + Monumentenzorg als goudmijn + Provincie: tandeloze tijger of + krachtige regisseur? ROM_11_01_02.indd OMI ROM_11_01_02.indd OMI 2/1/2011 9:59:53 PM 2/1/2011 9:59:53 PM

description

ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu

Transcript of ROm 1/2 2011

Page 1: ROm 1/2 2011

januari /februari 2011 www.romagazine.nljanuari /februari 2011 www.romagazine.nl

1/2

Sturenop schaarste

Lees verder

NIEUW: Traditie en tijdgeest +

Wabo: Omgevingsloket Online +

Monumentenzorg als goudmijn +

Provincie: tandeloze tijger of +

krachtige regisseur?

ROM_11_01_02.indd OMIROM_11_01_02.indd OMI 2/1/2011 9:59:53 PM2/1/2011 9:59:53 PM

Page 2: ROm 1/2 2011

ProbeerBelasting Magazine

voor een halfjaar met 20 % korting� Het belangrijkste

fi scale nieuws

� Bruikbare artikelen

over de effecten van

fi scale wetgeving

� Handige tips

� Haagse actualiteiten

en internationaal nieuws

� Pensioenpraktijk

� Estate - en

Financial planning

� BTW actualiteiten

� DGA Journaal

� BM Column.

Bij bestelling ontvangt u ook gratis dedigitale nieuwsbrief van ElsevierFiscaal.nl

Meer informatie en direct bestellen gaat u naar:

www.elsevierfiscaal.nl/winkelROM_11_01_02.indd OMIIROM_11_01_02.indd OMII 2/1/2011 10:00:09 PM2/1/2011 10:00:09 PM

Page 3: ROm 1/2 2011

www.kennisbankruimtelijkeordening.nl

Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.

Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al?

ROM_11_01_02.indd 1ROM_11_01_02.indd 1 2/1/2011 10:00:10 PM2/1/2011 10:00:10 PM

Page 4: ROm 1/2 2011

4

10

12

16

20

26

29

30

32

34

37

43

45

ROm2

- Almere Oosterwold: duurzame

gebiedsontwikkeling

- Haal welstand uit het verdomhoekje

- Our Common Future 2.0

- Businesspark Airport Garden City

- Gebiedsontwikkeling Tiel

- Nieuws uit Brussel

Column: Het Hiernogmaals

Ruimtelijke bekeken

WaboWijs: het Omgevingsloket OnlineDe overgang van 25 toestemmingsstelsels naar

1 vergunning- en toezichttraject is voor velen

een verademing. Als het werkt...

PS: Tandeloze tijger of krachtige regisseur?

Traditie en tijdgeest in de RO

Trend

Sturen op schaarste

Sturen en afrekenen

RO-beroepsgroepen

VVM

Forum

‘Bezuinigen op monumentenzorg is kip met gouden eieren slachten

Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland

Etalage

Compensatie van weidevogels: een nieuwe aanpak in Zwolle

Praktijk

Duurzame herstructurering in Dieze Oost

RO-beroepsgroepen

ROm Snippers

Agenda, recensies

Redactioneel

januari/februari 2011

2

InhoudBijzaak

Ruimtelijke ordening als bijzaak; langzamerhand dringt het besef

door dat het niet anders zal zijn de komende jaren, althans op het

niveau van de rijksoverheid. Daar ligt geen doorwrochte analyse

van het ruimtelijk beleid de afgelopen decennia aan ten grondslag

of een heldere visie op een nieuwe manier van ruimtelijk ordenen.

Zoveel is nu wel duidelijk. Veeleer gaat het om het verzakelijken

van het beleid; slagvaardiger, gerichter en met minder stroperige

regelgeving, aldus directeur Ruimte Chris Kuijpers in ROmagazine

van december afgelopen jaar.

Misschien hebben partijpolitieke overwegingen een rol gespeeld

tijdens de kabinetsformatie bij het besluit om VROM en VenW

in elkaar te schuiven, en daarmee het ‘meest linkse’ departement

te elimineren. Een ding is zeker: minister Melanie Schultz

van Haegen heeft tot op het laatste moment de mogelijkheid

gehad om te kiezen voor een nieuw ministerie van Ruimte,

Infrastructuur en Milieu. Het is haar persoonlijke keuze geweest

om ‘Ruimte’ er af te halen. Dat doe ik er wel bij, zou ze volgens

ingewijden hebben gezegd.

Uit de eerste publieke optredens en interviews komt een minister

naar voren die vooral de nadruk legt op bereikbaarheid. En ze

wil investeren waar het economisch eff ect het grootst is (de

Volkskrant, 22 januari 2011). Samen met haar collega Maxime

Verhagen op het versterkte departement voor Economie Zaken,

Landbouw en Innovatie, gaat ze daarmee ongetwijfeld een stevige

economische basis leggen onder het ruimtelijke beleid. Daarmee

ondergaat de ruimtelijke ordening een ingrijpende koerswijziging,

na een lange periode waarin de ruimtelijke discussie was gekaapt

door stedenbouwers en ontwerpers.

Tegen deze achtergrond voert ROm dit jaar een discours over

de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening, over de

uitdagingen en over consequenties van het huidige kabinetsbeleid

voor de inrichting van het Nederland van de toekomst.

In dit nummer de eerste bijdrage met een pleidooi voor een

rijksbeleid met minder bemoeizucht, maar wel met visie. Juist de

markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid: alleen dan

kunnen bedrijven voortvarend investeren en plannen.

Marcel Bayer é

hoofdredacteur

ROM_11_01_02.indd 2ROM_11_01_02.indd 2 2/1/2011 10:00:11 PM2/1/2011 10:00:11 PM

Page 5: ROm 1/2 2011

Trend

Sturen op schaarste

De nieuwe politieke en economische

werkelijkheid vraagt om het blijvend

handhaven van schaarste. Dat is de enige

mogelijkheid om de defl atie van bestaand

vastgoed en de terugval in oude stadswijken,

inclusief toenemende segregatie, te

voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen

buiten de stad en vooral meer variatie

van woon- en werkmilieus in de stad.

Het vraagt een helder en strak ruimtelijk

kader van de overheid (m.n. provincie en

gemeente) en vereende krachten van alle

stakeholders (ontwikkelaars, corporaties,

fi nanciers, consumenten, maatschappelijke

organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling

betaalbaar te maken en te houden. Het

vraag ook een andere kijk op beheer, zoals

het verleggen van de horizon, blijvende

betrokkenheid van ontwikkelaars en

investeerders.

Nieuw!

Traditie en tijdgeest in de RO

In hetzelfde jaar dat de Canon van de

ruimtelijke ordening tot stand komt, zet

het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke

ordeningstraditie. Geen Nationaal

Historisch Museum, geen grootse en

meeslepende visies meer op de nationale

ruimte. Dat kan geen toeval zijn.

In de ambitie om eindelijk aan te pakken,

gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels

overboord en lijkt er een eind te komen aan

een tijdperk waarin visionaire ordenaars de

inrichting van ons land bepaalden. Ruimte

is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid

door het kabinet-Rutte geschrapt. De

provincies moeten het ruimtelijke beleid

gaan uitzetten en coördineren. Maar kan

de ruimtelijke ordening in Nederland wel

zonder rijkssturing. Klemmende vragen die

we in dit debat voorleggen aan een panel van

prominente bestuurders in stad en land.

Praktijk

Duurzame herstructurering in Dieze Oost

Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt

aan de noordkant van Zwolle, zal over

een paar jaar hét paradepaardje van

duurzame stedelijke herstructurering

zijn. De jaren vijftig en zestig portiekfl ats

ondergaan een grondige modernisering,

het winkelgebied krijgt een facelift en er

wordt fors geïnvesteerd in de openbare

ruimte; en dat allemaal op een duurzame

wijze. Meest verregaand zal de gebiedseigen

energievoorziening zijn, op basis van

ondergrondse warmte- en koudeopslag.

Om daar het optimale rendement uit te

halen, is de oprichting van een duurzaam

dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad is

ambitieus, de corporaties willen graag

meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of

de business case haalbaar is.

januari/februari 2011

3

pag. 20 pag. 37pag. 16

ROM_11_01_02.indd 3ROM_11_01_02.indd 3 2/1/2011 10:00:12 PM2/1/2011 10:00:12 PM

Page 6: ROm 1/2 2011

Almere Oosterwold geeft ruimte aan individuele woon- en werkidealen

en organische groei. Het gebied moet het toonbeeld van duurzame

gebiedsontwikkeling worden. De plannen werden gepresenteerd tijdens

het Voorbeeldencongres Duurzame Stedenbouw.

Dit congres vond eind vorig jaar plaats in

Almere en was een initiatief van BNSP|

NVTL Werkgroep Duurzame Stedelijke

Ontwikkeling.

Oosterwold vormt het oostelijk deel van de

Schaalsprong. Het is opgebouwd uit de

kernen van Almere Hout Noord en Midden

en het nieuwe Almere Eemvallei. Frans van

Deursen is directeur van de werkmaatschap-

pij Oosterwold. Hij lichtte toe: ‘Oosterwold

wordt een nieuw stadsdeel waar ruimte is

voor landelijk woon- en werkmilieus in lage

dichtheden. Dat willen we niet vooraf

planmatig vastleggen, maar realiseren via

organische groei.’ Daarmee is Oosterwold een

tegenhanger van de meer geplande hoogste-

delijke westelijke ontwikkeling. Het is een

voortzetting van de woonmilieus in de

Gooi- en Vechtstreek. Gefaseerd over vijftig

jaar zal een gevarieerd gebied ontstaan met

vrije kavels in buurtschappen of kernen met

veel vrijheid van vorm en grootte. Slechts een

beperkt aantal kaders voor de infrastructuur

en centrale groenstructuur wordt vastgelegd.

DuurzaamheidOosterwold moet ruimte bieden aan 15.000

tot 18.000 woningen. Hierbinnen is ruimte

Almere Oosterwold moet toonbeeld duurzame gebiedsontwikkeling worden

gereserveerd voor het A6-park. Dit is een

gemengd bedrijvenpark met grootschalige

detailhandel. Ook wordt ruimte vrijgemaakt

voor enkele reservelocaties voor toekomstige

grootschalige regionale concepten, zoals de

Floriade. Per ontwikkelingseenheid zullen

stad en ommeland in gezamenlijkheid worden

ontwikkeld. Het ommeland biedt per

bouweenheid ruimte voor een groenstructuur

in combinatie met stadslandbouw, ruimte

voor zichtlijnen, duurzame energieopwekking,

waterzuivering en benodigde infrastructuur.

Bestaande stad is goedDe Almeerse wethouder Adri Duivesteijn

vertelde tijdens het Voorbeeldencongres dat

integrale duurzame gebiedsontwikkeling de

toekomst heeft. ‘Eendimensionale projecten,

zoals de aanleg van de hsl-lijn, zijn niet meer

van deze tijd.’

Voordeel voor Almere is volgens Duivesteijn

dat de gemeente zelf de meeste gronden in

eigendom heeft, en ze dus haar eigen partners

uit kan kiezen om mee samen te werken. In

grote commerciële projectontwikkelaars heeft

hij maar weinig vertrouwen. ‘Dat zijn geen

echte stakeholders maar moneymakers. Na

oplevering zijn ze meestal snel verdwenen.’

De wethouder staat voor de rijkstaakstelling

om 60.000 woningen te bouwen. Maar als

die er door de crisis (voorlopig) niet komen,

is er volgens hem geen man overboord. ‘De

bestaande stad is al van goede kwaliteit. De

huidige bewoners zijn tevreden.’

Karl Bijsterveld é

Haal welstand uit het verdomhoekje Welstand is, met name in West-Nederland,

terug te voeren tot beeldkwaliteitsaspecten

en in de media verschraald tot dakkapellen-

discussies. Dat constateerden de deelnemers

aan een rondetafelgesprek in de Amster-

damse IJkantine over de toekomst van de

welstand afgelopen december 2010. In het

gesprek kwam duidelijk naar voren dat een

verbreding van welstand nodig is om zowel

de welstand toekomstbestendig te maken

als om kansen voor ruimtelijke kwaliteits-

verbetering te benutten. De contouren van

verbreding zijn reeds zichtbaar in de

beroepspraktijk. Reden voor stedenbouw-

kundigen Ewout Brouwer en Wim Snelders

om een rondetafelgesprek over de verande-

ringen in welstand te organiseren.

Aanleiding voor de bijeenkomst vormde de

discussie rondom het imago en daarmee het

bestaansrecht van de welstand die loodrecht

lijkt te staan op de beroepspraktijk van de

organisatoren waarbij juist nadrukkelijk de

inhoudelijke discussie rond ruimtelijke

kwaliteit in een aantal projecten wordt

gevoerd. Aan het gesprek namen welstands-

organisaties, de Adviesraad Ruimtelijke

Ontwikkeling van de provincie Noord-

Holland, de Provincie Utrecht, het ministerie

van Binnenlandse Zaken, landschapsarchitec-

ten, stedenbouwkundigen en architecten deel.

Zij concluderen dat met een verbreding van

het instrumentarium recht wordt gedaan

aan het begrip ruimtelijke kwaliteit dat naast

RO

januari/februari 2011

4

ROM_11_01_02.indd 4ROM_11_01_02.indd 4 2/1/2011 10:00:18 PM2/1/2011 10:00:18 PM

Page 7: ROm 1/2 2011

Our Common Future 2.0Het Brundtland-rapport Our Common Future zette in 1987 de toon voor de

discussie over duurzaamheid. Volgend jaar is het rapport 25 jaar oud en dus is

het tijd voor nieuwe stippen aan de horizon, aldus Our Common Future 2.0.

Ruim driehonderd vrijwilligers doen mee met

OCF 2.0. Vanaf september hebben ze in

negentien themagroepen gewerkt aan

evenzoveel themarapporten. Daaronder

wonen, water, duurzaamheid, bestuur en

natuur. ‘De essentie is: kunnen wij met elkaar

nadenken over een duurzame toekomst?’

aldus initiatiefnemer Jan Jonker, universitair

hoofddocent aan de Radboud Universiteit. Het

Brundtland-rapport vindt hij, ‘voortreff elijk,

maar 25 jaar oud. Hoe gaat het nu verder? Wat

zijn de stippen aan de horizon? Er wordt van

alles ontwikkeld, maar ik mis de verbinding.’

Op 17 december kwam een deel van de

vrijwilligers bij elkaar om te kijken hoe ver

het staat met verbindingen leggen. Daarbij

richt OCF 2.0 de blik op 2035. ‘Het leven

geeft je terug wat je erin stopt. Het is een

spiegel van je handelen’, hield Gerard

Berendsen, lector duurzaamheid aan de

Hogeschool Arnhem/Nijmegen, de vrijwil-

ligers voor. ‘De moraal van het verhaal: wil je

een duurzame toekomst, werk dan aan een

duurzame toekomst.’ Maar dat wisten de

vrijwilligers, die ieder twee weken van hun

tijd doneerden aan het initiatief, al.

Het thema ruimte ontbreekt in het lijstje.

Meer toeval dan een bewuste keuze, volgens

Jonker. Er valt best iets te zeggen over

duurzaam ruimtegebruik in ons land. ‘Ik ben

geen planoloog, maar ik zie dat bepaalde

gebieden leeglopen. Wijken worden

afgebroken. Wij moeten opnieuw nadenken

over de inrichting van de maatschappij.’ En

op kleinere schaal: ‘Het is absurd dat we nog

huizen bouwen waar energie in moet. Laten

we over vijftien jaar energieneutraal

bouwen.’

Jon Mes heeft meegewerkt in de thema-

groep wonen. ‘Het pendelen in trein en fi le is

voorbij, denken wij’, zo blikt hij naar 2035.

‘Woningen worden fl exibeler: we werken

thuis en omdat we meer tijd thuis besteden,

vinden we de buurt belangrijker.’ Volgens

Mes zullen bewoners mede-eigenaar worden

van de openbare ruimte. ‘Dan zijn ze veel

directer betrokken en kijken ze: wat is voor

de lange termijn van belang?’

Voorlopig doel van OCF 2.0 is de slotconfe-

rentie op 13 mei, met een presentatie van

een boek dat de conclusies van de deelrap-

porten samenbalt. Jonker: ‘Wij hopen het

boek aan te bieden aan de premier. Het zou

de eerste keer zijn dat Mark Rutte een groen

boek in zijn handen krijgt.’

Harry Perrée é

Dit beeld zou ver leden t i jd moeten z i jn in 2035.

Foto: ANP

belevingswaarde, het sturen op schoonheid,

ook aandacht geeft aan gebruiks- en

toekomstwaarde. Hiermee kunnen de

verschillende belangen en schaalniveaus met

elkaar in verband worden gebracht. Welstand

kan op deze manier op een andere, bredere

leest worden geschoeid, hetgeen ook

resulteert in een andere inhoud en praktijk.

In het rondetafelgesprek kwam naar voren

dat te veel nadruk wordt gelegd op toetsing

en te weinig op cocreatie. Op met name

hogere schaalniveaus is wel degelijk

aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in brede

zin en wordt ook veel vaker stimulerend en

adviserend gewerkt in plaats van toetsend.

Wel stellen de deelnemers dat de afstem-

ming nog weleens te wensen overlaat.

Bovendien zijn er regionale verschillen. In

het westen van het land is een doorgeslagen

aandacht voor het stedelijk gebied terwijl

bijvoorbeeld in Gelderland veel aandacht is

voor landschap en een integrale benadering.

Nieuwe wetgeving (Wro en Wabo) is meer

gericht op ontwikkeling en biedt kansen om

nu het ruimtelijk kwaliteitsbeleid te

vernieuwen en beter te organiseren.

In een vervolg willen de organisatoren verder

verkennen hoe ruimtelijk kwaliteitsbeleid

vanuit een breder perspectief het best kan

worden georganiseerd en wat daarin de rollen

zijn van de betrokken partijen. Bijvoorbeeld

door een koppeling van stimulerend

rijksbeleid, uitgewerkt door de provincie

(regionaal, streekeigen, landschappelijk) en

lokaal vastgelegd in kernkwaliteiten

(structuurvisie) en het ruimtelijk kwaliteits-

kader (bestemmingsplan/stedenbouwkundig,

welstand/ architectonisch). Welstand wordt

op deze wijze een logisch onderdeel van het

totale ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

Wim Snelders en Ewout Brouwer é

Ecoduswi jk , Delft . Welstand is in West-Nederland

ter ug te voeren tot beeldkwal ite itsaspecten.

Foto: MR

RO

januari/februari 2011

5

ROM_11_01_02.indd 5ROM_11_01_02.indd 5 2/1/2011 10:00:18 PM2/1/2011 10:00:18 PM

Page 8: ROm 1/2 2011

Eerst klanten, dan ontwikkelen

Het is no g niet duidel i jk hoe het v l ieg veld L elystad z ich zal ontwikkelen.

Foto: ANP Photo – Lex van Lieshout

Het bedrijventerrein als ‘kavelfabriek’ dient

zo snel mogelijk verleden tijd te zijn, stelde

vorig jaar een commissie van de VNG en het

IPO samen met de ministeries van EZ en het

inmiddels jammerlijk gesneuvelde VROM.

Bedrijfslocaties zouden, zoals in andere

landen al langer gebruikelijk is, veel vaker als

een business case moeten worden ontwikkeld,

waarbij marktpartijen meedenken en

meefi nancieren en de waardecreatie op

langere termijn voorrang krijgt boven de

grondopbrengsten op korte termijn. Verstan-

dige teksten, maar nu de praktijk nog. Het

Businesspark Airport Garden City bij

Lelystad wil uitgroeien tot een aansprekend

voorbeeld van zo’n bedrijventerrein nieuwe

stijl. Het gebied tussen het vliegveld en de

A6 wordt niet in één keer ingericht, maar

stapsgewijs. Eerst de klanten, dan pas

ontwikkelen, is het motto.

‘We zitten hier op de beste landbouwgrond

van het land, dat dwingt tot bescheidenheid,’

zegt Eric Rijnders, directeur van ontwikke-

lingsbedrijf OMALA. ‘Ik ben niet van plan

om de agrariërs het gebied uit te duwen.

Integendeel, ze zijn mijn eerste klanten;

agribussiness is een van de kansrijke clusters

in het gebied. Je moet dit meer zien als een

vorm van gebiedsontwikkeling dan als de

oprichting van een gewoon bedrijventerrein.

We zoeken naar een ontwikkeling die wordt

gestuurd door de vraag en die tegelijkertijd

fl exibel en duurzaam is. Op dat gebied is

technisch steeds meer mogelijk, bijvoorbeeld

dankzij afbreekbare gebouwen of wegen van

verplaatsbare composietplaten.’

OMALA is een samenwerkingsverband van

Lelystad, Almere en de provincie Flevoland.

In totaal is dertig miljoen euro gereserveerd

voor Airport Garden City, maar het is niet

vastgelegd wanneer en of dit bedrag wordt

uitgegeven. Voor de grondaankopen worden

beleggers met ‘lang geld’ aangezocht die de

grond tegen landbouwprijzen kunnen

verwerven. Zo kan OMALA de focus op de

ontwikkeling houden, anders dan een

klassiek ontwikkelingsbedrijf dat de

inkomsten uit de gronduitgiften moet halen.

Hoewel zelfs in de forensenprovincie

Flevoland wordt gesproken over een

overmaat aan bedrijventerreinen, denkt

Rijnders dat juist Airport Garden City de

economische kansen van de provincie kan

benutten: ‘Onze boodschap aan potentiële

klanten is dat hier meer kan dan elders in

het land, op een verbindingsas tussen de

Randstad en Noord-Nederland die steeds

sterker wordt. Denk aan de toekomstige

Hanzelijn.’

De keuze voor een stapsgewijze invulling van

het gebied heeft nog een reden: het is nog

niet duidelijk hoe het vliegveld Lelystad zich

zal ontwikkelen. Dit jaar wordt een besluit

verwacht over een baanverlenging naar 2100

meter. Maar ook bij een positief besluit zal

het vele jaren duren voor het vliegveld een

netwerk van Europese verbindingen met

middelgrote toestellen kan bedienen.

Bovendien beslist Schiphol over de gewenste

strategie voor dochterbedrijf Lelystad

Airport. OMALA-directeur Rijnders

benadrukt dat de groei van het vliegveld

slechts een van de factoren is bij de ontwik-

keling van het businesspark.

Martin de Jong é

RO

januari/februari 2011

6

ROM_11_01_02.indd 6ROM_11_01_02.indd 6 2/1/2011 10:00:23 PM2/1/2011 10:00:23 PM

Page 9: ROm 1/2 2011

Gebiedsontwikkeling Tiel mikt op woningbouw en terugdringing wateroverlastDe gemeente Tiel wil de eigen ligging ten

opzichte van de rivier de Waal versterken.

Het Masterplan Waalfront vormt de basis

voor de gewenste, nieuwe oriëntatie die voor

Tiel ook andere voordelen kan opleveren.

De plannen geven namelijk niet alleen een

impuls aan de versterking van de ruimtelijke

kwaliteit, maar versterken ook de positie van

de binnenstad.

Stedelijk gebiedSinds 2002 zijn door de gemeente Tiel en het

advies- en ingenieursbureau MWH plannen

opgesteld voor het Vijverterrein. Het gebied,

waarin een voormalige stortplaats en het

voormalige Daalderop bedrijventerrein zijn

gelegen, zal worden ontwikkeld tot een ste-

delijk gebied waar ruimte is voor woningen,

kantoren en sportfaciliteiten. Het Vijverter-

rein vormt sinds 2006 een onderdeel van het

Masterplan Waalfront. Daar is ook de aanleg

van een park gepland. De gemeente Tiel

heeft zich inmiddels positief uitgesproken

over deze ideeën. Binnen Tiel-Oost is het

omgaan met kwelwater ook een belangrijk

aandachtspunt. Samen met het Waterschap

Rivierenland is een integraal voorkeurs-

scenario opgesteld om de kwelwaterover-

last op te lossen. Hiervoor

wordt gedacht aan een

nieuw waterkerend

landschap. Het

realiseren

van de

doel -

stellingen woningbouw, reduceren kwelwa-

teroverlast en een goede ruimtelijke kwaliteit

is vastgelegd in een gebiedsontwikkeling

haven-kanaalzone. Diverse publieke partijen

– waaronder Rijkswaterstaat, VROM, het

Waterschap Rivierenland en de provincie

Gelderland – zijn hierover nog in overleg.

BodemsaneringOp de voormalige vuilstortlocatie – naast

de voormalige Betuwe-fabriek, bekend van

Flipje – gelegen aan de Waal en ten oosten

begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal

is inmiddels een start gemaakt met de ver-

plichte bodemsanering. De saneringswerk-

zaamheden, die ruim een jaar zullen duren,

worden begeleid door het advies- en inge-

nieursbureau MWH, dat in een eerdere fase

voorbereidend onderzoek heeft gepleegd

naar de milieurisico’s bij het afgraven van

het terrein. Onderzoek geeft aan dat er met

betrekking tot verspreiding via het grond-

water nauwelijks risico’s zijn. De humane en

ecologische risico’s worden door middel van

de huidige sanering weggenomen. De werk-

zaamheden zullen dan vermoedelijk beperkt

kunnen blijven tot het gedeeltelijk afgraven

van de afvalberg en het aanbrengen van

schone grond. Die activiteiten zijn in ieder

geval ook nodig om mogelijke woningbouw

op termijn mogelijk te maken.

Functies combinerenGedurende het komende jaar zal – mede op

basis van het onderzoek naar het overvloe-

dige kwelwater en de financiële en tech-

nische haalbaarheid van een waterkerend

landschap – verder gekeken worden naar

de ontwikkeling van het Vijverterrein. Dat

lijkt misschien een traag traject, maar die

denk- en discussiepauze zijn nu eenmaal

nodig om serieuze afwegingen te maken.

Tiel staat immers voor een forse en ambiti-

euze verstedelijkingsopgave die veel verder

gaat dan het opvullen van een locatie.

Die periode kan en moet nuttig gebruikt

worden om maatschappelijk draagvlak te

vinden voor deze vorm van gebiedsont-

wikkeling. Ook zullen publieke en private

partners hun (financiële) mogelijkheden

om in dit project te participeren, kunnen

bepalen.

Robbert Coops é

Jan Strijker, afdeling Stadsont- é

wikkeling van de gemeente Tiel en

Gerrit Kersten, adviseur advies- en

ingenieursbureau MWH

RO

januari/februari 2011

7

ROM_11_01_02.indd 7ROM_11_01_02.indd 7 2/1/2011 10:00:29 PM2/1/2011 10:00:29 PM

Page 10: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

8

Nieuws uit Brussel

Bevolkingsdichtheid legt grote druk op Nederlands milieu De kwaliteit van het Nederlandse milieu is

slechter dan het Europese gemiddelde. Dit

ondanks het feit dat Nederland gemiddeld meer

milieumaatregelen neemt dan andere landen.

Dat blijkt uit de vergelijking van de milieupres-

taties van verschillende Europese landen door

het Europees Milieuagentschap (EEA).

Uit de vergelijking in het vijfj aarlijkse ‘State

of the Environment Report’ (SOER-2010)

blijkt dat het verlies aan biodiversiteit in

Nederland groter is dan elders in Europa.

Van de oorspronkelijke inheemse planten-

en diersoorten is nog slechts 15 procent

over. Voor heel Europa ligt dit percentage

op ongeveer 50. In 2010 bestond er voor

70 procent van de Nederlandse natuur kans

op verzuring, dat percentage ligt ver boven

het EU-gemiddelde van 11.

Als een van de dichtstbevolkte Europese

landen met de grootste veestapel per

vierkante kilometer en meer auto’s en

industrie per vierkante kilometer dan elders,

is de milieudruk in Nederland groot.

Wanneer echter wordt gekeken naar de

belasting op het milieu per inwoner, doet

ons land het wat betreft verzuring beter dan

het Europese gemiddelde. De uitstoot van

broeikasgassen per hoofd van de bevolking

ligt daarentegen net boven het gemiddelde.

Landbouw-, energie- en transportsector plus

de industrie zijn verantwoordelijk voor het

merendeel van verzuring en de uitstoot van

schadelijke broeikasgassen.

Vanwege de grote milieudruk neemt

Nederland relatief veel milieumaatregelen.

Daarbij gaat het onder meer om geavanceer-

de waterzuivering en reiniging van industri-

ele uitlaatgassen. Desondanks is de lucht-

kwaliteit in de steden slechter dan in veel

Europese steden en blijft de luchtkwaliteit

voor het hele land ook achter bij de gemid-

delde Europese luchtkwaliteit.

Wat betreft het gebruik van energie valt

op dat de hoeveelheid gebruikte hernieuw-

bare energie als percentage van het totale

energieverbruik in Nederland ver onder het

Europese gemiddelde ligt. Nederland is in

de laatste jaren ook zijn voorsprong in

CO2-effi ciency kwijtgeraakt, zo blijkt uit het

SOER-rapport. Het percentage hernieuwbare

energie in Nederland was in 2007 slechts

2 tegenover een Europees gemiddelde van 10.

Positief is dat Nederland voorop loopt bij het

hergebruiken van afval. Slechts 2 procent

van het afval wordt uiteindelijk gestort. Dit

terwijl het gemiddelde in de 27 EU-landen

40 procent bedraagt.

Tot slot wordt geconstateerd dat alle Natura

2000-gebieden in Nederland aan elkaar zijn

gekoppeld. De huidige Nederlandse regering

heeft echter aangeven dat ze niet wil

doorgaan met de zogenaamde robuuste

verbindingen in de EHS (Ecologische

Hoofdstructuur). Hierdoor scoort Nederland

op dit gebied minder goed dan voorheen.

Wereldwijd blijft de vraag naar natuurlijke

hulpbronnen voor voedsel, kleding,

huisvesting en vervoer stijgen, zo blijkt uit

de evaluatie van het Europees Milieu

Agentschap. Dit zorgt voor een toenemende

druk op de ecosystemen, de economie en de

sociale samenhang in Europa en daarbuiten.

Het agentschap stelt echter ook dat een goed

opgezet milieubeleid leidt tot een verbete-

ring van het Europese milieu, zonder af te

doen aan het vermogen van Europa tot

groei.

Zie ook www.eea.europa.eu.

Meer auto ’s per v ierkante k i lometer d an e lders in Europa

Foto: ANP

ROM_11_01_02.indd 8ROM_11_01_02.indd 8 2/1/2011 10:00:32 PM2/1/2011 10:00:32 PM

Page 11: ROm 1/2 2011

Infratuin

De schaarste aan publieke middelen

wordt in 2011 en 2012 pas echt manifest.

Het Rijk, waaraan we 96 procent van

onze belastinggelden betalen, is arm. Op

nummer één met stip staat vermindering

van de staatsschuld. Provincies zijn uiterst

pluriform wat betreft hun vermogenspositie.

Gelderland en Brabant zijn relatief rijk,

Flevoland en Zuid-Holland zijn straatarm.

Overijssel valt op door forse investeringen

in regio’s die het nodig hebben. Gemeenten

zien hun jarenlange melkkoe uitgemergeld

in een sterfhoekje liggen. Winsten uit

grondexploitaties zijn verleden tijd.

Grondbezit kost geld. Het zal me niet

verwonderen als er de komende jaren

tientallen gemeenten de artikel 12-status

noodgedwongen moeten aanvragen. Ze

raken failliet. Waterschappen krijgen extra

taken uit de kokers van Rijkswaterstaat

en staan tevens voor een besparing van

minimaal honderd miljoen. Ook van

de woningcorporaties valt weinig te

verwachten. Een fors aantal likt zijn wonden

na misstappen in project ontwikkeling.

Van het kapitaal voor volkshuisvesting

is een half miljard door het putje

gegaan. Grootheidswaanavonturen door

semipublieke bestuurders, die volledig veilig

en vrijblijvend konden ‘ondernemen’. En de

projectontwikkelaars? Ook zij staan voor

een historische afwaarderingsoperatie. Voor

grondposities is miljarden te veel betaald,

nieuwbouwwoningen verkopen pas onder

de kostprijs en leegstand van commercieel

vastgoed is structureel. Schreeuwende

banieren met daarop vierkante meters te

huur en loze ver koopkreten kunnen dat

niet verhelpen. Dus andere bestemmingen

of slopen van de turnkey-panden, waarin

soms niet één euro is verdiend. Wie zal hier

uiteindelijk voor opdraaien?

De contramal is een particulier bezit van

ruim 2500 miljard. En een snoeiharde

mondiale concurrentie. Kapitaal, kwaliteit

en kennis trekken steeds intensiever

met elkaar op. In 2010 zijn uit Ierland

een kleine 100.000 ambitieuze mensen

vertrokken naar economisch betere oorden.

In de Europese Unie wordt jaarlijks een

gebied ter grootte van Nederland verlaten.

Nederland is nog schatrijk, dus qua kapitaal

zit het nog goed. Maar op de internationale

kennisladder klauteren we omlaag. En met

een beetje domheid gaat het door de crisis

ook met onze kwaliteit bergafwaarts. Dan

trekken kenniswerkers met hun kapitaal

genadeloos weg, zoals nu ook het tot voor

kort magische Finse Nokiaconglomeraat in de

steek wordt gelaten omdat het iets te laat in

de smartphone-hype is gestapt.

Voor onze ruimtelijke kwaliteit mogen we

niet laten gebeuren dat onze steden, op

eilandjes na, verpauperen. En dat we van het

landelijk gebied één grote infratuin maken,

met overal geasfalteerde doorsnijdingen

naar nieuwe gehuchten. Splinters in het

groene hart of het groene woud. En nergens

meer op grotere schaal een kwaliteit om

trots op te zijn en om gemotiveerd in het

centrum tussen Londen, Berlijn en Parijs

te blijven wonen. De toekomstige vitaliteit

van ons land heeft juist in tijden van crises

ruimtelijke schaarste nodig. Het is de enige

manier om defl atie van bestaand vastgoed

en de terugval in stadswijken te voorkomen.

Als Rijk en provincies iets moeten doen,

is het welhaast grondwettelijk omgrenzen

van nationale landschappen, robuuste

open agrarische en natuurgebieden en

waterlichamen. Juist deze duidelijkheid

en schaarste generen rechtszekerheid én

creativiteit. De nieuwe nationale opgave

is te fi nancieren door enerzijds te bouwen

waar echte vraag naar is en anderzijds

de ruimtelijke wereld niet langer te

percipiëren vanuit beton en bakstenen.

Nieuwe verdienmogelijkheden liggen juist

op raakvlakken tussen bouw, zorg, water,

infrastructuur, mobiliteit, (stads) landbouw,

energieproductie et cetera. Juist in de

verkokering van sectoren laten we nog

tientallen miljarden onbenut.

Peter van Rooy, februari 2011 é

[email protected]

Het Hiernogmaals Voorbij

januari/februari 2011

9

Energieprioriteiten Europese UnieDe Europese Commissie heeft eind vorig jaar

de vijf prioriteiten vastgesteld voor haar

energiebeleid voor de komende tien jaar. De

commissie streeft naar een Europees

energiebeleid dat bijdraagt aan een effi ciënte,

concurrerende en koolstofarme economie.

Een van de prioriteiten is energiebesparing.

De commissie wil de inspanningen vooral

richten op vervoer en gebouwen, omdat daar

het meest valt te besparen. Ze wil tegen het

midden van dit jaar (2011) met voorstellen

komen om huiseigenaren en lokale instan-

ties te helpen renovaties en energiebespa-

rende maatregelen te fi nancieren. Nederland

vindt het niet nodig dat de EU bindende

energiebesparingsdoelstellingen vastlegt, zo

zei minister Maxime Verhagen van Economi-

sche Zaken en Innovatie begin december in

Brussel. Hij wees er op dat er al Europese

afspraken bestaan over het terugdringen van

koolstofdioxide. Volgens hem is het ‘niet

eff ectief’, om doelstellingen op elkaar te

stapelen.

Een tweede prioriteit is het steven naar een

geïntegreerde pan-Europese energiemarkt

met de infrastructuur die daarbij hoort.

Daarvoor zijn in de komende tien jaar

investeringen in de EU-energie-infrastruc-

tuur ter waarde van zo’n 1 biljoen euro

nodig, waarvan ongeveer 60 miljard euro

door de EU zou moeten worden opgebracht.

De Nederlandse regering vindt dat de

investeringen vooral van het bedrijfsleven

moeten komen.

Een derde prioriteit is het streven van de

commissie ervoor te zorgen dat de EU op het

gebied van energie met een stem spreekt bij

overleg, onderhandelingen en samenwerking

met derde landen.

De vierde prioriteit betreft het nastreven

van een toonaangevende rol voor Europa

op het gebied van energietechnologie en

-innovatie. Vier grote projecten zullen

worden opgestart om dit te bevorderen.

Tot slot wil de Europese Commissie

consumenten een veilige, gegarandeerde

energietoelevering bieden waarbij ze zelf een

actieve rol krijgen. De commissie ontwikkelt

daartoe voorstellen om prijsvergelijking en

het veranderen van energieleverancier te

vereenvoudigen.

Boris Peters é

ROM_11_01_02.indd 9ROM_11_01_02.indd 9 2/1/2011 10:00:36 PM2/1/2011 10:00:36 PM

Page 12: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

10

WaboWijs: het Omgevingsloket Online

Een digitale brievenbusMet het van kracht worden van de Wabo op 1 oktober 2010 kwam ook het Omgevingsloket Online

(OLO) in gebruik. De papieren aanvragenstroom bestaat nog, maar neemt snel af: de helft van alle

aanvragen wordt al digitaal, via het OLO ingediend. Helemaal vlekkeloos werkt dat echter nog niet.

‘Is het OLO gebruiksvriendelijk? Het is soms wat kunst- en

vliegwerk, maar het loopt’, zegt Evert Geerlofs, projectlei-

der Wabo en beleidsmedewerker Vergunningen, Toezicht en

Handhaving bij de gemeente Almere. ‘Het werkt redelijk volgens

de specifi caties. We hebben nu een eerste versie, er valt nog veel

te verbeteren’, zegt Herman van de Velden, projectleider Wabo

en milieu-inspecteur bij de gemeente Hilversum. Gemeenten en

vergunningaanvragers zijn vanaf 1 oktober het digitale loket

veel gaan gebruiken. De verhouding tussen digitale en papieren

aanvragen verschilt per gemeente. In Almere kwam in novem-

ber 90 procent van alle aanvragen digitaal binnen (in totaal 200

aanvragen vanaf 1 oktober). In Hilversum (256 aanvragen) ligt

de verhouding anders: daar komt sinds 1 oktober een derde van

de aanvragen digitaal binnen.

Drie veranderingen in éénDe overgang naar de Wabo verliep in Almere goed, zegt

Geerlofs: ‘Zeker gezien het feit dat het om drie veranderin-

gen ging: een nieuwe wet, een nieuw digitaal loket en een

eigen, nieuw IT-systeem voor alle vergunningverlening.’

Intern had Almere al orde op zaken gesteld, door in 2006 één

afdeling te formeren voor vergunningverlening, handhaving

en toezicht. Almere gebruikt het OLO als een digitale

brievenbus: aanvragen worden doorgesluisd naar het eigen

IT-systeem. ‘We gebruiken de ftp-server van het ministerie

om de aanvragen te downloaden en koppelen die aan ons

eigen systeem.’ De documenten worden voor de behandeling

wel geprint, ‘we hebben net een pilot digitaal werken

afgerond, we gaan straks waarschijnlijk de kleinere formaten

Ruimtelijk bekeken

ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In dit nummer een afl evering over het Omgevingsloket

Online. Het werkt, zo wijst de praktijk uit, maar het loket is nog niet uitontwikkeld. Verbetering en uitbreiding zijn gewenst,

onder meer voor het ondersteunen van de beoordeling melding Gebruiksbesluit. Ook blijkt het OLO milieuaanvragen in een

slecht passend keurslijf te dwingen.

Voor zuivel - en

papier fabr ieken is het

ene for mulier d at e lke

aanvrager voor

mil ieuaanvragen in het

OLO moet doorlopen,

een keursl i j f . O p de foto

een zuivelfabr iek waar

buffe lmozzarel la wordt

gemaakt .

Foto: ANP

ROM_11_01_02.indd 10ROM_11_01_02.indd 10 2/1/2011 10:00:37 PM2/1/2011 10:00:37 PM

Page 13: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

11

aanvragen kunnen omzetten naar digitaal, kunnen we

volledig digitaal gaan werken. Dat levert straks ook voorde-

len op voor bijvoorbeeld controle en handhaving. Je kunt

straks buiten zien wat er is vergund’, zegt Van de Velden.

Dubbel werkHet is de bedoeling dat het loket door het ministerie van

I&M verder wordt ontwikkeld. Zowel Van de Velden als Geer-

lofs heeft de nodige verbeterpunten voor het OLO. Van de

Velden noemt het schrappen van overbodige vragen en

handelingen, nu moet men bijvoorbeeld de compleetheid en

de inhoudelijkheid van een aanvraag apart beoordelen. ‘Dat

kan vaak in één handeling.’ Verder zou hij graag zien dat de

beoordeling melding Gebruiksbesluit in het OLO wordt

ondersteund. ‘Deze melding komt binnen in het OLO, maar

omdat er geen juridische procedure aan vastzit, ondersteunt

het OLO deze beoordeling niet. Wij moeten in zo’n geval

advies vragen aan de veiligheidsregio. Nu printen we deze

melding en sturen we hem op naar de veiligheidsregio.

Juridisch klopt het, maar administratief is het lastig.’

Geerlofs is oprichter van TopKring, een groep gemeenten die

vooropliep met de invoering van de Wabo. Deze gemeenten

hebben onlangs een lijstje met ‘heel praktische aanpassin-

gen’ van het OLO bij de VNG en het ministerie van I&M

ingeleverd.

Keurslijf voor milieuaanvragenVoor bouwaanvragen lijkt het OLO dus redelijk te werken.

Dat is anders voor milieu. Het ene formulier dat elke

aanvrager in het OLO moet doorlopen, is een keurslijf voor

milieuaanvragen, zeggen ze bij adviesbureau KWA. Zij

verzorgen de aanvragen voor bedrijven, onder meer

zuivel- en papierfabrieken. ‘De komst van de Wabo lijkt op

een terugkeer naar de Hinderwet’, stelt René Braaksma,

senioradviseur bij KWA. ‘De standaardvragen zijn te

gedetailleerd, infl exibel, soms overbodig en deels ook

verkeerd.’ Zo wordt er gevraagd naar de hoeveelheid liters

geloosd water, terwijl het bij bedrijven van deze omvang om

kubieke meters gaat. En illustratief is het voorbeeld van het

ziekenhuis dat zijn productie in kilo’s moest aangeven.

‘Bedrijven die voldoen aan de IPCC-richtlijnen worden nu

gedwongen om tot in detail informatie te leveren, terwijl dit

toch met de IPCC-toets is gecontroleerd. Hetzelfde geldt

voor ISO 14001-bedrijven’, zegt Braaksma. ‘Voor de

aannemer die steeds dezelfde dakkapel plaatst, zijn het OLO

en de omgevingsvergunning waarschijnlijk heel handig. Maar

onze klanten zijn er niet mee geholpen, zij zien hun

administratieve lasten niet verminderen’, zegt hij. ‘Het zou

al heel veel schelen als het vaste format van de vragen wordt

vervangen door een keuzeveld met logische opties. In veel

gevallen geeft dit bedrijven weer een deel van de gewenste

fl exibiliteit terug.’

Marieke Vos é

digitaal beschikbaar maken en blijven documenten op A0-en

A1-formaat printen.’

Hilversum heeft nu twee stromen naast elkaar: voor de

digitale aanvragen wordt in het OLO een dossier bijgehou-

den, de papieren aanvragen worden in het eigen systeem

verwerkt en gaan de traditionele ronde door de gemeente.

‘Pas als we daar extern advies voor nodig hebben, bijvoor-

beeld van de provincie, zullen we het in het OLO onderbren-

gen. Maar dat heeft zich tot nu toe niet voorgedaan.’ Deze

werkwijze betekent voor de gemeente extra werk. ‘Maar na

verloop van tijd moet het werk effi ciënter worden. Als de

webservices in het OLO gaan werken, bijvoorbeeld het

automatisch berichtenverkeer, dan kunnen wij onze

midoffi ce erop aansluiten. Wanneer we dan de papieren

ROM_11_01_02.indd 11ROM_11_01_02.indd 11 2/1/2011 10:00:41 PM2/1/2011 10:00:41 PM

Page 14: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

12

Ruimtelijk bekeken

Provinciale Staten

Tandeloze tijger of krachtige regisseur?In maart kiezen we de nieuwe leden van Provinciale Staten. Zij hebben een belangrijke rol in

het regisseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Met de nieuwe Wro heeft deze bestuurslaag er

sturingsinstrumenten bij gekregen. En met de voorgenomen afschaffing van de Wgr+-regeling

groeit het aantal taken en bevoegdheden. Maken de provincies hun rol als ruimtelijk regisseur

waar? Of blijven het ‘tandeloze tijgers‘ die te weinig nee durven te zeggen tegen bestuurders op

lager niveau?

‘Om de een of andere reden aarzelen provincies om

de rol van ruimtelijke regisseurs waar te maken.

Ze durven te weinig knopen door te hakken of gemeenten

tot de orde te roepen.’ (SER-voorzitter Rinnooy Kan)

‘Provincies moeten leren nee te zeggen. Ze zijn altijd

geneigd om mee te praten en dan toch maar weer

ontwikkelingen toe te laten. En als er dan een gedepu-

teerde is die voet bij stuk houdt en een eenzame strijd

voert tegen een plukje woningen of een bedrijfsterreintje,

dan wordt die wel teruggefloten door PS.’ (oud-politicus

en voormalig Commissaris van de Koningin in Friesland

Ed Nijpels).

Nieuwe aansluit ing

Ekkersr i j t b i j A50

E indhoven

Foto: Rijkswaterstaat

ROM_11_01_02.indd 12ROM_11_01_02.indd 12 2/1/2011 10:00:43 PM2/1/2011 10:00:43 PM

Page 15: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

13

èè

Het waren niet de minsten die een klein jaar geleden in het

boek van Noud Köper over de Nederlandse ruimtelijke

ordening forse kritiek uitten op de provincie als ruimtelijk

regisseur. Ook in politiek Den Haag klinkt regelmatig gemor

over gemeenten die almaar nieuwe wijken en bedrijventer-

reinen plannen en niet worden teruggefl oten door het

provinciaal bestuur. Vooral in de Randstad zouden gedepu-

teerden te weinig doorpakken. De grote steden zetten er, als

het hen beter uitkomt, zonder problemen de provincies

buitenspel.

Nieuwe WroRo-gedeputeerde van Overijssel Th eo Rietkerk kent de

kritiek. Toen hij nog Kamerlid was, werd er al geklaagd over

de slappe houding van provincies. Toch vindt hij het niet

terecht dat deze bestuurslaag zo hard wordt aangevallen.

‘We hebben in de afgelopen jaren met 25 gemeenten harde

prestatieafspraken gemaakt over de bouw van nieuwe

woningen en bedrijventerreinen. In de IJsseldelta laten we

met de ontwikkeling van 350 ha nieuwe natuur, 1300

woningen, een bypass voor de rivier en nieuwe infrastruc-

tuur ook zien, dat we als provincie prima een ingewikkeld

gebiedsontwikkelingsproject kunnen trekken. Je moet ook

niet vergeten dat we tot 2009 niet de middelen hadden om

als sterke gebiedsautoriteit op te kunnen treden. Door de

nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is dat

veranderd. We kunnen met onze provinciale verordening

ruimtelijke ontwikkelingen nu veel beter sturen. Bij de

reconstructie van de N340 hebben we in goed overleg met

de betrokken gemeenten ook voor het eerst een inpassings-

plan gemaakt. Tegen critici zou ik dan ook willen zeggen:

kom over een paar jaar maar eens terug. Dan hebben we

voldoende ervaring met de nieuwe instrumenten opge-

bouwd.’

Randstad versus de rest Rietkerk ziet wel grote verschillen tussen de provincies als

het gaat om ruimtelijke regie. In Noord-Brabant en Gelder-

land weten ze volgens hem van doorpakken. Zuid-Holland

heeft vooral last van de macht van Rotterdam en Den Haag.

Strategisch Ro-adviseur Joks Janssen van de provincie

Noord-Brabant herkent zich wel in dat beeld. ‘In de Rand-

stad is veel bestuurlijke spaghetti. Bij ons zijn de verhoudin-

gen veel duidelijker. De Brabantse steden zijn ook veel

kleiner en hebben elkaar meer nodig. Bovendien hebben we

als provincie veel ervaring opgebouwd met de reconstructie

van het platteland. Integrale gebiedsontwikkeling is hier

onder ex-gedeputeerde Van Geel zo’n beetje uitgevonden.’ In

de perifere regio’s ligt de situatie volgens hem weer anders.

‘Daar hoeft de provincie niet zo krachtig op te treden. De

ruimtelijke druk is er niet zo groot.’

Noord-Brabant richt zijn aandacht op dit moment op een

aantal grote projecten, zoals de ontwikkeling van een ‘agro

food cluster’ in Dinteloord en de realisatie van een grotere

‘verkeersruit’ rond Eindhoven. Om de samenvoeging van de

tuinbouwbedrijven en het Suikerunie-terrein in Dinteloord

goed te laten verlopen, heeft de provincie voor het eerst een

inpassingsplan gemaakt. Hoewel Joks vooral ingaat op de

inhoudelijke voordelen van die stap − een betere inpassing

van de kassen in het landschap − erkent hij dat het nieuwe

Wro-instrument ook is gebruikt om impasses te doorbreken.

‘Niet iedereen was blij met deze ontwikkeling.’ Toch probeert

Noord-Brabant als het even kan dit soort ontwikkelingen

niet door te drukken. ‘We hebben hier toch meer een traditie

om er samen uit te komen.’

Toegevoegde waardeDe aanleg van een ‘grotere ruit’ rond Eindhoven is een MIRT-

project waarin de provincie de regie voert. Ze werkt daarbij

wel nauw samen met het Samenwerkingsverband Regio

Eindhoven (SRE), het regionaal bestuur dat is ingesteld via

de Wgr+-regeling. ‘Zij zijn de grote gangmakers achter de

aanleg van een nieuw bedrijventerrein langs de A2. Wij

zorgen voor de extra infrastructuur aan de oostkant. Dat

hebben we zo met elkaar afgesproken.’ Die taakverdeling

past ook goed bij de herbezinning op haar rol die Provinciale

Staten onlangs hebben ondernomen. ‘De provincie wil alleen

nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke

toegevoegde waarde hebben. We kruipen niet meer bij

iedereen aan tafel om gezellig een kop koffi e te drinken.’

Toch ziet Joks nog wel een paar opgaven waar de provincie

naar zijn idee scherper aan de wind moet zeilen vanwege

veranderde demografi sche en economische omstandigheden.

Het strakker regisseren van de regionale woningbouwopgave

is er een van. ‘We hebben daarin wel stappen gezet, maar er

moeten op dat gebied nog wel concrete afspraken worden

gemaakt.’

Te veel op detailsAls er iemand niet zit te springen op provinciale bemoeienis

bij zijn nieuwbouwplannen, is het Ro-wethouder Marnix

Norder van de gemeente Den Haag. ‘GS van Zuid-Holland

houden zich te veel bezig met de gedetailleerde invulling van

woon- en bedrijfslocaties. Ze zou zich beter kunnen richten

op complementaire zaken, zoals de aanleg van een robuuste

groen- en wegenstructuur.’ In de tijd dat Norder zelf nog

Ro-gedeputeerde van dezelfde provincie was, heeft hij zich

naar eigen zeggen ook vooral bemoeid met bovenlokale

projecten, zoals de RijnGouwelijn. ‘Daar probeerde ik stevig

regie over te voeren. Ik merkte toen wel dat dit niet zo

‘Ze (provincies) zijn altijd geneigd om mee te praten en dan toch maar weer ontwikkelingen toe te laten’

ROM_11_01_02.indd 13ROM_11_01_02.indd 13 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM

Page 16: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

14

Ruimtelijk bekeken

A gro food c luster

in Dinteloord

‘Het kabinet komt met voorstellen tot afschaffing van de WGR+’, zo staat op pagina 5

van het regeerakkoord. Is er nog regionale afstemming van ruimtelijk beleid als de

stadsregio’s worden opgedoekt? Gaan gemeenten een eigen koers varen? Neemt de

provincie de teugels in handen?

Volgens Th eo Schouten heeft het elimineren van de

Wgr-plusregio’s geen gevolgen voor de regionale

afstemming van ruimtelijk beleid. Schouten is wethouder

van de gemeente Almelo en lid van het dagelijks bestuur

van de stadsregio Twente. Daar heeft hij verkeer en vervoer

in zijn portefeuille en volgens de site van de stadsregio ook

ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Dat laatste is een

foutje, legt Schouten uit. De stadsregio doet namelijk niks

meer aan ruimte en wonen. ‘Er is jarenlang onenigheid

geweest over de vraag of de regio die taak wel moest

uitvoeren. De vijf stedelijke gemeenten vonden van wel, de

negen landelijke gemeenten wilden dat niet.’ Met de komst

van de nieuwe Wro (1 juli 2008) trok de regio zich terug. De

ruimtelijke taak ging, aldus de bestuurder, naar de

provincie. Die voorkwam vervolgens met een omgevingsvi-

sie dat het ruimtelijk beleid uiteenviel in gemeentelijke

snippers.

AfstemmenDat wil niet zeggen dat regionale ruimtelijke samenwerking

helemaal is verdampt. ‘Binnen de stedelijke gemeenten

bestaat de wens om af te stemmen’, zegt Schouten. En

dus vormen Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne

netwerkstad Twente. Zo willen deze gemeenten onder

andere één woningmarkt vormen. ‘Dat is echter een informe-

le samenwerking, die haar ambtelijke ondersteuning vooral

van de gemeenten zelf krijgt’, aldus de wethouder.

‘Dat is een misverstand’, zo beoordeelt Jaap Modder de

Twentse opvatting dat de nieuwe Wro ruimtelijke taken

heeft weggehaald bij de Wgr-plusregio’s. Modder is voorzit-

ter van het college van bestuur van de stadsregio Arnhem-

Nijmegen. ‘De Wro regelt niks op dit punt, maar de Wgr-plus

stelt zelf dat ruimtelijk beleid tot de taken van de regio

hoort. Daar heb ik de Wro helemaal niet voor nodig.’

Wij van Wgr-plus adviseren Wgr-plus

gebruikelijk was. De doorzettingsmacht van de provincie was

vrij laag.’

De nieuwe Wro heeft volgens Norder daarin weinig veran-

derd. ‘Door het afschaff en van de provinciale goedkeuring

van lokale bestemmingsplannen hebben gemeenten juist

meer autonomie gekregen. Ik zie het er ook niet zo snel van

komen, dat de provincie voor een stad als Den Haag zelf

bestemmingsplannen gaat maken.’ Norder beschouwt de

bestuurslaag daarom nog steeds als een ‘tandeloze tijger’ die

veel mogelijkheden heeft om te sturen maar dit in de

praktijk weinig doet.

Afschaff en Wgr+? Toch kunnen de provincies in de toekomst waarschijnlijk

rekenen op extra taken en bevoegdheden. Met de voorge-

nomen afschaffi ng van de Wgr+-regeling verhuist de

verantwoordelijkheid voor het regionale mobiliteits- en

ro-beleid terug naar de provincie. Zij mag ook het openbaar

vervoer weer aanbesteden. Voor de Randstad denkt het

kabinet zelfs aan een aparte infrastructuurautoriteit.

Norder ziet weinig heil in de plannen. ‘Volgens de Commis-

sie-Nijpels functioneren de Wgr+-regio’s best goed. Ik ben

‘De provincie wil alleen nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke toegevoegde waarde heeft’

ROM_11_01_02.indd 14ROM_11_01_02.indd 14 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM

Page 17: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

15

ook bang dat we er met die infrastructuurautoriteit een

extra bestuurslaag bij krijgen. Het kabinet kan zich beter

aansluiten bij de steeds inniger samenwerking tussen

Rotterdam en Den Haag. Daar zou je op termijn zelfs één

Wgr+-regio van kunnen maken.’

Th eo Rietkerk kijkt heel anders tegen de kabinetsplannen

aan. ‘Als college zijn wij blij dat de Wgr+-regeling verdwijnt.

In de Randstad is rond de grote steden toch een soort

leemlaag ontstaan die te veel naar zich heeft toegetrokken.

Als bestuurder kun je daardoor geen tempo maken. In onze

eigen provincie hebben we ook geprobeerd met de Regio

Twente tot een vergelijk te komen over nieuwbouwplannen.

Dat is niet gelukt waardoor we zelf maar allerlei bilaterale

afspraken met gemeenten hebben gemaakt. Als de Brede

Doel Uitkeringen dadelijk ook onze kant uit komen, kunnen

Modder pakt prompt uit met de wapenfeiten van de

afgelopen jaren om de noodzaak van regionale ruimtelijke

afstemming te onderbouwen. ‘Tussen 2005 en 2010 hadden

we een contract met het ministerie van VROM om 25.000

woningen te bouwen. Toen we begonnen zaten we op 2000

woningen per jaar; dat moesten we boosten naar 5000. Wij

hebben dat gedaan door slim te opereren. Vooral door

gemeenten veel vrijheid te geven om net zoveel te bouwen

binnen de contouren als ze zelf wilden. Daarbij was vijftig

procent ook nog eens betaalbare woningen.’

‘Nu is de opgave totaal anders. De markt laat het afweten.

We moeten een ommezwaai maken. Er is een overmaat aan

planvorming. De Vinex-opgave dreigt lastig te worden,

omdat overal gebouwd kan worden. Nu is de opgave:

remmen en prioriteiten stellen.’ Daarbij moeten de Vinex-

gebieden voorrang krijgen. ‘Daar is het Rijk in de jaren

negentig mee begonnen. Het zou raar zijn als je nu zegt:

“Stop er maar mee en laat het weglekken naar andere

plekken”. Wij zijn erop gebrand daarover afspraken te maken

met de twintig gemeenten.’

RegioEn ja, daarvoor is een regio nodig, stelt Modder. Die heeft al

laten zien dat ze iets kan presteren. ‘Nee, de provincie kan

dat niet. Stadsregionaal samenwerken... dat doe je zelf. Het

is onze eigen opgave en als we daar samen uitkomen, wordt

die deal ook gemakkelijker geïmplementeerd. Veel gemakke-

lijk dan wanneer een club van boven zegt: “Wij hebben dit

even voor jullie bedacht.’’’

Toch meent Piet de Bruijn, wethouder in Wijchen en

portefeuillehouder ruimte in de stadsregio Arnhem-Nijme-

gen, dat het niet per se dramatisch is als er een streep gaat

door Wgr-plus. ‘Je kunt wel nog als gewone Wgr-regio

bestaan.’ Maar is het ook reëel door te gaan met minder geld

en zonder de huidige wettelijke status? ‘Dat weet ik niet, maar

als ik het rapport Plussen en Minnen (evaluatie van Wgr-

plusregio’s door het ministerie van Binnenlandse Zaken, h.p.)

lees, daar kwam de stadsregio goed uit. Die is weliswaar niet

democratisch gekozen, maar wel heel functioneel en eff ectief.’

Maar de wethouder belooft niet op voorhand dat Wijchen

meedoet met een gewone Wgr-regio. ‘Dat hangt er vanaf:

welke taken zijn er en wat kost ons dat? Als we goed kunnen

samenwerken en als de prijs redelijk is, dan denk ik niet dat

Wijchen tegen is.’ Daarbij blijft het probleem dat bij

opheffi ng van de Wgr-plus de wettelijke taak van ruimtelijke

afstemming naar de provincie verdwijnt. ‘Dan heb je als

gemeente of regio niks meer te eisen’, vreest De Bruijn.

Voor Modder is het slechts een denkbeeldig probleem. ‘Die

stadsregio wordt helemaal niet opgedoekt’, verzekert hij, ‘dat is

onzin! Tien jaar geleden was er ook al een staatssecretaris die dat

zei: Van de Vondervoort (kabinet-Kok I, h.p.). Die kent niemand

meer. En kun jij je nog iets herinneren van het vorige regeerak-

koord? Ik ook niet. Frankrijk, Duitsland, Spanje... overal zie je bij

grote steden een regionaal bestuur dat redelijk ontwikkeld is.

Waarom zou Nederland daarop een uitzondering zijn?’

Harry Perrée é

wij veel eff ectiever besturen. Begrijp mij goed. Ik ben als

gedeputeerde niet uit op meer macht. We willen vooral vaart

maken en concrete resultaten boeken. Dat zijn we de burger

verplicht.’

Jaco Boer é

ROM_11_01_02.indd 15ROM_11_01_02.indd 15 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM

Page 18: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

16

Traditie en tijdgeest in de RO

Ruimtelijke

Mainpor t Rotterd am

Foto: ANP

ROM_11_01_02.indd 16ROM_11_01_02.indd 16 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM

Page 19: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

17

ordening op zolder

Ruimtelijk beleid heeft – eufemistisch gesteld – een

weinig dominante plaats in het regeerakkoord. De

provincies krijgen het merendeel van de ruimtelijke erfenis,

eerder een schuld dan een vermogen, in de schoot geworpen.

De fi nanciering blijft in elk geval fl ink achter bij de nieuwe

taken. Het zal de provincies niet weerhouden om er fl ink

werk van te maken. Twintig jaar geleden dreigden de

provincies nog het kind van de rekening te worden van de

herstructurering van het binnenlands bestuur; maar nu mag

men de ruimte in de eigen regio opknappen. Ondertussen

huizen de rijksambtenaren die over ruimte gaan op de zolder

in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu en zij

die over wonen en de wijken gaan in de kelder van het

uitgebreide ministerie van Binnenlandse Zaken en Konink-

rijksrelaties. Natuurlijk is het onverstandig de nationale

ruimtelijke ordening zo weg te stoppen. Want daarmee

verspeel je ook de regie om in Nederland een internationaal

wervend en tevens duurzaam milieu te scheppen en te

onderhouden. Maar de blik in politiek Den Haag is blijkbaar

ook op dit punt naar binnen gekeerd. En bovendien is

ruimtelijke ordening, samen met cultuur en natuur, beland

in het rijtje ‘linkse hobby’s’. Toch is nationale ruimtelijke

ordening eerder iets wat in het rechtse dan in het linkse rijtje

thuishoort. Met nationale ruimtelijke ordening kan men

scoren en kan men op z’n minst Europa in. En dat is nodig,

juist nu.

Eerst een stuwende rolHoewel veel van wat het huidige kabinet van plan is, doet

denken aan de naoorlogse periode van de wederopbouw,

geldt dat niet voor de ruimtelijke ordening. Juist bij de

wederopbouw heeft de ruimtelijke ordening een stuwende

rol gespeeld bij de inrichting van ons land. Woningbouw,

infrastructuur en bedrijvigheid waren daarbij de belangrijk-

ste opgaven. Later, toen de welvaart in het verschiet lag,

werd het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ leidend. De

grootste zorg was dat Nederland te vol zou raken. Er werd

in de jaren zestig gerekend met twintig miljoen inwoners in

het jaar 2000. Het zijn er inmiddels, ondanks ‘de tsunami

‘Nederland is klein, denk groot’. Menig ambtenaar van het voormalige ministerie van VROM zal de

laatste tijd weleens hebben gedacht aan deze slogan. Toen werd er noest gewerkt aan een mooier

en duurzamer Nederland. Dat vindt men in Den Haag nog steeds een belangrijke zaak, maar steeds

minder een rijkstaak. Ruimtelijke ordening op nationaal niveau is verdampt bij de kabinetsformatie

en het meest opvallende is dat dit bijna ongemerkt is gebeurd, constateren Oedzge Atzema, Hans

Gortworst, Robbert Coops en Harry de Loor. Zij trappen af in de serie Traditie en tijdgeest in het

ruimtelijk beleid. Ze houden geen pleidooi voor de terugkeer naar het ‘grootse denken’, maar voor

werken op details met de grote lijnen in het vizier.

Ruimtelijke ordening werd te veel een hindermacht

èè

Traditie en tijdgeest in de ruimtelijke ordening

In hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke

ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl

in de ruimtelijke-ordeningstraditie. Geen Nationaal

Historisch Museum, geen grootse en meeslepende

visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen

toeval zijn.

In de ambitie om

eindelijk aan te pakken,

gooit het kabinet de

rijkssturing grotendeels

overboord en lijkt er

een eind te komen aan

een tijdperk waarin

visionaire ordenaars de

inrichting van ons land

bepaalden. Ruimte is als

hoofdaandachtsveld

van rijksbeleid door het

kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het

ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar

kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder

rijkssturing? Klemmende vragen die we in dit debat

voorleggen aan een panel van prominente bestuurders

in stad en land.

ROm start een discours over de traditie en de

tijdgeest, over de consequenties voor het Nederland

van de toekomst.

ROM_11_01_02.indd 17ROM_11_01_02.indd 17 2/1/2011 10:00:48 PM2/1/2011 10:00:48 PM

Page 20: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

18

De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid

van buitenlanders’, ruim 16 miljoen geworden. Ondertus-

sen werd ons land in de jaren zeventig steeds welvarender.

Ook door de individualisering en de groei van de mobiliteit

nam de ruimtebehoefte sterk toe. Bedrijven en burgers

stelden steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de

omgeving. De toenemende verstedelijkingsdruk en het

groeiende kwaliteitsbesef zetten natuur en milieu op de

beleidskaart. Geleidelijk identifi ceerde het ruimtelijk beleid

zich vooral met die groene belangen, terwijl economische

belangen ondergewaardeerd werden. Alleen in tijden van

crisis klonk de internationale economie door in het

ruimtelijk beleid; zo hebben we de mainports en de

achterlandverbindingen te danken aan de recessie in de

jaren tachtig. In de jaren negentig fl oreerden de creatieve en

de beleveniseconomie, die gemakkelijker met ruimtelijke

kwaliteitsimpulsen zijn te verenigen, maar vooral een

verzorgend karakter hebben.

Daarna vooral remmend en beperkendVoor bestuurders en managers uit het bedrijfsleven is de

ruimtelijke ordening steeds meer een maatschappelijk

beperkende factor geworden. Dit is versterkt door het

bureaucratische en procedurele karakter van het beleid. De

opkomst van inspraak en van het maken van bezwaar waren

daar gevolg en oorzaak van. Er kwamen wetten die burgers

en belangenorganisaties in een sterkere positie plaatsten.

Daar werd terecht in toenemende mate van gebruikgemaakt.

Anders dan in de periode van de wederopbouw bleken

plannen niet onaantastbaar of vanzelfsprekend. De geest

was uit de fl es: burger en bestuur stonden op gelijke voet.

Die maatschappelijke winst had echter ook een schaduw-

kant: beroepsprocedures en alle andere procedurele eisen op

ruimtelijk en milieugebied maakten het in toenemende mate

moeilijk om projecten te realiseren. Steeds vaker werd

geklaagd over stroperigheid.

Er is veel gedaan om aan deze klachten tegemoet te komen.

Er kwamen nieuwe regels om sneller en fl exibeler te kunnen

handelen, om ruimtelijk en milieubeleid beter te koppelen,

om één loket te maken waar de burger een vergunning kan

aanvragen en om experimenten mogelijk te maken. Al die

wetten bij elkaar vormen niettemin een juridische jungle,

waarbij ook de opkomende macht van Europese regels en

richtlijnen nog een rol speelt. Weinig mensen zijn nog in

staat het geheel van regelingen te doorzien, ondanks, of

misschien wel dankzij, de herziening van de Wet op de

ruimtelijke ordening.

Niet bij regels alleenRuimtelijke ordening (vaak in één adem genoemd met

milieubeleid) kreeg mede daardoor een negatief imago. Niet

altijd terecht: bestuurders konden zo, wijzend naar de

stroperige procedures en de oneindige beroepszaken,

Traditie en tijdgeest in de RO

Mainpor t Schiphol

Foto: ANP

ROM_11_01_02.indd 18ROM_11_01_02.indd 18 2/1/2011 10:00:51 PM2/1/2011 10:00:51 PM

Page 21: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

19

Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid

gemakkelijk hun eigen onvermogen maskeren. Maar het

slechte beeld was er en ging niet meer weg. De verschuiving

van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie kon

het tij niet meer keren. Ruimtelijke ordening was een

hindermacht geworden, en had daarmee op rijksniveau zijn

eigen graf gegraven.

Het antwoord op de vraag hoe het land ingericht moet

worden is de kernopgave van ruimtelijke ordening op

nationaal niveau. Er zijn daarover in de loop der jaren vijf

nationale nota’s verschenen. Elke nota geeft antwoorden

op de problemen van die tijd. Bij de laatste nota volgde na

de ‘stoeptegel’ van minister Pronk (PvdA) een korte en bon-

dige Nota Ruimte van minister Dekker (VVD). De geschie-

denis van de Vierde nota die een decennium eerder

verscheen, herhaalde zich in omgekeerde richting. Toen

werd de nota van minister Nijpels (VVD) herschreven door

minister Alders (PvdA). Deze gang van zaken illustreert de

cyclus die het nationale ruimtelijk-ordeningsbeleid de

laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. We zijn op een punt

beland waar de markt blijkbaar beter weet waar de

inrichting van het land behoefte aan heeft en waar de al

dan niet procedurele macht van ambtenaren beter

gebroken kan worden. Onder het mom van waardeplura-

lisme worden kortetermijnbelangen naar voren geschoven

en andere belangen op de lange baan geschoven. En dit

alles is gebaseerd op een cruciale misvatting over de

markteconomie.

Investeren in kansen Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zeker-

heid: alleen dan kunnen bedrijven voortvarend investeren en

plannen. De marktmeester is de belangrijkste persoon op de

markt. Dat zou ook moeten gelden voor de ruimtelijke

ordening door de rijksoverheid. Wat, waar en in welke mate

dingen kunnen gebeuren, biedt marktpartijen veel zeker-

heid, maar lokt ook strategische gedrag uit. Daarom moet

een rijksoverheid van wanten weten, niet alleen van regels.

De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid.

Langetermijnbeeld over de inpassing van overheidsinveste-

ringen (infrastructuur, water, energie) is bijzonder eff ectief.

Dat levert de beste kansen voor de ontwikkeling van de

samenleving.

Het antwoord op de centrale vraag voor de ruimtelijke

ordening moet in eerste instantie worden gezocht bij de

manier hoe we in Nederland in de toekomst ons geld gaan

verdienen. Wat het antwoord op die vraag ook is, één ding is

zeker: de economische en sociaal-culturele groei vindt vooral

plaats in de uitgebreide Randstad (inclusief Noord-Brabant).

De driehoek van de mainports Schiphol en de Rotterdamse

haven en de brainport Brabant vormt het basisnetwerk voor

het bouwwerk van ruimtelijk Nederland. De rijksoverheid

doet er goed aan zich in eerste instantie te richten op deze

Brainpark E indhoven

Foto: MR

bovenprovinciale taak. Het gaat om een goed investeringskli-

maat opdat Nederland kan anticiperen.

Faciliteren en stimulerenBuiten de Randstad spelen intussen heel andere problemen:

de bevolkingsgroei zakt daar naar nul en in sommige

gebieden is er al sprake van krimp. Hoe daar het best op kan

worden gereageerd, is vooral een zaak van lokaal en

provinciaal bestuur. De rijksoverheid kan daarbij slechts

faciliteren. Het is terecht dat in die gebieden de provincies

een grotere rol gaan spelen. Wel moet de rijksoverheid

ervoor waken dat er geen onrechtmatige tweedeling ontstaat

in Nederland. In plaats van een hernieuwd spreidingsbeleid

opteren we in dit opzicht voor maximale ‘connectiviteit’ en

bereikbaarheid.

Wij zijn van mening dat Nederland juist nu een effi ciënte en

eff ectieve ruimtelijke ordening op nationaal niveau nodig

heeft. Een ruimtelijke ordening met internationale visie en

met natuurlijk gezag.

Oedzge Atzema, hoogleraar ruimtelijke economie aan é

de Universiteit van Utrecht, Hans Gortworst, ex-direc-

teur Geoplan, Robbert Coops, sociaal geograaf en senior

strateeg bij Schuttelaar & Partners en Harry de Loor,

ex-inspecteur ruimtelijke ordening in Oost-Nederland

ROM_11_01_02.indd 19ROM_11_01_02.indd 19 2/1/2011 10:01:00 PM2/1/2011 10:01:00 PM

Page 22: ROm 1/2 2011

Trend

januari/februari 2011

20

Wie temt de honger naar huizen?

Sturen op schaarste

De nieuwe politieke en economische werkelijkheid vraagt om het blijvend handhaven van schaarste.

Dat is de enige mogelijkheid om de deflatie van bestaand vastgoed en de terugval in oude stadswij-

ken, inclusief toenemende segregatie, te voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen buiten de stad en

vooral meer variatie van woon- en werkmilieus in de stad. Het vraagt een helder en strak ruimte-

lijk kader van de overheid en vereende krachten van alle stakeholders (ontwikkelaars, corporaties,

financiers, consumenten, maatschappelijke organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling betaalbaar te

maken en te houden. Het vraag ook een andere kijk op beheer, zoals het verleggen van de horizon, en

blijvende betrokkenheid van ontwikkelaars en investeerders.

Twee voorbeelden uit het land: Bergen op Zoom vraagt

aan de omliggende kernen in West-Brabant om

onderling strenger afspraken te maken over woningbouw.

De stad heeft de eigen plannen afgeslankt bij de ontwikke-

ling van de Bergse Haven, en vreest nu dat de buurgemeen-

ten er met de resterende vraag ‘vandoor’ gaan. Een reële

vrees, want de Rekenkamer West-Brabant becijferde dat in

de regio zeker 160 procent méér huizen worden gebouwd

dan voor de eigen bevolking nodig is.

Voor wie nu onmiddellijk roept dat strenger ruimtelijk beleid

de oplossing biedt, is het tweede voorbeeld misschien

interessant. In dezelfde regio deed Geertruidenberg mee aan

een pilot van de provincie. Nieuwe woningen mochten alleen

worden gebouwd binnen strakke contouren. Daar hield de

gemeente zich netjes aan, met als resultaat dat er inmiddels

ruim 1400 woningen zijn gerealiseerd of nog in de planning

staan, terwijl Geertruidenberg volgens de provinciale

prognoses er maar 600 nodig heeft tot 2020.

WoonmilieusToevallig gaat het in beide voorbeelden over West-Brabant,

maar ze hadden uit vrijwel het hele land kunnen komen. In

Lansingerland, artist

impression Wilderszijde

ROM_11_01_02.indd 20ROM_11_01_02.indd 20 2/1/2011 10:01:04 PM2/1/2011 10:01:04 PM

Page 23: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

21

de meeste regio’s is niet krimp het grootste vraagstuk, maar

overplanning en ongezonde concurrentie op de woning-

markt. Het vraagt om nieuwe vormen van regionale

samenwerking. De regio Rotterdam is een van de regio’s die

daarmee vooroploopt. Op papier althans, want de aanpak

moet zich nog bewijzen in de praktijk. In een aantal

gespreksrondes, waarbij ook de woningcorporaties en

marktpartijen (Neprom) aanschoven, hebben de vijftien

gemeenten in de regio afspraken gemaakt over de richting

waarin de woningbouw zich de komende decennia zal

ontwikkelen. Het doel is vooral kwalitatief: daar waar het

kan, moet de regio genoeg aantrekkelijke woonmilieus

bieden voor de middenklasse, de sociale stijgers die anders

de regio dreigen te verruilen (voor West-Brabant, onder

meer).

Opvallend genoeg waren het juist de woningcorporaties, van

oudsher gewend om te worden afgerekend op aantallen, die

pleitten voor de focus op kwaliteit. ‘De bonus-malusregelin-

gen voor de bouwprestaties werden als oneerlijk ervaren,’

zegt directeur Leo Bartelse van Maaskoepel, de gezamenlijke

woningcorporaties. ‘Als de afgesproken aantallen niet

werden gehaald, had dat niet met onwil te maken maar lag

het aan de regelgeving of aan tegenvallers in het bouwproces.

Daar waar ze wel werden gehaald, merkten we vaak dat de

woningen niet duurzaam bijdroegen aan een gezonde

woningmarkt in de regio. Het vroeg om een ander soort

sturing, meer gericht op de vraag wat elke gemeente kan

bijdragen aan de regionale woningmarkt. Voor Rotterdam

betekent dit dat we goed moeten opletten waar we de

woonmilieus bouwen die nog te weinig in de regio te vinden

zijn, zoals ontspannen suburbane milieus en exclusief

wonen.’

Weeff outFeit is wel dat deze woonmilieus de meeste druk op de

ruimte leggen, waardoor de doelstelling van de regio om

tachtig procent van alle nieuwe woningen binnen de bebouw-

de kom te realiseren, onder druk komt te staan. En dat in de

toch al dichtbebouwde Zuidvleugel van de Randstad. Volgens

sommige critici – architect Adriaan Geuze is waarschijnlijk

de bekendste – is het juist dit ‘volbouwen’ dat de aantrekke-

lijkheid van de regio vermindert. Bartelse nuanceert die

zorgen: ‘Die norm van tachtig procent binnenstedelijk is

duidelijk van voor de crisis, toen we nog niet echt begrepen

wat er precies op de woningmarkt aan de hand is. Er zijn te

veel verkeerde woningen op de verkeerde plek waardoor

huizenkopers afhaken. Er zit een weeff out in ons grondbe-

leid die ertoe leidt dat er in te hoge dichtheden wordt

gebouwd op plaatsen waar daar eigenlijk geen vraag naar is.

Neem Lansingerland, de gemeente rond Berkel en Rodenrijs.

Daar is met actief grondbeleid dure tuindersgrond opge-

kocht. De kosten van allerlei voorzieningen zijn al toebere-

Overplanning en ongezonde concurrentie op de woningmarkt

èè

De Elbe - onderdeel van Het

Balkon van Maassluis

ROM_11_01_02.indd 21ROM_11_01_02.indd 21 2/1/2011 10:01:09 PM2/1/2011 10:01:09 PM

Page 24: ROm 1/2 2011

Trend

kend vanuit de grondexploitatie. Die krijg je vervolgens

alleen nog rond met appartementen of met laagbouw in te

hoge dichtheden. Aan de andere kant van de Rotte is de

Zuidplaspolder in de planning, die op dezelfde bewoners

mikt, maar dan in landelijk gebied. Hier zou een keuze

moeten worden gemaakt, maar aan die regie ontbreekt het

vooralsnog.’

Regionaal gatEr is een ‘regionaal gat’ waar het de regie over de woning-

bouw betreft, constateerde het Planbureau voor de Leefom-

geving vorig jaar al in een studie naar het begeleiden van de

krimp. Het ontbreekt aan fi nancieel en juridisch instrumen-

tarium om gemeenten aan gemaakte afspraken te houden.

Dit geldt ook voor de wgr+-regio’s, die het kabinet van plan

is af te schaff en. De provincies moeten nog wennen aan hun

verstevigde rol als regisseur, en hinken nog vaak op twee

gedachten: faciliteren van groei aan de ene kant en begelei-

den van schaarste aan de andere kant.

Ook de stadsregio Rotterdam heeft geen ‘stok’ om mee te

slaan, alleen een relatief bescheiden investeringssubsidie

voor gemeenten die zich aan de gemaakte afspraken houden.

Het roept de vraag op hoeveel die afspraken waard zijn. ‘Er is

een spanningsveld tussen de autonomie van een gemeente

en de wensen van de regio,’ zegt Arnold Keijzer, wethouder

Wonen in Maassluis. ‘Concurrentie tussen gemeenten zal

nooit helemaal verdwijnen door overleg. Toch is het nuttig

om met elkaar rond de tafel te zitten en de markt te

verkennen. De vanzelfsprekendheid dat je elke woning kunt

afzetten, is voorbij. Dat vraagt om meer inzicht in de

regionale woningmarkt en meer onderlinge afstemming.’

Maassluis heeft een forse opgave binnen de regio. Niet alleen

wordt binnenstedelijk de Burgemeesterswijk, een typische

jaren zestig fl atwijk, getransformeerd tot een laagbouw-

milieu, er staan ook twee forse uitbreidingen gepland. Aan

de Nieuwe Waterweg komt het ‘Balkon van Maassluis’, met

zowel laagbouw als woontorens. Langs de A20 staat de

Dijkpolder gepland, de grootste uitbreidingswijk van de

regio. Al met al gaat het om ruim drieduizend woningen

tot 2020.

Keijzer denkt het eerder de markt zal zijn die bepaalt of dat

aantal daadwerkelijk zal worden gehaald dan de afspraken

in stadsregionaal verband. Hij verwacht niet dat het

‘Balkon’ de ambities van Rotterdam, dat zich met de binnen-

stedelijke verdichting op dezelfde woonmilieus richt, in de

weg zal zitten: ‘We hebben juist in regionaal verband

afgesproken om locaties langs de Nieuwe Waterweg te

ontwikkelen. De Dijkpolder is een ander verhaal. Uit

onderzoek kwam duidelijk naar voren dat die locatie

geschikt is voor een suburbaan milieu dat huizenzoekers

aan de regio kan binden. Dat betekent vrijstaande woningen

en twee-onder-éénkappers in lage dichtheden, op dit

moment de woningtypen die moeilijk in de markt liggen.

Juist in zo’n geval is die regionale regie belangrijk. Zonder

regionale afspraken zou je daar als gemeente toch eerder

kiezen voor kortetermijnbeleid. Dat kan niemand zich nu

nog permitteren.’

Martin de Jong é

‘Er zijn te veel verkeerde woningen op de verkeerde plek, waardoor huizenkopers afhaken’

januari/februari 2011

22

Wonen in Maassluis. Concurrentie tussen gemeenten zal Martin de Jong

jajajjjajajajajajajajajaajajajajajajaaajajajajajjajaajajajajajaaajj nunununununununununununununnununnunnununnununnunnununnnnnnnuuuuun ararararaararararararararaarrarraaaaaarraraaaraaaaraaaararrrari/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/ii/i/ii///i/i/i/i/i////i/i/i//i//i/i/i/i//fefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefeeeebrbrbrbbbrbbrbrbrbrbbrbrbrbrbrbrbrbrbbrbrbrbrbrbbbbbrrbbbbbrbbbrbrbbbbrbbbbb uauauauauauauauauaaauaauauaauauauauaaauuauauauauauauaaauauuauauauauuuauauauauuuauaaa iririririririrriririrririririiririrrirrrrrirririrrrriririrririrriirri 2 2 2 2222222 2 2 22 22 222 2 22222222 2222 22222222222222222222010101010101010101010100101010101010101010101001001011011010101010101110101010101011111111111111111111111111111111111111111111111111111

2222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222

Zuidplaspolder

Foto: ANP

januari/februari 2011

22

ROM_11_01_02.indd 22ROM_11_01_02.indd 22 2/1/2011 10:01:13 PM2/1/2011 10:01:13 PM

Page 25: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

23

De nieuwbouwplannen op de as Groningen-Assen,

groeiregio tussen de krimpgebieden, zullen naar

beneden worden bijgesteld. De twaalf gemeenten en

twee provincies die samenwerken in de regio Groningen-

Assen verwachten half maart een fors aangepaste

regionale woonvisie.

Een groei van 43.000 nieuwbouwwoningen tot 2020

stond er oorspronkelijk op het programma in de

regiovisie Groningen-Assen uit 2004. In de huidige

markt een wel heel grote ambitie. De afgelopen maanden

kwamen dan ook berichten binnen over bijstellingen. Zo

werd voor Meerstad de jaarlijkse opgave van 600

woningen verlaagd naar 450. Ook andere projecten

werden getemporiseerd. Maar er is meer nodig.

WoonvisieJaap Haks, hoofd Wonen van de gemeente Groningen,

vertelt dat er nu wordt onderhandeld over een fors

bijgestelde regionale woonvisie. ‘Veel plannen in de uitleg

lijken op elkaar en kunnen met elkaar concurreren. Per

plan wordt nu gekeken hoe ze zowel in de aantallen,

planning als segmentering aangepast kunnen worden om

regionale overlap tegen te gaan. In het uiterste geval

wordt gekeken naar mogelijkheden tot regionale

verevening.’ Dat laatste redmiddel, waarbij gemeenten

eventueel fi nancieel gecompenseerd krijgen voor het

intrekken van een plan, ligt op tafel. Haks: ‘Je kunt je

voorstellen dat je bij wijze van spreken alle grond in een

pot stopt, en dat je dan gaat kijken welke plannen het

meest levensvatbaar zijn. Een gemeente kan zeggen: oké

we beperken ons plan, maar dan hebben wij wel een

nadeel waarvoor we gecompenseerd willen worden.’

Naar verwachting zal ook het grote nieuwbouwplan voor

Leek-Roden (5800 woningen) op de schop gaan. Rob van

der Werff , projectleider bij de gemeente Noordenveld:

‘Formeel zijn er nog geen delen geschrapt, maar mijn

gevoel is wel dat we die keuze gaan maken. Ik verwacht

dat het geen tandje minder wordt, maar dat er wel wat

tandjes van het tandwiel af zullen gaan.’

WeilandVoorlopig gaat Meerstad, aan de oostkant van de stad

Groningen door, al is het in een lager tempo. Waarom nog

bouwen in een weiland? Haks: ‘We hebben heel lang niks

in de uitleg gebouwd, alles in de bestaande stad. Wie een

eengezinswoning in een weiland wilde, hadden we niks te

bieden. Als de crisis straks over is, staat die vraag er nog.

We zien sowieso, ondanks de crisis dat er in Groningen

nog veel vraag is. De gemiddelde verkooptijden van

bestaande woningen worden landelijk gezien alleen

overtroff en door Amsterdam en Utrecht.’

BinnenstedelijkMaar Groningen blijft ook gericht op binnenstedelijk

bouwen, zegt Haks: ‘Door de start van Meerstad zal het

percentage bouwen in de bestaande stad, afnemen van

bijna 100 vorig jaar tot 60 vanaf 2016. Naast Meerstad is

er nog steeds een fl inke binnenstedelijke opgave.

Groningen heeft nog een fors aantal locaties waar we

verouderde bedrijventerreinen zullen transformeren naar

wonen, werken en leisure. Daar blijven we op inzetten.

Vooralsnog gaan we, jongerenhuisvesting meegeteld, tot

2025 nog 10.000 woningen in de bestaande stad bouwen.’

KrimpHet opmerkelijke van de Groningse situatie is dat de stad

Groningen de komende decennia fl ink blijft groeien, terwijl

met name Noord- en Oost-Groningen nu al zwaar in de krimp

zitten. Volgens gedeputeerde Pim de Bruijne leidt Meerstad

niet tot extra leegloop in de krimpgebieden: ‘Er is geen

een-op-eenrelatie. Het is niet zo dat zonder Meerstad mensen

in Delfzijl gaan wonen. De werkgele genheid concentreert

zich op de as Groningen-Assen, dat is de economische trekker

en daar zul je voldoende woningen moeten aanbieden.’

Toch is er bij Provinciale Staten wel enige twijfel over die

redenering. De wijzigingen in de plannen in Meerstad

leidde in november tot een motie die opriep de eff ecten

van wijzigingen in de regionale woningbouwplannen

beter in kaart te brengen met betrekking tot de krimpge-

bieden. Het onlangs opgerichte Kennisnetwerk Krimp

Noord-Nederland gaat de vraag onderzoeken.

Karin Broer é

‘Geen tandje minder, er zullen wat tandjes van het tandwiel afgaan’

Meerstad (totale

plangebied) en

Meeroevers I (eerste

woongebied d at

momenteel wordt

gereal iseerd)

Illustratie: Meerstad

ROM_11_01_02.indd 23ROM_11_01_02.indd 23 2/1/2011 10:01:19 PM2/1/2011 10:01:19 PM

Page 26: ROm 1/2 2011

Trend

‘In Zuid-Limburg regeren de bekrompenheid en de angst voor schaalvergroting. Weten

de bestuurders nog wel wat er leeft onder de burgers? Voor de mensen bestaan gemeen-

tegrenzen niet meer als het gaat om wonen en werken.’

Pittige conclusies van strategisch beleidsadviseur Paul

Baeten van de Provincie Limburg, waarmee hij gemeente-

bestuurders van Zuid-Limburg een spiegel voorhoudt.

Dat deed hij onder meer op een conferentie eind novem-

ber 2010 in Valkenburg, waar bestuurlijk Zuid-Limburg

het smeden van gezamenlijke plannen op het terrein

van woningbouw, zorg en onderwijs op de agenda had

gezet. Dit voorjaar zullen verschillende stuurgroepen van

bestuurders, woningcorporaties en andere ontwikkelaars

hun plannen presenteren. Baeten is benieuwd, want de

bestuurders in het bronsgroen eikenhout hebben al

veel te lang ‘rond de eigen kerktoren gedraaid’. Terwijl

Zuid-Limburg – na een sombere periode van mijnsluitin-

gen, nu gevolgd door een tijdperk van vergrijzing en

bevolkingskrimp – juist behoefte heeft aan wat Baeten

omschrijft als een ‘wenkend perspectief en weids beeld

vanuit de vuurtoren’.

Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het

land. De bevolking zal er de komende dertig jaar met

26 procent krimpen. Alleen al in Parkstad, de agglomera-

tie Heerlen/Kerkrade, gaat het om een afname met

40.000 inwoners. De bestuurlijke uitdaging is veeleer

voorkomen dat het overschot aan woningen, met vaak

leegstand tot gevolg, omslaat in verpaupering van wijken

en vertrek van de oorspronkelijke inwoners. Jonge

gezinnen prefereren veelal de nieuwbouw in Vinex-stijl

met ruime tuinen aan de randen van steden en dorpen.

Aan die wens willen krimpgemeenten graag gevolg geven.

Zo blijven het inwonertal en het voorzieningenniveau nog

enigszins op peil, nog los van de fi nanciële meevallers die

krimp óók oplevert. Zoals de 44 miljoen die Parkstad van

het Rijk ontvangt om de krimp tegen te gaan.

Regionale sturing‘Het is worstelen tussen lokale binding en regionale

sturing,’ zegt Paul Baeten. ‘Voor gerichte sloop en

woningvernieuwing is het verstandig dat gemeentegren-

zen niet langer maatgevend zijn en dat je je gelden van

woningcorporaties bundelt. Misschien kan de buurge-

meente, of buur-buurgemeen-

te wel een aanlokkelijker

woonperspectief bieden, en

ook als werkomgeving

aantrekkelijker zijn, dan de

gemeente waar je wortels

Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het land

woningcorporaties bundelt. Misschien kan de buurge-

meente, of buur-buurgemeen-

te wel een aanlokkelijker

woonperspectief bieden, en

ook als werkomgeving

aantrekkelijker zijn, dan de

gemeente waar je wortels

Regionale sturing voor woningkrimp in Zuid-Limburg

januari/februari 2011

24

O ude mi jnwerkersbuur t

Sanderbout , S ittard

Foto: Jerome paumen

ROM_11_01_02.indd 24ROM_11_01_02.indd 24 2/1/2011 10:01:27 PM2/1/2011 10:01:27 PM

Page 27: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

25

liggen. Als je met z’n allen numeriek kleiner wordt maar wel

je kleinschalige karakter behouden wil, moet je denken in

grootschaliger oplossingen. En niet blijven doorgaan met

vissen in dorpsvijvertjes.’

Dus niet elke stad zijn eigen brainport of campus met

bedrijven. ‘Je kunt samenwerken door opbrengsten uit

economische activiteiten, zoals een ijzersterk bedrijventer-

rein als DSM-Chemelot, gezamenlijk aan te wenden voor

kwalitatief sterke woonmilieus, die ook nieuwkomers van

buiten de regio aantrekken. Forse bezuinigingen van dit

kabinet maken sowieso urgent dat gemeenten op het gebied

van woningbouw hun eilanddenken loslaten.’

Voor krimp wordt sloop als oplossing aangedragen. ‘Maar

tegelijk moet je wel nieuwe verdienmodellen voor woning-

bouw bedenken. Daar heb je dan die view vanaf de vuurtoren

voor nodig. Anders creëer je met sloop alleen waardeverlies.’

Lagere klassen Met sloop moet je kieskeurig zijn, want anders breng je de

Limburgse identiteit, namelijk die van de mijnwerkersbuur-

ten om zeep, stelt architect Jerome Paumen van bureau HVN

in Hoensbroek. ‘We zijn op zoek naar identiteit, hoor je vaak

in Zuid-Limburg. Die identiteit is er genoeg. Je moet hem

wél uitfi lteren. De neiging is om de krimp eenzijdig af te

wentelen op de lagere sociale klassen. Dat gebeurt met

kaalslag in de sociale huursector, met mijnwerkerswoningen.

Veel van deze buurten zijn sinds 1920 uitgegroeid tot

stadsdelen. Door deze huizen van binnenuit de wijk weg te

vagen, ontstaat een gatenkaas. De restruimtes worden

ingezaaid met gras en het gebied raakt versnipperd.’ In

Kerkrade-West ziet Paumen het nu al gebeuren. ‘In de

historisch gegroeide lintbebouwing worden gaten geslagen

om ruimte te maken voor een nieuw stadshart. Er verrijzen

enorme bouwblokken van zes lagen met koopappartemen-

ten, 5000 vierkante meter aan koopgoot en supermarkten

die met kiloknallers adverteren. Lokale winkeliers verdwij-

nen ten gunste van landelijke ketens, met nog meer

leegstand in aangrenzende winkelstraten als gevolg.

Metropolitische weefsels in een krimpregio veroorzaken

desolate plekken en segregatie.’

RenovatieplanPaumen maakte op persoonlijke titel een renovatieschets

voor de Sittardse mijnwerkersbuurt Sanderbout. Paumens

plan zou een alternatief kunnen zijn voor het besluit van de

woningcorporatie om de wijk te slopen en er nieuwe

woningen neer te zetten, die meer inkomsten opleveren.

Het wijkplatform, dat zelf onder architecten een prijsvraag

uitschreef, verkoos Paumens plan tot het beste. In het kort:

maak van drie of vier woningen er twee-onder-één-kap zodat

deze ook aantrekkelijk worden voor starters op de woning-

markt, verbouw voormalige mijnwerkershuisjes tot senio-

renwoningen met

badkamer en slaapkamer

op de begane grond,

cluster tuintjes tot

groene binnenplaatsen

en leg een nieuw plein

aan met feestzaal en win-

kels dat als dorpskern

fungeert.

Paumen: ‘De systema-

tiek is: refereren aan het

verleden. Wat je door

renovatie kunt behou-

den, is ook het meest

duurzame. Daarmee

kun je krimpproblema-

tiek heel organisch

oplossen, kun je

nieuwbouw aan de rand

van of buiten de stad zo

veel mogelijk vermijden en blijft de sociale cohesie in de

wijk in stand.’

In Treebeek-Hoensbroek zijn tijdelijke houten mijnwer-

kerswoningen, vertelt Paumen, uitgegroeid tot ‘parels van

de mijnwerkerskolonie’, bewoond door jongere generaties.

Aan de overzijde van deze woningen ligt op het voormalige

terrein van de staatsmijn Emma een tochtige, monotone

Vinex-wijk zonder winkels. ‘Je kunt je afvragen,’ aldus

Paumen,’welke wijk de langste houdbaarheidsdatum heeft,

bij welke wijk we op den duur moeten ingrijpen om krimp

te lijf te gaan.’

Kan de provincie voldoende druk organiseren om

gemeentelijke samenwerking op woninggebied af te

dwingen? Beleidsadviseur Paul Baeten: ‘De provincie mag

meer zijn tanden laten zien, maar moet niet terugvallen in

de oude rol van toewijzer van woningcontingenten. Door

een paar regels in het ruimtelijk beleid te combineren met

woningbouw en economisch ontwikkelingsbeleid kun je

redelijk sturend optreden. Het liefst zie ik dit voorjaar een

plan voor de Limburgse woningmarkt waarin de groene en

de rode vlekken zijn ingetekend. Over gemeentegrenzen

heen en met de fi nancieringsconstructies erbij.’

Loek Kusiak é

Gemeentegrens moet niet langer maatgevend zijn bij gerichte sloop en woningvernieuwing

Gevel K oeltoren ‘Gen

Coel ’ - complex , Heerlen

Foto: LK

ROM_11_01_02.indd 25ROM_11_01_02.indd 25 2/1/2011 10:01:29 PM2/1/2011 10:01:29 PM

Page 28: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

26

Trend

In de praktijk maken overheden veel te weinig gebruik van de Wro om de kans te vergroten op

succesvolle gebiedsontwikkeling. Professionals en bestuurders laten te veel kansen liggen, zoals

het gebruik van een exploitatieplan als ‘stok achter de deur’, de coördinatieregeling, de verruimde

mogelijkheden tot kostenverhaal en stroomlijning van procedures op grond van de Crisis- en

herstelwet. Dat constateert Harry Gerritsen, senior business consultant Gebiedsontwikkeling bij

Eiff el. Hij toetste de praktijk aan de eerste ‘Ex-durante evaluatie Wro’ en stuitte op koudwatervrees

en het herschikken van prioriteiten, juist door alle wetswijzigingen én als gevolg van de crisis.

Mogelijkheden ruimtelijke regie en kostenverhaal nauwelijks benut

Sturen en afrekenen

De ‘Ex-durante evaluatie Wro’ van het Planbureau voor

de Leefomgeving bevestigt onze praktijkervaring met

het onvoldoende gebruik van de uitgebreide Wro. De exacte

cijfers staan in het kader bij dit artikel. Dat tegenvallende

gebruik valt voor een deel te verklaren door de prioriteiten

die gemeenten zichzelf in gebiedsontwikkeling stellen. De

nadruk ligt tot en met 2013 op de verplichte actualisering

van de geldende bestemmingsplannen.

Ook bevestigt de ‘Ex-durante evaluatie Wro’ dat het

bestemmingsplan nog te weinig als sturingsinstrument

wordt gebruikt. Door genoemde prioritering zijn de

bestemmingsplanwerkzaamheden op dit moment in

hoofdzaak gericht op een concrete (project)ontwikkeling en

op de eerdergenoemde actualisering. De keuzes die gemeen-

ten en provincies maken, worden sterk bepaald door

noodzakelijke bezuinigingsoperaties als gevolg van de

huidige crisis. Meer werk met minder mensen is het devies

voor de komende tijd.

Lokale overheden worstelen daarnaast met de invoering van

drie grote wetswijzigingen op het gebied van de ruimtelijke

ordening binnen een tijdsbestek van twee jaar, namelijk de

Wro (1 juli 2008), de Crisis- en herstelwet (31 maart 2010)

en de Wabo (1 oktober 2010). Die wetswijzigingen brachten

ook een heroriëntatie op de interne samenwerking met zich

mee. Korte termijnen, vaak gesanctioneerd door vergunning-

verlening van rechtswege, het verlies aan een invorderings-

mogelijkheid van leges of een dwangsom wegens niet-tijdig

besluiten, dwingen overheden tot meer effi ciency binnen

hun organisatie. En tot een betere samenwerking.

SturingDe publiekrechtelijke weg voor het verhalen van kosten,

namelijk via een exploitatieplan, wordt zelden gebruikt. Bij

slechts vier procent van alle vastgestelde bestemmingsplan-

nen of projectbesluiten met een bouwtitel is tegelijkertijd

een exploitatieplan vastgesteld.

Overheden ervaren het opstellen van een exploitatieplan als

een last. En dat is onterecht. Het exploitatieplan is behalve

van belang voor het kostenverhaal namelijk ook een

sturingsinstrument bij uitstek. In het verlengde van een

bestemmings- of inpassingsplan kan het exploitatieplan

worden gebruikt om ontwikkelingen te sturen op fasering,

locatie-eisen en woningbouwcategorieën. Dit vereist wel

integraal denken en samenwerking op alle niveaus binnen

een overheidsorganisatie.

In de praktijk komen we vaak voorbeelden tegen van

(anterieure) exploitatieovereenkomsten waarbij de contrac-

terende overheid zich heeft onderbedeeld. Overheden

besteden te weinig tijd aan een integrale afweging van de te

verwezenlijken beleidsdoelstellingen en de fi nanciële

aspecten van een ontwikkeling. Daar komt nog bij dat er een

goede structuurvisie nodig is voor de meest maximale

mogelijkheid tot verhaal van kosten. Zorg dus dat er een

wensbeeld is voor planologische ontwikkelingen en dat dit

wensbeeld op álle niveaus binnen een organisatie is bespro-

ken en gedeeld. Heeft een organisatie de kennis en samen-

werking op orde, dan wordt het strategisch gebruik van een

exploitatieplan een lust in plaats van een last in de handen

van een overheid die daadwerkelijk de regie neemt.

IntegraalEr zijn goede voorbeelden van integrale gebiedsontwikkelin-

gen, gebaseerd op de samenwerking tussen diverse overhe-

den en marktpartijen. Zoals bij de Zuidplaspolder, een

samenwerking tussen onder meer de provincie Zuid-Holland

en de gemeenten Zuidplas, Waddinxveen, Gouda en

Rotterdam.

Een meer recent voorbeeld van een succesvolle samenwer-

king is het project Bloemendalerpolder, waarin het Rijk,

de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap

Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Weesp naast een

aantal private partijen participeren. Diezelfde provincie

ROM_11_01_02.indd 26ROM_11_01_02.indd 26 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM

Page 29: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

27

èè

Anterieure fase Posterieure fase

Bovenwijkse voorzieningen Verhaalbaar Verhaalbaar

Geen toetsingscriteria Toetsingscriteria profi jt, proportionaliteit en

toerekenbaarheid

Geen structuurvisie noodzakelijk Geen structuurvisie noodzakelijk; beleidsmatige

onderbouwing in Nota bovenwijks

Geen nacalculatie (tenzij in overeenkomst vastgelegd) Nacalculatie verplicht

Fondsvorming gewenst Fondsvorming gewenst

Bovenplanse verevening Verhaalbaar Verhaalbaar

Geen toetsingscriteria Toetsingscriteria profi jt, proportionaliteit en

toerekenbaarheid

Structuurvisie noodzakelijk Structuurvisie noodzakelijk

Fondsvorming verplicht Fondsvorming verplicht

Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling Verhaalbaar Niet verhaalbaar

Structuurvisie noodzakelijk n.v.t.

Fondsvorming verplicht n.v.t.

participeerde ook in het project Wieringerrandmeer, maar de

resultaten van dat project stonden zo sterk onder druk dat

het moest worden afgeblazen.

Ook de provincie Gelderland participeert in diverse rollen

binnen integrale gebiedsontwikkelingen. Hiervoor is het

‘Protocol Gelderse aanpak gebiedsontwikkeling’ opgesteld.

Een mooi voorbeeld van een integrale samenwerking is de

IJsselsprong bij Zutphen, waaraan de provincie, het

waterschap, een aantal ministeries en drie gemeenten

meewerken.

Als plannen al in een vroeg of later stadium sneuvelen, heeft

dat meestal te maken met het niet rond krijgen van de

fi nanciën. Tegenwoordig spelen de veranderde marktom-

standigheden een grote rol. Niet alleen in de initiatieff ase

van een gebiedsontwikkeling is het van belang dat alle

participanten betrokken zijn bij het proces van ‘rekenen en

tekenen’. De totstandkoming van een integrale samenwer-

king en een concreet programma is een iteratief proces,

waarbij programma en de fi nanciële uitkomst elkaar over en

weer sterk beïnvloeden.

Handleiding Het feit dat er zo weinig gebruik wordt gemaakt van het

publiekrechtelijke spoor voor het kostenverhaal (via een

exploitatieplan) is ongetwijfeld de reden waarom het

ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VNG en de

Vereniging van Grondbedrijven een handleiding maakten

voor het opstellen van een exploitatieplan.1 Deze Handlei-

ding exploitatieplan sluit aan op de Handreiking Grondex-

ploitatiewet uit 2008.

Maar het exploitatieplan alleen is niet zaligmakend. Het is de

basis voor de te verhalen kosten. Nakoming van een anterieure

overeenkomst is juridisch beter afdwingbaar en kan veel meer

waarborgen omvatten, ook voor onvoorziene omstandigheden.

Zo’n overeenkomst heeft een praktische voorkeur boven

toepassing van een exploitatieplan, waarvan het afdwingen van

nakoming (uiteindelijk via onteigening) veel omslachtiger is.

Aan de andere kant is het niet meer dan logisch dat

overheden wel op voorhand een berekening maken van de

minimaal via het exploitatieplan te verhalen kosten. Dat is

namelijk de basis voor de onderhandelingen over een

anterieure overeenkomst. En voor de onderhandelingen is

het van belang dat een provincie of gemeente duidelijk het

programma, wde fasering en de locatie-eisen voor ogen

hebben. Hiermee zijn dan ook de grote lijnen van een

eventueel exploitatieplan duidelijk. De stap naar een

ontwerp-exploitatieplan is dan ook niet meer zo groot.

Dat het kostenverhaal mogelijkerwijs (nog) als te beperkt

wordt ervaren, verklaart misschien dat het (voormalige)

ministerie van VROM opdracht gaf voor een onderzoek

naar de mogelijkheden van planbatenheffi ng en

(afdwingbare bovenplanse) verevening.2 De vraag is of de

Tweede Kamer brood ziet in de invoering hiervan en

daarmee in een verruiming van het huidige kostenverhaal.

ROM_11_01_02.indd 27ROM_11_01_02.indd 27 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM

Page 30: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

28

UrgentieRijk en provincies hebben in de Wro de mogelijkheid om

meer te sturen als dat noodzakelijk is. Van de normstellende

instrumenten wordt tot nu toe nog niet op elk niveau even

gretig gebruikgemaakt. Op rijksniveau is de invoering van de

eerste tranche van de AMvB Ruimte om diverse redenen

ernstig vertraagd. Er zijn niettemin een aantal inpassings-

plannen in procedure gebracht en zelfs al vastgesteld.

Provincies zijn daarentegen wel redelijk breed gebruik gaan

maken van het voor hen totaal nieuwe instrumentarium.

Gemeenten maken van hun bevoegdheid om bestemmingsplan-

nen vast te stellen veelvuldig gebruik, maar deze zijn over het

algemeen niet sturend van aard. Een structuurvisie vaststellen

met een sturend karakter en als basis voor het kostenverhaal

komen we in de praktijk helaas nog maar zelden tegen.

Gelet op de huidige marktomstandigheden en gegeven de

bezuinigingen zullen overheden naar verwachting meer

gebruik gaan maken van het totale pakket aan sturingsmid-

delen. Ze hebben tegelijkertijd te maken met een (krediet)-

crisis, met (regionale) krimp van de bevolkingsomvang, een

overschot aan pijplijnprojecten, terwijl de marktvraag is

teruggevallen en – last but not least – minder geld. We

mogen hopen dat er niet uitsluitend wordt gestuurd op

kwantiteit in plaats van kwaliteit. Een mooi voorbeeld hoe

dat kan, is het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020.

Hierin hebben Rijk, provincies en gemeenten afgesproken

dat er niet meer ongebreideld bedrijventerreinen worden

ontwikkeld als niet eerst alle mogelijkheden voor herstruc-

turering zijn benut; de zogenaamde SER-ladder. Het gevolg

hiervan zal zijn dat er minder sprake is van intergemeente-

lijke concurrentie en een onnodige overcapaciteit die ook

tot een onnodige aantasting leidt van de ruimtelijke

kwaliteit van het landschap. Bestuurlijke afspraken en

samenwerking op basis van een heldere visie, zoals op het

gebied van bedrijventerreinen, zijn echter ook wenselijk

met betrekking tot woningbouw, detailhandel en de

ontwikkeling van kantoren.

Op dit moment is de fi nanciering van binnenstedelijke

transformaties haast onmogelijk bij gebrek aan winstgeven-

de uitleglocaties. De Stuurgroep onorthodoxe maatregelen

meent dat gemeenten en Rijk moeten samenwerken aan een

nieuw (fi nancieel) perspectief3 en kennis moeten uitwisselen

over de gebruiksmogelijkheden van de bestaande wet- en

regelgeving. Sturing op kwantiteit en kwaliteit, waar

overheden nu dus de middelen voor hebben, is dringend

gewenst. Provincies zouden daarbij meer de regie naar zich

toe moeten trekken. Ze hebben daar zelfs de (morele)

verplichting toe omdat Gedeputeerde Staten toezicht

uitoefenen op de begroting en jaarrekening van gemeenten.

En sturen op bovengemeentelijke en regionale ontwikkelin-

gen is natuurlijk altijd een taak van een provincie. Die

daarnaast (nog) de mogelijkheid heeft om grootschalig te

investeren gelet op de fi nanciële reserves.

Harry Gerritsen é

(Eiff el) hgerritsen@eiff el.nl

Noten

1. Handleiding exploitatieplan, Den Haag, 2010.

2. Financieringsmiddelen uit gebiedsontwikkeling en bestemmingswijzi-

gingen. Een verkenning van de publiekrechtelijke mogelijkheden van

planbatenheffi ng, bovenplanse verevening en verruiming van het

huidige kostenverhaal, Ecorys en VD2, Rotterdam, maart 2010.

3. Rapport van de Stuurgroep onorthodoxe maatregelen ‘De onorthodoxe

benadering bij gebiedsontwikkeling’.

Getalsmatige onderbouwingvan de praktijkobservaties

Aantal projectbesluiten versus bestemmingsplannen

2008: 9 projectbesluiten en 101 bestemmingsplannen

(1 staat tot 11)

2009: 397 projectbesluiten en 1648

bestemmingsplannen (1 staat tot 4)

Aard van de vastgestelde bestemmingsplannen

53% gericht op concrete (project)ontwikkeling en 35%

op actualisering. De overige 12% is gericht op

reparatie (4%) of planmatig (sturend) (8%) van aard.

Verhouding bestemmingsplannen met een bouwtitel

tot exploitatieplannen

53% van de bestemmingsplannen/projectbesluiten

(2154) omvat (een) bouwtitel(s). Daarvan wordt in 4%

van alle gevallen een exploitatieplan (50) vastgesteld.

Bron: Ex-durante evaluatie Wro – Planbureau voor de Leefomgeving,

Den Haag/Bilthoven, 2010 (Onderzoeksperiode 1 juli 2008 tot en met

31 december 2009)

Trend

Gebiedsontwikkel ing

in de Zuidplaspolder,

gebaseerd op samenwer-

king overheden en

marktpar t i jen.

Foto: MR

ROM_11_01_02.indd 28ROM_11_01_02.indd 28 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM

Page 31: ROm 1/2 2011

Th uiskantoor betaalt zich uit in klinkende munt

De belangstelling voor een kantoor-werkplek dicht bij huis neemt hand over hand toe. Terecht. De trend is goed voor het milieu én goed voor de portemonnee. Alle reden dus om deze ontwikkeling via het ruimtelijk beleid te bevorderen.

Ruim een derde van alle werkenden

in Nederland begint de werkdag

met een rit naar kantoor in een

andere gemeente om tegen de avond

deze weg in omgekeerde richting weer

af te leggen. Dit patroon eist grote

maatschappelijke off ers, zoals

ongevallen en letsels en verbrokkelde

steden en dorpen. Tel daarbij op het

milieubederf door energie- en

materiaalbeslag, vuile lucht en

natuurverlies.

Een alternatief is het realiseren van

kantoorplekken in woonbuurten.

Technologie hiervoor is in betere

elektronicazaken verkrijgbaar en

communicatiemiddelen gebruikt

vrijwel iedereen. Bovendien voorziet

een kantoorwerkplek in of dicht bij

huis in een behoefte gezien het

groeiend aantal zzp’ers en kleine

zelfstandigen. Sommigen ontplooien

zich zelfs tot de multinationaal

opererende netwerken, de micromulti-

nationals met vestigingen in meerdere

landen. De netwerkeconomie is dus

geen randverschijnsel meer.

In vergelijking met een centrale

kantoorvestiging kan met gedistribu-

eerde kantoor-werkplekken fl ink op

kosten worden bespaard, waaronder die

van een parkeerplaats bij het kantoor

en ongeveer 400 uur per jaar tijdsverlies

vanwege het grotendeels wegvallen van

de reistijd. Ook wordt bespaard op

enkele m2 kantooroppervlak per

werkplek omdat bruto- en netto-opper-

vlak van een gedistribueerd kantoor

dichter bij elkaar liggen. Daartegenover

staan hogere kosten van moderne infor-

matie- en communicatietechnologie en

de kosten van deskundige arbeid om de

technologie te onderhouden.

Al met al nemen de gemiddelde keten-

kosten per kantoor-werkplek af van

ongeveer 22.000 euro tot circa 18.000

euro per jaar. Doorgerekend naar de

potentiële mogelijkheden van deze

nieuwe manier van werken betekent dat

hiermee vele tientallen miljoenen euro’s

te besparen zijn. Daarnaast zijn er hoge

indirecte baten omdat de maatschappe-

lijke en ecologische off ers van het

woon-werkverkeer worden beperkt.

Ondanks alle voordelen komt de transitie

van centrale naar gedistribueerde

kantoren niet vanzelf op gang. Eerst

moet het gedrag van zowel werknemers

als organisaties veranderen. Ook moeten

mensen leren om hun werk- en privérela-

ties anders in te richten. De transitie kan

wellicht op gang komen in de organisaties

die al in hoge mate op zelfstandigheid en

fl exibiliteit van het personeel drijven,

zoals in het beleids-, onderzoeks- en

opleidingsveld. Als hiermee circa 10% van

het kantoorwerk wordt gedistribueerd,

scheelt dat heel wat fi les. Het ruimtelijk

beleid kan dit bevorderen door experi-

menten met de gedistribueerde kantoren

te faciliteren en tegelijk het ruimtever-

bruik voor kantoren in te dammen.

Dr. Yoram Krozer, é

Lid VVM-werkgroep Innovatie en

werkzaam bij Universiteit Twente/

Sustainable Innovations Academy

VVM AgendaVervolgcursus Meten van Emissies

naar Lucht (drie dagen)

Vrijdagen medio maart april 2011

Regardz Eenhoorn, Amersfoort

Cursus Modellering van versprei-

ding van luchtverontreiniging

Vrijdagen medio mei juni 2011

Wageningen en Utrecht

Wereldmilieudag

Zondag 5 juni

Nationale Milieudag

Vrijdag 17 juni

Provinciehuis Zuid-Holland

Milieubeurs

Dinsdag 4 t/m donderdag 6 oktober

Brabanthallen, Den Bosch

NCGG6

Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november

Amsterdam

VVM Adresgegevens

Josquin des Prézstraat 1

Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch

T 073-6215985

F 073-6216985

E [email protected]

W www.vvm.info

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet

zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als

criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist

die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en in-

spirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is

het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

januari/februari 2011

29

ROM_11_01_02.indd 29ROM_11_01_02.indd 29 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM

Page 32: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

30

Monumentenzorg is een slimme investering. Het levert zowel landelijke als lokale overheden geld op.

Elke uitgave verdient zich dubbel terug. Toch zet het kabinet het mes ook in de monumentenzorg. Volgens

Pieter Baars valt te vrezen dat hierdoor ons cultuurhistorische erfgoed verschraalt terwijl de economie er

nog onder lijdt ook.

Monumentenzorg als goudmijn

WinstgevendDaarnaast bezuinigen centrale en decentrale overheden ook

nog eens op de monumentenzorg. Monumentenzorg leek

onder het kabinet-Rutte buiten schot te blijven, maar is toch

meegenomen in de generieke bezuinigingen op cultuur. In

deze kabinetsperiode wordt structureel vijf procent op

monumentenzorg bezuinigd. Lokale overheden laten zich

ook niet onbetuigd en bezuinigen op personeel, expertise en

subsidies. Dat is niet verstandig. Niet alleen omdat de

voorraad te restaureren panden hierdoor stijgt, maar ook

omdat een potentiële inkomstenbron hiermee opdroogt.

Restauratiesubsidies hebben een gunstig eff ect op de

Nederlandse economie. Elke miljoen euro aan investeringen

leidt tot gemiddeld 5,1 manjaren extra werkgelegenheid.

Bovendien verdient de overheid de investeringen in

monumenten terug dankzij verhoogde belastinginkomsten.

En passant stellen we onze historische plicht om het

cultureel erfgoed fatsoenlijk over te dragen ook nog eens

veilig.

Bureau Berenschot heeft in 2010 op verzoek van het Natio-

naal Restauratiefonds de economische eff ecten van investe-

ringen onderzocht. Uit deze studie blijkt dat het Rijk van

elke in monumentenzorg geïnvesteerde euro direct 0,97 euro

terugverdient in de vorm van hogere belastinginkomsten.

Het Centraal Planbureau heeft berekend dat macro-econo-

misch uiteindelijk van elke euro 1,50 euro terugvloeit in de

staatskas (zie ook het onderzoeksrapport ‘Investeren in

Monumenten 2010’ van het Nationaal Restauratiefonds).

WaardestijgingNiet alleen de rijksoverheid wordt beter van de monumen-

tenzorg, ook gemeenten profi teren van investeringen in de

Wat zou Nederland zijn zonder zijn unieke monumen-

ten? Niet alleen zou de cultuurhistorische erfenis

verkwanseld zijn, we zouden ook forse economische schade

lijden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat investeren in

monumenten zich ruimschoots terugbetaalt. Deze

goudmijn voor de overheid wordt nu echter van twee

kanten bedreigd: door de op stapel staande nationale en

lokale bezuinigingen, en door de onvoorziene gevolgen van

de op zich goedbedoelde aanpassing van het Besluit

ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht

(Bor). Deze aanpassingen behelzen dat meer werkzaamhe-

den vergunningvrij worden en dat gemeenten vanaf medio

2011 meer verantwoordelijkheden krijgen voor de cultuur-

historie. De lokale overheden hebben echter onvoldoende

capaciteiten om daar naar behoren op in te haken.

Toevalstreff ersTe vrezen valt dat gemeenten hun nieuwe verantwoordelijk-

heid niet kunnen waarmaken als gevolg van de verande-

rende Bro en Bor. Degenen die er wel werken, ontberen

veelal de noodzakelijke deskundigheid. In de beleidsbrief

Modernisering Monumentenzorg van 2009 erkent het

ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

dat lang niet alle gemeenten voldoende kennis in huis

hebben om hun rol in de erfgoedzorg goed te kunnen

uitvoeren. Het onderzoek van bureau AEF in opdracht van

OCW bevestigt dit beeld. Middelgrote gemeenten hebben

zeker vijf jaar nodig om MoMo-proof te worden en kleinere

gemeenten zeven jaar. Cultuurhistorie en archeologie zijn

meestal slechts een klein onderdeel van het takenpakket

van de gemeenteambtenaren. Ze doen het erbij. Uit

onderzoek van adviesbureau Royal Haskoning voor de

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt bovendien dat

de bestuurlijke aandacht voor cultuurhistorie vooral wordt

bepaald door de persoonlijke belangstelling van een

wethouder. Het overgrote deel van ’s lands gemeenten

dreigt te worden overvraagd en zal de beleidsdoelstelling

van de modernisering van monumentenzorg voorlopig niet

kunnen realiseren.

Restauratiesubsidies hebben een gunstig eff ect op de Nederlandse economie

Forum

ROM_11_01_02.indd 30ROM_11_01_02.indd 30 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM

Page 33: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

31

cultuurhistorie. Uit onderzoek van advies- en ingenieursbu-

reau Witteveen+Bos blijkt dat authenticiteit en de aanwezig-

heid van historische kenmerken een meerwaarde opleveren

van € 34.000 per woning. Buurten met veel monumenten

hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde. De hogere

vastgoedwaarde van historische gebouwen levert gemeenten

hogere inkomsten op via de onroerendezaakbelasting. Ook

de toeristenbelasting neemt voor gemeenten met veel

cultureel erfgoed toe. Het historische karakter van de

binnenstad van Delft levert de stad jaarlijks € 400.000 extra

op. Een omgeving met cultureel erfgoed is ook een aantrek-

kelijke vestigingsplaats voor hoogopgeleide en creatieve

mensen en bedrijven.

Monumentenzorg levert de samenleving veel op: geld en een

erfenis om trots op te zijn. Door louter naar de korte termijn

te kijken, doen landelijke en lokale politici de schatkist en

het landschap tekort. De inkomsten dalen, de economie lijdt

en de gebouwen verloederen. Onze cultuurhistorische

geschiedenis is kwetsbaar en als we niet oppassen, laten we

het nageslacht een schraler aanzicht van onze dorpen,

steden en landschap na. Gemeenten moeten blijven

investeren in vakkundigheid en capaciteit. Beleidsmedewer-

kers ruimtelijke ordening moeten meer gevoel krijgen voor

de cultuurhistorische waarden in de gemeente. Rijk,

provincies en gemeenten doen er voorts verstandig aan om

een plan van aanpak te ontwikkelen, waardoor alle gemeen-

ten beter proactief kunnen inzetten op cultuurhistorie als

inspiratiebron voor de inrichting van de ruimte. En laat het

geld dan maar binnenstromen.

Pieter Baars é

hoofd communicatie en strategie

Nationaal Restauratiefonds

Buurten met veel monumenten hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde

L eiden: industr ieel

er fgoed

Foto: MR

ROM_11_01_02.indd 31ROM_11_01_02.indd 31 2/1/2011 10:01:33 PM2/1/2011 10:01:33 PM

Page 34: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

32

Forum

Natuurorganisaties, boeren en lokale overheden frustreren de natuurontwikkeling in

Nederland. Zij stellen bij natuurontwikkelingsprojecten slechts hun eigen belangen centraal.

Deze situatie levert alleen maar verliezers op, zowel op lokaal als op landelijk niveau. Er is

een gebrek aan onderling vertrouwen en te weinig zicht op verandering. Projecten vertragen,

frustraties lopen hoog op en veel middelen worden verspild. Philip Drontmann pleit voor

begrip voor elkaars standpunten, en samen zoeken naar overeenkomstige belangen.

Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland

vaak bekoeld. Dit uit zich dan in juridisch getouwtrek en

vervelende uitspraken in de media.

Betrokken partijen bij natuurontwikkeling denken nog te

veel in onmogelijkheden in plaats van mogelijkheden. Zij

stemmen bij voorbaat tegen de plannen van de ‘tegenpartij’

en verdiepen zich niet in hun achtergrond en mogelijk

In Nederland zijn veel projecten bekend waar een afstande-

lijke relatie tussen natuurorganisaties en boeren is

ontstaan als gevolg van complexe natuuropgaven. Voorbeel-

den hiervan zijn de plannen voor het Wieringermeer,

Horstermeerpolder, Het Buijtenland van Rhoon en de

Empese en Tondense heide. Ook de relatie tussen lokale

overheden en de agrarische belangenvertegenwoordigers is

Natuurorganisat ies ,

bedr i j fs leven en

overheden zi jn met

e lkaar in gesprek om te

zoeken naar oplossingen

voor de taaie

vraagstukken rond de

Eemsdelta .

Sam

en

werkende partijen

InternSOM

1. Doel stellen9. Evaluatie

Interneorganisatie Voorbereidend

Voorbereidend kwadrantMonitorend kwadrant

Uitvoerend

Uitvoerend kwadrant

Extern

Analytisch/controlerendkwadrant

2. Inventariserenissues/

stakeholders/mijlpalen

3. Identificeren/analyseren

standpunten enbelangen

4. Strategieper stakeholder

bepalen

5. Effectief enresultaatgerichtdialoog starten

6. Constuerendonderhandelen

7. Conflictresolution

8. Monitoring

4. Verankerenen monitoren

1. Etalerenmethode

2. Bewijsvoeringverzamelen

3. Overdragenop anderen

ROM_11_01_02.indd 32ROM_11_01_02.indd 32 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM

Page 35: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

33

gedeelde belangen. Partijen stellen zich daarbij onvoldoende

kwetsbaar op uit angst zichzelf te veel bloot te geven en de

controle te verliezen. Doordat zij niet hun eigen onzekerhe-

den benoemen en de feiten boven water halen, slagen zij er

niet in de verdiepingsslag te maken en tot resultaten te

komen. In plaats daarvan denken zij vanuit een ivoren toren

na over wat zij zelf willen bereiken. Dit zorgt ervoor dat er

geen constructieve oplossingen voor natuuropgaven bedacht

worden. Natuurontwikkeling in Nederland komt hierdoor

niet tot bloei.

InterventiestrategieDe oplossing voor deze dilemma’s en belangentegenstellin-

gen ligt zo vaak dicht bij huis, dat de meeste belanghebben-

den er onbewust overheen stappen. Eenvoudig gezegd geldt

het adagium: zorg dat je met elkaar aan tafel komt en elkaar

begrijpt. Dat gaat echter verder dan samen een kop koffi e

drinken, je hart luchten en aangeven dat je de situatie ook

best ongemakkelijk vindt. Deze eenvoudige voorstelling van

zaken levert te weinig structurele resultaten op. De omstan-

digheden zijn complexer en weerbarstiger en vragen een

planmatige aanpak, een interventiestrategie, gebaseerd op

oprechte interesse in de belangen van de stakeholders. Het is

essentieel dat betrokken partijen elkaars belangen begrijpen.

Pas daarna kunnen zij nadenken over de mogelijke oplos-

singsrichtingen.

In de praktijk gaat dat als volgt. Eerst dienen alle partijen

zich te verdiepen in de tegenpartij. Wat weet je van je

gesprekspartners? Speel hierbij geen detective, maar verdiep

je gedegen in de ander. In de dialoogfase moet er vooral

worden geluisterd naar de tegenpartij. Vragen moeten

worden gesteld en veronderstellingen moeten worden

getoetst. Om te komen tot een constructieve dialoog loont

het om langs de beelden te lopen die mensen van kinds af

aan hebben meegekregen. Deze hebben grote invloed op hoe

er gedacht wordt over natuurontwikkeling in relatie tot

functies zoals landbouw en wonen. Stap over van uitwisse-

ling van standpunten naar het willen begrijpen van elkaars

belangen. Standpunten kunnen vrij gemakkelijk veranderen,

belangen blijven constant. Voorbeelden van boerenbelangen

zijn brood op de plank en continuïteit, terwijl voor natuuror-

ganisaties geldt dat behoud van natuur en steun bij de

achterban belangrijk zijn. Neem de tijd om elkaar te begrij-

pen, zowel op het emotionele als inhoudelijke vlak van de

vraagstukken.

IssueteamsVoor alle partijen die een sleutelrol spelen bij de versterking

van onze natuur, levert de hiervoor beschreven aanpak

profi jt op. Exemplarisch hiervoor is de aanpak die de

Provincie Groningen in 2010 heeft gekozen bij het Project

Ecologie & Economie in Balans voor de Eemsdelta. Dit is een

project dat als doel heeft balans te creëren tussen de

economische ontwikkeling van de havenregio’s rond Delfzijl

en het waddengebied. Natuurorganisaties, bedrijfsleven en

overheden met verschillende standpunten en belangen zijn

hier met elkaar in gesprek gegaan om gezamenlijk te zoeken

naar oplossingen voor de taaie vraagstukken rond de

Eemsdelta. De aanpak in dit project is in vier verschillende

kwadranten opgedeeld. In het voorbereidende kwadrant is

door de provincie een issueanalyse en stakeholdersanalyse

uitgevoerd om te inventariseren over welke onderwerpen

partijen van mening verschillen (issues), wat hun belangen

zijn en in welke mate elk issue ieders belangen raakt. Op

basis daarvan zijn in het tweede kwadrant prioritaire issues

bepaald. Met een van deze issues is men gestart. Voor dit

prioritaire issue is een Issueteam gevormd met vertegen-

woordiging uit de stakeholders. Stakeholders hebben in

gezamenlijkheid gekeken wat de stand van zaken is, feiten

bijeengebracht en beelden indringend en open met elkaar

gedeeld. Om met elkaar tot afspraken en maatregelen te

komen, hebben de issueteamleden een gedeeld beeld van het

probleem vastgesteld, een belangrijke stap in het bouwen

van vertrouwen en om te komen tot duurzame oplossingen.

Met dit gedeelde beeld als vertrekpunt worden in het derde

kwadrant maatregelen geïnventariseerd, nieuwe oplossingen

uitgedacht en gewogen. In het vierde kwadrant zullen de

partijen tot afspraken komen over de maatregelen, imple-

mentatie en monitoring.

Provincies en gemeenten moeten blijvend het initiatief

nemen bij natuurontwikkeling. Laten zij in de planfase de

betrokken partijen uitnodigen om alle belangen op tafel te

brengen en vertrouwen te bouwen door een gezamenlijk

proces te bewandelen. Niet de regie pakken, maar faciliteren

en meedoen. Er ontstaat ruimte voor creativiteit en

onorthodoxe oplossingsrichtingen. Gedeelde belangen geven

energie en vaart. Een aanpak die zorgt voor gedragen

oplossingen die daarom langer stand houden en frustraties

omzet in plezier tot samenwerken.

Philip Drontmann é

Adviseur Mutual Gains

Twynstra Gudde

Betrokken partijen bij natuurontwikkeling stellen zich onvoldoende kwetsbaar op uit angst de controle te verliezen

ROM_11_01_02.indd 33ROM_11_01_02.indd 33 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM

Page 36: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

34

Bij de aanleg van de Vinex-wijk Stadshagen heeft de

gemeenteraad van Zwolle besloten de verloren gegane

weidevogelpopulatie op vrijwillige basis te compenseren.

Toentertijd was nog geen sprake van verplichte compensatie.

Het zou gaan om tweehonderd paren van met name kievit,

grutto en tureluur, en in mindere mate scholekster, wulp,

veldleeuwerik en gele kwikstaart.

Veelal wordt bij natuurcompensatie grond aangekocht en

overgedragen aan een natuurbeschermingsorganisatie. Hier

gaat het echter om weidevogels, waarvan de aanwezigheid

nauw samenhangt met agrarisch grondgebruik. Daarom is

gezocht naar een manier van compensatie in samenwerking

met agrariërs, zonder hiervoor zelf grond aan te hoeven

kopen. Hierbij speelt tevens een rol dat Stadshagen grenst

aan het Nationaal Landschap IJsseldelta, een gebied waar

het agrarisch gebruik van de polder bijdraagt aan de

landschappelijke kwaliteit van het gebied.

StructureelDe gemeente Zwolle wil een langjarige vorm van samenwer-

king. Ze ziet natuurherstel niet als iets tijdelijks, maar als

een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden.

Tegelijkertijd moet ook voor de betrokken agrariërs duidelijk

zijn dat een langjarige samenwerking meerwaarde heeft

boven de bestaande kortlopende weidevogelsubsidies.

Daarnaast wil de gemeente Zwolle dat de agrariër op de een

of andere wijze aandacht besteedt aan voorlichting van de

Zwollenaren. Vervolgens heeft de Zwolse gemeenteraad

aangegeven dat de compensatie dient plaats te vinden in het

Nationaal Landschap IJsseldelta, en gemakkelijk bereikbaar

moet zijn voor Zwollenaren. Opmerkelijk is dat het zich niet

per se binnen de Zwolse gemeentegrenzen hoeft af te spelen.

Na een bijeenkomst met het bestuur van de Agrarische

Natuurvereniging Camperland kwam de gemeente Zwolle in

Compensatie van weidevogels

De Zwolse aanpak In de polder Mastenbroek onder de rook van de stad Zwolle krijgt een unieke vorm van

natuurcompensatie vorm. Een langjarige samenwerking tussen de gemeente en een agrariër,

met structurele vergoedingen voor weidevogelbeheer boven op bestaande subsidies. De

gemeente hoeft de grond niet aan te kopen, de boer heeft harde garanties voor zijn agrarisch

natuurbeheer, de Zwollenaren hebben toegang tot een bijzonder natuurgebied.

Etalage

ROM_11_01_02.indd 34ROM_11_01_02.indd 34 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM

Page 37: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

35

contact met de voortrekkers van het weidevogelbeheer. ‘Daar

begon de zoektocht naar gemotiveerde agrariërs, waar we

een langjarige samenwerking mee aan konden gaan’, vertelt

projectleider Marjan Vervoort. Deze resulteerde in het

voorjaar van 2010 in een samenwerkingscontract met de

maatschap Pelleboer, een biologisch melkveebedrijf in de

polder Mastenbroek op zo’n vier 4 km van Stadshagen.

LangjarigOp de vraag wat dit bedrijf zo geschikt maakt voor een

duurzame compensatie van weidevogels, wijst stadsecoloog

Lieuwe Dijkstra op de ruime ervaring met weidevogelbeheer

bij deze agrariër. ‘Hij heeft regelmatig meegedraaid in

provinciale subsidieprogramma’s op dit gebied. De melkvee-

houderij heeft een goede weidevogelstand, die echter nog

ruimte biedt voor groei.’ Dijkstra wijst erop dat het niet de

bedoeling is om alleen bestaande populaties te beheren.

‘Compensatie treedt pas op wanneer er op het bedrijf een

groei van de populaties plaatsvindt.’

Het bedrijf heeft een duidelijke visie op de toekomst en dat

is voor de gemeente een groot voordeel en een uitdrukke-

lijke voorwaarde, vult Marjan Vervoort aan. ‘Een langjarig

contract heeft langdurig consequenties voor de bedrijfsvoe-

ring, ook voor de bedrijfsopvolger. Die moet er achter

staan. De agrariër heeft er bovendien plezier in om met

mensen om te gaan, wat goed aansluit bij de wens van de

gemeente Zwolle om de weidevogelcompensatie door

middel van het ontvangen van groepen en het organiseren

van excursies beter onder de aandacht van het publiek te

brengen.’

Het feit dat het een biologisch melkveebedrijf betreft,

betekent niet dat gangbare bedrijven geen geschikte

kandidaat zouden kunnen zijn. ‘Maar het Zwolse beleid is

gericht op stimulering van biologische landbouw’, laat

Vervoort weten. ‘En er zijn bovendien sterke aanwijzingen

dat het bodemleven op biologische bedrijven meer voedsel

biedt voor opgroeiende weidevogels’, vult Dijkstra aan.

Alterra heeft voortdurend de voorstellen die op tafel

kwamen doorgerekend op succes. Ecoloog Lieuwe Dijkstra

daarover: ‘Maatgevend is de gruttostand, een erg belangrijke

en kritische weidevogelsoort. Het beheerplan is uiteindelijk

geoptimaliseerd op kosten en op de jaarlijkse productie van

vliegensvlugge gruttojongen. De laatst gemeten gruttostand

van het bedrijf van maatschap Pelleboer was vijftien paar (in

2009). De modellen van Alterra, voornamelijk gebaseerd op

de beschikbaarheid van zogenaamd kuikenland in de periode

dat de gruttojongen opgroeien, voorspellen uiteindelijk een

toename van de gruttostand naar 43 paar.’

De gemeente ziet natuurherstel als een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden

èè

ROM_11_01_02.indd 35ROM_11_01_02.indd 35 2/1/2011 10:01:42 PM2/1/2011 10:01:42 PM

Page 38: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

36

SamenwerkingscontractHet agrarisch bedrijf van de maatschap Pelleboer beslaat

55 ha. Voor 6,5 ha was al een zogenaamd SNL-pakket

afgesloten, in het kader van het subsidiestelsel Natuur- en

Landschapsbeheer zoals dat met ingang van 1 januari 2010 in

Nederland is ingegaan. Deze contracten lopen over een periode

van zes jaar. ‘Langjarige investeringen zijn dan moeilijk voor

agrariërs omdat er geen garantie is wat er na die zes jaar

gebeurt en ‘omdat investeringen niet vergoed worden. De visie

van de boer reikt in dit geval verder,’ weet Marjan Vervoort te

vertellen. ‘En daarom biedt dit samenwerkingscontract met de

gemeente Zwolle meer perspectief.’ (Zie kader.) Hierdoor kan

bijvoorbeeld de meerprijs van biologisch voer worden vergoed.

Bovendien stimuleert de premie bij succes de boer om ervoor

te zorgen dat zijn weidevogelpopulatie groeit.

Vervoort: ‘Er is een eerste looptijd afgesproken van twintig

jaar, met een mogelijkheid tot verlenging. De beoogde

bedrijfsopvolger heeft het contract meeondertekend.’

Verder reserveert de gemeente budget om te zorgen dat de

subsidies ook doorlopen indien de bestaande SNL-regeling

verdwijnt. Indien de SNL-subsidie ruimer wordt, wordt deze

in mindering gebracht op de gemeentelijke reservering.

PublieksfunctiesKomend voorjaar kunnen Zwollenaren het bijzondere

agrarische weidevogelgebied bezoeken. Gedurende het

broedseizoen worden weidevogelexcursies gehouden.

Hiervoor is budget beschikbaar dat bijdraagt aan de

inrichting van een ontvangstruimte, een personenbusje voor

de excursies, kijkers en bebording. Plaats en tijd van de

excursies worden bekendgemaakt via VVV en huis-aan-huis-

bladen.

De agrarische natuurvereniging Camperland voert tellingen

uit van het aantal broedende vogels. Dit is bepalend voor de

hoogte van de legselbeheervergoeding. Tevens worden bij

deze tellingen de nesten gelokaliseerd, waarna de volgorden

van maaien van de diverse percelen (maaitrappenbeheer)

wordt bepaald.

Lieuwe Dijkstra ten slotte: ‘We hebben alles in contracten

met de boer vastgelegd. Dat moet, als je voor twintig jaar een

verplichting met elkaar aangaat. Maar het belangrijkst is, dat

er wederzijds vertrouwen is. Dat heeft geleid tot een goede

verstandhouding, waarbij er oog is voor elkaars belangen.

Weidevogels hebben veel belang bij continuïteit, net als een

agrarische ondernemer.’

Met medewerking van: é

Marjan Vervoort, projectleider Noordelijke Stadsrand

Zwolle/Nationaal Landschap IJsseldelta

Lieuwe Dijkstra, gemeente Zwolle, ecoloog

Voor meer informatie: [email protected]

Beheermaatregelen

Binnen de reguliere SNL krijgt de boer een aantal maatregelen vergoed. De vergoedingen zijn te

onderscheiden in:

3 ha weidevogelgrasland met rustperiode van 1 april tot 1 juni 897 euro

3 ha kruidenrijk weidevogelgrasland 3381 euro

6 ha toeslag ruige mest 834 euro

0,5 ha plas dras van 15 februari tot 15 juni 1063 euro

Legselbeheervergoeding (vast deel) 1100 euro

4 ha keukenstrokenbeheer verdeeld over 40 ha, 1536 euro

Totaal 8811 euro

Verder kent SNL een variabele legselbeheervergoeding voor kritische soorten van 34,50 euro per nest.

Binnen de Zwolse aanpak krijgt de boer jaarlijks een aantal aanvullende vergoedingen. Deze zijn te onderscheiden in:

– jaarlijks vergoeding voor het maaitrappenbeheer op maximaal 40 ha;

– jaarlijkse vergoeding voor de meerprijs van biologisch voer op 46,5 ha (ha’s SNL plus maaitrappenbeheer);

– jaarlijkse (aanvulling op) vergoedingen voor legselbeheer op 55 ha;

– jaarlijkse vergoedingen voor excursies en voorlichting.

Etalage

ROM_11_01_02.indd 36ROM_11_01_02.indd 36 2/1/2011 10:01:51 PM2/1/2011 10:01:51 PM

Page 39: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

37

Zwolse volkswijk krijgt mogelijk eigen duurzame dienstenbedrijf

Samenwerking sleutel voor duurzame

herstructurering in Dieze-Oost

Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt aan de noordkant van Zwolle, zal over een

aantal jaren hét paradepaardje van duurzame stedelijke herstructurering zijn. De jaren

vijftig en zestig portiekflats ondergaan een grondige modernisering, het winkelgebied

krijgt een facelift en er wordt fors geïnvesteerd in de openbare ruimte; en dat allemaal met

duurzaamheid als leidend principe. Meest verregaand zal de gebiedseigen energievoorziening

zijn, op basis van ondergrondse warmte- en koudeopslag. Om daar het optimale rendement

uit te halen, is de oprichting van een duurzame-dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad

is ambitieus, de corporaties willen graag meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of de

businesscase haalbaar is.

Duurzaamheid is een vitale pijler onder het collegepro-

gramma van het Zwolse stadsbestuur. In juli 2009 is

door de gemeente Zwolle en de Zwolse woningbouwcorpora-

ties het convenant ‘Samen voor een duurzame voorraad’

getekend (zie het tweede kader). Het convenant bevat

prestatieafspraken over duurzaamheid die gelden voor de

gehele Zwolse huurwoningvoorraad. Dieze-Oost is de eerste

woonbuurt die wordt aangepakt.

Praktijkdossier

èè

ROM_11_01_02.indd 37ROM_11_01_02.indd 37 2/1/2011 10:01:51 PM2/1/2011 10:01:51 PM

Page 40: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

38

Praktijkdossier

Scenari

Sam

enw

erki

ngP

eop

leP

lane

tCo

ncep

tP

rofi

t

Sam

envatting Dieze O

ost.indd 11/31/2011 12:39:26 P

MDuurzaamheidsvisie

De duurzaamheidsvisie Dieze-Oost is opgebouwd rond vijf scenario’s en een vertrekpunt die staan weergegeven in het

fi guur. De bovenste horizontale balk visualiseert het vertrekpunt en de scenario’s aan de hand van icoontjes. Van links

naar rechts zijn de scenario’s in oplopend ambitieniveau van samenwerking weergegeven. Deze samenwerking is

gevisualiseerd in de tweede balk. Hiervoor zijn in Dieze-Oost vijf belangrijke actoren benoemd: gemeente Zwolle, beide

woningbouwcorporaties, energiebedrijf en de particuliere woningbezitters. Bij het vertrekpunt zweven de partijen los

van elkaar en vindt samenwerking slechts incidenteel plaats. Vanaf het eerste scenario wordt de samenwerking

intensiever en structureel van aard. Drie horizontale balken daaronder geven per scenario weer in welke mate duur-

zame ambities op het gebied van People, Planet en Profi t worden gerealiseerd. Voor elke P zijn daartoe deelaspecten

benoemd, bijvoorbeeld CO2-

uitstoot en woonlasten. Hoe verder de balk gevuld is, hoe groter de behaalde voordelen ten

opzichte van het vertrekpunt. Gezamenlijk geven de drie P’s per scenario de duurzaamheidsbalans weer. Door scena-

rio’s naast elkaar te presenteren kunnen scenario’s eenvoudig onderling worden vergeleken. Bij het vertrekpunt zijn

geen van de duurzame ambities gerealiseerd en bij het vijfde scenario zijn de duurzame ambities maximaal gerealiseerd.

Duurzaamheid vormt daarmee binnen de duurzaamheidsvisie geen doel op zich maar een toetsingsinstrument

waarmee het eff ect van keuzes inzichtelijk kan worden gemaakt.

AchtergrondMet de duurzame herstructurering hebben de gemeente Zwolle en de woningbouwcorporaties zich een ambitieus doel

gesteld. Aan TTE en Aramis is de opdracht gegeven om met een duurzaamheidsvisie verder invulling aan de benodigde

ROM_11_01_02.indd 38ROM_11_01_02.indd 38 2/1/2011 10:02:03 PM2/1/2011 10:02:03 PM

Page 41: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

39

io

Sam

envatting Dieze O

ost.indd 11/31/2011 12:39:26 P

M

èè

fysieke ingrepen te geven. Technische concepten vormen hiervoor de basis. Welke energieconcepten zijn toepasbaar? De

duurzaamheidsbalans laat zien dat vanuit de techniek gemaakte keuzes van invloed zijn op andere thema’s. De aanleg

van bijvoorbeeld een collectieve energievoorziening op wijkniveau biedt kansen om gelijktijdig de openbare ruimte aan

te pakken en zelf de exploitatie ter hand te nemen waarmee kansen ontstaan om de woonlasten in toom te houden.

Technisch blijkt alles mogelijk te zijn maar de mate van samenwerking bepaalt uiteindelijk de duurzaamheid van de

herstructurering. Dat is de basisgedachte van de duurzaamheidsvisie. Deze stelling is onderbouwd door op businesscase-

niveau de scenario’s voor een periode van 25 jaar door te rekenen.

WaardevrijDe scenario’s zijn geen waardeoordeel en ook niet tot in detail uitgewerkt. De scenario’s schetsen de opgave waar

gemeente en woningbouwcorporaties voor staan. Ze laten de inspanning zien die geleverd moet worden om ambities op

papier om te zetten naar resultaten in de praktijk. Duidelijk is dat een hoge duurzaamheid verdergaande eisen aan de

samenwerking stelt dan gebruikelijk. Partijen moeten dit kunnen en willen. Zwolle en de woningbouwcorporaties

hebben elkaar hierin gevonden en streven alle ambitieniveau 3 na. De duurzaamheidsvisie en het samenvattende fi guur

blijken hierin een belangrijk bindmiddel te zijn. Ze maken dat helder en eenvoudig gecommuniceerd kan worden

waarom samenwerking zo belangrijk is. Hiermee ligt een stevige basis om in 2011 ambities daadwerkelijk waar te

maken.

Siebe Vrieswijk é

ROM_11_01_02.indd 39ROM_11_01_02.indd 39 2/1/2011 10:02:04 PM2/1/2011 10:02:04 PM

Page 42: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

40

Praktijkdossier

bouwarchitectuur volgens de principes van het Nieuwe

Bouwen. ‘Een prachtige buurt met haar authentieke

uitstraling, de jaren vijftig stedenbouw en architec-

tuur en de gelaagdheid in de bebouwing’, vindt Erwin

Stuiver van DeltaWonen. ‘En ook nog eens dicht bij het

centrum.’

EnergieverliesEen volkswijk is Diezerpoort altijd gebleven. Vooral de

tuindorpen zijn populaire woonbuurten. Dieze-Oost is

vanwege het aanbod van veel, relatief kleine huurfl ats meer

een wijk voor starters en voor lage inkomensgroepen. Dat

leidt tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling. ‘Dieze-Oost

is geen probleembuurt’, is een bezwering die je op het Zwolse

gemeentehuis meteen te horen krijgt, meestal gevolgd door:

‘En om dat zo te houden, is het nodig dat we de buurt

grondig aanpakken.’

Nu de woningen en de omgeving aan een

opknapbeurt toe zijn, biedt dat tegelijk de

mogelijkheid om het woningaanbod

gevarieerder te maken, zodat ook

gezinnen er kunnen blijven wonen.

‘We willen dat de wijk zijn waarde

houdt voor de stad. Dat vergt

investeringen in wonin-

gen en in de

openbare

Mate van samenwerking bepaalt duurzaamheidsniveau

De buurt maakt deel uit van Diezerpoort, een échte

volkswijk, die loopt van de monumentale vestingmuur tot

aan de A28. De oudste straten dateren uit de zestiende

eeuw en waren de uitvalswegen naar Meppel en Ommen.

In de negentiende en vroege twintigste eeuw zijn er

groepjes arbeiderswoningen neergezet en kregen een paar

typische tuindorpen vorm: de Indische buurt, de Schil-

dersbuurt en Bollebieste. Na de oorlog vond de

grootste uitbreiding plaats: Dieze-Oost. Het

merendeel bestaat uit sobere, maar

degelijke portiekflats, strak

in het gelid geplaatst.

Typische

Hollandse

weder-

op-

Geer t Groot-

estraat ,

Dieze-Oost

ROM_11_01_02.indd 40ROM_11_01_02.indd 40 2/1/2011 10:02:05 PM2/1/2011 10:02:05 PM

Page 43: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

41

Dieze-Oost is een wederopbouwwijk die in de jaren vijftig

gebouwd is. Dieze-Oost biedt met ruim 1900 woningen

onderdak aan circa 3500 bewoners. De Zwolse woning-

bouwcorporaties SWZ en DeltaWonen hebben respectie-

velijk 770 en 670 van de woningen in beheer. Hier-

mee bestaat de wijk

grotendeels uit

huurwoningen.

In het Zwolse

woningaanbod

neemt Dieze-Oost qua bevolkingssamenstelling een

bijzondere positie in. De relatief kleine en vaak

verouderde woningen vormen met hun lage huren een

ideaal onderkomen voor starters en mensen met lage

inkomens. Dit weerspiegelt zich in de bewoners: bijna

60 procent is alleenstaand, de leeftijdsgroep 18-39 is

sterker vertegenwoordigd dan elders in Zwolle, en

40 procent van de bewoners valt in een lage inko-

menscategorie. Door het beperkt aantal eengezinswo-

ningen is het percentage gezinnen met kinderen

slechts 10. Tot slot is met 27 procent het aantal

bewoners dat aangeeft te willen verhuizen, zodra de

kans zich voordoet, driemaal hoger dan in de rest van

Zwolle.

Profiel Dieze-Oostruimte. We streven naar een integrale kwaliteitsverbete-

ring’, legt Christian Voortman uit. Hij is beleidsadviseur

Milieu van de Gemeente Zwolle. Verduurzaming van de

energievoorziening heeft de allerhoogste prioriteit. De

naoorlogse woningen zijn slecht geïsoleerd en hebben

meestal gaskachels als verwarming. Giska Eisma van

woningcorporatie SWZ: ‘Iedereen kan zijn geld maar één

keer uitgeven. Dus als je fors moet investeren kun je dat

maar beter goed en weloverwogen doen. Het is duidelijk

dat woonlasten in de toekomst zwaarder gaan wegen dan

de huur. Bovendien vinden we dat we als maatschappelijke

organisatie het goede voorbeeld moeten geven. Hiermee

kunnen we laten zien dat ook in de sociale huur duurzaam

wonen realiseerbaar is.’

Duurzaamheid is voor DeltaWonen een leidend thema in

alle projecten. Stuiver: ‘Dit betekent voor Dieze-Oost dat

we op een duurzame manier met onze woningen, de

omgeving en de bewoners willen omgaan. Zo maken we

bijvoorbeeld bij het complex Simon van Slingelandtplein en

omstreken de keuze om de woningen niet te slopen, maar te

moderniseren.’

OntwikkelingskaderDe afgelopen twee jaar heeft de gemeente samen met de

twee woningcorporaties SWZ en DeltaWonen gewerkt aan

een visie voor de ruimtelijke vernieuwing van de hele

Diezerpoort. Daar zijn ook maatschappelijke organisaties,

winkeliers, ondernemers en bewoners bij betrokken.

‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ heet dat, waarbij de eigen

kracht en dynamiek van de wijk centraal uitgangspunt is.

Eind 2010 heeft dat intensieve en interactieve proces van

‘Duurzaamheid is een leidend thema in al onze projecten’

èè

ROM_11_01_02.indd 41ROM_11_01_02.indd 41 2/1/2011 10:02:23 PM2/1/2011 10:02:23 PM

Page 44: ROm 1/2 2011

Praktijkdossier

denken, praten en tekenen een fraai boekwerk opgeleverd

‘Gedroomd Diezerpoort’. Dit dient als ontwikkelingskader

voor de hele wijk gedurende de komende tien jaar.

Er zullen weinig woningen worden gesloopt. Wel gaan er in

de portiekfl ats samenvoegingen plaatsvinden, krijgen de

Stooklasten in veel gevallen met bijna vijftig procent gereduceerd

toegangen een eigentijdser uitstraling, en worden garage-

boxen in de plinten omgebouwd tot betaalbare woningen

met tuin. De variatie aan woonmilieus en leefstijlen zal

toenemen, zodat de hele wijk levensfase-proof is en

aantrekkelijk blijft voor starters.

Parallel aan het opstellen van het ontwikkelingskader voor

Diezerpoort als geheel is er gewerkt aan een duurzaam-

heidsvisie voor Dieze-Oost. Christian Voortman: ‘Met 1350

woningen, die worden aangepakt, ligt daar de grootste

fysieke opgave en de hoogste prioriteit. En de kans om in

één keer de buurt te verduurzamen.’ Om de opties helder in

beeld te krijgen, is aan adviesbureau TTE gevraagd een

aantal scenario’s uit te werken met een oplopende graad

van duurzaamheid. In het najaar van 2009 is de Duurzaam-

heidsvisie Dieze-Oost gepresenteerd. ‘De scenario’s maken

het begrip duurzaamheid concreet en meetbaar, en laten

heel mooi zien welke keuzes je kunt maken. Ze zijn

waardevrij’, aldus Voortman. ‘De scenario’s schetsen een

horizon, een eindbeeld over 25 jaar. We zijn met de

scenario’s aan de slag gegaan om te kijken welk niveau we

graag zouden willen bereiken en welk niveau we

het meest realistisch

vonden. Daarvoor

hebben we zogenaam-

de “beren en geweren”-

sessies gehouden, waarin de

januari/februari 2011

42

ROM_11_01_02.indd 42ROM_11_01_02.indd 42 2/1/2011 10:02:31 PM2/1/2011 10:02:31 PM

Page 45: ROm 1/2 2011

scenario’s uitvoerig zijn doorgesproken op hun betekenis,

de gevolgen, de knelpunten en de oplossingen daarvoor. Er

is kennis vergaard over duurzaamheid, integraal werken en

samenwerking.’

Duurzame-dienstenbedrijfHet scenariodenken is goed gevallen bij de gemeente Zwolle.

De belangrijkste constatering is volgens Christian Voortman

dat ‘de mate van duurzaamheid die je kunt bereiken, niet

wordt belemmerd door techniek, maar dat dit vooral

afhankelijk is van de mate van samenwerking, zowel

organisatorisch als fi nancieel.’

Een belangrijke constatering was ook dat bij alle vijf

scenario’s het aanbrengen van LTV (Lage Temperatuur

Verwarming) loont. Een woning die is voorzien van LTV

kan aangesloten worden op elk willekeurig energieconcept.

De corporaties nemen door de informatie uit de workshops

nu al het initiatief om LTV als optie te overwegen in de

woningen die binnenkort aan de beurt zijn voor herstructu-

rering, ook al omdat de

meerkosten ten

opzichte van het

traditionele HTV

gering zijn. SWZ

start in maart

met de Isaac van

Hoor nbeekstraat ,

Dieze-Oost

èè

èè

januari/februari 2011

43

ROM_11_01_02.indd 43ROM_11_01_02.indd 43 2/1/2011 10:02:50 PM2/1/2011 10:02:50 PM

Page 46: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

44

Praktijkdossier

januari/februari 2011

44

sloop/nieuwbouw van de maisonnettefl at aan de Geert

Grootestraat. Deze fl at wordt vervangen omdat door

verschillende verdiepingshoogten samenvoegen niet

mogelijk was. ‘In de nieuwbouw (een appartementengebouw

van 22 appartementen) brengen we LTV aan in de woning,

de EPC is 0,6 behaald volgens de principes van de Trias

Energetica (dus eerst de schil, duurzame energiebronnen en

tot slot beperking fossiele brandstoff en). Daarnaast worden

er loze leidingen aangelegd om in de toekomst energie te

winnen op het dak en naar de woningen te brengen,’ legt

Giska Eisma uit. Naar verwachting start DeltaWonen in

april met de modernisering aan het Simon van Slingelandt-

plein en omgeving. Op het gebied van duurzaamheid,

warmte-isolatie en geluidsisolatie gaan de woningen er sterk

op vooruit, vertelt Erwin Stuiver. ‘De stooklasten worden in

veel gevallen (bij een gemiddeld verbruik) met bijna vijftig

procent gereduceerd.’

Al vrij snel werd duidelijk dat de fundamentele keuze, die

voorligt, is of de partijen willen samenwerken in een

duurzame-dienstenbedrijf. Zowel de corporaties als de

gemeente willen minimaal met scenario ‘Energiek’ aan de

slag (zie uitleg in kaderartikel, MB). Voortman vat de keuze

als volgt samen: ‘Gaan wij op basis van de keuze voor

“Energiek” zoeken naar een exploitant die het voor ons gaat

doen, met als waarschijnlijk resultaat dat de energie niet

veel scherper aangeboden zal worden dan het “Niet Meer

Dan Anders”-principe en het grootste deel van de revenuen

naar de exploitant en dus het gebied uitgaan, of gaan wij zelf

als maatschappelijk bedrijf investeren in de energievoorzie-

ning, waardoor de revenuen wel ten goede komen aan de

wijk? Daar halen we ons een boel mee op de hals maar het

niveau van duurzaamheid wordt hoger en een belangrijk

doel van de corporaties (verlaging woonlasten) komt

dichterbij.’

Bestuurlijke knopenNadat de bestuurders in een aantal werksessies in de wijk

zijn meegenomen in de verschillende scenario’s heeft de

stuurgroep Diezerpoort in oktober vorig jaar aangegeven de

keuze voor minimaal scenario 3 te delen. Maar ze heeft

tegelijk bevestigd dat de ambities hoger liggen en voorge-

steld om doorzettingskracht te creëren in de vorm van een

duurzame-dienstenbedrijf (DDB) Dieze-Oost. In december

is een samenwerkingsovereenkomst getekend, waarin de

gemeente het voortouw neemt en als eerste eigenaar zal

optreden van zo’n DDB. De corporaties geven aan te willen

participeren, maar willen daar nu nog geen besluit over

nemen. Tijdens de pioniersfase, over heel 2011, moet

duidelijk worden of er een sluitende businesscase voor het

duurzame-dienstenbedrijf mogelijk is. Er moet onder

andere duidelijkheid komen over de rechtsvorm, de rol van

de participanten, de besteding van de inkomsten en de rol

van de particuliere huiseigenaren. ‘Die laatste groep hebben

we even buiten beschouwing gelaten, maar het zal duidelijk

zijn dat het ook voor hen aantrekkelijk moet zijn om te

participeren in de gezamenlijke energievoorziening en

andere duurzame diensten. Daar hebben we allemaal baat

bij. Er komt een apart communicatietraject voor’, zo legt

Christian Voortman uit.

‘Samen naar een duurzame voorraad’

Het convenant benoemt als vertrekpunt dat:

1. Alle partijen het belang zien van energiebesparing,

vanwege het klimaat, de eindigheid van fossiele

brandstoff en en de stijging van de energieprijzen in

relatie tot de woonlastenontwikkeling.

2. Naast energiebesparing het belang wordt gezien

van een duurzame voorraad, waarbij het gaat om de

aspecten milieu (o.a. water- en materiaalgebruik),

gezondheid, gebruikskwaliteit (o.a. toegankelijk-

heid en veiligheid) en toekomstwaarde

(o.a. aanpasbaarheid en toekomstgerichte

voorzieningen).

3. Alle partijen hun verantwoordelijkheid willen

nemen in het bijdragen aan de realisatie van

doelstellingen die op nationaal niveau zijn vastge-

steld. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als voor de

bestaande voorraad.

4. Om de opgave succesvol aan te pakken samenwer-

king tussen de partijen voorwaarde is.

De horizon van het convenant is het jaar 2020. Elk

jaar worden concrete prestatieafspraken gemaakt.

Omdat de opgave enorm is, is een thematische

onderverdeling gemaakt in woninggebonden gedrag

en samenwerking. De kernbegrippen zijn hierbij

onder meer:

• strategisch voorraadbeheer koppelen aan planmatig

onderhoud;

• slimme fi nancieringsconstructies zijn nodig om

duurzame maatregelen te nemen;

• gedragsverandering bij bewoners wordt gestuurd

door fi nanciële prikkels, communicatie en lagere

woonlasten;

• samenwerking tussen gemeente en corporaties is

essentieel om de stad duurzaam te ontwikkelen.

Willen partijen samenwerken in een duurzame- dienstenbedrijf ?

ROM_11_01_02.indd 44ROM_11_01_02.indd 44 2/1/2011 10:03:11 PM2/1/2011 10:03:11 PM

Page 47: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

45

De komende periode zal in het teken staan van kwartier

maken en de geplande ontwikkelingen goed op elkaar

afstemmen. Projectmanager Diezerpoort Martin Klapwijk:

‘De aanpak van de eerste driehonderd woningen staat op

punt te beginnen. Met het oog op het minimaal gewenste

ambitieniveau mogen nu geen onomkeerbare keuzes

gemaakt worden die de te realiseren ambities in de weg

staan.’ Het Pioniersteam met deskundigen en vertegenwoor-

digers van betrokken organisaties biedt de komende

maanden ondersteuning aan herstructureringswerkzaamhe-

den in Dieze-Oost. ‘De gemeente houdt bij de aanpak van de

openbare ruimte rekening met de herstructurering door de

corporaties en de inpassing van een gezamenlijk energiesys-

teem. De corporaties hebben toegezegd hun vastgoed in

Dieze-Oost aan te sluiten op de energievoorziening van het

duurzame-dienstenbedrijf, de woningen te voorzien van

Lage Temperatuur Verwarming (LTV) en de isolatie af te

stemmen op LTV.’

Het is daarbij van groot belang om op zeer korte termijn via

een bestedingsvoorstel de € 0,8 miljoen, die de provincie

Overijssel vanuit het programma Investeren in Overijssel

heeft gereserveerd, veilig te stellen. Cristian Voortman: ‘Die

acht ton is hard nodig, omdat we een collectief systeem

nodig hebben, zodat de eerste woningen die worden

aangepakt straks mee kunnen het DDB in. Normaal

gesproken zouden met een dergelijk aantal woningen

individuele goedkopere systemen worden toegepast. Door

gelijk collectief te gaan, geven we meer geld uit, maar dat

loont op de langere termijn vanwege het DDB. We maken zo

een vliegende start.’

Marcel Bayer é

ROM_11_01_02.indd 45ROM_11_01_02.indd 45 2/1/2011 10:03:11 PM2/1/2011 10:03:11 PM

Page 48: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

46

RO snippers RO snippers

Woord plus beeld

Wat een prachtige omgeving en historie heeft de

directe omgeving van Amsterdam eigenlijk. Of

het nu om de Beemsterpolder – onlangs uitgeroe-

pen tot UNESCO Werelderfgoed -, het Fort bij

Spijkerboor, een onderdeel van de Stelling van

Amsterdam of de waterleidingduinen – ooit

ontwikkeld door Jacob van Lennep – gaat. De

onderlinge relaties met de hoofdstad zijn af en

toe evident en nog steeds zichtbaar, maar zijn

in de loop der tijd wat ondergesneeuwd. Koen

Kleijn slaagt erin door thematische anekdotes te

combineren met overtuigende foto’s een zekere

vorm van bewijsvoering voor de totstandkoming

van de metropoolregio te leveren. (RC)

KOEN KLEIJN 2010 : B U I T E N A MS T E R DA M ; K L E I N E

G E S C H IE DE NI S VA N DE ME T ROPO OLR E G IO, STADSRE

GIO AMST ERDAM/UI TGEVERIJ T HOT H, BUSSUM,

I SBN 9789068685350. 84 BLZ .

Staalkaart Cultuurfonds De subsidieactiviteiten van Bouwfonds Cultuur-

fonds zijn weliswaar per 1 januari 2010 gestaakt,

maar dat heeft de directie van het Bouwfonds er

gelukkig niet van weerhouden een deel van de

ruim duizend projecten die de afgelopen 22 jaar

zijn gerealiseerd te boekstaven. Met als resultaat

een fraai, geografi sch geordend en gedocumen-

teerd boek met overtuigende fotografi e van

Marsel Loermans waaruit de grote variëteit aan

culturele activiteiten op het snijvlak van bouwen,

gebouwde omgeving, architectuur en ruimte-

lijke ordening blijkt. Het gaat om restauraties,

verbouwingen, beeldende kunst of vormen

van natuurbehoud die zonder subsidie niet tot

stand konden worden gebracht. In totaal is er 13

miljoen euro gespendeerd aan het boerenhek-

kenproject in Elburg of de spectaculaire verplaat-

sing en restauratie van het oude stationsgebouw

in Houten. Zo staat “Meer dan stenen” vol van

opvallende voorbeelden. Het valt te hopen dat

een dergelijke vorm van cultuursponsoring in

enige vorm zal worden gecontinueerd. (RC)

FON S VAN MEIJG AARDEN EN JACQUE S POELL

2010 : M E E R DA N S T E NE N ; 2 2 JA A R B O U W F O N D S

CULT UURF ONDS , HOEVEL AKEN

Metropolitaan openbaar vervoerDe Europese en ruimtelijke ambities van de

Metropoolregio Amsterdam leiden onvermijde-

lijk tot een verdere ontwikkeling en integratie

van een samenhangend openbaar vervoer

netwerk op regionale schaal. Oftewel een

kwaliteitssprong naar metropolitaan vervoer,

waarin metro en trein een dominante rol spelen.

Het spoornetwerk rondom Amsterdam heeft

weliswaar een ‘cruciale verdeelfunctie’, volgens

Bart van der Heijden en Cor van Hierden van

de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Ordening,

maar er zal fors geïnvesteerd moeten worden in

een betrouwbare en robuuste spoorverbinding

voor goederen en reizigers wil de huidige groei

niet tot storingen of calamiteiten leiden. Het

gaat dan om de spoor- en stationcapaciteit op

het oostelijk deel van de Zuidtak HSL-Oost,

een eventuele IJmeerverbinding met Almere

en diverse spoorbogen. ‘Het vollopen van de

spoorring met treinen vraagt om maatregelen

die uiteenlopen van slimmer benutten tot fysiek

uitbreiden van het spoor of de stationscapaci-

teit’. (RC)

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

B ART VAN DER HEIJDEN EN COR VAN HIER DEN

2010 : H E T R A I L N E T W E R K R U G G E N G R A AT VA N DE

ME T ROPO OLR E G IO, PL ANAMST ER DAM 04/2010,

DIEN ST RUIMT ELIJKE OR DENING GEMEEN T E

AMST ERDAM, 32 BLZ .

L’Afrique c’est chicEen onverwacht onderwerp dat de laatste tijd

zijn intrede heeft gedaan in de vele publicaties

over Afrika is verstedelijking en architectuur.

Op zich is verstedelijking in Afrika geen nieuw

onderwerp, maar meestal werd het benaderd

vanuit een sociaal en economisch geografi sche

invalshoek, gespiegeld aan westerse theorieën

over stadsgenese in de langzaam ontwikkelende

Europese samenleving. Het onlangs verschenen

boek van Doug Saunders Arrival City past in die

traditie, hoewel Saunders afstapt van de aanname

waarin verschillende fasen van verstedelijking als

statisch worden gezien. Hij ziet steden als zones

van transitie met een duidelijke dynamiek.

Onlangs verscheen bij NAi Uitgevers l’Afrique c’et

chic. Architectuur en planning in Afrika 1950-1970.

Hoewel de titel misschien een weinig actuele indruk

wekt is juist deze periode in de stadsontwikkeling

van Afrika fundamenteel voor sociale en economi-

ROM_11_01_02.indd 46ROM_11_01_02.indd 46 2/1/2011 10:03:29 PM2/1/2011 10:03:29 PM

Page 49: ROm 1/2 2011

januari/februari 2011

47

RO snippers

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

Hugo Priemus

gelauwerd met

Hudig-penning

Prof. dr. Hugo

Priemus is recent

onderscheiden met de Hudig-penning

vanwege zijn grote bijdrage aan de

volkshuisvesting en de ruimtelijke

ontwikkeling. Het bestuur van de Hudig-

penning roemt zijn werk op het snijvlak

van onderzoek, praktijk en beleid. ‘Zijn

sterke analyses kan hij in een volstrekt

eigen stijl glashelder voor het voetlicht

brengen. Met zijn enorme expertise en

onderzoekservaring kan hij als geen ander

een empirische basis geven aan beleid. Zijn

optredens in kamercommissies, adviescom-

missies en -raden zijn talrijk en worden

hoog gewaardeerd’, aldus het bestuur.

De Hudig-penning is in 1934 ingesteld ter

nagedachtenis aan één der voormannen

van de volkshuisvesting en stedenbouw

in Nederland, de progressieve liberaal

mr. D. Hudig. Het Nirov voert het secre-

tariaat van de mr. D. Hudig-stichting.

Bekker: Raad van

Toezicht van Nicis

Institute

Prof. mr. Roel Bekker

(1947) is recent

toegetreden tot de Raad van Toezicht van

Nicis Institute. Bekker is sinds juli 2010

bijzonder adviseur bij de Algemene

Bestuursdienst van het Rijk. Daarnaast is

hij bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudin-

gen aan de Universiteit Leiden. Hij was

daarvoor werkzaam als Secretaris-Generaal

Verandering Rijksdienst. In 1992 onder-

brak hij zijn carrière als topambtenaar bij

de overheid om senior partner te worden

bij Twijnstra Gudde Management Consul-

tants. Zes jaar later keerde hij terug bij de

rijksoverheid als secretaris-generaal bij het

ministerie van VWS.

Rommers

AgendaAgenda

Seminar/studiedag

Van boerenkar tot PC Hoofttractor

Seminar over veranderend gebruik van

plattelandswegen, ter gelegenheid van de

pensionering van Rinus Jaarsma.

Datum: 11 maart 2011

Plaats: Wageningen, gebouw Gaia,

Droevendaalsesteeg 3.

Info: Jasper de Vries ([email protected])

Studiedag Collectief Particulier

Opdrachtgeverschap

Een toekomst voor zelfbouw

Datum: 19 april maart 2011

Plaats: Stadscafé De Observant, Amersfoort

Info: www.nirov.nl/cpo

Studiedag Duurzaam Voorraadbeheer

Een nieuwe toekomst voor jaren 70- en

80-wijken

Datum: 15 maart 2011

Plaats: Buurtcentrum ‘t Schippertje,

Oosterstraat 16 te Leiden

Info: www.nirov.nl/dvb

sche ontwikkelingen die door anderen vanuit een

meer hedendaags perspectief worden beschreven.

L’Afrique c’est chic is in feite een tijdschrift in

de reeks Oase, een tweetalig, internationaal

tijdschrift over architectuur, stedenbouw

en landschapsontwerp dat drie keer per jaar

verschijnt. Dit speciale nummer over architec-

tuur in Afrika begint met een leerzame

historiografi e van de architectuur in Afrika. De

bijdragen van verschillende wetenschappers

over Mozambique en Congo laten behalve de

architectonische kant ook ontluisterend helder

de voortdurende invloed zien van de voormalige

kolonisators in de jonge democratieën. Maar ook

de politieke en economische banden met nieuwe

vrienden zijn duidelijk zichtbaar in de structuren

van steden en bebouwing. Haim Yacobi beschrijft

in zijn bijdrage hoe Israel vanuit een ideologische

verwantschap, maar desalniettemin vanuit een

compleet ander ontwikkelingsperspectief, kennis

en ideeën naar Afrika brengt en hoe dit zich

manifesteert in het stedelijke landschap.

De uitgebreide slotbijdrage van Viviane d’Auria

en Bruno De Meulder laat zien dat de huidige

‘moderne kolonisatie’ van Afrika door China en

Dubai niets nieuws is. Het Volta River Project geeft

een leerzaam inkijk in de eff ecten van grootscha-

lige planning en interventie in Afrika. De auteurs

betogen met recht dat het verstandig is projecten

als deze te betrekken in de huidige discussie, die

nu te veel ideologisch en politiek ingestoken lijkt.

Een fascinerende en onverwachte noot in dit

wetenschappelijke overzicht over stedenbouw en

verstedelijking in Afrika vormt de fotoreportage

van de jonge Congolese fotograaf Sammy Baloji.

In beelden laat hij zien wat veel woorden niet

kunnen beschrijven, de fysieke manifestatie van

de transitie van stad naar platteland. Vanuit het

centrum van Maputo reist de kijker de stad uit.

Een omgekeerd perspectief dat een breuk vormt

met de klassieke benadering van de trek van

platteland naar stad. Een reis van weelde naar

armoede, een wandeling ook door de tijd, waar de

resten van koloniale bouw steeds verder naar de

randen van de stad lijken te zijn gedrukt. Maar

waarin ook het verval van de dekoloniale steden-

bouw van de stadscentra steeds duidelijker wordt.

Helaas mist het boek samenhang door de breedte

van het thema en het feit dat de onderwerpen

meer bepaald lijken door de interessevelden van

de, overigens zeer deskundige, auteurs dan door

een duidelijk visie of boodschap vooraf. Daarbij is

de schrijfstijl minder toegankelijk voor een breed

publiek, maar deze publicatie richt zich dan

ook duidelijk op een ingewijd, wetenschappelijk

onderlegde doelgroep en is uitgebreid voorzien

van voetnoten en literatuurverwijzingen.

L’AFRIQUE C ’E ST CHIC , ARCHI T ECTUUR EN

PL ANNING IN AFRIK A , 19501970

JOHAN L AG AE , TOM AVERM AE T E EN DAVID DE

BRUIJN REDACT IE

OA SE #82, NAI UI TGEVER S , 2010

I SBN 9789056627751, € 19,95

HT TP://WWW.NAIPUBLI SHER S .NL/ARCHI T ECTUUR/

OA SE82_NL .HTML

Carien J. Touwen é

ROM_11_01_02.indd 47ROM_11_01_02.indd 47 2/1/2011 10:03:34 PM2/1/2011 10:03:34 PM

Page 50: ROm 1/2 2011

Colofon

Abonnementen/klantenservice

Reed klantenservice

Postbus 808

7000 AV Doetinchem

telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161

e-mail: [email protected]

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu

en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen,

regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan

via website www.romagazine.nl.

Jaarabonnement:

• standaard € 169,95 incl. btw

• studenten en VVM- en NIROV-leden

€ 89,95 incl. btw

• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op

hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw

• losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan,

doch slechts worden beëindigd indien schrifte-

lijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november

van de lopende jaargang is opgezegd. Bij

niet-tijdige opzegging wordt het abonnement

automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROmagazine

verschijnt in maart. Uw opgegeven gegevens

kunnen door Reed Business bv en geselecteerde

bedrijven worden gebruikt voor het toezenden

van informatie en/of speciale aanbiedingen.

Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich

schriftelijk richten tot:

Reed Business bv

t.a.v. Adresregistratie

Postbus 808

7000 AV Doetinchem

ISSN 1571-0122

Jaargang 29 nr. 1/2

januari/februari 2011

ROmagazine is het maandelijkse vak blad

voor de ro’er bij gemeente en provincie,

de rijksoverheid, marktpartijen en

maatschappelijke organisaties. ROmaga-

zine biedt actuele informatie over

ontwikkelingen in het beleid, beschrijft

best cases in de uitvoering van dat beleid

en biedt een platform voor opinies over de

ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave

is de grootst mogelijke zorg besteed: voor

onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-

den auteur(s), redactie en uitgever geen

aansprakelijkheid. Voor verbetering van

onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

Redactieadres

Reed Business bv

Postbus 152

1000 AD Amsterdam

telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20

e-mail: [email protected]

Redactie

Marcel Bayer (hoofdredacteur),

Karl Bijsterveld, Max Rozenboom

(eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den

Brand, Martin de Jong, Michel Robles,

Marieke Vos

Medewerkers

Karl Bijsterveld, Jaco Boer, Pieter van den

Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra,

Addo van der Eijk, Mark Hendriks,

Martin de Jong , Bas Husslage, Loek

Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée,

Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas

Rozenboom (cover)

Uitgever

Heleen Kooistra

Website

www.romagazine.nl

Advertenties

Acquire Media

Faradaystraat 4A

8013 PH Zwolle

telefoon: 038-460 63 84

e-mail: [email protected]

januari/februari 2011

48

In maartRuimtelijk bekeken

Gebiedsconcessie moet ontwikkelingen op stoom houden Het zijn onzekere tijden voor gemeentelijke

grond- en ontwikkelingsbedrijven. Ook in

Rotterdam stapelen de tekorten zich op. Er is

nauwelijks grond meer voorradig en het geld

om grootschalig te investeren ontbreekt. Om

ontwikkelingen aan de gang te houden en de

regie niet geheel te verliezen, experimenteert

het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam met

verschillende werkvormen. Een daarvan is de

gebiedsconcessie.

WaboWijsHet hele jaar besteedt ROmagazine aandacht

aan de toepassing van de Wabo in de

praktijk; in reportages bij gemeenten,

interviews, praktijkcases. In samenwerking

met deskundigen (zowel adviseurs, als

gemeentelijke beleidsambtenaren). In de

tweede afl evering aandacht voor de

werkprocessen bij de gemeenten en de

hamvraag: is het nu voor de aanvrager

sneller en eenvoudiger geworden om een

Omgevingsvergunning aan te vragen?

Interview

Maarten HajerEen discours over de traditie en de tijdgeest in

de ruimtelijke ordening in tien afl everingen.

Tien interviews met toonaangevende

personen over het einde van de rijkssturing, de

nieuwe regierol van provincies en gemeenten,

de ruimte voor de markt en de samenleving. In

deze afl evering Maarten Hajer, directeur van

het Planbureau voor de Leefomgeving.

Trend

Energierotonde NL

Nederland ‘power hub’, Noord-Nederland

‘Energy Valley’ en ‘gasrotonde van Europa’.

Energievisioenen te over bij het kabinet.

Maar wat is werkelijk haalbaar? En wat zijn

de consequenties voor de ruimte en de

leefkwaliteit? Steenkool, gas en atoomstroom

staan met hun neus vooraan. Wat blijft erover

van de ‘duurzame’ plaatjes en Europese

CO2-doelstellingen. ROMagazine schetst de

energetische toekomstkaart van Nederland.

advertentieZorgenWelzijnA4.indd 1 3-3-2009 15:36:23ROM_11_01_02.indd 48ROM_11_01_02.indd 48 2/1/2011 10:03:35 PM2/1/2011 10:03:35 PM

Page 51: ROm 1/2 2011

• Met nieuws uit de sectoren • interviews en achtergronden • verhalen van de werkvloer • weblogs en opinies

Bezoek het vernieuwde zorgwelzijn.nl

ACTUEEL THEMA BELEID WERKVLOER MENINGEN SERVICE

www.zorgwelzijn.nl: hét platform voor sociale professionals

De website www.zorgwelzijn.nl heeft sinds kort een ge-heel nieuwe look en feel. De site geeft een overzichtelijk beeld van het actuele nieuws uit de zorg- en welzijnssec-tor. Zorg + Welzijn groeit op het web uit tot hét platform voor sociale professionals. Of u nu geïnteresseerd bent in artikelen over jeugdzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg, welzijns-werk, integratiebeleid of opvang - de gebruiksvriendelij-

ke tabs wijzen u de weg. Naast het nieuws uit de sectoren biedt de site interviews, achtergronden, beleidsnieuws en verhalen van de werkvloer. Bovendien kunt u reageren op artikelen, van u laten horen in rubrieken als Uit het veld, meningen publiceren op de opiniepagina of zelf gaan webloggen over eigen praktijk. Ga eens kijken op de nieuwe website en laat van u horen via [email protected]

Lees ook het gerestylde Zorg + Welzijn Magazine!

advertentieZorgenWelzijnA4.indd 1 3-3-2009 15:36:23ROM_11_01_02.indd 49ROM_11_01_02.indd 49 2/1/2011 10:03:37 PM2/1/2011 10:03:37 PM

Page 52: ROm 1/2 2011

Uw abonnement op meer OR-invloed Als lid van de ondernemingsraad ontwikkelt u vooral invloed met voldoende kennis van zaken. En dat is nog ingewikkeld genoeg. De ontwikkelingen op OR-gebied gaan snel en de wetgeving verandert voortdurend. Gelukkig is er een magazine dat u van maand tot maand helder informeert over de actuele stand. Alles overzichtelijk gerubriceerd, makkelijk toegan-kelijk en helder verwoord: Praktijkblad Ondernemingsraad.

Alle OR-informatie in klare taalPraktijkblad Ondernemingsraad schrijft in een frisse, heldere stijl: in klare taal wordt het laatste OR-nieuws én de onderliggende verbanden duidelijk gemaakt. In ieder nummer vindt u acht pagina’s Praktijkkatern boordevol praktische tips en makkelijke checklists, diepte-interviews, columns, rondetafelgesprekken met deskundigen, heldere analyses en structurele aandacht voor ontwikkelingen in de wetgeving en arbeidsverhoudingen. Centraal staan ook de menselijke aspecten van het OR-werk: een prima ruggesteun om het inzicht in uw eigen rol en positie te versterken. Praktijkblad Ondernemingsraad en www.Ornet.nl.

Proef Praktijkblad Ondernemingsraad een kwartaalMet Praktijkblad Ondernemingsraad staat u als OR’er sterker en kunt meer invloed uitoefenen op het ondernemingsbe-leid. Probeer Praktijkblad Ondernemingsraad met een voordelig kwartaalabonnement en ontvang hét vakblad voor de OR ter introductie drie maanden voor slechts € 9,99.

Kijk voor meer informatie op www.ornet.nl/praktijkbladondernemingsraad

OR

net.

nl

Nieuwe prijs Het beste OR-succes van het jaarOnderzoek: ondernemingsraden tevreden over scholing

Knorr: OR-voorzitter start nieuwe fabriekPraktijkkatern: wat is een echt advies?

Jaargang 30Maart 2008

Nr. 3

OR

net.

nl

Arbocatalogus: postorderboek voor arbo-oplossingen?Belastingdienst: medezeggenschap participeert Zorgsector: ondernemingsraden in spagaatPraktijkkatern: creatief de achterban betrekken

Jaargang 30

April 2008

Nr. 4

OR

net.n

l

Vertrouwen: OR’en sturen

bestuurders weg

Enquête: relatie OR en bestuurder

Milieu: groene arbeidsvoorwaarden

Praktijkkatern: OR en bedrijfshulpverlening

Jaargang 30

Mei 2008

Nr. 5

ROM_11_01_02.indd 50ROM_11_01_02.indd 50 2/1/2011 10:03:37 PM2/1/2011 10:03:37 PM